19.04.2015 Views

E - Koninklijke Bibliotheek

E - Koninklijke Bibliotheek

E - Koninklijke Bibliotheek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Bibliotheek</strong> Universiteit van Amsterdam^<br />

01 3391 2691<br />

Boekbinderij Drukkerij<br />

RUSTENBURG<br />

Tel.72 17 78 Amsterdam


AARDRIJKSKUNDE<br />

D E S<br />

B IJ B E L S.


AARD<br />

RYKSKUNDE<br />

D E S<br />

BYBELS,<br />

D O O R<br />

YSBRAND<br />

VAN HAMELS VELD,<br />

Z E S D E D E E L ;<br />

T E AMSTERDAM, BY<br />

JOHANNES A L L A R T .<br />

MDCCXCVIII.


AAN<br />

DEN<br />

L E Z E R ,<br />

Eindelijk, mag het mij gebeuren , U het<br />

laatfte Deel van deze mijne Aardrijkskunde<br />

des Bijbels , aan te bieden. Verfeheiden<br />

tusfchen-infchietende omfcandigheden<br />

zijn oorzaak geweest, van den traagen<br />

fpoed dezes werks , het welk door U zoo<br />

gunftig ontvangen is. — De geleerde RU-<br />

DOLPH.JÜNISH, Hoogduitsch Predikant<br />

bij de Euangelisch - Lutherfche gemeente<br />

te Amfterdam , thans te Hamburg, heeft<br />

dit werk verwaardigd , met eene Hoogduitfche<br />

vertaling, waarvan het eerffce Deel<br />

te Hamburg 1793, is uitgekomen, en thans<br />

reeds drie Deelen het licht zien.' Hij heeft<br />

er tevens Aantekeningen bijgevoegd, welt<br />

k e<br />

3


6 AAN DEN LEZER.<br />

ke van 's mans kunde en oplettendheid getuigen.<br />

Jk ben voornemens , zoo dra de<br />

gemelde Hoogduitfche vertaling, voltooid,<br />

het licht zal zien, om de gemelde aantekeningen<br />

van den geleerden J^NISCH ,<br />

als een Supplement of bjiyoegzel, vertaald,<br />

te leveren, wanneer Gij alles bij één zult<br />

hebben , wat zal kunnen fchijnen , vereisen<br />

t te worden, om de Aardrijkskunde<br />

des Bijbels volledig te maken.<br />

Dit was , het geen ik U, waarde Lezer<br />

! te berichten had. — Gebruikt verder<br />

dit werk, met infchiklijkheid voor den<br />

Schrijver, tot recht verftand en opheldering<br />

van onzen dierbaren Bijbel.<br />

17 November,<br />

1797-<br />

Y. VAN HAMELS VELD.<br />

I N*


I N H O U D<br />

V A N<br />

D I T<br />

Z E S D E D E E L .<br />

T I E N D E B O E K .<br />

AARDIUJKS' KUNDE<br />

DES « IJ B E L S , MET<br />

B B T R E TI K l N-G TOT VERDER.<br />

AFGELEGEN<br />

VOLKEN.<br />

EERSTE HOOFDS T L 7 K,<br />

Egypte. . . . . . Bladz. i<br />

T W E E D E HO O F D S T Ü K.<br />

È'a'byknië of Chaldeë. ' . . Étaaz. ö><br />

D E R D E H O O F D S T U K.<br />

Mefopotamië. . . . Bladz. 93<br />

V I E R D E H O O F D S T U K.<br />

&/yrt


vin INHOUD VAN HET ZESDE DEEL;<br />

V IJ F D E<br />

HOOFDSTUK.<br />

MedM. . . . . Bladz. 130<br />

ZESDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Pfrfö\ . . . . ; . Bladz. 140<br />

ZEVENDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

De Landjehappen van klein /Ifië. . Bladz. 156<br />

ACHTSTE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Griekenland. . . . Bladz. 214<br />

NEGENDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

De Eilanden der Zee. . . . Bladz. 243<br />

TIENDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Italië en Spanje. , » , Bladz. 279<br />

AARD.


AARDR IJ K S - KUNDE<br />

D E S<br />

B IJ B E L S.<br />

TIENDE<br />

BOEK.<br />

AARDRIJKSKUNDE DES BIJBELS, MET<br />

BETREKKING TOT VERDER AF­<br />

GELEGEN VOLKEN.<br />

EERSTE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Egypte.<br />

N<br />

adat wij het gantfche land Kanaan , met opmerking<br />

, hadden doorreisd, en ook de volken,<br />

aan dat land grenzende , die nabuuren der Hebreen<br />

geweest zijn , hebben bezocht , moeten wij<br />

ons verder heen begeven, om ook die landen e'n<br />

volken te befchoüwen, die, verder afwonende,<br />

echter in den Bijbel gemeld worden , omdat zij ,<br />

min of meer , betrekking hebben gehad tot het<br />

Ifraëlitisch volk. Wij zuilen ons , ten die« einde<br />

, eerst Zuidwaards wenden , en met Egypte<br />

eenen aanvang makende , ten Zuiden van, Balefiina<br />

gelegen ,. door het Oosten , Noorden en<br />

Westen , den togt vervolgen , tot cfet wij , alles<br />

, wat onze opmerking verdiende , in onze<br />

Aardrijkskunde des Bijbels bijeengebracht hebbende<br />

, kunnen geacht worden , onze reize voleind,<br />

en onzen arbeid voltooid te hebben.<br />

VI. Dee.1. A Egyp-


2 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

NAAM.<br />

Dit land is onder den naam van Egypte,<br />

Egypte is dan het eerfte land, het welk zich<br />

aan ons, op dezen togt, aanbiedt, een land,<br />

het welk , in meer dan één opzichtin de Bijbelfehe<br />

Aardrijkskunde merkwaardig is , zoo door<br />

zijne oudheid , als bijzonder , omdat de Ifraëliten<br />

eenen geruimen tijd in Egypte, gewoond' hebben,<br />

en daar , hoewel onder het ondergaan van vele<br />

verdrukking en flaaffche dienstbaarheid tot een<br />

volk zijn aangegroeid ; hebbende zij ook , in vervolg<br />

van tijd , met Egypte en de Egyptenaren ,<br />

zoo in vrede als oorlog , vee] te doen gehad. Wij<br />

zullen onze befchrijving zoo inrichten , dat<br />

wij eerst den naam , vervolgends de gelegenheid<br />

, grond - en luchtsgefteltenis , zeden der inwoneren<br />

, en derzelver ftaatsbeftuur, ouden en<br />

nieuwen toeftand van dit land , en eindelijk ,<br />

die Heden van hetzelve zullen befchrijven , welke<br />

in de Heilige Schrift genoemd worden , en voorkomen.<br />

JEgyptus,<br />

AtyojTT©,, bij de Griekfche en Latijnfche<br />

Schrijvers bekend , dus noemen het ook de LXX<br />

Overzetters van het Oude, en de fchrijvers van<br />

het Nieuwe Testament, gelijk de Europeanen dien<br />

naam nog heden behouden. Wat deze naam betekent<br />

, of van waar hij zijnen oorfprong neemt,<br />

is onzeker. Het geen de Grieken verhaald hebben<br />

van eenen Koning ^GYPTUS , broeder van<br />

D A N A u s , die aan dit land zijnen naam zou gegeven<br />

hebben , is te fabelachtig , om er zich mede<br />

op te houden. Het waarfcnijnlijkfle is , dat<br />

JEgyptus naauw vermaagdfchapt is met Koptus , '<br />

of Kopt, eene aanzienlijke Had in Egypte , van<br />

welke


DES BIJBELS X. BOEK, L HOOFDST. 3<br />

welke men zegt, dat de Kopten hunnen naam hebben,<br />

waar van in het vervolg, en welke bij HOMERUS<br />

reeds onder den naam van JEgyptus voorkomt,<br />

gelijk zij ook aan het gantfche land den naam zal<br />

hebben medegedeeld bij de Uitlanders, welke, gelijk<br />

daar van meer voorbeelden zijn , den naam<br />

eener voornaame Had aan het gantfche land zullen<br />

gegeven hebben, («)<br />

Van ouds, gelijk nog heden bij de Inwoners ,<br />

is de naam van dit land Mitzraim, Mazor, Mefr<br />

9<br />

welke naam bijzonder eigen is , aan de tegenwoordige<br />

hoofdftad Ka'iro (!>), gelijk m e n meent,<br />

naar M I T Z R A I M , zoon vanciiAM, ten zl) deze<br />

naam liever de naam zij van den volksftam , die,<br />

uit C H A M oorfpronglijk , Egypte bevolkt heeft<br />

(c) , of wel dat de naam Mitzraim , eene beschrijving<br />

van 's lands hoedanigheid in zich bevatte,<br />

en betekene, het land der zon, gelijk ook<br />

Egypte zal betekenen het huis vetn Phthas of van<br />

de zon (rf).<br />

Zij, die geloven , dat Egypte den naam Mitzram<br />

zal ontvangen hebben van den zoon van<br />

C H A M , meenen, dat even daarom Egypte, ia<br />

den Bijbel, naar C H A M , genoemd wordt, het<br />

land van C H A M , P S A L M LXXVIII: 51. CV:<br />

23. 27. en CVI: 22. Zeker is het, dat in die<br />

aangehaalde plaatzen Egypte , onder deze benaming<br />

, voorkomt, maar niet zoo zeker , dat dezelve<br />

van C H A M , den zoon van N O Ü C H J als<br />

Stam-<br />

(a) Eene andere naams-afleiding nit het Koptisch, heeft<br />

ï. ft. FOKSTER. Epijiola enz. pag. B.<br />

(b) Zie den Nubifoiien Jjandbefchryyer pag. 97. aangehaald<br />

in de aantekening op SHAW Re'ize , 11, Dséi Bladz. 40.<br />

(c) Zie ons V. Duel. Bladz. 313.<br />

(d) FORST ER. Epiji, cit. pag. 8.<br />

A a


4 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Stamvader der Egyptenaren, moet worden afgeleid.<br />

Waarom toch , vraagt men , zou , onder zoo<br />

veele landen , die door de nakomelingschap van<br />

CHAM bevolkt zijn, Egypte alleen dus naar hem<br />

benoemd zijn geworden ? de Egyptenaars noemen<br />

hun land Chem of Chemi, het welk zwart zal betekenen,<br />

doelende op de zwartheid van den grond,<br />

en ook van het Nijl-water (a). Hier van daan<br />

het land Cham , in de aangehaalde plaatzen uit<br />

de Pfalmen van DAVID.<br />

Eindelijk , zal Egypte , volgends het gewoon<br />

gevoelen , ook onder den naam Rahah voorkomen<br />

PSALM LXXXVII: 4. en LXXXIX: «,<br />

Het zij dan, dat het dezen naam hebbe van de<br />

vreeslijke waterdieren , inzonderheid den krokodil<br />

, gelijk SCHULTENS dacht , of dat de naam<br />

Egyptisch is, en even als Mitzraim, het zonneland,<br />

of land der zon, betekent (b) MICHACLIS echter<br />

wil, op de eerfte plaats PSALM LXXXVII. 4.<br />

liever Rechob lezen , en aan dat gedeelte van Asfynè<br />

denken, het welk met dezen naam in den Bijbel<br />

voorkomt, en bij de ouden Adiabene of hedendaagsch<br />

Chadjab genoemd wordt, terwijl hij, in<br />

de plaats PSALM LXXXIX: 11. het woord als<br />

een algemeen naamwoord neemt, en door vreeslijk,<br />

of iet dergelijks, vertaalt.<br />

G E L E G E N H E I D .<br />

Egypte ligt ten Zuidwesten van Palce/iina , zoo<br />

dat het land door de Ifraëliten, volgends de belofte<br />

aan ABRAHAM gedaan , in hunnen bloeiftand<br />

bezeten, zich tot aan de grenzen van Egypte<br />

(a) PORSTER Epifï. cit. pag. 36, 37,<br />

(b) FOKSTER. Epiji. cit, pag, i.


DÏS BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 5<br />

te uitftrekkende, de Egyptenaars en Ifraëltien onderling<br />

naburen waren, {a) wordende de beide<br />

Volken, alleen door de tusfchen beide liggende<br />

woeftijn , doch in welke de Ifraëliten ook hunne<br />

veekudden plagten te weiden, van eikanderen<br />

gefcheiden.<br />

De oude Aardrijkskundigen waren het onderling<br />

niet ééns, of zij Egypte tot Afrika of tot Afia<br />

moesten rekenen te behoren (b) , thans echter<br />

maakt niemand zwarigheid , om het tot het eerstgemelde<br />

werelddeel te brengen , wordende deze<br />

beide werelddeelen verëenigd, door de land> engte<br />

van Saez.<br />

Ten Noorden wordt Egypte befpoeld door de<br />

Middelandfche Zee , welke even daarom , volgends<br />

bericht van HERODOOT, door de oude<br />

Egyptenaren, de Noordzee plagt genoemd te worden.<br />

Ten Oosten paalt het aan de Schtlfzee ,<br />

ook deRoode zee , thans doorgaands de Arabifche<br />

zeeboezem genoemd , en aan de bovengemelde<br />

land - engte van Suez, waardoor het van Afia<br />

wordt afgefcheiden. Ten Zuiden heeft het E-<br />

thiöpie , of liever Nubie , en ten Westen Lybie ,<br />

en de andere landen van Barbaryën.<br />

Het ligt geheel in de lengte uitgeftrekt, van<br />

het Zuiden tot het Noorden, langs de beide boorden<br />

van den Nylftroom , tusfchen den 31 en 23<br />

graad Noorderbreedte. „ Om het in twee woorden<br />

af te fchilderen", zegt VOLNEY (C), verbeelde<br />

men zich, aan de eene zijde , eene enge zee<br />

en rotzen ; aan de andere, onmetelijke zandvlakten<br />

,<br />

(a) Vergelijk ons I. Deel, bladz. 151 en 473.<br />

(6) CBUARIÜS Geogr. jint. Libr. I. Cao. XI. & L'tbr,<br />

IV. init.<br />

(e) Reizt I. Deel bladz. 11.<br />

A 3


6 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

ten, en in het midden, eene rivier, door eene valei,<br />

honderd en vijftig mijlen lang, en van ,drie<br />

tot zeven mijlen breed , vlietende , die , tot op<br />

dertig mijlen van zee gekomen, zich in twee armen<br />

verdeelt, wier takken zich over eenen grond,<br />

vrij van hinderpalen , en bijna zonder helling ,<br />

verfpreiden. "<br />

In deze ligging werdt Egypte van ouds verdeeld,<br />

fomtïjds, in twee deelen, Opper- en Neder Egypte,<br />

maar gewoonlijk, in drie deelen, Opper- Midden- en<br />

Neder-Egypte.<br />

t<br />

Opper - Egypte, het zuidelijkfte, lag<br />

aan de grenzen Van Ethiopië, en werdt door de Grieken<br />

onder den naam Thebaisbegrepen,naar deszelfs<br />

voorname ftad Thebe , inden Bijbel het land Pathros,<br />

waar van in 't vervolg; thans heet het Said. Midden<br />

-Egypte werdt oudtijds ook door de Grieken Heptanomis,<br />

of het landfchap der zeven Nomi, of kantons,<br />

genoemd, gelijk geheel Egypte in Nomi (a)<br />

of Kantons verdeeld was, thans heet het Phioum. —<br />

Neder • Egypte is het overige noordelijke deel ,<br />

van daar de Nyl zich in twee armen verdeelt, tot<br />

aan de Middellandfche zee , hier vindt men thans<br />

de Provintie Behairié, of de zeeprovintie, zijnde<br />

de westelijkfte, de Delta, zijnde dus genoemd,<br />

mar de gedaante van het land , als een driehoek,<br />

omgeven door de beide hoofd-armen van den<br />

Nijl, en gelijkende naar de Griekfche letter A,<br />

en .eindelijk de Provintie Charkiè of de Oost - Provintie<br />

, in het welke een groot gedeelte van het<br />

landfa)<br />

D"t woord Nomus zal niet van Griekfehen, maar E-<br />

gyptifchen oorfpiong zijn, faamgefteld uit nok da* een bezit,<br />

en mok, dat volledig, volkomen, betekent, en zal dus het<br />

bezit van een grooter omtrek, te kennen geven, volgends het<br />

Lexicon Coptito - vei Mgyptiaco - Latinum van LA CROZE te<br />

Qxj-ord 1774, door bezorging van WOIDE, gedrukt.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 7<br />

landfchap Go/en, waar in de Ifraëliten in Egypte<br />

hun verblijf hadden, zal.moeten gezocht worden<br />

, gelijk in het III. Deel bladz. 306. enz. is<br />

aangewezen.<br />

Wanneer de Profeet EZECHiëi. de geheele<br />

lengte van Egypte van het Noorden tot het Zui.<br />

den wil befchrijven, zegt hij E Z E C H XXIX: 10.<br />

en XXX: 6. Van Migdol tot Syëne, zijnde Migdel<br />

eene ftad, ruim 2 Duitfche mijlen van Pelufium,<br />

in het Noord - oostelijk gedeelte van Egypte, en<br />

Syëne , hedendaagsch /Jsfavan, de zuidelijkfte ftad<br />

van het hedendaagsch Egypte na Nubië,aan de watervallen<br />

van den Nijl. Van beide deze fteden fpreken<br />

wij in het vervolg. Thans befchouwen wij de<br />

GROND- en EUCHTS-GESTELDHEID<br />

van dit van ouds vermaarde Koningrijk. Het<br />

is reeds vooraf te vermoeden, dat, in een land<br />

van zoo groote uitgeftrektheid, als Egypte in<br />

de lengte heeft , niet overal dezelfde lucht - en<br />

weêrsgefteldheid zal aangetroffen worden , ook<br />

zal de aart van den grond niet overal dezelfde<br />

wezen. Dit kan men , in 't gemeen, zeggen, dat<br />

de lucht zeer warm is in Egypte , men heeft er,<br />

over het geheel , geen manter , maar kan er<br />

flechts twee jaargetijden onderfcheiden, de koelte<br />

en de warmte, of de lente en den zomer, welke<br />

laatfte van Maart tot November duurt , en zelfs<br />

is de zon, van het einde van February af, ten 9<br />

uuren 's morgens reeds , voor eenen Europeër ondraaglijk.<br />

In dat geheele jaargetijde is de lucht<br />

brandheet, de hemel fchitterende, en de warmt©<br />

drukkende voor ligchamen , die aan dezelve niet<br />

gewoon zijn. Met de luchtigfte kleding, en in<br />

den ftaat van de grootfte rust, fmelt men in zweet<br />

A 4<br />

weg.


8 AARDRIJKS-KUNDE<br />

weg. Alleen de dampen van den'grond , door<br />

den Nijl gedrenkt, en die, welke de Westen en<br />

Noorden winden aanvoeren, zijnde de Noordenwinden<br />

de meest heerfchende, zoo dat men kan<br />

zeggen, dat zij in Egypte wel negen maanden van<br />

de twaalf regeeren, matigen de hitte van de lucht<br />

(«) welke anders ondraaglijk zou wezen , gelijk<br />

zij waarlijk is, wanneer de heete winden uit het<br />

Zuiden waaijen , doch die , gelukkig , gewoonlijk<br />

niet Janger dan drie dagen duuren ; evenwel is<br />

de lucht in Egypte verre van ongezond te wezen, integendeel,<br />

zij is buitengemeen droog, zoodat het<br />

vleesch, zelfs in den zomer, aan den Noordenwind<br />

blootgefteld , niet tot rotting overgaat , maar<br />

uitdroogt, en zoo hard wordt , als hout: doch<br />

op de kust der zee, is de lucht zoo droog niet,<br />

als hooger in het land: men kan, zegt Ï O L N E Ï ,<br />

te Jlexandrië, en te Rofette, het ijzer geene 24.<br />

uuren aan de lucht bJootgefleld laten, of het is<br />

gehed geroest, De Baron DE T O T T verzekert<br />

ons zelfs, dat de Pest, verre van in Egypte<br />

oorfpronglijk te zijn , daar niet eens bekend zou<br />

wezen, indien .de befmetting niet overgebracht<br />

werdt van Konftantmopolen. (£) — Men fpreekt<br />

veel van de menigte van blinden , bijzonder onder<br />

die klasfe van menfchen, die gemeenlijk op<br />

de ftraat of op de platte daken der huizen flaapen.<br />

Evenwel merkt DE TOTT aan, dat de liefdaadightid<br />

omtrent dezelven hen meest allen naar<br />

Kairo trekt, het welk de reden is, dat het getal<br />

derzelven zich zoo veel grooter vertoont ( c~).<br />

Te-<br />

(a) In het heetfte jaargetijde heeft men in Egypte zeer veel<br />

V/olken en Noordenwinden, NIEBUHR Reize , I. DeeJ pl.479,<br />

(b) JiJze II. Deel. bladz. 283.<br />

{c) Reize 11. Deel. bladz. 290, aoi.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 9<br />

Tevens bezie de lucht eene ziltigheid, waar<br />

van de blijken zich overal ontdekken , en welke<br />

ongemeen veel-toebrengt tot den fpoedigen groei<br />

der planten en gewasfen, en mede eene der oorzaken<br />

is van die vruchtbaarheid , welke Egypte,<br />

ten allen tijde, zoo vermaard heeft gemaakt,<br />

en waarvan wig, in 'c vervolg, fpreken zuilen. («)<br />

De ouden hebben ons bericht , dat het in Egyp •<br />

te nooit , ten minften zeer zeldzaam , regende,<br />

POMPONIUS MELA (b) noemt zelfs Egypte,<br />

terra imbriimi expers, een land , dat geen' regen<br />

heeft, en LEO AFRICANTJS (C) bericht ons,<br />

dat het „ in Egypte zelden of nooit regende, en<br />

V» dat zelfs , als er eenige regen viel , verfchei-<br />

,, den kwaadaartige ziekten daar door veröor-<br />

,, zaakt werden. " Even ditzelfde wordt ook<br />

te kennen gegeven, in twee merkwaardige plaatzen<br />

des Bijbels, DEUTER. XI: 10 — 12. en ZA-<br />

CHAR;AXIV: 17, 18. In de eertle plaats maakt<br />

MOSES eene vergelijking tusfchen KanaUn en E-<br />

gypte, ten einde het eerstgenoemde aan de Ifraëliten<br />

, als voortreüijker dan Egypte , aan te prijzen.<br />

Hij zegt : „ Dat land^ daar gij na toe<br />

,, trekt, om het in bezit te nemen, is niet, ge-<br />

„ lijk: Egypte , daar gij uit getrokken zijt, dat<br />

„ gij , met uw zaad bezaaid hebbende, met<br />

„ uwe voeten, [door de waterraden te treden,]<br />

„ bewateren moest, gelrk men eenen moestuin<br />

„ bewatert, maar het land, dat gij, over den<br />

»>-<br />

(a) Men vergelyke V O L N B T Reize I. Deel I. Boek.<br />

Heofd/i. IV, en V.<br />

(b) De fitu orhis I. 9.<br />

(O Defcript. Africte Libr. Vltl. pag. 669. aangehaald b>j<br />

BACHIENE Heel. Geogr. HL Deel. I. Stuk. bladz. 194. hier<br />

mede ftemtook P L I B I U S en anderen overeen.<br />

A 5


o A A R D R I J K S K U N D E<br />

„ Jordaan , in bezit zult nemen , is een land,<br />

v<br />

dat bergen en dalen heeft, dat door den regen<br />

„ des hemels gedrenkt wordt. enz. " — De Profeet<br />

ZACHARIA, in de tweede aangehaalde<br />

plaats , de volken , die niet zouden opkomen ,<br />

om het Loofhuttenfeest, ter eere van God, te<br />

vieren , bedreigd hebbende, vs. 17. dat zij den<br />

vruchtbaren regen zouden misfen, vervolgt vs. i8 4<br />

van de Egyptenaren, op welke deze bedreiging<br />

niet fcheen te kunnen pasfen , dewijl zij geenen<br />

regen hebben , dat God hen, in gevalle van ongehoorzaamheid<br />

, om tot zijn Feest op te komen ,<br />

nogthans dezelfde ftraffen , als de overige ongehoorzame<br />

volken , zou doen ondervinden, te weten,<br />

onvruchtbaarheid, dus duidelijk zeggende,<br />

dat de Egyptenaars geen regen hebben (0).<br />

Ondertusfchen zal dit met de ondervinding<br />

ftrijden, nademaal het eenparig getuigenis der<br />

Reizigers ons verzekert, dat het in Egypte niet<br />

alleen regent, maar zelfs fomtijds fterk regent,<br />

(b). Dit blijkt ook uit ten dagregister<br />

van het weder te Alexandri'ê in Wintermaand<br />

1638. en van Louw. en Sprokkelmaand 1639 (c).<br />

als ook uit de waarnemingen van het weder te<br />

Kairo of Kahira in het jaar 1761 en 1762. bij<br />

NIE-<br />

(a) Ik weet wel> dat FABER in ïijne Aanmerking, op<br />

HARMARS IP'aarneming, van het Oosten , ï. Deel bladz. 58.<br />

ontkent, dat ZACHARIA dit zou te kennen geven, nemende<br />

hij het woord regen, oneigenlijk, van Godlijke weldaaden,<br />

maar de woorden van den Profeet zijn al te duidelijk<br />

, dan dat men er een' anderen zin aan kan geven.<br />

(b) FABER heeft in zijne Aanmerk, op HARMAR waarn.<br />

over het Ooft. I. Deel bladz. 6. verfcheiden Reizigers ten<br />

dezen einde aangehaald.<br />

(c) In SHAWS Reize II, Deel, ia de Vittrehzels No. 30,<br />

bladz, I2i—124.


BES BIJBELS. X. BOEK, l. HOOFDST.<br />

i r<br />

KIEBUHR (0). Ja, SHAW (Z?) fpreekt zoo<br />

fterk, dat hij verzekert , „ dat men op de kust,;<br />

van Alexandrïë af, tot aan Damiaten , en Tineh ,<br />

vroege en fpade regens heeft , gelijk in Barbaryëp,<br />

en het Heilige Land ". Hoe zal men nu de<br />

oude berichten, met de hedendaagfche waarnemingen<br />

, vereffenen ? Ik zou niet verkiezen, om,<br />

tot wegneming van deze zwarigheid, met BA-<br />

CHIENE (e) te denken, dat gebrek aan regen<br />

voorheen aan deze landftreek bijzonder eigen zal<br />

geweest zijn, maar dat thans de natuur der dingen<br />

hier zal veranderd wezen. Trouwens , welke<br />

blijk van waarfchijnlijkheid is er voor deze onderfcheiding?<br />

Men houde, eenvouwig, onze aanmerking<br />

onder het oog , dat Egypte, een uitgeffcrekt<br />

landfchap zijnde, niet overal dezelfde<br />

Iuchtsgefttldheid heeft. „ Eenige Reizigers ,<br />

fchrijft M E B Ü H R (d), en na hen vele an-<br />

„ dere Schrijvers , die over Egypte gefchreven<br />

„ hebben, hebben aangemerkt, dat het in dit<br />

,, land in het geheel niet , of ten minflen zeer<br />

,, zelden, regent. Doch, Egypte flrekt zich zeer<br />

5, wijd uit, van het Noorden naar het Zuiden.<br />

„ Het noorder en breeder deel deszelfc ligt aan<br />

„ de zee, en bevat, in de nabijheid , in het ge-<br />

„ heel geene bergen het zuidelijker is daarën»<br />

,, tegen , op ibmmige plaatzen , zeer fmal, en<br />

„ heeft aan de ééne , of aan beide zijden, hooge<br />

bergen. De natuurkundigen dus , welke al-<br />

„ leen op de ligging van dit land acht geven ,<br />

„ zullen reeds daar uit befluiten,' dat de lucht-<br />

„ ma-<br />

(a) Reize I. Deel, bladz. 476.<br />

(b.) Reize II, L eel bladz. 140.<br />

(c) Aangek, plaats bladz. 193.<br />

{d) Reize I. Deel bladz, 475.


12 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

„ matiging in hïtzelve niet overal gelijk kan zijn,<br />

„ Men heeft mii ook willen verzekeren , dat het,<br />

„ in eenige ftreken van Opper-Egypte, in het ge-<br />

„ heel nier regent. Doch, in Neder - Egypte, re-<br />

„ gent het, zeer dikwijls, en te Alexandrië zeide<br />

„ men , dat het in deze ftreek , in de maanden<br />

November en December, bijna dagelijks re-<br />

,, gent. Te Kahira is de regen niet zoo zeld-<br />

,, zaam, als eenigen aangemerkt hebben. Men<br />

„ wilde mij verzekeren , dat het hier fomtijds in<br />

„ geen twee jaren regent, doch , geduurende<br />

,, mijn verblijf in deze ftad , regende het zeer<br />

„ dikwijls. " Men befluite dan, dat de oude, zoo<br />

gewijde als ongewijde Schrijvers , zeggende, dat<br />

het in Egypte niet regende, niet verftaan willen<br />

zijn van Neder- maar van Opper • Egypte («),<br />

wanneer hunne berichten met de hedendaagfche<br />

volkomen overëenftemmen.<br />

Doch, het geen hier het voornaamfte is, alhoewel<br />

het in Neder-Egypte regent , dikwils regent,<br />

nogthans regent het niet genoegzaam, om<br />

het land vruchtbaar te maken , en de graangewasfen<br />

voorttebrengen. En dit is het geen de<br />

beide plaatzen, uit den Bijbel aangehaald , eigenlijk<br />

en bijzonder , willen te kennen geven , als<br />

beiden op de .vruchtbaarheid des lands betreklijk<br />

zijnde. En dit wordt ons bevestigd door VOL-<br />

NEY O). „ Die Noordenwinden , die elk<br />

,, Jaar, op gezette tijden, wederkomen , heb-<br />

„ ben<br />

(a) Ik zie , dat in de aanmerking op mijne Bijbelvertaling<br />

op ZACHAR. XIV: 18. eene fchrijf- of drukfout is ingeflopen<br />

Waar door Opper. Egypi* .laat, in plaats van Neder Egypte,<br />

en omgekeerd. Ik neme deze gelegenheid waar, om dezen<br />

raisflag hier aan te wijzen, en te verbeteren,<br />

{b) Reize l. Deei bladt. 53.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 13<br />

„ ben eene andere zekere uitwerking, vanname-<br />

„ lijk eene groote menigte wolken naar Abysfinis<br />

„ te voeren. Men ziet van de maand April tot<br />

„ in July onöphoudlijk wolken naar het Zuiden<br />

trekken , en men zou er fomtijds bijna regen<br />

.,, uit verwachten; maar, deze verzengde grond<br />

,, fmeekt haar te vergeefsch om eene weldaad ,<br />

„ welke zij onder eene andere gedaante ontvan-<br />

„ gen moet. Nooit regent het in den zomer in<br />

,., de Delta ; zelfs regent het 't geheele jaar rond<br />

„ zelden , en in kleine hoeveelheid. Het jaar<br />

>, 1761 , door den Heer NIEBUÏIR waargeno-<br />

„ men, was een buitengewoon geval, daar men<br />

nog van fpreekt. De ongelukken, welke da<br />

„ regen in Nedet - Egypte veroorzaakte , daar de<br />

huizen van eene menigte dorpen, alleen van<br />

„ aarde gebouwd , invielen, bewijzen genoeg ,<br />

„ dat men dezen overvloed van water , daar, als<br />

zeldzaam moet aanzien. Men moet daarënbo-<br />

„ ven opmerken, dat, hoe hooger men na Saïd<br />

„ komt, hoe minder het regent. Dus regent het<br />

„ meer te Alexandrië en te Rofette, dan te Kaïro,<br />

,, en meer te Kaïro dan te Miniè. Regen is bijna<br />

een wonderwerk te Djirdjé. "<br />

„ De regen zegt JOE TOTT, (a) „ is in E-<br />

gyptealleen op de kust van deMiddellandlchezee,<br />

en tot omtrent 10. uuren landwaards in bekend,<br />

zelden , flrekt zij zich verder uit. Naauwlijks<br />

heeft men éénmaal 's jaars te Kaïro twee uuren lang<br />

een' zachten regen. Het geluid van den donder<br />

laat zich daar nooit hooren , en onweders , die<br />

er ook niet menigvuldig zijn, drijven altijd na het<br />

verheven gedeelte van Xybië en Arabïè, daar zij<br />

niets te verwoesten hebben. "<br />

On-<br />

O) Reize II. 284.


U A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Ondertusfchen is in Egypte de daauw , die in.<br />

de zomernachten valt, met het water , dat de<br />

grond , big de overftrooming , inzuigt, genoeg<br />

voor de groejing. De daauw is, even als de regen<br />

, overvloediger aan de zeekant , en fchaarïcher,<br />

naar maate hij zich van zee verwijdert ;<br />

en hij verfcheelt daar in van den regen , dat hij<br />

in den winter fchaarfcher , en in den zomer menigvuldiger<br />

is. Te Alexandrië zijn de klederen<br />

en de platten , in April, terftond na den ondergang<br />

der zon, zoo zeer bevochtigd , als of het<br />

geregend had*. Die daauw is ook, even als de<br />

regen , fterk of zwak naar den wind , die waait.<br />

De Zuiden en Zuid • Oostenwinden , geven geenen<br />

daauw ; de Noordenwind brengt veel daauw<br />

aan , en de Westenwind nog meer. (a)<br />

Andere luchtsverhevelingen , van donder, blikfem<br />

, hagel, fneeuw, als ook ijs , zijn uiterst<br />

zeldzaam in Egypte. Uit hoofde van de warmte ,<br />

is het laatfte ligt te vermoeden , dat de Egyptifche<br />

winter geen fneeuw noch ijs kent: „ Men<br />

„ kan zeggen " , zegt^ V O L N E Y (è) , „ dat<br />

} i<br />

hagel en fneeuw verlchijnzels zijn, welke me-<br />

„ nig Egyptenaar van 50 jaren nimmer gezien<br />

heeft. " In het dagregister bij SHAW (C) ,<br />

vind ik, eenmaal, dat het den 10 February 1639.<br />

na 's nachts fterk geregend te hebben, fneeuwde.<br />

In January 1762 hadt, volgends NIE-<br />

BUHX. (d~) een Arabifche bediende te Kaïro den<br />

13 's morgens een weinig ijs op eene plant gevonden<br />

, die de boeren in de ftad gebracht hadden.<br />

Dit<br />

(


DES BIJBELS. X. BOEK. I. HOOFDST. 13<br />

Dit toonde hij — als eene groote zeldzaamheid.-~<br />

Ten tijde van T H E V E N O T (a) donderde het,<br />

in den nacht tusfchen den n en 12 December,<br />

zoo fterk, dat een man door den donder dood geflagen<br />

werdt, hoewel men zich te Kaïro dergelijk<br />

geval niet wist te herinneren. In December 1761<br />

den 20 des avonds, donderde en blikfemde het.<br />

Den 27 April ijöz blikfemde het naar het westen<br />

aan de kimmen , en daar op volgde een ligte<br />

regen (b). Men kan uit deze waarneming beoordeelen,<br />

hoe een geweldig onweder van hagel,<br />

donder en blikfem , hoedanig eene der plagen<br />

was, met welke de hemel Egypte , ten tijde van<br />

MOSES, bezocht, de Egyptenaren, met fchrik<br />

en verbazing getroffen moet hebben, E X O D .<br />

IX: 23.<br />

GRONDGESTEIDHEIB.<br />

Zonder mij op te houden met de vraag , of<br />

Egypte, bijzonder deszelfs gedeelte aan de Middellamdjche<br />

zee , en de Delta, een gefchenk zij<br />

van den Nyl, welke allengs , door z'rjn medegevoerde<br />

flib en zand den oorfprong daar aan zou.<br />

gegeven hebben? waar over men bijzonder SHAV*<br />

(c) verdient na te lezen, fchoon later Reizigers,<br />

elijk DE TOTT (d) , VOLNEY (^), en aneren,<br />

zich daartegen verklaard hebben, zonder<br />

f<br />

hier ook, als zijnde dit buiten mijn tegenwoordig<br />

(a) Aangehaald door FABER op HAR MARS waarneem,<br />

van het Oosten, I. Deel bladz. 6.<br />

(*) NiEBOHR Reize I. Deel. bladz. 476, 477.<br />

(c) II. Deel. bladz. 154. enz. in eene bijzondere Jfdeelins.<br />

(d) Geütnkfchr. II. Deel. bladz. 150.<br />

C«) Reize I. Deel. bladz. 17. enz.


16* A A R D R I J K S - , K U N D E<br />

dig oogmerk , eene befchrïjvirig op tê geven van'<br />

de Natuurlijke Hijlorie van den grond van Egypte,<br />

zal ik alleen hier aanmerken ; dat de,grond van<br />

Egypte van oude en later Schrijvers befchreven<br />

wordt , als ongemeen vruchtbaar , zoodat hij ,<br />

volgends HINIÜS, fomwijlen honderdvouwige<br />

vrucht gaf, van ouds was daarom dit land de<br />

toevlucht der nabuurige volken , in tijden van<br />

fchaarsheid en gebrek , wij hebben daar van een<br />

voorbetld in ABRAHAMS tijd, GENESIS XII:<br />

lo. en in den tijd van JAKOB GEN. XLII. en<br />

XL1U. Onder de Romeinen was Egypte de korenfcnuur<br />

van het Romeinfche Rijk, en nog heden<br />

wordt het Turkjche rijk van daar met koorn<br />

en nodige levensmiddelen verzorgd.<br />

. Dit alles moet men echter alleen verftaan van<br />

die vlakte , door welke de Nyl itroomt , dewijl<br />

al wat daar van rechts en links afwijkt, niet dan<br />

dorre zandige bergen en rotzen vervat, die ten<br />

eenemaal woest en onbewoond zijn.<br />

Dus fchrijft VOLNEY (a). „ Deze geheele<br />

grond is zoo effen en laag , dat men , uit zee<br />

„ komende, geene drie mijlen van land is, als<br />

men de palmbomen , en den zand - grond ,<br />

„ waar op zij flaan , aan den Horizont ontdekt;<br />

„ wanneer men van daar den vloed hooger op-<br />

„ trekt , klimt men langs eene zoo zachte hel-<br />

„ ling , dat zij het water niet meer dan ééne<br />

mijl in' e'e'n uur doet doorlopen. Wat het ge-<br />

,, zicht van het land betreft , daar is weinig<br />

,, verfchtiderheid in ; het zijn altijd alleen flaan-<br />

„ de of tot bosfchen verëenigde palmbomen, die<br />

,, dunner gezaaid zijn, naar mate men hooger<br />

„ komt,<br />

(«) I. Deel bladz. lOi


BES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 17<br />

„ komt, dorpen van aarde gebouwd en van een<br />

vervallen aanzien; eene vlakte zonder einde, die,<br />

,, naar het jaargetijde, of eene zee van zoet water<br />

, of een ilijkerig moeras , of een groen<br />

„ veldtapijt, of een ftuiverig veld is ; aan alle<br />

,, zijden een uitgeftrekte en dampige horizont ,<br />

,, die de oogen vermoeit en verveelt, eindelijk<br />

„ begint men, daar de twee armen van den vloed<br />

„ zich verëenigen, in het Oosten, de bergen van<br />

,, Kaïro, en in het Zuiden, wat westelijk, drie<br />

„ afzonderlijk ftaande hoogten te zien , welke<br />

men, aan hare driehoekige gedaante, voor de<br />

Pyramieden erkent. Van daar komt men terftond<br />

j, in eene valei, die naar het Zuiden (trekt, tusfchen<br />

twee ketenen van evenwijdig lopende<br />

5, bergen. De Oostelijke, die zich tot de Roode<br />

?, Zee uitftrekt, verdient den naam van berg,<br />

om zijne fteile hoogte, en dien van woestijn ,<br />

,, om zijn kaal en wild aanzien ; maar de Wes-<br />

„ telijke is niet anders dan een kam van rots met<br />

„ zand bedekt, welke men, te recht, met den<br />

!<br />

„ naam van natuurlijken dijk beftempeld heeft. '<br />

Over het geheel zou dit laage land , of deze<br />

vlakte, zoo min als het overige, aangemerkt de<br />

zwaare hitte , gevoegd bij de droogte , in ftaac<br />

zijn , om eenige vruchten uit te leveren , indien<br />

niet de Nyl, op gezette, tijden , dezelven overftroomende<br />

, zekere aarde of ilib met zich voerde<br />

, en bij het vallen van het water , achterliet,<br />

welke met het zand verëenigd , dat met de klei<br />

den grond van Egypte uitmaakt , de bovengemelde<br />

vruchtbaarheid aan dit land mededeelde<br />

(0).<br />

DE<br />

(a ) Op zich zelve zal echter deze Slib , zonder met her,<br />

zand vermengd te zijn, geene gioeizanae -<br />

hoedanigheid bezitten.,<br />

volgends DE TOIT , Gedenkf.hr. II. Deel, bladz. 348,<br />

VI. Heel.<br />

H


ïS<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

DE N Y L ,<br />

De eenigfte rivier van Egypte, is dus alleen<br />

Voor dat land , de milde gever van vruchtbaarheid<br />

en alle goede zaken, waarvan fommigen zelfs den<br />

naam Nyl hebben afgeleid , van een Arabisch<br />

werkwoord , het welk geven , fchenken, mild zijn,<br />

betekent; fchoon anderen den naam Nyl vergelijken<br />

met het Hebreeuwsch woord het welk<br />

eene rivier betekent , zoodat de Nyl dus genoemd<br />

zou zijn, als de rivier bij uitnemendheid , ter wijl wederom<br />

anderen aan dezen naam eenen Egyptifchen<br />

oorfprong geven O). In het Hebreeuwsch heet<br />

deze rivier, bij de Schrijvers van het Oude Testament<br />

, Sichor ( b ) , naar de zwarte kleur van de<br />

Slib , welke hij medevoert, waar door ook deze<br />

rivier flijkerig en troebel is , zoodat men haar<br />

water moet laten bezinken , om het gezond en<br />

drinkbaar te maken (c). De Abysjiniërs noemen<br />

hem Abavi , • den vader , dat is , voornaamften<br />

der rivieren Cd).<br />

De Nyl heeft zeker haren oorfprong in Abysfinië,<br />

of Ethiopië , zonder dat men echter hare<br />

bronnen genoegzaam duidelijk en zeker kan aanwijzen<br />

, de Ouden hielden deze bronnen voor<br />

verborgen , en geloofden, dat men ze nooit zou<br />

kunnen aanwijzen. Zedert meer dan eene eeuw,<br />

meende men , dat dezelve gevonden waren , en<br />

dat men er meer dan ééne moest erkennen, naamlijk,<br />

in het rijk van Abysfmië, bijzonder in het<br />

rijk<br />

(a) SHAW Reize II. Deel. bladz. 33. met dc aantekening<br />

aldaar, en bladz. 143.<br />

(*) Zie het I. Deel van deze Aardrijkskunde , bladz. 473.<br />

(c) IHAW II. Deel. bladz. 34. aant. en 14a.<br />

{d) joa ivfloir. etmtn. ad hifi. Aithiop, 1, g, pag, 11$,


'DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 19<br />

rijk Damuth, Sacahala, Angóte, Gojam , en Bi'<br />

zemo , tusfchen den 9 en 15 graad N. br. («)•<br />

Het is bekend , dat de Engelfche Reiziger j.<br />

BRTJCE, in onzen tijd , in zijne Reisbeschrijving<br />

, verzekert , dezelve gevonden te hebben.<br />

Sommigen hebben aan de geloofwaardigheid van.<br />

zijne berichten getwijfeld , anderen hebben die<br />

verdedigd. Ik zal, zonder over dezelve uitfpraak<br />

te doen , hier alleen aanhalen de volgende<br />

woorden van den Baron D E T O T T >, Ik<br />

heb te Kaïro gezien den knecht, dien hij<br />

& (BRUCE) aangenomen hadt, den gids, die<br />

j> hem geleidde, zijnen reisgenoot. Ik ben ver-<br />

,5 zekerd , dat hij geene kennis hadt van dezé<br />

,, ontdekking, en men kan tegen dit getuigenis 1<br />

j, niet inbrengen , dat een geleerd man , gelijk<br />

j, de Heer B R U C E , geene rekenfchap van zijne<br />

„ ontdekkingen aan zijnen knecht verfchuldigd<br />

., was. De hoogmoed van vermaardheid gaat te<br />

„ niet in eene woestijn , meester en knecht ver-<br />

„ dwijnen, enz. "<br />

Hoe het zij, deze rivier, alle de rivieren ontvangende<br />

, door welken Abysfmië en Ethiopië,<br />

overvloedig bevochtigd worden , valt in Egypte $<br />

het welk zij van het Zuiden tot het Noorden<br />

doorloopt tot vier mijlen beneden Kaïro , alwaar<br />

zij , zich in twee armen verdelende, het vermaarde<br />

eiland vormt , zoo bekend onder den<br />

naam van Delta , waarna zij zich oudtijds , gelijk<br />

HERODOTÜS en andere Schrijvers getuigen<br />

, door zeven takken of monden in zee ontlastte<br />

, hoe.vel anderen fiechts van vijf, anderen<br />

van<br />

O) yianteh. op SHAW II. Deel. Reize bladz, 140,<br />

RsKi II, Dtel. bladz, 240.<br />

B 2


ao<br />

A A R D R I J K S K U N D E<br />

van elf gewagen , hedendaagsch zijn er flechts<br />

twee , die men ten minften bevaarbaar acht ,<br />

waar van de oostelijkfte bij de ftad Damiate, en<br />

de andere , die de westelijkfte is, bij Rafette gevonden<br />

wordt (a). Sommigen hebben gedacht,<br />

dat j ES. XIX: 6. door de rivieren van Egypte, in<br />

het meervoud, deze monden van den Nyl zouden<br />

bedoeld zijn; doch , beter is het, dat men daar<br />

door de kanalen verftaat, welke, uit den Nyl afgeleid<br />

, geheel Egypte bewaterden. Ook geloof ik,<br />

dat BACHIENE \b) heeft misgetast,wanneer hij<br />

eene duidelijke toefpeling op deze 7 Nyl - monden<br />

meende te ontdekken JES. XI: 15. trouwens de<br />

rivier, welke God daar gezegd wordt, in zeven<br />

ftroomen te zullen verdeelen, is niet de Nyl, maar<br />

de Eufraat, welke bij de Hebreeuwfche Schrijvers<br />

, bij uitnemendheid , de rivier genoemd<br />

wordt, gelijk bekend is, en het zevental is daar,<br />

gelijk elders , het heilig en eerwaardig getal, hetwelk<br />

meermalen voor velen gezet wordt.<br />

Deze rivier maakt , gelijk wij zeiden, Egypte<br />

vruchtbaar door hare overftroming , van welke,<br />

en derzelver genoegzame hoogte, en duurzaamheid<br />

, alles afhangt. Doorgaands begint de rijzing<br />

den 15 of ió Juny, en de geheele overftroming<br />

duurt 10 of 11 weeken, tot aan den 3 of<br />

4 September, fomwijlen langer, in November<br />

is de rivier weder binnen hare oevers. Daar<br />

door rijst het water , de vloed op het hoogst<br />

zijnde , 15 of 16 Kubiten of ellebogen (c) bover<br />

(a) SHAW Reize II. Deel, bladz. 36, 37. heeft naar de<br />

monden van den Nyl naarfporingen gedaan, en er vijf, bij<br />

güfing , aangewezen.<br />

(b) lil. Deel. I. Stuk. bladz. 197.<br />

(e) Men zegt, dat er heden meier hoogte , en wel van<br />

om-


DES BIJBELS. X. BOEK!, L HOOFDST. 21<br />

ren zijn gewonen peil. Wanneer de hoogte minder<br />

is, worden de landen , wat nader bij het gebergte<br />

gelegen , niet geraakt, en is zij meer ,<br />

dan worden vele landen te laat droog , als de<br />

zaaitijd alreeds verftreken is, gelijk F L I N I U S<br />

reeds heeft aangetekend. ,, Het is voor het<br />

„ overige nodig aan te merken , dat de hoog-<br />

,, te der overftroming niet door geheel Egypte<br />

„ dezelfde is. Zij volgt integendeel eenen regel<br />

van trapswijze vermindering , naar mate de<br />

vloed meer neder waards ilroomt. Te Jfuan<br />

is de overftroming een zesde fterker , dan te<br />

„ Kaïro; en als men, in deze laatfte ftad, 27 voe-<br />

„ ten telt, heeft men naauwlijks 4 voeten te<br />

„ Rofette en te Damiate. De reden hier van is,<br />

5, dat de vloed , behalven het water , dat door<br />

den grond wordt ingeflorpt , in een enkel<br />

bed , en in eene enge valei , bekneld , hoo-<br />

„ ger rijst: wanneer hij daarentegen Kaïro voor-<br />

„ bij is , wordt hij niet meer belloten tusfchen<br />

het gebergte , en verdeelt zich in duizend<br />

„ takken , en daar uit volgt noodwendig , dat<br />

„ de rivier in diepte verliest , het geen zij in<br />

„ oppervlakte wint. " Qa)<br />

Over de oorzaak van dit zoo zeldzaam als nuttig<br />

en heilrijk verfchijnzel, in dit land , waarhet<br />

bijkans nooit regent , en dat de hitte van het<br />

klimaat, en de natuur zelve van den grond, fchijnen<br />

omtrent ai Kubiten gevorderd wordt, het welk men dan<br />

toefchrijft aan de verhoging der landerijen, door de jaarlijks<br />

achter blijvende flib. Doch dit wordt tegengefproken door<br />

VOLNEY, welke ons bericht, dat nog fteeds de overftroming<br />

op de aloude hoogte blijft. Zie zijne Reize II. Deel. blaJz.<br />

33. volgg.<br />

(


sa<br />

A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

nen beftemd te hebben , tot droogte en dorheid,<br />

hebben de Ouden verfcheelend gedacht, en allerhande<br />

gisfingen , de .ééne onwaarfchijnlijker<br />

dan de andere , gewaagd, alhoewel echter ïbrnmige<br />

Wijsgeeren , gelijk de vermaarde DEMOCRI-<br />

TUS, derechte gevonden hadden. „ Voor de Europeanen<br />

is deze oorzaak geen raadzel meer. Zedert<br />

hunne Reizigers hun bericht hebben , dat<br />

Abysfinië, en het aangrenzend gedeelte van A-<br />

frika , in de maanden Mey , Juny , en july ,<br />

met regens overgoten worden , hebben zij er, met<br />

grond , uit opgemaakt, dat het die regens zijn,<br />

welke , door de gelegenheid van den grond , 'uit<br />

duizend rivieren afvioeijende, zich in ééne valei<br />

verzamelen , om , op ver afgelegen ftranden,<br />

het treffend fchouwfpel te vertonen van eene menigte<br />

waters, dat drie maanden befleedt, om<br />

weg te vlieten " ( a ). Of voords de Pasfaatwinden<br />

, geregeld waaijende , en geduurig waterwolken<br />

vóorftuwende, en zonder Egypte van het<br />

zonlicht te beroven, deze dampen voortdrijvende<br />

na Abysjinië en Ethiopië , welke daar verdunnen<br />

, en door. honderd kanalen in den Nyl nederdalen<br />

, (Z>) voor de oorzaken dezer geweldige<br />

regens te houden zijn , dan niet , wordt door<br />

fommigen in twijfel getrokken (c).<br />

Dat Egypte zijne vruchtbaarheid aan de overftroming<br />

van den Nyl verfchuldigd is, wordt opk<br />

in den Bijbel onderfteld. Kier uit moet men<br />

GEN. Xlil: 10. ophelderen , waar van de jor-<br />

daan-<br />

(a) VOLNEY I. Deel. bladz. 51. SHAW Reize II. Deel.<br />

bladz. 140.<br />

(6) DE TOTT Gedenkfihrift II. Deel. bladz. 342.<br />

(c) voLNar 1. C. bladz. 12. SHAW Reize II. Dceh<br />

tlodz, 141,


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 23<br />

daan-vlakte, waar naderhand de Doode-zee ontftaan<br />

is , gezegd wordt , dat zij geheel waterrijk<br />

was, als een lusthof van JEHOVA, als E-<br />

gypteland. Dit fchijnt ook , in den zinbeeldigen<br />

droom van FARAO aangeduid te worden, in<br />

welken hij zeven vette, en vervolgends zeven magere<br />

, koejen uit de rivier , dat is , den Nyl, zag<br />

voortkomen, GEN. XLI: 1 — 3. hetwelk duidelijk<br />

den Nyl kenmerkt , als de oorzaak der<br />

vruchtbare en onvruchtbaare jaaren in Egypte.<br />

Eindelijk , wanneer JESAIA XIX: 5. volgg. de<br />

uiterfte verwoesting van Egypte wil befchrijven<br />

, fpreekt hij van het opdrogen van de rivier<br />

, als de oorzaak van alle rampen , en het<br />

ophouden van alle die heuglijke voordeden, welke<br />

Egypte aan deze rivier verfchuldigd was.<br />

In de laatstgemelde plaats van JESAIA XIX:<br />

6. vinden wij tevens reeds melding van de kanalen<br />

, en graften , door welken het water van<br />

den Nyl na de binnen - landen wordt heen geleid<br />

, welke met dammen gefloten waren , die<br />

de inwoners doorftaken , als de Nyl zijne hoogte<br />

bereikt hadt. Deze graften en kanalen zullen ,<br />

volgens HERODOOT, het eerst zijn aangelegd,<br />

door den Egyptifchen koning SESOSTRIS. De<br />

kanalen van JOSEF en van TRAJAAN zijn nog zeer<br />

aanzienlijk. „ De gemaklijkheid , die zij aanbrengen,<br />

om de landen te drenken, laat geenen<br />

akker onbebouwd. " (a) — Daarenboven bedient<br />

men zich van vericheiden werktuigen, om<br />

het water uit de rivier op te trekken , bij voorbeeld<br />

, van de fchroef van A R C H I M E D E S ,<br />

van lederen emmers , en van het Perfiaanfche<br />

(«)DBTOTT Qtienkfch, II. Deel. bladz. 477.<br />

wiel<br />

B 4


aj.<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

wiel , dat met osfen omgedreven wordt ,<br />

ook van een kleiner, het welk met den voet getreden<br />

wordt , waar op MOS ES fchijnt te doelen<br />

D E U T R XI: 10 , II ; ten ware daar ter<br />

plaatze^ gezien werdt , op de bewatering der<br />

moestuinen , bij welke het water langs greppen<br />

geleid wordt , door den tuinier, die altijd gereed<br />

ftaat, om het te floppen, of af te leiden ,<br />

door de aarde met zijnen voet tegen hetzelve te<br />

ftooten, en ten zelfden tijde met zijne fpade eene<br />

nieuwe opening te maken , om het te ontvangen<br />

(b).<br />

Wegens deze jaarlijkfche overftroming , hebben<br />

de inwoners hunne fteden , vlekken , en dorpen<br />

, aan de beide oevers van den Nyl gelegen,<br />

op hoogten , en terpen gefticht, zoodat deze,<br />

wanneer het land , bij de overftroming , naar<br />

eene zee gelijkt, als zoo vele eilandjens uitfteken<br />

, waarbij de inwoners niet anders, dan door<br />

fchuitjens, met eikanderen gemenfchap hebben.<br />

.<br />

Wegens alle de voordeden, welke de Nyl aan<br />

de Egyptenaren verfchaft, behoeft het ons niet<br />

te verwonderen, dat zij deze rivier als eene<br />

godheid plagten te verè'eren , gelijk trouwens<br />

nog heden de Mohammedanen , haar den naam<br />

van zeer heilige geven, en derzelver aanwas vereeren<br />

, met alle de plegtigheden , welke het oude<br />

Heidendom daar aan hadt toegewijd (c).<br />

Zelfs<br />

(a) Men ziet er de afbeelding van in de Landkaart No. 5.<br />

ï>ij SM AW in het II. Deel zijner Reizen , en naauwkeuriger<br />

bij NIEBUBR Reize I. Deel. Tab. XV. met de befchrijving,<br />

bladz. 143. volgg.<br />

(*) SHAW II. Deel. bladz. 170.<br />

(f j DE TOTT Gedenkfchr. II. Deel. bladz. 243,


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 25<br />

Zelfs hadden de oude Egyptenaar? de barbaarfche<br />

gewoonte, om eene jonge dochter aan den<br />

Nyl op te offeren , wanneer de rivier gewasfen<br />

was tot die hoogte, dat men het kanaal te Kaïro<br />

openen mogt. En nog bewaart men den naam<br />

en plegtigheden van dit feest . doch verzacht,<br />

door in de plaats van dit ongelukkig flacht - offer<br />

eene aarden pop te ftellen , welke men in den<br />

Nyl werpt (a). Men ziet dan de moeders hare<br />

kinderen in den vloed dompelen , in het vooroordeel<br />

, dat dit water eene reinigende en godlijke<br />

kracht hebbe. Men fchreef er ook een vruchtbaarmakend<br />

vermogen aan toe. De Egyptenaars<br />

roemen , over het algemeen, het water van den<br />

Nyl t<br />

als het voortreflijkfte van anderen; doch<br />

zoo zoordeelig zijn niet de berichten , welke<br />

V O L N E Y (£) er van geeft: „ Het water van<br />

den vloed , zegt hij , is geduurende zes maanden<br />

van het jaar zoo flijkrig , dat men het moet<br />

laten bezinken, alvorens men het gebruike ; geduurende<br />

drie maanden voor de overftroming ,<br />

wordt de rivier zeer laag ; het water , door de<br />

zon verwarmd , wordt groenachtig , ftinkende ,<br />

en vol wormen , wanneer men zijn' toevlucht<br />

moet nemen , tot hetgeen men in de waterbakken<br />

heeft laten lopen , en daar bewaard heeft.<br />

In alle jaargetijden doen kiefche lieden er welriekende<br />

dingen onder, en laten het door uitwaasfeming<br />

verkoelen " (e).<br />

Deze rivier is zeer vischrijk, gelijk ons MAIL­<br />

L E T en SANDYS getuigen, men vergelijke Num.<br />

XI:<br />

(a) Dezelfde bladz. 346.<br />

{b) I. Deel. bladz. 8, 9.<br />

(c) Vergelijk HAR. MAR waar», van het Oosten, IV. Deel.<br />

bladz. 1 — 9. enz.<br />

B S


3t6<br />

A A R D R I J K S - K U N D E<br />

XI: 4. Ezech. XXIX: 5. Ook getuigt DIODO-<br />

KUS sicuLUS , dat de Nyl overvloed van visichen<br />

heeft (a).<br />

Bij den Nyljlroom, gelijk ook op moerasfigeplaatzen<br />

, wast het Papierriet, welks wortel de inwoners<br />

voor brandhout gebruiken, en er allerhande<br />

vaten uit maken. Uit de fchilferachtige bladen<br />

maakte men van ouds fchuitjens , hoedanig een<br />

dat was, waar in MOS ES door zijne ouderen gelegd<br />

werdt, EXOD. II: 3. Ook heeft men er<br />

gewag van JES. XIX: 6. thans echter is er weirug<br />

or niet van dit Papierriet over, doordien de<br />

inwoners het te veel gebruikt hebben (Z>).<br />

Onder de merkwaardigheden van deze rivier<br />

moeten wij de Krokodillen niet vergeten , die zich<br />

in dezelve onthouden, en van eene ongemeene<br />

grootte zijn , dikwijls ^20 en meer voeten lang.<br />

Deze maken het reizeri langs den Nyl zeer gevaarlijk<br />

, doordien zij zich in de biezen aan den<br />

kant der rivier verfchuilen , en van daar de menfchen<br />

overvallen. De Profeex EZEcmè'L XXIX:<br />

3. hetft er eene fchoone dichtkundige leenfpreuk<br />

van ontleend , om er den Egyptifchen Koning<br />

IARAO HOPHRA door te kenfcnetzen en te befchrijven.<br />

Het zelfde beeld komt ook EZECH.<br />

XXXII: 2. voor. Ja, men wil, dat zelfs de naam<br />

FARAO eigenlijk hetzelfde als Krokodil zal betekenen<br />

, en daaróm aan alle Egyptifche Koningen<br />

gegeven is, omdat de Krokodil het voornaamfte<br />

en onderfcheidenfte dier van Egypten is. ( c)<br />

In de noordelijke deelen, en laage landen langs<br />

den Nyl heeft men heerlijke weilanden, in die<br />

moe-<br />

(a) Vergelijk mijnen Bijbel verdedigd V. Deel. bladz. 26.<br />

(b) SHAW Reize II. Deel bladz. 168.<br />

(e) FABüR over HA&MAR Waarn, van het Oostsjt, IV. 34,


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 27<br />

moerasfige ftreken inzonderheid , welke de -Ouden<br />

Bucolïd noemden , daar wij het land Gefen<br />

ook gedeeltelijk geplaatst hebben (a).<br />

Doch, ik moet mij bekorten, anders was er<br />

gelegenheid genoeg, om nog te fpreken van de<br />

Egyptifche ajuin , komkommers , meloenen, enz.<br />

waarnaar de Ifraëliten zoo belust waren NUM. XI:<br />

5. als ook van het fijn Egyptisch lijnwaat, of hun<br />

katoen , neteldoek en chits. Doch , wil ik niet<br />

wijdlopig worden, moet ik den Lezer verzenden<br />

naar die Schrijvers, welke hier van opzetlijk gehandeld<br />

hebben.<br />

ZEDEN<br />

en REGEERINGS -BESTUUR.<br />

Gelijk Egypte één der oudfte bewoonde landen<br />

geweest is, zoo waren deszelfs inwoners zeer gezet<br />

op den roem der oudheid , ten welken einde<br />

zij eene Tijdrekening verdicht hebben , die de<br />

Mofaïfche en waare , een ongehoord getal van<br />

eeuwen te boven gaat. Zij worden ons reeds<br />

van ouds befchreven, als een wijs volk , het<br />

welk in alle wetenfchappen uitmuntede , zoodat<br />

de wijsheid der Egyptenaren als tot een fpreekwoord<br />

is geworden. Men roemt bijzonder hunne<br />

ftaatsinrichting, en de voortreflijkheid van<br />

hunne ftaatswetenfchap. Zij zijn vermaard, door<br />

hunne verbazende werken en gebouwen , waar<br />

van de Reizigers nog in de Pyramieden, Doolhoven<br />

, Tempels , Katakomben , of onderaardfche<br />

Grafgewelven,uitgegraven Meiren, Grachten en<br />

Waterleidingen, de overblijfzelen bewonderen. —<br />

Hunne taal was onderfcheiden van de Hebreeuwla's<br />

fche,<br />

(a) III. Deel. bladz. 304. Vegelijk. SCHMllBT B'tjb.GecëWh.<br />

II. Deel, iliis. 64, volgg.


28 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

fche, zoodat de beide volken eenen tolk nodig<br />

hadden,^ om met eikanderen te fpreken , men<br />

meent , in de Koptifche taal, in welke de dienstboeken<br />

der Kopten , of der oude Christen inwoners<br />

van dit land gefchreven zijn , de overblijfzelen<br />

van het aloud Egyptisch te bezitten. In<br />

het ftuk van den godsdienst, hadden de Egyptenaars<br />

van ouds een ftelzel van afgoderij , vol bijgelovigheden<br />

, zoodat bijna alle dieren en planten<br />

bij hun heilig en godheden waren , doch echter<br />

een ftelzel zeer kunftig in een geweven , en doelende<br />

op de groote Natuur -ligchamen en natuurverfchijnzels.<br />

Hun regeerings-beftuur was van oude tijden af<br />

het Koninglijk bewind , wordende hunne Vorften,<br />

met den algemeenen naam van FARAO, benoemd<br />

, doch naderhand vinden wij , bij dezen<br />

eertitel, hunne bijzondere namen gevoegd, SI-<br />

SAK, so, NECHO, HOFRA, enz. die in de Bijbelgefchiedenisfen<br />

merkwaardig zijn.<br />

OUDE en IIEDENDAAGSCHE<br />

TOESTAND.<br />

Onder deze oude Vorften uit hun eigen volk,<br />

was Egypte bloeijende en magtig, doch , ten tijde<br />

vau FARAO HOFRA, bij de Grieken APRIES<br />

genoemd, daalde de zon van hun geluk. Door<br />

het aanhitzen van dezen Vorst, ondernamen de<br />

Jooden , onder hunnen laatften Koning ZEDE-<br />

XI A , tegen den magtigenKoning van Babel, NE-<br />

BUKADNEZAR, op te ftaan, hetwelk hun den<br />

ondergang van hunnen ftaat veroorzaakte, dewijl<br />

de Egyptenaars hen trouwloos verlieten , waarom<br />

door de beide Profeeten JEREMIË XLIV: 30.<br />

XLVI: 25, 2


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 29<br />

Koning HOFRA bedreigingen gedaan worden, welke,<br />

ook, door NEBUKADNAZAR, ten uitvoer zijn gebracht<br />

van wien de oude gefchiedfchrijvers getuigen ,<br />

dat hij zijne overwinningen tot aan de Pilaren van<br />

Herkules, dat is tot aan de flraat van Gibraltar,<br />

ja tot in Spanje, heeft voortgezet, fchoon anders<br />

de Egyptifche Priesters zijne vermeestering van<br />

Egypte hebben weten te verbergen, en genoegzaam<br />

onkenbaar te maken. Dus kwam Egypte<br />

©rider de Babylonifche heerfchappij , en fchoon<br />

hun land zich, na de verwoesting onder NEBU-<br />

KADNEZAR, eenigzins herhaalde,de Egyptenaars<br />

bleven nogthans in eenen flaat van afhanglijkheid,<br />

en kwamen, als een afhanglijk gewest, bij<br />

de omwenteling van zaken, ten tijde van CYRUS ,<br />

onder dePerJifcke heerfchappij , ja, wanneer zij ,<br />

ouder KAMBYZES , CYRUS zoon en opvolger,<br />

ondernamen, zich in vrijheid te Hellen , werdt<br />

hun leger geflagen , hun koning omgebracht,<br />

hunne lieden verwoest , hunne Tempels en andere<br />

kostbare gebouwen omvergeworpen, en<br />

hun voornaamfle afgod , de Stier Apis , door<br />

KAMBYZES, met zijne eigene hand, gedood.<br />

En, fchoon zij, herhaalde keeren, poogden, het<br />

juk der Per/en af te fchudden , hebben zij daar<br />

in nooit kunnen ilagen , tot dat zij , toen<br />

ALEXANDER de Groote het Perjisch Rijk een<br />

einde deedt nemen , zich gewillig aan dien<br />

overwinnaar , welken zij , als hunnen verlosfer,<br />

aanmerkten , onderwierpen.<br />

Na de dood van ALEXANDER, vestigde zich<br />

één zijner Bevelhebbers, PTOLEMEUS, zoon van<br />

LAGUS, die ook den bijnaam SOTER voerde, in<br />

Egypte, en nam den Titel van Koning aan, {lichtende<br />

dus de Heerfchappij der Lagiden , of Ptoletneusfen,<br />

gelijk zijne Opvolgers dezen naam meest<br />

al-


30 AARDRIJKS-KUNDE<br />

allen gevoerd hebben , die bij DAN iet, Hoofdjl.<br />

XI. gemeenlijk, de Koningen van het Zuiden heeten,<br />

en zeer magtige Vorsten zijn geweest, welke<br />

Egypte weder ten hoogften toppunt van magt<br />

en vermaardheid hebben opgevoerd.<br />

Onder PTOLEMETJS li. of FILADELFUS ,<br />

werdt een aanvang gemaakt met de vertaling<br />

van de Heilige Schriften der Jooden in het<br />

Grieksch , welke vertaling gemeenlijk de overzetting<br />

der LXX. heet, gelijk onder PTOLE­<br />

METJS VI. bijgenaamd Filometor, de Jooden in<br />

het landfchap Heliopolis, bij de ftad Leóntopolis,<br />

eenen Tempel hebben gefticht, in welken zekere<br />

oNIas het eerst het Hoögenpriesterfchap bediende<br />

, hebbende hij tot het ftichten van dien<br />

Tempel geraden , en zich ten dien einde bediend<br />

van eene voorzegging van JESAIA XIX:<br />

18, 19. In dezen Tempel werdt de Joodfche<br />

godsdienst , met dezelfde plegtigheden , als in<br />

dien te Jerufalem, waargenomen , voor de menigvuldige<br />

Jooden , die zich in Egypte gevestigd<br />

hadden , tot hij , even als die van Jerufalem ,<br />

op bevel van Keizer VESPASISAN, eerst gefloten<br />

en vervolgends verwoest is geworden. —-<br />

Het is niet onwaarschijnlijk , dat het vlek, hetwelk<br />

in de Reisbefchrijving van ANTONIMIS<br />

vicus Judceorum heet, waar van de overblijfzels,<br />

omtrent twee duitfche mijlen van Heliopolis , ten<br />

Noord-oosten , nog door de Arabieren Teil el<br />

Ihüd , dat is, heuvels der Jooden, of Turbat el<br />

Ihüd, dat is, de begravenis der Jooden, genoemd<br />

worden, gedenktekens zijn van de menigvuldige<br />

Jooden , die hier omftreeks, dicht bij dezen<br />

Tempel, gewoond hebben. Qa) Met<br />

(«) NIBBUHR. Reize I. Deel. bladz. 97. Vergelijk, ons III,<br />

Deel. bladz. 308.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.<br />

3 i<br />

Met>PTOLEMEUs XI. Dionyjius, en met zijne<br />

zuster , de vermaarde KEEÖ PA TRA , nam de<br />

heerfchappij der Lagiden , in Egypte , een einde<br />

, dit land werdt door CAESAR, en vervolgends,<br />

door AUGUSTUS, overwonnen, en tot<br />

eene Romeinfche Provintie gemaakt.<br />

Geduurende de heerfchappij der Romeinen',<br />

maakte het Christendom, reeds vroeg , opgang<br />

in Egypte, ja , naar he't verhaal van EUSEBIUS (a)<br />

zal de Euangelist M A R K U S in de toenmalige<br />

hoofdftad Alexandrië eenen Bisfchoppelijken zetel<br />

gevestigd hebben , en de eerfte Bisfchop van<br />

deze ftad geweest zijn , welke naderhand tot de<br />

Patriarchale waardigheid geklommen is. — Bijzonder<br />

was het Christendom in dat land, in vollen<br />

bloei, na de tijden van KONSTANTYN den<br />

Grooten , onder zijne Christen-opvolgers.<br />

Bij de verdeling van het Romeinfche Keizerrijk,'<br />

werdt Egypte bij het Oosterfche rijk gevoegd ,<br />

tot in de VII. eeuw, wanneer de Saracenen, onder<br />

hunnen Kalif of Vorst , O M A R , zich van<br />

dit fchoone land hebben meester gemaakt.<br />

Toen de heerfchappij der Kalif en van Bagdad,<br />

begon te verminderen , was Egypte één der eerfte<br />

landen , dat zich een eigen Kalif verkoos, in<br />

de IX. eeuw, gelijk dit land toen weder een onaf<br />

hanglijk rijk is gebleven tot het midden der<br />

XII. eeuw , wanneer eene nieuwe Dynastie der<br />

Turkmannen, in den perfoon van SALAUIN, eenen<br />

aanvang nam. Deze was de eerfte oprichter van<br />

de Mammelukken, dat is , flaven , welke hij tot<br />

foldaten' vormde , en die de fterkte van zijn leger<br />

uitmaakten, deze bende werdt telkens door<br />

(«) Hiji. Eeclefi H. ts.<br />

het


32 A A R D R-IJ K S - K U N D E<br />

het aanvoeren van nieuwe flaven onderhouden '<br />

doch betoonde fpoedig eenen weêrfpannigen aart,'<br />

en flondt van tijd tot tijd op tegen den Vorst,<br />

tot dat de Mammelukken, eindelijk , in de Xlll!<br />

eeuw , kort na de nederlaag van den Franfchen<br />

Koning, St.iouïs, den laatflen Turkmannifchen<br />

Vorst van het leven beroofden , en eenen van<br />

hunne Opperhoofden in zijne plaats fielden<br />

met den Titel van Sultan , terwijl zij den naam<br />

van Mammelukken behielden , die hetzelfde betekent<br />

, als krijgs-Jlaven. ~ De regering dezer<br />

Mammelukken duurde tot het jaar, 1517, in welk<br />

jaar de Turkfche Keizer SELIM I. Tomam Bei hun<br />

Jaatfle Opperhoofd , gevangen , en opgehangen<br />

hebbende , van dezelve een einde maakte,<br />

en Egypte onder de heerfchappij der Othmannen<br />

bracht, aan welke het tot heden toe onderhorig<br />

is.<br />

Van ouds was Egypte vermaard , uit hoofde<br />

van _zijne volkrijkheid , waar van ook de Bijbelfchrijvers<br />

gewagen, EZECH. XXX : 10. enz.<br />

De oudfle Schrijvers tekenen aan , dat er oudtijds<br />

18. of £0,000. lieden in Egypte geweest zijn.<br />

Thans is de welvaart van dat land zeer laag gedaald<br />

, waarvan de overheerfchingen van vreemden<br />

, en de dwinglandij , die het met haren ijzren<br />

fcepter teistert , de oorzaak is; evenwel, fielt<br />

men het getal der fleden en dorpen nog heden<br />

op eenige duizenden. „ Daar is geen land , alwaar<br />

de volkrijkheid merkwaardiger is zegt DE<br />

TOTT, (#) „dan in Egypte; in de daad , de<br />

Delta, de Provinciën van het Oosten en Westen<br />

, als ook alle de landen langs den Nyl, tot<br />

aan<br />

(a) Gedenkfchr, II. D«»l, bladz, 177. 37$.


DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. 33<br />

aan den Keerkring toe, verrenen een tafereel<br />

van de allerverbazendfte volkrijkheid* Men verzekert<br />

, 1 dat er in Egypte meer dan rj,ooo. dorpen<br />

, en 1200. lieden of' vlekken zijn. " In Kaïro<br />

telt dezelfde Reiziger 700,000. inwoners. Wanneer<br />

men de trekken bij een verzamelt , die iri<br />

zijne Gedenkfchriften vèritrooid zijn, zou men<br />

zich , nog heden, eene aangename verbeelding<br />

van dit land maken. De woonplaatzen zijn allen<br />

aangelegd , op hoogten of tefpen ; de dorpen<br />

zijn altijd omringd mét eene menigte van<br />

kleine puntige duivenhuke'h. Elk gehucht of dorp*<br />

heeft ook een klein boschjen van palmbomen bij<br />

zich , de huizen zijn vart klei gebouwd ; maar<br />

in de Heden ziet men ze allen van gebakken fleenen<br />

met verfcheiden verdiepingen. De palmbomen<br />

, die zé omringen , eh de vaartuigen , die<br />

langs de oevers varen, vermeerderen ftog de aangenaamheid<br />

van de gelegenheid dezer Heden.<br />

De Nyl, zoo wel als alle de kanalen , is altijd<br />

bézet met eene menigte lieden , bezig in den arbeid,<br />

om het land te bewateren. Ten zelfden<br />

tijde , ziet men de vrouwen , die de zorg voor<br />

het huishouden hebben , tot hun drank , het water<br />

der rivier dragen in kruiken, die los op haré<br />

hoofden ftaan ; anderen wasfehen haar vlas $<br />

bleeken haar linnen , fpreidön dat uit , en geven<br />

zich over aan hare natuurlijke vrolijkheid, op hec<br />

minfte voorwerp , dat dezelve gaande maakt. —<br />

Trekfehuiten , aangelegd van de ééne flad riaafc<br />

de andere , vaartuigen , bm de goederen te vet*<br />

voeren, en de vaart , die door den Koophandel<br />

wordt gaande gehouden , vermeerderen de ver--<br />

fcheidenheid en beweging van dit tafereel. " —<br />

Deze afbeelding is , in de daad , niet onbevallig<br />

, en men zou haast in den waan geraken ><br />

VI. Deel. C das,


3.4 -TA A R . D R I J K S - K U N D E<br />

:dat Egyptf. gelijkenis heeft met ons Holland, in-<br />

-dien niet VOLNEY (a) ons eene geheel andere<br />

tekening van dert tegenwoordigen toeffcand van<br />

Egypte geleverd hadt, in welke tekening veel<br />

van dit bevallig Koloriet verloren gaat. „ Als<br />

men " , zijn zijne woorden , „ zich een land<br />

.verbeeldt, dat vlak, met kanalen doorfneden ,<br />

geduurende drie maanden overflroomd, drie andere<br />

maanden flijkerig en groen, geduurende het<br />

overige van het jaar , ftofachtig en gefpleten<br />

is ; als men zich ,,op dien grond, vervallen dorpen<br />

van klei en tigchelen gebouwd , naakte door<br />

de zon verbrande boeren, buffels, kamelen , hier<br />

en daar wilde vijgen - en dadelboomen, meiren,<br />

bebouwde velden , en groote opene vakken ,<br />

voorflelt; als men daarbij voegt eene zon, fchitterende<br />

op eene hemelsblaauwe lucht , die bijna<br />

altijd onbewolkt is , min of meer fterke winden 1<br />

maar die altijd waaien , zal men zich een gelij!<br />

kend denkbeeld van den natuurlijken ftaat des<br />

lands hebben kunnen maken. " £>us vermindert<br />

dezelfde fchrijver ook merkelijk de tegen woordige^<br />

volkrijkheid van Egypte , het is bij hem<br />

moeilijk te geloven, dat Kaïro meer dan 250,060<br />

zielen bevatten zou. „ Het is ", voegt hij er<br />

bij „ even onmogelijk, de bevolking van<br />

geheel Egypte, met juistheid , te bepalen, naardien<br />

het echter bekend is , dat het getal der fteden<br />

en dorpen niet groter is, dan 2300, en men<br />

het. getal der bewoneren van elke plaats , door<br />

eikanderen gerekend ,. pp niet. meer dan 1,000<br />

zielen kan Hellen , zelfs al begrijpt men . Kaïro<br />

;(«) J. Detl. Reize bladz. 248. en vqlgg. [1<br />

(b) &eize I. Deel. bladz, 226, 247.<br />

, daar


DES BIJBELS X. BOEK, L HOOFDST.<br />

J.j<br />

daar onder , moet de geheele bevolking het getal<br />

van 2,300,000 zielen niet te boven gaan. " —<br />

Egypte wordt hedendaagsch bewoond van, vier<br />

hoofdgedachten van menfchen. Deze zijn : Voor<br />

eerst : Arabieren, die in drie klasfen verdeeld<br />

moeten worden , 1) de nakomelingen van de Sa*<br />

raceenen, die onder den Kalif OMAR Egypte hebben<br />

bemagtigd in het jaar 640. Deze zijn meestal<br />

de tegenwoordige landbouwers en handwerkslieden.<br />

2) De Westlijke of Ajrikaanfche Arabieren,<br />

deze zijn meer bijzonder in Saïd of Opper-Egypte<br />

verfpreid, waar zij bijzondere dorpen<br />

en zelfs hunne eigene Vorften hebben. 3 ) De<br />

derde klasfe zijn de Bedouins of woestijn - bewoners,<br />

bij de ouden bekend onder den naam van<br />

Sceniten , of tentbewoners , men rekent, dat<br />

hunne Stammen , die zich in Egypte onthouden,<br />

30,000 ruiters zouden kunnen opleveren , maar<br />

deze magt is zoodanig verdeeld en verfpreid, dat<br />

men hen daar als roovers en zwervers behandelt.<br />

Het tweede geflacht der inwoners is dat der<br />

Kopten. Deze zijn afkomftig van die inwoners<br />

van het land , welke hetzelve bezaten voor den<br />

inval der Arabieren. Deze zijn de Christenen van<br />

dat land , en hebben hunnen naam van de ftad<br />

Koptos of Kept , eertijds eene vermaarde ftad in<br />

Opper• Egypte, fchoon zij zelve geloven, dat hun<br />

eerfte Koning Kopt geheten , en dat hunne natie<br />

van hem den naam ontvangen hebbe. Toen de<br />

Mohammedanen na Egypte kwamen, telde men 70<br />

Koptifche Bisfchoppen. Doch nu zijn er maar<br />

.13 van overig. Hun Patriarch , die te voren<br />

zijnen zetel te Alexandrië hadt , heeft thans zijn<br />

verblijf te Kaïro. De Kopten worden, algemeen<br />

gehouden het gevoelen van "EUT YCHES te zijn<br />

toegedaan , zoodat zij maar ééne Natuur in<br />

C 2<br />

CHRIS-


3* AARD RIJKS.KUNDE<br />

*?[ Z d v e "i et > i n w d k e hunn e heilige<br />

CHRISTUS erkennen, volgends de nadere vér-<br />

Waring van JAKOBUS Zanzahs of ook Baradeus<br />

, JJisfchop van Edesfa , overleden in het jaar<br />

578 , evenwel zeide hun Patriarch MARKUS in<br />

1762, dat de Kopten twee natuuren in CHRIS­<br />

TUS geloven, naamlijk, dat hij waarachtig GOD<br />

en waarachng mensen is , en dat beide E?UTYl^rl<br />

S A en !? E S T 0 R I U S bij hun van de kerk afgoden<br />

zijn. Ondertusfchen zijn zij in den<br />

godsdienst doorgaands zeer onkundig ,<br />

e n<br />

ver-<br />

renl " g e ? h r £ V C n *JÜj d ° d l '<br />

^ Christenen<br />

m e t a , i e<br />

„i Egypte, onder de verdrukking<br />

levende,<br />

en hf K V r e d e h e v e n d gedienflig, zeer beleefd<br />

en herbergzaam alleen zijn zij bevreesd voor de<br />

Koomsch-katholijken, dewijl zij weten, dat dezen<br />

zich , door hunne zendelingen , alle moeite<br />

geven, om hunne gemeente, door den ondergang<br />

van den Koptifchen godsdienst in Egypte , te<br />

vermeerderen. De voorname lieden nemen, doorgaands,<br />

Kopten tot hunne rentmeesters, doordien<br />

zij van allerhande zaken kennis hebben, en in het<br />

boekhouden zeer ervaren zijn, doende dit laatfte<br />

m eene foort van Koptifche karakters, welke niemand<br />

anders verftaat ; dewijl zij ook , van oude<br />

tijden af, het inwendig beltuur van Egypte kennen,<br />

z.jn zij de bewarers der Registers van de<br />

landen en der Stammen geworden. Zij zijn te<br />

Kaïro , onder den naam van Schrijvers, de opzichters,<br />

de geheimfchrijvers en pachters van de<br />

regering en der Seks of Beys De Kopten befnijden<br />

hunne kmderen, doch, zonder echter<br />

daar in als navolgers der Jooden te handelen, gelijk<br />

BACHIENE , (a) met anderen dacht, neen,<br />

(


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 37<br />

zij doen dit, als hunne kinderen tien jaren oud<br />

zijn ; en befnijden zoo wel de meisjens als de<br />

jongerjens , zonder dat zulks echter eene g'odsdienftige<br />

gewoonte is , dewijl zij er andere redenen<br />

van geven. Doch die meer van de Kopten<br />

begeert, leze de Schrijvers hier onder aangehaald,<br />

(a)<br />

Het derde gedacht der inwoneren van Egypte,<br />

is^ dat der Turken , die meesters van het<br />

land zijn, of er ten.minften den titel van hebben.<br />

Van den tijd der overwinning van SELIM I. in<br />

het jaar 1517. werdt het Turkfc-he bloed in dit<br />

land ingevoerd , maar het heeft zich niet veel in<br />

de dorpen verfpreid. Men vinde hen bijna nergens<br />

dan te Kaïro. Zij oefenen er de kunften<br />

en bedienen er de kerklijke en oorlogs ambten,<br />

doch, hebben, zedert de laatfte jaren , weinig<br />

in regeeringszaken te zeggen.<br />

Het is het vierde geflacht van inwoners , de<br />

Mammelukken ,• welke de waare meesters van E-<br />

gypte zijn._. De 24 Provintiën , in welke Egypte<br />

verdeeld is , worden door even zoo veele Beys<br />

befluurd , de eerfte onder dezen voert bijzonder<br />

het gebied te Kaïro, en heeft den titel van<br />

Chek - el-beled (Prins van het land ;) deze allen<br />

Mammelukken van oorfprong , aan den voet van<br />

den Kaukajus geboren, en als flaven naa Egypte<br />

gevoerd, maken met malkanderen den Divan<br />

uit, in welken een Turkfche Pacha van drie paardenftaarten<br />

voorzit, in naam van dengrooten Heer<br />

(£), hoewel deze, altijd bezet en in het oog<br />

ge-<br />

(a) POCOCKE Rtize l.Deel. a. Jïuk bladz. 305. en volg?.<br />

DIEBUHR. Befchrijv. van Arabië bladz. 81. enz. VOLNEY Reize<br />

I. Deel. bladz. 75. en anderen.<br />

(i) DE TOTT Gedenkfch. II. Deel. bladz. 130.<br />

C3


P<br />

D R I j K S - K U N D E<br />

gehouden in het kasteel van Kaïro , meer de gevangen<br />

der Mammelukken",* dan de onderkoning<br />

van den Sultan is. Onder deze dwingelanden ,<br />

welke (leeds met eikanderen overhoop leggen , en<br />

wier eenigflezaak is, geld bij een te fchrapen,ondergaat<br />

Egypte, één der fchoonfte landen der wereld.,<br />

alle de rampen der dwingelandij en Slavernij<br />

, zonder eenige veiligheid van leven of goederen.<br />

Ca)<br />

Men heeft ook in Egypte vele Jooden, die 36<br />

Sijnagogen in Kaïro hebben , en ééne in Oud-<br />

Kaïro. Velen van hun zijn Karaïten , welke de<br />

overleveringen der Rabbaniten verwerpen , en<br />

zedert onheuglijke tijden in Egypte hunne voorname<br />

zitplaats hebben gehad, (b) '— Voor het overige<br />

is , gelijk men weet , de Mohamniedaanfche<br />

godsdienst de heerfchende in dit land.<br />

Doch , het is tijd , dat wij tot de befchrijvirig<br />

overgaan , van de bijzondere Heden én plaatzen<br />

in Egypte , welke in de Heilige ^Schrift gemeld<br />

worden. Is het over het algemeen een zeer<br />

bezwaarlijke taak, de oude Aardrijksbefchrijving<br />

met de nieuwe overéén te brengen, dan is het<br />

•bijzonder waar omtrent den ouden en hedendaagfchen<br />

Haat van Egypte. De reden daar' Van is,<br />

•gelijk de kundige vertaler van p0COCKE'S Reizen<br />

, CKAMERÜS (c) te recht aanmerkt, gemaklijk<br />

te vinden , deels, in de groote menigte<br />

der Heden van dat land, deels, in de zwaare<br />

•i<br />

ver-<br />

(a) Men leze over deze vier geflachten van inwoners van<br />

Egvpte VOLNEY Reizen I. Deel. bladz. 70. VOlgg.<br />

.- (b) POCOCKE Reize I. Deel. II. Jiuk. bladz. 3»ö. met de<br />

aantekening van den vertaler.<br />

(c) Aantek. op die Reize I. Deel, I. Jiuk. bladz, 123. Vergelijk<br />

MiEtfuHR. Reisbefchr. I, Deel. bladz, 92.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 3*<br />

verwoestingen , die het van de Perfen, Grieken,<br />

Romeinen en Mohammedanen, heeft ondergaan ,<br />

deels , in de groote veranderingen van de_ namen<br />

der plaatzen, en deels eindelijk, in de jaar+<br />

Jijkfche overflromingen van den A r y/. Laat ons<br />

beproeven, wat wij, na anderen, met de meeste<br />

waarfchijnlijkheid zullen kunnen-vastftellen.<br />

n Eéne der oudfhe , waarfchijnlijk wel de aller*<br />

ou'dfle-," fteden van. Egypte was<br />

:<br />

z 0 a mfiaiu<br />

- •" ... --j' •• • 3*1 fi.% ra) . •• . b i^m%<br />

gelijk men te recht daar uit befluit, omdat MOÏ<br />

SES NUM. XHïï: 22. eene vergelijking maakt,'<br />

tusfchen de oudheid van'Hebron, de oudfte'ilad<br />

van Palcejiina, en tusfchen. Zodn, aanmerkende",<br />

dat Hebron zeven jaren voor Zodn gedicht is geworden.<br />

Deze ftad was van ouds ééne der<br />

hoofdlieden van Egypte , gelijk duidelijk blijkt<br />

uit jEs. XXX : 4. vergeleken JER. XIX: 13. en<br />

EZECH. XXX: 14. Waarfchijnlijk genoot zij<br />

reeds deze eer, ten tijde, toen .MOSES zijne<br />

wonderen in Egypte, voor FARAO , deedt, trouwens<br />

, de dichter van PSALM LXXVill: 12. en<br />

43. zegt, dat deze wonderen gedaan zijn in de<br />

velden van Zodn: Ik weet wel, dat BACHIENE (a)<br />

in twijfel {laat, of de velden van Zodn hier niet<br />

geheel Egypte zullen betekenen , met het welk<br />

zij, volgends den parallelismus, in deze beide verzen<br />

, zullen verwisfeld worden , te meer, dewijl<br />

de plagen van Egypte niet deze plaats alleen,<br />

maar geheel Egypte, getroffen hebben. Doch, in<br />

de Hebreeuwfche Dichtflukken zeggen bij den<br />

paia)<br />

III. Deel. I. Jiuk. bladz, 200.<br />

C 4


. A A R D R I J K S - K U N D E<br />

famllelismtis<br />

x<br />

de berden leden van een voorftel<br />

niet vohbrekt hetzelfde, dikwijls wordt, in het<br />

eerfte lid , iet algemeens gezegd, hetwelk dan ,<br />

in het tweede lid, nader bepaald wordt. Eu,<br />

fchoon het waar- is'j dat de plagen geheel Egypte<br />

troffen , nogt'hans bevondt zich MOSES in de<br />

hoofdflad \'an FAIRA.0., als hij ze aankondigde;<br />

van daar namen zij derhalven haar begin , en<br />

verfpreidden zich door het geheele land. De<br />

naam zal, volgends L A C R O Z E in zijn Koptisch<br />

woordenboek , ontleend zijn van de laage ligging<br />

der ftad, O) zij lag naamlijk in Neder-<br />

Egypte,' op één i der Elanden door den Nyl gevormd,<br />

aan één der monden, door welken deze<br />

rivier in dc Middelandfche zee zich ontlastede.<br />

Te weten, de Griekfche overzetting der LXX,<br />

200 als men ze gemeenlijk noemt, welke in Egypte<br />

vervaardigd is , en die ons meermalen de.n weg<br />

aanwijst , in het naarfporen van de Egyptifche<br />

plaatzen en fteden , gelijk ook van andere dingen,<br />

die tot Egypte betrekking hebben, zet overal<br />

voor Zoün, Tanis, een bij de ouden vermaarden<br />

naam, die ook JUDITII I: io. voorkomt,<br />

en welke aan den Tanuijchen mond van. de.a Nyl<br />

den naam gegeven heelt, doch van welken men<br />

thans geen bericht heeft (Z>).. PTOLEMEUS plaatst<br />

Tanis op 62" 45' lengte en 30° 50' Noorderbreedte.<br />

SÏRABO'befchipt ze als eene groote ftad.<br />

In de Reize van A N T O M K U S vindt men ze tus-,<br />

fchen Heracleopolis en Thmuin, op den afftand van.<br />

22 Romeinfche mijlen van beiden. Eindelijk ziet<br />

men ze ook op de lijst der Bisfchoppelijke fteden ,<br />

pndergefchikt aan den Patriarch te Alexandrië.<br />

Vergelijk FORST ER Epiji. pag, 32,<br />

stuw Reize 11. Deel biadZ. 37.


©gs BIJBELS. X. BCJEK, I. HOOFDST.<br />

&<br />

Ï O C O C K E gut , da,t • 2>ii$ of Zoan het<br />

tegenswoordige M.anfoura is , aan de Oostzijde<br />

van den Nyl, het welk hij ccnc groots ftad noemt.<br />

Anders was van ouds<br />

. ::. •-.>•• vos si Ht3k>-v • i ' ,u >i w )<br />

konden de Hebreen haar, of.met weglating van de<br />

eerfte lettergreep Noph, of, bij famentrekking ,<br />

Moph, voor Menoph , noemen. Memfis is bij de<br />

oude Schrijvers zeer vermaard , als de <strong>Koninklijke</strong><br />

hoofdflad van Egypte, en wordt door S T R A -<br />

BO 3 Schoenen .(c) dat is 15 Romeinfche mijlen<br />

van het landfchap Delta geplaatst, waarmede<br />

P L I N I U S overè'enftemt, aan den linken of westlijken<br />

oever van den Nyl, niet heel verre van de<br />

plaats, waar de Piramiedcn zijn. Hoe vermaard<br />

Memfis in oudé tijden geweest zij , thans echter<br />

is het moeilijk,,, derzelver waare ligging<br />

e ïbb d '<br />

(a) Reize I. Deel. I. Stuk. bladz. 37. Vergelijk IT. Jltik<br />

bladz. 484 en 485. alwaar in de aantekening van eene andere<br />

gisting van DANVIIXE gewaagd wordt.<br />

(b) Conf. FORSTER Epifl. pag. 34.<br />

(c) Sckoenm is eene Egyptifche maat, die de lengte hadt van<br />

XL.Jladiën, 0Ï5 Romeinfche mijlen, elk van 1000 fchreden,<br />

C 5


# *A A R WjfF S - K"Ü N D E<br />

aan té Vijzen : indien 'er zegt MAILLET, de<br />

Piramïeden niet waren , die nog door den tijd<br />

verfchóönd zijn , zouden wij hedendaags niet<br />

weten , waar zij gelegen heeftP Te weten, nadat<br />

Memfis door AMRD verwoest is geworden,<br />

is eerst Foftad ^ kn^vefvolgenés Kaïro, zulke<br />

grootje fteden,.,.gedicht , waar toe de bouwftoffen'liir<br />

de puiiihópéri van' Memfis gehaald werden'^<br />

terwijl de ovérftromingën van den Nyl het<br />

Ové¥rgè hebben weggevoerd , en alles zoo bedoïyen'en<br />

bedekt is. geworden , als of er' nooit<br />

ZulkV plaats geweest-was. SHAW heeft, opzettelijk<br />

, eene vérhandeling in den tweeden<br />

druk van zijne Reize geplaatst (a), om onder<<br />

zoek te doen naar' de waare ligging van Memfis<br />

, welke hij ftelt tegen over Kaïro, bij het dorp<br />

ViZa , aan den oever van den Nyl na Libyë toe<br />

dicht bij de Piramïeden. Maar POCOCKE (Z>)<br />

Helt het eenige Engelfche mijlen zuidelijker bij'<br />

de Sakara , of de vlakte der Mummiën , niet<br />

verre van Mokanan<br />

?<br />

in welken naam hij eenige<br />

fpooren van den .naam Moph meent te vinden,<br />

ook meent hij nóg andere tekenen van het oude<br />

Memfis , daar omftreeks, ontdekt te hebben.<br />

NIEBÜIIR' (C) , fchoon hij niet verder zuidwaards<br />

is gekomen, dan tot de eerfte Piramïeden<br />

, verklaart zich echter voor het gevoelen<br />

van SHAW, ook ftelt DANVILLE Mémfis veel<br />

zuidelijker dan Giza ; en VOLNEY heeft het 'op<br />

zijne kaart insgelijks meer zuidelijk. Verders<br />

was het oude Memfis vermaard , door den dienst<br />

van<br />

•<br />

. ("a) II. Deel. bladz. 43 Volgg.<br />

(b) Reize I. Deel. bladz. 70. II. Jiuk. bladz. 489. 490.<br />

(e) Reize I. Deel. bladz. 98. volgg.


BES BIJBELS. X. BOEK [ I. HOOFDST^ *f<br />

van OSIRIS, onder de gedaante van een' levenden<br />

Stier, dien men APIS noemde, als ook door<br />

andere afgodifc'he Tempels en plegtigheden.<br />

• Van het landfchap Go/en, zoo vermaard, door<br />

de inwoning der Ifraëliten, geduurende hun vei><br />

blijf in Egypte, als ook van de fteden Pithom en<br />

Raam/es, heb ik reeds in het III, Deel van dit<br />

Werk (a) gehandeld , en behoeve der halven van<br />

^ezelven hier niet ; te fpreken , maar zal-daar tegen<br />

hier ééne enkele aanmerking maken over<br />

K A Ï R O ,<br />

anders ook Groot - Kaïro , of El-Kahira, de tegenwoordige<br />

hóofdftad van Egypte , welke aan<br />

de andere of oostzijde van den 'Nyl ligt, dat deze<br />

ftad, waarfchijnlijk het oude<br />

B A B Y L O N<br />

andèrs Letopolis (b) is , het welk van eenige<br />

Babyloniers , die van de Vorften verlof gekregen<br />

hadden , om zich daar neder te zetten , zijnen<br />

naam zal hebben, volgends STRABO (C), doch,<br />

volgends JOSEFUS, van Babyloniers , welke in<br />

het leger van KAMBYSES dienden, toen deze<br />

Vorst Egypte vermeesterd hadt, of misfchien wel<br />

reeds ten tijde van NEBU KADNEZAR , wanneer<br />

deze zijne overwinnende wapenen in Ègyptè<br />

rond voerde. Ten minften het Kasteel van Kaïro,<br />

tusfchen de ftad en den berg Mokattam , op<br />

eene<br />

(a) Bladt. 302. Volgg.<br />

(b) JOSEFU* Ant. Jud. II. 15, 1.<br />

(c) Ifbr. XVII. pag. 1160.


