11.07.2015 Views

Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, Gemeente Venlo

Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, Gemeente Venlo

Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, Gemeente Venlo

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008<strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>“Eenheid in verscheidenheid”De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>, gewijzigd naaraanleiding van nieuwe Wro 2008 is vastgesteld door degemeenteraad op 25 maart 2009STADSBELEIDAfdeling <strong>Ruimtelijke</strong> OntwikkelingStellers René Miesen, Rob Luca enIngrid Jansen


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,2 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


InhoudsopgaveVoorwoord 5DEEL A – RUIMTELIJKE STRUCTUURVISIE <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 71 Inleiding 91.1 Waarom een <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>? 91.2 Wat is de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>? 91.3 Hoe is de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> opgezet? 102 Naar een visie 142.1 De gelaagde stad 142.2 Structuurconcept: Krachtige kernen in een Robuust Casco 142.3 Doelstellingen 152.4 Principes voor <strong>Venlo</strong> 162.5 Uitvoering en Uitwerking 173 <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> 193.1 Structuurconcept: Krachtige kernen in een robuust casco 193.2 “Centrumstad in een grenzeloze regio” 213.3 “Leefbare Stad” 313.4 “Stad in het Maasdal” 454 Principes voor <strong>Venlo</strong> 594.1 Principes 594.2 Schematisch overzicht beleidsvelden, thema’s en principes 675 Uitvoering en uitwerking 695.1 Inleiding 695.2 Uitvoering <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> 695.3 Uitwerking <strong>Ruimtelijke</strong> structuurvisie <strong>Venlo</strong> 815.4 Aandachtspunten voor gebieden 815.5 Onderzoeksprogramma 97BIJLAGEN: Kaart:Kaart:Matrix:Kaart:<strong>Ruimtelijke</strong> samenhangOverzicht bouwontwikkelingenRelatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projectenOverzicht nieuwe bestemmingsplannen in voorbereidingRelatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 3


DEEL B – TOELICHTING EN VERDIEPING 1296 Toelichting - Positionering van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> 1317 Toelichting - Het krachtenveld 1327.1 Het Terrassenlandschap en Maassysteem 1327.2 De ontwikkeling van de stad 1347.3 Trends en perspectieven 1388 Toelichting – De opgaven 1398.1 Transformaties 1398.2 De opgaven 1409 Verdieping - Krachtige kernen in een Robuust Casco 14310 Verdieping: “Centrumstad in een grenzenloze regio” 14710.1 Uitgangssituatie 14710.2 Ambitie en doelstellingen 14810.3 Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppunt 14810.4 Versterking als centrumstad voor de regio 15310.5 Versterking van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> 15510.6 Infrastructuur als schakel in de centrumstad 15911 Verdieping: “Leefbare stad” 16511.1 Uitgangssituatie 16511.2 Ambitie en doelstellingen 16511.3 Woonmilieus en bedrijvigheden 16811.4 Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving 17711.5 Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningen 18311.6 Bereikbaarheid en mobiliteit 18612 Verdieping: “Stad in het Maasdal” 19012.1 Uitgangssituatie 19012.2 Ambitie en doelstellingen 19012.3 Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied 19112.4 Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stad 19712.5 Verkeer en Vervoer 202<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,4 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Voorwoord over de wijziging van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>Per 1 juli 2008 is de gemeente, door de invoering van de Wet op de <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening(Wro), verplicht voor het grondgebied van de gemeente, of een gedeelte hiervan, een structuurvisievast te stellen. De wet stelt, ten opzichte van voorgaande wetgeving, nieuwe eisenaan de inhoud van een structuurvisie. Deze eisen hangen ook samen met het gewijzigdestelsel van kostenverhaal.Volgens de nieuwe wettelijke richtlijnen dient de structuurvisie te beschrijven:1. de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling,2. de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid, en3. de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.De gemeente <strong>Venlo</strong> beschikt sinds <strong>2005</strong> over de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong> -<strong>2015</strong>. Om te kunnen voldoen aan de huidige wettelijke verplichting en eisen is de <strong>Ruimtelijke</strong><strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong> -<strong>2015</strong> gewijzigd en opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld.Uitgangspunt bij de wijziging blijft de voorgenomen ontwikkeling en het ruimtelijk beleid zoalsdeze is vastgesteld in <strong>2005</strong>. Daardoor is deze wijziging “beleidsneutraal” 1 en is de planperiodeniet gewijzigd.De wettelijk vereiste beschrijvingen van de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling enhoofdzaken van ruimtelijk beleid waren al beschreven in <strong>2005</strong>, en komen aan bod in hoofdstukken2, 3 en 4.Met de vaststelling van onderhavige “<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>, gewijzigd n.a.v.nieuwe Wro 2008” door de gemeenteraad van de gemeente <strong>Venlo</strong> op 25 maart 2009, wordtde “<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>” integraal herzien.De belangrijkste wijziging in deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is een aanpassing van hoofdstuk5 “Uitvoering en uitwerking” waarin nader wordt ingegaan op de manier waarop degemeente de voorgenomen ontwikkeling, zoals beschreven in de structuurvisie wil verwezenlijken.In hoofdstuk 5 wordt ondermeer toegelicht hoe gemeente <strong>Venlo</strong> de uitvoering van de benoemdeontwikkelingen ter hand neemt. De gemeente <strong>Venlo</strong> zet onder andere het bestemmingsplanen verdere uitwerkingen in sectoraal beleid in.Belangrijk onderdeel van hoofdstuk 5 is daarnaast een toelichting op hoe de gemeente <strong>Venlo</strong>op basis van de structuurvisie omgaat met de mogelijkheden rondom de medefinancieringvanuit nieuwbouwlocatie in de vorm van bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling en bovenplansekosten (verevening)De rol van de structuurvisie bij kostenverhaalMet de invoering van de nieuwe Wro en de Grondexploitatiewet in 2008 hebben gemeentennieuwe sturingsmiddelen tot hun beschikking gekregen. <strong>Gemeente</strong>n kunnen in overeenkomstenmet marktpartijen gebruik maken van deze mogelijkheden op het gebied van kostenverhaal.Daarnaast mogen gemeenten in de vroegste planfases overeenkomsten sluiten waarinzij een bijdrage in “ruimtelijke ontwikkeling” en “bovenplanse kosten” overeenkomen. Zo kande gemeente vanuit nieuwe bouwlocaties via grondexploitatie voorzien in een bijdrage aande gewenste ontwikkelingen elders binnen de gemeente. Hiertoe dient de gemeente wel tebeschikken over een structuurvisie zoals beschreven in de nieuwe Wro.1 Uitgangspunt blijft het beleid zoals meegenomen in <strong>2005</strong>. Verdere uitwerkingen hiervan, die aansluiten aan op de voorliggenderuimtelijke structuurvisie, zijn meegenomen. “Nieuw” beleid en inzichten die hiervan afwijken, zijn in deze wijziging niet meegenomen,maar komen in een latere totale herziening aan bod.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 5


In verband met de wettelijke verhaalsvoorwaarden van de bijdragen worden in de structuurvisiede “ruimtelijke ontwikkelingen” gespecificeerd vastgelegd.Daarnaast wordt de relatie tussen zogenaamde “kostendragers” en “kostenvragers” geduid.In hoofdstuk 5 wordt daartoe de link gelegd tussen enerzijds voorziene nieuwe bouwlocaties,de ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse voorzieningen.Afdwingbaar verhaal van bovenplanse kosten/bovenplanse verevening is ook mogelijk viaopname van een “fondsbijdrage” in de exploitatie. De gemeente stelt daartoe een zogenaamd“Fonds Bovenplanse Kosten” in, waaruit bovenwijkse voorzieningen (deels of geheel)worden bekostigd. De hoogte van de gevraagde bijdrage wordt bepaald op basis van driecriteria: profijt; toerekenbaarheid, en proportionaliteit.Ten aanzien van bijdragen aan bovenplanse kosten worden er in de structuurvisie aanwijzingengegeven over bestedingen uit het fonds.Aanpak wijziging <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>Voor de hiervoor beschreven aanpak is gekozen om spoedig te kunnen beschikken over eenstructuurvisie die voldoet aan de wettelijke vereisten. Tevens ligt een ingrijpende aanpassingvan het in <strong>2005</strong> vastgestelde beleid niet voor de hand. De gekozen methodiek brengt metzich mee, dat de bijbehorende Verkenningennota niet is gewijzigd.De maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek vereisen een voortdurende toetsing en onderhoudvan het geformuleerde beleid. Dit kan leiden tot een tussentijdse wijziging gerelateerdaan een zich voordoende ontwikkeling. De uitvoering is een continu proces, waarmee degemeente in ieder geval tot <strong>2015</strong>, maar ook daarna, actief mee aan de slag is.De voorgenomen herindeling met de gemeente Arcen en Velden per 1 januari 2010 en gewijzigdebeleidsmatige inzichten krijgen beslag in een herijking van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>.De gemeente <strong>Venlo</strong> werkt de komende tijd aan deze herijking, die zal leiden tot eenstructuurvisie voor een nieuwe planperiode.Nota beneOmdat voorliggende gewijzigde versie van de “<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>” geenintegrale en volledige ‘update’ heeft gehad, kan het voorkomen dat de inhoud van voorliggendestructuurvisie en de feitelijke situatie met betrekking tot bepaalde gebieden en/of aspectenvan elkaar kunnen afwijken.Ontwikkelingen en/of voorschrijden van de tijd kan leidt ertoe dat de formulering op een aantalplaatsten in voorliggende structuurvisie enigszins ‘achterhaald’ zou kunnen overkomen.Dit doet aan de inhoud en de daaraan ten grondslag liggende keuzes niets af.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,6 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


DEEL A – RUIMTELIJKE STRUCTUURVISIE <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 7


Centrum BlerickCentrum TegelenSteylCentrum <strong>Venlo</strong>Voormalig raadhuis BelfeldBeken in het cascoDe Maas<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,8 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


1 Inleiding1.1 Waarom een <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>?Streven naar duurzame ruimtelijke ontwikkeling“Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is sprake als aan elk van de economische, ecologische ensociaal culturele waarden van de ruimte gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordtgedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemerstoeneemt”. 2De vraag naar extra ruimte voor verstedelijking in <strong>Venlo</strong> is in de komende decennia beperkt. 3 Dewensen en eisen van burgers en bedrijven over de inrichting van de ruimte worden steeds diverseren hoger, mede vanwege veranderingen in de samenleving en economie. Het belang om de juistefunctie op de juiste plaats tot ontwikkeling te laten komen neemt toe. Er is sprake van een trendbreukdie in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> zijn neerslag moet vinden: van“kwantiteit” (uitbreiding) naar “kwaliteit” (duurzaamheid en aanpassing) 4 . Dit betekent dat rekeningmoet worden gehouden met samenhangen tussen opgaven voor <strong>Venlo</strong> en daaraan gerelateerdedoelstellingen.Daarnaast is de gemeente volgens de Wet <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening, verplicht een structuurvisie vastte stellen voor het grondgebied van de gemeente (of een deel daarvan).De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> is het kader voor de duurzame ruimtelijkeontwikkeling, op basis van een evenwichtige benadering van de economische,ecologische en sociaal culturele waarden van de gemeente <strong>Venlo</strong>.1.2 Wat is de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>?Toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en beleidVia het ruimtelijk beleid geeft de gemeente sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong>. Hierbijmoeten keuzen worden gemaakt ten aanzien van functies en locaties en te realiseren kwaliteiten.De rol van de overheid is steeds minder die van initiatiefnemer en ontwikkelaar en steedsmeer die van regisseur van processen die door andere partijen geïnitieerd of uitgevoerd worden.Tegen de achtergrond van actuele trends, opgaven en ambities voor de stad zijn doelstellingenvoor het ruimtelijk beleid geformuleerd en is een ontwikkelingsrichting bepaald waarin deze doelstellingenhet best gerealiseerd kunnen worden. Gezien de maatschappelijke en ruimtelijke dynamiekzal voortdurend toetsing aan en onderhoud van de in deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> geformuleerdedoelstellingen moeten plaatsvinden.De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> biedt tevens de basis voor het maken van afspraken over financiëlebijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en geeft aanwijzingen over bestedingen ter dekking vanzogenaamde bovenplanse kosten.De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> is het functioneel en ruimtelijk toetsingskadervoor het maken van keuzes bij ruimtelijke ontwikkelingen in <strong>Venlo</strong>.2 Nota Ruimte (5e Nota over de <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening, deel 3), april 2004, paragraaf 1.23 Zie Deel B – paragraaf 7.3 -Trends en perspectieven4 Zie Deel B – hoofdstuk 8 – De opgaven<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 9


1.3 Hoe is de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> opgezet?1.3.1 KaderstellingDe doelstellingen voor het ruimtelijk beleid in deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> zijn mede gebaseerdop ambities zoals die in eerdere stedelijke visies zijn verwoord, waaronder “<strong>Venlo</strong>, grenzelozestad” (1999), de Perspectievennota (2000) en de Voorjaarsnota 2001. Deze ambities zijn geactualiseerdin de stadsvisie “Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Kompas voor de toekomst” die op 2 juni 2004 door degemeenteraad is vastgesteld.De stadsvisie “Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Kompas voor de toekomst” is gebaseerd op 5 wensbeelden alsrichtingen voor de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong>. Deze wensbeelden bevatten ideeën en mogelijkhedenvoor het ruimtelijk, economisch en sociaal maatschappelijk beleid. In deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>ligt het accent op de verdieping van de stadsvisie in het ruimtelijk beleid, globaal tot <strong>2015</strong>.In de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is ook rekening gehouden met inzichten en keuzen in sectoraal,ruimtelijk relevant beleid, en beleid op provinciaal en rijksniveau. 5 De achtergrondstudies die tengrondslag liggen aan de totstandkoming van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> zijn opgenomen in deaan de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> gekoppelde notitie “Verkenningen voor <strong>Venlo</strong>”.De visieInput:•Ambities:Visie <strong>Venlo</strong>•Sectorbeleid•Trends enperspectieven12Structuurconcept: Krachtigekernen in een robuust cascoThema: Centrum stadThema: Leefbare stadThema: Maasdal stadUitwerking entoepassing3410 PrincipesUitvoeringsprogramma5 Zie Deel B – hoofdstuk 6 – Positionering van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,10 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


1.3.2 Opbouw van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>Deel A bevat de kern van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong> - <strong>2015</strong>.Hoofdstuk 1 Beschrijft waarom deze structuurvisie is opgesteld, de opbouw, en op welke wijzeburgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming zijn betrokken.Hoofdstuk 2 Beschrijft de elementen waaruit de structuurvisie is opgebouwd en bevat dedoelstellingen voor het ruimtelijk beleidHoofdstuk 3 Bevat de uitwerking van het ruimtelijk beleid van <strong>Venlo</strong>, in relatie tot de voorgenomenontwikkeling, in de vorm van een structuurconcept en 3 verbindende thema’s:• “Centrumstad in een grenzenloze regio”• “Leefbare stad”• “Stad in het Maasdal”Hoofdstuk 4 Bevat de essentie van de uitwerking van het ruimtelijk beleid in de vorm van principesvoor <strong>Venlo</strong>Hoofdstuk 5 Bevat kaders voor de toepassing van de doelstellingen en principes, en onderwerpenvoor een onderzoeksprogramma. Voorts wordt ingegaan op de wijzewaarop de gemeente de voorgenomen ontwikkeling zoals beschreven in destructuurvisie wil realiseren, en worden aanwijzingen gegeven over bestedingenuit het fonds bovenplanse kostenIn de Bijlagen is een drietal kaarten en een matrix opgenomen, alsmede een nadere beschrijvingvan de relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid.Deel B bevat toelichtingen en verdiepingen bij deel A.Hoofdstuk 6 is een toelichting op de positie van de <strong>Ruimtelijke</strong> Structuurschets in de beleidspiramidevan <strong>Venlo</strong>Hoofdstuk 7 is een toelichting op het krachtenveld waarin <strong>Venlo</strong> zich anno <strong>2005</strong> bevindtHoofdstuk 8 is een toelichting op de opgaven die daaruit voortvloeien voor <strong>Venlo</strong>Hoofdstuk 9 is een verdieping van het structuurconceptHoofdstuk 10 is een verdieping van het thema: “Centrumstad in een grenzenloze regio”Hoofdstuk 11 is een verdieping van het thema: “Leefbare stad”Hoofdstuk 12 is een verdieping van het thema: “Stad in het Maasdal”Ter onderbouwing en verantwoording van deze visie zijn verschillende studies verricht. Deze zijngebundeld in een aparte notitie (Verkenningen voor <strong>Venlo</strong>) en omvatten:• Ruimtelijk Functionele verkenningen: studies naar de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad,de positie in de regio, de huidige structuur en occupatiepatroon, ruimtelijke karakteristieken,perspectieven, trends en prognoses.• Beleidsverkenningen: documentatie en verantwoording van ruimtelijk relevant rijksbeleid, provinciaalbeleid en sectoraal beleid.• Conceptuele verkenningen: evaluatie van ontwikkelingsmodellen en studie naar het begriprobuustheid.Omdat voorliggende gewijzigde versie van de “<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>” geenintegrale en volledige ‘update’ heeft gehad, kan het voorkomen dat de inhoud van voorliggendestructuurvisie en de feitelijke situatie ,met betrekking tot bepaalde gebieden en/ofaspecten van elkaar kunnen afwijken.Ontwikkelingen en/of voorschrijden van de tijd kan leidt ertoe dat de formulering op eenaantal plaatsten in voorliggende structuurvisie enigszins ‘achterhaald’ zou kunnen overkomen.Dit doet aan de inhoud en de daaraan ten grondslag liggende keuzes niets af.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 11


1.3.3 Gebruik van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>Deze <strong>Structuurvisie</strong> is uitgewerkt in de vorm van een structuurconcept en drie verbindende thema’s.Dit is verwoord en verbeeld in hoofdstuk 3, en vormt de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid tot<strong>2015</strong>. 6De ontwikkeling van de stad is een continu proces. Gedurende de planperiode zullen zich voortdurendinitiatieven en ontwikkelingen voordoen. De gemeente zal plannen toetsen op consistentiemet het structuurconcept en de doelstellingen voor de 3 thema’s. Deze toets kan op een snellemanier plaatsvinden, met behulp van de “principes” in hoofdstuk 4. De principes vatten de hoofdkeuzesin de ruimtelijke structuurvisie samen.Het kan voorkomen dat zich nieuwe initiatieven voordoen, die niet specifiek zijn benoemd in dezestructuurvisie. Wanneer een dergelijke ontwikkeling bijdraagt aan de realisatie van het structuurconcepten de doelstellingen zoals geformuleerd in hoofdstuk 2, zijn deze consistent met de <strong>Ruimtelijke</strong><strong>Structuurvisie</strong>. Eventueel kan dit met een wijziging van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> verduidelijktworden, alvorens tot besluitvorming over dergelijke ontwikkelingen wordt overgegaan.Een ontwikkeling die niet consistent is met de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> vereist een actualisering ofeen gebiedsspecifieke structuurvisie. Ook aanpassingen van sectorale beleidsnota’s dienen eendoorwerking te krijgen met een wijziging van de structuurvisie.Bij het toetsen van ontwikkelingen en plannen dient ook rekening te worden gehouden met ruimtelijkesamenhang en specifieke kenmerken van een gebied waarin de locatie waar de ontwikkelingzich afspeelt. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de te onderscheiden gebieden en een uitwerkingvan het begrip ruimtelijke samenhang. Deze samenhang is van belang voor de wijzewaarop door middel van een fonds, ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan zogenaamdebovenplanse kosten. Hoofdstuk 5 bevat ook criteria om te bepalen voor welke gebieden een gebiedsgerichteuitwerking verder gestalte kan geven aan de functie van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>als samenhangend toetsings- en uitvoeringskader.“Projecten”De visieStructuurconceptDoelen / Thema’sPrincipesGebiedenToetsToets enUitwerkingProgramma’sen sectoraalbeleidGebiedsvisiesBestemmingsplannenLocatiesBouwplannenInitiatievenEtcetera6 Hoofdstuk 3 bevat een aantal kaarten waarop de uitwerking van het ruimtelijk beleid in relatie tot het grondgebied van de gemeente<strong>Venlo</strong> is verbeeld. Wanneer aan een of meerdere symbolen op deze kaarten een betekenis kan worden toegekend die in een of meerdere(sub)paragrafen apart is toegelicht, dan heeft een dergelijke kaart de functie en aanduiding van plankaart. Als een kaart als geheelbedoeld is ter illustratie van het verwoorde beleid, krijgt deze de aanduiding van illustratie. De opgenomen foto’s dienen eveneens terillustratie. Vanwege de schaal waarop de kaarten zijn getekend zijn aanduidingen op zowel plankaarten als illustraties indicatief.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,12 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


1.3.4 Betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkomingvan de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>Zoals in paragraaf 1.3.1 aangegeven is de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> gebaseerd op ambities zoalsdie in eerdere stedelijke visies zijn verwoord. Bij de totstandkoming van de stadsvisie “Visie <strong>Venlo</strong>2030 – Kompas voor de toekomst” zijn diverse sleutelpersonen uit maatschappelijke organisatiesgeïnterviewd over de toekomst van <strong>Venlo</strong> en is met een groot aantal belangstellenden ingezoomdop diverse aspecten hiervan in de vorm van zogenaamde stadsdebatten.Daaropvolgend is voor de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> een analyse gemaakt van eerder geformuleerdbeleid. De gemeente heeft bij de formulering daarvan maatschappelijke organisaties betrokken,en heeft burgers op grond van de inspraakverordening en wettelijke vereisten, de gelegenheidgeboden te reageren op concept beleidsvoornemens.Een aanzet tot de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> (“ Naar een Ruimtelijk Functionele <strong>Structuurvisie</strong> voorde gemeente <strong>Venlo</strong>”) is toegezonden aan en besproken met de volgende instellingen en organisaties:Betrokken instellingen en organisatiesZorggroep Noord-LimburgFontys Technische HogeschoolOnderwijsgemeenschap <strong>Venlo</strong> e.o.Stichting Gilde OpleidingenKamer van KoophandelStichting StadsmanagementWijkoverleggen en dorpsraden in <strong>Venlo</strong>Woningstichting <strong>Venlo</strong>-BlerickWoonservice AntaresWoningbouwvereniging UrbanusStichting Limburgs LandschapWaterschap Peel en MaasvalleiLTTB LimburgNederlandse en Duitse buurgemeentenKreis Kleve, Kreis ViersenCommissie <strong>Ruimtelijke</strong> KwaliteitProvincie LimburgDepartementen vertegenwoordigd in deProvinciale Commissie OmgevingsvraagstukkenOp basis van deze besprekingen is de aanzet aangepast en in de vorm van een concept <strong>Ruimtelijke</strong><strong>Structuurvisie</strong> in overeenstemming met de Inspraakverordening en wettelijke vereisten ter inzagegelegd van 11 april <strong>2005</strong> tot 9 mei <strong>2005</strong>.Omdat in 2008 de belangrijkste wijziging in de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> een beschrijving is van dewijze waarop de gemeente de voorgenomen ontwikkeling wil verwezenlijken, zonder dat daarbijsprake is van een wezenlijke aanpassing van eerder vastgesteld beleid, is voorafgaand aan devaststelling van deze wijziging volstaan met een ter inzage legging vaneen concept wijziging van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> in overeenstemming met de inspraakverordeningen wettelijke vereisten, van 18 december 2008 tot en met 28 januari 2009.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 13


2 Naar een visie2.1 De gelaagde stadDeze structuurvisie gaat uit van een verbonden gelaagdheid 7 in het functioneren van de stad:“welvaart”• De positionering van (delen van) de stad in (inter)nationale en (eu)regionale economische,sociale en infrastructurele netwerken.• De positionering van (delen van) de stad in het (eu)regionale verzorgingsgebied.“welzijn”• Het huidige ruimtegebruik van het grondgebied en het daarbij behorende systeemvan voorziening in de lokale behoeften ten aanzien van zorg, wonen, economie, detailhandelen maatschappelijke en sociaal-culturele ontplooiingsmogelijkheden vande bevolking.“welbevinden”• De rijke fysiek ruimtelijke karakteristieken van de gemeente in het continuüm van delokale wordingsgeschiedenis en de context van internationale / regionale blauwgroenenetwerken.De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is geformuleerd rond drie thema’s die elkaar aanvullen en de gemeenschappelijkenoemers zijn in de opgaven en doelstellingen waar <strong>Venlo</strong> voor staat. De thema’szijn geen scenario’s, maar invalshoeken om de verschillende aspecten die voor een duurzameruimtelijke ontwikkeling van belang zijn te kunnen isoleren en op hun samenhang te beoordelen.Met deze thematische uitwerking wordt recht gedaan aan de gelaagdheid en het noodzakelijkeevenwicht en samenhang tussen de lagen als voorwaarde voor een duurzame ruimtelijke ontwikkelingvan <strong>Venlo</strong>.2.2 Structuurconcept: Krachtige kernen in een Robuust CascoDe bestaande stedelijke structuur van <strong>Venlo</strong> heeft zich ontwikkeld binnen de fysieke context vanhet Maasdal. 8 Het is een unieke kwaliteit waarmee <strong>Venlo</strong> zich onderscheidt van vele andere middelgrotesteden. De in noord-zuid richting gelegen werkkern Tradeports en de principale woonkernenvan <strong>Venlo</strong>, Blerick, Tegelen en Belfeld zijn afzonderlijk herkenbaar, ondanks de sterke uitbreidingonder invloed van naoorlogse impulsen als de geboortegolf, mobiliteitstoename, verstedelijking,en fragmentatie van productie en consumptieprocessen met logistiek als verbindende schakel.Zowel in ruimtelijk-historische als in functionele zin zijn de kernen van verschillende orde. Ditordeverschil draagt bij aan hun herkenbaarheid. De Maas vormt de historische “ruggengraat”, inoost-west richting lopen beken, “de ribben”. De “open” ruimten tussen de kernen die een scheidendkarakter hebben zijn gerelateerd aan deze beken.Perspectieven voor de toekomst zijn een bevolking die in omvang nauwelijks meer toeneemt maarsteeds meer vergrijst, wijzigingen in de regionale bereikbaarheid, structuurveranderingen in deeconomie en een voortgaande Europese integratie 9 . <strong>Venlo</strong> staat, tegen de achtergrond van dezestructuur en omslagen in de maatschappelijk-ruimtelijke dynamiek voor een fundamentele keuze,namelijk om de ruimte tussen de afzonderlijke kernen te verstedelijken zodat de kernen opgaan inéén stedelijk gebied, danwel om de verstedelijking te doen plaatsvinden binnen de kernen zodateen stedelijk netwerk van afzonderlijke kernen gehandhaafd blijft.7 Zie Verkenningen voor <strong>Venlo</strong> – Ruimtelijk Functionele Verkenningen8 Zie Verkenningen voor <strong>Venlo</strong>- Ruimtelijk Functionele Verkenningen9 Zie Verkenningen voor <strong>Venlo</strong>- Ruimtelijk Functionele Verkenningen<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,14 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Er moet ook rekening worden gehouden met de invloed van relaties met steden netwerken alsBrabant Stad (met name Eindhoven en Helmond), Arnhem-Nijmegen, Zuid-Limburg, het Ruhrgebied(met name Krefeld en Mönchengladbach), met regionale steden als Venray, Weert en Roermonden met Nederlandse en Duitse buurgemeenten.De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> kiest voor een structuurconcept dat uitgaat van hethandhaven van de afzonderlijke woon- en werkkernen in een stedelijk netwerk, gescheiden doorgroene zones met een hoge ecologische én recreatieve waarde 10 . Met deze ontwikkelingsrichtingkunnen de doelstellingen het best gerealiseerd worden. De oost-west oriëntatie is door ontwikkelingenin de infrastructuur in de laatste decennia vooral in economische zin sterk ontwikkeld. Vooreen duurzame ruimtelijke ontwikkeling blijft deze oriëntatie van betekenis voor de ontwikkeling vande logistiek en industrie als bronnen van welvaart voor de stad, waarbij de oriëntatie op de omliggendeDuitse regio versterkt kan worden. De oorspronkelijke noord-zuid oriëntatie is in de laatstedecennia op de achtergrond geraakt. Deze heeft vooral een ecologische en sociaal-culturele betekenis.Voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad kan het van belang zijn de betekenisvan deze oriëntatie, ook in economische zin, te versterken.2.3 Doelstellingen2.3.1 Thema: Centrumstad in een grenzeloze regio<strong>Venlo</strong> heeft de ambitie om zich te profileren als een centrumstad 11 , met een dienstverlenendefunctie, voor zowel Noord en Midden Limburg als het aangrenzende voorland van het Duitse Ruhrgebied,op het gebied van openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en cultuur, en om continueringvan haar functie als Euregionaal logistiek en distributiecentrum. De stad heeft ook eencentrumfunctie 12 op het gebied van werkgelegenheid, agrologistiek, detailhandel, toerisme en evenementen.De aansluiting van <strong>Venlo</strong> op regionale en nationale infrastructuur is voor dit thema vanbelang.Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn:♦♦♦Behoud en kwaliteitsverbetering van <strong>Venlo</strong> als (inter-) nationaal logistiek en industrieelknooppunt, onder meer door het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen eninstellingen.Versterking van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor de regio (Noord- en Midden Limburg én hetaangrenzende Duitse voorland van het Ruhrgebied).Versterking van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>.2.3.2 Thema: Leefbare stadEen leefbare stad is een stad waar bewoners en bedrijven vorm kunnen geven aan een eigen plek,waar met genoegen gewoond en gewerkt kan worden en waar het aangenaam is om te verblijven.In de fysiek ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> gaat het om huisvesting en dagelijkse voorzieningen(detailhandel, commerciële dienstverlening, ambacht en nijverheid, zorg, onderwijs, sport en recreatie)afgestemd op behoeften van diverse leeftijdsgroepen en leefstijlen, de bereikbaarheid vanbuiten de directe woonomgeving gelegen voorzieningen, werkgelegenheid en recreatiegebieden,en een veilige, goed beheerde en afwisselende omgeving. 1310 Toelichting structuurconcept in Deel B, Hoofdstuk 911 Zie Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Wensbeeld Grensverleggende Stad12 Zie Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Logistiek en Industrieel knooppunt13 Zie Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Stad voor Jong en Oud en Duurzame Stad<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 15


Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn:♦♦Afstemming van het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woon- en leefmilieus enbedrijvigheden in <strong>Venlo</strong> op de gedifferentieerde vraag.Het realiseren van een op de verschillende woonmilieus en bedrijvigheden afgestemdeschone, aantrekkelijke en veilige omgeving, zowel wat betreft:• de inrichting van de openbare ruimte en een samenhangende groen /blauwe structuur;• de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het gebied van• detailhandel,• onderwijs,• welzijn en zorg,• maatschappelijke en culturele diensten en voorzieningen, en• recreatie en sport.2.3.3 Thema: Stad in het MaasdalOngeveer 60% van het oppervlak van de gemeente <strong>Venlo</strong> was in 2000 in gebruik als landbouwgrond,bos en natuur, recreatie of als oppervlakte water. 14 Talrijke monumenten en historisch verklaarbarestructuren getuigen van een rijke ontwikkelingsgeschiedenis. In de ondergrond zijn nogtalrijke sporen van dat verleden aanwezig. <strong>Venlo</strong> hecht belang aan de ontwikkeling van natuur-,recreatie- en agrarische gebieden. 15 Er moet ook aandacht en waardering zijn voor het cultureleerfgoed dat sterker voor het voetlicht moet komen 16 . Het streven naar behoud heeft zowel te makenmet het doorgeven van kwaliteiten naar toekomstige generaties, als ook het besef dat demens onderdeel is van een kwetsbaar ecologisch systeem dat mede in het ruimtelijk beleid beschermingvereist.Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn:♦♦♦Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied door behoud van agrarischefuncties en de ontwikkeling van toerisme en recreatieHet ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren (met ecologische én gebruikswaarden)in en om de stadHet behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren2.4 Principes voor <strong>Venlo</strong>De essentie van de gethematiseerde uitwerking van de doelstellingen en structuurconcept, en dekeuzes die op basis daarvan voor de stad zijn gemaakt zijn geoperationaliseerd in 10 principes.Deze principes vormen het meest concrete toetsingskader in deze structuurvisie.De samenhang tussen de thema’s, principes, en sectorale beleidsvelden is schematisch weergegevenin hoofdstuk 4.14 Zie <strong>Venlo</strong> in Cijfers 2004, pag. 315 Zie Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Duurzame Stad16 Zie Visie <strong>Venlo</strong> 2030 – Veelzijdige Culturele Stad<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,16 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


2.5 Uitvoering en UitwerkingVolgens de Wet <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening is de gemeente verplicht voor het grondgebied van de gemeenteeen of meer bestemmingsplannen vast te stellen. Daarbij wordt ten behoeve van een goederuimtelijke ordening de bestemming van gronden aangewezen en worden met het oog op diebestemming regels gegeven. De gemeente <strong>Venlo</strong> streeft middels een inhaalslag ernaar haar bestemmingsplannente actualiseren en in aantal beheersbaar te maken. Voor de verwezenlijkingvan projecten waarin het bestemmingsplan niet voorziet kan de gemeente een projectbesluit nemenof een bestemmingsplan opstellen. Bij de actualisering van projectbesluiten en bestemmingsplannenvormt de ruimtelijke structuurvisie een belangrijk beleidskader. Een ontwikkeling die nietconsistent is met de ruimtelijke structuurvisie vereist een actualisering van de ruimtelijke structuurvisieof een gebiedsspecifieke structuurvisie. Overigens is de structuurvisie bedoeld als beleidskaderen vormen bestemmingsplannen en daaraan verwante regelingen feitelijk de juridische grondslagvoor de ruimtelijke ontwikkeling.De ruimtelijke ontwikkeling wordt mede bepaald door de uitvoering van sectoraal beleid.Het ruimtelijk beleid krijgt uiteindelijk gestalte in de oplossing van uiteenlopende transformatieopgavendie zich aandienen als locatiespecifieke vraagstukken. Voor die oplossing zijn steeds alledoelstellingen in wisselende accenten relevant. Om de verscheidenheid tussen de kernen van<strong>Venlo</strong> en de verschillen in het casco te handhaven en te versterken moet in de afstemming en afwegingtussen doelstellingen rekening worden gehouden met de ruimtelijke samenhang en specifieke(identiteits-)kenmerken van het gebied waarin de locatie zich bevindt. Het is onmogelijk om indeze structuurvisie te bepalen hoe dit voor elke locatie in de stad uitpakt. In deze structuurvisie zijndeelgebieden benoemd als kaders voor gebiedsgerichte uitwerkingen.Er bestaan nog leemtes ten aanzien van kennis en zicht op oplossingsrichtingen op diverse terreinen.Er is ervoor gekozen om die leemtes niet binnen deze structuurvisie op te lossen, maar in devorm van een onderzoeksprogramma te benoemen. Voor zover kennis en zicht op oplossingsrichtingenwel voorhanden is wordt dit expliciet benoemd.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 17


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,18 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3 <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>3.1 Structuurconcept: Krachtige kernen in een robuust cascoIn de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> wordt in principegestreefd naar het oplossen van de ruimtevraag voor woningbouw binnende contouren van de bestaande kernen. Verschillen in dichtheid,voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijnaanknopingspunten voor het benoemen van verschillende woonmilieusdie als richtinggevend kader dienen voor ingrepen in de bestaandevoorraad en nieuwbouw. De verschillen in ruimtelijke structuur en variatiein woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteit dieonderdeel is van de ruimtelijke kwaliteit van <strong>Venlo</strong>. Bij de uitwerking vanplannen kan worden aangehaakt op de karakteristiek en structuur van deverschillende grotere en kleine kernen. Het gaat daarbij om zoweluitbreiding als vernieuwing van de bestaande voorraad.Locaties buiten de bestaande contouren mogen alleen voor woningbouw Karakter kernen: Belfeldbenut worden als het gaat om de ontwikkeling van een woonmilieu dat tegemoet komt aan eengebleken behoefte, maar waar binnen de bestaande contouren ook op langere termijn geen ruimteof geschikte omgeving voor is. Voorkomen moet worden dat de ruimte tussen de kernen dichtslibt,hetgeen een onherroepelijk verlies zou zijn van een unieke ruimtelijke kwaliteit.Concentratie van woningbouw binnen bestaande contouren versterkt het draagvlak voor lokalevoorzieningen waardoor investeringen om op een zo laag mogelijk schaalniveau een basisvoorzieningenniveau in stand te houden meer rendement opleveren. Combinaties van voorzieningen bevorderende binding van bewoners aan hun buurt. Het voorzieningenniveau en het inrichtingsniveauvan de openbare ruimte dienen consistent te zijn met het woonmilieu. Een bijzonder aspect ishet belang van de nabijheid van dienstverlening- en zorgfuncties ten opzichte van de zorgvraagvan ouderen en andere zorgbehoevenden die zelfstandig wonen. 17 Investeren in het bestaand stedelijkgebied leidt tot kernen die krachtig genoeg zijn om er de doelstellingen op het schaalniveauvan de kernen te realiseren. Daarnaast is een goede onderlinge afstemming nodig om de doelstellingenook voor <strong>Venlo</strong> als geheel te realiseren.Dit betekent het profileren van het centrum van <strong>Venlo</strong> als centrum van degemeente en de regio. De binnenstad en omgeving vormen de locatievoor het creëren van een centrum stedelijk woonmilieu. De rol van hetcentrum als kantoren locatie, voor zakelijke dienstverlening en alsbestuurscentrum voor de gemeente en de regio dient verder ontwikkeld teworden. De centrumgebieden van Blerick en Tegelen hebben primair eenboodschappenfunctie en ontmoetingsfunctie voor die stadsdelen.Daarnaast kunnen hier lokaal georiënteerde kantoren gevestigd worden.Het centrumgebied van Belfeld heeft voor die kern een vergelijkbare functie,maar op een lager schaalniveau.Centrum TegelenDe Tradeports, Noorderpoort en Océ bedrijvenpark vormen een werkkern waar (inter)nationaal enregionaal georiënteerde ondernemingen (productie en dienstverlening) gevestigd zijn. Aan deruimtevraag naar bedrijventerrein wordt met de geplande uitbreidingen en de revitalisering vanlokale bedrijventerreinen voldaan. Maaswaard en de Spoorzone zijn locaties voor concentratie vanregionaal georiënteerde bestuursinstellingen.17 Visie Wonen-Welzijn-Zorg 2003, Hoofdstuk 4<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 19


Buiten de contouren van de kernen vormt de omgeving van het ziekenhuis en hogeschool het gewenstezwaartepunt in de regionale functie van <strong>Venlo</strong> in de gezondheidszorg en onderwijs, en deomgeving van stadion Koel het gewenste zwaartepunt in de regionale functie van <strong>Venlo</strong> op hetgebied van sport en leisure. Tegen de achtergrond van een voortgaande Europese integratie iseen versterking van de verzorgingsfunctie van <strong>Venlo</strong> voor het Duitse achterland een belangrijkeopgave die in verdere ontwikkelingen aan de oostzijde van de stad gestalte kan krijgen.Het buitengebied completeert als een casco de kernen, maaris meer dan een contramal die de kernen begrensd en bepaalt.Het is een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke identiteitvan <strong>Venlo</strong> en dient navenant ontwikkeld te worden.Nieuwe functies voor het casco zijn gebaseerd op een blijvendeligging in een landelijke en natuurlijke omgeving. Cultuurhistorischewaardevolle elementen worden behouden enzichtbaar gemaakt in landschapsontwikkeling. De ontwikkelingen ontsluiting van natuurgebieden draagt bij aan verbeteringvan het woon- en leefmilieu van <strong>Venlo</strong>. Kassen wordengeconcentreerd in de concentratiegebieden. Infrastructuurwordt gebundeld en landschappelijk ingepast.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,20 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3.2 “Centrumstad in een grenzeloze regio”3.2.1 Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppuntClustering<strong>Venlo</strong> streeft ernaar om haar functie als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt te behouden.Het economisch beleid is gericht op uitbreiding met kennisintensieve activiteiten (researchen ontwikkeling, telecommunicatie, handel) en versterking van relaties met regionale onderwijsinstellingen.In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeld op de trend dat gespecialiseerde logistiekedienstverleners ernaar streven om zich te vestigen in elkaars nabijheid. Clustering schept voorwaardenvoor samenwerking en gezamenlijk gebruik van infrastructuur en diensten. Het versterkthet profiel van locaties en de daar gevestigde activiteiten. <strong>Venlo</strong> geeft op deze wijze invulling aanhaar betekenis als economisch kerngebied en aan haar positie in de toptechnologische regio zuidoostNederland.De regio <strong>Venlo</strong> is tevens aangewezen als greenport in de Nota Ruimte. Ditzijn gebieden waar landbouw en tuinbouw en de daaraan verbonden kennisinstellingen,logistieke en dienstverlenende bedrijvigheid een sterke internationaleconcurrentiepositie hebben. De uitbouw van de agribusiness vindt regionaal plaats.Het gaat met name om de projectvestigingen glastuinbouw Siberië (Maasbree) en Californië (Horstaan de Maas) en de nieuwe Tradeports (Tradeport Oost, Noord en GreenPark <strong>Venlo</strong> 18 ). <strong>Venlo</strong>functioneert in de regio als logistiek en dienstencentrum voor de land- en tuinbouw. In 2012 wordthet terrein GreenPark <strong>Venlo</strong> gebruikt voor de Floriade.Tabel 3.1 beschrijft de gewenste clustering van verwante activiteiten voor de verschillende regionalewerklocaties in <strong>Venlo</strong>. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “VerdiepingCentrumstad in een grenzeloze regio”.1. Kern Tradeports / Océ / NoorderpoortIn deze kern gaat het om het verder profileren van de positie van <strong>Venlo</strong>als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt door het leggenen uitbouwen van accenten in de verschillende onderdelen.Noorderpoort2. Centrumgebied <strong>Venlo</strong>De functie van het centrumgebied van <strong>Venlo</strong> als werklocatie wordt versterkt door de concentratievan stedelijk en regionaal georiënteerde organisaties en het stimuleren van de vestiging vanzakelijke dienstverlening die minder gelieerd is aan ondernemingen in de Tradeport / Océ /Noorderpoort kern.3. Specialistische locatiesDe betekenis van regionale werklocaties buiten deze concentratiesvoor de centrumfunctie van <strong>Venlo</strong> wordt versterkt door specialisatie dieaansluit bij hun ligging en bestaande activiteiten:− Bij de revitalisering van Keulse Barrière kan <strong>Venlo</strong> inspelen op deontwikkeling van het bedrijventerrein Kreuzackerfeld door deKeulse Barrièregemeente Nettetal (Duitsland) in de directe nabijheid en kan hetbedrijventerrein als een sterke functie in het robuuste casco worden ingepast door vormgevingen beplanting.− Via <strong>Venlo</strong> 19 biedt plaats aan een significante clustering van grootschalige detailhandel, opeen goed ontsloten locatie ten opzichte van het centrum en de snelweg.18 Voorheen bekend als Greenport <strong>Venlo</strong> en als Businesspark <strong>Venlo</strong>19 Ook bekend onder de naam Trefcenter<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 21


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,22 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


−Dit centrum heeft een stedelijke en regionale functie, en is specifiek bedoeld voor periferedetailhandel die in het kernwinkelgebied en stadsdeelcentra niet inpasbaar of ongewenst is,en is aldus niet concurrerend ten opzichte van het stedelijk centrum. Via <strong>Venlo</strong> moet herkenbaarblijven als cluster van grootschalige detailhandel; verbreding van het aanbod metreguliere detailhandel is ongewenst. Ontwikkeling van een soortgelijke locatie elders in<strong>Venlo</strong> is eveneens niet wenselijk.Meelderbroek en ’t Ven Noord zijn locaties om levensvatbare ondernemingen te concentrerendie elders niet kunnen uitbreiden. Deze sterke functie kan door beplanting in het landschapworden ingepast en aan het robuuste casco bijdragen.Tabel 3.1 Uitgangspunten voor clusteringLocatieClusterKern Tradeports/Océ/Noorderpoorta. <strong>Venlo</strong> Trade Port Industrie en logistiekb. Tradeport West Industrie en logistiekc. Tradeport Noord Industrie en logistiekd. Businesspark <strong>Venlo</strong> Industrie en researche. Tradeport Oost Tuinbouw en logistiekf. ZON Fresh Park Tuinbouw en logistiekg. Noorderpoort Diensten en logistiekh. Océ Bedrijvenpark Industrie en kennisCentrumgebied <strong>Venlo</strong> i. Maaswaard Bestuur en dienstenj. Spoorzone Bestuur en dienstenk. Stedelijk Centrum <strong>Venlo</strong> Zakelijk en ontspannenl. Stedelijk Wonen/Werken Zone <strong>Venlo</strong> Zakelijk en representatiefSpecialistische locaties m. Keulse Barrière Handel en exportn. Via <strong>Venlo</strong> Grootschalige detailhandelo. ’t Ven Noord Glastuinbouw concentratiegebiedp. Meelderbroek Glastuinbouw concentratiegebied3.2.2 Infrastructuur als schakel tussen de centrumstad en de regioDe infrastructuur functioneert als structurerend element en vormt deschakel tussen de verschillende kernen binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> ende schakel met de regio. Een goed functionerend verkeers- envervoerssysteem dat diverse locaties goed ontsluit en verbindt israndvoorwaarde voor het functioneren van de stad. Voor <strong>Venlo</strong> alscentrumstad moet de bereikbaarheid van de daarbij behorendefuncties vanuit hun (beoogd) verzorgingsgebied geborgd zijn en moeter anderzijds ruimte worden gecreëerd om deze functies beter teKnooppunt Zaarderheikenpositioneren ten opzichte van de relevante infrastructuur. Naast deze functionele aspecten verdientook de wijze waarop de stad zich presenteert en de mate waarin de structuur van de stad`leesbaar` is voor gebruikers van de infrastructuur aandacht in de vormgeving van locaties. Ditgeldt met name voor de toegangswegen (stadsentrees).Het is van belang om de groei van verkeer en vervoer, die de netwerkeconomie met zich meebrengt, te faciliteren. Het versterken van de economische structuur vereist een goed functionerendnetwerk van infrastructuur. Tevens heeft de mobiliteit van de burger een maatschappelijke betekenis.Het spanningsveld tussen een toenemende mobiliteit en een gewenste verbetering van deveiligheid, milieu en leefbaarheid moet hierbij de aandacht krijgen.WegencategoriseringEr dient een balans te worden gevonden tussen enerzijds een voldoende aantal stroomwegen omhet verkeer goed (betrouwbaar en eenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via de randen om de stadte leiden en anderzijds een voldoende aantal routes voor het verkeer met een bestemming in destad.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 23


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,24 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De stroomwegen kunnen, wanneer deze goed en vlot verkeer afwikkelen via aantrekkelijke routes,de (hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijk gebied ontlasten, en zo de stedelijke bereikbaarheidop peil houden. Een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegen en toegangswegenis daarbij cruciaal en moet zorgen voor een evenwichtige spreiding van het verkeerover de verkeersaders. Het verkeerssysteem wordt als volgt opgebouwd:• Het hoofdwegennet heeft een stroomfunctie. De nieuwe snelwegen A73 en A74 completerenmet de bestaande A67 het hoofdwegennet in de vorm van een ‘open’ lus rondom <strong>Venlo</strong>. Via ditnetwerk van snelwegen zal zowel het doorgaand verkeer als een deel van het stedelijk verkeerverwerkt worden 20 .• Een netwerk van hoofdontsluitingswegen completeert de stroomwegen. Over dit netwerk wordthet interne verkeer afgewikkeld. Na het gereedkomen van de A73-Zuid en A74 vervalt voormet name de Klagenfurtlaan de functie als doorgaande route voor (vracht)verkeer.Voor de Guliksebaan geldt dat deze een mogelijk alternatief kan zijn voor de zwaar belasteTegelseweg. Tot <strong>2015</strong> dienen er geen ontwikkelingen plaats te vinden die de realisatie van dein 2004 bekeken alternatieven voor de Guliksebaan in de weg staan. Bij de vaststelling van dehoofdnota van het GVVP op 6 juli <strong>2005</strong> is afgesproken dat de gemeente zal starten met devoorbereiding voor de aanleg van de Guliksebaan/ Vierpaardjes met het oog op realisatie in deperiode na <strong>2015</strong>.• Ontsluiting van woonbuurt of –gebied. De overgangen van ontsluitingswegen naar erftoegangswegenmoeten per situatie worden afgewogen en bepaald. De erftoegangswegen biedentoegang tot de woongebieden.GoederenvervoerHet grootste aandeel van de goederenstroom wordt nog altijdverplaatst via de weg. Er moet ruimte gereserveerd blijven voor eeneventuele verbreding van de A67. Parallel aan de A67 dient ruimtegereserveerd te blijven om omleiding van het spoor ten behoevevan goederentransporten op lange termijn mogelijk te kunnenmaken. De Floriade in 2012, brengt tijdelijk hoge ambities met zichmee met betrekking tot het vervoerssysteem.De ontsluiting via het water biedt door de aanleg van een nieuwebargeterminal bij Tradeport Noord kansen om de vervoerscapaciteitenuit te breiden. De Maas biedt voldoende capaciteitvoor uitbreiding van het vervoer over water.De Tradeports zijn tevens ontsloten via het spoor. De benutting hiervan kanworden uitgebreid. Het goederenvervoer per spoor heeft ter hoogte van <strong>Venlo</strong>en Blerick geleid tot de ontwikkeling van spooremplacementen. Deze spooremplacementenvormen een grote barrière binnen het stedelijk gebied en vormenvanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidsrisico (in <strong>Venlo</strong>).In 2007 zal duidelijk worden of een deel van het emplacement in <strong>Venlo</strong>wordt uitgeplaatst. In de nabije omgeving van <strong>Venlo</strong> bevinden zich vier regionaleluchthavens (Eindhoven, Maastricht, Mönchengladbach, Weeze) en eeninternationale luchthaven (Düsseldorf), wat een vestigingsfactor kan zijn voorbedrijven. Dit is gerelateerd aan de bereikbaarheid vanuit <strong>Venlo</strong> via de weg.Afwikkeling vrachtverkeerSpooremplacementVoor de werkgebieden Tradeports, GreenPark <strong>Venlo</strong>, ZON Fresh Park, OcéBedrijvenpark en Noorderpoort is het van groot belang dat de bereikbaarheid via de genoemdemodaliteiten blijvend wordt gefaciliteerd, met daarbij aandacht voor de aansluiting op de regio enrekening houdend met eventuele hinder voor de omgeving. Dit kan worden bereikt door bevorderingvan vervoer via spoor en water als alternatief voor vervoer over de weg.20 De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong> en de hoofdnota <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersplan <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> gaan uit van de aanleg vande A73-Zuid, en de A74 volgens de zogenaamde Plateauvariant. De huidige stand van zaken (september 2008) is dat de A73-Zuid per1 januari 2008 is opengesteld en dat met betrekking tot de A74 de Tracéwetprocedure nog lopende is. De volgende stap is de ter visielegging van een W-OTB (Wijzigingen op het Ontwerp Tracébesluit).<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 25


