09.07.2015 Views

Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2005 - Home - Vlaanderen.be

Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2005 - Home - Vlaanderen.be

Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2005 - Home - Vlaanderen.be

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VLAAMS ACTIEPLANARMOEDEBESTRIJDINGA<strong>2005</strong>–2009Goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e Regering op 25 novem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong>1


<strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>2005</strong>–20091


<strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong><strong>2005</strong>–2009Goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e Regering op 25 novem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong>3


InhoudInleidingEen algemeen kader voor het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid / 11Wisselwerking tussen overheid en samenleving / 11De drie hoofdlijnen / 11Een werk van lange adem / 11Leeswijzer / 13Hoofdstuk iHet armoede<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong> / 151 Krachtlijnen / 151.1 Drie basisprincipes / 151.2 Vier instrumenten / 172 Beleidskader / 182.1 Waarom een decreet? / 182.2 De voorgeschiedenis / 192.3 Het ruimere kader / 192.4 Kern: participatie / 202.5 Twee <strong>be</strong>leidsinstrumenten / 212.5.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> / 212.5.2 Het Permanent Armoedeoverleg / 243 Het <strong>Vlaams</strong> armoede<strong>be</strong>leid als deel van het geheel / 243.1 Partnerschap met de lokale <strong>be</strong>sturen / 243.1.1 Het gemeentefonds / 243.1.2 Het <strong>Vlaams</strong> Stedenfonds / 253.1.3 De stadsmonitor / 253.1.4 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leid / 253.2 Partnerschap met de provinciale overheden / 263.3 Partnerschap met de federale overheid / 273.3.1 Algemeen Verslag over de Armoede / 273.3.2 Verslag over <strong>be</strong>staansonzekerheid / 283.4 Partnerschap met Europa / 284 Opvolging / 294Hoofdstuk iiArmoede en sociale uitsluiting in <strong>Vlaanderen</strong> / 311 Participatie / 322 Maatschappelijke dienstverlening / 333 Gezin / 344 Rechts<strong>be</strong>deling / 365 Cultuur en vrije tijd / 376 Inkomen / 387 Onderwijs / 408 Werkgelegenheid / 429 Huisvesting / 4410 Gezondheidszorg / 45


BijlageBibliografie bij hoofdstuk ii / 48HoofdstukIIIAlgemene opmerkingen en reacties vanuit de doelgroep / 511 Participatie / 512 Maatschappelijke dienstverlening / 523 Gezin / 524 Rechts<strong>be</strong>deling / 525 Cultuur en vrije tijd / 536 Inkomen / 537 Onderwijs / 548 Werkgelegenheid / 549 Huisvesting / 5510 Gezondheidszorg / 55Hoofdstuk ivLopend en voortgezet <strong>be</strong>leid / 571 Participatie / 57ACTIES1.1 Ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemen / 571.2 Participatie van minderheden / 58REACTIES VANUIT DE DOELGROEP1.1 Ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemen /601.2 Participatie van minderheden / 602 Maatschappelijke dienstverlening / 61ACTIES2.1 Laagdrempelig volwassenenonthaal binnen de caw’s / 612.2 Familiale <strong>be</strong>middeling binnen de caw’s / 612.3 Zorgwonen / 612.4 Begeleid Wonen / 622.5 Forensisch welzijnswerk / 622.6 Begeleiding bij het zoeken naar een woning / 622.7 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan / 622.8 Sociaal Huis / 632.9 Samenwerking tussen het maatschappelijk opbouwwerk, het algemeenwelzijnswerk en verenigingen waar armen het woord nemen / 632.10 Enkele acties rond hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden / 63REACTIES VANUIT DE DOELGROEP2.1 Laagdrempelig volwassenenonthaal binnen de caw’s / 642.2 Familiale <strong>be</strong>middeling binnen de caw’s / 642.3 Zorgwonen / 652.4 Begeleid Wonen / 652.5 Forensisch welzijnswerk / 652.6 Begeleiding bij het zoeken naar een woning / 652.7 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan / 652.8 Sociaal Huis / 652.9 Samenwerking tussen het maatschappelijk opbouwwerk, het algemeen5


6welzijnswerk en verenigingen waar armen het woord nemen / 662.10 Enkele acties rond hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden / 663 Gezin / 67ACTIES3.1 Kinderopvang / 673.1.1 Europese videoproductie Omgaan met diversiteit / 673.1.2 Onderzoek naar uitsluitingsmechanismen in kinderopvangvoorzieningen / 673.2 Preventieve gezinsondersteuning / 673.2.1 Ervaringsdeskundigen in de armoede<strong>be</strong>strijding en sociale uitsluiting / 673.2.2 Prenatale werking voor kwetsbare groepen / 683.2.3 Evaluatie en uitbouw van de inloopteams / 683.2.4 Middelendifferentiatie voor het consultatiebureau voor jonge kinderen / 683.2.5 <strong>Actieplan</strong> kansarmoede Limburg / 693.2.6 Ouderbijdragen in de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning / 693.2.7 Pictografisch materiaal voor anderstaligen / 693.2.8 Folders in een eenvoudige taal / 693.2.9 Methodieken opvoedingsondersteuning die afgestemd zijn opkansarme gezinnen / 703.2.10 Positief ouderschap / 703.2.11 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning / 703.3 Integrale Jeugdhulp / 713.4 Bijzondere jeugdbijstand / 713.4.1 Preventie-initiatieven voor de maatschappelijk meest kwetsbarekinderen en jongeren / 713.4.2 Hulpverlening voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en gezinnen / 72REACTIES VANUIT DE DOELGROEP3.1.2 Onderzoek naar uitsluitingsmechanismen in kinderopvangvoorzieningen / 733.2.1 Ervaringsdeskundigen in de armoede<strong>be</strong>strijding en sociale uitsluiting / 733.2.2 Prenatale werking voor kwetsbare groepen / 733.2.3 Evaluatie en uitbouw van de inloopteams / 733.2.4 Middelendifferentiatie voor het consultatiebureau voor jonge kinderen / 733.2.8 Folders in een eenvoudige taal / 743.2.9 Methodieken opvoedingsondersteuning die afgestemd zijnop kansarme gezinnen / 743.2.11 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning / 743.3 Integrale Jeugdhulp / 743.4.2 Hulpverlening voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en gezinnen / 744 Rechts<strong>be</strong>deling / 75ACTIES5 Cultuur en vrije tijd / 75ACTIES5.1 Toeleidingsactiviteiten en financiële tussenkomsten / 755.2 Sociaal-artistieke projecten / 755.3 Jeugdwerk met maatschappelijk achtergestelde kinderen en jongeren / 765.4 Beurzen om deel te nemen aan internationale initiatieven / 765.5 Buurtsport / 765.6 Steunpunt Vakantieparticipatie / 76REACTIES VANUIT DE DOELGROEP5.1 Toeleidingsactiviteiten en financiële tussenkomsten / 77


5.2 Sociaal-artistieke projecten / 775.3 Jeugdwerk met maatschappelijk achtergestelde kinderen en jongeren / 775.5 Buurtsport / 775.6 Steunpunt Vakantieparticipatie / 776 Inkomen / 77ACTIES6.1 Maximumfactuur voor niet-medische zorgkosten / 776.2 Kwetsbare <strong>be</strong>wonersgroepen op het platteland / 786.3 Begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden of reconversie / 78REACTIES VANUIT DE DOELGROEP6.1 Maximumfactuur voor niet-medische zorgkosten / 786.2 Kwetsbare <strong>be</strong>wonersgroepen op het platteland / 796.3 Begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden of reconversie / 797 Onderwijs / 79ACTIES7.1 Financiële ondersteuning voor het onderwijs / 797.2 Het principe van de kosteloosheid / 807.3 Spij<strong>be</strong>len in het basisonderwijs / 817.4 Gelijke onderwijskansen in het basis- en secundair onderwijs / 817.5 Experiment modularisering van <strong>be</strong>roepsgerichte opleidingen / 827.6 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het basis- ensecundair onderwijs / 827.7 Onderwijskansen voor etnisch-culturele minderheden / 837.8 Project scholen voor jongeren – jongeren voor scholen (Jo-Jo) / 837.9 Afwijkende toelatingsvoorwaarden in het hoger onderwijs / 837.10 Inschakelingsproject ervaringsdeskundigen / 847.11 Brede scholen / 847.12 Strategisch plan geletterdheid / 84REACTIES VANUIT DE DOELGROEP7.1 Financiële ondersteuning voor het onderwijs / 857.2 Het principe van de kosteloosheid / 857.3 Spij<strong>be</strong>len in het basisonderwijs / 857.4 Gelijke onderwijskansen in het basis- en secundair onderwijs / 857.5 Experiment modularisering van <strong>be</strong>roepsgerichte opleidingen / 867.6 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het basisensecundair onderwijs / 867.10 Inschakelingsproject ervaringsdeskundigen / 867.11 Brede scholen / 867.12 Strategisch plan geletterdheid / 868 Werkgelegenheid / 87ACTIES8.1 Ervaringsdeskundigen in de dienstverlening / 878.2 Ontwikkelingen in de meerwaardeneconomie / 878.2.1 Meerwaardeneconomie en invoeg<strong>be</strong>drijven / 878.2.2 Sociale werkplaatsen / 878.2.3 Ar<strong>be</strong>idszorg / 878.3 Werk / 888.3.1 Regularisatie van de traditionele tewerkstellingsprogramma’s / 888.3.2 Kinderopvang en mobiliteit / 887


88.4 Evenredige participatie en non-discriminiatie / 888.5 Sociale investeringen in opleiding en vorming / 908.5.1 <strong>Actieplan</strong> Een leven lang leren in goede banen / 908.5.2 Een <strong>be</strong>ter leerklimaat in <strong>be</strong>drijven / 908.5.3 Basisvaardigheden Informatie- en CommunicatieTechnologie (ict) / 908.6 Geïntegreerde basisdienstverlening / 918.6.1 Handvest van de werkzoekende / 918.6.2 Lokale werkwinkels / 918.6.3 Trajectwerking / 91REACTIES VANUIT DE DOELGROEP8.1 Ervaringsdeskundigen in de dienstverlening / 938.2.1 Meerwaarde-economie en invoeg<strong>be</strong>drijven / 938.2.2 Sociale werkplaatsen / 938.2.3 Ar<strong>be</strong>idszorg / 938.3.1 Regularisatie van de traditionele tewerkstellingsprogramma’s / 938.3.2 Kinderopvang en mobiliteit / 948.5.2 Een <strong>be</strong>ter leerklimaat in <strong>be</strong>drijven / 948.5.3 Basisvaardigheden Informatie- en CommunicatieTechnologie (ict) / 948.6.3 Trajectwerking / 949 Huisvesting / 95ACTIES9.1 Sociale verhuurkantoren /959.2 Huursubsidies / 959.3 Centraal huurwaarborgfonds /959.4 Herhuisvesting na ongeschiktheids- of on<strong>be</strong>woonbaarverklaring / 96REACTIES VANUIT DE DOELGROEP9.1 Sociale verhuurkantoren / 969.2 Huursubsidies / 969.3 Centraal huurwaarborgfonds / 969.4 Herhuisvesting na ongeschiktheids- of on<strong>be</strong>woonbaarverklaring / 9610 Gezondheidszorg / 97ACTIES10.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>be</strong>volkingsonderzoek borstkanker / 9710.2 Protocol eerstelijnsgezondheidszorg / 9810.3 Gratis vaccinaties / 9810.4 Seksuele gezondheid / 9810.5 Gezondheidsconferenties gezonde voeding en middelengebruik /9810.6 Publieksinformatiecampagne over depressie en zelfdoding / 99REACTIES VANUIT DE DOELGROEP10.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>be</strong>volkingsonderzoek borstkanker / 9910.2 Protocol eerstelijnsgezondheidszorg / 9910.3 Gratis vaccinaties / 10010.4 Seksuele gezondheid / 10010.5 Gezondheidsconferenties gezonde voeding en middelengebruik / 10010.6 Publieksinformatiecampagne over depressie en zelfdoding / 100


Hoofdstuk vBeleidsaccenten / 1031 Participatie / 105ACTIES1.1 Structurele participatie aan het integrale jeugdhulp<strong>be</strong>leid / 1051.2 Participatie van mensen in armoede aan de werkgroep ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leidvan de serv / 1061.3 Participatie aan het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid / 107REACTIES VANUIT DE DOELGROEP1.1 Structurele participatie aan het integrale jeugdhulp<strong>be</strong>leid / 1091.2 Participatie van mensen in armoede aan de werkgroep ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leidvan de serv /1091.3 Participatie aan het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid / 1092 Maatschappelijke dienstverlening / 110ACTIES2.1 Basismobiliteit / 1102.2 Mobiliteit als randvoorwaarde voor de inzetbaarheid van werkzoekenden /111REACTIES VANUIT DE DOELGROEP2.1 Basismobiliteit / 1122.2 Mobiliteit als randvoorwaarde voor de inzetbaarheid van werkzoekenden / 1123 Gezin / 114ACTIES3.1 Toegankelijkheid van de kinderopvang / 114REACTIES VANUIT DE DOELGROEP3.1 Kinderopvang / 1184 Rechts<strong>be</strong>deling / 119ACTIES4.1 Schuld<strong>be</strong>middelingsdiensten in caw en ocmw / 119REACTIES VANUIT DE DOELGROEP4.1 Schuld<strong>be</strong>middelingsdiensten in caw en ocmw / 1205 Cultuur en vrije tijd / 121ACTIES5.1 Praktijkvoor<strong>be</strong>elden voor de participatie van laaggeschoolden aanhet jeugdwerk / 1215.2 Sociaal-artistieke initiatieven / 1225.3 Aandacht voor mensen in armoede bij de opmaak van het decreet LokaalSport<strong>be</strong>leid / 1235.4 Leidraad toegankelijkheid voor het jeugdwerk / 1245.5 Meer cultuurdeelname voor mensen in armoede / 125REACTIES VANUIT DE DOELGROEP5.1 Praktijkvoor<strong>be</strong>elden voor de participatie van laaggeschooldenaan het jeugdwerk /1265.2 Sociaal-artistieke initiatieven / 1265.3 Aandacht voor mensen in armoede bij de opmaak van het decreetLokaal Sport<strong>be</strong>leid / 1265.4 Leidraad toegankelijkheid voor het jeugdwerk / 1275.5 Meer cultuurdeelname voor mensen in armoede / 1277 Onderwijs / 128ACTIES9


7.1 Een nieuw financieringssysteem voor leerplichtonderwijs op basis vanleerlingenkenmerken / 1287.2 Onderwijsparticipatie van kleuters / 1297.3 Plan geletterdheid / 130REACTIES VANUIT DE DOELGROEP7.1 Een nieuw financieringssysteem voor leerplichtonderwijsop basis van leerlingenkenmerken / 1337.2 Onderwijsparticipatie van kleuters / 1337.3 Plan geletterdheid / 1338 Werkgelegenheid / 135ACTIES8.1 Armen als kansengroep binnen het diversiteits<strong>be</strong>leid / 1358.2 Lokale diensteneconomie / 1368.3 Kwaliteitsvolle jobs binnen het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen / 1378.4 Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen / 139REACTIES VANUIT DE DOELGROEP8.1 Armen als kansengroep binnen het diversiteits<strong>be</strong>leid / 1418.2 Lokale diensteneconomie / 1418.3 Kwaliteitsvolle jobs binnen het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen / 1418.4 Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen / 1419 Huisvesting / 143ACTIES9.1 Huurdersbonden / 1439.2 Uitbreiding van het aanbod sociale woningen / 1449.3 Minimumlevering van elektriciteit en aardgas / 144REACTIES VANUIT DE DOELGROEP9.1 Huurdersbonden / 1469.2 Uitbreiding van het aanbod sociale woningen / 1469.3 Minimumlevering van elektriciteit en aardgas / 14710 Gezondheidszorg / 148ACTIES10.1 Extra aandacht voor de sociaal en financieel zwakkeren in de Centra voorGeestelijke Gezondheidszorg / 148REACTIES VANUIT DE DOELGROEP10.1 Extra aandacht voor de sociaal en financieel zwakkerenin de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg / 149Colofon / 15010


InleidingEEN ALGEMEEN KADERVOOR HET VLAAMSE ARMOEDEBELEIDHet regeerakkoord van de <strong>Vlaams</strong>e Regering voor de legislatuur 2004–2009draagt het motto Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. Dat mottokrijgt gestalte in een aantal hoofdlijnen: meer werk, meer zorg, minder regels,meer participatie, meer <strong>Vlaanderen</strong>.Wisselwerking tussen overheid en samenlevingDie ambities kan de overheid niet alleen realiseren. Bouwen aan een <strong>be</strong>ter <strong>Vlaanderen</strong> is eenopdracht voor iedereen. Mensen mogen iets verwachten van de <strong>Vlaams</strong>e overheid, maarvan haar kant rekent die overheid ook op de <strong>be</strong>trokkenheid van iedereen die in <strong>Vlaanderen</strong>woont. Een overheid die niet in de samenleving investeert, kan geen inspanningen van desamenleving verwachten. Maar een samenleving die haar verantwoordelijkheid niet neemt,kan moeilijk eisen stellen aan de overheid.Om die wisselwerking tussen overheid en samenleving te stimuleren, is een <strong>be</strong>leid nodig datvertrouwen schenkt en iedereen gelijke kansen geeft om aan de samenleving deel te nemen.De sociale samenhang en solidariteit versterken, veronderstelt meer respect. Respect van<strong>be</strong>stuurders voor mensen, maar ook respect van mensen voor elkaar en voor de publieke ruimte.Binnen dit ruimere kader krijgt ook het armoede<strong>be</strong>leid gestalte. Vanzelfsprekend staan dehoofdlijnen meer werk, meer participatie en meer zorg daarin voorop. Ze worden gedragendoor een visie waarin elke mens centraal staat. De leidraad van het <strong>be</strong>leid is immersde menselijke waardigheid: uiteindelijk streeft de overheid ernaar dat iedereen zich in<strong>Vlaanderen</strong> goed in zijn vel kan voelen.De drie hoofdlijnenMeer werk. Om meer mensen aan het werk te krijgen, is veel meer nodig dan de economischegroei en de ondernemerszin te stimuleren. Je kunt de deelname aan <strong>be</strong>taalde ar<strong>be</strong>id – dear<strong>be</strong>idsparticipatie – ook verhogen door de ar<strong>be</strong>idsmarkt te openen voor iedereen, ongeachtscholing, afkomst, gezondheidstoestand of leeftijd. Opleiding en vorming moeten er daaromnaar streven om de competenties van alle mensen te ontwikkelen. Dat helpt ook om desociale uitsluiting tegen te gaan.Werkgevers moeten prikkels krijgen om ook jobs <strong>be</strong>schikbaar te stellen voor mensen die nuniet of te weinig op de ar<strong>be</strong>idsmarkt terecht kunnen. Het is immers de taak van de overheidom de samenleving waar nodig sociaal te corrigeren. Doet ze dat niet, dan kan ze onmogelijkde doelstellingen realiseren die de lidstaten van de Europese Unie in 2000 in Lissabonhadden afgesproken. Die Lissabondoelstellingen mikken immers op een forse groei van deactiviteitsgraad in <strong>Vlaanderen</strong> en België.11


Meer participatie. Een samenleving is pas echt vitaal als iedereen kan, mag en wil meedoen.Meedoen, dat <strong>be</strong>tekent dat mensen zich <strong>be</strong>trokken voelen bij en actief deelnemen aan het<strong>be</strong>leid en het culturele en sociale leven. Die participatie is nodig om het <strong>be</strong>leid een zo breedmogelijk maatschappelijk draagvlak te <strong>be</strong>zorgen. Een <strong>be</strong>leid dat van onder uit wordt <strong>be</strong>dachten grotendeels ook van onder uit wordt gerealiseerd, biedt de <strong>be</strong>ste waarborgen voorkwaliteit, nabijheid en doelmatigheid. Het middenveld kan hier een <strong>be</strong>langrijke rol spelen. Degesprekspartners op het terrein staan immers tussen mensen en overheid in. Zij vormen hetsociale kapitaal waarmee een maatschappij zichzelf kan versterken.Meer zorg. De eerste zorg is preventieve zorg, die zich zo concreet en specifiek mogelijk op dezorgvrager hoort te richten. De <strong>be</strong>leidsvoerders mogen de zorgvragers niet als een anonieme,abstracte, homogene groep <strong>be</strong>naderen. Om het unieke van elke zorgvrager te respecteren,moeten het hulpaanbod en de methodieken leren inspelen op de zeer diverse en voortdurendverschuivende <strong>be</strong>hoeften van elk individu – kinderen, jongeren, volwassenen, ouderen,gezinnen, personen met een handicap, mensen in armoede, enzovoort. Dat neemt niet wegdat de verschillende sectoren en deelsectoren hun krachten kunnen bundelen: door samente werken, kunnen ze het gezamenlijke effect van hun dienstverlening versterken. Daaromondersteunt de <strong>Vlaams</strong>e Regering de tendens naar meer horizontaal en integraal denken enwerken. Ze wil een einde helpen maken aan de verkokering en het hokjesdenken, en ze wil deverschillende sectoren sterker met elkaar verweven.De <strong>Vlaams</strong>e overheid verbindt zich ertoe om een correcte financiering te waarborgen. Zewil rechten en tegemoetkomingen zoveel mogelijk automatisch toekennen, binnen eenvereenvoudigde regelgeving en zonder overbodige administratieve verplichtingen.Een werk van lange ademMeer werk, meer participatie, meer zorg: dat zijn de grote krachtlijnen waarin <strong>Vlaanderen</strong>het armoede<strong>be</strong>leid verder vorm wil geven. Het moet onze ambitie zijn om op het gebiedvan armoede<strong>be</strong>strijding en sociale samenhang bij de top 5 van de eu-regio’s te <strong>be</strong>horen.We willen tegemoetkomen aan wat leeft bij mensen in armoede, en tegelijk willen we werkmaken van het sociale luik in de Lissabonstrategie, dat mikt op de uitroeiing van de armoede.Een gemakkelijke opdracht is dat natuurlijk niet. Door alle wisselende conjuncturen enwelvaartsregimes heen, blijft armoede een vast onderdeel van alle hooggeïndustrialiseerdeen welvarende samenlevingen. We <strong>be</strong>seffen maar al te goed dat het armoede<strong>be</strong>leid een werkvan lange adem is.12


LeeswijzerDit rapport geeft een stand van zaken van het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid: op welkemanier is het tot stand gekomen, wat zijn de krachtlijnen, wie zijn de partners, welke<strong>be</strong>leidsinstrumenten zijn er, enzovoort.In septem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> werd in elke <strong>Vlaams</strong>e provincie rond het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong><strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> een consultatieronde georganiseerd met de verenigingen waararmen het woord nemen. Hun opmerkingen staan per grondrecht verspreid gebundeld inde hoofdstukken iii, iv en v op een gekleurde achtergrond.• Hoofdstuk i schetst de krachtlijnen en het <strong>be</strong>leidskader van het <strong>Vlaams</strong>earmoede<strong>be</strong>leid en situeert dat <strong>be</strong>leid in een ruimer geheel.• Hoofdstuk ii geeft een actueel overzicht van de armoede- en uitsluitingsproblematiekin <strong>Vlaanderen</strong>. De leidraad daarvoor zijn de 10 sociale grondrechten, zoals die zijnvastgelegd in het Algemeen Verslag over de Armoede (1994).• Hoofdstuk iii bundelt de de algemene opmerkingen en reacties die tijdens deconsultatieronde met verenigingen waar armen het woord nemen naar voorkwamen. Deze reacties worden op een gekleurde achtergrond geplaatst.• Hoofdstuk iv <strong>be</strong>schrijft het lopend en voortgezet armoede<strong>be</strong>leid. Dat kan niet telkensopnieuw van nul <strong>be</strong>ginnen. Om in de hardnekkige en ingewikkelde problematiekvan de armoede tastbare resultaten te <strong>be</strong>halen, moeten vaste prioriteiten wordenvooropgesteld, en moet een aantal maatregelen over verschillende regeertermijnenheen worden voortgezet. De reacties uit de doelgroep op deze maatregelen werdenop een gekleurde achtergrond geplaatst.• Hoofdstuk v geeft een overzicht van de <strong>be</strong>leidsaccenten. Die vormen de kern van hetarmoede<strong>be</strong>leid van de huidige <strong>Vlaams</strong>e Regering. In deze editie van het <strong>Actieplan</strong>worden de geselecteerde acties op zo’n manier aangekaart dat ze kunnen wordenopgevolgd en geëvalueerd. Daarmee willen we de opmerkingen opvangen die bijde vorige edities waren gemaakt: de opgenomen acties waren te vaag, ze kondenonvoldoende worden geëvalueerd, en er was twijfel of ze wel inspeelden op demoeilijkheden waarmee mensen in armoede elke dag te maken krijgen. De reactiesuit de doelgroep op deze maatregelen werden op een gekleurde achtergrondgeplaatst.Bij het <strong>Actieplan</strong> <strong>2005</strong>–2009 werden de kabinetten van nabij <strong>be</strong>trokken en heeft de<strong>Vlaams</strong>e Regering <strong>be</strong>leidsaccenten geselecteerd. Die worden in dit hoofdstuk diepgaand<strong>be</strong>handeld. Dat <strong>be</strong>tekent dat de actie wordt uitgewerkt en geëvalueerd in samenspraakmet de <strong>be</strong>trokken doelgroep, dat ze wordt ingepast in de bredere <strong>be</strong>leidsdoelstellingen,en dat ze een tijdpad en meetbare indicatoren toegewezen krijgt. Dat moet een goedeopvolging, evaluatie en bijsturing mogelijk maken.13


14Het valt niet altijd mee om in een ingewikkeld <strong>be</strong>leidsveld als armoede concretedoelstellingen en meetbare indicatoren af te bakenen. Toch kunnen die ons helpen omeen <strong>be</strong>eld te krijgen van de maatregelen die in de strijd tegen armoede doeltreffendzijn. Jaarlijkse evaluaties moeten dat <strong>be</strong>eld voortdurend scherper maken. Dat <strong>be</strong>tekentmeteen ook dat dit document opgevat is als een dynamisch werkstuk, voortdurend inontwikkeling.


Hoofdstuk iHET ARMOEDEBELEID IN VLAANDEREN1 KrachtlijnenArmoede en sociale uitsluiting zijn een blijvend probleem in de <strong>Vlaams</strong>esamenleving. Als we het op één tijdstip meten, heeft, gedurende de laatstejaren, ongeveer 13 % van de mensen in het <strong>Vlaams</strong>e Gewest een armoederisico.Gelukkig is dit armoederisico niet al te diep en blijft deze toestand voor demeesten dan ook niet al te lang duren. Dit <strong>be</strong>tekent echter ook dat, gemetenover een periode van vijf jaar, iets meer dan 1 Vlaming op 5 in een situatievan relatieve armoede <strong>be</strong>landt. En dat ongeveer 7 % van de <strong>be</strong>volking wordtgetroffen door langdurige inkomensarmoede (minstens 3 opeenvolgende jaren).Niettegenstaande deze sprekende cijfers, scoort het <strong>Vlaams</strong>e Gewest toch bij de<strong>be</strong>teren in de wereld.1.1 Drie basisprincipesBinnen de Europese contouren stippelt <strong>Vlaanderen</strong> haar eigen regionaal armoede<strong>be</strong>leid uit.Het regeerakkoord <strong>be</strong>paalt dat <strong>Vlaanderen</strong> op het vlak van armoede<strong>be</strong>strijding en socialecohesie bij de top-5 van de eu-regio’s wil <strong>be</strong>horen. Alle inwoners van <strong>Vlaanderen</strong> moetentijdens elke levensfase voldoende ontwikkelingskansen en keuzemogelijkheden heb<strong>be</strong>n omop elk domein deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Om dat te <strong>be</strong>reiken,stelt <strong>Vlaanderen</strong> in haar armoede<strong>be</strong>leid drie basisprincipes voorop: participatie, preventie eninclusief <strong>be</strong>leid.Participatie. Een doeltreffend armoede<strong>be</strong>leid kan en mag geen eenrichtingsverkeer zijn. Deactieve participatie van mensen in armoede moet ernstig worden genomen en voldoendeworden ondersteund. Hun kennis en ervaring bieden een bijzondere meerwaarde voor eenslagkrachtig armoede<strong>be</strong>leid.Om schijnparticipatie te vermijden, moeten we rekening houden met de essentiëlevoorwaarden van de dialoogmethode: voldoende tijd, tweerichtingscommunicatie enterugkoppeling. Het regeerakkoord <strong>be</strong>paalt dan ook uitdrukkelijk dat mensen in armoede enhun organisaties tijdig en structureel moeten worden ingeschakeld bij de voor<strong>be</strong>reiding vanhet <strong>be</strong>leid. Ook de <strong>be</strong>leidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2004–2009 roept op om deeffectieve participatie van mensen in armoede aan de samenleving en de <strong>be</strong>leidsuitvoeringte <strong>be</strong>vorderen en hun sociaal kapitaal ten volle te waarderen.15Respect en <strong>be</strong>grip moeten de sleutelwoorden zijn. Mensen in armoede moeten echt hetgevoel heb<strong>be</strong>n dat naar hun ervaringen wordt geluisterd en dat de <strong>be</strong>leidsmakers er rekeningmee houden. Daarom moeten <strong>be</strong>leidsinitiatieven die via een lange weg van participatie totgoede praktijkvoor<strong>be</strong>elden zijn uitgegroeid, structureel worden ondersteund. In overlegmet verenigingen waar armen het woord nemen, moet verder worden onderzocht wat


goede voor<strong>be</strong>elden van sociale insluiting zijn. Participatie moet leiden tot concrete acties enmaatregelen.Participatie is niet gratis en vrijblijvend. Het is een ar<strong>be</strong>idsintensief proces om mensen inarmoede te <strong>be</strong>reiken, ze te emanciperen en ze deel te laten nemen aan het <strong>be</strong>leidsoverleg. DeVerenigingen waar armen het woord nemen, ondersteunen dat proces aan de basis.Preventie. Preventie van armoede en sociale uitsluiting ligt aan de basis van het <strong>Vlaams</strong>earmoede<strong>be</strong>leid. Mensen in armoede stuiten nog vaak op on<strong>be</strong>grip of op verklaringen vanindividuele schuld, maar armoede is vooral een structureel probleem. Ondanks individuelekansen die gecreëerd worden, ervaren mensen in armoede dagelijks uitsluitingsprocessen:ze vinden ondanks intensieve <strong>be</strong>geleiding vaak geen werk, moeten noodzakelijke medischezorgen uitstellen, enzovoort. De dagelijkse uitsluiting <strong>be</strong>lemmert velen om individuelekansen te grijpen.Een structurele aanpak zoekt naar het productieproces van armoede, naar de plaats en deaard van de uitsluitingsmechanismen, en pro<strong>be</strong>ert die uit te bannen, te wijzigen of minstensonder controle te krijgen. Om armoede te <strong>be</strong>strijden en uitsluiting tegen te gaan, baseertde <strong>Vlaams</strong>e overheid zich op de sociale grondrechten (art. 23 van de grondwet). Samen metmensen in armoede moeten we op zoek gaan naar methodes en instrumenten om de toegangtot die rechten te ver<strong>be</strong>teren.De <strong>Vlaams</strong>e Regering stelt in haar regeerakkoord uitdrukkelijk dat elk <strong>be</strong>leidsdomeinaandacht moet heb<strong>be</strong>n voor armoede<strong>be</strong>strijding en risicoverlaging. Daartoe moetende <strong>Vlaams</strong>e administratie en de door haar erkende organisaties een <strong>be</strong>roep doen opervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting. Ook de minister van Welzijn,Volksgezondheid en Gezin stelt in haar <strong>be</strong>leidsnota dat ze via structureel overleg met deandere ministers ervaringsdeskundigheid wil laten implementeren in alle departementenen in de erkende en gesubsidieerde diensten. Zo kan de kennis van mensen in armoede eenessentiële bijdrage leveren tot een armoede<strong>be</strong>leid dat werkelijk haar doel <strong>be</strong>reikt: armoedeeffectief <strong>be</strong>strijden.Inclusief <strong>be</strong>leid. De <strong>Vlaams</strong>e Regering wil een inclusief armoede<strong>be</strong>leid voeren. Armoedeheeft verschillende oorzaken die elkaar versterken, en moet dus ook gedifferentieerdworden aangepakt. Te veel aparte maatregelen voor mensen in armoede moeten wordenvermeden omdat ze zo dikwijls worden geconfronteerd met stigmatisering. Waar nodig blijfteen specifiek armoede<strong>be</strong>leid aangewezen, maar waar mogelijk is het te verkiezen om eenalgemeen <strong>be</strong>leid te voeren met aandacht voor specifieke doelgroepen.16Het jaarboek armoede en sociale uitsluiting definieert armoede als ‘een netwerk vansociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele encollectieve <strong>be</strong>staan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen vande samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.’ De <strong>be</strong>leidsnotaWelzijn, Volksgezondheid en Gezin 2004–2009 stelt daarom dat we de strijd tegen armoedeen sociale uitsluiting op alle <strong>be</strong>leidsdomeinen moeten voeren en niet mogen <strong>be</strong>perken tot de<strong>be</strong>voegdheden van één minister.In ieder <strong>be</strong>leidsdomein moet de regelgeving worden gescreend op uitsluitingsfactorenen waar nodig aangepast. Ook bij nieuwe maatregelen is het van <strong>be</strong>lang om mogelijke


uitsluitingsmechanismen voor ogen te houden. De <strong>Vlaams</strong>e Regering heeft daarom <strong>be</strong>slistdat ‘bij elk nieuw ontwerp van reglementering of <strong>be</strong>leidsmaatregel dat ter <strong>be</strong>slissing aande <strong>Vlaams</strong>e Regering wordt voorgelegd, rekening wordt gehouden met de sectorspecifiekedoelstellingen en concrete maatregelen, zoals genomen in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong><strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> 2004.’ Ook voor het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>2005</strong>–2009 wil<strong>Vlaanderen</strong> de reguleringsimpactanalyse gebruiken als instrument om de gevolgen voor dearmoede<strong>be</strong>strijding te toetsen.De keuze voor een inclusief armoede<strong>be</strong>leid <strong>be</strong>let niet dat <strong>Vlaanderen</strong>, in het kader van deLissabonstrategie, het armoede<strong>be</strong>leid prioritair wil focussen op kinderarmoede en armoedebij ouderen, laaggeletterdheid en de gelijke toegang tot de kwalitatieve preventieve encuratieve gezondheidszorg op alle niveaus, met in<strong>be</strong>grip van de geestelijke gezondheidszorg.1.2 Vier instrumentenBelangrijke instrumenten om de bovenstaande basisprincipes in praktijk te brengen, zijn:• verstaanbare informatie en respectvolle communicatie,• vorming en sensibilisatie,• automatische toekenning van rechten en tegemoetkomingen,• een nauwe samenwerking tussen de verschillende sectoren.Informatie en communicatie. Verstaanbare informatie en respectvolle communicatielijken een evidentie. Toch krijgen mensen in armoede nog steeds moeilijk toegang totinformatie die hen aan<strong>be</strong>langt. De communicatie met de verschillende (overheids)dienstenverloopt vaak moeizaam en stroef. Begrijpelijke informatiecampagnes via lokale en centraleinformatiepunten en een goede samenwerking met ervaringsdeskundigen en verenigingenwaar armen het woord nemen, zijn noodzakelijk. Mensen in armoede zijn evenwaardigeklanten die recht heb<strong>be</strong>n op klantgerichtheid, klachten<strong>be</strong>handeling en wettelijke<strong>be</strong>scherming.Heel wat sociale basisrechten zijn voor mensen in armoede niet <strong>be</strong>schikbaar, on<strong>be</strong>taalbaar ofvan slechte kwaliteit. Het recht op wonen, onderwijs, gezondheidszorg, werk en vrije tijd zijndan ook prioritaire thema’s. Extra inspanningen moeten waarborgen dat de informatie overdie maatregelen de mensen <strong>be</strong>reikt.Vorming en sensibilisatie. Armoede <strong>be</strong>staat in alle conjuncturen en welvaartsregimes, ookin hooggeïndustrialiseerde en welvarende samenlevingen. De vraag waarom dat zo is, blijftmeestal on<strong>be</strong>antwoord. Het individueel schuldmodel legt de schuld van armoede bij demensen zelf omdat men de diepere oorzaak, armoede, niet (her)kent. Mensen in armoedezouden lui, spilzuchtig, drankzuchtig, onverantwoord zijn. Een dergelijke verklaring doethet vaak goed bij de publieke opinie maar zet weinig zoden aan de dijk. Ze is immers sterkculpabiliserend, gaat voorbij aan de maatschappelijke processen die armoede veroorzaken en<strong>be</strong>lemmert daarmee een doeltreffend armoede<strong>be</strong>leid.17De overheid moet de kennis en vooral ervaringsdeskundigheid over armoede en socialeuitsluiting in <strong>Vlaanderen</strong> bij een ruim publiek verspreiden om op die manier te komen tot meerrespect en sociale insluiting. Vooral in het onderwijs, de gezondheidszorg en de hulpverleningwordt dat als een prangende nood ervaren. Maar ook daarbuiten is die kennis nodig.


De verenigingen waar armen het woord nemen en de ervaringsdeskundigen kunnen hier een<strong>be</strong>langrijke rol spelen. Vandaar ook dat de <strong>Vlaams</strong>e Regering het toegezegde budgettairegroeipad voor de verenigingen waar armen het woord nemen, zal respecteren.Automatische toekenning. Heel wat mensen kennen hun rechten niet of weten niet hoe ze eraanspraak op kunnen maken. Mensen in armoede spenderen enorm veel tijd en energie aanhet uitpluizen van maatregelen, het opsporen van informatie en het indienen van aanvragen.Ondanks hun inspanningen missen ze vaak de steun waar ze recht op heb<strong>be</strong>n.De automatische toekenning van rechten en tegemoetkomingen kan een <strong>be</strong>langrijkantwoord bieden op onder<strong>be</strong>scherming en armoede: niet alleen voor studietoelagen ofhuursubsidies, maar voor zoveel mogelijk <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>voegdheden. Het regeerakkoord<strong>be</strong>paalt daarom dat er werk moet worden gemaakt van een zo ruim mogelijke automatischetoekenning van rechten. Daarover moeten afspraken worden gemaakt met onder meerde <strong>Vlaams</strong>e en federale administraties, de lokale <strong>be</strong>sturen, de Openbare Centra voorMaatschappelijk Welzijn (ocmw’s) en de verschillende welzijnsactoren.Nauwe samenwerking. Het regeerakkoord kiest ervoor om de band tussen het opbouwwerken het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid te versterken. De <strong>be</strong>leidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezingaat nog verder door te kiezen voor een <strong>be</strong>tere afstemming en een nauwere samenwerkingtussen alle erkende en gesubsidieerde diensten die een rol kunnen spelen in dearmoede<strong>be</strong>strijding, zoals het algemeen welzijnswerk. Een doelmatige armoede<strong>be</strong>strijdingkan alleen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met het ruimere middenveld.2 BeleidskaderHet armoededecreet en het bij<strong>be</strong>horende uitvoerings<strong>be</strong>sluit dat op 1 januari2004 in werking trad, zijn het resultaat van jarenlang maatschappelijk en<strong>be</strong>leidsoverleg. Het decreet zorgt voor een juridische onderbouw van het<strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid en biedt een <strong>be</strong>leidskader voor de lange termijn.2.1 Waarom een decreet?18Armoede in de huidige West-Europese samenlevingen is niet alleen een kwestie vanoverleven en niet alleen een inkomensprobleem. Om het met de woorden van de EuropeseCommissie te zeggen: armoede is een toestand van ‘personen of gezinnen van wie demiddelen zo ontoereikend zijn dat zij uitgesloten worden van de minimaal aanvaardbareleefpatronen in de lidstaat waarin zij leven’. Het gaat niet alleen om inkomen en consumptie,maar om alle mogelijke aspecten van het burgerschap: gezondheid, huisvesting, onderwijs,cultuur, rechts<strong>be</strong>deling, politiek, enzovoort.Ook <strong>Vlaanderen</strong> ontsnapt niet aan de kloof tussen de wenselijkheid van welvaart vooriedereen en de werkelijkheid van uitsluiting voor velen. We streven naar een hoge mate vanlevenskwaliteit, welvaart, welzijn, kennis en communicatiemogelijkheden maar een aantalmensen deelt niet in die groei en bloei.


Het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid moet ertoe bijdragen dat armen meer kansen krijgen om uit dearmoede te geraken en dat hun levensomstandigheden ver<strong>be</strong>teren. Maar armoede is nietvan vandaag op morgen opgelost. Om vooruitgang te boeken, is het <strong>be</strong>langrijk dat dezelfde<strong>be</strong>leidslijnen voor langere tijd worden gevolgd. De visie van <strong>be</strong>leidsverantwoordelijken,onderbouwd door de wetenschap, getoetst bij de armen zelf en meegedragen door departiculiere sectoren, moet voldoende garantie bieden om vast te leggen hoe armoede devolgende decennia deskundig moet worden <strong>be</strong>streden.2.2 De voorgeschiedenisDe verenigingen waar armen het woord nemen, heb<strong>be</strong>n jarenlang gepleit voor de erkenning ensubsidiëring van hun werking. Al vanaf het Algemeen Verslag over de Armoede (1994) heb<strong>be</strong>n zezich samen met <strong>be</strong>leidsverantwoordelijken geëngageerd om een regelgeving in werking te latentreden. Ze wilden ook mee vorm geven aan een inhoudelijk, gecoördineerd armoede<strong>be</strong>leid.Ook het <strong>Vlaams</strong> Parlement zette haar schouders onder een regelgeving voor een <strong>Vlaams</strong>armoede<strong>be</strong>leid. Dat blijkt onder meer uit zijn maatschappelijke <strong>be</strong>leidsnota inzake armoedeen sociale uitsluiting (1998), het themadebat van 19 februari 1998 en de daaruit voortvloeiendemotie (maart 1998) en de motie van het <strong>Vlaams</strong> Parlement van juni 2000.Een derde <strong>be</strong>langrijke voorloper is het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> dat de <strong>Vlaams</strong>eRegering sinds 2001 jaarlijks goedkeurt. Dat plan is geëvolueerd naar een echt basisdocumentvoor het armoede<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong>.2.3 Het ruimere kaderDe <strong>Vlaams</strong>e Regering heeft haar initiatieven rond armoede<strong>be</strong>strijding altijd willen afstemmenmet de Europese, federale en lokale <strong>be</strong>stuursniveaus.Europa. <strong>be</strong>paalt meer en meer de politieke agenda in haar lidstaten, ook voor de socialedimensie. De concrete invulling van het Europese <strong>be</strong>leid wordt <strong>be</strong>paald door wat de lidstatenzelf <strong>be</strong>langrijk vinden. De invloed die <strong>Vlaanderen</strong> kan uitoefenen, is dus niet te verwaarlozen.De <strong>Vlaams</strong>e inbreng focust op de 10 sociale grondrechten zoals die zijn vastgelegd in hetAlgemeen Verslag over de Armoede (1994). Door de <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>leidsprincipes voor eenarmoede<strong>be</strong>leid in een decreet te verankeren, is <strong>Vlaanderen</strong> bovendien een voor<strong>be</strong>eld in Europa.Dat biedt <strong>Vlaanderen</strong> meer armslag in de Europese discussies.Federaal. <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> vraagt <strong>be</strong>leidsinitiatieven van de gemeenschappen, degewesten en de federale overheid. Elk op hun eigen domein ontwikkelen ze acties voorarmoede<strong>be</strong>strijding en voeren ze de dialoog met de armen. In het Samenwerkingsakkoordtussen de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>stendigingvan het armoede<strong>be</strong>leid (1998) heb<strong>be</strong>n alle <strong>be</strong>leidsniveaus er zich bovendien toe verbonden omhun <strong>be</strong>leid op elkaar en op Europa af te stemmen via:• een Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie(intussen geëvolueerd tot de Interministeriële Conferentie Integratie in de samenleving),• het Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting.Dat is in de eerste plaats een overlegplatform tussen de armen en de verenigingen waararmen het woord nemen, en <strong>be</strong>leidsverantwoordelijken, ambtenaren en onderzoekers.19


Het samenwerkingsakkoord van 1998 biedt dus mee het kader voor het <strong>Vlaams</strong>earmoededecreet van 2004.Lokaal. Het kaderdecreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004 zet rond armoede<strong>be</strong>strijdingeen samenwerking in de steigers tussen de <strong>Vlaams</strong>e en lokale <strong>be</strong>sturen.2.4 Kern: participatieDe <strong>Vlaams</strong>e Regering kiest er expliciet voor om de armen waar mogelijk en gewenst te<strong>be</strong>trekken bij de voor<strong>be</strong>reiding en evaluatie van het <strong>be</strong>leid. Beleidsmakers en veldwerkersheb<strong>be</strong>n het ondanks hun goede wil en grondige analyses immers vaak moeilijk om deverbinding te leggen met de armen. Ze heb<strong>be</strong>n niet aan den lijve ondervonden wat het is omin armoede te leven en de schaamte en vernedering te voelen die daar vaak mee gepaard gaat.Daarom is het nodig om mensen te vinden die vanuit hun eigen <strong>be</strong>leving van armoede meewillen werken aan het <strong>be</strong>leid.Verenigingen waar armen het woord nemen. Het decreet <strong>be</strong>treffende de armoede<strong>be</strong>strijdingheeft de ondersteuning verankerd voor die inbreng. Op 9 mei 2003 werd het<strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen opgericht. Dat netwerk:• treedt op als gesprekspartner van de overheid,• verzorgt de financiële en inhoudelijke ondersteuning en coördinatie van de verenigingenwaar armen het woord nemen,• organiseert overleg en ervaringsuitwisseling tussen de verenigingen,• <strong>be</strong>vordert gemeenschappelijke initiatieven ten <strong>be</strong>hoeve van de verenigingen.Op basis van een meerjarenplan krijgt het netwerk jaarlijks een subsidie voor de eigenwerking en om de verenigingen financieel te ondersteunen. De ondersteuning van deverenigingen en hun onderlinge samenwerking is erop gericht om situaties van armoede ensociale uitsluiting aan te pakken zodat het leven van mensen in armoede en sociale uitsluitingconcreet ver<strong>be</strong>tert.20Een vereniging waar armen het woord nemen, moet voldoen aan de volgende zes criteria.• De vereniging is een onafhankelijke vzw met het doel armen uit hun maatschappelijkisolement te halen en hun slagkracht te vergroten. In haar werking is de vereniginggericht op de samenwerking met andere organisaties en instanties die zich tot kansarmenrichten.• De vereniging creëert de voorwaarden waaronder armen het woord kunnen nemenzodat ze uitgroeien tot een volwaardige gesprekspartner in de samenleving. Daartoeorganiseert ze activiteiten om die vaardigheden te ontwikkelen. De armen moeten inde gelegenheid worden gesteld om in hun eigen vereniging ritme, snelheid en inhouddaarvan te <strong>be</strong>palen.• De vereniging werkt aan de maatschappelijke emancipatie van de armen. Ze helpt hengroeien om hun burgerrechten volwaardig op te nemen en de maatschappij <strong>be</strong>wustmaken van de gelijkwaardigheid van armen en niet-armen.• De vereniging stimuleert de <strong>be</strong>trokkenheid van armen bij het <strong>be</strong>leid en de evaluatie van demaatschappelijke structuren. Ze steunt de armen bij de rechtstreekse contacten met deverantwoordelijken in de samenleving.• De vereniging streeft naar solidariteit tussen de armen en de samenleving. Daartoeorganiseert ze vormingsactiviteiten en zoekt ze actief partners in de samenleving om


kennis over armoede uit te wisselen vanuit de ervaring van de armen en misverstanden,vooroordelen en uitsluitinggedrag bloot te leggen.• De vereniging blijft armen zoeken. Ze <strong>be</strong>toont een actieve openheid tegenover anderemensen, ook de meest geïsoleerde armen.De verenigingen waar armen het woord nemen, moeten dus vooral resultaatgericht werkenom te vermijden dat zij centraal staan in plaats van de armen. Het is ook niet de <strong>be</strong>doelingom een parallel circuit te scheppen naast de <strong>be</strong>staande organisaties en instellingen. Deverenigingen moeten samenwerken met de <strong>be</strong>staande organisaties en er samen met hen toebijdragen dat de armste burgers toegang krijgen tot de sociale grondrechten.Ervaringsdeskundigen. Om armen een stem te geven, heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid voorts eenregelgeving ontwikkeld om ervaringsdeskundigen in de armoede en de sociale uitsluiting opte leiden en in te schakelen.Een opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting stelt armen instaat de nodige inzichten, houdingen en vaardigheden te verwerven om tewerkgesteld teworden. Zo kunnen ze een brugfunctie vervullen door ondersteunings- en <strong>be</strong>geleidingswerk,supervisie en adviesverlening, het duiden van de armoederealiteit en het formuleren vanmaatregelen ter <strong>be</strong>strijding van armoede. Op die manier worden ze een <strong>be</strong>langrijke schakelin de hulp- en dienstverlening aan armen en kunnen ze een relevante bijdrage leveren aan dearmoede<strong>be</strong>strijding op alle niveaus.2.5 Twee <strong>be</strong>leidsinstrumentenHet decreet <strong>be</strong>treffende de armoede<strong>be</strong>strijding voorziet in een aantal <strong>be</strong>leidsinstrumentenvoor het armoede<strong>be</strong>leid: het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> (vap) en het PermanentArmoedeoverleg (pao).2.5.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong>Sinds 2001 keurt de <strong>Vlaams</strong>e Regering jaarlijks een <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong>goed dat alle inspanningen bundelt die de verschillende <strong>Vlaams</strong>e ministers leverden omarmoede te <strong>be</strong>strijden. Het plan <strong>be</strong>vat naast maatregelen op korte en langere termijn ookde modaliteiten om het gevoerde <strong>be</strong>leid te evalueren. Actualisering en opvolging van deactieplannen verloopt via het <strong>Vlaams</strong> Parlement, het Permanent Armoedeoverleg (ziehieronder) en tot voor kort via een halfjaarlijks forum: een vooruitgangscongres in hetvoorjaar en een toekomstverkennend congres in het najaar. Het document dat u hier leest, ishet <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>2005</strong>–2009.Evaluatie door de armen zelf. Op het Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede van 6mei 2004 speelde het <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemeneen <strong>be</strong>langrijke rol. Via een <strong>be</strong>vraging van de verenigingen werd nagegaan hoe mensenin armoede hun situatie <strong>be</strong>leven. Die ervaringen werden op verschillende thematischerondetafels naast de verschillende <strong>Vlaams</strong>e actieplannen armoede<strong>be</strong>strijding gelegd.21Ondanks alle acties en initiatieven bleken mensen in armoede in het dagelijks leven weinigver<strong>be</strong>tering te merken. Er waren ook opmerkingen over de vrij vage acties die elke vormvan evaluatie onmogelijk maakten. De verenigingen stelden ook vast dat er weinig tot geenparticipatie van mensen in armoede was.


Deze input werd gebruikt om aan<strong>be</strong>velingen voor de volgende <strong>Vlaams</strong>e Regering teformuleren, na grondige <strong>be</strong>spreking met wetenschappers, ervaren veldwerkers, mensen uithet middenveld. Het resultaat was het document Belangrijke voorstellen voor een krachtig<strong>Vlaams</strong> armoede<strong>be</strong>leid en een nieuw <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>2005</strong>-2009 (ziekaderstukje).Participatie mag geen ijdel <strong>be</strong>grip zijn: niemand heeft iets aan aan<strong>be</strong>velingen waar verderniets mee ge<strong>be</strong>urt. De voorstellen van het forum vormden daarom de basis voor het nieuwe<strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong>, dat daarmee evolueerde naar een echt basisdocumentvoor het armoede<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong>.Structurele verankering. Het actieplan is met het decreet <strong>be</strong>treffende dearmoede<strong>be</strong>strijding structureel verankerd. Het decreet <strong>be</strong>paalt dat de nieuwe <strong>Vlaams</strong>eRegering binnen negen maanden na haar aantreden een actieplan armoede<strong>be</strong>strijdingmoet opstellen, met participatie van de doelgroepen (dus van het <strong>Vlaams</strong> Netwerk vanverenigingen waar armen het woord nemen). Naar aanleiding van een parlementaire vraagvan Steven Vanackere op 15 maart <strong>2005</strong>, werd in de commissie Welzijn, Volksgezondheid enGezin afgesproken om die termijn van negen maanden te verruimen om te kunnen komen toteen politiek gedragen en meetbaar <strong>be</strong>leidsinstrument, met de participatie van de mensen inarmoede.Het actieplan moet tenminste de volgende elementen <strong>be</strong>vatten:• de <strong>be</strong>schrijving van de algemene visie van het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid,• de situering van het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid binnen het nationale en het Europese <strong>be</strong>leid,• de geformuleerde doelstellingen op lange en op korte termijn binnen elk <strong>be</strong>leidsdomein,• de concrete activiteiten,• het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering,• de indicatoren om de vooruitgang te meten,• de ingezette instrumenten.Ieder jaar moet het actieplan geactualiseerd worden door:• een analyse van gewijzigde maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor hetarmoede<strong>be</strong>leid,• een vooruitgangsrapport en bijsturing van de activiteiten per <strong>be</strong>leidsdomein,• de nieuwe initiatieven binnen elk <strong>be</strong>leidsdomein, met opgave van het tijdpad en deindicatoren van de evaluatie,• het jaarverslag van de werking van het Permanent Armoedeoverleg.22De coördinerende minister voor het armoede<strong>be</strong>leid legt jaarlijks vóór 1 maart hetgeactualiseerde actieplan voor aan de <strong>Vlaams</strong>e Regering. De <strong>Vlaams</strong>e Regering <strong>be</strong>zorgt hetgeactualiseerde actieplan gelijktijdig aan de adviesraden en aan het <strong>Vlaams</strong> Parlement.Alle <strong>Vlaams</strong>e ministers wijzen binnen hun <strong>be</strong>leidsdomein één of meer aandachtsambtenareninzake armoede<strong>be</strong>strijding aan. Zij zijn verantwoordelijk voor de voor<strong>be</strong>reiding, de uitvoeringen de opvolging van het actieplan. Het horizontaal Permanent Armoedeoverleg (ziehieronder) zorgt voor de opvolging en coördinatie van de maatregelen in het actieplan.


