KULAK gaat voor 50% meer studenten - KU Leuven
KULAK gaat voor 50% meer studenten - KU Leuven
KULAK gaat voor 50% meer studenten - KU Leuven
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
EEN LEVEN LANG<br />
Romanist en beleidsman Mark Debrock<br />
“We sluiten de rangen<br />
onvoldoende”<br />
Ludo Meyvis<br />
Een gesprek met professor Mark Debrock is een uitdaging. Het probleem is niet<br />
dat hij te weinig zou vertellen, maar eerder andersom: er komt geen éinde aan<br />
zijn verhalen, bespiegelingen, off-the-record onthullingen, enzo<strong>voor</strong>t. En zeggen<br />
dat zijn loopbaan belichten op zich al een heksentoer is.<br />
Professor Debrock bracht zijn jeugd door<br />
in Oostende. Daar liep hij ook college.<br />
“Twee klasgenoten uit mijn retorica zijn<br />
ook prof geworden in <strong>Leuven</strong>. Het zal dus<br />
wel een goede lichting geweest zijn. Dat<br />
ik zelf een universitaire loopbaan zou uitbouwen,<br />
was toen nochtans niet zo evident,”<br />
zegt hij.<br />
Via een omweg naar de wetenschap<br />
“Op het einde van mijn humaniora dacht<br />
ik, zoals veel andere collega’s, de Kerk te<br />
moeten dienen en ik heb dat ook een aantal<br />
jaren gedaan. Het bleek niet de goede<br />
keuze. Daarna heb ik mijn legerdienst<br />
vervuld, en pas daarna ben ik naar <strong>Leuven</strong><br />
gekomen. Romaanse Filologie, van 1959<br />
tot 1963. Academisch gezien zat<br />
Romaanse toen in een wat vreemde situatie.<br />
De <strong>studenten</strong> die zich inschreven op<br />
de Nederlandse taalrol werden in de eerste<br />
week van de eerste kandidatuur verwelkomd<br />
door een prof die zei enige<br />
moeite te hebben met het gegeven dat<br />
ook Nederlandstalige <strong>studenten</strong><br />
Romaanse wilden studeren. Er was <strong>voor</strong><br />
de romanisten helemaal geen eigen kader<br />
binnen de Vlaamse Letterenfaculteit. Het<br />
was tot in het begin van de jaren ’60 ook<br />
uitgesloten dat Nederlandstaligen toegelaten<br />
werden tot het doctoraat, om maar<br />
iets te noemen. De eerste Vlaamse collega’s<br />
zijn pas in 1968 gepromoveerd. Dat<br />
gaf natuurlijk problemen bij de splitsing:<br />
er was nauwelijks enig potentieel<br />
Nederlandstalig kader. Dus moesten nogal<br />
wat docenten gezocht worden buiten<br />
<strong>Leuven</strong>. Op termijn is dat trouwens wel<br />
een heel goede zaak geweest. Het <strong>voor</strong>kwam<br />
academische inteelt, waar <strong>Leuven</strong><br />
net zoals de andere Vlaamse universiteiten<br />
toen, en misschien nog steeds, wat<br />
onder leed. De splitsing zorgde wel <strong>voor</strong><br />
een stroomversnelling bij de benoemingen.<br />
Zelf had ik toen al een paar jaar in het<br />
secundair onderwijs gestaan. Doordat er<br />
zo weinig romanisten beschikbaar waren,<br />
was dat keihard werken - tot 35 uur les<br />
per week.”<br />
“Met de wetenschappelijke wereld<br />
heb ik het contact nooit verloren, maar<br />
een doctoraat werd materieel pas mogelijk<br />
toen ik assistent werd, in 1968.<br />
Omdat ik een onderwijsopdracht kreeg<br />
binnen de linguïstiek, heb ik geopteerd<br />
<strong>voor</strong> een vergelijkende studie tussen het<br />
