E - Koninklijke Bibliotheek
E - Koninklijke Bibliotheek
E - Koninklijke Bibliotheek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Bibliotheek</strong> Universiteit van Amsterdam^<br />
01 3391 2691<br />
Boekbinderij Drukkerij<br />
RUSTENBURG<br />
Tel.72 17 78 Amsterdam
AARDRIJKSKUNDE<br />
D E S<br />
B IJ B E L S.
AARD<br />
RYKSKUNDE<br />
D E S<br />
BYBELS,<br />
D O O R<br />
YSBRAND<br />
VAN HAMELS VELD,<br />
Z E S D E D E E L ;<br />
T E AMSTERDAM, BY<br />
JOHANNES A L L A R T .<br />
MDCCXCVIII.
AAN<br />
DEN<br />
L E Z E R ,<br />
Eindelijk, mag het mij gebeuren , U het<br />
laatfte Deel van deze mijne Aardrijkskunde<br />
des Bijbels , aan te bieden. Verfeheiden<br />
tusfchen-infchietende omfcandigheden<br />
zijn oorzaak geweest, van den traagen<br />
fpoed dezes werks , het welk door U zoo<br />
gunftig ontvangen is. — De geleerde RU-<br />
DOLPH.JÜNISH, Hoogduitsch Predikant<br />
bij de Euangelisch - Lutherfche gemeente<br />
te Amfterdam , thans te Hamburg, heeft<br />
dit werk verwaardigd , met eene Hoogduitfche<br />
vertaling, waarvan het eerffce Deel<br />
te Hamburg 1793, is uitgekomen, en thans<br />
reeds drie Deelen het licht zien.' Hij heeft<br />
er tevens Aantekeningen bijgevoegd, welt<br />
k e<br />
3
6 AAN DEN LEZER.<br />
ke van 's mans kunde en oplettendheid getuigen.<br />
Jk ben voornemens , zoo dra de<br />
gemelde Hoogduitfche vertaling, voltooid,<br />
het licht zal zien, om de gemelde aantekeningen<br />
van den geleerden J^NISCH ,<br />
als een Supplement of bjiyoegzel, vertaald,<br />
te leveren, wanneer Gij alles bij één zult<br />
hebben , wat zal kunnen fchijnen , vereisen<br />
t te worden, om de Aardrijkskunde<br />
des Bijbels volledig te maken.<br />
Dit was , het geen ik U, waarde Lezer<br />
! te berichten had. — Gebruikt verder<br />
dit werk, met infchiklijkheid voor den<br />
Schrijver, tot recht verftand en opheldering<br />
van onzen dierbaren Bijbel.<br />
17 November,<br />
1797-<br />
Y. VAN HAMELS VELD.<br />
I N*
I N H O U D<br />
V A N<br />
D I T<br />
Z E S D E D E E L .<br />
T I E N D E B O E K .<br />
AARDIUJKS' KUNDE<br />
DES « IJ B E L S , MET<br />
B B T R E TI K l N-G TOT VERDER.<br />
AFGELEGEN<br />
VOLKEN.<br />
EERSTE HOOFDS T L 7 K,<br />
Egypte. . . . . . Bladz. i<br />
T W E E D E HO O F D S T Ü K.<br />
È'a'byknië of Chaldeë. ' . . Étaaz. ö><br />
D E R D E H O O F D S T U K.<br />
Mefopotamië. . . . Bladz. 93<br />
V I E R D E H O O F D S T U K.<br />
&/yrt
vin INHOUD VAN HET ZESDE DEEL;<br />
V IJ F D E<br />
HOOFDSTUK.<br />
MedM. . . . . Bladz. 130<br />
ZESDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Pfrfö\ . . . . ; . Bladz. 140<br />
ZEVENDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
De Landjehappen van klein /Ifië. . Bladz. 156<br />
ACHTSTE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Griekenland. . . . Bladz. 214<br />
NEGENDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
De Eilanden der Zee. . . . Bladz. 243<br />
TIENDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Italië en Spanje. , » , Bladz. 279<br />
AARD.
AARDR IJ K S - KUNDE<br />
D E S<br />
B IJ B E L S.<br />
TIENDE<br />
BOEK.<br />
AARDRIJKSKUNDE DES BIJBELS, MET<br />
BETREKKING TOT VERDER AF<br />
GELEGEN VOLKEN.<br />
EERSTE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Egypte.<br />
N<br />
adat wij het gantfche land Kanaan , met opmerking<br />
, hadden doorreisd, en ook de volken,<br />
aan dat land grenzende , die nabuuren der Hebreen<br />
geweest zijn , hebben bezocht , moeten wij<br />
ons verder heen begeven, om ook die landen e'n<br />
volken te befchoüwen, die, verder afwonende,<br />
echter in den Bijbel gemeld worden , omdat zij ,<br />
min of meer , betrekking hebben gehad tot het<br />
Ifraëlitisch volk. Wij zuilen ons , ten die« einde<br />
, eerst Zuidwaards wenden , en met Egypte<br />
eenen aanvang makende , ten Zuiden van, Balefiina<br />
gelegen ,. door het Oosten , Noorden en<br />
Westen , den togt vervolgen , tot cfet wij , alles<br />
, wat onze opmerking verdiende , in onze<br />
Aardrijkskunde des Bijbels bijeengebracht hebbende<br />
, kunnen geacht worden , onze reize voleind,<br />
en onzen arbeid voltooid te hebben.<br />
VI. Dee.1. A Egyp-
2 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
NAAM.<br />
Dit land is onder den naam van Egypte,<br />
Egypte is dan het eerfte land, het welk zich<br />
aan ons, op dezen togt, aanbiedt, een land,<br />
het welk , in meer dan één opzichtin de Bijbelfehe<br />
Aardrijkskunde merkwaardig is , zoo door<br />
zijne oudheid , als bijzonder , omdat de Ifraëliten<br />
eenen geruimen tijd in Egypte, gewoond' hebben,<br />
en daar , hoewel onder het ondergaan van vele<br />
verdrukking en flaaffche dienstbaarheid tot een<br />
volk zijn aangegroeid ; hebbende zij ook , in vervolg<br />
van tijd , met Egypte en de Egyptenaren ,<br />
zoo in vrede als oorlog , vee] te doen gehad. Wij<br />
zullen onze befchrijving zoo inrichten , dat<br />
wij eerst den naam , vervolgends de gelegenheid<br />
, grond - en luchtsgefteltenis , zeden der inwoneren<br />
, en derzelver ftaatsbeftuur, ouden en<br />
nieuwen toeftand van dit land , en eindelijk ,<br />
die Heden van hetzelve zullen befchrijven , welke<br />
in de Heilige Schrift genoemd worden , en voorkomen.<br />
JEgyptus,<br />
AtyojTT©,, bij de Griekfche en Latijnfche<br />
Schrijvers bekend , dus noemen het ook de LXX<br />
Overzetters van het Oude, en de fchrijvers van<br />
het Nieuwe Testament, gelijk de Europeanen dien<br />
naam nog heden behouden. Wat deze naam betekent<br />
, of van waar hij zijnen oorfprong neemt,<br />
is onzeker. Het geen de Grieken verhaald hebben<br />
van eenen Koning ^GYPTUS , broeder van<br />
D A N A u s , die aan dit land zijnen naam zou gegeven<br />
hebben , is te fabelachtig , om er zich mede<br />
op te houden. Het waarfcnijnlijkfle is , dat<br />
JEgyptus naauw vermaagdfchapt is met Koptus , '<br />
of Kopt, eene aanzienlijke Had in Egypte , van<br />
welke
DES BIJBELS X. BOEK, L HOOFDST. 3<br />
welke men zegt, dat de Kopten hunnen naam hebben,<br />
waar van in het vervolg, en welke bij HOMERUS<br />
reeds onder den naam van JEgyptus voorkomt,<br />
gelijk zij ook aan het gantfche land den naam zal<br />
hebben medegedeeld bij de Uitlanders, welke, gelijk<br />
daar van meer voorbeelden zijn , den naam<br />
eener voornaame Had aan het gantfche land zullen<br />
gegeven hebben, («)<br />
Van ouds, gelijk nog heden bij de Inwoners ,<br />
is de naam van dit land Mitzraim, Mazor, Mefr<br />
9<br />
welke naam bijzonder eigen is , aan de tegenwoordige<br />
hoofdftad Ka'iro (!>), gelijk m e n meent,<br />
naar M I T Z R A I M , zoon vanciiAM, ten zl) deze<br />
naam liever de naam zij van den volksftam , die,<br />
uit C H A M oorfpronglijk , Egypte bevolkt heeft<br />
(c) , of wel dat de naam Mitzraim , eene beschrijving<br />
van 's lands hoedanigheid in zich bevatte,<br />
en betekene, het land der zon, gelijk ook<br />
Egypte zal betekenen het huis vetn Phthas of van<br />
de zon (rf).<br />
Zij, die geloven , dat Egypte den naam Mitzram<br />
zal ontvangen hebben van den zoon van<br />
C H A M , meenen, dat even daarom Egypte, ia<br />
den Bijbel, naar C H A M , genoemd wordt, het<br />
land van C H A M , P S A L M LXXVIII: 51. CV:<br />
23. 27. en CVI: 22. Zeker is het, dat in die<br />
aangehaalde plaatzen Egypte , onder deze benaming<br />
, voorkomt, maar niet zoo zeker , dat dezelve<br />
van C H A M , den zoon van N O Ü C H J als<br />
Stam-<br />
(a) Eene andere naams-afleiding nit het Koptisch, heeft<br />
ï. ft. FOKSTER. Epijiola enz. pag. B.<br />
(b) Zie den Nubifoiien Jjandbefchryyer pag. 97. aangehaald<br />
in de aantekening op SHAW Re'ize , 11, Dséi Bladz. 40.<br />
(c) Zie ons V. Duel. Bladz. 313.<br />
(d) FORST ER. Epiji, cit. pag. 8.<br />
A a
4 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Stamvader der Egyptenaren, moet worden afgeleid.<br />
Waarom toch , vraagt men , zou , onder zoo<br />
veele landen , die door de nakomelingschap van<br />
CHAM bevolkt zijn, Egypte alleen dus naar hem<br />
benoemd zijn geworden ? de Egyptenaars noemen<br />
hun land Chem of Chemi, het welk zwart zal betekenen,<br />
doelende op de zwartheid van den grond,<br />
en ook van het Nijl-water (a). Hier van daan<br />
het land Cham , in de aangehaalde plaatzen uit<br />
de Pfalmen van DAVID.<br />
Eindelijk , zal Egypte , volgends het gewoon<br />
gevoelen , ook onder den naam Rahah voorkomen<br />
PSALM LXXXVII: 4. en LXXXIX: «,<br />
Het zij dan, dat het dezen naam hebbe van de<br />
vreeslijke waterdieren , inzonderheid den krokodil<br />
, gelijk SCHULTENS dacht , of dat de naam<br />
Egyptisch is, en even als Mitzraim, het zonneland,<br />
of land der zon, betekent (b) MICHACLIS echter<br />
wil, op de eerfte plaats PSALM LXXXVII. 4.<br />
liever Rechob lezen , en aan dat gedeelte van Asfynè<br />
denken, het welk met dezen naam in den Bijbel<br />
voorkomt, en bij de ouden Adiabene of hedendaagsch<br />
Chadjab genoemd wordt, terwijl hij, in<br />
de plaats PSALM LXXXIX: 11. het woord als<br />
een algemeen naamwoord neemt, en door vreeslijk,<br />
of iet dergelijks, vertaalt.<br />
G E L E G E N H E I D .<br />
Egypte ligt ten Zuidwesten van Palce/iina , zoo<br />
dat het land door de Ifraëliten, volgends de belofte<br />
aan ABRAHAM gedaan , in hunnen bloeiftand<br />
bezeten, zich tot aan de grenzen van Egypte<br />
(a) PORSTER Epifï. cit. pag. 36, 37,<br />
(b) FOKSTER. Epiji. cit, pag, i.
DÏS BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 5<br />
te uitftrekkende, de Egyptenaars en Ifraëltien onderling<br />
naburen waren, {a) wordende de beide<br />
Volken, alleen door de tusfchen beide liggende<br />
woeftijn , doch in welke de Ifraëliten ook hunne<br />
veekudden plagten te weiden, van eikanderen<br />
gefcheiden.<br />
De oude Aardrijkskundigen waren het onderling<br />
niet ééns, of zij Egypte tot Afrika of tot Afia<br />
moesten rekenen te behoren (b) , thans echter<br />
maakt niemand zwarigheid , om het tot het eerstgemelde<br />
werelddeel te brengen , wordende deze<br />
beide werelddeelen verëenigd, door de land> engte<br />
van Saez.<br />
Ten Noorden wordt Egypte befpoeld door de<br />
Middelandfche Zee , welke even daarom , volgends<br />
bericht van HERODOOT, door de oude<br />
Egyptenaren, de Noordzee plagt genoemd te worden.<br />
Ten Oosten paalt het aan de Schtlfzee ,<br />
ook deRoode zee , thans doorgaands de Arabifche<br />
zeeboezem genoemd , en aan de bovengemelde<br />
land - engte van Suez, waardoor het van Afia<br />
wordt afgefcheiden. Ten Zuiden heeft het E-<br />
thiöpie , of liever Nubie , en ten Westen Lybie ,<br />
en de andere landen van Barbaryën.<br />
Het ligt geheel in de lengte uitgeftrekt, van<br />
het Zuiden tot het Noorden, langs de beide boorden<br />
van den Nylftroom , tusfchen den 31 en 23<br />
graad Noorderbreedte. „ Om het in twee woorden<br />
af te fchilderen", zegt VOLNEY (C), verbeelde<br />
men zich, aan de eene zijde , eene enge zee<br />
en rotzen ; aan de andere, onmetelijke zandvlakten<br />
,<br />
(a) Vergelijk ons I. Deel, bladz. 151 en 473.<br />
(6) CBUARIÜS Geogr. jint. Libr. I. Cao. XI. & L'tbr,<br />
IV. init.<br />
(e) Reizt I. Deel bladz. 11.<br />
A 3
6 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
ten, en in het midden, eene rivier, door eene valei,<br />
honderd en vijftig mijlen lang, en van ,drie<br />
tot zeven mijlen breed , vlietende , die , tot op<br />
dertig mijlen van zee gekomen, zich in twee armen<br />
verdeelt, wier takken zich over eenen grond,<br />
vrij van hinderpalen , en bijna zonder helling ,<br />
verfpreiden. "<br />
In deze ligging werdt Egypte van ouds verdeeld,<br />
fomtïjds, in twee deelen, Opper- en Neder Egypte,<br />
maar gewoonlijk, in drie deelen, Opper- Midden- en<br />
Neder-Egypte.<br />
t<br />
Opper - Egypte, het zuidelijkfte, lag<br />
aan de grenzen Van Ethiopië, en werdt door de Grieken<br />
onder den naam Thebaisbegrepen,naar deszelfs<br />
voorname ftad Thebe , inden Bijbel het land Pathros,<br />
waar van in 't vervolg; thans heet het Said. Midden<br />
-Egypte werdt oudtijds ook door de Grieken Heptanomis,<br />
of het landfchap der zeven Nomi, of kantons,<br />
genoemd, gelijk geheel Egypte in Nomi (a)<br />
of Kantons verdeeld was, thans heet het Phioum. —<br />
Neder • Egypte is het overige noordelijke deel ,<br />
van daar de Nyl zich in twee armen verdeelt, tot<br />
aan de Middellandfche zee , hier vindt men thans<br />
de Provintie Behairié, of de zeeprovintie, zijnde<br />
de westelijkfte, de Delta, zijnde dus genoemd,<br />
mar de gedaante van het land , als een driehoek,<br />
omgeven door de beide hoofd-armen van den<br />
Nijl, en gelijkende naar de Griekfche letter A,<br />
en .eindelijk de Provintie Charkiè of de Oost - Provintie<br />
, in het welke een groot gedeelte van het<br />
landfa)<br />
D"t woord Nomus zal niet van Griekfehen, maar E-<br />
gyptifchen oorfpiong zijn, faamgefteld uit nok da* een bezit,<br />
en mok, dat volledig, volkomen, betekent, en zal dus het<br />
bezit van een grooter omtrek, te kennen geven, volgends het<br />
Lexicon Coptito - vei Mgyptiaco - Latinum van LA CROZE te<br />
Qxj-ord 1774, door bezorging van WOIDE, gedrukt.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 7<br />
landfchap Go/en, waar in de Ifraëliten in Egypte<br />
hun verblijf hadden, zal.moeten gezocht worden<br />
, gelijk in het III. Deel bladz. 306. enz. is<br />
aangewezen.<br />
Wanneer de Profeet EZECHiëi. de geheele<br />
lengte van Egypte van het Noorden tot het Zui.<br />
den wil befchrijven, zegt hij E Z E C H XXIX: 10.<br />
en XXX: 6. Van Migdol tot Syëne, zijnde Migdel<br />
eene ftad, ruim 2 Duitfche mijlen van Pelufium,<br />
in het Noord - oostelijk gedeelte van Egypte, en<br />
Syëne , hedendaagsch /Jsfavan, de zuidelijkfte ftad<br />
van het hedendaagsch Egypte na Nubië,aan de watervallen<br />
van den Nijl. Van beide deze fteden fpreken<br />
wij in het vervolg. Thans befchouwen wij de<br />
GROND- en EUCHTS-GESTELDHEID<br />
van dit van ouds vermaarde Koningrijk. Het<br />
is reeds vooraf te vermoeden, dat, in een land<br />
van zoo groote uitgeftrektheid, als Egypte in<br />
de lengte heeft , niet overal dezelfde lucht - en<br />
weêrsgefteldheid zal aangetroffen worden , ook<br />
zal de aart van den grond niet overal dezelfde<br />
wezen. Dit kan men , in 't gemeen, zeggen, dat<br />
de lucht zeer warm is in Egypte , men heeft er,<br />
over het geheel , geen manter , maar kan er<br />
flechts twee jaargetijden onderfcheiden, de koelte<br />
en de warmte, of de lente en den zomer, welke<br />
laatfte van Maart tot November duurt , en zelfs<br />
is de zon, van het einde van February af, ten 9<br />
uuren 's morgens reeds , voor eenen Europeër ondraaglijk.<br />
In dat geheele jaargetijde is de lucht<br />
brandheet, de hemel fchitterende, en de warmt©<br />
drukkende voor ligchamen , die aan dezelve niet<br />
gewoon zijn. Met de luchtigfte kleding, en in<br />
den ftaat van de grootfte rust, fmelt men in zweet<br />
A 4<br />
weg.
8 AARDRIJKS-KUNDE<br />
weg. Alleen de dampen van den'grond , door<br />
den Nijl gedrenkt, en die, welke de Westen en<br />
Noorden winden aanvoeren, zijnde de Noordenwinden<br />
de meest heerfchende, zoo dat men kan<br />
zeggen, dat zij in Egypte wel negen maanden van<br />
de twaalf regeeren, matigen de hitte van de lucht<br />
(«) welke anders ondraaglijk zou wezen , gelijk<br />
zij waarlijk is, wanneer de heete winden uit het<br />
Zuiden waaijen , doch die , gelukkig , gewoonlijk<br />
niet Janger dan drie dagen duuren ; evenwel is<br />
de lucht in Egypte verre van ongezond te wezen, integendeel,<br />
zij is buitengemeen droog, zoodat het<br />
vleesch, zelfs in den zomer, aan den Noordenwind<br />
blootgefteld , niet tot rotting overgaat , maar<br />
uitdroogt, en zoo hard wordt , als hout: doch<br />
op de kust der zee, is de lucht zoo droog niet,<br />
als hooger in het land: men kan, zegt Ï O L N E Ï ,<br />
te Jlexandrië, en te Rofette, het ijzer geene 24.<br />
uuren aan de lucht bJootgefleld laten, of het is<br />
gehed geroest, De Baron DE T O T T verzekert<br />
ons zelfs, dat de Pest, verre van in Egypte<br />
oorfpronglijk te zijn , daar niet eens bekend zou<br />
wezen, indien .de befmetting niet overgebracht<br />
werdt van Konftantmopolen. (£) — Men fpreekt<br />
veel van de menigte van blinden , bijzonder onder<br />
die klasfe van menfchen, die gemeenlijk op<br />
de ftraat of op de platte daken der huizen flaapen.<br />
Evenwel merkt DE TOTT aan, dat de liefdaadightid<br />
omtrent dezelven hen meest allen naar<br />
Kairo trekt, het welk de reden is, dat het getal<br />
derzelven zich zoo veel grooter vertoont ( c~).<br />
Te-<br />
(a) In het heetfte jaargetijde heeft men in Egypte zeer veel<br />
V/olken en Noordenwinden, NIEBUHR Reize , I. DeeJ pl.479,<br />
(b) JiJze II. Deel. bladz. 283.<br />
{c) Reize 11. Deel. bladz. 290, aoi.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 9<br />
Tevens bezie de lucht eene ziltigheid, waar<br />
van de blijken zich overal ontdekken , en welke<br />
ongemeen veel-toebrengt tot den fpoedigen groei<br />
der planten en gewasfen, en mede eene der oorzaken<br />
is van die vruchtbaarheid , welke Egypte,<br />
ten allen tijde, zoo vermaard heeft gemaakt,<br />
en waarvan wig, in 'c vervolg, fpreken zuilen. («)<br />
De ouden hebben ons bericht , dat het in Egyp •<br />
te nooit , ten minften zeer zeldzaam , regende,<br />
POMPONIUS MELA (b) noemt zelfs Egypte,<br />
terra imbriimi expers, een land , dat geen' regen<br />
heeft, en LEO AFRICANTJS (C) bericht ons,<br />
dat het „ in Egypte zelden of nooit regende, en<br />
V» dat zelfs , als er eenige regen viel , verfchei-<br />
,, den kwaadaartige ziekten daar door veröor-<br />
,, zaakt werden. " Even ditzelfde wordt ook<br />
te kennen gegeven, in twee merkwaardige plaatzen<br />
des Bijbels, DEUTER. XI: 10 — 12. en ZA-<br />
CHAR;AXIV: 17, 18. In de eertle plaats maakt<br />
MOSES eene vergelijking tusfchen KanaUn en E-<br />
gypte, ten einde het eerstgenoemde aan de Ifraëliten<br />
, als voortreüijker dan Egypte , aan te prijzen.<br />
Hij zegt : „ Dat land^ daar gij na toe<br />
,, trekt, om het in bezit te nemen, is niet, ge-<br />
„ lijk: Egypte , daar gij uit getrokken zijt, dat<br />
„ gij , met uw zaad bezaaid hebbende, met<br />
„ uwe voeten, [door de waterraden te treden,]<br />
„ bewateren moest, gelrk men eenen moestuin<br />
„ bewatert, maar het land, dat gij, over den<br />
»>-<br />
(a) Men vergelyke V O L N B T Reize I. Deel I. Boek.<br />
Heofd/i. IV, en V.<br />
(b) De fitu orhis I. 9.<br />
(O Defcript. Africte Libr. Vltl. pag. 669. aangehaald b>j<br />
BACHIENE Heel. Geogr. HL Deel. I. Stuk. bladz. 194. hier<br />
mede ftemtook P L I B I U S en anderen overeen.<br />
A 5
o A A R D R I J K S K U N D E<br />
„ Jordaan , in bezit zult nemen , is een land,<br />
v<br />
dat bergen en dalen heeft, dat door den regen<br />
„ des hemels gedrenkt wordt. enz. " — De Profeet<br />
ZACHARIA, in de tweede aangehaalde<br />
plaats , de volken , die niet zouden opkomen ,<br />
om het Loofhuttenfeest, ter eere van God, te<br />
vieren , bedreigd hebbende, vs. 17. dat zij den<br />
vruchtbaren regen zouden misfen, vervolgt vs. i8 4<br />
van de Egyptenaren, op welke deze bedreiging<br />
niet fcheen te kunnen pasfen , dewijl zij geenen<br />
regen hebben , dat God hen, in gevalle van ongehoorzaamheid<br />
, om tot zijn Feest op te komen ,<br />
nogthans dezelfde ftraffen , als de overige ongehoorzame<br />
volken , zou doen ondervinden, te weten,<br />
onvruchtbaarheid, dus duidelijk zeggende,<br />
dat de Egyptenaars geen regen hebben (0).<br />
Ondertusfchen zal dit met de ondervinding<br />
ftrijden, nademaal het eenparig getuigenis der<br />
Reizigers ons verzekert, dat het in Egypte niet<br />
alleen regent, maar zelfs fomtijds fterk regent,<br />
(b). Dit blijkt ook uit ten dagregister<br />
van het weder te Alexandri'ê in Wintermaand<br />
1638. en van Louw. en Sprokkelmaand 1639 (c).<br />
als ook uit de waarnemingen van het weder te<br />
Kairo of Kahira in het jaar 1761 en 1762. bij<br />
NIE-<br />
(a) Ik weet wel> dat FABER in ïijne Aanmerking, op<br />
HARMARS IP'aarneming, van het Oosten , ï. Deel bladz. 58.<br />
ontkent, dat ZACHARIA dit zou te kennen geven, nemende<br />
hij het woord regen, oneigenlijk, van Godlijke weldaaden,<br />
maar de woorden van den Profeet zijn al te duidelijk<br />
, dan dat men er een' anderen zin aan kan geven.<br />
(b) FABER heeft in zijne Aanmerk, op HARMAR waarn.<br />
over het Ooft. I. Deel bladz. 6. verfcheiden Reizigers ten<br />
dezen einde aangehaald.<br />
(c) In SHAWS Reize II, Deel, ia de Vittrehzels No. 30,<br />
bladz, I2i—124.
BES BIJBELS. X. BOEK, l. HOOFDST.<br />
i r<br />
KIEBUHR (0). Ja, SHAW (Z?) fpreekt zoo<br />
fterk, dat hij verzekert , „ dat men op de kust,;<br />
van Alexandrïë af, tot aan Damiaten , en Tineh ,<br />
vroege en fpade regens heeft , gelijk in Barbaryëp,<br />
en het Heilige Land ". Hoe zal men nu de<br />
oude berichten, met de hedendaagfche waarnemingen<br />
, vereffenen ? Ik zou niet verkiezen, om,<br />
tot wegneming van deze zwarigheid, met BA-<br />
CHIENE (e) te denken, dat gebrek aan regen<br />
voorheen aan deze landftreek bijzonder eigen zal<br />
geweest zijn, maar dat thans de natuur der dingen<br />
hier zal veranderd wezen. Trouwens , welke<br />
blijk van waarfchijnlijkheid is er voor deze onderfcheiding?<br />
Men houde, eenvouwig, onze aanmerking<br />
onder het oog , dat Egypte, een uitgeffcrekt<br />
landfchap zijnde, niet overal dezelfde<br />
Iuchtsgefttldheid heeft. „ Eenige Reizigers ,<br />
fchrijft M E B Ü H R (d), en na hen vele an-<br />
„ dere Schrijvers , die over Egypte gefchreven<br />
„ hebben, hebben aangemerkt, dat het in dit<br />
,, land in het geheel niet , of ten minflen zeer<br />
,, zelden, regent. Doch, Egypte flrekt zich zeer<br />
5, wijd uit, van het Noorden naar het Zuiden.<br />
„ Het noorder en breeder deel deszelfc ligt aan<br />
„ de zee, en bevat, in de nabijheid , in het ge-<br />
„ heel geene bergen het zuidelijker is daarën»<br />
,, tegen , op ibmmige plaatzen , zeer fmal, en<br />
„ heeft aan de ééne , of aan beide zijden, hooge<br />
bergen. De natuurkundigen dus , welke al-<br />
„ leen op de ligging van dit land acht geven ,<br />
„ zullen reeds daar uit befluiten,' dat de lucht-<br />
„ ma-<br />
(a) Reize I. Deel, bladz. 476.<br />
(b.) Reize II, L eel bladz. 140.<br />
(c) Aangek, plaats bladz. 193.<br />
{d) Reize I. Deel bladz, 475.
12 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
„ matiging in hïtzelve niet overal gelijk kan zijn,<br />
„ Men heeft mii ook willen verzekeren , dat het,<br />
„ in eenige ftreken van Opper-Egypte, in het ge-<br />
„ heel nier regent. Doch, in Neder - Egypte, re-<br />
„ gent het, zeer dikwijls, en te Alexandrië zeide<br />
„ men , dat het in deze ftreek , in de maanden<br />
November en December, bijna dagelijks re-<br />
,, gent. Te Kahira is de regen niet zoo zeld-<br />
,, zaam, als eenigen aangemerkt hebben. Men<br />
„ wilde mij verzekeren , dat het hier fomtijds in<br />
„ geen twee jaren regent, doch , geduurende<br />
,, mijn verblijf in deze ftad , regende het zeer<br />
„ dikwijls. " Men befluite dan, dat de oude, zoo<br />
gewijde als ongewijde Schrijvers , zeggende, dat<br />
het in Egypte niet regende, niet verftaan willen<br />
zijn van Neder- maar van Opper • Egypte («),<br />
wanneer hunne berichten met de hedendaagfche<br />
volkomen overëenftemmen.<br />
Doch, het geen hier het voornaamfte is, alhoewel<br />
het in Neder-Egypte regent , dikwils regent,<br />
nogthans regent het niet genoegzaam, om<br />
het land vruchtbaar te maken , en de graangewasfen<br />
voorttebrengen. En dit is het geen de<br />
beide plaatzen, uit den Bijbel aangehaald , eigenlijk<br />
en bijzonder , willen te kennen geven , als<br />
beiden op de .vruchtbaarheid des lands betreklijk<br />
zijnde. En dit wordt ons bevestigd door VOL-<br />
NEY O). „ Die Noordenwinden , die elk<br />
,, Jaar, op gezette tijden, wederkomen , heb-<br />
„ ben<br />
(a) Ik zie , dat in de aanmerking op mijne Bijbelvertaling<br />
op ZACHAR. XIV: 18. eene fchrijf- of drukfout is ingeflopen<br />
Waar door Opper. Egypi* .laat, in plaats van Neder Egypte,<br />
en omgekeerd. Ik neme deze gelegenheid waar, om dezen<br />
raisflag hier aan te wijzen, en te verbeteren,<br />
{b) Reize l. Deei bladt. 53.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 13<br />
„ ben eene andere zekere uitwerking, vanname-<br />
„ lijk eene groote menigte wolken naar Abysfinis<br />
„ te voeren. Men ziet van de maand April tot<br />
„ in July onöphoudlijk wolken naar het Zuiden<br />
trekken , en men zou er fomtijds bijna regen<br />
.,, uit verwachten; maar, deze verzengde grond<br />
,, fmeekt haar te vergeefsch om eene weldaad ,<br />
„ welke zij onder eene andere gedaante ontvan-<br />
„ gen moet. Nooit regent het in den zomer in<br />
,., de Delta ; zelfs regent het 't geheele jaar rond<br />
„ zelden , en in kleine hoeveelheid. Het jaar<br />
>, 1761 , door den Heer NIEBUÏIR waargeno-<br />
„ men, was een buitengewoon geval, daar men<br />
nog van fpreekt. De ongelukken, welke da<br />
„ regen in Nedet - Egypte veroorzaakte , daar de<br />
huizen van eene menigte dorpen, alleen van<br />
„ aarde gebouwd , invielen, bewijzen genoeg ,<br />
„ dat men dezen overvloed van water , daar, als<br />
zeldzaam moet aanzien. Men moet daarënbo-<br />
„ ven opmerken, dat, hoe hooger men na Saïd<br />
„ komt, hoe minder het regent. Dus regent het<br />
„ meer te Alexandrië en te Rofette, dan te Kaïro,<br />
,, en meer te Kaïro dan te Miniè. Regen is bijna<br />
een wonderwerk te Djirdjé. "<br />
„ De regen zegt JOE TOTT, (a) „ is in E-<br />
gyptealleen op de kust van deMiddellandlchezee,<br />
en tot omtrent 10. uuren landwaards in bekend,<br />
zelden , flrekt zij zich verder uit. Naauwlijks<br />
heeft men éénmaal 's jaars te Kaïro twee uuren lang<br />
een' zachten regen. Het geluid van den donder<br />
laat zich daar nooit hooren , en onweders , die<br />
er ook niet menigvuldig zijn, drijven altijd na het<br />
verheven gedeelte van Xybië en Arabïè, daar zij<br />
niets te verwoesten hebben. "<br />
On-<br />
O) Reize II. 284.
U A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Ondertusfchen is in Egypte de daauw , die in.<br />
de zomernachten valt, met het water , dat de<br />
grond , big de overftrooming , inzuigt, genoeg<br />
voor de groejing. De daauw is, even als de regen<br />
, overvloediger aan de zeekant , en fchaarïcher,<br />
naar maate hij zich van zee verwijdert ;<br />
en hij verfcheelt daar in van den regen , dat hij<br />
in den winter fchaarfcher , en in den zomer menigvuldiger<br />
is. Te Alexandrië zijn de klederen<br />
en de platten , in April, terftond na den ondergang<br />
der zon, zoo zeer bevochtigd , als of het<br />
geregend had*. Die daauw is ook, even als de<br />
regen , fterk of zwak naar den wind , die waait.<br />
De Zuiden en Zuid • Oostenwinden , geven geenen<br />
daauw ; de Noordenwind brengt veel daauw<br />
aan , en de Westenwind nog meer. (a)<br />
Andere luchtsverhevelingen , van donder, blikfem<br />
, hagel, fneeuw, als ook ijs , zijn uiterst<br />
zeldzaam in Egypte. Uit hoofde van de warmte ,<br />
is het laatfte ligt te vermoeden , dat de Egyptifche<br />
winter geen fneeuw noch ijs kent: „ Men<br />
„ kan zeggen " , zegt^ V O L N E Y (è) , „ dat<br />
} i<br />
hagel en fneeuw verlchijnzels zijn, welke me-<br />
„ nig Egyptenaar van 50 jaren nimmer gezien<br />
heeft. " In het dagregister bij SHAW (C) ,<br />
vind ik, eenmaal, dat het den 10 February 1639.<br />
na 's nachts fterk geregend te hebben, fneeuwde.<br />
In January 1762 hadt, volgends NIE-<br />
BUHX. (d~) een Arabifche bediende te Kaïro den<br />
13 's morgens een weinig ijs op eene plant gevonden<br />
, die de boeren in de ftad gebracht hadden.<br />
Dit<br />
(
DES BIJBELS. X. BOEK. I. HOOFDST. 13<br />
Dit toonde hij — als eene groote zeldzaamheid.-~<br />
Ten tijde van T H E V E N O T (a) donderde het,<br />
in den nacht tusfchen den n en 12 December,<br />
zoo fterk, dat een man door den donder dood geflagen<br />
werdt, hoewel men zich te Kaïro dergelijk<br />
geval niet wist te herinneren. In December 1761<br />
den 20 des avonds, donderde en blikfemde het.<br />
Den 27 April ijöz blikfemde het naar het westen<br />
aan de kimmen , en daar op volgde een ligte<br />
regen (b). Men kan uit deze waarneming beoordeelen,<br />
hoe een geweldig onweder van hagel,<br />
donder en blikfem , hoedanig eene der plagen<br />
was, met welke de hemel Egypte , ten tijde van<br />
MOSES, bezocht, de Egyptenaren, met fchrik<br />
en verbazing getroffen moet hebben, E X O D .<br />
IX: 23.<br />
GRONDGESTEIDHEIB.<br />
Zonder mij op te houden met de vraag , of<br />
Egypte, bijzonder deszelfs gedeelte aan de Middellamdjche<br />
zee , en de Delta, een gefchenk zij<br />
van den Nyl, welke allengs , door z'rjn medegevoerde<br />
flib en zand den oorfprong daar aan zou.<br />
gegeven hebben? waar over men bijzonder SHAV*<br />
(c) verdient na te lezen, fchoon later Reizigers,<br />
elijk DE TOTT (d) , VOLNEY (^), en aneren,<br />
zich daartegen verklaard hebben, zonder<br />
f<br />
hier ook, als zijnde dit buiten mijn tegenwoordig<br />
(a) Aangehaald door FABER op HAR MARS waarneem,<br />
van het Oosten, I. Deel bladz. 6.<br />
(*) NiEBOHR Reize I. Deel. bladz. 476, 477.<br />
(c) II. Deel. bladz. 154. enz. in eene bijzondere Jfdeelins.<br />
(d) Geütnkfchr. II. Deel. bladz. 150.<br />
C«) Reize I. Deel. bladz. 17. enz.
16* A A R D R I J K S - , K U N D E<br />
dig oogmerk , eene befchrïjvirig op tê geven van'<br />
de Natuurlijke Hijlorie van den grond van Egypte,<br />
zal ik alleen hier aanmerken ; dat de,grond van<br />
Egypte van oude en later Schrijvers befchreven<br />
wordt , als ongemeen vruchtbaar , zoodat hij ,<br />
volgends HINIÜS, fomwijlen honderdvouwige<br />
vrucht gaf, van ouds was daarom dit land de<br />
toevlucht der nabuurige volken , in tijden van<br />
fchaarsheid en gebrek , wij hebben daar van een<br />
voorbetld in ABRAHAMS tijd, GENESIS XII:<br />
lo. en in den tijd van JAKOB GEN. XLII. en<br />
XL1U. Onder de Romeinen was Egypte de korenfcnuur<br />
van het Romeinfche Rijk, en nog heden<br />
wordt het Turkjche rijk van daar met koorn<br />
en nodige levensmiddelen verzorgd.<br />
. Dit alles moet men echter alleen verftaan van<br />
die vlakte , door welke de Nyl itroomt , dewijl<br />
al wat daar van rechts en links afwijkt, niet dan<br />
dorre zandige bergen en rotzen vervat, die ten<br />
eenemaal woest en onbewoond zijn.<br />
Dus fchrijft VOLNEY (a). „ Deze geheele<br />
grond is zoo effen en laag , dat men , uit zee<br />
„ komende, geene drie mijlen van land is, als<br />
men de palmbomen , en den zand - grond ,<br />
„ waar op zij flaan , aan den Horizont ontdekt;<br />
„ wanneer men van daar den vloed hooger op-<br />
„ trekt , klimt men langs eene zoo zachte hel-<br />
„ ling , dat zij het water niet meer dan ééne<br />
mijl in' e'e'n uur doet doorlopen. Wat het ge-<br />
,, zicht van het land betreft , daar is weinig<br />
,, verfchtiderheid in ; het zijn altijd alleen flaan-<br />
„ de of tot bosfchen verëenigde palmbomen, die<br />
,, dunner gezaaid zijn, naar mate men hooger<br />
„ komt,<br />
(«) I. Deel bladz. lOi
BES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 17<br />
„ komt, dorpen van aarde gebouwd en van een<br />
vervallen aanzien; eene vlakte zonder einde, die,<br />
,, naar het jaargetijde, of eene zee van zoet water<br />
, of een ilijkerig moeras , of een groen<br />
„ veldtapijt, of een ftuiverig veld is ; aan alle<br />
,, zijden een uitgeftrekte en dampige horizont ,<br />
,, die de oogen vermoeit en verveelt, eindelijk<br />
„ begint men, daar de twee armen van den vloed<br />
„ zich verëenigen, in het Oosten, de bergen van<br />
,, Kaïro, en in het Zuiden, wat westelijk, drie<br />
„ afzonderlijk ftaande hoogten te zien , welke<br />
men, aan hare driehoekige gedaante, voor de<br />
Pyramieden erkent. Van daar komt men terftond<br />
j, in eene valei, die naar het Zuiden (trekt, tusfchen<br />
twee ketenen van evenwijdig lopende<br />
5, bergen. De Oostelijke, die zich tot de Roode<br />
?, Zee uitftrekt, verdient den naam van berg,<br />
om zijne fteile hoogte, en dien van woestijn ,<br />
,, om zijn kaal en wild aanzien ; maar de Wes-<br />
„ telijke is niet anders dan een kam van rots met<br />
„ zand bedekt, welke men, te recht, met den<br />
!<br />
„ naam van natuurlijken dijk beftempeld heeft. '<br />
Over het geheel zou dit laage land , of deze<br />
vlakte, zoo min als het overige, aangemerkt de<br />
zwaare hitte , gevoegd bij de droogte , in ftaac<br />
zijn , om eenige vruchten uit te leveren , indien<br />
niet de Nyl, op gezette, tijden , dezelven overftroomende<br />
, zekere aarde of ilib met zich voerde<br />
, en bij het vallen van het water , achterliet,<br />
welke met het zand verëenigd , dat met de klei<br />
den grond van Egypte uitmaakt , de bovengemelde<br />
vruchtbaarheid aan dit land mededeelde<br />
(0).<br />
DE<br />
(a ) Op zich zelve zal echter deze Slib , zonder met her,<br />
zand vermengd te zijn, geene gioeizanae -<br />
hoedanigheid bezitten.,<br />
volgends DE TOIT , Gedenkf.hr. II. Deel, bladz. 348,<br />
VI. Heel.<br />
H
ïS<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
DE N Y L ,<br />
De eenigfte rivier van Egypte, is dus alleen<br />
Voor dat land , de milde gever van vruchtbaarheid<br />
en alle goede zaken, waarvan fommigen zelfs den<br />
naam Nyl hebben afgeleid , van een Arabisch<br />
werkwoord , het welk geven , fchenken, mild zijn,<br />
betekent; fchoon anderen den naam Nyl vergelijken<br />
met het Hebreeuwsch woord het welk<br />
eene rivier betekent , zoodat de Nyl dus genoemd<br />
zou zijn, als de rivier bij uitnemendheid , ter wijl wederom<br />
anderen aan dezen naam eenen Egyptifchen<br />
oorfprong geven O). In het Hebreeuwsch heet<br />
deze rivier, bij de Schrijvers van het Oude Testament<br />
, Sichor ( b ) , naar de zwarte kleur van de<br />
Slib , welke hij medevoert, waar door ook deze<br />
rivier flijkerig en troebel is , zoodat men haar<br />
water moet laten bezinken , om het gezond en<br />
drinkbaar te maken (c). De Abysjiniërs noemen<br />
hem Abavi , • den vader , dat is , voornaamften<br />
der rivieren Cd).<br />
De Nyl heeft zeker haren oorfprong in Abysfinië,<br />
of Ethiopië , zonder dat men echter hare<br />
bronnen genoegzaam duidelijk en zeker kan aanwijzen<br />
, de Ouden hielden deze bronnen voor<br />
verborgen , en geloofden, dat men ze nooit zou<br />
kunnen aanwijzen. Zedert meer dan eene eeuw,<br />
meende men , dat dezelve gevonden waren , en<br />
dat men er meer dan ééne moest erkennen, naamlijk,<br />
in het rijk van Abysfmië, bijzonder in het<br />
rijk<br />
(a) SHAW Reize II. Deel. bladz. 33. met dc aantekening<br />
aldaar, en bladz. 143.<br />
(*) Zie het I. Deel van deze Aardrijkskunde , bladz. 473.<br />
(c) IHAW II. Deel. bladz. 34. aant. en 14a.<br />
{d) joa ivfloir. etmtn. ad hifi. Aithiop, 1, g, pag, 11$,
'DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 19<br />
rijk Damuth, Sacahala, Angóte, Gojam , en Bi'<br />
zemo , tusfchen den 9 en 15 graad N. br. («)•<br />
Het is bekend , dat de Engelfche Reiziger j.<br />
BRTJCE, in onzen tijd , in zijne Reisbeschrijving<br />
, verzekert , dezelve gevonden te hebben.<br />
Sommigen hebben aan de geloofwaardigheid van.<br />
zijne berichten getwijfeld , anderen hebben die<br />
verdedigd. Ik zal, zonder over dezelve uitfpraak<br />
te doen , hier alleen aanhalen de volgende<br />
woorden van den Baron D E T O T T >, Ik<br />
heb te Kaïro gezien den knecht, dien hij<br />
& (BRUCE) aangenomen hadt, den gids, die<br />
j> hem geleidde, zijnen reisgenoot. Ik ben ver-<br />
,5 zekerd , dat hij geene kennis hadt van dezé<br />
,, ontdekking, en men kan tegen dit getuigenis 1<br />
j, niet inbrengen , dat een geleerd man , gelijk<br />
j, de Heer B R U C E , geene rekenfchap van zijne<br />
„ ontdekkingen aan zijnen knecht verfchuldigd<br />
., was. De hoogmoed van vermaardheid gaat te<br />
„ niet in eene woestijn , meester en knecht ver-<br />
„ dwijnen, enz. "<br />
Hoe het zij, deze rivier, alle de rivieren ontvangende<br />
, door welken Abysfmië en Ethiopië,<br />
overvloedig bevochtigd worden , valt in Egypte $<br />
het welk zij van het Zuiden tot het Noorden<br />
doorloopt tot vier mijlen beneden Kaïro , alwaar<br />
zij , zich in twee armen verdelende, het vermaarde<br />
eiland vormt , zoo bekend onder den<br />
naam van Delta , waarna zij zich oudtijds , gelijk<br />
HERODOTÜS en andere Schrijvers getuigen<br />
, door zeven takken of monden in zee ontlastte<br />
, hoe.vel anderen fiechts van vijf, anderen<br />
van<br />
O) yianteh. op SHAW II. Deel. Reize bladz, 140,<br />
RsKi II, Dtel. bladz, 240.<br />
B 2
ao<br />
A A R D R I J K S K U N D E<br />
van elf gewagen , hedendaagsch zijn er flechts<br />
twee , die men ten minften bevaarbaar acht ,<br />
waar van de oostelijkfte bij de ftad Damiate, en<br />
de andere , die de westelijkfte is, bij Rafette gevonden<br />
wordt (a). Sommigen hebben gedacht,<br />
dat j ES. XIX: 6. door de rivieren van Egypte, in<br />
het meervoud, deze monden van den Nyl zouden<br />
bedoeld zijn; doch , beter is het, dat men daar<br />
door de kanalen verftaat, welke, uit den Nyl afgeleid<br />
, geheel Egypte bewaterden. Ook geloof ik,<br />
dat BACHIENE \b) heeft misgetast,wanneer hij<br />
eene duidelijke toefpeling op deze 7 Nyl - monden<br />
meende te ontdekken JES. XI: 15. trouwens de<br />
rivier, welke God daar gezegd wordt, in zeven<br />
ftroomen te zullen verdeelen, is niet de Nyl, maar<br />
de Eufraat, welke bij de Hebreeuwfche Schrijvers<br />
, bij uitnemendheid , de rivier genoemd<br />
wordt, gelijk bekend is, en het zevental is daar,<br />
gelijk elders , het heilig en eerwaardig getal, hetwelk<br />
meermalen voor velen gezet wordt.<br />
Deze rivier maakt , gelijk wij zeiden, Egypte<br />
vruchtbaar door hare overftroming , van welke,<br />
en derzelver genoegzame hoogte, en duurzaamheid<br />
, alles afhangt. Doorgaands begint de rijzing<br />
den 15 of ió Juny, en de geheele overftroming<br />
duurt 10 of 11 weeken, tot aan den 3 of<br />
4 September, fomwijlen langer, in November<br />
is de rivier weder binnen hare oevers. Daar<br />
door rijst het water , de vloed op het hoogst<br />
zijnde , 15 of 16 Kubiten of ellebogen (c) bover<br />
(a) SHAW Reize II. Deel, bladz. 36, 37. heeft naar de<br />
monden van den Nyl naarfporingen gedaan, en er vijf, bij<br />
güfing , aangewezen.<br />
(b) lil. Deel. I. Stuk. bladz. 197.<br />
(e) Men zegt, dat er heden meier hoogte , en wel van<br />
om-
DES BIJBELS. X. BOEK!, L HOOFDST. 21<br />
ren zijn gewonen peil. Wanneer de hoogte minder<br />
is, worden de landen , wat nader bij het gebergte<br />
gelegen , niet geraakt, en is zij meer ,<br />
dan worden vele landen te laat droog , als de<br />
zaaitijd alreeds verftreken is, gelijk F L I N I U S<br />
reeds heeft aangetekend. ,, Het is voor het<br />
„ overige nodig aan te merken , dat de hoog-<br />
,, te der overftroming niet door geheel Egypte<br />
„ dezelfde is. Zij volgt integendeel eenen regel<br />
van trapswijze vermindering , naar mate de<br />
vloed meer neder waards ilroomt. Te Jfuan<br />
is de overftroming een zesde fterker , dan te<br />
„ Kaïro; en als men, in deze laatfte ftad, 27 voe-<br />
„ ten telt, heeft men naauwlijks 4 voeten te<br />
„ Rofette en te Damiate. De reden hier van is,<br />
5, dat de vloed , behalven het water , dat door<br />
den grond wordt ingeflorpt , in een enkel<br />
bed , en in eene enge valei , bekneld , hoo-<br />
„ ger rijst: wanneer hij daarentegen Kaïro voor-<br />
„ bij is , wordt hij niet meer belloten tusfchen<br />
het gebergte , en verdeelt zich in duizend<br />
„ takken , en daar uit volgt noodwendig , dat<br />
„ de rivier in diepte verliest , het geen zij in<br />
„ oppervlakte wint. " Qa)<br />
Over de oorzaak van dit zoo zeldzaam als nuttig<br />
en heilrijk verfchijnzel, in dit land , waarhet<br />
bijkans nooit regent , en dat de hitte van het<br />
klimaat, en de natuur zelve van den grond, fchijnen<br />
omtrent ai Kubiten gevorderd wordt, het welk men dan<br />
toefchrijft aan de verhoging der landerijen, door de jaarlijks<br />
achter blijvende flib. Doch dit wordt tegengefproken door<br />
VOLNEY, welke ons bericht, dat nog fteeds de overftroming<br />
op de aloude hoogte blijft. Zie zijne Reize II. Deel. blaJz.<br />
33. volgg.<br />
(
sa<br />
A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
nen beftemd te hebben , tot droogte en dorheid,<br />
hebben de Ouden verfcheelend gedacht, en allerhande<br />
gisfingen , de .ééne onwaarfchijnlijker<br />
dan de andere , gewaagd, alhoewel echter ïbrnmige<br />
Wijsgeeren , gelijk de vermaarde DEMOCRI-<br />
TUS, derechte gevonden hadden. „ Voor de Europeanen<br />
is deze oorzaak geen raadzel meer. Zedert<br />
hunne Reizigers hun bericht hebben , dat<br />
Abysfinië, en het aangrenzend gedeelte van A-<br />
frika , in de maanden Mey , Juny , en july ,<br />
met regens overgoten worden , hebben zij er, met<br />
grond , uit opgemaakt, dat het die regens zijn,<br />
welke , door de gelegenheid van den grond , 'uit<br />
duizend rivieren afvioeijende, zich in ééne valei<br />
verzamelen , om , op ver afgelegen ftranden,<br />
het treffend fchouwfpel te vertonen van eene menigte<br />
waters, dat drie maanden befleedt, om<br />
weg te vlieten " ( a ). Of voords de Pasfaatwinden<br />
, geregeld waaijende , en geduurig waterwolken<br />
vóorftuwende, en zonder Egypte van het<br />
zonlicht te beroven, deze dampen voortdrijvende<br />
na Abysjinië en Ethiopië , welke daar verdunnen<br />
, en door. honderd kanalen in den Nyl nederdalen<br />
, (Z>) voor de oorzaken dezer geweldige<br />
regens te houden zijn , dan niet , wordt door<br />
fommigen in twijfel getrokken (c).<br />
Dat Egypte zijne vruchtbaarheid aan de overftroming<br />
van den Nyl verfchuldigd is, wordt opk<br />
in den Bijbel onderfteld. Kier uit moet men<br />
GEN. Xlil: 10. ophelderen , waar van de jor-<br />
daan-<br />
(a) VOLNEY I. Deel. bladz. 51. SHAW Reize II. Deel.<br />
bladz. 140.<br />
(6) DE TOTT Gedenkfihrift II. Deel. bladz. 342.<br />
(c) voLNar 1. C. bladz. 12. SHAW Reize II. Dceh<br />
tlodz, 141,
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 23<br />
daan-vlakte, waar naderhand de Doode-zee ontftaan<br />
is , gezegd wordt , dat zij geheel waterrijk<br />
was, als een lusthof van JEHOVA, als E-<br />
gypteland. Dit fchijnt ook , in den zinbeeldigen<br />
droom van FARAO aangeduid te worden, in<br />
welken hij zeven vette, en vervolgends zeven magere<br />
, koejen uit de rivier , dat is , den Nyl, zag<br />
voortkomen, GEN. XLI: 1 — 3. hetwelk duidelijk<br />
den Nyl kenmerkt , als de oorzaak der<br />
vruchtbare en onvruchtbaare jaaren in Egypte.<br />
Eindelijk , wanneer JESAIA XIX: 5. volgg. de<br />
uiterfte verwoesting van Egypte wil befchrijven<br />
, fpreekt hij van het opdrogen van de rivier<br />
, als de oorzaak van alle rampen , en het<br />
ophouden van alle die heuglijke voordeden, welke<br />
Egypte aan deze rivier verfchuldigd was.<br />
In de laatstgemelde plaats van JESAIA XIX:<br />
6. vinden wij tevens reeds melding van de kanalen<br />
, en graften , door welken het water van<br />
den Nyl na de binnen - landen wordt heen geleid<br />
, welke met dammen gefloten waren , die<br />
de inwoners doorftaken , als de Nyl zijne hoogte<br />
bereikt hadt. Deze graften en kanalen zullen ,<br />
volgens HERODOOT, het eerst zijn aangelegd,<br />
door den Egyptifchen koning SESOSTRIS. De<br />
kanalen van JOSEF en van TRAJAAN zijn nog zeer<br />
aanzienlijk. „ De gemaklijkheid , die zij aanbrengen,<br />
om de landen te drenken, laat geenen<br />
akker onbebouwd. " (a) — Daarenboven bedient<br />
men zich van vericheiden werktuigen, om<br />
het water uit de rivier op te trekken , bij voorbeeld<br />
, van de fchroef van A R C H I M E D E S ,<br />
van lederen emmers , en van het Perfiaanfche<br />
(«)DBTOTT Qtienkfch, II. Deel. bladz. 477.<br />
wiel<br />
B 4
aj.<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
wiel , dat met osfen omgedreven wordt ,<br />
ook van een kleiner, het welk met den voet getreden<br />
wordt , waar op MOS ES fchijnt te doelen<br />
D E U T R XI: 10 , II ; ten ware daar ter<br />
plaatze^ gezien werdt , op de bewatering der<br />
moestuinen , bij welke het water langs greppen<br />
geleid wordt , door den tuinier, die altijd gereed<br />
ftaat, om het te floppen, of af te leiden ,<br />
door de aarde met zijnen voet tegen hetzelve te<br />
ftooten, en ten zelfden tijde met zijne fpade eene<br />
nieuwe opening te maken , om het te ontvangen<br />
(b).<br />
Wegens deze jaarlijkfche overftroming , hebben<br />
de inwoners hunne fteden , vlekken , en dorpen<br />
, aan de beide oevers van den Nyl gelegen,<br />
op hoogten , en terpen gefticht, zoodat deze,<br />
wanneer het land , bij de overftroming , naar<br />
eene zee gelijkt, als zoo vele eilandjens uitfteken<br />
, waarbij de inwoners niet anders, dan door<br />
fchuitjens, met eikanderen gemenfchap hebben.<br />
.<br />
Wegens alle de voordeden, welke de Nyl aan<br />
de Egyptenaren verfchaft, behoeft het ons niet<br />
te verwonderen, dat zij deze rivier als eene<br />
godheid plagten te verè'eren , gelijk trouwens<br />
nog heden de Mohammedanen , haar den naam<br />
van zeer heilige geven, en derzelver aanwas vereeren<br />
, met alle de plegtigheden , welke het oude<br />
Heidendom daar aan hadt toegewijd (c).<br />
Zelfs<br />
(a) Men ziet er de afbeelding van in de Landkaart No. 5.<br />
ï>ij SM AW in het II. Deel zijner Reizen , en naauwkeuriger<br />
bij NIEBUBR Reize I. Deel. Tab. XV. met de befchrijving,<br />
bladz. 143. volgg.<br />
(*) SHAW II. Deel. bladz. 170.<br />
(f j DE TOTT Gedenkfchr. II. Deel. bladz. 243,
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 25<br />
Zelfs hadden de oude Egyptenaar? de barbaarfche<br />
gewoonte, om eene jonge dochter aan den<br />
Nyl op te offeren , wanneer de rivier gewasfen<br />
was tot die hoogte, dat men het kanaal te Kaïro<br />
openen mogt. En nog bewaart men den naam<br />
en plegtigheden van dit feest . doch verzacht,<br />
door in de plaats van dit ongelukkig flacht - offer<br />
eene aarden pop te ftellen , welke men in den<br />
Nyl werpt (a). Men ziet dan de moeders hare<br />
kinderen in den vloed dompelen , in het vooroordeel<br />
, dat dit water eene reinigende en godlijke<br />
kracht hebbe. Men fchreef er ook een vruchtbaarmakend<br />
vermogen aan toe. De Egyptenaars<br />
roemen , over het algemeen, het water van den<br />
Nyl t<br />
als het voortreflijkfte van anderen; doch<br />
zoo zoordeelig zijn niet de berichten , welke<br />
V O L N E Y (£) er van geeft: „ Het water van<br />
den vloed , zegt hij , is geduurende zes maanden<br />
van het jaar zoo flijkrig , dat men het moet<br />
laten bezinken, alvorens men het gebruike ; geduurende<br />
drie maanden voor de overftroming ,<br />
wordt de rivier zeer laag ; het water , door de<br />
zon verwarmd , wordt groenachtig , ftinkende ,<br />
en vol wormen , wanneer men zijn' toevlucht<br />
moet nemen , tot hetgeen men in de waterbakken<br />
heeft laten lopen , en daar bewaard heeft.<br />
In alle jaargetijden doen kiefche lieden er welriekende<br />
dingen onder, en laten het door uitwaasfeming<br />
verkoelen " (e).<br />
Deze rivier is zeer vischrijk, gelijk ons MAIL<br />
L E T en SANDYS getuigen, men vergelijke Num.<br />
XI:<br />
(a) Dezelfde bladz. 346.<br />
{b) I. Deel. bladz. 8, 9.<br />
(c) Vergelijk HAR. MAR waar», van het Oosten, IV. Deel.<br />
bladz. 1 — 9. enz.<br />
B S
3t6<br />
A A R D R I J K S - K U N D E<br />
XI: 4. Ezech. XXIX: 5. Ook getuigt DIODO-<br />
KUS sicuLUS , dat de Nyl overvloed van visichen<br />
heeft (a).<br />
Bij den Nyljlroom, gelijk ook op moerasfigeplaatzen<br />
, wast het Papierriet, welks wortel de inwoners<br />
voor brandhout gebruiken, en er allerhande<br />
vaten uit maken. Uit de fchilferachtige bladen<br />
maakte men van ouds fchuitjens , hoedanig een<br />
dat was, waar in MOS ES door zijne ouderen gelegd<br />
werdt, EXOD. II: 3. Ook heeft men er<br />
gewag van JES. XIX: 6. thans echter is er weirug<br />
or niet van dit Papierriet over, doordien de<br />
inwoners het te veel gebruikt hebben (Z>).<br />
Onder de merkwaardigheden van deze rivier<br />
moeten wij de Krokodillen niet vergeten , die zich<br />
in dezelve onthouden, en van eene ongemeene<br />
grootte zijn , dikwijls ^20 en meer voeten lang.<br />
Deze maken het reizeri langs den Nyl zeer gevaarlijk<br />
, doordien zij zich in de biezen aan den<br />
kant der rivier verfchuilen , en van daar de menfchen<br />
overvallen. De Profeex EZEcmè'L XXIX:<br />
3. hetft er eene fchoone dichtkundige leenfpreuk<br />
van ontleend , om er den Egyptifchen Koning<br />
IARAO HOPHRA door te kenfcnetzen en te befchrijven.<br />
Het zelfde beeld komt ook EZECH.<br />
XXXII: 2. voor. Ja, men wil, dat zelfs de naam<br />
FARAO eigenlijk hetzelfde als Krokodil zal betekenen<br />
, en daaróm aan alle Egyptifche Koningen<br />
gegeven is, omdat de Krokodil het voornaamfte<br />
en onderfcheidenfte dier van Egypten is. ( c)<br />
In de noordelijke deelen, en laage landen langs<br />
den Nyl heeft men heerlijke weilanden, in die<br />
moe-<br />
(a) Vergelijk mijnen Bijbel verdedigd V. Deel. bladz. 26.<br />
(b) SHAW Reize II. Deel bladz. 168.<br />
(e) FABüR over HA&MAR Waarn, van het Oostsjt, IV. 34,
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 27<br />
moerasfige ftreken inzonderheid , welke de -Ouden<br />
Bucolïd noemden , daar wij het land Gefen<br />
ook gedeeltelijk geplaatst hebben (a).<br />
Doch, ik moet mij bekorten, anders was er<br />
gelegenheid genoeg, om nog te fpreken van de<br />
Egyptifche ajuin , komkommers , meloenen, enz.<br />
waarnaar de Ifraëliten zoo belust waren NUM. XI:<br />
5. als ook van het fijn Egyptisch lijnwaat, of hun<br />
katoen , neteldoek en chits. Doch , wil ik niet<br />
wijdlopig worden, moet ik den Lezer verzenden<br />
naar die Schrijvers, welke hier van opzetlijk gehandeld<br />
hebben.<br />
ZEDEN<br />
en REGEERINGS -BESTUUR.<br />
Gelijk Egypte één der oudfte bewoonde landen<br />
geweest is, zoo waren deszelfs inwoners zeer gezet<br />
op den roem der oudheid , ten welken einde<br />
zij eene Tijdrekening verdicht hebben , die de<br />
Mofaïfche en waare , een ongehoord getal van<br />
eeuwen te boven gaat. Zij worden ons reeds<br />
van ouds befchreven, als een wijs volk , het<br />
welk in alle wetenfchappen uitmuntede , zoodat<br />
de wijsheid der Egyptenaren als tot een fpreekwoord<br />
is geworden. Men roemt bijzonder hunne<br />
ftaatsinrichting, en de voortreflijkheid van<br />
hunne ftaatswetenfchap. Zij zijn vermaard, door<br />
hunne verbazende werken en gebouwen , waar<br />
van de Reizigers nog in de Pyramieden, Doolhoven<br />
, Tempels , Katakomben , of onderaardfche<br />
Grafgewelven,uitgegraven Meiren, Grachten en<br />
Waterleidingen, de overblijfzelen bewonderen. —<br />
Hunne taal was onderfcheiden van de Hebreeuwla's<br />
fche,<br />
(a) III. Deel. bladz. 304. Vegelijk. SCHMllBT B'tjb.GecëWh.<br />
II. Deel, iliis. 64, volgg.
28 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
fche, zoodat de beide volken eenen tolk nodig<br />
hadden,^ om met eikanderen te fpreken , men<br />
meent , in de Koptifche taal, in welke de dienstboeken<br />
der Kopten , of der oude Christen inwoners<br />
van dit land gefchreven zijn , de overblijfzelen<br />
van het aloud Egyptisch te bezitten. In<br />
het ftuk van den godsdienst, hadden de Egyptenaars<br />
van ouds een ftelzel van afgoderij , vol bijgelovigheden<br />
, zoodat bijna alle dieren en planten<br />
bij hun heilig en godheden waren , doch echter<br />
een ftelzel zeer kunftig in een geweven , en doelende<br />
op de groote Natuur -ligchamen en natuurverfchijnzels.<br />
Hun regeerings-beftuur was van oude tijden af<br />
het Koninglijk bewind , wordende hunne Vorften,<br />
met den algemeenen naam van FARAO, benoemd<br />
, doch naderhand vinden wij , bij dezen<br />
eertitel, hunne bijzondere namen gevoegd, SI-<br />
SAK, so, NECHO, HOFRA, enz. die in de Bijbelgefchiedenisfen<br />
merkwaardig zijn.<br />
OUDE en IIEDENDAAGSCHE<br />
TOESTAND.<br />
Onder deze oude Vorften uit hun eigen volk,<br />
was Egypte bloeijende en magtig, doch , ten tijde<br />
vau FARAO HOFRA, bij de Grieken APRIES<br />
genoemd, daalde de zon van hun geluk. Door<br />
het aanhitzen van dezen Vorst, ondernamen de<br />
Jooden , onder hunnen laatften Koning ZEDE-<br />
XI A , tegen den magtigenKoning van Babel, NE-<br />
BUKADNEZAR, op te ftaan, hetwelk hun den<br />
ondergang van hunnen ftaat veroorzaakte, dewijl<br />
de Egyptenaars hen trouwloos verlieten , waarom<br />
door de beide Profeeten JEREMIË XLIV: 30.<br />
XLVI: 25, 2
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 29<br />
Koning HOFRA bedreigingen gedaan worden, welke,<br />
ook, door NEBUKADNAZAR, ten uitvoer zijn gebracht<br />
van wien de oude gefchiedfchrijvers getuigen ,<br />
dat hij zijne overwinningen tot aan de Pilaren van<br />
Herkules, dat is tot aan de flraat van Gibraltar,<br />
ja tot in Spanje, heeft voortgezet, fchoon anders<br />
de Egyptifche Priesters zijne vermeestering van<br />
Egypte hebben weten te verbergen, en genoegzaam<br />
onkenbaar te maken. Dus kwam Egypte<br />
©rider de Babylonifche heerfchappij , en fchoon<br />
hun land zich, na de verwoesting onder NEBU-<br />
KADNEZAR, eenigzins herhaalde,de Egyptenaars<br />
bleven nogthans in eenen flaat van afhanglijkheid,<br />
en kwamen, als een afhanglijk gewest, bij<br />
de omwenteling van zaken, ten tijde van CYRUS ,<br />
onder dePerJifcke heerfchappij , ja, wanneer zij ,<br />
ouder KAMBYZES , CYRUS zoon en opvolger,<br />
ondernamen, zich in vrijheid te Hellen , werdt<br />
hun leger geflagen , hun koning omgebracht,<br />
hunne lieden verwoest , hunne Tempels en andere<br />
kostbare gebouwen omvergeworpen, en<br />
hun voornaamfle afgod , de Stier Apis , door<br />
KAMBYZES, met zijne eigene hand, gedood.<br />
En, fchoon zij, herhaalde keeren, poogden, het<br />
juk der Per/en af te fchudden , hebben zij daar<br />
in nooit kunnen ilagen , tot dat zij , toen<br />
ALEXANDER de Groote het Perjisch Rijk een<br />
einde deedt nemen , zich gewillig aan dien<br />
overwinnaar , welken zij , als hunnen verlosfer,<br />
aanmerkten , onderwierpen.<br />
Na de dood van ALEXANDER, vestigde zich<br />
één zijner Bevelhebbers, PTOLEMEUS, zoon van<br />
LAGUS, die ook den bijnaam SOTER voerde, in<br />
Egypte, en nam den Titel van Koning aan, {lichtende<br />
dus de Heerfchappij der Lagiden , of Ptoletneusfen,<br />
gelijk zijne Opvolgers dezen naam meest<br />
al-
30 AARDRIJKS-KUNDE<br />
allen gevoerd hebben , die bij DAN iet, Hoofdjl.<br />
XI. gemeenlijk, de Koningen van het Zuiden heeten,<br />
en zeer magtige Vorsten zijn geweest, welke<br />
Egypte weder ten hoogften toppunt van magt<br />
en vermaardheid hebben opgevoerd.<br />
Onder PTOLEMETJS li. of FILADELFUS ,<br />
werdt een aanvang gemaakt met de vertaling<br />
van de Heilige Schriften der Jooden in het<br />
Grieksch , welke vertaling gemeenlijk de overzetting<br />
der LXX. heet, gelijk onder PTOLE<br />
METJS VI. bijgenaamd Filometor, de Jooden in<br />
het landfchap Heliopolis, bij de ftad Leóntopolis,<br />
eenen Tempel hebben gefticht, in welken zekere<br />
oNIas het eerst het Hoögenpriesterfchap bediende<br />
, hebbende hij tot het ftichten van dien<br />
Tempel geraden , en zich ten dien einde bediend<br />
van eene voorzegging van JESAIA XIX:<br />
18, 19. In dezen Tempel werdt de Joodfche<br />
godsdienst , met dezelfde plegtigheden , als in<br />
dien te Jerufalem, waargenomen , voor de menigvuldige<br />
Jooden , die zich in Egypte gevestigd<br />
hadden , tot hij , even als die van Jerufalem ,<br />
op bevel van Keizer VESPASISAN, eerst gefloten<br />
en vervolgends verwoest is geworden. —-<br />
Het is niet onwaarschijnlijk , dat het vlek, hetwelk<br />
in de Reisbefchrijving van ANTONIMIS<br />
vicus Judceorum heet, waar van de overblijfzels,<br />
omtrent twee duitfche mijlen van Heliopolis , ten<br />
Noord-oosten , nog door de Arabieren Teil el<br />
Ihüd , dat is, heuvels der Jooden, of Turbat el<br />
Ihüd, dat is, de begravenis der Jooden, genoemd<br />
worden, gedenktekens zijn van de menigvuldige<br />
Jooden , die hier omftreeks, dicht bij dezen<br />
Tempel, gewoond hebben. Qa) Met<br />
(«) NIBBUHR. Reize I. Deel. bladz. 97. Vergelijk, ons III,<br />
Deel. bladz. 308.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.<br />
3 i<br />
Met>PTOLEMEUs XI. Dionyjius, en met zijne<br />
zuster , de vermaarde KEEÖ PA TRA , nam de<br />
heerfchappij der Lagiden , in Egypte , een einde<br />
, dit land werdt door CAESAR, en vervolgends,<br />
door AUGUSTUS, overwonnen, en tot<br />
eene Romeinfche Provintie gemaakt.<br />
Geduurende de heerfchappij der Romeinen',<br />
maakte het Christendom, reeds vroeg , opgang<br />
in Egypte, ja , naar he't verhaal van EUSEBIUS (a)<br />
zal de Euangelist M A R K U S in de toenmalige<br />
hoofdftad Alexandrië eenen Bisfchoppelijken zetel<br />
gevestigd hebben , en de eerfte Bisfchop van<br />
deze ftad geweest zijn , welke naderhand tot de<br />
Patriarchale waardigheid geklommen is. — Bijzonder<br />
was het Christendom in dat land, in vollen<br />
bloei, na de tijden van KONSTANTYN den<br />
Grooten , onder zijne Christen-opvolgers.<br />
Bij de verdeling van het Romeinfche Keizerrijk,'<br />
werdt Egypte bij het Oosterfche rijk gevoegd ,<br />
tot in de VII. eeuw, wanneer de Saracenen, onder<br />
hunnen Kalif of Vorst , O M A R , zich van<br />
dit fchoone land hebben meester gemaakt.<br />
Toen de heerfchappij der Kalif en van Bagdad,<br />
begon te verminderen , was Egypte één der eerfte<br />
landen , dat zich een eigen Kalif verkoos, in<br />
de IX. eeuw, gelijk dit land toen weder een onaf<br />
hanglijk rijk is gebleven tot het midden der<br />
XII. eeuw , wanneer eene nieuwe Dynastie der<br />
Turkmannen, in den perfoon van SALAUIN, eenen<br />
aanvang nam. Deze was de eerfte oprichter van<br />
de Mammelukken, dat is , flaven , welke hij tot<br />
foldaten' vormde , en die de fterkte van zijn leger<br />
uitmaakten, deze bende werdt telkens door<br />
(«) Hiji. Eeclefi H. ts.<br />
het
32 A A R D R-IJ K S - K U N D E<br />
het aanvoeren van nieuwe flaven onderhouden '<br />
doch betoonde fpoedig eenen weêrfpannigen aart,'<br />
en flondt van tijd tot tijd op tegen den Vorst,<br />
tot dat de Mammelukken, eindelijk , in de Xlll!<br />
eeuw , kort na de nederlaag van den Franfchen<br />
Koning, St.iouïs, den laatflen Turkmannifchen<br />
Vorst van het leven beroofden , en eenen van<br />
hunne Opperhoofden in zijne plaats fielden<br />
met den Titel van Sultan , terwijl zij den naam<br />
van Mammelukken behielden , die hetzelfde betekent<br />
, als krijgs-Jlaven. ~ De regering dezer<br />
Mammelukken duurde tot het jaar, 1517, in welk<br />
jaar de Turkfche Keizer SELIM I. Tomam Bei hun<br />
Jaatfle Opperhoofd , gevangen , en opgehangen<br />
hebbende , van dezelve een einde maakte,<br />
en Egypte onder de heerfchappij der Othmannen<br />
bracht, aan welke het tot heden toe onderhorig<br />
is.<br />
Van ouds was Egypte vermaard , uit hoofde<br />
van _zijne volkrijkheid , waar van ook de Bijbelfchrijvers<br />
gewagen, EZECH. XXX : 10. enz.<br />
De oudfle Schrijvers tekenen aan , dat er oudtijds<br />
18. of £0,000. lieden in Egypte geweest zijn.<br />
Thans is de welvaart van dat land zeer laag gedaald<br />
, waarvan de overheerfchingen van vreemden<br />
, en de dwinglandij , die het met haren ijzren<br />
fcepter teistert , de oorzaak is; evenwel, fielt<br />
men het getal der fleden en dorpen nog heden<br />
op eenige duizenden. „ Daar is geen land , alwaar<br />
de volkrijkheid merkwaardiger is zegt DE<br />
TOTT, (#) „dan in Egypte; in de daad , de<br />
Delta, de Provinciën van het Oosten en Westen<br />
, als ook alle de landen langs den Nyl, tot<br />
aan<br />
(a) Gedenkfchr, II. D«»l, bladz, 177. 37$.
DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. 33<br />
aan den Keerkring toe, verrenen een tafereel<br />
van de allerverbazendfte volkrijkheid* Men verzekert<br />
, 1 dat er in Egypte meer dan rj,ooo. dorpen<br />
, en 1200. lieden of' vlekken zijn. " In Kaïro<br />
telt dezelfde Reiziger 700,000. inwoners. Wanneer<br />
men de trekken bij een verzamelt , die iri<br />
zijne Gedenkfchriften vèritrooid zijn, zou men<br />
zich , nog heden, eene aangename verbeelding<br />
van dit land maken. De woonplaatzen zijn allen<br />
aangelegd , op hoogten of tefpen ; de dorpen<br />
zijn altijd omringd mét eene menigte van<br />
kleine puntige duivenhuke'h. Elk gehucht of dorp*<br />
heeft ook een klein boschjen van palmbomen bij<br />
zich , de huizen zijn vart klei gebouwd ; maar<br />
in de Heden ziet men ze allen van gebakken fleenen<br />
met verfcheiden verdiepingen. De palmbomen<br />
, die zé omringen , eh de vaartuigen , die<br />
langs de oevers varen, vermeerderen ftog de aangenaamheid<br />
van de gelegenheid dezer Heden.<br />
De Nyl, zoo wel als alle de kanalen , is altijd<br />
bézet met eene menigte lieden , bezig in den arbeid,<br />
om het land te bewateren. Ten zelfden<br />
tijde , ziet men de vrouwen , die de zorg voor<br />
het huishouden hebben , tot hun drank , het water<br />
der rivier dragen in kruiken, die los op haré<br />
hoofden ftaan ; anderen wasfehen haar vlas $<br />
bleeken haar linnen , fpreidön dat uit , en geven<br />
zich over aan hare natuurlijke vrolijkheid, op hec<br />
minfte voorwerp , dat dezelve gaande maakt. —<br />
Trekfehuiten , aangelegd van de ééne flad riaafc<br />
de andere , vaartuigen , bm de goederen te vet*<br />
voeren, en de vaart , die door den Koophandel<br />
wordt gaande gehouden , vermeerderen de ver--<br />
fcheidenheid en beweging van dit tafereel. " —<br />
Deze afbeelding is , in de daad , niet onbevallig<br />
, en men zou haast in den waan geraken ><br />
VI. Deel. C das,
3.4 -TA A R . D R I J K S - K U N D E<br />
:dat Egyptf. gelijkenis heeft met ons Holland, in-<br />
-dien niet VOLNEY (a) ons eene geheel andere<br />
tekening van dert tegenwoordigen toeffcand van<br />
Egypte geleverd hadt, in welke tekening veel<br />
van dit bevallig Koloriet verloren gaat. „ Als<br />
men " , zijn zijne woorden , „ zich een land<br />
.verbeeldt, dat vlak, met kanalen doorfneden ,<br />
geduurende drie maanden overflroomd, drie andere<br />
maanden flijkerig en groen, geduurende het<br />
overige van het jaar , ftofachtig en gefpleten<br />
is ; als men zich ,,op dien grond, vervallen dorpen<br />
van klei en tigchelen gebouwd , naakte door<br />
de zon verbrande boeren, buffels, kamelen , hier<br />
en daar wilde vijgen - en dadelboomen, meiren,<br />
bebouwde velden , en groote opene vakken ,<br />
voorflelt; als men daarbij voegt eene zon, fchitterende<br />
op eene hemelsblaauwe lucht , die bijna<br />
altijd onbewolkt is , min of meer fterke winden 1<br />
maar die altijd waaien , zal men zich een gelij!<br />
kend denkbeeld van den natuurlijken ftaat des<br />
lands hebben kunnen maken. " £>us vermindert<br />
dezelfde fchrijver ook merkelijk de tegen woordige^<br />
volkrijkheid van Egypte , het is bij hem<br />
moeilijk te geloven, dat Kaïro meer dan 250,060<br />
zielen bevatten zou. „ Het is ", voegt hij er<br />
bij „ even onmogelijk, de bevolking van<br />
geheel Egypte, met juistheid , te bepalen, naardien<br />
het echter bekend is , dat het getal der fteden<br />
en dorpen niet groter is, dan 2300, en men<br />
het. getal der bewoneren van elke plaats , door<br />
eikanderen gerekend ,. pp niet. meer dan 1,000<br />
zielen kan Hellen , zelfs al begrijpt men . Kaïro<br />
;(«) J. Detl. Reize bladz. 248. en vqlgg. [1<br />
(b) &eize I. Deel. bladz, 226, 247.<br />
, daar
DES BIJBELS X. BOEK, L HOOFDST.<br />
J.j<br />
daar onder , moet de geheele bevolking het getal<br />
van 2,300,000 zielen niet te boven gaan. " —<br />
Egypte wordt hedendaagsch bewoond van, vier<br />
hoofdgedachten van menfchen. Deze zijn : Voor<br />
eerst : Arabieren, die in drie klasfen verdeeld<br />
moeten worden , 1) de nakomelingen van de Sa*<br />
raceenen, die onder den Kalif OMAR Egypte hebben<br />
bemagtigd in het jaar 640. Deze zijn meestal<br />
de tegenwoordige landbouwers en handwerkslieden.<br />
2) De Westlijke of Ajrikaanfche Arabieren,<br />
deze zijn meer bijzonder in Saïd of Opper-Egypte<br />
verfpreid, waar zij bijzondere dorpen<br />
en zelfs hunne eigene Vorften hebben. 3 ) De<br />
derde klasfe zijn de Bedouins of woestijn - bewoners,<br />
bij de ouden bekend onder den naam van<br />
Sceniten , of tentbewoners , men rekent, dat<br />
hunne Stammen , die zich in Egypte onthouden,<br />
30,000 ruiters zouden kunnen opleveren , maar<br />
deze magt is zoodanig verdeeld en verfpreid, dat<br />
men hen daar als roovers en zwervers behandelt.<br />
Het tweede geflacht der inwoners is dat der<br />
Kopten. Deze zijn afkomftig van die inwoners<br />
van het land , welke hetzelve bezaten voor den<br />
inval der Arabieren. Deze zijn de Christenen van<br />
dat land , en hebben hunnen naam van de ftad<br />
Koptos of Kept , eertijds eene vermaarde ftad in<br />
Opper• Egypte, fchoon zij zelve geloven, dat hun<br />
eerfte Koning Kopt geheten , en dat hunne natie<br />
van hem den naam ontvangen hebbe. Toen de<br />
Mohammedanen na Egypte kwamen, telde men 70<br />
Koptifche Bisfchoppen. Doch nu zijn er maar<br />
.13 van overig. Hun Patriarch , die te voren<br />
zijnen zetel te Alexandrië hadt , heeft thans zijn<br />
verblijf te Kaïro. De Kopten worden, algemeen<br />
gehouden het gevoelen van "EUT YCHES te zijn<br />
toegedaan , zoodat zij maar ééne Natuur in<br />
C 2<br />
CHRIS-
3* AARD RIJKS.KUNDE<br />
*?[ Z d v e "i et > i n w d k e hunn e heilige<br />
CHRISTUS erkennen, volgends de nadere vér-<br />
Waring van JAKOBUS Zanzahs of ook Baradeus<br />
, JJisfchop van Edesfa , overleden in het jaar<br />
578 , evenwel zeide hun Patriarch MARKUS in<br />
1762, dat de Kopten twee natuuren in CHRIS<br />
TUS geloven, naamlijk, dat hij waarachtig GOD<br />
en waarachng mensen is , en dat beide E?UTYl^rl<br />
S A en !? E S T 0 R I U S bij hun van de kerk afgoden<br />
zijn. Ondertusfchen zijn zij in den<br />
godsdienst doorgaands zeer onkundig ,<br />
e n<br />
ver-<br />
renl " g e ? h r £ V C n *JÜj d ° d l '<br />
^ Christenen<br />
m e t a , i e<br />
„i Egypte, onder de verdrukking<br />
levende,<br />
en hf K V r e d e h e v e n d gedienflig, zeer beleefd<br />
en herbergzaam alleen zijn zij bevreesd voor de<br />
Koomsch-katholijken, dewijl zij weten, dat dezen<br />
zich , door hunne zendelingen , alle moeite<br />
geven, om hunne gemeente, door den ondergang<br />
van den Koptifchen godsdienst in Egypte , te<br />
vermeerderen. De voorname lieden nemen, doorgaands,<br />
Kopten tot hunne rentmeesters, doordien<br />
zij van allerhande zaken kennis hebben, en in het<br />
boekhouden zeer ervaren zijn, doende dit laatfte<br />
m eene foort van Koptifche karakters, welke niemand<br />
anders verftaat ; dewijl zij ook , van oude<br />
tijden af, het inwendig beltuur van Egypte kennen,<br />
z.jn zij de bewarers der Registers van de<br />
landen en der Stammen geworden. Zij zijn te<br />
Kaïro , onder den naam van Schrijvers, de opzichters,<br />
de geheimfchrijvers en pachters van de<br />
regering en der Seks of Beys De Kopten befnijden<br />
hunne kmderen, doch, zonder echter<br />
daar in als navolgers der Jooden te handelen, gelijk<br />
BACHIENE , (a) met anderen dacht, neen,<br />
(
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 37<br />
zij doen dit, als hunne kinderen tien jaren oud<br />
zijn ; en befnijden zoo wel de meisjens als de<br />
jongerjens , zonder dat zulks echter eene g'odsdienftige<br />
gewoonte is , dewijl zij er andere redenen<br />
van geven. Doch die meer van de Kopten<br />
begeert, leze de Schrijvers hier onder aangehaald,<br />
(a)<br />
Het derde gedacht der inwoneren van Egypte,<br />
is^ dat der Turken , die meesters van het<br />
land zijn, of er ten.minften den titel van hebben.<br />
Van den tijd der overwinning van SELIM I. in<br />
het jaar 1517. werdt het Turkfc-he bloed in dit<br />
land ingevoerd , maar het heeft zich niet veel in<br />
de dorpen verfpreid. Men vinde hen bijna nergens<br />
dan te Kaïro. Zij oefenen er de kunften<br />
en bedienen er de kerklijke en oorlogs ambten,<br />
doch, hebben, zedert de laatfte jaren , weinig<br />
in regeeringszaken te zeggen.<br />
Het is het vierde geflacht van inwoners , de<br />
Mammelukken ,• welke de waare meesters van E-<br />
gypte zijn._. De 24 Provintiën , in welke Egypte<br />
verdeeld is , worden door even zoo veele Beys<br />
befluurd , de eerfte onder dezen voert bijzonder<br />
het gebied te Kaïro, en heeft den titel van<br />
Chek - el-beled (Prins van het land ;) deze allen<br />
Mammelukken van oorfprong , aan den voet van<br />
den Kaukajus geboren, en als flaven naa Egypte<br />
gevoerd, maken met malkanderen den Divan<br />
uit, in welken een Turkfche Pacha van drie paardenftaarten<br />
voorzit, in naam van dengrooten Heer<br />
(£), hoewel deze, altijd bezet en in het oog<br />
ge-<br />
(a) POCOCKE Rtize l.Deel. a. Jïuk bladz. 305. en volg?.<br />
DIEBUHR. Befchrijv. van Arabië bladz. 81. enz. VOLNEY Reize<br />
I. Deel. bladz. 75. en anderen.<br />
(i) DE TOTT Gedenkfch. II. Deel. bladz. 130.<br />
C3
P<br />
D R I j K S - K U N D E<br />
gehouden in het kasteel van Kaïro , meer de gevangen<br />
der Mammelukken",* dan de onderkoning<br />
van den Sultan is. Onder deze dwingelanden ,<br />
welke (leeds met eikanderen overhoop leggen , en<br />
wier eenigflezaak is, geld bij een te fchrapen,ondergaat<br />
Egypte, één der fchoonfte landen der wereld.,<br />
alle de rampen der dwingelandij en Slavernij<br />
, zonder eenige veiligheid van leven of goederen.<br />
Ca)<br />
Men heeft ook in Egypte vele Jooden, die 36<br />
Sijnagogen in Kaïro hebben , en ééne in Oud-<br />
Kaïro. Velen van hun zijn Karaïten , welke de<br />
overleveringen der Rabbaniten verwerpen , en<br />
zedert onheuglijke tijden in Egypte hunne voorname<br />
zitplaats hebben gehad, (b) '— Voor het overige<br />
is , gelijk men weet , de Mohamniedaanfche<br />
godsdienst de heerfchende in dit land.<br />
Doch , het is tijd , dat wij tot de befchrijvirig<br />
overgaan , van de bijzondere Heden én plaatzen<br />
in Egypte , welke in de Heilige ^Schrift gemeld<br />
worden. Is het over het algemeen een zeer<br />
bezwaarlijke taak, de oude Aardrijksbefchrijving<br />
met de nieuwe overéén te brengen, dan is het<br />
•bijzonder waar omtrent den ouden en hedendaagfchen<br />
Haat van Egypte. De reden daar' Van is,<br />
•gelijk de kundige vertaler van p0COCKE'S Reizen<br />
, CKAMERÜS (c) te recht aanmerkt, gemaklijk<br />
te vinden , deels, in de groote menigte<br />
der Heden van dat land, deels, in de zwaare<br />
•i<br />
ver-<br />
(a) Men leze over deze vier geflachten van inwoners van<br />
Egvpte VOLNEY Reizen I. Deel. bladz. 70. VOlgg.<br />
.- (b) POCOCKE Reize I. Deel. II. Jiuk. bladz. 3»ö. met de<br />
aantekening van den vertaler.<br />
(c) Aantek. op die Reize I. Deel, I. Jiuk. bladz, 123. Vergelijk<br />
MiEtfuHR. Reisbefchr. I, Deel. bladz, 92.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 3*<br />
verwoestingen , die het van de Perfen, Grieken,<br />
Romeinen en Mohammedanen, heeft ondergaan ,<br />
deels , in de groote veranderingen van de_ namen<br />
der plaatzen, en deels eindelijk, in de jaar+<br />
Jijkfche overflromingen van den A r y/. Laat ons<br />
beproeven, wat wij, na anderen, met de meeste<br />
waarfchijnlijkheid zullen kunnen-vastftellen.<br />
n Eéne der oudfhe , waarfchijnlijk wel de aller*<br />
ou'dfle-," fteden van. Egypte was<br />
:<br />
z 0 a mfiaiu<br />
- •" ... --j' •• • 3*1 fi.% ra) . •• . b i^m%<br />
gelijk men te recht daar uit befluit, omdat MOÏ<br />
SES NUM. XHïï: 22. eene vergelijking maakt,'<br />
tusfchen de oudheid van'Hebron, de oudfte'ilad<br />
van Palcejiina, en tusfchen. Zodn, aanmerkende",<br />
dat Hebron zeven jaren voor Zodn gedicht is geworden.<br />
Deze ftad was van ouds ééne der<br />
hoofdlieden van Egypte , gelijk duidelijk blijkt<br />
uit jEs. XXX : 4. vergeleken JER. XIX: 13. en<br />
EZECH. XXX: 14. Waarfchijnlijk genoot zij<br />
reeds deze eer, ten tijde, toen .MOSES zijne<br />
wonderen in Egypte, voor FARAO , deedt, trouwens<br />
, de dichter van PSALM LXXVill: 12. en<br />
43. zegt, dat deze wonderen gedaan zijn in de<br />
velden van Zodn: Ik weet wel, dat BACHIENE (a)<br />
in twijfel {laat, of de velden van Zodn hier niet<br />
geheel Egypte zullen betekenen , met het welk<br />
zij, volgends den parallelismus, in deze beide verzen<br />
, zullen verwisfeld worden , te meer, dewijl<br />
de plagen van Egypte niet deze plaats alleen,<br />
maar geheel Egypte, getroffen hebben. Doch, in<br />
de Hebreeuwfche Dichtflukken zeggen bij den<br />
paia)<br />
III. Deel. I. Jiuk. bladz, 200.<br />
C 4
. A A R D R I J K S - K U N D E<br />
famllelismtis<br />
x<br />
de berden leden van een voorftel<br />
niet vohbrekt hetzelfde, dikwijls wordt, in het<br />
eerfte lid , iet algemeens gezegd, hetwelk dan ,<br />
in het tweede lid, nader bepaald wordt. Eu,<br />
fchoon het waar- is'j dat de plagen geheel Egypte<br />
troffen , nogt'hans bevondt zich MOSES in de<br />
hoofdflad \'an FAIRA.0., als hij ze aankondigde;<br />
van daar namen zij derhalven haar begin , en<br />
verfpreidden zich door het geheele land. De<br />
naam zal, volgends L A C R O Z E in zijn Koptisch<br />
woordenboek , ontleend zijn van de laage ligging<br />
der ftad, O) zij lag naamlijk in Neder-<br />
Egypte,' op één i der Elanden door den Nyl gevormd,<br />
aan één der monden, door welken deze<br />
rivier in dc Middelandfche zee zich ontlastede.<br />
Te weten, de Griekfche overzetting der LXX,<br />
200 als men ze gemeenlijk noemt, welke in Egypte<br />
vervaardigd is , en die ons meermalen de.n weg<br />
aanwijst , in het naarfporen van de Egyptifche<br />
plaatzen en fteden , gelijk ook van andere dingen,<br />
die tot Egypte betrekking hebben, zet overal<br />
voor Zoün, Tanis, een bij de ouden vermaarden<br />
naam, die ook JUDITII I: io. voorkomt,<br />
en welke aan den Tanuijchen mond van. de.a Nyl<br />
den naam gegeven heelt, doch van welken men<br />
thans geen bericht heeft (Z>).. PTOLEMEUS plaatst<br />
Tanis op 62" 45' lengte en 30° 50' Noorderbreedte.<br />
SÏRABO'befchipt ze als eene groote ftad.<br />
In de Reize van A N T O M K U S vindt men ze tus-,<br />
fchen Heracleopolis en Thmuin, op den afftand van.<br />
22 Romeinfche mijlen van beiden. Eindelijk ziet<br />
men ze ook op de lijst der Bisfchoppelijke fteden ,<br />
pndergefchikt aan den Patriarch te Alexandrië.<br />
Vergelijk FORST ER Epiji. pag, 32,<br />
stuw Reize 11. Deel biadZ. 37.
©gs BIJBELS. X. BCJEK, I. HOOFDST.<br />
&<br />
Ï O C O C K E gut , da,t • 2>ii$ of Zoan het<br />
tegenswoordige M.anfoura is , aan de Oostzijde<br />
van den Nyl, het welk hij ccnc groots ftad noemt.<br />
Anders was van ouds<br />
. ::. •-.>•• vos si Ht3k>-v • i ' ,u >i w )<br />
konden de Hebreen haar, of.met weglating van de<br />
eerfte lettergreep Noph, of, bij famentrekking ,<br />
Moph, voor Menoph , noemen. Memfis is bij de<br />
oude Schrijvers zeer vermaard , als de <strong>Koninklijke</strong><br />
hoofdflad van Egypte, en wordt door S T R A -<br />
BO 3 Schoenen .(c) dat is 15 Romeinfche mijlen<br />
van het landfchap Delta geplaatst, waarmede<br />
P L I N I U S overè'enftemt, aan den linken of westlijken<br />
oever van den Nyl, niet heel verre van de<br />
plaats, waar de Piramiedcn zijn. Hoe vermaard<br />
Memfis in oudé tijden geweest zij , thans echter<br />
is het moeilijk,,, derzelver waare ligging<br />
e ïbb d '<br />
(a) Reize I. Deel. I. Stuk. bladz. 37. Vergelijk IT. Jltik<br />
bladz. 484 en 485. alwaar in de aantekening van eene andere<br />
gisting van DANVIIXE gewaagd wordt.<br />
(b) Conf. FORSTER Epifl. pag. 34.<br />
(c) Sckoenm is eene Egyptifche maat, die de lengte hadt van<br />
XL.Jladiën, 0Ï5 Romeinfche mijlen, elk van 1000 fchreden,<br />
C 5
# *A A R WjfF S - K"Ü N D E<br />
aan té Vijzen : indien 'er zegt MAILLET, de<br />
Piramïeden niet waren , die nog door den tijd<br />
verfchóönd zijn , zouden wij hedendaags niet<br />
weten , waar zij gelegen heeftP Te weten, nadat<br />
Memfis door AMRD verwoest is geworden,<br />
is eerst Foftad ^ kn^vefvolgenés Kaïro, zulke<br />
grootje fteden,.,.gedicht , waar toe de bouwftoffen'liir<br />
de puiiihópéri van' Memfis gehaald werden'^<br />
terwijl de ovérftromingën van den Nyl het<br />
Ové¥rgè hebben weggevoerd , en alles zoo bedoïyen'en<br />
bedekt is. geworden , als of er' nooit<br />
ZulkV plaats geweest-was. SHAW heeft, opzettelijk<br />
, eene vérhandeling in den tweeden<br />
druk van zijne Reize geplaatst (a), om onder<<br />
zoek te doen naar' de waare ligging van Memfis<br />
, welke hij ftelt tegen over Kaïro, bij het dorp<br />
ViZa , aan den oever van den Nyl na Libyë toe<br />
dicht bij de Piramïeden. Maar POCOCKE (Z>)<br />
Helt het eenige Engelfche mijlen zuidelijker bij'<br />
de Sakara , of de vlakte der Mummiën , niet<br />
verre van Mokanan<br />
?<br />
in welken naam hij eenige<br />
fpooren van den .naam Moph meent te vinden,<br />
ook meent hij nóg andere tekenen van het oude<br />
Memfis , daar omftreeks, ontdekt te hebben.<br />
NIEBÜIIR' (C) , fchoon hij niet verder zuidwaards<br />
is gekomen, dan tot de eerfte Piramïeden<br />
, verklaart zich echter voor het gevoelen<br />
van SHAW, ook ftelt DANVILLE Mémfis veel<br />
zuidelijker dan Giza ; en VOLNEY heeft het 'op<br />
zijne kaart insgelijks meer zuidelijk. Verders<br />
was het oude Memfis vermaard , door den dienst<br />
van<br />
•<br />
. ("a) II. Deel. bladz. 43 Volgg.<br />
(b) Reize I. Deel. bladz. 70. II. Jiuk. bladz. 489. 490.<br />
(e) Reize I. Deel. bladz. 98. volgg.
BES BIJBELS. X. BOEK [ I. HOOFDST^ *f<br />
van OSIRIS, onder de gedaante van een' levenden<br />
Stier, dien men APIS noemde, als ook door<br />
andere afgodifc'he Tempels en plegtigheden.<br />
• Van het landfchap Go/en, zoo vermaard, door<br />
de inwoning der Ifraëliten, geduurende hun vei><br />
blijf in Egypte, als ook van de fteden Pithom en<br />
Raam/es, heb ik reeds in het III, Deel van dit<br />
Werk (a) gehandeld , en behoeve der halven van<br />
^ezelven hier niet ; te fpreken , maar zal-daar tegen<br />
hier ééne enkele aanmerking maken over<br />
K A Ï R O ,<br />
anders ook Groot - Kaïro , of El-Kahira, de tegenwoordige<br />
hóofdftad van Egypte , welke aan<br />
de andere of oostzijde van den 'Nyl ligt, dat deze<br />
ftad, waarfchijnlijk het oude<br />
B A B Y L O N<br />
andèrs Letopolis (b) is , het welk van eenige<br />
Babyloniers , die van de Vorften verlof gekregen<br />
hadden , om zich daar neder te zetten , zijnen<br />
naam zal hebben, volgends STRABO (C), doch,<br />
volgends JOSEFUS, van Babyloniers , welke in<br />
het leger van KAMBYSES dienden, toen deze<br />
Vorst Egypte vermeesterd hadt, of misfchien wel<br />
reeds ten tijde van NEBU KADNEZAR , wanneer<br />
deze zijne overwinnende wapenen in Ègyptè<br />
rond voerde. Ten minften het Kasteel van Kaïro,<br />
tusfchen de ftad en den berg Mokattam , op<br />
eene<br />
(a) Bladt. 302. Volgg.<br />
(b) JOSEFU* Ant. Jud. II. 15, 1.<br />
(c) Ifbr. XVII. pag. 1160.