Belangrijke voorstellen voor een krachtig <strong>Vlaams</strong> armoede<strong>be</strong>leid en eennieuw <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>2005</strong>–2009De kennis vanuit de armoede kan een essentiële bijdrage leveren tot een armoede<strong>be</strong>leiddat werkelijk haar doel <strong>be</strong>reikt: armoede <strong>be</strong>strijden. Het <strong>Vlaams</strong> Netwerk vanverenigingen waar armen het woord nemen vraagt dat de overheid een voor<strong>be</strong>eldrolspeelt om deze kennis via participatie en vorming te gebruiken en te verspreiden.De participatie van mensen in armoede als actieve burgers moet ernstig wordengenomen en voldoende ondersteund. Het budgettair groeipad dat tijdens de vorigelegislatuur <strong>be</strong>loofd werd, moet terug worden opgenomen.Met het oog op de toekomst is een grondige evaluatie van het huidige sociaal, economischen fiscaal <strong>be</strong>leid in overleg met mensen in armoede nodig. De <strong>be</strong>strijding vanuitsluitingsprocessen is een <strong>be</strong>langrijk aandachtspunt voor <strong>be</strong>leidsplannen. Daaromvragen we een armoede-effectrapport vanuit de gebruikers voor ieder <strong>be</strong>leidsdomein.Heel wat sociale basisrechten zijn voor mensen in armoede niet <strong>be</strong>schikbaar, on<strong>be</strong>taalbaarof van slechte kwaliteit. We vragen een dringende vooruitgang hieromtrent voorwonen, onderwijs, gezondheidszorg, werk en vrije tijd. Verstaanbare informatie overmaatregelen moet de mensen <strong>be</strong>reiken.Mensen in armoede en hun verenigingen zijn essentiële partners binnen het lokaalsociaal <strong>be</strong>leid. Participatie van mensen in armoede moet ingeschreven worden in deuitvoerings<strong>be</strong>sluiten als een democratisch recht. We vragen niet 1 loket, maar1 hulpverlener in het gegeven van de verscheiden dienstverlening.Rechten moeten zoveel mogelijk automatisch worden toegekend. Niet enkel voorstudietoelagen of huursubsidies, maar zoveel mogelijk binnen de <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>voegdheden.Beleidsinitiatieven die via een lange weg van participatie tot goede praktijkvoor<strong>be</strong>eldenzijn uitgegroeid, moeten structureel ondersteund worden. De politieke logica mag nietleiden tot het afbreken van kostbare processen inzake armoede<strong>be</strong>strijding.Mensen in armoede zijn evenwaardige klanten binnen de verscheidenheid aandienstverlening. Zij heb<strong>be</strong>n ook recht op klantgerichtheid, klachten<strong>be</strong>handeling enwettelijke <strong>be</strong>scherming, ook in liefdadigheidsinitiatieven.Binnen ieder <strong>be</strong>leidsdomein moet armoede<strong>be</strong>strijding en risicoverlaging een prioriteitzijn. Belangrijke sleutels zijn: participatie, kennis vanuit de armoede omtrent uitsluitingsprocessenen inclusie. We vragen specifieke <strong>be</strong>leidsmaatregelen waar nodig, en zoveelmogelijk inclusieve maatregelen waar het kan.23De Europese li<strong>be</strong>raliseringtendens vormt een grote <strong>be</strong>dreiging voor mensen in armoedeen moet halt worden toegeroepen. We vragen inspraak van de verenigingen waar armenhet woord nemen bij de voor<strong>be</strong>reiding van <strong>Vlaams</strong>e standpunten in Europese dossiers.


2.5.2 Het Permanent ArmoedeoverlegHet armoededecreet verankert ook het Permanent Armoedeoverleg. Dat <strong>be</strong>staat uit eenhorizontaal luik en een verticaal luik.In het horizontaal luik zitten, samen met het <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armenhet woord nemen, de aandachtsambtenaren van de verschillende <strong>Vlaams</strong>e departementenen een aantal experts. De aandachtsambtenaren zorgen samen met de andere leden van hethorizontaal Permanent Armoedeoverleg voor de uitvoering, coördinatie en opvolging van het<strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong>. Het horizontaal overleg heeft minstens vier keer perjaar plaats.Het verticale luik is het overleg dat binnen elk <strong>be</strong>leidsdomein met de vertegenwoordigersvan de armen wordt gevoerd. Samen met deze vertegenwoordigers en deaandachtsambtenaren kunnen ook derden aan dat overleg deelnemen. Iedere minister<strong>be</strong>paalt voor zijn of haar <strong>be</strong>leidsdomein hoe het verticaal overleg wordt georganiseerd. Hetverticaal overleg vindt voor elk <strong>be</strong>leidsdomein minstens twee keer per jaar plaats.3 Het <strong>Vlaams</strong> armoede<strong>be</strong>leidals deel van het geheelArmoede is een complex probleem dat dus ook op verschillende <strong>be</strong>leidsdomeinentegelijk moet worden aangepakt. Die maatregelen mogen elkaar uiteraard niettegenwerken en mogen ook geen nieuwe problemen veroorzaken. Daarommoet een doelmatig <strong>Vlaams</strong> armoede<strong>be</strong>leid rekening houden met de andere<strong>be</strong>leidsniveaus.3.1 Partnerschap met de lokale <strong>be</strong>sturenLokale <strong>be</strong>sturen zijn het <strong>be</strong>st geplaatst om zicht te heb<strong>be</strong>n op noden van kansarme burgersop hun grondgebied. De hulp- en dienstverlening waartoe de armen zich richten moetimmers laagdrempelig en dus meestal lokaal georganiseerd worden. De <strong>Vlaams</strong>e Regeringbiedt verschillende instrumenten aan om de lokale <strong>be</strong>sturen te ondersteunen in hunsleutelrol bij de armoede<strong>be</strong>strijding.3.1.1 Het gemeentefonds24Het gemeentefonds (decreet van 5 juni 2002) is hét instrument van de <strong>Vlaams</strong>e Regering omde lokale <strong>be</strong>sturen financieel te ondersteunen. De verdeling van de middelen uit dat fondshoudt onder meer rekening met het aantal kansarme burgers en de fiscale armoede in degemeente.De lokale <strong>be</strong>sturen kunnen vrij <strong>be</strong>slissen over de <strong>be</strong>steding van de middelen uit hetgemeentefonds. De <strong>Vlaams</strong>e Regering verwacht wel dat de lokale <strong>be</strong>sturen:


• zich engageren voor een armoede<strong>be</strong>leid in partnerschap met de armoedeverenigingen ophun grondgebied,• het ocmw op hun grondgebied een deel van de middelen uit het gemeentefonds gevenom een lokaal sociaal <strong>be</strong>leid te voeren. Als dat niet ge<strong>be</strong>urt, stort de <strong>Vlaams</strong>e Regeringautomatisch 8 % van het gemeentefonds door naar het ocmw.3.1.2 Het <strong>Vlaams</strong> StedenfondsHet <strong>Vlaams</strong> Stedenfonds (decreet van 5 juli 2002) is een specifieke bijkomende financieringvoor 13 steden en voor de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie (vgc), die <strong>Vlaanderen</strong>vertegenwoordigt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het fonds ondersteunt eenduurzaam steden<strong>be</strong>leid op alle vlakken: economisch, maar ook ecologisch, cultureel ofsociaal. De <strong>Vlaams</strong>e Regering wil een duurzame en leefbare stad die op een rechtvaardigemanier welvaart en welzijn realiseert voor zoveel mogelijk mensen, met bijzondere aandachtvoor de zwakkeren.Vanuit die visie op duurzaamheid heeft de <strong>Vlaams</strong>e Regering in 2003 een <strong>be</strong>leidsovereenkomstvoor 5 jaar afgesloten met de 13 steden en de vgc. De <strong>be</strong>leidsovereenkomsten focussenvoornamelijk op het ver<strong>be</strong>teren van de leefbaarheid én het tegengaan van dualisering. Desteden heb<strong>be</strong>n in die overeenkomsten aangegeven hoe ze die doelen willen nastreven.Over alle <strong>be</strong>leidsovereenkomsten heen komen vooral het recht op huisvesting, onderwijs,werkgelegenheid, cultuur, vrije tijd, en maatschappelijke dienstverlening aan bod(zie www.thuisindestad.<strong>be</strong>).3.1.3 De stadsmonitorZijn inwoners tevreden over hun stad? Hoe zit het met de scholing in de steden? Waar neemthet aandeel langdurig werklozen af? Zijn er voldoende sociale huurwoningen in de stad? Is ereen tekort aan kinderopvang? Dat zijn enkele vragen waarop de stadsmonitor een antwoordgeeft. De stadsmonitor is een instrument voor de 13 bovenstaande steden en Brussel. Hijbrengt in kaart hoe leefbaar de steden zijn en hoe duurzaam hun ontwikkeling is.De stadsmonitor geeft de steden input om hun <strong>be</strong>leid te plannen en programma’s op testellen. Ook indicatoren die met kansarmoede te maken heb<strong>be</strong>n, komen aan bod.3.1.4 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leidHet kaderdecreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004 biedt een kader voor een coherent,democratisch, doelmatig en efficiënt lokaal sociaal <strong>be</strong>leid. Het decreet vertrekt vanuit desociale grondrechten en wil de ongelijkheid wegwerken in de toegang tot die grondrechten.De lokale <strong>be</strong>sturen moeten dat <strong>be</strong>reiken met een geïntegreerd <strong>be</strong>leid en een geïntegreerdedienstverlening, en door een coördinerende rol te spelen tegenover de lokale actoren.Volgens de <strong>be</strong>leidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin moet het lokale armoede<strong>be</strong>leidduidelijk aanwezig zijn binnen het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid en moeten mensen in armoede en hunverenigingen er sterk bij worden <strong>be</strong>trokken. Mensen in armoede vrezen dat ze aan aandachtzullen inboeten in vergelijking met de periode van het Sociaal Impulsfonds, waarvan <strong>be</strong>weerdwordt dat de sociale ondertoon sterker doorklonk. De <strong>Vlaams</strong>e overheid moet <strong>be</strong>wijzen datdie vrees ongegrond is.25


Het decreet Lokaal Sociaal Beleid omvat vier krijtlijnen waarin telkens een <strong>be</strong>langrijk elementvoor de armoede<strong>be</strong>strijding aanwezig is.Planning. Het lokaal <strong>be</strong>stuur moet in de eerste plaats één lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplanrealiseren. Om de <strong>be</strong>trokkenheid te stimuleren van alle lokale actoren en inwoners, moet het<strong>be</strong>leidsplan een <strong>be</strong>schrijving <strong>be</strong>vatten van het participatieproces. Een ondersteunend project<strong>be</strong>steedt extra aandacht aan de participatie van mensen die in armoede leven.Coördinatie. Het lokale <strong>be</strong>stuur moet zelf zijn lokaal sociaal <strong>be</strong>leid invullen op een coherente,democratische en efficiënte manier. Het decreet geeft het lokaal <strong>be</strong>stuur dus expliciet eencoördinerende rol, ook wat de samenwerking <strong>be</strong>treft tussen het ocmw, het Centrum voorAlgemeen Welzijnswerk, het opbouwwerk en andere partners in de armoede<strong>be</strong>strijding.Sociaal huis. Een derde <strong>be</strong>langrijke pijler van het decreet is een goede toegang tot dedienstverlening. Burgers weten niet altijd waar ze hulp of diensten kunnen verkrijgen en voorsommigen is de drempel ook te hoog. De aangeboden dienstverlening is vaak ook versplinterdtussen verschillende diensten waardoor de burger soms heen en weer moet lopen.Het decreet verplicht de lokale overheden om binnen het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid een specifiekeinformatie-, loket- en doorverwijsfunctie uit te bouwen: het Sociaal Huis. Dat loket moetminimaal een geïntegreerde toegang bieden tot de sociale dienstverlening van gemeente enocmw. Dat moet een <strong>be</strong>langrijke hefboom zijn voor de automatische toekenning van rechtenen voor de verhoogde toegankelijkheid van basisrechten voor iedereen, maar vooral voor dekansarmen. Het uiteindelijke doel van het Sociaal Huis is om zo dicht mogelijk bij de mensen testaan.Samenwerking. Samenwerking tussen lokale <strong>be</strong>sturen en lokale actoren is onont<strong>be</strong>erlijk voorhet welslagen van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid en van het armoede<strong>be</strong>leid. Het decreet wijdt erdan ook een afzonderlijk hoofdstuk aan. Het vermeldt expliciet lokale, sectoroverschrijdendesamenwerkingsverbanden en netwerkvorming tussen het lokale <strong>be</strong>stuur, verenigingen waararmen het woord nemen, welzijnsorganisaties en andere actoren. Ook links met jeugd<strong>be</strong>leid,cultuur<strong>be</strong>leid, gezondheidszorg of onderwijs moeten op lokaal niveau worden gelegd.De <strong>Vlaams</strong>e Regering kan een samenwerkingsprotocol verplichten tussen erkendevoorzieningen onderling of tussen erkende voorzieningen en het lokaal <strong>be</strong>stuur. Op diemanier worden de taakafspraken geformaliseerd en kan de <strong>Vlaams</strong>e overheid ze gebruiken bijde afweging van haar <strong>be</strong>leid tegenover die voorzieningen en lokale <strong>be</strong>sturen.3.2 Partnerschap met de provinciale overheden26De provinciale overheden bieden lokale <strong>be</strong>sturen ondersteuning bij het voor<strong>be</strong>reiden en plannenvan hun lokaal armoede<strong>be</strong>leid. Ze doen dat via voor<strong>be</strong>reidend onderzoek en door gegevens teverzamelen voor de lokale overheden. Alle <strong>Vlaams</strong>e provincies <strong>be</strong>schikken nu over de nodigemenskracht om die opdracht op te nemen en bieden de lokale <strong>be</strong>sturen tal van gegevens aan.De verschillende provincies <strong>be</strong>perken zich niet tot de ondersteuning van lokale <strong>be</strong>sturen enheb<strong>be</strong>n bijkomende instrumenten uitgewerkt. De nota Provinciale opdrachten met het oog oparmoede<strong>be</strong>strijding van de Vereniging van <strong>Vlaams</strong>e Provincies (vvp) vormt het uitgangspuntvoor een eigen provinciaal armoede<strong>be</strong>leid.


Alle provincies subsidiëren organisaties en instellingen voor kansarmoede<strong>be</strong>strijding enondersteunen de opleiding of tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede. Demeeste provincies heb<strong>be</strong>n ook een steunpunt opvoedingsondersteuning. Ze <strong>be</strong>klemtonenhet overleg met mensen in armoede en hun organisaties en investeren in de sensibiliseringvan de eigen provinciale medewerkers om de inspanningen inzake armoede<strong>be</strong>strijding op dediverse domeinen te <strong>be</strong>vorderen.3.3 Partnerschap met de federale overheidDe <strong>Vlaams</strong>e en federale <strong>be</strong>leidskeuzen vullen elkaar aan binnen het streefdoel van de actieve,emanciperende welvaartsstaat. De coördinatie van het armoede<strong>be</strong>leid in België wordtverzekerd door:• het Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 juli 1999, dat de Minister van Maatschappelijke Integratie<strong>be</strong>voegd maakt voor het armoede<strong>be</strong>leid,• de Interministeriële Conferentie Integratie in de samenleving,• het Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding van armoede, <strong>be</strong>staansonzekerheid en sociale uitsluiting.Een <strong>be</strong>langrijk referentiepunt in het armoede<strong>be</strong>leid is het samenwerkingsakkoord tussen defederale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>stendiging van hetarmoede<strong>be</strong>leid (zie hierboven op p. 19). Dat akkoord richtte onder meer de InterministeriëleConferentie en het Steunpunt op.3.3.1 Algemeen Verslag over de Armoede (ava)Een mijlpaal in het federale armoede<strong>be</strong>leid is het Algemeen Verslag over de Armoede(1994). Dat verslag is het typevoor<strong>be</strong>eld van een dialoog tussen hulpverleners, specialistenen de mensen die in armoede leven en hun verenigingen. Het ava bracht vele tientallen<strong>be</strong>leidsvoorstellen samen: specifieke voorstellen, maar ook aan<strong>be</strong>velingen voor eenstructurele aanpak. Het is intussen 10 jaar geleden dat het werd gepubliceerd en het is nogsteeds een leidraad voor de aanpak van armoede in België.Actualisering. In het federaal regeerakkoord van 2003 werd een ‘breed maatschappelijkdebat’ aangekondigd, onder meer om het ava te actualiseren en de politieke agenda voor dekomende jaren vast te leggen. Dat debat is nu concreet uitgewerkt. De doelstellingen zijn:• de resultaten, effecten en toekomstperspectieven van het ava in kaart brengen,• alle actoren rond het ava en de problematiek van armoede en sociale uitsluitingsensibiliseren en mobiliseren,• de methodiek van de dialoog verdiepen en verbreden,• aan<strong>be</strong>velingen formuleren om de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting te versterken.De uitwerking verloopt in verschillende fases. In een eerste fase werd alles wat overen naar aanleiding van het ava geschreven is, bijeengebracht door het Steunpunt. Defederale Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie zette alle<strong>be</strong>leidsinitiatieven op een rijtje. In samenwerking en in overleg met specialisten enoverleggroepen schreef het Steunpunt per thema een aantal initiatiefnota’s die tussen halfapril en eind mei <strong>2005</strong> werden <strong>be</strong>sproken in 11 dialoogmomenten, georganiseerd door deKoning Boudewijnstichting. De resultaten van die bijeenkomsten werden op 16 juni <strong>2005</strong>verwerkt in een centraal ontmoetingsmoment: een brede mobilisatie van verschillendeactoren, media en politieke verantwoordelijken rond armoede en sociale uitsluiting.27


Aan de dialoog wordt dus voortgebouwd. Het blijft echter een uitdaging om een evenwichtvinden tussen de politieke dynamiek van <strong>be</strong>sluitvorming en de tijd die nodig is om hetvertrouwen te winnen van armen en om iedereen inhoudelijk voldoende voor te <strong>be</strong>reiden.Ook de context evolueert. Er zijn meer verenigingen en er is meer expertise en meer ervaring.Bundeling. Het hele proces naar aanleiding van 10 jaar ava (de initiatiefnota’s, het verslagvan de 11 dialoogmomenten en de uitkomst van het ontmoetingsmoment) zal wordensamengebundeld en uitgewerkt in overleg met de <strong>be</strong>staande dialooggroepen.3.3.2 Verslag over <strong>be</strong>staansonzekerheidHet Samenwerkingsakkoord voorziet in een tweejaarlijks Verslag over <strong>be</strong>staansonzekerheid,armoede, sociale uitsluiting en ongelijke toegang tot de rechten. Dat opvolgingsverslagis gebaseerd op overleg met de armenverenigingen, de sociale partners, mensen die<strong>be</strong>roepsmatig rond armoede werken en wetenschappers. Het plaatst nieuwe problemen opde voorgrond, stelt nieuwe maatregelen voor, evalueert het armoede<strong>be</strong>leid en stimuleertde ideeënuitwisseling. Het derde Tweejaarlijks Verslag van het Steunpunt zal eind decem<strong>be</strong>r<strong>2005</strong> aan het publiek worden voorgesteld.3.4 Partnerschap met EuropaHet ‘sociale Europa’ werd ontwikkeld tijdens opeenvolgende Europese raden, vanaf debijeenkomsten van Maastricht (1992) en Amsterdam (1997) tot en met de laatste Lentetop inBrussel (maart <strong>2005</strong>).In Lissabon (maart 2000) is de verdere uitbouw van een meer sociaal Europa prominent op deagenda gekomen. De conclusies:• Het aantal mensen dat in Europa onder de armoedegrens leeft en sociaal uitgesloten is,blijft onaanvaardbaar hoog.• De nieuwe kennismaatschappij biedt mogelijkheden om sociale uitsluiting te verminderendoor de economische voorwaarden te scheppen voor grotere welvaart, door meer groeien werkgelegenheid en door nieuwe mogelijkheden te creëren voor maatschappelijkeparticipatie.• Om het risico van een kenniskloof te vermijden en deze mogelijkheden maximaal te<strong>be</strong>nutten, moet er alles aan worden gedaan om vaardigheden te ver<strong>be</strong>teren, ruimetoegang tot kennis en kansen te <strong>be</strong>vorderen en werkloosheid te <strong>be</strong>strijden.• Er moeten stappen worden gezet om de armoede definitief uit te roeien.28De Europese Raad van Nice (decem<strong>be</strong>r 2000) heeft daarop de lidstaten uitgenodigd omnationale actieplannen op te stellen met concrete <strong>be</strong>leidsdoelstellingen voor sociale insluitingen de <strong>be</strong>strijding van armoede. Acties moeten worden ontwikkeld op <strong>be</strong>leidsterreinenals werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, (publieke) gezondheid en huisvesting voorspecifieke doelgroepen (zoals minderheden, kinderen, ouderen of personen met een handicap).Er moeten indicatoren worden vastgelegd om de voortgang te kunnen opvolgen.Nationaal <strong>Actieplan</strong>. Op 1 juni 2001 diende België, net zoals de veertien andere lidstaten vande Europese Unie, zijn nationaal actieplan Sociale Insluiting in bij de Europese Commissie. Op5 septem<strong>be</strong>r 2003 keurde de ministerraad het tweede nationaal actieplan 2003–<strong>2005</strong> goed.In 2000 werd de Open Methode van Coördinatie (omc) voor Sociale Insluiting ontwikkeld.


De nadruk ligt op de uitwisseling tussen de lidstaten aan de hand van gemeenschappelijkgeformuleerde doelstellingen, nationale actieplannen, peer-review, een gemeenschappelijkrapport en gemeenschappelijke indicatoren die onderling vergelijking mogelijk makenaangevuld met een communautair actieprogramma. In dat kader verwachtte de EuropeseCommissie tegen 30 juni <strong>2005</strong> van de verschillende lidstaten een evaluatie van de omcSociale Insluiting en een rapport over de uitvoering van en een actualisering van hetnationaal actieplan 2003-<strong>2005</strong>. Het gaat hier over een ‘lichte’ actualisatie, aangezien de 25lidstaten in 2006 een nieuw nationaal actieplan moeten indienen bij de Europese Commissie.Evenwicht in de doelstellingen. In Lissabon heb<strong>be</strong>n de Europese lidstaten onder meer deambitie uitgesproken om van Europa de grootste kenniseconomie ter wereld te maken. Voor<strong>Vlaanderen</strong> zijn groei en werkgelegenheid noodzakelijke voorwaarden voor meer socialecohesie maar mogen de sociale en ecologische pijlers van de Lissabonstrategie niet eenzijdigten dienste staan van de economische pijler. De drie pijlers zijn immers onderling afhankelijken versterken elkaar wederzijds.In dat opzicht is <strong>Vlaanderen</strong> van oordeel dat de doelstelling van de Lissabonstrategie alsvolgt moet worden gelezen: ‘Van Europa tegen 2010 de meest concurrerende en dynamischekenniseconomie van de wereld maken die in staat is tot duurzame economische groei, volledigeen kwalitatieve werkgelegenheid, definitieve uitroeiing van de armoede, een hechtere socialesamenhang en een gezond milieu.’4 OpvolgingDe opvolging van het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid aan de hand van dataverzamelingen indicatoren is in handen van de administratie Planning en Statistiek (aps) vande <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Eu-silc. De Europese Survey on Income and Living Conditions (eu-silc) is een jaarlijksoverzicht van de inkomens- en leefsituatie van de Europese huishoudens. Aps zal via zijnvertegenwoordiging in de Hoge Raad voor de Statistiek en als lid van de gebruikersgroepde verdere evolutie van eu-silc opvolgen. Ook zal aps in overleg met andere <strong>Vlaams</strong>edepartementen en administraties de <strong>Vlaams</strong>e data van de eu-silc opvragen. Aps zalbijkomende analyses uitvoeren op die data en hierover publiceren.Pact van Vilvoorde. Aps verzamelt en <strong>be</strong>rekent de indicatoren die nodig zijn voorde opvolging van de doelstellingen van het Pact van Vilvoorde, meer in het bijzonderdoelstelling 10: De armoede<strong>be</strong>strijding en sociale cohesie zijn in 2010 zo ver gevorderddat <strong>Vlaanderen</strong> zich op deze terreinen bij de top 5 van eu-regio’s <strong>be</strong>vindt. Alle inwonersen doelgroepen heb<strong>be</strong>n tijdens elke levensfase voldoende ontwikkelingskansen enkeuzemogelijkheden om op elk domein deel te nemen aan het maatschappelijk en politiekleven.29Issp Sociale Uitsluiting. Aps neemt jaarlijks een issp-module (International Social SurveyProgram) op in zijn aps-survey. Deze module levert internationaal vergelijkbaar materiaal


op. In 2009 is ‘sociale uitsluiting’ het onderwerp van deze module. Aps zal die dataanalyseren en hierover publiceren.Nationaal actieplan. Aps zal de verdere werkzaamheden opvolgen van de WerkgroepIndicatoren voor het nationaal actieplan Sociale Insluiting. Indien nodig of wenselijk zal apserover waken dat de <strong>be</strong>trokken administratieve diensten vertegenwoordigd kunnen worden.Voor het actualiseren van de indicatoren van het actieplan zal onder meer een <strong>be</strong>roep wordengedaan op eu-silc.Geïntegreerde monitoring. Als de vraag gesteld wordt, zal aps zijn medewerking verlenenom het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> en het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid te onderbouwen met indicatoren enom een geïntegreerd monitoringsysteem rond armoede en sociale uitsluiting uit te bouwen.30


Hoofdstuk iiARMOEDEEN SOCIALE UITSLUITING IN VLAANDERENDe huidige toestandDit hoofdstuk geeft een actueel overzicht van de armoede- en uitsluitingsproblematiek in<strong>Vlaanderen</strong>. De leidraad daarvoor zijn de 10 sociale grondrechten, zoals die zijn vastgelegdin het Algemeen Verslag over de Armoede (1994). De auteur is Katrien De Boyser vande studiegroep oases (Universiteit Antwerpen). Bij die studiegroep is ook een meeruitgebreide versie van dit overzicht te verkrijgen. De werken waarnaar in dit hoofdstukwordt verwezen en de bibliografie waarop het is gebaseerd, zijn te vinden op p. 48.Op het vlak van menselijk welzijn <strong>be</strong>hoort <strong>Vlaanderen</strong> tot de meest welvarende regio’s terwereld. Dat blijkt onder meer uit de Human Development Indicator van de Verenigde Natiesen <strong>be</strong>rekeningen van de administratie Planning en Statistiek. Toch blijven in <strong>Vlaanderen</strong>scherpe ongelijkheden <strong>be</strong>staan tussen arme burgers en burgers die het financieel en opandere vlakken <strong>be</strong>ter heb<strong>be</strong>n. Armoede zit al eeuwenlang diep verankerd in de manierwaarop onze samenleving is gestructureerd.Als we het heb<strong>be</strong>n over armoede in <strong>Vlaanderen</strong>, gaat het over relatieve armoede, overeen netwerk van uitsluitingen op verschillende levensdomeinen. De complexiteit van hetfenomeen vraagt om inzichten: hoe armoede tot stand komt, hoe ze van generatie opgeneratie kan worden overgedragen, wie een verhoogd armoederisico heeft, wie op welkemanier door armoede wordt getroffen en hoe men er op een duurzame manier aan kanontsnappen. Daarnaast is een regelmatige stand van zaken onont<strong>be</strong>erlijk voor een efficiënt<strong>be</strong>leid.Dit hoofdstuk geeft een bondig en actueel overzicht van de armoede- en uitsluitingsproblematiekenin <strong>Vlaanderen</strong>. De sociale grondrechten, zoals geformuleerd in het AlgemeenVerslag over de Armoede (Koning Boudewijnstichting, 1994), vormen hierbij net als in devorige <strong>Vlaams</strong>e <strong>Actieplan</strong>nen <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> de leidraad. We <strong>be</strong>kijken in welke mate enop welke manier ongelijkheid en uitsluiting zich voordoen op verschillende levensdomeinen,aan de hand van een selectie van onderzoeksresultaten, rapporten van armenverenigingenen administratieve gegevens. Hierbij moet men er zich van <strong>be</strong>wust zijn dat uitsluitingsproblematiekenniet los van elkaar staan, maar ook op elkaar inwerken en elkaar kunnenversterken.Om armoede te <strong>be</strong>strijden, volstaat het niet om alleen aan symptoom<strong>be</strong>strijding te doen metuitkeringen of sociale huisvesting. <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> vraagt om een inclusief <strong>be</strong>leid meteen langetermijnperspectief en moet rusten op een voldoende breed maatschappelijk enpolitiek draagvlak (Vranken e.a., 2002).31


1 ParticipatieHet recht op participatie wordt doorgaans vrij algemeen geformuleerd en ruimingevuld. Het is een grondrecht dat kruisverbindingen kent met nagenoeg alleandere grondrechten, gaande van het recht op ar<strong>be</strong>idsparticipatie over dedeelname aan sociale, culturele en andere vrijetijdsactiviteiten tot participatieaan het overheids<strong>be</strong>leid. Een leven in armoede maakt participatie op al dieverschillende levensdomeinen vaak heel moeilijk tot onmogelijk. Armoede is inse immers een netwerk van sociale uitsluitingen en zorgt daarom voor een kloofmet de rest van de samenleving.Verenigingen van armen ijveren al langer voor een bredere invulling van participatie dande participatie op de ar<strong>be</strong>idsmarkt, of zoals atd vierde Wereld (2004: 15) het formuleert:‘Participatie is ook actief zijn in buurt- en schoolcomités, aan vrijwilligerswerk doen,creatief zijn, aan het cultureel leven deelnemen, gebruik maken van het recht op dialoog, opaanwezigheid in de <strong>be</strong>slissingen’. Ook uit ervaringen in het werkveld blijken de mogelijkhedentot participatie voor armen vaak buiten de ar<strong>be</strong>idsmarkt te liggen omdat een baan op dereguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt of in het alternatieve circuit vaak niet haalbaar is. De mogelijkhedenvan uitkeringsgerechtigden om een nuttige activiteit in het vrijwilligerswerk op te nemen,blijven vandaag onder<strong>be</strong>nut. Op dat vlak dwingt de regelgeving in zekere zin tot inactiviteit.Beleidsparticipatie. Op het Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede van 6 mei 2004was het recht op participatie toegespitst op de <strong>be</strong>leidsparticipatie van armen. Daarbij wordtvooral de nadruk gelegd op de nood aan een brede dialoog. Niet alleen <strong>be</strong>leidsverantwoordelijkenmaar ook partners, diensten en organisaties uit diverse - ook hardere – sectorenmoeten daarbij worden <strong>be</strong>trokken. Het armoededecreet (2003) zette een <strong>be</strong>langrijke stapom de <strong>be</strong>leidsparticipatie en het overleg met armen structureel te verankeren door deverenigingen te ondersteunen waar armen het woord nemen en door de opleiding vanervaringsdeskundigen.Toch blijven de armenverenigingen vragen heb<strong>be</strong>n. Ze vragen bijvoor<strong>be</strong>eld om <strong>be</strong>leidsmaatregelenniet alleen achteraf te mogen evalueren maar om ook bij de voor<strong>be</strong>reidendefase te worden <strong>be</strong>trokken. Ze vragen <strong>be</strong>leidsmakers om intensiever gebruik te maken vande dossiers van verenigingen waar armen het woord nemen en om de <strong>be</strong>leidsparticipatieop lokaal en provinciaal niveau meer te stimuleren. Opdat armen kunnen deelnemen aan<strong>be</strong>leidsvoering, moet de dialoog tegen een aangepast tempo ge<strong>be</strong>uren, moet er voldoendetijd worden uitgetrokken voor de voor<strong>be</strong>reiding en moet het taalgebruik eenvoudig zijn (VanHootegem, 2004).32Dialoog en <strong>be</strong>leidsparticipatie heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>langrijke <strong>be</strong>perkingen. Zonder vertaling naarpolitieke <strong>be</strong>slissingen zijn de resultaten van de dialoog dode letter. Een gebrek aan responsvanuit <strong>be</strong>leidskringen (maar bijvoor<strong>be</strong>eld ook vanuit het middenveld) brengt volgens VanHootegem (2004) het gevaar mee dat deelnemers aan de dialoog minder gemotiveerd zijn omzich te blijven inzetten. Hij heeft het hierbij over ‘participatiefrustratie’. Het is <strong>be</strong>langrijk datde <strong>be</strong>staande overleginstrumenten voldoende worden gebruikt en dat wordt toegezien op deefficiënte werking ervan. Ook kan het recht op participatie in <strong>be</strong>paalde contexten omslaantot een plicht tot participatie en zo een normatief karakter krijgen. Het gevaar <strong>be</strong>staat dat


mensen opnieuw met de vinger worden gewezen als ze ervoor kiezen om niet te participeren(De Grande, 2003).Meerwaarde. Dat armen in <strong>Vlaanderen</strong> vandaag een stem heb<strong>be</strong>n en gehoord worden doorhet <strong>be</strong>leid, is in theorie niet evident. Dierckx (2004) wijst erop dat armen als sociale groepweinig politieke macht heb<strong>be</strong>n, waardoor politici in principe weinig druk voelen om voor henin de bres te springen. De prille praktijk in <strong>Vlaanderen</strong> mag als mooi <strong>be</strong>wijs van het tegendeeldienen. Beleids- en andere vormen van participatie van arme burgers heeft niet alleen eenmeerwaarde voor henzelf maar ook voor de <strong>be</strong>leidsvorming en bij uitbreiding voor de brederesamenleving.2 Maatschappelijke dienstverlening‘Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft totdoel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat <strong>be</strong>antwoordtaan de menselijke waardigheid’ (art. 1 ocmw-wet van juli 1976).Sterk netwerk. Maatschappelijke dienstverlening is nodig omdat tussen burgersfundamentele, structurele ongelijkheden <strong>be</strong>staan. Vooral mensen die in armoede leven, zijnvoor hun dagelijkse (over)leven afhankelijk van een dergelijke dienstverlening. <strong>Vlaanderen</strong>heeft een sterk uitgebouwd netwerk van publieke en semi-private organisaties dieallerhande vormen van maatschappelijke dienstverlening aanbieden. Toch loopt niet allesvan een leien dakje. Nog altijd verhinderen <strong>be</strong>langrijke drempels de toegang van armen tothet hulpverleningsaanbod.Maatschappelijke dienstverlening kwam uitgebreid aan bod op het voorbije Vooruitgangsentoekomstcongres Armoede (2004). In hun expertennota halen Declercq en Hermans(2004) informatie, dialoog, inspraak en participatie aan als sleutels voor een hulpverleningop maat. Vooral aanvullende dienstverlening zou niet langer als een gunst maar als eenrecht moeten worden gezien. Ook moet tijdens de dienstverlening het recht op privacygegarandeerd zijn en moet er voldoende aandacht gaan naar de werk<strong>be</strong>lasting en de vormingvan maatschappelijk werkers. Het uittekenen van een individueel hulpverleningstrajectvraagt tijd, maatwerk en inspraak van de hulpvrager in zijn of haar traject. Declercq enHermans (2004) zien het als een concrete piste om ervaringsdeskundigen bij de vorming vanhulpverleners te <strong>be</strong>trekken.Knelpunten. De drempels en knelpunten bij het vinden van het juiste welzijnsaanbod liggenbij de cliënten, bij de welzijnsdiensten zelf en in de relatie tussen <strong>be</strong>ide. Het gaat bijvoor<strong>be</strong>eldom gevoelens van schaamte om bij een dienst binnen te stappen, een gebrek aan voldoendeinformatie of een gebrekkige vertrouwensrelatie (Vanden<strong>be</strong>mpt e.a. 2002). Binnen deocmw’s vormt de zeer dub<strong>be</strong>lzinnige rol van hulpverleners nog altijd een heikel punt voorde vertrouwensrelatie tussen cliënt en hulpverlener. De maatschappelijk werkers zijn vaaktegelijk de <strong>be</strong>langen<strong>be</strong>hartiger van de rechtheb<strong>be</strong>nde en de controleur van zijn of haarinspanningen.33


Ook om praktische redenen kan het welzijnsaanbod ontoereikend zijn. Een gebrekaan middelen en personeel kan ervoor zorgen dat cliëntendossiers snel moetenworden afgehandeld en dat de hulpverlener bijvoor<strong>be</strong>eld niet tot een doorgedreventraject<strong>be</strong>geleiding van de cliënt komt. Onder druk van wachtlijsten komt zelfs ‘afroming’voor: de probleemsituaties waarbij de hulpverlener op korte termijn positieve resultatenverwacht, krijgen soms voorrang. Dat fenomeen doet zich ook voor bij diensten voorar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>middeling: de gemakkelijkst plaatsbare werkzoekenden krijgen voorrang.Struyven (2004) stelt dat dergelijke fenomenen indruisen tegen de principes van socialerechtvaardigheid en gelijke <strong>be</strong>handeling.In de armoede<strong>be</strong>strijding en de <strong>be</strong>handeling van hulpvragen van rechtheb<strong>be</strong>nden zijn ergrote verschillen tussen verschillende diensten en gemeenten. Meer regionale samenwerkingen netwerking tussen de verschillende welzijnsorganisaties, -diensten en -hulpverleners kanaangewezen zijn.In een vervolgonderzoek stelden Nicaise e.a. (2004) vast dat ook in ons land een groot aantalhuishoudens een inkomen heeft onder het gewaarborgd minimum. Tussen 1993 en 1997ging het jaarlijks om 4,2 % van de Belgische <strong>be</strong>volking. Een van de verklaringen voor dieonder<strong>be</strong>scherming is dat mensen geen <strong>be</strong>roep doen op de <strong>be</strong>staande dienstverlening, omdatze het systeem niet kennen of omdat ze niet weten hoe ze er aanspraak op kunnen maken.De onderzoekers waarschuwen voor het gevaar op meer uitsluiting als een activerings<strong>be</strong>leid(bij ocmw of <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling - vdab) onvoldoende waakt overde kwaliteit van de geboden integratietrajecten. Een ‘jacht op cijfers’ kan volgens henuitmonden in een heksenjacht, minderwaardige jobs, een nieuw sanctiemechanisme en eenverdere marginalisering van de armsten.3 GezinHet gezin in al haar vormen is een <strong>be</strong>langrijk instituut in onze samenleving. Hetis ook het punt waar uitsluitingsproblematieken samenkomen en waar men metarmoede moet omgaan.34Plaatsing laatste redmiddel. Het gezinsleven neemt in het <strong>be</strong>staan van veel armen eenzeer centrale plaats in. Het ultieme levensdoel is vaak om voor de kinderen te zorgen enhun een <strong>be</strong>tere toekomst te geven. Bij generatiearmen leeft het ideaal van het traditionelerollenpatroon nog sterk: zorgen voor een inkomen is de voornaamste taak voor de man en devrouw neemt de zorg voor het gezin op zich. Een officiële plaatsing van hun kinderen is voorveel vrouwen daarom niet alleen een zware emotionele klap. Ze zien de plaatsing vaak ook alsde mislukking van hun rol als huisvrouw of moeder: vaak de enige rol waarop zij zich kunnen<strong>be</strong>roepen (Vranken en Steenssens, 1996).Problemen binnen het gezin maar ook huisvestingsproblemen geven nog steeds rechtstreeksaanleiding tot het plaatsen van kinderen. De auteurs van het Algemeen verslag over deArmoede (ava, 1994) pleitten destijds voor een erkenning van de gezinseenheid als hefboom


voor armoede<strong>be</strong>strijding – terwijl een gezin dat in armoede leeft vaak <strong>be</strong>schouwd wordtals een hindernis voor de toekomst van de kinderen – en voor een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>leid voor steunaan gezinnen. Het plaatsen van kinderen mag alleen als ultieme en tijdelijke oplossingworden gehanteerd. De aandacht die de voorbije jaren naar positieve vormen vanopvoedingsondersteuning gaat, is daarom hoopgevend.Dienstverlening moet toegankelijker. Volgens Bouverne-De Bie (2004) <strong>be</strong>tekent de<strong>be</strong>krachtiging van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind dat de overheideen verplichting tot opvoedingsondersteuning op zich neemt die zich richt op de individueleontplooiingsmogelijkheden van ouders én kinderen. Heel wat dienstverlening waardoorsnee gezinnen vandaag een <strong>be</strong>roep op doen, is weinig toegankelijk voor arme gezinnen.Vanuit de arme gezinnen zelf speelt de angst om controle over de opvoeding te verliezeneen <strong>be</strong>langrijke rol. Anderzijds is ook het aanbod voor opvoedingsondersteuning nogonvoldoende <strong>be</strong>reikbaar, <strong>be</strong>schikbaar, <strong>be</strong>taalbaar en <strong>be</strong>grijpbaar voor arme gezinnen. Eendemocratischer kinderopvang<strong>be</strong>leid kan voor arme gezinnen, wegens hun vaak <strong>be</strong>perktesociale (opvang)netwerken, een <strong>be</strong>langrijke ondersteuning zijn.Oplossingen voor dit probleem moeten vertrekken vanuit de specifieke levensomstandighedenvan arme gezinnen en moeten rekening houden met de moeilijkheden die ze op anderelevensdomeinen heb<strong>be</strong>n. Op het Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede (2004) haaldemen onder meer aan dat de informatie en communicatie voldoende duidelijk moet zijn, dattips (financieel) haalbaar moeten zijn en dat ouders erkend moeten worden als evenwaardigepartners.Ook in de discussienota rond het gezin naar aanleiding van tien jaar Algemeen Verslagover de Armoede komt deze problematiek aan bod (Centrum voor gelijkheid van kansenen voor racisme<strong>be</strong>strijding, cgkr, <strong>2005</strong>). Vaak doen ouders geen aanvraag bij dergelijkediensten omdat ze vermoeden dat ze niet aan de voorwaarden voldoen. De openingsurenzijn ook onvoldoende flexi<strong>be</strong>l en er is de angst om <strong>be</strong>schouwd te worden als ‘een slechteouder’. Buurtacties die arme gezinnen helpen om weer greep te krijgen op hun situatie(steungezinnen, gezinsvakanties, ouderpraatgroepen), blijken mooie initiatieven die minderangst lijken in te boezemen dan de veeleer ‘officiële’ tussenkomsten van overheidsinstanties.Daklozenopvang stijgt. Een <strong>be</strong>langwekkend fenomeen is de verontrustende stijging van hetaantal ouders met kinderen die aankloppen bij opvanghuizen voor daklozen. De <strong>be</strong>staandeopvangstructuren blijken vandaag onvoldoende gewapend tegen die ontwikkeling (cgkr,<strong>2005</strong>).35


4 Rechts<strong>be</strong>deling‘Wij willen geen speciale rechten voor de mensen die in armoede leven. Wijwillen een samenleving waarin wij als volwaardige burgers worden erkend’(Koning Boudewijnstichting, 1994).Hoge drempel. De toegang tot het gerecht wordt <strong>be</strong>schouwd als een essentieel onderdeelvan onze rechtsstaat en van gerechtigheid in het algemeen. Burgers vinden in het algemeenniet gemakkelijk hun weg doorheen het justitiële apparaat. Voor armen ligt dat vaak nogmoeilijker, door financiële, sociale, psychologische en praktische barrières. Belangrijkedrempels zijn de moeilijke procedures en het ingewikkelde taalgebruik, de verschillendetijdsperspectieven van het gerecht en de armen, het probleem om wegwijs en geïnformeerdte raken in de juridische structuren, en het kostenplaatje. Volgens Hu<strong>be</strong>au (2003) is detoegang tot justitie voor kwetsbare en kansarme groepen niet noemenswaardig ver<strong>be</strong>terd,ondanks de wet van 23 novem<strong>be</strong>r 1998 <strong>be</strong>treffende de juridische bijstand.Uit de voor<strong>be</strong>reidende nota voor het debat over tien jaar ava (cgkr, <strong>2005</strong>), blijkt dat hetsterke rechtvaardigheidsgevoel en de hoge verwachtingen die armen van de gerechtelijkeinstanties heb<strong>be</strong>n, scherp contrasteert met de vele ontgoochelingen en het wantrouwen alsze er effectief mee in aanraking komen. Er <strong>be</strong>staan niet alleen drempels om hun rechten telaten gelden, maar net als tien jaar geleden komen de armen ook meer dan anderen in contactmet strafrechtelijke procedures. De deelnemers aan het debat (verenigingen, professionelenen onderzoekers) <strong>be</strong>nadrukken dat dit fenomeen de laatste jaren is toegenomen.Maes en Put (2003) wijzen erop dat voor een segment van de gedetineerdenpopulatie een‘dub<strong>be</strong>le marginalisering’ geldt. Ze zijn kwetsbaarder vóór het gerechtelijk optreden enkwetsbaarder door het gerechtelijk optreden zelf. De opsluiting in de gevangenis is niet alleeneen voorlopig eindpunt, maar ook een nieuw startpunt in een proces van sociale uitsluiting.Toepassing sociale grondrechten. Een ander <strong>be</strong>langrijk thema zijn de sociale grondrechten,waarop het ava, maar ook de structuur van dit armoederapport is gebaseerd. Hu<strong>be</strong>au (2003)wijst erop dat we geen stap verder zijn als de juridische erkenning van sociale grondrechten nietwordt gevolgd door de toepassing en handhaving ervan: ‘de fase van de creatie van grondrechtenheb<strong>be</strong>n we gehad, de fase van de reële implementatie en het toezicht daarop moet nu de volleaandacht krijgen.’ Er moet volgens hem in het bijzonder op worden toegezien dat de sociaaleconomischegrondrechten doorwerken naar de concrete situatie van mensen die zich ineen toestand van armoede of <strong>be</strong>staansonzekerheid <strong>be</strong>vinden. De invoering van de socialegrondrechten moet een hefboom zijn en geen toekomstdroom die nooit in vervulling gaat.36


5 Cultuur en vrije tijdCulturele participatie blijft een onderschatte hefboom om mensen uit hunsociaal isolement te halen. Cultuur focust immers niet op mislukkingen ofgebreken maar op de krachten en interesses van mensen. Iedere burgerzou de mogelijkheid moeten krijgen om zichzelf te kunnen ontplooien viaculturele en andere vrijetijdsactiviteiten. Bovendien is cultuur een <strong>be</strong>langrijkevorm van maatschappelijke participatie. Door de aandacht die het AlgemeenVerslag over de Armoede (1994) aan die functie van cultuur <strong>be</strong>steedde, is zeook een aandachtspunt geworden bij armoede<strong>be</strong>strijding op de verschillende<strong>be</strong>leidsniveaus.Niettemin blijven er nog altijd drempels die armen verhinderen om deel te nemen aan het<strong>be</strong>staande culturele aanbod. De afstand tussen culturele voorzieningen en kwetsbaregroepen blijft vrij groot. De opleiding is nog altijd een <strong>be</strong>langrijke determinant voordeelname aan culturele activiteiten en het verenigingsleven. Bovendien geven zowelhogergeschoolden als lagergeschoolden er de voorkeur aan om in het verenigingsleven vooralmensen te ontmoeten met een vergelijkbaar opleidingsniveau en een vergelijkbare culturele<strong>be</strong>langstelling (aps, 2004).Culturele competentie opbouwen. Volgens Vos (2003) heeft participatie niet zozeer temaken met de toegang of toeleiding tot culturele initiatieven, maar wel met het verhogen vande culturele competentie, het opbouwen van cultureel kapitaal. Dat moet een stimulerenden gestimuleerd leerproces zijn en geen reeks eenmalige activiteiten. Ook het onderwijs blijftdaar een <strong>be</strong>langrijke partner voor.Cultuur wordt vaak gedefinieerd in termen van wat de hogere en middenklassen als cultuur<strong>be</strong>schouwen. Daardoor kunnen mensen in maatschappelijke uitsluiting snel als ‘cultuurloos’worden <strong>be</strong>stempeld. Daarom formuleerde de unesco de volgende <strong>be</strong>tekenis van cultuur:’Alles wat een samenleving of groep kenmerkt en elk menselijk wezen zijn identiteit geeft.Dat omvat – buiten de kunsten en de letteren – ook de levenswijze, fundamentele rechtenvan de mensen, waarden, tradities en geloof’ (Janssens, 2004). Die sterke veralgemening vanhet <strong>be</strong>grip cultuur houdt echter het gevaar in dat men armen niet (langer) gaat stimuleren totdeelname aan de ‘hogere’ cultuurvormen die vaak worden geassocieerd met kunst, omdat diecultuurvormen in ieder geval on<strong>be</strong>reikbaar worden geacht.Ook sportdrempels hoog. Mensen die in armoede leven, nemen ook minder deel aan anderevrijetijdsactiviteiten. Scheerder (2004) concludeert dat steeds meer landgenoten de laatstedecennia een of andere vorm van sport <strong>be</strong>oefenen. Maar het gros van de niet-sportendeburgers zit bij de sociaal zwakkere huishoudens. Bij de jongeren blijkt de onderwijsvorm sterkte <strong>be</strong>palen of ze al dan niet actief aan sport doen, bij de volwassenen zijn het de personen meteen zwakkere socio-culturele of socio-economische positie die verhoudingsgewijs minderaan sport doen. De sociaal zwaksten blijven verstoken van de positieve sociale en medischeeffecten van sport<strong>be</strong>oefening, en van de subsidies die de overheid voor sport<strong>be</strong>oefening ter<strong>be</strong>schikking stelt.37


6 InkomenEen ontoereikend inkomen blijft uiteraard een kernproblematiek van armoede.Armoedecijfers worden meestal ook <strong>be</strong>perkt tot inkomensarmoede omdat hetinkomen relatief gemakkelijk te meten en goed te operationaliseren is. Eenarmoede-index die naast de inkomenssituatie ook andere vormen van socialeuitsluiting in rekening brengt, is vooral om technische redenen nog niet aan de orde.Inkomen. In <strong>Vlaanderen</strong> leefde in 2001 zo’n 13 % van de <strong>be</strong>volking onder dearmoederisicogrens (cijfers: Eurostat – aps <strong>Vlaanderen</strong>). Die grens werd vastgesteld op 60% van het gestandaardiseerd mediaan inkomen, of een maandelijks inkomen van 775 Eurovoor een alleenstaande en 1 627 Euro voor een koppel met twee kinderen. Bij zo’n 7 % vande Vlamingen gaat het om een blijvend armoederisico of ‘langdurige armoede’: zij blevenminstens drie van de vier gemeten jaren arm.Het risico op inkomensarmoede is niet gelijk verdeeld over de <strong>be</strong>volking. Naaractiviteitsstatus zijn het vooral de werklozen (25 %) en de gepensioneerden (23 %) die in<strong>Vlaanderen</strong> onder de armoedegrens leven. Naar huishoudtype lopen alleenstaanden (19 %)het hoogste armoederisico (vooral de ouderen (29 %) en vrouwen, 24 %), naast gezinnenwaar minstens één persoon ouder is dan 65 (24 %).Leefloon. Een andere indicator voor inkomensarmoede is de evolutie van het aantal mensendie recht heb<strong>be</strong>n op residuele uitkeringen in <strong>Vlaanderen</strong>. Een toename van het aantaluitkeringsgerechtigden kán wijzen op een toename van de armoedeproblematiek, maar nietaltijd. Veranderingen in de wetgeving, het <strong>be</strong>drag van de uitkering of de toegankelijkheid vande dienstverlening spelen ook mee.We <strong>be</strong>perken ons hier tot de leeflooncijfers. Op 1 januari 2004 kregen in <strong>Vlaanderen</strong> 26 081mensen een leefloon. Dat komt overeen met 4,3 leefloontrekkenden op 1 000 inwoners.Meer dan de helft (53,8 %) van de <strong>Vlaams</strong>e leefloontrekkenden is alleenstaand. Deproblematiek van jongeren in de bijstand stelt zich ook in <strong>Vlaanderen</strong> zeer scherp: 23,7 % vande leefloongerechtigden is jonger dan 25. Naast het leefloon hadden ook 19 080 kandidaatvluchtelingenrecht op bijstand bij de ocmw’s.inkomensongelijkheid. Inkomensarmoede is ook, en vooral, een relatief <strong>be</strong>grip. Fiscalestatistieken tonen aan dat de inkomensongelijkheid in België steeds verder toeneemt. Vóór<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>schikten in 2001 de 10 % huishoudens met de hoogste (fiscale) inkomens overbijna een derde (30 %) van het totaal <strong>be</strong>lastbare netto-inkomen. Na <strong>be</strong>lasting was dat nogeen vierde (25,4 %).38Tegenover het jaar 2000 is dat een stijging. Toen <strong>be</strong>droeg het aandeel van de 10 % hoogsteinkomens respectievelijk 29,2 % vóór en 24,7 % na <strong>be</strong>lasting. De 20 % hoogste inkomens<strong>be</strong>schikten na <strong>be</strong>lasting samen over 40,6 % van het totale inkomen (in 2000 39,7 %). De rijksteburgers zagen hun inkomen (uit voornamelijk ar<strong>be</strong>id) dus nog wat stijgen in vergelijking metandere groepen.Bij de 10 % laagste inkomens <strong>be</strong>droeg het gezamenlijk inkomen 1,6 % van het totaal inkomenvóór <strong>be</strong>lasting en 2,1 % na <strong>be</strong>lasting – wat nog steeds minder dan een tiende is van het


inkomen waarover de hoogste inkomensgroep <strong>be</strong>schikt. Die cijfers lagen het jaar ervoor danweer wat hoger: 1,7 % en 2,2 %.Bekijken we de fiscale inkomensverdeling na <strong>be</strong>lasting over een langere periode, dan valtvooral op dat de hoogste inkomenscategorieën een steeds groter aandeel van alle inkomensbij elkaar heb<strong>be</strong>n. In de loop van de jaren ’90 zijn het vooral de middelste inkomensklassen dierelatief gezien inleverden. De situatie van de laagste inkomensklassen blijft zo goed als gelijk.Schulden. Volgens de recentste huishoudbudgetenquête (2001) van het nis houdt een<strong>Vlaams</strong> huishouden op het einde van het jaar gemiddeld 3 500 Euro over om te sparen. In deonderste helft van de inkomensladder (tot aan het vijfde deciel) zijn de uitgaven hoger dan deinkomsten (aps, 2004). De 10 % armste inkomens geven een kwart meer uit dan hun inkomen,de 10 % hoogste inkomens sparen dan weer meer dan een kwart van hun inkomen. Het <strong>be</strong>dragdat de hoogste inkomens sparen, <strong>be</strong>draagt bijna het dub<strong>be</strong>le van het jaarinkomen van delaagste inkomens.Met andere woorden: een laag inkomen en schulden gaan bijna automatisch samen.Schuldoverlast wordt als oorzaak én gevolg van (inkomens)armoede <strong>be</strong>schouwd. Voorhogere inkomensgroepen kan overkreditering een sneltrein richting armoede zijn.Maar ook tegenslagen zoals ziekte of het verlies van een job of partner kunnen totschuldoverlast leiden. De armsten heb<strong>be</strong>n eerder onvoldoende middelen ter <strong>be</strong>schikkingom in basis<strong>be</strong>hoeften te voorzien zoals energie, huur, voeding, kleding of gezondheidszorg.Dergelijke overlevingsschulden leggen extra druk op het toch al ontoereikende budget.Groepen die een groter risico lopen op schuldoverlast zijn jongeren, eenoudergezinnen,alleenwonenden, grote gezinnen en mensen die leven van een werkloosheidsuitkering,een invaliditeitsuitkering of een leefloon. Naarmate het opleidingsniveau lager is, stijgtde kans op schulden. Een derde van de mensen met schuldproblemen kampt ook metgezondheidsproblemen (Ruelens en Nicaise, 2002).Kredieten. Sinds juli 2003 registreert de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van deBelgische Nationale Bank niet alleen de wan<strong>be</strong>talingen maar ook alle consumenten- enhypothecaire kredieten die particulieren voor privé-doeleinden afsluiten. Die registratiewordt <strong>be</strong>schouwd als een preventiemiddel tegen overmatige schuldenlast. Eind 2003 <strong>be</strong>vattede databank de gegevens van 4,2 miljoen personen (52 % van de meerderjarige <strong>be</strong>volking)en van 6,4 miljoen kredietovereenkomsten. Ongeveer 507 000 van die kredieten bij 353 000personen had een <strong>be</strong>talingsachterstand.Tegenover 2002 is dat een daling met 8 % van het aantal kredieten en met 12 % van het aantalpersonen. Die daling is echter hoofdzakelijk het gevolg van technische factoren. In juni 2004was het aantal opnieuw gestegen tot 517 145 problematische kredieten. Het totaal achterstalligte <strong>be</strong>talen <strong>be</strong>drag (in totaal 1 997 miljoen Euro in 2004) blijft sinds het midden van de jaren 90stijgen. Ongeveer twee derden van de geregistreerde kredietopeningen wordt toegekend doorniet-bancaire kredietgevers. Het gaat om financieringsmaatschappijen die al dan niet verbondenzijn aan grootwarenhuisketens en postorder<strong>be</strong>drijven (Nationale Bank van België, 2004).39Vrijmaking energiemarkt. De gevolgen van de vrijmaking van de energiemarkt opmaatschappelijk kwetsbare groepen mag niet worden onderschat. Het is een <strong>be</strong>langrijkeopdracht voor de <strong>be</strong>voegde overheden om die situatie van nabij op te volgen en corrigerendop te treden als de energiemarkt een al ongelijke situatie nog verder scheeftrekt.Energiekosten blijken immers een <strong>be</strong>langrijke schuldenpost.


