30.09.2014 Views

rechtspraak 2008-2009 - Rechtbank van Koophandel Dendermonde

rechtspraak 2008-2009 - Rechtbank van Koophandel Dendermonde

rechtspraak 2008-2009 - Rechtbank van Koophandel Dendermonde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

OVERZICHT RECHTSPRAAK RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE<br />

DENDERMONDE 1 SEPTEMBER <strong>2008</strong>- 31 AUGUSTUS <strong>2009</strong><br />

Voorwoord :<br />

Dit overzicht wil onze <strong>rechtspraak</strong> beter bekend maken ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

rechtsonderhorigen en diverse beroepsbeoefenaars waaronder in de eerste plaats<br />

advocaten . Bekendmaking <strong>van</strong> de <strong>rechtspraak</strong> moet bijdragen tot een grotere<br />

transparantie .<br />

Het opzet is inzicht te geven in de <strong>rechtspraak</strong> <strong>van</strong> onze rechtbank aan de hand <strong>van</strong><br />

verwijzingen naar uitspraken waarbij rechtskwesties worden beslecht. De uittreksels<br />

geven kernachtig en niet steeds tekstueel de beslissing-motivering weer omtrent de<br />

rechtskwestie.<br />

We splitsen dit overzicht op volgens de verschillende rechtsmateries en citeren<br />

beperkt of iets ruimer afhankelijk <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> de beslissing.<br />

Voor de indeling steunen we ons op de UNIVERSELE THESAURUS – H. VAN BOSSUYT –<br />

I VEROUGSTRAETE – uitgave Larcier , <strong>2008</strong> – bij het desbetreffend verwijzingsnummer voegen we<br />

ons intern nummer. De rangschikking gebeurt in volgorde <strong>van</strong> de nummers.<br />

Voor elke referte vindt u het verwijzingsnummer - het rolnummer - de kamer en datum <strong>van</strong> de<br />

uitspraak.<br />

224<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materiele<br />

08-1713 / 01 KAMER 5 31.10.<strong>2008</strong>.<br />

Hier volgt een rele<strong>van</strong>t uitreksel uit het vonnis over de rechtskwestie<br />

Soms leest u hier de verwijzing naar gelijkaardige <strong>rechtspraak</strong> <strong>van</strong> onze rechtank – eventuele hervorming door de hogere<br />

rechtsmacht- of eventueel voor een goed begrip een korte verwijzing naar de feiten.<br />

Per gerechtelijk jaar geven we een samenvattend overzicht <strong>van</strong> de voor de<br />

rechtspractici belangrijkste beslissingen.<br />

We hopen dat dit instrument nuttig zal zijn en staan steeds open voor elke suggestie.<br />

De Voorzitter,<br />

GUIDO DE CROOCK<br />

1


1. GERECHTELIJK RECHT.<br />

27 – 264 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Samenhang<br />

08-2167 KAMER 6 20.10.<strong>2008</strong><br />

De contradictoire exceptie <strong>van</strong> samenhang moet worden beoordeeld door de magistraat die naar luid <strong>van</strong> de artikelen 565-566<br />

Ger.W. de zaak ten behoeve <strong>van</strong> de andere uit handen moet geven.<br />

De curator stelt dat de zaak dient behandeld te worden door de rechtbank <strong>van</strong> koophandel in gevolge samenhang.<br />

Enkel de feitenrechter die de zaak ten behoeve <strong>van</strong> de andere rechter uit de handen moet geven, is in casu bevoegd om<br />

uitspraak te doen over de samenhang.<br />

De zaak wordt naar de rol verwezen in afwachting <strong>van</strong> de uitspraak <strong>van</strong> de vrederechter over de voorgedragen exceptie <strong>van</strong><br />

samenhang.<br />

27 – 1693 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Samenhang – extra contractuele vordering – diverse schadegevallen ingevolge<br />

kabelbeschadigingen – splitsing <strong>van</strong> vorderingen<br />

07-1004 KAMER 2 28.05.<strong>2009</strong><br />

Samenhang veronderstelt dat er een verband bestaat tussen de diverse vorderingen en dit verband wordt geobjectiveerd<br />

door de vrees voor tegenstrijdige beslissingen, die de rechtsbedeling niet ten goede komen. De vrees dat er in de<br />

onderscheiden en concreet ter beoordeling voorgelegde feiten en vorderingen afwijkende uitspraken zouden tussenkomen<br />

en dat de goede rechtsbedeling, het ‘prestige en het gezag <strong>van</strong> de justitie’ in het gedrang zouden komen, wettigt aldus de<br />

samenvoeging<br />

Tussen de diverse schadegevallen (kabelbeschadigingen) bestaat er geen enkel risico op met elkaar tegenstrijdige<br />

beslissingen, gelet op het feit dat voor elk schadegeval een louter individuele en feitelijke beoordeling vereist is<br />

Samenhang kan mogelijk aanvaard worden indien verbintenisrechtelijke aanspraken steunen op een zelfde contract of,<br />

bij uitbreiding, op een bestendige handelsrelatie of contractuele samenwerking. Bij extracontractuele schadegevallen is<br />

dergelijke redenering niet op zijn plaats.<br />

Waar samenhangende vorderingen, die met een afzonderlijke gedinginleidende akte worden ingeleid kunnen worden<br />

samengevoegd is het logisch dat de omgekeerde beweging – en met name de splitsing – wordt toegepast, wanneer nietsamenhangende<br />

vorderingen met hetzelfde gedinginleidend exploot worden ingeleid. Door deze wijze <strong>van</strong> handelen goed<br />

te keuren, is de splitsing <strong>van</strong> de vorderingen, als sanctie bij de schending <strong>van</strong> artikel 701 Ger.W., aanvaard en is impliciet<br />

ook aanvaard dat geen <strong>van</strong> de rechtsvorderingen of eisen in rechte door de schending <strong>van</strong> artikel 701 Ger. W.<br />

onont<strong>van</strong>kelijk zouden worden of nietig zouden zijn, hetgeen een al te draconische sanctie zou zijn.<br />

27 – 1693 / 02<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Samenhang – extra contractuele vordering – diverse schadegevallen ingevolge<br />

kabelbeschadigingen .<br />

08-2893 KAMER 4 8.06.<strong>2009</strong><br />

Een doelmatige behandeling <strong>van</strong> de zaken rechtvaardigt dat verschillende vorderingen waarin identieke of gelijklopende<br />

(rechts)vragen aan de orde komen, samen voor de rechtbank worden gebracht .De rechtbank is <strong>van</strong> oordeel dat de<br />

vorderingen voldoende samenhangend zijn om samen behandeld te worden. Het betreft telkens kabelbeschadigingen<br />

naar aanleiding <strong>van</strong> wegeniswerken. Het betreft derhalve telkens dezelfde rechtsfeiten. De vorderingen splitsen zou de<br />

goede werking <strong>van</strong> het gerecht tegengaan omdat de Vrederechter alsdan zou worden overstelpt met kleinere vorderingen.<br />

De vordering handelde over 53 kabelbeschadigingen naar aanleiding <strong>van</strong> wegeniswerken.<br />

234 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materiele – erfgenaam <strong>van</strong> overleden handelaar<br />

08-1713 KAMER 5 31.10.<strong>2008</strong><br />

De rechtbank <strong>van</strong> koophandel is niet bevoegd op grond <strong>van</strong> artikel 573 Ger.W. wanneer een <strong>van</strong> de erfgenamen <strong>van</strong> een<br />

handelaar niet de hoedanigheid <strong>van</strong> handelaar bezit en de vordering niet gesteund is op een daad <strong>van</strong> koophandel <strong>van</strong> de<br />

overledene. Het betrof een vordering op grond <strong>van</strong> een onverschuldigde betaling<br />

De vordering was gegrond op een (terug)betaling <strong>van</strong> bedragen die verweerster aan<strong>van</strong>kelijk aftrok <strong>van</strong> elke verkoopfactuur bij de<br />

verkoop/levering <strong>van</strong> varkens en die waren bestemd als bijdrage voor een sanitair fonds, doch waar<strong>van</strong> nadien evenwel geoordeeld<br />

werd dat deze regelgeving onwettig was (niet in overeenstemming met EG-verdrag ; onrechtmatige steunverlening,…)<br />

2


236 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materiële – saldo rekening courant, geschil terzake <strong>van</strong> de vennootschap<br />

09-68 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

De rechtbank <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong> is op grond <strong>van</strong> artikel 574.1° Ger.W. bevoegd voor de vordering <strong>van</strong> de vennootschap in<br />

betaling <strong>van</strong> het saldo <strong>van</strong> een rekening courant tegen een vennoot .<br />

Er is immers in casu sprake <strong>van</strong> een “geschil tussen de vennootschap en haar vennoot”.<br />

Het moet daarnaast echter ook een geschil “terzake” de vennootschap betreffen, opdat de bijzondere bevoegdheid <strong>van</strong><br />

artikel 574,1° Ger.W. zou spelen. Dit is het geval wanneer het geschil de oprichting, de werking (inclusief het bestuur en<br />

de controle) of de vereffening <strong>van</strong> de vennootschap (in de ruime zin) betreft, mits het verband voldoende betekenisvol is<br />

en niet louter toevallig en bijkomst. De vordering tot betalen <strong>van</strong> het saldo <strong>van</strong> een rekening courant kan derhalve in een<br />

vennootschapsrechtelijke context worden gesitueerd.<br />

263 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal – 624.2° plaats <strong>van</strong> het geschil<br />

09-1535 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

De plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd in artikel 624 2° Ger.W., is deze <strong>van</strong> de verbintenis waarover het<br />

geschil loopt en niet <strong>van</strong> een andere verbintenis die ontstaan is uit dezelfde overeenkomst<br />

Zie ook A/ A/09/874 2 KAMER 30 april <strong>2009</strong> – 06/129 28 mei <strong>2009</strong> -<br />

263 / 02<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal- beoordeling aan de hand <strong>van</strong> de inleidende dagvaarding<br />

06-129 KAMER 2 28.05.<strong>2009</strong><br />

Wanneer niet gedagvaard wordt op de woonplaats/zetel <strong>van</strong> de verweerder , moet de dagvaarding aantonen dat de<br />

rechter waarvoor gedagvaard is deze is <strong>van</strong> de plaats waar het contract is afgesloten of waar de litigieuze verbintenis,<br />

voorwerp <strong>van</strong> de vordering, moe(s)t uitgevoerd worden.<br />

Zelfs indien een meer coulante visie zou verdedigd worden, in die zin dat toch een beperkt of marginaal (prima facie)<br />

onderzoek mogelijk is ten gronde (o.a. een nazicht <strong>van</strong> de stukken), in geval <strong>van</strong> betwisting <strong>van</strong> de bevoegdheid, dient<br />

gesteld dat : dit nog steeds niet tot gevolg kan hebben dat de rechter, wiens bevoegdheid [ratione loci] wordt betwist, een<br />

integraal onderzoek ten gronde doorvoert (met omstandige lectuur <strong>van</strong> de conclusies der partijen en diepgaande studie<br />

der stukken) enkel en alleen om zijn bevoegdheid te toetsen.<br />

263 / 03<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal<br />

06-2259 KAMER 4 17.11.<strong>2008</strong><br />

De materiële en de territoriale bevoegdheid worden bepaald naar het voorwerp <strong>van</strong> de vordering zoals in de inleidende<br />

dagvaarding omschreven. In de inleidende dagvaarding wordt melding gemaakt <strong>van</strong> de bevoegdheidsclausule.<br />

De eisende partij stelt dat de algemene voorwaarden een bevoegdheidsbeding bevatten en er derhalve een overeenkomst<br />

tussen de partijen bestaat. Dit kan niet in aanmerking worden genomen voor het bepalen <strong>van</strong> de territoriale bevoegdheid<br />

omdat het al of niet bestaan <strong>van</strong> een overeenkomst een betwisting ten gronde uitmaakt, terwijl de beoordeling <strong>van</strong> de<br />

territoriale bevoegdheid elke beoordeling <strong>van</strong> de zaak dient vooraf te gaan.<br />

De rechtbank moet op de algemene regels <strong>van</strong> het Gerechtelijk Wetboek terugvallen waarbij artikel 624, 1° Ger.W.<br />

bepaalt dat de eisende partij de keuze heeft om de zaak te brengen voor de rechter <strong>van</strong> de woonplaats <strong>van</strong> de verwerende<br />

partij en overeenkomstig artikel 624, 2° voor de rechter <strong>van</strong> de plaats <strong>van</strong> de verbintenis waarover het geschil loopt of één<br />

er<strong>van</strong> zijn ontstaan of waar zij worden of moeten worden uitgevoerd.<br />

Het geschil heeft betrekking op het betalen <strong>van</strong> een factuur. De plaats <strong>van</strong> betaling is de woonplaats <strong>van</strong> de schuldenaar<br />

vermits overeenkomstig artikel 1247 B.W. de verbintenis tot betalen op de woonplaats <strong>van</strong> de schuldenaar moet worden<br />

uitgevoerd.<br />

De stelling <strong>van</strong> de eisende partij als dat de werken in het arrondissement <strong>Dendermonde</strong> werden uitgevoerd, is ter zake<br />

niet rele<strong>van</strong>t, vermits de hoofdvordering betrekking heeft op de betalingsverplichting <strong>van</strong> de verwerende partij. Met de<br />

plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd wordt de verbintenis bedoeld die het voorwerp is <strong>van</strong> het geschil – in<br />

casu een verbintenis tot betaling – en niet de eventueel andere verbintenissen die uit de overeenkomst zijn ontstaan.<br />

De verwerende partij vroeg verzending <strong>van</strong> de zaak naar de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong> te Brussel, dit gelet op artikel 624, 1 ste<br />

lid Ger.W. Zij stelde geen kennis te hebben <strong>van</strong> de algemene voorwaarden <strong>van</strong> de eisende partij, nu deze niet op de achterzijde<br />

<strong>van</strong> de facturen voorkomen. Eisende partij verwees naar de bevoegdheidsregel <strong>van</strong> artikel 624, 2 de lid Ger.W. en stelde dat de<br />

werken dienden uitgevoerd worden in het arrondissement <strong>Dendermonde</strong>.<br />

In dezelfde zin 08-584 – 4 kamer 17.11.<strong>2008</strong>; 08-17344 kamer 24.11.<strong>2008</strong><br />

3


263 / 04<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal<br />

08-1904 KAMER 4 29.12.<strong>2008</strong><br />

De materiële en de territoriale bevoegdheid worden bepaald naar het voorwerp <strong>van</strong> de vordering zoals in de inleidende<br />

dagvaarding omschreven<br />

Artikel 854 Ger.W. bepaalt dat de onbevoegdheid <strong>van</strong> de rechter voor wie de zaak aanhangig is, dient te worden<br />

opgeworpen voor alle exceptie of verweer, wat erop wijst dat de rechtbank haar bevoegdheid moet onderzoeken alvorens<br />

kennis te nemen <strong>van</strong> de grond <strong>van</strong> de zaak.<br />

In de inleidende dagvaarding wordt uitdrukkelijk verwezen naar de algemene voorwaarden. In tegenstelling tot wat de<br />

verwerende partij beweert, liggen deze voorwaarden wel degelijk voor in het bundel, met name op de achterzijde <strong>van</strong> de<br />

factuur . Bovendien is er een verwijzing in de offerte.<br />

De algemene voorwaarden maken derhalve deel uit <strong>van</strong> de contractuele relatie en de rechtbank acht zich dan ook<br />

bevoegd.<br />

De verwerende partij wierp in hoofdorde de onbevoegdheid ratione loci <strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> op en vorderde de verzending naar<br />

de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong> te Brussel op grond <strong>van</strong> artikel 624 Ger.W., zijnde de rechtbank <strong>van</strong> haar maatschappelijke zetel.<br />

De eisende partij stelde dat deze <strong>Rechtbank</strong> bevoegd is op grond <strong>van</strong> een bevoegdheidsbeding opgenomen in haar algemene<br />

voorwaarden.<br />

De verwerende partij betwist de kennisname <strong>van</strong> de algemene voorwaarden, deze zouden volgens haar niet voorliggen.<br />

De rechtbank onderzoekt toch of deze voorliggen en onderzoekt in dat opzicht de factuur en de offerte.<br />

In dezelfde zin 08-1103 – 4 kamer 17.11.<strong>2008</strong> (de dagvaarding verwees naar de bevoegdheidsovereenkomst op de facturen –de<br />

rechtbank aanvaardde haar bevoegdheid na onderzoek <strong>van</strong> de stukken (facturen)<br />

263 / 05<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal<br />

07-2912 KAMER 4 3.11.<strong>2008</strong><br />

Wanneer in de inleidende dagvaarding geen melding wordt gemaakt <strong>van</strong> enige bevoegdheidsclausule en op geen enkele<br />

wijze de bevoegdheid wordt gemotiveerd in de dagvaarding moet de rechtbank inzake territoriale bevoegdheid<br />

terugvallen op het gemeen recht namelijk artikel 624 Ger.W. Wanneer er betwisting bestaat over het bestaan <strong>van</strong> de<br />

bevoegdheidsovereenkomst kan hier geen rekening met gehouden worden.<br />

In dezelfde zin A/08/00584 4 KAMER 17 NOVEMBER <strong>2008</strong> - A/09/874 2 KAMER 30 april <strong>2009</strong> -<br />

263 – 420 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid – Territoriaal - Kortgeding -<br />

Betaling <strong>van</strong> een provisie<br />

08-66 KAMER Kortgeding 11.02.<strong>2009</strong><br />

In beginsel is in kortgeding de Voorzitter <strong>van</strong> de rechtbank bevoegd die territoriaal bevoegd is om kennis te nemen <strong>van</strong><br />

het bodemgeschil .De territoriaal bevoegde rechter is ingevolge het bevoegdheidsbeding, de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong><br />

te Gent.<br />

Enkel ingeval <strong>van</strong> dwingende noodzakelijkheid, ingevolge de aard <strong>van</strong> het kortgeding en <strong>van</strong> de gevorderde maatregel in<br />

kortgeding, kan de wilsautonomie <strong>van</strong> partijen inzake bevoegdheid ter zijde gesteld worden.<br />

De vordering in kortgeding kan dan bij uitzondering voor een andere rechter worden gebracht.<br />

Zo kan de vordering in kortgeding tot aanstelling <strong>van</strong> deskundige worden gebracht voor de voorzitter in wiens<br />

rechtsgebied deze onderzoeksmaatregel moet worden uitgevoerd, zelfs wanneer zijn rechtbank ten gronde niet bevoegd is<br />

Er is geen dwingende noodzakelijkheid om voor de betaling <strong>van</strong> een provisie een andere rechter in kortgeding te vatten<br />

dan diegene welke, ingevolge de wil <strong>van</strong> partijen in het bevoegdheidsbeding aangewezen is en territoriaal bevoegd is om<br />

<strong>van</strong> het geschil kennis te nemen.<br />

De uitzonderingen op het algemeen beginsel moeten immers beperkt worden tot de gevallen waar zulks uit de aard <strong>van</strong><br />

de gevorderde maatregel in kortgeding werkelijk voortvloeit en als noodzakelijk wordt ervaren.<br />