44r A A R D<br />
R IJ K S - K U N D E<br />
eene van dezen berg afgezonderde rots gelegen,<br />
en van natuur zeer fterk , wordt voor een deel<br />
Van het Egyptisch Babyion gehouden Ca). Ik<br />
maak daarom hier gewag van dit Egyptisch Babyion<br />
, omdat men gemeenliik gelooft, dat het<br />
deze ftad is, welke bedoeld zal zijn IPETK. V:<br />
13. alwaar deze Apostel de genen , aan welken<br />
zijn Brief gericht is, groet , van wege de gemeente<br />
, die in Babyion was,; waar uit men te<br />
gelijk opmaakt , dat de Apostel PETRUS zich ,<br />
ten tijde van het fchrijven van dezen Brief, te<br />
Babyion zal bevonden hebben, Het is bekend ,<br />
oat vele Roomschgezinde Schrijvers Babyion hier<br />
oneigenlijk hebben willen nemen , ten einde daar<br />
uit te bewijzen, dat PETRUS te Rome zal gewecst<br />
zijn , doch , voor' deze oneigenlijke opvatting<br />
is geene de minfte fchijnbare reden. Ondertusfehen<br />
kan Babyion hier ter piaatze zeer wel<br />
het eigenlijk landfchap B abylonië betekenen, in<br />
het welk zich , ten dien tijde, zeer vele Jooden<br />
onthouden hehben (b). "Verders behoort de<br />
breedere befchrijving van Kaïro, als zijnde eene<br />
laater ftad niet to.t onze Aai drijkskunde des Bijbels.<br />
Alleen zal het niet'ten onpas zijn, hier nog bij<br />
te voegen, dat men te<br />
M A T T A R E A ,<br />
een dorp, of vlek , omtrent twee uuren gaans<br />
ten Noord-oosten van Kaïro , nog het huis vertoont,<br />
waar in MARIA, met haar kind JESUS,<br />
ge-<br />
(«) SHAW Reize II. Deel bladz. 41. en 55. NIEBUHR<br />
Reize 1. Deel. bladz. 110. POCOCKE I. Deel. I. Jiuk. bl. 45.<br />
(b) Zie BARKEY Aantak, op HASSENKAMPS Bewijs van het<br />
Kanonijk gezag enz. bladz, 60. volgg.
DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. 45<br />
gewoond zal hebben, toen JÓSEF haar na Egypte<br />
geleidde, om de lagen en het geweld van HE<br />
RODES te ontgaan , het is een vierkantig vertrek,<br />
met fteenen bevloerd, waar van de reiziger<br />
DE BRUYNO) eene aftekening gegeven<br />
heeft. Ook ziet men daar eene fontein of waterput<br />
, l<br />
in welke de Heilige Maagd de luiren van<br />
haar kind zou gewasfchen hebben. Anderen<br />
voegen daarbij , dat dit water , in eenen tijd,<br />
als JOSEF en MAR 1 a dorftig waren, van zelve,<br />
onverwachts, uit de aarde zou ontfprongen zijn,<br />
tot lesfing van hunnen dorst. Ook wordt aan<br />
deszelfs water eene genezende kracht toegefchreven.<br />
Trouwens , het water, hetwelk hier overal<br />
gevonden wordt , als men flechts vier voeten<br />
diep in de aarde fpit, is zeer voortreflijk<br />
(b). Nog voegen er de Christenen in<br />
deze landftreekbij, dat, toen JOSEF en MARIÜ,<br />
met het kind JESUS, aankwamen , zich een<br />
boom opende, en hol werdt, om hun tot eene<br />
fchmlplaats tegen verfcheiden godloze lieden te<br />
verftrekken. De Kopten willen zelfs nog dien<br />
hollen boom aanwijzen , welke van die foorc<br />
is, die Faraös vijg , of Sycamorus wordt genoemd<br />
, en zij nemen er. ftukjens van mede tot<br />
reliquiën. Maar de Roomfchen zeggen , dat de<br />
oude boom omgevallen , en door de Monniken<br />
van het Klooster , dat aan Jerufalem behoort<br />
weggevoerd is. (O Van die godloze lieden*<br />
welke de Heilige Maagd , als zij , met haar<br />
kind, in Egypte kwam, niet hadden willen huisvesten<br />
, heeft men zich ook lang diets gemaakt,<br />
(a) Reize bladz. 186.<br />
(A) POCUOKB Reize I, Deel. I. Jiuk. bladz. 43<br />
ie) ïococss I, Deel. \. Jiuk. bladz. 44.<br />
dat,
4tf N<br />
A A R D R IJ K S-K U N D £ ,<br />
dat , tot ftraffe van deze ongeregtigheid , d&<br />
Zoogenaamde Ziganiè'rs, ook anders , met den<br />
naam van Tataren , Gypziè'rs, en Heidenen bekend,<br />
afkomftig zijnde , een arm en zwervend<br />
leven hebben moeten leiden. Deze hebben zich<br />
door alle landen verfpreid , zij zijn zelfs in onze<br />
Nederlanden geweest , en hielden zich op met<br />
goedergeluk zeggen, en bedelen<br />
}<br />
maar fpatteden<br />
dikwijls uit tot openbare dieverijen en<br />
plunderingen , waarom zij , door ftrafoëfeningen,<br />
ten lande uitgedreven en genoegzaam uitgeroeid<br />
zijn , zoodat men er niet meer van verneemt<br />
(«), doch, zedert de gedane onderzoekingenen<br />
ontdekkingen door M. G. G E E L M A N ,<br />
weet men, met vrij goede zekerheid , dat zij uit<br />
Indostan oorfpronglijk zijn , en wel uit de laagfte<br />
kaste der Indianen, die der Suders, waarfchijnlijk<br />
in de jaren 1408 en 1409 , bij de oorlogen van<br />
T I M U R of T A M E E L A N , uit hun land verhuisd.<br />
(Z>)<br />
Dit vlek Mattarea zal, gelijk men wil, opgebouwd<br />
zijn uit de puinhopen der aloude ftad<br />
ON of<br />
HELIOPOLIS,<br />
gelijk de vertaling der LXX. den Hebreemvfchen<br />
naam On altijd door Heliopolis verklaart. Beiden<br />
betekent Zonnejlad, of Stad der Zon, dat is, aan<br />
de<br />
(a) BACHIENE lil. Deel. I. Jiuk. bladz. 165, 166. Vergelijk<br />
de Hedend. Hijlor. of tegenwoordige Staat van alle Volken,<br />
V. Deel. bladz, 50a.<br />
. (b) M. A. GRELMAN , Verhandeling over de HEIDENS, betreffende<br />
hunne herkomst, levenswijze , gefleldheid , zeden ,<br />
en lotgevallen , zedert hunne verfchynlng in Europa. Dordrecht<br />
bij K. Btussé en Zoon 1701, gr, Oft&vo.
DES BIJBELS X. BOEK,; I.HOOFDST. 47<br />
de Zon toegewijd (d): Men vindt dit On reeds<br />
in de gefchiedenis van JOSEF, en wel als eene<br />
ftad, waar men Priesters hadc, gelijk JOSEF met<br />
eene dochter van POTIFERA , Priester te On ,<br />
trouwde, GEN. XLI: 45, 50. en XLVI: 20.<br />
Zij hadt eenen Tempel , aan de Zon gewijd ,<br />
volgends STRABO, ook werdt hier , door de inwoners<br />
een Stier vereerd, die MNEVIS genoemd<br />
werdt , gelijk die te Memfis, APIS heette.<br />
In het III. Deel bladz. 305 hebben wij gezien,<br />
dat fommigen ook Raam/es voor Heliopolis hebben<br />
gehouden , doch ten onrechte. Even min<br />
geloof ik, dar Heliopolis bedoeld wordt, door Ir<br />
Heres JES. XIX: 18. het welk onze gewoone<br />
Nederlandfche vertaling overzet, Stad der verjloring<br />
, anderen Zonneftad , Heliopolis , en wederom<br />
anderen Leeuwenftad, denkende aan Leöntopolis,<br />
alwaar oNia's den Jóodfchen Tempel gefticht<br />
zal hebben , waar wij boven van fpraken. Ik<br />
geloof noch het één noch het ander. De betekenis<br />
van Ir Heres, is bij JESAIS Gelukftad, en<br />
eene 'zinbeeldige benaming , om den voorfpoed ,<br />
en het geluk, te befchrijven, het welk hij éénmaal<br />
aan Egypte belooft , in deze Godfpraak. (Z>) —<br />
Zekerer is het, dat deze ftad JES. XLIII. I 3<br />
.<br />
met den naam Beth - Semes in Egypte, ter onderfcheiding<br />
eener ftad van denzelfden naam in het<br />
Joodfche land , voorkomt, welke naam insgelijks<br />
Zonneftad betekent, alwaar ook de Profeet<br />
van de Zonnezuilen of Obebisken gewaagt, van<br />
wel.<br />
(a) Men zie over de betekenis van On , de Zon, j A-<br />
BLONSKI, 4de terra Gofen%.%. pag. 44, FORSTER Epiftota<br />
Pag- 30-<br />
(*) Men vergelijke de aantetening van HEZEL OP deae<br />
jplaacs.
43 AAR D R IJ K S -KUNDE<br />
welken er zelfs nog heden één overig is, die door<br />
I P O C O C K E en N I E B U H R befehreven worden.<br />
Met eene kleine veriindering wordt zij Aven ge'-<br />
fpeld E Z E C H XXX: 17. Uit dit alles blijkt,<br />
dat deze ftad bij de Egyptenaren On , bij de Hebreën<br />
Betlifemes , bij de Grieken Heliopolis; alle<br />
woorden van dezelfde betekenis, geheten hebbe.<br />
De Arabïfche Schrijvers noemen deze ftad Ain<br />
Schams (Zonnebron). Het fchijnt ook, dat zij<br />
aan haar den naam 'Mefr gegeven hebben.<br />
Zij lag omtrent een uur gaans Oostwaard van<br />
den Nyl. Men ziet hare puinhopen , dicht bij<br />
het dorp Matarè Noord-noord-oostelijk , omtrent<br />
twee uuren van Kaïro. - Doch , er is niets meer<br />
van overig , dan groote dammen en heuvels ,<br />
waar in men zeer vele kleine ftükken marmer ,<br />
graniet, en fcherven vind, eenige overblijfzelen<br />
van eenen Sphinx, en een' nog overeind ftaande<br />
Pronkkegel, die voor de later inwoneren misfchien<br />
te zwaar, om te vervoeren, geweest is. (a}<br />
De verwoesting dezer ftad , en der Zonnezui-<br />
Ien aldaar , is, door den Koning N E B U K A D N E -<br />
Z A R , volgends J E R E M I A ' S voorzegging, T E R .<br />
XLIII: 13. gefchied , en voords , volgends<br />
STRABO, door K A M B Y Z E S , Koning van Perfië,<br />
voltooid.<br />
Laat ons verder de overige fteden van Egypte<br />
befchrijven , welke in de Bijbelboeken voorkomen.<br />
Men vindt ze meest in de Voorzeggingen<br />
van J E R E M I Ü en E Z E C H I C L , welke van<br />
de verwoestingen van Egypte door N E B U K A » -<br />
K E Z A R handelen. Wij zullen derzelver befchrijving<br />
voor 's hands opvatten.<br />
K o<br />
{a) NIEBUHR Reize I. Deel, bladz. p6. Vergelijk ÏO-<br />
COCKE I. Deel. I, Jiuk. bladz. 4!. volgg.
DES BIJBELS. X. BOEK. I. HOOFDST. 49<br />
NO of<br />
N O - A M O N<br />
komt voor JEREMIS XLVI: 25. EZECH.<br />
XXX: 14, 15, 16. NAHUM: III: 18. Somtijds<br />
enkel No , fomtijds No-Amon , welk laatfte<br />
woord de Nederlandfche overzetting, door menigte<br />
, of de volkrijke ,• vertaalt; fchoon het Hebreeuwfche<br />
woord deze betekenis niet heeft.<br />
Niets is eigenaartiger, dan dat dit Amon betrekking<br />
heeft tot, of wel dezelfde naam is, als Amon<br />
of Ammon, den naam van den Egyptifchen Afgod,<br />
die ook Jupiter Amon genoemd wordt, en die te<br />
Thebe , in Opper - Egypte , zijnen prachtigften<br />
Tempel hadt, waarom die Had bij de Grieken<br />
Diospolis genoemd werdt, Jupiters-ftad, dan zal<br />
men NAHUM III: 8. No-Ammon of Amons-No<br />
moeten behouden, en JEB. XLVI: 25. en EZECH.<br />
XXX: 15. zal de voorzegging bijzonder den Afgod<br />
Amon te No bedoelen, welken God bezoeken<br />
zou, en die uitgeroeid zal worden. En , in de<br />
daad , de Griekfche vertaling der LXX. zetten<br />
voor No , Amen - No , en No • Amon den naam<br />
Diospolis. Het is waar EZECII. XXX: 15. zetten<br />
zij daar voor Memfis ; doch, daar uit moeten<br />
wij niet befluiten , dat zij onzeker waren, welke<br />
ftad door No gemeend wordt, dewijl het zeer<br />
mogelijk is , dat zij,te dier plaatze, Nof, in plaats<br />
van No, gelezen hebben, ten minden, zij wisten<br />
te wel, dat Memfis , Nof heette , dan dat zij<br />
No voor Memfis zouden genomen hebben. No is<br />
dan, volgends de LXX, Diospolis, of het aloude<br />
zoo vermaarde Thebe van Egypte, het welk gelegen<br />
was in het bovenfte deel van Egypte, op 25<br />
en 1 halve graad N. Breedte, aan de oevers van<br />
den Nyl, van ouds vermaard , door zijne grootte<br />
en volkrijkheid. Volgends DIOJÏORUS SI-<br />
VI. Deel, J3<br />
C Ü.
5© A A R D R IJ KS-KUNDE<br />
cu LUS hadt de ftad omtrent XVIII. mijlen in<br />
den omtrek, STKABO zegt, dat zij zich tien<br />
mijlen in de lengte uitftrekte. Bijzonder is de<br />
ftad vermaard door hare 100 poorten , uit elke<br />
van welken , volgens den Dichter HOMERUS ,<br />
zoo als men hem gemeenlijk verftaat, 10,000. gewapenden<br />
uittrokken. Teewijl anderen eene andere<br />
uitlegging aan de woorden van dien Dichter<br />
geven, echter zoo, dat, volgends de zachtfte<br />
uitlegging , in HOMERUS tijd 20,000 ruiters<br />
aldaar in bezetting lagen, welke 100 fiallen voor<br />
hunne paarden hadden. O) — Insgelijks is zij<br />
vermaard door het beeld van MEMNON, het<br />
welk , men zegt , dat de opkomende zon gewoon<br />
was te begroeten (b). Niettegenftaande<br />
deze ftad reeds heel vroeg , ten tijde der Asfyriërs<br />
, misfchien door SALMANASSAR, NAHUM<br />
III: 8. door de Babyloniers , onder NEBUKAD-<br />
NEzAR,, en eindelijk door de Per/en, onder KAM-<br />
BYZES , verfcheiden belegeringen en verwoestingen<br />
heeft moeten ondergaan , vinden echter<br />
de Reizigers aldaar prachtige puinhopen en<br />
bouwvallen,welke van hare vorige grootheid getuigen<br />
(
DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. s*<br />
geheel Egypte zij, in de aangehaalde plaatzen der<br />
Profeeten. HIERONYMUS en de Latynfche vertaling<br />
, reeds voorgegaan door den Chaldeeuwfchen<br />
Uitbreider, JONATHAN, zetten voor NO<br />
A L E X A N D R l ë ,<br />
en zij worden daarin door fommige latër Aardrijkskundigen<br />
(#) gevolgd, om geene andere reden,<br />
dan omdat No bij NA HU M III: 8. omfchreven<br />
wordt, als „ eene ftad in de rivieren, en die<br />
„ rondom heen water heeft, welker voormuur de<br />
„ zee is,en derzelver muur van zee,"daar echter<br />
Thebe of Diospolis , flechts aan ééne rivier lag ,<br />
te weten den Nyl, en zeer verre van de zee afgefcheiden.<br />
Maar, men hadt kunnen weten,<br />
dat het meervouwig getal, rivieren of Jlroomen,<br />
bij uitnemendheid , van den Nyl gebruikt, en<br />
dat deze rivier, uit hoofde van hare overftromingen,<br />
die het land tot eene zee, en eene ftad<br />
als Thebe ongenaakbaar maakten , geduurende<br />
een groot gedeelte van het jaar , meermalen bij<br />
de Egyptenaren , en ook in de Schriften des Ouden<br />
Testaments, eene zèe genoemd wordt. Men<br />
vergelijke de plaatzen JOB XLI: »3. JES. XIX: 5.<br />
EZECH. XXXII: 2. enz. Hier is der halven geene<br />
de minfte reden , om aan Alexandrië', eene<br />
nieuwe ftad , eerst door ALEXANDER den Grooten<br />
gefticht, naarwien zij ook den naam gekregen<br />
heeft, te denken. Alhoewel het ook waar<br />
zij, dat ALEXANDER niet eene geheel nieuwe<br />
ftad mogt hebben aangelegd , maar het oude<br />
Rhaeotia vernieuwd , en vergroot hebbe; dewijl<br />
(
52 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
wijl toch dit Rhacotia nooit naar dien roem gedongen<br />
heeft, met welken No en No.Amonin<br />
de Schriften der Profeeten verfchijnt, en die ons<br />
het vermaarde Thebe kenmerkt.<br />
Ik maak echter hier te liever gewag van A-<br />
lexandrië, omdat deze ftad toch in de Boeken<br />
van het Nieuwe Testament bekend is, zijnde zij<br />
toen de hoofdftad van Egypte. — ALEXANDER<br />
de Groote, hadt deze haven , met een doorzichtig<br />
oog, uitgekozen , om er den koophandel<br />
van de drie toen bekende werelddeelen , als in<br />
eén middenpunt, faam te brengen , en van daar<br />
eenen weldaadigen invloed allerwegen te laten<br />
verbreiden. De ftad Alexandrië, thans bij de<br />
Arabieren en Turken, Scanderïë, ligt thans op<br />
eene land-engte, tusfchen een Schier - eiland, en<br />
den ouden ftadsmuur, en tusfchen de beide havens<br />
, onder de Poolshoogte van 31 0<br />
12', omtrent<br />
10 uuren ten Westen van den Nyl, aan<br />
de Middellandfche zee. Schoon de handel der<br />
vreemdelingen met de inwoners van Alexandrië<br />
niet zeer groot is , is nogthans Alexandrië de<br />
ltapelplaats van eenen vrij aanmerklijken handel<br />
Zij is de poort voor alle de waaren , die uit<br />
Egypte ma. de Middellandfche zee gevoerd worden,<br />
uitgezonderd de rijst van Damiate. De Eu.<br />
ropeanen hebben er komtooiren , daar de fa&oors<br />
onze koopmanfchappen vermangelen. Men vindt<br />
er altijd fchepen van Marfeille, Livorno, Venetië<br />
, Ragufa, en uit de Staaten van den grooten<br />
Heer ; maar
DES BIJBÜLS. X. BOEK, I. HOOFDST. 53<br />
ren en toorens, die den omtrek van het oude<br />
Alexandrië vormden.<br />
:<br />
Doch, ik kan mij in geene verdere befchrijving<br />
hier inlaten, noch wijdlopiger van de vermaarde<br />
Pilaren van POMPEJUS (a) , en KLEQ-<br />
PATRA , van de Katacomben , of onderaardfche gewelven<br />
, fpreken, men leze hier over de Reizigers.<br />
Ik bepaal mij alleen tot die bijzonderheden<br />
, welke betrekking hebben , tot deze en<br />
gene plaatzen van het N. Testament. Vooreerst,<br />
weet men , hoe vele Jooden te Alexandrië zich<br />
hadden nedergeflagen , onder de Ptolemeusfen,<br />
zoodat de Egyptifche en P alcefiynjche Jooden, als<br />
't ware, twee klasfen van het zelfde volk, vervolgends,<br />
hebben uitgemaakt, geen wonder derhalven<br />
, dat men HANDEL. VI: 9. gewag vindt<br />
gemaakt van eene afzonderlijke Synagoge der<br />
Alexandrynfche Jooden , die Jerufalem, op de<br />
hooge Feesten, bezochten; deze Jooden van A-<br />
lexandrië fpraken de Griekfche taal , en zij bevlijtigden<br />
zich om den roem van welfprekendheid,<br />
van Wijsgeerte enz. te bejagen , meer dan<br />
de Palcsjiynfche Jooden , gelijk onder anderen uit<br />
de Apokrijfe Boeken, het Boek der Wijsheid en de<br />
Zeden/peuken van JESUS SIRACHS, bekend kan<br />
zijn, dus was A POL LOS, een Jood van Alexandrië<br />
, die het Christendom omhelsde , een welfprekend<br />
en verftandig man, HANDEL XVIII:<br />
24 volgg. Ten tweeden , uit hoofde van den<br />
fter-<br />
(a) Gelijk men gemeenlijk gelooft, maar volgends SA-<br />
YART, Brieven over Egypte I. Deel. bladz. 4.4. zal deze pilaar<br />
aan den Keizer s E V E R V S behoren, anderen denken aan<br />
den Keizer' VBSPASIAAN enz. Men zie de aantekening ran<br />
den Nederlandfchen Vertaler op de aangehaalde plaat» van<br />
* AV ART,<br />
D 3
54 A A R D R I J K S K U N D E<br />
Herken Koophandel, kan het ons niet bevreemden<br />
, dat wij , in de Reize van pAU LUS na Rome<br />
, tweemalen een fchip van Alexandrië vinden<br />
, het één, waarmede hij op Melite fchip -<br />
breuk leedt , en het ander , waarmede hij , na<br />
dat de winter verlopen was , van daar , de reize<br />
voortzette , na het vaste land van Italië, HANDEL.<br />
XXVII: 6. XXVIII: u.<br />
Al vroeg was het Christendom ook te Alexandrië<br />
bekend, de Kerkelijke Gefchied - Schriften<br />
gewagen, dat de Euangelist MARKUS aldaar het<br />
eerst de leere van CHRISTUS zal gepredikt hebben<br />
, ja, dat hij de eerfte Bisfchop van de gemeente<br />
aldaar zal geweest zijn , en den marteldood<br />
geleden hebben ; doch , dat zijne beenderen<br />
overgebracht zullen zijn na Venetië, geduurende<br />
de kruistogten , en aldaar in de St. Markus<br />
kerk begraven. Naderhand is er te Alexandrië<br />
een Patriarchaat gevestigd, aan het welk al-<br />
Je de Metropolitanen der bijzondere Provintiën van<br />
Afrika, benevens hunne onderhorige Bisfchoppen<br />
, onderworpen waren. Ook plagt er de Patriarch<br />
der Kopten zijn verblijf te houden , die<br />
nu zijnen zetel te Kaïro heeft. Men vindt eene<br />
aftekening van de tegenwoordige gefïeldheid dezer<br />
ftad, in de Reizen van KORN. DE BRUYN,<br />
bladz. 237— 241.<br />
SIN<br />
is eene Egyptifche ftad, welke bij EZECHiët voorkomt,<br />
EZECH. XXX : 15, 16. en die door de LXX. Overzetters<br />
vs. 15. Sais genoemd wordt, eene ftad, in<br />
Neder - Egypte gelegen , tusfchen de armen van<br />
den Nyl («), hoewel het onzeker is, of deze<br />
door<br />
(
BES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 55<br />
door hen bedoeld zij , of eene andere, die wij<br />
thans niet kennen. De Latijnfche Vertaling heeft<br />
daarvoor gezet Pelufium. Men heeft derhalven<br />
onder de laater Uitleggers partij getrokken<br />
, en fommigen hebben , met de Latijnfche<br />
vertaling en HIERONYMUS , door Sin, Pelufium<br />
en geene andere ftad willen verftaan , terwijl<br />
anderen Sin door Syëne , of het hedendaagfche<br />
Asjevan, verklaren (a). Laat ons onderzoeken.<br />
Sin is de naam eener woestijn , in welke de<br />
Ifraëliten kwamen kort na hunnen doortogt door<br />
de Roode zee , van deze woestijn , welke met ons<br />
Sin niets gemeen heeft, dan den naam, is gefproken<br />
III. Deel bladz. 329, 330. deze woestijn<br />
Sin moet onderfcheiden worden van eene andere<br />
woestijn Sin, uitmakende een gedeelte van de<br />
groote woestijn Paran (TIL Deel bladz. 358.)<br />
Maar hier bij EZECH iè'L is Sin duidelijk de<br />
naam van eene ftad , welke , gelijk wij zeiden ,<br />
door velen voor Pelufium gehouden wordt , en<br />
wel, vooreerst, omdenaamsbetekenis; «Sm betekent,<br />
bij de Hebreën, klei,/lijk,hetzelfde,hetwelk<br />
denaam Pelufium, bij de Grieken, in zijnen oorfprong<br />
, te kennen geeft , gelijk ook de naam<br />
Tineh , of Thin , welke thans aan het oude F#.<br />
lufium gegeven wordt , eene gelijke betekenis<br />
heeft, dewijl de landftreek aldaar zeer laag en<br />
vol van poelen en moerasfen is (Z>). Ten<br />
tweefa)<br />
Voor het eerfte gevoelen verklaart zich zonder eenige<br />
bedenking BACHIENE III. Deel. I. Stuk. bladz. 238. Het<br />
laatfte wordt verdedigd door<br />
Hebr. Part. II. pag.<br />
3 a. feqq,<br />
(O ÏHAW I. Deel. bladz. 36.<br />
MICHACLIS Spicil. Gtegr.<br />
D +
56* . A A R D R I J K S K U N D E<br />
tweeden, Sin heet EZECH. XXX: tè. de flerkte<br />
van Egypte, of, de fleutel van het land. Nu<br />
was m de daad , Pelufium zoodanige fleutel ;<br />
fterk door hare gelegenheid , in eenen drasfen<br />
ê<br />
r ? , a n e e r f t e ftad v a n Egypte , aan den<br />
oostehjkften JNijl-mond, floot en opende zij den<br />
toegang tot geheel Egypte , vveshalven zij ook bij<br />
s ui BAS, en andere oude zoo Griekfche als Romeinfche<br />
Schrijvers , de Sleutel van Egypte pleegt<br />
genoemd te worden. Eindelijk , Sin en Seveene<br />
ot óyene , fchijnen, ten zij men van de punten<br />
wil afwijken , bij EZECHIÊL onderfcheiden<br />
te worden. Zie EZECH. XXIX: 10. en XXX:<br />
o. W Aan MiCHAè'Lis echter komen deze bewijsredenen<br />
niet voldoende voor ; zijne redenen<br />
Z 1<br />
J" : felufium fchijnt bij de Hebreen veeleer<br />
onder den naam Sur begrepen te worden, welke<br />
gemeenlijk de naam van de woeftijn is, ten Oosten<br />
van Egypte, tusfchea dat land en het hnd Kanaan.<br />
Zie ons III. Deel bladz. 323. maar welke ook<br />
CEN. XVI: 7. en 1 SAM. XV: 7. de naam van<br />
eene plaats of ftad fchijnt te zijn, en in de daad,<br />
wanneer in de laatfte plaats gezegd wordt: „ van<br />
„ Havila , tot na den kant van Sur, dat op de<br />
„ Oostzijde van Egypte is, " heeft JOSEFTJS O)<br />
„ van Pelufium in Egypte , tot aan de Roode zee,"<br />
en dan zal de woestijn Sur zijn 'de woestijn Gofar<br />
of Gefar , gelijk zij hedendaagsch genaamd<br />
wordt. Daarenboven beroept hij zich op de<br />
LXX. welke vs. 16. duidelijk Syëne hebben , en<br />
-dit óW, hedendaagsch Asjevan, was, oudtijds,<br />
in de daad , de grootfte Jlerkte en de fleutel van<br />
(a) Vergelijk ook FORSTBR Epifi. pae. s*<br />
(b) Ant. Jud. VI. 7, 3. " ' f f -<br />
Egyp-
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 57<br />
Egypte, in het Zuiden tegen de Ethiöpiërs, alwaar<br />
reeds de oude Koningen van Egypte, gelijk<br />
naderhand de Perfen, en nog laatcr de Romeinen,<br />
eene fterke bezetting tegen de Ethiöpiërs plagten<br />
te houden. Doch, hoe fchijnbaar ook deze redenen<br />
zijn, om Siji niet van Pelufium, maar van<br />
jyëne of Asjevan, te verklaren ; blijft echter nog<br />
fteeds de zwarigheid , dat EZECHiëf,, genoegzaam<br />
op dezelfde plaats, XXIX: 10. en XXX: 6.<br />
Syëne duidelijk heeft, onderfcheiden gefpeld van<br />
Sin, welke zwarigheid niet zoo gemaklijk is weg<br />
te nemen.<br />
J*?.,* 1^ ? l 2 w o r d e n d<br />
' e Siniten genoemd,<br />
zekerlijk bewoners van Sin , en wel volgends<br />
den famenhang, in het Zuiden te zoeken, dus<br />
te onderfcheiden , van de Siniten, door MOSES<br />
gemeld, onder de aframmelingen van KANAÏN<br />
van welken wij gefproken hebben III. Deel bladz.<br />
33. Ook kan men, om die zelfde, behalven andere<br />
redenen, niet, gelijk fommigen, denken aan<br />
de Chinezen. Indien Sin Pelufium is, zullen zij<br />
de bewoners dezer ftad , anders de ingezetenen<br />
van Syëne of Asjevan, zijn. Doch, in beide gevallen<br />
, lchijnen zij genomen te worden , voor<br />
de Egyptenaren in het gemeen , volgends eene<br />
Dichterlijke vrijheid, die een deel voor het geheel<br />
6<br />
ftelt.<br />
Pelufium lag aan den Oosthoek van het meir<br />
Menzalee, in het midden der moerasfen , volgends<br />
STRABO, omtrent twee mijlen van zee.<br />
Zij bloeide reeds lang voor den tijd van HERO-<br />
D o T vs. Zij is meermalen , zedert K A MB Y ZE S<br />
haar bemagtigde, belegerd en ingenomen geworden,<br />
tot zij eindelijk, ten tijde der kruistogten,<br />
door de Christen Vorften geheel verwoest<br />
is geworden.<br />
D 5<br />
Zeer
58 A A R D R I J K S K U N D E<br />
Zeer vele Schrijvers en Reizigers hebben Pelüfmm<br />
voor dezelfde ftad gehouden met<br />
D A M I A T E ,<br />
eene vermaarde ftad , aan éénen van de monden<br />
des Nyls , welke de eerfte volgt na den mond ,<br />
aan welken Pelufium gelegen was (a) , fchoon<br />
het zeker is, dat Damiate eerst tot eenig aanzien<br />
gekomen is , zedert de verwoesting van Pelufium<br />
, en aan eenen anderen tak van den Nyl<br />
ligt. Nog hebben de meeste Reizigers den mis»<br />
flag , dat zij het hedendaagfche Damiate , "het<br />
welk nog eéne der voornaamfte Kooplieden van<br />
Egypte is , verwarren met het oude Damiate ,<br />
het welk zoo beroemd is , in de gefchiedenis<br />
der Kruisvaarten, in welken misflag zelfs SHAW<br />
en NiEBUHR vervallen zijn, daar het echter,<br />
uit de Arabifche Schrijvers, bekend is , dat de<br />
Vorften van Egypte zeiven het oude Damiate<br />
verwoest hebben , opdat er de Christenen zich<br />
niet eindelijk vestigen zouden, en dat de tegenwoordige<br />
ftad , omtrent ander half uur hooger<br />
den Nyl op , is aangelegd geworden. Van het<br />
hedendaagsch Damiate ziet men eene grondtekening<br />
en fraaie afbeelding in het I. Deel der<br />
Reize van NIEBUHR (Z>), alwaar hij ook aantekent<br />
, dat de plaats , alwaar de Nyl met een'<br />
keten zou gefloten geweest zijn, nog kenbaar<br />
zij , dewijl er aan de Noordzijde binnen de ftad<br />
een<br />
(a) Zie SAVARY Brieven ever Egypte I. Deel. bladz. 361.<br />
Onder deze Schrijvers , welke Damiate en Pelufium, voor dezelfde<br />
ftad honden, is ook de Schrijver van de Hedendaagfche<br />
Hijl. of tegentv. Jlaat van alle volken, V. Deel. bladz. 431,<br />
(*) Bladz. 46.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 53<br />
een oude toren is, cn men tégen over aan de<br />
Westzijde des oevers nog de fondamenten van<br />
een' der gelijken toren ziet, waar van alles , wat<br />
boven den grond was , reeds weggenomen is.<br />
Doch, deze torens zijn van later tijd , en door<br />
de Mammelukken geflicht, tot befcherming der<br />
nieuwe ftad. Allerbijzonderst is Damiate onder<br />
ons bekend , door de merkwaardige belegering<br />
en verovering van deze ftad , in het jaar 1219 ,<br />
door de kruisvaarers uit deze Janden, onder hec<br />
bevel van WILLEM, zoon van den Hollandjehen<br />
Graaf FLORIS III. bij welke gelegenheid men<br />
verhaalt., dat die van Haarlem, welke ook dezen<br />
kruistogt hebben bijgewoond , den keten , tusfchen<br />
twee fterke torens, welke de haven der<br />
ftad gefloten hield, door middel van zaagfchepen<br />
, of fchepen , die zagen aan de boeg hadden<br />
, zullen doorgezaagd, en dus de hatfcn geopend<br />
hebben, waar van de bemagtiging der ftad<br />
het gevolg was. Van deze gebeurenis zal het<br />
wapen der ftad eene gedachtenis zijn, zijnde een<br />
zwaard onder een kruis , tusfchen vier ftarren ,<br />
allen van zilver, op een' rooden grond , met<br />
het bijfchrift : Vicit vim virtu's , ook hangen er,<br />
ter gedachtenis, in de groote kerk te Haarlem,<br />
fcheepjens tusfchen twee kastelen met een' ijzeren<br />
ketting verbonden , en de klokjens, die des<br />
avonds, van negen uuren tot half tien , luiden ,<br />
heeten Damiaatjens. Ondertusfchen wordt deze<br />
eer aan de Haarlemmers betwist, door de Friezen<br />
van Dokkum , en de geheele gebeurenis is zeer<br />
twijfelachtig, en met de echte berichten van dien<br />
tijd, niet wel overeen te brengen (a).<br />
Ein-<br />
(a) Zie de Hedend. Hi/i. of tegenw.ftaat van alle volken,<br />
XIV. Deel. bladz. 361, 366. VAN OOSTEN DE BRuyj* , Befchr.<br />
van
6o A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
Eindelijk , indien wij , bij de Hebreeuwiche<br />
punten moeten blijven , is Sin, gelijk wij reeds<br />
gezien hebben, onderfcheiden van<br />
s Y è' N E,<br />
welk Syëne EZECH. XXIX: 10. en XXX : 6.<br />
voorkomt , als de uiterfte ftad van Egypte , ten<br />
Zuiden , gelijk zij ook dus , bij de oude Aardrijks<br />
-kundigen, befchreven wordt, zij was eene<br />
grensvesting, en de fleutel van Egypte, van dien<br />
kant , op de grenzen tegen Nubië, of Mthiöpië.<br />
Zij lag een weinig beneden de groote watervallen<br />
van den Nyl, tegenwoordig heet zij Asfevan ,<br />
het welk eene arme kleine ftad is , met eene<br />
foort van vesting , of liever barakken voor de<br />
Janitzaren onder hunnen bevelhebber («). —<br />
Dat Sy'ene bij BZECHiëL voorkomt als de zuidelijkfte<br />
ftad van Egypte, blijkt, omdat de geheele<br />
uitgeftrektheid van dat land daar omfchreven<br />
wordt, van<br />
M I G D O t<br />
af, tot aan Syëne, tot de grenzen van Cusch of<br />
Ethiopië. Trouwens, niets is duidelijker , dan<br />
dat men, bij EZE CH iër,, in de aangehaalde plaatzen,<br />
Migdol, als den eigen naam eener ftad, nemen<br />
, en niet, als een gemeen woord , vertalen<br />
moet, gelijk onze Nederlandfche Overzetters gedaan<br />
van Haarlem , I. Deel. bladz. 37. WACENAAR Vaderl. Hifi.<br />
II. Deel. bladz. 350. CERISIER , Tafereel enz. I. Deel.<br />
bladz. 269.<br />
(«) Vergelijk MICHACLIS Spie. Geogr. Hebr. Part. II.<br />
P 40. POCOCKB Reize I. Deel. I. Stuk. bladz. 196.
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 61<br />
daan hebben , van den toren Syëne af, hetwelk<br />
geenen zin oplevert. Migdol is hier dezelfde<br />
plaats, welke ook j.EREM. XLIV : i. en XLVI:<br />
14. voorkomt, wordende bij de Griekfche Overzetters<br />
Magdolon gefpeld. Bij gelegenheid van<br />
den uittogt der Ifraëliten EXOD. XIV: 1. NTJM.<br />
XXXIII: 7. ontmoeten wij insgelijks een Migdol,<br />
doch hetwelk wij reeds in ons III. Deel,<br />
bladz. 314. onderfcheiden hebben van deze ftad<br />
Migdol, bij jEREMia en EZECHiët. Het hier<br />
bedoelde Migdol of Magdolon wordt , in de Reisbefchnjving<br />
van ANTONINUS, geplaatst, niet meer<br />
dan Xil. Romeinfche mijlen , dat is , vier uuren<br />
gaans, van de ftad Pelufium (a) , zoo dat zij<br />
vooraan in Egypte, en wel in deszelfs Noord-oostelijkfte<br />
gedeelte , gelegen hebbe. Dit Migdol<br />
is, door den Griekfchen gefchiedfchrijver HERO»<br />
DOTUS, verward met Megiddo , wanneer hij van<br />
den Egyptifchen Koning NECHO fchrijft, dat deze<br />
de Syriërs bij Magdolum overwonnen heeft,<br />
doelende op de nederlage vanjosia, den Koning<br />
van Juda, te Megiddo , waar van wij gefproken<br />
hebben III. Deel bladz. 217. Indien de<br />
Vertaler van FOCOCKES Reizen, CRAMERUS,<br />
hier aan gedacht hadt, zou hij deztm Reiziger<br />
niet van eene dwaling in de namen Megiddo en<br />
Migdol, befchuldigd hebben (£> • Voords<br />
zal de ftad Migdol dezen naam ontvaugen hebben<br />
, niet van de Hebr. betekenis des woords,<br />
een<br />
(a) Niet Palajllna , gelijk, door eene druk-fout, verkeerd<br />
gezet is in ons III. Deel. bladz. 314, welke fout, tot<br />
mijne verwondering , ook de opmerkzaamheid van den<br />
Hoogdmtfchen Vertaler van dit werk , den geleerden ja-<br />
0* 1 s H , ontfnapt is.<br />
(*J POCOCKE Reizt I. Deel. I. Stuk bladz. 34.
62 A A R D R I J K S K U N D E<br />
een toren; maar van eene Egyptifche betekenis ,<br />
eene menigte van heuvelen , als welke hier, naar den<br />
kant van de woeftijnen van Arabië, menigvuldig<br />
zijn (Ö). *<br />
EzECHiè'LXXX: 17. en ook te dezer plaats<br />
flechts alleen, komt nog voor eene Egyptifche ftad<br />
P I - B E S E T H ,<br />
welke daar met Aven of On , dat is, Heliopolis,<br />
wordt gevoegd , en buiten twijfel het Bubafius<br />
of Bubaflis der ouden is, gelijk ook de Griekfche<br />
en Latynfche overzetting hebben. Deze was eene<br />
voorname ftad , in Neder - Egypte , aan den rechter<br />
oever van den oostelijken arm des Nyls. Zij<br />
hadt haren naam naar eene Godheid , welke aldaar<br />
vereerd werdt, en eenen Tempel hadt, waarvan<br />
POCOCKE (è) nog overblijfzels meent ontdekt te<br />
hebben, bij het dorp, thans Benalhasfer genoemd.<br />
SHAW (_c) fchrijft Beshbesh , zo dit dezelfde<br />
plaats is. De Grieken vergeleken deze godheid<br />
met hunne godin DIANA , hoe het zij, de Tempel<br />
wordt door HERODOTÜS als een voortreflijk<br />
gebouw befchreven (_d).<br />
T A C H P A N H E S<br />
komt meer voor, JE REM. II: 16. XLIII: 7,<br />
8, 9. XL1V: 1. EZECH. XXX: 18. Dit is zeker<br />
het Dafne , of Tafne, bij Pelufium der ouden,<br />
(a) FORSTER Epïjl. pag. 20.<br />
(b) Reize I. Deel. L Stak bladz. 40, 41.<br />
(c) Reize II. Deel. bladz. 55.<br />
(d) JABLONSKY Panth. JEgypt, III. 3. 11, pag. tl,<br />
FORSTER. Epiji. pag. 36.<br />
83',
DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.
54<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
niets fraaier s kunnen verbeelden, dan de Iandftreek<br />
aan iedere zijde der rivier Tafnes. De<br />
dorpen liggen zeer dicht aan elkander , en zijn<br />
met fchoone plantaadjen van palmboomen omringd.<br />
De grond is ongemeen vruchtbaar, en ,<br />
als die in de lente groen is , en-er daarenboven<br />
vele planten in vollen bloei ftaan , heeft deze<br />
landouwe een allervernaaaklijkst uitzicht, groot-<br />
Hjks overtreffende de landftreek, die langs den<br />
anderen Nyl-arm ligt.<br />
Men heeft gevraagd , of dit Tachpanhes, ook<br />
ook bij verkorting,<br />
c H A N E s<br />
genoemd zij JES. XXX: 4. weJke naam nergens<br />
anders voorkomt (a). Mi CHAëtis volgt eene<br />
andere lezing, waardoor de eigen naam Chanes,<br />
wegvalt. FOKSTER houdt Chanes voor de<br />
ftad, diecASsiANüs, Thennes noemt, anderen<br />
helderen den naam op uit het Chaldeeuwsch, en<br />
houden dien voor eene benaming der Piramïeden ,<br />
en geloven, dat hij dan hier bij jEsjua ftaat \<br />
voor Memfis , de andere hoofdflad van Egyp~<br />
te (c). — Ik vind geene reden, om , in dtze<br />
onzekerheid , iet te beflisfen.<br />
Eindelijk'ontmoeten wij in de Bijbelfchriften,<br />
het land, pf landfchap<br />
P A T H R O S,<br />
JES. XI: 1. JER. XLIV: 1. 15.<br />
(a) BACHIENE 1. c. b'.adz, 343.<br />
(*) Epiji. pag. 35.<br />
(c) HEZEL Aantekening,<br />
EZECH.XXIX:<br />
14*
CES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.<br />
6g<br />
Ï4.. XXX: 14. Niets is duidelijker , dan dat de<br />
Pathrufim, welke ons onder de Egyptifche {lammen<br />
zijn voorgekomen, V. Deel bladz. 217. en<br />
dit landfchap Pathos, betrekking op eikanderen<br />
hebben , gelijk daar ter plaatze reeds is aangemerkt<br />
; maar niet zoo zeker is het, waar wij het<br />
landfchap Pathos, in Egypte, eigenlijk, te zoeken<br />
hebben. Evenwel is de gedachten van BO-<br />
CHART verre weg de waarfchijnlijkfte ,• welke<br />
meent , dat het landfchap Thebais , hedendaags<br />
Saïd , in Opper • Egypte , het landfchap Pathos<br />
zij, omdat PLINIÜS daar een nomos (Rechtsgebied)<br />
Phaturites heeft , ook gist hij , dat er<br />
nog een overblijfzel van dezen naam zou te vinden<br />
zijn j in de ftad Tathyris, bij PTOIEMEUS,<br />
tegen over Thebe , ten westen van den Nyl $<br />
welke ftad , eigenlijk , Pathyris zou moeten gefchreven<br />
worden. Doch , dit laatfte is geheel<br />
onzeker, meer kracht geeft, misfchien , aan de<br />
gedachten van BOCHART , de naamsbetekenis;<br />
van Pathos , welk woord betekent hei land vtiti<br />
het Zuiden, en dus zeer gepast is , om het landfchap<br />
Thebais , in Opper • Egypte , aan te wijzen<br />
(a) , ook kan men dan begrijpen , hoe die<br />
landfchap Pathos het oude vaderland der Egyptenaren<br />
genoemd wordt EZECH. XXIX: 14. , dewijl<br />
Thebais, als hooger gelegen , lang bevolkt<br />
zal geweest zijn , voor dat het lager gedeelte<br />
Van Egypte, wegens zijne moerasfen , bewoonbaar<br />
zal geweest zijn.<br />
- Misfchien kan men nog, als tot Egypte behorende,<br />
rekenen<br />
(a) JABLONSKY PaPTk. JEgypt. V. 3. $. pag. lia, IJ|;<br />
T O R S T E R Epijt. pag is, 16.<br />
VI. Deel.<br />
E
66 A A R D R I J K S K U N D E<br />
PUI, of PHUL<br />
JES. LXVI : 19. indien namenlijk dit Pul of<br />
Phul zij het eiland Philee in den Nyl, op de<br />
alleruiterfle grenzen van Egypte , bezuiden de<br />
watervallen vin den Nyl, en dus grenzende tegen<br />
Nubië; dewijl het woord betekent eene hooge<br />
woning , hebben fommigen gegist , dat Pul<br />
of Ful zou kunnen gefield zijn voor Nubië in het<br />
gemeen {a). De befchrijving van dit Eiland<br />
zelve, vindt men bij POCOCKE (b).<br />
Thans kunnen wij Egypte verlaten , en uit<br />
Afrika in Ajïë overgaan , om de landfchappen,<br />
van dat werelddeel , in den Bijbel gemeld , te<br />
befchrijven. Vooraf echter merk ik hier aan ,<br />
dat ik de rijken ten zuiden van Egypte, onder<br />
den gemeenen naam van Cusch , of ook JEthïó*<br />
pië begrepen , hedendaags, Nubië en Abysfmië,<br />
hier voorbijga , omdat ik reeds daar van , zoo<br />
veel tot opheldering van de Bijbelfche Aardrijkskunde<br />
nodig was , in de voorgaande deelen gezegd<br />
heb, gelijk wij ook, toen wij van de zoonen<br />
van JOK TAN fpraken , gelegenheid gehad<br />
hebben , om het nodige tot ons oogmerk, aangaande<br />
het landfchap Temen, of gelukkig Arabië ,<br />
bij te brengen , alleen kunnen wij niet afzijn ,<br />
hier melding te maken van<br />
c u s of de K u B 1 ë R s,<br />
die EZECH. XXX: 5. als bondgenoten der Egyptenaren<br />
voorkomen. Echter kan ik van deze<br />
(a) FORSTE» Ep'iJ). pag. 36.<br />
Reize I. Deel. I, Stuk. bladz. 203. Volgg.
DU BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 6?<br />
Kubiërs niets meer zeggen , dan het geen MI-<br />
CHAëLis op deze plaats heeft aangetekend, dat<br />
het een zeer zuidelijk volk zal geweest zijn, aan<br />
de Indifche zee, hetwelk of aan Egypte hulptroepen<br />
verhuurde, of onder de Egyptenaren ftondt.<br />
Omftreeks den agtften graad Noorder -breedte,<br />
hebben de oude Aardrijks-befchrijvers aan de indifche<br />
zee Kube, eene 'koop- of handelftad. Uit<br />
de_ nieuwe Land- en Reisbefchrijveren, kunnen<br />
wij hier geene ophelderingen ontleenen.<br />
TWEEDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Babylonië of Chaldeë*<br />
Oostwaards v^n Woest - At•abië, den Èufraat<br />
overgaande, vindt men het landfchap van Babel,<br />
zoo vermaard in de gefchiedenisfen des Eijbels,<br />
en in de Profetifche Schriften, gelegen op de Noor*<br />
der Breedte van 20 tot 33 graden, tusfchen den<br />
Eufraat en Tigris , zich uitftrekkende tot aan<br />
de golf jan Perfië ten Zuiden, hebbende, gelijk<br />
gezegd is, Woest-Arabië ten Westen, Mefoptr*<br />
tamie ten Noorden, en Perfië ten Oosten. Hedendaagsch<br />
is het eene Tmkfche Provintie , Prak<br />
Arabi, of het Arabisch Irak, welke naam Irak.<br />
met den naam der oude ftad Erech, GEN. X: 10.<br />
volgends HERBELOT, eenige gemeenfchap heeft,<br />
waar van in het vervolg nader, (a) ook wel<br />
Irak<br />
(a) Üit wordt door defS Heer iueaxéus tegengefprokeo.<br />
Ooft. Bibl. m Dtel. bladz. '$ * *<br />
K 2
O'S<br />
A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
Irak Babeli , of ook eenvouwig Irak genoemd l<br />
zijnde in twee Pafchaliks, of Landvoogdijen, ver<br />
deeld, de Landvoogdij van Bagdad, aan de rivier<br />
den Tigris , en van Balfora of Basfora , aan<br />
de Golf van Perfië.<br />
In de alleroudfte tijden , werdt dit landfchap<br />
genoemd Sinear , of de vlakte van Sinear c EN. X:<br />
10. XI: 2. XIV: r. DAN. I: 2. van welke wij<br />
gefproken hebben V. Deel bladz. 159. Met dezen<br />
naam" was het nog bekend, ten tijde van ABRA<br />
HAM, in'wiens leeftijd wij, onder de verbonden<br />
Koningen , die eenen krijgstogt tegen den Koningvan<br />
Sodom, en zijne bondgenoten, deeden, GEN.<br />
XIV: 1. AMRAFEL, Koning van Sine'dr, gemeld<br />
vinden. Men vindt ook den naam nog in later<br />
tijd , doch alleen bij Profeeten in den Dichterlijken<br />
ftijl<br />
y<br />
voor Babylonië, ten zij de naam<br />
toen meer bijzonder als van een gedeelte van Babylonië<br />
gebruikt zij geworden, JES. XI: 11.<br />
ZACH. V: ir.<br />
Eenmaal, zoo veel ik weet , wordt dit landfchap<br />
, doch insgelijks bij eenen Profeet , in den<br />
Dichterlijken ftijl , genoemd het land van N1M-<br />
ROD, MICHA V: 5, omdat, naamlijk, NIMROD,<br />
hier in dit landfchap , de grondflagen van het<br />
Babylonisch rijk , het oudfte rijk der wereld , legde,<br />
GEN. X: 10.<br />
De meest gewoone naam echter van dit landfchap,<br />
in den Bijbel, is Babcl, of Babylonië , en<br />
Chaldeë. De eerfte naam is gewis de oudfte,<br />
naar Babel, zoo als de toren , welks mislukte<br />
bouw de menfchen over de aarde verftrooide ,<br />
en de fpraken verwarde , en de ftad , vervolgends<br />
bij dien toren aangelegd , en die in later<br />
eeuwen tot zoo hogen top van vermaardheid<br />
geftegen is, genoemd werdt, ter gedachtenis<br />
van
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 69<br />
van deze gebeurenis, GEN. XI: 9. Zelfs nog<br />
ten tijde van den Joodfchen Koning HisKia,<br />
draagt dit landfchap geen' anderen naam dan Babel,<br />
wordende MERODACH of BERODACH BA-<br />
IADAN eenvouwig Koning van Babel genoemd,<br />
2 KON. XX: 12. vergel JES. XXXIX: 1. In<br />
het voorbijgaan ,* moet ik hier eenen misflag<br />
aanmerken van BACHIENE, wanneer hij meent,<br />
dat JER. L: 2. het geheele rijk van Babel, naar<br />
dezen Koning MERODACH, Metodach , zal genoemd<br />
zijn O), daar het duidelijk is, dat<br />
MERODACH, te dier plaatze, bij BEL gevoegd,<br />
evengelijk die, de naam van eenen Babylonifchen<br />
Afgod is, JES. XLVI: 1. heeft men daar<br />
voor BEL en NEBO.<br />
Eerst later, en wel zedert den tijd van NA-<br />
BOPOLASSAR, vader van NEBUKADNEZAR<br />
den grooten, eerflen grondlegger van het nieuw<br />
Babylonisch rijk, komt de naam van Chaldea,<br />
en Chaldeën voor , van dit landfchap en deszelfs<br />
bewoners , die in het vervolg , dan Babyloniërs,<br />
dan Chaldeën, heeten. Dus komt Chaldeë<br />
voor EZECH. XI: 24. XVI: 29. XXIII: 15,<br />
16. De beide benamingen Babel en Chaldeën,<br />
worden dan dikwijls faamgevoegd en verwisfeld<br />
JES. XLVIII;<br />
I 4, 20. JER. L: 1. LI: 24.<br />
EZECH. XII: 13. enz. Bij ongewijde Schrijvers<br />
wordt Babyloniëen Chaldeë fomtijds als twee<br />
deelen van het geheel, dat is , als twee hoofdlandfchappen<br />
van hetzelfde rijk, befchreven, zoo<br />
dat het gedeelte, dat naast aan Arabië paalde ,<br />
en aan de Perfifche zee, bijzonder den naam<br />
Chaldeë voert, gelijk het dus ook in de kaarten<br />
(a) III. Deel. II. Stuk bladz. 551.<br />
E 3<br />
van
70 A A R D R IJ KS-KUNDE<br />
van PTOLEMEUS afzonderlijk wordt aangewezen.<br />
Hier zal het dan de rechte plaats zijn , om<br />
van de<br />
C H A L D E è ' N<br />
te fpreken. Het is zelfs uit verfcheiden Bijbelplaatzen<br />
duidelijk , dat de Chaldeën in Babylonië<br />
niet geweest zijn de oorfpronglijke inwoners van<br />
dat landfchap. Dns lezen wij van hun JES.<br />
XXIII; 13, zoo als ik dit vers vertaald heb :<br />
„ Zie der Chaldeën land ! -M voormaals niet onder volken<br />
,, Geteld, toen Asfur 't in moerasfrn heeft geplaatst."<br />
Waarmede ons , duidelijk , bericht wordt,<br />
dat de Chaldeën door de Jsfyriërs, in de lage<br />
moerasfige landen aan den Eu/raat, bij den uitloop<br />
van deze rivier, als eene volkplanting ,<br />
geplaatst zijn geworden, makende zij voorheen<br />
geen volk uit, ten minden geen volk , dat in<br />
vaste woonplaatsen gevestigd was, maar zijnde<br />
een omzwervend volk , hetwelk van elders zijren<br />
oorfprong hadt. Anders waren zij, ten aanzien<br />
van hunnen oorfprong en vaderland, waaruit<br />
zij na Babylonië gekomen zijn, een oud volk,<br />
JER. V: IS. maar in Babylonië eene nieuwe volkplanting.<br />
Wanneer de vestiging der Chaldeën in Babyk"<br />
nië gebeurd zij, kan niet wel bepaald worden,<br />
omdat ons de gefchiedkundige berichten ontbreken.<br />
Misfchien was NABONASSAR, met wien<br />
eene vermaarde tijdrekening bij de Babyloniërs<br />
haren aanvang neemt, het hoofd der Chaldeën<br />
geweest, die door den Asfyrifchen Koning PUL,<br />
ais eene volkplanting van de Jsfyriërs afhang-<br />
Jjjlc , in Babylonië -woonplaatzen ontvangen hebben.
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 71<br />
ben. Doch hunne onderneming , waar door z'rj<br />
zich van de Jsfyriërs onafhanglijk niet alleen ,<br />
maar ook meesters van Babylonië, gemaakt hebben,<br />
is eerst voorgevallen na de tijden van HIS-<br />
Kia, gelijk wij zoo even gezien hebben, dat<br />
toen nog het landfchap niet Chaldeë , maar Babel,<br />
genoemd werdt, en voor NEBÜKADKEZAR,<br />
welke Koning van Babel, uitdruklijk, een Chal~<br />
deër EZRA V: 12. zijn rijk Chaldeë, en zijne<br />
krijgsmagt, het leger der Chaldeën, genoemd<br />
wordt JER. XXI: 4, 9. XXII: 25. XXXII: 24,<br />
25. XXXVII: 5, 10, 11 enz. XXXIX. Vergelijk<br />
ook * CHRON. XXXVI: 27. en in de<br />
daad, de vader van dezen Vorst, NABOPOLAS-<br />
SAR, komt, in de gewijde en ongewijde gefchiedenisfen,<br />
voor ,als de eerfte grondlegger van<br />
de heerfchappij der Chaldeën in Babyloniën.<br />
Dat de Chaldëen, oorfpronglijk, een volk waren<br />
, uit verre landen , hebbende eene vreemde<br />
taal en fpraak, zegt ons JEREMIS V: 25. en, in de<br />
daad, de taal der Chaldeën, was niet die, welke wij<br />
heden nog gemeenlijk de Chaldeeuwfche noemen,<br />
waar in DAMICE, en eenige Hoofd/lukken van EZRA<br />
befchreven zijn, want dit is eigenlijk Arameïsch,<br />
en fiechts een onderfcheiden tongval van dezelfde<br />
ooripronglijke moedertaal, als het Hebreeuwsch<br />
enz. , maar eene geheel vreemde en voor de<br />
Hebreën onverftaanbare taal, in welke DANISL<br />
onderwezen moest worden , DAN. 1: en welke,<br />
uit de overblijfzelen , die wij er in den Bijbel<br />
van vinden, gedacht wordt,overeenkomst te hebben<br />
met de Slavonifche taal (a).<br />
Bijzonder geven verfcheiden plaatzen van JE-<br />
RE-<br />
(«) M1 c BAér. 11 Spk. Geogr. Part. 2, pag. 86. volgg.<br />
E 4
72 A A R D R I J K S K U N D E<br />
REMia en E z F. c H I è' L te kennen , dat de ChaU<br />
deen, oorfpronglijk, een volk zijn uit het Noorden,<br />
JER. XV: 12. Deze beide Profeeten laten de Chaldeën<br />
, onder NEBUKADNEZAR, uit het Noorden<br />
aanrukken tegen Juda en Jerufalem, JER. 1: 14.<br />
IV: 6. VI: f. X: 22. Xlll: 20. EZECH. XXVI:<br />
7. Het is waar, NEBUKADNEZAR rukte, van<br />
de Noordzijde, het land der Jooden in , doch de-<br />
Ze bijzonderheid alleen voldoet niet aan alle de<br />
kracht der uitdrukkingen , welke de Profeeten<br />
hier gebruiken, ten zij men tevens denke, dat de<br />
Chaldeën, fchoon Babylonië eigenlijk Oostwaarts<br />
van Palceftina lag, in de daad, uit het Noorden<br />
porfpronglijk zijn geweest. Bij voorbeeld , dus<br />
voorzegt JER. VI: 22.<br />
„Daarkomt,daar komt een volk, daarukhetNoorderland;<br />
„ Een magtig volk mkt aan van '« aardrijks verfte grenzen."<br />
De Profeet H A B A K U K , naar het fchijnt, een<br />
tijdgenoot van den Joodfchen Koning josia, fpreekc<br />
Hoofdfi. I. in denzelfden zin, van de Chaldeën ,<br />
als een omzwervend volk , hetwelk zich allerwege<br />
wendt , tot dat het eindelijk zich op eene<br />
plaats een vast verblijf vestigt , en eene nieuwe<br />
Mogendheid opricht.<br />
De Chaldeën waren derhalven in Babylonië geen<br />
oorfpronglijk , maar van elders der waards overgebracht,<br />
volk, gelijk ook sTETANUS, (Y) uit<br />
PIC^EARCHUS fchrijft, „ dat de Chaldeën, door<br />
4, eenen zekeren Koning van Jsjytië, die CbaU<br />
,', deus zou genoemd zijn , na Babel overger<br />
bracht, en aldaar geplaatst zijn , welke Ko-<br />
3, ning , hij fielt, de veertiende geweest te zijn,<br />
^g) De urbibus ad voc. Chaldteut,
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST.<br />
7 3<br />
v a n<br />
„ na NINÏÏS. " En STRABO ( a ), de Chaldeën<br />
fprekende, merkt aan : Dat iet anders is<br />
„ de natie der Chaldeën, en het landfchap Ba-<br />
„ bylonië, hetwelk door hun bewoond werdt.<br />
Laat ons derhalven naar ander berichten omzien.<br />
In het Boek: van JOB I: 17. lezen wij van ftropende<br />
Chaldeën , welke op de Kamelen van JOB<br />
aanvallen , in drie hoopen , dus vertonen zij<br />
zich hier , als omzervende roofzuchtige volken ,<br />
doch , ten aanzien van hun oorfpronglijk vaderland<br />
, kan men uit deze plaats niets befluiten ,<br />
niet alleen , omdat de LXX. aldaar iet anders, in<br />
plaats van Chaldeën, fchijnen gelezen te hebben ,<br />
maar bijzonder , omdat het verblijf en vaderland<br />
van JOB te zuidelijk gelegen was , dan dat men<br />
de Chaldeën daar of in de nabuurfchap zou kunnen<br />
plaatzen. Zoo veel alleen zien wij uit deze<br />
plaats van JOB , dat de Chaldeën een oud en een<br />
omzwervend volk zijn.<br />
Nog ouder vinden wij Ur der Chaldeën, uit<br />
welke plaats ABRAHAM geroepen werdt , om na<br />
Kanaan te reizen , GEN. XI: 27. XV: 7. enz.<br />
Van dit Ur der Chaldeën , hebben wij gehandeld<br />
V. Deel bladz. 257 volgg. en hetzelve gevonden,<br />
in het Noorden van Mefopotamië; het bijvoegzel,<br />
Ur der Chaldeën , geeft , ongetwijfeld , te kennen<br />
, of dat de Chaldeën in de nabuurfchap dezer<br />
ftad gewoond , of zich aldaar zelve ten dien<br />
pijde onthouden hebben.<br />
De Chaldeën heeten bij de Hebreen Chasdim,<br />
waarvan het eenvouwig getal Chefed is, hierom<br />
hebben foramigen gedacht, dat men CHESED,<br />
den zoon van NAHOR , ABRAHAMS broeder,<br />
GEN. XXII: 20, 21. voor den Stamvader der<br />
Chal'<br />
ia) Libr. XVI.<br />
P5
74 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Chaldeën hebbe te houden, dan dit is even daarom<br />
reeds on waarfchijnlijk , omdat de ftad Ur,<br />
reeds te voren , naar de Chaldeën, als een volk,<br />
toen reeds beftaande, den bijnaam draagt, van<br />
Ur der Chaldeën. (a) Maar ARFAXAD, zoon<br />
van s E M , van wien wij gefproken hebben V.<br />
Deel, bladz. 226. zou hier eer in aanmerking komen;<br />
van hem zegt JOSEFUS (&) „ dat hij den<br />
„ naam gegeven heeft, aan de genen, die nu<br />
„ Chaldeën genoemd worden , zijnde de Stamva-<br />
„ der van dat Volk. " Ook heeft zijn naam *<br />
tooral wanneeermen dien uitfpreekt Arfchasd, of<br />
Jrfchefed, betrekking tot de Chaldeën. BOCHART<br />
meent de overblijfzelen van dien naam te vinden<br />
an het landfchap Arrapachitis , een landfchap van<br />
Asjyrië, tusfchen Armenië en Adiahene. Hier<br />
zou men dus het oorfpronglijk vaderland der<br />
Chaldeën te zoeken hebben. Hier bewoonden zij<br />
het zuidelijk en oostelijk gebergte van Armenië<br />
(c). M 1 c H A ê' E 1 s (d) plaatst het oude Vaderland<br />
der Chaldeën nog noordelijker , in Chabjhië,<br />
of het land der Chalybiërs, bij de Zwarte<br />
Zee, omdat dit landfchap vermaard was door<br />
zijne ijzermijnen, vergelijk JER. XV: 13. maar<br />
daartegen wordt door SCHLÖZER f>) en anderen<br />
aangemerkt, dat, volgends STRABO zeiven,<br />
op wien echter MICHACLIS zich voornaamlijk<br />
beroept, de Chaldeën eerst later in Chalybië<br />
(a) Vergelijk MICHACLIS Spie. Geogr. Part. 11, pag. 47.<br />
»• Not.<br />
(b) Jut Jud. 1.6. 4.<br />
(c) XENOPHON Cyropced. pag. 47—52. putuus H. N. VI. 9.<br />
(d) Spie. Gcogr. part. ïï. pag. 77.<br />
(e) Repertor. für bibl. und Morgenl. lifter. Th. VIII.<br />
No. 5. S. 113 ff
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 75<br />
lybië gekomen , en dat de Chalybiërs daar ouder<br />
Zijn dan de Chaldeën, als ook dat, in het algemeen,<br />
de Noorderlanden beroemd waren wegens hunne<br />
ijzerbergwerken. Hoe het zij , wij kunnen,<br />
met genoegzame zekerheid , het volgende vastftellen.<br />
De Chaldeën, wier oorfpronglijk Vaderland<br />
in het Noorden was , in het Armenisch gebergte<br />
, of hooger Noordwaards, misfchien in<br />
Kurdijlan, wantfommigen gisfen, of niet de Chaldeën<br />
en tegenwoordige Kurden oorfpronglijk hetzelfde<br />
volk zijn, (a) een omzwervend volk, en<br />
roof- en krijgszuchtig, kwamen van tijd tot<br />
tijd zuidwaards , en werden of door den Asfyrifchen<br />
Koning P U L , of door ES AR HADDON, in<br />
het landfchap Babylonië , als eene volkplanting<br />
geplaatst, alwaar zij , onder NABOPOLASSAR,<br />
of N E B U K A D N E Z A R I. vader van NEBUKAD<br />
NEZAR den grooten, zich van dat gantfche land<br />
meestergemaakt, en het groot Babylonisch- ChaU<br />
deeuwfche rijk gedicht hebben , gelijk wij ook<br />
weten, dat dezelfde NABOPOLASSAR, vereênigd<br />
met zijnen bondgenoot KYAXARES I. Koning<br />
van Medië, van het Asfyrisch Keizerrijk,<br />
deszelfs hoofdflad Nineve veroverd hebbende ,<br />
een einde gemaakt heeft Qb~).<br />
Men moet derhalven hier behoorlijk onderfcheiden.<br />
Het aloude rijk van Babel of Babylonië<br />
, is gedicht door NIMROD, zoon van cus,<br />
kleinzoon van C H A M , NOSCHS zoon. Zie ons<br />
V. Deel bladz. 211 volgg. Dit rijk mag men<br />
het rijk der Kufchitcn te Babel noemen, in den<br />
Bij-<br />
(«) MICMAHLIS Oojl. Biblioth. XVII. Deel. bladz, 57. Zie<br />
van de Kurden NIEBUHR. Befckrijving van Arab. bladz. %%,<br />
(b) Vergelijk HEZBL overjas. XXIII: 13.
76 A A R D R I J K S K U N D E<br />
Bijbel heet het het rijk van Sinear, GEN. XIV: r.<br />
van dien tijd af is er, in de gewijde Boeken der<br />
Jooden , een diep ftilzwijgen van Babels ftad en<br />
xijk , alleen wordt van Babel gewaagd PSALM<br />
LXXXVII: 4. doch, dewijl het onzeker is, tot<br />
welken tijd deze Psalm behoort, kan men daar<br />
uit niets befluiten. in de ongewijde gefchiedeuis<br />
verfchijnen de Babyloniers eerst op het toneel<br />
der volken , bij den ondergang van het Asjyrisch<br />
rijk onder den beruchten s ARDA NAPAAL,<br />
wanneer BEL.ESIS, Landvoogd van Babel, met<br />
ARBACES, Landvoogd van Meaiè', zal hebben<br />
faamgefpannen, tegen hunnen Asfyrifchen Oppervorst,<br />
onder tusfchen is de ongewijde gefchiedenis<br />
in de gebeurenisfen der oude Koningrijken,<br />
Asfyrië, Medië, en Babylonië, zeer duister en<br />
verward , en dewijl het hier de plaats niet is ,<br />
om dezelve te ontwikkelen , zeggen wij alleen ,<br />
dat, op de lijst der Asjyrifche en Medifche Koningen<br />
van PI OLEMEUS , NABONASSAR de eerfte<br />
geplaatst wordt, en dat men , met de meeste<br />
waarfchijnlijkheid, gist, dat deze door PUL, of<br />
éénen van zijne opvolgeren in het rijk van Asfyrië,<br />
als hoofd eener Chaldeeuivfche volkplanting,<br />
in het landfchap Babylonië geplaatst is ; echter<br />
bleven de oorfpronglijke bewoners van Babel van<br />
de Chaldeën nog onderfcheiden , zijnde de ééne<br />
en andere aan de Asfyriérs onderworpen , welk<br />
juk echter de Babyloniers ongeern droegen , ten<br />
minften gelijk wij hier voor gezien hebben, ten<br />
tijde van HisKI A, Koning van Juda, komt hun<br />
rijk, onder MERODACH BALADAN, als een oppermagtig<br />
rijk, voor, het welk, na den dood<br />
van SAN HER IB het juk der Asfyriërs afgefchud<br />
hebbende , zich door bondgenootfehappen tegen<br />
hen zocht te verfterken. Doch, kort daarna<br />
heeft
DE* BIJBELS. X. BOEK, !L HOOFDST.<br />
7 7<br />
heeft ESARHADDON, Koning van Jsfyrië, hen<br />
op nieuw de heerfchappij der Jsfyriërs doen erkennen,<br />
tot dat eindelijk NABOPOLASSAR , vader<br />
van NEBUKADNEZAR den grooten, het rijk<br />
der Chaldeën te Babel gefticht, en de oorfpronglijke<br />
Babyloniers aan zich onderworpen hebbende,<br />
tegen de Jsfyriërs is opgeftaan , en met hulp der<br />
Meden het Asfyrisch rijk gefioopt heeft ; zijn<br />
zoon,NEBUKADNEZAR, heeft den naam van Balel<br />
en der Chaldeën vermaard gemaakt, ook ia<br />
de Bijbelboeken, door zijne betrekkingen jegens<br />
het Joodfche volk. Te weten , geduurende dó<br />
laatite belegering van Ninive , hoofdftad des Js-<br />
Jyrifchen rijks; deedt FARAO NECHO, Koning<br />
van Egypteeenen krijgstogt, om zich de verwarringen<br />
in Opper-Af ë te nut te maken, en zijn<br />
gebied tot aan den Eufraat uit te breiden.<br />
2 KON. XXM: 29. wordt gezegd, dat hij dezen<br />
togt deedt tegen den Koning van Jsfyrië,<br />
fommigen hebben dit van NABOPOLASSAR willen<br />
verftaan , die , na de overmeestering van<br />
Ninive , ook Koning van Jsfyrië kon heeten. \<br />
Schoon zoodanige uitlegging zou kunnen plaats<br />
hebben, dewijl er meer dergelijke voorbeelden<br />
zijn, echter is dezelve hier niet nodig. De<br />
togt was , in de daad , gericht tegen de bezittingen<br />
van den Jsfyrifchen Koning, en tegen<br />
dezen Koning zeiven , dewijl Ninive nog niet<br />
over was. Zie IV. Deel bladz. 327, 328.<br />
NECHO, zich van de vesting Karchemis 'zm<br />
den Eufraat hebbende meester gemaakt , zondt<br />
NABOPOLASSAR zijnen zoon NEBUKADNEZAR,<br />
wien hij tot zijnen deelgenoot in de regering<br />
aannam , zoo dat hij nog twee jaaren met zijnen<br />
vader regeerde, waaruit eene verfchillende<br />
telling der regeringsjaren van NEBUKADNEZAR<br />
ont-
?S AARDRIJKSKUNDE<br />
ontftaan is , en tijdrekenkundige zwarigheden i<br />
bij voorbeeld , DAN. I: x. JER. XXV: r. enz.<br />
kunnen worden opgelost, met een leger tegen<br />
de Egyptenaren, De jonge Vorst verfloeg het<br />
Egyptisch leger, en heroverde alle de landfchappen<br />
bewesten den Eufraat , die te voren aan de<br />
Asfyriërs onderworpen waren geweest. Eindelijk,<br />
maakte hij, na herhaalde togten , een einde<br />
van het Koningrijk Juda , verwoestede de<br />
ftad en Tempel van Jerufalem , en voerde de<br />
Jooden na Babel, en andere landfchappen van<br />
zijn rijk, in ballingfchap over , waarna hij zijne<br />
overwinnende wapenen overal rondvoerde , zoo»<br />
dat STRABO bericht, dat hij zelfs tot aan de<br />
pilaren van HERKULES , dat is de ftraat van<br />
Gibraltar, toe, is doorgedrongen (#) , en dus<br />
de heerfchappij der Chaldeën te Babel ten hoogften<br />
top van luister en magt heeft opgevoerd.<br />
Wij lezen van hem vele merkwaardige bijzonderheden<br />
in het boek van DANIÊL.<br />
Niet langer echter dan 70 jaren , duurde de<br />
voorfpoed van dit Chaldeeuwfche rijk. Onder<br />
BEI,SAZAR , die een zoon , dat is, een afftammeling<br />
van NEBUKADNEZAR was, en de NA-<br />
BON NEDUS der ongewijde fchrijveren is, werdt<br />
Babel door CYRUS veroverd, en de heerfchappij<br />
der Chaldeën tot de Perfen overgebracht.<br />
LANDBESCHRYVING.<br />
Babylonië of Chaldeë was een vlak land , de<br />
vlakte Sinear GEN. XI: 21. één van de vruchtbaarfte<br />
landen der wereld , „ de grond , zegt<br />
(a) Geogr. XVI. 1.,<br />
ff<br />
N IE-
DïsBIJBELS. X. BOEK, I7.HOOFDST. 7$<br />
„ NIEBTJHR O) is alöm zeer vruchtbaar, en<br />
„ zou met weinig moeite en kosten, uit den<br />
„ Eufraat en Tigris, kunnen bewaterd worden,<br />
indien er geen gebrek aan inwoners was , en<br />
„ deze maar vermogen hadden. " Velen hebben<br />
ook , uit hoofde van deze vruchtbaarheid ,<br />
in deze oorden beneden Babel, de ligplaats van<br />
het Paradijs gezocht, V Deel bladz. 143. In de<br />
Zuiderlandftreek, naar den kant van Woest -Arabie<br />
, heeft men echter, omdat daar gebrek van<br />
water is, vele woeste en onbekende ftreeken.<br />
„ In dit. land, zegt BUSCHING, (£) van het<br />
landgebied van Bagdad fprekende , zijn wel vele<br />
woeste diftriéien , maar ook zeer vruchtbare ,<br />
zoodat het voor één der beste landen van het<br />
Ostnanisch rijk gehouden wordt. Allerwegen ,<br />
waar geen water ontbreekt, brengt de grond<br />
granen, vruchten, en boomwolle of katoen, voort.<br />
Hier zijn fchone paarden , kamelen, buffel-osfen<br />
en koeijen , gemeene runders en fchapen ,<br />
in grote menigte. In eenige oorden der woestijn<br />
, ontmoet men bij de rivieren leeuwen en<br />
wilde zwijnen, in anderen Gemfen , Gazellen, en<br />
hazen ; en naar den kant van het Kiurdistansch<br />
gebergte, herten , tygers , luipaarden , beeren<br />
, wolven, vosfen , en Chakals. Van gevogelte<br />
heeft men ftruisfen, ganzen , wilde enten,<br />
kraanvogels, patryzen, hazelhoenen, wachtels<br />
, waterhoenen , en andere foorten van watervogels<br />
, die men wel niet eten kan, maar<br />
die wegens hunne gedaante en vederen merkwaardig<br />
zijn. De rivieren zijn vischrijk. " Van<br />
(a) Reize II. Deel. bladz. 278.<br />
(*) JSrdbefih. At.f. ij>6.<br />
het
«o AARDRIJKSKUNDE<br />
het.landfchap Basra of Basfora fprekende , (a*)<br />
zegt hij: ,, OTTER verklaart de lucht te Basra<br />
voor zeer zuiver ; doch, er heerfchen fomtijds<br />
ook kwaade koortzen, die waarfchijnlijk van de<br />
vuile dampen ontdaan , welke de wind uit de<br />
woestijn aanvoert , als die overftroomd is geweest.<br />
Ten tijde van de grootde hitte , waait<br />
gemeenlijk de Noordenwind , welke de nachten<br />
bekoelt ; maar komt de wind uit het Zuiden ,<br />
en houdt hij tweemaal 24 uuren aan, dan maakt<br />
hij demenfchen bijna geheel aamechtig en krachteloos.<br />
Ook waait hier fomtijds de beruchte<br />
wind Samum — Wanneer de wind over het hoogde<br />
zand der woestijn waait , voert hij van den<br />
morgen tot den avond een zeer lastig dof aan,<br />
dat de lucht verduistert, en de oogen befchadigt.<br />
De lucht wordt dan des avonds eerst klaar<br />
en heller, 's Zomers ziet men geene wolken ,<br />
ook valt er dan geen regen , en 's Winters regent<br />
het weinig ; ook valt er geen fneeuw ; als<br />
er eens ijs vriest, ter dikte van een' daalder,<br />
dan heet het een zeer drenge winter. " (Z>)<br />
De Hoofdrivieren van dit land , zijn de Eufraat<br />
en Tigris, van beiden is gefproken V. Deel<br />
bladz. 143 enz. doch beiden ontvangen hier,<br />
of verdeelen zich in verfcheiden kanalen , van<br />
welken fommigen door kunst en vlijt gemaakt<br />
zijn. Men ziet hier uit , waarom er met zoo<br />
veel nadruk gefproken wordt van Sabels rivieren;<br />
en droomen PSALM CXXXVII: I, 2.<br />
Echter vindt men geene bijzondere benamingen<br />
van dezelven in den Bijbel, die men met de he-<br />
den-<br />
(a ) S. 224 , 225.<br />
(b) Men vergelijke NIESUHR Reize It. Deel bladz. mé<br />
van Batra en van Bagdad, bladz. 279.
Dis BIJËELS. X. BOEK, II. HOOFDS^. §1<br />
dëndaagfche kan vergelijken. EZRA VIII: 21S<br />
31. wordt de rivier Ahava gapéïd , welke volgends<br />
vs. 15. door het landfchSp Ahava ftroomde<br />
, doch wij kunnen er geene verdere aanwijzing<br />
van doen. Even mini ook van eene rivier<br />
Sud, welke in het Apokrijfe Boek E A R Ü C H voorkomt<br />
I: 4. Van den Chabor, bij EZECHiè'i,<br />
meermalen gewaagd, zullen wij, in 't vervolg ^<br />
fpreken , dewijl deze tot Mefopotamië behoort»<br />
De Eufraat en Tigris treden, hoewel niet alléjaren<br />
, in den winter zoo fterk buiten 'hunnd<br />
oevers, dat hun water, in den omtrek van Bagdad,<br />
in één loopt. In Augustus, vloeijen zij altijd<br />
over, en overftromen het haast gelegert<br />
hnd.(a) Dewijl het land, ten zuiden, zooV<br />
laag is , hebbeh de ftroomen, en kanalen met<br />
dijken of dammen moeten beteugeld worden, omde<br />
overftroming te verhdeden. Doch , deze dij.<br />
ken bezwijken dikwijls voor het geweld der waters<br />
, wanneer deze groote vlakte wijd en zijd<br />
Onder water ftaat: Ook hebben de Arabiers nu<br />
en dan de dijken aan den Eufraat doorgeftoken*<br />
óm zich door de daar uit ontftane overftroming<br />
tegen den aanval der Turken te beveiligen<br />
Van deze overfiromimgen gewaagt ook de Heilige<br />
Schrift, ten minften , indien ik JER. XVIII: 2.<br />
wel verfta , eh met reden , op den Eufraat , eri<br />
de landen , die deze rivier befpröeit , .mag toe*<br />
pasfen. Zekerer gaat het , dat mèrt , uit déze<br />
bijzonderheid , de bedreiging te duidlijker verftaat<br />
, welke dezelfde Profeet XIV: 23. aan her,<br />
land van Babel doet: Ik zal het maken tüt eeri wateria)<br />
BTJSOHINO Erdbtfch. As. f. aoOi<br />
( b ) Dezelfde, f. aij.<br />
VI. Deel.<br />
F
8a<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
terpoel; 't zal tot een diep moeras en Jlijk verzinken,<br />
hetwelk ook, bij de verovering van Babel,<br />
vervuld is geworcten, gelijk wij zien zullen. Om<br />
die reden fchijnt ook Babylonië JES. XXI: r. de<br />
woestijn aan de zee genoemd te worden. Ook gewaagt<br />
JESUS SIRACHS XXIV: 27, 28. enz. van<br />
deze overllromingen van den Eufraat en Tigerjlroom.<br />
Het land van Babylonië lag ongemeen gefchikt<br />
voor den Koophandel, uit hoofde van de groote<br />
rivieren, den Eufraat en Tigris, op welke laatfte<br />
rivier men eene bijzondere fcheepvaart in gebruik<br />
heeft, die reeds voor lang, op deze rivier, in gebruik<br />
geweest is. Te weten , men vaart , op<br />
vlotten , aan welken van onder eene menigte<br />
bokkenvellen , met opgevulde pijpen , of lederen<br />
zakken , kunftig aan malkander verbonden<br />
, of in malkander gevoegd zijn, die als dan,<br />
in het diepe water, zich ligtelijk om hoog verheffen<br />
, en niet zoo ligt breken, als de fchepen van<br />
hout, wanneer zij tegen rotzen , of harde plaatzen<br />
, die in den Tigris zeer velen zijn, ftooten (a).<br />
NIEBÜHR befchrijft één dezer vaartuigen, Kei-<br />
Iets genaamd, op deze wijze: (b) „ Dit vaartuig<br />
beftaat uit 32 opgeblazen fchapenvellen, vier<br />
in de lengte en acht in de breedte , allen onder<br />
eene horde vastgemaakt. " — Dit hoofde van<br />
den aanzienlijken Koophandel, wordt Babylonië<br />
of Chaldeë, EZECH. XVII: 4. een land genoemd,<br />
waar de Koophandel bloeide, en Babel zelve eene<br />
vermaarde koopftad. Door dezen koophandel<br />
hadt Babel groote fchatten gewonnen, JER. L:<br />
37-<br />
(a) SCIIMIDT Bijb. Geogr. I. Deel bladt, 494 oit DEL LA<br />
T A L L E.<br />
{b) Reize II. Deel bladz. 330.
DES BIJBELS X. BOEK, II. HOOFDST. 83<br />
57. LI: 13. Maar even daar door waren de zeden<br />
bedorven , en de weelde hadc de overhand.<br />
Reeds vroeg leest men jos. VII: 21. van eenen»<br />
Sincaritifchen of Babylonifchen mantel , als een<br />
prachtig en kostbaar kleed , welken ACKAN t»<br />
Jericho voor zich geroofd. en behouden hadt.<br />
Oaaröm wordt Babel, bij perfoonsverbeelding ,<br />
eene dartele fchoone genoemd JES. XLVII: 1, 8. bijzonder<br />
warende Babyloniers wellustig, zelfs in hunne<br />
afgodsdienften , BA KUCH VI: 42, 43. en het<br />
opmerklijk, dat, ten mïnlten onder het gemeene<br />
foort van volk, in die oorden , deze ongebonheid<br />
van zeden nog heden zoo groot is , volgend*<br />
het verhaal van NIEBÜHR (a). — De Babyloniers<br />
en Chaldëen beroemden zich zeer op hunne<br />
wetenfchappen en wijsheid, JES. XLVII: 7, g.<br />
JER. L: 35. LI: 57. inzonderheid was de Starrekunde<br />
hunne geliefdfte wetenfchap, waartoe de<br />
gelegenheid van hun vlak land , en de heldere<br />
hemel, onder welken zij woonden, hun fchoone<br />
gelegenheid gaf. Meest echter misbruikten zij<br />
deze verhevene wetenfchap tot JJïrologie of Starrenkijk<br />
- kunde , of voorzegging uit de geftarnten,<br />
waarbij zij nog vele andere bijgelovige kun*<br />
ften , van wichelarijen , uitlegging van dromen ,<br />
enz. voegden , gelijk uit het Boek van DANIÓ'E,<br />
bekend is, DAN. 11:2. IV: 4. V: 7, 11. Chalde'ër<br />
is zelfs in het vervolg een naam geworden<br />
, met welken men een' StarrerMjker, een' die<br />
fcich op de naarfporing van iemands lotgevallen<br />
Uit zijn gebóorteftond toelegde, aanduidde; gelijk<br />
die zelfs bij Latijnfche Schrijvers zeer gemeen is,<br />
Deze geleerden , . naderhand , onder den naam<br />
van<br />
(«O ff, Deel. klndz. 2:&,<br />
F 2
84 A A R D R I J K S K U N D E<br />
van Magi, bekend , waren in Zekere maatfchappijën<br />
of genootfchappen verëenigd , welke een<br />
Opperhoofd of Voorzitter hadden , tot welke<br />
waardigheid DANlëL verheven werdt, DAN. II:<br />
46". IV: 6.<br />
Geen wonder,daar het bijgeloof onder de Chaldeën<br />
zoo groot was, en door foortgelijke ijdele<br />
kunften , als de Starrenkijk - kunst, enz. werdt<br />
aangekweekt, dat dit volk ook aan de afgoderij<br />
zoo veel was overgegeven , als het meest afgodifche<br />
volk! De bedoeling van den vermaarden<br />
toren te Babel, dien het menschdom , eerst na<br />
den algemeenen vloed , ondernam te bouwen ,<br />
was reeds , om een' naam te maken, om daar<br />
een teken der Godheid op te Hellen , gelijk ten<br />
minften deze uitlegging zeer waarfchijnlijk is (Ö),<br />
men houdt zelfs dezen toren voor denzelfden, die<br />
aan BEL of BELUS toegewijd, door later Vorften<br />
van Babel, benevens den daarbij gevoegden<br />
Tempel, tot eene verbazende hoogte , en zeer<br />
prachtig, is volbouwd, waarvan wij de befchrijving<br />
bij HERODOTUS, en andere Schrijvers, vinden.<br />
Eindelijk , wanneer de heerfchappij der Chaldeën<br />
in haren vollen bloei was, onder NEBUKAD<br />
NEZAR, was zij zeer uitgellrekt, en aanzienljk,<br />
alle de landfchappen van Opper - Afië, en die bewesten<br />
den Eufraat, tot zelfs Egypte en Afrika<br />
toe, waren aan den Babylonifchen fcepter onderworpen<br />
, en hun Koning mogt te recht den naam<br />
van Koning der Koningen, of Keizer, voeren, DAN.<br />
II: 3. IV: 19. dewijl vele Koningen hem hulde<br />
moesten bewijzen, en zijne Vafallen waren 2 KON.<br />
XX:<br />
(«) Zie mijnen Bijbel f er dei. III. Deel bladz, Z% VOlggv
Dis [BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. is<br />
XX: 18. XXV: 28. enz. Doch, niet lang duurde<br />
deze groote heerfchappij, zij was fchielijk opgekomen<br />
, en ging even fchielijk te grond, gelijk<br />
de gefchiedenis leert.<br />
:<br />
De Hoofdflad van de Babylonifche Heerfchappij,<br />
waarnaar zij ook den naam heeft, was<br />
B A B E L ,<br />
of Babyion, in de vlakte van Sinear, aan den<br />
Eufraat, eene overoude flad, welke haren naam<br />
Babel van de Spraakverwarring heeft, GEN. XI: 9.<br />
en NIMROD legde hier den grond<br />
t o C z;j n e n e e r<br />
.<br />
fchappij, GEN. X : 8 , 9- Hoe vermaard nu ook<br />
deze ftad van ouds geweest zij , weet men naauwlijks,<br />
met zekerheid, hare ware ligging aan te wijzen.<br />
De meesten echter denken, op aanwijzing<br />
van LEON. RAUWOLF {a) , dat de ftad gelegen<br />
hebbe ter plaatze , waar nu het vlek Felugo , of<br />
Feluge, gevonden wordt, dewijl aldaar nog de<br />
puinhopen van vele gebouwen te zien zijn. BALBY<br />
vondt, op den weg van Feluge na Bagdad, eerst de<br />
vervallen flad Sendia, en een half uur daarna het<br />
begin der puinhopen van eene ongemeen groote<br />
ftad, die hij voor Babel hieldt. Derzelver begin<br />
heet thans Fachsria, en het einde Durclens. Naast<br />
deze puinhopen reisde hij langer dan een' dag, en<br />
zag, onder anderen, eenige Hukken van een' dikken<br />
muur , een fluk van een' grooten toren ,<br />
en ten laatflen eenen Tempel, van ongelooflijke<br />
hoogte. (2>) „ Dat Babyion in de flreek van<br />
Helle, (eene flad, aan de Westzijde van den Eufraat<br />
,<br />
(a) Bij BACHIEKE III. Deel. II. Stuk. bladz, 556.<br />
Ik) BÜ*CHING Erdbefchr. Af. S. 213, 214.<br />
F s
8.5 A A R D R I J K S - K U N D E -<br />
fraat, op de Poolshoogte van 32*28', 30'') gelegen<br />
hebbe, is buicen allen twijfel, „ zegt NU-<br />
25unK, Ca) ,, want, niet alleen noemen de inwoners<br />
deze ftreek tot op dezen dag Oud-Babel,<br />
maat men vindt hier ook nog overblijfzels van<br />
eene oude ftad , welke geene andere dan Babyion<br />
kan geweest zijn. De laatfte fchijnen zelfs te bewijzen,<br />
dat Hella binnen den omtrek van het oude<br />
Babyion ligt. "<br />
De oude Schrijvers, HERODQTUS, die zelve<br />
te Babyion geweest is, DIODORUS SICULUS ,<br />
T-EINIUS, KURTIUS, enz. geven ons een wijdlopig<br />
bericht van deze ftad , waar uit blijkt, dat<br />
zij ongemeen groot en uitgeftrekt was, hebbende<br />
eenen omtrek, volgends de kleinfte opgave, van<br />
16, maar , volgends anderen,van 20 uuren gaans,<br />
f chad. Te recht dan, wordt deze ftad genoemd<br />
et groote Babel; DAN. IV: 30. En men begrijpt<br />
, hoe , bij de verovering der ftad , de<br />
ééne bode den anderen volgde, om den Koning te<br />
berichten, dat zijne ftad aan het éóne einde was ingenomen,<br />
JER, LI: 31.<br />
Echter was de ftad, volgends KURTIUS, niet<br />
meer, dan voor XC Stadiën, bebouwd , dat is,<br />
gelijk men met waarfchijnlijkheid rekent , omtrent<br />
in-den omtrek van vier uuren gaans. Ook<br />
ftonden, zegt dezelfde Schrijver, de huizen der<br />
Had niet dicht aan elkander gefloten , dewijl<br />
men het veiliger oordeelde , voor brand als anderszins<br />
, dezelven van elkander te verfpreiden.<br />
Al het overige was met boomgaarden, lusthoven<br />
, zaai- en weilanden, vervuld.<br />
Verder hadt de ftad de gedaante van een' gelijk*<br />
(a) Reize II. Deel Uadt. «74.
»ES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 87<br />
lijkzijdigcn en gelijkhoekigen vierhoek , wordende<br />
door den Eufraat, die midden door de ftad liep,<br />
en over weiken eene brug geflagén was van ééne<br />
ftadie lang, in twee groote hoofddeelen verdeeld.<br />
Voornaamlijk , is de breede muur van Babel vermaard<br />
, JER. XV: 58. op welken , STRABO<br />
zegt, dat twee wagens met vier paarden befpannen<br />
eikanderen, onverhinderd, konden ontmoeten,<br />
hij hadt, naamlijk, de breedte van 50 en de<br />
hoogte van 200 ellebogen , hij was, van afftand<br />
tot afftand , voorzien van fterke torens: en aan<br />
de buitenzijde, omringd van eene breede en diepe<br />
gragt. Deze muur hadt 100 poorten, 25 aan<br />
elke zijde der ftad , allen voorzien met koperen<br />
deuren, waar op gedoeld wordt JES. XLV: 2.<br />
Voorts liepen de ftraaten der ftad recht uit , van<br />
de écne poort naar de andere. De oudheid<br />
fchreef het bouwen dezer muuren meest - al toe<br />
aan de Koningin SEMIRAMIS, gemalin van den<br />
Koning NINUS, doch, met veel meer gronds,<br />
wordt dit werk aan NEBUKADNEZAR toegekend<br />
, die zich DAN. IV: 30. daar op beroemt<br />
: „ Zie daar het magtig Babel, dat ik ,<br />
„ tot eene Koninglijke Hoofdflad , door mijn<br />
„ ongemeen vermogen, gebouwd heb , tot een<br />
„ gedenkftuk van mijne majefteit! "<br />
Nog wordt geroemd de Tempel van BEE of<br />
BELUS te Babel, met den toren, als ook het gouden<br />
beeld van dien afgod, het welk HERODOTUS<br />
befchrijft, en het welk misfchien het zelfde i s<br />
met dat kolosfale beeld, waarvan DAN. III: 1.<br />
het welk NEBUKADNEZAR hadt laten oprichten,<br />
in het<br />
Dal D u R A,<br />
van welk Dal ons echter niets bekend is, daar<br />
F 4 ' Jag
88 AARDRIJKS-KUNDB<br />
|ag wel eene ftad Dura, aan de overzijde van den<br />
Tigris , niet verre van de plaats , alwaar de Keizer<br />
JUL ia A N gefheuveld is , doch, of dezelve<br />
eenige betrekking heeft tot dit Dal Dura, kunnen<br />
wij niet zeggen.<br />
Hoe dit zij, het koninglijk Paleis te Babel, en<br />
deszelfs hangende tuinen, zijn zeer in naam bij de<br />
pngewijde Schrijvers. Deze in verfcheiden perken<br />
o*terrasje^ verdeeld, de één hoger dan de ander ,<br />
allen rustende op groote fteenen bogen, vertoonden<br />
van verre het voorkomen van eenen boomen<br />
boschrijken - berg ; en waren, zegt men, door<br />
»EBUKADNEZAR aangelegd, om aan zijne Ger<br />
malin AMYÏTIS, dochter van den Medifchen Koning<br />
AST YA GES , het gemis van het berg- en<br />
boschrijk Mcdië te vergoeden. Wegens de ongemeene<br />
pracht van alle deze gebouwen moge<br />
Babel, derhalven, door JESAIS XIIl: 19. het<br />
'lieraai der Koningrijken , de luister, eer en kroon,<br />
van de Chaldeën genoemd worden. Ja , de roem<br />
der gantfche aarde, JER. LI; 41.<br />
Om de ftad , bij het zwellen van den Eufraat,<br />
voor overftromingen te beveiligen , deedt NEBU<br />
KADNEZAR een groot gedeelte dier rivier iu<br />
twee groote graften afleiden, waar van de ééne<br />
Naar - Malka (de konings • rivier) en de andere<br />
Eallakopas genoemd werdt. Langs de oevers der<br />
rivier wierp hij zwaare dijken op, en om het rivier-water<br />
ter bevruchtiging van het land te<br />
vergaderen, deedt hij een meir , of door kunst<br />
gemaakte zee, rondom bedijkt , van 420 fla-<br />
4'iën , dat is , 17 en 1 half uur gaans, in den omtrek<br />
graven ; dit kanaal was met eene fluis afgefloten,<br />
die alleen, wanneer het nodig was, geopend<br />
werdt. Of jERtiwia LI: 36. op deze zee<br />
óf d^t meir gedoeld hebbe, is onzeker, dewijl<br />
men.
