25.11.2014 Views

pagina 1 HET ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER VAN DE ...

pagina 1 HET ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER VAN DE ...

pagina 1 HET ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER VAN DE ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>pagina</strong> 1<br />

<strong>HET</strong> <strong>ON<strong>DE</strong>RWIJSKUNDIG</strong> <strong>REFERENTIEKA<strong>DE</strong>R</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />

VISITATIECOMMISSIE<br />

NATUURKUN<strong>DE</strong> – TOEGEPASTE NATUURKUN<strong>DE</strong> - STERRENKUN<strong>DE</strong><br />

VLIR, 2005<br />

Bij de beoordeling van het onderwijs gaat de visitatiecommissie uit van de doelstellingen,<br />

eindtermen en kwaliteitseisen, zoals gesteld in onderstaand referentiekader met het oog op<br />

accreditatie. Elke faculteit kan binnen haar eigenheid deze doelstellingen en eindtermen<br />

invullen. Respect voor de eigenheid van een opleiding veronderstelt ook dat wordt nagegaan<br />

of elke faculteit erin slaagt de eigen doelstellingen te realiseren. De commissie gaat uit van<br />

het Vlaamse structuurdecreet 1 (2003), het Vlaamse aanvuldecreet 2 en het toetsingskader van<br />

het accreditatieorgaan (NVAO) 3 , waarin een aantal minimumeisen worden vooropgesteld, die<br />

gebaseerd zijn op de internationaal aanvaarde Dublin descriptoren. De commissie heeft tevens<br />

een aantal domeinspecifieke eisen geëxpliciteerd. De commissie wenst na te gaan in hoeverre<br />

deze domeinspecifieke eisen worden gerealiseerd in het lopende en uitdovende<br />

kandidatuur/licentie programma en hoe de faculteiten deze domeinspecifieke eisen hebben<br />

vertaald naar de nieuwe bamaprogramma's.<br />

Specifiek omschrijft het referentiekader de minimumeisen waaraan de opleidingen<br />

(uitdovende licenties, bachelor, master) moeten voldoen. Daarnaast expliciteert de commissie<br />

het onderwijsprofiel en het onderwijskundig referentiekader en een aantal kwaliteitseisen met<br />

betrekking tot het systeem van interne kwaliteitszorg, het onderwijzend personeel en de<br />

masterproef. De commissie formuleert eveneens criteria m.b.t. studieduur en –rendement,<br />

beroepsprofielen, internationalisering en flexibilisering. Tenslotte neemt de commissie een<br />

aantal aanbevelingen van de vorige Vlaamse visitatiecommissie over als bijzondere<br />

aandachtspunten.<br />

Bij de visitatie en beoordeling van de opleidingen, zal de visitatiecommissie de richtlijnen van<br />

de het VLIR/VLHORA visitatieprotocol 4 nauwgezet volgen.<br />

De visitatiecommissie zal enerzijds de resultaten van de kandidatuur-licentieprogramma’s<br />

(momenteel lopend en uitdovend) beoordelen en anderzijds de plannen voor de bachelormasterprogramma’s<br />

evalueren.<br />

Tijdens de gesprekken wenst de commissie een bijzondere aandacht te besteden aan de<br />

integratie van het wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs en wenst zij zich nader te<br />

informeren over de stand van zaken omtrent de integratie van de academische initiële<br />

lerarenopleiding (AILO) in het kerncurriculum van de masteropleidingen.<br />

1. Doelstellingen en eindtermen<br />

1.1. Algemene doelstellingen<br />

De algemene (minimale) doelstellingen van een academische bacheloropleiding en een<br />

academische masteropleiding zijn beschreven aan de hand van 5 Dublin-descriptoren, die zijn<br />

vertaald naar de Vlaamse situatie in het Vlaamse structuurdecreet (2003) 1 en die zijn<br />

geoperationaliseerd in het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie<br />

Organisatie (NVAO) 3 . De 5 Dublin-descriptoren zijn (1) kennis en inzicht, (2) toepassen van


<strong>pagina</strong> 2<br />

kennis en inzicht, (3) oordeelsvorming, (4) communicatie en (5) leervaardigheden. Tabel 1 vat<br />

de beschrijving van deze Dublin-descriptoren samen, zoals ze worden gehanteerd in het<br />

toetsingskader van de NVAO. De precieze formulering van de globale doelstellingen, zoals<br />

vermeld in het Vlaamse structuurdecreet, is weergegeven in de bijlage bij dit referentiekader.<br />