44r A A R D<br />

R IJ K S - K U N D E<br />

eene van dezen berg afgezonderde rots gelegen,<br />

en van natuur zeer fterk , wordt voor een deel<br />

Van het Egyptisch Babyion gehouden Ca). Ik<br />

maak daarom hier gewag van dit Egyptisch Babyion<br />

, omdat men gemeenliik gelooft, dat het<br />

deze ftad is, welke bedoeld zal zijn IPETK. V:<br />

13. alwaar deze Apostel de genen , aan welken<br />

zijn Brief gericht is, groet , van wege de gemeente<br />

, die in Babyion was,; waar uit men te<br />

gelijk opmaakt , dat de Apostel PETRUS zich ,<br />

ten tijde van het fchrijven van dezen Brief, te<br />

Babyion zal bevonden hebben, Het is bekend ,<br />

oat vele Roomschgezinde Schrijvers Babyion hier<br />

oneigenlijk hebben willen nemen , ten einde daar<br />

uit te bewijzen, dat PETRUS te Rome zal gewecst<br />

zijn , doch , voor' deze oneigenlijke opvatting<br />

is geene de minfte fchijnbare reden. Ondertusfehen<br />

kan Babyion hier ter piaatze zeer wel<br />

het eigenlijk landfchap B abylonië betekenen, in<br />

het welk zich , ten dien tijde, zeer vele Jooden<br />

onthouden hehben (b). "Verders behoort de<br />

breedere befchrijving van Kaïro, als zijnde eene<br />

laater ftad niet to.t onze Aai drijkskunde des Bijbels.<br />

Alleen zal het niet'ten onpas zijn, hier nog bij<br />

te voegen, dat men te<br />

M A T T A R E A ,<br />

een dorp, of vlek , omtrent twee uuren gaans<br />

ten Noord-oosten van Kaïro , nog het huis vertoont,<br />

waar in MARIA, met haar kind JESUS,<br />

ge-<br />

(«) SHAW Reize II. Deel bladz. 41. en 55. NIEBUHR<br />

Reize 1. Deel. bladz. 110. POCOCKE I. Deel. I. Jiuk. bl. 45.<br />

(b) Zie BARKEY Aantak, op HASSENKAMPS Bewijs van het<br />

Kanonijk gezag enz. bladz, 60. volgg.


DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. 45<br />

gewoond zal hebben, toen JÓSEF haar na Egypte<br />

geleidde, om de lagen en het geweld van HE­<br />

RODES te ontgaan , het is een vierkantig vertrek,<br />

met fteenen bevloerd, waar van de reiziger<br />

DE BRUYNO) eene aftekening gegeven<br />

heeft. Ook ziet men daar eene fontein of waterput<br />

, l<br />

in welke de Heilige Maagd de luiren van<br />

haar kind zou gewasfchen hebben. Anderen<br />

voegen daarbij , dat dit water , in eenen tijd,<br />

als JOSEF en MAR 1 a dorftig waren, van zelve,<br />

onverwachts, uit de aarde zou ontfprongen zijn,<br />

tot lesfing van hunnen dorst. Ook wordt aan<br />

deszelfs water eene genezende kracht toegefchreven.<br />

Trouwens , het water, hetwelk hier overal<br />

gevonden wordt , als men flechts vier voeten<br />

diep in de aarde fpit, is zeer voortreflijk<br />

(b). Nog voegen er de Christenen in<br />

deze landftreekbij, dat, toen JOSEF en MARIÜ,<br />

met het kind JESUS, aankwamen , zich een<br />

boom opende, en hol werdt, om hun tot eene<br />

fchmlplaats tegen verfcheiden godloze lieden te<br />

verftrekken. De Kopten willen zelfs nog dien<br />

hollen boom aanwijzen , welke van die foorc<br />

is, die Faraös vijg , of Sycamorus wordt genoemd<br />

, en zij nemen er. ftukjens van mede tot<br />

reliquiën. Maar de Roomfchen zeggen , dat de<br />

oude boom omgevallen , en door de Monniken<br />

van het Klooster , dat aan Jerufalem behoort<br />

weggevoerd is. (O Van die godloze lieden*<br />

welke de Heilige Maagd , als zij , met haar<br />

kind, in Egypte kwam, niet hadden willen huisvesten<br />

, heeft men zich ook lang diets gemaakt,<br />

(a) Reize bladz. 186.<br />

(A) POCUOKB Reize I, Deel. I. Jiuk. bladz. 43<br />

ie) ïococss I, Deel. \. Jiuk. bladz. 44.<br />

dat,


4tf N<br />

A A R D R IJ K S-K U N D £ ,<br />

dat , tot ftraffe van deze ongeregtigheid , d&<br />

Zoogenaamde Ziganiè'rs, ook anders , met den<br />

naam van Tataren , Gypziè'rs, en Heidenen bekend,<br />

afkomftig zijnde , een arm en zwervend<br />

leven hebben moeten leiden. Deze hebben zich<br />

door alle landen verfpreid , zij zijn zelfs in onze<br />

Nederlanden geweest , en hielden zich op met<br />

goedergeluk zeggen, en bedelen<br />

}<br />

maar fpatteden<br />

dikwijls uit tot openbare dieverijen en<br />

plunderingen , waarom zij , door ftrafoëfeningen,<br />

ten lande uitgedreven en genoegzaam uitgeroeid<br />

zijn , zoodat men er niet meer van verneemt<br />

(«), doch, zedert de gedane onderzoekingenen<br />

ontdekkingen door M. G. G E E L M A N ,<br />

weet men, met vrij goede zekerheid , dat zij uit<br />

Indostan oorfpronglijk zijn , en wel uit de laagfte<br />

kaste der Indianen, die der Suders, waarfchijnlijk<br />

in de jaren 1408 en 1409 , bij de oorlogen van<br />

T I M U R of T A M E E L A N , uit hun land verhuisd.<br />

(Z>)<br />

Dit vlek Mattarea zal, gelijk men wil, opgebouwd<br />

zijn uit de puinhopen der aloude ftad<br />

ON of<br />

HELIOPOLIS,<br />

gelijk de vertaling der LXX. den Hebreemvfchen<br />

naam On altijd door Heliopolis verklaart. Beiden<br />

betekent Zonnejlad, of Stad der Zon, dat is, aan<br />

de<br />

(a) BACHIENE lil. Deel. I. Jiuk. bladz. 165, 166. Vergelijk<br />

de Hedend. Hijlor. of tegenwoordige Staat van alle Volken,<br />

V. Deel. bladz, 50a.<br />

. (b) M. A. GRELMAN , Verhandeling over de HEIDENS, betreffende<br />

hunne herkomst, levenswijze , gefleldheid , zeden ,<br />

en lotgevallen , zedert hunne verfchynlng in Europa. Dordrecht<br />

bij K. Btussé en Zoon 1701, gr, Oft&vo.


DES BIJBELS X. BOEK,; I.HOOFDST. 47<br />

de Zon toegewijd (d): Men vindt dit On reeds<br />

in de gefchiedenis van JOSEF, en wel als eene<br />

ftad, waar men Priesters hadc, gelijk JOSEF met<br />

eene dochter van POTIFERA , Priester te On ,<br />

trouwde, GEN. XLI: 45, 50. en XLVI: 20.<br />

Zij hadt eenen Tempel , aan de Zon gewijd ,<br />

volgends STRABO, ook werdt hier , door de inwoners<br />

een Stier vereerd, die MNEVIS genoemd<br />

werdt , gelijk die te Memfis, APIS heette.<br />

In het III. Deel bladz. 305 hebben wij gezien,<br />

dat fommigen ook Raam/es voor Heliopolis hebben<br />

gehouden , doch ten onrechte. Even min<br />

geloof ik, dar Heliopolis bedoeld wordt, door Ir<br />

Heres JES. XIX: 18. het welk onze gewoone<br />

Nederlandfche vertaling overzet, Stad der verjloring<br />

, anderen Zonneftad , Heliopolis , en wederom<br />

anderen Leeuwenftad, denkende aan Leöntopolis,<br />

alwaar oNia's den Jóodfchen Tempel gefticht<br />

zal hebben , waar wij boven van fpraken. Ik<br />

geloof noch het één noch het ander. De betekenis<br />

van Ir Heres, is bij JESAIS Gelukftad, en<br />

eene 'zinbeeldige benaming , om den voorfpoed ,<br />

en het geluk, te befchrijven, het welk hij éénmaal<br />

aan Egypte belooft , in deze Godfpraak. (Z>) —<br />

Zekerer is het, dat deze ftad JES. XLIII. I 3<br />

.<br />

met den naam Beth - Semes in Egypte, ter onderfcheiding<br />

eener ftad van denzelfden naam in het<br />

Joodfche land , voorkomt, welke naam insgelijks<br />

Zonneftad betekent, alwaar ook de Profeet<br />

van de Zonnezuilen of Obebisken gewaagt, van<br />

wel.<br />

(a) Men zie over de betekenis van On , de Zon, j A-<br />

BLONSKI, 4de terra Gofen%.%. pag. 44, FORSTER Epiftota<br />

Pag- 30-<br />

(*) Men vergelijke de aantetening van HEZEL OP deae<br />

jplaacs.


43 AAR D R IJ K S -KUNDE<br />

welken er zelfs nog heden één overig is, die door<br />

I P O C O C K E en N I E B U H R befehreven worden.<br />

Met eene kleine veriindering wordt zij Aven ge'-<br />

fpeld E Z E C H XXX: 17. Uit dit alles blijkt,<br />

dat deze ftad bij de Egyptenaren On , bij de Hebreën<br />

Betlifemes , bij de Grieken Heliopolis; alle<br />

woorden van dezelfde betekenis, geheten hebbe.<br />

De Arabïfche Schrijvers noemen deze ftad Ain<br />

Schams (Zonnebron). Het fchijnt ook, dat zij<br />

aan haar den naam 'Mefr gegeven hebben.<br />

Zij lag omtrent een uur gaans Oostwaard van<br />

den Nyl. Men ziet hare puinhopen , dicht bij<br />

het dorp Matarè Noord-noord-oostelijk , omtrent<br />

twee uuren van Kaïro. - Doch , er is niets meer<br />

van overig , dan groote dammen en heuvels ,<br />

waar in men zeer vele kleine ftükken marmer ,<br />

graniet, en fcherven vind, eenige overblijfzelen<br />

van eenen Sphinx, en een' nog overeind ftaande<br />

Pronkkegel, die voor de later inwoneren misfchien<br />

te zwaar, om te vervoeren, geweest is. (a}<br />

De verwoesting dezer ftad , en der Zonnezui-<br />

Ien aldaar , is, door den Koning N E B U K A D N E -<br />

Z A R , volgends J E R E M I A ' S voorzegging, T E R .<br />

XLIII: 13. gefchied , en voords , volgends<br />

STRABO, door K A M B Y Z E S , Koning van Perfië,<br />

voltooid.<br />

Laat ons verder de overige fteden van Egypte<br />

befchrijven , welke in de Bijbelboeken voorkomen.<br />

Men vindt ze meest in de Voorzeggingen<br />

van J E R E M I Ü en E Z E C H I C L , welke van<br />

de verwoestingen van Egypte door N E B U K A » -<br />

K E Z A R handelen. Wij zullen derzelver befchrijving<br />

voor 's hands opvatten.<br />

K o<br />

{a) NIEBUHR Reize I. Deel, bladz. p6. Vergelijk ÏO-<br />

COCKE I. Deel. I, Jiuk. bladz. 4!. volgg.


DES BIJBELS. X. BOEK. I. HOOFDST. 49<br />

NO of<br />

N O - A M O N<br />

komt voor JEREMIS XLVI: 25. EZECH.<br />

XXX: 14, 15, 16. NAHUM: III: 18. Somtijds<br />

enkel No , fomtijds No-Amon , welk laatfte<br />

woord de Nederlandfche overzetting, door menigte<br />

, of de volkrijke ,• vertaalt; fchoon het Hebreeuwfche<br />

woord deze betekenis niet heeft.<br />

Niets is eigenaartiger, dan dat dit Amon betrekking<br />

heeft tot, of wel dezelfde naam is, als Amon<br />

of Ammon, den naam van den Egyptifchen Afgod,<br />

die ook Jupiter Amon genoemd wordt, en die te<br />

Thebe , in Opper - Egypte , zijnen prachtigften<br />

Tempel hadt, waarom die Had bij de Grieken<br />

Diospolis genoemd werdt, Jupiters-ftad, dan zal<br />

men NAHUM III: 8. No-Ammon of Amons-No<br />

moeten behouden, en JEB. XLVI: 25. en EZECH.<br />

XXX: 15. zal de voorzegging bijzonder den Afgod<br />

Amon te No bedoelen, welken God bezoeken<br />

zou, en die uitgeroeid zal worden. En , in de<br />

daad , de Griekfche vertaling der LXX. zetten<br />

voor No , Amen - No , en No • Amon den naam<br />

Diospolis. Het is waar EZECII. XXX: 15. zetten<br />

zij daar voor Memfis ; doch, daar uit moeten<br />

wij niet befluiten , dat zij onzeker waren, welke<br />

ftad door No gemeend wordt, dewijl het zeer<br />

mogelijk is , dat zij,te dier plaatze, Nof, in plaats<br />

van No, gelezen hebben, ten minden, zij wisten<br />

te wel, dat Memfis , Nof heette , dan dat zij<br />

No voor Memfis zouden genomen hebben. No is<br />

dan, volgends de LXX, Diospolis, of het aloude<br />

zoo vermaarde Thebe van Egypte, het welk gelegen<br />

was in het bovenfte deel van Egypte, op 25<br />

en 1 halve graad N. Breedte, aan de oevers van<br />

den Nyl, van ouds vermaard , door zijne grootte<br />

en volkrijkheid. Volgends DIOJÏORUS SI-<br />

VI. Deel, J3<br />

C Ü.


5© A A R D R IJ KS-KUNDE<br />

cu LUS hadt de ftad omtrent XVIII. mijlen in<br />

den omtrek, STKABO zegt, dat zij zich tien<br />

mijlen in de lengte uitftrekte. Bijzonder is de<br />

ftad vermaard door hare 100 poorten , uit elke<br />

van welken , volgens den Dichter HOMERUS ,<br />

zoo als men hem gemeenlijk verftaat, 10,000. gewapenden<br />

uittrokken. Teewijl anderen eene andere<br />

uitlegging aan de woorden van dien Dichter<br />

geven, echter zoo, dat, volgends de zachtfte<br />

uitlegging , in HOMERUS tijd 20,000 ruiters<br />

aldaar in bezetting lagen, welke 100 fiallen voor<br />

hunne paarden hadden. O) — Insgelijks is zij<br />

vermaard door het beeld van MEMNON, het<br />

welk , men zegt , dat de opkomende zon gewoon<br />

was te begroeten (b). Niettegenftaande<br />

deze ftad reeds heel vroeg , ten tijde der Asfyriërs<br />

, misfchien door SALMANASSAR, NAHUM<br />

III: 8. door de Babyloniers , onder NEBUKAD-<br />

NEzAR,, en eindelijk door de Per/en, onder KAM-<br />

BYZES , verfcheiden belegeringen en verwoestingen<br />

heeft moeten ondergaan , vinden echter<br />

de Reizigers aldaar prachtige puinhopen en<br />

bouwvallen,welke van hare vorige grootheid getuigen<br />

(


DES BIJBELS. X. BOEK, L HOOFDST. s*<br />

geheel Egypte zij, in de aangehaalde plaatzen der<br />

Profeeten. HIERONYMUS en de Latynfche vertaling<br />

, reeds voorgegaan door den Chaldeeuwfchen<br />

Uitbreider, JONATHAN, zetten voor NO<br />

A L E X A N D R l ë ,<br />

en zij worden daarin door fommige latër Aardrijkskundigen<br />

(#) gevolgd, om geene andere reden,<br />

dan omdat No bij NA HU M III: 8. omfchreven<br />

wordt, als „ eene ftad in de rivieren, en die<br />

„ rondom heen water heeft, welker voormuur de<br />

„ zee is,en derzelver muur van zee,"daar echter<br />

Thebe of Diospolis , flechts aan ééne rivier lag ,<br />

te weten den Nyl, en zeer verre van de zee afgefcheiden.<br />

Maar, men hadt kunnen weten,<br />

dat het meervouwig getal, rivieren of Jlroomen,<br />

bij uitnemendheid , van den Nyl gebruikt, en<br />

dat deze rivier, uit hoofde van hare overftromingen,<br />

die het land tot eene zee, en eene ftad<br />

als Thebe ongenaakbaar maakten , geduurende<br />

een groot gedeelte van het jaar , meermalen bij<br />

de Egyptenaren , en ook in de Schriften des Ouden<br />

Testaments, eene zèe genoemd wordt. Men<br />

vergelijke de plaatzen JOB XLI: »3. JES. XIX: 5.<br />

EZECH. XXXII: 2. enz. Hier is der halven geene<br />

de minfte reden , om aan Alexandrië', eene<br />

nieuwe ftad , eerst door ALEXANDER den Grooten<br />

gefticht, naarwien zij ook den naam gekregen<br />

heeft, te denken. Alhoewel het ook waar<br />

zij, dat ALEXANDER niet eene geheel nieuwe<br />

ftad mogt hebben aangelegd , maar het oude<br />

Rhaeotia vernieuwd , en vergroot hebbe; dewijl<br />

(


52 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

wijl toch dit Rhacotia nooit naar dien roem gedongen<br />

heeft, met welken No en No.Amonin<br />

de Schriften der Profeeten verfchijnt, en die ons<br />

het vermaarde Thebe kenmerkt.<br />

Ik maak echter hier te liever gewag van A-<br />

lexandrië, omdat deze ftad toch in de Boeken<br />

van het Nieuwe Testament bekend is, zijnde zij<br />

toen de hoofdftad van Egypte. — ALEXANDER<br />

de Groote, hadt deze haven , met een doorzichtig<br />

oog, uitgekozen , om er den koophandel<br />

van de drie toen bekende werelddeelen , als in<br />

eén middenpunt, faam te brengen , en van daar<br />

eenen weldaadigen invloed allerwegen te laten<br />

verbreiden. De ftad Alexandrië, thans bij de<br />

Arabieren en Turken, Scanderïë, ligt thans op<br />

eene land-engte, tusfchen een Schier - eiland, en<br />

den ouden ftadsmuur, en tusfchen de beide havens<br />

, onder de Poolshoogte van 31 0<br />

12', omtrent<br />

10 uuren ten Westen van den Nyl, aan<br />

de Middellandfche zee. Schoon de handel der<br />

vreemdelingen met de inwoners van Alexandrië<br />

niet zeer groot is , is nogthans Alexandrië de<br />

ltapelplaats van eenen vrij aanmerklijken handel<br />

Zij is de poort voor alle de waaren , die uit<br />

Egypte ma. de Middellandfche zee gevoerd worden,<br />

uitgezonderd de rijst van Damiate. De Eu.<br />

ropeanen hebben er komtooiren , daar de fa&oors<br />

onze koopmanfchappen vermangelen. Men vindt<br />

er altijd fchepen van Marfeille, Livorno, Venetië<br />

, Ragufa, en uit de Staaten van den grooten<br />

Heer ; maar


DES BIJBÜLS. X. BOEK, I. HOOFDST. 53<br />

ren en toorens, die den omtrek van het oude<br />

Alexandrië vormden.<br />

:<br />

Doch, ik kan mij in geene verdere befchrijving<br />

hier inlaten, noch wijdlopiger van de vermaarde<br />

Pilaren van POMPEJUS (a) , en KLEQ-<br />

PATRA , van de Katacomben , of onderaardfche gewelven<br />

, fpreken, men leze hier over de Reizigers.<br />

Ik bepaal mij alleen tot die bijzonderheden<br />

, welke betrekking hebben , tot deze en<br />

gene plaatzen van het N. Testament. Vooreerst,<br />

weet men , hoe vele Jooden te Alexandrië zich<br />

hadden nedergeflagen , onder de Ptolemeusfen,<br />

zoodat de Egyptifche en P alcefiynjche Jooden, als<br />

't ware, twee klasfen van het zelfde volk, vervolgends,<br />

hebben uitgemaakt, geen wonder derhalven<br />

, dat men HANDEL. VI: 9. gewag vindt<br />

gemaakt van eene afzonderlijke Synagoge der<br />

Alexandrynfche Jooden , die Jerufalem, op de<br />

hooge Feesten, bezochten; deze Jooden van A-<br />

lexandrië fpraken de Griekfche taal , en zij bevlijtigden<br />

zich om den roem van welfprekendheid,<br />

van Wijsgeerte enz. te bejagen , meer dan<br />

de Palcsjiynfche Jooden , gelijk onder anderen uit<br />

de Apokrijfe Boeken, het Boek der Wijsheid en de<br />

Zeden/peuken van JESUS SIRACHS, bekend kan<br />

zijn, dus was A POL LOS, een Jood van Alexandrië<br />

, die het Christendom omhelsde , een welfprekend<br />

en verftandig man, HANDEL XVIII:<br />

24 volgg. Ten tweeden , uit hoofde van den<br />

fter-<br />

(a) Gelijk men gemeenlijk gelooft, maar volgends SA-<br />

YART, Brieven over Egypte I. Deel. bladz. 4.4. zal deze pilaar<br />

aan den Keizer s E V E R V S behoren, anderen denken aan<br />

den Keizer' VBSPASIAAN enz. Men zie de aantekening ran<br />

den Nederlandfchen Vertaler op de aangehaalde plaat» van<br />

* AV ART,<br />

D 3


54 A A R D R I J K S K U N D E<br />

Herken Koophandel, kan het ons niet bevreemden<br />

, dat wij , in de Reize van pAU LUS na Rome<br />

, tweemalen een fchip van Alexandrië vinden<br />

, het één, waarmede hij op Melite fchip -<br />

breuk leedt , en het ander , waarmede hij , na<br />

dat de winter verlopen was , van daar , de reize<br />

voortzette , na het vaste land van Italië, HANDEL.<br />

XXVII: 6. XXVIII: u.<br />

Al vroeg was het Christendom ook te Alexandrië<br />

bekend, de Kerkelijke Gefchied - Schriften<br />

gewagen, dat de Euangelist MARKUS aldaar het<br />

eerst de leere van CHRISTUS zal gepredikt hebben<br />

, ja, dat hij de eerfte Bisfchop van de gemeente<br />

aldaar zal geweest zijn , en den marteldood<br />

geleden hebben ; doch , dat zijne beenderen<br />

overgebracht zullen zijn na Venetië, geduurende<br />

de kruistogten , en aldaar in de St. Markus<br />

kerk begraven. Naderhand is er te Alexandrië<br />

een Patriarchaat gevestigd, aan het welk al-<br />

Je de Metropolitanen der bijzondere Provintiën van<br />

Afrika, benevens hunne onderhorige Bisfchoppen<br />

, onderworpen waren. Ook plagt er de Patriarch<br />

der Kopten zijn verblijf te houden , die<br />

nu zijnen zetel te Kaïro heeft. Men vindt eene<br />

aftekening van de tegenwoordige gefïeldheid dezer<br />

ftad, in de Reizen van KORN. DE BRUYN,<br />

bladz. 237— 241.<br />

SIN<br />

is eene Egyptifche ftad, welke bij EZECHiët voorkomt,<br />

EZECH. XXX : 15, 16. en die door de LXX. Overzetters<br />

vs. 15. Sais genoemd wordt, eene ftad, in<br />

Neder - Egypte gelegen , tusfchen de armen van<br />

den Nyl («), hoewel het onzeker is, of deze<br />

door<br />

(


BES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 55<br />

door hen bedoeld zij , of eene andere, die wij<br />

thans niet kennen. De Latijnfche Vertaling heeft<br />

daarvoor gezet Pelufium. Men heeft derhalven<br />

onder de laater Uitleggers partij getrokken<br />

, en fommigen hebben , met de Latijnfche<br />

vertaling en HIERONYMUS , door Sin, Pelufium<br />

en geene andere ftad willen verftaan , terwijl<br />

anderen Sin door Syëne , of het hedendaagfche<br />

Asjevan, verklaren (a). Laat ons onderzoeken.<br />

Sin is de naam eener woestijn , in welke de<br />

Ifraëliten kwamen kort na hunnen doortogt door<br />

de Roode zee , van deze woestijn , welke met ons<br />

Sin niets gemeen heeft, dan den naam, is gefproken<br />

III. Deel bladz. 329, 330. deze woestijn<br />

Sin moet onderfcheiden worden van eene andere<br />

woestijn Sin, uitmakende een gedeelte van de<br />

groote woestijn Paran (TIL Deel bladz. 358.)<br />

Maar hier bij EZECH iè'L is Sin duidelijk de<br />

naam van eene ftad , welke , gelijk wij zeiden ,<br />

door velen voor Pelufium gehouden wordt , en<br />

wel, vooreerst, omdenaamsbetekenis; «Sm betekent,<br />

bij de Hebreën, klei,/lijk,hetzelfde,hetwelk<br />

denaam Pelufium, bij de Grieken, in zijnen oorfprong<br />

, te kennen geeft , gelijk ook de naam<br />

Tineh , of Thin , welke thans aan het oude F#.<br />

lufium gegeven wordt , eene gelijke betekenis<br />

heeft, dewijl de landftreek aldaar zeer laag en<br />

vol van poelen en moerasfen is (Z>). Ten<br />

tweefa)<br />

Voor het eerfte gevoelen verklaart zich zonder eenige<br />

bedenking BACHIENE III. Deel. I. Stuk. bladz. 238. Het<br />

laatfte wordt verdedigd door<br />

Hebr. Part. II. pag.<br />

3 a. feqq,<br />

(O ÏHAW I. Deel. bladz. 36.<br />

MICHACLIS Spicil. Gtegr.<br />

D +


56* . A A R D R I J K S K U N D E<br />

tweeden, Sin heet EZECH. XXX: tè. de flerkte<br />

van Egypte, of, de fleutel van het land. Nu<br />

was m de daad , Pelufium zoodanige fleutel ;<br />

fterk door hare gelegenheid , in eenen drasfen<br />

ê<br />

r ? , a n e e r f t e ftad v a n Egypte , aan den<br />

oostehjkften JNijl-mond, floot en opende zij den<br />

toegang tot geheel Egypte , vveshalven zij ook bij<br />

s ui BAS, en andere oude zoo Griekfche als Romeinfche<br />

Schrijvers , de Sleutel van Egypte pleegt<br />

genoemd te worden. Eindelijk , Sin en Seveene<br />

ot óyene , fchijnen, ten zij men van de punten<br />

wil afwijken , bij EZECHIÊL onderfcheiden<br />

te worden. Zie EZECH. XXIX: 10. en XXX:<br />

o. W Aan MiCHAè'Lis echter komen deze bewijsredenen<br />

niet voldoende voor ; zijne redenen<br />

Z 1<br />

J" : felufium fchijnt bij de Hebreen veeleer<br />

onder den naam Sur begrepen te worden, welke<br />

gemeenlijk de naam van de woeftijn is, ten Oosten<br />

van Egypte, tusfchea dat land en het hnd Kanaan.<br />

Zie ons III. Deel bladz. 323. maar welke ook<br />

CEN. XVI: 7. en 1 SAM. XV: 7. de naam van<br />

eene plaats of ftad fchijnt te zijn, en in de daad,<br />

wanneer in de laatfte plaats gezegd wordt: „ van<br />

„ Havila , tot na den kant van Sur, dat op de<br />

„ Oostzijde van Egypte is, " heeft JOSEFTJS O)<br />

„ van Pelufium in Egypte , tot aan de Roode zee,"<br />

en dan zal de woestijn Sur zijn 'de woestijn Gofar<br />

of Gefar , gelijk zij hedendaagsch genaamd<br />

wordt. Daarenboven beroept hij zich op de<br />

LXX. welke vs. 16. duidelijk Syëne hebben , en<br />

-dit óW, hedendaagsch Asjevan, was, oudtijds,<br />

in de daad , de grootfte Jlerkte en de fleutel van<br />

(a) Vergelijk ook FORSTBR Epifi. pae. s*<br />

(b) Ant. Jud. VI. 7, 3. " ' f f -<br />

Egyp-


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 57<br />

Egypte, in het Zuiden tegen de Ethiöpiërs, alwaar<br />

reeds de oude Koningen van Egypte, gelijk<br />

naderhand de Perfen, en nog laatcr de Romeinen,<br />

eene fterke bezetting tegen de Ethiöpiërs plagten<br />

te houden. Doch, hoe fchijnbaar ook deze redenen<br />

zijn, om Siji niet van Pelufium, maar van<br />

jyëne of Asjevan, te verklaren ; blijft echter nog<br />

fteeds de zwarigheid , dat EZECHiëf,, genoegzaam<br />

op dezelfde plaats, XXIX: 10. en XXX: 6.<br />

Syëne duidelijk heeft, onderfcheiden gefpeld van<br />

Sin, welke zwarigheid niet zoo gemaklijk is weg<br />

te nemen.<br />

J*?.,* 1^ ? l 2 w o r d e n d<br />

' e Siniten genoemd,<br />

zekerlijk bewoners van Sin , en wel volgends<br />

den famenhang, in het Zuiden te zoeken, dus<br />

te onderfcheiden , van de Siniten, door MOSES<br />

gemeld, onder de aframmelingen van KANAÏN<br />

van welken wij gefproken hebben III. Deel bladz.<br />

33. Ook kan men, om die zelfde, behalven andere<br />

redenen, niet, gelijk fommigen, denken aan<br />

de Chinezen. Indien Sin Pelufium is, zullen zij<br />

de bewoners dezer ftad , anders de ingezetenen<br />

van Syëne of Asjevan, zijn. Doch, in beide gevallen<br />

, lchijnen zij genomen te worden , voor<br />

de Egyptenaren in het gemeen , volgends eene<br />

Dichterlijke vrijheid, die een deel voor het geheel<br />

6<br />

ftelt.<br />

Pelufium lag aan den Oosthoek van het meir<br />

Menzalee, in het midden der moerasfen , volgends<br />

STRABO, omtrent twee mijlen van zee.<br />

Zij bloeide reeds lang voor den tijd van HERO-<br />

D o T vs. Zij is meermalen , zedert K A MB Y ZE S<br />

haar bemagtigde, belegerd en ingenomen geworden,<br />

tot zij eindelijk, ten tijde der kruistogten,<br />

door de Christen Vorften geheel verwoest<br />

is geworden.<br />

D 5<br />

Zeer


58 A A R D R I J K S K U N D E<br />

Zeer vele Schrijvers en Reizigers hebben Pelüfmm<br />

voor dezelfde ftad gehouden met<br />

D A M I A T E ,<br />

eene vermaarde ftad , aan éénen van de monden<br />

des Nyls , welke de eerfte volgt na den mond ,<br />

aan welken Pelufium gelegen was (a) , fchoon<br />

het zeker is, dat Damiate eerst tot eenig aanzien<br />

gekomen is , zedert de verwoesting van Pelufium<br />

, en aan eenen anderen tak van den Nyl<br />

ligt. Nog hebben de meeste Reizigers den mis»<br />

flag , dat zij het hedendaagfche Damiate , "het<br />

welk nog eéne der voornaamfte Kooplieden van<br />

Egypte is , verwarren met het oude Damiate ,<br />

het welk zoo beroemd is , in de gefchiedenis<br />

der Kruisvaarten, in welken misflag zelfs SHAW<br />

en NiEBUHR vervallen zijn, daar het echter,<br />

uit de Arabifche Schrijvers, bekend is , dat de<br />

Vorften van Egypte zeiven het oude Damiate<br />

verwoest hebben , opdat er de Christenen zich<br />

niet eindelijk vestigen zouden, en dat de tegenwoordige<br />

ftad , omtrent ander half uur hooger<br />

den Nyl op , is aangelegd geworden. Van het<br />

hedendaagsch Damiate ziet men eene grondtekening<br />

en fraaie afbeelding in het I. Deel der<br />

Reize van NIEBUHR (Z>), alwaar hij ook aantekent<br />

, dat de plaats , alwaar de Nyl met een'<br />

keten zou gefloten geweest zijn, nog kenbaar<br />

zij , dewijl er aan de Noordzijde binnen de ftad<br />

een<br />

(a) Zie SAVARY Brieven ever Egypte I. Deel. bladz. 361.<br />

Onder deze Schrijvers , welke Damiate en Pelufium, voor dezelfde<br />

ftad honden, is ook de Schrijver van de Hedendaagfche<br />

Hijl. of tegentv. Jlaat van alle volken, V. Deel. bladz. 431,<br />

(*) Bladz. 46.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 53<br />

een oude toren is, cn men tégen over aan de<br />

Westzijde des oevers nog de fondamenten van<br />

een' der gelijken toren ziet, waar van alles , wat<br />

boven den grond was , reeds weggenomen is.<br />

Doch, deze torens zijn van later tijd , en door<br />

de Mammelukken geflicht, tot befcherming der<br />

nieuwe ftad. Allerbijzonderst is Damiate onder<br />

ons bekend , door de merkwaardige belegering<br />

en verovering van deze ftad , in het jaar 1219 ,<br />

door de kruisvaarers uit deze Janden, onder hec<br />

bevel van WILLEM, zoon van den Hollandjehen<br />

Graaf FLORIS III. bij welke gelegenheid men<br />

verhaalt., dat die van Haarlem, welke ook dezen<br />

kruistogt hebben bijgewoond , den keten , tusfchen<br />

twee fterke torens, welke de haven der<br />

ftad gefloten hield, door middel van zaagfchepen<br />

, of fchepen , die zagen aan de boeg hadden<br />

, zullen doorgezaagd, en dus de hatfcn geopend<br />

hebben, waar van de bemagtiging der ftad<br />

het gevolg was. Van deze gebeurenis zal het<br />

wapen der ftad eene gedachtenis zijn, zijnde een<br />

zwaard onder een kruis , tusfchen vier ftarren ,<br />

allen van zilver, op een' rooden grond , met<br />

het bijfchrift : Vicit vim virtu's , ook hangen er,<br />

ter gedachtenis, in de groote kerk te Haarlem,<br />

fcheepjens tusfchen twee kastelen met een' ijzeren<br />

ketting verbonden , en de klokjens, die des<br />

avonds, van negen uuren tot half tien , luiden ,<br />

heeten Damiaatjens. Ondertusfchen wordt deze<br />

eer aan de Haarlemmers betwist, door de Friezen<br />

van Dokkum , en de geheele gebeurenis is zeer<br />

twijfelachtig, en met de echte berichten van dien<br />

tijd, niet wel overeen te brengen (a).<br />

Ein-<br />

(a) Zie de Hedend. Hi/i. of tegenw.ftaat van alle volken,<br />

XIV. Deel. bladz. 361, 366. VAN OOSTEN DE BRuyj* , Befchr.<br />

van


6o A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

Eindelijk , indien wij , bij de Hebreeuwiche<br />

punten moeten blijven , is Sin, gelijk wij reeds<br />

gezien hebben, onderfcheiden van<br />

s Y è' N E,<br />

welk Syëne EZECH. XXIX: 10. en XXX : 6.<br />

voorkomt , als de uiterfte ftad van Egypte , ten<br />

Zuiden , gelijk zij ook dus , bij de oude Aardrijks<br />

-kundigen, befchreven wordt, zij was eene<br />

grensvesting, en de fleutel van Egypte, van dien<br />

kant , op de grenzen tegen Nubië, of Mthiöpië.<br />

Zij lag een weinig beneden de groote watervallen<br />

van den Nyl, tegenwoordig heet zij Asfevan ,<br />

het welk eene arme kleine ftad is , met eene<br />

foort van vesting , of liever barakken voor de<br />

Janitzaren onder hunnen bevelhebber («). —<br />

Dat Sy'ene bij BZECHiëL voorkomt als de zuidelijkfte<br />

ftad van Egypte, blijkt, omdat de geheele<br />

uitgeftrektheid van dat land daar omfchreven<br />

wordt, van<br />

M I G D O t<br />

af, tot aan Syëne, tot de grenzen van Cusch of<br />

Ethiopië. Trouwens, niets is duidelijker , dan<br />

dat men, bij EZE CH iër,, in de aangehaalde plaatzen,<br />

Migdol, als den eigen naam eener ftad, nemen<br />

, en niet, als een gemeen woord , vertalen<br />

moet, gelijk onze Nederlandfche Overzetters gedaan<br />

van Haarlem , I. Deel. bladz. 37. WACENAAR Vaderl. Hifi.<br />

II. Deel. bladz. 350. CERISIER , Tafereel enz. I. Deel.<br />

bladz. 269.<br />

(«) Vergelijk MICHACLIS Spie. Geogr. Hebr. Part. II.<br />

P 40. POCOCKB Reize I. Deel. I. Stuk. bladz. 196.


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 61<br />

daan hebben , van den toren Syëne af, hetwelk<br />

geenen zin oplevert. Migdol is hier dezelfde<br />

plaats, welke ook j.EREM. XLIV : i. en XLVI:<br />

14. voorkomt, wordende bij de Griekfche Overzetters<br />

Magdolon gefpeld. Bij gelegenheid van<br />

den uittogt der Ifraëliten EXOD. XIV: 1. NTJM.<br />

XXXIII: 7. ontmoeten wij insgelijks een Migdol,<br />

doch hetwelk wij reeds in ons III. Deel,<br />

bladz. 314. onderfcheiden hebben van deze ftad<br />

Migdol, bij jEREMia en EZECHiët. Het hier<br />

bedoelde Migdol of Magdolon wordt , in de Reisbefchnjving<br />

van ANTONINUS, geplaatst, niet meer<br />

dan Xil. Romeinfche mijlen , dat is , vier uuren<br />

gaans, van de ftad Pelufium (a) , zoo dat zij<br />

vooraan in Egypte, en wel in deszelfs Noord-oostelijkfte<br />

gedeelte , gelegen hebbe. Dit Migdol<br />

is, door den Griekfchen gefchiedfchrijver HERO»<br />

DOTUS, verward met Megiddo , wanneer hij van<br />

den Egyptifchen Koning NECHO fchrijft, dat deze<br />

de Syriërs bij Magdolum overwonnen heeft,<br />

doelende op de nederlage vanjosia, den Koning<br />

van Juda, te Megiddo , waar van wij gefproken<br />

hebben III. Deel bladz. 217. Indien de<br />

Vertaler van FOCOCKES Reizen, CRAMERUS,<br />

hier aan gedacht hadt, zou hij deztm Reiziger<br />

niet van eene dwaling in de namen Megiddo en<br />

Migdol, befchuldigd hebben (£> • Voords<br />

zal de ftad Migdol dezen naam ontvaugen hebben<br />

, niet van de Hebr. betekenis des woords,<br />

een<br />

(a) Niet Palajllna , gelijk, door eene druk-fout, verkeerd<br />

gezet is in ons III. Deel. bladz. 314, welke fout, tot<br />

mijne verwondering , ook de opmerkzaamheid van den<br />

Hoogdmtfchen Vertaler van dit werk , den geleerden ja-<br />

0* 1 s H , ontfnapt is.<br />

(*J POCOCKE Reizt I. Deel. I. Stuk bladz. 34.


62 A A R D R I J K S K U N D E<br />

een toren; maar van eene Egyptifche betekenis ,<br />

eene menigte van heuvelen , als welke hier, naar den<br />

kant van de woeftijnen van Arabië, menigvuldig<br />

zijn (Ö). *<br />

EzECHiè'LXXX: 17. en ook te dezer plaats<br />

flechts alleen, komt nog voor eene Egyptifche ftad<br />

P I - B E S E T H ,<br />

welke daar met Aven of On , dat is, Heliopolis,<br />

wordt gevoegd , en buiten twijfel het Bubafius<br />

of Bubaflis der ouden is, gelijk ook de Griekfche<br />

en Latynfche overzetting hebben. Deze was eene<br />

voorname ftad , in Neder - Egypte , aan den rechter<br />

oever van den oostelijken arm des Nyls. Zij<br />

hadt haren naam naar eene Godheid , welke aldaar<br />

vereerd werdt, en eenen Tempel hadt, waarvan<br />

POCOCKE (è) nog overblijfzels meent ontdekt te<br />

hebben, bij het dorp, thans Benalhasfer genoemd.<br />

SHAW (_c) fchrijft Beshbesh , zo dit dezelfde<br />

plaats is. De Grieken vergeleken deze godheid<br />

met hunne godin DIANA , hoe het zij, de Tempel<br />

wordt door HERODOTÜS als een voortreflijk<br />

gebouw befchreven (_d).<br />

T A C H P A N H E S<br />

komt meer voor, JE REM. II: 16. XLIII: 7,<br />

8, 9. XL1V: 1. EZECH. XXX: 18. Dit is zeker<br />

het Dafne , of Tafne, bij Pelufium der ouden,<br />

(a) FORSTER Epïjl. pag. 20.<br />

(b) Reize I. Deel. L Stak bladz. 40, 41.<br />

(c) Reize II. Deel. bladz. 55.<br />

(d) JABLONSKY Panth. JEgypt, III. 3. 11, pag. tl,<br />

FORSTER. Epiji. pag. 36.<br />

83',


DES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.


54<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

niets fraaier s kunnen verbeelden, dan de Iandftreek<br />

aan iedere zijde der rivier Tafnes. De<br />

dorpen liggen zeer dicht aan elkander , en zijn<br />

met fchoone plantaadjen van palmboomen omringd.<br />

De grond is ongemeen vruchtbaar, en ,<br />

als die in de lente groen is , en-er daarenboven<br />

vele planten in vollen bloei ftaan , heeft deze<br />

landouwe een allervernaaaklijkst uitzicht, groot-<br />

Hjks overtreffende de landftreek, die langs den<br />

anderen Nyl-arm ligt.<br />

Men heeft gevraagd , of dit Tachpanhes, ook<br />

ook bij verkorting,<br />

c H A N E s<br />

genoemd zij JES. XXX: 4. weJke naam nergens<br />

anders voorkomt (a). Mi CHAëtis volgt eene<br />

andere lezing, waardoor de eigen naam Chanes,<br />

wegvalt. FOKSTER houdt Chanes voor de<br />

ftad, diecASsiANüs, Thennes noemt, anderen<br />

helderen den naam op uit het Chaldeeuwsch, en<br />

houden dien voor eene benaming der Piramïeden ,<br />

en geloven, dat hij dan hier bij jEsjua ftaat \<br />

voor Memfis , de andere hoofdflad van Egyp~<br />

te (c). — Ik vind geene reden, om , in dtze<br />

onzekerheid , iet te beflisfen.<br />

Eindelijk'ontmoeten wij in de Bijbelfchriften,<br />

het land, pf landfchap<br />

P A T H R O S,<br />

JES. XI: 1. JER. XLIV: 1. 15.<br />

(a) BACHIENE 1. c. b'.adz, 343.<br />

(*) Epiji. pag. 35.<br />

(c) HEZEL Aantekening,<br />

EZECH.XXIX:<br />

14*


CES BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST.<br />

6g<br />

Ï4.. XXX: 14. Niets is duidelijker , dan dat de<br />

Pathrufim, welke ons onder de Egyptifche {lammen<br />

zijn voorgekomen, V. Deel bladz. 217. en<br />

dit landfchap Pathos, betrekking op eikanderen<br />

hebben , gelijk daar ter plaatze reeds is aangemerkt<br />

; maar niet zoo zeker is het, waar wij het<br />

landfchap Pathos, in Egypte, eigenlijk, te zoeken<br />

hebben. Evenwel is de gedachten van BO-<br />

CHART verre weg de waarfchijnlijkfte ,• welke<br />

meent , dat het landfchap Thebais , hedendaags<br />

Saïd , in Opper • Egypte , het landfchap Pathos<br />

zij, omdat PLINIÜS daar een nomos (Rechtsgebied)<br />

Phaturites heeft , ook gist hij , dat er<br />

nog een overblijfzel van dezen naam zou te vinden<br />

zijn j in de ftad Tathyris, bij PTOIEMEUS,<br />

tegen over Thebe , ten westen van den Nyl $<br />

welke ftad , eigenlijk , Pathyris zou moeten gefchreven<br />

worden. Doch , dit laatfte is geheel<br />

onzeker, meer kracht geeft, misfchien , aan de<br />

gedachten van BOCHART , de naamsbetekenis;<br />

van Pathos , welk woord betekent hei land vtiti<br />

het Zuiden, en dus zeer gepast is , om het landfchap<br />

Thebais , in Opper • Egypte , aan te wijzen<br />

(a) , ook kan men dan begrijpen , hoe die<br />

landfchap Pathos het oude vaderland der Egyptenaren<br />

genoemd wordt EZECH. XXIX: 14. , dewijl<br />

Thebais, als hooger gelegen , lang bevolkt<br />

zal geweest zijn , voor dat het lager gedeelte<br />

Van Egypte, wegens zijne moerasfen , bewoonbaar<br />

zal geweest zijn.<br />

- Misfchien kan men nog, als tot Egypte behorende,<br />

rekenen<br />

(a) JABLONSKY PaPTk. JEgypt. V. 3. $. pag. lia, IJ|;<br />

T O R S T E R Epijt. pag is, 16.<br />

VI. Deel.<br />

E


66 A A R D R I J K S K U N D E<br />

PUI, of PHUL<br />

JES. LXVI : 19. indien namenlijk dit Pul of<br />

Phul zij het eiland Philee in den Nyl, op de<br />

alleruiterfle grenzen van Egypte , bezuiden de<br />

watervallen vin den Nyl, en dus grenzende tegen<br />

Nubië; dewijl het woord betekent eene hooge<br />

woning , hebben fommigen gegist , dat Pul<br />

of Ful zou kunnen gefield zijn voor Nubië in het<br />

gemeen {a). De befchrijving van dit Eiland<br />

zelve, vindt men bij POCOCKE (b).<br />

Thans kunnen wij Egypte verlaten , en uit<br />

Afrika in Ajïë overgaan , om de landfchappen,<br />

van dat werelddeel , in den Bijbel gemeld , te<br />

befchrijven. Vooraf echter merk ik hier aan ,<br />

dat ik de rijken ten zuiden van Egypte, onder<br />

den gemeenen naam van Cusch , of ook JEthïó*<br />

pië begrepen , hedendaags, Nubië en Abysfmië,<br />

hier voorbijga , omdat ik reeds daar van , zoo<br />

veel tot opheldering van de Bijbelfche Aardrijkskunde<br />

nodig was , in de voorgaande deelen gezegd<br />

heb, gelijk wij ook, toen wij van de zoonen<br />

van JOK TAN fpraken , gelegenheid gehad<br />

hebben , om het nodige tot ons oogmerk, aangaande<br />

het landfchap Temen, of gelukkig Arabië ,<br />

bij te brengen , alleen kunnen wij niet afzijn ,<br />

hier melding te maken van<br />

c u s of de K u B 1 ë R s,<br />

die EZECH. XXX: 5. als bondgenoten der Egyptenaren<br />

voorkomen. Echter kan ik van deze<br />

(a) FORSTE» Ep'iJ). pag. 36.<br />

Reize I. Deel. I, Stuk. bladz. 203. Volgg.


DU BIJBELS. X. BOEK, I. HOOFDST. 6?<br />

Kubiërs niets meer zeggen , dan het geen MI-<br />

CHAëLis op deze plaats heeft aangetekend, dat<br />

het een zeer zuidelijk volk zal geweest zijn, aan<br />

de Indifche zee, hetwelk of aan Egypte hulptroepen<br />

verhuurde, of onder de Egyptenaren ftondt.<br />

Omftreeks den agtften graad Noorder -breedte,<br />

hebben de oude Aardrijks-befchrijvers aan de indifche<br />

zee Kube, eene 'koop- of handelftad. Uit<br />

de_ nieuwe Land- en Reisbefchrijveren, kunnen<br />

wij hier geene ophelderingen ontleenen.<br />

TWEEDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Babylonië of Chaldeë*<br />

Oostwaards v^n Woest - At•abië, den Èufraat<br />

overgaande, vindt men het landfchap van Babel,<br />

zoo vermaard in de gefchiedenisfen des Eijbels,<br />

en in de Profetifche Schriften, gelegen op de Noor*<br />

der Breedte van 20 tot 33 graden, tusfchen den<br />

Eufraat en Tigris , zich uitftrekkende tot aan<br />

de golf jan Perfië ten Zuiden, hebbende, gelijk<br />

gezegd is, Woest-Arabië ten Westen, Mefoptr*<br />

tamie ten Noorden, en Perfië ten Oosten. Hedendaagsch<br />

is het eene Tmkfche Provintie , Prak<br />

Arabi, of het Arabisch Irak, welke naam Irak.<br />

met den naam der oude ftad Erech, GEN. X: 10.<br />

volgends HERBELOT, eenige gemeenfchap heeft,<br />

waar van in het vervolg nader, (a) ook wel<br />

Irak<br />

(a) Üit wordt door defS Heer iueaxéus tegengefprokeo.<br />

Ooft. Bibl. m Dtel. bladz. '$ * *<br />

K 2


O'S<br />

A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

Irak Babeli , of ook eenvouwig Irak genoemd l<br />

zijnde in twee Pafchaliks, of Landvoogdijen, ver<br />

deeld, de Landvoogdij van Bagdad, aan de rivier<br />

den Tigris , en van Balfora of Basfora , aan<br />

de Golf van Perfië.<br />

In de alleroudfte tijden , werdt dit landfchap<br />

genoemd Sinear , of de vlakte van Sinear c EN. X:<br />

10. XI: 2. XIV: r. DAN. I: 2. van welke wij<br />

gefproken hebben V. Deel bladz. 159. Met dezen<br />

naam" was het nog bekend, ten tijde van ABRA­<br />

HAM, in'wiens leeftijd wij, onder de verbonden<br />

Koningen , die eenen krijgstogt tegen den Koningvan<br />

Sodom, en zijne bondgenoten, deeden, GEN.<br />

XIV: 1. AMRAFEL, Koning van Sine'dr, gemeld<br />

vinden. Men vindt ook den naam nog in later<br />

tijd , doch alleen bij Profeeten in den Dichterlijken<br />

ftijl<br />

y<br />

voor Babylonië, ten zij de naam<br />

toen meer bijzonder als van een gedeelte van Babylonië<br />

gebruikt zij geworden, JES. XI: 11.<br />

ZACH. V: ir.<br />

Eenmaal, zoo veel ik weet , wordt dit landfchap<br />

, doch insgelijks bij eenen Profeet , in den<br />

Dichterlijken ftijl , genoemd het land van N1M-<br />

ROD, MICHA V: 5, omdat, naamlijk, NIMROD,<br />

hier in dit landfchap , de grondflagen van het<br />

Babylonisch rijk , het oudfte rijk der wereld , legde,<br />

GEN. X: 10.<br />

De meest gewoone naam echter van dit landfchap,<br />

in den Bijbel, is Babcl, of Babylonië , en<br />

Chaldeë. De eerfte naam is gewis de oudfte,<br />

naar Babel, zoo als de toren , welks mislukte<br />

bouw de menfchen over de aarde verftrooide ,<br />

en de fpraken verwarde , en de ftad , vervolgends<br />

bij dien toren aangelegd , en die in later<br />

eeuwen tot zoo hogen top van vermaardheid<br />

geftegen is, genoemd werdt, ter gedachtenis<br />

van


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 69<br />

van deze gebeurenis, GEN. XI: 9. Zelfs nog<br />

ten tijde van den Joodfchen Koning HisKia,<br />

draagt dit landfchap geen' anderen naam dan Babel,<br />

wordende MERODACH of BERODACH BA-<br />

IADAN eenvouwig Koning van Babel genoemd,<br />

2 KON. XX: 12. vergel JES. XXXIX: 1. In<br />

het voorbijgaan ,* moet ik hier eenen misflag<br />

aanmerken van BACHIENE, wanneer hij meent,<br />

dat JER. L: 2. het geheele rijk van Babel, naar<br />

dezen Koning MERODACH, Metodach , zal genoemd<br />

zijn O), daar het duidelijk is, dat<br />

MERODACH, te dier plaatze, bij BEL gevoegd,<br />

evengelijk die, de naam van eenen Babylonifchen<br />

Afgod is, JES. XLVI: 1. heeft men daar<br />

voor BEL en NEBO.<br />

Eerst later, en wel zedert den tijd van NA-<br />

BOPOLASSAR, vader van NEBUKADNEZAR<br />

den grooten, eerflen grondlegger van het nieuw<br />

Babylonisch rijk, komt de naam van Chaldea,<br />

en Chaldeën voor , van dit landfchap en deszelfs<br />

bewoners , die in het vervolg , dan Babyloniërs,<br />

dan Chaldeën, heeten. Dus komt Chaldeë<br />

voor EZECH. XI: 24. XVI: 29. XXIII: 15,<br />

16. De beide benamingen Babel en Chaldeën,<br />

worden dan dikwijls faamgevoegd en verwisfeld<br />

JES. XLVIII;<br />

I 4, 20. JER. L: 1. LI: 24.<br />

EZECH. XII: 13. enz. Bij ongewijde Schrijvers<br />

wordt Babyloniëen Chaldeë fomtijds als twee<br />

deelen van het geheel, dat is , als twee hoofdlandfchappen<br />

van hetzelfde rijk, befchreven, zoo<br />

dat het gedeelte, dat naast aan Arabië paalde ,<br />

en aan de Perfifche zee, bijzonder den naam<br />

Chaldeë voert, gelijk het dus ook in de kaarten<br />

(a) III. Deel. II. Stuk bladz. 551.<br />

E 3<br />

van


70 A A R D R IJ KS-KUNDE<br />

van PTOLEMEUS afzonderlijk wordt aangewezen.<br />

Hier zal het dan de rechte plaats zijn , om<br />

van de<br />

C H A L D E è ' N<br />

te fpreken. Het is zelfs uit verfcheiden Bijbelplaatzen<br />

duidelijk , dat de Chaldeën in Babylonië<br />

niet geweest zijn de oorfpronglijke inwoners van<br />

dat landfchap. Dns lezen wij van hun JES.<br />

XXIII; 13, zoo als ik dit vers vertaald heb :<br />

„ Zie der Chaldeën land ! -M voormaals niet onder volken<br />

,, Geteld, toen Asfur 't in moerasfrn heeft geplaatst."<br />

Waarmede ons , duidelijk , bericht wordt,<br />

dat de Chaldeën door de Jsfyriërs, in de lage<br />

moerasfige landen aan den Eu/raat, bij den uitloop<br />

van deze rivier, als eene volkplanting ,<br />

geplaatst zijn geworden, makende zij voorheen<br />

geen volk uit, ten minden geen volk , dat in<br />

vaste woonplaatsen gevestigd was, maar zijnde<br />

een omzwervend volk , hetwelk van elders zijren<br />

oorfprong hadt. Anders waren zij, ten aanzien<br />

van hunnen oorfprong en vaderland, waaruit<br />

zij na Babylonië gekomen zijn, een oud volk,<br />

JER. V: IS. maar in Babylonië eene nieuwe volkplanting.<br />

Wanneer de vestiging der Chaldeën in Babyk"<br />

nië gebeurd zij, kan niet wel bepaald worden,<br />

omdat ons de gefchiedkundige berichten ontbreken.<br />

Misfchien was NABONASSAR, met wien<br />

eene vermaarde tijdrekening bij de Babyloniërs<br />

haren aanvang neemt, het hoofd der Chaldeën<br />

geweest, die door den Asfyrifchen Koning PUL,<br />

ais eene volkplanting van de Jsfyriërs afhang-<br />

Jjjlc , in Babylonië -woonplaatzen ontvangen hebben.


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 71<br />

ben. Doch hunne onderneming , waar door z'rj<br />

zich van de Jsfyriërs onafhanglijk niet alleen ,<br />

maar ook meesters van Babylonië, gemaakt hebben,<br />

is eerst voorgevallen na de tijden van HIS-<br />

Kia, gelijk wij zoo even gezien hebben, dat<br />

toen nog het landfchap niet Chaldeë , maar Babel,<br />

genoemd werdt, en voor NEBÜKADKEZAR,<br />

welke Koning van Babel, uitdruklijk, een Chal~<br />

deër EZRA V: 12. zijn rijk Chaldeë, en zijne<br />

krijgsmagt, het leger der Chaldeën, genoemd<br />

wordt JER. XXI: 4, 9. XXII: 25. XXXII: 24,<br />

25. XXXVII: 5, 10, 11 enz. XXXIX. Vergelijk<br />

ook * CHRON. XXXVI: 27. en in de<br />

daad, de vader van dezen Vorst, NABOPOLAS-<br />

SAR, komt, in de gewijde en ongewijde gefchiedenisfen,<br />

voor ,als de eerfte grondlegger van<br />

de heerfchappij der Chaldeën in Babyloniën.<br />

Dat de Chaldëen, oorfpronglijk, een volk waren<br />

, uit verre landen , hebbende eene vreemde<br />

taal en fpraak, zegt ons JEREMIS V: 25. en, in de<br />

daad, de taal der Chaldeën, was niet die, welke wij<br />

heden nog gemeenlijk de Chaldeeuwfche noemen,<br />

waar in DAMICE, en eenige Hoofd/lukken van EZRA<br />

befchreven zijn, want dit is eigenlijk Arameïsch,<br />

en fiechts een onderfcheiden tongval van dezelfde<br />

ooripronglijke moedertaal, als het Hebreeuwsch<br />

enz. , maar eene geheel vreemde en voor de<br />

Hebreën onverftaanbare taal, in welke DANISL<br />

onderwezen moest worden , DAN. 1: en welke,<br />

uit de overblijfzelen , die wij er in den Bijbel<br />

van vinden, gedacht wordt,overeenkomst te hebben<br />

met de Slavonifche taal (a).<br />

Bijzonder geven verfcheiden plaatzen van JE-<br />

RE-<br />

(«) M1 c BAér. 11 Spk. Geogr. Part. 2, pag. 86. volgg.<br />

E 4


72 A A R D R I J K S K U N D E<br />

REMia en E z F. c H I è' L te kennen , dat de ChaU<br />

deen, oorfpronglijk, een volk zijn uit het Noorden,<br />

JER. XV: 12. Deze beide Profeeten laten de Chaldeën<br />

, onder NEBUKADNEZAR, uit het Noorden<br />

aanrukken tegen Juda en Jerufalem, JER. 1: 14.<br />

IV: 6. VI: f. X: 22. Xlll: 20. EZECH. XXVI:<br />

7. Het is waar, NEBUKADNEZAR rukte, van<br />

de Noordzijde, het land der Jooden in , doch de-<br />

Ze bijzonderheid alleen voldoet niet aan alle de<br />

kracht der uitdrukkingen , welke de Profeeten<br />

hier gebruiken, ten zij men tevens denke, dat de<br />

Chaldeën, fchoon Babylonië eigenlijk Oostwaarts<br />

van Palceftina lag, in de daad, uit het Noorden<br />

porfpronglijk zijn geweest. Bij voorbeeld , dus<br />

voorzegt JER. VI: 22.<br />

„Daarkomt,daar komt een volk, daarukhetNoorderland;<br />

„ Een magtig volk mkt aan van '« aardrijks verfte grenzen."<br />

De Profeet H A B A K U K , naar het fchijnt, een<br />

tijdgenoot van den Joodfchen Koning josia, fpreekc<br />

Hoofdfi. I. in denzelfden zin, van de Chaldeën ,<br />

als een omzwervend volk , hetwelk zich allerwege<br />

wendt , tot dat het eindelijk zich op eene<br />

plaats een vast verblijf vestigt , en eene nieuwe<br />

Mogendheid opricht.<br />

De Chaldeën waren derhalven in Babylonië geen<br />

oorfpronglijk , maar van elders der waards overgebracht,<br />

volk, gelijk ook sTETANUS, (Y) uit<br />

PIC^EARCHUS fchrijft, „ dat de Chaldeën, door<br />

4, eenen zekeren Koning van Jsjytië, die CbaU<br />

,', deus zou genoemd zijn , na Babel overger<br />

bracht, en aldaar geplaatst zijn , welke Ko-<br />

3, ning , hij fielt, de veertiende geweest te zijn,<br />

^g) De urbibus ad voc. Chaldteut,


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST.<br />

7 3<br />

v a n<br />

„ na NINÏÏS. " En STRABO ( a ), de Chaldeën<br />

fprekende, merkt aan : Dat iet anders is<br />

„ de natie der Chaldeën, en het landfchap Ba-<br />

„ bylonië, hetwelk door hun bewoond werdt.<br />

Laat ons derhalven naar ander berichten omzien.<br />

In het Boek: van JOB I: 17. lezen wij van ftropende<br />

Chaldeën , welke op de Kamelen van JOB<br />

aanvallen , in drie hoopen , dus vertonen zij<br />

zich hier , als omzervende roofzuchtige volken ,<br />

doch , ten aanzien van hun oorfpronglijk vaderland<br />

, kan men uit deze plaats niets befluiten ,<br />

niet alleen , omdat de LXX. aldaar iet anders, in<br />

plaats van Chaldeën, fchijnen gelezen te hebben ,<br />

maar bijzonder , omdat het verblijf en vaderland<br />

van JOB te zuidelijk gelegen was , dan dat men<br />

de Chaldeën daar of in de nabuurfchap zou kunnen<br />

plaatzen. Zoo veel alleen zien wij uit deze<br />

plaats van JOB , dat de Chaldeën een oud en een<br />

omzwervend volk zijn.<br />

Nog ouder vinden wij Ur der Chaldeën, uit<br />

welke plaats ABRAHAM geroepen werdt , om na<br />

Kanaan te reizen , GEN. XI: 27. XV: 7. enz.<br />

Van dit Ur der Chaldeën , hebben wij gehandeld<br />

V. Deel bladz. 257 volgg. en hetzelve gevonden,<br />

in het Noorden van Mefopotamië; het bijvoegzel,<br />

Ur der Chaldeën , geeft , ongetwijfeld , te kennen<br />

, of dat de Chaldeën in de nabuurfchap dezer<br />

ftad gewoond , of zich aldaar zelve ten dien<br />

pijde onthouden hebben.<br />

De Chaldeën heeten bij de Hebreen Chasdim,<br />

waarvan het eenvouwig getal Chefed is, hierom<br />

hebben foramigen gedacht, dat men CHESED,<br />

den zoon van NAHOR , ABRAHAMS broeder,<br />

GEN. XXII: 20, 21. voor den Stamvader der<br />

Chal'<br />

ia) Libr. XVI.<br />

P5


74 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Chaldeën hebbe te houden, dan dit is even daarom<br />

reeds on waarfchijnlijk , omdat de ftad Ur,<br />

reeds te voren , naar de Chaldeën, als een volk,<br />

toen reeds beftaande, den bijnaam draagt, van<br />

Ur der Chaldeën. (a) Maar ARFAXAD, zoon<br />

van s E M , van wien wij gefproken hebben V.<br />

Deel, bladz. 226. zou hier eer in aanmerking komen;<br />

van hem zegt JOSEFUS (&) „ dat hij den<br />

„ naam gegeven heeft, aan de genen, die nu<br />

„ Chaldeën genoemd worden , zijnde de Stamva-<br />

„ der van dat Volk. " Ook heeft zijn naam *<br />

tooral wanneeermen dien uitfpreekt Arfchasd, of<br />

Jrfchefed, betrekking tot de Chaldeën. BOCHART<br />

meent de overblijfzelen van dien naam te vinden<br />

an het landfchap Arrapachitis , een landfchap van<br />

Asjyrië, tusfchen Armenië en Adiahene. Hier<br />

zou men dus het oorfpronglijk vaderland der<br />

Chaldeën te zoeken hebben. Hier bewoonden zij<br />

het zuidelijk en oostelijk gebergte van Armenië<br />

(c). M 1 c H A ê' E 1 s (d) plaatst het oude Vaderland<br />

der Chaldeën nog noordelijker , in Chabjhië,<br />

of het land der Chalybiërs, bij de Zwarte<br />

Zee, omdat dit landfchap vermaard was door<br />

zijne ijzermijnen, vergelijk JER. XV: 13. maar<br />

daartegen wordt door SCHLÖZER f>) en anderen<br />

aangemerkt, dat, volgends STRABO zeiven,<br />

op wien echter MICHACLIS zich voornaamlijk<br />

beroept, de Chaldeën eerst later in Chalybië<br />

(a) Vergelijk MICHACLIS Spie. Geogr. Part. 11, pag. 47.<br />

»• Not.<br />

(b) Jut Jud. 1.6. 4.<br />

(c) XENOPHON Cyropced. pag. 47—52. putuus H. N. VI. 9.<br />

(d) Spie. Gcogr. part. ïï. pag. 77.<br />

(e) Repertor. für bibl. und Morgenl. lifter. Th. VIII.<br />

No. 5. S. 113 ff


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 75<br />

lybië gekomen , en dat de Chalybiërs daar ouder<br />

Zijn dan de Chaldeën, als ook dat, in het algemeen,<br />

de Noorderlanden beroemd waren wegens hunne<br />

ijzerbergwerken. Hoe het zij , wij kunnen,<br />

met genoegzame zekerheid , het volgende vastftellen.<br />

De Chaldeën, wier oorfpronglijk Vaderland<br />

in het Noorden was , in het Armenisch gebergte<br />

, of hooger Noordwaards, misfchien in<br />

Kurdijlan, wantfommigen gisfen, of niet de Chaldeën<br />

en tegenwoordige Kurden oorfpronglijk hetzelfde<br />

volk zijn, (a) een omzwervend volk, en<br />

roof- en krijgszuchtig, kwamen van tijd tot<br />

tijd zuidwaards , en werden of door den Asfyrifchen<br />

Koning P U L , of door ES AR HADDON, in<br />

het landfchap Babylonië , als eene volkplanting<br />

geplaatst, alwaar zij , onder NABOPOLASSAR,<br />

of N E B U K A D N E Z A R I. vader van NEBUKAD­<br />

NEZAR den grooten, zich van dat gantfche land<br />

meestergemaakt, en het groot Babylonisch- ChaU<br />

deeuwfche rijk gedicht hebben , gelijk wij ook<br />

weten, dat dezelfde NABOPOLASSAR, vereênigd<br />

met zijnen bondgenoot KYAXARES I. Koning<br />

van Medië, van het Asfyrisch Keizerrijk,<br />

deszelfs hoofdflad Nineve veroverd hebbende ,<br />

een einde gemaakt heeft Qb~).<br />

Men moet derhalven hier behoorlijk onderfcheiden.<br />

Het aloude rijk van Babel of Babylonië<br />

, is gedicht door NIMROD, zoon van cus,<br />

kleinzoon van C H A M , NOSCHS zoon. Zie ons<br />

V. Deel bladz. 211 volgg. Dit rijk mag men<br />

het rijk der Kufchitcn te Babel noemen, in den<br />

Bij-<br />

(«) MICMAHLIS Oojl. Biblioth. XVII. Deel. bladz, 57. Zie<br />

van de Kurden NIEBUHR. Befckrijving van Arab. bladz. %%,<br />

(b) Vergelijk HEZBL overjas. XXIII: 13.


76 A A R D R I J K S K U N D E<br />

Bijbel heet het het rijk van Sinear, GEN. XIV: r.<br />

van dien tijd af is er, in de gewijde Boeken der<br />

Jooden , een diep ftilzwijgen van Babels ftad en<br />

xijk , alleen wordt van Babel gewaagd PSALM<br />

LXXXVII: 4. doch, dewijl het onzeker is, tot<br />

welken tijd deze Psalm behoort, kan men daar<br />

uit niets befluiten. in de ongewijde gefchiedeuis<br />

verfchijnen de Babyloniers eerst op het toneel<br />

der volken , bij den ondergang van het Asjyrisch<br />

rijk onder den beruchten s ARDA NAPAAL,<br />

wanneer BEL.ESIS, Landvoogd van Babel, met<br />

ARBACES, Landvoogd van Meaiè', zal hebben<br />

faamgefpannen, tegen hunnen Asfyrifchen Oppervorst,<br />

onder tusfchen is de ongewijde gefchiedenis<br />

in de gebeurenisfen der oude Koningrijken,<br />

Asfyrië, Medië, en Babylonië, zeer duister en<br />

verward , en dewijl het hier de plaats niet is ,<br />

om dezelve te ontwikkelen , zeggen wij alleen ,<br />

dat, op de lijst der Asjyrifche en Medifche Koningen<br />

van PI OLEMEUS , NABONASSAR de eerfte<br />

geplaatst wordt, en dat men , met de meeste<br />

waarfchijnlijkheid, gist, dat deze door PUL, of<br />

éénen van zijne opvolgeren in het rijk van Asfyrië,<br />

als hoofd eener Chaldeeuivfche volkplanting,<br />

in het landfchap Babylonië geplaatst is ; echter<br />

bleven de oorfpronglijke bewoners van Babel van<br />

de Chaldeën nog onderfcheiden , zijnde de ééne<br />

en andere aan de Asfyriérs onderworpen , welk<br />

juk echter de Babyloniers ongeern droegen , ten<br />

minften gelijk wij hier voor gezien hebben, ten<br />

tijde van HisKI A, Koning van Juda, komt hun<br />

rijk, onder MERODACH BALADAN, als een oppermagtig<br />

rijk, voor, het welk, na den dood<br />

van SAN HER IB het juk der Asfyriërs afgefchud<br />

hebbende , zich door bondgenootfehappen tegen<br />

hen zocht te verfterken. Doch, kort daarna<br />

heeft


DE* BIJBELS. X. BOEK, !L HOOFDST.<br />

7 7<br />

heeft ESARHADDON, Koning van Jsfyrië, hen<br />

op nieuw de heerfchappij der Jsfyriërs doen erkennen,<br />

tot dat eindelijk NABOPOLASSAR , vader<br />

van NEBUKADNEZAR den grooten, het rijk<br />

der Chaldeën te Babel gefticht, en de oorfpronglijke<br />

Babyloniers aan zich onderworpen hebbende,<br />

tegen de Jsfyriërs is opgeftaan , en met hulp der<br />

Meden het Asfyrisch rijk gefioopt heeft ; zijn<br />

zoon,NEBUKADNEZAR, heeft den naam van Balel<br />

en der Chaldeën vermaard gemaakt, ook ia<br />

de Bijbelboeken, door zijne betrekkingen jegens<br />

het Joodfche volk. Te weten , geduurende dó<br />

laatite belegering van Ninive , hoofdftad des Js-<br />

Jyrifchen rijks; deedt FARAO NECHO, Koning<br />

van Egypteeenen krijgstogt, om zich de verwarringen<br />

in Opper-Af ë te nut te maken, en zijn<br />

gebied tot aan den Eufraat uit te breiden.<br />

2 KON. XXM: 29. wordt gezegd, dat hij dezen<br />

togt deedt tegen den Koning van Jsfyrië,<br />

fommigen hebben dit van NABOPOLASSAR willen<br />

verftaan , die , na de overmeestering van<br />

Ninive , ook Koning van Jsfyrië kon heeten. \<br />

Schoon zoodanige uitlegging zou kunnen plaats<br />

hebben, dewijl er meer dergelijke voorbeelden<br />

zijn, echter is dezelve hier niet nodig. De<br />

togt was , in de daad , gericht tegen de bezittingen<br />

van den Jsfyrifchen Koning, en tegen<br />

dezen Koning zeiven , dewijl Ninive nog niet<br />

over was. Zie IV. Deel bladz. 327, 328.<br />

NECHO, zich van de vesting Karchemis 'zm<br />

den Eufraat hebbende meester gemaakt , zondt<br />

NABOPOLASSAR zijnen zoon NEBUKADNEZAR,<br />

wien hij tot zijnen deelgenoot in de regering<br />

aannam , zoo dat hij nog twee jaaren met zijnen<br />

vader regeerde, waaruit eene verfchillende<br />

telling der regeringsjaren van NEBUKADNEZAR<br />

ont-


?S AARDRIJKSKUNDE<br />

ontftaan is , en tijdrekenkundige zwarigheden i<br />

bij voorbeeld , DAN. I: x. JER. XXV: r. enz.<br />

kunnen worden opgelost, met een leger tegen<br />

de Egyptenaren, De jonge Vorst verfloeg het<br />

Egyptisch leger, en heroverde alle de landfchappen<br />

bewesten den Eufraat , die te voren aan de<br />

Asfyriërs onderworpen waren geweest. Eindelijk,<br />

maakte hij, na herhaalde togten , een einde<br />

van het Koningrijk Juda , verwoestede de<br />

ftad en Tempel van Jerufalem , en voerde de<br />

Jooden na Babel, en andere landfchappen van<br />

zijn rijk, in ballingfchap over , waarna hij zijne<br />

overwinnende wapenen overal rondvoerde , zoo»<br />

dat STRABO bericht, dat hij zelfs tot aan de<br />

pilaren van HERKULES , dat is de ftraat van<br />

Gibraltar, toe, is doorgedrongen (#) , en dus<br />

de heerfchappij der Chaldeën te Babel ten hoogften<br />

top van luister en magt heeft opgevoerd.<br />

Wij lezen van hem vele merkwaardige bijzonderheden<br />

in het boek van DANIÊL.<br />

Niet langer echter dan 70 jaren , duurde de<br />

voorfpoed van dit Chaldeeuwfche rijk. Onder<br />

BEI,SAZAR , die een zoon , dat is, een afftammeling<br />

van NEBUKADNEZAR was, en de NA-<br />

BON NEDUS der ongewijde fchrijveren is, werdt<br />

Babel door CYRUS veroverd, en de heerfchappij<br />

der Chaldeën tot de Perfen overgebracht.<br />

LANDBESCHRYVING.<br />

Babylonië of Chaldeë was een vlak land , de<br />

vlakte Sinear GEN. XI: 21. één van de vruchtbaarfte<br />

landen der wereld , „ de grond , zegt<br />

(a) Geogr. XVI. 1.,<br />

ff<br />

N IE-


DïsBIJBELS. X. BOEK, I7.HOOFDST. 7$<br />

„ NIEBTJHR O) is alöm zeer vruchtbaar, en<br />

„ zou met weinig moeite en kosten, uit den<br />

„ Eufraat en Tigris, kunnen bewaterd worden,<br />

indien er geen gebrek aan inwoners was , en<br />

„ deze maar vermogen hadden. " Velen hebben<br />

ook , uit hoofde van deze vruchtbaarheid ,<br />

in deze oorden beneden Babel, de ligplaats van<br />

het Paradijs gezocht, V Deel bladz. 143. In de<br />

Zuiderlandftreek, naar den kant van Woest -Arabie<br />

, heeft men echter, omdat daar gebrek van<br />

water is, vele woeste en onbekende ftreeken.<br />

„ In dit. land, zegt BUSCHING, (£) van het<br />

landgebied van Bagdad fprekende , zijn wel vele<br />

woeste diftriéien , maar ook zeer vruchtbare ,<br />

zoodat het voor één der beste landen van het<br />

Ostnanisch rijk gehouden wordt. Allerwegen ,<br />

waar geen water ontbreekt, brengt de grond<br />

granen, vruchten, en boomwolle of katoen, voort.<br />

Hier zijn fchone paarden , kamelen, buffel-osfen<br />

en koeijen , gemeene runders en fchapen ,<br />

in grote menigte. In eenige oorden der woestijn<br />

, ontmoet men bij de rivieren leeuwen en<br />

wilde zwijnen, in anderen Gemfen , Gazellen, en<br />

hazen ; en naar den kant van het Kiurdistansch<br />

gebergte, herten , tygers , luipaarden , beeren<br />

, wolven, vosfen , en Chakals. Van gevogelte<br />

heeft men ftruisfen, ganzen , wilde enten,<br />

kraanvogels, patryzen, hazelhoenen, wachtels<br />

, waterhoenen , en andere foorten van watervogels<br />

, die men wel niet eten kan, maar<br />

die wegens hunne gedaante en vederen merkwaardig<br />

zijn. De rivieren zijn vischrijk. " Van<br />

(a) Reize II. Deel. bladz. 278.<br />

(*) JSrdbefih. At.f. ij>6.<br />

het


«o AARDRIJKSKUNDE<br />

het.landfchap Basra of Basfora fprekende , (a*)<br />

zegt hij: ,, OTTER verklaart de lucht te Basra<br />

voor zeer zuiver ; doch, er heerfchen fomtijds<br />

ook kwaade koortzen, die waarfchijnlijk van de<br />

vuile dampen ontdaan , welke de wind uit de<br />

woestijn aanvoert , als die overftroomd is geweest.<br />

Ten tijde van de grootde hitte , waait<br />

gemeenlijk de Noordenwind , welke de nachten<br />

bekoelt ; maar komt de wind uit het Zuiden ,<br />

en houdt hij tweemaal 24 uuren aan, dan maakt<br />

hij demenfchen bijna geheel aamechtig en krachteloos.<br />

Ook waait hier fomtijds de beruchte<br />

wind Samum — Wanneer de wind over het hoogde<br />

zand der woestijn waait , voert hij van den<br />

morgen tot den avond een zeer lastig dof aan,<br />

dat de lucht verduistert, en de oogen befchadigt.<br />

De lucht wordt dan des avonds eerst klaar<br />

en heller, 's Zomers ziet men geene wolken ,<br />

ook valt er dan geen regen , en 's Winters regent<br />

het weinig ; ook valt er geen fneeuw ; als<br />

er eens ijs vriest, ter dikte van een' daalder,<br />

dan heet het een zeer drenge winter. " (Z>)<br />

De Hoofdrivieren van dit land , zijn de Eufraat<br />

en Tigris, van beiden is gefproken V. Deel<br />

bladz. 143 enz. doch beiden ontvangen hier,<br />

of verdeelen zich in verfcheiden kanalen , van<br />

welken fommigen door kunst en vlijt gemaakt<br />

zijn. Men ziet hier uit , waarom er met zoo<br />

veel nadruk gefproken wordt van Sabels rivieren;<br />

en droomen PSALM CXXXVII: I, 2.<br />

Echter vindt men geene bijzondere benamingen<br />

van dezelven in den Bijbel, die men met de he-<br />

den-<br />

(a ) S. 224 , 225.<br />

(b) Men vergelijke NIESUHR Reize It. Deel bladz. mé<br />

van Batra en van Bagdad, bladz. 279.


Dis BIJËELS. X. BOEK, II. HOOFDS^. §1<br />

dëndaagfche kan vergelijken. EZRA VIII: 21S<br />

31. wordt de rivier Ahava gapéïd , welke volgends<br />

vs. 15. door het landfchSp Ahava ftroomde<br />

, doch wij kunnen er geene verdere aanwijzing<br />

van doen. Even mini ook van eene rivier<br />

Sud, welke in het Apokrijfe Boek E A R Ü C H voorkomt<br />

I: 4. Van den Chabor, bij EZECHiè'i,<br />

meermalen gewaagd, zullen wij, in 't vervolg ^<br />

fpreken , dewijl deze tot Mefopotamië behoort»<br />

De Eufraat en Tigris treden, hoewel niet alléjaren<br />

, in den winter zoo fterk buiten 'hunnd<br />

oevers, dat hun water, in den omtrek van Bagdad,<br />

in één loopt. In Augustus, vloeijen zij altijd<br />

over, en overftromen het haast gelegert<br />

hnd.(a) Dewijl het land, ten zuiden, zooV<br />

laag is , hebbeh de ftroomen, en kanalen met<br />

dijken of dammen moeten beteugeld worden, omde<br />

overftroming te verhdeden. Doch , deze dij.<br />

ken bezwijken dikwijls voor het geweld der waters<br />

, wanneer deze groote vlakte wijd en zijd<br />

Onder water ftaat: Ook hebben de Arabiers nu<br />

en dan de dijken aan den Eufraat doorgeftoken*<br />

óm zich door de daar uit ontftane overftroming<br />

tegen den aanval der Turken te beveiligen<br />

Van deze overfiromimgen gewaagt ook de Heilige<br />

Schrift, ten minften , indien ik JER. XVIII: 2.<br />

wel verfta , eh met reden , op den Eufraat , eri<br />

de landen , die deze rivier befpröeit , .mag toe*<br />

pasfen. Zekerer gaat het , dat mèrt , uit déze<br />

bijzonderheid , de bedreiging te duidlijker verftaat<br />

, welke dezelfde Profeet XIV: 23. aan her,<br />

land van Babel doet: Ik zal het maken tüt eeri wateria)<br />

BTJSOHINO Erdbtfch. As. f. aoOi<br />

( b ) Dezelfde, f. aij.<br />

VI. Deel.<br />

F


8a<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

terpoel; 't zal tot een diep moeras en Jlijk verzinken,<br />

hetwelk ook, bij de verovering van Babel,<br />

vervuld is geworcten, gelijk wij zien zullen. Om<br />

die reden fchijnt ook Babylonië JES. XXI: r. de<br />

woestijn aan de zee genoemd te worden. Ook gewaagt<br />

JESUS SIRACHS XXIV: 27, 28. enz. van<br />

deze overllromingen van den Eufraat en Tigerjlroom.<br />

Het land van Babylonië lag ongemeen gefchikt<br />

voor den Koophandel, uit hoofde van de groote<br />

rivieren, den Eufraat en Tigris, op welke laatfte<br />

rivier men eene bijzondere fcheepvaart in gebruik<br />

heeft, die reeds voor lang, op deze rivier, in gebruik<br />

geweest is. Te weten , men vaart , op<br />

vlotten , aan welken van onder eene menigte<br />

bokkenvellen , met opgevulde pijpen , of lederen<br />

zakken , kunftig aan malkander verbonden<br />

, of in malkander gevoegd zijn, die als dan,<br />

in het diepe water, zich ligtelijk om hoog verheffen<br />

, en niet zoo ligt breken, als de fchepen van<br />

hout, wanneer zij tegen rotzen , of harde plaatzen<br />

, die in den Tigris zeer velen zijn, ftooten (a).<br />

NIEBÜHR befchrijft één dezer vaartuigen, Kei-<br />

Iets genaamd, op deze wijze: (b) „ Dit vaartuig<br />

beftaat uit 32 opgeblazen fchapenvellen, vier<br />

in de lengte en acht in de breedte , allen onder<br />

eene horde vastgemaakt. " — Dit hoofde van<br />

den aanzienlijken Koophandel, wordt Babylonië<br />

of Chaldeë, EZECH. XVII: 4. een land genoemd,<br />

waar de Koophandel bloeide, en Babel zelve eene<br />

vermaarde koopftad. Door dezen koophandel<br />

hadt Babel groote fchatten gewonnen, JER. L:<br />

37-<br />

(a) SCIIMIDT Bijb. Geogr. I. Deel bladt, 494 oit DEL LA<br />

T A L L E.<br />

{b) Reize II. Deel bladz. 330.


DES BIJBELS X. BOEK, II. HOOFDST. 83<br />

57. LI: 13. Maar even daar door waren de zeden<br />

bedorven , en de weelde hadc de overhand.<br />

Reeds vroeg leest men jos. VII: 21. van eenen»<br />

Sincaritifchen of Babylonifchen mantel , als een<br />

prachtig en kostbaar kleed , welken ACKAN t»<br />

Jericho voor zich geroofd. en behouden hadt.<br />

Oaaröm wordt Babel, bij perfoonsverbeelding ,<br />

eene dartele fchoone genoemd JES. XLVII: 1, 8. bijzonder<br />

warende Babyloniers wellustig, zelfs in hunne<br />

afgodsdienften , BA KUCH VI: 42, 43. en het<br />

opmerklijk, dat, ten mïnlten onder het gemeene<br />

foort van volk, in die oorden , deze ongebonheid<br />

van zeden nog heden zoo groot is , volgend*<br />

het verhaal van NIEBÜHR (a). — De Babyloniers<br />

en Chaldëen beroemden zich zeer op hunne<br />

wetenfchappen en wijsheid, JES. XLVII: 7, g.<br />

JER. L: 35. LI: 57. inzonderheid was de Starrekunde<br />

hunne geliefdfte wetenfchap, waartoe de<br />

gelegenheid van hun vlak land , en de heldere<br />

hemel, onder welken zij woonden, hun fchoone<br />

gelegenheid gaf. Meest echter misbruikten zij<br />

deze verhevene wetenfchap tot JJïrologie of Starrenkijk<br />

- kunde , of voorzegging uit de geftarnten,<br />

waarbij zij nog vele andere bijgelovige kun*<br />

ften , van wichelarijen , uitlegging van dromen ,<br />

enz. voegden , gelijk uit het Boek van DANIÓ'E,<br />

bekend is, DAN. 11:2. IV: 4. V: 7, 11. Chalde'ër<br />

is zelfs in het vervolg een naam geworden<br />

, met welken men een' StarrerMjker, een' die<br />

fcich op de naarfporing van iemands lotgevallen<br />

Uit zijn gebóorteftond toelegde, aanduidde; gelijk<br />

die zelfs bij Latijnfche Schrijvers zeer gemeen is,<br />

Deze geleerden , . naderhand , onder den naam<br />

van<br />

(«O ff, Deel. klndz. 2:&,<br />

F 2


84 A A R D R I J K S K U N D E<br />

van Magi, bekend , waren in Zekere maatfchappijën<br />

of genootfchappen verëenigd , welke een<br />

Opperhoofd of Voorzitter hadden , tot welke<br />

waardigheid DANlëL verheven werdt, DAN. II:<br />

46". IV: 6.<br />

Geen wonder,daar het bijgeloof onder de Chaldeën<br />

zoo groot was, en door foortgelijke ijdele<br />

kunften , als de Starrenkijk - kunst, enz. werdt<br />

aangekweekt, dat dit volk ook aan de afgoderij<br />

zoo veel was overgegeven , als het meest afgodifche<br />

volk! De bedoeling van den vermaarden<br />

toren te Babel, dien het menschdom , eerst na<br />

den algemeenen vloed , ondernam te bouwen ,<br />

was reeds , om een' naam te maken, om daar<br />

een teken der Godheid op te Hellen , gelijk ten<br />

minften deze uitlegging zeer waarfchijnlijk is (Ö),<br />

men houdt zelfs dezen toren voor denzelfden, die<br />

aan BEL of BELUS toegewijd, door later Vorften<br />

van Babel, benevens den daarbij gevoegden<br />

Tempel, tot eene verbazende hoogte , en zeer<br />

prachtig, is volbouwd, waarvan wij de befchrijving<br />

bij HERODOTUS, en andere Schrijvers, vinden.<br />

Eindelijk , wanneer de heerfchappij der Chaldeën<br />

in haren vollen bloei was, onder NEBUKAD­<br />

NEZAR, was zij zeer uitgellrekt, en aanzienljk,<br />

alle de landfchappen van Opper - Afië, en die bewesten<br />

den Eufraat, tot zelfs Egypte en Afrika<br />

toe, waren aan den Babylonifchen fcepter onderworpen<br />

, en hun Koning mogt te recht den naam<br />

van Koning der Koningen, of Keizer, voeren, DAN.<br />

II: 3. IV: 19. dewijl vele Koningen hem hulde<br />

moesten bewijzen, en zijne Vafallen waren 2 KON.<br />

XX:<br />

(«) Zie mijnen Bijbel f er dei. III. Deel bladz, Z% VOlggv


Dis [BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. is<br />

XX: 18. XXV: 28. enz. Doch, niet lang duurde<br />

deze groote heerfchappij, zij was fchielijk opgekomen<br />

, en ging even fchielijk te grond, gelijk<br />

de gefchiedenis leert.<br />

:<br />

De Hoofdflad van de Babylonifche Heerfchappij,<br />

waarnaar zij ook den naam heeft, was<br />

B A B E L ,<br />

of Babyion, in de vlakte van Sinear, aan den<br />

Eufraat, eene overoude flad, welke haren naam<br />

Babel van de Spraakverwarring heeft, GEN. XI: 9.<br />

en NIMROD legde hier den grond<br />

t o C z;j n e n e e r<br />

.<br />

fchappij, GEN. X : 8 , 9- Hoe vermaard nu ook<br />

deze ftad van ouds geweest zij , weet men naauwlijks,<br />

met zekerheid, hare ware ligging aan te wijzen.<br />

De meesten echter denken, op aanwijzing<br />

van LEON. RAUWOLF {a) , dat de ftad gelegen<br />

hebbe ter plaatze , waar nu het vlek Felugo , of<br />

Feluge, gevonden wordt, dewijl aldaar nog de<br />

puinhopen van vele gebouwen te zien zijn. BALBY<br />

vondt, op den weg van Feluge na Bagdad, eerst de<br />

vervallen flad Sendia, en een half uur daarna het<br />

begin der puinhopen van eene ongemeen groote<br />

ftad, die hij voor Babel hieldt. Derzelver begin<br />

heet thans Fachsria, en het einde Durclens. Naast<br />

deze puinhopen reisde hij langer dan een' dag, en<br />

zag, onder anderen, eenige Hukken van een' dikken<br />

muur , een fluk van een' grooten toren ,<br />

en ten laatflen eenen Tempel, van ongelooflijke<br />

hoogte. (2>) „ Dat Babyion in de flreek van<br />

Helle, (eene flad, aan de Westzijde van den Eufraat<br />

,<br />

(a) Bij BACHIEKE III. Deel. II. Stuk. bladz, 556.<br />

Ik) BÜ*CHING Erdbefchr. Af. S. 213, 214.<br />

F s


8.5 A A R D R I J K S - K U N D E -<br />

fraat, op de Poolshoogte van 32*28', 30'') gelegen<br />

hebbe, is buicen allen twijfel, „ zegt NU-<br />

25unK, Ca) ,, want, niet alleen noemen de inwoners<br />

deze ftreek tot op dezen dag Oud-Babel,<br />

maat men vindt hier ook nog overblijfzels van<br />

eene oude ftad , welke geene andere dan Babyion<br />

kan geweest zijn. De laatfte fchijnen zelfs te bewijzen,<br />

dat Hella binnen den omtrek van het oude<br />

Babyion ligt. "<br />

De oude Schrijvers, HERODQTUS, die zelve<br />

te Babyion geweest is, DIODORUS SICULUS ,<br />

T-EINIUS, KURTIUS, enz. geven ons een wijdlopig<br />

bericht van deze ftad , waar uit blijkt, dat<br />

zij ongemeen groot en uitgeftrekt was, hebbende<br />

eenen omtrek, volgends de kleinfte opgave, van<br />

16, maar , volgends anderen,van 20 uuren gaans,<br />

f chad. Te recht dan, wordt deze ftad genoemd<br />

et groote Babel; DAN. IV: 30. En men begrijpt<br />

, hoe , bij de verovering der ftad , de<br />

ééne bode den anderen volgde, om den Koning te<br />

berichten, dat zijne ftad aan het éóne einde was ingenomen,<br />

JER, LI: 31.<br />

Echter was de ftad, volgends KURTIUS, niet<br />

meer, dan voor XC Stadiën, bebouwd , dat is,<br />

gelijk men met waarfchijnlijkheid rekent , omtrent<br />

in-den omtrek van vier uuren gaans. Ook<br />

ftonden, zegt dezelfde Schrijver, de huizen der<br />

Had niet dicht aan elkander gefloten , dewijl<br />

men het veiliger oordeelde , voor brand als anderszins<br />

, dezelven van elkander te verfpreiden.<br />

Al het overige was met boomgaarden, lusthoven<br />

, zaai- en weilanden, vervuld.<br />

Verder hadt de ftad de gedaante van een' gelijk*<br />

(a) Reize II. Deel Uadt. «74.


»ES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 87<br />

lijkzijdigcn en gelijkhoekigen vierhoek , wordende<br />

door den Eufraat, die midden door de ftad liep,<br />

en over weiken eene brug geflagén was van ééne<br />

ftadie lang, in twee groote hoofddeelen verdeeld.<br />

Voornaamlijk , is de breede muur van Babel vermaard<br />

, JER. XV: 58. op welken , STRABO<br />

zegt, dat twee wagens met vier paarden befpannen<br />

eikanderen, onverhinderd, konden ontmoeten,<br />

hij hadt, naamlijk, de breedte van 50 en de<br />

hoogte van 200 ellebogen , hij was, van afftand<br />

tot afftand , voorzien van fterke torens: en aan<br />

de buitenzijde, omringd van eene breede en diepe<br />

gragt. Deze muur hadt 100 poorten, 25 aan<br />

elke zijde der ftad , allen voorzien met koperen<br />

deuren, waar op gedoeld wordt JES. XLV: 2.<br />

Voorts liepen de ftraaten der ftad recht uit , van<br />

de écne poort naar de andere. De oudheid<br />

fchreef het bouwen dezer muuren meest - al toe<br />

aan de Koningin SEMIRAMIS, gemalin van den<br />

Koning NINUS, doch, met veel meer gronds,<br />

wordt dit werk aan NEBUKADNEZAR toegekend<br />

, die zich DAN. IV: 30. daar op beroemt<br />

: „ Zie daar het magtig Babel, dat ik ,<br />

„ tot eene Koninglijke Hoofdflad , door mijn<br />

„ ongemeen vermogen, gebouwd heb , tot een<br />

„ gedenkftuk van mijne majefteit! "<br />

Nog wordt geroemd de Tempel van BEE of<br />

BELUS te Babel, met den toren, als ook het gouden<br />

beeld van dien afgod, het welk HERODOTUS<br />

befchrijft, en het welk misfchien het zelfde i s<br />

met dat kolosfale beeld, waarvan DAN. III: 1.<br />

het welk NEBUKADNEZAR hadt laten oprichten,<br />

in het<br />

Dal D u R A,<br />

van welk Dal ons echter niets bekend is, daar<br />

F 4 ' Jag


88 AARDRIJKS-KUNDB<br />

|ag wel eene ftad Dura, aan de overzijde van den<br />

Tigris , niet verre van de plaats , alwaar de Keizer<br />

JUL ia A N gefheuveld is , doch, of dezelve<br />

eenige betrekking heeft tot dit Dal Dura, kunnen<br />

wij niet zeggen.<br />

Hoe dit zij, het koninglijk Paleis te Babel, en<br />

deszelfs hangende tuinen, zijn zeer in naam bij de<br />

pngewijde Schrijvers. Deze in verfcheiden perken<br />

o*terrasje^ verdeeld, de één hoger dan de ander ,<br />

allen rustende op groote fteenen bogen, vertoonden<br />

van verre het voorkomen van eenen boomen<br />

boschrijken - berg ; en waren, zegt men, door<br />

»EBUKADNEZAR aangelegd, om aan zijne Ger<br />

malin AMYÏTIS, dochter van den Medifchen Koning<br />

AST YA GES , het gemis van het berg- en<br />

boschrijk Mcdië te vergoeden. Wegens de ongemeene<br />

pracht van alle deze gebouwen moge<br />

Babel, derhalven, door JESAIS XIIl: 19. het<br />

'lieraai der Koningrijken , de luister, eer en kroon,<br />

van de Chaldeën genoemd worden. Ja , de roem<br />

der gantfche aarde, JER. LI; 41.<br />

Om de ftad , bij het zwellen van den Eufraat,<br />

voor overftromingen te beveiligen , deedt NEBU­<br />

KADNEZAR een groot gedeelte dier rivier iu<br />

twee groote graften afleiden, waar van de ééne<br />

Naar - Malka (de konings • rivier) en de andere<br />

Eallakopas genoemd werdt. Langs de oevers der<br />

rivier wierp hij zwaare dijken op, en om het rivier-water<br />

ter bevruchtiging van het land te<br />

vergaderen, deedt hij een meir , of door kunst<br />

gemaakte zee, rondom bedijkt , van 420 fla-<br />

4'iën , dat is , 17 en 1 half uur gaans, in den omtrek<br />

graven ; dit kanaal was met eene fluis afgefloten,<br />

die alleen, wanneer het nodig was, geopend<br />

werdt. Of jERtiwia LI: 36. op deze zee<br />

óf d^t meir gedoeld hebbe, is onzeker, dewijl<br />

men.


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. tip<br />

men te dier plaats in 't gemeen aan de waterrijke<br />

landen van Baby knie' denken kan.<br />

Reeds vroeg voorzeiden echter de Joodfche<br />

Profeeten den ondergang van deze heerlijke ftad-,<br />

zelfs reeds voor dat zij tot hare hoogfte heerlijkheid<br />

was opgeklommen. De Profeet JESAIÖ bezong<br />

hare vermeestering door de Meden, met vele<br />

van de bijzonderheden, die bij de belegering zouden<br />

plaats hebben. Vergelijk JES. XIV. XXI.<br />

XLVII. JER. XXV. L. en Lf. enz. en zujks ,<br />

als eene ftrafvergelding des hemels voor de ram-r<br />

pen, welke het Babylonisch Rijk aan Jerujalem ,<br />

en den Tempel van God , berokkend hadt, PS.<br />

CXXXVII: 6, 7.<br />

Deze bedreigingen begonnen vervuld te werden<br />

, toen CYRUS , Koning der B er Jen, aan het<br />

hoofd van het Medo-Ptrfisch leger, als Opperveldheer<br />

van zijnen oom van moeders zijde KYA-<br />

XARES II. bij DANiëL DAKIUS den Meder,<br />

de ftad Babel belegerde , en na eene belegering<br />

van twee jaren , bij overrompeling bemagtigde.<br />

Te weten, de fluis of dam aan het kanaal , waarvan<br />

boven gefproken is , doende doorbreken ,<br />

leidde hij genoegzaam al het water , naar die door<br />

kunst gemaakte zee , zoodat de bodem in de kil<br />

der rivier droog werdt. Vervolgends, deedt hij<br />

eenige troepen, in eenen nacht, wanneer de<br />

inwoners, ter gelegenheid van een Feest , zich<br />

vrolijk maakten , door de rivier trekken , een<br />

gedeelte van de boven -, en een ander van de<br />

benedenzijde, die elkander aan eene zekere beftemde<br />

plaats ontmoeteden. Deze, de waterpoorten<br />

, op de rivier uitkomende , open vindende,<br />

trokken , zonder den minften tegenftand, ftadwaards<br />

in , overrompelden de wachten , drongen<br />

in het Koninglijk paleis ; het welk zij, nbg<br />

F 5<br />

dien-


9o A A R D R IJ K S-K ü N D E<br />

dienzelfden nacht, en dus als in een oogehblik<br />

vermeesterden. Dus wordt dit geval bij XENO-<br />

ION, en andere Schrijvers der oudheid , verhaald.<br />

Van dien tijd , alfchoon de flad door CYRUS<br />

zeiven niet verwoest werdt , verviel zij echter<br />

hoe langs hoe meer, en werdt, in 't einde , gelijk<br />

de Profeeten voorfpeld hadden, enkel puinhopen.<br />

Ik zal dit, met de woorden van Doel.<br />

IOWT over JESAI3, tot één tafereel famen<br />

trekken: ,, De rivier, die door CYRUS afgeleid<br />

werdt, en nooit zijnen ouden loop wederkreeg<br />

, overftrpomde het land , en maakte het<br />

fchier tot een onmetelijk moeras. Dit, gevoegd<br />

bij de groote flachting onder de inwoners , en<br />

andere droevige gevolgen, van de inneming der<br />

Ilad , was de eerfte fchrede tot haren volkome-<br />

Tien ondergang. De Perfifche Monarchen be»<br />

fchouwden haar altijd met ijverzuchtige oogen.<br />

Zij onderdrukten haar , en beletten uit alle hunne<br />

magt, dat zij ooit weder tot hare voorige grootheid<br />

herfleld werdt. DARIUS HYSTASPES itrafte<br />

hsar niet lang daarna , wegens eenen opftand,<br />

met groote ftrengheid , beroofde haar van een<br />

groot gedeelte haarer inwoneren, deedt hare<br />

muuren Hechten, en hare poorten nederwerpen.<br />

XERXES verwoestede de Tempels, en onder anderen<br />

den grooten Tempel van BELÜS (a). De<br />

ftichting van de ftad Scleucië aan den Tiger,<br />

drukte Babyion niet alleen door hare nabuurfchap<br />

, maar ook door het rechtftreekfche verhes<br />

van inwoneren, die S E I E U K Ü S , ter bevolking<br />

zijner nieuwe ftad, uit hetzelve weg-<br />

voer-<br />

{a) HEIO». III. Ai, Expe/i. Alex, Uir, VIL


DES BIJBELS. X. BOEK, II. HOOFDST. 9*<br />

voerde (0). Kort daarna voerde een Koning<br />

van Parthië eene groote menigte van hare inwoners<br />

in flavernij , verbrande en verwoestte de<br />

fchoonlte oorden der ftad.(Z>). STRABO verhaak<br />

, dat, ten zijnen tijde , een groot'gedeelte<br />

dier ftad woest lag; dat de Perfers haar gedeelt-.<br />

lijk vernield, en de tijd en de verwaarlozing der<br />

Macedoniërs , zoo lang die er heeren over waren,<br />

hare verwoefling fchier geheel voltooid hadden.<br />

HiERONYMüs zegt, dat zij, ten zijnen tijde,<br />

bijkans geheel in puinhopen lag , en de muuren<br />

enkel een wildbaan , of een bo&ch voor de koninglijke<br />

jagt, iniloten. Later reizigers , die hun<br />

best deeden, om hare puinhopen op te fporen ,<br />

geven ons flechts zeer onzekere berichten nopens<br />

den uitflag hunner pogingen, 't geen BENJAMIN<br />

van 7We/#,en PETRUS DEILA VALLE , voor<br />

eenigen van Babels puinhopen hielden , was ,<br />

volgends TAVERNIER, niets anders dan overblijfzels<br />

van het een of ander later Afiatisch gebouw.<br />

In 't kort, Babyion is zoo geheel en al<br />

vernietigd , dat de plaats zelve , niet ééns met<br />

eenige zekerheid, kan worden aangewezen. " (t)<br />

Ik zal hier alleen nog bijvoegen het bericht van<br />

e n<br />

NIEBUHR (d), daarmede deze befchrijving<br />

van Babel fluiten. Deze reiziger meende, gelijk<br />

wij boven gezegd hebben , te Hella nog overblijfzels<br />

van Babel gevonden te hebben. „ Maar,<br />

ver-<br />

(a) STRABO Libr. XVI.<br />

(b) VAiESii Excerpta DIOÖORI pag. 377.<br />

(c) Men vergelijke BUSCHING Erdbef. ylf. ƒ. ai6. en eenige<br />

plaatzen uit Reisbefchrijveren , becreffenüe de ruïnen<br />

van Babel, bij HOFSTEDE, Bijzandtrh. der H. S. I. Deel<br />

bladz. 396—406.<br />

(d) ReiKê 11, Deel. kladt. 274.