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. tip<br />
men te dier plaats in 't gemeen aan de waterrijke<br />
landen van Baby knie' denken kan.<br />
Reeds vroeg voorzeiden echter de Joodfche<br />
Profeeten den ondergang van deze heerlijke ftad-,<br />
zelfs reeds voor dat zij tot hare hoogfte heerlijkheid<br />
was opgeklommen. De Profeet JESAIÖ bezong<br />
hare vermeestering door de Meden, met vele<br />
van de bijzonderheden, die bij de belegering zouden<br />
plaats hebben. Vergelijk JES. XIV. XXI.<br />
XLVII. JER. XXV. L. en Lf. enz. en zujks ,<br />
als eene ftrafvergelding des hemels voor de ram-r<br />
pen, welke het Babylonisch Rijk aan Jerujalem ,<br />
en den Tempel van God , berokkend hadt, PS.<br />
CXXXVII: 6, 7.<br />
Deze bedreigingen begonnen vervuld te werden<br />
, toen CYRUS , Koning der B er Jen, aan het<br />
hoofd van het Medo-Ptrfisch leger, als Opperveldheer<br />
van zijnen oom van moeders zijde KYA-<br />
XARES II. bij DANiëL DAKIUS den Meder,<br />
de ftad Babel belegerde , en na eene belegering<br />
van twee jaren , bij overrompeling bemagtigde.<br />
Te weten, de fluis of dam aan het kanaal , waarvan<br />
boven gefproken is , doende doorbreken ,<br />
leidde hij genoegzaam al het water , naar die door<br />
kunst gemaakte zee , zoodat de bodem in de kil<br />
der rivier droog werdt. Vervolgends, deedt hij<br />
eenige troepen, in eenen nacht, wanneer de<br />
inwoners, ter gelegenheid van een Feest , zich<br />
vrolijk maakten , door de rivier trekken , een<br />
gedeelte van de boven -, en een ander van de<br />
benedenzijde, die elkander aan eene zekere beftemde<br />
plaats ontmoeteden. Deze, de waterpoorten<br />
, op de rivier uitkomende , open vindende,<br />
trokken , zonder den minften tegenftand, ftadwaards<br />
in , overrompelden de wachten , drongen<br />
in het Koninglijk paleis ; het welk zij, nbg<br />
F 5<br />
dien-
9o A A R D R IJ K S-K ü N D E<br />
dienzelfden nacht, en dus als in een oogehblik<br />
vermeesterden. Dus wordt dit geval bij XENO-<br />
ION, en andere Schrijvers der oudheid , verhaald.<br />
Van dien tijd , alfchoon de flad door CYRUS<br />
zeiven niet verwoest werdt , verviel zij echter<br />
hoe langs hoe meer, en werdt, in 't einde , gelijk<br />
de Profeeten voorfpeld hadden, enkel puinhopen.<br />
Ik zal dit, met de woorden van Doel.<br />
IOWT over JESAI3, tot één tafereel famen<br />
trekken: ,, De rivier, die door CYRUS afgeleid<br />
werdt, en nooit zijnen ouden loop wederkreeg<br />
, overftrpomde het land , en maakte het<br />
fchier tot een onmetelijk moeras. Dit, gevoegd<br />
bij de groote flachting onder de inwoners , en<br />
andere droevige gevolgen, van de inneming der<br />
Ilad , was de eerfte fchrede tot haren volkome-<br />
Tien ondergang. De Perfifche Monarchen be»<br />
fchouwden haar altijd met ijverzuchtige oogen.<br />
Zij onderdrukten haar , en beletten uit alle hunne<br />
magt, dat zij ooit weder tot hare voorige grootheid<br />
herfleld werdt. DARIUS HYSTASPES itrafte<br />
hsar niet lang daarna , wegens eenen opftand,<br />
met groote ftrengheid , beroofde haar van een<br />
groot gedeelte haarer inwoneren, deedt hare<br />
muuren Hechten, en hare poorten nederwerpen.<br />
XERXES verwoestede de Tempels, en onder anderen<br />
den grooten Tempel van BELÜS (a). De<br />
ftichting van de ftad Scleucië aan den Tiger,<br />
drukte Babyion niet alleen door hare nabuurfchap<br />
, maar ook door het rechtftreekfche verhes<br />
van inwoneren, die S E I E U K Ü S , ter bevolking<br />
zijner nieuwe ftad, uit hetzelve weg-<br />
voer-<br />
{a) HEIO». III. Ai, Expe/i. Alex, Uir, VIL
DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 9*<br />
voerde (0). Kort daarna voerde een Koning<br />
van Parthië eene groote menigte van hare inwoners<br />
in flavernij , verbrande en verwoestte de<br />
fchoonlte oorden der ftad.(Z>). STRABO verhaak<br />
, dat, ten zijnen tijde , een groot'gedeelte<br />
dier ftad woest lag; dat de Perfers haar gedeelt-.<br />
lijk vernield, en de tijd en de verwaarlozing der<br />
Macedoniërs , zoo lang die er heeren over waren,<br />
hare verwoefling fchier geheel voltooid hadden.<br />
HiERONYMüs zegt, dat zij, ten zijnen tijde,<br />
bijkans geheel in puinhopen lag , en de muuren<br />
enkel een wildbaan , of een bo&ch voor de koninglijke<br />
jagt, iniloten. Later reizigers , die hun<br />
best deeden, om hare puinhopen op te fporen ,<br />
geven ons flechts zeer onzekere berichten nopens<br />
den uitflag hunner pogingen, 't geen BENJAMIN<br />
van 7We/#,en PETRUS DEILA VALLE , voor<br />
eenigen van Babels puinhopen hielden , was ,<br />
volgends TAVERNIER, niets anders dan overblijfzels<br />
van het een of ander later Afiatisch gebouw.<br />
In 't kort, Babyion is zoo geheel en al<br />
vernietigd , dat de plaats zelve , niet ééns met<br />
eenige zekerheid, kan worden aangewezen. " (t)<br />
Ik zal hier alleen nog bijvoegen het bericht van<br />
e n<br />
NIEBUHR (d), daarmede deze befchrijving<br />
van Babel fluiten. Deze reiziger meende, gelijk<br />
wij boven gezegd hebben , te Hella nog overblijfzels<br />
van Babel gevonden te hebben. „ Maar,<br />
ver-<br />
(a) STRABO Libr. XVI.<br />
(b) VAiESii Excerpta DIOÖORI pag. 377.<br />
(c) Men vergelijke BUSCHING Erdbef. ylf. ƒ. ai6. en eenige<br />
plaatzen uit Reisbefchrijveren , becreffenüe de ruïnen<br />
van Babel, bij HOFSTEDE, Bijzandtrh. der H. S. I. Deel<br />
bladz. 396—406.<br />
(d) ReiKê 11, Deel. kladt. 274.
02 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
vervolgt hij, wanneer men van Babylonifche Oudheden<br />
fpreekt , moet men aan zulke prachtige<br />
overblijfzels niet denken, als men nog in Perfië<br />
en Egypte vindt. — Van het kasteel en de vermaarde<br />
hangende tuinen , die, volgends het bericht<br />
van STRABO, en andere Griekfche Schrijvers<br />
, dicht bij den Eufraat lagen , ziet men ,<br />
naar mijne gedachten , overblijfzels drie vierde<br />
eener Duitfche mijl ten Noord-oosten van Heila<br />
, en dicht aan den oostlijken oever van den<br />
vloed. Alles beflaat alleenlijk uit groote doorgegraven<br />
heuvelen. De muuren boven den grond<br />
zijn reeds voor lang weggenomen. Doch , fondamenten<br />
zijn er nog, en ik heb zelve lieden gezien<br />
, die fTeenen uitgroeven , om dezelven naa<br />
Hella te brengen. In plaats , dat men , in de<br />
gantfche ftreek , tusfchen den Perfifcken zeeboezem<br />
en Kerbela , fchier geen' boom ziet , dan<br />
Dadel - en andere vruchtboomen, treft men, tusfchen<br />
deze heuvelen van puinhopen , hier en<br />
daar eenen anderen boom aan, die van een' hoogen<br />
ouderdom fchijnt te zijn. En te weerszijde<br />
van den Eufraat ziet men , in deze gantfche<br />
ftreek, kleine doorgegraven heuvels, vol ftukken<br />
en brokken, van metzellleenen. "<br />
,, Een en een vierde mijl ten Zuidwesten van<br />
Hella, en dus aan de Westzijde van den Eufraat,<br />
ziet men nog ande-e overblijfzels van Babyion.<br />
Hier is een geheele heuvel van de gemelde fchoone<br />
metzelfleenen , en boven op denzelven ftaat<br />
een toren, die van binnen ook geheel met gebakken<br />
metzelfteenen fchijnt gevuld te zijn. Maar<br />
de buitenfle fleenen zijn , wie weet , hoe veel<br />
voet dik , door den tijd verloren gegaan. In<br />
dezen dikken muur , of liever , in deztn grooten<br />
fteenhoop , zijn hier en daar , kleine gaten,<br />
die
DESBTJBELS. X. BOEK, n. HOOFDST* $f<br />
die geheel doorgaan , waarfchijnlijk , opdat de<br />
lucht er vrij zou kunnen doorfpelen , en geene<br />
vochtigheid zich in het midden zou vergaderen,<br />
die het geheele gebouw ten laatften zou nadeel<br />
gedaan nebben. Ten tijde , dat Babyion nog in<br />
bloei, en de gantfche omliggende ftreek bebouwd<br />
was, moet op dezen toren een heerlijk uitzicht<br />
geweest zijn ; want aan den voet deszelven ziet<br />
men Mefched AU, welke Moskè nogthans ten<br />
minften agt uuren van hier gelegen is. " Dezen<br />
toren of fteenhoop noemde zijn leidsman Birs,<br />
dat is , Nimrod.<br />
Wij vinden geene andere fteden van het landfchap<br />
Babylonië gemeld. Erech , Akkad, en Kalne,<br />
waren wel fteden van het Babylonisch rijk ,<br />
door NIMROD gefticht , echter dewijl zij eigenlijk<br />
tot het landfchap Mefopotamië fchijnen te<br />
behoren, evengelijk de fteden Tel-Abib, Telmelah<br />
, Telharfa , Cherub , Addan en Immer, benevens<br />
de rivier Chebar, zullen zij, in de befchnjving<br />
van dat Landfchap , moeten behandeld<br />
worden, waar toe wij nu overgaan.<br />
D E R D E H O O F D S T U K .<br />
Mefopotamië.<br />
JMÊefopotamië, eene Griekfche benaming, als of<br />
men zeide , het land tusfchen de twee rivieren , bij<br />
de Hebreën , Aram Naharaim , het land der twee<br />
flroomen, beflaat het land tusfchen den Eufraat<br />
en
W<br />
A A R D R I J K S K U N D E<br />
en Tigris, wordende door de laatfte rivier van<br />
Jsfyrië', ten Oosten, gelijk door de eerfte van<br />
Syrië" en IVoest • Jrab'iè ten Westen , afgefcheiden.<br />
Ten Noorden grenst het aan Jrmenie , waar van<br />
het, naar het gemeen gevoelen , door den berg Taurus,<br />
wordt afgefcheiden , en ten Zuiden aan Chaldeë<br />
en Babylonië. Hedendaagsch heet het bij d&<br />
Arabieren , gelijk bij de Arabifche Schrijvers , Al-<br />
Gezira , het Eiland, of Half-Eiland, uithoofde<br />
Van zijne ligging tusfchen de gemelde rivieren.<br />
De Syriërs noemen Mefopotamië en Syrië , het<br />
Hoesten , en integendeel Asfyrië en Chaldeë , het<br />
Oosten. Het bevat hedendaagsch de Turkfche<br />
landfchappen Diar • Bekir , Diar - Mudar , Diar-<br />
Rcbia , en Diar-Gezira.<br />
Dat de benaming van Aram zich bij de Hebreen<br />
zeer ver uitftrekte , hebben wij reeds gezien<br />
V. Deel bladz. 508. Aram Naharaim of Mefopotamië<br />
, HAND. VII: 2. komt reeds vroeg,<br />
in den Bijbel voor GEN. XXIV: 10. in de gefchiedenisfen<br />
van ABRAHAM, en zijne familie ,<br />
te weten , in dat land lag de ftad Haran , alwaar<br />
deze familie zich hadt nedergezet , in dat<br />
gedeelte van Aram Naharaim, het welk Paddan<br />
Jram of de vlakte van Mefopotamië heette. Zie<br />
V. Deel bladz. 262, 263. RICHT. III: 2. ontmoeten<br />
wij eenen Mefopotamifchen Vorst, K U-<br />
SCHAN RISCHATAIM, welke bewesten den<br />
Eufraat veroveringen, en zelfs de Ifraëliten cijnsbaar<br />
maakte. — Ten tijde van DAVID waren de<br />
MefopotAtniërs ook zeer magtig,en verleenden hulp<br />
ar-n zijne vijanden , 1 CHRON. X X : 6. PSALM<br />
LX: 2. De inwoners heeten ook Jramëers over<br />
de rivier , den Eufraat, 2 SAM. X: 16.<br />
Dit land, het welk gelegen is tusfchen den 33<br />
en 38 graad Noor der Breedte, en eene uitgeftrekt-
DES BIJBELS. X. BOEK. III. HOOFDST. 9ƒ<br />
firektheid van het Noorden tot het Zuiden, van<br />
wel 200 Duitfche mijlen, volgends STRABO, beflaat<br />
, terwijl het in de breedte op omtrent 75<br />
mijlen gerekend wordt, is , grootendeels , een<br />
I vlak Jand, het welk de vlakten van Mefopotamië,<br />
Pad Jan- Aram, heet, gelijk wij gezien hebben;<br />
en is geheel niet onvruchtbaar. Men vindt er vele<br />
dreken, waar koorn, wijn , allerleië boomvruchten<br />
, allerbijzonderst vijgea- en granaat -appelbomen<br />
gevonden worden. „ Men treft hier , "<br />
zegt NIEBÜBR , (aj „ zeker allerzeldzaamst een<br />
dorp aan; nogthans moet men zich, in deze<br />
gewesten, geene woestijn voordellen , waar alles<br />
met zand bedekt is. De grond is zeer vruchtbaar,,<br />
men ziet alöm de fchoonfte groene velden<br />
, en hier en daar nog merktekens van dorpen<br />
, ja zelfs van deden , die eerst onder de regering<br />
der Mohamedantn, deels door de omzwervende<br />
Arabers, Kurden , en Jefidiërs , deels door<br />
de dwinglandij der Turkfche landvoogden , verwoest<br />
zijn. Men vindt, hier vele kleine droomen<br />
, doch zij flingeren thans door de fchoonfte<br />
vlakten , zonder dat men er eenig gebruik van<br />
maakt. Het water is overal goed; alleenlijk bij<br />
Högkne en Auenad is het een weinig bitter. "<br />
Meer zuidwaards echter vindt men onvruchtbare<br />
woestijnen , even woest en met dezelfde<br />
kruiden bewasfen, als Woest- Arabië. Men vindt<br />
daar geene boomen , behalven Zoethout, dat<br />
daar menigvuldig groeit, en wanneer het in het<br />
water gedaan wordt, hetzelve gezonder en tof<br />
bevordering van eene fterke uitwaasfeming bekwaam<br />
maakt. In deze woestijnen vindt men<br />
(#) Zetee H. Dttl, bladz. 35a.<br />
noch
96 A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />
noch levensmiddelen , noch goed water : want j<br />
het weinige water, dat men daar in ontmoet, is<br />
of geheel bitter of ftinkend , en noch tot drinken<br />
, nbch tot kóoken, bekwaam (a).<br />
Voor het overige heeft dit land ook zijne bergen<br />
, onder welke de berg Mafius verdient gemeld<br />
te worden , omdat hij , naar het fchijnt,<br />
den naam heeft naar MAS , een' zoon van ARAM<br />
GEN. X: 23. V; Deel bladz. 256. Men moet<br />
dezen berg of gebergte wel onderfcheiden van<br />
den berg of gebergte Majis in Armenië<br />
In deze landftreek zwerven vele Arabiers,<br />
Kurden en Turkmannen om , die dezelve zeer onvrij<br />
maken.<br />
De rivieren , welke men in dit land vindt,<br />
zijn, behalven den Eufraat-en Tigris , welke het<br />
omzoomen, in den Bijbel de<br />
c n E n A R,<br />
bij welken de Profeet EZECHIÖÉ vele van zijne<br />
gezichten gezien heeft, alzoo hij dicht bij deze<br />
rivier woonde, met vele andere Ifraëlitifche ballingen<br />
, welke door de Chaldeën derwaards waren<br />
overgevoerd, EZECH. I: 1,3, III: 15»<br />
XLI11: 3. Deze rivier is ongetwijfeld de Chaboras<br />
van PTOLEMEUS , en andere oude Aardrijksbefchrijveren<br />
, hedendaags heet zij Khabur ,<br />
zij ontfpringt bij Raas el Ain, voor dezen eene<br />
groote ftad in Diar Rabiah , die haren naam ,<br />
hoofd der bron , ontvangen heeft, omdat de Khabur<br />
, of Chebar , hier uit vele (ASÜLFED*<br />
fchrijft,<br />
(0) BVSCHING Erdbefihr. Af.f. 137.<br />
\b) MICHACLIS Comm, de Soba Nsfibl, Pagl 63,
DES BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 97<br />
fchrijft, uit meer dan 300 bronnen) ontftaat,<br />
welke twee beeken , en deze , door hare verè'eniging<br />
, de rivier maken , die door Mefopotamië<br />
lopende, bij Karkifia of Karchemis , in den £«-<br />
fraat valt («).<br />
Volgends fommigen zal bij EZECH. III: 15.]<br />
nog eene rivier<br />
ASCHER of ESCHER<br />
gemeld worden, welke men dan voor den Saccöras<br />
of Mafca houdt, doch deze plaats is, in<br />
het Hebreeuwsch, duister. Ik vertaal dezelve :<br />
En hen befchouwende , hoe gerust zij daar<br />
„ woonden, bleef ik enz. " waardoor de eigen<br />
naam Afcher of Efcher geheel wegvalt.<br />
In het Boek juDITH II: 14. komt eene beek<br />
M A M R E<br />
voor, doch volgends eene andere lezing<br />
A B R o N A<br />
in Mefopotamië, aan welke vele hoge /leden zullen<br />
gelegen hebben. Indien deze rivier niet dezelfde<br />
zij , met den Chebar of Chaboras, zoo even ge.<br />
meld, gelijk GROTIUS meent, weten wij geene<br />
andere beek of rivier van dien naam aan te<br />
wijzen.<br />
Mefopotamië, ten minlten een groot gedeelte<br />
van hetzelve, behoorde tot het aloude rijk van<br />
Babel, door NIMROD gefticht, GE,N. X: 10.<br />
doch,<br />
(
$S A A R D R I J K S - K Ü N D E<br />
doch , al vroeg, hebben de ingezetenen van dit<br />
land , zich onaf hanglijk gemaakt. Ten minden,<br />
de familie van ABRAHAM hadt daar haar verblijf<br />
als omzwervende herders, gelijk ABRAHAM<br />
en zijn zcon en kleinzoon in Palceflina. — Ik zou<br />
©ofc niet vreemd zijn, ' van te vermoeden , of<br />
niet ARIÖCH, Koning van Ellafar, en TI DE AL,<br />
Koning der Gojiten, bondgenoten van KEDOR-<br />
LAÖMER, Koning van Elam, een landfchap van<br />
Perfië, en AH RAFEL, Koning van Sinear, in<br />
Welke vlakte Babel gedicht was, of niet zeg ik,<br />
de beide eerden, Vorden geweest zijn , die in<br />
Mefopotamië t'hüis hoorden, GEN. XIV: i. Ten<br />
minden , in vervolg van tijd , ontmoeten wij<br />
meer magtige Vorden in Mefopotamië, bij voorbeeld<br />
, KUSCHAN - RISCHATAIM , RICHT.<br />
III: 7. eh ten tijde van BAVID , HADADEZEK,<br />
Koning van Zoba of Nefibis, gelijk wij zien zullen.<br />
Doch, naderhand hebben de Jsfyriërs<br />
zich van dit geheele land meester gemaakt , na<br />
den ondergang van hunne heerfchappij kwam het<br />
aan de Babyloniers of Chaldeën; deze door de Perfen<br />
te ondergebracht zijnde ; maakte het vervolgends<br />
een deel ujt van het Perfisch Keizerrijk.<br />
Thans, gelijk wij gezien hebben , is het onder-<br />
Worpen aan het Turkfche gebied.<br />
• Wij hebben reeds , bij gelegenheid , van fommige<br />
deden en plaatzen van Mefopotamië, gefproken<br />
, van Ur der Chaldeën, V. Deel bladz. 257<br />
volgg. van Haran, V. Deel Uadz. 261. volgg.<br />
De "deden Erech, Jkkad, en Kalne, welke GEN.<br />
XMO, tot de alleröudde heerfchappij van NIM<br />
ROD re Babel behoord hebben , hebben, naar<br />
aHe-waarfchijnlijkheid, in Mefopotamië, gelegen.<br />
ERECH,
»BS BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 9$<br />
E R E C H ,<br />
van waar de Archeviten, dat is , volkplantingen<br />
uk Erech , EZRA IV: 9. komt anders , in dert<br />
Bijbel, niet voor. BOCHART vergelijkt met dezen<br />
naam Areoca, bi] PTOLEMEUS, gelegen op<br />
de grenzen van Sufidna en Babylonië. Anderen<br />
denken , dat het dezelfde plaats zij , die anders<br />
Ur dor Chaldeën genoemd wordt, (a) de. beide<br />
Th ar•gumt sten, ook EFREM de Syriër , en HIERO-<br />
NYMUS verklaren EEECH , door Edesfa, thans<br />
Orfa of Urfa, het welk door MICHACLIS (è)<br />
gevolgd wordt. Dit<br />
E D E S S A<br />
is eene van ouds vermaarde ftad, hoofdftad van<br />
het landfchap Osroëne, die de Grieken Edesfa hebben<br />
genoemd, naar eene ftad van denzelfden naam<br />
in Macedoniën, ook Kallirrhoë, om de menigvul-*<br />
dige bronnen en beekjens , in derzei ver nabijheid<br />
, waaruit de Syriërs Urhoi, de Arabiërs Elraha<br />
gemaakt hebben, gelijk de geheele landvoogdij<br />
, waar van zij de hoofdftad is , door de Turken<br />
nog fteeds Roccha genoemd wordt. Thans<br />
noemt men ze , gemeenlijk , Urfa, of Orfa $<br />
evenwel noemen de Armeniërs haar nog Edefia<br />
i<br />
en bij de oude Rabbynen zal zij Orcastum heeten<br />
(c).<br />
Orfa is eene vrij goede ftad , met een kasteel<br />
Voorzien, het welk aan de ééne zijde der ftad op<br />
eene<br />
(a) Zie hier over ons V. Deel bladz. aSo. aös.<br />
(b) Spicil. Gsogr. Hebr. Part. I. pag. 220.<br />
(e) MIEBWHR Reize II. Deel. bladz. 3S9.<br />
G 2
ioo A A R D R IJ K S-KUNDE<br />
eene rots ligt , ook heeft de ftad eenen muur<br />
van witten kalkfteen, en aan den éénen kant eene<br />
gragt, die , op fommige plaatzen , diep in de<br />
rots uitgehouwen is, en wier water uit eene<br />
rijke welle komt. In deze landen is Orfa dus eene<br />
vrij goede vesting. NIEBUHR telde in deze<br />
ltad 12 minaret s. Eenigen derzei ven waren ook<br />
vierkant. De huizen zijn zeer wel gebouwd. Omtrent<br />
500 zijn er door de Armeniërs bewoond ,<br />
wier groote en prachtige kerk grootendeels in<br />
puinhoopen ligt, echter ffcaat er nog een gedeelte<br />
van , dat zij fraai verfierd hebben , voornaamlek<br />
, met kostlijke Perfifche taoijten. Ook hebben<br />
zij nog eene kerk buiten* de ftad. Insgelijks<br />
hebben de Jakobiten hier eene kerk , doch<br />
hunne gemeente beftaat flechts uit omtrent J50<br />
huisgezinnen. In de kerkgefchiedenis is deze<br />
ftad inzonderheid , bekend geworden, door het<br />
verhaal, van derzei ver Koning ABGARUS, die<br />
eenen Brief aan JESUS zal gefchreven hebben,<br />
welke, met het antwoord van JESUS, in de<br />
kerkgefchiedenis bewaard is gebleven. Na CHRIS<br />
TUS hemelvaart zal de Apostel THOMAS, THAD-<br />
DJEUS, éénen der LXX. Leerlingen van j E s u s ,<br />
na Edesfa hebben gezonden, die ABGARUS genezen<br />
en met zijn volk bekeerd zal hebben. In<br />
de vroege tijden van het Christendom was de<br />
ftad reeds een bisfchoppelijke zetel, en nog heden<br />
is hier een Monofyfitifche of Jakobitifche Bisfchop.<br />
Ook was hier voor dezen eene vermaarde<br />
Perfifche fchool, uit welke fommige hoofden<br />
der Nestorianen zijn voortgekomen (a). Men<br />
vindt op een' hoogen berg, achter het kasteel,<br />
(«) BUI8HIN8 jtfiëf. SS8.<br />
puia-
DES BIJBELS. X. BOEK, III.HOOFDST. 101<br />
puinhopen van vervallen gebouwen , welke men<br />
Nimrod noemt, en die overblijfzels van zijn paleis<br />
zullen zijn. Ook maakt men er gewag van ABRA<br />
HAM, en men heeft er eene groote kom of vijver,<br />
vol visfchen, die aan ABRAHAM gewijd zijn.<br />
Kan dit ook eenigzins tot opheldering dienen,<br />
dat Erech m de daad Edesfa is ? ( a j<br />
A C C A D ,<br />
of, gelijk MiCHAëLis (è) liever, met den Sy<br />
nfchen vertaler, leest, Achar, zal, volgends<br />
HiERONYMüs, EFREM SYRUS , en andert ouhand<br />
Nejihs of Nifibis genoemd is geworden.<br />
Naderhand heeft deze ftad den naam gedragen van<br />
Z O B A,<br />
en is vermaard geworden, door deszelfs Koning:<br />
HADADEZER of HADAREZER, een vermogend<br />
Vorst, met welken DAVID één en andermaal<br />
zwaare oorlogen gevoerd, en hem groote nederlagen<br />
toegebracht heeft, 2 SAM. VJII- q X- irT<br />
ICHRON. XVIII; 3. XIX:<br />
l 6. enz. W<br />
wens, dat Zoba , en Aram • Zoba niet ergens bewesten,<br />
maar wel deeglijk beoosten, den Eufraat<br />
moet gezocht worden, is uit deze gefchiedverhalen<br />
allerduidlijkst, welke uitdruklijk van Me-<br />
Jopotamië ende Arameèrs, over of aan gene zijde<br />
de rivier den Etfraat, gewagen, dat, in het bijzonder,<br />
Zoba Nifibis is , kan niet wel in twijfel<br />
(a) NIEBUHR Reize l. Deel. bladz. 387.<br />
(b) Spitil. Geogr. Part. I. pag. aaó. fqq<br />
G 3<br />
wor-
io2 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
worden getroken, dewijl deze ftad nog heden bij<br />
de Syriërs Zauba genoemd wordt, (a)<br />
N I S I B I S<br />
of Nefibin , bij de Syriëri Zauba , oudtijds Zoba,<br />
en nog ouder Ace ad of Ach ar, is eene zeer<br />
vermaarde ftad, in de oorlogen , welke de Keizers<br />
van het Oostersch Rijk tegen de P erf en gevoerd<br />
hebben , in welken deze ftad geduchte belegeringen<br />
heeft doorgeftaan , dewijl zij • eene<br />
grensvesting van dien kant voor het Romeinfche<br />
Rijk was ; geliik zelfs de naam Nêfibin (k'rijgsbezettingen)<br />
aanduidt. Thans heeft zij, volgends<br />
NIEBUHR, (b) omtrent nog 150 huizen, allen<br />
flecht gebouwd. Maar in het zoogenoemde<br />
kasteel vindt men nog eenige oude gebouwen<br />
van gehouwen fteenen. Zij is nog de hoofdplaats<br />
van Diar Rabi'd, en ligt aan de westzijde<br />
van een' kleinen vloed, die bij wijlen fterk wast,<br />
en dan zeer breed wordt. Met dezen vereenigen<br />
zich verfcheiden kleine vloeden, die zich-in den<br />
Khabur ontlasten, en daarna met den Khabur in<br />
den Eufraat vallen. Over dezen vloed is eene brug,<br />
van elf bogen, die nog in goeden ftaat is: Het land<br />
omftrecks Nisfabin is fompig, men bouwt er nogthans<br />
veel rijst; Daar wonen in deze ftad vele<br />
Armenifche en Nestoriaanfche , maar weinige Ja.-<br />
ïobitijche Christenen (c).<br />
K AI.-<br />
(a) uicnuLi! Cotnm. XII. Soclet. Gött. Oblat. de Soba<br />
Davidte Nefiki.<br />
i<br />
(b) Reize II.Deel. bladz. 3S0<br />
(c) BÜSCB1WQ AJiè' S. 2S5.
DES BIJBELS. X. BOEK, Hf. HOOFDST. 103.<br />
K A L N E<br />
komt ook voor JES. X: g :<br />
. en AMOS VI: 2. uit<br />
welke beide plaatzen blijkt , dat het , ten eenigen<br />
tijde, eene zeer aanzienlijke ftad is geweest,<br />
doch, door de Jsfyriërs ondergebracht en waarfchijnlijk<br />
verwoest. M1 c H A ë L I S heeft, uit verfcheiden<br />
berichten, na B O C H A R T , aangetoond<br />
(a), dat Kalne dezelfde plaats zij, die naderhand<br />
Ctefifon geheten heeft, een zeer vermaard vlek ,<br />
aan den Tigris, tegen over Seleucië, door SELEÜ-<br />
KUS NIKATOR gefticht , en dragende thans te<br />
gelijk met hetzelve, bij de Jrabiërs, den naam van<br />
Madein, dat is , (leden ; gelegen eene dagreize ,<br />
of volgends NIEBUHR (Z>) vier uuren ten zuidoosten<br />
van BAGDAD (cr).<br />
Met dit Kalne hebben fommigen<br />
K A N N E of CANNE<br />
verwisfeld, het welk EZECH. XXVII: 23. voorkomt<br />
, het welk echter van Kalne onderfcheiden<br />
is (i). — Dit Kanne bij EZE C,HIëL houdt JO<br />
NATHAN de Chaldehr voor Nijibis (^e) , doch het<br />
is zeer waarfchijnlijk het Kanne, het welk de oude<br />
Aardrijksbefchrijvers als een voorgebergte en<br />
koopftad in gelukkig Jrabië, in het landfchap<br />
Hadramaut, kennen (ƒ). Even dus hebben<br />
fommigen<br />
(a) Spicil. Geogr. Part. I. pag. aa8. fqq.<br />
\b) Reize II. Deel. bladz. 291.<br />
(e) Men vergelijke BOSCHING Afie S. 208. 309.<br />
ld) MICHACLIS Spie. Geogr. Part. I. pag. 319.<br />
(e) MICHACLIS 1. c. pag. 317.<br />
W) CELLARIVI Geogr. Ant. Tom. II. pag. 596.<br />
G4<br />
EDEN
t©4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
E D E N ,<br />
op dezelfde plaats EZECH. XXVII. gemeld, gehouden<br />
voor een landfchap van Mefopotamië, daar<br />
het, hoogstwaarfchijnlijk, de Haven Adinin Arabië<br />
is. Zie V. Deel bladz. 14.9.<br />
Met meer zekerheid , mag men tot Mefopotamië<br />
rekenen , verfcheiden fteden, in welke de Ifraëlitifche<br />
ballingen, geduurende de Babylonifche ballingfchap,<br />
gewoond hebben, en wier namen met<br />
Tel aanvangen , het welk eene hoogte betekent ,<br />
dus ook misfchien onder die hoogejleden te rekenen,<br />
van welke JUDITH II: 14. gewaagd wordt*<br />
Zie boven bladz. 97. Onder dezen behoort<br />
T E L - A B Ï B<br />
aan de rivier Chebar EZECH. III: 15. Men vindt,<br />
op de kaart van D'ANVILLE eene plaats Thallaba,<br />
tusfchen Refein en Obeidia , aan de rivier Qhabur.<br />
Misfchien is dit Tel-Abib.<br />
TEL-MELAH, TEL-HARSA, CHERUB,<br />
ADDAN en IMMER,<br />
komen EZRA II: 59. voor , als plaatzen, uit<br />
welke Ifraëlitifche ballingen zijn wedergekeerd naa<br />
hun vaderland, welke misfchien allen, insgelijks,<br />
in Mefopotamië , en verders in Chaldeë of Babylonië<br />
gelegen hebben , doch,uit gebrek van berichten<br />
, kunnen wij er geene nadere aanwijzing van<br />
doen.<br />
TEE-ASAR of<br />
TEL-ASSAR.<br />
2KON. XIX: 12. JES. XXXVII: 12. houdt<br />
men voor Talatha, aan de zuidzijde van Nineve,<br />
daar<br />
I
DES BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 105<br />
daar de Zab in den Tigris vak. Dus zou dit tot<br />
Jsfyrië behoren. Zie boven V. Deel bladz. 149.<br />
P E T H O R.<br />
De ftad,waar de waarzegger BILESM woonde,<br />
lag aan den Eufraat, NUM. XXII: 5. XXIII: 7.<br />
D E UT. XXIII: 4. BENJAMIN van Tudela meende<br />
het te vinden, in Balis, een fladjen aan den<br />
westelijken oever van den Eufraat, en in de<br />
woestijn van Syrië. Het dreef voor dezen een'<br />
Herken handel, en hadt rijke kooplieden (a ).<br />
Meer bekend is<br />
K A R C H E M I S ,<br />
waartegen de togt van FARAO NECHO, Koning<br />
van Egypte, ten tijde van den Koning JOSIA gericht<br />
was, 2 CHRON. X X X V : 20. JER. X L V I -<br />
2. Ook wordt de flad gemeld JES. X : 9. Zij lag<br />
aan den Eufraat, en heet bij de Grieken Cereujium.<br />
hedendaags nog Karkifia , ter plaatze daar de<br />
Chebar of Khabur in den Eufraat valt.<br />
G O Z A N<br />
2 KON. X I X : 12. wordt voor een landfchap in<br />
Mejopotamië gehouden , onderfcheiden van een<br />
landfchap van den zelfden naam in Medië, omdat<br />
het met Haran wordt faamgevoegd, dat gelijk<br />
reeds meermalen gezegd is, in Mefopotamië<br />
lag. Dus ook<br />
(U3CHIM « Af. S. JOA.<br />
RE*<br />
i
ïóè AA<br />
R D'R IJ K S-K U N D E<br />
R E Z E F<br />
ter zelfde plaatze en JES. XXXVII: 12. Mis»<br />
fchien Rezifa in Mefopotamië \ of wél Refafa van<br />
PT.OLEMEÜS in Syrië , of in Palmyrene, thans<br />
Arfojfa, vier mijlen van den Eufraat, volgends<br />
HALLIFAX (fl). ' ' , r u-<br />
Alle deze plaatzen komen daar , • in de gefcnie*<br />
denis,voor, als door deAsfyrrërs veroverd en te<br />
ondergebracht, even als de volkplanting uit E-<br />
den, die zich te' Telasfar hadt nedergeflagen ,<br />
en de Koningrijken van Hamath in Syrië, en Ar*<br />
pad, welk iaatfte niet verward moet worden met<br />
Jrad of Arvad ; zie III. Deel bladz. 39- maar een<br />
bijzonder koningrijk is, ergens-nr Syrië, of Mefopotamè,<br />
doch, waar van wij niet meer weten.<br />
Zie ook 2 KON. XViHY'34. W<br />
S E F A R V A Ï M ,<br />
2KON. XVII: 24- XVIII: 34- X I X : J E f-<br />
XXXVI: 19. XXXVII: 13. insgelijks door de<br />
Jsfyriërs overmeesterd, en van waar zij volkplantingen<br />
gezonden hebben na het land v&nSamartè,<br />
is waarfchijnlijk het Sipfara van PTOLEMEUS,<br />
het welk hij in Mefopotamië aan den Eujraat<br />
plaatst. Sommigen hebben dezen naam vergeleken<br />
met Sefarad 0 BAD JA vxi 20. doch zie<br />
hier 'over ons III. Deel bladz. '271.<br />
H E N A<br />
aldaar 2 KON. XVIII: 34- zal zijn<br />
JnaoïJnna,<br />
eene<br />
(a) B Ü S C H IN 0 Af. S, 555- . , „ „ ¥<br />
(*) Vergelijk over alle deze landfchappen en fteden Mica<br />
AëLI» Voorr«i*n op zijn* vertaling van jefaia.
DES BIJBËLS. X. BOEK, III. HOOFDST. tof<br />
eene flad , aan weerszijden van den Eufraat, gelegen<br />
, dien men daar met fchuiten overvaart.<br />
De landftreek boven en beneden de Had is vruchtbaar.<br />
BALBY zegt, dat de ftad, welke tegen<br />
het kasteel Ana aanligt , en aan de overige zijden<br />
met water omringd is, het land, Diana genoemd<br />
wordt, kan dit ook te pas komen<br />
om de Dinaïten op te fporen EZRAIV: 9 f doch,<br />
daarvan in het vervolg.<br />
IVVA of AVA,<br />
want , deze namen houde ik voor dezelfden ,<br />
2 KON. XVII: 24. XVIII: 34. enz.'is geheel<br />
onzeker. Ondertusfchen heeft dit Aya niets gemeen<br />
met de Aviten, die door de Filiflynen oudtijds<br />
uit hun land verdreven zijnDEUi. II: 23.<br />
Zie III. Deel bladz. 14. maar de inwoners worden<br />
naar het fchijnt, de Haviten genoemd, EZRA<br />
IV: 9. (ZO<br />
Dit hebben wij van de plaatzen en fteden, tot<br />
Mefopotamië behorende, en in den Bijbel gemeld,<br />
kunnen vinden. Het overige, dat hier toe nog<br />
betrekking mogt hebben, zullen wij in overweging<br />
nemen , in het volgende HOOFDSTUK over<br />
I<br />
[Asfyrië, waar toe wij nu overgaan.<br />
(a) BUJCHING Jf. S. 263, 264.<br />
(*) BACHIEME III. Deel bladz. 543.<br />
VIER^
ioS AARDR IJ K S - K U N D E<br />
VIERDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Jsfyrië.<br />
indien wij onze denkbeelden nopens het geen de<br />
Bijbel ons van Jsfyrië en de Jsfyriërs melde, behoorlijk<br />
willen regelen , moeien wij, voor alle<br />
dingen , onderfcheid maken , tusfchen het land.<br />
Ichap van dien naam , op zich zeiven , en het<br />
rijk.of Keizerrijk , het welk de Vorften van dit<br />
landfchap hebben gefticht, en het welk, in zijnen<br />
grootften bloei , de voornaamfte Jandfchappen<br />
en gewesten van Opper -Jfië, onder zijn uit-<br />
""S e J r<br />
rekt..gebied, bevattede. De Griekfche Geichiedfchrijvers<br />
, voorgegaan door CTESIAS<br />
wiens berichten DIODORUS SICULUS bewaard'<br />
en meestal gevolgd heeft, maken dit Keizerrijk<br />
zeer oud, geven het van NINUS, die de eerfte<br />
ltichter van het zelve zal geweest zijn , tot aan<br />
SARDANAPALUS , een tijdverloop van XIII<br />
eeuwen, echter verfcheelt hier van HERODO-<br />
TUS, die alleen van ruim vijf eeuwen gewaagt,<br />
en dus den oorfprong van dat rijk niet in zoo<br />
vroege oudheid doet opklimmen , als de eerstgemeiden.<br />
Wanneer wij de Griekfche berichten , nopens<br />
de AfrifèMoiiarcliie, met die, welke de Bijbe<br />
gefchiedenis , bij gelegenheid , aanhaalt, vergelijken<br />
, vinden wij, genoegzaam, geene overeenkomst<br />
tusfchen beide.<br />
De
DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i
Mg<br />
AARDRIJKSKUNDE<br />
yan Jsfyrië, gewag , onder die bijzonderheden ,<br />
^relke onderling, en tevens met andere omflandighèdeh<br />
, famenhangen, tot dat zij eindelijk gewaagt<br />
van het Asfyrifch Keizerrijk, en deszelfs<br />
lotgevallen («).<br />
' Ik zal, hier, deze Bijbelfche berichten, voor<br />
zoo ver dezelve het Aardrijkskundige betreffen ,<br />
volgen , en ophelderen, na vooraf in het gemeen<br />
, eene befch'rijving van het eigenlijke landfchap<br />
Jsfyrië gegeven te hebben , het welk ik<br />
doen zal, met de Woorden van MïCHAëLis(Z>).<br />
1<br />
„ Jsfyrië zelve, zonder zijne later veroveringen',<br />
is een land van zeer matige grootte , aan<br />
de overzijde van-den Tigris , in dien oord , waar<br />
men thans Kurdijlan vindt. Men zoeke in D'AN-<br />
VJLLE'S-, of eene andere goede landkaart, den<br />
Tiger of Digel op, dan zal men tusfchen den 35<br />
en 36 gr. N. Br. (c) twee ftroomen,den grooten<br />
en kleinen Zab, vinden, die er van de Oostzijde<br />
invallen. Der zeiver naam , die daar aan, uit<br />
hoofde van den fnellen loop, gegeven is, betekent<br />
een wolf, dezen naam veranderen de Syriërs<br />
in 'Dib , Chaddib , of ook Chadjab (de fneJle of<br />
razende Wolf,) en de Grieken vertalen hem Lykos<br />
of Lykus. In dezen oord ligt Jsfyrië. De Ouden<br />
(a) Ik heb de gefchiedenis der Asfyrifche Koningen , geleidelijk,<br />
befchreven in de Akademie der Geleerden , III. Dtel.<br />
II Stuk bladz. 172. volgg. Men vergelijke daar mede de<br />
doorreden van j. D. M I C H A C L I S , voor zijne vertaling van<br />
JtESAiA, en den Hoogleeraar G R E T E , Praefat. ad vaticU<br />
nia Nahumi en Chabacuci.<br />
(b) Aangehaalde plaats bladz. XI.<br />
(c) ,, In de Reiskaart van N I E B U H R . ,(de 45 Plaat van<br />
liet 11. Deel zijner Reisbejchrijving,) valt de kleine Zab ,<br />
bij den 350 23', en de gioote bij 35" 51' en dus naanw-<br />
Mjks zeven en een halve mijl van elkander, in den2/£«r."
DW BIJBEL5.;X. BOEK, IV. HOOFDST. ; f<br />
g<br />
den verdeelen het in zeven landfchappen , van<br />
welken er echter, oorfpronglijk, flechts vier<br />
toe zullen behoord hebben , welke — heeten<br />
Anapachitis , Calachene , Adiabene , Arbeïitis ,<br />
Apolloniatis, Süfacene, en Chalonitis : en dit /£rfyrië,<br />
in den .xuimften zin , kan zelfs naar de<br />
ruimfte berekening, niet boven de 90 Duitfche<br />
mijlen lang zijn. Maar , in .den engften zin, is<br />
Adiabene , of, zoo als het de Syricrs noeiren ,<br />
Chadjab, dat tusfchen den Tiger en de beide Zabs<br />
ligt, Asfyrië (a), bij welk Adiabene dan fommigen<br />
nog Ninive,, en Arbela rekenen , maar zelfs<br />
dus is het een zeer klein land, niet boven de 15<br />
mijlen lang , dat men op de hier voor aangehaalde<br />
Reiskaart van NIEBUHR het best overzien kan. ".<br />
Asfyrië wordt JES. XXXVI. 2 K oN. XVIII: 32.<br />
geroemd als een land , gelijk het Joodfche land,<br />
waar in koorn en most, brood en wijnbergen , gevonden<br />
worden, gelijk er nog heden hier en daar.<br />
fchoone bebouwde landen zijn, voornaamlijk aan<br />
den Tigris. — Wat de luchtsgefteldheid betreft,<br />
in de lente is de lucht te Moful goed, maar in den<br />
zomer is de hitte groot, in den herfst heerfchen<br />
koortzen, en in den winter is de koude lastig, gelijk<br />
danzeifs.de Tigris verfcheiden dagen lang geheel<br />
met ijs bedekt kan zijn (b).<br />
, Asfyrië, het geen bij de ouden ook Attyrië gefchreven<br />
wordt , - door verwisfeling van f in f<br />
of th (c), heeft, waaraan bijkans niemand twijfelt,<br />
(d) zijnen naam van Asfur, echter niet<br />
van<br />
(«J Spirileg, Geogr. Hebr. Part, 1. pag, 243.<br />
(b) Eüicmu G ylftè'n f, 266.<br />
(c) BiCHIENK III. II.499.<br />
(d) Schoon fommigen denken, dat de naam van dit<br />
landfchap atkomftig is, van deszelfs voortreflykheid , als<br />
zei-
in<br />
A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />
van den kleinzoon van ABRAHAM bij K E T U R A £<br />
GEN. XXV: i. 2 CHRON. I: 32. Immers deze<br />
fchijnt de Stamvader van eenen volksflam in A-<br />
rabië geweest te zijn. Zie ons V* Deel bladz.<br />
373 ei * 379* m a a r van eenen ouderen Asfur,<br />
zoon van SEM, GEN. X: 22. («) — Van dezen<br />
ASSUR, denk ik, dat MosEsfpreekt GEN.<br />
X: 11, 12. als van den Stichter |[van het aloude<br />
Asfyrifche Rijk, een' mededinger van het oude<br />
Babylonifcke, door NIMROD; zijne woorden zijn,<br />
volgens mijne vertaling : „ Uit dit zelfde land,<br />
„ (Sinear,) trok ASSUR uit , welke de eerfte<br />
„ grondlegger was van Ninevé, en Rehoboth - Ir,<br />
,, Kalah, en Refen , tusfchen Nineve en Kalah :<br />
„ die groote ftad. " Deze woorden , echter ,<br />
worden niet van allen, in den zelfden zin, verftaan.<br />
Ik zal mij niet ophouden met hun, welke<br />
zich verbeelden, dat deze woorden , gelijk ook<br />
de voorgaande vs. 10. niet wel van MOS ES kunnen<br />
zijn, omdat men van hem eene zoo naauwkeurige<br />
befchrijving van de Rijken van Babel en<br />
Jsfyrië niet verwachten kon , ten minften, dat<br />
Ninive niet aan hem bekend kon wezen, als zijnde<br />
eerst, naar NINUS, dus genoemd, eenen tijdgenoot<br />
van de Richteresfe DEBORA. Trouwens<br />
deze aanmerking is zoo min wel getroffen, dat<br />
juist die bijzonderheid MOS ES als Schrijver kenmerkt,<br />
dat hij, in deze woorden, niet Ninive,<br />
maar of Refen, of Kalah, de groote ftad , of de<br />
hoofdftad van Jsfyrië, noemt, omdat, naamlijk,<br />
Nizeide<br />
men het gelukkig land MICHACLIS, Spicil. Geogr,<br />
Hebr. Part, II. pag. 72.<br />
(a) Vergelijk mijne gefchiedenh der Asfyrifche Koningen,<br />
Bladz. 175, 176. B i c H I B N B lll.Detl 11, Stuk bladz. 498.<br />
Vergelijk ons V. DeeJ, bladz. 225.
DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. 11 %<br />
Nineve zulks, in zijn' tijd , nog niet fchijnt geweest<br />
te zijn («). Maar, het geen nader tot<br />
mijn oogmerk behoort, BOCHART, en op zijn<br />
Toetfpoor anderen , ook BACHIENE (£), meenen<br />
, dat MOS ES, in deze woorden, voortgaat,<br />
van NIMROD te fprekeni en dat hij zijne veroveringen<br />
en krijgstogten met dezelven verhaalt;<br />
te weten , zij vertalen ze dus : „ Uit ditzelfde<br />
j, land, is hij (NIMROD) uitgegaan, naa As fut<br />
„ (Jsfyrië,) en heeft gebouwd enz. " Ik kan<br />
echter deze vertaling en opvatting niet bijtre-<br />
\ den , om redenen , elders bijgebracht (c) , ook<br />
kunnen de redenen , die men voor deze vertaling<br />
aanvoert, geen fteek houden. Men zegt , hec<br />
woord- uitgaan wordt, doorgaands, gebezigd van<br />
ten flrijde uitttrekken ; het zij zoo , doch doorgaands<br />
is niet altijd, en wij zijn, derhalven ,<br />
door het gebruik van dit woord, indien er geene<br />
andere bewijzen zijn , niet genoodzaakt, om aan<br />
eenen krijgstogt te denken. Verders meent men,<br />
dat, juist om deze reden , Jsfyrië N I M R O D S<br />
land genoemd wordt , M I C H. V: 5. in deze<br />
woorden :<br />
„ Die zullen Asfurs land afweiden met den fabel,<br />
„ Ja NIMRODS gantfche land, tot in zijn fterkten toe»<br />
Doch, het is geenszins zoo zeker , dat bij dien<br />
Profeet, te dier plaatze , Jsjurs land en N I M R OD S<br />
land , hetzelfde betekenen ; de Parallelismus in<br />
de leden van dit vers leidt ons daar niet noodzaaklijk<br />
toe. NIMRODS land kan daar heel wel<br />
Ba-<br />
(a) Vergelijk MICHACLIS, aangehaald in mijnen Bijbet<br />
verdedigd, VUI, Deel. bladz. 22, 23.<br />
(.b) Itl. Deel. I, Stuk. bladz. 107, 108, 109.<br />
(c) Gefckiedems der J.'fw Koningen, bladz. [75. Vergelijk<br />
ook Micrtiëiis Spie. Geogr. Hebr, Part. I. pag. 235. fqij,<br />
VI. Deel.<br />
H
ii4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Babylonië te kennen geven. Te weten , het is<br />
blijkbaar , dat de overwinningen der Makkabeefche^<br />
Helden voorzegd worden , behaald op de<br />
Syrifche Koningen , uit den Stam der Seleuciden,<br />
welke de landen onder hun gebied hadden , die<br />
voormaals de magtige rijken van Jsfyrië en Babel<br />
uitmaakten. Nog zegt men , dat van<br />
N I M R O D w. io. gezegd wordt, dat het begin*<br />
zei van zijn rijk was Babel enz. waar uit fchijnt<br />
te volgen, dat yx. n, 12. van de verdere uitbreiding<br />
van dit Rijk fpreekt. Doch, ik zie niet,<br />
hoe deze gevolgtrekking fluit , dewijl immers<br />
het begin van zijn rijk bepaald kan worden te<br />
Babel, zoo dat de uitbreiding te zoeken is , dn<br />
de volgende vs. 10. gemelde fteden. Deze<br />
zijn de bewijzen , door B A C H I E N E gebruikt.<br />
B O C H A R T heeft , behalven dezelven , nog de<br />
volgende 1) dat men hier geene melding van<br />
A S S U R , zoon van S E M , kan verwachten, inde<br />
gefiachtlijst van C H A M ! Doch, waarom zou<br />
M O S E S , bij gelegenheid , dat hij van het rijk,<br />
door N I M R O D gefticht, fpreekt, niet, als in<br />
't voorbijgaan , kunnen melden, dat A S S U R , het<br />
zij, als hoofd eener volkplanting, of wel. als<br />
vluchtende, en zich aan de overheerfching van<br />
N I M R O D onttrekkende , na Jsfyrië is getrokken,<br />
en daar de grondflagen van ten ander rijk gelegd<br />
heeft ? —• 2) Dat de gefchiedkundige orde<br />
niet toelaat, dat MOSES VS: ft, 12. zou fpreken<br />
van de verrichtingen van A S S U R , en eerst vs,<br />
22, van zijne geboorte en oorfprong. Maar, te<br />
recht heeft MiciiAè'Lis opgemerkt, dat wij<br />
hier zoo zeer geene gefchiedenis , als wel eene<br />
geHachtrekenkundige Tafel van den oorfprong<br />
der volken hebben , in welke dit bijzonder bericht<br />
, bij de voorkomende gelegenheid , kon<br />
wor-
BÏS BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i i5<br />
worden ingelascht; te meer , omdat deze verhuizing<br />
van ASSUR eene nadere betrekking tot<br />
NIMROD hadt; het zij, dat hij, op dezes bevel,<br />
dezen togt ondernam , of liever door denzelven<br />
zijne overheerfching ontgaan wilde. — 3) Dat<br />
dit echter niets bijzonders was in ASSUR, dat<br />
hij niet de eenigfte was, die uit Sinear is uitgetrokken<br />
; het zij zoo, het uitgaan of uittrekken<br />
uit Sinear, is ook, in de daad , hier het<br />
bijzondere niet, het welk MOSES wil verhalen><br />
maar het flichten van de fteden , welke het oude<br />
Jsfyrisch Rijk hebben uitgemaakt. — 4) Eindelijk<br />
, is de Helling van BOCHART te zeer gewaagd,<br />
dat, in de alleröudfte tijden ^ de Koningen<br />
van Babel en Jsfyrië dezelfden geweest zijn,<br />
en , wanneer hij dit , met het getuigenis der<br />
Griekfche Schrijveren, wil bevestigen, heeft die<br />
geleerde man niet genoeg bedacht, dat de Grieken<br />
, in de aloude gefchiedenisfen van het Oosten<br />
, zich vreemdelingen betonen te zijn , en<br />
daar van niet dan zeer verwarde denkbeelden gehad<br />
heoben.<br />
ASSUR dan , de zoon van SEM , is voor den<br />
Stichter van het aloude Jsfyrifche rijk te houden.<br />
Deze vertaling is, volgends den aart der<br />
Hebreeuwfche'Taal, en zij is ook de vertaling<br />
van genoegzaam alle de oude Overzetteren , en<br />
wordt ook van JOSEFUS gebillijkt: (a) „ AS-<br />
J, SUR," zegt hij, „ heeft de Had Ninus (Nineve*)<br />
„ gedicht, en hen , die hem gehoorzaamden ,<br />
Jsfyriërs genoemd , welke zeer gelukkig zijn."<br />
Laat ons dat aloude Jsfyrifche rijk, door AS<br />
SUR gefticht, befchouwen. „ Hij heeft, zegt<br />
MO-<br />
(«) Ant. Jud. I. 6. 4.<br />
II 3
IÏ5<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
MOSES, geflicht, of was de eerfte grondlegger<br />
van Nineve, en Rehoboth-Ir, Kalah, en Refen,<br />
tusfchen Nineve en Kalah; die groote flad. "<br />
N I N E V E '<br />
ïs dërhalven eene zeer oude flad , waaromtrent<br />
zij voor Babel niet zeer behoeft te wijken; men<br />
wil, dat zij haren naam zal hebben naar NINUS,<br />
tijen men voor eenen zoon van ASSUR houdt,<br />
bij de Grieken heet zij , gemeenlijk , Ninos, of<br />
Ninus. — Zij lag aan de vermaarde rivier den Tiger,<br />
die hier eene brug velen kan , waar van de<br />
hedendaagfche flad Moful, dat is, brug, den<br />
naam zelfs heeft. Omtrent deze ligging van Nineve<br />
aan den Tigris, flemmen HERODOTUS, PTO-<br />
LEMEUS, PLINIUS, en andere Schrijvers, over<br />
een; anderen, evenwel, als CTESIAS, DIODO-<br />
RUS SICULUS , en AMMIANUS MARCELLI-<br />
NUS, ja HERODOTUS zelve eenmaal, plaatzen<br />
haar aan den Eufraat, het welk, indien het geen<br />
misflag zij , niet anders kan worden opgelost,<br />
dan dat men , met BOCHART, denke , dat er<br />
twee fleden, met den naam Nineve , geweest zijn,<br />
ééne aan den Eufraat, en de andere , het vermaarde<br />
Nineve, aan den Tigerfiroom. Het eerfle is<br />
echter het waarfchijnlijkst, dat de Schrijvers fomtijds<br />
den Eufraat en Tigris verward hebben (a).<br />
Hoe<br />
(a) Uit de onderftelling van een tweederlei Nineve, een<br />
aan den Eufraat, het ander aan den Tigris, tracht B A-<br />
CHIENE III. Deel. tl. Stuk. bladz. 506. het Boek TOBIT<br />
te verklaren, alwaar Hoofdfiuk VI: 1. gezegd wordt, dat<br />
de jonge TOBIÏS, met zijnen Reisgenoot, uit Nineve op reis<br />
gegaan zijnde, met den avond aan den Tigris kwam , het<br />
welk geen zin geeft, dewijl Nineve zelve aan den Tigris geleren<br />
was. Men behoeft zich echter om eene verdichtzel,<br />
gejijk. het Boek Tobit is, zoo vele moeite niet te geven.
DES BIJBELS. X. BOEK, IV.HOOFDST. 117<br />
Hoe het zij, zeker is het , dat het van ouds<br />
vermaarde Nineve aan den Tigris gelegen hebbe,-<br />
en wel aan de Oostzijde van dien ftroorn, gelijk,<br />
men gemeenlijk en waarfchijnlijk denkt, alwaar<br />
ook STRABO (a) en AMMIANUS MARCELLI-<br />
NUS (b) het geplaatst hebben. •— Evenwel is<br />
deze ligging twijfelachtig. Niet alleen plaatst<br />
PLINIÜS (c) de itad Nineve aan de Westzijde<br />
van den Tigerjlroom , maar ook beweren zulks<br />
veelal de hedendaagfche ingezetenen van dat<br />
land, en willen, dat Eski Moful, of, het Oude<br />
Moful, 9 uuren hooger den Tiger op, dan het tegenwoordig<br />
Moful, waar een kleine {broom in den<br />
Tiger valt, de plaats van het oude Nineve zijn<br />
zoude. NIEBUHR vondt hier de puinhopen<br />
van eene groote Had , zijnde er van den ftadsmuur<br />
nog vele overblijfzels , en op een' hogen<br />
heuvel, dien men het kasteel noemt, een klein<br />
fterk gebouw van groote witte fteenen, en verfcheiden<br />
gewelven, die aan NIEBUHR toefcheenen<br />
, alien daken van huizen te zijn , welke ,<br />
van tijd tot tijd, bedolven zijn geraakt (d). Nabij<br />
deze oord , is ook eene kapel, ter plaatze ,<br />
alwaar de Profeet JONA gewoond zal hebben,<br />
enz. Bus CH ING zelve (e) fchijnt tot deze gedachten<br />
over te hellen , dat Nineve aan de Westzijde<br />
van den Tiger zal gelegen hebben. — Evenwel<br />
, dient voor het gewoon gevoelen , niet alleen<br />
het gezag van STRABO en AMMIANUS,<br />
maar ook dat van den Nubifchen Jardrijksbe'<br />
fcbrij-<br />
(a) XVI. Bladz. 507.<br />
(b > XXIII. 20.<br />
(e) VI. 13, H. N.<br />
(d) NIEBUHR Reize II. Deel bladz, 358^ 359,<br />
( e ) Aften ƒ. 27 2.<br />
H 3
ÏIS A A R D R I J K S - K U N D E<br />
fchrijver, en den Joodfchen Reiziger , BENJAMIN<br />
van Tudela (a) , welke zeggen, dat Nineve ge-'<br />
legen hebbe, recht tegen over de ftad, die he^<br />
dendaagsch Moful of Mofoul heet. ~ Ook komt<br />
hier bij, dat de landftreek in Mefopotamië, of aan<br />
de Westzijde van den Tiger eene woestijn is, zoo/<br />
dor en zandig, dat iemand zich verbeelden zou,<br />
zich in het midden der woestijnen van Arabïè te<br />
bevinden ( b ) ; men kan ook overlevering tegen<br />
overlevering ftellen. Zie hier, wat NIEBUHR (c)<br />
des aangaande fchrijft : ,, Voor dat men , van<br />
deze zijde, te Moful komt, reist men door Nineve.<br />
Deze ftad ftrekte zich , naar de mening<br />
der Christenen te Moful, van Kadikend tot Jeremdsja<br />
uit, welke dorpen ten hoogften twee mijlen<br />
van elkander, en aan den Tiger liggen ; maar<br />
de Jooden willen beweeren , dat zij drie dagreizen<br />
lang geweest zij. Ik vernam eerst, dicht bij<br />
den vloed, dat ik aan zulk eene merkwaardige<br />
plaats was. Men toonde mij hier een dorp, op<br />
een' grooten heuvel , dat men Nunia noemt , en<br />
eene Moskee, in welke de Profeet JONAS begraven<br />
is. — Een andere heuvel, in dezen oord,<br />
wordt Kella-Nunia , of het kasteel van Nineve<br />
genoemd. Op denzelven ligt een dorp Koindsjug.<br />
Te Moful, daar ik nabij den Tiger' woonde ,<br />
toonde men mij ook nog de wallen van Nineve,<br />
die ik op mijne doorreis niet bemerkt, maar<br />
voor eene rei heuvels aangezien hadt. Nader*<br />
hand heb ik van alles een gezicht ontworpen op<br />
plaat<br />
(Ö) Bij BACHIENE III. Deel II. Stuk bladz. 507. Ook is<br />
ABULFEDA van deze mening.<br />
(*> l< A u w OLF aangehaald bij FABER. over HARMAK.<br />
tyaarn. v,tn liet Oosten, 1. Deel bladz. 167. Volgg.<br />
(c) Rsize II. Deel bladz. 335.
BES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i i$<br />
plaat XLVII. " Volgends BUSCHING (a) verzekeren<br />
weder andere Reisbefchrijvers , dat er<br />
in dezen oord geene puinhopen van eene voormalige<br />
ftad te vinden zouden zijn , maar één of<br />
twee anderen getuigen , dat er zulke , in de<br />
daad waren, inzonderheid IVES, welke bericht,<br />
dat het bovengenoemde dorp Nunia aan puinhopen<br />
ftoot, weike men van het oude Nineve gelooft<br />
te zijn. Ook gelooft hij , dat de menigvuldige<br />
heuvels, welke men in dezen oord ziet,<br />
door de opeengehoopte puin van oude gebouwen,<br />
ontdaan zullen zijn; en dat de ftad Nineve,<br />
die , volgends het bericht der oude Schrijvers,<br />
eene buitengewone grootte gehad heeft , zich<br />
van hier, langs de rivier hooger op, tot in den<br />
omtrek van Eski-Moful hebbe uitgeftrekt. •<br />
FABER (Z>) meent, dat het gevoelen, welk<br />
Nineve aan de Westzijde van den Tiger plaatst ,<br />
uit eene verwisfeling van het nieuwe Nineve, of<br />
de ftad Moful, met het oude, ontftaan zij. Dq<br />
tegenwoordige bewoners van het Oosten ", zegt<br />
hij , „ hebben meermaals , dergelijke verwisfelingen<br />
gemaakt, en PLINIÜS niet minder. En<br />
uit de overblijfzels, welke men aan deze zijde<br />
van den vloed vindt, kan men alleen befiuiten ,<br />
dat hier eertijds eene ftad geweest zij , naamlijk<br />
Oud'Moful, zonder dat daar uit volgt, dat deze<br />
ftad het oude Nineve ware. "<br />
De ftad Nineve , in vervolg van tijd , de hoofdftad<br />
der Jsfyrifche heerfchappij, was , toen zij<br />
in haren bloei was, in de daad, eene groote flad-,<br />
dus noemt echter MOSES haar aog niet, want<br />
GE.SU<br />
(a) Jftën ƒ. a
120 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
GEN. X: 12. moeten de woorden , die groote<br />
fiad, niet betreklijk gemaakt worden tot Nineve,<br />
maar, waarfchijnlijk tot Refen , zoo als wij reeds<br />
gezien hebben. Maar , ten tijde van den Profeet<br />
JONA, door wiens gefchiedenis de ftad zoo bij%<br />
zonder merkwaardig is geworden , wordt zij ,<br />
met recht, als eene groote fiad Gods befchreven ,<br />
JONA III: 13. dat is , die zelfs in het Godlijk<br />
oog, en oordeel, of door den bijzonderen zegen<br />
der Godlijke.Voorzienigheid, groot was, zijnde<br />
zij van drie dagreizen in den omtrek, dat is, na<br />
genoeg 20..uuren gaans , het welk overëenftemt<br />
met de opgave van DIODORÜS SICULUS, die<br />
de lengte der ftad op CL. fiadièn , de breedte op<br />
X L , en den geheelen omtrek, op CCCCLXXX<br />
fiadièn. bepaalt. CCCCLXXX Jladiën zijn LX Ro.-<br />
meinfche mijlen , van 3 in één uur gaans , dat<br />
is, 20 uuren gaans; zijnde de lengte omtrent 6<br />
of 7 uuren , en de breedte omtrent 4 uuren<br />
gaan*. — Het is waar , BACHIENE («) wilde<br />
drie dagreizen, bij JONA gemeld, tot de leDgte<br />
der ftad bepalen, en meent, dat er van heel korte<br />
dagreizen gefproken wordt, zoo als JONA, al<br />
predikende ,; zou hebben afgelegd , omdat er<br />
volgt, dat deze Profeet , eene dagreize , eenen<br />
aanvang met zijne verkondiging van Nineve's<br />
verwoesting maakte. Doch, ik geloof, met den<br />
kundigen VAN EMDRE, (b) dat men deze ber<br />
paling niet behoeft te maken, maar de drie dagreizen<br />
, zoo wel als de ééne dagreize , zeer wél<br />
kan brengen tot de uitgeftrektheid der ftad.<br />
„ De<br />
(a) lil. Deel. II. Stuk bladz. 510. volgg.<br />
( b ) De Geografhie der H. Schrift gemakiijk gemaakt enz.<br />
bjqdz. 31a.
DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i a {<br />
De Profeet zal, buiten twijfel, in zijne pre-<br />
,, diking, over den weg van éénen dag, welke<br />
„ de lengte der flad uitmaakt, meer dagen heb*<br />
„ ben doorgebracht. En , daar in den Tekst<br />
„ gezegt wordt : JONAS begon enz. zoo wordt<br />
„ daar mede aangeduid, dat zijn oogmerk was,<br />
„ niet alleen in de lengte , maar ook in de<br />
„ breedte , die groote flad te doorwandelen,<br />
„ doch , denklijk, is het laatfle niet uitgevoerd,<br />
,, door de fpoedige bekeering der Nineviten'. "<br />
Ten opzichte van de volkrijkheid dezer groote<br />
flad, hebben wij ook in het Boek van JONA eene<br />
opgave, die ons eenigzins in flaat fielt , om dezelve<br />
te berekenen. Volgends Hoofd[luk IV: i r.<br />
waren er, in dezelve, meer dan 120,000 menschlijfce<br />
wezens, die hunne rechtehand van de linke<br />
niet onderfcheiden konden , dat is, kinderen.<br />
„ Indien dit eene befchrijving zal zijn van kin-<br />
„ deren van drie jaren , dan moesten er , (nademaal<br />
er zoo vele kinderen flerven, voor dat<br />
zij drie jaren bereiken,) jaarlijks veel meer<br />
„ dan 40,000 kinderen geboren zijn , dat is ,<br />
,, derdehalf maal zoo veel, als te Londen : maar ,<br />
„ zullen het kinderen van zeven jaren wezen ,<br />
„ dan zou het getal der jaarlijks geboornen ,<br />
„ niet, zoo als men misfchien , bij divijte, krij-<br />
,, gen zon, 17,000, maar,'het flerven van zoo<br />
„ vele kinderen voor de zeven jaren, weder<br />
mede in rekening gebracht zijnde, meer dan<br />
„ 20,000, en dus ruim 200 veel, als in Londen,<br />
„ geweest zijn. Dit getal der geborenen, zelfs<br />
„ het grootfle, derdehalfmaal zoo veel als in Lon><br />
s, den, fchijnt, bij den eerflen opflag , naarmate<br />
„ van de grootte der flad , veel te weinig te<br />
„ zijn; doch, men moet mede in rekening bren»<br />
jj, gen, dat er, in de Jftatifche Hoflieden, vele<br />
« e &<br />
Lf 5
ia<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
en groote tuinen bij de huizen zijn, fomtijds<br />
zulke, als onze Vorften en aanzienlijke lieden,<br />
,, bij hunne buitenplaatzen , hsbben , dat zij ,<br />
„ derhalven , niet zoo volkrijk zijn , als onze,<br />
„ door handwerken en koopmanfchap, groot ge-<br />
„ worden , en dicht bewoonde , hoofdlieden,<br />
„ Naar mate ik de kinderen op drie of vier jaren<br />
rekene, zou nu het getal der inwoners éen,<br />
of iet meer dan twee millioenen zijn , en zelfs<br />
„ dit laatfte blijft nog weinig voor eene ftad van<br />
„ die uitgeftrektheid , en dus altijd het waar-<br />
„ fchijnlijkst, " («)<br />
Volgends DIODORUS SICULUS was Nineve<br />
tevens eene zeer fterkeftad, als hebbende eenen<br />
muur van die dikte , dat drie wagens naast elkander<br />
daar op rijden konden , voorzien met<br />
1500 torens , zijnde elke ter hoogte van 200 voe<br />
ten. Met dit alles , is bij de uitkomst gebleken<br />
, dat zij niet onverwinlijk was. Het is<br />
waar , toen JONAS haar , wegens de zedenloosheid<br />
harer burgeren , den ondergang aankondigde<br />
, weerde zij dien ondergang , toenmaal,<br />
af, door eene fpoedige en. boetvaardige bekeering<br />
, waarom die van Nineve den onb.ekeerlijken<br />
Jooden, door den Zaligmaker, tot een bel'chamend<br />
voorbeeld, worden voorgefteld, LUK. XI:<br />
32. Maar, bij toenemenden voorfpoed, en het<br />
overhand nemen van aile gruwelen, NAHUM II:<br />
E N<br />
12—14. llU 4. TOBIT XIV: 13. verkondigden<br />
de Profeeten van God, inzonderheid NA<br />
HUM, wiens geheele Boek dit onderwerp behandelt<br />
, haar de uiterfte verwoesting aan. Dus<br />
voorzegt ook ZEFANJA II: 13. volgg.<br />
Dan<br />
O) MICHACLIS Voorr. voor IESAIS blafa. XVI.
DES BIJBELS. X.BOEK, IV. HOOFDST. 12»<br />
Dan wendt hij zijne hand ook tegen 't Noorden, daar<br />
Hij yisfur zal verdoen , en Nineve zal maken<br />
Tot een verwoeste plaats , dor als de woestenij.<br />
Pan zullen in die ftad de herderskudden leg'ren,<br />
Ja allerlei gediert', de kropgans met den uil<br />
£ich nest'len op den top van haar verheven zuilen;<br />
Men hoort het naar gekras in 't venfter ; gruis en puin<br />
Ligt, daar het ced'ren fchot vernield is , op den drempel.<br />
Dit is de ftad , die eer fteeds dartelde van vreugd,<br />
Die rondom veikg was; die zich weleer verbeeldde :<br />
Ik ben liet, ik alleen, ik heb geen wedergac !<br />
Hoe is zij thans, helaas! verwoest? hoe thans een fchuilplaats<br />
Voor veld- en woudgediert'! alwie daar henen reist,<br />
Zal fioiten met den mond, en wenken met de hand.<br />
Deze verwoesting is ook , in de daad , deze<br />
groote wereldftad te beurt gevallen , in het laat.<br />
fte jaar der regering van den Joodfchen Koning<br />
josia' , wanneer de Asfyrifche Keizer CHINILAp<br />
AN of SAR AC, in deze zijne hoofdftad, belegerd<br />
werdt, door de verëenigde legers der Meden, onder<br />
KIJAXARES I. en der Babyloniers, of liever<br />
Cbaldëen , onder NABOPOLASSAR. Men verhaalt<br />
, dat de belegering twee jaren , zonder<br />
merklijke vordering , geduurd hebbende, in het<br />
derde jaar, de Tigris zoodanig zij opgezwollen ,<br />
dat zij een gedeelte der ftad overftroomde , en<br />
den muur , ter lengte van 20 ftadiën, wegfpoelde<br />
, waarop de Koning, ten einde niet in handen<br />
zijner vijanden te vallen, zich met alle zijne<br />
wijven en fchatten in het Koninglijk Paleis verbrandde,<br />
terwijl de vijanden, door de ingeftorte<br />
muuren, in de ftad inrukten, en die aan de vernieling<br />
overgaven. Misfchien doelt ook de Proleet<br />
NAHUM op deze bijzonderheden HoofdJl.il: 6. 8,<br />
Van dien tijd af is Nineve woest en verlaten gebleven<br />
, want, als TACITUS en AMMIA.<br />
• > T<br />
- 'NUS
124 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Nus MARCELLINUS (a) van de ftad Ninus,<br />
de alleroudfte zetelplaats van Jsfyrië, als in hunnen<br />
tijd nog beftaande, gewaagen, verwarren zij<br />
het oude Nineve, met een later, het welk , in<br />
plaats van het oude, gedicht is , en waar van ,<br />
misfchien het hedendaagsch dorp Nunia, gelijk<br />
wij boven zagen, een overblijfzel kan zijn, anders<br />
heeft LuciANüs (b) naar waarheid gezegd<br />
, ,, dat Nineve zoo vergaan is, dat er gee-<br />
„ ne voetftappen overgebleven zijn , uit welke<br />
„ derzelver ligplaats kan worden aangewezen, "<br />
De overige fteden , door ASSUR aangelegd ,<br />
die het aloude rijk van Jsfyrië uitmaakten , waren<br />
volgends GEN. X; 11,12.. Rehobotb - Ir ,<br />
Kalah, en Refen.<br />
R E H O B O T B - IR.<br />
Ik voeg deze woorden bij een , als tot den<br />
zelfden naam behorende, om deze ftad te onderfcheiden<br />
van Rehoboth - Nahar, of aan de rivier,<br />
GEN. XXXVI: 37. Vergelijk ons V . Deel bladz.<br />
326. het welk dezelfde plaats fchijnt te zijn, met<br />
Eeth-Rechob 2SAM. X: 6. (aldaar iladz. 325.)<br />
Dewijl deze ftad Rehoboth - Ir nergens elders voorkomt,<br />
is het moeilijk, iet , met zekerheid, van<br />
dezelve te zeggen. Op het gezag van E F R E M<br />
den Syriër, denkt MICHACLIS QC) aan Jdia.-<br />
hene, bij de Syriërs Chadjab , eene ftad in het<br />
Jandfchap Jdiabene , of het eigenlijk Jsfyrië ,<br />
dicht bij eene brug over de Zab, volgends A M-<br />
MIA-<br />
(0 ) XXJII: 6.<br />
fb) In dialogo, cal titulus: 'EriTUtTtnrts vel contemplaute^<br />
( c) Spicil. Geogr. Hebr. Part. \. pag. «43.
DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. 12*<br />
MIANUS MARCELLINUS , maar dit is echter<br />
niet meer dan eene waarschijnlijke gisfing.<br />
Niet min onzeker is alles, wat men van<br />
K A L A H<br />
zeggen kan. BÓCHART en BACHIENË , )<br />
op zijn voetfpoor , gisfen, dat deze naam dezelfde<br />
zij, met eene kleine verandering, met Halach<br />
2 KON. XVII: 6. en XVIII: ïi. Doch,<br />
hier tegen verklaart zich MICHASLIS (b),<br />
o m<br />
*<br />
dat de verwisfeling der letters in deze beide namen<br />
ongewoon is, en tegen den aart der Oosterfche<br />
tongvallen ftrijdig , terwijl hij aan eene ftad<br />
Hatra denkt, niet , die in Mefopotamië gelegen<br />
was, tegen over de plaats, daar de Zab in den<br />
Tiger valt, maar eene andere, over den Tiger,<br />
indenoord van Maraga, bij PTOLEMEUS Chatracharta,<br />
dat is, de ftad Chatra, (c) hoe het<br />
zij, het is zeer waarfchijnlijk, dat naar dit Kalah<br />
het Jsfyrisch landfchap Calachene den naam<br />
voert.<br />
R E S E N,<br />
eindelijk, wordt, door MOSES, geplaatst tusfchen<br />
Nineve en Kalah, en tevens genoemd, die<br />
groote fiad , welke woorden , zeker, hier te plaatze,<br />
niet tot Nineve behoren, maar of tot Kalah,<br />
of tot Refen, welk laatfte daarom waarfchijnlijkst<br />
is, omdat MOSES ook de ligging van Refen,<br />
als eene aanzienlijke ftad, bepaalt. Nineve was,<br />
ten<br />
(a) III Deel II. Stuk bladz. 519, 530.<br />
( b ) Spicil. 1. c. pag. 245.<br />
(O BUSCHING Aften f. 171,
12
DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i % 7<br />
tvordt bijgebracht (a). Hoe het zij , indien<br />
Elasfar eenige betrekking tot Jsfyrië heeft, zoo<br />
blijkt het, dat. dit aloud Rijk der Jsfyriërs toenmaals<br />
nog niet vermogend, veel min het hoofdrijk<br />
Van Jfië geweest is.<br />
Eerst in de tijden van DAVID vinden wij gewag<br />
van Jsfur of Jsfyrië , wordende zij PSALM<br />
LXXXIII: 6. onder de verbonden volken opgenoemd,<br />
die zich tegen DAVID verëenigden, en<br />
eenen hevigen oorlog gevoerd hebben. M i-<br />
CH ASLIS meende, dat zij, bij deze gelegenheid,<br />
begrepen zijn onder den naam van Jrameërs van<br />
Beth-Rechob, maar dit komt mij, gelijk ik boven<br />
reeds gezegd heb, niet waarfchijnlijk voor. Ten<br />
minften , dit is zeker, de Jsfyriërs waren, ten<br />
tijde van DAVID, nog bepaald, binnen het eigenlijk<br />
zoogenoemde Jsfyrië.<br />
Het is , ten tijde van den Profeet JONA, die<br />
onder de regering van JEROBEAM II. Koning<br />
van Ifraël geleefd heeft, 2 KON. XIV. 25. dat<br />
Nineve in zijne grootheid voorkomt, en korten<br />
tijd daarna, verfchijnen de Jsfyriërs y<br />
onder hunnen<br />
Koning PUL, als een magtig volk, in de<br />
gefchiedenis der Ifraëliten, hetwelk , onder dezen<br />
Vorst, en zijne Opvolgers, het rijk der X Stammen<br />
, van tijd tot tijd, ingekort, en eindelijk<br />
gefloopt , en de inwoners in ballingfchap gevoerd<br />
heeft. Wij vinden verders nog van eene<br />
Jsfyrifche flad<br />
B E T H - A R B E L<br />
gewag gemaakt HOS. X: 14. alwaar gezegd<br />
wordt,<br />
O. MCfuëui SpiM. Giogr. Hebr. Part.l. pag. asi—253.
128 A A R D R I J K . S - K U N D Ë<br />
wordt, dat SALMAN dezelve , ftormenderhand5<br />
heeft ingenomen, en verwoest , wordende in<br />
haar de lijken van moeders en derzelver zuigelingen<br />
, op een geftapeld. Sommigen hebben dit<br />
Beth - Arbel gehouden voor Arbela , het welkdoor<br />
ons befchreven is V. Deel bladz. 10. (a)<br />
hetwelk echter niet waarfchijnlijk is, alzoo men<br />
voor de Babyhn'ifiche ballingfchap geen Arbela in<br />
Palcejlina vindt. — Veel waarfchijnlijker is het ,<br />
dat Beth- Arbel, Arbela is, het welk door den<br />
grooten veldflag, tusfchen ALEXANDER den<br />
grooten , en DARIUS, vermaard is ; die anders<br />
ook de veldflag bij Gaugamela, een dorp dicht bij<br />
Arbela , genoemd wordt. Dit Arbela is de hoofdftad<br />
van een Asfyrisch Landfchap, gelegen tusfchen<br />
den grooten en kleinen Zab, in eene vlakte<br />
, heden nog Arbel, of Erbel genoemd , liggende<br />
volgends NIEBUHR op 36 0<br />
11'Poolshoogte,<br />
behorende tot het gouvernement van Bagdad,<br />
en hebbende eene fterke bezetting van Janitzaren,<br />
van Konjlantinopel. Verders fchrijft er dis<br />
Reiziger dus van (b) : „ Dit is, zonder twijfel,<br />
hetzelfde Arbela, dat door den flag tusfchen<br />
A L E X A N D E R en DARIUS vermaard geworden<br />
is. Het heeft vele jaren zijne erflijke Mohammedaanfche<br />
Prinfen gehad, wier gebied zich in Perfië<br />
tot Tauris uitftrekte. De ftad was toen zeer<br />
groot , en hadt een kasteel op eenen hoogen heuvel.<br />
Tegenwoordig is daar van weinig meer<br />
overig , dan dit kasteel, en hetzelve is niet eens<br />
met eenen muur omgeven , maar de buitenfte<br />
huizen, welken allen van ongebakken tegelftenen<br />
ge-<br />
(a) Vergelijk BACHIENE II. Deel. UI, Stuk. bladz. 1951*<br />
(b) Reize II. Deel bladz, 325, 326.
DES BIJBELS. X. BOEK. IV. HOOFDST. 12*<br />
gebouwd zijn, ftaan aan den kant des heuvels<br />
zoo dicht aan elkander, dat men flechts door<br />
e'énen opgang in de hedendaagfche ftad kan komen.<br />
Beneden aan den heuvel, waar eertijds<br />
de groote ftad lag , ftaan maar weinige flechte<br />
huizen. Oudheden vindt men hier niet. " <<br />
Wie voords de bovengemelde SALMAN. zij , o£<br />
SALMAN AS SAR, gelijk men gemeenlijk gelooft,<br />
of eenig ander ouder Jsfyrisch Vorst, gelijk M I-<br />
CHAè'Lis (a) meent, kunnen wij niet, met zekerheid<br />
, bepalen.<br />
Toen de Jsfyriërs in hunnen bloeiftand waren ^<br />
dreven zij ook grooten koophandel, dus worden zij<br />
gevonden EZECH. XXVII: 23, 24. Echter wanneer<br />
men NAH. III: 16V verklaart van Kooplieden, die<br />
in getal de ftarren des hemels te boven zouden<br />
gegaan zijn , fchijnt men den waaren zin te misfen<br />
, alzoo de Profeet veeleer fpreekt van gehuurde<br />
krijgsbenden, in dienst van den Jsfyri-'<br />
fchen Vorst.<br />
In dezen bloei des rijks waren genoegzaam alle<br />
de landfchappen van het Oosten aan dit rijk onderworpen<br />
, en onder dezen oök de landen der<br />
Meden en P erf en, welke echter, eindelijk, niet<br />
alleen het juk afgefchud , maar ook , gelijk wij<br />
gezien hebben, een einde van het Jsfyrisch keizerrijk<br />
, gelijk ver volgends ook van het BdbylonU<br />
fche , gemaakt , en eene nieuwe , de Perfifche,<br />
Heerfchappij gelticht hebben, onder CYRUS.<br />
(«) Voorreden voor JESAIA, bladz. XIX.<br />
VI. Deel, l VIJFI
J36 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
VIJFDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
Medië.<br />
Dit landfchap , den naam hebbende van MA-<br />
DAI , JAFETHS derden zoon, GEN. X: 2. (zie<br />
V. Deel bladz. 175.) l a g t e n Oosten en Noorden<br />
t^n Jsfyrië, Zuid- en Zuidwestwaards aan de<br />
Kaspifche zee , waar men thans Adarbigan, Gelan,<br />
Tabrijlan , en andere landfchappen van her.<br />
hedendaagfche Perfië heeft. —<br />
Men meent, dat het ook den naam Hara<br />
draagt, 1 CHRON. V: 26. omdat daar voor, in<br />
de gelijkluidende plaats 2 KON. XVII: 6. Haat,<br />
defieden van Medië, ook meent men, dat met dezen<br />
naam Hara , de naam Aria, en Ariën, met<br />
welken dit land , en deszelfs inwoners , bij de<br />
Grieken wel benoemd zijn, overeenkomt. Ook zal<br />
de betekenis van den naam Hara, een heog ,<br />
bergachtig land, aan het noordelijk gedeelte van<br />
Medië, bijzonder voegen , hetwelk, naar het<br />
getuigenis van STRABO, veelal met hooge bergen<br />
vervuld was — om welke reden dit noordelijk<br />
gedeelte, bij de Arabieren El-gibbel, of het gebergte,<br />
genoemd wordt (0).<br />
De lucht is, in Medië, koud én droog, maar<br />
zeer gezond , en in den zomer zuiver — Offchoon<br />
het land zeer bergachtig is , zoo is het toch<br />
vrucht-<br />
(*) BACHIENB III. Deel. II. Stuk, bladz, 5Jg.
DES BIJBELS. X. BOEK* V. HOOFDST. 13 i<br />
Vruchtbaar in allerhande levensmiddelen , aarden<br />
boomvruchten , ook heeft het overvloed aan<br />
gevogelte en ander wildbraad; de weilanden zijn<br />
thans nog vol paarden, gelijk dan ook de Koningen<br />
van Medië' van ouds groote ftoeterijè'n<br />
gehouden hebben (aj.<br />
Onder de bergen van dit land noemen fommïgen<br />
den Chaboras , die bedoeld zou zijn 2KON*<br />
XVII: 6. hoewel men, te dier plaatze, ook aan<br />
de rivier Chabur, of Chebar zou kunnen denken*<br />
van welke boven bladz. 96. gehandeld is. Te dier<br />
plaatze, gelijk ook in de gelijkluidende plaats ,<br />
a KON. XVIII: 11. wordt ook gewag gemaakt<br />
van de rivier Gozan , welke fommigen meenen<br />
t<br />
dezelfde te zijn , welke anders Cyrus, Kur, of<br />
Kir, zou genoemd wezen , die zich met den<br />
Araxes verè'enigt, O) maar hier Gozan, naar<br />
eene ftad of landfchap van dien naam , dat men<br />
bij PTOLEMEÜS vindt, in het landfchap Atropatia,<br />
het welk het Noordelijk gedeelte vzti Medië<br />
uitmaakt, ftootende aan de Kaspifche zee.<br />
Ondertusfchen is het moeilijk , iet te bellisfen,<br />
dewijl de ouden een Gozan , of Gaufanitis in<br />
Mefopotamië, zoo wel kennen, als een Gauzatl of<br />
Gozan, in Medië, doch bij dit laatfte geene rivier<br />
plaatzen , weshalven , het zeer twijfelachtig<br />
is, of men niet ook, dit Gozan , even als het<br />
onmidlijk voorgaande Chabor, in Mefopotamië t<br />
te<br />
zoeken heeft Qc).<br />
Onder de rivieren van dit land , behoort ook<br />
de<br />
{a) Men leze de reizen van CHARDII* I. Deel fladè*<br />
35ö. 379. enz.<br />
(*; BACHIENE III. Deel. II. Stuk. blade. 53*.<br />
(c) Zie MICHACLIS Supplem. ad Les. Hebr, Paf. »Sès<br />
fW. en pag. 666, * * '<br />
I S<br />
t
jt 3<br />
4 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
de Aras r<br />
, oudtijs Araxes, die men voor ééne van<br />
de Pafadijs- rivieren houdt. (V. Deel bladz. 147.)<br />
In den Bijbel komt ook de Kir voor, naar welden<br />
de Syriërs van Damaskus in ballingfchap vervoerd<br />
zijn. door den Asfyrifchen Koning, T I G -<br />
L A T 11 P I L E S E R , 2RON. XVI: o. vergeleken<br />
A M O S I: 5. terwijl deszelfs aangrenzende bewoners,<br />
onder den naam Kir, onder de benden voorkomen,<br />
die het Medo-Perfisch leger uitmaakten ,<br />
het welk Babel belegerde , JES. XXII: 6. De<br />
Uitleggers verfcheelen wel, onder eikanderen,<br />
Vaar zij dit Kir te plaatzen hebben, waar van velen<br />
eene flad maken , gelijk wij een Kir - Moab<br />
hebben JES. XV: 1. enz. denkende fommigen<br />
aan de flad Kyrrhus, in het noordelijk deel van<br />
Syrië; anderen aan de flad Karina, welke F T O -<br />
X E M E U S plaatst in het zuidelijk deel van Medië,<br />
naast aan de oostlijke grenzen van Asfyrië (a).<br />
Het waarfchijnlijkst echter is , dat Kir de benaming<br />
is van een landfchap, aan de rivier Kur,<br />
hij de Grieken Kyrus, of wel dat die rivier zelve<br />
bedoeld wordt. Deze rivier ontfpringt in de<br />
riooge gebergten tusfchen de Kaspifche - en Zwarte<br />
.zee, en na den Aras, of Araxes, ontvangen te<br />
hebben , valt hij , omtrent onder den 39 graad<br />
INT. Br. in de Kaspifche zee. Het is merkwaardig,<br />
dat men nog heden, in deze oorden , fpooren<br />
ontdekt van de verhuizing van een zuidelijk<br />
volk her waards. L A R C H E vondt aan de Kaspifche<br />
zee , ten Noorden van den Kur , een Vsbcks<br />
volk, het welk een uitheemsch en Joodsch<br />
gezicht en voorkomen hadt, (b) dit volk hielde<br />
hij<br />
(a) B A C H I K N E tip. Deel. H. Stuk. blatiz. 516.<br />
(i)'BUSCHiNo Magazin Th, X./. 402.