3.2.3 Versterking als centrumstad voor de regioVoor de ontwikkeling van de regionale verzorgingsfunctie van <strong>Venlo</strong>, voor Noord- en Midden Limburgen het Duitse voorland van het Ruhrgebied, is het van belang dat bestaande voorzieningenbehouden worden en nieuwe voorzieningen worden aangetrokken. Het aanbod is beperkt. Om<strong>Venlo</strong> te positioneren als de meest geschikte vestigingsplaats wordt gestreefd naar concentratie oplocaties die goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur.Voor bezoekers is het van belang dat de stad inzichtelijk is en kwaliteit uitstraalt. Locaties waar decentrumfunctie van <strong>Venlo</strong> zich manifesteert moeten herkenbaar en bereikbaar zijn. Dit vereist consistentiein maatvoering en aankleding op belangrijke routes en aandacht voor ontwikkelingen opzichtlocaties. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “Verdieping Centrumstadin een grenzeloze regio”.In aanvulling op de lijst van locaties in de voorgaande paragraaf gaat het om de volgende locaties:Tabel 3.2. Uitgangspunten voor clustering : aanvullingLocatieClusterq. Middengebied <strong>Venlo</strong>- Tegelen Zorg en Kennisr. Campus en Technodome locaties Voortgezet onderwijss. Stadion de Koel en omgeving Grootschalige leisure voorzieningent. Klein Zwitserland Dagrecreatieu. Kloosterdorp Steyl Kleinschalig cultuurtoerismev. Stedelijk Centrum <strong>Venlo</strong> & Q4 Culturele voorzieningen en ateliers1. Regionale voorzieningen op het gebied van zorg en onderwijsDe doelstelling om <strong>Venlo</strong> als centrumstad te versterken betekent dat het ruimtelijk beleid moetinspelen op de ruimtebehoefte van regionale instellingen en hun bereikbaarheid vanuit de staden de regio. Het streekziekenhuis en Fontys Hogeschool vormen op hun locatie in het Middengebiedherkenbare landmarks van de centrumfunctie van <strong>Venlo</strong> voor de regio. Deze bereikbaarheidvanuit de stad en regio is goed en verbetert door de aanleg van de A73 Zuid en A74.Om de positie van <strong>Venlo</strong> als centrumstad op het gebied van zorg en onderwijs te versterken ishet van belang dat de huidige locatie als specialistische cluster voor deze functies verder wordtuitgebouwd. Dit betekent het reserveren van ruimte voor uitbreiding, en vestiging van ondersteunendeen gelieerde activiteiten.Het gebied waar de huidige locatie deel van uitmaakt is ook eenbelangrijk onderdeel van het robuuste casco. Zorg en onderwijslenen zich goed om als sterke functie in een groene omgevinggesitueerd te worden. Bij het voortgezet onderwijs wordt gestreefdnaar een campusmodel waarbij op verschillende locatiesbinnen de kernen bepaalde opleidingen geclusterd zijn. Vrijgekomenlocaties worden ingezet voor woningbouw. Als clusteringslocatieszijn de campussen Blariacum in Blerick, Valuas in<strong>Venlo</strong> en Onderwijs Boulevard <strong>Venlo</strong>-Zuid (bestaande uit locatiesFontys HogeschoolDen Hulster en Technodôme) aangewezen.Een dergelijk concentratieproces is tevens gaande in het middelbaar beroepsonderwijs, datverzorgd wordt door Gilde Opleidingen. Het middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd op delocaties Groenveldsingel en Technodôme (onderdeel van Onderwijs Boulevard <strong>Venlo</strong>-Zuid).2. Regionale ontspanning<strong>Venlo</strong> biedt tal van voorzieningen waarvoor bezoekers uit de regio naar <strong>Venlo</strong> komen voorontspanning en vermaak. De voorzieningen die het stedelijk centrum biedt komen in de volgendeparagraaf aan de orde. Buiten het stedelijk centrum vervullen de volgende locaties eenrol als regionale bestemming voor ontspanning en vermaak:- Stadion de Koel is de basis voor de betaald voetbalorganisatie VVV. De omgeving van hetstadion is in de zogenaamde VeNeTe studie aangeduid als ontwikkelingslocatie voorgrootschalige leisure activiteiten.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,26 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Deze locatie heeft prioriteit als zoeklocatie wanneer zich initiatieven voor <strong>Venlo</strong> aandienen.- Klein Zwitserland, gesitueerd aan de rand van het Jammerdaal, is een dagrecreatieve bestemming(speeltuin in het groen). Hiervoor is de ambitie om de bestaande situatie instand te houden, waarbij eventueel gedacht kan worden aan een beperkte uitbreiding inaanvulling op het bestaande karakter. Uitgangspunt is dat nieuwe voorzieningen in deomgeving worden ingepast en bijdragen aan de robuustheid van het casco. Aan nieuwe,grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen als noodzakelijke drager voor het robuustecasco is geen behoefte.- Kloosterdorp Steyl is een concentratie van missieorden die onderdeelzijn van een mondiaal netwerk. De locatie heeft een toeristischepotentie vanwege het monumentale karakter (aangewezen beschermddorpsgezicht), maar ook als centrum voor rust en bezinning. Hetkloosterdorp bepaalt mede de eigenheid van de kern Tegelen. Nieuwefuncties dienen gericht te zijn op duurzame instandhouding van zowelhet object als de cultuurhistorische betekenis ervan. Bij inpassing vannieuwe of aanvullende voorzieningen in kloosterdorp Steyl wordtaansluiting gezocht bij het religieus, kleinschalig karakter enkleinschalig cultuurtoerisme.- De Maas en de natuurgebieden hebben potenties als regionalebestemmingen voor watersporten, wandelen, fietsen,verblijven en dergelijke.- Incidenteel vormen andere locaties door evenementen eenontspannings gerelateerde bestemming. Dit geldt bijvoorbeeldvoor de Passiespelen die periodiek in Tegelen gehoudenworden en jaarlijkse evenementen zoals carnaval,kermissen en dergelijke.Deze locaties en evenementen bieden de regionale bezoeker een scala aan belevingsmogelijkhedendie gezamenlijk het imago van de stad als toeristisch recreatieve bestemming voor deregio bepalen. Uitgangspunt is versterking van de totale diversiteit door versterking van de afzonderlijkelocaties.3.2.4 Versterking van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>SteylParkfeest <strong>Venlo</strong>De structuurvisie streeft naar versterking van het karakter van de verschillende kernen in <strong>Venlo</strong>,met daarin een hoofdrol voor het centrumgebied van <strong>Venlo</strong>. Ontwikkelingen in de stadsdeelcentramoeten getoetst worden op hun effect op het functioneren van het centrum van <strong>Venlo</strong>. De versterkingvan de verzorgingsfunctie van het stadscentrum dient vorm te krijgen door:• Versterking van de afzonderlijke functies en hun onderlinge samenhang en aanvulling met ontbrekendefuncties.• Het tegengaan van ontwikkelingen elders in de stad die concurreren met versterking van deverzorgingsfunctie van het stadscentrum.• Het bevorderen van ontwikkelingen elders in de stad die zorgen voor onderlinge versterking.Binnen het centrum van <strong>Venlo</strong> wordt een onderscheid gemaakt tussen een stedelijk centrum zone(met daarbinnen het kernwinkelgebied) en een centrum wonen werken zone. Deze gebieden verschillenin functionele opbouw en structuur en deze verschillen zijn beleidsmatig relevant. De verschillendefuncties dragen op de volgende wijze bij aan het versterken van de verzorgingsfunctievan het stedelijk centrum:1. Ontwikkeling detailhandel, horeca en persoonlijke dienstenDeze functies bepalen, geconcentreerd in het kernwinkelgebied, in belangrijke mate het imagovan de stedelijk centrum zone en zijn van een andere orde dan de overige delen van het centrumvan <strong>Venlo</strong> en de overige centra.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 27


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,28 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Om te bereiken dat het kernwinkelgebied van <strong>Venlo</strong>alswinkelbestemming wordt verkozen boven een centrumin de regio of het kernwinkelgebied van een van de naburigesteden, moet er een gevarieerd aanbod zijn van zowelketenwinkels als lokale speciaalzaken, persoonlijke diensten,cultuur en horeca. Het kernwinkelgebied moet als geheel,of opgedeeld in circuits, beloopbaar zijn. Het voetgangersgebiedmoet een hoge verblijfskwaliteit hebben watbetreft aankleding, onderhoud, schoonheid en veiligheid,mede bepaald door de historie van de stad. Een aanvullingGeldersepoortin de sfeer van binnenstedelijke leisure, nu nauwelijksaanwezig, is wenselijk, mits verenigbaar met het karakter van het centrum. Dit ambitieniveaustelt eisen aan bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer vanuit het verzorgingsgebied enaan de identiteit waarin het centrum van <strong>Venlo</strong> zich onderscheidt. van andere regionale centra.De potentie van de Maas om aan het eigen karakter van <strong>Venlo</strong> bij te dragen moet verder wordenontwikkeld.Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “Verdieping Centrumstad in eengrenzeloze regio”.2. Ontwikkeling toerisme en cultuurDe aanwezigheid van monumentale / bezienswaardige gebouwen,musea, het binationale karakter en de levendigheid maken van hetstedelijk centrum een toeristische bestemming, in aanvulling op deregionale winkelfunctie.De potenties van de verzorgingsfunctie van het stedelijk centrum ophet gebied van cultuur zijn onderbenut. Aanwezigheid van een veelvoudaan culturele voorzieningen geven het centrum een levendiger karakter; dit levert een bij-De Maaspoortdrage aan positieve beeldvorming en een veiliger klimaat. Er zijn, gezien de veelheid aan cultureleevenementen en de vraag naar accommodaties, voldoende kansen aanwezig om cultuurnadrukkelijker onderdeel te laten uitmaken van het centrum. Er wordt gestreefd naar herhuisvestingen clustering van culturele stedelijke voorzieningen op meer centrale locaties met hetoog op verbeterde exploitatiekansen en een grotere aantrekkende werking. Bij clustering in deherstructureringswijk Q4 kan de culturele ambiance worden versterkt als aangesloten wordt bijondernemers in de kunstzinnige sfeer; galeries, kunstenaarsateliers en ambachten. Bij inpassingvan nieuwe voorzieningen in het stedelijk centrum geldt dat er aandacht moet zijn voor deschaal van de bestaande bebouwing; handhaving en versterking van het bestaande karakterstaat voorop.Het bijzondere historische karakter van de binnenstad moet beter worden benut als toeristischetrekker. Ook de Maas en haar winterbed kan bijdragen aan de toeristische functie van het centrumvan <strong>Venlo</strong>. Het gaat om het zichtbaar maken van deze kwaliteiten en het situeren van geschiktefuncties of gebruik voor evenementen.3. Ontwikkeling zakelijke en maatschappelijke dienstenDe aanwezigheid van kleinschalige kantoren voor dienstverlening met een stedelijk en regionaalverzorgingsgebied sluit aan bij de ruimtelijke structuur van zowel de stedelijk centrum zone(buiten het kernwinkelgebied) als de centrum wonen werken zone. Versterking van dergelijkekantoorfuncties in deze zones is gewenst om het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> te versterken.Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van bestaande panden of dat nieuwbouw aansluitbij het schaalniveau van de omgeving. Tevens moet er rekening worden gehouden met bereikbaarheid.In de ruimtelijke structuur van <strong>Venlo</strong> zijn instellingen met een stedelijke of regionale bestuursfunctieover diverse locaties verspreid. Er is daardoor geen sprake van een “bestuurscentrum”waarmee <strong>Venlo</strong> zich als “hoofdstad” van Noord Limburg profileert, met een mogelijk afgeleideimpuls voor de zakelijke dienstverlening.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 29


Gelet op de schaal van een dergelijke cluster en de individuele instellingen komen alleen deSpoorzone of Maaswaard in aanmerking voor concentratie van deze functies. Vrijkomendekantorenlocaties buiten het centrum van <strong>Venlo</strong> worden ingezet voor woningbouw, bedrijfsverzamelgebouwenof groenvoorzieningen.4. Ontwikkeling industrie en nijverheidIn de ruimtelijk-economische structuur van <strong>Venlo</strong> zijn de centragebieden als vestigingsplaatsvoor industriële vormen van bedrijvigheid van geringe betekenis. In de centrum wonen werkenzone is het aandeel in de totale werkgelegenheid nog vrij groot, omdat dit gebied van oorsprongeen geschikt bedrijvenmilieu vormt. Het is onvermijdelijk dat dit type werkgelegenheidop den duur verdrongen wordt naar lokale bedrijventerreinen. De mogelijkheden om bedrijvigheidin de centrum wonen werken zone te handhaven of te stimuleren zullen op locatie niveaubekeken moeten worden. Daarbij dient ook gekeken te worden naar de geschiktheid van ruimtesvoor ateliers en dergelijke.5. Ontwikkeling wonenDoor de combinatie van functies in het stedelijk centrum, de kwaliteit van de openbare ruimteen de ligging aan de Maas heeft het stadscentrum potenties voor de ontwikkeling van een stedelijkcentrum woonmilieu dat uniek is binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> en de regio. De woonfunctievan het centrum is nu nog onderontwikkeld. In ieder geval tot <strong>2015</strong> wordt het beleid gericht ophet versterken van de woonfunctie, met name in de wijk Q4, en het bevorderen van wonen bovenwinkels. De te ontwikkelen woningtypen moeten aansluiten op de behoeften van de groependie <strong>Venlo</strong> sterker aan de stad wilbinden: midden en hoger kader enstudenten. Dit zal een transformatievan bebouwing met zichmeebrengen die moet passen binnende historische context van debinnenstad. Tijdens het proces vantransformatie moet de binnenstadeen levend woongebied blijven.3.2.5 Bereikbaarheid van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>Centrumprojecten: Maasboulevard (l) en Q4 ( r)In het centrum wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan de randen, er is geen sprakevan doorgaand verkeer door het stedelijk centrum. Parkeeroverlast wordt teruggedrongen doorhet zoveel mogelijk concentreren van parkeren in garages en op locaties in en om het centrum.Speciale aandacht gaat in het stadscentrum uit naar de distributie van goederen. De bevoorradingvan de winkels veroorzaakt hinder in de binnenstad van <strong>Venlo</strong>. Het beter regelen van stedelijkedistributie, waarbij een vlotte afhandeling van goederenverkeer gewaarborgd wordt, is voor zowelwinkeliers als het winkelend publiek van belang, omdat de aantrekkelijkheid van het stedelijk centrumen de commerciële groeimogelijkheden moeten worden gewaarborgd. Echter er is nog onvoldoendedraagvlak onder de winkeliers voor de opzet van een efficiënt stadsdistributiesysteem,zodat realisatie voor <strong>2015</strong> onwaarschijnlijk is.In het stedelijk centrum moet er specifieke aandacht zijn voor de positie van de voetganger. Depositie van de voetganger kan worden verbeterd door verkeersruimten om te zetten naar verblijfsruimten;een aantrekkelijk autoluw voetgangersgebied draagt bij aan een aantrekkelijke winkelstad.Voor voetgangers moet er tevens sprake zijn van kwalitatief hoogwaardige routes naar parkeergebiedenen het NS-station. Hetzelfde geldt voor fietsverkeer, aangevuld met vlotte routes naar anderedelen van de stad. Met het oog op de regionale verzorgingsfunctie van het stedelijk centrumdient er sprake te zijn van een goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regio met het openbaarvervoer.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,30 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3.3 “Leefbare Stad”Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> is behoud van de woon- en werkgebieden van<strong>Venlo</strong> als onderscheidbare en herkenbare kernen in een stedelijk netwerk. Deze kernen zijn:• <strong>Venlo</strong> (inclusief het bedrijventerrein Veegtes en het buurtschap ’t Ven, exclusief Herungerberg)• Blerick (inclusief Hout-Blerick, exclusief de buurtschap Boekend)• Tegelen (inclusief de wijk Op de Heide en het bedrijventerrein Kaldenkerkerweg)• Belfeld• Tradeport (inclusief Tradeport Noord, Tradeport Oost, Noorderpoort en de Océ terreinen)• Tuinbouwconcentratiegebieden ‘t Ven Noord en MeelderbroekVerschillen in dichtheid, voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijn aanknopingspuntenvoor het benoemen van verschillende woonmilieus die als richtinggevend kader dienenvoor ingrepen in de bestaande voorraad en nieuwbouw. De verschillen in ruimtelijke structuuren variatie in woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteit die onderdeel is van deruimtelijke kwaliteit van <strong>Venlo</strong>. Bij de uitwerking van plannen kan worden aangehaakt op de karakteristieken structuur van de verschillende grotere en kleine kernen. Het gaat daarbij om zowel uitbreidingals vernieuwing van de bestaande voorraad.3.3.1 Een gedifferentieerd en vraaggericht aanbod in woon- en leefmilieus enbedrijvighedenDe uitwerking van de doelstellingen binnen de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> bevat geen blauwdrukvoor het in stand houden en/of realiseren van een Leefbare Stad, maar krijgt vorm middels criteriadie kunnen worden toegepast bij de inpassing van ontwikkelingen (naar aanleiding van concreteproblemen of projecten) binnen het stedelijk gebied. In gebiedsgerichte uitwerkingen van dezestructuurvisie kan een inventarisatie worden gemaakt van beschikbare locaties voor de ontwikkelingvan woningbouw en voorzieningen. De vervangingsopgave binnen de bestaande voorraadwordt hierin meegenomen. Voor locaties wordt indicatief de gewenste ontwikkeling vastgesteldwaarbij de volgende criteria worden gehanteerd:• De woonmilieutypering.• Karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden.• Streven naar concentratie van buurt- en wijkvoorzieningen op goed bereikbare locaties.• Draagvlak voor en vraag naar voorzieningen uit de wijk.• Mogelijkheden en wenselijkheden om voorzieningen op stedelijk of kernniveau in de wijk tevestigen of uit de wijk te verplaatsen.• Streven naar versterking van lokale werkgelegenheid en revitaliseren van oude bedrijfslocaties.• Behoefte aan groenvoorziening en gewenste verbinding met het gebied buiten de kern.• Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties.• Bij prioritering van locaties wordt bekeken in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan doorstromingof deze bemoeilijkt.• Bij prioritering van locaties wordt rekening gehouden met sociaal-maatschappelijke vraagstukken.WoonmilieusConcentratie van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen is nodig omdraagvlak in stand te houden voor voorzieningen. Toch is meer nodig dan enkel het benutten vanvrijkomende locaties binnen de grenzen van de kernen voor woningbouw. Integrale planvorming isnodig om ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, inrichting van de openbare ruimte, voorzieningenen lokale werkgelegenheid op elkaar af te stemmen.Met het aangeven van woon- en leefmilieus geeft de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> een aanzet voordeze afstemming en een kwalitatieve benadering van de woningvraag.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 31


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,32 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De verschillende milieudefinities zijn richtinggevende kaders voor toekomstige veranderingen ingebieden en voor het behoud of uitbreiding van de voorzieningenstructuur.De verschillende milieus kennen verschillende doelgroepen. Dit zijn niet de traditionele “volkshuisvesting”doelgroepen, ingedeeld naar inkomen en gezinssituatie, maar groepen die kiezen vooreen specifieke woon- en leefomgeving, “leefstijlen”. De volgende woonmilieus worden onderscheiden:Stedelijk centrum , Stedelijk wonen werken, Stadsdeel centrum, Stadsstraat, Tuinstedelijk, Suburbaan,Exclusief, Landelijk en Buitenplaats / landgoed. Een verdere uitwerking is opgenomen inDeel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.De woonmilieutypologie is een sturend kader om te komen tot een kwalitatieve afstemming tussenwoningvraag en aanbod. De betekenis van deze typologie op de bouwstroomplanning zal naderworden uitgewerkt. Het gaat daarbij om het concretiseren van de kenmerken van de beschrevenwoonmilieus in relatie tot de karakteristiek van de betreffende buurten en wijken. Ontwikkelingen inde kernen dienen aan te sluiten bij de culturele identiteit en dus de behoefte van bewoners en bezoekersin <strong>Venlo</strong>, en zorgvuldig ingepast te worden. De historische en ruimtelijk functionele verschillendekarakteristieken mogen niet onnodig genivelleerd worden. Het gaat daarbij ook om hetvertalen van deze kenmerken in criteria voor bestaande en potentiële bouwlocaties, en het vastleggenvan deze criteria in overeenkomsten, afspraken en bestemmingsplannen.Gezien de verwachte behoefteontwikkeling bij verschillende doelgroepen, wordt ingezet op:• Het vergroten van het aanbod van woningen, bijzondere voorzieningen en de afstemmingvan de omgevingskwaliteit en identiteit in de Stedelijk centrum, Stedelijk wonen werken enStadsdeel centrum woonmilieus;• Behoud van kwantiteit en kwaliteit van het voorzieningen niveau en karakteristieke verschillen,beperkte uitbreiding en transformatie waar gewenst van de Stadsstraat, Tuinstedelijkeen Suburbane woonmilieus;• Behoud en incidenteel uitbreiden, van de Exclusieve, Landelijke en Buitenplaats woonmilieus,waarbij de groen door rood stimulans 1 onderdeel vormt van de ontwikkelingsstrategie.• De woningbouwopgaveOp basis van de natuurlijk groei is sprake van een afvlakkende groei in de behoefte aan woningenvanaf ca 2010 21 . Kwantitatief kan de behoefte aan woningbouw binnen het stedelijk gebied wordengerealiseerd, in ieder geval tot ca <strong>2015</strong>. Ook de woningbehoefte op basis van de extramuraliseringen vervangende nieuwbouw kan hierin worden opgevangen. Hiermee zijn, gerekend vanaf 2001,ongeveer 3300 woningen gemoeid.Voor het bepalen van de woningbouwopgave is uitgegaan van een ruim migratiescenario. Hetstreven naar een positief saldo sluit aan bij de geconstateerde opvangfunctie die <strong>Venlo</strong> heeft binnende regio en op het gebied van buitenlandse migratie. Verder betekent het streven naar uitbreidingvan de economische structuur met kennisintensieve activiteiten dat de stad ook huisvestingmoet kunnen bieden aan midden en hoger opgeleid kader. De doorrekening van een scenario meteen ruim saldo geeft ook aan dat de daarmee gemoeide ruimtebehoefte binnen de kernen gevondenkan worden. Er is een resterende capaciteit binnen de planning van 2500 woningen. Het benuttenvan deze capaciteit is afhankelijk van een positief migratiesaldo van gemiddeld 300 personenper jaar. Dit betekent dat het schrappen van in het verleden geoormerkte locaties buiten dekernen verantwoord is. Tegelijkertijd toont de vergelijking met het scenario dat gebaseerd is opnatuurlijke groei aan hoe afhankelijk de berekening van de woningbehoefte is van het migratiesaldo.Een minder voorspoedige ontwikkeling hiervan zal betekenen dat er in feite sprake is van eenoverschot aan ontwikkelingslocaties.21 Gegevens afkomstig uit de “Verkenningennota” bij de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 33


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,34 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De behoefte aan ontwikkeling van locaties na <strong>2015</strong> wordt dus bepaald door de mate waarin hetmigratiesaldo zich tot die tijd ontwikkeld en de mate waarin na <strong>2015</strong> nog sprake kan zijn van eenrealistische migratiedoelstelling. Na <strong>2015</strong> is de behoefte op basis van natuurlijke groei in ieder gevalnegatief. Verdere toelichting met betrekking tot de woningbouwopgave is opgenomen in DeelB, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.De woningbouwopgave voor de komende periode zal zich aldus concentreren op het aanbrengenvan kwalitatieve differentiatie in het woningbestand; het afstemmen van het woningaanbod op degedifferentieerde vraag. Dit betekent een omslag van een kwantitatieve opgave naar een kwalitatieveopgave. Het beleid zal worden bepaald door een kwalitatieve vraag naar woningen die aansluitop de woonbehoeften van bestaande huishoudens van een bevolking die nog maar beperktzal groeien. Doorstroming speelt in dit nieuwe beleid een belangrijke rol. Daarnaast is de ambitieom een positief migratiesaldo te realiseren en midden en hogere inkomens aan de stad te bindenvan belang.De vraagstukken rondom deze opgave dienen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebiedte worden gerealiseerd, en alleen indien het gezien de specifieke vraag niet anders kan daarbuiten.In de tabel is samengevat wat dit betekent voor in het verleden aangemerkte reservelocatiesen recent benoemde locaties. Verschillende locaties aan de rand van de kernen worden alswoningbouwlocatie geschrapt of heroverwogen. Met deze keuze is de woningvraag enigszins inevenwicht met de potentiële woningbouwproductie van overige locaties.Tabel 3.3 Potentiële ontwikkelingslocatiesLocatie‘t Ven Noord Strategische locatieRijnbeek Noord OostStrategische locatieStadsrandzoneLaten vervallenKaldenkerkerwegOntwikkeling bezien in relatie met ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> OostHelmusweg BlerickStrategische locatieNieuwe ErvenLaten vervallenMaasveld IIILaten vervallen, betrekken bij MaascorridorPlatanenhofStrategische locatieHekkens TMIOpnemen in bouwstroomplanning• Prioritering in locatiesDoor het verdwijnen of verplaatsen van niet woonfuncties neemt het aantal potentiële woningbouwlocatiestoe. In het licht van de onder de kwalitatieve opgave genoemde woonmilieus moetenlocaties worden geprioriteerd en zullen locaties (voorlopig of definitief) afvallen, dan wel een anderefunctionele bestemming krijgen. Dit betekent een hernieuwde afweging van de verschillendelocaties.De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag af te stemmen vereist een strakkeregie op het woningbouwprogramma. Uitgangspunt is het realiseren van een stationair aanbod datkwantitatief, kwalitatief en qua verdeling over de kernen aansluit bij de vraag. Er wordt voorranggegeven aan locaties die bijdragen aan de stedelijke herstructureringsopgave en / of bijdragen aanhet realiseren van een positief migratiesaldo.Sturingscriteria met betrekking tot de prioritering van locaties zijn:• Wat is de vraag naar specifieke woningen in specifieke woonmilieus?• In hoeverre kan aan deze vraag tegemoetgekomen worden, gegeven de huidige differentiatiein woonmilieus, potentiële bouwlocaties en sloop / nieuwbouw / verdichting / verdunning in bestaandstedelijk gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de betekenis van vrijkomenderuimte voor verbetering van en aanvullingen op leefmilieuvariabelen zoals kwaliteit enveiligheid van de openbare ruimte en recreatieve, groen en zorgvoorzieningen?• Welke aanvullende kwantitatieve woningvraag resteert voor specifieke en niet in bestaandekernen te realiseren woon- en leefmilieus?<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 35


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,36 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Locaties van woon-zorg combinaties voor ouderen, waarbij de woon- en zorgvraag als tweezelfstandige aspecten moeten worden behandeld die op verschillende manieren kunnen samenkomen.• In welke gebieden liggen transformatie opgaven?• In welke mate draagt de ontwikkelinglocatie bij of bemoeilijkt deze de doorstroming?• Wat betekent de lokale ontwikkeling voor het investeringsniveau in verschillende gebieden?Het stedelijk centrumgebied van <strong>Venlo</strong>, de centrumgebieden van stadsdelen Blerick en Tegelen,<strong>Venlo</strong> oost, <strong>Venlo</strong> noord en Vossener-Klingerberg krijgen prioriteit. Bovendien zullen ook ontwikkelingenwaarbij het gaat om behoud van bestaande karakteristieke bebouwing en/of structuren,danwel ontwikkelingen die essentieel zijn voor de stedelijk herstructurering prioriteit krijgen. Degemeente zal binnen dit proces een sturende rol hebben.Potentiële ontwikkelingslocaties die volgens tabel 3.3 als strategische locatie worden aangemerktzullen voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgen als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeenteblijkt dat ze nodig zijn om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en erbinnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Daarbijgeeft de gemeente eerst prioriteit aan de locaties Helmusweg en ’t Ven Noord. Op grond van de in2006 verrichte regionale woningmarkt analyse en het in 2007 uitgevoerde woonwensen onderzoekis een gedoseerde inzet van de strategische locaties voor <strong>2015</strong> gerechtvaardigd.Voor de strategische locaties geldt dat het te ontwikkelen woonmilieu bepaald zal worden vanuitde strategie dat ontwikkeling van deze locaties nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatiefin evenwicht te brengen.• HerstructureringEen belangrijke opgave in de nabije toekomst ligt in de herstructurering binnen het stedelijk gebied.Redenen voor de herstructurering kunnen zijn het “scoren” op indicatoren die betrekkinghebben op fysieke en sociaal maatschappelijke aspecten. Hierdoor kunnen accentverschillen ontstaanbinnen wijken en buurten. Een regelmatige monitoring van de vraag- en aanbodontwikkelingop de woningmarkt is hierbij noodzakelijk.Met de vernieuwing van delen van het stedelijk gebied wordt een kwaliteitsslag voorgestaan dieuitmondt in een aantrekkelijke woonomgeving, die goed aansluit op de vraag naar woonmilieus. Detoekomstige inrichting zal aansluiten op de bestaande karakteristieken, maar biedt ook mogelijkhedenom kwaliteit toe te voegen.De herstructurering heeft in de afgelopen periode met name plaats gevonden in de vooroorlogsedelen van de stad zoals <strong>Venlo</strong> Centrum Zuid en <strong>Venlo</strong> Noord. Ook de “wederopbouwwijk” Hazenkampen de wijk Op de Heide zijn (gedeeltelijk) aangepakt. In de komende periode zal de herstructureringsopgavezich met name afspelen in de overige wederopbouwgebieden, met een accent opde tuinstedelijke woonmilieus.• Bijzondere woonvormen voor doelgroepen en netwerk van zorg op maatEen specifieke opgave is de vergrijzing. Deze vergrijzing vraagtom exclusieve aandacht voor het huisvestings- en zorgvraagstukvan een steeds groter deel van de bevolking. Met de geplandeextramuralisering vraagt dit om een accent in de te ontwikkelenwoningvoorraad. De insteek hierbij is dat op wijkniveauen nabij voorzieningen voor deze doelgroepen geschiktewoonzorgvoorzieningen moeten worden gerealiseerd. Dezeontwikkeling dient samen te gaan met een zorgservice zoneringzodat bewoners van gebieden in deze zones gebruik kunnenmaken van de geboden zorg.Seniorenhuisvesting Belfeld<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 37


Tevens wordt ingespeeld op de groeiende mate waarin zorg aan huis kan worden geleverd wat opde lange termijn eisen stelt aan de inrichting van woningen. Woningbouw voor overige bijzonderedoelgroepen als gehandicapten, dak- en thuislozen, woonwagenbewoners, drugsverslaafden entbs-ers dient te worden bezien in het licht van de kwalitatieve woningbouwopgave voor de komendeperiode.Aspecten met betrekking tot de vervolguitwerking van de opgave voor zorgwoningen zijn opgenomenin Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.• Lokale werklocaties<strong>Venlo</strong> kent een relatief groot aanbod van arbeidsplaatsen. Kwalitatief is het arbeidsaanbod echterniet volledig afgestemd op de vraag van de vaak gespecialiseerde bedrijven. Om die reden is, insamenhang met scholingsprogramma’s, het accommoderen van het arbeidsaanbod aan de onderzijdevan de markt vanuit sociaal-economisch oogpunt van belang. Bedrijvigheid in woonbuurtenheeft tevens een broedplaatsfunctie voor (startende) ondernemers. Menging van wonen met kleinschaligebedrijvigheid, zoals ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkels en kleinschalige kantoren,levert een bijdrage aan een positief woon- en leefklimaat.Het blijft van belang de lokale kleinschalige werkgelegenheid binnen de traditionele bedrijventerreinenen / of gemengde gebieden, bereikbaar voor alle doelgroepen 22 , bij en in de kernen in standte houden 23 op goed bereikbare locaties.Evenals bij woonmilieus, maar meer vanuit een functionele optiek, is een onderverdeling in bedrijvighedengemaakt die bedrijven helderheid biedt ten aanzien van wat mag worden verwacht voorwat betreft uitstraling en beheer van terreinen. Bedrijven kunnen zich herkennen in het profiel vaneen bedrijfsterrein dat tegemoet komt aan de vestigingsvoorwaarden die bepaalde bedrijven stellen.Binnen het thema Leefbare stad gaat het om de volgende bedrijvigheden: Lokale bedrijventerreinen,Kantoorlocaties en Gemengde gebieden.Verdere toelichting op de verkeersaspecten en lokale bedrijvigheden is opgenomen in Deel B,Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.• RevitaliseringEen aantal van de lokale bedrijventerreinen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Dezebedrijfsterreinen en gemengde gebieden worden gerevitaliseerd conform het op pagina 37 onder“lokale werklocaties” vermeldde. Tezamen met de genoemde locaties onder thema Centrumstad ineen grenzeloze regio biedt <strong>Venlo</strong> een differentiatie aan bedrijvigheden die aansluiten bij de verschillenin behoefte van bedrijven wat betreft vestigingsvoorwaarden en mogelijkheid tot profilering.In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden wordt gestreefd naarhet realiseren van startermilieus.Een revitaliseringproces is reeds gestart op een aantal locaties. Bedrijventerreinen Erkenkamp enHagerhofweg worden getransformeerd naar een andere functie. Voor bedrijventerrein De Veegtesis subsidie verworven en een start gemaakt met een verbeteringsprogramma in het kader van derevitalisering. Het bedrijven terrein Groot Boller staat op de nominatie om ook te worden aangepakt.Toelichting bij de verdere afstemming van het herstructureringsproces is opgenomen in DeelB, Hoofdstuk 11 “Thema Leefbare Stad”.22 Bron: <strong>Gemeente</strong>lijke “Sociale structuurschets”, Thema werken en leren23 De gemeentelijke “Sociale structuurschets” vraagt hierbij aandacht voor voldoende werknemers in de zorg: Thema zorg en preventie<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,38 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3.3.2 Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgevingOpenbare ruimte, stedelijk groen en waterInvesteren in krachtige kernen betekent ook investeren inopenbare ruimte, stedelijk groen en water als beeld- en structuurbepalendeelementen, als basisvoorzieningen en als schakelstussen de kernen en het casco. Het richten van stedelijkeontwikkelingen op het bestaand stedelijk gebied betekent datde bebouwingsdichtheid en dus bewoningsdichtheid en gebruiksdichtheidtoeneemt. Daarmee neemt tevens het belangvan de inrichtingskwaliteit van toe.Voor de structuurvisie betekent dit dat er gestuurd zal wordenWilhelminapark <strong>Venlo</strong>op een gedifferentieerd aanbod in belevings- en gebruiksmogelijkheden,variatie in schaalgrootte, spreiding van stedelijke openbare ruimten, gericht op mengingen eventueel ook concentratie van verschillende doelgroepen. De openbare ruimte in de directewoon- en werkomgeving moet voor wat betreft inrichting en beheersniveau aansluiten bij deverwachtingen die samenhangen met het te realiseren woon- en leefmilieu en bedrijvigheden.Stedelijke groenvoorzieningen en water 24 zijn zowel autonome elementen binnen de structuur vande openbare ruimte als voorzieningen die onderdeel uit maken van de inrichting van de stedelijkeruimte. Ze dragen op verschillende wijzen bij aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Tegelijkertijdkan het groen deel uitmaken van grotere structuren en aansluiten op het landelijk gebieden draagt het bij aan de beleving van het stedelijk gebied in zijn geheel. Met name de onderlingesamenhang van grote groenstructuren en samenhang met het buitengebied vormen eenaandachtspunt in het kader van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>. Versterking van de stedelijkegroenstructuur dient plaats te vinden door het aanbrengen van een thematisch onderscheid instadsparken en het creëren van verbindingen in een gemeentelijk en regionaal recreatief netwerk.Binnen de groenstructuur worden functionele en ecologische inrichtingsniveaus aangegeven. Verdererichtlijnen met betrekking tot openbare ruimte, stedelijk groen en water zijn opgenomen inDeel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.In het stedelijk gebied worden voor wat betreft water(structuren) zowel het duurzaamheidsaspectvan water als de mogelijkheden om water in te zetten als ordenend principe, sterkere elementen bijruimtelijke planvorming. De ruimtelijke inpassing van aspecten van duurzaam waterbeheer levereneen meerwaarde op voor de belevingskwaliteit in de gebouwde omgeving. De specifieke richtlijnenzijn omschreven in het gemeentelijk Integraal Waterplan en Integrale Natuurvisie.Luchtkwaliteit en externe veiligheidOok het terugdringen van o.a. CO 2 uitstoot ten behoeve van de luchtkwaliteit en het zorgdragenvoor (externe) veiligheid in de gemeente hebben de aandacht en zijn randvoorwaarden in het realiserenvan een duurzame en veilige leefomgeving. Het gaat daarbij o.a. om het nemen van maatregelenop gemeentelijk niveau, bijvoorbeeld door het vormgeven van veiligheidszones, maar ookzeker in samenhang met maatregelen die op provinciaal, nationaal en Europees niveau genomenmoeten worden, daar waar het bijvoorbeeld gaat om het bewaken van de luchtkwaliteit. Verdererichtlijnen met betrekking tot luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk11 “Verdieping Leefbare Stad”.24 <strong>Ruimtelijke</strong> structuren voor groen en water op een hoger schaalniveau worden beschreven in Stad in het Maasdal<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 39


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,40 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3.3.3 Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningenEen belangrijke basis voor het welbevinden van de bevolking en het functioneren van de stad ishet goed functioneren van het voorzieningen apparaat. Aangezien de bevolking slechts beperkt zalgroeien, is groei geen basis meer voor ontwikkeling in het voorzieningen apparaat. Bovendien veranderenconsumptiepatronen en concurrentieverhoudingen tussen winkelvoorzieningen. De vraagnaar ruimte voor voorzieningen wordt opgelost op locaties binnen de kernen, in ieder geval tot<strong>2015</strong>.Afhankelijk van hun keuze voor een specifiek leefmilieu willen mensen op relatief korte afstandbasale voorzieningen kunnen vinden. De kracht van de kernen hangt mede af van de afstemmingtussen de wensen en behoeften van de bevolking en de ruimtelijk fysieke inrichting. Dit betekentdat op het laagste (buurt) schaalniveau de voorzieningen zoveel en zolang mogelijk geconcentreerdof in elkaars nabijheid in stand worden gehouden, op goed bereikbare locaties, om daarmeeeen basis te behouden voor de duurzaamheid van de stedelijke samenleving. Indien het niet mogelijkblijkt een voorziening te behouden, wordt gekozen voor clustering op een hoger schaalniveau.Er wordt gestreefd naar differentiatie, spreiding en hiërarchie in het voorzieningen apparaatom het naar de toekomst toe gezond te houden en de variatie in woonmilieus te ondersteunen.Zie voor verkeersaspecten m.b.t. voorzieningen Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”VoorzieningenclustersEr worden vier schaalniveaus in voorzieningenclusters onderscheiden:• Buurtcentra en verspreide concentraties van buurtvoorzieningenzoals te vinden zijn in Boekend, ‘t Ven, Herungerbergen diverse locaties in <strong>Venlo</strong>, Blerick, Tegelen en Belfeld.• Wijkcentra zoals te vinden zijn in <strong>Venlo</strong>, Blerick en Tegelen.• Stadsdeelcentra Tegelen en Blerick.• Centrum <strong>Venlo</strong> en perifeer detailhandelscentrum Via <strong>Venlo</strong>.Toelichting op de voorzieningenclustering is opgenomen in DeelB, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.Centrum TegelenOnderwijs voorzieningenBasisonderwijs maakt onderdeel uit van basale voorzieningen. Er wordt gestreefd naar het clusterenop buurtniveau met andere voorzieningen zoals supermarkt en kinderdagverblijf zodat meerderebezoeken met elkaar kunnen worden gecombineerd. Het streven is zoveel en zolang mogelijkbasisonderwijsvoorzieningen gespreid over de gemeente in stand te houden.In het middelbaar onderwijs is in zowel het regulier als in het beroepsonderwijs een proces gaandevan schaalvergroting en concentratie. Het regulier middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd opde drie campussen Blariacum in Blerick, Valuas in <strong>Venlo</strong> en Onderwijs Boulevard <strong>Venlo</strong>-Zuid (bestaandeuit locaties Den Hulster en Technodôme). Het middelbaar beroepsonderwijs (Gilde Opleidingen)wordt geconcentreerd op de locaties Groenveldsingel en Technodôme. In het Technodômevindt een samenwerking plaats tussen techniekonderwijs van VMBO van College Den Hulsteren van het MBO van Gilde Opleidingen.Deze ontwikkeling bevindt zich in een afrondende fase en met de huidige locaties is in de behoeftevoorzien.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 41


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,42 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Sport- en recreatieve voorzieningenDe gemeente is voorzien van voldoende sport- en recreatieve voorzieningen voor de bewoners.De verandering van recreatief gedrag en met name het minder georganiseerd sporten zet voorzieningenop termijn wel onder druk. Samenvoeging van verenigingen is dan een mogelijk antwoord.Binnensportvoorzieningen (sporthallen, fitnesscentra e.d.) worden zoveel mogelijk ontwikkeld incombinatie met andere functies waardoor meervoudig gebruik kan plaatsvinden.De aanleg van de A73 Zuid/A74 maakt het noodzakelijk een aantal sportvelden te verplaatsen. Denieuwe locatie moet bijdragen aan het uitgangspunt, krachtige kernen in een robuust casco.3.3.4 Bereikbaarheid en mobiliteitVoor een plezierig woonklimaat is het noodzakelijk voorwaarden te scheppen voor een goede leefbaarheiden veiligheid in de woongebieden. Het verkeer dient zo vlot mogelijk naar het stedelijkhoofdwegennet geleid te worden. De woonwijken dienen als verblijfsgebieden te worden ingericht.In gebieden waar sprake is van een sterke functiemenging maakt verkeer een vanzelfsprekendonderdeel uit van de levendigheid en horen mogelijke voor- en nadelen bij het karakter van dezegebieden. Het is echter wel wenselijk om mogelijke hinder te beperken door bij plannen te zoekennaar integrale oplossingen.Fietsvoorzieningen en voetgangersgebiedenMet het creëren van krachtige kernen waarin op een zo laag mogelijk niveaubasisvoorzieningen worden aangeboden, wordt een basis gelegd voor hetgebruik van de fiets en verplaatsing te voet, omdat verplaatsingen in het algemeenover korte afstanden plaats zullen vinden. Een betere opbouw vanhet fietsnetwerk is gewenst.De grootste potenties voor het fietsnetwerk liggen in het gebied tussen het<strong>Venlo</strong>se stadscentrum en het middengebied, met uitlopers in noordelijke(Océ, Valuas college), zuidelijke (ziekenhuis, Fontys Hogeschool, collegeDen Hulster) en westelijke richting (Maasoever verbinding Blerick). In dit gebied wordt, ten behoevevan een kwaliteitsslag voor de fiets, de drager van het fietsnetwerk gesitueerd: de ‘ruggengraat’:een sterk primair stelsel van fietsroutes aangevuld met overige voorzieningen zoals stallingen envoorzieningen met betrekking tot overstapmogelijkheden.Omwille van het bevorderen van een autoluw voetgangersgebied met eenkwalitatief hoogwaardig verblijfsklimaat in de (deel)centra, wordt het autoverkeerzoveel mogelijk afgevangen aan de randen, wordt het straatparkeren incentra teruggebracht en wordt er in de centra in parkeergarages en op terreinengeparkeerd. Parkeeroverlast wordt teruggedrongen door het aanbod vanparkeerplaatsen bij nieuwbouwwijken, scholen, wijkgebouwen, kernen, winkelcentraen bedrijven af te stemmen op de vraag.Een kwaliteitsslag in de stadsdeelcentra (en het stedelijk centrum) kan depositie van de voetganger verbeteren. Het deels omzetten van verkeersruimtennaar verblijfsruimten betekent een goede randvoorwaarde voor het creërenvan een aantrekkelijk voetgangersklimaat. De verkeersfunctie kan bijdragenaan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit.Vleesstraat <strong>Venlo</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 43


Openbaar vervoerssysteemEen kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer is noodzakelijk is om de concurrentiepositie tenopzichte van de auto en andere modaliteiten te verbeteren en zodoende meer personen te latenkiezen voor het openbaar vervoer. Dit wordt bereikt door het creëren van voorrangsituaties enbusbanen, openbaar vervoer naar werklocaties en naar zorg- en onderwijsinstellingen. Het succesvollesysteem van de deeltaxi 25 kan voor een deel de plaats van de stadslijnen vervangen, welis een goede afstemming op het overig openbaar vervoer van belang.Binnen het openbaar vervoersysteem heeft <strong>Venlo</strong> tevens de beschikking over een goede aansluitingop het netwerk van spoorverbindingen. Door te streven naar een realistische afstemming vannetwerken op verschillende schaalniveaus en modaliteiten, het verhogen van prioriteiten voor hetcollectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) en het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen voorfiets en openbaar vervoer kan de keuze voor alternatieve vervoerswijzen worden gestimuleerd.Het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar vervoer is gerelateerd aan het Provinciaal beleid,vormgegeven in de Nota Openbaar Vervoer Limburg. Gedetailleerde richtlijnen voor de gemeente<strong>Venlo</strong> zijn weergegeven in het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers en Vervoersplan.25 De deeltaxi is een vorm van vraagafhankelijk vervoer die geheel op afspraak de gehele omgeving tot in Duitsland toe van haar dienstenvoorziet, ingevoerd met het oog op het maatschappelijke belang van openbaar vervoer<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,44 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


3.4 “Stad in het Maasdal”Voor het realiseren van de ambities van het thema Stad in het Maasdal, het bouwen aan het RobuusteCasco, is de definitie van het begrip Robuustheid van belang. Robuustheid gaat overkracht, over weerstand kunnen bieden tegen ongewenste veranderingen en het opnemen van gewensteontwikkelingen. Voor de realisatie van een robuust casco is het noodzakelijk dat:• De kenmerken van de kernen, hun historische en functionele karakteristieken worden(h)erkend.• De ruimte tussen de kernen niet verstedelijkt.• De randen van de kernen niet willekeurig het omliggende land aantasten.• De functies in het landelijk gebied ruimte krijgen waar nodig en begrensd worden waar noodzakelijk.• De landschappelijke, natuurlijke, historische en archeologische waarden worden (h)erkend,benut en verder ontwikkeld.Toelichting op het begrip robuustheid is opgenomen in de Verkenningennota bij de <strong>Ruimtelijke</strong><strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> en in Deel B: Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.3.4.1 Het in stand houden van een duurzaam en vitaal landelijk gebiedInzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> is het behoud van het buitengebied dat als eencasco de kernen omsluit. Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologische verbindingen enhet terrassensysteem vormt het kader en de verbindende schakel tussen de kernen. Belangrijkecomponenten van het casco zijn:• Gebieden met een agrarische functie (al dan niet in combinatie met natuurbeheer en recreatie).• Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de oost- en westzijde van de kernen, met daartussen(gewenste) ecologische verbindingen, met het oog op het realiseren van de nationale enprovinciale ecologische (hoofd) structuur.• Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimte voor de Rivier).• Het tussengebied Belfeld-Tegelen en het Middengebied Tegelen-<strong>Venlo</strong>.• Het gebied ten zuidwesten van Hout-Blerick en het gebied ten zuiden van Belfeld.• Gebieden met een functie voor sportbeoefening, dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme.• Gebieden met een woon-, werk- of zorgfunctie.Ontwikkelingen en investeringen in het gebied dienen gericht te zijn op het vergroten van de vitaliteiten robuustheid van het gebied. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een duurzame ruimtelijkeontwikkeling. Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde (voorde inwoners en bezoekers aan <strong>Venlo</strong>), de gebruikswaarde (voor de agrarische en recreatieve sector)en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologische netwerken) van het gebied wordenvergroot. Toelichting op de inpassing van sterkere en zwakkere functie in het casco is opgenomenin Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.De vitaliteit en robuustheid van het casco worden mede bepaald door de volgende aspecten.Agrarische functiesTen behoeve van de gewenste robuustheid in het casco moeten de economische betekenis envitaliteit van de land- en tuinbouw, als hoofdfuncties in het casco, en de bijdrage aan de belevingswaardevan het landschap in het buitengebied behouden en verbeterd worden.Voor verschillende vormen van landbouw liggen in verschillende gebieden kansen. Deze moetenworden benut in overeenstemming met de gewenste ruimtelijke structuur in deze gebieden en inovereenstemming met andere gewenste en aanwezige functies.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 45


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,46 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Waar prioriteit aan ontwikkeling van landbouw of tuinbouw wordtgegeven (met name in glastuinbouwconcentratiegebieden) moetafstemming worden gezocht tussen de ontsluiting van de gebieden,de interne ruimtelijke structuur en de technische ontwikkelingvan de productie, gerelateerd aan het technisch industrieel karaktervan de bedrijfsvoering. De kleiwinning tussen Tegelen en Belfeldvindt plaats volgens de principes vastgelegd in het ProvinciaalOmgevingsplan Limburg.De structuurvisie stelt, gebaseerd op de regionaal ontwikkeldeBouwsteen Reconstructie District Helden, de volgende uitgangspunten:Glastuinbouw• Uitbreiding / intensiveringOm een rendabele landbouw mogelijk te maken is het nodig om mogelijkheden voor uitbreidingen/of intensivering te geven. Deze mogelijkheden moeten vooral gegeven worden in concentratiegebiedenen in gebieden die onder een geringe ruimtedruk staan. Hierbij mag de intensiveringof uitbreiding geen strijdigheid opleveren met de karakteristiek van het landschap, of ingepastworden in de landschappelijke context.• ConcentratieWanneer er geen mogelijkheden meer zijn voor uitbreiding is het nodig om bedrijven op eenandere plaats wel mogelijkheden te geven voor uitbreiding. Bedrijven moeten verplaatsenwanneer het niet mogelijk is om op de huidige vestigingsplaats nog uit te breiden, bijvoorbeeldvanwege de ligging in de EHS.• VerbredingVoor een bedrijf dat niet stopt, niet wordt verplaatst en niet meer kan uitbreiden moeten er mogelijkhedengerelateerd aan de agrarische sector geboden worden om het bedrijf toch rendabelte houden. Hierbij liggen met name mogelijkheden bij natuur en landschapsbeheer, toerismeen “speciale” agrarische productie.NatuurOok natuur is een functie die steeds meer ruimte vraagt in het landelijkgebied. Er is een onderscheid tussen ecologische natuur engebruiksnatuur. Beide kunnen zich zowel in de stad als in het buitengebiedbevinden. Belangrijke aspecten zijn de samenhangendeen continue structuren van deze twee soorten van natuur.Met name gebruiks- en belevingsnatuur in de nabijheid van dewoon- en leefomgeving (ook de stadsrand) kent een hoge waarderingen is daarmee dus ook een krachtig onderdeel van het robuusteOcé Weerdcasco. Ecologie, biotopen en biodiversiteit kennen een steeds sterkere bescherming in internationalewet- en regelgeving en vormen daarmee een steeds sterker element in het landelijk gebied.De geomorfologische kenmerken binnen de gemeente leiden tot grote verschillen in abiotischevoorwaarden. Het gevolg is een grote diversiteit aan natuur en biotopen.De natuurlijke elementen zoals die in de gemeente <strong>Venlo</strong> liggen maken alle onderdeel uit van (teontwikkelen) netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en zelfs internationaal niveau. In de volgendeparagraaf wordt hierop verder ingegaan.Recreatie en toerismeHet landelijk gebied van <strong>Venlo</strong>, de natuur, de beken en de Maas en de cultuurhistorie vormen eenoorspronkelijk decor voor recreatieve activiteiten. Sport- en recreatievoorzieningen voor de stadkunnen aan de rand van de kernen in het casco worden gesitueerd. Door hun gebruikswaardeen/of economische waarde zijn dit sterke functies die goed in het landschap kunnen en moetenworden ingepast. Verbreding van de landbouw biedt ook mogelijkheden om (kleinschalige) recreatiein het casco te bevorderen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 47


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,48 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Recreatieve elementen die gebruikt worden door een groot deel van de bevolking bieden in destrategie van het groen houden van het casco goede mogelijkheden. In gebieden met een groteruimtedruk zorgen deze elementen voor robuustheid. Uitgangspunt is dat de elementen groen ingepastworden en dat ze aansluiten bij de karakteristiek van het landschap. De Groen voor Roodconstructie biedt hiervoor mogelijkheden. Grootschalige recreatieve elementen die een verstorendeinvloed op de omgeving en de netwerken hebben zijn ongewenst.Een belangrijk element in de landschappelijke en natuurlijke context wordt gevormd door de rivierde Maas. In de Nota Ruimte is de Maas genoemd als belangrijke recreatieve verbinding; de potentiekan worden verdiept.Hoewel de toeristische potenties binnen de gemeente groot zijn, is er geen reden om nieuwegrootschalige toeristische attractie in het landelijk gebied van de gemeente te realiseren. Er zijnvoldoende grootschalige recreatieve dag- en verblijfsvoorzieningen in de regio. Voor zich aandienendeinitiatieven in het casco geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipesvoor het casco.Toelichting op recreatieve en toeristische potenties is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “VerdiepingStad in het Maasdal”. Toelichting op het vrijetijdsnetwerk is opgenomen in de Verkenningennota.Stedelijke functiesDe agrarische hoofdfunctie van het casco blijft gehandhaafd en wordt versterkt door uitvoering vanplannen in het kader van de reconstructie. Voor de functies wonen en werken geldt dat inpassingin het casco alleen kan plaatsvinden indien er sprake is van extensief gebruik en ondersteuning /verbetering van de karakteristieken van het landschap. Bovendien slechts in het geval er binnende grenzen van het huidige stedelijk gebied geen alternatieven voor handen zijn en de ontwikkelingwenselijk is voor het aantrekken van groepen en/of functies die <strong>Venlo</strong> nodig acht voor haartoekomstige economische en sociaal maatschappelijke ontwikkeling.In principe betekent dit dat gezocht zal moeten worden naar bijvoorbeeld een te ontwikkelen gebouw-of ensemble typologie (buitenplaats). Gezien het karakter van de problematiek moet altijdworden uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak met als doel duurzame verweving van stedelijkefuncties met natuur(ontwikkeling) en verbrede landbouw.Het casco herbergt een woonfunctie voor bijzondere instellingen (kloosters en instituten). Dezefunctie staat onder druk. Voortzetting van de woonfunctie is alleen mogelijk wanneer het gaat omeen woonmilieu en woningtypen waarin de huidige bouwstroomplanning niet voorziet.Het casco herbergt tevens enkele buurtschappen: Boekend en Herungerberg. Hier kan de woonfunctiealleen worden uitgebreid op basis van aangetoonde natuurlijke behoefte. In de ruimtelijkeontwikkeling van <strong>Venlo</strong> blijven Boekend en Herungerberg in ieder geval tot <strong>2015</strong> buurtschappen inhet buitengebied van <strong>Venlo</strong>. Werkfuncties moeten aansluiten bij het karakter van deze buurtschappen.De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkheden en de noodzaak voor woonfuncties elders inhet casco. Hiervoor gelden de volgende criteria:• Het type woning kan binnen de kernen of op een locatie van een bijzondere instelling niet gerealiseerdworden,• Realisatie gaat niet ten koste van ontwikkeling van locaties binnen de kernen,• Er is behoefte aan het type woning voor de eigen bevolking of het draagt bij aan het bindenvan midden en hoger kader aan de stad,• De woning kan ingepast worden in het casco, en• De woonfunctie is nodig en draagt als sterke functie en financiële drager direct bij aan de gewensteinrichting en ontwikkeling van het betreffende deel van het casco.Een voorbeeld hiervan is het faciliteren van de ontwikkeling van incidentele woningbouw in particulieropdrachtgeverschap.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 49