02 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

vervolgt hij, wanneer men van Babylonifche Oudheden<br />

fpreekt , moet men aan zulke prachtige<br />

overblijfzels niet denken, als men nog in Perfië<br />

en Egypte vindt. — Van het kasteel en de vermaarde<br />

hangende tuinen , die, volgends het bericht<br />

van STRABO, en andere Griekfche Schrijvers<br />

, dicht bij den Eufraat lagen , ziet men ,<br />

naar mijne gedachten , overblijfzels drie vierde<br />

eener Duitfche mijl ten Noord-oosten van Heila<br />

, en dicht aan den oostlijken oever van den<br />

vloed. Alles beflaat alleenlijk uit groote doorgegraven<br />

heuvelen. De muuren boven den grond<br />

zijn reeds voor lang weggenomen. Doch , fondamenten<br />

zijn er nog, en ik heb zelve lieden gezien<br />

, die fTeenen uitgroeven , om dezelven naa<br />

Hella te brengen. In plaats , dat men , in de<br />

gantfche ftreek , tusfchen den Perfifcken zeeboezem<br />

en Kerbela , fchier geen' boom ziet , dan<br />

Dadel - en andere vruchtboomen, treft men, tusfchen<br />

deze heuvelen van puinhopen , hier en<br />

daar eenen anderen boom aan, die van een' hoogen<br />

ouderdom fchijnt te zijn. En te weerszijde<br />

van den Eufraat ziet men , in deze gantfche<br />

ftreek, kleine doorgegraven heuvels, vol ftukken<br />

en brokken, van metzellleenen. "<br />

,, Een en een vierde mijl ten Zuidwesten van<br />

Hella, en dus aan de Westzijde van den Eufraat,<br />

ziet men nog ande-e overblijfzels van Babyion.<br />

Hier is een geheele heuvel van de gemelde fchoone<br />

metzelfleenen , en boven op denzelven ftaat<br />

een toren, die van binnen ook geheel met gebakken<br />

metzelfteenen fchijnt gevuld te zijn. Maar<br />

de buitenfle fleenen zijn , wie weet , hoe veel<br />

voet dik , door den tijd verloren gegaan. In<br />

dezen dikken muur , of liever , in deztn grooten<br />

fteenhoop , zijn hier en daar , kleine gaten,<br />

die


DESBTJBELS. X. BOEK, n. HOOFDST* $f<br />

die geheel doorgaan , waarfchijnlijk , opdat de<br />

lucht er vrij zou kunnen doorfpelen , en geene<br />

vochtigheid zich in het midden zou vergaderen,<br />

die het geheele gebouw ten laatften zou nadeel<br />

gedaan nebben. Ten tijde , dat Babyion nog in<br />

bloei, en de gantfche omliggende ftreek bebouwd<br />

was, moet op dezen toren een heerlijk uitzicht<br />

geweest zijn ; want aan den voet deszelven ziet<br />

men Mefched AU, welke Moskè nogthans ten<br />

minften agt uuren van hier gelegen is. " Dezen<br />

toren of fteenhoop noemde zijn leidsman Birs,<br />

dat is , Nimrod.<br />

Wij vinden geene andere fteden van het landfchap<br />

Babylonië gemeld. Erech , Akkad, en Kalne,<br />

waren wel fteden van het Babylonisch rijk ,<br />

door NIMROD gefticht , echter dewijl zij eigenlijk<br />

tot het landfchap Mefopotamië fchijnen te<br />

behoren, evengelijk de fteden Tel-Abib, Telmelah<br />

, Telharfa , Cherub , Addan en Immer, benevens<br />

de rivier Chebar, zullen zij, in de befchnjving<br />

van dat Landfchap , moeten behandeld<br />

worden, waar toe wij nu overgaan.<br />

D E R D E H O O F D S T U K .<br />

Mefopotamië.<br />

JMÊefopotamië, eene Griekfche benaming, als of<br />

men zeide , het land tusfchen de twee rivieren , bij<br />

de Hebreën , Aram Naharaim , het land der twee<br />

flroomen, beflaat het land tusfchen den Eufraat<br />

en


W<br />

A A R D R I J K S K U N D E<br />

en Tigris, wordende door de laatfte rivier van<br />

Jsfyrië', ten Oosten, gelijk door de eerfte van<br />

Syrië" en IVoest • Jrab'iè ten Westen , afgefcheiden.<br />

Ten Noorden grenst het aan Jrmenie , waar van<br />

het, naar het gemeen gevoelen , door den berg Taurus,<br />

wordt afgefcheiden , en ten Zuiden aan Chaldeë<br />

en Babylonië. Hedendaagsch heet het bij d&<br />

Arabieren , gelijk bij de Arabifche Schrijvers , Al-<br />

Gezira , het Eiland, of Half-Eiland, uithoofde<br />

Van zijne ligging tusfchen de gemelde rivieren.<br />

De Syriërs noemen Mefopotamië en Syrië , het<br />

Hoesten , en integendeel Asfyrië en Chaldeë , het<br />

Oosten. Het bevat hedendaagsch de Turkfche<br />

landfchappen Diar • Bekir , Diar - Mudar , Diar-<br />

Rcbia , en Diar-Gezira.<br />

Dat de benaming van Aram zich bij de Hebreen<br />

zeer ver uitftrekte , hebben wij reeds gezien<br />

V. Deel bladz. 508. Aram Naharaim of Mefopotamië<br />

, HAND. VII: 2. komt reeds vroeg,<br />

in den Bijbel voor GEN. XXIV: 10. in de gefchiedenisfen<br />

van ABRAHAM, en zijne familie ,<br />

te weten , in dat land lag de ftad Haran , alwaar<br />

deze familie zich hadt nedergezet , in dat<br />

gedeelte van Aram Naharaim, het welk Paddan<br />

Jram of de vlakte van Mefopotamië heette. Zie<br />

V. Deel bladz. 262, 263. RICHT. III: 2. ontmoeten<br />

wij eenen Mefopotamifchen Vorst, K U-<br />

SCHAN RISCHATAIM, welke bewesten den<br />

Eufraat veroveringen, en zelfs de Ifraëliten cijnsbaar<br />

maakte. — Ten tijde van DAVID waren de<br />

MefopotAtniërs ook zeer magtig,en verleenden hulp<br />

ar-n zijne vijanden , 1 CHRON. X X : 6. PSALM<br />

LX: 2. De inwoners heeten ook Jramëers over<br />

de rivier , den Eufraat, 2 SAM. X: 16.<br />

Dit land, het welk gelegen is tusfchen den 33<br />

en 38 graad Noor der Breedte, en eene uitgeftrekt-


DES BIJBELS. X. BOEK. III. HOOFDST. 9ƒ<br />

firektheid van het Noorden tot het Zuiden, van<br />

wel 200 Duitfche mijlen, volgends STRABO, beflaat<br />

, terwijl het in de breedte op omtrent 75<br />

mijlen gerekend wordt, is , grootendeels , een<br />

I vlak Jand, het welk de vlakten van Mefopotamië,<br />

Pad Jan- Aram, heet, gelijk wij gezien hebben;<br />

en is geheel niet onvruchtbaar. Men vindt er vele<br />

dreken, waar koorn, wijn , allerleië boomvruchten<br />

, allerbijzonderst vijgea- en granaat -appelbomen<br />

gevonden worden. „ Men treft hier , "<br />

zegt NIEBÜBR , (aj „ zeker allerzeldzaamst een<br />

dorp aan; nogthans moet men zich, in deze<br />

gewesten, geene woestijn voordellen , waar alles<br />

met zand bedekt is. De grond is zeer vruchtbaar,,<br />

men ziet alöm de fchoonfte groene velden<br />

, en hier en daar nog merktekens van dorpen<br />

, ja zelfs van deden , die eerst onder de regering<br />

der Mohamedantn, deels door de omzwervende<br />

Arabers, Kurden , en Jefidiërs , deels door<br />

de dwinglandij der Turkfche landvoogden , verwoest<br />

zijn. Men vindt, hier vele kleine droomen<br />

, doch zij flingeren thans door de fchoonfte<br />

vlakten , zonder dat men er eenig gebruik van<br />

maakt. Het water is overal goed; alleenlijk bij<br />

Högkne en Auenad is het een weinig bitter. "<br />

Meer zuidwaards echter vindt men onvruchtbare<br />

woestijnen , even woest en met dezelfde<br />

kruiden bewasfen, als Woest- Arabië. Men vindt<br />

daar geene boomen , behalven Zoethout, dat<br />

daar menigvuldig groeit, en wanneer het in het<br />

water gedaan wordt, hetzelve gezonder en tof<br />

bevordering van eene fterke uitwaasfeming bekwaam<br />

maakt. In deze woestijnen vindt men<br />

(#) Zetee H. Dttl, bladz. 35a.<br />

noch


96 A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />

noch levensmiddelen , noch goed water : want j<br />

het weinige water, dat men daar in ontmoet, is<br />

of geheel bitter of ftinkend , en noch tot drinken<br />

, nbch tot kóoken, bekwaam (a).<br />

Voor het overige heeft dit land ook zijne bergen<br />

, onder welke de berg Mafius verdient gemeld<br />

te worden , omdat hij , naar het fchijnt,<br />

den naam heeft naar MAS , een' zoon van ARAM<br />

GEN. X: 23. V; Deel bladz. 256. Men moet<br />

dezen berg of gebergte wel onderfcheiden van<br />

den berg of gebergte Majis in Armenië<br />

In deze landftreek zwerven vele Arabiers,<br />

Kurden en Turkmannen om , die dezelve zeer onvrij<br />

maken.<br />

De rivieren , welke men in dit land vindt,<br />

zijn, behalven den Eufraat-en Tigris , welke het<br />

omzoomen, in den Bijbel de<br />

c n E n A R,<br />

bij welken de Profeet EZECHIÖÉ vele van zijne<br />

gezichten gezien heeft, alzoo hij dicht bij deze<br />

rivier woonde, met vele andere Ifraëlitifche ballingen<br />

, welke door de Chaldeën derwaards waren<br />

overgevoerd, EZECH. I: 1,3, III: 15»<br />

XLI11: 3. Deze rivier is ongetwijfeld de Chaboras<br />

van PTOLEMEUS , en andere oude Aardrijksbefchrijveren<br />

, hedendaags heet zij Khabur ,<br />

zij ontfpringt bij Raas el Ain, voor dezen eene<br />

groote ftad in Diar Rabiah , die haren naam ,<br />

hoofd der bron , ontvangen heeft, omdat de Khabur<br />

, of Chebar , hier uit vele (ASÜLFED*<br />

fchrijft,<br />

(0) BVSCHING Erdbefihr. Af.f. 137.<br />

\b) MICHACLIS Comm, de Soba Nsfibl, Pagl 63,


DES BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 97<br />

fchrijft, uit meer dan 300 bronnen) ontftaat,<br />

welke twee beeken , en deze , door hare verè'eniging<br />

, de rivier maken , die door Mefopotamië<br />

lopende, bij Karkifia of Karchemis , in den £«-<br />

fraat valt («).<br />

Volgends fommigen zal bij EZECH. III: 15.]<br />

nog eene rivier<br />

ASCHER of ESCHER<br />

gemeld worden, welke men dan voor den Saccöras<br />

of Mafca houdt, doch deze plaats is, in<br />

het Hebreeuwsch, duister. Ik vertaal dezelve :<br />

En hen befchouwende , hoe gerust zij daar<br />

„ woonden, bleef ik enz. " waardoor de eigen<br />

naam Afcher of Efcher geheel wegvalt.<br />

In het Boek juDITH II: 14. komt eene beek<br />

M A M R E<br />

voor, doch volgends eene andere lezing<br />

A B R o N A<br />

in Mefopotamië, aan welke vele hoge /leden zullen<br />

gelegen hebben. Indien deze rivier niet dezelfde<br />

zij , met den Chebar of Chaboras, zoo even ge.<br />

meld, gelijk GROTIUS meent, weten wij geene<br />

andere beek of rivier van dien naam aan te<br />

wijzen.<br />

Mefopotamië, ten minlten een groot gedeelte<br />

van hetzelve, behoorde tot het aloude rijk van<br />

Babel, door NIMROD gefticht, GE,N. X: 10.<br />

doch,<br />

(


$S A A R D R I J K S - K Ü N D E<br />

doch , al vroeg, hebben de ingezetenen van dit<br />

land , zich onaf hanglijk gemaakt. Ten minden,<br />

de familie van ABRAHAM hadt daar haar verblijf<br />

als omzwervende herders, gelijk ABRAHAM<br />

en zijn zcon en kleinzoon in Palceflina. — Ik zou<br />

©ofc niet vreemd zijn, ' van te vermoeden , of<br />

niet ARIÖCH, Koning van Ellafar, en TI DE AL,<br />

Koning der Gojiten, bondgenoten van KEDOR-<br />

LAÖMER, Koning van Elam, een landfchap van<br />

Perfië, en AH RAFEL, Koning van Sinear, in<br />

Welke vlakte Babel gedicht was, of niet zeg ik,<br />

de beide eerden, Vorden geweest zijn , die in<br />

Mefopotamië t'hüis hoorden, GEN. XIV: i. Ten<br />

minden , in vervolg van tijd , ontmoeten wij<br />

meer magtige Vorden in Mefopotamië, bij voorbeeld<br />

, KUSCHAN - RISCHATAIM , RICHT.<br />

III: 7. eh ten tijde van BAVID , HADADEZEK,<br />

Koning van Zoba of Nefibis, gelijk wij zien zullen.<br />

Doch, naderhand hebben de Jsfyriërs<br />

zich van dit geheele land meester gemaakt , na<br />

den ondergang van hunne heerfchappij kwam het<br />

aan de Babyloniers of Chaldeën; deze door de Perfen<br />

te ondergebracht zijnde ; maakte het vervolgends<br />

een deel ujt van het Perfisch Keizerrijk.<br />

Thans, gelijk wij gezien hebben , is het onder-<br />

Worpen aan het Turkfche gebied.<br />

• Wij hebben reeds , bij gelegenheid , van fommige<br />

deden en plaatzen van Mefopotamië, gefproken<br />

, van Ur der Chaldeën, V. Deel bladz. 257<br />

volgg. van Haran, V. Deel Uadz. 261. volgg.<br />

De "deden Erech, Jkkad, en Kalne, welke GEN.<br />

XMO, tot de alleröudde heerfchappij van NIM­<br />

ROD re Babel behoord hebben , hebben, naar<br />

aHe-waarfchijnlijkheid, in Mefopotamië, gelegen.<br />

ERECH,


»BS BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 9$<br />

E R E C H ,<br />

van waar de Archeviten, dat is , volkplantingen<br />

uk Erech , EZRA IV: 9. komt anders , in dert<br />

Bijbel, niet voor. BOCHART vergelijkt met dezen<br />

naam Areoca, bi] PTOLEMEUS, gelegen op<br />

de grenzen van Sufidna en Babylonië. Anderen<br />

denken , dat het dezelfde plaats zij , die anders<br />

Ur dor Chaldeën genoemd wordt, (a) de. beide<br />

Th ar•gumt sten, ook EFREM de Syriër , en HIERO-<br />

NYMUS verklaren EEECH , door Edesfa, thans<br />

Orfa of Urfa, het welk door MICHACLIS (è)<br />

gevolgd wordt. Dit<br />

E D E S S A<br />

is eene van ouds vermaarde ftad, hoofdftad van<br />

het landfchap Osroëne, die de Grieken Edesfa hebben<br />

genoemd, naar eene ftad van denzelfden naam<br />

in Macedoniën, ook Kallirrhoë, om de menigvul-*<br />

dige bronnen en beekjens , in derzei ver nabijheid<br />

, waaruit de Syriërs Urhoi, de Arabiërs Elraha<br />

gemaakt hebben, gelijk de geheele landvoogdij<br />

, waar van zij de hoofdftad is , door de Turken<br />

nog fteeds Roccha genoemd wordt. Thans<br />

noemt men ze , gemeenlijk , Urfa, of Orfa $<br />

evenwel noemen de Armeniërs haar nog Edefia<br />

i<br />

en bij de oude Rabbynen zal zij Orcastum heeten<br />

(c).<br />

Orfa is eene vrij goede ftad , met een kasteel<br />

Voorzien, het welk aan de ééne zijde der ftad op<br />

eene<br />

(a) Zie hier over ons V. Deel bladz. aSo. aös.<br />

(b) Spicil. Gsogr. Hebr. Part. I. pag. 220.<br />

(e) MIEBWHR Reize II. Deel. bladz. 3S9.<br />

G 2


ioo A A R D R IJ K S-KUNDE<br />

eene rots ligt , ook heeft de ftad eenen muur<br />

van witten kalkfteen, en aan den éénen kant eene<br />

gragt, die , op fommige plaatzen , diep in de<br />

rots uitgehouwen is, en wier water uit eene<br />

rijke welle komt. In deze landen is Orfa dus eene<br />

vrij goede vesting. NIEBUHR telde in deze<br />

ltad 12 minaret s. Eenigen derzei ven waren ook<br />

vierkant. De huizen zijn zeer wel gebouwd. Omtrent<br />

500 zijn er door de Armeniërs bewoond ,<br />

wier groote en prachtige kerk grootendeels in<br />

puinhoopen ligt, echter ffcaat er nog een gedeelte<br />

van , dat zij fraai verfierd hebben , voornaamlek<br />

, met kostlijke Perfifche taoijten. Ook hebben<br />

zij nog eene kerk buiten* de ftad. Insgelijks<br />

hebben de Jakobiten hier eene kerk , doch<br />

hunne gemeente beftaat flechts uit omtrent J50<br />

huisgezinnen. In de kerkgefchiedenis is deze<br />

ftad inzonderheid , bekend geworden, door het<br />

verhaal, van derzei ver Koning ABGARUS, die<br />

eenen Brief aan JESUS zal gefchreven hebben,<br />

welke, met het antwoord van JESUS, in de<br />

kerkgefchiedenis bewaard is gebleven. Na CHRIS­<br />

TUS hemelvaart zal de Apostel THOMAS, THAD-<br />

DJEUS, éénen der LXX. Leerlingen van j E s u s ,<br />

na Edesfa hebben gezonden, die ABGARUS genezen<br />

en met zijn volk bekeerd zal hebben. In<br />

de vroege tijden van het Christendom was de<br />

ftad reeds een bisfchoppelijke zetel, en nog heden<br />

is hier een Monofyfitifche of Jakobitifche Bisfchop.<br />

Ook was hier voor dezen eene vermaarde<br />

Perfifche fchool, uit welke fommige hoofden<br />

der Nestorianen zijn voortgekomen (a). Men<br />

vindt op een' hoogen berg, achter het kasteel,<br />

(«) BUI8HIN8 jtfiëf. SS8.<br />

puia-


DES BIJBELS. X. BOEK, III.HOOFDST. 101<br />

puinhopen van vervallen gebouwen , welke men<br />

Nimrod noemt, en die overblijfzels van zijn paleis<br />

zullen zijn. Ook maakt men er gewag van ABRA­<br />

HAM, en men heeft er eene groote kom of vijver,<br />

vol visfchen, die aan ABRAHAM gewijd zijn.<br />

Kan dit ook eenigzins tot opheldering dienen,<br />

dat Erech m de daad Edesfa is ? ( a j<br />

A C C A D ,<br />

of, gelijk MiCHAëLis (è) liever, met den Sy<br />

nfchen vertaler, leest, Achar, zal, volgends<br />

HiERONYMüs, EFREM SYRUS , en andert ouhand<br />

Nejihs of Nifibis genoemd is geworden.<br />

Naderhand heeft deze ftad den naam gedragen van<br />

Z O B A,<br />

en is vermaard geworden, door deszelfs Koning:<br />

HADADEZER of HADAREZER, een vermogend<br />

Vorst, met welken DAVID één en andermaal<br />

zwaare oorlogen gevoerd, en hem groote nederlagen<br />

toegebracht heeft, 2 SAM. VJII- q X- irT<br />

ICHRON. XVIII; 3. XIX:<br />

l 6. enz. W<br />

wens, dat Zoba , en Aram • Zoba niet ergens bewesten,<br />

maar wel deeglijk beoosten, den Eufraat<br />

moet gezocht worden, is uit deze gefchiedverhalen<br />

allerduidlijkst, welke uitdruklijk van Me-<br />

Jopotamië ende Arameèrs, over of aan gene zijde<br />

de rivier den Etfraat, gewagen, dat, in het bijzonder,<br />

Zoba Nifibis is , kan niet wel in twijfel<br />

(a) NIEBUHR Reize l. Deel. bladz. 387.<br />

(b) Spitil. Geogr. Part. I. pag. aaó. fqq<br />

G 3<br />

wor-


io2 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

worden getroken, dewijl deze ftad nog heden bij<br />

de Syriërs Zauba genoemd wordt, (a)<br />

N I S I B I S<br />

of Nefibin , bij de Syriëri Zauba , oudtijds Zoba,<br />

en nog ouder Ace ad of Ach ar, is eene zeer<br />

vermaarde ftad, in de oorlogen , welke de Keizers<br />

van het Oostersch Rijk tegen de P erf en gevoerd<br />

hebben , in welken deze ftad geduchte belegeringen<br />

heeft doorgeftaan , dewijl zij • eene<br />

grensvesting van dien kant voor het Romeinfche<br />

Rijk was ; geliik zelfs de naam Nêfibin (k'rijgsbezettingen)<br />

aanduidt. Thans heeft zij, volgends<br />

NIEBUHR, (b) omtrent nog 150 huizen, allen<br />

flecht gebouwd. Maar in het zoogenoemde<br />

kasteel vindt men nog eenige oude gebouwen<br />

van gehouwen fteenen. Zij is nog de hoofdplaats<br />

van Diar Rabi'd, en ligt aan de westzijde<br />

van een' kleinen vloed, die bij wijlen fterk wast,<br />

en dan zeer breed wordt. Met dezen vereenigen<br />

zich verfcheiden kleine vloeden, die zich-in den<br />

Khabur ontlasten, en daarna met den Khabur in<br />

den Eufraat vallen. Over dezen vloed is eene brug,<br />

van elf bogen, die nog in goeden ftaat is: Het land<br />

omftrecks Nisfabin is fompig, men bouwt er nogthans<br />

veel rijst; Daar wonen in deze ftad vele<br />

Armenifche en Nestoriaanfche , maar weinige Ja.-<br />

ïobitijche Christenen (c).<br />

K AI.-<br />

(a) uicnuLi! Cotnm. XII. Soclet. Gött. Oblat. de Soba<br />

Davidte Nefiki.<br />

i<br />

(b) Reize II.Deel. bladz. 3S0<br />

(c) BÜSCB1WQ AJiè' S. 2S5.


DES BIJBELS. X. BOEK, Hf. HOOFDST. 103.<br />

K A L N E<br />

komt ook voor JES. X: g :<br />

. en AMOS VI: 2. uit<br />

welke beide plaatzen blijkt , dat het , ten eenigen<br />

tijde, eene zeer aanzienlijke ftad is geweest,<br />

doch, door de Jsfyriërs ondergebracht en waarfchijnlijk<br />

verwoest. M1 c H A ë L I S heeft, uit verfcheiden<br />

berichten, na B O C H A R T , aangetoond<br />

(a), dat Kalne dezelfde plaats zij, die naderhand<br />

Ctefifon geheten heeft, een zeer vermaard vlek ,<br />

aan den Tigris, tegen over Seleucië, door SELEÜ-<br />

KUS NIKATOR gefticht , en dragende thans te<br />

gelijk met hetzelve, bij de Jrabiërs, den naam van<br />

Madein, dat is , (leden ; gelegen eene dagreize ,<br />

of volgends NIEBUHR (Z>) vier uuren ten zuidoosten<br />

van BAGDAD (cr).<br />

Met dit Kalne hebben fommigen<br />

K A N N E of CANNE<br />

verwisfeld, het welk EZECH. XXVII: 23. voorkomt<br />

, het welk echter van Kalne onderfcheiden<br />

is (i). — Dit Kanne bij EZE C,HIëL houdt JO­<br />

NATHAN de Chaldehr voor Nijibis (^e) , doch het<br />

is zeer waarfchijnlijk het Kanne, het welk de oude<br />

Aardrijksbefchrijvers als een voorgebergte en<br />

koopftad in gelukkig Jrabië, in het landfchap<br />

Hadramaut, kennen (ƒ). Even dus hebben<br />

fommigen<br />

(a) Spicil. Geogr. Part. I. pag. aa8. fqq.<br />

\b) Reize II. Deel. bladz. 291.<br />

(e) Men vergelijke BOSCHING Afie S. 208. 309.<br />

ld) MICHACLIS Spie. Geogr. Part. I. pag. 319.<br />

(e) MICHACLIS 1. c. pag. 317.<br />

W) CELLARIVI Geogr. Ant. Tom. II. pag. 596.<br />

G4<br />

EDEN


t©4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

E D E N ,<br />

op dezelfde plaats EZECH. XXVII. gemeld, gehouden<br />

voor een landfchap van Mefopotamië, daar<br />

het, hoogstwaarfchijnlijk, de Haven Adinin Arabië<br />

is. Zie V. Deel bladz. 14.9.<br />

Met meer zekerheid , mag men tot Mefopotamië<br />

rekenen , verfcheiden fteden, in welke de Ifraëlitifche<br />

ballingen, geduurende de Babylonifche ballingfchap,<br />

gewoond hebben, en wier namen met<br />

Tel aanvangen , het welk eene hoogte betekent ,<br />

dus ook misfchien onder die hoogejleden te rekenen,<br />

van welke JUDITH II: 14. gewaagd wordt*<br />

Zie boven bladz. 97. Onder dezen behoort<br />

T E L - A B Ï B<br />

aan de rivier Chebar EZECH. III: 15. Men vindt,<br />

op de kaart van D'ANVILLE eene plaats Thallaba,<br />

tusfchen Refein en Obeidia , aan de rivier Qhabur.<br />

Misfchien is dit Tel-Abib.<br />

TEL-MELAH, TEL-HARSA, CHERUB,<br />

ADDAN en IMMER,<br />

komen EZRA II: 59. voor , als plaatzen, uit<br />

welke Ifraëlitifche ballingen zijn wedergekeerd naa<br />

hun vaderland, welke misfchien allen, insgelijks,<br />

in Mefopotamië , en verders in Chaldeë of Babylonië<br />

gelegen hebben , doch,uit gebrek van berichten<br />

, kunnen wij er geene nadere aanwijzing van<br />

doen.<br />

TEE-ASAR of<br />

TEL-ASSAR.<br />

2KON. XIX: 12. JES. XXXVII: 12. houdt<br />

men voor Talatha, aan de zuidzijde van Nineve,<br />

daar<br />

I


DES BIJBELS. X. BOEK, III. HOOFDST. 105<br />

daar de Zab in den Tigris vak. Dus zou dit tot<br />

Jsfyrië behoren. Zie boven V. Deel bladz. 149.<br />

P E T H O R.<br />

De ftad,waar de waarzegger BILESM woonde,<br />

lag aan den Eufraat, NUM. XXII: 5. XXIII: 7.<br />

D E UT. XXIII: 4. BENJAMIN van Tudela meende<br />

het te vinden, in Balis, een fladjen aan den<br />

westelijken oever van den Eufraat, en in de<br />

woestijn van Syrië. Het dreef voor dezen een'<br />

Herken handel, en hadt rijke kooplieden (a ).<br />

Meer bekend is<br />

K A R C H E M I S ,<br />

waartegen de togt van FARAO NECHO, Koning<br />

van Egypte, ten tijde van den Koning JOSIA gericht<br />

was, 2 CHRON. X X X V : 20. JER. X L V I -<br />

2. Ook wordt de flad gemeld JES. X : 9. Zij lag<br />

aan den Eufraat, en heet bij de Grieken Cereujium.<br />

hedendaags nog Karkifia , ter plaatze daar de<br />

Chebar of Khabur in den Eufraat valt.<br />

G O Z A N<br />

2 KON. X I X : 12. wordt voor een landfchap in<br />

Mejopotamië gehouden , onderfcheiden van een<br />

landfchap van den zelfden naam in Medië, omdat<br />

het met Haran wordt faamgevoegd, dat gelijk<br />

reeds meermalen gezegd is, in Mefopotamië<br />

lag. Dus ook<br />

(U3CHIM « Af. S. JOA.<br />

RE*<br />

i


ïóè AA<br />

R D'R IJ K S-K U N D E<br />

R E Z E F<br />

ter zelfde plaatze en JES. XXXVII: 12. Mis»<br />

fchien Rezifa in Mefopotamië \ of wél Refafa van<br />

PT.OLEMEÜS in Syrië , of in Palmyrene, thans<br />

Arfojfa, vier mijlen van den Eufraat, volgends<br />

HALLIFAX (fl). ' ' , r u-<br />

Alle deze plaatzen komen daar , • in de gefcnie*<br />

denis,voor, als door deAsfyrrërs veroverd en te<br />

ondergebracht, even als de volkplanting uit E-<br />

den, die zich te' Telasfar hadt nedergeflagen ,<br />

en de Koningrijken van Hamath in Syrië, en Ar*<br />

pad, welk iaatfte niet verward moet worden met<br />

Jrad of Arvad ; zie III. Deel bladz. 39- maar een<br />

bijzonder koningrijk is, ergens-nr Syrië, of Mefopotamè,<br />

doch, waar van wij niet meer weten.<br />

Zie ook 2 KON. XViHY'34. W<br />

S E F A R V A Ï M ,<br />

2KON. XVII: 24- XVIII: 34- X I X : J E f-<br />

XXXVI: 19. XXXVII: 13. insgelijks door de<br />

Jsfyriërs overmeesterd, en van waar zij volkplantingen<br />

gezonden hebben na het land v&nSamartè,<br />

is waarfchijnlijk het Sipfara van PTOLEMEUS,<br />

het welk hij in Mefopotamië aan den Eujraat<br />

plaatst. Sommigen hebben dezen naam vergeleken<br />

met Sefarad 0 BAD JA vxi 20. doch zie<br />

hier 'over ons III. Deel bladz. '271.<br />

H E N A<br />

aldaar 2 KON. XVIII: 34- zal zijn<br />

JnaoïJnna,<br />

eene<br />

(a) B Ü S C H IN 0 Af. S, 555- . , „ „ ¥<br />

(*) Vergelijk over alle deze landfchappen en fteden Mica<br />

AëLI» Voorr«i*n op zijn* vertaling van jefaia.


DES BIJBËLS. X. BOEK, III. HOOFDST. tof<br />

eene flad , aan weerszijden van den Eufraat, gelegen<br />

, dien men daar met fchuiten overvaart.<br />

De landftreek boven en beneden de Had is vruchtbaar.<br />

BALBY zegt, dat de ftad, welke tegen<br />

het kasteel Ana aanligt , en aan de overige zijden<br />

met water omringd is, het land, Diana genoemd<br />

wordt, kan dit ook te pas komen<br />

om de Dinaïten op te fporen EZRAIV: 9 f doch,<br />

daarvan in het vervolg.<br />

IVVA of AVA,<br />

want , deze namen houde ik voor dezelfden ,<br />

2 KON. XVII: 24. XVIII: 34. enz.'is geheel<br />

onzeker. Ondertusfchen heeft dit Aya niets gemeen<br />

met de Aviten, die door de Filiflynen oudtijds<br />

uit hun land verdreven zijnDEUi. II: 23.<br />

Zie III. Deel bladz. 14. maar de inwoners worden<br />

naar het fchijnt, de Haviten genoemd, EZRA<br />

IV: 9. (ZO<br />

Dit hebben wij van de plaatzen en fteden, tot<br />

Mefopotamië behorende, en in den Bijbel gemeld,<br />

kunnen vinden. Het overige, dat hier toe nog<br />

betrekking mogt hebben, zullen wij in overweging<br />

nemen , in het volgende HOOFDSTUK over<br />

I<br />

[Asfyrië, waar toe wij nu overgaan.<br />

(a) BUJCHING Jf. S. 263, 264.<br />

(*) BACHIEME III. Deel bladz. 543.<br />

VIER^


ioS AARDR IJ K S - K U N D E<br />

VIERDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Jsfyrië.<br />

indien wij onze denkbeelden nopens het geen de<br />

Bijbel ons van Jsfyrië en de Jsfyriërs melde, behoorlijk<br />

willen regelen , moeien wij, voor alle<br />

dingen , onderfcheid maken , tusfchen het land.<br />

Ichap van dien naam , op zich zeiven , en het<br />

rijk.of Keizerrijk , het welk de Vorften van dit<br />

landfchap hebben gefticht, en het welk, in zijnen<br />

grootften bloei , de voornaamfte Jandfchappen<br />

en gewesten van Opper -Jfië, onder zijn uit-<br />

""S e J r<br />

rekt..gebied, bevattede. De Griekfche Geichiedfchrijvers<br />

, voorgegaan door CTESIAS<br />

wiens berichten DIODORUS SICULUS bewaard'<br />

en meestal gevolgd heeft, maken dit Keizerrijk<br />

zeer oud, geven het van NINUS, die de eerfte<br />

ltichter van het zelve zal geweest zijn , tot aan<br />

SARDANAPALUS , een tijdverloop van XIII<br />

eeuwen, echter verfcheelt hier van HERODO-<br />

TUS, die alleen van ruim vijf eeuwen gewaagt,<br />

en dus den oorfprong van dat rijk niet in zoo<br />

vroege oudheid doet opklimmen , als de eerstgemeiden.<br />

Wanneer wij de Griekfche berichten , nopens<br />

de AfrifèMoiiarcliie, met die, welke de Bijbe<br />

gefchiedenis , bij gelegenheid , aanhaalt, vergelijken<br />

, vinden wij, genoegzaam, geene overeenkomst<br />

tusfchen beide.<br />

De


DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i


Mg<br />

AARDRIJKSKUNDE<br />

yan Jsfyrië, gewag , onder die bijzonderheden ,<br />

^relke onderling, en tevens met andere omflandighèdeh<br />

, famenhangen, tot dat zij eindelijk gewaagt<br />

van het Asfyrifch Keizerrijk, en deszelfs<br />

lotgevallen («).<br />

' Ik zal, hier, deze Bijbelfche berichten, voor<br />

zoo ver dezelve het Aardrijkskundige betreffen ,<br />

volgen , en ophelderen, na vooraf in het gemeen<br />

, eene befch'rijving van het eigenlijke landfchap<br />

Jsfyrië gegeven te hebben , het welk ik<br />

doen zal, met de Woorden van MïCHAëLis(Z>).<br />

1<br />

„ Jsfyrië zelve, zonder zijne later veroveringen',<br />

is een land van zeer matige grootte , aan<br />

de overzijde van-den Tigris , in dien oord , waar<br />

men thans Kurdijlan vindt. Men zoeke in D'AN-<br />

VJLLE'S-, of eene andere goede landkaart, den<br />

Tiger of Digel op, dan zal men tusfchen den 35<br />

en 36 gr. N. Br. (c) twee ftroomen,den grooten<br />

en kleinen Zab, vinden, die er van de Oostzijde<br />

invallen. Der zeiver naam , die daar aan, uit<br />

hoofde van den fnellen loop, gegeven is, betekent<br />

een wolf, dezen naam veranderen de Syriërs<br />

in 'Dib , Chaddib , of ook Chadjab (de fneJle of<br />

razende Wolf,) en de Grieken vertalen hem Lykos<br />

of Lykus. In dezen oord ligt Jsfyrië. De Ouden<br />

(a) Ik heb de gefchiedenis der Asfyrifche Koningen , geleidelijk,<br />

befchreven in de Akademie der Geleerden , III. Dtel.<br />

II Stuk bladz. 172. volgg. Men vergelijke daar mede de<br />

doorreden van j. D. M I C H A C L I S , voor zijne vertaling van<br />

JtESAiA, en den Hoogleeraar G R E T E , Praefat. ad vaticU<br />

nia Nahumi en Chabacuci.<br />

(b) Aangehaalde plaats bladz. XI.<br />

(c) ,, In de Reiskaart van N I E B U H R . ,(de 45 Plaat van<br />

liet 11. Deel zijner Reisbejchrijving,) valt de kleine Zab ,<br />

bij den 350 23', en de gioote bij 35" 51' en dus naanw-<br />

Mjks zeven en een halve mijl van elkander, in den2/£«r."


DW BIJBEL5.;X. BOEK, IV. HOOFDST. ; f<br />

g<br />

den verdeelen het in zeven landfchappen , van<br />

welken er echter, oorfpronglijk, flechts vier<br />

toe zullen behoord hebben , welke — heeten<br />

Anapachitis , Calachene , Adiabene , Arbeïitis ,<br />

Apolloniatis, Süfacene, en Chalonitis : en dit /£rfyrië,<br />

in den .xuimften zin , kan zelfs naar de<br />

ruimfte berekening, niet boven de 90 Duitfche<br />

mijlen lang zijn. Maar , in .den engften zin, is<br />

Adiabene , of, zoo als het de Syricrs noeiren ,<br />

Chadjab, dat tusfchen den Tiger en de beide Zabs<br />

ligt, Asfyrië (a), bij welk Adiabene dan fommigen<br />

nog Ninive,, en Arbela rekenen , maar zelfs<br />

dus is het een zeer klein land, niet boven de 15<br />

mijlen lang , dat men op de hier voor aangehaalde<br />

Reiskaart van NIEBUHR het best overzien kan. ".<br />

Asfyrië wordt JES. XXXVI. 2 K oN. XVIII: 32.<br />

geroemd als een land , gelijk het Joodfche land,<br />

waar in koorn en most, brood en wijnbergen , gevonden<br />

worden, gelijk er nog heden hier en daar.<br />

fchoone bebouwde landen zijn, voornaamlijk aan<br />

den Tigris. — Wat de luchtsgefteldheid betreft,<br />

in de lente is de lucht te Moful goed, maar in den<br />

zomer is de hitte groot, in den herfst heerfchen<br />

koortzen, en in den winter is de koude lastig, gelijk<br />

danzeifs.de Tigris verfcheiden dagen lang geheel<br />

met ijs bedekt kan zijn (b).<br />

, Asfyrië, het geen bij de ouden ook Attyrië gefchreven<br />

wordt , - door verwisfeling van f in f<br />

of th (c), heeft, waaraan bijkans niemand twijfelt,<br />

(d) zijnen naam van Asfur, echter niet<br />

van<br />

(«J Spirileg, Geogr. Hebr. Part, 1. pag, 243.<br />

(b) Eüicmu G ylftè'n f, 266.<br />

(c) BiCHIENK III. II.499.<br />

(d) Schoon fommigen denken, dat de naam van dit<br />

landfchap atkomftig is, van deszelfs voortreflykheid , als<br />

zei-


in<br />

A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />

van den kleinzoon van ABRAHAM bij K E T U R A £<br />

GEN. XXV: i. 2 CHRON. I: 32. Immers deze<br />

fchijnt de Stamvader van eenen volksflam in A-<br />

rabië geweest te zijn. Zie ons V* Deel bladz.<br />

373 ei * 379* m a a r van eenen ouderen Asfur,<br />

zoon van SEM, GEN. X: 22. («) — Van dezen<br />

ASSUR, denk ik, dat MosEsfpreekt GEN.<br />

X: 11, 12. als van den Stichter |[van het aloude<br />

Asfyrifche Rijk, een' mededinger van het oude<br />

Babylonifcke, door NIMROD; zijne woorden zijn,<br />

volgens mijne vertaling : „ Uit dit zelfde land,<br />

„ (Sinear,) trok ASSUR uit , welke de eerfte<br />

„ grondlegger was van Ninevé, en Rehoboth - Ir,<br />

,, Kalah, en Refen , tusfchen Nineve en Kalah :<br />

„ die groote ftad. " Deze woorden , echter ,<br />

worden niet van allen, in den zelfden zin, verftaan.<br />

Ik zal mij niet ophouden met hun, welke<br />

zich verbeelden, dat deze woorden , gelijk ook<br />

de voorgaande vs. 10. niet wel van MOS ES kunnen<br />

zijn, omdat men van hem eene zoo naauwkeurige<br />

befchrijving van de Rijken van Babel en<br />

Jsfyrië niet verwachten kon , ten minften, dat<br />

Ninive niet aan hem bekend kon wezen, als zijnde<br />

eerst, naar NINUS, dus genoemd, eenen tijdgenoot<br />

van de Richteresfe DEBORA. Trouwens<br />

deze aanmerking is zoo min wel getroffen, dat<br />

juist die bijzonderheid MOS ES als Schrijver kenmerkt,<br />

dat hij, in deze woorden, niet Ninive,<br />

maar of Refen, of Kalah, de groote ftad , of de<br />

hoofdftad van Jsfyrië, noemt, omdat, naamlijk,<br />

Nizeide<br />

men het gelukkig land MICHACLIS, Spicil. Geogr,<br />

Hebr. Part, II. pag. 72.<br />

(a) Vergelijk mijne gefchiedenh der Asfyrifche Koningen,<br />

Bladz. 175, 176. B i c H I B N B lll.Detl 11, Stuk bladz. 498.<br />

Vergelijk ons V. DeeJ, bladz. 225.


DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. 11 %<br />

Nineve zulks, in zijn' tijd , nog niet fchijnt geweest<br />

te zijn («). Maar, het geen nader tot<br />

mijn oogmerk behoort, BOCHART, en op zijn<br />

Toetfpoor anderen , ook BACHIENE (£), meenen<br />

, dat MOS ES, in deze woorden, voortgaat,<br />

van NIMROD te fprekeni en dat hij zijne veroveringen<br />

en krijgstogten met dezelven verhaalt;<br />

te weten , zij vertalen ze dus : „ Uit ditzelfde<br />

j, land, is hij (NIMROD) uitgegaan, naa As fut<br />

„ (Jsfyrië,) en heeft gebouwd enz. " Ik kan<br />

echter deze vertaling en opvatting niet bijtre-<br />

\ den , om redenen , elders bijgebracht (c) , ook<br />

kunnen de redenen , die men voor deze vertaling<br />

aanvoert, geen fteek houden. Men zegt , hec<br />

woord- uitgaan wordt, doorgaands, gebezigd van<br />

ten flrijde uitttrekken ; het zij zoo , doch doorgaands<br />

is niet altijd, en wij zijn, derhalven ,<br />

door het gebruik van dit woord, indien er geene<br />

andere bewijzen zijn , niet genoodzaakt, om aan<br />

eenen krijgstogt te denken. Verders meent men,<br />

dat, juist om deze reden , Jsfyrië N I M R O D S<br />

land genoemd wordt , M I C H. V: 5. in deze<br />

woorden :<br />

„ Die zullen Asfurs land afweiden met den fabel,<br />

„ Ja NIMRODS gantfche land, tot in zijn fterkten toe»<br />

Doch, het is geenszins zoo zeker , dat bij dien<br />

Profeet, te dier plaatze , Jsjurs land en N I M R OD S<br />

land , hetzelfde betekenen ; de Parallelismus in<br />

de leden van dit vers leidt ons daar niet noodzaaklijk<br />

toe. NIMRODS land kan daar heel wel<br />

Ba-<br />

(a) Vergelijk MICHACLIS, aangehaald in mijnen Bijbet<br />

verdedigd, VUI, Deel. bladz. 22, 23.<br />

(.b) Itl. Deel. I, Stuk. bladz. 107, 108, 109.<br />

(c) Gefckiedems der J.'fw Koningen, bladz. [75. Vergelijk<br />

ook Micrtiëiis Spie. Geogr. Hebr, Part. I. pag. 235. fqij,<br />

VI. Deel.<br />

H


ii4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Babylonië te kennen geven. Te weten , het is<br />

blijkbaar , dat de overwinningen der Makkabeefche^<br />

Helden voorzegd worden , behaald op de<br />

Syrifche Koningen , uit den Stam der Seleuciden,<br />

welke de landen onder hun gebied hadden , die<br />

voormaals de magtige rijken van Jsfyrië en Babel<br />

uitmaakten. Nog zegt men , dat van<br />

N I M R O D w. io. gezegd wordt, dat het begin*<br />

zei van zijn rijk was Babel enz. waar uit fchijnt<br />

te volgen, dat yx. n, 12. van de verdere uitbreiding<br />

van dit Rijk fpreekt. Doch, ik zie niet,<br />

hoe deze gevolgtrekking fluit , dewijl immers<br />

het begin van zijn rijk bepaald kan worden te<br />

Babel, zoo dat de uitbreiding te zoeken is , dn<br />

de volgende vs. 10. gemelde fteden. Deze<br />

zijn de bewijzen , door B A C H I E N E gebruikt.<br />

B O C H A R T heeft , behalven dezelven , nog de<br />

volgende 1) dat men hier geene melding van<br />

A S S U R , zoon van S E M , kan verwachten, inde<br />

gefiachtlijst van C H A M ! Doch, waarom zou<br />

M O S E S , bij gelegenheid , dat hij van het rijk,<br />

door N I M R O D gefticht, fpreekt, niet, als in<br />

't voorbijgaan , kunnen melden, dat A S S U R , het<br />

zij, als hoofd eener volkplanting, of wel. als<br />

vluchtende, en zich aan de overheerfching van<br />

N I M R O D onttrekkende , na Jsfyrië is getrokken,<br />

en daar de grondflagen van ten ander rijk gelegd<br />

heeft ? —• 2) Dat de gefchiedkundige orde<br />

niet toelaat, dat MOSES VS: ft, 12. zou fpreken<br />

van de verrichtingen van A S S U R , en eerst vs,<br />

22, van zijne geboorte en oorfprong. Maar, te<br />

recht heeft MiciiAè'Lis opgemerkt, dat wij<br />

hier zoo zeer geene gefchiedenis , als wel eene<br />

geHachtrekenkundige Tafel van den oorfprong<br />

der volken hebben , in welke dit bijzonder bericht<br />

, bij de voorkomende gelegenheid , kon<br />

wor-


BÏS BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i i5<br />

worden ingelascht; te meer , omdat deze verhuizing<br />

van ASSUR eene nadere betrekking tot<br />

NIMROD hadt; het zij, dat hij, op dezes bevel,<br />

dezen togt ondernam , of liever door denzelven<br />

zijne overheerfching ontgaan wilde. — 3) Dat<br />

dit echter niets bijzonders was in ASSUR, dat<br />

hij niet de eenigfte was, die uit Sinear is uitgetrokken<br />

; het zij zoo, het uitgaan of uittrekken<br />

uit Sinear, is ook, in de daad , hier het<br />

bijzondere niet, het welk MOSES wil verhalen><br />

maar het flichten van de fteden , welke het oude<br />

Jsfyrisch Rijk hebben uitgemaakt. — 4) Eindelijk<br />

, is de Helling van BOCHART te zeer gewaagd,<br />

dat, in de alleröudfte tijden ^ de Koningen<br />

van Babel en Jsfyrië dezelfden geweest zijn,<br />

en , wanneer hij dit , met het getuigenis der<br />

Griekfche Schrijveren, wil bevestigen, heeft die<br />

geleerde man niet genoeg bedacht, dat de Grieken<br />

, in de aloude gefchiedenisfen van het Oosten<br />

, zich vreemdelingen betonen te zijn , en<br />

daar van niet dan zeer verwarde denkbeelden gehad<br />

heoben.<br />

ASSUR dan , de zoon van SEM , is voor den<br />

Stichter van het aloude Jsfyrifche rijk te houden.<br />

Deze vertaling is, volgends den aart der<br />

Hebreeuwfche'Taal, en zij is ook de vertaling<br />

van genoegzaam alle de oude Overzetteren , en<br />

wordt ook van JOSEFUS gebillijkt: (a) „ AS-<br />

J, SUR," zegt hij, „ heeft de Had Ninus (Nineve*)<br />

„ gedicht, en hen , die hem gehoorzaamden ,<br />

Jsfyriërs genoemd , welke zeer gelukkig zijn."<br />

Laat ons dat aloude Jsfyrifche rijk, door AS­<br />

SUR gefticht, befchouwen. „ Hij heeft, zegt<br />

MO-<br />

(«) Ant. Jud. I. 6. 4.<br />

II 3


IÏ5<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

MOSES, geflicht, of was de eerfte grondlegger<br />

van Nineve, en Rehoboth-Ir, Kalah, en Refen,<br />

tusfchen Nineve en Kalah; die groote flad. "<br />

N I N E V E '<br />

ïs dërhalven eene zeer oude flad , waaromtrent<br />

zij voor Babel niet zeer behoeft te wijken; men<br />

wil, dat zij haren naam zal hebben naar NINUS,<br />

tijen men voor eenen zoon van ASSUR houdt,<br />

bij de Grieken heet zij , gemeenlijk , Ninos, of<br />

Ninus. — Zij lag aan de vermaarde rivier den Tiger,<br />

die hier eene brug velen kan , waar van de<br />

hedendaagfche flad Moful, dat is, brug, den<br />

naam zelfs heeft. Omtrent deze ligging van Nineve<br />

aan den Tigris, flemmen HERODOTUS, PTO-<br />

LEMEUS, PLINIUS, en andere Schrijvers, over<br />

een; anderen, evenwel, als CTESIAS, DIODO-<br />

RUS SICULUS , en AMMIANUS MARCELLI-<br />

NUS, ja HERODOTUS zelve eenmaal, plaatzen<br />

haar aan den Eufraat, het welk, indien het geen<br />

misflag zij , niet anders kan worden opgelost,<br />

dan dat men , met BOCHART, denke , dat er<br />

twee fleden, met den naam Nineve , geweest zijn,<br />

ééne aan den Eufraat, en de andere , het vermaarde<br />

Nineve, aan den Tigerfiroom. Het eerfle is<br />

echter het waarfchijnlijkst, dat de Schrijvers fomtijds<br />

den Eufraat en Tigris verward hebben (a).<br />

Hoe<br />

(a) Uit de onderftelling van een tweederlei Nineve, een<br />

aan den Eufraat, het ander aan den Tigris, tracht B A-<br />

CHIENE III. Deel. tl. Stuk. bladz. 506. het Boek TOBIT<br />

te verklaren, alwaar Hoofdfiuk VI: 1. gezegd wordt, dat<br />

de jonge TOBIÏS, met zijnen Reisgenoot, uit Nineve op reis<br />

gegaan zijnde, met den avond aan den Tigris kwam , het<br />

welk geen zin geeft, dewijl Nineve zelve aan den Tigris geleren<br />

was. Men behoeft zich echter om eene verdichtzel,<br />

gejijk. het Boek Tobit is, zoo vele moeite niet te geven.


DES BIJBELS. X. BOEK, IV.HOOFDST. 117<br />

Hoe het zij, zeker is het , dat het van ouds<br />

vermaarde Nineve aan den Tigris gelegen hebbe,-<br />

en wel aan de Oostzijde van dien ftroorn, gelijk,<br />

men gemeenlijk en waarfchijnlijk denkt, alwaar<br />

ook STRABO (a) en AMMIANUS MARCELLI-<br />

NUS (b) het geplaatst hebben. •— Evenwel is<br />

deze ligging twijfelachtig. Niet alleen plaatst<br />

PLINIÜS (c) de itad Nineve aan de Westzijde<br />

van den Tigerjlroom , maar ook beweren zulks<br />

veelal de hedendaagfche ingezetenen van dat<br />

land, en willen, dat Eski Moful, of, het Oude<br />

Moful, 9 uuren hooger den Tiger op, dan het tegenwoordig<br />

Moful, waar een kleine {broom in den<br />

Tiger valt, de plaats van het oude Nineve zijn<br />

zoude. NIEBUHR vondt hier de puinhopen<br />

van eene groote Had , zijnde er van den ftadsmuur<br />

nog vele overblijfzels , en op een' hogen<br />

heuvel, dien men het kasteel noemt, een klein<br />

fterk gebouw van groote witte fteenen, en verfcheiden<br />

gewelven, die aan NIEBUHR toefcheenen<br />

, alien daken van huizen te zijn , welke ,<br />

van tijd tot tijd, bedolven zijn geraakt (d). Nabij<br />

deze oord , is ook eene kapel, ter plaatze ,<br />

alwaar de Profeet JONA gewoond zal hebben,<br />

enz. Bus CH ING zelve (e) fchijnt tot deze gedachten<br />

over te hellen , dat Nineve aan de Westzijde<br />

van den Tiger zal gelegen hebben. — Evenwel<br />

, dient voor het gewoon gevoelen , niet alleen<br />

het gezag van STRABO en AMMIANUS,<br />

maar ook dat van den Nubifchen Jardrijksbe'<br />

fcbrij-<br />

(a) XVI. Bladz. 507.<br />

(b > XXIII. 20.<br />

(e) VI. 13, H. N.<br />

(d) NIEBUHR Reize II. Deel bladz, 358^ 359,<br />

( e ) Aften ƒ. 27 2.<br />

H 3


ÏIS A A R D R I J K S - K U N D E<br />

fchrijver, en den Joodfchen Reiziger , BENJAMIN<br />

van Tudela (a) , welke zeggen, dat Nineve ge-'<br />

legen hebbe, recht tegen over de ftad, die he^<br />

dendaagsch Moful of Mofoul heet. ~ Ook komt<br />

hier bij, dat de landftreek in Mefopotamië, of aan<br />

de Westzijde van den Tiger eene woestijn is, zoo/<br />

dor en zandig, dat iemand zich verbeelden zou,<br />

zich in het midden der woestijnen van Arabïè te<br />

bevinden ( b ) ; men kan ook overlevering tegen<br />

overlevering ftellen. Zie hier, wat NIEBUHR (c)<br />

des aangaande fchrijft : ,, Voor dat men , van<br />

deze zijde, te Moful komt, reist men door Nineve.<br />

Deze ftad ftrekte zich , naar de mening<br />

der Christenen te Moful, van Kadikend tot Jeremdsja<br />

uit, welke dorpen ten hoogften twee mijlen<br />

van elkander, en aan den Tiger liggen ; maar<br />

de Jooden willen beweeren , dat zij drie dagreizen<br />

lang geweest zij. Ik vernam eerst, dicht bij<br />

den vloed, dat ik aan zulk eene merkwaardige<br />

plaats was. Men toonde mij hier een dorp, op<br />

een' grooten heuvel , dat men Nunia noemt , en<br />

eene Moskee, in welke de Profeet JONAS begraven<br />

is. — Een andere heuvel, in dezen oord,<br />

wordt Kella-Nunia , of het kasteel van Nineve<br />

genoemd. Op denzelven ligt een dorp Koindsjug.<br />

Te Moful, daar ik nabij den Tiger' woonde ,<br />

toonde men mij ook nog de wallen van Nineve,<br />

die ik op mijne doorreis niet bemerkt, maar<br />

voor eene rei heuvels aangezien hadt. Nader*<br />

hand heb ik van alles een gezicht ontworpen op<br />

plaat<br />

(Ö) Bij BACHIENE III. Deel II. Stuk bladz. 507. Ook is<br />

ABULFEDA van deze mening.<br />

(*> l< A u w OLF aangehaald bij FABER. over HARMAK.<br />

tyaarn. v,tn liet Oosten, 1. Deel bladz. 167. Volgg.<br />

(c) Rsize II. Deel bladz. 335.


BES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i i$<br />

plaat XLVII. " Volgends BUSCHING (a) verzekeren<br />

weder andere Reisbefchrijvers , dat er<br />

in dezen oord geene puinhopen van eene voormalige<br />

ftad te vinden zouden zijn , maar één of<br />

twee anderen getuigen , dat er zulke , in de<br />

daad waren, inzonderheid IVES, welke bericht,<br />

dat het bovengenoemde dorp Nunia aan puinhopen<br />

ftoot, weike men van het oude Nineve gelooft<br />

te zijn. Ook gelooft hij , dat de menigvuldige<br />

heuvels, welke men in dezen oord ziet,<br />

door de opeengehoopte puin van oude gebouwen,<br />

ontdaan zullen zijn; en dat de ftad Nineve,<br />

die , volgends het bericht der oude Schrijvers,<br />

eene buitengewone grootte gehad heeft , zich<br />

van hier, langs de rivier hooger op, tot in den<br />

omtrek van Eski-Moful hebbe uitgeftrekt. •<br />

FABER (Z>) meent, dat het gevoelen, welk<br />

Nineve aan de Westzijde van den Tiger plaatst ,<br />

uit eene verwisfeling van het nieuwe Nineve, of<br />

de ftad Moful, met het oude, ontftaan zij. Dq<br />

tegenwoordige bewoners van het Oosten ", zegt<br />

hij , „ hebben meermaals , dergelijke verwisfelingen<br />

gemaakt, en PLINIÜS niet minder. En<br />

uit de overblijfzels, welke men aan deze zijde<br />

van den vloed vindt, kan men alleen befiuiten ,<br />

dat hier eertijds eene ftad geweest zij , naamlijk<br />

Oud'Moful, zonder dat daar uit volgt, dat deze<br />

ftad het oude Nineve ware. "<br />

De ftad Nineve , in vervolg van tijd , de hoofdftad<br />

der Jsfyrifche heerfchappij, was , toen zij<br />

in haren bloei was, in de daad, eene groote flad-,<br />

dus noemt echter MOSES haar aog niet, want<br />

GE.SU<br />

(a) Jftën ƒ. a


120 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

GEN. X: 12. moeten de woorden , die groote<br />

fiad, niet betreklijk gemaakt worden tot Nineve,<br />

maar, waarfchijnlijk tot Refen , zoo als wij reeds<br />

gezien hebben. Maar , ten tijde van den Profeet<br />

JONA, door wiens gefchiedenis de ftad zoo bij%<br />

zonder merkwaardig is geworden , wordt zij ,<br />

met recht, als eene groote fiad Gods befchreven ,<br />

JONA III: 13. dat is , die zelfs in het Godlijk<br />

oog, en oordeel, of door den bijzonderen zegen<br />

der Godlijke.Voorzienigheid, groot was, zijnde<br />

zij van drie dagreizen in den omtrek, dat is, na<br />

genoeg 20..uuren gaans , het welk overëenftemt<br />

met de opgave van DIODORÜS SICULUS, die<br />

de lengte der ftad op CL. fiadièn , de breedte op<br />

X L , en den geheelen omtrek, op CCCCLXXX<br />

fiadièn. bepaalt. CCCCLXXX Jladiën zijn LX Ro.-<br />

meinfche mijlen , van 3 in één uur gaans , dat<br />

is, 20 uuren gaans; zijnde de lengte omtrent 6<br />

of 7 uuren , en de breedte omtrent 4 uuren<br />

gaan*. — Het is waar , BACHIENE («) wilde<br />

drie dagreizen, bij JONA gemeld, tot de leDgte<br />

der ftad bepalen, en meent, dat er van heel korte<br />

dagreizen gefproken wordt, zoo als JONA, al<br />

predikende ,; zou hebben afgelegd , omdat er<br />

volgt, dat deze Profeet , eene dagreize , eenen<br />

aanvang met zijne verkondiging van Nineve's<br />

verwoesting maakte. Doch, ik geloof, met den<br />

kundigen VAN EMDRE, (b) dat men deze ber<br />

paling niet behoeft te maken, maar de drie dagreizen<br />

, zoo wel als de ééne dagreize , zeer wél<br />

kan brengen tot de uitgeftrektheid der ftad.<br />

„ De<br />

(a) lil. Deel. II. Stuk bladz. 510. volgg.<br />

( b ) De Geografhie der H. Schrift gemakiijk gemaakt enz.<br />

bjqdz. 31a.


DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i a {<br />

De Profeet zal, buiten twijfel, in zijne pre-<br />

,, diking, over den weg van éénen dag, welke<br />

„ de lengte der flad uitmaakt, meer dagen heb*<br />

„ ben doorgebracht. En , daar in den Tekst<br />

„ gezegt wordt : JONAS begon enz. zoo wordt<br />

„ daar mede aangeduid, dat zijn oogmerk was,<br />

„ niet alleen in de lengte , maar ook in de<br />

„ breedte , die groote flad te doorwandelen,<br />

„ doch , denklijk, is het laatfle niet uitgevoerd,<br />

,, door de fpoedige bekeering der Nineviten'. "<br />

Ten opzichte van de volkrijkheid dezer groote<br />

flad, hebben wij ook in het Boek van JONA eene<br />

opgave, die ons eenigzins in flaat fielt , om dezelve<br />

te berekenen. Volgends Hoofd[luk IV: i r.<br />

waren er, in dezelve, meer dan 120,000 menschlijfce<br />

wezens, die hunne rechtehand van de linke<br />

niet onderfcheiden konden , dat is, kinderen.<br />

„ Indien dit eene befchrijving zal zijn van kin-<br />

„ deren van drie jaren , dan moesten er , (nademaal<br />

er zoo vele kinderen flerven, voor dat<br />

zij drie jaren bereiken,) jaarlijks veel meer<br />

„ dan 40,000 kinderen geboren zijn , dat is ,<br />

,, derdehalf maal zoo veel, als te Londen : maar ,<br />

„ zullen het kinderen van zeven jaren wezen ,<br />

„ dan zou het getal der jaarlijks geboornen ,<br />

„ niet, zoo als men misfchien , bij divijte, krij-<br />

,, gen zon, 17,000, maar,'het flerven van zoo<br />

„ vele kinderen voor de zeven jaren, weder<br />

mede in rekening gebracht zijnde, meer dan<br />

„ 20,000, en dus ruim 200 veel, als in Londen,<br />

„ geweest zijn. Dit getal der geborenen, zelfs<br />

„ het grootfle, derdehalfmaal zoo veel als in Lon><br />

s, den, fchijnt, bij den eerflen opflag , naarmate<br />

„ van de grootte der flad , veel te weinig te<br />

„ zijn; doch, men moet mede in rekening bren»<br />

jj, gen, dat er, in de Jftatifche Hoflieden, vele<br />

« e &<br />

Lf 5


ia<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

en groote tuinen bij de huizen zijn, fomtijds<br />

zulke, als onze Vorften en aanzienlijke lieden,<br />

,, bij hunne buitenplaatzen , hsbben , dat zij ,<br />

„ derhalven , niet zoo volkrijk zijn , als onze,<br />

„ door handwerken en koopmanfchap, groot ge-<br />

„ worden , en dicht bewoonde , hoofdlieden,<br />

„ Naar mate ik de kinderen op drie of vier jaren<br />

rekene, zou nu het getal der inwoners éen,<br />

of iet meer dan twee millioenen zijn , en zelfs<br />

„ dit laatfte blijft nog weinig voor eene ftad van<br />

„ die uitgeftrektheid , en dus altijd het waar-<br />

„ fchijnlijkst, " («)<br />

Volgends DIODORUS SICULUS was Nineve<br />

tevens eene zeer fterkeftad, als hebbende eenen<br />

muur van die dikte , dat drie wagens naast elkander<br />

daar op rijden konden , voorzien met<br />

1500 torens , zijnde elke ter hoogte van 200 voe<br />

ten. Met dit alles , is bij de uitkomst gebleken<br />

, dat zij niet onverwinlijk was. Het is<br />

waar , toen JONAS haar , wegens de zedenloosheid<br />

harer burgeren , den ondergang aankondigde<br />

, weerde zij dien ondergang , toenmaal,<br />

af, door eene fpoedige en. boetvaardige bekeering<br />

, waarom die van Nineve den onb.ekeerlijken<br />

Jooden, door den Zaligmaker, tot een bel'chamend<br />

voorbeeld, worden voorgefteld, LUK. XI:<br />

32. Maar, bij toenemenden voorfpoed, en het<br />

overhand nemen van aile gruwelen, NAHUM II:<br />

E N<br />

12—14. llU 4. TOBIT XIV: 13. verkondigden<br />

de Profeeten van God, inzonderheid NA­<br />

HUM, wiens geheele Boek dit onderwerp behandelt<br />

, haar de uiterfte verwoesting aan. Dus<br />

voorzegt ook ZEFANJA II: 13. volgg.<br />

Dan<br />

O) MICHACLIS Voorr. voor IESAIS blafa. XVI.


DES BIJBELS. X.BOEK, IV. HOOFDST. 12»<br />

Dan wendt hij zijne hand ook tegen 't Noorden, daar<br />

Hij yisfur zal verdoen , en Nineve zal maken<br />

Tot een verwoeste plaats , dor als de woestenij.<br />

Pan zullen in die ftad de herderskudden leg'ren,<br />

Ja allerlei gediert', de kropgans met den uil<br />

£ich nest'len op den top van haar verheven zuilen;<br />

Men hoort het naar gekras in 't venfter ; gruis en puin<br />

Ligt, daar het ced'ren fchot vernield is , op den drempel.<br />

Dit is de ftad , die eer fteeds dartelde van vreugd,<br />

Die rondom veikg was; die zich weleer verbeeldde :<br />

Ik ben liet, ik alleen, ik heb geen wedergac !<br />

Hoe is zij thans, helaas! verwoest? hoe thans een fchuilplaats<br />

Voor veld- en woudgediert'! alwie daar henen reist,<br />

Zal fioiten met den mond, en wenken met de hand.<br />

Deze verwoesting is ook , in de daad , deze<br />

groote wereldftad te beurt gevallen , in het laat.<br />

fte jaar der regering van den Joodfchen Koning<br />

josia' , wanneer de Asfyrifche Keizer CHINILAp<br />

AN of SAR AC, in deze zijne hoofdftad, belegerd<br />

werdt, door de verëenigde legers der Meden, onder<br />

KIJAXARES I. en der Babyloniers, of liever<br />

Cbaldëen , onder NABOPOLASSAR. Men verhaalt<br />

, dat de belegering twee jaren , zonder<br />

merklijke vordering , geduurd hebbende, in het<br />

derde jaar, de Tigris zoodanig zij opgezwollen ,<br />

dat zij een gedeelte der ftad overftroomde , en<br />

den muur , ter lengte van 20 ftadiën, wegfpoelde<br />

, waarop de Koning, ten einde niet in handen<br />

zijner vijanden te vallen, zich met alle zijne<br />

wijven en fchatten in het Koninglijk Paleis verbrandde,<br />

terwijl de vijanden, door de ingeftorte<br />

muuren, in de ftad inrukten, en die aan de vernieling<br />

overgaven. Misfchien doelt ook de Proleet<br />

NAHUM op deze bijzonderheden HoofdJl.il: 6. 8,<br />

Van dien tijd af is Nineve woest en verlaten gebleven<br />

, want, als TACITUS en AMMIA.<br />

• > T<br />

- 'NUS


124 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Nus MARCELLINUS (a) van de ftad Ninus,<br />

de alleroudfte zetelplaats van Jsfyrië, als in hunnen<br />

tijd nog beftaande, gewaagen, verwarren zij<br />

het oude Nineve, met een later, het welk , in<br />

plaats van het oude, gedicht is , en waar van ,<br />

misfchien het hedendaagsch dorp Nunia, gelijk<br />

wij boven zagen, een overblijfzel kan zijn, anders<br />

heeft LuciANüs (b) naar waarheid gezegd<br />

, ,, dat Nineve zoo vergaan is, dat er gee-<br />

„ ne voetftappen overgebleven zijn , uit welke<br />

„ derzelver ligplaats kan worden aangewezen, "<br />

De overige fteden , door ASSUR aangelegd ,<br />

die het aloude rijk van Jsfyrië uitmaakten , waren<br />

volgends GEN. X; 11,12.. Rehobotb - Ir ,<br />

Kalah, en Refen.<br />

R E H O B O T B - IR.<br />

Ik voeg deze woorden bij een , als tot den<br />

zelfden naam behorende, om deze ftad te onderfcheiden<br />

van Rehoboth - Nahar, of aan de rivier,<br />

GEN. XXXVI: 37. Vergelijk ons V . Deel bladz.<br />

326. het welk dezelfde plaats fchijnt te zijn, met<br />

Eeth-Rechob 2SAM. X: 6. (aldaar iladz. 325.)<br />

Dewijl deze ftad Rehoboth - Ir nergens elders voorkomt,<br />

is het moeilijk, iet , met zekerheid, van<br />

dezelve te zeggen. Op het gezag van E F R E M<br />

den Syriër, denkt MICHACLIS QC) aan Jdia.-<br />

hene, bij de Syriërs Chadjab , eene ftad in het<br />

Jandfchap Jdiabene , of het eigenlijk Jsfyrië ,<br />

dicht bij eene brug over de Zab, volgends A M-<br />

MIA-<br />

(0 ) XXJII: 6.<br />

fb) In dialogo, cal titulus: 'EriTUtTtnrts vel contemplaute^<br />

( c) Spicil. Geogr. Hebr. Part. \. pag. «43.


DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. 12*<br />

MIANUS MARCELLINUS , maar dit is echter<br />

niet meer dan eene waarschijnlijke gisfing.<br />

Niet min onzeker is alles, wat men van<br />

K A L A H<br />

zeggen kan. BÓCHART en BACHIENË , )<br />

op zijn voetfpoor , gisfen, dat deze naam dezelfde<br />

zij, met eene kleine verandering, met Halach<br />

2 KON. XVII: 6. en XVIII: ïi. Doch,<br />

hier tegen verklaart zich MICHASLIS (b),<br />

o m<br />

*<br />

dat de verwisfeling der letters in deze beide namen<br />

ongewoon is, en tegen den aart der Oosterfche<br />

tongvallen ftrijdig , terwijl hij aan eene ftad<br />

Hatra denkt, niet , die in Mefopotamië gelegen<br />

was, tegen over de plaats, daar de Zab in den<br />

Tiger valt, maar eene andere, over den Tiger,<br />

indenoord van Maraga, bij PTOLEMEUS Chatracharta,<br />

dat is, de ftad Chatra, (c) hoe het<br />

zij, het is zeer waarfchijnlijk, dat naar dit Kalah<br />

het Jsfyrisch landfchap Calachene den naam<br />

voert.<br />

R E S E N,<br />

eindelijk, wordt, door MOSES, geplaatst tusfchen<br />

Nineve en Kalah, en tevens genoemd, die<br />

groote fiad , welke woorden , zeker, hier te plaatze,<br />

niet tot Nineve behoren, maar of tot Kalah,<br />

of tot Refen, welk laatfte daarom waarfchijnlijkst<br />

is, omdat MOSES ook de ligging van Refen,<br />

als eene aanzienlijke ftad, bepaalt. Nineve was,<br />

ten<br />

(a) III Deel II. Stuk bladz. 519, 530.<br />

( b ) Spicil. 1. c. pag. 245.<br />

(O BUSCHING Aften f. 171,


12


DES BIJBELS. X. BOEK, IV. HOOFDST. i % 7<br />

tvordt bijgebracht (a). Hoe het zij , indien<br />

Elasfar eenige betrekking tot Jsfyrië heeft, zoo<br />

blijkt het, dat. dit aloud Rijk der Jsfyriërs toenmaals<br />

nog niet vermogend, veel min het hoofdrijk<br />

Van Jfië geweest is.<br />

Eerst in de tijden van DAVID vinden wij gewag<br />

van Jsfur of Jsfyrië , wordende zij PSALM<br />

LXXXIII: 6. onder de verbonden volken opgenoemd,<br />

die zich tegen DAVID verëenigden, en<br />

eenen hevigen oorlog gevoerd hebben. M i-<br />

CH ASLIS meende, dat zij, bij deze gelegenheid,<br />

begrepen zijn onder den naam van Jrameërs van<br />

Beth-Rechob, maar dit komt mij, gelijk ik boven<br />

reeds gezegd heb, niet waarfchijnlijk voor. Ten<br />

minften , dit is zeker, de Jsfyriërs waren, ten<br />

tijde van DAVID, nog bepaald, binnen het eigenlijk<br />

zoogenoemde Jsfyrië.<br />

Het is , ten tijde van den Profeet JONA, die<br />

onder de regering van JEROBEAM II. Koning<br />

van Ifraël geleefd heeft, 2 KON. XIV. 25. dat<br />

Nineve in zijne grootheid voorkomt, en korten<br />

tijd daarna, verfchijnen de Jsfyriërs y<br />

onder hunnen<br />

Koning PUL, als een magtig volk, in de<br />

gefchiedenis der Ifraëliten, hetwelk , onder dezen<br />

Vorst, en zijne Opvolgers, het rijk der X Stammen<br />

, van tijd tot tijd, ingekort, en eindelijk<br />

gefloopt , en de inwoners in ballingfchap gevoerd<br />

heeft. Wij vinden verders nog van eene<br />

Jsfyrifche flad<br />

B E T H - A R B E L<br />

gewag gemaakt HOS. X: 14. alwaar gezegd<br />

wordt,<br />

O. MCfuëui SpiM. Giogr. Hebr. Part.l. pag. asi—253.


128 A A R D R I J K . S - K U N D Ë<br />

wordt, dat SALMAN dezelve , ftormenderhand5<br />

heeft ingenomen, en verwoest , wordende in<br />

haar de lijken van moeders en derzelver zuigelingen<br />

, op een geftapeld. Sommigen hebben dit<br />

Beth - Arbel gehouden voor Arbela , het welkdoor<br />

ons befchreven is V. Deel bladz. 10. (a)<br />

hetwelk echter niet waarfchijnlijk is, alzoo men<br />

voor de Babyhn'ifiche ballingfchap geen Arbela in<br />

Palcejlina vindt. — Veel waarfchijnlijker is het ,<br />

dat Beth- Arbel, Arbela is, het welk door den<br />

grooten veldflag, tusfchen ALEXANDER den<br />

grooten , en DARIUS, vermaard is ; die anders<br />

ook de veldflag bij Gaugamela, een dorp dicht bij<br />

Arbela , genoemd wordt. Dit Arbela is de hoofdftad<br />

van een Asfyrisch Landfchap, gelegen tusfchen<br />

den grooten en kleinen Zab, in eene vlakte<br />

, heden nog Arbel, of Erbel genoemd , liggende<br />

volgends NIEBUHR op 36 0<br />

11'Poolshoogte,<br />

behorende tot het gouvernement van Bagdad,<br />

en hebbende eene fterke bezetting van Janitzaren,<br />

van Konjlantinopel. Verders fchrijft er dis<br />

Reiziger dus van (b) : „ Dit is, zonder twijfel,<br />

hetzelfde Arbela, dat door den flag tusfchen<br />

A L E X A N D E R en DARIUS vermaard geworden<br />

is. Het heeft vele jaren zijne erflijke Mohammedaanfche<br />

Prinfen gehad, wier gebied zich in Perfië<br />

tot Tauris uitftrekte. De ftad was toen zeer<br />

groot , en hadt een kasteel op eenen hoogen heuvel.<br />

Tegenwoordig is daar van weinig meer<br />

overig , dan dit kasteel, en hetzelve is niet eens<br />

met eenen muur omgeven , maar de buitenfte<br />

huizen, welken allen van ongebakken tegelftenen<br />

ge-<br />

(a) Vergelijk BACHIENE II. Deel. UI, Stuk. bladz. 1951*<br />

(b) Reize II. Deel bladz, 325, 326.


DES BIJBELS. X. BOEK. IV. HOOFDST. 12*<br />

gebouwd zijn, ftaan aan den kant des heuvels<br />

zoo dicht aan elkander, dat men flechts door<br />

e'énen opgang in de hedendaagfche ftad kan komen.<br />

Beneden aan den heuvel, waar eertijds<br />

de groote ftad lag , ftaan maar weinige flechte<br />

huizen. Oudheden vindt men hier niet. " <<br />

Wie voords de bovengemelde SALMAN. zij , o£<br />

SALMAN AS SAR, gelijk men gemeenlijk gelooft,<br />

of eenig ander ouder Jsfyrisch Vorst, gelijk M I-<br />

CHAè'Lis (a) meent, kunnen wij niet, met zekerheid<br />

, bepalen.<br />

Toen de Jsfyriërs in hunnen bloeiftand waren ^<br />

dreven zij ook grooten koophandel, dus worden zij<br />

gevonden EZECH. XXVII: 23, 24. Echter wanneer<br />

men NAH. III: 16V verklaart van Kooplieden, die<br />

in getal de ftarren des hemels te boven zouden<br />

gegaan zijn , fchijnt men den waaren zin te misfen<br />

, alzoo de Profeet veeleer fpreekt van gehuurde<br />

krijgsbenden, in dienst van den Jsfyri-'<br />

fchen Vorst.<br />

In dezen bloei des rijks waren genoegzaam alle<br />

de landfchappen van het Oosten aan dit rijk onderworpen<br />

, en onder dezen oök de landen der<br />

Meden en P erf en, welke echter, eindelijk, niet<br />

alleen het juk afgefchud , maar ook , gelijk wij<br />

gezien hebben, een einde van het Jsfyrisch keizerrijk<br />

, gelijk ver volgends ook van het BdbylonU<br />

fche , gemaakt , en eene nieuwe , de Perfifche,<br />

Heerfchappij gelticht hebben, onder CYRUS.<br />

(«) Voorreden voor JESAIA, bladz. XIX.<br />

VI. Deel, l VIJFI


J36 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

VIJFDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

Medië.<br />

Dit landfchap , den naam hebbende van MA-<br />

DAI , JAFETHS derden zoon, GEN. X: 2. (zie<br />

V. Deel bladz. 175.) l a g t e n Oosten en Noorden<br />

t^n Jsfyrië, Zuid- en Zuidwestwaards aan de<br />

Kaspifche zee , waar men thans Adarbigan, Gelan,<br />

Tabrijlan , en andere landfchappen van her.<br />

hedendaagfche Perfië heeft. —<br />

Men meent, dat het ook den naam Hara<br />

draagt, 1 CHRON. V: 26. omdat daar voor, in<br />

de gelijkluidende plaats 2 KON. XVII: 6. Haat,<br />

defieden van Medië, ook meent men, dat met dezen<br />

naam Hara , de naam Aria, en Ariën, met<br />

welken dit land , en deszelfs inwoners , bij de<br />

Grieken wel benoemd zijn, overeenkomt. Ook zal<br />

de betekenis van den naam Hara, een heog ,<br />

bergachtig land, aan het noordelijk gedeelte van<br />

Medië, bijzonder voegen , hetwelk, naar het<br />

getuigenis van STRABO, veelal met hooge bergen<br />

vervuld was — om welke reden dit noordelijk<br />

gedeelte, bij de Arabieren El-gibbel, of het gebergte,<br />

genoemd wordt (0).<br />

De lucht is, in Medië, koud én droog, maar<br />

zeer gezond , en in den zomer zuiver — Offchoon<br />

het land zeer bergachtig is , zoo is het toch<br />

vrucht-<br />

(*) BACHIENB III. Deel. II. Stuk, bladz, 5Jg.


DES BIJBELS. X. BOEK* V. HOOFDST. 13 i<br />

Vruchtbaar in allerhande levensmiddelen , aarden<br />

boomvruchten , ook heeft het overvloed aan<br />

gevogelte en ander wildbraad; de weilanden zijn<br />

thans nog vol paarden, gelijk dan ook de Koningen<br />

van Medië' van ouds groote ftoeterijè'n<br />

gehouden hebben (aj.<br />

Onder de bergen van dit land noemen fommïgen<br />

den Chaboras , die bedoeld zou zijn 2KON*<br />

XVII: 6. hoewel men, te dier plaatze, ook aan<br />

de rivier Chabur, of Chebar zou kunnen denken*<br />

van welke boven bladz. 96. gehandeld is. Te dier<br />

plaatze, gelijk ook in de gelijkluidende plaats ,<br />

a KON. XVIII: 11. wordt ook gewag gemaakt<br />

van de rivier Gozan , welke fommigen meenen<br />

t<br />

dezelfde te zijn , welke anders Cyrus, Kur, of<br />

Kir, zou genoemd wezen , die zich met den<br />

Araxes verè'enigt, O) maar hier Gozan, naar<br />

eene ftad of landfchap van dien naam , dat men<br />

bij PTOLEMEÜS vindt, in het landfchap Atropatia,<br />

het welk het Noordelijk gedeelte vzti Medië<br />

uitmaakt, ftootende aan de Kaspifche zee.<br />

Ondertusfchen is het moeilijk , iet te bellisfen,<br />

dewijl de ouden een Gozan , of Gaufanitis in<br />

Mefopotamië, zoo wel kennen, als een Gauzatl of<br />

Gozan, in Medië, doch bij dit laatfte geene rivier<br />

plaatzen , weshalven , het zeer twijfelachtig<br />

is, of men niet ook, dit Gozan , even als het<br />

onmidlijk voorgaande Chabor, in Mefopotamië t<br />

te<br />

zoeken heeft Qc).<br />

Onder de rivieren van dit land , behoort ook<br />

de<br />

{a) Men leze de reizen van CHARDII* I. Deel fladè*<br />

35ö. 379. enz.<br />

(*; BACHIENE III. Deel. II. Stuk. blade. 53*.<br />

(c) Zie MICHACLIS Supplem. ad Les. Hebr, Paf. »Sès<br />

fW. en pag. 666, * * '<br />

I S<br />

t


jt 3<br />

4 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

de Aras r<br />

, oudtijs Araxes, die men voor ééne van<br />

de Pafadijs- rivieren houdt. (V. Deel bladz. 147.)<br />

In den Bijbel komt ook de Kir voor, naar welden<br />

de Syriërs van Damaskus in ballingfchap vervoerd<br />

zijn. door den Asfyrifchen Koning, T I G -<br />

L A T 11 P I L E S E R , 2RON. XVI: o. vergeleken<br />

A M O S I: 5. terwijl deszelfs aangrenzende bewoners,<br />

onder den naam Kir, onder de benden voorkomen,<br />

die het Medo-Perfisch leger uitmaakten ,<br />

het welk Babel belegerde , JES. XXII: 6. De<br />

Uitleggers verfcheelen wel, onder eikanderen,<br />

Vaar zij dit Kir te plaatzen hebben, waar van velen<br />

eene flad maken , gelijk wij een Kir - Moab<br />

hebben JES. XV: 1. enz. denkende fommigen<br />

aan de flad Kyrrhus, in het noordelijk deel van<br />

Syrië; anderen aan de flad Karina, welke F T O -<br />

X E M E U S plaatst in het zuidelijk deel van Medië,<br />

naast aan de oostlijke grenzen van Asfyrië (a).<br />

Het waarfchijnlijkst echter is , dat Kir de benaming<br />

is van een landfchap, aan de rivier Kur,<br />

hij de Grieken Kyrus, of wel dat die rivier zelve<br />

bedoeld wordt. Deze rivier ontfpringt in de<br />

riooge gebergten tusfchen de Kaspifche - en Zwarte<br />

.zee, en na den Aras, of Araxes, ontvangen te<br />

hebben , valt hij , omtrent onder den 39 graad<br />

INT. Br. in de Kaspifche zee. Het is merkwaardig,<br />

dat men nog heden, in deze oorden , fpooren<br />

ontdekt van de verhuizing van een zuidelijk<br />

volk her waards. L A R C H E vondt aan de Kaspifche<br />

zee , ten Noorden van den Kur , een Vsbcks<br />

volk, het welk een uitheemsch en Joodsch<br />

gezicht en voorkomen hadt, (b) dit volk hielde<br />

hij<br />

(a) B A C H I K N E tip. Deel. H. Stuk. blatiz. 516.<br />

(i)'BUSCHiNo Magazin Th, X./. 402.