DES BIJBELS. X. BOEK, V.HOOFDST. i S3<br />
hij voor nakomelingen der X Stammen ; maar<br />
even goed , kunnen het aframmelingen zijn ,<br />
zegt MicHAè'Eis. (a) , van de Damasceenfche<br />
volkplanting , die zich met de oude barbaarfche<br />
inwoners vermengd , en derzelver taal aangenomen<br />
hebben.<br />
De Meden zijn van ouds beroemd geweest, als<br />
een ftrijdbaar volk, dat ontzaglijk was, voor vele<br />
andere volken, JES. XXI: i. XXII: 6. enz. Wij<br />
hebben , echter , van hunne aloude gefchiedenisfen,<br />
(b) geene zekere berichten; zij ftonden<br />
onder de Jsfyriërs, toen deze Mogendheid iri haren<br />
bloeiftaat was, onder SANHEKIB ; na deszelfs<br />
dood zijn zij, onder DEJOCES, hunnen eerflen<br />
Koning , daar de gefchiedenis melding vari<br />
maakt, van de Jsfyriërs afgevallen , wiens zoon<br />
FRAÖRTES, zijnen vader opgevolgd zijnde, de<br />
ARFAXAD fchijnt geweest te zijn, die volgends<br />
het Boek JÜDITH I. door den Jsfyrifchen Koning<br />
geflagen, en in de gebergten Ragau ge-<br />
^ dood werdt — Zijn zoon KYAXARES I. maakte,<br />
" met de hulp van NABOPOLASSAR, Koning van<br />
Babel, vader van NEBUKADNEZAR den grooten<br />
, door de verovering van Nineve , een einde<br />
van het Jsfyrisch Keizerrijk. Den zoon van'<br />
dezen K Y A X A R E S I. A S T Y A G E S houde<br />
ik, waarfchijnlijk, voor den AHASUEROS, in<br />
het Boek van ESTHER , gelijk den zoon van dezen,<br />
KYAXARES II. voor DARIUS den Meder,<br />
bij DANiè'L , wiens Neef en Opperbevelhebber<br />
CTRUS Babel bemagtigde, en vervolgends het<br />
Perla)<br />
Over SKON. XVI: 9.<br />
( b ) Ik heb eene gefchiedenis der Medifche Koningen go<br />
plaatst in de Akademie der Geleerden, J. Qeel. II. Sfuk,<br />
bladz. 195. volg.<br />
13
134 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Perfisch rijk gedicht heeft. Na welken tijd , de<br />
Meden en Perfen faamverbonden gebleven , en<br />
door éénen Keizer geregeerd zijn , tot de tijden<br />
van ALEXANDER den grooten, die dit Perfisch<br />
rijk overhoop heeft geworpen.<br />
De fteden, die, als tot Medië behorende, in<br />
den Bijbel, en de Aprokrijfe Boeken , voorkomen,<br />
zijn Ekhatana, en Rages,<br />
E K ^ A T A N A ,<br />
heet EZRA VI: 2. ,, Achmeta, de burgt, of Koninglijk<br />
flot." BOCHART neemt dit woord, voor<br />
een algemeen naamwoord, het welk, bij de He-<br />
Ireën , een Koffer of Kist zal betekenen , doch ,<br />
behalven dat , gelijk BACHIENE, te recht, opmerkt<br />
, al ware het ook , dat dit Hehrecmvsche<br />
woord, aldaar, die gemeene betekenis hadt, echter<br />
niet ontkend zau kunnen worden , dat , in<br />
dit verhaal , de ftad of het flot te Ekhatana bedoeld<br />
zou worden , dewijl er uitdruklijk bijgevoegd<br />
word , de burgt of het flot, in het land der<br />
Meden , zoo is het zeker , dat Achmeta , niet<br />
alleen zeer veel overeenkomst heeft, met Ekhatana<br />
of Agbatana , gelijk fommige ouden den<br />
naam dezer ftad fchrijven, als men flechts in 't<br />
oog houdt , dat niets gemeener is, dan de verwisfeling<br />
der letters K en B in de Oosterfche<br />
talen , maar ook , dat de oude vertalingen voor<br />
Achmeta, Ekhatana, gezet hebben , gelijk ook<br />
deze naam in dezelfde gefchiedenis in hetApokrijfe<br />
Boek EZRA VI: 23. gevonden wordt, welk boek<br />
echter niet anders dan eene Overzetting van den<br />
Hebreeuwfchen EZRA is. Volgens het bericht van<br />
HERODOTUS, is deze ftad Ekhatana gefticht,<br />
doorDEjocEs, deneerftenKoning der Meden,na<br />
hun-
DES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. 135<br />
hunnen afval van de Asfyri&rs. Hij bouwde ze,<br />
op eenen heuvel, en omringde ze met zeven onderfcheiden<br />
m uuren , die de één den anderen infloten<br />
, en derwijze dekten, dat (vermids de<br />
één hooger was, dan de andere, naar de rijzing<br />
van den grond des heuvels,) niet meer dan de<br />
tinnen derzelven konden gezien worden. Daar<br />
benevens , waren alle de tinnen dezer muuren ,<br />
met verfchillende kleuren, geverwd, de één wit,<br />
de ander zwart, de derde blaauw enz. het welk<br />
van verre eene zeer fraaje vertoning moet gegeven<br />
hebben. In den binnenflen dezer muuren<br />
ftondt het Koninglijk flot, het welk eene verwonderenswaardige<br />
llerkte hadt. Rondom dit flot<br />
was de flad geflicht, welke POLYBIUS nogthans<br />
zegt, zonder muuren geweest te zijn , doch , die ,<br />
naar het getuigenis van DIODORUS van Sicilië,<br />
CCL ftadiën in haren omtrek, zou gehad hebben ,<br />
het welk meer dan tien uuren wegs zou bedragen.<br />
JOSEFUS (a) fchrijft de flichting van dit flot<br />
aan DANIÊL toe, ten minflen, dat deze Profeet<br />
te Ekhatana een flaatlijk Paleis zal gebouwd hebben,<br />
hetgeen naderhand tot eene Graftombe voor<br />
de Koningen van Mediëdiende. Ook verzekert hij,<br />
dat dit paleis, in zijnen tijd, nog in zijn geheel<br />
was. Thans echter is er niets meer van te vinden,<br />
zelfs is men onzeker, nopens de waare ligging<br />
der flad, gelijk wij zoo aanftonds zien zullen.<br />
Men meent, dat de Schrijver van het<br />
boek juDiTii I: 2— 5. de flichting der flad<br />
Ekhatana aan ARFAXAD toefchrijft, dien wij bo*<br />
ven voor F R A Ö R T E S , zoon van DEJOCES,<br />
hielden, maar men kan deze plaats eenigzins anders<br />
ia) dnt. Jud. X. 11. 7.<br />
/
136 A A R D R I J K & K U N D E<br />
ders'vertalen, te weten, dus: ARFAXAD ver*<br />
jierkte Ekbatana rondom , mee muuren van ge><br />
'„ houwen fteenen , van drie ellen breed, en zes<br />
éllen lang, hebbende déze muuren de hoogte<br />
„ van 70 ellen , en de breedte van 50 ellen, be*<br />
„ halven de torens, die hij, boven de ftadspoor-<br />
„ ten, oprichtte, van honderd ellen hoog, leg ;<br />
„ gende hij daar van het fondament , ter breedte<br />
van 50 ellen. " enz. Zoodat dus deze Schrijver<br />
niet zal beweeren , dat ARFAXAD de eerfte<br />
aanlegger van de ftad Ekbatana geweest zij, maar<br />
dat hij dezelve verder verfterkt , en de muuren<br />
volbouwd hebbe.<br />
De gemelde Schrijver verhaalt ons , onmidlijk<br />
daarop jüon H I: 14. dat , nog onder de regering<br />
van denzelfde ARFAXAD , NABOCIIODO-<br />
NOSOR, de Koning van Asfyrië, de torens<br />
3, van Ekbatana vermecsterd, hare ftraaten ver-<br />
,, woest , en haren fieraad tot fchande gemaakt<br />
,, heeft. *' Evenwel moet de ftad fpoedig her-!<br />
fteld ziin geworden , dewijl niet alleen de volgende<br />
Koningen van Medië , maar ook , na de<br />
verê'eniging der Meden en Perfen, onder één hoofd,<br />
CYRUS en zijne opvolgers, ten minften , voor<br />
een gedeelte desjaars, te Ekbatana hunnen rijkszetel<br />
gehad hebben. Immers , ten opzichte van<br />
CYRUS blijkt zulks , uit de gefchiedenis EZRA<br />
VI: 1. dewijl het oorfpronglijk affchrift van zijne<br />
vergunning aan de Jooden, om naar hun vaderr<br />
land weder te keeren, en den Tempel ie Jernfalem<br />
te herbouwen , alhier gevonden werdt, ten<br />
bewijs , dat C Y R U S hier tegenwoordig was ,<br />
toen hij in de vrijlating der Jooden bewilligde. —••<br />
Ook verhaalt ons LI ANUS , met wien STRABO<br />
fchijnt overeen te komen, dat de Perfifche Koningen<br />
Ekbatana tot hun Winter-- en Sufan tot hun<br />
Zo-
BES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. i<br />
n<br />
Zomerverblijf plagten te verkiezen , alhoewel<br />
het veel waarfehijnlijker is , dat het omgekeerde<br />
zal plaats hebben gehad , en dat deze Vorsten ,<br />
's zomers de hitte, die in Sufiane heerscht , te<br />
Ekbatana ontweken; maar daar tegen den winter<br />
te Sufan zullen doorgebracht hebben , gelijk ,<br />
door anderen, reeds is aangemerkt.<br />
Van deze flad wordt dikwerf gewag gemaakt,<br />
in het Boek TOBIT III: 7. VI: 7, 23. XIV:<br />
14, 16. enz. Ook komt deze flad voor 2 MAK-<br />
XAB. IX: 3. als de plaats, waar de Syrifche Koning<br />
, ANTIÖCHUS EPIFANES, zich bevondt,<br />
toen hij de tijding kreeg van de nederlage zijner<br />
veJdöverflen in Judeë. Schoon fommigen , te<br />
dier plaats, willen denken aan eene andere flad<br />
Ekbatana , in Syrië , die door het ongeval van<br />
den Perfifchen Keizer, KAMBYZES, welke aldaar,<br />
ongelukkig, om het leven kwam, berucht<br />
geworden is. Het welk mij, echter, niet waarfchijnlijk<br />
voorkomt. Ondertusfchen kan de reden<br />
, waarom de ongewijde «Schrijvers ons Ekbatana<br />
, doorgaands , Ekbatana in Medië noemen ,<br />
zeer wel zijn, om het van dit Syrisch Ekbatana<br />
te onderfcheiden , gelijk CELLARIUS gedacht<br />
heeft.<br />
Omtrent de ligging der flad Ekbatana is men<br />
het, onder de Uitleggers en Aardrijksbefchrijveren,<br />
niet eens , gemeenlijk heeft men geloofd, dat<br />
Ekbatana dezelfde flad is , die heden Tebry of<br />
Tams heet, en die gelegen is , in de Provintie<br />
Jdarbigan, welke, in de daad , tot het oude Medië,<br />
tusfchen de Kaspifche zee en het meir Urmia,<br />
of Shahi, op de de kaart van D'ANVILLE , onder<br />
65 en een halve graad Lengte, en 38 Breedte<br />
behoort. Maar de ligging komt niet overeen: want<br />
Tauris ligt, op de Westzijde van de Kaspifche<br />
I 5<br />
zee,
x 3<br />
8<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
zee, maar Ekbatana vindt men bij T TOLEMETTS,"<br />
op de Zuidzijde derzelve,omtrent 2 en vijf twaalfde<br />
graad, dat is, 36 Duitfche mijlen, zuidlijker.<br />
Ik waag het derhalven geheel niet, zegt MicnAëlis<br />
O), tebepaalen, welken naam de overblijfzels<br />
dezer groote ftad, indien er anders nog eenige<br />
voor handen zijn, thans dragen mogen. Is*<br />
pahan , daar anderen aan gedacht hebben, ligt te<br />
zuideliik. — Eindelijk , heeft DE L'ISLE bewezen<br />
, dat Amadan, of Hamadan , het oude Ekbatana<br />
geweest is, omtrent ter halver wege, tusfchen<br />
Tauris en Ispahan gelegen. Dezelfde beroemde<br />
Aardrijksbefchrijver meent, dat daartegen<br />
Tauris, dus lang voor Ekbatana aangezien,<br />
de ftad Gabris is, die bij PTOLEMEUS voorkomt<br />
, geliik dezelve hedendaags, bij de Aralieren<br />
, Tabris of Tebris , _ wordt uitgefproken.<br />
Daar is nog eene overlevering, dat buiten Hamadan<br />
ESTHER en MORDECHAI begraven liggen<br />
(*><br />
R A G E S<br />
komt in het Boek TOBIT , meermalen , voor<br />
als eene ftad van Medië TOBIT I: 16". IV: 21.<br />
V: 7. VI: 11, 14. Binnen deze ftad bevondt<br />
zich,onder de gevanglijk weggevoerde Ifraëliten,<br />
door SALMANESER , één van TOBITS bloedverwanten,<br />
GABACE, aan wien hij tien talenten<br />
zilver ter bewaring overgegeven had. En , dit<br />
wordt, in gemelde gefchiedenis, opgegeven, als<br />
de eerfte aanleiding, tot de reize van den jongen<br />
TO-<br />
(
DES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. 139<br />
foBiAs, ten einde dit geld van daar na Nineve<br />
te brengen, gelijk het dan ook, terwijl de jonge<br />
TOBias zich te Ekbatana bleef onthouden, om<br />
zijn huwlijk met R A G u ë L s dochter, SARA, toé<br />
fland te brengen, door den Engel RAFAËL, die<br />
TOBias reisgenoot zal geweest zijn , van Rages<br />
af<br />
ge h aald is, TOB. IX: 1—7. Zij fchijnt dezelfde<br />
flad te zijn, die JUDITH I: 15. den naam<br />
geeft aan het gebergte Ragau, en tevens aan de<br />
groote vlakte, die in de nabijheid van Ragau is<br />
vs. 6. Onder den naam van Rhaga is de flad bij<br />
de oude Griekfche Schrijveren zeer bekend , als<br />
eene der voornaamfte fleden in het landfchap Medië.<br />
STRABO zegt (0) „ dat de Syrifche Koning<br />
, 9<br />
Ni KA TOR, deze flad gebouwd, dat is , ver-<br />
„ nieuwd en verbeterd, heeft , en ze Europus<br />
„ noemde , ook , dat de Parthen" dezelve Arfacië<br />
„ genoemd hebben , " te weten , ter eere van<br />
hunnen Koning ARS ACES , die de eerfle flichter<br />
van het Parthifche rijk geweest is. En , met<br />
dezen naam vindt men ze bij PTOLEM EUS , genoegzaam<br />
in het middenpunt van Medië. Van<br />
deze flad zullen de overblijfzelen nog te zien zijn<br />
hoewel zij zeer verwoest is. Zij wordt in de*<br />
nieuwfle kaarten van Perfiën , met den naam van<br />
Kei of Raja, uitgedrukt f». In hare plaats zal de<br />
ltad Kasbin of Kaswin gefticht zijn, gelijk fommigen<br />
meenen, eene groote en volkrijke flad , welke<br />
de Perfifche Vorst Schah ABAS de groote tot<br />
zijne Hofhouding verkozen hadt.<br />
Schoon Medië, ongetwijfeld , meer fteden gehad<br />
heeft, gelijk er , uitdruklijk , van de (leden<br />
van Medië, op meer dan ééne plaats, gewaagd<br />
wordt,<br />
(a) Libr. XL<br />
(*> BACHIBJJS HL Deel. II. Stuk. bladz.
i4o A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
wordt, naar welke de Ifraëliten der X Stammen ,<br />
door den Koning van Jsfyrië in ballingfchap zijn<br />
weggevoerd, 2 KON. XVII:
DES BIJBELS. X.BOEK 3 , VI.HOOFDST. 141<br />
Doch het eigenlijke Perfië, in den naauwflen<br />
zin , hedendaags Farfijlan, is een landfchap, het<br />
welk aan de golf van Perfië, en ten oosten van<br />
Babylonië ligt, welks hoofdflad Perfepolis was. —'.<br />
Naast het zelve lag Klam of Elymais, vervolgends<br />
Sufiana, thans Chufifian, enz.<br />
De heerfchappij der Perfen bevatte ook Parthië,<br />
naderhand het magtig rijk der Jrfaciden,<br />
Hyrkanië, Margiana, thans Chorafan, Baclriane,<br />
Sogdiane, en andere landfchappen , van welken<br />
ik niet fpreek, omdat zij in den Bijbel niet voorkomen,<br />
dan alleen, dat de Parthen gemeld worden<br />
onder de verfcheiden volken , die te Jerufalem,<br />
en in den Tempel zich bevonden , op hec<br />
eerfle Pinkflerfeest der Christenen HAND. I{: O.<br />
De naam van Perfië, of der Perfen, komt niet<br />
voor , in de aloude Bijbelboeken, voor de Baby<br />
lonifche ballingfchap , men ontmoet denzelvent<br />
eerst in de Voorzeggingen van DANISL en EZEcmè'L,<br />
in de Boeken der Chroniken, van EZRA,<br />
NE HEM IA , en EST HER , die allen in of na de<br />
Babylonifche ballingfchap gefchreven zijn ; de<br />
naam fchijnt, in het Hebreeuwsch,zijne afleiding;<br />
te hebben, van het paardrijden, Parasch betekent<br />
een paardrijder of ruiter, misfchien , omdat de<br />
Perfen op het paardrijden bijzonder waren afgericht<br />
, waar toe men zegt, dat CYRUS de eer-r<br />
fle aanleiding gegeven heeft , op wiens bevel<br />
zijne onderdanen zich in het paardrijden oefenen<br />
moesten, waardoor het gekomen is , dat, zedert<br />
dien tijd, het te voet gaan, onder deze natie, vooreene<br />
fchande gerekend werdt. Voorheen ontmoeten<br />
wij den naam<br />
E E A M ,<br />
wdk eigenlijk , gelijk wij boven begonnen te
I 4<br />
Ï .AARDR IJ KS-KUNDE<br />
zeggen , een afzonderlijk landfchap is , bij det<br />
Grieken Elymais genoemd, van waar de Elamiten<br />
HAND. II: 9. Dit landfchap lag allernaast aan<br />
Babylonië, tusfchen Perfis en Sufiana, wij hebben<br />
er van gefproken V. Deel bladz. 22$. Ondertusfchen,<br />
fchijnt het , dat de oude Hebreeuwfche<br />
Schrijvers, meermalen, den naam Elam in eenen<br />
ruimeren zin genomen, en er ook andere Perfifche<br />
Provintiën ond«r begrepen hebben.<br />
• Ten opzichte van de<br />
NATUURGESTELDHEID<br />
van Perfië, de benaming in den ruimeren zin genomen<br />
zijnde, kan men, uit hoofde van de uitgeftrektheid<br />
des lands , ligtlijk opmaken, dat de<br />
grond en luchtsgefleldheid zich, in alle de landfchappen<br />
van dit uitgeftrekt gebied , niet gelijk<br />
kunnen zijn. In het midden des lands is de grond ,<br />
wegens gebrek aan water, zeer onvruchtbaar en<br />
woest , men vindt, hier en ginds, barre zandwoestijnen,<br />
alleen bewoonbaar voor het wild gedierte.<br />
Te weten, behalven de rivieren , die<br />
langs de grenzen van dit land lopen, vindt men<br />
er flechts weinige in Perfië, en geen ééne, die<br />
bevaarbaar is. De meesten zijn kleine beekjens,<br />
wier water , van de bergen afftortende , door<br />
onderaardfche buizen , met groote kosten en<br />
moeite, naar de voornaamfte fteden wordt heengeleid.<br />
Anderen van dezelven , die men , in de<br />
opene lucht, vrij laat voortvloeijen, worden,<br />
door de uitwaasfeming , die de grootte hitte veroorzaakt,<br />
allengs verminderd, of verliezen zich<br />
in eenen zandigen grond , zonder in de zee uit<br />
te wateren. — Dus wordt er, in den Bijbel, zoo<br />
veel ik weet, flechts eene rivier van Perfië, genoemd,<br />
te weten<br />
VLAï
DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 143<br />
U t A I,<br />
BAN. VIII: 2. bij de hoofdflad Sufan , deze Ulai<br />
is, ongetwijfeld, de Euleus , der oude Aardrijksbefchnjveren,<br />
welke met den Choaspes zich verèenigende<br />
, of wel, gelijk fommigen gevoelen ,<br />
onder eenen anderen naam , dezelfde rivier zijnde<br />
, als de Choaspes, een meir maakt, en zich<br />
eindelijk in de golf van Perfië ontlast. Indien<br />
Ulai of Euleus en Choaspes dezelfde rivier zijn, is<br />
het deze, van welke HERODOTUS , PLINIUS ,<br />
en anderen , verhalen, dat de Perfifche Koningen<br />
alleen haar water, en nimmer eenig ander, gedronken<br />
hebben, zoodat het daarom, overal waar<br />
zij heen reisden, moest worden nagevoerd f>")<br />
In die oorden echter , waar water gevonden<br />
wordt , is het land zeer vruchtbaar in<br />
koorn , wijn, boonen , en peulvruchten ; ook<br />
heeft het olie en honig, men wint er ook boomwol<br />
, en zijde , nog hedendaags. Zoo wel wildbraad<br />
, als tam vee, wordt, in groote menigte<br />
gevonden , om niet te fpreken van de metalen !<br />
edelgefleenten, in de bergen te vinden, en van<br />
de peerl- en koraalvisfcherij, die men aan de<br />
kusten m de golf van Perfië heeft, en van welke<br />
wij, in het oude Boek joa XXVIII: 18. reeds<br />
gewag vinden.<br />
Het is reeds, door de oude gefchiedfchrijx'ers<br />
aangemerkt, dat in Perfië zulk een groot onderscheid<br />
van weder gevonden wordt, dat men zich,<br />
in hetzelfde jaargetijde , aan den éénen kant,<br />
naauwlijks, tegen de koude kan beveiligen , en<br />
aan<br />
(«) Vergelijk; BACHIBMK III. Deel. U. Stuk bladz,<br />
614,
144 A A R D R IJ K S ; K U N D E<br />
aan den anderen kant, de hitte pas verduuren<br />
kan. Deze ondraaglijke hitte fchrijft STRA-<br />
,BQ £«) voornaamlijk toe, aan het Taurisch gebergte<br />
, het welk door zijne verbazende hoogte ,<br />
"de Noordewinden te rug iluit, die, in deze landen,<br />
eenige verkoeling géven zouden. Ondertusfchen<br />
, genieten de 'Perfi'dnen , meestendeels<br />
, eene onveranderde zuivere heller lucht-,<br />
naardien", geduurende den geheelen zomer , de<br />
hemel met geene wolken bedekt is. — Ook hoort<br />
men daar zelden of wel geheel niet van donder<br />
ofblikfem, maar langs de golf van Perfië, waait,<br />
op zekeren tijd des jaars, tusfchen den 15 Juny<br />
en den 15 Augustus, van tijd tot tijd , de verflikkende<br />
wind Samitm , van welken wij, elders,<br />
in dit werk, gefproken hebben Qb).<br />
STAATSGESTELTENIS.<br />
De Perfifche heerfchappij , door CYRUS gefticht,<br />
was zeer uitgebreid, zoo zeer, dat CY<br />
RUS van geene grootfpraak te befchuldigen is ,<br />
wanneer hij, in zijn EdiSt, omrent de Jooden ,<br />
erkent , dat J E H O V A , de God des hemels,<br />
hem alle Koningrijken der aarde gefchonken hadt ,<br />
EZRA I: 2. indien men, naamüjk , dit bepaalt<br />
tot het Oosten en Jfië, gelijk ook de ram, met<br />
twee hoornen, die het Perfisch rijk verbeeldt, in<br />
het nachtgezicht van DANIËL, DAN. VIII: 4.<br />
„ ftiet tegen het Westen, tegen het Noorden, en<br />
9, Zuiden , terwijl geene beesten tegen hem be-<br />
,, fland waren , en niemand den anderen, uit<br />
„ zijne<br />
ia) Ubr. XV.<br />
(6)1. Deel. bladz. 193.
DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 145<br />
„ zijne magt kon bevrijden ; met één woord,<br />
„ hij deedt, wat hij goedvondt, en werdt ongemeen<br />
groot. " Zij voerden, daarom , niet<br />
zonder reden, den titel van Koning der Koningen ,<br />
dat is , Keizer, of ook de groote Koning, welke<br />
Titel, dikwijls , bij de Griekfche Schrijvers voorkomt.<br />
Zij vertoonden een' ongemeenen luister<br />
en pracht, en oefenden een volflrekt gezag over<br />
hunne onderdanen, die hun de eere der Oosterfche<br />
aanbieding (Adoratio) bewijzen moesten.<br />
Wat den<br />
G O D S D I E N S T<br />
der Perfen betreft , deze was zuiverer, dan die<br />
van de overige ons bekende Heidenfche volken.<br />
Zij waren geene beeldendienaars, en hielden niet<br />
van Tempels en altaren , aan bijzondere godheden<br />
toegewijd ; veeleer verdelgden zij zoodanige afgoden<br />
, gelijk daar op misfchien gedoeld wordt<br />
JES. XXI: 9. XLVI: 1. JER. L: 2. LI: 47,<br />
en gelijk het van XERXES bekend is, dat hij de<br />
Afgodstempelen op zijne togten verwoest en gefloopt<br />
_ heeft , evenwel was hun godsdienst en<br />
verëering van het Opperwezen niet zoo zuiver ,<br />
als_ H Y D E , en andere geleerden, zich verbeelden.<br />
Zij aanbaden de Godheid in de zon, en in het<br />
vuur, waarom men hen aanbidders van het vuur<br />
noemde, gelijk nog heden de Gauren of vuuraanbidders<br />
, hunne nakomelingen , het vuur, op<br />
eene bijzondere wijze , verè'eren. Hunne Wijzen<br />
heeten Magi, en maakten een genootfehap uit,<br />
welke eenen voorzitter hadden , den Archhnagus<br />
genoemt , welke waardigheid ook DANiè'L bekleed<br />
heeft, DAN. II: 48. Ook meenen velen,<br />
dat de Magi, of Oosterfche Wijzen, welke vol»<br />
gends MATTH. II. gekomen'zijn . om JESUS.<br />
VI. Deel K Jurc
I4
DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 147<br />
Reizen , befchreven en afgebeeld zijn , en die<br />
door de Perfen Tacht Jamfchid , dat is, de verblijfplaats<br />
van JAMSCHID genoemd worden , gelovende,<br />
dat deze, één hunner oude Koningen,<br />
den grond daar toe gelegd hebbe. Gemeenlijk<br />
noemt men ze Tfchil minar , dat is, veertig zuilen<br />
, misfchien, omdat de Mohammedanen, bij<br />
hunne komst in Perfië, hier nog 40 zuilen gevonden<br />
hebben (a).<br />
S U S A N<br />
was de hoofdftad van het landfchap Sufiane, hedendaags<br />
Chufijlan, aan de rivier Ulai of Euleus,<br />
gelijk wij gezien hebben ; zij was ook de hof?<br />
plaats van AHASVERUS, in het Boek E S T H E R , \<br />
die daar een Koninglijk Slot of Burgt hadt, hier<br />
bevondt zich DANiè'E , onder de regering van<br />
BEESAZAR, DAN. VlII: 13. waar omtrent men,<br />
niet zonder reden vraagt , hoe DANIÊL zich te<br />
Sufan heefc kunnen bevinden , indien deze plaats<br />
de Hofhoudingsplaats reeds van eenen Mcdifchtn<br />
Koning, waar voor ik AHASVERUS houde, geweest<br />
zij ? Men kan, echter , deze vraag, verfcheideniijk<br />
, beantwoorden. Of, dat DA Niet.<br />
zich niet wezenlijk aldaar bevonden, ma*r alleen,<br />
in ditProfeetisch gezicht, zich verbeeld hebbe, te<br />
Sufan te wezen , omdat het gezicht de lotgevallen<br />
van het Perfisch Rijk zou ontdekken ; of men<br />
kan denken, dat OANIÊL zich in gezantfchap ,<br />
en om ftaatsbelangen (Vergelijk vs. 27.) thans<br />
te Sufan hebbe onthouden.<br />
De ftad hadt haren naam, welke eene lelie be-<br />
(#) NIEBUHR Reize II. Deel. bladz. ué,<br />
K »
H8<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
tekent, waarfchijnlijk , van de menigvuldige lf*<br />
Wén , die in. haren omtrek te vinden waren, gelijk<br />
ook STEFANUS, fchrijft.<br />
Volgends PLINIUS, zal DARIUS HYSTAS-<br />
PES deze ftad , het eerst , tot zijne hofplaats<br />
verkozen , en het Slot'aldaar gefticht hebben ,<br />
doch, reeds lang te voren, was dit Slot in wezen<br />
, en de ftad de hofplaats van AHASVERUS,<br />
E s T II. I. STRABO fchrijft dë bouwing der<br />
ftad toe aan TITHON, vader van MEMMON,<br />
naar wien het Slot van Sufa Memnonium zal genoemd<br />
zijn, gelijk de ftad zelve, volgends HE<br />
RODOTUS, fomwijlen, ter eere van dezen MEM<br />
KON , Memnoma zal heeten. Anderen meenen,<br />
dat CYRUS deze ftad, het eerst, tot de zetelftad<br />
der Perfifche Koningen zal verkozen hebben. —<br />
Bij STRABO vinden wij , aangaande dezelve,<br />
eenige bijzonderheden. Hij zegt , dat zij eene<br />
langwerpig ronde gedaante hadt, en geeft haar<br />
eenen omtrek van CXX ftadiën, dat is, vijf uaren<br />
gaans. — De ftad is naderhand door ALEXAN<br />
DER den Grooten ingenomen , welke aldaar een"<br />
onmetelijken fchat, wel van 5-0,000 talenten, vermeesterde.<br />
Deze overwinnaar onthieidt zich ,<br />
eenigen tijd, in dezelve, en voltrok er zijn huw-<br />
]ijk met de Prinfes STATIRA , de dochter van<br />
den Koning DARIUS KOU OMAN. Hij verkoos<br />
echter niet, zijn verblijf daar te vestigen , dewijl,<br />
gelijk STRABO aanmerkt, de lucht, in geheel<br />
Sufiane, en voornaamlijk omtrent dtze ftad,<br />
"in den zomer zoo ondraaglijk heet is , dat zelfs<br />
de adders en fLngen , op de wegen , door de<br />
hitte, verfchroeid worden. In den winter echte?<br />
s<br />
Urb. ai h. v.
£>ES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 149<br />
ter, is het daar zeer aangenaam , reden, waarom<br />
de Perfifche Koningen hier, eigenlijk in den winter,<br />
hun verblijf hadden, gelijk, des zomers, te<br />
Ekbatana , zoo als wij boven bladz. 136. gezien<br />
hebben.<br />
De Jood BENJAMIN vondt, in de XIII eeuw,<br />
deze ftad , voor het meeste gedeelte, vervallen<br />
en verwoest. Van de Burgt of het Paleis van<br />
AHASVEROS , waren nog vele overblijfzelen te<br />
zien, die niet nalieten, elk verwondering in te<br />
boezemen , door de kunst en pracht, waar van<br />
dit gebouw nog de merktekenen vertoonde. Daar<br />
bevonden zich, ten dien tijde, aldaar 7,000 Jooden,<br />
welke 14 Sijnagogen tot hunnen dienst hadden.<br />
Voor éénen dezer Sijnagogen, ftondt D,A-<br />
NiëLs graf, het welk deze Jooden in ongemeen<br />
groote achting hielden.<br />
De ftad wordt, hedendaags, Sus of Suster geheeten.<br />
Aangaande derzelver tegenwoordigen<br />
toeftand , heeft men weinig, of geen naricht,<br />
dewijl zij, door de Reizigers , fchier nooit be*<br />
zocht wordt, zijnde te ver afgelegen , van den<br />
weg tusfchen Bagdad en Ispahan, dien de Karavanen<br />
, gemeenlijk, volgen, welke door Peifie<br />
trekken (a).<br />
Tot een aanhangzel van deze Oosterfche landfchappen,<br />
dient, vooreerst, dat de landfchjppen<br />
Babylonië, Asfyrië, Mefopotamië, en al wat<br />
verder reikt tot aan het Kaukafisch gebergte ,<br />
aan den Twkfch.cn Keizer of Sultan , behooren, die<br />
te Konjtantinopel zijnen rijkszetel heeft. — Al het'<br />
overigen dat verder oost waards ligt, en nu, onder<br />
den gemeenen naam van Perfië bekend is ,<br />
ftaat,<br />
(Ö) B A C H I E N E III, Deel. II. Stuk. bladz. 612—Ö20 4
l S<br />
o<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
Haat, onder het gebied van zijnen eigen Opperhoofd<br />
, die den Titel van Schach plagt te voeren ,<br />
en te Ispahan zijn hof hieldt. Doch, zedert het<br />
gefkeht der Sofi's door THAMAS KOULICHAN,<br />
naderhand Schach NADIR genoemd , in deze<br />
eeuw uitgeroeid, en hij zelve in het jaar 1747<br />
vermoord is geworden , heeft dit land alle de<br />
woede van burger-oorlogen ondervonden, en is<br />
eene prooi geworden van verfcheiden mededingers<br />
naar de kroon , die deze fchoone landen ,<br />
jammerlijk, verwoest hebben.<br />
De hëerfchende godsdienst , in alle deze landen<br />
j zoo van' het Turkfche als Perfifche gebied,-<br />
is die van MÖIIAMMED, doch, zij zijn , beiden,<br />
ten aanzien van eenige {lukken, van elkander afgeweken<br />
, volgende de Turken de leere van OMAR ,<br />
en de Perfen die van ALI; twee van MOHAM-<br />
MEDS leerlingen, en opvolgeren,die den Koran,<br />
v'erfcheelend , verklaard hebben. En dit verfehih,\<br />
in eenige leerftukken en plegtigheden van<br />
denzelfden godsdienst, baart, tusfchen die beide<br />
völken , de grootfte verbittering. — Men vindt,<br />
in alle deze landen , ook vele Jooden, meest, in<br />
de voornaamfte kooplieden , die aldaar eenige<br />
vrijheid genieten. En , op de grenzen, verder<br />
noordwaards, in Armenië en Georgië, wordt alles<br />
meest bewoond , door Christenen der Oosterfche<br />
kerk , die hunne eigene Vorften hebben ,<br />
welke, ten deele, onder de befcherming des Turkfchen,<br />
ten deele, des Perfifchen Keizers, enthans<br />
ook, ten deele, van Rusland, ftaan.<br />
Vervolgends , zijn er nog twee of drie plaatzen,<br />
in de Bijbelgefchiedenisfeu, welke hier verdienen<br />
, in aanmerking te komen, en opgehelderd<br />
te worden. Zij betreffen , gedeeltelijk, de<br />
plaatzen, waarheen de Koningen van Asfyrië de<br />
Ifraë-
DES BIJBELS. X. BOEK ;VL HOOFDSt.<br />
i 5<br />
t<br />
Ifraëliten der X ftammén , in ballingfchap hebben<br />
doen verhuizen, gedeeltelijk, de plaatzen en landfchappen<br />
, van 'waar zij nieuwe volkplantelingen<br />
na het ifraelitisck land overgevoerd hebben, wij<br />
hebben reeds, in het voorbijgaan, veel daar van<br />
ontmoet, en toegelicht, ondertusfchen, zal het<br />
niet overbodig zijn , als bij wijze van nalezing,<br />
het één en ander hier bij te brengen.<br />
De eerfte foort van plaatzen is i CHRON. V: 26.<br />
alwaar gezegd wordt, dat TILGA TH - PILNE-<br />
ZAR, de Koning van Jsfyrië, de Rubeniten, Gaditen,<br />
en den halven ftam van Manasjé , in ballingfchap<br />
heeft weggevoerd, en gebracht na Ha~<br />
lak, Habor, Hara, en de rivier Gozan— 2 KON»<br />
XVII: 6. vinden wij , dat SALMANEZER, na<br />
de verovering van Samarië de Ifraëliten heeft<br />
overgevoerd na Asfyrië, alwaar hij hun woonplaatzen<br />
aanwees in Halah , en Habor, aan de rivier<br />
van Gozan, en in de fteden van Medië. Vergelijk<br />
2 KO,N. XVIII:. ix„<br />
Tot de tweede béhooren 22'KON. XVII: 24.<br />
dat de Koning van .^^isüvoikplantingen heeft<br />
overgevoerd uit Babel,. 'Cutlw ,- (<br />
Ava , Hamath,<br />
mSejarvaim; en van eeiie tweede volkplanting ,<br />
door eenen volgenden Asfyrifche Koning overgebracht,<br />
vinden tt$4S*'*fc IV-f-p» de Dinaïten,<br />
de Apharfathchiten, de Tamliten, de Apharfiten<br />
, de drcbcvitcn., de Ba^htiiers, de Sufanchiten,<br />
de Dehavitem de Elamit4n. Of de volkplantelingen<br />
, uit Din , Afarfttfakene , Tarpel,<br />
Af ars, Arach, B\tbel, Sufan,'Daha, en Klam.<br />
H A L A H ,<br />
gelijk wij boven {Bladz. 125.) gezien hebben,<br />
wordt van fommigen gehouden vóór dezelfde<br />
K 4<br />
plaats,
ts^<br />
A A R D R IJ K 5-K U N D E<br />
plaats, als Kalah, doch, ten onrecht, dewijl de<br />
namen , in de daad , onderfcheiden zijn; dit Halak<br />
moet veel oostelijker gezocht worden , wij'<br />
vinden eene ftad Helwan of Halwan, bij de Syriërs,<br />
Halun en Chalach , of Halach, weleer het<br />
zomerverblijf der Chalifen , op de Oostzijde van<br />
het landfchap Irak, eene kleine dagreize van den<br />
voet van een hoog fneeuwgebergte , dat ook<br />
Chalach heet, en heel wel aan het gantfche omliggende<br />
land den naam kan gegeven hebben (a).<br />
H A B O R en G O Z A N<br />
zijn ons reeds , in de befchrijving van Me dit<br />
voorgekomen. Bladz. ©6. en 105. en van<br />
H A R A<br />
hebben wij (Bladz. 130.) aangemerkt, dat fom»<br />
rnigen hetzelve houden, voor eenen anderen naam<br />
van Medië , omdat, naamlijk , in de gelijkluidende<br />
plaatzen, hetzelve afgewisfeld worde, met<br />
de omfchrijving: deJleden van Medië. Trouwens,<br />
wij weten ook van Hara niet anders te zeggen.<br />
C V T H A<br />
is het landfchap , of de ftad, waaruit de meeste<br />
volkplantingen na Samarië zijn overgevoerd, het<br />
welk ook de reden is, dat de Samaritanen oncier<br />
den naam van Cutheërs of Kutheërs door de Jooden,<br />
met verachting , in laater tijd benoemd zijn<br />
geworden (IV. Deel bladz. 378.)• Docu, hei is<br />
on-<br />
(«) BUSCHING Jfiëu f ao
DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. j 53<br />
onzeker, waar wij dit Cutha te zoeken hebben.<br />
JOSEFUS onderricht ons, dat er een landfchap<br />
Cutha in Porfië gelegen hebbe, alwaar ook eene<br />
rivier Cuthus zal geweest zijn. BOCHART denkt<br />
aan het landfchap Cusch , het welk ook, met<br />
verwisfeling van fch en th Cutha zal geheten<br />
hebben, en het zelfde landfchap zal wezen, het<br />
welk bij PTOLEMEÜS Kisfia genoemd en geplaatst<br />
wordt, in Sufiana, of het zuidelijkfte gedeelte<br />
van Perfië , alwaar thans Chufifian is. Anderen<br />
willen dit land Cutha nog oostelijker zoeken, in<br />
dat gedeelte van Perfië, het welk Karmanië genoemd<br />
wordt, omdat men daar, bij PTOLEMEÜS,<br />
een volk aantreft , met den naam Chuti of Chuthiërs<br />
, BACHIENE (a) volgt doorgaands het<br />
gevoelen van BOCHART. Daar zijn nog anderen<br />
, welke door Cutha , het Kolchifche landfchap<br />
Cythais, waarin de ftad Cytlma gelegen was ,<br />
verftaan. De geleerde HYDE (£) wijst ons eene<br />
ftad Cutha aan, in het Babylonisch Irak, niet verre<br />
van Babel, welke hij meent, dat den naam<br />
heeft van CUSCH, CHAMS zoon, dewijl Cusch<br />
en Cutha, door verwisfeling der letters, niet zullen<br />
verfchillen, zoodat hij, met BOCHART. vrij<br />
na oveëenkomt. Na dit alles , heeft de Ridder<br />
mcHAËiis (e) een geheel onderfcheiden gevoelen<br />
voorgedragen , en gemeend, dat Cutha<br />
een landfchap der Sidoniërs zal wezen , bij Sidon,<br />
de vermaarde hoofdftad van Fenicië. Zijne bewijzen<br />
zijn, omdat de Pfeudo- J O A A T H / N GEN.<br />
X: io. en de Cüaldeeuwfcüe vertaler 1 CHRON.<br />
I: 13.<br />
(a) III. Deel. II. Stuk bladz. 541—543.<br />
(./>) De relig. Vet. Perf. pag. 38.<br />
(c) .pril. üfngr. Hebr. Part.l. pag. 104. Vergelijk; ons<br />
V. Deel. blatz. 191,<br />
K 5
154 A A R D R IJ K S-K tl N D Ë<br />
AVA, HAMATH, en SEFARVAÏM,<br />
I: 13. bij Sidon een landfchap Cutha of Chutan<br />
kennen; de verzekering van JOSEF ABASSI ,<br />
door ons ook in het V. Deel aangehaald; en dat<br />
eindelijk, de Samaritanen, zich zeiven Sidoniërs te<br />
Sichem noemen, ja, uitdruklijk , bij JOSEFUS<br />
zeggen, dat zij Sidoniërs van oorfprong zijn;<br />
Waartoe die geleerde man 'ook brengt z A c H. XIV:<br />
21. daar zal geen Kanaaniter meer .zijn in\hèt huis<br />
van JEHOVA, geen Sidoniër, of Samaritaan, die<br />
mede deel zal willen nemen , in den opbouw des<br />
Tempels , met toefpeling op de gefchiedenis<br />
EZRA IV. — Na dit alles, ziet elk Lezer , hoe<br />
moeilijk de keuze, omtrent dit ftuk , zij , de<br />
gronden, in de daad, van MICHACLIS komen<br />
mij niet overtuigend genoeg voor , om zijn gevoelen<br />
, met verwerping van alle de overigen ,<br />
bijzonder dat van H Y D E , het welk niet-van<br />
waarfchijnlijkheid ontbloot is , aan te nemen ;<br />
het veiligst zal dan wel zijn , dat wij hier niets<br />
volftrekt vastflellen , maar onze onzekerheid belijden.<br />
zijn ons reeds voorgekomen, Hamath op zijné<br />
plaats (V. Deel bladz. 318. volg.) Av'a boven<br />
Bladz. 107. en Sefarvaïm, Bladz. 106.<br />
Thans is nog overig de plaats EZRA IV: 9.<br />
alwaar van andere volkplantingen , door ESAR-<br />
H A D D o N na Samarië overgevoerd , gefproken ,<br />
en genoemd worden de<br />
D I N A Ï T E N ,<br />
of die uit het landfchap of de flad Din. Van dit<br />
landfchap vind ik niets aangetekend , dan alleen
DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 155<br />
; leen het geen ik boven (Bladz. 107.) heb aangehaald.<br />
De<br />
AFARSATHCHITEN,<br />
zijn waarfchijnlijk, de ingezetenen van Afar-Sittacene.<br />
,, Wij kennen, zegt MicHAëtis, "<br />
„ twee landfchappen , die Sittacene heeten, een<br />
1 op de oostzijde van het Meötisch meir, of zoo<br />
, „ als wij het noemen, het meir van Azof; en het<br />
„ ander , de zuidelijkfte Provintie van Jsfyrië,<br />
omtrent tegen over Babyion, aan de oostzijde<br />
„ van denTigris. Het fchijnt, dat het woord Afar<br />
, „ er hier voorgezet is, om het één van het an-<br />
I ,, der te onderfcheiden , maar welk van beiden<br />
li „ Jf'ar- Sittacene is, weet ik niet. "<br />
De<br />
T A R F E L I T E N ,<br />
I of ingezetenen van Tarpel<br />
I kend, gelijk ook de<br />
zijn ons geheel onbe-<br />
A F A R S I T E N ,<br />
; of die van Jfars. Van de<br />
A R C H E V I T E N ,<br />
of die van. Ar ach , of Erech , Edesfa ,. zie men<br />
boven Bladz. 99. Ondertusfchen ftelt MICHAÖ-<br />
LIS twijfelachtig, of dit gemeend zij, dan wel<br />
een volk Arrich , insgelijks omftreeks het Meötisch<br />
Meir bij dc.Sittacenen woonende.<br />
De Babylo,niërs •,- oi me van Babel, de Sufanchüen<br />
, ot die van Sufan, én de Elam.it en, of<br />
Eiam, z;jii^ Iigtelijk, «tan. te wijzen.<br />
De
ï 5<br />
5<br />
De<br />
AARD RflJ KS-KUNDÉ<br />
D E H A V I T E N ,<br />
of die van Daha of ook Hava , hebben mis t<br />
fchien overeenkomst met Ivva, of Ava , boven<br />
Bladz. 107. En met deze onzekerheden zal de<br />
Lezer zich moeten vergenoegen, dewijl wij hem<br />
niets zekerer of vollediger leveren kunnen.<br />
Meer landfchappen van het oostelijk Afië, worden<br />
in de Heilige Schrift niet vermeld, dan alleen<br />
Indië, onder den naam van Hodu of Hoddu voor<br />
Hondu , thans Hindujtan of Indojlan , naar de rivier<br />
den Indus , tot zoo ver ftrekte zich het rijksgebied<br />
van AHASVERUS uit ESTH. I: x. Doch<br />
dit is ook alles, wat er in den Bijbel van voorkomt<br />
(a). En dewijl de Sinim JES. XLIX: 12.<br />
geenszins de Chinezen zijn, gelijk fommigen gedacht<br />
hebben (zie boven in dit Deel bladz. 57.)<br />
kunnen wij achten, de befchrijving der Oosterfche<br />
landen voltooid te hebben , en ons thans Noorden<br />
Westwaards van Palcejlina, wenden, om het<br />
geen, in den Bijbel, de Aardrijkskunde van die<br />
landen betreffende , voorkomt , te overwegen ,<br />
waarmede dit ons werk zijn volledig beflag zal<br />
hebben.<br />
ZEVENDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
De Landfchappen van<br />
Klein-Afië.<br />
zijn gewoon , onder den naam van Afië,<br />
het groote vierde gedeelte der wereld te bevatten,<br />
(«) tACHisKE UI. Datl lUStuk bladz. 609.
DES BIJBELS. X. BOEK", VII. HOOFDST. i 57<br />
ten, in tegenftelling van Europa, Afrika, en A-<br />
merika. In dien zin wordt hec woord niet genomen,<br />
wanneer het, in den Bijbel, dat is , in het<br />
Nieuwe Testament, (want, in het Oude wordt<br />
het niet gevonden,) voorkomt, zoo min als bij<br />
de oude ongewijde Schrijvers , aan welken ,<br />
naauwlijks, gelijk B U S C H I N G (a) zeer wel<br />
heeft aangemerkt, het vierde gedeelte is bekend<br />
geweest, van het geen w'q thans Afië noemen.<br />
Gemeenlijk, onderfcheiden wij, Groot - Afië en<br />
Klein • Afië, door het laatfte verftaan wij, het geheele<br />
Half. eiland , het welk ten Noorden de<br />
zwarte zee , of oudtijds de Pontus Euxinus, ten<br />
Westen , de zee - engte bij Konfiantinopolen , de<br />
i; zoogenoemde Propontis , of zee Marmora , den<br />
li Hplleïttnnt _ pn /ftrl,;*»! r,P A a<br />
2P C-h „ . Tom. II, pag, a.
153 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
peanen Natoliën , gelijk het doorgaands , met dezen<br />
naam , onder ons bekend is, en de Turken<br />
Anadolij gemaakt , en behouden. Anders wordt<br />
deze landftreek, bijzonder de zeekusten met influiting<br />
van de zeekusten van Syrië, de Levant,<br />
met een Fransch woord, geheeten.<br />
Het is er echter ver af, dat, :wanneer , in<br />
den Bijbel, het woord Afië voorkomt , hetzelve<br />
dan dit Klein- Afië of Naiolië, in het gemeen zou<br />
betekenen. Om dit wel te onderfcheiden •, moeten<br />
wij, kortelijk, het volgende, omtrent het<br />
gebruik van het woord Afië, bij de oude Schrijvers,<br />
opmerken. In den engften en bepaaldften<br />
zin , werdt de landftreek aan de rivier Cayfiro<br />
en den berg Tmolo, van ouds Afië genoemd, alwaar<br />
zelfs eene ftad van dezen naam geweest is.<br />
"DeRomeinen noemden dat deel van Natolie, het welk<br />
tusfchen den 36 en 41 gr. N. Br. en tusfchen den<br />
44 en 50 graad lengte (van het Eiland Faro te rekenen,)<br />
ligt, Afi'd propria , of het eigenlijk Afië,<br />
en daar van is Lydisch Afië, weder een deel geweest,<br />
het welk onder Keizer AUGUSTUS Afia<br />
Proconfiularis , (het voorburgemeesterlijk, of Stadhouderlijk<br />
Afië) genoemd werdt , omdat het beftuur<br />
daar van ,'";aan eenen Proconfi.il, werdt op»<br />
gedragen , gelijk wij dat op zijne plaats afzonderlijk<br />
zien zullen.<br />
In dezen bepaalden zin , wordt het woord Afië<br />
genomen, in de Boeken van het Nieuwe Testament,<br />
gelijk uit HAND. I: 9, 10. 1 PETR. I: 1.<br />
duidelijk blijkt, omdat het, daar, uitdruklijk,<br />
wordt onderfcheiden van andere Landfchappen<br />
van Klein - Afië', bij voorbeeld, Kappadocië , Pontus,<br />
Frygië, Pamfijli'e, enz. Ja, HAND. XVI: 6.<br />
Wordt het woord, in de allernaauwfle betekenis,<br />
gezet, voor Afia Pmonjularis.<br />
De
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. j S 9<br />
De geheele uitgeftrektheid van Klein-Afië of<br />
Natolie zal, in de lengte, oost- en westwaards,<br />
ruim 200 , en in de breedte , noord- en zuidwaards,<br />
omtrent 420 gemeene mijlen (elk van<br />
één uur gaans) kunnen bedragen. Volgends het<br />
bericht van WOOD, (a)is het uitzicht van de kusten<br />
van Klein-Afië, of eigenlijk van Töniè), uit en<br />
na de zee , zeer heerlijk. In de verte wordt het<br />
door den Athos , den Olymp , en andere bergen<br />
van Macedonië, Thracië, en Thesfialië, bepaald,<br />
welke WOOD, van den Ida af , dikwijls, .met<br />
het bloote oog, ontdekken kon. Het nader uitzicht<br />
wordt,door de Eilanden, beperkt, van welke<br />
allen die. zijde , welke na het vaste land gekeerd<br />
is, de vruchtbaarfte en meest bebouwde is.<br />
Bij zonnenondergang is de westelijke Horizont,<br />
achter de Eilanden, de aangenaamfte, die men<br />
zich verbeelden kan.<br />
Klein-Afië of Natolie \ is een land, vol bergen,<br />
die zeer hoog zijn. In dit land neemt het<br />
Taunsch gebergte , (mom Taurus , waarfchijnlijk<br />
dus genoemd , van het woord Tur , dat bij de<br />
Syriër s, Chaldeën, en Arabieren, in het gemeen<br />
een berg betekent, als zeide men , het gebergte<br />
bij uitnemendheid,) zijnen aanvang, in het zuiden<br />
,. bij de kaap of het voorgebergte , Chelido,-<br />
mum in Lycie, en zich', eerst noordelijk, vervolgends<br />
, oosthjk, diep in Afië uitftrekkende. Deze<br />
berg gaf, bij de vrede van de Romeinen, met<br />
Koning ANTIÖCHÜS den grooten, aanleiding,<br />
om geheel Afië te onderfcheiden, in Afië aan deze,<br />
en Afië aan gene zijde den Taurus, zoo dat men<br />
onder Afië aan deze zijde den Taurus verftondt<br />
%<br />
alles<br />
(
l6o AARDR IJ KS -KUNDE<br />
alles wat ren westen van de rivier Hafas, en den<br />
berg Taurus gelegen is, dus geheel Natolie, van<br />
hetwelk deSyrifche Koning afftsnd moest doen. —<br />
De hoogde bergen ziin, beftendig , met fneeuw<br />
bedekt; en onder de bergen zijn ook vuurbrakende<br />
bergen , of volkanen geweest.<br />
Onder de vlakten zijn er verfcheiden van eene<br />
aanmerklijke uitgeftrektheid.<br />
De Winter is er vrij ftreng, maar kort. In den<br />
Zomer is er de hitte groot, hoewelzij, in fommige<br />
ftreeken , door de aldaar gewone winden ,<br />
veel getemperd wordt , en uit andere oorden ,<br />
alwaar de moerasfen, bij de hitte , de lucht ongezond<br />
maken , begeven zich de ingezetenen op<br />
de naburige bergen , om daar eene frisfche en gezonde<br />
lucht te genieten. De Pest richt ér fomtijds<br />
groote verwoestingen aan. Meest is de<br />
lucht, in die landftreek, welke aan de zwarte zee<br />
ligt , gematigd.<br />
De grond is, over het geheel, zeer vruchtbaar,<br />
(alleen uitgezonderd , aan eenige woeste ledige<br />
plaatzen , in het midden,) allerleiè' levensmiddelen,<br />
waar zij bebouwd wordt, rijkiijk voortbrengende.<br />
Doch, veel is dit land, ten allen tijde,<br />
onderworpen geweest aan aardbevingen, die verfcheiden,<br />
eertijds, groote en aanzienlijke fteden ,<br />
hebben doen te grond gaan.<br />
Men vindt in dit land verfcheiden rivieren ,<br />
wier namen , in de oude gefchiedenisfen , bekend<br />
en merkwaardig zijn , de Kydnus , Meander,<br />
vermaard, door zijne menigvuldige bogten<br />
of kronkelen, Lykus, Kayjlrus, Hermus, Kaikus,<br />
Granikus , bekend , wegens de eerfte overwinning<br />
, door AEEXANDER, op de Perfen behaald,<br />
Sagaris, Parthenius, Halys, de laatfte berucht<br />
, door de nederlage van den Lydifchen Koning
'<br />
BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. iór<br />
ningKRESUs, in eenen veldflag, tegen CYRUS, |<br />
Koning der Perfen.<br />
Om ook iet van den burgerlijken toeftand van<br />
dit land te zeggen. In de alleröudfte tijden , waren<br />
er verfcheiden koningrijken in hetzelve, on- .<br />
der welken dat van Trojc, in de gefchiedenisfen , I<br />
eenen eeuwigen naam gemaakt heeft , door de /<br />
tienjarige belegering van deszelfs hoofdflad, door J<br />
de Grieken, gelijk dat van Lydië, door de rijkdommen<br />
van deszelfs laatflen Koning KRESUS; \<br />
na wiens nederlaag , dit landfchap aan de Perfi*<br />
fche Vorften, voor het grootfte gedeelte, onderworpen<br />
is geweest , blijvende echter de landen .<br />
langs de westkust , bijzonder JEolië, Iünië , en<br />
Dorië, welke door Grieken bewoond waren , in<br />
gefladigen ftaat van tegenkanting , tegen de Perfifche<br />
Heerfchappij, waarin zij, van tijd tot tijd, ^<br />
door de Grieken werden onderfleund , het welk<br />
aanleiding gaf, tot de geduurige oorlogen van<br />
dezen, met de Perfifche Keizers, tot dat eindelijk,<br />
alle de krachten der Grieken, onder ALEXAN-<br />
DRR den grooten, verè'enigd zijnde, deze^Vorst<br />
zijnen merkwaardigen togt, ondernam , en in Natolie<br />
overgetrokken , de Perfifche legerhoofden ,<br />
in eenen gefchaarden veldflag bij de rivier Granikus,<br />
overwon, waarvan het gevolg was, dat hij<br />
geheel Klein- Afië aan zich onderwierp.<br />
Wanneer na ALEXANDERS dood, zijn rijk<br />
in vier hoofdrijken, behalven anderen, van minder<br />
belang, verdeeld werdt, was het rijk van<br />
Afië y<br />
het welk, behalven meer, geheel Natolie<br />
bevatte, onder ANTIGONUS, eenen van ALEXAN<br />
DERS veldheeren, één derzelven, doch, het welk<br />
niet lang heeft ftand gehouden, maar na de dood<br />
van ANTIGONUS, en deszelfs overwinnaar , den<br />
.Syrifchen Koning SELEUKUS NIKANOR, in<br />
VI. Deel. L vela
162 AARDRIJKS.KÜNDE<br />
vele kleine heerfchappijè'n , meest Koningrijken,<br />
is verdeeld geworden. Eindelijk, kregen de Ro~<br />
meinen, wanneer ATTALUS , Koning van Pergamus,<br />
zijn Koningrijk aan de Romeinen, bij uiterften<br />
wil, vermaakte, en zij het zelve in bezit<br />
namen, onder de benaming van het eigenlijk<br />
Afië, eenen voet in dit land , gelijk zij, op dezelfde<br />
wijze , volgends uiterflen wil van Koning<br />
NIKOMEDES , van Bithynië meester werden ;<br />
waarna zij, in verfcheiden oorlogen, met MI-<br />
THRIDATES, Koning van Pontus, gevoerd }<br />
dit<br />
geheele land bemagtigd, en in verfcheiden Proyintiën<br />
verdeeld , door hunne Stadhouders, ( Proconfules,<br />
Proprcetores , Prcefides, of Procurator es,)<br />
beftuurd hebben.<br />
Men verdeelde gemeenlijk , dit geheele land,<br />
in verfcheiden gewesten , of landfchappen, van<br />
welke wij de volgende, omdat zij in den Bijbel<br />
voorkomen , kortelijk befchrijven zullen ; beginnende<br />
aan de Zuidzijde , Cilicië, Pamfylië,<br />
Pifidië, Lykaonië, Lycië ; aan de Oostzijde, Kappadocië<br />
, aan de Noordzijde , Pontus , Bithynië ,<br />
Galatië , Frygië , aan de Westzijde, Myfië, het<br />
eigenlijk gezegd Afië, onder welke benaming, verfcheiden<br />
kleine Landfchappen, een gedeelte van<br />
Frygië, JEölië , lönië, Lydië , Karië , en Doris,<br />
begrepen waren.<br />
Toen het Romeinfche Rijk , in het Oosterfch en<br />
WesterschKeizerrijk, verdeeld werdt,werdt Klein-<br />
Afië, of Natolië, een deel van het eerstgenoemde.<br />
In de laatlle helft der elfde eeuw deeden<br />
de Turken eenen inval, in dit land, het welk toen<br />
het land Rian, (of der Romeinen) genoemd<br />
werdt, en bemagtigden het grootfte gedeelte van<br />
het zelve. Hunne Vorften noemde men toen de<br />
Seljuktn van Rum, die in dit land van 1074 tot<br />
1300
DES BIJBELS. X. BOEK, VILHOOFDST. 163<br />
1300 geregeerd hebben. Ver volgen ds, verviel<br />
Klein - Afië , onder de heerfchappij van de Mongollen,<br />
of het rijk van Gingiskan, toen van<br />
Timurbeg, en eindelijk, van de üsmannifche Turken<br />
, onder welke laatften het nog Haat.<br />
'Jen tijde van de Romeinen, en toen da Apostelen<br />
van JESUS deze landftreeken doorreisden,<br />
waren de inwoners, van godsdienst, Heidenen, die<br />
onder meer andere Afgoden JUPITER en MER-<br />
KURIUS, (HAND. XIV: 12, 13.) en de Godin<br />
DIANA, (HAND. XIX: 28.) voor hunne Godheden<br />
erkenden. — Velen dezer ingezetenen waren<br />
Grieken, • bijzonder langs de Westkust j anderen<br />
oorfpronglijke ingezetenen , of, gelijk de Galatiërs<br />
, van elders overgekomen. Zedert de bemagtiging<br />
dezer landen door de Romeinen, hadden<br />
zich , hier , ook vele Romeinen nedergezet,<br />
en zelfs volkplantingen , ( Cvlonice Romania) aangelegd<br />
, hoedanige fteden met vele voorrechten<br />
van het Romeinsch Burgerrecht begunltigd<br />
waren.<br />
Doch, allerwège, ontmoette men, hier, ook<br />
vele Jooden, zelfs zoo menigvuldig, dat zij, itt<br />
verfcheiden fteden , hunne Synagogen hadden ,<br />
als te Antiöchië in Pifidië, HAND. XIII: 14, 15.<br />
te Ikonië , HAND. XIV: ï. te Efeze , HAND.<br />
XVIII: 19. en elders. Zij waren , bijzonder<br />
><br />
onder de regering van ALEXANDERS opvolgers f<br />
derwaards gekomen , zijnde , gedeeltelijk , als<br />
volkplantingen, uit Babylonië en Mefopotamië overgevoerd<br />
, ten einde de oproeriggezinde inwoners<br />
te beteugelen , ten diende der Syrifche Koningen<br />
, gedeeltlijk, uitgelokt , door de groote<br />
voorrechten , en vrijheden, welke hun gefchonken<br />
werden, gedeeltlijk ook, zich daar, om den<br />
L %<br />
Kuöpf
164 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Koophandel, nederzettende, (a) te weten, van<br />
ouds reeds werdt in dit land een aanzienlijke<br />
Koophandel gedreven ,. gelijk nog heden de handel<br />
der Europeanen op deze landftreek niet gering<br />
is, welke, gemeenlijk, onder den naam van den<br />
Levantjchen handel bekend is, gelijk de voornaamfte<br />
Handelplaatzen op de kusten les Echelles du<br />
worden' ( Levant f che Sta P e ¥
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 16-5<br />
meenten gehad ; immers wie denkt hier niet aan<br />
de zeven gemeenten van Afië, gemeld in de Openbaring<br />
van Joannes, de gemeenten van Galatië,<br />
Efeze, Kolosfe, aan welke PAÜLUS zijne Brieven<br />
heeft gefchreven ? Doch , na de overheerfching<br />
, door de Mohammedaanfiche volken , en<br />
door de Turken, zijn genoegzaam alle de bloejende<br />
gemeenten van Christenen, in deze landen , geheel<br />
verdelgd geworden, en derzelver kerken iq<br />
Moskeën , ten gebruike van den Mohammedaanfichen<br />
godsdienst, veranderd. Terwijl het gering<br />
aantal Christenen , het welk, hier en daar, nog<br />
overig is , door de ellendigfte fiavermj gedrukt<br />
wordt , en aangaande de waare leere van het<br />
Christendom geheel onkundig is , met welke<br />
onkunde alle de gebreken verzeld gaan, welke er<br />
gewoonlijk uit voortvloejen. De weinige kunde<br />
en geleerdheid , die er nog is, is alleen bij de<br />
Grieken te vinden, wier beste fchool in een klooster<br />
op het Eiland Pathmos is, in welke de oude<br />
Griekfche Taal, Phyfiea , Metaphyfica en Theologie<br />
, geleerd worden, en waarheen jonge lieden<br />
uit verfcheiden landen komen.<br />
Verders wordt de tegenwoordige toeftand dezes<br />
lands ons dus befchreven: „ De Osmanfiche<br />
Turken hebben het oude Klein-Afië in zes landichappen<br />
verdeeld, welke zijn, Anadoly of A T
166 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
men, naar mate en evenredigheid van de grootte<br />
en gefteldheid des lands, zou kunnen verwachten,<br />
en overal befpeurt men het groot verval, waartoe<br />
dit land geraakt is. Zijne oude beroemde en beste<br />
fteden en kasteelen zijn of geheel vervallen<br />
en verwoest, of grootendeels, in eenen geringen<br />
en Hechten ftaat. Het getal van dorpen is klein,<br />
de openbare wegen zijn, wegens de menigte van<br />
rovers , onder welken inzonderheid Turkmannen<br />
zijn, zoo onveilig, dat de reizigers, tot hunne<br />
veiligheid, altijd in gezelfchappen of Kiervanen,<br />
{Karavanen , gelijk men gemeenlijk zegt) rei»<br />
zen." — Doch, wij komen tot de bijzondere be»<br />
fchrijving,<br />
c u i c i ê<br />
is het eerfte landfchap in Klein-Afië, als men van<br />
het Oosten uit Syrië komt, waar van het, door<br />
het gebergte Amanus, was afgefcheiden, waarom<br />
Syrië en Cilieië, dikwijls bij elkander worden gevoegd<br />
, HAND. XV: 23 en 4.1. Ten Noorden<br />
paalt het aan Kappadocië, en Lykaönië, ten Westen<br />
aan Pamfylië , ten Zuiden heeft het de Middelandfche<br />
zee, welke, hier, de zee van Cilieië genoemd<br />
werdt, HAND. XXVII: 5. Het was eene<br />
Romeinfche Provintie, ten tijde der Apostelen ,<br />
HAND. XXIII: 34. in welke, .onder anderen, de<br />
door zijne welfprekendheid vermaarde MARKUS<br />
TULLIUS CICERO, ook Landvoogd geweest is.<br />
Ten blijke, dat , in dit landfchap , zich vele<br />
Jooden onthielden, ftrekt de plaats HAND. VI: 9.<br />
alwaar , onder de Jooden, die den diaken sTE<br />
TANUS tegenftonden, ook Jooden van Cilieië genoemd<br />
worden. Een ftuk van het oude Cilieië<br />
heet, thans, het district Itsjil, het welk tot het<br />
Gouvernement Cyprus behoort.<br />
De
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 167<br />
De voornaamfle flad van dit landfchap, de eenigfte,<br />
die in de Heilige Schrift voorkomt, is<br />
T A R s u s,<br />
geene onvermaarde Jlad van Cilieië, HAND. XXI:<br />
39. die men niet moet verwarren met Tarfisch,<br />
in de gefchiedenis van SALOMO en JONA, voorkomende,<br />
V. Deel bladz. 180, 181. Zij lag aan<br />
de rivier Cydnus , die er midden doordroomde ,<br />
thans door de Turken, Kara-Su, het zwarte water,<br />
genoemd, omdat zij zoo diep is. Ook heet<br />
zij Baradan, omdat haar water zeer koud is; welke<br />
koude , gelijk de gefchiedenis wil , voor<br />
ALEXANDER den grooten, bijna doodlijk was.<br />
De afftand der ftad Tarfus , aan deze rivier, van<br />
de zee, woi.'.: , onderscheidenlijk, opgegeven.<br />
STRABO zegt, dat dezelve niet meer dan vijf ftadiën,<br />
het welk nog geen kwartier uur gaans uitmaakt,<br />
bedroeg, doch PLINIUS getuigt, dat<br />
de ftad verre van zee aflag, en PTOLEMEÜS<br />
telt ze onder de binnenlandfche fteden van Cilieië,<br />
misfchien moet men bij STRABO , voor V liever<br />
L ftadiën, dat is, twee uuren gaans, lezen; wanneer<br />
de berichten meer zullen overè'enftemmen (a).<br />
Zij was de geboorteftad van PAÜLUS, gelijk hij<br />
zelve verklaart HAND.XVI: 39. XXII: 3. waarom<br />
hij ook SAULUS van Tarfus , of de Tarfenfer ,<br />
genoemd wordt HAND. IX: 11. gelijk hij zich<br />
dan ook, na zijne bekeering, zich, een' geruimen<br />
tijd, hier onthouden heeft HAND. IX: 30. Daar<br />
pAuLus ons dus zelve verzekert, dat hij te TAR-<br />
SUS geboren is , behoeft men aan zekere overle-<br />
ve-<br />
(a) CELLARIVS Geogr. Ant. lom. II. pag. 216, 117.
i68 A A R D R 1 J K S - K U N D E<br />
vering geen geloof te geven, die Giskala , als de<br />
geboorteplaats van dezen Apostel meldt (a\<br />
Hier kan PAULTJS eene geleerde opvoeding genotenhebben,<br />
welke hij, vervolgends, telera-<br />
Jalem, aan de voeten van GAMALiè'L, voltooide,<br />
dewijl volgends het getuigenis van s T R A-<br />
80S b d e<br />
>> » inwoners van Tarfus zoo zeer ge-<br />
„ öefend waren in de Wijsbegeerte, en andere<br />
,, takken van geleerdheid, dat zij die van Athee-<br />
„ ne, Alexandrië, en andere plaatzen, waar men<br />
„ openbare leerfchoolen hadt, overtroffen , ook<br />
,, was, aan Tarfus, dit bijzonder eigen, dat al-<br />
„ daar meest inborelingen onderwezen werden ,<br />
„ en niet vele vreemdelingen derwaards over-<br />
„ kwamen; ook, dat weinigen der inborelingen<br />
„ zich aldaar bleven ophouden ; maar, zoodra zij<br />
„ tot eenigen trap van - geleerdheid bevorderd<br />
„ waren, vrijwillig omreisden, door alle vreemde<br />
„ landen. " enz.<br />
Dewijl PAULUS, die een burger was van Tarfus,<br />
HAND. XXI: 39. tevens een geboren Romeinsch<br />
Burger was, HAND. XXII: 24—29. hebben<br />
fommigen gemeend , dat Tarfus eene Romeinfche<br />
Volkplanting geweest zij , en dat dus<br />
de burgers dezer ftad ook tevens Romeinfche<br />
burgers waren , evenwel, fchoon zij de hoofdftad<br />
was van Cilieië , en eene vrije jlad (Urbs libera,)<br />
die door hare eigene overheid geregeerd<br />
werdt, volgends hare eigene wetten, evenwel is<br />
er geene blijk, dat zij, toen reeds, eene Romeinfche<br />
volkplanting geweest is, fchoon er eenigen<br />
tijd<br />
(a) Vergelijk ons V. Deel. bladz. 34. en BACHIENK<br />
III. Deel. Ui. Stuk. bladz. 657. iD de aantekening.<br />
(b) Libr.XIV. Vergel. HOFSTEDE£//30»
BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 169<br />
tijd later, eene Romeinfche volkplanting overgebracht<br />
en gevestigd is. Men begrijpt dan PA IJ-<br />
LUS Romeinsch burgerrecht het best dus, dat<br />
zijne ouders of voorouders, bij de eene of andere<br />
gelegenheid , of dienst aan den Haat bewezen,<br />
dit burgerrecht, erflijk, zullen verkregen hebben.<br />
Was Tarfus , van ouds , geene onvermaarde<br />
ftap, zij is zulks ook , in laater tijd, gebleven.<br />
In den bloeiftand van het Christendom werdt<br />
zij de zetel van eenen Bisfchop , ondergefchikt<br />
aan den Patriach van Antiöchië. In de kruis togten,<br />
werdt zij door het leger der Latijnfche Christenen<br />
bemagtigd , en weinig tijds daarna tot een<br />
aardsbisdom verheven. — Heden wordt de ftad ,<br />
die , in de nieuwfte landkaarten , twee uuren<br />
gaans van zee geplaatst wordt, door de Europeers<br />
Tarfo, door de Turken Terfia en Tarfis, en door<br />
de inwoners Terasfo geheten, (a) en is een arme<br />
ftad, die van Osmannen, Grieken, en Armeniërs,<br />
bewoond wordt. De Jakobiten hebben hier<br />
Bisfchoppen , en de Nestoridnen Aardsbisfchoppen<br />
gehad ; ten tijde van<br />
A<br />
B ULFEDA , was<br />
zij, in handen der Armenifche Christenen , toen<br />
was zij groot, en met eenen dubbelen muur voorzien<br />
Qb).<br />
P A M F Y L l ë<br />
volgt naast Cilieië, Westwaards , hebbende ten<br />
Noorden Lykaönië en Pifidië, ten Westen Karië<br />
en Lycië, en ten Zuiden de Middelandfche zee,<br />
die, hier, genoemd wordt de zee, die langs Pamfylië<br />
(*) SACHIENE III. Deel. III. Stuk. bladz, 6 Sg—55tf.<br />
(O BUSCHINS Af.f. 122, 123.<br />
L 5
i 7<br />
o A A R D R IJ K S- K U N D E<br />
fylië is, HAND. XVII: 5- Uit dit landfchap<br />
-sintren ook Jooden, op het eerfte Pinkfterfeest, te<br />
Jerufalem , tegenwoordig, HAND. II: IO. En<br />
de Apostel PAULUS heeft, op zijne reizen door<br />
Klein - Afië , om het Euangelie te verkondigen ,<br />
tweemaal, dit landfchap doorreist, HAND. XIII.<br />
bij welke gelegenheid, twee fteden van het zelve<br />
gemeld worden.<br />
P E R G E ,<br />
het welk van STRABO befchreven wordt, als gelegen<br />
aan de rivier Cefirus, LX ftadiën (dat is,<br />
twee en een halfuur gaans,) van de zee, in de<br />
nabuurfchap dezer ftad ftondt, op eene verhevene<br />
plaats, een Tempel, aan DIANA, welke die<br />
van Per ge, even als die van Efieze, voor de befcherm-godin<br />
hunner ftad vereerden, en die bij<br />
oude Schrijvers , Diana Pergcea , de Diana van<br />
Perge , genoemd wordt, gewijd. Aan deze ftad<br />
landde PAULUS en die aan, toen hij van Cyprus,<br />
na Pamfylië, was overgeftoken , HAND. XIII:<br />
13. Hier verliet JOANNES MARKUS het gezelfchap<br />
, en keerde weder na Jerufialem, terwijl<br />
t AU LUS voortreisde na Antiöchië in Pifidië, vs.<br />
14. Bij de terugkomst, Perge weder aandoende,<br />
predikten PAULUS en BARNABAS , aldaar het Euancelie,<br />
HAND. XIV: 25. — In de volgende tijden,<br />
bloeide hier het Christendom , en de ftad was een<br />
bisfchoppelijke zetel, onder het Patriarchaat van<br />
Konfiantinopolen, zelfs voerde dezebisfchop den titel<br />
van" Metnpolitaan, die daarna met dien van Aardsbis.<br />
fchop verwisfeld is. - Heden wordt de ftad bij<br />
de Turken, Pirgi genoemd f » Van<br />
(a) IACHIEBS III. Dtel, III. Stuk. Hadz. 66%, 66 9.
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 171<br />
Van Perge vertrokken, met voornemen , om<br />
na Antiöchië in Syrië weder te keeren , gingen<br />
PAULUS, en zijn gezelfchap te<br />
A T T A L I A<br />
fchéep. Deze ftad, dus genoemd naar zekeren<br />
ATTALUS F Z L A D E L P U S , misfchien dienzeJfden<br />
Koning van Pergamus, die zijn rijk, bij uiterflen<br />
wil, aan de Romeinen vermaakte, lag aan<br />
eene bekwaame zeehaven , en is naderhand een<br />
Bisfchopszetel geweest. Thans heet zij Antalia ,<br />
of Satalia , en is eene vrij groote en verfterkte<br />
flad, aan eene baai of inham van de Middelandfchezee,<br />
naar deze ilad , de baai van Satalia genaamd,<br />
in eenen zeer vruchtbaren oord, doch ,<br />
alwaar de hitte tevens in den zomer zoo onverdraaglijk<br />
is, dat de meeste inwoners, als dan,<br />
naar de nabuurige bergen wijken. De haven alhier<br />
kan enkel kleine vaartuigen toelaten. De<br />
ftad beflaat uit drie deelen, die door muuren afgezonderd<br />
zijn , wordende alle drie nog door<br />
eenen gemeenen muur omringd. De huizen zijn<br />
flecht gebouwd, en de ftraaten eng. De Grieken<br />
hebben hier eene kerk, en eenen Aardsbisfchop.<br />
Bij den Nubifchen Aardrijksbefchrijver<br />
komt Oud- en Nieuw - Antalia voor (a).<br />
IMAKKABB. XV: 23. komt eene flad<br />
S I D E<br />
voor.<br />
Deze houdt men, gemeenlijk voor eene<br />
flad<br />
(a) ïACHiESE III. Deel. III, Stuk. bladz. 670. B u-<br />
• C H I N C Af.f. isr.
174 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
ftad van Pamfylië, op de grenzen van dit landfchap<br />
na Cilieië toe. ,, Ik heb er niet tegen , "<br />
fchrijft MiCHAëtrs, ,, maar merk toch aan ,<br />
,, dat ook in Pontus, niet verre van Samfon, een<br />
„ Sidehg, waarvan Sidene den naam hadt. "<br />
p i s i D i ë<br />
was eene binnenlandfche Provintie van Klein»<br />
Afië, befloten, tusfchen Pamfylië, Karië, Frygië,<br />
en Lykaönië, zeer bergachtig, met bergen,<br />
die tot het Taurisch gebergte behooren.<br />
A N T I Ö C H l ë<br />
is de eenigfte plaats van dit landfchap, welke in<br />
den Bijbel gemeld wordt. Zij moet niet verward<br />
worden, met Antiöchië, de hoofdftad van Syrië,<br />
waarom zij ook, gemeenlijk, ter onderfcheiding,<br />
Antiöchië in Pifidië, genoemd wordt, HAND. XIII:<br />
14 enz. Zij was , gelijk dat in Syrië , en meer<br />
fteden, van dezen naam, gefticht, door SELEÜ-<br />
KUS NIKATOR, en dus ter eere van zijnen vader<br />
ANTIÖCHÜS genoemd.— Door de Romeinen werdt er<br />
eene volkplanting heen gezonden , en wel onder<br />
de regeering van Keizer AUGUSTUS, waarom<br />
zij bij PtiNiüs Colonia Cafarea heet — P AU-<br />
LUS heeft één en andermaal deze ftad bezocht ,<br />
en er het Euangelium verkondigd, HAND. XIII;<br />
15 — 52. XiV: 19 — 23. Ten tijde van het<br />
Christendom in Afië, was aldaar de zetel van eenen<br />
Bisfchop, die Metropolitaan der Christenger<br />
meenten, door geheel Pifidië, geworden is, ftaande<br />
onder den Patriarch van Konftantinopolen. Hede<br />
r<br />
, z^gt men, wordt de naam dezer ftad Tachia<br />
ook wel Verfakgeli uitgedrukt. Bij Burdur of Burdern,
BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST.<br />
ift.<br />
dern, een klein dorp, in het Distrift Isbarteh ;<br />
vindt men uitgebreide puinhopen van eene voormalige^<br />
aanzienlijke ftad , en deze gist men, dat,<br />
misfchien de overblijfzels zijn van dit Antiöchië in,<br />
Pifidië ( a ).<br />
L Y K A Ö N l è '<br />
insgelijks een binnenlandsch gewest van Klein-<br />
AJië , Oostwaard van Pifidië, hebbende Frygië<br />
en Kappadocië ten Noorden, Cilieië ten Oosten,<br />
en Pamfylië ten Zuiden , waardoor het van de<br />
zee werdt afgefcheiden. Ook dit gewest hebben<br />
PAULÜS en BARNAB AS doorgereisd, en voornaamlijk<br />
in de fteden van het zelve, welke<br />
HANDEL. XIV. voorkomen, Ikonië, Lyflre, en<br />
Derbe, met vrucht, het Euangelie verkondigd.<br />
I K 0 N 1 e ,<br />
wordt door de meeste oude Landbefchrijvers tot<br />
Lykaönië gerekend , alleen XENEFON fchijnt<br />
haar in Frygië, op de grenzen van dat landfchap,<br />
te plaatzen , en fommigen hebben gedacht, dat<br />
ook LUK AS HAND. XlV: 6. Ikonië buiten Ly.<br />
kaönië plaatst, omdat hij daar fchrijft , dat de<br />
Apostelen PAULUS en BARNABAS van.daar gevlucht<br />
zijn, naar de fleden van Lykaönië, doch<br />
het is klaar, dat hij met die fpreekwijze andere<br />
iteden van dat landfchap bedoelt, alzoo wij geene<br />
reden hebben , om het gezag van XENEFON in<br />
dezen, boven het genoegzaam eenparig getuig<br />
e-<br />
(«)POCOCKE Rsize III. Deel. I. Stuk bladz. 83.
174 AARDRIJKS-KUNDE<br />
genis van alle de overige oude Aardrijkskundigen<br />
, te Hellen. In de befchrijving dezer Had,<br />
verfcheelen ook STRABO en PLINIUS merklrjk,<br />
de eerfte noemt het een fiadjen, de laatfte fpreekt<br />
er van , als van eene zeer beroemde fiad, en dit<br />
laatfte komt meest overeen met het bericht van<br />
LUKAS HAND. XIV: i. dewijl de Jooden aldaar eene<br />
Sijnagoge hadden, en er in groote menigte woon»<br />
den. Het Euangelie, door PAULCS en die gepredikt<br />
, maakte hier , in 't eerst, eenen grooten<br />
opgang, maar dra verwekten de ongelovige<br />
Jooden een' opftand , waar door zij de Apostelen<br />
noodzaakten , gelijk wij gezien hebben , na andere<br />
fteden van Lykaönië de vlucht te nemen.<br />
Vergelijk 2TIMOTH. III: n. Evenwel hebben<br />
deze Apostelen, in het wederkeeren na Antiöchië,<br />
de ftad andermaal bezocht, en toen de Christen<br />
gemeente, door hetaanftellen variOudcrlingen, geordend<br />
HAND. XIV: i — 6. 21 — 23.<br />
Ikonië was, ten tijde der Christenen, eene bisfchoppelijke<br />
ftad , onder het Patriarchaat van<br />
Konftantinopolen. Ook verhaalt EUSEBIUS, dat,<br />
hier, eene algemeene Kerkvergadering is gehouden<br />
, over den doop der Ketteren, het welk BA-<br />
KONIÜS ftelt op het jaar na cHRISTUS 258.<br />
De ftad wordt nu Cogni,' Cogne , ook Konia,<br />
bij ABULFEDA Kunijak geheten. Zij is de hoofdplaats<br />
van een district van den zelfden naam, en<br />
de zetel van den Beglerbeg^ of Pacha , of Gou.<br />
verneur, der Provintie, die thans Karamanië genoemd<br />
wordt. (0) Zij ligt, omtrent drie mijlen,<br />
van een gedeelte des bergs Taurus, Gaur Dagli<br />
genaamd , aan het kleine riviertje Mariam, het<br />
welk<br />
(a) BACMIKKE III. Deel. III. Stuk bladz. 673—676;
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. x ? s<br />
welk zich in de tuinen verliest , (#) i n<br />
eene<br />
groote vlakte, die rijk is in tuinen en wijngaarden.<br />
De menigvuldige beekjens, welke van dè<br />
bergen komen, die ten Westen, of, geliik ABUX-<br />
FEDA zegt, ten Zuiden, van de flad liggen, lopen<br />
na de flad, nadat zij de omliggende tuinen en<br />
velden bewaterd hebben, en maken vervolgends<br />
een meirtjen uit, dat, volgends ABTJLFEDA'S<br />
befchrijving, op eenigen afltand, ten Noorden<br />
van de flad gevonden wordt, en van alle kanten<br />
met beemden en bergen omringd is. De ftad is<br />
met een'muur ingefloten, op welke B E L O N marmerfteenen<br />
met kruisfen en grieksch fchrift gezien<br />
heeft, waarfchijnlijk, van afgebroken kerken.<br />
Zij heeft ook een gragt en kasteel, is groot<br />
en wel bewoond , doch flecht gebouwd. Zoo<br />
wel de Armeniërs als Grieken, hebben hier elk eene<br />
kerk; ook is er nog bij de ftad een klein Grieksch<br />
klooster Xyli genoemd. De omliggende oord,<br />
draagt boomwol of katoen en velerleië vruchten,<br />
tot welken een voortreflijk foort van abrikozen<br />
behoort, die Kamereddinkaïfi , of volgends A B Ü L-<br />
Ï E D A , Kamroddini genoemd worden. Men kweekt<br />
hier ook eene plant, welke eene blaauwe bloem<br />
draagt, met welker korrels het bereidde Corduaanfche<br />
leder blaauw geverfd wordt. De ftad<br />
was voor dezen de zetel der Seljukkifche Sultans<br />
Rum. Ten tijde van ABULFEDA was hier,<br />
op het kasteel, een gedenkteken „ opgericht ter eere<br />
van den Wijsgeer PEATO (Z>).<br />
E Y S T R E ,<br />
insgelijks eene ftad van Lykaönië, is in de ge-<br />
fchie-<br />
(a) FOCOCKE Reize UI. Deel. I. Stuk. bladz. 87.<br />
(*) BUICHIMO Jf.f. 115,
Ï16<br />
A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />
fchiedenis der Apostelen merkwaardig , omdat ~,<br />
als dezen daar een wonderwerk omtrent eenen<br />
kreupelen hadden verricht, het volk dier flad<br />
hen eerst vergoodde; maar onmiddelijk daarop,<br />
PAULUS fteenigde en ter flad uitfleepte, zijnde<br />
door de ongelovige Jooden daar toe opgehitst ,<br />
HAND. XIV: 7 — 2. vergel. 2TIM. III: n.<br />
Evenwel heeft PAULUS andermaal, en zelfs op<br />
zijnen tweeden togt, door Klein-Jfië, ten derdemale<br />
, deze flad bezocht , die ook daarom<br />
merkwaardig is, omdat zij de geboorteplaats<br />
was van TIMOTHEUS, aan wien PAULCS zijne twee<br />
Brieven gefchreven heeft, HANDEL. XVI: i — 5.<br />
Men vindt ze als de eerfle onder de Bisfchoppelijke<br />
fteden van Lykaönië, op de lijst derzelven , anders<br />
hebben wij er niets wetenswaardigs van gevonden<br />
(a).<br />
D E B . B E ,<br />
het welk, naderhand , insgelijks eene Bisfchoppelijke<br />
ftad van Lykaönië geweest is, heeft insgelijks<br />
het Euangelie het eerst ontvangen door de<br />
prediking van PAULUS HAND. XIV: 6. en op<br />
zijnen tweeden togt HAND. XVI: 1, Hier te<br />
Derbe was GAJUS geboren, daarom GAJUS van<br />
Berbe , HAND. XX: 4. die daarna één der reisgenoten<br />
van PAULUS geweest is , en van welken<br />
hij , in zijne brieven , meer dan ééns , gewag<br />
maakt.<br />
L Y C I ë,<br />
is eene Zeeprovintie , westelijk van<br />
Pamfylië,<br />
ter<br />
{a) BACHIENE III. Dsel, III. Stuk, bladz. 676—67S.
DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 177<br />
tegen over het Eiland Rh dus, 1 MAKKAB. XV:<br />
23. ten Noorden had zij Karië, en, misfchien een<br />
gedeelte van Pifidië. Wij vinden alleen twee fteden<br />
van dezelve, in den Bijbel gewaagd, Patara<br />
en Myra.<br />
P A T A R A,<br />
eene bij de Ouden bekende ftad, wegens eenen<br />
Tempel van APOLLO, in welken ook Godfpraken<br />
gegeven werden , gelijk te Delf — PTOLE<br />
MEÜS FILADELFUS, die deze ftad vergrootte ,<br />
hadt haar den naam Arfinoë , ter eere zijner gemalin<br />
gegeten , maar zij bleef haaren ouden naam<br />
behouden, gelijk zij ook, op de lijst der Bisfchop*<br />
pelijke fteden, met dezen naam ftaat, en nog heden<br />
zelfs Patera geheten wordt.<br />
Toen PAULUS uit Griekenland kwam, om na<br />
Jerufalcm te reizen , kwam hij "laatst van Milete<br />
f<br />
in drie dagen , te Patara, het welk aan zee lag,<br />
HAND. XXI: i. en van hier ftak de Apostel, met<br />
met een ander fchip, in zee, na Fenicië.<br />
In eene andere reize van PAULUS, toen hij,<br />
als gevangen, na Rome gebracht werdt, komt de<br />
ftad<br />
M Y R A<br />
in Lycië HAND. XXVII: 5. voor. STRAÖO rekent<br />
deze plaats onder de zes grootfte fteden van<br />
Lycië, ook onderfcheidt hij , daar, dit Myra ,<br />
van Limyra , aan de rivier Limyra , fchoon de<br />
ééne en andere door hem, op gelijken afftand van<br />
de zee , te weten , XX fiadiën , dat is , weinig<br />
meer dan één uur gaans, gefteld worden; wanneer<br />
derhalven LUKAS zegt: de zee, „ die langs<br />
„ Cilieië en Pamfylië is , doorgevaren zijnde<br />
VI. Deel. M „ kwa!
178 A A R D R I J K S K U N D E<br />
„ kwamen wij aan te Myra t<br />
in Lycië, " zal men<br />
dit moeten begrijpen, van de haven dezer ftad ,<br />
van welke de ftad zelve 20 ftadiè'n , landwaards<br />
in, kan gelegen hebben. Hier veranderde de<br />
Apostel insgelijks van fchip , en ging op een<br />
fchip over, dat te Alexandrië t'huis hoorde, vs. 6.<br />
en met koorn bevracht was vs. 38. Men vindt de<br />
ftad, insgelijks, op de lijst der Bisfchoppelijke fteden<br />
, en wel als de eerfte, of Metropolitaanfche , kerk ,<br />
boven aan, thans ligt zij verwoest, maar hare<br />
overbijfzels worden nog aangewezen , omtrent<br />
10 uuren gaans, van Pat ara (a).<br />
In het 1 Boek der M A K K A B E C N , XV: 23.<br />
wordt nog eene flad<br />
F A S E L I S<br />
genoemd, eene haven, op de grenzen van Lycië<br />
en Pamfylië.<br />
K A P P A D O C l ë ,<br />
wordt HAND. II: 9. en 1 PETR. I: u genoemd,<br />
doch, dit is alles, wat wij er in den Bijbel van<br />
vinden , in welken ook geene fteden van dat landfchap<br />
bijzonder voorkomen. Het was het oostelijkfle<br />
landfchap van Klein - Afië, palende aan den<br />
Eufraat, door welke rivier het van Armenië werdt<br />
afgezonderd. Ten Noorden , grensde het aan<br />
Pontus, ten Westen, aan Galatië, Frygië, en Lykaönië,<br />
en ten Zuiden aan Cilieië. Volgends<br />
fommigen zal het in het Oude Testament onder<br />
den naam Thogarma begrepen zijn ( V. Deel bladz.<br />
172O<br />
DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. i 7 9<br />
172.) In laater tijd was het een vermaard Koningrijk<br />
tot het onder de magt der Romeinen<br />
kwam , die er eene Provintie van hun gebied van<br />
maakten — Onder de ftedsn van dit landfchap ,<br />
die waardig zijn , hier , aangeftipt te worden ,<br />
fchoon zij niet in den Bijbel voorkomen , zijn Nazianzum,<br />
naar welke de vermaarde GREGORIUS<br />
Nazianzems den naam heeft, die daar Bisfchop<br />
geweest is, en Nis/a, op de grenzen van Klein-<br />
Armenië , naar welke een andere GREGORIUS<br />
Nysfenus geheeten wordt, ook Tyana, de geboorteplaats<br />
van den bedrieger APOLLONIUS TYA-<br />
NAEUs,<br />
enz.<br />
P O N T U S,<br />
noordwaards van Kappadocië, aan den Pontus Euxinus<br />
, of de Zwarte zee , ftootende oost waards<br />
aan Armenië, en wordende, ten westen, door de<br />
rivier Hulys, van Paflagonië gefcheiden, een vermaard<br />
Koningrijk , beroemd door den grooten<br />
MITHRIDATES, die, bijna 40 jaren met de Rotneinen,<br />
geduurige oorlogen heefc gevoerd, komt,<br />
insgelijks, op de twee gemelde plaatzen der Hei.<br />
lige Schrift voor, HAND. II: 10. en 1 PETR.<br />
I: 1. Ook was uit Pontus geboortig de Jood<br />
AQUILA, en zijne huisvrouw PRISCILLA, welke,<br />
tot het Christendom bekeerd zijnde, aan hetzelve<br />
zoo uitmuntende dienden hebben bewezen ,<br />
HAND. XVIII: 2. doch , dit is ook alles, wat<br />
Wij van dit landfchap in den Bijbel vinden. — Ik<br />
teken hier alleen nog aan , dat van de ftad Cera*<br />
Jus, in dit landfchap, de eerfte kersfenboomen afkomftig<br />
zullen zijn, die ook daarvan, den naara<br />
behouden hebben.<br />
Het landfchap<br />
M 2<br />
PA.
iSo A ARDR IJ KS.KUNDE<br />
P A F I A G O N l ë<br />
westwaards van Pontus, aan deze ] fde zee gelegen,<br />
met BACHIENE, voorbijgaande, omdat er de<br />
Bijbel van zwijgt, komen wij tot<br />
B I T II Y N i ë,<br />
het welk , ten Westen van Paflagonië volgde ,<br />
en ten Westen aan de Propontis ltiet , ten Zuiden<br />
aan Myfië, Frygië, en Galatië. Het Koningrijk<br />
Bithynië kwam, door erf making van den laatften<br />
Koning, NIKOMEDES , aan de Romeinen, die<br />
het, terftond , in eene Provintië veranderden. Het<br />
wordt enkel i PETR. I: i. gewaagd, en HAND.<br />
XVI: 7. In dit landfchap lag de ftad Nicea, zoo<br />
vermaard , door de Kerkvergadering , aldaar tegen<br />
de Aridnen, in het jaar 325 gehouden , en de<br />
Niceïfche Geloofsbelydenis , aldaar toen opgefteld ,<br />
welke men achter de gewone uitgaven van -onze<br />
Nedèrduitfche Bijbels geplaatst vindt , als behelzende<br />
het rechtzinnig geloof, nopens de verborgenheid<br />
der Drieëenheid.<br />
G A L A T I ë<br />
was eene binnenlandfche Provintië van Klein-Afië.<br />
Ten Noorden , grensde zij aan Bithynië en Paflagonië<br />
, ten Oosten aan Pontus , ten Zuiden aan<br />
Kappadocië , en ten .Westen aan Frygië. Ook<br />
hadt, in.de daad, deze landftreek, weleer, tot<br />
Frygië behoord ; maar omtrent 300 jaren voor<br />
CHKISTÜS geboorte, waren de Galli, welke in<br />
hun land geene genoegzame ruimte vonden, om<br />
te beftaan, in eene aanzienlijke menigte , onder<br />
anderen ook in Afië gekomen, en hadden zich in<br />
dit
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 181<br />
dit gedeelte van Frygië , het welk zij vermeesterd<br />
hadden , met der woon gevestigd , en zich daar<br />
met Grieken en anderen vermengd , waarom dit<br />
landfchap Gallo-Grcecia (Gallisch Griekenland) en<br />
korter Galatië is genoemd geworden. De Romeinen<br />
hebben hen naderhand overwonnen , en eindelijk<br />
dit land tot eene Provintië gemaakt, i MAK-<br />
KA B. VIII: 22., In dit landfchap heeft PAULUS ,<br />
een en andermaal, niet zonder vrucht, het Euangelie<br />
verkondigd, HAND. XVI: 6. XVIII: 23.<br />
PETRUS fchreef ook aan de Galatiërs, onder meer<br />
andere gemeenten, zijnen eerften Brief, 1 PETR.<br />
I: 1. en PAULUS Brief aan de gemeenten in Galatië<br />
is bekend. Men vindt ook, op de Bisfchoppelijke<br />
lijsten, zeven Bïsfchoppelijke fteden, in<br />
vervolg van tijd, gemeld , maar van die fteden,<br />
in welke deze gemeenten, ten tijde van PAULUS,<br />
gefticht zijn, komt in den Bijbel geene bijzondere<br />
melding voor.<br />
F R Y G I ë<br />
verdeeld in Groot- en Klein • Frygië, is , wat het<br />
eerfte betreft, een binnenlandsch gewest geweest<br />
in Klein - Jlfië , hebbende Galatië ten Oosten - y<br />
Klein • Frygië ftrekte zich tot aan de Mgeïfche zee<br />
uit, doch de grenzen van dit landfchap zijn zoo<br />
onbepaald , en hebben zoo veele veranderingen<br />
ondergaan, dat wij niet durven ondernemen, dezelve<br />
ftiptelijk aan te wijzen ; te meer , omdat<br />
Groot - Myfië en Klein - Frygië, dikwijls , onder<br />
één verward worden. Hec zuidelijkfte gedeelte,<br />
Frygia Pacatiana genoemd, fchijnt, ten minften gedeeltelijk<br />
, ook tot het eigenlijk Afië gerekend te<br />
zijn , zoo dat fommige fteden , bij voorbeeld,<br />
Labdicea en Hiërapolis, welke in Frygië lagen ,<br />
M 3 tot
182 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
tot het eigenlijk Afië gerekend worden , waarom<br />
wij ze ook, bij die gelegenheid, befchrijven zullen—<br />
HAND. II: 10. worden ook Jooden uit<br />
Frygië genoemd, en uit HAND. XVI: 6. weet<br />
men, dat PAULUS ook dit landfchap doorreisd<br />
heeft, en andermaal HAND. XVIII: 23.<br />
De Frygiërs beroemden zich , wegens de oudheid<br />
van hun volk, waar over zij ook , volgends<br />
HERODOTUS , eenen twist met de Egyptenaars<br />
gehad hebben. Dewïil zij meer in opene vlekken<br />
dan in fteden woonden , hadden zij eenen boerfchenaart,<br />
en waren zoo laag van geest, dat zij<br />
door dwang en flagen tot hunnen pligt moesten<br />
gebracht worden ; van het één en ander waren bij<br />
de Latijnen de fpreek woorden ontftaan : Phryx emendaturplagis<br />
, waar geen dwang is, daar is geene<br />
eere , en: Sero fapiunt Phryges , de gekken leer en<br />
met fchade.<br />
Met<br />
M T S I ë<br />
is het omtrent even eens gelegen , als met Frygië<br />
9<br />
wij lezen van een Groot- en Klein - Myfië,<br />
doch beider grenzen zijn niet genoeg bepaald ,<br />
ook bevatten beiden andere kleine landfchappen, of"<br />
ook, gedeelten van Myfië worden weder tot andere<br />
landfchappen betrokken. Genoeg is het, derhalven,<br />
aantemerken , dat beide deze deelen, of geheel<br />
Myfië , de JEgeïfiche zee ten Westen, en de Propontis<br />
ten Noorden hadden, en ten Oosten grensden<br />
aan Bithynië en Frygië. Dit landfchap wordt,<br />
in den Bijbel, maar ééns gemeld, HAND. XVI:<br />
8. Op den tweden togt van PAULUS en SI LAS,<br />
Wilden die Apostelen , na Frygië en Galatië doorgereisd<br />
te hebben , zich wenden na het eigenlijk<br />
genoemd Afië, en dus ter linke zijde, doch, werden,
DES BIJBELS. X. BOEK. VIL HOOFDST. 183<br />
den , door den Heiligen Geest, daar in' verhinderd<br />
, en als zij vervolgends tot aan Myfië voorCgereisd,<br />
zich rechts wilden wenden na Bithynië,<br />
werden zij ook daar in belet , zoo dat zij Myfië<br />
latende liggen, voortreisden na Tro'ds, van waar<br />
zij het gereedst konden overfteeken na Macedonië,<br />
het welk de bedoeling der Voorzienigheid was.<br />
BACHIENE («) en anderen hebben hier eenige<br />
zwarigheid gevonden, hoe de Apostelen Myfië<br />
konden laten liggen , het welk juist in hunnen<br />
weg lag, tusfchen Frygië en Tro'ds, doch, als wij<br />
in aanmerking nemen, het geen wij van de onzekerheid<br />
der grenzen van Myfië gezegd hebben,<br />
wordt de zwarigheid ligt opgelost, ook kan men<br />
zeggen , dat zij Myfië lieten liggen , voor zoo ver<br />
zij zich daar niet hebben opgehouden.<br />
T<br />
R o a s<br />
bij deze gelegenheid gemeld , kan zoo wel de benaming<br />
van een bijzonder landfchap , als van<br />
eene ftad zijn; het landfchap hadt den naam van<br />
de zoo vermaarde ftad Troje , en daartegen hadt<br />
het, ten tijde van PAULUS, eene ftad Tro'ds, welke<br />
ook tot Frygië, of van anderen tot Myfië, gerekend<br />
wordt , gelijk dit geheele landfchap Trods.<br />
Deze ftad Trods heeft PAULUS bij eene tweede<br />
reize na Macedonië aangedaan, HAND. XX: 1.<br />
vergeleken 2 KOR. II: 12, 13. en wanneer hij<br />
uit Macedonië, te rug keerde, kwam hij weder te<br />
Trods, HAND. XX: 4, 5. hier hadt hij ook zijnen<br />
reismatel , benevens eenige boeken en papieren<br />
gelaten, om welke hij aan TIMOTHEUS fchrijft<br />
STIM. IV: 13.<br />
Dez«<br />
(*) UI. Deel. III. Stuk. bladz. 69Ï.<br />
M 4
i$4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Deze ftad Tro'ds heette eigenlijk Alcxandria,<br />
voorheen ook Antigonia, maar wordt ter onderfchtiding<br />
Trods naar het landfchap genoemd, en<br />
lag aan de JEgcïfche zee, niet verre van de Hel-<br />
Jespontifche zeeëngte — De ftad heeft naderhand<br />
eene aanzienlijke Christengemeente, en ook eenen<br />
Bisfchop gehad — Thans heet zij Eskis/ïambol,<br />
en ligt op eene hoogte, die met hooge klippen<br />
aan de zee tegen over het Eiland Tenedos eindigt<br />
(a),<br />
A S S U S O / A S S U M .<br />
Eene Had, in Myfië , omtrent 6 of 7 uuren<br />
gaans, Zïiid-oostwaards van Trods, aan eeneruime<br />
baai gelegen , en met eene haven voorzien.<br />
STRABO béfchrijft haar, als door natuur en kunst<br />
verlterkt, en gelegen op eene fteile hoogte , die<br />
van den zeekant eenen rechten en langen opgang<br />
hadt. Volgends HINIUS heette zij Asfiort Troadis,<br />
of Asfiou , in het landfchap Trods, ook werdt<br />
zij Apollonia genoemd — Eens is PAULUS hier te<br />
voet van Trods gekomen HAND. XX: 13, 14. (b)<br />
A D R A M Y T T E ,<br />
of Adramyttum , was insgelijks eene ftad van Myfië,<br />
en wel van dat gedeelte, het welk bij de rivier<br />
Tiaïkus lag. I Deze ftad zelve was gelegen<br />
aan dezelfde baai der JEgeïfche zee, welke de<br />
ftad<br />
(ö) ïOSCHIf'G Aflcn ƒ 91. POCOCKE Reize IIJ. Deel.<br />
II. Stuk bladz. 117. CHANDLER. Reize door Klein - Jftë,<br />
bladz. 40 volgg.<br />
{b) BA,ctfiÉNB III, Deel. \\\. Stuk. bladi. 704,
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 185<br />
ftad Asfus befpoelde. Daar hoorde het fchip<br />
t'huis, met het welk PAULUS, op zijne reize na<br />
Rome, van Ccefarea tot Myra in Lyciëgevaren was,<br />
HAND. XXVil: 2. en geenszins te Adrumetum ,<br />
op de kust van Afrika , gelijk de Latijnfche Overzetting,<br />
de Vulgata, aan BONFRERIUS en anderen<br />
aanleiding tot deze misvatting gegeven<br />
heeft («).<br />
Verfcheiden andere fteden , en ook landfchappen<br />
van Klein - Afië, worden , voords , begrepen<br />
, onder den naam van<br />
H E T EIGENLIJK GEZEGD ASlë,<br />
bij voorbeeld , behalven een gedeelte van Frygië,<br />
de landen Lydië, JEolië, lönië, en Karië, met<br />
één woord , alle de landfchappen van het westelijk<br />
Deel van Natolië, tusfchen de Middelandfche<br />
zee , den Archipel, en de Propontis ; zoo nogthans,<br />
dat, ook in het vervolg, deze benaming van<br />
eigenlijk gezegd Afië zich dan ééns ruimer uitftrekie,<br />
dan weder naauwer bepaalde, gelijk ik<br />
hier voor reeds heb aangemerkt.<br />
De reden dezer benaming , aan verfcheiden<br />
landfchappen gegeven, is eenvouwig deze, dat de<br />
Romeinen, volgends uiterften wil van A T T A L U S ,<br />
Koning van Pergamus , deze landen , die zijn Koningrijk<br />
uitmaakten, in bezit kregen, en er hec<br />
eerfte Wingewest in Afië van maakten , welks<br />
beftuuring zij aan landvoogden , met den titel van<br />
Prcstor, maar na de tijden van AUGUSTUS, met den<br />
titel van Proconful, van waar Afia Proconfularis,<br />
hebben toebetrouwd , ten welken opzichte zij ,<br />
na<br />
(*) BACHIBKE 1. c. pag. 705.<br />
M 5
186" AARDE. IJ KS-KUNDE<br />
na de bemagtiging van andere landfchappen van<br />
Natolie', meermalen veranderingen in de uitgeftrektheid<br />
dezer landvoogdij hebben ingevoerd.<br />
Een of andermaal, misfchien , uitgezonderd,<br />
bij voorbeeld HAND. XIX: 26, 27. XXVII: 2.<br />
wordt door Afië, in het Nieuwe Testament voorkomende<br />
, dit eigenlijk gezegde Afië verftaan ,<br />
van het welk ook de titel van Afiarchen HAND.<br />
XIX: 31. zijnen oorfprong heeft, die in de gewone<br />
vertaling , Overfien van Afië heeten ; ongelukkig<br />
zeker ; zij waren eene foort van Priesteren<br />
, die de beftelling hadden , over de ftrijdfpelen,<br />
in de openbare Schouwplaatzen , en over<br />
andere bijzonderheden, den openbaren Godsdienst<br />
en deszelfs piegtigheden betreffende (a).<br />
De ingezetenen van de meeste landfchappen ,<br />
die tot deze Rotneinfche Provintie behoorden, waren<br />
Grieken , niet alleen in de algemeene betekenis<br />
van Heidenen, maar Grieken van oorfprong en<br />
afkomst, gelijk wij boven, toen wij van Klein-<br />
Afie, in 't gemeen, fpraken, reeds hebben aangemerkt,<br />
maar ook bevonden zich hier vele Jooden<br />
, en, zedert de prediking van PAULUS,<br />
die, fchoon éénmaal, door den Geest, verhinderd ,<br />
daar hetEuangelie te verkondigen, omdat hij elders<br />
geroepen werdt, echter, naderhand, in deze<br />
landftreek, bijzonder te Efcze, een' geruimen<br />
tijd , verkeerd heeft, ook vele Christenen. Z00-<br />
danigen waren die gemeenten van Afië, welke de<br />
Christenen teKorinthe, door den Apostel, lieten<br />
groeten 1 KOR. XVI: JQ. En tot deze gemeenten<br />
behoorden bijzonder, die zeven Gemeenten<br />
van Afië OPENB. II. en III. genoemd, Efieze,<br />
Smyr-<br />
(a) R, iBTfiiN DlJJ KPhilol,Crlt.de Jftarchis Traj. 1753.