Kwalificatie bacheloropleiding<br />

A. Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van/in<br />

een vakgebied, waarbij wordt<br />

voortgebouwd op het niveau bereikt in het<br />

voortgezet (secundair) onderwijs en dit<br />

wordt overtroffen;<br />

functioneert doorgaans op een niveau<br />

waarop met ondersteuning van<br />

gespecialiseerde handboeken, enige<br />

aspecten voorkomen waarvoor kennis van<br />

de laatste ontwikkelingen in het vakgebied<br />

B. Toepassen van<br />

kennis en inzicht<br />

vereist is.<br />

Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht<br />

op dusdanige wijze toe te passen, dat dit<br />

een professionele benadering van zijn/haar<br />

werk of beroep laat zien, en beschikt<br />

verder over competenties voor het<br />

opstellen en verdiepen van argumentaties<br />

en voor het oplossen van problemen in het<br />

vakgebied.<br />

C. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te<br />

verzamelen en te interpreteren (meestal op<br />

het vakgebied) met het doel een oordeel te<br />

vormen dat mede gebaseerd is op het<br />

afwegen van sociaal-maatschappelijke,<br />

wetenschappelijke of ethische aspecten.<br />

D. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en<br />

oplossingen over te brengen op een<br />

publiek bestaande uit specialisten en nietspecialisten.<br />

E. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die<br />

noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die<br />

een hoog niveau van autonomie<br />

veronderstelt aan te gaan<br />

Kwalificatie masteropleiding<br />

Heeft aantoonbare kennis en inzicht,<br />

gebaseerd op de kennis en het inzicht op<br />

het niveau van bachelor en die deze<br />

overtreffen of verdiepen, alsmede een<br />

basis of een kans bieden om een originele<br />

bijdrage te leveren aan het ontwikkelen<br />

en/of toepassen van ideeën, vaak in<br />

onderzoeksverband.<br />

Is in staat om kennis en inzicht en<br />

probleemoplossende vermogens toe te<br />

passen in nieuwe of onbekende<br />

omstandigheden binnen een bredere (of<br />

multidisciplinaire) context die gerelateerd<br />

is aan het vakgebied;<br />

is in staat om kennis te integreren en met<br />

complexe materie om te gaan.<br />

Is in staat om oordelen te formuleren op<br />

grond van onvolledige of beperkte<br />

informatie en daarbij rekening te houden<br />

met sociaal-maatschappelijke en ethische<br />

verantwoordelijkheden, die zijn verbonden<br />

aan het toepassen van de eigen kennis en<br />

oordelen.<br />

Is in staat om conclusies, alsmede de<br />

kennis, motieven en overwegingen die<br />

hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en<br />

ondubbelzinnig over te brengen op een<br />

publiek van specialisten en nietspecialisten.<br />

Bezit de leervaardigheden die hem of haar<br />

in staat stellen een vervolgstudie aan te<br />

gaan met een grotendeels zelfgestuurd of<br />

autonoom karakter.<br />

Tabel 1: Beschrijving van de globale doelstellingen van academische opleidingen, aan de<br />

hand van de Dublin descriptoren (bron: toetsingskader NVAO)<br />

1.2. Domeinspecifieke eisen, eindtermen opleidingen natuurkunde – toegepaste<br />

natuurkunde en sterrenkunde.<br />

De visitatiecommissie expliciteert onderstaande domeinspecifieke eisen voor de<br />

afgestudeerde bachelor of master (licentiaat) in de natuurkunde – toegepaste natuurkunde -<br />

sterrenkunde.<br />

1.2.1. De uitdovende licentiaatsopleiding natuurkunde


<strong>pagina</strong> 3<br />

De vierjarige licentiaatsopleiding in de natuurkunde was en is een typisch Vlaams/Belgisch<br />

gegeven. Hoewel verschillende andere Europese landen eveneens een vierjarige opleiding in<br />

de natuurkunde aanboden en aanbieden, is de commissie van oordeel dat het referentiekader<br />

van de onderwijsvisitatie eerste ronde (VLIR, 1999) 5 een adequate beschrijving geeft van de<br />

eisen die aan de (uitdovende) licentiaatsopleiding mogen worden gesteld.<br />

De opleiding natuurkunde heeft als doel de student:<br />

– een brede basiskennis van de wetenschappen bij te brengen;<br />

– te introduceren in de deelgebieden van de natuurkunde en haar toepassingen;<br />

– in te wijden in het natuurkundig denken (inductief-deductief denken) en inzicht te<br />

geven in de werkwijze van de natuurkundebeoefening;<br />

– te leren modelmatig te denken, grenzen te kennen en resultaten te leren relativeren;<br />

– modellen en benaderingen te leren gebruiken; hierbij is het van groot belang dat hij/zij<br />

orde-van-grootte beschouwingen effectief kan toepassen;<br />

– op tenminste één onderdeel te brengen in de buurt van de nieuwste ontwikkelingen;<br />

– kennis te laten maken met wetenschappelijk onderzoek;<br />

– te leren zelfstandig wetenschappelijke problemen aan te pakken;<br />

– te leren doelgericht en projectmatig experimenten op te zetten;<br />

– te leren begrijpelijk mondeling en schriftelijk te rapporteren over zijn/haar werk, ook<br />

in internationale context;<br />

– kennis en attitudes inzake teamwork bij te brengen;<br />

– te leren het geleerde toe te passen op het gebied van wetenschappelijke activiteit, ook<br />

buiten het gebied van de strikte fysica;<br />

– gevoelig te maken voor technische ontwikkelingen en de eventuele (negatieve)<br />

effecten ervan;<br />

– een manier van denken bij te brengen die hem/haar in staat stelt om de specifieke<br />

aanpak van de natuurkunde toe te passen op maatschappelijke/ethische problemen;<br />

– de attitude bij te brengen om zijn/haar kennis steeds te vernieuwen en hem/haar aldus<br />

voor te bereiden op permanente vorming.<br />

1.2.2. De bacheloropleiding<br />

De commissie baseert zich op het project “Tuning summary of common reference points for<br />

Physics” 6 en op het rapport “Tuning educational structures in Europe” 7 . Deze rapporten<br />

geven in de visie van de commissie de Europese standaard weer voor de opleidingen in de<br />

fysica. Omwille van het internationaal karakter heeft de commissie besloten de originele<br />

Engelstalige beschrijving van de eindtermen over te nemen. Bovendien is de lijst ingekort tot<br />

de 12 belangrijkste eindtermen. Een volledige opsomming van de eindtermen staat<br />