DES BIJBELS. X. BOEK, V.HOOFDST. i S3<br />

hij voor nakomelingen der X Stammen ; maar<br />

even goed , kunnen het aframmelingen zijn ,<br />

zegt MicHAè'Eis. (a) , van de Damasceenfche<br />

volkplanting , die zich met de oude barbaarfche<br />

inwoners vermengd , en derzelver taal aangenomen<br />

hebben.<br />

De Meden zijn van ouds beroemd geweest, als<br />

een ftrijdbaar volk, dat ontzaglijk was, voor vele<br />

andere volken, JES. XXI: i. XXII: 6. enz. Wij<br />

hebben , echter , van hunne aloude gefchiedenisfen,<br />

(b) geene zekere berichten; zij ftonden<br />

onder de Jsfyriërs, toen deze Mogendheid iri haren<br />

bloeiftaat was, onder SANHEKIB ; na deszelfs<br />

dood zijn zij, onder DEJOCES, hunnen eerflen<br />

Koning , daar de gefchiedenis melding vari<br />

maakt, van de Jsfyriërs afgevallen , wiens zoon<br />

FRAÖRTES, zijnen vader opgevolgd zijnde, de<br />

ARFAXAD fchijnt geweest te zijn, die volgends<br />

het Boek JÜDITH I. door den Jsfyrifchen Koning<br />

geflagen, en in de gebergten Ragau ge-<br />

^ dood werdt — Zijn zoon KYAXARES I. maakte,<br />

" met de hulp van NABOPOLASSAR, Koning van<br />

Babel, vader van NEBUKADNEZAR den grooten<br />

, door de verovering van Nineve , een einde<br />

van het Jsfyrisch Keizerrijk. Den zoon van'<br />

dezen K Y A X A R E S I. A S T Y A G E S houde<br />

ik, waarfchijnlijk, voor den AHASUEROS, in<br />

het Boek van ESTHER , gelijk den zoon van dezen,<br />

KYAXARES II. voor DARIUS den Meder,<br />

bij DANiè'L , wiens Neef en Opperbevelhebber<br />

CTRUS Babel bemagtigde, en vervolgends het<br />

Perla)<br />

Over SKON. XVI: 9.<br />

( b ) Ik heb eene gefchiedenis der Medifche Koningen go<br />

plaatst in de Akademie der Geleerden, J. Qeel. II. Sfuk,<br />

bladz. 195. volg.<br />

13


134 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Perfisch rijk gedicht heeft. Na welken tijd , de<br />

Meden en Perfen faamverbonden gebleven , en<br />

door éénen Keizer geregeerd zijn , tot de tijden<br />

van ALEXANDER den grooten, die dit Perfisch<br />

rijk overhoop heeft geworpen.<br />

De fteden, die, als tot Medië behorende, in<br />

den Bijbel, en de Aprokrijfe Boeken , voorkomen,<br />

zijn Ekhatana, en Rages,<br />

E K ^ A T A N A ,<br />

heet EZRA VI: 2. ,, Achmeta, de burgt, of Koninglijk<br />

flot." BOCHART neemt dit woord, voor<br />

een algemeen naamwoord, het welk, bij de He-<br />

Ireën , een Koffer of Kist zal betekenen , doch ,<br />

behalven dat , gelijk BACHIENE, te recht, opmerkt<br />

, al ware het ook , dat dit Hehrecmvsche<br />

woord, aldaar, die gemeene betekenis hadt, echter<br />

niet ontkend zau kunnen worden , dat , in<br />

dit verhaal , de ftad of het flot te Ekhatana bedoeld<br />

zou worden , dewijl er uitdruklijk bijgevoegd<br />

word , de burgt of het flot, in het land der<br />

Meden , zoo is het zeker , dat Achmeta , niet<br />

alleen zeer veel overeenkomst heeft, met Ekhatana<br />

of Agbatana , gelijk fommige ouden den<br />

naam dezer ftad fchrijven, als men flechts in 't<br />

oog houdt , dat niets gemeener is, dan de verwisfeling<br />

der letters K en B in de Oosterfche<br />

talen , maar ook , dat de oude vertalingen voor<br />

Achmeta, Ekhatana, gezet hebben , gelijk ook<br />

deze naam in dezelfde gefchiedenis in hetApokrijfe<br />

Boek EZRA VI: 23. gevonden wordt, welk boek<br />

echter niet anders dan eene Overzetting van den<br />

Hebreeuwfchen EZRA is. Volgens het bericht van<br />

HERODOTUS, is deze ftad Ekhatana gefticht,<br />

doorDEjocEs, deneerftenKoning der Meden,na<br />

hun-


DES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. 135<br />

hunnen afval van de Asfyri&rs. Hij bouwde ze,<br />

op eenen heuvel, en omringde ze met zeven onderfcheiden<br />

m uuren , die de één den anderen infloten<br />

, en derwijze dekten, dat (vermids de<br />

één hooger was, dan de andere, naar de rijzing<br />

van den grond des heuvels,) niet meer dan de<br />

tinnen derzelven konden gezien worden. Daar<br />

benevens , waren alle de tinnen dezer muuren ,<br />

met verfchillende kleuren, geverwd, de één wit,<br />

de ander zwart, de derde blaauw enz. het welk<br />

van verre eene zeer fraaje vertoning moet gegeven<br />

hebben. In den binnenflen dezer muuren<br />

ftondt het Koninglijk flot, het welk eene verwonderenswaardige<br />

llerkte hadt. Rondom dit flot<br />

was de flad geflicht, welke POLYBIUS nogthans<br />

zegt, zonder muuren geweest te zijn , doch , die ,<br />

naar het getuigenis van DIODORUS van Sicilië,<br />

CCL ftadiën in haren omtrek, zou gehad hebben ,<br />

het welk meer dan tien uuren wegs zou bedragen.<br />

JOSEFUS (a) fchrijft de flichting van dit flot<br />

aan DANIÊL toe, ten minflen, dat deze Profeet<br />

te Ekhatana een flaatlijk Paleis zal gebouwd hebben,<br />

hetgeen naderhand tot eene Graftombe voor<br />

de Koningen van Mediëdiende. Ook verzekert hij,<br />

dat dit paleis, in zijnen tijd, nog in zijn geheel<br />

was. Thans echter is er niets meer van te vinden,<br />

zelfs is men onzeker, nopens de waare ligging<br />

der flad, gelijk wij zoo aanftonds zien zullen.<br />

Men meent, dat de Schrijver van het<br />

boek juDiTii I: 2— 5. de flichting der flad<br />

Ekhatana aan ARFAXAD toefchrijft, dien wij bo*<br />

ven voor F R A Ö R T E S , zoon van DEJOCES,<br />

hielden, maar men kan deze plaats eenigzins anders<br />

ia) dnt. Jud. X. 11. 7.<br />

/


136 A A R D R I J K & K U N D E<br />

ders'vertalen, te weten, dus: ARFAXAD ver*<br />

jierkte Ekbatana rondom , mee muuren van ge><br />

'„ houwen fteenen , van drie ellen breed, en zes<br />

éllen lang, hebbende déze muuren de hoogte<br />

„ van 70 ellen , en de breedte van 50 ellen, be*<br />

„ halven de torens, die hij, boven de ftadspoor-<br />

„ ten, oprichtte, van honderd ellen hoog, leg ;<br />

„ gende hij daar van het fondament , ter breedte<br />

van 50 ellen. " enz. Zoodat dus deze Schrijver<br />

niet zal beweeren , dat ARFAXAD de eerfte<br />

aanlegger van de ftad Ekbatana geweest zij, maar<br />

dat hij dezelve verder verfterkt , en de muuren<br />

volbouwd hebbe.<br />

De gemelde Schrijver verhaalt ons , onmidlijk<br />

daarop jüon H I: 14. dat , nog onder de regering<br />

van denzelfde ARFAXAD , NABOCIIODO-<br />

NOSOR, de Koning van Asfyrië, de torens<br />

3, van Ekbatana vermecsterd, hare ftraaten ver-<br />

,, woest , en haren fieraad tot fchande gemaakt<br />

,, heeft. *' Evenwel moet de ftad fpoedig her-!<br />

fteld ziin geworden , dewijl niet alleen de volgende<br />

Koningen van Medië , maar ook , na de<br />

verê'eniging der Meden en Perfen, onder één hoofd,<br />

CYRUS en zijne opvolgers, ten minften , voor<br />

een gedeelte desjaars, te Ekbatana hunnen rijkszetel<br />

gehad hebben. Immers , ten opzichte van<br />

CYRUS blijkt zulks , uit de gefchiedenis EZRA<br />

VI: 1. dewijl het oorfpronglijk affchrift van zijne<br />

vergunning aan de Jooden, om naar hun vaderr<br />

land weder te keeren, en den Tempel ie Jernfalem<br />

te herbouwen , alhier gevonden werdt, ten<br />

bewijs , dat C Y R U S hier tegenwoordig was ,<br />

toen hij in de vrijlating der Jooden bewilligde. —••<br />

Ook verhaalt ons LI ANUS , met wien STRABO<br />

fchijnt overeen te komen, dat de Perfifche Koningen<br />

Ekbatana tot hun Winter-- en Sufan tot hun<br />

Zo-


BES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. i<br />

n<br />

Zomerverblijf plagten te verkiezen , alhoewel<br />

het veel waarfehijnlijker is , dat het omgekeerde<br />

zal plaats hebben gehad , en dat deze Vorsten ,<br />

's zomers de hitte, die in Sufiane heerscht , te<br />

Ekbatana ontweken; maar daar tegen den winter<br />

te Sufan zullen doorgebracht hebben , gelijk ,<br />

door anderen, reeds is aangemerkt.<br />

Van deze flad wordt dikwerf gewag gemaakt,<br />

in het Boek TOBIT III: 7. VI: 7, 23. XIV:<br />

14, 16. enz. Ook komt deze flad voor 2 MAK-<br />

XAB. IX: 3. als de plaats, waar de Syrifche Koning<br />

, ANTIÖCHUS EPIFANES, zich bevondt,<br />

toen hij de tijding kreeg van de nederlage zijner<br />

veJdöverflen in Judeë. Schoon fommigen , te<br />

dier plaats, willen denken aan eene andere flad<br />

Ekbatana , in Syrië , die door het ongeval van<br />

den Perfifchen Keizer, KAMBYZES, welke aldaar,<br />

ongelukkig, om het leven kwam, berucht<br />

geworden is. Het welk mij, echter, niet waarfchijnlijk<br />

voorkomt. Ondertusfchen kan de reden<br />

, waarom de ongewijde «Schrijvers ons Ekbatana<br />

, doorgaands , Ekbatana in Medië noemen ,<br />

zeer wel zijn, om het van dit Syrisch Ekbatana<br />

te onderfcheiden , gelijk CELLARIUS gedacht<br />

heeft.<br />

Omtrent de ligging der flad Ekbatana is men<br />

het, onder de Uitleggers en Aardrijksbefchrijveren,<br />

niet eens , gemeenlijk heeft men geloofd, dat<br />

Ekbatana dezelfde flad is , die heden Tebry of<br />

Tams heet, en die gelegen is , in de Provintie<br />

Jdarbigan, welke, in de daad , tot het oude Medië,<br />

tusfchen de Kaspifche zee en het meir Urmia,<br />

of Shahi, op de de kaart van D'ANVILLE , onder<br />

65 en een halve graad Lengte, en 38 Breedte<br />

behoort. Maar de ligging komt niet overeen: want<br />

Tauris ligt, op de Westzijde van de Kaspifche<br />

I 5<br />

zee,


x 3<br />

8<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

zee, maar Ekbatana vindt men bij T TOLEMETTS,"<br />

op de Zuidzijde derzelve,omtrent 2 en vijf twaalfde<br />

graad, dat is, 36 Duitfche mijlen, zuidlijker.<br />

Ik waag het derhalven geheel niet, zegt MicnAëlis<br />

O), tebepaalen, welken naam de overblijfzels<br />

dezer groote ftad, indien er anders nog eenige<br />

voor handen zijn, thans dragen mogen. Is*<br />

pahan , daar anderen aan gedacht hebben, ligt te<br />

zuideliik. — Eindelijk , heeft DE L'ISLE bewezen<br />

, dat Amadan, of Hamadan , het oude Ekbatana<br />

geweest is, omtrent ter halver wege, tusfchen<br />

Tauris en Ispahan gelegen. Dezelfde beroemde<br />

Aardrijksbefchrijver meent, dat daartegen<br />

Tauris, dus lang voor Ekbatana aangezien,<br />

de ftad Gabris is, die bij PTOLEMEUS voorkomt<br />

, geliik dezelve hedendaags, bij de Aralieren<br />

, Tabris of Tebris , _ wordt uitgefproken.<br />

Daar is nog eene overlevering, dat buiten Hamadan<br />

ESTHER en MORDECHAI begraven liggen<br />

(*><br />

R A G E S<br />

komt in het Boek TOBIT , meermalen , voor<br />

als eene ftad van Medië TOBIT I: 16". IV: 21.<br />

V: 7. VI: 11, 14. Binnen deze ftad bevondt<br />

zich,onder de gevanglijk weggevoerde Ifraëliten,<br />

door SALMANESER , één van TOBITS bloedverwanten,<br />

GABACE, aan wien hij tien talenten<br />

zilver ter bewaring overgegeven had. En , dit<br />

wordt, in gemelde gefchiedenis, opgegeven, als<br />

de eerfte aanleiding, tot de reize van den jongen<br />

TO-<br />

(


DES BIJBELS. X. BOEK, V. HOOFDST. 139<br />

foBiAs, ten einde dit geld van daar na Nineve<br />

te brengen, gelijk het dan ook, terwijl de jonge<br />

TOBias zich te Ekbatana bleef onthouden, om<br />

zijn huwlijk met R A G u ë L s dochter, SARA, toé<br />

fland te brengen, door den Engel RAFAËL, die<br />

TOBias reisgenoot zal geweest zijn , van Rages<br />

af<br />

ge h aald is, TOB. IX: 1—7. Zij fchijnt dezelfde<br />

flad te zijn, die JUDITH I: 15. den naam<br />

geeft aan het gebergte Ragau, en tevens aan de<br />

groote vlakte, die in de nabijheid van Ragau is<br />

vs. 6. Onder den naam van Rhaga is de flad bij<br />

de oude Griekfche Schrijveren zeer bekend , als<br />

eene der voornaamfte fleden in het landfchap Medië.<br />

STRABO zegt (0) „ dat de Syrifche Koning<br />

, 9<br />

Ni KA TOR, deze flad gebouwd, dat is , ver-<br />

„ nieuwd en verbeterd, heeft , en ze Europus<br />

„ noemde , ook , dat de Parthen" dezelve Arfacië<br />

„ genoemd hebben , " te weten , ter eere van<br />

hunnen Koning ARS ACES , die de eerfle flichter<br />

van het Parthifche rijk geweest is. En , met<br />

dezen naam vindt men ze bij PTOLEM EUS , genoegzaam<br />

in het middenpunt van Medië. Van<br />

deze flad zullen de overblijfzelen nog te zien zijn<br />

hoewel zij zeer verwoest is. Zij wordt in de*<br />

nieuwfle kaarten van Perfiën , met den naam van<br />

Kei of Raja, uitgedrukt f». In hare plaats zal de<br />

ltad Kasbin of Kaswin gefticht zijn, gelijk fommigen<br />

meenen, eene groote en volkrijke flad , welke<br />

de Perfifche Vorst Schah ABAS de groote tot<br />

zijne Hofhouding verkozen hadt.<br />

Schoon Medië, ongetwijfeld , meer fteden gehad<br />

heeft, gelijk er , uitdruklijk , van de (leden<br />

van Medië, op meer dan ééne plaats, gewaagd<br />

wordt,<br />

(a) Libr. XL<br />

(*> BACHIBJJS HL Deel. II. Stuk. bladz.


i4o A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

wordt, naar welke de Ifraëliten der X Stammen ,<br />

door den Koning van Jsfyrië in ballingfchap zijn<br />

weggevoerd, 2 KON. XVII:


DES BIJBELS. X.BOEK 3 , VI.HOOFDST. 141<br />

Doch het eigenlijke Perfië, in den naauwflen<br />

zin , hedendaags Farfijlan, is een landfchap, het<br />

welk aan de golf van Perfië, en ten oosten van<br />

Babylonië ligt, welks hoofdflad Perfepolis was. —'.<br />

Naast het zelve lag Klam of Elymais, vervolgends<br />

Sufiana, thans Chufifian, enz.<br />

De heerfchappij der Perfen bevatte ook Parthië,<br />

naderhand het magtig rijk der Jrfaciden,<br />

Hyrkanië, Margiana, thans Chorafan, Baclriane,<br />

Sogdiane, en andere landfchappen , van welken<br />

ik niet fpreek, omdat zij in den Bijbel niet voorkomen,<br />

dan alleen, dat de Parthen gemeld worden<br />

onder de verfcheiden volken , die te Jerufalem,<br />

en in den Tempel zich bevonden , op hec<br />

eerfle Pinkflerfeest der Christenen HAND. I{: O.<br />

De naam van Perfië, of der Perfen, komt niet<br />

voor , in de aloude Bijbelboeken, voor de Baby<br />

lonifche ballingfchap , men ontmoet denzelvent<br />

eerst in de Voorzeggingen van DANISL en EZEcmè'L,<br />

in de Boeken der Chroniken, van EZRA,<br />

NE HEM IA , en EST HER , die allen in of na de<br />

Babylonifche ballingfchap gefchreven zijn ; de<br />

naam fchijnt, in het Hebreeuwsch,zijne afleiding;<br />

te hebben, van het paardrijden, Parasch betekent<br />

een paardrijder of ruiter, misfchien , omdat de<br />

Perfen op het paardrijden bijzonder waren afgericht<br />

, waar toe men zegt, dat CYRUS de eer-r<br />

fle aanleiding gegeven heeft , op wiens bevel<br />

zijne onderdanen zich in het paardrijden oefenen<br />

moesten, waardoor het gekomen is , dat, zedert<br />

dien tijd, het te voet gaan, onder deze natie, vooreene<br />

fchande gerekend werdt. Voorheen ontmoeten<br />

wij den naam<br />

E E A M ,<br />

wdk eigenlijk , gelijk wij boven begonnen te


I 4<br />

Ï .AARDR IJ KS-KUNDE<br />

zeggen , een afzonderlijk landfchap is , bij det<br />

Grieken Elymais genoemd, van waar de Elamiten<br />

HAND. II: 9. Dit landfchap lag allernaast aan<br />

Babylonië, tusfchen Perfis en Sufiana, wij hebben<br />

er van gefproken V. Deel bladz. 22$. Ondertusfchen,<br />

fchijnt het , dat de oude Hebreeuwfche<br />

Schrijvers, meermalen, den naam Elam in eenen<br />

ruimeren zin genomen, en er ook andere Perfifche<br />

Provintiën ond«r begrepen hebben.<br />

• Ten opzichte van de<br />

NATUURGESTELDHEID<br />

van Perfië, de benaming in den ruimeren zin genomen<br />

zijnde, kan men, uit hoofde van de uitgeftrektheid<br />

des lands , ligtlijk opmaken, dat de<br />

grond en luchtsgefleldheid zich, in alle de landfchappen<br />

van dit uitgeftrekt gebied , niet gelijk<br />

kunnen zijn. In het midden des lands is de grond ,<br />

wegens gebrek aan water, zeer onvruchtbaar en<br />

woest , men vindt, hier en ginds, barre zandwoestijnen,<br />

alleen bewoonbaar voor het wild gedierte.<br />

Te weten, behalven de rivieren , die<br />

langs de grenzen van dit land lopen, vindt men<br />

er flechts weinige in Perfië, en geen ééne, die<br />

bevaarbaar is. De meesten zijn kleine beekjens,<br />

wier water , van de bergen afftortende , door<br />

onderaardfche buizen , met groote kosten en<br />

moeite, naar de voornaamfte fteden wordt heengeleid.<br />

Anderen van dezelven , die men , in de<br />

opene lucht, vrij laat voortvloeijen, worden,<br />

door de uitwaasfeming , die de grootte hitte veroorzaakt,<br />

allengs verminderd, of verliezen zich<br />

in eenen zandigen grond , zonder in de zee uit<br />

te wateren. — Dus wordt er, in den Bijbel, zoo<br />

veel ik weet, flechts eene rivier van Perfië, genoemd,<br />

te weten<br />

VLAï


DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 143<br />

U t A I,<br />

BAN. VIII: 2. bij de hoofdflad Sufan , deze Ulai<br />

is, ongetwijfeld, de Euleus , der oude Aardrijksbefchnjveren,<br />

welke met den Choaspes zich verèenigende<br />

, of wel, gelijk fommigen gevoelen ,<br />

onder eenen anderen naam , dezelfde rivier zijnde<br />

, als de Choaspes, een meir maakt, en zich<br />

eindelijk in de golf van Perfië ontlast. Indien<br />

Ulai of Euleus en Choaspes dezelfde rivier zijn, is<br />

het deze, van welke HERODOTUS , PLINIUS ,<br />

en anderen , verhalen, dat de Perfifche Koningen<br />

alleen haar water, en nimmer eenig ander, gedronken<br />

hebben, zoodat het daarom, overal waar<br />

zij heen reisden, moest worden nagevoerd f>")<br />

In die oorden echter , waar water gevonden<br />

wordt , is het land zeer vruchtbaar in<br />

koorn , wijn, boonen , en peulvruchten ; ook<br />

heeft het olie en honig, men wint er ook boomwol<br />

, en zijde , nog hedendaags. Zoo wel wildbraad<br />

, als tam vee, wordt, in groote menigte<br />

gevonden , om niet te fpreken van de metalen !<br />

edelgefleenten, in de bergen te vinden, en van<br />

de peerl- en koraalvisfcherij, die men aan de<br />

kusten m de golf van Perfië heeft, en van welke<br />

wij, in het oude Boek joa XXVIII: 18. reeds<br />

gewag vinden.<br />

Het is reeds, door de oude gefchiedfchrijx'ers<br />

aangemerkt, dat in Perfië zulk een groot onderscheid<br />

van weder gevonden wordt, dat men zich,<br />

in hetzelfde jaargetijde , aan den éénen kant,<br />

naauwlijks, tegen de koude kan beveiligen , en<br />

aan<br />

(«) Vergelijk; BACHIBMK III. Deel. U. Stuk bladz,<br />

614,


144 A A R D R IJ K S ; K U N D E<br />

aan den anderen kant, de hitte pas verduuren<br />

kan. Deze ondraaglijke hitte fchrijft STRA-<br />

,BQ £«) voornaamlijk toe, aan het Taurisch gebergte<br />

, het welk door zijne verbazende hoogte ,<br />

"de Noordewinden te rug iluit, die, in deze landen,<br />

eenige verkoeling géven zouden. Ondertusfchen<br />

, genieten de 'Perfi'dnen , meestendeels<br />

, eene onveranderde zuivere heller lucht-,<br />

naardien", geduurende den geheelen zomer , de<br />

hemel met geene wolken bedekt is. — Ook hoort<br />

men daar zelden of wel geheel niet van donder<br />

ofblikfem, maar langs de golf van Perfië, waait,<br />

op zekeren tijd des jaars, tusfchen den 15 Juny<br />

en den 15 Augustus, van tijd tot tijd , de verflikkende<br />

wind Samitm , van welken wij, elders,<br />

in dit werk, gefproken hebben Qb).<br />

STAATSGESTELTENIS.<br />

De Perfifche heerfchappij , door CYRUS gefticht,<br />

was zeer uitgebreid, zoo zeer, dat CY­<br />

RUS van geene grootfpraak te befchuldigen is ,<br />

wanneer hij, in zijn EdiSt, omrent de Jooden ,<br />

erkent , dat J E H O V A , de God des hemels,<br />

hem alle Koningrijken der aarde gefchonken hadt ,<br />

EZRA I: 2. indien men, naamüjk , dit bepaalt<br />

tot het Oosten en Jfië, gelijk ook de ram, met<br />

twee hoornen, die het Perfisch rijk verbeeldt, in<br />

het nachtgezicht van DANIËL, DAN. VIII: 4.<br />

„ ftiet tegen het Westen, tegen het Noorden, en<br />

9, Zuiden , terwijl geene beesten tegen hem be-<br />

,, fland waren , en niemand den anderen, uit<br />

„ zijne<br />

ia) Ubr. XV.<br />

(6)1. Deel. bladz. 193.


DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 145<br />

„ zijne magt kon bevrijden ; met één woord,<br />

„ hij deedt, wat hij goedvondt, en werdt ongemeen<br />

groot. " Zij voerden, daarom , niet<br />

zonder reden, den titel van Koning der Koningen ,<br />

dat is , Keizer, of ook de groote Koning, welke<br />

Titel, dikwijls , bij de Griekfche Schrijvers voorkomt.<br />

Zij vertoonden een' ongemeenen luister<br />

en pracht, en oefenden een volflrekt gezag over<br />

hunne onderdanen, die hun de eere der Oosterfche<br />

aanbieding (Adoratio) bewijzen moesten.<br />

Wat den<br />

G O D S D I E N S T<br />

der Perfen betreft , deze was zuiverer, dan die<br />

van de overige ons bekende Heidenfche volken.<br />

Zij waren geene beeldendienaars, en hielden niet<br />

van Tempels en altaren , aan bijzondere godheden<br />

toegewijd ; veeleer verdelgden zij zoodanige afgoden<br />

, gelijk daar op misfchien gedoeld wordt<br />

JES. XXI: 9. XLVI: 1. JER. L: 2. LI: 47,<br />

en gelijk het van XERXES bekend is, dat hij de<br />

Afgodstempelen op zijne togten verwoest en gefloopt<br />

_ heeft , evenwel was hun godsdienst en<br />

verëering van het Opperwezen niet zoo zuiver ,<br />

als_ H Y D E , en andere geleerden, zich verbeelden.<br />

Zij aanbaden de Godheid in de zon, en in het<br />

vuur, waarom men hen aanbidders van het vuur<br />

noemde, gelijk nog heden de Gauren of vuuraanbidders<br />

, hunne nakomelingen , het vuur, op<br />

eene bijzondere wijze , verè'eren. Hunne Wijzen<br />

heeten Magi, en maakten een genootfehap uit,<br />

welke eenen voorzitter hadden , den Archhnagus<br />

genoemt , welke waardigheid ook DANiè'L bekleed<br />

heeft, DAN. II: 48. Ook meenen velen,<br />

dat de Magi, of Oosterfche Wijzen, welke vol»<br />

gends MATTH. II. gekomen'zijn . om JESUS.<br />

VI. Deel K Jurc


I4


DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 147<br />

Reizen , befchreven en afgebeeld zijn , en die<br />

door de Perfen Tacht Jamfchid , dat is, de verblijfplaats<br />

van JAMSCHID genoemd worden , gelovende,<br />

dat deze, één hunner oude Koningen,<br />

den grond daar toe gelegd hebbe. Gemeenlijk<br />

noemt men ze Tfchil minar , dat is, veertig zuilen<br />

, misfchien, omdat de Mohammedanen, bij<br />

hunne komst in Perfië, hier nog 40 zuilen gevonden<br />

hebben (a).<br />

S U S A N<br />

was de hoofdftad van het landfchap Sufiane, hedendaags<br />

Chufijlan, aan de rivier Ulai of Euleus,<br />

gelijk wij gezien hebben ; zij was ook de hof?<br />

plaats van AHASVERUS, in het Boek E S T H E R , \<br />

die daar een Koninglijk Slot of Burgt hadt, hier<br />

bevondt zich DANiè'E , onder de regering van<br />

BEESAZAR, DAN. VlII: 13. waar omtrent men,<br />

niet zonder reden vraagt , hoe DANIÊL zich te<br />

Sufan heefc kunnen bevinden , indien deze plaats<br />

de Hofhoudingsplaats reeds van eenen Mcdifchtn<br />

Koning, waar voor ik AHASVERUS houde, geweest<br />

zij ? Men kan, echter , deze vraag, verfcheideniijk<br />

, beantwoorden. Of, dat DA Niet.<br />

zich niet wezenlijk aldaar bevonden, ma*r alleen,<br />

in ditProfeetisch gezicht, zich verbeeld hebbe, te<br />

Sufan te wezen , omdat het gezicht de lotgevallen<br />

van het Perfisch Rijk zou ontdekken ; of men<br />

kan denken, dat OANIÊL zich in gezantfchap ,<br />

en om ftaatsbelangen (Vergelijk vs. 27.) thans<br />

te Sufan hebbe onthouden.<br />

De ftad hadt haren naam, welke eene lelie be-<br />

(#) NIEBUHR Reize II. Deel. bladz. ué,<br />

K »


H8<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

tekent, waarfchijnlijk , van de menigvuldige lf*<br />

Wén , die in. haren omtrek te vinden waren, gelijk<br />

ook STEFANUS, fchrijft.<br />

Volgends PLINIUS, zal DARIUS HYSTAS-<br />

PES deze ftad , het eerst , tot zijne hofplaats<br />

verkozen , en het Slot'aldaar gefticht hebben ,<br />

doch, reeds lang te voren, was dit Slot in wezen<br />

, en de ftad de hofplaats van AHASVERUS,<br />

E s T II. I. STRABO fchrijft dë bouwing der<br />

ftad toe aan TITHON, vader van MEMMON,<br />

naar wien het Slot van Sufa Memnonium zal genoemd<br />

zijn, gelijk de ftad zelve, volgends HE­<br />

RODOTUS, fomwijlen, ter eere van dezen MEM­<br />

KON , Memnoma zal heeten. Anderen meenen,<br />

dat CYRUS deze ftad, het eerst, tot de zetelftad<br />

der Perfifche Koningen zal verkozen hebben. —<br />

Bij STRABO vinden wij , aangaande dezelve,<br />

eenige bijzonderheden. Hij zegt , dat zij eene<br />

langwerpig ronde gedaante hadt, en geeft haar<br />

eenen omtrek van CXX ftadiën, dat is, vijf uaren<br />

gaans. — De ftad is naderhand door ALEXAN­<br />

DER den Grooten ingenomen , welke aldaar een"<br />

onmetelijken fchat, wel van 5-0,000 talenten, vermeesterde.<br />

Deze overwinnaar onthieidt zich ,<br />

eenigen tijd, in dezelve, en voltrok er zijn huw-<br />

]ijk met de Prinfes STATIRA , de dochter van<br />

den Koning DARIUS KOU OMAN. Hij verkoos<br />

echter niet, zijn verblijf daar te vestigen , dewijl,<br />

gelijk STRABO aanmerkt, de lucht, in geheel<br />

Sufiane, en voornaamlijk omtrent dtze ftad,<br />

"in den zomer zoo ondraaglijk heet is , dat zelfs<br />

de adders en fLngen , op de wegen , door de<br />

hitte, verfchroeid worden. In den winter echte?<br />

s<br />

Urb. ai h. v.


£>ES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 149<br />

ter, is het daar zeer aangenaam , reden, waarom<br />

de Perfifche Koningen hier, eigenlijk in den winter,<br />

hun verblijf hadden, gelijk, des zomers, te<br />

Ekbatana , zoo als wij boven bladz. 136. gezien<br />

hebben.<br />

De Jood BENJAMIN vondt, in de XIII eeuw,<br />

deze ftad , voor het meeste gedeelte, vervallen<br />

en verwoest. Van de Burgt of het Paleis van<br />

AHASVEROS , waren nog vele overblijfzelen te<br />

zien, die niet nalieten, elk verwondering in te<br />

boezemen , door de kunst en pracht, waar van<br />

dit gebouw nog de merktekenen vertoonde. Daar<br />

bevonden zich, ten dien tijde, aldaar 7,000 Jooden,<br />

welke 14 Sijnagogen tot hunnen dienst hadden.<br />

Voor éénen dezer Sijnagogen, ftondt D,A-<br />

NiëLs graf, het welk deze Jooden in ongemeen<br />

groote achting hielden.<br />

De ftad wordt, hedendaags, Sus of Suster geheeten.<br />

Aangaande derzelver tegenwoordigen<br />

toeftand , heeft men weinig, of geen naricht,<br />

dewijl zij, door de Reizigers , fchier nooit be*<br />

zocht wordt, zijnde te ver afgelegen , van den<br />

weg tusfchen Bagdad en Ispahan, dien de Karavanen<br />

, gemeenlijk, volgen, welke door Peifie<br />

trekken (a).<br />

Tot een aanhangzel van deze Oosterfche landfchappen,<br />

dient, vooreerst, dat de landfchjppen<br />

Babylonië, Asfyrië, Mefopotamië, en al wat<br />

verder reikt tot aan het Kaukafisch gebergte ,<br />

aan den Twkfch.cn Keizer of Sultan , behooren, die<br />

te Konjtantinopel zijnen rijkszetel heeft. — Al het'<br />

overigen dat verder oost waards ligt, en nu, onder<br />

den gemeenen naam van Perfië bekend is ,<br />

ftaat,<br />

(Ö) B A C H I E N E III, Deel. II. Stuk. bladz. 612—Ö20 4


l S<br />

o<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

Haat, onder het gebied van zijnen eigen Opperhoofd<br />

, die den Titel van Schach plagt te voeren ,<br />

en te Ispahan zijn hof hieldt. Doch, zedert het<br />

gefkeht der Sofi's door THAMAS KOULICHAN,<br />

naderhand Schach NADIR genoemd , in deze<br />

eeuw uitgeroeid, en hij zelve in het jaar 1747<br />

vermoord is geworden , heeft dit land alle de<br />

woede van burger-oorlogen ondervonden, en is<br />

eene prooi geworden van verfcheiden mededingers<br />

naar de kroon , die deze fchoone landen ,<br />

jammerlijk, verwoest hebben.<br />

De hëerfchende godsdienst , in alle deze landen<br />

j zoo van' het Turkfche als Perfifche gebied,-<br />

is die van MÖIIAMMED, doch, zij zijn , beiden,<br />

ten aanzien van eenige {lukken, van elkander afgeweken<br />

, volgende de Turken de leere van OMAR ,<br />

en de Perfen die van ALI; twee van MOHAM-<br />

MEDS leerlingen, en opvolgeren,die den Koran,<br />

v'erfcheelend , verklaard hebben. En dit verfehih,\<br />

in eenige leerftukken en plegtigheden van<br />

denzelfden godsdienst, baart, tusfchen die beide<br />

völken , de grootfte verbittering. — Men vindt,<br />

in alle deze landen , ook vele Jooden, meest, in<br />

de voornaamfte kooplieden , die aldaar eenige<br />

vrijheid genieten. En , op de grenzen, verder<br />

noordwaards, in Armenië en Georgië, wordt alles<br />

meest bewoond , door Christenen der Oosterfche<br />

kerk , die hunne eigene Vorften hebben ,<br />

welke, ten deele, onder de befcherming des Turkfchen,<br />

ten deele, des Perfifchen Keizers, enthans<br />

ook, ten deele, van Rusland, ftaan.<br />

Vervolgends , zijn er nog twee of drie plaatzen,<br />

in de Bijbelgefchiedenisfeu, welke hier verdienen<br />

, in aanmerking te komen, en opgehelderd<br />

te worden. Zij betreffen , gedeeltelijk, de<br />

plaatzen, waarheen de Koningen van Asfyrië de<br />

Ifraë-


DES BIJBELS. X. BOEK ;VL HOOFDSt.<br />

i 5<br />

t<br />

Ifraëliten der X ftammén , in ballingfchap hebben<br />

doen verhuizen, gedeeltelijk, de plaatzen en landfchappen<br />

, van 'waar zij nieuwe volkplantelingen<br />

na het ifraelitisck land overgevoerd hebben, wij<br />

hebben reeds, in het voorbijgaan, veel daar van<br />

ontmoet, en toegelicht, ondertusfchen, zal het<br />

niet overbodig zijn , als bij wijze van nalezing,<br />

het één en ander hier bij te brengen.<br />

De eerfte foort van plaatzen is i CHRON. V: 26.<br />

alwaar gezegd wordt, dat TILGA TH - PILNE-<br />

ZAR, de Koning van Jsfyrië, de Rubeniten, Gaditen,<br />

en den halven ftam van Manasjé , in ballingfchap<br />

heeft weggevoerd, en gebracht na Ha~<br />

lak, Habor, Hara, en de rivier Gozan— 2 KON»<br />

XVII: 6. vinden wij , dat SALMANEZER, na<br />

de verovering van Samarië de Ifraëliten heeft<br />

overgevoerd na Asfyrië, alwaar hij hun woonplaatzen<br />

aanwees in Halah , en Habor, aan de rivier<br />

van Gozan, en in de fteden van Medië. Vergelijk<br />

2 KO,N. XVIII:. ix„<br />

Tot de tweede béhooren 22'KON. XVII: 24.<br />

dat de Koning van .^^isüvoikplantingen heeft<br />

overgevoerd uit Babel,. 'Cutlw ,- (<br />

Ava , Hamath,<br />

mSejarvaim; en van eeiie tweede volkplanting ,<br />

door eenen volgenden Asfyrifche Koning overgebracht,<br />

vinden tt$4S*'*fc IV-f-p» de Dinaïten,<br />

de Apharfathchiten, de Tamliten, de Apharfiten<br />

, de drcbcvitcn., de Ba^htiiers, de Sufanchiten,<br />

de Dehavitem de Elamit4n. Of de volkplantelingen<br />

, uit Din , Afarfttfakene , Tarpel,<br />

Af ars, Arach, B\tbel, Sufan,'Daha, en Klam.<br />

H A L A H ,<br />

gelijk wij boven {Bladz. 125.) gezien hebben,<br />

wordt van fommigen gehouden vóór dezelfde<br />

K 4<br />

plaats,


ts^<br />

A A R D R IJ K 5-K U N D E<br />

plaats, als Kalah, doch, ten onrecht, dewijl de<br />

namen , in de daad , onderfcheiden zijn; dit Halak<br />

moet veel oostelijker gezocht worden , wij'<br />

vinden eene ftad Helwan of Halwan, bij de Syriërs,<br />

Halun en Chalach , of Halach, weleer het<br />

zomerverblijf der Chalifen , op de Oostzijde van<br />

het landfchap Irak, eene kleine dagreize van den<br />

voet van een hoog fneeuwgebergte , dat ook<br />

Chalach heet, en heel wel aan het gantfche omliggende<br />

land den naam kan gegeven hebben (a).<br />

H A B O R en G O Z A N<br />

zijn ons reeds , in de befchrijving van Me dit<br />

voorgekomen. Bladz. ©6. en 105. en van<br />

H A R A<br />

hebben wij (Bladz. 130.) aangemerkt, dat fom»<br />

rnigen hetzelve houden, voor eenen anderen naam<br />

van Medië , omdat, naamlijk , in de gelijkluidende<br />

plaatzen, hetzelve afgewisfeld worde, met<br />

de omfchrijving: deJleden van Medië. Trouwens,<br />

wij weten ook van Hara niet anders te zeggen.<br />

C V T H A<br />

is het landfchap , of de ftad, waaruit de meeste<br />

volkplantingen na Samarië zijn overgevoerd, het<br />

welk ook de reden is, dat de Samaritanen oncier<br />

den naam van Cutheërs of Kutheërs door de Jooden,<br />

met verachting , in laater tijd benoemd zijn<br />

geworden (IV. Deel bladz. 378.)• Docu, hei is<br />

on-<br />

(«) BUSCHING Jfiëu f ao


DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. j 53<br />

onzeker, waar wij dit Cutha te zoeken hebben.<br />

JOSEFUS onderricht ons, dat er een landfchap<br />

Cutha in Porfië gelegen hebbe, alwaar ook eene<br />

rivier Cuthus zal geweest zijn. BOCHART denkt<br />

aan het landfchap Cusch , het welk ook, met<br />

verwisfeling van fch en th Cutha zal geheten<br />

hebben, en het zelfde landfchap zal wezen, het<br />

welk bij PTOLEMEÜS Kisfia genoemd en geplaatst<br />

wordt, in Sufiana, of het zuidelijkfte gedeelte<br />

van Perfië , alwaar thans Chufifian is. Anderen<br />

willen dit land Cutha nog oostelijker zoeken, in<br />

dat gedeelte van Perfië, het welk Karmanië genoemd<br />

wordt, omdat men daar, bij PTOLEMEÜS,<br />

een volk aantreft , met den naam Chuti of Chuthiërs<br />

, BACHIENE (a) volgt doorgaands het<br />

gevoelen van BOCHART. Daar zijn nog anderen<br />

, welke door Cutha , het Kolchifche landfchap<br />

Cythais, waarin de ftad Cytlma gelegen was ,<br />

verftaan. De geleerde HYDE (£) wijst ons eene<br />

ftad Cutha aan, in het Babylonisch Irak, niet verre<br />

van Babel, welke hij meent, dat den naam<br />

heeft van CUSCH, CHAMS zoon, dewijl Cusch<br />

en Cutha, door verwisfeling der letters, niet zullen<br />

verfchillen, zoodat hij, met BOCHART. vrij<br />

na oveëenkomt. Na dit alles , heeft de Ridder<br />

mcHAËiis (e) een geheel onderfcheiden gevoelen<br />

voorgedragen , en gemeend, dat Cutha<br />

een landfchap der Sidoniërs zal wezen , bij Sidon,<br />

de vermaarde hoofdftad van Fenicië. Zijne bewijzen<br />

zijn, omdat de Pfeudo- J O A A T H / N GEN.<br />

X: io. en de Cüaldeeuwfcüe vertaler 1 CHRON.<br />

I: 13.<br />

(a) III. Deel. II. Stuk bladz. 541—543.<br />

(./>) De relig. Vet. Perf. pag. 38.<br />

(c) .pril. üfngr. Hebr. Part.l. pag. 104. Vergelijk; ons<br />

V. Deel. blatz. 191,<br />

K 5


154 A A R D R IJ K S-K tl N D Ë<br />

AVA, HAMATH, en SEFARVAÏM,<br />

I: 13. bij Sidon een landfchap Cutha of Chutan<br />

kennen; de verzekering van JOSEF ABASSI ,<br />

door ons ook in het V. Deel aangehaald; en dat<br />

eindelijk, de Samaritanen, zich zeiven Sidoniërs te<br />

Sichem noemen, ja, uitdruklijk , bij JOSEFUS<br />

zeggen, dat zij Sidoniërs van oorfprong zijn;<br />

Waartoe die geleerde man 'ook brengt z A c H. XIV:<br />

21. daar zal geen Kanaaniter meer .zijn in\hèt huis<br />

van JEHOVA, geen Sidoniër, of Samaritaan, die<br />

mede deel zal willen nemen , in den opbouw des<br />

Tempels , met toefpeling op de gefchiedenis<br />

EZRA IV. — Na dit alles, ziet elk Lezer , hoe<br />

moeilijk de keuze, omtrent dit ftuk , zij , de<br />

gronden, in de daad, van MICHACLIS komen<br />

mij niet overtuigend genoeg voor , om zijn gevoelen<br />

, met verwerping van alle de overigen ,<br />

bijzonder dat van H Y D E , het welk niet-van<br />

waarfchijnlijkheid ontbloot is , aan te nemen ;<br />

het veiligst zal dan wel zijn , dat wij hier niets<br />

volftrekt vastflellen , maar onze onzekerheid belijden.<br />

zijn ons reeds voorgekomen, Hamath op zijné<br />

plaats (V. Deel bladz. 318. volg.) Av'a boven<br />

Bladz. 107. en Sefarvaïm, Bladz. 106.<br />

Thans is nog overig de plaats EZRA IV: 9.<br />

alwaar van andere volkplantingen , door ESAR-<br />

H A D D o N na Samarië overgevoerd , gefproken ,<br />

en genoemd worden de<br />

D I N A Ï T E N ,<br />

of die uit het landfchap of de flad Din. Van dit<br />

landfchap vind ik niets aangetekend , dan alleen


DES BIJBELS. X. BOEK, VI. HOOFDST. 155<br />

; leen het geen ik boven (Bladz. 107.) heb aangehaald.<br />

De<br />

AFARSATHCHITEN,<br />

zijn waarfchijnlijk, de ingezetenen van Afar-Sittacene.<br />

,, Wij kennen, zegt MicHAëtis, "<br />

„ twee landfchappen , die Sittacene heeten, een<br />

1 op de oostzijde van het Meötisch meir, of zoo<br />

, „ als wij het noemen, het meir van Azof; en het<br />

„ ander , de zuidelijkfte Provintie van Jsfyrië,<br />

omtrent tegen over Babyion, aan de oostzijde<br />

„ van denTigris. Het fchijnt, dat het woord Afar<br />

, „ er hier voorgezet is, om het één van het an-<br />

I ,, der te onderfcheiden , maar welk van beiden<br />

li „ Jf'ar- Sittacene is, weet ik niet. "<br />

De<br />

T A R F E L I T E N ,<br />

I of ingezetenen van Tarpel<br />

I kend, gelijk ook de<br />

zijn ons geheel onbe-<br />

A F A R S I T E N ,<br />

; of die van Jfars. Van de<br />

A R C H E V I T E N ,<br />

of die van. Ar ach , of Erech , Edesfa ,. zie men<br />

boven Bladz. 99. Ondertusfchen ftelt MICHAÖ-<br />

LIS twijfelachtig, of dit gemeend zij, dan wel<br />

een volk Arrich , insgelijks omftreeks het Meötisch<br />

Meir bij dc.Sittacenen woonende.<br />

De Babylo,niërs •,- oi me van Babel, de Sufanchüen<br />

, ot die van Sufan, én de Elam.it en, of<br />

Eiam, z;jii^ Iigtelijk, «tan. te wijzen.<br />

De


ï 5<br />

5<br />

De<br />

AARD RflJ KS-KUNDÉ<br />

D E H A V I T E N ,<br />

of die van Daha of ook Hava , hebben mis t<br />

fchien overeenkomst met Ivva, of Ava , boven<br />

Bladz. 107. En met deze onzekerheden zal de<br />

Lezer zich moeten vergenoegen, dewijl wij hem<br />

niets zekerer of vollediger leveren kunnen.<br />

Meer landfchappen van het oostelijk Afië, worden<br />

in de Heilige Schrift niet vermeld, dan alleen<br />

Indië, onder den naam van Hodu of Hoddu voor<br />

Hondu , thans Hindujtan of Indojlan , naar de rivier<br />

den Indus , tot zoo ver ftrekte zich het rijksgebied<br />

van AHASVERUS uit ESTH. I: x. Doch<br />

dit is ook alles, wat er in den Bijbel van voorkomt<br />

(a). En dewijl de Sinim JES. XLIX: 12.<br />

geenszins de Chinezen zijn, gelijk fommigen gedacht<br />

hebben (zie boven in dit Deel bladz. 57.)<br />

kunnen wij achten, de befchrijving der Oosterfche<br />

landen voltooid te hebben , en ons thans Noorden<br />

Westwaards van Palcejlina, wenden, om het<br />

geen, in den Bijbel, de Aardrijkskunde van die<br />

landen betreffende , voorkomt , te overwegen ,<br />

waarmede dit ons werk zijn volledig beflag zal<br />

hebben.<br />

ZEVENDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

De Landfchappen van<br />

Klein-Afië.<br />

zijn gewoon , onder den naam van Afië,<br />

het groote vierde gedeelte der wereld te bevatten,<br />

(«) tACHisKE UI. Datl lUStuk bladz. 609.


DES BIJBELS. X. BOEK", VII. HOOFDST. i 57<br />

ten, in tegenftelling van Europa, Afrika, en A-<br />

merika. In dien zin wordt hec woord niet genomen,<br />

wanneer het, in den Bijbel, dat is , in het<br />

Nieuwe Testament, (want, in het Oude wordt<br />

het niet gevonden,) voorkomt, zoo min als bij<br />

de oude ongewijde Schrijvers , aan welken ,<br />

naauwlijks, gelijk B U S C H I N G (a) zeer wel<br />

heeft aangemerkt, het vierde gedeelte is bekend<br />

geweest, van het geen w'q thans Afië noemen.<br />

Gemeenlijk, onderfcheiden wij, Groot - Afië en<br />

Klein • Afië, door het laatfte verftaan wij, het geheele<br />

Half. eiland , het welk ten Noorden de<br />

zwarte zee , of oudtijds de Pontus Euxinus, ten<br />

Westen , de zee - engte bij Konfiantinopolen , de<br />

i; zoogenoemde Propontis , of zee Marmora , den<br />

li Hplleïttnnt _ pn /ftrl,;*»! r,P A a<br />

2P C-h „ . Tom. II, pag, a.


153 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

peanen Natoliën , gelijk het doorgaands , met dezen<br />

naam , onder ons bekend is, en de Turken<br />

Anadolij gemaakt , en behouden. Anders wordt<br />

deze landftreek, bijzonder de zeekusten met influiting<br />

van de zeekusten van Syrië, de Levant,<br />

met een Fransch woord, geheeten.<br />

Het is er echter ver af, dat, :wanneer , in<br />

den Bijbel, het woord Afië voorkomt , hetzelve<br />

dan dit Klein- Afië of Naiolië, in het gemeen zou<br />

betekenen. Om dit wel te onderfcheiden •, moeten<br />

wij, kortelijk, het volgende, omtrent het<br />

gebruik van het woord Afië, bij de oude Schrijvers,<br />

opmerken. In den engften en bepaaldften<br />

zin , werdt de landftreek aan de rivier Cayfiro<br />

en den berg Tmolo, van ouds Afië genoemd, alwaar<br />

zelfs eene ftad van dezen naam geweest is.<br />

"DeRomeinen noemden dat deel van Natolie, het welk<br />

tusfchen den 36 en 41 gr. N. Br. en tusfchen den<br />

44 en 50 graad lengte (van het Eiland Faro te rekenen,)<br />

ligt, Afi'd propria , of het eigenlijk Afië,<br />

en daar van is Lydisch Afië, weder een deel geweest,<br />

het welk onder Keizer AUGUSTUS Afia<br />

Proconfiularis , (het voorburgemeesterlijk, of Stadhouderlijk<br />

Afië) genoemd werdt , omdat het beftuur<br />

daar van ,'";aan eenen Proconfi.il, werdt op»<br />

gedragen , gelijk wij dat op zijne plaats afzonderlijk<br />

zien zullen.<br />

In dezen bepaalden zin , wordt het woord Afië<br />

genomen, in de Boeken van het Nieuwe Testament,<br />

gelijk uit HAND. I: 9, 10. 1 PETR. I: 1.<br />

duidelijk blijkt, omdat het, daar, uitdruklijk,<br />

wordt onderfcheiden van andere Landfchappen<br />

van Klein - Afië', bij voorbeeld, Kappadocië , Pontus,<br />

Frygië, Pamfijli'e, enz. Ja, HAND. XVI: 6.<br />

Wordt het woord, in de allernaauwfle betekenis,<br />

gezet, voor Afia Pmonjularis.<br />

De


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. j S 9<br />

De geheele uitgeftrektheid van Klein-Afië of<br />

Natolie zal, in de lengte, oost- en westwaards,<br />

ruim 200 , en in de breedte , noord- en zuidwaards,<br />

omtrent 420 gemeene mijlen (elk van<br />

één uur gaans) kunnen bedragen. Volgends het<br />

bericht van WOOD, (a)is het uitzicht van de kusten<br />

van Klein-Afië, of eigenlijk van Töniè), uit en<br />

na de zee , zeer heerlijk. In de verte wordt het<br />

door den Athos , den Olymp , en andere bergen<br />

van Macedonië, Thracië, en Thesfialië, bepaald,<br />

welke WOOD, van den Ida af , dikwijls, .met<br />

het bloote oog, ontdekken kon. Het nader uitzicht<br />

wordt,door de Eilanden, beperkt, van welke<br />

allen die. zijde , welke na het vaste land gekeerd<br />

is, de vruchtbaarfte en meest bebouwde is.<br />

Bij zonnenondergang is de westelijke Horizont,<br />

achter de Eilanden, de aangenaamfte, die men<br />

zich verbeelden kan.<br />

Klein-Afië of Natolie \ is een land, vol bergen,<br />

die zeer hoog zijn. In dit land neemt het<br />

Taunsch gebergte , (mom Taurus , waarfchijnlijk<br />

dus genoemd , van het woord Tur , dat bij de<br />

Syriër s, Chaldeën, en Arabieren, in het gemeen<br />

een berg betekent, als zeide men , het gebergte<br />

bij uitnemendheid,) zijnen aanvang, in het zuiden<br />

,. bij de kaap of het voorgebergte , Chelido,-<br />

mum in Lycie, en zich', eerst noordelijk, vervolgends<br />

, oosthjk, diep in Afië uitftrekkende. Deze<br />

berg gaf, bij de vrede van de Romeinen, met<br />

Koning ANTIÖCHÜS den grooten, aanleiding,<br />

om geheel Afië te onderfcheiden, in Afië aan deze,<br />

en Afië aan gene zijde den Taurus, zoo dat men<br />

onder Afië aan deze zijde den Taurus verftondt<br />

%<br />

alles<br />

(


l6o AARDR IJ KS -KUNDE<br />

alles wat ren westen van de rivier Hafas, en den<br />

berg Taurus gelegen is, dus geheel Natolie, van<br />

hetwelk deSyrifche Koning afftsnd moest doen. —<br />

De hoogde bergen ziin, beftendig , met fneeuw<br />

bedekt; en onder de bergen zijn ook vuurbrakende<br />

bergen , of volkanen geweest.<br />

Onder de vlakten zijn er verfcheiden van eene<br />

aanmerklijke uitgeftrektheid.<br />

De Winter is er vrij ftreng, maar kort. In den<br />

Zomer is er de hitte groot, hoewelzij, in fommige<br />

ftreeken , door de aldaar gewone winden ,<br />

veel getemperd wordt , en uit andere oorden ,<br />

alwaar de moerasfen, bij de hitte , de lucht ongezond<br />

maken , begeven zich de ingezetenen op<br />

de naburige bergen , om daar eene frisfche en gezonde<br />

lucht te genieten. De Pest richt ér fomtijds<br />

groote verwoestingen aan. Meest is de<br />

lucht, in die landftreek, welke aan de zwarte zee<br />

ligt , gematigd.<br />

De grond is, over het geheel, zeer vruchtbaar,<br />

(alleen uitgezonderd , aan eenige woeste ledige<br />

plaatzen , in het midden,) allerleiè' levensmiddelen,<br />

waar zij bebouwd wordt, rijkiijk voortbrengende.<br />

Doch, veel is dit land, ten allen tijde,<br />

onderworpen geweest aan aardbevingen, die verfcheiden,<br />

eertijds, groote en aanzienlijke fteden ,<br />

hebben doen te grond gaan.<br />

Men vindt in dit land verfcheiden rivieren ,<br />

wier namen , in de oude gefchiedenisfen , bekend<br />

en merkwaardig zijn , de Kydnus , Meander,<br />

vermaard, door zijne menigvuldige bogten<br />

of kronkelen, Lykus, Kayjlrus, Hermus, Kaikus,<br />

Granikus , bekend , wegens de eerfte overwinning<br />

, door AEEXANDER, op de Perfen behaald,<br />

Sagaris, Parthenius, Halys, de laatfte berucht<br />

, door de nederlage van den Lydifchen Koning


'<br />

BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. iór<br />

ningKRESUs, in eenen veldflag, tegen CYRUS, |<br />

Koning der Perfen.<br />

Om ook iet van den burgerlijken toeftand van<br />

dit land te zeggen. In de alleröudfte tijden , waren<br />

er verfcheiden koningrijken in hetzelve, on- .<br />

der welken dat van Trojc, in de gefchiedenisfen , I<br />

eenen eeuwigen naam gemaakt heeft , door de /<br />

tienjarige belegering van deszelfs hoofdflad, door J<br />

de Grieken, gelijk dat van Lydië, door de rijkdommen<br />

van deszelfs laatflen Koning KRESUS; \<br />

na wiens nederlaag , dit landfchap aan de Perfi*<br />

fche Vorften, voor het grootfte gedeelte, onderworpen<br />

is geweest , blijvende echter de landen .<br />

langs de westkust , bijzonder JEolië, Iünië , en<br />

Dorië, welke door Grieken bewoond waren , in<br />

gefladigen ftaat van tegenkanting , tegen de Perfifche<br />

Heerfchappij, waarin zij, van tijd tot tijd, ^<br />

door de Grieken werden onderfleund , het welk<br />

aanleiding gaf, tot de geduurige oorlogen van<br />

dezen, met de Perfifche Keizers, tot dat eindelijk,<br />

alle de krachten der Grieken, onder ALEXAN-<br />

DRR den grooten, verè'enigd zijnde, deze^Vorst<br />

zijnen merkwaardigen togt, ondernam , en in Natolie<br />

overgetrokken , de Perfifche legerhoofden ,<br />

in eenen gefchaarden veldflag bij de rivier Granikus,<br />

overwon, waarvan het gevolg was, dat hij<br />

geheel Klein- Afië aan zich onderwierp.<br />

Wanneer na ALEXANDERS dood, zijn rijk<br />

in vier hoofdrijken, behalven anderen, van minder<br />

belang, verdeeld werdt, was het rijk van<br />

Afië y<br />

het welk, behalven meer, geheel Natolie<br />

bevatte, onder ANTIGONUS, eenen van ALEXAN­<br />

DERS veldheeren, één derzelven, doch, het welk<br />

niet lang heeft ftand gehouden, maar na de dood<br />

van ANTIGONUS, en deszelfs overwinnaar , den<br />

.Syrifchen Koning SELEUKUS NIKANOR, in<br />

VI. Deel. L vela


162 AARDRIJKS.KÜNDE<br />

vele kleine heerfchappijè'n , meest Koningrijken,<br />

is verdeeld geworden. Eindelijk, kregen de Ro~<br />

meinen, wanneer ATTALUS , Koning van Pergamus,<br />

zijn Koningrijk aan de Romeinen, bij uiterften<br />

wil, vermaakte, en zij het zelve in bezit<br />

namen, onder de benaming van het eigenlijk<br />

Afië, eenen voet in dit land , gelijk zij, op dezelfde<br />

wijze , volgends uiterflen wil van Koning<br />

NIKOMEDES , van Bithynië meester werden ;<br />

waarna zij, in verfcheiden oorlogen, met MI-<br />

THRIDATES, Koning van Pontus, gevoerd }<br />

dit<br />

geheele land bemagtigd, en in verfcheiden Proyintiën<br />

verdeeld , door hunne Stadhouders, ( Proconfules,<br />

Proprcetores , Prcefides, of Procurator es,)<br />

beftuurd hebben.<br />

Men verdeelde gemeenlijk , dit geheele land,<br />

in verfcheiden gewesten , of landfchappen, van<br />

welke wij de volgende, omdat zij in den Bijbel<br />

voorkomen , kortelijk befchrijven zullen ; beginnende<br />

aan de Zuidzijde , Cilicië, Pamfylië,<br />

Pifidië, Lykaonië, Lycië ; aan de Oostzijde, Kappadocië<br />

, aan de Noordzijde , Pontus , Bithynië ,<br />

Galatië , Frygië , aan de Westzijde, Myfië, het<br />

eigenlijk gezegd Afië, onder welke benaming, verfcheiden<br />

kleine Landfchappen, een gedeelte van<br />

Frygië, JEölië , lönië, Lydië , Karië , en Doris,<br />

begrepen waren.<br />

Toen het Romeinfche Rijk , in het Oosterfch en<br />

WesterschKeizerrijk, verdeeld werdt,werdt Klein-<br />

Afië, of Natolië, een deel van het eerstgenoemde.<br />

In de laatlle helft der elfde eeuw deeden<br />

de Turken eenen inval, in dit land, het welk toen<br />

het land Rian, (of der Romeinen) genoemd<br />

werdt, en bemagtigden het grootfte gedeelte van<br />

het zelve. Hunne Vorften noemde men toen de<br />

Seljuktn van Rum, die in dit land van 1074 tot<br />

1300


DES BIJBELS. X. BOEK, VILHOOFDST. 163<br />

1300 geregeerd hebben. Ver volgen ds, verviel<br />

Klein - Afië , onder de heerfchappij van de Mongollen,<br />

of het rijk van Gingiskan, toen van<br />

Timurbeg, en eindelijk, van de üsmannifche Turken<br />

, onder welke laatften het nog Haat.<br />

'Jen tijde van de Romeinen, en toen da Apostelen<br />

van JESUS deze landftreeken doorreisden,<br />

waren de inwoners, van godsdienst, Heidenen, die<br />

onder meer andere Afgoden JUPITER en MER-<br />

KURIUS, (HAND. XIV: 12, 13.) en de Godin<br />

DIANA, (HAND. XIX: 28.) voor hunne Godheden<br />

erkenden. — Velen dezer ingezetenen waren<br />

Grieken, • bijzonder langs de Westkust j anderen<br />

oorfpronglijke ingezetenen , of, gelijk de Galatiërs<br />

, van elders overgekomen. Zedert de bemagtiging<br />

dezer landen door de Romeinen, hadden<br />

zich , hier , ook vele Romeinen nedergezet,<br />

en zelfs volkplantingen , ( Cvlonice Romania) aangelegd<br />

, hoedanige fteden met vele voorrechten<br />

van het Romeinsch Burgerrecht begunltigd<br />

waren.<br />

Doch, allerwège, ontmoette men, hier, ook<br />

vele Jooden, zelfs zoo menigvuldig, dat zij, itt<br />

verfcheiden fteden , hunne Synagogen hadden ,<br />

als te Antiöchië in Pifidië, HAND. XIII: 14, 15.<br />

te Ikonië , HAND. XIV: ï. te Efeze , HAND.<br />

XVIII: 19. en elders. Zij waren , bijzonder<br />

><br />

onder de regering van ALEXANDERS opvolgers f<br />

derwaards gekomen , zijnde , gedeeltelijk , als<br />

volkplantingen, uit Babylonië en Mefopotamië overgevoerd<br />

, ten einde de oproeriggezinde inwoners<br />

te beteugelen , ten diende der Syrifche Koningen<br />

, gedeeltlijk, uitgelokt , door de groote<br />

voorrechten , en vrijheden, welke hun gefchonken<br />

werden, gedeeltlijk ook, zich daar, om den<br />

L %<br />

Kuöpf


164 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Koophandel, nederzettende, (a) te weten, van<br />

ouds reeds werdt in dit land een aanzienlijke<br />

Koophandel gedreven ,. gelijk nog heden de handel<br />

der Europeanen op deze landftreek niet gering<br />

is, welke, gemeenlijk, onder den naam van den<br />

Levantjchen handel bekend is, gelijk de voornaamfte<br />

Handelplaatzen op de kusten les Echelles du<br />

worden' ( Levant f che Sta P e ¥


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 16-5<br />

meenten gehad ; immers wie denkt hier niet aan<br />

de zeven gemeenten van Afië, gemeld in de Openbaring<br />

van Joannes, de gemeenten van Galatië,<br />

Efeze, Kolosfe, aan welke PAÜLUS zijne Brieven<br />

heeft gefchreven ? Doch , na de overheerfching<br />

, door de Mohammedaanfiche volken , en<br />

door de Turken, zijn genoegzaam alle de bloejende<br />

gemeenten van Christenen, in deze landen , geheel<br />

verdelgd geworden, en derzelver kerken iq<br />

Moskeën , ten gebruike van den Mohammedaanfichen<br />

godsdienst, veranderd. Terwijl het gering<br />

aantal Christenen , het welk, hier en daar, nog<br />

overig is , door de ellendigfte fiavermj gedrukt<br />

wordt , en aangaande de waare leere van het<br />

Christendom geheel onkundig is , met welke<br />

onkunde alle de gebreken verzeld gaan, welke er<br />

gewoonlijk uit voortvloejen. De weinige kunde<br />

en geleerdheid , die er nog is, is alleen bij de<br />

Grieken te vinden, wier beste fchool in een klooster<br />

op het Eiland Pathmos is, in welke de oude<br />

Griekfche Taal, Phyfiea , Metaphyfica en Theologie<br />

, geleerd worden, en waarheen jonge lieden<br />

uit verfcheiden landen komen.<br />

Verders wordt de tegenwoordige toeftand dezes<br />

lands ons dus befchreven: „ De Osmanfiche<br />

Turken hebben het oude Klein-Afië in zes landichappen<br />

verdeeld, welke zijn, Anadoly of A T


166 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

men, naar mate en evenredigheid van de grootte<br />

en gefteldheid des lands, zou kunnen verwachten,<br />

en overal befpeurt men het groot verval, waartoe<br />

dit land geraakt is. Zijne oude beroemde en beste<br />

fteden en kasteelen zijn of geheel vervallen<br />

en verwoest, of grootendeels, in eenen geringen<br />

en Hechten ftaat. Het getal van dorpen is klein,<br />

de openbare wegen zijn, wegens de menigte van<br />

rovers , onder welken inzonderheid Turkmannen<br />

zijn, zoo onveilig, dat de reizigers, tot hunne<br />

veiligheid, altijd in gezelfchappen of Kiervanen,<br />

{Karavanen , gelijk men gemeenlijk zegt) rei»<br />

zen." — Doch, wij komen tot de bijzondere be»<br />

fchrijving,<br />

c u i c i ê<br />

is het eerfte landfchap in Klein-Afië, als men van<br />

het Oosten uit Syrië komt, waar van het, door<br />

het gebergte Amanus, was afgefcheiden, waarom<br />

Syrië en Cilieië, dikwijls bij elkander worden gevoegd<br />

, HAND. XV: 23 en 4.1. Ten Noorden<br />

paalt het aan Kappadocië, en Lykaönië, ten Westen<br />

aan Pamfylië , ten Zuiden heeft het de Middelandfche<br />

zee, welke, hier, de zee van Cilieië genoemd<br />

werdt, HAND. XXVII: 5. Het was eene<br />

Romeinfche Provintie, ten tijde der Apostelen ,<br />

HAND. XXIII: 34. in welke, .onder anderen, de<br />

door zijne welfprekendheid vermaarde MARKUS<br />

TULLIUS CICERO, ook Landvoogd geweest is.<br />

Ten blijke, dat , in dit landfchap , zich vele<br />

Jooden onthielden, ftrekt de plaats HAND. VI: 9.<br />

alwaar , onder de Jooden, die den diaken sTE­<br />

TANUS tegenftonden, ook Jooden van Cilieië genoemd<br />

worden. Een ftuk van het oude Cilieië<br />

heet, thans, het district Itsjil, het welk tot het<br />

Gouvernement Cyprus behoort.<br />

De


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 167<br />

De voornaamfle flad van dit landfchap, de eenigfte,<br />

die in de Heilige Schrift voorkomt, is<br />

T A R s u s,<br />

geene onvermaarde Jlad van Cilieië, HAND. XXI:<br />

39. die men niet moet verwarren met Tarfisch,<br />

in de gefchiedenis van SALOMO en JONA, voorkomende,<br />

V. Deel bladz. 180, 181. Zij lag aan<br />

de rivier Cydnus , die er midden doordroomde ,<br />

thans door de Turken, Kara-Su, het zwarte water,<br />

genoemd, omdat zij zoo diep is. Ook heet<br />

zij Baradan, omdat haar water zeer koud is; welke<br />

koude , gelijk de gefchiedenis wil , voor<br />

ALEXANDER den grooten, bijna doodlijk was.<br />

De afftand der ftad Tarfus , aan deze rivier, van<br />

de zee, woi.'.: , onderscheidenlijk, opgegeven.<br />

STRABO zegt, dat dezelve niet meer dan vijf ftadiën,<br />

het welk nog geen kwartier uur gaans uitmaakt,<br />

bedroeg, doch PLINIUS getuigt, dat<br />

de ftad verre van zee aflag, en PTOLEMEÜS<br />

telt ze onder de binnenlandfche fteden van Cilieië,<br />

misfchien moet men bij STRABO , voor V liever<br />

L ftadiën, dat is, twee uuren gaans, lezen; wanneer<br />

de berichten meer zullen overè'enftemmen (a).<br />

Zij was de geboorteftad van PAÜLUS, gelijk hij<br />

zelve verklaart HAND.XVI: 39. XXII: 3. waarom<br />

hij ook SAULUS van Tarfus , of de Tarfenfer ,<br />

genoemd wordt HAND. IX: 11. gelijk hij zich<br />

dan ook, na zijne bekeering, zich, een' geruimen<br />

tijd, hier onthouden heeft HAND. IX: 30. Daar<br />

pAuLus ons dus zelve verzekert, dat hij te TAR-<br />

SUS geboren is , behoeft men aan zekere overle-<br />

ve-<br />

(a) CELLARIVS Geogr. Ant. lom. II. pag. 216, 117.


i68 A A R D R 1 J K S - K U N D E<br />

vering geen geloof te geven, die Giskala , als de<br />

geboorteplaats van dezen Apostel meldt (a\<br />

Hier kan PAULTJS eene geleerde opvoeding genotenhebben,<br />

welke hij, vervolgends, telera-<br />

Jalem, aan de voeten van GAMALiè'L, voltooide,<br />

dewijl volgends het getuigenis van s T R A-<br />

80S b d e<br />

>> » inwoners van Tarfus zoo zeer ge-<br />

„ öefend waren in de Wijsbegeerte, en andere<br />

,, takken van geleerdheid, dat zij die van Athee-<br />

„ ne, Alexandrië, en andere plaatzen, waar men<br />

„ openbare leerfchoolen hadt, overtroffen , ook<br />

,, was, aan Tarfus, dit bijzonder eigen, dat al-<br />

„ daar meest inborelingen onderwezen werden ,<br />

„ en niet vele vreemdelingen derwaards over-<br />

„ kwamen; ook, dat weinigen der inborelingen<br />

„ zich aldaar bleven ophouden ; maar, zoodra zij<br />

„ tot eenigen trap van - geleerdheid bevorderd<br />

„ waren, vrijwillig omreisden, door alle vreemde<br />

„ landen. " enz.<br />

Dewijl PAULUS, die een burger was van Tarfus,<br />

HAND. XXI: 39. tevens een geboren Romeinsch<br />

Burger was, HAND. XXII: 24—29. hebben<br />

fommigen gemeend , dat Tarfus eene Romeinfche<br />

Volkplanting geweest zij , en dat dus<br />

de burgers dezer ftad ook tevens Romeinfche<br />

burgers waren , evenwel, fchoon zij de hoofdftad<br />

was van Cilieië , en eene vrije jlad (Urbs libera,)<br />

die door hare eigene overheid geregeerd<br />

werdt, volgends hare eigene wetten, evenwel is<br />

er geene blijk, dat zij, toen reeds, eene Romeinfche<br />

volkplanting geweest is, fchoon er eenigen<br />

tijd<br />

(a) Vergelijk ons V. Deel. bladz. 34. en BACHIENK<br />

III. Deel. Ui. Stuk. bladz. 657. iD de aantekening.<br />

(b) Libr.XIV. Vergel. HOFSTEDE£//30»


BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 169<br />

tijd later, eene Romeinfche volkplanting overgebracht<br />

en gevestigd is. Men begrijpt dan PA IJ-<br />

LUS Romeinsch burgerrecht het best dus, dat<br />

zijne ouders of voorouders, bij de eene of andere<br />

gelegenheid , of dienst aan den Haat bewezen,<br />

dit burgerrecht, erflijk, zullen verkregen hebben.<br />

Was Tarfus , van ouds , geene onvermaarde<br />

ftap, zij is zulks ook , in laater tijd, gebleven.<br />

In den bloeiftand van het Christendom werdt<br />

zij de zetel van eenen Bisfchop , ondergefchikt<br />

aan den Patriach van Antiöchië. In de kruis togten,<br />

werdt zij door het leger der Latijnfche Christenen<br />

bemagtigd , en weinig tijds daarna tot een<br />

aardsbisdom verheven. — Heden wordt de ftad ,<br />

die , in de nieuwfte landkaarten , twee uuren<br />

gaans van zee geplaatst wordt, door de Europeers<br />

Tarfo, door de Turken Terfia en Tarfis, en door<br />

de inwoners Terasfo geheten, (a) en is een arme<br />

ftad, die van Osmannen, Grieken, en Armeniërs,<br />

bewoond wordt. De Jakobiten hebben hier<br />

Bisfchoppen , en de Nestoridnen Aardsbisfchoppen<br />

gehad ; ten tijde van<br />

A<br />

B ULFEDA , was<br />

zij, in handen der Armenifche Christenen , toen<br />

was zij groot, en met eenen dubbelen muur voorzien<br />

Qb).<br />

P A M F Y L l ë<br />

volgt naast Cilieië, Westwaards , hebbende ten<br />

Noorden Lykaönië en Pifidië, ten Westen Karië<br />

en Lycië, en ten Zuiden de Middelandfche zee,<br />

die, hier, genoemd wordt de zee, die langs Pamfylië<br />

(*) SACHIENE III. Deel. III. Stuk. bladz, 6 Sg—55tf.<br />

(O BUSCHINS Af.f. 122, 123.<br />

L 5


i 7<br />

o A A R D R IJ K S- K U N D E<br />

fylië is, HAND. XVII: 5- Uit dit landfchap<br />

-sintren ook Jooden, op het eerfte Pinkfterfeest, te<br />

Jerufalem , tegenwoordig, HAND. II: IO. En<br />

de Apostel PAULUS heeft, op zijne reizen door<br />

Klein - Afië , om het Euangelie te verkondigen ,<br />

tweemaal, dit landfchap doorreist, HAND. XIII.<br />

bij welke gelegenheid, twee fteden van het zelve<br />

gemeld worden.<br />

P E R G E ,<br />

het welk van STRABO befchreven wordt, als gelegen<br />

aan de rivier Cefirus, LX ftadiën (dat is,<br />

twee en een halfuur gaans,) van de zee, in de<br />

nabuurfchap dezer ftad ftondt, op eene verhevene<br />

plaats, een Tempel, aan DIANA, welke die<br />

van Per ge, even als die van Efieze, voor de befcherm-godin<br />

hunner ftad vereerden, en die bij<br />

oude Schrijvers , Diana Pergcea , de Diana van<br />

Perge , genoemd wordt, gewijd. Aan deze ftad<br />

landde PAULUS en die aan, toen hij van Cyprus,<br />

na Pamfylië, was overgeftoken , HAND. XIII:<br />

13. Hier verliet JOANNES MARKUS het gezelfchap<br />

, en keerde weder na Jerufialem, terwijl<br />

t AU LUS voortreisde na Antiöchië in Pifidië, vs.<br />

14. Bij de terugkomst, Perge weder aandoende,<br />

predikten PAULUS en BARNABAS , aldaar het Euancelie,<br />

HAND. XIV: 25. — In de volgende tijden,<br />

bloeide hier het Christendom , en de ftad was een<br />

bisfchoppelijke zetel, onder het Patriarchaat van<br />

Konfiantinopolen, zelfs voerde dezebisfchop den titel<br />

van" Metnpolitaan, die daarna met dien van Aardsbis.<br />

fchop verwisfeld is. - Heden wordt de ftad bij<br />

de Turken, Pirgi genoemd f » Van<br />

(a) IACHIEBS III. Dtel, III. Stuk. Hadz. 66%, 66 9.


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 171<br />

Van Perge vertrokken, met voornemen , om<br />

na Antiöchië in Syrië weder te keeren , gingen<br />

PAULUS, en zijn gezelfchap te<br />

A T T A L I A<br />

fchéep. Deze ftad, dus genoemd naar zekeren<br />

ATTALUS F Z L A D E L P U S , misfchien dienzeJfden<br />

Koning van Pergamus, die zijn rijk, bij uiterflen<br />

wil, aan de Romeinen vermaakte, lag aan<br />

eene bekwaame zeehaven , en is naderhand een<br />

Bisfchopszetel geweest. Thans heet zij Antalia ,<br />

of Satalia , en is eene vrij groote en verfterkte<br />

flad, aan eene baai of inham van de Middelandfchezee,<br />

naar deze ilad , de baai van Satalia genaamd,<br />

in eenen zeer vruchtbaren oord, doch ,<br />

alwaar de hitte tevens in den zomer zoo onverdraaglijk<br />

is, dat de meeste inwoners, als dan,<br />

naar de nabuurige bergen wijken. De haven alhier<br />

kan enkel kleine vaartuigen toelaten. De<br />

ftad beflaat uit drie deelen, die door muuren afgezonderd<br />

zijn , wordende alle drie nog door<br />

eenen gemeenen muur omringd. De huizen zijn<br />

flecht gebouwd, en de ftraaten eng. De Grieken<br />

hebben hier eene kerk, en eenen Aardsbisfchop.<br />

Bij den Nubifchen Aardrijksbefchrijver<br />

komt Oud- en Nieuw - Antalia voor (a).<br />

IMAKKABB. XV: 23. komt eene flad<br />

S I D E<br />

voor.<br />

Deze houdt men, gemeenlijk voor eene<br />

flad<br />

(a) ïACHiESE III. Deel. III, Stuk. bladz. 670. B u-<br />

• C H I N C Af.f. isr.


174 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

ftad van Pamfylië, op de grenzen van dit landfchap<br />

na Cilieië toe. ,, Ik heb er niet tegen , "<br />

fchrijft MiCHAëtrs, ,, maar merk toch aan ,<br />

,, dat ook in Pontus, niet verre van Samfon, een<br />

„ Sidehg, waarvan Sidene den naam hadt. "<br />

p i s i D i ë<br />

was eene binnenlandfche Provintie van Klein»<br />

Afië, befloten, tusfchen Pamfylië, Karië, Frygië,<br />

en Lykaönië, zeer bergachtig, met bergen,<br />

die tot het Taurisch gebergte behooren.<br />

A N T I Ö C H l ë<br />

is de eenigfte plaats van dit landfchap, welke in<br />

den Bijbel gemeld wordt. Zij moet niet verward<br />

worden, met Antiöchië, de hoofdftad van Syrië,<br />

waarom zij ook, gemeenlijk, ter onderfcheiding,<br />

Antiöchië in Pifidië, genoemd wordt, HAND. XIII:<br />

14 enz. Zij was , gelijk dat in Syrië , en meer<br />

fteden, van dezen naam, gefticht, door SELEÜ-<br />

KUS NIKATOR, en dus ter eere van zijnen vader<br />

ANTIÖCHÜS genoemd.— Door de Romeinen werdt er<br />

eene volkplanting heen gezonden , en wel onder<br />

de regeering van Keizer AUGUSTUS, waarom<br />

zij bij PtiNiüs Colonia Cafarea heet — P AU-<br />

LUS heeft één en andermaal deze ftad bezocht ,<br />

en er het Euangelium verkondigd, HAND. XIII;<br />

15 — 52. XiV: 19 — 23. Ten tijde van het<br />

Christendom in Afië, was aldaar de zetel van eenen<br />

Bisfchop, die Metropolitaan der Christenger<br />

meenten, door geheel Pifidië, geworden is, ftaande<br />

onder den Patriarch van Konftantinopolen. Hede<br />

r<br />

, z^gt men, wordt de naam dezer ftad Tachia<br />

ook wel Verfakgeli uitgedrukt. Bij Burdur of Burdern,


BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST.<br />

ift.<br />

dern, een klein dorp, in het Distrift Isbarteh ;<br />

vindt men uitgebreide puinhopen van eene voormalige^<br />

aanzienlijke ftad , en deze gist men, dat,<br />

misfchien de overblijfzels zijn van dit Antiöchië in,<br />

Pifidië ( a ).<br />

L Y K A Ö N l è '<br />

insgelijks een binnenlandsch gewest van Klein-<br />

AJië , Oostwaard van Pifidië, hebbende Frygië<br />

en Kappadocië ten Noorden, Cilieië ten Oosten,<br />

en Pamfylië ten Zuiden , waardoor het van de<br />

zee werdt afgefcheiden. Ook dit gewest hebben<br />

PAULÜS en BARNAB AS doorgereisd, en voornaamlijk<br />

in de fteden van het zelve, welke<br />

HANDEL. XIV. voorkomen, Ikonië, Lyflre, en<br />

Derbe, met vrucht, het Euangelie verkondigd.<br />

I K 0 N 1 e ,<br />

wordt door de meeste oude Landbefchrijvers tot<br />

Lykaönië gerekend , alleen XENEFON fchijnt<br />

haar in Frygië, op de grenzen van dat landfchap,<br />

te plaatzen , en fommigen hebben gedacht, dat<br />

ook LUK AS HAND. XlV: 6. Ikonië buiten Ly.<br />

kaönië plaatst, omdat hij daar fchrijft , dat de<br />

Apostelen PAULUS en BARNABAS van.daar gevlucht<br />

zijn, naar de fleden van Lykaönië, doch<br />

het is klaar, dat hij met die fpreekwijze andere<br />

iteden van dat landfchap bedoelt, alzoo wij geene<br />

reden hebben , om het gezag van XENEFON in<br />

dezen, boven het genoegzaam eenparig getuig<br />

e-<br />

(«)POCOCKE Rsize III. Deel. I. Stuk bladz. 83.


174 AARDRIJKS-KUNDE<br />

genis van alle de overige oude Aardrijkskundigen<br />

, te Hellen. In de befchrijving dezer Had,<br />

verfcheelen ook STRABO en PLINIUS merklrjk,<br />

de eerfte noemt het een fiadjen, de laatfte fpreekt<br />

er van , als van eene zeer beroemde fiad, en dit<br />

laatfte komt meest overeen met het bericht van<br />

LUKAS HAND. XIV: i. dewijl de Jooden aldaar eene<br />

Sijnagoge hadden, en er in groote menigte woon»<br />

den. Het Euangelie, door PAULCS en die gepredikt<br />

, maakte hier , in 't eerst, eenen grooten<br />

opgang, maar dra verwekten de ongelovige<br />

Jooden een' opftand , waar door zij de Apostelen<br />

noodzaakten , gelijk wij gezien hebben , na andere<br />

fteden van Lykaönië de vlucht te nemen.<br />

Vergelijk 2TIMOTH. III: n. Evenwel hebben<br />

deze Apostelen, in het wederkeeren na Antiöchië,<br />

de ftad andermaal bezocht, en toen de Christen<br />

gemeente, door hetaanftellen variOudcrlingen, geordend<br />

HAND. XIV: i — 6. 21 — 23.<br />

Ikonië was, ten tijde der Christenen, eene bisfchoppelijke<br />

ftad , onder het Patriarchaat van<br />

Konftantinopolen. Ook verhaalt EUSEBIUS, dat,<br />

hier, eene algemeene Kerkvergadering is gehouden<br />

, over den doop der Ketteren, het welk BA-<br />

KONIÜS ftelt op het jaar na cHRISTUS 258.<br />

De ftad wordt nu Cogni,' Cogne , ook Konia,<br />

bij ABULFEDA Kunijak geheten. Zij is de hoofdplaats<br />

van een district van den zelfden naam, en<br />

de zetel van den Beglerbeg^ of Pacha , of Gou.<br />

verneur, der Provintie, die thans Karamanië genoemd<br />

wordt. (0) Zij ligt, omtrent drie mijlen,<br />

van een gedeelte des bergs Taurus, Gaur Dagli<br />

genaamd , aan het kleine riviertje Mariam, het<br />

welk<br />

(a) BACMIKKE III. Deel. III. Stuk bladz. 673—676;


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. x ? s<br />

welk zich in de tuinen verliest , (#) i n<br />

eene<br />

groote vlakte, die rijk is in tuinen en wijngaarden.<br />

De menigvuldige beekjens, welke van dè<br />

bergen komen, die ten Westen, of, geliik ABUX-<br />

FEDA zegt, ten Zuiden, van de flad liggen, lopen<br />

na de flad, nadat zij de omliggende tuinen en<br />

velden bewaterd hebben, en maken vervolgends<br />

een meirtjen uit, dat, volgends ABTJLFEDA'S<br />

befchrijving, op eenigen afltand, ten Noorden<br />

van de flad gevonden wordt, en van alle kanten<br />

met beemden en bergen omringd is. De ftad is<br />

met een'muur ingefloten, op welke B E L O N marmerfteenen<br />

met kruisfen en grieksch fchrift gezien<br />

heeft, waarfchijnlijk, van afgebroken kerken.<br />

Zij heeft ook een gragt en kasteel, is groot<br />

en wel bewoond , doch flecht gebouwd. Zoo<br />

wel de Armeniërs als Grieken, hebben hier elk eene<br />

kerk; ook is er nog bij de ftad een klein Grieksch<br />

klooster Xyli genoemd. De omliggende oord,<br />

draagt boomwol of katoen en velerleië vruchten,<br />

tot welken een voortreflijk foort van abrikozen<br />

behoort, die Kamereddinkaïfi , of volgends A B Ü L-<br />

Ï E D A , Kamroddini genoemd worden. Men kweekt<br />

hier ook eene plant, welke eene blaauwe bloem<br />

draagt, met welker korrels het bereidde Corduaanfche<br />

leder blaauw geverfd wordt. De ftad<br />

was voor dezen de zetel der Seljukkifche Sultans<br />

Rum. Ten tijde van ABULFEDA was hier,<br />

op het kasteel, een gedenkteken „ opgericht ter eere<br />

van den Wijsgeer PEATO (Z>).<br />

E Y S T R E ,<br />

insgelijks eene ftad van Lykaönië, is in de ge-<br />

fchie-<br />

(a) FOCOCKE Reize UI. Deel. I. Stuk. bladz. 87.<br />

(*) BUICHIMO Jf.f. 115,


Ï16<br />

A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />

fchiedenis der Apostelen merkwaardig , omdat ~,<br />

als dezen daar een wonderwerk omtrent eenen<br />

kreupelen hadden verricht, het volk dier flad<br />

hen eerst vergoodde; maar onmiddelijk daarop,<br />

PAULUS fteenigde en ter flad uitfleepte, zijnde<br />

door de ongelovige Jooden daar toe opgehitst ,<br />

HAND. XIV: 7 — 2. vergel. 2TIM. III: n.<br />

Evenwel heeft PAULUS andermaal, en zelfs op<br />

zijnen tweeden togt, door Klein-Jfië, ten derdemale<br />

, deze flad bezocht , die ook daarom<br />

merkwaardig is, omdat zij de geboorteplaats<br />

was van TIMOTHEUS, aan wien PAULCS zijne twee<br />

Brieven gefchreven heeft, HANDEL. XVI: i — 5.<br />

Men vindt ze als de eerfle onder de Bisfchoppelijke<br />

fteden van Lykaönië, op de lijst derzelven , anders<br />

hebben wij er niets wetenswaardigs van gevonden<br />

(a).<br />

D E B . B E ,<br />

het welk, naderhand , insgelijks eene Bisfchoppelijke<br />

ftad van Lykaönië geweest is, heeft insgelijks<br />

het Euangelie het eerst ontvangen door de<br />

prediking van PAULUS HAND. XIV: 6. en op<br />

zijnen tweeden togt HAND. XVI: 1, Hier te<br />

Derbe was GAJUS geboren, daarom GAJUS van<br />

Berbe , HAND. XX: 4. die daarna één der reisgenoten<br />

van PAULUS geweest is , en van welken<br />

hij , in zijne brieven , meer dan ééns , gewag<br />

maakt.<br />

L Y C I ë,<br />

is eene Zeeprovintie , westelijk van<br />

Pamfylië,<br />

ter<br />

{a) BACHIENE III. Dsel, III. Stuk, bladz. 676—67S.


DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 177<br />

tegen over het Eiland Rh dus, 1 MAKKAB. XV:<br />

23. ten Noorden had zij Karië, en, misfchien een<br />

gedeelte van Pifidië. Wij vinden alleen twee fteden<br />

van dezelve, in den Bijbel gewaagd, Patara<br />

en Myra.<br />

P A T A R A,<br />

eene bij de Ouden bekende ftad, wegens eenen<br />

Tempel van APOLLO, in welken ook Godfpraken<br />

gegeven werden , gelijk te Delf — PTOLE­<br />

MEÜS FILADELFUS, die deze ftad vergrootte ,<br />

hadt haar den naam Arfinoë , ter eere zijner gemalin<br />

gegeten , maar zij bleef haaren ouden naam<br />

behouden, gelijk zij ook, op de lijst der Bisfchop*<br />

pelijke fteden, met dezen naam ftaat, en nog heden<br />

zelfs Patera geheten wordt.<br />

Toen PAULUS uit Griekenland kwam, om na<br />

Jerufalcm te reizen , kwam hij "laatst van Milete<br />

f<br />

in drie dagen , te Patara, het welk aan zee lag,<br />

HAND. XXI: i. en van hier ftak de Apostel, met<br />

met een ander fchip, in zee, na Fenicië.<br />

In eene andere reize van PAULUS, toen hij,<br />

als gevangen, na Rome gebracht werdt, komt de<br />

ftad<br />

M Y R A<br />

in Lycië HAND. XXVII: 5. voor. STRAÖO rekent<br />

deze plaats onder de zes grootfte fteden van<br />

Lycië, ook onderfcheidt hij , daar, dit Myra ,<br />

van Limyra , aan de rivier Limyra , fchoon de<br />

ééne en andere door hem, op gelijken afftand van<br />

de zee , te weten , XX fiadiën , dat is , weinig<br />

meer dan één uur gaans, gefteld worden; wanneer<br />

derhalven LUKAS zegt: de zee, „ die langs<br />

„ Cilieië en Pamfylië is , doorgevaren zijnde<br />

VI. Deel. M „ kwa!


178 A A R D R I J K S K U N D E<br />

„ kwamen wij aan te Myra t<br />

in Lycië, " zal men<br />

dit moeten begrijpen, van de haven dezer ftad ,<br />

van welke de ftad zelve 20 ftadiè'n , landwaards<br />

in, kan gelegen hebben. Hier veranderde de<br />

Apostel insgelijks van fchip , en ging op een<br />

fchip over, dat te Alexandrië t'huis hoorde, vs. 6.<br />

en met koorn bevracht was vs. 38. Men vindt de<br />

ftad, insgelijks, op de lijst der Bisfchoppelijke fteden<br />

, en wel als de eerfte, of Metropolitaanfche , kerk ,<br />

boven aan, thans ligt zij verwoest, maar hare<br />

overbijfzels worden nog aangewezen , omtrent<br />

10 uuren gaans, van Pat ara (a).<br />

In het 1 Boek der M A K K A B E C N , XV: 23.<br />

wordt nog eene flad<br />

F A S E L I S<br />

genoemd, eene haven, op de grenzen van Lycië<br />

en Pamfylië.<br />

K A P P A D O C l ë ,<br />

wordt HAND. II: 9. en 1 PETR. I: u genoemd,<br />

doch, dit is alles, wat wij er in den Bijbel van<br />

vinden , in welken ook geene fteden van dat landfchap<br />

bijzonder voorkomen. Het was het oostelijkfle<br />

landfchap van Klein - Afië, palende aan den<br />

Eufraat, door welke rivier het van Armenië werdt<br />

afgezonderd. Ten Noorden , grensde het aan<br />

Pontus, ten Westen, aan Galatië, Frygië, en Lykaönië,<br />

en ten Zuiden aan Cilieië. Volgends<br />

fommigen zal het in het Oude Testament onder<br />

den naam Thogarma begrepen zijn ( V. Deel bladz.<br />

172O<br />


DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. i 7 9<br />

172.) In laater tijd was het een vermaard Koningrijk<br />

tot het onder de magt der Romeinen<br />

kwam , die er eene Provintie van hun gebied van<br />

maakten — Onder de ftedsn van dit landfchap ,<br />

die waardig zijn , hier , aangeftipt te worden ,<br />

fchoon zij niet in den Bijbel voorkomen , zijn Nazianzum,<br />

naar welke de vermaarde GREGORIUS<br />

Nazianzems den naam heeft, die daar Bisfchop<br />

geweest is, en Nis/a, op de grenzen van Klein-<br />

Armenië , naar welke een andere GREGORIUS<br />

Nysfenus geheeten wordt, ook Tyana, de geboorteplaats<br />

van den bedrieger APOLLONIUS TYA-<br />

NAEUs,<br />

enz.<br />

P O N T U S,<br />

noordwaards van Kappadocië, aan den Pontus Euxinus<br />

, of de Zwarte zee , ftootende oost waards<br />

aan Armenië, en wordende, ten westen, door de<br />

rivier Hulys, van Paflagonië gefcheiden, een vermaard<br />

Koningrijk , beroemd door den grooten<br />

MITHRIDATES, die, bijna 40 jaren met de Rotneinen,<br />

geduurige oorlogen heefc gevoerd, komt,<br />

insgelijks, op de twee gemelde plaatzen der Hei.<br />

lige Schrift voor, HAND. II: 10. en 1 PETR.<br />

I: 1. Ook was uit Pontus geboortig de Jood<br />

AQUILA, en zijne huisvrouw PRISCILLA, welke,<br />

tot het Christendom bekeerd zijnde, aan hetzelve<br />

zoo uitmuntende dienden hebben bewezen ,<br />

HAND. XVIII: 2. doch , dit is ook alles, wat<br />

Wij van dit landfchap in den Bijbel vinden. — Ik<br />

teken hier alleen nog aan , dat van de ftad Cera*<br />

Jus, in dit landfchap, de eerfte kersfenboomen afkomftig<br />

zullen zijn, die ook daarvan, den naara<br />

behouden hebben.<br />

Het landfchap<br />

M 2<br />

PA.


iSo A ARDR IJ KS.KUNDE<br />

P A F I A G O N l ë<br />

westwaards van Pontus, aan deze ] fde zee gelegen,<br />

met BACHIENE, voorbijgaande, omdat er de<br />

Bijbel van zwijgt, komen wij tot<br />

B I T II Y N i ë,<br />

het welk , ten Westen van Paflagonië volgde ,<br />

en ten Westen aan de Propontis ltiet , ten Zuiden<br />

aan Myfië, Frygië, en Galatië. Het Koningrijk<br />

Bithynië kwam, door erf making van den laatften<br />

Koning, NIKOMEDES , aan de Romeinen, die<br />

het, terftond , in eene Provintië veranderden. Het<br />

wordt enkel i PETR. I: i. gewaagd, en HAND.<br />

XVI: 7. In dit landfchap lag de ftad Nicea, zoo<br />

vermaard , door de Kerkvergadering , aldaar tegen<br />

de Aridnen, in het jaar 325 gehouden , en de<br />

Niceïfche Geloofsbelydenis , aldaar toen opgefteld ,<br />

welke men achter de gewone uitgaven van -onze<br />

Nedèrduitfche Bijbels geplaatst vindt , als behelzende<br />

het rechtzinnig geloof, nopens de verborgenheid<br />

der Drieëenheid.<br />

G A L A T I ë<br />

was eene binnenlandfche Provintië van Klein-Afië.<br />

Ten Noorden , grensde zij aan Bithynië en Paflagonië<br />

, ten Oosten aan Pontus , ten Zuiden aan<br />

Kappadocië , en ten .Westen aan Frygië. Ook<br />

hadt, in.de daad, deze landftreek, weleer, tot<br />

Frygië behoord ; maar omtrent 300 jaren voor<br />

CHKISTÜS geboorte, waren de Galli, welke in<br />

hun land geene genoegzame ruimte vonden, om<br />

te beftaan, in eene aanzienlijke menigte , onder<br />

anderen ook in Afië gekomen, en hadden zich in<br />

dit


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 181<br />

dit gedeelte van Frygië , het welk zij vermeesterd<br />

hadden , met der woon gevestigd , en zich daar<br />

met Grieken en anderen vermengd , waarom dit<br />

landfchap Gallo-Grcecia (Gallisch Griekenland) en<br />

korter Galatië is genoemd geworden. De Romeinen<br />

hebben hen naderhand overwonnen , en eindelijk<br />

dit land tot eene Provintië gemaakt, i MAK-<br />

KA B. VIII: 22., In dit landfchap heeft PAULUS ,<br />

een en andermaal, niet zonder vrucht, het Euangelie<br />

verkondigd, HAND. XVI: 6. XVIII: 23.<br />

PETRUS fchreef ook aan de Galatiërs, onder meer<br />

andere gemeenten, zijnen eerften Brief, 1 PETR.<br />

I: 1. en PAULUS Brief aan de gemeenten in Galatië<br />

is bekend. Men vindt ook, op de Bisfchoppelijke<br />

lijsten, zeven Bïsfchoppelijke fteden, in<br />

vervolg van tijd, gemeld , maar van die fteden,<br />

in welke deze gemeenten, ten tijde van PAULUS,<br />

gefticht zijn, komt in den Bijbel geene bijzondere<br />

melding voor.<br />

F R Y G I ë<br />

verdeeld in Groot- en Klein • Frygië, is , wat het<br />

eerfte betreft, een binnenlandsch gewest geweest<br />

in Klein - Jlfië , hebbende Galatië ten Oosten - y<br />

Klein • Frygië ftrekte zich tot aan de Mgeïfche zee<br />

uit, doch de grenzen van dit landfchap zijn zoo<br />

onbepaald , en hebben zoo veele veranderingen<br />

ondergaan, dat wij niet durven ondernemen, dezelve<br />

ftiptelijk aan te wijzen ; te meer , omdat<br />

Groot - Myfië en Klein - Frygië, dikwijls , onder<br />

één verward worden. Hec zuidelijkfte gedeelte,<br />

Frygia Pacatiana genoemd, fchijnt, ten minften gedeeltelijk<br />

, ook tot het eigenlijk Afië gerekend te<br />

zijn , zoo dat fommige fteden , bij voorbeeld,<br />

Labdicea en Hiërapolis, welke in Frygië lagen ,<br />

M 3 tot


182 A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

tot het eigenlijk Afië gerekend worden , waarom<br />

wij ze ook, bij die gelegenheid, befchrijven zullen—<br />

HAND. II: 10. worden ook Jooden uit<br />

Frygië genoemd, en uit HAND. XVI: 6. weet<br />

men, dat PAULUS ook dit landfchap doorreisd<br />

heeft, en andermaal HAND. XVIII: 23.<br />

De Frygiërs beroemden zich , wegens de oudheid<br />

van hun volk, waar over zij ook , volgends<br />

HERODOTUS , eenen twist met de Egyptenaars<br />

gehad hebben. Dewïil zij meer in opene vlekken<br />

dan in fteden woonden , hadden zij eenen boerfchenaart,<br />

en waren zoo laag van geest, dat zij<br />

door dwang en flagen tot hunnen pligt moesten<br />

gebracht worden ; van het één en ander waren bij<br />

de Latijnen de fpreek woorden ontftaan : Phryx emendaturplagis<br />

, waar geen dwang is, daar is geene<br />

eere , en: Sero fapiunt Phryges , de gekken leer en<br />

met fchade.<br />

Met<br />

M T S I ë<br />

is het omtrent even eens gelegen , als met Frygië<br />

9<br />

wij lezen van een Groot- en Klein - Myfië,<br />

doch beider grenzen zijn niet genoeg bepaald ,<br />

ook bevatten beiden andere kleine landfchappen, of"<br />

ook, gedeelten van Myfië worden weder tot andere<br />

landfchappen betrokken. Genoeg is het, derhalven,<br />

aantemerken , dat beide deze deelen, of geheel<br />

Myfië , de JEgeïfiche zee ten Westen, en de Propontis<br />

ten Noorden hadden, en ten Oosten grensden<br />

aan Bithynië en Frygië. Dit landfchap wordt,<br />

in den Bijbel, maar ééns gemeld, HAND. XVI:<br />

8. Op den tweden togt van PAULUS en SI LAS,<br />

Wilden die Apostelen , na Frygië en Galatië doorgereisd<br />

te hebben , zich wenden na het eigenlijk<br />

genoemd Afië, en dus ter linke zijde, doch, werden,


DES BIJBELS. X. BOEK. VIL HOOFDST. 183<br />

den , door den Heiligen Geest, daar in' verhinderd<br />

, en als zij vervolgends tot aan Myfië voorCgereisd,<br />

zich rechts wilden wenden na Bithynië,<br />

werden zij ook daar in belet , zoo dat zij Myfië<br />

latende liggen, voortreisden na Tro'ds, van waar<br />

zij het gereedst konden overfteeken na Macedonië,<br />

het welk de bedoeling der Voorzienigheid was.<br />

BACHIENE («) en anderen hebben hier eenige<br />

zwarigheid gevonden, hoe de Apostelen Myfië<br />

konden laten liggen , het welk juist in hunnen<br />

weg lag, tusfchen Frygië en Tro'ds, doch, als wij<br />

in aanmerking nemen, het geen wij van de onzekerheid<br />

der grenzen van Myfië gezegd hebben,<br />

wordt de zwarigheid ligt opgelost, ook kan men<br />

zeggen , dat zij Myfië lieten liggen , voor zoo ver<br />

zij zich daar niet hebben opgehouden.<br />

T<br />

R o a s<br />

bij deze gelegenheid gemeld , kan zoo wel de benaming<br />

van een bijzonder landfchap , als van<br />

eene ftad zijn; het landfchap hadt den naam van<br />

de zoo vermaarde ftad Troje , en daartegen hadt<br />

het, ten tijde van PAULUS, eene ftad Tro'ds, welke<br />

ook tot Frygië, of van anderen tot Myfië, gerekend<br />

wordt , gelijk dit geheele landfchap Trods.<br />

Deze ftad Trods heeft PAULUS bij eene tweede<br />

reize na Macedonië aangedaan, HAND. XX: 1.<br />

vergeleken 2 KOR. II: 12, 13. en wanneer hij<br />

uit Macedonië, te rug keerde, kwam hij weder te<br />

Trods, HAND. XX: 4, 5. hier hadt hij ook zijnen<br />

reismatel , benevens eenige boeken en papieren<br />

gelaten, om welke hij aan TIMOTHEUS fchrijft<br />

STIM. IV: 13.<br />

Dez«<br />

(*) UI. Deel. III. Stuk. bladz. 69Ï.<br />

M 4


i$4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Deze ftad Tro'ds heette eigenlijk Alcxandria,<br />

voorheen ook Antigonia, maar wordt ter onderfchtiding<br />

Trods naar het landfchap genoemd, en<br />

lag aan de JEgcïfche zee, niet verre van de Hel-<br />

Jespontifche zeeëngte — De ftad heeft naderhand<br />

eene aanzienlijke Christengemeente, en ook eenen<br />

Bisfchop gehad — Thans heet zij Eskis/ïambol,<br />

en ligt op eene hoogte, die met hooge klippen<br />

aan de zee tegen over het Eiland Tenedos eindigt<br />

(a),<br />

A S S U S O / A S S U M .<br />

Eene Had, in Myfië , omtrent 6 of 7 uuren<br />

gaans, Zïiid-oostwaards van Trods, aan eeneruime<br />

baai gelegen , en met eene haven voorzien.<br />

STRABO béfchrijft haar, als door natuur en kunst<br />

verlterkt, en gelegen op eene fteile hoogte , die<br />

van den zeekant eenen rechten en langen opgang<br />

hadt. Volgends HINIUS heette zij Asfiort Troadis,<br />

of Asfiou , in het landfchap Trods, ook werdt<br />

zij Apollonia genoemd — Eens is PAULUS hier te<br />

voet van Trods gekomen HAND. XX: 13, 14. (b)<br />

A D R A M Y T T E ,<br />

of Adramyttum , was insgelijks eene ftad van Myfië,<br />

en wel van dat gedeelte, het welk bij de rivier<br />

Tiaïkus lag. I Deze ftad zelve was gelegen<br />

aan dezelfde baai der JEgeïfche zee, welke de<br />

ftad<br />

(ö) ïOSCHIf'G Aflcn ƒ 91. POCOCKE Reize IIJ. Deel.<br />

II. Stuk bladz. 117. CHANDLER. Reize door Klein - Jftë,<br />

bladz. 40 volgg.<br />

{b) BA,ctfiÉNB III, Deel. \\\. Stuk. bladi. 704,


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 185<br />

ftad Asfus befpoelde. Daar hoorde het fchip<br />

t'huis, met het welk PAULUS, op zijne reize na<br />

Rome, van Ccefarea tot Myra in Lyciëgevaren was,<br />

HAND. XXVil: 2. en geenszins te Adrumetum ,<br />

op de kust van Afrika , gelijk de Latijnfche Overzetting,<br />

de Vulgata, aan BONFRERIUS en anderen<br />

aanleiding tot deze misvatting gegeven<br />

heeft («).<br />

Verfcheiden andere fteden , en ook landfchappen<br />

van Klein - Afië, worden , voords , begrepen<br />

, onder den naam van<br />

H E T EIGENLIJK GEZEGD ASlë,<br />

bij voorbeeld , behalven een gedeelte van Frygië,<br />

de landen Lydië, JEolië, lönië, en Karië, met<br />

één woord , alle de landfchappen van het westelijk<br />

Deel van Natolië, tusfchen de Middelandfche<br />

zee , den Archipel, en de Propontis ; zoo nogthans,<br />

dat, ook in het vervolg, deze benaming van<br />

eigenlijk gezegd Afië zich dan ééns ruimer uitftrekie,<br />

dan weder naauwer bepaalde, gelijk ik<br />

hier voor reeds heb aangemerkt.<br />

De reden dezer benaming , aan verfcheiden<br />

landfchappen gegeven, is eenvouwig deze, dat de<br />

Romeinen, volgends uiterften wil van A T T A L U S ,<br />

Koning van Pergamus , deze landen , die zijn Koningrijk<br />

uitmaakten, in bezit kregen, en er hec<br />

eerfte Wingewest in Afië van maakten , welks<br />

beftuuring zij aan landvoogden , met den titel van<br />

Prcstor, maar na de tijden van AUGUSTUS, met den<br />

titel van Proconful, van waar Afia Proconfularis,<br />

hebben toebetrouwd , ten welken opzichte zij ,<br />

na<br />

(*) BACHIBKE 1. c. pag. 705.<br />

M 5


186" AARDE. IJ KS-KUNDE<br />

na de bemagtiging van andere landfchappen van<br />

Natolie', meermalen veranderingen in de uitgeftrektheid<br />

dezer landvoogdij hebben ingevoerd.<br />

Een of andermaal, misfchien , uitgezonderd,<br />

bij voorbeeld HAND. XIX: 26, 27. XXVII: 2.<br />

wordt door Afië, in het Nieuwe Testament voorkomende<br />

, dit eigenlijk gezegde Afië verftaan ,<br />

van het welk ook de titel van Afiarchen HAND.<br />

XIX: 31. zijnen oorfprong heeft, die in de gewone<br />

vertaling , Overfien van Afië heeten ; ongelukkig<br />

zeker ; zij waren eene foort van Priesteren<br />

, die de beftelling hadden , over de ftrijdfpelen,<br />

in de openbare Schouwplaatzen , en over<br />

andere bijzonderheden, den openbaren Godsdienst<br />

en deszelfs piegtigheden betreffende (a).<br />

De ingezetenen van de meeste landfchappen ,<br />

die tot deze Rotneinfche Provintie behoorden, waren<br />

Grieken , niet alleen in de algemeene betekenis<br />

van Heidenen, maar Grieken van oorfprong en<br />

afkomst, gelijk wij boven, toen wij van Klein-<br />

Afie, in 't gemeen, fpraken, reeds hebben aangemerkt,<br />

maar ook bevonden zich hier vele Jooden<br />

, en, zedert de prediking van PAULUS,<br />

die, fchoon éénmaal, door den Geest, verhinderd ,<br />

daar hetEuangelie te verkondigen, omdat hij elders<br />

geroepen werdt, echter, naderhand, in deze<br />

landftreek, bijzonder te Efcze, een' geruimen<br />

tijd , verkeerd heeft, ook vele Christenen. Z00-<br />

danigen waren die gemeenten van Afië, welke de<br />

Christenen teKorinthe, door den Apostel, lieten<br />

groeten 1 KOR. XVI: JQ. En tot deze gemeenten<br />

behoorden bijzonder, die zeven Gemeenten<br />

van Afië OPENB. II. en III. genoemd, Efieze,<br />

Smyr-<br />

(a) R, iBTfiiN DlJJ KPhilol,Crlt.de Jftarchis Traj. 1753.