In 2003 werden in <strong>Vlaanderen</strong> 2 484 huishoudens afgesloten van elektriciteit en 1 578huishoudens van aardgas; 1 786 werden niet opnieuw aangesloten op het elektriciteitsneten 1 154 niet meer op de gasleiding. Er werden 8 140 nieuwe budgetmeters en 8 503 nieuwestroom<strong>be</strong>grenzers geplaatst. Onder de niet-heraangesloten huishoudens waren er 1 076zogenaamde ‘<strong>be</strong>schermde’ afnemers. Zij worden extra <strong>be</strong>schermd tegen de afsluiting van gasen elektriciteit.Hu<strong>be</strong>au en Cloots (2004) inventariseerden een aantal problemen en klachten die nade li<strong>be</strong>ralisering van de energiemarkt opdoken. Zo veranderen mensen onder drukvan verkooptrucs snel van leverancier, wat vaak uitmondt in nieuwe problemen, metonregelmatige en ondoorzichtige facturen en onleesbare brieven. Ook blijven <strong>be</strong>loofdekortingen of lagere kostprijzen vaak uit. Budget<strong>be</strong>heer wordt hier en daar een verplichting.Wiens contract door een leverancier opgezegd wordt, <strong>be</strong>taalt tussen 75 Euro en 96 Euro‘dropkosten’ en wie klant wil blijven, moet een waarborg <strong>be</strong>talen van soms vier maandenvoorschot.Veel leveranciers weigeren zogenaamde risicoklanten of weigeren het sociaal tarief toe tepassen. Er zijn ook nog minder oplaadterminals dan wettelijk voorzien om de budgetkaartop te laden. Dat <strong>be</strong>tekent voor de armsten een extra <strong>be</strong>lasting vanwege hun <strong>be</strong>perktemobiliteitsmogelijkheden.7 Onderwijs<strong>Vlaams</strong>e leerlingen presteren voor taal en wiskunde bij de top van de oesolandenen het algemene onderwijsniveau blijft erop vooruitgaan. In 1990<strong>be</strong>schikte bijna 61 % van de 25- tot 64-jarigen in <strong>Vlaanderen</strong> maximaal overeen diploma lager secundair onderwijs, in 2002 was dat nog maar 38 %. Meeren meer jongeren <strong>be</strong>halen een diploma hoger secundair of hoger onderwijs enstuwen zo de scholingsgraad omhoog (aps, 2004). Diploma’s of getuigschriftenworden ook van steeds groter <strong>be</strong>lang in onze samenleving, die zich steeds meerwil profileren als een kenniseconomie.40Hoewel hogeropgeleiden de voorbije jaren vaker in de werkloosheidsstatistiekenterechtkwamen, kan worden verwacht dat zij bij het heropleven van de economie snel weerop sleeptouw worden genomen. Wie geen of een lager diploma <strong>be</strong>zit, is meestal slechter af.Een (zeer) laag scholingsniveau heeft vaak ingrijpende gevolgen, hypothekeert de verderear<strong>be</strong>idsloopbaan en vergroot de kans dat deze jongeren ook op andere vlakken met socialeuitsluiting worden geconfronteerd.Het onderwijs moet haar rol als hefboom voor sociale mobiliteit en als middel tegen eenverdere dualisering van de samenleving nog waarmaken. De gegevens uit recent onderzoekgeven aan dat er nog een lange weg te gaan is.Kleuter- en lager onderwijs. De strijd tegen sociale ongelijkheid en uitsluiting in en door


het onderwijs kan niet vroeg genoeg <strong>be</strong>ginnen. Zo stelden Groenez e.a. (2003) vast dat al bijkleuters van 2,5 à 3 jaar de niet-participatie aan het onderwijs (16 %) ongelijk verdeeld is.Kleuters uit lage sociale klassen <strong>be</strong>ginnen minder snel aan het onderwijs en lopen ook vakerachterstand op. Tegen het einde van de kleuterschool loopt gemiddeld 3,9 % van de kleutersachterstand op. Vooral kinderen van alleenstaande moeders blijken minder vlug aan hetkleuteronderwijs te participeren en vertraging op te lopen.Buitengewoon onderwijs. In het lager onderwijs blijkt de socio-professionele categorievan de ouders een <strong>be</strong>langrijke verklarende varia<strong>be</strong>le voor de opgelopen achterstand en voorde kans op doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs. Opnieuw blijken kinderenvan alleenstaande moeders bijzonder kwetsbaar. Ook nationaliteit heeft een significanteffect op achterstand. Er is bovendien een gendereffect: jongens komen vaker terecht in hetbuitengewoon onderwijs dan meisjes.De toename van het aantal leerlingen in het buitengewoon lager onderwijs moet een blijvendaandachtspunt zijn. In vergelijking met tien jaar geleden is het aantal leerlingen in hetschooljaar 2003-2004 met 26 % gestegen. De toename in vergelijking met het jaar daarvoorwas wel minder uitgesproken dan in het verleden. In het secundair onderwijs steeg hetaantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs met 14 % tegenover tien jaar geleden. Detoename van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs kan positief zijn in die zindat problemen sneller worden opgespoord en dat er iets aan wordt gedaan. Maar het blijktdat vooral leerlingen uit sociaal zwakkere milieus naar het buitengewoon onderwijs wordendoorverwezen (Van Heddegem en Douterlungne, 2002).Secundair onderwijs. Groenez e.a. (2003) stelden vast dat jongeren uit lagere sociale klassenvaker achterstand oplopen in het secundair onderwijs en meer terechtkomen in richtingenzoals het technisch en <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs, deeltijds <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs,leercontract of buitengewoon secundair onderwijs. Het gaat om onderwijstypes die niet meteeneen toegangsticket naar hoger onderwijs verschaffen. De nationaliteit van de leerlingen heefteen impact op de studieoriëntatie en op de opgelopen achterstand in het secundair onderwijs.Een andere problematiek is de ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs. <strong>Vlaanderen</strong>scoort hier in vergelijking met andere Europese landen nog vrij goed. Volgens het jaarboekvan Steunpunt Werkgelegenheid, Ar<strong>be</strong>id en Vorming (2003) werd de ‘uitval’ in het <strong>Vlaams</strong>eonderwijs in 2002 <strong>be</strong>perkt tot 12,5 %. Het eu-gemiddelde <strong>be</strong>draagt 18,8 %. Volgens de cijfersvan de vdab had <strong>Vlaanderen</strong> in 2003 in totaal 13 750 ‘ongekwalificeerde’ schoolverlaters. Datblijkt vooral een probleem van jongens te zijn: van alle mannelijke schoolverlaters is 21,8 %laaggeschoold, tegenover 12,4 % van de vrouwen.Er heerst een grote kennisongelijkheid in ons onderwijs. <strong>Vlaams</strong>e leerlingen scoren opinternationale oeso-indicatoren bij de top op het vlak van leesvaardigheid maar het verschiltussen de <strong>be</strong>st en de minst presterende leerlingen is er groter dan in andere landen met eengoede score op het vlak van leesvaardigheid. Op het vlak van wiskundige vaardigheden zijn de<strong>Vlaams</strong>e 15-jarigen zelfs de <strong>be</strong>ste van de oeso-klas, maar ook hier zijn de verschillen tussende leerlingen die het <strong>be</strong>st en het minst scoren, groter dan in andere landen. Dat kan eropwijzen dat het <strong>Vlaams</strong>e onderwijs veeleer is afgestemd op de sterkste leerlingen en dat eronvoldoende focus is op zwakkere leerlingen.41Laaggeletterdheid. <strong>Vlaanderen</strong> telt zo’n 800 000 laaggeletterde volwassenen (Bohnenn e.a.,2004): volwassenen die geen of nauwelijks lager onderwijs heb<strong>be</strong>n gevolgd, vaak analfa<strong>be</strong>te


allochtonen, en volwassenen die ondanks voldoende jaren onderwijs veel moeite heb<strong>be</strong>nmet schriftelijke taken. In die laatste groep zit een relatief hoog percentage voortijdigeschoolverlaters en jongeren. Deelname aan onderwijs en vorming blijkt overigens geenvoldoende voorwaarde te zijn om een <strong>be</strong>hoorlijk geletterdheidsniveau te halen.Kostprijs. Een thema dat niet rechtstreeks met de onderwijsprestaties te maken heeft maarhier wel van tel is, is de kost van onderwijs. Bijkomende schoolkosten in het leerplichtonderwijsvormen voor huishoudens met een laag inkomen nog steeds een zware bijkomende last. Bollens(2002) <strong>be</strong>rekende dat in 2003 de jaarlijkse studiekosten per leerling in het kleuteronderwijs 218Euro, in het lager onderwijs 387 Euro en in het secundair onderwijs 923 Euro <strong>be</strong>droegen.Het voorbije Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede (2004) pleitte voor eerderselectieve maatregelen, met voor de laagste inkomensgroepen in alle onderwijsniveausdegelijke studietoelagen. Cantillon e.a. (2004) <strong>be</strong>rekenden dat gezinnen die van eenminimuminkomen moeten leven, in het huidige systeem van studietoelagen nog 20 tot 26 %van de geraamde studiekost zelf bijdragen. Om een volledige studietoelage te verkrijgen, maghet <strong>be</strong>lastbaar gezinsinkomen de zeer lage minimumgrens immers niet overschrijden.Een ander <strong>be</strong>langrijke vraag van het Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede was datkansarme leerlingen in het gewoon onderwijs gratis leerhulp zouden krijgen. De extra kostendaarvoor dragen er vaak toe bij dat jongeren naar het buitengewoon onderwijs overstappen,waar die hulp gratis is.8 WerkgelegenheidEen <strong>be</strong>taalde job op de reguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt brengt voor de meeste mensenstructuur in hun dagelijks leven. Het is voor velen ook de <strong>be</strong>langrijkste bronvan inkomsten en sociale zekerheid. Daarnaast heeft ar<strong>be</strong>id effecten op ondermeer het sociale leven en op het mentale welzijn. Niet deelnemen aan dear<strong>be</strong>idsmarkt <strong>be</strong>knot voorts andere vormen van maatschappelijke participatie.42Dam tegen inkomensarmoede. Een job heb<strong>be</strong>n werpt een <strong>be</strong>schermende dam op tegeninkomensarmoede. Volgens de recentste Europese gegevens (2001) valt een derde van dewerkloze Belgen (32 %) onder de armoederisicodrempel. De werkloze mannen zijn er slechteraan toe dan de vrouwen: 40 % tegenover 27 %. Werkenden lopen het minste gevaar: slechts3 % had een verhoogd armoederisico. Zelfstandigen vormen met een armoederisico van 10 %een uitzondering.In maart <strong>2005</strong> telde het <strong>Vlaams</strong>e Gewest 227 184 niet-werkende werkzoekenden, een stijgingmet 8,5 % tegenover maart 2004. De toename wordt deels verklaard door de opnamevan oudere werkzoekenden en pwa-werknemers in het werkzoekendencijfer. Andereverklaringen voor de stijgende werkloosheidscijfers sinds novem<strong>be</strong>r 2001 zijn te vinden in dezwakkere conjunctuur waardoor meer <strong>be</strong>drijven failliet gaan, herstructureringen doorvoerenen minder nieuwe werkkrachten aanwerven. Groepen die tevoren al vormen van structurele


uitsluiting kenden, zoals langdurig laaggeschoolde werklozen, ouderen, allochtonen enmensen met een handicap, blijven ook in economisch <strong>be</strong>tere tijden in de marge van dear<strong>be</strong>idsmarkt. Ook het geslacht en de regio waar iemand woont, <strong>be</strong>ïnvloeden in <strong>be</strong>langrijkemate de plaats die hij of zij kan verwerven op de ar<strong>be</strong>idsmarkt.Activering. Het ar<strong>be</strong>idsmarkt- en werkgelegenheids<strong>be</strong>leid zijn de voorbije jaren sterkt geëntop het activeringsdiscours. Onderzoek en praktijk wezen al uit dat activeringsmaatregelenpositief kunnen zijn. Maar het zet weinig zoden aan de dijk om armen tot elke prijs teactiveren. Thys, De Raedemaecker en Vranken (2004) stelden vast dat een baan of onderwijsbij generatiearmen op zichzelf niet leiden tot opwaartse sociale mobiliteit. Zonder aandachtvoor zorg, emotioneel welzijn en ondersteuning van de omgeving leidt werk niet totvooruitgang in het leven.Personen op de onderste sporten van de maatschappelijke ladder blijken disproportioneelvaak in jobs terecht te komen waar het risico op een depressie het hoogst is (Levecque, 2003).Het gaat vooral om jobs waarvoor weinig scholing of ervaring nodig is en waar men weinigverdiensten, jobzekerheid en controle op het eigen werk heeft. Dikwijls gaat het ook om jobswaarbij de werkgever weinig tolerantie vertoont voor absenteïsme.Jobs zijn dus een middel om uit armoede te ontsnappen, maar ze mogen geen voedingsbodemvormen voor nieuwe problemen. Voor België stelden De Backer en Kornitzer (2004) vast dateen lage jobcontrole en een lage sociale ondersteuning op het werk een <strong>be</strong>langrijke rol spelenin de relatie tussen stress en absenteïsme. Werkdruk blijkt overigens pas nefaste gevolgen teheb<strong>be</strong>n als hij samengaat met een lage ar<strong>be</strong>idskwaliteit.Randvoorwaarden. Volgens het Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding van armoede‚<strong>be</strong>staansonzekerheid en sociale uitsluiting (2004) moeten kwaliteitsvolle banen<strong>be</strong>antwoorden aan een aantal criteria inzake:• ar<strong>be</strong>idsvoorwaarden (de hoogte van het loon, de contractvorm en de ar<strong>be</strong>idstijden),• ar<strong>be</strong>idsomstandigheden (omgevingsfactoren, zoals werken in een lawaaierige omgevingen de mate van lichamelijke <strong>be</strong>lasting),• ar<strong>be</strong>idsinhoud (de kwaliteit van het takenpakket en de autonomie in de uitvoering),• ar<strong>be</strong>idsverhoudingen (mogelijkheden tot inspraak en het algemene sociale klimaat van deonderneming).43


9 HuisvestingWoonkosten worden een steeds grotere uitgavenpost in het budget van de<strong>Vlaams</strong>e huishoudens. Uit de huishoudbudgetenquête van 2001 blijkt dat bijhuishoudens met de 10 % laagste inkomens ruim een derde van de uitgaven naarnaakte woonkosten gaat. Daarnaast gaat bij deze armsten nog eens 10 % naarverwarming en verlichting. De totale kost voor verwarming, verlichting en waterblijken tussen de verschillende inkomensklassen niet sterk te verschillen, maarwegen uiteraard veel zwaarder door in het budget van de lagere inkomens (DeBoyser, 2003). Dat geldt voor het hele woonbudget: hoe lager het inkomen, hoegroter het aandeel voor wonen. Het absolute <strong>be</strong>drag is echter meestal te kleinom een degelijke woning te kunnen huren of kopen.Voor veel huishoudens is het op lange termijn een goede investering om een woning te kopen.Als de woning is af<strong>be</strong>taald, valt de basiswoonkost weg (Winters, 2003). Vele gezinnen in<strong>Vlaanderen</strong> kunnen echter geen woning kopen. Vooral alleenstaanden, eenoudergezinnen(vooral alleenstaande moeders), laaggeschoolden en allochtonen heb<strong>be</strong>n die mogelijkheidniet (aps, 2004b: 38-39). Toch blijft ook het overheids<strong>be</strong>leid zich in <strong>be</strong>langrijke mate richten opeigendomsverwerving.Sociale huurmarkt. Waar kunnen huishoudens met lage inkomens vandaag terecht in<strong>Vlaanderen</strong>? Zoals <strong>be</strong>kend, is het aandeel van de sociale huurmarkt in de totale woonmarkt(6 %) zeer <strong>be</strong>perkt. Het aanbod is ook niet afgestemd op de vraag: het kenniscentrumduurzaam woon<strong>be</strong>leid schat het aantal gezinnen dat in <strong>Vlaanderen</strong> in aanmerking komtvoor een sociale woning op 320 000 (Winters e.a., 2004). In totaal werden eind 2002 127 567woningen sociaal verhuurd.Dat 5 255 woningen niet werden verhuurd, kwam voornamelijk door renovatiewerkzaamhedenof omdat ze een andere <strong>be</strong>stemming hadden gekregen (<strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij,2004). Eind 2003 stonden 73 228 huishoudens op de wachtlijsten van de huisvestingsmaatschappijen. Tussen 1998 en 2002 steeg de gemiddelde reële huurprijs met 7,15 %, terwijlhet gemiddelde jaarinkomen van de sociale huurders met 1,75 % toenam. Bovendienheeft ongeveer driekwart van de nieuwe huurders voor de volledige genoemde periodeeen jaarinkomen onder het totale gemiddelde inkomen van de <strong>Vlaams</strong>e sociale huurders(Welzijnszorg, 2004).44Privé-huurmarkt. Veel arme huishoudens moeten zich noodgedwongen richten tot deprivé-huurmarkt waar de prijs-kwaliteitsverhouding in het goedkoopste marktsegment vaakver zoek is. Volgens officiële statistieken zouden de huurprijzen tussen 1996 en 2004 nietsterker gestegen zijn dan de consumptieprijzen. De evolutie van de huurprijzen wordt echtergeschat op basis van een vast staal van huurders die vaak jarenlang dezelfde woning huren enwaarvan de huurprijs dus alleen mag worden geïndexeerd. Wie op zoek moet naar een nieuwehuurwoonst, merkt dat de nieuwe huurprijzen een stuk hoger liggen (Winters e.a., 2004).In vergelijking met de doorsnee <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>volking heb<strong>be</strong>n de privé-huurders een divers maarveeleer zwak socio-economisch profiel. Er zijn <strong>be</strong>duidend meer werklozen, <strong>be</strong>staansonzekerehuishoudens en gezinnen met een relatief laag gemiddeld gezinsinkomen onder de privé-


huurders. De zwakste sociaal-economische groepen komen in het slechtere marktsegmentterecht (Pannecoucke, 2003). De <strong>be</strong>woners van de goedkoopste woningen zijn gemiddeld ookhet oudst en <strong>be</strong>horen veelal tot de sociaal-economisch zwakste categorieën: meer dan tweevijfden <strong>be</strong>hoort tot het laagste inkomensquintiel, 13 % is werkloos en 59 % <strong>be</strong>haalde hoogstenseen diploma lager middelbaar onderwijs (Pannecoucke, De Decker & Goossens, 2003).Ongeschikte of on<strong>be</strong>woonbare woningen. In <strong>Vlaanderen</strong> krijgen elk jaar heel wat woningende officiële stempel ‘ongeschikt’ of ‘on<strong>be</strong>woonbaar’. Het zijn woningen en kamers uit hetslechtste deel van de private huurmarkt. De redenen voor het ongeschikt of on<strong>be</strong>woonbaarverklaren van een woning spreken tot de ver<strong>be</strong>elding: negen op tien van deze woningen heefternstige vochtproblemen, 58 % geeft risico’s op brand of elektrocutie, in 40 % van de gevallenis er gevaar voor co-vergiftiging en 15 % vertoont ernstige stabiliteitsgebreken. In 11 % vande gevallen is er geen sanitair en bij 67 % zijn de deuren en ramen in (zeer) slechte staat.Eind 2002 waren 3 258 woningen ongeschikt of on<strong>be</strong>woonbaar <strong>be</strong>vonden. Van 1996 tot mei2003 werden 44 % of 2 617 van de 5 902 woningen die ooit op de inventaris heb<strong>be</strong>n gestaan,geschrapt. Het doel van de procedure, met name het opsporen en herstellen van de gebrekenaan de woning, wordt dus <strong>be</strong>reikt (aps, 2004a).Een slechte huisvestingssituatie heeft ook gevolgen op andere levensdomeinen: in de eersteplaats op de fysieke en mentale gezondheid, de onderwijsprestaties van de kinderen, dewerksituatie van de ouders en de relaties binnen en buiten het gezin.Thuisloosheid. In <strong>Vlaanderen</strong> komen elk jaar zo’n 12 000 thuislozen terecht in opvangcentra.Volgens Van Menxel, Lescrauwaet en Parys (2003) heeft thuisloosheid met armoede te maken,maar niet alle thuislozen zijn arm en maar 3 % van de armen is thuisloos. Thuisloosheid is ookruimer dan dakloosheid: het is een proces van ontankering, van verlies aan sociale netwerkenen van maatschappelijke bindingen. De risicofactoren om thuisloos te worden, zijn onder meer:opgroeien in een instelling, generatiearmoede, een relatiebreuk en werkloosheid.10 GezondheidszorgWie lager op de sociaal-economische ladder staat, heeft meer kans om gezondheidsproblemente krijgen en kent een lagere levensverwachting. De ongunstige levensomstandighedenwaarin de lagere sociaal-economische categorieën leven, spelen daarbij een <strong>be</strong>langrijkerol. Ook de toegang tot de gezondheidszorg verloopt minder gemakkelijk dan voor wiehoger op de maatschappelijke ladder staat. Armoede grijpt dus in op het zeer fundamentelelevensdomein van gezondheid en omgekeerd. Hardonk, Vanroelen en Louckx (2004)<strong>be</strong>vestigen die samenhang tussen gezondheidsstatus en socio-economische kenmerken opbasis van de Gezondheidsenquête 2001 voor België.45Complementaire verklaringen voor sociaal-economische gezondheidsverschillen zijn tevinden in de sociale selectietheorie (personen met een slechtere gezondheid lopen meerkans om af te zakken op de sociaal-economische ladder) en de sociale causatietheorie(minder gunstige socio-economische situaties vergroten de kans op een negatieveregezondheidssituatie). Daarnaast spelen ook sociale en psychische factoren een rol.


Hoge uitgaven. Volgens gegevens uit de Gezondheidsenquête kon in 2001 ongeveer 27 %van de huishoudens in <strong>Vlaanderen</strong> de eigen uitgaven voor gezondheidszorgen (zeer) moeilijkdragen. Dat is nog vaker het geval als de referentiepersoon van het huishouden een vrouwis (40 %) of tot de oudere leeftijdsklassen <strong>be</strong>hoort (43 % bij 65- tot 74-jarigen, 41 % bij de75-plussers). Hoe lager het opleidingsniveau, hoe moeilijker het wordt om medische zorgenfinancieel te dragen (Buziarsist e.a., 2002, wiv, 2002).In <strong>Vlaanderen</strong> zag volgens deze enquête 6 % van de <strong>be</strong>volking zich genoodzaakt om uitgavenvoor medische zorg, tandverzorging, geneesmiddelen, een bril of mentale zorg uit te stellenom financiële redenen. Lagere socio-economische groepen maken ook minder gebruik vanpreventieve gezondheidszorg, zoals vaccinatie en kankerscreening. Een gebrek aan kennisover de mogelijkheden en noodzaak ervan en een andere gezondheidshouding en -gedragkunnen daarbij een <strong>be</strong>langrijke rol spelen.Woonomstandigheden. De ongunstige woonomstandigheden waarin armen leven, kunnenernstige gezondheidsrisico’s inhouden (zie Beck, Van Roelen & Louckx, 2002). Blootstelling aanschadelijke stoffen kan ook in ar<strong>be</strong>idsomstandigheden negatief op de gezondheidstoestandinwerken. Ar<strong>be</strong>idsongevallen of gevolgen van zware fysieke ar<strong>be</strong>id zijn <strong>be</strong>langrijke risico’s.Opleiding. Wie minder lang gestudeerd heeft, houdt er vaker een minder gezonde leefstijlop na. Uit de gezondheidsenquête blijkt dat lageropgeleide personen relatief meer roken,minder aan heilzame fysieke <strong>be</strong>weging doen en een ongezonder voedingspatroon heb<strong>be</strong>n.Hoger opgeleiden consumeren dan weer significant meer alcohol en cannabis.Bij het vaststellen van dergelijk risicogedrag dreigt vaak het individueel schuldmodelop te duiken. In haar verslag wijst het Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding van armoede‚ <strong>be</strong>staansonzekerheiden sociale uitsluiting (2003a) er echter op dat dergelijke gedragingen ‘doorlevensomstandigheden <strong>be</strong>paald worden’ waarbij de <strong>be</strong>perkte mogelijkheden om het lijdenfysiek of psychisch te verzachten, leiden tot het zoeken van antwoorden in als risicovol<strong>be</strong>stempeld gedrag.Zes knelpunten voor de toegankelijkheid. Ook de toegang tot de gezondheidszorg is nogniet voor iedereen gelijk. Vanroelen, Smeets en Louckx (2003) onderkennen in België zesknelpunten die de financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg <strong>be</strong>moeilijken voormaatschappelijk kwetsbare groepen. In individuele situaties komen die knelpunten somsalleen voor, maar bij kwetsbare groepen gaat het meestal om een combinatie.46Statuut. De problemen <strong>be</strong>ginnen vaak bij het gebrek aan een statuut of een precair statuut inde ziekteverzekering, of bij het ontbreken van een hospitalisatieverzekering. Wie geen wettigeverblijfsstatus heeft, wie geen bijdragen <strong>be</strong>taalde of wie zijn administratieve verplichtingenniet nakwam (vaak thuislozen of woonwagen<strong>be</strong>woners) en wie geen volledige dekking heeft,vormen kwetsbare groepen. Het Riziv-jaarverslag 2003 geeft aan dat sinds 1999 het aantalniet-<strong>be</strong>schermde personen steeg met 46 %. In 2003 ging het om 163 023 personen.Inkomen. Een tweede knelpunt is een gebrekkige financiële situatie van de patiënt: wieleeft van een vervangingsinkomen, <strong>be</strong>schikt over onvoldoende inkomen om naast debasis<strong>be</strong>hoeften te voorzien in <strong>be</strong>langrijke medische kosten. Wie een inkomen uit ar<strong>be</strong>idheeft dat net voldoende is om rond te komen, kan door plotse hoge medische kosten in de<strong>be</strong>staansonzekerheid terechtkomen.


Moeilijke werking. Ten derde zijn er knelpunten die te maken heb<strong>be</strong>n met dewerking van instellingen zoals de ziekteverzekering, het ocmw en de zorgverstrekkers.Administratieve procedures, moeilijk taalgebruik en een gebrekkige samenwerking tussende zorgverstrekkers zorgen voor extra drempels. ocmw’s gaan hierbij niet vrijuit: hunregelgeving om financiële bijstand te ontvangen voor medische zorgen is te complex enweinig eenvormig.Hoge zorg<strong>be</strong>hoeften. Ten vierde zijn er problemen als er hoge medische zorg<strong>be</strong>hoeftenopduiken. Binnen de terug<strong>be</strong>taalde medische zorg zijn het vooral de plotse kosten of delangdurige opeenstapeling van kosten die problemen geven. Ook gezinnen met verscheidenezorggebruikers komen in een kwetsbare situatie terecht, vooral door de niet-terug<strong>be</strong>taalbaremedische verstrekkingen. De maximumfactuur, in principe een positieve structurelemaatregel die problemen door gezondheidskosten moet verminderen, biedt niet meteen eenuitkomst voor wie acuut in de problemen zit: de terug<strong>be</strong>taling komt er pas na één (of voorhogere inkomens twee) jaar.Gebrek aan netwerken. Ten vijfde is er het <strong>be</strong>lang van niet-professionele sociale netwerken:wie daar als <strong>be</strong>jaarde, gehandicapte of zorgafhankelijke zieke geen <strong>be</strong>roep op kan doen voormantelzorg en/of financiële solidariteit, heeft een verhoogde kans op financiële problemen.Complexiteit. Ten zesde stelt de complexiteit van de gezondheidszorg en ziekteverzekeringmensen met weinig weerbaarheid en een <strong>be</strong>perkte kennis (bijvoor<strong>be</strong>eld over verzekering ofpreventieve zorg) voor een bijkomende drempel.47


BijlageBibliografie bij hoofdstuk 248Administratie Planning en Statistiek (2004a), VRIND2003 – <strong>Vlaams</strong>e Regionale Indicatoren, Brussel:Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Administratie Planning en Statistiek (2004b),Woonkwaliteit en tevredenheid met deWoonomgeving in <strong>Vlaanderen</strong> – Een analyse vande Algemene Socio-Economische Enquête 2001,(Stativaria 31), Brussel: Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap.ATD Vierde Wereld (2004), Ar<strong>be</strong>id en het rechtop participatie. Thematische werkgroep ‘Ar<strong>be</strong>id,werkloosheid, sociale zekerheid’. Brussel.BECK, M., VANROELEN, C. & LOUCKX, F. (2002),Sociale breuklijnen in de gezondheid en degezondheidszorg, (Gezondheid en Samenleving),Brussel: vub press.BOHNENN, E. e.a. (2004) Laaggeletterd in de LageLanden. Hoge prioriteit voor <strong>be</strong>leid. Den Haag:Nederlandse Taalunie.BOLLENS, J. (2002), De kostprijs van een kosteloosonderwijs. Berekening op basis van een kosteloosonderwijs, (Pers<strong>be</strong>richt 3 septem<strong>be</strong>r 2002), Leuven:kuleuven – hiva.BUZIARSIST, J. e.a. (2002), Gezondheidsenquête doormiddel van interview. België 2001, (iph/epi reportsnr. 2002-25), Brussel: Wetenschappelijk InstituutVolksgezondheid.CANTILLON, B. e.a., Studietoelagen: te selectief? in:De gids op maatschappelijk gebied, 95:1(2004),pp 18-26.CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN ENRACISMEBESTRIJDING (<strong>2005</strong>), Debat opener. 10 jaarAlgemeen Verslag over de Armoede. BrusselBOUVERNE – DE BIE, M. (2004), Expertennota:Gezinnen in armoede en het recht op een gezinin: wvc <strong>Vlaanderen</strong> (2004), Vooruitgangs- entoekomstcongres Armoede 6 mei 2004 – eindverslag.DE BACKER, G. & KORNITZER, M. (2004), Belgischepredictieve modellen van absenteïsme wegensziekte of ongeval – samenvatting, (online),www.<strong>be</strong>lspo.<strong>be</strong>/<strong>be</strong>lspo/home/publ/pub_ostc/SoCoh/rSO02019_nl.pdf.DE BOYSER, K. (2003), Onderaan de ladder vaninkomen en <strong>be</strong>stedingen, in: Armoede en SocialeUitsluiting. Jaarboek 2003, Leuven/Leusden: Acco,79-101.DECLERCQ, A. & HERMANS, K. (2004) Expertennotarecht op maatschappelijke dienstverlening,in: WVC <strong>Vlaanderen</strong> (2004), Vooruitgangs- entoekomstcongres Armoede 6 mei 2004 – eindverslag.DE DECKER, P. (2002), De huisvestingsval klapt dicht!Over wat huishoudens overhouden na het <strong>be</strong>talenvan hun woonkosten en wat de overheid daaraandoet, Ruimte & Planning, (22): 2, 119-140.DE GRANDE, L. (2003), Participatie van armen op<strong>be</strong>leidsniveau: het <strong>Vlaams</strong>e armoede<strong>be</strong>leid, in:Bouverne – De Bie M., Claeys A., De Cock A., Vanhee J.,Armoede & Participatie, Academia Press, Gent,p. 63-72.DIERCKX, D. (2004), Van vazal tot vennoot: armenop het middenveld, in: VRANKEN, J., DE BOYSER, K.& DIERCKX, D. (eds.), Armoede en sociale uitsluiting.Jaarboek 2004. Leuven / Voorburg: Acco, 413-428.GROENEZ, S., VAN DEN BRANDE, I. & NICAISE,I. (2003), Cijferboek sociale ongelijkheid in het<strong>Vlaams</strong>e onderwijs. Een verkennend onderzoek opde Panelstudie van Belgische Huishoudens,(loarapportnr. 10), Leuven: Steunpunt loa ‘Loopbanendoorheen onderwijsnaar de ar<strong>be</strong>idsmarkt’.HAESENDONCKX, C. & WUYTS, A. (2001), Rechtop cultuur: drempels die mensen in armoede<strong>be</strong>lemmeren in hun culturele participatie., Notain opdracht van dso/Cultuurcel van de stadAntwerpen., Antwerpen: een paar apart - een projectvan Recht-Op vzw en Riso AntwerpenHARDONK, S., VANROELEN, C. & LOUCKX, F. (2004),Sociaal-economische gezondheidsverschillen inBelgië: analyse van de Gezondheidsenquête van2001, in: VRANKEN, J., DE BOYSER, K. & DIERCKX, D.(eds.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2004.Leuven / Voorburg: Acco, 123-146.HUBEAU, B. (2003), De sociale grondrechten naeen decennium: hefboom of toekomstdroom in deuitsluiting van sociale uitsluiting?, in: VRANKEN,J., DE BOYSER, K. & DIERCKX, D. (eds.), Armoede ensociale uitsluiting. Jaarboek 2003. Leuven / Voorburg:Acco, 369-381.


HUBEAU, B. & CLOOTS, G. (2004), Algemene inleiding.Is er licht aan het einde van de tunnel door eengrondrecht op energie? Tasten in het donker! Overhet grondrecht op energie, 24 septem<strong>be</strong>r 2004,Brussel – <strong>Vlaams</strong> Parlement.JANSSENS, I. (2004), Expertennota ‘Op zoek naarcultuur: een gedeelde verantwoordelijkheid’,in: <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waarArmen het woord nemen & Team armoede<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap (eds.), Vooruitgangs- entoekomstcongres Armoede 6 mei 2004 – Eindverslag,Brussel: Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,65-77.KONING BOUDEWIJNSTICHTING (1994), AlgemeenVerslag over de Armoede. Synthese, Rapport inopdracht van de Minister van Sociale Integratie,gerealiseerd door de Koning Boudewijnstichtingin samenwerking met atd-Vierde Wereld België ende Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten(Afdeling Maatschappelijk Welzijn), Brussel: KoningBoudewijnstichting.LEVECQUE, K. (2003), Armoede en depressie: (g)eenevident verband, in: Vranken, J., DeBoyser, K. & Dierckx, D. (eds.), Armoede en SocialeUitsluiting. Jaarboek 2003, Leuven/Leusden: Acco, 155-173.MAES, E. & PUT, J. (2003), Armoede envrijheids<strong>be</strong>roving: een vicieuze cirkel? ?, in:VRANKEN, J., DE BOYSER, K. & DIERCKX, D. (eds.),Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2003.Leuven / Voorburg: Acco, 197-206.NATIONALE BANK VAN BELGIË (2004), Centralevoor kredieten aan particulieren – Statistieken2003, (perscommuniqué 27 januari 2004), Brussel:Nationale Bank van België.NICAISE, I. e.a. (2004), The big holes in the net.Structural gaps in social protection and guaranteedminimum income systems in 13 eu countries, Leuven:kuleuven, hiva.PANNECOUCKE, I. (2003), Een gehuurde baksteen ligtzwaarder op de maag. Vragen bij de sociale dimensievan de particuliere huursector, in: VRANKEN, J., DEBOYSER, K. & DIERCKX, D. (eds.), Armoede en socialeuitsluiting. Jaarboek 2003, Leuven/Leusden: Acco,125-139.PANNECOUCKE, I., DE DECKER, P. & GOOSSENS, L.(2003), Onderzoek naar de mogelijkheden voor deintegratie van de particuliere huurmarkt in het<strong>Vlaams</strong>e Woon<strong>be</strong>leid, Antwerpen: ua – oases.RADEMAEKERS, K. & VUCHELEN, J. (1998), Deverdeling van het Belgische gezinsvermogen (paper355). Brussel: vub – cems.RECHT-OP vzw (2001), Justitiehuizen:luchtkastelen?, Antwerpen: Recht-Op vzw.RUELENS, L. & NICAISE, I. (2002), Hulp van krediet.Schuld<strong>be</strong>middeling in de <strong>Vlaams</strong>e ocmw’s en caw’s.Leuven: kuleuven – hiva.SCHEERDER, J. (2004) Uitgesloten van deelname:over sport<strong>be</strong>oefening en sociale exclusie in<strong>Vlaanderen</strong>, in: VRANKEN, J., DE BOYSER, K. &DIERCKX, D. (eds.), Armoede en sociale uitsluiting.Jaarboek 2004. Leuven / Voorburg: Acco, 147-163.STEUNPUNT TOT BESTRIJDING VAN ARMOEDE‚BESTAANSONZEKERHEID EN SOCIALE UITSLUITING(2003), In dialoog – tweejaarlijks verslag decem<strong>be</strong>r2003, Brussel: Centrum voor Gelijkheid van Kansenen Racisme<strong>be</strong>strijding.STEUNPUNT TOT BESTRIJDING VAN ARMOEDE‚BESTAANSONZEKERHEID EN SOCIALE UITSLUITING(2004), Een andere <strong>be</strong>nadering van armoedeindicatoren.Onderzoek – Actie – Vorming, Brussel:cgkr – Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding van armoede,<strong>be</strong>staansonzekerheid en sociale uitsluiting.STEUNPUNT WAV & VIONA STUURGROEPSTRATEGISCH ARBEIDSMARKT-ONDERZOEK (2003),De ar<strong>be</strong>idsmarkt in <strong>Vlaanderen</strong>, (Jaarreeks 2003– Jaarboek), Antwerpen: Garant.STRUYVEN, L. (2004) ‘Aldus sprak de Koning’.Marktwerking bij onze noorderburen en enkeleverschillen met <strong>Vlaanderen</strong>. Leuven: kuleuven– hiva.THYS, R., DE RAEDEMAECKER, W. & VRANKEN, J.(2004), Bruggen over woelig water. Is het mogelijkom uit de generatie-armoede te geraken?, Leuven/Voorburg: Acco.VAN HEDDEGEM, I. & DOUTERLUGNE, M. (2002),Kansarmen: op de wip tussen gewoon enbuitengewoon onderwijs, in: Vranken, J. e.a. (eds.),Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2002,Leuven/Leusden: Acco, 189-198.VAN HOOTEGEM, H. (2004) Naar een bredeinvulling van participatie. Nota omtrent het‘recht op participatie’in het kader van het <strong>Vlaams</strong>Vooruitgangs- en toekomstcongres Armoede van6 mei 2004. Brussel: Steunpunt tot <strong>be</strong>strijding vanarmoede, <strong>be</strong>staansonzekerheid en sociale uitsluiting49


VAN MENXEL, G., LESCRAUWAET, D. & PARYS, I.(2003), Verbinding verbroken. Thuisloosheid enalgemeen welzijnswerk in <strong>Vlaanderen</strong>, Berchem:Steunpunt Algemeen Welzijnswerk.VANDENBEMPT, K. (2002), Eindverslag van hettweede Vooruitgangscongres inzake de <strong>be</strong>strijdingvan armoede en sociale uitsluiting in <strong>Vlaanderen</strong>.,27 mei 2002, Brussel: Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap.VANROELEN, C., SMEETS, T. & LOUCKX, F. (2004),Nieuwe kwetsbare groepen in de Belgischegezondheidszorg: eindrapport, Gent: AcademiaPress.VLAAMSE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJ (ed.)(2004), Jaarverslag 2003, Brussel: vhm.VOS, I. (2003), Cultuurparticipatie enmaatschappelijk kwetsbare groepen,(Praktijkreeks),Brussel: Cultuurnet <strong>Vlaanderen</strong>/Kunst enDemocratie.VRANKEN, J. e.a. (2002), Armoede en socialeuitsluiting. Jaarboek 2002. Leuven: Acco.VRANKEN, J. e.a. (2004), Armoede en socialeuitsluiting. Jaarboek 2004. Leuven: Acco.VRANKEN, J. & STEENSSENS, K. MMV PULTAU, W.(1996), Naar het middelpunt der armoede? Eenonderzoek naar de structuren van het dagelijksleven van generatie-armen in een urbaneomgeving (Studies over de samenleving, 2). Leuven/Amersfoort: Acco.WELZIJNSZORG (2004), Hoog tijd voor een <strong>be</strong>terwoon<strong>be</strong>leid, (Campagne Welzijnszorg 2004– Armoede uitsluiten), Brussel: Welzijnszorg.WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID(2002), Gezondheidsenquête door middel vaninterview – België 2001, (eph/epi rapprt nr 2002-22),Brussel: Ministerie van Volksgezondheid.50WINTERS, S. (2003), Betaalbaar wonen. Notaop basis van de tussentijdse resultaten vanhet hiva-onderzoek ‘Betaalbaar wonen op deprivate huurmarkt’ naar aanleiding van deNieuwjaarsboodschap acw 23 januari 2004, Leuven:kuleuven – hiva.WINTERS, S. e.a. (2004), Op weg naar een <strong>Vlaams</strong>ehuursubsidie?, Leuven: Kenniscentrum voorDuurzaam Woon<strong>be</strong>leid.


Hoofdstuk iiiALGEMENE OPMERKINGEN EN REACTIESVANUIT DE DOELGROEP1 Participatie• Het is <strong>be</strong>langrijk dat mensen in armoede aan het <strong>be</strong>leid participeren gezien hun armoedeervaring.Participatie is echter niet vanzelfsprekend en vereist een aantal voorwaardenwaarin veel en blijvend moet worden geïnvesteerd.– Er is nood aan een brede dialoog (ruimer dan met de <strong>be</strong>leidsverantwoordelijken instrikte zin).– Er is nood aan een aangepast tempo, voldoende voor<strong>be</strong>reidingstijd en een eenvoudigtaalgebruik.– De dialoog moet worden omgezet in politieke <strong>be</strong>slissingen waarover op een duidelijkemanier gecommuniceerd wordt naar de doelgroep.– Het participatierecht mag niet omslaan in participatieplicht.• Ondanks alle participatie-inspanningen zijn verschillende basisrechten voor mensen inarmoede nog steeds niet <strong>be</strong>schikbaar, on<strong>be</strong>taalbaar of van slechte kwaliteit. Dat roept vragenop. Een armoede-effectenrapport voor ieder <strong>be</strong>leidsdomein vormt een<strong>be</strong>langrijke eis.• Om tot goede <strong>be</strong>leidsvoorstellen te komen, moet het mogelijk zijn om samen te werkenmet andere organisaties die specifieke kennis of ervaring heb<strong>be</strong>n met een <strong>be</strong>paald<strong>be</strong>leidsdomein. Hun inbreng moet aansluiten bij de participatie van mensen in armoedeen hen versterken.• Wat de participatie aan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> <strong>be</strong>treft, geeft deoverheid een goed signaal door zelf naar de mensen te stappen en hen te <strong>be</strong>trekkenbij het <strong>be</strong>leid. Toch mag participatie niet worden <strong>be</strong>perkt tot een evaluatie van<strong>be</strong>leidsmaatregelen. Ook bij het opstellen van de actiepunten is inspraak <strong>be</strong>langrijk.Voorts moet rekening worden gehouden met het tempo van de verenigingen, metname bij de jaarlijkse actualisatie van het plan. Bovendien is het heel <strong>be</strong>langrijk datde verenigingen op de hoogte worden gehouden van wat er met hun opmerkingen isge<strong>be</strong>urd.51


2 Maatschappelijke dienstverlening• Wat maatschappelijke dienstverlening <strong>be</strong>treft, vindt men het vooral <strong>be</strong>langrijk tewijzen op het feit dat de toegang tot de hulpverlening nog steeds niet voor iedereengegarandeerd is. Dit blijkt overduidelijk uit de dagelijkse praktijk. Men juicht toe dat het<strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> de noden erkent en er via heel wat <strong>be</strong>leidsinitiatieven aandacht aanschenkt. De keuze voor de <strong>be</strong>leidsaccenten was echter niet voor iedereen even duidelijk:waarom is er alleen een actie rond mobiliteit?3 Gezin• Eén <strong>be</strong>leidsaccent voor dit thema is onvoldoende. Het punt opvoedingsondersteuning isessentieel en moet ook een accent worden.• Binnen het geheel aan acties komt een aantal kwetsbare groepen niet zo uitdrukkelijkaan bod. Dat is het geval voor tienermoeders en grootouders die vaak vanaf de zijlijnveel ondersteuning bieden bij de opvoeding van hun kleinkinderen. Ook hier is nood aaninformatie en ondersteuning.• Een blijvend aandachtspunt is het doorverwijzings<strong>be</strong>leid. Nog steeds weten gezinnenvaak niet waar ze terechtkunnen voor informatie of ondersteuning op maat.• Wat de preventieve gezinsondersteuning <strong>be</strong>treft, heb<strong>be</strong>n de provincies <strong>Vlaams</strong>-Brabant, Limburg en West-<strong>Vlaanderen</strong> nu elk een steunpunt opvoedingsondersteuningen een uitgebreide werking met opvoedingswinkels. Een uitbreiding naar 14 stedenin <strong>Vlaanderen</strong> is een goede zaak. Het <strong>be</strong>leid moet worden veralgemeend voor heel<strong>Vlaanderen</strong> en Brussel. De modellen die in elk van die drie provincies werden ontwikkeld,moeten worden <strong>be</strong>oordeeld op hun meerwaarde en moeten breder verspreid enondersteund worden (bijvoor<strong>be</strong>eld met het systeem van steungezinnen).4 Rechts<strong>be</strong>deling52• Er is nood aan laagdrempelige diensten voor rechtshulp. Justitiehuizen kunnen welinformatie geven, maar meer ook niet. Huurdersbonden of vakbonden kunnen wel helpen,maar <strong>be</strong>handelen slechts één specifiek onderwerp. Diensten voor rechtshulp zouden losvan die vakjes moeten staan. Bovendien moet het aanbod ook groter worden.