beschreven in referentie 6.<br />

RATING OF<br />

IMPORTANCE<br />

OR<strong>DE</strong>R<br />

SHORT NAME<br />

OF THE<br />

SUBJECT SPECIFIC<br />

COMPETENCE<br />

1 Problem solving skills<br />

2 Theoretical understanding<br />

EXTEN<strong>DE</strong>D <strong>DE</strong>SCRIPTION OF THE<br />

COMPETENCE<br />

on completion of a first cycle degree in Physics, the<br />

student should:<br />

be able to evaluate clearly the orders of magnitude in situations which<br />

are physically different, but show analogies, thus allowing the use of<br />

known solutions in new problems<br />

have a good understanding of the most important physical theories<br />

(logical and mathematical structure, experimental support, described<br />

physical phenomena)<br />

DUBLIN<br />

<strong>DE</strong>SCRIPTOR<br />

LABEL<br />

B<br />

A


<strong>pagina</strong> 4<br />

RATING OF<br />

IMPORTANCE<br />

OR<strong>DE</strong>R<br />

SHORT NAME<br />

OF THE<br />

SUBJECT SPECIFIC<br />

COMPETENCE<br />

3 Mathematical skills<br />

EXTEN<strong>DE</strong>D <strong>DE</strong>SCRIPTION OF THE<br />

COMPETENCE<br />

on completion of a first cycle degree in Physics, the<br />

student should:<br />

be able to understand and master the use of the most commonly used<br />

mathematical and numerical methods<br />

DUBLIN<br />

<strong>DE</strong>SCRIPTOR<br />

LABEL<br />

A-B<br />

4 Deep knowledge<br />

5 Experimental skills<br />

6 Modelling & Problem solving skills<br />

7 Prob. solving and computer skills<br />

8 Physics culture<br />

have a deep knowledge of the foundations of modern physics, say<br />

quantum theory, etc .<br />

have become familiar with most important experimental methods and<br />

be able to perform experiments independently, as well as to describe,<br />

analyse and critically evaluate experimental data<br />

be able to identify the essentials of a process / situation and to set up<br />

a working model of the same; be able to perform the required<br />

approximations; i.e. critical thinking to construct physical models<br />

be able to perform calculations independently, even when a small PC<br />

or a large computer is needed, including the development of<br />

software programmes<br />

be familiar with the most important areas of physics and with those<br />

approaches, which span many areas in physics<br />

A<br />

B<br />

B<br />

B<br />

A<br />

9 Basic & Applied Research<br />

10 Literature search<br />

acquire an understanding of the nature and ways of physics research<br />

and of how physics research is applicable to many fields other than<br />

physics, e.g. engineering; be able to design experimental and/or<br />

theoretical procedures for: (i) solving current problems in academic or<br />

industrial research; (ii) improving the existing results<br />

be able to search for and use physical and other technical literature,<br />

as well as any other sources of information relevant to research work<br />

and technical project development. Good knowledge of technical<br />

English is required.<br />

A-B-C<br />

E<br />

11 Learning ability be able to enter new fields through independent study E<br />

12 Modelling be able to adapt available models to new experimental data B<br />

Tabel 2: Opsomming van de Europese eindtermen voor de bacheloropleiding in de<br />

natuurkunde, beperkt tot de 12 belangrijkste eindtermen. Bron: referentie 6<br />

1.2.3. De Masteropleiding<br />

Hiervoor gelden dezelfde commentaren als sub 1.2.2: de bacheloropleiding<br />

RATING OF<br />

IMPORTANCE<br />

OR<strong>DE</strong>R<br />

SHORT NAME<br />

OF THE<br />

SUBJECT SPECIFIC<br />

COMPETENCE<br />

1 Modelling & Problem solving skills<br />

2 Problem solving skills<br />

3 Literature search<br />

EXTEN<strong>DE</strong>D <strong>DE</strong>SCRIPTION OF THE<br />

COMPETENCE<br />

on completion of a first cycle degree in Physics, the<br />

student should:<br />

be able to identify the essentials of a process / situation and to set up a<br />

working model of the same; be able to perform the required<br />

approximations; i.e. critical thinking to construct physical models<br />

be able to evaluate clearly the orders of magnitude in situations which are<br />

physically different, but show analogies, thus allowing the use of known<br />

solutions in new problems<br />

be able to search for and use physical and other technical literature, as<br />

well as any other sources of information relevant to research work and<br />

technical project development. Good knowledge of technical English is<br />

required.<br />

DUBLIN<br />

<strong>DE</strong>SCRIPTOR<br />

LABEL<br />

B<br />

B<br />

E<br />

4 Learning ability be able to enter new fields through independent study E


<strong>pagina</strong> 5<br />

5 Modelling be able to adapt available models to new experimental data B<br />

6 Theoretical understanding<br />

7 Basic & Applied Research<br />

8 Deep knowledge<br />

9 Mathematical skills<br />

10 Frontier research<br />

11 Problem solving and computer skills<br />

12 Experimental skill<br />

have a good understanding of the most important physical theories<br />

(logical and mathematical structure, experimental support, described<br />

physical phenomena)<br />

acquire an understanding of the nature and ways of physics research and<br />

of how physics research is applicable to many fields other than physics,<br />

e.g. engineering; be able to design experimental and/or theoretical<br />

procedures for: (i) solving current problems in academic or industrial<br />

research; (ii) improving the existing results<br />

have a deep knowledge of the foundations of modern physics, say<br />

quantum theory, etc .<br />

be able to understand and master the use of the most commonly used<br />

mathematical and numerical methods<br />

have a good knowledge of the state of the art in - at least - one of the<br />

presently active physics specialities<br />

be able to perform calculations independently, even when a small PC or a<br />

large computer is needed, including the development of software<br />

programmes<br />

have become familiar with most important experimental methods and be<br />

able to perform experiments independently, as well as to describe,<br />

analyse and critically evaluate experimental data<br />

A<br />

A-B-C<br />

A<br />

A-B<br />

A<br />

B<br />

B<br />

Tabel 3: Opsomming van de Europese eindtermen voor de masteropleiding in de<br />

natuurkunde, beperkt tot de 12 belangrijkste eindtermen. Bron: referentie 7<br />

De commissie merkt op dat een groot aantal competenties in beide tabellen voorkomen.<br />

Echter hun relatieve belang is verschillend. Elke cyclus heeft zo eigen prioriteiten.<br />

Daarnaast merkt de commissie op dat een aantal andere competenties, die lager stonden dat de<br />

12 de positie in de tabellen, zeker in een Vlaamse context, toch ook zeer belangrijk zijn. De<br />

commissie vernoemt met name het beheersen van een vreemde taal, c.q. het Engels en een<br />

ethisch bewustzijn.<br />

2. Kerncurriculum<br />

Uit een analyse van de tuning groep blijkt dat een Europees standaard programma voor een<br />

bacheloropleiding in de natuurkunde en de toegepaste natuurkunde zeker mogelijk is. Een<br />

standaardprogramma voor de masteropleidingen in de natuurkunde, toegepaste natuurkunde<br />

en sterrenkunde is moeilijker te definiëren, vooral omdat in deze fase van de opleiding elke<br />

instelling eigen accenten legt en specifieke specialisaties aanbiedt.<br />

2.1. Bacheloropleiding natuurkunde en toegepaste natuurkunde 6<br />

- kennis van wiskunde en aanverwante onderwerpen (basis wiskunde,<br />

wiskundige methoden voor de natuurkunde, numerieke analyse, computing);<br />

- kennis van natuurkunde (inleiding tot de natuurkunde, klassieke natuurkunde,<br />

quantumfysica en laboratiumwerk);<br />

- kennis van theoretische natuurkunde (analytische mechanica, klassiek<br />

elektromagnetisme, relativiteitstheorie, quantummechanica, statistische<br />

fysica);<br />

- kennis van toegepaste natuurkunde en aanverwante onderwerpen (scheikunde,<br />

electronica);<br />

- kennis van de basiselementen van moderne fysica (atomaire, nucleaire en<br />

subnucleaire fysica, vaste stof fysica, astrofysica);<br />

- een klein intermediair en finaal natuurkunde project (een bachelorproef) * ;