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 187<br />

Smyrna, Pergamus , Thyatire , Sardes, Filadelfia,<br />

en Labdicea , welke fteden juist die ligging hebben,<br />

dat z : j, in de opgegeven, en in JOANNES<br />

Openbaring voorkomende orde , als in eenen kring<br />

liggen , zoodat een rondgaand gefchrift, volgends<br />

deze orde, aan hun allen kon worden medegedeeld.<br />

— Wij zullen deze lieden, kortlijk,befchrijven,<br />

en er die bijzonderheden van optekenen<br />

, welke tot opheldering van den letterlijken<br />

zin , uit de Aardrijkskunde , ftrekken kunnen ,<br />

zonder ons, voor tegenwoordig, in te laten in<br />

het verfchil onder de Uitleggers , of men deze<br />

Brieven naar de letter , of in eenen Profeetifchen<br />

zin, hebbe optevatten,<br />

E F E z E<br />

gelegen, in dat gedeelte van het Eigenlijk Afië,<br />

dat Iönië genoemd werdt, aan eenen inham der<br />

Egeïfiche zee, niet verre van daar de Kaïfirus, of<br />

de kleine Meander in die zee valt, was van ouds<br />

eene aanzienlijke ftad, de eerfte van geheel Afië ,<br />

gelijk zij op de oude gedenkpenningen genoemd<br />

wordt, groot , fchoon, en volkrijk , eenen uitgebreiden<br />

koophandel drijvende, en voornaamlijk<br />

uitmuntende in geweerfabrieken , waar op men<br />

meent, dat PAULUS doelt EFEZ. VI: 10—17.—<br />

Men zeide, dat zij, door de Amazonen, zou geflicht<br />

zijn — hare grootfte vermaardheid hadt zij<br />

te danken , aan den Tempel van DIANA, welke<br />

voor de befcherm-godin dezer flad gehouden, en<br />

deze, om het beeld dezer godin, dat men voorgaf,<br />

van den hemel gevallen te zijn, en dat in dezen<br />

Tempel vereerd werdt, dtKerkbew aar fier genoemd<br />

werdt, HAND. XIX : 47. 35. Deze Tempel,<br />

na dat de eerfte door HEROST RATUS, om zich<br />

eenen


188 A A R D R IJ KS -KUNDE<br />

eenen naam te maken , in brand was geltoken, in<br />

denzelfden nacht , toen ALEXANDER dc Groote<br />

geboren werdt, is op gemeene kosten van alle<br />

lieden van Afië weder opgebouwd , en werdt<br />

voor éénen van de zeven wereld-wonderen gehouden.<br />

Hij werdt in 220 jaaren voltooid, zijnde<br />

geflicht, naar de Tótiifiche bouworde , hebbende<br />

de lengte van 425 , de breedte van 220<br />

voeten, en wordende gefchraagd door 127 pilaren,<br />

die de hoogte van 60 voeten hadden. Ook<br />

hadt men er een"' prachtigen Schouwburg, alwaar<br />

kamp vechten, ter eere van DIANA, gevierd werden<br />

, en over welke de Afiarchen, daar boven<br />

van gefproken is , het betluur hadden , in welken<br />

fommigen meenen , dat ook de Apostel FAUlus<br />

eenmaal veroordeeld geweest zou zijn , om<br />

met de wilde beesten te vechten, 1 KOR. XV:32.<br />

fchoon anderen dit gezegde van den Apostel liever<br />

anders verklaren. PAULUS heeft deze ftad<br />

één en andermaal bezocht, en er zich, zelfs een<br />

geruimen tijd van omtrent driejaren, onthouden ,<br />

HAND. XVIII: 19. en XIX. -Hij Helde, hier,<br />

TIMO'THEUS tot Bisfchop , of opziener der gemeente,<br />

aan, aan welken hij twee Brieven, met<br />

voorfchriften, omtrent de regeling en het beiluur<br />

der gemeente gefchreven heeft, gelijk nog eenen<br />

Brief aan deze gemeente zelve. Volgends het<br />

verhaal van EUSEBIUS heeft, na het overlijden<br />

van TIMOTHEUS , (wien de overlevering wil,<br />

dat eenige baldaadige Efeziërs, op een' feesttijd<br />

, met knodzen , zouden hebben doodgeflagen,)<br />

de Apostel JOANNES , die zich meest aldaar<br />

onthieldt, het beiluur dezer gemeente en<br />

der omliggende , op zich genomen. Aan haar<br />

is ook, in de daad, de eerfte der zeven Brieven<br />

in de Openbaring, volgends het opichrift , gericht,


DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOQFDST. 18»<br />

richt, toen deze Apostel zich op het Eiland Pathmos<br />

in ballingfchap bevondt ; in dezen Brief<br />

wordt aan deze gemeente , wat de letter betreft,,<br />

gedreigd, dat , zoo zij zich niet bekeert, de<br />

kandelaar, dat is, het licht van het Euangelie ,<br />

van haar zal weggenomen worden , het welk ook<br />

volftrekt vervuld is geworden.<br />

Doch, laat ons, eer wij dit aanwijzen, nog het<br />

één en ander van, Efeze aanmerken. JoaNNE»<br />

de Apostel zal , wedergekeerd zijnde , uit zijne<br />

ballingfchap, zich, het overige van zijne levensdagen<br />

, te Efeze onthouden hebben, en wanneer<br />

hij, door ouderdom, niet meer in ftaat was, om<br />

door prediken de gemeente te {lichten , zal hij<br />

nog telkens , in de vergadering , de gemeente<br />

hebben toegeroepen : Kindei kens hebt malkanderen<br />

lief! volgends HiëitON YMUS , het welk waarfchijnlijker<br />

luidt, dan dat hij , door een wonderwerk,<br />

DIANA'S Tempel zal hebben doen inftorten<br />

, of ook , dat de Maagd MAR ia , een' tijd<br />

lang, binnen deze ftad zal gewoond hebben.<br />

TROFIMUS, één der eerfte Leeraaren, en een<br />

vriend van PAULUS was een Efeziër HAND. XXI: 29.<br />

vergel. XX: 4. — Op de lijst der Bisfchoppelijke<br />

kerken , komt ook deze gemeente voor als eene<br />

Bifchoppelijke, gerangfchikt onder het Patriarchaat<br />

van Konftantinopolen. • Ook is hier het derde<br />

algemeene Concilie of Kerkvergadering gehouden,<br />

in het jaar 431. waar in de leere van NESTORI us<br />

veroordeeld is geworden.<br />

In de nabuurfchap dezer ftad, wordt nog een<br />

grot of hol aangewezen , in het welk zeven jongelingen<br />

van Efeze, ten tijde der vervolging, onder<br />

den Keizer DECIUS, zich verfcholen hadden,<br />

en aldaar in flaap geraakt, tot aan de regering<br />

van den Keizer THEODOSIUS II. van het 252<br />

tot


iyo AARD-R IJ KS -KUNDE<br />

tot- 446 en dus geduurende 194 jaren zouden<br />

doorgeflapen heèben, wanneer zij , wederom ontwaakt<br />

, te voorfchijn kwamen , zich verbeeldende<br />

, niet meer dan éénen nacht geflapen te hebben.<br />

Dit hol wordt daarom bet hol der H. zeven<br />

Jlapers genoemd. Zeldzaam is het, dat ook MO­<br />

HAMMED in zijnen Koran van eenige lieden gewaagd<br />

, die eenen tijd van 309 jaren geflapen<br />

hebben , en Mufulmannen zullen geweest zijn ,<br />

wier graf de inwoners van Nickowfe , eene plaats<br />

in het rijk van Algiers, zich beroemen te bezitten<br />

(a), terwijl de Arahiers de fpelonk der zeven<br />

flapenden,-maar eenige uuren ver van Taas ,<br />

aan den berg Sabber, in Temen , willen ontdekt<br />

hebben. Zij noemen den Koning, onder wiens<br />

regering deze flapenden in de fpelonk zouden gegaan<br />

zijn, DIKKIANÜS , (DECIUS). Die<br />

geen van hun, welke, na eenen tijd van 309 jaren,<br />

na de ftad gezonden werdt , om levensmiddelen<br />

te kopen, zou THEMUS IBN HAMUS ABU<br />

ABBAS , en de in dien tijd regerende Koning zou<br />

ABDUERACHMAN geheten hebben. De hond<br />

Kathmtr, die hen bewaakte, zou, met dit geheele<br />

eerwaardige gezelfchap, ook eene plaats in<br />

den hemel gekregen hebben, enz. ( Z>)<br />

Thans zijn er van Efeze niets dan puinhopen<br />

©ver, ten westen van Aja Soluk of Aja-Juni, een<br />

vervallen kasteel en klein dorp, het welk , wegens<br />

de omliggende menigvuldige Moskeen, voor<br />

dezen , eene aanzienlijke Mohammedaanfche flad<br />

fchijnt geweest te zijn, zijnde den naam, waarfchijnlijk<br />

, oorfpronglijk van Hagios Theologos of<br />

Haia)<br />

SHAW Reize I. Deel. bladz. 98.<br />

(*) NIEJBHR Befcltr. van Arab. bladz. 2,29, ajo.


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST.<br />

id*<br />

Hagios Jodnnes, de Heilige joaNNES, de THEO-<br />

IOGUS , gelijk de Apostel JOÜNNES van de Ouden<br />

pleegt genoemd te worden, omdat de Grieken<br />

geloven , dat deze aldaar begraven is. De<br />

voorige heerlijkheid van Efeze , vertoont zich<br />

alleen in de overblijfzelen , in verwarde hoopen<br />

van Marmerlteenen, omgeworpen muuren, (lukken<br />

van kolommen en kapiteelen beflaande , met<br />

welken de grond, overal, bezaaid is, en die men<br />

voor overblijfzels houdt van D I A N A'S Tempel,<br />

den Schouwburg, enz. welke thans voor roovers en<br />

moordenaren tot eene Schuilplaats verflrekken ,<br />

ook heeft het omliggende land , hoe woest het<br />

ook ligt , nog tekenen van vorige vruchtbaarheid<br />

Qa). — Daar zijn nog eenige weinige inwoners,<br />

die zeer flcchte leemen hutten, van horden<br />

toebereid, tot hunne huizen hebben , flaande<br />

onder het gebied van eenen Kadi, of Richter ,<br />

die , op een oud Kasteel, op eenen heuvel gefticht,<br />

zijn verblijf heeft. Alle de inwoners zijn<br />

eeniglijk Turken , en er is onder dezelven geen<br />

één Christen (£>). „ De Voorzegging OPENB.<br />

II: 5. is zoo letterlijk vervuld, dat er zelfs niet<br />

één Christen , binnen de twee uuren gaans van.<br />

deze plaats te vinden is. " (c) Enigzins anders<br />

echter fchrijft er CHANDLEB. van ( d), nogthans<br />

zoo, dat hij, in de hoofdzaak, met het aange-<br />

haal-<br />

(a) BuscHIKo Af f. 99. Men ziet de befchrijving en<br />

afbeelding van alle deze bouwvallen bij DE BRUIN, Reizt<br />

bladz. ap volg. Verg. POCOCKE til. Deel. I. Stuk. bladz.<br />

aj. volgg.<br />

{b) EGMOND VAN DER NYENBURO Reize I. Deel.<br />

bladz. 118.<br />

(c) POCOCKE Reize III. Deel. ï. Stuk bladz, 24,<br />

(d) Reize deur Ktin. Jfiè' bladz. aoö, 207.


ïo*<br />

A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

haalde, overeenkomt. ,, De hedendaagfc'he Efèï<br />

ziè'rs , zegt hij , zijn eenige Griekfche boeren ,<br />

die, in groote armoede, afhanglijkheid, en ongevoeligheid<br />

. leven. Een glorierijk volk verbeeldende<br />

, bewonen zij de puinhopen van deszelfs<br />

voormalige grootheid ; fommigen de grotten der<br />

prachtige gebouwen, die het gedicht heeft, anderen<br />

de gewelven onder het Jladium , dat weleer<br />

het gedrongen toneel van deszelfs vermaken was;<br />

en wederom anderen de graven bij de fteile hoogte<br />

, die de bewaarplaatzen van deszelfs asfche waren<br />

-— Zulken zijn de tegenwoordige burgers<br />

van Efeze , en zoodanig is de flaat, tot welken<br />

deze vermaarde ftad allengs gebracht is. Hare<br />

ftraten zien er treurig uit, en zijn met gras bewasfen.<br />

Eene kudde geiten werdt, tegen den<br />

middag , derwaards gedreven , om befchutting<br />

voor de hooggeftegen zon te vinden , en eene<br />

krasfende vlugt kraajen , uit de fteengroeven,<br />

fcheen hare woeste eenzaamheid te befchimpen.<br />

Wij hoorden , in het binnenruim van den Schouwburg<br />

en hec fladium, het patrys roepen. De plegtige<br />

ftatie naars heidenfchen godsdiensts wordt<br />

niet meer gedacht , en de Christelijke , welke<br />

hier , door de Apostelen geplant , door de Algemeene<br />

Kerkvergaderingen aangekweekt werdt,<br />

tot dat dezelve tot zijne manlijke kracht wies ,<br />

leeft nu nog even, in eene naauwlijks bemerkbare<br />

beftaanlijkheid. " (a)<br />

S M Y R N A<br />

eene, nog heden ten dage, vermaarde en aan-<br />

zien-<br />

(a) Vergelijk over Efeze BACH IE ME UI.Deel. Ul.Stuk,<br />

bladz. 7 17—733.


DES BIJBELS. X. BOEK, VU. HOOFDST. 193<br />

zienlijke ftad , gelegen noordwaards van Efeze,<br />

aan dezelfde JEgcïfche zee , naar de bepaling van<br />

STRABO, in eene rechte lijn, op den afftand van<br />

CCCXX Jladiën , het welk bijna overeenkomt met<br />

14. of 15 uuren gaans , die men , thans , aan den<br />

afftand dier beide fteden van elkander geeft (a><br />

Weleer behoorde zij tot het landfchap ïönië, en<br />

lag op de noordelijke grenzen van dit landfchap<br />

nabij JEölië, de rivierMeles vloeide langs de muuren<br />

dezer ftad.<br />

Volgends PLINIUS zal deze ftad door de Amazonen<br />

gefticht zijn; volgends STRABO, zal het<br />

oude Smyrna , door de Lydiërs verwoest, en geduurende<br />

vier eeuwen, als een dorp bewoond zijn<br />

geweest, tot dat het , door ANTIG ONUS , naderhand<br />

door LYSIMACHUS, twee van ALEXAN­<br />

DER s Veldheeren, en Koningen van Afië, weder<br />

herbouwd , en , in zijnen tijd , ééne der<br />

fchoonfte fteden was geworden. Deze nieuwe<br />

ftad, die, omtrent een uur gaans, van de oude<br />

was afgelegen, was, voor een gedeelte, op eenen<br />

berg gefticht, doch , een ander deel lag, in<br />

eene vlakte, langs de zeehaven , uitgeftrekr. De<br />

ftraten waren , zoo veel doenlijk , naar eene rechte<br />

lijn getrokken, met fteenen beftraat, en aller -<br />

wege bezet met prachtige gebouwen, onder welken<br />

, bij STRABO, geteld worden , eene openbare<br />

<strong>Bibliotheek</strong>, eeneLeerfchool, en eenige Tempels<br />

, onder anderen een, aan HOMERUS gewijd,<br />

omdat de burgers van Smyrne zich beroemden ,<br />

dat hunne ftad de geboorteplaats was van dezen<br />

Prins der Dichteren.<br />

Men moge het voor waarfchijnlijk houden ,<br />

dat<br />

(a) KORN. DE BRUIN Reize bladz. 39,<br />

Vi. Deel.<br />

N


m<br />

A A R D R Ï J K S - K U N D E<br />

dat P A U L U S , geduurende zijn verblijf te Efeze,<br />

H A N D . XIX: 10, 26. te Smyrne eene Christen<br />

gemeente gedicht hebbe , echter is het niet zeker,<br />

en zelfs meenen fommigen, dat, te dezer<br />

plaatze, geene Christen gemeente zich gevestigd<br />

heeft , voor den ondergang van Jerufalem, maar<br />

de tweede Brief van de zeven Brieven in J O Ü N -<br />

JNES Openbaring, O P E N B . II: 8 —11. is aan<br />

dtn Engel der gemeente te Smyrna gericht, zoodat<br />

er toen zekerlijk eene Christen gemeente in<br />

die ftad 'geweest is, wanneer de Openbaring gefchreven<br />

is geworden , doch, het welk waarfchijnlijk<br />

eerst geweest is , na Jerufalems verwoesting.<br />

De Kerkgefchiedenisfen verhalen ons,<br />

dat P O L Y K A R P U S , een leerling van den Apostel<br />

J O S N N E S , Bisfchop dezer gemeente geweest is,<br />

tot dat hij, in het jaar 167 , in de vervolging<br />

onder den Keizer I U C I U S V E R U S , aldaar den<br />

marteldood ondergaan heeft; men vertoont nog<br />

den Schouwburg, daar hij voor de leeuwen geworpen<br />

, of volgends anderen, verband zou zijn ,<br />

ook zijne kapel en de overblijfzen van zijn graf,<br />

enz. (0).<br />

Van het tegenwoordig Smyrna fchrijft B U-<br />

S C H I N G , uit de Reisbefchrijveren , het volgende<br />

: (b) „ Ismir is de Turkfche naam der ftad Smyrna,<br />

welke aan het einde eener baai, in welke hier<br />

de kleine rivier Meles valt, en aan den voet van<br />

eenen berg, die de ftad van drie kanten influit,<br />

gelegen is; op den bovenften top van dezen berg<br />

ftaat een vervallen kasteel, met eenige ftukken<br />

kanon, het welk J O M N N E S D U K A S gefticht<br />

heeft.<br />

(a) BACHIENE IIT. Leel. III. Stuk. bladz, 734—737.<br />

{b) f J$*n f, 95 1 9


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 195<br />

heeft. Aan de haven ftaat nog een oud kasteel,<br />

en bij den mond der baai, aan het einde van eene<br />

landtong , twee groote uuren van de ftad , nog<br />

een. De ftad , met het daarbij gevoegde landfchap,<br />

behoort aan de Valide Sultane, dat is, aan<br />

des Sultans moeder , welke daar een Musfelin aanftelt,<br />

om de inkomften te ontvangen, maar een<br />

Khadi is de opperfte gebieder in de ftad. Zij is<br />

groot, en valt, wegens hare ligging aan bergen,<br />

als men haar van den waterkant of uit de fchepen<br />

ziet, zoo wel bij dag als des nachts , wanneer het<br />

licht in de huizen brandt, zeer goed in het oog:<br />

maar de ftraaten zijn zeer naauw , en de huizen<br />

meestal flecht. DE BRUIN zegt, dat men het<br />

getal der inwoners op 40,000 rekent, TOUR-<br />

NEFORT fchatte ze maar op 27,000 , een Jefuit,<br />

m de Nouveaux Nemoires des Misfions, op 60,000,<br />

TAVERNIER Op 90,000, POCOCKE, Op JOO,000.<br />

Volgends LUDEKE maken de Osmannen, of Turken,<br />

alleen bij de 40,000 zielen uit , en de Baron<br />

VAN RIEDEZEL meldt , dat men alle de inwoners<br />

op 120,000 zielen fchat. De Osmans hebben<br />

, volgends het bericht van SMITH en WEH-<br />

EER, 13, maar volgends TOURNEFORT, 19<br />

Moskeen. Volgends hun zijn de Grieken de talrijkften<br />

, welke eenen Metropolitaan, of zoo als<br />

LUDEKE zegt, eenen Bisfchop, en twee kerken<br />

hebben. Op dezen volgen de Jooden, van welken<br />

er meer dan 12,000 zijn, gelijk LUDEKE bericht,<br />

welkeer, volgends hem, zeven Sijnagogen<br />

hebben. Na hen komen de Armeniërs, welke<br />

wel eenen Bisfchop , doch niet meer dan ééne<br />

kerk, hebben. De Franken , of Europe'dnen, maken<br />

het kleinfte getal uit, en bewonen eene bijzondere<br />

ftraat, die aan de haven gelegen is, en naar hun<br />

de Frankenjlraat genoemd wordt. Zij is de beste<br />

N 2 in


JQ


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 197<br />

baaren ("«). In grasmaand 1739 werdt, volgends<br />

aantekening van P O C O C K E (b) de ftad<br />

grootlijks ontfteld , door eene vreeslijke fchudding,<br />

waardoor verfcheiden huizen omgeworpen<br />

werdén. Vele inwoners werden op hunne bedden<br />

verpletterd, en er was niet één huis in Smirna , of<br />

het was op eene jammerlijke wijze gehavend. —<br />

„ Ook is de ftad door brand dikwijls zeer verwoest<br />

geworden. In 't jaar 1763 brandde dat<br />

deel der ftad, waar de Europeanen wonen, bijna<br />

geheel af, met vele koopwaren; 1772 de wijken<br />

der Osmannen, Jooden, en Grieken, en zeer vele<br />

Pakhuizen en winkels ; in 1778 onmiddelijk na<br />

eene hevige aardbeving (c), bijkans een derde gedeelte<br />

van de ftad. Hier zijn geheel geene gedenkftukken<br />

der oudheid meer voor handen, behalven<br />

een reusachtige kop van marmer, in het<br />

kasteel op den berg, dien men voor het hoofd<br />

eener Amazone uitvent , maar die , volgends de<br />

verzekering van den Baron V A N R I E D E Z E L ,<br />

een A P O E L O verbeeldt. "<br />

De ilad heeft ook, door de oorlogen , veel gel<br />

e d e n<br />

> en is , menigmalen, ingenomen, geplunderd,<br />

en vernield geworden, waar van men een<br />

kort verhaal heeft bij C H A N D L E R , maar „ zedert<br />

1428 is zij in de magt der Osmannen, In<br />

den zomer , verheft zich daaglijks , tegen den<br />

middag, een zeewind, Imbat genoemd, die vlak<br />

in de baai inwaait, eerst zacht , dan fterker,<br />

waait, maar met den avond weder liggen gaat,<br />

het welk W O O D in zijn EJJav on the originalgenius<br />

( a ) C H A N D L E R Reize bladz. 109.<br />

(b ) Reize III Deel l. Stuk. bladz. ia.-<br />

(c) Van deze aardbeving , en derzelver gevolgen , zie<br />

»en BJORWSTSHLS Reize IV. Deel. bladz, ioö,<br />

N 3<br />

of


198 A A R D R IJ K 3 - K U N D E<br />

of Homer , en L U D E K E , berichten. De eerstgemelde<br />

houdt Smyrna voor de geboorteplaats<br />

van HOMERUS. "<br />

Ten Zuid-oosten van Smyrna zijn warme baden.<br />

In de nabuurige vlekken , Bujaw, Segikui,<br />

Norlekui, en Hadielar , hebben de Europeanen<br />

, die te Smyrna wonen, landhuizen , en bij<br />

het vlek Bonavre is eene groote begraafplaats der<br />

Osmannen, op welke men vele fleenen van oude<br />

gebouwen vindt.<br />

P E R G A M U S ,<br />

was de hoofdftad van het Pergamenisch Koningrijk,<br />

het welk een aanzienlijk gedeelte van Klein-<br />

Afië_ in zich bevatte , en van deszelfs Jaatften<br />

Koning ATTALUS, gelijk wij, hiervoor, reeds<br />

gemeld hebben , bij uiterften wil , aan het Romeinfche<br />

volk vermaakt is geworden. Eigenlijk<br />

was zij gelegen in Groot-Myfië, omtrent 20 uuren<br />

gaans , noord-oostwaard , van Smyrna , aan<br />

de rivier Kaïkus, die, volgends STRABO, daar<br />

langs ftroomde, en in de JEgeïfche zee uitwaterde.<br />

In deze ftad hadt de Koning EUMENES eene<br />

vermaarde Boekerij aangelegd , die meer dan<br />

£00,000 boeken bevat zal hebben , en met die<br />

van Alexandrië om den voorrang twistede. De<br />

boeken daar toe behorende , waren eerst op papier<br />

gefchreven , dat is , op vliezen of binnefchorsfen<br />

van de Egyptifche papier - plant. Maar,<br />

dewijl de Egyptifche Koning P T O L E M E Ü S , uit<br />

naarijver , den uivoer van het papiergewas uit<br />

Egypte verboodt , legde men in Pergamus zich<br />

toe , o.n beesten-vellen tot fchrijfftoffe , om op<br />

tefchrijven, te bereiden, welke daaróm ook nog<br />

heden Perkament of Pergament, naar deze ftad<br />

ge-


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 199<br />

genoemd wordt (#), Ook is de ftad aanmerklijk<br />

, omdat GALENus, die vermaarde oude Geneesheer,<br />

daar geboren is.<br />

Van de eerfte flichting eener Christen gemeente<br />

te Pergamus, lezen wij niets, in de Plandelingen<br />

der Apostelen, maar de derde der zeven Brieven, in<br />

de Openbaring , is gefchreven aan den Engel der<br />

Gemeente te Pergamus. Doch , in dezen Brief<br />

komen bijzonderheden voor, welke men in de gemeente<br />

van Pergamus , naar de letter , niet kan<br />

aanwijzen ; bij voorbeeld , als er gezegd wordt,<br />

dat aldaar de troon des Satans is, fchoon fommigen<br />

dat hebben willen ophelderen, uit den dienst<br />

van iESKULAPius, den God der Geneeskunde,<br />

die, binnen deze flad, zeer ijverig gediend werdt,<br />

en die altijd met eene Slang verbeeld wordt. —-<br />

Doch, dit is zekerer, in de eerfle eeuwen van<br />

het Christendom, is deze flad een Bisfchopszetel<br />

geweest, onderhorig aan den Patriarch van Kon-<br />

Jlantinopolen.<br />

Thans heet de flad Pergamo of Bergamo, en ligt<br />

in eene vlakte, aan den voet, en gedeeltelijk ook,<br />

op het afhangen van fierke, hooge en fleile bergen<br />

, op eén' van welken een vervallen flot of<br />

kasteel ftaat. Ten zuiden loopt er eene rivier<br />

langs, die in oude tijden Kaïkus heette , en die<br />

hier<br />

(a) Hier echter is het Pergament niet het eerst uitgevonden,<br />

maar alleen meer in gebruik gebracht , en de uitvinding<br />

verbeterd. Het is opmerklijk, dat ons hedendaags<br />

Papier nog den naam draagt, naar het Egyptisch papiergewas<br />

, ons Verkament naar Pergamus, gelijk men ook fpreekt<br />

van een vel papier, als ook van een blad papier, doelende<br />

het eerde op de bereide bssstenve'lett, en het laatfte op de<br />

veel oudere wijze van fchrij/en op bladen van Palm- of Dadelbomen.<br />

Zie BACBIENE III. Deel. 111, Stuk, W. 733,735»<br />

N 4


zoo<br />

A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

hier de beek Selinus opneemt. Zij ligt zes of zeven<br />

Franfche mijlen van zee af, aan welke zij<br />

eene haven heeft (a). • Zij is nog redelijk wel in<br />

ftaat. Alhoewel er geen gebrek is , aan ptinhoo-<br />

•pen van verwoeste woningen ; praalt ze echter<br />

nog met vele, (naar de gefteldheid van dat land,<br />

zou men zeggen,) fraaie gebouwen, van vierkante<br />

fteenen opgetrokken. Niet te min wordt de<br />

ftad meest door Turken bewoond , alleen zijn er<br />

eenige weinige armoedige Griekfche Christenen,<br />

-die in eene kerk, aan den heiligen THEODORUS<br />

gewijd , hunnen godsdienst vieren. Deze leiden<br />

een armoedig leven, en geneeren zich, met den<br />

arbeid in de moestuinen , en andere geringe bezigheden<br />

; zich weinig over hunnen ftaat bekreunende,<br />

bijaldien zij flechts zoo veel bij elkander<br />

mogen rapen, dat zij hun hoofdgeld aan de<br />

Turken kunnen opbrengen , als zijnde aan hunne<br />

dienstbaarheid, door langheid des tijds, gewoon<br />

geworden (b).<br />

T H Y A T I R E<br />

ligt zuidwaards van Pergamus , omtrent halverweg,<br />

tusfchen die ftad en Sardes, volgends de<br />

Reisbeschrijving van ANTONINUS , LVI1I Ro-<br />

.mehifche mijlen, dat is, omtrent 20 uuren gaans<br />

van Pergamus , waar voor men echter XLVIII<br />

mijlen, dat is, 16 uuren gaans, fchijnt te moeten<br />

lezen ; de meeste oude Schrijvers plaatzen<br />

haar in het landfchap Lydië , fchoon STRABO<br />

zegt, dat fommigen Thyatire, eene volkplanting<br />

der<br />

(a) BUSCIIING JJiè'n ƒ. 92.<br />

{bj BACHIENE III. Dte'i. lil "Siuk. bladz, 741.,


BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOÖFDST. 201<br />

der Macedoniër* (Grieken), voor de uiterfte ftad<br />

van Myfië gehouden hebben , zoodat zij zal gelegen<br />

hebben op de grenzen dezer beide landfchappen.<br />

De ftad Thyatire , die van ouds ook Pelopia<br />

heette, is, in den Bijbel, alleen bekend, door Ly<br />

dia, eene purperverkoopfter, welke van Thyatire<br />

afkomftig, te Filippi in Macedonië zich bevondt,<br />

toen_ PAULUS aldaar het Euangelie predikte,<br />

en die, door deze prediking, tot het Christendom<br />

bekeerd werdt, HAND. XVI: 14, 15. Sommigen<br />

hebben wei gedacht , dat LYEIU niet de<br />

eigen naam dezer vrouw, maar een volksnaam ,<br />

naar het landfchap Lydië, geweest zij, en dus alleen<br />

zou aanduiden, dat zij eene Lydifiche vrouw<br />

was , maar LUK AS zegt uitdrukhjk , dat haar<br />

naain LYDIÜ was. Ook dient hier , ter opheldering,<br />

dat de kunst van het purperverwen, bij<br />

de Lydiërs, in 't gemeen , en , bij de inwoners<br />

van Thyatire , in-, 't bijzonder , in grooten bloei<br />

was, en dat deze kunst, benevens het verkopen<br />

der purperklehrde ftoffen , voornaamiijk , door<br />

vrouwen geoefend werdt (#). Verders is de<br />

vierde Brief in de Openbaring van JOÈLNNES aan<br />

den Engel der gemeente te Thyatire gefchreven<br />

OPEJNB. II: 18— 22.<br />

De ftad heet tegenwoordig Akhesfar ,. of Akhisfiar,<br />

of Akfaraï, dat is , wit kasteel, van de<br />

Grieken , bij verkorting , Akjar-, of Axar. Te<br />

weten , in 't begin der vlakte , waar m de ftad<br />

gelegen is, heeft,, voor dezen, op eene hoogte ,<br />

een kasteel van dezen naam geftaan, dat nu ge<br />

heel vervallen is. Toen de Osmans hetzelve verlie-<br />

ia) BACMIBME HL Deel III. Stuk bladz. 743, 744.<br />

N<br />

S


tot A A R D R IJ K S . K U N D E<br />

Keten, en zich op de plaats der voormalige ftad<br />

Thyatire nederfloegen , hebben zij aan deze nieuwe<br />

plaats den naam van het gemelde flot.gegeven.<br />

Daar zijn van de ftad Thyatire nog overblijfzels<br />

en bi'zonder nog opfchriften voorhanden. — De<br />

tegenwoordige ftad is flecht gebouwd , en morslig<br />

, alzoo zij bijkans alleen van Osmannen of Turken<br />

bewoond wordt, anders zou zij ligt zindelijk<br />

kunnen gehouden worden , wegens het menigvuldig<br />

water , dat daar overal door de ftraaten<br />

vloeit.<br />

Alhoewel de ftad Thyatire nog in volgende eeuwen<br />

op de lijst der bisfchoppelijke fteden van<br />

Lydië gevonden wordt , is het Christendom daar<br />

echter reeds lang vervallen, men heeft er tegenwoordig<br />

flechts weinige en armoedige Christenen,<br />

die er zelfs niet ééns eene kerk hebben, (a)—-<br />

Van hier gaan wij voort na<br />

S A R D E S ,<br />

de hoofdftad van het landfchap en koningrijk Lydië<br />

, gelegen elf uuren gaans van Thyatire , ten<br />

zuiden , genoegzaam in eene rechte lijn , tusfchen<br />

die ftad en Filadelfia , aan den voet van<br />

den berg Tmolus, oudtijds Timolus, thans Boztfag<br />

C dat is , vreugdeberg,) aan de rivier Paclolus ,<br />

die, uit dezen berg voortkomende, midden door<br />

de ftad ftroomde. Deze rivier was bij de ouden<br />

zeer vermaard , wegens het menigvuldig ftofgoud<br />

, dat zij met zich voerde, waar aan men<br />

onder anderen de bron der rijkdommen van KRE-<br />

SUS, Koning van Lydië, toefchreef. Te weten,<br />

ten<br />

(a) BUSCHING Jf.fi 93.


BES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 203<br />

ten tijde der oude Babylonifche Heerfchappij ,<br />

was Lydië een aanzienlijk Koningrijk , waar van<br />

Sardes de hoofdftad was, en het welk zich , in<br />

zijnen bloeiftaat, tot aan de rivier Halys uitftrek- \<br />

te. KRESUS, wegens zijne rijkdommen vermaard,<br />

was Koning van dit rijk, toen CYRUS<br />

de Groote, het rijk der Perfen ftichtede, en aan<br />

het hoofd der verbonden Vorften, die zich tegen<br />

de aangroejende magt der Perfen verzetteden..<br />

Men verhaalt, dat hij, in het begin des oorlogs,<br />

het orakel raadplegende, over de uitkomst deszelven<br />

, het dubbelzinnig antwoord zou ontvangen<br />

hebbende , dat hij, den Halys overtrekkende,<br />

een groot rijk zou omkeeren , het welk KRESUS<br />

van het Perfisch rijk verklaarde , maar bij de uitkomst<br />

bleek, dat zijn eigen rijk bedoeld was. In<br />

een hoofdtreffen werdt hij van CYRUS geflagen<br />

en levend gevangen genomen , de overwinnaar<br />

zal hem verwezen hebben, om verbrand te worden,<br />

doch als hij aan den brandftapel gekomen,<br />

herhaalde keeren, uitriep, ö SOLON! SOLON!<br />

liet CYRUS hem bij zich brengen, aan wien hij, |<br />

op zijne vraag naar de reden van dezen uitroep,<br />

verklaarde , dat deze Griekfche Wijze , ééns aan<br />

zijn Hof zich bevindende , hem geleerd hadt,<br />

dat men niemand voor zijn dood gelukkig kon noe- |<br />

men , uit hoofde van de wisfelvalligheid en onbeftendigheid<br />

der ondermaanfche zaken, gelijk hij<br />

dit thans ook ondervonden , en nu aan SOLON<br />

gedacht hadt. Dit trof CYRUS, die hier door<br />

bewogen werdt, hem het leven tefchenken, en<br />

zelfs aan zijn hof in waarde te houden.<br />

Toen Sardes, en het gantfche Koningrijk Lydië,<br />

onder de magt der Perfen ftondt, is het gé.<br />

beurd , dat de löniërs, door Griekfche, inzonderheid<br />

Atheenfche, hulptroepen onderfteund, tegen


io4 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

gen de Perfen opftonden, en de ftad Sardes innamen<br />

, en verbrandden, fchoon zij het Slot niet<br />

konden meester worden. Dit geval is daarom<br />

merkwaardig,omdat het de aanleidendeoorzaak is<br />

geweest van de menigvuldige en zwaare oorlogen<br />

, tusfchen de Grieken en de Perfifche Keizers,<br />

welke oorlogen eindelijk den ondergang aan het<br />

Perfisch rijk, onder ALEXANDER den Grooten,<br />

hebben aangebracht. •<br />

Als de ftad, door eene zwaare aardbeving, geheel<br />

verwoest was, heeft.Keizer TIBERIUS ze<br />

weder laten opbouwen.<br />

Aan de gemeente der Christenen te Sardes, is<br />

ook een brief in de Openbaring gericht OPENB.<br />

III: i — ó'. Zoo lang het Christendom in het<br />

Oosten bloeide , was zij een Bisfchoppelijke, en<br />

zelfs een tijd lang, een Aardsbisfchoppelijke zetel,<br />

tot dat de Turken haar, met het overige land, bemagtigd<br />

hebben. Thans is zij een dorp of vlek,<br />

het welk van geringe Turken, die veehoeders zijn ,<br />

en van arme Griekfche Christenen, bewoond wordt,<br />

welke laatften er noch kerk, noch Priester, hebben.<br />

Van de oude ftad zijn nog aanzienlijke<br />

puinhopen overig ; en POULLET gewaagt nog<br />

van een groot landmeir 6 of 700 fchreden van dê<br />

ftad af (a ).<br />

F I L A D E L F I A<br />

volgt in de orde der befchrijving dezer fteden ,<br />

hebbende haaren naam van den Koning ATTA-<br />

LI/S F I L A D E L T U S , denzelfden , naar wiens eigen<br />

(a) BACHIEÏE III, Detl. III. Stuk bladz. 741—-748.<br />

fUJCHINO u3f. ƒ. 94,


DESBIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 205<br />

gen naam ATTAtus, de flad Attalië in Pamfilië,<br />

genoemd is geworden, (boven bladz. 171.) 8 e "<br />

lijk er meer fteden van dezen naam gevonden<br />

worden , eene in Arabië, te voren Rabba , de<br />

hoofdftad der Ammoniten , (V. Deel bladz. 362.)<br />

dus genoemd, naar den Egyptifchen Koning EI*<br />

LADELFTJS, eene andere in Cilicië enz. (0)<br />

De ftad was gelegen, in het landfchap Lydië,<br />

XXVIII Romeinfche mijlen, dat is, ruim 9 uuren<br />

gaans, van Sardes, aan den voet van den berg Tmo'<br />

lus, heden, gelijk wij, bij Sardes zagen, Bozdag,<br />

van waar zij een aangenaam uitzicht heeft, in de<br />

daar onder liggende vlakte, ten Noorden en Oosten.<br />

— STRABO zegt ons, dat deze ftad zeer<br />

aan aardbevingen onderhevig was.<br />

De zesde Brief in de Openbaring van JOSNNES,<br />

is aan de Christen gemeente te Filadelfia, OPENB.<br />

III: 7 —13. — Ook is de Bisfchoppelijke waardigheid<br />

aan deze ftad , langen tijd , verbonden<br />

gebleven, en het Christendom heeft daar niet,<br />

dan door de groote overmagt der Turken, kunnen,<br />

bedwongen worden, hebbende de ftad , onder alle<br />

fteden van Klein - Af ë, den Turken het langst<br />

wederftand geboden, tot dat zij zich , doch niet<br />

dan onder redelijke voorwaarden , aan dezelven<br />

onderwierp. Sommigen verhalen, dat zij , door<br />

den Turkfchen Keizer BA JAZETH den eerften, in<br />

het einde der XIV eeuw, ten eenemale verwoest,<br />

en met den grond gelijk gemaakt zou zijn, maar<br />

de<br />

(a) De naam zou eigenlijk betekenen Broederliefde. WIL-<br />

11 AM PEN, het hoofd der Kngelfche kwaakers , vondt denzelven<br />

zoo fchoon , dat hij in 't jaar 1682, die landftreefc<br />

in Noord - Amerika bevolkende , welke naar hem Penfylvanië<br />

genoemd is, aan de eerfte ftad, die hij, tot derzelver hoofdftad,<br />

deed ftichtea, den finm van Filadelfia gegeven heeft —


so5 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

de geleerde WESSELING (0) heeft bewezen ,<br />

dat de ftad Filadelfia nog , na de gevangenis en<br />

dood van BAJAZETH, zich, in goeden bloeiftand,<br />

bevonden heeft, en meent daarom , dat<br />

men de verwoesting der ftad , en den wreeden<br />

moord aan de Christen inwoners van dezelve eer<br />

aan TIMURBEG of TAMERLAN zal moeten toefchrijven.<br />

Daar ftaat nog , anderhalve Romeinfiche<br />

mijl, buiten de ftad, een muur , ter lengte<br />

van 1800 voeten, die, van de beenderen der<br />

Christenen , welke toen om het leven gebracht<br />

zijn , met fteenen doormengd , opgebouwd is ,<br />

een gedenkteken van wreedheid, zegt B ACH IE-<br />

NE, waarvan men, bezwaarlijk, een voorbeeld<br />

vinden zal,<br />

De ftad draagt nog heden, bij de Christenen ,<br />

den naam van Filadelfia , doch, van de Turken,<br />

wordt zij Alla-Chahir of Allah - Scheker, (Gods-<br />

Jlad) genoemd. Zij heeft een' vrij grooten omtrek,<br />

en wordt niet alleen van Osmannen of Turken,<br />

maar ook nog van een paar honderd Griekfiche<br />

Familiën bewoond , welke vier kerken, en<br />

eenen Bisfchop hebben {b).<br />

De laatfte der zeven kerken in Afië, die in de<br />

Openbaring voorkomen , en aan welke de zeven<br />

Brieven aldaar gericht zijn, is<br />

L A Ö D I C E a »<br />

Zie OPENB. III: 14 — 22. Daar waren meer<br />

fteden , met dezen naam La'ödice'd , onder anderen<br />

(


BES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 207<br />

ren in Syrië enz. (aj, daarom wordt dit Laödiced,<br />

ter onderfcheiding, Laödiced aan den Lykus,<br />

genoemd, aanwelke rivier zij gelegen was.<br />

Zij was eertijds, volgends PLINIUS, met twee<br />

andere namen , eerst Diospolis, daar na Rhoas ,<br />

bekend geweest , maar de Syrifche Koning A N-<br />

TIÖCHUS II. haar, merklijk, vergroot en verbeterd<br />

hebbende, noemde haar, ter eere van zijne<br />

gemaalin LAÖDICE , Laödiced. Zij lag ,<br />

eigenlijk, in dat gedeelte van Frygië, het welk<br />

Pacatiana wordt bijgenaamd, aan den zuider- of<br />

linker-oever der rivier Lykus, die daarna in den<br />

Meander valt, omtrent 17 Romeinfche mijlen , of<br />

twee uuren gaans , zuid waards, van Hi'erapolis.<br />

STRABO, en andere oude Schrijvers, beelden<br />

haar af, als eene groote, rijke, en zeer beroemde<br />

koopftad. In de weilanden, rondom de ftad,<br />

werden eene menigte fchapen gevoed; wier wol-<br />

Ie, in zachtheid en kleur, vele andere overtrof.<br />

Daartegen, heeft zij, dikwijls, veel te lijden gehad<br />

van aardbevingen ; eens is zij geheel door<br />

eene aardbeving omvergeworpen (Z>), maar door<br />

haar eigen vermogen, fpoedig weder opgebouwd.<br />

Van de Christen gemeente te Laödiced, welke<br />

door PAULUS niet bezocht is geworden in perfoon<br />

KOLOSS. II: i. was misfchien EPAFRAS<br />

de ftichter , aan wien PAULUS KOLOSS. IV:<br />

12, een goed getuigenis geeft, van zijnen ijver<br />

voor deze gemeente , als ook voor die van Kolosfen,<br />

(a) Vergelijk SHAW Reizen II. Deel. bladz. I. Ik befpeur,<br />

dat ik in mijne Aanmerk, op Openb. lil: 14. in eenige<br />

bijzonderheden , deze beide fteden heb verward, hebbende<br />

te onbedachtzaam gevolgdeen bericht uit ESHUCHB<br />

in de Nederl. Lttterverluji. II. Deel. bladz, 350.<br />

(b) TACITÜS Am, XIV. 37.


so8 T A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

Jen, en Hierapolis. • Dewijl Laödiced niet vérder<br />

dan 7 uuren gaans westwaards van Kolosfe lag ,<br />

was het ligt , dat die van Kolosfe den Brief van<br />

PAULUS aan hun gefchreven , ook aan die van<br />

Laödiced mededeelden, hetgeen de Apostel van<br />

hun begeert, KOLOSS. IV: 16. gelijk zij ook lezen<br />

moesten eenen Brief, die uit Laödiced, dat is,<br />

van die gemeente aan p A ULUS, gelijk waarfchijnlijk<br />

is, gefchreven was. In later tijd wordt<br />

de flad Laödiced gevonden op !de lijst der Bisfchoppelijke<br />

fleden van Frygia Pacatiana , wier<br />

Bisfchop den Titel van Metropolitaan voerde, ook<br />

is hier in het jaar 365 eene groote Kerkvergadering<br />

gehouden. — Thans ligt zij geheel in puinhopen,<br />

en heeft den naam van Eskihisfar (het<br />

oude flot,) men vindt hare overblijfzelen op<br />

eenen heuvel, van welken de rivier Lykus omtrent<br />

een half uur af door eene vlakte tusfchen<br />

Laödiced en Hiërapolis loopt (#)•<br />

K O L O S S E,<br />

of, gelijk zij, in fommige Handfchriften des N.<br />

Testaments , en ook doorgaands bij de oude<br />

Schrijveren genoemd wordt Kolas/e ( Z > ) laten wij<br />

in orde volgen , daar wij nu de overige fleden<br />

van Klein- Jfië , willen befchrijven , die in den<br />

Bijbel gemeld worden. Zij lag insgelijks in 't<br />

zuiderdeel var Frygië het welk , naderhand, Fry~<br />

gia Pacatiana genoemd is , en wel aan de rivier<br />

Ly-<br />

( a ) Vergelijk B A C H I E N E III. Deel. III. Stuk. bladz.<br />

752—761. BUSCHINO Jf. f. 104. POCOCKE lil. Deel.<br />

I. Stuk. bladz. 68.<br />

(b\ PETR. WESSELING ad Uïerocl. Synecd. pa%. 666.<br />

aangehaald bij BACHIENE lil. Deel. lil. Stuk. bladz, 768.


DES BIJBELS. X. BOEK, VIL HOOFDST. 209<br />

Lykus, waar deze rivier zich , volgens STRABO,<br />

voor een' poos , onder den grond verbergt, ea<br />

vijfftadiën verder, weder tcvoorfchijnkomt ; en<br />

niet, gelijk fommige nieuwer landkaarten haar<br />

plaatzen, aan den Meander, in de nabuurfchap der<br />

fleden Laödiced en Hiërapolis. - De Christen gemeente<br />

aldaar is, waarfchijnlijk, gefticht door denzelfden<br />

EPAFRAS, van wien wij boven gefproken<br />

hebben, in de befchrijving van Laödiced, KOLOSS.<br />

I: 7. en IV: 13. gelijk hij ook uit Kolosfe geboortig<br />

fchijnt geweest te zijn, KOLOSS. IV: 12.<br />

Aan deze gemeente heeft PAULUS eenen Brief gefchreven<br />

, dien wij nog, onder zijne Brieven,<br />

hebben. Te Kolosfe woonde ook FILEMO N, aan<br />

wien deze Apostel, insgelijks, eenen Brief gefchreven<br />

heeft, bij gelegenheid, dat deszelfs flaaf<br />

ONESIMUS, dier zijnen meester ontlopen , maar<br />

te Rome, door PAULUS, tot het Christendom bekeerd<br />

was, tot zijnen heer te rug keerde, wien<br />

deze Brief tot eene voorfpraak moest dienen. ——<br />

Vervolgends, is de ftad een Bisfchoppelijke zetelplaats<br />

geweest. — Thans heet de plaats Chonos of<br />

Konos, en is een kasteel op eene rots , met een<br />

daar onderliggend vlek , afvaar flechts eenige<br />

weinige armoedige Griekfche Christenen zijn, die)<br />

geene kerk hebben<br />

SleRAPOLIS',<br />

komt flechts éénmaal voor in den Bijbel, Koti<br />

IV: 13. alwaar de. gemeente van die ftad, met<br />

die van Laödicea en Kolosfe, gevoegd wordt, als<br />

U<br />

O ) BUJC R IN 8 Af.f. 104,<br />

yi. Deel. . O


aio<br />

AARDRIJKS-KUNDE<br />

de bijzondere voorwerpen der zorg en ijver<br />

van E PAFRAS. — Ook Jagen deze fteden niet<br />

verre van eikanderen , Hiërapolis flechts VI Romeinfche<br />

mijlen, dat is, twee uuren gaans, zuidwaard<br />

van Laödicea, in het eigenlijk gezegd Afië,<br />

doch,eigenlijk, in het landfchap FrygiaPacatiana.<br />

De naam betekent Heilige flad , naar de menigte<br />

van Heiligdommen en Tempels , toen de ftad nog<br />

Heidensch was. Trouwens , daar zijn meer fteden<br />

, om die zelfde reden , met dezen naam bekend;,<br />

nqg.eene in het zoogenoemde.Frygia Salutaris<br />

, eene in Syrië enz. Zij is naderhand eene<br />

Bisfchóppelijke ftad geweest , thans heet zij Pambukkelafi,<br />

Katoenenvesting, wegens de kleur der<br />

rotzen , in de nabuurfchap , die zoo wit is als<br />

die van katoen, de flad is thans.geheel verwoest<br />

en onbewoond j men heeft in de nabuurfchap<br />

warme baden , wier water fmaakt als het Pijr*-<br />

mondswater , fchoon het niet zoo fterk is (0),<br />

zij bevatten eene groote hoeveelheid zwavel. De<br />

Ouden hebben waargenomen , dat deze wateren<br />

zeer goed waren, om te verwen , en dat de wortels<br />

der boomen, omtrent deze plaats, eene verf,<br />

aan karmozijn en purper gelijk, gaven. Deze<br />

wateren hebben eene verfleenende kracht, zoo<br />

dat de zijde des bergs , langs welken het water<br />

loopt , met eene witte korst bedekt is. Ook was<br />

hier omftreeks een Plutonium , of hol, waar uit<br />

een damp opfteeg , welke voordieren doodlijk was.<br />

Te weten.,, het is reeds eene oude aanmerking,<br />

dat deze ftreek door vuur en water ondermijnd<br />

is; van daar dé menigvuldige heete wellen , en<br />

dat deze landftreek aan zoo menigvuldige aard»<br />

bee-<br />

(«) POCOCKE III. Deel. I. Stuk. bladz. 7


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 21 r<br />

beevingen onderworpen was (0). Ondeftusfchenhebben<br />

noch POCOCKE, noch CHANDLER,<br />

het gemelde zwavelhol , \vaar STRABO van<br />

fpreekt, gevonden. (£)<br />

M I L E T E<br />

lag eigenlijk , in Iönië, fchoon fommigen haar<br />

tot Karië rekenen , doch de grenzen dezer landfchappen<br />

waren of niet recht bepaald , of veranderden<br />

fomtijds, hoe het zij, de flad lag zuidwaards<br />

van Efeze, aan de Mgeïfche zee, daar de<br />

rivier Meander in die zee valt — zij was eene<br />

zeer oude flad, en oudstijds zeer welvarend en<br />

vermogend, die verfcheiden volkplantingen hadt<br />

uitgezonden langs den Pontus Euxinus , of Zwarte<br />

zee , en de Propsntis of Marmer zee. Zij handhaafde<br />

hare vrijheid tegen de Koningen van Lydië,<br />

ook lang tegen de Perfianen, tot zij<br />

t<br />

in het<br />

laatfte der regering van DARIUS HYSTASPES,<br />

door zijnen Veldheer ARTAFERNES veroverd en<br />

verwoest is geworden. Herbouwd zijnde ,<br />

boodt zij eenen wakkeren tegenftand aan ALEXAN­<br />

DER den Grooten. De ftad roemde op verfcheide<br />

groote mannen, die binnen hare muuren geboren<br />

waren , H E K A T E U S , den gefchiedfchrijver ,<br />

THALES, een' der zeven Griekfche Wijzen enz.<br />

Men noemde haar de kroon en hoofdftad vari<br />

lönië, het bolwerk van Af%ë , de eerfte in oorlog<br />

én vrede, de magtige ter zee , de vruchtbare<br />

moeder , die hare zoonen in alle gewesten uitzondt,<br />

(Ö) CHANBLER Reize na Klein-4fie, hladz. 359.<br />

(J>) Vergelijk ook B A C H I E N E III. Deel. lil Stuk. bh<br />

768 — 770.<br />

O 2


212 AARDRIJKS-KUNDE<br />

zondt, ook telde zij niet min dan 75fteden, allen<br />

van haar afftammende. Daarna echter kwam<br />

zij tot zulk een diep verval , dat het een fpreekwoord<br />

is geworden : De Milejiërs waren eertijds<br />

groot !<br />

De ftad hadt eenen vermaarden Tempel ter<br />

eere van APOLLO gefticht, in welken Godfpra-<br />

'Ttèn, gelijk te Delfi , gegeven werden. Toen de-<br />

*ze Tempel, door xEEXES , was afgebrand, hebben<br />

de Milefiërs eenen nieuwen in de plaats gefticht<br />

, den grootften , die ergens bekend was ,<br />

zoo zelfs, dat hij, wegens zijne grootte, met geen<br />

dak kon verzien worden. Hij was volgends PLI-<br />

Nius CLXXX ftadiè'n van de ftad af, en in de<br />

daad, men meent er nog overblijfzelen van te<br />

vinden, bij het voorgebergte Pefidonium, dicht bij<br />

zekere plaats Ura genoemd , omtrent twintig ftadiè'n<br />

van de zee.<br />

Tweemaal wordt deze ftad gemeld in- den Bijbel,<br />

HAND. XX: 18 —35. wanneer PAULUS<br />

uit Macedonië na Jerufalem reisde , ontbood hij<br />

te Milete de Ouderlingen der gemeente van Efeze<br />

bij zich, het welk omtrent 15 uuren gaans van<br />

daar gelegen was, en 1 TIM. IV: 20. fchrijft hij<br />

aan T I M O T H E U S , dat hij TKOFIMUS te Milete<br />

krank gelaten hadt, het welk, bij eene latere<br />

reize van den Apostel, fchijnt gebeurd te zijn.<br />

'Milete was, naderhand, eene Bisfchoppelijke<br />

ftad, die op de lijst der Bisfchoppelijke fteden van<br />

Karïë gevonden wordt (a).<br />

Thans is de ftad geheel vervallen , en heeft<br />

flechts eenige fchaapherdershutten , een paar<br />

Turk-<br />

Cd) Vergelijk<br />

BACHIENE III. Deel. III. Stuk. Nadz.<br />

770 — 774.


DES BIJBELS. X. BOEK, VII. HOOFDST. 213<br />

Turkfche huisgezinnen, wonende in eene oude<br />

Moskee, zijn de hedendaagfche bewoners van<br />

Milete, zegt CHANDLER (0). De hedendaagfche<br />

naam der plaats, Palas of Palats, geeft,<br />

echter de heerlijkheid der oude flad nog te kennen<br />

, en doelt op de puinhopen der voormalige<br />

paleizen aldaar. (£) — Het is een misflag der<br />

Grieken, als zij zich verbeelden, dat het hedendaagfche<br />

. Melasfo , het oude Milete is, Melasfo is<br />

het oude Mylafa (c) , echter is ook BACHIE-<br />

NE, als mede deszelfs verkorter VAN EMDRE, in<br />

dezen misflag vervallen.<br />

K N I D U S<br />

of Cnidus, eindelijk, was eene voorname ftad in<br />

Karië, in dat gedeelte, het welk , bijzonder Doris<br />

genoemd wordt , zijnde een fchier - eiland,<br />

in den zuidwestlijken hoek van Klein-Afië<br />

y<br />

behorende,<br />

ten tijde van het Christendom, onder<br />

de Bisfchoppelijke fteden. Zij wordt flechts,<br />

éénmaal, in't voorbijgaan, genoemd, in het verhaal<br />

der reize van den Apostel PAULUS na Rome ,<br />

HAND. XXVII: 7.<br />

En hier mede onze befchrijving van Afië voltooid<br />

hebbende , zullen wij na Europa overlteken,<br />

om, kortelijk, die landfchappen en fteden van<br />

het zelve te befchrijven, die in den Bijbel voorkomen.<br />

(a) Reize door Klein - AJIë bladz. 234.<br />

{b) B U S C H I N G Af.f. 100.<br />

(a) POCOCKE Reize III. Deel. I. Stuk bladz. 47.<br />

03 ACHT-*


214 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />

Griekenland.<br />

Dewijl ortee Aardrijkskundige befchrijving nu<br />

gevorderd is, tot meer bekende landfchappen,<br />

en gewesten , zal ik mij in dezelve, vervolgends,<br />

merklijk, bekorten, en den Lezer, die naar<br />

breeder berichten mogt begerig zijn, tot die werken<br />

van oude en hedendaagfche Schrijveren verzenden,<br />

welke over die landfchappen gehandeld<br />

hebben, welke nog te befchrijven overig zijn.<br />

Zoodra wij, uit Afië , de Egeïfiche zee westwaards<br />

, overfteken, ontmoeten wij Griekenland ,<br />

als het eerfte land van Europa , een land , door<br />

vele merkwaardigheden, door den roem der vrijheid<br />

, wijsheid , kunften en wetenfchappen , en<br />

den bloei der volken, die het bewoonden, in de<br />

oude tijden boven alle volken der wereld vermaard.<br />

— Het fchijnt reeds , in heel vroege eeuwen,<br />

bewoond te zijn geweest, welk ook de reden<br />

is, waarom de berichten der Griekfche Schrijveren<br />

, ten aanzien der oudheid van hun volk,<br />

zich in Fabelen verliezen. — In den Bijbel des<br />

Ouden Testaments komt het voor, met den naam<br />

van JA VAN, welken men , misfchien, beter zou<br />

uitfpreken JON, wanneer hij overeenkomst heeft<br />

met de oude benaming van de Grieken en Griekenland,<br />

Tdnië, en Iöniers, en welke naam ontleend<br />

is van JA VAN, vierden zoon J A F E T H , ^ kleinzoon<br />

van NOÜCH; gelijk getoond is in het V Deel<br />

bladz.


DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 215<br />

bladz. 175 volgg. De LXX Taaismannen heb^<br />

ben daar voor Hellas, en Hellenes, zoo als Griekenland<br />

, bij de Griekfche Schrijveren, en ook in<br />

het Nieuwe Testament genoemd wordt , gelijk<br />

men wil naar HELLEN, een zoon van DEUKA-<br />

LION , Koning van Thesfalië; de Latijnfche<br />

Schrijvers hebben het Grcecia (van waar de naam<br />

Griekenland afkomftig is,) genoemd, zoo als men<br />

wil, van eenen Koning GR^CUS, doch foortgelijke<br />

naams-afleidingen zijn veel-al geheel onzeker,<br />

omdat dergelijke oude Vorften onbekend of<br />

fabelachtig zijn.<br />

Deze naam Griekenland werdt, in verfcheiden<br />

uitgeftrektheid van betekenis , oudtijds genomen.<br />

Het eigenlijk Griekenland bevattede die<br />

landfchappen, welken, in laater tijden, Achaïa<br />

geheten hebben , meer uitgebreid , werdt Griekenland<br />

genomen voor dat gantfche land , het<br />

welk als een Schiereiland van Illyricum, Dardanië<br />

en Macedonië, zich zuidwaards uitftrekt, en het<br />

welk wij, heden, doorgaands, onder dien naam<br />

begrijpen. Eindelijk, in eenen zeer uitgebreiden<br />

zin , werdt Griekenland genoemd , alles , wat<br />

de Grieken , met hunne volkplantingen bezet, of<br />

door hunne overwinningen vermeesterd hebben,<br />

voornaamlijk, onder ALEXANDER den Grooten.<br />

De naam van Griek en Grieken betekent in het<br />

Nieuwe Testament , niet alleen bewoners van dit<br />

land , of menfchen, die hunne afkomst uit dit<br />

land en volk afleiden, dat is, eigenlijk , Grieken<br />

zijn, maar zeer dikwijls , wordt de naam genomen<br />

, in 't gemeen, voor Heidenen, die dan tegen<br />

de Jooden worden overgefteld. De reden van<br />

dit gebruik van dezen naam is, in de uitgebreidheid<br />

der Griekfche Alleenheerfching, door ALEXAN­<br />

DER den Grooten gefticht, te zoeken, zedert<br />

O 4<br />

wel.


*i6 A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

welken tijd overal zich in het Oosten Grieken gevestigd<br />

, en ook hunne taal ingevoerd en algemeen<br />

gemaakt hebben , waar van zoo aanftonds<br />

meer. Het verdient hier , tevens, aangemerkt;<br />

te worden, dat Griek of Grieken, in onzen tijd ,<br />

m de Levant niet meer de volksbetekenis heeft;<br />

maar de naam Griek is weder een godsdienstnaam<br />

geworden, buiten alle betrekking van geboorteplaats<br />

of taal; een Griek is iemand, die zich aan<br />

de Griekfche kerk houdt, in tegenöverftelling van<br />

de Roomskatholijken. De Turken noemen eenen<br />

Griek Rumi, en Romh of Rumli, en een Griek<br />

Zich zeiven Romios , en eene Griekin Romesfa ,<br />

Romelië of Roinanië is , bij de Turken , het landfchap<br />

, waar in Konfiantinopolen gelegen is, maar<br />

verders wordt die benaming ook uitgeftrekt, tot<br />

alles, wat de Turken in Europa bezitten , en dus<br />

Ook tot Griekenland , het welk alles voorkomt uit<br />

d^ tijden , toen de Romeinen in het Oosten<br />

heerschten en een Keizerrijk hadden (


DES BIJBELS. X. BOEK, VIII.' HOOFDST. 2 r 7<br />

deze laatften is het afgezonderd van Italië.<br />

De Hoofdlandfchappen , in welken dit land<br />

plagt verdeeld te zijn , waren , Macedonië, Thesfalië,<br />

Albanië, Epirus, Achaje , (of het eigenlijk<br />

Griekenland,) en het Schier - eiland Peloponnefus ;<br />

doch welke weder in verfcheiden bijzondere landftreken<br />

gefmaldeeld waren , wier namen menigmalen<br />

veranderd zijn.<br />

Aan de meeste oorden , is Griekenland met bergen<br />

gevuld , onder welken meest vermaard zijn<br />

de berg^?r/w , Olympus, Pindus, Parnasfus, Hehkon<br />

, enz. die veel bij de Dichters , genoemd<br />

worden. — Van den berg Atlios, in Macedonië,<br />

op eene land-engte gelegen, en thans Hagion oros,<br />

monte Santo, of de Heilige berg genoemd, verdient<br />

het volgende aangetekend te worden. Deze<br />

berg , die zeer hoog is , en eenige dagreizen in<br />

den omtrek heeft, is de hoofdzetel van de Ordensgeestlijken<br />

der Grieken. Deze Monniken<br />

die nevens een groot getal kluizenaars, in'22<br />

kloosters en holen wonen, leven zeer lang, menigen<br />

hunner over de 100 jaren, het welk aan de<br />

gezonde lucht, en'hunne ongemeen matige levenswijze,<br />

toe te fchrijven is. — Niemand van<br />

het vrouwlijk geflacht<br />

$<br />

zelfs niet ééns een vrouwlijk<br />

dier , mag binnen de grenzen van hun gebied<br />

komen. Zij leven , meestendeels , van brood<br />

%<br />

kruiden, vijgen, gedroogde olijven, en dergelijken;<br />

op zekere dagen, mogen zij ook visch eten,<br />

uitgezonderd ten tijde van hun vasten. Zij moeten<br />

allen voor de kost arbeiden , behalven die<br />

welken in het klooster ftudeeren. In de kloosters<br />

zijn vele en groote boekerijen, uit handlchnften<br />

beftaande , doch wier rijkdom grootendeels<br />

werken der Kerkvaderen bevat. Eiken<br />

Q 5<br />

Zon-


2r8 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Zondag (a.) wordt, op den berg Athos markt<br />

gehouden, de Monniken verkopen Heiligen en<br />

8 5<br />

kopen brood, (b)<br />

De rivieren kunnen, aangemerkt de fmalheid<br />

der landftreek , niet zeer groot zijn. De voornaamften<br />

worden genoemd de Strymon , nabij de<br />

grenzen van Thracië, de Chabrius, de de<br />

Aliakmon, de Veneus, de Sperchius, enz.<br />

Griekenland wordt zeer geprezen, ten aanzien<br />

der gezonde lucht, en vruchtbare grondgefteldheid.<br />

Men heeft er een goed graangewas, en<br />

vette weilanden, het brengt de heerlijkfte druiven,<br />

olijven, citroenen, oranje-en granaat-appelen<br />

voort; behalven dat, heeft men er zilvermijnen<br />

, lood , en aluin, alhoewel de Turken zich<br />

thans zeer weinig bekommeren over de fchatten,<br />

welke daar uit zouden te halen zijn.<br />

De inwoners hebben, van ouds , in den lof<br />

van vermaardheid geftaan , zij merkten zich zeiven<br />

als het eenigst befchaafde volk aan, en noemden<br />

alle andere volken , buiten hen , barbaren ,<br />

waar van wij zelfs de fpooren in den Bijbel vinden<br />

, ROM. I: 14. HAND. XXVIII: 2. IKOR.<br />

XIV: 11. enz.<br />

Van godsdienst waren zij Heidenen, die eene<br />

menigte van allerhande godheden eerbiedigden ;<br />

ja zoo ver ging hunne bijgelovige godsdienftigheid,<br />

dat die van Atheenen zelfs eenen altaar oprichteden<br />

, voor dien God , die hun nog onbekend<br />

ware; waar van PAULUS zulk een fchoon<br />

ge-<br />

(a) Anderen elke Zaturdag.<br />

(b) M O R B E R G in BjÖRMSTaHL Reize VI. Deel. bladz,<br />

3*9. Vergel. E L S H B R Befchrijv. der Griekfche Christenen,<br />

bladz. 116,


DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 215<br />

gebruik tot zijn oogmerk wist te maken, HAND.<br />

XVII.<br />

Onder hen bloeiden kunften en wetenfchap -<br />

pen, allermeest, de wis- natuur - en flarrekunde,<br />

ook de zeden- en dichtkunde, waar in zij de meesters<br />

waren van alle nabuurige volken. Hunne<br />

taal was in algemeen gebruik; en zelfs de Romeinen<br />

, en andere volken zonden hunne kinderen<br />

. derwaards, om deze taal en de wetenfchappen<br />

! der Grieken te leeren. Het is dan , met wijze<br />

inzichten , dat de Boeken van het Nieuwe<br />

Testament, in welken de leere van JESUS, die<br />

over de geheele aarde moest worden uitgebreid ,<br />

ie vat is, in het Grieksch befchrsven zijn , ten<br />

i einde te ligter van alle volken , aan welken zij<br />

j het eerst werden medegedeeld , gelezen en ver-<br />

. ftaan te kunnen worden. De wijsbegeerte<br />

was , bijzonder , de geliefdkoosde oefening der<br />

I Grieken. Hunne VII Wijzen zijn vermaard, THA-<br />

! LES de MUefiër, SOLON, de Atheniënzer, CHI-<br />

ION, de Lacedemoniër , PITTAKUS, de Mhy-<br />

1 lener, Bias, van Priëne, KLEOBULUS, van Lm-<br />

dus, enPERiANDER, de KorinthiSr , mannen,<br />

die niet blootlijk eene befpiegelende Wijsbegeerte<br />

' beoefenden, maar Wetgevers, Staatsmannen, en<br />

Weldoeners van hun Vaderland geweest zijn.<br />

Met dit al, worden den Grieken van andere<br />

volken , groote gebreken te last gelegd. CICERO<br />

zegt van hun, dat zij meer begeerte tot twist ,<br />

dan tot de waarheid, betoonden, dat zij geene<br />

trouw hielden, in 't geven van getuigenisfen en<br />

beloften , dat hun aart zeer tot bedrieglijkheid<br />

overhelde, en dat zij alle wegen kenden , om aan<br />

geld te geraken, en niet te goed waren , om alles<br />

voor geld te doen. Van daar de fpreeekwijze<br />

grtsca fide mercari, dat is, iet met gereed geld<br />

i<br />

ko-


*2o A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

kopen, dewijl men hun niet geern borgen wilde.<br />

Ook moeten zij, ten aanzien van eigenzinnigheid*<br />

en ongezeglijkheid ten kwade bekend geftaan<br />

hebben, dewijl wij nog een eigenzinnig mensch,<br />

die altijd zonderling is , en zich naar niemand<br />

fchikken wil, een Griek gewoon zijn te noemen.<br />

"Van óuds reeds dreven de Grieken eenen uitgeftrekten<br />

Koophandel, waarvan wij zelfs bij<br />

EZECH. XXVII: 13. 19. berichten lezen.<br />

Alömme legden zij volkplantingen aan , en zelfs<br />

werdt het benedenfte deel van Italië, Groot-Griekenland<br />

genoemd , omdat die landftreek genoegzaam<br />

alleen door Griekfche volkplantelingen bewoond<br />

werdt.<br />

Aan krijgsdapperheid en ervarenheid ontbrak<br />

het den Grieken niet, hier van getuigen hunne heldendaaden<br />

en gevoerde oorlogen. — In de alleroudfte<br />

tijden was Griekenland in bijna zoo vele onafhanglijke<br />

heerfchappijè'n verdeeld, als er fteden<br />

in gevonden werden , welke fommigen door Koningen<br />

, die ook Tijrannen genoemd werden,<br />

zijnde dit woord toen nog niet in die kwaade<br />

betekenis, als naderhand, doch meerendeels, op<br />

de wijze van een gemeenebesc, beftuurd werden,<br />

Naderhand gingen verfcheiden fteden van het eigenlijk<br />

Griekenland en Peloponnefus , en dus het<br />

zuidelijk gedeelte, met eikanderen een algemeen<br />

Bondgenootfchap aan, het welk hen in ftaat ft elde<br />

, om de overmagt van de Perfifche Keizers het<br />

hoofd te bieden; doch inwendige twisten on oorlogen,<br />

bijzonder de vermaarde Peloponnefifche oorlog<br />

, die 27 jaaren lang , tusfchen de Athenienzen<br />

en Lacedemoniërs, benevens de wederzijdfché<br />

Bondgenoten, gevoerd is geworden, hebben hen<br />

zoo zeer verzwakt, dat zij, eindelijk, door de<br />

magt en ftaatkun.de van FUIPPÖS, koning van<br />

Alat


DES BIJBELS. X. BOEK. VIII. HOOFDST.<br />

22Ï<br />

Macedonië , overheerd werden , die, veryolgends,<br />

zich tot algemeen Opperhoofd der Griekfche<br />

krijgsmagten hebbende laten aanftellen, een<br />

ontwerp vormde, om de geheele Perfifche Heerfchappij<br />

te vernietigen. Zijn ontijdige dood belette<br />

hem , hetzelve ten uitvoer te brengen, doch,<br />

het is, door zijnen zoon ALEXANDER den Grooten,<br />

volbracht, die de Griekfche Alleenheerfchïng<br />

gefticht heeft. Na zijn dood, was het Koningrijk<br />

Macedonië, één der vier Hoofdrijken, in<br />

welke zijne heerfchappij zich verdeelde, welk<br />

rijk omtrent anderhalve eeuw geftaan heeft, hebbende<br />

fteeds grooten invloed , op de overige<br />

Griekfche Staaten , tot dat de Romeinen FILIP-<br />

PTJS II. van dien naam, onder de Macedonifiche<br />

Koningen , overwonnen , en hem wel zijn erfkoningrijk<br />

lieten , maar geheel Griekenland vrij<br />

verklaarden; zijn zoon PERSEUS was de laatfte<br />

Koning van Macedonië. Deze met de Romeinen<br />

in oorlog geraakt, verloor zijne vrijheid , leven,<br />

en rijk , het welk door de Romeinen , tot eene<br />

Provintie werdt gemaakt. Vervolgends ftaken<br />

zich de Romeinen meer en meer in de zaken van<br />

Griekenland, het welk genoegzaam afhanglijk van<br />

hun was, tot dat zij het na den Achaifichen oorlog<br />

geheel bemagtigden, en er eene tweede Provintie<br />

van maakten , onder den naam van Achaje,<br />

reden, waarom Macedonië en Achaië doorgaands<br />

in den Bijbel, bij elkander genoemd worden,<br />

HAND, XIX: 21. ROM. XV: 26. 2 KOR.IX: 2.<br />

1 THESS. I: 7,8.<br />

Dit geheele Land is tegenwoordig, onder het<br />

gebied der Turken, die, na dat zij 1453 d e hoofdftad<br />

Konfiantinopolen ingenomen , en van het Oostersch<br />

Keizerrijk een einde gemaakt hadden , aan<br />

het welk Griekenland , na de verdeling van het<br />

Ra-


% 2a A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Romeinsch Keizerrijk behoorde, zwaare oorlo-<br />

, gen , om het bezit van Griekenland gevoerd hebben<br />

, bijzonder met de Venetianen . tot dat, eindelijk<br />

, bij de vrede van Pasferowitz , in 't jaar<br />

1718 , dit'geheele land aan den Turkfchen Keizer<br />

A C H M E T B den III. voor altijd is afgeftaan.<br />

De Turken, belijders der leere van MOHAM­<br />

MED, zijn, door alle deze landen, wijd en zijd,<br />

verfpreid, en bezitten ook alle de Staats- en<br />

Krijgsbedieningen, doch, voor het meerderdeel<br />

beftaan de inwoners uit Christenen, van de Oosterfche-<br />

of Griekfche kerk, die allen onder hunnen<br />

Patriarch Haan , welke binnen de hoofdftad<br />

des Turkfchen rijks zich onthoudt. Deze Christenen<br />

leven hier , in groote onkunde, en Havernij,<br />

zoodat het te verwonderen is , dat zij den<br />

Christen godsdienst nog zoo getrouw blijven.<br />

Geduurende de voorfpoedige oorlogen der Rus/en,<br />

in de laatfte jaren, wanneer men Rusfifche "Vlooten,<br />

in den Archipel, zag, deedt zich hoope van<br />

verlosfing voor deze ongelukkige menfchen op ,<br />

doch , deze is geheel weder verdweenen — welke<br />

gevolgen de tegenwoordige toeftand van zaken in<br />

Europa, op den ftaat der onderdrukte Grieken,<br />

hebben zal, zal de tijd leeren moeten.<br />

Wij gaan over tot de bijzondere befchrijving a<br />

en beginnen met<br />

M A C E D O N l ë<br />

het welk als eene Romeinfche Provintie befchouwd,<br />

het noordelijkfte gedeelte van Griekenland bevatte,<br />

cn dus het eigenlijke Koningrijk Macedonië, beneyens<br />

Thesfalië, en Albanië, in dit laatfte woonen de<br />

Amauten, welke volken naarijverig zijn omtrent<br />

hunne vrijheid, en door hunne geduurige opftanden


DES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 223<br />

den en invallen in de nabuurige gewesten , den<br />

Turken vele moeite veroorzaken , en den inwoneren<br />

lastig vallen (0). In dit landfchap Macedonië,<br />

heeft P A U L U S , daar toe opgeroepen, door een<br />

nachtgezicht, het Euangelie verkondigd, en het,<br />

ten dien einde, meer dan ééns doorreisd, met dat<br />

gelukkig gevolg , dat hij er verfcheiden aanzienlijke<br />

gemeenten van Christenen gefticht heeft,<br />

welke, in vele deugden , bijzonder in mededeelzaamheid,<br />

uitmunteden, en deswegens, door den<br />

Apostel geprezen worden. Zie H A N D E L . XVI:<br />

8 — 10. 1 COR. XVI: 5. H A N D E L . XX: 1 , 2.<br />

ROM. XV: 26. 2 KOR. VIII: 1—5. enz.<br />

Daar zijn bijzonder zes fteden, van deze Provintie<br />

Macedonië, welke in het Nieuwe Testament<br />

genoemd worden , en voorkomen, en die<br />

wij hier kortelijk befchrijven moeten.<br />

N E A P O L I S<br />

was de eerfte ftad, waar P A U L U S , met zijn gezelfchap,<br />

aanlandde, toen hij uit Jlfië na Macedonië<br />

overkwam H A N D : XVI: n. denaam betekent<br />

Nieuwjlad, en is aan vele fteden gemeen geweest,<br />

van welken er niet min dan 13 geteld worden.<br />

Zelfs werdt de ftad Sichem in Falajlina, in later<br />

tijdj, Neapolis geheeten. Ook weet elk, hoe de<br />

hoofdftad van het Rijk der beide Sicilië, Neapolis öf<br />

Napels genoemd wordt. Dit Neapolis in Macedonië<br />

lag aan de zee, tegen over het eiland Thafus,<br />

tusfchen de rivieren Strymon en Nestus, eigenlijk<br />

in het zoogenoemde toegevoegde Macedonië, waar<br />

van ftraks nader. ; — Verder vinden wij geene bijzonderheden<br />

van deze ftad, dan dat zij op de lijst<br />

-der Bisfchoppelijke fteden van Macedonië in het vervolg<br />

voorkomt.<br />

Meer<br />

(«) Zie van dezejieden ons V. Deel, bladz, 124.


224 AARDRIJKS-KUNDE<br />

Meer vermaard is,<br />

F I L I P P I ,<br />

waar PAUIUS zich onmiddelijk heen begaf, Neapolis<br />

fkchts doortrekkende, en van welke LUK AS<br />

aantekent, dat zij was de eerfte ftad, van dit deel<br />

aan Macedonië, HAND» XVI: 12. Men vraagt,<br />

hoe men dit te verftaan hebbe ? Eerfte, kan niet<br />

^zijn de eerfte flad van Macedonië , daar men aankwam,<br />

immers dit was Neapolis, gelijk wij gezien<br />

Iiebben. Zal dan eerfte zijn, de voornaamfle ,<br />

aanzienlijkfle? dan moet men wel opletten, dat<br />

XUKAS niet zegt, van Macedonië, want daar van<br />

•was Thesfalonika de hoofdflad , maar de gefchied-<br />

• fchrijver zegt, van dit deel van Macedonië, te weten,<br />

de Romeinfche Veldheer PAULUS ^EMILIUS<br />

hadt Macedonië in vier deelen verdeeld, en dat<br />

gedeelte, waarin Filippi lag, werdt het eerfte Macedonië<br />

genoemd. Voorheen hadt dit gedeelte<br />

'zelfs tot Thracië behoord, maar FILIPPUS , de<br />

vader van ALEXANDER den Grooten, hadt het<br />

overheerd, en bij Macedonië gevoegd , waarom<br />

CELLARIUS hetzelve Macedonia adjeëta (het bijgevoegde<br />

Macedonië) wil noemen, het lag tusfchen<br />

de rivieren Strijmon en Nestus , door welke laatfte<br />

het van Thracië was afgezonderd (a). Van dit<br />

.gedeelte was eigenlijk Amfipolis de hoofdflad.<br />

Maar, hoe zal men dan LUK AS verftaan, die Filippi<br />

tot de eerfte of voornaamfle flad maakt ?<br />

Sommigen verkiezen daarom, met eene kleine<br />

verandering te lezen, „ welke flad Filippi tot het<br />

„ eerfte deel van Macedoniëhzhooxtdoch, dit is<br />

on-<br />

(«) BACHIENB III. Detl. III. Stuk. bladz. 779. 8o».


BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 2 25<br />

onnodig , immers de Romeinen kunnen thans dit<br />

voorrecht aan Amfipolis ontnomen en aan Filippi gegeven<br />

hebben , daarenboven, het is niet zonder<br />

voorbeeld, dat meer dan ééne Griekfche Had den<br />

eernaam van de eerfte plagt aan te nemen , in het<br />

zelfde landfchap , en dus zal Filippi dit, zelfs<br />

op hare munten, waar van men voorbeelden aanhaalt,<br />

gedaan hebben (a).<br />

Voords lag de flad XII Romeinfche mijlen van<br />

Neapolis , en XXXIII van Amfipolis, volgends<br />

de Reisbefchrijving van ANTONINUS, dat is<br />

van de eerfte 4, van de tweede elf uuren gaans.<br />

PLINIUS plaatst haar in het binnenland, waartegen<br />

echter niet flrijdt, het geen wij lezen HAND.<br />

XX: 6. dat PAULUS, en zijne reisgenoten , van<br />

daar afgefcheept zijn , alzoo men het dus kan verliaan,<br />

dat zij eerst langs de rivier Zygastes van de<br />

ftad Filippi zijn afgevaren tot aan zee, en van daar<br />

meteen ander fchip, na Troas. Bij deze flad is<br />

de veldflag voorgevallen, in welke KASSIUS en<br />

BRUTUS , door OCTAVIANUS en ANTONIUS,<br />

overwonnen werden. Van ouds zal zij Kranides<br />

geheten hebben, naar de menigte bronnen , die<br />

haar bevochtigden, daar na Datos — totdat Koning<br />

FILIPPUS, deze landftreek aan de Thraciërs<br />

ontnomen hebbende , haar herbouwde, en<br />

naar zijn' eigen naam, Filippi noemde. Bij deze<br />

ftad was eene goudmijn, die aan gemelden Vorst<br />

groote fchatten heeft opgebracht. Toen de Romeinen<br />

haar hadden bemagtigd , brachten zij er<br />

eene volkplanting van Romeinfche burgers in ,<br />

waarom LUK AS haar ook den naam van eene Kolonie<br />

, of volkplanting, geeft, HAND. XVII: 12.<br />

met<br />

O) Zie den Bijbel verdedigd IV. Deel. bladz, »6i, 26z,<br />

VI. Deel.<br />

P


226 A A R D R IJ K S . K U N D E<br />

met welken titel de ftad ook op penningen pronkt,<br />

die van haar overig zijn; om die zelfde reden noemen<br />

zich de inwoners Romeinen , HAND. XVI:<br />

21. Doch, er bevonden zich ook vele Jooden,<br />

welke aan de rivier Zygastes , die voorbij de Had<br />

vloeide, eene bidplaats hadden, HAND. XVI: 13,<br />

16. maar geene Sijnagoge, ook fchijnen zij er in<br />

geene groote achting geweest te zijn, gelijk men<br />

kan opmaken uit HAND. XVI: 20, 21. Hier<br />

werden PAULUS en SILAS in de gevangenis geworpen,<br />

doch ,. op eene wonderbare wijze, verlost<br />

, HAND. XVI: 16-39.<br />

Door PAULUS prediking werdt hier, niet te»<br />

genftaande deze vervolging, eene aanzienlijke gemeente<br />

van Christenen gefticht, HAND. X V I :<br />

40. die hij vervolgends andermaal bezocht heeft,<br />

HAND. XX: 6. Ook heeft hij aan de gemeente aldaar<br />

den Brief gefchreven , dien wij nog lezen , toen<br />

hij te Rome gevangen was. — Ook hebben wij nog<br />

eenen Brief van POLYKARPUS, een leerling van den<br />

Apostel joaNNEs, en opziener van de gemeente te<br />

Smyrna, aan de Christen te Filippi, die door LE MOYNE<br />

is uitgegeven, met aantekeningen in 't jaar 1685.<br />

De ftad hadt, vervolgends, een Bisdom, welks<br />

Bisfchoppen, daarna, rot den rang van Metropolitanen<br />

of Aardsbisfchoppen zijn verheven; in onzen<br />

tijd is de ftad geheel verwoest, en ligt in<br />

puinhopen , bij welke men een flecht dorp jen<br />

vindt, alwaar echter een Aardsbisfchop van de<br />

Griekfche kerk zijn verblijf heeft ( a ).<br />

A M F I P O L I S<br />

lag' op den afftand van XXXIII Romeinfche mijlen<br />

(«) BACHIBNB III. Deel. III. Stuk. bladz. 799 — 817.


DE« BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 227<br />

Jen of elf uuren gaans van Filippi, aan de rivier<br />

Strymon , die weleer de grensfcheiding van Macedonië<br />

en Thracië geweest was, wordende de ftad<br />

van die rivier , zich even boven de ftad in twee<br />

armen ver deelen de , omringd. Zij behoorde tot<br />

het bovengemelde bijgevoegde Macedonië , waar<br />

van zij de hoofdftad was. Zij was , in vorige tijden<br />

, eene volkplanting der Atheniënzen, ter bevordering<br />

van hunnen koophandel. — ln den Bijbel<br />

Wordt zij flechts éénmaal in 'c voorbijgaan gemeld,<br />

HAND. XVII: r. alwaar gezegd wordt,<br />

dat PAULUS en die, van Filippi op Thesfalonica<br />

reizende, den weg door Amfipolis genomen hebben.<br />

Evenwel is er , vervolgends , eene Christen<br />

gemeente gefticht, dewijl de ftad, onder de<br />

Bisfchoppelijke fteden van Macedonië, met den<br />

naam van Amfipus voorkomt. Thans zal zij<br />

Emboli heeten, of volgends anderen Esborus , of<br />

Contésfa (a).<br />

A P O L L O N I A<br />

Was eene andere ftad, door welke PAULUS trok<br />

op zijne reize van Filippi na Thesfalonica , HAND!<br />

XVII: 1. Daar zijn verfcheiden fteden van dezen<br />

naam in de oude Aardrijkskunde bekend, onder<br />

anderen eene in het Joodfche land, waarvan gefproken<br />

is V. Deel bladz. 9. De hier bedoelde<br />

ftad Apollonia in Macedonië lag XXXII Romeinfche<br />

mijlen of ruim 10 uuren gaans , van Amfipolis<br />

en XXXVI zulke mijlen van Thesfalonika.<br />

Men vindt haar insgelijks, op de lijst der Bis*<br />

fchop-<br />

(a) POCOCKB Reize IlL Deel. I. Stuk bladz. 191. Vergelijk<br />

B AC H IE NE UI. Deel, lil. Stuk. blaaz.. 817-820.<br />

P &


228 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

fchoppelijke fteden van Macedonië —• zij fchijnc"<br />

thans geheel verwoest, en vervallen te zijn , men<br />

kan ten minften er niets , met zekerheid , van<br />

aanwijzen.<br />

Meer vermaard , en nog heden aanzienlijk en<br />

bekend, is de ftad<br />

T H E S S A L O N T K A ,<br />

liggende in het middenpunt van Macedonië, aan<br />

het uiterfte eener lange Baai, die zich met de<br />

Egetfehe zee verè'enigt. In de oudfte tijden ,<br />

werdt zij Therma of Therme genoemd , gelijk dan<br />

ook de baai of zeeboezem, daar zij aan ligt, nog<br />

lang Sinus ThermaHcus of de Thermaïfche zeeboezem<br />

geheten heeft; maar of de Koning FILIP­<br />

PUS , of KAss ANDER, zal de ftad vernieuwd en<br />

verbeterd , en , misfchien na eene overwinning<br />

op de Thesfaliëts Thesfalonika, of wel naar THES­<br />

SALONIKI, zuster van A L E X A N D E R den Grooten<br />

, genoemd hebben. De Romeinen, Macedonië<br />

vermeesterd hebbende, maakten deze ftad tot de<br />

hoofdftad van die Provintië, dewijl de ftad, alle<br />

gelegenheid hebbende tot den koophandel, daar<br />

door, zeer aanzienlijk en volkrijk was geworden.<br />

De Jooden hadden hier eene Sijnagoge , H AND.<br />

XVII: i. Hier verkondigde PAULUS hetEuangelie,<br />

2THESS. II: 2. HAND. XVII: 2, 3. met<br />

dat gelukkig gevolg, dat hij, weldra, eene aanzienlijke<br />

gemeente in deze ftad ftichtede, niettegenftaande<br />

hij dezelve toen , om een tegen hem<br />

verwekt oproer, in ftilte verlaten moest, wijkende<br />

na Bereë. —- Hij heeft ook aan deze gemeente<br />

twee Brieven gefchreven, in welke hij niet zonder<br />

lof van haar gewaagt. — De ftad is ook ,<br />

yervolgends, eene Bisfchoppelijke ftad geweest.<br />

en


BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 229-<br />

en in bloeiftand gebleven, tot het jaar 1321 toen<br />

zij onder het geweld der Turken gekomen is.<br />

Thans wordt zij Sahnichi genoemd, en de Basfa<br />

of Turkfche Gouverneur van Macedonië heeft<br />

in dezelve zijnen zetel. Zij is nog groot, volken<br />

neeringrijk. Daar wonen vele Jooden , en<br />

Christenen der Griekfche kerk , die eenen Aartsbisfchop<br />

hebben. Men kan van het aantal der<br />

Christenen in deze ftad oordeelen, uit de 13 kerken,<br />

die. men zegt, dat zij, werklfjk , bezitten.<br />

In het jaar 1759 heeft de ftad veel geleden door<br />

een zwaaren brand, die meer dan 4,000 huizen<br />

verteerde , en vele ingezetenen jammerlijk deedt<br />

omkomen (a). — „ De hedendaagfche muuren,<br />

meestal, naar het fchijnt, onder de Griekfche<br />

keizers gebouwd , zijn vijf of zes mijlen in den<br />

omtrek, en fluiten' den effen grond in , op welken<br />

de ftad nu ligt. Zij ftrekt zich naar den top<br />

des bergs .opwaards, en grenst aan het kasteel.<br />

De tegenwoordige ftad beflaat niet boven de helft<br />

van den grond , binnen de ftads muuren beflot<br />

e n<br />

; — De ftraten zijn niet wel aangelegd , en de<br />

huizen flecht gebouwd van ongebakken tichelfteenen,<br />

hebbende de meesten van dezelven tuinen.<br />

— Het aantal der Jooden in deze plaats , rekent<br />

men dat der Christenen en Turken famen genomen<br />

, te boven te gaan, in zoo verre dat zij<br />

eenen grooten invloed in de ftad hebben. De<br />

Engelfchen , Franfchen , Hollanders, en Venetianen,<br />

hebben hier hunne Konfuls. De voorname<br />

uitvoer beftaat in zijde, wasch, en katoen<br />

na Smyrna, om daar na Europa ingefcheept te<br />

worden , en in eene groote menigte Tabak,<br />

enz. "<br />

(«) BACHIEMB III. Deel. III. St,«k. bladz. 8ai - 834.<br />

* 3


* 3<br />

o A A R D R I J K S - K U N D E<br />

enz. " (a). — Zie hier nog een bericht van een<br />

hedendaagsch Reiziger : Thesfalonika ge-><br />

lijkt van den zeekant een antiek theater , en is<br />

meer , wegens den handel in wijn , koorn , en<br />

katoen, dan wegens ziin eigen aanzien en fraaiheid<br />

merkwaardig. Zij is met eenen Hechten<br />

ouden muur omringd, en fchijnt voor 100,000<br />

inwoners geene huizen genoeg te bevatten. Onder<br />

de daar zijnde Moskeen verdienen inzonderheid<br />

drie opmerking — In de Sofiè'kerk vertoont men<br />

den predikfloel van den heiligen PAULUS van oud<br />

ijzer, het welk men echter eer voor een foort van<br />

donker marmer zou houden. — Het land rondom<br />

Thesfalonika is over het geheel wel bebouwd en<br />

vruchtbaar : er liggen rondom heen hooge bergen<br />

— in eenige vloeden, niet verre van Thesfalonika,<br />

vindt men zand, het welk ijzer bevat,<br />

en de eigenfchap heeft, dat het ijzer, het welk<br />

daar uit gemaakt wordt, zich laat buigen , maar<br />

niet breekt • des zomers is het in deze<br />

ftreek zeer warm, en de lucht ongemeen ongezond<br />

enz. " •—<br />

B E R E ë ,<br />

het welk men niet moet verwarren, met Bereë in<br />

Syrië, hedendaags Aleppo V. Deel bladz. 356. of<br />

met eene andere ftad van denzelfden naam in Tracië,<br />

wordt ook gefchreven Berrheë, en lag ook in Macedonië<br />

LI Romeinfche mijlen of 17 uuren gaans<br />

zuid-<br />

(


DESBIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 231<br />

zuidwaards van Thesfalonika en XVII van diezelfde<br />

mijlen of omtrent 6 uuren gaans van Diuni ,<br />

dus nabij Pella, alwaar ALEXANDER de Groote,<br />

geboren is. De daar voorbij vloeijende rivier<br />

werdt eertijds Axius , daarna Bardarius genoemd.<br />

Ook heeft STRABO aangemerkt, dat zij lag, aan<br />

den voet van eenen berg , bij de Ouden , Bermius<br />

geheten. Derwaards vluchtede PAULUS en<br />

zijne reisgenoten, toen zij te Thesfalonika vervolgd<br />

werden, en die van Bereë worden geprezen , als'<br />

edeler dan dievan Thesfalonika, dewijl zij, het geen<br />

PAULUS hun predikte, onderzochten en met de<br />

oude Schriften der Profeeten vergeleken, HAND.<br />

XVII: 11. Ondertusfchen , wanneer de ongelovig<br />

gebleven Jooden van Thesfalonika vernamen ,<br />

dat het Euangelie te Bereè opgang maakte , begaven<br />

zij zich derwaards , en wisten ook hier onder<br />

het volk een oproer tegen PAULUS te verwekken.<br />

— Om deze redeij befloot PAULUS de<br />

flad te verlaten , en uitgeleid wordende , door<br />

eenige broederen, ging hij als na de zee, HAND.<br />

XVII: 14. waar uit wij befluiten , dat zij eerst<br />

den weg oostwaard hebben ingeflagen , na den<br />

Thermaïfchen zeeboezem, in den fchijn, als of zij<br />

daar meenden fcheep te gaan , ten einde, door<br />

de vijiinden niet vervolgd te worden. Doch ,<br />

zoodra zij, buiten 't gezicht der ilad , waren ,<br />

zwenkten zij zuidwaard , gaande door Thesfalië<br />

na Atheene.<br />

De Christen godsdienst, toen, door den Apostel<br />

binnen 'deze ftad geplant , is , in volgende<br />

eeuwen, telkens befluurd , door eenen Bisfchop,<br />

zijnde op de lijst der Bisfchoppelijke fleden van<br />

Macedonië, met den naam Berya, als de vijfde in<br />

rang , geplaatst.<br />

Thans is er niets van overgebleven , dan een<br />

P 4<br />

ge-


232 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

gering vlek, het welk bij de Christenen Verea,<br />

bij de Turken Boroë genoemd wordt (a).<br />

Dewijl er geen meer fleden, die tot Macedonië,<br />

of ook Thesfalië behoren, in den Bijbel voorkomen<br />

, gaan wij , met onze befchrijving , voort<br />

tot de tweede en zuidelijke Provintie van Griekenland,<br />

A C H A ï E.<br />

De naam Achaje werdt, oudtijds, gegeven, aan<br />

een klein gedeelte van Griekenland, en wel van het<br />

fchier-eiland Peloponnefus , hetwelk, door eene<br />

landengte, met het overige verknocht is , van welk<br />

Achaië Korinthe, op die landengte gelegen, de<br />

hoofdflad was, gelijk deze landftreek, naderhand,<br />

den naam van het eigenlijk gezegde Achaje behouden<br />

heeft — vervolgends , werdt deze benaming<br />

uïtgeftrekt tot geheel Peloponnefus, en daarna<br />

tot het gantfche zuidlijk deel van Griekenland.<br />

— Toen PAULUS, in Achaje, het Euangelie<br />

predikte, werdt deze Provintie , van wege de Romeinen,<br />

beftuurd , door een Proconful, toen GAL-<br />

LIO, een broeder van den Wijsgeer SENEKA,<br />

HAND.» XVIII: 12 — 17. Somtijds wordt het<br />

ook, ter onderfcheiding van Macedonië, Griekenland<br />

genoemd, HAND. XX: 1—3. Het bevatte,<br />

behalven het eigenlijk Achaje, en de overige<br />

deelen van het fchier-eiland Peleponnefus, die geheele<br />

landftreek, benoorden den zeeboezem van<br />

Korinthe, welke hedendaags Livadië heet, en de<br />

daar gelegen gewesten, Attika, Boeötië, Lokris ,<br />

Doris, Etolië, AKarnanië, enz. en waarfchijnlp,<br />

(


ÖES BIJBELS. X. BOEK, VUL HOOFDST. , 233<br />

Jijk , ook Epirus , of deszelfs zuidelijk gedeelte.<br />

Dus fpreekt PAULUS van de gewesten van Achaje<br />

2 KOR. XI: ro. en van geheel Achaje, 2 KOK.<br />

I: 1. Wij vinden, nogthans, niet meer dan de<br />

volgende fleden van dit landfchap in den Bijbel gemeld<br />

, Atheene, Korinthe, Nikopolis, en misfchien<br />

Sparta of Lacedemon in de Boeken der Makkabeen.<br />

•— Wij zullen dan, hoofdzaaklijk, van dezen<br />

iet zeggen moeten.<br />

A T H E E N E<br />

was gelegen in het landfchap Attika , waarvan zij<br />

de hoofdflad was. De naam, dien men van Athena,<br />

dat is, MINERVA, de befchermgodin dezer<br />

fcad, afleidt , is aan meer andere fleden gemeen<br />

geweest, maar de vermaardheid van deze hoofdflad<br />

van Attika heeft den glans der anderen zoo<br />

verdoofd , dat velen naauwlijks weten , dat er<br />

een ander Atheene dan dit, in de wereld geweest<br />

is — zij was zoo groot, toen zij in haren bloei<br />

was , dat zij CCJladiën in haren omtrek hadt, en<br />

dus half zoo groot, als Babel, zal geweest zijn,<br />

in de vijfde eeuw befloeg zij eene uitgeftrektheid<br />

van XXI Romeinfche mijlen, en dus meer<br />

dan Rome zelve, in den omtrek — zij lag niet rakende<br />

aan de zee, maar omtrent een half uur<br />

van zee af, waarmede zij echter gemeenfchap<br />

hadt, door twee kleine rivieren Ilisfus en Eri~<br />

danus. Aan den uitloop derzelven hadt men<br />

het vlek en de haven Pireus , die , op raad van<br />

THEMISTOKLES, door de Atheniënzen gebruikt<br />

begon te worden, in de plaats van de haven Falerus<br />

, daar zij zich, te voren , van bedienden ;<br />

deze haven hadt, na een' naauwen ingang, eene<br />

kom of ruimte , die 400 fchepen kon bergen.<br />

P 5<br />

Door


234- A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

echter deze ftad gefladig moeten worftelen met op- u<br />

Door twee muuren, die van de ftad beginnende ,<br />

tot aan de zee waren voortgetrokken, werdt de<br />

gemeenfchap tusfchen de ftad en de haven verzekerd,<br />

zelfs werdt het vlek Pereus met een' muut<br />

omringd, en tot eene tweede ftad gemaakt, welke<br />

Atheene zelve fchier -evenaarde. Men fchrijft.<br />

hare flichting toe aan CEKROPS, den eerften Koning<br />

van Attika, naar wien zij Cekropia zal genoemd<br />

zijn ; eigenlijk beftondt de ftad uit twee<br />

deelen, de bovenflad, Akropolis, of het flot, en<br />

de benedenjïad in de vlakte. — De burgers dezer<br />

ftad hebben zich, door dapperheid en liefde tot<br />

de vrijheid, vermaard gemaakt, in de oorlogen<br />

der Grieken met de Perfen, toen MILTIADES,<br />

THEMISTOKLES, ARISTIDES, CIMON, en<br />

andere vermaarde mannen aan het hoofd van den<br />

ftaat waren , en de legers en vlooten geboden.<br />

Door de wuftheid van 's volks geh'artheid , en door h<br />

allede gebreken, aan eene volksregering eigen, heeft ,<br />

fchuddingen en inwendige beroerten. In den Pelo- \<br />

•ponnefifchen oorlog, verloren de Atheniënzers hun- ]<br />

ne waardigheid, en moesten voor de Spartanen bukken,<br />

en eindelijk werdt de ftad door SYLLA ingenomen,<br />

en onder de heerfchappij der Romeinen get<br />

bracht, die haar echter altijd begunftigden , en zelfs,<br />

(<br />

onder de Keizers, de vrijheid gaven, om naar hare j<br />

eigene wetten te leven , zoo dat zij eene vrije ftad<br />

{<br />

genoemd wordt bij PLINIUS en anderen. 1<br />

Voornaamlijk was Atheene vermaard door den<br />

roem der geleerdheid en alle wetenfehappen en<br />

kunften , welke aldaar onderwezen werden , en<br />

om welke, niet min als om den koophandel, de<br />

ftad door eene menigte vreemdelingen bezocht ;<br />

werdt. Men hadt er de leerfcholen van verfchei- j<br />

den Wijsgeeren , der Epikuristen , Stoicynen, Perl-<br />

\


BES BIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 335<br />

ripatetifchen , Cynifchen, Sceptifchen enz. van welken<br />

de twee eerstgenoemde gezindten HAND.<br />

XVII: 18. gemeld worden. Hier zien wij de<br />

reden , waarom zoodanige fchoolen , in welken<br />

de jeugd in voortreflijke wetenfchappen onderwezen<br />

wordt, naar deze zelfde ftad Atheene, A-<br />

thenea genoemd worden. En , alzoo men nabij<br />

Atheene eene plaats hadt, Akademie genoemd, naar<br />

derzelver Eigenaar A K A D E M U S , welke plaats<br />

vervolgends tot eene leerfchool van PLATO en<br />

zijne opvolgers diende , hebben, naar dezen<br />

naam, deHoogefchoolen den naam van Akademiën<br />

gekregen. Dus was het ook met den naam Lyceum,<br />

die bijzonder eigen was, aan de plaats, in<br />

welke de leerlingen van ARISTOTELES, de Peripatetifchen<br />

genoemd, onderwijs ontvingen.<br />

Met dit alles waren de ingezetenen van Atheene<br />

zeer afgodisch HAND. XVII: 16. de flad was<br />

opgevuld met Heiligdommen , Tempels , Beelden<br />

, Altaren, onder welken er PAULUS eén<br />

vondt, toegewijd aan den onbekenden God, welke<br />

hem gelegenheid gaf, om, op de markt te Atheene<br />

, openlijk , den eenigen waaren God te prediken;<br />

en zijne leere, vervolgends, inde plaats,<br />

Areopagus genoemd, met eene uitmuntende redenvoering<br />

te verdedigen. Dit Areopagus, was,<br />

gelijk de naam reeds uitwijst, een heuvel, aan<br />

den afgod Mars gewijd , in de bovenftad , alwaar<br />

het opper-gerichtshof der ftad, en .deszelfs leden",<br />

Areopagiten genoemd , vergaderden. On:<br />

der de genen, welke, bij die gelegenheid, door<br />

den Apostel overreed werden , om het Christendom<br />

aan te nemen, was één van de leden van de*<br />

zen Raad, DIONYSIÜS Areopagita , onder den<br />

naam van St. Denys bekend , die te Atheene de<br />

eer-


astf A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

eerfte Bisfchop zal geweest zijn , en van wien<br />

men verhaalt, dat hij door Paus KLEM EN S na<br />

Lutetie of Parys zal gezonden zijn , om daar de<br />

Heidenen te bekeeren, en dat hij aldaar den marteldood<br />

zou geftorven zijn , wordende te Parys<br />

onthoofd, maar omtret twee uuren ten noorden<br />

van die ftad begraven, alwaar de Abtdij van Su<br />

Denys, ter zijner gedachtenis is gefticht geworden<br />

, in welke de Koningen van Frankryk plagten<br />

begraven te worden , en in welke men het<br />

graf van dezen Heilig en zijne Reliquiën aan het<br />

bijgelovig volk plagt te vertonen.<br />

De Christen gemeente te Atheene, is naderhand<br />

zeer aanzienlijk geweest, en werdt eerst door eenen<br />

Bisfchop, toen door eenen Metropolitaan, vervolgends<br />

door eenen Aardsbisfchop beftuurd,<br />

De ftad wordt thans Attines, ook Setines , en Satena<br />

genoemd , en is nog tamelijk groot; men<br />

rekent derzelver inwoners, wel op 8 of 9000 ,*<br />

van welke maar een vierde gedeelte Turken, alle<br />

de overige Griekfche Christenen zijn , die aldaar,<br />

gehjk rondom in de nabuurfchap, nog vele kerken<br />

en kloosters bezitten. Zij ftaan onder het<br />

opzicht van eenen Aardsbisfchop , die vier Bisfchoppen<br />

onder zich heeft, en aan den Patriarch<br />

van Konflantinopolen ondergefchikt is. De Jooden<br />

worden daar, volgends SPON en WEHLER,<br />

met geduld,misfchien zouden zij ook, met de ingezetenen<br />

, niet wel over weg kunnen, dewijl<br />

deze niet min listig zijn, dan de Jooden, en men<br />

neeftin dat land een fpreekwoord: „ God bewa-<br />

„ re ons van de Jooden van Salonica , van de<br />

„ Grieken van Atheene, en van de Turken van Ne-<br />

3, gropont. " Daar zijn hier nog vele overbljfzelen<br />

der oudheid , Tempels , Schouwburgen ,<br />

beel-


DES BIJBELS. X.BOEK,VHi. HOOFDST. 337<br />

beelden enz. die door SPON, POCOCKE, en andere<br />

Reizigers, verzameld en afgebeeld zijn (a).<br />

Niet min vermaard, dan Atheene, was ook<br />

K O R I N T H E ,<br />

door het langduurig verblijf van den Apostel<br />

PAULUS aldaar, HAND. XVIII. en door zijne<br />

twee Brieven aan de Christenen te Korinthe gefchreven.<br />

Deze ftad hadt eene zeer gunftigê<br />

ligging , om eene aanzienlijke koopftad te wezen,<br />

te weten , omtrent recht voor den ingang<br />

tot het Schier-eiland Peloponnefus, aan de landengte<br />

, welke dit Half - eiland rnet het overige<br />

van Griekenland verè'enigt, zijnde de Ifthmus Corinthiacus<br />

of land-engte van Korinthe genoemd,<br />

waarnaar de IJlhmifche fpelen den naam hebben.<br />

Deze land-engte liep tusfchen twee Baaijen of<br />

zee-boezems, van welken die ter rechtehand , de<br />

Satonifehe, en die ter linkezijde, de Korinthifche<br />

zeeboezem heette, thans de eerfte de golf van<br />

Engia , naar het daar in liggend Eiland Engia ,<br />

de ander de golf van Lepanto, naar de ftad Lepanto<br />

, welke aan den ingang dezer baai ligt.<br />

Aan elke dezer baaijen was de ftad van eene bekwame<br />

haven voorzien. Die aan de Saronifche<br />

Baai droeg den naam van Kenchreë, HAND. XVIII:<br />

18. de andere dien van Lecheë, elk naar een vlek.<br />

SIRABO fpreekt, met grooten ophef, van het voordeel<br />

, dat aan de ftad , door die beide zeehavens<br />

ter bevordering van haren Koophandel, werdt aangebracht;<br />

dewijl uit de haven van Kenchreën, de<br />

weg openftondt naar alle de Elanden van den Archipel,<br />

(a) BACHIEHB III. Deel. III. Stuk. bladz. 843-- 857.


s 38 A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />

pel, na Natolie', en geheel Afië, en uit die vari<br />

Lecheë, na Italië en andere gewesten van Europa.—<br />

Tevens was Korinthe, door hare gelegenheid , de<br />

fleutel van geheel Pekpmnefius, waar toe zij ook<br />

fterk gemaakt en bevestigd was , voornaamlijk<br />

hadt zij een onverwinlijk flot of kasteel, Akrokorinthe<br />

genoemd , gebouwd op eene fteile rots, die<br />

loodlijnig de hoogte hadt van drie en één halve<br />

itadiën , zijnde , aan alle kanten , ongenaak*<br />

baar, uitgezonderd in het zuiden , waar een opgang<br />

was , met verfcheiden bogten , ter lengte<br />

van 30 itadiën. Op den top van deze rots ,<br />

itondt een Tempel aan VENUS gewijd, van waar<br />

men een heerlijk uitzicht hadt , over de beide<br />

zeeboezems, en het omgelegen land.<br />

^ De oudfte naam dezer ftad zal Efyra geweest<br />

zijn , welke bij de Latijnfiche Dichters nog dikmalen<br />

voorkomt. De naam Korinthcn zou oorfpronglijk<br />

zijn van zekeren Koning KORINTHUS,<br />

die deze ftad verbeterd en uitgelegd heeft — 145<br />

jaren voor CHRISTUS geboorte, is deze ftad, in<br />

den Achaïfichen oorlog, door de Romeinen, onder<br />

xucius MUMMIUS, geheel verwoest geworden,<br />

en heeft<br />

v<br />

ruim eene eeuw lang , in puinhoopen<br />

gelegen , wanneer JULIUS CJ£SAR .haar weder<br />

deedt herbouwen , en er eene volkplanting heenen<br />

zondt, om ze op nieuw te bevolken. De gelegenheid<br />

der ftad deedt haar fpoedig weder in<br />

bloei komen , alzoo vele Grieken uit de naburige<br />

plaatzen, en ook Jooden , zich derwaards<br />

vervoegden , welke laatflen ook eene Sijnagoge<br />

in die ftad hadden, HAND. XVIII: 4. Zij nam<br />

door den Koophandel zodanig toe , dat STRABO<br />

haar , in zijnen tijd , eene groote en rijke ftad<br />

notmt, gelijk zij ook de hoofdftad was van degeheeie<br />

Provintie Achaje, zoo als wij gezien hebben.<br />

Doch.