5 Cultuur en vrije tijd• De realisatie van het recht op cultuur is de verantwoordelijkheid van verschillendesectoren: onderwijs – welzijn – cultuur. Er is nood aan meer samenwerking en overlegtussen deze sectoren op lokaal niveau en bovenlokaal (<strong>Vlaams</strong>) niveau.• er is nood aan overleg en samenwerking tussen de federale en <strong>Vlaams</strong>e overheid omversnippering en gebrek aan afstemming tegen te gaan. Een concreet voor<strong>be</strong>eld van eenapart initiatief voor een aparte doelgroep zijn de middelen die de federale overheid aande ocmw’s ter <strong>be</strong>schikking stelt om de culturele, sportieve en sociale participatie van deocmw-cliënten te <strong>be</strong>vorderen. Om dat initiatief te doen slagen en om tot een duurzameen gecoördineerde cultuurparticipatie te komen, moeten het federale en <strong>Vlaams</strong>e niveausamenwerken.• Om stigmatisering te voorkomen is er nood aan een eenvormig kortingssysteem voor alleburgers: een (elektronische) vrijetijdskaart.6 Inkomen• Het is juist dat <strong>Vlaanderen</strong> aan het recht op inkomen slechts een <strong>be</strong>perkte bijdragekan leveren. Maar het is even juist dat het inkomen een kernproblematiek is. Het isde taak van de <strong>Vlaams</strong>e overheid om de federale collega’s onder druk te zetten om devervangingsinkomens te verhogen en welvaartsvastheid te garanderen.• In twee van de vermelde acties worden maatregelen genomen voor een specifiekedoelgroep. Toch zijn er veel meer groepen waar specifieke maatregelen voor moetenworden genomen, zoals jongeren tussen 17 en 25 die het huis uit vluchten en alleen gaanwonen. Zij zouden <strong>be</strong>tere <strong>be</strong>geleiding moeten krijgen bij het <strong>be</strong>heer en de <strong>be</strong>steding vanhun inkomen.• Het recht op inkomen hangt samen met andere rechten. De acties kunnen dan ookniet altijd los van elkaar worden <strong>be</strong>keken. Er is nood aan een <strong>be</strong>tere afstemming ensamenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten om concrete problemenadequaat aan te pakken. Zo worden uitkeringstrekkers zodra hun inwonende kinderengaan werken als samenwonende <strong>be</strong>schouwd, waardoor hun uitkering daalt. Dat tast hetrecht op gezin en op ar<strong>be</strong>id aan. Mogelijke oplossingen zijn immers om de kinderen teverbieden om te gaan werken, of om ze uit huis te zetten: twee oplossingen waar niemandvoor wil kiezen. Een derde, aanvaardbare oplossing moet mogelijk zijn!53


7 Onderwijs• Er moet dringend werk worden gemaakt van de vertrouwensrelatie tussen kind, ouders enschool. Ouder<strong>be</strong>trokkenheid, ouderparticipatie en de communicatie met ouders zijn zeer<strong>be</strong>langrijk om een goede samenwerking te verkrijgen.• De clb’s ontbreken in het actieplan!• De strijd tegen de sociale kloof in het onderwijs is in de eerste plaats een opdracht vanonderwijs zelf. Nog al te vaak krijgt het thuismilieu er de schuld van dat het kind achterstandoploopt of ergens niet mee in orde is.• Voorkomen is <strong>be</strong>ter dan genezen.• Kosteloos is niet hetzelfde als gratis: alleen de activiteiten om de eindtermen te <strong>be</strong>reikenzijn gratis. Liever had men echt gratis onderwijs. Er zijn nu al scholen die kosteloos werken:het kan dus!• Waarom zal het basisonderwijs pas over twee jaar gratis zijn? Intussen lopen de kosten wel op.• Vooral in het secundair onderwijs zijn er problemen met het inschrijvings<strong>be</strong>leid.• De waardering voor technisch en <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs mag niet afhangen van hetmodulaire systeem.• Schoolmoeheid vermijden door jongeren te motiveren: verwacht niet te veel.• Inspanningen voor etnisch-culturele minderheden moeten in alle landen ge<strong>be</strong>uren.Kinderen daar heb<strong>be</strong>n ook rechten.• Het Jo-Joproject is onvoldoende <strong>be</strong>kend.• Brede Scholen zijn moeilijker te realiseren in het secundair onderwijs.8 Werkgelegenheid• Asielzoekers zouden ongeacht hun statuut een ar<strong>be</strong>idskaart moeten krijgen. Die opentheel wat deuren en op die manier moeten ze hun uren tot de volgende dag niet aftellen.• Men pleit ervoor om allerhande objectieve maatstaven voor de verschillendetewerkstellingsmaatregelen af te schaffen. Ze leiden er regelmatig toe dat mensenworden uitgesloten van een haalbare tewerkstelling binnen een specifieke context(sociale werkplaats, invoeg<strong>be</strong>drijf …).• Mensen in armoede moeten voldoende kansen krijgen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Dat wil ookzeggen dat ze niet worden <strong>be</strong>schouwd als mensen die a priori niet willen werken.• Als de overheid zoveel nadruk legt op activering, moeten er ook inspanningen wordengedaan om voldoende haalbare jobs te creëren. Het aanbod moet worden verruimd.54


9 Huisvesting• Mensen in armoede vinden het erg <strong>be</strong>langrijk dat de leegstand wordt aangepakt endat er ook op de privé-huurmarkt maatregelen worden genomen die een goede prijskwaliteitsverhoudinggaranderen en die de prijzen <strong>be</strong>heersbaar houden. Aangeziendeze materie zich ook op het federale niveau situeert, vindt men dat de <strong>Vlaams</strong>eRegering hierin moet samenwerken met de federale overheid en indien nodig druk moetuitoefenen.• De voorgestelde <strong>be</strong>leidsaccenten zijn <strong>be</strong>langrijk maar andere punten zijn even <strong>be</strong>langrijk:de acties rond on<strong>be</strong>woonbaarverklaringen, huursubsidies en het garanderen vanbasiskwaliteit.• Er moet een punt worden toegevoegd in verband met eigendomsverwerving: mensenin armoede moeten de kans krijgen om een huis te kopen, met de nodige ondersteuningom de kwaliteit van de woning blijvend te garanderen. Die ondersteuning moet zowelinformatief zijn als technisch en financieel, zowel voor mensen die al een huis <strong>be</strong>zitten alsvoor hen die een huis willen kopen.10 Gezondheidszorg• De voorgestelde acties blijven <strong>be</strong>perkt tot fragmentarische maatregelen terwijl er juistnood is aan een integrale <strong>be</strong>nadering. Er zijn duidelijke links te leggen tussen het recht opgezondheid, wonen en leefmilieu. De nadruk moet liggen op:– vorming en opleiding bij preventie- en gezondheidspromotiewerkers rond armoede,– een blijvende aandacht en blijvende inspanningen voor mensen in armoede vanuit het<strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie en de Lokale Gezondheidsorganisaties,– de nodige middelen om extra inspanningen voor kansarme doelgroepen te kunnenleveren.• Het verkleinen van socio-economische gezondheidsverschillen moet ook op <strong>Vlaams</strong>niveau een uitdrukkelijk <strong>be</strong>leidsaccent worden. Hoewel het geen <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>voegdheid<strong>be</strong>treft, willen wij er toch op wijzen dat een systeem van <strong>be</strong>taling per prestatie nietaanzet tot preventie. Wij zien meer slaagkansen voor preventie bij kansarme doelgroepenmet andere <strong>be</strong>taalwijzen, zoals een forfaitair systeem of de derde<strong>be</strong>talersregeling. Omdat te <strong>be</strong>reiken, is een samenwerking met het federale niveau onont<strong>be</strong>erlijk.• Er werd een aantal problemen aangekaart in verband met de zorgverzekering.– Het verplichtend karakter ervan wordt in vraag gesteld: mensen worden gevraagd omte <strong>be</strong>talen voor een probleem dat zich misschien binnen 20 jaar zal voordoen, terwijl zenu van dag tot dag moeten leven.– Er is nood aan duidelijke informatie. Wat is een zorgverzekering? Wat zijn devoordelen? Hoeveel moet je <strong>be</strong>talen?– De eenheidsprijs is geen eerlijk systeem. De zorgverzekering moet worden gekoppeldaan het inkomen.• Opmerkingen bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie van Personen met eenHandicap:– het is onduidelijk waarop mensen recht heb<strong>be</strong>n bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds,– de informatie moet eenvoudiger worden aangeboden en aangepast zijn aan mensendie in armoede leven.55


56• Het wigw-statuut (Weduwen, Invaliden, Gepensioneerden en Wezen) moet wordenuitgebreid. Nu heeft niet iedereen er recht op (Bijvoor<strong>be</strong>eld als de echtgenoot te veelverdient).• Het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie en de Lokale Gezondheidsorganisatieszijn <strong>be</strong>langrijke kanalen om de <strong>Vlaams</strong>e gezondheidsdoelstellingen te <strong>be</strong>reiken. Men vindthet eigenaardig dat in de acties op vlak van gezondheid deze instellingen niet wordeningezet.• Voor gezondheids- en preventiewerkers is het <strong>be</strong>langrijk dat ze de problemen van mensenin armoede kennen, zodat ze er rekening mee kunnen houden in hun initiatieven voorde doelgroep. Een diepgaande kennis over de leefwereld en de <strong>be</strong>hoeften van mensen inarmoede is onont<strong>be</strong>erlijk. Vorming is daarbij het meest aangewezen middel. Verenigingenwaar armen het woord nemen en ervaringsdeskundigen in de armoede en socialeuitsluiting kunnen daarin een <strong>be</strong>langrijke rol spelen.• De afschaffing van de wet op landloperij is niet goed. Men heeft het kind met hetbadwater weggegooid en de mensen staan nu weer op straat. Daarom is het noodzakelijkdat er weer opvangcentra voor landlopers komen zoals in Wortel en Merksplas.• Mensen in armoede heb<strong>be</strong>n recht op een so<strong>be</strong>re maar respectvolle uitvaartdienst.Iedereen, ook de na<strong>be</strong>staanden en vrienden, heb<strong>be</strong>n nood aan een waardig afscheid.


Hoofdstuk ivLOPEND EN VOORTGEZET BELEIDDit hoofdstuk <strong>be</strong>schrijft kort het lopende <strong>be</strong>leid en de nieuwe <strong>be</strong>leidsinitiatievendie daaruit voortkomen. Een aantal maatregelen wordt dus duidelijkgecontinueerd om resultaten te <strong>be</strong>reiken in de hardnekkige en complexeproblematiek van armoede.De initiatieven worden gerangschikt volgens de tien sociale grondrechten zoalsdie sinds het Algemeen Verslag over de Armoede meestal worden gebruikt.Daarnaast is er ook een aantal transversale thema’s die niet alleen bij éénrecht kunnen ondergebracht worden maar als een rode draad doorheende tien rechten lopen: onder meer de aandacht voor diversiteit binnen hetarmoede<strong>be</strong>leid, participatie, automatische toekenning van rechten, of duidelijkeinformatie en communicatie.1 ParticipatieParticipatie (in zijn bredere <strong>be</strong>tekenis: actief deel uitmaken van de samenlevingen een menswaardig leven kunnen leiden als lid van die samenleving) iseen recht dat doorheen alle tien de grondrechten loopt. We schetsen hierde <strong>be</strong>leidsmaatregelen die vooral gericht zijn op de <strong>be</strong>leidsparticipatie vanarmen. In het kader van het minderheden- en inburgerings<strong>be</strong>leid wordt ook welgesproken van actief burgerschap.Ook burgers in een zwakke sociaal-economische situatie moeten zich actiefkunnen engageren in en <strong>be</strong>trokken worden bij de verschillende maatschappelijkedomeinen en de vormgeving van de samenleving. Van cruciaal <strong>be</strong>lang is hunparticipatie aan de politieke <strong>be</strong>sluitvorming en de regelgeving op de diversedomeinen van het armoede<strong>be</strong>leid.ACTIES1.1 Ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemenDe <strong>be</strong>leidsnota van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin vermeldt dat mensendie in armoede leven bijzondere aandacht en zorg verdienen. ‘Zij moeten kunnen aansluitenbij de (lokale) samenleving. Dit impliceert dat uitsluiting en achterstelling <strong>be</strong>streden envoorkomen worden, dat de achterstandpositie bij deze mensen weggewerkt wordt, dateffectieve participatie van deze groepen aan de samenleving en aan de <strong>be</strong>leidsuitvoering<strong>be</strong>vorderd wordt en dat hun sociaal kapitaal ten volle gewaardeerd wordt.’57


Regelgeving screenen. De minister wil mensen in armoede en hun organisaties eentaak geven bij de voor<strong>be</strong>reiding en opvolging van het armoede<strong>be</strong>strijdings<strong>be</strong>leid. Elk<strong>be</strong>leidsdomein wordt gestimuleerd om inclusief aandacht te heb<strong>be</strong>n voor de <strong>be</strong>strijding vanarmoede en sociale uitsluiting. Regelgeving moet worden gescreend op uitsluitingsfactorenen waar nodig aangepast. De reguleringsimpactanalyse bij het totstandkomen van nieuweregelgeving, waarin ook een armoedetoets is voorzien, is alvast een stap in die richting.Het armoededecreet van 12 maart 2003 is een <strong>be</strong>langrijke stap om de <strong>be</strong>leidsparticipatieen het overleg met armen te verankeren. Dat ge<strong>be</strong>urt door de verenigingen waararmen het woord nemen te ondersteunen, en door de opleiding en inschakeling vanervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. Ervaringsdeskundigheid geefteen <strong>be</strong>langrijke meerwaarde omdat het de concrete <strong>be</strong>levingstoets inbrengt binnen dereguliere voorzieningen en het reguliere aanbod.Verenigingen waar armen het woord nemen. Verenigingen waar armen het woord nemenzorgen ervoor dat armen effectief <strong>be</strong>trokken worden bij het uitstippelen, uitwerken enevalueren van het <strong>be</strong>leid. Participatie van armen staat bij hen centraal. Meer informatie overdeze verenigingen vindt u op p. 20 van dit verslag.De Link. De erkende en gesubsidieerde vzw De Link coördineert de opleiding en tewerkstellingvan ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. De organisatie wil mee demissing link invullen tussen de aanpak van armoede en de armen zelf. De Link wil vooralook symbool staan voor de maatschappelijke erkenning van armoede als een structureelprobleem dat structurele oplossingen verdient.Vzw De Link gaat uit van de kracht van de armen. Zij kunnen, ondersteund door hetopleidingsaanbod, de ervaring van maatschappelijke uitsluiting op alle mogelijkelevensdomeinen verder ontwikkelen. De samenleving heeft hun deskundigheid nodig voor dearmoede<strong>be</strong>strijding.Eind novem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> waren er in <strong>Vlaanderen</strong> 46 ervaringsdeskundigen in armoede ensociale uitsluiting die de opleiding tot ervaringsdeskundige gevolgd heb<strong>be</strong>n. Ze waren opdat ogenblik ook bijna allemaal tewerkgesteld, onder meer bij Kind en Gezin, de vdab, deCentra voor Algemeen welzijnswerk, Regionale Instituten voor de Samenlevingsopbouw, hetonderwijs, de bijzondere jeugdzorg, armoedeverenigingen en federale overheidsdiensten.58De provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant heeft een pilootproject uitgevoerd rond de inschakeling vaneen ervaringsdeskundige binnen de provincie. Op basis daarvan zal De Link samen met deprovincie en het Hoger instituut voor de ar<strong>be</strong>id een hernieuwd concept ontwikkelen rondde tewerkstelling van ervaringsdeskundigen binnen de provincies. De Link wil per provincieeen ervaringsdeskundige inschakelen. De vzw wil daarnaast voorzien in vorming voor lokale<strong>be</strong>sturen, ocmw’s en regionale welzijnsorganisaties.1.2 Participatie van minderhedenEen diversiteits<strong>be</strong>leid moet ieders deelname aan de samenleving <strong>be</strong>vorderen. Dat ge<strong>be</strong>urt inde eerste plaats via een actief ‘versterkt en gedeeld’ burgerschap. Daarmee wordt <strong>be</strong>doeld:participeren aan de samenleving met respect voor anderen, bijdragen aan de welvaartdoor werk en eigen inspanning, eerbied en respect opbrengen voor fundamentele rechten,


Specifieke doelgroepenDe groeiende culturele diversiteit maakt dat ook armoede ‘kleurrijker’ wordt. Net als andere<strong>be</strong>leidssectoren wordt het armoede<strong>be</strong>leid voor de uitdaging geplaatst om voldoendeaandacht te heb<strong>be</strong>n voor de specifieke <strong>be</strong>hoeften van armen van een andere origine.Voor het eerst is er een <strong>Vlaams</strong> minister functioneel <strong>be</strong>voegd voor inburgeringZijn <strong>be</strong>leid ontwikkelt zich via twee sporen: een inburgerings<strong>be</strong>leid en eendiversiteits<strong>be</strong>leid. Het diversiteits<strong>be</strong>leid heeft tot doel het samenleven in diversiteit en desamenlevingsproblemen die hierdoor kunnen ontstaan, te managen. Diversiteit houdt indat er specifieke aandacht is voor specifieke doelgroepen zoals de woonwagen<strong>be</strong>volkingen de trekkende <strong>be</strong>roepsgroepen, de allochtonen en de nieuwkomers, de asielzoekers ende erkende vluchtelingen en de mensen zonder papieren.Woonwagen<strong>be</strong>woners zijn mensen met een eigen, nomadische cultuur die traditioneelin een woonwagen wonen of gewoond heb<strong>be</strong>n. Die <strong>be</strong>volkingsgroep is helemaal niethomogeen en <strong>be</strong>staat uit een aantal deelgroepen:• de Voyageurs (die afstammen van de autochtone trekkende <strong>be</strong>volking),• de Manoesj zigeuners (zigeuners van Indische oorsprong die in de 15de eeuw in onzestreken arriveerden),• de Rom zigeuners (die sinds het einde van de 19de eeuw naar West-Europa zijngekomen via Oost-Europa en afkomstig zijn uit India),• de Roma, zigeuners uit Oost-Europa die vooral de laatste jaren, onder meer alsvluchteling, naar West-Europa migreren.De trekkende <strong>be</strong>volking omvat naast woonwagen<strong>be</strong>woners ook de trekkende <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking(binnenschippers, foorreizigers en circuslui). Bij die laatste groepen hangt demanier van leven en rondtrekken vooral samen met de specifieke eisen van hun <strong>be</strong>roep.In <strong>be</strong>leidstermen zijn allochtonen burgers waarvan minstens een van de ouders ofgrootouders is geboren buiten België, en die zich in een achterstandspositie <strong>be</strong>vindenvanwege hun etnische afkomst of hun zwakke sociaal-economische situatie. Allochtonenkunnen al dan niet Belg zijn.Het inburgerings- en diversiteits<strong>be</strong>leid is meer dan een armoede<strong>be</strong>leid maar de strijdtegen sociale uitsluiting maakt dat <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>leidsdomeinen <strong>be</strong>paalde raakpuntenheb<strong>be</strong>n. Daarom geven we in de <strong>be</strong>leidsmaatregelen op de volgende pagina’s een aantalmaatregelen weer die, hoewel iets specifieker, toch thuishoren in een armoede<strong>be</strong>leid datrekening houdt met de diversiteit van haar <strong>be</strong>volking.en mensen niet uitsluiten en discrimineren vanwege hun etnische, religieuze of cultureleachtergrond. Het volstaat niet om discriminatie te <strong>be</strong>strijden: àlle burgers moeten aan deslag. Het verenigingsleven krijgt daarbij een <strong>be</strong>langrijke rol toe<strong>be</strong>deeld.59Minderhedenforum. Om de participatie van de doelgroepen en hun organisaties bij hetdecreet van etnisch-culturele minderheden van 28 april 1998 te verzekeren, erkent de<strong>Vlaams</strong>e Regering sinds augustus 2000 een forum van etnisch-culturele minderheden


(kortweg het Minderhedenforum). Het forum is een koepel van verenigingen van allochtonen,vluchtelingen en woonwagen<strong>be</strong>woners en komt tegemoet aan de vraag van de doelgroepenom zelf te <strong>be</strong>schikken over een instrument voor <strong>be</strong>langen<strong>be</strong>hartiging op <strong>Vlaams</strong> niveau.Het forum is de gesprekspartner van de overheid voor alle materies die de etnisch-cultureleminderheden aan<strong>be</strong>langen. Sinds 2004 werd de werking van het forum uitgebreid tot 5personeelsleden.Allochtone verenigingen. Het decreet <strong>be</strong>paalt dat de <strong>be</strong>voegde minister een budget van 5tot 10 % kan <strong>be</strong>steden aan projecten met een experimenteel of vernieuwend karakter. HetMinderhedenforum voert een van die projecten uit, onder de titel Belangen<strong>be</strong>hartiging en<strong>be</strong>leidsopvolging door allochtone verenigingen. Het project wil de visies en standpunten van deallochtone verenigingen laten doorstromen naar het Minderhedenforum, met als eindpuntde realisatie van concrete standpunten of <strong>be</strong>leidsaan<strong>be</strong>velingen.Na evaluatie is <strong>be</strong>sloten dat het project in <strong>2005</strong> wordt verlengd om door te kunnen groeiennaar een gestructureerde aanpak. Eén medewerker zorgt voor de coördinatie vanuit hetMinderhedenforum, vier medewerkers werken elk vanuit één federatie.Woonwagenforum. Project 7 uit het Strategisch Plan voor het <strong>Vlaams</strong> <strong>be</strong>leid tegenoveretnisch-culturele minderheden is ‘voldoende duurzame en aangepaste woonwagenterreinenaanleggen’. Om dat project in de praktijk te brengen is een <strong>Vlaams</strong>e Woonwagencommissieopgericht met een rechtstreekse vertegenwoordiging van de woonwagen<strong>be</strong>woners zelf.In de loop van 1997 heb<strong>be</strong>n enkele provincies stappen gezet om provincialewoonwagencommissies op te richten. In Limburg en Oost-<strong>Vlaanderen</strong> zijn diewoonwagencommissies momenteel actief. De <strong>Vlaams</strong>e Woonwagencommissie heeft eenvertegenwoordiger van die provinciale woonwagencommissies opgenomen. Ook het Forumvan etnisch-culturele minderheden maakt deel uit van de <strong>Vlaams</strong>e Woonwagencommissie.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP601.1. Ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemen• Er moeten voldoende middelen worden vrijgemaakt om verenigingen waar armenhet woord nemen blijvend te kunnen ondersteunen. Momenteel komt het recht opparticipatie van verschillende basis<strong>be</strong>wegingen in het gedrang door een gebrek aanfinanciële steun.• Bijkomend moeten er ook meer middelen worden vrijgemaakt zodat organisatieservaringsdeskundigen kunnen aanwerven voor een lange periode. Zelfs wie overtuigdis van de meerwaarde kan het vaak financieel niet aan om een ervaringsdeskundigeen een tandempartner aan te nemen. Bovendien is er nood aan ondersteuning, zowelvoor de organisatie en de tandempartner als voor de ervaringsdeskundige zelf.1.2 Participatie van minderheden• De participatie van minderheden verdient zeker verdere en blijvende aandacht.


2 Maatschappelijke dienstverleningMaatschappelijke hulp- en dienstverlening kan vooral voor de armen een<strong>be</strong>langrijke overlevingskans zijn. Maatschappelijke dienstverlening is ook alsrecht vastgelegd in de ocmw-wet van 1976.ACTIES2.1 Laagdrempelig volwassenenonthaal binnen de caw’sEen Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (caw) biedt directe hulp of een eerste opvang,informatie en advies en concrete oplossingen voor problemen op het gebied van relaties,sociale administratie, financiën, zingeving, werk, huisvesting, vrije tijd, gezondheid(verslaving) en psychisch welzijn. De werking is complementair aan die van het Sociaal Huis.Elk autonoom Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (caw) biedt verschillende vormenvan hulpverlening aan. Ieder caw heeft diverse hulpverleners in dienst. Zo kunnen dehulpvragers, in het bijzonder mensen in armoede, vlugger en efficiënter worden geholpen enkan een escalatie van problemen worden voorkomen.De volgende jaren wordt getracht om een algemeen laagdrempelig volwassenenonthaal uitte bouwen dat goed verspreid en <strong>be</strong>reikbaar is in <strong>Vlaanderen</strong> en Brussel en rekening houdtmet het <strong>be</strong>staande aanbod van bijvoor<strong>be</strong>eld de ocmw’s.2.2 Familiale <strong>be</strong>middeling binnen de caw’sHet aantal echtscheidingen, vaak in gezinnen met kinderen, blijft toenemen. Gezins<strong>be</strong>middelingis een instrument om familiale geschillen te <strong>be</strong>slechten en zal daarom verder wordenondersteund. De <strong>Vlaams</strong>e Regering wil het gezins- en relationele welzijnswerk binnen de caw’stoegankelijker maken voor de meer kwetsbare doelgroep die geconfronteerd wordt met(echt)scheidingsproblemen en die geen <strong>be</strong>roep (kunnen) doen op advocaten of notarissen.2.3 ZorgwonenZorgwonen wil een concreet antwoord geven op de vergrijzing van de thuislozen in dedeelwerking Beschut Wonen van de caw’s. Dat ge<strong>be</strong>urt door hen blijvend de structuur en<strong>be</strong>geleiding te bieden die een maximale autonomie en zelfredzaamheid waarborgen. Datwordt vertaald in twee doelstellingen:• thuislozen opnemen die elders wegens hun zorg<strong>be</strong>hoevendheid zouden wordengeweigerd,• maken dat thuislozen die anders wegens hun zorg<strong>be</strong>hoevendheid zouden moetenvertrekken, toch in het caw opgevangen kunnen blijven.61Er werken 9 autonome Centra voor Algemeen Welzijnswerk mee aan dit project.Niet alleen de caw’s zijn een partner in de materie van de thuislozenproblematiek, ook deocmw’s vervullen een cruciale rol in de preventie, <strong>be</strong>geleiding, opvang en doorstroming van


thuislozen. Binnen het lokaal <strong>be</strong>leid (zowel lokaal sociaal <strong>be</strong>leid als lokaal woon<strong>be</strong>leid) zou erafstemming moeten komen tussen de verschillende <strong>be</strong>staande initiatieven (zie ook 2.4 en 2.6).2.4 Begeleid WonenBegeleid Wonen wil:• thuisloosheid voorkomen via ambulante woon<strong>be</strong>geleiding van sociale huurders,• de toegankelijkheid tot sociale huisvesting ver<strong>be</strong>teren voor cliënten die zelfstandigkunnen wonen,• de dichtslibbing van de daklozenopvangcentra tegengaan door de cliënten BegeleidWonen aan te bieden.Het project Begeleid Wonen zal ook in de komende jaren worden voortgezet.2.5 Forensisch welzijnswerkForensisch welzijnswerk geeft hulp- en dienstverlening aan (ex-)gedetineerden en hunnaast<strong>be</strong>staanden. Door de samenwerking tussen justitie en welzijn te ver<strong>be</strong>teren en door eenkosteloze hulpverlening aan te bieden, verlaagt het forensisch welzijnswerk de drempel voormaatschappelijk kwetsbare mensen.Het Strategisch Plan Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden (8 decem<strong>be</strong>r 2000) voorzietdat in heel <strong>Vlaanderen</strong> een aanbod van forensisch welzijnswerk komt. Het strategisch planis een zeer ambitieus plan. Op een realistische en gefaseerde manier zal het in de loop van devolgende jaren verder geïmplementeerd worden.2.6 Begeleiding bij het zoeken naar een woningDe ambulante woon<strong>be</strong>geleiding van sociale huurders die uit hun woning dreigen te wordengezet, wordt verder uitgebouwd om verdere dichtslibbing van de residentiële opvangcentrate voorkomen. Dat zal ge<strong>be</strong>uren door:• meer preventieve woon<strong>be</strong>geleiding,• de autonome caw’s meer sociale woningen te laten inhuren,• thuislozen naar de (sociale) huisvestingsmarkt toe te leiden,• lokale samenwerkingsmodellen uit te werken tussen het caw, de huisvestingsactoren ende lokale <strong>be</strong>sturen.2.7 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan62De <strong>Vlaams</strong>e overheid stimuleert een geïntegreerde lokale aanpak om de sociale grondrechtentoegankelijk te maken. Het decreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004 wil ervoor zorgendat er lokaal een coherent sociaal plan ontworpen wordt, door de gemeente en het ocmwen in overleg met de doelgroepen en de lokale partners. Het lokale planningsproces moetaandacht heb<strong>be</strong>n voor mensen die in armoede leven en hun participatie aan het <strong>be</strong>leid. Datge<strong>be</strong>urt door vormingsactiviteiten en door een aanpassing van de regelgeving, in uitvoeringvan het decreet Lokaal Sociaal Beleid. De lokale en Gewestelijke <strong>be</strong>leidsplannen worden opelkaar afgestemd en het lokale planningsproces moet aandacht heb<strong>be</strong>n voor mensen die inarmoede leven en hun participatie aan het <strong>be</strong>leid.


De lokale sociale <strong>be</strong>leidsplannen moeten uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r 2007 goedgekeurd zijn engelden voor de periode 2008–2014. Een eerste plan wordt in <strong>2005</strong> opgesteld en geldt voor deperiode 2006-2007. Het <strong>be</strong>vat volgens de omzendbrief minstens:• een <strong>be</strong>schrijving van het stappenplan dat de lokale <strong>be</strong>sturen zullen doorlopen om tegen 31decem<strong>be</strong>r 2007 tot een lokaal gedragen <strong>be</strong>leidsplan te komen,• het tijdspad en de werkwijze om de lokale actoren, het middenveld en de doelgroepen bijdat proces te <strong>be</strong>trekken,• de concrete samenwerkingsafspraken tussen het ocmw- en het gemeente<strong>be</strong>stuur inzakehet lokaal sociaal <strong>be</strong>leid en de organisatie van een toereikende sociale dienstverlening.2.8 Sociaal HuisHet Hoger instituut voor de ar<strong>be</strong>id (hiva) ontwikkelt in opdracht van de <strong>Vlaams</strong>e overheideen instrument voor proactieve rechtenopsporing. Met dit instrument zullen alle mensen,dus ook mensen die in armoede leven, sneller weten op welke zaken ze recht heb<strong>be</strong>n. Demedewerkers in het Sociaal Huis zullen hen helpen met het <strong>be</strong>komen van deze rechten.Lokale <strong>be</strong>sturen krijgen dit instrument ter <strong>be</strong>schikking en ze worden geholpen bij detoepassing ervan.2.9 Samenwerking tussen het maatschappelijk opbouwwerk,het algemeen welzijnswerk en verenigingenwaar armen het woord nemenDe Instituten en Instellingen voor Maatschappelijk Opbouwwerk worden er via eenministeriële omzendbrief toe aangezet om te werken volgens de prioriteiten van de<strong>be</strong>leidsnota Welzijn 2004–2009. Bijzondere nadruk zal liggen op de medewerking aanhet lokaal sociaal <strong>be</strong>leid, de participatie van de doelgroepen, de samenwerking met deverenigingen waar armen het woord nemen en de samenwerking met de Centra voorAlgemeen Welzijnswerk.2.10 Enkele acties rond hulpverleningaan etnisch-culturele minderhedenEen van de grootste raakvlakken tussen het armoede<strong>be</strong>leid en het minderheden<strong>be</strong>leid is het<strong>be</strong>leid voor mensen zonder papieren. Voor mensen zonder wettig verblijf vervolgt het <strong>Vlaams</strong>Minderhedencentrum het <strong>be</strong>leid van 2004:• de juridische helpdesk geeft advies over verblijf en vreemdelingenwetgeving,• het centrum geeft vorming aan ocmw’s en caw’s over asielwetgeving en psychosocialehulpverlening,• er is een telefonische tolkendienst,• het centrum geeft informatiebrochures uit.De lokale en provinciale integratiecentra heb<strong>be</strong>n netwerken opgezet die noodhulporganiseren voor mensen zonder papieren en juridische bijstand leveren aanzorgverstrekkers. Er liepen ook initiatieven in verband met dringende medische hulp aanmensen zonder wettig verblijf.63Medet-foon. Een ander experimenteel project is Medet-foon (2000 - okto<strong>be</strong>r 2004), eenlaagdrempelige telefonische hulpverlening voor allochtonen. Al snel werd duidelijk dat


een categoriale hulplijn tekortschiet om allochtonen geschikte zorg te bieden, als er niettegelijkertijd werk wordt gemaakt van de daadwerkelijke toegankelijkheid van regulierediensten. Daarom werd een tweede luik aan het project toegevoegd: het interculturaliserenvan de onthaalfunctie binnen de Centra voor Algemeen Welzijnswerk. Onthaalmedewerkerskrijgen vorming en training om hun interculturele competenties te verhogen. Diecompetenties worden gedefinieerd als ‘het vermogen om zich te kunnen verplaatsen inde normen en waarde<strong>be</strong>leving van de ander, en het vermogen om inzicht te verkrijgen inde interactieprocessen die plaatsvinden wanneer vertegenwoordigers van verschillendeculturen elkaar ontmoeten’.Binnen het project Medet-foon is een groot aantal vrijwilligers opgeleid voor de telefonischehulpverlening en voor de functie van sociale tolk. De resultaten van het project zijnneergeschreven in een werkmap. In okto<strong>be</strong>r 2004 werd het project afgerond met eenstudievoormiddag ‘Alles is Cultuur, maar Cultuur is niet alles’.Een open deur voor elke kleur inventariseert de toegankelijkheidsinitiatieven van hetalgemeen welzijnswerk voor etnisch-culturele minderheden en formuleert voorstellentot ver<strong>be</strong>tering. De brochure is uitgegeven door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk insamenwerking met het <strong>Vlaams</strong> Minderhedencentrum.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP642.1 Laagdrempelig volwassenenonthaal binnen de caw’s• Mensen in armoede zijn een moeilijk <strong>be</strong>reikbare groep. Daardoor zijn ze slechtgeïnformeerd en weten ze niet altijd waar ze met hun vragen naartoe moeten.Meer leesbare en <strong>be</strong>grijpelijke informatie over alle levensdomeinen is een <strong>be</strong>langrijkinstrument om deelname te <strong>be</strong>vorderen. Ook <strong>be</strong>langrijk is een toegankelijkeronthaal waar men met alle vragen terecht kan, <strong>be</strong>mand door een goed opgeleideprofessional die voldoende tijd heeft om te luisteren en zicht heeft op hetcomplexe armoedeprobleem. Ook organisaties die als tussenstap en ondersteuningfunctioneren naar hulp- en dienstverlening (zoals de verenigingen waar armen hetwoord nemen), zijn <strong>be</strong>langrijke instrumenten die deelname <strong>be</strong>vorderen. Die puntenmoeten aandacht krijgen.• Dat termen als <strong>be</strong>reikbaarheid, <strong>be</strong>schikbaarheid, <strong>be</strong>taalbaarheid en <strong>be</strong>grijpbaarheidcentraal staan, is heel positief. Ze zijn echter zeer algemeen. Hoe ze wordengeconcretiseerd, is nog veel <strong>be</strong>langrijker.• Wat <strong>be</strong>doelt men met kleinstedelijke regio? Ook kleine gemeenten en deelgemeentenzouden over een volwaardig aanbod moeten kunnen <strong>be</strong>schikken.2.2 Familiale <strong>be</strong>middeling binnen de caw’s• Deze maatregel moet ook <strong>be</strong>kend worden gemaakt bij het Justitiehuis, zodat hetde gezinnen kan doorverwijzen die geen <strong>be</strong>roep kunnen doen op advocaten ennotarissen.• Belangrijk is dat mensen ook ondersteund worden om een echtscheiding juridischdegelijk te regelen. Zo blijven onuitgeklaarde juridische aspecten (hoederecht,


ezoekrecht, alimentatie …) niet jarenlang de kop opsteken. Een dergelijkedienstverlening moet wel inge<strong>be</strong>d zijn in een voorziening die toegankelijk is voormensen in armoede.2.3 Zorgwonen• Het is <strong>be</strong>langrijk om te blijven zoeken naar nieuwe woonvormen en vormenvan hulpverlening. De verenigingen waar armen het woord nemen wordengeregeld geconfronteerd met mensen die nergens passen in het <strong>be</strong>staandehulpverleningsaanbod.• Kan worden onderzocht of het geen oplossing is om rust- en verzorgingstehuizenverplicht een <strong>be</strong>paald percentage thuislozen te doen opnemen? De vrees leeft immersdat het aanbod van zorgwonen nooit tegemoet kan komen aan de vraag. Vooral inBrussel is de nood hoog.2.4 Begeleid Wonen• Deze maatregel is goed geregeld op papier, maar wat zijn de gevolgen voor depraktijk? Komt er naast het verhoogde aanbod van <strong>be</strong>geleiders ook een garantie dat ermeer woonplaatsen voor <strong>be</strong>geleid wonen vrijkomen?2.5 Forensisch welzijnswerk• Uit de ervaring van een aantal mensen blijkt dat de nood hier zéér groot is. Mensendie in armoede leven voelen zich aan hun lot overgelaten als ze hun straf heb<strong>be</strong>nuitgezeten. Vooral ondersteuning bij het zoeken naar werk en een woning zijn hieruiterst noodzakelijk.• In de gevangenissen zelf moeten er meer traject<strong>be</strong>geleiders in dienst wordengenomen.2.6 Begeleiding bij het zoeken naar een woning• Het is <strong>be</strong>langrijk om meer preventief te werken, zodat minder mensen uit hun huisworden gezet.• Mensen moeten vrij kunnen kiezen waar ze in <strong>be</strong>geleiding gaan. Daarbij moet hetgaan om externe <strong>be</strong>geleiding: het is niet aan de maatschappijen om iemand naarvoren te schuiven.2.7 Lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan• Dit is een heel <strong>be</strong>langrijke maatregel. Het is een grote meerwaarde dat mensen inarmoede rechtstreeks <strong>be</strong>trokken worden bij de opmaak van <strong>be</strong>leidsplannen. Er zal weldruk op de gemeentes moeten worden uitgeoefend, zodat de participatie van mensenin armoede ook gegarandeerd en afdwingbaar gemaakt wordt.2.8 Sociaal Huis• Voor mensen in armoede is het een goede zaak dat meer werk wordt gemaakt vande automatische toekenning van rechten. Daardoor zal een aantal drempels zekerworden weggewerkt.• Mensen in armoede blijven ervoor pleiten dat voldoende aandacht wordt geschonkenaan de toegankelijkheid van het sociaal huis. Daarbij doelt men niet alleen op hetgebouw en de structuur ervan maar vooral ook op het onthaal. Bovendien moet ergrondig worden geïnvesteerd in informatie voor moeilijk <strong>be</strong>reikbare groepen en moetde stigmatisering van sociaal zwakkeren worden vermeden.65


2.9 Samenwerking tussen het maatschappelijk opbouwwerk, hetalgemeen welzijnswerk en verenigingen waar armen het woord nemen• Dit is een goede maatregel: de mensen geloven in de meerwaarde van samenwerking.Maar overleg en samenwerking vragen ook voldoende middelen en tijd.• In de samenwerking met andere actoren moeten de verenigingen waar armen hetwoord nemen een afzonderlijk georganiseerde en onderscheiden partner blijven. Eendoeltreffend armoede<strong>be</strong>leid vergt een afgebakende doelgroep maar <strong>be</strong>trekt er ookpartners uit het sociocultureel werk bij.2.10 Enkele acties rond hulpverlening aan etnisch-cultureleminderheden• In Brussel is er een concentratie van mensen zonder papieren. Voor deze doelgroep<strong>be</strong>staat nauwelijks een hulpverleningsaanbod. Er zijn veel te weinig opvangplaatsenen de mensen zonder papieren worden verplicht om zwartwerk uit te voeren om tekunnen overleven. Daarom verdienen caw Mozaïek-asiel en orca extra aandacht vande overheden voor het werk dat zij leveren voor deze mensen.• Er zijn veel asielzoekers in Brussel. Ook voor hen moet een aangepasthulpverleningsaanbod worden uitgewerkt.66


3 GezinHet gezinsleven neemt in het <strong>be</strong>staan van veel mensen in armoede een zeercentrale plaats in. Het ultieme levensdoel is vaak om voor de kinderen te zorgenen hun een <strong>be</strong>tere toekomst te geven. In de concrete maatregelen om armoedete <strong>be</strong>strijden is de ondersteuning van het gezin en zijn opvoedende taken danook centraal aanwezig.ACTIES3.1 Kinderopvang3.1.1 Europese videoproductie Omgaan met diversiteitIn samenwerking met de partners van decet (Diversity in Early Childhood Education andTraining, www.decet.org) heeft het Vormingscentrum voor de Begeleiding van het Jonge Kind(vbjk) een video aangemaakt met vijf goede praktijken om in de kinderopvang met diversiteitom te gaan. In de film komen allochtone en kansarme ouders aan het woord in Berlijn,Birmingam, Lyon, Auby en Gent. Ze vertellen over hun ervaringen met kinderopvanginitiatieven.De video wordt in <strong>Vlaanderen</strong> nu intensief gebruikt tijdens vormingssessies voor kinderopvanginitiatievenom de praktijk van een toegankelijke kinderopvang mee vorm te geven.3.1.2 Onderzoek naar uitsluitingsmechanismenin kinderopvangvoorzieningenDe kinderdagverblijven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heb<strong>be</strong>n per plaatsingsaanvraageen vragenlijst ingevuld. Als een kind werd geweigerd, moest daarvoor een redenworden opgenomen. Op basis daarvan heeft Kind en Gezin de uitsluitingsmechanismen in dekinderopvang opgelijst. In <strong>2005</strong> wordt een onderzoek voor<strong>be</strong>reid naar het opname<strong>be</strong>leid en dewachtlijsten in de kinderopvanginitiatieven.Naast gerichte <strong>be</strong>leidsacties om uitsluitingsmechanismen in de kinderopvang teneutraliseren, zal Kind en Gezin onderzoeken hoe de opvanginitiatieven de <strong>be</strong>staandevoorrangsregels voor kwetsbare gezinnen strikter kunnen toepassen.3.2 Preventieve gezinsondersteuning3.2.1 Ervaringsdeskundigen in de armoede<strong>be</strong>strijdingen sociale uitsluitingKind en Gezin zal het werk met ervaringsdeskundigen in de armoede<strong>be</strong>strijding en socialeuitsluiting voortzetten en volgens een vernieuwde methodiek verder implementeren. Devernieuwde methodiek bakent enerzijds de verschillende taken van de ervaringsdeskundigenscherper af. Anderzijds omvat de vernieuwde methodiek een aantal nieuwe ondersteuningsmethodiekenwaaronder praktische opvoedingsondersteuning. De invoering van devernieuwde methodiek ge<strong>be</strong>urt onder meer met:67


• een inscholingsprogramma voor ervaringsdeskundigen in functie van de vernieuwdemanier waarop ze worden ingezet,• een evaluatie-instrument om de voortgang van de integratie en de kwaliteit van devernieuwde inzet in de dienstverlening te kunnen opvolgen,• een registratie-instrument om de prestaties te kunnen opvolgen,• een methodiekboek rond de vernieuwde manier van werken om nieuwe medewerkers vlotte kunnen inscholen, het dagelijks werk te ondersteunen en de manier van werken over tedragen,• de verspreiding van de vernieuwde manier van werken naar de regioteams die op ditogenblik nog niet met ervaringsdeskundigen werken,• wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van de vernieuwde methodiek.3.2.2 Prenatale werking voor kwetsbare groepenHoe kan Kind en Gezin kwetsbare zwangere vrouwen opvangen, ondersteunen en zo actiefmogelijk toeleiden naar de reguliere medische sector? Kind en Gezin heeft een voorstel vandienstverlening uitgewerkt dat verschilt naargelang de grootsteden, centrumsteden enandere gebieden omwille van de respectievelijk hoger ingeschatte concentratie aan kwetsbarezwangere vrouwen. Zo wordt de medische prenatale <strong>be</strong>geleiding op de meeste plaatsen zoveelmogelijk door de reguliere medische sector gedaan, <strong>be</strong>halve in de grootsteden. Daar zal Kind enGezin nog zelf medisch prenatale <strong>be</strong>geleiding aanbieden in prenatale steunpunten.Voor <strong>2005</strong> wil Kind en gezin het nieuwe concept invoeren bij de prenatale consultatiebureausin de grootsteden en de invoering voor<strong>be</strong>reiden in centrumsteden en landelijke gebieden.In 2006 zal het concept worden veralgemeend naar het volledige <strong>Vlaams</strong>e Gewest en hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest.3.2.3 Evaluatie en uitbouw van de inloopteamsInloopteams organiseren in achtergestelde buurten groepswerk voor ouders rond opvoeding.Om de toegankelijkheid van de dienstverlening voor gezinnen te verhogen, organiserenze ook een onthaalfunctie en permanentie. Samen met de gezinnen zoeken ze de <strong>be</strong>steondersteuning voor het gezin. Hun naam staat voor Integraal Laagdrempelige Opvoedingsondersteuning.In 2004 zijn drie initiatieven structureel en principieel als inloopteam erkend, wat het totaleaantal teams op 13 brengt. In <strong>2005</strong> worden de drie bijkomende teams concreet opgestart enwordt de werking van de <strong>be</strong>staande teams verder uitgebouwd. Op basis van het <strong>be</strong>leidsplanen de verzamelde registratiegegevens wordt nagegaan in welke mate de inloopteams dedoelgroep <strong>be</strong>reiken en de <strong>be</strong>oogde effecten <strong>be</strong>werkstelligen.683.2.4 Middelendifferentiatie voor het consultatiebureauvoor jonge kinderenDe subsidiëring van het consultatiebureau voor jonge kinderen houdt tot nu toe weinigrekening met de impact van de ondersteuningsvraag van gebruikers op de voorzieneconsultatietijd. In 2004 werd die regeling <strong>be</strong>stendigd door de eigenlijke consultatietijd(10 minuten per cliënt) én de voor<strong>be</strong>reiding en na<strong>be</strong>spreking voor elke kansarme op hetconsultatiebureau met 20 % te verhogen.


Op basis van registratie- en observatiegegevens zal nu worden nagegaan welke vragenaan de orde komen en wat de impact daarvan is. De <strong>be</strong>doeling is om na te gaan hoe deondersteuningsvraag de voorziene tijd <strong>be</strong>ïnvloedt en of er een samenhang is met despecifieke situatie van de gezinnen. Op die manier kan de toewijzing van de middelen <strong>be</strong>terworden gedifferentieerd op basis van objectieve criteria.3.2.5 <strong>Actieplan</strong> kansarmoede LimburgIn 2004 voerde Kind en Gezin Limburg een provinciaal onderzoek Kansarmoede uit. Deresultaten worden verwerkt in het actieplan kansarmoede Limburg van Kind en Gezin. Zowordt de dienstverlening aan kansarme gezinnen en kansarme zwangeren uitgebreid enkrijgen de regioteamleden vorming in het werk met kansarme jonge gezinnen en kansarmezwangeren. Ook worden lokale samenwerkingsinitiatieven uitgebouwd met onder meer deRegionale Instelling voor Maatschappelijke Opvang, de Centra voor Basiseducatie, ocmw’s,lokale overlegplatformen, de vrouwengevangenis Hasselt, Centra voor Kinderzorg enGezinsondersteuning, en pleeggezinnendiensten.3.2.6 Ouderbijdragen in de Centra voor Kinderzorgen GezinsondersteuningIn 2003 en 2004 heeft Kind en Gezin gegevens geregistreerd over de ouderbijdragenregelingin de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning. Het onderzoek en de evaluatie van diegegevens is nu afgerond.Vanaf <strong>2005</strong> wordt verder onderzocht of de ouderbijdrage de factuur voor de gezinnen metlagere inkomens minder kan doen oplopen. Op basis van het onderzoek en na <strong>be</strong>sprekingmet de sector zal worden nagegaan of een wijziging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit inzake deouderbijdrage noodzakelijk is.3.2.7 Pictografisch materiaal voor anderstaligenKind en Gezin ontwikkelt <strong>be</strong>eldmateriaal om anderstalige, licht mentaal gehandicapte en(ook functioneel) analfa<strong>be</strong>te klanten te informeren over haar zorgaanbod. In 2004 werdende thema’s eerste levensmaand, borstvoeding, flessenvoeding, veiligheid, veilig slapen enzindelijkheid gerealiseerd en verspreid via de regioteamleden. In <strong>2005</strong> komen onder meer dethema’s zwangerschap en geboorteregeling aan bod.3.2.8 Folders in een eenvoudige taalKind en Gezin heeft in het verleden een aantal van de eigen folders en brochures omgezetin een eenvoudiger taal voor anderstalige, licht mentaal gehandicapte en functioneelanalfa<strong>be</strong>te klanten.In 2004 is er geen ruimte geweest voor dergelijke ‘vertalingen’, maar het is de <strong>be</strong>doeling omde draad de volgende jaren weer op te nemen. Het is bovendien de <strong>be</strong>doeling om niet alleende huidige folders en brochures te vertalen, maar ook nieuw materiaal te ontwikkelen.69


3.2.9 Methodieken opvoedingsondersteuningdie afgestemd zijn op kansarme gezinnenDe voorbije jaren heeft Kind en Gezin een methodiek ontwikkeld voor praktischeopvoedingsondersteuning binnen de preventieve zorg. Die methodiek wordt de volgendejaren verder uitgebouwd, met een duidelijke visie op het gebruik ervan in de regioteams eneen verdere competentieontwikkeling.In <strong>2005</strong> worden een draaiboek en een ontwikkelingstraject uitgewerkt zodat degezinsondersteuners in de regioteams de methodiek kunnen implementeren. Voortszullen de inloopteams verder worden erkend, gesubsidieerd en ondersteund omgroepsbijeenkomsten te organiseren voor kansarme (aanstaande) ouders.3.2.10 Positief ouderschapDe <strong>Vlaams</strong>e minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wil waar mogelijk deimplementatie van het Australische programma 3P (TripleP, Positive Parenting Program) in<strong>Vlaanderen</strong> ondersteunen.Het 3P-programma stimuleert ouders en andere opvoeders omkinderen vooral positief te <strong>be</strong>jegenen en gaat uit van een sterk geloof in de mogelijkhedenvan ouders en kinderen. Het plaatst opvoedingsondersteuning in een breed geheel vanlichte tot zeer gerichte pedagogische interventies: van sensibilisering tot intensievetraining en hulpverlening voor ouders in problematische opvoedingssituaties. Hetgaat uit van de netwerkgedachte, waarbij verschillende actoren het volledige gammaondersteunings<strong>be</strong>hoeften pro<strong>be</strong>ren te dekken door samen te werken. Die netwerkgedachtegarandeert ook de noodzakelijke intersectorale samenwerking: niet toewerken naar eennieuwe sector maar alle actoren verbinden rond een gezamenlijke visie en doelstellingen. Nogeen sterkte van het programma is dat het een breed <strong>be</strong>reik wil heb<strong>be</strong>n naar zoveel mogelijkouders en dat het het positief ouderschap mee op de maatschappelijke agenda plaatst.Er zijn heel wat studies die aantonen dat het programma efficiënt is. Het versterkt deopvoedingsvaardigheden van ouders en vermindert emotionele en gedragsproblemen bijkinderen. Het <strong>be</strong>leidskader rond opvoedingsondersteuning zal de uitgangspunten van het 3pprogrammadan ook opnemen en toepassen op de <strong>Vlaams</strong>e realiteit. Dat zal ge<strong>be</strong>uren door de<strong>be</strong>langrijkste actoren samen te brengen, waaronder een aantal actoren die 3P momenteel altoepassen.3.2.11 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning70De Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (ckg) heb<strong>be</strong>n momenteel geenmodules voor preventieve ambulante opvoedingshulp. Wetenschappelijk onderzoek heeftnochtans uitgewezen dat dergelijke modules nodig zijn, zeker voor jonge kinderen (0-6jaar), om antisociaal gedrag en kindermishandeling te vermijden. Het aanbod moet zo vroegmogelijk kunnen worden ingezet, bij voorkeur binnen een laagdrempelig aanbod dat nauwsamenhangt met het basisaanbod opvoedingsondersteuning.De ckg’s zijn goed geplaatst om die preventieve ambulante opvoedingshulp te ontwikkelen.Ze maken immers deel uit van de ruime sector Kind en Gezin, dat het basisaanbodopvoedingsondersteuning aanbiedt, zodat de preventieve zorg daarop kan wordenafgestemd.