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 187<br />
Smyrna, Pergamus , Thyatire , Sardes, Filadelfia,<br />
en Labdicea , welke fteden juist die ligging hebben,<br />
dat z : j, in de opgegeven, en in JOANNES<br />
Openbaring voorkomende orde , als in eenen kring<br />
liggen , zoodat een rondgaand gefchrift, volgends<br />
deze orde, aan hun allen kon worden medegedeeld.<br />
— Wij zullen deze lieden, kortlijk,befchrijven,<br />
en er die bijzonderheden van optekenen<br />
, welke tot opheldering van den letterlijken<br />
zin , uit de Aardrijkskunde , ftrekken kunnen ,<br />
zonder ons, voor tegenwoordig, in te laten in<br />
het verfchil onder de Uitleggers , of men deze<br />
Brieven naar de letter , of in eenen Profeetifchen<br />
zin, hebbe optevatten,<br />
E F E z E<br />
gelegen, in dat gedeelte van het Eigenlijk Afië,<br />
dat Iönië genoemd werdt, aan eenen inham der<br />
Egeïfiche zee, niet verre van daar de Kaïfirus, of<br />
de kleine Meander in die zee valt, was van ouds<br />
eene aanzienlijke ftad, de eerfte van geheel Afië ,<br />
gelijk zij op de oude gedenkpenningen genoemd<br />
wordt, groot , fchoon, en volkrijk , eenen uitgebreiden<br />
koophandel drijvende, en voornaamlijk<br />
uitmuntende in geweerfabrieken , waar op men<br />
meent, dat PAULUS doelt EFEZ. VI: 10—17.—<br />
Men zeide, dat zij, door de Amazonen, zou geflicht<br />
zijn — hare grootfte vermaardheid hadt zij<br />
te danken , aan den Tempel van DIANA, welke<br />
voor de befcherm-godin dezer flad gehouden, en<br />
deze, om het beeld dezer godin, dat men voorgaf,<br />
van den hemel gevallen te zijn, en dat in dezen<br />
Tempel vereerd werdt, dtKerkbew aar fier genoemd<br />
werdt, HAND. XIX : 47. 35. Deze Tempel,<br />
na dat de eerfte door HEROST RATUS, om zich<br />
eenen
188 A A R D R IJ KS -KUNDE<br />
eenen naam te maken , in brand was geltoken, in<br />
denzelfden nacht , toen ALEXANDER dc Groote<br />
geboren werdt, is op gemeene kosten van alle<br />
lieden van Afië weder opgebouwd , en werdt<br />
voor éénen van de zeven wereld-wonderen gehouden.<br />
Hij werdt in 220 jaaren voltooid, zijnde<br />
geflicht, naar de Tótiifiche bouworde , hebbende<br />
de lengte van 425 , de breedte van 220<br />
voeten, en wordende gefchraagd door 127 pilaren,<br />
die de hoogte van 60 voeten hadden. Ook<br />
hadt men er een"' prachtigen Schouwburg, alwaar<br />
kamp vechten, ter eere van DIANA, gevierd werden<br />
, en over welke de Afiarchen, daar boven<br />
van gefproken is , het betluur hadden , in welken<br />
fommigen meenen , dat ook de Apostel FAUlus<br />
eenmaal veroordeeld geweest zou zijn , om<br />
met de wilde beesten te vechten, 1 KOR. XV:32.<br />
fchoon anderen dit gezegde van den Apostel liever<br />
anders verklaren. PAULUS heeft deze ftad<br />
één en andermaal bezocht, en er zich, zelfs een<br />
geruimen tijd van omtrent driejaren, onthouden ,<br />
HAND. XVIII: 19. en XIX. -Hij Helde, hier,<br />
TIMO'THEUS tot Bisfchop , of opziener der gemeente,<br />
aan, aan welken hij twee Brieven, met<br />
voorfchriften, omtrent de regeling en het beiluur<br />
der gemeente gefchreven heeft, gelijk nog eenen<br />
Brief aan deze gemeente zelve. Volgends het<br />
verhaal van EUSEBIUS heeft, na het overlijden<br />
van TIMOTHEUS , (wien de overlevering wil,<br />
dat eenige baldaadige Efeziërs, op een' feesttijd<br />
, met knodzen , zouden hebben doodgeflagen,)<br />
de Apostel JOANNES , die zich meest aldaar<br />
onthieldt, het beiluur dezer gemeente en<br />
der omliggende , op zich genomen. Aan haar<br />
is ook, in de daad, de eerfte der zeven Brieven<br />
in de Openbaring, volgends het opichrift , gericht,
DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOQFDST. 18»<br />
richt, toen deze Apostel zich op het Eiland Pathmos<br />
in ballingfchap bevondt ; in dezen Brief<br />
wordt aan deze gemeente , wat de letter betreft,,<br />
gedreigd, dat , zoo zij zich niet bekeert, de<br />
kandelaar, dat is, het licht van het Euangelie ,<br />
van haar zal weggenomen worden , het welk ook<br />
volftrekt vervuld is geworden.<br />
Doch, laat ons, eer wij dit aanwijzen, nog het<br />
één en ander van, Efeze aanmerken. JoaNNE»<br />
de Apostel zal , wedergekeerd zijnde , uit zijne<br />
ballingfchap, zich, het overige van zijne levensdagen<br />
, te Efeze onthouden hebben, en wanneer<br />
hij, door ouderdom, niet meer in ftaat was, om<br />
door prediken de gemeente te {lichten , zal hij<br />
nog telkens , in de vergadering , de gemeente<br />
hebben toegeroepen : Kindei kens hebt malkanderen<br />
lief! volgends HiëitON YMUS , het welk waarfchijnlijker<br />
luidt, dan dat hij , door een wonderwerk,<br />
DIANA'S Tempel zal hebben doen inftorten<br />
, of ook , dat de Maagd MAR ia , een' tijd<br />
lang, binnen deze ftad zal gewoond hebben.<br />
TROFIMUS, één der eerfte Leeraaren, en een<br />
vriend van PAULUS was een Efeziër HAND. XXI: 29.<br />
vergel. XX: 4. — Op de lijst der Bisfchoppelijke<br />
kerken , komt ook deze gemeente voor als eene<br />
Bifchoppelijke, gerangfchikt onder het Patriarchaat<br />
van Konftantinopolen. • Ook is hier het derde<br />
algemeene Concilie of Kerkvergadering gehouden,<br />
in het jaar 431. waar in de leere van NESTORI us<br />
veroordeeld is geworden.<br />
In de nabuurfchap dezer ftad, wordt nog een<br />
grot of hol aangewezen , in het welk zeven jongelingen<br />
van Efeze, ten tijde der vervolging, onder<br />
den Keizer DECIUS, zich verfcholen hadden,<br />
en aldaar in flaap geraakt, tot aan de regering<br />
van den Keizer THEODOSIUS II. van het 252<br />
tot
iyo AARD-R IJ KS -KUNDE<br />
tot- 446 en dus geduurende 194 jaren zouden<br />
doorgeflapen heèben, wanneer zij , wederom ontwaakt<br />
, te voorfchijn kwamen , zich verbeeldende<br />
, niet meer dan éénen nacht geflapen te hebben.<br />
Dit hol wordt daarom bet hol der H. zeven<br />
Jlapers genoemd. Zeldzaam is het, dat ook MO<br />
HAMMED in zijnen Koran van eenige lieden gewaagd<br />
, die eenen tijd van 309 jaren geflapen<br />
hebben , en Mufulmannen zullen geweest zijn ,<br />
wier graf de inwoners van Nickowfe , eene plaats<br />
in het rijk van Algiers, zich beroemen te bezitten<br />
(a), terwijl de Arahiers de fpelonk der zeven<br />
flapenden,-maar eenige uuren ver van Taas ,<br />
aan den berg Sabber, in Temen , willen ontdekt<br />
hebben. Zij noemen den Koning, onder wiens<br />
regering deze flapenden in de fpelonk zouden gegaan<br />
zijn, DIKKIANÜS , (DECIUS). Die<br />
geen van hun, welke, na eenen tijd van 309 jaren,<br />
na de ftad gezonden werdt , om levensmiddelen<br />
te kopen, zou THEMUS IBN HAMUS ABU<br />
ABBAS , en de in dien tijd regerende Koning zou<br />
ABDUERACHMAN geheten hebben. De hond<br />
Kathmtr, die hen bewaakte, zou, met dit geheele<br />
eerwaardige gezelfchap, ook eene plaats in<br />
den hemel gekregen hebben, enz. ( Z>)<br />
Thans zijn er van Efeze niets dan puinhopen<br />
©ver, ten westen van Aja Soluk of Aja-Juni, een<br />
vervallen kasteel en klein dorp, het welk , wegens<br />
de omliggende menigvuldige Moskeen, voor<br />
dezen , eene aanzienlijke Mohammedaanfche flad<br />
fchijnt geweest te zijn, zijnde den naam, waarfchijnlijk<br />
, oorfpronglijk van Hagios Theologos of<br />
Haia)<br />
SHAW Reize I. Deel. bladz. 98.<br />
(*) NIEJBHR Befcltr. van Arab. bladz. 2,29, ajo.
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST.<br />
id*<br />
Hagios Jodnnes, de Heilige joaNNES, de THEO-<br />
IOGUS , gelijk de Apostel JOÜNNES van de Ouden<br />
pleegt genoemd te worden, omdat de Grieken<br />
geloven , dat deze aldaar begraven is. De<br />
voorige heerlijkheid van Efeze , vertoont zich<br />
alleen in de overblijfzelen , in verwarde hoopen<br />
van Marmerlteenen, omgeworpen muuren, (lukken<br />
van kolommen en kapiteelen beflaande , met<br />
welken de grond, overal, bezaaid is, en die men<br />
voor overblijfzels houdt van D I A N A'S Tempel,<br />
den Schouwburg, enz. welke thans voor roovers en<br />
moordenaren tot eene Schuilplaats verflrekken ,<br />
ook heeft het omliggende land , hoe woest het<br />
ook ligt , nog tekenen van vorige vruchtbaarheid<br />
Qa). — Daar zijn nog eenige weinige inwoners,<br />
die zeer flcchte leemen hutten, van horden<br />
toebereid, tot hunne huizen hebben , flaande<br />
onder het gebied van eenen Kadi, of Richter ,<br />
die , op een oud Kasteel, op eenen heuvel gefticht,<br />
zijn verblijf heeft. Alle de inwoners zijn<br />
eeniglijk Turken , en er is onder dezelven geen<br />
één Christen (£>). „ De Voorzegging OPENB.<br />
II: 5. is zoo letterlijk vervuld, dat er zelfs niet<br />
één Christen , binnen de twee uuren gaans van.<br />
deze plaats te vinden is. " (c) Enigzins anders<br />
echter fchrijft er CHANDLEB. van ( d), nogthans<br />
zoo, dat hij, in de hoofdzaak, met het aange-<br />
haal-<br />
(a) BuscHIKo Af f. 99. Men ziet de befchrijving en<br />
afbeelding van alle deze bouwvallen bij DE BRUIN, Reizt<br />
bladz. ap volg. Verg. POCOCKE til. Deel. I. Stuk. bladz.<br />
aj. volgg.<br />
{b) EGMOND VAN DER NYENBURO Reize I. Deel.<br />
bladz. 118.<br />
(c) POCOCKE Reize III. Deel. ï. Stuk bladz, 24,<br />
(d) Reize deur Ktin. Jfiè' bladz. aoö, 207.
ïo*<br />
A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
haalde, overeenkomt. ,, De hedendaagfc'he Efèï<br />
ziè'rs , zegt hij , zijn eenige Griekfche boeren ,<br />
die, in groote armoede, afhanglijkheid, en ongevoeligheid<br />
. leven. Een glorierijk volk verbeeldende<br />
, bewonen zij de puinhopen van deszelfs<br />
voormalige grootheid ; fommigen de grotten der<br />
prachtige gebouwen, die het gedicht heeft, anderen<br />
de gewelven onder het Jladium , dat weleer<br />
het gedrongen toneel van deszelfs vermaken was;<br />
en wederom anderen de graven bij de fteile hoogte<br />
, die de bewaarplaatzen van deszelfs asfche waren<br />
-— Zulken zijn de tegenwoordige burgers<br />
van Efeze , en zoodanig is de flaat, tot welken<br />
deze vermaarde ftad allengs gebracht is. Hare<br />
ftraten zien er treurig uit, en zijn met gras bewasfen.<br />
Eene kudde geiten werdt, tegen den<br />
middag , derwaards gedreven , om befchutting<br />
voor de hooggeftegen zon te vinden , en eene<br />
krasfende vlugt kraajen , uit de fteengroeven,<br />
fcheen hare woeste eenzaamheid te befchimpen.<br />
Wij hoorden , in het binnenruim van den Schouwburg<br />
en hec fladium, het patrys roepen. De plegtige<br />
ftatie naars heidenfchen godsdiensts wordt<br />
niet meer gedacht , en de Christelijke , welke<br />
hier , door de Apostelen geplant , door de Algemeene<br />
Kerkvergaderingen aangekweekt werdt,<br />
tot dat dezelve tot zijne manlijke kracht wies ,<br />
leeft nu nog even, in eene naauwlijks bemerkbare<br />
beftaanlijkheid. " (a)<br />
S M Y R N A<br />
eene, nog heden ten dage, vermaarde en aan-<br />
zien-<br />
(a) Vergelijk over Efeze BACH IE ME UI.Deel. Ul.Stuk,<br />
bladz. 7 17—733.
DES BIJBELS. X. BOEK, VU. HOOFDST. 193<br />
zienlijke ftad , gelegen noordwaards van Efeze,<br />
aan dezelfde JEgcïfche zee , naar de bepaling van<br />
STRABO, in eene rechte lijn, op den afftand van<br />
CCCXX Jladiën , het welk bijna overeenkomt met<br />
14. of 15 uuren gaans , die men , thans , aan den<br />
afftand dier beide fteden van elkander geeft (a><br />
Weleer behoorde zij tot het landfchap ïönië, en<br />
lag op de noordelijke grenzen van dit landfchap<br />
nabij JEölië, de rivierMeles vloeide langs de muuren<br />
dezer ftad.<br />
Volgends PLINIUS zal deze ftad door de Amazonen<br />
gefticht zijn; volgends STRABO, zal het<br />
oude Smyrna , door de Lydiërs verwoest, en geduurende<br />
vier eeuwen, als een dorp bewoond zijn<br />
geweest, tot dat het , door ANTIG ONUS , naderhand<br />
door LYSIMACHUS, twee van ALEXAN<br />
DER s Veldheeren, en Koningen van Afië, weder<br />
herbouwd , en , in zijnen tijd , ééne der<br />
fchoonfte fteden was geworden. Deze nieuwe<br />
ftad, die, omtrent een uur gaans, van de oude<br />
was afgelegen, was, voor een gedeelte, op eenen<br />
berg gefticht, doch , een ander deel lag, in<br />
eene vlakte, langs de zeehaven , uitgeftrekr. De<br />
ftraten waren , zoo veel doenlijk , naar eene rechte<br />
lijn getrokken, met fteenen beftraat, en aller -<br />
wege bezet met prachtige gebouwen, onder welken<br />
, bij STRABO, geteld worden , eene openbare<br />
<strong>Bibliotheek</strong>, eeneLeerfchool, en eenige Tempels<br />
, onder anderen een, aan HOMERUS gewijd,<br />
omdat de burgers van Smyrne zich beroemden ,<br />
dat hunne ftad de geboorteplaats was van dezen<br />
Prins der Dichteren.<br />
Men moge het voor waarfchijnlijk houden ,<br />
dat<br />
(a) KORN. DE BRUIN Reize bladz. 39,<br />
Vi. Deel.<br />
N
m<br />
A A R D R Ï J K S - K U N D E<br />
dat P A U L U S , geduurende zijn verblijf te Efeze,<br />
H A N D . XIX: 10, 26. te Smyrne eene Christen<br />
gemeente gedicht hebbe , echter is het niet zeker,<br />
en zelfs meenen fommigen, dat, te dezer<br />
plaatze, geene Christen gemeente zich gevestigd<br />
heeft , voor den ondergang van Jerufalem, maar<br />
de tweede Brief van de zeven Brieven in J O Ü N -<br />
JNES Openbaring, O P E N B . II: 8 —11. is aan<br />
dtn Engel der gemeente te Smyrna gericht, zoodat<br />
er toen zekerlijk eene Christen gemeente in<br />
die ftad 'geweest is, wanneer de Openbaring gefchreven<br />
is geworden , doch, het welk waarfchijnlijk<br />
eerst geweest is , na Jerufalems verwoesting.<br />
De Kerkgefchiedenisfen verhalen ons,<br />
dat P O L Y K A R P U S , een leerling van den Apostel<br />
J O S N N E S , Bisfchop dezer gemeente geweest is,<br />
tot dat hij, in het jaar 167 , in de vervolging<br />
onder den Keizer I U C I U S V E R U S , aldaar den<br />
marteldood ondergaan heeft; men vertoont nog<br />
den Schouwburg, daar hij voor de leeuwen geworpen<br />
, of volgends anderen, verband zou zijn ,<br />
ook zijne kapel en de overblijfzen van zijn graf,<br />
enz. (0).<br />
Van het tegenwoordig Smyrna fchrijft B U-<br />
S C H I N G , uit de Reisbefchrijveren , het volgende<br />
: (b) „ Ismir is de Turkfche naam der ftad Smyrna,<br />
welke aan het einde eener baai, in welke hier<br />
de kleine rivier Meles valt, en aan den voet van<br />
eenen berg, die de ftad van drie kanten influit,<br />
gelegen is; op den bovenften top van dezen berg<br />
ftaat een vervallen kasteel, met eenige ftukken<br />
kanon, het welk J O M N N E S D U K A S gefticht<br />
heeft.<br />
(a) BACHIENE IIT. Leel. III. Stuk. bladz, 734—737.<br />
{b) f J$*n f, 95 1 9
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 195<br />
heeft. Aan de haven ftaat nog een oud kasteel,<br />
en bij den mond der baai, aan het einde van eene<br />
landtong , twee groote uuren van de ftad , nog<br />
een. De ftad , met het daarbij gevoegde landfchap,<br />
behoort aan de Valide Sultane, dat is, aan<br />
des Sultans moeder , welke daar een Musfelin aanftelt,<br />
om de inkomften te ontvangen, maar een<br />
Khadi is de opperfte gebieder in de ftad. Zij is<br />
groot, en valt, wegens hare ligging aan bergen,<br />
als men haar van den waterkant of uit de fchepen<br />
ziet, zoo wel bij dag als des nachts , wanneer het<br />
licht in de huizen brandt, zeer goed in het oog:<br />
maar de ftraaten zijn zeer naauw , en de huizen<br />
meestal flecht. DE BRUIN zegt, dat men het<br />
getal der inwoners op 40,000 rekent, TOUR-<br />
NEFORT fchatte ze maar op 27,000 , een Jefuit,<br />
m de Nouveaux Nemoires des Misfions, op 60,000,<br />
TAVERNIER Op 90,000, POCOCKE, Op JOO,000.<br />
Volgends LUDEKE maken de Osmannen, of Turken,<br />
alleen bij de 40,000 zielen uit , en de Baron<br />
VAN RIEDEZEL meldt , dat men alle de inwoners<br />
op 120,000 zielen fchat. De Osmans hebben<br />
, volgends het bericht van SMITH en WEH-<br />
EER, 13, maar volgends TOURNEFORT, 19<br />
Moskeen. Volgends hun zijn de Grieken de talrijkften<br />
, welke eenen Metropolitaan, of zoo als<br />
LUDEKE zegt, eenen Bisfchop, en twee kerken<br />
hebben. Op dezen volgen de Jooden, van welken<br />
er meer dan 12,000 zijn, gelijk LUDEKE bericht,<br />
welkeer, volgends hem, zeven Sijnagogen<br />
hebben. Na hen komen de Armeniërs, welke<br />
wel eenen Bisfchop , doch niet meer dan ééne<br />
kerk, hebben. De Franken , of Europe'dnen, maken<br />
het kleinfte getal uit, en bewonen eene bijzondere<br />
ftraat, die aan de haven gelegen is, en naar hun<br />
de Frankenjlraat genoemd wordt. Zij is de beste<br />
N 2 in
JQ
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 197<br />
baaren ("«). In grasmaand 1739 werdt, volgends<br />
aantekening van P O C O C K E (b) de ftad<br />
grootlijks ontfteld , door eene vreeslijke fchudding,<br />
waardoor verfcheiden huizen omgeworpen<br />
werdén. Vele inwoners werden op hunne bedden<br />
verpletterd, en er was niet één huis in Smirna , of<br />
het was op eene jammerlijke wijze gehavend. —<br />
„ Ook is de ftad door brand dikwijls zeer verwoest<br />
geworden. In 't jaar 1763 brandde dat<br />
deel der ftad, waar de Europeanen wonen, bijna<br />
geheel af, met vele koopwaren; 1772 de wijken<br />
der Osmannen, Jooden, en Grieken, en zeer vele<br />
Pakhuizen en winkels ; in 1778 onmiddelijk na<br />
eene hevige aardbeving (c), bijkans een derde gedeelte<br />
van de ftad. Hier zijn geheel geene gedenkftukken<br />
der oudheid meer voor handen, behalven<br />
een reusachtige kop van marmer, in het<br />
kasteel op den berg, dien men voor het hoofd<br />
eener Amazone uitvent , maar die , volgends de<br />
verzekering van den Baron V A N R I E D E Z E L ,<br />
een A P O E L O verbeeldt. "<br />
De ilad heeft ook, door de oorlogen , veel gel<br />
e d e n<br />
> en is , menigmalen, ingenomen, geplunderd,<br />
en vernield geworden, waar van men een<br />
kort verhaal heeft bij C H A N D L E R , maar „ zedert<br />
1428 is zij in de magt der Osmannen, In<br />
den zomer , verheft zich daaglijks , tegen den<br />
middag, een zeewind, Imbat genoemd, die vlak<br />
in de baai inwaait, eerst zacht , dan fterker,<br />
waait, maar met den avond weder liggen gaat,<br />
het welk W O O D in zijn EJJav on the originalgenius<br />
( a ) C H A N D L E R Reize bladz. 109.<br />
(b ) Reize III Deel l. Stuk. bladz. ia.-<br />
(c) Van deze aardbeving , en derzelver gevolgen , zie<br />
»en BJORWSTSHLS Reize IV. Deel. bladz, ioö,<br />
N 3<br />
of
198 A A R D R IJ K 3 - K U N D E<br />
of Homer , en L U D E K E , berichten. De eerstgemelde<br />
houdt Smyrna voor de geboorteplaats<br />
van HOMERUS. "<br />
Ten Zuid-oosten van Smyrna zijn warme baden.<br />
In de nabuurige vlekken , Bujaw, Segikui,<br />
Norlekui, en Hadielar , hebben de Europeanen<br />
, die te Smyrna wonen, landhuizen , en bij<br />
het vlek Bonavre is eene groote begraafplaats der<br />
Osmannen, op welke men vele fleenen van oude<br />
gebouwen vindt.<br />
P E R G A M U S ,<br />
was de hoofdftad van het Pergamenisch Koningrijk,<br />
het welk een aanzienlijk gedeelte van Klein-<br />
Afië_ in zich bevatte , en van deszelfs Jaatften<br />
Koning ATTALUS, gelijk wij, hiervoor, reeds<br />
gemeld hebben , bij uiterften wil , aan het Romeinfche<br />
volk vermaakt is geworden. Eigenlijk<br />
was zij gelegen in Groot-Myfië, omtrent 20 uuren<br />
gaans , noord-oostwaard , van Smyrna , aan<br />
de rivier Kaïkus, die, volgends STRABO, daar<br />
langs ftroomde, en in de JEgeïfche zee uitwaterde.<br />
In deze ftad hadt de Koning EUMENES eene<br />
vermaarde Boekerij aangelegd , die meer dan<br />
£00,000 boeken bevat zal hebben , en met die<br />
van Alexandrië om den voorrang twistede. De<br />
boeken daar toe behorende , waren eerst op papier<br />
gefchreven , dat is , op vliezen of binnefchorsfen<br />
van de Egyptifche papier - plant. Maar,<br />
dewijl de Egyptifche Koning P T O L E M E Ü S , uit<br />
naarijver , den uivoer van het papiergewas uit<br />
Egypte verboodt , legde men in Pergamus zich<br />
toe , o.n beesten-vellen tot fchrijfftoffe , om op<br />
tefchrijven, te bereiden, welke daaróm ook nog<br />
heden Perkament of Pergament, naar deze ftad<br />
ge-
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 199<br />
genoemd wordt (#), Ook is de ftad aanmerklijk<br />
, omdat GALENus, die vermaarde oude Geneesheer,<br />
daar geboren is.<br />
Van de eerfte flichting eener Christen gemeente<br />
te Pergamus, lezen wij niets, in de Plandelingen<br />
der Apostelen, maar de derde der zeven Brieven, in<br />
de Openbaring , is gefchreven aan den Engel der<br />
Gemeente te Pergamus. Doch , in dezen Brief<br />
komen bijzonderheden voor, welke men in de gemeente<br />
van Pergamus , naar de letter , niet kan<br />
aanwijzen ; bij voorbeeld , als er gezegd wordt,<br />
dat aldaar de troon des Satans is, fchoon fommigen<br />
dat hebben willen ophelderen, uit den dienst<br />
van iESKULAPius, den God der Geneeskunde,<br />
die, binnen deze flad, zeer ijverig gediend werdt,<br />
en die altijd met eene Slang verbeeld wordt. —-<br />
Doch, dit is zekerer, in de eerfle eeuwen van<br />
het Christendom, is deze flad een Bisfchopszetel<br />
geweest, onderhorig aan den Patriarch van Kon-<br />
Jlantinopolen.<br />
Thans heet de flad Pergamo of Bergamo, en ligt<br />
in eene vlakte, aan den voet, en gedeeltelijk ook,<br />
op het afhangen van fierke, hooge en fleile bergen<br />
, op eén' van welken een vervallen flot of<br />
kasteel ftaat. Ten zuiden loopt er eene rivier<br />
langs, die in oude tijden Kaïkus heette , en die<br />
hier<br />
(a) Hier echter is het Pergament niet het eerst uitgevonden,<br />
maar alleen meer in gebruik gebracht , en de uitvinding<br />
verbeterd. Het is opmerklijk, dat ons hedendaags<br />
Papier nog den naam draagt, naar het Egyptisch papiergewas<br />
, ons Verkament naar Pergamus, gelijk men ook fpreekt<br />
van een vel papier, als ook van een blad papier, doelende<br />
het eerde op de bereide bssstenve'lett, en het laatfte op de<br />
veel oudere wijze van fchrij/en op bladen van Palm- of Dadelbomen.<br />
Zie BACBIENE III. Deel. 111, Stuk, W. 733,735»<br />
N 4
zoo<br />
A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
hier de beek Selinus opneemt. Zij ligt zes of zeven<br />
Franfche mijlen van zee af, aan welke zij<br />
eene haven heeft (a). • Zij is nog redelijk wel in<br />
ftaat. Alhoewel er geen gebrek is , aan ptinhoo-<br />
•pen van verwoeste woningen ; praalt ze echter<br />
nog met vele, (naar de gefteldheid van dat land,<br />
zou men zeggen,) fraaie gebouwen, van vierkante<br />
fteenen opgetrokken. Niet te min wordt de<br />
ftad meest door Turken bewoond , alleen zijn er<br />
eenige weinige armoedige Griekfche Christenen,<br />
-die in eene kerk, aan den heiligen THEODORUS<br />
gewijd , hunnen godsdienst vieren. Deze leiden<br />
een armoedig leven, en geneeren zich, met den<br />
arbeid in de moestuinen , en andere geringe bezigheden<br />
; zich weinig over hunnen ftaat bekreunende,<br />
bijaldien zij flechts zoo veel bij elkander<br />
mogen rapen, dat zij hun hoofdgeld aan de<br />
Turken kunnen opbrengen , als zijnde aan hunne<br />
dienstbaarheid, door langheid des tijds, gewoon<br />
geworden (b).<br />
T H Y A T I R E<br />
ligt zuidwaards van Pergamus , omtrent halverweg,<br />
tusfchen die ftad en Sardes, volgends de<br />
Reisbeschrijving van ANTONINUS , LVI1I Ro-<br />
.mehifche mijlen, dat is, omtrent 20 uuren gaans<br />
van Pergamus , waar voor men echter XLVIII<br />
mijlen, dat is, 16 uuren gaans, fchijnt te moeten<br />
lezen ; de meeste oude Schrijvers plaatzen<br />
haar in het landfchap Lydië , fchoon STRABO<br />
zegt, dat fommigen Thyatire, eene volkplanting<br />
der<br />
(a) BUSCIIING JJiè'n ƒ. 92.<br />
{bj BACHIENE III. Dte'i. lil "Siuk. bladz, 741.,
BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOÖFDST. 201<br />
der Macedoniër* (Grieken), voor de uiterfte ftad<br />
van Myfië gehouden hebben , zoodat zij zal gelegen<br />
hebben op de grenzen dezer beide landfchappen.<br />
De ftad Thyatire , die van ouds ook Pelopia<br />
heette, is, in den Bijbel, alleen bekend, door Ly<br />
dia, eene purperverkoopfter, welke van Thyatire<br />
afkomftig, te Filippi in Macedonië zich bevondt,<br />
toen_ PAULUS aldaar het Euangelie predikte,<br />
en die, door deze prediking, tot het Christendom<br />
bekeerd werdt, HAND. XVI: 14, 15. Sommigen<br />
hebben wei gedacht , dat LYEIU niet de<br />
eigen naam dezer vrouw, maar een volksnaam ,<br />
naar het landfchap Lydië, geweest zij, en dus alleen<br />
zou aanduiden, dat zij eene Lydifiche vrouw<br />
was , maar LUK AS zegt uitdrukhjk , dat haar<br />
naain LYDIÜ was. Ook dient hier , ter opheldering,<br />
dat de kunst van het purperverwen, bij<br />
de Lydiërs, in 't gemeen , en , bij de inwoners<br />
van Thyatire , in-, 't bijzonder , in grooten bloei<br />
was, en dat deze kunst, benevens het verkopen<br />
der purperklehrde ftoffen , voornaamiijk , door<br />
vrouwen geoefend werdt (#). Verders is de<br />
vierde Brief in de Openbaring van JOÈLNNES aan<br />
den Engel der gemeente te Thyatire gefchreven<br />
OPEJNB. II: 18— 22.<br />
De ftad heet tegenwoordig Akhesfar ,. of Akhisfiar,<br />
of Akfaraï, dat is , wit kasteel, van de<br />
Grieken , bij verkorting , Akjar-, of Axar. Te<br />
weten , in 't begin der vlakte , waar m de ftad<br />
gelegen is, heeft,, voor dezen, op eene hoogte ,<br />
een kasteel van dezen naam geftaan, dat nu ge<br />
heel vervallen is. Toen de Osmans hetzelve verlie-<br />
ia) BACMIBME HL Deel III. Stuk bladz. 743, 744.<br />
N<br />
S
tot A A R D R IJ K S . K U N D E<br />
Keten, en zich op de plaats der voormalige ftad<br />
Thyatire nederfloegen , hebben zij aan deze nieuwe<br />
plaats den naam van het gemelde flot.gegeven.<br />
Daar zijn van de ftad Thyatire nog overblijfzels<br />
en bi'zonder nog opfchriften voorhanden. — De<br />
tegenwoordige ftad is flecht gebouwd , en morslig<br />
, alzoo zij bijkans alleen van Osmannen of Turken<br />
bewoond wordt, anders zou zij ligt zindelijk<br />
kunnen gehouden worden , wegens het menigvuldig<br />
water , dat daar overal door de ftraaten<br />
vloeit.<br />
Alhoewel de ftad Thyatire nog in volgende eeuwen<br />
op de lijst der bisfchoppelijke fteden van<br />
Lydië gevonden wordt , is het Christendom daar<br />
echter reeds lang vervallen, men heeft er tegenwoordig<br />
flechts weinige en armoedige Christenen,<br />
die er zelfs niet ééns eene kerk hebben, (a)—-<br />
Van hier gaan wij voort na<br />
S A R D E S ,<br />
de hoofdftad van het landfchap en koningrijk Lydië<br />
, gelegen elf uuren gaans van Thyatire , ten<br />
zuiden , genoegzaam in eene rechte lijn , tusfchen<br />
die ftad en Filadelfia , aan den voet van<br />
den berg Tmolus, oudtijds Timolus, thans Boztfag<br />
C dat is , vreugdeberg,) aan de rivier Paclolus ,<br />
die, uit dezen berg voortkomende, midden door<br />
de ftad ftroomde. Deze rivier was bij de ouden<br />
zeer vermaard , wegens het menigvuldig ftofgoud<br />
, dat zij met zich voerde, waar aan men<br />
onder anderen de bron der rijkdommen van KRE-<br />
SUS, Koning van Lydië, toefchreef. Te weten,<br />
ten<br />
(a) BUSCHING Jf.fi 93.
BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 203<br />
ten tijde der oude Babylonifche Heerfchappij ,<br />
was Lydië een aanzienlijk Koningrijk , waar van<br />
Sardes de hoofdftad was, en het welk zich , in<br />
zijnen bloeiftaat, tot aan de rivier Halys uitftrek- \<br />
te. KRESUS, wegens zijne rijkdommen vermaard,<br />
was Koning van dit rijk, toen CYRUS<br />
de Groote, het rijk der Perfen ftichtede, en aan<br />
het hoofd der verbonden Vorften, die zich tegen<br />
de aangroejende magt der Perfen verzetteden..<br />
Men verhaalt, dat hij, in het begin des oorlogs,<br />
het orakel raadplegende, over de uitkomst deszelven<br />
, het dubbelzinnig antwoord zou ontvangen<br />
hebbende , dat hij, den Halys overtrekkende,<br />
een groot rijk zou omkeeren , het welk KRESUS<br />
van het Perfisch rijk verklaarde , maar bij de uitkomst<br />
bleek, dat zijn eigen rijk bedoeld was. In<br />
een hoofdtreffen werdt hij van CYRUS geflagen<br />
en levend gevangen genomen , de overwinnaar<br />
zal hem verwezen hebben, om verbrand te worden,<br />
doch als hij aan den brandftapel gekomen,<br />
herhaalde keeren, uitriep, ö SOLON! SOLON!<br />
liet CYRUS hem bij zich brengen, aan wien hij, |<br />
op zijne vraag naar de reden van dezen uitroep,<br />
verklaarde , dat deze Griekfche Wijze , ééns aan<br />
zijn Hof zich bevindende , hem geleerd hadt,<br />
dat men niemand voor zijn dood gelukkig kon noe- |<br />
men , uit hoofde van de wisfelvalligheid en onbeftendigheid<br />
der ondermaanfche zaken, gelijk hij<br />
dit thans ook ondervonden , en nu aan SOLON<br />
gedacht hadt. Dit trof CYRUS, die hier door<br />
bewogen werdt, hem het leven tefchenken, en<br />
zelfs aan zijn hof in waarde te houden.<br />
Toen Sardes, en het gantfche Koningrijk Lydië,<br />
onder de magt der Perfen ftondt, is het gé.<br />
beurd , dat de löniërs, door Griekfche, inzonderheid<br />
Atheenfche, hulptroepen onderfteund, tegen
io4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
gen de Perfen opftonden, en de ftad Sardes innamen<br />
, en verbrandden, fchoon zij het Slot niet<br />
konden meester worden. Dit geval is daarom<br />
merkwaardig,omdat het de aanleidendeoorzaak is<br />
geweest van de menigvuldige en zwaare oorlogen<br />
, tusfchen de Grieken en de Perfifche Keizers,<br />
welke oorlogen eindelijk den ondergang aan het<br />
Perfisch rijk, onder ALEXANDER den Grooten,<br />
hebben aangebracht. •<br />
Als de ftad, door eene zwaare aardbeving, geheel<br />
verwoest was, heeft.Keizer TIBERIUS ze<br />
weder laten opbouwen.<br />
Aan de gemeente der Christenen te Sardes, is<br />
ook een brief in de Openbaring gericht OPENB.<br />
III: i — ó'. Zoo lang het Christendom in het<br />
Oosten bloeide , was zij een Bisfchoppelijke, en<br />
zelfs een tijd lang, een Aardsbisfchoppelijke zetel,<br />
tot dat de Turken haar, met het overige land, bemagtigd<br />
hebben. Thans is zij een dorp of vlek,<br />
het welk van geringe Turken, die veehoeders zijn ,<br />
en van arme Griekfche Christenen, bewoond wordt,<br />
welke laatften er noch kerk, noch Priester, hebben.<br />
Van de oude ftad zijn nog aanzienlijke<br />
puinhopen overig ; en POULLET gewaagt nog<br />
van een groot landmeir 6 of 700 fchreden van dê<br />
ftad af (a ).<br />
F I L A D E L F I A<br />
volgt in de orde der befchrijving dezer fteden ,<br />
hebbende haaren naam van den Koning ATTA-<br />
LI/S F I L A D E L T U S , denzelfden , naar wiens eigen<br />
(a) BACHIEÏE III, Detl. III. Stuk bladz. 741—-748.<br />
fUJCHINO u3f. ƒ. 94,
DESBIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 205<br />
gen naam ATTAtus, de flad Attalië in Pamfilië,<br />
genoemd is geworden, (boven bladz. 171.) 8 e "<br />
lijk er meer fteden van dezen naam gevonden<br />
worden , eene in Arabië, te voren Rabba , de<br />
hoofdftad der Ammoniten , (V. Deel bladz. 362.)<br />
dus genoemd, naar den Egyptifchen Koning EI*<br />
LADELFTJS, eene andere in Cilicië enz. (0)<br />
De ftad was gelegen, in het landfchap Lydië,<br />
XXVIII Romeinfche mijlen, dat is, ruim 9 uuren<br />
gaans, van Sardes, aan den voet van den berg Tmo'<br />
lus, heden, gelijk wij, bij Sardes zagen, Bozdag,<br />
van waar zij een aangenaam uitzicht heeft, in de<br />
daar onder liggende vlakte, ten Noorden en Oosten.<br />
— STRABO zegt ons, dat deze ftad zeer<br />
aan aardbevingen onderhevig was.<br />
De zesde Brief in de Openbaring van JOSNNES,<br />
is aan de Christen gemeente te Filadelfia, OPENB.<br />
III: 7 —13. — Ook is de Bisfchoppelijke waardigheid<br />
aan deze ftad , langen tijd , verbonden<br />
gebleven, en het Christendom heeft daar niet,<br />
dan door de groote overmagt der Turken, kunnen,<br />
bedwongen worden, hebbende de ftad , onder alle<br />
fteden van Klein - Af ë, den Turken het langst<br />
wederftand geboden, tot dat zij zich , doch niet<br />
dan onder redelijke voorwaarden , aan dezelven<br />
onderwierp. Sommigen verhalen, dat zij , door<br />
den Turkfchen Keizer BA JAZETH den eerften, in<br />
het einde der XIV eeuw, ten eenemale verwoest,<br />
en met den grond gelijk gemaakt zou zijn, maar<br />
de<br />
(a) De naam zou eigenlijk betekenen Broederliefde. WIL-<br />
11 AM PEN, het hoofd der Kngelfche kwaakers , vondt denzelven<br />
zoo fchoon , dat hij in 't jaar 1682, die landftreefc<br />
in Noord - Amerika bevolkende , welke naar hem Penfylvanië<br />
genoemd is, aan de eerfte ftad, die hij, tot derzelver hoofdftad,<br />
deed ftichtea, den finm van Filadelfia gegeven heeft —
so5 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
de geleerde WESSELING (0) heeft bewezen ,<br />
dat de ftad Filadelfia nog , na de gevangenis en<br />
dood van BAJAZETH, zich, in goeden bloeiftand,<br />
bevonden heeft, en meent daarom , dat<br />
men de verwoesting der ftad , en den wreeden<br />
moord aan de Christen inwoners van dezelve eer<br />
aan TIMURBEG of TAMERLAN zal moeten toefchrijven.<br />
Daar ftaat nog , anderhalve Romeinfiche<br />
mijl, buiten de ftad, een muur , ter lengte<br />
van 1800 voeten, die, van de beenderen der<br />
Christenen , welke toen om het leven gebracht<br />
zijn , met fteenen doormengd , opgebouwd is ,<br />
een gedenkteken van wreedheid, zegt B ACH IE-<br />
NE, waarvan men, bezwaarlijk, een voorbeeld<br />
vinden zal,<br />
De ftad draagt nog heden, bij de Christenen ,<br />
den naam van Filadelfia , doch, van de Turken,<br />
wordt zij Alla-Chahir of Allah - Scheker, (Gods-<br />
Jlad) genoemd. Zij heeft een' vrij grooten omtrek,<br />
en wordt niet alleen van Osmannen of Turken,<br />
maar ook nog van een paar honderd Griekfiche<br />
Familiën bewoond , welke vier kerken, en<br />
eenen Bisfchop hebben {b).<br />
De laatfte der zeven kerken in Afië, die in de<br />
Openbaring voorkomen , en aan welke de zeven<br />
Brieven aldaar gericht zijn, is<br />
L A Ö D I C E a »<br />
Zie OPENB. III: 14 — 22. Daar waren meer<br />
fteden , met dezen naam La'ödice'd , onder anderen<br />
(
BES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 207<br />
ren in Syrië enz. (aj, daarom wordt dit Laödiced,<br />
ter onderfcheiding, Laödiced aan den Lykus,<br />
genoemd, aanwelke rivier zij gelegen was.<br />
Zij was eertijds, volgends PLINIUS, met twee<br />
andere namen , eerst Diospolis, daar na Rhoas ,<br />
bekend geweest , maar de Syrifche Koning A N-<br />
TIÖCHUS II. haar, merklijk, vergroot en verbeterd<br />
hebbende, noemde haar, ter eere van zijne<br />
gemaalin LAÖDICE , Laödiced. Zij lag ,<br />
eigenlijk, in dat gedeelte van Frygië, het welk<br />
Pacatiana wordt bijgenaamd, aan den zuider- of<br />
linker-oever der rivier Lykus, die daarna in den<br />
Meander valt, omtrent 17 Romeinfche mijlen , of<br />
twee uuren gaans , zuid waards, van Hi'erapolis.<br />
STRABO, en andere oude Schrijvers, beelden<br />
haar af, als eene groote, rijke, en zeer beroemde<br />
koopftad. In de weilanden, rondom de ftad,<br />
werden eene menigte fchapen gevoed; wier wol-<br />
Ie, in zachtheid en kleur, vele andere overtrof.<br />
Daartegen, heeft zij, dikwijls, veel te lijden gehad<br />
van aardbevingen ; eens is zij geheel door<br />
eene aardbeving omvergeworpen (Z>), maar door<br />
haar eigen vermogen, fpoedig weder opgebouwd.<br />
Van de Christen gemeente te Laödiced, welke<br />
door PAULUS niet bezocht is geworden in perfoon<br />
KOLOSS. II: i. was misfchien EPAFRAS<br />
de ftichter , aan wien PAULUS KOLOSS. IV:<br />
12, een goed getuigenis geeft, van zijnen ijver<br />
voor deze gemeente , als ook voor die van Kolosfen,<br />
(a) Vergelijk SHAW Reizen II. Deel. bladz. I. Ik befpeur,<br />
dat ik in mijne Aanmerk, op Openb. lil: 14. in eenige<br />
bijzonderheden , deze beide fteden heb verward, hebbende<br />
te onbedachtzaam gevolgdeen bericht uit ESHUCHB<br />
in de Nederl. Lttterverluji. II. Deel. bladz, 350.<br />
(b) TACITÜS Am, XIV. 37.
so8 T A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
Jen, en Hierapolis. • Dewijl Laödiced niet vérder<br />
dan 7 uuren gaans westwaards van Kolosfe lag ,<br />
was het ligt , dat die van Kolosfe den Brief van<br />
PAULUS aan hun gefchreven , ook aan die van<br />
Laödiced mededeelden, hetgeen de Apostel van<br />
hun begeert, KOLOSS. IV: 16. gelijk zij ook lezen<br />
moesten eenen Brief, die uit Laödiced, dat is,<br />
van die gemeente aan p A ULUS, gelijk waarfchijnlijk<br />
is, gefchreven was. In later tijd wordt<br />
de flad Laödiced gevonden op !de lijst der Bisfchoppelijke<br />
fleden van Frygia Pacatiana , wier<br />
Bisfchop den Titel van Metropolitaan voerde, ook<br />
is hier in het jaar 365 eene groote Kerkvergadering<br />
gehouden. — Thans ligt zij geheel in puinhopen,<br />
en heeft den naam van Eskihisfar (het<br />
oude flot,) men vindt hare overblijfzelen op<br />
eenen heuvel, van welken de rivier Lykus omtrent<br />
een half uur af door eene vlakte tusfchen<br />
Laödiced en Hiërapolis loopt (#)•<br />
K O L O S S E,<br />
of, gelijk zij, in fommige Handfchriften des N.<br />
Testaments , en ook doorgaands bij de oude<br />
Schrijveren genoemd wordt Kolas/e ( Z > ) laten wij<br />
in orde volgen , daar wij nu de overige fleden<br />
van Klein- Jfië , willen befchrijven , die in den<br />
Bijbel gemeld worden. Zij lag insgelijks in 't<br />
zuiderdeel var Frygië het welk , naderhand, Fry~<br />
gia Pacatiana genoemd is , en wel aan de rivier<br />
Ly-<br />
( a ) Vergelijk B A C H I E N E III. Deel. III. Stuk. bladz.<br />
752—761. BUSCHINO Jf. f. 104. POCOCKE lil. Deel.<br />
I. Stuk. bladz. 68.<br />
(b\ PETR. WESSELING ad Uïerocl. Synecd. pa%. 666.<br />
aangehaald bij BACHIENE lil. Deel. lil. Stuk. bladz, 768.
DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 209<br />
Lykus, waar deze rivier zich , volgens STRABO,<br />
voor een' poos , onder den grond verbergt, ea<br />
vijfftadiën verder, weder tcvoorfchijnkomt ; en<br />
niet, gelijk fommige nieuwer landkaarten haar<br />
plaatzen, aan den Meander, in de nabuurfchap der<br />
fleden Laödiced en Hiërapolis. - De Christen gemeente<br />
aldaar is, waarfchijnlijk, gefticht door denzelfden<br />
EPAFRAS, van wien wij boven gefproken<br />
hebben, in de befchrijving van Laödiced, KOLOSS.<br />
I: 7. en IV: 13. gelijk hij ook uit Kolosfe geboortig<br />
fchijnt geweest te zijn, KOLOSS. IV: 12.<br />
Aan deze gemeente heeft PAULUS eenen Brief gefchreven<br />
, dien wij nog, onder zijne Brieven,<br />
hebben. Te Kolosfe woonde ook FILEMO N, aan<br />
wien deze Apostel, insgelijks, eenen Brief gefchreven<br />
heeft, bij gelegenheid, dat deszelfs flaaf<br />
ONESIMUS, dier zijnen meester ontlopen , maar<br />
te Rome, door PAULUS, tot het Christendom bekeerd<br />
was, tot zijnen heer te rug keerde, wien<br />
deze Brief tot eene voorfpraak moest dienen. ——<br />
Vervolgends, is de ftad een Bisfchoppelijke zetelplaats<br />
geweest. — Thans heet de plaats Chonos of<br />
Konos, en is een kasteel op eene rots , met een<br />
daar onderliggend vlek , afvaar flechts eenige<br />
weinige armoedige Griekfche Christenen zijn, die)<br />
geene kerk hebben<br />
SleRAPOLIS',<br />
komt flechts éénmaal voor in den Bijbel, Koti<br />
IV: 13. alwaar de. gemeente van die ftad, met<br />
die van Laödicea en Kolosfe, gevoegd wordt, als<br />
U<br />
O ) BUJC R IN 8 Af.f. 104,<br />
yi. Deel. . O
aio<br />
AARDRIJKS-KUNDE<br />
de bijzondere voorwerpen der zorg en ijver<br />
van E PAFRAS. — Ook Jagen deze fteden niet<br />
verre van eikanderen , Hiërapolis flechts VI Romeinfche<br />
mijlen, dat is, twee uuren gaans, zuidwaard<br />
van Laödicea, in het eigenlijk gezegd Afië,<br />
doch,eigenlijk, in het landfchap FrygiaPacatiana.<br />
De naam betekent Heilige flad , naar de menigte<br />
van Heiligdommen en Tempels , toen de ftad nog<br />
Heidensch was. Trouwens , daar zijn meer fteden<br />
, om die zelfde reden , met dezen naam bekend;,<br />
nqg.eene in het zoogenoemde.Frygia Salutaris<br />
, eene in Syrië enz. Zij is naderhand eene<br />
Bisfchóppelijke ftad geweest , thans heet zij Pambukkelafi,<br />
Katoenenvesting, wegens de kleur der<br />
rotzen , in de nabuurfchap , die zoo wit is als<br />
die van katoen, de flad is thans.geheel verwoest<br />
en onbewoond j men heeft in de nabuurfchap<br />
warme baden , wier water fmaakt als het Pijr*-<br />
mondswater , fchoon het niet zoo fterk is (0),<br />
zij bevatten eene groote hoeveelheid zwavel. De<br />
Ouden hebben waargenomen , dat deze wateren<br />
zeer goed waren, om te verwen , en dat de wortels<br />
der boomen, omtrent deze plaats, eene verf,<br />
aan karmozijn en purper gelijk, gaven. Deze<br />
wateren hebben eene verfleenende kracht, zoo<br />
dat de zijde des bergs , langs welken het water<br />
loopt , met eene witte korst bedekt is. Ook was<br />
hier omftreeks een Plutonium , of hol, waar uit<br />
een damp opfteeg , welke voordieren doodlijk was.<br />
Te weten.,, het is reeds eene oude aanmerking,<br />
dat deze ftreek door vuur en water ondermijnd<br />
is; van daar dé menigvuldige heete wellen , en<br />
dat deze landftreek aan zoo menigvuldige aard»<br />
bee-<br />
(«) POCOCKE III. Deel. I. Stuk. bladz. 7
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 21 r<br />
beevingen onderworpen was (0). Ondeftusfchenhebben<br />
noch POCOCKE, noch CHANDLER,<br />
het gemelde zwavelhol , \vaar STRABO van<br />
fpreekt, gevonden. (£)<br />
M I L E T E<br />
lag eigenlijk , in Iönië, fchoon fommigen haar<br />
tot Karië rekenen , doch de grenzen dezer landfchappen<br />
waren of niet recht bepaald , of veranderden<br />
fomtijds, hoe het zij, de flad lag zuidwaards<br />
van Efeze, aan de Mgeïfche zee, daar de<br />
rivier Meander in die zee valt — zij was eene<br />
zeer oude flad, en oudstijds zeer welvarend en<br />
vermogend, die verfcheiden volkplantingen hadt<br />
uitgezonden langs den Pontus Euxinus , of Zwarte<br />
zee , en de Propsntis of Marmer zee. Zij handhaafde<br />
hare vrijheid tegen de Koningen van Lydië,<br />
ook lang tegen de Perfianen, tot zij<br />
t<br />
in het<br />
laatfte der regering van DARIUS HYSTASPES,<br />
door zijnen Veldheer ARTAFERNES veroverd en<br />
verwoest is geworden. Herbouwd zijnde ,<br />
boodt zij eenen wakkeren tegenftand aan ALEXAN<br />
DER den Grooten. De ftad roemde op verfcheide<br />
groote mannen, die binnen hare muuren geboren<br />
waren , H E K A T E U S , den gefchiedfchrijver ,<br />
THALES, een' der zeven Griekfche Wijzen enz.<br />
Men noemde haar de kroon en hoofdftad vari<br />
lönië, het bolwerk van Af%ë , de eerfte in oorlog<br />
én vrede, de magtige ter zee , de vruchtbare<br />
moeder , die hare zoonen in alle gewesten uitzondt,<br />
(Ö) CHANBLER Reize na Klein-4fie, hladz. 359.<br />
(J>) Vergelijk ook B A C H I E N E III. Deel. lil Stuk. bh<br />
768 — 770.<br />
O 2
212 AARDRIJKS-KUNDE<br />
zondt, ook telde zij niet min dan 75fteden, allen<br />
van haar afftammende. Daarna echter kwam<br />
zij tot zulk een diep verval , dat het een fpreekwoord<br />
is geworden : De Milejiërs waren eertijds<br />
groot !<br />
De ftad hadt eenen vermaarden Tempel ter<br />
eere van APOLLO gefticht, in welken Godfpra-<br />
'Ttèn, gelijk te Delfi , gegeven werden. Toen de-<br />
*ze Tempel, door xEEXES , was afgebrand, hebben<br />
de Milefiërs eenen nieuwen in de plaats gefticht<br />
, den grootften , die ergens bekend was ,<br />
zoo zelfs, dat hij, wegens zijne grootte, met geen<br />
dak kon verzien worden. Hij was volgends PLI-<br />
Nius CLXXX ftadiè'n van de ftad af, en in de<br />
daad, men meent er nog overblijfzelen van te<br />
vinden, bij het voorgebergte Pefidonium, dicht bij<br />
zekere plaats Ura genoemd , omtrent twintig ftadiè'n<br />
van de zee.<br />
Tweemaal wordt deze ftad gemeld in- den Bijbel,<br />
HAND. XX: 18 —35. wanneer PAULUS<br />
uit Macedonië na Jerufalem reisde , ontbood hij<br />
te Milete de Ouderlingen der gemeente van Efeze<br />
bij zich, het welk omtrent 15 uuren gaans van<br />
daar gelegen was, en 1 TIM. IV: 20. fchrijft hij<br />
aan T I M O T H E U S , dat hij TKOFIMUS te Milete<br />
krank gelaten hadt, het welk, bij eene latere<br />
reize van den Apostel, fchijnt gebeurd te zijn.<br />
'Milete was, naderhand, eene Bisfchoppelijke<br />
ftad, die op de lijst der Bisfchoppelijke fteden van<br />
Karïë gevonden wordt (a).<br />
Thans is de ftad geheel vervallen , en heeft<br />
flechts eenige fchaapherdershutten , een paar<br />
Turk-<br />
Cd) Vergelijk<br />
BACHIENE III. Deel. III. Stuk. Nadz.<br />
770 — 774.
DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 213<br />
Turkfche huisgezinnen, wonende in eene oude<br />
Moskee, zijn de hedendaagfche bewoners van<br />
Milete, zegt CHANDLER (0). De hedendaagfche<br />
naam der plaats, Palas of Palats, geeft,<br />
echter de heerlijkheid der oude flad nog te kennen<br />
, en doelt op de puinhopen der voormalige<br />
paleizen aldaar. (£) — Het is een misflag der<br />
Grieken, als zij zich verbeelden, dat het hedendaagfche<br />
. Melasfo , het oude Milete is, Melasfo is<br />
het oude Mylafa (c) , echter is ook BACHIE-<br />
NE, als mede deszelfs verkorter VAN EMDRE, in<br />
dezen misflag vervallen.<br />
K N I D U S<br />
of Cnidus, eindelijk, was eene voorname ftad in<br />
Karië, in dat gedeelte, het welk , bijzonder Doris<br />
genoemd wordt , zijnde een fchier - eiland,<br />
in den zuidwestlijken hoek van Klein-Afië<br />
y<br />
behorende,<br />
ten tijde van het Christendom, onder<br />
de Bisfchoppelijke fteden. Zij wordt flechts,<br />
éénmaal, in't voorbijgaan, genoemd, in het verhaal<br />
der reize van den Apostel PAULUS na Rome ,<br />
HAND. XXVII: 7.<br />
En hier mede onze befchrijving van Afië voltooid<br />
hebbende , zullen wij na Europa overlteken,<br />
om, kortelijk, die landfchappen en fteden van<br />
het zelve te befchrijven, die in den Bijbel voorkomen.<br />
(a) Reize door Klein - AJIë bladz. 234.<br />
{b) B U S C H I N G Af.f. 100.<br />
(a) POCOCKE Reize III. Deel. I. Stuk bladz. 47.<br />
03 ACHT-*
214 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />
Griekenland.<br />
Dewijl ortee Aardrijkskundige befchrijving nu<br />
gevorderd is, tot meer bekende landfchappen,<br />
en gewesten , zal ik mij in dezelve, vervolgends,<br />
merklijk, bekorten, en den Lezer, die naar<br />
breeder berichten mogt begerig zijn, tot die werken<br />
van oude en hedendaagfche Schrijveren verzenden,<br />
welke over die landfchappen gehandeld<br />
hebben, welke nog te befchrijven overig zijn.<br />
Zoodra wij, uit Afië , de Egeïfiche zee westwaards<br />
, overfteken, ontmoeten wij Griekenland ,<br />
als het eerfte land van Europa , een land , door<br />
vele merkwaardigheden, door den roem der vrijheid<br />
, wijsheid , kunften en wetenfchappen , en<br />
den bloei der volken, die het bewoonden, in de<br />
oude tijden boven alle volken der wereld vermaard.<br />
— Het fchijnt reeds , in heel vroege eeuwen,<br />
bewoond te zijn geweest, welk ook de reden<br />
is, waarom de berichten der Griekfche Schrijveren<br />
, ten aanzien der oudheid van hun volk,<br />
zich in Fabelen verliezen. — In den Bijbel des<br />
Ouden Testaments komt het voor, met den naam<br />
van JA VAN, welken men , misfchien, beter zou<br />
uitfpreken JON, wanneer hij overeenkomst heeft<br />
met de oude benaming van de Grieken en Griekenland,<br />
Tdnië, en Iöniers, en welke naam ontleend<br />
is van JA VAN, vierden zoon J A F E T H , ^ kleinzoon<br />
van NOÜCH; gelijk getoond is in het V Deel<br />
bladz.
DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 215<br />
bladz. 175 volgg. De LXX Taaismannen heb^<br />
ben daar voor Hellas, en Hellenes, zoo als Griekenland<br />
, bij de Griekfche Schrijveren, en ook in<br />
het Nieuwe Testament genoemd wordt , gelijk<br />
men wil naar HELLEN, een zoon van DEUKA-<br />
LION , Koning van Thesfalië; de Latijnfche<br />
Schrijvers hebben het Grcecia (van waar de naam<br />
Griekenland afkomftig is,) genoemd, zoo als men<br />
wil, van eenen Koning GR^CUS, doch foortgelijke<br />
naams-afleidingen zijn veel-al geheel onzeker,<br />
omdat dergelijke oude Vorften onbekend of<br />
fabelachtig zijn.<br />
Deze naam Griekenland werdt, in verfcheiden<br />
uitgeftrektheid van betekenis , oudtijds genomen.<br />
Het eigenlijk Griekenland bevattede die<br />
landfchappen, welken, in laater tijden, Achaïa<br />
geheten hebben , meer uitgebreid , werdt Griekenland<br />
genomen voor dat gantfche land , het<br />
welk als een Schiereiland van Illyricum, Dardanië<br />
en Macedonië, zich zuidwaards uitftrekt, en het<br />
welk wij, heden, doorgaands, onder dien naam<br />
begrijpen. Eindelijk, in eenen zeer uitgebreiden<br />
zin , werdt Griekenland genoemd , alles , wat<br />
de Grieken , met hunne volkplantingen bezet, of<br />
door hunne overwinningen vermeesterd hebben,<br />
voornaamlijk, onder ALEXANDER den Grooten.<br />
De naam van Griek en Grieken betekent in het<br />
Nieuwe Testament , niet alleen bewoners van dit<br />
land , of menfchen, die hunne afkomst uit dit<br />
land en volk afleiden, dat is, eigenlijk , Grieken<br />
zijn, maar zeer dikwijls , wordt de naam genomen<br />
, in 't gemeen, voor Heidenen, die dan tegen<br />
de Jooden worden overgefteld. De reden van<br />
dit gebruik van dezen naam is, in de uitgebreidheid<br />
der Griekfche Alleenheerfching, door ALEXAN<br />
DER den Grooten gefticht, te zoeken, zedert<br />
O 4<br />
wel.
*i6 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
welken tijd overal zich in het Oosten Grieken gevestigd<br />
, en ook hunne taal ingevoerd en algemeen<br />
gemaakt hebben , waar van zoo aanftonds<br />
meer. Het verdient hier , tevens, aangemerkt;<br />
te worden, dat Griek of Grieken, in onzen tijd ,<br />
m de Levant niet meer de volksbetekenis heeft;<br />
maar de naam Griek is weder een godsdienstnaam<br />
geworden, buiten alle betrekking van geboorteplaats<br />
of taal; een Griek is iemand, die zich aan<br />
de Griekfche kerk houdt, in tegenöverftelling van<br />
de Roomskatholijken. De Turken noemen eenen<br />
Griek Rumi, en Romh of Rumli, en een Griek<br />
Zich zeiven Romios , en eene Griekin Romesfa ,<br />
Romelië of Roinanië is , bij de Turken , het landfchap<br />
, waar in Konfiantinopolen gelegen is, maar<br />
verders wordt die benaming ook uitgeftrekt, tot<br />
alles, wat de Turken in Europa bezitten , en dus<br />
Ook tot Griekenland , het welk alles voorkomt uit<br />
d^ tijden , toen de Romeinen in het Oosten<br />
heerschten en een Keizerrijk hadden (
DES BIJBELS. X. BOEK, VIII.' HOOFDST. 2 r 7<br />
deze laatften is het afgezonderd van Italië.<br />
De Hoofdlandfchappen , in welken dit land<br />
plagt verdeeld te zijn , waren , Macedonië, Thesfalië,<br />
Albanië, Epirus, Achaje , (of het eigenlijk<br />
Griekenland,) en het Schier - eiland Peloponnefus ;<br />
doch welke weder in verfcheiden bijzondere landftreken<br />
gefmaldeeld waren , wier namen menigmalen<br />
veranderd zijn.<br />
Aan de meeste oorden , is Griekenland met bergen<br />
gevuld , onder welken meest vermaard zijn<br />
de berg^?r/w , Olympus, Pindus, Parnasfus, Hehkon<br />
, enz. die veel bij de Dichters , genoemd<br />
worden. — Van den berg Atlios, in Macedonië,<br />
op eene land-engte gelegen, en thans Hagion oros,<br />
monte Santo, of de Heilige berg genoemd, verdient<br />
het volgende aangetekend te worden. Deze<br />
berg , die zeer hoog is , en eenige dagreizen in<br />
den omtrek heeft, is de hoofdzetel van de Ordensgeestlijken<br />
der Grieken. Deze Monniken<br />
die nevens een groot getal kluizenaars, in'22<br />
kloosters en holen wonen, leven zeer lang, menigen<br />
hunner over de 100 jaren, het welk aan de<br />
gezonde lucht, en'hunne ongemeen matige levenswijze,<br />
toe te fchrijven is. — Niemand van<br />
het vrouwlijk geflacht<br />
$<br />
zelfs niet ééns een vrouwlijk<br />
dier , mag binnen de grenzen van hun gebied<br />
komen. Zij leven , meestendeels , van brood<br />
%<br />
kruiden, vijgen, gedroogde olijven, en dergelijken;<br />
op zekere dagen, mogen zij ook visch eten,<br />
uitgezonderd ten tijde van hun vasten. Zij moeten<br />
allen voor de kost arbeiden , behalven die<br />
welken in het klooster ftudeeren. In de kloosters<br />
zijn vele en groote boekerijen, uit handlchnften<br />
beftaande , doch wier rijkdom grootendeels<br />
werken der Kerkvaderen bevat. Eiken<br />
Q 5<br />
Zon-
2r8 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Zondag (a.) wordt, op den berg Athos markt<br />
gehouden, de Monniken verkopen Heiligen en<br />
8 5<br />
kopen brood, (b)<br />
De rivieren kunnen, aangemerkt de fmalheid<br />
der landftreek , niet zeer groot zijn. De voornaamften<br />
worden genoemd de Strymon , nabij de<br />
grenzen van Thracië, de Chabrius, de de<br />
Aliakmon, de Veneus, de Sperchius, enz.<br />
Griekenland wordt zeer geprezen, ten aanzien<br />
der gezonde lucht, en vruchtbare grondgefteldheid.<br />
Men heeft er een goed graangewas, en<br />
vette weilanden, het brengt de heerlijkfte druiven,<br />
olijven, citroenen, oranje-en granaat-appelen<br />
voort; behalven dat, heeft men er zilvermijnen<br />
, lood , en aluin, alhoewel de Turken zich<br />
thans zeer weinig bekommeren over de fchatten,<br />
welke daar uit zouden te halen zijn.<br />
De inwoners hebben, van ouds , in den lof<br />
van vermaardheid geftaan , zij merkten zich zeiven<br />
als het eenigst befchaafde volk aan, en noemden<br />
alle andere volken , buiten hen , barbaren ,<br />
waar van wij zelfs de fpooren in den Bijbel vinden<br />
, ROM. I: 14. HAND. XXVIII: 2. IKOR.<br />
XIV: 11. enz.<br />
Van godsdienst waren zij Heidenen, die eene<br />
menigte van allerhande godheden eerbiedigden ;<br />
ja zoo ver ging hunne bijgelovige godsdienftigheid,<br />
dat die van Atheenen zelfs eenen altaar oprichteden<br />
, voor dien God , die hun nog onbekend<br />
ware; waar van PAULUS zulk een fchoon<br />
ge-<br />
(a) Anderen elke Zaturdag.<br />
(b) M O R B E R G in BjÖRMSTaHL Reize VI. Deel. bladz,<br />
3*9. Vergel. E L S H B R Befchrijv. der Griekfche Christenen,<br />
bladz. 116,
DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 215<br />
gebruik tot zijn oogmerk wist te maken, HAND.<br />
XVII.<br />
Onder hen bloeiden kunften en wetenfchap -<br />
pen, allermeest, de wis- natuur - en flarrekunde,<br />
ook de zeden- en dichtkunde, waar in zij de meesters<br />
waren van alle nabuurige volken. Hunne<br />
taal was in algemeen gebruik; en zelfs de Romeinen<br />
, en andere volken zonden hunne kinderen<br />
. derwaards, om deze taal en de wetenfchappen<br />
! der Grieken te leeren. Het is dan , met wijze<br />
inzichten , dat de Boeken van het Nieuwe<br />
Testament, in welken de leere van JESUS, die<br />
over de geheele aarde moest worden uitgebreid ,<br />
ie vat is, in het Grieksch befchrsven zijn , ten<br />
i einde te ligter van alle volken , aan welken zij<br />
j het eerst werden medegedeeld , gelezen en ver-<br />
. ftaan te kunnen worden. De wijsbegeerte<br />
was , bijzonder , de geliefdkoosde oefening der<br />
I Grieken. Hunne VII Wijzen zijn vermaard, THA-<br />
! LES de MUefiër, SOLON, de Atheniënzer, CHI-<br />
ION, de Lacedemoniër , PITTAKUS, de Mhy-<br />
1 lener, Bias, van Priëne, KLEOBULUS, van Lm-<br />
dus, enPERiANDER, de KorinthiSr , mannen,<br />
die niet blootlijk eene befpiegelende Wijsbegeerte<br />
' beoefenden, maar Wetgevers, Staatsmannen, en<br />
Weldoeners van hun Vaderland geweest zijn.<br />
Met dit al, worden den Grieken van andere<br />
volken , groote gebreken te last gelegd. CICERO<br />
zegt van hun, dat zij meer begeerte tot twist ,<br />
dan tot de waarheid, betoonden, dat zij geene<br />
trouw hielden, in 't geven van getuigenisfen en<br />
beloften , dat hun aart zeer tot bedrieglijkheid<br />
overhelde, en dat zij alle wegen kenden , om aan<br />
geld te geraken, en niet te goed waren , om alles<br />
voor geld te doen. Van daar de fpreeekwijze<br />
grtsca fide mercari, dat is, iet met gereed geld<br />
i<br />
ko-
*2o A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
kopen, dewijl men hun niet geern borgen wilde.<br />
Ook moeten zij, ten aanzien van eigenzinnigheid*<br />
en ongezeglijkheid ten kwade bekend geftaan<br />
hebben, dewijl wij nog een eigenzinnig mensch,<br />
die altijd zonderling is , en zich naar niemand<br />
fchikken wil, een Griek gewoon zijn te noemen.<br />
"Van óuds reeds dreven de Grieken eenen uitgeftrekten<br />
Koophandel, waarvan wij zelfs bij<br />
EZECH. XXVII: 13. 19. berichten lezen.<br />
Alömme legden zij volkplantingen aan , en zelfs<br />
werdt het benedenfte deel van Italië, Groot-Griekenland<br />
genoemd , omdat die landftreek genoegzaam<br />
alleen door Griekfche volkplantelingen bewoond<br />
werdt.<br />
Aan krijgsdapperheid en ervarenheid ontbrak<br />
het den Grieken niet, hier van getuigen hunne heldendaaden<br />
en gevoerde oorlogen. — In de alleroudfte<br />
tijden was Griekenland in bijna zoo vele onafhanglijke<br />
heerfchappijè'n verdeeld, als er fteden<br />
in gevonden werden , welke fommigen door Koningen<br />
, die ook Tijrannen genoemd werden,<br />
zijnde dit woord toen nog niet in die kwaade<br />
betekenis, als naderhand, doch meerendeels, op<br />
de wijze van een gemeenebesc, beftuurd werden,<br />
Naderhand gingen verfcheiden fteden van het eigenlijk<br />
Griekenland en Peloponnefus , en dus het<br />
zuidelijk gedeelte, met eikanderen een algemeen<br />
Bondgenootfchap aan, het welk hen in ftaat ft elde<br />
, om de overmagt van de Perfifche Keizers het<br />
hoofd te bieden; doch inwendige twisten on oorlogen,<br />
bijzonder de vermaarde Peloponnefifche oorlog<br />
, die 27 jaaren lang , tusfchen de Athenienzen<br />
en Lacedemoniërs, benevens de wederzijdfché<br />
Bondgenoten, gevoerd is geworden, hebben hen<br />
zoo zeer verzwakt, dat zij, eindelijk, door de<br />
magt en ftaatkun.de van FUIPPÖS, koning van<br />
Alat
DES BIJBELS. X. BOEK. VIII. HOOFDST.<br />
22Ï<br />
Macedonië , overheerd werden , die, veryolgends,<br />
zich tot algemeen Opperhoofd der Griekfche<br />
krijgsmagten hebbende laten aanftellen, een<br />
ontwerp vormde, om de geheele Perfifche Heerfchappij<br />
te vernietigen. Zijn ontijdige dood belette<br />
hem , hetzelve ten uitvoer te brengen, doch,<br />
het is, door zijnen zoon ALEXANDER den Grooten,<br />
volbracht, die de Griekfche Alleenheerfchïng<br />
gefticht heeft. Na zijn dood, was het Koningrijk<br />
Macedonië, één der vier Hoofdrijken, in<br />
welke zijne heerfchappij zich verdeelde, welk<br />
rijk omtrent anderhalve eeuw geftaan heeft, hebbende<br />
fteeds grooten invloed , op de overige<br />
Griekfche Staaten , tot dat de Romeinen FILIP-<br />
PTJS II. van dien naam, onder de Macedonifiche<br />
Koningen , overwonnen , en hem wel zijn erfkoningrijk<br />
lieten , maar geheel Griekenland vrij<br />
verklaarden; zijn zoon PERSEUS was de laatfte<br />
Koning van Macedonië. Deze met de Romeinen<br />
in oorlog geraakt, verloor zijne vrijheid , leven,<br />
en rijk , het welk door de Romeinen , tot eene<br />
Provintie werdt gemaakt. Vervolgends ftaken<br />
zich de Romeinen meer en meer in de zaken van<br />
Griekenland, het welk genoegzaam afhanglijk van<br />
hun was, tot dat zij het na den Achaifichen oorlog<br />
geheel bemagtigden, en er eene tweede Provintie<br />
van maakten , onder den naam van Achaje,<br />
reden, waarom Macedonië en Achaië doorgaands<br />
in den Bijbel, bij elkander genoemd worden,<br />
HAND, XIX: 21. ROM. XV: 26. 2 KOR.IX: 2.<br />
1 THESS. I: 7,8.<br />
Dit geheele Land is tegenwoordig, onder het<br />
gebied der Turken, die, na dat zij 1453 d e hoofdftad<br />
Konfiantinopolen ingenomen , en van het Oostersch<br />
Keizerrijk een einde gemaakt hadden , aan<br />
het welk Griekenland , na de verdeling van het<br />
Ra-
% 2a A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Romeinsch Keizerrijk behoorde, zwaare oorlo-<br />
, gen , om het bezit van Griekenland gevoerd hebben<br />
, bijzonder met de Venetianen . tot dat, eindelijk<br />
, bij de vrede van Pasferowitz , in 't jaar<br />
1718 , dit'geheele land aan den Turkfchen Keizer<br />
A C H M E T B den III. voor altijd is afgeftaan.<br />
De Turken, belijders der leere van MOHAM<br />
MED, zijn, door alle deze landen, wijd en zijd,<br />
verfpreid, en bezitten ook alle de Staats- en<br />
Krijgsbedieningen, doch, voor het meerderdeel<br />
beftaan de inwoners uit Christenen, van de Oosterfche-<br />
of Griekfche kerk, die allen onder hunnen<br />
Patriarch Haan , welke binnen de hoofdftad<br />
des Turkfchen rijks zich onthoudt. Deze Christenen<br />
leven hier , in groote onkunde, en Havernij,<br />
zoodat het te verwonderen is , dat zij den<br />
Christen godsdienst nog zoo getrouw blijven.<br />
Geduurende de voorfpoedige oorlogen der Rus/en,<br />
in de laatfte jaren, wanneer men Rusfifche "Vlooten,<br />
in den Archipel, zag, deedt zich hoope van<br />
verlosfing voor deze ongelukkige menfchen op ,<br />
doch , deze is geheel weder verdweenen — welke<br />
gevolgen de tegenwoordige toeftand van zaken in<br />
Europa, op den ftaat der onderdrukte Grieken,<br />
hebben zal, zal de tijd leeren moeten.<br />
Wij gaan over tot de bijzondere befchrijving a<br />
en beginnen met<br />
M A C E D O N l ë<br />
het welk als eene Romeinfche Provintie befchouwd,<br />
het noordelijkfte gedeelte van Griekenland bevatte,<br />
cn dus het eigenlijke Koningrijk Macedonië, beneyens<br />
Thesfalië, en Albanië, in dit laatfte woonen de<br />
Amauten, welke volken naarijverig zijn omtrent<br />
hunne vrijheid, en door hunne geduurige opftanden
DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 223<br />
den en invallen in de nabuurige gewesten , den<br />
Turken vele moeite veroorzaken , en den inwoneren<br />
lastig vallen (0). In dit landfchap Macedonië,<br />
heeft P A U L U S , daar toe opgeroepen, door een<br />
nachtgezicht, het Euangelie verkondigd, en het,<br />
ten dien einde, meer dan ééns doorreisd, met dat<br />
gelukkig gevolg , dat hij er verfcheiden aanzienlijke<br />
gemeenten van Christenen gefticht heeft,<br />
welke, in vele deugden , bijzonder in mededeelzaamheid,<br />
uitmunteden, en deswegens, door den<br />
Apostel geprezen worden. Zie H A N D E L . XVI:<br />
8 — 10. 1 COR. XVI: 5. H A N D E L . XX: 1 , 2.<br />
ROM. XV: 26. 2 KOR. VIII: 1—5. enz.<br />
Daar zijn bijzonder zes fteden, van deze Provintie<br />
Macedonië, welke in het Nieuwe Testament<br />
genoemd worden , en voorkomen, en die<br />
wij hier kortelijk befchrijven moeten.<br />
N E A P O L I S<br />
was de eerfte ftad, waar P A U L U S , met zijn gezelfchap,<br />
aanlandde, toen hij uit Jlfië na Macedonië<br />
overkwam H A N D : XVI: n. denaam betekent<br />
Nieuwjlad, en is aan vele fteden gemeen geweest,<br />
van welken er niet min dan 13 geteld worden.<br />
Zelfs werdt de ftad Sichem in Falajlina, in later<br />
tijdj, Neapolis geheeten. Ook weet elk, hoe de<br />
hoofdftad van het Rijk der beide Sicilië, Neapolis öf<br />
Napels genoemd wordt. Dit Neapolis in Macedonië<br />
lag aan de zee, tegen over het eiland Thafus,<br />
tusfchen de rivieren Strymon en Nestus, eigenlijk<br />
in het zoogenoemde toegevoegde Macedonië, waar<br />
van ftraks nader. ; — Verder vinden wij geene bijzonderheden<br />
van deze ftad, dan dat zij op de lijst<br />
-der Bisfchoppelijke fteden van Macedonië in het vervolg<br />
voorkomt.<br />
Meer<br />
(«) Zie van dezejieden ons V. Deel, bladz, 124.
224 AARDRIJKS-KUNDE<br />
Meer vermaard is,<br />
F I L I P P I ,<br />
waar PAUIUS zich onmiddelijk heen begaf, Neapolis<br />
fkchts doortrekkende, en van welke LUK AS<br />
aantekent, dat zij was de eerfte ftad, van dit deel<br />
aan Macedonië, HAND» XVI: 12. Men vraagt,<br />
hoe men dit te verftaan hebbe ? Eerfte, kan niet<br />
^zijn de eerfte flad van Macedonië , daar men aankwam,<br />
immers dit was Neapolis, gelijk wij gezien<br />
Iiebben. Zal dan eerfte zijn, de voornaamfle ,<br />
aanzienlijkfle? dan moet men wel opletten, dat<br />
XUKAS niet zegt, van Macedonië, want daar van<br />
•was Thesfalonika de hoofdflad , maar de gefchied-<br />
• fchrijver zegt, van dit deel van Macedonië, te weten,<br />
de Romeinfche Veldheer PAULUS ^EMILIUS<br />
hadt Macedonië in vier deelen verdeeld, en dat<br />
gedeelte, waarin Filippi lag, werdt het eerfte Macedonië<br />
genoemd. Voorheen hadt dit gedeelte<br />
'zelfs tot Thracië behoord, maar FILIPPUS , de<br />
vader van ALEXANDER den Grooten, hadt het<br />
overheerd, en bij Macedonië gevoegd , waarom<br />
CELLARIUS hetzelve Macedonia adjeëta (het bijgevoegde<br />
Macedonië) wil noemen, het lag tusfchen<br />
de rivieren Strijmon en Nestus , door welke laatfte<br />
het van Thracië was afgezonderd (a). Van dit<br />
.gedeelte was eigenlijk Amfipolis de hoofdflad.<br />
Maar, hoe zal men dan LUK AS verftaan, die Filippi<br />
tot de eerfte of voornaamfle flad maakt ?<br />
Sommigen verkiezen daarom, met eene kleine<br />
verandering te lezen, „ welke flad Filippi tot het<br />
„ eerfte deel van Macedoniëhzhooxtdoch, dit is<br />
on-<br />
(«) BACHIENB III. Detl. III. Stuk. bladz. 779. 8o».
BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 2 25<br />
onnodig , immers de Romeinen kunnen thans dit<br />
voorrecht aan Amfipolis ontnomen en aan Filippi gegeven<br />
hebben , daarenboven, het is niet zonder<br />
voorbeeld, dat meer dan ééne Griekfche Had den<br />
eernaam van de eerfte plagt aan te nemen , in het<br />
zelfde landfchap , en dus zal Filippi dit, zelfs<br />
op hare munten, waar van men voorbeelden aanhaalt,<br />
gedaan hebben (a).<br />
Voords lag de flad XII Romeinfche mijlen van<br />
Neapolis , en XXXIII van Amfipolis, volgends<br />
de Reisbefchrijving van ANTONINUS, dat is<br />
van de eerfte 4, van de tweede elf uuren gaans.<br />
PLINIUS plaatst haar in het binnenland, waartegen<br />
echter niet flrijdt, het geen wij lezen HAND.<br />
XX: 6. dat PAULUS, en zijne reisgenoten , van<br />
daar afgefcheept zijn , alzoo men het dus kan verliaan,<br />
dat zij eerst langs de rivier Zygastes van de<br />
ftad Filippi zijn afgevaren tot aan zee, en van daar<br />
meteen ander fchip, na Troas. Bij deze flad is<br />
de veldflag voorgevallen, in welke KASSIUS en<br />
BRUTUS , door OCTAVIANUS en ANTONIUS,<br />
overwonnen werden. Van ouds zal zij Kranides<br />
geheten hebben, naar de menigte bronnen , die<br />
haar bevochtigden, daar na Datos — totdat Koning<br />
FILIPPUS, deze landftreek aan de Thraciërs<br />
ontnomen hebbende , haar herbouwde, en<br />
naar zijn' eigen naam, Filippi noemde. Bij deze<br />
ftad was eene goudmijn, die aan gemelden Vorst<br />
groote fchatten heeft opgebracht. Toen de Romeinen<br />
haar hadden bemagtigd , brachten zij er<br />
eene volkplanting van Romeinfche burgers in ,<br />
waarom LUK AS haar ook den naam van eene Kolonie<br />
, of volkplanting, geeft, HAND. XVII: 12.<br />
met<br />
O) Zie den Bijbel verdedigd IV. Deel. bladz, »6i, 26z,<br />
VI. Deel.<br />
P
226 A A R D R IJ K S . K U N D E<br />
met welken titel de ftad ook op penningen pronkt,<br />
die van haar overig zijn; om die zelfde reden noemen<br />
zich de inwoners Romeinen , HAND. XVI:<br />
21. Doch, er bevonden zich ook vele Jooden,<br />
welke aan de rivier Zygastes , die voorbij de Had<br />
vloeide, eene bidplaats hadden, HAND. XVI: 13,<br />
16. maar geene Sijnagoge, ook fchijnen zij er in<br />
geene groote achting geweest te zijn, gelijk men<br />
kan opmaken uit HAND. XVI: 20, 21. Hier<br />
werden PAULUS en SILAS in de gevangenis geworpen,<br />
doch ,. op eene wonderbare wijze, verlost<br />
, HAND. XVI: 16-39.<br />
Door PAULUS prediking werdt hier, niet te»<br />
genftaande deze vervolging, eene aanzienlijke gemeente<br />
van Christenen gefticht, HAND. X V I :<br />
40. die hij vervolgends andermaal bezocht heeft,<br />
HAND. XX: 6. Ook heeft hij aan de gemeente aldaar<br />
den Brief gefchreven , dien wij nog lezen , toen<br />
hij te Rome gevangen was. — Ook hebben wij nog<br />
eenen Brief van POLYKARPUS, een leerling van den<br />
Apostel joaNNEs, en opziener van de gemeente te<br />
Smyrna, aan de Christen te Filippi, die door LE MOYNE<br />
is uitgegeven, met aantekeningen in 't jaar 1685.<br />
De ftad hadt, vervolgends, een Bisdom, welks<br />
Bisfchoppen, daarna, rot den rang van Metropolitanen<br />
of Aardsbisfchoppen zijn verheven; in onzen<br />
tijd is de ftad geheel verwoest, en ligt in<br />
puinhopen , bij welke men een flecht dorp jen<br />
vindt, alwaar echter een Aardsbisfchop van de<br />
Griekfche kerk zijn verblijf heeft ( a ).<br />
A M F I P O L I S<br />
lag' op den afftand van XXXIII Romeinfche mijlen<br />
(«) BACHIBNB III. Deel. III. Stuk. bladz. 799 — 817.
DE« BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 227<br />
Jen of elf uuren gaans van Filippi, aan de rivier<br />
Strymon , die weleer de grensfcheiding van Macedonië<br />
en Thracië geweest was, wordende de ftad<br />
van die rivier , zich even boven de ftad in twee<br />
armen ver deelen de , omringd. Zij behoorde tot<br />
het bovengemelde bijgevoegde Macedonië , waar<br />
van zij de hoofdftad was. Zij was , in vorige tijden<br />
, eene volkplanting der Atheniënzen, ter bevordering<br />
van hunnen koophandel. — ln den Bijbel<br />
Wordt zij flechts éénmaal in 'c voorbijgaan gemeld,<br />
HAND. XVII: r. alwaar gezegd wordt,<br />
dat PAULUS en die, van Filippi op Thesfalonica<br />
reizende, den weg door Amfipolis genomen hebben.<br />
Evenwel is er , vervolgends , eene Christen<br />
gemeente gefticht, dewijl de ftad, onder de<br />
Bisfchoppelijke fteden van Macedonië, met den<br />
naam van Amfipus voorkomt. Thans zal zij<br />
Emboli heeten, of volgends anderen Esborus , of<br />
Contésfa (a).<br />
A P O L L O N I A<br />
Was eene andere ftad, door welke PAULUS trok<br />
op zijne reize van Filippi na Thesfalonica , HAND!<br />
XVII: 1. Daar zijn verfcheiden fteden van dezen<br />
naam in de oude Aardrijkskunde bekend, onder<br />
anderen eene in het Joodfche land, waarvan gefproken<br />
is V. Deel bladz. 9. De hier bedoelde<br />
ftad Apollonia in Macedonië lag XXXII Romeinfche<br />
mijlen of ruim 10 uuren gaans , van Amfipolis<br />
en XXXVI zulke mijlen van Thesfalonika.<br />
Men vindt haar insgelijks, op de lijst der Bis*<br />
fchop-<br />
(a) POCOCKB Reize IlL Deel. I. Stuk bladz. 191. Vergelijk<br />
B AC H IE NE UI. Deel, lil. Stuk. blaaz.. 817-820.<br />
P &
228 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
fchoppelijke fteden van Macedonië —• zij fchijnc"<br />
thans geheel verwoest, en vervallen te zijn , men<br />
kan ten minften er niets , met zekerheid , van<br />
aanwijzen.<br />
Meer vermaard , en nog heden aanzienlijk en<br />
bekend, is de ftad<br />
T H E S S A L O N T K A ,<br />
liggende in het middenpunt van Macedonië, aan<br />
het uiterfte eener lange Baai, die zich met de<br />
Egetfehe zee verè'enigt. In de oudfte tijden ,<br />
werdt zij Therma of Therme genoemd , gelijk dan<br />
ook de baai of zeeboezem, daar zij aan ligt, nog<br />
lang Sinus ThermaHcus of de Thermaïfche zeeboezem<br />
geheten heeft; maar of de Koning FILIP<br />
PUS , of KAss ANDER, zal de ftad vernieuwd en<br />
verbeterd , en , misfchien na eene overwinning<br />
op de Thesfaliëts Thesfalonika, of wel naar THES<br />
SALONIKI, zuster van A L E X A N D E R den Grooten<br />
, genoemd hebben. De Romeinen, Macedonië<br />
vermeesterd hebbende, maakten deze ftad tot de<br />
hoofdftad van die Provintië, dewijl de ftad, alle<br />
gelegenheid hebbende tot den koophandel, daar<br />
door, zeer aanzienlijk en volkrijk was geworden.<br />
De Jooden hadden hier eene Sijnagoge , H AND.<br />
XVII: i. Hier verkondigde PAULUS hetEuangelie,<br />
2THESS. II: 2. HAND. XVII: 2, 3. met<br />
dat gelukkig gevolg, dat hij, weldra, eene aanzienlijke<br />
gemeente in deze ftad ftichtede, niettegenftaande<br />
hij dezelve toen , om een tegen hem<br />
verwekt oproer, in ftilte verlaten moest, wijkende<br />
na Bereë. —- Hij heeft ook aan deze gemeente<br />
twee Brieven gefchreven, in welke hij niet zonder<br />
lof van haar gewaagt. — De ftad is ook ,<br />
yervolgends, eene Bisfchoppelijke ftad geweest.<br />
en
BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 229-<br />
en in bloeiftand gebleven, tot het jaar 1321 toen<br />
zij onder het geweld der Turken gekomen is.<br />
Thans wordt zij Sahnichi genoemd, en de Basfa<br />
of Turkfche Gouverneur van Macedonië heeft<br />
in dezelve zijnen zetel. Zij is nog groot, volken<br />
neeringrijk. Daar wonen vele Jooden , en<br />
Christenen der Griekfche kerk , die eenen Aartsbisfchop<br />
hebben. Men kan van het aantal der<br />
Christenen in deze ftad oordeelen, uit de 13 kerken,<br />
die. men zegt, dat zij, werklfjk , bezitten.<br />
In het jaar 1759 heeft de ftad veel geleden door<br />
een zwaaren brand, die meer dan 4,000 huizen<br />
verteerde , en vele ingezetenen jammerlijk deedt<br />
omkomen (a). — „ De hedendaagfche muuren,<br />
meestal, naar het fchijnt, onder de Griekfche<br />
keizers gebouwd , zijn vijf of zes mijlen in den<br />
omtrek, en fluiten' den effen grond in , op welken<br />
de ftad nu ligt. Zij ftrekt zich naar den top<br />
des bergs .opwaards, en grenst aan het kasteel.<br />
De tegenwoordige ftad beflaat niet boven de helft<br />
van den grond , binnen de ftads muuren beflot<br />
e n<br />
; — De ftraten zijn niet wel aangelegd , en de<br />
huizen flecht gebouwd van ongebakken tichelfteenen,<br />
hebbende de meesten van dezelven tuinen.<br />
— Het aantal der Jooden in deze plaats , rekent<br />
men dat der Christenen en Turken famen genomen<br />
, te boven te gaan, in zoo verre dat zij<br />
eenen grooten invloed in de ftad hebben. De<br />
Engelfchen , Franfchen , Hollanders, en Venetianen,<br />
hebben hier hunne Konfuls. De voorname<br />
uitvoer beftaat in zijde, wasch, en katoen<br />
na Smyrna, om daar na Europa ingefcheept te<br />
worden , en in eene groote menigte Tabak,<br />
enz. "<br />
(«) BACHIEMB III. Deel. III. St,«k. bladz. 8ai - 834.<br />
* 3
* 3<br />
o A A R D R I J K S - K U N D E<br />
enz. " (a). — Zie hier nog een bericht van een<br />
hedendaagsch Reiziger : Thesfalonika ge-><br />
lijkt van den zeekant een antiek theater , en is<br />
meer , wegens den handel in wijn , koorn , en<br />
katoen, dan wegens ziin eigen aanzien en fraaiheid<br />
merkwaardig. Zij is met eenen Hechten<br />
ouden muur omringd, en fchijnt voor 100,000<br />
inwoners geene huizen genoeg te bevatten. Onder<br />
de daar zijnde Moskeen verdienen inzonderheid<br />
drie opmerking — In de Sofiè'kerk vertoont men<br />
den predikfloel van den heiligen PAULUS van oud<br />
ijzer, het welk men echter eer voor een foort van<br />
donker marmer zou houden. — Het land rondom<br />
Thesfalonika is over het geheel wel bebouwd en<br />
vruchtbaar : er liggen rondom heen hooge bergen<br />
— in eenige vloeden, niet verre van Thesfalonika,<br />
vindt men zand, het welk ijzer bevat,<br />
en de eigenfchap heeft, dat het ijzer, het welk<br />
daar uit gemaakt wordt, zich laat buigen , maar<br />
niet breekt • des zomers is het in deze<br />
ftreek zeer warm, en de lucht ongemeen ongezond<br />
enz. " •—<br />
B E R E ë ,<br />
het welk men niet moet verwarren, met Bereë in<br />
Syrië, hedendaags Aleppo V. Deel bladz. 356. of<br />
met eene andere ftad van denzelfden naam in Tracië,<br />
wordt ook gefchreven Berrheë, en lag ook in Macedonië<br />
LI Romeinfche mijlen of 17 uuren gaans<br />
zuid-<br />
(
DESBIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 231<br />
zuidwaards van Thesfalonika en XVII van diezelfde<br />
mijlen of omtrent 6 uuren gaans van Diuni ,<br />
dus nabij Pella, alwaar ALEXANDER de Groote,<br />
geboren is. De daar voorbij vloeijende rivier<br />
werdt eertijds Axius , daarna Bardarius genoemd.<br />
Ook heeft STRABO aangemerkt, dat zij lag, aan<br />
den voet van eenen berg , bij de Ouden , Bermius<br />
geheten. Derwaards vluchtede PAULUS en<br />
zijne reisgenoten, toen zij te Thesfalonika vervolgd<br />
werden, en die van Bereë worden geprezen , als'<br />
edeler dan dievan Thesfalonika, dewijl zij, het geen<br />
PAULUS hun predikte, onderzochten en met de<br />
oude Schriften der Profeeten vergeleken, HAND.<br />
XVII: 11. Ondertusfchen , wanneer de ongelovig<br />
gebleven Jooden van Thesfalonika vernamen ,<br />
dat het Euangelie te Bereè opgang maakte , begaven<br />
zij zich derwaards , en wisten ook hier onder<br />
het volk een oproer tegen PAULUS te verwekken.<br />
— Om deze redeij befloot PAULUS de<br />
flad te verlaten , en uitgeleid wordende , door<br />
eenige broederen, ging hij als na de zee, HAND.<br />
XVII: 14. waar uit wij befluiten , dat zij eerst<br />
den weg oostwaard hebben ingeflagen , na den<br />
Thermaïfchen zeeboezem, in den fchijn, als of zij<br />
daar meenden fcheep te gaan , ten einde, door<br />
de vijiinden niet vervolgd te worden. Doch ,<br />
zoodra zij, buiten 't gezicht der ilad , waren ,<br />
zwenkten zij zuidwaard , gaande door Thesfalië<br />
na Atheene.<br />
De Christen godsdienst, toen, door den Apostel<br />
binnen 'deze ftad geplant , is , in volgende<br />
eeuwen, telkens befluurd , door eenen Bisfchop,<br />
zijnde op de lijst der Bisfchoppelijke fleden van<br />
Macedonië, met den naam Berya, als de vijfde in<br />
rang , geplaatst.<br />
Thans is er niets van overgebleven , dan een<br />
P 4<br />
ge-
232 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
gering vlek, het welk bij de Christenen Verea,<br />
bij de Turken Boroë genoemd wordt (a).<br />
Dewijl er geen meer fleden, die tot Macedonië,<br />
of ook Thesfalië behoren, in den Bijbel voorkomen<br />
, gaan wij , met onze befchrijving , voort<br />
tot de tweede en zuidelijke Provintie van Griekenland,<br />
A C H A ï E.<br />
De naam Achaje werdt, oudtijds, gegeven, aan<br />
een klein gedeelte van Griekenland, en wel van het<br />
fchier-eiland Peloponnefus , hetwelk, door eene<br />
landengte, met het overige verknocht is , van welk<br />
Achaië Korinthe, op die landengte gelegen, de<br />
hoofdflad was, gelijk deze landftreek, naderhand,<br />
den naam van het eigenlijk gezegde Achaje behouden<br />
heeft — vervolgends , werdt deze benaming<br />
uïtgeftrekt tot geheel Peloponnefus, en daarna<br />
tot het gantfche zuidlijk deel van Griekenland.<br />
— Toen PAULUS, in Achaje, het Euangelie<br />
predikte, werdt deze Provintie , van wege de Romeinen,<br />
beftuurd , door een Proconful, toen GAL-<br />
LIO, een broeder van den Wijsgeer SENEKA,<br />
HAND.» XVIII: 12 — 17. Somtijds wordt het<br />
ook, ter onderfcheiding van Macedonië, Griekenland<br />
genoemd, HAND. XX: 1—3. Het bevatte,<br />
behalven het eigenlijk Achaje, en de overige<br />
deelen van het fchier-eiland Peleponnefus, die geheele<br />
landftreek, benoorden den zeeboezem van<br />
Korinthe, welke hedendaags Livadië heet, en de<br />
daar gelegen gewesten, Attika, Boeötië, Lokris ,<br />
Doris, Etolië, AKarnanië, enz. en waarfchijnlp,<br />
(
ÖES BIJBELS. X. BOEK, VUL HOOFDST. , 233<br />
Jijk , ook Epirus , of deszelfs zuidelijk gedeelte.<br />
Dus fpreekt PAULUS van de gewesten van Achaje<br />
2 KOR. XI: ro. en van geheel Achaje, 2 KOK.<br />
I: 1. Wij vinden, nogthans, niet meer dan de<br />
volgende fleden van dit landfchap in den Bijbel gemeld<br />
, Atheene, Korinthe, Nikopolis, en misfchien<br />
Sparta of Lacedemon in de Boeken der Makkabeen.<br />
•— Wij zullen dan, hoofdzaaklijk, van dezen<br />
iet zeggen moeten.<br />
A T H E E N E<br />
was gelegen in het landfchap Attika , waarvan zij<br />
de hoofdflad was. De naam, dien men van Athena,<br />
dat is, MINERVA, de befchermgodin dezer<br />
fcad, afleidt , is aan meer andere fleden gemeen<br />
geweest, maar de vermaardheid van deze hoofdflad<br />
van Attika heeft den glans der anderen zoo<br />
verdoofd , dat velen naauwlijks weten , dat er<br />
een ander Atheene dan dit, in de wereld geweest<br />
is — zij was zoo groot, toen zij in haren bloei<br />
was , dat zij CCJladiën in haren omtrek hadt, en<br />
dus half zoo groot, als Babel, zal geweest zijn,<br />
in de vijfde eeuw befloeg zij eene uitgeftrektheid<br />
van XXI Romeinfche mijlen, en dus meer<br />
dan Rome zelve, in den omtrek — zij lag niet rakende<br />
aan de zee, maar omtrent een half uur<br />
van zee af, waarmede zij echter gemeenfchap<br />
hadt, door twee kleine rivieren Ilisfus en Eri~<br />
danus. Aan den uitloop derzelven hadt men<br />
het vlek en de haven Pireus , die , op raad van<br />
THEMISTOKLES, door de Atheniënzen gebruikt<br />
begon te worden, in de plaats van de haven Falerus<br />
, daar zij zich, te voren , van bedienden ;<br />
deze haven hadt, na een' naauwen ingang, eene<br />
kom of ruimte , die 400 fchepen kon bergen.<br />
P 5<br />
Door
234- A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
echter deze ftad gefladig moeten worftelen met op- u<br />
Door twee muuren, die van de ftad beginnende ,<br />
tot aan de zee waren voortgetrokken, werdt de<br />
gemeenfchap tusfchen de ftad en de haven verzekerd,<br />
zelfs werdt het vlek Pereus met een' muut<br />
omringd, en tot eene tweede ftad gemaakt, welke<br />
Atheene zelve fchier -evenaarde. Men fchrijft.<br />
hare flichting toe aan CEKROPS, den eerften Koning<br />
van Attika, naar wien zij Cekropia zal genoemd<br />
zijn ; eigenlijk beftondt de ftad uit twee<br />
deelen, de bovenflad, Akropolis, of het flot, en<br />
de benedenjïad in de vlakte. — De burgers dezer<br />
ftad hebben zich, door dapperheid en liefde tot<br />
de vrijheid, vermaard gemaakt, in de oorlogen<br />
der Grieken met de Perfen, toen MILTIADES,<br />
THEMISTOKLES, ARISTIDES, CIMON, en<br />
andere vermaarde mannen aan het hoofd van den<br />
ftaat waren , en de legers en vlooten geboden.<br />
Door de wuftheid van 's volks geh'artheid , en door h<br />
allede gebreken, aan eene volksregering eigen, heeft ,<br />
fchuddingen en inwendige beroerten. In den Pelo- \<br />
•ponnefifchen oorlog, verloren de Atheniënzers hun- ]<br />
ne waardigheid, en moesten voor de Spartanen bukken,<br />
en eindelijk werdt de ftad door SYLLA ingenomen,<br />
en onder de heerfchappij der Romeinen get<br />
bracht, die haar echter altijd begunftigden , en zelfs,<br />
(<br />
onder de Keizers, de vrijheid gaven, om naar hare j<br />
eigene wetten te leven , zoo dat zij eene vrije ftad<br />
{<br />
genoemd wordt bij PLINIUS en anderen. 1<br />
Voornaamlijk was Atheene vermaard door den<br />
roem der geleerdheid en alle wetenfehappen en<br />
kunften , welke aldaar onderwezen werden , en<br />
om welke, niet min als om den koophandel, de<br />
ftad door eene menigte vreemdelingen bezocht ;<br />
werdt. Men hadt er de leerfcholen van verfchei- j<br />
den Wijsgeeren , der Epikuristen , Stoicynen, Perl-<br />
\
BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 335<br />
ripatetifchen , Cynifchen, Sceptifchen enz. van welken<br />
de twee eerstgenoemde gezindten HAND.<br />
XVII: 18. gemeld worden. Hier zien wij de<br />
reden , waarom zoodanige fchoolen , in welken<br />
de jeugd in voortreflijke wetenfchappen onderwezen<br />
wordt, naar deze zelfde ftad Atheene, A-<br />
thenea genoemd worden. En , alzoo men nabij<br />
Atheene eene plaats hadt, Akademie genoemd, naar<br />
derzelver Eigenaar A K A D E M U S , welke plaats<br />
vervolgends tot eene leerfchool van PLATO en<br />
zijne opvolgers diende , hebben, naar dezen<br />
naam, deHoogefchoolen den naam van Akademiën<br />
gekregen. Dus was het ook met den naam Lyceum,<br />
die bijzonder eigen was, aan de plaats, in<br />
welke de leerlingen van ARISTOTELES, de Peripatetifchen<br />
genoemd, onderwijs ontvingen.<br />
Met dit alles waren de ingezetenen van Atheene<br />
zeer afgodisch HAND. XVII: 16. de flad was<br />
opgevuld met Heiligdommen , Tempels , Beelden<br />
, Altaren, onder welken er PAULUS eén<br />
vondt, toegewijd aan den onbekenden God, welke<br />
hem gelegenheid gaf, om, op de markt te Atheene<br />
, openlijk , den eenigen waaren God te prediken;<br />
en zijne leere, vervolgends, inde plaats,<br />
Areopagus genoemd, met eene uitmuntende redenvoering<br />
te verdedigen. Dit Areopagus, was,<br />
gelijk de naam reeds uitwijst, een heuvel, aan<br />
den afgod Mars gewijd , in de bovenftad , alwaar<br />
het opper-gerichtshof der ftad, en .deszelfs leden",<br />
Areopagiten genoemd , vergaderden. On:<br />
der de genen, welke, bij die gelegenheid, door<br />
den Apostel overreed werden , om het Christendom<br />
aan te nemen, was één van de leden van de*<br />
zen Raad, DIONYSIÜS Areopagita , onder den<br />
naam van St. Denys bekend , die te Atheene de<br />
eer-
astf A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
eerfte Bisfchop zal geweest zijn , en van wien<br />
men verhaalt, dat hij door Paus KLEM EN S na<br />
Lutetie of Parys zal gezonden zijn , om daar de<br />
Heidenen te bekeeren, en dat hij aldaar den marteldood<br />
zou geftorven zijn , wordende te Parys<br />
onthoofd, maar omtret twee uuren ten noorden<br />
van die ftad begraven, alwaar de Abtdij van Su<br />
Denys, ter zijner gedachtenis is gefticht geworden<br />
, in welke de Koningen van Frankryk plagten<br />
begraven te worden , en in welke men het<br />
graf van dezen Heilig en zijne Reliquiën aan het<br />
bijgelovig volk plagt te vertonen.<br />
De Christen gemeente te Atheene, is naderhand<br />
zeer aanzienlijk geweest, en werdt eerst door eenen<br />
Bisfchop, toen door eenen Metropolitaan, vervolgends<br />
door eenen Aardsbisfchop beftuurd,<br />
De ftad wordt thans Attines, ook Setines , en Satena<br />
genoemd , en is nog tamelijk groot; men<br />
rekent derzelver inwoners, wel op 8 of 9000 ,*<br />
van welke maar een vierde gedeelte Turken, alle<br />
de overige Griekfche Christenen zijn , die aldaar,<br />
gehjk rondom in de nabuurfchap, nog vele kerken<br />
en kloosters bezitten. Zij ftaan onder het<br />
opzicht van eenen Aardsbisfchop , die vier Bisfchoppen<br />
onder zich heeft, en aan den Patriarch<br />
van Konflantinopolen ondergefchikt is. De Jooden<br />
worden daar, volgends SPON en WEHLER,<br />
met geduld,misfchien zouden zij ook, met de ingezetenen<br />
, niet wel over weg kunnen, dewijl<br />
deze niet min listig zijn, dan de Jooden, en men<br />
neeftin dat land een fpreekwoord: „ God bewa-<br />
„ re ons van de Jooden van Salonica , van de<br />
„ Grieken van Atheene, en van de Turken van Ne-<br />
3, gropont. " Daar zijn hier nog vele overbljfzelen<br />
der oudheid , Tempels , Schouwburgen ,<br />
beel-
DES BIJBELS. X.BOEK,VHi. HOOFDST. 337<br />
beelden enz. die door SPON, POCOCKE, en andere<br />
Reizigers, verzameld en afgebeeld zijn (a).<br />
Niet min vermaard, dan Atheene, was ook<br />
K O R I N T H E ,<br />
door het langduurig verblijf van den Apostel<br />
PAULUS aldaar, HAND. XVIII. en door zijne<br />
twee Brieven aan de Christenen te Korinthe gefchreven.<br />
Deze ftad hadt eene zeer gunftigê<br />
ligging , om eene aanzienlijke koopftad te wezen,<br />
te weten , omtrent recht voor den ingang<br />
tot het Schier-eiland Peloponnefus, aan de landengte<br />
, welke dit Half - eiland rnet het overige<br />
van Griekenland verè'enigt, zijnde de Ifthmus Corinthiacus<br />
of land-engte van Korinthe genoemd,<br />
waarnaar de IJlhmifche fpelen den naam hebben.<br />
Deze land-engte liep tusfchen twee Baaijen of<br />
zee-boezems, van welken die ter rechtehand , de<br />
Satonifehe, en die ter linkezijde, de Korinthifche<br />
zeeboezem heette, thans de eerfte de golf van<br />
Engia , naar het daar in liggend Eiland Engia ,<br />
de ander de golf van Lepanto, naar de ftad Lepanto<br />
, welke aan den ingang dezer baai ligt.<br />
Aan elke dezer baaijen was de ftad van eene bekwame<br />
haven voorzien. Die aan de Saronifche<br />
Baai droeg den naam van Kenchreë, HAND. XVIII:<br />
18. de andere dien van Lecheë, elk naar een vlek.<br />
SIRABO fpreekt, met grooten ophef, van het voordeel<br />
, dat aan de ftad , door die beide zeehavens<br />
ter bevordering van haren Koophandel, werdt aangebracht;<br />
dewijl uit de haven van Kenchreën, de<br />
weg openftondt naar alle de Elanden van den Archipel,<br />
(a) BACHIEHB III. Deel. III. Stuk. bladz. 843-- 857.
s 38 A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />
pel, na Natolie', en geheel Afië, en uit die vari<br />
Lecheë, na Italië en andere gewesten van Europa.—<br />
Tevens was Korinthe, door hare gelegenheid , de<br />
fleutel van geheel Pekpmnefius, waar toe zij ook<br />
fterk gemaakt en bevestigd was , voornaamlijk<br />
hadt zij een onverwinlijk flot of kasteel, Akrokorinthe<br />
genoemd , gebouwd op eene fteile rots, die<br />
loodlijnig de hoogte hadt van drie en één halve<br />
itadiën , zijnde , aan alle kanten , ongenaak*<br />
baar, uitgezonderd in het zuiden , waar een opgang<br />
was , met verfcheiden bogten , ter lengte<br />
van 30 itadiën. Op den top van deze rots ,<br />
itondt een Tempel aan VENUS gewijd, van waar<br />
men een heerlijk uitzicht hadt , over de beide<br />
zeeboezems, en het omgelegen land.<br />
^ De oudfte naam dezer ftad zal Efyra geweest<br />
zijn , welke bij de Latijnfiche Dichters nog dikmalen<br />
voorkomt. De naam Korinthcn zou oorfpronglijk<br />
zijn van zekeren Koning KORINTHUS,<br />
die deze ftad verbeterd en uitgelegd heeft — 145<br />
jaren voor CHRISTUS geboorte, is deze ftad, in<br />
den Achaïfichen oorlog, door de Romeinen, onder<br />
xucius MUMMIUS, geheel verwoest geworden,<br />
en heeft<br />
v<br />
ruim eene eeuw lang , in puinhoopen<br />
gelegen , wanneer JULIUS CJ£SAR .haar weder<br />
deedt herbouwen , en er eene volkplanting heenen<br />
zondt, om ze op nieuw te bevolken. De gelegenheid<br />
der ftad deedt haar fpoedig weder in<br />
bloei komen , alzoo vele Grieken uit de naburige<br />
plaatzen, en ook Jooden , zich derwaards<br />
vervoegden , welke laatflen ook eene Sijnagoge<br />
in die ftad hadden, HAND. XVIII: 4. Zij nam<br />
door den Koophandel zodanig toe , dat STRABO<br />
haar , in zijnen tijd , eene groote en rijke ftad<br />
notmt, gelijk zij ook de hoofdftad was van degeheeie<br />
Provintie Achaje, zoo als wij gezien hebben.<br />
Doch.
DESBIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 339<br />
Doch , tevens met den rijkdom namen de<br />
pracht, weelde , overdaad en alle buitenfporigheden<br />
in deze ftad de overhand. Men had<br />
er eenen Tempel aan Venus gewijd , in welken<br />
meer dan 1000 hoeren onderhouden werden. Wegens<br />
de wellustige en overdadige levenswijze<br />
noemde men Korinthizeeren of op zijn Korinthisch<br />
te leven, dartel en wellustig leven , en een Korintisch<br />
meisjen, was hetzelfde als hoer. Men<br />
vindt van dit alles de fpooren in de Brieven ,<br />
die PAULUS, aan de Christenen dezer ftad, gefchreven<br />
heeft.<br />
Te weten, in deze ftad, heeft de gemelde A-<br />
postel eene aanzienlijke gemeente van Christenen<br />
gefticht, aan welke ook KLEMENS, Bisfchop<br />
van Rome, eenen brief heeft gefchreven, die nog<br />
voor handen is. Zij was vervolgends eene Metropolitaansche<br />
of Aardsbisfchoppelijke kerk. Doch ,<br />
zedert de overheerfching der Turken, is aldaar,<br />
gelijk elders , onder het Turkfche gebied , het<br />
Christendom, in eenen zeer kwijnenden toeftand,<br />
zijnde, naar het bericht der Reizigers , geen<br />
volk onkundiger in de granden van hunnen eigen<br />
godsdienst, dan de Christenen te Korinthe, fchoon<br />
zij nog eenen Aardsbisfchop hebben. De ftad<br />
zelve is geheel vervallen, zonder muuren, en met<br />
weinige inwoners , en gelijkt, (het kasteel uitgezonderd)<br />
meer naar een groot dorp , dan naar<br />
eene ftad (a).<br />
N I K O P O L I S<br />
wordt flechts éénmaal gemeld, TIT. III: 12. alwaar<br />
PAULUS aan T I T U S , die zich thans op<br />
het<br />
(a) BACHIENE III. Deel. III. Stuk. bladz. 8s7««37i5.<br />
pocc-CKE Reize III. Deel. I. Stuk, bladz, aji, 23a.
24o<br />
A A R D R T J K S - K U N D E<br />
het Eiland Kreta bevondt, TIT. I: 5. fchrijft ,<br />
dat hij te Nikopolis bij hem zou komen, dewijl hij<br />
voornemens was, aldaar te overwinteren. Vol*<br />
gends het onderfchrift van dezen Brief zal dezelve<br />
door den Apostel gefchreven zijn te Nikopolis in<br />
Macedonië , doch het gezag van dit onderfchrift<br />
wordt juist daar door reeds twijfelachtig, omdat<br />
het ontleend fchijnt te zijn uit de bovengemelde<br />
plaats van den Brief zelve , alhoewel men veel eer<br />
daaruit befluiten zou, dat PAULUS zich, bij<br />
het fchrijven van denzelven , nog niet te Nikopolis<br />
bevondt, dewijl hij daar dacht te overwinteren.<br />
Daar zijn verfcheiden fteden , met den naam<br />
Nikopolis<br />
f<br />
in de oude Aardrijkskunde bekend, gelijk<br />
wij reeds in het IV. Deel bladz. 364. gezien<br />
hebben , dat Emmaus in het Joodfche land, naderhand,<br />
ook Nikopolis is genoemd geworden, te<br />
weten , de benaming betekent, in het Grieksch ,<br />
eene ftad , bij welke eene merkwaardige overwinning<br />
behaald, en , die ter gedachtenis daar van<br />
benoemd is, dewijl er nu geene nadere bepaling<br />
bij Nikopolis TIT. III: 12,. gevonden wordt, is<br />
het onzeker , aan welk Nikopolis men te denken<br />
hebbe , gelijk wij reeds zeiden , het onderfchrift<br />
van den Brief wijst ons op Nikopolis in Macedonië,<br />
nu lag er wel in dat landfchap geene ftad van dezen<br />
naam, maar dezelve naam kan hier zoo ruim genomen<br />
zijn, dat hij ook Thracië, het welk aan Macedonië<br />
grensde , in zich bevat, en dus zou hier<br />
Nikopolis in Tlrracië te verftaan zijn, gelegen aan<br />
de rivier Nestus of Nesfus, die de grensfeheiding<br />
tusfchen Macedonië en Thracië uitmaakt, zoo dat<br />
deze ftad niet heel verre van de ftad Filippi was<br />
afgelegen , welke gedachte SCHUTTE (a) omhelsd<br />
(«) Heil. Jaarb. UI. Deel bladz.- 146.
DES BIJBELS. X. BOEK, VilL HOOFDST. 241<br />
helsd heeft, voorgegaan door CHRYSOSTOMUS<br />
en THEÖ DO RETUS , terwijl BACHIENE f>),<br />
opliet voetfpoor van H IÈ'RON Y^ÜS, meer neigt,<br />
om te denken aan Nikopolis in Bpirns, aan de golf<br />
van Lepanto , aan het welk AUGUSTUS dezen<br />
naam gaf ter gedachtenis van zijne overwinning<br />
op ANÏONIUS, bij het voorgebergte Aëium,<br />
en het welk thans Prevefa heet — zoo veel is wel<br />
zeker, dat geene der andere fteden, die den<br />
naam Nikopolis gevoerd hebben , hier in aanmerking<br />
kan komen , doch aan welke der twee boven<br />
gemelden wij de' voorkeuze moeten geven ,<br />
blijft onzeker, temeer, omdat wij niets bepalen<br />
kunnen aangaande de reize, welke PAULUS bedoelde,<br />
en op welke hij den winter te Nikopolis<br />
wilde doorbrengen.<br />
s P A it T k,'<br />
of ook L A C E D E M O N , de hoofdftad van het La*<br />
tonisch gemenebest, gelegen in het Schier-eiland<br />
Peloponncfus , hedendaagsch Mbrea , vermaard ,<br />
door de dapperheid van deszelfs burgeren , en de<br />
wetgeving van L Y K U R G U S , roeren wij enkel,<br />
m het voorbijgaan, aan , omdat er geen gewag<br />
van gemaakt wordt, in den Bijbel, maar in hec<br />
1 Boek der M A K K A B E E N , lezen wij van een bloedver<br />
wandfchap tusfchen de Jooden en Spartiaten ,<br />
en van eene Briefwisfeling, tusfchen deze beide<br />
volken , ten tijde der Makkaheefche broederen ,<br />
alwaar, gelijk ook 2MAKKAB. V: 5 — 10. gemeenlijk<br />
deze Spartanen of Lacedemoni'érs , door de<br />
Uitleggers verltaan worden , doch, de geleerde<br />
O) Hl. Deel. III. Stuk bladz. 88».<br />
yi Deel. O<br />
Ml*
242 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
MI CHABLIS heeft , des aangaande, eene andere<br />
en zeer waarfchijnlijke opheldering beproefd ,* dan<br />
dewijl wij daar van reeds in het III. Deel bi. 270.<br />
gefproken hebben , zullen wij den Lezer derwaards<br />
verzenden.<br />
Als een aanhangzel op de befchrijving van Griekenland,<br />
voegen wij hier bij, dat PA ULUS, in zijne<br />
brieven, nog van twee landfchappen gewaagt,<br />
welke Noordwestwaards van Griekenland gelegen<br />
waren, te weten Illyrikum en Dalmatië, welk laatfte<br />
, eigenlijk , een deel van het eerfte uitmaakte.<br />
I L L Y R I K U M ,<br />
wordt gewaagd ROM. XV: 19. alwaar PAULUS<br />
fchrijft, dat hij het Euangelie,vervuld , of ten<br />
vollen uitgebreid heeft, van Jcrufalem aan , tot<br />
Illyrikum toe. Het wordt bij de Grieken doorgaands<br />
Illyris, en de inwoners Illyres , of Illyriërs,<br />
geheten. Het ftrekte zich uit langs de noordoostelijke<br />
kust der Adridtifche zee , of Golf van<br />
Venetië, reikende landwaards in bijna tot aan de<br />
rivier Savus of de Saw, alwaar het de landfchappen<br />
Pannonië en Opper - Mefië tot grenzen hadt.<br />
Ten Zuid - oosten lag Macedonië ,en in het bijzonder<br />
dat gedeelte van hetzelve, het welk Albanië genoemd<br />
werdt, waarvan het , door de rivier Nara<br />
, werdt afgefcheiden. «— Ten tijde van PAU<br />
LUS , was Illyrikum of Illyrië, een wingewest<br />
der rlomeinen. • Het geheele landfchap was<br />
verdeeeld , in Opper--en Neder - Illyrië , of wel<br />
in Liburnië en Dalmatië , zijnde den naam van<br />
het eerfte, naderhand , in Morlachië verSnderd ,<br />
gelijk het heden genoemd wordt.<br />
DAL-
BES BIJBELS. X. BOEK, VIII.HOOFDST. 243<br />
D A L M A T I ë,<br />
het ander deel van Illyrië, het geen nog tegen*<br />
woordig zijnen ouden naam behouden heeft,<br />
wordt, insgelijks , flechts éénmaal, in den Bijbel,<br />
gewaagd 2 T I M O T H , IV: 10. alwaar P A I U -<br />
L U S aan T I M O T H E U S fchrijft, dat hij T I T U S<br />
na Dalmatië gezonden heeft. Het was het grootfte<br />
en beste gedeelte van Illyrië, het welk zijnen<br />
naam , naar het fchijnt, hadt van de ftad Delminium<br />
of Dalminium ook Dalmium , die S T R A B O<br />
als eene^ groote fchoone flad befchrijft. Het behoorde<br />
in de laatfte tijden onder de Republiek Venetië<br />
,tot het nu onlangs door de Keizerlijke troepen<br />
in bezit is genomen, zonder dat wij zeggen kunnen,<br />
of het aan den Keizer al, dan niet, blijven zal.<br />
NEGENDE<br />
HOOFDSTUK.<br />
De Eilanden der zee.<br />
Meermalen wordt in de Heilige Schrift gefproken<br />
van Eilanden der zee. Ik heb (I. Deel bladzijde<br />
23.) aangemerkt , dat door deze fpreekwijze,<br />
gemeenlijk, niet alleen de Eilanden der<br />
Middellandfche zee , maar in 't gemeen, de overzeefche<br />
gewesten verftaan worden , dat is, de landen<br />
, die, ten westen des Joodfchen lands, en aan<br />
de andere zijde der Middellandfche zee, (van Palaflina<br />
af te rekenen) gelegen zijn (a). Te weaiil<br />
ten.<br />
(
244 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
ten, de zee, is, in deze fpreekwijze, de Middellandfche<br />
zee, tot welke ook behoort de Mgeïfiche<br />
zee , zijnde die boezem der Middellandfche zee ,<br />
welke tusfchen Griekenland en Italië infchiet; als<br />
ook de Adriatifche zee, tusfchen Italië en Dalmatië<br />
, en meer anderen. Alle de Eilanden, in de<br />
Middellandfche zee gelegen, behoorden, ten tijde<br />
der.Apostelen, aan de Romeinen. ->— Van deze<br />
Elanden der zee , worden er geene in 't bijzonder<br />
in de Schriften van het Oude Testament , maar<br />
wel in 't algemeen , van dezelve meermalen gewaagd<br />
, in de voorzeggingen , die de uitbreiding<br />
van den waaren godsdienst voorfpellen. PSALM<br />
LXXII: 10. JES. XLII: 4. 12. LI: 5. LIX: 18.<br />
LX: 9. ZEFANJA II: 11. enz. maar, in 't N.<br />
Testament, komen er verfcheiden voor, waarom<br />
zij, kortelijk, verdienen befchreven te worden.<br />
In de<br />
J E G E Ï S C H E Z E E ,<br />
tusfchen Europa en Afië, thans de Archipel, liggen<br />
eene menigte van eilanden , van welke fommigen<br />
de Cykladifiche , als of men zeide, Kring • eilanden,<br />
genoemd worden , omdat zij , in hare ligging ,<br />
eenigermate eenen kring of ronden cirkel fchijnen<br />
te vertonen, de overige, en noordelijke, heeten<br />
de Sporadifche , verfïreoide eilanden , omdat zij,<br />
hier en ginds, in deze zee verftrooid liggen, terwijl<br />
fom-<br />
Schrijvers beftendlg , door het woord (Eilanden) bedoelen<br />
eilanden of vaste landen bewesten de Middelandfihe zee.<br />
Neen, ik fprak van de fpreekwijze, Eilanden der zee. De<br />
Wel-Eerw. VAN EMDRE, fchijnt mij dus"niet wel begrepen<br />
te hebben, iiie zijne Geographie der Heilige Schrift,<br />
hladx, 2.
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 245<br />
fommigen tot Afië, anderen tot Europa, gerekend<br />
worden te behookn. Dewijl er van de eerfte<br />
foort geene in den Bijbel vermeld worden (a) ,<br />
bepalen wij ons alleen tot de Sporadifche eilanden,<br />
die meest voorkomen in de befchrijvingen der<br />
Reizen van den Apostel PAULUS , tusfchen Afiü<br />
en Griekenland.<br />
Het eerfte, dat in aanmerking komt, is<br />
S A M O T H R A C E ,<br />
s , • ;iCl : : i .a v. AH , n<br />
één der noordelijkfte Eilanden van déze zee,<br />
dicht onder de kust van Thracië' gelegen , waar<br />
van het niet meer dan XXXVIII Romeinfche<br />
mijlen, dat is omtrent 13 gemeene mijlen of uuren<br />
gaands, verwijderd was, volgends PLINIUS,<br />
genoegzaam rechtitreeks tegen over de uitwatering<br />
van de rivier Hebrus. Het zal eerst, eenvouwig<br />
, Satnos geheten hebben , doch , naderhand<br />
, ter onderfcheiding van een ander eiland<br />
Samos, onder de kust van Tönië, Samothrace, dat<br />
is, Samos bij Thracië genoemd zijn. Het bedraagt,<br />
weinig meer, dan 10 uuren gaans in<br />
zijn omtrek, en er is maar ééne ftad of vlek op. —<br />
Toen PAULUS uit Troas na Macedonië overvoer ,<br />
bleef hij, met zijn reisgezelfchap , éénen nacht<br />
over, tc Sar. >.:.r, H A N D . XVI: ir. Méér<br />
is er van dit Eiland in den Bijbel niet opgetekend<br />
(A).<br />
Op eene andere reize van den Apostel, uit Ma-<br />
ce-<br />
(a) Allcca wordt het Eiland Delus gemeld , i MAKKAU.<br />
XV: 33. .<br />
. . A C I U E N B Hl. Deel. IV. Stuk. bladz. 808. Poq<br />
GcKii II. Deel. II. Stuk. bladz. 502,<br />
Q.3
24
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 247<br />
Frankryk, en vele gewesten van het Oosten (0).<br />
Van hier afgevaren, bereikten PAULUS eh<br />
zijn gezelfchap , des anderen dags, het Eiland<br />
C H I O S,<br />
of kwamen tegen over hetzelve, HAND. XX: 15.<br />
Dit Eiland ligt zuidwaards van het vorige Lesbus,<br />
in het gezicht van Ib'nië, waar van het door<br />
eene naauwe zee-engte is afgefcheiden. Het is<br />
een groot eiland van 900 ftadiè'n, volgends STRA<br />
BO, dat is, tusfchen de 37 en 38 uuren gaans,<br />
in den omtrek , het heeft eene ftad van denzelfden<br />
naam op de oostelijke kust, en is heden nog<br />
met den naam Scia bekend. Men vindt bij PO<br />
COCKE (/;) verfcheiden bijzonderheden van dit<br />
Eiland , waar uit blijkt, dat het nog vrij wel<br />
bebouwd en bewoond is.<br />
Van Chios zuid - oostwaards lag het Eiland<br />
S A M O S ,<br />
ook onder de kust van lönië, en in de nabuurfchap<br />
der ftad Efeze. gemeld , in het bericht<br />
van dezelfde reize van PAULUS, HAND. XX: 15. ook<br />
komt het voor 1 MAKKAB. XV: 23. Men rekent<br />
den omtrek van dit eiland op 75 Engelfche<br />
mijlen , het is berg - en , gelijk alle de andere<br />
eilanden , zeer rotsachtig. Oudtijds hadt dit Ei.<br />
land zijne eigene koningen of dwingelanden , van<br />
welken POLYKRATES, wegens zijn geluk, ten<br />
laatften in het rampzaligst ongeluk verkeerd , de<br />
ver-<br />
(a) POCOCKE II. Deel. II. Stuk. bladz, 490 volgg.<br />
(*) Reize II, Deel. 11. Stuk. bladz. 469. volgg,<br />
9.4
248 A A R D R I J K S - K . U N D E<br />
vermaardfte is. PYTHAGORAS, de Wijsgeer<br />
was een inboorling van dit Eiland,maar de dwingelandij<br />
, welke aldaar heerschte, niet kunnende<br />
verdragen , reisde hij na Egypte, Babel, en ten<br />
Jaatiten na Italië, alwaar hij overleden is. Samos<br />
wordt meest door Griekfche Christenen bewoond,<br />
die er eenen Bisfchop hebben, en in de verfcheiden<br />
lieden en vlekken verfcheiden kerken , ook vijf<br />
kloosters , maar geen Nonnenkloosters. Meer bijzonderheden<br />
van dit Eiland zal men bij POCOCKE<br />
vinden (4).<br />
In hetzelfde verg HAND. XX: 15. wordt nof<br />
gewaagd van<br />
T R O G Y L L I U M ,<br />
alwaar het reisgezelfchap vernachtede. TrogyU<br />
Hum was een kaap , of voorgebergte, van Klem-<br />
Afië, tegen over het Eiland Samos , maar ook een.<br />
klein Eiland, het welk daar voor ligt. Dus het<br />
onzeker is , of bij LUK AS dit voorgebergte of<br />
wel het Eilandjen bedoeld is. Thans bevondt<br />
zich PAULUS dicht bij £/f?z
DES BIJBELS. X.BOEK,IX.HOOFDST. 249<br />
jche zee behoort , en gelegen is , tegen over den<br />
zuidwestelijken uithoek van Klein - Afië, XV Romeinfche<br />
mijlen, dat is , V zeemijlen , die met<br />
de uuren gaans overeenftemmen , van de ftad Halikarnasfius<br />
, en hebbende C Romeinfche mijlen ,<br />
dat is, 33 uuren gaans, in den omtrek. — Het<br />
wordt thans Longo , of het Lange - Eiland , genoemd<br />
; het hadt eene ftad van denzelfden naam;<br />
'en is het vaderland van IIIPPOKRATES, die in<br />
de geneeskunst, en van APELLES, die in'de<br />
fchilderkunst zich vermaard heeft gemaakt.<br />
Den tweeden dag , na hun vertrek van Milete,<br />
kwamen zij te<br />
R H O D U S,<br />
een der beste eilanden van die zee, en bekend<br />
door de vruchtbaarheid van zijnen grond. Eertijds<br />
, gelijk ook nog , was dit Eiland vervuld<br />
met fteden en inwoners. Het heeft den omtrek<br />
van bijna 40 uuren gaans. Het is vermaard door<br />
het metalen Kolosfus beeld , aan de zon gewijd ,<br />
het welk aan den ingang der haven voor de itad<br />
ftond , die mede den naam- van Kolosjus droeg ,<br />
zijnde zoo groot, dat een fchip, met volle zei!<br />
len, onder en tusfchen de beenen van dit Beeld,<br />
de haven kon in- en uitvaren. .PLINIUS geeft<br />
aan het zelve de hoogte van 70 ellen. Het is onder<br />
de VII wereldwonderen gerekend geworden.<br />
Doch , na niet meer dan 56 jaren geftaan te hebben,<br />
is het door eene geweldige aardbeving nedergeftort<br />
en verbrijzeld O). Sommigen<br />
- heb-<br />
(a) Meer van dit Kolosfusbeeld, zie in de Aantek. van<br />
c RAMBRUS op POCOCKE Reize IJ. Deel. II. Stuk bladz,<br />
417 , 418 . . .
s5o<br />
A A R D R I J K S - K U N D E<br />
hebben gedacht, dat de inwoners van dit Eiland,<br />
naar dit beeld, Kolosfiers zullen geheten hebben,en<br />
dat aan hun , en niet aan de gemeente der ftad<br />
Kolosfe of Kolasfe , in Klein • Afië, de Brief van<br />
den Apostel PAULUS ZOU gefchreven zijn , doch<br />
dit wordt, vrij algemeen, en met recht, verworpen.<br />
Hier zijn flechts zeer weinige Turken, uitgenomen<br />
in de hoofdftad, wordende het Eiland<br />
door Griekfche Christenen bewoond. Dit Eiland<br />
wordt ook IMAKK. XV: 23. genoemd.<br />
In de laater kerkgefchiedenis heeft dit Eiland<br />
eenen naam gekregen, door de St. Jans Ridders ;<br />
wier orde , geduurende den zoogenaamden Heiligen<br />
oorlog, in Palcejlina werdt opgericht, maar<br />
die, het hier te bang krijgende, naar dit Eiland<br />
overfcheepten, en het voor zich bemagtigden ,<br />
in het jaar J 3<br />
op. Doch, twee eeuwen daarna<br />
werden zij, door den Turkfchen Keizer , SOLI-<br />
MAN II. weder van daar verjaagd. Zedert is<br />
hun door Keizer KA REL V. het Eiland Maltha<br />
gefchonken, het welk zij nog bezitten , en waarnaar<br />
zij Ridders van Maltha genoemd worden (a).<br />
V A T M O S,<br />
éindelijk, verdient, onder deze Eilanden, ook genoemd<br />
te worden, het ligt zoo nabij de Cykladifiche<br />
Eilanden, dat men in bedenking zou ftaan,<br />
om het daar toe te brengen, indien de Ouden het<br />
niet uitdruklijk tot de Sporadifche gerekend hadden.<br />
Eigenlijk ligt het in de Ikarifche zee ,<br />
zuidwaards van die kleine Eilanden, die tusfchen<br />
Nikaria en Samos zijn. PIINIUS begroot deszelfs<br />
(«) BACHIBME III. Deel. IVl Stuk. bladz. 004—9»*.
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 25 x,<br />
zelfs omtrek op XXX Romeinfche mijlen , of X<br />
uuren gaans , door de hedendaagfche Grieken<br />
wordt die omtrek op XXXX Engelfche mijlen gerekend<br />
, maar naar 't fchijnt, is zelfs de eerstgemelde<br />
opgave reeds te groot. Het is dus geenszins<br />
onder de grootfle Eilanden der Mgeïfche zee<br />
te Hellen. Het is vermaard, omdat de Apostel<br />
JOSNN'ES op het zelve zijne Openbaring ontvangen<br />
en gefchreven heeft, toen hij zich hier bevondt,<br />
om het getuigenis van JESUS, OPENB. I: 9.<br />
Aan de oostzijde van dit Eiland, het welk thans<br />
Palmofa heet, is er eene diepe baai , en aan de<br />
westzijde twee, makende het noordelijk en zuidelijk<br />
deel des Eilands tot fchier-eilanden. De<br />
landengte, die ze famenvoegt, is niet boven een<br />
vierde eener Engelfche mijl breed. De flad lag<br />
eertijds aan den oostkant der landengte; maar<br />
het volk verhuisde, uit vreeze van de zeerovers,<br />
van daar naar den berg aan de zuidzijde , en<br />
bouwde, omtrent het klooster , op den top van<br />
den hoogflen berg gelegen, eene flad.<br />
Half weg den berg opwaard is er een kleiner<br />
klooster, Apokalypfe geheten. In dat klooster is<br />
eene fpelonk, nu zn eene kerk veranderd, in welke<br />
joaNNEs, naar men verhaalt, woonde, toen<br />
hij naar dit Eiland gebannen was, en er ook de<br />
Openbaring fchreef. Zij is negen fchreden lang,<br />
en vier breed, geheel en al in de rots uitgehouwen,<br />
behalven de noordzijde, daar zij na de kapel<br />
van St. Anne open is. In het midden der<br />
fpelonk flaat een vierkante pijlaar, gemaakt, naar<br />
het fchijnt, met een oogmerk, om de rots te onderfchragen.<br />
Ten oosten van dezen pijlaar is<br />
eene fcheur, welke zich dwars door de geheele<br />
fpelonk uitflrekt. Volgends het zeggen der Kloosterlingen,<br />
fprak de H. Geest, door deze fcheur;,<br />
met
452 AARDRIJKS-KUNDE<br />
met joaNNEs , toen hij de Openbaring en het<br />
Euangdie fchreef, want, naar het getuigenis van<br />
fommige oudvaderen , beweeren de munniken ,<br />
dat hij hier het Euangelie , zoo wel als de Openbaring,<br />
gefchreven heeft. Zij zeggen, dat hij 17<br />
jaren op dit Eiland geweest is, het welk, waarfchijnlijk,<br />
een misflag is, in plaats van zoo vele<br />
maanden.<br />
Dit Klooster is eene foort van Nieuwelinghuis<br />
óf Kweekfchool. Het is aan het groote klooster<br />
ondergefchikt , en wordt door eenen Hoogleeraar,<br />
dien zij Didaskalos noemen, en welke nog<br />
een' meester onder zich heeft, beftuurd. Zij geven<br />
er lesfen in het oude Grieksch , door hen Helienike<br />
genoemd, in de natuur- en overnatuurkunde<br />
, en in de Godgeleerdheid. Deze<br />
School wordt voor de beste in het gantfche Oosten<br />
gehouden. Hier zijn omtrent 50 leerlingen,<br />
die uit verfcheiden gewesten komen. De meesten<br />
van hun woonen in de twee kloosters , doch<br />
ook fommigen in de ftad.. In de ftad is ook<br />
een Nonnenklooster , insgelijks van het groote<br />
klooster afhangende. Het was door eenen van<br />
hunne Abten gefticht, en wordt door omtrent<br />
30 oude vrouwen, van haar handwerk levende,<br />
bewoond.<br />
In de ftad zijn 700 huizen, maar flechts 160<br />
perfonen , die hoofdgeld betalen , uitgenomen ,<br />
die aan het klooster behooren , welke omtrent<br />
200 zijn. De meesten der inwoneren zijn van andere<br />
plaatzen geboortig. Het klooster betaalt<br />
jaarlijks 200 beurzen aan den Kapitein basfa,<br />
voor het Eiland.<br />
De inwoners , die allen Christenen zijn , zijn<br />
of zeelieden of fcheepstimmerlieden ; want het<br />
Eiland is eene barre rots, en alle noodwendigheden
BES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 153<br />
den worden van buiten aangebracht. Zij zijn<br />
onmidlijk aan den Patriarch onderworpen. Men<br />
telt drie honderd kerken op het Eiland Ca).<br />
j Dus verre, van de Eilanden der JEgeïfche zee,<br />
die, dus, door den Apostel PAULUS, wel voorbij<br />
gevaren , en eenigen derzelven , bij die gelegenheid<br />
, ook wel bezocht zijn , maar flechts<br />
voor een' zeer korten tijd, die hem niet toeliet,<br />
om aan de inwoners het Euangelie te verkondigen<br />
: waar uit men befluiten mag , dat, in die<br />
zelfde Eilanden, het Christendom niet zeer vroeg,<br />
en qiet door de Apostelen zelve, geplant zij, uitgezonderd<br />
, in het Eiland Pathmos , alwaar de<br />
Apostel joaNNES eenigen tijd verkeerd heeft.<br />
Echter , zijn de inwooners dezer Eilanden , daarna,<br />
tot het Christendom bekeerd. En verfcheiden<br />
Christen gemeenten dezer Eilanden, die door<br />
bijzondere Bisfchoppen , bediend en beftuurd<br />
zijn, ftrekken daarvan tot bewijzen. Ja, hoewel<br />
zij , tegenwoordig, onder het gebied des<br />
Turkfchen Keizers ftaan , worden zij , echter ,<br />
nog voor het meerendeel, door Oosterfche of Griekfche<br />
Christenen bewoond, welke, ten aanzien van<br />
hetgeestlijk Rechtsgebied,aan den Patriarch der<br />
Hoofdftad Konflantinopolen, onderworpen zijn (b\<br />
Onder de<br />
.<br />
EILANDEN DER MIDDELLANDSCHE ZEE,<br />
tot welken wij nu overgaan, is één der grootften<br />
en merkwaardigften, het Eiland<br />
DS»I is . j mi «cjfci<br />
(a) POCOCKE R e; ze I L De*l. II. Stuk. bladz. 516. enz.<br />
V*) BACH.KNE III. D,el. IV. Stuk. bladz. 909.
2S4<br />
A A R D R I J K S - K U N D E<br />
C Y P R U S ,<br />
het welk , volgends j o s E F U S , door de Chittitn<br />
het eerst bevolkt zal wezen , waartoe hij zich op<br />
den naam der ftad Citium , op dit Eiland gelegen,<br />
beroept. Zie daar van ons V. Deel bladz. 187.<br />
Het ligt in den Noord - oostelijkften hoek der<br />
Middellandfche zee, tusfchen Syrië, Cilieië, en<br />
Pamfylië , zijnde , in gedaante, niet ongelijk aan<br />
een' driehoek. Het is zeer groot , fchoon de<br />
grootte verfchillend wordt opgegeven , BACHIENE<br />
zegt, het heeft, omtrent 50 uuren gaans, in de<br />
lengte, en 30 in de grootfte breedte (#), STRA<br />
BO geeft, aan deszelfs omtrek, met alle de Baaijen<br />
of Bogten , daar onder begrepen , niet min<br />
dan 3,042 ftadiën , het welk weinig minder dan<br />
127 uuren gaans bedragen zal. Den naam Cyprus<br />
vinden wij reeds in het Oude Testament , volgends<br />
de Nederlandfche vertaling , te weten ,<br />
HOOGL. I: 14. en IV: 13. alwaar zij vertalen,<br />
e en tros van Cyprus , in de wijngaarden van Engedi. —<br />
Doch, van deze plaats hebben wij gefproken<br />
III. Deel bladz, 96. en gezien , dat men daar aan<br />
de Alhenna- plant denken moet. — Door het land<br />
der Chitüm of Chittiërs EZECH. XXVII: 6. verftaan<br />
fommigen insgelijks het Eiland Cyprus, vergelijk<br />
V. Deel bladz. 192. Zekerer is het, dat<br />
het Eiland van ouds, onder verfcheiden namen is<br />
bekend geweest, waar van er, behalven dien van<br />
Cyprus, door PLINIUS nog tien anderen worden<br />
opgegeven. Men zegt, dat het koper in dit<br />
Eiland in de mijngroeven het eerst ontdekt is,<br />
het welk daaröm cuprum of
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. s^.<br />
zal zijn. Verder laten wij ons in gisfingen nopens<br />
den oorfprong van den naam Cyprus niet in.<br />
Hoewel de lucht van dit Eiland voor eenigerrnate<br />
ongezond gehouden wordt, prijst men echter<br />
zeer deszelfs grondgefleldheid , als bekwaam ,<br />
om allerlei foort van vruchten voort te brengen,<br />
hebbende overvloed van koorn , eene menigte<br />
van olijf. citroen - en oranje - boomen , en heerlijke<br />
wijnftokken. Dat dit Eiland ook uitnemend<br />
volkrijk moet geweest zijn , mag men oordeelen<br />
uit het getal van 15 fteden, welke PLINIUS<br />
zegt, dat op hetzelve gelegen hebben.;<br />
Dit Eiland , oudtijds in vele koningrijken verdeeld,<br />
werdt, van tijd tot tijd, door de Egyptenaars,<br />
Feniciè'rs, CYRUS, Koning van Ferfië,<br />
en ALEXANDER den Grooten, veroverd. Na<br />
den dood van dezen laatften viel het zijnen opvolgeren<br />
, den koningen van Egypte, ten deel. Van<br />
dezen kwam het onder de magt der Romeinen ,<br />
en vervolgends onder die der Griekfche Keizeren.<br />
Terwijl het onder de heerfchappij van dezen was,<br />
werdt het door de Arabieren verwoest. In het<br />
jaar 1191 overwon de Koning van Engeland, RI-<br />
CHARD I, dit Eiland , en gaf het aan GUIDO<br />
VAN LUSIGNAN, Koning van Jerufalem. Zijn<br />
geflacht bleef er aan de regering tot het jaar 1423,<br />
toen het door den Egyptifchen Sultan veroverd<br />
werdt. Deze vergunde den Cypriërs hunnen eigenen<br />
Koning, mids dezelve aan hem zekere<br />
fchatting betaalde. In het jaar 1473 ftondt één<br />
dezer Koningen dit Eiland af aan het Gemeenebest<br />
van Venetië. Deze Republiek , de jaarlijkfcne<br />
fchatting, wegens Cyprus, aan Egypte betalende<br />
, ;<br />
hielde het in haar bezit , tot dat het<br />
haar , in 't jaar 1570 /r'door den Turkfcn Sultan<br />
SELIM II.. ontnomen werdt.<br />
Zedert is het<br />
on-
356 A A R D R IJ KS-KUNDE<br />
onder het Turhfche gebied gebleven , en worde<br />
door eeuen Bas/a beftuurd, die te Nikofia, de tegenwoordige<br />
hoofdflad, zijn verblijf houdt.<br />
Menigmalen wordt in de Schriften desNieuwen<br />
Testaments van dit Eiland Cyprus of Cypren , gewag<br />
gemaakt. Derwaards heen vluchteden bij<br />
gelegenheid der vervolgingen te Jerufalem , na<br />
den dood van STEFANÜS, verfcheiden Christenen<br />
, die toen in dit Eiland het Euangelie verkondigden,<br />
HAND. XI: ip. gelijk ook Cyprifche<br />
Jooden , dat is, zulken , die in dit Eiland t'huis<br />
hoorden , gelijk daar vele Jooden woonden, die<br />
er, in verfcheiden fleden, Sijnagogen hadden,HAND.<br />
XIII: 5. bij diezelfde gelegenheid , na Antiöchië<br />
kwamen, en daar Gods woord predikten, HAND.<br />
XI: 20. zulk een Cyprisch Jood , zijnde uit den<br />
Ham. Levi, doch, tot het Christendom bekeerd,<br />
was JOSES, door de Apostelen BARNABAS,<br />
of zoon der vertroosting genoemd , die zijn goed<br />
verkocht, en het geld daar voor ontvangen den<br />
Apostelen ter hand ltelde, tot algemeenen dienst<br />
der Christen gemeente, HAND. IV:36, 37. en naderhand<br />
de reisgenoot van den Apostel PAULUS<br />
geweest is , op zijne reize door Klein - Afië. Ook<br />
is er nog een inboorling van Cyprus in den Bijbel<br />
gemeld, MNASON, een oud leerling , doch die<br />
te Jerufalem woonde, en bij wien PAULUS zijn<br />
intrek nam , HAND. XXI: 16. Na dit Eiland<br />
Hak PAULUS en BARNABAS allereerst over , om<br />
het Euangelie te verkondigen, daartoe van de gemeente<br />
van Antiöchië in Syrië, afgezonden ,HAND.<br />
XIII: 1 —- 4. Het welk te ligter gefchieden kon ,<br />
omdat dit Eiland rechtflreeks voor de haven van<br />
Seleueië, en niet heel ver van de kust van Syrië ligt,<br />
op den afftand van omtrent 20 zeemijlen. — Zij<br />
doorreisden, van MARKUS verzeld , het geheele<br />
Ei-
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 357<br />
Eiland, te Salamis aanlandende, en daarna te Paf es<br />
weder afvarende, vs. 5. en 13. — Naderhand,<br />
is PAULUS, op zijne reize, uit Griekenland ter<br />
zee na Jerufalem , dit Eiland voorbij gevaren,<br />
• latende het zelve ter tlinkehand jleggen , en dus<br />
benoorden het zelve heen varende , H AND EL.<br />
XXI: 3. Op zijnen togt, toen hij van Ccefarea,<br />
als een gevangene, na Rome gebracht werdt «<br />
was het fchip , waar in hij zich bevondt, voornemens<br />
, Myra in Cilieië aan te doen, en zou dus<br />
boven dit Eiland , dat is , benoorden, tusfchen<br />
hetzelve en de kust van Cilieië, door gezeild zijnj<br />
in dien de wind, uit het Westen of Noordwesten<br />
waajende, niet tegen geweest was, waarom men<br />
nu beneden of onder het Eiland moest koers zetten,<br />
(HAND, XXVII: 4, y.) dat is ten Zuiden,<br />
en niet, gelijk B ACHIENE , en ook SCIJDTTE ,<br />
het op hunne kaarten vertonen, ten Noorden<br />
van dit Eiland, immers, gelijk doorgaands het<br />
Noorden als hooger of boven wordt aangemerkt, int<br />
de Bijbelfche Aardrijkskunde, (vergelijk ons I. Deel<br />
bladz. 64.) zoo is beneden, het zuiden, zoo dat zij ten<br />
zuiden, zoo dicht mogelij k. onder de kust, het Eiland<br />
omftevenende , terftond, naar de gewoonte<br />
van die tijden, de kust van Klein-Afië weder opzochten,<br />
en dus, de zee, die langs Cilieië en Pam-<br />
/y/i? loopt, doorzeilden, om te Myra te komen; trouwens,deze<br />
zee moesten zij, in het één zoo wel als<br />
het ander geval, overfleken, om Myra te bereiken.<br />
Van de beide fleden dezes Eilands Salamis erf<br />
Pafos, boven gemeld, die door PAULUS en BAR<br />
NABAS op hunne reize HAND. XIII. bezocht wer*<br />
den, was<br />
S A L A M I S<br />
de eerst voorsianliggende, op de Oostkust, heb»<br />
VI. Deel. R ben-;
258 A A R D R I J K S . K Ü N D E<br />
bende eene zeer goede haven. — POMPONÏVS<br />
H E L A geeft haar , nevens Pafos , als ééne der<br />
voortrefiijkfte fteden van dit Eiland op , ook<br />
wordt zij, menigvuldigmalen, in de oude gefchiedenisfen<br />
genoemd. Men moet haar wel onderfcheiden<br />
van het Eiland Salamis , in den Saronifchen<br />
zeeboezem bij Korinthe, bij welk Eiland de<br />
Grieken, door het beleid van T H E M I S T O K L E S ,<br />
eene heerlijke overwinning ter zee op de vloot<br />
van XERXES, Koning van Perfië, behaalden, en<br />
ihem daar door noodzaakten, Griekenland te ruimen<br />
, en met zijn leger, na Jfiëte keeren. On-<br />
'dertusfchen wil men, dat de Rad Salamis op Cyprus<br />
maar dit Eilend haren naam zal hebben, als zijnde<br />
•eene volkplanting, uit dat Eiland, door T E U C E R ,<br />
zoon van T E L A M O N , Koning van hetzelve, die<br />
door zijnen vader verdreven was, derwaards<br />
overgebracht.<br />
Hier te Salamis, verkondigden PAULUS en<br />
BARNABAS het Euangelie, in de Sijnagoge der<br />
Jooden, HAND. XIII: 5. zonder dat de gefchiedenis<br />
nogthans verhaalt, met welke vrucht of<br />
uitflag — Dat deze BARNABAS de Leviet, PAULUS<br />
reisgenoot, op dezen togt, van Cyprus geboortig<br />
was, hebben wij reeds gezien uit HAND. IV: 36.<br />
doch de overlevering wil bijzonder , dat hij uit<br />
de ftad Salamis was. Hij zal, binnen deze ftad,<br />
geduurende de vervolging, onder N E R O , den<br />
marteldood geftorven , en daar begraven zijn, in<br />
de kathedrale of hoofdkerk, die ook aan hem was<br />
toegewijd, en die verwoest, maar naderhand weder<br />
herbeuwd is geworden. Men vindt, trouwens,<br />
eene Engelfche mijl ten westen van de puinhopen<br />
van Salamis het klooster van St. BARNABAS,<br />
met eene groote kerk, aan hem gewijd. De<br />
grondvesten van het oostëinde der oude kerk ,<br />
zijn
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 259<br />
zijn in drie halfronden overgebleven (a).<br />
De ftad Salamis is , ten tijde van den Keizer<br />
TRAJANUS, door de Jooden verwoest. Naderhand<br />
herbouwd, werdt zij KONSTANTI A geheten,<br />
waarfchijnlijk, naar den Keizer KOKSTAN-<br />
TIUS. Onder HERAKLIÜS, werdt zij andermaal<br />
geflecht, en na dien tijd niet weder opgebouwd;<br />
men vertoont hare puinhopen aan de Reizigers,<br />
twee Romeinfche of Italiaanfche mijlen, ten oosten<br />
van de ftad Famagufa, alwaar men ook, onder<br />
anderen, aanwijst de gevangenis van de H.<br />
KATHARINA, wier vader KOSTA genoemd , in<br />
deze ftad weleer gewoond, ja, die ook gefticht<br />
zou hebben Qb).<br />
P A F O S ,<br />
is de andere ftad, welke , bij de bovengemelde 1<br />
gelegenheid, door PAULUS en BARNABAS, bezocht<br />
is geworden. — Zij ligt aan de westkust<br />
van het Eiland , gelijk Salamis op de oostkust ,<br />
zoodat deze Apostelen, letterlijk, het Eiland waren<br />
doorgegaan, HAND. XIII: 6". Eigenlijk,<br />
zijn er twee ftedenvan dezen naam geweest, niet<br />
meer dan LX ftadien , of twee en een half uur<br />
gaans van elkander gelegen, de ééne Oud- de andere<br />
Nieuw-Pafos genoemd. Echter zoo dikwijls<br />
de Ouden van Pafos, in 't gemeen , gewag maken,<br />
zonder bijvoeging van oud of nieuw, wordt,<br />
zegt men, altijd Nieuw-Pafos gemeend. Dit zal<br />
dan ook bij LUK AS bedoeld zijn. Deze beide<br />
fteden zijn eens, door eene aardbeving, geweldig<br />
ver-<br />
(a) POCOCKE Re'ize II. Deel. II. Stuk. kladt. 361.<br />
(e) B ACH IKKE III. Deel. IV. Stuk. bladz. 917, olf« 1<br />
R 2
üfo A A R D R I J K S - K Ü N ,D E<br />
verwoest geworden; maar r door Keizer AUGUSTUS<br />
herfteld, en daarom tot zijne eere 'Jugusta geheten,<br />
fchoon deze naam niet lang 'in gebruik<br />
fchijnt gebleven, maer de vorige naam Pafos weder<br />
ingevoerd te zijn.<br />
Oud-Pafos, was vermaard door de Godin Fe-<br />
.nus, die aldaar geboren zal zijn, waarom zii VE-<br />
•NUS FAFia heette, ook hadt zij in deze flad<br />
een' prachtigen Tempel, en werdt met jaarlijkfche<br />
feesten vereerd , het welk men , ligtelijk ,<br />
denken kan , niet zonder ongebondenheden ge'<br />
fchied te zullen zijn.<br />
Te Pafos gebeurde, bij de bovengemelde gelegenheid<br />
van het verblijf der beide Apostelen aldaar<br />
de bekeering van den toenmaligen Landvoogd<br />
des Eilands SERGIUS PAULUS , tot het<br />
Christendom, waartoe veel toebracht, dat PAUtus<br />
den toveraar ELYMAS, die hem wederftondt,<br />
met blindheid floeg, HAND. XIII: 7-12.<br />
Uit hoofde van deze bekeer in g van den Landvoogd<br />
, fchijnen de beide Apostelen ongehinderd<br />
hunne prediking te hebben kunnen verrichten<br />
alhoewel de overlevering wil, dat zij daar eene gevangenis<br />
zouden ondergaan hebben, gelijk dan nog<br />
dehedendaagfehe daar woonende Griekfche en Latijnfche<br />
Christenen , eene zoodanige gevangenis<br />
vertonen, onder een fteenen verwulfzel, in eene<br />
oude vervallen kerk , welke men het gevangen-<br />
Mis van PAULUS en BARNABAS noemt. Doch<br />
deze overlevering mag men op dezelfde lijst zetten,<br />
met die, welke wil, dat de vorengemelde<br />
lempel van VENUS, op het gebed dezer godvruchtige<br />
mannen , zou zijn ingeftort. De Apostelen<br />
waren noch beeldenbrekers , noch Tempelverwoesters,<br />
maar verkondigers der waarheid,<br />
«ue, door hare eigene kracht, over het bggeloof<br />
ze-
BES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 261<br />
zegeviert (a).' Nieuw-Pafos wordt tegenwoordig<br />
Oud-Baffa genoemd, en flechts door weinige<br />
Christenen bewoond. Voords is het een klein<br />
dorp, omtrent ééne mijl ten zuiden van de tegenwoordige<br />
ftad Baffa. — De tegenwoordige ftad<br />
Baffa, welke naam Van Pafos gevormd is, ligt<br />
op eene rotsachtige hoogte, in eene naauwe valei<br />
, aan de zee. , De Turken hebben hier eene<br />
kleine bezetting van eenen Aga, en fommige fanitzaren,<br />
in een kasteel bij de haven, en de Grieken<br />
hebben er eenen Bisfchop<br />
• •<br />
fO* R E T A,<br />
Is een ander Eiland in de Middelandfche zee , meer<br />
dan 140 mijlen west waards van Oy/ï/w, gelegen. Het<br />
is zeer onzeker, van waar dit Eiland zijnen naam<br />
ontleend hebbe,; het geen ons de ouden daar van,<br />
zeggen, is al te fabelachtig , trouwens van geen<br />
land in de wereld- worden zoo vele fabelgefchiedenisfen<br />
verteld, als van Kreta. Hier zal EÜRo-<br />
PA, de dochter van AGENOR, Koning van Fenicië,<br />
aangeland zijn , toen zij van JUPITER, in<br />
de gedaante van een' ftier, gefchaakt was , en<br />
zij zal haren naam aan het werelddeel, het welk<br />
wij bewonen , medegedeeld hebben. Hier wist<br />
men te verhalen van de minnarijè'n van ARIHDNE<br />
en PASIFAÖ, van den MINOTAURÜS, van XJJE-<br />
DALUS en IKARUS, enz. BOCHART meende,,<br />
dat de naam afkomftig was , van de Filiftynen,<br />
die in ééne en andere plaats van het Oude Testament<br />
den naam van CeretLim dragen, doch, wel-<br />
. ... ke<br />
(a) BACHIENB III. Deel. IV. Stuk. blatli. 919—021.<br />
{b) POCOCKB Rtize II. Deel. II. Stuk bladz.'w - «co.<br />
R 3
2Ó2<br />
A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
kehij, ongelukkig, met de Krethi, DAVIDS<br />
lijfwachten, verward heeft, zie IV. Deel bladz.<br />
478-. Hoe het zij , zekerer is , dat het Eiland<br />
oudtijds Hekatompohs genoemd is, dewijl naar het<br />
rond getal genomen , in hetzelve, honderd heden<br />
gevonden werden. Ook getuigt een later Reiziger<br />
Prins RADzivir, dat de menigte der puinhoopen<br />
van verwoeste fteden dit bericht der oude<br />
bchnjveren oogfchijnlijk bevestigt.<br />
Dit Eiland , het welk tot Europa gerekend<br />
wordt te behorën , en beneden Griekenland ligt ,<br />
thans Kandia genoemd, is aan Cyprus, in grootte,<br />
gelijk, zo niet hetzelve overtreffende, gelijk<br />
POMPONIUS MELA zich wel uitdrukt. Het<br />
behoeft, zoo min in vruchtbaarheid, als in grootte,<br />
voor het Eiland Cyprus te wijken, al wat het<br />
aardrijk elders verfchillende voortbrengt , tot onderhoud<br />
van het menschlijk geflacht, vindt men,<br />
in dit Eiland, famen bij elkander, dus het voor<br />
zich zelve genoegzaam is. — KOOTWYK en anderen,<br />
die dit Eiland bezocht hebben , fpreken ,<br />
met den grootften lof, van het koorn , den wijn,'<br />
allerlei flag van boomvruchten, tam- en wild<br />
vee, enz. die, op dit Eiland overvloedig worden<br />
aangetroffen.<br />
Maar, de inwoners hebben niet zoodanigen<br />
lof bij de oude Schrijvers , als wel de landftreek.<br />
STEABOzegt, daaromtrent, dat ja wel, in de*<br />
vroegfte tijden , Kreta den roem van befchaafdheid<br />
en uitmuntende Wetten gehad hebbe, maar<br />
voegt er tevens bij, dat zedert alles van gedaante<br />
ten kwade was veranderd, en in een groot verval<br />
geraakt. De ingezetenen zijn berucht, als lieden<br />
van Hechten aart, en PAULUS TIT. I: 12. haalt<br />
een getuigenis aan van éénen hunner Dichteren<br />
EPIMENIDES , uit wien het ook K A L L I M A-<br />
CHÜS
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 263<br />
CHUS hadt overgenomen, waar in deze zegt:<br />
„ Kretenzen, altijd leugenachtig, roofdieren , luie buiken."<br />
Het karakter der hedendaagfche inwoners vind<br />
ik bij POCOCKE O) dus afgebeeld: „ Het<br />
ontbreekt den inwoneren des Kilands geenszins<br />
aan natuurlijke gemoedsgaven, hoe nalatig zij ook<br />
in de verbetering derzelven zijn. Zij zijn fcherpzinnig<br />
en fchrander , het welk hun gezicht venraadt.<br />
De jonge lieden zijn zeer fraai en bevallig,<br />
en hebben fchoone oogen. — Wegens hunne<br />
fpitsvindigheid en vermaak in het verfpreiden<br />
van verdichtzels beantwoorden zij aan het karakr<br />
ter der oude inwoneren. Ook zijn zij, naar het<br />
fchijnt , ligtgelovig , en genegen , om vreemde<br />
dingen voor waarheid aan te neernen. " 1<br />
Verders meldt ons deze Reiziger, dat men niet<br />
boven de 300,000 zielen op het Eiland telt, en<br />
dat het getal der Christenen meer dan tweemalen<br />
grooter is, dan dat der Turken. De Christenen,<br />
fchoon zij er eenen Aardsbisfchop hebbon , en<br />
verfcheiden Bisfchoppen , leven hier , in eene<br />
harde flavernij , een ellendig leven ; zij worden<br />
door de knevelarijen en afpersfingen der Turken,<br />
daaglijks armer, en velen gaan tot den Turklchen<br />
godsdienst van tijd tot tijd over, het zij om ftraf<br />
te vermijden , of om zich te wreken over eenen<br />
Turk, dewijl geen Christen eenen Mohammedaan<br />
flaan mag.<br />
Wat de voornaamfte lotgevallen van dit Eiland<br />
betreft; het hadt, in aloude tijden , zijne eigene<br />
Koningen, onder welken SATÜRNUS, JUPIr<br />
ER, e» MINOS, geweest zijn. De laatfte ver<br />
deel-<br />
( a ) Reize II. Deel II. Stuk. bladz. 4Ü4,<br />
R 4
'*H AARDRIJKS-KUNDE<br />
dedde dit Eiland in drie deelen, deze drie rechtsgebieden<br />
, werden drie gemeenebesten. Naderhand<br />
veroverden de Romeinen het, onder de aannm<br />
T a " ?""""f"*<br />
d<br />
i e d a a r ö t<br />
" den eer.<br />
naam Kreticus kreeg. Bij de verdeeling des Riïks<br />
-viel het den Oosterfchen Keizeren ter? deel m<br />
het jaar 823 bemagtigden de Mooren van Spanje<br />
1, 1. a n d \ e n ü l<br />
, ^ t e d e n ^ ftad Kandia, waarnaar<br />
het geheele Eiland thans den naam voert,<br />
i oen de Oosterfche Keizers in andere oorlogen<br />
S li( Ê d I » gaven zij het Eiland aan<br />
twaalf edele geflachten , onder voorwaarde, dat<br />
zij deszelfs verovering ondernemen zouden. In<br />
ftet begin der veertiende eeuw, werdt het door<br />
de Oosterfche Kejzers aan de Venetiaanen ver-<br />
Kocht, aan welken het, na eenen langduurigen<br />
oorlog, tn1 het jaar 1660 door de Turken ontweldigd<br />
is. Bij de vrede te Pasferomts 1718 is het<br />
plegtig aan de Turken afgeftaan.<br />
^ Gemeenlijk gelooft men, en wel, met de meeste<br />
waarfchijnhjkheid , dat de inwoners van dit<br />
Eiland bedoeld zijn, door die Ureters,<br />
H A N J )<br />
Jl: ir. die mede op het eerfte Pinkfterfeest der<br />
Christenen tegenwoordig waren, evenwel dacht<br />
LICHTFOOT liever, aan de Cheretim, of FM fa.<br />
«en, men zie ons V. Deel bladz. 478. Hoe het<br />
zij, het Christendom was op dit Eiland al vroeg<br />
gevestigd, en dat PAULUS , in perfoon , op di?<br />
Eiland geweest is, fchoon het door LUKAS in de<br />
Handelingen der Apostelen , niet gemeld wordt<br />
weten wij, uit het geen hij fchrijft, in zijnen<br />
Brief aan ri rus J: 5. welke TITUS volgends<br />
het onderfchrift van dezen Brief, de eerfte verkozen<br />
Opziener of Bisfchop van Kreta zal geweest<br />
l l j n ' °£. d r e i z e v<br />
?. an PAULUS na Rome.<br />
eerwaards hij $ s e e n<br />
gevangene overgebacht<br />
^
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST.<br />
atfj<br />
was , heeft hij ook nog eenmaal gelegenheid gehad<br />
, om Kreta aan te doen. Te weten , toen<br />
zij tot tegen over Knidus (boven bladz. 213.)<br />
gevorderd waren, moesten zij, door tegenwind,<br />
beneden Kreta , dat is , ten zuiden van het Eiland<br />
heen varen, dus kwamen zij tegen over<br />
SALMONE,<br />
Een voorgebergte of kaap, het welk bij STRABO<br />
Samonium genoemd, en befchreven wordt, als de<br />
oostehjkfte uithoek van het Eiland Kreta. Thans<br />
wordt het kaap Salomo geheten. Deze kaap of<br />
uithoek nauwlijks, dat is, met groote moeiten ,<br />
ter naauwernood , te boven geraakt zijnde, bereikten<br />
zij eene plaats , genaamd<br />
SCHOONE<br />
HAVENS,<br />
of, gelijk wij zeggen zouden , goede ree, of Goe~<br />
derede, dicht bij de ftad Lafea. Het heeft den<br />
Aardrijkskundigen moeite gekost, deze Schobne<br />
Havens, als ook de ftad Lafea op te delven. BA-<br />
CHIENE (a) zocht dezelve insgelijks op de<br />
oostzijde van het Eiland, doch, de grond , op<br />
welken hij zich verlaat, is niet vast genoeg , te<br />
weten, hij vat het woord, naauolijks, op, in den<br />
zin, van terflond, na dat zij het voorgebergte Salmone<br />
te boven waren , daar echter dit woord ,<br />
gelijk Wjj zeiden , de moeilijkheid der vaart te<br />
kennen geeft, maar niet den afftand. Doch ,<br />
fococKE (b) bericht ons, dat twee uuren van<br />
de<br />
(a) III. Deel. IV. Stuk. bladz. 935.<br />
{b) Reize II. Deel. II. Stuk. bladz. 439,<br />
R 5<br />
'<br />
1
266 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
de Baai Mafala, op de zuidzijde van het Eiland,<br />
eene andere kleine Baai is , die de Grieken nog de<br />
goede of fchone havens (kalous limeones") noemen ,<br />
en niet ver van hier vindt men op de tafelen van<br />
PTOLEMEÜS ook de ftad Lifia geplaatst , het<br />
welk buiten twijfel de ftad Lifea bij LUK AS zal<br />
wezen.<br />
Geern hadt PAULUS , in deze haven, willen<br />
overwinteren , omdat het jaargetijde verlopen<br />
en de winter op handen was , geduurende den<br />
welken de fchepen in de havens plagten opgezet<br />
en onttakeld te worden , maar de Stuurman en<br />
Schipper hoopten nog de haven<br />
F E K I X<br />
te zullen bereiken vs. 12, die veiliger ën beter<br />
gehouden werdt. Deze haven, met eene ftad van<br />
denzelfden naam, vinden wij bij PTOLEMEÜS,<br />
op de zuidkust van het Eiland, deze haven ftrekte<br />
Zuidwest en Noordwest, dat is , waarfchijnlijk,<br />
zij hadt twee monden, of ingangen, waarvan<br />
de één Zuid- de andere Noordwest ftrekte. Op<br />
die zelfde reize hebben fommigen vs. 13. nog<br />
eene ftad<br />
A S S O N of A S S O S ,<br />
meenente ontdekken,hetwelk echter gemeenlijk,<br />
door nabij, dicht aan , vertaald wordt, hetwelk<br />
ik daarom te liever zou volgen, omdat geen ftad<br />
van dezen naam, op het Eiland Kreta, voorkomt<br />
bij de oude Schrijvers.<br />
Naauwlijks was men in zee geftoken , of het<br />
fchip werdt door eenen ftormwind Euroklijdon ,<br />
dien men thans een Levantmni of Levantijn noemt,<br />
en
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 267<br />
en die gewoonlijk uit het Oosten of Noord - Oosten<br />
waait, (0) overvallen , en zuid waards weggedreven<br />
, tot zij onder ten klein Eiland heen<br />
liepen, genaamd<br />
K L A U D A ,<br />
bij PTOLEMEÜS Klaudos, dicht bij de Zuidwest<br />
kust van het Eiland Kreta. — Dit Eilandjen, hoe<br />
klein ook, had echter, eertijds, nog eene ftad<br />
van denzelfden naam , die tot de Bisfchoppelijke<br />
fteden van het eiland Kreta gerekend werdt , welke<br />
onder het beftuur van den Aardsbisfchop van<br />
Gortyna ftondt. Thans wordt hetzelve Gozo , of<br />
van de Grieken Gauda geheten. Hier is eene reê<br />
voor fchepen ten Noorden. Het Eiland wordt<br />
door omtrent dertig huisgezinnen, uit het landfchap<br />
Sfachia , die er eene Griekfche kerk hebben<br />
, bewoond. Ook hebben zij er eenen tolk,<br />
dewijl er dikwijls fchepen aanlanden, om versch<br />
water en levensmiddelen in te nemen. De Malthezer<br />
Rooffchepen voorzien zich daar gemeenlijk<br />
van leeftogt. Ten westen van daar is het zeer<br />
kleine Eilandjen Pulla Gauda , of klein Gauda<br />
(\b).<br />
Na veertien dagen verders door ftorm op de<br />
Adri'dtifche zee geflingerd te zijn geweest, leedc<br />
frAULus fchipbreuk, op het Eiland<br />
M E L I T E ,<br />
alwaar hij, met alle de fchepelingen, behouden<br />
aan<br />
(a) Be Bijbel verdedigd Vil. Deel bladz. 307.<br />
(J>) PÓCOCKBTI. Deel. II. Stuk'.'bladz. 4a 3.
«68 A A R D R IJ K S-K Ü N D E<br />
aan land kwam , HANDELINGEN XXVIL,<br />
XXVIII: i. Men weet, dat de ouden het Eiland,<br />
het welk thans Maltha heet , Melite noemden.,<br />
maar daar is nog een Eilandjen Melite , in. de A-<br />
dridtifche zee, onder de kust van Illyrië, het wélk<br />
thans , door de Italiaanen i}<br />
Meledi wordt geheten,<br />
behorende, met meer andere , daarbij gelegen,<br />
kleine Eilanden, onder de heerfchappij der<br />
Republiek Ragufa. Nu ontftaat de vraag :<br />
welke dezer beide Eilanden is dat 4<br />
op het welk<br />
PAULUS fchipbreuk heeft geleden ? Het gewone,<br />
gevoelen plijt voor Maltha , maar enkele ouder<br />
en later Uitleggers voor Meledi (a). — De re,<br />
den , waarom men het gewoon gevoelen gemeend<br />
heeft te moeten verlaten, is voornaarrjlijk, omdat<br />
Lu KAS, in het verhaal dezer reize van PAULUS,<br />
HAND. XXVII: 27. aantekent, dat zij, eer zij<br />
het Eiland Melite genaderd waren, veertien dagen<br />
in de Adridtifche zee , hebben omgedreven.<br />
De Adridtijche zee nu, dus naar Adri'd of Hadria,<br />
genoemd, eene voorname ftad , aan dezelve, bij<br />
den mond van de Rivier de Pe, oudtijds Eridanus,<br />
is eigenlijk die lange groote Baai, of inham<br />
, uit de Middellandfche zee voortkomende,<br />
en zich noordwéstwaards uitftrekkende , welke<br />
Italië van Illyrië fcheidt , en die than? naar de<br />
ftad Venetië den naam voert van de 'A 'van V. t-<br />
tiè. Evenwel is dit bewijs hifit genoegzaam, tin<br />
ons het gewone gevoelen te doen verwerpen , dewijl<br />
de benaming van AJriAtifcht zee, bij de Ouden<br />
zich ook veel l verdef uitftrekt , dan enkel rot<br />
de Golf van Venetië, te weten over die gatufche<br />
zee, tusfchen Sicilië, Italië, Grhitnlatui, het<br />
Schier-<br />
(«) BACKIEKK Ili. Deel. IV. Stuk bladz. 945,
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 26$<br />
Schier - eiland Peloponnefus, en het Eiland Kreta,^<br />
die men anders gewoonlijk de lö'nifche zee plagt^<br />
te noemen , gelijk BOCHART daar toe plaatzen<br />
heeft aangehaald uit oude Schrijvers. Doch, er<br />
is nog een bewijs bijgebracht, ten voordeele van<br />
het Ilyrisch Melite , of Meledi te weten , toen<br />
PAULUS , na zijne Schipbreuk bij het vuur zich<br />
droogende, een' hoop rijzeren opvatte, om die<br />
op het vuur te werpen, kwam er- een adder te<br />
voorfchijn , die hem om de hand flingerde , en<br />
daar aan bleef hangen, zonder hem echter te benadeden,<br />
dewijl hij die in het vuur affchudde ,<br />
het welk de Eilanders als een wonderwerk aanmerkende,<br />
hem, dien zij eerst, omdat de adder<br />
hem om de hand flingerde , en zij daar uit zijn<br />
dood verwachteden<br />
s<br />
als een overgegeven booswicht<br />
hadden befchouwd,wien de Godlijke wraak<br />
vervolgde , nu bijna voor eenen God hielden ,<br />
HAND. XXVIII: 2- 6". Maar men zegt, dat, op<br />
het Eiland Maltha, geene adders, flangen', noch<br />
eenige andere vergiftige dieren, worden aangetroffen<br />
, doch wel op het Illyrisch Eiland Meledi.<br />
Nu zeggen wel de Overleveringen, die ook door<br />
den Kardinaal BAR ON ius worden aangehaald,<br />
dat zedert dien tijd, ten einde de kracht van PAU<br />
LUS , door genade, aan dit Eiland toegedaan,<br />
des te meer bekend kon worden , en blijken zou ,<br />
dat dit geenszins , door eene natuurlijke hoedanigheid<br />
, veroorzaakt zij , de flangen van dit Eiland<br />
, of geheel uitgeroeid zijn, of ten minften,<br />
als geen vergif meer hebbende, hoewel zij iemand<br />
bijten , geen letzel veroorzaken , ja zelfs zal de<br />
grond van dit Eiland een tegengif tegen het ƒ?-<br />
nijn wezen. Maar wie zal op de Overleveringen<br />
ftaat maken, voornaamlijk, wanneer zij zoo groote<br />
wonderheden vermelden, daar de gefchiedenis<br />
niet
27o A A R D R<br />
IJ K S - K U N D E<br />
niet van weet ? — Met meer recht kan men , op<br />
de gemaakte tegenbedenking , tegen het gemeen<br />
gevoelen , dat Melite Maltna is, uitzonderen ,<br />
dat het niet zoo geheel zeker zij, of er geene flangen<br />
en adders op Maltha gevonden worden. De<br />
bekende Reiziger NIEBUHR fchijnt zulks wel te<br />
geloven , ja hij fchreef, dat zij, misfchien, op<br />
den dorren rotsachtigen grond van het Eiland niet<br />
leven konden, naderhand , echter, heeft hij ten<br />
minften de mogelijkheid erkend, dat er flangen<br />
op dit Eiland zijn. Ja , volgends de berichten,<br />
die MI CHABLIS mededeelt, in zijne Aanmerkin*<br />
gen op de Handelingen der Apostelen , zijn zij er<br />
wezenlijk. Doch , gefield , zij waren op dit Eiland<br />
niet, of niet vergiftig, kon dan deze adder<br />
niet op de ééne of andere wijze , bij voorbeeld,<br />
met het geflrande fchip, zijn overgevoerd? enz. (a)<br />
Ondertusfchen fchijnen alle de overige omflandigheden<br />
der fchipbreuk van PAULUS duidelijk<br />
aan te wijzen, dat dit Melite, in de daad, Maltha,<br />
en dus het gewone gevoelen, het ware zij.<br />
Het ander Eiland Melite , onder de Illyrifche<br />
kust, lag , voor een fchip , dat van het Eiland<br />
Kreta na Rome wilde, te ver uit den weg, om<br />
daar of daar omtrent te kunnen genaken , ten<br />
ware het door eenen ftorm uit het zuiden , hevig<br />
voordgefluwd ware , en dan zou het bijna onnogelijk<br />
zijn, vooral in den toenmaligen ftaat der<br />
zeevaart, dat het niet reeds vroeger op het één<br />
of ander Eiland in de golf van Venetië gelegen,<br />
. («) Bijbel verded. VI. Deel bladz. 131, 13a. Men ziet<br />
dit gevoelen , dat Melite niet Maltha , maar Meledi is,<br />
verdedigd , in eene Akademifche Verhandeling van j. DE<br />
UHOER, onder voorzitting van r. WEÏSBLIN», de Paul!<br />
Naafragio,<br />
of
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 271<br />
of op de kust van het vaste land, geftrand zou<br />
zijn — Doch de flormwind, die PAULUS fchip<br />
overviel, woei uit het Oosten of Noord - Oosten ,<br />
en moest dus het fchip naa het Zuiden of Zuid-<br />
Wtsten drijven. En dat dit, in de daad , het<br />
geval was, zien wij uit het 17 vm, alwaar wij<br />
lezen, dat zij op de Syrtis vreesden te zullen vervallen.<br />
De Syrtis, welk woord eene ondiepte betekent<br />
, is eene droogte , of wel twee droogten,<br />
waar van de ééne de groote, de andere de kleins<br />
Synis heet, of een bank , in die groote Baai,<br />
met welke de Middellandfche zee , de Barbaarfche<br />
kust infpringt, bij het Koningrijk Tripoli, Zuidwestwaard<br />
van het Eiland Kreta. Indien<br />
het fchip zich toenmaals in ds golf van Venetië<br />
hadt bevonden , hadden de fchepelingen niet<br />
aan deze Syrtis kunnen denken. — Nog meer.<br />
Toen zij op dit Eiland overwinterd en drie maanden<br />
doorgebracht hadden, gingen zij in een fchip<br />
van Alexandrië, dat na Italië wilde, en aan het<br />
Eiland insgelijks overwinterd had. Nu hadt een<br />
fchip van Alexandrië wel het Eiland Maltha in<br />
zijnen weg na Italië en Rome , maar geenzins het<br />
Eiland Meledi, zoo diep in de golf van Venetië<br />
op de Illyrifche kust. Wanneer men verder let'<br />
dat de Reize van Melite, na het einde van den<br />
winter, na Puteoli, langs Syrakuze, op het Eiland<br />
Sicilië gelegen, (alwaar zg zelfs aangeland, en<br />
drie dagen gebleven zijn , HAND. XXVIII: 12.)<br />
en langs Rhegium,op den uiterften hoek van Italië<br />
was ingericht, laat zich ook dit niet vereffenen<br />
met de gelegenheid van het Eiland Meledi,<br />
dewijl een fchip, dat van dit Eiland naa Puteoli<br />
%<br />
vaaren moest, langs eenen verren omweg , wel<br />
Rhegium, maar geenszins de ftad Syrakuze, zou<br />
behoeven aan te doen ; daar het, integendeel<br />
van
i?a A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
van Üfa/ta naa Puteoli willende, 'die beide fteden j<br />
en wel, in dezelfde orde , zoo als zij in die Reizé<br />
genoemd worden, naamlijk , eerst Syrakuze, en<br />
daarna Rhegium j noodzaaklijk'moest vooorbij varen.<br />
Behalven, dat wel te denken is, dat , bijaldien<br />
dié fchipbreuk , bij het Eiland Meledi was<br />
voorgevallen , de Hoofdman JÜLIÜS veel lie^<br />
ver , terftond , het onder zich hebbend volk ,<br />
naa het vaste land van Illyrië, daar de ftad Fpidau-*-<br />
rus zoo nabij gelegen was, zou hebben doen overvoeren<br />
, dan, op dit ellendig Eiland , den geheelen<br />
winter over te brengen , te meer, daar de<br />
zee-engte, tusfchen dit Eiland en de vaste kust,<br />
geen drie of vier mijlen breedte heeft. Men<br />
wijst, op Maltha, ook nog de plaats aan, waar<br />
PAULUS en die aan land zouden gekomen zijn,<br />
in het Noordelijk deel van dit Eiland, zijnde eene<br />
baai of inham , die, ter gedachtenis, nog la cala di<br />
St. Paolo, dat is j de aankomst van den H. PAU<br />
LUS genoemd wordt. Desgelijks draagt eene<br />
Haven dezer Baai den naam van St. Paulus Haven ,<br />
gelijk ook eene kerk of kapel, alsmede een Vuur^<br />
toren , den naam van dezen Apostel, tot heden<br />
bewaard hebben (a).<br />
Dus dan het gewoon gevoelen volgende , dat<br />
Melite het Eiland Maltha is, zullen wij er eenige<br />
bijzonderheden van aantekenen.<br />
Het Eiland ligt, omtrent 17 of 18 zee - mijlen<br />
, Zuidwaards, van Sicilië, naar den kant van<br />
Afrika. Het is , door de Feniciërs , de inwoners<br />
van Tyrus en Zidon, het eerst bevolkt, en komt<br />
dus als eene volkplanting der Feniciërs bij de Ouden<br />
voor ; wat den naams • oorfprong betreft *<br />
daar-<br />
(o) BACHUÜS III. Deel. IV. Stuk, lladz. 943. volggi
DBS BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 27%<br />
daaromtrent is men geheel in het onzeker , er<br />
Worden wel verfcheideh gisflngen bijgebracht ,<br />
doch, even zoo ligt verworpen, als gefteld.<br />
Dewijl de ingezetenen van Fenicifcken oorfprong<br />
waren, ett dus, even gelijk de Karthaginiënzen,<br />
van dezelfde afkomst, ook de Punifche of Fenicifche<br />
taal gebruikten, gelijk nog heden de taal<br />
der landlieden op dit Eiland daar voor gehouden<br />
wordt, ziet men de reden, waarom deze Eilanders<br />
bij de Romeinen en Griejten, Barbaren of Uitlanden<br />
heeten, gelijk zij dus ook HAND. XXVIIL<br />
genoemd worden. Voords heeft het Eiland eene<br />
langwerpig ronde gedaante , en is van eenen tamelijk<br />
grooten omtrek , hebbende omtrent ic*<br />
uuren gaans , in de lengte , en vier uuren, in<br />
de breedte. Het is , aan de meeste plaatzen ,<br />
berg - en rotsachtig, en daar door niet in ftaat,<br />
om genoegzaam koren te leveren voor zijne inwoners,<br />
waarom het hun uit Sicilië moet toegevoerd<br />
worden. Het voornaamfte, dat er groeit,<br />
Zijn wijnftokken en andere vruchtbomen.<br />
Terwijl PAULUS zich op dir^ Eiland bevondt,<br />
genas hij , wonderdadig , verfcheiden kranken ,<br />
en wel voor eerst, den vader van zekeren PUBLIUS,<br />
een voornaam man, van de roode loop en koorts.<br />
Nu wilde Overlevering, dat deze PUB nu 3, tot<br />
het Christendom bekeerd zijnde, door PA Ü LUS<br />
tot Bisfchop aldaar zal aangefteld zijn , als ook<br />
dat hij eenigen tijd daarna, uit Melite na Atheeni<br />
Verplaatst, en aldaar, in de Bisfchoppelijke waardigheid<br />
, de opvolger zal geweest zijn van DIQ-<br />
NYsius A R E Ö P A G A T A , als ook, dat hij aldaar<br />
de martelkroon zal ontvangen hebben.<br />
Zoolang dit Eiland, aan de Romeinen, onderworpen<br />
bleef , kan het Christendom aldaar in.<br />
Hand zijn gebleven, doch, wat van hetzelve ge-<br />
VI. Deel. S wer-
374 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
worden zij, zedert de Saracenen, die de kust van<br />
Afrika bewoonden , dit Eiland bemagtigd hebben<br />
, zedert het jaar 828 , is ligt te vermoeden ,<br />
uit den haat, dien alle Mohammedanen den Christenen<br />
toedragen. Toen hebben zelfs de gemelde<br />
•fhraceenen, uit dit Eiland , den Christenen van Eurofa<br />
t<br />
veel nadeel toegebracht, door het kapen van<br />
derzelver fchepen , die de Middellandfche zee bevoeren.<br />
Het gelukte,eindelijk,aan ROGIER,Graaf<br />
van Sicilië, in het jaar 1089 of 1090 de Saraceenefi<br />
uit dit Eiland te verdrijven, en het aan zijne<br />
eigene Heerfchappijën te hechten.<br />
Dus is_ Maltha met Sicilië verëenigd geweest ,<br />
tot het jaar 1530 ; wanneer Keizer KAR EL V ,<br />
tegelijk Koning van Napels en Sicilië zijnde, dit<br />
Eiland, door toedoen van PAUS K I E K E N S VII.<br />
aan de geestlijke Ridder-orde van St. jan van<br />
Jerufalem, gefchonken heeft. Deze Ridders hadden,<br />
zedert zij, uit het H. Land, door de Saraceenen<br />
verdreven waren, eerst, zich meester gemaakt<br />
van het Eiland Rhodus: maar, als zij, in<br />
het jaar 1527, door den Turkfchen Keizer SOLI-<br />
M AN II. genoodzaakt werden, om ook dit Eiland<br />
te verlaten, is hun, eindelijk, na dat zij eenigen<br />
tijd hier en ginds hadden omgezworven, het Eiland<br />
Maltha, tot een beftendig eigendom , verleend,<br />
door den bovengemelden Keizer; die daar<br />
in voornaamiijk bedoelde, om , door den bijftand<br />
dezer Ridders, z'tjn Koningrijk Sicilië, tegen de<br />
ondernemingen der Turken, te dekken. De Turken<br />
hebben, meer dan ééns, getracht , dit Maltha<br />
te vermeesteren, het welk hun telkens mislukt<br />
is. Gemelde Ridders hebben, terzelver tijd £<br />
zich verbonden , om een' altijd duurenden oorlog*<br />
niet alleen tegen de Turken, maar ook tegen de<br />
Uarbanfche zeerovers van Tunis<br />
3<br />
Algiers, en Tripoli,
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 275<br />
poli, te voeren; waar door zij, aan dezelven, allen<br />
mogelijken afbreuk, ter zee,trachten te doen;<br />
en, in het bijzonder, de fchepen der onderdanen<br />
van alle Christen Mogendheden van Europa, tegen<br />
de gemelde Rovers, te befchermen : waar in<br />
zij, gemeenlijk, zich zoo wel plagten te kwijten,<br />
dat daar door gemelde zeerovers in ontzag werden<br />
gehouden. Zedert dien tijd, werden zij, gemeenlijk,<br />
Ridders van Maltha, of de Malthezer<br />
Ridders geheten, doch, ook wel Ridders der Religie.<br />
Zij hebben hunnen Grootmeester, die zijn.<br />
verblijf heeft te La Valetta, de voornaamfle ftad ,<br />
en fchier onwinbare fterkte op dit Eiland. Doch<br />
8<br />
dezelfde Kidders bezitten ook.aanzienlijke goederen,<br />
in Duitschland , Frankryk, Italië, en elders.<br />
De ftad La Valetta heeft eenen Roomsen-Katholijken<br />
Bisfchop, die aan den Aardsbisfchop van<br />
Palermo, in Sicilië, onderworpen is («).<br />
Het laatfte Eiland in de Middellandfche zee ,<br />
het welk wij, ter loops, moeten aanroeren, is<br />
S I C I L l ë ' ,<br />
liggende Noord waards van Maltha, en allernaast<br />
bij Italië, waarmede, het eertijds, volgends oude<br />
geruchten , verknocht zou geweest zijn , doch^<br />
het zij , door het geweld der zeebaren , het zij ,<br />
door Aardbevingen , (waar aan deze gantfche,<br />
oord, meer dan eenige andere Landftreek, onderhevig<br />
is,) daar van afgefcheurd zou zijn, en na<br />
eene zee - engte tusfchen beiden gekomen. Het<br />
i?, buiten kijf, het grdotfte van alle Eilanden, die<br />
in de gemelde zee gevonden worden. In gedaante,<br />
O) BACHIEHB i, c. Bladz. 940"9S?,<br />
s *
876" A A R D R I J K S - K U N D E<br />
te, gelijkt het naar een Driehoek , van daar de<br />
oude naam Ttinacria, en Triquetra, aan dit Eiland<br />
eertijds gegeven.<br />
Daarna is het Sicilië genoemd , naar de Sicuïï<br />
een volk, te voren, in Italië t'huis hoerende'<br />
het welk daarna in dit Eiland zich heeft nedergezet.<br />
Bij dezen , (die men voor de eerfte bewoners<br />
van het Eiland houdt,) hebben zich daarna<br />
verfcheiden Grieken gevoegd , die hier geheele<br />
volkplantingen heen gezonden hebben. En, zoo<br />
lang dit Eiland, onder de heerfchappij der Karihagtniënzen<br />
ftondt, is het ook door verfcheiden<br />
inwoners van Karthago, en de omgelegen fteden,<br />
Feniciërs van oorfprong, bevolkt. Vanhier, dat<br />
«e inwoners van Sicilië oudtijds Trilingues genoemd<br />
werden, omdat zij drie talen fpraken, de<br />
Latijnfche, Griekfche, en Fenicifche.<br />
Tegenwoordig wordt daar enkel de Italiaanfcle<br />
«aal gefproken , en het Eiland is met het Koningrijk<br />
Napels verëenigd , onder éénen Koning,<br />
die Kening der beide Sicilië betiteld wordt. De<br />
godsdienst is de Roomsch - Katholijke.<br />
Het is een land, vol Bergen : onder welken de<br />
Berg Etna, bij de Inwoners Monte - Gibelk genoemd<br />
, meest vermaard is; die een Volkaan of<br />
brandende berg is , en dikwijls vuur fpuwt en<br />
groote fleenen, en menigte van asfche uitwerpt<br />
en oorzaak is van menigvuldige aardbevingen '<br />
-welke, meermalen, op' dit Eiland groote verwoestingen<br />
hebben aangericht. Voords , is het Eiland<br />
één der gezegendflen , die ergens bekend<br />
zrjn. Het Koorn wast aldaar , in meer overvloed,<br />
dan de inwoners voor zich zeiven behoeven.<br />
De Romeinen plagten dit Eiland, daarom<br />
de Koornfchuur van hun rijk te noemer ,<br />
A i£<br />
vruchtbomen, en inzonderheid, heerlijke Wm-<br />
» ?. et-'
DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 277<br />
Hokken hebben de inwooners insgelijks geen gebrek.<br />
De Siciliaanfche Wijn , inzonderheid die<br />
van Syrakuze, is door geheel Europa vermaard.<br />
Deze flad<br />
S Y R A K U Z E<br />
is de eenigfle op dit Eiland, die, in den Bijbel,<br />
en dat flechts éénmaal, genoemd wordt. , De<br />
naam wordt bij de oude Schrijvers altijd in het<br />
meervoud gevonden, omdat de flad , eigenlijk,<br />
uit vier voorname deelen beflondt, die door hunne<br />
eigene muuren van den anderen waren afgezonderd,<br />
en dus zoo vele fleden , als 't ware, uitmaakten.<br />
Het eerfte deel was genaamd Na/os ,<br />
of het Eiland , te voren Ortygii', en door .eene<br />
brug met de overige flad verè'enigd. Dit hadt<br />
twee Havens, waar van de ééne ten Westen, de<br />
groote, en de andere, die.Oostwaards lag, de<br />
kleine haven plagt genoemd te worden. De andere<br />
deelen waren Akradine , Tyche , en Neapolis ,<br />
boven dien hadt de dwingeland DIONYSIUS nog<br />
een vijfde deel, Epipele, met eenen muur omgeven<br />
, en bij de ftad gevoegd, doch het welk min<br />
bewoond was. Deze famen befloegen, volgends-<br />
STRABO, eenen omtrek van CLXXX ftadiën, dat<br />
is, zeven en een half uur gaans.<br />
Volgends denzelfden STRABO, zal de flad door<br />
de Korinthiërs gefticht zijn , meer dan 700 jaren<br />
voor CHRISTUS geboorte. Zij nam fpoedig zoodanig<br />
in rijkdom toe , dat het een fpreekwoord<br />
werdt: Gij bezit niet het tiende deel der Syrakuzers !<br />
Zij was ook , van ouds, beflendig de hoofdftad<br />
van Sicilië, wier Koningen, onder hen met den<br />
Titel van Tijrannen waren bekend , welk woord,<br />
in 't eerst, bij de oude Grieken, geene kwaade<br />
S 3<br />
be-
273 A A R D R Ï J K S - K U N D E<br />
betekenis van Dwingeland , maar in 't geméén ,<br />
die van Forst of Koning hadt. — In den tweeden<br />
Punijihen of Karthaagfchen oorlog, werdt de ftad<br />
door de Romeinen, onder het Opperbevel van<br />
MARCELLUS, ingenomen,geduurende welke belegering,<br />
de Wiskunftenaar ARCHIMEDES zich<br />
eenen onflerflijken roem verworven heeft, hij zelve<br />
kwam, bij het veroveren der ftad , óm het leven.<br />
Ten tijde der Burger - orlogen , onder de<br />
Driemannen, werdt.de ftad door POMFEJUS verwoest<br />
, maar door AUGUSTUS herlteld, en met<br />
eene volkplanting op. nieuw bevolkt, Zedert het<br />
Eiland Sicilië eene Romeinfche Provintie was geworden,<br />
hielden de landvoogden (Prcetores) van<br />
het Eiland binnen deze ftad hun verblijf, in het<br />
Slot, weleer door den Koning Hié'Ro gefticht,<br />
op het Eiland Ortygië.<br />
Deze was de ftaat van Syrakuze , toen PAULU S<br />
daar , op zijne reize na Rome, aanlandde, en drie<br />
dagen verbleef, HAND. XXVIII: 11,12. Al<br />
vroeg is de ftad eene Metropolitaanfche Christen<br />
kerk van geheel Sicilië geworden, thans heet zij<br />
Siragufa, doch , gelijkt zich zeiven niet meer,<br />
als men haren vorigen bloeiftaat overweegt.<br />
Voornaamlijk is zij zeer verminderd , zedert het<br />
jaar 10^3, toen, in de maand January, de meeste<br />
huizen dezer ftad , door eene vreeslijke Aardbeving,<br />
zijn ingeftort , en vernield geworden.<br />
Echter heeft zij nog eenen Bisfchop, ftaande on*<br />
der den Ardsbisfchop van Montreale, nabij Palertno<br />
gelegen (
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDSt. z 79<br />
T I E N D E H O O F D S T U K .<br />
Italië<br />
en Spanje.<br />
Dewijl de reize van PAULUS, van welke wij<br />
reeds;meermalen gewaagd hebben , op Italië, en<br />
deszelfs hoofdflad Rome , gericht werdt, zullen<br />
wij , uit Sicilië irlsgeYqks, na Italië, met onze befchrijving,<br />
overgaan, het welk alleen door eene<br />
zee-engte , naar de daarbij gelegen hoofdflad van<br />
Sicilië, de zee-engte van Mesfina geheten, daar<br />
van afgezonderd is.<br />
Italië kan als een groot fchier-eiland worden<br />
aangemerkt, als zijnde van drie kanten door da<br />
Middellandfche zee omgeven , welke ten Westen<br />
met onderfcheiden namen wordt uitgedrukt, de<br />
Ligustifche zee , naar het landfchap Ligurië, (nu<br />
Genua,) de Tyrrheenfche zee , naar Tyrrhenië,<br />
(Toskanen,) en meer benedenwaard , de Napelfche<br />
zee, naar het daar naastbij gelegen rijk Napels.<br />
Ten Noord-Oosten heeft men de Adridtifche<br />
zee , of golf van Venetië, welke naam ook<br />
aan de Middellandfche zee, ten Zuiden van Italië ,<br />
tusfchen Sicilië en Griekenland, gegeven werdt,<br />
gelijk wij boven (Bladz. 268. ) gezien hebben ;<br />
alleen ten Noorden is Italië verëen'igd met Frankryk,<br />
Zwitzerland, en Duitschland, door het hoog<br />
Alpiseh gebergte — gelijk het Apennynsch gebergte<br />
geheel Italië, overlangs, doorloopt, en als in<br />
twee deelen onderfcheidt.' *<br />
S 4<br />
Men
280 AARDRIJRS-KUNDE<br />
Men vindt in Italië eene menigte van rivieren,<br />
wel niet groot, maar , van ouds vermaard , de<br />
Po (Eridarms) de Adige , de Arno, de Tiber,<br />
die door Rome loopt.<br />
De grondgefteldheid is, aan de meeste oorden,<br />
zeer voordeelig; doch, de menigvuldige Aardbevingen,<br />
die aldaar, van tijd tot tijd, groote verwoestingen<br />
hebben aangericht, benemen veel van<br />
deszelfs aangenaamheid, om te bewonen.<br />
Wij hebben in het V. Deel bladz. 187. reeds<br />
gezien, hoe velen van gedachten zijn, dat Italië,<br />
mdeBoeken van het Oude Testament, voorkomt,<br />
onder den naam van het land Chittim, hoe dit<br />
zij, het is onder verfcheiden namen bij de Ouden<br />
bekend geweest, Hesperië , Aufonië , Saturnië ,<br />
Oenotrië, en eindelijk Italië, welken Jaatften naam<br />
het fteeds behouden heeft.<br />
Met dezen naam komt het ook voor in de<br />
Schriften van het Nieuwe Testament, HANDEL.<br />
XVIII: 2, XXVlI: 1, j
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 281<br />
te worden. Ook gewaagt de Oudheid van zekeren<br />
EVANDER , die 60 jaaren voor den ondergang<br />
van Traje , uit Arkadië, met eene fterke<br />
volkplanting, zich, in het middendeel van Italië,<br />
waar de ftad Rome ligt , zou hebben nedergeflagen.<br />
De inwoners, die, ten aanzien van den Godsdienst<br />
, Heidenen waren , ftonden bekend voor<br />
een befchaafd volk , bij het welk alle kunften en<br />
wetenfchappen werden aangekweekt, welke zij<br />
van de Grieken hadden aangenomen. Onder dezen<br />
was de krijgsknnde geenszins de geringde ,<br />
waar toe veel toebracht , dat de bijzondere fteden<br />
, en menigvuldige kleine ftaaten, geduurige<br />
oorlogen onder eikanderen voerden , waar van<br />
het gevolg geweest is, dat , door het overwinnen<br />
van de kleiner Staaten, allengs grooter Mogendheden<br />
ontftonden , tot dat zij allen door de<br />
Romeinen, inwoners der ftad Rome , overheerscht<br />
werden, welke eene der grootfte en uitgebreidite<br />
heerfchappijën gefticht hebben , die ooit in de<br />
wereld geweest zijn, en welke, ten tijde van JE<br />
SUS, en de Apostelen, in haren grootften bloeiftand<br />
was.<br />
Door deze uitgebreidheid des gebieds heeft ook<br />
de Taal der Romeinen, de Latijnfche Taal (a) genoemd<br />
, naar het Landfchap Latium, en het volk<br />
der Latijnen, welks verè'eniging met de Romeinen,<br />
na hevige oorlogen , den waaren grondflag gelegd<br />
heeft tot de,grootheid van Rome, eene uitt<br />
ge-<br />
Dezen naam heeft die Taal blijven behouden, fchoon<br />
het gebied , het Romeinfche gebied , genoemd werdt, even<br />
gelijk de naam'der Hebrgeuwfche Taal gebleven is, fchoon<br />
het volle, het welk ze gebruikte, den naam van lfr«?itten<br />
iadt aangenomen.;
882 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />
gebreidheid verkregen, gelijk de Griekfche , door<br />
de uitbreiding en voortgang der Griekfche wapenen,<br />
onder ALEXANDER den Grooten.<br />
Van Italië komen ons flechts weinige fteden en<br />
plaatzen in het .Nieuwe Testament, in de reize<br />
van PAULUS, voor HAND. XXVIII : 13 — 16.<br />
Te weten, na dat PAULUS, drie dagen, te Syrakuze,<br />
op het Eiland Sicilië, was gebleven, voer<br />
hij van daar Noordwaards de. zee - engte tusfchen<br />
Sicilië en Italië door , en na Rhegium , de eerfte<br />
plaats op her. vaste land, voorbijgevaren te zijn ,<br />
kwam hij fpóedig, alzoo de wind-zuiden was , te<br />
Puteolen , en aldaar eenige Christenen vindende ,<br />
bleef PAULUS daar zeven dagen, en ging toen<br />
te land, den naasten weg , door Jppiusmarkt, en<br />
de drie Tahernen , naa Rome. Wij zullen den<br />
Apostel op zijne reize verzeilen , en ontmoeten<br />
dus. het eerst<br />
R H E G I U M .<br />
Deze is de uiterfte ftad van Italië, in dat gedeelte<br />
van hetzelve, het welk bij de Ouden, het<br />
land der Bruttiërs, thans Kalabrië, genoemd werdt,<br />
aan de zee-engte, die Italië van Sicilië fcheidt.<br />
Men meent, dat de naam der ftad van een Grieksch<br />
woord, het welk fcheuren , affcheuren , betekent,<br />
zal afkomftig zijn , en tot gedachtenis verftrekken<br />
van de geweldige affcheuring van Sicilië,<br />
door eene zwaare Aardbeving, van Italië, waar<br />
aan het, gelijk men meent, voorheen verbonden<br />
was.<br />
In de zee-engte, tusfchen Sicilië en Italië, heeft<br />
men de bij de Ouden zoo vermaarde Scylla en<br />
Charybdis , zijnde het één eene fteenklip , en de<br />
laatfte eene foort van draaikolk , die dus tegen<br />
el-
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HQOFDST. 283<br />
elkander over gelegen waren , dat mtn de eene té<br />
veel willende mijden , op de andere verviel, van<br />
! waar het Latynfche fpreekwoord:<br />
Incidit in Scyllam, cupiens ritare Charybdin.<br />
Of, gelijk wij zeggen, die den regen fchuwt, valt<br />
in de floot. Door den voordeligen wind , dien<br />
het fchip toenmaals hadt, kwam men dit gevaar<br />
thans zonder hinder te boven, en voer , na den<br />
hoek van Sicilië te zijn omgeftevend, de zee-engte<br />
gelukkig door , en kwam dus te Rhegium aan.<br />
Dat PAULUS, binnen deze ftad, zekeren STE-<br />
FANUS, tot derzelver eerfte Bisfchop zal hebben<br />
aangefteld, rust op eene oude overlevering. De<br />
ftad is thans de zetel van eenen Aardsbisfchop ,<br />
die tien Bisfchoppen onder zich heeft. Zij wordt<br />
heden Reggio geheten, met den toenaam in Kalabrië<br />
, om haar van eene ftad van dien naam, in<br />
het Hertogdom Modena gelegen, te onderfcheiden.<br />
Van Rhegium verder Noordwaards gevaren ,<br />
kwamen zij te<br />
P U T E O L E N of P U T E O L I .<br />
Deze ftad ligt weinig minder dan 70 zeemijlen<br />
van Rhegium , evenwel was de.reize thans, door<br />
den gunltigen wind, in twee dagen volbracht<br />
De ligging der ftad is in eene bij uitftek lustige<br />
en vruchtbare landftreek , eertijds Kampanië genoemd<br />
, twee groote uuren Westwaards van Nafels,<br />
de hoofdllad van het Koningrijk Van uien<br />
naam. Zij was van eene zeer bekwame zeehaven<br />
voorzien ,. welke, bijzonder, door' fchepen. uit<br />
Alexandrië, zeer dikwijls werdt aangedaan en bezocht.<br />
Dus deedt TITUS VESPASISNU^ eens<br />
de reize uit Judcë na Rome , insgelijks met een<br />
Alexan-
284 A A'R DRIJKS-KUNDE<br />
Alexandrynsch vrachtfchip, en deedt toen ook eerst<br />
Rhegium, en daarna Puteoli, aan, van waar hij na<br />
Rome voortreisde (a). In deze Haven landde<br />
ook de Joodfche gefchiedfchrijver JOSEFUS aan,<br />
op eene reize na Rome, op welke hrj ook fchipbreuk<br />
leedt , in 't midden der Adridtijche zee,<br />
zoodat er van de 600 menfchen , die aan boord<br />
waren , flechts 80 behouden werden, door een<br />
voorbijvarend fchip uit Cyrene, dus kwam hij<br />
behouden aan te Dicce'drchia of Puteoli, gelijk,<br />
zegt hij, (b) de Italianen, die ftad het liefst willen<br />
genoemd hebben.<br />
Dus was dan de oude naam der ftad Diccearchid,<br />
dat is , eene ftad, waar de hoogjle gerechtigheid<br />
bloeit, maar, de Romeinen, de ftad bemagtigd<br />
hebbende , gaven haar den naam van Puteoli, het<br />
welk de Grieken, gelijk ook LUK AS, Potioli fchrijr<br />
ven, het zij naar de menigte van Putten, zoo van<br />
koud als warm water , die in den omtrek der<br />
ftad, worden aangetroffen, of van het Latijnfche<br />
word putere, /linken , omdat de lucht, omtrent<br />
die plaats, met de zwavel - en aluin-dampen, uit<br />
deze putten opftijgende, fteeds vervuld was. Hoe<br />
het zij, de later Reizigers gewagen allen van de<br />
warme baden , welke buiteri deze ftad, die hedendaagsch<br />
Pozzuolo genoemd wordt, gevonden<br />
worden.<br />
Hier te Puteolen ontmoette PAULUS fommige<br />
Broederen, dat is, Christenen, die hem verzochten,<br />
een dag of zeven bij hun te blijven, HAND.<br />
XXVIII: 14. het welk de Hoofdman JULIUS<br />
hem fchijnt vergund te hebben.<br />
Van dit Puteoli tot aan Rome, was nog eene<br />
reize<br />
O) SUBTON. yespaf. Cap, V.<br />
(b) Ia vtta J. 3'. )
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 285<br />
reize van 34 of 35 uuren gaans, af te leggen ,<br />
welke PAULUS en zijn gezeifchap te land volbracht,<br />
waarfchijnlijk, omdat het Alexandrynfche<br />
fchip hier zijne lading losfen moest, en geene<br />
' verdere beflemming hadt. Op dezen weg hebben<br />
de Reizigers verfcheiden Heden moeten doortrekken,<br />
eer zij te Rome aanlandeden, onder anderen<br />
Kapua, het welk , omtrent acht uuren<br />
gaans, Noordwaards van Puteoli, gelegen was,<br />
doch , deze allen gaat LPKAS , met flilzwijgen,<br />
voorbij ; waarfchijnlijk, omdat zij er niets bijzonders<br />
ontmoeteden. Alleen maakt hij gewag,<br />
van twee plaatzen , Appius-markt, en de drie Tahernen,<br />
welke aan de via Appia of weg van At? lus<br />
| gelegen waren.<br />
Te weten, van Kapua tot Rome was de ver-<br />
: maardeHeenweg, de weg van APPIUS, via Appia,<br />
genaamd, ter eere van den Romeinfchen Cenfor<br />
of Schatmeester, APPIUS KLAUDIUS, die denafclven<br />
hadt aangelegd , en daarmede begonnen ,<br />
ïn het jaar 441 na de bouwing der flad Rome. Hij<br />
was de oudfle van alle beflraate wegen, welke ,<br />
tot gerijf der Reizigers, van Rome naar elders<br />
heen liepen , overal, op den afiland van elke<br />
1,000 fchreden , met fleenen merkpalen voorzien<br />
, die het getal der mijlen afflands van Rome<br />
aanwezen. Deze weg werdt naderhand tot Bruni<br />
.dufium voortgezet; hij wordt nog heden ten dage<br />
gebruikt, en is zoo breed, dat twee Rijtuigen<br />
op den zeiven elkander ontmoeten kunnen , ook<br />
vindt men langs denzelven , vooral in de nabuurfchap<br />
van Rome, vele overblijfzelen der oudheid<br />
(a><br />
Aan<br />
(a) Zie KEYSLERS Reizer. II. Stuk badz. 359. en meer<br />
PU «ACHIENE IJl. Bul. IV. Stak. bladz. ioa?, 1030.