DESBIJBELS. X. BOEK, VIII. HOOFDST. 339<br />

Doch , tevens met den rijkdom namen de<br />

pracht, weelde , overdaad en alle buitenfporigheden<br />

in deze ftad de overhand. Men had<br />

er eenen Tempel aan Venus gewijd , in welken<br />

meer dan 1000 hoeren onderhouden werden. Wegens<br />

de wellustige en overdadige levenswijze<br />

noemde men Korinthizeeren of op zijn Korinthisch<br />

te leven, dartel en wellustig leven , en een Korintisch<br />

meisjen, was hetzelfde als hoer. Men<br />

vindt van dit alles de fpooren in de Brieven ,<br />

die PAULUS, aan de Christenen dezer ftad, gefchreven<br />

heeft.<br />

Te weten, in deze ftad, heeft de gemelde A-<br />

postel eene aanzienlijke gemeente van Christenen<br />

gefticht, aan welke ook KLEMENS, Bisfchop<br />

van Rome, eenen brief heeft gefchreven, die nog<br />

voor handen is. Zij was vervolgends eene Metropolitaansche<br />

of Aardsbisfchoppelijke kerk. Doch ,<br />

zedert de overheerfching der Turken, is aldaar,<br />

gelijk elders , onder het Turkfche gebied , het<br />

Christendom, in eenen zeer kwijnenden toeftand,<br />

zijnde, naar het bericht der Reizigers , geen<br />

volk onkundiger in de granden van hunnen eigen<br />

godsdienst, dan de Christenen te Korinthe, fchoon<br />

zij nog eenen Aardsbisfchop hebben. De ftad<br />

zelve is geheel vervallen, zonder muuren, en met<br />

weinige inwoners , en gelijkt, (het kasteel uitgezonderd)<br />

meer naar een groot dorp , dan naar<br />

eene ftad (a).<br />

N I K O P O L I S<br />

wordt flechts éénmaal gemeld, TIT. III: 12. alwaar<br />

PAULUS aan T I T U S , die zich thans op<br />

het<br />

(a) BACHIENE III. Deel. III. Stuk. bladz. 8s7««37i5.<br />

pocc-CKE Reize III. Deel. I. Stuk, bladz, aji, 23a.


24o<br />

A A R D R T J K S - K U N D E<br />

het Eiland Kreta bevondt, TIT. I: 5. fchrijft ,<br />

dat hij te Nikopolis bij hem zou komen, dewijl hij<br />

voornemens was, aldaar te overwinteren. Vol*<br />

gends het onderfchrift van dezen Brief zal dezelve<br />

door den Apostel gefchreven zijn te Nikopolis in<br />

Macedonië , doch het gezag van dit onderfchrift<br />

wordt juist daar door reeds twijfelachtig, omdat<br />

het ontleend fchijnt te zijn uit de bovengemelde<br />

plaats van den Brief zelve , alhoewel men veel eer<br />

daaruit befluiten zou, dat PAULUS zich, bij<br />

het fchrijven van denzelven , nog niet te Nikopolis<br />

bevondt, dewijl hij daar dacht te overwinteren.<br />

Daar zijn verfcheiden fteden , met den naam<br />

Nikopolis<br />

f<br />

in de oude Aardrijkskunde bekend, gelijk<br />

wij reeds in het IV. Deel bladz. 364. gezien<br />

hebben , dat Emmaus in het Joodfche land, naderhand,<br />

ook Nikopolis is genoemd geworden, te<br />

weten , de benaming betekent, in het Grieksch ,<br />

eene ftad , bij welke eene merkwaardige overwinning<br />

behaald, en , die ter gedachtenis daar van<br />

benoemd is, dewijl er nu geene nadere bepaling<br />

bij Nikopolis TIT. III: 12,. gevonden wordt, is<br />

het onzeker , aan welk Nikopolis men te denken<br />

hebbe , gelijk wij reeds zeiden , het onderfchrift<br />

van den Brief wijst ons op Nikopolis in Macedonië,<br />

nu lag er wel in dat landfchap geene ftad van dezen<br />

naam, maar dezelve naam kan hier zoo ruim genomen<br />

zijn, dat hij ook Thracië, het welk aan Macedonië<br />

grensde , in zich bevat, en dus zou hier<br />

Nikopolis in Tlrracië te verftaan zijn, gelegen aan<br />

de rivier Nestus of Nesfus, die de grensfeheiding<br />

tusfchen Macedonië en Thracië uitmaakt, zoo dat<br />

deze ftad niet heel verre van de ftad Filippi was<br />

afgelegen , welke gedachte SCHUTTE (a) omhelsd<br />

(«) Heil. Jaarb. UI. Deel bladz.- 146.


DES BIJBELS. X. BOEK, VilL HOOFDST. 241<br />

helsd heeft, voorgegaan door CHRYSOSTOMUS<br />

en THEÖ DO RETUS , terwijl BACHIENE f>),<br />

opliet voetfpoor van H IÈ'RON Y^ÜS, meer neigt,<br />

om te denken aan Nikopolis in Bpirns, aan de golf<br />

van Lepanto , aan het welk AUGUSTUS dezen<br />

naam gaf ter gedachtenis van zijne overwinning<br />

op ANÏONIUS, bij het voorgebergte Aëium,<br />

en het welk thans Prevefa heet — zoo veel is wel<br />

zeker, dat geene der andere fteden, die den<br />

naam Nikopolis gevoerd hebben , hier in aanmerking<br />

kan komen , doch aan welke der twee boven<br />

gemelden wij de' voorkeuze moeten geven ,<br />

blijft onzeker, temeer, omdat wij niets bepalen<br />

kunnen aangaande de reize, welke PAULUS bedoelde,<br />

en op welke hij den winter te Nikopolis<br />

wilde doorbrengen.<br />

s P A it T k,'<br />

of ook L A C E D E M O N , de hoofdftad van het La*<br />

tonisch gemenebest, gelegen in het Schier-eiland<br />

Peloponncfus , hedendaagsch Mbrea , vermaard ,<br />

door de dapperheid van deszelfs burgeren , en de<br />

wetgeving van L Y K U R G U S , roeren wij enkel,<br />

m het voorbijgaan, aan , omdat er geen gewag<br />

van gemaakt wordt, in den Bijbel, maar in hec<br />

1 Boek der M A K K A B E E N , lezen wij van een bloedver<br />

wandfchap tusfchen de Jooden en Spartiaten ,<br />

en van eene Briefwisfeling, tusfchen deze beide<br />

volken , ten tijde der Makkaheefche broederen ,<br />

alwaar, gelijk ook 2MAKKAB. V: 5 — 10. gemeenlijk<br />

deze Spartanen of Lacedemoni'érs , door de<br />

Uitleggers verltaan worden , doch, de geleerde<br />

O) Hl. Deel. III. Stuk bladz. 88».<br />

yi Deel. O<br />

Ml*


242 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

MI CHABLIS heeft , des aangaande, eene andere<br />

en zeer waarfchijnlijke opheldering beproefd ,* dan<br />

dewijl wij daar van reeds in het III. Deel bi. 270.<br />

gefproken hebben , zullen wij den Lezer derwaards<br />

verzenden.<br />

Als een aanhangzel op de befchrijving van Griekenland,<br />

voegen wij hier bij, dat PA ULUS, in zijne<br />

brieven, nog van twee landfchappen gewaagt,<br />

welke Noordwestwaards van Griekenland gelegen<br />

waren, te weten Illyrikum en Dalmatië, welk laatfte<br />

, eigenlijk , een deel van het eerfte uitmaakte.<br />

I L L Y R I K U M ,<br />

wordt gewaagd ROM. XV: 19. alwaar PAULUS<br />

fchrijft, dat hij het Euangelie,vervuld , of ten<br />

vollen uitgebreid heeft, van Jcrufalem aan , tot<br />

Illyrikum toe. Het wordt bij de Grieken doorgaands<br />

Illyris, en de inwoners Illyres , of Illyriërs,<br />

geheten. Het ftrekte zich uit langs de noordoostelijke<br />

kust der Adridtifche zee , of Golf van<br />

Venetië, reikende landwaards in bijna tot aan de<br />

rivier Savus of de Saw, alwaar het de landfchappen<br />

Pannonië en Opper - Mefië tot grenzen hadt.<br />

Ten Zuid - oosten lag Macedonië ,en in het bijzonder<br />

dat gedeelte van hetzelve, het welk Albanië genoemd<br />

werdt, waarvan het , door de rivier Nara<br />

, werdt afgefcheiden. «— Ten tijde van PAU­<br />

LUS , was Illyrikum of Illyrië, een wingewest<br />

der rlomeinen. • Het geheele landfchap was<br />

verdeeeld , in Opper--en Neder - Illyrië , of wel<br />

in Liburnië en Dalmatië , zijnde den naam van<br />

het eerfte, naderhand , in Morlachië verSnderd ,<br />

gelijk het heden genoemd wordt.<br />

DAL-


BES BIJBELS. X. BOEK, VIII.HOOFDST. 243<br />

D A L M A T I ë,<br />

het ander deel van Illyrië, het geen nog tegen*<br />

woordig zijnen ouden naam behouden heeft,<br />

wordt, insgelijks , flechts éénmaal, in den Bijbel,<br />

gewaagd 2 T I M O T H , IV: 10. alwaar P A I U -<br />

L U S aan T I M O T H E U S fchrijft, dat hij T I T U S<br />

na Dalmatië gezonden heeft. Het was het grootfte<br />

en beste gedeelte van Illyrië, het welk zijnen<br />

naam , naar het fchijnt, hadt van de ftad Delminium<br />

of Dalminium ook Dalmium , die S T R A B O<br />

als eene^ groote fchoone flad befchrijft. Het behoorde<br />

in de laatfte tijden onder de Republiek Venetië<br />

,tot het nu onlangs door de Keizerlijke troepen<br />

in bezit is genomen, zonder dat wij zeggen kunnen,<br />

of het aan den Keizer al, dan niet, blijven zal.<br />

NEGENDE<br />

HOOFDSTUK.<br />

De Eilanden der zee.<br />

Meermalen wordt in de Heilige Schrift gefproken<br />

van Eilanden der zee. Ik heb (I. Deel bladzijde<br />

23.) aangemerkt , dat door deze fpreekwijze,<br />

gemeenlijk, niet alleen de Eilanden der<br />

Middellandfche zee , maar in 't gemeen, de overzeefche<br />

gewesten verftaan worden , dat is, de landen<br />

, die, ten westen des Joodfchen lands, en aan<br />

de andere zijde der Middellandfche zee, (van Palaflina<br />

af te rekenen) gelegen zijn (a). Te weaiil<br />

ten.<br />

(


244 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

ten, de zee, is, in deze fpreekwijze, de Middellandfche<br />

zee, tot welke ook behoort de Mgeïfiche<br />

zee , zijnde die boezem der Middellandfche zee ,<br />

welke tusfchen Griekenland en Italië infchiet; als<br />

ook de Adriatifche zee, tusfchen Italië en Dalmatië<br />

, en meer anderen. Alle de Eilanden, in de<br />

Middellandfche zee gelegen, behoorden, ten tijde<br />

der.Apostelen, aan de Romeinen. ->— Van deze<br />

Elanden der zee , worden er geene in 't bijzonder<br />

in de Schriften van het Oude Testament , maar<br />

wel in 't algemeen , van dezelve meermalen gewaagd<br />

, in de voorzeggingen , die de uitbreiding<br />

van den waaren godsdienst voorfpellen. PSALM<br />

LXXII: 10. JES. XLII: 4. 12. LI: 5. LIX: 18.<br />

LX: 9. ZEFANJA II: 11. enz. maar, in 't N.<br />

Testament, komen er verfcheiden voor, waarom<br />

zij, kortelijk, verdienen befchreven te worden.<br />

In de<br />

J E G E Ï S C H E Z E E ,<br />

tusfchen Europa en Afië, thans de Archipel, liggen<br />

eene menigte van eilanden , van welke fommigen<br />

de Cykladifiche , als of men zeide, Kring • eilanden,<br />

genoemd worden , omdat zij , in hare ligging ,<br />

eenigermate eenen kring of ronden cirkel fchijnen<br />

te vertonen, de overige, en noordelijke, heeten<br />

de Sporadifche , verfïreoide eilanden , omdat zij,<br />

hier en ginds, in deze zee verftrooid liggen, terwijl<br />

fom-<br />

Schrijvers beftendlg , door het woord (Eilanden) bedoelen<br />

eilanden of vaste landen bewesten de Middelandfihe zee.<br />

Neen, ik fprak van de fpreekwijze, Eilanden der zee. De<br />

Wel-Eerw. VAN EMDRE, fchijnt mij dus"niet wel begrepen<br />

te hebben, iiie zijne Geographie der Heilige Schrift,<br />

hladx, 2.


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 245<br />

fommigen tot Afië, anderen tot Europa, gerekend<br />

worden te behookn. Dewijl er van de eerfte<br />

foort geene in den Bijbel vermeld worden (a) ,<br />

bepalen wij ons alleen tot de Sporadifche eilanden,<br />

die meest voorkomen in de befchrijvingen der<br />

Reizen van den Apostel PAULUS , tusfchen Afiü<br />

en Griekenland.<br />

Het eerfte, dat in aanmerking komt, is<br />

S A M O T H R A C E ,<br />

s , • ;iCl : : i .a v. AH , n<br />

één der noordelijkfte Eilanden van déze zee,<br />

dicht onder de kust van Thracië' gelegen , waar<br />

van het niet meer dan XXXVIII Romeinfche<br />

mijlen, dat is omtrent 13 gemeene mijlen of uuren<br />

gaands, verwijderd was, volgends PLINIUS,<br />

genoegzaam rechtitreeks tegen over de uitwatering<br />

van de rivier Hebrus. Het zal eerst, eenvouwig<br />

, Satnos geheten hebben , doch , naderhand<br />

, ter onderfcheiding van een ander eiland<br />

Samos, onder de kust van Tönië, Samothrace, dat<br />

is, Samos bij Thracië genoemd zijn. Het bedraagt,<br />

weinig meer, dan 10 uuren gaans in<br />

zijn omtrek, en er is maar ééne ftad of vlek op. —<br />

Toen PAULUS uit Troas na Macedonië overvoer ,<br />

bleef hij, met zijn reisgezelfchap , éénen nacht<br />

over, tc Sar. >.:.r, H A N D . XVI: ir. Méér<br />

is er van dit Eiland in den Bijbel niet opgetekend<br />

(A).<br />

Op eene andere reize van den Apostel, uit Ma-<br />

ce-<br />

(a) Allcca wordt het Eiland Delus gemeld , i MAKKAU.<br />

XV: 33. .<br />

. . A C I U E N B Hl. Deel. IV. Stuk. bladz. 808. Poq<br />

GcKii II. Deel. II. Stuk. bladz. 502,<br />

Q.3


24


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 247<br />

Frankryk, en vele gewesten van het Oosten (0).<br />

Van hier afgevaren, bereikten PAULUS eh<br />

zijn gezelfchap , des anderen dags, het Eiland<br />

C H I O S,<br />

of kwamen tegen over hetzelve, HAND. XX: 15.<br />

Dit Eiland ligt zuidwaards van het vorige Lesbus,<br />

in het gezicht van Ib'nië, waar van het door<br />

eene naauwe zee-engte is afgefcheiden. Het is<br />

een groot eiland van 900 ftadiè'n, volgends STRA­<br />

BO, dat is, tusfchen de 37 en 38 uuren gaans,<br />

in den omtrek , het heeft eene ftad van denzelfden<br />

naam op de oostelijke kust, en is heden nog<br />

met den naam Scia bekend. Men vindt bij PO­<br />

COCKE (/;) verfcheiden bijzonderheden van dit<br />

Eiland , waar uit blijkt, dat het nog vrij wel<br />

bebouwd en bewoond is.<br />

Van Chios zuid - oostwaards lag het Eiland<br />

S A M O S ,<br />

ook onder de kust van lönië, en in de nabuurfchap<br />

der ftad Efeze. gemeld , in het bericht<br />

van dezelfde reize van PAULUS, HAND. XX: 15. ook<br />

komt het voor 1 MAKKAB. XV: 23. Men rekent<br />

den omtrek van dit eiland op 75 Engelfche<br />

mijlen , het is berg - en , gelijk alle de andere<br />

eilanden , zeer rotsachtig. Oudtijds hadt dit Ei.<br />

land zijne eigene koningen of dwingelanden , van<br />

welken POLYKRATES, wegens zijn geluk, ten<br />

laatften in het rampzaligst ongeluk verkeerd , de<br />

ver-<br />

(a) POCOCKE II. Deel. II. Stuk. bladz, 490 volgg.<br />

(*) Reize II, Deel. 11. Stuk. bladz. 469. volgg,<br />

9.4


248 A A R D R I J K S - K . U N D E<br />

vermaardfte is. PYTHAGORAS, de Wijsgeer<br />

was een inboorling van dit Eiland,maar de dwingelandij<br />

, welke aldaar heerschte, niet kunnende<br />

verdragen , reisde hij na Egypte, Babel, en ten<br />

Jaatiten na Italië, alwaar hij overleden is. Samos<br />

wordt meest door Griekfche Christenen bewoond,<br />

die er eenen Bisfchop hebben, en in de verfcheiden<br />

lieden en vlekken verfcheiden kerken , ook vijf<br />

kloosters , maar geen Nonnenkloosters. Meer bijzonderheden<br />

van dit Eiland zal men bij POCOCKE<br />

vinden (4).<br />

In hetzelfde verg HAND. XX: 15. wordt nof<br />

gewaagd van<br />

T R O G Y L L I U M ,<br />

alwaar het reisgezelfchap vernachtede. TrogyU<br />

Hum was een kaap , of voorgebergte, van Klem-<br />

Afië, tegen over het Eiland Samos , maar ook een.<br />

klein Eiland, het welk daar voor ligt. Dus het<br />

onzeker is , of bij LUK AS dit voorgebergte of<br />

wel het Eilandjen bedoeld is. Thans bevondt<br />

zich PAULUS dicht bij £/f?z


DES BIJBELS. X.BOEK,IX.HOOFDST. 249<br />

jche zee behoort , en gelegen is , tegen over den<br />

zuidwestelijken uithoek van Klein - Afië, XV Romeinfche<br />

mijlen, dat is , V zeemijlen , die met<br />

de uuren gaans overeenftemmen , van de ftad Halikarnasfius<br />

, en hebbende C Romeinfche mijlen ,<br />

dat is, 33 uuren gaans, in den omtrek. — Het<br />

wordt thans Longo , of het Lange - Eiland , genoemd<br />

; het hadt eene ftad van denzelfden naam;<br />

'en is het vaderland van IIIPPOKRATES, die in<br />

de geneeskunst, en van APELLES, die in'de<br />

fchilderkunst zich vermaard heeft gemaakt.<br />

Den tweeden dag , na hun vertrek van Milete,<br />

kwamen zij te<br />

R H O D U S,<br />

een der beste eilanden van die zee, en bekend<br />

door de vruchtbaarheid van zijnen grond. Eertijds<br />

, gelijk ook nog , was dit Eiland vervuld<br />

met fteden en inwoners. Het heeft den omtrek<br />

van bijna 40 uuren gaans. Het is vermaard door<br />

het metalen Kolosfus beeld , aan de zon gewijd ,<br />

het welk aan den ingang der haven voor de itad<br />

ftond , die mede den naam- van Kolosjus droeg ,<br />

zijnde zoo groot, dat een fchip, met volle zei!<br />

len, onder en tusfchen de beenen van dit Beeld,<br />

de haven kon in- en uitvaren. .PLINIUS geeft<br />

aan het zelve de hoogte van 70 ellen. Het is onder<br />

de VII wereldwonderen gerekend geworden.<br />

Doch , na niet meer dan 56 jaren geftaan te hebben,<br />

is het door eene geweldige aardbeving nedergeftort<br />

en verbrijzeld O). Sommigen<br />

- heb-<br />

(a) Meer van dit Kolosfusbeeld, zie in de Aantek. van<br />

c RAMBRUS op POCOCKE Reize IJ. Deel. II. Stuk bladz,<br />

417 , 418 . . .


s5o<br />

A A R D R I J K S - K U N D E<br />

hebben gedacht, dat de inwoners van dit Eiland,<br />

naar dit beeld, Kolosfiers zullen geheten hebben,en<br />

dat aan hun , en niet aan de gemeente der ftad<br />

Kolosfe of Kolasfe , in Klein • Afië, de Brief van<br />

den Apostel PAULUS ZOU gefchreven zijn , doch<br />

dit wordt, vrij algemeen, en met recht, verworpen.<br />

Hier zijn flechts zeer weinige Turken, uitgenomen<br />

in de hoofdftad, wordende het Eiland<br />

door Griekfche Christenen bewoond. Dit Eiland<br />

wordt ook IMAKK. XV: 23. genoemd.<br />

In de laater kerkgefchiedenis heeft dit Eiland<br />

eenen naam gekregen, door de St. Jans Ridders ;<br />

wier orde , geduurende den zoogenaamden Heiligen<br />

oorlog, in Palcejlina werdt opgericht, maar<br />

die, het hier te bang krijgende, naar dit Eiland<br />

overfcheepten, en het voor zich bemagtigden ,<br />

in het jaar J 3<br />

op. Doch, twee eeuwen daarna<br />

werden zij, door den Turkfchen Keizer , SOLI-<br />

MAN II. weder van daar verjaagd. Zedert is<br />

hun door Keizer KA REL V. het Eiland Maltha<br />

gefchonken, het welk zij nog bezitten , en waarnaar<br />

zij Ridders van Maltha genoemd worden (a).<br />

V A T M O S,<br />

éindelijk, verdient, onder deze Eilanden, ook genoemd<br />

te worden, het ligt zoo nabij de Cykladifiche<br />

Eilanden, dat men in bedenking zou ftaan,<br />

om het daar toe te brengen, indien de Ouden het<br />

niet uitdruklijk tot de Sporadifche gerekend hadden.<br />

Eigenlijk ligt het in de Ikarifche zee ,<br />

zuidwaards van die kleine Eilanden, die tusfchen<br />

Nikaria en Samos zijn. PIINIUS begroot deszelfs<br />

(«) BACHIBME III. Deel. IVl Stuk. bladz. 004—9»*.


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 25 x,<br />

zelfs omtrek op XXX Romeinfche mijlen , of X<br />

uuren gaans , door de hedendaagfche Grieken<br />

wordt die omtrek op XXXX Engelfche mijlen gerekend<br />

, maar naar 't fchijnt, is zelfs de eerstgemelde<br />

opgave reeds te groot. Het is dus geenszins<br />

onder de grootfle Eilanden der Mgeïfche zee<br />

te Hellen. Het is vermaard, omdat de Apostel<br />

JOSNN'ES op het zelve zijne Openbaring ontvangen<br />

en gefchreven heeft, toen hij zich hier bevondt,<br />

om het getuigenis van JESUS, OPENB. I: 9.<br />

Aan de oostzijde van dit Eiland, het welk thans<br />

Palmofa heet, is er eene diepe baai , en aan de<br />

westzijde twee, makende het noordelijk en zuidelijk<br />

deel des Eilands tot fchier-eilanden. De<br />

landengte, die ze famenvoegt, is niet boven een<br />

vierde eener Engelfche mijl breed. De flad lag<br />

eertijds aan den oostkant der landengte; maar<br />

het volk verhuisde, uit vreeze van de zeerovers,<br />

van daar naar den berg aan de zuidzijde , en<br />

bouwde, omtrent het klooster , op den top van<br />

den hoogflen berg gelegen, eene flad.<br />

Half weg den berg opwaard is er een kleiner<br />

klooster, Apokalypfe geheten. In dat klooster is<br />

eene fpelonk, nu zn eene kerk veranderd, in welke<br />

joaNNEs, naar men verhaalt, woonde, toen<br />

hij naar dit Eiland gebannen was, en er ook de<br />

Openbaring fchreef. Zij is negen fchreden lang,<br />

en vier breed, geheel en al in de rots uitgehouwen,<br />

behalven de noordzijde, daar zij na de kapel<br />

van St. Anne open is. In het midden der<br />

fpelonk flaat een vierkante pijlaar, gemaakt, naar<br />

het fchijnt, met een oogmerk, om de rots te onderfchragen.<br />

Ten oosten van dezen pijlaar is<br />

eene fcheur, welke zich dwars door de geheele<br />

fpelonk uitflrekt. Volgends het zeggen der Kloosterlingen,<br />

fprak de H. Geest, door deze fcheur;,<br />

met


452 AARDRIJKS-KUNDE<br />

met joaNNEs , toen hij de Openbaring en het<br />

Euangdie fchreef, want, naar het getuigenis van<br />

fommige oudvaderen , beweeren de munniken ,<br />

dat hij hier het Euangelie , zoo wel als de Openbaring,<br />

gefchreven heeft. Zij zeggen, dat hij 17<br />

jaren op dit Eiland geweest is, het welk, waarfchijnlijk,<br />

een misflag is, in plaats van zoo vele<br />

maanden.<br />

Dit Klooster is eene foort van Nieuwelinghuis<br />

óf Kweekfchool. Het is aan het groote klooster<br />

ondergefchikt , en wordt door eenen Hoogleeraar,<br />

dien zij Didaskalos noemen, en welke nog<br />

een' meester onder zich heeft, beftuurd. Zij geven<br />

er lesfen in het oude Grieksch , door hen Helienike<br />

genoemd, in de natuur- en overnatuurkunde<br />

, en in de Godgeleerdheid. Deze<br />

School wordt voor de beste in het gantfche Oosten<br />

gehouden. Hier zijn omtrent 50 leerlingen,<br />

die uit verfcheiden gewesten komen. De meesten<br />

van hun woonen in de twee kloosters , doch<br />

ook fommigen in de ftad.. In de ftad is ook<br />

een Nonnenklooster , insgelijks van het groote<br />

klooster afhangende. Het was door eenen van<br />

hunne Abten gefticht, en wordt door omtrent<br />

30 oude vrouwen, van haar handwerk levende,<br />

bewoond.<br />

In de ftad zijn 700 huizen, maar flechts 160<br />

perfonen , die hoofdgeld betalen , uitgenomen ,<br />

die aan het klooster behooren , welke omtrent<br />

200 zijn. De meesten der inwoneren zijn van andere<br />

plaatzen geboortig. Het klooster betaalt<br />

jaarlijks 200 beurzen aan den Kapitein basfa,<br />

voor het Eiland.<br />

De inwoners , die allen Christenen zijn , zijn<br />

of zeelieden of fcheepstimmerlieden ; want het<br />

Eiland is eene barre rots, en alle noodwendigheden


BES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 153<br />

den worden van buiten aangebracht. Zij zijn<br />

onmidlijk aan den Patriarch onderworpen. Men<br />

telt drie honderd kerken op het Eiland Ca).<br />

j Dus verre, van de Eilanden der JEgeïfche zee,<br />

die, dus, door den Apostel PAULUS, wel voorbij<br />

gevaren , en eenigen derzelven , bij die gelegenheid<br />

, ook wel bezocht zijn , maar flechts<br />

voor een' zeer korten tijd, die hem niet toeliet,<br />

om aan de inwoners het Euangelie te verkondigen<br />

: waar uit men befluiten mag , dat, in die<br />

zelfde Eilanden, het Christendom niet zeer vroeg,<br />

en qiet door de Apostelen zelve, geplant zij, uitgezonderd<br />

, in het Eiland Pathmos , alwaar de<br />

Apostel joaNNES eenigen tijd verkeerd heeft.<br />

Echter , zijn de inwooners dezer Eilanden , daarna,<br />

tot het Christendom bekeerd. En verfcheiden<br />

Christen gemeenten dezer Eilanden, die door<br />

bijzondere Bisfchoppen , bediend en beftuurd<br />

zijn, ftrekken daarvan tot bewijzen. Ja, hoewel<br />

zij , tegenwoordig, onder het gebied des<br />

Turkfchen Keizers ftaan , worden zij , echter ,<br />

nog voor het meerendeel, door Oosterfche of Griekfche<br />

Christenen bewoond, welke, ten aanzien van<br />

hetgeestlijk Rechtsgebied,aan den Patriarch der<br />

Hoofdftad Konflantinopolen, onderworpen zijn (b\<br />

Onder de<br />

.<br />

EILANDEN DER MIDDELLANDSCHE ZEE,<br />

tot welken wij nu overgaan, is één der grootften<br />

en merkwaardigften, het Eiland<br />

DS»I is . j mi «cjfci<br />

(a) POCOCKE R e; ze I L De*l. II. Stuk. bladz. 516. enz.<br />

V*) BACH.KNE III. D,el. IV. Stuk. bladz. 909.


2S4<br />

A A R D R I J K S - K U N D E<br />

C Y P R U S ,<br />

het welk , volgends j o s E F U S , door de Chittitn<br />

het eerst bevolkt zal wezen , waartoe hij zich op<br />

den naam der ftad Citium , op dit Eiland gelegen,<br />

beroept. Zie daar van ons V. Deel bladz. 187.<br />

Het ligt in den Noord - oostelijkften hoek der<br />

Middellandfche zee, tusfchen Syrië, Cilieië, en<br />

Pamfylië , zijnde , in gedaante, niet ongelijk aan<br />

een' driehoek. Het is zeer groot , fchoon de<br />

grootte verfchillend wordt opgegeven , BACHIENE<br />

zegt, het heeft, omtrent 50 uuren gaans, in de<br />

lengte, en 30 in de grootfte breedte (#), STRA­<br />

BO geeft, aan deszelfs omtrek, met alle de Baaijen<br />

of Bogten , daar onder begrepen , niet min<br />

dan 3,042 ftadiën , het welk weinig minder dan<br />

127 uuren gaans bedragen zal. Den naam Cyprus<br />

vinden wij reeds in het Oude Testament , volgends<br />

de Nederlandfche vertaling , te weten ,<br />

HOOGL. I: 14. en IV: 13. alwaar zij vertalen,<br />

e en tros van Cyprus , in de wijngaarden van Engedi. —<br />

Doch, van deze plaats hebben wij gefproken<br />

III. Deel bladz, 96. en gezien , dat men daar aan<br />

de Alhenna- plant denken moet. — Door het land<br />

der Chitüm of Chittiërs EZECH. XXVII: 6. verftaan<br />

fommigen insgelijks het Eiland Cyprus, vergelijk<br />

V. Deel bladz. 192. Zekerer is het, dat<br />

het Eiland van ouds, onder verfcheiden namen is<br />

bekend geweest, waar van er, behalven dien van<br />

Cyprus, door PLINIUS nog tien anderen worden<br />

opgegeven. Men zegt, dat het koper in dit<br />

Eiland in de mijngroeven het eerst ontdekt is,<br />

het welk daaröm cuprum of


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. s^.<br />

zal zijn. Verder laten wij ons in gisfingen nopens<br />

den oorfprong van den naam Cyprus niet in.<br />

Hoewel de lucht van dit Eiland voor eenigerrnate<br />

ongezond gehouden wordt, prijst men echter<br />

zeer deszelfs grondgefleldheid , als bekwaam ,<br />

om allerlei foort van vruchten voort te brengen,<br />

hebbende overvloed van koorn , eene menigte<br />

van olijf. citroen - en oranje - boomen , en heerlijke<br />

wijnftokken. Dat dit Eiland ook uitnemend<br />

volkrijk moet geweest zijn , mag men oordeelen<br />

uit het getal van 15 fteden, welke PLINIUS<br />

zegt, dat op hetzelve gelegen hebben.;<br />

Dit Eiland , oudtijds in vele koningrijken verdeeld,<br />

werdt, van tijd tot tijd, door de Egyptenaars,<br />

Feniciè'rs, CYRUS, Koning van Ferfië,<br />

en ALEXANDER den Grooten, veroverd. Na<br />

den dood van dezen laatften viel het zijnen opvolgeren<br />

, den koningen van Egypte, ten deel. Van<br />

dezen kwam het onder de magt der Romeinen ,<br />

en vervolgends onder die der Griekfche Keizeren.<br />

Terwijl het onder de heerfchappij van dezen was,<br />

werdt het door de Arabieren verwoest. In het<br />

jaar 1191 overwon de Koning van Engeland, RI-<br />

CHARD I, dit Eiland , en gaf het aan GUIDO<br />

VAN LUSIGNAN, Koning van Jerufalem. Zijn<br />

geflacht bleef er aan de regering tot het jaar 1423,<br />

toen het door den Egyptifchen Sultan veroverd<br />

werdt. Deze vergunde den Cypriërs hunnen eigenen<br />

Koning, mids dezelve aan hem zekere<br />

fchatting betaalde. In het jaar 1473 ftondt één<br />

dezer Koningen dit Eiland af aan het Gemeenebest<br />

van Venetië. Deze Republiek , de jaarlijkfcne<br />

fchatting, wegens Cyprus, aan Egypte betalende<br />

, ;<br />

hielde het in haar bezit , tot dat het<br />

haar , in 't jaar 1570 /r'door den Turkfcn Sultan<br />

SELIM II.. ontnomen werdt.<br />

Zedert is het<br />

on-


356 A A R D R IJ KS-KUNDE<br />

onder het Turhfche gebied gebleven , en worde<br />

door eeuen Bas/a beftuurd, die te Nikofia, de tegenwoordige<br />

hoofdflad, zijn verblijf houdt.<br />

Menigmalen wordt in de Schriften desNieuwen<br />

Testaments van dit Eiland Cyprus of Cypren , gewag<br />

gemaakt. Derwaards heen vluchteden bij<br />

gelegenheid der vervolgingen te Jerufalem , na<br />

den dood van STEFANÜS, verfcheiden Christenen<br />

, die toen in dit Eiland het Euangelie verkondigden,<br />

HAND. XI: ip. gelijk ook Cyprifche<br />

Jooden , dat is, zulken , die in dit Eiland t'huis<br />

hoorden , gelijk daar vele Jooden woonden, die<br />

er, in verfcheiden fleden, Sijnagogen hadden,HAND.<br />

XIII: 5. bij diezelfde gelegenheid , na Antiöchië<br />

kwamen, en daar Gods woord predikten, HAND.<br />

XI: 20. zulk een Cyprisch Jood , zijnde uit den<br />

Ham. Levi, doch, tot het Christendom bekeerd,<br />

was JOSES, door de Apostelen BARNABAS,<br />

of zoon der vertroosting genoemd , die zijn goed<br />

verkocht, en het geld daar voor ontvangen den<br />

Apostelen ter hand ltelde, tot algemeenen dienst<br />

der Christen gemeente, HAND. IV:36, 37. en naderhand<br />

de reisgenoot van den Apostel PAULUS<br />

geweest is , op zijne reize door Klein - Afië. Ook<br />

is er nog een inboorling van Cyprus in den Bijbel<br />

gemeld, MNASON, een oud leerling , doch die<br />

te Jerufalem woonde, en bij wien PAULUS zijn<br />

intrek nam , HAND. XXI: 16. Na dit Eiland<br />

Hak PAULUS en BARNABAS allereerst over , om<br />

het Euangelie te verkondigen, daartoe van de gemeente<br />

van Antiöchië in Syrië, afgezonden ,HAND.<br />

XIII: 1 —- 4. Het welk te ligter gefchieden kon ,<br />

omdat dit Eiland rechtflreeks voor de haven van<br />

Seleueië, en niet heel ver van de kust van Syrië ligt,<br />

op den afftand van omtrent 20 zeemijlen. — Zij<br />

doorreisden, van MARKUS verzeld , het geheele<br />

Ei-


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 357<br />

Eiland, te Salamis aanlandende, en daarna te Paf es<br />

weder afvarende, vs. 5. en 13. — Naderhand,<br />

is PAULUS, op zijne reize, uit Griekenland ter<br />

zee na Jerufalem , dit Eiland voorbij gevaren,<br />

• latende het zelve ter tlinkehand jleggen , en dus<br />

benoorden het zelve heen varende , H AND EL.<br />

XXI: 3. Op zijnen togt, toen hij van Ccefarea,<br />

als een gevangene, na Rome gebracht werdt «<br />

was het fchip , waar in hij zich bevondt, voornemens<br />

, Myra in Cilieië aan te doen, en zou dus<br />

boven dit Eiland , dat is , benoorden, tusfchen<br />

hetzelve en de kust van Cilieië, door gezeild zijnj<br />

in dien de wind, uit het Westen of Noordwesten<br />

waajende, niet tegen geweest was, waarom men<br />

nu beneden of onder het Eiland moest koers zetten,<br />

(HAND, XXVII: 4, y.) dat is ten Zuiden,<br />

en niet, gelijk B ACHIENE , en ook SCIJDTTE ,<br />

het op hunne kaarten vertonen, ten Noorden<br />

van dit Eiland, immers, gelijk doorgaands het<br />

Noorden als hooger of boven wordt aangemerkt, int<br />

de Bijbelfche Aardrijkskunde, (vergelijk ons I. Deel<br />

bladz. 64.) zoo is beneden, het zuiden, zoo dat zij ten<br />

zuiden, zoo dicht mogelij k. onder de kust, het Eiland<br />

omftevenende , terftond, naar de gewoonte<br />

van die tijden, de kust van Klein-Afië weder opzochten,<br />

en dus, de zee, die langs Cilieië en Pam-<br />

/y/i? loopt, doorzeilden, om te Myra te komen; trouwens,deze<br />

zee moesten zij, in het één zoo wel als<br />

het ander geval, overfleken, om Myra te bereiken.<br />

Van de beide fleden dezes Eilands Salamis erf<br />

Pafos, boven gemeld, die door PAULUS en BAR­<br />

NABAS op hunne reize HAND. XIII. bezocht wer*<br />

den, was<br />

S A L A M I S<br />

de eerst voorsianliggende, op de Oostkust, heb»<br />

VI. Deel. R ben-;


258 A A R D R I J K S . K Ü N D E<br />

bende eene zeer goede haven. — POMPONÏVS<br />

H E L A geeft haar , nevens Pafos , als ééne der<br />

voortrefiijkfte fteden van dit Eiland op , ook<br />

wordt zij, menigvuldigmalen, in de oude gefchiedenisfen<br />

genoemd. Men moet haar wel onderfcheiden<br />

van het Eiland Salamis , in den Saronifchen<br />

zeeboezem bij Korinthe, bij welk Eiland de<br />

Grieken, door het beleid van T H E M I S T O K L E S ,<br />

eene heerlijke overwinning ter zee op de vloot<br />

van XERXES, Koning van Perfië, behaalden, en<br />

ihem daar door noodzaakten, Griekenland te ruimen<br />

, en met zijn leger, na Jfiëte keeren. On-<br />

'dertusfchen wil men, dat de Rad Salamis op Cyprus<br />

maar dit Eilend haren naam zal hebben, als zijnde<br />

•eene volkplanting, uit dat Eiland, door T E U C E R ,<br />

zoon van T E L A M O N , Koning van hetzelve, die<br />

door zijnen vader verdreven was, derwaards<br />

overgebracht.<br />

Hier te Salamis, verkondigden PAULUS en<br />

BARNABAS het Euangelie, in de Sijnagoge der<br />

Jooden, HAND. XIII: 5. zonder dat de gefchiedenis<br />

nogthans verhaalt, met welke vrucht of<br />

uitflag — Dat deze BARNABAS de Leviet, PAULUS<br />

reisgenoot, op dezen togt, van Cyprus geboortig<br />

was, hebben wij reeds gezien uit HAND. IV: 36.<br />

doch de overlevering wil bijzonder , dat hij uit<br />

de ftad Salamis was. Hij zal, binnen deze ftad,<br />

geduurende de vervolging, onder N E R O , den<br />

marteldood geftorven , en daar begraven zijn, in<br />

de kathedrale of hoofdkerk, die ook aan hem was<br />

toegewijd, en die verwoest, maar naderhand weder<br />

herbeuwd is geworden. Men vindt, trouwens,<br />

eene Engelfche mijl ten westen van de puinhopen<br />

van Salamis het klooster van St. BARNABAS,<br />

met eene groote kerk, aan hem gewijd. De<br />

grondvesten van het oostëinde der oude kerk ,<br />

zijn


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 259<br />

zijn in drie halfronden overgebleven (a).<br />

De ftad Salamis is , ten tijde van den Keizer<br />

TRAJANUS, door de Jooden verwoest. Naderhand<br />

herbouwd, werdt zij KONSTANTI A geheten,<br />

waarfchijnlijk, naar den Keizer KOKSTAN-<br />

TIUS. Onder HERAKLIÜS, werdt zij andermaal<br />

geflecht, en na dien tijd niet weder opgebouwd;<br />

men vertoont hare puinhopen aan de Reizigers,<br />

twee Romeinfche of Italiaanfche mijlen, ten oosten<br />

van de ftad Famagufa, alwaar men ook, onder<br />

anderen, aanwijst de gevangenis van de H.<br />

KATHARINA, wier vader KOSTA genoemd , in<br />

deze ftad weleer gewoond, ja, die ook gefticht<br />

zou hebben Qb).<br />

P A F O S ,<br />

is de andere ftad, welke , bij de bovengemelde 1<br />

gelegenheid, door PAULUS en BARNABAS, bezocht<br />

is geworden. — Zij ligt aan de westkust<br />

van het Eiland , gelijk Salamis op de oostkust ,<br />

zoodat deze Apostelen, letterlijk, het Eiland waren<br />

doorgegaan, HAND. XIII: 6". Eigenlijk,<br />

zijn er twee ftedenvan dezen naam geweest, niet<br />

meer dan LX ftadien , of twee en een half uur<br />

gaans van elkander gelegen, de ééne Oud- de andere<br />

Nieuw-Pafos genoemd. Echter zoo dikwijls<br />

de Ouden van Pafos, in 't gemeen , gewag maken,<br />

zonder bijvoeging van oud of nieuw, wordt,<br />

zegt men, altijd Nieuw-Pafos gemeend. Dit zal<br />

dan ook bij LUK AS bedoeld zijn. Deze beide<br />

fteden zijn eens, door eene aardbeving, geweldig<br />

ver-<br />

(a) POCOCKE Re'ize II. Deel. II. Stuk. kladt. 361.<br />

(e) B ACH IKKE III. Deel. IV. Stuk. bladz. 917, olf« 1<br />

R 2


üfo A A R D R I J K S - K Ü N ,D E<br />

verwoest geworden; maar r door Keizer AUGUSTUS<br />

herfteld, en daarom tot zijne eere 'Jugusta geheten,<br />

fchoon deze naam niet lang 'in gebruik<br />

fchijnt gebleven, maer de vorige naam Pafos weder<br />

ingevoerd te zijn.<br />

Oud-Pafos, was vermaard door de Godin Fe-<br />

.nus, die aldaar geboren zal zijn, waarom zii VE-<br />

•NUS FAFia heette, ook hadt zij in deze flad<br />

een' prachtigen Tempel, en werdt met jaarlijkfche<br />

feesten vereerd , het welk men , ligtelijk ,<br />

denken kan , niet zonder ongebondenheden ge'<br />

fchied te zullen zijn.<br />

Te Pafos gebeurde, bij de bovengemelde gelegenheid<br />

van het verblijf der beide Apostelen aldaar<br />

de bekeering van den toenmaligen Landvoogd<br />

des Eilands SERGIUS PAULUS , tot het<br />

Christendom, waartoe veel toebracht, dat PAUtus<br />

den toveraar ELYMAS, die hem wederftondt,<br />

met blindheid floeg, HAND. XIII: 7-12.<br />

Uit hoofde van deze bekeer in g van den Landvoogd<br />

, fchijnen de beide Apostelen ongehinderd<br />

hunne prediking te hebben kunnen verrichten<br />

alhoewel de overlevering wil, dat zij daar eene gevangenis<br />

zouden ondergaan hebben, gelijk dan nog<br />

dehedendaagfehe daar woonende Griekfche en Latijnfche<br />

Christenen , eene zoodanige gevangenis<br />

vertonen, onder een fteenen verwulfzel, in eene<br />

oude vervallen kerk , welke men het gevangen-<br />

Mis van PAULUS en BARNABAS noemt. Doch<br />

deze overlevering mag men op dezelfde lijst zetten,<br />

met die, welke wil, dat de vorengemelde<br />

lempel van VENUS, op het gebed dezer godvruchtige<br />

mannen , zou zijn ingeftort. De Apostelen<br />

waren noch beeldenbrekers , noch Tempelverwoesters,<br />

maar verkondigers der waarheid,<br />

«ue, door hare eigene kracht, over het bggeloof<br />

ze-


BES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 261<br />

zegeviert (a).' Nieuw-Pafos wordt tegenwoordig<br />

Oud-Baffa genoemd, en flechts door weinige<br />

Christenen bewoond. Voords is het een klein<br />

dorp, omtrent ééne mijl ten zuiden van de tegenwoordige<br />

ftad Baffa. — De tegenwoordige ftad<br />

Baffa, welke naam Van Pafos gevormd is, ligt<br />

op eene rotsachtige hoogte, in eene naauwe valei<br />

, aan de zee. , De Turken hebben hier eene<br />

kleine bezetting van eenen Aga, en fommige fanitzaren,<br />

in een kasteel bij de haven, en de Grieken<br />

hebben er eenen Bisfchop<br />

• •<br />

fO* R E T A,<br />

Is een ander Eiland in de Middelandfche zee , meer<br />

dan 140 mijlen west waards van Oy/ï/w, gelegen. Het<br />

is zeer onzeker, van waar dit Eiland zijnen naam<br />

ontleend hebbe,; het geen ons de ouden daar van,<br />

zeggen, is al te fabelachtig , trouwens van geen<br />

land in de wereld- worden zoo vele fabelgefchiedenisfen<br />

verteld, als van Kreta. Hier zal EÜRo-<br />

PA, de dochter van AGENOR, Koning van Fenicië,<br />

aangeland zijn , toen zij van JUPITER, in<br />

de gedaante van een' ftier, gefchaakt was , en<br />

zij zal haren naam aan het werelddeel, het welk<br />

wij bewonen , medegedeeld hebben. Hier wist<br />

men te verhalen van de minnarijè'n van ARIHDNE<br />

en PASIFAÖ, van den MINOTAURÜS, van XJJE-<br />

DALUS en IKARUS, enz. BOCHART meende,,<br />

dat de naam afkomftig was , van de Filiftynen,<br />

die in ééne en andere plaats van het Oude Testament<br />

den naam van CeretLim dragen, doch, wel-<br />

. ... ke<br />

(a) BACHIENB III. Deel. IV. Stuk. blatli. 919—021.<br />

{b) POCOCKB Rtize II. Deel. II. Stuk bladz.'w - «co.<br />

R 3


2Ó2<br />

A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

kehij, ongelukkig, met de Krethi, DAVIDS<br />

lijfwachten, verward heeft, zie IV. Deel bladz.<br />

478-. Hoe het zij , zekerer is , dat het Eiland<br />

oudtijds Hekatompohs genoemd is, dewijl naar het<br />

rond getal genomen , in hetzelve, honderd heden<br />

gevonden werden. Ook getuigt een later Reiziger<br />

Prins RADzivir, dat de menigte der puinhoopen<br />

van verwoeste fteden dit bericht der oude<br />

bchnjveren oogfchijnlijk bevestigt.<br />

Dit Eiland , het welk tot Europa gerekend<br />

wordt te behorën , en beneden Griekenland ligt ,<br />

thans Kandia genoemd, is aan Cyprus, in grootte,<br />

gelijk, zo niet hetzelve overtreffende, gelijk<br />

POMPONIUS MELA zich wel uitdrukt. Het<br />

behoeft, zoo min in vruchtbaarheid, als in grootte,<br />

voor het Eiland Cyprus te wijken, al wat het<br />

aardrijk elders verfchillende voortbrengt , tot onderhoud<br />

van het menschlijk geflacht, vindt men,<br />

in dit Eiland, famen bij elkander, dus het voor<br />

zich zelve genoegzaam is. — KOOTWYK en anderen,<br />

die dit Eiland bezocht hebben , fpreken ,<br />

met den grootften lof, van het koorn , den wijn,'<br />

allerlei flag van boomvruchten, tam- en wild<br />

vee, enz. die, op dit Eiland overvloedig worden<br />

aangetroffen.<br />

Maar, de inwoners hebben niet zoodanigen<br />

lof bij de oude Schrijvers , als wel de landftreek.<br />

STEABOzegt, daaromtrent, dat ja wel, in de*<br />

vroegfte tijden , Kreta den roem van befchaafdheid<br />

en uitmuntende Wetten gehad hebbe, maar<br />

voegt er tevens bij, dat zedert alles van gedaante<br />

ten kwade was veranderd, en in een groot verval<br />

geraakt. De ingezetenen zijn berucht, als lieden<br />

van Hechten aart, en PAULUS TIT. I: 12. haalt<br />

een getuigenis aan van éénen hunner Dichteren<br />

EPIMENIDES , uit wien het ook K A L L I M A-<br />

CHÜS


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 263<br />

CHUS hadt overgenomen, waar in deze zegt:<br />

„ Kretenzen, altijd leugenachtig, roofdieren , luie buiken."<br />

Het karakter der hedendaagfche inwoners vind<br />

ik bij POCOCKE O) dus afgebeeld: „ Het<br />

ontbreekt den inwoneren des Kilands geenszins<br />

aan natuurlijke gemoedsgaven, hoe nalatig zij ook<br />

in de verbetering derzelven zijn. Zij zijn fcherpzinnig<br />

en fchrander , het welk hun gezicht venraadt.<br />

De jonge lieden zijn zeer fraai en bevallig,<br />

en hebben fchoone oogen. — Wegens hunne<br />

fpitsvindigheid en vermaak in het verfpreiden<br />

van verdichtzels beantwoorden zij aan het karakr<br />

ter der oude inwoneren. Ook zijn zij, naar het<br />

fchijnt , ligtgelovig , en genegen , om vreemde<br />

dingen voor waarheid aan te neernen. " 1<br />

Verders meldt ons deze Reiziger, dat men niet<br />

boven de 300,000 zielen op het Eiland telt, en<br />

dat het getal der Christenen meer dan tweemalen<br />

grooter is, dan dat der Turken. De Christenen,<br />

fchoon zij er eenen Aardsbisfchop hebbon , en<br />

verfcheiden Bisfchoppen , leven hier , in eene<br />

harde flavernij , een ellendig leven ; zij worden<br />

door de knevelarijen en afpersfingen der Turken,<br />

daaglijks armer, en velen gaan tot den Turklchen<br />

godsdienst van tijd tot tijd over, het zij om ftraf<br />

te vermijden , of om zich te wreken over eenen<br />

Turk, dewijl geen Christen eenen Mohammedaan<br />

flaan mag.<br />

Wat de voornaamfte lotgevallen van dit Eiland<br />

betreft; het hadt, in aloude tijden , zijne eigene<br />

Koningen, onder welken SATÜRNUS, JUPIr<br />

ER, e» MINOS, geweest zijn. De laatfte ver­<br />

deel-<br />

( a ) Reize II. Deel II. Stuk. bladz. 4Ü4,<br />

R 4


'*H AARDRIJKS-KUNDE<br />

dedde dit Eiland in drie deelen, deze drie rechtsgebieden<br />

, werden drie gemeenebesten. Naderhand<br />

veroverden de Romeinen het, onder de aannm<br />

T a " ?""""f"*<br />

d<br />

i e d a a r ö t<br />

" den eer.<br />

naam Kreticus kreeg. Bij de verdeeling des Riïks<br />

-viel het den Oosterfchen Keizeren ter? deel m<br />

het jaar 823 bemagtigden de Mooren van Spanje<br />

1, 1. a n d \ e n ü l<br />

, ^ t e d e n ^ ftad Kandia, waarnaar<br />

het geheele Eiland thans den naam voert,<br />

i oen de Oosterfche Keizers in andere oorlogen<br />

S li( Ê d I » gaven zij het Eiland aan<br />

twaalf edele geflachten , onder voorwaarde, dat<br />

zij deszelfs verovering ondernemen zouden. In<br />

ftet begin der veertiende eeuw, werdt het door<br />

de Oosterfche Kejzers aan de Venetiaanen ver-<br />

Kocht, aan welken het, na eenen langduurigen<br />

oorlog, tn1 het jaar 1660 door de Turken ontweldigd<br />

is. Bij de vrede te Pasferomts 1718 is het<br />

plegtig aan de Turken afgeftaan.<br />

^ Gemeenlijk gelooft men, en wel, met de meeste<br />

waarfchijnhjkheid , dat de inwoners van dit<br />

Eiland bedoeld zijn, door die Ureters,<br />

H A N J )<br />

Jl: ir. die mede op het eerfte Pinkfterfeest der<br />

Christenen tegenwoordig waren, evenwel dacht<br />

LICHTFOOT liever, aan de Cheretim, of FM fa.<br />

«en, men zie ons V. Deel bladz. 478. Hoe het<br />

zij, het Christendom was op dit Eiland al vroeg<br />

gevestigd, en dat PAULUS , in perfoon , op di?<br />

Eiland geweest is, fchoon het door LUKAS in de<br />

Handelingen der Apostelen , niet gemeld wordt<br />

weten wij, uit het geen hij fchrijft, in zijnen<br />

Brief aan ri rus J: 5. welke TITUS volgends<br />

het onderfchrift van dezen Brief, de eerfte verkozen<br />

Opziener of Bisfchop van Kreta zal geweest<br />

l l j n ' °£. d r e i z e v<br />

?. an PAULUS na Rome.<br />

eerwaards hij $ s e e n<br />

gevangene overgebacht<br />

^


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST.<br />

atfj<br />

was , heeft hij ook nog eenmaal gelegenheid gehad<br />

, om Kreta aan te doen. Te weten , toen<br />

zij tot tegen over Knidus (boven bladz. 213.)<br />

gevorderd waren, moesten zij, door tegenwind,<br />

beneden Kreta , dat is , ten zuiden van het Eiland<br />

heen varen, dus kwamen zij tegen over<br />

SALMONE,<br />

Een voorgebergte of kaap, het welk bij STRABO<br />

Samonium genoemd, en befchreven wordt, als de<br />

oostehjkfte uithoek van het Eiland Kreta. Thans<br />

wordt het kaap Salomo geheten. Deze kaap of<br />

uithoek nauwlijks, dat is, met groote moeiten ,<br />

ter naauwernood , te boven geraakt zijnde, bereikten<br />

zij eene plaats , genaamd<br />

SCHOONE<br />

HAVENS,<br />

of, gelijk wij zeggen zouden , goede ree, of Goe~<br />

derede, dicht bij de ftad Lafea. Het heeft den<br />

Aardrijkskundigen moeite gekost, deze Schobne<br />

Havens, als ook de ftad Lafea op te delven. BA-<br />

CHIENE (a) zocht dezelve insgelijks op de<br />

oostzijde van het Eiland, doch, de grond , op<br />

welken hij zich verlaat, is niet vast genoeg , te<br />

weten, hij vat het woord, naauolijks, op, in den<br />

zin, van terflond, na dat zij het voorgebergte Salmone<br />

te boven waren , daar echter dit woord ,<br />

gelijk Wjj zeiden , de moeilijkheid der vaart te<br />

kennen geeft, maar niet den afftand. Doch ,<br />

fococKE (b) bericht ons, dat twee uuren van<br />

de<br />

(a) III. Deel. IV. Stuk. bladz. 935.<br />

{b) Reize II. Deel. II. Stuk. bladz. 439,<br />

R 5<br />

'<br />

1


266 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

de Baai Mafala, op de zuidzijde van het Eiland,<br />

eene andere kleine Baai is , die de Grieken nog de<br />

goede of fchone havens (kalous limeones") noemen ,<br />

en niet ver van hier vindt men op de tafelen van<br />

PTOLEMEÜS ook de ftad Lifia geplaatst , het<br />

welk buiten twijfel de ftad Lifea bij LUK AS zal<br />

wezen.<br />

Geern hadt PAULUS , in deze haven, willen<br />

overwinteren , omdat het jaargetijde verlopen<br />

en de winter op handen was , geduurende den<br />

welken de fchepen in de havens plagten opgezet<br />

en onttakeld te worden , maar de Stuurman en<br />

Schipper hoopten nog de haven<br />

F E K I X<br />

te zullen bereiken vs. 12, die veiliger ën beter<br />

gehouden werdt. Deze haven, met eene ftad van<br />

denzelfden naam, vinden wij bij PTOLEMEÜS,<br />

op de zuidkust van het Eiland, deze haven ftrekte<br />

Zuidwest en Noordwest, dat is , waarfchijnlijk,<br />

zij hadt twee monden, of ingangen, waarvan<br />

de één Zuid- de andere Noordwest ftrekte. Op<br />

die zelfde reize hebben fommigen vs. 13. nog<br />

eene ftad<br />

A S S O N of A S S O S ,<br />

meenente ontdekken,hetwelk echter gemeenlijk,<br />

door nabij, dicht aan , vertaald wordt, hetwelk<br />

ik daarom te liever zou volgen, omdat geen ftad<br />

van dezen naam, op het Eiland Kreta, voorkomt<br />

bij de oude Schrijvers.<br />

Naauwlijks was men in zee geftoken , of het<br />

fchip werdt door eenen ftormwind Euroklijdon ,<br />

dien men thans een Levantmni of Levantijn noemt,<br />

en


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 267<br />

en die gewoonlijk uit het Oosten of Noord - Oosten<br />

waait, (0) overvallen , en zuid waards weggedreven<br />

, tot zij onder ten klein Eiland heen<br />

liepen, genaamd<br />

K L A U D A ,<br />

bij PTOLEMEÜS Klaudos, dicht bij de Zuidwest<br />

kust van het Eiland Kreta. — Dit Eilandjen, hoe<br />

klein ook, had echter, eertijds, nog eene ftad<br />

van denzelfden naam , die tot de Bisfchoppelijke<br />

fteden van het eiland Kreta gerekend werdt , welke<br />

onder het beftuur van den Aardsbisfchop van<br />

Gortyna ftondt. Thans wordt hetzelve Gozo , of<br />

van de Grieken Gauda geheten. Hier is eene reê<br />

voor fchepen ten Noorden. Het Eiland wordt<br />

door omtrent dertig huisgezinnen, uit het landfchap<br />

Sfachia , die er eene Griekfche kerk hebben<br />

, bewoond. Ook hebben zij er eenen tolk,<br />

dewijl er dikwijls fchepen aanlanden, om versch<br />

water en levensmiddelen in te nemen. De Malthezer<br />

Rooffchepen voorzien zich daar gemeenlijk<br />

van leeftogt. Ten westen van daar is het zeer<br />

kleine Eilandjen Pulla Gauda , of klein Gauda<br />

(\b).<br />

Na veertien dagen verders door ftorm op de<br />

Adri'dtifche zee geflingerd te zijn geweest, leedc<br />

frAULus fchipbreuk, op het Eiland<br />

M E L I T E ,<br />

alwaar hij, met alle de fchepelingen, behouden<br />

aan<br />

(a) Be Bijbel verdedigd Vil. Deel bladz. 307.<br />

(J>) PÓCOCKBTI. Deel. II. Stuk'.'bladz. 4a 3.


«68 A A R D R IJ K S-K Ü N D E<br />

aan land kwam , HANDELINGEN XXVIL,<br />

XXVIII: i. Men weet, dat de ouden het Eiland,<br />

het welk thans Maltha heet , Melite noemden.,<br />

maar daar is nog een Eilandjen Melite , in. de A-<br />

dridtifche zee, onder de kust van Illyrië, het wélk<br />

thans , door de Italiaanen i}<br />

Meledi wordt geheten,<br />

behorende, met meer andere , daarbij gelegen,<br />

kleine Eilanden, onder de heerfchappij der<br />

Republiek Ragufa. Nu ontftaat de vraag :<br />

welke dezer beide Eilanden is dat 4<br />

op het welk<br />

PAULUS fchipbreuk heeft geleden ? Het gewone,<br />

gevoelen plijt voor Maltha , maar enkele ouder<br />

en later Uitleggers voor Meledi (a). — De re,<br />

den , waarom men het gewoon gevoelen gemeend<br />

heeft te moeten verlaten, is voornaarrjlijk, omdat<br />

Lu KAS, in het verhaal dezer reize van PAULUS,<br />

HAND. XXVII: 27. aantekent, dat zij, eer zij<br />

het Eiland Melite genaderd waren, veertien dagen<br />

in de Adridtifche zee , hebben omgedreven.<br />

De Adridtijche zee nu, dus naar Adri'd of Hadria,<br />

genoemd, eene voorname ftad , aan dezelve, bij<br />

den mond van de Rivier de Pe, oudtijds Eridanus,<br />

is eigenlijk die lange groote Baai, of inham<br />

, uit de Middellandfche zee voortkomende,<br />

en zich noordwéstwaards uitftrekkende , welke<br />

Italië van Illyrië fcheidt , en die than? naar de<br />

ftad Venetië den naam voert van de 'A 'van V. t-<br />

tiè. Evenwel is dit bewijs hifit genoegzaam, tin<br />

ons het gewone gevoelen te doen verwerpen , dewijl<br />

de benaming van AJriAtifcht zee, bij de Ouden<br />

zich ook veel l verdef uitftrekt , dan enkel rot<br />

de Golf van Venetië, te weten over die gatufche<br />

zee, tusfchen Sicilië, Italië, Grhitnlatui, het<br />

Schier-<br />

(«) BACKIEKK Ili. Deel. IV. Stuk bladz. 945,


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 26$<br />

Schier - eiland Peloponnefus, en het Eiland Kreta,^<br />

die men anders gewoonlijk de lö'nifche zee plagt^<br />

te noemen , gelijk BOCHART daar toe plaatzen<br />

heeft aangehaald uit oude Schrijvers. Doch, er<br />

is nog een bewijs bijgebracht, ten voordeele van<br />

het Ilyrisch Melite , of Meledi te weten , toen<br />

PAULUS , na zijne Schipbreuk bij het vuur zich<br />

droogende, een' hoop rijzeren opvatte, om die<br />

op het vuur te werpen, kwam er- een adder te<br />

voorfchijn , die hem om de hand flingerde , en<br />

daar aan bleef hangen, zonder hem echter te benadeden,<br />

dewijl hij die in het vuur affchudde ,<br />

het welk de Eilanders als een wonderwerk aanmerkende,<br />

hem, dien zij eerst, omdat de adder<br />

hem om de hand flingerde , en zij daar uit zijn<br />

dood verwachteden<br />

s<br />

als een overgegeven booswicht<br />

hadden befchouwd,wien de Godlijke wraak<br />

vervolgde , nu bijna voor eenen God hielden ,<br />

HAND. XXVIII: 2- 6". Maar men zegt, dat, op<br />

het Eiland Maltha, geene adders, flangen', noch<br />

eenige andere vergiftige dieren, worden aangetroffen<br />

, doch wel op het Illyrisch Eiland Meledi.<br />

Nu zeggen wel de Overleveringen, die ook door<br />

den Kardinaal BAR ON ius worden aangehaald,<br />

dat zedert dien tijd, ten einde de kracht van PAU­<br />

LUS , door genade, aan dit Eiland toegedaan,<br />

des te meer bekend kon worden , en blijken zou ,<br />

dat dit geenszins , door eene natuurlijke hoedanigheid<br />

, veroorzaakt zij , de flangen van dit Eiland<br />

, of geheel uitgeroeid zijn, of ten minften,<br />

als geen vergif meer hebbende, hoewel zij iemand<br />

bijten , geen letzel veroorzaken , ja zelfs zal de<br />

grond van dit Eiland een tegengif tegen het ƒ?-<br />

nijn wezen. Maar wie zal op de Overleveringen<br />

ftaat maken, voornaamlijk, wanneer zij zoo groote<br />

wonderheden vermelden, daar de gefchiedenis<br />

niet


27o A A R D R<br />

IJ K S - K U N D E<br />

niet van weet ? — Met meer recht kan men , op<br />

de gemaakte tegenbedenking , tegen het gemeen<br />

gevoelen , dat Melite Maltna is, uitzonderen ,<br />

dat het niet zoo geheel zeker zij, of er geene flangen<br />

en adders op Maltha gevonden worden. De<br />

bekende Reiziger NIEBUHR fchijnt zulks wel te<br />

geloven , ja hij fchreef, dat zij, misfchien, op<br />

den dorren rotsachtigen grond van het Eiland niet<br />

leven konden, naderhand , echter, heeft hij ten<br />

minften de mogelijkheid erkend, dat er flangen<br />

op dit Eiland zijn. Ja , volgends de berichten,<br />

die MI CHABLIS mededeelt, in zijne Aanmerkin*<br />

gen op de Handelingen der Apostelen , zijn zij er<br />

wezenlijk. Doch , gefield , zij waren op dit Eiland<br />

niet, of niet vergiftig, kon dan deze adder<br />

niet op de ééne of andere wijze , bij voorbeeld,<br />

met het geflrande fchip, zijn overgevoerd? enz. (a)<br />

Ondertusfchen fchijnen alle de overige omflandigheden<br />

der fchipbreuk van PAULUS duidelijk<br />

aan te wijzen, dat dit Melite, in de daad, Maltha,<br />

en dus het gewone gevoelen, het ware zij.<br />

Het ander Eiland Melite , onder de Illyrifche<br />

kust, lag , voor een fchip , dat van het Eiland<br />

Kreta na Rome wilde, te ver uit den weg, om<br />

daar of daar omtrent te kunnen genaken , ten<br />

ware het door eenen ftorm uit het zuiden , hevig<br />

voordgefluwd ware , en dan zou het bijna onnogelijk<br />

zijn, vooral in den toenmaligen ftaat der<br />

zeevaart, dat het niet reeds vroeger op het één<br />

of ander Eiland in de golf van Venetië gelegen,<br />

. («) Bijbel verded. VI. Deel bladz. 131, 13a. Men ziet<br />

dit gevoelen , dat Melite niet Maltha , maar Meledi is,<br />

verdedigd , in eene Akademifche Verhandeling van j. DE<br />

UHOER, onder voorzitting van r. WEÏSBLIN», de Paul!<br />

Naafragio,<br />

of


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 271<br />

of op de kust van het vaste land, geftrand zou<br />

zijn — Doch de flormwind, die PAULUS fchip<br />

overviel, woei uit het Oosten of Noord - Oosten ,<br />

en moest dus het fchip naa het Zuiden of Zuid-<br />

Wtsten drijven. En dat dit, in de daad , het<br />

geval was, zien wij uit het 17 vm, alwaar wij<br />

lezen, dat zij op de Syrtis vreesden te zullen vervallen.<br />

De Syrtis, welk woord eene ondiepte betekent<br />

, is eene droogte , of wel twee droogten,<br />

waar van de ééne de groote, de andere de kleins<br />

Synis heet, of een bank , in die groote Baai,<br />

met welke de Middellandfche zee , de Barbaarfche<br />

kust infpringt, bij het Koningrijk Tripoli, Zuidwestwaard<br />

van het Eiland Kreta. Indien<br />

het fchip zich toenmaals in ds golf van Venetië<br />

hadt bevonden , hadden de fchepelingen niet<br />

aan deze Syrtis kunnen denken. — Nog meer.<br />

Toen zij op dit Eiland overwinterd en drie maanden<br />

doorgebracht hadden, gingen zij in een fchip<br />

van Alexandrië, dat na Italië wilde, en aan het<br />

Eiland insgelijks overwinterd had. Nu hadt een<br />

fchip van Alexandrië wel het Eiland Maltha in<br />

zijnen weg na Italië en Rome , maar geenzins het<br />

Eiland Meledi, zoo diep in de golf van Venetië<br />

op de Illyrifche kust. Wanneer men verder let'<br />

dat de Reize van Melite, na het einde van den<br />

winter, na Puteoli, langs Syrakuze, op het Eiland<br />

Sicilië gelegen, (alwaar zg zelfs aangeland, en<br />

drie dagen gebleven zijn , HAND. XXVIII: 12.)<br />

en langs Rhegium,op den uiterften hoek van Italië<br />

was ingericht, laat zich ook dit niet vereffenen<br />

met de gelegenheid van het Eiland Meledi,<br />

dewijl een fchip, dat van dit Eiland naa Puteoli<br />

%<br />

vaaren moest, langs eenen verren omweg , wel<br />

Rhegium, maar geenszins de ftad Syrakuze, zou<br />

behoeven aan te doen ; daar het, integendeel<br />

van


i?a A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

van Üfa/ta naa Puteoli willende, 'die beide fteden j<br />

en wel, in dezelfde orde , zoo als zij in die Reizé<br />

genoemd worden, naamlijk , eerst Syrakuze, en<br />

daarna Rhegium j noodzaaklijk'moest vooorbij varen.<br />

Behalven, dat wel te denken is, dat , bijaldien<br />

dié fchipbreuk , bij het Eiland Meledi was<br />

voorgevallen , de Hoofdman JÜLIÜS veel lie^<br />

ver , terftond , het onder zich hebbend volk ,<br />

naa het vaste land van Illyrië, daar de ftad Fpidau-*-<br />

rus zoo nabij gelegen was, zou hebben doen overvoeren<br />

, dan, op dit ellendig Eiland , den geheelen<br />

winter over te brengen , te meer, daar de<br />

zee-engte, tusfchen dit Eiland en de vaste kust,<br />

geen drie of vier mijlen breedte heeft. Men<br />

wijst, op Maltha, ook nog de plaats aan, waar<br />

PAULUS en die aan land zouden gekomen zijn,<br />

in het Noordelijk deel van dit Eiland, zijnde eene<br />

baai of inham , die, ter gedachtenis, nog la cala di<br />

St. Paolo, dat is j de aankomst van den H. PAU­<br />

LUS genoemd wordt. Desgelijks draagt eene<br />

Haven dezer Baai den naam van St. Paulus Haven ,<br />

gelijk ook eene kerk of kapel, alsmede een Vuur^<br />

toren , den naam van dezen Apostel, tot heden<br />

bewaard hebben (a).<br />

Dus dan het gewoon gevoelen volgende , dat<br />

Melite het Eiland Maltha is, zullen wij er eenige<br />

bijzonderheden van aantekenen.<br />

Het Eiland ligt, omtrent 17 of 18 zee - mijlen<br />

, Zuidwaards, van Sicilië, naar den kant van<br />

Afrika. Het is , door de Feniciërs , de inwoners<br />

van Tyrus en Zidon, het eerst bevolkt, en komt<br />

dus als eene volkplanting der Feniciërs bij de Ouden<br />

voor ; wat den naams • oorfprong betreft *<br />

daar-<br />

(o) BACHUÜS III. Deel. IV. Stuk, lladz. 943. volggi


DBS BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 27%<br />

daaromtrent is men geheel in het onzeker , er<br />

Worden wel verfcheideh gisflngen bijgebracht ,<br />

doch, even zoo ligt verworpen, als gefteld.<br />

Dewijl de ingezetenen van Fenicifcken oorfprong<br />

waren, ett dus, even gelijk de Karthaginiënzen,<br />

van dezelfde afkomst, ook de Punifche of Fenicifche<br />

taal gebruikten, gelijk nog heden de taal<br />

der landlieden op dit Eiland daar voor gehouden<br />

wordt, ziet men de reden, waarom deze Eilanders<br />

bij de Romeinen en Griejten, Barbaren of Uitlanden<br />

heeten, gelijk zij dus ook HAND. XXVIIL<br />

genoemd worden. Voords heeft het Eiland eene<br />

langwerpig ronde gedaante , en is van eenen tamelijk<br />

grooten omtrek , hebbende omtrent ic*<br />

uuren gaans , in de lengte , en vier uuren, in<br />

de breedte. Het is , aan de meeste plaatzen ,<br />

berg - en rotsachtig, en daar door niet in ftaat,<br />

om genoegzaam koren te leveren voor zijne inwoners,<br />

waarom het hun uit Sicilië moet toegevoerd<br />

worden. Het voornaamfte, dat er groeit,<br />

Zijn wijnftokken en andere vruchtbomen.<br />

Terwijl PAULUS zich op dir^ Eiland bevondt,<br />

genas hij , wonderdadig , verfcheiden kranken ,<br />

en wel voor eerst, den vader van zekeren PUBLIUS,<br />

een voornaam man, van de roode loop en koorts.<br />

Nu wilde Overlevering, dat deze PUB nu 3, tot<br />

het Christendom bekeerd zijnde, door PA Ü LUS<br />

tot Bisfchop aldaar zal aangefteld zijn , als ook<br />

dat hij eenigen tijd daarna, uit Melite na Atheeni<br />

Verplaatst, en aldaar, in de Bisfchoppelijke waardigheid<br />

, de opvolger zal geweest zijn van DIQ-<br />

NYsius A R E Ö P A G A T A , als ook, dat hij aldaar<br />

de martelkroon zal ontvangen hebben.<br />

Zoolang dit Eiland, aan de Romeinen, onderworpen<br />

bleef , kan het Christendom aldaar in.<br />

Hand zijn gebleven, doch, wat van hetzelve ge-<br />

VI. Deel. S wer-


374 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

worden zij, zedert de Saracenen, die de kust van<br />

Afrika bewoonden , dit Eiland bemagtigd hebben<br />

, zedert het jaar 828 , is ligt te vermoeden ,<br />

uit den haat, dien alle Mohammedanen den Christenen<br />

toedragen. Toen hebben zelfs de gemelde<br />

•fhraceenen, uit dit Eiland , den Christenen van Eurofa<br />

t<br />

veel nadeel toegebracht, door het kapen van<br />

derzelver fchepen , die de Middellandfche zee bevoeren.<br />

Het gelukte,eindelijk,aan ROGIER,Graaf<br />

van Sicilië, in het jaar 1089 of 1090 de Saraceenefi<br />

uit dit Eiland te verdrijven, en het aan zijne<br />

eigene Heerfchappijën te hechten.<br />

Dus is_ Maltha met Sicilië verëenigd geweest ,<br />

tot het jaar 1530 ; wanneer Keizer KAR EL V ,<br />

tegelijk Koning van Napels en Sicilië zijnde, dit<br />

Eiland, door toedoen van PAUS K I E K E N S VII.<br />

aan de geestlijke Ridder-orde van St. jan van<br />

Jerufalem, gefchonken heeft. Deze Ridders hadden,<br />

zedert zij, uit het H. Land, door de Saraceenen<br />

verdreven waren, eerst, zich meester gemaakt<br />

van het Eiland Rhodus: maar, als zij, in<br />

het jaar 1527, door den Turkfchen Keizer SOLI-<br />

M AN II. genoodzaakt werden, om ook dit Eiland<br />

te verlaten, is hun, eindelijk, na dat zij eenigen<br />

tijd hier en ginds hadden omgezworven, het Eiland<br />

Maltha, tot een beftendig eigendom , verleend,<br />

door den bovengemelden Keizer; die daar<br />

in voornaamiijk bedoelde, om , door den bijftand<br />

dezer Ridders, z'tjn Koningrijk Sicilië, tegen de<br />

ondernemingen der Turken, te dekken. De Turken<br />

hebben, meer dan ééns, getracht , dit Maltha<br />

te vermeesteren, het welk hun telkens mislukt<br />

is. Gemelde Ridders hebben, terzelver tijd £<br />

zich verbonden , om een' altijd duurenden oorlog*<br />

niet alleen tegen de Turken, maar ook tegen de<br />

Uarbanfche zeerovers van Tunis<br />

3<br />

Algiers, en Tripoli,


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 275<br />

poli, te voeren; waar door zij, aan dezelven, allen<br />

mogelijken afbreuk, ter zee,trachten te doen;<br />

en, in het bijzonder, de fchepen der onderdanen<br />

van alle Christen Mogendheden van Europa, tegen<br />

de gemelde Rovers, te befchermen : waar in<br />

zij, gemeenlijk, zich zoo wel plagten te kwijten,<br />

dat daar door gemelde zeerovers in ontzag werden<br />

gehouden. Zedert dien tijd, werden zij, gemeenlijk,<br />

Ridders van Maltha, of de Malthezer<br />

Ridders geheten, doch, ook wel Ridders der Religie.<br />

Zij hebben hunnen Grootmeester, die zijn.<br />

verblijf heeft te La Valetta, de voornaamfle ftad ,<br />

en fchier onwinbare fterkte op dit Eiland. Doch<br />

8<br />

dezelfde Kidders bezitten ook.aanzienlijke goederen,<br />

in Duitschland , Frankryk, Italië, en elders.<br />

De ftad La Valetta heeft eenen Roomsen-Katholijken<br />

Bisfchop, die aan den Aardsbisfchop van<br />

Palermo, in Sicilië, onderworpen is («).<br />

Het laatfte Eiland in de Middellandfche zee ,<br />

het welk wij, ter loops, moeten aanroeren, is<br />

S I C I L l ë ' ,<br />

liggende Noord waards van Maltha, en allernaast<br />

bij Italië, waarmede, het eertijds, volgends oude<br />

geruchten , verknocht zou geweest zijn , doch^<br />

het zij , door het geweld der zeebaren , het zij ,<br />

door Aardbevingen , (waar aan deze gantfche,<br />

oord, meer dan eenige andere Landftreek, onderhevig<br />

is,) daar van afgefcheurd zou zijn, en na<br />

eene zee - engte tusfchen beiden gekomen. Het<br />

i?, buiten kijf, het grdotfte van alle Eilanden, die<br />

in de gemelde zee gevonden worden. In gedaante,<br />

O) BACHIEHB i, c. Bladz. 940"9S?,<br />

s *


876" A A R D R I J K S - K U N D E<br />

te, gelijkt het naar een Driehoek , van daar de<br />

oude naam Ttinacria, en Triquetra, aan dit Eiland<br />

eertijds gegeven.<br />

Daarna is het Sicilië genoemd , naar de Sicuïï<br />

een volk, te voren, in Italië t'huis hoerende'<br />

het welk daarna in dit Eiland zich heeft nedergezet.<br />

Bij dezen , (die men voor de eerfte bewoners<br />

van het Eiland houdt,) hebben zich daarna<br />

verfcheiden Grieken gevoegd , die hier geheele<br />

volkplantingen heen gezonden hebben. En, zoo<br />

lang dit Eiland, onder de heerfchappij der Karihagtniënzen<br />

ftondt, is het ook door verfcheiden<br />

inwoners van Karthago, en de omgelegen fteden,<br />

Feniciërs van oorfprong, bevolkt. Vanhier, dat<br />

«e inwoners van Sicilië oudtijds Trilingues genoemd<br />

werden, omdat zij drie talen fpraken, de<br />

Latijnfche, Griekfche, en Fenicifche.<br />

Tegenwoordig wordt daar enkel de Italiaanfcle<br />

«aal gefproken , en het Eiland is met het Koningrijk<br />

Napels verëenigd , onder éénen Koning,<br />

die Kening der beide Sicilië betiteld wordt. De<br />

godsdienst is de Roomsch - Katholijke.<br />

Het is een land, vol Bergen : onder welken de<br />

Berg Etna, bij de Inwoners Monte - Gibelk genoemd<br />

, meest vermaard is; die een Volkaan of<br />

brandende berg is , en dikwijls vuur fpuwt en<br />

groote fleenen, en menigte van asfche uitwerpt<br />

en oorzaak is van menigvuldige aardbevingen '<br />

-welke, meermalen, op' dit Eiland groote verwoestingen<br />

hebben aangericht. Voords , is het Eiland<br />

één der gezegendflen , die ergens bekend<br />

zrjn. Het Koorn wast aldaar , in meer overvloed,<br />

dan de inwoners voor zich zeiven behoeven.<br />

De Romeinen plagten dit Eiland, daarom<br />

de Koornfchuur van hun rijk te noemer ,<br />

A i£<br />

vruchtbomen, en inzonderheid, heerlijke Wm-<br />

» ?. et-'


DES BIJBELS. X. BOEK, IX. HOOFDST. 277<br />

Hokken hebben de inwooners insgelijks geen gebrek.<br />

De Siciliaanfche Wijn , inzonderheid die<br />

van Syrakuze, is door geheel Europa vermaard.<br />

Deze flad<br />

S Y R A K U Z E<br />

is de eenigfle op dit Eiland, die, in den Bijbel,<br />

en dat flechts éénmaal, genoemd wordt. , De<br />

naam wordt bij de oude Schrijvers altijd in het<br />

meervoud gevonden, omdat de flad , eigenlijk,<br />

uit vier voorname deelen beflondt, die door hunne<br />

eigene muuren van den anderen waren afgezonderd,<br />

en dus zoo vele fleden , als 't ware, uitmaakten.<br />

Het eerfte deel was genaamd Na/os ,<br />

of het Eiland , te voren Ortygii', en door .eene<br />

brug met de overige flad verè'enigd. Dit hadt<br />

twee Havens, waar van de ééne ten Westen, de<br />

groote, en de andere, die.Oostwaards lag, de<br />

kleine haven plagt genoemd te worden. De andere<br />

deelen waren Akradine , Tyche , en Neapolis ,<br />

boven dien hadt de dwingeland DIONYSIUS nog<br />

een vijfde deel, Epipele, met eenen muur omgeven<br />

, en bij de ftad gevoegd, doch het welk min<br />

bewoond was. Deze famen befloegen, volgends-<br />

STRABO, eenen omtrek van CLXXX ftadiën, dat<br />

is, zeven en een half uur gaans.<br />

Volgends denzelfden STRABO, zal de flad door<br />

de Korinthiërs gefticht zijn , meer dan 700 jaren<br />

voor CHRISTUS geboorte. Zij nam fpoedig zoodanig<br />

in rijkdom toe , dat het een fpreekwoord<br />

werdt: Gij bezit niet het tiende deel der Syrakuzers !<br />

Zij was ook , van ouds, beflendig de hoofdftad<br />

van Sicilië, wier Koningen, onder hen met den<br />

Titel van Tijrannen waren bekend , welk woord,<br />

in 't eerst, bij de oude Grieken, geene kwaade<br />

S 3<br />

be-


273 A A R D R Ï J K S - K U N D E<br />

betekenis van Dwingeland , maar in 't geméén ,<br />

die van Forst of Koning hadt. — In den tweeden<br />

Punijihen of Karthaagfchen oorlog, werdt de ftad<br />

door de Romeinen, onder het Opperbevel van<br />

MARCELLUS, ingenomen,geduurende welke belegering,<br />

de Wiskunftenaar ARCHIMEDES zich<br />

eenen onflerflijken roem verworven heeft, hij zelve<br />

kwam, bij het veroveren der ftad , óm het leven.<br />

Ten tijde der Burger - orlogen , onder de<br />

Driemannen, werdt.de ftad door POMFEJUS verwoest<br />

, maar door AUGUSTUS herlteld, en met<br />

eene volkplanting op. nieuw bevolkt, Zedert het<br />

Eiland Sicilië eene Romeinfche Provintie was geworden,<br />

hielden de landvoogden (Prcetores) van<br />

het Eiland binnen deze ftad hun verblijf, in het<br />

Slot, weleer door den Koning Hié'Ro gefticht,<br />

op het Eiland Ortygië.<br />

Deze was de ftaat van Syrakuze , toen PAULU S<br />

daar , op zijne reize na Rome, aanlandde, en drie<br />

dagen verbleef, HAND. XXVIII: 11,12. Al<br />

vroeg is de ftad eene Metropolitaanfche Christen<br />

kerk van geheel Sicilië geworden, thans heet zij<br />

Siragufa, doch , gelijkt zich zeiven niet meer,<br />

als men haren vorigen bloeiftaat overweegt.<br />

Voornaamlijk is zij zeer verminderd , zedert het<br />

jaar 10^3, toen, in de maand January, de meeste<br />

huizen dezer ftad , door eene vreeslijke Aardbeving,<br />

zijn ingeftort , en vernield geworden.<br />

Echter heeft zij nog eenen Bisfchop, ftaande on*<br />

der den Ardsbisfchop van Montreale, nabij Palertno<br />

gelegen (


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDSt. z 79<br />

T I E N D E H O O F D S T U K .<br />

Italië<br />

en Spanje.<br />

Dewijl de reize van PAULUS, van welke wij<br />

reeds;meermalen gewaagd hebben , op Italië, en<br />

deszelfs hoofdflad Rome , gericht werdt, zullen<br />

wij , uit Sicilië irlsgeYqks, na Italië, met onze befchrijving,<br />

overgaan, het welk alleen door eene<br />

zee-engte , naar de daarbij gelegen hoofdflad van<br />

Sicilië, de zee-engte van Mesfina geheten, daar<br />

van afgezonderd is.<br />

Italië kan als een groot fchier-eiland worden<br />

aangemerkt, als zijnde van drie kanten door da<br />

Middellandfche zee omgeven , welke ten Westen<br />

met onderfcheiden namen wordt uitgedrukt, de<br />

Ligustifche zee , naar het landfchap Ligurië, (nu<br />

Genua,) de Tyrrheenfche zee , naar Tyrrhenië,<br />

(Toskanen,) en meer benedenwaard , de Napelfche<br />

zee, naar het daar naastbij gelegen rijk Napels.<br />

Ten Noord-Oosten heeft men de Adridtifche<br />

zee , of golf van Venetië, welke naam ook<br />

aan de Middellandfche zee, ten Zuiden van Italië ,<br />

tusfchen Sicilië en Griekenland, gegeven werdt,<br />

gelijk wij boven (Bladz. 268. ) gezien hebben ;<br />

alleen ten Noorden is Italië verëen'igd met Frankryk,<br />

Zwitzerland, en Duitschland, door het hoog<br />

Alpiseh gebergte — gelijk het Apennynsch gebergte<br />

geheel Italië, overlangs, doorloopt, en als in<br />

twee deelen onderfcheidt.' *<br />

S 4<br />

Men


280 AARDRIJRS-KUNDE<br />

Men vindt in Italië eene menigte van rivieren,<br />

wel niet groot, maar , van ouds vermaard , de<br />

Po (Eridarms) de Adige , de Arno, de Tiber,<br />

die door Rome loopt.<br />

De grondgefteldheid is, aan de meeste oorden,<br />

zeer voordeelig; doch, de menigvuldige Aardbevingen,<br />

die aldaar, van tijd tot tijd, groote verwoestingen<br />

hebben aangericht, benemen veel van<br />

deszelfs aangenaamheid, om te bewonen.<br />

Wij hebben in het V. Deel bladz. 187. reeds<br />

gezien, hoe velen van gedachten zijn, dat Italië,<br />

mdeBoeken van het Oude Testament, voorkomt,<br />

onder den naam van het land Chittim, hoe dit<br />

zij, het is onder verfcheiden namen bij de Ouden<br />

bekend geweest, Hesperië , Aufonië , Saturnië ,<br />

Oenotrië, en eindelijk Italië, welken Jaatften naam<br />

het fteeds behouden heeft.<br />

Met dezen naam komt het ook voor in de<br />

Schriften van het Nieuwe Testament, HANDEL.<br />

XVIII: 2, XXVlI: 1, j


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 281<br />

te worden. Ook gewaagt de Oudheid van zekeren<br />

EVANDER , die 60 jaaren voor den ondergang<br />

van Traje , uit Arkadië, met eene fterke<br />

volkplanting, zich, in het middendeel van Italië,<br />

waar de ftad Rome ligt , zou hebben nedergeflagen.<br />

De inwoners, die, ten aanzien van den Godsdienst<br />

, Heidenen waren , ftonden bekend voor<br />

een befchaafd volk , bij het welk alle kunften en<br />

wetenfchappen werden aangekweekt, welke zij<br />

van de Grieken hadden aangenomen. Onder dezen<br />

was de krijgsknnde geenszins de geringde ,<br />

waar toe veel toebracht , dat de bijzondere fteden<br />

, en menigvuldige kleine ftaaten, geduurige<br />

oorlogen onder eikanderen voerden , waar van<br />

het gevolg geweest is, dat , door het overwinnen<br />

van de kleiner Staaten, allengs grooter Mogendheden<br />

ontftonden , tot dat zij allen door de<br />

Romeinen, inwoners der ftad Rome , overheerscht<br />

werden, welke eene der grootfte en uitgebreidite<br />

heerfchappijën gefticht hebben , die ooit in de<br />

wereld geweest zijn, en welke, ten tijde van JE­<br />

SUS, en de Apostelen, in haren grootften bloeiftand<br />

was.<br />

Door deze uitgebreidheid des gebieds heeft ook<br />

de Taal der Romeinen, de Latijnfche Taal (a) genoemd<br />

, naar het Landfchap Latium, en het volk<br />

der Latijnen, welks verè'eniging met de Romeinen,<br />

na hevige oorlogen , den waaren grondflag gelegd<br />

heeft tot de,grootheid van Rome, eene uitt<br />

ge-<br />

Dezen naam heeft die Taal blijven behouden, fchoon<br />

het gebied , het Romeinfche gebied , genoemd werdt, even<br />

gelijk de naam'der Hebrgeuwfche Taal gebleven is, fchoon<br />

het volle, het welk ze gebruikte, den naam van lfr«?itten<br />

iadt aangenomen.;


882 A A R D R IJ K S - K U N D E<br />

gebreidheid verkregen, gelijk de Griekfche , door<br />

de uitbreiding en voortgang der Griekfche wapenen,<br />

onder ALEXANDER den Grooten.<br />

Van Italië komen ons flechts weinige fteden en<br />

plaatzen in het .Nieuwe Testament, in de reize<br />

van PAULUS, voor HAND. XXVIII : 13 — 16.<br />

Te weten, na dat PAULUS, drie dagen, te Syrakuze,<br />

op het Eiland Sicilië, was gebleven, voer<br />

hij van daar Noordwaards de. zee - engte tusfchen<br />

Sicilië en Italië door , en na Rhegium , de eerfte<br />

plaats op her. vaste land, voorbijgevaren te zijn ,<br />

kwam hij fpóedig, alzoo de wind-zuiden was , te<br />

Puteolen , en aldaar eenige Christenen vindende ,<br />

bleef PAULUS daar zeven dagen, en ging toen<br />

te land, den naasten weg , door Jppiusmarkt, en<br />

de drie Tahernen , naa Rome. Wij zullen den<br />

Apostel op zijne reize verzeilen , en ontmoeten<br />

dus. het eerst<br />

R H E G I U M .<br />

Deze is de uiterfte ftad van Italië, in dat gedeelte<br />

van hetzelve, het welk bij de Ouden, het<br />

land der Bruttiërs, thans Kalabrië, genoemd werdt,<br />

aan de zee-engte, die Italië van Sicilië fcheidt.<br />

Men meent, dat de naam der ftad van een Grieksch<br />

woord, het welk fcheuren , affcheuren , betekent,<br />

zal afkomftig zijn , en tot gedachtenis verftrekken<br />

van de geweldige affcheuring van Sicilië,<br />

door eene zwaare Aardbeving, van Italië, waar<br />

aan het, gelijk men meent, voorheen verbonden<br />

was.<br />

In de zee-engte, tusfchen Sicilië en Italië, heeft<br />

men de bij de Ouden zoo vermaarde Scylla en<br />

Charybdis , zijnde het één eene fteenklip , en de<br />

laatfte eene foort van draaikolk , die dus tegen<br />

el-


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HQOFDST. 283<br />

elkander over gelegen waren , dat mtn de eene té<br />

veel willende mijden , op de andere verviel, van<br />

! waar het Latynfche fpreekwoord:<br />

Incidit in Scyllam, cupiens ritare Charybdin.<br />

Of, gelijk wij zeggen, die den regen fchuwt, valt<br />

in de floot. Door den voordeligen wind , dien<br />

het fchip toenmaals hadt, kwam men dit gevaar<br />

thans zonder hinder te boven, en voer , na den<br />

hoek van Sicilië te zijn omgeftevend, de zee-engte<br />

gelukkig door , en kwam dus te Rhegium aan.<br />

Dat PAULUS, binnen deze ftad, zekeren STE-<br />

FANUS, tot derzelver eerfte Bisfchop zal hebben<br />

aangefteld, rust op eene oude overlevering. De<br />

ftad is thans de zetel van eenen Aardsbisfchop ,<br />

die tien Bisfchoppen onder zich heeft. Zij wordt<br />

heden Reggio geheten, met den toenaam in Kalabrië<br />

, om haar van eene ftad van dien naam, in<br />

het Hertogdom Modena gelegen, te onderfcheiden.<br />

Van Rhegium verder Noordwaards gevaren ,<br />

kwamen zij te<br />

P U T E O L E N of P U T E O L I .<br />

Deze ftad ligt weinig minder dan 70 zeemijlen<br />

van Rhegium , evenwel was de.reize thans, door<br />

den gunltigen wind, in twee dagen volbracht<br />

De ligging der ftad is in eene bij uitftek lustige<br />

en vruchtbare landftreek , eertijds Kampanië genoemd<br />

, twee groote uuren Westwaards van Nafels,<br />

de hoofdllad van het Koningrijk Van uien<br />

naam. Zij was van eene zeer bekwame zeehaven<br />

voorzien ,. welke, bijzonder, door' fchepen. uit<br />

Alexandrië, zeer dikwijls werdt aangedaan en bezocht.<br />

Dus deedt TITUS VESPASISNU^ eens<br />

de reize uit Judcë na Rome , insgelijks met een<br />

Alexan-


284 A A'R DRIJKS-KUNDE<br />

Alexandrynsch vrachtfchip, en deedt toen ook eerst<br />

Rhegium, en daarna Puteoli, aan, van waar hij na<br />

Rome voortreisde (a). In deze Haven landde<br />

ook de Joodfche gefchiedfchrijver JOSEFUS aan,<br />

op eene reize na Rome, op welke hrj ook fchipbreuk<br />

leedt , in 't midden der Adridtijche zee,<br />

zoodat er van de 600 menfchen , die aan boord<br />

waren , flechts 80 behouden werden, door een<br />

voorbijvarend fchip uit Cyrene, dus kwam hij<br />

behouden aan te Dicce'drchia of Puteoli, gelijk,<br />

zegt hij, (b) de Italianen, die ftad het liefst willen<br />

genoemd hebben.<br />

Dus was dan de oude naam der ftad Diccearchid,<br />

dat is , eene ftad, waar de hoogjle gerechtigheid<br />

bloeit, maar, de Romeinen, de ftad bemagtigd<br />

hebbende , gaven haar den naam van Puteoli, het<br />

welk de Grieken, gelijk ook LUK AS, Potioli fchrijr<br />

ven, het zij naar de menigte van Putten, zoo van<br />

koud als warm water , die in den omtrek der<br />

ftad, worden aangetroffen, of van het Latijnfche<br />

word putere, /linken , omdat de lucht, omtrent<br />

die plaats, met de zwavel - en aluin-dampen, uit<br />

deze putten opftijgende, fteeds vervuld was. Hoe<br />

het zij, de later Reizigers gewagen allen van de<br />

warme baden , welke buiteri deze ftad, die hedendaagsch<br />

Pozzuolo genoemd wordt, gevonden<br />

worden.<br />

Hier te Puteolen ontmoette PAULUS fommige<br />

Broederen, dat is, Christenen, die hem verzochten,<br />

een dag of zeven bij hun te blijven, HAND.<br />

XXVIII: 14. het welk de Hoofdman JULIUS<br />

hem fchijnt vergund te hebben.<br />

Van dit Puteoli tot aan Rome, was nog eene<br />

reize<br />

O) SUBTON. yespaf. Cap, V.<br />

(b) Ia vtta J. 3'. )


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 285<br />

reize van 34 of 35 uuren gaans, af te leggen ,<br />

welke PAULUS en zijn gezeifchap te land volbracht,<br />

waarfchijnlijk, omdat het Alexandrynfche<br />

fchip hier zijne lading losfen moest, en geene<br />

' verdere beflemming hadt. Op dezen weg hebben<br />

de Reizigers verfcheiden Heden moeten doortrekken,<br />

eer zij te Rome aanlandeden, onder anderen<br />

Kapua, het welk , omtrent acht uuren<br />

gaans, Noordwaards van Puteoli, gelegen was,<br />

doch , deze allen gaat LPKAS , met flilzwijgen,<br />

voorbij ; waarfchijnlijk, omdat zij er niets bijzonders<br />

ontmoeteden. Alleen maakt hij gewag,<br />

van twee plaatzen , Appius-markt, en de drie Tahernen,<br />

welke aan de via Appia of weg van At? lus<br />

| gelegen waren.<br />

Te weten, van Kapua tot Rome was de ver-<br />

: maardeHeenweg, de weg van APPIUS, via Appia,<br />

genaamd, ter eere van den Romeinfchen Cenfor<br />

of Schatmeester, APPIUS KLAUDIUS, die denafclven<br />

hadt aangelegd , en daarmede begonnen ,<br />

ïn het jaar 441 na de bouwing der flad Rome. Hij<br />

was de oudfle van alle beflraate wegen, welke ,<br />

tot gerijf der Reizigers, van Rome naar elders<br />

heen liepen , overal, op den afiland van elke<br />

1,000 fchreden , met fleenen merkpalen voorzien<br />

, die het getal der mijlen afflands van Rome<br />

aanwezen. Deze weg werdt naderhand tot Bruni<br />

.dufium voortgezet; hij wordt nog heden ten dage<br />

gebruikt, en is zoo breed, dat twee Rijtuigen<br />

op den zeiven elkander ontmoeten kunnen , ook<br />

vindt men langs denzelven , vooral in de nabuurfchap<br />

van Rome, vele overblijfzelen der oudheid<br />

(a><br />

Aan<br />

(a) Zie KEYSLERS Reizer. II. Stuk badz. 359. en meer<br />

PU «ACHIENE IJl. Bul. IV. Stak. bladz. ioa?, 1030.


