12.01.2015 Views

Hoofdstuk 8: Vrijwilligerswerk professionaliseren? - Mulier Instituut

Hoofdstuk 8: Vrijwilligerswerk professionaliseren? - Mulier Instituut

Hoofdstuk 8: Vrijwilligerswerk professionaliseren? - Mulier Instituut

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

8.4 De verenigingsmanager<br />

Het gaat snel. Vergeleken met een decennium geleden bevinden sportverenigingen zich in een<br />

omgeving die een stuk complexer is geworden (of gemaakt). Voor een ogenschijnlijk eenvoudige<br />

organisatie als de traditionele sportvereniging met haar vrijwilligers zijn de nieuwe uitdagingen<br />

mogelijk een te hoge horde om te nemen. Althans, de antwoorden die overheden,<br />

NOC*NSF en sportbonden vinden op die uitdagingen wijzen in die richting. Verenigingsmanagers,<br />

combinatiefunctionarissen, verenigingsbegeleiders, stewards voor de veiligheid op en<br />

rond de accommodatie, allemaal zijn het nieuwe (en meestal betaalde) functies waar we tien<br />

jaar geleden nog nauwelijks over nadachten of zelfs van gehoord hadden.<br />

Bijzonder is dat er een grote diversiteit is waar te nemen in de wijze waarop verenigingen<br />

reageren op de externe druk. Veel clubs, vooral kleinere, blijven het liefst functioneren zoals<br />

ze al tientallen jaren deden. Andere zijn inderdaad sterk geprofessionaliseerde en soms ook<br />

gecommercialiseerde maatschappelijke ondernemingen geworden. Weer andere creëren tussenvormen<br />

met stichtingen, publiekprivate samenwerking, et cetera. De druk is groot om in<br />

de vaart der volkeren mee te gaan, omdat het bestaansrecht op het spel zou staan. Ondanks de<br />

grote diversiteit aan ideeën, uitwerkingen, reacties en wensen, hebben beleidsmakers veelal<br />

een ideaal model voor ogen, waarin professionalisering door betaalde krachten centraal staat.<br />

De verenigingsmanager moet in de grotere complexiteit uitkomst bieden.<br />

De standaardisering van het aanstellen van betaalde krachten als uitwerking van professionalisering<br />

in de sport past in het ingenieursdenken. Anthonissen en Boessenkool (1998)<br />

beschrijven deze dominante stijl in het bestuurlijk handelen in en rond sportverenigingen.<br />

Dit ingenieursdenken kenmerkt zich door doelrationaliteit. Ingenieurs hebben behoefte aan<br />

(groei)cijfers en statistieken, zijn gericht op beheerspraktijken, willen innoveren en maken<br />

gebruik van zogeheten management tools. De ingenieur wil de vereniging runnen als een<br />

bedrijf (idem: 245). Er is niet voor niets gekozen voor de term ‘maatschappelijke onderneming<br />

als toekomstperspectief voor de sportvereniging’ en daar sluit de (term) verenigingsmanager<br />

naadloos bij aan.<br />

Maar de praktijk is weerbarstiger. Hoewel de wens tot maakbaarheid, innovatie, beheersing en<br />

standaardisering legitiem en begrijpelijk is, zeker als antwoord op een complexere omgeving,<br />

lijkt deze nauwelijks overeen te komen met de dagelijkse gang van zaken binnen verenigingen.<br />

Anthonissen en Boessenkool (1998) laten zien dat alledaagse praktijken in verenigingen beter<br />

kunnen worden getypeerd met behulp van het bricolageconcept: ‘Het betreft bestuurders die<br />

er in hun werk met de beschikbare middelen, vaak gebaseerd op jarenlange ervaring, het beste<br />

van proberen te maken. Ze handelen ad hoc waardoor onverwachte effecten optreden welke<br />

op hun beurt op vergelijkbare wijze worden aangepakt. Interacties kenmerken zich door een<br />

opeenstapeling van niet of nauwelijks op elkaar afgestemd handelen’ (idem: 249).<br />

140 SPORTVERENIGINGEN: TUSSEN TRADITIES EN AMBITIES

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!