235 A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Aan dezen weg lag dan, gelijk wij zeiden,<br />
A P P I U S - M A R K T ,<br />
alwaar Christenen van Rome PAULUS te gemoét<br />
kwamen, HANÖ. XXVIII: 15. In hetLatijn heet dezeplaats<br />
Appii forum, welk woord,forum, eene markt<br />
of'marktplein betekenende, LUKAS ook in het Grieksch<br />
behouden heeft. Ook. wordt het woord genomen<br />
in den zin van eene gerechtsplaats , omdat men f<br />
van ouds, gewoon was , op de markten, en op<br />
marktdagen , wanneer daar een groote overvloed<br />
van .volk was, in 't openbaar, het recht uit te fpreken.<br />
Dit gefchiedde , eertijds , in de openlucht<br />
naderhand werden daar toe openbare gebouwen<br />
gefticht,. daarom ook feta , anders curies genoemd.<br />
Van hier leidt men de gewoonte af, om<br />
de Raadhuizen of Stadhuizen, op markten te bouwen.<br />
Steden of Vlekken, waar zoodanige marh<br />
ten en gerichtshoven gevonden werden , heeten bij<br />
de Romeinfche Schrijvers insgelijks Forum , met<br />
bijvoeging van den naam des ftichters, gelijk hier<br />
Forum Appii («). — Het fchijnt, dus, cat deze<br />
ftad door denzelfden Appius, die den bovengemelden<br />
ftraatweg heeft aangelegd, gefticht, of verbeterd<br />
, tn met eene Markt of vrijmarkt begunftigd<br />
is , of dat hij daar een Forum^ of<br />
Raadhuis gefticht heeft, fchoon men er bij de<br />
oude Schrijvers geene uitdruklijke berichten van.<br />
leest.<br />
Vol-<br />
(o) Sommigen meenen, dat bij 009 de BoUanfihe Dorpen,<br />
Voorburg, Foorhout, en yoorfchooten. in het Baljuw-<br />
Hhap van Khynland, van dit Latijnfche WOprd forum l<br />
ook<br />
hunnen neani zullen ontleend hebben.
BES BIJBELS; X. BOEK, X. HOOFDST. 287<br />
Volgends de oude Reisbefchrijving van ANTO-<br />
3JINÜS, lag deze markt of marktflad van APPIUS<br />
XLIII Romeinfche mijlen, dat is, iet meer dan 14<br />
uuren gaans van Rome, In de Jerufalemfche Reisbefchrijving,<br />
door W I S S E L I N G uitgegeven,<br />
rekent men dezen afftand iet meer, te weten ,<br />
XLVI Romeinfche mijlen (a).<br />
De andere plaats aan den weg van APPIUS,<br />
bij LUK AS genoemd, is<br />
DE DRIE TABERNEN, of<br />
HERBERGEN,<br />
trouwens Taberna betekent , bij de Romeinen,<br />
eene Herberg. Daar lag nog eene andere plaats,<br />
met dezen naam, de drie Tabemen, in Italië, dicht<br />
bij Ravenna, behalven nog eene derde, in Epirus,vm<br />
welke beiden deze aan. den Appifchen weg,<br />
onderfcheiden moet worden. Waarfchijnlijk ,<br />
waren hier drie voorname Herbergen , ten<br />
dienfte van vreemdelingen , die hier eene rustof<br />
pleisterplaats hadden y volgends de Reisbefchrijving<br />
van ANTONINUS, lag deze plaats X<br />
Romeinfche mijlen, dat is, ruim drie uuren gaans ,<br />
nader^aan Rome, dan de markt van Appius , en<br />
dus XXXIII van die mijlen , of elf uuren gaans,<br />
van gemelde hoofdftad. Zoo fpreekt ook CICERO<br />
van die beide plaatzen, derwijze, dat het blijkt,<br />
dat de markt van APPIUS verder van Rome gelegen<br />
heeft, dan de drie Herbergen. Deze laatfte<br />
plaats wordt den Reizigers nog heden aangewezen.<br />
KEISLER vondt ze bij Cafa Nuova, tusfchen<br />
Sermoneta en Piperno, hij zegt: (b) „ Ter<br />
ït lin-<br />
(-) BACHIKNK UI. Deel. IV. Stuk. bladz. 1030—1032.<br />
{b) Reize 11. Stuk. bladz. 358. ,
m<br />
AARDR.lJKS-KÜN'DE<br />
„ Jinkerhand zijn eenige overblijfselen van oude<br />
„ muurwerken, Tre Taverne geheten, die voor de<br />
„ plaats gehouden worden, welke HAND. XXVUL<br />
„ drie Tabemen genoemd is.<br />
Het merkwaardige , het Welk LUK AS goedvondt<br />
aan tc tekenen , is, dat te dezer beide<br />
plaatzen, Christenen van Rome den Apostel PAO-<br />
LÜS te gemoete kwamen , die van zijne zaken<br />
gehoord hadden, HANDEL. XXVIII: 15. trou-"<br />
wens, dat de Broeders, zoo als LUK AS eigenlijk<br />
fpreekt, Christenen zijn, blijkt uit het even voorgaande<br />
vx. 13- Dit verdient opgemerkt te worden,<br />
alzoo daar uit blijkt, dat er toenmaals, voor<br />
PAULUS komst te Reme, reeds Christenen, en wel<br />
in een aanzienlijk getal, geweest zijn, die eene ge*<br />
meente te Rome uitmaakten, want fommigen kwamen<br />
hem bij de drie Herbergen, anderen heel bij AP<br />
PIUS markt te gemoet. Dus zien wij, hoe fommigen ,<br />
gelijk EVANSON, ten onrecht, en zonder grond,<br />
de echtheid van den Brief van PAULUS aan de<br />
Romeinen in twijfel hebben getrokken, omdat zij<br />
meenden , dat er, voor des Apostels komst te<br />
Rome, geene Christen gemeente , aan welke zijn<br />
Brief hadt kunnen gefchreven worden , zal geweest<br />
zijn, het welk zij willen befluiten uit het<br />
zelfde gefchiedverhaal van LUK AS , HANDEL.<br />
XXVIII: 21, 22. omdat de Jooden te Rome aan<br />
PAULUS zeggen, dat zij geene brieven aangaande<br />
hem, uit Judeë ontvangen , en dat ook niemand<br />
van hunne geloofsgenoten iet kwaads van<br />
hem bericht of gepraat hadt , dat zij derhalven<br />
geern van hem wilden vernemen, welke zijne gevoelens<br />
waren; want, dat hun in 't gemeen van<br />
deze gezindte bekend was, dat zij alömme werdt<br />
tegengtfproken. — Maar, deze anders fchrandere<br />
lieden hebben niet in het oog gehouden,<br />
dat
SES BIJBELS; X. BOEK, X. HÖÖFDST. 289<br />
dat hier Jooden fpreken, die nog ongelovig waren<br />
doch , die echter van eene gezindte der<br />
Christenen weten, als ook, dat PAULUS zekere<br />
hem eigene, door hem bijzonder voorgedragen<br />
en gepredikte, gevoelens hadt, welke overal tegenfpraak<br />
vonden , maar van welken zij enkel<br />
verwarde , duistere denkbeelden hadden. — Dan,<br />
dit verder uit te voeren, veró'ischt eene andere<br />
plaats en gelegenheid. ——<br />
Eindelijk, kwam PAULUS J met zijne reisgenoten<br />
, te<br />
R O M E<br />
aan, de toenmalige hoofdflad der wereld , welker<br />
befchrijving zoo vele geleerde oudheidkundigen<br />
heeft bezig gehouden , dat alleenMe Naamregisters<br />
dier Schrijveren fchier een boekdeel zouden<br />
uitmaken. Wij zullen ons in deze ftoffe niet<br />
inlaten, maar alleen , als met den vinger, de voornaamfle<br />
hoofdzaken aanflippen.<br />
De flad ligt omtrent XVI Romeinfche mijlen<br />
9<br />
dat is, weinig meer dan vijf uuren gaans , van<br />
de Middellandfche zee , die aldaar de Tyrreenfché<br />
zee plagt genoemd te worden , en heeft met dezelve<br />
gemeenfchap, door de rivier Tibris, of de<br />
Tibei-y die , bij zijne uitwatering , twee monden<br />
heeft , welke altijd tot bekwame havens voor des<br />
ftad verftrekt hebben. Ondertusfchen wordt het<br />
voordelige van deze ligging daar door veel verminderd<br />
, dat het water dezer rivier, den meesten<br />
tijd van het jaar, zoo troebel is, dat men er<br />
zelfs geene paarden uit kan laten drinken, en dat<br />
het met, dan na drie dagen ftil geftaan te hebben<br />
, om te bezinken , eerst bruikbaar wordt.<br />
Daarbij is het bed der rivier , door alle de daarin<br />
; V<br />
VI. Deel. T fpoe-
2$o A A R D R IJ KS - K U N D E<br />
fpoelende vuiligheden, uit de nabij gelegen ïmv*<br />
zen der ftad,dermaten verhoogd, dat, bij aanhoudende<br />
zuidenwinden, veeltijds, overftroomingen,<br />
zoo binnen als buiten de ftad, daar door veroorzaakt<br />
worden, en dit water, in de binnenlanden<br />
ftilftaande, en door den tijd vervuilende, vervult<br />
de lucht , daar omftreeks, met befmetlijke dampen<br />
, die allerieië kwaadaartige ziekten verwekken<br />
kunnen. Behalven dat door den menigvuldigen<br />
ilib, weikin den Titer afkomt, deszelfs monden<br />
allengs verzand en verflijkt worden, waardoor<br />
de uit- en invaart nu zeer bezwaarlijk gemaakt<br />
wordt. — Ten dezen opzichte heeft de ftad Rome<br />
, derhalven, eene groote en nadeelige verandering<br />
ondergaan, want, van eenige ongezondheid<br />
der lucht, heeft men aldaar voorheenen niets<br />
geweten. '<br />
Dewijl Rome meer dan twaalf malen van vijanden<br />
ingenomen en verwoest is geworden , heeft<br />
het eenigermate van grond moeten veranderen.<br />
Zelfs kan men thans bezwaarlijk de zeven bergen<br />
van het oude Rome ontdekken , dewijl waarfchijnlijk<br />
de laagten, door welke die_bergen van<br />
eikanderen afgezonderd waren, van tijd tot tijd<br />
door puinhopen van ingeftorte huizen , bij de gemelde<br />
verwoestingen, zijn aangevuld.<br />
Volgends, het gemeen gevoelen , waarin veel<br />
fabelachtigs voorkomt, zal de ftad Rome harennaam<br />
van haren ftichter ROMUEUS, welke, met<br />
zijnen broeder REMUS, hare grondvesten zal gelegd<br />
hebben, 753 jaren voor de geboorte van CHRIS<br />
TUS, bekomen hebben. Zij waren uit het geflacht vanden<br />
Trojaanfchen JENEAS, en geboren uit RHEA<br />
SYLvia, dochter van NTJM ITOR,die eeneFejïaalfche<br />
Maagd zijnde, geliik men voorwendde, door<br />
den God MARS bezwangerd , deze beide broeders<br />
tez
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST.<br />
sar<br />
(tf) Obferv. Sacr. Lib. I. Cap. 17. pag. 91.<br />
T t<br />
ter eencr dragt , ter wereld hadt gebracht , welke<br />
, op bevel van hun's grootvaders broeder,<br />
in den Tiber hadden moeten geworpen zijn, doch<br />
alleen in een bosch nedergelegd , en daar van eene<br />
wolvin gezoogd , en vervolgends dit door zeke*<br />
ren Herder FAUSTUS ontdekt zijnde, door dezen<br />
opgevoed waren geworden , gelijk zij dan ook,<br />
groot geworden , hunnen grootvaders broeder<br />
AMULIÜS overvallen, en gedood, en hunnen<br />
grootvader NUMITOR, in zijn rijk in de Had<br />
Jlba, hexileld zullen hebben , op wiens vergunning<br />
zij Rome gefticht , en daar eene volkplanting<br />
aangelegd hebben. Dit alles luidt, in de daad,<br />
zeer fabelachtig , ook heeft het weinig fchijn ^<br />
dat de naam Rome van ROMULUS ZOU afkomftig<br />
zijn, maar veel_ eer ROMULUS van Rome, gelijk<br />
dan ook fommigen beweeren , dat Rome reeds<br />
lang voor ROMULUS en REMUS, ja zelfs, voor<br />
den ondergang van Troje, gefticht zal wezen, en<br />
toen Valentia zou genoemd zijn , het welk de<br />
Griekfche Volkplanting , onder EVANDER in<br />
Italië overgekomen , in hunne Griekfche taaie ,<br />
Rome zullen hebben vertaald , berekenende het<br />
één en ander woord Sterkte , en op de fterkte der<br />
plaats doelende. VITRINGA (a) giste, dalde<br />
naam Rome afkomftig was van het Hebreeuwfche<br />
Ö1"| (room of rum) het welk betekent,<br />
hoog, verheven zijn, welke naam bij de Hebreen<br />
gegeven werdt aan fteden , op bergen gefticht.<br />
Anderen hebben andere gisfingen , de ééne onwaarfchijnlijker<br />
dan de andere. Men moge daar<br />
over raadplegen, met het werk, in het welk de<br />
kundige STUAST, de Romeinfche gefchiedenisfen,
wyi A A R D R I J E S - K U N D Ë<br />
fen, in eenen zoo- bevalligen als deftigen ftijl be*<br />
handelt.<br />
Hoe het zij, de ftad Rome is, uit kleine begin--<br />
zelen, zeer groot en uitgeftrekt geworden, zoodat<br />
zij zeven bergen befloeg , waarop men meent,<br />
dat gedoeld wordt OPENB. XVIII: 9-. alwaar de<br />
Protejlantfche Uitleggers , doorgaans, aan Rome<br />
denken , het welk, in dit Profeetisch Boek , vol<br />
Allegoriën , of Leenspreuken, onder de benaming<br />
van Babyion, zal voorkomen, fchoon de Roomsch<br />
Katholijkfche Schrijvers zulks niet geern willen<br />
erkennen , of ten minften alleen van het Heidensch<br />
Rome verklaren, terwijl zij, integendeel ,<br />
ten einde te beter te kunnen beweeren, dat PE<br />
TRUS te Rome de eerfte Bisfchop geweest zij,<br />
fterk aanftaan, dat Babyion , het welk in zijnen<br />
eerften Brief vs. 13. voorkomt, geene andere ftad<br />
dan Rome zij, een voorbeeld , hoe veel invloeds de<br />
zucht, om zijne partij te fterken, dikwijls, op de<br />
Uitlegkunde des Bijbels heeft. Dan , dit behoortniet<br />
tot ons tegenwoordig beftek. Ten tijde van<br />
VESPASIANUS bedroeg de omtrek dezer ftad ,<br />
volgends PLINIUS, weinig meer danXIIIRomein'<br />
fche mijlen (eigenlijk 13,200 fchreden,) her»<br />
welk omtrent met vier en een half uuren gaans<br />
overëenftemt. Aan die bepaling van PLINIUS,<br />
die zeer naauwkeurig fchijnt, wordt meest geloof<br />
gegeven, te meer, dewijl dit met de grootte<br />
van het hedendaagsch Rome, naamlijk van XIII<br />
Itali'danfche mijlen, na genoeg overeenkomt. —<br />
'I oen de ftad in haren bloei was, was zij ook<br />
volkrijk, zoodat men verbaasd ftaat over het getal<br />
van hare burgers, bij de tellingen, die elk<br />
vijfde jaar gefchieden moesten , fchoon men tevens<br />
in het oog moet houden , dat het Burgerrecht<br />
ook genoten werdt, door velen , die niet<br />
'm
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 293<br />
in de flad Rome woonden , maar alömme in het<br />
Romeinfche rijk daarmede bevoorrecht waren, gelijk<br />
wij zulks ook van PAU LU S gezien hebben.<br />
De inwoners dezer flad, wier grondgebied<br />
zich, in 't eerst, niet verder dan XV Romeinfche<br />
mijlen, dat is , vijf uuren gaans buiten de Had<br />
uitflrekte, hebben , door hunne menigvuldige<br />
oorlogen en overwinningen , eindelijk genoegzaam<br />
de geheele aan de ouden bekende wereld aan<br />
hun gebied onderworpen , zoo dat het zelve zich<br />
uitflrekte, van Portugal en Spanje tot aan den Eufraat,<br />
ook plagten hunne Schrijvers het Romeinfche<br />
gebied , de geheele wereld , hoewel niet zonder<br />
grootfpraak, te noemen, ja hunne Vorften<br />
zelve noemden zich: Gebieders der geheele wereld,<br />
gelijk dus Keizer AUGUSTUS een bevel liet uitgaan,<br />
dat de geheele wereld zou befchreven worden<br />
, LUK. II: 1. Schoon fommige Uitleggers<br />
daar liever zouden willen vertalen, het geheele<br />
Joodfche land.<br />
In het 1 Boek der MAKKABECN in het VIII<br />
Hoodftuk, heeft deszelfs Schrijver eenige bijzonderheden<br />
, nopens het Romeinfche volk en gebied,<br />
aangetekend; in welken hij, echter, verfcheiden<br />
misflagen begaat, dus zegt hij, dat zij aan éénen<br />
man , dien zij jaarlijks verkozen , het oppergebied<br />
gaven enz. De waarheid is , gelijk men<br />
weet, dat Rome , eerst, door Koningen is geregeerd,<br />
geduurende 247 jaren, wanneer de laatfte<br />
Koning T AR Q.U IN ius, Superbus, of de Trotfche,<br />
bijgenaamd, door toedoen voornaamlijk van BR u-<br />
TUS, met zijn geflacht verdreven, en eene Re*<br />
publikeinfche Regeeringsvorm vastgefteld werdt ,<br />
wordende de Staat beftuurd , door den Senaat,<br />
of grooten Raad , waarbij het volk ook invloed<br />
verkreeg, zijnde de uitvoerende magt bijzonder<br />
T 3<br />
toe-
294- A A R D R IJ K S-K U N D E<br />
toebetrouwd aan twee Overheidsperfonen , die<br />
den titel van Confules voerden , en jaarlijks verkozen<br />
werden , welke wij , doorgaans , Burgemeesters<br />
noemen; deze regeringsvorm, onder het<br />
Burgemeesterlijk bewind , bleef, bijna vijf eeuwen,<br />
ftand houden, maar werdt, niet lang voor<br />
de geboorte van JESUS, na zwaare inlandfche<br />
beroerten, en burger - oorlogen, in eene éénhoofdige<br />
of monarchale Regering, verwisfeld, die weldra<br />
tot een volftrekt 'Despotisme overfloeg. Deze<br />
Vorften , of alleenheerfchers, hebben, na CA jus<br />
JULIUS CAESAR, den eerften derzelven , allen den<br />
naam van Cccfar aangenomen , waar door deze<br />
naam , die eigenlijk een geflachtsnaam is , met<br />
den tijd, in eenen Titel is veranderd , welke de<br />
Grieken Kaifar, en wij Keizer, hebben uitgedrukt.<br />
_— Onder deze Keizers bleef het Romeinfche<br />
Rijk, meer dan vier volle eeuwen, onverdeeld,<br />
doch , op het einde der vierde eeuw , na<br />
C H R I S T U S geboorte, heeft Keizer T H E O D O-<br />
SIUS, de Groote bijgenaamd, dit rijk in het Öostersch<br />
en Westersch Keizerrijk verdeeld, blijvende<br />
van h e t eerfte Konfiantinopolen de hoofdftad ,<br />
alwaar KONSTA'NTYN de Groote, reeds zijne hofplaats<br />
gevestigd hadt, en Rome, de hoofdftad<br />
van het Westersch Keizerrijk : JHet Oosten verkreeg<br />
zijn oudfte zoon A R K A D I U S , en het Westen<br />
werdt aan zijnen jongften zoon H O N O R J U S<br />
overgelaten. - Dit Westersch'Keizerrijk werdt<br />
fpoedig, in de vijfde, en twee daarna volgende,<br />
eeuwen, door eenen zwerm van vreemde, meest<br />
Noordfche, volken, de Gothen , Hunnen, Wandalen,<br />
en anderen, overvallen, én'jammerlijk verwoest,<br />
ja nam geheel een einde , en fchoon het<br />
m de achtfte eeuw, door K A R E I , den Grooten<br />
Koning der Franken, die in het jaar 800 door des<br />
Ro.
DES BIJ BELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 295<br />
Romeinfchen Paus LEO lil tot Roomseh Keizer werdt<br />
uitgeroepen , fcheen herfteld te worden , echter<br />
heeft het zich nooit kunnen herhalen, maar is ,<br />
gelijk men weet , in Europa, in vele Koningrijken,<br />
Republieken , en andere kleine Heerfchappijè'n ,<br />
verdeeld, alleen wordt nog de Titel van Roomsck<br />
Keizer gevoerd, door het Opperhoofd des Duitfchen<br />
Rijks , die zijn verblijf te IVeenen, in Oostenryky<br />
heeft.<br />
De groote uitgeftrektheid van het Romeinfche<br />
gebied was , ondertusfehen , eene zeer gunftige<br />
omftandighei-i voor de uitbreiding van het Euangelie.<br />
De Apostelen , die het zelve verkondigden,<br />
vonden, overal, het gemak van de Romein'<br />
fche zeden en fpraak, die zoo vele volken verëenigden,<br />
zoo dat zij, onverhinderd, door alle gewesten<br />
en Landfchappen reizen, en hun groot<br />
werk voortzetten konden.<br />
Onder de menigvuldige vreemdelingen, die uit<br />
alle oorden der wereld, na Rome toevloeiden, bevonden<br />
zich vele Jooden, welke ook in deze<br />
hoofdftad, gelijk elders, vele Heidenen overhaalden<br />
tot het aannemen van den Joodfchen godsdienst<br />
, als redelijker en verftandiger , dan de<br />
ongerijmde afgodsdienften , welken den godsdienst<br />
des Romeinfchen volks uitmaakten , van<br />
deze Jooden en Joodengenoten, waren er ook tegenwoordig<br />
, bij het eerfte Pinkfterfeest der Christenen,<br />
HAND. Iï: 10. Zij worden daar uitlandfche<br />
Romeinen genoemd, men kan het ook vertalen,<br />
die hier te Jerufalem gezeten waren , en verkeerden.<br />
Niet on waarfchijnlijk is echter de ge<br />
dachten van den kundigen VANEMDKE (a), dat<br />
deze<br />
{#) Bijbelverklaring, betreklijk TPalnejlina, bh 141, 14a.<br />
T 4
2Q6" AARDRIJKS- K U N D E<br />
deze Romeinfche Jooden en Joodengenoten dns genoemd<br />
worden, in tegenfteliing van zulke Jooden<br />
en Joodengenoten, die wel Romeinfche burgers waren<br />
, maar nogthans te Rome niet t' huis hoorden,<br />
hoedanig een, bij voorbeeld, PAULUS zelve was.<br />
Deze waren Jooden en Joodengenaten, die, eigenlijk,<br />
te Rome woonden. — Zelfs waren de Jooden<br />
te Rome in achting en aanzien, fchoon Keizer<br />
KLAUDIUS, alle Jooden, doch flechts voor.<br />
eenen korten tijd, uit Rome bande, om opfchuddingen<br />
s<br />
door hun verwekt, en dg mishandeling<br />
aan eene edele R.omcinfche vrouw, door vier deugnieten<br />
, die zich voor wetgeleerden hadden uitgegeven^<br />
aangedaan, welk geval JOSEFUS uitvoerig<br />
beïchrijft; op de voorspraak van AGRIPPA<br />
en HER O.D ES , echter, werdt dit Keizerlijk bevel<br />
fpoedig ingetrokken, en de Jooden, door het<br />
geheele Romeinfche gebied , in hunne voorrechten<br />
herfteld. — Wij roeren deze gebeurnis aan, omdat<br />
er gewag van gemaakt wordt, door LUK AS ,<br />
HANDEL. XVlil: i, 2. alwaar van AQ.UILA,<br />
een' Jood uit Pontus , die naderhand gewigtige<br />
dienften aan het Euangelie bewezen heeft, gezegd<br />
wordt , dat hij te Korinthe overgekomen was, uit<br />
Italië , omdat de Keizer K L A U D I U S bevolen,<br />
hadt , dat alle Jooden de ftad Rome zouden hebben<br />
te verlaten. Welke AQUILA , zoodra het<br />
bevel werdt ingetrokken ,zich, met andere Chris- .<br />
tenen, echter weder na Rome zal begeven hebben<br />
, dewijl hij, benevens zijne huisvrouw BRig-<br />
CJLLA, en anderen, door PAULUS, ROM. XVI:<br />
3> 7» ir. gegroet wordt, en, zich d^s dies tij ds<br />
te Rome bevonden heeft,<br />
Hoogstwaarfchrjnlijk is het, dat de bovengemelde<br />
Romeinfche Jooden en Joodengenoten, die het<br />
?iW$$xjeeii ;e Jetufalm bijgewQojid, en de wan-<br />
' der»
DESBIJBELS.X.BOEK,X.HOOFDST. 497<br />
derbare nederdaling van den Heiligen Geest aanfchouwd<br />
hebbende, den Christen Doop aangenomen<br />
hadden , t' huiswaards gekeerd , de eerfte<br />
gronden tot eene Christelijke gemeente te Rome,<br />
gelegd hebben, waarbij misfchien naderhand anderen<br />
gekomen zijn , toen, bij gelegenheid van<br />
den dood van STEFANUS, de gemeente van Jerufalem,<br />
allerwege verftrooid raakte, HAND. XI:<br />
19. Misfchien hebben zich onder deze laatften<br />
bevonden ANDRQNIKUS en JUNIAS , van welke<br />
PAULUS zegt ROM. XVI: 7. dat zij bij de<br />
Apostelen in achting, en reeds voor hem, Christenen<br />
waren , dus werdt, gelijk ook de Gefchied-<br />
Schrijver OROSIUS getuigt, de Christelijke godsdienst<br />
reeds , in het begin der regering van den<br />
Keizer KLAUDIUS, gelukkig te Rome geplant,en<br />
wel door den dienst der gelovige broederen, die<br />
uit Judëe derwaards waren overgekomen.<br />
Van den bovengemelden AQUILA zal de Apostel<br />
PAULUS berichten, nopens deze gemeente te<br />
Rome, ontvangen te hebben HAND. XVIII: 2.<br />
welke van die natuur waren, dat zij dezen Apostel<br />
opwekten , om ook Rome in perfoon een bezoek<br />
te geven , bij de eerfte gelegenheid , die<br />
hem zou voorkomen, HAND. XIX: 21. Ondertusfchen,<br />
abefioot hij eenen Brief aan dezelve gemeente<br />
te fchrijven , welke de eerfte geplaatst is<br />
onder alle de Brieven , die wij van dezen Apostel<br />
hebben, en die door F E B E , eene dienaresfe der<br />
gemeente te Kenehreë, de haven van Korinthe ,<br />
derwaards is medegenomen, ROM. XVI: r, 2.<br />
Deze Brief bevat eenen korten inhoud der geheele<br />
Christelijke godgeleerdheid; ook verklaart PAU<br />
LUS in denzelven Hoofdfi.l: 9—15. XV:22—25.<br />
zijn verlangen , om deze gemeente in perfoon<br />
te zien, en zijn voornemen, om , wanneer hg<br />
T 5<br />
zijne
79% A A R D R I J K S - K U N D E<br />
zijne reize na Spanje zou doen, den weg over Rome<br />
te, nemen.<br />
Eenigen tijd daarna , volgens fommigen , na<br />
verloop van twee en een half jaar, kreeg de A-<br />
postel ook, in de daad, gelegenheid, om Rome<br />
te zien, doch , niet volgends zijn gemaakt beftek,<br />
maar, te Jerufalem, in een oproer der Jooden<br />
tegen hem, door de Romeinen gevangen genomen<br />
zijnde , en bij den «Stadhouder , zich op<br />
den Keizer, toen N E R O , beroepen hebbende,<br />
werdt hij , benevens anderen , als een gevangen<br />
na Rome overgebracht, en daar, wel in een eigen<br />
gehuurd huis, maar , nogthans onder bewaring<br />
van eenen Soldaat gefield, aan wiens arm hij,<br />
waarfchijnlijk , volgends de gewoonte van dien<br />
tijd, ( H A N D E L . XII: 6.) met eenen keten was<br />
vastgemaakt, waarom hij van zijne ketenen en<br />
banden gewaagt H A N D . XXVLT: 20. E F E Z . VI:<br />
20. F I L I P P . 1: 7, 13, i6\ K O L O S S . IV: 18.<br />
P I L E E M O N VS. IO, 13.<br />
Twee jaaren bleef P A U L U S in deze bewaring,<br />
geduurende welken tijd hij het Euangelie predikte<br />
, aan allen , die hem kwamen bezoeken , en<br />
ook verfcheiden Brieven aan verfcheiden gemeenten,<br />
aan die van Galaiië, van Efeze, Filippi, Kolosfe,<br />
aan Fileemon, en misfchien ook aan de Hebreen<br />
, of Christenen in Falce/lina, gefchreven<br />
heeft. Na verloop van twee jaaren , zeggen ons<br />
de oude berichten , welke in zoo verre met den<br />
Bijbel overè'enflemmen , dat P A U L U S dit verwachtede<br />
F I L I P P . I: 26. II: 24. F I L . VS. 22.<br />
dat de Apostel ontflagen, en op vrijè' voeten gefield<br />
is , wanneer hij nog eenige reizen, mis*<br />
fchien ook wel die voorgenomen reize na Spanje ,<br />
volbracht heeft, doch , van dit alles, verhaak<br />
L U K AS ons niets. — Hoe het zij, vojgends de<br />
Kerk»
DES BIJBELS. X. BOEK, X.HOOFDST, 299<br />
Kerklijke gefchiedenisfen , is PAULUS, na twee<br />
jaren zijne vrijheid genoten te hebben, weder te<br />
Rome gekomen zijnde, daar op nieuw gevangen<br />
genomen , en onder Keizer NERO, onthoofd ,<br />
omdat hij , gelijk CHRYSOSTOMUS verhaalt ,<br />
e'éne van des Keizeren Bijzitten , POPPEA LI VIA,<br />
van hare ontuchtige levenswijze afgetrokken , en<br />
tot het Christendom bekeerd hadt. Hij fchreef<br />
toen , kort voor zijnen dood , zijnen tweeden<br />
Brief aan TIMOTHÏÜS, die toen te Efeze was.<br />
Zijn graf wordt, niet ver van Rome, op den weg"<br />
na Ostia, nog vertoond, op eene gewezen landhoeve<br />
, zoo men zegt, van zekere Raadsheersvrouw,<br />
LUCINA, die door den Apostel bewogen<br />
was , om het Christendom te omhelzen. In de<br />
wijze van de dood van dezen Apostel zien wij de<br />
reden , waarom hij altijd, met een zwaard in de<br />
hand, wordt afgebeeld.<br />
Indien wij de overleveringen geloof geven, zal<br />
ook PETRUS zich, met PAULUS, te Rome bevonden<br />
hebben, en daar de eerfte Bisfchop geweest<br />
zijn , wiens opvolgers de Pausfen van Rome zullen<br />
wezen, en hij zal, tegelijk met PAULUS, den marteldood<br />
ondergaan hebben , zijnde gekruist geworden<br />
, omdat hij niet, gelijk PAULUS, een Rameinsch<br />
Burger was. Ondertusfchcn wordt van<br />
velen, onder de Protestanten-, in twijfel getrokken,<br />
of PETRUS ooit te Rome geweest zij, ten<br />
minften uit 1 PETR. V: 13. kan dit niet bewezen<br />
worden, dewijl er gene reden is, om Babyion<br />
aldaar gemeld van Rome, of van eenig ander Babyion<br />
te verftaan , dan van de nieuwe ftad van dien<br />
naam, aan den Eufraat, of het geheele Landfchap<br />
Babylonië, zie boven in dit Deel bladz. 44.<br />
Is zelfs het verblijf van PETRUS te Rome onzeker<br />
, nog veel min zeker is het, dat hij aldaar<br />
Bis.
3oo A A R D R I J K S - K U N D E<br />
Bisfchp geweest zij, en allerminst zal men kun»<br />
nen bewijzen , dat de Roomfche Bisfchoppen, of<br />
Pausfen, als zichtbare Opperhoofden der Kerk ,<br />
zijne opvolgers zijn. Doch, in deze zaken, als<br />
van mijn tegenwoordig onderwerp yreemd zijnde,<br />
behoeve ik mij niet verder in te laten, alleen<br />
zal ik, bij verkorting, uit BACHIENE (a) overnemen,<br />
het geen het Pauslijk gezag betreft.<br />
De eerfte Bisfchoppen of Opzieners der Christenen<br />
te Rome, hadden geduurende de drie eerfte<br />
-eeuwen na CHRISTUS, terwijl de Keizers nog<br />
den Heidenfchen godsdienst beleden, en er menigmalen<br />
vervolgingen tegen de Christenen werden<br />
aangericht , niet veel gelegenheid, om zich<br />
een gezag of meerderheid boven hunne medebroederen<br />
aan te matigen.<br />
Maar, zoodra KONSTANTYN de Groote, aan<br />
de regering kwam , en bijïonder , toen hij het<br />
Christendom omhelsde, en dat tot den godsdienst<br />
van den Staat maakte, fteeg het gezag der Bisfchoppen<br />
, in 't gemeen, en dat van den Roomfchcn<br />
in het bijzonder, bovenmate, te meer, dewijl<br />
alles in de Kerk , en derzelver beftuur, zich<br />
voegde naar de regeringswijze, die in het Romeinfche<br />
Rijk plaats hadt. De Bisfchoppen der Hoofdlieden<br />
van de Provintiën of Gewesten eigenden<br />
zich den Titel van Metropolitanen, en vervolgends<br />
van Aardshisfchoppen, aan, en dewijl de ftad Rome<br />
meer was , dan de hoofdftad eener bijzondere<br />
Provintie , te weten , de algemeene Ploofdftad<br />
van het gantfche Keizerrijk , moest uit deze aangenomen<br />
onderftelling volgen , dat de Bisfchop<br />
van Rome den voorrang kreeg boven alle Bisfchop<br />
•?<br />
(*) III. Deel, IV. Stuk, bladz, ïooo. volgg,
SE» BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDS!"* 301<br />
fchoppen der gantfche Christenheid, ten minfteia<br />
m Europa.<br />
Nog geduurende de regering van KONSTAN-<br />
TYN, werden er ook, terflond, éne Patriarchaten<br />
opgerecht, in de drie hoofdlieden, die van Eu*<br />
ropa, te Rome, van Afië, te Antifahië , en van<br />
Afrika, te Alexandrië. Deze Patriarchen hadden<br />
het bewind over de Metropolitanen , en deze weder<br />
over alle de Bisfchoppen, elk van zijne Provintie.<br />
. Dus werdt de Hiërarchia Ecclcfiastica of<br />
Heilige Kerkregering, ingevoerd en vastgefleld.<br />
KONSTANTYN, den zetel des rijks na Kon-<br />
Jiantinopolen verlegd hebbende, werdt deze hoofdftad<br />
ook tot een Patriarchaat verheven, en hetzelve<br />
in de Kerkvergadering te Konftantinopolen,<br />
in het jaar 381. bevestigd, en bepaald, dat de<br />
Bisfchop van Konftantinopolen den rang zou hebben,<br />
na den Bisfchop van Rome, en wel, dewijl<br />
deze ftad nieuw Rome was.<br />
Spoedig ontftondt, toen, tusfchen deze twee<br />
Bisfchoppen, of Patriarchen, twist om den voorrang,<br />
en elk hunner dong naar den Titel van Patriarcha<br />
Qecumenicus , of algemeen Opper - Bisfchop,<br />
tot dat in den aanvang de zevende eeuw,<br />
de Patriarch van Rome BONIFACIUS III. de erkentenis<br />
van dezen voorrang en Titel wist te verkrijgen<br />
van den Griekfchen Keizer FOK AS, die<br />
zijnen voorganger , den Keizer MAURITIUS ,<br />
met zijn geheele geflacht vermoord , en van kant<br />
geholpen hadt, waarop , naderhand , eene volftrekte<br />
fcheuring van de Oosterfche en Westerfche<br />
Kerk, bij gelegenheid van zekere verfchillen over<br />
de leere, gevolgd is, terwijl de Roomfche Paus, in<br />
zijne geestelijke magt, over de Westerfche Kerk,<br />
is bevestigd geworden, zoo zelfs dat daze oppermagt<br />
pan den Paus in zaken des geloofs een hoofdar-
§oz<br />
A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />
artikel van het geloof der Rooms - KatholijKê'<br />
Christenen is gemaakt, en hoewel dezelve, zedert<br />
de Kerkhervorming , merklijk , is verminderd<br />
5<br />
evenwel wordt zij, gemeenlijk, door de Roomsch-<br />
Katholijken beleden.<br />
Doch, de Pausfen van Rome hebben ook een<br />
wereldlijk gebied , in dat gedeelte van Italië ,<br />
het welk Stato della Chiefa , de Kerklijke Staat,<br />
genoemd wordt, en weiks bezitting zich op een'<br />
zeer betwisten giftbrief van Keizer KONSTANden<br />
Grooten, grondt. — Ook plagt de ftoel<br />
van Rome, in Frankryk, het Graaffchap Avignon,<br />
en in het Koningrijk Napels, de ftad Benevento te<br />
bezitten.<br />
De hedendaagfche flad Rome is nog eene groote<br />
en uitgeftrekte flad, die men acht, omtrent Xllf<br />
Italiaanfche mijlen , welke met de oude Romeinfche<br />
mijlen van iooo fchreden gelijk Haan, in den omtrek<br />
te hebben, zoodat men meer dan vier uuren<br />
nodig zou hebben, om ze rond te wandelen.<br />
Doch, zij is niet dicht bebouwd. Men ziet er<br />
vele ledige plaatzen, die tot hoven, weilanden,<br />
enz. gefchikt zijn. Zij is in 14 wijken , Rioni<br />
genoemd , verdeeld , die elk haren bijzonderen<br />
Capitaneo of hoofdman hebben. Het getal der inwoners<br />
fchat men , gemeenlijk , op 150,000<br />
menfchen.<br />
Zij heeft een Kasteel of Citadel, St. Angelo genoemd,<br />
dat meer dan ééns, in tijden van oorlog<br />
of oproer, voor de Pausfen tot eene Schuilplaats<br />
verftrekt heeft.<br />
De Paus bewoont doorgaans het Vatikaan, een<br />
Paleis, naar den berg van dien naam dus genoemd<br />
, op welken het gefticht is. In dit Paleis,<br />
het welk van eenen wijden omtrek is, ziet men<br />
ook het Conclave, of de Vertrekken, waar in de<br />
Kar-
ÖES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 36$<br />
Kardinalen, tot de verkiezing van eenen nieuwen<br />
Paus, worden opgefioten.<br />
Met het Vatikaan verëenigt zich de onvergefijkjijke<br />
Pauslijke Kathedrale kerk, aan St. Picter<br />
toegewijd. Een gebouw , dat in zijne gedaante<br />
een Latijnsch kruis verbeeld, en door zijne onge->r<br />
meene groote en kostlijkheid de aanfchouwers<br />
doet verbaasd ftaan. Zij zal reeds, in den aanvang<br />
der vierde eeuw, door Keizer KONSTAN-<br />
TYN den Grooten gefticht zijn, maar, is daarna,<br />
van tijd tot tijd, vergroot, en met allerleië fiera-,<br />
den der nieuwer bouworde vermeerderd. In 't<br />
midden dezer kerk ziet men de graven van PE<br />
TRUS en PAULUS , waar in de overblijfzels dezer<br />
Apostelen zouden bewaard gebleven zijn. Om<br />
dezelven te verëeren, plagten Bedevaarten van alle<br />
oorden gedaan te worden , welke genoemd werden,<br />
ad limina Jpostolorum, dat is, tot de dorpels<br />
der Apostelen, ziende op de trappen der kerk<br />
t<br />
welke bij die gelegenheid, al knielende, worden<br />
opgeklommen. In deze kerk is ook de St. Pieten<br />
Stoel geplaatst, die door den Apostel, als eerften<br />
Bisfchop van Rome, zal gebruikt zijn, en in welken<br />
de Paus, bij plegtige kerkdienften , ook nog<br />
heden zit. De kerk is ééne der zoogenaamde ze~<br />
ven Kerken van Rome, die, op Feestdagen door<br />
het volk bezocht worden , om aflaat te verkrijgen.<br />
De zes overigen zijn: 1) de kerk van St. Jan<br />
in Laterano, op den berg Celius gefticht, welke,<br />
voorheen de Pauslijke Domkerk was ; ook worden<br />
de Pausfen daar , na hunne verkiezing, ingewijd,<br />
gelijk, in vroeger tijden, de Roomfche<br />
Keizers, in deze kerk, door den Paus, gekroond<br />
werden. In deze kerk is in htat jaar 1512 onder<br />
het Pausfchap van JULIUS II de vermaarde Kerkvergadering<br />
begonnen gehouden te worden, die
304 A A R D R I J K S K U N D E<br />
bekend is bij den naam van het Concilium Latera»<br />
man. 2) De Paulus Kerk, wier flichting insgelijks<br />
aan Keizer K O N S T A N T Y N den Grooten ,<br />
wordt toegefchreven. Zij ftaat een eind wegs<br />
buiten de ftad, omtrent de plaats, ad aquas Sextias<br />
genoemd, waar men zegt, dat deze Apostel onthoofd<br />
is, gelijk dan ook zijn hoofd, als men de<br />
overlevering geloof wil geven, in deze kerk nog<br />
bawaard wordt- 3) De Kerk van Sto.Marie Mag*<br />
giore, ftaande binnen de ftad, op den berg Celius.<br />
4) De Kerk van St. Sebastiaan, die buiten<br />
de ftad, aan den Appifchen weg gebouwd is, en in<br />
welke, in het eerst, de ligchamen van PETRUS<br />
en PAULUS gerust zullen hebben. 5) De Kerk<br />
van St. IAURENTIUS, mede buiten de ftad ,<br />
ter plaatze, waar de Heilige LAURENTIUS, gewezen<br />
Diaken der gemeente te Rome , op een<br />
rooster zou gebraden zijn, gelijk zijne overblijfzelen<br />
daar nog vertoond worden. 6) De Kerk<br />
van het H. Kruis van Jerufalem, zoo men zegt,<br />
door H E L E N A , moeder van K O N s T A NTYN den<br />
. Grooten, gefticht, op den berg Celius, in welke<br />
een ftuk van het Heilig Kruis, en meer andere<br />
Reliquiën, tot de kruifiging van den Zaligmaker<br />
behorende, vertoond en geëerbiedigd worden.<br />
Behalven deze zeven beruchte Hoofd - Kerken<br />
van Rome, zijn er nog vele anderen binnen deze<br />
ftad, het getal der Parochie - of Kerfpel - Kerken,<br />
werdt op 288 begroot , om niet van het ongelooflijk<br />
getal van Kloosters , Kapellen, Gasthui^<br />
zen, Bedehuizen, Kweekfcholen, en meer andere<br />
geestelijke gebouwen te fpreken. Doch , meer<br />
van deze vermaarde wereldftad hier bij te brengen,<br />
zal onnodig zijn, de Lezer , naar meer begerig,<br />
zal zijnen weetlust , bij K.EISLER, VOLK<br />
MAN, enz. voldoen kunnen.<br />
Ein«
BES BIJBELS. X. BOEK, X. HÖOFDST. 305<br />
Eindelijk zijn wij gevorderd aan het laatflé<br />
land, het welk in den Bijbel gedacht wordt, en<br />
het welk tevens het Westelijkfle van geheel Europa<br />
uitmaakt, naamlijk<br />
SPANJE,<br />
waaronder ook Portugal moet begrepen Worden 2'<br />
oudtijds Lufitania, als zijnde van ouds voor eeri<br />
deel van Spanje gehouden, fchoon [het thans een<br />
afzonderlijk Koningrijk uitmaakt. Het is, als<br />
een Schier-eiland * van alle kanten van de zee<br />
omringd, uitgezonderd ten Noord-Oosten, waar<br />
het, door het Pyreneefche gebergte, als door eene<br />
natuurlijke greftsfcheiding, van Frankryk, oudtijds<br />
Gallië, is afgefcheiden.<br />
De öudfle naam, waarmede het in den Bijbel<br />
bekend is j is Tarjisch , naar Tharjïsch , kleinzoon<br />
van Jafet, uit Javan, men zie daar vah<br />
ons V. Deel.bladz. 180, 181. bekend door de<br />
Scheepvaart, onder sALOMo's regering, endoor<br />
de gefchiedenis van den Profeet JONA , fchoon<br />
eigenlijk deze naam Tarfis zich bepaalde tot de<br />
flad, Tartesfus bij de Ouden genaamd, en deszelfs<br />
omliggend gewest,' welke men thans voor de flad<br />
Kadix houdt, en die eene volkplanting der Feniciërs<br />
was, waarop dezen ook een' flerken Koophandel<br />
dreven. Bij de Ouden Werdt het ook Ibetia,<br />
en Hesperia, of het Westland, genoemd, en wel<br />
Hesperia Ultimd , ter onderfcheiding van Italië ;<br />
het welk van de Grieken insgelijks dus genoemd<br />
werdt, omdat het Westwaards van hun gelegen<br />
was. Maar de naam Spanje is vervoigends meest<br />
gemeen geworden , eri aan dit land , tot onzen<br />
tijd toe, eigen gebleven. BOCHART meent, dat<br />
deze naam door de Feniciërs aan dit land gegeven<br />
.VI. Deel. V ziii
3©
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 30?<br />
waar van tot bewijs verftrekken , verfcheiden<br />
groote mannen, die uit dit gewest oorfpeonglijk<br />
waren, als de beide SE NEK A'S, vader en zoon,<br />
de dichters LUKANUS, en MARTIALIS , pok<br />
0. ÜINTILIANUS, en de Aardrijksbefchrijver<br />
FOMPONIUS MELA.<br />
Toen ook is de Christen godsdienst in deze<br />
landftreek ingevoerd , daar van hadden de oude<br />
Hebreeuwfehe Profeeten reeds voorzegd , als zij<br />
dé uitbreiding van den waren godsdienstzin later<br />
tijden, bezongen. Dus brengt men hier toe<br />
PSALM LXXII: 10.<br />
„ Dat Tharfis Vorften met gefchenken<br />
„ Hem hunne hulde biên ! '*<br />
en JES. LX: 9.<br />
„ Reeds wachten op mij zelfs de Verst gelegen kusten i<br />
„ En Tharfis fchepen zijn het allereerst gereed,<br />
1, Om uwe kind'ren van zoo ver u toe te voeren,<br />
„ En met hun te gelijk hun zilver en hun goud,<br />
„ Al aan den dienst gewijd van uwen God JEHOVA,<br />
„ Van hrels Heilig God, die u zoo fchitt'rend maakt.'*<br />
Of een Apostel, en wie, in Spanje het Euangelie<br />
het eerst gepredikt hebbe, is niet zeker. Ingevolge<br />
eenen ouden Schrijver zal het PETRUS<br />
geweest zijn. Doch, de meeste Spanjaarden willen<br />
, op de aanwijzing van eenen hunner eigene<br />
Schrijvers, ISIDORUS van Sevilje of Hispalenfis,<br />
(die op het einde der VI eeuw leefde,) de eere<br />
daar van aan den Apostel JAKOBUS, gemeenlijk<br />
den Grooten genoemd, den zoon van ZEEEDEUS ,<br />
en broeder van JOÜNNES , hebben toegefchreven,<br />
dien zij daarom den Apostel van Spanje noemen<br />
, en hem voor den BeJ'chermheilig (Patroon)<br />
van dit Rijk erkennen. Zij zeggen , dat hij, ter<br />
gelegenheid der verflrooijing van de Christen<br />
V 2<br />
géj
308 A A R D R I J K S K U N D E<br />
gemeente te Jerufalem , naa het Westen , inzonderheid<br />
, naa Spanje zon gekomen zijn, en aldaar<br />
vele Heidenen bekeerd, en de voltrekking van het<br />
werk aan zijne leerlingen toebetrouwd hebbende ,<br />
naa Jerufalem zij wedergekeerd. De overlevering<br />
doet er bij, dat JAKOBUS, te Jerufalem onthoofd<br />
zijnde, door bevel van HERODES CHAND. XII:<br />
1,2.) zijn ligchaam, door zijne leerlingen, uit<br />
het Joodfche land, over zee na Spanje zou vervoerd,<br />
en te Kompoflelle, eene flad in de Provintie<br />
Gallicië gelegen , begraven zijn, welke flad,<br />
ter gedachtenis van dezen Apostel, St. Jago, dat<br />
is, St. Jakob de Kompojlella wordt genoemd. Deze<br />
overblijfzelen (reliquiè'n') des Apostels worden<br />
, binnen deze ftad , naar de gewoonte der<br />
Roomschgezinden , vereerd , verfcheiden wonderwerken<br />
daar aan toegefchreven, en bedevaarten<br />
derwaards ingericht, De geleerde is. vossius<br />
(a) meent, dat deze dezelfde flad zij , die<br />
bij de Romeinen Iria Flavia genoemd was, doch,<br />
dat de Spanjaarden, zoodra het verdichtzel, van<br />
het overbrengen van het ligchaam van JAKO<br />
BUS, na deze ftad, in de wereld kwam, die flad<br />
hadden beginnen te noemen, ad Jacobum Apostolum,<br />
het welk de laater Spanjaarden hebben uitgedrukt,<br />
Jacomo Pojlolo, en dat daar van de naam<br />
van Kompojlella, bij verkorting, zijnen oorfprong<br />
zou hebben.<br />
Indedaad, indien men de bekeering van Spanje<br />
tot het Christendom, aan eenen Apostel zal moeten<br />
toekennen, zal men zeker het naast aan PAUtus<br />
moeten denken. Trouwens, datdezeApostel<br />
voornemens geweest is, om na Spanje te reizen,<br />
jii tOMtfiS. MBL. pag. 231.
DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 309<br />
zen , ten einde ook daar het Euangelie te verkondigen,<br />
geeft hij zelve, op meer dan ééne plaats<br />
van zijnen Brief aan de Romeinen, te kennen, ROM.<br />
XV: 24, 28. enz. Het is waar, wij weten niet<br />
zeker, of de Apostel dit zijn voornemen voltrokken<br />
heeft , en daadlijk derwaards gegaan zij.<br />
Echter, daar hij uit zijne eerfte hechtenis te Rome<br />
ontflagen, en in vrijheid is gefteld geworden, en<br />
er twee jaren verlopen zijn , eer hij in die ftad op<br />
nieuw gevangen werdt, is er vele waarfchijnlijkheid<br />
, dat hij zijn voornemen en verlangen volbracht<br />
zal hebben. Ook geloven dit verfcheiden<br />
Kerkvaders , ja , fommigen voegen er bij, dat<br />
PAULUS, deze reize van Rome naa Spanje ondernemende<br />
, onder weg, aan de Waldenzen, die ,<br />
op de grenzen van Frankryk en Italië, de valeiën<br />
vanPiëmont bewonen, het Euangelie verkondigd,<br />
en velen van dezelven tot het Christelijk geloof<br />
gebracht zal hebben («).<br />
Hoe dit zij wij hebben zekere berichten , dat<br />
het Christendom in Spanje, in de tweede eeuw,<br />
reeds was doorgebroken, en zoo lang het bewind<br />
van zaken , in handen der Christen Keizers te Rome,<br />
bleef, heeft het Christendom in Spanje zijnen<br />
bloeiftand niet verloren, maar veel moest hetzelve<br />
Christendom lijden, toen in de V, VI, en VII.<br />
eeuw de onbefchaafde volken van het Noorden<br />
ook dit landfchap overftroomden , en de Vandalen,<br />
Alanen , Sneven, en West-Gothen zich hier<br />
nederfloegen. Het werdt echter ook door dezen<br />
aangenomen en omhelsd, maar hadt eenen nieuwen<br />
aanval in de VIII Eeuw, van de Saraceenen ,<br />
die van overzee , uit Africa, bijzonder uit Mau-<br />
ri-<br />
(
gio<br />
AARDRIJKSKUNDE<br />
ritianiè', waarom zij Mauren of Mooren genoemd<br />
werden , overgekomen , het geheele Zuiderdeei<br />
van dit land bemagtigden , en een bijzonder Koningrijk<br />
ftichteden, waar van Korduba de Koninghjke<br />
Hofplaats was. Toen werdt de leer van Mohamed<br />
door deze Gewesten verfpreid. Allengs<br />
echter herftelde zich het Christendom weder, toen<br />
verfcheiden Christen Koningrijken in Spanje het<br />
hoofd opflaken , en, door fchier onophoudelijke<br />
oorlogen, de Saraceenen allengs verzwakten, tot<br />
dat, deze kleine Koningrijken in FERDINAND,<br />
den Katholijken bijgenaamd , en zijne gemaalin<br />
ISABELLA, verëenigd zijnde, de Mooren in de<br />
XV eeuw geheel uit Spanje verdreven zijn geworden,<br />
terwijl tevens, opdat zij niet in het geheim<br />
daar zouden kunnen nestelen, in Jiet jaar 1478 de<br />
Inquifitie, of het Geloofs -onderzoeks - gerichtshof<br />
, is ingevoerd, het welk wel dit uitgewerkt<br />
heeft, dat geene Mooren ooit in Spanje weder het<br />
hoofd hebben kunnen opfleken , maar tevens<br />
oorzaak is geweest, dat dit fchoone land van de<br />
waare verlichting door het Euangelie is verftoken<br />
gebleven , en het Protestantendom nooit opgang<br />
aldaar heeft kunnen maken.<br />
En hier mede is dit werk ten einde gebracht,<br />
waar in ik alle die landen en plaatzen heb befchreven,<br />
van welken de Bijbel gewag maakt. Ik<br />
zal hetzelve met twee aanmerkingen befluiten.<br />
^Vooreerst: Ook hier hebben wij weder een bewijs,<br />
hoe de Bijbel waarlijk meer dan een bloot<br />
menschlijk opftel is. Ook in het geen de Aardrijkskunde<br />
betreft, is ons geene enkele misvatting<br />
van de Bijbelfchrijveren des Ouden- of des Nieuwen<br />
Testaments voorgekomen , niettegenflaande<br />
de weinige kundigheden, welke de menfchen in<br />
zoo
DES BIJBELS.X. BOEK, X. IIOOFDST.<br />
31 j<br />
zoo oude tijden hadden, en bij mogelijkheid konden<br />
hebben , van deze wetenfchap , toen de<br />
onderiinge betrekking der volken verre of na op<br />
dien voet niet gebracht was, als in onze dagen ,<br />
waar de zeevaart dezelven tot zoo hoogen trap<br />
van volmaakheid verheven heeft.<br />
Ten tweeden, elk oplettend Lezer zal de aanmerking<br />
maken , die reeds door verfcheiden<br />
Schrijvers gemaakt is, dat de uitbreiding van<br />
den Christen godsdienst' uit het Oosten zijn begin<br />
nemende, in Palceflina,. zich voornaamlijk Westwaards<br />
heeft uitgebreid. — Dezen gang van de<br />
•uitbreiding des waaren Ctiristendoms hebben de<br />
Profeeten voorfpeld , welke , wanneer zij van de<br />
eerfte gelukkige voortgangen des Chiistendoms<br />
voorzeggen , hetzelve altijd van het Oosten naar<br />
het Westen laten voortgaan , dus zingt de Dichter<br />
PSALM L: 1.<br />
,, God roept deez' aard te faam, van daar de Zon<br />
„ ln 't Oosten rijst, tot daar ze in 't Westen daalt. "<br />
PSALM CXIII: 3.<br />
,, Van daar de Zon in 't Oosten rijst,<br />
„ Tot daar zij neerdaalt in het Westen ,<br />
„ Verheffe men JEHOVA 'S roem! "<br />
En bijzonder klaar MALEACIII I: rr. alwaar<br />
de Profeet, onder Beelden, van den ouden offerdienst<br />
der Ifraïüten ontleend, de Godheid dus<br />
fprekende invoert:<br />
,. Maar, eenmaal, zal mijn naam .vandaar de Zon in't Oosten<br />
„ Verrijst, tot daar ze, in't West, beneên de kimmen zinkt,<br />
„ Bij al het Heidendom , groot en verheven wezen ,<br />
Daar men mij overal den zuiv'ren wierook brandt,<br />
„ En rein fpijs - offer brengt; groot zal mijn roem ééns wezen,<br />
„ Bij al het Heidendom; fpreekt joVA ZEBAÜTH, "<br />
V 4<br />
In-
$12 AARDRIJKSK. DESBIJB.X.BOEK, &c.<br />
Integendeel, wanneer JESAÏA, van de laatfte<br />
gelukkige tijden der wereld voorzegt , wanneer<br />
IIV£7<br />
llCh<br />
5 v }T is h e e l d e<br />
^TeTd zal<br />
beftralen, wendt hij de fpreekwijze om , en laat<br />
tZTJ^<br />
d<br />
£ Z e r v e r l i c h t i nS van het Westen<br />
naar het Oosten voortgaan,<br />
J £ s. LIX: 19.<br />
„ Dan zal men JOVA'I naam eerbieden, en ziin dien
A L G E M E E N<br />
R E G I S T E R .<br />
A.<br />
e/^JLardbevingen in Palajlina.<br />
I. au.<br />
Aarde. Hebreeuwfche en<br />
Griekfche benamingen van<br />
dezelve I. so. of de Heil-<br />
Schrijvers haar als rond<br />
kennen"? I. 20,<br />
•• ( geheele ) voor. het<br />
Joodfche land I. 21, 144.<br />
—— {Einden der) Z. Einden.<br />
AÏKON i waar geftorven ? I.<br />
26. III. 370.<br />
Aardrijkskunde des Bijbels ,<br />
wat in zich bevat? I. 1.<br />
volgg. noodzaaklijkheid en<br />
belangrijkheid van dezelve<br />
I. t. moeilijkheden in de<br />
Bijbelfche Aardrijkskunde,<br />
'I. 11. volgg. redenen daar<br />
van I. 12. middelen, om<br />
die weg te nemen. I. 16.<br />
volgg.<br />
1<br />
- der Heil. Schrijveren,<br />
I. 5. van waar zij<br />
die ontleend hebben ? I. 6.<br />
Aardsvaderen. Hunne omawervingen<br />
en togten in<br />
Kanadn , III. 172.<br />
'Abana, rivier van Damaskus,<br />
V.<br />
3 G 4.<br />
Abarim, gebergte I. 337. III.<br />
386. Heuveltjens, III.383.<br />
Abdon, IV. 144.<br />
Abel, IV. as 1.<br />
——< Bethmaacha, IV' 25.<br />
fyri Kerdmim, IV. 191.<br />
Abel Maim, IV. 2jr.<br />
Mehola , IV. 18r.<br />
• Mitzraim, lil- 185.<br />
•—- Sittim, in. 389.<br />
Abel's Graf, IV. 251.<br />
Abendela, V. II.<br />
Abllene , IV. 41e. 251.<br />
Abimae'l, V. 234.<br />
Abraham. De belofte, aan<br />
hem gedaan, is , naar de<br />
letter, vervuld, IV. 263.<br />
Abrahams Kasteel, II. 270.<br />
Abrona, Legerplaats der I-<br />
fraè'liten, III. 373.<br />
Rivier, VI. 97.<br />
Accad, naderhand Zoba , is<br />
Nijibis , VI. 101.<br />
Acco ( Befchrijving van ) II.<br />
252. namen, II. 252. ligging,<br />
II. 254, lotgevallen,<br />
II. 256.<br />
Achabara, V. 2.<br />
Achaje befchreven, VI. 232.<br />
Achlab, IV. 102. 168.<br />
Achmeta, Ekbatana, VI. 13 4.<br />
Achor, (Dal) I. 352.<br />
Ach/af, IV. 102.<br />
• ftad, misfchien Acco<br />
of Ptolemaïs, III. 214.<br />
Achzib ftad, III. 120. IV.<br />
104.<br />
Adada, IV. 15.<br />
ADAM , of na Ceilon gekomen<br />
is? V. 151.<br />
Adam, ftad, III. 392. iv.<br />
112.<br />
Adami - Nekeb, IV. I f 1.<br />
Adar, III. 130.<br />
V 5.<br />
Adafa,
314 A L G E M E E N<br />
Adafa, V. 2.<br />
Addan , eene onbekende<br />
plaats, VI. 104.<br />
Addura, V. 2.<br />
Aden, vlek op den Libanon,<br />
I. 399.<br />
Adida, V. 3.<br />
Adithaïm, IV. 23.<br />
Adora , ftad in Idumeë, III.<br />
224.<br />
Adoraïm , IV. 296.<br />
Adramytte, ftad, VI. 184.<br />
Adriatifche zee, I. 193. uitgeftrektheid<br />
dezer benaming<br />
, VI. 268.<br />
Adu'lam, ftad, III. 118.<br />
Adummim, opgang, I. 362,<br />
380.<br />
Mlia en JElla Capitolina, Jerufalem,<br />
II. 10.<br />
Afalea, V. 12.<br />
Afarfathchiten, VI. 155.<br />
Afarpen, VI. 155.<br />
-4/**, I. 157. ftad, III. 206.<br />
IV. 104. 203.<br />
Afeka , flad, III. 206, 207.<br />
Aferema , ftad, IV. 97. Zie<br />
JE/W}//».<br />
Afgaan, in welken zin deze<br />
fpreekwijze genomen<br />
wordt. I. 60. volgg.<br />
Aftcping der wateren. Zie<br />
Afchdod,<br />
Afra , (Het huis van) IV<br />
423.<br />
Afraïm, vlek, IV. 97.<br />
Af/land der plaatzen, onder»<br />
ling, hoe in den Bijbel uitgedrukt,<br />
I. 84.<br />
Ajger Bamascenus, II. 270.<br />
Agla, V. 3,<br />
Ahava, rivier, VI. 81.<br />
Aï, ftad, III. 87. ingenomen<br />
doerjowa, III. 416.<br />
Ajalon, ftad, IV. u 7. volgg.<br />
Ajalon,<br />
Luna , Hl. 240.<br />
Ajefin, IV. 248.<br />
Aïn', IV. 20.<br />
Akademle, plaats te<br />
dal, thans Val de<br />
Aüieene,<br />
VI. 235. (355.)<br />
Akeldama , of Bloed - akker ,<br />
II. 164.<br />
Akkaron , zie Ekron.<br />
Akko , ftad , IV. 102.<br />
Akra is niet de naam een,er<br />
ftad, majr van den burgt<br />
op &iön, V. 4,<br />
— — heuvel, II. 54. of de<br />
burgt der Syriërs , op denzelven,<br />
geweestis? II. 55.<br />
door KORTE veikeerd ge»<br />
plaatst, II. 66, 91.<br />
Akrabatene , Toparchie, IV.<br />
36S.<br />
'- deel van Idttmeè,<br />
IV. 363.<br />
Akrabbim opgang, I. 363,<br />
waarfchijnlyk Akkaba, I.<br />
153-<br />
Akrabbin, V. 5.<br />
Alammelech, IV. 102,<br />
Aleppo befchreven, V. 355.<br />
Alexandrië in Egypte is niet<br />
No of No - Ammon , VI.<br />
51. befchreven, VI. 52.<br />
volgg.<br />
Alexandrafchene, V. 5.<br />
AH, valei, II. 225.<br />
Allon, IV. x 10.<br />
Aimanach van Palaftina, I.<br />
225. Zie Kalender.<br />
Almon of Allemetli, IV. I40.<br />
——— Dibiaiha'ïm , Legerplaats<br />
der JfraëHten, III.<br />
384.<br />
Alotlt, IV. 267.<br />
I K O N . IV, 16. lees."<br />
Beëloth of Badloth , zie<br />
Baalgad, en III. 254.<br />
Al-
R E G I S T E R . .3*5<br />
Altaar der Overjordaanfche<br />
Stammen, III. 149.<br />
Alula, V. 5.<br />
SAlus, V. 5.<br />
legerplaats der Ifraëliter.<br />
, III. 332.<br />
Amad, IV. 102.<br />
Amalek, V. 411.<br />
b<br />
erg, IV. 173.<br />
Amalekiten , V. 414. volgg.<br />
Amam, IV. 18.<br />
Amana , (top van) I. 302.<br />
Amma, heuvel, IV. 229.<br />
Ammatts, ftad enToparchie,<br />
IV. 364.<br />
Amathus, V' 6.<br />
Amathitis , land, V. .6".<br />
Amat ut ha, V. 7.<br />
r—ftnwmtajj , uadiu CU ligging,<br />
V. 357. lotgevallen,<br />
V. 358.<br />
Amoriten worden dikwijls genomen<br />
voor alle de i£iznaaniten<br />
, III. 42 , 48.<br />
hunne woonplaats enz. III.<br />
47.<br />
Amfipolis, ftad, VI. 184.<br />
, IV. 31.<br />
Anablatha. V. 7.<br />
Anajnim, V. 216.<br />
Anania , IV. 420.<br />
Anatolia, VI. 157.<br />
Anatoth, IV. 138.<br />
Ancharath, IV. 97.<br />
ANDROMEDA'S gefchiedenis ,<br />
of te jfo/jpe gebeurd is? II.<br />
289.<br />
, V. 7.<br />
^7«i?7tf , IV. 97.<br />
^«er, IV. 142.<br />
Anim, IV. 3t.<br />
v?*»tf . V. 8.<br />
Annas (Huis van) te ^ra*<br />
falem , II. 13^<br />
Anfariè, V. 128.<br />
Antaradus, III. 36,<br />
Ar. the Jon, V. 8.<br />
Antilibanon (onderfcheid tusfchen<br />
den ) en Libanon ,<br />
I. 289. befchreven, -I. 30,<br />
de Hermon der H. S. Zie<br />
Hermon.<br />
Antiochia , hoofdftad van 5y-<br />
V. 347. ftad in Pip<br />
die , VI. 172.<br />
Antiöpia , oudtijds Hazor,<br />
III. 213.<br />
Antipatris, IV. 466,<br />
Antonla, Slot of Kasteel, II,<br />
117.<br />
Aphra , V. 8.<br />
Apollonia, V. 9. ftad in Macedonië,<br />
VI. 227.<br />
Appii forum of APPius-markt,<br />
VI, 2 85.<br />
APPIA via, VI. 285.<br />
Aptha . V. 9.<br />
Ar , of Ar - Moab , hoofdftad<br />
der Moabiten, V. 369.<br />
Arab. IV. 31.<br />
Arabië, en deszelfs drie de -<br />
len, tFoest, Petrceïsck, en<br />
gelukkig Arabië,. V, 383.<br />
naams-oorfprong, V. 3S9.<br />
befchrijving van fV~oest-Arabië,<br />
V. 390. van ,P«-<br />
traïsch Arabië, V. 400.<br />
Arabieren, V. 387. Befchrijving<br />
, V; 396. Zie Mooren<br />
en Bedouïnen.<br />
— op hunne berichten<br />
, aangaande merkwaardige<br />
plaatzen , kan men<br />
geen' ftaat maken, n\.<br />
32f.<br />
Aradus, Eiland, thans Ru-ath<br />
of Rouwadde, III, 3Ö, V.<br />
306.<br />
Aram, uitgeftrektheid van&fze<br />
benaming, V. 251. V.<br />
307. volgg. A-
Si6 A L G E M E E N<br />
Aram - Beth - Rscheb , Zie Arpad, Landfchap, VI. 106.<br />
Beth - Rechob.<br />
Aram-Naharatm. Zie Mefopotamië.<br />
of Arphad , niet hetzelfde<br />
met Ar ad, III. 39.<br />
Arpha , V. II.<br />
' Aram - Zoba , Nifibis , VI. Arubboth, IV. 265, 266,<br />
101.<br />
Arama, V. IO.<br />
Aruma , IV. I&7.<br />
Arus, V. II.<br />
Arameërs over den Eufraat, Arvaditen , III. 36.<br />
voor, iuwoners van Meftpêtamië,<br />
D'AivtEux ,1. 110.<br />
VI. 94-<br />
Afan. IV. 25.<br />
'Ararat, Armenië, V. 155. Aschdod, wat betekent? III,<br />
Ara$ of Araxes , rivier var* 192. Stad III. 193.<br />
Medië, VI. 132.<br />
. Pisga , ftad van Ruben,<br />
Arbela, V. 10.<br />
III. 449.<br />
» Beth - Arbel , VI. Ascher, rivier, VI. 97.<br />
128.<br />
Afchuriten, IV. 227.<br />
Archelaïs, V. 10.<br />
Asdod , ftad der Filiflynen,<br />
Archeviten , VI. 155'<br />
V. 43P- • .<br />
Architen, IV. 44»<br />
Afer, ftad, of dezelfde ismet<br />
Archiviten, VI. 99.<br />
Hazor ? III. 2II. IV. 50.<br />
ARCULPHI Itinemrium Hiërofolymitanum,<br />
ftam , deszelfs erfdeel,<br />
I. 100.<br />
IV. 98.<br />
Areta, district , V. 75. Asfar, meir, L 427*<br />
Arethufa, V. II.<br />
Afiarchen, VI. 186.<br />
ARFAXAD, V. 226. of hij de Afië, uitgebreidheid en gebruik<br />
Stamvader der Cha-ldeè'n is ?<br />
VI. 74-<br />
van deze benaming,<br />
VI. 156, 158.<br />
Argob, III. 132 , 163.<br />
(eigenlijk gezegd) Landfchap<br />
Argonauten (lees, Arnauten)en<br />
, VI. 185.<br />
zie beneden op Arrtauten.<br />
A kelon, V. 447.<br />
Asmodad, V. 229.<br />
Arimathea is Rama, II. 32'. Asna , IV. 21, 26.<br />
Arka , ftad, befchreven, III. Afophen, V. 12.<br />
32. V. 306.<br />
Asphalt, of Joodenlijm, zie<br />
Doode zee.<br />
des Verbonds, hoe lang<br />
' te Kirjath Jearim geweest<br />
Afor. V. 12.<br />
is? III.<br />
Asfasfws , Berichten van dezeiven<br />
, V. 125.<br />
245-<br />
'Arkiten, III. 31.<br />
Arnauten (door een drukfout<br />
Asfevan, zie Syëne.<br />
ltaat er Argonauten ) naam<br />
Asfon of Asfos, VI. 268.<br />
der Macedtnifche foldaten<br />
Asfur, V. 225.<br />
bij de Turken , V. 124.<br />
Asfus of Asjum , ftad, VI.<br />
Amon, rivier, I. 453-<br />
184.<br />
Areër, twee fteden van dien Asfyrië befchreven, VI. 108.<br />
naam, III. 146.<br />
oudheid van het rijk van<br />
As-
R E G I S T E R . 317<br />
Asfyfiè. VI. 109. dit rijk,<br />
gefticht door ASSUR, niet<br />
door NIMROD, VI. 112.<br />
AJlharoth, III. 133.<br />
Aftho, V. 12.<br />
Atach, IV. 225.<br />
Atad, (dorschvloervan) III.<br />
18Ö.<br />
Atar gation, V. 13.<br />
Alharnth, IV. 45. III. 145.<br />
Atheene, ftad, VI. 233.<br />
Athenea , dus naar Atheene<br />
genoemd, VI. 235.<br />
Athone, V. 13.<br />
Athds, berg, befchreven, VI.<br />
217.<br />
Atroth - Addar , IV. 4
Sï8 A L G E M E E N<br />
Salfemboomen bij Engedi,<br />
III. 97.<br />
Bamoth, IIL 388.<br />
Eaamoth- Ba al, liad van<br />
, lil. 44.7.<br />
Baretlifaria, V. 14.<br />
Baretiia, V. 14.<br />
BARNABAS zal op het Eiland<br />
Cyprus begraven zijn , VI.<br />
• 258.<br />
Bar - el -Jjam, de hedendaagfche<br />
naam van Syrië,<br />
V. 309.<br />
Bafan , (berg ) I. 342.<br />
• landfchap, III. 133.<br />
Bafara, V, 14.<br />
Baska, V. 14, 15.<br />
Bataneë, IV. 405.<br />
Bathanea, V. 15.<br />
Bathura , V. 15.<br />
Baaloth , IV. 18.<br />
Bebeten , V. 15.<br />
Beca'mi, IV. 234.<br />
Bedevaarten na het Heilig<br />
Land , oorfprong derzelven,<br />
I. 99. Bericht van<br />
de Bedevaartgangers naar<br />
het Heilig Land , V. 89.<br />
Bedevaart na Meska,V, 345.<br />
Bedouinen , Bericht van dezelven,<br />
V. 101, 396. Hunne<br />
godsdienftige gevoelens,<br />
V. 106.<br />
Beek vau Egypte , 1.151.47 1.<br />
Beeken, zie Dalen.<br />
—. (menigvuldige), I.<br />
3
R E G I S T E R . 310<br />
Berg des boozen raads, II.<br />
163.<br />
—— der Ergernisfe , II. 145.<br />
Ladder der Tyriërs, I.<br />
der Luipaarden, I. 298.<br />
der Opfchriften , III.<br />
330.<br />
der Verheerlijking , I.<br />
317.<br />
der zaligheden of zaligspreking<br />
, I. 320.<br />
zeepiisch berg bij Jerufalem<br />
, II. 224.<br />
Berith ( God), IK 365.<br />
Beroea , V. 356.<br />
Berotha , bij EZECHICI,, is<br />
Berytus, IV. ISO.<br />
Berothai, Berytus , V. 300.<br />
B-.rfabe, vlek", III. IOÓ.<br />
Berfeba, ftad, III. 100. IV.<br />
77. •<br />
Berytus , zie B.iiruth,<br />
Betach, V. 329.<br />
Betane, V. 17.<br />
Betea, V. 17.<br />
Beten, IV. 102.<br />
Beth-abara , IV. 445.<br />
Bethacad, V. 17.<br />
Bethagabra, V. 17.<br />
Bethagla, V. 18.<br />
Bethal, V. 18.<br />
Bethalagon, V. 18.<br />
Bethamar, V. 18.<br />
Beth- anad, IV. 37. 112.<br />
Bethanië, II 220.<br />
JBeth-anod, IV. 37.<br />
Beth- araba, ftad, IV. 5.<br />
• in 3Wa, IV.<br />
• 37.<br />
Beth-arbel, VI. 127.<br />
ito/t - «ve«, IV. 59. dus worrit<br />
Bethel fomtijds genoemd ,<br />
III. 84.<br />
- azmavetk , IV. 418.<br />
Beth-Baal-Meam , Hl. 152.<br />
Beth-bara, IV. 182.<br />
Bethbiri, IV. 7 8.<br />
Beth- cherem , IV. 245. V.<br />
473-<br />
Beth - Dagon, IV. 25. 102.<br />
Se/Vie/ , betekent fomtijds<br />
niet de ftad van dien naam,<br />
maar een heiligdom ,<br />
vatf God , I. !«. III.<br />
78. Van deze ftad zie III.<br />
74. of daar de Tabernakel<br />
geweest is? III. 78. Jacobs<br />
Bethel, door fommigen ,<br />
voor Jerufalem gehouden,<br />
UI. 86.<br />
Bethelia, V 18.<br />
Beth-emek, IV. 102,<br />
Bethemts, V. 21.<br />
Bethenim, V. 18.<br />
Bethenabris , V. ig.<br />
Bether of Bitter , V. 19.<br />
Bether, Bergen, IV. 230.<br />
Bethesda, badwacer, II. 189,<br />
Beth fa ge , II. 220.<br />
Bethgamal, V. 372.<br />
Beth-Haëzel, IV. 423.<br />
Beth-Hammarkaboih, IV.78.<br />
.BeWt Hammerchak , IV. 248.<br />
Beth - Haran, III. «49. naderhand<br />
^«/MJ. Aldaar.<br />
Beth- Heked, IV. 314.<br />
, ftad, IV. 5.<br />
— — Haro» (Opper- en Neder),<br />
III. 421.<br />
Jefimoth , legerplaats<br />
der lfraëliten, III. 391.<br />
Xisrr , misfchien Eben*<br />
Haëzer, IV. 204. V. 473.<br />
Lebaöth, IV, 20.<br />
Be'hleptefon, Toparchie, IV.<br />
355.<br />
Bethlehem, befchreven , II.<br />
225. naam , II. 216. onderfcheiden<br />
van Bethlehem<br />
in
320 A L G E' M E E N<br />
, jn Zehulon, II. 217. ly.<br />
85. Landouw van Bethlehem<br />
vruchtbaar , II. 228.<br />
ligging, II. 228. DAVIDI<br />
ftad, II. 2 3 2. hedendaag.<br />
fche gefteldh.eid, II 235.<br />
afbeelding, II. 249.<br />
Bethmaëla , V. 20,<br />
Bethmaus, V. 2t.<br />
Bethnabris, V. 2t.<br />
jt?«/t- Nimra, III. 148.<br />
Bethofra, IY. 423.<br />
Bethome, V. 21.<br />
Beth-Paled, IV. 18.<br />
— — Pazek, IV. 98..<br />
fVó>, Stad vau ,<br />
III. 449.<br />
Rechob, IV. 103. onderfcheiden<br />
van Aram -<br />
Beth - Rechob, V. 325.<br />
Bethroma , V. 2 1.<br />
Bcthfaïda, ftad, IV. 428.<br />
(woestijn van) I.<br />
, 381.<br />
Bethfalifa, V. 2t.<br />
Bethfan of Bethjtan, nadefbandScythopo.'is,<br />
II. 352.<br />
zie Scythopolis , gelegenheid<br />
, II. 353. heden Al-<br />
Byfan, II. 355.<br />
Bethfemes in Isfafchar, IV. 98.<br />
in Najtali , IV.<br />
Ut) . .<br />
Priefterftad in Juda,<br />
IV. 136.<br />
— in Egypte, Heliöpolis,<br />
VI. 47.<br />
Beth-Siita, IV. 180. of A-<br />
bel-Sittim is? UI. 391.<br />
Tappuah, zie lappuah,<br />
Btthuëi, IV. 77.<br />
Bethui. IV. 77.<br />
Bethulië, is niet Safet , zit<br />
Safet en V. 22.<br />
Beth-Zacharia , V. 23.<br />
Beth - zoba , V. 10.'<br />
Bethzur , IV. 34.<br />
Betoahea, V. 24.<br />
Betoannaba, V. 24.<br />
Betomefthem, V. 24.<br />
Bezara , V. 25.<br />
BeZedel, V. 25.<br />
Bezek, waarvan ADONIÜE.<br />
ZEK, Vorst was, in ^«af,*<br />
gelegen, IV. 165.<br />
.S
R E G I S T E R . 321<br />
Sokkath, IV. 24.<br />
Bozra , ftad der Moabiten ,<br />
V. 372. zie Bosra.<br />
BRETTEN^ACH, (BERNM.)<br />
I. !05-<br />
BROCARDUSOf B0RCH ARDUS,<br />
ï. 104.<br />
Bronnen , uit welken de<br />
Aardrijkskunde des Bijbels<br />
kan opgehelderd worden,<br />
I. 93-<br />
Bronnen (voornaamfte) m Palajlina<br />
, I. 476.<br />
„ hoe geflopt worden ?<br />
I. 435.<br />
BRUTN (DE) I. 111.<br />
Bubajlus, oudtijds Pi - bezeth ,<br />
VI. 62.<br />
"Bijblus , oudtijds Gebal, III.<br />
249. V. 304.<br />
ttijën in Palajlina, I. 284.<br />
C.<br />
Het geen men op de C.<br />
niet vindt, zoeke men<br />
op de K.<br />
afarea in Palejlina , IV.<br />
€ 454«<br />
„ Filippi, I. 435.<br />
Cajihorim, V. 219. een volksftam,<br />
V. 424.<br />
Calvaria, zie Golgotha.<br />
Campo Santo , zie Akeldama.<br />
Canne, zie Kanne.<br />
Carcltemis, zie Karöliemïs.<br />
Casluchim,\. 218. een volksftam,<br />
V. 424.<br />
Cederen van Libanon, I. 294.<br />
CEI.LAR.IUS, I. I [g,<br />
Cendevia, Meir , I. 427.<br />
Chaboras, zie Chebar.<br />
Chabul, ftad, IV. ioa.<br />
VL Deel,<br />
Chabul landfchap, IV. 102,<br />
269.<br />
Chadrach, V. 330. .<br />
Chaldeë, of Babylonië, befchreven<br />
, VI. 67. volgg.<br />
Chaldeën , onderzoek naaf<br />
denoorfprong van ditvolk,<br />
VI. 70. volgg.<br />
Chaldeër, voor Starrenkijker,<br />
III. 58. VI. 83.<br />
Challon , IV. 24.<br />
Chalotten , hebben hunnen<br />
naam van Jskalon, V. 4S«.'<br />
Cham, (land van) benaming<br />
van Egypte, IV. 75 .waarom?<br />
VI. 3.<br />
CHAM , zijne nakomelingen<br />
, V. 198.<br />
Chanes in Egypte, VI. 64.<br />
Charabe, V, 25.<br />
Charakmota, V. 25.<br />
Charybdis , draaikolk , VI1»<br />
232.<br />
Chasfor, V. 26. III. 139.<br />
Chasjon, V. 26.<br />
Chatalus, V. 26.<br />
Chavila,Colchis,V. 145, 146.<br />
• Chaulan , V. *o6j<br />
247.<br />
Chebar, rivier van Mefopotamië,<br />
VI. 96. in MediS<br />
a<br />
VI. 131.<br />
Chefira , ftad, III. 240.<br />
Chelba, IV. 102 , 168.<br />
Chelkat Hazurim, III. 239^<br />
IV. 229.<br />
Chellus, V. 2(5.<br />
Cheres, zie Heres.<br />
Cheret, (woud), IV. 221.<br />
C/ieretim , naam der Filijiy»<br />
nen, V. 478.<br />
CAejf/, IV. 19.<br />
Chefulloth, IV. 86, 96.<br />
Chetlis, IV. 24.<br />
C7;ez;é, ftad, III. lip.
322 R E G I S T E R .<br />
Chiddekel, zie Hiddekel.<br />
Ckiiin, IV. 235.<br />
Chinees, voor bedrieger, III.<br />
58.<br />
Chirut, eene onbekende<br />
plaats, VI. 104.<br />
Chios, Eiland, VI. 247.<br />
Chislot Thabor, IV. 86, 97,<br />
98.<br />
Ckittim, Italië, niet Macedonië,<br />
V. 187.<br />
— en Chutim, te onderfcheiden,<br />
V. 191.<br />
Choaspes, rivier, VI. 143.<br />
Choba, V. 26.<br />
Ckorazin, IV. 427.<br />
Choriazan, IV. 25.'<br />
Christenen , hun toeftand in<br />
Palajlina, V. 86.<br />
(.Griekfche) in Palajlina,<br />
V. 93.<br />
Chul, zie Hul.<br />
Chun , 'een andere naam van<br />
Berothai, zie Berotkai, en<br />
. V. 304.<br />
Cilieië, landfchap , VI. 166.<br />
Cinnerëth , ftad , IV. iki.<br />
zie zee van Cinnerëth.<br />
• Landftreek , IV.<br />
in.<br />
Cctlefijrië, V. 317.<br />
Crethi, Lijftrauwanten van<br />
DAV[D, V. 478.<br />
Cub , zie KubVèrs.<br />
Cusch, V. 200. in Media,<br />
V. 148.<br />
Cutha, ftad of landfchap, VI.<br />
122.<br />
Cydis of Kades is , III. 220.<br />
Cyprus, Eiland, VE 254.<br />
• (tros van) III. 96.<br />
• VI. 254.<br />
D.<br />
"jrjiaauw , veel in Palajli-<br />
' J L J / na, I. i 7 9.<br />
Daar gij gaat na , daar gij<br />
komt enz. Wat deze fpieekwijzen<br />
betekenen, III. 27.<br />
Dabaretta, V. 26.<br />
Dahhafith, IV. 86.<br />
Dafne, bosch bij Antiöchië, V.<br />
347. bij Pelufium, VI. 62.<br />
Dagreizen , hoe veel bedragen,<br />
I. 91.<br />
Dal, over de dalen in Palajlina<br />
, in het gemeen, 1.27.<br />
Het zelfde Htbreeuwfche<br />
woord betekent een Dal,<br />
en een Beek , I. 27. 37.<br />
343. in eenen zinbeeldigen<br />
zin gebruikt, I. 343.<br />
^ï, I. 355-<br />
—— AH, zie AH.<br />
—— Beracha, I. 350.<br />
—— tegen over Beth • Peh,<br />
I. 357.<br />
— bij Beth - Rechob, I. 346.<br />
—— der doode ligchaamen,<br />
II. 163.<br />
«—— des doorgangers, I. 356.<br />
— des gezichts, I. 347.<br />
Gibeöns en Ajalons , I.<br />
34
R E G I S T E R . 323<br />
Dal ZelSim, I. 355-<br />
• lefata, I. 3S5-<br />
Dalmanutha, IV. 443.<br />
Dalmatië, Landfchap . VI.<br />
243-<br />
Bamascener , waaröm E LI e-<br />
ZIE dus genoemd? V.<br />
33'.<br />
Damascenus ager, zie Ager.<br />
Damascus, ftad , V. 33°naams-oorfprong,<br />
V. 331.<br />
ligging, V. 332- rivieren<br />
van Damaskus, V. 333-<br />
oudheid, V. 335. lotgevallen<br />
, V. 335- tegen-<br />
- woordige ftaat, V. 340.<br />
Damast, dus genoemd naar<br />
Damaskus. V. 346.<br />
Damiate befchreven, VI. 58.<br />
deszelfs belegering , VI.<br />
59-<br />
Dammim, zie Efes - Dammim.<br />
Damnaba, V. 26.<br />
Dan, Erfdeel van' dezen<br />
Stam, IV. 112.<br />
—— Stad , te voren La'is,<br />
• of Lefem, IV. 120.<br />
Dan-Jaan, IV. 121.-<br />
Danna, IV. 30.<br />
Daromas Toparchie. IV. 3 66.<br />
Dathema, V. 27.<br />
Dauefin , of den Duivel aanbidden?<br />
V. 160.<br />
XJAVIDS ftad, Bcthlehem ,<br />
maar ook de burgt Sions .<br />
II. 40.<br />
Dèbir, ftad, HL 202.-in Juda,<br />
IV. 6.<br />
Dedan, V. 210.<br />
• een volksftaci , V.<br />
379-<br />
Dehaviten, VI. i$6.<br />
Dekapolis , landftreek , IV.<br />
410.*<br />
D E L 1 L A was geene Filijlynfche<br />
vrouw, IV. J95-<br />
DENYS (B.) Legende van<br />
hem, VI. 236.<br />
Derbe, ftad, VI. 176.<br />
Desfau, V. 27.<br />
Dibon, III. 141.<br />
_ — Garf , legerplaats 'der<br />
Ifraèïiten , III. 384.<br />
Diccearchia, zie Putèüli.<br />
Dtfath, zie Rifath.<br />
Dikla, V. 234-<br />
Dilan, IV. 24.<br />
Dimna, IV. 146".<br />
Dimona, IV. 15.<br />
Dinaïtcn, VI. 107. 154.<br />
Dinhaba, ftad, V. 413.<br />
Diocletianopolis, V. 27.<br />
Diospolis, anders Lydda, Zie<br />
Lydia.<br />
— zie No en No-Ammtn.<br />
Dium of Dïön, ftad van Dekapulis,<br />
IV. 414.<br />
Dizahab, III. 375-<br />
Dobratha, IV. 86.<br />
Doch of Dok, V. 27.<br />
Dodan, V. 220.<br />
Dodanim, Dodone, V. roz.<br />
Dofka , legerplaats der jjraêliten,<br />
III. 332.<br />
Donia, V %2§.<br />
Doóde zee befchreven, I. 393.<br />
benamingen , I. 394- of<br />
eerst ontdaan is bij de omkeering<br />
van Scdom ? I. 395-<br />
gedaante en grootte, I,<br />
399. of ook gemeenfchap<br />
heeft met andere zeeè'n ?<br />
1.40a. water,L'403. zeer<br />
X 2 zout, ;
324 A L G E M E E N<br />
zout, I. 404. Asfalt of<br />
Joodenlijm , I. 407. damp<br />
boven dezelve, I. 4ri.<br />
Naftha en zwavel bij dezelve,<br />
I. 412. heeft geen<br />
visch, I. 413.<br />
Dor, ftad , thans Tattura,<br />
III. 222.<br />
Dorp Beith Dfchiala, waar<br />
geene Turken leven kunnen,<br />
II. 252.<br />
Dorpel , over den dorpel<br />
fprin'gen, wat betekent,<br />
V. 442.<br />
Dorpen, wat dus genoemd<br />
wordt in den Bijbel, I. 80.<br />
Dothan, ftad, III. n 4.<br />
Draaiwind, zie Wervelwind.<br />
Draaken fontein, II. 176. ig r.<br />
Droogte (langduurige) in Palajlina,<br />
I. 201,<br />
Drukkerij in Palajlina, V. 95.<br />
Drumos, voor Saron, IV. 369.<br />
Drujids, V. 28.<br />
Druzen , bericht van dezelven,<br />
V. 110.<br />
Dudaim, welke plant ? I.<br />
255. II. 300.<br />
Duitfchers ftammen niet af<br />
van ASICENAS, V. 170.<br />
Duma, ftad, V. 385.<br />
IV. 31. V. 28.<br />
Dura, dal, VI. 87.<br />
DVYN, I. 120.<br />
Dwaallichten , in Palajlina,<br />
I. 199.<br />
E.<br />
JE bal, Berg, I. 325.<br />
Ebbe en Vloed , op de kust<br />
van Palajlina, I. 30".<br />
EB en • Haêzer, IV. 203. zie<br />
Beth-Kar.<br />
Ebez, onbekend, IV. 97,<br />
Ecdippa, Ecdippon, III. 12a.<br />
Éden, vlek, zie Aden.<br />
— — ander vlek bij Tripoli,<br />
V. 306.<br />
dal bij Damaskus, V.<br />
337-<br />
de haven Aiin in A-<br />
raiiè, VI. 104.<br />
— — Landfchap, V. 149.<br />
Eder, ftad, IV. 15. III. 130.<br />
Edesfa, ftad, VI. 99.<br />
Edcm; zie Iiumea.<br />
Edtmiten, Berichten van hun,<br />
V. 403. gefchiedenis van<br />
dit volk, V. 406.<br />
Edrei, in Nafthali, IV. 112.<br />
Edrei, ftad , III. 135.<br />
Eenhoorn, onderzoek naar dit<br />
dier, I. 283. ;<br />
Efes Dammim, IV. 217.<br />
Efeze, ftad , VI. 187.<br />
Efraïm (woud vanj I. gg^.<br />
Efraïm, ftad, IV.'97. 240*.<br />
• Het erfdeel van dezen<br />
Stam „ IV. 43.<br />
" afgunst van den Stam<br />
Efraïm , tegen Juda, IV.<br />
279. volgg.<br />
'<br />
het rijk der X ftammen,<br />
IV. 295.,<br />
Efrath, aiEfratha, naam van<br />
Bethlehem<br />
3<br />
II. 2.26.<br />
Efron, berg, I. 335. IV. 7.<br />
ftad, IV. 103. 241.<br />
297.<br />
Eglaim, III. 94. V.. 371.<br />
Eglon, ftad, III. 198.<br />
EGMOND VAN DER KYENBUKO<br />
en HEIMAN, I. 113<br />
Egyp.