Dit is niet het geval voor een vordering in betaling <strong>van</strong> een provisie op een openstaande factuurschuld.<br />

294 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Dagvaarding aan een nalatenschap<br />

08-2683 KAMER 1 20.11.<strong>2008</strong><br />

De dagvaarding aan een nalatenschap is niet ont<strong>van</strong>kelijk, dergelijke dagvaarding is gedaan aan een niet bestaande persoon.<br />

4


304 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Verschijning bij advocaat- mandaat ad litem<br />

08-1073 KAMER 2 13.11.<strong>2008</strong><br />

Een advocaat die voor een rechtscollege een proceshandeling verricht en die verklaart op te treden namens een<br />

rechtspersoon die behoorlijk is geïdentificeerd wordt wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving te hebben<br />

ont<strong>van</strong>gen – Dit is een vermoeden juris tantum – Eiser die zelf zaakvoerder is , is geen derde - het vermoeden <strong>van</strong><br />

volmacht <strong>van</strong> de raadsman kan in dit geval niet ingeroepen worden omdat de beslissing in het college <strong>van</strong> zaakvoerders<br />

niet rechtsgeldig werd genomen vermits de statuten voorzien in een collegiaal optreden <strong>van</strong> de zaakvoerders.<br />

Geen verstek – heropening debatten ten einde zich rechtsgeldig te laten vertegenwoordigen.<br />

315 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Schorsing <strong>van</strong> de procedure ingevolge niet overlegging <strong>van</strong> stukken<br />

08-657 KAMER 4 13.10.<strong>2008</strong><br />

Ingeval de rechtbank vaststelt dat de stukken niet worden voorgelegd, dient zij de rechtspleging ambtshalve te schorsen.<br />

De rechtbank hoeft niet lijdelijk toe te zien, maar moet <strong>van</strong> ambtswege, bij vaststelling <strong>van</strong> dit processueel feit, de<br />

rechtspleging schorsen<br />

350 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Uitbreiding <strong>van</strong> de vordering<br />

05-4188 KAMER 2 28.05.<strong>2009</strong><br />

Een vordering tot betaling <strong>van</strong> facturen kan worden uitgebreid tot betaling <strong>van</strong> nieuwe facturen indien deze betrekking<br />

hebben op de uitvoering <strong>van</strong> dezelfde overeenkomst of kaderen binnen éénzelfde bestendige commerciële samenwerking.<br />

Art. 807 Ger.W. vereist niet dat de nieuwe vordering, wanneer zij berust op een feit of akte in de dagvaarding<br />

aangevoerd, uitsluitend op dat feit of die akte berust<br />

352 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Hoofd en tegeneis - afsplitsing<br />

08-2546 KAMER 2 04.06.<strong>2009</strong><br />

De rechter heeft een vrije beoordeling omtrent de afsplitsting <strong>van</strong> hoofd en tegeneis. De rechter kan evenwel weigeren om<br />

op het verzoek tot gerechtelijke schuldvergelijking in te gaan, wanneer al te veel tijd nodig zou zijn om aan het oneffen<br />

karakter <strong>van</strong> de schuldvordering <strong>van</strong> de verweerder een einde te maken. De berechting <strong>van</strong> de hoofdvordering te zeer<br />

zou kunnen vertragen.<br />

356 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Vordering in gedwongen tussenkomst<br />

06-2322 KAMER 2 25.09.<strong>2008</strong><br />

Een vordering in gedwongen tussenkomst en gemeenverklaring mag de rechten <strong>van</strong> verdediging niet schenden. Dit is het<br />

geval indien de vordering in tussenkomst of gemeenverklaring - rechtstreeks of onrechtstreeks - gebaseerd is op de<br />

resultaten <strong>van</strong> eerder bevolen expertiseverrichtingen, waaraan de in tussenkomst of gemeenverklaring gedagvaarde<br />

partij niet heeft kunnen participeren<br />

Bepalend is dus het feit of het recht <strong>van</strong> verdediging in concreto werd geschonden.<br />

De enkele vaststelling dat een onderzoeksmaatregel al in uitvoering is staat een gedwongen tussenkomst niet in de weg,<br />

indien daaruit geen gevolgen voortvloeien die een schending opleveren <strong>van</strong> de rechten <strong>van</strong> verdediging <strong>van</strong> de in<br />

tussenkomst geroepen partij(en). De concrete omstandigheden kunnen aantonen dat er geen sprake is <strong>van</strong> dergelijke<br />

schending bvb. omdat er nog geen standpunt of voorverslag voorligt <strong>van</strong>wege de deskundige.<br />

5


382 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bewijslast<br />

07-2491 KAMER 2 20.11.<strong>2008</strong><br />

Tussen partijen geldt een samenwerkingsplicht op het vlak <strong>van</strong> de bewijslast, zodat ook de verweerder zich te goeder<br />

trouw moet opstellen en de fair play in acht nemen. Het gebrek aan medewerking om bepaalde bewijzen voor te leggen of<br />

stukken op te vragen kan het stilzwijgen <strong>van</strong> deze partij “kleuren”.<br />

387 – 324 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Valsheidsvordering – mededeling aan het Openbaar Ministerie<br />

08-2546 KAMER 2 04.06.<strong>2009</strong><br />

Niets verzet zich er tegen dat de mededeling aan het Openbaar Ministerie <strong>van</strong> de valsheidsvordering gebeurt via een<br />

tussenvonnis. Dit vonnis wordt dan uitgesproken op de eerstvolgende zitting, na deze waarop de sluiting der debatten is<br />

bevolen. Dergelijke werkwijze strookt met de ratio legis en is ook <strong>van</strong>uit praktische zowel als proceseconomische<br />

overwegingen te verkiezen, nu alle partijen zowel als het Openbaar Ministerie kennis krijgen <strong>van</strong> één en hetzelfde<br />

document (tussenvonnis), waarin voor een goed begrip <strong>van</strong> de zaak (zeker ten behoeve <strong>van</strong> het advies <strong>van</strong>wege het<br />

Openbaar Ministerie) ook de feitelijke achtergronden en de vorderingen <strong>van</strong> partijen, benevens de eigenlijke incidentele<br />

valsheidsvordering, zijn weergegeven. Door het feit dat een tussenvonnis geveld wordt (en het beraad is beëindigd) is het<br />

volledige rechtsplegingsdossier bovendien ter inzage <strong>van</strong> het Openbaar Ministerie.<br />

399 – 400 / 01<br />

Deskundig onderzoek – niet in werking stellen deskundige gevolgen<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

03-3810 KAMER 2 30.10.<strong>2008</strong><br />

Het gebrek aan diligentie <strong>van</strong>wege een partij bij het in werking stellen <strong>van</strong> de deskundige moet passend gesanctioneerd<br />

worden door haar vervallen te verklaren <strong>van</strong> deze bewijsmaatregel.<br />

De volstrekte passiviteit <strong>van</strong> een partij en ondermeer het niet in staat stellen <strong>van</strong> de zaak en het nalaten te concluderen<br />

kan opgevat worden als een gebrek aan interesse, hetgeen neerkomt op een verwerking <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> deze partij om<br />

haar resterende aanspraken nog in rechte te laten gelden.<br />

399 – 400 / 02<br />

Deskundig onderzoek – draagdwijdte <strong>van</strong> “ vrijstelling <strong>van</strong> formaliteiten”<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-1193 KAMER 3 30.06.<strong>2009</strong><br />

Een door partijen verleende “vrijstelling <strong>van</strong> formaliteiten” kan - tenzij uitdrukkelijk anders afgesproken en nauwkeurig<br />

afgelijnd - niet betekenen dat de deskundige eenzijdig vaststellingen doet zonder de partijen daar<strong>van</strong> in kennis te stellen.<br />

Bij gebrek aan een nauwkeurige formulering <strong>van</strong> de vrijstelling moet de deskundige de partijen minstens uitnodigen op<br />

de verdere expertisewerkzaamheden en dit gelet op het recht op tegenspraak en dus het recht <strong>van</strong> verdediging.<br />

399 - 402 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Deskundig onderzoek – autonomie <strong>van</strong> de deskundige bij het uitvoeren <strong>van</strong> zijn<br />

opdracht.<br />

05-3703 KAMER 2 13.11.<strong>2008</strong><br />

Het is de deskundige zelf die op discretionaire wijze beslist op welke wijze hij zijn onderzoek voert, welke bezoeken hij<br />

uitvoert en welke gegevens hij nodig heeft voor het formuleren <strong>van</strong> zijn advies.<br />

De deskundige oefent zijn opdracht in volle vrijheid en onafhankelijkheid uit en dit geldt in het bijzonder voor de<br />

organisatie <strong>van</strong> de materiële verrichtingen <strong>van</strong> de expertise, evenals de door hem aangewende methodes.<br />

In dezelfde zin 06-506 2 kamer - 26 februari <strong>2009</strong><br />

6


399 – 402 / 02<br />

GERECHTELIJK RECHT Deskundig onderzoek –subsidiariteit -<br />

08-2921 KAMER 2 26.03.<strong>2009</strong><br />

Een deskundigenonderzoek is niet bestemd om een partij, op wie een bepaalde bewijslast rust te ontslaan <strong>van</strong> elke<br />

bewijsvoering. - men kan dus niet zomaar een deskundigenonderzoek vorderen om schadeaanspraken te staven, indien<br />

niet vooraf alle mogelijkheden zijn benut om de schade zelf, d.w.z. zonder expertise, te bewijzen. Gewezen wordt op het<br />

beginsel <strong>van</strong> de subsidiariteit <strong>van</strong> het deskundigenonderzoek, waarbij ook de proportionaliteitstoets (waarde <strong>van</strong> de<br />

vordering in verhouding tot de te verwachten kostprijs <strong>van</strong> het deskundigenonderzoek) een belangrijk criterium is om te<br />

beslissen of er al dan niet een deskundigenonderzoek wordt bevolen . Art. 875 bis Ger. Wb. bepaalt trouwens dat de<br />

rechter de keuze <strong>van</strong> onderzoeksmaatregel beperkt tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest<br />

eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.<br />

In dezelfde zin 08-1390 4 kamer -9.03.<strong>2009</strong><br />

399 – 402 – 405 / 01<br />

Deskundig onderzoek – rechten <strong>van</strong> verdediging- motiveringsplicht<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

06-506 KAMER 2 26.02.<strong>2009</strong><br />

Geen enkele wetsbepaling schrijft voor dat een deskundige ertoe gehouden is alle opmerkingen of bezwaren <strong>van</strong> de<br />

partijen omtrent een voorverslag punt per punt in detail te beantwoorden. De deskundige is trouwens ook niet gehouden<br />

tot dezelfde motiveringsplicht als die <strong>van</strong> de rechter verwacht wordt. Een impliciet en globaal antwoord op de<br />

opmerkingen der partijen volstaat dan ook in de regel .<br />

De deskundige moet zijn opdracht uitvoeren [advies verlenen] en geen bewijzen verzamelen die het gelijk of ongelijk <strong>van</strong><br />

de ene of andere partij staven.<br />

Partijen hebben hem niet voor te schrijven welke bijkomende investigaties deze moet doen of op welke wijze hij zijn<br />

onderzoek moet voeren en zijn advies moet onderbouwen.<br />

399 – 407 / 01<br />

Deskundig onderzoek – provisie -<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

07-2063 KAMER 2 14.05.<strong>2009</strong><br />

Het was niet het opzet <strong>van</strong> de wetgever dat de deskundige de <strong>Rechtbank</strong> voortdurend zou vatten met verzoeken om de<br />

consignatie <strong>van</strong> bijkomende voorschotten of de verdere vrijgave <strong>van</strong> reeds betaalde voorschotten noch dat de <strong>Rechtbank</strong><br />

voortdurend tot tussentijdse begrotingen zou overgaan. Het was veeleer de bedoeling te vermijden dat de deskundige al te<br />

veel kosten zou moeten voorschieten, doch niet dat zijn erelonen reeds op voorhand zouden betaald worden. Artikel 988<br />

lid 2 Ger.W. bepaalt overigens dat “verdere vrijgave ook mogelijk is om een redelijk deel <strong>van</strong> het ereloon voor reeds<br />

uitgevoerde werkzaamheden te dekken” (waarmee dus enkel verwezen wordt naar de –verdere-vrijgave <strong>van</strong> het voorschot,<br />

bepaald door de rechter bij toepassing <strong>van</strong> artikel 987 Ger.W.) doch zegt opvallend niets over de consignatie <strong>van</strong> een<br />

bijkomend voorschot in dergelijke hypothese. Het is bovendien pas ter gelegenheid <strong>van</strong> het eindverslag en bij de<br />

neerlegging <strong>van</strong> een gedetailleerde staat <strong>van</strong> kosten en erelonen dat de opdracht in beginsel beëindigd is en de betaling<br />

aan de orde is, tijdstip waarop trouwens de partijen en ook de <strong>Rechtbank</strong> een beter zicht hebben op de zaak om met<br />

kennis <strong>van</strong> zaken te kunnen oordelen over de (definitieve) begroting.<br />

399 – 407 / 02<br />

Deskundig onderzoek – nietigheid –ereloon deskundige<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

07-2815 KAMER 1 20.11.<strong>2008</strong><br />

Het enkele feit dat een deskundig verslag onjuistheden bevat is geen reden om het deskundig verslag op zich nietig te<br />

verklaren en om het ereloon <strong>van</strong> de deskundige te verminderen.<br />

399 – 407 / 03<br />

GERECHTELIJK RECHT Deskundig onderzoek – partij die verplicht is de deskundige te provisioneren<br />

09-541 KAMER 2 07.05.<strong>2009</strong><br />

Het komt onder de nieuwe wet op het deskundig onderzoek aan de rechter toe te bepalen wie de kosten <strong>van</strong> expertise zal<br />

voorschieten. De wet voorziet niet in criteria. De rechtbank veroordeelt de partij die een onderzoeksmaatregel vordert<br />

om de hieraan verbonden kosten voor te schieten, zoals dit onder de oude wet ook gold. Zulks doet niets af aan het<br />

gegeven dat de rechter in zijn eindvonnis bij de uiteindelijke kostenveroordeling een andere dan de consignatieplichtige<br />

partij uiteindelijk veroordeelt tot het geheel (of een deel) der expertisekosten.<br />

7


Rechtsplegingsvergoeding – vermindering of vermeerdering <strong>van</strong> de<br />

412 – 415 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

rechtsplegingsvergoeding bij kennelijk onredelijk karakter <strong>van</strong> de situatie<br />

Valsheidsprocedure<br />

07-945 KAMER 5 05.09.<strong>2008</strong><br />

Het begrip kennelijk onredelijk karakter <strong>van</strong> de situatie “ waarmede de rechter kan rekening houden voor het<br />

verminderen of verhogen <strong>van</strong> de rechtsplegingsvergoeding moet worden omschreven als een specifieke situatie die niet<br />

valt gelijk te stellen met een generiek ruimer begrip als “billijkheid” en is dus minder ruim . De tekst verwijst naar de<br />

“situatie” die onredelijk moet zijn, wat iedere verwijzing naar de onredelijkheid <strong>van</strong> de personen lijkt uit te sluiten .Het<br />

kennelijk onredelijk karakter <strong>van</strong> de situatie slaat niet op het geval <strong>van</strong> procesrechtsmisbruik.<br />

412 – 415 / 02<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Indien de curator verkiest zich te laten vertegenwoordigen door een confrater, ook al is<br />

deze een medewerker <strong>van</strong> zijn kantoor, dan heeft deze recht op een<br />

rechtsplegingvergoeding<br />

06-711 KAMER 4 06.10.<strong>2008</strong><br />

Indien de curator verkiest zich te laten vertegenwoordigen door een confrater, ook al is deze een medewerker <strong>van</strong> zijn<br />

kantoor, dan heeft deze recht op een rechtsplegingvergoeding. Het gaat in casu immers om een zaak die werd ingeleid<br />

door de gefailleerde, voor zijn faillissement en waarbij er uitgebreid werd geconcludeerd.<br />

412 – 415 / 03<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Rechtsplegingsvergoeding – kortgeding en procedure ten gronde – één<br />

rechtsplegingsvergoeding<br />

99-591S KAMER 5 21.11.<strong>2008</strong><br />

Vermits het kort geding geen andere aanleg inhoudt en overeenkomstig art. 1, lid 2 <strong>van</strong> het K.B. <strong>van</strong> 26 oktober 2007 tot<br />

vaststelling <strong>van</strong> het tarief <strong>van</strong> de rechtsplegingsvergoeding de bedragen vastgesteld worden per aanleg kan slechts één<br />

rechtsplegingsvergoeding worden toegekend.<br />

412 – 415 / 04<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Rechtsplegingsvergoeding – een vordering in vrijwaring is een niet in geld<br />

gewaardeerde vordering – meerdere partijen in het ongelijk tegenover één partij<br />

04-4515 KAMER 2 04.12.<strong>2008</strong><br />

Opdat met toepassing <strong>van</strong> art. 2, eerste lid, <strong>van</strong> het uitvoerend K.B. dd. 26.10.2007 inzake gerechtskosten het bedrag <strong>van</strong><br />

de rechtsplegingsvergoeding op basis <strong>van</strong> het bedrag <strong>van</strong> de vordering kan worden vastgesteld, dient in de inleidende<br />

akte of een later stuk het bedrag <strong>van</strong> de geldelijke veroordeling bepaald of minstens bepaalbaar te zijn. Dit is niet het<br />

geval voor vrijwaringsvorderingen, uit hoofde waar<strong>van</strong> enkel de basisvergoeding <strong>van</strong> art. 3 <strong>van</strong> het uitvoerend K.B. kan<br />

worden toegekend.<br />

De wet voorziet enkel een afwijkende regeling voor het geval één enkele partij in het ongelijk gesteld wordt ten aanzien<br />

<strong>van</strong> meerdere partijen ; voor het omgekeerde geval, nl. dat meerdere partijen in het ongelijk gesteld worden (zoals in<br />

casu) is geen specifieke regeling voorzien, zodat in casu elk der partijen veroordeeld wordt tot de RPV opzichtens A.<br />

412 – 416 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Gerechtskosten – omslaan <strong>van</strong> de kosten<br />

05-3825 KAMER 2 02.10.<strong>2008</strong><br />

De kosten mogen niet worden omgeslagen met toepassing <strong>van</strong> art. 1017, derde lid, Ger. W. wanneer de hoofdvordering<br />

slechts gedeeltelijk slaagt. Om de kosten om te slaan moet het dus gaan om een geval waarin elke partij in het raam <strong>van</strong><br />

een wederkerige procesverhouding in het ongelijk is gesteld, wat een hoofdvordering en een tegenvordering onderstelt.<br />

420 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding – voorlopige maatregelen – correctie aandeelhoudersregister –<br />

Geen voorlopige maatregel bij betwisting ten gronde over het aandelen bezit<br />

08-68 KAMER Kortgeding 06.05.<strong>2009</strong><br />

Bij wijze <strong>van</strong> voorlopige maatregel kan geen correctie <strong>van</strong> het aandeelhoudersregister worden bevolen.<br />