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,50 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Voor inpassing van andere stedelijke werkfuncties zoals kantoren, bedrijven en woon-werk combinatiesgelden dezelfde criteria.Voor de reconversiegebieden geldt dat het te ontwikkelen woonmilieu bepaald zal worden vanuitde strategie dat ontwikkeling van deze locaties het woningbouwprogramma kwalitatief inevenwicht te brengt, en tevens een bijdrage levert aan versterking van de robuustheid van hetBijzondere gebiedenIn de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient het Middengebied<strong>Venlo</strong>-Tegelen bijzondere aandacht. Dit gebied heeftbelangrijke ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarde.Ondermeer door de aanleg van de A74 neemt de verstedelijkingsdruktoe. De hogeschool en het ziekenhuis zijn regionaleverzorgingsfuncties die het gebied een meerwaarde geven voorde gehele stad. De inrichting van het gebied dient gericht te zijnop handhaving van het gebied als onderdeel van het casco, metgebruikmaking van de kansen die onderwijs en gezondheidszorgen sport en recreatie bieden als sterke functies.Dezelfde aandacht verdient het gebied aan de oostzijde van <strong>Venlo</strong>. In dit gebied zullen voor <strong>2015</strong>functieveranderingen optreden ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en de aanleg vande A74. Bij de ontwikkeling van woon, werk, leisure, recreatie en toeristische functies moet sprakezijn van een verzorgingsgebied of uitstraling op tenminste het niveau van de gehele stad. De inrichtingvan de zone moet voldoen aan de inrichtingsprincipes voor het casco. De realisatie vaneen ecologische verbinding mag door de ontwikkeling van woon-, werk-, leisure, recreatieve entoeristische functies niet in gevaar komen. <strong>Venlo</strong>, Tegelen en Kaldenkirchen moeten herkenbaarblijven als afzonderlijke kernen in een grensoverschrijdend stedelijk netwerk.Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerd worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerkingvan de structuurvisie zal het grensoverschrijdend ontwikkelingsconcept VeNeTe worden herzienop basis van deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> en het Flächennutzungsplan van de gemeenteNettetal.Kinderboerderij Hagerhof3.4.2 Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stadHet contrast tussen het landelijk gebied en de kernen wordt met name zichtbaar in de stadsrandgebieden.Hier is over het algemeen ook de sterkste druk van stedelijke functies. Dit contrast en deverschillen in de randen van de onderscheiden kernen moeten in stand worden gehouden. Tevensvormen netwerken een belangrijk onderdeel van het casco. Om robuustheid te creëren is het vanbelang om de netwerken op alle schaalniveaus te benaderen, zowel in het stedelijk als in het landelijkgebied.De volgende inrichtingsprincipes vormen het uitgangspunt:• Het functioneren van netwerken optimaliseren. In het casco functioneren ecologische netwerken,watersystemen en een recreatief netwerk van wandelpaden, fietspaden en dergelijke.Naarmate deze netwerken beter functioneren, neemt de vitaliteit en robuustheid van het cascotoe.• Functies koppelen aan de netwerken. Functies die geen onderdeel van een netwerk vormenkunnen netwerken versterken of verstoren. Deze effecten moeten bij inrichtings- en ontwikkelingsvraagstukkenin het casco worden meegenomen. Verstoring van de ecologische netwerkentelt daarbij het zwaarst.• Sterke functies benutten als dragers. De sterkte van functies wordt bepaald door economischeen maatschappelijke omstandigheden. De economische sterkte hangt af van de mate waarineen functie door de samenleving en overheid gewenst, beschermd of geweerd wordt. De sterktevan een functie is tijdgevoelig en relatief.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 51


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,52 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Aansluiten bij de karakteristiek van landschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristieke enhistorische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementen moetenbehouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerd ofverplaatst.Het blauwe netwerkHet blauwe netwerk bestaat uit de zichtbare structuren van grond- en oppervlaktewater.In het landschap vormt de Maas de noord-zuid verbindingen de beken de oost-west verbindingen.<strong>Venlo</strong> streeft naar het verbeteren van de kwantitatieve afvoer van water,met het oog op de hoogwaterproblematiek. Het beter functioneren van hetwaternetwerk hangt af van het afvlakken van de piekafvoeren in de Maas.Door retentie van regenwater in het stroomgebied van de Maas kunnende piekafvoeren worden voorkomen. 26 Door deze retentie te combinerenmet specifieke geomorfologische elementen als oude maasmeanders, ofbeken te laten meanderen ontstaan er mogelijkheden om ecologische enlandschapsvormende (groene netwerk) processen op gang te brengen. 27De kwaliteit van het water wordt in de komende perioden verbeterd dooreen aanpak bij de bron van de vervuiling en de aanpak van de vervuilingper stroomgebied. 28 Net als binnen het stedelijk gebied wordt in het cascoaldus duurzaam waterbeheer nagestreefd, met als uitwerking een meerintegrale benadering van kwantiteit en kwaliteit. De specifieke richtlijnenzijn opgenomen in het gemeentelijk Integraal Waterplan.De structuurvisie gaat uit van behoud en herstel (waar mogelijk ook instedelijk gebied) van het blauwe netwerk. Doel is het versterken van de“sponswerking” van <strong>Venlo</strong> (langer vasthouden van water) en hetBekenverbeteren van voorwaarden voor ecologische en landschapsvormende processen. Waar mogelijkworden aanknopingspunten gezocht voor blauwe recreatieve knooppunten en impulsen.Toelichting op het watersysteem, de relatie met de steilrand en maatregelen in het kader van duurzaamwaterbeheer is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.”MaasoeverHet groene (ecologisch) netwerkHet groene netwerk bestaat uit het geheel van natuurgebieden en de verbindingen die tussen dezegebieden aanwezig zijn. De aaneengesloten stukken natuur functioneren als duurzame biotoopvoor bepaalde dier- en plantensoorten (doelsoorten), waarbinnen deze een duurzame populatiekunnen herbergen. Door middel van verbindingen tussen deze kerngebieden en het nieuw aanleggenvan natuur is het mogelijk om de leefgebieden van soorten zo te vergroten dat voor meer soortenhet leefgebied voldoende van omvang is zodat er een duurzame populatie mogelijk is.De structuurvisie stelt zich tot doel een robuust, gedifferentieerd en grensoverschrijdend netwerkvan groene verbindingen te realiseren met hoge ecologische en toegevoegde gebruikswaarden.De structuurvisie onderscheidt:• De verbinding op het Rijnterras• De verbinding via de Maas• Dwarsverbanden via het Middenterras• Verbindingen op het DekzandgebiedBinnen deze ladder zijn er een aantal knelpunten te onderscheiden door de botsing van het groenenetwerk met de Tradeports en de botsing met wegen (A67, A73, N275, N556). De knelpuntenmoeten opgelost worden om het ecologisch functioneren van het groene netwerk te waarborgen.26 Integrale verkenningen Maas27 Integraal waterplan, integrale Natuurvisie <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>28 Integraal waterplan <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 53


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,54 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


In de ruimtelijke ontwikkeling van de Tradeports moet rekening worden gehouden met het realiserenvan een ecologische verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en de Maas.Toelichting op groene ecologische verbindingen is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12“Verdieping Stad in het Maasdal”.Situeren ten opzichte van netwerkenDe manier waarop netwerken ten opzichte van elkaar gesitueerd worden bepaalt voor een grootdeel ook het functioneren van de netwerken. Netwerken kunnen elkaar belemmeren in hun functioneren,maar ook versterken. De structuurvisie gaat er vanuit dat koppeling van netwerken de robuustheidversterkt en kansen biedt voor gecombineerde en dus sterke en duurzame ontwikkelingen.Het blauwe en groene netwerk zijn hierbij de twee netwerken die vrijwel altijd heel goed met elkaarsamen gaan. Versterkingen zorgen voor een robuuster casco. Knooppunten waar de netwerkenelkaar overlappen of doorsnijden bieden bijzondere kansen.Het recreatienetwerk kan problemen opleveren bij koppeling met ecologie. De zwakste functiemoet beschermd worden door middel van zonering. Aan de andere kant kan het recreatienetwerkhet groene en het blauwe netwerk gebruiken als leidraad door het landelijk gebied.Toelichting op het situeren t.o.v. netwerken is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk12 “VerdiepingStad in het Maasdal”.3.4.3 Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle elementenNaast het belang van karakteristiek als een basis voor beleving van het landschap is het behoudenen ontwikkelen van de geschiedenis van stad en landschap een verplichting die de huidige samenlevingheeft ten aanzien van toekomstige generaties. De rijke historie van de gemeente vormt alduseen belangrijke component. In de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke kenmerkenbevindt zich een rijke bron van inspiratie voor de toekomst. Cultuur- en landschapsgeschiedenisvormen het integratiekader tussen stad en ommeland.Deze cultuurhistorie vormt de basis voor de karakteristiek van de omgeving en dus tevens voor demate waarin mensen zich kunnen identificeren met hun omgeving en de mate waarin bezoekersdeze identiteit ervaren. Het vormt het oorspronkelijke decor voor de ontwikkeling van o.a. toeristischeactiviteiten.Cultuurhistorie op zich is kwetsbaar. Door cultuurhistorie als basis te nemen voor ontwikkeling vanhet casco wordt de geschiedenis van een gebied veiliggesteld op een esthetisch en historisch verantwoordemanier. De kwetsbaarheid van cultuurhistorie wordt dan verminderd door de combinatiesmet andere functies.Criteria voor cultuurhistorie en stedelijke ontwikkeling zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12“Verdieping Stad in het Maasdal”.3.4.4 Vervoersaspecten in het cascoIn het spanningsveld tussen het karakter van rust en ruimte in het casco en de mogelijke hinder dieverkeer oplevert wordt gezocht naar mogelijkheden waar de leefbaarheid en rust binnen het cascozoveel mogelijk wordt beschermd. De gemeente <strong>Venlo</strong> is terughoudend ten opzichte van het toestaanvan nieuwe doorsnijdingen van het casco. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt vanhet bestaande wegenstelsel, en de in het casco gesitueerde wegen worden zoveel mogelijk gevrijwaardvan doorgaand verkeer. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is, zullende mogelijke vormen van hinder zoveel mogelijk worden beperkt.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 55


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,56 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De aanleg van snelwegen levert een barrière op die de realisatie van een aaneengesloten groennetwerk bemoeilijkt. De gemeente <strong>Venlo</strong> streeft naar de aanleg van een landschapsbrug, die terhoogte van het Middengebied de bestaande groengebieden met elkaar verbindt. Ook bemoeilijktde aanleg van de snelwegen de realisatie van fietsrelaties tussen <strong>Venlo</strong> Zuid en Tegelen. De barrièrewerkinglegt een druk op de kwaliteit van de fietsroutes die de snelwegen moeten gaan kruisenin termen van directheid, aantrekkelijkheid en (sociale) veiligheid. Hier wordt gezocht naarintegrale oplossingen.Een ander aandachtspunt zijn de aansluitingen van de snelwegen op de bestaande infrastructuur.Het maken van aansluitingen vraagt om zorgvuldige inpassing gezien de grote aantrekkingskrachtdie deze locaties hebben op stedelijke functies.Speciale aandacht gaat binnen het thema Stad in het Maasdal uit naar het faciliteren van recreatief(fiets) verkeer. Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaar te zijn, dieverplaatsingen in noord-zuid richting (langs de Maas), vanuit de wijken naar de groengebieden enverplaatsingen binnen het groene buitengebied mogelijk maken. Binnen dit stelsel van fietsroutesspeelt het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> ook een rol; hier moet het mogelijk zijn het centrum te passerenlangs de Maas en een bezoek aan het stedelijk centrum te brengen. Hierbij ligt de nadruk op dagrecreatiein de groene stadsranden en langs de Maas.Natuurgebieden kunnen gelijktijdig ontwikkeld worden voor ecologische functies en recreatief medegebruik.Het is hierbij van belang dat natuurgebieden voor fietsers doorkruisbaar zijn, maar nietvoor autoverkeer. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te worden afgevangenmiddels beperkte parkeervoorzieningen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 57


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,58 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


4 Principes voor <strong>Venlo</strong>4.1 PrincipesIn de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is gekozen voor het voor het ruimtelijk structuurconcept “Krachtigekernen in een robuust casco”. In deze structuur kunnen de doelstellingen voor het ruimtelijk beleidvan <strong>Venlo</strong> het best gerealiseerd worden. De uitwerking van deze doelstellingen rond drie thema’sgeeft hierin inzicht.De essentie van deze uitwerking is in dit hoofdstuk geoperationaliseerd in een aantal principes. Zevormen gezamenlijk de kern van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> voor <strong>Venlo</strong>. Het gebruik van dezeprincipes is in paragraaf 1.3.3 toegelicht.Principe 1:Krachtige kernen1.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van<strong>Venlo</strong> is behoud van de woon- en werkgebiedenvan <strong>Venlo</strong> als onderscheidbare en herkenbarekernen in een stedelijk netwerk. Deze kernen zijn:• <strong>Venlo</strong> (inclusief het bedrijventerrein Veegtesen het buurtschap ’t Ven, exclusief Herungerberg)• Blerick (inclusief Hout-Blerick, exclusief debuurtschap Boekend)• Tegelen (inclusief de wijk Op de Heide en hetbedrijventerrein Kaldenkerkerweg)• Belfeld• Tradeport (inclusief Tradeport Noord, TradeportOost, Noorderpoort en de Océ terreinen)• Tuinbouwconcentratiegebieden ‘t Ven Noorden MeelderbroekDe vraag naar ruimte voor woningen, bedrijven,kantoren en voorzieningen wordt, in ieder gevaltot <strong>2015</strong>, primair opgelost op locaties binnen degrenzen van de kernen. Dit is noodzakelijk omvoldoende draagvlak te behouden voor voorzieningenin de kernen tegen de achtergrond vaneen stabiliserende bevolking.1.2 In de ruimtelijke ontwikkeling van Tradeportwordt rekening gehouden met het realiseren vaneen ecologische verbinding tussen de BlerickseHeide, Zaarderheiken en de Maas.1.3 In de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> blijvenBoekend en Herungerberg in ieder geval tot<strong>2015</strong> buurtschappen in het buitengebied van <strong>Venlo</strong>.De principes voor de ontwikkeling van dezebuurtschappen worden aangegeven onder principe9.1.4 Ontwikkelingen in de kernen dienen aan tesluiten bij de culturele identiteit en dus de behoeftevan bewoners en bezoekers In <strong>Venlo</strong>, en zorgvuldigingepast te worden. De historische en ruimtelijkfunctionele verschillende karakteristiekenmogen niet onnodig genivelleerd worden. (zie ookprincipe 5.4)1.5 Ontwikkelingen in de kernen dienen gerichtte zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevingsen gebruiksmogelijkheden. Dit krijgt gestaltein een gedifferentieerd aanbod aan woonmilieusen bedrijvigheden. Dit aanbod wordt ondersteundmet een scala aan basale maatschappelijke voorzieningen(op het gebied van onderwijs, zorg,dienstverlening en detailhandel) die waar mogelijkzijn geconcentreerd op locaties die voor het verzorgingsgebiedgoed bereikbaar zijn. De openbareruimte in de directe woon- en werkomgevingmoet qua inrichting en beheersniveau aansluitenop de verwachtingen die samenhangen met dewoonmilieus en bedrijvigheden.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 59


Principe 2:Een robuust casco2.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van<strong>Venlo</strong> is behoud van het buitengebied dat als eencasco de kernen omsluit.Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologischeverbindingen en het terrassensysteem vormthet kader en verbindende schakel tussen de kernen.Belangrijke componenten hierin zijn:• Gebieden met een agrarische functie (al danniet in combinatie met natuurbeheer en recreatie)• Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan deoost- en westzijde van de kernen, met daartussen(gewenste) ecologische verbindingen,met het oog op het realiseren van de nationaleen provinciale ecologische (hoofd) structuur• Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimtevoor de Rivier)• Het tussengebied Belfeld-Tegelen en hetMiddengebied Tegelen-<strong>Venlo</strong>• Het gebied ten zuidwesten van Hout-Blericken het gebied ten zuiden van Belfeld• Gebieden met een functie voor sportbeoefening,dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme• Gebieden met een woon of werkfunctie2.2 Ontwikkelingen en investeringen in het cascodienen gericht te zijn op het vergroten van devitaliteit en robuustheid van het casco. Dit zijnbelangrijke voorwaarden voor een duurzameruimtelijke ontwikkeling. Van vergroting van vitaliteiten robuustheid is sprake als de belevingswaarde(voor de inwoners en bezoekers aan <strong>Venlo</strong>),de gebruikswaarde (voor de agrarische enrecreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvendfunctioneren van ecologische netwerken)van het gebied worden vergroot. Principes voorinvesteren in het casco worden aangegeven onderpunten 8 en 9.2.3 In de ruimtelijke ontwikkeling van het cascoverdient het Middengebied <strong>Venlo</strong>-Tegelen bijzondereaandacht. Dit gebied heeft belangrijke ecologische,recreatieve en cultuurhistorische waarde.Onder meer door de aanleg van de A74 neemt deverstedelijkingsdruk toe. De hogeschool en hetziekenhuis zijn regionale verzorgingsfuncties diehet gebied een meerwaarde geven voor de gehelestad. De inrichting van het gebied dient gerichtte zijn op handhaving van het gebied als onderdeelvan het casco, met gebruikmaking van dekansen die onderwijs en gezondheidszorg ensport en recreatie bieden als sterke functies.2.4 In de ruimtelijke ontwikkeling van het cascoverdient de oostzijde van <strong>Venlo</strong> bijzondere aandacht.In dit gebied zullen voor <strong>2015</strong> functieveranderingenoptreden door maatschappelijke ontwikkelingenen de aanleg van de A74. Bij de ontwikkelingvan woon-, werk-, leisure, recreatie entoeristische functies moet sprake zijn van eenverzorgingsgebied of uitstraling op tenminste hetniveau van de gehele stad. De inrichting van dezone moet voldoen aan de inrichtingsprincipesvoor het casco. De realisatie van een ecologischeverbinding mag door de toelating van woon-,werk-, leisure, recreatie en toeristische functiesniet in gevaar komen. <strong>Venlo</strong>, Tegelen en Kaldenkirchenmoeten herkenbaar blijven als afzonderlijkekernen in een grensoverschrijdend stedelijknetwerk.Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerdworden. Bij een gebiedsgerichte uitwerkingvan de structuurvisie zal het grensoverschrijdendontwikkelingsconcept VeNeTe wordenherzien op basis van deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>en het Flächennutzungsplan van de gemeenteNettetal.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,60 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Principe 3: Eén centrum voor de stad en deregio3.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van<strong>Venlo</strong> is het versterken van de verzorgingsfunctievan het centrum van <strong>Venlo</strong> voor de stad en deregio. Die functie wordt nu vooral gedragen dooreen concentratie van functies op het gebied vandetailhandel, horeca, persoonlijke dienstverlening,zakelijke dienstverlening, bestuur, cultuur en toerismein het stedelijk centrum. De kwaliteit van deopenbare ruimte is hoog en de verblijfskwaliteitvan het gebied wordt mede bepaald door de historievan de stad. Door de combinatie van functies,de kwaliteit van de openbare ruimte en de liggingaan de Maas heeft dit gebied potenties voor deontwikkeling van een stedelijk centrum woonmilieudat uniek is binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> en deregio.3.2 De woonfunctie van het centrum is nog onderontwikkeld.In ieder geval tot <strong>2015</strong> wordt hetbeleid gericht op het versterken van de woonfunctie,met name in de wijk Q4, en het bevorderenvan wonen boven winkels. De te ontwikkelen woningtypenmoeten inspelen op behoeften vangroepen die <strong>Venlo</strong> sterker aan de stad wil binden:midden en hoger kader en studenten. Het tempovan de transformatie moet passen binnen de historischecontext van de binnenstad; de zwaksteschakels krijgen prioriteit. Tijdens het proces vantransformatie moet de binnenstad een levendwoongebied blijven.3.3 De verzorgingsfunctie van het centrum dientte worden versterkt door: Versterking van de afzonderlijke functies enhun onderlinge samenhang. Ontbrekendefuncties zoals binnenstedelijke leisure kunnende combinatie versterken. Ontwikkelingen elders in de stad die concurrerenmet versterking van de verzorgingsfunctievan het centrum moeten worden tegengegaan. Ontwikkelingen die zorgen voor onderlingeversterking worden bevorderd. Een voorbeeldzijn ontwikkelingen die gezamenlijk de functievan <strong>Venlo</strong> als toeristische bestemming versterken.Principe 4: Economisch kerngebied in eentoptechnologische regio4.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van<strong>Venlo</strong> is behoud van de functie van <strong>Venlo</strong> als(inter)nationaal logistiek en industrieel knooppunt.Inzet is tevens de kwaliteit van <strong>Venlo</strong> als (inter)nationaallogistiek en industrieel knooppunt teversterken door het aantrekken van kennisintensieveondernemingen en instellingen.4.2 Op de locaties a-p in de hierbij gevoegdetabel wordt gestreefd naar clustering van verwanteof aan elkaar gerelateerde ondernemingen eninstellingen. Dit verhoogt de kans op nieuwe initiatievenen versterkt het profiel van locaties en dedaar gevestigde activiteiten.LocatieClustera. <strong>Venlo</strong> Trade Port Industrie en logistiekb. Tradeport West Industrie en logistiekc. Tradeport Noord Industrie en logistiekd. GreenPark <strong>Venlo</strong> Industrie en researche. Tradeport Oost Tuinbouw en logistiekf. ZON Fresh Park Tuinbouw en logistiekg. Noorderpoort Diensten en logistiekh. Océ bedrijvenpark Industrie en kennisi. Maaswaard Bestuur en dienstenj. Spoorzone Bestuur en dienstenk. Stedelijk Centrum Zakelijk en ontspannen<strong>Venlo</strong>l. Stedelijk Woen/ Zakelijk en representatiefWerken Zone <strong>Venlo</strong>m. Keulse Barrière Handel en export (zie 2.4)n. Via <strong>Venlo</strong> Grootschalige detailhandelo. ’t Ven Noord Glastuinbouw concentratiegebiedp. Meelderbroek Glastuinbouw concentratiegebiedq. Middengebied Zorg en kennis (zie 2.3 en 5.3)<strong>Venlo</strong> / Tegelenr. Campus en TechnodomelocatiesVoortgezet onderwijss. Stadion de Koel en Grootschalige leisure voorzieningomgevingen (zie 2.4 en 5.3)t. Klein Zwitserland Dagrecreatieu. Kloosterdorp Steyl Kleinschalig cultuurtoerisme(zie ook 5.4)v. Stedelijk centrum Culturele voorzieningen en ateliers<strong>Venlo</strong> & Q4<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 61


Principe 5: Bijzondere functies concentrerenen etaleren5.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van<strong>Venlo</strong> is versterking van de regionale verzorgingsfunctievan <strong>Venlo</strong>. Voor de ontwikkeling van dezefunctie van <strong>Venlo</strong> op het gebied van onderwijs,gezondheidszorg, openbaar bestuur, dienstverlening,grootschalige leisure en toerisme is het vanbelang dat bestaande voorzieningen behoudenworden en nieuwe voorzieningen worden aangetrokken.5.2 Het aanbod van dit type voorzieningen isbeperkt. Om <strong>Venlo</strong> te positioneren als de meestgeschikte vestigingsplaats is de inzet te strevennaar concentratie van deze functies op locatiesdie goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur.In aanvulling op de lijst van locatiesonder punt 4.2 gaat het om de locaties q-v in dehierbij gevoegde tabel.5.3 De locaties Middengebied <strong>Venlo</strong>-Tegelen,Klein Zwitserland en Stadion de Koel en omgevingliggen buiten de grenzen van de kernen, inhet casco. Het gaat hier echter om locaties dievoor <strong>2015</strong> onder druk komen te staan, door aanwezigheidvan bestaande voorzieningen en verbeteringvan de bereikbaarheid. Uitgangspunt voorde verdere ontwikkeling is dat nieuwe voorzieningenin de omgeving worden ingepast en bijdragenaan de robuustheid van het casco.5.4 Functies voor historisch kenmerkende gebouwenen locaties in de gehele gemeente <strong>Venlo</strong>dienen gericht te zijn op duurzame instandhoudingvan zowel het object als de cultuurhistorischebetekenis ervan.Principe 6: Inrichtingsprincipes voor de kernen6.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is hetvergroten van de aantrekkelijkheid van deleefomgeving zowel wat betreft de inrichting vande openbare ruimte als de aanwezigheid vanvoorzieningen op het gebied van detailhandel,onderwijs, welzijn en zorg, recreatie en sport,groenstructuur en werkgelegenheid.Door het concentreren van het woningbouwprogrammabinnen de grenzen van de kernen wordtdraagvlak in stand gehouden voor deze voorzieningen.Toch is meer nodig dan enkel het benuttenvan vrijkomende locaties binnen de grenzenvan de kernen voor woningbouw. Integrale planvormingis nodig om ontwikkelingen op het gebiedvan woningbouw, inrichting van de openbareruimte, voorzieningen en lokale werkgelegenheidop elkaar af te stemmen.6.2 In gebiedsgerichte uitwerkingen van de structuurvisiekan een inventarisatie worden gemaaktvan beschikbare en potentieel beschikbare locatiesvoor de ontwikkeling van woningbouw envoorzieningen. De vervangingsopgave binnen debestaande woningvoorraad wordt hierin meegenomen.Voor de openbare ruimte wordt indicatiefde gewenste functie en inrichtingsniveau vastgesteld.Voor locaties wordt indicatief de gewensteontwikkeling vastgesteld, waarbij de volgendecriteria worden gehanteerd:6.2.1 De woonmilieutypering. Deze wordt bijde inventarisatie geverifieerd. Hierbij wordtbekeken of transformatie naar een anderleefmilieu aan de orde is.6.2.2 Karakteristieken die behouden of versterktdienen te worden. In het bijzonder dienthierbij aandacht besteed te worden aan cultuurhistorischrelevante gebouwen en structuren.6.2.3 Gestreefd moet worden naar concentratievan buurt- en wijkvoorzieningen op goedbereikbare locaties. Mogelijkheden en wenselijkhedenom door combinaties van buurt- enwijkvoorzieningen en verbetering van de inrichtingvan de openbare ruimte het bezoekaan deze voorzieningen te bevorderen endaarmee hun lokaal draagvlak te versterkendienen te worden onderzocht. Bij de centrumgebiedenvan Blerick, Tegelen en Belfeldwordt rekening gehouden met de functie vandeze gebieden voor de gehele kern.6.2.4 Draagvlak voor en vraag naar voorzieningenvanuit de wijk. In ieder geval wordtdaarbij rekening gehouden met het realiserenvan woonservice zones.6.2.5 Mogelijkheden en wenselijkheden omvoorzieningen op stedelijk of kern niveau in dewijk te vestigen of uit de wijk te verplaatsen.6.2.6 Gestreefd moet worden naar versterkingvan de lokale werkgelegenheid en revitaliseringvan verouderde bedrijfslocaties. Mogelijkhedenen wenselijkheden om dit te stimulerenmoeten worden onderzocht.6.2.7 Behoefte aan groenvoorzieningen engewenste verbindingen met het gebied buitende kern.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,62 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


6.2.8 In het stedelijk gebied wordt het principevan duurzaam waterbeheer toegepast, meteen integrale benadering van kwantiteit enkwaliteit. De kwantitatieve aspecten (vasthouden,bergen en afvoeren) zijn ruimtelijk hetmeest relevant.6.2.9 Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties.6.2.10 Bij prioritering van locaties wordt bekekenin welke mate de ontwikkeling bijdraagtaan doorstroming of deze bemoeilijkt.6.2.11 Bij de prioritering van locaties wordt rekeninggehouden met sociaal - maatschappelijkevraagstukken.Principe 7: Wonen en werken in leefbarekernen7.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is hetafstemmen van het woningaanbod op de gedifferentieerdevraag. Daarbij wordt gestreefd naareen positief migratiesaldo, gericht op het aantrekkenvan middenkader en hoger opgeleid kader.7.2 Woningbouw wordt geconcentreerd op locatiesbinnen de kernen. De huidige capaciteit iskwantitatief voldoende om de woningbehoefte opbasis van natuurlijke groei tot 2014, de extramuralisering,en vervangende nieuwbouw op te vangen.Hiermee zijn gerekend vanaf 2001 ongeveer3300 woningen gemoeid. De noodzaak om deresterende capaciteit - 2500 woningen - te benuttenis afhankelijk van een positief migratiesaldovan gemiddeld 300 personen per jaar.7.3 De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerdevraag af te stemmen vereist eenstrakke regie op het woningbouwprogramma.Uitgangspunt is het realiseren van een stationairaanbod dat kwantitatief, kwalitatief en qua verdelingover de kernen aansluit bij de vraag. Prioriteitzal worden gegeven aan locaties die bijdragenaan de stedelijke herstructureringsopgave (zie6.2) en/of bijdragen aan het realiseren van eenpositief migratiesaldo.7.5 Voor <strong>2015</strong> is er gelet op de beschikbare capaciteitgeen behoefte aan ontwikkeling van aanvullendelocaties. De behoefte aan ontwikkelingvan aanvullende locaties wordt bepaald door demate waarin het migratiesaldo zich voor <strong>2015</strong>ontwikkeld en de mate waarin na <strong>2015</strong> nog sprakekan zijn van een realistische migratiedoelstelling.Na <strong>2015</strong> is de behoefte op basis van natuurlijkegroei in ieder geval negatief.Voor in het verleden aangemerkte reservelocatiesen recent geïdentificeerde locaties betekent ditprincipe het volgende, zoals weergegeven in bijgevoegdetabel:7.6 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is hetinstandhouden van lokale, kleinschalige werkgelegenheidin de kernen.Locatie‘T Ven Noord Strategische locatieRijnbeek Noord Oost Strategische locatieStadsrandzone Laten vervallenKaldenkerkerweg Ontwikkeling bezien in relatie metontwikkeling van <strong>Venlo</strong> OostHelmusweg Blerick Strategische locatieNieuwe Erven Laten vervallenMaasveld III Laten vervallen, betrekken bijMaascorridorPlatanenhof Strategische locatieHekkens TMI Opnemen in bouwstroomplanningDoor revitalisering van bestaande bedrijventerreinenen gemengde gebieden wordt in de nabijheidvan de woonomgeving ruimte geboden aan lokaalgeoriënteerde economische activiteiten. Tezamenmet de onder 4.2 en 5.2 genoemde locaties biedt<strong>Venlo</strong> een differentiatie aan bedrijvigheden dieaansluiten bij de verschillen in behoefte van bedrijvenwat betreft vestigingsvoorwaarden en mogelijkheidtot profilering.In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinenen gemengde gebieden en in gebiedsgerichtestudies wordt tevens de mogelijkheid onderzochtom startermilieus voor ondernemingen te realiseren.7.4 De woonmilieutypologie is een sturend kaderom te komen tot een kwalitatieve afstemmingtussen woningvraag en aanbod. De betekenis vandeze typologie op de bouwstroomplanning zalnader worden uitgewerkt.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 63


Principe 8: Inrichtingsprincipes voor hetcasco8.1 Ontwikkelingen en investeringen in het cascodienen gericht te zijn op het vergroten van devitaliteit en robuustheid van het gebied (zie punt2). Van vergroting van vitaliteit en robuustheid issprake als de belevingswaarde (voor de inwonersen bezoekers aan <strong>Venlo</strong>), de gebruikswaarde(voor de agrarische en recreatieve sector) en detoekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologischenetwerken) van het gebied worden vergroot.Een belangrijke component wordt gevormd doorde rijke historie van de gemeente. In de archeologische,cultuurhistorische en landschappelijkekenmerken bevindt zich een rijke bron van inspiratievoor de toekomst. Cultuur- en landschapsgeschiedenisvormen het integratiekader tussen staden ommeland. Aan de karakteristieken die hiermeesamenhangen ontlenen bewoners en bezoekerseen ervaring van identiteit. Het vormt hetoorspronkelijke decor voor de ontwikkeling vantoeristische activiteiten.8.2 De volgende inrichtingsprincipes vormenuitgangspunt:8.2.1 Aansluiten bij de karakteristiek vanlandschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristiekeen historisch belangrijke structuren,grondgebruik, vegetatie en landschapselementenmoeten behouden of hersteld worden.Verstorende elementen worden afgeschermd,geconcentreerd of verplaatst.8.2.2 Functioneren van netwerken optimaliseren.In het casco functioneren ecologischenetwerken, watersystemen en een recreatiefnetwerk van wandelpaden, fietspaden en dergelijke.Naarmate deze netwerken beter functioneren,neemt de vitaliteit en robuustheidvan het casco toe. Het samengaan van hetgroene en blauwe netwerk is een belangrijkaspect voor het vergroten van de vitaliteit enrobuustheid. Beleidsuitgangspunten zijn de IntegraleNatuurvisie en de principes voor duurzaamwaterbeheer zoals omschreven in hetIntegraal Waterplan.8.2.3 Functies koppelen aan de netwerken.Functies die geen onderdeel van een netwerkvormen kunnen netwerken wel versterken ofverstoren. Deze effecten moeten bij inrichtings-en ontwikkelingsvraagstukken in hetcasco worden meegenomen. Verstoring vande ecologische netwerken telt daarbij hetzwaarst.8.2.4 Sterke functies benutten als dragers.De sterkte van functies wordt bepaald dooreconomische en maatschappelijke omstandigheden.De economische sterkte hangt afvan rendabiliteit en geïnvesteerd kapitaal. Demaatschappelijke sterkte hangt af van demate waarin een functie door de samenlevingen overheid gewenst, beschermd of geweerdwordt. De sterkte van een functie istijdgevoelig en relatief.8.3 De vitaliteit en robuustheid van het cascoworden mede bepaald door:8.3.1 Door de provincie en rijk vastgelegdenormen en regels met betrekking tot de functiesin het casco.8.3.2 De mate waarin agrarische functieskunnen blijven functioneren als een karakteristiekeen sterke functie. Uitgangspunt vanbeleid is de Bouwsteen Reconstructie DistrictHelden. Voor gebieden waarin glastuinbouwconcentratiezich bevindt worden integralevisies ontwikkeld waarin structuur, ontsluitingen andere ruimtelijke aspecten worden gerelateerdaan het technische industriële karaktervan de bedrijfsvoering.8.3.3 De mate waarin natuur kan blijven functionerenals een sterke en karakteristiekefunctie en de mate waarin het functionerenvan het casco kan worden verbeterd. Uitgangspuntvoor beleid zijn de Integrale Natuurvisieen de principes voor duurzaam waterbeheerzoals omschreven in het IntegraalWaterplan.8.3.4 De mate waarin het casco wordt ontslotenvoor sport en recreatie vanuit de stad ende regio. Sport en recreatie voorzieningenvoor de stad kunnen aan de rand van dekernen in het casco worden gesitueerd. Afhankelijkvan de behoefte zijn dit sterke functiesdie goed in het landschap kunnen enmoeten worden ingepast. Verbreding vanlandbouw biedt ook mogelijkheden om recreatiein het casco te bevorderen.8.3.5 De mate waarin het casco benut wordtvoor overige stedelijke functies.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,64 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Principe 9:Stedelijke functies in het casco9.1 Het casco heeft van oudsher een agrarischewoon- en werkfunctie. Deze hoofdfunctieblijft gehandhaafd en wordt versterkt door uitvoeringvan de plannen in het kader van dereconstructie.9.2 Boekend en Herungerberg zijn buurtschappenin het casco. Uitbreiding van dewoonfunctie kan alleen plaatsvinden ten behoevevan de bewezen natuurlijke behoefte.Werkfuncties moeten aansluiten bij het karaktervan deze buurtschappen.9.3 Het casco heeft ook een woonfunctie voorbijzondere instellingen (kloosters en instituten).Deze functie staat onder druk vanwege de afnemendekloostergemeenschappen en extramuralisering.Voortzetting van de woonfunctie isalleen mogelijk wanneer het gaat om eenwoonmilieu en woningtypen waarin de huidigebouwstroomplanning niet voorziet.9.4 De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkhedenen noodzaak voor woonfunctieselders in het casco. Hiervoor gelden de volgendecriteria:9.4.1 Het type woning kan binnen de kernenof op locatie van een bijzondere instellingniet gerealiseerd worden;9.4.2 Realisatie gaat niet ten koste vanontwikkeling van locaties binnen de kernen;9.4.3 Er is behoefte aan het type woningvoor de eigen bevolking of het binden vanmidden en hoger kader aan de stad;9.4.4 De woning kan ingepast worden in hetcasco; en9.4.5 De woonfunctie is nodig en draagt alssterke functie en financiële drager bij aande gewenste inrichting en ontwikkeling vanhet betreffende deel van het casco9.5 Voor inpassing van stedelijke werkfunctieszoals kantoren en bedrijven, en woonwerkcombinatiesgelden dezelfde criteria alsvoor woonfuncties.9.6 De kleiwinning tussen Tegelen en Belfeldvindt plaats volgens principes vastgelegd in hetProvinciaal Omgevingsplan Limburg.9.7 Aan nieuwe, grootschalige toeristischrecreatievevoorzieningen voor de regio alsnoodzakelijke drager voor een robuuste cascois geen behoefte. Bestaande voorzieningenkunnen worden gebruikt als sterke functies enlandschappelijk worden ingepast. Voor nieuweinitiatieven in het casco geldt een kwalitatieveafweging op basis van de inrichtingsprincipesvoor het casco (zie 8.2) en principes onder punt5.Principe 10: Verkeer en Vervoer10.1 Er dient een balans te worden gevondentussen enerzijds een voldoende aantal stroomwegenom het verkeer goed (betrouwbaar eneenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via deranden om de stad te leiden en anderzijds eenvoldoende aantal routes voor het verkeer meteen bestemming in de stad. De stroomwegenkunnen, wanneer deze goed en vlot verkeerafwikkelen via aantrekkelijke routes, de(hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijkgebied ontlasten, en zo de stedelijke bereikbaarheidvergroten. Een uitgebalanceerd wegennetvan stroomwegen, ontsluitingswegen entoegangswegen is daarbij cruciaal en moetzorgen voor een evenwichtige spreiding van hetverkeer over de verkeersaders.Het verkeerssysteem is als volgt opgebouwd:10.1.1 Hoofdwegennet (stroomfunctie) Denieuwe snelwegen A73-Zuid en A74 completerenmet de bestaande A67 het hoofdwegennetin de vorm van een ‘open lus’rondom <strong>Venlo</strong>. Via dit netwerk van snelwegen(100 en 120 km/h) dient het doorgaandverkeer en een deel van het stedelijkverkeer verwerkt te worden.10.1.2 Hoofdontsluitingswegen (primair ensecundair) Een netwerk van hoofdontsluitingswegen(80, 70 en 50 km/h) completeertde stroomwegen. Over dit netwerkwordt het interne verkeer afgewikkeld. Nahet gereedkomen van de A73-Zuid en A74vervalt voor met name de Klagenfurtlaande functie als doorgaande route voor(vracht)verkeer. Voor de Guliksebaan geldtdat deze een mogelijk alternatief kan zijnvoor de zwaar belaste Tegelseweg. Tot<strong>2015</strong> dienen er geen ontwikkelingen plaatste vinden die de realisatie van de in 2004bekeken alternatieven voor de Guliksebaanin de weg staan.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 65


Bij de vaststelling van de hoofdnota vanhet GVVP op 6 juli <strong>2005</strong> is afgesproken datde gemeente zal starten met de voorbereidingvoor de aanleg van de Guliksebaan/Vierpaardjes met het oog op realisatie inde periode na <strong>2015</strong>.10.1.3 Ontsluiting van woonbuurt of gebied.De overgangen van ontsluitingswegennaar erftoegangswegen moeten per situatieworden afgewogen en bepaald. Deerftoegangswegen bieden toegang tot dewoongebieden waar 30 km/h of stapvoetsgereden mag worden.10.2 Er moet ruimte gereserveerd blijven voortoekomstige verbreding van de A67 en omleidingvan het spoor voor goederenvervoer.Evenementen, zoals de Floriade in 2012, brengentijdelijke hoge ambities met zich mee m.b.t.het vervoerssysteem. Ook hiervoor moet ruimtebeschikbaar zijn.Maatregelen voor verdere uitbreiding van hetstelsel van hoofdwegen en hoofdontsluitingswegenzijn op grond van de huidige inzichtenniet aan de orde.10.3 Voor toegang tot het casco dient er optimaalgebruik te worden gemaakt van het bestaandewegenstelsel, en de in het casco gesitueerdewegen dienen zoveel mogelijk gevrijwaardte worden van (zwaar) verkeer.Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaaris, en er geen alternatieven zijn (b.v.A73 en 74), dienen mogelijke vormen van (geluids)hinderzoveel mogelijk te worden beperkt.10.4 <strong>Venlo</strong> zal zich, ten behoeve van het uitbouwenvan haar positie als knooppunt voorgoederenvervoer, met name moeten richten ophet benutten van de multimodaliteit van de vervoersmogelijkheden:vervoer over weg, spooren water.10.5 Voor het goed functioneren van stedelijkefuncties met een lokaal en regionaal bereik ishet van belang dat er voorwaarden wordengeschapen voor een goede bereikbaarheid voorauto- (personen en goederen) en fietsverkeeren openbaar vervoer. Gebieden met een regionalefunctie dienen via een zo kort mogelijkeroute met de autosnelwegen verbonden te zijn.10.6 Goede, vlotte, en bij voorkeur vrijliggendefietsvoorzieningen maken het fietsnetwerk veiligeren geschikt voor zowel utilitair als recreatiefgebruik. Het fietsroutenetwerk moet zowel verbindingenverzorgen binnen het stedelijk gebiedals met het casco.Ten behoeve van een kwaliteitsslag voor defiets dient de ‘ruggengraat’ te worden ontwikkeld:een sterk primair stelsel van fietsroutesaangevuld met overige voorzieningen zoalsstallingen en voorzieningen met betrekking totoverstapmogelijkheden.10.7 Door te streven naar een realistische afstemmingvan netwerken op verschillendeschaalniveaus en modaliteiten, het verhogenvan prioriteiten voor het collectief vraagafhankelijkvervoer (CVV) en het aanbieden vanhoogwaardige voorzieningen voor fiets enopenbaar vervoer kan de keuze voor alternatievevervoerswijzen worden gestimuleerd.10.8 Parkeeroverlast wordt teruggedrongendoor vraag en aanbod van de parkeerplaatsenbij nieuwbouwwijken, scholen, wijkgebouwen,kernen, winkelcentra en bedrijven in evenwichtte brengen en te houden. In de centra wordt hetautoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan deranden, wordt het straatparkeren zoveel mogelijkteruggebracht en wordt er zoveel mogelijk inparkeergarages en op terreinen geparkeerd.10.9 Een kwaliteitsslag in het stedelijk centrumen de stadsdeelcentra kan de positie van devoetganger verbeteren. Het deels omzetten vanverkeersruimten naar verblijfsruimten betekenteen goede randvoorwaarde voor het creërenvan een aantrekkelijk voetgangersklimaat.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,66 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


4.2 Schematisch overzicht beleidsvelden, thema’s en principesIn hoofdstuk 2 is aangegeven hoe de gelaagdheid in het functioneren van de stad uitgangspuntis geweest voor het formuleren van de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling,de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid, namelijk op basis van 3thema’s. Verschillende beleidsvelden leveren een bijdrage aan elk van die thema’s, endaarmee aan de welvaart, het welzijn en het welbevinden van de stad. Hoofdstuk 5 bevateen beschrijving van het uitvoerend beleid op diverse beleidsvelden. Het volgende schemabiedt een overzicht van de samenhang tussen beleidsvelden, de thema’s en de principes.BeleidsveldWonenWerkenUitwerking in thema’sCentrumstad in een grenzelozeregio• Versterking van het stadscentrum-ontwikkeling wonenLeefbare Stad• Woonmilieus• Woningbouwopgave• Herstructurering• Bijzondere doelgroepenStad in het Maasdal• Wonen als stedelijke functie inhet cascoCentrumstad in een grenzelozeregio• Regionale werklocaties• Versterking van het stadscentrum-ontwikkeling zakelijke diensten,industrie en nijverheidLeefbare Stad• Lokale werklocaties• RevitaliseringStad in het Maasdal• Werken als stedelijke functie inhet cascoRelevante principes136791234679Krachtige kernen:1.1,1.3,1.5Een centrum voor de stad en de regio:3.2Inrichtingsprincipes voor de kernen:6.2Wonen en werken in leefbare kernen:7.1-7.5Stedelijke functies in het casco:9.2-9.5Krachtige kernen:1.1-1.3,1.5Een robuust casco:2.3-2.4Een centrum voor de stad en de regio:3.1Economisch kerngebied in een toptechnologischeregio:4.1-4.2Inrichtingsprincipes voor de kernen:6.2Wonen en werken in leefbare kernen:7.6Stedelijke functies in het casco:9.5-9.6<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 67


BeleidsveldVoorzieningenGroen ennatuurAgrarischeontwikkelingToerisme,recreatieen cultuurVerkeerUitwerking in thema’sCentrumstad in een grenzelozeregio• Versterking van het stadscentrum• Regionale voorzieningenLeefbare Stad• Concentraties van voorzieningen• Onderwijsvoorzieningen• SportvoorzieningenStad in het Maasdal• Bijzondere gebieden (ontwikkelingMiddengebied en Oostflank)Leefbare Stad• Openbare ruimte• Stedelijk groen• WaterStad in het Maasdal• Natuur• Blauwe netwerken• Groene netwerkenCentrumstad in een grenzelozeregio• Regionale werklocaties (ontwikkelingTradeport Oost, ZONFreshpark, Glastuinbouwconcentratiegebieden)Stad in het Maasdal• Agrarische functiesCentrumstad in een grenzelozeregio• Versterking van het stadscentrum- ontwikkeling toerisme en recreatie• Regionale voorzieningenLeefbare Stad• Recreatieve voorzieningenStad in het Maasdal• Recreatie en toerisme• Cultuurhistorische elementenCentrumstad in een grenzelozeregio• Wegencategorisering• Goederenvervoer• Bereikbaarheid en zichtbaarheidLeefbare Stad• Kwaliteitsimpuls voor de fiets• Openbaar vervoerssysteem• Relatie verkeersmodaliteiten metfuncties van de leefbare stadStad in het Maasdal• Verkeer en vervoerRelevante principes1 Krachtige kernen:1.52 Een robuust casco:2.3-2.43 Een centrum voor de stad en de regio:3.1-3.35 Bijzondere functies concentreren en etaleren:5.1-5.36 Inrichtingsprincipes voor de kernen: 6.1-6.21 Krachtige kernen:1.22 Een robuust casco:2.1-2.46 Inrichtingsprincipes voor de kernen:6.28 Inrichtingsprincipes voor het casco:: 8.1-8.31 Krachtige kernen:1.12 Een robuust casco:2.24 Economisch kerngebied in een toptechnologischeregio:4.28 Inrichtingsprincipes voor het casco:8.1-8.31 Krachtige kernen:1.42 Een robuust casco:2.1-2.43 Een centrum voor de stad en de regio:3.1,3.35 Bijzondere functies concentreren en etaleren:5.1-5.46 Inrichtingsprincipes voor de kernen::6.28 Inrichtingsprincipes voor het casco:: 8.1-8.39 Stedelijke functies in het casco:9.710 Verkeer en vervoer:10.1-10.9<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,68 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5 Uitvoering en uitwerking5.1 InleidingDe structuurvisie is te beschouwen als een sturend kader, waarin de gemeente uitspreektwelke ruimtelijke ontwikkelingen ze nastreeft, en omschrijft welke afwegingen daarbij wordengemaakt. In de voorgaande hoofdstukken is een inhoudelijk beeld geschetst van de voorgenomenruimtelijke ontwikkelingen.Dit hoofdstuk gaat in op de manier waarop en in welke samenhang de gemeente zich voorsteltdeze voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. Hierbij heeft de gemeente<strong>Venlo</strong> verschillende middelen tot de beschikking om uitvoering zeker te stellen.De gemeente <strong>Venlo</strong> streeft ernaar gebruik te maken van de mogelijkheden die de nieuweWro biedt op het vlak van kostenverhaal. Met de uitwerkingen in deze uitvoeringsparagraafgeeft de gemeente invulling aan de gestelde voorwaarden op dit gebied. De opzet van deuitvoeringsparagraaf is globaal en flexibel; passend bij het globale karakter van de structuurvisie.5.2 Uitvoering <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong>In deze paragraaf wordt een nader beeld geschetst van de uitvoeringskaders en bijbehorendefinanciële en beleidsmatige sturingsinstrumenten. Hierbij komt de samenhang met devoorziene ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse voorzieningen aan bod.Voor financiering van ruimtelijke ontwikkelingen en voorzieningen is de gemeente aangewezenop:- Gekapitaliseerde winsten uit de exploitatie van voorzieningen- Geoormerkte uitkeringen en subsidies van de Europese Gemeenschap, de Rijksoverheiden de Provincie- “Eigen” middelen die de gemeente kan vrij maken uit Algemene Dienst- Middelen uit eerder opgebouwde bestemmingsreserves- Vrijwillige of verplichte bijdragen onder het stelsel van kostenverhaal zoals dit in de Wrois vastgelegd. De structuurvisie vormt de basis voor kostenverhaal.5.2.1 Investeren in ruimtelijke kwaliteit en kostenverhaalSamenwerkingDe verwezenlijking van de gestelde ambities zal zijn beslag moeten krijgen in de realisatievan concrete projecten. De gemeente richt zich op een samenwerking met partners enmarktpartijen in het nastreven van de ambities voor de stad; het is een gezamenlijke opgave.Bij de samenwerking stelt de gemeente zich professioneel en zakelijk op. Op basis vanmaatwerk per project wordt bepaald welke vorm van samenwerking het meest passend is.Bij haar ruimtelijke ontwikkelingsopgave streeft de gemeente een optimaal ruimtelijk en financieelresultaat na. De gemeente benut daartoe alle geboden wettelijke instrumenten voorgrondverwerving, ruimtelijke sturing en kostenverhaal, zowel op vrijwillige basis als de afdwingbarevorm van kostenverhaal. Daarbij is de keuze van de ontwikkelstrategie (inrichtensamenwerking, inzet van het grondbeleidsinstrumentarium en bepalen financiële inzet)steeds maatwerk per project. Afhankelijk van de situatie, neemt de gemeente ook zelf initiatieventot gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.Met het oog op de grote woningbouwopgave die voor <strong>Venlo</strong> geldt, waarbij ook vaak onrendabelevastgoedontwikkelingen nodig zijn, heeft de gemeente <strong>Venlo</strong> nadere afspraken vastgelegdin het STRategisch AKkoord 2007-2011, waarbij de corporaties actieve partners zijnvan de gemeente in het realiseren van de ruimtelijk fysieke doelstellingen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 69


Daar waar ontwikkelingen noodzakelijk zijn op het vlak van sociale woningbouw en herstructurering,betekent dit dat de gemeente <strong>Venlo</strong> in het geval van de corporaties gebruik maaktvan haar beleidsruimte om op een andere wijze invulling te geven aan de inzet van grondbeleidsinstrumenten.Sturings- en kostenverhaalinstrumentariumZoals toegelicht in het voorwoord stelt de nieuwe Wro eisen aan de inhoud van de structuurvisieals gemeentelijk beleidskader. Daarnaast bieden de nieuwe Wro en Grondexploitatiewetmogelijkheden op het gebied van kostenverhaal, waarmee de structuurvisie een verbandheeft.Bij ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen spelen grondeigendom en grondexploitatie een belangrijkerol. Enerzijds heeft een eigenaar in beginsel het recht zijn eigen vastgoed te(her)ontwikkelen. Anderzijds wil de gemeente vanuit het algemeen belang sturen op de ruimtelijkeontwikkeling, vanuit haar streven naar kwaliteit, doelstellingen op het gebied vankwantiteit en tempo, alsmede een eerlijke verdeling van kosten en baten. Met de nieuwewetgeving zijn de mogelijkheden voor deze ruimtelijke sturing en kostenverhaal toegenomen,op de volgende aspecten:Locatie-eisenDe gemeente kan ter ondersteuning van haar kaderstellende rol op de voorgestane ruimtelijkekwaliteit eisen stellen aan de werken en werkzaamheden, het bouwrijp maken, de nutsvoorzieningenen de openbare ruimte, en regels stellen met betrekking tot de uitvoering vandeze werken en werkzaamheden (fasering). Deze (kwaliteits-)eisen kunnen worden opgenomenin een nieuwe planvorm: het exploitatieplan.De nieuwe Wro creëert bovendien de mogelijkheid in een bestemmingsplan percentagesvoor sociale woningbouw (koop en huur) en particulier opdrachtgeverschap op te nemen.In het exploitatieplan kan nadere aanduiding en specificatie plaatsvinden.KostenverhaalDe gemeente wenst de geboden mogelijkheden van kostenverhaal optimaal te benutten.Belangrijke vernieuwingen in de wet op dit punt zijn onder andere:- een wettelijke basis voor privaatechtelijke overeenkomsten over grondexploitatie (waarkostenverhaal een onderdeel van is);- een dwingend publiekrechtelijk kader als “stok achter deur”;- een bij AMVB (Bro) 29 vastgestelde lijst van de verhaalbare kosten.In de wet is gekozen voor een “gemengd stelsel”. Daarbij ligt het primaat bij het privaatrechtelijkspoor (waarin anterieure 30 contracten worden gesloten). Dat private spoor wordt (zonodig)gevolgd wordt door een publiekrechtrechtelijk spoor waarin (tegelijk met het planologischbesluit) een exploitatieplan wordt vastgesteld, posterieure contacten worden gesloten of uiteindelijkd.m.v. een financiële voorwaarde in de bouwvergunning de kosten worden verhaald.In de <strong>Venlo</strong>se praktijk vindt samenwerking en kostenverhaal tussen de gemeente en marktpartijenoverwegend plaats op basis van private contractvorming. Deze vorm van samenwerkingblijft bestaan, waarbinnen het tot de taak van de gemeente behoort om daarvoor procedureste voeren met het oog op de benodigde planologische besluiten (zoals een projectbesluitof bestemmingsplan). De huidige <strong>Venlo</strong>se praktijk sluit daarmee volledig aan bij de wettelijkesystematiek waarin samenwerking en afspraken over de grondexploitatie op contractbasisvoorop staat. Dit kan worden gevolgd door een dwingende publiekrechtrechtelijk spoor.29 Bro: Besluit ruimtelijke ordening, 21 april 2008, Stb. 145, tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening30 Anterieur betreft de periode tot aan de vaststelling van het planologische besluit<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,70 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De rol van de structuurvisieDe structuurvisie is een wettelijke basis voor de verhaalbaarheid van bijdragen en kosten.We maken daarbij onderscheid tussen bijdragen ten behoeve van zogenaamde “ruimtelijkeontwikkelingen” en bijdragen ten behoeve van “bovenplanse kosten”. De mogelijke bijdragenworden hieronder nader toegelicht.Bovenplanse (te verevenen) kostenBovenplanse kosten worden in de praktijk aangeduid als ‘bovenplanse verevening’, waarbijpositieve saldi van grondexploitaties van aan te wijzen exploitatiegebieden worden verevendmet tekortsaldi van grondexploitaties van andere aan te wijzen exploitatiegebieden (bijv. revitaliseringvan bedrijventerreinen, artikel 6.13 lid 7 Wro). Artikel 6.13 lid 7 veronderstelt deinstelling van een fonds en aanwijzingen voor de bestedingen in de structuurvisie.Voor de publiekrechtelijke route (exploitatieplan, exploitatiebijdrage in de bouwvergunning)gelden de criteria toerekenbaarheid, profijt en proportionaliteit conform artikel 6.13 lid 6 Wro.Echter, voor het opleggen van een fondsbijdrage zal niet alleen een omslagmethode moetenworden vastgesteld, maar ook een bedrag. In verband met voornamelijk het kostenverhaalcriteriumvan proportionaliteit is het niet toegestaan verdienlocaties zwaarder te belasten dannodig is vanwege de te verhalen bovenplanse kosten. Dat betekent dat zodra de gemeentede mogelijkheid van artikel 6.13 lid 7 voor de eerste keer wil toepassen, de relevante tekortlocatiesen voorzieningen wel in beeld zullen moeten zijn. Ook zullen ramingen van de tedekken bedragen aanwezig moeten zijn. In de “Nota kostenverhaal” wordt dit nader uitgewerkt.Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingenEen bijdrage aan een “ruimtelijke ontwikkeling”, bijvoorbeeld de versterking van het groenecasco, kan de gemeente alleen anterieur, dus voorafgaand aan een exploitatieplan, overeenkomenmet een marktpartij of eigenaar indien deze ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomenin de structuurvisie (artikel 6.24 lid 1a Wro).Dit veronderstelt dat in alle gevallen sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhangvoor de toepassing van bijdragen ruimtelijke ontwikkeling.Fonds Bovenplanse KostenZoals aangekondigd in de Nota Ontwikkelbedrijf 2008 zal de tot voor kort gehanteerde omslagmethodiekop grond van het “Fonds bovenwijkse voorzieningen” of “stadsuitleg”, wordenvervangen door de methodiek zoals die in de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd.Het oude fonds bovenwijkse voorzieningen is met invoering van de Wro per 1 juli 2008 formeelen materieel niet meer uitvoerbaar en wordt vervangen door de nieuwe fondsvormingzoals verankerd in artikel 6.13 lid 7 Wro.Om de bovenplanse kosten te kunnen verevenen en vanuit de toekomstige ontwikkellocaties(kostendragers) een bijdrage te kunnen doen toekomen aan bovenplanse ontwikkelingen enprojecten (kostenvragers) stellen wij een zogenaamd “Fonds Bovenplanse Kosten” in, waaruitdeze kosten (deels of geheel) worden bekostigd..De uitvoering en jaarlijkse vaststelling van de hoogte en indexering van de fondsbijdragen envoeding en besteding van de middelen uit het fonds, wordt via een door het college jaarlijksvast te stellen uitvoeringsnota, de “Nota kostenverhaal” verder uitgewerkt.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 71