<strong>pagina</strong> 6<br />

- een aantal keuzeopleidingsonderdelen in dezelfde discipline;<br />

- een aantal keuzeopleidingsonderdelen buiten de discipline (ontwikkeling van<br />

vaardigheden, taal- en spraak, wetenschapsfilosofie, …);<br />

2.2. Masteropleiding natuurkunde 6<br />

- gevorderde kennis van theoretische natuurkunde (analytische mechanica,<br />

klassiek elektromagnetisme, relativiteitstheorie, quantummechanica,<br />

statistische fysica);<br />

- diepe kennis van wiskunde en aanverwante onderwerpen (wiskundige<br />

methodes voor de natuurkunde, computing, numerieke analyse);<br />

- kennis van een gespecialiseerde kern van de moderne fysica (atomaire,<br />

nucleaire en subnucleaire fysica, vaste stof fysica, astrofysica);<br />

- de vaardigheid om problemen op te lossen in ‘comprehensive physics’;<br />

- een masterproef;<br />

- een aantal keuzeopleidingsonderdelen in dezelfde discipline;<br />

- een aantal keuzeopleidingsonderdelen buiten de discipline (ontwikkeling van<br />

vaardigheden, taal- en spraak, wetenschapsfilosofie, …);<br />

2.3. Masteropleiding toegepaste natuurkunde 8<br />

Een belangrijk criterium voor de kwaliteit van een ingenieursopleiding is de mate waarin de<br />

student wordt voorbereid om een productieve ingenieursloopbaan te volgen die wordt<br />

gekenmerkt door een voortdurende professionele groei.<br />

In aanvulling op bovengenoemde minimumeisen hebben ingenieursstudies als doel de<br />

student 8 :<br />

– te leren op een praktische manier maatschappelijke problemen waarin natuurkundige<br />

ingenieursaspecten een rol spelen te onderkennen en op te lossen;<br />

– een goed begrip bij te brengen van de maatschappelijke aspecten van technische<br />

problemen, zodat ethische aspecten van het ingenieursberoep ruimschoots aandacht<br />

krijgen;<br />

– in de technisch wetenschappelijke vorming naast de analyse van problemen<br />

nadrukkelijk ook inzicht te verschaffen in synthese, zodat goede vaardigheden worden<br />

opgebouwd in het ontwerpen van technische apparaten en systemen.<br />

2.4. Masteropleiding sterrenkunde<br />

Op het moment van het opstellen van het zelfevaluatierapport bestond in Vlaanderen nog geen<br />

aparte sterrenkundeopleiding. Tot op heden valt de sterrenkunde onder de wiskunde of de<br />

natuurkunde en wordt voor het licentiaat, naast een aantal sterrenkundecolleges, een<br />

eindverhandeling over een sterrenkundig onderwerp gemaakt. In de meeste landen bestaat<br />

overigens tot op heden geen aparte sterrenkundeopleiding. Deze is ingebed in of een<br />

bovenbouw op de natuurkundeopleiding. 9<br />

In tegenstelling tot Europa worden in de Verenigde Staten over het algemeen wel aparte<br />

sterrenkunde opleidingen aangeboden. Van de top tien Amerikaanse Sterrenkunde afdelingen<br />

is er maar één die niet een aparte master in de sterrenkunde aanbiedt (MIT). 10


<strong>pagina</strong> 7<br />

De Vlaamse universiteiten hebben bij de omvorming naar de bamastructuur de sterrenkunde<br />

een verschillende plaats en gewicht gegeven in de opleiding. Sommige universiteiten bieden<br />

helemaal geen sterrenkundige specialisatie aan, sommige bieden het aan als een major of een<br />

afstudeerrichting en sommige hebben een aparte master in de sterrenkunde uitgewerkt.<br />

De doelstelling van de opleiding is dat de studenten zodanige kennis, vaardigheden en inzicht<br />

verwerven op het gebied van de sterrenkunde en hulpdisciplines dat zij in staat zijn tot een<br />

zelfstandige beroepsuitoefening op academisch niveau, dan wel in aanmerking komen voor<br />

een vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. De opleiding beoogt tevens de<br />

bevordering van inzicht van de plaats en de rol van de sterrenkunde binnen de wetenschap en<br />

samenleving en van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef 11 .<br />

De masteropleiding sterrenkunde dient aan volgende eindtermen te voldoen 11 :<br />

- een gedegen kennis van de grondbeginselen van de moderne sterrenkunde en<br />

natuurkunde met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke wiskundige,<br />

computationele en experimentele hulpmiddelen;<br />

- een grondige kennis van experimentele en theoretische methoden en<br />

onderzoekservaring op een deelgebied van de sterrenkunde;<br />

- vermogen om zelfstandig problemen op het terrein van de sterrenkunde te<br />

kunnen analyseren en onderzoeksvragen te formuleren;<br />

- voldoende bekendheid met de internationale vakliteratuur om relevante<br />

informatie te kunnen opsporen en bestuderen;<br />

- vaardigheid in het mondeling en schriftelijk rapporteren over sterrenkundige<br />

onderwerpen;<br />

- enige vaardigheid in het overdragen van sterrenkundige kennis naar een breder<br />

publiek;<br />

- zicht op het beroepsperspectief en de arbeidsmarkt voor sterrenkundigen.<br />

3. Instroom, studieduur en studierendement<br />

De commissie is verheugd over de toezegging van de Vlaamse minister van Onderwijs om de<br />

studieduur van de masteropleidingen in de natuurkunde en sterrenkunde op 2 jaar te<br />

brengen 12 . Hierdoor krijgen alle opleidingen in de natuurkunde, toegepaste natuurkunde en<br />

sterrenkunde een vijfjarig traject.<br />

Uit internationale gegevens blijkt dat de studierendementen voor de totale opleiding, maar<br />

ook de studierendementen voor de generatiestudenten zeer divers zijn (bijlage III in ref. 9).<br />