Een dergelijke correctie bevelen veronderstelt dat uitspraak gedaan wordt hoeveel aandelen elk <strong>van</strong> de partijen heeft.<br />

Slechts wanneer zulks vaststaat en ten gronde uitspraak is gedaan over het aandeelhoudersbezit kan in de lijn <strong>van</strong> de<br />

uitspraak <strong>van</strong> de rechter, uiteraard wel in kortgeding correctie worden bevolen.<br />

Zolang deze uitspraak echter uitblijft kan geen correctie <strong>van</strong> het aandeelhoudersregister worden bevolen bij wijze <strong>van</strong><br />

voorlopige maatregelen.<br />

8


420 / 02<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding – voorlopige maatregelen - rententierecht – vrijgave met<br />

zekerheidsstelling<br />

08-46 KAMER Kortgeding 24.09.<strong>2008</strong><br />

De voorzitter <strong>van</strong> de rechtbank <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong> , rechtsprekend in kort geding, kan voorlopige maatregelen bevelen die<br />

in de lijn liggen <strong>van</strong> de vermoedelijke rechten <strong>van</strong> de partijen.<br />

De vordering tot teruggave dreigt onherroepelijk nadeel te brengen aan de zaak vermits eens de teruggave bevolen, het<br />

retentierecht niet kan herleven als de rechter ten gronde de zaak anders beoordeelt. De rechter kan echter ook via<br />

belangenafweging komen tot een maatregel bij wijze <strong>van</strong> voorlopige regeling.<br />

Er dient dan een afweging gemaakt te worden tussen de onderscheiden belangen <strong>van</strong> partijen.<br />

Het nadeel dat eiseres lijdt wanneer ze niet kan beschikken over de goederen, is zonder twijfel aanzienlijk.<br />

Wanneer verweerster echter verplicht wordt de goederen vrij te geven, verliest zij een drukkingsmiddel tot zekerheid<br />

voor de betaling <strong>van</strong> haar schuldvordering.<br />

De vrijgave met zekerheidsstelling, welke verweerster ondergeschikt voorstelt, is een opportune maatregel welke alle<br />

belangen in zekere zin respecteert.<br />

420-263 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding – voorlopige maatregelen -ENAC<br />

09-5 KAMER Kortgeding 18.02.<strong>2009</strong><br />

In kortgeding volstaat het vast te stellen dat verweerster kennelijk geen misbruik maakt <strong>van</strong> haar recht zich op de<br />

exceptie <strong>van</strong> niet uitvoering te beroepen.<br />

De kortgedingrechter kan niet ingaan op de gevorderde maatregel zonder de rechten <strong>van</strong> partijen onherroepelijk te<br />

schaden.<br />

De maatregel bevelen, zou het voordeel <strong>van</strong> de exceptie <strong>van</strong> niet uitvoering aan verweerster ontnemen.<br />

De kortgedingrechter moet met vorderingen, die de exceptie <strong>van</strong> niet uitvoering buiten spel zetten, omzichtig te werk<br />

gaan en enkel ingeval <strong>van</strong> kennelijk misbruik kan de kortgedingrechter een bevel geven zoals gevraagd.<br />

Dit kennelijk misbruik is niet bewezen.<br />

Verweerster vroeg dat voorafgaandelijk de indienstelling <strong>van</strong> een lift, eiseres de facturen voor plaatsing <strong>van</strong> de lift, vermeerderd met<br />

de rente en het verhogingsbeding, zou betalen.<br />

420 – 1373 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding – beding <strong>van</strong> voorkeur – niet nakomen – gevolgen -<br />

Beoordeling in Kortgeding<br />

08-69 KAMER Kortgeding 04.02.<strong>2009</strong><br />

Een beding <strong>van</strong> voorkeur kan worden omschreven als een clausule in een overeenkomst waarbij een partij zich er<br />

tegenover de wederpartij toe verbindt om, als zij in de toekomst beslist om een bepaalde overeenkomst te sluiten, die bij<br />

voorkeur boven alle andere met de wederpartij aan te gaan onder gelijkwaardige voorwaarden<br />

Algemeen wordt aanvaard dat het niet nakomen <strong>van</strong> een voorkeurrecht in beginsel niet de nietigheid tot gevolg heeft <strong>van</strong><br />

de overeenkomst die in weerwil <strong>van</strong> dit voorkeurrecht werd gesloten.<br />

Indien echter de derde aansprakelijkheid oploopt wegens derdemedeplichtigheid aan de contractbreuk, kan de rechter de<br />

nietigheid <strong>van</strong> de overeenkomst uitspreken als vorm <strong>van</strong> herstel <strong>van</strong> de schade <strong>van</strong> de begunstigde <strong>van</strong> het voorkeurrecht<br />

ten gevolge <strong>van</strong> deze derde-medeplichtigheid aan de contractbreuk.<br />

Er is bij een voorlopige beoordeling onvoldoende schijn <strong>van</strong> recht aanwezig met betrekking tot de vraag of S. derdemedeplichtigheid<br />

aan contractbreuk kan worden verweten. De bodemrechter zal terzake uitsluitsel dienen te geven.<br />

649 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding – bevoegdheid – derdenverzet tegen beschikking op eenzijdig<br />

v verzoekschrift<br />

08-53 KAMER Kortgeding 10.12.<strong>2008</strong><br />

Overeenkomstig artikel 1125 Ger.W. moet het derdenverzet worden gebracht voor de rechter die de bestreden<br />

beschikking heeft gewezen. Ingevolge het derdenverzet strekt onze rechtsmacht zich in beginsel uit tot een volledig<br />

nieuwe berechting <strong>van</strong> het geschil, weliswaar rekening houdende met artikel 1130 Ger.W. al. 1 en al.2.<br />

Gezien de bevoegdheid twijfelachtig is wordt de zaak naar de arrondissementsrechtbank verwezen. De eis strekte ertoe<br />

om personen die zich wederrechtelijk in bedrijfslokalen bevinden, uit deze lokalen te zetten . Voor dergelijke vordering in<br />

kortgeding is normaal de voorzitter <strong>van</strong> de rechtbank <strong>van</strong> eerste aanleg bevoegd en ten gronde de Vrederechter ( art 591<br />

Ger.W.)<br />

Het feit dat bij een eventuele verwijzing naar een andere rechter, deze rechter ten gronde over het derdenverzet zal<br />

uitspraak dienen te doen over de vernietiging <strong>van</strong> de beschikking gewezen op eenzijdig verzoekschrift door een andere<br />

rechter is geen beletsel .<br />

9


Dit alles volgt immers uit het feit <strong>van</strong> de verwijzingsregels zoals in artikel 639 e.v. Ger.W. waar<strong>van</strong> artikel 1122 e.v.<br />

Ger.W. inzake het derdenverzet niet afwijkt.<br />

Een gelijkaardige situatie kan zich trouwens voordoen in een procedure op verzet.<br />

728- 399 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Deskundig onderzoek - Dwangsom wordt opgelegd aan de partij die de deskundige<br />

verhindert zijn opdracht uit te voeren<br />

94-863 KAMER 3 28.10.<strong>2008</strong><br />

De rechtbank kan een dwangsom opleggen tegenover de partij die weigert de deskundige toegang te verlenen om de<br />

voorraden op te nemen.<br />

900 / 01<br />

GERECHTELIJKRECHT Internationale rechtsmacht – art 23 EEX-VO – overeenkomst tot aanwijzing <strong>van</strong><br />

bevoegde rechter<br />

Territoriaal<br />

08-2523 KAMER 2 06.11.<strong>2008</strong><br />

Een bevoegdheidsbeding dat voorkomt in de algemene factuurvoorwaarden kan onder welbepaalde voorwaarden als een<br />

geldig forumbeding worden aangenomen op grond <strong>van</strong> de door art. 23 EEX-Vo bepaalde mogelijkheid om een<br />

overeenkomst tot aanwijzing <strong>van</strong> een bevoegd gerecht te sluiten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen<br />

die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden. Dit is het geval wanneer, ingevolge hun vroegere transacties, de<br />

partijen geregeld met de algemene voorwaarden werden geconfronteerd, zodat zij worden vermoed kennis te hebben<br />

gekregen <strong>van</strong> het forumbeding dat in die voorwaarden is vervat. Indien zij er nooit tegen hebben geprotesteerd, worden<br />

zij verondersteld ermee ingestemd te hebben<br />

Indezelfde zin 09-271 2 Kamer 25 juni <strong>2009</strong><br />

1365 – 1367 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Intrest – gerechtelijke intrest – laattijdig instellen rechtsvordering - <strong>van</strong>af de<br />

dagvaarding<br />

08-67 KAMER 2 02.10.<strong>2008</strong><br />

Er kunnen geen intresten voorafgaand aan de dagvaarding worden gevorderd indien blijkt dat de schuldeiser te lang<br />

getalmd heeft om zijn aanspraken te laten gelden en betaling op te eisen.<br />

Gelet op de tendens om de termijnen in het rechtsverkeer in te korten en de spoed die aan de dag moet worden gelegd in<br />

het handels- en rechtsverkeer (zeker tussen professionelen) getuigt de houding <strong>van</strong> eiseres dan ook <strong>van</strong> een verregaande<br />

nalatigheid, die tezelfdertijd de indruk kon wekken dat zij, ondanks de periodieke aanmaningen, zich de facto neerlegde<br />

bij het standpunt <strong>van</strong> verweerster.<br />

De rechtbank kende in deze zaak geen intresten toe voor de periode voor dagvaarding (30.10.2003 tot 20.12.2007) – in dezelfde<br />

zin 2 kamer 08-78, 28 mei <strong>2009</strong><br />

1365 – 1367 / 02<br />

Intrest – gerechtelijke intrest <strong>van</strong>af de uitspraak<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

07-2030 KAMER 2 23.10.<strong>2008</strong><br />

D e <strong>Rechtbank</strong> kent aan eiseres ook geen intresten toe, nu blijkt dat deze weinig of zelfs geen initiatief heeft genomen om<br />

de zaak, die reeds sedert 1999 werd ingeleid, te activeren (..) aldus is er enkel gerechtelijke intrest verschuldigd <strong>van</strong>af de<br />

datum <strong>van</strong> de uitspraak.<br />

Er kunnen geen intresten worden gevorderd indien blijkt dat de schuldeiser te lang getalmd heeft om zijn aanspraken te laten<br />

gelden en betaling op te eisen.<br />

In dezelfde zin A/08/00615 6 november <strong>2008</strong> 2 e kamer - A/08/1036 13 november <strong>2008</strong> - A/08/1638 9 oktober <strong>2008</strong><br />

1367 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Koop- verkoop – levering <strong>van</strong> hardware en software en onderhoudscontract –<br />

dominantie <strong>van</strong> koop - aanvaarding – samenwerkingsplicht <strong>van</strong> partijen –<br />

informatieplicht <strong>van</strong> partijen – verplichtingen <strong>van</strong> de koper<br />

06-506 KAMER 2 26.02.<strong>2009</strong><br />

De levering en installatie <strong>van</strong> sofware en hardware samen met een afzonderlijk onderhoudscontract dient als een geheel<br />

aanzien waarbij de koop-verkoop het meest dominant is zodat deze regels <strong>van</strong> toepassing zijn.<br />

De inont<strong>van</strong>gstneming <strong>van</strong> de software – al dan niet met zichtbare gebreken - is definitief is na het verstrijken <strong>van</strong> een<br />

testperiode volgend op de eerste opstart <strong>van</strong> het systeem.<br />

Voor het welslagen <strong>van</strong> het project <strong>van</strong> installatie <strong>van</strong> de software is een dialoog tussen partijen essentieel. Het gebrek<br />

aan dialoog dient aan beide partijen te worden toegerekend .Partijen hebben bij een contract tot aanschaffing <strong>van</strong> een<br />

informaticasysteem een samenwerkingsplicht.<br />

10


Aangezien er bij computerapparatuur altijd een gebrek kan optreden, dient de gebruiker/koper altijd een bepaalde<br />

onbeschikbaarheid te dulden <strong>van</strong> het toestel teneinde de verkoper toe te laten de nodige correcties of aanpassingen aan te<br />

brengen. De gebruiken in de informaticasector laten trouwens een zekere tolerantiemarge toe inzake een bepaalde graad<br />

<strong>van</strong> onbeschikbaarheid <strong>van</strong> bepaalde systemen. Bij het in werking stellen en aanpassen <strong>van</strong> software kan worden<br />

aangenomen dat zelfs software-op-maat niet ab initio vlekkeloos werkt. De diversiteit aan en de wisselwerking tussen de<br />

verschillende onderdelen kan onmogelijk met sluitende zekerheid foutvrij worden afgeleverd, zodat het gebruik er<strong>van</strong> -<br />

zeker in den beginne - onvermijdelijk fouten moet opleveren.<br />

Een functioneel gebrek impliceert een ongeschiktheid voor een specifiek bestemd en beoogd gebruik. Functionele<br />

gebreken <strong>van</strong> software en informaticamateriaal zijn in de regel afhankelijk <strong>van</strong> de informatieplicht <strong>van</strong> de aspirantkoper<br />

: deze moet aan de verkoper communiceren wat zijn precieze behoeftes en verlangens zijn en welke systemen hij<br />

wenst voor de oplossing <strong>van</strong> typische problemen die hij kent <strong>van</strong>uit zijn ervaring met de bedrijfsvoering binnen zijn eigen<br />

onderneming of handelsactiviteit. De verkoper moet bij de contractssluiting duidelijk op de hoogte zijn <strong>van</strong> deze<br />

specifieke verzuchtingen of desiderata <strong>van</strong>wege de koper.<br />

De informatieplicht <strong>van</strong> partijen houdt in dat de verkoper de koper moet inlichten doch tevens dat de koper de verkoper<br />

moet informeren omtrent de specifieke eigenschappen <strong>van</strong> zijn bedrijfsvoering waaraan de software moet beantwoorden.<br />

Wanneer het niet de taak <strong>van</strong> de leverancier is een software op maat te ontwerpen, dan is het ook niet zijn taak het<br />

bedrijf <strong>van</strong> de koper door te lichten en te analyseren, laat staan een volledige informatica-audit door te voeren. De koper<br />

<strong>van</strong> software voor beroepsdoeleinden, die zelf een onderzoeksplicht heeft, kent als geen ander zijn eigen bedrijf alsook<br />

haar specifieke noden en behoeften, zodat deze de gevolgen moet dragen <strong>van</strong> het feit dat hij in voorkomend geval geen<br />

meer precieze eisen heeft gesteld.<br />

1437 – 1442 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

ENAC -voorwaarden<br />

07-318 KAMER 5 14.11.<strong>2008</strong><br />

Om op basis <strong>van</strong> de enac de opschorting <strong>van</strong> de eigen prestatie wegens niet-nakoming <strong>van</strong> andermans prestatie te kunnen<br />

inroepen, moet voldaan zijn aan de volgende vereisten:<br />

• De opschortende schuldenaar moet een aanspraak hebben op een prestatie die in voldoende verband staat met<br />

de op te schorten prestatie, en hij moet de niet-nakoming <strong>van</strong> die prestatie opwerpen.<br />

• De opschortende schuldenaar mag niet tot eerdere nakoming verplicht zijn.<br />

• De opschorting mag slechts geschieden in de mate waarin ze door de niet-nakoming <strong>van</strong> de tegenpartij<br />

gerechtvaardigd wordt.<br />

• De opschorting mag de latere nakoming <strong>van</strong> de op te schorten verbintenis niet blijvend onmogelijk maken<br />

1437 - 1442 – 2600 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Exceptie <strong>van</strong> niet uitvoering - koop- verkoop<br />

09-1578 KAMER 2 25.06.<strong>2009</strong><br />

De exceptio non adimpleti contractus kan niet ingeroepen worden door de partij die een zgn. voorleveringsplicht heeft,<br />

d.w.z. dat de excipiens niet diegene mag zijn die eerst gehouden is te presteren.<br />

De koper die na de aanvaarding <strong>van</strong> de goederen gebreken vaststelt kan daaruit niet tot de bevrijding <strong>van</strong> de betaalplicht<br />

besluiten, maar moet bovendien ook op zijn beurt (hetzij door middel <strong>van</strong> een zelfstandige vordering, hetzij door een<br />

tegenvordering indien hij inmiddels in betaling <strong>van</strong> de koopsom was gedagvaard) zijn verkoper in rechte aanspreken en<br />

een op koopvernietigende gebreken gesteunde vordering tot vrijwaring voor verborgen gebreken stellen, waarbij de<br />

koper de bewijslast <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> de ingeroepen gebreken draagt<br />

Zie ook 09/820 2 KAMER 8 juli <strong>2009</strong> -09/25 2 KAMER 9 juli <strong>2009</strong>-<br />

1446 – 1439 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verbintenissen – uitdrukkelijk ontbindend beding - ingebrekestelling<br />

09-1528 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

In tegenstelling tot wat men uit de benaming zou kunnen afleiden doet een uitdrukkelijk ontbindend beding geen afbreuk<br />

aan het algemene beginsel <strong>van</strong> de verplichte voorafgaande ingebrekestelling <strong>van</strong> de schuldenaar door de schuldeiser.<br />

De overeenkomst zal maar eerst ontbonden zijn na het verstrijken <strong>van</strong> de door de ingebrekestelling toegekende<br />

respijttermijn, die de schuldeiser de schuldenaar moet gunnen teneinde deze de kans te bieden zijn wanprestatie alsnog<br />

ongedaan te maken.<br />

1470 – 1472 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Bewijs<br />

08-1579 KAMER 2 22.01.<strong>2009</strong><br />

De clausule in een verzekeringsovereenkomst “ Bij het opstellen <strong>van</strong> het contract werd ook rekening gehouden met de<br />

informatie opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De betaling <strong>van</strong> de premie zal worden beschouwd als een bevestiging<br />

<strong>van</strong> de correctheid <strong>van</strong> de verstrekte informatie en een aanvaarding <strong>van</strong> de algemene en bijzondere voorwaarden <strong>van</strong> dit<br />

contract (bijvoegsel) “ is een geldige bewijslastclausule welke de omkering <strong>van</strong> de bewijslast meebrengt.<br />

11


De rechter mag oordelen dat een negatief feit niet met dezelfde striktheid als het bewijs <strong>van</strong> een bevestigend feit behoeft<br />

te worden geleverd uiteraard zonder dat hij de eisende partij <strong>van</strong> dit bewijs mag ontslaan of de tegenpartij het bewijs <strong>van</strong><br />

het tegengestelde positief bewijs kan opleggen.<br />

Dat de feitenrechter de nodige soepelheid in acht mag nemen (en minder eisen mag stellen dat bij het bewijs <strong>van</strong> een<br />

zuiver positief feit) houdt in feite in dat :<br />

• de Rechter zich grotendeels mag vergenoegen met het bewijs via vermoedens<br />

• een voldoende waarschijnlijkheid <strong>van</strong> het beweerde feit reeds volstaat<br />

1600 – 1601 / 01<br />

Koop- verkoop – eigendomsoverdracht – overdracht risico<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