5.2.2 <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> als ruimtelijk kaderIn paragraaf 1.1 is aangegeven dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds mindergekenmerkt wordt door een kwantitatieve, uitbreidingsopgave, en steeds meer door de opgaveom door aanpassing en verbetering van de ruimtelijke structuur van <strong>Venlo</strong>,de kwaliteit daarvan te versterken en verbeteren. Concreet gaat het om een scala aan investeringenin ruimtelijke ontwikkelingen en voorzieningen.In hoofdstuk 3 zijn, in relatie tot de 3 thema’s, de ruimtelijke ontwikkelingen genoemd die inhet bijzonder met investeren in ruimtelijke kwaliteit samenhangen. De ruimtelijke ontwikkelingenzijn divers van aard. De ambities voor de komende periode betreffen:1. Algemene ontwikkelingsopgaven2. Ontwikkelingsopgaven gericht op het stedelijk centrum <strong>Venlo</strong>3. Ontwikkelingsopgaven gericht op het robuuste groen-blauwe casco4. Herstructurerings- en revitaliseringsopgaven5. Ontwikkelingsopgaven van sociaal-culturele aardIn bijgevoegd overzicht zijn de ruimtelijke ontwikkelingen zoals deze zijn benoemd in de driethema’s Centrumstad, Leefbare Stad en Stad in het Maasdal weergegeven. Daarbij is afleesbaarom welk van de bovengenoemde soorten ontwikkelingen het gaat.Soorten <strong>Ruimtelijke</strong> OntwikkelingenOntwikkelingsopgave algemeenOntwikkelingsopgave centrumOntwikkelingsopgave cascoHerstructurerings- / RevitaliseringsopgaveSociaal-culturele opgaveThema<strong>Ruimtelijke</strong> ontwikkelingen structuurvisie <strong>Venlo</strong>Centrumstad in een Grenzeloze Regio1 Clustering van economische functies2 Revitalisering van werklocaties3 Realiseren van een goed functionerend verkeers- en vervoerssysteem4 Realiseren van een goed en leesbaar vormgegeven stedelijke (verkeers-) structuur5 Versterking en diversificatie van locaties voor regionale ontspanning en evenementen6 Realiseren van een hoge verblijfskwaliteit in het voetgangersgebied in het centrum7 Aanbieden van een gevarieerd aanbod aan detailhandel, horeca en persoonlijke dienstenin het centrum8 Invulling geven aan het hoge ambitieniveau specifiek voor het stedelijk centrum <strong>Venlo</strong>9 Verdere ontwikkeling van de potentie van de Maas10 Benutten van het bijzondere historische karakter van de binnenstad11 Cultuur nadrukkelijker onderdeel laten zijn van het stadscentrum12 Versterking van de centrum wonen werken zone13 Bevorderen van de woonfunctie in het stadscentrum, en wonen boven winkels14 Zoveel mogelijk afvangen van autoverkeer aan de randen van het stedelijk centrum.Parkeeroverlast terugdringen15 Aandacht voor positie voetganger in het stedelijk centrum16 Creëren van kwalitatief hoogwaardige fietsroutes rond het centrum, aangevuld metvlotte routes naar andere delen van de stad17 Waarborgen van een goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regio met het openbaarvervoer<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,72 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Leefbare StadStad in het Maasdal18 Concentratie van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen.19 Behoud en realiseren van kwalitatief gedifferentieerde woonmilieus; daarbij aanbrengenvan differentiatie in het woningbestand binnen bestaand stedelijk gebied20 Ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij de culturele identiteit. Historische en ruimtelijkeverschillende karakteristieken mogen niet genivelleerd worden21 Op wijkniveau en nabij voorzieningen worden voor senioren doelgroepen geschiktewoonzorgvoorzieningen gerealiseerd, in combinatie met een zorgservice zonering22 Versterken van de openbare ruimte, het stedelijk groen en stedelijke waterstructuur.23 Voorzieningen worden zoveel en zo lang mogelijk geconcentreerd of in elkaars nabijheidin stand gehouden, op goed bereikbare locaties24 De ‘ruggengraat’ wordt als drager van het fietsnetwerk ontwikkeld25 Bevorderen van een autoluw voetgangersgebied in de (deel) centra. Hiervoor wordthet autoverkeer afgevangen aan de randen en parkeeroverlast teruggedrongen26 Bewerkstelligen van een kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer27 Behoud van het (niet-verstedelijkte) buitengebied dat als een casco de kernen omsluit28 Behouden en verbeteren van de economische betekenis en vitaliteit van de land- entuinbouw, en hun bijdrage aan de belevingswaarde van het landschap29 Het contrast tussen het landelijk gebied en de kernen en de verschillen in de randenvan de onderscheiden kernen moeten in stand worden gehouden30 Optimaliseren van het functioneren, behoud en herstel van ecologische netwerken,watersystemen en recreatieve netwerken31 Aan de netwerken worden functies gekoppeld32 Karakteristieke en historische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementenmoeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen wordenafgeschermd, geconcentreerd of verplaatst33 Verbeteren van de kwantitatieve afvoer van water, met het oog op de hoogwaterproblematiek34 Waar mogelijk worden aanknopingspunten gezocht voor blauwe recreatieve knooppuntenen impulsen35 Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande wegenstelsel; enterughoudendheid betracht ten aanzien van nieuwe doorsnijdingen van het casco36 Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaar te zijn in hetcasco. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te worden afgevangenmiddels beperkte parkeervoorzieningenGewenste bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kostenDe gemeente streeft bijdragen aan het Fonds Bovenplanse Kosten na. Deze bijdragen wordeningezet ten behoeve van de bovenplanse kosten en projecten. De gemeente <strong>Venlo</strong>wenst bijdragen voor werken, maatregelen en werkzaamheden op het gebied van:- verkeer,- groen,- water en- cultuur(historie) & archeologie.Dit zijn de voornaamste ontwikkelingen met een belang op stedelijk, of stadsdeelniveau.De verdere uitwerking van de ruimtelijke ontwikkelingen vindt plaats in de vorm van projecten,waaraan afhankelijk van de aard van de ontwikkeling in wisselende samenstelling voorzieningenworden verbonden.Zo zullen bij de realisatie van een clusterlocatie voor bedrijven verkeersmaatregelen noodzakelijkzijn, en kunnen bij het versterken van het stedelijk centrum maatregelen zowel ophet gebied van verkeer, water, groen als cultuur/archeologie aan de orde zijn.De projecten worden in deze uitvoeringsparagraaf in verband gebracht met de ruimtelijkeontwikkelingen. In de bijgevoegde matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanseprojecten” zijn deze verbanden allen afleesbaar.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 73


Daarnaast worden bijdragen nagestreefd voor herstructurerings- / revitaliseringsopgaven.Bijdragen aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad en stedelijke vernieuwingworden nagestreefd om te voorkomen dat significante leegstand en verloedering optreedt indelen van de stad die door bestaande en nieuwe bewoners minder aantrekkelijk gevondenworden. De gemeente streeft ernaar om hierover afspraken te maken met corporaties enontwikkelaars, als onderdeel van een totaal pakket aan afspraken.Op het gebied van revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en bedrijfsverplaatsingenis beleidsvormend onderzoek thans in voorbereiding.Zodra de maatschappelijke en financieringsbehoefte met betrekking tot de revitaliseringsopgavehelder zijn, zullen via sectorale (economische) structuurvisies bijdragen worden nagestreefdten behoeve van de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. De gemeentestreeft ernaar in de toekomst afspraken te maken om bedrijfsverplaatsing en vestiging vannieuwe bedrijven te stimuleren.KostenvragersEerder is aan de orde gesteld dat de Wro in het kader van kostenverhaal vereist dat er eenverband wordt gelegd tussen “kostendragers” en ”kostenvragers”.“Kostenvragers” zijn projecten waarvan de exploitatie niet (of niet geheel) is gedekt.De hier opgevoerde projecten en maatregelen zijn afkomstig uit de sectorale beleidsnota’svoor de sectoren verkeer, groen, water en cultuur/archeologie. In deze nota’s omschrijft degemeente <strong>Venlo</strong> met welke uitvoeringsacties ze uitvoering geeft aan het beleid. Het sectoraalbeleid is onder andere te beschouwen als nadere uitwerking van de algemene ruimtelijkeambities in de structuurvisie.De meest van belang zijnde projecten met een bovenplans karakter zijn afleesbaar in dematrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten”. Dit zijn projecten waaraande gemeente <strong>Venlo</strong> bijdragen uit het Fonds Bovenplanse Kosten besteed. Als tijdshorizonis realisatie in een periode van 2 tot 4 jaar na 2008 aangehouden. Na die periode zalnaar verwachting een herijkte structuurvisie van kracht worden.De relatie met het sectorale beleid wordt verderop in deze uitvoeringsparagraaf nader toegelicht.Voorziene nieuwe bouwlocaties als kostendragersAan de andere kant geeft de <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> aan welke projecten ze als mogelijke “kostendrager”beschouwt. In het kader van deze uitvoeringsparagraaf is een overzicht opgesteldvan locaties die mogelijk in ontwikkeling komen in de komende jaren. Ook hier is globaaluitgegaan van een horizon van 2 tot 4 jaar na 2008.De projecten en gebiedsontwikkelingen op het bijgevoegde “Overzicht Bouwontwikkelingen”worden allen beschouwd als potentiële kostendragers. Indien ze tot ontwikkeling komen zullenovereengekomen bijdragen toegevoegd worden aan het Fonds Bovenplanse Kosten.Toerekening en ruimtelijke samenhangIn de matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten” legt de gemeenteper kostendragend project het verband met een of meerdere kostenvragende projecten waardat aan de orde is. Dit verband legt de gemeente <strong>Venlo</strong> op basis van zowel de functioneleals de ruimtelijke samenhang binnen het gemeentelijk grondgebied.De functionele samenhang tussen de genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en projecten, ende gewenste ontwikkeling van de stad, is in hoofdstuk 3 onderbouwd. Het gaat om het realiserenvan de in paragraaf 1.1 genoemde duurzame ruimtelijke ontwikkeling, het streven naareen evenwicht waarbij de bestaande kwaliteiten van de stad worden versterkt en benut omdaarmee zowel bestaande bewoners, bedrijven en bezoekers nog meer aan de stad te bindenalsook nieuwe bewoners, bedrijven en bezoekers naar de stad te halen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,74 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De ruimtelijke samenhang binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> bepaalt op welke wijze de gemeentekosten proportioneel verdeelt tussen bestaand gebied en nieuwe ontwikkelingen. Dit is vooralvan belang voor voorzieningen die geen functie voor de gehele stad hebben, maar eendeel daarvan.Op de in de Bijlagen opgenomen kaart “<strong>Ruimtelijke</strong> Samenhang” is de globale samenhangop gemeentelijk schaalniveau voor de periode tot <strong>2015</strong> weergegeven. De kaart geeft eentotaaloverzicht van het kader waarbinnen ontwikkelingen op de diverse schaalniveaus eenplek krijgen.Er is conform de gewenste ruimtelijke ontwikkeling uit hoofdstuk 3 onderscheid tussen destedelijke kernen, en het robuuste groen-blauwe casco met daarin de kleinere kernen. Destructuurvisie gaat uit van het handhaven van de afzonderlijke woon- en werkkernen in eenstedelijk netwerk, gescheiden door groene zones met een hoge ecologische én recreatievewaarde. Er wordt ingezet op versterking van het groen-blauwe casco.De gemeente voorziet nog in een aantal reconversielocaties; welke zijn benoemd in dezestructuurvisie en in het kader van de reconstructie. Dit zijn locaties ’t Ven Oost, Klavertje 4 enLaerbroeck. De invulling van deze projecten wordt de komende periode nader onderzocht.Binnen het bestaand stedelijk gebied richt de gemeente zich op kwaliteitsverbetering.Financiële uitwerkingDe gemeente <strong>Venlo</strong> legt op basis van deze structuurvisie relaties tussen ruimtelijke ontwikkelingen,bovenplanse projecten en bouwlocaties. Op de in de Bijlagen opgenomen kaart“Overzicht bouwontwikkelingen” is een overzicht van een 47-tal te verwachten bouwontwikkelingengegeven. In de in de Bijlagen opgenomen matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen& bovenwijkse voorzieningen” zijn deze relaties gespecificeerd. De matrix vormt een concreetoverzicht van de ruimtelijke en functionele samenhang tussen mogelijke kostendragendebouwlocatie-ontwikkelingen en de kostenvragende projecten en ontwikkelingen. Daarmeeis deze matrix de visualisatie van de bestedingsbehoefte en basis voor de bijdrageregelingen fondsvorming zoals bedoeld in de Wro.Deze ruimtelijke structuurvisie bevat geen indicatie van mogelijke investeringen en gevraagdebijdragen. De financiële uitwerking rondom het Fonds Bovenwijkse Kosten werkt het collegevan burgemeester en wethouders uit in een jaarlijks vast te stellen Nota BovenplanseKosten. Hierin worden de toerekening en omslagmethodiek verder uitgewerkt. In de Notawordt omschreven:- welke bedragen aan bovenwijkse voorzieningen en bovenplanse kosten in de exploitatieopzet/exploitatieplanvan een specifieke locatie worden opgenomen; en- op welke wijze de investeringen worden toegerekend.De hier gehanteerde matrix vormt de basis voor deze verdere uitwerking.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 75


5.2.3 De relatie tussen de structuurvisie en sectoraal beleidEén van de middelen die de gemeente hanteert bij het uitvoeren van haar beleidsambities inde structuurvisie, is nadere uitwerking in sectoraal beleid. Waar de structuurvisie de doelstellingenop hoofdlijnen weergeeft, wordt in sectorale beleidsnota’s specifiek aangegeven metwelke uitvoeringsacties de doelstellingen worden gerealiseerd.Voor de implementatie van kostenverhaal zijn beleidsdoelstellingen relevant, welke betrekkinghebben op de bovenplanse projecten verkeer, groen, water en cultuur(historie) & archeologie.In deze paragraaf wordt een nader beeld geschetst van de uitvoering van het beleidop deze thema’s. De in de matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenwijkse voorzieningen”benoemde projecten spelen een rol bij de uitvoering van beleid. Dit zijn de projectenwaarvoor de gemeente <strong>Venlo</strong> een fondsbijdrage nastreeft.In de Bijlagen biedt de structuurvisie een beeld van de inhoud van alle relevante beleidsdocumenten,welke een verband hebben met deze structuurvisie. Daar wordt breed de relatiegelegd tussen alle beleidsvelden, de daaraan gekoppelde uitvoeringsgerichte acties en deweergave in de ruimtelijke structuurvisie.Bovenwijkse voorzieningenVerkeerOp het vlak van verkeer zijn de ambities zoals gesteld in het “<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersplan”leidend. <strong>Venlo</strong> streeft naar een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegenen toegangswegen. Met de aanleg van de nieuwe snelwegen A73 en A74wordt de hoofdwegenstructuur gecompleteerd.De uitvoering van het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersbeleid zal een belangrijke bijdrageleveren aan het bereiken van de doelen van de stad. Verkeer en vervoer dragen bij aan dedoorontwikkeling van de hoofdstad van Noord-Limburg. De twee hoofdthema’s bereikbaarheiden leefbaarheid staan centraal in uitwerking en uitvoering van het verkeersbeleid.Er is een accent gelegd op projecten die bijdragen aan verbetering van onder meer de doorstroming,kwaliteitsverbetering voor de fiets en voetganger, het in balans brengen van parkeervraagen –aanbod en het faciliteren van het goederenvervoer.Voor de komende 2 tot 4 jaar worden de volgende projecten opgevoerd:Bovenwijkse voorziening verkeer1. Greenportlane - Primaire fietsroute langs Eindhovenseweg- Primaire fietsroute langs Venrayseweg2. Eindhovense weg - Nieuwe aansluiting op Eindhovenseweg- Primaire fietsroute langs Eindhovenseweg3. Herprofilering Vossenerlaan4. Laerbroeck - Aanpassing verkeersstructuur- Aanleg rotonde5. Reconstructie Straelseweg6. Reconstructie Roermondsepoort/ gedeelte Koninginnesingel7. Reconstructie Nieuwstraat /Dominicanenstraat8. Rotonde Ernst&Young locaties9. Rotonde kruising Muntstraat –Hoogstraat<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,76 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


10. Kazerneterrein - Oeververbinding voor langzaam verkeer- Aanhaking omliggende wegenstructuur- Parkeergarages11. Veegtes - Volledige aansluiting op Nijmeegseweg12. <strong>Venlo</strong> Noord Fase 2 - Aanpak kruising Hakkesstraat – Urbanusweg- Capaciteitsverruiming kruising hakkesstraat –Nijmeegseweg- Evt. Slingertracé (maar alleen op het moment datocé de Hakkesstraat nodig heeft voor een uitbreiding).13. Veilingterrein Palletfabriek - Aanleg fietsruggengraat.- Aansluiting op de N27114. De nieuwe Erven - Doortrekking Guliksebaan- Ondertunneling VierpaardjesGroenHet <strong>Venlo</strong>se Groenbeleid is vastgelegd in een tweetal documenten. Het “Groenbeleidsplan”en de “Integrale Natuurvisie”. Beide geven invulling aan de wijze waarop er wordt omgegaanmet de Hoofdgroenstructuur, het Groenbeleidsplan gaat daarnaast nader in op groen inde wijken.De hoofddoelstelling van het Groenbeleidsplan is het formuleren van een visie voor de langetermijn voor het stedelijk groen. Het plan vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingenvanuit andere sectoren en geeft knelpunten en ontwikkelingsrichtingen voor groenaan. Met de Integrale Natuurvisie wordt onder het motto ‘Regio <strong>Venlo</strong>; grenzeloos groen’gewerkt aan het ontwikkelen van een groene stad aan de Maas in een aantrekkelijke groeneomgeving. De Integrale Natuurvisie erkent het belang van afstemming tussen ‘rode’ en ‘groene’functies om natuur- en landschapswaarden te behouden voor nu en in de toekomst.Ter versterking van het groen-blauwe netwerk richt de gemeente zich op de ontwikkeling vande Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG); met daarbovenop een “plus”. Ten opzichtevan de POG stelt de gemeente op het vlak van groen en natuur extra ambities; welke zijnvastgelegd in de “Integrale Natuurvisie <strong>Venlo</strong>” en projecten. De ambities tezamen vormen de<strong>Venlo</strong>se Ontwikkelingszone Groen (VOG).De Integrale Natuurvisie benoemt per gebied streefbeelden. Deze ontwikkelingsrichtingenworden uitgevoerd aan de hand van de volgende projecten:Bovenwijkse voorziening groen1. project 'Laerbroeck'2. project 'Raayweide'3. project 'Océ / Velden'4. project 'VeNeTe, Ullingsheide'5. project 'Klavertje 4, Groenplan'6. project 'Aalsbeek, Brookkank'7. project 'VeNeTe, stadsrand <strong>Venlo</strong>-oost'8. project 'Aalsbeek, Tegelen'9. project 'Stepkensbeek'10. project 'Wilderbeek'11. project ' 't Ven oost, reconversie'12. project 'Noordervaart'<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 77


WaterOp het gebied van water zijn het “Integraal waterplan” en “<strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan” leidraad.Het Integraal Waterplan geeft invulling aan de keuze voor het ambitieniveau waaropmaatregelen aan het waterhuishoudkundige systeem, het rioleringssysteem en o.a. de inrichtingvan beken dienen te worden vormgegeven.In het “<strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan <strong>Venlo</strong> 2008-2017” is de uitwerking van beleid ten aanzienvan stedelijk waterbeheer verwoord. Het anticipeert daarbij op de voorspelde klimaatsverandering.Een van de doelstellingen uit het Rioleringsplan is de realisatie van een duurzaam watersysteem.Het lange termijn beleid is gericht op een ontvlechting van het regen- en vuilwatersysteem,om zo waterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Er dienen wel alternatieven voorde opvang en berging van regenwater beschikbaar te zijn. Indien het niet mogelijk is om regenwaterlokaal te infiltreren zal dit leiden tot een gemeentelijk regenwatersysteem. Bij voorkeuris dit systeem open en bovengronds, anders ondergronds.Daarnaast is het mogelijk om een afkoppelfonds in te stellen, waaruit investeringen kunnenworden gedaan op locaties waar het meest doelmatig een bijdrage kan worden geleverd aande gewenste kwaliteitsverbetering van oppervlaktewater.De doelstellingen worden bereikt met de uitvoering de volgende projecten:Bovenwijkse voorziening water1. projecten 'Afkoppelen'2. projecten 'Ontvlechten'3. project 'Beperken Vuiluitwerp'Cultuur(historie) en archeologieHet cultuurbeleid wordt verwoordt in “Cultuur Manifest!”. Cultuur Manifest! bevat visie op eenwenselijk geachte kwaliteitsslag in de cultuursector. Een kwaliteitsslag die er in moet voorziendat er accenten worden gelegd op thema’s die kenmerkend en kansrijk zijn voor onzestad, er een groter publiek wordt bereikt met de culturele middelen die ons ter beschikkingstaan en er meer samenhang wordt gebracht in de veelheid aan activiteiten en instellingenvan ons culturele bestel. Realisatie van gewenste voorzieningen zal zijn beslag krijgen inrealisatie van diverse projecten. Zo wordt er o.a. een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naarCultiplex “Made in <strong>Venlo</strong>”.In de Beleidsnota Cultuurhistorie 2007-2011 “Voortbouwen op <strong>Venlo</strong>’s verleden” ligt het beleidvast dat betrekking heeft op monumenten, cultuurhistorisch landschap en archeologie.Centrale doelstelling is een representatief deel van de <strong>Venlo</strong>se cultuurhistorie te behoudendoor ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk streven is datcultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor <strong>Venlo</strong> als duurzame en attractievestad. Duurzaam attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders.De gemeente richt zich daarbij op het in kaart brengen, bescherming, behoud en versterkingvan waardevolle objecten en structuren. De uitwerking van de doelstellingen krijgt voor eendeel beslag in concrete projecten, waarbij de gemeente zal faciliteren en begeleiden. Te beschermenwaarden worden opgenomen in bestemmingsplannen.Bijdragen aan integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed worden waar mogelijkgeleverd door een proactieve manier van werken. Dit geldt zowel voor herbestemming vanhistorische gebouwen en complexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorischeaspecten in nieuwe ontwikkelingen ('oud in nieuw'). Speerpunten zijn onder andere deherbestemming van het kazerneterrein, Nedinsco en diverse over de gemeente verspreidekloosters en kerken, Greenpark-Floriade, de Maasoeverprojecten en de Centrumplannenvoor Blerick en Tegelen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,78 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Deze ontwikkelingsrichtingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende projecten:Bovenwijkse voorziening cultuur(historie) en archeologie1. Vestingstad <strong>Venlo</strong> Zichtbaar maken cultuurhistorie2. Historisch cultuurlandschap Behoud cultuurhistorische waarden3. Cultuurhistorisch onderzoek stad en dorpskernen4. Erfgoedplan Zichtbaar en beleefbaar maken vanerfgoed bij grootschalige ruimtelijkeingrepen, zorgt voor een economischemeerwaarde5. Ontsluiting cultuurhistorische waarden Voor iedereen toegankelijkN.B. De kaart “<strong>Ruimtelijke</strong> Samenhang” brengt de functionele en ruimtelijke samenhangop gemeentelijk niveau in beeld. Op deze kaart zijn tevens de in deze paragraafomschreven hoofdverkeersstructuur, <strong>Venlo</strong>se Ontwikkelingszone Groen en Regenwaterleidingin beeld gebracht.5.2.4 De relatie tussen de structuurvisie en bestemmingsplannenDe feitelijke juridische grondslag voor ruimtelijke ontwikkelingen is het bestemmingsplan. Hetbestemmingsplan is één van de instrumenten die de gemeente inzet ten behoeve van deverwezenlijking van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan vormtdaarnaast de feitelijke juridische grondslag voor ruimtelijke ontwikkelingen. In deze paragraafwordt nader toegelicht hoe zich dit tot elkaar verhoudt.De gemeente <strong>Venlo</strong> kent een groot aantal bestemmingsplannen, welke onderling soms verschillenin regelgeving, ook waar het vergelijkbare bestemmingen betreft. Dit verschil is terugte voeren op heersende opvattingen ten tijde van de opstelling van de betreffende plannen.Om onnodige verschillen tussen bestemmingsplannen op te heffen, om de handhaving teverbeteren, om te beschikken over actuele bestemmingsplannen (minder dan 10 jaar oud)en om het aantal plannen beheerbaar te maken, heeft de gemeente <strong>Venlo</strong> in 2003 beslotentot actualisatie van de bestemmingsplannen (inhaalslag). In dit proces worden in principeplannen voorbereid voor de op de hier weergegeven kaart indicatief aangeduide plangebieden.Dit gebeurt fasegewijs en zal een aantal jaren in beslag nemen. De plangebieden vanbestaande regelingen in zo’n gebied worden samengevoegd, waarbij de exacte begrenzingvan een plangebied vaak pas in de loop van de voorbereiding wordt vastgelegd. Om die redenkan de kaart met actuele plangebieden overlappen en hiaten vertonen.In principe zijn de op te stellen bestemmingsplannen conserverend van aard, dat wil zeggen,gericht op het positief bestemmen van bestaande functies, gebruik en gebruiksmogelijkheden.Nieuwe ontwikkelingen worden alleen opgenomen voor zover er sprake is van afgerondebesluitvorming. Voorafgaand aan de opstelling van een concept / ontwerp bestemmingsplanwordt het van toepassing zijnde beleid geïnventariseerd en verwerkt in een uitgangspuntennotitie.In deze uitgangspuntennotitie dient nadrukkelijk rekening te worden gehoudenmet de verschillenden randvoorwaarden en beperkingen, zoals sectorale wet- en regelgevingop het gebied van milieu (geluid, luchtkwaliteit e.d.) en externe veiligheid (risiconormeringgevaarlijke stoffen, plaatsgebonden- en groepsrisico e.d.). Aldus worden onder meer devoorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen en hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit deze<strong>Structuurvisie</strong> vertaald naar hun specifieke consequenties voor het plangebied, en komt ookde interactie tussen de thema’s aan de orde. Te maken keuzes en uitgangspunten voor hetplangebied komen in de uitgangspuntennotitie aan bod. Deze wordt door het college vastgestelden aan de raad ter informatie aangeboden.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 79


Op de in de Bijlagen opgenomen kaart “Overzicht nieuwe bestemmingsplannen in voorbereiding”is een aantal plangebieden aangeduid als projectplannen. Hier is sprake van ontwikkelingen,die naar hun aard om een ander proces vragen dan de hiervoor aangeduide standaardprocesgang in het kader van actualisatieslag.Voor ’t Ven Oost, Laerbroeck en het kazerneterrein te Blerick geldt dat ontwikkelingen wordenvoorzien; er wordt later bepaald op welke wijze dit een plek krijgt in het bestemmingsplantraject.Ook zijn op de kaart een aantal gebieden nog niet als bestemmingsplangebied opgenomen.Hiervoor geldt dat de huidige regeling actueel is (b.v. langs de A73 Zuid). Op het moment datde wettelijk vereiste termijn van wedervaststelling aan de orde is, zal bekeken worden of ditals afzonderlijk plangebied, dan wel in aangrenzende plangebieden betrokken wordt. Voorde overige gebieden is nog niet vastgesteld, of voor dit gebied een conserverende regelingzal worden opgesteld, dan wel een meer op ontwikkeling toegesneden regeling.Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zullen dus primair aan het vigerende bestemmingsplanworden getoetst. Pas wanneer een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet op basisvan het vigerende bestemmingsplan kan worden gefaciliteerd is de vraag aan de orde of deontwikkeling consistent is met de <strong>Ruimtelijke</strong> structuurvisie. Indien een ontwikkeling consistentis met de <strong>Ruimtelijke</strong> structuurvisie en dus bij zal dragen aan de voorgenomen ontwikkelingzoals beschreven in de <strong>Structuurvisie</strong>, dan zal de gemeente in het algemeen ernaarstreven deze ontwikkeling mogelijk te maken door een (wijziging van het) bestemmingsplanof projectbesluit. Een projectbesluit brengt de verplichting met zich mee om het project in hetbestemmingsplan in te passen. Verder kunnen ook het Rijk en de provincie een bestemmingsplanopstellen. Om te voorkomen dat opnieuw een “lappendeken” aan plannen ontstaat,worden deelplannen bij wettelijk vereiste termijn van wedervaststelling in het hoofdplanopgenomen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,80 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5.3 Uitwerking <strong>Ruimtelijke</strong> structuurvisie <strong>Venlo</strong>Het afsluitende deel van dit hoofdstuk gaat nader in op de uitwerking van de ruimtelijke structuurvisie.Gezien het globale karakter van de structuurvisie zullen per initiatief of project naderekaders in beeld worden gebracht. De gemeente <strong>Venlo</strong> levert daarbij per initiatief of projectmaatwerk richting de uitvoering.De structuurvisie zoals vastgesteld in <strong>2005</strong> voorzag in de uitwerking en vaststelling van gebiedsgerichteuitwerkingen, als tussenstap tussen structuurvisie en uitwerking op projectniveau.In de tijd volgend op de vaststelling zijn deze niet tot ontwikkeling gekomen; met alsuitzondering de gebiedsuitwerking voor het “Middengebied” tussen <strong>Venlo</strong> en Tegelen.Er is per project maatwerk geleverd, met ruimte voor flexibiliteit. Al vastgestelde gebiedsvisiesblijven uiteraard gelden als toetsingskader bij nieuwe ontwikkelingen.Hoewel de gebiedsgerichte uitwerkingen naar verwachting niet meer actief zullen wordenuitgewerkt door de gemeente, zijn de kaders nog wel relevant en bruikbaar.Uitgangspunt is dat bij het toetsen en uitwerken van ontwikkelingen, plannen en dergelijkeniet alleen rekening wordt gehouden met de kenmerken van de locatie, maar ook met deruimtelijke samenhang en specifieke (identiteits) kenmerken van het gebied waarin de locatiezich bevindt. Er is dus niet alleen een locatiegerichte toets aan de orde, maar ook een gebiedsgerichtetoets.5.3.1 Gebiedsgerichte toetsDe structuurvisie benoemt, op basis van identiteitsbepalende karakteristieken en kenmerken,onderscheidbare gebieden binnen de gemeente, als kader voor deze gebiedsgerichte toets.De deelgebieden worden gekenmerkt door verschillen in dynamiek. Voor gebieden met eenhoge dynamiek kan het wel zinvol zijn een gebiedsvisie te ontwikkelen waarin de doelstellingen,structuurconcept en principes uit de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> op een lager schaalniveauworden uitgewerkt. Dit geldt ook voor ontwikkelingen welke grote veranderingen metzich meebrengen voor de omgeving, uitstraling hebben op stedelijk schaalniveau, of grotespanning oproepen ten opzichte van aanwezige functies in het gebied.De aanwijzing van deelgebieden met een identiteitsbepalende karakteristiek is tevens eenhulpmiddel bij het benoemen van “ruimtelijke en functionele samenhang” zoals dat van belangis voor de wijze waarop door middel van een fonds, ontwikkelingen een bijdrage kunnenleveren aan zogenaamde bovenplanse kosten.5.4 Aandachtspunten voor gebiedenBijgaande kaarten dienen ter ondersteuning van een gebiedsgerichte toets en toepassingvan de structuurvisie. De begrenzing van gebieden is gekozen op basis van gemeenschappelijkekenmerken en vraagstukken. Hierna wordt kort op de gebieden ingegaan en wordenaandachtspunten aangegeven die in uitwerkingen aan de orde kunnen zijn.Op de bijgaande kaarten worden tevens thematische gebieden onderscheiden. Voorbeeldenvan thematische gebieden zijn cultuurhistorische elementen en stroomgebieden van beken.Deze zaken kunnen meerdere deelgebieden bestrijken en worden niet begrensd.De beschrijving en beoordeling van elk gebied op basis van de genoemde criteria heeft eenindicatief en voorlopig karakter. Ook de op de kaart aangegeven begrenzing is indicatief enkan in de gebiedsgerichte uitwerking nader bepaald worden.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 81


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,82 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5.4.1 Gebieden binnen de kernen• <strong>Venlo</strong> TradeportDit gebied omvat de huidige en nog te ontwikkelen Tradeports, ZON Freshpark, Noorderpoorten de Océ campus. Met 15.700 arbeidsplaatsen (2001) 31 vormt deze “werkkern” vanregionale werklocaties het economisch visitekaartje van <strong>Venlo</strong>.32 Het gebied grenst aan de projectvestigingsgebieden glastuinbouw“Californië” (Horst aan de Maas) en “Siberië” (Maasbree)en vormt hiermee de cluster “Klavertje Vier”. Het vormtonderdeel van het uitvoeringsprogramma zuidoost Brabant /Noord Limburg bij de Nota Ruimte waarin <strong>Venlo</strong> en omgevingals economisch kerngebied/ greenport is aangewezen, tegende achtergrond van de ontwikkeling van zuidoost Nederland alstoptechnologische regio. In het thema “Centrumstad in eengrenzeloze regio” en principe 4 is het belang van clustering enContainerterminalzonering genoemd en is een uit te werken clustertypering opgenomen. Bij de uitwerking vande clustering dient ook het aangrenzende lokale bedrijventerrein rond Ubroek betrokken teworden. Een multimodale ontsluiting is van belang voor het functioneren van de werkkern.Het gebied is niet alleen relevant voor de verdere ontwikkelingvan <strong>Venlo</strong> als centrumstad. De Maas heeft behalve een transportfunctieook een ecologische en recreatieve functie met nogte ontwikkelen natuur en parkgebieden in het winterbed. Hetgebied wordt doorsneden door de Everlose beek/ Mierbeek ende Stepkensbeek die dragers zijn voor (gewenste) ecologischeverbindingen met westelijk en oostelijk gelegen natuurgebieden.In de ruimtelijke ontwikkeling van Tradeport dient rekeningte worden gehouden met het realiseren van een ecologischeverbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en deMaas (principe 1.2)De Floriade die in 2012 op het bedrijventerrein GreenPark <strong>Venlo</strong> plaatsvindt zal de (inter-)nationale aandacht op het gebied focussen en legt ook de nodige druk op ontwikkelingen.TradeportGemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is er sprake van ontwikkelingenmet een grote invloed op de ontwikkeling van de stad (en de regio), een grote mate vanspanning tussen de ecologische en economische ontwikkelingenen een hoge dynamiek. Een integrale visie voor het gehelegebied ontbreekt nog, wel bestaan er visies voor deelgebieden.• Ubroek en zuid oost TradeportDit gebied grenst aan het <strong>Venlo</strong> Tradeport gebied en maakt ookdeel uit van de werkkern Tradeport. Dit gebied (met 1.663 arbeidsplaatsenin 2001) telt echter meer kleinere lokaal/regionaal georiënteerde bedrijven en zou als zodanig ook meergeprofileerd kunnen worden. Tradeport is in het Actieprogramma Bedrijventerreinen 2004-2008 van het Ministerie van Economische Zaken aangeduid als een Topproject in de te herstructurerenbedrijventerreinen. Aandachtspunt in deze structuurvisie zijn structuurverbetering,uitstraling en aanpak van hindersituaties.Impressie Floriade 201231 Bron : ETIL32 Ruim 14.000 arbeidsplaatsen (90%) behoorden tot de industrie, bouwnijverheid, tussenhandel, groothandel, postorderbedrijven,veilingwezen, goederenvervoer, opslag en overslag en daaraan gelieerde diensten. Zij vertegenwoordigen 59% van dearbeidsplaatsen in die sectoren, tegen een gemiddeld aandeel van Tradeports van 30% in de totale werkgelegenheid in <strong>Venlo</strong>.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 83


Het gebied heeft ook een beperkte woonfunctie (510 inwoners in 2001) 33 , de leefbaarheidvormt een aandachtspunt. Het gebied grenst aan de oostzijde aan de Maas (inrichting natuurgebiedRaayweiden) en aan het Kazerneterrein. Als gebiedsgericht kader voor het Kazerneterreinwordt in deze structuurvisie mede een cultuurhistorische studie voorgesteldwaarin de betekenis van de voormalige vesting <strong>Venlo</strong> verder wordt uitgediept.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de invloed van dit gebied opde ontwikkeling van de stad beperkt tot de relatie met de herstructurering van Tradeport. Dete verwachten dynamiek wordt hierdoor mede bepaald en is anderszins laag. Er is enigespanning tussen de economische ontwikkeling van het gebied en de nog te bepalen toekomstvoor het Kazerneterrein. Een integrale visie voor het gebied ontbreekt.• VeegtesDit gebied grenst aan het <strong>Venlo</strong> Tradeport gebied (bij Noorderpoort) maar is hier ruimtelijknog van gescheiden door een groenzone. Ook het economisch profiel(2.897 arbeidsplaatsen in 2001) verschilt. Hier zijn voornamelijk kleinerelokaal / regionaal georiënteerde industriële en groothandels bedrijvengevestigd. Het voor grootschalige detailhandelsbedrijven bedoelde Via<strong>Venlo</strong> is hierop de uitzondering. Het gebied dat na de oorlog werd ontwikkeldals industrieterrein is verouderd en zal worden gerevitaliseerd.Hiervoor is provinciale subsidie verworven. Structuurverbetering, uitstralingen aanpak van hindersituaties zijn aandachtspunten. Het gebied isaan twee zijden begrensd door woongebieden (<strong>Venlo</strong> Noord en ’t Ven)en de afstemming met de woonfunctie is een ander aandachtspunt. Hetgebied zelf heeft een zeer beperkte woonfunctie (160 inwoners in 2001).Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de invloed van dit gebied opde ontwikkeling van de stad beperkt. De te verwachten dynamiek wordt bepaald door denoodzakelijke revitalisering. Er is enige spanning tussen de gewenste ontwikkeling van Via<strong>Venlo</strong> en de relatie van dit centrum met het centrum van <strong>Venlo</strong>. Een plan voor de revitaliseringis in ontwikkeling.• Blerick centrum en de naoorlogse wijkenDit gebied omvat het centrum van Blerick en de planmatige opgezettenaoorlogse woongebieden. De A73 vormt een harde begrenzing met hetbuitengebied en Hout-Blerick / Meuleveld. De spoorlijn vormt de begrenzingmet de noordelijke werkgebieden. Dit gebied telde 23.280 inwonersin 2001 en 4.428 arbeidsplaatsen. De economische structuur kentzwaartepunten in het stadsdeelcentrum van Blerick (993 arbeidsplaatsen)en de zone met stedelijk en regionaal georiënteerde kantoren,scholen en gezondheidsdiensten aan de 3 Decembersingel (948 arbeidsplaatsen).Daarnaast wordt de wijkeconomie gekenmerkt door degeplande wijk- en buurtcentra, onderwijsvoorzieningen en gezondheidszorgen verspreid gevestigde vormen van nijverheid en reparatie. Zakelijkedienstverlening is veelal woninggebonden.VeegtesIn de vroegste uitbreidingswijken vormt de vernieuwing van de woningvoorraadeen aandachtspunt. Er is behoefte aan woningen voor startersen diverse vormen van wonen voor ouderen. 34 De bevolking in het gebiedzal in aantal niet of nauwelijks meer toenemen. Tussen 2001 en2004 nam het aantal inwoners met 120 af. De op de bevolking georiënteerdevoorzieningen zullen onder druk komen te staan.Centrum Blerick33 Bron: CBS – de aggregatie van de CBS buurten naar deelgebieden kan afwijken van de indeling van <strong>Venlo</strong> in wijken volgens<strong>Venlo</strong> in Cijfers.34 Volgens gesprek met wijkoverleg en Uitvoeringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,84 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Er dient een balans te worden gevonden tussen de verzorgingsfunctie van het stadsdeelcentrumen de basale voorzieningen in de wijken. Ten oosten van het gebied vormt de relatiemet de Maas (Maasoeverpark) een aandachtspunt. In het gebied zijn diverse organisatiesgevestigd met een regionale verzorgings- / bestuursfunctie. Bij een centralisatie van dezefuncties in <strong>Venlo</strong> – ten behoeve van versterking van de identiteit van <strong>Venlo</strong> als “hoofdstad”van de regio - vormt functiewijziging van de vrijkomende locaties een aandachtspunt. DeEindhovenseweg verdient aandacht als toegangsroute naar Blerick en het centrum van <strong>Venlo</strong>.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming zijn met name het centrum ende daarom heen gelegen vroege uitbreidingen volop in beweging. De invloed hiervan op deontwikkeling van Blerick is redelijk groot. De noodzakelijke vernieuwing van de woningvoorraadkan op gespannen voet staan met de nog nauwelijks bepaalde cultuurhistorische waardevan de naoorlogse architectuur en stedenbouwkundige structuren. Naarmate het draagvlakvoor basale voorzieningen onder druk komt te staan, zal de spanning tussen voorzieningenbinnen het gebied toenemen. De mogelijkheden om het draagvlak voor de huidigestructuur door woningbouw op inbreidingslocaties te behouden zijn beperkt, gelet op de demografischeprognoses voor de gemeente. Een centrumplan is in ontwikkeling. Voor eendeel van het gebied is een wijkontwikkelingsplan opgesteld.• Hout-Blerick en MeuleveldDit gebied omvat het kerkdorp Hout-Blerick en de tussen 1975 en 1990 gerealiseerde villawijkMeuleveld. In 2001 telde dit gebied 2.640 inwoners en 199 arbeidsplaatsen. De economischestructuur wordt gekenmerkt door verspreid gevestigde basale voorzieningen (winkels,basisschool, persoonlijke verzorging, artsen), een structuur die goed aansluit bij hetkleinschalige karakter van het gebied. De locatie Helmusweg en omgeving vormt nog eenmogelijke uitbreidingslocatie binnen de grenzen van de kern Blerick. Deze locatie is een strategischelocatie die voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoek door of in opdrachtvan de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief inevenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaatdit aanbod te realiseren. De mogelijkheid en wenselijkheid om deze locatie te ontwikkelendient ook nadrukkelijk in de context van de kwaliteiten van het gebied te worden geplaatst.Een ander aandachtspunt vormt de overgang van de randvan de kern naar het casco, dat hier begrensd wordt doorde Springbeek. Ten oosten van het gebied vormt de relatiemet de Maas (Maasoeverpark) een aandachtspunt. DeBaarloseweg verdient aandacht als toegangsroute naarBlerick.Voor de kern Hout-Blerick is het van belang het voorzieningenniveauvoor de kern in stand te houden, waarbij debehoefte aan zorgwoningen- en voorzieningen in de kerneen aandachtspunt is.Gezicht Blerick naar de MaasGemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedlaag. De invloed van ontwikkelingen op Blerick is beperkt. Er is spanning tussen de ontwikkelingsmogelijkhedenvan de locatie Helmusweg en omgeving, de kleinschaligheid van het gebied,en de noodzakelijke herstructurering van diverse locaties binnen de kern Blerick. Er isgeen vastgestelde visie voor het gebied.• ‘T VenDit gebied omvat het kerkdorp ’t Ven. In 2001 telde dit gebied 1.410 inwoners (inclusief deverspreide bewoning tussen ‘t Ven en Herungerberg) en 219 arbeidsplaatsen, waarvan eengroot deel is toe te rekenen aan een tuincentrum en wegrestaurant, beide gelegen aan deWeselseweg.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 85


Deze verdient als toegangsweg naar <strong>Venlo</strong> aandacht. Dit gebied grenst aan het bedrijventerreinVeegtes maar vormt hier ruimtelijk geen eenheid mee. Er is ook een duidelijk onderscheidmet de planmatige ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> Noord en Oost.De locatie ’t Ven Noordvormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie binnen de grenzen van de kern <strong>Venlo</strong>. Deze locatieis een strategische locatie die voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoekdoor of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogrammakwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheidbestaat dit aanbod te realiseren. De capaciteit van deze locatie dient nader te wordenbezien.Naar de invulling van reconversiegebied ’t Ven Oost wordt op dit moment studie verricht.In de komende periode kunnen zich ontwikkelingen voordoen; de invloed op niveau van destad is beperkt. Er is een bestaande structuurvisie voor het gebied.• <strong>Venlo</strong> NoordDit gebied omvat de CBS-buurten Genooi en Meeuwbeemd die 9.460 inwoners telden in2001, en 2.193 arbeidsplaatsen. Ook Stalberg ten noorden van de Rijnbeekstraat kan bij eengebiedsgerichte uitwerking worden betrokken, hoewel dit statistisch tot <strong>Venlo</strong> Oost wordtgerekend. Een zwaartepunt in de economische structuur is het belastingkantoor en omgeving(1.465 arbeidsplaatsen), een zone met regionaal en stedelijke georiënteerde kantoorfunctiesen verzorgingstehuizen. Het Gelreplein is recent ontwikkeld als wijkwinkelcentrum,er is daarnaast nog enige concentratie van winkels en voorzieningen aan de BisschopHoensbroekstraat en verspreide winkels aan de Straelseweg en de Veldenseweg.De vernieuwing van de woningvoorraad vormt een blijvend aandachtspunt. Er is behoefteaan woningen voor diverse leeftijds- en inkomensgroepen en levensloopbestendige woningen.35 De bevolking in het gebied zal in aantal niet of nauwelijks meer toenemen. Tussen2001 en 2004 nam het aantal inwoners met 120 af. De locatie Rijnbeek Noord Oost vormtnog een mogelijke uitbreidingslocatie aan de rand van de kern <strong>Venlo</strong>.Deze locatie is een strategische locatie die voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoekdoor of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogrammakwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaande woningaanbod nietde mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Echter, gelet op ontwikkelingen in het aangrenzendegebied <strong>Venlo</strong> Oost heeft deze locatie een lage prioriteit ten opzichte van de anderestrategische locaties.De Rijnbeek heeft een cultuurhistorische betekenis (Fossa Eugeniana) maar is in de stadweinig zichtbaar.Aan de ontwikkeling van het Gelreplein gingen verschillende distributieplanologische studiesvooraf 36 , die aangaven dat het aanbod aan winkels in het gebied laag was, mede door deoriëntatie van bewoners op de binnenstad en het Trefcenter (huidige Via <strong>Venlo</strong>). Na realisatievan het Gelreplein is geen onderzoek meer verricht naar de behoefte aan voorzieningen.Bewoners geven wel aan dat er behoefte is aan multifunctionele voorzieningen. Ten westenvan het gebied vormt de relatie met de Maas een aandachtspunt. Bij een centralisatie vanregionaal georiënteerde functies in het centrum van <strong>Venlo</strong> – ten behoeve van versterking vande identiteit van <strong>Venlo</strong> als “hoofdstad” van de regio - vormt functiewijziging van de vrijkomendelocaties een aandachtspunt. De Nijmeegseweg, Europaplein en de Krefeldsewegverdienen aandacht als toegangsroute naar het centrum van <strong>Venlo</strong>.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebieddoor de voortgaande vernieuwing van de woningvoorraad redelijk hoog. De uitstraling daarvanop <strong>Venlo</strong> is beperkt.35 Volgens gesprek met wijkoverleg.36 Oa Het voorzieningenaanbod in de dagelijkse goederensector in de woonwijken van stadsdeel <strong>Venlo</strong> (1988)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,86 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Er is spanning tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie Rijnbeek Noord Oost ende noodzakelijke herstructurering van diverse locaties binnen de kern <strong>Venlo</strong>. Er is geen integralevisie voor het hele gebied.• <strong>Venlo</strong> OostDit gebied wordt begrensd door het Burgemeester Bergerpark, het Julianapark, de spoorlijn,en het casco. Statistisch bestaat dit uit de CBS-buurten Stalberg, Hogekamp, Leutherberg enVogelhut met 14.950 inwoners in 2001, en 2.958 arbeidsplaatsen. Meer dan de helft daarvan(1.584 arbeidsplaatsen) zijn te vinden in Hogekamp met accenten in op de stad en het centrumgeoriënteerde zakelijke dienstverlening, persoonlijke dienstverlening, onderwijs en personenvervoer.Er is geen sprake van een heldere voorzieningenstructuur. Er zijn concentratiesvan winkels en basale voorzieningen rond de Vinckenhofstraat en de Maagdenbergweg/Leutherweg.De ruimtelijke structuur is diffuus omdat de uitbreiding van <strong>Venlo</strong> in oostelijkerichting eerst bij het centrum en op de Steilrand plaatsvond en pas later de oorspronkelijketuinbouwgebieden van Stalberg werden ontwikkeld. De meest recente uitbreiding is devillawijk Nieuw Stalberg op de Steilrand.De vernieuwing van de woningvoorraad in de oudere buurten vormt een aandachtspunt. Er isbehoefte aan woningen voor diverse leeftijds- en inkomensgroepen, en met name voor ouderen.37 De bevolking in het gebied zal nog beperkt toenemen door ontwikkeling van NieuwStalberg. Tussen 2001 en 2004 nam het aantal inwoners met 40 af. Om locaties voor zorgwoningente bepalen is zicht nodig op een duurzame voorzieningenstructuur. De ontwikkelingsmogelijkhedenvan de omgeving Kaldenkerkerweg/ Groeneveldsingel dienen in relatietot de vernieuwingsopgave en voorzieningenstructuur te worden bekeken (zie principe 7.5)Aandachtspunt is ook de betekenis van de Steilrand voor de woonkwaliteiten van het gebied,en de overgang van de rand van de kern naar het casco. De Kaldenkerkerweg verdient aandachtals toegangsroute naar het centrum van <strong>Venlo</strong> vanuit het Duitse deel van de regio.Er is recent een wijkfoto voor het hele gebied gemaakt, een integrale momentopname vanactuele en te verwachten ontwikkelingen. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichtevisievorming is de dynamiek met name in de buurten Leutherberg en Vogelhut redelijk hoog.De uitstraling daarvan op <strong>Venlo</strong> is beperkt. Er is spanning tussen de noodzakelijke vernieuwingvan de woningvoorraad en de cultuurhistorische waarde van vooroorlogse architectuur.Ook de overgang tussen verschillende woonmilieus en de tegenstelling tussen de stedelijkefunctie van de Kaldenkerkerweg en aangrenzende buurten levert spanning op.• <strong>Venlo</strong> ZuidDit gebied wordt begrensd door de spoorlijn, de Maas en hetMiddengebied <strong>Venlo</strong>- Tegelen. Het telde 8.360 inwoners in2001 en 1.132 arbeidsplaatsen. Hiervan waren 420 gevestigdin Maaswaard, waarvan een deel zal verdwijnen door uitplaatsingvan industriële bedrijven. Aan de van Nijverheimstraat ligteen winkelcentrum, verder zijn de voortgezet onderwijsvoorzieningenbelangrijke werkgevers die door de concentratie vanonderwijsvoorzieningen nog zullen groeien.Aandachtspunt is de afronding van ontwikkeling van de Vinexlocatie<strong>Venlo</strong> Zuid. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling vanMaaswaard als woongebied en kantorenlocatie. Door dezeontwikkeling zal het aantal inwoners nog toenemen, tussen2001 en 2004 was er al een toename met 630 inwoners. Tenwesten van het gebied vormt de relatie met de Maas een aandachtspunt(Gelissensingel).VINEX <strong>Venlo</strong>-zuidImpressie schetsontwerp Maaswaard37 Volgens gesprek met wijkoverleg en Uitvoeringsdocument Wonen-Welzijn-Zorg<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 87