R E G I S T E R . 325<br />
Egypte, befchreven , VI. 1.<br />
volgg. Naams-oorfprong,<br />
VI. 2. Gelegenheid, VI.<br />
4. of tot Afiè of Afrika behoort?<br />
VI. 5. verdeeling,<br />
VI. 6. grond - en luchtsgefteldheid,<br />
VI. 7. of het<br />
in Egypte regent? VI. 9.<br />
zwaare daauw aldaar , VI.<br />
14. donder, hagel, fneeuw,<br />
zeldzaam, VI. 14. grondgefteldheid,<br />
VI. 15. of<br />
Eikendal, I. 351. Zie Terpentijnboomendal.<br />
Eiland betekent, in den Bijbel<br />
, ook en half- of een<br />
fchier-eiland, I. 23. der<br />
zee, I. 23. volgg. VI. 243.<br />
een land , tusfchen twee<br />
rivieren, I. 24.<br />
Eilanden in de JEgeïfche zee ,<br />
Cijcladen, enSporaden, VI.<br />
244. ,<br />
• der Middellandfcht<br />
zee, VI. 253.<br />
Einden der aarde , betekenis<br />
van deze fpreekwijze , I<br />
22.<br />
Ekbatana, ftad van Medii<br />
VI. 134.<br />
Ekron, ftad, V. 429. IV. 119.<br />
ELAM, V. 224.<br />
Elam , Landfchap, VI. 130.<br />
Eleale, III. 150.<br />
Elecifa, V. 29,<br />
Elef, IV. 68.<br />
Eleutheropolis, V. 29.<br />
Eleutherus, rivier , I. 459.<br />
V. 311.<br />
Ellafar, misfchien in Mefopotamië,<br />
VI. 98. 126.<br />
Elle, maat van afftand ,1. 8J.<br />
Egypt» een gefchenk van E LIA, geboorteplaats van<br />
den Nyl is ? VI. 15. vruchtbaarheid<br />
dezen Profeet, IV. %po.<br />
, VI. 16. ver-<br />
Elim, legerplaats d«r Ifraè'li-<br />
fchuldigd aan den Nyl, VI. ten, III. 326.<br />
22. zeden en regeringsbeftuur,<br />
ELISA, Hellas, V. 177-<br />
VI. 27. Oude en Elon, IV. 119.<br />
heden daag fche toeftand, VI. Beth-Hanan, IV. II9.<br />
28. volkrijkheid , VI. 32. Thabor, IV. 119.<br />
Inwoners, VI. 35. moeilijkheid<br />
Eltele, IV. 115, 119.<br />
, in het opfporen Ekekon , IV. 37.<br />
der oude fteden van dit Eltholad, IV. 19.<br />
land, VI. 38.<br />
Elymaïs, VI. 142.<br />
EMDRE (VAN), I. 120.<br />
Emek-Kezez, IV. 63.5<br />
Emim of Emüen , 1IF. ir.<br />
Emir, bericht van den Grccten<br />
Emir, V. 74-<br />
Emmaus, vlek, IV. 364.<br />
Enadda, V. 30.<br />
Enaïm, ftad , III. 124.<br />
Enahiten, 111. 18. volgg.<br />
Enam of Encam, IV. 23. zie<br />
Enaïnt.<br />
Endor, IV. 52.<br />
En-Eglaïm, ftad, V. 371.<br />
Engaddi, berg, I. 335.<br />
, Engadda , Toparchie , IV.<br />
366<br />
En-ganmm , IV. 11. 22.<br />
97-<br />
X 3 *»•
32(5 A L G E M E E N<br />
Engedi , ftad , oudtijds Ha<br />
zezon Thamar, III. pi.<br />
En-Hadda, IV. 97.<br />
En-Hazor, IV. 112.<br />
En-Mizpat, III. 359.<br />
•E;zon bij Sstö», IV. 451.<br />
En-Tappuach, III. 206. IV.<br />
11.<br />
Epifania, zie Hamath.<br />
EriFANius , ijver tegen de<br />
Heilige fchilderijën, V. 7.<br />
Erebinthonoecus, V. 30.<br />
Erech , Edesfa, VI. 99.<br />
Erembon, V. 31.<br />
Eremintha, V. 31.<br />
Eripos, naam van Jericho, bij<br />
PTOLEMEÜS, II. 278.<br />
£ro£f, berg, II. 163.<br />
JZrwten • akker , bijzonderheid<br />
daar omtrent. II. 242.<br />
Efau, IV. 31.<br />
Efcher, rivier, VI. 97.<br />
Esdroi, V. 31.<br />
Esdrelon, (vlakte van) 1.368.<br />
• zie Jizreèl.<br />
Eskol, dal, I. 353.<br />
Esfa, V. 31.<br />
Efteme, of Eftemoa, IV. 31.<br />
Efthcöl, IV. 21.<br />
Etham, fontein, II. 183.250.<br />
> ftad, II. 250,<br />
rots, II/251.<br />
• woestijn , III. 312.<br />
322.<br />
Etk-kafm, IV. 88.<br />
Etkor, IV. 25.<br />
Ettta, berg, VI. 276.<br />
Eufraath , rivier, V. 143.<br />
overftroomingen van dezelve,<br />
VI. gr. zijne dijken<br />
bij Babel, VI. 81.<br />
Euroclydtm, I. 101. VI. 276.<br />
EUSEBIUS , zijn Onomasticim<br />
beoordeeld, I. 96.<br />
Ezels in Pala-Jlina, I. 246.<br />
Ezem, IV. 77.<br />
EzECHiëi. (landverdeeliBg<br />
bij") IV. 147.<br />
F.<br />
Ifarfar, rivier van Damas-<br />
U L<br />
kus, V. 334.<br />
Fafelis, ftad, VI. 178.<br />
tomae- voor Palceflina, 1.147<br />
fWw»/, landfchap, deszelfs 1<br />
naams-oorfprong, V. 269.<br />
befchreven, V 268.<br />
Fenix haven, VI. 266.<br />
Feriziten, III. 8. 41.<br />
#w/s, Meir, I. 426.<br />
Fik, een vlek, oudtijds A-<br />
fek, III. 209.<br />
Filadelfia, ftad, VI. 204<br />
*ïK/>P», ftad, VI. 224.' ia<br />
welken zin de eerfte genoemd<br />
wordt? VI. 225. "<br />
Filiftynen , oorfprong , V<br />
422. bijzonderheden' vaii<br />
dit volk, V. 478.<br />
Fonteinen in Palcsflina, I.<br />
4 7 7<br />
FOTO», betekenis van dit Latijnfche<br />
woord, VI. 286<br />
Franken voor Europeanen<br />
oorfprong van deze betel<br />
kenis, V. 88.<br />
Frankenberg f de) IV. 245.<br />
Frygië, Landfchap, VI. 1&1.<br />
G.<br />
fëlZaas, berg, I.<br />
3 3 0.<br />
• — beek, I 469,<br />
Gabara, V. 31.
R E G I S T E R . 327<br />
G-abaroth, V. 32.<br />
Gabatha, V. 32.<br />
Gad, Beek, I. 455-<br />
—— bezitting of erfdeel<br />
van dien ftem. III. 450.<br />
Gadara, IV. 425.<br />
Gadaraenen, IV, 424.<br />
Gadora, V. 32.<br />
Gaeba, V. 32.<br />
Galatië, landfchap, VI. 180.<br />
Galgulis, V. 32.<br />
Galilei', oorfprong des naams,<br />
III. 221. deszelfs betekenis<br />
in *t O. Teftament aldaar.<br />
befchreven, IV. 393.<br />
Galileê'n , of Galileefche mannen<br />
, eene plaats op den<br />
Olijfberg, II. 100. 141.<br />
GalüeSrs , zie Sabiirs.<br />
Gallim, IV. 421.<br />
Gar.ialitica , Landftreek, IV.<br />
416.<br />
Gannim, zie En • gannim.<br />
Gareb, Heuvel, II. 162.<br />
Garifime, V. 32.<br />
Garfis, V. 32.<br />
Ga/ara, zie Gezer.<br />
Gath, ftad der Filifiynen , V.<br />
431-<br />
Cath-Hefsr , III. 206- IV.<br />
89.<br />
Gath-Rimmon, IV. 120. 142.<br />
Gaulan , ftad , waarnaar het<br />
landfchap Gaulanitis genoemd<br />
is }<br />
III. 16i'<br />
Gaulanitis, Landfchap , IV.<br />
406.<br />
Gsza, ftad, V. 456.<br />
Gazer, zie Gezer.<br />
Geb of Dsjeb ,. Gibeön , III.<br />
240.<br />
Geba of Gaba, IV. 64.<br />
Gtbal , zie Gibliten, is niet<br />
Gebalene, IV. 366.<br />
Gebatene, Toparchie , IV,<br />
365-<br />
Gebbar is Gibeö:i, III. 236.<br />
Gebim, IV. 422.<br />
Gebergte, zie Bergen.<br />
, (klein) I. 301.<br />
-r— — Nefthali, L 32r.<br />
—— — Efratms, I, 329.<br />
• — vanjuda, I. 331.<br />
— der Ammten, I. 331.<br />
Geder, ftad, III. 203.<br />
Gedera , Gederothaim , IV,<br />
12, 23.<br />
Gederoth, IV. 24.<br />
GeaV, IV. 36, 75.<br />
Gefar, zie Go/ar.<br />
Gelbus, IV. 33.<br />
Gelegenheid van Kanadn, 1.159.<br />
Geman, V. 23.<br />
Gemeenebesten, Of de ÜTanadniten<br />
in Kanadn ook gehad<br />
hebben? I. 75.<br />
Genefnr of Gennefar,IV. ili.<br />
L 374-<br />
Gennabaris of Gennabara, IV.<br />
183-<br />
Gennefar, landftreek, I. 374.<br />
zie Genefar ,<br />
Gerar, V. 425.<br />
G;rar, Dal, 1. 345.<br />
Geraritica , landftreek , IV.<br />
368.<br />
G«ra/i, IV. 426.<br />
Gerafenen, IV. 424.<br />
Gergazenen , of dezelfde zijn<br />
met de Girgaziten? III. 51.<br />
Gerizim, berg, I. 325.<br />
Geruth Chimham, IV. 422.<br />
Gejlachtrekeningen. Op dezelven<br />
waren de Jfraëliten<br />
X 4<br />
zeer
328 A L G E M E E N<br />
zeer gefield, III, 274. (<br />
HE ROB ES de geflachtliji<br />
ten heeft laten ophalen e<br />
verbranden ? III. 275.<br />
Gefuriten, V. 421. 327.<br />
Geth, zie Gath.<br />
Gethor, V. 256.<br />
Getkfemane, II. 146.<br />
Gevogelte in Palajlina, I. 28;<br />
Gezer, ftad, III. 199.<br />
of Gazer, III. 52.<br />
(JOOST_VAN[ t Ginaa, V. 33.<br />
CHISTELE<br />
I. 104.<br />
Gibbar , waarfchijnlijk vooi<br />
Gibeön, IV. 418.<br />
Gibbethon , IV. 119.<br />
Gibea in Juda,lV. 34.<br />
G/Z>ea, GifotA, Gibeiitk, IV,<br />
69.<br />
Gibelin, III. 106.<br />
Gj'focra, gemeenebest. Des<br />
zelfs zeden zoo niet bedorven<br />
, als die der overige Kancaniten,<br />
III. 195.<br />
Gibeön, ftad , III. 236. Dal<br />
Gibeöns , III. 238. Vijver<br />
en groot water bij Gibeön<br />
, III. 238. Groote<br />
fteen bij Gibeön, III. 239.<br />
Veldflag bij die ftad, III.<br />
419.<br />
Gibeöniten , bijzonderheden<br />
van dezelven, III. 233.<br />
Gibliten , inwoners van By.<br />
blus, III. 249.<br />
Gihon, dal, II. 163.<br />
berg, II. i6r.<br />
bron, II. 180.<br />
• rivier de Aras, V. 146.<br />
Gilboa, gebergte, I. 321.<br />
Cilead , (land van) uitgeftrekjheid<br />
van hetzelve,<br />
'f I. 165. befchreven, IJl.<br />
131. 189.<br />
n Gilead, gebergte, I. 338.<br />
Gilgal, legerplaats der Ifrailiten,<br />
III. 393.<br />
• III. 162.<br />
" • ftad, III. 227. waar.<br />
om Gilgal der Heidenen genoemd?<br />
zie Gojiten.<br />
Gilo, IV. 2r.<br />
Gimzo, IV. 320.<br />
Ginim, V. 33.<br />
Girgaziten, III. 50.<br />
Girziten, of dezelfde zijn mgt<br />
de Girgaziten? III. 51. V.<br />
421.<br />
Giskala, V. 33.<br />
Gitta, V. 34.<br />
Gitthaim, IV. 232.<br />
Glashandel, in FenicW en Palajlina,<br />
I. 461. III. 258.<br />
Godch, IV. 229.<br />
Gob, IV. 251.<br />
Gobalitis, zie Gebalene.<br />
Godsdienst der Ifraèliten, III.<br />
287.<br />
Go/ar of Gefar , woestijn .<br />
VI. 56.<br />
Gofnitica Togarchie , naar de<br />
ftad Gofna, IV. 361.<br />
Geg,een gemeenenaam, een'<br />
Vorst aanduidende, V. 174.<br />
Gojiten, welk volk? III. 229.<br />
VI. 98.<br />
Golan, ftad, III. 161.<br />
Golgotha, III. 147.<br />
G o M E R , de Kimbrtn, V. 169.<br />
Gopherhout, V. 154.<br />
Go/en, ftad, IV. 31.<br />
— — landfchap in Juda ,<br />
III. 192.<br />
Ge/en
R E G I S T E R . 329<br />
Co/en, landfchap in Egypte,<br />
waar de Ifrailiten gewoond<br />
hebben, I. 151. III. 302.<br />
Gozan , landfchap in Mefopotamië,<br />
IV. 105. in Medië,<br />
VI. 131.<br />
Graanen in Palcejiina, I. 248.<br />
Draf, (Heilig) is niet het<br />
echte graf van CHRISTUS ,<br />
II. 150.<br />
. Kerk van het Heilige<br />
Graf, II. 202.<br />
van DAVID, II. 169.<br />
Granicus, rivier, VI. 160.<br />
Graven der Koningen Ifraèls,<br />
II. 169.<br />
Grenzen van Kanacin , binnen<br />
den Jordaan, I. 149.<br />
> beoosten den Jordaan,<br />
I. 162.<br />
Gritken, voor Heidenen, VI.<br />
215-<br />
• thans voor Ooster*<br />
fche Christenen, VI. 216.<br />
- een ongezeglijk korzel<br />
mensch, VI. 220.<br />
Griekenland, befchreven, VI.<br />
214.<br />
Griekfche Jooden , IV. 370.<br />
Grondgejleldheid van Palajlina,<br />
I. 213.<br />
• ( ander ) misfchien<br />
Tiberias, IV. 111.<br />
Groot - Griekenla?id , VI. 280.<br />
Hamathiten, III. 40.<br />
Gudgod[, legerplaats der Jfrailiten,<br />
III. 372.<br />
Gur (de opgang naar) IV.<br />
313.<br />
Gurbaal, V. 428.<br />
Guta , dal bij Damaskus, V.<br />
253-<br />
H.<br />
JEIL'aarlemmers of Damiate<br />
vfcröverd hebben ? VI. 59.<br />
Habor, VI. 152,<br />
Hachila, heuvel, IV. 221,<br />
I'22.<br />
Hadad - Rimmon , of de naam<br />
is van eene plaats , of van<br />
eenen man, III. 218.<br />
Hadfa, IV. 24.<br />
Hadid, IV. 419. misfchien<br />
Aiida, zie Adida.<br />
Hadoram, V. 231.<br />
Hadfcharoï Hedfchr, V. 382.<br />
Haferaïm of Hapharaim, ftad,<br />
IV. 97-<br />
Hagareenen, V. 381.<br />
HAIMENDORF (FUKER v oN)<br />
I. 106.<br />
Halach , onderfcheiden van<br />
Kalach, VI. 125. 151.<br />
Haleb, zie Aleppo,<br />
Halhui, IV. 34.<br />
Hali, IV. IOÏ.<br />
Halys, rivier, VI, 160.<br />
Jiamadan Ekbatana , VI. 138.<br />
Hamath , Landfchap van Syrië<br />
, befchreven, V. 317.<br />
nooit door de Jfraêlüen<br />
veroverd, V. 318.<br />
——— ftad , Epifania aan<br />
den Orontes, V. 319. volgg.<br />
Hamath - Zoba , landfchap ,<br />
IV. 262. zie Hamath, en<br />
V. 318, 3'9-<br />
Hamman, IV. 103, 14/.<br />
Hammoth - Dor, IV. 144.<br />
Hananeëls torera, II. 67.<br />
Hamathon, IV. 89.<br />
Hanoch, volgends fommigen<br />
Amtchta, V. 153.<br />
X 5<br />
Ba
33o A L G E M E E N<br />
Hara, het landfchap Aria in<br />
Medil, VI. is2.<br />
Haran, V. 260.<br />
Harad , ftad en Koningrijk,<br />
III. 130.<br />
JHarada, legerplaats der Ifraëliten,<br />
III. 367.<br />
Haran, in Mefopotamië, ook<br />
Nahorsftad, V. 261. volgg.<br />
——— in Arabië, V. 264.<br />
Harar, IV. 252.<br />
Har-heres, IV. 125.<br />
Hand, bron, IV. 178.253.<br />
Harozcth der Heidenen , III.<br />
229.<br />
Harvim, IV. 64.<br />
Hasmona , legerplaats der ĥ<br />
fraëliten, III. 359.<br />
HÜSSELQUIST, I. Iifj.<br />
Hauran, ftad, IV. 408.<br />
Havens, zie Zeehavens.<br />
Haviten, VI. 107.<br />
Havvot-Jalr, III. 154.<br />
Hazar-Addar, III, 130.<br />
Hazarmaveth of Hadramauth ><br />
V. 2ï9.<br />
Hazezon • Thamar. III. 91.<br />
Haziroth , Legerplaats der<br />
Ifraëliten, III. 353.<br />
Hazor, is niet altijd een eigen<br />
naam, V. 385.<br />
verfcheiden fteden van<br />
dien naam, III. 212. IV. ic.<br />
15. Koninglijke ftad van<br />
Kanaan , III. 211. Koningrijken<br />
van //azor, III.<br />
213-<br />
—— ftad in Nafthali , IV.<br />
112.<br />
• • Gatóa, IV. ig.<br />
: S«fl7, IV. 18.<br />
Hazor-Sufa of Sw/?ro, IV. 78.<br />
Hebreën, oorfprong en ge ;<br />
bruik van dezen naa;n,<br />
III. 260.<br />
(land der) I. 139.<br />
1<br />
Hebron, oudheid dezer ftad,<br />
II. 259. oudfte naam , II.<br />
261, of er twee fteden van<br />
dezen naam zijn? II. •;6:>.<br />
ligging, II. 262. lotgeval,<br />
len , II. 263. hedendaagfche<br />
gefteldheid, II. 267.<br />
Hedfchr, zie Hadfchar.<br />
Hef er , ftad- en landftreek,<br />
III. 206. IV. 87.<br />
Heidenen, zie Gojiten.<br />
Ziganiërs , Gypziërs,<br />
enz. derzelver oorfprong,<br />
VI. 46.<br />
Heilig Land, benaming vaa<br />
Palceftina, I. 143.<br />
Helam, IV. 238.<br />
Helef, IV. 110.<br />
HF.IEMJS ( Paleis van ) te<br />
Jerufalem, II. 138.<br />
Heliopolis, ligging dezer ftad,<br />
VI. 48. zie Ón, Ir-Heres,<br />
en Beth-Semes<br />
Helkath, IV. 102.<br />
Hellenisten, IV. 374.<br />
Hemel en Aarde betekent, in<br />
den Bijbel, het Heel al,<br />
I. 17. vergeleken bij een<br />
gebouw, heiligdom enz.,<br />
I. 19. wat in eenen or ëigenlijken<br />
zin betekent ?<br />
I. 19.<br />
Hemel • ligchsmen, bewoond ,<br />
volgends den Bijbal , I.<br />
18.<br />
Hemeljlreken ( naamen der )<br />
van vooren, van achter, linie,<br />
rechte zijde, I..43.<br />
He-
R E G I S T E R .<br />
3 3 I<br />
ffemelva;rt (plaats van JESUS)<br />
li. 143. volgg.<br />
Hena, VI. 106.<br />
Herbergen (de drie) bij Rome,<br />
zie Tabemen,<br />
Herderen (dorp der) II. 243.<br />
Heres, zie Har-heres.<br />
— of Cheres , hoogte ,<br />
IV. 185.<br />
Hermon, berg, de Anti-Libanon,<br />
I. 30r. geen andere<br />
Hermon bij Thabor, I. 303.<br />
Daauw Hermans, I. 304.<br />
HERODES flot of burgt,<br />
waar gelegen? II. 65. 117.<br />
HEBODES AdRirPA , (Paleis<br />
van) in Jerufalem, II.<br />
137-<br />
Herodium , Slot , en Toparcbis,<br />
IV. 366.<br />
Hesbon, ftad, III. 136.<br />
Hesmon, IV. 18.<br />
Hethiten voor Kanaaniten, III.<br />
42. hunne woonplaats ,<br />
III. 43-<br />
Heuvels in Palajlina, I. 26.<br />
Steden op dezelven , en<br />
naar dezelven genoemd ,<br />
I. 26.<br />
Heviten, III. 53.<br />
Hiddekel, rivier, de Tigris,<br />
V. 143.<br />
Hiërapolis, ftad, VI. 209.<br />
Hiè'romiax, I. 4 $8.<br />
HIÖRONYMUS , beoordeeling<br />
vanzijnwerk.de locisHebr.<br />
I- 96.<br />
Hinnoms dal, I. 166.<br />
Hippos, V. 34.<br />
• flad van Dekapolis, IV.<br />
414.<br />
H»ba, onbekend, V. 337.<br />
Hobran, IV. 149. zie Auranitis.<br />
Hodfi, IV. 254.<br />
(lage land) I. 374.<br />
Hoeken, zijn de borstweeringen<br />
op de muuren, II. 4*.<br />
Hof, bedoten Hof, II. 245.<br />
Hol - bewooners in Palajlina],<br />
III. 15, 16.<br />
Holen (groote) in Palajlina,<br />
I. 30. woon- en fchuüplaatzen<br />
, I. 30. volgg.<br />
waaröm merkwaardige gebeurenisfen<br />
in holen worden<br />
aangewezen? I. 32-.,<br />
H0I011, IV. 31.<br />
ftad der Moiibiten, V.<br />
37i.<br />
Homonuia, V. 35.<br />
Honig in Palajlina, I. 277.<br />
Honigdamw in Palajlina, I.<br />
18 r.<br />
Hoogmoed des Jordaans, zie<br />
Jordaan.<br />
Hoos (water of wind) I 39.<br />
Hor, berg , voor den Libanon,<br />
I. 156.<br />
—— berg , op welken Aa-<br />
RON geltorven is, I. 336.<br />
379-<br />
Hooglied, door sALOMo gedicht<br />
, in één zijner verblijven<br />
op den Libanon, I.<br />
299.<br />
Honden in Palajlina, I. 283.<br />
Horeb, berg, III. 338.<br />
Hor-Gidgad, Legerplaats der<br />
Ifraeliten, III. 372.<br />
Horem, IV. 112.<br />
Hortten, III. 23.<br />
Horma, ftad, III. 126.<br />
Horonaïm , ftad der Modbiten\<br />
V. 371. Ho-
33» A L G E M E E N<br />
fforoniter, IV. 419.<br />
Ho/a, IV. 104,<br />
Huis des wouds van Libanon,<br />
I. 299.<br />
Huizen hadden dikwijls den<br />
zelfden voorhpf gemeen,<br />
II. !37.<br />
Hukok, IV. 102, III- 144.<br />
HulofChul, V. 256.<br />
Humta, IV. 32,<br />
Hu/a, IV. 253.<br />
J<br />
'abbok,<br />
I.<br />
rivier, I. 456.<br />
Jabes, in Gilead, IV.<br />
I 4 1 ,<br />
R E G I S T E R . 333<br />
JerkJio Toparchie, IV. 368.<br />
. (Beek en water van)<br />
JESOBE3MS<br />
gefchiedenis,<br />
IV. a82.<br />
Jerufalem. Uitvoerig befchreven,<br />
lï, r. namen, II. 2,<br />
naams - oorfprong , II. 7.<br />
hedendaagfche namen , II.<br />
11. eernamen, II. 11. zinbeeldige<br />
namen Arigl, Dd<br />
des gezichts , Libanon, II.<br />
12. volgg. ftand en ligging,<br />
II. 14- op bergen ,<br />
II. 15. in welken ftam.II.<br />
17. gedachten over de aanwijzing<br />
, welke men, in<br />
dezelve, nog heden doet,<br />
van oude gebouwen , II.<br />
22. oudfte toeftand der<br />
ftad, II. 23, plattegrond,<br />
in het eerfte Tijdperk, II.<br />
37. ftraaten , II. 37. 59.<br />
JlsreJs dal, I. 368.<br />
Jisre"èl of Jizreëla , ftad en<br />
vlakte. IV. 93.<br />
fterkte, [ïl. 38. muuren, • Fontein aldaar', IV.<br />
II. 44. torens, II.49. poorten,<br />
zie poorten, eene fter-<br />
Iktnië, ftad , VI. 173.<br />
95-<br />
ke ftad, in het eerfte tijdperk,<br />
II. 53-<br />
llnin, V. 33.<br />
Illyricum, landfchap, VI. 242.<br />
«"—— befchreven in het Immir, onbekende plaats ,<br />
tweede Tijdperk na de Babylonifche<br />
IV. 104.<br />
gevangenis, II. Joünnes of St. Jans Christe-<br />
54. zeer fterk , II. 60.<br />
muuren, zie Muuren. Torens,<br />
zie Ttrens, Poorten,<br />
zie Poorten. Grondtekening<br />
van Jerufalem, II. 87.<br />
volgg. grootte , II. 92.<br />
volkrijkheid , II. 98. voorrechten<br />
, II. 102. gebouwen<br />
, II. 107. Christen<br />
gemeente aldaar , V. 57.<br />
Patriarchaat, V. 60.<br />
Jerufalem ( hedendaagsch) II.<br />
193. volgg. V. 77.<br />
— — lotgevallen , II.<br />
207.<br />
Jefana, IV. 297.<br />
Jefchurun, betekenis van dezen<br />
naami III. 266.<br />
JefidièTS, V. 160.<br />
Jejha, IV. 420.<br />
Jtthira, V. 35,<br />
J E T H R o , waar gewoomi<br />
beeft, V. 375-<br />
Jethur, V. 386,<br />
'iftha, IV. 26.<br />
Jiblaim, IV. 51. 142.<br />
Jiftha-el, Beek, I. 462.<br />
ftad, IV. 89.<br />
Jim , IV. 19.<br />
Jjon, IV. 299.<br />
Jirpeël, IV. 68.<br />
nen, zie Sabigrs.<br />
JOBS Vaderland , Uz , V.<br />
254.<br />
Jobab, V. 247.<br />
Jogbeha, III. 148<br />
'Jokdeam, IV. 34.<br />
Jokmeüm, IV. i 4r.<br />
Joknedm, ftad, III. 222.<br />
J o K T A v s nakomelingen, V.<br />
227.<br />
Jokteël, ftad, IV. 24. V. 412.<br />
Jo-
3S4~. A L G E M E E N<br />
JONA'S graf, IV. 87.<br />
Aardrijkskunde , I. pj.'<br />
Jooden, betekenis en gebruik J o s 1 a' , Koning van Juda,<br />
van blezen naam, III. 166. de gefchiedenis van zijnen<br />
hunne lotgevallen na dood, IV. 327, 328. waar<br />
de Babylonifche ballingfchap, gefneuveld ? III. 2i 7.<br />
IV. 371.<br />
• tegenwoordige ftaat iu<br />
Palajlina, V. 84.<br />
tegenwoordige ftaat in<br />
Egypte , VI. 38.<br />
—; uit Rome verdreven ,<br />
VI. 296.<br />
Joodengenoten, III. 295.<br />
Joodenlijm. zie Doode zee.<br />
Joppe, ftad, befchreven, IJ.<br />
286. of men van daar Jerufalem<br />
kan zien? II. 288.<br />
hedendaagfche ftaat , II.<br />
296. IV. 368.<br />
Jorba , IV. 329.<br />
Jordaan, rivier, befchreven *<br />
I, 42?- namen , I. 430.<br />
oorfprong , I. 430. loop<br />
h 432. breedte en diepte,<br />
ï. 432. overftroming , I.<br />
435- water, I. 438. vischrijk,<br />
I. 440. in den Bijbel<br />
vermaard; I. 440. bijgelovigheid<br />
, omtrent deze ri-<br />
"vier, I. 442.<br />
Jordaan (verheffing en hoogmoed<br />
van den) I. 35.<br />
• ( Veiren des) zie Vei-<br />
'ren, eri I.' 439.<br />
Joris (St.) Legende van dezen<br />
Heilig, IV. 340.<br />
Jofafat, dal, I.348.<br />
JOSEF, Erfdeel zijner beide<br />
Stammen, IV. 38.<br />
Jofefs vlek bij Sichèm, II.<br />
3 7 4.<br />
JÓSEFÜS (FLAVIUS) zijne<br />
nuttigheid in de Bijbelfche<br />
Josüa. Hoe veel tijds hij<br />
befteed heeft, tot het veroveren<br />
van Kanadn , III.<br />
413- bemagtigt Jericho ,<br />
III. 415., Ai, met krijgslist,<br />
III. 416. hoe hij gezegd<br />
wordt, zon en maan<br />
te hebben doen ftilftaan ?<br />
III. 419.<br />
graf, IV. 126.<br />
Jotapata, V. 36.<br />
Jotbatha , legerplaats der I-<br />
fraè'iiten, III. 372.<br />
Irak , of deze naam betrekking<br />
heeft op Erechl VI.<br />
67.<br />
Ir-Heres, is niet Heliopolis,'<br />
VI. 47-<br />
Iron, onbekend, IV. 119.<br />
Ir-Semes, IV. 116.<br />
Ifana, V. .36.<br />
Iskarüith, IV. 454.<br />
Ismaëiiten, V. 379.<br />
IfraH, (land van) hoe ver<br />
zich die naam uitftrekt, I.<br />
138.<br />
• • Koningrijk van dien<br />
naam , IV. 291. fomtijds<br />
voor Juda, zie Juda.<br />
Ifraëliten. Algemeene berichten<br />
van dezelven, III. 259.<br />
hunne namen , III. 260.<br />
gebruik van dejen naam,<br />
III. 263. oorfprong van.<br />
dit volk, III. 269 wat er<br />
zij van hunne bloedverwantfchap<br />
met de Spartanen<br />
f
R E G I S T E R .<br />
335<<br />
tien ? III. 270. in XII. gevangenis', befchreven ,<br />
Stammen verdeeld, IIL271. IV. 356.<br />
. talrij tl iid, III. 273; hun Judei adjetta , B A C H I2 N E<br />
karaKtuc, III. 281. godsdienst<br />
, III. • 287. rsgeeringsftaat,<br />
III 288. voorxechten<br />
, III. 294. woonplaat?<br />
in Egypte, III. 310.<br />
togtei: door de woestijn,<br />
III. 3*0. waar zij door de<br />
Roode zee gegaan zijn,<br />
III. 321. hoe zich in de<br />
woestrn onderhouden hebben<br />
, III. 361. hun recht<br />
op in.a'n, III. 398.<br />
of hunne oorlogen<br />
teg. O d'_ Kanadniten kunnen<br />
irrijgeplijt worden van<br />
wreedheid? IJJ.<br />
4 0 G.<br />
N E.<br />
men bezit van Kanadn, III,<br />
411. hoe lang deze oorlog<br />
geduurd heeft? III. 411.<br />
Isfafckar , Erfdeel van dezen<br />
Stam, IV. 89.<br />
Italië, befchreven, VI.'270.<br />
Ithha, onbekend, IV. np.<br />
Itineraria edita a p.<br />
WESSE-<br />
LING, I. 97.<br />
Iture,ë, befchreven, IV. 407.<br />
Ivva, VI. 107.<br />
Juda , aan den Jordaan, IV.<br />
105—108.<br />
koningrijk van dien<br />
naam, IV. 285. wordt fomtijds<br />
Ifraël genoemd, IV.<br />
290.<br />
erfdeel van dezen Stam",<br />
IV. 4.<br />
—— en Judea , voor het<br />
geheele land Kanadn., I.<br />
I4S-<br />
Judea', na de Babylonifche<br />
daar omtrent tegengefpro><br />
ken, IV. 358.<br />
• verdeling in Topar»<br />
chiën, IV. 356.<br />
over den Jordaan , I.<br />
146.<br />
Julias, zie Beth-Haran.<br />
Jut*, IV. 33-<br />
K.<br />
Ijy'aasmakers dal, in Jerti'<br />
s£/E\. faUm, II. 59.<br />
Kaaleberg, I. 337.<br />
Kabzeël, ftad, IV. 15.<br />
Kades en Kadesbamea, III.<br />
355- 378.<br />
Kadmoniten, III. 7.<br />
Kadytis is Jerufalem, II. 8.<br />
KAIHFAS , (huis vanj<br />
Jerufalem, II. 136.<br />
Kaïn, IV. 34.<br />
te<br />
Kaïro, het oude Babyion, van<br />
Egypte, VI. 43.<br />
KJM, VI. 135.<br />
Kalbin , en Kdlbin , namen<br />
der Asfasfins, V. 127.<br />
Kalender van het weder in<br />
Palajlina, I. 202;<br />
• van het rijp worden<br />
der vruchten, I. 255.<br />
Kallirrhoë, I. 455. V. 3tf.<br />
Kalne , ftad , Cteffon, VU<br />
103-<br />
Kameelen, zie Kemel.<br />
Kamon, IV. 189<br />
Kmona, V. 37.<br />
Kana , in AJers Stam, IV. .<br />
103.<br />
Kt'
3S
R E G I S T E R . 337<br />
Ifcheick'n zijn van de Kenittn<br />
, uit welken JETHRO<br />
•was ? III. 5. of dezelfde<br />
met deKiniten? III. 7. IV.<br />
332.<br />
Kenizüen , oude .inwoners<br />
van Palajlina, III. 7.<br />
XmêfA, IV. 18.<br />
Kefulloth, zie Chefulloth.<br />
K B I U I A (afftammelingen<br />
van,) V. 373.<br />
Kibrock Tudvj, legerplaats der<br />
Ifraëliten, III. 3S3><br />
KibZïim, IV. 141.<br />
Kina, ftad, IV. 15-<br />
Kinderen voor Stam 'of volk,<br />
V. 102.<br />
Kinderziekte, of D A V I D gehad<br />
heeft ? I. 210.<br />
Kiniten, zie Keniten.<br />
Kir of Xur, landfchap en rivier<br />
in Medië, VI. 132.<br />
#!> - /few , of Kir - hares ,<br />
ook Kir - Moab , flad , V.<br />
37o.<br />
Kiriath, IV. 71.<br />
Kiriathaim , lil. 150. IV. 144.<br />
I. 166.<br />
Kiriath-Arba, aie Hebron.<br />
Kirjëth - Baal , zie Kirjathjfearim.<br />
Kirjath Jearim, ftad, III. 242.<br />
Kirjath - Sannai zie Debir.<br />
Kirjat • Se/er, zie Debir.<br />
Kifiön, IV. 97.<br />
Kis jon ' t<br />
of dezelfde ftad met<br />
met Keilt ? III. 219.<br />
rivier, I. 462.<br />
Kitron, IV. f57.<br />
Kl'ude, Eiland, VI. 267.<br />
Klein-Afië befchreven , VJ.<br />
157-<br />
t\Vi. Deel<br />
Knidus, ftad, VI. 213.<br />
Kochabi, V. 38.<br />
Kola, V. 38.<br />
Kolasfe, zie Kolosfe.<br />
Kolosfe, ftad, VI. 20S.<br />
Kolosfusbeeld te Rhodus, VI.249.<br />
Kompis. De Bijbel kent maar<br />
vier ftreken van het Kompas,<br />
I. 41.<br />
Koningen waren oudtijds de<br />
hoofden der bijzondere<br />
Stammen of Steden , enz.<br />
I. 74.<br />
Konings.- dal, I. 347.<br />
Korraadje, beek, I. 468.<br />
Koos of Ros Eiland, VI. 248-<br />
KoOTWYK, (jOaNN.) I.<br />
, 108.<br />
Koper , heeft den naam vari<br />
hetÊihndCyprus, VI.255.<br />
Kopten, oude inwoners vari<br />
Egypte, VI. 35.<br />
Korea, V. 38.<br />
Korinthe, ftad , VI. 337.'<br />
(2370<br />
KORTEKS, T. 115.<br />
Kreta, Eiland, VI. 26"i.<br />
Kreters , of de Kretenzen zijn ?<br />
VI. 264.<br />
Krith, beek, I. 50. 445.<br />
Krokodillen in Egypte , VI. 26.<br />
Krokodillen • meir, I. 428.<br />
Kubicrs, een volk , VI. 66.<br />
Kunstwoorden, betreklijk tot de<br />
Aardrijkskunde, die in den<br />
Bijbel voorkomen, I. 17- .<br />
Kur, zie Kit.<br />
Kurden of Keurden , V. 109-<br />
of zij dezelfde zijn , als dé<br />
Chaldeën? VI. 75.<br />
Kufchiten(tï]\i der) te Babel,<br />
VI. 73.
338 A L G E M E E N<br />
Kyamon, V. 39.<br />
Legio, V. 39.<br />
Kyres of K'ides is? III. 220. Legune, V. 39.<br />
Lehahim, V. 216.<br />
E.<br />
Lesbos, Eiland, VI. 246.<br />
Letane, rivier, I. 439.<br />
"if angte, wat in den Bijbel Levantijnen, ftormwinden, L<br />
daar door verftaan wordt?" 191.<br />
I- 374-<br />
Levi, flam , hadt geen erfdeel<br />
onder de Ifraèliten<br />
Lacedemon, ftad, VI. 24L<br />
r<br />
Lachis, ftad, III. 197.<br />
Lidder der Tyriêrs, [. 322.<br />
zie en Scala.<br />
Lahmis, IV. 24.<br />
Laïs of Lezem, IV. 220. ander<br />
LazV, IV. 422.<br />
Likhm, IV. ur.<br />
Land, voor Palajlina, I. 144.<br />
Landbouw in Palajlina; thans<br />
geheel vervallen, V. 79.<br />
Landkaart. Aanmerkingen<br />
over de Landkaarten van<br />
Palajlina, i. 121. volgg.<br />
1 (ou.ifte) van het<br />
Heilig Land, I. 10.<br />
—— —- (Rnbbynfche') van<br />
het Heilig Land, I. 122.<br />
L-r.odicedi ftad, VI. 206.<br />
Larisja- is niet Anthedon, V. 8. Lod, IV. 336.<br />
La/a of cezelfde plaats is als<br />
Laïr of Dm, III. 27.<br />
r.(|/ja r<br />
ftad, VI. 265.<br />
Lasfaron, UI. 210. zie Saron.<br />
Lodebar, ftad van den ftam,,<br />
Cad, III. 454.<br />
Loretto, (heilig huisjen van)<br />
II. 316.<br />
Laf run, dorp van den be<br />
Lot, hoe Kanadn bij het Lot<br />
keerden moordenaar , II.<br />
225.<br />
L'.tijvjcke taal naar de Latijnen,<br />
VI. 281.<br />
Ltbaölh, IV. 20,<br />
I.rbona, IV. 201.<br />
hechi, IV, 194.<br />
Le.uwcn in Palajlina •> I. 28^<br />
dorp, II, 225.<br />
IV. 127.<br />
Leviten , waren de Leersïrs<br />
des volks, IV. 128.48. fteden<br />
aan hun toegewezen .<br />
IV. 130.<br />
Libanon befchreven, I. 288.<br />
• •' 1<br />
• - Prinfen van den Li'<br />
banen, V. 98.<br />
Libna, ftad, III. 203.<br />
• legerplaats der JJraS--<br />
liten, Iir. 364.<br />
Lihiuth of Sichor Libnath ?<br />
III. 204.<br />
Limina Apostolorum , (Bedevaart<br />
ad) VI. 303.<br />
LlTHGOW, I. 109.<br />
Lithostrotos is de Xyjlus, II.<br />
124. volgg.<br />
verdeeld onder de Ifraëliten,<br />
IV. 2. 56.<br />
L o THs huisvrouw , I. 418.<br />
Lucht in Palajlina, doorgaands<br />
helder in den zomer<br />
, I. 177.<br />
Luchtsgejleldheid van Palajlina<br />
, niet overal dezelfde *<br />
I. 179. gezond, I. 171.<br />
LudJt
R E G I S T E R . 339<br />
tüd, V. 250.<br />
Ludim, V. 214.<br />
Luhalh, ftad, V. 37.<br />
Luz, of dezelfde plaats is als<br />
Bethel, III. 44. 75.<br />
Lycië, befchreven, VI. 174.<br />
Lydda, ftad, IV. 336. Toparchie,<br />
II. 364.<br />
Lykaönië , befchreven , VI.<br />
173-<br />
Lyjlre, ftad,' VI. 173.<br />
274-<br />
Mammelukken, door SALA-*<br />
DIN, eerst opgericht, VI»<br />
M.<br />
31. befchreven, VI. 37-<br />
JUraScha, V. 327. Mamre, eikenbosch, II. 271.'<br />
*Z!r/f, Macedonië . befchreven,<br />
onderfcheiden van More<br />
VI. 222.<br />
II. 272.<br />
Machutie Dan, of,'leger der • rivier, VI. 97-<br />
Daniten, IV. 193.<br />
M A N A s s E , gevangen na Ba- 1<br />
Macharus, een bergflot, bel gevoerd, IV. 325.<br />
. — bezittingen van'<br />
daar JOÜNNES de Dooper<br />
onthoofd is, IV. 433. dezen Stam over den Jof<br />
Muchpela , fpelonk en begraafplaats,<br />
daan, III. 455-<br />
II. 277. .., , — bewesten den Jat»<br />
Mudd, de Weden , V. 275. daan, IV. 47.<br />
Madmanna, IV. 2r.<br />
Mandragora , bij fommigen<br />
M&dmèh , itad, V. 370.<br />
Madraena, IV. 422.<br />
Dudahn ,<br />
300.<br />
in Galileë , 11»<br />
Madon, ftad, III. 210. Maön, IV. 32. V. 70.<br />
Magdala, IV. 440.<br />
Mara, legerplaats der Ifraè'U*<br />
M'jgdiël, V. 40.<br />
ten, III. 323. volgg.<br />
Magdohn is niet Megiddo,- Marala, IV. 86.<br />
III. 217.<br />
Marefa, IV. 28.<br />
Magi, of Wijzen te Babel, Markten bij de Poorten, zi©<br />
Poorten.<br />
VI. 84. in Per/iê , VI.<br />
145.<br />
M-gog-, de Scythen en TaJaaren,<br />
V. 173.<br />
Mahanaim , ftad , III. 108.<br />
MAILLET, I. I13.<br />
Makaz, IV. 265.<br />
Mekhelath , legerplaats der<br />
Ijraëluen , III. 368.<br />
Makkabeën (1 Boek der) nuttig<br />
voor de Bijbelfche Aardrijkskunde,<br />
I. 94.<br />
Makkeda , ftad en fpelonk ,<br />
III. 205.<br />
Malatha, V. 4Ö.<br />
Maltha , eiland , of flangen'<br />
voedt? VI. 270.<br />
(Ridders van) Vi;<br />
MARKUS (de Eu angel ist)<br />
eerfte Bisfchop van Alexandrië,<br />
VI. 54.<br />
Maroniten , bericht van dezelven<br />
, V. 96.<br />
Muroth, IV. 423.<br />
Y * 'Mas ?
§4© ! ' A L G" E M t Ë If<br />
/Wtfi, het Mafisch gebergte,<br />
V. 2 S6.<br />
Mafada, V. 40.<br />
Ma fa, berg in Armenië, VI.<br />
96.<br />
MaRus, berg in Mefopotamië,.<br />
VI. 95.<br />
Masreka, ftad, V. 413.<br />
Mattana, III. 388.<br />
Mattarea , dorp in E'gypté,<br />
merkwaardigheden van het-<br />
' zelve, VI. 44.<br />
MAUNDRELL, I. na.<br />
Maurath, IV. 37.<br />
Maximianopolis , III. ai 3.<br />
Mazor, Egypte, V. 213, '<br />
A/e«, toren, II. 68.<br />
T^echanum, V. 41.<br />
Mechona , IV, 420.<br />
Medaniten, V. 373.<br />
IWsdeba , ftad, III. 14».<br />
Medië, befchreven, VI. 130.<br />
Mefaöth of Mafaoth, ftad van<br />
Ruben, 111. 448.<br />
Megiddo, ftad, III. 215. bij<br />
dezelve is Josiïïgefneuveld,<br />
III. 217.<br />
— (wateren) het meir<br />
Cendevia, I. 426.<br />
Meiren , zeegn genoemd, zie<br />
Somtijds, wateren, I.<br />
34. 387.<br />
Melaatsheid, I. 209.<br />
Meledi-, Eiland, VI. 268.<br />
Melite of Maltha is? VI. atfr.<br />
Memfis , ligging dezer hoofdftad<br />
van Egypte , VI. 41.<br />
Memmns beeld bij 2V«ei«, VI.<br />
5«.<br />
Merodach , naata van eenen<br />
Afgod , niet van een Land,<br />
VI 69.<br />
Merom , (de wateren) het<br />
msir Samocllonitis , I. 424,<br />
Afew, IV. 175.<br />
Mer rus , V. 41.<br />
Mefa, V. 348.<br />
Mefarkon, IV. rao.<br />
Msfech , de Mofclüêrs, V,<br />
193.<br />
Mefopotamië, befchreven, VL<br />
93- volgg.<br />
Mesfalloth, V. 41.<br />
Metheg - Amma . wat beter<br />
Rent? V. 437. IV. 236.<br />
Meunim, of Minsërs zijn ? V.<br />
387. '<br />
Meun'tth, IV. 191.<br />
Michmas, IV. 212.<br />
Michmetath, IV, 76.<br />
Middellandfche zee, I. 388.<br />
kust derzelve, I. 389. of<br />
cp de kusr van Palajlina<br />
ebbe en vloed heeft ? I.<br />
391.<br />
Midden, IV. 37.<br />
Midi-dniten , hun afkomst, V.<br />
372. een herdersvolk, V.<br />
374. hunne woonplaats<br />
(aldaar) gefchiedenis, V.<br />
375.<br />
Mieren, aanmerkingen over<br />
dezelven , |. 285.<br />
Migdal-Euer , II. 343.<br />
• El, IV. 212.<br />
Gad, IV. 24.<br />
Migdol, III. 314;<br />
— — ftad van Egypte, VI.<br />
60.<br />
Migron, IV. 315.<br />
Milete, ftad, VI. 211,<br />
Milio , Wat geweest is, IS.<br />
41. 36S.<br />
Mifal,
R E G I S T E R .<br />
Mitzraim , V. 213.<br />
» • 1-,—- naam van Egypte,<br />
VI. 3-<br />
Mizpa, RICHT. X. Of Ramoth<br />
in Giltad is? III. 159. IV.<br />
189, 190. ftad der Moabiten,<br />
V. 372.<br />
IV. 67. IV. 24.<br />
Moabiten , hun naam , eorfprong,<br />
grenzen . V. 363.<br />
rijk in vee, V. 365. gefchiedenis,<br />
V. 366. fteden,<br />
V. 369-<br />
' — (vlakke velden<br />
der) III. 389.<br />
Modin, V. 41.<br />
Mierasfen, in den Bijbel bekend.<br />
I. 34. 238.<br />
Moerbeziënbtmen , I. 267.<br />
op den Jjianon, j. 297.<br />
(dal der)<br />
i. 344.<br />
Mof, Mem,'is, zie Memfis.<br />
Molada , IV. 18.<br />
'Mooren , liever Arabieren<br />
V. 99-<br />
Moreli , eikenbosch bij Sichem<br />
, 11. 373. zj e<br />
ook<br />
R Tam re.<br />
• Heuvel, IV. 178.<br />
Morefcheth GadS, IV. 423.<br />
Gath, V. 439-<br />
Moriii heuvel, II. 34. of het<br />
land Maria, deze heuvej<br />
zij? II. 35.<br />
Moferak en M-fereth , legerplaats<br />
der Ifraë/iten ,\lll,<br />
3°9. 370.<br />
MOSES, van waar hij zijne<br />
Aardrijkskunde ontleend<br />
heeft? I. 6. volgg.<br />
« —— bijzonderheden van<br />
zijn graf, I. 358.<br />
flfotoualis, berichten vsfl dezelveH,<br />
V. ïai,<br />
Moza, IV. 68.<br />
Muil-ezels, in Palajlina .'<br />
I. 247.<br />
Muizen . rivier , I. 445.<br />
Muur van menfehenoeenderen,<br />
VI. 206.<br />
Muuren, fterk te der oude<br />
fteden. II. 44. wat is Huitetivoormuur<br />
? II. 46. volgg.<br />
muuren van Jerufalem,<br />
II. 61.<br />
Mijlen, I, 8-7.<br />
Mijnwerken , in Palajlina<br />
t<br />
I. 279'<br />
Mijra , ftad, VI. 177.<br />
MYRIKB , I. 112.<br />
Myjië, Landfchap, VI. 182.<br />
N.<br />
tlSfaama, IV. 25.<br />
Naamen, eigen naamen van<br />
rieden enz. dikwijls moeiélijk<br />
te ondeifcheiden van<br />
algemeeae naamen, I. 14.<br />
aó.<br />
—• van Palajlina , l.<br />
131. volgg.<br />
Naara, IV. 46. V. 44.<br />
Naban , V. 43.<br />
Nabatheërs, V. 583.<br />
Nabolos , Nabotus, Naploufa ,<br />
is Sicltem , zie Sichem.<br />
NaeUon, IV. 235.<br />
Nadabath , V. 43.<br />
NafaNi-Dor, zie Dor.<br />
Nafis, volksftam. V. 386,<br />
387.<br />
Nafihali, erfdeel van dezen.<br />
ftam, IV. 104.<br />
Nafluchim, V. 217.<br />
A'ahala/, IV. 89. 98.<br />
Nahaleël. beek , I. 455.<br />
—-——?- Of Nelialtel , UI<br />
388.<br />
V 3<br />
Nam,
342 A L G E M E E N<br />
Naïn, IV. 443-<br />
Najath bij Karna, geen eigen<br />
naam , IV. 218.<br />
Nar bat ha, V. 43.<br />
Nafib, V. 43.<br />
Nafor, vlakte is Hazor, III.<br />
213. I. 375.<br />
Natolie, Landfchap, VI. 157.<br />
Nas/ariërs of Nazarenen ; V.<br />
128.<br />
Nazarenus, war>röm JESUI<br />
dus genoemd ? II. 309.<br />
Nazareth , befchreven , II,<br />
306. of daar al vroeg Christenen<br />
waren, II. 311. hecendaagfche<br />
toeftand , II.<br />
812.<br />
Nazianzum, ftad, VI. 179.<br />
Nea, IV. 89.<br />
Neapolis, Sichem, II. 360.<br />
» andere ftad, VI. 233.<br />
Nebajoth , V. 383.<br />
Neballat, IV. 420.<br />
Nebo , berg , I. 337.<br />
' ftad, III. 152.<br />
. ander Nebo, IV. 418.<br />
NEBUKADWEZAB , zijne over.<br />
winningen , VI. 77 , 78.<br />
Nechelamiter , IV. 422.<br />
NECHO (FARAO) hoe zijn<br />
togt insrericbt was tegen<br />
Asfvrië, VI. 77.<br />
Nefthoack, fontein , II. 283.<br />
Nehiël, IV. 102.<br />
V EITSCHITZ, I. IOO.<br />
Kefibis, zie Nlfibls,<br />
Netofah, IV. 253.<br />
Nezib , IV. 26<br />
Nibfan, IV. 37.<br />
N'icea, ftad, VI. 18e.<br />
NIEBUHR, I- 117.<br />
f/ikopolis , ftad in Achajen,<br />
VI. 339»<br />
flimra of Betit . Nimra. UI,<br />
Nimr'tm , V. 371.<br />
—— ( rivieren van ) I.<br />
451.<br />
NIMROD,<br />
MOSES bericht<br />
van hem opgehelderd, V.<br />
212.<br />
— — is niet de ftïchter<br />
van het Afsyrisch rijk , VI.<br />
112.<br />
• — (land van) is Babylonië,<br />
VI. 88. 113.<br />
Nineve kon aan MOSES bekend<br />
zijn, VI. i(2.<br />
- deze ftad befchreven ,<br />
VI. 116.<br />
Nijtbis, ftad, oudtijds Zoba,<br />
VI. 102.<br />
No, ef No-Ammon , in E-<br />
gypte, Diospolis of Thebe,<br />
VI. 49. niec Alexandrië,<br />
VI. 51.<br />
Koiicii. geboden van Ncacsi,<br />
III. 298.<br />
Noi, IV. 219. misfchien oolr.<br />
Nebo, IV. 418.<br />
Nobah , ftad , III. 156.<br />
Nad, landfchap , V. 153.<br />
Nodab, volksitam, V. 587,<br />
Nof of Mof, Mewfis , zie<br />
Memfis,<br />
Noorden, wordt genoemd, de<br />
linkehand , I. 56.<br />
• aangemerkt als de<br />
bron van het kwaad, I. 57,<br />
Noordenwind, of regen geeft ,<br />
I. 196.<br />
Noorderlicht, I. 3 00.<br />
Nophah , lil. 1 43.<br />
Nyl, befchrijving van de ztrivier,<br />
VI. 18. naam (a/u.;<br />
oorfprong (ald.) monden,<br />
VI. 19. overltrooining, V\.<br />
20. als Godlik geëerb.edigd,<br />
VI. 24. water, VI.<br />
s.5. vi'sckrij.k , V. 25.<br />
icreisli
R E G I S T E R . 34-S<br />
wordt ook zee genoemd,<br />
Vf. SU<br />
Jffysfa, ftad, VI. 179'<br />
O.<br />
iU)aita, V. 44-<br />
Obal, V. 234.<br />
Oboth , legerplaats der lfrai'-<br />
Itteti-, Hl. 382.<br />
Oceaan, komt in den Bijbel<br />
niet voor, L 33.<br />
Ofsl, welke plaats in Jerufa'<br />
lem? II. 31. 90. in Sa/na.<br />
rid, II. 338.<br />
Ofir (reize op) of dezelfde zij<br />
met die op Tharfisck, V.<br />
185. zie meer van Qfir,<br />
V. 237.<br />
Qfni, IV. 64.<br />
O/ra, IV. 64. 177.<br />
O o, uitgeftrektheid van zijn<br />
rijk, III. 190.<br />
Olijfberg .befchreven,II. 139.<br />
Otijfboomen , I. 2*58,<br />
Olurits, V. 44.<br />
On , Heliopolis , VI. 46.<br />
O«o, IV. 336.<br />
Onweêrsbuijën in Palajlina ,<br />
I- 2S3-<br />
Oogsttijd ïnPalteflina, I. 253.<br />
Oorlog, gebruik om het volk<br />
ten oorlog op te roepen,<br />
bij de Druzen. V. 107.<br />
Oosten , betekent de landen<br />
over den Tigris, I. 46. het<br />
oostelijk gedeelte van Palajlina<br />
, I. 47.<br />
' - (kinderen van het)<br />
I. 47.<br />
• uitgedrukt door de<br />
fpreekwijze , het aangezicht<br />
en voor, I. 47.<br />
Oostenwind, droog, I. 191.<br />
Opgaan, in welken zin óeze<br />
fpreekwijze genomen<br />
wordt, ï. 60.<br />
Opgang bij Beth - Horon , l,<br />
362.<br />
- ..—• na Gur, I. 362.<br />
na Luhit, I. 362.<br />
_ der Olijven , I. 362.<br />
— — van Ziz, I. 362.<br />
Opfchriften, in de woestijn,<br />
III. 331-<br />
Orbe, ftad, IV. 3°3-<br />
Oreb , Rotsfteen, IV. 184.<br />
Orene, Toparchie , IV. 3Ó5.<br />
Orfa , oudtijds, naderhand<br />
Edesfa, itad, VI. 99-<br />
Orontes, rivier, V. 3*3'<br />
Orthofia , III. 37. V. 312.<br />
Oude van den berg , wie daar<br />
door verftaan werdt ? V.<br />
Overjordaanfche, zie GlleciJ.<br />
Overleveringen , wat ftaatop<br />
dezelve te maken, II. 22.<br />
129. 156.<br />
P.'<br />
"VJ)aarden in Palajlina, I.<br />
JET 247.<br />
Paddan-Aram , de vlakke<br />
velden van Mefopotamië ,<br />
V. 263.<br />
Paflagonië, Landfchap , VI.<br />
180.<br />
J>4/ÜJ, ftad, VI. 259.<br />
Paku , ftad , V. 413.<br />
Palajlina , wat betekent ? I.<br />
148. uitgeftrektheid, gelegenheid,<br />
en grenzen , 1.<br />
148. ïn het midden der<br />
aarde, I. 168. luchts- en<br />
weêrsgefteldheid, I. 169.<br />
grondsgefteldheid, I. 213.<br />
bergachtig, I, 313/niec<br />
waterrijk, I. aaj.. vruchty<br />
4<br />
baar-
'%U A L G E M E E N<br />
baarheid, I. 235. V. 62.<br />
voortbrengzelen , I. 243.<br />
aloude inwoners, III. 1.<br />
verdeling na de Babylonifche<br />
gevangenis , IV. 354.<br />
Verdeling onder de Romeinen<br />
in Prima, Secunda ,<br />
en Tertia, V. 58. kerklijke<br />
verdeling onderde Christenen<br />
, V. 59. Aartsbisdommen<br />
, V. 61. hedendaagfche<br />
verdeling, V. 62.<br />
tegenwoordige toeftand, V.<br />
76. 137. regering , V. 83.<br />
inwoners, V. 83.<br />
Palmbomen , I, 271, zie<br />
Palmjlad.<br />
T.almjlad, benaming van Jericho,<br />
II. 284. IV. 169.<br />
Palmyra, IV. 271. zie Tadmor.<br />
Pamfylië, befchreven, VI.<br />
169.<br />
Paneas, Landfchap, VI. 409.<br />
Panids, ftad, naderhand Cafarce<br />
-Filippï, IV. 435.<br />
Panius, berg, I. 302.<br />
Papier, dus genoemd naar de<br />
. Egyptifche papierplant ,<br />
VI. 199.<br />
Papierplant, in Egypte , VI.<br />
36.<br />
Para, IV. 64.<br />
.'Paradijs , waar gelegen ? V.<br />
139. Naams-oorfprong,V.<br />
»4?.<br />
$—•— bij Damaskut, IV.<br />
251.<br />
Paran, woestijn, III. 354.<br />
Pas-Dammim, zie Efes Dammim.<br />
Patara, ftad, VI. 177.<br />
Pathrös , Landfchtp in E-<br />
' gypte, VI. 64. V. 221.<br />
fëthrujipi, y, 217»<br />
Patmos , Eiland, VI. 251*.'<br />
Patriarch , betekenis van dezen<br />
saam in den kerklijken<br />
zin , V. 59. van Jerufalem,<br />
zie Jerufalem.<br />
PAUL LUK A», I. 113.<br />
Paulus , of te Giskala , geboren<br />
? V. 34. waaröm met<br />
een zwaard afgebeeld? VI.<br />
390<br />
Pausüjk gebied , VI. 302.<br />
gezag , oorfprong<br />
van hetzelve , VI. 390.<br />
Pelgrim van Percgrinus, I.<br />
99. vergelijk Bedevaart.<br />
Pella , ftad van Dekapolis,<br />
IV. 414.<br />
Toparchie , IV. 365.<br />
Peloniter, wat betekent, IV.<br />
343-<br />
Pelufium of Sin is ? zie Sin ,<br />
befchreven , VI. 57. is niet<br />
Damiate, zie. Damiate.<br />
Pentapolis , Voor het land der<br />
Filifiynen, V. 473.<br />
Perazim , berg, I. 332.<br />
Pereë-, befchrijving, IV 403.<br />
(eigenlijk) IV. 405. '<br />
Pergament te Pergamus uit"<br />
gevonden, VI. 198.<br />
Pergamus , ftad , VI. 198.<br />
Perge, ftad, VI. 170.<br />
PerjepoVis, hoofdftad van Perfië,<br />
VI. 140". "<br />
Perfië, befchreven , VI. r 4e.<br />
natuorgefteldheid, VI. 142.<br />
ftaatsgefteldheid, VI. 144.<br />
godsdienst, VI. 145.<br />
Pest, in Palajlina, I. 209.<br />
niet inheerusch in E-<br />
gypte, VI.'8.<br />
hetrceisch jirahië, V. 400.<br />
Pethor, ftad, VI. ras.<br />
Petra, ftad, V. 412.<br />
jtifiTRus. ÓË te Rome gew««<br />
U,Y|. 400.<br />
Afjgf
R E G I S T E R , 345"<br />
Peutlngeriana tabula , I. 97.<br />
Pivaora, V. 44.<br />
Pharaton , V. 44.<br />
'Phofaëlis, V. 4S-<br />
Pkatura , V. 45-<br />
PHILIPPUS A S. TRINITATE , I.<br />
HO.<br />
Phul. zie Pul.<br />
Phunon, legerplaats der Ifraëten,<br />
III. 381.<br />
Piaster, welke munt? I. 20©.<br />
Pi-befeth, Bubafils, VI. 62.<br />
Pi-hachiroth , III. 313.<br />
Pirathon , IV. 192.<br />
-P'^a, berg , I, 337.<br />
Pifidië, befchreven, VI. 172.<br />
Pijori de Phafis, V. J45.<br />
Plthom, III. 305.<br />
Plasregens , in Palajlina, I.<br />
184.<br />
/»»/»/, ftad, III. ui.<br />
POCOCKE, I. 116.<br />
POMPEJUS, Pilatr bjj A-<br />
lexandrlë is eigenlijk van<br />
SEVERU3, VI. 53.<br />
Pontus, Landfchap, VI. 179.<br />
Poorten der fteden , II. 50.<br />
plaatzen van rechcsoefening,<br />
II. 51. markten bij<br />
de Poorten, II. 51. poorten<br />
van Jerufjlem , II. 70.<br />
worden thans op vrijdag<br />
gefloten , II 196.<br />
Porte Ottomaniaifche , II. 53.<br />
Prediker, op den Libanon opgefteld,<br />
I. 300.<br />
Priesters waren ook Leeraars,<br />
IV. 128. de priesterlijke<br />
fteden, IV. 135.<br />
Ptolemais, zie Ace».<br />
Pul , misfchien het Eiland<br />
Pliilee in Egypte, VI. 66.<br />
Purper te Tyrus, V. 274.<br />
Put, V. 22*1.<br />
puteoli of Puteoieit, ftad ,<br />
VI. 283.<br />
Putten, zie PPiiterhakken.<br />
Pyramiden, III. 376. 306.<br />
Q-<br />
^^uarantania, berg, T. 353.<br />
— woestijn, I, 379.<br />
QUARESMIUS, (FR.) 2, 11».<br />
R,<br />
"JO aadhuis te Jerufalem,<br />
II. 119.<br />
Radmfes , III. 394.<br />
Rahba , Hoofdftad der Ammonittn,<br />
V. 362.<br />
V. $62.<br />
in Juda , IV. 37.<br />
Rabbith, onbekend, IV. 225.<br />
RACHELS graf, II. 140. IV 209.<br />
RABZ 1 VIL , I. 107.<br />
Raëma , waar gelegen , V.<br />
208.<br />
Rafana, of Rafiana, ftad van<br />
Dekapolis, IV. 413.<br />
Rafidim , legerplaats der f«<br />
fraëliten, \\\. 333.<br />
Rffon, V. 45.<br />
Ragau, zie Rages.<br />
Rages, in Medië, VI. 138.<br />
Raliab, Eftypte, VI. 4.<br />
Rakkath, IV. III,<br />
Rakknn, IV. 120.<br />
Rama, befchreven, II. 320.<br />
verft heiden fleden van dien<br />
naam, III. 221. IV. 104,<br />
112. geboorteplaats van SA.<br />
MUCL, II. 325. lotgevallen,<br />
III. 316.<br />
Rawaih - Lechi, IV. 194.<br />
Ramathaïm-Zofim , II. 325.<br />
Ramuta , eene nieuwe ftad,<br />
II. 318. befchreven (ald.)<br />
Kamoth in Giieiid, III 158^<br />
ook Ramotli Mispa, III. igg'.<br />
Y S £«-
8+6 A L G E M E E N<br />
Ramotlt of Remeth in Isfafihar,<br />
IV. 9».<br />
Raphia, V. IJ.<br />
Ü3i el ain of Rofelein , befchrijving<br />
dezer Regenbakken,"<br />
IV. 283. 285.<br />
RAUCHWOLF Of RAÜW0LF,<br />
i. 107.<br />
Raven, die ELia brood brachten,<br />
waren geene Orebiten,<br />
IV 303.<br />
Rechob, IV. 103, 104.<br />
Rechthuis ,te Jerufalem , II.<br />
119.<br />
Refaïten , III. 9.<br />
(dal der) I. 35e.<br />
Regeerings ' flaat der IfreUiten,<br />
IK. a88.<br />
Regen in Palajlina, I. 181.<br />
vroege en fpade , I. 185.<br />
noedzaaklijk, I. aot.<br />
of het in Egypte ooit<br />
regent ? VI. 9.<br />
Regentijd, I. 183.<br />
Rechoboth'Ir, VI. 124. V.<br />
3^5.<br />
— • Nahar, V. 326.<br />
Reisbefchrijvingen , ( bericht<br />
van de raerkwaardigfte)<br />
I. 98.<br />
Rekem, IV. 68,<br />
EELANDI I. 119.<br />
Rcmeth, IV. 97. zie Jarmutli.<br />
Remmon, V. 46.<br />
Remmus, V. 46.<br />
X^/Ö , V. 47.<br />
Jïsze/, VI. ICÖ.<br />
Razen, VI. 125.<br />
Rhegium , ftad, VI, 2Ï2.<br />
Rhlnocolura , V. 47.<br />
Jüiodanim in Gallië, V. T92.<br />
Rhodus, Eiland, VI. 249.<br />
%.h\nfche wijn in -Palajlina ,<br />
I. 266.<br />
JtiW», V. 46.<br />
•s;wa, ftad, v. 323,<br />
Rifath , welke volken, V. 171,<br />
Rimmon, IV. 29. 88. 199.<br />
—- Pertz , legerplaat»<br />
öeï Ifraeliten , UI. 364.<br />
Rimmono, IV. 89.<br />
Risfa, legerplaats der Ifraeliten,<br />
III. 365.<br />
V. 47.<br />
Rithma, legerplaats detlftai'-<br />
Uten , III. 354.<br />
Rivier van Egypte , I 471.<br />
Rivieren», I. 36. in Palajlina<br />
, I. 429. z:jn van weinigaanbelang,<br />
V. 31t.<br />
ROCQUE (L *) I. 113.<br />
Rogel, fontein, II. 182.<br />
Rogelim , IV. 250.<br />
Rome, befchreven , VI. 289.<br />
naams-oorfprong, VI.291,<br />
grootte , VI. 29». zeven<br />
kerken van Rome, VI. 203.<br />
Romein<br />
%<br />
Romeinsch, betekent<br />
bij de Grieken , Gritk,<br />
Grieksch , VI. 216.<br />
Romeinen , echtheid van den<br />
Brief aan de Romeinen,<br />
VI 288.<br />
• —. (uitlandfche) VI.<br />
=95.<br />
Roob, V. 48.<br />
Roode zee, III. 316.<br />
Roos van Jericho , II. 284^<br />
Rofein, zie Rafelain.<br />
Retsjleen , door MOSES ge-<br />
Hagen , of nog aangewezen<br />
kan worden? III. 333.<br />
Rotzen, zie Steenrotzen,<br />
Ruben, het erfdeel van dezea<br />
Stam , III. 443.<br />
Ruma, IV. 329.<br />
R,USSHL, I. 117.
R E G I S T E R . 347<br />
S.<br />
i&aab, V. 39.<br />
Saalabbin , waarfchijnlijk ,<br />
hetzelfde mee Sadlbim ,<br />
IV. 117.<br />
Sadlbim, zie Saalabbin.<br />
Scialim , IV. 208.<br />
Sadra, V. 49.<br />
Saiiraïm , IV. 23.<br />
Sabbaths-reize , I. 89.<br />
1<br />
rivier, I. 473. III.<br />
33-<br />
Sabiè'rs, of 5?. Christenen,<br />
V. 133.<br />
S.ibta, v/aar te zoeken? V.<br />
ao8.<br />
Sabtacha , V.. 211.<br />
•5V;/ïz , zie Scopas.<br />
Safat, Safet, of Sefat, befchreven,<br />
II. 346. is niet<br />
Bethulië, II. 347. toeftand<br />
der Jooden aldaar, II. 350.<br />
Sofia , of Safria, beek , I.<br />
45 f-<br />
Safir, berg, III. 3Ö6.<br />
Sahazima, IV. 90, 98.<br />
ftad van Egypte , VI.<br />
54.<br />
Salaba , V. 49.<br />
Salamis, ftad, VI. 257.<br />
S,alcha, II[. 157, 191.<br />
Salem, is Jerufalem, II. 2.<br />
S A L I G N A C Q ( KAR. 1 HOL. DB ) ,<br />
I. 105.<br />
Sta Hm, IV. 451.<br />
Salifa, IV. 208.<br />
Sallis, V. 49.<br />
Salof, V. 229.<br />
Salmone , ftad, Vj. 265.<br />
S A L O M O . Uitgeftrektheid<br />
van zijne heerfchappij, IV.<br />
255.<br />
Salonkhi, eertijds JheJJaiumka,<br />
VL 225,<br />
Samarld , Landfc'iap , IV.<br />
375-<br />
• •— ftad , befchreven ,<br />
II. 334. was ingericht naar<br />
het voorbeeld >van Jerufalem,<br />
II. 338. vijver te Samaria,<br />
II. 338. fterkte II.<br />
339. lotgevallen, II. 339.<br />
geilecht door H Y U K A N U S ,<br />
II. 341. herbouwd en Sebaste<br />
genoemd, II. 541.<br />
tegenwoordige ftaat , II.<br />
343-<br />
Samaritanen, eene volkplanting<br />
der Jsfyriërs, II. 340.<br />
bericht van dezelven , IV.<br />
377.<br />
Satnega , V 49.<br />
Sami'êl, zie fVind.<br />
Sameciionitis me:r, I. 424.'<br />
zie Alerom.<br />
Samos , Eiland , VL 747.<br />
Samothrace, Eiland, VI. 245.'<br />
Sampho , V. 49.<br />
Saniu, IV. JO. 189.<br />
Samuël , (St.) Kasteel, II,<br />
270.<br />
—— dorpjen , II. 322.<br />
oudtijds Ra ma , zie Rama,<br />
Sanaa is Uzal, V. 231.<br />
een mans - of ftads»<br />
naam? IV. 419.<br />
SA N DYS , I. 109.<br />
Sanhedrin , wanneer opgericht?<br />
III. 293.<br />
S A N H E R I E S togt tegen Jerufalem<br />
, IV. 324.<br />
Sanim, V. 50.<br />
Sanfanna, IV. 20.<br />
Saracenen, V. 100,<br />
Sarahen , IV, 78.<br />
Sardes, (iad , VI. 203,<br />
Sarepta , V. 298.<br />
Sarid, IV. «5.<br />
Hart», yUfcie, I, 372.
345 A L G E M E E N<br />
Seronas, landftreek, IV. 36S.<br />
Sariphea, V. 50.<br />
Scala Tyrmum of Capo Blanco,<br />
I. 322. V. 286,<br />
Schaapen in Palajlina, met<br />
vette (taarten, I. 247.<br />
Schakals, menigvuldigjn Pa'-<br />
lajlina, I. 282.<br />
Scharlaken, V. 275.<br />
Sc ham of Sjam, voor Damas-<br />
*«"•> V. 33r.<br />
ScHEBA, zoon van JOKTAK,<br />
in Arabië, V. 234.<br />
- — zoon van E ACM A,<br />
V. 205.<br />
Schebarhn, IV. 64.<br />
Schelfzee, III. 315. eigenlijke<br />
plaats van den doortogt<br />
,derIfraêlitm door dezelve,<br />
III. 320. legerplaats der<br />
Ipraëliten bij dezelve , III.<br />
329-<br />
Scheuring van bet Ifraèlitisck<br />
Koningrijk, IV. 280.<br />
SCHMIDT, I. I20. Segor, zie Zoar.<br />
Schoenus , eene Egyptifche SEÏR, of hij oorfpronglijk<br />
maat, VI. 41.<br />
Schome Havens, VI. 265.<br />
Schreeden, maat van afftand,<br />
I. 86.<br />
Schrijvers over de Aardrijkskunde<br />
des Bijbels, I. 93.<br />
volgg.<br />
• van de Heilige oorlogen,<br />
I. 103.<br />
SCHULTENS , Index GeSgraphicus,<br />
enz. I. 98.<br />
SCHWEIGCER, I. 108.<br />
Scepas, eene hoogte buiten<br />
Jerufalem, II. 225.<br />
Scylla, fteenklip, VI. 282.<br />
Scyten, hunne invallen in<br />
•dfil, of Scythopolis, naar<br />
hen genoemd zij ? II 353-<br />
Scythopolis , oudtijds Beth.<br />
fean, x>{ Bethfan , II. 352,<br />
reden der benaming, II.<br />
352.<br />
Seba, zie Beërfsba.<br />
Seba , is het Eiland Meroê ia<br />
Afrika, V. 205.<br />
Sebam, III. 153.<br />
Sebaste , Samaria , dus door<br />
HERODES genoemd , II. 342.<br />
Secjiacha, IV. 37.<br />
Sechin of Se quin, welke munt,<br />
II. 206.<br />
Sechu, IV. 218.<br />
Seèratb, IV. 170.<br />
Sefala, Sofala, 1 374.<br />
Sefam, IV. 225.<br />
Sefara of Safar, V. 248.<br />
Sefarad , OBADJA, W. 20.<br />
III. 271.<br />
Sefarvaïm, VJ. 106.<br />
&/W
Ï I E G I S T E R .<br />
f&<br />
Sirih, berg, I. 301.<br />
Seph, V. 5r.<br />
Sspphoris, V. 51.<br />
SHAW, (ur.) I. 114.<br />
Sibma, III. 153.<br />
Sichar is Sichem, II. 3 $9.<br />
Sichem, ftatf, befchreven, II.<br />
358. daar is de Tabernakel<br />
nooit geweest, II. 363.<br />
naderhand . Neapolis , II.<br />
3C7. of op dezelfde plaats Siniten, III. 33.<br />
1<br />
gelegen heeft , als thans — voorÈgytenaren, JES.<br />
II. 360. hedendaagfche toeftand,<br />
11. 37L grsven der<br />
Aardsvaderen te Sichem,<br />
375-<br />
Sichor, rivier , I. 471.<br />
1<br />
Lebnath, zie Libnath.<br />
Sicilië, Eiand, VI. 275.<br />
Side, ftad, VI. 171.<br />
Sifmoth, IV, 225.<br />
®go, V. 53.<br />
S IHON , Konin? der Amoriten.<br />
Uitgeftrektheid van zijn<br />
rijk, III. 190.<br />
Sikron, eene onbekende plaats,<br />
IV. 7.<br />
Silhim, IV. 20.<br />
Silla, IV. 3is.<br />
Silo, ftad, befchreven, II.<br />
382. ligging , II. 383.<br />
maagdenroof aldaar II.<br />
386. de tabernakel is lang<br />
daar geweest, II. 387. of<br />
er ook een fteenen Tempel<br />
geweest is ? III. 387.<br />
Silodm of Silod, 'Badwater<br />
II. 17 6.<br />
'•• fontein, II. 175.<br />
Simeön, erfdeel van dezen<br />
ftam, IV. 7r.<br />
"Simron • Meron, ftad, JII. 213.<br />
Simyra , ftad , III. 40. V,<br />
306.<br />
Sin, woestijn, III. 329.<br />
of Vehifium , is , of<br />
Syëne f VI. 54. volgg.<br />
Sinav, berg en woestijn, III<br />
338.<br />
Sindsjar, berg, V. 160.<br />
Sinear, vlakte, V. 159. VI.<br />
68.<br />
XLIX: 12. VI. 57.<br />
SiSn, onbekend, IV. 97.<br />
benaming van den berg<br />
Hermon, I. 301.<br />
Siir, V. 5. 53.<br />
Siö'raim . IV. 150.<br />
Sira, IV, 231.<br />
Sirbonisch Meir, I. 475,<br />
SirVu, berg, I. 301.<br />
Sittim , dal, I. 355.<br />
legerplaats der Ifraëliten,<br />
III. 390.<br />
Slapers (de Heilige zeven)<br />
te Efeze, VI. 189.<br />
Smous, oorfprong en betekenis<br />
van dezen naam, III.<br />
268.<br />
Smyrna, ftad, VI. 192.<br />
Sneeuw op den Libanon, I,<br />
293. eeuwige op den Libanon,<br />
I. 171.<br />
Socho, IV. 22.<br />
Sodom, zie Doode z'ee. Nadere<br />
befchrijving der landftreek<br />
van Sodom , enz.<br />
III. 165.<br />
• (bergen vanï I. 335.<br />
Sodoms Appelen, I. 416.<br />
Sodomiten waren geene KanaS*<br />
niten , lil. 167.<br />
St-
35° A L G E M E E N<br />
Sogane, V. 53.<br />
Solyme. V. 54.<br />
Sortk. beek of dal. I. 3^4.470.<br />
Spanje, befchreven, VI. 305.<br />
bijzonderheden van den<br />
Christen godsdienst in dat<br />
lan !', VI. 307.<br />
—— wijn .1. 263.<br />
Sparta, ftad. VI. 241.<br />
Spelonlcn . zie Holen.<br />
Springhanen. I. 284. worden<br />
in het Uosten gegeten. I.<br />
2P4.<br />
Stadie , I. 85.<br />
Sta»,men. De Ifra-liten der<br />
X ftammen, op verlof van<br />
Cyrus, mede in hun land<br />
Stoel (St. Pieters,) te Rome,<br />
VI 303.<br />
Straatentejerufalem. II. 37. 59.<br />
• —* van Damaskus, I. 227.<br />
• van Samarici, II. 338.<br />
Strcto 's burg, IV. 455.<br />
Stroomen, I. 36.<br />
Si-ccoth gaf den naam aan Scy<br />
thopolis, II. 353. of er<br />
tweederlei Succoth zij geweest<br />
? II. 356. befchrijving<br />
der ftad, III. 113. legerplaats<br />
der Ifraëliien ,<br />
III. 311.<br />
Sud, rivier, VI. 81.<br />
Suël. IV. 208.<br />
Suf, III. 3JL5.<br />
Suhiter , waarfchijnlijk van<br />
den ftam Sua. V. 397.<br />
Sunem, IV. 96.<br />
Sur, V. 54.<br />
• \voestijn, III. 323.<br />
• of Pelufium is? VL 56".<br />
Sufan, ftad , VI. 147.<br />
Sykomorus, of wiide vijgeboom<br />
, II. 280. zie Vijgeboom.<br />
te rug gekeerd , IV. 347-<br />
Steden , niet aanzienlijk ia Syëne, thans Atfevan, VI. 60»<br />
Palaeftinst, I. 7$. op hoog Sykiminoti, V. 54.<br />
ten gebouwd, II, 15. dest Syrakuze', ftad, VI. 277.<br />
<strong>Koninklijke</strong> fteJen in K-i- Syrië, en Palefiynsch Syrië,<br />
«jasrt, III. 196. men vindt vele<br />
puinhoopen van fteden<br />
L 147.<br />
• naams - oorfprong.<br />
ook in de woestijn , V, 78.<br />
V. 307. uitgeftrektheid ,<br />
• bouwen is , dezelve<br />
V. 308. fchoonheid , en<br />
vcrfterken, I. 78.<br />
luchtgefteldheid, V. 310.<br />
Steenachtig Arabië is Petrxlsch<br />
rivieren , V. 310 , 311.<br />
Arabië,V. 4C0.<br />
lotgevallen', V. 3 14.<br />
Sfenrotzen ,, niet altijd onvruchtbaar<br />
, I 29. 218.<br />
Syrof'cnicië,, zie. Fenicië.<br />
op dezelven fterkten gegebouwd,<br />
I. 30.<br />
T.<br />
219.<br />
'öU'adnach, ftad, III. 214.<br />
Taawth-Silo, IV. 46.<br />
Tabbath, IV. 1S0.<br />
Tabeèra, legsrplaats der /»<br />
Jraëliten , lil. 352.<br />
Tabernakel, waar heen gebracht<br />
is , van Silo , II»<br />
389.<br />
Tabemen, (ds drie) VI.287.
R E G I S T E R . 351<br />
Tachath , legerplaats- der 2-<br />
Jraïliten. UI. S 6 8-<br />
Tachpanhas,- Dafne, bij Pelufium<br />
, VI. 62.<br />
Tadmor, of Tamor, ftad, IV.<br />
271.<br />
Tafnes, rivier in Egypte, VI.<br />
63, 64.<br />
Talrijkheid des Joodfehen<br />
363-<br />
Thanath, V. 55-<br />
volks, III. 273.<br />
Tappuah, ftad, III. 205. IV.<br />
II. 22 , 46.<br />
Thapzakus, zie Thifzah.'<br />
Tharah, legerplaats der TfraS'<br />
liten» lil. 368.<br />
Tarabolos, Tarahlus, zie Tripoli, Tharala, IV. 68.<br />
Tarichea, V. 54.<br />
Tar/iw , ftad van Cilieië , geboorteplaats<br />
Tharfisch, Tartesjvs in Spanje,<br />
V. 17S-<br />
van PAULUS,<br />
VI. 67.<br />
—<br />
V.<br />
. vaart op Tharfich ,<br />
181.<br />
TarfMfa , ftad , oudtijds Dor Thehaïs , landfchap , oudtijds<br />
of Dora, 1U. 226.<br />
IW«f, is niet EKbatana, VI.<br />
138.<br />
. gebergte, VJ. 159.<br />
Tefon, V. 5 5-<br />
Tekenen van het weder, I.<br />
188*<br />
TelAbib, VI. 104.<br />
— yfr/wr, V. 149. VI. 104.<br />
— llaifa, VI. 104.<br />
— Melach, VI. 104.<br />
Telaim, zie ïeJem.<br />
TsJem, ftad. IV. 17.<br />
Tempel te Jttufilem, II. 107.<br />
.. , • der Jooden in Egypte,<br />
VI. 30.<br />
Terebitithus, of Terpentijnboom,<br />
vermaarde markt bij<br />
denzelven, H. 276.<br />
Terpentijnboom , naar denzelven<br />
hebben vele plaatzen<br />
haren naam, IV. 110. 209,<br />
Terpentijn - dal, IV. 216.<br />
Jhabata, V. 5J.<br />
Thdbor, of de berg is , op<br />
welken CUKISTUS verheerlijkt<br />
is, I. 317.<br />
ftad, IV. 89. 98.<br />
Thamar, of hetzelfde met<br />
Hazezon-Thamar, III, 93.<br />
Thamnitica, Toparchie, IV.<br />
Pathros, VI. 64.<br />
Thebe in Egypte , is No of<br />
No-Ammon, VI. 49.<br />
Thebe of Thebez , vlek , II.<br />
370. • •<br />
Thebez, IV. 187.<br />
Thekoa, ftad, IV. 242.'<br />
Thella, V. 55.<br />
27w?i», volksftam, V, 386.<br />
Theman, volksftam, V. 11.<br />
of Kaap Ponge,<br />
enz V. 305.<br />
Thesfalonika, ftad, VI. 228.<br />
THEVENOT , I. ui.<br />
Thifzah of Tifza , ftad , V.<br />
328.<br />
Thimna oïTimma, ftad, III.<br />
122,<br />
Thimnata,lV. 119- zieT/wn-<br />
' nath Serah.<br />
Thimnath Sera, ook Thinmat-<br />
Heres, IV. 126.<br />
Thiras, de Thraciërs, V.19S.<br />
Thirza, ftad, 111. 230.<br />
Thubt,
Thisbe, ftad, IV. 302.<br />
Thisbiter , naar welke plaats<br />
da Profeet EL ia' zoo ge.<br />
noerad is? IV. 301.<br />
Thoganna, Armeniërs, V. 172.<br />
Tholath, zie Eltholad.<br />
Thyatire, ftad, VI. 20c.<br />
Tiberid!, ftad , befchreven ,<br />
It. 394. waaröm JESHS<br />
daar niet verkeerd heeft ?<br />
Ui 397. Jaoden aldaar;<br />
II. 309. hedendaagfche toeftand,<br />
II. 400. warme baden,<br />
II. 405.<br />
Tigris, rivier, V. 143.<br />
. zeldzame vaartuigen<br />
op dezelve, V. 172.<br />
, TI&OTHIUS te Efeze Bis-<br />
\ fchop , en daar gedood,<br />
VL 188.<br />
Tirabatha, V. 56.<br />
Tirza, zie Thirza.<br />
Tob, Landfchap, IV. 190.<br />
Tochen, IV. 78,<br />
Tfeth, zie Hinnom.<br />
Toorens van Jerufalem, II. 49.<br />
63. oogmerk van den aanleg<br />
der toorens, II. 49.<br />
L C E M E Ë Pf<br />
Trachonitis , landftreek , IV.<br />
408. zie ook Argob.<br />
Trap f Heilige) IJ. 128.<br />
V.<br />
Tripoli in Syrië, V. 305.<br />
TVciJ.landfchapen ftad.VI.83. IP^adan, V. 233.<br />
Ttoglodyten , zie Holbewoners. VALLE<br />
Trozyllium, Kaap en Eiland,<br />
VI. 248.<br />
(PETE. DELLA-,)<br />
TROÏLO, I. nr.<br />
Tubal, de Tibarenen, V. 193.<br />
Tubin, zie Tob.<br />
Turken, hunne geweldige regering,<br />
V. 101.<br />
Turkomannen, V. 108.<br />
Tydna, ftad, VI. 179.'<br />
Tyran, ou tijds, ten Vorst}<br />
VI. 277, 278.<br />
Tyrus, befchreven. V. 270.<br />
eene volkplanting van Zidon,<br />
V. 272. lyrus, de<br />
vesting, of vaste ftad, I.<br />
31. V. 272. koophandel<br />
en rijkdom , V. 274. gefchiedenis<br />
, V. 276. hedendaagfche<br />
ftaat, V. 278.<br />
Tyrus , de vaste ftad , wat<br />
daar door te verftaan is ?<br />
III. 40. IV. 104.<br />
U.<br />
TfTitgeftrekthtid van Kanadn,<br />
^ 1. 160.<br />
Uluï, rivier, VI. 143.<br />
Umma, eene onbekende plaats,<br />
IV. 104.<br />
Un, dal, V. 337.<br />
Ur der Chalde- n, V. 257.<br />
Urfa Of Orfa, V, 260.<br />
Ufamma, V. 56.<br />
Uurteliing der Jooden, L172.<br />
Uz, V. 250.<br />
Uzal, V. 231.1<br />
I. 109.<br />
Valleien, zie Dalen.<br />
Vee (overvloed van) in Talajlina,<br />
I. 244.<br />
Vciren van eene rivier zijn<br />
waadbare plaatzen , I. 38.<br />
Vel papier , van waar deze<br />
bewoording, VI. 199-<br />
Ver-
R E G I S T E R . 353<br />
Verheffingen des Jordaans,<br />
zie Jordaan.<br />
Vertaling der LXX Overzet-<br />
. ters, VL 3°-<br />
Verzamelingen (twee) van reizen,<br />
I. 100.<br />
Vruchtbaarheid van Palajlina,<br />
Viervorst, IV. 374.<br />
I. 236.<br />
fisch in Palajlina, I. 280. , Vruchtboomen in Palajlina , I.<br />
Vlakke veld van Jericho, I.<br />
267.<br />
3Ö7'<br />
, velden van Moab , I.<br />
367-<br />
Vlakten van Paleefiina, I 363.<br />
1 van Esdrelon , I. 368.<br />
. (groote) van den Jordaan,<br />
I. -.164.<br />
— van Ptolemaïs, I. 370.<br />
— Sfiala, I. 374.<br />
Vlekken, wat onder deze benaming<br />
verdaan wordt, I.<br />
80.<br />
Vloed en Ebbe, I. 36".<br />
Vogelen, zie Gevogelte.<br />
Volken , oorfprong der volken,<br />
V. I63.<br />
vuldig in Palajlina, 1,231.<br />
Volkrijkheid van Paleefiina , L<br />
286.<br />
Waterleidingen te Jerufalem,<br />
Voorburg •> Voorhout , en Voorfchoten<br />
II. 173. 185.<br />
, hebben misfchien Watervallen, I. 38. .<br />
hunnen naam van het Latijnfche<br />
Waterwerktuigen aan deniVy/,<br />
woord Forum , VI. VI. 23.<br />
280.<br />
JFapen van Jerufalem , II.<br />
Voorrechten des Ifraëlitifchen 206, 207. hoe den Pi;/-<br />
, volks, III. 294.<br />
Voortbrengzelen ( ProduFlen )<br />
gniBi- op den arm gerekend<br />
wordt, II. 207.<br />
van Palajlina, I. 242.<br />
Voorzegging bij de Turfcn, dat<br />
Weerlicht ,<br />
i. 182.<br />
zonder donder ,<br />
de Christenen Jerujalem we<br />
Weilanden in Egypte, VI. 26,<br />
der zullen innemen, II. 195.<br />
Vosfen, zie Schakals.<br />
Vrouwen (voorbeelden van )<br />
die, in hongersnood, hare<br />
VI;, Deel.<br />
kinderen", als ook hare mannen<br />
, hebben opgegeten ,<br />
V. 20.<br />
Vrouwlijk lid aangebeden, V.<br />
128. 13L<br />
Fiiar. Wonder van het Heilig<br />
vuur, II. 203.<br />
Vijgeboomen in Palajlina , I.<br />
270.<br />
Vijvers , I. 479. te yer«>iei»,<br />
II. 185. van S A L O -<br />
M O , II. 245,<br />
W.<br />
nniTattr niet overvloedig in<br />
Palajlina, L 229.<br />
• van waar Jerujalem<br />
water bekwam, U. 172.<br />
• voorf, Meir, j. 34.<br />
Waterbakken , I. 479- menig<br />
27-<br />
• (grazige) in Pa/
'354- A L G E M E E N<br />
Westen, wordt genoemd, het<br />
achterfle, I. 51.<br />
Westenwind , brengt regen ,<br />
I. 190.<br />
Wierook op den Libanon , I.<br />
297.<br />
Witdemisfen, (Beek der) I.<br />
474-<br />
Wilgen, (Beek der) L 451.<br />
474-<br />
Wind , voor den regen, I.<br />
198.<br />
(Land-) in Palajlina,<br />
L 197-<br />
vuurige cn doodende ,<br />
I. 193.<br />
Winters in Palajlina, I. 174.<br />
Woestyn, welke betekenis dit<br />
woord in den Bijbel heeft,<br />
I. 28. gemeen aan de Stammen<br />
, 1- 227. van Palajlina,<br />
L 375-<br />
. _ van Beth-aven, I. 379.<br />
0W{fz van Efraïm, J. 384.<br />
- van Libanon, I. 383,<br />
zie voords Woestijn.<br />
Wijn en Wijn-oogst in Pa/«-<br />
y/'nza, I. 260.<br />
• van den Libanon, I,<br />
298.<br />
Wijzen y de zeven ) van Grzêkenland,<br />
VI. 219.<br />
. Berjeba, I. 379. ; lainmnim, IV. rio.<br />
Bozer, I. 383.; laanaïm, IV. 110.<br />
• ~ Ch'.reth, I- 378. J '.acheus • oli'ê, II. 281.<br />
Efraïm, I. 379. • ',achone bron, II. 28r.<br />
Engeü, I. 378. ; Iflür, IV. 312. ftad, IV. 41:,,<br />
• — GibeSn, I. 379, 1 '.ahnon, berg, I, 324,<br />
Jeru/l, I. 378. ;'.almona, legerplaats der I-<br />
- Juda, I. 375.<br />
fraèliten, III. 3 go<br />
— Mien, I. 378. ;'.amzummiten, III. n.<br />
Thekoil, I. 378. 2 •anoah, IV. 22. 34.<br />
Zs/, 1. 378. 2 arerf of Zered, beek , 1.452.<br />
over den Jordaan, I. 2 arfath 0? Sarepta, V. 289.<br />
387.<br />
:irt£?Z3 , III. 393.<br />
— der Scheifzee be- Z ;Zw/o;z, erfdeel van dezen<br />
fchreven, III. 102. V. 400. Stam, IV. 78. heeft gereikt<br />
' ~ am de zee, voor Babel,<br />
van de Middellandfche tot d©<br />
VI. 82. '<br />
Galileefche zee , IV. 79.<br />
Wouden in Pataifiina , I. 22S. 'dad, Z IV. 150.<br />
383. 2, 'dek, is Jerufalem }<br />
II,<br />
Zeeft<br />
X.<br />
^.^Cctei, V. 56.<br />
Ximyra, zie Simyra.<br />
Xjfius, welke en hoedanige<br />
plaats in Jerufalem , II.<br />
121. volgg.<br />
Z.<br />
r^aailanden, in Palajlina ,<br />
I. 248.<br />
Cagnan, IV. 23.
R E G I S T E R . 355<br />
Zee ,1 of dus enkel gefield ,<br />
altijd de Middellandfche zee<br />
..betekent? I. 388-<br />
en Meir in den Bijbel<br />
met hetzelfde woord uitgedrukt,<br />
li 33, enz.<br />
_ wordt ook voor den<br />
JVy/gefield, VI. 51,<br />
Zeiii van Paleefiina, I. 387.<br />
Z;« , {achterfle') eene benaming<br />
van de Middellandfche<br />
zee, I, 45, 51<br />
—— Cinneretk , Galileefche ,<br />
vmTiberids, I. 419. volg.<br />
vischrijk , I. 422.<br />
• g r »ote > is de Middellandfche<br />
zee, I. 33.<br />
(tonge der) I. 35.<br />
Zeeboezem, I. 35.<br />
Arabifche , zie<br />
Schelfzee.<br />
Zeehavens, I. 35. weinige in<br />
Palajlina, 1. 389.<br />
Zeekust, I. 35.<br />
Zeé'6, Perskuip, IV. 184.<br />
Z«*P (Jerufalemfche) II. 2g8.<br />
Z?/^, III. 128.<br />
Zefion, IV. 150,<br />
Zelah, IV. 252.<br />
Zelzah, IV. 209.<br />
Zemaraïm, IV. 6,1.<br />
Zewiarüz'm, berg, I. 331.<br />
Zemariteri, III. 39<br />
Zenan, IV. 23.<br />
Zenodorus (Huis van) eene<br />
landftreek, IV. 409.<br />
Zer, IV. i n .<br />
Zerad • Hasfahar, Rad van Ruben,<br />
III. 449.<br />
Zered, zie Zured.<br />
Zereda, IV. 180.<br />
Z'a, V. 56.<br />
Ziddim, IV. 111.<br />
Zidon , befchreven, V. 286.<br />
volgg. ligging , V. 286.<br />
oudheid en naam, V. 287-<br />
waaröm groot Zidon ? V.<br />
287. regering en koophandel,<br />
V. 288, 289. lotgevallen,<br />
V. 290. tegenwoordige<br />
ftaat, V. 294.<br />
behoorde niet tot Kanadn,<br />
HL 29.<br />
Zidoniten, II'. 29.<br />
Ziikten in Palajlina, I. 207.<br />
Zif, ftad, IV. 16.<br />
Ziganiërs, zie Heidenen.<br />
Y.ïUag, ftad, IV. 19-<br />
Zimri, een volksftam, V. 378.<br />
Zin, woestijn, HL 358.<br />
Ziün, berg,- II. 24. de-bijzondere<br />
heuvel Ziön , II.<br />
24. plegen j<br />
n<br />
he.r. Zuiden<br />
der ftad Jerufalem, II. 26.<br />
Z.ür, IV. 32.<br />
Zirka, beek , I.<br />
Zodn, oude Hoofdftad van<br />
Egypte, Tanis, VI. 39.<br />
Zsör, ftad, befchreven, IIL<br />
167. waarom genoemd drie<br />
jaarl^e Veerze ? lil. 1Ó9.<br />
behoorde niet tot het eigenlijk<br />
Kanadn, 111. 170.<br />
Zoba, Nijibis, VI. xoi.<br />
Zf'fim, zie Scopas.<br />
Zomers in Palajlina, I. 173.<br />
177.<br />
/fora, IV. 21.<br />
Zorek, zie SVefc.<br />
Z«Ht , in Palejtina, I. 278.<br />
var) Sooam, L 4°4'<br />
Zout dal, I. 354.<br />
Z 2 Zot.*-
35
D E<br />
K A A R T E N<br />
Moeten geplaatst worden,<br />
Kaart VIII. . : ; ;<br />
g<br />
Bladz, i<br />
s<br />
—— IX. ? i I | - 8 • 31»