07-305 KAMER 2 05.03.<strong>2009</strong><br />

Enkel de eigenaar ten tijde <strong>van</strong> het ongeval is vergoedingsgerechtigd, bij gebreke aan andersluidende bepalingen.<br />

Bij de verkoop <strong>van</strong> een specieszaak is de regel dat de koper het risico dient te dragen, zelfs indien de zaak nog niet<br />

geleverd is . Artikel 1138 lid 2 B.W., doet het risico naar de koper overgaan <strong>van</strong>af de verbintenis tot overdracht (<strong>van</strong><br />

eigendom), die onderscheiden dient te worden <strong>van</strong> de levering.<br />

De omstandigheid kan als onvoorzien worden beschouwd, wanneer zij (1) volledig vreemd is aan een feit of een fout <strong>van</strong><br />

de partijen, (2) volkomen onvoorzienbaar is bij het sluiten <strong>van</strong> de overeenkomst, (3) een abnormaal karakter vertoont –<br />

zoniet gaat het slechts om een eenvoudige moeilijkheid die binnen de grenzen der aannemingsrisico’s valt – en (4) een<br />

ernstige verzwaring <strong>van</strong> de aannemingslasten of een verstoring <strong>van</strong> de economie <strong>van</strong> het contract tot gevolg heeft.<br />

1600 – 1619 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Koop- verkoop – aanvaarding- verborgen gebreken - -<br />

05-506 KAMER 2 26.02.<strong>2009</strong><br />

Inzake koop-verkoop is de aanvaarding de rechtshandeling, waardoor de koper erkent dat de geleverde zaak<br />

overeenstemt met de verkochte zaak en vrij is <strong>van</strong> zichtbare gebreken. Deze aanvaarding dekt elk gebrek of nietconformiteit<br />

en daarna kan de koper enkel nog beroep doen op art. 1641 e.v. B.W. maar niet op art. 1184 B.W.<br />

1600 - 1612 – 1619 – 1470 – 1609<br />

/ 01<br />

Koop – verborgen niet conformiteit<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

08-479 KAMER 2 09.10.<strong>2008</strong><br />

Wanneer het gebrek aan conformiteit niet kan worden ontdekt bij de levering kan zij in beginsel niet worden gedekt door<br />

de aanvaarding. De aanvaarding kan enkel slaan op zichtbare conformiteitsgebreken, gezien men <strong>van</strong> onzichtbare<br />

conformiteitsgebreken niet kan aannemen dat de koper hier<strong>van</strong> (zelfs maar stilzwijgend) afstand heeft willen doen.<br />

Om te slagen in zijn vordering moet de koper dan bewijzen dat de non-conformiteit onnaspeurbaar was bij de levering en<br />

dat hij korte tijd na de ontdekking geprotesteerd heeft.<br />

De verborgen non-conformiteit, is een variant <strong>van</strong> een niet-conforme levering welke zich voordoet wanneer de afwijking<br />

in de levering niet onmiddellijk materieel vaststelbaar is.<br />

De druksterkte <strong>van</strong> zand dat gebruikt wordt voor bepaalde (bouw)constructies kan als zodanig met verborgen nonconformiteit<br />

zijn behept.<br />

Het lijkt immers technisch-materieel niet mogelijk om de eigenschap <strong>van</strong> de druksterkte dadelijk bij de levering na te<br />

gaan.<br />

De levering is zodoende niet aanvaard door verweerster door het loutere feit <strong>van</strong> de afhaling <strong>van</strong> de goederen bij eiseres,<br />

waar verweerster in beginsel ook tijdig heeft geprotesteerd na het ontdekken <strong>van</strong> deze niet-conformiteit.<br />

Verweerster heeft niet de contractueel bindende procedure gevolgd die voorgeschreven is inzake staalnames, en die<br />

afgedrukt staat zowel op de leveringsbonnen als op de keerzijde <strong>van</strong> de facturen <strong>van</strong> eiseres, nl. dat de monsters reeds<br />

worden genomen tijdens het lossen in aanwezigheid <strong>van</strong> een afgevaardigde <strong>van</strong> eiseres.<br />

Waar verweerster stelt dat deze procedure enkel geldt voor beton, neemt de <strong>Rechtbank</strong> echter aan de hand <strong>van</strong> de<br />

analogische interpretatiemethode aan dat zulks geldt voor alle materialen die door eiseres worden geleverd.<br />

Partijen hebben in het verleden nog al samengewerkt zodat verweerster - die de tegenstelbaarheid <strong>van</strong> deze voorwaarden<br />

niet betwist - deze voorwaarden kende.<br />

Het recht <strong>van</strong> verdediging en het recht op tegensprekelijke bewijsvoering vereist dat bij een éénzijdige expertise <strong>van</strong> een<br />

bepaald product de leverancier dadelijk wordt verwittigd <strong>van</strong> deze bemonstering - zodat deze in staat wordt gesteld de<br />

onderzoeksverrichtingen te volgen - alsook dat bij de staalname (in aanwezigheid <strong>van</strong> de leverancier) dadelijk een<br />

afzonderlijk (verzegeld of door beide partijen afgetekend) staal wordt gereserveerd voor een tegenexpertise.<br />

De partij die een zaak onder zich heeft, heeft de plicht te bekwamer tijd tegensprekelijk bewijsmateriaal te verzamelen<br />

omtrent de staat <strong>van</strong> de zaak. Indien het bewijs door het verzuim <strong>van</strong> voormelde plicht onmogelijk is geworden of niet<br />

meer behoorlijk kan worden geleverd, dan draagt de verzuimende partij het uiteindelijke bewijsrisico.<br />

12


Nu de beweerde leveringsgebreken niet op tegensprekelijke wijze werden vastgesteld ten aanzien <strong>van</strong> eiseres valt het<br />

bewijsrisico ten laste <strong>van</strong> verweerster<br />

Anderzijds staat vast dat verweerster het bewuste gestabiliseerd scheldezand effectief heeft verwerkt en gebruikt in het<br />

productieproces voor de rioleringswerken.<br />

Terzake is de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> oordeel dat, zelfs ongeacht het feit of er sprake is <strong>van</strong> een zichtbare dan wel verborgen nonconformiteit,<br />

eens de levering is gewijzigd <strong>van</strong> hoedanigheid en zeker wanneer deze is verwerkt, de aanvaarding<br />

onherroepelijk vaststaat. Verwerkt de koper de goederen dan betekent zulks dat hij deze aanvaardt, ook al zijn er<br />

gebreken in de levering.<br />

Verweerster kan niet ontkennen dat zij het bewuste zand heeft gebruikt voor de constructies welke zij heeft gemaakt en<br />

zij heeft aldus haar aanspraken verwerkt.<br />

1600 – 1613 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Consumentenverkoop - niet conformiteit – verkoop in de staat waarin deze zich bevindt<br />

gekend door de koper – wijze <strong>van</strong> vergoeding<br />

08-1213 KAMER 2 18.12.<strong>2008</strong><br />

De niet conformiteit wordt vermoed <strong>van</strong> zodra de consument aantoont dat het aangekochte consumptiegoed niet<br />

beantwoordt aan één <strong>van</strong> voorwaarden <strong>van</strong> 1649 ter B.W. Bewijslast <strong>van</strong> het conformiteitsgebrek rust bij de koper. Voor<br />

gebreken, bij een consumentenverkoop, die zich manifesteren binnen de zes maanden na levering bestaat een vermoeden<br />

<strong>van</strong> bestaan <strong>van</strong> het gebrek bij levering . De melding op de factuur “ verkocht in de staat waarin deze zich bevindt aldus<br />

door de koper gekend”volstaat niet om bewijs <strong>van</strong> kennis in hoofde <strong>van</strong> de koper <strong>van</strong> het gebrek te bewijzen.<br />

De keuzemogelijkheid waarover de consument op grond <strong>van</strong> artikel 1649quinquies B.W. beschikt, belet natuurlijk niet<br />

dat de verkoper, nadat de consument het gebrek aan overeenstemming <strong>van</strong> het goed met de overeenkomst heeft<br />

meegedeeld, zelf als eerste de consument, bij wijze <strong>van</strong> schikking, om het even welke beschikbare vorm <strong>van</strong><br />

genoegdoening voorstelt.<br />

Het komt echter aan de koper/consument toe dat voorstel aan te nemen of af te wijzen Dit heeft voor gevolg dat de<br />

verkoper geen rechten kan putten uit de argumentatie dat koper het voorstel om zijn voertuig te laten herstellen bij “X”<br />

heeft afgewezen en ervoor geopteerd heeft om zelf zijn voertuig te laten herstellen bij een derde firma, weze het door de<br />

ver<strong>van</strong>ging (i.p.v. het herstel) <strong>van</strong> het bewuste onderdeel (versnellingsbak).<br />

1600 – 1622 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Internationale koop- toepassing Weens koopverdrag – recht op intrest – intrestvoet<br />

08-2262 KAMER 2 04.12.<strong>2008</strong><br />

Op grond <strong>van</strong> artikel 6 <strong>van</strong> het Weens Koopverdrag kunnen de partijen de toepassing <strong>van</strong> dit Verdrag uitsluiten, of<br />

kunnen ze afwijken <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de bepalingen hier<strong>van</strong> . Er is geen bezwaar tegen het feit dat de partijen hun rechtskeuze<br />

maken of wijzigen na het tot stand komen <strong>van</strong> de overeenkomst, of zelfs tijdens het geding. De uitsluiting of afwijking <strong>van</strong><br />

het Weens Koopverdrag moet uitdrukkelijk bedongen zijn.<br />

Als een partij tekortschiet in de betaling <strong>van</strong> een prijs of <strong>van</strong> enig ander achterstallig bedrag heeft de tegenpartij recht op<br />

rente op dit bedrag (art. 78 CISG), naast haar recht op schadevergoeding overeenkomstig artikel 74 CISG. In het CISG<br />

(art. 78) wordt niet aangegeven tegen welke interestvoet de rente moet worden begroot.<br />

De <strong>Rechtbank</strong> gebruikt de rentevoet <strong>van</strong> de marginale leningsfaciliteit <strong>van</strong> de ECB, hetzij 5 %+ 2= 7 %. Volgens het<br />

Weens Koopverdrag is geen ingebrekestelling nodig om de intrest te doen lopen.<br />

Het bestaan wordt niet aangetoond <strong>van</strong> een geldig conventioneel schadebeding en evenmin wordt het bestaan aangetoond<br />

<strong>van</strong> een in art. 74 <strong>van</strong> het CISG bedoelde schade die niet gedekt is door de hiervoor aangegeven rente, zodat de<br />

rechtbank geen schadevergoeding toekent.<br />

1681 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Huur <strong>van</strong> diensten<br />

08-2563 KAMER 2 05.02.<strong>2009</strong><br />

Wanneer geen prijs is overeengekomen inzake ereloon <strong>van</strong> een boekhouder geldt het beginsel dat het opstellen <strong>van</strong> een<br />

ereloonnota door een boekhouder in de regel een partijbeslissing uitmaakt, dit is de beslissing <strong>van</strong> een partij aan wie de<br />

bevoegdheid is verleend om de inhoud <strong>van</strong> de rechten en plichten <strong>van</strong> de andere partij te bepalen of te wijzigen.<br />

Dit impliceert dat partijen stilzwijgend zijn overeengekomen om het ereloon of de prijs in functie <strong>van</strong> de geleverde<br />

prestaties na de uitvoering <strong>van</strong> de opdracht éénzijdig te laten vaststellen door de boekhouder zelf, onder de (beperkte /<br />

marginale) controle <strong>van</strong> de rechter.<br />

De opdrachtgever verbindt zich er m.a.w. toe om voor de prestaties een ereloon te betalen dat éénzijdig door de<br />

dienstenverhuurder wordt vastgesteld<br />

13


1681 – 1629 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – huur <strong>van</strong> diensten of <strong>van</strong> een zaak<br />

08-1271 KAMER 4 23.02.<strong>2009</strong><br />

Om uit te maken of de overeenkomst <strong>van</strong> verhuur <strong>van</strong> een kraan met werkman al of niet een huur <strong>van</strong> diensten is , is de<br />

onafhankelijkheid <strong>van</strong> de begeleidende werkkracht <strong>van</strong> belang. Is de ter beschikking gestelde werkkracht ondergeschikt<br />

aan de gebruiker dan is er sprake <strong>van</strong> een huurovereenkomst met betrekking tot het goed.<br />

1682 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – vetusiteit - schade<br />

08-551 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

Het leerstuk <strong>van</strong> de vetusteit kan rele<strong>van</strong>t zijn voor voertuigschade, kledingschade, doch is in de regel niet bruikbaar bij<br />

herstelwerken aan een gebouw. Het is evident dat de eigenaar <strong>van</strong> een beschadigd voertuig <strong>van</strong> meerdere jaren oud geen<br />

recht heeft op een nieuw voertuig, nu er op de markt vergelijkbare voertuigen <strong>van</strong> dezelfde ouderdom en soort<br />

voorhanden zijn.<br />

Dit kan echter niet gesteld worden <strong>van</strong> de eigenaar <strong>van</strong> een beschadigd onroerend goed, zoals <strong>van</strong> een vernielde muur .<br />

Hier terzake kan immers niet worden geopperd dat een muur <strong>van</strong> dezelfde ouderdom zou kunnen aangeboden worden,<br />

nu zulks materieel/technisch volstrekt onmogelijk is. Er bestaat immers geen “markt” <strong>van</strong> tweedehandsmuren, waarmee<br />

eisers zich desgevallend ook zouden kunnen behelpen, zodat een herstel middels nieuwe gevelstenen een noodzakelijk en<br />

onvermijdelijk gegeven is.<br />

Een juist en passend schadeherstel in hoofde <strong>van</strong> eisers is bijgevolg niet mogelijk zonder deze gebeurlijke (schijnbare)<br />

verbetering; in dergelijk geval moet de schadevergoeding niet worden verminderd.<br />

De benadeelde heeft dan ook recht op de (nieuw)waarde <strong>van</strong> zijn vernielde zaak wanneer hij niet in staat is op de markt<br />

gelijk(w)aardige reeds gebruikte zaken aan te kopen. De"gebruikte"/oude zijgevel kan niet anders ver<strong>van</strong>gen worden<br />

dan door zijn vernieuwing en in dat geval heeft de benadeelde recht op deze vernieuwing.<br />

Dat de herstelprijs buiten verhouding staat tot de aannemingssom is niet terzake dienend : alle schade moet worden<br />

vergoed.<br />

Niet de waarde <strong>van</strong> het contract is de maatstaf ter bepaling of ter begrenzing <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schadevergoeding.<br />

De enige maatstaf is de schade.<br />

Het betrof de uitvoering <strong>van</strong> voegwerken aan muur ,het uitslijpen <strong>van</strong> de voegen gebeurde dermate ondeskundig dat een nieuwe<br />

muur volgens de deskundige de enige oplossing was. De rechtbank kent een vergoeding toe gelijk aan de waarde <strong>van</strong> een nieuwe<br />

muur.<br />

1682 – 1684 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming in regie vrije prijsbepaling – vrije prijsbepaling en bepaling <strong>van</strong> de prijs<br />

door de deskundige – marginale toetsing<br />

05-4458 KAMER 2 11.06.<strong>2009</strong><br />

Een regiecontract houdt voor de opdrachtgever inzake de prijsbepaling steeds een zeker risico in, dat hij geacht wordt<br />

aanvaard te hebben tot op zekere hoogte . In overeenkomsten <strong>van</strong> aanneming <strong>van</strong> werk of <strong>van</strong> diensten wordt de<br />

mogelijkheid <strong>van</strong> partijbeslissing trouwens algemeen aanvaard . Het is niet omdat een deskundige een bepaalde prijs<br />

vooropstelt dat de aannemingsprijs (post factum) noodzakelijkerwijze tot dit bedrag dient te worden beperkt.<br />

Indien de opdrachtgever noch registreert noch controleert kan hij de afrekening die met de facturen en de uitbestede<br />

uren overeenstemt in beginsel enkel dan betwisten indien hij kan aantonen dat de afrekening kennelijk onredelijk of<br />

onjuist is. De redelijkheid is de norm en de toetsing <strong>van</strong> de prijs dient aan dit criterium te voldoen.<br />

De schuldenaar is immers alleen dan niet gebonden indien de partijbeslissing "kennelijk onredelijk" is : een 'marginale<br />

toetsing' is zodoende aan de orde.<br />

Dit houdt in dat de rechter niet zomaar zelf het voorwerp <strong>van</strong> de verbintenis(sen) mag bepalen op grond <strong>van</strong> wat redelijk<br />

is, zonder rekening te houden met het feit dat de bepaling daar<strong>van</strong> precies in beginsel aan de schuldeiser werd<br />

toevertrouwd. Ook inzake partijbeslissingen geldt, althans tot op zekere hoogte, het beginsel <strong>van</strong> de verbindende kracht<br />

<strong>van</strong> de overeenkomst, een principe dat de rechter niet zomaar naast zich neer kan leggen.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

Zie ook 1681-01<br />

1682 - 1684 – 1689 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – tienjarige aansprakelijkheid<br />

07-616 KAMER 5 05.09.<strong>2008</strong><br />

Door de oplevering en opneming <strong>van</strong> het afgewerkte gebouw wordt de fase <strong>van</strong> de contractuele aansprakelijkheid voor<br />

het bouwwerk als zodanig afgesloten en begint de periode <strong>van</strong> de tienjarige garantie voor de stevigheid en deugdelijkheid<br />

<strong>van</strong> het gebouw. Art. 1792 B.W. stipuleert dat indien een gebouw dat tegen vaste prijs is opgericht, geheel of gedeeltelijk<br />

14


teniet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door de ongeschiktheid <strong>van</strong> de grond, de architect en de aannemer daarvoor<br />

aansprakelijk zijn gedurende tien jaren.<br />

De tienjarige garantie is <strong>van</strong> toepassing op alle aannemingen <strong>van</strong> gebouwen en grote werken, al dan niet tegen vaste prijs,<br />

nu art. 2270 B.W. dat dezelfde garantieplicht regelt geen onderscheid maakt wat de prijsvorming betreft.<br />

Een “gebrek in de bouw” of “ongeschiktheid <strong>van</strong> de grond” zoals in art. 1792 B.W. bedoeld, is een fout tegen de<br />

bouwkunde, die <strong>van</strong> aard is een gebouw, of een essentieel of aanzienlijk bestanddeel er<strong>van</strong>, geheel of gedeeltelijk teniet te<br />

doen gaan<br />

De woorden “geheel of gedeeltelijk tenietgaan” in art. 1792 B.W. moeten volgens hun betekenis in het gewone<br />

spraakgebruik worden begrepen<br />

De aansprakelijkheid <strong>van</strong> “de aannemers” voor verborgen gebreken in het uitgevoerde en goedgekeurde werk, op grond<br />

<strong>van</strong> het gemene aannemingsrecht, blijft bestaan maar werd niet weerhouden omdat de uitvoering <strong>van</strong> de werken, niet te<br />

wijten is aan een ontwerpfout, uitvoeringsfout, gebrek in de materialen of tekortkoming in de informatie-, voorzorgs- en<br />

herstelplicht in hoofde <strong>van</strong> verweerder, doch wel aan normale slijtage <strong>van</strong> de egalisatielaag ingevolge het specifieke<br />

gebruik <strong>van</strong> de zolderruimte door eiseres<br />

1682 - 1684 – 1694 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – aansprakelijkheid architect<br />