Ook de ontwikkeling van de campuslocatie Den Hulster en het Technodôme vormen eenaandachtspunt, met relaties met de onderwijsfuncties in het aangrenzende Middengebied<strong>Venlo</strong> Tegelen. De Tegelseweg / Roermondsestraat verdient aan dacht als toegangsroutenaar het centrum.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek hoog. De ontwikkelingenvan Maaswaard en het Technodôme zijn belangrijk voor het imago van <strong>Venlo</strong> alscentrumstad voor de regio. De spanning tussen het programma voor Maaswaard en dat voorlocaties in het centrum van <strong>Venlo</strong> betekent dat Maaswaard ook bij een gebiedsgerichte benaderingvan het centrum betrokken moet worden. Er is een structuurvisie voor de Vinexlocatie,maar geen integrale visie voor het hele gebied.• <strong>Venlo</strong> CentrumVolgens CBS statistieken telde het centrum 2.400 inwoners in 2001. De binnenstad bood3.466 arbeidsplaatsen, het gebied daarom heen 2.185 arbeidsplaatsen. In voorgaande paragrafenis verder gewezen op de concentratie van op het centrumgeoriënteerdeeconomische activiteiten in aangrenzendebuurten. Na de Tradeports is dit de belangrijkste werklocatievan <strong>Venlo</strong>. Detailhandel, horeca en persoonlijke diensten leveren58% van deze werkgelegenheid; 37% van de werkgelegenheidin deze sectoren in <strong>Venlo</strong> is te vinden in het centrum. Vergelijkbareen hogere concentraties gelden voor advocatuur ennotariaat (54%), openbaar bestuur (35%) en cultuur en media(65%).In paragraaf 3.2.5 is ingegaan op de diverse aandachtspuntenin de ontwikkeling van dit gebied.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming isde dynamiek in dit gebied zeer hoog. De ontwikkelingen zijnzeer bepalend voor het imago van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voorde regio en zijn ook van invloed op de omliggende woongebieden.De diversiteit aan functies en mogelijke tegenstellingenhiertussen brengt spanningen met zich mee. De uniciteit vanhet centrum en de symboolwaarde ervan voor de stad betekenendat ook kleinschalige ontwikkelingen spanningen kunnenopleveren. De uitdaging die de vernieuwing van het centrumaan de gemeente stelt is van een omvang en complexiteit dathiervoor steun van de provincie en rijksoverheid vereist zijn. Denoodzaak van een gebiedsgerichte benadering is erkend metde ontwikkeling van het beleidsprogramma Stedelijk Centrum.Een integrale ontwikkelingsvisie voor het gehele centrumgebieden de aangrenzende daarop georiënteerde buurten moet nogontwikkeld worden.• Vesting <strong>Venlo</strong>In deel B wordt in paragraaf 7.2 de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad geschetst. Debetekenis van deze laag voor de identiteit van de stad en de ruimtelijke ontwikkelingen dientverder uitgediept te worden. Aandachtspunten zijn de betekenis van historische structurenen gebruiksmogelijkheden voor locaties als het kazerneterrein die recht doen aan de cultuurhistorischewaarde daarvan. Een dergelijke visie bestrijkt meerdere deelgebieden en kan alsonderligger of verbindend element dienen.De spanning tussen de cultuurhistorische waarde van monumenten en archeologische sporenen ontwikkelingspotenties van locaties is evident.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,88 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008Stadshuis <strong>Venlo</strong>Project Q4Project Maasboulevard


Nieuw gebruik en herontwikkeling betekenen onomkeerbare veranderingen. De betekenisvan een consistente waardering van het verleden voor de toekomst van de stad is groot.• Tegelen Centrum en St. JosephDit gebied wordt begrensd door de Maas, de N271 en Steyl.Ook het gebied rond de Doolhof wordt hieronder gerekend.In 2001 telde dit gebied 10.610 inwoners, en 3.243 arbeidsplaatsen.Een zwaartepunt in de economische structuur ishet stadsdeelcentrum (980 arbeidsplaatsen). Ook het gebiedom dit stadsdeelcentrum heen heeft belangrijke werkfunctiesin de vorm van het voormalige gemeentehuis, eenthuiszorgorganisatie, basis- en voortgezet onderwijs en enkelekleinschalige industrieën. Er is buiten het stadsdeelcentrumen uitlopers daarvan geen ander winkelcentrum,wel enkele concentraties aan de Broeklaan en Nachtegaalstraat.Centrum TegelenTegelen is ontwikkeld als een lappendeken. De lokale werkgebieden van Tegelen liggendicht tegen de woongebieden aan. Locaties als TMI/Hekkens en Erkenkamp hebben of zullenhun werkfunctie verliezen en worden herontwikkeld. Op diverse locaties is de woningvoorraadverouderd en is herontwikkeling aan de orde. De bevolking is tussen 2001 en 2004met 890 inwoners toegenomen, vooral door de afronding van Maasveld, en zal nog verdertoenemen door ontwikkeling van TMI/Hekkens en andere locaties. De locatie Platanenhofvormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie aan de rand van de kern Tegelen.Deze locatie is een strategische locatie die voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoekdoor of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogrammakwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaande woningaanbod nietde mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Echter, gelet op ontwikkelingen elders inTegelen heeft deze locatie een lage prioriteit ten opzichtevan de andere strategische locaties.Ook het centrumgebied ondergaat een vernieuwing, daarbijis de doorgaande verkeersfunctie van de Grotestraat eenaandachtspunt. Aandachtspunt is ook de extramuraliseringvan zorginstellingen. Er is behoefte aan meer voorzieningenvoor de jeugd en parken. 38 De ontwikkeling van het natuurgebiedlangs de Maas vormt ook een aandachtspunt.Verkeersinfrastructuur in TegelenGemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedredelijk hoog. De ontwikkelingen zijn van redelijk grote invloed op de ontwikkeling van Tegelen.Er is mogelijke spanning tussen de veelheid aan ontwikkelingsmogelijkheden in en rondde kern en de marktvraag naar woningen, en ook de wenselijkheidom binnen de kern Tegelen meer parken te realiseren.Een centrumplan is in ontwikkeling, een integraleontwikkelingsvisie voor het gehele gebied ontbreekt nog.• SteylSteyl telde 4.220 inwoners in 2001 en 4.260 in 2004, en 716arbeidsplaatsen in 2001, waarvan de helft verwant zijn aande in het kloosterdorp gevestigde kloosters. De werkgelegenheidin overig Steyl bestaat vooral uit verspreid gevestigdebasale verzorgingsfuncties en kleine nijverheid.Steyl38 Volgens gesprek met wijkoverleg<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 89


Het kloosterdorp heeft een economisch potentieel op het vlak van toerisme, recreatie en“welness” economie (laag dynamische economie) en biedt op dit vlak een aanvulling op hetaanbod in <strong>Venlo</strong>. De verzorgingsstructuur van overig Steyl is een ander aandachtspunt.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedgerelateerd aan ontwikkelingen in het kloosterdorp. De uitstraling hiervan is ook van belangvoor de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong>. De uitdaging is een basis te vinden voor een duurzame ontwikkelingdie ook recht doet aan de cultuurhistorische en spirituele waarden van het kloostercomplex.Er is een visie voor het kloosterdorp opgesteld maar nog niet voor overig Steyl.• Op de HeideDe wijk Op de Heide ligt geïsoleerd van Tegelen waardoor een afzonderlijke gebiedsgerichtebenadering voor de hand ligt. Deze planmatige naoorlogse uitbreiding op de Steilrand telde4.540 inwoners in 2001 en 124 arbeidsplaatsen, waarvan het merendeel gerelateerd aan descholen en het buurtcentrum.Tussen 2001 en 2004 nam het inwonertal met 170 af. De redenen voor deze terugloop engevolgen voor de voorzieningen zijn aandachtspunten. Door de aanleg van de A73 neemt degeïsoleerdheid ten opzichte van Tegelen toe. Ook de ligging in de Steilrand is een aandachtspunt.Door de voormalige gemeente Tegelen is een integrale visie voor het gebied opgesteld metmaatregelen op het gebied van verkeer, speelplaatsen en aanpak openbaar groen. Het planis grotendeels uitgevoerd en kan wellicht middels een evaluatie geactualiseerd worden. Dedynamiek in het gebied is laag en uitstraling naar overige delen van Tegelen beperkt.• Werkgebieden TegelenDe werkgebieden Kaldenkerkerweg, Emmaplein en Windhond/ Krekelsberg boden in 2001 intotaal 1.963 arbeidsplaatsen, waarvan 1.193 op Windhond/Krekelsberg. De gemiddelde bedrijfsgroottevan dit terrein (46 arbeidsplaatsen per bedrijf) komt overeen met die van Tradeport(44 arbeidsplaatsen per bedrijf). De gemiddelde bedrijfsgrootte van Kaldenkerkerweg enEmmaplein (18-19) komt overeen met die van Ubroek en zuidoost Tradeport (19), Veegtes(16), Geloërveld(22) en Keulse Barrière (18). Industriële bedrijven nemen in dit gebied 66%van de werkgelegenheid voor hun rekening, groothandel, transport en opslag 26%.Kaldenkerkerweg, Emmaplein en Windhond/ Krekelsberg zijn in de structuurvisie benoemdals lokale werklocaties. In het gebied tussen de Grotestraat en de Hoogstraat zijn Ambachtelijkeen Verzorgende bedrijven, alsmede horeca gevestigd. Aandachtspunten bij een mogelijkerevitalisering zijn structuurverbetering, uitstraling en aanpak van hindersituaties. Afstemmingmet de woonfunctie van aangrenzende woongebieden is een ander aandachtspunt.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedbetrekkelijk laag. De uitstraling is vooral van belang binnen Tegelen. De spanning bestaattussen de benodigde ruimte voor een duurzame economische ontwikkeling en de beperkingdie de omliggende woongebieden daar mogelijk bij opleggen. Er is nog geen visie voor hetdit gebied ontwikkeld.• BelfeldBelfeld telde 5.460 inwoners in 2001, inclusief de verspreid gelegen bewoning en het buurtschapGeloo, en 1.777 arbeidsplaatsen. Accenten in de economische structuur zijn hetcentrum (306 arbeidsplaatsen) en Geloërveld (1.110 arbeidsplaatsen) dat vooral eenindustrieterrein is. De werkgelegenheid buiten deze locaties is vooral gelieerd aan basalevoorzieningen en kleinere industriële bedrijven.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,90 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Door de ontwikkeling van het Koramic terrein wordt dewoningvoorraad uitgebreid en is enige bevolkingstoenamete verwachten. Verschillende kleine locaties kunnen daarnaontwikkeld worden. Aandachtpunt is de schaal en inpassingvan deze ontwikkelingen en het draagvlak voorlokale voorzieningen. Een ander aandachtspunt is de inpassingin het casco en de relatie met de Maas.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievormingis de dynamiek in dit gebied niet uitzonderlijk. Deuitstraling van ontwikkelingen is vooral van belang voorBelfeld zelf. De spanning bestaat in het tempo waarinontwikkelingen kunnen plaatsvinden en de leefbaarheidvan deze kern op lange termijn. Op verzoek van de dorpsraadis een gebiedsvisie (dorpsvisie) in ontwikkeling.BelfeldSluizen Belfeld<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 91


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,92 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5.4.2 Gebieden in het buitengebied• Buitengebied BlerickHet buitengebied van Blerick kende 760 inwoners in 2001, vooral woonachtig in het buurtschapBoekend, en 219 arbeidsplaatsen 39 waarvan 67 in Boekend. Dit zijn veelal basale verzorgendefuncties en op landbouw georiënteerde groothandel en nijverheid. Een beschrijvingvan dit gebied op het dekzand is te vinden in hoofdstuk 7.Aandachtspunt is de uitwerking van het Reconstructieplan voor Noord en Midden Limburg.Het gebied wordt doorsneden door de Everlose beek en de Springbeek. Deze kunnen alsdragers fungeren voor (gewenste) ecologische verbindingen tussen natuurgebieden op dewestoever, en de Maas, die ook aan moeten sluiten op de gewenste ecologische bufferzonein het Tradeportgebied.De glastuinbouw in de Romeinenweerd heeft door de beleidslijn Ruimte voor de Rivier hiergeen ontwikkelingsmogelijkheden meer. Een pilot project om uitplaatsing vorm te gevenloopt. Voor deze locatie, genaamd “Laerbroeck”, wordt op dit moment een ontwerp structuurvisievoorbereid. Het project Laerbroeck is gericht op het uitplaatsen van de glastuinbouwbedrijvenmet als einddoel het Maasdal ter plekke vrij te maken van glasopstanden (winst voorde rivier), te voorzien van nieuwe passende gebiedsfuncties (winst voor de omgeving) en deontwikkeling van naar elders uitgeplaatste bedrijven.Het tracé van de A73 zal worden verlegd. Voor de robuustheid van het casco in dit gebied isook een visie op de rand van de kern Blerick gewenst en een visie op de ontwikkelingsmogelijkhedenvan Boekend (zie ook principe 9.2)De dynamiek in dit gebied is vrij laag. De uitstraling van ontwikkelingen is vooral van belangvoor Blerick. De spanning bestaat uit de toe te laten ontwikkelingen in Boekend. In het algemeengeldt dat ontwikkelingen in het casco zorgvuldig beoordeeld moeten worden, omdathet effect ervan vaak onomkeerbaar is. De Bouwsteen Reconstructie voor het district Heldenkan beschouwd worden als een nader uit te werken visie op de ontwikkeling van het gebied,mogelijk in samenwerking met de gemeente Maasbree. Verder bevat de Integrale Natuurvisievoorstellen voor de Springbeek en het gebied ten zuiden van de Tradeport.• Buitengebied ’t VenDit gebied heeft een relatief sterke woonfunctie. De buurtschapHerungerberg telde in 2001 640 inwoners, het gebiedVenkoelen 400 inwoners in 2001 en 700 inwoners in 2004.De toename komt door de aanwezigheid van het AZC. Ookhet gebied tussen ‘t Ven en Herungerberg kent een redelijkdichte bewoning. De economische structuur wordt bepaalddoor 122 arbeidsplaatsen in Herungerberg (vooral basaleverzorgingsfuncties, aan huis gebonden zakelijke dienstverleningenen kleine nijverheid), 138 arbeidsplaatsen langs deA67 en verbonden aan de Rotterdam Ruhr Pijpleiding, en147 arbeidsplaatsen in de rest van het gebied.Geldersedrift HerungerbergDit is exclusief de werkgelegenheid in de in dit gebied nadrukkelijk aanwezige glastuinbouw,ondermeer in de vorm van het glastuinbouwconcentratiegebied ‘t Ven Noord. Een typeringvan het landschap op het Rijnterras en het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7.De Rijnbeek doorsnijdt het gebied, maar de cultuurhistorische betekenis ervan is onvoldoendezichtbaar. Het gebied wordt ook doorsneden door de A67 en de Weselseweg die als toegangswegennaar de stad aandacht verdienen.39 In arbeidsplaatsen voor het buitengebied zijn 1.485 arbeidsplaatsen uit de landbouwtelling niet opgenomen, omdat deze inhet hele buitengebied verspreid voorkomen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 93


De toekomst van het douaneterrein is een aandachtspunt. Aandachtspunt is ook de ontwikkelingvan de glastuinbouw, met name in het gebied tussen ’t Ven en Herungerberg dat inhet Provinciaal Omgevingsplan Limburg als reconversiegebied is benoemd. Het gebied kanook een rol spelen bij de realisering van de in de nota Ruimte benoemde robuuste verbindingSchinveld Mook.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedredelijk hoog. De uitstraling van ontwikkelingen op de stad is hoog, vanwege de ligging langsde A67. Spanning komt voor een deel voort uit de druk op het gebied vanwege de ligging endeels uit de onzekerheid over de ontwikkeling van het reconversiegebied. Hiervoor zijn in deIntegrale Natuurvisie wel ideeën opgenomen, maar een integrale visie op het gebied ontbreekt.Vanwege de ligging en mogelijk soortgelijke aandachtspunten in het aangrenzendeStraelen ligt het voor de hand een gebiedsvisie samen met deze Duitse buurgemeente teontwikkelen. Ook hier geldt dat ontwikkelingen in het casco zorgvuldig beoordeeld moetenworden, omdat het effect ervan vaak onomkeerbaar is.• Buitengebied <strong>Venlo</strong>Dit gebied strekt zich globaal uit tussen de buurtschap Herungerberg en de wijk Op de Heide,ten oosten van het Middengebied <strong>Venlo</strong>-Tegelen en de kern van <strong>Venlo</strong>. In de CBS statistiekentelde dit gebied 640 inwoners in 2001 (exclusief de inwoners van de Mutsaersstichting).de werkgelegenheid bedroeg 1.940 arbeidsplaatsen. Zwaartepunten zijn de instellingenvan de Mutsaersstichting, de Professor Dubois stichting en de kloosters (1.052 arbeidsplaatsen),het bedrijventerrein Keulse Barrière met 656 arbeidsplaatsen (gemiddeld 18 per bedrijf)waarvan 88% tot de groothandel, oplag en transport behoort, en sport, recreatie en toerisme.Deze functies hebben een sterke stedelijke en regionale oriëntatie. Een typering van hetlandschap op het Rijnterras en het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7.Deze oriëntatie is een aandachtspunt. Lange tijd is dit gebied door de grensligging als deachterkant van <strong>Venlo</strong> behandeld, terwijl het in feite de voortuin van <strong>Venlo</strong> is. Dit is zeker aande orde wanneer <strong>Venlo</strong> zich in 2012 tijdens de Floriade als een groene en gastvrije stad wilprofileren. Principe 2.4 verwijst specifiek naar dit gebied en ontwikkelingen die om aandachtvragen.Het gaat ondermeer om de route Keulse Barrière - Keulse Plein-Klagenfurtlaan die na realisatie van de A74 de functie als verbindingtussen de BAB 61 en A67 verliest, maar wel een belangrijkestadsentree blijft. Aandachtspunten bij een mogelijke revitaliseringvan het bedrijventerrein Keulse Barrière en economischefuncties aan de Kaldenkerkerweg zijn structuurverbetering, uitstralingen aanpak van hindersituaties. De toekomst van het douaneterreindient hier ook bij betrokken te worden. De woon- enwerkfunctie van de kloosters en instellingen zal veranderen. Degewenste ontwikkeling van leisure rond het stadion, de ontwikkelingsmogelijkhedenvan Klein Zwitserland en de recreatieve functievan de bos en heidegebieden op de Steilrand dient nader onderzochten uitgewerkt te worden. Er liggen in dit gebied ook verschillendenog af te werken kleigroeves.Keulse BarrièreDe aanleg van de A74 betekent een doorsnijding van het gebied die door landschapsbruggenopgelost moet worden. Het gebied dient een rol te spelen bij de realisering van de in denota Ruimte benoemde robuuste verbinding Schinveld Mook. De toekomst van agrarischebedrijven, met name de glastuinbouw, als mogelijke dragers van een robuust casco, dient teworden vastgesteld. Ook de overgang van de stadsrand naar het casco verdient aandacht,omdat de eerdere voorziene ontwikkeling tot woongebied niet langer aan de orde is.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,94 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Verschillende van deze aandachtspunten zijn ook landsgrensoverschrijdend. Culturele enjuridische verschillen spelen een rol en vragen om betrokkenheid van de provincie en deKreisen, respectievelijk het Rijk en de Bezirks- en Landesregierung bij oplossingen. Ook dekansen die de nabijheid van steden in het Ruhrgebied biedt moeten beter benut worden, omde functie van <strong>Venlo</strong> als verzorgingscentrum voor dit deel van de regio te versterken (de cirkelrond maken), waardoor het draagvlak van stedelijke en regionale voorzieningen ondankshet perspectief van een stagnerende bevolkingsomvang versterkt kan worden.Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebiedhoog. De uitstraling van ontwikkelingen op de stad en de regio is hoog. De spanning is hoogdoor de druk van stedelijke functies op het gebied en de waarde ervan als natuur, rust- enontspanningsgebied voor de stad en de regio. Er is een overeenkomst tussen de gemeenteen het ministerie van LNV om dit voor dit gebied een samenhangende visie te ontwikkelen(Ontwerpetude). Hierin kunnen bestaande visies uit Bouwsteen Reconstructie voor het districtHelden, de Integrale natuurvisie en het grensoverschrijdende ontwikkelingsconcept Ve-NeTe studie betrokken en herzien worden. Het gaat echter om meer dan een ruimtelijke visie;ook sociaal maatschappelijke en economische vraagstukken en ontwikkelingsmogelijkhedendienen onderkend te worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerking dient in ieder gevalde Duitse buurgemeente Nettetal betrokken te worden.• Middengebied <strong>Venlo</strong> TegelenDit gebied wordt globaal begrenst door de Maas, de kernenvan <strong>Venlo</strong> en Tegelen en de spoorlijn. Dit gebied telde 2.062arbeidsplaatsen in 2001, waarvan 91% verbonden aan hetziekenhuis en de hogeschool.Deze functies met een regionale uitstraling en aansluiting vande A74 en A73-Zuid op het snelwegennet leggen een hogedruk en spanning op dit gebied. Vanwege de structuurkeuzeom de nog relatief open gebieden tussen de kernen te behoudenis er in dit gebied voor gekozen om onderwijs enzorg, en hieraan gerelateerde sport en recreatieve functies, tegebruiken als dragers voor een robuust casco. (zie principes2.3 en 5.3) Een andere drager vormt het stroomgebied van deWilderbeek dat als ecologische verbinding tussen de Maas ende Steilrand fungeert.In 2004 is voor dit gebied een visie op basis van de hoofdlijnenvan deze structuurvisie vastgesteld.ZiekenhuisCollege Den Hulster• Buitengebied Tegelen BelfeldDit gebied wordt begrensd door de Maas, de kernen van Belfeld en Tegelen, de Kaldenkerkerweg(Tegelen) en de gemeentegrenzen. Er waren 157 arbeidsplaatsen in 2001, vooralgelieerd aan agrarische functies. Belangrijke elementen zijn de camping, het museum enhorecavoorzieningen bij de Holtmühle en het glastuinbouwconcentratiegebiedMeelderbroek. Een typering van het landschapvan het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7.De aanleg van de A73 Zuid betekent een doorsnijding van hetgebied in noord zuid richting, haaks op de stroomgebiedenvan de Aalsbeek en Wilderbeek die een ecologische verbindingvormen tussen op de Steilrand gelegen natuurgebieden(onderdeel van het Maas-Schwalm Nette Park). De ontwikkelingvan de glastuinbouw vormt een ander aandachtspunt.Glastuinbouw<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 95


Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied vrijlaag en hangt deze vooral samen met de aanleg van de A73 zuid. De uitstraling van ontwikkelingenis vooral van belang voor Belfeld en Tegelen. In het algemeen geldt dat ontwikkelingenin het casco zorgvuldig beoordeeld moeten worden, omdat het effect ervan vaak onomkeerbaaris. De Bouwsteen Reconstructie voor het district Helden kan beschouwd wordenals een nader uit te werken visie op de ontwikkeling van het gebied, mogelijk in samenwerkingmet de gemeente Beesel. Verder bevat de Integrale Natuurvisie voorstellen voor deAalsbeek.• Stroomgebied van de MaasDe Maas is door de eeuwen heen een constante factor geweestin de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong>, zowel voor de kernen alsvoor het casco. Het vormt een gemeenschappelijke noemeren verbindend element tussen diverse deelgebieden. De betekeniservan voor de fysieke, economische, sociaal, en cultureleontwikkeling dient dan ook nader verkent te worden omals onderlegger voor gebiedsgerichte visies te kunnen dienen.Input hiervoor zijn onder meer het projectenprogrammaMaascorridor en de Integrale Verkenningen Maas.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,96 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5.5 OnderzoeksprogrammaOm de structuurvisie als sturingsinstrument te versterken is het nodig bestaande inzichten teverdiepen en te actualiseren.5.5.1 Basisgegevens• BevolkingsprognosePrognoses in deze structuurvisie zijn gebaseerd op de bevolkings- en huishoudensstructuurper 1-1-2001. Vanwege de migratie verandert de bevolking dermate snel van samenstellingdat updates nodig zijn om prognoses actueel te houden. Een eerste ijkpunt vormde de samenstellingper 1-1-<strong>2005</strong>.• Economische en arbeidsmarktprognoseDe economische ontwikkeling van de stad is bepalend voor de behoefte aan bedrijfsterreinenen kantorenlocaties. Deze structuurvisie is gebaseerd op scenario’s uit de in 2001 opgesteldeEconomische Visie. Bij herziening dienen daaruit voortkomende conclusies in de structuurvisiete worden verwerkt.• Kwalitatieve bouwstroomprogrammering naar woonmilieusen woningbouwmonitoringOp basis van de bevolkingsprognoses kan de bouwstroomprogrammering kwantitatief wordenaangestuurd. Voor een kwalitatieve bouwstroomprogrammering is een vertaling nodigvan veranderingen in bevolkingsopbouw naar mogelijke veranderingen in woningvoorkeurenen woonmilieuvoorkeuren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van gegevens uit de Woonvisieen het Woningbehoefte onderzoek.5.5.2 Verdiepingsvragen• Ontwikkeling en betekenis van Europese integratieVanwege de grensligging is de voortschrijdende Europese integratie van belang voor <strong>Venlo</strong>.Er is nog weinig inzicht in de concrete betekenis van dit perspectief voor <strong>Venlo</strong>.• Ontwikkelingen in de regio en in netwerkenDe ambitie om <strong>Venlo</strong> te profileren als centrumstad betekent dat ontwikkelingen in de regio ennetwerken waar <strong>Venlo</strong> deel van uitmaakt gevolgd moeten worden en in hun betekenis voorde ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> gewaardeerd moeten worden.• Behoefte aan en draagvlak voor buurt en wijkvoorzieningenInzicht in de behoefte aan buurt en wijkvoorzieningen en het draagvlak voor deze voorzieningen(waaronder detailhandel, welzijn, maatschappelijke zorg en dergelijke) is nodig om opbuurt en wijkniveau duurzame clusters te kunnen benoemen. Hierover bestaat d.d. 2008 inmiddelsmeer duidelijkheid.• Herziening groenbeleidsplanDit plan (uit 1994) is niet meer actueel en is alleen voor <strong>Venlo</strong> uitgewerkt. Gezien het toenemendbelang van groenvoorzieningen in de identiteit van buurten en wijken, als onderdeelvan leefmilieus en gelet op het waterbeleid, is actualisering aan de orde.• Samenvoeging <strong>Gemeente</strong> Arcen en Velden en <strong>Venlo</strong>In 2010 zullen de gemeente Arcen en Velden en de gemeente <strong>Venlo</strong> fuseren. Dit vraagt omafstemming op beleidsmatige doelstellingen. Ook zal een herijking van de ruimtelijke structuurvisie,tot een visie voor het nieuwe gemeentelijk grondgebied, gewenst zijn.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 97


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,98 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


BijlagenKaart: <strong>Ruimtelijke</strong> samenhangKaart: Overzicht bouwontwikkelingenMatrix: Relatie ruimtelijke ontwikkelingen& bovenplanse projectenKaart: Overzicht nieuwe bestemmingsplannenin voorbereidingRelatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 99


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,100 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleidOok het sectoraal beleid is een gemeentelijk instrument dat wordt ingezet om over te gaantot uitvoering van de benoemde gewenste ontwikkelingen. De in deze structuurvisie benoemdeuitgangspunten voor de verschillende thema’s zijn vastgelegd in beleidsdocumenten.Hierin wordt het beleid voor de komende periode geschetst, evenals hoe er uitvoeringwordt gegeven aan de gestelde beleidsambities.In het hier volgende overzicht wordt een samengevat beeld geschetst van de inhoud vandeze stukken, en wordt de relatie gelegd tussen het beleid en de daaraan gekoppelde uitvoeringsgerichteacties. De wijze waarop de gemeente de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingvia sectoraal beleid uitvoert wordt hiermee duidelijk.Het beleid is voortdurend in ontwikkeling. Ten tijde van de vaststelling van de structuurvisiein <strong>2005</strong> is uitgegaan van het destijds vastgestelde beleid. We gaan bij deze actualisatie in2008 uit van het meest recente beleid, voor zover dit consistent is met de structuurvisie uit<strong>2005</strong>. Nieuwe ontwikkelingen worden in een toekomstige herijking van de structuurvisie bezien.De tekst is geconcentreerd op de ruimtelijk meest relevante elementen.1. WonenDe structuurvisie en de beleidsdocumenten op het gebied van wonen hebben een gezamenlijkvertrekpunt in de constatering dat de bevolking in omvang nog maar bescheiden zalgroeien. De woningbehoefte zal nog toenemen ten gevolge van een beperkte groei en hetdoorgaande proces van gezinsverdunning. De woningmarkt in <strong>Venlo</strong> is als ontspannen tekenmerken.De beperkte toename in woningbehoefte rechtvaardigt de in de structuurvisie gemaakte keuzeom de woningbouwopgave te concentreren binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordteen omslag gemaakt naar een kwalitatief woningbouwbeleid. Het programma voor de komendeperiode zal gedifferentieerd van opzet zijn, aansluitend op de gedifferentieerde vraag.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieDe “Woonvisie <strong>Venlo</strong> 2003-2010” uit 2003 heeft belangrijke gegevens geleverd, op basiswaarvan in de structuurvisie keuzes zijn gemaakt. In de woonvisie wordt op hoofdlijnen eenbeeld geschetst van het toekomstige woonbeleid in <strong>Venlo</strong>. Een gemeentebreed onderzoeknaar woonwensen maakt onderdeel uit van de visie. De woonvisie is het belangrijkste kadervoor toekomstig te nemen beslissingen op het gebied van wonen.De verschillende kenmerken van buurten en wijken zijn geanalyseerd; op het gebied vanbevolkingssamenstelling. Uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad dient weloverwogenen doelgericht plaats te vinden, rekening houdend met de veranderende woonwensenen bevolkingssamenstelling. Een integrale inzet van lopend en nieuw beleid, o.a. doorwoningbouwprogrammering en stedelijke vernieuwing, zal tot een duidelijke versterking moetenleiden.Uitvoering:Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen:• Meer aandacht voor kwaliteit in woningen en woonmilieus.• Kwaliteit weerspiegeld in elke wijk en elke buurt. Inhaalslag op maat per buurt. Investeringenin het centrum van stadsdeel <strong>Venlo</strong> zijn van belang voor de hele gemeente.• Stedelijke vernieuwing; met een aanpak op zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk alseconomisch vlak.• Ontwikkeling van woonservicezones 40 .40 Hieronder wordt verstaan een combinatie van wijkzorgcentrum, enkele kleinere zorgpunten, welzijnsvoorzieningen, aanpasbareen aangepaste woningen en een barrièrevrij, sociaal en verkeersveilig woonmilieu. De zone dient niet alleen aantrekkelijkte zijn voor senioren, maar ook voor andere doelgroepen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 101


Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1,3.2.4, 3.3.1,3.3.2 en 3.4.1 en principes 1.1, 6.2, 7.1 t/m 7.5 en 9.4 van de structuurvisie.In de periode na het verschijnen van de woonvisie zijn de bovengenoemde uitkomsten verderuitgediept in het “Woningmarktonderzoek Regio <strong>Venlo</strong> e.o.” uit 2006, de “RegionaleWoonvisie <strong>Venlo</strong> e.o. 2006-2009” van 2007 en het “Regionale Woonwensenonderzoek ”van 2008. De uitkomsten hiervan ondersteunen hetgeen is bevonden in de Woonvisie <strong>Venlo</strong>.Het “Woningmarktonderzoek Regio <strong>Venlo</strong> e.o.” levert bouwstenen voor een onderbouwingvan een gedragen regionale woonvisie. Doelstelling van het onderzoek is inzicht verkrijgenin het functioneren van de woningmarkt.Ook dit onderzoek bevestigt dat de bevolking nog gestaag zal groeien; maar dat bij ongewijzigdbeleid een bevolkingsdaling zal inzetten. De door SOAB opgestelde prognose wordt indeel B, hoofdstuk 7, toegelicht. Er wordt aandacht gevraagd voor de aankomende vergrijzingsgolf;dit vraagt aanpassing van de woningvoorraad op de gedifferentieerde vraag. Er isaandacht nodig voor levensloopgeschikte buurten en woningen.Uitvoering:Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen:• op basis van de bestaande overcapaciteit in woningbouwplannen geen grootschaligeuitbreidingsplannen voorzien• aandacht besteden aan de samenstelling van de woningbouwplannen• richten op en in kleine eenheden bouwen• aanpassing en herstructurering van de bestaande voorraad komt aan de orde in de komendeperiode.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.3.1,3.3.2en 3.4.1 en principes 1.1, 6.2, 7.2, 7.3 en 7.5 van de structuurvisie.De “Regionale Woonvisie <strong>Venlo</strong> e.o. 2006-2009: Wonen en werken in een groene omgeving”stelt een integraal regionaal woonbeleid voor de regio <strong>Venlo</strong> op. De regionale woonvisieis het beleidskader voor de Provincie waaraan woningbouwplannen getoetst kunnenworden. Voor de regio is de woonvisie het document waarin naast de doelstellingen globaalhet kwantitatieve en kwalitatieve programma is benoemd.De regionale woonvisie benoemt de woonsituatie en de belangrijkste woonthema’s. Daarnaastwordt de woonbehoefte van de regio afgezet tegen de geplande productie met eendoorkijk naar 2020. Tenslotte worden een aantal actiepunten omschreven die voorlopig zijnuitgewerkt in een werkprogramma.De centrale ambitie in de visie is dat oplossingen voor de problemen zoveel mogelijk binnende bestaande woningvoorraad en binnen het bestaand stedelijk gebied gevonden moet worden.Voor <strong>Venlo</strong> geldt de specifieke ambitie om de regio economisch te versterken en <strong>Venlo</strong>als centrumstad te verbeteren.Uitvoering:Er zijn drie woonthema’s benoemd die de komende jaren centraal zullen staan:• Woonbeleid met kwaliteit, onderzoek naar woonvoorkeuren, differentiatie in de buurten,bijzondere doelgroepen, duurzaamheid• Voortgang productie en herstructurering. Monitoring en actief ingrijpen bij stagnatie• Wonen, welzijn en zorg op maat. Ondersteunen, stroomlijnen en afstemmen van de velelokale initiatieven voor de combineren van wonen, welzijn en zorgHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1 en3.3.1 en principes 1.1, 1.5, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 en van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,102 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


In 2007 is het “Strategisch akkoord <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> en <strong>Venlo</strong>se woningcorporaties2007-2011” afgesloten. Het strategisch akkoord is bedoeld om de samenwerking tussengemeente en corporaties energiek neer te zetten. Dit komt tot uitdrukking in een omvangrijkprogramma van investeringen en sociaal-maatschappelijke activiteiten. Voor de periode2007-2011 benoemt het akkoord de investeringsprogramma’s en –budgetten. Daarnaast zijnbilaterale afspraken opgenomen.Kernopgave is de kwaliteitsverbetering en vervanging van minder gewilde woonmilieus in<strong>Venlo</strong>. Het zwaartepunt van de aanpak ligt in buurten en wijken waar herstructurering plaatsvindt.Uitvoering:Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen:Impuls- en aandachtsgebieden:• Voortzetten of afronden wijkaanpak:o <strong>Venlo</strong> noord en <strong>Venlo</strong> zuido Belfeldo Centrum Blericko Centrum Tegeleno Centrum <strong>Venlo</strong>, met daarin de deelgebieden Q4 en Kloosterkwartiero Op de Heide / Boven• Actiegebieden benoemd als impulsgebied:o <strong>Venlo</strong> oosto Vossener, Klingerberg• Bijdrage leveren aan versterking van de positie van de stad (centrumstad, cultureel hart)o o.a. vervanging van minst gewilde woonmilieus, realisatie nieuwe gewilde woonmilieuso bijdrage aan wijkgerichte en stedelijke voorzieningenDe in het STRAK genoemde acties, en ontwikkelingen in Laerbroeck en ’t Ven Oost passenbinnen de kaders van de ruimtelijke structuurvisie. De structuurvisie benoemt prioriteit vooro.a. de centrumgebieden <strong>Venlo</strong>, Blerick en Tegelen, <strong>Venlo</strong> Oost en <strong>Venlo</strong> Noord. Daarnaastgebieden die essentieel zijn voor de stedelijke herstructurering. Naast Op de Heide en Hazenkampspeelt de herstructurering zich in de komende periode met name af in de overigewederopbouwgebieden, met een accent op tuinstedelijke woonmilieus.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1,3.2.4 en 3.3.1 en principes 1.1, 1.5, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 en van de structuurvisie.Het “Regionale Woonwensenonderzoek ” uit 2008 concludeert o.a. een tekort aan grondgebondenwoningen en een overschot aan appartementen. Dit ondersteunt het versneld realiserenvan “strategische woningbouwlocaties” zoals Helmusweg, om invulling te geven aandeze behoefte.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.3.1 en principe7.5 en van de structuurvisie.Tenslotte is in 2007 de “Beleidsregel afwijking bestemmingsplan ten behoeve van incidentelewoningbouw in particulier opdrachtgeverschap” verschenen. Deze beleidsregelvoorziet in de behoefte om een toetsingskader te ontwikkelen, ten behoeve van een goedeen eenduidige beoordeling van dit soort verzoeken, om zodoende af te wijken van het vigerendbestemmingsplan. Het kan worden opgevat als een nadere uitwerking van de WoonvisieRegio <strong>Venlo</strong> 2006-2009. De beleidsregel sluit tevens aan op de principiële keuze omgeen medewerking te verlenen aan bouwinitiatieven binnen het casco, tenzij hiervoor geenalternatief binnen het stedelijk gebied kan worden geboden, en deze voldoet aan een aantalcriteria.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 103


Binnen het stedelijk gebied wordt zoveel mogelijk medewerking verleend aan verzoeken voorparticuliere woningbouw. Indien het verzoek aan de gestelde criteria voldoet, zal door collegevan B&W medewerking worden verleend aan het starten van de procedure waarmee kanworden het bestemmingsplan (dit biedt geen garantie dat deze in alle gevallen kan wordenvolbracht). Alleen percelen die gelegen zijn binnen de bijbehorende “Contourenkaart” komenin aanmerking.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.4.1 en principe9.4 van de structuurvisie.2. Bedrijventerreinen, kantoren en detailhandelDe ruimtelijke structuurvisie ondersteunt de gerichtheid van het economische beleid op uitbreidingmet onder andere kennisintensieve activiteiten. In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeldop de trend en behoefte aan clustering van aan elkaar gelieerde bedrijvigheid. Hiermeewordt het profiel van de diverse locaties versterkt. <strong>Venlo</strong> profileert zich verder op basisvaan de aanduiding als greenport in de Nota Ruimte.<strong>Venlo</strong> wil ook herkenbaar zijn als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt, en zethierop in met het uitbouwen van accenten. Ook het versterken van het centrumgebied van<strong>Venlo</strong> als werk- & detailhandelslocatie en profilering van specialistische locaties (bijvoorbeeldPDV locaties) zijn speerpunten van beleid.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieHet economisch beleid voor de gemeente <strong>Venlo</strong> is vastgelegd in de “Herijking EconomischeVisie” uit 2002.Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen:• Uitbouwen / kwaliteitssprong van de knooppuntpositie van het logistiek-industrieel complex• Kwaliteitssprong voor de knooppuntpositie van de agribusinessDeze twee ambities worden in de structuurvisie vertaald in voorstellen voor clustering vanbedrijven op regionale werklocaties en in behandeling van de infrastructuur als verbindendeschakel tussen de stad en de regio. Clustering speelt ook een rol bij versterkingvan agribusiness.• Versterken van de positie van de dienstensector• Versterken van de positie van het woonklimaat / Quality of life• Kwaliteitssprong voor de positie van de detailhandel• Kwaliteitssprong voor de regionale / stedelijke verkeersstructuur• Vermindering van de krapte m.b.t. scholing en de arbeidsmarkt• Kwaliteitssprong m.b.t. revitalisering van woon- en werklocatiesHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1 3.2.1,3.2.3, 3.2.4, 3.3.1 en 3.3.3 en principes 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 2.3, 2.4, 3.1, 4.1, 4.2, 6.1, 6.2, 7.6,9.5 en 9.6 van de structuurvisie.De hoofdlijnen van beleid zoals geschetst in de Economische Visie worden verder uitgewerkten geactualiseerd. Op het moment van verschijnen van deze structuurvisie werd gewerktaan:• Kantorenbeleid• Een beleidsnota herstructurering bestaande bedrijfsterreinen• Beleid gericht op planning van nieuwe bedrijfsterreinen• Een spreidingsplan brandstofverkooppuntenDaarnaast beschikt <strong>Venlo</strong> over de “Detailhandelsnota 2006-<strong>2015</strong>” uit 2006.Geformuleerde ambities op het gebied van detailhandel zijn onder andere het behoud enverdere versterking van een goed en attractief winkelaanbod. De concurrentiepositie van<strong>Venlo</strong> moet worden versterkt, met de binnenstad voorop.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,104 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Ook hier spelen clustering van winkels en voorzieningen en het behouden en versterken vande “eigenheid” van verschillende locaties een rol in de uitwerking. Het detailhandelsbeleiddient verder meer ruimte te bieden voor het faciliteren van dynamiek en nieuwe ontwikkelingen.In de uitwerking wordt ingezet op:• De binnenstad van <strong>Venlo</strong>. Invullen van de regionale verzorgingsfunctie, zowel voor winkelen,cultuur, uitgaan en vermaak.• De stadsdeelcentra van Blerick en Tegelen. Positioneren als aanvulling op centrum <strong>Venlo</strong>.• De thematisch, perifere concentratie Trefcenter. Verbeteren op o.a. thematisering enruimtelijk-functionele opzet.• Perspectiefvol aanbod op buurt- wen wijkniveau. Blijvende aandacht voor aanbod op hetkleinste schaalniveau. Herstructurering van een aantal verouderde centra is voorzien:Blerick-Zuid, Vastenavondkampstraat en Leutherweg e.o.Als vervolg en ter aanvulling op de geschetste hoofdlijnen van Detailhandelsbeleid is in 2008een nota specifiek gericht op PDV-locaties (Perifere Detailhandel Vestigings-locaties) verschenen:“Naar een nieuw PDV beleid”.Het beleid ten aanzien van de perifere vestiging van detailhandel op perifere locaties richtzich op ruimte bieden aan branches en functies die niet passen in en aan de rand van regulierewinkelcentra. Dit vertaalt zich in een branchebeperking voor perifere locaties.Uitgangspunten voor de uitvoering zijn:• Clustering van detailhandel op een beperkt aantal gebieden, en waar mogelijk thematisering.Clustering draagt bij aan een goede segmentering• Er worden richtlijnen per PDV branche gesteld. Denk aan bv. de branche woninginrichting,tuincentra en bouwmarkten.• Profiel per PDV locatie. Er wordt onderscheid gemaakt naar rol en functie:o ’t Trefcenter: PDV concentratiegebied, gericht op in eerste instantie concentratieen uitbreiding van de woninginrichtingsbranche.o Locatie Zuiderbrug: aangeduid als stadsdeelverzorgend PDV-cluster, gerichtop het thema tuin & doe-het-zelf.o Locatie Ubroek: gericht op concentratie van een ruim te interpreteren ABCthema:autobedrijven, boten, caravans etc.Op het thema horeca is de nota “Ontwikkelingsrichting horecasector” uit 2007 van toepassing.<strong>Venlo</strong> wil vernieuwend zijn op economisch terrein en haar positie als centrumstadversterken. De ambities sluiten aan op de gestelde ambities in de Detailhandelsnota.Voor de ontwikkeling van de horecasector gelden de volgende hoofdambities:• Geen substantiële uitbreiding, inzetten op clustering, in de (hoofd-)centra• Meer onderscheidend vermogen• Profilering horecagebieden en routing hoofdcentra verbeteren• Versterken relaties met andere functies• Benutten toeristische kansenDe clustering en onderscheidend vermogen zijn voor de binnenstad verder uitgewerkt. Erworden vier onderscheidende gebieden onderscheiden waarvan het profiel dient te wordenversterkt: vermaak, variété, creatief en Duits.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.1,3.2.3, 3.2.4, 3.3.1 en 3.3.3 en principes 1.1, 1.5, 3.1, 4.2, 6.1, 6.2, 7.6 van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 105


3. VerkeerVerkeer komt als thema terug in de drie thema’s van de structuurvisie. Keuzes op het gebiedvan verkeer sluiten aan op het structuurconcept waarop de structuurvisie berust.Het verkeersbeleid onderschrijft dit structuurconcept door terughoudendheid voor te staant.o.v. nieuwe doorsnijdingen van het casco; er dient optimaal gebruik te worden gemaakt vanbestaande wegen. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is wordt hinderzoveel mogelijk beperkt.Voor het thema verkeer vormt het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersplan ‘<strong>Venlo</strong>: leefbaaren bereikbaar’ <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> het beleidskader. Doel van het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- enVervoersplan <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> is het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid van degemeente <strong>Venlo</strong>. Het GVVP geeft een weergave van hoofdlijnen van beleid, inclusief deelplannenvanuit verkeersveiligheid, fiets en parkeren. Deze nota is in directe samenhang metde Visie <strong>Venlo</strong> 2030, Kompas voor de Toekomst en de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> ontwikkeld.De uitvoering van het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersbeleid zal een belangrijke bijdrageleveren aan het bereiken van de doelen van de stad. Verkeer en vervoer dragen bij aan dedoorontwikkeling van de hoofdstad van Noord-Limburg.Ambities en uitvoeringsplannenDe twee hoofdthema’s bereikbaarheid en leefbaarheid staan centraal in uitwerking en uitvoeringvan het verkeersbeleid. Er wordt accent gelegd op de volgende ruimtelijk relevante beleidsuitgangspunten:AmbitiesGeeft uitvoering aan het beleid zoals1 Verbetering van de doorstroming van verkeervan en naar <strong>Venlo</strong>- Door verkeer zoveel mogelijk af te wikkelenvia het hoofdwegennet.- Zodoende blijven woonwijken gevrijwaardvan niet-bestemmingsverkeer.verwoord in:Paragraaf 3.2.2Principes 10.1, 10.52 Verkeersonveiligheid terugdringen Paragraaf 3.2.2Principes 10.1, 10.93 Kwaliteitsslag voor de fietsParagraaf 3.2.2- Aanleg fietsruggengraat, een stelsel vanfietsroutes door <strong>Venlo</strong>Principe 10.6- Voorzieningen4 Parkeervraag en –aanbod in balans brengen Paragraaf 3.2.2Principe 10.85 Stimuleren keuze alternatieve vervoerswijze Paragraaf 3.2.2Principe 10.76 Verbeteren positie voetganger- <strong>Ruimtelijke</strong> kwaliteitsslag in het stedelijkcentrum en deelcentra- Weren doorgaand verkeer uit woonbuurtenParagraaf 3.2.2Principe 10.97 Verder faciliteren van goederenvervoer- Bereikbaarheid Tradeports verzekeren- Doorstroming autosnelwegen verzekeren- Stedelijk centrum bereikbaar houden voorgoederenvervoerParagraaf 3.2.2Principes 10.1, 10.2, 10.4, 10.5<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,106 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Deze beleidsuitgangspunten worden tot uitvoering gebracht binnen de twee thema’s bereikbaarheiden leefbaarheid.Bereikbaarheid:Het huidige hoofdwegennet blijft intact enwordt op onderdelen geoptimaliseerd:1 het autosnelwegennet rond <strong>Venlo</strong> wordtuitgebreid2 de Klagenfurtlaan krijgt een andere functieen wordt minder druk3 het Koninginneplein wordt geoptimaliseerdzowel qua veiligheid als capaciteit;4 de Guliksebaan komt in de planperiodeniet tot uitvoering;5 de wegenstructuur in <strong>Venlo</strong> zuid, die nietmeer voldoet aan de huidige inzichten,wordt aangepast en verbeterd;6 in de wijken vinden (kleinschalige) aanpassingenplaats.Leefbaarheid:Verbetering van de verkeersveiligheidstaat centraal, en komt tot uiting in:verbetering van organisatie en samenwerkingtussen betrokken partijeninfrastructurele maatregelen gericht ophet concentreren van autoverkeer en veiligafwikkelen op conflictpunten als kruispuntenen oversteekplaatsen. Als eerstekomen voor maatregelen in aanmerking:- <strong>Venlo</strong>seweg -Tegelseweg, excl. Roermondsepoort;- Nijmeegseweg, excl. aansluiting A67en excl. Europaplein;- Roermondsepoort t/m Koninginneplein,incl. brug Maas;- Kaldenkerkerweg, excl. Koninginnepleinen excl. aansluiting aan BAB;- Burg van Rijnsingel - Krefeldseweg,excl. Koninginneplein en excl. Europaplein;- Eindhovenseweg excl aansluitingA73/N273GedragsbeïnvloedingHandhavingProjecten programma:De visie resulteert in een groot aantal maatregelen voor de periode 2007-2020. Er is gekozenvoor een clustering en prioritering; uitgewerkt in het projectenprogramma GVVP.De projecten zijn eerst breed benoemd in majeure projecten en daarna nader verder uitgesplitst.Projecten zijn gekoppeld aan of vallen samen met:• de autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen;• het fietsnet van primaire fietsroutes buiten de autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen;• het stedelijk centrum en aan de beide andere centra;• het parkeren in het stedelijk centrum en aan de beide andere centra;• het goederenvervoer;• het openbaar vervoer;• de handhaving;• de educatie en voorlichting;• de schoolomgeving• de overige aspecten<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 107


De volgende tabel geeft een overzicht van de belangrijkste projectenNaam Beschrijving SubprojectenFietsruggengraat Majeure projecten ten behoevevan realisatie Ruggengraat in deomgeving van het spoor.FietsverbindingA67 (Noorderbrug)Vierpaardjes-GuliksebaanTegelseweg ZiekenhuisU-ontsluitingcentrumKoninginnesingel,Koninginneplein,BurgemeestervanRijnsingel en deGoltziusstraat.KoninginnepleinSlingertracéOntsluitingsstructuur<strong>Venlo</strong>-Centrum ZuidFietsverbinding A67 (koppelingmogelijke verbreding A67)Ongelijkvloers kruisen van despoorlijnen bij Vierpaardjes enrealisatie van de Guliksebaan.Realiseren van een ongelijkvloerseoversteek voor het fietsverkeervan de Tegelseweg. Realisatie incombinatie met ontwikkeling Middengebied.Verbetering van doorstroming enverkeersveiligheid. De centrum –U speelt een belangrijke rol in debereikbaarheid van het centrumgebied.Reconstructie van het Koninginnepleinten behoeve van verbeteringverkeersveiligheid en doorstroming.Voorgesteld wordt hetten opzichte van het centrumdoorgaande verkeer (ongelijkvloers)te scheiden van het (centrum)bestemmingsverkeer,en teondertunnelen.Realiseren van een nieuwe ontsluitingswegvoor het stedelijkecentrum <strong>Venlo</strong>, <strong>Venlo</strong>-Noord enOcé ter vervanging van de routeSt. Urbanusweg-Hakkesstraat.Aanpassen van de ontsluitingsstructuurvan <strong>Venlo</strong> Centrum Zuid:-Doorsteek Dominicanenstraat-Koninginnesingel-Verbreden spoorbrug <strong>Venlo</strong>-Blerick tot 4,00 meter en voetgangerstrook-Realiseren ongelijkvloerse kruisingRoermondsepoort tussenhet fietspad langs de spoorbrugen het Station <strong>Venlo</strong>.- Realiseren van een ongelijkvloersefietsverbinding met deKoninginnesingel en de Spoorlijn.Onderdeel hiervan is de reconstructievan het Koninginneplein.-Fase 1: aansluiten Prof Gelissensingelop Eindhovenseweg;- Fase 2: doortrekken Sloterbeekstraat,Roermondsestraatafkoppelen, en aanpassen van<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,108 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


de Emmastraat en Tegelsewegop nieuwe verkeersfunctie.- Fase 3: Reconstructie Roermondsepoorten herinrichtingRoermondsestraat en Zuidsingel.VerkeersmanagementParkeren <strong>Venlo</strong>HoofdontsluitingBlerickHoofdontsluitingTegelenImplementatie regionaal en stedelijkverkeersmanagementsysteem4. GroenDe ruimtelijke structuur van <strong>Venlo</strong> wordt voor een belangrijk deel bepaald door de landschappelijkeopbouw van de stad. Meest bepalende elementen hierin zijn het Maassysteemen de daaraan gekoppelde beken als dragende structuur. Het groen-blauwe casco dat dekernen omsluit en van elkaar scheidt geeft inhoud aan het concept “krachtige kernen in eenrobuust casco”. Het behoud en versterken van deze waarden zijn een vereiste om recht tedoen aan de kwaliteiten die dit voor <strong>Venlo</strong> oplevert. Het buitengebied is een wezenlijk onderdeelvan de ruimtelijke kwaliteit van de <strong>Venlo</strong>. Op stedelijk niveau komt ook het groene karaktervan de stad naar voren.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieHet <strong>Venlo</strong>se Groenbeleid is vastgelegd in een tweetal documenten. Het “Groenbeleidsplan”uit 1994 en de “Integrale Natuurvisie” uit <strong>2005</strong>. Een herzien Groenbeleidsplan wordtvoorbereid. Dit document zal een compleet beeld verschaffen over de ambities m.b.t. de gemeentelijkegroenstructuur. Allen geven invulling aan de wijze er wordt omgegaan met deHoofd groenstructuur. Dit is leidend voor de uitwerking van deze structuurvisie.De hoofddoelstelling van het Groenbeleidsplan is het formuleren van een visie voor de langetermijn voor het stedelijk groen. Het plan vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingenvanuit andere sectoren en geeft knelpunten en ontwikkelingsrichtingen voorgroen aan. Het groen is onderverdeeld in de Hoofd groenstructuur en het groen in de wijkenen buurten.Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen:• Hoofd groenstructuurBinnen de landschapsecologische structuur zijn natte en droge systemen te onderscheiden.Deze dienen te worden behouden en versterkt door:o Ruimte en aandacht geven aan het Maasdal, de maasmeanders, de beken eneen kwelzone aan de voet van de steilrand (het natte beeksysteem) bij nieuwestedelijke ontwikkelingeno Leggen van verbindingen tussen verschillende bosgebieden (droge systeem)o Betere groeninrichting bewerkstelligen in de omgeving van <strong>Venlo</strong> centrumo De relatie tussen de stad en het Maasdal expliciet zichtbaar makeno Betere groeninrichting c.q. revitalisering van industrieterreinen<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 109