Nederlands en het Frans, <strong>voor</strong>namelijk<br />
via een akoestische analyse, met een computer<br />
van de eerste generatie die nu al<br />
lang informatica-archeologie is. Ik heb<br />
een postgraduaat gevolgd in Mons. Het<br />
waren zware jaren want vanaf ons eerste<br />
jaar assistentschap moesten we meteen<br />
een lesopdracht vervullen.”<br />
“Ik ben gepromoveerd in 1975, en<br />
werd kort daarna in het academisch corps<br />
benoemd. Mijn lesopdracht werd uitgebreid<br />
en daarnaast werd ik ook belast met<br />
de academische lerarenopleiding. Mijn<br />
colleges lagen alle wel min of <strong>meer</strong> in de<br />
lijn van mijn onderzoeksinteresse, zodat<br />
toch een mooi aantal publicaties gerealiseerd<br />
kon worden.”<br />
Vangers en wringers<br />
“Hoe ik in het beleid verzeild raakte?<br />
Eind juni 1981 hadden we een residentiële<br />
stageweek <strong>voor</strong> leraren georganiseerd in<br />
Frankrijk. Toen ik terugkwam, stond een<br />
thesisstudente me op te wachten. Ze<br />
wenste me proficiat. Ik wist hoegenaamd<br />
niet waar ze het over had. Haar vader, de<br />
toenmalige decaan van de Faculteit<br />
Wetenschappen, had haar verteld dat er<br />
over mij gesproken was tijdens de<br />
Academische Raad. Ik vond ook een<br />
briefje dat ik dringend contact moest<br />
opnemen met het rectoraat, maar wist<br />
nog altijd niet waarover het ging. Rector<br />
De Somer deelde mij toen mee dat hij<br />
wilde dat ik Groeps<strong>voor</strong>zitter <strong>voor</strong> de<br />
Humane Wetenschappen werd, samen<br />
met Walter van Gerven. En dat het al<br />
doorgegeven was ‘aan Mechelen’, dus of<br />
ik maar meteen wilde aanvaarden. Of ik<br />
dat ook wilde, interesse had en bekwaam<br />
was, bleek bijna bijkomstig...”<br />
“Dat was natuurlijk een beetje de stijl<br />
van rector De Somer. Hij hield me <strong>voor</strong><br />
dat ik drie soorten collega’s zou ontmoeten:<br />
vangers, wringers en werkers. Een<br />
niet zo heel fijnmazige typologie. Maar ik<br />
moest <strong>voor</strong>al vermijden veel tijd te stoppen<br />
in de eerste twee categorieën. Ik heb<br />
toch nog een pààr dagen bedenktijd kunnen<br />
afpingelen, en heb dan uiteindelijk<br />
toegezegd. Ik werd meteen <strong>voor</strong> de leeuwen<br />
gegooid, maar kon gelukkig terugvallen<br />
op collega van Gerven, die al vroeger<br />
ervaring had opgedaan en zich <strong>voor</strong>namelijk<br />
zou bezig houden met facultaire<br />
kwesties, terwijl ik met centrale aangelegenheden<br />
werd belast. Dat De Somer bij<br />
mij terechtgekomen was, heeft allicht te<br />
maken gehad met mijn werk in Lovan, de<br />
assistentenvereniging. Na één semester<br />
vertrok van Gerven naar de<br />
Bankcommissie, en rector De Somer<br />
vond nogal snel dat ik de job <strong>voor</strong>taan<br />
ook wel alleen zou aankunnen. De Somer<br />
was allesbehalve een modale prof. Hij had<br />
een sterke persoonlijkheid, een enorm<br />
scherp verstand, en een uitgesproken<br />
visie op de universiteit. Hij was geen dossiervreter,<br />
maar doorzag snel heel veel. En<br />
hij had een natuurlijk gezag, binnen en<br />
buiten de universiteit. Dat wist hij van<br />