Deze vernieuwingen binnen de ckg’s zullen in 2006 worden gerealiseerd. Er zullen ook meeropvangplaatsen komen.3.3 Integrale JeugdhulpMensen in armoede waren rechtstreeks <strong>be</strong>trokken bij de ontwikkeling van de vernieuwdeintegrale jeugdhulp. Hun aan<strong>be</strong>velingen zijn verzameld op een studiedag in juni 2004 en inhet uitgebreide rapport Van klager tot drager. De aan<strong>be</strong>velingen van dat rapport vormenonder meer voor de regio’s integrale jeugdhulp een bron van inspiratie. In hoofdstuk iv vindtu de concrete acties die daar de uitloper van zijn.3.4 Bijzondere jeugdbijstand3.4.1 Preventie-initiatieven voor de maatschappelijk meest kwetsbarekinderen en jongerenIn de bijzondere jeugdzorg zijn de volgende preventieprojecten opgestart:• de aanmaak van een cd-rom voor jeugdanimatoren over conflict<strong>be</strong>heersing(Preventieteam van de regio West-<strong>Vlaanderen</strong>),• de publicatie van een wetenschappelijk werk rond het thema opvoedingsondersteuning(Preventieteam van de regio West-<strong>Vlaanderen</strong>),• de opmaak van een draaiboek rond de methodiek Ver<strong>be</strong>tergroepen (Preventieteam van deregio Brabant en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest),• de <strong>be</strong>geleiding en ondersteuning van het onderwijs in netwerkvorming (Preventieteamvan de regio Limburg).Voor de komende legislatuur heeft de <strong>Vlaams</strong>e minister van Welzijn, Volksgezondheid enGezin de volgende nieuwe projecten goedgekeurd.A2ndacht (‘Aandacht in ’t Kwadraat’, regio Antwerpen). Via een evaluatie van tien jaarnetwerkvorming in ‘buurten met Aandacht’ van het arrondissement Turnhout wil het projectde methodiek van die netwerkvorming op punt stellen. Na afloop zal de opgedane knowhowworden gebundeld in een handboek en komt er een knipperlichtmodel voor lokale <strong>be</strong>sturenom ‘buurten met Aandacht’ <strong>be</strong>ter te herkennen en te definiëren. Om de methodiek <strong>be</strong>kendte maken bij de overheden en de jeugd- en welzijnsorganisaties, wordt in de verschillenderegio’s onder meer een congres georganiseerd. Jongeren zullen daar tonen hoe ze het wonenin ‘buurten met Aandacht’ <strong>be</strong>leven.Netwerken welzijnswerk – jeugdwerk in de kustregio (regio West-<strong>Vlaanderen</strong>). Het projectwil binnen de zorgverbreding van het jeugdwerk een structurele samenwerking organiserentussen het jeugdwerk en de welzijnswerking Oostende, Ieper en Veurne, aangestuurd dooreen netwerkcoördinator. Partners binnen die samenwerkingsverbanden zijn het jeugdwerk(speelpleinorganisatoren), de welzijnsdiensten, de preventiecel uit de <strong>be</strong>trokken regio en deprojectuitvoerder.71In het meest ideale scenario is ‘zorg’ op een speelpleinwerking op drie niveaus georganiseerd.In de praktijk is dat echter niet zo. Meestal is de eerste lijn en een gedeelte van de tweede lijngoed georganiseerd. Van een derde lijn is er slechts af en toe sprake. Het initiatief wil daaromde tweede en derde lijn helpen structureren, met name door het jeugdwerk ondersteunen bij


het hanteren van probleemgedrag van jongeren en structurele maatregelen te voorzien omprobleemgedrag te voorkomen.Doel van het project is om expertise op te doen en op basis daarvan te komen tot eensluitende zorgomkadering: hoe moeten de tweede en derde lijn worden uitgebouwd en welkemiddelen (personele, financiële en organisatorische) zijn daarvoor nodig?3.4.2 Hulpverlening voor maatschappelijk kwetsbare kinderenen gezinnenAlle jongeren die daar nood aan heb<strong>be</strong>n, moeten een kwaliteitsvolle hulpverlening krijgenmet geïntegreerde aandacht voor hun specifieke rechten. In dat kader krijgt ook de specifiekeaandacht voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en gezinnen een plaats.De voorbije jaren werd op het gebied van hulpverlening aan kinderen en gezinnen hetvolgende gerealiseerd:• het elektronisch dossier is verder uitgebouwd en gerealiseerd, waardoor de cliënten hungegevens maar één keer moeten invullen om bij alle nodige diensten <strong>be</strong>kend te zijn,• in samenwerking met de integrale jeugdhulpverlening is de actieve <strong>be</strong>trokkenheid vanjongeren en ouders bij het hulpverleningsproces gestimuleerd,• de hulpverlening is verfijnd door er meer verschillende disciplines en specialisaties bij te<strong>be</strong>trekken,• twee ervaringsdeskundigen armoede zijn opgenomen in de multidisciplinaire teams,• de capaciteit voor de residentiële en ambulante opvang is uitgebreid. Daarbij genotenkwetsbare doelgroepen, zoals niet-<strong>be</strong>geleide minderjarige vreemdelingen, extra aandacht.De komende jaren wil de <strong>Vlaams</strong>e overheid de teams hulpverlening verder aansturen:• met <strong>be</strong>hulp van het cliëntopvolgingssysteem Domino,• via de professionele versterking van de multidisciplinaire teams, die de eerste opvang endoorverwijzing verzorgen,• door ook in de regio Limburg en Oost-<strong>Vlaanderen</strong> ervaringsdeskundigen aan te werven.De actieve <strong>be</strong>trokkenheid van cliënten wordt verder gestimuleerd door:• een systematische <strong>be</strong>vraging van de verschillende levensdomeinen,• de evaluatie van hun hulpverleningsgeschiedenis,• aandacht voor de <strong>be</strong>schermende en risicovolle elementen in hun ruimere gezins- enleefsituatie.Voorts worden de hulpverleners er via vormingen toe aangezet om aandacht te heb<strong>be</strong>n vooralle probleemgroepen en worden ze getraind om zich <strong>be</strong>ter in die doelgroepen in te kunnenleven.72


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP3.1.2 Onderzoek naar uitsluitingsmechanismen in kinderopvangvoorzieningen• De uitsluitingsmechanismen in de kinderopvangvoorzieningen mogen heel watruimer worden gezien dan alleen de redenen die worden opgeschreven bij eenweigering van de plaatsingsaanvraag.• Een model dat navolging verdient is de kinderopvang die op een andere leestgeschoeid is, met flexi<strong>be</strong>le opvanguren en een aangepaste opvang en ondersteuning.Dat kan bijvoor<strong>be</strong>eld in het kader van buurt- en nabijheidsdiensten, waarin ouders uitde <strong>be</strong>oogde doelgroepen opleiding en tewerkstelling kunnen vinden.3.2.1 Ervaringsdeskundigen in de armoede<strong>be</strong>strijding en sociale uitsluiting• Het is positief dat Kind en Gezin blijft werken met ervaringsdeskundigen. Vaakaanvaarden mensen in armoede meer van een ervaringsdeskundige dan van eenandere medewerker.• Daarnaast moeten de mensen die werken bij Kind en Gezin ook vorming krijgen overde complexiteit van de armoedeproblematiek en over manieren hoe ze mensen inarmoede kunnen <strong>be</strong>naderen. Tijdens een huis<strong>be</strong>zoek komen de professionelen vaak<strong>be</strong>dreigend over: mensen in armoede willen vaak gewoon hun verhaal doen, terwijl deprofessionelen hen overstelpen met informatie over hoe het moet.3.2.2 Prenatale werking voor kwetsbare groepen• Er zouden extra inspanningen moeten worden geleverd om tienermoeders op tevangen en te ondersteunen.• Daarnaast moet voldoende informatie worden gegeven over anticonceptie. Misschienkan Kind en Gezin samenwerken met scholen om jonge meisjes te <strong>be</strong>reiken?3.2.3 Evaluatie en uitbouw van de inloopteams• Er is nood aan informatie: veel mensen kennen het concept Inloopteam niet.• Gedifferentieerd werken binnen de inloopteams is zeer <strong>be</strong>langrijk. Toch zou er meeraandacht moeten zijn voor multicultureel werken.• Onder andere in Brussel zijn de inloopteams zeker een succes en <strong>be</strong>reiken ze steedsmeer mensen. Om hun werking methodisch te kunnen aanpassen aan de noden vande doelgroep, zijn echter meer middelen nodig. Mensen in armoede heb<strong>be</strong>n immersnood aan een tijdsintensieve ondersteuning. Men werkt vindplaatsgericht door bij demensen aan huis te gaan (zelfs de intake kan bij de mensen zelf ge<strong>be</strong>uren). Daarmeeworden twee grote drempels weggenomen, namelijk de letterlijke drempel om eenvoorziening te <strong>be</strong>treden en het probleem van mobiliteit.3.2.4 Middelendifferentiatie voor het consultatiebureau voor jonge kinderen• De mensen geloven niet dat 2 minuten extra consulttijd het verschil zullen maken.Men gelooft wel dat de medewerkers van Kind en Gezin een <strong>be</strong>langrijke rol kunnenspelen in de ondersteuning van gezinnen als ze veel aandacht <strong>be</strong>steden aan <strong>be</strong>paaldegezinnen, <strong>be</strong>grip heb<strong>be</strong>n voor armoede en erin slagen een vertrouwensband op tebouwen met hun cliënten. Zowel bij de opvoeding van de kinderen als bij de toeleidingnaar gezinsondersteunende initiatieven kan Kind en Gezin een <strong>be</strong>langrijke rol spelen.73


3.2.8 Folders in een eenvoudige taal• Deze acties, die gericht zijn op anderstaligen en analfa<strong>be</strong>ten, worden zeer enthousiastonthaald.3.2.9 Methodieken opvoedingsondersteuning die afgestemd zijnop kansarme gezinnen• Dit is een heel <strong>be</strong>langrijk punt.• Opvoedingsondersteuning voor mensen in armoede via groepsbijeenkomsten zou het<strong>be</strong>st ge<strong>be</strong>uren in samenwerking met verenigingen waar armen het woord nemen.• Dit is een essentieel punt en zou ook een <strong>be</strong>leidsaccent moeten worden. De nadrukmoet liggen op een laagdrempelige en preventieve werking, met een intensievesamenwerking op vrijwillige basis.3.2.11 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning• De Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (ckg’s) zijn een zeer zinvolleopvangvorm die losstaan van het comité bijzondere jeugdzorg. Dat is <strong>be</strong>langrijk voormensen in armoede omdat de drempel van het comité bijzondere jeugdzorg voorvelen nog te hoog is. Doordat de nadruk ligt op kinderen tussen 0 en 6 is er echtervaak weinig plaats voor kinderen boven 6 jaar oud. Bovendien is er een nood aan eengelijksoortige opvang voor kinderen boven 12 jaar oud. Voor zover wij weten <strong>be</strong>staatdie niet. Dat geeft bijvoor<strong>be</strong>eld problemen als alleenstaande ouders opgenomenmoeten worden in het ziekenhuis.3.3 Integrale Jeugdhulp• Men wil in het bijzonder de nadruk leggen op het <strong>be</strong>lang van participatie vanmensen in armoede aan het uitdenken en vormgeven van de integrale jeugdhulp.Ouders – en wat mensen in armoede <strong>be</strong>treft zeker deze groep ouders - moetenals <strong>be</strong>langheb<strong>be</strong>nde partij een volwaardige plaats krijgen in het geheel vancliëntparticipatie dat binnen de jeugdhulpverlening opgezet wordt, zowel op hetniveau van de voorzieningen als op sectoraal niveau.743.4.2 Hulpverlening voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en gezinnen• De verenigingen waar armen het woord nemen ervaren een enorme nood aan meerambulante en residentiële opvang voor kinderen en gezinnen.– Ambulant. De stap naar hulpverlening rond opvoedings- of gedragsproblemenvan kinderen en jongeren vraagt voor velen veel moeite en er is heel watovertuigingskracht nodig om ze zover te krijgen. Als mensen dan toch de stapzetten, worden ze vaak geconfronteerd met lange wachtlijsten, waardoor hulpuitblijft.– Residentieel. De verenigingen waar armen het woord nemen wordenregelmatig geconfronteerd met jongeren die een aantal maanden in de geslotengemeenschapsinstelling van Mol of Beernem verblijven omdat er elders geenplaats is. Daardoor krijgen ze geen geschikte hulpverlening en dragen zebovendien een stigma mee.


4 Rechts<strong>be</strong>delingDe toegang tot het gerecht is een essentieel onderdeel van onze rechtsstaat envan gerechtigheid in het algemeen. Mensen die in armoede leven komen meerdan anderen in aanraking met het gerecht en stuiten daarbij meer dan anderenop drempels.Justitie is echter een federale materie. Concrete maatregelen die onder deze categoriekunnen worden ondergebracht, zijn dus schaars. De <strong>Vlaams</strong>e overheid heeft wel een<strong>be</strong>leidsrol inzake overmatige schuldenlast en schuld<strong>be</strong>middeling (zie hoofdstuk IV) eninzake de hulpverlening en tewerkstelling van (ex-)gedetineerden (zie de onderdelenmaatschappelijke dienstverlening en werk van dit hoofdstuk).5 Cultuur en vrije tijdIedere burger zou de mogelijkheid moeten krijgen om zichzelf te ontplooienvia culturele en andere vrijetijdsactiviteiten. Dat is een <strong>be</strong>langrijke vorm vanmaatschappelijke participatie. Niettemin blijven er nog altijd drempels die mensenin armoede verhinderen om deel te nemen aan het <strong>be</strong>staande culturele aanbod. Deafstand tussen culturele voorzieningen en kwetsbare groepen blijft vrij groot.ACTIES5.1 Toeleidingsactiviteiten en financiële tussenkomstenDe <strong>Vlaams</strong>e Regering wil een prioriteit maken van een verhoogde cultuurparticipatiebij mensen in armoede. Met toeleidingsactiviteiten en financiële tussenkomsten via deorganisaties voor welzijn en basiseducatie wil ze het cultuuraanbod toegankelijker makenvoor mensen met een laag inkomen. Er zal worden gewerkt aan lokale netwerken ensamenwerkingsverbanden met culturele, artistieke of kunsteducatieve partners om deculturele participatie van armen te verbreden en te verdiepen.5.2 Sociaal-artistieke projectenSociaal-artistieke projecten zijn laagdrempelige doelgroepprojecten die worden <strong>be</strong>geleiddoor kunstenaars, samen met culturele of sociale werkers. Ze zijn <strong>be</strong>doeld om:• (sociaal-)culturele ongelijkheid weg te werken door de culturele competentie van dedoelgroep te verhogen,• de emancipatie en integratie te verhogen van mensen die materiële welstand missen,• de gemeenschapsvorming en –versterking te <strong>be</strong>vorderen in wijken, buurten en steden.75Meer informatie over deze projecten vindt u in hoofdstuk iv.


5.3 Jeugdwerk met maatschappelijk achtergestelde kinderen en jongerenElk gemeente<strong>be</strong>stuur moest in haar jeugdwerk<strong>be</strong>leidsplan 2002–2004 de acties<strong>be</strong>schrijven om meer kinderen en jongeren in achterstellingsituaties te <strong>be</strong>reiken.Eenenveertig geselecteerde gemeenten kregen extra middelen voor doelgroepspecifiekejeugdwerkinitiatieven of de integratie van bijzondere doelgroepen in <strong>be</strong>staandejeugdwerkinitiatieven.In <strong>2005</strong> start de uitvoering van een nieuw jeugdwerk<strong>be</strong>leidsplan <strong>2005</strong>–2007 en zullen degeselecteerde gemeenten werk maken van de geformuleerde acties. De <strong>Vlaams</strong>e overheidwerkt een leidraad toegankelijkheid uit voor alle gemeentelijke jeugd<strong>be</strong>leidsactoren.5.4 Beurzen om deel te nemen aan internationale initiatievenDe <strong>Vlaams</strong>e overheid wil jongeren die afkomstig zijn uit situaties van sociale uitsluiting enarmoede de kans bieden om een internationale ervaring mee te maken. Daarom geeft zeeen <strong>be</strong>urs als die jongeren deel willen nemen aan een internationaal initiatief dat wordtgeorganiseerd door een erkende en gesubsidieerde jeugdvereniging. In 2004 werden in totaal36 dossiers goedgekeurd. Het <strong>be</strong>schikbare budget werd hiermee volledig opgemaakt.In <strong>2005</strong> wordt dit systeem geëvalueerd bij de opmaak van het <strong>Vlaams</strong> Jeugd<strong>be</strong>leidsplan. Opbasis daarvan kunnen in de toekomst mogelijk wijzigingen optreden.5.5 BuurtsportDe campagne Sporten in de eigen buurt en leefwereld richt zich tot sportkansarme jongeren.Andere acties <strong>be</strong>reiken hen meestal niet wegens financiële of sociale drempels, of omdat deafstand tot sportfaciliteiten te groot is.De vub voert momenteel een onderzoek uit rond buurtsport. In <strong>2005</strong> wordt de campagneverder gesubsidieerd voor minstens één jaar. Continuering en verdere ontwikkeling ge<strong>be</strong>urenaan de hand van een opgesteld jaarplan. De <strong>be</strong>leidsnota’s Sport en Jeugd <strong>be</strong>velen <strong>be</strong>iden eenstructurele verankering van buurtsport aan. Hierover is echter nog geen <strong>be</strong>slissing genomen.5.6 Steunpunt VakantieparticipatieHet Steunpunt Vakantieparticipatie organiseert groepsvakanties, individuele vakanties endagtoerisme voor personen met een laag inkomen en hun kinderen. Volgens onderzoek in2002 waren er 331 530 Vlamingen die niet op vakantie gaan om financiële redenen. Daarvanwil het Steunpunt er in 2010 minstens 10 % <strong>be</strong>reiken, onder meer door de eigen werking <strong>be</strong>terte stroomlijnen.76Nu het Steunpunt geen project meer is maar een vaste dienst binnen Toerisme <strong>Vlaanderen</strong>,zal het ruimer <strong>be</strong>kend worden gemaakt en ook de ruimere context verkennen: hoe gaanandere landen om met deze problematiek, wat kunnen we leren van elkaar en willen we optermijn starten met uitwisselingen? Overigens verleent Toerisme <strong>Vlaanderen</strong> ook los van hetSteunpunt subsidies aan sociaal-toeristische organisaties.


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP5.1 Toeleidingsactiviteiten en financiële tussenkomsten• Zie opmerkingen in hoofdstuk iv, <strong>be</strong>leidsaccenten: er is een <strong>be</strong>tere afstemming tussende verschillende fondsen en systemen nodig.5.2 Sociaal-artistieke projecten• Zie opmerkingen in hoofdstuk iv, <strong>be</strong>leidsaccenten.5.3 Jeugdwerk met maatschappelijk achtergestelde kinderenen jongeren• Zie opmerkingen in hoofdstuk iv, <strong>be</strong>leidsaccenten.5.5 Buurtsport• Zie opmerkingen in hoofdstuk iv, <strong>be</strong>leidsaccenten.• Jongeren heb<strong>be</strong>n enorm veel nood aan zinvolle vrijetijds<strong>be</strong>steding, al dan nietgesteund door <strong>be</strong>geleiders. Daarnaast heb<strong>be</strong>n ook veel volwassenen noodaan sportmogelijkheden op hun maat. Misschien dat ook voor deze doelgroepbuurtprojecten kunnen worden opgestart.5.6 Steunpunt Vakantieparticipatie• Het steunpunt moet structureel worden verankerd.• De armste gezinnen worden nu nog vaak uitgesloten van het recht op vakantie via hetSteunpunt omdat de kosten voor het openbaar vervoer niet terug<strong>be</strong>taald worden.• Sommige <strong>be</strong>stemmingen kennen <strong>be</strong>perkingen in tijd. Zo mag men bijvoor<strong>be</strong>eld niet inde zomer naar een pretpark.• Een verhoogde deelname mag niet alleen worden vastgesteld aan de hand van cijfers.Die zeggen niets over het <strong>be</strong>reik bij mensen in armoede.6 InkomenSociale zekerheid, leefloon, minimumlonen: de meeste domeinen die met inkomente maken heb<strong>be</strong>n, zijn federale materie. <strong>Vlaanderen</strong> kan voor dit recht dus maareen <strong>be</strong>perkte bijdrage leveren. Toch zijn er al verschillende stappen gezet.ACTIES776.1 Maximumfactuur voor niet-medische zorgkostenThuiszorg kan de financiële draagkracht van een zorgvrager en zijn familie zwaar <strong>be</strong>lasten.In de thuiszorgregelgeving is al <strong>be</strong>paald dat voorzieningen de financiële draagkrachtvan de gebruiker niet als criterium mogen gebruiken om al dan niet hulp te bieden. Nu


zal onderzocht worden met welke niet-medische kosten zwaar zieke personen wordengeconfronteerd. Hiermee wordt de eerste stap gezet om te komen tot een maximumfactuurin de zorg, die zorg<strong>be</strong>hoevenden <strong>be</strong>schermt tegen onaanvaardbaar hoge kosten invergelijking met hun financiële draagkracht.6.2 Kwetsbare <strong>be</strong>wonersgroepen op het plattelandOp het platteland, en in het bijzonder bij specifieke groepen als landbouwers of ouderen,heerst vaak verdoken armoede. De <strong>Vlaams</strong>e overheid wil specifieke instrumentenontwikkelen om armen op het platteland op te sporen, te <strong>be</strong>reiken en verder te <strong>be</strong>geleiden viageïntegreerde armoede<strong>be</strong>strijdingsprogramma’s.De actie omvat concrete projecten in het kader van het Programmadocument voorPlattelandsontwikkeling van De <strong>Vlaams</strong>e minister voor Plattelands<strong>be</strong>leid, die gericht zijnop een geïntegreerd plattelands<strong>be</strong>leid. Daarnaast wordt ook de <strong>be</strong>leidsnota Geïntegreerdplattelands<strong>be</strong>leid verder uitgewerkt om de <strong>Vlaams</strong>e Regering aan te zetten tot een<strong>be</strong>leidsoverschrijdende aanpak van de problemen en kansen op het platteland. Daarnaastkomt er een <strong>Vlaams</strong> plattelands<strong>be</strong>leidsplan en is het inter<strong>be</strong>stuurlijk plattelandsoverlegopgestart.6.3 Begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden of reconversieSubsidies moeten landbouwers aanmoedigen om een <strong>be</strong>roep te doen op technische,economische of financiële <strong>be</strong>geleiding bij hun <strong>be</strong>drijfsvoering. Hiermee wil de <strong>Vlaams</strong>eRegering het aantal faillissementen in de landbouw verminderen en het aantal landbouwersterugschroeven die noodgedwongen de landbouwsector verlaten.In <strong>2005</strong> zullen de subsidies en <strong>be</strong>geleidingen worden voortgezet. De maatregel zal bij dedoelgroep ook <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>kend worden gemaakt met:• een praktische handleiding om een steunaanvraag in te dienen,• een geactualiseerde folder,• een actualisering en uitbreiding van de website met onder meer enkelestandaarddocumenten om een steunaanvraag in te dienen.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP786.1 Maximumfactuur voor niet-medische zorgkosten• Deze actie wordt als zeer <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• De maatregel kan alleen maar effectief zijn als mensen in armoede weten dat demaximumfactuur <strong>be</strong>staat. Er is dus nood aan duidelijke, eenvoudige informatie overdie factuur en hoe je er gebruik van kunt maken.• Er moet worden vermeden dat de knelpunten van de huidige maximumfactuur in degezondheidszorg ook hier weer de kop zullen opsteken. Concreet gaat het over devolgende punten:– de vrees <strong>be</strong>staat dat heel wat mensen in armoede naast deze maatregel zullen


grijpen: onder meer mensen met een zeer <strong>be</strong>perkt budget, mensen met een hogeschuldenlast en mensen in budget<strong>be</strong>heer met leefgeld. Een maximumfactuurgaat er immers van uit dat iemand in staat is om uitgaven te doen en zo tot eenmaximum<strong>be</strong>drag te komen. Voor mensen die deze uitgaven al bij voorbaat nietkunnen maken, is een dergelijke maatregel een maat voor niets. Ook mensen dienet niet aan het maximum<strong>be</strong>drag geraken, vallen uit de boot.– er moet duidelijkheid zijn over welke kosten gedekt worden en welke niet.– er is het probleem van de voorschotten: mensen moeten kosten <strong>be</strong>talen die ze- vaak veel later - terug<strong>be</strong>taald krijgen. Daarom is er nood aan een automatischetoekenning van rechten: mensen dringen aan op een inschakeling van de sis-kaarten een onmiddellijke vrijstelling als iemand het grens<strong>be</strong>drag overschrijdt.• Er moet meer duidelijkheid komen over de verschillende fasen van het proces.Een gefaseerde invoering heeft waarschijnlijk zijn redenen, maar heeft meerovertuigingskracht als ook de latere fases worden omschreven.6.2 Kwetsbare <strong>be</strong>wonersgroepen op het platteland• Deze actie is <strong>be</strong>langrijk. Ook op het platteland heerst immers heel wat (verdoken)armoede.• In de Westhoek wordt al geruime tijd aan dit punt gewerkt. Men vraagt zich af of erook concrete, nieuwe maatregelen zullen worden genomen.6.3 Begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden ofreconversie• Deze actie is <strong>be</strong>langrijk. Het gaat hier om personen die het vaak zeer moeilijk heb<strong>be</strong>n.7 OnderwijsEen (zeer) laag scholingsniveau heeft vaak ingrijpende gevolgen: hethypothekeert de verdere ar<strong>be</strong>idsloopbaan en vergroot de kans op socialeuitsluiting. Het onderwijs moet haar rol als hefboom voor sociale mobiliteit enals middel tegen een verdere dualisering van de samenleving nog waarmaken.Recent onderzoek <strong>be</strong>wijst dat er nog een lange weg te gaan is.ACTIES7.1 Financiële ondersteuning voor het onderwijs79Financiële ondersteuning in basis- en secundair onderwijs geeft kinderen van mindervermogendeouders de kans om te participeren aan het leerplichtonderwijs. Ze <strong>be</strong>vorderenbovendien de doorstroming naar het hoger onderwijs.


Hoger onderwijs. Op 30 april 2004 werd een nieuw decreet inzake studiefinancieringen studentenvoorzieningen voor het Hoger Onderwijs goedgekeurd. Studiefinanciering,studentenvoorzieningen en studentenmobiliteit zijn daarmee in één decreet samengebracht.Wat de buitenlandse studenten <strong>be</strong>treft die in België wonen, wordt de wetgeving ookvereenvoudigd, en gezien de flexibilisering van de studietrajecten in het hoger onderwijs,wordt ook de studiefinanciering geflexibiliseerd. Bij het <strong>be</strong>palen van de categorieën wordtniet langer uitgegaan van het traditionele gezin. Het inkomen blijft de basis om te <strong>be</strong>palen ofeen student al dan niet in aanmerking komt voor een studiefinanciering.In <strong>2005</strong> zal het Hoger Onderwijs het nieuwe decreet inzake studiefinanciering verderuitvoeren. De samenwerking met de studentenvoorzieningen wordt onder meergeconcretiseerd via <strong>be</strong>heersovereenkomsten en de oprichting van een overlegplatform.Secundair onderwijs. Voor het Secundair onderwijs wordt een nieuwe wetgeving voorde studietoelagen opgemaakt die vanaf schooljaar 2006-2007 in voege treedt. Het is de<strong>be</strong>doeling om de kloof te dichten tussen de toelagen en de reële studiekost, en om destudietoelagen te vereenvoudigen en <strong>be</strong>ter af te stemmen op de maatschappelijke noden.Voorts werd ook een e-governmentproject opgestart om de aanvragen voor studietoelagenmeer elektronisch te verwerken. Doordat het project zoveel mogelijk gebruikmaakt vangegevens uit andere data<strong>be</strong>standen gebruikt, zullen de aanvragers minder zelf moetendoorgeven. De aanvraag zal ook on line kunnen ge<strong>be</strong>uren.Gerichte acties om de doelgroep te <strong>be</strong>reiken, blijven aangehouden. Het aantal zitdagenen informatiesessies waarop het departement Onderwijs informatie geeft over destudietoelagen en de mensen bij het invullen van de aanvraag helpt, werd in 2004 alaanzienlijk uitgebreid en zal nog verder uitbreiden.7.2 Het principe van de kosteloosheidOnderwijsdecreet xiii van 13 juli 2001:• richt een commissie zorgvuldig <strong>be</strong>stuur op die zich onder meer over klachten <strong>be</strong>treffendeschoolkosten buigt,• <strong>be</strong>paalt dat door de gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basisscholen geendirect of indirect inschrijvingsgeld mogen vragen,• <strong>be</strong>paalt dat door de gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basisscholen geenbijdragen mogen vragen voor onderwijsgebonden kosten die noodzakelijk zijn om eeneindterm te realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven.80De zaken waarvoor een bijdrage mag worden gevraagd, moeten overlegd worden in deschoolraad en via het schoolreglement meegedeeld worden aan de ouders. Er moet eenverschillende regeling worden uitgewerkt voor minder<strong>be</strong>goede ouders. Door deze decretaleverplichting zijn ouders in staat om de grootte in te schatten van de jaarlijkse <strong>be</strong>dragen diede school vraagt, en wordt vermeden dat ouders in de loop van het jaar voor onverwachtefinanciële uitgaven komen te staan.De netoverschrijdende onafhankelijke vzw Schulden op School promoot al enkele jarenkosteloos onderwijs voor iedereen. In 2004 kreeg de vzw financiële ondersteuning van de<strong>Vlaams</strong>e minister voor onderwijs om een netoverschrijdend project Goed(koop) onderwijs


uit te bouwen. In het kader van dat project worden 25 scholen procesmatig, onder meer quavorming, ondersteund. Het project en de subsidiëring worden voortgezet in <strong>2005</strong>.7.3 Spij<strong>be</strong>len in het basisonderwijsHet leerrecht van jongeren moet maximaal worden gegarandeerd. Scholen die inspanningenleveren om problematische afwezigheden te <strong>be</strong>geleiden, mogen niet langer worden <strong>be</strong>straftmaar moeten worden ondersteund met een duidelijke en overzichtelijke regelgeving.Preventie, open communicatie, <strong>be</strong>geleiding en samenwerking met het Centrum voorLeerlingen<strong>be</strong>geleiding (clb) én de ouders staan hierbij centraal.Het schooljaar 2003-2004 was voor het basisonderwijs het tweede schooljaar met denieuwe regelgeving op afwezigheden. De website basisonderwijs <strong>be</strong>vat vrijblijvendeen aantal hulpmiddelen om de uitvoering te vergemakkelijken: een modelbrief voorouders, vertaald in 13 talen, bijkomende modellen van registratiefiches en modellen van<strong>be</strong>geleidingsfiches.In het schooljaar 2003–2004 is de nieuwe regelgeving op afwezigheden ook geëvalueerd. Datge<strong>be</strong>urde via een <strong>be</strong>vraging van directies, ouders en clb’s, maar ook de onderwijsinspectievoerde een verdiepend onderzoek uit rond problematische afwezigheden en organiseerdeeen <strong>be</strong>vraging van de scholen. Op basis van die evaluaties werden de actiepunten voor hetschooljaar 2004–<strong>2005</strong> <strong>be</strong>paald.7.4 Gelijke onderwijskansen in het basis- en secundair onderwijsAlle leerlingen moeten optimale leer- en ontwikkelingskansen krijgen, zonder uitsluitingof discriminatie. Het gelijke onderwijskansen<strong>be</strong>leid wil de sociale samenhang en integratie<strong>be</strong>vorderen en aandacht <strong>be</strong>steden aan de diversiteit van iedere leerling.Het <strong>be</strong>leid is opgebouwd rond drie krachtlijnen:• het principieel recht op inschrijving in de school van eigen keuze. Redenen om een leerlingte weigeren, worden sinds 1 januari 2003 sterk <strong>be</strong>perkt,• de oprichting van lokale overlegplatforms en commissie inzake leerlingenrechten (sinds1 septem<strong>be</strong>r 2002), zodat het lokale niveau wordt geresponsabiliseerd voor gelijkeonderwijskansen en de rechts<strong>be</strong>scherming van leerlingen,• een geïntegreerd ondersteuningsaanbod (met extra uren) dat scholen de mogelijkheidgeeft om een zorgbrede werking te ontwikkelen voor kansarme kinderen (sinds 1septem<strong>be</strong>r 2002).Scholen (basisonderwijs en eerste graad secundair onderwijs) krijgen extra uren voor leerlingen:• van wie de ouders <strong>be</strong>horen tot de trekkende <strong>be</strong>volking,• van wie de moeder geen diploma secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardigstudie<strong>be</strong>wijs <strong>be</strong>zit,• die tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband worden opgenomen,• van wie het gezin leeft van een vervangingsinkomen,• van wie de thuistaal niet het Nederlands is (deze indicator moet samen voorkomen metéén van de vier vorige indicatoren).81


Voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs zijn de indicatoren:• de leerling heeft een schoolse achterstand van ten minste twee jaar;• de leerling is een neveninstromer (leerling in tweede of derde graad bso of tso, die hetjaar voordien op een andere school zat en er een b- of c-attest <strong>be</strong>haalde);• de leerling volgde het voorafgaande schooljaar onthaalonderwijs.Het gelijke onderwijskansendecreet werd recent bijgestuurd. Het doel van deze bijsturingwas de toepasbaarheid verhogen en ervoor zorgen dat scholen instrumenten kregen omeen actief <strong>be</strong>leid naar de doelgroepen te kunnen voeren. Een aantal weigeringsgrondenen de procedures in verband met inschrijving van leerlingen werden meer gespecificeerd.Daarnaast werd in mogelijkheden voorzien voor scholen om voorrang te verlenen (o.m. aanleerlingen die aan de gok-indicatoren voldoen). Deze voorrangsregels worden <strong>be</strong>schouwdals maatregelen van corrigerende ongelijkheid (advies van de Raad van State). De nieuwemaatregelen zijn van toepassing op inschrijvingen voor het schooljaar 2006–2007.7.5 Experiment modularisering van <strong>be</strong>roepsgerichte opleidingenModularisering is een <strong>be</strong>langrijk instrument om de toegang tot de ar<strong>be</strong>idsmarkt tevergemakkelijken. (Deel)certificaten geven immers toegang tot de ar<strong>be</strong>idsmarkt of tot hetvervolgonderwijs. Door eenzelfde kwalificatiestructuur voor het leerplichtonderwijs enhet volwassenenonderwijs te gebruiken, wordt ‘een leven lang leren’ <strong>be</strong>vorderd en krijgenschoolverlaters stevige startkwalificaties. Door de kwalificatiestructuur en de verschillendeonderdelen ervan uit te werken in samenspraak met de <strong>be</strong>drijfs- en dienstenwereld, sluit hetonderwijsaanbod <strong>be</strong>ter aan op de vraag vanuit de <strong>be</strong>drijfs - en dienstenwereld.Sinds 1997 wordt het experiment met een modulair onderwijsaanbod in het <strong>be</strong>roepsgerichteonderwijs stelselmatig verder uitgewerkt. Het richt zich tot het <strong>be</strong>roepssecundair en hetvolwassenenonderwijs. Het streeft ernaar om:• een stimulans tot levenslang leren te geven,• het onderwijs flexi<strong>be</strong>l af te stemmen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt,• een tussentijdse succes<strong>be</strong>leving te verzekeren bij leerlingen en cursisten,• de gekwalificeerde uitstroom te verhogen,• een doorzichtig onderwijsaanbod te verzekeren.Uit <strong>be</strong>sprekingen met de <strong>be</strong>trokken scholen blijkt een aantal knelpunten te <strong>be</strong>staan. Diezullen worden verholpen door een verdere verfijning en inhoudelijke invulling van demodulaire trajecten en door de regelgeving af te stemmen op de typische modulaire leer- enwerkomgeving.7.6 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomersin het basis- en secundair onderwijs82Het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt voortgezet. Door extra middelente geven aan scholen met onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers wil de <strong>Vlaams</strong>eoverheid anderstalige kinderen de kans bieden om Nederlands te leren. Zo kunnen ze zich zo snelmogelijk integreren in de school, om dan de normale lessen te volgen in de onderwijsvorm enstudierichting die het nauwst aansluit bij hun individuele capaciteiten. Door hun kennis van hetNederlands vergroot ook hun kans op buitenschoolse integratie in de samenleving.


7.7 Onderwijskansen voor etnisch-culturele minderhedenDe Beleidsnota Inburgering 2004 – 2009 schrijft: ‘De <strong>Vlaams</strong>e Regering zal de nodige aandachtverlenen aan Voyageurs en Zigeuners en meer specifiek aan de onderwijsparticipatie vanhun kinderen. Samen met de ministers <strong>be</strong>voegd voor Welzijn en Onderwijs zal wordenonderzocht waar de maatschappelijke knelpunten op dat vlak liggen. De <strong>Vlaams</strong>e Regeringzal doelstellingen vooropstellen om de deelname aan het onderwijs voor deze kinderen te<strong>be</strong>vorderen.’Voorts worden de lokale <strong>be</strong>sturen met een integratiedienst verder ondersteund in hunsamenwerking met het lokale onderwijs<strong>be</strong>leid.7.8 Project scholen voor jongeren – jongeren voor scholen (Jo-Jo)De overheid wil jongeren die geen diploma hoger secundair onderwijs heb<strong>be</strong>n, ervaring latenopdoen in het onderwijs en hen stimuleren om toch hun diploma hoger secundair onderwijste <strong>be</strong>halen. Zo kunnen ze hun kansen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt vergroten. De overheid richt zichdaarbij in het bijzonder tot allochtonen, laaggeschoolden en kansarmen.Jongeren die aan het Jo-Jo-project deelnemen, werken in een startbaanovereenkomst ineen secundaire technische of <strong>be</strong>roepsschool. Daar staan ze in voor de goede relaties tussenleerlingen, ouders en school. Ze pro<strong>be</strong>ren het schoolklimaat aangenamer te maken en zijn eenvertrouwenspersoon voor de leerlingen. Tijdens hun tewerkstelling worden ze gestimuleerdom een opleiding te volgen. Die moet een eerste aanzet vormen om een diploma secundaironderwijs te <strong>be</strong>halen of <strong>be</strong>kwaamheden te verwerven die hen kunnen helpen bij uitvoerenvan het takenpakket.Vroeger was de tewerkstelling <strong>be</strong>perkt tot één jaar. In 2004 werd <strong>be</strong>slist om een contractverlengingvan één jaar mogelijk te maken mits de jongere een dergelijke opleiding volgt.In 2003 kwamen er 47 extra banen bij en werd de <strong>be</strong>geleiding bij de opleiding en verderetewerkstelling verdiept. In totaal zijn er nu 147 startbanen die in 2004 allemaal ingevuldwaren. Het doel voor <strong>2005</strong> is om zoveel mogelijk jongeren te motiveren om een opleiding tevolgen.7.9 Afwijkende toelatingsvoorwaarden in het hoger onderwijsHet decreet van 4 april 2003 <strong>be</strong>treffende de herstructurering van het hoger onderwijs in<strong>Vlaanderen</strong> geeft de instellingen de mogelijkheid om ook studenten toe te laten die nietvoldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden. Het instellings<strong>be</strong>stuur moet in eenvoorstel van reglement afwijkende algemene of bijzondere toelatingsvoorwaarden <strong>be</strong>palen.De afwijkende toelatingsvoorwaarden kunnen rekening houden met:• humanitaire redenen,• medische, psychische of sociale redenen,• het algemene kwalificatieniveau, de verdiensten of de competenties van de kandidaat.83Door die flexi<strong>be</strong>ler toegang krijgen meer doelgroepen de kans om een diploma hogeronderwijs te <strong>be</strong>halen. De meeste instellingen voorzien in specifieke procedures om na tegaan of een kandidaat-student in aanmerking komt voor een afwijking van de algemene


toelatingsvoorwaarden. De instellingen voor hoger onderwijs passen het reglement metafwijkende toelatingsvoorwaarden effectief toe sinds het academiejaar 2004–<strong>2005</strong>.7.10 Inschakelingsproject ervaringsdeskundigenOm de draagkracht van scholen te vergroten en gelijke onderwijskansen voor alle leerlingente waarborgen, zal het departement Onderwijs in <strong>2005</strong> en 2006 het inschakelingsprojectervaringsdeskundigen in het onderwijs evalueren. In 2006–2007 zal op basis van die evaluatieeventueel een voorstel van reglementering worden uitgewerkt.7.11 Brede scholenHet concept brede scholen wil de samenwerking van scholen met andere instellingenen partners <strong>be</strong>vorderen om de competentieontwikkeling van kinderen en jongeren te<strong>be</strong>vorderen.Vanuit de <strong>be</strong>leidsdomeinen onderwijs, sport, cultuur, jeugd en welzijn zal in hetschooljaar <strong>2005</strong>–2006 – in samenwerking met het Steunpunt gok – gewerkt wordenaan een gezamenlijke visie op de ‘brede school’. In het voorjaar van 2006 is er eenrondetafelconferentie waarop de geïntegreerde visie op de ‘brede school’ ter discussiezal voorgelegd worden aan alle <strong>be</strong>trokkenen. In septem<strong>be</strong>r 2006 zal de eerste lichtingproeftuinen brede school van start gaan.Verder zullen de hindernissen die scholen ondervinden wanneer ze hun infrastructuurwensen open te stellen aan o.m. jeugd- en cultuurverenigingen of sportclubs, zoveel mogelijkuit de weg geruimd worden.7.12 Strategisch plan geletterdheidDe <strong>Vlaams</strong>e Regering wil de geletterdheid en gecijferdheid van de <strong>be</strong>volking doen toenemenvia brede en departementoverschrijdende acties. Beide <strong>be</strong>grippen moeten niet in de engezin worden <strong>be</strong>grepen: ze slaan bijvoor<strong>be</strong>eld ook op basisvaardigheden computergebruik envaardigheden zoals het vermogen tot samenwerken en probleemoplossend werken.Op 10 okto<strong>be</strong>r 2003 keurde de <strong>Vlaams</strong>e Regering de doelstellingennota Geletterdheidverhogen goed. Die nota leidde na grondig overleg met alle <strong>be</strong>trokkenen tot een operationeelplan 2004–2010. Het gaat om een plan met vele invalshoeken, gesteund door verschillendedepartementen en sectoren en met een brede waaier aan acties. Het doel is om degeletterdheid van de <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>volking tegen 2010 te verhogen door een toegenomenparticipatie aan levenslang en levensbreed leren.84Het operationeel plan werd door de <strong>Vlaams</strong>e Regering op 24 juni <strong>2005</strong> goedgekeurd. Meerinformatie leest u in hoofdstuk iv.


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP• De kennis van de leefwereld van mensen in armoede en schoolkosten moet vooropstaan. Leraren moeten van in hun basisopleiding kennismaken met de wereld van dearmoede. De inzet van ervaringsdeskundigen in onderwijs is noodzakelijk.• Er moet iets worden gedaan aan de sfeer binnen de scholen. De schoolcultuur moeteen omwenteling maken: het onderwijs is te competitief ingesteld. Er moet geldworden vrijgemaakt om andere manieren van lesgeven te stimuleren.• De clb’s komen niet in het actieplan voor terwijl zij toch een <strong>be</strong>langrijke taak heb<strong>be</strong>n.7.1 Financiële ondersteuning voor het onderwijs• Kleinschalige projecten en initiatieven om communicatie tussen ouders en scholen tever<strong>be</strong>teren, verdienen verdere ondersteuning. Er moeten meer gelijke kansen komendoor andere financieringssystemen.• Studie<strong>be</strong>urzen zijn ook nodig voor het basisonderwijs.• Er moet rekening worden gehouden met uitzonderingen op de gelijkekansenindicatoren.• Alle scholen moeten worden verplicht om te investeren in de <strong>be</strong>geleiding vanmoeilijke jongeren.7.2 Het principe van de kosteloosheid• Scholen moeten gratis zijn.• Extra ondersteuning van kinderen en jongeren (logopedie, kinesitherapie, bijlessenaan huis) moet <strong>be</strong>taalbaar zijn om een doorstroming naar het BuitengewoonOnderwijs te vermijden.• Geen twee jaar wachten om onderwijs gratis te maken.• De kostprijs van de schoolboeken moet sterk worden verlaagd.• Scholen moeten duidelijk communiceren over wat gratis is.7.3 Spij<strong>be</strong>len in het basisonderwijs• Spij<strong>be</strong>len in het basisonderwijs <strong>be</strong>strijden is een <strong>be</strong>langrijke anti-armoedemaatregel.Problematische afwezigheden zijn niet <strong>be</strong>vorderlijk voor het <strong>be</strong>halen van een diploma(en werk later).• Sociaal assistenten en ervaringsdeskundigen moeten worden ingezet.• Er moet vorming komen voor onderwijzend personeel in de navorming en in devoortgezette lerarenopleiding.• Andere vormen van onderwijs moeten worden ontwikkeld en toegepast.7.4 Gelijke onderwijskansen in het basis- en secundair onderwijs• Diversiteit – met de invalshoek armoede en sociale uitsluiting – moet structureelworden inge<strong>be</strong>d in het curriculum van alle lerarenopleidingen.• De communicatie tussen ouders en scholen moet worden ver<strong>be</strong>terd, onder meerdoor vertrouwen te creëren en te zoeken naar een gemeenschappelijke basis met deouders.• Scholen moeten een pestplan opstellen en uitvoeren.• Er moet geld worden vrijgemaakt om andere manieren van lesgeven te stimuleren.85


7.5 Experiment modularisering van <strong>be</strong>roepsgerichte opleidingen• Wij ervaren dat ouders van het clb niet de hulp krijgen die ze nodig heb<strong>be</strong>n. Er is eengroot gebrek aan studiekeuze<strong>be</strong>geleiding.• Het modulair systeem mag alleen in <strong>be</strong>paalde richtingen worden toegepast.• Er moeten meer alternatieve vormen van opleiding worden ontwikkeld omschoolmoeheid te <strong>be</strong>strijden.• De rol van het clb moet worden her<strong>be</strong>keken in functie van de studiekeuze<strong>be</strong>geleiding.• Ar<strong>be</strong>idsmarkt en onderwijs moeten <strong>be</strong>ter op elkaar worden afgestemd.• Er moet meer keuzevrijheid komen.• Studies kunnen meer worden gespreid.• Het <strong>be</strong>lang en de waarde van deelcertificaten moet worden verhoogd.7.6 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomersin het basis- en secundair onderwijs• Ook bij vluchtelingen en allochtonen is veel armoede. Initiatieven voor hen helpen destrijd tegen armoede.• Er moeten taalinspanningen ge<strong>be</strong>uren voor ouders die hier al langer zijn.7.10 Inschakelingsproject ervaringsdeskundigen• Groot <strong>be</strong>lang van vorming rond armoede in de opleiding en bijscholing vanleerkrachten.• Diversiteit – met de invalshoek armoede en sociale uitsluiting – moet structureelworden inge<strong>be</strong>d in het curriculum van alle lerarenopleidingen.• Ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting moeten ook wordeningezet in de clb’s!7.11 Brede scholen• Prioritair is de samenwerking met ouders, vóór de samenwerking met allerleiorganisaties uit de buurt.• Vooral in kleuter– en lager onderwijs moeten mensen in armoede kunnenparticiperen.• Ouder<strong>be</strong>trokkenheid en ouderparticipatie moet concreet worden gemaakt.• Laaggeletterde ouders kunnen samen met hun kinderen of kleinkinderen leren(computer).• Scholen moeten langer open blijven om kinderen op de computer en internet te latenwerken.• Er moet worden gezocht naar alternatieve manieren om schoolmoeheid tegen tegaan.867.12 Strategisch plan geletterdheid• Wij vinden het <strong>be</strong>angstigend dat de aandacht voor geletterdheid vooral wordttoegespitst op tewerkstelling. Geletterdheid is <strong>be</strong>langrijk bij het uitoefenen van allerechten. Als je ziet hoeveel mensen in Leerpunt (<strong>be</strong>) komen, weet je genoeg.• Voorkomen is <strong>be</strong>ter dan genezen (bijvoor<strong>be</strong>eld via leerhulp thuis aan gezinnen diegeen bijles kunnen <strong>be</strong>talen).• De prijzen van pc’s, ook van tweedehands pc’s, moeten lager. Iedereen moet zich eencomputer kunnen aanschaffen.• De strikte regels moeten worden aangepast zodat ook de vzw’s kunnen wordengefinancierd.


8 WerkgelegenheidEen <strong>be</strong>taalde job op de reguliere ar<strong>be</strong>idsmarkt biedt voor de meeste mensenstructuur in het dagelijks leven. Hoewel de relatie tussen ar<strong>be</strong>id en armoede nieteenduidig en rechtlijnig is, vormt het toch de <strong>be</strong>langrijkste bron van inkomstenen van sociale zekerheid. De <strong>Vlaams</strong>e overheid wil ook voor mensen in armoedede toegang tot de ar<strong>be</strong>idsmarkt vergemakkelijken.ACTIES8.1 Ervaringsdeskundigen in de dienstverleningIn 2003 heeft de vdab drie ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting indienst genomen, vooral om werkzoekenden te ondersteunen die bijvoor<strong>be</strong>eld problemenheb<strong>be</strong>n met huisvesting, schulden, uit huis geplaatste kinderen of kinderopvang. Ze speleneen <strong>be</strong>middelende rol en verwijzen de klanten door naar de juiste dienstverlening oftraject<strong>be</strong>geleider binnen de vdab.Het voordeel is dat de ervaringsdeskundigen een doorleefde kennis heb<strong>be</strong>n van situatieswaarin werkzoekenden kunnen terechtkomen en tegelijk de hulpverlenings- en andereorganisaties van binnen uit kennen. Daardoor kunnen ze de klant doeltreffend helpen enoriënteren naar de gepaste dienstverlening. De dienstverlening met ervaringsdeskundigenwerd voortgezet in 2004 en <strong>2005</strong>.8.2 Ontwikkelingen in de meerwaardeneconomie8.2.1 Meerwaardeneconomie en invoeg<strong>be</strong>drijvenBinnen het impuls- en ondersteuningsprogramma voor de meerwaardeneconomieheeft <strong>Vlaanderen</strong> de invoeg<strong>be</strong>drijven en de bij<strong>be</strong>horende invoegafdelingen ontwikkeld.Invoeg<strong>be</strong>drijven zijn startende ondernemingen die mensen uit kansengroepen aan kunnenwerven tegen bijzonder gunstige voorwaarden.Eind 2004 werkten in totaal 505 werknemers in invoeg<strong>be</strong>drijven en invoegafdelingen. Momenteelzijn er rondetafelgesprekken aan de gang om de regelgeving terzake grondig te herzien, zodat deinvoeg<strong>be</strong>drijven meer worden gestimuleerd om na verloop van tijd autonoom te gaan werken.8.2.2 Sociale werkplaatsenSociale werkplaatsen bieden een bijzondere ar<strong>be</strong>idsorganisatie en een aangepaste <strong>be</strong>geleidingaan de moeilijkste doelgroep van langdurig werklozen: mensen die alleen binnen een<strong>be</strong>schermd milieu aan de slag kunnen. Het aantal voorziene ar<strong>be</strong>idsplaatsen in de socialewerkplaatsen bleef in 2004 stabiel op ongeveer 2 500.878.2.3 Ar<strong>be</strong>idszorgAr<strong>be</strong>idszorg richt zich tot personen die niet kunnen werken in het reguliere of <strong>be</strong>schermde


ar<strong>be</strong>idscircuit vanwege persoonsgebonden kenmerken zoals psychische instabiliteit, eenextreem lage stress<strong>be</strong>stendigheid, een handicap of een gebrek aan zelfvertrouwen. Er wordtvoor deze doelgroep <strong>be</strong>wust geen nieuw circuit gecreëerd: het concept ar<strong>be</strong>idszorg wordtgeïntegreerd binnen de <strong>be</strong>staande structuren en voorzieningen.Aan de sociale werkplaatsen die ar<strong>be</strong>idszorg willen aanbieden, wordt sinds midden 2002 eenomkaderingssubsidie toegekend voor in totaal 40 omkaderingspersoneelsleden die ongeveer200 ar<strong>be</strong>idszorgmedewerkers kunnen <strong>be</strong>geleiden.8.3 Werk8.3.1 Regularisatie van de traditionele tewerkstellingsprogramma’sSinds 1999 worden de zogenaamde ‘nepstatuten’ in fasen geregulariseerd. Tot en metdecem<strong>be</strong>r 2004 werden ongeveer 8 250 voltijds equivalenten (ongeveer 13 000 personen)geregulariseerd in voornamelijk projecten Derde Ar<strong>be</strong>idscircuit (dac) en Programma’s terBevordering van de Werkgelegenheid (pbw). Hiermee zijn de meeste dac’ers geregulariseerd.Door een discussie met de federale overheid over de rsz-vermindering van de GesubsidieerdeContracten (gesco’s), kunnen die statuten momenteel niet worden geregulariseerd.8.3.2 Kinderopvang en mobiliteit<strong>Vlaanderen</strong> pakt de werkloosheidsvallen aan door de randvoorwaarden te ver<strong>be</strong>teren voorwerkzoekenden en inactieven: (flexi<strong>be</strong>le) kinderopvang en geografische mobiliteit.Kinderopvang. Op initiatief van de minister van Welzijn wordt nog deze legislatuur hetaanbod buitenschoolse kinderopvang en flexi<strong>be</strong>le kinderopvang uitgebreid. Met flexi<strong>be</strong>lekinderopvang moeten werkzoekenden vlot een opleiding kunnen bijwonen of solliciteren,terwijl werknemers hun werksituatie gemakkelijker met hun gezin kunnen combineren. Insamenwerking met de minister van Sociale Economie zal ook een impuls worden gegeven aande verdere uitbouw van de buurtgerichte kinderopvang, waarbinnen ook specifieke aandachtzal gaan naar de occasionele en flexi<strong>be</strong>le opvang.Mobiliteit. Met een aantal mobiliteitsmaatregelen tracht de vdab tegemoet te komen aan denoden van de meest precaire kansengroepen. De <strong>Vlaams</strong>e overheid wil hier verder blijvendeaandacht aan <strong>be</strong>steden en <strong>be</strong>schouwt deze maatregel als een van de <strong>be</strong>leidsaccenten voor dekomende jaren. Meer informatie vindt u in hoofdstuk iv.8.4 Evenredige participatie en non-discriminiatie88Instant A. Het sociaal uitzendkantoor Instant A is een kanaal waarlangs jongeren (16-30jarigen) via uitzendar<strong>be</strong>id, met sociale <strong>be</strong>geleiding en ondersteuning, doorstromen naareen opleiding of werk in het normaal economisch circuit. Het zijn in hoofdzaak jongeren die<strong>be</strong>duidend minder kansen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt heb<strong>be</strong>n door een tekort aan werkervaring eneen lage scholingsgraad.Instant a is een uniek samenwerkingsverband tussen de ngo-sector (niet-gouvernementeleorganisaties) en de uitzendsector. Het wordt gesubsidieerd met middelen uit het <strong>Vlaams</strong>ewerkgelegenheids<strong>be</strong>leid en door de steden waar Instant a gevestigd is: Antwerpen, Gent,


Mechelen, Vilvoorde en Genk. Instant a realiseerde van januari tot en met decem<strong>be</strong>r 20047 524 tewerkstellingen voor 1 763 werkzoekenden.Wep-plus-plan. Wep-plus geeft jaarlijks meer dan 2 000 laaggeschoolde langdurig werklozenen leefloongerechtigden een tijdelijke werkervaring van maximum 12 maanden bij werkgeversuit de niet-commerciële sector. Het is de <strong>be</strong>doeling om zo hun (her)integratie op de regulierear<strong>be</strong>idsmarkt gemakkelijker te maken. Tijdens de tewerkstelling wordt specifieke aandacht<strong>be</strong>steed aan opleiding en <strong>be</strong>geleiding, gericht op de doorstroming naar regulier werk.Eind 2004 werden bijkomende werkervaringsplaatsen gecreëerd voor werkzoekendendie minstens 3 jaar volledig uitkeringsgerechtigd werkloos zijn. Voor deze doelgroep werdde tewerkstellingsduur ook verlengd tot maximaal 18 maanden en is een vervroegdedoorstroming mogelijk. De werkgever ontvangt een hogere omkaderingspremie.Atb. Ar<strong>be</strong>idsTrajectBegeleidingsdiensten zijn erkende voorzieningen voor de toeleiding vanpersonen met een handicap naar de ar<strong>be</strong>idsmarkt of naar een <strong>be</strong>schutte werkplaats. Hettoeleidingstraject wordt op maat van de werkzoekenden uitgestippeld, rekening houdendmet hun individuele <strong>be</strong>perkingen en mogelijkheden.Ar<strong>be</strong>idstoeleiding van gedetineerden. Het actieplan (ex-)gedetineerden wil insamenwerking met een aantal strafinrichtingen de kansen op tewerkstelling na detentieverhogen. In 2004 werden 656 extra trajecten opgestart binnen het programma Aan de Bak.Bij 163 van de 478 trajecten die in decem<strong>be</strong>r 2004 werden afgesloten, resulteerde dat in eenpositieve uitstroom: 34,1 % is na zes maanden niet meer werkzoekend.In <strong>2005</strong> wordt het <strong>be</strong>staande project voortgezet en verfijnd, ook in de nieuwe gevangenis vanHasselt.Gelijke kansen voor mannen en vrouwen. In 2004 heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid de <strong>be</strong>drijven verdergestimuleerd om te werken aan een goede combinatie tussen werk en gezin. Nieuwe vormen vanwerkorganisatie zoals telewerken heb<strong>be</strong>n veel aandacht gekregen en er zijn acties uitgewerktrond vrouwelijk ondernemen. Er vond een seminarie plaats rond flexi<strong>be</strong>le kinderopvang, ook voorspecifieke doelgroepen als allochtonen of mensen in armoede. In <strong>2005</strong> worden onder meer extraklemtonen gelegd op specifieke doelgroepen, zoals allochtone en oudere vrouwen.Professionele integratie van nieuwkomers. De vdab-inwerkingstrajecten oriënterennieuwkomers op de ar<strong>be</strong>idsmarkt nadat ze een eerste inburgeringspakket heb<strong>be</strong>n doorlopen.Op basis van hun kunnen worden ze verder opgeleid, onder meer via projecten Nederlands opde werkvloer of een intensief taalbad gekoppeld aan een opleiding.Trajecten op maat van mensen in armoede. Mensen in armoede moeten vaak complexe enmeervoudige problemen overwinnen op hun traject naar werk. Ze heb<strong>be</strong>n dus bij uitstek eentraject<strong>be</strong>geleiding op maat nodig. Ervaringsdeskundigen in armoede kunnen een <strong>be</strong>langrijkerol spelen maar er zijn ook structurele maatregelen nodig.89De resultaatsverbintenissen uitgedrukt in doorstroompercentage werken voor veel traject<strong>be</strong>geleidersremmend bij de <strong>be</strong>geleiding van mensen in armoede. Om meer en kwaliteitsvolletrajecten op maat van mensen in armoede te ontwerpen, worden de volgende inspanningengeleverd.