• De wijkenIn de wijken bevinden de gewenste groen gerelateerde maatregelen zich vaak op eenkleinschaliger schaalniveau. Het gaat om:o Het versterken van karakter en identiteit en het maken van aansluitingen richtinghet buitengebiedo Tekorten aan speelvoorzieningen of buurtgroen dienen met aanvullende voorzieningenof met herinrichting van bestaand groen te worden opgeheveno Gebruiksgroen op wijkniveau kan in veel wijken worden verbeterd door herinrichtingof een betere bereikbaarheido Profiteren van bovenwijks groen; het Maasdal en het bosrijke buitengebied.o Versterken laanstructurenHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3,3.2.4, 3.3.2, 3.3.1, 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3 en 3.4.4 en principes 1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1,6.2, 8.1 t/m 8.3, 10.3 en 10.6 van de structuurvisie.Met de Integrale Natuurvisie wordt onder het motto ‘Regio <strong>Venlo</strong>; grenzeloos groen’ gewerktaan het ontwikkelen van een groene stad aan de Maas in een aantrekkelijke groeneomgeving. De Integrale Natuurvisie erkent het belang van afstemming tussen ‘rode’ en ‘groene’functies om natuur- en landschapswaarden te behouden voor nu en in de toekomst.De Integrale Natuurvisie benoemt per gebied streefbeelden. Deze ontwikkelingsrichtingenworden als volgt uitgevoerd:• Kraijelheide – Koelbroek – Groene Hart Trade Port NoordDit streefbeeld bestaat uit een samenhangend, half-open landschap met loofbos, heide,graslanden, vennen, oude meanders en extensief beheerde landbouwgebieden. Ditwordt gerealiseerd door o.a.:o Ontwikkelen nieuw natuurgebied in het groene hart aansluitend aan TradePort en het gebied Zaarderheiken, inclusief de realisatie van een ecologischeverbindingszone, recreatief medegebruik en de realisatie van een golfbaano Ontwikkelen kantorenpark gecombineerd met hoogwaardig groeno De Noordervaart ecologisch inrichten• Dubbroek – Springbeek – MaascorridorHet streefbeeld bestaat uit een nieuw natuurgebied op de Maasoever, een natuurvriendelijkingerichte Springbeek en een aaneengesloten complex van overwegend natuurbosrond DeBerckt. Maatregelen:o Uitbreiden natuur Dubbroek en het verbeteren van het inrichtingsprofiel vande Springbeek richting Maas.o Ontwikkelen natuurpark langs de Maas door saneren of uitplaatsen van landbouwwaaronder glastuinbouw in het kader van ruimte voor de rivier.• Ravensheide – Jammerdaal – Groote Heide / <strong>Venlo</strong>ër HeideHet streefbeeld bestaat uit een groot aaneengesloten natuurpark bestaande uit parkachtigboslandschap met naast natuurbos struweel, heides, vennen en groeves. Door hetgrote oppervlak liggen er kansen voor een integraal beheer door edelherten, wisenten,runderen, paarden en wilde zwijnen. Het gebied kent hierdoor een grote recreatieve aantrekkelijkheidvoor de regio. Maatregelen:o De A74 wordt fysiek gekoppeld aan het bedrijventerrein Kreuzackerfeld.o De A74 wordt ter hoogte van de groeven voorzien van een landschapsbrugalsmede ondertunneling / ecoducten ter hoogte van de kruisingen Kaldenkerkerweg,spoorlijn en toekomstige snelweg.o Agrarisch gebied Ulingsheide behoudt haar open karakter.o Herinrichting kwelzone Aalsbeek.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,110 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Ravensheide – Königsbach – Nettetal / Krickenbecker SeenHet ontwikkelen van een gevarieerde, brede verbinding tussen Ravensheide en Nettetal /Krickenbecker Seen bestaande uit bos en landbouwgebieden afgewisseld met moerasjes,grazige vegetaties en een laaglandbeek met als doelsoort edelhert. Maatregelen liggenmet name op Duits grondgebied maar zijn onderdeel van het realiseren van de robuusteverbinding op de oostflank van <strong>Venlo</strong>:o Aankoop en herinrichting landbouwgebied.o Combineren van robuuste verbinding met landgoedontwikkeling (D).• Groote Heide – Wilde Benden – Zwart Water / RavenvennenHet streefbeeld is het ontwikkelen van een brede en gevarieerde verbinding tussenGroote Heide en de Wilde Benden, Zwart Water richting Ravenvennen bestaande uitdroog tot nat bos, heide, grasland en ruigten afgewisseld met moerasjes, open water ennatuurvriendelijk ingerichte waterlopen. Maatregelen:o Aankoop en herinrichting landbouwgebied t.b.v. bovengenoemde natuurontwikkeling.• Stedelijke groenzone rond BelfeldHet streefbeeld bestaat uit een landgoederenzone met verspreid wonen tussen Belfelden de A73. De groenontwikkeling staat tegelijkertijd in het teken van het versterken vande landschapsecologische relaties tussen de Aalsbeek, de Bolenberg in Reuver en indirectMaascorridor. Het gebied vervult een belangrijke rol als uitloopgebied vanuit Belfeld.Voor dit streefbeeld bestaan nog geen concrete maatregelen.• AalsbeekHet streefbeeld is het ontwikkelen van een natuurlijke beek met de bovenloop langs desteilrand, omgeven door een kwelmoeras en een beekdal met diep ingesneden slingerendeof meanderende beek, beekdalbos, matig voedselrijke graslanden en natte ruigten.Een aan te leggen groen sportcomplex, maakt samen met de omgeving van chateauHoltmühle, park Waterloo en particuliere woningen onderdeel uit van het park datals belangrijk uitloopgebied dient voor Tegelen en Belfeld. Maatregelen:o Herinrichting beekdal in combinatie met waterberging.o Uitbreiden van natuur door extensivering danwel herinrichtingo Inrichten van een landschappelijke en recreatief aantrekkelijk sportparko Realisering van recreatieve verbindingen• WilderbeekparkHet streefbeeld is het ontwikkelen van een tweetal gevarieerde beekdalen van de Wilderbeeken Molenbeek met beekdalbosjes, matig voedselrijke graslanden en natte ruigten.De ingrepen variëren van natuurvriendelijke oevers tot meandering. De nieuwe gemeentewerfwordt geïntegreerd binnen het plangebied, samen met het bestaande St.Maartensgasthuis, een milieu educatiecentrum annex kinderboerderij Hagerhof, begraafplaatsen scholencomplex Fontys. Het park vervult een belangrijke uitloopfunctie voor<strong>Venlo</strong> en Tegelen. Maatregelen:o Uitwerken Wilderbeekpark in een Masterplan en visie opstellen voor het gebied.o Herinrichting en verleggen van beide beken als gevolg van de aanleg van deA73 en A74.o Combineren woningen, evt. campus en gemeentewerf met natuurontwikkeling,stedelijk groen of waterbergingo Recreatieve ontsluiting en voorzieningen beter richten op functie als uitloop ennatuur- en milieu educatie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 111


• SpoorwegemplacementStreefbeeld is het ontwikkelen van een groen park met recreatieve functie in combinatiemet wonen en werken. Maatregelen:o Saneren spoorwegemplacement en herinrichten Maaswaard.o Ontwikkelen van woon- en werkfuncties in een parkachtige setting.o Bekijken of het mogelijk is water te integreren.• Stedelijk reconversiegebied ’t Ven – glastuinbouwgebied RijnbeekStreefbeeld is het ontwikkelen van een waterrijk natuurpark in een voormalige Maasmeanderin combinatie met de functie wonen. De cultuurhistorisch belangrijke Fossa Eugenia(Rijnbeek) en de Noordervaart zullen weer duidelijk herkenbaar zijn in het landschap.Bij de herinrichting is tevens aandacht voor herstel van de landgoederenstructuur. Erwordt rekening gehouden met de recreatieve ontsluiting en de ecologische verbindingrichting de Groote Heide en de kwelzone langs de steilrand. Tevens vervult het gebiedeen belangrijke rol voor waterberging. Maatregelen:o Uitwerken reconversiegebied ’t Ven in een masterplan teneinde stadsrandactiviteitente structurereno Saneren en/of verplaatsen verouderde glastuinbouwfunctie.o Plan voor het zichtbaar maken van de Rijnbeek en de Noordervaarto Verkenning mogelijkheden combinatie delfstoffenwinning t.b.v. waterbergingen natuurontwikkeling• Maascorridor – Zwart WaterHet streefbeeld is het ontwikkelen van een brede ecologische verbinding tussen hetZwart Water en de Maas(corridor). Het gebied bestaat uit een natuurboslandschap metbegrazing door grote grazers en eventueel het edelhert. Op het nieuwe Océ-terrein en deVeegtes is ruimte gecreëerd voor een recreatieve route met een beperkte ecologischefunctie gekoppeld aan de Stepkensbeek. Maatregelen:o Bestemmingsplan Océ bezien op mogelijkheden voor aanpassingen (ecologie/ verkeersontsluiting).• WassumparkHet streefbeeld is het ontwikkelen of herinrichten van het bestaande Wassumpark toteen waterrijk natuurpark door herstel van een oude meander en het creëren van openwater, moerasbosjes en kruidenrijke moeraslanden etc. Het natuurpark sluit aan op natuurgebiedKoelbroek. Daarnaast zal in het zuidelijk deel (in de wijk Klingerberg) meerruimte gecreëerd worden voor natuur en water. Aanleg recreatieve voorzieningen, routestructurenen recreatief medegebruik worden meegenomen. Een plan voor het gebiedmoet nog worden opgesteld.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3,3.2.4, 3.3.2, 3.3.1, 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3 en 3.4.4 en principes 1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1,6.2, 8.1 t/m 8.3, 10.3 en 10.6 van de structuurvisie.De in het beleid benoemde wenselijke verbindingen, ter verbetering van de internegroenstructuur in het stedelijk gebied en van de verbindingen tussen de kernen en het buitengebied(van de Maas naar buiten) zijn zichtbaar gemaakt op de afbeeldingen in de ruimtelijkestructuurvisie.• Kaart “Sport, recreatie en stedelijk groen” paragraaf 3.3.3,• Kaart “Ontwikkeling groen / blauwe netwerken & agrarische functies” paragraaf 3.4.1,• Kaart “Regionale toerisme, recreatie en natuur” paragraaf 3.4.1Een verdere verfijning van de Hoofd groenstructuur is afleesbaar op de kaart “ruimtelijke samenhang”bij hoofdstuk 5 van deze structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,112 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


5. WaterVoor het waterbeleid en de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is de onderlegger voor ontwikkelingenin <strong>Venlo</strong> de Maasvallei in noord-zuid richting en het bekensysteem dat daar haaks op ligt.Het Maassysteem, als drager van het structuurconcept, en de verbetering / het herstel vanonderdelen daarvan, staat voorop. Een van de hoofddoelstelling is verder het ontwikkelenvan groen – blauwe structuren in en om stad, die zowel een ecologische als een recreatievefunctie kunnen vervullen. De Maas is een belangrijk element in landschappelijke en natuurlijkecontext. Daarnaast is het een belangrijke recreatieve verbinding.Met betrekking tot de hoogwaterproblematiek streeft <strong>Venlo</strong> naar het verbeteren van de kwantitatieveafvoer van water. Oplossingen in dit kader, voornamelijk retentie, kunnen wordengecombineerd met aanleg en behoud van geomorfologische elementen. In de stad wordtgestreefd naar duurzaam waterbeheer.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieDe beleidsdoelstellingen voor het thema water worden uitgewerkt in het “Integraal Waterplan<strong>Venlo</strong>” uit <strong>2005</strong>. Het Integraal Waterplan geeft invulling aan de keuze voor het ambitieniveauwaarop maatregelen aan het waterhuishoudkundige systeem, het rioleringssysteemen o.a. de inrichting van beken dienen te worden vormgegeven. Kernwoorden voor het waterplan<strong>Venlo</strong> zijn ‘integraal’ en ‘duurzaam’. Integraal betekent dat wordt gezocht naar samenhangtussen de verschillende onderdelen van het watersysteem en bovendien dat deverschillende beleidsvelden op elkaar worden afgestemd. Het begrip duurzaam voegt hieraantoe dat het waterbeheer niet alleen dient bij te dragen aan de leefbaarheid van de huidigestad, maar ook perspectieven dient te scheppen voor de gebruikswaarde, belevingswaardeen natuurwaarde van het water t.b.v. toekomstige generaties.Uitvoering:Om vat te krijgen op het integraal en duurzame waterbeheer wordt het water in <strong>Venlo</strong> via vijfsporen benaderd. Aan de vijf sporen zijn doelen gekoppeld. Per spoor worden vervolgensoplossingsrichtingen geformuleerd, gekoppeld aan een kansenkaart en ambities / maatregelenper stroomgebied. De ambities zijn gebaseerd op een realisatietermijn van 10 jaar, tenzijanders vermeld.• Spoor 1: lang vasthouden, langzaam afvoerenAmbitie: herstel van het natuurlijk watersysteem volgens V.B.A.-systematiek (hoog ambitieniveau).Uitvoeringsmaatregelen:o Stroomgebieden moeten als veerkrachtige watersystemen functioneren, met als belangrijkedoelen infiltratie, buffering en retentie.o Reductie piekafvoeren ten behoeve van de Maas 20%o 100% afkoppelen bij nieuwbouwo 50% afkoppelen in bestaand gebiedo Inventariseren locaties wateroverlast + alle gevallen aanpakken op duurzame wijze• Spoor 2: schoon maken en schoon houdenAmbitie: verbetering water- en grondwaterkwaliteit (hoog ambitieniveau).Uitvoeringsmaatregelen:o Verbetering van de waterkwaliteit is gewenst. Hiervoor is een stroomgebiedaanpaknoodzakelijk.oKwaliteitsdoelstellingen moeten worden gerealiseerd; de kwaliteitsreeks ‘schoonhouden – scheiden – schoonmaken’ geldt.• Spoor 3: zichtbaar, aantrekkelijk, functioneelAmbitie: herstel natuurlijke inrichting en duurzaam beheer (hoog ambitieniveau)In de beken als in de vijvers worden de ecologische potenties en visueel-esthetische potentieshersteld en beter benut; mede t.b.v. recreatief medegebruik.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 113


Uitvoeringsmaatregelen:o Versterken groenblauwe dooradering en realisatie EHS actief en structureel oppakkenvoor heel plangebiedo Natuurvriendelijke inrichting bekeno Verbeteren natuur in de stad actief oppakkeno Beleid verwijderen overkluizingen ‘ja, zo mogelijk’• Spoor 4: hemelwater als duurzame bronAmbitie: hemelwater als duurzame bron (hoog ambitieniveau).Uitvoeringsmaatregelen:o Er moet zuinig worden omgesprongen met schoon water. Het beter benutten van waterstromenbinnen het stedelijk gebied vindt plaats o.a. door hergebruik en infiltratievan regenwater.• Spoor 5: proces en zorgAmbitie: voorlichting en communicatie over water (hoog ambitieniveau).Uitvoeringsmaatregelen:o Voorlichting, planvorming en communicatie zijn belangrijke processen.Het Waterplan benoemt streefbeelden voor alle beken, hun stroomgebieden en de verschillendestadswateren. Hierbij wordt geconcentreerd op het bestaand stedelijk gebied.De eerste delen worden gerealiseerd in de komende periode tot 2016.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1,3.2.3, 3.2.4, 3.3.1, 3.3.2, 3.4.1, 3.4.2 en principes 1.2, 1.5, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1, 6.2, 8.2en 8.3 van de structuurvisie.In het “<strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan <strong>Venlo</strong> 2008-2017” (GRP+) ‘droge voeten in een gezondeleefomgeving’ is de uitwerking van beleid ten aanzien van stedelijk waterbeheer verwoord.Het GRP+ richt zich in brede op het gemeentelijk rioolstelsel, en ook op oppervlaktewater,afvoer van hemelwater en grondwater. Het anticipeert daarbij op de voorspelde klimaatsverandering.Het GRP+ richt zich op 7 doelstellingen:1. Het inzamelen en transporteren van het afvalwater dat op gemeentelijk grondgebied vrijkomt.2. Het inzamelen en transporteren van overtollig hemelwater dat niet op oppervlaktewaterkan lozen of in de bodem kan infiltreren, volgens de trits vasthouden-bergen-afvoeren.3. Streven naar een duurzaam milieu. Dit betekent ook het beperken van vuilemissie (vanuitde riolering) naar oppervlaktewater en bodem en op een duurzame wijze met (hemel)wateromgaan volgens de trits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.Specifiek onderdeel hierbij is het nastreven van een duurzaam watersysteem. Het langetermijn beleid is gericht op een ontvlechting van het regen- en vuilwatersysteem, om zowaterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Er dienen wel alternatieven voor de opvangen berging van regenwater beschikbaar te zijn. Indien het niet mogelijk is om regenwaterlokaal te infiltreren zal dit leiden tot een gemeentelijk regenwatersysteem. Bij voorkeuris dit systeem open en bovengronds, anders ondergronds.Daarnaast is het mogelijk om een afkoppelfonds in te stellen, waaruit investeringenkunnen worden gedaan op locaties waar het meest doelmatig een bijdrage kan wordengeleverd aan de gewenste kwaliteitsverbetering van oppervlaktewater.Afkoppeling van regenwater is in dit kader noodzakelijk, en wordt toegepast bij nieuwestedelijke ingrepen en waar mogelijk met voorzieningen op eigen erf. Bij nieuwe initiatievenwordt de procedure i.k.v. watertoets gevolgd. Regenwater dient zo lang mogelijk teworden vastgehouden en op eigen erf te worden geïnfiltreerd, of vertraagd naar het gemeentelijkriool te worden gevoerd.4. Beperken van de (grond)wateroverlast.5. Minimaliseren van de kans op calamiteiten en overlast (anders dan als gevolg van hevigeneerslag).<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,114 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


6. Doelmatig beheer en onderhoud ten behoeve van functioneel gebruik van bestaande ennieuwe voorzieningen voor stedelijk water.7. Bevorderen bewustwording duurzaam waterbeheer bij de gebruikers van het watersysteemOmdat het beheer van het gemeentelijk watersysteem een continu en dynamisch proces is,is er niet voor gekozen om voor de gehele looptijd van het GRP+ een concreet maatregelenpakketuit te werken. Dit wordt gedaan in jaarlijks op te stellen operationele programma’s.Het GRP+ brengt de maatregelen wel in hoofdlijnen in beeld voor de komende periode; gekoppeldaan de hiervoor benoemde 7 doelstellingen. Ook de uitvoeringstermijn is daarbijbenoemd.We benoemen hier de ruimtelijk meest relevante maatregelen:Doel IWPVspoorOmschrijvingUitvoering3d, 4b 2 Afkoppelen verhard oppervlak Continue3a 2 Beperken vuiluitworp niet-Maasoverstorten Middellange termijn3a 2 Beperken vuiluitworp Maasoverstorten Lange termijn4aUitwerking/uitvoering potentiële wateroverlastgevoeligelocatiesKorte termijnHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.3.2, 3.4.1,3.4.2 en principes 1.5, 6.2, 8.2 en 8.3 van de structuurvisie.Een verdere verfijning van het te realiseren regenwatersysteem is afleesbaar op bijgevoegdekaart “ruimtelijke samenhang” bij hoofdstuk 5 van deze structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 115


6. Maatschappelijk welzijn, voorzieningen en onderwijsOnder dit thema worden doelstellingen van beleid geformuleerd gericht op het zelfstandiglaten leven en wonen van, het bieden van een goede toegang tot zorg voor, en het creërenvan sociale samenhang binnen de <strong>Venlo</strong>se gemeenschap.Voor wat betreft wonen, welzijn en zorg dient te worden ingespeeld op het vergrijzingsproces,en de vraag naar voorzieningen. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn het afstemmenvan het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woonmilieus op de gedifferentieerdevraag, en het realiseren van een daarop afgestemde schone, aantrekkelijk en veilige omgevingonder meer wat betreft de aanwezigheid van voorzieningen.Concentratie van de ruimtevraag voor woningbouw binnen de contouren van de bestaandekernen heeft mede ten doel het draagvlak voor lokale voorzieningen te versterken. Dezespelen een belangrijke rol in het concept van woonservicezones. De verwachting is dat zelfstandigwonen voor zorgbehoevenden steeds meer op basis van het concept van woonservicezoneszal worden opgepakt. De vormgeving van woonservicezones is maatwerk.Hetzelfde geldt voor onderwijsvoorzieningen. De voorzieningenstructuur wordt geconcentreerdgeorganiseerd binnen de bestaande kernen, en dient aan te sluiten op de gedifferentieerdevraag.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieIn 2003 is het visiedocument “Wonen-Welzijn-Zorg” van kracht geworden. De nota is opgesteldin nauw overleg met andere partijen die in het platform Wonen-Welzijn-Zorg betrokkenzijn en over de uitvoering een intentieovereenkomst hebben ondertekend. Eraan gekoppeldis het “Uitvoeringsprogramma wonen-welzijn-zorg voor 2004-2008”. De visie wordtmomenteel geactualiseerd.Doel is het formuleren van een visie op de gevolgen van (dubbele) vergrijzing, extramuraliseringen vermaatschappelijking van de zorg, dat leidt tot een plan van aanpak op het bredeveld van wonen-welzijn-zorg. Visies op elk van deze deelterreinen zijn aangevuld met regiospecifieke aandachtspunten. Belangrijke elementen zijn het streven naar menging van zorgbehoevendenin woonzorgcombinaties en het creëren van woonservicezones die zelfstandigwonen als goed alternatief voor intramuraal wonen mogelijk maken. In de actualisatie heeftconcentratie van voorzieningen verder een belangrijke plek.Uitvoering:• Woneno Meegaan in het proces van extramuraliseringo Aanbieden van een gevarieerd palet van woonvormen, al dan niet met zorgo Bovenop de gemeentelijke richtcijfers voor woningbouw kunnen zorgwoningenworden gerealiseerd.• Welzijno Realisatie van een goede infrastructuur aan welzijnsdiensten voor de doelgroepouderen en andere mensen met zorgbehoefte is een belangrijke randvoorwaardeom scheiden van wonen en zorg en de extramuralisering tot een succes te brengeno Het bieden van een gedifferentieerd aanbod aan welzijnsdiensten aansluitend opde individuele behoefteso Het verkrijgen van een goed beeld van de vraag(-ontwikkeling), zowel naar kwantiteitals kwaliteit, is nodig, zodat hierop beter kan worden aangesloten met eengedifferentieerder aanbod• Zorgo Met het realiseren van voldoende zorgwoningen, zorgposten en activiteitencentrainspelen op de extramuraliseringo Inspelen op de onplanbare zorgvraag buiten de concentraties van zorgwoningen<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,116 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Integrale benadering wonen, welzijn en zorgOm verder recht te doen aan de behoefte dienen er echter aanvullende zaken te wordengeregeld. Ouderen zullen veel meer dan nu ervoor kiezen om in de eigen woning / woonomgevingte blijven wonen. De benodigde variatie aan woon-, welzijns- en zorgdienstendienen dan echter wel aanwezig te zijn.Met het concept van woonservicezone wordt invulling gegeven aan een integrale benaderingvan wonen, welzijn en zorg. De woonservicezone heeft een straal van 200 (tot300) meter vanaf een zogenaamd zorgkruispunt of zorgpost (ook wel buurtservicecentrumgenoemd). Een woonservicezone is een gebied waarbinnen een bepaald pakketaan (zorg)diensten gegarandeerd wordt. In de zone vormen senioren slechts één van debevolkingsgroepen; het dient aantrekkelijk te zijn voor alle bevolkingsgroepen. De woonservicezonessluiten zoveel mogelijk aan bij al bestaande zorgstructuren.Met het instellen van woonservicezones rond bestaande voorzieningen wordt georganiseerddat er 24-uurs onplanbare en planbare zorg voor eenieder in de gemeente kanworden geleverd.De zorggarantie wordt gebiedsdekkend uitgebreid. Herstructurering van de zorginfrastructuuris op een aantal plekken (b.v. stadsdeel Blerick) noodzakelijk.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3,3.2.4, 3.3, 3.4.1 en principes 1.1, 1.5, 2.3, 3.1, 5.1 t/m 5.3, 6.1, 6.2, 7.1 t/m 7.5 en 9.3 van destructuurvisie.Met het “Beleidsplan WMO” 2008-2011 wordt een overzicht gegeven van alles wat onderde Wet Maatschappelijke Ondersteuning kan worden begrepen. In het Beleidsplan wordt derichting bepaald.De aandacht wordt verbreed naar alle elementen van de WMO. Het gaat dan om leefbaarheid,voorzieningen in buurt en wijk, om ondersteuning van jongeren, advies- en informatie,om steun aan vrijwilligers en mantelzorgers en om ondersteuning van mensen met beperkingenen van kwetsbare groepen aan de rand van de samenleving.Daarnaast worden verbindingen gelegd tussen mensen, tussen maatschappelijke instellingenen tussen de verschillende beleidsvelden van de gemeente.Voor de komende jaren staan 5 speerpunten centraal:1. Zelfstandig wonen en leven2. Sociale versterking in buurt en wijk3. Goede toegang tot zorg4. Kwaliteit van de dienstverlening5. Mantelzorg en vrijwilligersHet Beleidsplan WMO kent 9 prestatievelden. Op ruimtelijk vlak is met name relevant:• Sociale samenhang en leefbaarheid van buurten en wijkenHet gaat om algemene voorzieningen op het vlak van wijkaanpak, welzijn, zorg, educatie,sport en veiligheid in stad, wijk en buurt. Hierbij staat voor ogen: het versterken van deleefbaarheid, sociale samenhang en het bieden van mogelijkheden om op allerlei gebiedenactief aan de samenleving deel te nemen.Hieraan wordt deels uitvoering gegeven met het STRAK akkoord en herstructurering vanwijken als <strong>Venlo</strong>-Oost en Vossener / Klingerberg. De aanwezigheid en bereikbaarheidvan buurthuizen, sportvoorzieningen in een aangename en veilige woonomgeving is vanbelang.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 117


Voor wat betreft andere prestatievelden zoals de deelname aan het maatschappelijk verkeervoor mensen met een beperking, hangt in ruimtelijke zin samen met het voorzienvan toegankelijke zorg in de woonomgeving, en het bieden van een gedifferentieerd woningaanboddat aansluit op de individuele vraag.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1,3.2.3, 3.2.4 en principes 1.1, 1.5, 5.1 t/m 5.3, 6.1, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 van de structuurvisie.De “Beleidsnota Welzijnsaccommodaties” uit <strong>2005</strong> geeft verder invulling aan aanbod inaccommodaties voor uitvoering van sociale, culturele, recreatieve, sport- en zorgactiviteitenin de kernen, wijken en buurten. Kern van het accommodatiebeleid is professionalisering vanbestuur en beheer met aandacht voor behoud van de eigen identiteit van de accommodatie.Er zijn verschillende aandachtsvelden benoemd. Meest ruimtelijk relevant is de vraag in hoeverrehet aanbod aansluit op de huidige behoeftes. Bestaande voorzieningen worden nietoptimaal benut, en voldoen in een aantal gevallen niet meer aan de eisen.• De missie is het duurzaam exploiteren / voorzien in voldoende multifunctionele accommodatieswaarin verschillende activiteiten kunnen worden geconcentreerd.Voor het thema onderwijs geldt het “Integraal huisvestingsplan primair onderwijs” uit2001. Op dit moment is een nieuw huisvestingsplan onderwijs in voorbereiding.De basis wordt gevormd door prognoses omtrent de ontwikkeling en behoefte aan onderwijsenerzijds, en anderzijds strategische beleidsvisies vanuit de schoolbesturen. Algemenedoelstelling is het clusteren van basisvoorzieningen zoals basisscholen, met andere voorzieningenzoals kinderopvang en sportvoorzieningen. De zogenaamde “brede scholen” sluitenhierop aan.In het middelbaar onderwijs is een proces gaande van zowel schaalvergroting als concentratie.In de verschillende stadsdelen worden campussen ontwikkeld.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1 en, 3.2.3en principes 1.1, 1.5, 2.3 5.1 t/m 5.3, 6.1 en 6.2 van de structuurvisie.7. ToerismeToerisme levert een bijdrage aan het positioneren van <strong>Venlo</strong> als “Centrumstad in een grenzelozeregio”. Inzet is de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> tot complete stad, waarbij economische enruimtelijke ontwikkelingen met elkaar in spoor lopen. Het imago moet omgebogen wordennaar dat van een mooie, moderne stad met stedelijke allure en een aantrekkelijk woon-,werk- en leefklimaat. <strong>Venlo</strong> moet zich ontplooien tot centrumstad voor de (EU)-regio voorwinkels, verzorging, cultuur, recreatie èn toerisme in een groene omgeving. Dat versterkt ookde positie van <strong>Venlo</strong> als centrum binnen het regionaal stedelijk netwerk Noord- en Midden-Limburg.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieHet toeristische beleid is geformuleerd in de Toeristische visie voor de gemeente <strong>Venlo</strong>:“Creëer de juiste stromen” uit 2003. De ontwikkeling van een toeristische visie voor degemeente <strong>Venlo</strong> speelt in op de behoefte aan een eenduidig beleid voor de nieuwe gemeenteen op de behoefte aan zienswijzen m.b.t. specifieke locaties en ontwikkelingen. Bij deontwikkeling van deze visie is de toeristische visie Maasduinen kaderstellend geweest.<strong>Venlo</strong> wil naast de huidige speerpuntsectoren industrie, logistiek, agribusiness en detailhandelook inzetten op toerisme. Hierbij geldt vanuit het regioperspectief een strategie van omgevingsintegratie.De toeristische ontwikkeling is niet alleen gericht op economische ontwikkelingenmaar ook op de kwaliteit van de leefomgeving en het verbeteren van het imago. Hetstedelijk vermaak en het karakter van <strong>Venlo</strong> geven een onderscheidende maar ook aanvul-<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,118 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


lende positie voor een complete regio. De nadruk bij toeristische ontwikkeling ligt op de stadaan de Maas en daarnaast een meer recreatief speerpunt: de groene omgeving.Om deze positie als stad aan de Maas te verwerven moet <strong>Venlo</strong> stromen met nieuwe productenaantrekken. Dit moet vooral gebeuren door de gekozen strategie van omgevingsintegratie.Dus, <strong>Venlo</strong> is zelf de trekker. Dit houdt in dat niet primair wordt ingezet op de acquisitievan bijvoorbeeld grote dagattractieve voorzieningen:• Er wordt ingezet op specialisatie in een voor <strong>Venlo</strong> specifieke markt• Aansluitend op de eigen karakteristieken en identiteit• Erfgoed in de kernen en het buitengebied nemen een belangrijke positie in.Hieraan wordt invulling gegeven door versterking van bestaande karakteristieke voorzieningen.Er wordt een ruimtelijke zonering aangedragen:• Het centrum van <strong>Venlo</strong> is daarbij primair als toeristisch kerngebied.• De Maas is als autonoom element bepalend voor het karakter van de stad• Recreatie in de omgeving is extensiever van aard• Daarnaast spelen Steyl en Klein Zwitserland een belangrijke rol• Stedelijke leisure tenslotte heeft een relatie met de centrumpositie voor de regioUitvoeringDe toeristische visie doet uitspraken over hoe deze doelstellingen worden uitgewerkt. Implementatievan de uitvoering van dit beleid vindt in fasen plaats. Voor de periode tot <strong>2015</strong>zijn alle fasen relevant.De opgave is het creëren van de juiste stromen. Om de slagingskans van de strategie gerichtop de groei van de stromen zo groot mogelijk te laten zijn is het essentieel dat gekomenwordt tot concentratie en zonering.Fase 1: Introductie van het product op de marktVoor de eerste periode richten de maatregelen zich op de speerpunten:o behoud en versterking van het karakter als “stad aan de Maas”o behoud en versterking van het groene karakter van de stado recreatief medegebruik van de MaasHier wordt uitvoering aan gegeven door:o Behoud en versterking van het groen-blauwe cascoHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.1 en principes1.4, 2.1 t/m 2.4, 6.2, 8.1 t/m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie.Fase 2: Groei in de vraagDe komende tijd moet er ruimte en capaciteit gereserveerd worden voor fase 2.Het uitbreiden van de toeristische markt vraagt om concentratie van alle toeristische enstedelijke leisure voorzieningen. Het concentratiegebied voor toerisme is de binnenstadvan de kern <strong>Venlo</strong>.De gebieden die het meest in aanmerking komen voor deze concentratie zijn de Maasboulevard,de oude binnenstad en de omgeving van het Limburgs museum. Daarnaastbestaan er enkele hotspots zoals kloosterdorp Steyl en Klein Zwitserland.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 van de structuurvisie.Fase 3: Differentiatie van het productOm de verschillende segmenten van de grotere markt te bedienen is differentiatie vanhet product nodig. In deze fase gaat de synergie tussen de stad en regio een belangrijkerol krijgen. De verschillende voorzieningen in de stad en het buitengebied kunnen elkaargoed aanvullen. Interessante elementen in de huidige structuur die in deze fase ingezetkunnen worden zijn:<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 119


o Klein Zwitersland: door het uitbreiden van de voorzieningen naar een jaarrondexploitatiemet eventueel overdekte faciliteiten en dubbelgebruik kan het bestaande productuitgebreid worden en aantrekkelijker worden voor de stromen in deze fase.o Aandacht voor (visie) Klein Zwitserland en omgeving in fase 1 is urgent vanwege degevolgen van de A74 en de parkeerproblematiek;o Kloosterdorp Steyl: met het aanbieden van bijvoorbeeld kerstmarkten of thematischefestivals kan het toeristisch product <strong>Venlo</strong> uitgebreid worden. Naast verdere thematiseringvan kloosterdorp Steyl kan ook de specifieke belevingswaarde van het verstildedorp worden verzilverd in verblijfsmarkt.o De Maas: met onder andere watertaxi’s en cruisevaart kan de Maas, naast het recreatiefmedegebruik, ingezet worden als onderdeel van het toeristisch product.o Stedelijke leisure, cultuur, evenementen en uitgaan bieden kansen om het toeristischeaanbid te versterken. Er is behoefte aan dergelijk aanbod in <strong>Venlo</strong>.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 van de structuurvisie.Bovengenoemde uitvoeringsacties worden verder uitgewerkt op onderdelen:o RuimtereserveringEr wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige toeristische en leisure ontwikkelingenin Tradepoort Noord/Floriadeterrein; Klein Zwitserland (evt in combinatie met DeKoel) en de binnenstad (Maasboulevard, Museumkwartier), inclusief de randen(RoermondsePoort/Veilingweg).o SteylVerdere planontwikkeling gericht op kloosterdorp Steyl moet zich richten op het behoudvan het erfgoed en het benutten van de recreatieve potenties.Hieraan wordt invulling gegeven met de Toekomstvisie Kloosterdorp Steyl: Steylin Stijl “Zetting van een Kroonjuweel” uit 2004. In deze visie wordt nader onderbouwddat Kloosterdorp Steyl van bijzondere betekenis is als unieke enclave van katholiekerfgoed en belangrijke spirituele, culturele, monumentale en landschappelijkewaarden vertegenwoordigt.De toekomstvisie schetst een belangrijk kader voor de verdere ontwikkeling en herbestemmingdie aansluit bij het karakter en identiteit van Steyl,Op basis van een uitgebreideanalyse van bestaande ruimtelijke kwaliteiten van het historisch erfgoed(beschermd dorpsgezicht) en het toeristisch aanbod wordt scenario’s voor de toekomstigeontwikkeling geschetst.In het voorkeursscenario wordt als doelstelling uitgesproken “het behoud en de versterkingvan de spirituele, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van Steyl,met aandacht voor de belangen van bewoners, ondernemers en bezoekers.” Primairworden vooral mogelijkheden gezien voor het realiseren van een verblijfsfunctie (toeristisch-recreatief,wellness, onthaasting/bezinning). Daarnaast worden kansen toegedichtaan bijzondere vormen van wonen en werken gekoppeld aan deze verblijfsfunctie.De herontwikkelingsopgave van Kloosterdorp Steyl is specifiek benoemd in het“Programma van eisen en opdrachtformulering” uit 2007. In dit document wordtde herontwikkelingsopgave nader geformuleerd en worden inhoudelijke en procesmatigerandvoorwaarden nader beschreven. De plannen hebben betrekking op hetvoormalige drukkerijcomplex en het klooster Heilige Geest met bijbehorende kloostertuinen.o EvenementenbeleidBeleid gericht op evenementen is in ontwikkeling. Het speerpunt binnen het evenementenbeleidis het werven en selecteren van een vooraanstaand evenement dat<strong>Venlo</strong> op de kaart kan zetten en de juiste stromen richting <strong>Venlo</strong> op gang kan brengen.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 en 9.7 van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,120 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


8. EvenementenEvenementen leveren een bijdrage aan het positioneren van <strong>Venlo</strong> als “Centrumstad in eengrenzeloze regio”. Inzet is de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> tot complete stad, waarbij economischeen ruimtelijke ontwikkelingen met elkaar in spoor lopen. Het imago moet omgebogen wordennaar dat van een mooie, moderne stad met stedelijke allure en een aantrekkelijk woon- werkenleefklimaat. <strong>Venlo</strong> moet zich ontplooien tot levendige centrumstad voor de (EU)-regio voorwinkels, verzorging, cultuur, recreatie èn toerisme in een groene omgeving. Dat versterkt ookde positie van <strong>Venlo</strong> als centrum binnen het regionaal stedelijk netwerk Noord- en Midden-Limburg. Als integraal beleidsonderdeel wordt ingezet op het profiel als “Stad aan de Maas”,waarbij festivals en evenementen de stad een levendig karakter geven.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieDe nota “Evenementenbeleid voor <strong>Venlo</strong>” d.d. februari 2008 bevat het evenementenbeleidvoor <strong>Venlo</strong> voor de komende vier jaar. De gemeente heeft drie doelstellingen voor ogen:1. Evenementen moeten de sociale cohesie in de stad versterken waardoor de trotsheid entevredenheid van de bewoners wordt vergroot.2. Evenementen moeten het cultureel klimaat van <strong>Venlo</strong> versterken waardoor nieuwe bewoners(‘potentials’) naar <strong>Venlo</strong> worden getrokken.3. Evenementen moeten het imago van <strong>Venlo</strong> versterken waardoor het toeristisch bezoeknaar de stad wordt gestimuleerd.UitvoeringOm deze doelstellingen te realiseren wil de gemeente in de komende vier jaar:• Het bestaande aanbod aan low profile evenementen in stand houden en waar mogelijkverbeteren. Denk hierbij aan spreiding in tijd en ruimte en aan uitstraling van een aantalevenementen (beleidslijn 1).• Het aanbod aan medium profile evenementen versterken door bestaande evenementenop te waarderen of nieuwe evenementen naar <strong>Venlo</strong> te trekken en of tot ontwikkeling telaten komen (beleidslijn 2).• Het aanbod aan high profile evenementen (Floriade) te benutten voor het uitdragen vanhet imago van <strong>Venlo</strong> in Nederland en in Duitsland en één of twee medium profile evenementente laten doorgroeien naar high profile evenementen die beeldbepalend en aandachttrekkendzijn voor <strong>Venlo</strong> (beleidslijn 3).LocatieonderzoekEr is verder gestudeerd op de potenties van huidige en nieuwe locaties, die genoemde evenementen(kunnen) huisvesten. Het gros van de evenementen met een high of medium profile,vinden plaats in en rondom het <strong>Venlo</strong>se stadscentrum. Het Julianapark en Nolensparkworden reeds ingezet als evenemententerrein. <strong>Venlo</strong>se binnenstad (de Lage Loswal/Maaskadeen de Maasboulevard na herontwikkeling) en het kazerneterrein bieden mogelijkhedenna herontwikkeling. Het Van Gasseltterrein vervalt juist als evenementenlocatiet.g.v. herontwikkeling.Er wordt onderzoek verricht naar de wijze waarop De Doolhof voor andere evenementenmeer geschikt kan worden gemaakt. Ook het Floriadeterrein kan in de toekomst een bijzonderefunctie bekleden. Meervoudig ruimtegebruik staat centraal. Per locatie worden mogelijkgeschikte evenementen genoemd.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 1.1, 1.4, 3.1, 3.3,4.2, 5.1 t/m 5.4, 6.2 en 9.7 van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 121


9. CultuurOndanks het gevoel dat <strong>Venlo</strong> in aanleg een gevarieerd cultureel leven heeft, overheerst hetgevoel dat cultuur in <strong>Venlo</strong> te weinig zichtbaar, samenhangend en geprofileerd is. Enkelevoorzieningen zoals de Maaspoort daargelaten, valt op dat de culturele voorzieningen eenbeperkte uitstraling hebben. Cultuur Manifest! heeft tot doel om de cultuursector meer naarbuiten te laten treden en meer te laten inspelen op kansen in stad en regio. Een aantrekkelijkcultureel klimaat is om verschillende redenen van belang. Het geeft onder meer uitdrukkingaan de identiteit van de stad en trekt bezoekers en bedrijvigheid aan. Uitwerking van de visiebetekent ontwikkeling in zowel de breedte (laagdrempelig voor een breed publiek) als in dediepte (profilering).Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieHet cultuurbeleid wordt verwoordt in “Cultuur Manifest!, Beleidskader 2004-<strong>2005</strong> “ uit2004. Cultuur Manifest! bevat een sterkte/zwakte analyse van het huidige culturele leven inonze stad. Op basis van deze analyse is een visie neergelegd die er in essentie op neerkomtdat <strong>Venlo</strong> toe is aan een kwaliteitsslag in de cultuursector. Een kwaliteitsslag die er in moetvoorzien dat er accenten worden gelegd op thema’s die kenmerkend en kansrijk zijn vooronze stad, er een groter publiek wordt bereikt met de culturele middelen die ons ter beschikkingstaan en er meer samenhang wordt gebracht in de veelheid aan activiteiten en instellingenvan ons culturele bestel.Aanvulling van het bestaande voorzieningenaanbod met cultuur, draagt bij aan het versterkenvan de voorzieningenstructuur en daarmee aan het in stand houden van de leefbaarheiden aantrekkelijkheid c.q. imago van het stedelijk gebied van <strong>Venlo</strong> voor bewoners en bezoekers.Cultuur Manifest! zet in op investering op kwaliteit, om de stad een sprankelende uitstralingte geven, om te werken aan eigen identiteit en om kunstproductie te stimuleren.Uitvoering:Op basis van de analyse, de visie, de belangrijkste sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingenin de stad en de opvattingen en ideeën die op verschillende momenten en bijeenkomstenin het proces naar voren zijn gebracht, worden in Cultuur Manifest! een aantalconcrete lijnen voor de toekomst getrokken. De ruimtelijk meest relevante beleidslijnen zijnals volgt samen te vatten:• Culturele Infrastructuur:Stoppen met ad hoc beslissingen ten aanzien huisvestingskwesties; insteken op strategischeplanontwikkeling in relatie tot grootschalige stadsontwikkelingsprojecten; waar mogelijken zinvol clustering van voorzieningen; culturele instellingen met een nadrukkelijkepublieksfunctie huisvesten in het hart van de stad. In de binnenstad ligt ook een kans omde museumboulevard tot een trekker van bovenregionale betekenis te laten uitgroeienHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4, 6.2 en 9.7 van de structuurvisie.• Samenhang en Verbindingen:Grote culturele voorzieningen knooppunt, trekker, initiator laten zijn van het werkveldwaarin zij actief zijn; thematische uitdagingen benoemen waaraan instellingsoverstijgendkan worden gewerkt.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 3.1, 3.3, 5.1 en 5.2 van de structuurvisie.• Versterken kunstproductie:Ruimte en faciliteiten bieden aan lokale kunstenaars (ateliers; tijdelijke mogelijkhedenbenutten bij stadsontwikkelingsprojecten (Q4)); lokale productieklimaat versterken, in hetbijzonder bij festivals en evenementen.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 en 5.2 van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,122 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Culturele Profilering op specifieke accenten:Het verdient volgens Cultuur Manifest! de aanbeveling om de attractiviteit van <strong>Venlo</strong> ophet punt van cultureel erfgoed verder te versterken. Die mogelijkheid ligt er,met name inkloosterdorp Steyl.Daarnaast speelt het zichtbaar maken van kunst in de openbare ruimte (o.a. Museumboulevard/ Julianapark), verdere profilering festivals / evenementen.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 en 5.2, 8.1 /m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie.De gepresenteerde lijnen voor de toekomst worden breed onderschreven.De lijnen voor de toekomst zijn in Cultuur Manifest! uitgewerkt in:6 concrete werkprogramma’s:1. Haalbaarheidsonderzoek naar Cultiplex “Made in <strong>Venlo</strong>” (herhuisvesting Perron 55,filmhuis, Theater de Garage, kunstuitleen, SKVNL/Vrije Academie). Dit kan in ééncomplex, even goed in de vorm van een strategische spreiding van functies.Er wordt gesteld dat het stadsontwikkelingsproject Q4,met een ontwikkeling à laQuartier Latin, zich uitstekend leent voor de huisvesting van het beoogde Cultiplex,waarino.a. een theater, filmhuis en de kunstuitleen worden geconcentreerd.Daarbij wordt met name gedacht aan een locatie rond het Nolensplein.Op de korte termijn moet het bij project Q4 mogelijk zijn om tijdelijk gebruik te kunnenmaken van leegkomende panden.2. Culturele Dimensies Maasboulevard;Projectsubsidies voor cultureel werkprogramma.3. Herpositionering Museum Van Bommel-Van Dam;Rol voor Van Bommel-Van Dam in vergroten belangstelling museale activiteiten enknooppunt van beeldende kunst in stad en regio. Voor wat betreft dat laatste is VanBommel-Van Dam aangeduid als trekker van kunst in de openbare ruimte. Dit is onderandere te lezen in het “Meerjarenbeleidsplan Museum van Bommel-Van Dam2008-2012” uit 2008.Ter uitwerking van de doelstelling is in <strong>2005</strong> de “Percentageregeling BeeldendeKunst in de Openbare Ruimte” vastgesteld. Hiermee wordt een percentage van geraamdekosten voor (ver)bouwactiviteiten / -werken waarbij de gemeente is betrokken,gereserveerd voor beeldende kunst in de openbare ruimte. De regeling is vantoepassing op alle nieuwbouw en verbouw van gemeentelijke bouwwerken alsmedeop de aanleg en herstructurering van gemeentelijke werken. Bij nieuwbouw en verbouwvan werken niet zijnde gemeentelijke werken heeft het college van B&W dekeuze om waar wenselijk de regeling toe te passen.4. Herpositionering SKVNL;Ontwikkeling van kunsteducatief aanbod; o.a. centrale huisvesting in Cultiplex enmeervoudig ruimtegebruik.5. Cultuurpunt <strong>Venlo</strong>;Bezien of dit kan worden aangehaakt aan Cultiplex ontwikkeling.6. Subsidiekader.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen3.2.3 en 3.2.4en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 t/m 5.4, 6.2, 8.1 /m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie.Recent is een studie gestart naar de ontwikkelingsmogelijkheden van een “Museumkwartier”in het Julianapark, waarin een samenhangende uitspraak wordt gedaan over de toekomstvan het gebied. Dit heeft onder andere betrekking op de herpositionering van Museum VanBommel-Van Dam.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 123


10. Monumenten en archeologieCultuurhistorie is van belang voor de stad op het vlak van duurzaamheid en identiteit van destad, de stedelijke economie, het veelzijdige culturele karakter en de leefbaarheid. Maatschappelijkeen economische ontwikkelingen in relatie tot stedelijke vernieuwing en herbestemmingzijn heel actueel. Dit vraag om visie en strategie.Nieuwe ontwikkelingen vormen een nieuwe ruimtelijke drager, voorzien in een nieuwe functie,of geven een economische impuls voor instandhouding. Aandacht voor cultuurhistorie isniet alleen een kwestie van cultuurbehoud, maar ook van economie. Toeristisch en economischonderzoek heeft uitgewezen hoe concreet de economische zuigkracht van tastbarecultuurhistorie is. Steden met een hoge ‘quality of life’ zijn vaak ook economisch succesvollesteden.De ruimtelijke structuurvisie bekrachtigt dit. <strong>Venlo</strong> wil zich ontwikkelen als een veelzijdige,culturele stad.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieIn de Beleidsnota Cultuurhistorie 2007-2011 “Voortbouwen op <strong>Venlo</strong>’s verleden” ligthet beleid vast dat betrekking heeft monumenten, cultuurhistorisch landschap en archeologie.Centrale doelstelling is een representatief deel van de <strong>Venlo</strong>se cultuurhistorie te behoudendoor ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk strevenis dat cultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor <strong>Venlo</strong> als duurzame en attractievestad. Duurzaam attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders.Uitvoering:Dit wil de gemeente bereiken door middel van:• OnderzoekenDoelgericht in kaart brengen van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren dievoor de identiteit, het karakter en de belevingswaarde van de gemeente <strong>Venlo</strong> van belangzijn en economische meerwaarde kunnen bieden. Speerpunten zijn onder andere demiddeleeuwse binnenstad, <strong>Venlo</strong> als toonaangevende wederopbouwstad, het historischecultuurlandschap en historische stadsbeelden.• BeschermenUitbreiding en herziening van de gemeentelijke monumentenlijst met voor <strong>Venlo</strong> representatieve(archeologische) monumenten, objecten en structuren, inclusief borging vande cultuurhistorische samenhang in bestemmingsplannen en in ruimtelijke ontwikkelingen.Speerpunten zijn onder andere de historische stads- en dorpscentra, de wederopbouwwijken,kloosterdorp Steyl en delen van het buitengebied.• Behouden en versterkenMet gerichte financiële impulsen het behoud van cultuurhistorisch erfgoed stimuleren.Aanpassingen op de monumentenverordening en de subsidieverordening, gericht op optimaleeffectiviteit, zullen hierin voorzien.• OntwikkelenBijdragen aan integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed door een proactievemanier van werken. Dit geldt zowel voor herbestemming van historische gebouwen encomplexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorische aspecten in nieuweontwikkelingen ('oud in nieuw'). Speerpunten zijn onder andere de herbestemmingvan het kazerneterrein, Nedinsco en diverse over de gemeente verspreide kloosters enkerken, Greenpark-Floriade, de Maasoeverprojecten en de Centrumplannen voor Blericken Tegelen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,124 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Deze doelstellingen krijgen als volgt concreet vorm:• Monumenten en contexto <strong>Gemeente</strong>lijke bescherming van monumenten niet alleen toespitsen op gebouwdeobjecten, maar tevens contextuele waarden zoals historische perceelsstructuur, erfaanleg en historisch groen hierbij betrekken.o Samenhang van de verschillende cultuurhistorische elementen opnemen in nieuwebestemmingsplannen• Herbestemmingo Actieve bijdrage aan herbestemming van historisch waardevolle gebouwen, al danniet beschermd als monument• Historisch cultuurlandschapIn ruimtelijke planvorming is bescherming van cultuurhistorische waarden belangrijk. Ditkan onder andere worden bereikt door inzichtelijk te maken waar deze waarden zich bevinden.Doel is om alle cultuurhistorische waarden samen te brengen in een geografischekaart waardoor de samenhang visueel duidelijk wordt gemaakt. Door die te koppelen aanbodem- en morfologiegegevens wordt zowel voor archeologie, historisch landschap alsmonumenten duidelijk dat die direct uit deze gegevenheden vloeien.o Cultuurlandschappelijke waarden meenemen in gebiedsgericht onderzoeko Onderzoek verwerken in een integrale cultuurhistorische waardenkaart voor <strong>Venlo</strong>• Archeologieo Vaststellen en implementeren van archeologische basiskaarten, advieskaart en beleidskaart.o Dienen als referentiekader bij ontwikkeling van ruimtelijke plannen.o Informatie opnemen in de nieuwe bestemmingsplannen• Communicatieo Cultuurhistorie actief benutten en verbeelden in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten enin de openbare ruimteHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1,3.2.3,3.2.4, 3.4, 3.4.1 en 3.4.3 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 5.1 t/m 5.4, 6.1, 6.2, 8.1 t/m 8.3en 9.7 van de structuurvisie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 125