zichzelf, en hij schrok er bij<strong>voor</strong>beeld ook<br />
niet <strong>voor</strong> terug om een staatssecretaris<br />
<strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek wiens<br />
visie hem niet beviel, publiek <strong>voor</strong> schut<br />
te zetten. Zijn conviviale manier van<br />
besturen zou nu allicht niet <strong>meer</strong> kunnen,<br />
maar dat hij onze universiteit groot<br />
gemaakt heeft, is evident. Groter dan hij<br />
zelf dacht trouwens. Hij heeft me ooit<br />
Mark Debrock:<br />
“Onze<br />
universiteiten<br />
hebben<br />
toenadering<br />
nodig, zeker in<br />
het Bolognatijdperk.”<br />
verteld dat hij, toen hij in 1968 rector<br />
werd, ervan uitging dat hij hooguit twee<br />
namiddagen per week aan zijn rectoraat<br />
zou moeten besteden. Dat bleek een misrekening.”<br />
foto: Rob Stevens<br />
Wat als...<br />
“Enkele maanden <strong>voor</strong> hij overleed had<br />
hij mij, maar ook anderen, gevraagd me<br />
kandidaat te stellen <strong>voor</strong> zijn opvolging -<br />
of liever: gezégd dat te doen. Ik heb dat<br />
ook gedaan, maar heb nooit de uitslag<br />
betreurd. Ik had inmiddels <strong>meer</strong> dan<br />
genoeg werk in de faculteit, en ben van<br />
1986 tot 1992 opnieuw lid van de<br />
Onderzoeksraad geworden. In 1990 werd<br />
ik <strong>voor</strong>zitter van de Onderwijsraad, op<br />
uitdrukkelijk verzoek van rector<br />
Dillemans. Hij was een heel ander<br />
iemand dan rector De Somer, <strong>meer</strong> visionair,<br />
met een overvloed aan ideeën en<br />
plannen. Hij is in een steeds moeilijker<br />
wordende situatie een even schitterende<br />
rector geworden. Eén van de zaken die ik<br />
in die periode heb kunnen doen, en waar<br />
ik ook nu nog met heel veel genoegen aan<br />
terug denk, was het opstarten van de<br />
werkgroep rond Universiteit en waardenvorming,<br />
in 1992. Daarin werden onder<br />
<strong>meer</strong> krijtlijnen uitgezet die ons onderwijs<br />
duidelijk opgewaardeerd hebben.<br />
Een aantal zaken die nu gemeengoed zijn<br />
werden daarin <strong>voor</strong> het eerst aangebracht,<br />
zoals het nu zo essentiële concept van<br />
begeleide zelfstudie. Toen ik in de eerste<br />
ploeg van rector Oosterlinck coördinator<br />
Onderwijsbeleid werd, is dit document<br />
de basis geworden <strong>voor</strong> het Onderwijsbeleidsplan<br />
dat in maart 1999 werd goedgekeurd.<br />
Vanuit de Onderwijsraad hebben<br />
we de opwaardering van de onderwijsopdracht<br />
naast de onderzoeksopdracht,<br />
beide evenwaardige academische<br />
opdrachten, kunnen onderbouwen. Nu<br />
wordt algemeen aanvaard dat men ook<br />
een degelijk onderwijsdossier moet kunnen<br />
<strong>voor</strong>leggen om kans te maken op<br />
benoeming of promotie. Tien jaar geleden<br />
was dat nog lang niet het geval. De ondertussen<br />
samen met DUO opgebouwde<br />
procedure <strong>voor</strong> interne evaluatie heeft<br />
bijgedragen tot een <strong>meer</strong> evenwichtige<br />
verhouding. Beleidsmatig werd de rol van<br />
de POC’s aanzienlijk versterkt.”<br />
“In 1995 heb ik een tweede keer een<br />
gooi gedaan naar het rectorsambt. Ik heb<br />
niet moeten lobbyen, zat toen al zolang in<br />