235 A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Aan dezen weg lag dan, gelijk wij zeiden,<br />

A P P I U S - M A R K T ,<br />

alwaar Christenen van Rome PAULUS te gemoét<br />

kwamen, HANÖ. XXVIII: 15. In hetLatijn heet dezeplaats<br />

Appii forum, welk woord,forum, eene markt<br />

of'marktplein betekenende, LUKAS ook in het Grieksch<br />

behouden heeft. Ook. wordt het woord genomen<br />

in den zin van eene gerechtsplaats , omdat men f<br />

van ouds, gewoon was , op de markten, en op<br />

marktdagen , wanneer daar een groote overvloed<br />

van .volk was, in 't openbaar, het recht uit te fpreken.<br />

Dit gefchiedde , eertijds , in de openlucht<br />

naderhand werden daar toe openbare gebouwen<br />

gefticht,. daarom ook feta , anders curies genoemd.<br />

Van hier leidt men de gewoonte af, om<br />

de Raadhuizen of Stadhuizen, op markten te bouwen.<br />

Steden of Vlekken, waar zoodanige marh<br />

ten en gerichtshoven gevonden werden , heeten bij<br />

de Romeinfche Schrijvers insgelijks Forum , met<br />

bijvoeging van den naam des ftichters, gelijk hier<br />

Forum Appii («). — Het fchijnt, dus, cat deze<br />

ftad door denzelfden Appius, die den bovengemelden<br />

ftraatweg heeft aangelegd, gefticht, of verbeterd<br />

, tn met eene Markt of vrijmarkt begunftigd<br />

is , of dat hij daar een Forum^ of<br />

Raadhuis gefticht heeft, fchoon men er bij de<br />

oude Schrijvers geene uitdruklijke berichten van.<br />

leest.<br />

Vol-<br />

(o) Sommigen meenen, dat bij 009 de BoUanfihe Dorpen,<br />

Voorburg, Foorhout, en yoorfchooten. in het Baljuw-<br />

Hhap van Khynland, van dit Latijnfche WOprd forum l<br />

ook<br />

hunnen neani zullen ontleend hebben.


BES BIJBELS; X. BOEK, X. HOOFDST. 287<br />

Volgends de oude Reisbefchrijving van ANTO-<br />

3JINÜS, lag deze markt of marktflad van APPIUS<br />

XLIII Romeinfche mijlen, dat is, iet meer dan 14<br />

uuren gaans van Rome, In de Jerufalemfche Reisbefchrijving,<br />

door W I S S E L I N G uitgegeven,<br />

rekent men dezen afftand iet meer, te weten ,<br />

XLVI Romeinfche mijlen (a).<br />

De andere plaats aan den weg van APPIUS,<br />

bij LUK AS genoemd, is<br />

DE DRIE TABERNEN, of<br />

HERBERGEN,<br />

trouwens Taberna betekent , bij de Romeinen,<br />

eene Herberg. Daar lag nog eene andere plaats,<br />

met dezen naam, de drie Tabemen, in Italië, dicht<br />

bij Ravenna, behalven nog eene derde, in Epirus,vm<br />

welke beiden deze aan. den Appifchen weg,<br />

onderfcheiden moet worden. Waarfchijnlijk ,<br />

waren hier drie voorname Herbergen , ten<br />

dienfte van vreemdelingen , die hier eene rustof<br />

pleisterplaats hadden y volgends de Reisbefchrijving<br />

van ANTONINUS, lag deze plaats X<br />

Romeinfche mijlen, dat is, ruim drie uuren gaans ,<br />

nader^aan Rome, dan de markt van Appius , en<br />

dus XXXIII van die mijlen , of elf uuren gaans,<br />

van gemelde hoofdftad. Zoo fpreekt ook CICERO<br />

van die beide plaatzen, derwijze, dat het blijkt,<br />

dat de markt van APPIUS verder van Rome gelegen<br />

heeft, dan de drie Herbergen. Deze laatfte<br />

plaats wordt den Reizigers nog heden aangewezen.<br />

KEISLER vondt ze bij Cafa Nuova, tusfchen<br />

Sermoneta en Piperno, hij zegt: (b) „ Ter<br />

ït lin-<br />

(-) BACHIKNK UI. Deel. IV. Stuk. bladz. 1030—1032.<br />

{b) Reize 11. Stuk. bladz. 358. ,


m<br />

AARDR.lJKS-KÜN'DE<br />

„ Jinkerhand zijn eenige overblijfselen van oude<br />

„ muurwerken, Tre Taverne geheten, die voor de<br />

„ plaats gehouden worden, welke HAND. XXVUL<br />

„ drie Tabemen genoemd is.<br />

Het merkwaardige , het Welk LUK AS goedvondt<br />

aan tc tekenen , is, dat te dezer beide<br />

plaatzen, Christenen van Rome den Apostel PAO-<br />

LÜS te gemoete kwamen , die van zijne zaken<br />

gehoord hadden, HANDEL. XXVIII: 15. trou-"<br />

wens, dat de Broeders, zoo als LUK AS eigenlijk<br />

fpreekt, Christenen zijn, blijkt uit het even voorgaande<br />

vx. 13- Dit verdient opgemerkt te worden,<br />

alzoo daar uit blijkt, dat er toenmaals, voor<br />

PAULUS komst te Reme, reeds Christenen, en wel<br />

in een aanzienlijk getal, geweest zijn, die eene ge*<br />

meente te Rome uitmaakten, want fommigen kwamen<br />

hem bij de drie Herbergen, anderen heel bij AP­<br />

PIUS markt te gemoet. Dus zien wij, hoe fommigen ,<br />

gelijk EVANSON, ten onrecht, en zonder grond,<br />

de echtheid van den Brief van PAULUS aan de<br />

Romeinen in twijfel hebben getrokken, omdat zij<br />

meenden , dat er, voor des Apostels komst te<br />

Rome, geene Christen gemeente , aan welke zijn<br />

Brief hadt kunnen gefchreven worden , zal geweest<br />

zijn, het welk zij willen befluiten uit het<br />

zelfde gefchiedverhaal van LUK AS , HANDEL.<br />

XXVIII: 21, 22. omdat de Jooden te Rome aan<br />

PAULUS zeggen, dat zij geene brieven aangaande<br />

hem, uit Judeë ontvangen , en dat ook niemand<br />

van hunne geloofsgenoten iet kwaads van<br />

hem bericht of gepraat hadt , dat zij derhalven<br />

geern van hem wilden vernemen, welke zijne gevoelens<br />

waren; want, dat hun in 't gemeen van<br />

deze gezindte bekend was, dat zij alömme werdt<br />

tegengtfproken. — Maar, deze anders fchrandere<br />

lieden hebben niet in het oog gehouden,<br />

dat


SES BIJBELS; X. BOEK, X. HÖÖFDST. 289<br />

dat hier Jooden fpreken, die nog ongelovig waren<br />

doch , die echter van eene gezindte der<br />

Christenen weten, als ook, dat PAULUS zekere<br />

hem eigene, door hem bijzonder voorgedragen<br />

en gepredikte, gevoelens hadt, welke overal tegenfpraak<br />

vonden , maar van welken zij enkel<br />

verwarde , duistere denkbeelden hadden. — Dan,<br />

dit verder uit te voeren, veró'ischt eene andere<br />

plaats en gelegenheid. ——<br />

Eindelijk, kwam PAULUS J met zijne reisgenoten<br />

, te<br />

R O M E<br />

aan, de toenmalige hoofdflad der wereld , welker<br />

befchrijving zoo vele geleerde oudheidkundigen<br />

heeft bezig gehouden , dat alleenMe Naamregisters<br />

dier Schrijveren fchier een boekdeel zouden<br />

uitmaken. Wij zullen ons in deze ftoffe niet<br />

inlaten, maar alleen , als met den vinger, de voornaamfle<br />

hoofdzaken aanflippen.<br />

De flad ligt omtrent XVI Romeinfche mijlen<br />

9<br />

dat is, weinig meer dan vijf uuren gaans , van<br />

de Middellandfche zee , die aldaar de Tyrreenfché<br />

zee plagt genoemd te worden , en heeft met dezelve<br />

gemeenfchap, door de rivier Tibris, of de<br />

Tibei-y die , bij zijne uitwatering , twee monden<br />

heeft , welke altijd tot bekwame havens voor des<br />

ftad verftrekt hebben. Ondertusfchen wordt het<br />

voordelige van deze ligging daar door veel verminderd<br />

, dat het water dezer rivier, den meesten<br />

tijd van het jaar, zoo troebel is, dat men er<br />

zelfs geene paarden uit kan laten drinken, en dat<br />

het met, dan na drie dagen ftil geftaan te hebben<br />

, om te bezinken , eerst bruikbaar wordt.<br />

Daarbij is het bed der rivier , door alle de daarin<br />

; V<br />

VI. Deel. T fpoe-


2$o A A R D R IJ KS - K U N D E<br />

fpoelende vuiligheden, uit de nabij gelegen ïmv*<br />

zen der ftad,dermaten verhoogd, dat, bij aanhoudende<br />

zuidenwinden, veeltijds, overftroomingen,<br />

zoo binnen als buiten de ftad, daar door veroorzaakt<br />

worden, en dit water, in de binnenlanden<br />

ftilftaande, en door den tijd vervuilende, vervult<br />

de lucht , daar omftreeks, met befmetlijke dampen<br />

, die allerieië kwaadaartige ziekten verwekken<br />

kunnen. Behalven dat door den menigvuldigen<br />

ilib, weikin den Titer afkomt, deszelfs monden<br />

allengs verzand en verflijkt worden, waardoor<br />

de uit- en invaart nu zeer bezwaarlijk gemaakt<br />

wordt. — Ten dezen opzichte heeft de ftad Rome<br />

, derhalven, eene groote en nadeelige verandering<br />

ondergaan, want, van eenige ongezondheid<br />

der lucht, heeft men aldaar voorheenen niets<br />

geweten. '<br />

Dewijl Rome meer dan twaalf malen van vijanden<br />

ingenomen en verwoest is geworden , heeft<br />

het eenigermate van grond moeten veranderen.<br />

Zelfs kan men thans bezwaarlijk de zeven bergen<br />

van het oude Rome ontdekken , dewijl waarfchijnlijk<br />

de laagten, door welke die_bergen van<br />

eikanderen afgezonderd waren, van tijd tot tijd<br />

door puinhopen van ingeftorte huizen , bij de gemelde<br />

verwoestingen, zijn aangevuld.<br />

Volgends, het gemeen gevoelen , waarin veel<br />

fabelachtigs voorkomt, zal de ftad Rome harennaam<br />

van haren ftichter ROMUEUS, welke, met<br />

zijnen broeder REMUS, hare grondvesten zal gelegd<br />

hebben, 753 jaren voor de geboorte van CHRIS­<br />

TUS, bekomen hebben. Zij waren uit het geflacht vanden<br />

Trojaanfchen JENEAS, en geboren uit RHEA<br />

SYLvia, dochter van NTJM ITOR,die eeneFejïaalfche<br />

Maagd zijnde, geliik men voorwendde, door<br />

den God MARS bezwangerd , deze beide broeders<br />

tez


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST.<br />

sar<br />

(tf) Obferv. Sacr. Lib. I. Cap. 17. pag. 91.<br />

T t<br />

ter eencr dragt , ter wereld hadt gebracht , welke<br />

, op bevel van hun's grootvaders broeder,<br />

in den Tiber hadden moeten geworpen zijn, doch<br />

alleen in een bosch nedergelegd , en daar van eene<br />

wolvin gezoogd , en vervolgends dit door zeke*<br />

ren Herder FAUSTUS ontdekt zijnde, door dezen<br />

opgevoed waren geworden , gelijk zij dan ook,<br />

groot geworden , hunnen grootvaders broeder<br />

AMULIÜS overvallen, en gedood, en hunnen<br />

grootvader NUMITOR, in zijn rijk in de Had<br />

Jlba, hexileld zullen hebben , op wiens vergunning<br />

zij Rome gefticht , en daar eene volkplanting<br />

aangelegd hebben. Dit alles luidt, in de daad,<br />

zeer fabelachtig , ook heeft het weinig fchijn ^<br />

dat de naam Rome van ROMULUS ZOU afkomftig<br />

zijn, maar veel_ eer ROMULUS van Rome, gelijk<br />

dan ook fommigen beweeren , dat Rome reeds<br />

lang voor ROMULUS en REMUS, ja zelfs, voor<br />

den ondergang van Troje, gefticht zal wezen, en<br />

toen Valentia zou genoemd zijn , het welk de<br />

Griekfche Volkplanting , onder EVANDER in<br />

Italië overgekomen , in hunne Griekfche taaie ,<br />

Rome zullen hebben vertaald , berekenende het<br />

één en ander woord Sterkte , en op de fterkte der<br />

plaats doelende. VITRINGA (a) giste, dalde<br />

naam Rome afkomftig was van het Hebreeuwfche<br />

Ö1"| (room of rum) het welk betekent,<br />

hoog, verheven zijn, welke naam bij de Hebreen<br />

gegeven werdt aan fteden , op bergen gefticht.<br />

Anderen hebben andere gisfingen , de ééne onwaarfchijnlijker<br />

dan de andere. Men moge daar<br />

over raadplegen, met het werk, in het welk de<br />

kundige STUAST, de Romeinfche gefchiedenisfen,


wyi A A R D R I J E S - K U N D Ë<br />

fen, in eenen zoo- bevalligen als deftigen ftijl be*<br />

handelt.<br />

Hoe het zij, de ftad Rome is, uit kleine begin--<br />

zelen, zeer groot en uitgeftrekt geworden, zoodat<br />

zij zeven bergen befloeg , waarop men meent,<br />

dat gedoeld wordt OPENB. XVIII: 9-. alwaar de<br />

Protejlantfche Uitleggers , doorgaans, aan Rome<br />

denken , het welk, in dit Profeetisch Boek , vol<br />

Allegoriën , of Leenspreuken, onder de benaming<br />

van Babyion, zal voorkomen, fchoon de Roomsch<br />

Katholijkfche Schrijvers zulks niet geern willen<br />

erkennen , of ten minften alleen van het Heidensch<br />

Rome verklaren, terwijl zij, integendeel ,<br />

ten einde te beter te kunnen beweeren, dat PE­<br />

TRUS te Rome de eerfte Bisfchop geweest zij,<br />

fterk aanftaan, dat Babyion , het welk in zijnen<br />

eerften Brief vs. 13. voorkomt, geene andere ftad<br />

dan Rome zij, een voorbeeld , hoe veel invloeds de<br />

zucht, om zijne partij te fterken, dikwijls, op de<br />

Uitlegkunde des Bijbels heeft. Dan , dit behoortniet<br />

tot ons tegenwoordig beftek. Ten tijde van<br />

VESPASIANUS bedroeg de omtrek dezer ftad ,<br />

volgends PLINIUS, weinig meer danXIIIRomein'<br />

fche mijlen (eigenlijk 13,200 fchreden,) her»<br />

welk omtrent met vier en een half uuren gaans<br />

overëenftemt. Aan die bepaling van PLINIUS,<br />

die zeer naauwkeurig fchijnt, wordt meest geloof<br />

gegeven, te meer, dewijl dit met de grootte<br />

van het hedendaagsch Rome, naamlijk van XIII<br />

Itali'danfche mijlen, na genoeg overeenkomt. —<br />

'I oen de ftad in haren bloei was, was zij ook<br />

volkrijk, zoodat men verbaasd ftaat over het getal<br />

van hare burgers, bij de tellingen, die elk<br />

vijfde jaar gefchieden moesten , fchoon men tevens<br />

in het oog moet houden , dat het Burgerrecht<br />

ook genoten werdt, door velen , die niet<br />

'm


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 293<br />

in de flad Rome woonden , maar alömme in het<br />

Romeinfche rijk daarmede bevoorrecht waren, gelijk<br />

wij zulks ook van PAU LU S gezien hebben.<br />

De inwoners dezer flad, wier grondgebied<br />

zich, in 't eerst, niet verder dan XV Romeinfche<br />

mijlen, dat is , vijf uuren gaans buiten de Had<br />

uitflrekte, hebben , door hunne menigvuldige<br />

oorlogen en overwinningen , eindelijk genoegzaam<br />

de geheele aan de ouden bekende wereld aan<br />

hun gebied onderworpen , zoo dat het zelve zich<br />

uitflrekte, van Portugal en Spanje tot aan den Eufraat,<br />

ook plagten hunne Schrijvers het Romeinfche<br />

gebied , de geheele wereld , hoewel niet zonder<br />

grootfpraak, te noemen, ja hunne Vorften<br />

zelve noemden zich: Gebieders der geheele wereld,<br />

gelijk dus Keizer AUGUSTUS een bevel liet uitgaan,<br />

dat de geheele wereld zou befchreven worden<br />

, LUK. II: 1. Schoon fommige Uitleggers<br />

daar liever zouden willen vertalen, het geheele<br />

Joodfche land.<br />

In het 1 Boek der MAKKABECN in het VIII<br />

Hoodftuk, heeft deszelfs Schrijver eenige bijzonderheden<br />

, nopens het Romeinfche volk en gebied,<br />

aangetekend; in welken hij, echter, verfcheiden<br />

misflagen begaat, dus zegt hij, dat zij aan éénen<br />

man , dien zij jaarlijks verkozen , het oppergebied<br />

gaven enz. De waarheid is , gelijk men<br />

weet, dat Rome , eerst, door Koningen is geregeerd,<br />

geduurende 247 jaren, wanneer de laatfte<br />

Koning T AR Q.U IN ius, Superbus, of de Trotfche,<br />

bijgenaamd, door toedoen voornaamlijk van BR u-<br />

TUS, met zijn geflacht verdreven, en eene Re*<br />

publikeinfche Regeeringsvorm vastgefteld werdt ,<br />

wordende de Staat beftuurd , door den Senaat,<br />

of grooten Raad , waarbij het volk ook invloed<br />

verkreeg, zijnde de uitvoerende magt bijzonder<br />

T 3<br />

toe-


294- A A R D R IJ K S-K U N D E<br />

toebetrouwd aan twee Overheidsperfonen , die<br />

den titel van Confules voerden , en jaarlijks verkozen<br />

werden , welke wij , doorgaans , Burgemeesters<br />

noemen; deze regeringsvorm, onder het<br />

Burgemeesterlijk bewind , bleef, bijna vijf eeuwen,<br />

ftand houden, maar werdt, niet lang voor<br />

de geboorte van JESUS, na zwaare inlandfche<br />

beroerten, en burger - oorlogen, in eene éénhoofdige<br />

of monarchale Regering, verwisfeld, die weldra<br />

tot een volftrekt 'Despotisme overfloeg. Deze<br />

Vorften , of alleenheerfchers, hebben, na CA jus<br />

JULIUS CAESAR, den eerften derzelven , allen den<br />

naam van Cccfar aangenomen , waar door deze<br />

naam , die eigenlijk een geflachtsnaam is , met<br />

den tijd, in eenen Titel is veranderd , welke de<br />

Grieken Kaifar, en wij Keizer, hebben uitgedrukt.<br />

_— Onder deze Keizers bleef het Romeinfche<br />

Rijk, meer dan vier volle eeuwen, onverdeeld,<br />

doch , op het einde der vierde eeuw , na<br />

C H R I S T U S geboorte, heeft Keizer T H E O D O-<br />

SIUS, de Groote bijgenaamd, dit rijk in het Öostersch<br />

en Westersch Keizerrijk verdeeld, blijvende<br />

van h e t eerfte Konfiantinopolen de hoofdftad ,<br />

alwaar KONSTA'NTYN de Groote, reeds zijne hofplaats<br />

gevestigd hadt, en Rome, de hoofdftad<br />

van het Westersch Keizerrijk : JHet Oosten verkreeg<br />

zijn oudfte zoon A R K A D I U S , en het Westen<br />

werdt aan zijnen jongften zoon H O N O R J U S<br />

overgelaten. - Dit Westersch'Keizerrijk werdt<br />

fpoedig, in de vijfde, en twee daarna volgende,<br />

eeuwen, door eenen zwerm van vreemde, meest<br />

Noordfche, volken, de Gothen , Hunnen, Wandalen,<br />

en anderen, overvallen, én'jammerlijk verwoest,<br />

ja nam geheel een einde , en fchoon het<br />

m de achtfte eeuw, door K A R E I , den Grooten<br />

Koning der Franken, die in het jaar 800 door des<br />

Ro.


DES BIJ BELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 295<br />

Romeinfchen Paus LEO lil tot Roomseh Keizer werdt<br />

uitgeroepen , fcheen herfteld te worden , echter<br />

heeft het zich nooit kunnen herhalen, maar is ,<br />

gelijk men weet , in Europa, in vele Koningrijken,<br />

Republieken , en andere kleine Heerfchappijè'n ,<br />

verdeeld, alleen wordt nog de Titel van Roomsck<br />

Keizer gevoerd, door het Opperhoofd des Duitfchen<br />

Rijks , die zijn verblijf te IVeenen, in Oostenryky<br />

heeft.<br />

De groote uitgeftrektheid van het Romeinfche<br />

gebied was , ondertusfehen , eene zeer gunftige<br />

omftandighei-i voor de uitbreiding van het Euangelie.<br />

De Apostelen , die het zelve verkondigden,<br />

vonden, overal, het gemak van de Romein'<br />

fche zeden en fpraak, die zoo vele volken verëenigden,<br />

zoo dat zij, onverhinderd, door alle gewesten<br />

en Landfchappen reizen, en hun groot<br />

werk voortzetten konden.<br />

Onder de menigvuldige vreemdelingen, die uit<br />

alle oorden der wereld, na Rome toevloeiden, bevonden<br />

zich vele Jooden, welke ook in deze<br />

hoofdftad, gelijk elders, vele Heidenen overhaalden<br />

tot het aannemen van den Joodfchen godsdienst<br />

, als redelijker en verftandiger , dan de<br />

ongerijmde afgodsdienften , welken den godsdienst<br />

des Romeinfchen volks uitmaakten , van<br />

deze Jooden en Joodengenoten, waren er ook tegenwoordig<br />

, bij het eerfte Pinkfterfeest der Christenen,<br />

HAND. Iï: 10. Zij worden daar uitlandfche<br />

Romeinen genoemd, men kan het ook vertalen,<br />

die hier te Jerufalem gezeten waren , en verkeerden.<br />

Niet on waarfchijnlijk is echter de ge<br />

dachten van den kundigen VANEMDKE (a), dat<br />

deze<br />

{#) Bijbelverklaring, betreklijk TPalnejlina, bh 141, 14a.<br />

T 4


2Q6" AARDRIJKS- K U N D E<br />

deze Romeinfche Jooden en Joodengenoten dns genoemd<br />

worden, in tegenfteliing van zulke Jooden<br />

en Joodengenoten, die wel Romeinfche burgers waren<br />

, maar nogthans te Rome niet t' huis hoorden,<br />

hoedanig een, bij voorbeeld, PAULUS zelve was.<br />

Deze waren Jooden en Joodengenaten, die, eigenlijk,<br />

te Rome woonden. — Zelfs waren de Jooden<br />

te Rome in achting en aanzien, fchoon Keizer<br />

KLAUDIUS, alle Jooden, doch flechts voor.<br />

eenen korten tijd, uit Rome bande, om opfchuddingen<br />

s<br />

door hun verwekt, en dg mishandeling<br />

aan eene edele R.omcinfche vrouw, door vier deugnieten<br />

, die zich voor wetgeleerden hadden uitgegeven^<br />

aangedaan, welk geval JOSEFUS uitvoerig<br />

beïchrijft; op de voorspraak van AGRIPPA<br />

en HER O.D ES , echter, werdt dit Keizerlijk bevel<br />

fpoedig ingetrokken, en de Jooden, door het<br />

geheele Romeinfche gebied , in hunne voorrechten<br />

herfteld. — Wij roeren deze gebeurnis aan, omdat<br />

er gewag van gemaakt wordt, door LUK AS ,<br />

HANDEL. XVlil: i, 2. alwaar van AQ.UILA,<br />

een' Jood uit Pontus , die naderhand gewigtige<br />

dienften aan het Euangelie bewezen heeft, gezegd<br />

wordt , dat hij te Korinthe overgekomen was, uit<br />

Italië , omdat de Keizer K L A U D I U S bevolen,<br />

hadt , dat alle Jooden de ftad Rome zouden hebben<br />

te verlaten. Welke AQUILA , zoodra het<br />

bevel werdt ingetrokken ,zich, met andere Chris- .<br />

tenen, echter weder na Rome zal begeven hebben<br />

, dewijl hij, benevens zijne huisvrouw BRig-<br />

CJLLA, en anderen, door PAULUS, ROM. XVI:<br />

3> 7» ir. gegroet wordt, en, zich d^s dies tij ds<br />

te Rome bevonden heeft,<br />

Hoogstwaarfchrjnlijk is het, dat de bovengemelde<br />

Romeinfche Jooden en Joodengenoten, die het<br />

?iW$$xjeeii ;e Jetufalm bijgewQojid, en de wan-<br />

' der»


DESBIJBELS.X.BOEK,X.HOOFDST. 497<br />

derbare nederdaling van den Heiligen Geest aanfchouwd<br />

hebbende, den Christen Doop aangenomen<br />

hadden , t' huiswaards gekeerd , de eerfte<br />

gronden tot eene Christelijke gemeente te Rome,<br />

gelegd hebben, waarbij misfchien naderhand anderen<br />

gekomen zijn , toen, bij gelegenheid van<br />

den dood van STEFANUS, de gemeente van Jerufalem,<br />

allerwege verftrooid raakte, HAND. XI:<br />

19. Misfchien hebben zich onder deze laatften<br />

bevonden ANDRQNIKUS en JUNIAS , van welke<br />

PAULUS zegt ROM. XVI: 7. dat zij bij de<br />

Apostelen in achting, en reeds voor hem, Christenen<br />

waren , dus werdt, gelijk ook de Gefchied-<br />

Schrijver OROSIUS getuigt, de Christelijke godsdienst<br />

reeds , in het begin der regering van den<br />

Keizer KLAUDIUS, gelukkig te Rome geplant,en<br />

wel door den dienst der gelovige broederen, die<br />

uit Judëe derwaards waren overgekomen.<br />

Van den bovengemelden AQUILA zal de Apostel<br />

PAULUS berichten, nopens deze gemeente te<br />

Rome, ontvangen te hebben HAND. XVIII: 2.<br />

welke van die natuur waren, dat zij dezen Apostel<br />

opwekten , om ook Rome in perfoon een bezoek<br />

te geven , bij de eerfte gelegenheid , die<br />

hem zou voorkomen, HAND. XIX: 21. Ondertusfchen,<br />

abefioot hij eenen Brief aan dezelve gemeente<br />

te fchrijven , welke de eerfte geplaatst is<br />

onder alle de Brieven , die wij van dezen Apostel<br />

hebben, en die door F E B E , eene dienaresfe der<br />

gemeente te Kenehreë, de haven van Korinthe ,<br />

derwaards is medegenomen, ROM. XVI: r, 2.<br />

Deze Brief bevat eenen korten inhoud der geheele<br />

Christelijke godgeleerdheid; ook verklaart PAU­<br />

LUS in denzelven Hoofdfi.l: 9—15. XV:22—25.<br />

zijn verlangen , om deze gemeente in perfoon<br />

te zien, en zijn voornemen, om , wanneer hg<br />

T 5<br />

zijne


79% A A R D R I J K S - K U N D E<br />

zijne reize na Spanje zou doen, den weg over Rome<br />

te, nemen.<br />

Eenigen tijd daarna , volgens fommigen , na<br />

verloop van twee en een half jaar, kreeg de A-<br />

postel ook, in de daad, gelegenheid, om Rome<br />

te zien, doch , niet volgends zijn gemaakt beftek,<br />

maar, te Jerufalem, in een oproer der Jooden<br />

tegen hem, door de Romeinen gevangen genomen<br />

zijnde , en bij den «Stadhouder , zich op<br />

den Keizer, toen N E R O , beroepen hebbende,<br />

werdt hij , benevens anderen , als een gevangen<br />

na Rome overgebracht, en daar, wel in een eigen<br />

gehuurd huis, maar , nogthans onder bewaring<br />

van eenen Soldaat gefield, aan wiens arm hij,<br />

waarfchijnlijk , volgends de gewoonte van dien<br />

tijd, ( H A N D E L . XII: 6.) met eenen keten was<br />

vastgemaakt, waarom hij van zijne ketenen en<br />

banden gewaagt H A N D . XXVLT: 20. E F E Z . VI:<br />

20. F I L I P P . 1: 7, 13, i6\ K O L O S S . IV: 18.<br />

P I L E E M O N VS. IO, 13.<br />

Twee jaaren bleef P A U L U S in deze bewaring,<br />

geduurende welken tijd hij het Euangelie predikte<br />

, aan allen , die hem kwamen bezoeken , en<br />

ook verfcheiden Brieven aan verfcheiden gemeenten,<br />

aan die van Galaiië, van Efeze, Filippi, Kolosfe,<br />

aan Fileemon, en misfchien ook aan de Hebreen<br />

, of Christenen in Falce/lina, gefchreven<br />

heeft. Na verloop van twee jaaren , zeggen ons<br />

de oude berichten , welke in zoo verre met den<br />

Bijbel overè'enflemmen , dat P A U L U S dit verwachtede<br />

F I L I P P . I: 26. II: 24. F I L . VS. 22.<br />

dat de Apostel ontflagen, en op vrijè' voeten gefield<br />

is , wanneer hij nog eenige reizen, mis*<br />

fchien ook wel die voorgenomen reize na Spanje ,<br />

volbracht heeft, doch , van dit alles, verhaak<br />

L U K AS ons niets. — Hoe het zij, vojgends de<br />

Kerk»


DES BIJBELS. X. BOEK, X.HOOFDST, 299<br />

Kerklijke gefchiedenisfen , is PAULUS, na twee<br />

jaren zijne vrijheid genoten te hebben, weder te<br />

Rome gekomen zijnde, daar op nieuw gevangen<br />

genomen , en onder Keizer NERO, onthoofd ,<br />

omdat hij , gelijk CHRYSOSTOMUS verhaalt ,<br />

e'éne van des Keizeren Bijzitten , POPPEA LI VIA,<br />

van hare ontuchtige levenswijze afgetrokken , en<br />

tot het Christendom bekeerd hadt. Hij fchreef<br />

toen , kort voor zijnen dood , zijnen tweeden<br />

Brief aan TIMOTHÏÜS, die toen te Efeze was.<br />

Zijn graf wordt, niet ver van Rome, op den weg"<br />

na Ostia, nog vertoond, op eene gewezen landhoeve<br />

, zoo men zegt, van zekere Raadsheersvrouw,<br />

LUCINA, die door den Apostel bewogen<br />

was , om het Christendom te omhelzen. In de<br />

wijze van de dood van dezen Apostel zien wij de<br />

reden , waarom hij altijd, met een zwaard in de<br />

hand, wordt afgebeeld.<br />

Indien wij de overleveringen geloof geven, zal<br />

ook PETRUS zich, met PAULUS, te Rome bevonden<br />

hebben, en daar de eerfte Bisfchop geweest<br />

zijn , wiens opvolgers de Pausfen van Rome zullen<br />

wezen, en hij zal, tegelijk met PAULUS, den marteldood<br />

ondergaan hebben , zijnde gekruist geworden<br />

, omdat hij niet, gelijk PAULUS, een Rameinsch<br />

Burger was. Ondertusfchcn wordt van<br />

velen, onder de Protestanten-, in twijfel getrokken,<br />

of PETRUS ooit te Rome geweest zij, ten<br />

minften uit 1 PETR. V: 13. kan dit niet bewezen<br />

worden, dewijl er gene reden is, om Babyion<br />

aldaar gemeld van Rome, of van eenig ander Babyion<br />

te verftaan , dan van de nieuwe ftad van dien<br />

naam, aan den Eufraat, of het geheele Landfchap<br />

Babylonië, zie boven in dit Deel bladz. 44.<br />

Is zelfs het verblijf van PETRUS te Rome onzeker<br />

, nog veel min zeker is het, dat hij aldaar<br />

Bis.


3oo A A R D R I J K S - K U N D E<br />

Bisfchp geweest zij, en allerminst zal men kun»<br />

nen bewijzen , dat de Roomfche Bisfchoppen, of<br />

Pausfen, als zichtbare Opperhoofden der Kerk ,<br />

zijne opvolgers zijn. Doch, in deze zaken, als<br />

van mijn tegenwoordig onderwerp yreemd zijnde,<br />

behoeve ik mij niet verder in te laten, alleen<br />

zal ik, bij verkorting, uit BACHIENE (a) overnemen,<br />

het geen het Pauslijk gezag betreft.<br />

De eerfte Bisfchoppen of Opzieners der Christenen<br />

te Rome, hadden geduurende de drie eerfte<br />

-eeuwen na CHRISTUS, terwijl de Keizers nog<br />

den Heidenfchen godsdienst beleden, en er menigmalen<br />

vervolgingen tegen de Christenen werden<br />

aangericht , niet veel gelegenheid, om zich<br />

een gezag of meerderheid boven hunne medebroederen<br />

aan te matigen.<br />

Maar, zoodra KONSTANTYN de Groote, aan<br />

de regering kwam , en bijïonder , toen hij het<br />

Christendom omhelsde, en dat tot den godsdienst<br />

van den Staat maakte, fteeg het gezag der Bisfchoppen<br />

, in 't gemeen, en dat van den Roomfchcn<br />

in het bijzonder, bovenmate, te meer, dewijl<br />

alles in de Kerk , en derzelver beftuur, zich<br />

voegde naar de regeringswijze, die in het Romeinfche<br />

Rijk plaats hadt. De Bisfchoppen der Hoofdlieden<br />

van de Provintiën of Gewesten eigenden<br />

zich den Titel van Metropolitanen, en vervolgends<br />

van Aardshisfchoppen, aan, en dewijl de ftad Rome<br />

meer was , dan de hoofdftad eener bijzondere<br />

Provintie , te weten , de algemeene Ploofdftad<br />

van het gantfche Keizerrijk , moest uit deze aangenomen<br />

onderftelling volgen , dat de Bisfchop<br />

van Rome den voorrang kreeg boven alle Bisfchop<br />

•?<br />

(*) III. Deel, IV. Stuk, bladz, ïooo. volgg,


SE» BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDS!"* 301<br />

fchoppen der gantfche Christenheid, ten minfteia<br />

m Europa.<br />

Nog geduurende de regering van KONSTAN-<br />

TYN, werden er ook, terflond, éne Patriarchaten<br />

opgerecht, in de drie hoofdlieden, die van Eu*<br />

ropa, te Rome, van Afië, te Antifahië , en van<br />

Afrika, te Alexandrië. Deze Patriarchen hadden<br />

het bewind over de Metropolitanen , en deze weder<br />

over alle de Bisfchoppen, elk van zijne Provintie.<br />

. Dus werdt de Hiërarchia Ecclcfiastica of<br />

Heilige Kerkregering, ingevoerd en vastgefleld.<br />

KONSTANTYN, den zetel des rijks na Kon-<br />

Jiantinopolen verlegd hebbende, werdt deze hoofdftad<br />

ook tot een Patriarchaat verheven, en hetzelve<br />

in de Kerkvergadering te Konftantinopolen,<br />

in het jaar 381. bevestigd, en bepaald, dat de<br />

Bisfchop van Konftantinopolen den rang zou hebben,<br />

na den Bisfchop van Rome, en wel, dewijl<br />

deze ftad nieuw Rome was.<br />

Spoedig ontftondt, toen, tusfchen deze twee<br />

Bisfchoppen, of Patriarchen, twist om den voorrang,<br />

en elk hunner dong naar den Titel van Patriarcha<br />

Qecumenicus , of algemeen Opper - Bisfchop,<br />

tot dat in den aanvang de zevende eeuw,<br />

de Patriarch van Rome BONIFACIUS III. de erkentenis<br />

van dezen voorrang en Titel wist te verkrijgen<br />

van den Griekfchen Keizer FOK AS, die<br />

zijnen voorganger , den Keizer MAURITIUS ,<br />

met zijn geheele geflacht vermoord , en van kant<br />

geholpen hadt, waarop , naderhand , eene volftrekte<br />

fcheuring van de Oosterfche en Westerfche<br />

Kerk, bij gelegenheid van zekere verfchillen over<br />

de leere, gevolgd is, terwijl de Roomfche Paus, in<br />

zijne geestelijke magt, over de Westerfche Kerk,<br />

is bevestigd geworden, zoo zelfs dat daze oppermagt<br />

pan den Paus in zaken des geloofs een hoofdar-


§oz<br />

A A R D R I J K S - K U N D Ë<br />

artikel van het geloof der Rooms - KatholijKê'<br />

Christenen is gemaakt, en hoewel dezelve, zedert<br />

de Kerkhervorming , merklijk , is verminderd<br />

5<br />

evenwel wordt zij, gemeenlijk, door de Roomsch-<br />

Katholijken beleden.<br />

Doch, de Pausfen van Rome hebben ook een<br />

wereldlijk gebied , in dat gedeelte van Italië ,<br />

het welk Stato della Chiefa , de Kerklijke Staat,<br />

genoemd wordt, en weiks bezitting zich op een'<br />

zeer betwisten giftbrief van Keizer KONSTANden<br />

Grooten, grondt. — Ook plagt de ftoel<br />

van Rome, in Frankryk, het Graaffchap Avignon,<br />

en in het Koningrijk Napels, de ftad Benevento te<br />

bezitten.<br />

De hedendaagfche flad Rome is nog eene groote<br />

en uitgeftrekte flad, die men acht, omtrent Xllf<br />

Italiaanfche mijlen , welke met de oude Romeinfche<br />

mijlen van iooo fchreden gelijk Haan, in den omtrek<br />

te hebben, zoodat men meer dan vier uuren<br />

nodig zou hebben, om ze rond te wandelen.<br />

Doch, zij is niet dicht bebouwd. Men ziet er<br />

vele ledige plaatzen, die tot hoven, weilanden,<br />

enz. gefchikt zijn. Zij is in 14 wijken , Rioni<br />

genoemd , verdeeld , die elk haren bijzonderen<br />

Capitaneo of hoofdman hebben. Het getal der inwoners<br />

fchat men , gemeenlijk , op 150,000<br />

menfchen.<br />

Zij heeft een Kasteel of Citadel, St. Angelo genoemd,<br />

dat meer dan ééns, in tijden van oorlog<br />

of oproer, voor de Pausfen tot eene Schuilplaats<br />

verftrekt heeft.<br />

De Paus bewoont doorgaans het Vatikaan, een<br />

Paleis, naar den berg van dien naam dus genoemd<br />

, op welken het gefticht is. In dit Paleis,<br />

het welk van eenen wijden omtrek is, ziet men<br />

ook het Conclave, of de Vertrekken, waar in de<br />

Kar-


ÖES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 36$<br />

Kardinalen, tot de verkiezing van eenen nieuwen<br />

Paus, worden opgefioten.<br />

Met het Vatikaan verëenigt zich de onvergefijkjijke<br />

Pauslijke Kathedrale kerk, aan St. Picter<br />

toegewijd. Een gebouw , dat in zijne gedaante<br />

een Latijnsch kruis verbeeld, en door zijne onge->r<br />

meene groote en kostlijkheid de aanfchouwers<br />

doet verbaasd ftaan. Zij zal reeds, in den aanvang<br />

der vierde eeuw, door Keizer KONSTAN-<br />

TYN den Grooten gefticht zijn, maar, is daarna,<br />

van tijd tot tijd, vergroot, en met allerleië fiera-,<br />

den der nieuwer bouworde vermeerderd. In 't<br />

midden dezer kerk ziet men de graven van PE­<br />

TRUS en PAULUS , waar in de overblijfzels dezer<br />

Apostelen zouden bewaard gebleven zijn. Om<br />

dezelven te verëeren, plagten Bedevaarten van alle<br />

oorden gedaan te worden , welke genoemd werden,<br />

ad limina Jpostolorum, dat is, tot de dorpels<br />

der Apostelen, ziende op de trappen der kerk<br />

t<br />

welke bij die gelegenheid, al knielende, worden<br />

opgeklommen. In deze kerk is ook de St. Pieten<br />

Stoel geplaatst, die door den Apostel, als eerften<br />

Bisfchop van Rome, zal gebruikt zijn, en in welken<br />

de Paus, bij plegtige kerkdienften , ook nog<br />

heden zit. De kerk is ééne der zoogenaamde ze~<br />

ven Kerken van Rome, die, op Feestdagen door<br />

het volk bezocht worden , om aflaat te verkrijgen.<br />

De zes overigen zijn: 1) de kerk van St. Jan<br />

in Laterano, op den berg Celius gefticht, welke,<br />

voorheen de Pauslijke Domkerk was ; ook worden<br />

de Pausfen daar , na hunne verkiezing, ingewijd,<br />

gelijk, in vroeger tijden, de Roomfche<br />

Keizers, in deze kerk, door den Paus, gekroond<br />

werden. In deze kerk is in htat jaar 1512 onder<br />

het Pausfchap van JULIUS II de vermaarde Kerkvergadering<br />

begonnen gehouden te worden, die


304 A A R D R I J K S K U N D E<br />

bekend is bij den naam van het Concilium Latera»<br />

man. 2) De Paulus Kerk, wier flichting insgelijks<br />

aan Keizer K O N S T A N T Y N den Grooten ,<br />

wordt toegefchreven. Zij ftaat een eind wegs<br />

buiten de ftad, omtrent de plaats, ad aquas Sextias<br />

genoemd, waar men zegt, dat deze Apostel onthoofd<br />

is, gelijk dan ook zijn hoofd, als men de<br />

overlevering geloof wil geven, in deze kerk nog<br />

bawaard wordt- 3) De Kerk van Sto.Marie Mag*<br />

giore, ftaande binnen de ftad, op den berg Celius.<br />

4) De Kerk van St. Sebastiaan, die buiten<br />

de ftad, aan den Appifchen weg gebouwd is, en in<br />

welke, in het eerst, de ligchamen van PETRUS<br />

en PAULUS gerust zullen hebben. 5) De Kerk<br />

van St. IAURENTIUS, mede buiten de ftad ,<br />

ter plaatze, waar de Heilige LAURENTIUS, gewezen<br />

Diaken der gemeente te Rome , op een<br />

rooster zou gebraden zijn, gelijk zijne overblijfzelen<br />

daar nog vertoond worden. 6) De Kerk<br />

van het H. Kruis van Jerufalem, zoo men zegt,<br />

door H E L E N A , moeder van K O N s T A NTYN den<br />

. Grooten, gefticht, op den berg Celius, in welke<br />

een ftuk van het Heilig Kruis, en meer andere<br />

Reliquiën, tot de kruifiging van den Zaligmaker<br />

behorende, vertoond en geëerbiedigd worden.<br />

Behalven deze zeven beruchte Hoofd - Kerken<br />

van Rome, zijn er nog vele anderen binnen deze<br />

ftad, het getal der Parochie - of Kerfpel - Kerken,<br />

werdt op 288 begroot , om niet van het ongelooflijk<br />

getal van Kloosters , Kapellen, Gasthui^<br />

zen, Bedehuizen, Kweekfcholen, en meer andere<br />

geestelijke gebouwen te fpreken. Doch , meer<br />

van deze vermaarde wereldftad hier bij te brengen,<br />

zal onnodig zijn, de Lezer , naar meer begerig,<br />

zal zijnen weetlust , bij K.EISLER, VOLK­<br />

MAN, enz. voldoen kunnen.<br />

Ein«


BES BIJBELS. X. BOEK, X. HÖOFDST. 305<br />

Eindelijk zijn wij gevorderd aan het laatflé<br />

land, het welk in den Bijbel gedacht wordt, en<br />

het welk tevens het Westelijkfle van geheel Europa<br />

uitmaakt, naamlijk<br />

SPANJE,<br />

waaronder ook Portugal moet begrepen Worden 2'<br />

oudtijds Lufitania, als zijnde van ouds voor eeri<br />

deel van Spanje gehouden, fchoon [het thans een<br />

afzonderlijk Koningrijk uitmaakt. Het is, als<br />

een Schier-eiland * van alle kanten van de zee<br />

omringd, uitgezonderd ten Noord-Oosten, waar<br />

het, door het Pyreneefche gebergte, als door eene<br />

natuurlijke greftsfcheiding, van Frankryk, oudtijds<br />

Gallië, is afgefcheiden.<br />

De öudfle naam, waarmede het in den Bijbel<br />

bekend is j is Tarjisch , naar Tharjïsch , kleinzoon<br />

van Jafet, uit Javan, men zie daar vah<br />

ons V. Deel.bladz. 180, 181. bekend door de<br />

Scheepvaart, onder sALOMo's regering, endoor<br />

de gefchiedenis van den Profeet JONA , fchoon<br />

eigenlijk deze naam Tarfis zich bepaalde tot de<br />

flad, Tartesfus bij de Ouden genaamd, en deszelfs<br />

omliggend gewest,' welke men thans voor de flad<br />

Kadix houdt, en die eene volkplanting der Feniciërs<br />

was, waarop dezen ook een' flerken Koophandel<br />

dreven. Bij de Ouden Werdt het ook Ibetia,<br />

en Hesperia, of het Westland, genoemd, en wel<br />

Hesperia Ultimd , ter onderfcheiding van Italië ;<br />

het welk van de Grieken insgelijks dus genoemd<br />

werdt, omdat het Westwaards van hun gelegen<br />

was. Maar de naam Spanje is vervoigends meest<br />

gemeen geworden , eri aan dit land , tot onzen<br />

tijd toe, eigen gebleven. BOCHART meent, dat<br />

deze naam door de Feniciërs aan dit land gegeven<br />

.VI. Deel. V ziii



DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 30?<br />

waar van tot bewijs verftrekken , verfcheiden<br />

groote mannen, die uit dit gewest oorfpeonglijk<br />

waren, als de beide SE NEK A'S, vader en zoon,<br />

de dichters LUKANUS, en MARTIALIS , pok<br />

0. ÜINTILIANUS, en de Aardrijksbefchrijver<br />

FOMPONIUS MELA.<br />

Toen ook is de Christen godsdienst in deze<br />

landftreek ingevoerd , daar van hadden de oude<br />

Hebreeuwfehe Profeeten reeds voorzegd , als zij<br />

dé uitbreiding van den waren godsdienstzin later<br />

tijden, bezongen. Dus brengt men hier toe<br />

PSALM LXXII: 10.<br />

„ Dat Tharfis Vorften met gefchenken<br />

„ Hem hunne hulde biên ! '*<br />

en JES. LX: 9.<br />

„ Reeds wachten op mij zelfs de Verst gelegen kusten i<br />

„ En Tharfis fchepen zijn het allereerst gereed,<br />

1, Om uwe kind'ren van zoo ver u toe te voeren,<br />

„ En met hun te gelijk hun zilver en hun goud,<br />

„ Al aan den dienst gewijd van uwen God JEHOVA,<br />

„ Van hrels Heilig God, die u zoo fchitt'rend maakt.'*<br />

Of een Apostel, en wie, in Spanje het Euangelie<br />

het eerst gepredikt hebbe, is niet zeker. Ingevolge<br />

eenen ouden Schrijver zal het PETRUS<br />

geweest zijn. Doch, de meeste Spanjaarden willen<br />

, op de aanwijzing van eenen hunner eigene<br />

Schrijvers, ISIDORUS van Sevilje of Hispalenfis,<br />

(die op het einde der VI eeuw leefde,) de eere<br />

daar van aan den Apostel JAKOBUS, gemeenlijk<br />

den Grooten genoemd, den zoon van ZEEEDEUS ,<br />

en broeder van JOÜNNES , hebben toegefchreven,<br />

dien zij daarom den Apostel van Spanje noemen<br />

, en hem voor den BeJ'chermheilig (Patroon)<br />

van dit Rijk erkennen. Zij zeggen , dat hij, ter<br />

gelegenheid der verflrooijing van de Christen<br />

V 2<br />

géj


308 A A R D R I J K S K U N D E<br />

gemeente te Jerufalem , naa het Westen , inzonderheid<br />

, naa Spanje zon gekomen zijn, en aldaar<br />

vele Heidenen bekeerd, en de voltrekking van het<br />

werk aan zijne leerlingen toebetrouwd hebbende ,<br />

naa Jerufalem zij wedergekeerd. De overlevering<br />

doet er bij, dat JAKOBUS, te Jerufalem onthoofd<br />

zijnde, door bevel van HERODES CHAND. XII:<br />

1,2.) zijn ligchaam, door zijne leerlingen, uit<br />

het Joodfche land, over zee na Spanje zou vervoerd,<br />

en te Kompoflelle, eene flad in de Provintie<br />

Gallicië gelegen , begraven zijn, welke flad,<br />

ter gedachtenis van dezen Apostel, St. Jago, dat<br />

is, St. Jakob de Kompojlella wordt genoemd. Deze<br />

overblijfzelen (reliquiè'n') des Apostels worden<br />

, binnen deze ftad , naar de gewoonte der<br />

Roomschgezinden , vereerd , verfcheiden wonderwerken<br />

daar aan toegefchreven, en bedevaarten<br />

derwaards ingericht, De geleerde is. vossius<br />

(a) meent, dat deze dezelfde flad zij , die<br />

bij de Romeinen Iria Flavia genoemd was, doch,<br />

dat de Spanjaarden, zoodra het verdichtzel, van<br />

het overbrengen van het ligchaam van JAKO­<br />

BUS, na deze ftad, in de wereld kwam, die flad<br />

hadden beginnen te noemen, ad Jacobum Apostolum,<br />

het welk de laater Spanjaarden hebben uitgedrukt,<br />

Jacomo Pojlolo, en dat daar van de naam<br />

van Kompojlella, bij verkorting, zijnen oorfprong<br />

zou hebben.<br />

Indedaad, indien men de bekeering van Spanje<br />

tot het Christendom, aan eenen Apostel zal moeten<br />

toekennen, zal men zeker het naast aan PAUtus<br />

moeten denken. Trouwens, datdezeApostel<br />

voornemens geweest is, om na Spanje te reizen,<br />

jii tOMtfiS. MBL. pag. 231.


DES BIJBELS. X. BOEK, X. HOOFDST. 309<br />

zen , ten einde ook daar het Euangelie te verkondigen,<br />

geeft hij zelve, op meer dan ééne plaats<br />

van zijnen Brief aan de Romeinen, te kennen, ROM.<br />

XV: 24, 28. enz. Het is waar, wij weten niet<br />

zeker, of de Apostel dit zijn voornemen voltrokken<br />

heeft , en daadlijk derwaards gegaan zij.<br />

Echter, daar hij uit zijne eerfte hechtenis te Rome<br />

ontflagen, en in vrijheid is gefteld geworden, en<br />

er twee jaren verlopen zijn , eer hij in die ftad op<br />

nieuw gevangen werdt, is er vele waarfchijnlijkheid<br />

, dat hij zijn voornemen en verlangen volbracht<br />

zal hebben. Ook geloven dit verfcheiden<br />

Kerkvaders , ja , fommigen voegen er bij, dat<br />

PAULUS, deze reize van Rome naa Spanje ondernemende<br />

, onder weg, aan de Waldenzen, die ,<br />

op de grenzen van Frankryk en Italië, de valeiën<br />

vanPiëmont bewonen, het Euangelie verkondigd,<br />

en velen van dezelven tot het Christelijk geloof<br />

gebracht zal hebben («).<br />

Hoe dit zij wij hebben zekere berichten , dat<br />

het Christendom in Spanje, in de tweede eeuw,<br />

reeds was doorgebroken, en zoo lang het bewind<br />

van zaken , in handen der Christen Keizers te Rome,<br />

bleef, heeft het Christendom in Spanje zijnen<br />

bloeiftand niet verloren, maar veel moest hetzelve<br />

Christendom lijden, toen in de V, VI, en VII.<br />

eeuw de onbefchaafde volken van het Noorden<br />

ook dit landfchap overftroomden , en de Vandalen,<br />

Alanen , Sneven, en West-Gothen zich hier<br />

nederfloegen. Het werdt echter ook door dezen<br />

aangenomen en omhelsd, maar hadt eenen nieuwen<br />

aanval in de VIII Eeuw, van de Saraceenen ,<br />

die van overzee , uit Africa, bijzonder uit Mau-<br />

ri-<br />

(


gio<br />

AARDRIJKSKUNDE<br />

ritianiè', waarom zij Mauren of Mooren genoemd<br />

werden , overgekomen , het geheele Zuiderdeei<br />

van dit land bemagtigden , en een bijzonder Koningrijk<br />

ftichteden, waar van Korduba de Koninghjke<br />

Hofplaats was. Toen werdt de leer van Mohamed<br />

door deze Gewesten verfpreid. Allengs<br />

echter herftelde zich het Christendom weder, toen<br />

verfcheiden Christen Koningrijken in Spanje het<br />

hoofd opflaken , en, door fchier onophoudelijke<br />

oorlogen, de Saraceenen allengs verzwakten, tot<br />

dat, deze kleine Koningrijken in FERDINAND,<br />

den Katholijken bijgenaamd , en zijne gemaalin<br />

ISABELLA, verëenigd zijnde, de Mooren in de<br />

XV eeuw geheel uit Spanje verdreven zijn geworden,<br />

terwijl tevens, opdat zij niet in het geheim<br />

daar zouden kunnen nestelen, in Jiet jaar 1478 de<br />

Inquifitie, of het Geloofs -onderzoeks - gerichtshof<br />

, is ingevoerd, het welk wel dit uitgewerkt<br />

heeft, dat geene Mooren ooit in Spanje weder het<br />

hoofd hebben kunnen opfleken , maar tevens<br />

oorzaak is geweest, dat dit fchoone land van de<br />

waare verlichting door het Euangelie is verftoken<br />

gebleven , en het Protestantendom nooit opgang<br />

aldaar heeft kunnen maken.<br />

En hier mede is dit werk ten einde gebracht,<br />

waar in ik alle die landen en plaatzen heb befchreven,<br />

van welken de Bijbel gewag maakt. Ik<br />

zal hetzelve met twee aanmerkingen befluiten.<br />

^Vooreerst: Ook hier hebben wij weder een bewijs,<br />

hoe de Bijbel waarlijk meer dan een bloot<br />

menschlijk opftel is. Ook in het geen de Aardrijkskunde<br />

betreft, is ons geene enkele misvatting<br />

van de Bijbelfchrijveren des Ouden- of des Nieuwen<br />

Testaments voorgekomen , niettegenflaande<br />

de weinige kundigheden, welke de menfchen in<br />

zoo


DES BIJBELS.X. BOEK, X. IIOOFDST.<br />

31 j<br />

zoo oude tijden hadden, en bij mogelijkheid konden<br />

hebben , van deze wetenfchap , toen de<br />

onderiinge betrekking der volken verre of na op<br />

dien voet niet gebracht was, als in onze dagen ,<br />

waar de zeevaart dezelven tot zoo hoogen trap<br />

van volmaakheid verheven heeft.<br />

Ten tweeden, elk oplettend Lezer zal de aanmerking<br />

maken , die reeds door verfcheiden<br />

Schrijvers gemaakt is, dat de uitbreiding van<br />

den Christen godsdienst' uit het Oosten zijn begin<br />

nemende, in Palceflina,. zich voornaamlijk Westwaards<br />

heeft uitgebreid. — Dezen gang van de<br />

•uitbreiding des waaren Ctiristendoms hebben de<br />

Profeeten voorfpeld , welke , wanneer zij van de<br />

eerfte gelukkige voortgangen des Chiistendoms<br />

voorzeggen , hetzelve altijd van het Oosten naar<br />

het Westen laten voortgaan , dus zingt de Dichter<br />

PSALM L: 1.<br />

,, God roept deez' aard te faam, van daar de Zon<br />

„ ln 't Oosten rijst, tot daar ze in 't Westen daalt. "<br />

PSALM CXIII: 3.<br />

,, Van daar de Zon in 't Oosten rijst,<br />

„ Tot daar zij neerdaalt in het Westen ,<br />

„ Verheffe men JEHOVA 'S roem! "<br />

En bijzonder klaar MALEACIII I: rr. alwaar<br />

de Profeet, onder Beelden, van den ouden offerdienst<br />

der Ifraïüten ontleend, de Godheid dus<br />

fprekende invoert:<br />

,. Maar, eenmaal, zal mijn naam .vandaar de Zon in't Oosten<br />

„ Verrijst, tot daar ze, in't West, beneên de kimmen zinkt,<br />

„ Bij al het Heidendom , groot en verheven wezen ,<br />

Daar men mij overal den zuiv'ren wierook brandt,<br />

„ En rein fpijs - offer brengt; groot zal mijn roem ééns wezen,<br />

„ Bij al het Heidendom; fpreekt joVA ZEBAÜTH, "<br />

V 4<br />

In-


$12 AARDRIJKSK. DESBIJB.X.BOEK, &c.<br />

Integendeel, wanneer JESAÏA, van de laatfte<br />

gelukkige tijden der wereld voorzegt , wanneer<br />

IIV£7<br />

llCh<br />

5 v }T is h e e l d e<br />

^TeTd zal<br />

beftralen, wendt hij de fpreekwijze om , en laat<br />

tZTJ^<br />

d<br />

£ Z e r v e r l i c h t i nS van het Westen<br />

naar het Oosten voortgaan,<br />

J £ s. LIX: 19.<br />

„ Dan zal men JOVA'I naam eerbieden, en ziin dien


A L G E M E E N<br />

R E G I S T E R .<br />

A.<br />

e/^JLardbevingen in Palajlina.<br />

I. au.<br />

Aarde. Hebreeuwfche en<br />

Griekfche benamingen van<br />

dezelve I. so. of de Heil-<br />

Schrijvers haar als rond<br />

kennen"? I. 20,<br />

•• ( geheele ) voor. het<br />

Joodfche land I. 21, 144.<br />

—— {Einden der) Z. Einden.<br />

AÏKON i waar geftorven ? I.<br />

26. III. 370.<br />

Aardrijkskunde des Bijbels ,<br />

wat in zich bevat? I. 1.<br />

volgg. noodzaaklijkheid en<br />

belangrijkheid van dezelve<br />

I. t. moeilijkheden in de<br />

Bijbelfche Aardrijkskunde,<br />

'I. 11. volgg. redenen daar<br />

van I. 12. middelen, om<br />

die weg te nemen. I. 16.<br />

volgg.<br />

1<br />

- der Heil. Schrijveren,<br />

I. 5. van waar zij<br />

die ontleend hebben ? I. 6.<br />

Aardsvaderen. Hunne omawervingen<br />

en togten in<br />

Kanadn , III. 172.<br />

'Abana, rivier van Damaskus,<br />

V.<br />

3 G 4.<br />

Abarim, gebergte I. 337. III.<br />

386. Heuveltjens, III.383.<br />

Abdon, IV. 144.<br />

Abel, IV. as 1.<br />

——< Bethmaacha, IV' 25.<br />

fyri Kerdmim, IV. 191.<br />

Abel Maim, IV. 2jr.<br />

Mehola , IV. 18r.<br />

• Mitzraim, lil- 185.<br />

•—- Sittim, in. 389.<br />

Abel's Graf, IV. 251.<br />

Abendela, V. II.<br />

Abllene , IV. 41e. 251.<br />

Abimae'l, V. 234.<br />

Abraham. De belofte, aan<br />

hem gedaan, is , naar de<br />

letter, vervuld, IV. 263.<br />

Abrahams Kasteel, II. 270.<br />

Abrona, Legerplaats der I-<br />

fraè'liten, III. 373.<br />

Rivier, VI. 97.<br />

Accad, naderhand Zoba , is<br />

Nijibis , VI. 101.<br />

Acco ( Befchrijving van ) II.<br />

252. namen, II. 252. ligging,<br />

II. 254, lotgevallen,<br />

II. 256.<br />

Achabara, V. 2.<br />

Achaje befchreven, VI. 232.<br />

Achlab, IV. 102. 168.<br />

Achmeta, Ekbatana, VI. 13 4.<br />

Achor, (Dal) I. 352.<br />

Ach/af, IV. 102.<br />

• ftad, misfchien Acco<br />

of Ptolemaïs, III. 214.<br />

Achzib ftad, III. 120. IV.<br />

104.<br />

Adada, IV. 15.<br />

ADAM , of na Ceilon gekomen<br />

is? V. 151.<br />

Adam, ftad, III. 392. iv.<br />

112.<br />

Adami - Nekeb, IV. I f 1.<br />

Adar, III. 130.<br />

V 5.<br />

Adafa,


314 A L G E M E E N<br />

Adafa, V. 2.<br />

Addan , eene onbekende<br />

plaats, VI. 104.<br />

Addura, V. 2.<br />

Aden, vlek op den Libanon,<br />

I. 399.<br />

Adida, V. 3.<br />

Adithaïm, IV. 23.<br />

Adora , ftad in Idumeë, III.<br />

224.<br />

Adoraïm , IV. 296.<br />

Adramytte, ftad, VI. 184.<br />

Adriatifche zee, I. 193. uitgeftrektheid<br />

dezer benaming<br />

, VI. 268.<br />

Adu'lam, ftad, III. 118.<br />

Adummim, opgang, I. 362,<br />

380.<br />

Mlia en JElla Capitolina, Jerufalem,<br />

II. 10.<br />

Afalea, V. 12.<br />

Afarfathchiten, VI. 155.<br />

Afarpen, VI. 155.<br />

-4/**, I. 157. ftad, III. 206.<br />

IV. 104. 203.<br />

Afeka , flad, III. 206, 207.<br />

Aferema , ftad, IV. 97. Zie<br />

JE/W}//».<br />

Afgaan, in welken zin deze<br />

fpreekwijze genomen<br />

wordt. I. 60. volgg.<br />

Aftcping der wateren. Zie<br />

Afchdod,<br />

Afra , (Het huis van) IV<br />

423.<br />

Afraïm, vlek, IV. 97.<br />

Af/land der plaatzen, onder»<br />

ling, hoe in den Bijbel uitgedrukt,<br />

I. 84.<br />

Ajger Bamascenus, II. 270.<br />

Agla, V. 3,<br />

Ahava, rivier, VI. 81.<br />

Aï, ftad, III. 87. ingenomen<br />

doerjowa, III. 416.<br />

Ajalon, ftad, IV. u 7. volgg.<br />

Ajalon,<br />

Luna , Hl. 240.<br />

Ajefin, IV. 248.<br />

Aïn', IV. 20.<br />

Akademle, plaats te<br />

dal, thans Val de<br />

Aüieene,<br />

VI. 235. (355.)<br />

Akeldama , of Bloed - akker ,<br />

II. 164.<br />

Akkaron , zie Ekron.<br />

Akko , ftad , IV. 102.<br />

Akra is niet de naam een,er<br />

ftad, majr van den burgt<br />

op &iön, V. 4,<br />

— — heuvel, II. 54. of de<br />

burgt der Syriërs , op denzelven,<br />

geweestis? II. 55.<br />

door KORTE veikeerd ge»<br />

plaatst, II. 66, 91.<br />

Akrabatene , Toparchie, IV.<br />

36S.<br />

'- deel van Idttmeè,<br />

IV. 363.<br />

Akrabbim opgang, I. 363,<br />

waarfchijnlyk Akkaba, I.<br />

153-<br />

Akrabbin, V. 5.<br />

Alammelech, IV. 102,<br />

Aleppo befchreven, V. 355.<br />

Alexandrië in Egypte is niet<br />

No of No - Ammon , VI.<br />

51. befchreven, VI. 52.<br />

volgg.<br />

Alexandrafchene, V. 5.<br />

AH, valei, II. 225.<br />

Allon, IV. x 10.<br />

Aimanach van Palaftina, I.<br />

225. Zie Kalender.<br />

Almon of Allemetli, IV. I40.<br />

——— Dibiaiha'ïm , Legerplaats<br />

der JfraëHten, III.<br />

384.<br />

Alotlt, IV. 267.<br />

I K O N . IV, 16. lees."<br />

Beëloth of Badloth , zie<br />

Baalgad, en III. 254.<br />

Al-


R E G I S T E R . .3*5<br />

Altaar der Overjordaanfche<br />

Stammen, III. 149.<br />

Alula, V. 5.<br />

SAlus, V. 5.<br />

legerplaats der Ifraëliter.<br />

, III. 332.<br />

Amad, IV. 102.<br />

Amalek, V. 411.<br />

b<br />

erg, IV. 173.<br />

Amalekiten , V. 414. volgg.<br />

Amam, IV. 18.<br />

Amana , (top van) I. 302.<br />

Amma, heuvel, IV. 229.<br />

Ammatts, ftad enToparchie,<br />

IV. 364.<br />

Amathus, V' 6.<br />

Amathitis , land, V. .6".<br />

Amat ut ha, V. 7.<br />

r—ftnwmtajj , uadiu CU ligging,<br />

V. 357. lotgevallen,<br />

V. 358.<br />

Amoriten worden dikwijls genomen<br />

voor alle de i£iznaaniten<br />

, III. 42 , 48.<br />

hunne woonplaats enz. III.<br />

47.<br />

Amfipolis, ftad, VI. 184.<br />

, IV. 31.<br />

Anablatha. V. 7.<br />

Anajnim, V. 216.<br />

Anania , IV. 420.<br />

Anatolia, VI. 157.<br />

Anatoth, IV. 138.<br />

Ancharath, IV. 97.<br />

ANDROMEDA'S gefchiedenis ,<br />

of te jfo/jpe gebeurd is? II.<br />

289.<br />

, V. 7.<br />

^7«i?7tf , IV. 97.<br />

^«er, IV. 142.<br />

Anim, IV. 3t.<br />

v?*»tf . V. 8.<br />

Annas (Huis van) te ^ra*<br />

falem , II. 13^<br />

Anfariè, V. 128.<br />

Antaradus, III. 36,<br />

Ar. the Jon, V. 8.<br />

Antilibanon (onderfcheid tusfchen<br />

den ) en Libanon ,<br />

I. 289. befchreven, -I. 30,<br />

de Hermon der H. S. Zie<br />

Hermon.<br />

Antiochia , hoofdftad van 5y-<br />

V. 347. ftad in Pip<br />

die , VI. 172.<br />

Antiöpia , oudtijds Hazor,<br />

III. 213.<br />

Antipatris, IV. 466,<br />

Antonla, Slot of Kasteel, II,<br />

117.<br />

Aphra , V. 8.<br />

Apollonia, V. 9. ftad in Macedonië,<br />

VI. 227.<br />

Appii forum of APPius-markt,<br />

VI, 2 85.<br />

APPIA via, VI. 285.<br />

Aptha . V. 9.<br />

Ar , of Ar - Moab , hoofdftad<br />

der Moabiten, V. 369.<br />

Arab. IV. 31.<br />

Arabië, en deszelfs drie de -<br />

len, tFoest, Petrceïsck, en<br />

gelukkig Arabië,. V, 383.<br />

naams-oorfprong, V. 3S9.<br />

befchrijving van fV~oest-Arabië,<br />

V. 390. van ,P«-<br />

traïsch Arabië, V. 400.<br />

Arabieren, V. 387. Befchrijving<br />

, V; 396. Zie Mooren<br />

en Bedouïnen.<br />

— op hunne berichten<br />

, aangaande merkwaardige<br />

plaatzen , kan men<br />

geen' ftaat maken, n\.<br />

32f.<br />

Aradus, Eiland, thans Ru-ath<br />

of Rouwadde, III, 3Ö, V.<br />

306.<br />

Aram, uitgeftrektheid van&fze<br />

benaming, V. 251. V.<br />

307. volgg. A-


Si6 A L G E M E E N<br />

Aram - Beth - Rscheb , Zie Arpad, Landfchap, VI. 106.<br />

Beth - Rechob.<br />

Aram-Naharatm. Zie Mefopotamië.<br />

of Arphad , niet hetzelfde<br />

met Ar ad, III. 39.<br />

Arpha , V. II.<br />

' Aram - Zoba , Nifibis , VI. Arubboth, IV. 265, 266,<br />

101.<br />

Arama, V. IO.<br />

Aruma , IV. I&7.<br />

Arus, V. II.<br />

Arameërs over den Eufraat, Arvaditen , III. 36.<br />

voor, iuwoners van Meftpêtamië,<br />

D'AivtEux ,1. 110.<br />

VI. 94-<br />

Afan. IV. 25.<br />

'Ararat, Armenië, V. 155. Aschdod, wat betekent? III,<br />

Ara$ of Araxes , rivier var* 192. Stad III. 193.<br />

Medië, VI. 132.<br />

. Pisga , ftad van Ruben,<br />

Arbela, V. 10.<br />

III. 449.<br />

» Beth - Arbel , VI. Ascher, rivier, VI. 97.<br />

128.<br />

Afchuriten, IV. 227.<br />

Archelaïs, V. 10.<br />

Asdod , ftad der Filiflynen,<br />

Archeviten , VI. 155'<br />

V. 43P- • .<br />

Architen, IV. 44»<br />

Afer, ftad, of dezelfde ismet<br />

Archiviten, VI. 99.<br />

Hazor ? III. 2II. IV. 50.<br />

ARCULPHI Itinemrium Hiërofolymitanum,<br />

ftam , deszelfs erfdeel,<br />

I. 100.<br />

IV. 98.<br />

Areta, district , V. 75. Asfar, meir, L 427*<br />

Arethufa, V. II.<br />

Afiarchen, VI. 186.<br />

ARFAXAD, V. 226. of hij de Afië, uitgebreidheid en gebruik<br />

Stamvader der Cha-ldeè'n is ?<br />

VI. 74-<br />

van deze benaming,<br />

VI. 156, 158.<br />

Argob, III. 132 , 163.<br />

(eigenlijk gezegd) Landfchap<br />

Argonauten (lees, Arnauten)en<br />

, VI. 185.<br />

zie beneden op Arrtauten.<br />

A kelon, V. 447.<br />

Asmodad, V. 229.<br />

Arimathea is Rama, II. 32'. Asna , IV. 21, 26.<br />

Arka , ftad, befchreven, III. Afophen, V. 12.<br />

32. V. 306.<br />

Asphalt, of Joodenlijm, zie<br />

Doode zee.<br />

des Verbonds, hoe lang<br />

' te Kirjath Jearim geweest<br />

Afor. V. 12.<br />

is? III.<br />

Asfasfws , Berichten van dezeiven<br />

, V. 125.<br />

245-<br />

'Arkiten, III. 31.<br />

Arnauten (door een drukfout<br />

Asfevan, zie Syëne.<br />

ltaat er Argonauten ) naam<br />

Asfon of Asfos, VI. 268.<br />

der Macedtnifche foldaten<br />

Asfur, V. 225.<br />

bij de Turken , V. 124.<br />

Asfus of Asjum , ftad, VI.<br />

Amon, rivier, I. 453-<br />

184.<br />

Areër, twee fteden van dien Asfyrië befchreven, VI. 108.<br />

naam, III. 146.<br />

oudheid van het rijk van<br />

As-


R E G I S T E R . 317<br />

Asfyfiè. VI. 109. dit rijk,<br />

gefticht door ASSUR, niet<br />

door NIMROD, VI. 112.<br />

AJlharoth, III. 133.<br />

Aftho, V. 12.<br />

Atach, IV. 225.<br />

Atad, (dorschvloervan) III.<br />

18Ö.<br />

Atar gation, V. 13.<br />

Alharnth, IV. 45. III. 145.<br />

Atheene, ftad, VI. 233.<br />

Athenea , dus naar Atheene<br />

genoemd, VI. 235.<br />

Athone, V. 13.<br />

Athds, berg, befchreven, VI.<br />

217.<br />

Atroth - Addar , IV. 4


Sï8 A L G E M E E N<br />

Salfemboomen bij Engedi,<br />

III. 97.<br />

Bamoth, IIL 388.<br />

Eaamoth- Ba al, liad van<br />

, lil. 44.7.<br />

Baretlifaria, V. 14.<br />

Baretiia, V. 14.<br />

BARNABAS zal op het Eiland<br />

Cyprus begraven zijn , VI.<br />

• 258.<br />

Bar - el -Jjam, de hedendaagfche<br />

naam van Syrië,<br />

V. 309.<br />

Bafan , (berg ) I. 342.<br />

• landfchap, III. 133.<br />

Bafara, V, 14.<br />

Baska, V. 14, 15.<br />

Bataneë, IV. 405.<br />

Bathanea, V. 15.<br />

Bathura , V. 15.<br />

Baaloth , IV. 18.<br />

Bebeten , V. 15.<br />

Beca'mi, IV. 234.<br />

Bedevaarten na het Heilig<br />

Land , oorfprong derzelven,<br />

I. 99. Bericht van<br />

de Bedevaartgangers naar<br />

het Heilig Land , V. 89.<br />

Bedevaart na Meska,V, 345.<br />

Bedouinen , Bericht van dezelven,<br />

V. 101, 396. Hunne<br />

godsdienftige gevoelens,<br />

V. 106.<br />

Beek vau Egypte , 1.151.47 1.<br />

Beeken, zie Dalen.<br />

—. (menigvuldige), I.<br />

3


R E G I S T E R . 310<br />

Berg des boozen raads, II.<br />

163.<br />

—— der Ergernisfe , II. 145.<br />

Ladder der Tyriërs, I.<br />

der Luipaarden, I. 298.<br />

der Opfchriften , III.<br />

330.<br />

der Verheerlijking , I.<br />

317.<br />

der zaligheden of zaligspreking<br />

, I. 320.<br />

zeepiisch berg bij Jerufalem<br />

, II. 224.<br />

Berith ( God), IK 365.<br />

Beroea , V. 356.<br />

Berotha , bij EZECHICI,, is<br />

Berytus, IV. ISO.<br />

Berothai, Berytus , V. 300.<br />

B-.rfabe, vlek", III. IOÓ.<br />

Berfeba, ftad, III. 100. IV.<br />

77. •<br />

Berytus , zie B.iiruth,<br />

Betach, V. 329.<br />

Betane, V. 17.<br />

Betea, V. 17.<br />

Beten, IV. 102.<br />

Beth-abara , IV. 445.<br />

Bethacad, V. 17.<br />

Bethagabra, V. 17.<br />

Bethagla, V. 18.<br />

Bethal, V. 18.<br />

Bethalagon, V. 18.<br />

Bethamar, V. 18.<br />

Beth- anad, IV. 37. 112.<br />

Bethanië, II 220.<br />

JBeth-anod, IV. 37.<br />

Beth- araba, ftad, IV. 5.<br />

• in 3Wa, IV.<br />

• 37.<br />

Beth-arbel, VI. 127.<br />

ito/t - «ve«, IV. 59. dus worrit<br />

Bethel fomtijds genoemd ,<br />

III. 84.<br />

- azmavetk , IV. 418.<br />

Beth-Baal-Meam , Hl. 152.<br />

Beth-bara, IV. 182.<br />

Bethbiri, IV. 7 8.<br />

Beth- cherem , IV. 245. V.<br />

473-<br />

Beth - Dagon, IV. 25. 102.<br />

Se/Vie/ , betekent fomtijds<br />

niet de ftad van dien naam,<br />

maar een heiligdom ,<br />

vatf God , I. !«. III.<br />

78. Van deze ftad zie III.<br />

74. of daar de Tabernakel<br />

geweest is? III. 78. Jacobs<br />

Bethel, door fommigen ,<br />

voor Jerufalem gehouden,<br />

UI. 86.<br />

Bethelia, V 18.<br />

Beth-emek, IV. 102,<br />

Bethemts, V. 21.<br />

Bethenim, V. 18.<br />

Bethenabris , V. ig.<br />

Bether of Bitter , V. 19.<br />

Bether, Bergen, IV. 230.<br />

Bethesda, badwacer, II. 189,<br />

Beth fa ge , II. 220.<br />

Bethgamal, V. 372.<br />

Beth-Haëzel, IV. 423.<br />

Beth-Hammarkaboih, IV.78.<br />

.BeWt Hammerchak , IV. 248.<br />

Beth - Haran, III. «49. naderhand<br />

^«/MJ. Aldaar.<br />

Beth- Heked, IV. 314.<br />

, ftad, IV. 5.<br />

— — Haro» (Opper- en Neder),<br />

III. 421.<br />

Jefimoth , legerplaats<br />

der lfraëliten, III. 391.<br />

Xisrr , misfchien Eben*<br />

Haëzer, IV. 204. V. 473.<br />

Lebaöth, IV, 20.<br />

Be'hleptefon, Toparchie, IV.<br />

355.<br />

Bethlehem, befchreven , II.<br />

225. naam , II. 216. onderfcheiden<br />

van Bethlehem<br />

in


320 A L G E' M E E N<br />

, jn Zehulon, II. 217. ly.<br />

85. Landouw van Bethlehem<br />

vruchtbaar , II. 228.<br />

ligging, II. 228. DAVIDI<br />

ftad, II. 2 3 2. hedendaag.<br />

fche gefteldh.eid, II 235.<br />

afbeelding, II. 249.<br />

Bethmaëla , V. 20,<br />

Bethmaus, V. 2t.<br />

Bethnabris, V. 2t.<br />

jt?«/t- Nimra, III. 148.<br />

Bethofra, IY. 423.<br />

Bethome, V. 21.<br />

Beth-Paled, IV. 18.<br />

— — Pazek, IV. 98..<br />

fVó>, Stad vau ,<br />

III. 449.<br />

Rechob, IV. 103. onderfcheiden<br />

van Aram -<br />

Beth - Rechob, V. 325.<br />

Bethroma , V. 2 1.<br />

Bcthfaïda, ftad, IV. 428.<br />

(woestijn van) I.<br />

, 381.<br />

Bethfalifa, V. 2t.<br />

Bethfan of Bethjtan, nadefbandScythopo.'is,<br />

II. 352.<br />

zie Scythopolis , gelegenheid<br />

, II. 353. heden Al-<br />

Byfan, II. 355.<br />

Bethfemes in Isfafchar, IV. 98.<br />

in Najtali , IV.<br />

Ut) . .<br />

Priefterftad in Juda,<br />

IV. 136.<br />

— in Egypte, Heliöpolis,<br />

VI. 47.<br />

Beth-Siita, IV. 180. of A-<br />

bel-Sittim is? UI. 391.<br />

Tappuah, zie lappuah,<br />

Btthuëi, IV. 77.<br />

Bethui. IV. 77.<br />

Bethulië, is niet Safet , zit<br />

Safet en V. 22.<br />

Beth-Zacharia , V. 23.<br />

Beth - zoba , V. 10.'<br />

Bethzur , IV. 34.<br />

Betoahea, V. 24.<br />

Betoannaba, V. 24.<br />

Betomefthem, V. 24.<br />

Bezara , V. 25.<br />

BeZedel, V. 25.<br />

Bezek, waarvan ADONIÜE.<br />

ZEK, Vorst was, in ^«af,*<br />

gelegen, IV. 165.<br />

.S


R E G I S T E R . 321<br />

Sokkath, IV. 24.<br />

Bozra , ftad der Moabiten ,<br />

V. 372. zie Bosra.<br />

BRETTEN^ACH, (BERNM.)<br />

I. !05-<br />

BROCARDUSOf B0RCH ARDUS,<br />

ï. 104.<br />

Bronnen , uit welken de<br />

Aardrijkskunde des Bijbels<br />

kan opgehelderd worden,<br />

I. 93-<br />

Bronnen (voornaamfte) m Palajlina<br />

, I. 476.<br />

„ hoe geflopt worden ?<br />

I. 435.<br />

BRUTN (DE) I. 111.<br />

Bubajlus, oudtijds Pi - bezeth ,<br />

VI. 62.<br />

"Bijblus , oudtijds Gebal, III.<br />

249. V. 304.<br />

ttijën in Palajlina, I. 284.<br />

C.<br />

Het geen men op de C.<br />

niet vindt, zoeke men<br />

op de K.<br />

afarea in Palejlina , IV.<br />

€ 454«<br />

„ Filippi, I. 435.<br />

Cajihorim, V. 219. een volksftam,<br />

V. 424.<br />

Calvaria, zie Golgotha.<br />

Campo Santo , zie Akeldama.<br />

Canne, zie Kanne.<br />

Carcltemis, zie Karöliemïs.<br />

Casluchim,\. 218. een volksftam,<br />

V. 424.<br />

Cederen van Libanon, I. 294.<br />

CEI.LAR.IUS, I. I [g,<br />

Cendevia, Meir , I. 427.<br />

Chaboras, zie Chebar.<br />

Chabul, ftad, IV. ioa.<br />

VL Deel,<br />

Chabul landfchap, IV. 102,<br />

269.<br />

Chadrach, V. 330. .<br />

Chaldeë, of Babylonië, befchreven<br />

, VI. 67. volgg.<br />

Chaldeën , onderzoek naaf<br />

denoorfprong van ditvolk,<br />

VI. 70. volgg.<br />

Chaldeër, voor Starrenkijker,<br />

III. 58. VI. 83.<br />

Challon , IV. 24.<br />

Chalotten , hebben hunnen<br />

naam van Jskalon, V. 4S«.'<br />

Cham, (land van) benaming<br />

van Egypte, IV. 75 .waarom?<br />

VI. 3.<br />

CHAM , zijne nakomelingen<br />

, V. 198.<br />

Chanes in Egypte, VI. 64.<br />

Charabe, V, 25.<br />

Charakmota, V. 25.<br />

Charybdis , draaikolk , VI1»<br />

232.<br />

Chasfor, V. 26. III. 139.<br />

Chasjon, V. 26.<br />

Chatalus, V. 26.<br />

Chavila,Colchis,V. 145, 146.<br />

• Chaulan , V. *o6j<br />

247.<br />

Chebar, rivier van Mefopotamië,<br />

VI. 96. in MediS<br />

a<br />

VI. 131.<br />

Chefira , ftad, III. 240.<br />

Chelba, IV. 102 , 168.<br />

Chelkat Hazurim, III. 239^<br />

IV. 229.<br />

Chellus, V. 2(5.<br />

Cheres, zie Heres.<br />

Cheret, (woud), IV. 221.<br />

C/ieretim , naam der Filijiy»<br />

nen, V. 478.<br />

CAejf/, IV. 19.<br />

Chefulloth, IV. 86, 96.<br />

Chetlis, IV. 24.<br />

C7;ez;é, ftad, III. lip.


322 R E G I S T E R .<br />

Chiddekel, zie Hiddekel.<br />

Ckiiin, IV. 235.<br />

Chinees, voor bedrieger, III.<br />

58.<br />

Chirut, eene onbekende<br />

plaats, VI. 104.<br />

Chios, Eiland, VI. 247.<br />

Chislot Thabor, IV. 86, 97,<br />

98.<br />

Ckittim, Italië, niet Macedonië,<br />

V. 187.<br />

— en Chutim, te onderfcheiden,<br />

V. 191.<br />

Choaspes, rivier, VI. 143.<br />

Choba, V. 26.<br />

Ckorazin, IV. 427.<br />

Choriazan, IV. 25.'<br />

Christenen , hun toeftand in<br />

Palajlina, V. 86.<br />

(.Griekfche) in Palajlina,<br />

V. 93.<br />

Chul, zie Hul.<br />

Chun , 'een andere naam van<br />

Berothai, zie Berotkai, en<br />

. V. 304.<br />

Cilieië, landfchap , VI. 166.<br />

Cinnerëth , ftad , IV. iki.<br />

zie zee van Cinnerëth.<br />

• Landftreek , IV.<br />

in.<br />

Cctlefijrië, V. 317.<br />

Crethi, Lijftrauwanten van<br />

DAV[D, V. 478.<br />

Cub , zie KubVèrs.<br />

Cusch, V. 200. in Media,<br />

V. 148.<br />

Cutha, ftad of landfchap, VI.<br />

122.<br />

Cydis of Kades is , III. 220.<br />

Cyprus, Eiland, VE 254.<br />

• (tros van) III. 96.<br />

• VI. 254.<br />

D.<br />

"jrjiaauw , veel in Palajli-<br />

' J L J / na, I. i 7 9.<br />

Daar gij gaat na , daar gij<br />

komt enz. Wat deze fpieekwijzen<br />

betekenen, III. 27.<br />

Dabaretta, V. 26.<br />

Dahhafith, IV. 86.<br />

Dafne, bosch bij Antiöchië, V.<br />

347. bij Pelufium, VI. 62.<br />

Dagreizen , hoe veel bedragen,<br />

I. 91.<br />

Dal, over de dalen in Palajlina<br />

, in het gemeen, 1.27.<br />

Het zelfde Htbreeuwfche<br />

woord betekent een Dal,<br />

en een Beek , I. 27. 37.<br />

343. in eenen zinbeeldigen<br />

zin gebruikt, I. 343.<br />

^ï, I. 355-<br />

—— AH, zie AH.<br />

—— Beracha, I. 350.<br />

—— tegen over Beth • Peh,<br />

I. 357.<br />

— bij Beth - Rechob, I. 346.<br />

—— der doode ligchaamen,<br />

II. 163.<br />

«—— des doorgangers, I. 356.<br />

— des gezichts, I. 347.<br />

Gibeöns en Ajalons , I.<br />

34


R E G I S T E R . 323<br />

Dal ZelSim, I. 355-<br />

• lefata, I. 3S5-<br />

Dalmanutha, IV. 443.<br />

Dalmatië, Landfchap . VI.<br />

243-<br />

Bamascener , waaröm E LI e-<br />

ZIE dus genoemd? V.<br />

33'.<br />

Damascenus ager, zie Ager.<br />

Damascus, ftad , V. 33°naams-oorfprong,<br />

V. 331.<br />

ligging, V. 332- rivieren<br />

van Damaskus, V. 333-<br />

oudheid, V. 335. lotgevallen<br />

, V. 335- tegen-<br />

- woordige ftaat, V. 340.<br />

Damast, dus genoemd naar<br />

Damaskus. V. 346.<br />

Damiate befchreven, VI. 58.<br />

deszelfs belegering , VI.<br />

59-<br />

Dammim, zie Efes - Dammim.<br />

Damnaba, V. 26.<br />

Dan, Erfdeel van' dezen<br />

Stam, IV. 112.<br />

—— Stad , te voren La'is,<br />

• of Lefem, IV. 120.<br />

Dan-Jaan, IV. 121.-<br />

Danna, IV. 30.<br />

Daromas Toparchie. IV. 3 66.<br />

Dathema, V. 27.<br />

Dauefin , of den Duivel aanbidden?<br />

V. 160.<br />

XJAVIDS ftad, Bcthlehem ,<br />

maar ook de burgt Sions .<br />

II. 40.<br />

Dèbir, ftad, HL 202.-in Juda,<br />

IV. 6.<br />

Dedan, V. 210.<br />

• een volksftaci , V.<br />

379-<br />

Dehaviten, VI. i$6.<br />

Dekapolis , landftreek , IV.<br />

410.*<br />

D E L 1 L A was geene Filijlynfche<br />

vrouw, IV. J95-<br />

DENYS (B.) Legende van<br />

hem, VI. 236.<br />

Derbe, ftad, VI. 176.<br />

Desfau, V. 27.<br />

Dibon, III. 141.<br />

_ — Garf , legerplaats 'der<br />

Ifraèïiten , III. 384.<br />

Diccearchia, zie Putèüli.<br />

Dtfath, zie Rifath.<br />

Dikla, V. 234-<br />

Dilan, IV. 24.<br />

Dimna, IV. 146".<br />

Dimona, IV. 15.<br />

Dinaïtcn, VI. 107. 154.<br />

Dinhaba, ftad, V. 413.<br />

Diocletianopolis, V. 27.<br />

Diospolis, anders Lydda, Zie<br />

Lydia.<br />

— zie No en No-Ammtn.<br />

Dium of Dïön, ftad van Dekapulis,<br />

IV. 414.<br />

Dizahab, III. 375-<br />

Dobratha, IV. 86.<br />

Doch of Dok, V. 27.<br />

Dodan, V. 220.<br />

Dodanim, Dodone, V. roz.<br />

Dofka , legerplaats der jjraêliten,<br />

III. 332.<br />

Donia, V %2§.<br />

Doóde zee befchreven, I. 393.<br />

benamingen , I. 394- of<br />

eerst ontdaan is bij de omkeering<br />

van Scdom ? I. 395-<br />

gedaante en grootte, I,<br />

399. of ook gemeenfchap<br />

heeft met andere zeeè'n ?<br />

1.40a. water,L'403. zeer<br />

X 2 zout, ;


324 A L G E M E E N<br />

zout, I. 404. Asfalt of<br />

Joodenlijm , I. 407. damp<br />

boven dezelve, I. 4ri.<br />

Naftha en zwavel bij dezelve,<br />

I. 412. heeft geen<br />

visch, I. 413.<br />

Dor, ftad , thans Tattura,<br />

III. 222.<br />

Dorp Beith Dfchiala, waar<br />

geene Turken leven kunnen,<br />

II. 252.<br />

Dorpel , over den dorpel<br />

fprin'gen, wat betekent,<br />

V. 442.<br />

Dorpen, wat dus genoemd<br />

wordt in den Bijbel, I. 80.<br />

Dothan, ftad, III. n 4.<br />

Draaiwind, zie Wervelwind.<br />

Draaken fontein, II. 176. ig r.<br />

Droogte (langduurige) in Palajlina,<br />

I. 201,<br />

Drukkerij in Palajlina, V. 95.<br />

Drumos, voor Saron, IV. 369.<br />

Drujids, V. 28.<br />

Druzen , bericht van dezelven,<br />

V. 110.<br />

Dudaim, welke plant ? I.<br />

255. II. 300.<br />

Duitfchers ftammen niet af<br />

van ASICENAS, V. 170.<br />

Duma, ftad, V. 385.<br />

IV. 31. V. 28.<br />

Dura, dal, VI. 87.<br />

DVYN, I. 120.<br />

Dwaallichten , in Palajlina,<br />

I. 199.<br />

E.<br />

JE bal, Berg, I. 325.<br />

Ebbe en Vloed , op de kust<br />

van Palajlina, I. 30".<br />

EB en • Haêzer, IV. 203. zie<br />

Beth-Kar.<br />

Ebez, onbekend, IV. 97,<br />

Ecdippa, Ecdippon, III. 12a.<br />

Éden, vlek, zie Aden.<br />

— — ander vlek bij Tripoli,<br />

V. 306.<br />

dal bij Damaskus, V.<br />

337-<br />

de haven Aiin in A-<br />

raiiè, VI. 104.<br />

— — Landfchap, V. 149.<br />

Eder, ftad, IV. 15. III. 130.<br />

Edesfa, ftad, VI. 99.<br />

Edcm; zie Iiumea.<br />

Edtmiten, Berichten van hun,<br />

V. 403. gefchiedenis van<br />

dit volk, V. 406.<br />

Edrei, in Nafthali, IV. 112.<br />

Edrei, ftad , III. 135.<br />

Eenhoorn, onderzoek naar dit<br />

dier, I. 283. ;<br />

Efes Dammim, IV. 217.<br />

Efeze, ftad , VI. 187.<br />

Efraïm (woud vanj I. gg^.<br />

Efraïm, ftad, IV.'97. 240*.<br />

• Het erfdeel van dezen<br />

Stam „ IV. 43.<br />

" afgunst van den Stam<br />

Efraïm , tegen Juda, IV.<br />

279. volgg.<br />

'<br />

het rijk der X ftammen,<br />

IV. 295.,<br />

Efrath, aiEfratha, naam van<br />

Bethlehem<br />

3<br />

II. 2.26.<br />

Efron, berg, I. 335. IV. 7.<br />

ftad, IV. 103. 241.<br />

297.<br />

Eglaim, III. 94. V.. 371.<br />

Eglon, ftad, III. 198.<br />

EGMOND VAN DER KYENBUKO<br />

en HEIMAN, I. 113<br />

Egyp.