De Vlaamse visitatiecommissie in 1999 “heeft zich erover verwonderd dat de slaagcijfers in<br />

het eerste jaar, ondanks de goede contacten tussen de staf en de studenten, de toegankelijkheid<br />

van de docenten en de studiebegeleiding toch laag liggen” Verder “is het de commissie<br />

opgevallen dat ondanks deze selectie in het eerste jaar, het gemiddelde slaagpercentage in de<br />

8, p.25<br />

tweede kandidatuur (aan een aantal universiteiten) toch maar rond de 70% ligt”<br />

Uit een analyse van de visitatierapporten van de VLIR van de voorbije 5 jaar blijkt dat de<br />

gemiddelde slaagpercentages (instellingsbrede gemiddelden) aan de Vlaamse universitaire<br />

opleidingen ongeveer respectievelijk 50%, 80%, 90% en >95% bedragen voor de<br />

generatiestudenten, tweede kandidatuur en eerste en tweede licentie 13 . De commissie zou het<br />

wenselijk vinden dat de opleidingen beargumenteerde streefcijfers formuleren voor de


<strong>pagina</strong> 8<br />

slaagpercentages van de studenten. Indien dergelijke streefcijfers niet zijn geëxpliciteerd, acht<br />

de commissie de voornoemde gemiddelde slaagcijfers adequaat als streefcijfers.<br />

De gemiddelde studieduur voor de licentiaatopleiding wiskunde in de periode 1995-2003<br />

bedroeg 4,45 jaar 14 . Voor de overige opleidingen zijn geen gedetailleerde gegevens bij de<br />

VLIR bekend over de studieduur. De administratie hoger onderwijs en wetenschappelijk<br />

onderzoek werkt thans aan de ontwikkeling van een ‘historische databank’, waarbij het traject<br />

van elke individuele student gevolgd kan worden. De commissie wenst aandacht te schenken<br />

aan de effectieve studieduur van de kandidaat-licentieprogramma’s en aan de verwachtingen<br />

van de instellingsverantwoordelijken omtrent de effecten van de omschakeling naar de<br />

bamastructuur op de effectieve studietijd.<br />

In het academiejaar 2001-2002 werden aan de Vlaamse univeristeiten 57 diploma’s ‘licentiaat<br />

natuurkunde’ uitgereikt, waarvan 41 diploma’s aan mannen en 16 diploma’s aan vrouwen. In<br />

datzelfde academiejaar waren 68 personen ingeschreven in de eerste kandidatuur<br />

natuurkunde, waarvan 15 vrouwen. 15 In het academiejaar 2004-2005 waren 138 studenten<br />

ingeschreven in het eerste bachelorjaar natuurkunde/sterrenkunde, waarvan 110<br />

generatiestudenten en waarvan 22 vrouwen 16 . De commissie zal een analyse maken van de<br />

instroom van studenten voor de voorbije 8 jaren en eveneens een vergelijking maken met de<br />

situatie in Nederland, waar de bamastructuur reeds enkele jaren eerder is ingevoerd.<br />

4. Onderwijskundige en organisatorische uitgangspunten<br />

4.1. Algemene onderwijskundige uitgangspunten 17<br />

- De opleidingen stellen zich garant voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en<br />

beroepsvoorbereidende relevantie, de effectiviteit en efficiëntie van de<br />

opleidingsprogramma’s. De opleidingsonderdelen die in de programma’s geroosterd<br />

worden, moeten een legitieme, aantoonbare en samenhangende bijdrage leveren tot de<br />

realisering van de doelstellingen en minimumeisen. Daarbij vormt het curriculum van<br />

de bacheloropleiding het fundament dat algemenere basiskennis, -vaardigheden en -<br />

attitudes toelevert, waarna, in de masteropleiding, structureel en inhoudelijk aandacht<br />

wordt geschonken aan verdieping, wetenschappelijke beroepsvorming en een kritische<br />

attitude.<br />

- Studenten dienen verantwoordelijkheid te nemen voor hun studiekeuze, leerparcours<br />

en -proces, effectiviteit en voortgang van hun studie.<br />

- De opleidingen scheppen door een inhoudelijk, personeel en logistiek kwalitatief<br />

hoogstaand aanbod de voorwaarden waaronder die verantwoordelijkheid zinvol kan<br />

opgenomen worden. Een dergelijk aanbod beantwoordt aan de eisen qua<br />

doelstellingen, instructie-, leer en vormingsprocessen en evaluatie die aan een<br />

universitair, academisch opleidingsprogramma in het algemeen kunnen gesteld<br />

worden. De kwaliteit van dit aanbod moet geregeld worden geëvalueerd, bijvoorbeeld<br />

door middel van valide en betrouwbare bevraging van studenten en afgestudeerden.<br />

- De doelstellingen dienen relevant te zijn. Dit betekent concreet dat ze een hoog<br />

wetenschappelijk actualiteitsgehalte bezitten, dat ze een symbiose van toepassen en<br />

genereren van kennis reflecteren, en dat ze beroepsvoorbereidende kwaliteit bezitten.<br />

Van meet af aan dient de onderliggende hiërarchisering en sequentiëring van de<br />

doelstellingen, zowel voor die van de hele opleiding als voor die van de<br />

opleidingsonderdelen afzonderlijk, aan de student bekend te worden gemaakt.