04-4515 KAMER 2 04.12.<strong>2008</strong><br />

Waar de controleopdracht <strong>van</strong> de architect geen verplichting inhoudt om permanent aanwezig te zijn op de werf (tenzij<br />

het tot zijn contractuele opdracht behoorde) moet anderzijds gesteld worden dat zijn aanwezigheid vereist is telkenmale<br />

nodig, dit is alleszins wanneer een decisieve stap gezet wordt in het bouwproces en sprake is <strong>van</strong> cruciale ogenblikken . Of<br />

hier<strong>van</strong> sprake is wordt beoordeeld aan de hand <strong>van</strong> het criterium of er een gevaar bestaat voor niet-omkeerbare<br />

beschadiging. De architect moet aanwezig zijn bij die fasen <strong>van</strong> uitvoering die later niet of nauwelijks nog kunnen worden<br />

gecorrigeerd<br />

Dit is naar het oordeel <strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> zeker het geval wanneer de vloerplaat gegoten wordt voor een industriële loods<br />

of fabriekhal.<br />

1682 – 1688 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Bewijs <strong>van</strong> aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

06-2829 KAMER 4 22.09.<strong>2008</strong><br />

De oplevering en de goedkeuring <strong>van</strong> de werken kunnen stilzwijgend gebeuren.<br />

Dit kan blijken uit de concrete omstandigheden, afhankelijk <strong>van</strong> de zaak.<br />

Zo geeft de bouwheer die de werken voorbehoudloos in gebruik neemt, uiting aan zijn goedkeuring. De ingebruikneming<br />

kan ruim opgevat worden en blijken uit bijvoorbeeld het verhuren <strong>van</strong> het gebouw, het bewonen <strong>van</strong> een winkelhuis na<br />

renovatie, en dit zonder enig voorbehoud, gepaard gaande met het stilzitten <strong>van</strong> de bouwheer gedurende twee maanden<br />

na ont<strong>van</strong>gst.<br />

Een bijzonder element in het kader <strong>van</strong> het stilzwijgen is de aanvaardde factuur.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

In dezelfde zin 06-2828 – 4 Kamer – 22.09.<strong>2009</strong><br />

1682 – 1688 / 02<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

08-1777 KAMER 5 26.09.<strong>2008</strong><br />

Voor de oplevering en de opneming <strong>van</strong> het uitgevoerde werk zijn er geen vormverplichtingen opgelegd. Uit het geheel<br />

<strong>van</strong> de bepalingen in de artikelen 1788-1791 B.W. blijkt evenmin dat de keuring als zodanig op tegenspraak moet<br />

geschieden. Wanneer de meester het uitgevoerde werk voor keuring en opneming in zijn macht heeft, wordt hij geacht dit<br />

te hebben aanvaard, indien hij niet binnen een redelijke tijd heeft geprotesteerd.<br />

De ingebruikneming of inbezitneming gedurende een zekere tijd, zonder voorbehoud, <strong>van</strong> het tot stand gebrachte werk,<br />

wordt als goedkeuring beschouwd.<br />

De opneming-goedkeuring bevestigt de wil <strong>van</strong> de aanbesteder om de wettelijke gevolgen <strong>van</strong> de overeenkomst die<br />

daaruit voortvloeien en die hij bij het aangaan <strong>van</strong> het contract heeft aanvaard, uitwerking te laten hebben. Zij doet<br />

blijken <strong>van</strong> zijn bedoeling om het werk zoals het ten uitvoer is gebracht te aanvaarden, en om de aannemer niet meer aan<br />

te spreken, behalve voor ernstige verborgen gebreken of tekortkomingen.<br />

De opneming dekt de zichtbare gebreken, tenzij die gebreken de stevigheid <strong>van</strong> een gebouw of een essentieel bestanddeel<br />

er<strong>van</strong> aantasten.<br />

1682 – 1688 / 03<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

08-886 KAMER 2 16.10.<strong>2008</strong><br />

Aangenomen wordt dat de oplevering een vormvrije eenzijdige rechtshandeling is.<br />

De aanvaarding kan zodoende uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren, hetgeen niet verwonderlijk is, nu de<br />

aannemingsovereenkomst ook zonder geschrift kan tot stand komen .<br />

15


De stilzwijgende aanvaarding kan worden afgeleid uit de inbezitneming zonder voorbehoud : de opdrachtgever die de<br />

werken in gebruik neemt zonder voorbehoud, geeft hiermee uiting aan zijn goedkeuring.<br />

Inzake aannemingen in regie staat het vertrouwen en de goede trouw tussen partijen centraal. De opdrachtgever dient er<br />

op te kunnen vertrouwen dat de aannemer de juiste uren en hoeveelheden in rekening zal brengen. Wanneer echter de<br />

opdrachtgever geen controlesysteem opzet <strong>van</strong> de regie-uren dienen de staten <strong>van</strong> de aannemer in beginsel voor<br />

waarachtig aangenomen.<br />

1682 – 1688 / 04<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

04-4515 KAMER 2 04.12.<strong>2008</strong><br />

Een aannemer-specialist heeft ook een belangrijke advies- en bijstandsplicht, die in bepaalde gevallen zelfs de vorm kan<br />

aannemen <strong>van</strong> een zgn. onthoudings- of weigeringsplicht. De aannemer is geen blinde uitvoerder <strong>van</strong> hetgeen hem door<br />

de bouwheer, hoofdaannemer of zelfs de architect of het studiebureau wordt opgedragen. De aannemer kan zich in dit<br />

geval ter bevrijding <strong>van</strong> zijn aansprakelijkheid, dan ook niet beroepen op een gebrek aan toezicht en/of opmerkingen<br />

Wanneer prima facie vaststaat dat de fouten <strong>van</strong> de verschillende aangesprokenen dezelfde schade hebben veroorzaakt,<br />

zullen de verschillende aansprakelijken moeten aantonen welk deel <strong>van</strong> de schade aan hun fout te wijten is, en welk deel<br />

er<strong>van</strong> door de fout <strong>van</strong> anderen werd veroorzaakt. Slagen zij niet in dit bewijs, dan is een in solidum veroordeling<br />

onafwendbaar. M.a.w., wanneer dezelfde schade voortvloeit uit de samenloop <strong>van</strong> 2 of meer contractuele wanprestaties is<br />

er aanleiding tot een verbintenis in solidum, althans voor zover althans elke fout de schade in haar geheel heeft<br />

veroorzaakt<br />

1682 – 1688 / 05<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

06-1869 KAMER 3 05.05.<strong>2009</strong><br />

De voorlopige oplevering heeft tot doel de voltooiing <strong>van</strong> de werken vast te stellen waarbij wordt nagegaan of het bestek<br />

werd gevolgd en de plannen werden in acht genomen. De voorlopige oplevering impliceert op zich geen aanvaarding <strong>van</strong><br />

de werken. Zij houdt in dat de opdrachtgever het werk ter beschikking krijgt en <strong>van</strong> dan af er het risico <strong>van</strong> draagt.<br />

Kleine gebreken en tekortkomingen zijn geen reden om een voorlopige oplevering te weigeren. Zij kunnen worden<br />

vermeld in het proces-verbaal <strong>van</strong> voorlopige oplevering en voor de definitieve oplevering worden hersteld.<br />

1682 – 1688 / 06<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – aanvaarding <strong>van</strong> de werken – verborgen gebreken<br />

06-1869 KAMER 3 05.05.<strong>2009</strong><br />

De oplevering of aanvaarding <strong>van</strong> de aanneming is een éénzijdige rechtshandeling die kadert in de goede uitvoering <strong>van</strong><br />

de aannemingsovereenkomst .Op dat ogenblik verifieert de opdrachtgever het beëindigde werk en, indien het niet<br />

conform is, moet hij opmerkingen maken en de aannemer uitnodigen het werk behoorlijk uit te voeren. Maakt de<br />

opdrachtgever geen opmerkingen, dan betekent dit dat het werk behoorlijk is, of, alleszins dat hij afziet <strong>van</strong> de<br />

mogelijkheid om opmerkingen te maken.<br />

Aangenomen wordt dat de oplevering een vormvrije rechtshandeling is. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend<br />

gebeuren. De opdrachtgever die de werken in gebruik neemt zonder voorbehoud geeft hiermee uiting aan zijn<br />

goedkeuring<br />

Men kan niet met kennis <strong>van</strong> zaken opleveren of goedkeuren, wat men niet heeft kunnen vaststellen of waarnemen. De<br />

vordering tot aansprakelijkheid voor (lichte) verborgen gebreken berust op het algemeen beginsel dat men alleen<br />

zichtbare gebreken kan aanvaarden en men nooit geacht kan worden niet-zichtbare gebreken aanvaard te hebben .<br />

In dergelijk geval rijst de vraag binnen welke termijn de contractuele aansprakelijkheidsvordering uit hoofde <strong>van</strong><br />

dergelijke verborgen gebreken tegen de aannemer ingesteld dient te worden. De regel luidt dat, als een voorheen<br />

verborgen gebrek eenmaal ontdekt is − dus zichtbaar is geworden − de vrijwarings- of aansprakelijkheidsvordering<br />

«tijdig» moet volgen, anders wordt de benadeelde wél geacht het inmiddels zichtbaar geworden gebrek alsnog te hebben<br />

aanvaard.<br />

1682 – 1688 / 07<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Aanvaarding<br />

09-624 KAMER 2 18.06.<strong>2009</strong><br />

De onder- en hoofdaannemingsovereenkomst zijn zelfstandige overeenkomsten zijn . De oplevering en aanvaarding <strong>van</strong><br />

het werk <strong>van</strong> de hoofdaannemer en dat <strong>van</strong> de onderaannemer gebeurt, behoudens een contractuele transparantie<br />

onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar . De opdrachtgever heeft immers niets te maken met de verhouding<br />

hoofdaannemer/onderaannemer. Een aanvaarding in het kader <strong>van</strong> de hoofdaanneming impliceert evenmin een<br />

aanvaarding <strong>van</strong> de werken <strong>van</strong> de onderaannemer en vice versa.<br />

16


1682 – 1690 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – eenzijdig herstel<br />

08-732 KAMER 2 02.10.<strong>2008</strong><br />

De voorwaarden waaronder de schuldeiser <strong>van</strong> een bepaalde prestatie zonder voorafgaande rechterlijke machtiging een<br />

verbintenis om iets te doen door een derde mag laten uitvoeren zijn dat er sprake moet zijn <strong>van</strong> urgentie, dat de<br />

schuldenaar vooraf in gebreke moet zijn gesteld (waarbij bovendien een ultieme prestatietermijn moet zijn toegekend) en<br />

dat de stand <strong>van</strong> de werken (en de aard en ernst <strong>van</strong> de eventuele gebreken) op tegenspraak moet zijn vastgesteld.<br />

1682 – 1690 / 02<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – eenzijdig herstel<br />

07-2794 KAMER 2 13.11.<strong>2008</strong><br />

Opdat een contractspartij zonder rechterlijke machtiging gebreken zou mogen herstellen, moet er o.a. sprake zijn <strong>van</strong><br />

urgentie en moet de aard en ernst der gebreken bovendien op tegenspraak zijn vastgesteld in der minne of in een<br />

gerechtelijk deskundigenonderzoek, al dan niet gevorderd in kort geding. Elke onrechtstreekse uitvoering in natura<br />

vereist principieel een voorafgaande rechterlijke tussenkomst, welke als doel heeft de rechter toe te laten na te gaan of er<br />

wel daadwerkelijk een wanprestatie is en - zo ja - of er nog een redelijke mogelijkheid bestaat dat de schuldenaar de<br />

verbintenis zelf zal nakomen.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

In dezelfde zin 05-4669 4 juni <strong>2009</strong> - 07-1189 kamer 2 11 juni <strong>2009</strong><br />

1682 – 1694 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Overeenkomst architect – ontbinding wegens misrekening <strong>van</strong> het budget<br />

08-2504 KAMER 2 18.06.<strong>2009</strong><br />

De vaststelling <strong>van</strong> het budget behoorde tot het voorwerp en dé essentie <strong>van</strong> het architectencontract gezien de<br />

kostprijsraming tot de uitdrukkelijke en wélomschreven contractuele opdracht <strong>van</strong> de architect behoorde. Gezien de<br />

fundamentele beoordelingsfout <strong>van</strong> de architect bij het berekenen <strong>van</strong> het budget wordt de overeenkomst wegens<br />

wanprestatie ontbonden.<br />

De bouwheer kan aanspraak maken op terugbetaling <strong>van</strong> de reeds betaalde facturen gezien de ontbinding ex tunc werkt<br />

en partijen dienen teruggeplaatst in de situatie alsof zij nooit hadden gecontracteerd .<br />

Er is niet aangetoond dat de prestaties <strong>van</strong> de architect nog enig nut vertoont voor de bouwheer, zodat zich geen<br />

restitutieverbintenis en afrekening opdringt.<br />

1684 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – vertragingsboete –plichten <strong>van</strong> de hoofdaannemer<br />

08-173 KAMER 4 1.09.<strong>2008</strong><br />

Om toepassing te kunnen maken <strong>van</strong> een vertragingsboete is vereist dat de vertraging aan de fout <strong>van</strong> de aannemer te<br />

wijten zijn. Hierbij heeft de hoofdaannemer evenveel verplichtingen, zoals tijdig noodzakelijke keuzes maken, de<br />

aannemer op de hoogte stellen <strong>van</strong> bijzondere omstandigheden die het werk beïnvloeden en de coördinatieplicht in geval<br />

<strong>van</strong> meerdere aannemers.<br />

1693 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – kabelbeschadiging –lokalisatieplicht.<br />

07-2689 KAMER 4 01.08.<strong>2008</strong><br />

Op de aannemer rust een informatieplicht, een lokalisatieplicht én eventueel de plicht om het nutsbedrijf te contacteren.<br />

De liggingsplans hebben slechts een indicatieve waarde. De bewijsplicht rust op de aannemer.<br />

1693 / 02<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Kabels en leidingen<br />

kabelbeschadiging –lokalisatieplicht.<br />

Schade –begroting volgens overeenkomst BVVO-FIGAS waartoe de aansprakelijke<br />

persoon niet is toegetreden.<br />

09-577 KAMER 4 15.06.<strong>2009</strong><br />

Voor het uitvoeren <strong>van</strong> werken in de nabijheid <strong>van</strong> installaties <strong>van</strong> vervoer en gasachtige en andere producten door<br />

middel <strong>van</strong> leidingen en elektriciteitskabels gelden specifieke regels (aardgas KB 21 september 1988; elektriciteit artikel<br />

192 AREI). Voor de overige ondergrondse leidingen (zoals telecommunicatie) gelden geen specifieke regels, enkel een<br />

17


algemene lokalisatieplicht afgeleid uit de strafsanctie die worden gesteld op het nalaten <strong>van</strong> contactname met de bevoegde<br />

diensten. Op strafrechtelijk vlak is artikel 114 <strong>van</strong> de Wet <strong>van</strong> 21 maart 1991 betreffende de hervorming <strong>van</strong> sommige<br />

overheidsbedrijven <strong>van</strong> toepassing.<br />

Het uitgangspunt voor de beoordeling <strong>van</strong> de aansprakelijkheid is artikel 1382 BW vermits er doorgaans geen<br />

contractuele band tussen de aannemer en de nutsmaatschappij bestaat.<br />

De aansprakelijkheid <strong>van</strong> de aannemer wordt streng beoordeeld, doch de eigenaar <strong>van</strong> de kabel moet fout, schade en<br />

oorzakelijk verband bewijzen. Het enkel feit dat er werken werden uitgevoerd én er schade aan de kabels is vastgesteld,<br />

kan niet automatisch leiden tot de aansprakelijkheid <strong>van</strong> de aannemer.<br />

De voorzorgsverplichting <strong>van</strong> de aannemer is drievoudig: - De informatie- of raadgevingsverplichting<br />

- De lokalisatieverplichting<br />

- Het plegen <strong>van</strong> overleg met het nutsbedrijf<br />

De aannemer heeft voorafgaandelijk aan het uitvoeren <strong>van</strong> wegeniswerken de plicht om de nutsbedrijven te contacteren,<br />

verplichting die in de praktijk erop neerkomt dat zij de liggingplans dient op te vragen. Doet een aannemer dit niet, dan<br />

begaat hij een fout.<br />

Het is aan de aannemer te bewijzen dat effectief de liggingplans opgevraagd werden. Dit bewijs ligt ter zake niet voor en<br />

uit bepaalde vaststellingen is gebleken dat er géén liggingplans op de werf waren.<br />

Het is onvoldoende om louter de liggingplans op te vragen, de aannemer dient ook te lokaliseren. De intellectuele<br />

lokalisatie bestaat erin de kabel te lokaliseren aan de hand <strong>van</strong> de meegedeelde plannen. De materiële lokalisatie is het<br />

werkelijk verloop <strong>van</strong> de kabel na te gaan door middel <strong>van</strong> peilingen.<br />

De rechtbank is <strong>van</strong> oordeel dat de aannemer dient te peilen ingeval uit de omgevingselementen (zoals aanwezigheid <strong>van</strong><br />

woningen, verlichtingpaal, spoorweg, ...) kan afgeleid worden dat er zich kabels in het te bewerken tracé bevinden.<br />

Hierbij wijst de rechtbank erop dat per meter weg er 8 meter kabels liggen, wat inhoudt dat er quasi overal kabels liggen,<br />

zodat er bijna altijd zal moeten gepeild worden. Ter zake zal de rechtbank dit principe per dossier toetsen, vermits<br />

inderdaad in concreto moet nagegaan worden of er al dan niet peilingen zijn gebeurd.<br />

1693 / 03<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Kabels en leidingen<br />

kabelbeschadiging –lokalisatieplicht.<br />

Schade –begroting volgens overeenkomst BVVO-FIGAS waartoe de aansprakelijke<br />

persoon niet is toegetreden.<br />

07-2962 KAMER 5 05.09.<strong>2008</strong><br />

Voor werken in de buurt <strong>van</strong> een gasdistributieleiding is er geen afzonderlijke wettelijke regeling voorzien. In het kader<br />