R E G I S T E R . 325<br />

Egypte, befchreven , VI. 1.<br />

volgg. Naams-oorfprong,<br />

VI. 2. Gelegenheid, VI.<br />

4. of tot Afiè of Afrika behoort?<br />

VI. 5. verdeeling,<br />

VI. 6. grond - en luchtsgefteldheid,<br />

VI. 7. of het<br />

in Egypte regent? VI. 9.<br />

zwaare daauw aldaar , VI.<br />

14. donder, hagel, fneeuw,<br />

zeldzaam, VI. 14. grondgefteldheid,<br />

VI. 15. of<br />

Eikendal, I. 351. Zie Terpentijnboomendal.<br />

Eiland betekent, in den Bijbel<br />

, ook en half- of een<br />

fchier-eiland, I. 23. der<br />

zee, I. 23. volgg. VI. 243.<br />

een land , tusfchen twee<br />

rivieren, I. 24.<br />

Eilanden in de JEgeïfche zee ,<br />

Cijcladen, enSporaden, VI.<br />

244. ,<br />

• der Middellandfcht<br />

zee, VI. 253.<br />

Einden der aarde , betekenis<br />

van deze fpreekwijze , I<br />

22.<br />

Ekbatana, ftad van Medii<br />

VI. 134.<br />

Ekron, ftad, V. 429. IV. 119.<br />

ELAM, V. 224.<br />

Elam , Landfchap, VI. 130.<br />

Eleale, III. 150.<br />

Elecifa, V. 29,<br />

Elef, IV. 68.<br />

Eleutheropolis, V. 29.<br />

Eleutherus, rivier , I. 459.<br />

V. 311.<br />

Ellafar, misfchien in Mefopotamië,<br />

VI. 98. 126.<br />

Elle, maat van afftand ,1. 8J.<br />

Egypt» een gefchenk van E LIA, geboorteplaats van<br />

den Nyl is ? VI. 15. vruchtbaarheid<br />

dezen Profeet, IV. %po.<br />

, VI. 16. ver-<br />

Elim, legerplaats d«r Ifraè'li-<br />

fchuldigd aan den Nyl, VI. ten, III. 326.<br />

22. zeden en regeringsbeftuur,<br />

ELISA, Hellas, V. 177-<br />

VI. 27. Oude en Elon, IV. 119.<br />

heden daag fche toeftand, VI. Beth-Hanan, IV. II9.<br />

28. volkrijkheid , VI. 32. Thabor, IV. 119.<br />

Inwoners, VI. 35. moeilijkheid<br />

Eltele, IV. 115, 119.<br />

, in het opfporen Ekekon , IV. 37.<br />

der oude fteden van dit Eltholad, IV. 19.<br />

land, VI. 38.<br />

Elymaïs, VI. 142.<br />

EMDRE (VAN), I. 120.<br />

Emek-Kezez, IV. 63.5<br />

Emim of Emüen , 1IF. ir.<br />

Emir, bericht van den Grccten<br />

Emir, V. 74-<br />

Emmaus, vlek, IV. 364.<br />

Enadda, V. 30.<br />

Enaïm, ftad , III. 124.<br />

Enahiten, 111. 18. volgg.<br />

Enam of Encam, IV. 23. zie<br />

Enaïnt.<br />

Endor, IV. 52.<br />

En-Eglaïm, ftad, V. 371.<br />

Engaddi, berg, I. 335.<br />

, Engadda , Toparchie , IV.<br />

366<br />

En-ganmm , IV. 11. 22.<br />

97-<br />

X 3 *»•


32(5 A L G E M E E N<br />

Engedi , ftad , oudtijds Ha<br />

zezon Thamar, III. pi.<br />

En-Hadda, IV. 97.<br />

En-Hazor, IV. 112.<br />

En-Mizpat, III. 359.<br />

•E;zon bij Sstö», IV. 451.<br />

En-Tappuach, III. 206. IV.<br />

11.<br />

Epifania, zie Hamath.<br />

EriFANius , ijver tegen de<br />

Heilige fchilderijën, V. 7.<br />

Erebinthonoecus, V. 30.<br />

Erech , Edesfa, VI. 99.<br />

Erembon, V. 31.<br />

Eremintha, V. 31.<br />

Eripos, naam van Jericho, bij<br />

PTOLEMEÜS, II. 278.<br />

£ro£f, berg, II. 163.<br />

JZrwten • akker , bijzonderheid<br />

daar omtrent. II. 242.<br />

Efau, IV. 31.<br />

Efcher, rivier, VI. 97.<br />

Esdroi, V. 31.<br />

Esdrelon, (vlakte van) 1.368.<br />

• zie Jizreèl.<br />

Eskol, dal, I. 353.<br />

Esfa, V. 31.<br />

Efteme, of Eftemoa, IV. 31.<br />

Efthcöl, IV. 21.<br />

Etham, fontein, II. 183.250.<br />

> ftad, II. 250,<br />

rots, II/251.<br />

• woestijn , III. 312.<br />

322.<br />

Etk-kafm, IV. 88.<br />

Etkor, IV. 25.<br />

Ettta, berg, VI. 276.<br />

Eufraath , rivier, V. 143.<br />

overftroomingen van dezelve,<br />

VI. gr. zijne dijken<br />

bij Babel, VI. 81.<br />

Euroclydtm, I. 101. VI. 276.<br />

EUSEBIUS , zijn Onomasticim<br />

beoordeeld, I. 96.<br />

Ezels in Pala-Jlina, I. 246.<br />

Ezem, IV. 77.<br />

EzECHiëi. (landverdeeliBg<br />

bij") IV. 147.<br />

F.<br />

Ifarfar, rivier van Damas-<br />

U L<br />

kus, V. 334.<br />

Fafelis, ftad, VI. 178.<br />

tomae- voor Palceflina, 1.147<br />

fWw»/, landfchap, deszelfs 1<br />

naams-oorfprong, V. 269.<br />

befchreven, V 268.<br />

Fenix haven, VI. 266.<br />

Feriziten, III. 8. 41.<br />

#w/s, Meir, I. 426.<br />

Fik, een vlek, oudtijds A-<br />

fek, III. 209.<br />

Filadelfia, ftad, VI. 204<br />

*ïK/>P», ftad, VI. 224.' ia<br />

welken zin de eerfte genoemd<br />

wordt? VI. 225. "<br />

Filiftynen , oorfprong , V<br />

422. bijzonderheden' vaii<br />

dit volk, V. 478.<br />

Fonteinen in Palcsflina, I.<br />

4 7 7<br />

FOTO», betekenis van dit Latijnfche<br />

woord, VI. 286<br />

Franken voor Europeanen<br />

oorfprong van deze betel<br />

kenis, V. 88.<br />

Frankenberg f de) IV. 245.<br />

Frygië, Landfchap, VI. 1&1.<br />

G.<br />

fëlZaas, berg, I.<br />

3 3 0.<br />

• — beek, I 469,<br />

Gabara, V. 31.


R E G I S T E R . 327<br />

G-abaroth, V. 32.<br />

Gabatha, V. 32.<br />

Gad, Beek, I. 455-<br />

—— bezitting of erfdeel<br />

van dien ftem. III. 450.<br />

Gadara, IV. 425.<br />

Gadaraenen, IV, 424.<br />

Gadora, V. 32.<br />

Gaeba, V. 32.<br />

Galatië, landfchap, VI. 180.<br />

Galgulis, V. 32.<br />

Galilei', oorfprong des naams,<br />

III. 221. deszelfs betekenis<br />

in *t O. Teftament aldaar.<br />

befchreven, IV. 393.<br />

Galileê'n , of Galileefche mannen<br />

, eene plaats op den<br />

Olijfberg, II. 100. 141.<br />

GalüeSrs , zie Sabiirs.<br />

Gallim, IV. 421.<br />

Gar.ialitica , Landftreek, IV.<br />

416.<br />

Gannim, zie En • gannim.<br />

Gareb, Heuvel, II. 162.<br />

Garifime, V. 32.<br />

Garfis, V. 32.<br />

Ga/ara, zie Gezer.<br />

Gath, ftad der Filifiynen , V.<br />

431-<br />

Cath-Hefsr , III. 206- IV.<br />

89.<br />

Gath-Rimmon, IV. 120. 142.<br />

Gaulan , ftad , waarnaar het<br />

landfchap Gaulanitis genoemd<br />

is }<br />

III. 16i'<br />

Gaulanitis, Landfchap , IV.<br />

406.<br />

Gsza, ftad, V. 456.<br />

Gazer, zie Gezer.<br />

Geb of Dsjeb ,. Gibeön , III.<br />

240.<br />

Geba of Gaba, IV. 64.<br />

Gtbal , zie Gibliten, is niet<br />

Gebalene, IV. 366.<br />

Gebatene, Toparchie , IV,<br />

365-<br />

Gebbar is Gibeö:i, III. 236.<br />

Gebim, IV. 422.<br />

Gebergte, zie Bergen.<br />

, (klein) I. 301.<br />

-r— — Nefthali, L 32r.<br />

—— — Efratms, I, 329.<br />

• — vanjuda, I. 331.<br />

— der Ammten, I. 331.<br />

Geder, ftad, III. 203.<br />

Gedera , Gederothaim , IV,<br />

12, 23.<br />

Gederoth, IV. 24.<br />

GeaV, IV. 36, 75.<br />

Gefar, zie Go/ar.<br />

Gelbus, IV. 33.<br />

Gelegenheid van Kanadn, 1.159.<br />

Geman, V. 23.<br />

Gemeenebesten, Of de ÜTanadniten<br />

in Kanadn ook gehad<br />

hebben? I. 75.<br />

Genefnr of Gennefar,IV. ili.<br />

L 374-<br />

Gennabaris of Gennabara, IV.<br />

183-<br />

Gennefar, landftreek, I. 374.<br />

zie Genefar ,<br />

Gerar, V. 425.<br />

G;rar, Dal, 1. 345.<br />

Geraritica , landftreek , IV.<br />

368.<br />

G«ra/i, IV. 426.<br />

Gerafenen, IV. 424.<br />

Gergazenen , of dezelfde zijn<br />

met de Girgaziten? III. 51.<br />

Gerizim, berg, I. 325.<br />

Geruth Chimham, IV. 422.<br />

Gejlachtrekeningen. Op dezelven<br />

waren de Jfraëliten<br />

X 4<br />

zeer


328 A L G E M E E N<br />

zeer gefield, III, 274. (<br />

HE ROB ES de geflachtliji<br />

ten heeft laten ophalen e<br />

verbranden ? III. 275.<br />

Gefuriten, V. 421. 327.<br />

Geth, zie Gath.<br />

Gethor, V. 256.<br />

Getkfemane, II. 146.<br />

Gevogelte in Palajlina, I. 28;<br />

Gezer, ftad, III. 199.<br />

of Gazer, III. 52.<br />

(JOOST_VAN[ t Ginaa, V. 33.<br />

CHISTELE<br />

I. 104.<br />

Gibbar , waarfchijnlijk vooi<br />

Gibeön, IV. 418.<br />

Gibbethon , IV. 119.<br />

Gibea in Juda,lV. 34.<br />

G/Z>ea, GifotA, Gibeiitk, IV,<br />

69.<br />

Gibelin, III. 106.<br />

Gj'focra, gemeenebest. Des<br />

zelfs zeden zoo niet bedorven<br />

, als die der overige Kancaniten,<br />

III. 195.<br />

Gibeön, ftad , III. 236. Dal<br />

Gibeöns , III. 238. Vijver<br />

en groot water bij Gibeön<br />

, III. 238. Groote<br />

fteen bij Gibeön, III. 239.<br />

Veldflag bij die ftad, III.<br />

419.<br />

Gibeöniten , bijzonderheden<br />

van dezelven, III. 233.<br />

Gibliten , inwoners van By.<br />

blus, III. 249.<br />

Gihon, dal, II. 163.<br />

berg, II. i6r.<br />

bron, II. 180.<br />

• rivier de Aras, V. 146.<br />

Gilboa, gebergte, I. 321.<br />

Cilead , (land van) uitgeftrekjheid<br />

van hetzelve,<br />

'f I. 165. befchreven, IJl.<br />

131. 189.<br />

n Gilead, gebergte, I. 338.<br />

Gilgal, legerplaats der Ifrailiten,<br />

III. 393.<br />

• III. 162.<br />

" • ftad, III. 227. waar.<br />

om Gilgal der Heidenen genoemd?<br />

zie Gojiten.<br />

Gilo, IV. 2r.<br />

Gimzo, IV. 320.<br />

Ginim, V. 33.<br />

Girgaziten, III. 50.<br />

Girziten, of dezelfde zijn mgt<br />

de Girgaziten? III. 51. V.<br />

421.<br />

Giskala, V. 33.<br />

Gitta, V. 34.<br />

Gitthaim, IV. 232.<br />

Glashandel, in FenicW en Palajlina,<br />

I. 461. III. 258.<br />

Godch, IV. 229.<br />

Gob, IV. 251.<br />

Gobalitis, zie Gebalene.<br />

Godsdienst der Ifraèliten, III.<br />

287.<br />

Go/ar of Gefar , woestijn .<br />

VI. 56.<br />

Gofnitica Togarchie , naar de<br />

ftad Gofna, IV. 361.<br />

Geg,een gemeenenaam, een'<br />

Vorst aanduidende, V. 174.<br />

Gojiten, welk volk? III. 229.<br />

VI. 98.<br />

Golan, ftad, III. 161.<br />

Golgotha, III. 147.<br />

G o M E R , de Kimbrtn, V. 169.<br />

Gopherhout, V. 154.<br />

Go/en, ftad, IV. 31.<br />

— — landfchap in Juda ,<br />

III. 192.<br />

Ge/en


R E G I S T E R . 329<br />

Co/en, landfchap in Egypte,<br />

waar de Ifrailiten gewoond<br />

hebben, I. 151. III. 302.<br />

Gozan , landfchap in Mefopotamië,<br />

IV. 105. in Medië,<br />

VI. 131.<br />

Graanen in Palcejiina, I. 248.<br />

Draf, (Heilig) is niet het<br />

echte graf van CHRISTUS ,<br />

II. 150.<br />

. Kerk van het Heilige<br />

Graf, II. 202.<br />

van DAVID, II. 169.<br />

Granicus, rivier, VI. 160.<br />

Graven der Koningen Ifraèls,<br />

II. 169.<br />

Grenzen van Kanacin , binnen<br />

den Jordaan, I. 149.<br />

> beoosten den Jordaan,<br />

I. 162.<br />

Gritken, voor Heidenen, VI.<br />

215-<br />

• thans voor Ooster*<br />

fche Christenen, VI. 216.<br />

- een ongezeglijk korzel<br />

mensch, VI. 220.<br />

Griekenland, befchreven, VI.<br />

214.<br />

Griekfche Jooden , IV. 370.<br />

Grondgejleldheid van Palajlina,<br />

I. 213.<br />

• ( ander ) misfchien<br />

Tiberias, IV. 111.<br />

Groot - Griekenla?id , VI. 280.<br />

Hamathiten, III. 40.<br />

Gudgod[, legerplaats der Jfrailiten,<br />

III. 372.<br />

Gur (de opgang naar) IV.<br />

313.<br />

Gurbaal, V. 428.<br />

Guta , dal bij Damaskus, V.<br />

253-<br />

H.<br />

JEIL'aarlemmers of Damiate<br />

vfcröverd hebben ? VI. 59.<br />

Habor, VI. 152,<br />

Hachila, heuvel, IV. 221,<br />

I'22.<br />

Hadad - Rimmon , of de naam<br />

is van eene plaats , of van<br />

eenen man, III. 218.<br />

Hadfa, IV. 24.<br />

Hadid, IV. 419. misfchien<br />

Aiida, zie Adida.<br />

Hadoram, V. 231.<br />

Hadfcharoï Hedfchr, V. 382.<br />

Haferaïm of Hapharaim, ftad,<br />

IV. 97-<br />

Hagareenen, V. 381.<br />

HAIMENDORF (FUKER v oN)<br />

I. 106.<br />

Halach , onderfcheiden van<br />

Kalach, VI. 125. 151.<br />

Haleb, zie Aleppo,<br />

Halhui, IV. 34.<br />

Hali, IV. IOÏ.<br />

Halys, rivier, VI, 160.<br />

Jiamadan Ekbatana , VI. 138.<br />

Hamath , Landfchap van Syrië<br />

, befchreven, V. 317.<br />

nooit door de Jfraêlüen<br />

veroverd, V. 318.<br />

——— ftad , Epifania aan<br />

den Orontes, V. 319. volgg.<br />

Hamath - Zoba , landfchap ,<br />

IV. 262. zie Hamath, en<br />

V. 318, 3'9-<br />

Hamman, IV. 103, 14/.<br />

Hammoth - Dor, IV. 144.<br />

Hananeëls torera, II. 67.<br />

Hamathon, IV. 89.<br />

Hanoch, volgends fommigen<br />

Amtchta, V. 153.<br />

X 5<br />

Ba


33o A L G E M E E N<br />

Hara, het landfchap Aria in<br />

Medil, VI. is2.<br />

Haran, V. 260.<br />

Harad , ftad en Koningrijk,<br />

III. 130.<br />

JHarada, legerplaats der Ifraëliten,<br />

III. 367.<br />

Haran, in Mefopotamië, ook<br />

Nahorsftad, V. 261. volgg.<br />

——— in Arabië, V. 264.<br />

Harar, IV. 252.<br />

Har-heres, IV. 125.<br />

Hand, bron, IV. 178.253.<br />

Harozcth der Heidenen , III.<br />

229.<br />

Harvim, IV. 64.<br />

Hasmona , legerplaats der ĥ<br />

fraëliten, III. 359.<br />

HÜSSELQUIST, I. Iifj.<br />

Hauran, ftad, IV. 408.<br />

Havens, zie Zeehavens.<br />

Haviten, VI. 107.<br />

Havvot-Jalr, III. 154.<br />

Hazar-Addar, III, 130.<br />

Hazarmaveth of Hadramauth ><br />

V. 2ï9.<br />

Hazezon • Thamar. III. 91.<br />

Haziroth , Legerplaats der<br />

Ifraëliten, III. 353.<br />

Hazor, is niet altijd een eigen<br />

naam, V. 385.<br />

verfcheiden fteden van<br />

dien naam, III. 212. IV. ic.<br />

15. Koninglijke ftad van<br />

Kanaan , III. 211. Koningrijken<br />

van //azor, III.<br />

213-<br />

—— ftad in Nafthali , IV.<br />

112.<br />

• • Gatóa, IV. ig.<br />

: S«fl7, IV. 18.<br />

Hazor-Sufa of Sw/?ro, IV. 78.<br />

Hebreën, oorfprong en ge ;<br />

bruik van dezen naa;n,<br />

III. 260.<br />

(land der) I. 139.<br />

1<br />

Hebron, oudheid dezer ftad,<br />

II. 259. oudfte naam , II.<br />

261, of er twee fteden van<br />

dezen naam zijn? II. •;6:>.<br />

ligging, II. 262. lotgeval,<br />

len , II. 263. hedendaagfche<br />

gefteldheid, II. 267.<br />

Hedfchr, zie Hadfchar.<br />

Hef er , ftad- en landftreek,<br />

III. 206. IV. 87.<br />

Heidenen, zie Gojiten.<br />

Ziganiërs , Gypziërs,<br />

enz. derzelver oorfprong,<br />

VI. 46.<br />

Heilig Land, benaming vaa<br />

Palceftina, I. 143.<br />

Helam, IV. 238.<br />

Helef, IV. 110.<br />

HF.IEMJS ( Paleis van ) te<br />

Jerufalem, II. 138.<br />

Heliopolis, ligging dezer ftad,<br />

VI. 48. zie Ón, Ir-Heres,<br />

en Beth-Semes<br />

Helkath, IV. 102.<br />

Hellenisten, IV. 374.<br />

Hemel en Aarde betekent, in<br />

den Bijbel, het Heel al,<br />

I. 17. vergeleken bij een<br />

gebouw, heiligdom enz.,<br />

I. 19. wat in eenen or ëigenlijken<br />

zin betekent ?<br />

I. 19.<br />

Hemel • ligchsmen, bewoond ,<br />

volgends den Bijbal , I.<br />

18.<br />

Hemeljlreken ( naamen der )<br />

van vooren, van achter, linie,<br />

rechte zijde, I..43.<br />

He-


R E G I S T E R .<br />

3 3 I<br />

ffemelva;rt (plaats van JESUS)<br />

li. 143. volgg.<br />

Hena, VI. 106.<br />

Herbergen (de drie) bij Rome,<br />

zie Tabemen,<br />

Herderen (dorp der) II. 243.<br />

Heres, zie Har-heres.<br />

— of Cheres , hoogte ,<br />

IV. 185.<br />

Hermon, berg, de Anti-Libanon,<br />

I. 30r. geen andere<br />

Hermon bij Thabor, I. 303.<br />

Daauw Hermans, I. 304.<br />

HERODES flot of burgt,<br />

waar gelegen? II. 65. 117.<br />

HEBODES AdRirPA , (Paleis<br />

van) in Jerufalem, II.<br />

137-<br />

Herodium , Slot , en Toparcbis,<br />

IV. 366.<br />

Hesbon, ftad, III. 136.<br />

Hesmon, IV. 18.<br />

Hethiten voor Kanaaniten, III.<br />

42. hunne woonplaats ,<br />

III. 43-<br />

Heuvels in Palajlina, I. 26.<br />

Steden op dezelven , en<br />

naar dezelven genoemd ,<br />

I. 26.<br />

Heviten, III. 53.<br />

Hiddekel, rivier, de Tigris,<br />

V. 143.<br />

Hiërapolis, ftad, VI. 209.<br />

Hiè'romiax, I. 4 $8.<br />

HIÖRONYMUS , beoordeeling<br />

vanzijnwerk.de locisHebr.<br />

I- 96.<br />

Hinnoms dal, I. 166.<br />

Hippos, V. 34.<br />

• flad van Dekapolis, IV.<br />

414.<br />

H»ba, onbekend, V. 337.<br />

Hobran, IV. 149. zie Auranitis.<br />

Hodfi, IV. 254.<br />

(lage land) I. 374.<br />

Hoeken, zijn de borstweeringen<br />

op de muuren, II. 4*.<br />

Hof, bedoten Hof, II. 245.<br />

Hol - bewooners in Palajlina],<br />

III. 15, 16.<br />

Holen (groote) in Palajlina,<br />

I. 30. woon- en fchuüplaatzen<br />

, I. 30. volgg.<br />

waaröm merkwaardige gebeurenisfen<br />

in holen worden<br />

aangewezen? I. 32-.,<br />

H0I011, IV. 31.<br />

ftad der Moiibiten, V.<br />

37i.<br />

Homonuia, V. 35.<br />

Honig in Palajlina, I. 277.<br />

Honigdamw in Palajlina, I.<br />

18 r.<br />

Hoogmoed des Jordaans, zie<br />

Jordaan.<br />

Hoos (water of wind) I 39.<br />

Hor, berg , voor den Libanon,<br />

I. 156.<br />

—— berg , op welken Aa-<br />

RON geltorven is, I. 336.<br />

379-<br />

Hooglied, door sALOMo gedicht<br />

, in één zijner verblijven<br />

op den Libanon, I.<br />

299.<br />

Honden in Palajlina, I. 283.<br />

Horeb, berg, III. 338.<br />

Hor-Gidgad, Legerplaats der<br />

Ifraeliten, III. 372.<br />

Horem, IV. 112.<br />

Hortten, III. 23.<br />

Horma, ftad, III. 126.<br />

Horonaïm , ftad der Modbiten\<br />

V. 371. Ho-


33» A L G E M E E N<br />

fforoniter, IV. 419.<br />

Ho/a, IV. 104,<br />

Huis des wouds van Libanon,<br />

I. 299.<br />

Huizen hadden dikwijls den<br />

zelfden voorhpf gemeen,<br />

II. !37.<br />

Hukok, IV. 102, III- 144.<br />

HulofChul, V. 256.<br />

Humta, IV. 32,<br />

Hu/a, IV. 253.<br />

J<br />

'abbok,<br />

I.<br />

rivier, I. 456.<br />

Jabes, in Gilead, IV.<br />

I 4 1 ,<br />


R E G I S T E R . 333<br />

JerkJio Toparchie, IV. 368.<br />

. (Beek en water van)<br />

JESOBE3MS<br />

gefchiedenis,<br />

IV. a82.<br />

Jerufalem. Uitvoerig befchreven,<br />

lï, r. namen, II. 2,<br />

naams - oorfprong , II. 7.<br />

hedendaagfche namen , II.<br />

11. eernamen, II. 11. zinbeeldige<br />

namen Arigl, Dd<br />

des gezichts , Libanon, II.<br />

12. volgg. ftand en ligging,<br />

II. 14- op bergen ,<br />

II. 15. in welken ftam.II.<br />

17. gedachten over de aanwijzing<br />

, welke men, in<br />

dezelve, nog heden doet,<br />

van oude gebouwen , II.<br />

22. oudfte toeftand der<br />

ftad, II. 23, plattegrond,<br />

in het eerfte Tijdperk, II.<br />

37. ftraaten , II. 37. 59.<br />

JlsreJs dal, I. 368.<br />

Jisre"èl of Jizreëla , ftad en<br />

vlakte. IV. 93.<br />

fterkte, [ïl. 38. muuren, • Fontein aldaar', IV.<br />

II. 44. torens, II.49. poorten,<br />

zie poorten, eene fter-<br />

Iktnië, ftad , VI. 173.<br />

95-<br />

ke ftad, in het eerfte tijdperk,<br />

II. 53-<br />

llnin, V. 33.<br />

Illyricum, landfchap, VI. 242.<br />

«"—— befchreven in het Immir, onbekende plaats ,<br />

tweede Tijdperk na de Babylonifche<br />

IV. 104.<br />

gevangenis, II. Joünnes of St. Jans Christe-<br />

54. zeer fterk , II. 60.<br />

muuren, zie Muuren. Torens,<br />

zie Ttrens, Poorten,<br />

zie Poorten. Grondtekening<br />

van Jerufalem, II. 87.<br />

volgg. grootte , II. 92.<br />

volkrijkheid , II. 98. voorrechten<br />

, II. 102. gebouwen<br />

, II. 107. Christen<br />

gemeente aldaar , V. 57.<br />

Patriarchaat, V. 60.<br />

Jerufalem ( hedendaagsch) II.<br />

193. volgg. V. 77.<br />

— — lotgevallen , II.<br />

207.<br />

Jefana, IV. 297.<br />

Jefchurun, betekenis van dezen<br />

naami III. 266.<br />

JefidièTS, V. 160.<br />

Jejha, IV. 420.<br />

Jtthira, V. 35,<br />

J E T H R o , waar gewoomi<br />

beeft, V. 375-<br />

Jethur, V. 386,<br />

'iftha, IV. 26.<br />

Jiblaim, IV. 51. 142.<br />

Jiftha-el, Beek, I. 462.<br />

ftad, IV. 89.<br />

Jim , IV. 19.<br />

Jjon, IV. 299.<br />

Jirpeël, IV. 68.<br />

nen, zie Sabigrs.<br />

JOBS Vaderland , Uz , V.<br />

254.<br />

Jobab, V. 247.<br />

Jogbeha, III. 148<br />

'Jokdeam, IV. 34.<br />

Jokmeüm, IV. i 4r.<br />

Joknedm, ftad, III. 222.<br />

J o K T A v s nakomelingen, V.<br />

227.<br />

Jokteël, ftad, IV. 24. V. 412.<br />

Jo-


3S4~. A L G E M E E N<br />

JONA'S graf, IV. 87.<br />

Aardrijkskunde , I. pj.'<br />

Jooden, betekenis en gebruik J o s 1 a' , Koning van Juda,<br />

van blezen naam, III. 166. de gefchiedenis van zijnen<br />

hunne lotgevallen na dood, IV. 327, 328. waar<br />

de Babylonifche ballingfchap, gefneuveld ? III. 2i 7.<br />

IV. 371.<br />

• tegenwoordige ftaat iu<br />

Palajlina, V. 84.<br />

tegenwoordige ftaat in<br />

Egypte , VI. 38.<br />

—; uit Rome verdreven ,<br />

VI. 296.<br />

Joodengenoten, III. 295.<br />

Joodenlijm. zie Doode zee.<br />

Joppe, ftad, befchreven, IJ.<br />

286. of men van daar Jerufalem<br />

kan zien? II. 288.<br />

hedendaagfche ftaat , II.<br />

296. IV. 368.<br />

Jorba , IV. 329.<br />

Jordaan, rivier, befchreven *<br />

I, 42?- namen , I. 430.<br />

oorfprong , I. 430. loop<br />

h 432. breedte en diepte,<br />

ï. 432. overftroming , I.<br />

435- water, I. 438. vischrijk,<br />

I. 440. in den Bijbel<br />

vermaard; I. 440. bijgelovigheid<br />

, omtrent deze ri-<br />

"vier, I. 442.<br />

Jordaan (verheffing en hoogmoed<br />

van den) I. 35.<br />

• ( Veiren des) zie Vei-<br />

'ren, eri I.' 439.<br />

Joris (St.) Legende van dezen<br />

Heilig, IV. 340.<br />

Jofafat, dal, I.348.<br />

JOSEF, Erfdeel zijner beide<br />

Stammen, IV. 38.<br />

Jofefs vlek bij Sichèm, II.<br />

3 7 4.<br />

JÓSEFÜS (FLAVIUS) zijne<br />

nuttigheid in de Bijbelfche<br />

Josüa. Hoe veel tijds hij<br />

befteed heeft, tot het veroveren<br />

van Kanadn , III.<br />

413- bemagtigt Jericho ,<br />

III. 415., Ai, met krijgslist,<br />

III. 416. hoe hij gezegd<br />

wordt, zon en maan<br />

te hebben doen ftilftaan ?<br />

III. 419.<br />

graf, IV. 126.<br />

Jotapata, V. 36.<br />

Jotbatha , legerplaats der I-<br />

fraè'iiten, III. 372.<br />

Irak , of deze naam betrekking<br />

heeft op Erechl VI.<br />

67.<br />

Ir-Heres, is niet Heliopolis,'<br />

VI. 47-<br />

Iron, onbekend, IV. 119.<br />

Ir-Semes, IV. 116.<br />

Ifana, V. .36.<br />

Iskarüith, IV. 454.<br />

Ismaëiiten, V. 379.<br />

IfraH, (land van) hoe ver<br />

zich die naam uitftrekt, I.<br />

138.<br />

• • Koningrijk van dien<br />

naam , IV. 291. fomtijds<br />

voor Juda, zie Juda.<br />

Ifraëliten. Algemeene berichten<br />

van dezelven, III. 259.<br />

hunne namen , III. 260.<br />

gebruik van dejen naam,<br />

III. 263. oorfprong van.<br />

dit volk, III. 269 wat er<br />

zij van hunne bloedverwantfchap<br />

met de Spartanen<br />

f


R E G I S T E R .<br />

335<<br />

tien ? III. 270. in XII. gevangenis', befchreven ,<br />

Stammen verdeeld, IIL271. IV. 356.<br />

. talrij tl iid, III. 273; hun Judei adjetta , B A C H I2 N E<br />

karaKtuc, III. 281. godsdienst<br />

, III. • 287. rsgeeringsftaat,<br />

III 288. voorxechten<br />

, III. 294. woonplaat?<br />

in Egypte, III. 310.<br />

togtei: door de woestijn,<br />

III. 3*0. waar zij door de<br />

Roode zee gegaan zijn,<br />

III. 321. hoe zich in de<br />

woestrn onderhouden hebben<br />

, III. 361. hun recht<br />

op in.a'n, III. 398.<br />

of hunne oorlogen<br />

teg. O d'_ Kanadniten kunnen<br />

irrijgeplijt worden van<br />

wreedheid? IJJ.<br />

4 0 G.<br />

N E.<br />

men bezit van Kanadn, III,<br />

411. hoe lang deze oorlog<br />

geduurd heeft? III. 411.<br />

Isfafckar , Erfdeel van dezen<br />

Stam, IV. 89.<br />

Italië, befchreven, VI.'270.<br />

Ithha, onbekend, IV. np.<br />

Itineraria edita a p.<br />

WESSE-<br />

LING, I. 97.<br />

Iture,ë, befchreven, IV. 407.<br />

Ivva, VI. 107.<br />

Juda , aan den Jordaan, IV.<br />

105—108.<br />

koningrijk van dien<br />

naam, IV. 285. wordt fomtijds<br />

Ifraël genoemd, IV.<br />

290.<br />

erfdeel van dezen Stam",<br />

IV. 4.<br />

—— en Judea , voor het<br />

geheele land Kanadn., I.<br />

I4S-<br />

Judea', na de Babylonifche<br />

daar omtrent tegengefpro><br />

ken, IV. 358.<br />

• verdeling in Topar»<br />

chiën, IV. 356.<br />

over den Jordaan , I.<br />

146.<br />

Julias, zie Beth-Haran.<br />

Jut*, IV. 33-<br />

K.<br />

Ijy'aasmakers dal, in Jerti'<br />

s£/E\. faUm, II. 59.<br />

Kaaleberg, I. 337.<br />

Kabzeël, ftad, IV. 15.<br />

Kades en Kadesbamea, III.<br />

355- 378.<br />

Kadmoniten, III. 7.<br />

Kadytis is Jerufalem, II. 8.<br />

KAIHFAS , (huis vanj<br />

Jerufalem, II. 136.<br />

Kaïn, IV. 34.<br />

te<br />

Kaïro, het oude Babyion, van<br />

Egypte, VI. 43.<br />

KJM, VI. 135.<br />

Kalbin , en Kdlbin , namen<br />

der Asfasfins, V. 127.<br />

Kalender van het weder in<br />

Palajlina, I. 202;<br />

• van het rijp worden<br />

der vruchten, I. 255.<br />

Kallirrhoë, I. 455. V. 3tf.<br />

Kalne , ftad , Cteffon, VU<br />

103-<br />

Kameelen, zie Kemel.<br />

Kamon, IV. 189<br />

Kmona, V. 37.<br />

Kana , in AJers Stam, IV. .<br />

103.<br />

Kt'


3S


R E G I S T E R . 337<br />

Ifcheick'n zijn van de Kenittn<br />

, uit welken JETHRO<br />

•was ? III. 5. of dezelfde<br />

met deKiniten? III. 7. IV.<br />

332.<br />

Kenizüen , oude .inwoners<br />

van Palajlina, III. 7.<br />

XmêfA, IV. 18.<br />

Kefulloth, zie Chefulloth.<br />

K B I U I A (afftammelingen<br />

van,) V. 373.<br />

Kibrock Tudvj, legerplaats der<br />

Ifraëliten, III. 3S3><br />

KibZïim, IV. 141.<br />

Kina, ftad, IV. 15-<br />

Kinderen voor Stam 'of volk,<br />

V. 102.<br />

Kinderziekte, of D A V I D gehad<br />

heeft ? I. 210.<br />

Kiniten, zie Keniten.<br />

Kir of Xur, landfchap en rivier<br />

in Medië, VI. 132.<br />

#!> - /few , of Kir - hares ,<br />

ook Kir - Moab , flad , V.<br />

37o.<br />

Kiriath, IV. 71.<br />

Kiriathaim , lil. 150. IV. 144.<br />

I. 166.<br />

Kiriath-Arba, aie Hebron.<br />

Kirjëth - Baal , zie Kirjathjfearim.<br />

Kirjath Jearim, ftad, III. 242.<br />

Kirjath - Sannai zie Debir.<br />

Kirjat • Se/er, zie Debir.<br />

Kifiön, IV. 97.<br />

Kis jon ' t<br />

of dezelfde ftad met<br />

met Keilt ? III. 219.<br />

rivier, I. 462.<br />

Kitron, IV. f57.<br />

Kl'ude, Eiland, VI. 267.<br />

Klein-Afië befchreven , VJ.<br />

157-<br />

t\Vi. Deel<br />

Knidus, ftad, VI. 213.<br />

Kochabi, V. 38.<br />

Kola, V. 38.<br />

Kolasfe, zie Kolosfe.<br />

Kolosfe, ftad, VI. 20S.<br />

Kolosfusbeeld te Rhodus, VI.249.<br />

Kompis. De Bijbel kent maar<br />

vier ftreken van het Kompas,<br />

I. 41.<br />

Koningen waren oudtijds de<br />

hoofden der bijzondere<br />

Stammen of Steden , enz.<br />

I. 74.<br />

Konings.- dal, I. 347.<br />

Korraadje, beek, I. 468.<br />

Koos of Ros Eiland, VI. 248-<br />

KoOTWYK, (jOaNN.) I.<br />

, 108.<br />

Koper , heeft den naam vari<br />

hetÊihndCyprus, VI.255.<br />

Kopten, oude inwoners vari<br />

Egypte, VI. 35.<br />

Korea, V. 38.<br />

Korinthe, ftad , VI. 337.'<br />

(2370<br />

KORTEKS, T. 115.<br />

Kreta, Eiland, VI. 26"i.<br />

Kreters , of de Kretenzen zijn ?<br />

VI. 264.<br />

Krith, beek, I. 50. 445.<br />

Krokodillen in Egypte , VI. 26.<br />

Krokodillen • meir, I. 428.<br />

Kubicrs, een volk , VI. 66.<br />

Kunstwoorden, betreklijk tot de<br />

Aardrijkskunde, die in den<br />

Bijbel voorkomen, I. 17- .<br />

Kur, zie Kit.<br />

Kurden of Keurden , V. 109-<br />

of zij dezelfde zijn , als dé<br />

Chaldeën? VI. 75.<br />

Kufchiten(tï]\i der) te Babel,<br />

VI. 73.


338 A L G E M E E N<br />

Kyamon, V. 39.<br />

Legio, V. 39.<br />

Kyres of K'ides is? III. 220. Legune, V. 39.<br />

Lehahim, V. 216.<br />

E.<br />

Lesbos, Eiland, VI. 246.<br />

Letane, rivier, I. 439.<br />

"if angte, wat in den Bijbel Levantijnen, ftormwinden, L<br />

daar door verftaan wordt?" 191.<br />

I- 374-<br />

Levi, flam , hadt geen erfdeel<br />

onder de Ifraèliten<br />

Lacedemon, ftad, VI. 24L<br />

r<br />

Lachis, ftad, III. 197.<br />

Lidder der Tyriêrs, [. 322.<br />

zie en Scala.<br />

Lahmis, IV. 24.<br />

Laïs of Lezem, IV. 220. ander<br />

LazV, IV. 422.<br />

Likhm, IV. ur.<br />

Land, voor Palajlina, I. 144.<br />

Landbouw in Palajlina; thans<br />

geheel vervallen, V. 79.<br />

Landkaart. Aanmerkingen<br />

over de Landkaarten van<br />

Palajlina, i. 121. volgg.<br />

1 (ou.ifte) van het<br />

Heilig Land, I. 10.<br />

—— —- (Rnbbynfche') van<br />

het Heilig Land, I. 122.<br />

L-r.odicedi ftad, VI. 206.<br />

Larisja- is niet Anthedon, V. 8. Lod, IV. 336.<br />

La/a of cezelfde plaats is als<br />

Laïr of Dm, III. 27.<br />

r.(|/ja r<br />

ftad, VI. 265.<br />

Lasfaron, UI. 210. zie Saron.<br />

Lodebar, ftad van den ftam,,<br />

Cad, III. 454.<br />

Loretto, (heilig huisjen van)<br />

II. 316.<br />

Laf run, dorp van den be­<br />

Lot, hoe Kanadn bij het Lot<br />

keerden moordenaar , II.<br />

225.<br />

L'.tijvjcke taal naar de Latijnen,<br />

VI. 281.<br />

Ltbaölh, IV. 20,<br />

I.rbona, IV. 201.<br />

hechi, IV, 194.<br />

Le.uwcn in Palajlina •> I. 28^<br />

dorp, II, 225.<br />

IV. 127.<br />

Leviten , waren de Leersïrs<br />

des volks, IV. 128.48. fteden<br />

aan hun toegewezen .<br />

IV. 130.<br />

Libanon befchreven, I. 288.<br />

• •' 1<br />

• - Prinfen van den Li'<br />

banen, V. 98.<br />

Libna, ftad, III. 203.<br />

• legerplaats der JJraS--<br />

liten, Iir. 364.<br />

Lihiuth of Sichor Libnath ?<br />

III. 204.<br />

Limina Apostolorum , (Bedevaart<br />

ad) VI. 303.<br />

LlTHGOW, I. 109.<br />

Lithostrotos is de Xyjlus, II.<br />

124. volgg.<br />

verdeeld onder de Ifraëliten,<br />

IV. 2. 56.<br />

L o THs huisvrouw , I. 418.<br />

Lucht in Palajlina, doorgaands<br />

helder in den zomer<br />

, I. 177.<br />

Luchtsgejleldheid van Palajlina<br />

, niet overal dezelfde *<br />

I. 179. gezond, I. 171.<br />

LudJt


R E G I S T E R . 339<br />

tüd, V. 250.<br />

Ludim, V. 214.<br />

Luhalh, ftad, V. 37.<br />

Luz, of dezelfde plaats is als<br />

Bethel, III. 44. 75.<br />

Lycië, befchreven, VI. 174.<br />

Lydda, ftad, IV. 336. Toparchie,<br />

II. 364.<br />

Lykaönië , befchreven , VI.<br />

173-<br />

Lyjlre, ftad,' VI. 173.<br />

274-<br />

Mammelukken, door SALA-*<br />

DIN, eerst opgericht, VI»<br />

M.<br />

31. befchreven, VI. 37-<br />

JUraScha, V. 327. Mamre, eikenbosch, II. 271.'<br />

*Z!r/f, Macedonië . befchreven,<br />

onderfcheiden van More<br />

VI. 222.<br />

II. 272.<br />

Machutie Dan, of,'leger der • rivier, VI. 97-<br />

Daniten, IV. 193.<br />

M A N A s s E , gevangen na Ba- 1<br />

Macharus, een bergflot, bel gevoerd, IV. 325.<br />

. — bezittingen van'<br />

daar JOÜNNES de Dooper<br />

onthoofd is, IV. 433. dezen Stam over den Jof<br />

Muchpela , fpelonk en begraafplaats,<br />

daan, III. 455-<br />

II. 277. .., , — bewesten den Jat»<br />

Mudd, de Weden , V. 275. daan, IV. 47.<br />

Madmanna, IV. 2r.<br />

Mandragora , bij fommigen<br />

M&dmèh , itad, V. 370.<br />

Madraena, IV. 422.<br />

Dudahn ,<br />

300.<br />

in Galileë , 11»<br />

Madon, ftad, III. 210. Maön, IV. 32. V. 70.<br />

Magdala, IV. 440.<br />

Mara, legerplaats der Ifraè'U*<br />

M'jgdiël, V. 40.<br />

ten, III. 323. volgg.<br />

Magdohn is niet Megiddo,- Marala, IV. 86.<br />

III. 217.<br />

Marefa, IV. 28.<br />

Magi, of Wijzen te Babel, Markten bij de Poorten, zi©<br />

Poorten.<br />

VI. 84. in Per/iê , VI.<br />

145.<br />

M-gog-, de Scythen en TaJaaren,<br />

V. 173.<br />

Mahanaim , ftad , III. 108.<br />

MAILLET, I. I13.<br />

Makaz, IV. 265.<br />

Mekhelath , legerplaats der<br />

Ijraëluen , III. 368.<br />

Makkabeën (1 Boek der) nuttig<br />

voor de Bijbelfche Aardrijkskunde,<br />

I. 94.<br />

Makkeda , ftad en fpelonk ,<br />

III. 205.<br />

Malatha, V. 4Ö.<br />

Maltha , eiland , of flangen'<br />

voedt? VI. 270.<br />

(Ridders van) Vi;<br />

MARKUS (de Eu angel ist)<br />

eerfte Bisfchop van Alexandrië,<br />

VI. 54.<br />

Maroniten , bericht van dezelven<br />

, V. 96.<br />

Muroth, IV. 423.<br />

Y * 'Mas ?


§4© ! ' A L G" E M t Ë If<br />

/Wtfi, het Mafisch gebergte,<br />

V. 2 S6.<br />

Mafada, V. 40.<br />

Ma fa, berg in Armenië, VI.<br />

96.<br />

MaRus, berg in Mefopotamië,.<br />

VI. 95.<br />

Masreka, ftad, V. 413.<br />

Mattana, III. 388.<br />

Mattarea , dorp in E'gypté,<br />

merkwaardigheden van het-<br />

' zelve, VI. 44.<br />

MAUNDRELL, I. na.<br />

Maurath, IV. 37.<br />

Maximianopolis , III. ai 3.<br />

Mazor, Egypte, V. 213, '<br />

A/e«, toren, II. 68.<br />

T^echanum, V. 41.<br />

Mechona , IV, 420.<br />

Medaniten, V. 373.<br />

IWsdeba , ftad, III. 14».<br />

Medië, befchreven, VI. 130.<br />

Mefaöth of Mafaoth, ftad van<br />

Ruben, 111. 448.<br />

Megiddo, ftad, III. 215. bij<br />

dezelve is Josiïïgefneuveld,<br />

III. 217.<br />

— (wateren) het meir<br />

Cendevia, I. 426.<br />

Meiren , zeegn genoemd, zie<br />

Somtijds, wateren, I.<br />

34. 387.<br />

Melaatsheid, I. 209.<br />

Meledi-, Eiland, VI. 268.<br />

Melite of Maltha is? VI. atfr.<br />

Memfis , ligging dezer hoofdftad<br />

van Egypte , VI. 41.<br />

Memmns beeld bij 2V«ei«, VI.<br />

5«.<br />

Merodach , naata van eenen<br />

Afgod , niet van een Land,<br />

VI 69.<br />

Merom , (de wateren) het<br />

msir Samocllonitis , I. 424,<br />

Afew, IV. 175.<br />

Mer rus , V. 41.<br />

Mefa, V. 348.<br />

Mefarkon, IV. rao.<br />

Msfech , de Mofclüêrs, V,<br />

193.<br />

Mefopotamië, befchreven, VL<br />

93- volgg.<br />

Mesfalloth, V. 41.<br />

Metheg - Amma . wat beter<br />

Rent? V. 437. IV. 236.<br />

Meunim, of Minsërs zijn ? V.<br />

387. '<br />

Meun'tth, IV. 191.<br />

Michmas, IV. 212.<br />

Michmetath, IV, 76.<br />

Middellandfche zee, I. 388.<br />

kust derzelve, I. 389. of<br />

cp de kusr van Palajlina<br />

ebbe en vloed heeft ? I.<br />

391.<br />

Midden, IV. 37.<br />

Midi-dniten , hun afkomst, V.<br />

372. een herdersvolk, V.<br />

374. hunne woonplaats<br />

(aldaar) gefchiedenis, V.<br />

375.<br />

Mieren, aanmerkingen over<br />

dezelven , |. 285.<br />

Migdal-Euer , II. 343.<br />

• El, IV. 212.<br />

Gad, IV. 24.<br />

Migdol, III. 314;<br />

— — ftad van Egypte, VI.<br />

60.<br />

Migron, IV. 315.<br />

Milete, ftad, VI. 211,<br />

Milio , Wat geweest is, IS.<br />

41. 36S.<br />

Mifal,


R E G I S T E R .<br />

Mitzraim , V. 213.<br />

» • 1-,—- naam van Egypte,<br />

VI. 3-<br />

Mizpa, RICHT. X. Of Ramoth<br />

in Giltad is? III. 159. IV.<br />

189, 190. ftad der Moabiten,<br />

V. 372.<br />

IV. 67. IV. 24.<br />

Moabiten , hun naam , eorfprong,<br />

grenzen . V. 363.<br />

rijk in vee, V. 365. gefchiedenis,<br />

V. 366. fteden,<br />

V. 369-<br />

' — (vlakke velden<br />

der) III. 389.<br />

Modin, V. 41.<br />

Mierasfen, in den Bijbel bekend.<br />

I. 34. 238.<br />

Moerbeziënbtmen , I. 267.<br />

op den Jjianon, j. 297.<br />

(dal der)<br />

i. 344.<br />

Mof, Mem,'is, zie Memfis.<br />

Molada , IV. 18.<br />

'Mooren , liever Arabieren<br />

V. 99-<br />

Moreli , eikenbosch bij Sichem<br />

, 11. 373. zj e<br />

ook<br />

R Tam re.<br />

• Heuvel, IV. 178.<br />

Morefcheth GadS, IV. 423.<br />

Gath, V. 439-<br />

Moriii heuvel, II. 34. of het<br />

land Maria, deze heuvej<br />

zij? II. 35.<br />

Moferak en M-fereth , legerplaats<br />

der Ifraë/iten ,\lll,<br />

3°9. 370.<br />

MOSES, van waar hij zijne<br />

Aardrijkskunde ontleend<br />

heeft? I. 6. volgg.<br />

« —— bijzonderheden van<br />

zijn graf, I. 358.<br />

flfotoualis, berichten vsfl dezelveH,<br />

V. ïai,<br />

Moza, IV. 68.<br />

Muil-ezels, in Palajlina .'<br />

I. 247.<br />

Muizen . rivier , I. 445.<br />

Muur van menfehenoeenderen,<br />

VI. 206.<br />

Muuren, fterk te der oude<br />

fteden. II. 44. wat is Huitetivoormuur<br />

? II. 46. volgg.<br />

muuren van Jerufalem,<br />

II. 61.<br />

Mijlen, I, 8-7.<br />

Mijnwerken , in Palajlina<br />

t<br />

I. 279'<br />

Mijra , ftad, VI. 177.<br />

MYRIKB , I. 112.<br />

Myjië, Landfchap, VI. 182.<br />

N.<br />

tlSfaama, IV. 25.<br />

Naamen, eigen naamen van<br />

rieden enz. dikwijls moeiélijk<br />

te ondeifcheiden van<br />

algemeeae naamen, I. 14.<br />

aó.<br />

—• van Palajlina , l.<br />

131. volgg.<br />

Naara, IV. 46. V. 44.<br />

Naban , V. 43.<br />

Nabatheërs, V. 583.<br />

Nabolos , Nabotus, Naploufa ,<br />

is Sicltem , zie Sichem.<br />

NaeUon, IV. 235.<br />

Nadabath , V. 43.<br />

NafaNi-Dor, zie Dor.<br />

Nafis, volksftam. V. 386,<br />

387.<br />

Nafihali, erfdeel van dezen.<br />

ftam, IV. 104.<br />

Nafluchim, V. 217.<br />

A'ahala/, IV. 89. 98.<br />

Nahaleël. beek , I. 455.<br />

—-——?- Of Nelialtel , UI<br />

388.<br />

V 3<br />

Nam,


342 A L G E M E E N<br />

Naïn, IV. 443-<br />

Najath bij Karna, geen eigen<br />

naam , IV. 218.<br />

Nar bat ha, V. 43.<br />

Nafib, V. 43.<br />

Nafor, vlakte is Hazor, III.<br />

213. I. 375.<br />

Natolie, Landfchap, VI. 157.<br />

Nas/ariërs of Nazarenen ; V.<br />

128.<br />

Nazarenus, war>röm JESUI<br />

dus genoemd ? II. 309.<br />

Nazareth , befchreven , II,<br />

306. of daar al vroeg Christenen<br />

waren, II. 311. hecendaagfche<br />

toeftand , II.<br />

812.<br />

Nazianzum, ftad, VI. 179.<br />

Nea, IV. 89.<br />

Neapolis, Sichem, II. 360.<br />

» andere ftad, VI. 233.<br />

Nebajoth , V. 383.<br />

Neballat, IV. 420.<br />

Nebo , berg , I. 337.<br />

' ftad, III. 152.<br />

. ander Nebo, IV. 418.<br />

NEBUKADWEZAB , zijne over.<br />

winningen , VI. 77 , 78.<br />

Nechelamiter , IV. 422.<br />

NECHO (FARAO) hoe zijn<br />

togt insrericbt was tegen<br />

Asfvrië, VI. 77.<br />

Nefthoack, fontein , II. 283.<br />

Nehiël, IV. 102.<br />

V EITSCHITZ, I. IOO.<br />

Kefibis, zie Nlfibls,<br />

Netofah, IV. 253.<br />

Nezib , IV. 26<br />

Nibfan, IV. 37.<br />

N'icea, ftad, VI. 18e.<br />

NIEBUHR, I- 117.<br />

f/ikopolis , ftad in Achajen,<br />

VI. 339»<br />

flimra of Betit . Nimra. UI,<br />

Nimr'tm , V. 371.<br />

—— ( rivieren van ) I.<br />

451.<br />

NIMROD,<br />

MOSES bericht<br />

van hem opgehelderd, V.<br />

212.<br />

— — is niet de ftïchter<br />

van het Afsyrisch rijk , VI.<br />

112.<br />

• — (land van) is Babylonië,<br />

VI. 88. 113.<br />

Nineve kon aan MOSES bekend<br />

zijn, VI. i(2.<br />

- deze ftad befchreven ,<br />

VI. 116.<br />

Nijtbis, ftad, oudtijds Zoba,<br />

VI. 102.<br />

No, ef No-Ammon , in E-<br />

gypte, Diospolis of Thebe,<br />

VI. 49. niec Alexandrië,<br />

VI. 51.<br />

Koiicii. geboden van Ncacsi,<br />

III. 298.<br />

Noi, IV. 219. misfchien oolr.<br />

Nebo, IV. 418.<br />

Nobah , ftad , III. 156.<br />

Nad, landfchap , V. 153.<br />

Nodab, volksitam, V. 587,<br />

Nof of Mof, Mewfis , zie<br />

Memfis,<br />

Noorden, wordt genoemd, de<br />

linkehand , I. 56.<br />

• aangemerkt als de<br />

bron van het kwaad, I. 57,<br />

Noordenwind, of regen geeft ,<br />

I. 196.<br />

Noorderlicht, I. 3 00.<br />

Nophah , lil. 1 43.<br />

Nyl, befchrijving van de ztrivier,<br />

VI. 18. naam (a/u.;<br />

oorfprong (ald.) monden,<br />

VI. 19. overltrooining, V\.<br />

20. als Godlik geëerb.edigd,<br />

VI. 24. water, VI.<br />

s.5. vi'sckrij.k , V. 25.<br />

icreisli


R E G I S T E R . 34-S<br />

wordt ook zee genoemd,<br />

Vf. SU<br />

Jffysfa, ftad, VI. 179'<br />

O.<br />

iU)aita, V. 44-<br />

Obal, V. 234.<br />

Oboth , legerplaats der lfrai'-<br />

Itteti-, Hl. 382.<br />

Oceaan, komt in den Bijbel<br />

niet voor, L 33.<br />

Ofsl, welke plaats in Jerufa'<br />

lem? II. 31. 90. in Sa/na.<br />

rid, II. 338.<br />

Ofir (reize op) of dezelfde zij<br />

met die op Tharfisck, V.<br />

185. zie meer van Qfir,<br />

V. 237.<br />

Qfni, IV. 64.<br />

O/ra, IV. 64. 177.<br />

O o, uitgeftrektheid van zijn<br />

rijk, III. 190.<br />

Olijfberg .befchreven,II. 139.<br />

Otijfboomen , I. 2*58,<br />

Olurits, V. 44.<br />

On , Heliopolis , VI. 46.<br />

O«o, IV. 336.<br />

Onweêrsbuijën in Palajlina ,<br />

I- 2S3-<br />

Oogsttijd ïnPalteflina, I. 253.<br />

Oorlog, gebruik om het volk<br />

ten oorlog op te roepen,<br />

bij de Druzen. V. 107.<br />

Oosten , betekent de landen<br />

over den Tigris, I. 46. het<br />

oostelijk gedeelte van Palajlina<br />

, I. 47.<br />

' - (kinderen van het)<br />

I. 47.<br />

• uitgedrukt door de<br />

fpreekwijze , het aangezicht<br />

en voor, I. 47.<br />

Oostenwind, droog, I. 191.<br />

Opgaan, in welken zin óeze<br />

fpreekwijze genomen<br />

wordt, ï. 60.<br />

Opgang bij Beth - Horon , l,<br />

362.<br />

- ..—• na Gur, I. 362.<br />

na Luhit, I. 362.<br />

_ der Olijven , I. 362.<br />

— — van Ziz, I. 362.<br />

Opfchriften, in de woestijn,<br />

III. 331-<br />

Orbe, ftad, IV. 3°3-<br />

Oreb , Rotsfteen, IV. 184.<br />

Orene, Toparchie , IV. 3Ó5.<br />

Orfa , oudtijds, naderhand<br />

Edesfa, itad, VI. 99-<br />

Orontes, rivier, V. 3*3'<br />

Orthofia , III. 37. V. 312.<br />

Oude van den berg , wie daar<br />

door verftaan werdt ? V.<br />

Overjordaanfche, zie GlleciJ.<br />

Overleveringen , wat ftaatop<br />

dezelve te maken, II. 22.<br />

129. 156.<br />

P.'<br />

"VJ)aarden in Palajlina, I.<br />

JET 247.<br />

Paddan-Aram , de vlakke<br />

velden van Mefopotamië ,<br />

V. 263.<br />

Paflagonië, Landfchap , VI.<br />

180.<br />

J>4/ÜJ, ftad, VI. 259.<br />

Paku , ftad , V. 413.<br />

Palajlina , wat betekent ? I.<br />

148. uitgeftrektheid, gelegenheid,<br />

en grenzen , 1.<br />

148. ïn het midden der<br />

aarde, I. 168. luchts- en<br />

weêrsgefteldheid, I. 169.<br />

grondsgefteldheid, I. 213.<br />

bergachtig, I, 313/niec<br />

waterrijk, I. aaj.. vruchty<br />

4<br />

baar-


'%U A L G E M E E N<br />

baarheid, I. 235. V. 62.<br />

voortbrengzelen , I. 243.<br />

aloude inwoners, III. 1.<br />

verdeling na de Babylonifche<br />

gevangenis , IV. 354.<br />

Verdeling onder de Romeinen<br />

in Prima, Secunda ,<br />

en Tertia, V. 58. kerklijke<br />

verdeling onderde Christenen<br />

, V. 59. Aartsbisdommen<br />

, V. 61. hedendaagfche<br />

verdeling, V. 62.<br />

tegenwoordige toeftand, V.<br />

76. 137. regering , V. 83.<br />

inwoners, V. 83.<br />

Palmbomen , I, 271, zie<br />

Palmjlad.<br />

T.almjlad, benaming van Jericho,<br />

II. 284. IV. 169.<br />

Palmyra, IV. 271. zie Tadmor.<br />

Pamfylië, befchreven, VI.<br />

169.<br />

Paneas, Landfchap, VI. 409.<br />

Panids, ftad, naderhand Cafarce<br />

-Filippï, IV. 435.<br />

Panius, berg, I. 302.<br />

Papier, dus genoemd naar de<br />

. Egyptifche papierplant ,<br />

VI. 199.<br />

Papierplant, in Egypte , VI.<br />

36.<br />

Para, IV. 64.<br />

.'Paradijs , waar gelegen ? V.<br />

139. Naams-oorfprong,V.<br />

»4?.<br />

$—•— bij Damaskut, IV.<br />

251.<br />

Paran, woestijn, III. 354.<br />

Pas-Dammim, zie Efes Dammim.<br />

Patara, ftad, VI. 177.<br />

Pathrös , Landfchtp in E-<br />

' gypte, VI. 64. V. 221.<br />

fëthrujipi, y, 217»<br />

Patmos , Eiland, VI. 251*.'<br />

Patriarch , betekenis van dezen<br />

saam in den kerklijken<br />

zin , V. 59. van Jerufalem,<br />

zie Jerufalem.<br />

PAUL LUK A», I. 113.<br />

Paulus , of te Giskala , geboren<br />

? V. 34. waaröm met<br />

een zwaard afgebeeld? VI.<br />

390<br />

Pausüjk gebied , VI. 302.<br />

gezag , oorfprong<br />

van hetzelve , VI. 390.<br />

Pelgrim van Percgrinus, I.<br />

99. vergelijk Bedevaart.<br />

Pella , ftad van Dekapolis,<br />

IV. 414.<br />

Toparchie , IV. 365.<br />

Peloniter, wat betekent, IV.<br />

343-<br />

Pelufium of Sin is ? zie Sin ,<br />

befchreven , VI. 57. is niet<br />

Damiate, zie. Damiate.<br />

Pentapolis , Voor het land der<br />

Filifiynen, V. 473.<br />

Perazim , berg, I. 332.<br />

Pereë-, befchrijving, IV 403.<br />

(eigenlijk) IV. 405. '<br />

Pergament te Pergamus uit"<br />

gevonden, VI. 198.<br />

Pergamus , ftad , VI. 198.<br />

Perge, ftad, VI. 170.<br />

PerjepoVis, hoofdftad van Perfië,<br />

VI. 140". "<br />

Perfië, befchreven , VI. r 4e.<br />

natuorgefteldheid, VI. 142.<br />

ftaatsgefteldheid, VI. 144.<br />

godsdienst, VI. 145.<br />

Pest, in Palajlina, I. 209.<br />

niet inheerusch in E-<br />

gypte, VI.'8.<br />

hetrceisch jirahië, V. 400.<br />

Pethor, ftad, VI. ras.<br />

Petra, ftad, V. 412.<br />

jtifiTRus. ÓË te Rome gew««<br />

U,Y|. 400.<br />

Afjgf


R E G I S T E R , 345"<br />

Peutlngeriana tabula , I. 97.<br />

Pivaora, V. 44.<br />

Pharaton , V. 44.<br />

'Phofaëlis, V. 4S-<br />

Pkatura , V. 45-<br />

PHILIPPUS A S. TRINITATE , I.<br />

HO.<br />

Phul. zie Pul.<br />

Phunon, legerplaats der Ifraëten,<br />

III. 381.<br />

Piaster, welke munt? I. 20©.<br />

Pi-befeth, Bubafils, VI. 62.<br />

Pi-hachiroth , III. 313.<br />

Pirathon , IV. 192.<br />

-P'^a, berg , I, 337.<br />

Pifidië, befchreven, VI. 172.<br />

Pijori de Phafis, V. J45.<br />

Plthom, III. 305.<br />

Plasregens , in Palajlina, I.<br />

184.<br />

/»»/»/, ftad, III. ui.<br />

POCOCKE, I. 116.<br />

POMPEJUS, Pilatr bjj A-<br />

lexandrlë is eigenlijk van<br />

SEVERU3, VI. 53.<br />

Pontus, Landfchap, VI. 179.<br />

Poorten der fteden , II. 50.<br />

plaatzen van rechcsoefening,<br />

II. 51. markten bij<br />

de Poorten, II. 51. poorten<br />

van Jerufjlem , II. 70.<br />

worden thans op vrijdag<br />

gefloten , II 196.<br />

Porte Ottomaniaifche , II. 53.<br />

Prediker, op den Libanon opgefteld,<br />

I. 300.<br />

Priesters waren ook Leeraars,<br />

IV. 128. de priesterlijke<br />

fteden, IV. 135.<br />

Ptolemais, zie Ace».<br />

Pul , misfchien het Eiland<br />

Pliilee in Egypte, VI. 66.<br />

Purper te Tyrus, V. 274.<br />

Put, V. 22*1.<br />

puteoli of Puteoieit, ftad ,<br />

VI. 283.<br />

Putten, zie PPiiterhakken.<br />

Pyramiden, III. 376. 306.<br />

Q-<br />

^^uarantania, berg, T. 353.<br />

— woestijn, I, 379.<br />

QUARESMIUS, (FR.) 2, 11».<br />

R,<br />

"JO aadhuis te Jerufalem,<br />

II. 119.<br />

Radmfes , III. 394.<br />

Rahba , Hoofdftad der Ammonittn,<br />

V. 362.<br />

V. $62.<br />

in Juda , IV. 37.<br />

Rabbith, onbekend, IV. 225.<br />

RACHELS graf, II. 140. IV 209.<br />

RABZ 1 VIL , I. 107.<br />

Raëma , waar gelegen , V.<br />

208.<br />

Rafana, of Rafiana, ftad van<br />

Dekapolis, IV. 413.<br />

Rafidim , legerplaats der f«<br />

fraëliten, \\\. 333.<br />

Rffon, V. 45.<br />

Ragau, zie Rages.<br />

Rages, in Medië, VI. 138.<br />

Raliab, Eftypte, VI. 4.<br />

Rakkath, IV. III,<br />

Rakknn, IV. 120.<br />

Rama, befchreven, II. 320.<br />

verft heiden fleden van dien<br />

naam, III. 221. IV. 104,<br />

112. geboorteplaats van SA.<br />

MUCL, II. 325. lotgevallen,<br />

III. 316.<br />

Rawaih - Lechi, IV. 194.<br />

Ramathaïm-Zofim , II. 325.<br />

Ramuta , eene nieuwe ftad,<br />

II. 318. befchreven (ald.)<br />

Kamoth in Giieiid, III 158^<br />

ook Ramotli Mispa, III. igg'.<br />

Y S £«-


8+6 A L G E M E E N<br />

Ramotlt of Remeth in Isfafihar,<br />

IV. 9».<br />

Raphia, V. IJ.<br />

Ü3i el ain of Rofelein , befchrijving<br />

dezer Regenbakken,"<br />

IV. 283. 285.<br />

RAUCHWOLF Of RAÜW0LF,<br />

i. 107.<br />

Raven, die ELia brood brachten,<br />

waren geene Orebiten,<br />

IV 303.<br />

Rechob, IV. 103, 104.<br />

Rechthuis ,te Jerufalem , II.<br />

119.<br />

Refaïten , III. 9.<br />

(dal der) I. 35e.<br />

Regeerings ' flaat der IfreUiten,<br />

IK. a88.<br />

Regen in Palajlina, I. 181.<br />

vroege en fpade , I. 185.<br />

noedzaaklijk, I. aot.<br />

of het in Egypte ooit<br />

regent ? VI. 9.<br />

Regentijd, I. 183.<br />

Rechoboth'Ir, VI. 124. V.<br />

3^5.<br />

— • Nahar, V. 326.<br />

Reisbefchrijvingen , ( bericht<br />

van de raerkwaardigfte)<br />

I. 98.<br />

Rekem, IV. 68,<br />

EELANDI I. 119.<br />

Rcmeth, IV. 97. zie Jarmutli.<br />

Remmon, V. 46.<br />

Remmus, V. 46.<br />

X^/Ö , V. 47.<br />

Jïsze/, VI. ICÖ.<br />

Razen, VI. 125.<br />

Rhegium , ftad, VI, 2Ï2.<br />

Rhlnocolura , V. 47.<br />

Jüiodanim in Gallië, V. T92.<br />

Rhodus, Eiland, VI. 249.<br />

%.h\nfche wijn in -Palajlina ,<br />

I. 266.<br />

JtiW», V. 46.<br />

•s;wa, ftad, v. 323,<br />

Rifath , welke volken, V. 171,<br />

Rimmon, IV. 29. 88. 199.<br />

—- Pertz , legerplaat»<br />

öeï Ifraeliten , UI. 364.<br />

Rimmono, IV. 89.<br />

Risfa, legerplaats der Ifraeliten,<br />

III. 365.<br />

V. 47.<br />

Rithma, legerplaats detlftai'-<br />

Uten , III. 354.<br />

Rivier van Egypte , I 471.<br />

Rivieren», I. 36. in Palajlina<br />

, I. 429. z:jn van weinigaanbelang,<br />

V. 31t.<br />

ROCQUE (L *) I. 113.<br />

Rogel, fontein, II. 182.<br />

Rogelim , IV. 250.<br />

Rome, befchreven , VI. 289.<br />

naams-oorfprong, VI.291,<br />

grootte , VI. 29». zeven<br />

kerken van Rome, VI. 203.<br />

Romein<br />

%<br />

Romeinsch, betekent<br />

bij de Grieken , Gritk,<br />

Grieksch , VI. 216.<br />

Romeinen , echtheid van den<br />

Brief aan de Romeinen,<br />

VI 288.<br />

• —. (uitlandfche) VI.<br />

=95.<br />

Roob, V. 48.<br />

Roode zee, III. 316.<br />

Roos van Jericho , II. 284^<br />

Rofein, zie Rafelain.<br />

Retsjleen , door MOSES ge-<br />

Hagen , of nog aangewezen<br />

kan worden? III. 333.<br />

Rotzen, zie Steenrotzen,<br />

Ruben, het erfdeel van dezea<br />

Stam , III. 443.<br />

Ruma, IV. 329.<br />

R,USSHL, I. 117.


R E G I S T E R . 347<br />

S.<br />

i&aab, V. 39.<br />

Saalabbin , waarfchijnlijk ,<br />

hetzelfde mee Sadlbim ,<br />

IV. 117.<br />

Sadlbim, zie Saalabbin.<br />

Scialim , IV. 208.<br />

Sadra, V. 49.<br />

Saiiraïm , IV. 23.<br />

Sabbaths-reize , I. 89.<br />

1<br />

rivier, I. 473. III.<br />

33-<br />

Sabiè'rs, of 5?. Christenen,<br />

V. 133.<br />

S.ibta, v/aar te zoeken? V.<br />

ao8.<br />

Sabtacha , V.. 211.<br />

•5V;/ïz , zie Scopas.<br />

Safat, Safet, of Sefat, befchreven,<br />

II. 346. is niet<br />

Bethulië, II. 347. toeftand<br />

der Jooden aldaar, II. 350.<br />

Sofia , of Safria, beek , I.<br />

45 f-<br />

Safir, berg, III. 3Ö6.<br />

Sahazima, IV. 90, 98.<br />

ftad van Egypte , VI.<br />

54.<br />

Salaba , V. 49.<br />

Salamis, ftad, VI. 257.<br />

S,alcha, II[. 157, 191.<br />

Salem, is Jerufalem, II. 2.<br />

S A L I G N A C Q ( KAR. 1 HOL. DB ) ,<br />

I. 105.<br />

Sta Hm, IV. 451.<br />

Salifa, IV. 208.<br />

Sallis, V. 49.<br />

Salof, V. 229.<br />

Salmone , ftad, Vj. 265.<br />

S A L O M O . Uitgeftrektheid<br />

van zijne heerfchappij, IV.<br />

255.<br />

Salonkhi, eertijds JheJJaiumka,<br />

VL 225,<br />

Samarld , Landfc'iap , IV.<br />

375-<br />

• •— ftad , befchreven ,<br />

II. 334. was ingericht naar<br />

het voorbeeld >van Jerufalem,<br />

II. 338. vijver te Samaria,<br />

II. 338. fterkte II.<br />

339. lotgevallen, II. 339.<br />

geilecht door H Y U K A N U S ,<br />

II. 341. herbouwd en Sebaste<br />

genoemd, II. 541.<br />

tegenwoordige ftaat , II.<br />

343-<br />

Samaritanen, eene volkplanting<br />

der Jsfyriërs, II. 340.<br />

bericht van dezelven , IV.<br />

377.<br />

Satnega , V 49.<br />

Sami'êl, zie fVind.<br />

Sameciionitis me:r, I. 424.'<br />

zie Alerom.<br />

Samos , Eiland , VL 747.<br />

Samothrace, Eiland, VI. 245.'<br />

Sampho , V. 49.<br />

Saniu, IV. JO. 189.<br />

Samuël , (St.) Kasteel, II,<br />

270.<br />

—— dorpjen , II. 322.<br />

oudtijds Ra ma , zie Rama,<br />

Sanaa is Uzal, V. 231.<br />

een mans - of ftads»<br />

naam? IV. 419.<br />

SA N DYS , I. 109.<br />

Sanhedrin , wanneer opgericht?<br />

III. 293.<br />

S A N H E R I E S togt tegen Jerufalem<br />

, IV. 324.<br />

Sanim, V. 50.<br />

Sanfanna, IV. 20.<br />

Saracenen, V. 100,<br />

Sarahen , IV, 78.<br />

Sardes, (iad , VI. 203,<br />

Sarepta , V. 298.<br />

Sarid, IV. «5.<br />

Hart», yUfcie, I, 372.


345 A L G E M E E N<br />

Seronas, landftreek, IV. 36S.<br />

Sariphea, V. 50.<br />

Scala Tyrmum of Capo Blanco,<br />

I. 322. V. 286,<br />

Schaapen in Palajlina, met<br />

vette (taarten, I. 247.<br />

Schakals, menigvuldigjn Pa'-<br />

lajlina, I. 282.<br />

Scharlaken, V. 275.<br />

Sc ham of Sjam, voor Damas-<br />

*«"•> V. 33r.<br />

ScHEBA, zoon van JOKTAK,<br />

in Arabië, V. 234.<br />

- — zoon van E ACM A,<br />

V. 205.<br />

Schebarhn, IV. 64.<br />

Schelfzee, III. 315. eigenlijke<br />

plaats van den doortogt<br />

,derIfraêlitm door dezelve,<br />

III. 320. legerplaats der<br />

Ipraëliten bij dezelve , III.<br />

329-<br />

Scheuring van bet Ifraèlitisck<br />

Koningrijk, IV. 280.<br />

SCHMIDT, I. I20. Segor, zie Zoar.<br />

Schoenus , eene Egyptifche SEÏR, of hij oorfpronglijk<br />

maat, VI. 41.<br />

Schome Havens, VI. 265.<br />

Schreeden, maat van afftand,<br />

I. 86.<br />

Schrijvers over de Aardrijkskunde<br />

des Bijbels, I. 93.<br />

volgg.<br />

• van de Heilige oorlogen,<br />

I. 103.<br />

SCHULTENS , Index GeSgraphicus,<br />

enz. I. 98.<br />

SCHWEIGCER, I. 108.<br />

Scepas, eene hoogte buiten<br />

Jerufalem, II. 225.<br />

Scylla, fteenklip, VI. 282.<br />

Scyten, hunne invallen in<br />

•dfil, of Scythopolis, naar<br />

hen genoemd zij ? II 353-<br />

Scythopolis , oudtijds Beth.<br />

fean, x>{ Bethfan , II. 352,<br />

reden der benaming, II.<br />

352.<br />

Seba, zie Beërfsba.<br />

Seba , is het Eiland Meroê ia<br />

Afrika, V. 205.<br />

Sebam, III. 153.<br />

Sebaste , Samaria , dus door<br />

HERODES genoemd , II. 342.<br />

Secjiacha, IV. 37.<br />

Sechin of Se quin, welke munt,<br />

II. 206.<br />

Sechu, IV. 218.<br />

Seèratb, IV. 170.<br />

Sefala, Sofala, 1 374.<br />

Sefam, IV. 225.<br />

Sefara of Safar, V. 248.<br />

Sefarad , OBADJA, W. 20.<br />

III. 271.<br />

Sefarvaïm, VJ. 106.<br />

&/W


Ï I E G I S T E R .<br />

f&<br />

Sirih, berg, I. 301.<br />

Seph, V. 5r.<br />

Sspphoris, V. 51.<br />

SHAW, (ur.) I. 114.<br />

Sibma, III. 153.<br />

Sichar is Sichem, II. 3 $9.<br />

Sichem, ftatf, befchreven, II.<br />

358. daar is de Tabernakel<br />

nooit geweest, II. 363.<br />

naderhand . Neapolis , II.<br />

3C7. of op dezelfde plaats Siniten, III. 33.<br />

1<br />

gelegen heeft , als thans — voorÈgytenaren, JES.<br />

II. 360. hedendaagfche toeftand,<br />

11. 37L grsven der<br />

Aardsvaderen te Sichem,<br />

375-<br />

Sichor, rivier , I. 471.<br />

1<br />

Lebnath, zie Libnath.<br />

Sicilië, Eiand, VI. 275.<br />

Side, ftad, VI. 171.<br />

Sifmoth, IV, 225.<br />

®go, V. 53.<br />

S IHON , Konin? der Amoriten.<br />

Uitgeftrektheid van zijn<br />

rijk, III. 190.<br />

Sikron, eene onbekende plaats,<br />

IV. 7.<br />

Silhim, IV. 20.<br />

Silla, IV. 3is.<br />

Silo, ftad, befchreven, II.<br />

382. ligging , II. 383.<br />

maagdenroof aldaar II.<br />

386. de tabernakel is lang<br />

daar geweest, II. 387. of<br />

er ook een fteenen Tempel<br />

geweest is ? III. 387.<br />

Silodm of Silod, 'Badwater<br />

II. 17 6.<br />

'•• fontein, II. 175.<br />

Simeön, erfdeel van dezen<br />

ftam, IV. 7r.<br />

"Simron • Meron, ftad, JII. 213.<br />

Simyra , ftad , III. 40. V,<br />

306.<br />

Sin, woestijn, III. 329.<br />

of Vehifium , is , of<br />

Syëne f VI. 54. volgg.<br />

Sinav, berg en woestijn, III<br />

338.<br />

Sindsjar, berg, V. 160.<br />

Sinear, vlakte, V. 159. VI.<br />

68.<br />

XLIX: 12. VI. 57.<br />

SiSn, onbekend, IV. 97.<br />

benaming van den berg<br />

Hermon, I. 301.<br />

Siir, V. 5. 53.<br />

Siö'raim . IV. 150.<br />

Sira, IV, 231.<br />

Sirbonisch Meir, I. 475,<br />

SirVu, berg, I. 301.<br />

Sittim , dal, I. 355.<br />

legerplaats der Ifraëliten,<br />

III. 390.<br />

Slapers (de Heilige zeven)<br />

te Efeze, VI. 189.<br />

Smous, oorfprong en betekenis<br />

van dezen naam, III.<br />

268.<br />

Smyrna, ftad, VI. 192.<br />

Sneeuw op den Libanon, I,<br />

293. eeuwige op den Libanon,<br />

I. 171.<br />

Socho, IV. 22.<br />

Sodom, zie Doode z'ee. Nadere<br />

befchrijving der landftreek<br />

van Sodom , enz.<br />

III. 165.<br />

• (bergen vanï I. 335.<br />

Sodoms Appelen, I. 416.<br />

Sodomiten waren geene KanaS*<br />

niten , lil. 167.<br />

St-


35° A L G E M E E N<br />

Sogane, V. 53.<br />

Solyme. V. 54.<br />

Sortk. beek of dal. I. 3^4.470.<br />

Spanje, befchreven, VI. 305.<br />

bijzonderheden van den<br />

Christen godsdienst in dat<br />

lan !', VI. 307.<br />

—— wijn .1. 263.<br />

Sparta, ftad. VI. 241.<br />

Spelonlcn . zie Holen.<br />

Springhanen. I. 284. worden<br />

in het Uosten gegeten. I.<br />

2P4.<br />

Stadie , I. 85.<br />

Sta»,men. De Ifra-liten der<br />

X ftammen, op verlof van<br />

Cyrus, mede in hun land<br />

Stoel (St. Pieters,) te Rome,<br />

VI 303.<br />

Straatentejerufalem. II. 37. 59.<br />

• —* van Damaskus, I. 227.<br />

• van Samarici, II. 338.<br />

Strcto 's burg, IV. 455.<br />

Stroomen, I. 36.<br />

Si-ccoth gaf den naam aan Scy<br />

thopolis, II. 353. of er<br />

tweederlei Succoth zij geweest<br />

? II. 356. befchrijving<br />

der ftad, III. 113. legerplaats<br />

der Ifraëliien ,<br />

III. 311.<br />

Sud, rivier, VI. 81.<br />

Suël. IV. 208.<br />

Suf, III. 3JL5.<br />

Suhiter , waarfchijnlijk van<br />

den ftam Sua. V. 397.<br />

Sunem, IV. 96.<br />

Sur, V. 54.<br />

• \voestijn, III. 323.<br />

• of Pelufium is? VL 56".<br />

Sufan, ftad , VI. 147.<br />

Sykomorus, of wiide vijgeboom<br />

, II. 280. zie Vijgeboom.<br />

te rug gekeerd , IV. 347-<br />

Steden , niet aanzienlijk ia Syëne, thans Atfevan, VI. 60»<br />

Palaeftinst, I. 7$. op hoog Sykiminoti, V. 54.<br />

ten gebouwd, II, 15. dest Syrakuze', ftad, VI. 277.<br />

<strong>Koninklijke</strong> fteJen in K-i- Syrië, en Palefiynsch Syrië,<br />

«jasrt, III. 196. men vindt vele<br />

puinhoopen van fteden<br />

L 147.<br />

• naams - oorfprong.<br />

ook in de woestijn , V, 78.<br />

V. 307. uitgeftrektheid ,<br />

• bouwen is , dezelve<br />

V. 308. fchoonheid , en<br />

vcrfterken, I. 78.<br />

luchtgefteldheid, V. 310.<br />

Steenachtig Arabië is Petrxlsch<br />

rivieren , V. 310 , 311.<br />

Arabië,V. 4C0.<br />

lotgevallen', V. 3 14.<br />

Sfenrotzen ,, niet altijd onvruchtbaar<br />

, I 29. 218.<br />

Syrof'cnicië,, zie. Fenicië.<br />

op dezelven fterkten gegebouwd,<br />

I. 30.<br />

T.<br />

219.<br />

'öU'adnach, ftad, III. 214.<br />

Taawth-Silo, IV. 46.<br />

Tabbath, IV. 1S0.<br />

Tabeèra, legsrplaats der /»<br />

Jraëliten , lil. 352.<br />

Tabernakel, waar heen gebracht<br />

is , van Silo , II»<br />

389.<br />

Tabemen, (ds drie) VI.287.


R E G I S T E R . 351<br />

Tachath , legerplaats- der 2-<br />

Jraïliten. UI. S 6 8-<br />

Tachpanhas,- Dafne, bij Pelufium<br />

, VI. 62.<br />

Tadmor, of Tamor, ftad, IV.<br />

271.<br />

Tafnes, rivier in Egypte, VI.<br />

63, 64.<br />

Talrijkheid des Joodfehen<br />

363-<br />

Thanath, V. 55-<br />

volks, III. 273.<br />

Tappuah, ftad, III. 205. IV.<br />

II. 22 , 46.<br />

Thapzakus, zie Thifzah.'<br />

Tharah, legerplaats der TfraS'<br />

liten» lil. 368.<br />

Tarabolos, Tarahlus, zie Tripoli, Tharala, IV. 68.<br />

Tarichea, V. 54.<br />

Tar/iw , ftad van Cilieië , geboorteplaats<br />

Tharfisch, Tartesjvs in Spanje,<br />

V. 17S-<br />

van PAULUS,<br />

VI. 67.<br />

—<br />

V.<br />

. vaart op Tharfich ,<br />

181.<br />

TarfMfa , ftad , oudtijds Dor Thehaïs , landfchap , oudtijds<br />

of Dora, 1U. 226.<br />

IW«f, is niet EKbatana, VI.<br />

138.<br />

. gebergte, VJ. 159.<br />

Tefon, V. 5 5-<br />

Tekenen van het weder, I.<br />

188*<br />

TelAbib, VI. 104.<br />

— yfr/wr, V. 149. VI. 104.<br />

— llaifa, VI. 104.<br />

— Melach, VI. 104.<br />

Telaim, zie ïeJem.<br />

TsJem, ftad. IV. 17.<br />

Tempel te Jttufilem, II. 107.<br />

.. , • der Jooden in Egypte,<br />

VI. 30.<br />

Terebitithus, of Terpentijnboom,<br />

vermaarde markt bij<br />

denzelven, H. 276.<br />

Terpentijnboom , naar denzelven<br />

hebben vele plaatzen<br />

haren naam, IV. 110. 209,<br />

Terpentijn - dal, IV. 216.<br />

Jhabata, V. 5J.<br />

Thdbor, of de berg is , op<br />

welken CUKISTUS verheerlijkt<br />

is, I. 317.<br />

ftad, IV. 89. 98.<br />

Thamar, of hetzelfde met<br />

Hazezon-Thamar, III, 93.<br />

Thamnitica, Toparchie, IV.<br />

Pathros, VI. 64.<br />

Thebe in Egypte , is No of<br />

No-Ammon, VI. 49.<br />

Thebe of Thebez , vlek , II.<br />

370. • •<br />

Thebez, IV. 187.<br />

Thekoa, ftad, IV. 242.'<br />

Thella, V. 55.<br />

27w?i», volksftam, V, 386.<br />

Theman, volksftam, V. 11.<br />

of Kaap Ponge,<br />

enz V. 305.<br />

Thesfalonika, ftad, VI. 228.<br />

THEVENOT , I. ui.<br />

Thifzah of Tifza , ftad , V.<br />

328.<br />

Thimna oïTimma, ftad, III.<br />

122,<br />

Thimnata,lV. 119- zieT/wn-<br />

' nath Serah.<br />

Thimnath Sera, ook Thinmat-<br />

Heres, IV. 126.<br />

Thiras, de Thraciërs, V.19S.<br />

Thirza, ftad, 111. 230.<br />

Thubt,


Thisbe, ftad, IV. 302.<br />

Thisbiter , naar welke plaats<br />

da Profeet EL ia' zoo ge.<br />

noerad is? IV. 301.<br />

Thoganna, Armeniërs, V. 172.<br />

Tholath, zie Eltholad.<br />

Thyatire, ftad, VI. 20c.<br />

Tiberid!, ftad , befchreven ,<br />

It. 394. waaröm JESHS<br />

daar niet verkeerd heeft ?<br />

Ui 397. Jaoden aldaar;<br />

II. 309. hedendaagfche toeftand,<br />

II. 400. warme baden,<br />

II. 405.<br />

Tigris, rivier, V. 143.<br />

. zeldzame vaartuigen<br />

op dezelve, V. 172.<br />

, TI&OTHIUS te Efeze Bis-<br />

\ fchop , en daar gedood,<br />

VL 188.<br />

Tirabatha, V. 56.<br />

Tirza, zie Thirza.<br />

Tob, Landfchap, IV. 190.<br />

Tochen, IV. 78,<br />

Tfeth, zie Hinnom.<br />

Toorens van Jerufalem, II. 49.<br />

63. oogmerk van den aanleg<br />

der toorens, II. 49.<br />

L C E M E Ë Pf<br />

Trachonitis , landftreek , IV.<br />

408. zie ook Argob.<br />

Trap f Heilige) IJ. 128.<br />

V.<br />

Tripoli in Syrië, V. 305.<br />

TVciJ.landfchapen ftad.VI.83. IP^adan, V. 233.<br />

Ttoglodyten , zie Holbewoners. VALLE<br />

Trozyllium, Kaap en Eiland,<br />

VI. 248.<br />

(PETE. DELLA-,)<br />

TROÏLO, I. nr.<br />

Tubal, de Tibarenen, V. 193.<br />

Tubin, zie Tob.<br />

Turken, hunne geweldige regering,<br />

V. 101.<br />

Turkomannen, V. 108.<br />

Tydna, ftad, VI. 179.'<br />

Tyran, ou tijds, ten Vorst}<br />

VI. 277, 278.<br />

Tyrus, befchreven. V. 270.<br />

eene volkplanting van Zidon,<br />

V. 272. lyrus, de<br />

vesting, of vaste ftad, I.<br />

31. V. 272. koophandel<br />

en rijkdom , V. 274. gefchiedenis<br />

, V. 276. hedendaagfche<br />

ftaat, V. 278.<br />

Tyrus , de vaste ftad , wat<br />

daar door te verftaan is ?<br />

III. 40. IV. 104.<br />

U.<br />

TfTitgeftrekthtid van Kanadn,<br />

^ 1. 160.<br />

Uluï, rivier, VI. 143.<br />

Umma, eene onbekende plaats,<br />

IV. 104.<br />

Un, dal, V. 337.<br />

Ur der Chalde- n, V. 257.<br />

Urfa Of Orfa, V, 260.<br />

Ufamma, V. 56.<br />

Uurteliing der Jooden, L172.<br />

Uz, V. 250.<br />

Uzal, V. 231.1<br />

I. 109.<br />

Valleien, zie Dalen.<br />

Vee (overvloed van) in Talajlina,<br />

I. 244.<br />

Vciren van eene rivier zijn<br />

waadbare plaatzen , I. 38.<br />

Vel papier , van waar deze<br />

bewoording, VI. 199-<br />

Ver-


R E G I S T E R . 353<br />

Verheffingen des Jordaans,<br />

zie Jordaan.<br />

Vertaling der LXX Overzet-<br />

. ters, VL 3°-<br />

Verzamelingen (twee) van reizen,<br />

I. 100.<br />

Vruchtbaarheid van Palajlina,<br />

Viervorst, IV. 374.<br />

I. 236.<br />

fisch in Palajlina, I. 280. , Vruchtboomen in Palajlina , I.<br />

Vlakke veld van Jericho, I.<br />

267.<br />

3Ö7'<br />

, velden van Moab , I.<br />

367-<br />

Vlakten van Paleefiina, I 363.<br />

1 van Esdrelon , I. 368.<br />

. (groote) van den Jordaan,<br />

I. -.164.<br />

— van Ptolemaïs, I. 370.<br />

— Sfiala, I. 374.<br />

Vlekken, wat onder deze benaming<br />

verdaan wordt, I.<br />

80.<br />

Vloed en Ebbe, I. 36".<br />

Vogelen, zie Gevogelte.<br />

Volken , oorfprong der volken,<br />

V. I63.<br />

vuldig in Palajlina, 1,231.<br />

Volkrijkheid van Paleefiina , L<br />

286.<br />

Waterleidingen te Jerufalem,<br />

Voorburg •> Voorhout , en Voorfchoten<br />

II. 173. 185.<br />

, hebben misfchien Watervallen, I. 38. .<br />

hunnen naam van het Latijnfche<br />

Waterwerktuigen aan deniVy/,<br />

woord Forum , VI. VI. 23.<br />

280.<br />

JFapen van Jerufalem , II.<br />

Voorrechten des Ifraëlitifchen 206, 207. hoe den Pi;/-<br />

, volks, III. 294.<br />

Voortbrengzelen ( ProduFlen )<br />

gniBi- op den arm gerekend<br />

wordt, II. 207.<br />

van Palajlina, I. 242.<br />

Voorzegging bij de Turfcn, dat<br />

Weerlicht ,<br />

i. 182.<br />

zonder donder ,<br />

de Christenen Jerujalem we­<br />

Weilanden in Egypte, VI. 26,<br />

der zullen innemen, II. 195.<br />

Vosfen, zie Schakals.<br />

Vrouwen (voorbeelden van )<br />

die, in hongersnood, hare<br />

VI;, Deel.<br />

kinderen", als ook hare mannen<br />

, hebben opgegeten ,<br />

V. 20.<br />

Vrouwlijk lid aangebeden, V.<br />

128. 13L<br />

Fiiar. Wonder van het Heilig<br />

vuur, II. 203.<br />

Vijgeboomen in Palajlina , I.<br />

270.<br />

Vijvers , I. 479. te yer«>iei»,<br />

II. 185. van S A L O -<br />

M O , II. 245,<br />

W.<br />

nniTattr niet overvloedig in<br />

Palajlina, L 229.<br />

• van waar Jerujalem<br />

water bekwam, U. 172.<br />

• voorf, Meir, j. 34.<br />

Waterbakken , I. 479- menig­<br />

27-<br />

• (grazige) in Pa/


'354- A L G E M E E N<br />

Westen, wordt genoemd, het<br />

achterfle, I. 51.<br />

Westenwind , brengt regen ,<br />

I. 190.<br />

Wierook op den Libanon , I.<br />

297.<br />

Witdemisfen, (Beek der) I.<br />

474-<br />

Wilgen, (Beek der) L 451.<br />

474-<br />

Wind , voor den regen, I.<br />

198.<br />

(Land-) in Palajlina,<br />

L 197-<br />

vuurige cn doodende ,<br />

I. 193.<br />

Winters in Palajlina, I. 174.<br />

Woestyn, welke betekenis dit<br />

woord in den Bijbel heeft,<br />

I. 28. gemeen aan de Stammen<br />

, 1- 227. van Palajlina,<br />

L 375-<br />

. _ van Beth-aven, I. 379.<br />

0W{fz van Efraïm, J. 384.<br />

- van Libanon, I. 383,<br />

zie voords Woestijn.<br />

Wijn en Wijn-oogst in Pa/«-<br />

y/'nza, I. 260.<br />

• van den Libanon, I,<br />

298.<br />

Wijzen y de zeven ) van Grzêkenland,<br />

VI. 219.<br />

. Berjeba, I. 379. ; lainmnim, IV. rio.<br />

Bozer, I. 383.; laanaïm, IV. 110.<br />

• ~ Ch'.reth, I- 378. J '.acheus • oli'ê, II. 281.<br />

Efraïm, I. 379. • ',achone bron, II. 28r.<br />

Engeü, I. 378. ; Iflür, IV. 312. ftad, IV. 41:,,<br />

• — GibeSn, I. 379, 1 '.ahnon, berg, I, 324,<br />

Jeru/l, I. 378. ;'.almona, legerplaats der I-<br />

- Juda, I. 375.<br />

fraèliten, III. 3 go<br />

— Mien, I. 378. ;'.amzummiten, III. n.<br />

Thekoil, I. 378. 2 •anoah, IV. 22. 34.<br />

Zs/, 1. 378. 2 arerf of Zered, beek , 1.452.<br />

over den Jordaan, I. 2 arfath 0? Sarepta, V. 289.<br />

387.<br />

:irt£?Z3 , III. 393.<br />

— der Scheifzee be- Z ;Zw/o;z, erfdeel van dezen<br />

fchreven, III. 102. V. 400. Stam, IV. 78. heeft gereikt<br />

' ~ am de zee, voor Babel,<br />

van de Middellandfche tot d©<br />

VI. 82. '<br />

Galileefche zee , IV. 79.<br />

Wouden in Pataifiina , I. 22S. 'dad, Z IV. 150.<br />

383. 2, 'dek, is Jerufalem }<br />

II,<br />

Zeeft<br />

X.<br />

^.^Cctei, V. 56.<br />

Ximyra, zie Simyra.<br />

Xjfius, welke en hoedanige<br />

plaats in Jerufalem , II.<br />

121. volgg.<br />

Z.<br />

r^aailanden, in Palajlina ,<br />

I. 248.<br />

Cagnan, IV. 23.


R E G I S T E R . 355<br />

Zee ,1 of dus enkel gefield ,<br />

altijd de Middellandfche zee<br />

..betekent? I. 388-<br />

en Meir in den Bijbel<br />

met hetzelfde woord uitgedrukt,<br />

li 33, enz.<br />

_ wordt ook voor den<br />

JVy/gefield, VI. 51,<br />

Zeiii van Paleefiina, I. 387.<br />

Z;« , {achterfle') eene benaming<br />

van de Middellandfche<br />

zee, I, 45, 51<br />

—— Cinneretk , Galileefche ,<br />

vmTiberids, I. 419. volg.<br />

vischrijk , I. 422.<br />

• g r »ote > is de Middellandfche<br />

zee, I. 33.<br />

(tonge der) I. 35.<br />

Zeeboezem, I. 35.<br />

Arabifche , zie<br />

Schelfzee.<br />

Zeehavens, I. 35. weinige in<br />

Palajlina, 1. 389.<br />

Zeekust, I. 35.<br />

Zeé'6, Perskuip, IV. 184.<br />

Z«*P (Jerufalemfche) II. 2g8.<br />

Z?/^, III. 128.<br />

Zefion, IV. 150,<br />

Zelah, IV. 252.<br />

Zelzah, IV. 209.<br />

Zemaraïm, IV. 6,1.<br />

Zewiarüz'm, berg, I. 331.<br />

Zemariteri, III. 39<br />

Zenan, IV. 23.<br />

Zenodorus (Huis van) eene<br />

landftreek, IV. 409.<br />

Zer, IV. i n .<br />

Zerad • Hasfahar, Rad van Ruben,<br />

III. 449.<br />

Zered, zie Zured.<br />

Zereda, IV. 180.<br />

Z'a, V. 56.<br />

Ziddim, IV. 111.<br />

Zidon , befchreven, V. 286.<br />

volgg. ligging , V. 286.<br />

oudheid en naam, V. 287-<br />

waaröm groot Zidon ? V.<br />

287. regering en koophandel,<br />

V. 288, 289. lotgevallen,<br />

V. 290. tegenwoordige<br />

ftaat, V. 294.<br />

behoorde niet tot Kanadn,<br />

HL 29.<br />

Zidoniten, II'. 29.<br />

Ziikten in Palajlina, I. 207.<br />

Zif, ftad, IV. 16.<br />

Ziganiërs, zie Heidenen.<br />

Y.ïUag, ftad, IV. 19-<br />

Zimri, een volksftam, V. 378.<br />

Zin, woestijn, HL 358.<br />

Ziün, berg,- II. 24. de-bijzondere<br />

heuvel Ziön , II.<br />

24. plegen j<br />

n<br />

he.r. Zuiden<br />

der ftad Jerufalem, II. 26.<br />

Z.ür, IV. 32.<br />

Zirka, beek , I.<br />

Zodn, oude Hoofdftad van<br />

Egypte, Tanis, VI. 39.<br />

Zsör, ftad, befchreven, IIL<br />

167. waarom genoemd drie<br />

jaarl^e Veerze ? lil. 1Ó9.<br />

behoorde niet tot het eigenlijk<br />

Kanadn, 111. 170.<br />

Zoba, Nijibis, VI. xoi.<br />

Zf'fim, zie Scopas.<br />

Zomers in Palajlina, I. 173.<br />

177.<br />

/fora, IV. 21.<br />

Zorek, zie SVefc.<br />

Z«Ht , in Palejtina, I. 278.<br />

var) Sooam, L 4°4'<br />

Zout dal, I. 354.<br />

Z 2 Zot.*-


35


D E<br />

K A A R T E N<br />

Moeten geplaatst worden,<br />

Kaart VIII. . : ; ;<br />

g<br />

Bladz, i<br />

s<br />

—— IX. ? i I | - 8 • 31»

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!