<strong>pagina</strong> 9<br />

- Wat de instructie-, vormings- en leerprocessen betreft, zijn overwegend drie aspecten<br />

belangrijk.<br />

o De inhoudelijke invulling genereert eisen naar de kwaliteit van het beschikbare<br />

studiemateriaal en de bredere documentaire ondersteuning van de processen.<br />

De kennis waarin ingeleid wordt, dient zo gestructureerd, gematerialiseerd en<br />

gedocumenteerd te zijn dat efficiënt en effectief leren met het oog op de<br />

realisering van de doelstellingen metterdaad kan plaats vinden.<br />

o Er kunnen eisen gesteld worden in verband met de sequentiëring en de wijze<br />

waarop de kennis gepresenteerd wordt (de gebruikte werkvormen, de<br />

ondersteuning ervan met gepaste communicatie- en informatietechnologieën,<br />

de beschikbare materiële infrastructuur, enzovoort). Het leerproces dient met<br />

name ondersteund te worden door een adequate didactische uitrusting en door<br />

goed aansluitend studie- en instructiemateriaal, dat in voldoende mate voor de<br />

studenten beschikbaar is. Een gevarieerd gebruik van aangepaste didactische<br />

werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën<br />

zijn van belang. De gehanteerde werkvormen dienen gericht te zijn op het<br />

zelfstandig, kritisch-reflexief verwerken van de leerstof. Ze dienen te<br />

appelleren aan het probleemoplossend en creatief vermogen van de student.<br />

Belangrijk hierbij is dat voldoende aandacht wordt besteed aan de didactische<br />

vaardigheden van de docenten.<br />

o In hoofde van de studenten dient te worden gekeken naar hun draagkracht, hun<br />

studievreugde en -belasting, hun mogelijkheden voor efficiënt gebruik van de<br />

studietijd enzovoort. Bovendien is het van belang na te gaan of er in de mate<br />

van het mogelijke rekening wordt gehouden met individuele verschillen, onder<br />

meer in studiestijl en -tempo. Dit laatste kan, bijvoorbeeld, blijken uit<br />

differentiatievoorziening in leerparcours binnen het programma, uit de<br />

dosering contactonderwijs vs. zelfstudie enzovoort.<br />

- De belangrijkste eis ten aanzien van de evaluatie van het kennen en kunnen van de<br />

studenten is dat de vorm en inhoud ervan recht moeten doen aan de vooropgestelde<br />

doelstellingen en de wijze waarop deze vertaald worden in de instructie-, leer- en<br />

vormingsprocessen. Zo kan er bijvoorbeeld speciaal op gelet worden of er niet enkel<br />

via reproductie van kennis geëvalueerd wordt, of open-boekexamens regel dan wel<br />

uitzondering zijn, enzovoort. Eisen en vormen dienen, hoe dan ook, vooraf aan de<br />

studenten duidelijk bekend te worden gemaakt. Voorts dient ook aandacht besteed aan<br />

aspecten als billijkheid van de evaluatie, de betrouwbaarheid ervan en de kwaliteit van<br />

de geleverde feedback.<br />

- De opleidingen dienen te voorzien in een systeem van studievoorlichting en -<br />

begeleiding dat gericht is op het verschaffen van de benodigde informatie en het<br />

voorkomen en tijdig signaleren van studie- (inclusief examen)problemen, alsmede op<br />

het formuleren en uitwerken van oplossingen.<br />

4.2. Kwaliteitseisen onderwijzende staf en intern kwaliteitszorgsysteem 17<br />

De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben vooral betrekking op:<br />

- de vertrouwdheid en de ervaring met de sector;<br />

- de wetenschappelijke deskundigheid;<br />

- de onderwijsdeskundigheid.


<strong>pagina</strong> 10<br />

Deze vereisten impliceren ook een op wetenschappelijk onderzoek gestoelde opleiding<br />

teneinde de continue evolutie in de exacte wetenschappen in het algemeen en inzake de<br />

natuurkunde in het bijzonder op de voet te kunnen volgen, en om actief deel te kunnen nemen<br />

aan de evaluatie van de ontwikkelingen binnen het beroep. Daarenboven wordt continue<br />

bijscholing en voortgezette vorming noodzakelijk geacht.<br />

Qua bestaffing veronderstelt deze opleiding academici van hoog niveau voor de<br />

basiswetenschappelijke opleidingsonderdelen, doch ook voor het theorieonderricht in de<br />

natuurkunde.<br />

Opdat bekendheid met en betrokkenheid bij het wetenschappelijk onderzoek kan gerealiseerd<br />

worden, wordt van de staf een wetenschappelijk curriculum en een actieve deelname in het<br />

wetenschappelijk onderzoek verondersteld. Deze sterke band met het wetenschappelijk<br />

onderzoek wordt nog uitdrukkelijker vooropgesteld in de voortgezette vorming. Voor wat<br />

betreft het praktijkonderwijs is er een noodzaak aan specialisten met praktijkervaring die<br />

bovendien hun onderwijsopdracht blijvend combineren met een praktijkopdracht en/of<br />

wetenschappelijk onderzoek.<br />

De kwaliteitseisen met betrekking op de systemen van interne kwaliteitszorg slaan op:<br />

- de efficiëntie van het onderwijsmanagement en de overlegstructuren;<br />

- de aandacht voor onderwijskundige professionalisering;<br />

- de efficiëntie van het onderwijszorgsysteem, met name het evaluatiesysteem en de<br />

kwaliteitszorgcyclus.<br />

Elke universiteit, in casu elke opleiding, behoort permanent toe te zien op de kwaliteit van<br />

haar onderwijs (en haar onderzoek). Dit moet blijken uit de manier waarop de bij de<br />

kwaliteitszorg betrokken commissies functioneren en uit de mate waarin de kwaliteitscyclus<br />

vorm heeft gekregen. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de rol die de studenten,<br />

de alumni en het beroepenveld toebedeeld krijgen. In verband met de kwaliteitscyclus wordt<br />

verwacht dat er niet enkel een gedegen systeem voor de evaluatie van het onderwijs is, maar<br />

dat dit tevens geïncorporeerd is, dit wil zeggen dat er mechanismen zijn voor de opvolging<br />

van evaluatieresultaten en dit zowel op het niveau van een opleidingsonderdeel als van het<br />

programma.<br />

5. Werkdomein en beroepsprofiel van de afgestudeerde<br />

5.1. Bacheloropleidingen<br />

De Vlaamse Minister van Onderwijs heeft zich in intentie akkoord verklaard met de principe<br />

dat niet elke bacheloropleiding een professionele uitstroom moet hebben. 18 Het basisdecreet<br />

hoger onderwijs diende op het moment van het opstellen van het referentiekader echter nog<br />

gestemd te worden in het Vlaams parlement. Desalniettemin dient de bacheloropleiding een<br />

eigenstandige opleiding te zijn. De instellingen moeten bijgevolg duidelijk gedefinieerde<br />

eindtermen uitwerken voor de bacheloropleiding enerzijds en duidelijk gedefinieerde<br />

voorbereidingsprogramma’s en schakelprogramma’s uitwerken voor de masteropleidingen.<br />

De bachelor in de natuurkunde, toegepaste natuurkunde of sterrenkunde moet reeds bij<br />

aanvang van de bachelorstudies weten welke vervolgopleidingen hij of zij onder welke<br />

voorwaarden mag volgen.