11. SportSport speelt met name een rol in het thema ‘Leefbare Stad’, als onderdeel van het <strong>Venlo</strong>sevoorzieningenstelsel. De ruimtelijke structuurvisie stelt, op basis van onderliggende beleid,vast dat de gemeente grotendeels is voorzien van voldoende sport- en recreatieve voorzieningenvoor bewoners. Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats in het kader van herstructurering,vervanging en inspelen op voorkomende behoeftes. Het recreatiepatroon verandert,waarbij de grens tussen recreatie en sportbeoefening vervaagt, en sportbeoefening steedsverder individualiseert.Randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen zijn onder andere mogelijke samenvoegingvan verenigingen, verplaatsing van enkele sportvoorzieningen in het kader van de aanlegvan de A73/74 en clustering en meervoudig gebruik. Er dient een integrale afstemmingtussen vraag en aanbod plaats te vinden. Voorwaarde hierbij is dat er nauwe afstemmingplaatsvindt tussen sport en het voortgezet onderwijs.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieDe structuurvisie baseert zich voor een belangrijk deel op de Sportnota “<strong>Venlo</strong>, ook sportiefin beweging” uit 2000. In 2007 is dit beleid geactualiseerd met de Sport- en beweegnota2008-2013 “<strong>Venlo</strong>, méér in beweging”.Voorlopers hiervan zijn het Raadsvoorstel “Beleid buitensportaccommodaties” uit 2002en de Nota “binnensportaccommodaties in de <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>” uit 2006. De Sportnotageeft verdere invulling aan de daarin benoemde doelstellingen.De Sport- en beweegnota is opgesplitst in twee nota’s. In de kadernota zijn visie en ambitiesgeformuleerd. In een aparte uitvoeringsnota staan de ambities verder uitgeschreven enwordt duidelijk welke activiteiten en resultaten daartoe behoren.Beide nota’s zijn gebaseerd op een zestal vergelijkbare pijlers. Er worden voorstellen gedaanop het gebied van: sportstimulering, sportaanbod, sportvoorzieningen, topsport, sportnetwerken subsidies en tarieven. De gemeente zet in op het aansluiten op trends en op de samenwerkingtussen sport en onderwijs. De nota geeft een overall beeld van visie en ambitiesvoor de komende periode.De ruimtelijk meest relevante zaken zijn:• SportaanbodSportverenigingen worden beschouwd als de belangrijkste partner voor de uitvoeringvan het sport en beweegbeleid. <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> ondersteunt deze.. Daarnaast investeertde gemeente in verdere afspraken met commerciële sportaanbieders en in een visiestukvoor sporten en bewegen in de vrije natuur.Hier wordt uitvoering aan gegeven door:o Er wordt voldoende ruimte voor sport- en spelvoorzieningen dicht bij huis enschool behouden c.q. gerealiseerd en er zijn voldoende aantrekkelijke groenezones. <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> voldoet minimaal aan de richtlijn vanuit ministerie om(minimaal) 3% van plangebied voor woondoeleinden, specifiek te bestemmenvoor speelruimte. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf3.3.2 en principes 1.1 en 6.1 van de structuurvisie.• SportvoorzieningenBinnen de pijler sportvoorzieningen stuurt de gemeente aan op diversiteit en clusteringvan aanbod.Hier wordt uitvoering aan gegeven door:o clustering van aanbod binnen de sportieve omgevingen in <strong>Venlo</strong>.o meer intensief en optimaal gebruik van binnen- en buitensportvoorzieningen(meervoudig ruimtegebruik).<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,126 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


o Er wordt voldoende ruimte voor sport- en spelvoorzieningen dicht bij huis enschool behouden c.q. gerealiseerd en er zijn voldoende aantrekkelijke groenezones.<strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> voldoet minimaal aan de richtlijn vanuit ministerie om (minimaal)3% van plangebied voor woondoeleinden, specifiek te bestemmenvoor speelruimte. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden.o De gemeente <strong>Venlo</strong> schept voorwaarden voor en investeert in 5 sportieveomgevingen die tussen 2008-2013 gerealiseerd worden: Maassenhof, Vrijenbroek,Herungerberg, Bakenbos en Belfeldia.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen3.3.2 en 3.3.3 en principes 1.1, 5.1 en 6.1 van de structuurvisie.• TopsportTopsport wordt de komende jaren méér als voorgaande jaren financieel ondersteundvanuit de gemeente. Van belang is wel dat er gekeken wordt in wiens belang een evenement,voorziening etc. wordt gerealiseerd. <strong>Venlo</strong> wil zich op tal van wijzen profilerenals centrumstad met een verzorgende functie voor de regio.Hier wordt uitvoering aan gegeven door:o Speerpuntsporten geven richting aan de topsportinvesteringen in evenementen,opleidingen en voorzieningen. Zij leveren een bijdrage aan de breedtesport,het imago en de economie van <strong>Venlo</strong>.Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord bij thema Centrumstadin paragraaf 3.2.3 en 3.2.4.en principe 5.1 van de structuurvisie.Eén van de uitvoeringsacties uit de Sport- en beweegnota is het samenstellen van een visiestukwaarin de invloed van sport op ruimtelijk vlak inzichtelijk wordt gemaakt. Op dit momentwordt gewerkt aan deze Nota “Ruimte voor Sport”. Dit visiestuk zal naar verwachting eind2008 ter vaststelling worden aangeboden. Hierin wordt nadere invulling gegeven aan dekeuze voor en vormgeving van de 5 sportieve omgevingen. De “nieuwbouw” opgave voor dekomende periode wordt in dit visiestuk in beeld gebracht.12. MilieuIn de ruimtelijke structuurvisie wordt het belang van aandacht voor milieu i.r.t. ruimtelijkeontwikkeling onderkend. De thema’s luchtkwaliteit en externe veiligheid worden in het toelichtendeDeel B uiteengezet tegen het licht van de voorziene ontwikkelingen.Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisieIn 1997 heeft de gemeente <strong>Venlo</strong> haar beleid vastgelegd in het “Milieubeleidsplan: Kwaliteitin Milieubeleid”. Dit plan is strategisch van karakter. Voor de komende jaren wordt ingezetop significante verbetering in de richting van duurzame ontwikkeling. Speerpunten zijnvoorlichting, natuur- en milieu educatie en ontwikkelingen gericht op het duurzaam gebruikvan de schaarse ruimte in <strong>Venlo</strong>.In juni 2004 heeft de gemeente <strong>Venlo</strong> het “Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2004-2007” vastgesteld.hoofddoelstelling van het uitvoeringsprogramma is een afname van deCO2 uitstoot van 6% in 2010 ten opzichte van de uitstoot in 1990. Daarnaast zet het uitvoeringsprogrammain op de doelstelling 10% van het totale energieverbruik in de gemeente in2020 afkomstig te laten zijn van duurzame bronnen (met als tussendoel 5% in 2010).Uitvoering:• Belangrijk onderdeel van het uitvoeringsprogramma is de afspraak dat woningbouwlocatiesmet een omvang van meer dan 50 woningen een EPC dienen te realiseren van 10%onder bouwbesluit.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 127


De doelstellingen uit het uitvoeringsprogramma vragen om gelijksoortige en verderstrekkendeambities voor de komende periode. Op het gebied van klimaat en energie zal o.a. nogverschijnen :• Onderzoek energievoorziening Klavertje 4; mogelijkheid realiseren windenergie• Plan van aanpak mogelijkheden voor zonnepanelen (PV) op daken bedrijven(terreinen)• Actualisatie beleid en uitvoeringsplan klimaatbeleidIn 2008 is het “Luchtkwaliteitplan” verschenen. Dit plan bevat de maatregelen die de gemeente<strong>Venlo</strong> vanaf 2008 gaat nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren.. Hoofddoelstellingenzijn het behalen van de grenswaarden zoals vastgelegd in Europese en nationale regelgeving.Daarnaast gaat het om het beschermen van de inwoners tegen luchtverontreiniging,hoofdzakelijk door inachtneming van een goede ruimtelijke ordening.De volgende maatregelen en activiteiten worden voorzien:• Zelfstandige maatregelen: rijden op aardgas, dynamisch verkeersmanagement, inzetgroen, inzet schermen• Maatregelen binnen projecten: integrale aanpak, optimale koppeling met geluidwerendemaatregelen, beperking blootstelling in nieuwe situaties• Beleidsuitwerkingen en randvoorwaarden: o.a. bedrijven van een goede ruimtelijke ordeningOp het gebied van Geluid is de her- en dezonering van industrieterreinen een reeds lopendebeleidsactie. Dit thema zal worden vastgelegd in de “nota Industrielawaai”, over hoe om tegaan met industrielawaai, woningen op bedrijventerreinen.Op het gebied van geluid zal nog verschijnen:- in beeld brengen van gebiedskwaliteiten voor verschillende delen van de stad i.k.v.EU-richtlijn omgevingsgeluidHiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2, 3.3en 3.4 en principes 1.1 ,6.2 en 10.3 van de structuurvisie.Tenslotte zijn de volgende acties nog voorzien:- Bodemkwaliteitskaart. Geeft inzicht in chemische kwaliteit bodem, faciliterend aanruimtelijke ontwikkelingen.- Beleid op het gebied van duurzaam bouwen en duurzame stedelijke ontwikkeling- Beleid op het gebied van externe veiligheid ( gekoppeld aan Provinciale beleidsvisie)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,128 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


DEEL B – TOELICHTING EN VERDIEPING<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 129


<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,130 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


6 Toelichting - Positionering van de <strong>Ruimtelijke</strong><strong>Structuurvisie</strong>Ruimtelijk integratie kaderOp 1 januari 2001 ontstond uit een samenvoeging van de gemeenten <strong>Venlo</strong>, Tegelen enBelfeld de nieuwe gemeente <strong>Venlo</strong>. Het coalitieprogramma 2001-2006 voorzag in de opstellingvan een stadsvisie die “naast de gebruikelijke ruimtelijk – economische, ook een sociaalculturele,ecologische en sociaal-maatschappelijke visie bevat”. 41 In samenhang met destadsvisie bestond behoefte aan een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, ineerste instantie een schets van vigerend en in voorbereiding zijnd beleid, met als doel in datbeleid voorkomende knelpunten en tegenstrijdigheden te signaleren. 42Op 1 januari 2003 trad voor <strong>Venlo</strong> de Wet Dualisering in werking. In de loop van 2003 zijn 9beleidsprogramma’s ontwikkeld. Middels vaststelling van deze programma’s geeft de gemeenteraadaan wat de hoofddoelstellingen van de stad zijn en waar accenten liggen in beleidsuitvoering.Met de ontwikkeling van de stadsvisie, <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> en beleidsprogramma’s isgeleidelijk aan de beleidspiramide ontwikkeld waarmee de samenhang tussen deze beleidskaderswordt aangegeven en kan worden bewaakt.StadsvisieLEGENDABeleidsprogramma’sActiviteiten en ProjectenUitvoering en BeheerSectorVisiesBeleidsnota’s= <strong>Ruimtelijke</strong>structuurvisie= Integratie uitgangspunten,doelstellingen etc= UitwerkingDe <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>Venlo</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> is het ruimtelijk integratiekadertussen de stadsvisie (Visie <strong>Venlo</strong> 2030), de sociale en economische structuurvisiesen de beleidsnota’s en beleidsprogramma’s.41 Coalitieprogramma <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong> 2001-2006, paragraaf 142 Collegevoorstel Structuurschets <strong>Venlo</strong> 2010, 30 oktober 2001<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 131


7 Toelichting - Het krachtenveldDe aard van de huidige transformatie opgaven en de oplossingsruimte wordt mede bepaalddoor het krachtenveld waarin <strong>Venlo</strong> zich anno <strong>2005</strong> bevindt. Dit krachtenveld bestaat uit gegevenhedenzoals de geomorfologische structuur en de cultuurhistorische ontwikkeling. Hunbetekenis voor de toekomstige ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> is mede afhankelijk van het gewichtdat hieraan gegeven wordt. Bovendien wordt het krachtenveld ook bepaald door trends: mogelijketoekomstige ontwikkelingen die in meer of mindere mate hun stempel zullen drukkenop de ruimtelijke ontwikkeling van de stad.7.1 Het Terrassenlandschap en MaassysteemKenmerkend voor <strong>Venlo</strong> is het noord-zuid georiënteerde terrassenlandschap. Van oost naarwest worden onderscheiden:• Het Rijnterras;• Het Middenterras;• Het Laagterras dat hoofdzakelijk het winterbed van de Maas vormt; en• Het Dekzandgebied.Op het Middenterras en het Dekzandgebied ontspringen beken die in de Maas uitmonden.De karakteristieken van dit landschap zijn in een lange tijdsperiode voor ons ontstaan, doorallerlei abiotische, biotische en antropogene processen. 43• Het RijnterrasDit terras is een kleirijke afzetting van de Rijn, ontstaan toen de Maas nog ter hoogte vanZuid Limburg in de Rijn uitmondde en de Rijn zelf een meer zuidelijke loop kende.Het Rijnterras bestaat uit een licht glooiend landschap. Dit landschap gaat bij de steilrand (deovergang naar het Middenterras) op enkele plaatsen tot zelfs 20 meter omlaag. De steilrandis op de meeste plaatsen nog sterk bebost. De cultuurhistorische structuur op het Rijnterraswordt bepaald door de aanwezigheid van houtwallen, het verkavelingspatroon en de aanwezigheidvan paden en wegen. Hier lag mogelijk een oude Romeinse weg in noord-zuid richting.Karakteristieke cultuurhistorische elementen zijn grafheuvels, landweren en de lateremilitaire stellingen uit de tweede wereldoorlog. De kloosters en godshuizen zoals die in dehele gemeente <strong>Venlo</strong> voorkomen zorgen voor een karakteristieke uitstraling.Het Rijnterras is het terras dat het verste van de oorspronkelijke kernen van <strong>Venlo</strong>, Tegelenen Belfeld afligt en daarmee later in gebruik is genomen. De grootste bosgebieden en heidegebiedenzijn dan ook nog hier aanwezig. Verder wordt het landschap gedomineerd doorakkerbouw. Heel belangrijk voor het Rijnterras is het contrast tussen open en gesloten gebieden.De afwisseling tussen open en gesloten vindt plaats tussen grote eenheden. Dezegrote eenheden worden een enkele keer onderbroken door een oude delfstofwinning (klei,zand, veen) welke door zijn nattere ondergrondsituatie een heel andere vegetatie heeft, hetgeenvoor afwisseling in het landschap zorgt. In gebieden met een grote ruimtedruk is sprakevan een kleinschaliger landschap met afwisselend kleine stukjes groen, bouwland en anderefuncties. Van een open landschap is hier geen sprake meer.• Het MiddenterrasHet Middenterras is het oudste Maasdal. De Maas die door het geringe verval hier sterk meanderdeis in de loop der eeuwen, mede door klimaatswisselingen, verschillende keren vanloop veranderd.43 Zie voor uitgebreide beschrijvingen: Landschappen van Maas en Peel, J. Renes (1999), en Integrale Natuurvisie <strong>Venlo</strong>,BLSON (2 e concept; december 2002)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,132 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De rivier sleep zich daarbij steeds verder in. In droge perioden werden in dit dal door verstuivingrivierduinen gevormd.Ook op het Middenterras speelt reliëf een aanzienlijke rol. De hoger liggende rivierduinenaan de Maas en het lager liggende gebied tegen de steilrand aan bepalen voor een grootdeel hoe het landschap er nu uit ziet. De hoger liggende rivierduinen zijn de basis van destedelijke ontwikkeling. In dit gebied ontspringen verschillende beken die een belangrijk onderdeelzijn van de karakteristiek van het Middenterras. Deze oost-west gerichte beken vormende basis van de landschappelijke structuur op het Middenterras. Soms volgen de bekenoude Maasmeanders, elders zijn deze meanders herkenbaar als boogvormige natuurgebieden.Verder bepalen in het landschap aanwezige houtwallen, laanbeplantingen en beekbegeleidendebeplantingen het groene karakter van het Middenterras. Ook historische (onverharde)wegen zijn in dit landschapstype een onderdeel van de karakteristiek. De kloosters engodshuizen zijn karakteristieke elementen samen met kasteel de Holtmühle.Op het Middenterras worden bouwlanden afgewisseld met grasland en bossages. In de natteredelen van het terras, de kwelgebieden en de beekdalen, zijn de graslanden en de nattebossen terug te vinden. De voedselrijke gronden vormen de basis voor de ontwikkeling vande regio als tuinbouwcentrum. Op de hoger gelegen gronden komen de bouwlanden en dedrogere bossen voor.• Het LaagterrasHet Laagterras vormt het jongste en huidige Maasdal. Tussen Neer en Arcen stroomt deMaas door het stijgingsgebied van de Peelhorst. Hierin is de Maas steeds dieper ingesletenen nauwelijks meer van loop veranderd, waardoor de Maas hier door een relatief diep, maarook smal dal loopt.Het Laagterras staat niet alleen visueel maar ook functioneel in een constante relatie met deMaas. Hierbij vormen de mondingen van beken en de langs de Maas liggende plassen eenbelangrijke aanvulling. De dynamiek van de rivier heeft binnen dit landschap nog aardig watspeelruimte, hetgeen zijn weerslag heeft op het landschap. Door de natte omstandigheden isgrasland het voornaamste grondgebruik. Dit afgewisseld met stukjes natte natuur en rivierbegeleidendebeplanting langs de diep ingesneden Maas, met daarbij de toevoerende beken.• Het DekzandgebiedDekzanden zijn afgezet in de IJstijden over oudere rivierafzettingen.Karakteristiek zijn de oude Maasmeanders die op dit moment door de verkavelingstructuurnog goed in het landschap terug te zien zijn, net als het onvoltooide tracé van het Canal duNord (de Noordervaart). De landschappen rondom de Maasmeanders zijn in nationaal opzichtzeer bijzonder. In de Maasmeanders is sprake van kwel. De Springbeek en de Everlosebeekvolgen voor een groot deel deze oude meanders. Het westelijk deel van het gebied,het dekzandlandschap (voor een deel verstoven terrassenlandschap) wordt gekenmerkt doorhet reliëf (stuifduinreliëf) en daarmee de afwisseling tussen droge en natte plekken. In hetDubbroek is op enkele van deze natte plekken veen ontstaan. Ook namen als Koelbroekverwijzen naar de vroegere aanwezigheid van veen. Dit veen is door wateronttrekking verland.Op de oostflank komen vele vormen van grondgebruik voor. Zowel akkerbouw, grasland,heide loofbos en naaldbos. Op de droge delen is sprake van naald- en loofbossen. De natteredelen van het gebied bestaan uit nat al dan niet natuurlijk grasland. Ook broekbossen zijnte vinden in de nattere delen van de westoever. Het gebied is heel erg afwisselend. Kleinebossages worden afgewisseld met (nat) grasland, akkerbouw, heide en grotere bossen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 133


Het contrast tussen open en gesloten in meer of mindere mate is van groot belang voor hetgebied.7.2 De ontwikkeling van de stadDe omgeving waarin wij leven is het resultaat van een voortdurende onderwerping en aanpassingvan een eerder bestaande situatie aan menselijke activiteiten. Deze voortdurendetransformatie leidt niet tot het volledig wissen van het verleden, maar bouwt steeds verder enlaat ook stukken verleden in tact. Inzicht in de krachten die dit proces bepaalden draagt bijaan begrip voor hoe onze omgeving nu functioneert en levert aanknopingspunten voor detoekomst.Deze paragraaf is niet bedoeld als een nauwkeurige chronologie, maar als een duiding vande meest in het oog springende krachten en momenten in de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong>. 44• Vroege bewoningsgeschiedenisVondsten aan de rand van oude Maasterrassen wijzen op prehistorische bewoning. Op dewestoever en vermoedelijk ook de oostoever van de Maas liepen in de Romeinse tijd wegenvan Maastricht naar Nijmegen, met een oost-west verbinding ter hoogte van <strong>Venlo</strong> die verderdoorliep naar de weg tussen Xanten en Heerlen. Ter hoogte van het huidige <strong>Venlo</strong> lag eenversterkte Maasovergang met militaire en later wellicht ook civiele betekenis. Ook in anderekernen zijn sporen van bewoning gevonden. De klei afzettingen in het Rijnterras leidden totkeramische nijverheid waaraan Tegelen zijn naam dankt. Tegen het einde van de derdeeeuw werd Romeins <strong>Venlo</strong> verlaten.• Handelsstad en Agrarische stadVanaf de vroege middeleeuwen was er sprake van een toenemend handelsverkeer. Voor<strong>Venlo</strong> was daarbij van belang dat de Maas ten noorden en zuiden van de stad een verschillendverval heeft. Dit leidde ertoe dat goederen die over de rivier werden vervoerd bij <strong>Venlo</strong>op een ander scheepstype moesten worden overgeslagen, waardoor <strong>Venlo</strong> een functiekreeg als overslag- en stapelplaats. De aanwezigheid van het natuurlijke eiland De Weerdbood mogelijkheden voor een haven. Deze natuurlijke voordelen en ligging op het kruispuntvan handelswegen en landwegen, gevoegd bij de afstand tot andere belangrijke handels-,markt- en bestuurscentra als Nijmegen, Maastricht, Dordrecht en Keulen bevorderden dat<strong>Venlo</strong> van een landelijke nederzetting rond het jaar 1000 geleidelijk uitgroeide tot een volwaardigehandelsstad in de 13 e eeuw. Op 1 september 1343 werd <strong>Venlo</strong> tot stad verhevendoor hertog Reinald II van Gelre. In de loop van de 15 e eeuw werd <strong>Venlo</strong> opgenomen in hetHanzeverband. Steyl ontwikkelde zich tot een overslaghaven van waaruit bijvoorbeeld mergelverder over land naar <strong>Venlo</strong> en verder oostwaarts werd vervoerd.De voedselrijke gronden aan de voet van de steilrand vormden de basis voor de ontwikkelingvan de tuinbouw rond <strong>Venlo</strong>. Deze vochtige gronden vormden lange tijd een natuurlijke begrenzingvan de stedelijke groei aan de oostzijde van de gemeente. In de late middeleeuwenhad <strong>Venlo</strong> ook een functie als exportmarkt voor het graanoverschot uit de regio.Eind 15 e eeuw raakte de handelsfunctie in verval. Pogingen in de 17 e en begin 19 e eeuw omhandelsblokkades te omzeilen door de aanleg van een kanaal naar de Rijn (Fossa Eugenianaen Canal du Nord) werden niet voltooid. Pas in de tweede helft van de 19 e eeuw bloeidede handelsfunctie weer op.Eind 19 e en begin 20 e eeuw werd de landbouw en tuinbouw meer georganiseerd. Met dekomst van kunstmest konden grotere gebieden worden gecultiveerd.44 Zie voor uitgebreide beschrijvingen: Landschappen van Maas en Peel, J. Renes (1999), en Historische Stedenatlas vanNederland – <strong>Venlo</strong>, F. Hermans (1999)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,134 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Rond 1900 ontstond de eerste glasteelt. Door de aansluiting op het spoorwegnet, en de behoeftevan het zich ontwikkelende Ruhrgebied aan tuinbouwproducten uit <strong>Venlo</strong> en omgeving,werd de handels oriëntatie nu oost-west gericht, en verloor de Maas zijn betekenis voorde handel. De export van tuinbouwproducten naar het Ruhrgebied vormde de basis voor deontwikkeling van <strong>Venlo</strong> tot centrum voor agribusiness en logistiek.• Vestingstad en GrensstadIn de loop van de13 e eeuw gaven de heren van Gelre vorm aan wat later het Overkwartiervan Gelre ging heten, met de Maas als verbindende schakel. Roermond vormde het bestuurscentrum.In 1473 werd <strong>Venlo</strong> na een beleg ingenomen door de Bourgondische hertogKarel de Stoute, als onderdeel van diens aanspraken op Gelre. Tussen 1473 en 1794 wisseldehet gezag over <strong>Venlo</strong> geregeld en stond <strong>Venlo</strong> aan verschillende culturen bloot. <strong>Venlo</strong>kreeg vooral een militiair-strategische betekenis, ten koste van de handelsfunctie. De omvangvan de huidige binnenstad is bepaald door de vestingwerken en ook het stratenpatroonheeft een militair-strategische oorsprong. Pas in 1867 werd de vestingstatus opgeheven enwerden de vestingwerken gesloopt. Spoorlijnen namen aan de zuidzijde en oostzijde van hetcentrum echter de barrièrewerking van de vestingwerken over. Het Bolwerk aan de noordzijdemaakte plaats voor een villapark en later werden de kazernes aan de oostzijde gesloopten vervangen door een nog steeds hoogwaardig stedelijk woonmilieu (Rosarium).Tussen 1641 en 1643 werd ten noorden van Blerick het fort Sint Michiel gebouwd. Dit werdlater gesloopt en vervangen door een kazerne. Tot in de 21 e eeuw blijven militairen hieraanwezig.Aan de oostzijde buiten de vestingwerken vormden niet alleen de kwelgebieden maar ook delandsgrens een beperking in de uitbreiding van de stad. Dit was een van de drijfveren omBlerick bij <strong>Venlo</strong> te voegen, hetgeen op 1 oktober 1940 tot stand kwam. In de winter van1944 werden grote delen van de binnenstad verwoest door geallieerde bombardementen diegericht waren op de strategische Maasbruggen. Blerick werd op 3 december 1944 bevrijd,<strong>Venlo</strong> pas op 1 maart 1945.Prijsverschillen in Nederlandse en Duitse consumptiegoederen leidden na de oorlog tot deontwikkeling van een tweeledige binnenstad, met een Duitse hoek (Mgr. Nolensplein en omgeving).Nu deze prijsverschillen worden opgeheven door Europese eenwording is het zoekengericht op nieuwe attractiewaarden voor het centrum. Anderzijds drukken verschillen intolerantie ten aanzien van drugsgebruik nog steeds hun stempel op de stad.• Kloosterstad en Katholieke stadRond 1875 weken door de Kulturkampf in Duitsland diverse kloosterorden uit naar Limburg.Boerderijen en handelshuizen in Steyl vormden een geschikte behuizing. Verschillendereeds in <strong>Venlo</strong> gevestigde orden besloten rond dezelfde tijd tot verplaatsing uit de binnenstadnaar het buitengebied vanwege de beschikbare ruimte en lagere grondkosten.In de 20 e eeuw vormden opvattingen over de ideale parochieomvang een belangrijke onderleggerin de planmatige uitbreiding van de stad. Door de secularisatie en vergrijzing van dekloostergemeenschappen staat de oorspronkelijke functie van veel kerken en kloosters in<strong>Venlo</strong> nu onder druk.• Spoorstad, Industriestad, Logistieke stadIn Tegelen ontstond in de 18 e eeuw reeds keramische industriële bedrijvigheid. Begin 20 eeeuw was Tegelen een van de meest geïndustrialiseerde gemeenten in Limburg. Ook Belfeldmaakte vanaf 1860 een soortgelijke ontwikkeling door. Met de komst van de spoorwegenwerd een verdere impuls gegeven aan de ontsluiting en industrialisatie van het gebied.De spoorwegen ontsloten via een fijnmazig net verschillende steen- en pannenfabrieken engaven impulsen aan nieuwe vormen van industriële werkgelegenheid.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 135


Maar liefst 5 spoortrajecten waren vanuit <strong>Venlo</strong> beschikbaar. Het traject richting Straelenwerd halverwege de 20 e eeuw opgeheven en laat een prachtige open en groene ruimte in destad achter op de grens van de oude vesting en de eerste uitbreiding in oostelijke richting(Julianapark).Kleine planmatige woningbouwprojecten bij fabrieken boden plaats aan huisvesting van arbeidersmet tuindorpachtige bebouwing. De industriële ontwikkeling van Blerick werd bevorderddoor de opening van de spoorlijn Eindhoven-<strong>Venlo</strong> in 1865 en opening van het stationin 1869. De industriële ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> kwam pas na de opheffing van de vesting(1867) op gang.De ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> als distributie- en logistiek centrum, een voortzetting van de middeleeuwsehandelstraditie, ging in eerste instantie gelijk op met de vraag naar landbouwproductenuit het Duitse achterland. Met de explosieve toename van welvaart en consumptie inde laatste helft van 20 e eeuw en de daarbij behorende groei van het logistieke en distributienetwerk ontwikkelden zich aan de noordwestzijde van <strong>Venlo</strong> en Blerick de Tradeports, welhaastals een nieuwe kern rond het kruispunt A67/A73 op de internationale vervoersassentussen economische zwaartepunten als de Randstad, Antwerpen en het Ruhrgebied. Deontwikkeling van de Tradeports werd mede bevorderd door verplaatsing van ondernemingendie sinds de komst van de trein in het gebied ten zuiden van het stationsgebied waren gevestigden gegroeid. De grootschalige transformatie van dit gebied is nog steeds niet beëindigd.• Woonstad, Centrumstad, NetwerkstadDe moderne stadsontwikkeling na opheffing van de vestingstatus laat sterk veranderendepatronen zien. Tot 1900 kende de stad een organische groei. Uitbreiding gebeurde vooral inlintbebouwing langs de uitvalswegen. Verdichting vond plaats in bestaande dorpskernen.Na 1900 werden veranderingen in eerste instantie gestuurd door de aanwezigheid van eendicht spoornetwerk, zowel parallel aan de Maas als in de richtingen loodrecht daarop. Dehandels- en industrie as <strong>Venlo</strong> - Blerick met bijbehorende rangeerterreinen werd opgedikt.Eerst na de 2 e wereldoorlog kwam er langzaam maar zeker een versnelling in de groei vanhet stedelijk gebied. Vanaf 1950 werden de eerste grote planmatige uitbreidingen ter handgenomen in de verschillende kernen.De structuurvisie van <strong>Venlo</strong> / Blerick (de vlinder) van 1950 bood een toekomst met een concentrischeontwikkeling waarin ruimte was voorzien voor 87.500 inwoners, waar nu nog45.000 mensen wonen. Het oorspronkelijke plan kende nog veel traditionalistische stedenbouwkundigeelementen. De bewerkingen werden later moderner, met name waar grootschaligeobjecten geplaatst werden om de stad te markeren. In dezelfde periode van hetuitvoeringstraject verloor de in het plan opgenomen parochiegedachte aan kracht als gevolgvan de ontkerkelijking. De functionele spreiding van voorzieningen bleef gedeeltelijk overeind.Met name de ontwikkeling van Blerick in westelijke richting verliep zeer planmatig, doorde aanwezigheid van makkelijk te bebouwen droge gebieden. Met de bouw van de eersteonderdelen van het Rijkswegennet A67 en A73 tot Blerick versnelde de stedelijke ontwikkelingen later werden door de huisvestingsbehoefte van de naoorlogse geboortegolf agrarischefuncties weggedrukt uit de randen langs het stedelijk gebied. Aan de zuidzijde ontstondtussen Hout-Blerick en de Maas een grote villa uitbreiding.Het structuurplan van Tegelen uit de jaren ‘50 koos, naast ruimte aan ontwikkelingen langsde bestaande wegenstructuur tussen de oude kerngebieden, met de verplaatsing van hetRaadhuis voor een ontwikkeling in oostelijke richting. Met een keuze voor woningbouw ontwikkelingaan de westelijke zijde in de jaren ‘90 kwam Tegelen met de voeten in het watervan de Maas.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,136 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


<strong>Venlo</strong> en Tegelen ontwikkelden zich in het spanningsveld tussen de oostelijke stadsrand enhet hoogterras, soms op het terras, dan weer er tegenaan of in de steilrand. In <strong>Venlo</strong> vormdende aanwezigheid van bedrijven en kassen belemmeringen die pas in de jaren ’90 werdenopgeheven door verplaatsing van deze ondernemingen naar terreinen buiten de stad.De kern Belfeld verplaatste zich in oostelijke richting weg uit de beknellende ruimte tussenMaas en infrastructuur. De bestaande linten werden opgewaardeerd tot een suburbaan dorpmet een kerk en winkelcentrum als twee onafhankelijke middelpunten in de gemeenschap.Boekend en ‘t Ven groeiden als overwegend agrarische gemeenschappen beperkt. De oorspronkelijkelintstructuren werden langzaam verdicht en op enkele plekken was sprake vanplanmatige ontwikkelingen.Deze ontwikkelingen leveren per kern interessante en verschillende patronen op die bijdragenaan verschillen in karakteristieken van de kernen. Daarnaast hebben deze ontwikkelingeneen breed scala aan woonmilieus gecreëerdHet binnenstedelijk evenwicht van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> is sterk onderhevig geweestaan schommelingen die samenhingen met de welvaarts- en consumptiegroei in Duitsland(Wirtschafstwunder) en daarbij behorende bewegingen die het gevolg zijn van onder andereEuropese eenwording, conjunctuur en samenlevingsdynamiek. De instabiliteit die dit veroorzaakte,heeft zowel geleid tot vermindering van omgevingskwaliteit (veiligheid, overlast) indelen van het centrumgebied als tot grootschalige projecten die beogen nieuwe impulsen(andere bewinkeling, toevoeging van leisure, versterken woonfunctie in Q4) aan het centrumte geven. Functies die oorspronkelijk in of bij het centrum een plaats hadden zoals de gezondheidszorg,het voortgezet onderwijs en verschillende bedrijfsfuncties zijn in de ontwikkelingvan de moderne woonstad naar locaties in de buitenwijken verplaatst. De functie die<strong>Venlo</strong> van oudsher vervulde als centrumgemeente voor de regio is ruimtelijk-functioneel geziennu niet alleen in het stadscentrum, maar ook op andere locaties te vinden.• Oude stad, Nieuwe StedelijkheidIn 1343 verkreeg <strong>Venlo</strong> stadsrechten. Door de aanleg van vestingwerken werd de stad ookin fysieke zin boven het omringende platteland uitgetild. In recente decennia is het onderscheidtussen “de stad” en “het platteland” steeds meer vervaagd. Anderzijds is sprake vaneen samenleving waarin functies op het gebied van bestuur, cultuur, wonen en werken geconcentreerdworden in stedelijke gebieden die functioneel met elkaar verbonden zijn alsstedelijke netwerken. Traditionele en moderne vormen van infrastructuur faciliteren verkeervan personen en goederen en uitwisseling van diensten en ideeën tussen de stad en de regio,en tussen steden onderling. Bestuurlijk wordt dit vertaald in samenwerking, vaak gerichtop versterking van de (inter)nationale concurrentiepositie van het netwerk.De uitgangspositie van <strong>Venlo</strong> in de ontwikkeling van deze netwerken op regionaal en nationaalniveau is functioneel gezien vooral bepaald door de oost-west oriëntatie op het Ruhrgebieden Brabantstad. In de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad is deze oriëntatie vrij recent.Om van betekenis te zijn voor de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> zal deze functionele relatiemoeten opwegen tegen het nadeel van de afstand tot deze steden (die <strong>Venlo</strong> ooit als voordeelstrekte), en de historisch gegroeide provinciale en nationale grenzen.• ConstantenAan de hand van typeringen die verwijzen naar sociaal- economische, culturele, en politiekmilitairefactoren zijn in deze paragraaf historische transformaties beschreven als een van dekrachten die de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> bepalen. Er blijkt sprake van constanten die kennelijksteeds hun invloed hebben gehad en die zich mogelijk ook in de toekomst zullen doen gelden.Ze bieden, naast de meer tastbare structuren en elementen, ook aanknopingspuntenvoor de toekomstige ontwikkeling van de stad:<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 137


• de Maas als landschapsvormer, transport as, gezichtsbepaler, scheidend en verbindend,beschermend en bedreigend;• de vrijwel onafgebroken bewoning van <strong>Venlo</strong>, Tegelen, Blerick en Belfeld;• de handels- c.q. logistieke functie van <strong>Venlo</strong> op het knooppunt van wegen;• het gebruik van natuurlijke voorwaarden in de omgeving als economische basis (agrarischefuncties, keramische industrie);• de strategische ligging van <strong>Venlo</strong> op de grens van verschillende besturen en culturen.7.3 Trends en perspectieven• Verandering in regionale bereikbaarheidDoor recente en geplande infrastructuurprojecten verbetert de regionale bereikbaarheid van<strong>Venlo</strong>. Het gaat daarbij onder andere om de openstelling van de A73 – Zuid en A74, de aanlegvan een bargeterminal (overslag containers van en naar water), de recente openstellingvan de luchthavenbrug A44 bij Düsseldorf en de regionale luchthaven bij Weeze en een mogelijkeverplaatsing van het goederenemplacement in <strong>Venlo</strong>. Een mogelijk gevolg van deverbeterde bereikbaarheid is een wijziging in het geografische perspectief van actoren inZuid Nederland en de Duitse buurregio Niederrhein. Vroeger was er sprake van een provincialeoptiek, waarbij de stedelijke spanningsboog zich opspande tussen <strong>Venlo</strong> en Maastrichtmet Roermond in het midden. In de toekomst kan er sprake zijn van een stedelijke spanningsboogtussen Nijmegen en Maastricht, met <strong>Venlo</strong> in het midden. Anderzijds krijgt destadsregio <strong>Venlo</strong>-Tegelen-Nettetal door de kortsluiting via de A74 en de brug bij Düsseldorfeen hart-op-hart verbinding met steden als Mönchengladbach en Düsseldorf.• Europese samenwerking en integratieDe grensligging heeft altijd een sterke invloed gehad op de ontwikkeling van de stad. Denkaan de status als vestingstad, de vestiging van Duitse kloostergemeenschappen, de ontwikkelingals logistiek knooppunt, de ontwikkeling van het kooptoerisme en de westelijk gerichtestadsuitbreidingen. Andere mogelijke stimulansen van de ligging nabij de Rhein – Ruhrregiozijn steeds belemmerd door de grens en verschillen in bestuursvormen en wetgeving aanweerszijden. Door de Europese samenwerking en integratie worden dergelijke verschillensteeds minder relevant. De eerste effecten zijn reeds zichtbaar in de transformatie van deDuitse hoek. Verder zijn er grensoverschrijdende vraagstukken op het gebied van infrastructuur,ecologie en economie en doen zich ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor aan deoostzijde van <strong>Venlo</strong>.• Demografische perspectievenDe leeftijdsopbouw van de bevolking is van dien aard dat voor de toekomst rekening moetworden gehouden met een stagnerende, en geleidelijk afnemende bevolkingsomvang, zelfsbij een positief migratiesaldo.Op 1 januari 2001 telde de gemeente <strong>Venlo</strong> 90.496 inwoners. In de leeftijdsopbouw is denaoorlogse geboortegolf en abrupte geboorte daling in de jaren ’70 duidelijk waarneembaar.De toekomstige bevolkingsontwikkeling wordt bepaald door het verloop van geboorte ensterfte en de migratie. Beide trends leiden tot een afname in het aantal inwoners. Als alternatiefis een prognose opgesteld die uitgaat van een positief migratiesaldo van 300 personenper jaar. Deze prognose kan worden beschouwd als een bovengrens die slechts door maximaleinspanning gerealiseerd kan worden. Tussen 1979 en 1999 (dat wil zeggen na de suburbanisatiegolf)is een dergelijk saldo in de voormalige gemeente <strong>Venlo</strong> slechts 2 maal voorgekomen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,138 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


8 Toelichting – De opgavenOp het snijvlak van krachten die <strong>Venlo</strong> hebben gemaakt tot wat het nu is, en mogelijke perspectievenvoor de toekomst, dienen anno <strong>2005</strong> keuzes gemaakt te worden ten aanzien vande gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In essentie gaat het om de vraag op welke wijze deontwikkeling van de ruimtelijke structuur kan bijdragen aan de welvaart, het welzijn en hetwelbevinden van bezoekers en inwoners van <strong>Venlo</strong>.8.1 TransformatiesDe stad is opgebouwd uit vele lagen, in verschillende tijden gevormd, elkaar overlappend enwederzijds beïnvloedend. Sommige functies in de stad zijn nog steeds aan bepaalde locatiesgebonden (bijvoorbeeld industriële activiteiten van enige eeuwen geleden die hebben geleidtot vestiging van bedrijven). Andere zijn verhuisd en hebben juist daardoor een invloed uitgeoefendop de stad (het verdwijnen van militaire activiteiten uit de kern <strong>Venlo</strong> heeft geleidtot een relatief groot ongemengd woongebied -het rosarium- in de binnenstad). De gelaagdheidis af te lezen in het stadsbeeld, aan vele gebouwen en stedelijke ruimten, aan gebiedenmet verschillende kenmerken en dynamiek. Dit is een belangrijk aspect voor de beeldkwaliteiten identiteit van de stad.In de ontwikkeling van het buitengebied zijn het de verstedelijking en de veranderende productietechniekengeweest die gebieden hebben veranderd. Ook het landschap is onderhevigaan dynamische krachten die het gevolg zijn van vergelijkbare revolutionaire principes diestedelijke gebieden veranderen. De transformaties zijn echter stiller, geleidelijker. Wat opmerkelijkstandvastig is gebleken in de groei van de verschillende kernen is het watersysteemvan het Maasdal.Nog steeds oefenen allerlei krachten hun invloed uit op de stad en het platteland. In de structuurvisiemoet een antwoord worden gegeven op de wijze waarop <strong>Venlo</strong> hiermee wil omgaan.Belangrijk is bewustzijn ten aanzien van de ontwikkelingen uit het verleden, de positiein het heden en het gewenste opname vermogen naar de toekomst.• Van kwantiteit naar kwaliteitTot voor kort was het ruimtelijk beleid gericht op het vertalen van de maatschappelijke dynamiekdie gekenmerkt werd door groei, en vooral kwantitatief van aard was. De naoorlogsegeboortegolf genereerde een woningvraag die in de uitleg van <strong>Venlo</strong>, Blerick, Tegelen enBelfeld moest worden opgelost. Daarnaast vormde de ligging van <strong>Venlo</strong> op de transport assentussen de havens van Rotterdam, Amsterdam, Antwerpen en het Rhein Ruhrgebied debelangrijkste impuls voor de ontwikkeling van de industrie en logistiek, die leidde tot een uitlegin noordelijke richting. Nieuwe infrastructuur was het gevolg van deze situering en tegelijkaanleiding voor verdere ontwikkeling. Sociale structuren in de samenleving waren overzichtelijk.De betekenis van het actuele krachtenveld is minder eenduidig. Toekomstperspectieven lijkentegengesteld. Perspectieven van een verbeterde bereikbaarheid en Europese integratiekunnen leiden tot groei. In de 20 e eeuw is echter gebleken dat een voorspoedige economischeontwikkeling niet automatisch leidt tot bevolkingsgroei. Zo groeide de werkgelegenheidin de voormalige gemeente <strong>Venlo</strong> tussen 1979 en 1996 met ongeveer 14.000 arbeidsplaatsen,maar nam de bevolking met slechts 2.276 toe. De woningbouw was in die periode vooralgericht op het opvangen van de vraag die het gevolg was van een dalende woningbezetting.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 139


Demografische prognoses wijzen nu op stabilisatie van de bevolkingsomvang. In de toekomstwordt de woningvraag steeds meer bepaald door het effect van migratie. De nog resterendewoningvraag lijkt, in ieder geval kwantitatief gezien, overwegend op locaties binnenhet stedelijk gebied opgelost te kunnen worden. Dat betekent dat niet alle reserveringen uithet verleden aan de rand van het stedelijk gebied gehandhaafd hoeven te blijven. Hier dienenkeuzes te worden gemaakt.Sociale structuren in de samenleving gaan steeds meer in de richting van netwerken. Debinding van burgers en bedrijven aan één locatie is steeds minder bepaald door geografischeligging en afstand, maar steeds meer door geborgenheid en uitstraling en omgevingskwaliteiten.Het bijbehorend ruimtelijk beleid zal meer gericht moeten zijn op het begeleidenvan de maatschappelijke dynamiek die gekenmerkt wordt door verandering 45 . Het belangvan kwalitatieve aspecten neemt toe.In de kernen komen locaties en gebouwen vrij van scholen, kerken, kloosters, het kazerneterrein, ruimte van instituten en dergelijke, als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen.Er tekent zich een beeld af waarbij kwantitatief gezien het aanbod de vraag overstijgten kwalitatieve differentiatie, gebaseerd op samenhangende keuzes nog niet afgedwongenwordt. Kortom er is een overschot aan ruimte, waarin prioritering van ontwikkelingen moetworden gestimuleerd.In algemene zin zijn de opgaven, anders dan in het verleden, steeds meer kwalitatief ensteeds minder kwantitatief van aard.8.2 De opgaven• Woonmilieus als basis voor kwalitatieve programmeringEen eventuele bevolkingsgroei wordt steeds meer afhankelijk van het realiseren van eenpositief migratiesaldo. Dit betekent onder andere dat de kwaliteit van beschikbare woningenen woonmilieus dient aan te sluiten bij de wensen van bevolkingsgroepen die <strong>Venlo</strong> aan zichwil binden. Verschillen in vermogens- en inkomenspositie en leefstijlen leiden tot verschillendevoorkeuren voor woningtypen en woon- en leefmilieus. Dit vraagt om keuzes ten aanzienvan te realiseren type woningen op inbreidingslocaties, keuzes ten aanzien van vernieuwingvan de bestaande voorraad en keuzes ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte.Op het gebied van voorzieningen (o.a. onderwijs, zorg en welzijn, maatschappelijk, sport endetailhandel) zijn tal van veranderingen gaande. Keuzes op dit gebied zijn eveneens vaninvloed op de kwaliteit van de diverse woon- en leefmilieus.Demografische prognoses wijzen bovendien op een sterke toename van het aandeel ouderenin de bevolking. Omdat ook de zorginstellingen ernaar streven om deze groep langerzelfstandig te laten wonen, zullen meer woningen in de bestaande voorraad geschikt moetenzijn voor deze groep. Locaties voor bijzondere woningen waar zorg op maat verleend kanworden moeten worden aangewezen.• Kwaliteitsverbetering van werklocatiesTegenover een beroepsbevolking van ongeveer 40.000 personen biedt de <strong>Venlo</strong>se economieongeveer 52.000 arbeidsplaatsen, waarvan ongeveer 20.500 in de industrie, de logistieken de zakelijke dienstverlening. Ruimtelijk zijn deze vooral geconcentreerd langs de A67.Met de uitbreidingen in de vorm van Tradeport Noord en Oost en het Océ terrein worden degrenzen van dit complex hier bereikt. Volgens het Masterplan <strong>Venlo</strong> voorziet de uitbreidingzeker in de behoefte tot <strong>2015</strong>.45 Zie ook: Vijfde Nota over <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening (deel 1, december 2000), pag. 113<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,140 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Van minstens even groot belang voor het realiseren van een duurzaam complex is de inrichtingskwaliteitvan deze terreinen. <strong>Venlo</strong> is in de Nota Ruimte aangewezen als economischkerngebied, tegen de achtergrond van de ontwikkeling van zuidoost Nederland als toptechnologischeregio. Hierin past het specifiek aantrekken (selecteren) van meer kennisintensievebedrijven die bestaande activiteiten aanvullen en naar een hoger niveau tillen. Daarbijmoet worden gestreefd naar ruimtelijke clustering van activiteiten. Op langere termijn zalwellicht in de regio naar mogelijkheden moeten worden gezocht. 46 Ook de kwaliteit van bestaande,verouderde terreinen moet verbeterd worden.De Floriade die in 2012 op het bedrijventerrein Greenport plaatsvindt zal de (inter) nationaleaandacht op het gebied focussen en legt ook de nodige druk op ontwikkelingen.Volgens het Masterplan <strong>Venlo</strong> zal de vraag naar kantoorlocaties in de toekomst stijgen, medeomdat de gewenste kwaliteitsslag het aantrekken van kantoorachtige bedrijvigheid metzich meebrengt. <strong>Venlo</strong> streeft naar een verdeling over verschillende doelgroepen door elkelocatie een eigen karakter te geven. Bij het ontwikkelen van locaties zou ook gekeken kunnenworden naar concentratie van de diverse regionale instellingen die nu verspreid door destad zitten.De <strong>Venlo</strong>se economie verandert verder van structuur door een toenemend belang van vooralde zorg/ welzijnssector (vergrijzing), maar ook de recreatie en cultuursector (toerisme, economiseringvrijetijdsbesteding). Deze sectoren stellen andere eisen aan de omgeving dan desectoren die nu (nog) de economie van <strong>Venlo</strong> domineren.• Specifieke transformatieopgavenSpecifieke transformatieopgaven liggen er (bijvoorbeeld) voor het vrijkomende kazerneterrein,de vrijkomende kloosters en kerken en locaties van de voormalige douane faciliteiten.De binnenstad van <strong>Venlo</strong> dient kwalitatief verbeterd te worden om in beeld te blijven als bovenregionaalkoopcentrum. De gemeentelijke verwervingen in Q4 als onderdeel van het beleidgericht op het terugdringen van de drugsoverlast vragen om een ruimtelijk-functioneelconcept voor herontwikkeling van dit gebied dat recht doet aan de functie voor het centrumvan <strong>Venlo</strong>. Keuzes voor te nemen maatregelen in de centra van Blerick en Tegelen zullenconsistent moeten zijn met de functie van deze centra voor de stadsdelen, maar ook ten opzichtevan het centrum van <strong>Venlo</strong>.De aanleg van de A73 Zuid en A74 betekent enerzijds een barrière tussen <strong>Venlo</strong>, Tegelenen Belfeld en de natuurgebieden op het Rijnterras, maar anderzijds ook ontsluiting van hetgebied tussen <strong>Venlo</strong> en Tegelen op autosnelwegniveau. Door de gemeentelijke herindelingis dit gebied nu het geografisch centrum van de gemeente <strong>Venlo</strong>. Tevens vormt het een belangrijkeecologische schakel tussen het Rijnterras en de Maas.Aansluitend op de aanleg van de A74 wordt door de Duitse gemeente Nettetal het bedrijfsterreinKreuzackerfeld ontwikkeld. Aan Nederlandse zijde liggen de verouderde bedrijfsterreinenaan de Kaldenkerkerweg (Tegelen) en de Keulse Barrière. Tegelijk vormt de JammerdaalscheHeide een belangrijk recreatie en natuurgebied. In algemene zin zal <strong>Venlo</strong>steeds meer te maken krijgen met grensoverschrijdende inrichtingsvraagstukken.• Opgaven in het buitengebiedIn het buitengebied houden de opgaven, in algemene zin, verband met de Reconstructiewet,het realiseren van (grensoverschrijdende) ecologische verbindingen en de levensvatbaarheidvan agrarische ondernemingen onder druk van stijgende bedrijfslasten.46 Masterplan <strong>Venlo</strong> paragraaf 5.3 en 5.4<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 141


Het stroomgebied van de Maas zal als gevolg van noodzakelijke aanpassingen om het overstromingsrisicoterug te brengen aanzienlijk van karakter veranderen. Tegelijk liggen hieropgaven op het gebied van natuurontwikkeling, toerisme en stedenbouw, met name waar hetgaat om het benutten en vormgeven van de Maas als verbindende schakel tussen Belfeld,Tegelen, Blerick en <strong>Venlo</strong>, en de relatie van deze kernen met de rivier.Bovenstaand overzicht is niet uitputtend, maar geeft aan waar belangrijke opgaven liggen.Kenmerkend is het belang van het kwaliteitsvraagstuk in de opgaven 47 ; het is een gemeenschappelijkkenmerk van veel van de ruimtelijke transformatieopgaven waar <strong>Venlo</strong> anno<strong>2005</strong> voor staat. Kenmerkend is verder de samenhang tussen de opgaven, waardoor dezesteeds minder in afzondering kunnen worden opgelost. Het aanbod in leefmilieus maakt bijvoorbeelddeel uit van het vestigingsmilieu voor bedrijven. Ontwikkeling van een locatie vooreen bepaald marktsegment (woningen, kantoren, bedrijven) beïnvloedt ontwikkelingsmogelijkhedenvan andere locaties voor hetzelfde segment.De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> is daarom geformuleerd rond thema’s waarin transformatieopgavenen daaraan gerelateerde beleidssectoren met elkaar in verband worden gebracht. Deambities voor de ruimtelijke kwaliteiten van de stad geven inhoud en richting aan deze thema’s.Anderzijds gaat de structuurvisie uit van een ruimtelijke structuur waarbinnen de doelstellingenhet best gerealiseerd kunnen worden. Toekomstperspectieven en trends zijn nietzozeer richting bepalend voor de ruimtelijke ontwikkeling, maar leveren voeding aan programma’sdie worden ontwikkeld om de ambities binnen deze structuur te realiseren.47 “<strong>Ruimtelijke</strong> ordening is daarom meer dan het op elkaar afstemmen van de kwantitatieve ruimtebehoeften. Het gaat ook omhet bewaren en verhogen van de kwaliteit van die ruimte. Kwaliteit is moeilijker te definiëren en te meten dan kwantiteit. Kwaliteitis subjectiever.” (5 e Nota RO; deel 1, pag. 005)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,142 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