• Ervaringsdeskundigen worden ingeschakeld bij trajecten voor mensen in armoede. Op ditmoment zijn er binnen de vdab drie ervaringsdeskundigen in dienst.• Tendering: samenwerking met derdenorganisaties die armoede-expertise heb<strong>be</strong>n omtrajecten op maat van armen uit te tekenen.• Met het oog op een stijgende vertegenwoordiging van leefloners zal de vdab binnen delokale werkwinkels sterker samenwerken met ocmw’s.• vdab-consulenten worden opgeleid om trajecten te ontwikkelen op maat van mensen inarmoede. Om mensen in armoede <strong>be</strong>ter te detecteren, werden voor de consulenten eenknipperlichtenlijst en een informatieve site ontwikkeld met links naar interessante sitesover armoede. De vdab zal in haar reguliere competentieaanbod een opleiding armoedeen sociale uitsluiting opnemen die iedere consulent in <strong>2005</strong> zal kunnen volgen en waarbijde ervaringsdeskundigen hun medewerking verlenen. In de basisopleiding voor alleconsulenten zal ook een pakket rond armoede worden opgenomen.• Het strategisch ar<strong>be</strong>idsmarktonderzoek viona nam in <strong>2005</strong> mensen in armoede explicietop als kansengroep bij het aandachtspunt ‘gelijke kansen’. De ar<strong>be</strong>idsmarktonderzoekenzullen waar mogelijk dus specifiek aandacht <strong>be</strong>steden aan mensen in armoede.Daarenboven kunnen voor de viona-oproep 2006 specifieke voorstellen wordengeformuleerd voor onderzoek rond armoede en werk.8.5 Sociale investeringen in opleiding en vorming8.5.1 <strong>Actieplan</strong> Een leven lang leren in goede banenLevenslang leren is het recht van iedereen. Het actieplan Een leven lang leren in goede banenvormt de grondslag voor de volgende acties die al concreet gestalte kregen:• opleidingscheques voor werknemers,• een ontwerp van <strong>be</strong>leidskader voor de erkenning van verworven competenties,• de voor<strong>be</strong>reiding van een actieplan laaggeletterdheid,• een <strong>be</strong>leidskader voor de implementatie van loopbaan<strong>be</strong>geleiding in <strong>Vlaanderen</strong>,• de verdere uitbouw van competentiecentra en de dienst Informatie, Vorming enAfstemming.Voor het strategisch plan geletterdheid van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap werd midden 2003 deaanzet gegeven. De <strong>Vlaams</strong>e Regering <strong>be</strong>schouwt de verdere uitwerking van dit strategischplan geletterdheid als één van haar prioriteiten. Meer informatie vindt u in hoofdstuk iv.8.5.2 Een <strong>be</strong>ter leerklimaat in <strong>be</strong>drijven90Acties om het leerklimaat in <strong>be</strong>drijven te <strong>be</strong>vorderen, moeten alle doelgroepen binnenhet <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>reiken. Door de creatie van een opleidingsfonds moeten de verschillendear<strong>be</strong>idsmarktgerichte opleidingen binnen de <strong>be</strong>drijven transparanter, <strong>be</strong>ter gecoördineerden gestroomlijnd worden. Tijdens de komende jaren worden de acties voortgezet en wordennieuwe experimenten opgestart.8.5.3 Basisvaardigheden Informatie- en CommunicatieTechnologie (ict)Op 5 maart 2001 ging het project Aangename kennismaking met de computer van startdat werkzoekenden en werknemers ict-basisvaardigheden eigen wil maken. Om deinstapdrempel te verlagen, worden leermobielen ingezet voor opleidingen binnenen buiten de vdab. Die leermobielen maken het mogelijk om de samenstelling van de


deelnemersgroepen en plaats en tijdstip van de opleiding flexi<strong>be</strong>ler te organiseren. Zo kan deleermobiel <strong>be</strong>ter inspelen op de vraag van verenigingen en andere lokale organisaties.In 2004 <strong>be</strong>reikte de leermobiel bijna 9 000 cursisten, waarvan 62,7 % vrouwen en 60,5 %laaggeschoolden.8.6 Geïntegreerde basisdienstverlening8.6.1 Handvest van de werkzoekendeHet Handvest van de werkzoekende expliciteert de rechten van de werkzoekende en bakentde verantwoordelijkheden af van de diverse intermediaire actoren op de ar<strong>be</strong>idsmarkt.Daardoor definieert het decreet meteen ook de inhoud en vereisten waaraan eenbasisdienstverlening voor (potentiële) werkzoekenden moet voldoen.Die basisdienstverlening is verder geconcretiseerd in een Garantieplan.8.6.2 Lokale werkwinkelsLokale werkwinkels brengen alle diensten voor wie werk zoekt, onder één dak: de vdab,maar ook bijvoor<strong>be</strong>eld het ocmw of gemeentelijke diensten. De werkwinkel is eenlaagdrempelig initiatief dat alle acties voor werkzoekenden samenbrengt en met eenuniek cliëntvolgsysteem werkt waar alle partners van de werkwinkel op aangesloten zijn.Werkwinkels bieden ook ondersteuning voor bijvoor<strong>be</strong>eld mobiliteit en kinderopvang.Eind decem<strong>be</strong>r 2004 waren 130 van de geplande 142 werkwinkels operationeel. Elkvan die werkwinkels zorgt zowel voor persoonlijke dienstverlening als voor eenzelf<strong>be</strong>dieningsruimte. In <strong>2005</strong> trekt de <strong>Vlaams</strong>e overheid extra middelen uit om desamenwerking tussen de partnerorganisaties verder te optimaliseren, de onderlingecommunicatie te vergemakkelijken en de naam<strong>be</strong>kendheid van de werkwinkels te verhogen.Ten slotte wordt een <strong>be</strong>langrijke inspanning geleverd om de permanente vorming vanwerkwinkelconsulenten te realiseren.8.6.3 TrajectwerkingTrajectwerking is een methode waarbij één vaste consulent, de traject<strong>be</strong>geleider, dewerkzoekende zo snel en efficiënt mogelijk naar duurzame tewerkstelling <strong>be</strong>geleidt. Samenmet de werkzoekende <strong>be</strong>paalt de traject<strong>be</strong>geleider de verschillende stappen op weg naarwerk, op basis van een analyse van de sterke en zwakke punten van de werkzoekende. Detraject<strong>be</strong>geleider volgt de werkzoekende verder op tijdens de verschillende stappen in hettraject en stuurt in overleg met de werkzoekende eventueel bij.Sinds 2004 werd de trajectwerking van de vdab grondig gewijzigd, in het kader van de‘sluitende aanpak’ van de federale overheid. Dat <strong>be</strong>tekent dat de vdab iedere ingeschrevenewerkzoekende binnen een <strong>be</strong>paalde termijn (afhankelijk van soort werkzoekende) eenaanbod van werk moet doen. De vdab hanteert daarbij een tweesporen<strong>be</strong>leid.91In de preventieve aanpak, bij niet-langdurige werkloosheid, hanteert de vdab een getrapt<strong>be</strong>geleidingsmodel met als <strong>be</strong>langrijkste principe een stijgende <strong>be</strong>geleidingsintensiteitnaargelang de werkzoekende langer werkloos wordt. Van bij het <strong>be</strong>gin ontvangen de


werkzoekenden informatie over de <strong>be</strong>geleidingsmogelijkheden van de vdab en een aantalvacatures die het <strong>be</strong>st aan hun profiel <strong>be</strong>antwoorden. Daarna worden dergelijke door decomputer geselecteerde vacatures wekelijks aan de werkzoekenden <strong>be</strong>zorgd.Na drie maanden werkloosheid voor jongeren en laaggeschoolden of na zes maandenvoor wie ouder is dan 25 of hooggeschoold, volgt een telefonisch screening door de vdabservicelijn. Het dossier wordt geactualiseerd en er wordt onder meer gepeild naar de<strong>be</strong>hoefte voor extra ondersteuning of hulp. Eventueel wordt de werkzoekende doorverwezennaar een traject<strong>be</strong>geleider of rechtstreeks ingeschreven voor een <strong>be</strong>perkte actie, zoalsWebleren of een cursus Aangename kennismaking met de computer.Drie maanden na het telefonische contact wordt elke werkzoekende automatischdoorverwezen naar een traject<strong>be</strong>geleider en uitgenodigd voor een gesprek om eenindividueel traject op maat op te starten. Sinds 1 septem<strong>be</strong>r 2004 draait dit model opkruissnelheid.De curatieve werking is gericht op alle langdurig werklozen. De vdab heeft zich geëngageerdom alle werkzoekenden die door de rva zullen worden gecontroleerd op langdurigewerkloosheid in <strong>be</strong>geleiding te nemen of minstens een aanbod tot <strong>be</strong>geleiding te doen als zede afgelopen 2 jaar geen <strong>be</strong>geleiding of geen <strong>be</strong>geleidingsaanbod gekregen heb<strong>be</strong>n. Daarbijwerd duidelijk gekozen voor een kwalitatief aanbod, zodat de geleverde inspanningen voor dewerkzoekenden ook op lange termijn resultaat afwerpen. Er zijn middelen voorzien voor3 000 extra opleidingsplaatsen, 400 individuele <strong>be</strong>roepsopleidingen in ondernemingen en400 werkervaringsplaatsen.De curatieve werking <strong>be</strong>staat uit twee stappen.• In het Oriëntatiecentrum (oc) wordt de werkzoekende zowel collectief als individueel<strong>be</strong>geleid. De oc-consulent en de traject<strong>be</strong>geleiding werken hier samen. Op diemanier leert de traject<strong>be</strong>geleider de werkzoekende <strong>be</strong>ter kennen en er groeit eenvertrouwensrelatie waardoor het trajectplan efficiënter kan worden opgesteld enachteraf minder moet worden bijgestuurd. De traject<strong>be</strong>geleider en de oc-consulentkunnen ook ervaringen uitwisselen waardoor ze een <strong>be</strong>ter zicht krijgen op detewerkstellingsmogelijkheden van de werkzoekende. De grote lijnen van het op te makentrajectplan zijn al duidelijk na het oc.• In de traject<strong>be</strong>geleiding krijgt iedere werkzoekende een traject op maat, rekeninghoudend met zijn of haar individuele mogelijkheden en <strong>be</strong>perkingen. De werkzoekendenworden gestimuleerd om acties te ondernemen die in een duurzame job resulteren. Als dewerkzoekende ar<strong>be</strong>idsmarktrijp en zelfredzaam is, volstaat een intensieve toeleiding naarwerk.92Uniforme methode. Hoewel de doelgroepen van <strong>be</strong>ide werkingen verschillend zijn enook de instroom verschillend verloopt, blijft de algemene methode van trajectwerkingin zowel de preventieve als de curatieve werking de basis. De minimumstappen van hettraject zijn de diagnose en traject<strong>be</strong>paling (de kwalificerende intake) en de trajectopvolginggericht op werk. Afhankelijk van het profiel van de werkzoekende kunnen die stappenworden aangevuld met sollicitatietraining en –<strong>be</strong>geleiding, opleiding in een centrum,persoonsgerichte vorming en opleiding en <strong>be</strong>geleiding op de werkvloer.Tijdens de individuele kwalificerende intake pro<strong>be</strong>ert de <strong>be</strong>geleider samen met de


werkzoekenden tot een zo volledig mogelijk <strong>be</strong>eld van hun sterke en de zwakke punten tekomen, soms met <strong>be</strong>hulp van een gespecialiseerde screening zoals oriëntatie, medisch ofpsychologisch onderzoek en profiel<strong>be</strong>palingstesten. Op basis daarvan volgt een concreetstappenplan en een trajectovereenkomst die door de <strong>be</strong>ide partijen wordt ondertekend.De traject<strong>be</strong>geleider <strong>be</strong>waakt de uitvoering van de overeenkomst en ondersteunt dewerkzoekende bij het zoeken naar werk. De frequentie en de intensiteit van de <strong>be</strong>geleidingworden <strong>be</strong>paald door de <strong>be</strong>hoeften van de werkzoekende.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP8.1 Ervaringsdeskundigen in de dienstverlening• Men pleit ervoor dat de ervaring van de ervaringsdeskundigen doordachterwordt ingezet, om te werken aan de organisatiecultuur van de instelling en dedienstverlening van alle consulenten. Nu worden de ervaringsdeskundigen eerderingezet om moeilijk <strong>be</strong>middelbare werkzoekenden te <strong>be</strong>geleiden. Dat moetveranderen.• Drie ervaringsdeskundigen bij de vdab zijn niet voldoende. In elke werkwinkel zou erminstens één ervaringsdeskundige aanwezig moeten zijn.8.2.1 Meerwaarde-economie en invoeg<strong>be</strong>drijven• De regelgeving voor invoeg<strong>be</strong>drijven en –afdelingen is te <strong>be</strong>perkend alsinstrumentarium om een wezenlijke impact te heb<strong>be</strong>n op ar<strong>be</strong>idsmarktkansenvan mensen in armoede. De maatregel is onvoldoende toegankelijk voor reguliere<strong>be</strong>drijven, die verplicht worden om een zuster<strong>be</strong>drijf of een speciale afdeling binnenhun <strong>be</strong>drijf op te richten, wat eerder stigmatiserend werkt. Daarom pleit men vooreen verdere uitbreiding van de maatregel tot ‘invoegwerknemers’.8.2.2 Sociale werkplaatsen• Sociale werkplaatsen zijn een zeer zinvol initiatief. Het duurzame karakter van detewerkstelling is <strong>be</strong>langrijk voor mensen in armoede.• De subsidiëring van de sociale werkplaatsen moet worden uitgebreid zodat ze hunsociale doelstelling blijvend kunnen waarmaken en meer kunnen investeren in denoodzakelijke bijzondere ar<strong>be</strong>idsorganisatie en aangepaste <strong>be</strong>geleiding. Bovendienmoet de doorstroming binnen deze werkvorm sterker worden ondersteund.8.2.3 Ar<strong>be</strong>idszorg• Er moet ook geld worden vrijgemaakt voor de mensen zelf, niet alleen voor deomkadering. Bovendien zijn 40 omkaderingspersoneelsleden onvoldoende en moetook hier meer in geïnvesteerd worden. De omkadering moet afstappen van de vaakaangenomen hulpverleningshouding. Gelijke rechten en plichten van alle werknemersmoeten centraal staan.• Er is nood aan een syndicale vertegenwoordiging.938.3.1 Regularisatie van de traditionele tewerkstellingsprogramma’s• Ook andere statuten, zoals wep-plus, moeten worden geregulariseerd.• Mensen in armoede zitten vaak in speciale statuten die elkaar aanvullen, opvolgen,


doorkruisen. De doorstroming en de administratie moeten eenvoudiger wordengemaakt. Er moet meer werk worden gemaakt van volwaardige blijvendetewerkstelling die toegankelijk is voor mensen in armoede.• Er is meer duidelijkheid nodig over de verschillende statuten en de verschillenertussen. De doolhof aan regels, reglementen en uitzonderingen moet eenvoudiger entransparanter worden gemaakt.8.3.2 Kinderopvang en mobiliteit• Dit punt is essentieel! Naast maatregelen in verband met kinderopvang en mobiliteit,moet ook druk worden uitgeoefend op de federale overheid om de minimumlonen teverhogen.8.5.2 Een <strong>be</strong>ter leerklimaat in <strong>be</strong>drijven• Het is alleen aanvaardbaar om opleidingen te stimuleren en er mensen naartoe teleiden als er een rechtstreekse band is met een kans op een (<strong>be</strong>tere) job. Veel mensenraken gedemotiveerd omdat ze altijd maar opleidingen moeten volgen zonder dat hethun een job oplevert.• De mogelijkheid om een opleiding te volgen is wel <strong>be</strong>langrijk als invulling van eenkwaliteitsvolle en duurzame job.8.5.3 Basisvaardigheden Informatie- en CommunicatieTechnologie (ict)• Werken met leermobielen is heel goed omdat ze laagdrempelig zijn.948.6.3 Trajectwerking• Dit is een heel <strong>be</strong>langrijk punt en zou moeten opgenomen worden als <strong>be</strong>leidsaccent.• De praktijk zal nog moeten uitwijzen of de nieuwe ‘sluitende aanpak’ van de vda<strong>be</strong>ffectief trajecten op maat kan bieden voor mensen in armoede. Voorlopig geven deverenigingen waar armen het woord nemen nog geen signalen dat de ondersteuningver<strong>be</strong>terd is. Enkele opmerkingen zijn de volgende:– traject<strong>be</strong>geleiders moeten zicht heb<strong>be</strong>n op de complexiteit van dearmoedeproblematiek. Vorming en samenwerken met ervaringsdeskundigen zijndaar de meest aangewezen middelen voor.– de oriëntatieweek is moeilijk. Je kent het aanbod niet, het aanbod is heel <strong>be</strong>perktvoor wie geen diploma heeft en naast de inhoud van het werk zijn ook dewerkvoorwaarden heel <strong>be</strong>langrijk.– traject<strong>be</strong>geleiding moet toegankelijk zijn en de traject<strong>be</strong>geleider moet zijncommunicatiestijl aanpassen. De traject<strong>be</strong>geleider moet in je geloven, voldoendetijd vrijmaken, in een verstaanbare taal spreken. Privacy en onthaal zijn heel<strong>be</strong>langrijk. De werkzoekende moet recht heb<strong>be</strong>n op een andere consulent als hetniet klikt.– de uitstroomcijfers <strong>be</strong>palen de instrumentele <strong>be</strong>nadering van detraject<strong>be</strong>geleiders. Men <strong>be</strong>werkt de werklozen zodanig dat ze zo snel mogelijk aanhet werk kunnen. De nadruk moet echter liggen op kwaliteit, niet kwantiteit.– in het licht van deze trajectwerking vindt men het gepast om na te gaan wat derol kan zijn van andere vormen van maatschappelijk engagement binnen eenvrijwilligerscontext, aansluitend bij de leefwereld van de <strong>be</strong>trokkenen.


9 HuisvestingDe woonomgeving vormt een <strong>be</strong>langrijke basis voor het welzijn van mensen:het heeft een impact op de gezondheidstoestand, de onderwijsprestaties vande kinderen, de ontwikkeling van een gezond psychologisch en sociaal welzijn,enzovoort. Mensen in armoede <strong>be</strong>schouwen het woon<strong>be</strong>leid dan ook als een vande <strong>be</strong>langrijkste sleutels om hun dagelijks leven te ver<strong>be</strong>teren.ACTIES9.1 Sociale verhuurkantorenSociale verhuurkantoren (svk’s) huren woningen op de privé-markt om ze, eventueel naaanpassingen, onder te verhuren aan woon<strong>be</strong>hoeftige gezinnen en alleenstaanden. Ze biedende huurders inspraak- en participatiemogelijkheden en <strong>be</strong>geleiding om hen vertrouwdte maken met hun rechten en plichten als huurder. Bijzondere aandacht gaat naar desamenwerking met lokale huisvestings- en welzijnsactoren.In <strong>Vlaanderen</strong> zijn midden <strong>2005</strong> 37 svk’s erkend, waarvan er 29 personeels- enwerkingssubsidies ontvangen van de <strong>Vlaams</strong>e overheid. Daarnaast zijn er nog ruim 50 nieterkendeen opstartende svk’s actief.Op 6 februari 2004 is een nieuw <strong>be</strong>sluit over de sociale verhuurkantoren in werking getredendat meer ondersteuningsmiddelen uittrekt voor de gesubsidieerde svk’s zodat ze hunwoningpatrimonium verder uit kunnen bouwen.9.2 Huursubsidies<strong>Vlaanderen</strong> wil kwalitatief goede privé-huurwoningen laten verhuren voor een redelijkehuurprijs. Dat ge<strong>be</strong>urt onder meer door subsidies te geven aan huurders die anders op deprivé-huurmarkt geen <strong>be</strong>taalbare en kwaliteitsvolle woning kunnen <strong>be</strong>talen.De <strong>Vlaams</strong>e overheid zal het huidige huursubsidiestelsel, dat dateert van 1991, actualiseren.Dat ge<strong>be</strong>urt onder meer door de inkomensgrenzen en maximum toegelaten huurprijzenaan te passen. Ook worden de minimumkwaliteitsnormen van de <strong>Vlaams</strong>e Wooncodeovergenomen. Hierdoor wordt het stelsel effectiever en <strong>be</strong>ter toegankelijk voor huurders meteen laag inkomen.9.3 Centraal huurwaarborgfondsHuurders met een laag inkomen kunnen vaak de waarborg niet <strong>be</strong>talen als ze een woningwillen huren. Een centraal huurwaarborgfonds biedt daar mogelijk een oplossing voor.95Het <strong>Vlaams</strong>e Gewest zal de mogelijke oprichting van een huurwaarborgfonds mee opvolgenvia de Interministeriële Conferentie Huisvesting . Deze Conferentie is midden <strong>2005</strong> eeneerste maal bijeengekomen om de coördinatie van de verschillende <strong>be</strong>leidslijnen <strong>be</strong>treffendehuisvesting te versterken. Het <strong>Vlaams</strong>e Gewest zal deelnemen aan de werkgroep die de


mogelijkheid tot de oprichting van een centraal huurwaarborgfonds onderzoekt.9.4 Herhuisvesting na ongeschiktheids- of on<strong>be</strong>woonbaarverklaring<strong>Vlaanderen</strong> wil de instrumenten ver<strong>be</strong>teren voor de herhuisvesting van <strong>be</strong>wonersnadat hun huurwoning ongeschikt of on<strong>be</strong>woonbaar is verklaard. Dit ge<strong>be</strong>urt door hethuursubsidiestelsel aan te passen en de voorrangsregeling in de sociale huisvesting teversoepelen. Ook kunnen, in sommige gevallen van huisjesmelkerij, de kosten van deherhuisvesting op de verhuurder verhaald worden.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP9.1 Sociale verhuurkantoren• Er is nood aan informatie. Er <strong>be</strong>staan heel wat onduidelijkheden over socialeverhuurkantoren.• De <strong>be</strong>taalbaarheid van de woningen moet worden gegarandeerd. Nu hangt deprijs vaak af van de onderhandelingen met de eigenaar. De huurprijs moet worden<strong>be</strong>rekend op basis van het <strong>be</strong>steedbaar inkomen, waarbij ook rekening moet wordengehouden met schulden.• Bij sociale verhuurkantoren krijgen kandidaat-huurders de mogelijkheid om woningente weigeren als er grondige redenen zijn, zonder te worden geschrapt van hetinschrijvingsregister. Dat is een heel groot voordeel dat in de toekomst <strong>be</strong>houdenmoet blijven.9.2 Huursubsidies• Belangrijk punt. Kan het niet sneller worden uitgevoerd dan in 2007?• De <strong>be</strong>dragen van de huursubsidie en de maximumgrens van de huurprijs moetenworden verhoogd. Tegen de huidige huurprijs van € 371 is het zo goed als onmogelijkom een woning te vinden.• Het huursubsidiestelsel mag niet meer gekoppeld worden aan een verhuis<strong>be</strong>weging.Ook sociale huurders en jongeren die alleen gaan wonen, zouden over de subsidiemoeten kunnen <strong>be</strong>schikken.• Er is meer informatie nodig over huursubsidies en over de voorwaarden om ervoor inaanmerking te komen.969.3 Centraal huurwaarborgfonds• De voorwaarden om in aanmerking te komen voor het huurwaarborgfondsmoeten duidelijk uitgeschreven zijn. Er moet rekening worden gehouden met demogelijkheden van de rechtheb<strong>be</strong>nde bij het opstellen van een af<strong>be</strong>talingsplan. Ookmensen met schulden moeten een <strong>be</strong>roep kunnen doen op het fonds.• Wij verwachten maatregelen. Een onderzoek naar de mogelijkheden om een fonds opte richten, draagt op zichzelf niet bij tot de armoede<strong>be</strong>strijding in <strong>Vlaanderen</strong>.9.4 Herhuisvesting na ongeschiktheids- of on<strong>be</strong>woonbaarverklaring• Mensen die uit een ongeschikte of on<strong>be</strong>woonbare woning komen, moeten altijd


voorrang krijgen bij de herhuisvesting. Op dit moment wordt alleen voorrang gegevenaan mensen die een formulier heb<strong>be</strong>n met de melding ‘met prioriteit’. Dat is een heelsubjectief criterium: mensen die mondiger zijn, worden sneller geholpen. Dat moetveranderen.• In de procedure on<strong>be</strong>woonbaarverklaring zitten knelpunten die zo snelmogelijk moeten worden aangepakt. Zo worden strafpunten op een onlogischemanier toegekend, is er onvoldoende controle op de verdere verhuur en zijn ervertragende factoren. Huurders met <strong>be</strong>perkte financiële middelen zitten in eenafhankelijkheidspositie, de procedure is complex en duur en de huurder staat in eenzwakke positie. Er mag bovendien niet willekeurig worden omgesprongen met deprocedure.• Er is nood aan duidelijke informatie over de procedure on<strong>be</strong>woonbaarverklaring.• Er moet meer toezicht zijn op de staat van de woningen, zowel in de socialehuisvesting als op de privé-markt. Het conformiteitsattest geeft wel eenkwaliteitsla<strong>be</strong>l aan woningen op de privé-markt, maar het is niet verplicht en wordt inde praktijk niet goed gebruikt. Tot nu toe is het vooral een instrument in handen vande verhuurder. Er moeten garanties komen voor de kwaliteit van woningen.• Het mag niet blijven bij een onderzoek: er moeten ook maatregelen worden genomen!10 GezondheidszorgWie lager op de sociaal-economische ladder staat, heeft meer kans omgezondheidsproblemen te krijgen en kent een lagere levensverwachting. Deongunstige levensomstandigheden waarin de lagere sociaal-economischecategorieën leven, spelen daarbij een <strong>be</strong>langrijke rol. Ook de toegang totde gezondheidszorg verloopt minder gemakkelijk dan voor wie hoger op demaatschappelijke ladder staat. Armoede grijpt dus in op het zeer fundamentelelevensdomein van gezondheid en omgekeerd.ACTIES10.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>be</strong>volkingsonderzoek borstkankerUit internationale studies is gebleken dat een tweejaarlijks onderzoek bij vrouwen van 50tot en met 69 jaar oud hun sterfte door borstkanker met 30 % kan doen dalen. De <strong>Vlaams</strong>eoverheid wil het percentage vrouwen tussen 50 en 69 dat wordt gescreend, doen toenementot 75 %. Binnen die leeftijdsgroep moet het aandeel van de screeningsmammografieënoplopen tot 80 % van het totale aantal mammografieën.In januari <strong>2005</strong> waren er 173 mammografische eenheden en vijf regionale screeningscentraerkend. Het aantal vrouwen van 50 tot 69 dat een borstonderzoek laat uitvoeren, moetjaarlijks stijgen met 5 procentpunten. Dat <strong>be</strong>tekent in <strong>2005</strong> een participatiegraad van 40 %, in2006 van 45 %, in 2007 van 50 %, in 2008 van 55 % en in 2009 van 60 %.97


10.2 Protocol eerstelijnsgezondheidszorgDe <strong>Vlaams</strong>e overheid engageerde zich in het protocol eerstelijnszorg van 25 juli 2001 om:• zorgregio’s af te bakenen en erover te waken dat ze het hele grondgebied <strong>be</strong>strijken,• de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging (gdt’s) te erkennen,• een wetgeving op te stellen om de gdt’s bijkomende opdrachten te kunnen geven en ineen aangepaste financiering voor die opdrachten voorzien.Het decreet over de indeling in zorgregio’s werd op 6 juni 2003 van kracht. Eind 2003 waren22 <strong>be</strong>staande gdt’s erkend. Op 20 april 2004 werd vervolgens een decreet van kracht over deeerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders. Daarin wordende taken van de gdt’s overgenomen door erkende en gesubsidieerde sel’s (SamenwerkingsinitiatievenEerstelijnsgezondheidszorg), waar niet alleen de gdt’s maar ook anderezorgaanbieders in de eerstelijnsgezondheidszorg van een <strong>be</strong>paalde zorgregio zitting heb<strong>be</strong>n.In het decreet van 20 april 2004 zijn diverse <strong>be</strong>palingen opgenomen die oog heb<strong>be</strong>n voorde kansarmoedeproblematiek. Zo moeten de zorgverstrekkers en de sel’s bijzondereinspanningen leveren om de toegankelijkheid van de eerstelijnsgezondheidszorg teoptimaliseren, in het bijzonder voor personen die leven in achterstellingsituaties.10.3 Gratis vaccinatiesKinderen en jongeren tot 18 jaar oud kunnen zich gratis laten inenten tegen onder anderemeningokokken van de serogroep c. Dat moet de drempel om zich tegen infectieziekten te<strong>be</strong>schermen, zo laag mogelijk houden. Bovendien <strong>be</strong>staat de mogelijkheid om kinderen enjongeren gratis te laten vaccineren via de georganiseerde preventiediensten van Kind enGezin. Intussen heb<strong>be</strong>n alle kinderen in het lager onderwijs de kans gekregen om zich gratiste laten vaccineren tegen meningokokken van de serogroep c.10.4 Seksuele gezondheidDe <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap heeft verschillende vierjarige convenants afgesloten metorganisaties die bijdragen tot de seksuele gezondheid van de <strong>be</strong>volking en van <strong>be</strong>paalderisicogroepen in het bijzonder. In <strong>2005</strong> wordt dat <strong>be</strong>leid voortgezet.10.5 Gezondheidsconferenties gezonde voeding en middelengebruik98Het decreet <strong>be</strong>treffende het preventieve gezondheids<strong>be</strong>leid van 2004 legt veel nadrukop ‘evidence’: objectieve informatie over de effectiviteit en efficiëntie van mogelijk tenemen maatregelen. Een <strong>be</strong>langrijk nieuw <strong>be</strong>leidsinstrument daarvoor is de gezondheidsconferentie,waarbij experts en stakeholders het effectiviteitsgehalte van verschillendemogelijke maatregelen <strong>be</strong>spreken.Eind 2006 zal een conferentie rond middelengebruik (tabak, alcohol, illegale drugs,gokverslaving en psychoactieve medicatie zoals antidepressiva, slaap- en kalmeermiddelen)plaatsvinden en eind 2007 volgt een gezondheidsconferentie rond het thema <strong>be</strong>weging engezonde voeding. De resultaten zullen worden <strong>be</strong>sproken in het <strong>Vlaams</strong> Parlement en wordenvertaald naar concreet <strong>be</strong>leid. Op <strong>be</strong>ide conferenties zal ook een vertegenwoordiging vanmensen in armoede aanwezig zijn.


10.6 Publieksinformatiecampagne over depressie en zelfdodingIn de meeste landen heeft de <strong>be</strong>volking weinig kennis over depressie, zelfdoding en anderegeestelijke gezondheidsproblemen. Bovendien leven heel wat misvattingen over dergelijkeproblemen, waardoor families die geconfronteerd worden met zelfdoding en depressiezich vaak schuldig en <strong>be</strong>schaamd voelen, en op weinig <strong>be</strong>grip van hun omgeving kunnenrekenen. Diezelfde onwetendheid leidt ertoe dat ze laattijdig professionele hulp zoeken.Dat is een probleem voor de <strong>be</strong>volking in het algemeen, maar mensen in armoede vormeneen specifieke doelgroep gezien hun psychische kwetsbaarheid die het gevolg is van eencombinatie van factoren.Met de medewerking van verenigingen waar armen het woord nemen zullen mensenin armoede daarom worden geïnformeerd over depressie en zelfdoding. De informatiecampagnemoet het <strong>be</strong>wustzijn van de <strong>be</strong>volking en mensen in armoede verhogen, dekennis over depressie en zelfdoding ver<strong>be</strong>teren en taboedoorbrekend werken. Ze zou optermijn moeten leiden tot vroegtijdige detectie van depressie en zelfdoding en tot een meerondersteunende omgeving voor patiënten en familie.Er zal moeten worden uitgezocht welke methodiek en welk communicatiekanaal het <strong>be</strong>staangepast is aan mensen in armoede. Bovendien vereist een dergelijke campagne eenvoorafgaande deskundigheids<strong>be</strong>vordering van de eerste lijn. Het valt immers te verwachtendat de campagne tot meer hulpvragen zal leiden en het veld moet daarop voor<strong>be</strong>reid zijn.REACTIES VANUIT DE DOELGROEP10.1 <strong>Vlaams</strong> <strong>be</strong>volkingsonderzoek borstkanker• Deze actie wordt over het algemeen als minder <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• Mensen in armoede maken minder gebruik van preventieve gezondheidszorg. Descreening zoals die nu al <strong>be</strong>staat, <strong>be</strong>reikt de zwakste groep niet. Deze maatregelopnemen als actie in het kader van armoede<strong>be</strong>strijding, heeft alleen zin als eraparte methodieken worden ingeschreven om vrouwen in armoede te <strong>be</strong>reiken. Eenvoor<strong>be</strong>eld van een dergelijke methodiek is om te werken met mobiele centra. Dat iseen laagdrempelige en toegankelijke methode. Ook vervoerskosten vormen zo mindereen probleem.• Er moet ruimer worden gesensibiliseerd: niet alleen in het centrum van een stadof dorp, maar ook in de buurten waar veel mensen in armoede wonen. De <strong>Vlaams</strong>eLiga tegen Kanker heeft bijvoor<strong>be</strong>eld intensief gesensibiliseerd in de moskee vanMolen<strong>be</strong>ek. Resultaat: zes vrouwen heb<strong>be</strong>n zich laten screenen.10.2 Protocol eerstelijnsgezondheidszorg• Deze actie is zeer <strong>be</strong>langrijk!• Er moet duidelijke informatie komen over deze actie en wat ze <strong>be</strong>tekent voor mensenin armoede. Nu is dat voor velen niet duidelijk.• Een toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg is enorm <strong>be</strong>langrijk om de toegang99


tot gezondheidszorg voor mensen in armoede te ver<strong>be</strong>teren. Daarom moet eroverheidssteun zijn voor initiatieven als wijkgezondheidscentra. Concreet kan dat<strong>be</strong>tekenen:– financiële steun voor <strong>be</strong>ginnende initiatieven,– passende financiering voor functies die noodzakelijk zijn voor een globale engeïntegreerde eerstelijnsgezondheidszorg en die vandaag niet op een financieringvan het riziv kunnen rekenen,– een <strong>be</strong>ter uitgebouwd overleg tussen het federale niveau en de Gemeenschappenen Gewesten om te komen tot een geïntegreerd <strong>be</strong>leid ter ondersteuning vanmultidisciplinaire wijkgezondheidscentra.• Het protocol zou ook in Brussel toepasbaar moeten zijn.10.3 Gratis vaccinaties• Deze actie wordt over het algemeen als minder <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• Zonder extra inspanningen voor mensen in armoede zal deze actie weinig verschilmaken. Men dringt erop aan dat de opdracht wordt gegeven om het percentagemensen in armoede dat de actie <strong>be</strong>reikt te doen stijgen . Middelen moeten wordenvrijgemaakt voor specifieke acties en extra inspanningen voor mensen in armoede.• Er is nood aan meer informatie: mensen moeten weten dat het initiatief <strong>be</strong>staatvooraleer zij er gebruik van kunnen maken. Wie kan zich laten inenten, waar ge<strong>be</strong>urtde inenting, is alleen het vaccin gratis of het dokters<strong>be</strong>zoek ook? Er moet een duidelijkantwoord komen op deze vragen.10.4 Seksuele gezondheid• Deze actie wordt over het algemeen als minder <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• Veel mensen kennen de organisaties niet die via deze actie gesubsidieerd zullenblijven. Om te kunnen spreken van armoede<strong>be</strong>strijding moeten er specifiekeinspanningen worden gedaan om ook mensen in armoede te <strong>be</strong>reiken.10.5 Gezondheidsconferenties gezonde voeding en middelengebruik• Deze actie wordt over het algemeen als minder <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• Een conferentie is geen oplossende maatregel en gaat dus niet ver genoeg. Op kortetermijn moet er ook iets ge<strong>be</strong>uren. Zo zouden goede praktijkvoor<strong>be</strong>elden kunnenworden verzameld en verspreid en moeten er aangepaste methodieken ontwikkeldworden die mensen in armoede <strong>be</strong>reiken.• Een voorwaarde om gezond te koken en te eten is een inkomen dat hoog genoegis. Gezonde voeding is meestal duurder dan ongezonde voeding. Ook daar zou eenmaatregel voor moeten worden genomen.10010.6 Publieksinformatiecampagne over depressie en zelfdoding• Deze actie wordt over het algemeen als minder <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd.• Een informatiecampagne gaat niet ver genoeg en is niet het <strong>be</strong>ste middel om hetprobleem aan te pakken. Mensen in armoede geloven meer in de uitbouw van eengeestelijke gezondheidszorg op maat. Mensen kunnen zo worden geholpen bij hetomgaan met en verwerken van de dieper liggende oorzaken van middelenmisbruik,depressie of zelfdoding.


Het is <strong>be</strong>kend dat medische preventie mensen in armoede vaak niet <strong>be</strong>reikt, ondermeer vanwege de prijs en omdat de preventie weinig rekening houdt met de complexelevensomstandigheden van mensen in armoede. Preventiecampagnes zijn vandaagvaak niet aangepast aan mensen in armoede. Ze richten zich vooral tot de middenklasseen spelen in op de individuele verantwoordelijkheid. Preventieve maatregelen zijn metandere woorden alleen effectief als men ook specifieke maatregelen neemt om mensen inarmoede te <strong>be</strong>reiken en als men rekening houdt met het kluwen van problemen waarmeemensen geconfronteerd worden.101


102


Hoofdstuk vBELEIDSACCENTENArmoede<strong>be</strong>leid houdt een veelheid van maatregelen en acties in. De <strong>Vlaams</strong>eRegering heeft daaruit een aantal <strong>be</strong>leidsaccenten geselecteerd om concreteren uitvoeriger uit te werken. Ook deze acties worden geordend aan de handvan de 10 basisrechten zoals ze zijn vastgelegd in het Algemeen Verslag over deArmoede (ava).Per actie wordt schematisch weergegeven wat de concrete doelstellingen zijn,welke timing wordt vooropgesteld, welke indicatoren aan de actie verbondenkunnen worden, enzovoort. Op die manier wordt elke actie zo meetbaar mogelijkgemaakt. Alle acties zullen jaarlijks worden geëvalueerd en geactualiseerd.De laatste week van septem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> werd in elke <strong>Vlaams</strong>e provincie rond het <strong>Vlaams</strong><strong>Actieplan</strong> <strong>Armoede<strong>be</strong>strijding</strong> een consultatieronde georganiseerd met de verenigingenwaar armen het woord nemen. Het initiatief kwam van het kabinet van de <strong>Vlaams</strong>e ministervan Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Samen overliepen het kabinet, de administratieen de verenigingen waar armen het woord nemen de verschillende <strong>be</strong>leidsacties en<strong>be</strong>leidsaccenten. Per grondrecht werd die informatie gebundeld. Daarnaast is er ook eenaantal globale opmerkingen.1. Het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> <strong>be</strong>vat een veelheid aan maatregelen die, afhankelijk van hunuitwerking, waardevol kunnen zijn. Toch mag armoede<strong>be</strong>strijding niet wordengereduceerd tot een optelsom van die acties. Een armoede-effectenrapport van ieder<strong>be</strong>leidsdomein is noodzakelijk.2. Het <strong>Vlaams</strong> <strong>Actieplan</strong> is opgesplitst in thema’s. Dat is in tegenspraak met de specifiekeaard van armoede. Er is nood aan een geïntegreerde <strong>be</strong>nadering. De horizontale lijnmag nooit worden vergeten.3. Recht op informatie is essentieel en zou ook moeten worden opgenomen. Bij deuitwerking van de afzonderlijke punten zal immers blijken dat informatie, op maatvan mensen in armoede vaak ontbreekt.4. Opdat de maatregelen hun effect zouden heb<strong>be</strong>n, is het onont<strong>be</strong>erlijk dat het ruimemiddenveld een diepgaande kennis heeft over de leefwereld en de <strong>be</strong>hoeften vanmensen in armoede. Goed<strong>be</strong>doelde maatregelen slaan immers vaak de bal misomdat ze geen rekening houden met de concrete ervaringen en moeilijkheden vanmensen in armoede. Daarom moeten de nodige middelen worden vrijgemaakt omvormingspakketten te ontwikkelen en aan te bieden.5. De overheid geeft een goed signaal door zelf naar de verenigingen te stappen enhen te <strong>be</strong>trekken bij het <strong>be</strong>leid. Toch is participatie meer dan alleen geconsulteerdworden over de maatregelen die genomen gaan worden. Ook bij het opstellen van deactiepunten is inspraak <strong>be</strong>langrijk. Voorts moet rekening worden gehouden met het103


104tempo van de verenigingen. Bij de jaarlijkse actualisatie moet hier de nodige aandachtaan worden <strong>be</strong>steed. Bovendien is het heel <strong>be</strong>langrijk dat de verenigingen op dehoogte worden gehouden van wat met hun opmerkingen is ge<strong>be</strong>urd.


1 ParticipatieACTIES1.1 Structurele participatie aan het integrale jeugdhulp<strong>be</strong>leidBevoegde ministerInge Vervotte<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Volksgezondheid en GezinOmschrijving en doel van de actieDe realisatie van het nieuwe concept integrale jeugdhulp <strong>be</strong>gint in <strong>2005</strong> met de uitbouwvan een structureel kader: het managementcomité, de adviesraad en regionalestuurgroepen. Zowel in de adviesraad als in de regionale stuurgroepen moeten ouders enminderjarigen vertegenwoordigd zijn.Operationele doelstellingen• De ouders en minderjarigen participeren actief aan de adviesraad. Die raad moet de<strong>Vlaams</strong>e Regering en het managementcomité adviseren over het ontwikkelingsprocesen de inhoudelijke <strong>be</strong>leidskeuzes van de integrale jeugdhulp, en over het <strong>Vlaams</strong>Beleidsplan Integrale Jeugdhulp.• Minderjarigen en ouders zijn vertegenwoordigd in de Regionale Stuurgroepen.• Het door de Regionale Stuurgroep uitgewerkte regioplan <strong>be</strong>vat minimaal:– een <strong>be</strong>leidsvisie op de positie en participatie van de personen tot wie de jeugdhulpzich richt,– de wijze waarop die participatie wordt gerealiseerd,– een verdere concretisering van visie en acties.Doelgroep van de actieMinderjarigen en ouders in <strong>Vlaanderen</strong>.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Opstarten van de adviesraad Integrale Jeugdhulp.• De regio’s werken actief aan een volwaardige cliëntvertegenwoordiging die voldoendemogelijkheden heeft om haar achterban te contacteren.• De vertegenwoordigers van het cliëntperspectief nemen deel aan de vergaderingenvan de adviesraad en de regionale stuurgroepen.2006–2009:• De vertegenwoordigers van het cliëntperspectief nemen deel aan de vergaderingenvan de adviesraad en de regionale stuurgroepen.• Verdere concrete acties zullen worden <strong>be</strong>paald door de regionale <strong>be</strong>leidsplannen.105Indicatoren• De deelname aan en inbreng van de cliëntvertegenwoordiging in de adviesraad enregionale stuurgroepen.• De mate waarin de vertegenwoordiging erin slaagt contacten met en


informatiedoorstroming naar de achterban te ontwikkelen om zo een verruiming naarhet bredere cliëntperspectief te <strong>be</strong>reiken.Communicatie en informatie• Informatie op de regionale websites over de vertegenwoordigers van hetcliëntperspectief.• Informatie en communicatie over de regioplannen op het moment dat zegeconcretiseerd zijn.1.2 Participatie van mensen in armoede aan de werkgroepar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid van de servBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieDe werkgroep ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid van de Sociaal-Economische Raad van <strong>Vlaanderen</strong>(serv) is een overlegplatform tussen verenigingen, sociale partners en het <strong>be</strong>leid. Binnendie werkgroep zal ook een plaats worden gemaakt voor een vertegenwoordiging vanmensen in armoede.Operationele doelstellingenDe structurele in<strong>be</strong>dding van het verticale armoedeoverleg binnen de werkgroepar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid.Doelgroep van de actie• De administratie Werkgelegenheid.• De vdab.• De kabinetten <strong>be</strong>voegd voor Werk en voor Sociale Economie.• het <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen.• Andere vertegenwoordigers van armen.106Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Naast een formele in<strong>be</strong>dding is ook een meer informeel overleg nodig tussen deadministratie Werkgelegenheid, de vdab, de kabinetten <strong>be</strong>voegd voor Werk en voorSociale Economie, het <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armen het woordnemen en andere vertegenwoordigers van armen. Daar kunnen concrete dossiersworden <strong>be</strong>sproken en kan de <strong>be</strong>spreking van het thema armoede<strong>be</strong>strijding en werkbinnen de serv worden voor<strong>be</strong>reid.


2006–2009:• Concrete dossiers naar aanleiding van de prioritaire speerpunten/acties voor Werk,Sociale Economie en Gelijke Kansen worden <strong>be</strong>sproken en uitgewerkt.IndicatorenHet aantal bijeenkomsten verticaal armoedeoverleg.Communicatie en informatieGeen1.3 Participatie aan het lokaal sociaal <strong>be</strong>leidBevoegde ministerInge Vervotte<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Volksgezondheid en GezinOmschrijving en doel van de actieDe cel lokaal sociaal <strong>be</strong>leid van de afdeling Inspectie en Toezicht verzamelt samenmet het <strong>Vlaams</strong> Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen enSamenlevingsopbouw <strong>Vlaanderen</strong> (viboso) praktijkvoor<strong>be</strong>elden rond de participatievan mensen die in armoede leven. De praktijkvoor<strong>be</strong>elden zullen worden verspreid viaeen nieuwsbrief, website en studiedag. Ze zijn <strong>be</strong>doeld om gemeenten te inspireren bij deopmaak van hun lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan.Operationele doelstellingen• Praktijkvoor<strong>be</strong>elden en methodieken verzamelen, onder meer via de opvolging van departicipatietrajecten in zeven gemeenten.• Ze ontsluiten via een nieuwsbrief, website en studiedag.• Focussen op participatieprocessen en –modellen in het kader van het lokaal sociaal<strong>be</strong>leid.• Participatie van de doelgroep in al zijn diversiteit centraal stellen, met bijzondereaandacht voor groepen van <strong>be</strong>woners waarvan de <strong>be</strong>langen het minst in het <strong>be</strong>leid<strong>be</strong>hartigd worden, waaronder mensen in armoede.• Praktijkvoor<strong>be</strong>elden ontsluiten die inspireren en praktisch toepasbaar zijn voor hetlokaal sociaal <strong>be</strong>leid bij verschillende types van lokale <strong>be</strong>sturen.• Concrete ondersteuning bieden aan de lokale <strong>be</strong>sturen bij het opstellen van het lokaalsociaal <strong>be</strong>leidsplan.• Producten aanreiken voor de lokale <strong>be</strong>sturen waarbij de toegankelijkheid en<strong>be</strong>grijpelijkheid wordt verzekerd voor verenigingen waar armen het woord nemen. Eenaantal producten komt tot stand in samenspraak met de doelgroep.Doelgroep van de actieMensen met minder <strong>be</strong>hartigde <strong>be</strong>langen.107Timing van de actie<strong>2005</strong>–2007:• Verzameling en verspreiding van de producten.