<strong>pagina</strong> 11<br />

5.2. Masteropleidingen<br />

Uit een Europese enquête 6 werden de belangrijkste arbeidsposities gedestilleerd, opgedeeld in<br />

beroepsprofiel en beroepssector. Onderstaande tabel vat een aantal van deze resultaten samen.<br />

Discpline – specialisatie Beroepsprofiel Sector<br />

Fysicus – experimentele<br />

fysica<br />

Fysicus – theoretische fysica<br />

Toegepaste<br />

(ingenieur)<br />

fysicus<br />

fysicus<br />

ingenieur<br />

R&D gerelateerde beroepen<br />

kwaliteitscontrole<br />

meet- en regeltechnieken<br />

fysicus<br />

R&D gerelateerde beroepen<br />

fysicus<br />

ingenieur<br />

medische fysicus<br />

R&D gerelateerde beroepen<br />

kwaliteitscontrole<br />

meet- en regeltechnieken<br />

onderzoeksinstellingen<br />

industrie<br />

banken<br />

verzekeringsmaatschappijen<br />

technisch consultent<br />

zelfstandige<br />

onderzoeksinstellingen<br />

banken<br />

verzekeringsmaatschappijen<br />

technisch consulent<br />

zelfstandige<br />

onderzoeksinstellingen<br />

industrie<br />

banken<br />

verzekeringsmaatschappijen<br />

technisch consultent<br />

medische sector<br />

zelfstandige<br />

Tabel 4: Overzicht van de typische Europese uitstroomprofielen (beroepsprofiel en sector)<br />

voor masters in de natuurkunde en toegepaste natuurkunde (bron: ref. 6)<br />

De commissie acht het essentieel dat de opleidingsverantwoordelijken nauwe contacten<br />

onderhouden met de beroepssector; vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt worden bij<br />

voorkeur betrokken bij ingrijpende curriculumwijzigingen en de alumni worden bij voorkeur<br />

op een regelmatige en gestructureerde wijze bevraagd.<br />

6. Internationalisering<br />

De discipline natuurkunde is bijzonder actief op het Europese vlak, teneinde het natuurkunde<br />

onderwijs op termijn te laten convergeren naar een algemene Europese standaard. De<br />

commissie heeft bijzondere waardering hiervoor en verwijst naar de EUPEN-publicaties 19 en<br />

vooral naar de TUNING publicaties 6,7 .<br />

Echter ook de instellingen zelf leveren bijzondere inspanningen tot internationalisering. De<br />

commissie denkt hierbij vooral aan internationale studenten- en docentenmobiliteit, o.m. in<br />

het kader van de Europese Erasmus/Socrates programma’s.<br />

De commissie zou het ook hier wenselijk vinden dat de opleidingen streefcijfers zouden<br />

formuleren voor de studentenparticipatie aan één of andere vorm van internationale<br />

studentenuitwisseling en inspanningen zou leveren om voldoende en kwalitatief hoogstaande<br />

plaatsen aan te bieden.<br />

7. Flexibilisering


<strong>pagina</strong> 12<br />

Het Vlaamse flexibiliseringsdecreet 20 omvat het wetgevend kader voor de overgang van het<br />

klassieke Vlaamse jaarsysteem naar een flexibel creditsysteem. De commissie zal nagaan in<br />

welke mate de instellingen gevolg geven aan dit wettelijk kader en welke bijkomende, niet<br />

wettelijk verplichte inspanningen worden geleverd om het onderwijs te flexibiliseren. Deze<br />

materie is uiteraard nauw verwant met de internationalisering.<br />

8. Multi- en interdisciplinariteit onderwijs<br />

De Europese Commissie stelt dat “de academische wereld zich dringend dient aan te passen<br />

aan de interdisciplinaire aard van de grote maatschappelijke problemen, zoals duurzame<br />

ontwikkeling, nieuwe plagen voor de gezondheid, risicobeheer, enz.” 21<br />

De commissie onderschrijft het belang van interdisciplinaire interacties. Dit betreft zowel het<br />

inter- en multidisciplinair karakter van de bachelor- en masteropleidingen in de natuurkunde –<br />

toegepaste natuurkunde – sterrenkunde, maar ook de mogelijkheden die de studenten hebben<br />

om in te stromen en uit te stromen van en naar andere disciplines.<br />

9. Bijzondere aandachtspunten van de visitatiecommissie<br />

De Vlaamse visitatiecommissie natuurkunde en toegepaste natuurkunde 8 heeft in 1999 een<br />

aantal algemene aanbevelingen geformuleerd, die de visitatiecommissie wenst over te nemen<br />

als bijzondere aandachtspunten.<br />

- Een differentiatie tussen de wiskundecolleges voor wiskundigen en natuurkundigen is<br />

wenselijk; een te grote nadruk op de formele, abstracte wiskunde dient vermeden te<br />

worden.<br />

- Ook het informatica-onderwijs dient de worden aangepast aan de noden van de<br />

natuurkundigen.<br />

- Een cursorisch college (soms caleidoscopisch college genoemd) is wenselijk op een<br />

strategische plaats in het curriculum, teneinde de studenten te helpen een<br />

onderbouwde keuze voor hun eindwerk te maken.<br />

- Er dient voldoende aandacht te worden besteed aan het bijbrengen van<br />

communicatieve vaardigheden (gesproken en geschreven).<br />

- Studenten zouden meer gebruik moeten maken tijdens hun studies van (internationale)<br />

handboeken, bij voorkeur als aanvulling bij (beknopte) cursussen. Deze opmerking<br />

geldt a fortiori voor de hogere jaren.<br />

- Een opwaardering (in aantal studiepunten) van de eindverhandeling/masterproef wordt<br />

aanbevolen.<br />

- Er worden nog te veel oud-studenten van de eigen universiteit aangesteld in het ZAPkader.<br />

Dit ‘inteeltbeleid’ zou moeten worden doorbroken.<br />

Bijlage bij het referentiekader natuurkunde – toegepaste natuurkunde - sterrenkunde:<br />

artikel 58 van het het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het<br />

hoger onderwijs in Vlaanderen (Belgisch staatsblad, 14 augustus 2003)<br />

Art. 58. § 1. De accreditatie van een opleiding is afhankelijk van de aanwezigheid van<br />

voldoende generieke kwaliteitswaarborgen om de in §2 bedoelde doelstellingen te bereiken.