het centrale beleid dat mijn kandidatuur<br />
door velen vrij evident gevonden werd. Ik<br />
heb niet in het minst campagne gevoerd<br />
tégen de andere kandidaten, wat overigens<br />
ook niet aanvaardbaar geweest zou<br />
zijn, en daarom had ik er ook geen probleem<br />
mee om later deel te gaan uitmaken<br />
van de beleidsploeg rond rector<br />
Oosterlinck. Het was weer een andere<br />
stijl, onmiskenbaar dynamisch en met<br />
een zeer groot wederzijds vertrouwen.”<br />
“Wat ik gedaan zou hebben als ik<br />
gewonnen had? Ach, dat is speculeren.<br />
Maar toch... Ik zou zeker de lijn <strong>voor</strong>tgetrokken<br />
hebben van het zoeken naar een<br />
gezond evenwicht tussen onderwijs en<br />
onderzoek. Er waren een aantal slepende<br />
dossiers die nodig moesten worden afgerond.<br />
Ik zou ook geprobeerd hebben <strong>meer</strong><br />
werk te maken van een hernieuwde deelname<br />
aan het maatschappelijk debat.<br />
Dertig jaar geleden stónd <strong>Leuven</strong> er, en er<br />
werd geluisterd als ‘<strong>Leuven</strong>’ sprak. Dat is<br />
geleidelijk aan versmald. In de VLIR-Raad<br />
onder het rectoraat van De Somer had ik<br />
een uitstekende verstandhouding tussen<br />
de vertegenwoordigers van de Vlaamse<br />
universiteiten kunnen vaststellen. Toen<br />
ik er in 1998 opnieuw lid van werd was de<br />
sfeer er soms bijna grimmig. De situatie<br />
was ondertussen ook een stuk moeilijker<br />
geworden. Toch lijkt het streven naar toenadering<br />
me belangrijk. Onze universiteiten<br />
hebben dat nodig, zeker in het<br />
Bologna-tijdperk, en bij uitstek op het<br />
niveau van de tweede en <strong>voor</strong>al van de<br />
derde cyclus. En ik zou geprobeerd hebben<br />
iets te doen aan een soort gistende en<br />
afbrekende kritiek op de eigen instelling.<br />
We sluiten de rangen onvoldoende, en<br />
dat is niet goed. We hebben een prachtige<br />
unversiteit. Maar ook hier kan gesteld<br />
worden dat we die elke dag samen moeten<br />
verdienen!”<br />
Literatuur en muziek<br />
“En op 1 oktober word ik dus emeritus.<br />
Wat ik niét zal missen, is het schromelijk<br />
gebrek aan administratieve omkadering,<br />
in de ene faculteit al <strong>meer</strong> dan in de andere,<br />
waardoor de echte kerntaken er soms<br />
bij inschieten. Wél vind ik het spijtig dat<br />
het contact met de <strong>studenten</strong> grotendeels<br />
zal wegvallen. Ook besef ik dat ik <strong>voor</strong><br />
enkele niet afgeronde dossiers geen<br />
bouwstenen <strong>meer</strong> zal kunnen aanreiken,<br />
met name <strong>voor</strong> de Academische<br />
Lerarenopleiding in de BaMa-structuur.<br />
Men dreigt daar toch een potje van te<br />
maken! Maar goed, daar staat heel wat<br />
tegenover, niet in het minst de vele dankbare<br />
en schitterende herinneringen aan<br />
zoveel uitstekende collega’s. Ik kijk er<br />
naar uit om een aantal onderzoeksinitiatieven<br />
rustig te continueren. Om eindelijk<br />
<strong>meer</strong> tijd te kunnen maken <strong>voor</strong> ons<br />
ondertussen uitgebreid gezin. En <strong>voor</strong><br />
mijn eerste, nog steeds even vitale liefdes:<br />
literatuur en muziek...”<br />
16 C AMPUSKRANT 20.5.2002