Indicatoren<strong>2005</strong>:• Praktijkvoor<strong>be</strong>elden en methodieken verzamelen, onder meer via de opvolging van departicipatietrajecten in zeven gemeenten. Ze ontsluiten via een nieuwsbrief, website enstudiedag.• De eerste lokale <strong>be</strong>leidsplannen <strong>be</strong>schrijven hoe mensen met minder <strong>be</strong>hartigde<strong>be</strong>langen zullen worden <strong>be</strong>trokken bij de opmaak en uitvoering van het lokaal sociaal<strong>be</strong>leidsplan 2008–2014. Het eerste <strong>be</strong>leidsplan moet worden goedgekeurd in <strong>2005</strong> enomvat de periode 2006–2007.2006:• Via vormingsmomenten en ervaringsuitwisseling de lokale <strong>be</strong>sturen methodieken engoede praktijkvoor<strong>be</strong>elden aanreiken om mensen met minder <strong>be</strong>hartigde <strong>be</strong>langen te<strong>be</strong>trekken bij de opmaak van het <strong>be</strong>leidsplan.2007:• Via vormingsmomenten en ervaringsuitwisseling de lokale <strong>be</strong>sturen methodieken engoede praktijkvoor<strong>be</strong>elden aanreiken om mensen met minder <strong>be</strong>hartigde <strong>be</strong>langen te<strong>be</strong>trekken bij de opmaak van het <strong>be</strong>leidsplan.• De participatie van de doelgroep bij de opmaak van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leidsplan2008–2014 <strong>be</strong>schrijven.2008:• Screening van de <strong>be</strong>leidsplannen.Communicatie en informatie• Nieuwsbrief lokaal sociaal <strong>be</strong>leid.• Website lokaal sociaal <strong>be</strong>leid.• Brochure naar lokale <strong>be</strong>sturen en doelgroep.• Vormingsmomenten.108


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP1.1 Structurele participatie aan het integrale jeugdhulp<strong>be</strong>leid• Dat er maar 1 persoon kan deelnemen aan de adviesraad integrale jeugdhulp, is te weinig.De werkgroep integrale jeugdhulpverlening van het <strong>Vlaams</strong> Netwerk moet de nodige stofleveren, zodat de inbreng gedragen is door meer mensen.• In de regionale stuurgroepen zijn de ouders ondervertegenwoordigd tegenover demaatschappelijk werkers. Daar moet meer evenwicht in komen. Bovendien moeten ermiddelen worden vrijgemaakt om ouderparticipatie te ondersteunen. Ouderparticipatievraagt immers veel tijd en inspanningen en ge<strong>be</strong>urt momenteel op vrijwillige basis.• Niet alleen de ouders kunnen een <strong>be</strong>langrijke rol spelen: ook andere familieleden nemenvaak een grote zorg voor de kinderen op zich. Ook naar hen moet worden geluisterd.• Participeren als ouder en minderjarige veronderstelt dat er rekening wordt gehouden meteen aantal voorwaarden.– Oudervertegenwoordiging veronderstelt dat de ouders een achterban heb<strong>be</strong>n en datze rond het thema integrale jeugdhulp een werking heb<strong>be</strong>n opgezet.– Participatie vraagt tijd om zich voor te <strong>be</strong>reiden en om een <strong>be</strong>roep te doen op deeigen achterban. Het is <strong>be</strong>langrijk dat ouders kunnen spreken voor een grotere groep.Tijdsgebrek mag er niet toe leiden dat ze alleen hun eigen visie op tafel kunnen leggen.– Documenten moeten ruim op voorhand verstuurd worden en moeten in een<strong>be</strong>grijpelijke taal opgesteld zijn.– Als voorkennis nodig is om over <strong>be</strong>paalde zaken een mening te ontwikkelen, moet devertegenwoordiger/vereniging daarvoor worden ondersteund.– De vergaderingen moeten in een <strong>be</strong>grijpelijke taal worden gevoerd. De voorzitter moetdaarop toezien.– Ouders moeten ondersteund en gemotiveerd worden opdat ze daadwerkelijk inbrengkunnen geven.1.2 Participatie van mensen in armoede aan de werkgroepar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid van de serv• Het is goed dat de verenigingen waar armen het woord nemen hun plaats verwervenbinnen de serv, naast de actoren van de sociale economie. De specifieke knelpunten vanmensen in armoede kunnen zo <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>hartigd worden en meer mensen zullen er zich van<strong>be</strong>wust worden dat niet elke job een ver<strong>be</strong>tering is.• Over de concrete invulling moet goed worden nagedacht, samen met het <strong>Vlaams</strong>Netwerk. De vergaderstijl is waarschijnlijk niet aangepast aan het tempo van mensenin armoede. Er zou kunnen worden gewerkt met een delegatie, maar dan is het welnoodzakelijk dat er een werkgroep Ar<strong>be</strong>id wordt opgericht binnen het <strong>Vlaams</strong> Netwerk.1.3 Participatie aan het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid• Lokale <strong>be</strong>sturen moeten worden verplicht of minstens gestimuleerd om samen te werkenmet lokale verenigingen. Mensen in armoede verenigen (om een goede gesprekspartner teheb<strong>be</strong>n) zou een opdracht moeten zijn voor alle <strong>be</strong>sturen. Niet overal heeft men immerseen vereniging waar armen het woord nemen.• De lokale <strong>be</strong>sturen moeten zelf ook worden <strong>be</strong>geleid. Vaak weten ze niet hoe ze aanparticipatie moeten <strong>be</strong>ginnen. Vorming is noodzakelijk zodat de meerwaarde vanparticipatie voor hen duidelijk wordt. De participatiewijzer is daar een goed hulpmiddel voor.• Waarachtige participatie is moeilijk. Men moet inspanningen blijven leveren opdatparticipatie geen lege doos wordt. Evaluatie en terugkoppeling zijn essentieel.109


2 Maatschappelijke dienstverleningACTIES2.1 BasismobiliteitBevoegde ministerKathleen Van Brempt<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansenOmschrijving en doel van de actieVia De Lijn een minimumaanbod aan openbaar vervoer waarborgen in <strong>Vlaanderen</strong>.Operationele doelstellingen• Tegen eind 2006 een minimumaanbod aan openbaar vervoer realiseren in allegemeenten van het <strong>Vlaams</strong>e Gewest. Mobiliteit bieden aan hen die geen auto kunnen,mogen of willen gebruiken en daardoor niet in staat zijn tot volledige deelname aanhet maatschappelijk leven.• Daarmee de <strong>be</strong>reikbaarheid van steden en van activiteitenplaatsen waarborgen en defiles op de wegen <strong>be</strong>strijden.Doelgroep van de actieDe inwoners van de woonzones (op de gewestplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen)in <strong>Vlaanderen</strong>.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• De realisatie van basismobiliteit voortzetten, zoals voorzien in het <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>treffendede basismobiliteit en in het regeerakkoord 2004.• Onderzoeken en evalueren hoe op de meest efficiënte manier aan de sociale enmobiliteitsdoelstelling van de basismobiliteit kan worden <strong>be</strong>antwoord.• De Lijn toetst zijn net aan het netmanagement dat door de <strong>Vlaams</strong>e Regering werdvastgelegd. <strong>Vlaanderen</strong> werd ingedeeld in vervoerregio’s die minstens eenmaal per zesjaar aan een grondige doorlichting zullen worden onderworpen om de vervoerstromente onderzoeken.• Rapporteren over het piloot-potentieelonderzoek van 2004 in het vervoergebiedRoeselare.• De daar ontwikkelde methodiek toepassen en verfijnen in de vervoergebiedenTurnhout / Antwerpen naar aanleiding van de geplande ingebruikname van hettreinstation Brecht.1102006:• Basismobiliteit is in heel <strong>Vlaanderen</strong> gerealiseerd.Indicatoren<strong>2005</strong>:• Een prioriteitenlijst basismobiliteit, rekening houdend met het huidige aanbod,<strong>be</strong>volkingsaantal en – dichtheid, en niet of onvoldoende <strong>be</strong>diende woonzones.Per gemeente wordt een score <strong>be</strong>rekend volgens de formule in artikel 8 van hetuitvoerings<strong>be</strong>sluit basismobiliteit. Die score geeft de mate aan waarin basismobiliteit


(nog niet) is gerealiseerd.2006:• Eind 2006: basismobiliteit is in alle <strong>Vlaams</strong>e gemeenten gerealiseerd.Communicatie en informatie• Een communicatiecampagne voor elk project bij de start van de exploitatie.• Vervolgcommunicatie.2.2 Mobiliteit als randvoorwaarde voor de inzetbaarheid vanwerkzoekendenBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieWerkloosheidsvallen zijn situaties waarin werkzoekenden onvoldoende prikkels krijgenom een baan te zoeken. De <strong>Vlaams</strong>e overheid <strong>be</strong>strijdt die werkloosheidsvallen door derandvoorwaarden aan te pakken die de inzetbaarheid van werkzoekenden en inactievenafremmen. Concreet wil ze de mobiliteit van de werkzoekenden ver<strong>be</strong>teren, onder meerdoor ze korting te geven op het openbaar vervoer.Operationele doelstellingen• Op jaarbasis 20 500 netabonnementen van De Lijn voor werkzoekenden intraject<strong>be</strong>geleiding.• Op jaarbasis 13 000 treintickets voor werkzoekenden in traject<strong>be</strong>geleiding.Doelgroep van de actieKwetsbare kansengroepen.Timing van de actie<strong>2005</strong>–2009:• Het snorfietsenproject voor werkzoekenden liep tot en met 30 juni <strong>2005</strong>.• Het samenwerkingsakkoord dat de vdab in 2004 met De Lijn heeft gesloten, looptverder tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2006. Werkzoekenden in traject<strong>be</strong>geleiding bij devdab kunnen dankzij dat akkoord in heel <strong>Vlaanderen</strong> tegen 12,50 Euro met De Lijnreizen. Voor werkzoekenden in opleiding is dat abonnement gratis. Als er middelen ter<strong>be</strong>schikking worden gesteld, zal de vdab het samenwerkingsakkoord verlengen.• De vdab sloot een overeenkomst met de nmbs om werkzoekenden vanaf 1 januari2003 tickets tegen forfaitaire prijzen uit te reiken. Niet-werkende werkzoekenden dieeen door de vdab afgeleverd attest voorleggen, <strong>be</strong>talen 1 Euro voor een enkele reis.111Indicatoren• Het aantal uitgeschreven netabonnementen en treintickets.• Leeftijd, opleidingsniveau en werkloosheidsduur van de werkzoekenden die van desamenwerking met De Lijn en de nmbs gebruikmaken.Communicatie en informatie• Brochure mobiliteit bij de vdab.


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP2.1 Basismobiliteit• Velen vinden de realisatie van basismobiliteit een heel goede maatregel, zeker als devoorgestelde termijn wordt gevolgd. Vooral de provincies West-<strong>Vlaanderen</strong> en Limburgvinden dit een prioriteit.• Bij het uitwerken van de concrete maatregelen moet er een antwoord komen op dehuidige knelpunten of leemtes in het aanbod van het openbare vervoer.– Kleine gemeentes en afgelegen buurten mogen niet worden vergeten. Vaak zijn juistde plaatsen waar veel mensen in armoede wonen, nauwelijks <strong>be</strong>reikbaar met hetopenbaar vervoer.– De <strong>be</strong>lbus is een goed initiatief voor kleine gemeenten, mits er enkele noodzakelijkeaanpassingen komen aan het systeem.– De <strong>be</strong>lbus vraagt een heel goede planning: een aanvraag moet twee uur op voorhandge<strong>be</strong>uren. Dat zou flexi<strong>be</strong>ler moeten kunnen.~ De aanvrager moet over een telefoon mét <strong>be</strong>lwaarde <strong>be</strong>schikken. Dat is eendrempel.~ Er zijn te weinig stopplaatsen, vooral in de uithoeken van een stad/gemeente. Demeeste mensen weet ook niet dat ze extra stopplaatsen kunnen aanvragen.~ Voor oudere mensen is de <strong>be</strong>lbus geen oplossing. Zij moeten nog altijd tot aan eenhalte stappen, die vaak te ver weg is.– ’s Avonds moet er een groter aanbod komen: mensen kunnen momenteel bijvoor<strong>be</strong>eldgeen avondcursussen volgen omdat ze niet meer met het openbaar vervoer naar huiskunnen.– Industrieterreinen moeten voldoende worden <strong>be</strong>diend. Ook binnen de terreinenmoeten bussen rijden zodat mensen (vooral vrouwen) geen job meer hoeven teweigeren uit veiligheidsoverwegingen. Bovendien moet de uurregeling ook rekeninghouden met ploegenar<strong>be</strong>id.– Er moet een <strong>be</strong>tere afstemming komen tussen het aanbod van bus, trein en tramvoornamelijk in kleine gemeenten.– Het feit dat er onlangs zoveel kleine nmbs stations de deuren heb<strong>be</strong>n gesloten, heeftheel wat negatieve gevolgen gehad. Vooral in landelijke gemeenten zorgt de sluitingvoor mobiliteitsproblemen.– Soms laat de service te wensen over. Niet iedereen kan even vlot om metuurroosters of plannetjes. Het personeel moet <strong>be</strong>hulpzaam zijn en aandachtheb<strong>be</strong>n voor specifieke problemen waar mensen in armoede mee kampen. Deinformatieverstrekking moet op maat zijn van iedereen.1122.2 Mobiliteit als randvoorwaarde voor de inzetbaarheid vanwerkzoekenden• Dit is een <strong>be</strong>langrijke maatregel.• Wie over een goedkoop treinticket wil <strong>be</strong>schikken om te gaan solliciteren, moet eerst naarhet vdab-kantoor gaan voor een attest. Dat kost geld, wat vermeden zou moeten worden:het vervoer naar het vdab kantoor moet worden terug<strong>be</strong>taald.• Het is niet voldoende dat er alleen maatregelen worden getroffen voor werkzoekenden.Er moeten ook investeringen ge<strong>be</strong>uren en maatregelen genomen worden voor werkendemensen. Enkele aandachtspunten zijn de volgende.– Wie pas <strong>be</strong>gint te werken, krijgt zijn of haar loon op het einde van de maand. Dat maakthet heel moeilijk om in het <strong>be</strong>gin een volledig abonnement te <strong>be</strong>talen.


– Voor sommige <strong>be</strong>roepen (<strong>be</strong>jaardenhelpsters, verpleegsters, familiale helpsters …) iseen auto nodig. Dat zorgt voor hoge kosten, zeker op het platteland.– Voor wie afgelegen woont of zeer onregelmatige werkuren heeft, is het openbaarvervoer soms geen oplossing. Daarom moet er ook voor eigen vervoer een tussenkomstmogelijk zijn.– Voor veel mensen ver<strong>be</strong>tert de financiële situatie niet als ze gaan werken (vaak tegenminimumlonen) wegens de hoge vervoerskosten of de kosten voor kinderopvang.Dat probleem kan gedeeltelijk worden opgevangen door ook werkende mensen eentussenkomst te geven.• Mensen in armoede moeten zich vaak verplaatsen om een antwoord te vinden op eenhulpvraag (ocmw, opladen budgetmeter, enzovoort). In dergelijke gevallen zou hetopenbaar vervoer gratis moeten zijn. De mensen in armoede zouden dan hun bus- oftreinkaart kunnen overhandigen bij de des<strong>be</strong>treffende diensten. Als vervoer nodig is voorandere gelegenheden, moeten mensen in armoede kunnen <strong>be</strong>schikken over een voordeligtarief.113


3 GezinACTIES3.1 Toegankelijkheid van de kinderopvangBevoegde ministerInge Vervotte<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Volksgezondheid en GezinOmschrijving en doel van de actieKind en Gezin wil de toegankelijkheid van de kinderopvang verhogen door <strong>be</strong>staandeuitsluitingsmechanismen (informele en formele drempels) aan te pakken, zodat dekinderopvang naast haar economische functie ook haar sociale en educatieve functie tenvolle opneemt.Operationele doelstellingen• Onderzoeken van de haalbaarheid van een systeem waarbij gezinnen met een laaginkomen financieel ondersteund worden als ze een ouderbijdrage in de zelfstandigesector <strong>be</strong>talen.• Mogelijkheden onderzoeken om de <strong>be</strong>staande voorrangregels voor kwetsbaregezinnen <strong>be</strong>ter afdwingbaar te maken.• Opvangvoorzieningen sensibiliseren om <strong>be</strong>staande sociale en culturele drempels aante pakken.• Expertise van de Buurt- en nabijheidsdiensten verankeren, onder meer voor departicipatie van kwetsbare gezinnen, binnen het equal-project. Met dat project wilde EU in samenwerking met de <strong>Vlaams</strong>e Regering of de federale of Brusselse overheidbijdragen tot gelijke kansen op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Equal wil via transnationalesamenwerking een stimulans vormen voor de ontwikkeling van nieuwe ideeën enmethodieken die alle mogelijke vormen van discriminatie en ongelijkheid op dear<strong>be</strong>idsmarkt tegengaan.• Een dvd ontwikkelen die welzijnswerkers en werkwinkels ondersteunt bij de toeleidingvan kwetsbare gezinnen naar de kinderopvang.Doelgroep van de actie• Alle Lokale Overleggroepen Kinderopvang.• Alle gesubsidieerde kinderopvangvoorzieningen.114Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Onderzoek systeem ouderbijdrage.• Onderzoek naar manieren om voorrangregels voor kwetsbare gezinnen <strong>be</strong>terafdwingbaar te maken.• Voor<strong>be</strong>reiding van het Strategisch Plan Kinderopvang <strong>2005</strong>-2009 van de <strong>Vlaams</strong>eminister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Centraal staat de maatschappelijke(sociale en educatieve) opdracht van kinderopvang. Een ander <strong>be</strong>langrijk punt is descreening van de huidige regelgeving in de Kinderopvang op uitsluitingsmechanismen.• Sensibiliseren van de opvangvoorzieningen:


– handleiding Buurtgerichte kinderopvang ontwikkelen en verspreiden bijopvanginitiatieven,– acties voor<strong>be</strong>reiden om de sociale functie van de kinderopvang te verankeren in hetvormings-, opleidings- en bijscholingsaanbod in de kinderopvang (subdoelstelling 2van het equal-project).• equal-project (subdoelstelling 3): een participatief ouder<strong>be</strong>leid uitwerken metaandacht voor kwetsbare gezinnen en gezinsondersteuning. Bestaande teksten, <strong>be</strong>stpractices en modellen verzamelen.• Het Lokaal Overleg Kinderopvang sensibiliseren:– <strong>be</strong>eldmateriaal en <strong>be</strong>st practices op een dvd of cd-rom ontwikkelen om deoverleggroepen te sensibiliseren rond thema’s als diversiteit en toegankelijkheid,en om hun aandacht te vestigen op de sociale functie van kinderopvang,– in de pilootregio’s Tienen en Vilvoorde lokale netwerken en samenwerking<strong>be</strong>vorderen om de toegankelijkheid van de kinderopvang te verhogen,– een draaiboek opmaken voor de lokale samenwerking tussen toeleiders vanmaatschappelijk kwetsbare gezinnen naar de kinderopvang en kinderopvanginitiatieven.• De opnames starten van de dvd die welzijnswerkers en werkwinkels ondersteunt bij detoeleiding van kwetsbare gezinnen naar de kinderopvang.2006:• Systeem ouderbijdrage starten.• Acties ondernemen om de voorrangregels voor kwetsbare gezinnen af te dwingen, opbasis van onderzoek in <strong>2005</strong> en Strategisch Plan Kinderopvang.• Opvangvoorzieningen sensibiliseren:– een aangepast vormings-, opleidings- en bijscholingsaanbod ontwikkelenwaarin kinderopvang wordt voorgesteld als een plek voor alle ouders, ook uitkansengroepen,– de verspreidings- en mainstreamingstrategie ontwikkelen: hoe zal het aangepastevormingsaanbod kenbaar worden gemaakt aan alle relevante actoren op het veld?Het doel is dat alle kinderopvanginitiatieven, onderwijs en <strong>be</strong>leid ervan kunnenleren en er verder op kunnen bouwen zodat de sociale functie van kinderopvangverankerd en algemeen aanvaard wordt.• Equal-project (subdoelstelling 3): het concept ontwikkelen voor een (zelf)evaluatieinstrumentvoor buurtgerichte kinderopvanginitiatieven en Buurt- enNabijheidsdiensten. Hieraan worden instrumenten, formulieren en concrete tipstoegevoegd die de realisatie van de kwaliteitscriteria in de dagelijkse praktijk kunnenondersteunen.• Het Lokaal Overleg Kinderopvang sensibiliseren:– het <strong>be</strong>eldmateriaal ter ondersteuning van het Lokaal Overleg gebruiken,– de ervaringen van de twee pilootregio’s verspreiden bij andere groepen LokaalSociaal Overleg, met <strong>be</strong>hulp van draaiboek dat in <strong>2005</strong> ontwikkeld werd.• Montage en productie van de dvd.1152007:• Sociale functie van kinderopvang in opleiding: verspreidingsactiviteiten.• equal-project (subdoelstelling 3): de ontwikkelde instrumenten realiseren enuittesten in twee Buurt- en Nabijheidsdiensten en een buurtgericht opvanginitiatief.Bijsturen na evaluatie.


• Sensibiliseren van het Lokaal Overleg Kinderopvang:– <strong>be</strong>eldmateriaal op het Lokaal Overleg Kinderopvang in zoveel mogelijk gemeentengebruiken,– verspreiding van de ervaringen van de 2 pilootregio’s.• De lancering van de dvd voor<strong>be</strong>reiden. De dvd kenbaar maken bij werkwinkels enwelzijnswerkers zodat het idee van kinderopvang als hefboom voor sociale integratieingang vindt.2008:• equal-project (subdoelstelling 3): verspreiding van de ontwikkelde instrumenten.Indicatoren<strong>2005</strong>:Afgewerkte producten:• handleiding Buurtgerichte Opvang,• <strong>be</strong>eldmateriaal Lokaal Overleg sociale functie kinderopvang,• draaiboek lokale netwerking.De strategie om uitsluitingsmechanismen in de kinderopvang aan te pakken, wordtopgenomen in het Strategisch Plan Kinderopvang.2006:Afgewerkte producten:• dvd toeleiders Kinderopvang,• Instrumenten Buurtgerichte Kinderopvang (EQUAL subdoelstelling 3),• Aangepast aanbod (vorming, opleiding,bijscholing EQUAL subdoelstelling 2).Het nieuw strategisch plan van Kind en Gezin formuleert acties om de toegankelijkheid teverhogen in de kinderopvang.2007:• In 50 % van alle <strong>be</strong>leidsplannen Kinderopvang worden specifieke doelstellingen rondtoegankelijkheid geformuleerd en worden hiervoor acties gepland.• Tegen midden 2007 is de verspreidingsstrategie voor actie 3, 4 en 6 binnen het equalprojectontwikkeld waarbij de Kind en Gezin-Academie maximaal wordt ingeschakeld.2008:• Eind 2008 zijn de ontwikkelde en voor<strong>be</strong>reide verspreidingsactiviteiten binnen hetequal-project naar alle opvangvoorzieningen om toegankelijkheid te verhogenuitgevoerd in samenwerking met de Kind en Gezin Academie.1162009:• Alle door Kind en Gezin gesubsidieerde opvangvoorzieningen heb<strong>be</strong>n specifiekedoelstellingen geformuleerd rond toegankelijkheid en respect voor diversiteit enheb<strong>be</strong>n hiervoor een actieplan opgesteld.• Minstens 10 % van de 130 voltijds bijkomende personeelsleden in de gesubsidieerdeopvangsector zijn personeelsleden van allochtone afkomst.• De mediaan van de ouderbijdrage in de gesubsidieerde opvanginitiatieven is gedaaldten opzichte van de mediaan in 2003 (13,08 Euro, indexneutraal).


• De Kind en Gezin-Academie organiseert vormingen voor opvangvoorzieningen ronddiversiteit en toegankelijkheid, voortbouwend op de ontwikkelde expertise van hetequal-project.Communicatie en informatie• Verspreiding en stroomlijningstrategie nog te ontwikkelen in 2006 en 2007.• Voor de geplande verspreidingsactiviteiten zal worden gekozen uit verschillendevormen: artikels in nieuwsbrieven, kranten en elektronische fora, conferentiesen seminaries, rapporten en boeken, audio- en videocassettes, cd-rom mettrainingsmateriaal, radio- en tv-programma’s, doelgerichte persconferenties,interviews, enzovoort.117


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP1183.1 Kinderopvang• De overheid moet de consequenties dragen van haar <strong>be</strong>leid: als ze inburgering enactivering <strong>be</strong>langrijk vindt, moet het aanbod aan kinderopvang drastisch verhogen.Momenteel zijn de wachttijden ongelooflijk lang.• Kinderopvang moet ook buiten de context van tewerkstelling en opleiding wordenaangeboden. Mensen in armoede heb<strong>be</strong>n dikwijls nood aan – korte – occasioneleopvang waar ze onmiddellijk een <strong>be</strong>roep op kunnen doen; bijvoor<strong>be</strong>eld in crisissituatiesof om er even tussenuit te zijn. Daarom zou een vijfde van het aanbod moeten wordenvrijgehouden voor deze occasionele opvang. De subsidieregeling voor deze opvang moetbovendien structureel worden en mag niet projectmatig blijven.• Om de toegankelijkheid van kinderopvang te verhogen, moet een aantal drempels wordenweggehaald.– Het is goed dat men de financiële drempel zo laag mogelijk wil houden: de hoge kostenvormen nog heel vaak een doorslaggevend obstakel. Ook om de werkloosheidsvaltegen te gaan is deze maatregel noodzakelijk. Naast de kwaliteit zou Kind en Gezin ookde <strong>be</strong>taalbaarheid moeten garanderen. Dat mag niet ge<strong>be</strong>uren via een <strong>be</strong>lastingaftrekwant dat is niet effectief voor mensen in armoede.– Er moet rekening worden gehouden met psychologische drempels: er is een grootverschil tussen de opvang en de thuissituatie (bijvoor<strong>be</strong>eld wat de hoeveelheidspeelgoed <strong>be</strong>treft). Als men hier geen rekening mee houdt, kan dat voor problemenzorgen. Mensen in armoede zijn dan minder snel geneigd om de kinderen naar decrèche te brengen. Goed<strong>be</strong>doelde raadgevingen komen ook vaak <strong>be</strong>dreigend over.Mensen in armoede willen echt het <strong>be</strong>ste voor hun kinderen en zijn daarom heelgevoelig voor kritiek over hun opvoeding. Ze heb<strong>be</strong>n weinig zelfvertrouwen enkennen onvoldoende goede voor<strong>be</strong>elden waarnaar ze zich kunnen richten om hunkinderen goed te stimuleren. Daarom is het essentieel dat kinderverzorgsters dezegevoeligheden van mensen in armoede kennen en kunnen plaatsten. Vorming ensamenwerking met ervaringsdeskundigen zijn daar de <strong>be</strong>ste middelen voor. Het is ookessentieel om de ouders bij de kinderopvang te <strong>be</strong>trekken.• Het aanbod aan kinderopvang moet aangepast zijn aan de specifieke noden van mensenin armoede.– Nood aan flexi<strong>be</strong>le opvanguren. Mensen in armoede heb<strong>be</strong>n vaak onregelmatigewerkuren. Ook zij moeten een <strong>be</strong>roep kunnen doen op kinderopvang. Vaak moetiemand nu een volledig extra uur <strong>be</strong>talen als hij of zij vijf minuten te laat is. Dat zouniet mogen.– Nood aan opvang voor kinderen tijdens de schoolvakanties. Er is een aanbod vanspeelpleinwerking, maar dat kost te veel (bijvoor<strong>be</strong>eld 4,50 euro per dag per kind).Vooral voor mensen die net niet onder een statuut vallen is een dergelijke werking vaakniet te <strong>be</strong>talen. Wie bijvoor<strong>be</strong>eld een leefloon krijgt, kan immers een tussenkomstkrijgen.– Nood aan opvang buiten de schooluren voor oudere kinderen.• Er moet een duidelijk overzicht komen op het <strong>be</strong>staande aanbod, op maat van mensenin armoede.


4 Rechts<strong>be</strong>delingACTIES4.1 Schuld<strong>be</strong>middelingsdiensten in caw en ocmwBevoegde ministerInge Vervotte<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Volksgezondheid en GezinOmschrijving en doel van de actieElke erkende dienst voor schuld<strong>be</strong>middeling in de autonome Centra voor AlgemeenWelzijnswerk en de OCMW’s heeft één of meer deskundige schuld<strong>be</strong>middelaars. Zijzetten zich in voor het meest kansarme cliënteel dat om financiële of psychosocialeredenen geen <strong>be</strong>roep kan doen op de advocatuur. De Vereniging van <strong>Vlaams</strong>e Stedenen Gemeenten en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk heb<strong>be</strong>n samen een projectuitgewerkt en ondersteunen zo deze erkende diensten.Operationele doelstellingen• De schuld<strong>be</strong>middelaars opleiden.• Een handboek schuld<strong>be</strong>middeling uitwerken en actueel houden.• Een juridische helpdesk uitbouwen om de <strong>be</strong>middeling zo kwalitatief mogelijk tekunnen invullen.Doelgroep van de actieDe schuld<strong>be</strong>middelaar. Door hen optimaal op te leiden en te ondersteunen, wordt eenkwalitatieve schuld<strong>be</strong>middeling voor mensen die geconfronteerd worden met financiëleproblemen gewaarborgd.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Het project schuld<strong>be</strong>middeling voortzetten.• De verdere aanpak van de problematiek schuld<strong>be</strong>middeling in <strong>Vlaanderen</strong> uitwerken,in overleg met alle <strong>be</strong>langheb<strong>be</strong>nde partners.ndicatoren<strong>2005</strong>-2006:• Het project schuld<strong>be</strong>middeling wordt voortgezet.• Denktank voor verdere aanpak is opgestart.• Beleidsnota is klaar.Communicatie en informatieGeen119


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP4.1 Schuld<strong>be</strong>middelingsdiensten in caw en ocmw• Dit is een heel <strong>be</strong>langrijke actie.• Er moeten meer schuld<strong>be</strong>middelaars komen. Momenteel staan er veel mensen op eenwachtlijst.• Praktijkervaringen en manieren om daar flexi<strong>be</strong>l op in te spelen moeten centraal staan.• De opleiding voor schuld<strong>be</strong>middelaar mag niet alleen een juridische opleiding zijn.Er moet voldoende tijd en ruimte zijn om meer te leren over het leven in armoede enoverlevingsmechanismen die mensen in armoede hanteren. Ook het emancipatorischwerken met mensen in armoede moet worden aangereikt en aangeleerd.• Als er een handboek voor schuld<strong>be</strong>middelaars wordt opgemaakt, moet erover wordengewaakt dat het geen ‘bij<strong>be</strong>l’ voor schuld<strong>be</strong>middelaars wordt. Ieder gezin is anders ener moet ruimte zijn om dossier per dossier de juiste maatregelen te treffen. Werken metvaststaande procedures moet dan ook zo veel mogelijk worden vermeden.• Schuld<strong>be</strong>middelaars moeten situatie per situatie <strong>be</strong>kijken hoeveel leefgeld iemand nodigheeft om waardig te kunnen leven. Vaak blijft er onvoldoende over, zodat men echt moetgaan ‘<strong>be</strong>delen’ voor extra geld. Als dat dan geweigerd wordt, zijn het vaak de kinderen diede dupe zijn (schoolmateriaal, uitstapjes …).• Er is nood aan transparantie tijdens de schuld<strong>be</strong>middeling: de schuld<strong>be</strong>middelaar moetmensen <strong>be</strong>ter informeren over de stand van zaken van de af<strong>be</strong>taling van hun schulden.Het ge<strong>be</strong>urt te vaak dat mensen daar totaal niet meer van op de hoogte zijn. Het initiatiefmoet van de schuld<strong>be</strong>middelaar komen, zodat de mensen niet altijd opnieuw naar eenoverzicht van hun situatie moeten vragen.• Mensen moeten meer <strong>be</strong>trokken worden bij de schuld<strong>be</strong>middeling. Ze willen leren hoe zeop termijn zelf hun budget kunnen <strong>be</strong>heren zodat ze achteraf niet opnieuw voor dezelfdeproblemen komen te staan. Helpen mag, maar zonder de mensen het gevoel te geven datmen het overneemt.• Als het echt niet klikt met de schuld<strong>be</strong>middelaar, zou men de mogelijkheid moetenheb<strong>be</strong>n om van schuld<strong>be</strong>middelaar te veranderen.• Er is nood aan een duidelijke terminologie. Het verschil tussen schuld<strong>be</strong>heer, collectieveschuld<strong>be</strong>middeling en schuld<strong>be</strong>geleiding is niet voor iedereen even duidelijk.• Er zijn veel vragen bij de uitbouw van de juridische helpdesk: voor wie zal ze toegankelijkzijn, wat kan worden gevraagd, enzovoort. Daar moet meer duidelijkheid over komen.• Er moeten meer preventieve maatregelen worden genomen zodat minder mensen metschulden geconfronteerd worden. Banken, media, <strong>be</strong>drijven en andere actoren moetendaarvoor worden gesensibiliseerd.120


5 Cultuur en vrije tijdACTIES5.1 Praktijkvoor<strong>be</strong>elden voor de participatie van laaggeschooldenaan het jeugdwerkBevoegde ministerBert Anciaux<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Sport en BrusselOmschrijving en doel van de actieRecent onderzoek heeft een significante relatie aangetoond tussen scholingsgraad enparticipatie aan het jeugdwerk. Een aantal steden en gemeenten heeft al een werkingrond laaggeschoolden opgestart. Die praktijkvoor<strong>be</strong>elden in kaart brengen en toelichtenkan inspirerend werken voor andere actoren in de jeugdsector.Operationele doelstellingenPraktijkvoor<strong>be</strong>elden van een goede jeugdwerking met laaggeschoolden in kaart brengenen ze toelichten aan de jeugdsector.Doelgroep van de actieBreder dan alleen de armen: jongeren uit <strong>be</strong>roepsonderwijs en buitengewoon secundaironderwijs. Ongeveer 120.000 jongeren in totaal.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• De doelstelling formuleren in het <strong>Vlaams</strong> Jeugd<strong>be</strong>leidsplan. Goedkeuring door <strong>Vlaams</strong>eRegering.2006:• Veldanalyse. Goede voor<strong>be</strong>elden en criterialijst verzamelen. Modelactiviteit ofmodelorganisatie ontwikkelen.2007:• Nieuwe vormen van jeugdwerk en nieuwsoortige jeugdwerkactiviteiten stimulerenvia studie- of vormingsmomenten,• De opmaak <strong>be</strong>geleiden van gemeentelijke en provinciale jeugdwerk<strong>be</strong>leidsplannenmet aandacht voor diversiteit.2008:• De lokale jeugdwerk<strong>be</strong>leidsplanning uitvoeren, met aandacht voor bijzondereprojecten met kortgeschoolde jongeren.1212009:• Eerste jaar van uitvoering evalueren: werden effectief meer kortgeschoolde jongeren<strong>be</strong>reikt in het jeugdwerk?Indicatoren• Het aantal gespecialiseerde lokale jeugdinitiatieven stijgt. Dat moet blijken uit het


nieuwe cijferboek jeugd<strong>be</strong>leid (2008).• Opvolg<strong>be</strong>vraging van het onderzoek naar de participatie van jongeren uit BSO en TSOaan jeugdwerkactiviteiten.Communicatie en informatie• Rechtstreekse briefwisseling met gemeente- en provincie<strong>be</strong>sturen.• Via landelijke jeugdwerkactoren.5.2 Sociaal-artistieke initiatievenBevoegde ministerBert Anciaux<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Sport en BrusselOmschrijving en doel van de actieOrganisaties ondersteunen die in hoofdzaak procesmatige werkingen opzetten met eensociale en artistieke dimensie.Operationele doelstellingenUitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004 houdende de subsidiëring vankunstenorganisaties, kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisaties voorsociaal-artistieke werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten.Doelgroep van de actieBreder dan alleen de armen en in brede zin de hele gemeenschap. Laagdrempeligheid iseen voorwaarde voor sociaal-artistieke initiatieven.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Projecten 2006 die onder het reglement voor de financiële ondersteuning van sociaalartistiekeprojecten vielen, moesten uiterlijk op 15 septem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> worden ingediend.2006–2009:• De aanvragen tot subsidiëring voor een vierjarige periode moesten uiterlijk op1 novem<strong>be</strong>r 2004 worden ingediend.• De aanvragen tot subsidiëring voor een tweejarige periode moesten uiterlijk op1 februari <strong>2005</strong> worden ingediend.• Een aanvraag tot subsidiëring van een project moest uiterlijk op 15 septem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong>worden ingediend.122IndicatorenAantal gesubsidieerde organisaties.Communicatie en informatieBrede communicatie naar de <strong>be</strong>volking via de gesubsidieerde organisaties.


5.3 Aandacht voor mensen in armoede bij de opmaak van het decreetLokaal Sport<strong>be</strong>leidBevoegde ministerBert Anciaux<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Sport en BrusselOmschrijving en doel van de actieHet decreet Lokaal Sport<strong>be</strong>leid wil uitdrukkelijk een <strong>be</strong>leid stimuleren dat een meerdiverse sportpraktijk voortbrengt. Een gericht remediërend en stimulerend <strong>be</strong>leid zalworden gevoerd voor wie nog niet sport, met name door armoede.Er is nood aan goede praktijkvoor<strong>be</strong>elden die <strong>be</strong>wijzen dat financiële, culturele en anderedrempels met succes kunnen worden weggewerkt. Die voor<strong>be</strong>elden kunnen zowel doorde overheid als door privé-initiatieven ruimer worden <strong>be</strong>kendgemaakt.Operationele doelstellingenMensen in armoede meer aan sport laten doen door:• de toegankelijkheid tot de clubs en programma’s te vergemakkelijken,• een specifieke, meer diverse en eventueel op maat gemaakte sportpraktijk te initiëren.Doelgroep van de actieMensen in armoede.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Het decreet Lokaal Sport<strong>be</strong>leid wordt inhoudelijk voor<strong>be</strong>reid.2006:• Het decreet wordt legistiek voor<strong>be</strong>reid en aan het parlement voorgelegd.2007:• Het decreet wordt van kracht.2008:• De gemeentelijke sport<strong>be</strong>leidsplannen die uit het decreet volgen, worden toegepastvanaf 2008.IndicatorenDe ingediende sport<strong>be</strong>leidsplannen met de lokale actiepunten over dit thema.Communicatie en informatieRechtstreekse briefwisseling met de lokale <strong>be</strong>sturen.123


5.4 Leidraad toegankelijkheid voor het jeugdwerkBevoegde ministerBert Anciaux<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Sport en BrusselOmschrijving en doel van de actieVoor het lokaal jeugdwerk<strong>be</strong>leid zal een leidraad toegankelijkheid worden ontwikkeld.Die moet de lokale <strong>be</strong>sturen een houvast geven voor een <strong>be</strong>leid naar diverse doelgroepen,waaronder de armen.Operationele doelstellingenEen leidraad toegankelijkheid ontwikkelen.Doelgroep van de actie• Breder dan alleen de armen.• Kinderen en jongeren tot 25 jaar oud die moeilijk door het jeugdwerk worden <strong>be</strong>reikt:allochtone kinderen en jongeren, kinderen en jongeren geconfronteerd met armoede,laaggeschoolde jongeren, kinderen en jongeren met een handicap, holebi’s, enzovoort.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Overleg in een werkgroep met deskundige actoren.• De teksten worden drukklaar gemaakt.2006:• Het decretaal kader wordt aangepast.• Publicatie van de leidraad.• Promotie en sensibilisering via studie- en vormingsdagen.2007:• Verdere promotie en <strong>be</strong>geleiding in functie van de opmaak van hetjeugdwerk<strong>be</strong>leidsplan 2008–2010.2008:• Uitvoering jaarplan 2008, met aandacht voor acties diversiteit.124Indicatoren• De leidraad wordt verstuurd naar alle <strong>Vlaams</strong>e gemeenten en provincies, en aan delandelijke en provinciale jeugdwerkactoren.• Gemeenten heb<strong>be</strong>n een volledig overzicht van alle <strong>be</strong>staande actoren, publicaties,modellen, enzovoort, die kunnen helpen om het jeugdwerk in hun gemeentetoegankelijker en diverser te maken. Uit het nieuwe cijferboek jeugd<strong>be</strong>leid datin 2008 gepubliceerd wordt, zal blijken of het aantal gespecialiseerde lokalejeugdwerkinitiatieven gestegen is.Communicatie en informatie• Persconferentie bij het lanceren van de leidraad.


5.5 Meer cultuurdeelname voor mensen in armoedeBevoegde ministerBert Anciaux<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Sport en BrusselOmschrijving en doel van de actieCulturele participatie is sociaal ongelijk verdeeld over de <strong>be</strong>volking wegens onder meerde kostprijs of het gebrek aan informatie. Toch kan cultuurparticipatie een <strong>be</strong>langrijkefactor zijn om sociaal isolement te doorbreken. Het <strong>Vlaams</strong>e cultuur<strong>be</strong>leid wil dan ook dedeelname aan culturele activiteiten door armen <strong>be</strong>vorderen.Eind decem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> wordt het actieplan cultuurparticipatie gelanceerd, waarin dedoelgroep armen een prominente plaats krijgt. Het fonds Cultuurparticipatie <strong>be</strong>taalt 80% van de onkosten terug die mensen in armoede maken om aan cultuur te participeren(toegangsgelden, vervoersonkosten, babysit). Het actieplan zal actoren ook op hunverantwoordelijkheid wijzen rond toeleiding en participatie.Operationele doelstellingen• Culturele activiteiten toegankelijk maken door toeleiding en door drempels weg tenemen.• De werking van het fonds Cultuurparticipatie voortzetten.• Een actieplan cultuur<strong>be</strong>reik ontwikkelen.Doelgroep van de actieMensen in armoede.Timing van de actieIn totaal moeten de volgende aantallen mensen in armoede aan cultuur participeren:• <strong>2005</strong>: 10.000 mensen,• 2006: 11.000 mensen,• 2007: 12.000 mensen,• 2008: 13.000 mensen,• 2009: 14.000 mensen.IndicatorenIn het jaarverslag van het samenwerkingsverband dat het fonds Cultuurparticipatie<strong>be</strong>heert, staat een overzicht van de participatie van de doelgroep, zowel qua aantaldeelnemers als qua soort culturele activiteiten.Communicatie en informatieCommunicatie m.b.t. de werking van het Fonds Cultuurparticipatie ge<strong>be</strong>urt via delokale afdelingen van de verenigingen waar armen het woord nemen. De grote lijnenvan het actieplan cultuurparticipatie zullen gepresenteerd worden op de dag van decultuurcommunicatie (13 decem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong>).125


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP5.1 Praktijkvoor<strong>be</strong>elden voor de participatie van laaggeschoolden aanhet jeugdwerk• Deze maatregel kan een opstap zijn voor specifieke projecten en om jongeren voor te<strong>be</strong>reiden en warm te maken voor een gewone jeugd<strong>be</strong>weging. Kampen als Pirlewietzijn een goede manier om het jeugdwerk binnen te komen en ze <strong>be</strong>reiken de kinderen.Dergelijke categoriale initiatieven mogen echter niet de regel zijn. Er moet ook eenintegratie plaatsvinden in het <strong>be</strong>staande jeugdwerk en er zijn tussenstappen nodig.• Bestaande initiatieven moeten meer toegankelijk en aangepast worden omdat eenintegrale werking <strong>be</strong>langrijk is. De grab<strong>be</strong>lpas, bijvoor<strong>be</strong>eld, <strong>be</strong>reikt te weinig kinderen. Insommige jeugd<strong>be</strong>wegingen werkt de participatie wel, namelijk daar waar arme kinderenworden samengebracht.• Stedelijke initiatieven in het jeugdwerk moeten worden gestimuleerd.• Er <strong>be</strong>staan financiële drempels: hoge kosten voor het lidgeld en bijkomende kosten voorbijvoor<strong>be</strong>eld uitstapjes, vervoer, kampen, uniform, speelpleinwerking of de grab<strong>be</strong>lpas.• Er <strong>be</strong>staan ook cultuurdrempels.– Uitsluitingsmechanismen in de jeugd<strong>be</strong>weging heb<strong>be</strong>n te maken met hetcultuurverschil tussen armen en niet-armen. Vaak worden kinderen gepest enuitgelachen. Dat maakt het moeilijk voor arme kinderen om het vol te houden in dejeugd<strong>be</strong>weging. Er zijn ook spelletjes met briefjes terwijl velen niet kunnen lezen.– Het competitieve van het jeugdwerk is een drempel.– Een voor<strong>be</strong>eld van hoe het wel kan, is Hab<strong>be</strong>krats in Gent. Daar wordt veel aandachtaan <strong>be</strong>geleiding en ondersteuning gegeven.• Deze maatregel mag zich niet alleen richten tot kinderen met leerachterstand enjongeren in het <strong>be</strong>roepsonderwijs.1265.2 Sociaal-artistieke initiatieven• De aandacht voor het artistieke mag niet ten koste gaan van het sociale aspect. Dat isvandaag wel het geval: er is geen evenwicht meer waardoor aan de oorspronkelijke <strong>be</strong>doelingvan de sociaal-artistieke projecten wordt voorbijgegaan. Het evenwicht moet hersteldworden tussen product (artistieke factor) en proces (sociale factor).Er moet weer openheidzijn voor initiatieven uit de welzijnssector. Initiatieven uit de kunstensector moetenvoldoende aandacht en professionaliteit <strong>be</strong>zitten om mensen in armoede niet uit te sluiten.• De administratie Cultuur stelt veel te hoge eisen aan sociaal-artistieke projecten. Hetvraagt veel tijd en werk om een aanvraagdossier te schrijven. Die administratie moetworden vereenvoudigd.• Sociaal-artistieke projecten kunnen een stimulans zijn om zelf iets in de artistieke sectorte doen. Wie echter verder wil doorstromen, wordt met hoge kosten geconfronteerd voorbijvoor<strong>be</strong>eld muziekscholen en theateropleidingen.• Er moet duidelijker en meer informatie zijn, bijvoor<strong>be</strong>eld over hoe je een sociaal artistiekproject kunt opstarten. Die moet <strong>be</strong>schikbaar zijn op plaatsen waar mensen in armoedekomen, zoals het ocmw, de voedselbank, verenigingen of de Streekkrant.5.3 Aandacht voor mensen in armoede bij de opmaak van het decreetLokaal Sport<strong>be</strong>leid• Bij het opstellen van het decreet moeten de verenigingen waar armen het woord nemen<strong>be</strong>trokken worden die concreet <strong>be</strong>zig zijn met het thema sport.• Sport is een goede ingangspoort voor het jeugdwerk.


• In de eerste plaats moet worden geïnvesteerd in de integratie van doelgroepen binnen het<strong>be</strong>staande aanbod.• Sportclubs kosten veel geld. Het lidgeld van sportclubs moet variëren en afhankelijkworden gemaakt van het inkomen zonder dat dat stigma’s mag opleveren.• Sportclubs moeten ook oog heb<strong>be</strong>n voor de problemen van mensen in armoede. Er moetvoldoende <strong>be</strong>geleiding zijn voor jongeren en daar is personeel voor nodig. Er wordenvoorts te weinig <strong>be</strong>geleiders gesubsidieerd voor buurtsport.• Buurtsport is een heel goed initiatief dat veel mensen <strong>be</strong>reikt die bovendien maar eenklein <strong>be</strong>drag moeten <strong>be</strong>talen.• Scholen moeten sport meer stimuleren en afstemmen op de mogelijkheden van dejongeren. Sportdagen zijn heel duur en moeten in de basiskosten van het onderwijsin<strong>be</strong>grepen zijn.• Er is nood aan een veralgemening van een sport- of vrijetijdspas waarmee men overalterecht kan. In Aalst <strong>be</strong>staat dat systeem al.5.4 Leidraad toegankelijkheid voor het jeugdwerk• De actie is goed maar wordt te vaag omschreven. Alles hangt af van de manier waarop zein de praktijk wordt uitgewerkt.– Verenigingen waar armen het woord nemen die toegankelijkheid, toeleiding enparticipatie organiseren, moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van deleidraad.– In het verticaal overleg moeten zeker ook andere partners <strong>be</strong>trokken worden die aantoegankelijkheid werken.– Jeugddiensten en andere actoren moeten worden gesensibiliseerd.5.5 Meer cultuurdeelname voor mensen in armoede• Het Fonds Cultuurparticipatie werkt heel goed, is toegankelijk en laagdrempelig, maar:– er is een structurele verankering nodig. Daarbij moet de toeleiding en de omkaderingdie het fonds nodig heeft, worden erkend en gehonoreerd,– men vraagt een meerjarige overeenkomst, zodat men niet jaarlijks geconfronteerdwordt met onzekerheid en ellenlange administratieve procedures,– een ruimere omkadering is nodig. Momenteel is veel ‘vrijwillige inzet’ nodig om destuurgroep samen te brengen, de criteria bij te sturen, andere culturele actoren tecontacteren, de website van het fonds te <strong>be</strong>heren en in te gaan op lokale vragen ennoden,– mensen in armoede moeten, net als anderen, zelf kunnen kiezen aan welke cultureleactiviteiten ze deelnemen. Dat veronderstelt een gelijke toegang tot alle vormenvan cultuur in de brede zin van het woord. Dat omvat ook commerciële cultureleactiviteiten, sport, toerisme en andere vrijetijdsactiviteiten zoals volksfeesten.Dergelijke activiteiten komen nu niet in aanmerking.• Er is een <strong>Vlaams</strong> coördinatiepunt (Steunpunt Cultuurparticipatie) nodig dat toeziet opde ontwikkeling van lokale toeleidingsinitiatieven naar cultuur, sport en vrije tijd voormensen in armoede. Dat coördinatiepunt kan:– overleg organiseren tussen de sectoren in functie van een actieve toeleiding. In deuitwerking van de toeleiding heb<strong>be</strong>n verschillende sectoren elkaar nodig: de culturelesector, de welzijnssector, sport en recreatie, toerisme, en onderwijs(!),– de vele aanbieders van culturele producties sensibiliseren,– de actieve toeleiding van mensen in armoede ondersteunen. Toeleiding vraagtomkadering van personeel en <strong>be</strong>perkte werkingsmiddelen. Het is opportuun om demiddelen voor personeel en werking te verdelen via de lokale overheid, met duidelijkeen bindende richtlijnen van de <strong>Vlaams</strong>e overheid.127


7 OnderwijsACTIES7.1 Een nieuw financieringssysteem voor leerplichtonderwijs op basisvan leerlingenkenmerkenBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieDe <strong>Vlaams</strong>e overheid wil een nieuw, integraal systeem ontwikkelen waarbijde financiering van scholen toegekend wordt op basis van <strong>be</strong>paalde school- enleerlingenkenmerken. Daarbij zullen vooral leerlingenkenmerken doorwegen die nietwillekeurig verspreid zijn over de volledige (school)<strong>be</strong>volking en in de ene school veel meerterug te vinden zijn dan in een andere school.Op die manier moet elke leerling met gelijke noden een gelijke financiële <strong>be</strong>handelingkrijgen, zodat de dualisering wordt <strong>be</strong>streden en de kansengelijkheid verhoogd.Operationele doelstellingen• Een gelijke financiële <strong>be</strong>handeling verzekeren van elke leerling met gelijke noden enelke school in eenzelfde situatie.• Een relevante selectie maken van leerling- en schoolkenmerken. De kenmerken vanleerlingen zijn verbonden met hun sociaal-economische en culturele milieu, die van deschool zijn bijvoor<strong>be</strong>eld de grootte, de studierichting, de vrije keuze.• De gelijkekanseninvalshoek voor de scholen tastbaarder maken: de sociaaleconomischeen de culturele leerlingkenmerken gaan meer dan vandaag doorwegen inde financiering.• Het model van leerling- en schoolgebonden criteria vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2008 geleidelijken binnen het <strong>be</strong>schikbare budget toepassen. Het model moet maximaal sporen methet <strong>be</strong>leid voor gelijke kansen en met de toepassing van de kosteloosheid van hetbasisonderwijs.Doelgroep van de actieDe instellingen van het leerplichtonderwijs, inclusief internaten gewoon onderwijs, enhun leerlingen.128Timing van de actieNajaar <strong>2005</strong>:• Een overzicht maken met de indicatoren voor het nieuwe financieringssysteem.• Besprekingen voeren met de onderwijsverstrekkers over de rationalisatie van hetstudieaanbod (secundair onderwijs), op basis van cijfers.Voorjaar 2006:• De consequenties onderzoeken van de indicatoren voor het nieuwefinancieringssysteem.2007:• De regelgeving voor<strong>be</strong>reiden (decreet, uitvoerings<strong>be</strong>sluiten, omzendbrieven) en eenimplementatieplan opmaken.