<strong>pagina</strong> 13<br />

De generieke kwaliteitswaarborgen betreffen:<br />

1° de onderwijsinhoud, dit omvat in ieder geval de aard en het niveau van het onderwijs,<br />

voldoende samenhang in het opleidingsprogramma, de studielast en een duidelijke relatie<br />

tussen de doelstellingen en de inhoud van het opleidingsprogramma;<br />

2° het onderwijsproces, dit omvat in ieder geval een voldoende afstemming tussen de<br />

vormgeving van het onderwijs en de inhoud, voldoende studiebegeleiding en inzichtelijke<br />

beoordeling en toetsing van het onderwijs;<br />

3° de uitkomst van het onderwijs, dit omvat in ieder geval voldoende maatschappelijke<br />

relevantie van de bereikte eindkwalificaties van afgestudeerden van de opleiding en<br />

voldoende rendement van de opleiding;<br />

4° de materiële voorzieningen, de kwaliteit van het personeel, de organisatie en de interne<br />

kwaliteitszorg;<br />

5° de methoden die bij de zelfbeoordeling worden gehanteerd; deze hebben in ieder geval<br />

betrekking op de mogelijkheid de opleiding te vergelijken met andere opleidingen en op een<br />

internationaal beoordelingskader.<br />

§2. De aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen garandeert dat de<br />

instellingen een onderwijs aanbieden dat de studenten bij de voltooiing van de opleiding<br />

brengt tot :<br />

1° (…)<br />

2° in de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het academisch onderwijs :<br />

a) het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven<br />

en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen<br />

uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie,<br />

ideeën, problemen en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid<br />

tot levenslang leren ;<br />

b) het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende<br />

houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en technieken en deze adequaat kunnen<br />

toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die de oordeelsvorming over<br />

maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie<br />

van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het<br />

probleemgestuurd initiëren van onderzoek ;<br />

c) het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein<br />

van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een<br />

discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels<br />

geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de<br />

structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden ;<br />

3° in de opleidingen leidend tot de graad van master :


<strong>pagina</strong> 14<br />

a) het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op<br />

een wetenschappelijke wijze te denken en handelen, het om kunnen gaan met complexe<br />

problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van<br />

die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot<br />

communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en<br />

het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context;<br />

b) het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als<br />

het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van<br />

onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma's in het domein van de wetenschappen of<br />

kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma's, het vermogen tot<br />

originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en<br />

het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving;<br />

c) een gevorderd begrip van en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan<br />

een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste<br />

kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming<br />

beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het<br />

vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het<br />

vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren, diagnosticeren;<br />

d) hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van<br />

wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van<br />

een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke<br />

beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke<br />

of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Referenties<br />

1 <strong>DE</strong>CREET betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (4 april 2003)<br />

2 <strong>DE</strong>CREET betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de<br />

integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de<br />

begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (3 maart 2004)<br />

3 Het accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs in Vlaanderen, NVAO, 14 februari 2005<br />

4 Handleiding onderwijsvisitaties, VLIR/VLHORA, Brussel, februari 2005<br />

5 De onderwijsvisitatie natuurkunde, VLIR, Brussel, maart 1999.<br />

6 Tuning summary or common reference points for physics, tuning pilot group for physics, update 05.05.2005.<br />

7 Tuning Educational Structures in Europe, Final Report, Pilot Project – Phase 1, carried out by over 100<br />

Universities, co-ordinated by the University of Deusto (Spain) and the University of Groningen (The<br />

Netherlands) and supported by the European Commission”, edited by Julia Gonzalez and Robert Wagenaar,<br />

University of Deusto and University of Groningen, 2003.<br />

8 De onderwijsvisitatie natuurkunde, VLIR, Brussel, maart 1999.<br />

9 Internationale onderwijsvisitatie natuur- en sterrenkunde, VSNU, februari 1997<br />

10 Onderwijsvisitatie natuur- en sterrenkunde, VSNU, 2002<br />

11 Onderwijs- en examenregeling, onderwijsinstituut exacte wetenschappen, studiejaar 2004-2005, de<br />

masteropleiding astronomy and astrophysics, concept mei 2005, universiteit van Amsterdam.<br />

12 Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen, beleidsnota van de Vlaamse minister van<br />

Onderwijs en Vorming, december 2004.<br />

13 De visitatierapporten van de VLIR kunnen worden geraadpleegd op<br />

http://www.vlir.be/vlir/02thema%27s/03kz.htm<br />

14 De onderwijsvisitatie wiskunde, VLIR, Brussel, juni 2005


<strong>pagina</strong> 15<br />

15 Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement<br />

onderwijs, schooljaar 2002-2003.<br />

16 Beperkte statistische telling van de studenten in het hoger onderwijs op 31 oktober 2004, academiejaar 2004-<br />

2005, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement onderwijs.<br />

17 Zoals gebruikt in de VLIR-onderwijsvisitaties.<br />

18 Ontwerp basisdecreet hoger onderwijs (versie maart 2005), artikel 45<br />

19 H. Ferdinande et. al. (eds), Inquiries into European Higher Education in Physics, 7 volumes<br />

20 <strong>DE</strong>CREET betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende<br />

hogeronderwijsmaatregelen (21 april 2004)<br />

21 Mededeling van de Europese Commissie – De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis,<br />

/COM/2003/0058 def/ en de samenvatting: http://www.eu.int/scadplus/leg/nl/cha/c11067.htm

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!