<strong>van</strong> de algemene veiligheidsvoorschriften voor distributienetten zijn er wel bepalingen die betrekking hebben op het<br />

uitvoeren <strong>van</strong> werken. Deze veiligheidsvoorschriften worden vastgelegd in art. 51 <strong>van</strong> het K.B. <strong>van</strong> 28 juni 1971<br />

betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie <strong>van</strong> installaties voor gasdistributie<br />

door middel <strong>van</strong> leidingen. De in dit artikel vervatte voorafgaande raadplegingsplicht wordt door de <strong>rechtspraak</strong><br />

omgezet in een verplichte aanvraag tot het bezorgen <strong>van</strong> de volledige liggingsplannen <strong>van</strong> de ondergrondse installaties<br />

aangaande de zone <strong>van</strong> de uit te voeren werken.<br />

Hoewel verweerster niet toegetreden is tot de overeenkomst BVVO-FIGAS en deze haar bijgevolg niet tegenstelbaar is,<br />

wordt toch aanvaard dat de begroting <strong>van</strong> de schade overeenkomstig de bepalingen <strong>van</strong> voornoemde conventie zeer<br />

realistisch, objectief en deskundig gebeurt en overeenstemt met de reële schade. Een begroting overeenkomstig deze<br />

overeenkomst biedt alle waarborgen <strong>van</strong> onpartijdigheid en deskundigheid om de financiële om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de schade juist<br />

te schatten.<br />

1748 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Eigendomsvoorbehoud – beschikkingsverbod - Revendicatievordering – afwezigheid <strong>van</strong><br />

zakelijke werking<br />

08-1668 KAMER 2 23.10.<strong>2008</strong><br />

C. stelt een vordering tot revindicatie, waarbij zij toepassing makend <strong>van</strong> het door haar lastens L.B. (naderhand in<br />

faling) bedongen eigendomsvoorbehoud, de afgifte vordert <strong>van</strong> een aantal nader in de dagvaarding opgesomde en<br />

omschreven roerende goederen, die C. destijds op order <strong>van</strong> L.B. leverde medio 2007 bij 'A'.<br />

C. vordert deze goederen echter niet op <strong>van</strong> haar rechtstreekse contractspartij, ten aanzien <strong>van</strong> wie zij dit<br />

eigendomsvoorbehoud heeft bedongen, doch wel ten aanzien <strong>van</strong> een loutere derde – D. huidig verweerder - die <strong>van</strong> haar<br />

zijde beweert dat zij de kwestieuze goederen rechtsgeldig in eigendom heeft verworven ingevolge aankoop <strong>van</strong>wege de A,<br />

(thans ook in faling).<br />

Gelet op het feit dat er in beginsel geen zakelijke werking toekomt aan het beschikkingsverbod, dat resulteert uit het<br />

eigendomsvoorbehoud, moet de positie <strong>van</strong> derden worden beoordeeld aan de hand <strong>van</strong> het buitencontractueel<br />

aansprakelijkheidsrecht, waarin de algemene zorgvuldigheidsnorm de concrete toetssteen is. In het kader <strong>van</strong> de<br />

overname <strong>van</strong> de handelszaak mag <strong>van</strong> D. dan ook worden verwacht dat zij de titel(s) <strong>van</strong> haar rechtsvoorganger A.<br />

naging, teneinde zekerheid te verwerven omtrent haar eigendom op de bestanddelen <strong>van</strong> de overgedragen handelszaak.<br />

De manifeste nalatigheid <strong>van</strong>wege D. op dat vlak impliceert naar het oordeel <strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> een tekortkoming aan<br />

haar fundamentele onderzoeksplicht en maakt aldus een foutief verzuim uit. De bezitsbescherming voorzien in art. 2279<br />

B.W. is niet toepasbaar op immateriële goederen en universaliteiten, zoals in casu een handelszaak.<br />

18


1825 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verjaring –rechtsverwerking<br />

08-1798 KAMER 4 08.06.<strong>2009</strong><br />

Een bedrag dat in éénmaal moet worden terugbetaald, valt niet onder het toepassingsgebied <strong>van</strong> artikel 2277 BW. Dit is<br />

het geval als het lastenkohier bepaalt dat er een rekening-courant-verhouding bestaat en alle rekeningen tot één en<br />

ondeelbaar geheel bij het einde <strong>van</strong> de kredietopening samensmelten.<br />

Rechtsverwerking ontstaat wanneer iemand door eigen toedoen een subjectief recht geheel of gedeeltelijk verliest omdat<br />

het verder uitoefenen er<strong>van</strong> door de titularis <strong>van</strong> dit recht strijdig is met de voorheen door de betrokkene ingenomen<br />

houding.<br />

De rechtbank is <strong>van</strong> oordeel dat er wel degelijk sprake is <strong>van</strong> rechtsverwerking<br />

Het krediet werd opgezegd op 24 november 1995 – onderzoek gedaan naar de financiële situatie <strong>van</strong> de verwerende partij,<br />

zijnde op 6 juli 1998- op 2 december 2002 deed een gerechtsdeurwaarder onderzoek naar de solvabiliteit - op 24 juni 2003<br />

ont<strong>van</strong>gt eiser een volledig verslag met het oog op een eventuele kwijtschelding –er volgt geen reactie tot wanneer op 3 juli<br />

2007 een niuewe ingebrekestelling wordt verzonden – uiteindelijk volgt dagvaarding 6 juli 1998.<br />

Gealarmeerd door het onderzoek <strong>van</strong> de gerechtsdeurwaarder heeft verwerende partij onmiddellijk met eisende partij contact<br />

opgenomen – bij monde <strong>van</strong> haar raadsman – én duidelijk gesteld dat zij overtuigd was dat de schuld niet meer bestond. (zie<br />

zinsnede in de brief <strong>van</strong> de raadsman <strong>van</strong> de verwerende partij dd. 27 december 2002)<br />

Uiteindelijk stelt de eisende partij dat zij een kwijtschelding in overweging zal nemen waarop op 24 juni 2003 een volledig<br />

verslag aan eisende partij wordt overgemaakt.<br />

Hierop volgt geen enkele reactie meer <strong>van</strong>wege eisende partij tot er gedagvaard werd op 8 juli <strong>2008</strong><br />

Vier jaar later, met name op 3 juli 2007, stuurt eisende partij een nieuwe ingebrekestelling.<br />

Indezelfde zin – stilzitten gedurende 13 jaar <strong>van</strong> een kredietinstelling vooraleer het saldo <strong>van</strong> een rekening-courant op te<br />

vorderen 08-1704 4 kamer 23.02.<strong>2009</strong><br />

2959 – 1470 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Bewijs<br />

09-41 KAMER 2 04.06.<strong>2009</strong><br />

Bij een geschil inzake contracten tussen een eiser niet handelaar en een verweerder handelaar worden de<br />

bewijsvoorschriften gevolgd overeenkomstig het (rechts)statuut <strong>van</strong> degene tegen wie een (rechts)feit wordt ingeroepen .<br />

Tegen een niet-handelaar gelden de bewijsvoorschriften <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek terwijl tegen een handelaar de<br />

bewijsregels <strong>van</strong> het handelsrecht in acht genomen mogen worden, hetgeen inhoudt dat alle middelen <strong>van</strong> recht (getuigen,<br />

vermoedens, ...) toegelaten zijn als bewijsmiddel<br />

5700 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Overheidsopdracht – forfaitaire prijs - Aanneming – Voorlopige oplevering -<br />

aanvaarding <strong>van</strong> de werken<br />

05-4690 KAMER 2 28.05.<strong>2009</strong><br />

De aannemer heeft, in geval <strong>van</strong> betwisting, het recht zijn vordering tot herziening over te laten aan het oordeel <strong>van</strong> de<br />

rechter die dan zal vaststellen met welk bedrag het evenwicht in de opdracht zal worden hersteld<br />

De overheidsopdrachten worden in principe uitgevoerd tegen een vaste, forfaitaire prijs. Het risico <strong>van</strong> de prijsbepaling<br />

rust op de aannemer, zonder dat dit beginsel mag worden verabsoluteerd. De aannemer kan wanneer hij een zeer<br />

belangrijk nadeel heeft geleden om herziening of verbreking <strong>van</strong> de overeenkomst vragen, door omstandigheden te doen<br />

gelden die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen <strong>van</strong> de offerte of de gunning <strong>van</strong> de opdracht, die hij niet<br />

kon ontwijken en waar<strong>van</strong> hij de gevolgen niet kon verhelpen hoewel hij al het nodige daarvoor heeft gedaan.<br />

Het begrip onvoorzienbare omstandigheden berust niet zozeer op een analyse <strong>van</strong> de bedoeling <strong>van</strong> de partijen of <strong>van</strong> de<br />

partij die zich verbonden heeft op het ogenblik <strong>van</strong> het sluiten <strong>van</strong> de overeenkomst doch eerder op het in aanmerking<br />

nemen <strong>van</strong> een ernstig nadeel en de bekommernis het financieel evenwicht <strong>van</strong> de overeenkomst te herstellen, voor zover<br />

evenwel dat de toestand niet te wijten is aan een gebrek aan vooruitzicht of doortastendheid in hoofde <strong>van</strong> de aannemer<br />

bij het overwinnen <strong>van</strong> zijn moeilijkheden.<br />

19


5700 – 5644 / 01<br />

BURGERLIJK RECHT Overheidsopdracht –definitieve oplevering- Niet toepassing <strong>van</strong> het K.B. <strong>van</strong> 26<br />

september 1996<br />

07-325 KAMER 4 27.10.<strong>2008</strong><br />

Het KB <strong>van</strong> 26 september 1996 betreffende de algemene uitvoeringsregels en aannemingsvoorwaarden is niet <strong>van</strong><br />

toepassing na de definitieve oplevering . De opdrachtgever kan dus na de definitieve oplevering zich niet beroepen op de<br />

afwezigheid <strong>van</strong> verweer tegen de gebreken opgenomen in een proces verbaal <strong>van</strong> vaststelling overeenkomstig artikel 20<br />

§2 A.A.V. en heeft niet het recht na de definitieve oplevering ambtshalve maatregelen te bevelen overeenkomstig artikel<br />

48 A.A.V.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

In dezelfde zin 07-1189 - 2Kamer - 11-06-<strong>2009</strong><br />

2954 – 7661 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Factuur voor schadevergoeding of contractuele wanprestatie.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2546 KAMER 2 04.06.<strong>2009</strong><br />

Een factuur wordt opgesteld hoofdens de levering <strong>van</strong> “goederen of diensten” en dergelijk stuk is niet bestemd om de<br />

aanspraak op een schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie (gebrek aan teruggave paletten) te belichamen. In<br />

feite factureert verweerster hierdoor immers schadevergoeding en aan dergelijke facturen komt de bewijswaarde <strong>van</strong> art.<br />

25 W. Kh. in beginsel niet toe<br />

In dezelfde zin 08/2413 12 maart <strong>2009</strong> .; 08-829 2 kamer18 december <strong>2008</strong> -08-1105 2 kamer 28.11.<strong>2008</strong><br />

2955 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Verzet pandbeslag<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-1636 KAMER 2 25.06.<strong>2009</strong><br />

De bevoegdheden <strong>van</strong> de Voorzitter (<strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong>) en deze <strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> <strong>van</strong> <strong>Koophandel</strong>,<br />

gevat op verzet, zijn identiek. De Voorzitter en de <strong>Rechtbank</strong>, gevat op verzet inzake pandbeslag, oordeelt enkel of het<br />

verzoek tot pandverzilvering prima facie gegrond lijkt. Zij oordelen niet over de gewaarborgde schuld en doen, meer in<br />

het algemeen, geen uitspraak over de materieelrechtelijke verhoudingen tussen partijen bij de inpandgeving.<br />

2959 – 7622 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – bewijs <strong>van</strong> brieven.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2223 KAMER 2 15.12.<strong>2008</strong><br />

Het gebrek aan enig (tijdig) protest op een aanmaningsbrief heeft tot gevolg dat de in deze brief opgestelde afrekening<br />

met toepassing <strong>van</strong> de intresten en het schadebeding moet worden geacht te zijn aanvaard.<br />

2959 – 7622 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – bewijswaarde <strong>van</strong> een niet geprotesteerd<br />

rekeninguittreksel<br />

09-849 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

Een rekeninguittreksel moet worden behandeld als een factuur, wat het protest en de aanvaarding aangaat<br />

2959 – 7623 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – bewijs <strong>van</strong> brieven.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2223 KAMER 2 18.12.<strong>2008</strong><br />

Het gebrek aan enig (tijdig) protest op een aanmaningsbrief heeft tot gevolg dat de in deze brief opgestelde afrekening<br />

met toepassing <strong>van</strong> de intresten en het schadebeding moet worden geacht te zijn aanvaard.<br />

20


2959 – 7661 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Factuur – antidatering met het oog op het bekomen <strong>van</strong> een voordeel - valsheid -<br />

voorwaarden –<br />

08-716 KAMER 4 01.09.<strong>2008</strong><br />

In de regel geldt dat bewuste onjuistheden in facturen geen aanleiding kunnen geven tot het misdrijf <strong>van</strong> valsheid in<br />

geschriften. Dit misdrijf is namelijk slechts mogelijk bij geschriften ‘die zich opdringen aan het openbaar vertrouwen.’<br />

Dit betekent geschriften die in het normale maatschappelijke verkeer als waar worden aangenomen. Wanneer geschriften<br />

slechts gelden onder voorbehoud <strong>van</strong> controle en aanvaarding – hetgeen geldt voor facturen in het handelsverkeer is dit<br />

geen geschrift dat zich opdringt aan het openbaar vertrouwen, zodat een vervalsing niet strafbaar is. Indien echter de<br />

valse factuur wordt aangewend ten aanzien <strong>van</strong> derden (zoals vb. de fiscus) , is er wel sprake <strong>van</strong> een vals stuk. Een<br />

dergelijke factuur kan wel als vals worden bestempeld wanneer de rechter op grond <strong>van</strong> de door hem aangewezen<br />

feitelijke gegevens vaststelt dat de koper door toedoen <strong>van</strong> de verkoper in de onmogelijkheid was controle uit te oefenen<br />

op de in de factuur voorkomende vermeldingen.<br />

2959 – 7661 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – aanvaarde factuur – om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de bewijswaarde -<br />

voorwaarden afwijkend <strong>van</strong> de oorspronkelijke overeenkomst – voorwaarden aanvullend<br />

bij de oorspronkelijke overeenkomst<br />

08-328 KAMER 2 09.10.<strong>2008</strong><br />

Indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt <strong>van</strong> de daaraan voorafgaande overeenkomst,<br />

bijvoorbeeld in het geval <strong>van</strong> aanvulling of wijziging <strong>van</strong> de overeenkomst door de op de factuur opgenomen<br />

standaardbedingen, moet de aanvaarding strenger worden beoordeeld en zijn ook jegens de handelaar, boven op zijn<br />

stilzwijgen, bijkomende omstandigheden vereist om tot aanvaarding <strong>van</strong> de afwijkende vermeldingen te besluiten;<br />

bijgevolg kan de ene partij geen aanvullingen of wijzigingen aanbrengen, zonder er de wederpartij uitdrukkelijk op te<br />

wijzen. Standaardbedingen die voor het eerst in een factuur opduiken of die afwijken <strong>van</strong> de bedingen <strong>van</strong> de initiële<br />

overeenkomst, moeten tevens worden geacht deel uit te maken <strong>van</strong> de contractinhoud, indien de partijen reeds geruime<br />

tijd met elkaar handelsrelaties onderhouden en de handelaar de in de factuur voorkomende standaardbedingen<br />

stilzwijgend heeft aanvaard, bijvoorbeeld door er na de ont<strong>van</strong>gst niet onmiddellijk tegen geprotesteerd<br />

2959 – 7661 / 03<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – aanvaarde factuur aanneming- bewijswaarde<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-128 KAMER 2 11.12.<strong>2008</strong><br />

Inzake een aannemingsovereenkomst levert een aanvaarde factuur enkel een feitelijk vermoeden op en geen wettelijk<br />

vermoeden bij handelskoop.<br />

Voor zover uit de factuur enkel een feitelijk vermoeden voortvloeit <strong>van</strong> het bestaan en de modaliteiten <strong>van</strong> de<br />

overeenkomst tussen partijen, is de rechter niet verplicht met de factuur als bewijsstuk rekening te houden. Krachtens<br />

art. 1353 B.W. worden feitelijke vermoedens overgelaten aan het oordeel en het beleid <strong>van</strong> de rechter.<br />

2959 – 7661 / 04<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – aanvaarde factuur – om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de bewijswaarde -<br />

aanneming- voorwaarden afwijkend <strong>van</strong> de oorspronkelijke overeenkomst – voorwaarden<br />

aanvullend bij de oorspronkelijke overeenkomst<br />

08-128 KAMER 2 11.12.<strong>2008</strong><br />

De stilzwijgende aanvaarding <strong>van</strong> de factuur heeft in beginsel betrekking op alle vermeldingen <strong>van</strong> de factuur, tenzij er<br />

bijzondere omstandigheden voorhanden zijn waardoor uit het stilzitten <strong>van</strong> de geadresseerde geen aanvaarding <strong>van</strong> de in<br />

de factuur opgenomen standaardbedingen mag worden afgeleid.<br />

Algemene voorwaarden die voor het eerst in een factuur opduiken kunnen niet worden beschouwd als aanvaard<br />

ingevolge stilzwijgende aanvaarding <strong>van</strong> deze factuur, wanneer deze voorwaarden afwijken <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />

overeenkomst, in die zin dat deze algemene voorwaarden een andere regeling inhouden over een aspect dat ook<br />

uitdrukkelijk was geregeld in de oorspronkelijke overeenkomst. Aanvullingen <strong>van</strong> de oorspronkelijke overeenkomst<br />

kunnen bijgevolg wel geschieden door latere factuurvoorwaarden. Het onderscheid tussen aanvulling en wijziging <strong>van</strong><br />

een overeenkomst is perfect verdedigbaar : een handelaar die er niet kan mee leven dat hij geacht wordt niet<br />

ongebruikelijke factuurvoorwaarden die voor het eerst op een factuur opduiken aanvaard te hebben bij gebrek aan<br />

protest, is wereldvreemd.<br />

21


2959 – 7661 / 05<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – bewijs <strong>van</strong> brieven.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2370 KAMER 2 11.12.<strong>2008</strong><br />

Op de handelaar die een factuur uitschrijft rust de bewijslast <strong>van</strong> de verzending en <strong>van</strong> de datum <strong>van</strong> de ont<strong>van</strong>gst <strong>van</strong><br />

deze factuur door de bestemmeling.<br />

Het feit <strong>van</strong> de verzending <strong>van</strong> de factuur kan bewezen worden door alle middelen <strong>van</strong> recht. Uit de regelmatige<br />

inschrijving <strong>van</strong> de facturen in het boek <strong>van</strong> de uitgaande facturen kan een vermoeden <strong>van</strong> toezending worden afgeleid.<br />

Aan eiser wordt verzocht zijn volledig uitgaand facturenboek voor te leggen, alsmede zijn B.T.W.-aangifte over de<br />

desbetreffende periode, geviseerd en voor eensluidend verklaard door de Hoofdcontroleur <strong>van</strong> de B.T.W.<br />

2959 – 7661 / 06<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs <strong>van</strong> handelsverbintenissen – bewijs verzending <strong>van</strong> de factuur<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-191 KAMER 2 11.12.<strong>2008</strong><br />

Uit de regelmatige inschrijving <strong>van</strong> de bewuste factuur in het boek <strong>van</strong> de uitgaande facturen <strong>van</strong> eiseres kan een<br />

vermoeden <strong>van</strong> toezending worden afgeleid.<br />

In dezelfde zin 08-746 2 kamer 6 -11-<strong>2008</strong><br />

2959 – 7661 / 07<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Factuur – voorwaarden – verschil met de oorspronkelijke overeenkomst<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-1603 KAMER 2 09.07.<strong>2009</strong><br />

Indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt <strong>van</strong> de daaraan voorafgaande overeenkomst,<br />

bijvoorbeeld in het geval <strong>van</strong> aanvulling of wijziging <strong>van</strong> de overeenkomst door de op de factuur opgenomen<br />

standaardbedingen, moet de aanvaarding strenger worden beoordeeld en zijn ook jegens de handelaar, boven op zijn<br />

stilzwijgen, bijkomende omstandigheden vereist om tot aanvaarding <strong>van</strong> de afwijkende vermeldingen te besluiten, zoals<br />

een formele verwittiging, het bestaan <strong>van</strong> eerdere handelsbetrekkingen of de aanvaarding <strong>van</strong> een factuur (met dezelfde<br />

factuurvoorwaarden) Betaling <strong>van</strong> de factuursom zonder enig voorbehoud is duidelijk een uiting <strong>van</strong> aanvaarding <strong>van</strong> de<br />

factuur Dientengevolge kan men uit de betaling door verweerster <strong>van</strong> de factuur een impliciete aanvaarding afleiden <strong>van</strong><br />

de factuurvoorwaarden <strong>van</strong> eiseres.<br />

2960 – 1405 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Wet <strong>van</strong> 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële<br />

samenwerkingsovereenkomsten - toepassingsgebied<br />

07-2608 KAMER 4 13.10.<strong>2008</strong><br />

De overeenkomst <strong>van</strong> overdracht <strong>van</strong> handelszaak houdt geen samenwerking in doch een effectieve overdracht <strong>van</strong> de<br />

handelszaak, inbegrepen de benaming <strong>van</strong> de handelszaak, het cliënteel, ...De wet <strong>van</strong> 19 december 2005 betreffende de<br />

precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten is dan ook niet <strong>van</strong> toepassing op dergelijke<br />

overeenkomst.<br />

3024 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Vennootschappen –Bestuurder – beëindiging mandaat - gevolgen<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

07-2216 KAMER 5 07.11.<strong>2008</strong><br />

Na het verstrijken <strong>van</strong> de duur <strong>van</strong> hun mandaat en na hun vrijwillig of gedwongen ontslag, zijn de bestuurders verplicht<br />

om hun medewerking te verlenen aan die daden <strong>van</strong> beheer en vertegenwoordiging die zonder hun optreden niet zouden<br />

kunnen worden uitgevoerd, tot in hun ver<strong>van</strong>ging is voorzien of redelijkerwijze kan worden voorzien. Deze verplichting<br />

kan worden gesteund op grond <strong>van</strong> het gemeen lastgevingsrecht (art. 1991 B.W. en 2010 B.W.)<br />

Dit is het geval wanneer de vennootschap zonder vertegenwoordiging valt ten gevolge <strong>van</strong> de beëindiging <strong>van</strong> het<br />

bestuurdersmandaat of wanneer de raad <strong>van</strong> bestuur niet langer in staat is geldig te beraadslagen of te<br />

vertegenwoordigen, omdat hij niet het statutair of wettelijk vereiste minimum- aantal telt.<br />

22


3024 / 02<br />

Vennootschap zaakvoerder – bezoldiging<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2544 KAMER 2 30.04.<strong>2009</strong><br />

Indien de statuten <strong>van</strong> de vennootschap niets vermelden over de bezoldiging <strong>van</strong> de zaakvoerder is het mandaat <strong>van</strong><br />

zaakvoerder in beginsel bezoldigd. Wanneer de statuten bepalen dat de zaakvoerder zijn mandaat kosteloos uitoefent<br />

tot de algemene vergadering er anders over beslist is bij gebreke aan dergelijke beslissing het mandaat onbezoldigd. De<br />

zaakvoerder kan zich niet beroepen op zijn bezoldiging in het verleden vermits een jaarlijks weerkerende beslissing <strong>van</strong><br />

de algemene vergadering vereist is. Behoudens andersluidende overeenkomst is de bezoldiging <strong>van</strong> de zaakvoerder pas<br />

verschuldigd op het ogenblik dat hij décharge verkrijgt, bij gebreke aan décharges is geen bezoldiging verschuldigd.<br />

3052 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Vennootschap –aansprakelijkheid <strong>van</strong> de vereffenaar – ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> een voorschot bij<br />

een onderhandse verkoop <strong>van</strong> een onroerend goed kort voor het faillissement <strong>van</strong> de<br />

vennootschap<br />

05-2938 KAMER 7 19.05.<strong>2008</strong><br />

De fout die een orgaan <strong>van</strong> een vennootschap begaat bij de besprekingen die tot een overeenkomst hebben geleid, brengt<br />

de aansprakelijkheid <strong>van</strong> de rechtspersoon in het gedrang maar sluit de persoonlijke aansprakelijkheid <strong>van</strong> dat orgaan<br />

niet uit, beide aansprakelijkheden bestaan gelijktijdig naast elkaar .<br />

Een voorzichtig en redelijk handelend vereffenaar geconfronteerd met een vordering in faillissement zou volgens de<br />

rechtbank, niet verder het onroerend goed te koop hebben aangeboden en minstens gewacht hebben om een bod <strong>van</strong> een<br />

liefhebber te aanvaarden tot er meer duidelijkheid zou zijn geweest omtrent het lot <strong>van</strong> de NV in vereffening. In die zin<br />

verwijt de koper terecht de vereffenaar dat met het ondertekenen <strong>van</strong> het compromis niet werd gewacht, minstens tot na<br />

de inleidende zitting waarop de vordering in faillissement zou worden behandeld.<br />

De voorzichtige vereffenaar moest in elk geval rekening houden met mogelijk ongelijk en oog hebben voor de belangen<br />

<strong>van</strong> derden die met hem handelen. Een redelijk handelend vereffenaar, wacht en stelt het ondertekenen <strong>van</strong> de<br />

compromis uit tot de juridische onzekerheid over het al dan niet faillissement verdwenen is. Dit alles klemt des te meer nu<br />

het zeker is dat een daling <strong>van</strong> de prijs <strong>van</strong> het onroerend goed normaal gezien niet te vrezen viel.<br />

De aansprakelijkheid <strong>van</strong> de vereffenaars op grond <strong>van</strong> artikel 1382 B.W. dient individueel beoordeeld.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

Het betrof een vordering <strong>van</strong> een koper <strong>van</strong> een onroerend goed waarbij de vereffenaar dit onroerend goed verkocht en een<br />

belangrijk voorschot inde en dit ondanks het feit dat de vennootschap in vereffening gedagvaard was in faillissement. De curator<br />

verkocht naderhand het onroerend goed aan iemand anders en de koper eiste schadevergoeding <strong>van</strong> de vereffenaars.<br />

3055 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschap onder firma – hoofdelijke aansprakelijkheid <strong>van</strong> de vennoot – opzeg -<br />

gevolgen<br />

08-1938 KAMER 3 14.04.<strong>2009</strong><br />

De uittreding als vennoot ontslaat de vennoot in een VOF niet <strong>van</strong> zijn hoofdelijke aansprakelijkheid tegenover derden<br />

voor schulden die dateren <strong>van</strong> voor de opzegging.<br />

3167 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Vennootschappen – Begrip Dagelijks Bestuur<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

06-2827 KAMER 5 17.10.<strong>2008</strong><br />

De bepaling <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het dagelijks bestuur is een feitenkwestie waarover elke rechter a posteriori zal dienen te<br />

oordelen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden <strong>van</strong> het geval. Bij deze onaantastbare beoordeling zullen<br />

het statutair doel <strong>van</strong> de vennootschap, haar om<strong>van</strong>g, haar maatschappelijk kapitaal alsook de aard <strong>van</strong> de handelingen<br />

en hun economische impact op de vennootschap in ruime mate bepalend zijn.<br />

De rechtbank oordeelt dat de clausule in de statuten die bepaalt dat alle akten die de vennootschap verbinden, in en<br />

buiten rechte, geldig ondertekend worden door twee gedelegeerde-bestuurders, gezamenlijk handelend, die tegenover<br />

derden het bewijs <strong>van</strong> hun machten niet moeten leveren niet <strong>van</strong> toepassing is , gezien het verlenen <strong>van</strong> kwijting voor de<br />

betaling <strong>van</strong> een commissiefactuur ten bedrage <strong>van</strong> 5.788,18 euro naar het oordeel <strong>van</strong> de rechtbank geen akte is die de<br />

vennootschap verbindt<br />

3184 – 3093 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – uittreding – vordering door echtgenote voor aandelen waar<strong>van</strong> de<br />

lidmaatschapsrechten aan haar echtgenoot behoren<br />

08-680 KAMER KG 26.11.<strong>2008</strong><br />

De procedure in artikel 340 Venn.W. is een uitzonderingsprocedure.<br />

In het kader <strong>van</strong> deze procedure heeft de voorzitter <strong>van</strong> de <strong>Rechtbank</strong> zetelende zoals in kortgeding een duidelijk wel<br />

omschreven bevoegdheid.<br />

23


De voorzitter is dan ook niet bevoegd andere maatregelen te bevelen of uitspraken te doen in rechte dan voor datgene wat<br />

uitdrukkelijk in artikel 340 en 341 Venn.W. is voorzien.<br />

Het staat vast dat de aandelen zijn ingeschreven op naam <strong>van</strong> D. Hij alleen oefent de lidmaatschaprechten <strong>van</strong> deze<br />

aandelen uit.<br />

De werking <strong>van</strong> de vennootschap wordt derhalve niet verstoord.<br />

A.( echtgenote D.) heeft geen lidmaatschapsrechten terzake.<br />

Het feit dat deze aandelen gemeenschappelijk zijn,laat niet toe te stellen dat A. de lidmaatschapsrechten <strong>van</strong> deze<br />

aandelen bezit.<br />

De waarde <strong>van</strong> de aandelen in de vennootschap welke de huwgemeenschap D.-A. bezit zal dienen betrokken te worden<br />

bij de vereffening-verdeling.<br />

De vordering tot uittreding in de BVBA A. uitgaande <strong>van</strong> A. is ongegrond, vermits A., geen lidmaatschapsrechten in de<br />

BVBA A. heeft. Zij kan niet vorderen dat er een uittreding zou plaatsgrijpen voor de lidmaatschapsrechten die aan haar<br />

echtgenoot toebehoren.<br />

3259 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Handelspraktijken –- onrechtmatige afwerving cliënteel – om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het verbod.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-1968 KAMER KG 29.10.<strong>2008</strong><br />

Wanneer een verbod noodzakelijk is om te beletten dat de vastgestelde tekortkomingen voortduren of om de nadelige<br />

gevolgen na de staking <strong>van</strong> de inbreuk te doen ophouden, is een beperkt en nauwkeurig omschreven verbod om een<br />

bepaalde cliënteel te bewerken mogelijk.<br />

3259 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Handelspraktijken –- slechtmaking – eenmalige passage in een brief “ het gerecht is er<br />

binnengevallen “<br />

08-1635 KAMER KG 26.11.<strong>2008</strong><br />

Het al te snel uitleggen <strong>van</strong> een eenmalig gezegde in een brief (e- mail ) als slechtmaking dreigt de spontaneïteit <strong>van</strong> de<br />

communicatie in het handelsverkeer ernstig te verstoren. Zo de uitlating “ het gerecht is er binnen gevallen “ zich aan de<br />

limiet <strong>van</strong> de slechtmaking bevindt, is zij niet over de grens. Hierbij wordt rekening gehouden met de context <strong>van</strong> alle<br />

communicaties in deze zaak zoals deze zich in de bundels <strong>van</strong> de partijen bevinden.<br />

3259 / 03<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Handelspraktijken – Beroepsinstituut voor vastgoedmakelaars – vorderingsrecht -<br />

uitoefenen <strong>van</strong> activiteit in vennootschap – uitoefenen <strong>van</strong> het beroeps als nevenactiviteitinschrijving<br />

op tableau B.I.V. - verkoop op de Belgische markt <strong>van</strong> een onroerend goed<br />

gelegen in het buitenland -<br />

08-814 KAMER KG 28.01.<strong>2009</strong><br />

Het beroepsinstituut voor vastgoedmakelaars is een beroeps- en interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid<br />

welke wel over het belang en de hoedanigheid beschikt om een stakingsvordering in te stellen, tegen diegene die zonder<br />

de vereiste vergunning het beroep <strong>van</strong> vastgoedmakelaar uitoefent.<br />

Verweerders richten zich voor de verkoop <strong>van</strong> het vastgoed in Turkije tot de Belgische markt. Zij hebben hun activiteiten<br />

dan ook hoofdzakelijk in België uitgeoefend.<br />

Het is zonder belang dat de vastgoedactiviteiten zich beperken tot een nevenactiviteit en dat zij geen andere<br />

appartementen verkopen dan de appartementen uit één project in Turkije.<br />

Wanneer het beroep <strong>van</strong> vastgoedmakelaar wordt uitgeoefend in het kader <strong>van</strong> een vennootschap bestaat de verplichting<br />

tot voorafgaandelijke inschrijving bij het B.I.V. voor diegene die als bestuurder-zaakvoerder of werkend vennoot<br />

persoonlijk de gereglementeerde activiteiten uitoefenen of die de daadwerkelijke leiding waarnemen <strong>van</strong> de diensten<br />

waar het beroep wordt uitgeoefend.<br />

Voor de toepassing <strong>van</strong> deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat die personen deze werkzaamheid als<br />

zelfstandige uitoefenen.<br />

Op geen enkel ogenblik heeft de wetgever er aan gedacht de rechtspersoon alszodanig te willen titulariseren als de<br />

beroepsbeoefenaar, het zijn in tegendeel de fysische personen die in hoedanigheid <strong>van</strong> orgaan of vennoot, de<br />

beroepsactiviteiten uitoefenen en het is alleen aan hun professionele kwaliteit dat de rechtspersoon haar bestaansredenen<br />

en voortbestaan dankt.<br />

Wanneer iemand officieel de titel wil voeren of wanneer hij een officiële handeling moet verrichten dient hij binnen het<br />

vennootschapsverband te voldoen aan de voor erkenning gestelde criteria.<br />

Het verbod om de bedrijvigheid uit te oefenen blijft dan ook algemeen voor diegenen die niet ingeschreven zijn op de<br />

tabel of die geen vergunning bezitten.<br />

Het verbod geldt voor de uitoefening <strong>van</strong> het beroep “ als zelfstandige”, ongeacht of het voor eigen rekening is, dan wel<br />

als werkend vennoot, vennootschapsorgaan of zaakvoerder die niet met een arbeidsovereenkomst is verbonden.<br />

Iedereen die als zelfstandige binnen een vennootschap vastgoedmakelaarsactiviteiten ontwikkeld moet bijgevolg<br />

individueel gekwalificeerd zijn.<br />

De toegang <strong>van</strong> de vennootschap tot het makelaarsverkeer steunt expliciet en noodzakelijk op de individuele erkenning<br />

<strong>van</strong> haar orgaan of werkend vennoot die de eigenlijke professionele bedrijvigheid uitoefent<br />

Door toe te laten dat tweede en derde verweerders als orgaan <strong>van</strong> de vennootschap BVBA B. optraden als bemiddelaar<br />

zonder over de vereiste vergunning te beschikken heeft BVBA B. zelf een inbreuk begaan op de WHP.<br />

24


3259 / 04<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Handelspraktijken –- aanbrengen <strong>van</strong> een teken op het product – gebruik als merk –<br />

afwezigheid <strong>van</strong> depot – niet ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> de stakingsvordering.<br />

07-2428 KAMER KG 04.02.<strong>2009</strong><br />

Door het etiket op droge worsten met de naam wordt het teken gebruikt als merk.<br />

Dienvolgens moet de vordering tot staking <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de naam worden afgewezen als niet ont<strong>van</strong>kelijk gelet op<br />

artikel 2.19 <strong>van</strong> het Beneluxverdrag inzake Intellectuele eigendom , het middel <strong>van</strong> niet ont<strong>van</strong>kelijkheid moet door de<br />

rechter ambtshalve worden uitgesproken.<br />

3259 /05<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Handelspraktijken – vordering tot staking –uitsluiting contractuele tekortkomingen –<br />

verhuring <strong>van</strong> handelszaak – naam <strong>van</strong> de handelszaak gegeven door de huurder –<br />

gebruik <strong>van</strong> dezelfde naam door een vennootschap waar<strong>van</strong> de huurder zaakvoerder is na<br />

einde huur<br />

09-300 KAMER KG 04.02.<strong>2009</strong><br />

De vordering tot staken kan niet worden gegrond op contractuele tekortkomingen en wordt afgewezen tegen de huurder<br />

<strong>van</strong> een handelszaak.<br />

Wanneer men een handelszaak uitbaat dan hoort het cliënteel bij de uitbating <strong>van</strong> deze handelszaak.<br />

Waneer de uitbater <strong>van</strong> de gehuurde handelszaak deze handelszaak een naam geeft en zich niet uitdrukkelijk het recht<br />

voorbehoudt ten aanzien <strong>van</strong> de verhuurder deze naam zelf later te gebruiken, dan moet worden aangenomen dat deze<br />

benaming zich heeft gehecht aan de verhuurde handelszaak.<br />

De zaakvoerder <strong>van</strong> XX was perfect op de hoogte <strong>van</strong> de verplichtingen <strong>van</strong> de huurder <strong>van</strong> de handelszaak om de<br />

handelszaak terug te geven bij het einde <strong>van</strong> de huur.<br />

Eén <strong>van</strong> de verplichtingen <strong>van</strong> de huurder <strong>van</strong> de handelszaak is de handelszaak terug te geven aan de verhuurder zoals<br />

hij deze heeft gehuurd.<br />

De teruggave impliceert de teruggave <strong>van</strong> het cliënteel.<br />

Door in de onmiddellijke nabijheid een handelszaak te beginnen met gelijkaardige handelszaakbenaming wetende dat<br />

hierdoor de teruggave <strong>van</strong> de handelszaak zoals ze werd uitgebaat onmogelijk was, heeft XX zich schuldig gemaakt aan<br />

derde medeplichtigheid aan contractbreuk.<br />

Door tevens de handelsnaam te blijven gebruiken, wetende dat dit de benaming was <strong>van</strong> de handelszaak in de<br />

onmiddellijke nabijheid, heeft XX zich schuldig gemaakt aan verwarringstichting.<br />

3259 / 06<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Handelspraktijken – afwerving cliënteel en personeel – voorwaarden<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-572 KAMER KG 20.02.<strong>2009</strong><br />

Afwerving <strong>van</strong> cliënteel en personeel is in beginsel niet onrechtmatig.<br />