2008:• Het decreet wordt voorjaar 2008 gestemd en heeft als ingangsdatum 1 septem<strong>be</strong>r2008.• De omzendbrief wordt in juni 2008 verstuurd.Indicatoren• Indicatoren waarop het nieuwe financieringssysteem gebaseerd wordt.• Het aantal <strong>be</strong>sprekingen inzake de rationalisatie van het studieaanbod.• Een onderzoek naar de implicaties van het nieuwe financieringssysteem.• Een omzendbrief in juni 2008.• Een decreet dat ingaat vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2008Communicatie en informatie• Een omzendbrief (omstreeks 1 septem<strong>be</strong>r 2008).• De typische onderwijskanalen: Klasse (voor ouders, leerlingen en leerkrachten),nieuwsbrieven (onder meer Lerarendirect en Schooldirect), tijdschriften van hetonderwijsmiddenveld.• Audiovisuele nieuwsmedia en geschreven pers.7.2 Onderwijsparticipatie van kleutersBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieDe deelname van kleuters aan het onderwijs verhogen door een sensibilisering over het<strong>be</strong>lang van vroegtijdige participatie. Op die manier preventief werken voor groepen dieeen risico lopen om achterstand te ontwikkelen.Operationele doelstellingen• Kleuters vanaf 2,5 jaar oud op school krijgen én kleuters van alle leeftijden regelmatigop school heb<strong>be</strong>n.• Sensibiliseringscampagnes voor de ouders uitwerken met de volgende partners.– Kind en Gezin. Het is van <strong>be</strong>lang dat kleuters van 2,5 jaar oud in een structuur zittenwaar ze in hun ontwikkeling gestimuleerd worden. Het is niet zo <strong>be</strong>langrijk of datnu een school is dan wel een crèche: wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezendat zowel de crèche als de kleuterklas veel kansen biedt. Het is van <strong>be</strong>lang datOnderwijs en Welzijn gezamenlijk campagne voeren bij de ouders.– Huisartsen. Huisartsen heb<strong>be</strong>n contacten met alle gezinnen, ook met kansarmegezinnen. Het zou interessant zijn dat de huisartsen ouders kunnen aanmoedigenom hun peuters zo vroeg mogelijk te laten participeren aan het opvang- ofonderwijssysteem.– Gemeenten. De gemeente staat veel dichter bij de gezinnen dan de <strong>Vlaams</strong>eoverheid en heeft de gegevens over haar inwoners. Het departement zalsamenwerken met gemeenten om informatie over het onderwijs en over het<strong>be</strong>lang van onderwijsparticipatie in contacten met ouders van een kleuter van 2,5jaar te <strong>be</strong>zorgen.– Verenigingen van kansarmen, brugfiguren, schoolopbouwwerkers, enzovoort.129


– Verenigingen die dicht bij kansarmen staan, aangezien de groep afwezigen in hetkleuteronderwijs veeleer kansarmen zijn.• Sensibilisatiecampagnes voor de scholen uitwerken om:– hen en hun leerkrachten te overtuigen van het <strong>be</strong>lang van vroegtijdige participatieén dagelijkse aanwezigheid,– hen aan te moedigen om een positieve bijdrage te leveren aan een efficiëntaanwezigheids<strong>be</strong>leid. Communicatie voor de ouders is daarbij zeer <strong>be</strong>langrijk.Doelgroep van de actieAlle 2,5- tot 6-jarigen en hun ouders.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• De gevolgen van een grotere participatie aan het kleuteronderwijs in kaart brengen.• Het concept ontwikkelen dat wordt voorgelegd aan de <strong>Vlaams</strong>e Regering en waarmeede minister zich engageert om de kleuterparticipatie te verhogen.• Mogelijkheden onderzoeken om participatie te stimuleren.2006:• Mogelijkheden onderzoeken om participatie te stimuleren.• Brochures, eventueel radio- en tv-spotjes maken.• Afspraken maken met Kind en Gezin, Huisartsenverenigingen, enzovoort.Indicatoren• Participatiecijfers voor het kleuteronderwijs (2,5- tot 6-jarigen).• Onderzoek naar de gevolgen van participatieverhoging.• <strong>Actieplan</strong>.• Communicatieacties.Communicatie en informatie• Met intermediairs: huisartsen, Kind en Gezin, enzovoort.• Brochures, infofolders.• Artikels in Klasse (voor ouders en leerkrachten).• Gids voor ouders met kinderen in het basisonderwijs.7.3 Plan geletterdheid130Bevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieDe <strong>Vlaams</strong>e Regering wil departementoverschrijdende acties nemen die degeletterd- en gecijferdheid doen toenemen. Het gaat hier om een brede invulling vanlevensvaardigheden, inclusief basisvaardigheden computergebruik, het vermogen totsamenwerken en probleemoplossend werken.


Operationele doelstellingenHet operationele plan geletterdheid dat tijdens de vorige legislatuur is uitgewerkt dooreen <strong>be</strong>leidsgroep met alle <strong>be</strong>trokken departementen en partners, omvat 35 concreteacties. De huidige <strong>be</strong>voegde minister schat de waarde van dit operationeel plan hoogin, maar wenst eigen prioriteiten te leggen bij de uitvoering ervan. De volgende actiesworden als prioritair <strong>be</strong>schouwd.• De inspanningen verhogen voor een snelle systematische screening van degeletterdheid van werkzoekenden, zodat zij indien nodig kunnen wordendoorverwezen naar een intensieve opleiding en traject<strong>be</strong>geleiding. Daarvoor moeter een quickscan-instrument komen. Voor de aanbodsverstrekkers voor mensenmet moedertaal Nederlands moet er een diepgaand screeningsinstrument komenwaarmee het probleem kan worden geschetst en gepeild.• Meer aandacht geven aan het verankeren van het taal-, wiskunde- en informaticaaanbodin <strong>be</strong>staande onderwijs- en opleidingstrajecten.• De uitbouw van trajecten leren en werken en geletterdheidstraining in opleidingenop de werkvloer stimuleren. Een goede samenwerking tussen de Centra voorBasiseducatie, de <strong>be</strong>roepsopleidingen van vdab en Syntra en de <strong>be</strong>roepsgerichteopleidingen in het onderwijs sociale promotie zijn daarbij van primordiaal <strong>be</strong>lang.• De overheid onderzoekt hoe ze <strong>be</strong>drijven en sectoren in de strijd tegen delaaggeletterdheid kan ondersteunen. Hierbij kunnen <strong>be</strong>staande instrumenten alssectorconvenants, hefboomkrediet en de sectorale werking worden gebruikt.• Er komt een ondersteunende sensibiliseringscampagne voor het brede publieken specifieke doelgroepen die leidt tot een verhoogde deelname aan opleidingenbasiseducatie.• De doelstellingen uit het plan geletterdheid worden geïntegreerd in de uitvoering vanhet lokaal sociaal <strong>be</strong>leid.Het departement Onderwijs zal de uitvoering van het strategisch plan coördineren.Daarvoor zal een projectstructuur worden uitgewerkt.Doelgroep van de actieIn totaal heeft 15 tot 18 % van de <strong>Vlaams</strong>e <strong>be</strong>volking onvoldoende basiscompetentiestaal, rekenen en computervaardigheden om zich adequaat te handhaven in de modernesamenleving. Uit de International Adult Literacy Survey blijkt dat er verschillende(risico)doelgroepen zijn voor laaggeletterdheid: jonge schoolverlaters, langdurigwerklozen, senioren, kansarmen. Voor elke doelgroep zal een geëigende aanpak wordenuitgewerkt. Het uit te werken stappenplan moet de respectieve prioriteiten vastleggen.Timing van de actieTijdens de vorige legislatuur keurde de <strong>Vlaams</strong>e Regering de nota Geletterdheid verhogengoed. Die nota <strong>be</strong>vat tien doelstellingen die het kader vormen van een operationeel plan.De periode voor de uitvoering van het plan geletterdheid werd verschoven. Er wordt nueen periode vooropgesteld die loopt van <strong>2005</strong> tot 2011. Aan de <strong>Vlaams</strong>e Regering werdgevraagd het engagement met <strong>be</strong>trekking tot het plan geletterdheid te hernieuwen enhaar goedkeuring te hechten aan de uitvoering. De <strong>Vlaams</strong>e Regering keurde het plangoed op 24 juni <strong>2005</strong>.131Vervolgens moeten de prioriteiten worden vastgelegd en zal een stappenplan wordenuitgewerkt voor de verschillende acties, met concrete cijfermatige doelstellingen en de


udgettaire impact. Er wordt maximaal gebruikgemaakt van <strong>be</strong>staande instrumenten.Om deze eerste stap te zetten, stelt de <strong>be</strong>voegde minister een ambtelijke stuurgroepsamen waarin de domeinen onderwijs, werk, welzijn, cultuur, gelijke kansen, landbouw en<strong>be</strong>stuurlijke aangelegenheden vertegenwoordigd zijn.In dit kader werd/wordt werk gemaakt van de volgende concrete acties.• De geletterdheidproblematiek is opgenomen in het model van sectorconvenants metde <strong>Vlaams</strong>e Regering.• Er is een samenwerkingsakkoord tussen de vdab en het <strong>Vlaams</strong>ondersteuningscentrum voor de basiseducatie (vocb).• Het structureel overleg tussen vocb en het Steunpunt voor sociaal-cultureelVolwassenenwerk Socius wordt opgestart,• De decreetaanpassing van 5 mei 2004 is goedgekeurd. Het uitvoerings<strong>be</strong>sluit is tergoedkeuring aan de <strong>Vlaams</strong>e Regering voorgelegd.• Een <strong>be</strong>schrijvingsschema met <strong>be</strong>trekking tot activering ontwikkelen en verspreiden.• De invoering voor<strong>be</strong>reiden van de modulaire organisatie voor de opleiding Nederlandsmoedertaal, dat vanaf 1 februari 2006 voor alle centra voor basiseducatie geldt.• Sensibilisatieacties (die kunnen kaderen binnen de doelgroepacties van de Word wat jewil- campagne).• Er komt een consultatie rond vorming voor kansarmen.• Er worden standaarden vastgelegd voor de basisvaardigheden ict.• Duale trajecten, bijvoor<strong>be</strong>eld werken en tegelijk leren in een opleiding op de werkvloer,worden ontwikkeld.Indicatoren• Op korte termijn moet een ambtelijke stuurgroep opgericht worden die per uit tevoeren actie een stappenplan en concrete cijfermatige doelstellingen uitwerkt.• Een sluitend systeem van monitoring zal worden uitgewerkt om de voortgang en deresultaten vast te stellen.• De basisvaardigheden die <strong>be</strong>oogd worden met het plan geletterdheid werden op hetniveau 2 gesitueerd dat vastgesteld is in de International Adult Literacy Survey.Communicatie en informatie• Ondersteunende en volgehouden communicatie- en sensibilisatieacties, gericht naarhet brede publiek en naar de verschillende actoren die met het geletterdheidprobleemgeconfronteerd worden.• De acties kunnen het <strong>be</strong>st worden gekoppeld aan de algemene sensibilisatie inverband met levenslang leren. Momenteel loopt de campagne Word wat je wil.132


REACTIES VANUIT DE DOELGROEPMensen in armoede kunnen de voorgestelde <strong>be</strong>leidsaccenten onderschrijven, maar menwil ze toch aanvullen. Zorgen voor gelijke kansen is er ook voor zorgen dat mensen inarmoede <strong>be</strong>trokken worden bij de opvoeding van hun kinderen. Een goede communicatieen samenwerking kunnen voorkomen dat de zaken scheeflopen. Leraren moetenvan in hun basisopleiding kennismaken met de wereld van de armoede. De inzet vanervaringsdeskundigen in onderwijs is noodzakelijk.7.1 Een nieuw financieringssysteem voor leerplichtonderwijsop basis van leerlingenkenmerken• De gelijke kansen binnen het onderwijs moeten worden gewaarborgd met anderefinancieringssystemen.Wat de scholen met de extra middelen doen, moet wordengereglementeerd: de schoolkosten moeten dalen.• Er moet meer rekening worden gehouden met de kosten voor schoolboeken.• Het is zeer goed dat er meer middelen gaan naar de plaatsen waar ze nodig zijn. Deverhoging van de middelen is echter ruim onvoldoende. En de regeling mag niet ten kostegaan van kleine scholen.• Er moeten extra middelen worden ingezet voor de ondersteuning van leerkrachten.• Scholen moeten gratis zijn.• Het nieuwe systeem moet rekening houden met de soort studierichtingen die wordenaangeboden. Beroepsopleidingen bijvoor<strong>be</strong>eld zijn vaak duurder.7.2 Onderwijsparticipatie van kleuters• Er moet eerst worden geluisterd naar ouders in armoede en de redenen waarom zij hunkinderen thuis houden. Misschien is een onderzoek nodig: de kennis van de leefwereld vanarmen is nog altijd <strong>be</strong>perkt. Kennis van en sensibilisatie voor de armoedeproblematiek inde leerkrachtenopleiding is een basisvoorwaarde.• Participatie moet worden gestimuleerd maar niet verplicht, want dat ligt gevoelig:schoolplicht voor kinderen vanaf 5 jaar is al genoeg.• Onderwijs is niet noodzakelijk de oplossing voor alles: er wordt te veel verwacht van hetonderwijs.• Er moet aandacht zijn voor kinderen die niet schoolrijp of niet zindelijk zijn.• De communicatie ouders-school kan <strong>be</strong>ter. Ouders één keer per jaar uitnodigen is niethetzelfde als ouder<strong>be</strong>trokkenheid.• Werken aan ouder<strong>be</strong>trokkenheid en wederzijds vertrouwen is het <strong>be</strong>langrijkste. De relatiekind-ouder-school moet centraal staan.7.3 Plan geletterdheid• Het plan geletterdheid moet een instrument worden om voor gelijke kansen te zorgen.Armen vallen te veel uit de boot en voorkomen is <strong>be</strong>ter dan genezen. Het huidigeonderwijs is veel te veel op competitie gericht. Kinderen haken af, schoolmoeheid slaattoe. Hieraan werken <strong>be</strong>strijdt ongeletterdheid.• Hoe wordt de geletterdheid in de buurlanden (Nederland) <strong>be</strong>vorderd?• Diversiteit – met de invalshoek armoede en sociale uitsluiting – moet structureel wordeninge<strong>be</strong>d in het curriculum van alle lerarenopleidingen.• Onderwijs moet gratis zijn.• Het is <strong>be</strong>angstigend hoe de aandacht wordt toegespitst op tewerkstelling. Geletterdheidis <strong>be</strong>langrijker voor de uitoefening van rechten en voor het zelfwaardegevoel, om bij tezijn en te blijven of uit interesse.133


134• Het plan is alleen op basiseducatie en op scholen gericht en niet bruikbaar voor vzw’s.Daar ge<strong>be</strong>urt nochtans heel wat rond geletterdheid.• Mensen in armoede kunnen bijlessen thuis niet <strong>be</strong>talen. Huiswerk<strong>be</strong>geleiding met ouderskan daar veel aan doen.• De randvoorwaarden moeten worden ingevuld. Niet iedereen heeft een computer: diemoeten <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>reikbaar zijn.


8 WerkgelegenheidACTIES8.1 Armen als kansengroep binnen het diversiteits<strong>be</strong>leidBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieDe diversiteitsplannen van het vesoc-actieplan (<strong>Vlaams</strong> Economisch SociaalOverlegcomité) Evenredige ar<strong>be</strong>idsdeelname en diversiteit <strong>2005</strong> <strong>be</strong>steden onder meeraandacht aan de evenredige participatie van armen. In <strong>2005</strong> wil de <strong>Vlaams</strong>e Regering dater minimaal 20 diversiteitsplannen worden opgestart met specifieke acties ter verhogingvan de evenredige ar<strong>be</strong>idsdeelname van armen en ex-gedetineerden. Voor die plannenwordt 125 000 tot 150 000 Euro uitgetrokken.Operationele doelstellingen• Zoveel mogelijk diversiteitsplannen in <strong>2005</strong> moeten aandacht heb<strong>be</strong>n voor armen enfunctionele laaggeletterdheid. Alle diversiteitsplannen kunnen zich expliciet richtenop kortgeschoolden, armen en leefloongerechtigden, mits een prioritaire doelgroep(allochtonen, personen met een handicap, ervaren werknemers) mee in het plan wordtopgenomen. In minstens 5 % van de plannen moet expliciete aandacht voor mensen inarmoede of ex-gedetineerden worden ingeruimd.• De functie ervaringsdeskundige armoede kan worden geïntegreerd in het normaaleconomisch circuit, bijvoor<strong>be</strong>eld bij grotere (dienstverlenende) organisaties en lokale<strong>be</strong>sturen. In een aantal diversiteitsplannen wordt het plan opgevat om op dat gebiedspecifieke ervaring op te doen en te werken aan verdere methodiekontwikkeling.• Nieuw in de regelgeving is de expliciete aandacht voor ex-gedetineerden,een categorie personen die extra vaak in de armoedeval geraakt. Binnen dediversiteitsplannen wordt het programma Aan de bak (gericht op ex-gedetineerden)en de methodiek B(ege)leide Intrede (gericht op ondersteuning van de werkgever ende werkvloer) geïntroduceerd. Om alle veldwerkers diversiteit te sensibiliseren, wordteen studiedag Professionele inschakeling van (ex-)gedetineerden georganiseerd.Doelgroep van de actie• Alle diversiteitsplannen kunnen zich expliciet richten op kortgeschoolden, armen,leefloon-gerechtigden, mits een prioritaire doelgroep (allochtonen, personen met eenhandicap, ervaren werknemers) mee in het plan wordt opgenomen.• Er is specifieke aandacht voor de integratie van opgeleide ervaringsdeskundigenbinnen het normaal economisch circuit.• Er is specifieke aandacht voor ex-gedetineerden.135Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Aanvragen voor de verschillende varianten van diversiteitsplannen kunnen ge<strong>be</strong>urentot midden okto<strong>be</strong>r <strong>2005</strong> bij de Sociaal-Economische Raad van de Regio (serr).• De plannen moeten ten laatste opstarten op 1 decem<strong>be</strong>r <strong>2005</strong>. De looptijd varieert van6 tot 24 maanden.


• Een studiedag rond ex-gedetineerden vindt plaats op 17 juni <strong>2005</strong>.2007:• De laatste (cluster)diversiteitsplannen <strong>2005</strong> met aandacht voor armen en exgedetineerdenmoeten ten laatste op 30 novem<strong>be</strong>r 2007 afgerond zijn.Indicatoren• In <strong>2005</strong> zijn minimaal 20 diversiteitsplannen opgestart die specifieke acties <strong>be</strong>vattenom de evenredige ar<strong>be</strong>idsdeelname van armen en ex-gedetineerden te verhogen.• De studiedag Professionele inschakeling van (ex-) gedetineerden heeft plaatsgevondenop 17 juni <strong>2005</strong>.• Binnen de diversiteitsplannen zal het programma Aan de bak worden geïntroduceerd.• Er zal worden gewerkt met de instrumenten van B(ege)leide Intrede: samenwerkingmet justitieel welzijnswerk, specifieke trajecten voor armen en ervaringsdeskundigenarmoede zullen worden geïntegreerd in het normaal economisch circuit.Communicatie en informatie• Alle acties zijn <strong>be</strong>kendgemaakt met een persmededeling en op de websitewww.vlaanderen.<strong>be</strong>/werk in het kader van het vesoc-actieplan Evenredigear<strong>be</strong>idsdeelname en diversiteit <strong>2005</strong>.• Alle netwerken van veldwerkers diversiteit (in totaal een 150-tal personen) zijngeïnformeerd op diverse overlegvergaderingen en trainingen.• Er is een campagne voor werkgevers opgestart met actieve ‘koude’ en‘warme’ prospecties door de veldwerkers diversiteit, regionale fora voorervaringsuitwisselingen en regionale studiedagen.• De kansengroepen zijn geïnformeerd via de organisaties waar armen het woordnemen en (gespecialiseerde) intermediairs.8.2 Lokale diensteneconomieBevoegde ministerKathleen Van Brempt<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke KansenOmschrijving en doel van de actieDe lokale diensteneconomie is een middel bij uitstek om moeilijk of niet-vermarktbarelokale noden te koppelen aan lokale werkgelegenheid voor kansengroepen. De <strong>Vlaams</strong>eoverheid wil de lokale diensteneconomie dan ook verder uitbouwen.136Projecten in het kader van de lokale diensteneconomie hanteren een specifieke participatieveaanpak om de leefbaarheid en leefkwaliteit van een buurt of wijk te verhogen, meestalgekoppeld aan werkcreatie voor mensen uit diezelfde buurt. In samenspraak met de buurt<strong>be</strong>wonersbrengt de dienst de <strong>be</strong>hoeften in kaart en ontwikkelt van daaruit diensten, ook viade opname van zwart werk en vrijwilligerswerk in het economische circuit. Vooral in achtergesteldebuurten kan die aanpak doeltreffend zijn om een harde kern van werkzoekenden teactiveren en sociale cohesie te verstevigen.De uitbouw ge<strong>be</strong>urt in twee fases.• De uitwerking van een regelgeving en de verankering van de <strong>be</strong>staande.


• De uitbouw van de lokale diensteneconomie vanuit de lokale werkwinkels onder regievan de lokale <strong>be</strong>sturen.Operationele doelstellingen• Een kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening verstrekken die een antwoordbiedt op individuele of collectieve <strong>be</strong>hoeften.• Het <strong>be</strong>staande aanbod aanvullen en niet <strong>be</strong>concurreren.• Kwaliteitsvolle ar<strong>be</strong>idsplaatsen voor kansengroepen creëren met perspectief opduurzaamheid, waarbij de organisaties van het werk rekening houden met de nodenvan de werknemers.• Inge<strong>be</strong>d zijn in het socio-economische weefsel.• Een positieve impact heb<strong>be</strong>n op de buurt- of wijkontwikkeling, de kwaliteit van hetleven verhogen en diensten verlenen aan de gemeenschap.• Ondersteuning bieden als de aanvrager naast de buurt- en nabijheidsdiensten nogandere activiteiten heeft.Doelgroep van de actieKansengroepen: laaggeschoolden, allochtonen, mensen ouder dan 45,ar<strong>be</strong>idsgehandicapten, langdurig werkzoekenden.Timing van de actie• <strong>2005</strong>: Opmaak van het ontwerpdecreet.• 2006: Goedkeuring van het decreet, voor<strong>be</strong>reiding van de uitvoering.• 2007: Realisatie op het werkveld.• 2008: Operationalisering.• 2009: Operationalisering.Indicatoren• <strong>2005</strong>: er is een ontwerpdecreet lokale diensteneconomie opgemaakt.• 2006: het decreet lokale diensteneconomie is goedgekeurd.• 2008 en 2009:– Minstens 50 % van de werknemers van het project komt uit de kansengroepen.– Het aantal kwaliteitsvolle ar<strong>be</strong>idsplaatsen voor kansengroepen is gestegen.Communicatie en informatie• De informatie over het nieuwe decreet zal worden verspreid via gesprekken met delokale overheden.8.3 Kwaliteitsvolle jobs binnen het Maatschappelijk VerantwoordOndernemenBevoegde ministerKathleen Van Brempt<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen137Omschrijving en doel van de actieBinnen de invoegeconomie bijkomende kwaliteitsvolle jobs creëren en de kwaliteit van dear<strong>be</strong>id ver<strong>be</strong>teren.


Operationele doelstellingenIn de regelgeving van de invoegeconomie strengere eisen opnemen inzake dedoelgroepcriteria en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, inclusiefopleiding en <strong>be</strong>geleiding op het werk. Daarbij zal rekening worden gehouden metde voorstellen van het Steunpunt ter <strong>be</strong>strijding van armoede, sociale uitsluiting en<strong>be</strong>staansonzekerheid. Die voorstellen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op de ar<strong>be</strong>idsvoorwaarden, dear<strong>be</strong>idsomstandigheden, de ar<strong>be</strong>idsinhoud en de ar<strong>be</strong>idsverhoudingen. Hrm-initiatievenbinnen de sociale economie en ter <strong>be</strong>vordering van het Maatschappelijk VerantwoordOndernemen worden verder uitgetest en verspreid.Doelgroep van de actieOngeveer 100 000 personen.• Personen die minimum 12 maanden inactief zijn en maximum het diploma hogersecundair onderwijs heb<strong>be</strong>n. Voor personen ouder dan 45 en voor leefloners is deminimale inactiviteitsperiode verlaagd tot 6 maanden.• Jongeren tussen 16 en 18 jaar die deeltijds <strong>be</strong>roepssecundair onderwijs volgen.• Ar<strong>be</strong>idsgehandicapten die minstens 6 maanden inactief zijn.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• Creatie van bijkomende jobs.• Uitwerking en goedkeuring <strong>be</strong>sluit van de <strong>Vlaams</strong>e Regering <strong>be</strong>treffende de erkenningen financiering van invoeg<strong>be</strong>drijven.• Implementatie van de nieuwe regelgeving.2006:• Verdere implementatie van de regelgeving.2007:• Evaluatie van de in <strong>2005</strong> uitgewerkte en geïmplementeerde regelgeving.2008:• Eventuele bijsturing op basis van de resultaten van de evaluatie.Indicatoren• Het aantal aangevraagde voltijds eenheden.• Het aantal aangeworven werknemers.• Het aantal positief geëvalueerde actieplannen Maatschappelijk VerantwoordOndernemen bij de invoeg<strong>be</strong>drijven.138Communicatie en informatie• Mailings, overlegvergaderingen, brochures.


8.4 Tewerkstelling van ervaringsdeskundigenBevoegde ministerFrank Vandenbroucke<strong>Vlaams</strong> minister van Werk, Onderwijs en VormingOmschrijving en doel van de actieErvaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting is een nieuw <strong>be</strong>roepom de efficiëntie van het <strong>be</strong>leid voor en de hulpverlening aan armen te verhogen.Ervaringsdeskundigen tolken, <strong>be</strong>middelen tussen hulpverlener en arme, ondersteunen,signaleren knelpunten en werken drempelverlagend. Daartoe werd een specifiekopleidingsprogramma ontwikkeld.Eind novem<strong>be</strong>r waren er in totaal 46 afgestudeerde ervaringsdeskundigen in dearmoede en sociale uitsluiting. Van hen zijn 37 afgestudeerden als ervaringsdeskundigetewerkgesteld, waarvan 10 bij Kind en Gezin, 4 bij het departement Onderwijs en 3 bij devdab. De meeste overige ervaringsdeskundigen vonden werk bij non-profitorganisatiesuit de welzijnssector.Ervaringsdeskundige is een nieuw <strong>be</strong>roep en moet nog ‘verkocht’ worden. Momenteelzijn er 9 afgestudeerde ervaringsdeskundigen zonder werk. Als er geen nieuwevacatures voor ervaringsdeskundigen worden uitgeschreven zal dat aantal tegen2009 oplopen tot 72. Voorts moeten de structurele problemen worden opgelostwaarmee de ervaringsdeskundigen soms te kampen heb<strong>be</strong>n. De ervaring leert datde job van ervaringsdeskundige psychisch zwaar is en dat een goede integratie vanervaringsdeskundigen in de ar<strong>be</strong>idsorganisatie niet vanzelfsprekend is.Het artikel 23 van het uitvoerings<strong>be</strong>sluit bij het armoededecreet voorziet datiedere <strong>Vlaams</strong>e minister binnen zijn <strong>be</strong>leidsdomein initiatieven neemt inzake detewerkstelling van ervaringsdeskundigen. Binnen dat kader en mede in functie van extratewerkstellingsplaatsen voor de afgestudeerden zal er worden nagegaan binnen welke<strong>be</strong>leidsdomeinen en overheidsinstellingen ervaringsdeskundigen zinvol kunnen wordeningezet.Operationele doelstellingen• Een zinvolle inschakeling verkrijgen van afgestudeerde ervaringsdeskundigenin de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Begeleidings- en ondersteuningsmodellen uitwerken voortewerkgestelde ervaringsdeskundigen en de organisatie waar ze worden tewerkgesteld.• Het aantal tewerkstellingsplaatsen voor ervaringsdeskundigen uitbreiden en nieuwefuncties creëren binnen diverse <strong>be</strong>voegdheidsdomeinen van de <strong>Vlaams</strong>e administratie,binnen diverse overheidsinstellingen en op de externe ar<strong>be</strong>idsmarkt.• Een degelijk statuut met overeenkomstige verloning uitwerken voorervaringsdeskundigen.139Doelgroep van de actieAfgestudeerde ervaringsdeskundigen en hun potentiële werkgevers.Timing van de actie<strong>2005</strong>:


• Verkenning van het tewerkstellingspotentieel voor ervaringsdeskundigen, overleg metde verschillende <strong>be</strong>leidsdomeinen en sectoren.2006:• Uitwerking van een statuut voor de ervaringsdeskundigen, onder meer op basis vanhet <strong>be</strong>roepsprofiel voor ervaringsdeskundigen en de mogelijke erkenning daarvan doorde serv.• Opsporen en creëren van nieuwe tewerktellingsplaatsen op basis van overleg metde verschillende <strong>be</strong>leidsdomeinen en sectoren. Invullen van nieuwe vacatures voorervaringsdeskundigen.• Uitwerken van de <strong>be</strong>geleidings- en ondersteuningsmodule.Indicatoren• Meer tewerkstellingsplaatsen voor ervaringsdeskundigen.• Een door de sociale partners goedgekeurd <strong>be</strong>roepsprofiel voor ervaringsdeskundige inde armoede.Communicatie en informatieGeen140


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP8.1 Armen als kansengroep binnen het diversiteits<strong>be</strong>leid• Deze maatregel is alleen instrumenteel, zorgt niet voor jobcreatie en <strong>be</strong>reikt alleenwerkgevers die al overtuigd zijn van de moeilijkheden waarmee mensen in armoede tekampen heb<strong>be</strong>n. Kan men niet meer verplichtingen opleggen aan werkgevers?• Er is nood aan informatie over deze maatregel, voor velen is hij onduidelijk.• Heel veel hangt af van hoe de diversiteitsplannen worden ingevuld.– De randvoorwaarden moeten voordelig zijn: flexi<strong>be</strong>le kinderopvang,mobiliteitsmaatregelen, soepelheid inzake werkuren …– De lonen moeten hoog genoeg liggen om werkloosheidsvallen te vermijden.– Er moet een gezonde werksfeer heersen. Mensen in armoede zijn bang voorvernederingen of pesterijen. Men moet ook fouten kunnen maken, zeker in het <strong>be</strong>gin.– De nodige <strong>be</strong>geleiding is noodzakelijk, niet alleen bij het zoeken naar werk maar ook bijde aanpassing aan de werksituatie.8.2 Lokale diensteneconomie• Dit is een goede maatregel die voor bijkomende jobs zorgt op maat van mensen inarmoede. Ook de plaats die buurt- en nabijheidsdiensten krijgen is positief. Het decreetmoet ruimte scheppen voor de duurzaamheid van de tewerkstelling.• De kwaliteit van de jobs moet worden gegarandeerd: werknemersparticipatie moetgestimuleerd worden, zodat werknemers echt mee bij het <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>trokken worden enverantwoordelijkheid kunnen dragen. Er is nood aan voldoende doorgroeimogelijkheden,aangepaste lonen, een goede omkadering en flexi<strong>be</strong>le ar<strong>be</strong>idsuren.• Een probleem van de buurt- en nabijheidsdiensten is dat ze te veel in functie staan vantweeverdieners: mensen in armoede kunnen er nauwelijks gebruik van maken. Hier zijnaanpassingen nodig. Bovendien vergt het te veel tijd en administratief werk om zelf eendergelijke dienst op te richten. Voorts moet het buurtgerichte meer centraal komen testaan.8.3 Kwaliteitsvolle jobs binnen het Maatschappelijk VerantwoordOndernemen• Het systeem van invoeg<strong>be</strong>drijven moet worden geëvalueerd. De voorwaarde om na 3 jaarzelf<strong>be</strong>druipend te zijn is in de praktijk vaak onhaalbaar.• Het is positief dat de kwaliteit van de ar<strong>be</strong>id meer aandacht krijgt: tewerkstelling in desociale economie wordt al te vaak gelijkgesteld met hulpverlening. Opleiding, <strong>be</strong>geleiding,zinvolle ar<strong>be</strong>idsinhoud, participatie en goede ar<strong>be</strong>idsomstandigheden mogen niet wordengenegeerd. Voorwaarde is wel dat hier blijvend middelen voor worden voorzien.• De tewerkstellingsvoorwaarden moeten soepeler. Nu wordt vaak het statuutuitkeringsgerechtigde werkloze gehanteerd. Personen die een tijd een uitkering van hetziekenfonds kregen of enkele dagen interimwerk doen, moeten daarna opnieuw van nul<strong>be</strong>ginnen voordat ze in aanmerking komen voor sommige jobs of premies. Dat motiveertniet om werk te zoeken.8.4 Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen• Het is <strong>be</strong>langrijk dat er een <strong>be</strong>roepsprofiel komt. Zo is duidelijk wat men kan en magverwachten van een ervaringsdeskundige.• Bijkomend moeten er ook meer middelen worden vrijgemaakt zodat organisatieservaringsdeskundigen kunnen aanwerven voor een lange periode. Zelfs wie overtuigd is141


142van de meerwaarde kan het vaak financieel niet aan om een ervaringsdeskundige en eentandempartner aan te nemen.• Het profiel moet duidelijkheid geven over de verloning. Die zou dezelfde moeten zijn als detandempartner, met als minimumniveau a1.• Er is nood aan ondersteuning, zowel voor de organisatie waar de ervaringsdeskundigewerkt als voor de tandempartner en de ervaringsdeskundige zelf. Ervaringsdeskundigenzouden de kans moeten krijgen om samen te komen in een pool om zo ervaringen uit tewisselen. Een dergelijke pool kan bijvoor<strong>be</strong>eld provinciaal worden georganiseerd.• Er zijn te weinig opgeleide ervaringsdeskundigen. Daarom zouden er meer plaatsenmoeten komen waar mensen de opleiding kunnen volgen en moeten de selectiecriteriaworden versoepeld.


9 HuisvestingACTIES9.1 HuurdersbondenBevoegde ministerMarino Keulen<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlands Bestuur, Steden<strong>be</strong>leid, Wonen en InburgeringOmschrijving en doel van de actieEen nieuw ontwerp<strong>be</strong>sluit goedkeuren en de nodige middelen voorzien omde dienstverlening van de huurdersbonden te ver<strong>be</strong>teren. In het bijzonder detoegankelijkheid en <strong>be</strong>reikbaarheid van de <strong>be</strong>staande dienstverlening voor huurders enkandidaat-huurders ver<strong>be</strong>teren en zo mogelijk uitbreiden.Operationele doelstellingen• Huuradvies en <strong>be</strong>vattelijke huurinformatie verstrekken. Eventueel juridische bijstandverlenen aan (kwetsbare en kansarme) huurders en kandidaat-huurders.• Tegemoetkomen aan de <strong>be</strong>staande <strong>be</strong>hoefte aan informatie en ondersteuning inzakede complexe huurwetgeving.• Maken dat de huurders hun rechten en plichten effectief uitoefenen.Doelgroep van de actieAlle huurders en kandidaat-huurders, met bijzondere aandacht voor de kansarmehuurders en kandidaat-huurders.Timing van de actie<strong>2005</strong>:Het ontwerp<strong>be</strong>sluit van de <strong>Vlaams</strong>e Regering houdende voorwaarden inzakeerkenning en subsidiëring van de huurdersbonden in overleg met het <strong>Vlaams</strong> OverlegBewoners<strong>be</strong>langen wordt opgemaakt en ter goedkeuring voorgelegd aan de <strong>Vlaams</strong>eRegering.2006:Het nieuwe <strong>be</strong>sluit treedt in werking.Indicatoren• De huurdersbonden <strong>be</strong>reiken meer huurders en kandidaat-huurders.• Het aantal individuele (en collectieve) leden en adviescontacten neemt toe, via ondermeer bijkomende adviespermanenties.• Een nieuw Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e Regering houdende de voorwaarden inzakeerkenning en subsidiëring van huurdersbonden treedt <strong>be</strong>gin 2006 in werking.143Communicatie en informatieDe <strong>be</strong>staande Huurdersbondenfolder met uitleg over de werking van een huurdersbonden de contactadressen in <strong>Vlaanderen</strong> wordt indien nodig geactualiseerd en ruimverspreid.


9.2 Uitbreiding van het aanbod sociale woningenBevoegde ministerMarino Keulen<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlands Bestuur, Steden<strong>be</strong>leid, Wonen en InburgeringOmschrijving en doel van de actieIn het regeerakkoord is in een blijvende inspanning voor de realisatie van socialehuurwoningen voorzien, zonder resultaatsverbintenis.Operationele doelstellingen• Proefprojecten publiek-private samenwerking voor de bouw van sociale woningengunnen.• Bestaande, kwaliteitsvolle woongelegenheden verwerven en - eventueel met<strong>be</strong>perkte aanpassingen - opnemen in het sociaal huurwoningpatrimonium.• De diverse initiatiefnemers verder stimuleren om kwaliteitsvolle socialewoonprojecten op te zetten.• Voldoende aandacht <strong>be</strong>steden aan de kwaliteit van de woning en de woonomgeving,en aan de leefbaarheid van de sociale woonprojecten.• De mogelijkheid onderzoeken om bijkomende woningen te realiseren via alternatievefinanciering, gemengde projecten en een nieuw sociaal huur<strong>be</strong>sluit.Doelgroep van de actieDe lagere inkomensgroepen die volgens de regelgeving in aanmerking komen voor eensociale huurwoning.Timing van de actieDe uitbreiding van het aanbod is een blijvend aandachtspunt.IndicatorenDe toename van het aantal sociale huurwoningen in <strong>Vlaanderen</strong>.Communicatie en informatieGeen9.3 Minimumlevering van elektriciteit en aardgas144Bevoegde ministerKris Peeters<strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu, en NatuurOmschrijving en doel van de actieDe distributienet<strong>be</strong>heerders moeten bij <strong>be</strong>schermde afnemers met<strong>be</strong>talingsmoeilijkheden gratis een budgetmeter voor elektriciteit plaatsen. De verbruiker<strong>be</strong>schikt op die manier over het volle vermogen als de meter opgeladen is. Bij uitputtingvan het opgeladen krediet, valt de budgetmeter terug op een minimumlevering van 6ampère. Voor aardgas blijft de net<strong>be</strong>heerder voorlopig leveren via de gewone meter


in afwachting van een aardgasbudgetmeter. Afsluiten kan alleen in geval van fraude,onveiligheid of als iemand duidelijk kan <strong>be</strong>talen, maar niet wil.Operationele doelstellingen• De huidige uitvoerings<strong>be</strong>sluiten inzake de sociale openbaredienstverplichtingen in devrijgemaakte elektriciteits- en aardgasmarkt evalueren.• De <strong>be</strong>sluiten indien nodig aanpassen.• De aardgasbudgetmeter invoeren.Doelgroep van de actieGezinnen met <strong>be</strong>talingsmoeilijkheden. Op 1 mei <strong>2005</strong> was het leveringscontract van25 823 elektriciteitsklanten en van 18 078 aardgasklanten opgezegd.Timing van de actie<strong>2005</strong>:• De <strong>be</strong>staande wetgeving wordt geëvalueerd via onder meer rondetafels met denet<strong>be</strong>heerders, leveranciers en armoedeverenigingen.• Het Energiedecreet wordt aan de <strong>Vlaams</strong>e Regering voorgelegd.2006:• Januari – maart 2006: de aangepaste ontwerp<strong>be</strong>sluiten worden aan de <strong>Vlaams</strong>eRegering voorgelegd.• April 2006 – tweede helft 2006: het Energiedecreet wordt <strong>be</strong>handeld in het <strong>Vlaams</strong>Parlement.2007:• Januari – februari 2007: de uitvoerings<strong>be</strong>sluiten worden definitief goedgekeurd.• Maart 2007: concrete realisatie van de <strong>be</strong>sluiten?2008–2009:• Voortdurende opvolging van de wetgeving.Indicatoren• Een evaluatienota op basis van de rondetafels.• Het energiedecreet en de bijhorende <strong>be</strong>sluiten worden uitgevoerd.• Het aantal afsluitingen van elektriciteit en aardgas vermindert.• Alle klanten die daarvoor in aanmerking komen, <strong>be</strong>schikken binnen een redelijketermijn over een budgetmeter voor elektriciteit en voor aardgas.Communicatie en informatie• Aanpassing van de brochure Sociale maatregelen voor wie aardgas en elektriciteitkoopt.• Infoavonden, eventueel in samenwerking met de armenverenigingen en de ocmw’s.145


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP9.1 Huurdersbonden• Er is nood aan een grootschalige informatiecampagne, op maat van mensen in armoede.Mensen moeten weten dat er huurdersbonden <strong>be</strong>staan en met welke vragen zij bij henterechtkunnen. Nu kennen veel mensen de huurdersbonden niet of heb<strong>be</strong>n ze verkeerdeverwachtingen over hun werking. Dat huurdersbonden ook aan sociale huurders adviesgeven, moet meer <strong>be</strong>kendheid krijgen.• Er zijn veel meer huurdersbonden nodig en de <strong>be</strong>staande bonden moeten meer personeelkrijgen zodat ze langer open kunnen blijven. Het aanbod is momenteel te <strong>be</strong>perkt.• Er moet gewerkt worden aan de toegankelijkheid van de huurdersbonden.– Het lidgeld moet worden afgeschaft. Er <strong>be</strong>staat wel een aantal systemen die definanciële drempel verlagen (collectief lidgeld, regeling met het stads<strong>be</strong>stuur) maardat zijn lokale oplossingen die niet overal kunnen worden toegepast. Mimimaalmoeten deze systemen overal toepasbaar zijn, maar mensen in armoede willen ervooral voor pleiten om het lidgeld af te schaffen.– Een laagdrempelige werking is noodzakelijk. Momenteel stappen mensen in armoedevooral naar huurdersbonden samen met iemand van de vereniging waar armen hetwoord nemen of een andere vertrouwenspersoon. Zonder deze tussenstap zouden zede stap niet wagen. Daar moeten maatregelen voor getroffen worden.– Huurdersbonden moeten <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>reikbaar zijn. Nu zitten ze soms op plaatsen diemoeilijk <strong>be</strong>reikbaar zijn met het openbaar vervoer, of op grote afstand van de kleineregemeenten.– Huurdersbonden moeten op een onafhankelijke plaats komen. Ze mogen nietgekoppeld worden aan bijvoor<strong>be</strong>eld de woonwinkel, waar misschien de dienst ofverhuurder zit waarmee de huurder problemen heeft.• De werking van de huurdersbonden gaat niet voor iedereen ver genoeg. Er is nood aaneen bijkomende dienst die mogelijke woonproblemen van mensen echt mee opvolgt.Onder andere in Izegem zou een balie <strong>be</strong>staan waar hulp over de hele lijn wordt geboden,met zowel sociale als technische ondersteuning. Dat model zou meer moeten wordenverspreid, bijvoor<strong>be</strong>eld als woonkamer binnen het Sociaal Huis.1469.2 Uitbreiding van het aanbod sociale woningen• De uitbreiding van het aanbod aan sociale woningen is heel <strong>be</strong>langrijk. Er moeten echterduidelijke, kwantificeerbare doelstellingen worden vooropgesteld. De nood is hoog: erstaan nog steeds te veel mensen op de wachtlijst.• Minstens even <strong>be</strong>langrijk is dat een aantal garanties voor mensen in armoede wordtingeschreven bij de uitwerking van een sociaal huur<strong>be</strong>sluit. Aan de volgende essentiëlepunten mag nooit worden geraakt.– De woonzekerheid van de huurder moet centraal staan. Werken met een proefperiodewerkt woononzekerheid in de hand.– De verplichtingen tussen huurders en verhuurders moeten eerlijker verdeeld worden.Op dit moment zijn de (onderhouds)verplichtingen en de sancties in het nadeel van dehuurders.– De basiskwaliteit in alle sociale huurwoningen, volgens de normen van hetconformiteitattest, moet worden gegarandeerd.– De rol van de vrederechter mag niet worden geschrapt.– De <strong>be</strong>taalbaarheid en <strong>be</strong>schikbaarheid van sociale woningen voor mensen in armoedemoet worden gegarandeerd. Men wenst dat er een minimumpercentage van de


woningen wordt gereserveerd voor mensen in armoede. Mensen in armoede pleitenook voor de afschaffing van de ondergrens en een <strong>be</strong>rekening van de huurprijs op basisvan het <strong>be</strong>steedbaar inkomen.– Mensen mogen niet worden <strong>be</strong>straft omdat ze hun familie opnemen in hun woning.Mensen met een bloedband in rechte lijn zouden daarom uitgezonderd moetenworden van de verplichting om mee het contract te ondertekenen.• Er is nood aan meer, duidelijker en toegankelijke informatie.• Er moeten niet alleen nieuwe woningen worden gebouwd: ook verkrotte woningenmoeten worden gerenoveerd. Sociale bouwmaatschappijen zouden daarom over meersubsidies moeten <strong>be</strong>schikken, zodat de noodzakelijke aanpassingen niet resulteren in eenverhoging van de huurprijs. Ook het systeem van ‘sociale <strong>be</strong>heersovereenkomst’ zoals hetnu in Antwerpen <strong>be</strong>staat, zou op meer plaatsen moeten worden toegepast.• De overheid zou gemeentes die geen of te weinig inspanningen leveren, moetenverplichten om in sociale woningen op hun grondgebied te voorzien. In Mechelen wil hetstads<strong>be</strong>stuur momenteel geen bijkomende inspanningen leveren zolang de omliggendegemeenten er geen werk van maken.• Op sommige plaatsen moet men <strong>be</strong>talen om op de wachtlijst te staan. Dat isonaanvaardbaar.9.3 Minimumlevering van elektriciteit en aardgas• Iedereen heeft recht op een menswaardig minimum aan elektriciteit. 6 ampère isonvoldoende. Er moet rekening worden gehouden met de huishoudelijke basis<strong>be</strong>hoeftenvan het gezin (gezinsgrootte, gezinssamenstelling, woonsituatie, verwarmingsbron,enzovoort).• Het systeem van gratis budgetmeters moet worden uitgebreid naar iedereen die eromvraagt. Bovendien moeten er meer oplaadplaatsen komen en moet men zoeken naareen respectvolle manier van opladen. Bijkomende kosten bij iedere oplaad<strong>be</strong>urt moetenvermeden worden.• Mensen mogen nooit afgesloten worden van energie. Momenteel is dat wettelijk nogmogelijk. De term ‘klaarblijkelijke onwil’ moet uit de wetgeving gehaald worden: deinterpretatie ervan is vaak een juridische uitvlucht om gezinnen in totale onmachtvolledig in het donker en de kou te zetten.• Energie moet <strong>be</strong>taalbaar en toegankelijk zijn voor iedereen.• Er is nood aan duidelijke informatie. De wetgeving is heel ingewikkeld en verandertvoortdurend. Zo weet niet iedereen dat er budgetmeters <strong>be</strong>staan. Er moet ook meerinformatie komen over wie al dan niet ‘<strong>be</strong>schermde afnemer’ is en hun rechten.147


10 GezondheidszorgACTIES10.1 Extra aandacht voor de sociaal en financieel zwakkeren in deCentra voor Geestelijke GezondheidszorgBevoegde ministerInge Vervotte<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Volksgezondheid en GezinOmschrijving en doel van de actieFinancieel en sociaal zwakkere personen met ernstige psychische of psychiatrischeproblemen kunnen tegen een verminderde bijdrage of zelfs gratis terecht bij de Centravoor Geestelijke Gezondheidszorg (cgg). Deze actie wil nagaan of dat in de praktijk ookge<strong>be</strong>urt.Operationele doelstellingen• Het aandeel financieel en sociaal zwakkeren in het cliënten<strong>be</strong>stand van de Centra voorGeestelijke Gezondheidszorg (cgg) in kaart brengen.• Op basis van die monitoring nagaan of de cgg’s hun decretale opdracht, bijzondereaandacht schenken aan financieel en sociaal zwakkeren, voldoende nakomen.Doelgroep van de actieSociaal en financieel zwakkeren met ernstige psychische of psychiatrische problemen. Degrootte van de doelgroep is niet <strong>be</strong>kend maar zal op basis van deze actie kunnen worden<strong>be</strong>paald.Timing van de actie voor de periode 2006-2009Indicatoren worden expliciet opgenomen in de voortgangsrapporten en tijdens de auditsvan de cgg.Indicatoren• Het aandeel cgg-zorgperiodes voor financieel en sociaal zwakkeren tegenover dezorgperiodes voor de volledige cgg-populatie.• Het aantal face-to-face contacten waarvoor een verminderde bijdrage wordtgevraagd tegenover het totaal aantal face-to-face contacten die in het cgg heb<strong>be</strong>nplaatsgevonden.148Communicatie en informatieDe cgg’s zijn gespecialiseerde tweedelijnsvoorzieningen. Cliënten komen meestal op doorverwijzingvan hun huisarts, Centra Algemeen Welzijnswerk, de school, het clb of de politie.Communicatie en informatie zullen dus in eerste instantie gericht zijn op de eerste lijn.• Folders van het cgg.• Infosessies voor de eerste lijn, onder meer de huisartsen, waarin het CGG-aanbodwordt toegelicht.• De websites van de cgg’s.


REACTIES VANUIT DE DOELGROEP10.1 Extra aandacht voor de sociaal en financieel zwakkeren in de Centravoor Geestelijke Gezondheidszorg• Er moet niet alleen worden onderzocht hoe groot de doelgroep is, maar ook welkespecifieke acties de cgg’s ondernemen om ze te <strong>be</strong>reiken en te blijven <strong>be</strong>reiken.• Het aanbod moet worden uitgebreid. Momenteel zijn de wachtlijsten te lang. Mensen<strong>be</strong>landen te snel en noodgedwongen in de psychiatrie of blijven er te lang. Er moeten meercentra komen en de <strong>be</strong>staande centra moeten worden versterkt met meer personeel.• Het aanbod en de hulpverlening van de cgg moet meer worden afgestemd op despecifieke <strong>be</strong>hoeftes van mensen in armoede. De expertise die <strong>be</strong>paalde centra heb<strong>be</strong>nopgebouwd rond het werk met mensen in armoede, kan worden doorgegeven aan anderecentra. Een goed praktijkvoor<strong>be</strong>eld is het mikado-team van Mensana in Antwerpen. Ookvorming kan een oplossing bieden. Enkele aandachtspunten zijn:– de mogelijkheid om sessies aan huis te krijgen,– een flexi<strong>be</strong>l afspraken<strong>be</strong>leid: wie een afspraak afzegt, moet momenteel vaak wekenwachten op een nieuwe afspraak. Vooral in de vakanties is dat een probleem. Ook bijeen acuut probleem zou een afspraak sneller moeten kunnen,– sessies op maat, waarbij ook aandacht en ruimte moet zijn voor ‘ventileren’: mensenmoeten hun hart kunnen luchten voordat de problemen echt ernstig worden,– nazorg.• Het is goed dat de financiële drempel verlaagt. Toch werden er enkele opmerkingengegeven.– De kosten zijn soms nog te hoog, waardoor mensen niet kunnen ingaan op het aanbod.Sommigen vinden dat het aanbod gratis moet zijn voor mensen in armoede.– De verschillen in <strong>be</strong>talingsmogelijkheden tussen de centra moeten wordenweggewerkt.– Naast de prijs van de sessies vormen ook de verplaatsingskosten een bijkomendedrempel. Ook daar zou een tegemoetkoming voor moeten <strong>be</strong>staan.• Mensen ervaren ook nog andere drempels om naar een centrum voor geestelijkegezondheidszorg te stappen. Er hangt nog al te vaak een taboesfeer rond de centraen mensen zijn bang voor de gevolgen (bijvoor<strong>be</strong>eld dat de kinderen zullen wordengeplaatst). De manier waarop de centra met mensen omgaan, getuigt soms van weinigrespect: cliënten worden als ‘sukkelaar’ <strong>be</strong>keken, of heel onpersoonlijk <strong>be</strong>naderd. Vormingover de armoedeproblematiek is aangewezen.• Er is niet alleen nood aan ambulante hulp: er moeten ook meer middelen wordenvrijgemaakt voor residentiële hulp en crisisopvang. Dat is heel <strong>be</strong>langrijk! Het aanbod vancrisisopvang moet worden vergroot. Nu moeten de cliënten vaak na 3 weken weer weg.Dat moet veranderen.149


ColofonSamenstellingDeze publicatie werd gerealiseerd en goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e RegeringVerantwoordelijke uitgeverStefaan Van Mulders, wnd. directeur-generaalAdministratie Gezin en Maatschappelijk WelzijnProductieGerda Van der Plas, afdeling Algemeen Welzijns<strong>be</strong>leidCoördinatieJan Beukeleirs, afdeling Algemeen Welzijns<strong>be</strong>leidStijn Coppens, afdeling Algemeen Welzijns<strong>be</strong>leidLieve De Grande, afdeling Algemeen Welzijns<strong>be</strong>leid150Vormgeving en drukJansen & Jansen, GentDepotnummerD/<strong>2005</strong>/3241/290


151


152

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!