De afwerving <strong>van</strong> personeel verkrijgt slechts een onrechtmatig karakter wanneer bewezen is dat de afwerving gebeurt<br />

met de bedoeling om de onderneming te destabiliseren.<br />

Ook kan de afwerving een onrechtmatig karakter verkrijgen wanneer er verwarring gecreëerd wordt tussen de<br />

ondernemingen of wanneer het de bedoeling zou zijn fabrieks- of handelsgeheimen in te palmen, of wanneer de afwerver<br />

zich schuldig maakt aan derde medeplichtigheid aan contractbreuk.<br />

Het is niet bewezen dat personeelsleden onmiddellijk hun contract zouden hebben verbroken onder invloed of met<br />

medewerking <strong>van</strong> verweerster.<br />

Er is geen daad strijdig met de eerlijke handelsgebruiken ingevolge derde medeplichtigheid aan contractbreuk wanneer<br />

een partij aanzet gebruik te maken <strong>van</strong> een opzeggingstermijn of om het even welke mogelijkheid tot normale<br />

beëindiging <strong>van</strong> de overeenkomst.<br />

3744 – 1710 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Bank- Verplichtingen <strong>van</strong> de bank bij het beëindigen <strong>van</strong> de lastgevingsovereenkomst<br />

03-982 KAMER 6 30.09.<strong>2008</strong><br />

De bankier die een lastgevingsovereenkomst herroept met zijn agent moet de nodige stappen ondernemen om te<br />

voorkomen dat derden in de waan blijven dat de lastgeving nog bestaat, zoniet blijft de bankier aansprakelijk voor de<br />

handelingen <strong>van</strong> zijn agent ingevolge de voortdurende schijn. Deze verplichting veronderstelt dat overgegaan wordt tot<br />

individuele betekening aan alle derden die mogelijk in relatie treden of blijven met de lasthebber.<br />

De gehoudenheid op grond <strong>van</strong> schijn veronderstelt een schijnbare toestand die niet aan de werkelijkheid beantwoord en<br />

die kan worden toegerekend aan de schijnlastgever.<br />

Het is daarbij niet nodig dat zulks gevolg is <strong>van</strong> de fout <strong>van</strong> de schijnlastgever. Het volstaat dat de schijnlastgever<br />

bijgedragen heeft tot de schijn.<br />

25


3857 – 3870 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vervoer – CMR – 13 verplichting <strong>van</strong> de geadresseerde de vervoerkosten te betalen<br />

06-2261 KAMER 4 01.09.<strong>2008</strong><br />

Het eerste lid <strong>van</strong> artikel 13 CMR –verdrag houdt in dat de geadresseerde het recht heeft om <strong>van</strong> de vervoerder te<br />

vorderen dat een tweede exemplaar <strong>van</strong> de vrachtbrief aan hem wordt overhandigd én dat de goederen aan hem worden<br />

afgeleverd, dit tegen ont<strong>van</strong>gstbewijs. In de praktijk gebeurt dit door het ondertekenen <strong>van</strong> de vrachtbrief voor<br />

ont<strong>van</strong>gst <strong>van</strong> de goederen.<br />

Het ondertekenen <strong>van</strong> de vrachtbrief voor ont<strong>van</strong>gst impliceert dat men zijn rechten zoals geformuleerd in artikel 13.1<br />

CMR heeft uitgeoefend.<br />

Het bewijs <strong>van</strong> de aflevering <strong>van</strong> de goederen aan de geadresseerde overeenkomstig artikel 13 CMR kan geleverd worden<br />

met alle middelen <strong>van</strong> het recht, vermoedens inbegrepen.<br />

De vervoerder kan zich dan ook beroepen op artikel 13, 2 de lid CMR ( de geadresseerde is ook gehouden tot de<br />

vervoerkosten). In casu blijkt uit het geheel <strong>van</strong> omstandigheden dat de goederen, op verzoek <strong>van</strong> de geadresseerde ,<br />

werden afgeleverd.<br />

Wanneer in de vrachtbrief werd nagelaten opgave te doen <strong>van</strong> de kosten <strong>van</strong> het vervoer dan ontslaat dit de<br />

geadresseerde niet om de vervoerskosten te betalen. Hij kan voor deze betaling aankloppen bij de afzender én ook bij de<br />

geadresseerde, die immers tot de vervoerovereenkomst is toegetreden.<br />

3857 – 3870 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Vervoer – CMR – betaling verjaarde schuld<br />

08-70 KAMER 3 16.09.<strong>2008</strong><br />

De toepassing <strong>van</strong> het CMR-verdrag vereist inderdaad het bestaan <strong>van</strong> een overeenkomst die het vervoer <strong>van</strong> goederen<br />

over de weg tot voorwerp heeft. Die voorwaarde is niet vervuld wanneer de overeenkomst geen bepaling bevat over de<br />

wijze <strong>van</strong> het vervoer en wanneer uit de omstandigheden <strong>van</strong> de zaak ook niet blijkt dat de partijen een vervoer over de<br />

weg voor ogen hadden. Het volstaat met andere woorden niet dat de facto een internationaal vervoer over de weg plaats<br />

vond om te besluiten tot de toepassing <strong>van</strong> het CMR-verdrag.<br />

De vrijwillige betaling <strong>van</strong> een verjaarde schuld sluit het recht op terugvordering uit tenzij blijkt dat de betaling niet kan<br />

worden opgevat als een door de betaler erkende schuld.<br />

3857 – 3870 /03<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Vervoer – CMR –<br />

07-2643 KAMER 5 26.09.<strong>2008</strong><br />

Inzake CMR-contracten wordt de ondervervoerder geacht gesubstitueerd te zijn in de rechten <strong>van</strong> de contractueel<br />

gebonden hoofdvervoerder. De ondervervoerder is niet zomaar een uitvoeringsagent <strong>van</strong> de hoofdvervoerder, maar komt<br />

integendeel als het ware in de plaats <strong>van</strong> de hoofdvervoerder in de contractuele relatie met de opdrachtgever. De<br />

opdrachtgever beschikt alzo over een rechtstreeks vorderingsrecht ten aanzien <strong>van</strong> de ondervervoerder, en blijft ook<br />

tegenover de hoofdvervoerder al zijn rechten behouden.<br />

3877 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Verzekering opzeg – intrekking - gevolgen<br />

07-1205 KAMER 2 25.09.<strong>2008</strong><br />

De opzeg is in beginsel onherroepelijk, zodat deze éénzijdige wilsuiting naderhand niet meer kan worden ingetrokken. De<br />

<strong>Rechtbank</strong> oordeelt dat zulks toch mogelijk is, indien de bestemmeling <strong>van</strong> de opzeg (wederpartij <strong>van</strong> diegene die de<br />

opzeg betekent) de intrekking <strong>van</strong> de opzeg aanvaardt.<br />

3877 – 3881 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Verzekering – diefstal – bewijslast <strong>van</strong> dekking<br />

06-1080 KAMER 4 19.01.<strong>2009</strong><br />

Wanneer bewezen is dat er zich een schadegeval heeft voorgedaan (diefstal ) dient nog bewezen dat het schadegeval valt<br />

onder de polis. De verzekerde moet niet alleen aantonen dat hij door het voorvallen <strong>van</strong> het risico schade heeft geleden,<br />

hij moet ook bewijzen dat het verzekeringscontract in een dekking voor dat schadegeval voorziet en de dekking niet<br />

uitsluit.<br />

Ingeval <strong>van</strong> twijfel over de draagwijdte en de begrippen wordt de verzekeringspolis inzake diefstal in het voordeel <strong>van</strong> de<br />

verzekerde geïnterpreteerd.<br />

Clausules dienen eveneens zo uitgelegd te worden dat zij betekenis en zin hebben. (artikel 1156 e.v. BW)<br />

De rechtbank is <strong>van</strong> mening dat het voertuig niet als onbemand in de zin <strong>van</strong> de polis kan worden beschouwd. Immers, de<br />

verzekerde was bezig te laden en te lossen. Dit is uiteraard onmogelijk zonder de deuren open te laten. Het kan niet <strong>van</strong><br />

26


de verzekerde geëist worden dat zij bij het laden en lossen steeds het voertuig dient dicht te doen, af te sluiten en het<br />

alarm in werking te stellen. Dit is een onredelijke eis.<br />

Terwijl de eisende partij-aannemer - bezig was met laden en lossen <strong>van</strong> zijn materiaal op een werf zag zij haar voertuig plots<br />

vertrekken. Eisende partij moest vaststellen dat haar voertuig was gestolen. De bijzondere voorwaarden <strong>van</strong> de<br />

verzekeringspolis voorzagen een verzekering alle risico’s , zijnde brand, glasbreuk, natuurkrachten en dieren, diefstal en<br />

ongevallen.<br />

Inzake diefstal voorzag een bijzondere clausule dat dit diefstal niet verzekerd was ingeval <strong>van</strong> wanneer het voertuig onbemand<br />

is en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen niet genomen zijn, onder meer<br />

• deuren en/of bagageruimte niet vergrendeld<br />

• ruiten, kap/schuifdak niet gesloten<br />

• sleutels en/of uitschakelingsmechanisme <strong>van</strong> het antidiefstalsysteem in of op het voertuig<br />

gebleven<br />

• gebrek aan of niet-inschakeling <strong>van</strong> het door vereiste antidiefstalsysteem,…..<br />

3877 – 3881 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Verzekering – uitsluiting - bewijs<br />

08-1579 KAMER 2 22.01.<strong>2009</strong><br />

De verzekeraar die beweert dat hij niet tot dekking gehouden is moet de feiten bewijzen waardoor de verzekerde het<br />

voordeel <strong>van</strong> de verzekeringsdekking verloren heeft. Wanneer de verzekerde bewijst dat in beginsel de stormschade valt<br />

onder dekking <strong>van</strong> de polis is het de verzekeraar die moet bewijzen dat de uitsluitingsclausules (vermeld in de algemene<br />

voorwaarden) waarop zij zich beroept om dekking te weigeren door de verzekerde zijn aanvaard én dus zijn<br />

medegedeeld (vóór de ondertekening <strong>van</strong> het contract).<br />

3896 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Handelsagentuur –uitdrukkelijk ontbindend beding –controle door de rechtbank<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-57 KAMER 5 24.10.<strong>2008</strong><br />

Een uitdrukkelijk ontbindend beding in een handelsagentuurovereenkomst is op zich geldig en behoudt bepaalde<br />

gevolgen. Eventuele jurisprudentiële controle gebeurt achteraf en mag niet beperkt worden tot louter en alleen het<br />

vaststellen <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> het ingeroepen gebrek. Essentieel is dat de toetsing <strong>van</strong> de ernstige tekortkoming aan de<br />

rechter wordt overgelaten en niet enkel aan partijen.<br />

Opdat de rechterlijke toetsing a posteriori <strong>van</strong> het beding zou slagen moeten de formele vereisten gesteld in art. 19<br />

Handelsagentuurwet ook bij het uitdrukkelijk beding nog worden nageleefd. Dit volgt uit de lezing <strong>van</strong> art. 19, al. 3.<br />

Het nut <strong>van</strong> het uitdrukkelijk ontbindend beding wordt aldus beperkt tot het aanbrengen <strong>van</strong> een waardenschaal waarop<br />

de rechter zich kan baseren bij de inhoudelijke beoordeling <strong>van</strong> de op grond <strong>van</strong> het uitdrukkelijk ontbindend beding<br />

ingeroepen wanprestatie.<br />

3917 – 3931 / 01<br />

Insolventieverordening<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-745 KAMER 6 09.03.<strong>2009</strong><br />

Het zijn in beginsel de rechtbanken waar het centrum <strong>van</strong> de voornaamste belangen <strong>van</strong> de schuldenaar gelegen zijn, die<br />

bevoegd zijn om een insolventieprocedure op te starten.<br />

Het centrum <strong>van</strong> de voornaamste belangen <strong>van</strong> de vennootschap wordt vermoed de plaats te zijn waar de statutaire zetel<br />

gelegen is.<br />

Dit vermoeden moet restrictief worden geïnterpreteerd en het tegenbewijs is enkel mogelijk door aan te tonen dat de<br />

statutaire zetel fictief is.<br />

Uit de overgemaakte stukken kan niet worden opgemaakt dat de statutaire zetel fictief is. Ook als zou blijken dat er geen<br />

activiteiten worden uitgevoerd in Groot-Brittannië volstaat zulks niet om tot een fictieve zetel te besluiten . Een<br />

territoriale insolventieprocedure kan slechts in de limitatief opgesomde gevallen <strong>van</strong> artikel 3 lid 4 <strong>van</strong> de Europese<br />

Insolventieverordening aan de opening <strong>van</strong> de hoofdinsolventieprocedure voorafgaan. Deze gevallen zijn terzake niet <strong>van</strong><br />

toepassing. Het faillissement is in casu niet aangevraagd door een schuldeiser <strong>van</strong> de vennootschap, noch is het<br />

onmogelijk de procedure in Groot-Brittannië op te starten.<br />

Zolang de hoofdprocedure in Groot-Brittannië niet is geopend, kan in België derhalve op aangifte <strong>van</strong> de vennootschap<br />

geen insolventieprocedure worden geopend.<br />

27


3919 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Faillissement – compensatie tussen de verplichting tot volstorten <strong>van</strong> het kapitaal en de<br />

betaling <strong>van</strong> het debetsaldo <strong>van</strong> de rekening-courant<br />

08-2839 KAMER 6 08.06.<strong>2009</strong><br />

De schuldvordering tot volstorting <strong>van</strong> het kapitaal <strong>van</strong> de curator en de schuld uit rekening courant <strong>van</strong> de vennoten<br />

zijn verknochte vorderingen waar<strong>van</strong> compensatie wel mogelijk is .<br />

In dezelfde zin Gent 25.07.2007, R.W. 2007-<strong>2008</strong>, 1292<br />

3919 – 431 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Faillissement – Verzet – verplichting de curator te dagvaarden.<br />

08-2446 KAMER 6 29.10.<strong>2009</strong><br />

Eiseres heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis inzake faillissement zonder de curator te dagvaarden.<br />

De akte <strong>van</strong> verzet dient te worden gericht tegen de oorspronkelijke eiser en tegen de curator.<br />

Alhoewel de wet zulks niet uitdrukkelijk voorziet volgt zulks uit het feit dat de curator ingevolge het vonnis <strong>van</strong><br />

faillissement gelast is met het beheer <strong>van</strong> de boedel.<br />

Het verzet is niet toelaatbaar.<br />

3919 – 263 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Faillissement – Aangifte <strong>van</strong> faillissement -Territoriale bevoegdheid – Verzending naar<br />

bevoegde rechtbank.<br />

09-1570 KAMER 6 29.06.<strong>2009</strong><br />

Overeenkomstig artikel 631 § 1 Ger.W. is de territoriaal bevoegde rechtbank <strong>van</strong> koophandel om het faillissement uit te<br />

spreken deze <strong>van</strong> de maatschappelijke zetel op de dag <strong>van</strong> de aangifte.<br />

Een uitzondering is voorzien voor de zetelverplaatsing binnen een termijn <strong>van</strong> één jaar voorafgaand aan het faillissement.<br />

Alsdan kan het faillissement eveneens worden gevorderd voor de rechtbank binnen wiens rechtsgebied de rechtspersoon<br />

zijn zetel had voor de verplaatsing.<br />

De aangifte <strong>van</strong> faillissement is geen vordering zoals bedoeld in artikel 631 § 1 i n fine Ger.W.<br />

De rechtbank verzendt de aangifte naar de bevoegde rechtbank <strong>van</strong> koophandel, vermits geen enkele regel uit de<br />

faillissementswet belet dat de regels inzake de geschillen <strong>van</strong> bevoegdheid op een andere wijze moeten worden opgelost<br />

als in het Gerechtelijk Wetboek.<br />

3919 – 3923 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Faillissement – vorderingsrecht <strong>van</strong> de curator – fraude <strong>van</strong> de gefailleerde kan niet<br />

worden tegengeworpen aan de curator<br />

03-982 KAMER 6 30.09.<strong>2008</strong><br />

De algemene opdracht <strong>van</strong> de curator in een faillissement bestaat in het actief <strong>van</strong> de gefailleerde te gelde maken en de<br />

opbrengst te verdelen. De curator in een faillissement treedt in rechte op namens de gezamenlijke schuldeisers , hij oefent<br />

de gemeenschappelijke rechten <strong>van</strong> alle schuldeisers uit, maar niet hun individuele rechten, zelfs wanneer de individuele<br />

rechten zouden zijn samengevoegd.<br />

De rechten die voortvloeien uit de schade ten gevolge <strong>van</strong> de fout <strong>van</strong> wie ook, waardoor het passief <strong>van</strong> het faillissement<br />

vermeerderd of het actief er<strong>van</strong> verminderd wordt zijn gemeenschappelijke rechten waarvoor alleen de curator een<br />

vordering kan inleiden<br />

De stelling wordt verworpen al zouden de curatoren slechts kunnen vorderen voorzover dit vorderingsrecht in het<br />

vermogen <strong>van</strong> de gefailleerde zelf aanwezig is.<br />

De omstandigheid dat de failliet zelf niet over een vordering op de derde beschikt doet hieraan geen afbreuk aan het<br />

vorderingsrecht.<br />

Schade aan de boedel kan ook ontstaan wanneer door de fout <strong>van</strong> een derde, het actief dat ter beschikking moest staan<br />

<strong>van</strong> de schuldeisers niet effectief voorhanden is in de boedel. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het rechtmatig<br />

vertrouwen <strong>van</strong> de schuldeisers nopens de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> hun verhaalsrechten op het vermogen <strong>van</strong> de failliet. De curator is<br />

bevoegd om voor de vergoeding <strong>van</strong> die schade op te komen.<br />

28


3919 – 3926 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT Faillissement – Echtscheiding door onderlinge toestemming gevolgd door faillissement<br />

<strong>van</strong> één der ex-echtgenoten – lot <strong>van</strong> de belastingsteruggaven.<br />

08-2088 KAMER 6 26.02.<strong>2009</strong><br />

Als de akte E.O.T. met betrekking tot belastingsteruggaven niet dienstig is, moet besloten worden dat deze teruggaven in<br />

onverdeeldheid toebehoren aan beide echtgenoten . Deze onverdeeldheid wordt dan beheerst door het gemene recht (art.<br />

577-2 B.W.) en bij ontstentenis <strong>van</strong> overeenkomst of bijzondere bepalingen geldt het vermoeden dat beide onverdeelde<br />

mede-eigenaars gelijke rechten hadden op dit saldo op het ogenblik <strong>van</strong> de faillietverklaring. De omdeling door de fiscus<br />

<strong>van</strong> de teruggave is in feite niet rele<strong>van</strong>t. De omdeling betreft de inningsbevoegdheid maar spreekt zich niet uit over de<br />

huwelijkvermogensrechtelijke gevolgen.<br />

3928 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Faillissement – provisie aan schuldeiser in afwachting <strong>van</strong> de eindafrekening – ten<br />

onrechte gedane betaling<br />

08-2988 KAMER 6 27.04.<strong>2009</strong><br />

De betaling welke door de curator wordt gedaan in de loop <strong>van</strong> het faillissement heeft slechts een provisioneel karakter.<br />

Elke betaling is immers onderworpen aan de goedkeuring <strong>van</strong> de rekeningen op het einde <strong>van</strong> het faillissement.<br />

Dergelijke betalingen hebben slechts een provisioneel karakter.De terugbetaling wordt bevolen <strong>van</strong> een provisie welke de<br />

schuldeiser ten onrechte ontving.<br />

*****************<br />

29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!