9 Verdieping - Krachtige kernen in een Robuust CascoIn het voorgaande hoofdstuk is geschetst dat de ruimtelijke opgave verandert van een meerkwantitatieve opgave in het verleden naar een kwalitatieve opgave voor de toekomst. Binnendeze veranderende context moeten structuurkeuzes worden gemaakt voor de meest gewenstetoekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling. Gezien de geformuleerde opgavegaat deze <strong>Structuurvisie</strong> uit van versterking en profilering van bestaande kwaliteiten binnende gemeente <strong>Venlo</strong>. Het tegengaan van een voortgaande uitbreiding van het stedelijk gebieddraagt in de komende periode bij aan het realiseren van de gestelde ambities en het richtinggeven aan de gesignaleerde trends. Zorgvuldig en precies ingrijpen en investeren binnen debestaande structuren is gewenst.De bestaande stedelijke structuur binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> is een unieke kwaliteit waarmee<strong>Venlo</strong> zich onderscheidt van vele andere middelgrote steden. Deze structuur heeft zichontwikkeld binnen de fysieke context van het Maasdal. 48 Het is een historisch gelaagdestructuur, waarin stedelijke en landschappelijke ontwikkeling verweven zijn. De onderscheidbarewoon- en werkkernen liggen in noord-zuid richting in het Maasdal, de Maas zelf vormtde historische “ruggengraat”, in oost-west richting lopen beken, “de ribben”. De “open” ruimtentussen de kernen die een scheidend karakter hebben zijn gerelateerd aan deze beken.Nieuwe infrastructuren zoals de spoorlijnen van ca. 1865 en het rijkswegennet vanaf ca.1960 vormen de basis voor het huidige stedelijk netwerk. Deze hebben over de oorspronkelijkenoord-zuid oriëntatie een duidelijke oost-west richting aangebracht.Het gevolg hiervan is dat in verschillende perioden ontstane gebieden ruimte bieden aanuiteenlopende vestigingsmilieus en belevingsmogelijkheden binnen relatief kleine afstandvan elkaar, terwijl bijna overal het landelijk gebied binnen handbereik is.Zowel in ruimtelijk-historische als in functionele zin zijn de kernen van verschillende orde. Ditordeverschil draagt bij aan de herkenbaarheid van de kernen en dient behouden en versterktte worden. De kracht van de kernen bestaat uit hun onderlinge complementariteit waarbij inprincipe iedere kern de bewoners een basale economische, sociaal-culturele en recreatieveinfrastructuur biedt.Bij de oriëntatie op de positie binnen verschillende netwerken dient rekening te worden gehoudenmet een dubbele spanningsboog:• In de oost-west richting heeft de positie van <strong>Venlo</strong> een aan welvaart gerelateerde lading.De distributie functie van <strong>Venlo</strong> wordt bepaald door deze as en krijgt door de verbeterdebereikbaarheid nieuwe impulsen. Door aanleg van de A74 neemt de bereikbaarheid vanuithet zuidoosten toe. Door de Europese integratie ontstaan mogelijkheden om de positievan <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor het Duitse deel van de regio, en ten opzichte van hetRhein-Ruhr gebied verder te versterken.• In de noord-zuid richting heeft deze positie een aan welzijn gerelateerde lading. De belangrijkstecomponenten van de natuurlijke en ecologische hoofdstructuur - de Rijn enMaasterrassen en het Maasdal - zijn alle noord-zuid gericht. Het belang van deze asneemt toe door de toenemende betekenis van de zorg en recreatieve functies voor destad. Door aanleg van de A73 Zuid neemt de bereikbaarheid vanuit het zuiden toe, enkomt <strong>Venlo</strong> nadrukkelijker in beeld als verzorgingscentrum tussen Maastricht en Nijmegen.Ook in het landelijk gebied, dat door de ligging, ondergrond en ontwikkeling uniek is en verwevenis met de stedelijke structuur, ligt een opgave die te maken heeft met de ontwikkelingenin de agrarische sector (Reconstructie) en geleiding van stedelijke druk,48 Verkenningennota paragraaf <strong>Ruimtelijke</strong> Verkenningen<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 143


onder meer als gevolg van nieuwe infrastructuur. Door deze opgave te verbinden met deontwikkeling van de kernen en te laten samenhangen met de cultuurhistorische en natuurlijkekenmerken wordt gezocht naar duurzame dragende structuren, een casco en de ontwikkelingvan integrale netwerken. Zo ontstaat een grote meerwaarde in het Maasdal (robuustheid).Het landelijk gebied biedt perspectieven voor duurzame ontwikkeling van economischeen natuurlijke functies door middel van verweving en scheiding. Behoud van waarden enkarakteristieken in samenhang met de kernen en het ontwikkelen van groene en blauwe netwerkenstaat voorop.Uiteindelijk leiden deze overwegingen tot de keuze voor een ruimtelijk ontwikkelingsmodelwaarin de verschillende kernen binnen bestaande contouren en in relatie tot het zich ontwikkelendestedelijk netwerk hun eigen ruimtelijke, en ook sociaal-culturele en economischekarakteristieken behouden, verbeteren en verder ontwikkelen; zowel intern als in contrast ensamenhang met elkaar en het omliggende landelijk gebied:Krachtige kernen in een robuust cascoIn de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> wordt in principe gestreefd naar hetoplossen van de ruimtevraag voor woningbouw binnen de contouren van de bestaande kernen.Verschillen in dichtheid, voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijnaanknopingspunten voor het benoemen van verschillende woonmilieus die als richtinggevendkader dienen voor ingrepen in de bestaande voorraad en nieuwbouw. De verschillen inruimtelijke structuur en variatie in woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteitdie onderdeel is van de ruimtelijke kwaliteit van <strong>Venlo</strong>. Hier kan bij de uitwerking vanplannen op aangehaakt worden. Het gaat daarbij om zowel uitbreiding als vernieuwing vande bestaande voorraad.Locaties buiten de bestaande contouren mogen alleen voor woningbouw benut worden alsdit een meerwaarde heeft voor de stad als geheel. Het dient te gaan om de ontwikkeling vaneen woonmilieu dat tegemoet komt aan een gebleken behoefte maar waar binnen de bestaandecontouren ook op langere termijn geen ruimte of geschikte omgeving voor is. Voorkomenmoet worden dat de ruimte tussen de kernen dichtslibt. Daarmee vervaagt het onderscheidtussen de kernen en gaat een unieke ruimtelijke kwaliteit van <strong>Venlo</strong> onherroepelijkverloren.Concentratie van woningbouw binnen bestaande contouren versterkt het draagvlak voor lokalevoorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, welzijn en detailhandel, waardoor investeringenom op een zo laag mogelijk schaalniveau een basisvoorzieningen niveau instand te houden meer rendement op leveren. Combinaties van voorzieningen in een centrumof bij elkaar in de buurt bevorderen daarbij de binding van bewoners aan hun buurt. Hetvoorzieningen niveau en het inrichtingsniveau van de openbareruimte dienen ook consistent te zijn met het woonmilieu. Een bijzonderaspect is het belang van de nabijheid van dienstverleningenzorgfuncties ten opzichte van de zorgvraag van ouderen en anderezorgbehoevenden die zelfstandig wonen. 49 Tenslotte kunnenook sociaal-economische factoren om een investeringsimpuls vragen.50 Door afspraken te maken over woon- en leefmilieus voorverschillende buurten en daarbij horende investeringen van marktpartijenen gemeente, zien bewoners welke keuze per kern gebodenwordt. Zo kan worden ingespeeld op wensen om bij verhuizinghet liefst in de eigen wijk of stadsdeel te blijven wonen. 5149 Visie Wonen-Welzijn-Zorg 2003, Hoofdstuk 450 Woonvisie 2003, Hoofdstuk 651 Onderzoek woonwensen in het kader van de woonvisie, hoofdstuk 6Geldersepoort<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,144 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Inspanningen om de sociale samenhang binnen wijken en stadsdelen te versterken makendan meer kans.Investeren in het bestaand stedelijk gebied leidt tot kernen die krachtig genoeg zijn om er dedoelstellingen op het schaalniveau van de kernen te realiseren. Daarnaast is een goede onderlingeafstemming nodig om de doelstellingen ook voor <strong>Venlo</strong> als geheel te realiseren.Dit betekent het profileren van het centrum van <strong>Venlo</strong> als centrum van de gemeente en deregio. De rol van de binnenstad als winkel-, toeristisch en cultureel centrum van de gemeenteen de regio dient versterkt te worden. De binnenstad en omgeving vormen de locatie voorhet creëren van een centrum stedelijk woonmilieu. De rol van het centrum als kantoren locatie,voor zakelijke dienstverlening en als bestuurscentrum voor de gemeente en de regiodient verder ontwikkeld te worden. De centrumgebieden vanBlerick en Tegelen hebben primair een boodschappenfunctieen ontmoetingsfunctie voor die stadsdelen. Daarnaastkunnen hier lokaal georiënteerde kantoren gevestigd wordenvoor maatschappelijke en zakelijke dienstverlening. Hetcentrumgebied van Belfeld heeft voor die kern een vergelijkbarefunctie, maar op een lager schaalniveau. Lokalebedrijventerreinen worden gerevitaliseerd om ruimte tescheppen voor bedrijven die niet op de grootschalige werklocatiesthuis horen.Centrum BelfeldDe kern <strong>Venlo</strong> krijgt verder betekenis in de verdeling van regionale functies over dit stedelijkkernennetwerk, rekening houdend met de hiërarchische opbouw, bestaande locaties en bereikbaarheidc.q. aanhaking op de bovenlokale infrastructuur. De Tradeports, Noorderpoorten Océ vormen gezamenlijk een werkkern waar (inter-)nationaal en regionaal georiënteerdeondernemingen (productie en dienstverlening) gevestigd zijn. Aan de ruimtevraag naar bedrijventerreinwordt voldaan met de geplande uitbreidingen van de Tradeports, Océ en derevitalisering van lokale bedrijven terreinen. Maaswaard en de Spoorzone zijn locaties voorconcentratie van regionaal georiënteerde bestuursinstellingen. De omgeving van het ziekenhuisen hogeschool is het zwaartepunt in de regionale functie van <strong>Venlo</strong> in de gezondheidszorgen onderwijs. De omgeving van de Koel is het zwaartepunt in de regionale functie van<strong>Venlo</strong> op het gebied van sport en leisure.Het buitengebied completeert als een casco de kernen,maar is meer dan een contramal die de kernen begrenst enbepaalt. Het is een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijkekwaliteit van <strong>Venlo</strong> en dient navenant ontwikkeld te worden.Het casco functioneert als een gebied met natuurlijke enrecreatieve functies en netwerken, als productiegebied voorde landbouw, als rust en uitloopgebied, als locatie voorsport- en recreatieve voorzieningen, als landelijk woonmilieu,als toeristisch / recreatieve bestemming en als locatievoor specifieke centrumfuncties.Groen in de stadNieuwe functies voor het casco zijn gebaseerd op een blijvende ligging in een landelijke ennatuurlijke omgeving. Cultuurhistorische waardevolle elementen worden behouden en zichtbaargemaakt in landschapsontwikkeling. De ontwikkeling en ontsluiting van natuurgebiedendraagt bij aan verbetering van het woon- en leefmilieu van <strong>Venlo</strong>. Kassen worden geconcentreerdin de concentratiegebieden. Infrastructuur wordt gebundeld en landschappelijk ingepast.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 145


Om deze functies en doelstellingen blijvend te vervullen is robuustheid nodig. De robuustheidwordt verkregen door de realisatie van krachtige interne en externe samenhangende netwerken,zoals een veilige Maascorridor met natuurlijke, recreatieve en stedenbouwkundige kwaliteiten,door het realiseren van duurzame ecologische structuren en samenhangende natuurgebiedenen een toeristisch recreatief netwerk. De ruimte tussen de kernen is niet alleennodig om de kernen te scheiden, maar ook als schakel in ecologische en toeristische netwerken.Robuustheid wordt verder verkregen door de aanwezigheid van levensvatbare ondernemingenin de land- en tuinbouw binnen het casco. Tenslotte kunnen ook stedelijkefuncties worden gebruikt om robuustheid te realiseren, op voorwaarde dat deze worden ingepastin de karakteristiek van het gebied. Dit geldt bijvoorbeeld bij het vinden van duurzamebestemmingen voor cultuurhistorische elementen zoals de kloosters en kerken.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,146 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


10 Verdieping: “Centrumstad in een grenzenloze regio”10.1 Uitgangssituatie<strong>Venlo</strong> heeft een werkfunctie voor de regio. Ongeveer 22.500 arbeidsplaatsen in <strong>Venlo</strong> wordeningevuld door mensen van buiten <strong>Venlo</strong> (waarvan 10.800 uit de regio), tegenover ongeveer7.000 <strong>Venlo</strong>naren die elders werken (waarvan 3.000 in de regio) (december 2000). Ineconomisch opzicht reikt de centrumfunctie van <strong>Venlo</strong> nog verder. Voor verschillende ondernemingenis hun vestiging in <strong>Venlo</strong> de hoofdvestiging voor de West-Europese regio. Océheeft in <strong>Venlo</strong> de mondiale hoofdvesting.De positie van <strong>Venlo</strong> als nationaal logistiek en industrieel knooppunt hangt onder meer samenmet de ligging ten opzichte van mainports als Antwerpen, Rotterdam en Amsterdamenerzijds en het Ruhrgebied anderzijds. Industrie, logistiek en zakelijke dienstverlening leverenmet 20.500 arbeidsplaatsen ongeveer 39% van de werkgelegenheid in <strong>Venlo</strong>. In de afgelopendecennia heeft deze functie zich ruimtelijk gemanifesteerd in de ontwikkeling vanNoorderpoort en Tradeports. Voor een deel werd deze ontwikkeling gevoed door verplaatsingvan bedrijven uit de woonkernen, waardoor zowel de leefbaarheid van deze kernen, alsontsluiting en uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven werd verbeterd. In de Nota Ruimteis de betekenis van <strong>Venlo</strong> voor de nationale economie erkend met de aanwijzing als economischkerngebied.Het middelbaar en hoger onderwijs en diverse zorginstellingen geven mede inhoud aan derol van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor de regio. Van de leerlingen in het HBO in <strong>Venlo</strong> kwam in2001 76% van buiten <strong>Venlo</strong>, voor het voortgezet onderwijs was dit bijna 30%. Ruim 56% vande opgenomen patiënten in het streekziekenhuis kwam van buiten <strong>Venlo</strong>. Voor de inwonersvan <strong>Venlo</strong> vormen deze faciliteiten onderdeel van de stedelijke voorzieningen en hun qualityof life. Hoewel ze niet worden beschouwd als stuwende sectoren, vormen onderwijs met bijna2.500 arbeidsplaatsen en de zorgsector met bijna 7.500 arbeidsplaatsen wel belangrijkewerkgevers.Op grond van de vergrijzing mag worden aangenomen dat de werkgelegenheid in de zorgzal toenemen. Voor het onderwijs is op grond van de ontgroening een lichte afname te verwachten.Anderzijds is met name in het HBO een toename van leerlingen uit het buitenlandwaarneembaar. De huisvesting van het middelbaar onderwijs wordt gerationaliseerd volgenshet campusmodel, waarbij de onderwijsfuncties worden geïntensiveerd op een beperkt aantallocaties en anderzijds locaties worden afgestoten. In de zorg wordt ernaar gestreefd omeen groeiende groep ouderen langer zelfstandig te laten wonen met verzorging aan huis. Deafbouw van een aantal instellingen hangt hiermee samen.Toerisme en recreatie zijn bij uitstek afhankelijk van bezoek uit de regio en daarbuiten. Deregio Zuidoost Brabant, Noord- en Midden Limburg en Rijk van Nijmegen geldt de laatstejaren als 3 e of 4 e bestemming voor overnachtingen binnen Nederland. Het toeristisch aanbodin de regio en in <strong>Venlo</strong> is diffuus. Steyl, Klein Zwitserland en het centrum van <strong>Venlo</strong> geldenals trekkers.Het centrum van <strong>Venlo</strong> vormt het brandpunt van de <strong>Venlo</strong>se samenleving én van de regio.Hierbinnen vervult het kernwinkelgebied zowel de functie van stadsdeelcentrum als de functievan stedelijk, regionaal en bovenregionaal centrum. Detailhandel, horeca en persoonlijkediensten bepalen het imago. De samenstelling van de detailhandel in het kernwinkelgebied issterk bepaald door de functie die dit gebied heeft op het gebied van recreatief winkelen vanuithet Duitse Ruhrgebied. Door prijsnivellering wordt de kwaliteit van het gebodene steedsbelangrijker.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 147


De verschillende aspecten van de centrumfunctie zijn sterk verspreid over het grondgebiedvan de gemeente. Het regionaal en stedelijk verkeerssysteem vormt de verbindende schakel.10.2 Ambitie en doelstellingen<strong>Venlo</strong> wil zich profileren als centrumstad van Noord- en Midden-Limburg én het aangrenzendevoorland van het Duitse Ruhrgebied. Een complete centrumstad die niet perse grootschalighoeft te zijn. Een stad waar mensen graag willen wonen en naar toe willen komen.Op basis van deze ambitie zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:♦♦♦Behoud en kwaliteitsverbetering van <strong>Venlo</strong> als (inter-) nationaal logistiek en industrieelknooppunt, onder meer door het aantrekken van kennisintensieve ondernemingenen instellingen.Versterking van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor de regio (Noord- en Midden Limburgén het aangrenzende Duitse voorland van het Ruhrgebied).Versterking van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>.10.3 Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppunt• Regionale werklocatiesBelangrijk voor de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> als nationaal logistiek en industrieel knooppunt isde toenemende vervlechting tussen productie (zowel industrie als landbouw), transport enconsumptie activiteiten. 52 De productie verschuift van aanbodgericht naar vraaggericht,waardoor minder voorraden opgebouwd hoeven te worden en kosten bespaard worden. Kostenbesparingwordt ook gerealiseerd doordat bedrijven zich richten op kernactiviteiten enandere activiteiten als productie van halffabrikaten uitbesteden of verplaatsen. Deze ontwikkelingenvereisen een steeds betere kennis en overdracht van de wensen van afnemers(marketing, service, orders), het vermogen om snel in te kunnen spelen op nieuwe specificaties(technologische flexibiliteit, productontwikkeling) en het vermogen om de steeds meergefragmenteerde productie-consumptieketen zo efficiënt en goedkoop mogelijk te organiseren(logistiek, multimodaliteit vervoersmogelijkheden). Toepassing van geavanceerde informatieen communicatie technologie speelt bij dit alles een rol. Productieprocessen wordendus steeds meer afhankelijk van ondersteunende diensten en kennis speelt als productiefactoreen steeds grotere rol.<strong>Venlo</strong> streeft ernaar om haar functie als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt tebehouden. De doelstelling om de kwaliteit als knooppunt te verbeteren betekent dat het economischbeleid gericht is op uitbreiding met kennisintensieve activiteiten (research en ontwikkeling,telecommunicatie, handel) en versterking van relaties met regionale onderwijsinstellingen.In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeld op de trend dat gespecialiseerde logistiekedienstverleners ernaar streven om zich te vestigen in elkaars nabijheid. Clustering scheptvoorwaarden voor samenwerking en gezamenlijk gebruik van infrastructuur en diensten.<strong>Venlo</strong> ambieert het faciliteren van de clustering van grootschalige bedrijvigheid en kan voorzienin een netwerk van logistieke centra rond knooppunten van verbindende infrastructuur.<strong>Venlo</strong> geeft op deze wijze invulling aan haar betekenis als economisch kerngebied en aanhaar positie in de toptechnologische regio Zuid Oost Nederland.52 Zie ook Masterplan <strong>Venlo</strong> par 2.2 Economische trends en ontwikkelingen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,148 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De regio <strong>Venlo</strong> is tevens aangewezen als greenport in de Nota Ruimte. Dit zijn gebiedenwaar de positie van de primaire sector en de daaraan verbonden kennisinstellingen, logistiekeen dienstverlenende bedrijvigheid een sterke internationaleconcurrentiepositie hebben. De uitbouw van de agribusinessvindt regionaal plaats. Het gaat met name om de projectvestigingenglastuinbouw Siberië (Maasbree) en Californië (Horstaan de Maas) en de nieuwe Tradeports (Tradeport Oost,Noord en Greenport). <strong>Venlo</strong> functioneert in de regio als logistieken dienstencentrum voor de land- en tuinbouw. In 2012wordt het terrein Greenport gebruikt voor de Floriade.Impressie Floriade 2012Ruimtelijk zijn industriële en logistieke activiteiten in <strong>Venlo</strong> geconcentreerd aan de noordwestzijde rond de A67: de Tradeports, de veiling ZON, Océ, Noorderpoort. Dit is – naast dewoonkernen - een werkkern in wording met een eigen identiteit en structuur. Om deze kernte versterken en de industriële en logistieke functies hier teverankeren moet rekening gehouden worden met de volgendeimplicaties van de geschetste economische trends voorhet ruimtelijk beleid:• Het traditionele onderscheid tussen productie, logistiek endiensten vervaagt. Op traditionele industrie- en bedrijfsterreinenmoeten ook productontwikkeling, marketing, service,logistiek, administratie en management activiteitenkunnen voorkomen.Océ• Onderlinge contacten, uitwisseling van informatie, gezamenlijkemarketing en profilering kunnen worden bevorderd door clustering van verwanteof aan elkaar gerelateerde ondernemingen. Dit trekt weer ondernemingen aan die in hetclusterprofiel passen.• Afhankelijk van het type activiteit (productie, opslag, administratie, research, promotie,management) stellen ondernemingen verschillende eisen met betrekking tot representativiteit,zicht, ontsluiting en hinder. Hierop kan worden ingespeeld door zonering, met alsdoel:• hinder tussen productie intensieve en kennis intensieve activiteiten te voorkomen• in te kunnen spelen op specifieke locatie eisen met betrekking tot transport (water,spoor, weg) en zichtlocaties• rekening te kunnen houden met wensen ten aanzien van representativiteit• exclusieve locaties te kunnen reserveren (stadspoorten)• Alle modaliteiten moeten beschikbaar en toegankelijk zijn en over voldoende capaciteitbeschikken.• Er is mogelijk behoefte aan faciliteiten om in een ontspannen sfeer contacten te leggen,informatie uit te wisselen en zaken te doen. Er is onderzoek nodig naar het mogelijk gebruiken de plaatsgebondenheid van een dergelijk centrum. Het Tradeports gebied kanals mogelijke locatie voor zo’n faciliteit in aanmerking komen.• ClusteringEr wordt gestreefd naar thematisering en clustering van verwante of aan elkaar gerelateerdeondernemingen en instellingen op de regionale werklocaties in <strong>Venlo</strong>. Dit zijn locaties diegoed bereikbaar zijn vanuit de regio en die in belangrijke mate vestigingsplaats zijn of wordenvoor nationaal en regionaal georiënteerde bedrijven. Tevens richt het beleid zich op hetaantrekken van kennisintensieve ondernemingen en instellingen.Clustering verhoogt de kans op nieuwe initiatieven en medegebruik van elkaars kennis enpositie. Het versterkt het profiel van locaties en de daar gevestigde activiteiten.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 149


Tabel 10.1 geeft een aanzet voor clustering van verwante activiteiten voor de verschillenderegionale en stedelijke werklocaties in <strong>Venlo</strong>. Locaties waar sprake is (of in de toekomst kanzijn) van clustering zijn:1. Kern Tradeports / Océ / NoorderpoortRekening houdend met de bestaande concentratie rond dekern Tradeports / Océ / Noorderpoort gaat het in deze kernom het verder profileren van de positie van <strong>Venlo</strong> als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt door het leggenen uitbouwen van accenten in de verschillende onderdelen.2. Centrumgebied <strong>Venlo</strong>De functie van het centrumgebied van <strong>Venlo</strong> als werklocatiewordt versterkt door de concentratie van stedelijk en regionaalgeoriënteerde organisaties en het stimuleren van de vestigingvan zakelijke dienstverlening die minder gelieerd is aanondernemingen in de Tradeport / Océ / Noorderpoort kern.Tradeport3. Specialistische locatiesDe betekenis van regionale werklocaties buiten deze concentraties voor de centrumfunctievan <strong>Venlo</strong> wordt versterkt door specialisatie die aansluit bij hun ligging en bestaandeactiviteiten:−−−Keulse Barrière is een bedrijventerrein dat door het wegvallen van de douanefunctiedie specifieke betekenis heeft verloren. Door de aanleg van de A74 verliest het terreinverder de onmiddellijke aansluiting op de autoweg. Verder vormt het als het wareeen stedelijk eiland in het groene casco. Daar staat tegenover dat door de ontwikkelingvan het Kreuzackerfeld door de gemeente Nettetal (Duitsland) hier een bedrijventerreinontwikkeld wordt waarop bij de revitalisering van de Keulse Barrière ingespeeldkan worden. Bovendien blijft het terrein na de reconstructie van de aansluitingKaldenkerkerweg / A74 goed aangesloten op het autowegennet. Bij de revitaliseringkan het bedrijventerrein als een sterke functie in het robuuste casco worden ingepastdoor vormgeving en beplanting.Via <strong>Venlo</strong> neemt in de centrumhiërarchie een bijzondere plaats in. Via <strong>Venlo</strong> biedtplaats aan een significante clustering van grootschalige detailhandel, op een goedontsloten locatie t.o.v. het centrum en de snelweg. Dit centrum heeft een stedelijke enregionale functie, en is specifiek bedoeld voor perifere detailhandel die in het kernwinkelgebieden stadsdeelcentra niet inpasbaar of ongewenst is. Dit onderscheidendaanbod zorgt ervoor dat Via <strong>Venlo</strong> niet concurreert met het stedelijk centrum en datde locatie de totale verzorgingsfunctie van <strong>Venlo</strong> versterkt. Via <strong>Venlo</strong> moet herkenbaarblijven als cluster van grootschalige detailhandel; verbreding van het aanbodmet reguliere detailhandel is ongewenst. Ontwikkeling vaneen soortgelijke locatie elders in <strong>Venlo</strong> is eveneens nietwenselijk.Meelderbroek en ’t Ven Noord zijn locaties om levensvatbareondernemingen te concentreren die elders niet kunnenuitbreiden. Deze sterke functie kan door beplanting inhet landschap worden ingepast en aan het robuuste cascobijdragen.Glastuinbouw<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,150 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


In het kader van het Masterplan <strong>Venlo</strong> is berekend dat met de ontwikkeling van TradeportNoord en Tradeport Oost in de behoeften aan bedrijfsterrein tot <strong>2015</strong> kan worden voorzien.Voor de langere termijn dienen de economische perspectieven en de daaruit voortvloeienderuimtebehoefte nog in beeld te worden gebracht. Daarbij zullen ook bereikbaarheid en ruimtelijkeinpasbaarheid betrokken moeten worden. Mogelijkheden in de regio moeten nadrukkelijkin overweging genomen worden.• FaciliteitenDe behoefte aan faciliteiten (conferentie, horeca, training en dergelijke) om in een ontspannensfeer contacten te leggen en zaken te doen dient nader onderzocht te worden. Het thema‘Stad in het Maasdal’ biedt aanknopingspunten (natuur, rust, kloosters) om het aspectvan onthaasting en ontspanning als wezenlijk onderdeel van een scala aan economischeactiviteiten in <strong>Venlo</strong> te ontwikkelen en daarmee de ambities te realiseren. De ontwikkelingvan dergelijke faciliteiten nabij de Tradeports kan de identiteit van deze kern versterken. Ookhet stedelijk centrum is een geschikte locatie.De mogelijkheden en noodzaak om te zoneren en te clusteren zullen per locatie uitgezochten uitgewerkt worden. Dit zal zijn beslag krijgen in ontwikkelings- en acquisitie strategieën enbestemmingsplanvoorschriften. Deze uitwerking wordt gecoördineerd binnen het Beleidsprogramma“Kennis en Economie”.Tabel 10.1 Uitgangspunten voor clusteringLocatiesClusterTyperingKenmerkenKern Tradeports / Océ / Noorderpoorta.<strong>Venlo</strong> Trade Port Industrie en − Grootschalige en middelgrote maak industrieb.Trade Port West logistiek − Opslag, distributie en transport ondernemingenc.Trade Port Noord− Distributie en transport ondernemingen met in hoofdzaakeen (inter)nationale oriëntatie− Aan ondernemingen gelieerde productontwikkeling, marketing,service, logistiek, administratie en managementd. Greenport <strong>Venlo</strong> Industrie en − Middelgrote en kleinschalige industrieresearch − Research en development− Op ondernemingen in Tradeport gerichte productontwikkeling,marketing, service, logistiek, administratie en managemente. Tradeport Oost Tuinbouw enlogistiek− Aan tuinbouw en landbouw verwante opslag, distributie entransportondernemingen− Aan tuinbouw en landbouw verwante productontwikkeling,marketing, service, logistiek, administratie en management− Industriële ontwikkeling van het oude <strong>Venlo</strong>f. ZON Fresh Park Tuinbouw enlogistiek− Aan tuinbouw en landbouw verwante opslag, distributie entransportondernemingen− Tuinbouw en landbouw veiling (groente en bloemen)g. Noorderpoort Diensten enlogistiekh. Océ BedrijvenparkIndustrie enkennis−−−−−Grootschalige en middelgrote zakelijke dienstverleningKantoormachines en kantoorbenodigdheden industrieAan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichteproductontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratieen managementAan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichtetraining en opleidingsfaciliteitenAan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichteontspannings- en congresfaciliteiten<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 151


Centrumgebied <strong>Venlo</strong>i. Maaswaard Regionaalbestuur endienstenj. Spoorzone Regionaalbestuur enk. Stedelijk Centrum<strong>Venlo</strong>l. Stedelijk wonen/werkenzone<strong>Venlo</strong>dienstenZakelijk enontspannenZakelijk enrepresentatiefSpecialistische locatiesm. Keulse Barrière Handel enexportn. Via <strong>Venlo</strong> Grootschaligedetailhandelo.’T Ven Noord Glastuinbouwconcentratiep. Meelderbroek Glastuinbouwconcentratie−−−−−−−−−−−−−−−Stedelijk en regionaal georiënteerde organisatiesMiddelgrote zakelijke dienstverleningStedelijk en regionaal georiënteerde organisatiesMiddelgrote zakelijke dienstverleningKleinschalige zakelijke dienstverleningHorecaCongres- en vergaderfaciliteitenGrootschaliger zakelijke dienstverleningCongres- en vergaderfaciliteitenWonen/werken combinatieOp Duitse en Europese achterland georiënteerde opslag,distributie en transport ondernemingenAan ondernemingen gelieerde productontwikkeling, marketing,service, logistiek, administratie en managementGrootschalige perifere detailhandelslocatieMiddelgrote glastuinbouw ondernemingenMiddelgrote glastuinbouw ondernemingenTabel 10.2 Uitgangspunten voor clustering: aanvullingLocatiesCluster Kenmerkentyperingq. Middengebied Zorg en − Streekziekenhuis<strong>Venlo</strong>-Tegelen Kennis − Hoger Beroepsonderwijs− Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde ofhierop gerichte productontwikkeling, marketing, service, logistiek,administratie en management− Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde of opondernemingen gerichte training en opleidingsfaciliteiten− Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde ofhierop gerichte ontspannings- en congresfaciliteitenr. Campus enTechnodomeVoortgezetonderwijs− Concentratie van voortgezet onderwijs op een beperkt aantalcampussen. Overige locaties worden afgestotenLocatiess. Stadion de Koel Leisure − Grootschalige leisure voorzieningenen omgeving− Middengebied en Stadion De koelt. Klein Zwitser Dagrecreatie − Dagrecreatief speelparklandu. Kloosterdorp Cultuur − Inpassing van kleinschalig cultuurtoerismeSteyl− Aansluiting bij religieus, kleinschalig karakterv. Stedelijk centrum<strong>Venlo</strong> & Q4Cultuur − Culturele voorzieningen met stedelijk en regionaal bereik− Ruimte voor kleinschalige functies als ateliers en ambacht<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,152 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


10.4 Versterking als centrumstad voor de regioInzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> is versterking van de regionale verzorgingsfunctievan de stad voor de regio’s Noord- en Midden Limburg en het Duitse voorland vanhet Ruhrgebied. Voor de ontwikkeling van deze functie van <strong>Venlo</strong>, op het gebied van onderwijs,gezondheidszorg, openbaar bestuur, dienstverlening, grootschalige leisure en toerisme,is het van belang dat bestaande voorzieningen behouden worden en nieuwe voorzieningenworden aangetrokken. Het aanbod van dit type voorzieningen is beperkt. Om <strong>Venlo</strong> te positionerenals de meest geschikte vestigingsplaats wordt gestreefd naar concentratie van dezefuncties op locaties die goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur.In aanvulling op de lijst van locaties in tabel 10.1 gaat het om de locaties in tabel 10.2.• Regionale voorzieningenDe ambitie om <strong>Venlo</strong> als centrumstad te versterken betekent dat het ruimtelijk beleid moetinspelen op de ruimtebehoefte van deze instellingen en hun bereikbaarheid vanuit de stad ende regio.Er is behoefte aan herkenbare, representatieve kantoorlocaties voor dienstverleners en instellingen,met name in de stedelijk wonen/werken zone rond het centrum.Het streekziekenhuis en Fontys Hogeschool vormen op hun huidige locatie herkenbarelandmarks van de centrumfunctie van <strong>Venlo</strong> voor de regio. Deze bereikbaarheid vanuit destad en regio is goed en verbetert nog door de aanleg van de A73 Zuid en A74. Om de positievan <strong>Venlo</strong> als centrumstad op het gebied van onderwijs en zorg te versterken is het vanbelang dat de huidige locatie als specialistische cluster voor deze functies verder kan wordenuitgebouwd. Dit betekent zowel ruimte voor uitbreiding als ruimte voor vestiging van ondersteunendeen gelieerde activiteiten.Het gebied waar de huidige locatie deel van uitmaakt is ook een belangrijk onderdeel van hetrobuuste casco. Omdat het ziekenhuis en de hogeschool in schaalniveau uitstijgen bovendat van de kernen, en de locatie goed bereikbaar is, heeft de locatie een meerwaarde voorhet profileren van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor de regio. Daarom is het verantwoord om dehuidige locatie uit te bouwen voor deze functies. Zorg en onderwijs lenen zich goed om alssterke functie in een groene omgeving gesitueerd te worden (beplanting en vormgeving)waardoor ze aan het robuuste casco bijdragen.Door reorganisatie van het voortgezet onderwijs kan dehuisvesting worden gerationaliseerd. Er wordt gestreefdnaar een campusmodel waarbij op verschillende locatiesbinnen de kernen bepaalde opleidingen geclusterd zijn.Door het campusmodel neemt de verplaatsingsbehoeftewel toe. Hierop zal door toegankelijkheid per fiets enopenbaar vervoer ingespeeld worden. In deze <strong>Structuurvisie</strong>gelden de huidige locaties als uitgangspunt. Vrijgekomenlocaties worden ingezet voor woningbouw. Alsclusteringslocaties zijn de campussen Blariacum in Blerick,Valuas in <strong>Venlo</strong> en Onderwijs Boulevard <strong>Venlo</strong>-ZuidCollege Den Hulster(bestaande uit locaties Den Hulster en Technôdome) aangewezen.Een dergelijk concentratieproces is tevens gaande in het middelbaar beroepsonderwijs, datverzorgd wordt door Gilde Opleidingen. Het middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd opde locaties Groenveldsingel en Technodôme (onderdeel van Onderwijs Boulevard <strong>Venlo</strong>-Zuid).<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 153


• Regionale ontspanning<strong>Venlo</strong> biedt tal van voorzieningen waarvoor bezoekers uit de regio naar <strong>Venlo</strong> komen voorontspanning en vermaak. Het stedelijk centrum biedt dit type voorzieningen in verschillendevormen. Uitgangspunten worden in paragraaf 10.5 geformuleerd.Buiten het stedelijk centrum vervullen de volgende locaties een rol als regionale bestemmingvoor ontspanning en vermaak:−−Stadion de Koel is de basis voor de betaald voetbalorganisatie VVV. De omgevingvan het stadion is in de zogenaamde VeNeTe studie aangeduid als ontwikkelingslocatievoor grootschalige leisure activiteiten. Deze locatie heeft prioriteit als zoeklocatiewanneer zich initiatieven voor <strong>Venlo</strong> aandienen.Klein Zwitserland, gesitueerd aan de rand van het Jammerdaal, is een dagrecreatievebestemming (speeltuin in het groen) voor bezoekers uit een ruime regio. Hiervoor isde ambitie in ieder geval de bestaande situatie in stand te houden, waarbij eventueelgedacht kan worden aan een beperkte uitbreiding in aanvulling op het bestaande karaktervan Klein ZwitserlandVoor de ontwikkeling van Klein Zwitserland en de Koel en omgeving gelden soortgelijkeoverwegingen als voor de ontwikkeling van de omgeving ziekenhuis / hogeschool.De functies zijn regionaal in schaalniveau en de locaties zijn goed bereikbaarvanuit de stad en de regio.De locaties Tussengebied <strong>Venlo</strong> – Tegelen en Stadion De Koel en omgeving liggenbuiten de grenzen van de kernen, in het casco. Ze hebben te maken met een drukdoor aanwezigheid van bestaande voorzieningen en verbetering van de bereikbaarheid(aanleg Rijksweg 74). Uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling is dat nieuwevoorzieningen in de omgeving worden ingepast en bijdragen aan de robuustheid vanhet casco.Regionale sport-, recreatieve en leisure voorzieningen hebben een meerwaarde voorhet profileren van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor de regio. Leisure, topsport en dagrecreatielenen zich goed om als sterke functie in een groene omgeving gesitueerd teworden (beplanting en vormgeving) waardoor ze aan het robuuste casco bijdragen.Aan nieuwe, grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen als noodzakelijkedrager voor het robuuste casco is geen behoefte. Voor nieuwe initiatieven geldt eenkwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor het casco.−−−Het kloosterdorp Steyl is een concentratie van missieorden die onderdeel van eenmondiaal netwerk zijn. De locatie heeft een toeristische potentie vanwege het monumentalekarakter (aangewezen beschermd dorpsgezicht), maar ook als centrum voorrust en bezinning. Het kloosterdorp bepaalt mede de eigenheid van de kern Tegelen.Nieuwe functies voor historisch kenmerkende gebouwen en locaties, zoals de kloosters,dienen gericht te zijn op duurzame instandhouding van zowel het object als decultuurhistorische betekenis ervan. Bij inpassing van nieuwe of aanvullende voorzieningenin kloosterdorp Steyl moet aansluiting worden gezocht bij het religieus, kleinschaligkarakter en kleinschalig cultuurtoerisme.De Maas en de natuurgebieden hebben potenties als regionale bestemmingen voorwatersporten, wandelen, fietsen, verblijven en dergelijke.Incidenteel vormen andere locaties door evenementen een ontspannings gerelateerdebestemming. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Passiespelen die periodiek in Tegelengehouden worden en jaarlijkse evenementen zoals carnaval, kermissen en dergelijke.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,154 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Deze locaties en evenementen bieden de regionale bezoeker een scala aan belevingsmogelijkhedendie gezamenlijk het imago van de stad als toeristisch recreatieve bestemming voorde regio bepalen. Uitgangspunt is versterking van de totale diversiteit door versterking vande afzonderlijke locaties.10.5 Versterking van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>Deze structuurvisie streeft naar versterking van het karakter van de verschillende kernen in<strong>Venlo</strong>, met daarin wel een hoofdrol voor het centrumgebied van <strong>Venlo</strong>. Ontwikkelingen in destadsdeelcentra zullen getoetst moeten worden op hun effect op het functioneren van hetcentrum van <strong>Venlo</strong>. Als doelstelling geldt het versterken van de verzorgingsfunctie van hetstadscentrum van <strong>Venlo</strong> voor de stad en de regio. Die functie wordt nu vooral gedragen dooreen concentratie van functies op het gebied van detailhandel, horeca, persoonlijke dienstverlening,zakelijke dienstverlening, bestuur, cultuur en toerisme in het stedelijk centrum.Deze paragraaf gaat in op hoe deze ambitie voor de verschillende functies in het centrumgestalte kan krijgen, en hoe zich dat verhoudt met de rol van de stadsdeelcentra. De versterkingvan het stadscentrum moet vorm krijgen door:− Versterking van de afzonderlijke functies in het centrum en hun onderlinge samenhang.− Aanvulling met ontbrekende functies versterkt de reeds aanwezige combinatie van functies.− Het tegengaan van ontwikkelingen elders in de stad die concurreren met versterking vande verzorgingsfunctie van het stadscentrum.− Het bevorderen van ontwikkelingen elders in de stad die zorgen voor onderlinge versterking.Binnen het centrum van <strong>Venlo</strong> is nog een onderscheid gemaakt tussen een stedelijk centrumzone (met daarbinnen het kernwinkelgebied) en een centrum wonen werken zone. Dezegebieden verschillen in functionele opbouw en structuur en deze verschillen zijn beleidsmatigrelevant. Zo komen de zones overeen met typering van het (daarin gewenste) woonmilieu inde verdieping Leefbare Stad.• Ontwikkeling detailhandel, horeca en persoonlijke dienstenDetailhandel, horeca en persoonlijke diensten bepalen, geconcentreerd in het kernwinkelgebied,in belangrijke mate het imago van de stedelijk centrum zone. In omvang en samenstellingzijn deze sectoren in het kernwinkelgebied van een andere orde dan de overige delenvan het centrum van <strong>Venlo</strong> en de overige centra. Het kernwinkelgebied heeft zowel de functievan stadsdeelcentrum als de functie van stedelijk, regionaal en bovenregionaal centrum.De doelstelling om het centrum van <strong>Venlo</strong> te versterken heeft betrekking op de stedelijke, deregionale en bovenregionale centrumfunctie.De doelstelling om de stedelijke centrumfunctie van <strong>Venlo</strong>te versterken betekent dat ernaar gestreefd wordt dat inwonersvan de gemeente het kernwinkelgebied van <strong>Venlo</strong> alswinkelbestemming kiezen boven een centrum in de regio ofhet kernwinkelgebied van een van de naburige steden.Winkelen is meer dan gericht boodschappen doen, het betekentonder andere het kunnen vergelijken van soortgelijkeproducten, in een aangename sfeer, met de mogelijkheidom even ergens te verpozen. Winkelen wordt steeds meereen recreatieve activiteit (funshopping).Die 2 Brüder von <strong>Venlo</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 155


Deze aspecten vereisen een gevarieerd aanbod in het kernwinkelgebied van zowel ketenwinkelsals lokale speciaalzaken, persoonlijke diensten, cultuur en horeca. Het kernwinkelgebiedmoet als geheel, of opgedeeld in circuits, beloopbaar zijn. Het voetgangersgebiedmoet een hoge verblijfskwaliteit hebben wat betreft aankleding, onderhoud, schoonheid enveiligheid, mede bepaald door de historie van de stad. Het gebied moet zowel per fiets, autoals openbaar vervoer goed vanuit de stad bereikbaar zijn.Dit ambitieniveau stelt eisen aan bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer vanuit hetverzorgingsgebied en aan de identiteit waarin het centrum van <strong>Venlo</strong> zich onderscheidt vanandere regionale centra. De identiteit van <strong>Venlo</strong> bestaat uit de combinatie van monumentaleen bezienswaardige gebouwen, het binationale karakter, de musea en levendigheid (evenementen).De potentie van de Maas om aan het eigen karakter van <strong>Venlo</strong> bij te dragen moetverder worden ontwikkeld.Het stedelijk centrum heeft nauwelijks aanbod in de binnenstedelijke leisure sfeer. Nu bestaatgeen inzicht in de vraag of en waar leisure verenigbaar is met de identiteit van hetkernwinkelgebied. Anderzijds kunnen leisure functies beter verenigbaar zijn met andere functioneleopties voor Maaswaard en de Spoorzone. De relatie tussen deze locaties en het stedelijkcentrum is daarbij randvoorwaarde. Dit uitgangspunt geldt ook voor andere regionalewinkelconcepten zoals factory-outlet centra.• Ontwikkeling toerisme en recreatieDe aanwezigheid van monumentale / bezienswaardige gebouwen, musea, het binationalekarakter en de levendigheid maken van het stedelijk centrum een toeristische bestemming,in aanvulling op de regionale winkelfunctie. Versterking van de relatie draagt bij aan de doelstellingom het stadscentrum te versterken. Hotels en pensions passen bij de toeristischefunctie van het stedelijk centrum.In het stedelijk centrum vormen het Nolensplein en het Julianapark bijzondere locaties, omdatze door hun schaal en ligging de ruimte bieden voor evenementen van stedelijke en regionaleschaal die de toeristische en winkelfunctie van het kernwinkelgebied versterken. Bijplanvorming voor deze locaties dient behoud en verbetering van deze mogelijkheden uitgangspuntte zijn.De potenties van de verzorgingsfunctie van het stedelijk centrumop het gebied van cultuur zijn onderbenut. De veelheid aan cultureleevenementen, de aanwezige vraag naar geschikte accommodatiesin het centrum en de interesse vanuit de cultuur zelfmaken duidelijk dat er voldoende kansen aanwezig zijn om cultuurnadrukkelijker onderdeel te laten uitmaken van het <strong>Venlo</strong>sestadscentrum. Aanwezigheid van een veelvoud aan culturelevoorzieningen geven het centrum een levendiger karakter; ditLimburgs Museumlevert een bijdrage aan positieve beeldvorming en een veiligerklimaat.De schouwburg Maaspoort is op het moment de meest in het oog springende culturele voorzieningin het centrum. Overige voorzieningen zijn grotendeels verspreid over het stedelijkgebied. Er wordt gestreefd naar herhuisvesting en clustering vanculturele stedelijke voorzieningen op meer centrale locaties. Bundelingvan culturele voorzieningen biedt exploitatiekansen endaardoor betere investeringsmogelijkheden. Tevens zal de aantrekkendewerking die van de voorzieningen uitgaat groter zijn.Cultuur moet onderdeel zijn van het centrumgebied; in het historischecentrum in aansluiting op de Maaspoort en bij het station inaansluiting op de musea.Maaspoort<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,156 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Bij clustering in de herstructureringswijk Q4 kan de culturele ambiance worden versterkt alsaangesloten wordt bij ondernemers in de kunstzinnige sfeer; galeries, kunstenaarsateliers enambachten. In dat gebied past een meer kleinschaliger aanbod van publieksfuncties, in eenfijnmazige stedelijke omgeving waar ook gewoond en gewerkt wordt.Bij inpassing van nieuwe voorzieningen in het stedelijk centrum geldt in het algemeen dat eraandacht moet zijn voor de schaal van de bestaande bebouwing; handhaving en versterkingvan het bestaande karakter staat voorop.Ook de Maas en haar winterbed (met name Raayweiden) kan bijdragen aan de toeristischefunctie van het centrum van <strong>Venlo</strong>. Het gaat daarbij zowel om de belevingswaarde c.q. devisuele relatie met het centrum, als de gebruikswaarde. Bij dit laatste gaat het om permanentgebruik (terrassen, aanlegsteigers, watertaxi, natuur en dergelijke) en om evenementen(regatta’s, triatlon, vuurwerk en dergelijke).• Ontwikkeling zakelijke en maatschappelijke dienstenNa de detailhandel, horeca en persoonlijke diensten bepalen zakelijke en maatschappelijkediensten het imago van het stedelijk centrum. Dit geldt met name in de stedelijk centrum zonebuiten het kernwinkelgebied (54% van alle arbeidsplaatsen) en de centrum wonen werkenzone (33%). De aanwezigheid hier van diensten met een stedelijk of regionaal verzorgingsgebiedhangt ook samen met de aanwezigheid van grote, representatieve panden. Voor hetfunctioneren van de kantorenmarkt in <strong>Venlo</strong> is dit gebied belangrijk. Zo is 54% van de werkgelegenheidin de advocatuur / notariaat in <strong>Venlo</strong> gevestigd in het stedelijk centrum.De aanwezigheid van kleinschalige kantoren voor dienstverlening met een stedelijk en regionaalverzorgingsgebied sluit aan bij de ruimtelijke structuur van zowel de stedelijk centrumzone (buiten het kernwinkelgebied) als de centrum wonen werken zone. Versterking vandergelijke kantoorfuncties in deze zones past bij de doelstelling om het stadscentrum van<strong>Venlo</strong> te versterken en <strong>Venlo</strong> te versterken als centrumstad voor de regio en is goed voor debeeldvorming. Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van bestaande panden of datnieuwbouw aansluit bij het schaalniveau van de omgeving. Tevens moet er rekening wordengehouden met bereikbaarheid.Opvallend is dat van de werkgelegenheid in <strong>Venlo</strong> in het openbaar bestuur en organisatiesslechts 35% in het centrum gebied te vinden is, te meer omdat het openbaar bestuur eentypische centrumfunctie is. In de ruimtelijke structuur van <strong>Venlo</strong> zijn instellingen met een stedelijkeof regionale bestuursfunctie echter over diverse locaties verspreid. Er is daardoorgeen sprake van een “bestuurscentrum” waarin <strong>Venlo</strong> zich als “hoofdstad” van Noord Limburgprofileert, met een mogelijk afgeleide impuls voor de zakelijke dienstverlening. De haalbaarheidvan een concentratie op langere termijn op één locatie in of nabij het stedelijke centrumdient daarom nader onderzocht te worden. Gelet op de schaal van een dergelijke clusteren de individuele instellingen komen alleen de Spoorzone of Maaswaard in aanmerking.Vrijkomende kantorenlocaties kunnen worden ingezet voor woningbouw, bedrijfsverzamelgebouwenof groenvoorzieningen.In bovenstaand overzicht omvat maatschappelijke dienstverlening ook voorzieningen alsscholen en dergelijke. De aanwezigheid van dergelijke voorzieningen draagt bij aan de kwaliteitvan het leefmilieu in de stedelijk centrum zone en centrum wonen werken zone, maar isuit het oogpunt van de geformuleerde doelstelling niet noodzakelijk.• Ontwikkeling industrie en nijverheidIn de ruimtelijk-economische structuur van <strong>Venlo</strong> zijn de centragebieden als vestigingsplaatsvoor industriële vormen van bedrijvigheid van geringe betekenis. In de centrum wonen werkenzone is het aandeel in de totale werkgelegenheid nog vrij groot,<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 157


omdat dit gebied van oorsprong een geschikt bedrijvenmilieu vormt. Het is onvermijdelijk datvanwege milieu- en vestigingseisen dit type werkgelegenheid op den duur verdrongen wordtnaar lokale bedrijventerreinen. De mogelijkheden om bedrijvigheid in de centrum wonenwerken zone te handhaven of te stimuleren zullen op locatie niveau bekeken moeten worden.Daarbij dient ook gekeken te worden naar de geschiktheid van ruimtes voor ateliers endergelijke.• Ontwikkeling wonenDoor de combinatie van functies in het stedelijk centrum, de kwaliteit van de openbare ruimteen de ligging aan de Maas heeft dit gebied potenties voor de ontwikkeling van een stedelijkcentrum woonmilieu dat uniek is binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> en de regio.De woonfunctie van het centrum is nu nog onderontwikkeld. In ieder geval tot <strong>2015</strong> wordt hetbeleid gericht op het versterken van de woonfunctie, met name in de wijk Q4, en het bevorderenvan wonen boven winkels. De te ontwikkelen woningtypenmoeten aansluiten op de behoeften van de groepen die<strong>Venlo</strong> sterker aan de stad wil binden: midden en hoger kaderen studenten. Dit zal een transformatie van bebouwing metzich meebrengen die moet passen binnen de historische contextvan de binnenstad. De zwakste schakels krijgen prioriteit.Tijdens het proces van transformatie moet de binnenstad eenlevend woongebied blijven.VINEX <strong>Venlo</strong> zuidIn de verdieping Leefbare stad wordt hier verder op ingegaan. Bij woningbouw in centrumgebiedenzal steeds gekeken moeten worden wat het effect hiervan is op de andere functies enof in de planontwikkeling opname van niet-woon functies mogelijk of gewenst is.• Ontwikkeling ruimtelijke structuurDe Maas vormt voor het centrum van <strong>Venlo</strong> een heldere begrenzing aan de westzijde vanhet centrumgebied. De potenties van de Maas voor de beleving van het centrumgebied wordennog onvoldoende benut. Op dit snijvlak raakt het thema “Centrumstad in een grenzenlozeregio” het thema “Stad in het Maasdal”. De opgave is om op dit snijvlak de doelstellingenvoor beide thema’s te realiseren. Dit krijgt concreet gestalte in de projecten Maasboulevarden Quality 4 <strong>Venlo</strong> (in het zogenaamde stadsdeel Q4).Aan de noord en oostzijde vormt de centrum wonen werken zone zowel functioneel als morfologischeen overgangsgebied tussen de stedelijk centrum zone en overige delen van dekern <strong>Venlo</strong>. Door de afnemende betekenis van het Duits kooptoerisme heeft de drugshandelvoet aan de grond gekregen in de wijk Q4. De hiermee samenhangende problemen en hetnegatieve imago belemmeren de ambitie om het centrum van <strong>Venlo</strong> te versterken. Quality 4<strong>Venlo</strong> is gericht op herstel van Q4 tot volwaardig deel van het stedelijk centrum. Het accentligt daarbij op versterking van de (centrum) woonfunctie. Door het project Maasboulevardkomt het zwaartepunt van het kernwinkelgebied meer zuidwaarts te liggen.Aan de zuidzijde vormt de spoorlijn een heldere begrenzing voor het centrumgebied. Maaswaarden de Spoorzone vormen als onderdeel van de centrum wonen werken zone eenovergangsgebied tussen de stedelijk centrum zone en <strong>Venlo</strong>-Zuid. In de herontwikkeling vandeze gebieden liggen mogelijkheden voor versterking van niet-woonfuncties zoals kantoren,cultuur en bedrijvigheid.Hiervoor is voor diverse centrumfuncties een uitwerking gegeven van de doelstelling om hetstadscentrum van <strong>Venlo</strong> te versterken. Deze structuurvisie doet geen uitspraken over deinterne samenhang. Het ontwikkelen van een ruimtelijk-functionele visie op het centrum van<strong>Venlo</strong> zal gebeuren binnen het Beleidsprogramma “Stedelijk Centrum: Hart voor <strong>Venlo</strong>”, vanwaaruit beleidsontwikkeling en projecten in het centrum van <strong>Venlo</strong> worden aangestuurd.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,158 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


10.6 Infrastructuur als schakel in de centrumstadDe infrastructuur functioneert als structurerend element en vormt de verbindende schakeltussen de verschillende kernen binnen de gemeente <strong>Venlo</strong>. Een goed functionerend verkeers-en vervoerssysteem dat diverse locaties goed ontsluit en verbindt is randvoorwaardevoor de ontwikkeling van de stad. Voor de ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> als centrumstad moet debereikbaarheid van de daarbij behorende functies vanuit hun (beoogd) verzorgingsgebiedgeborgd zijn en moet er anderzijds ruimte worden gecreëerd om deze functies beter te positionerent.o.v. de relevante infrastructuur. Naast deze functionele aspecten verdient ook dewijze waarop de stad zich presenteert en de mate waarin de structuur van de stad `leesbaar`is voor gebruikers van de infrastructuur aandacht in de vormgeving van locaties. Dit geldtmet name voor de toegangswegen (stadsentrees).Het is van belang de groei van verkeer en vervoer, die de netwerkeconomie met zich meebrengt, te faciliteren. Het versterken van de economische structuur vereist een goed functionerendnetwerk van infrastructuur. Tevens heeft de mobiliteit van de burger een maatschappelijkebetekenis.Het spanningsveld tussen een toenemende mobiliteit en een gewenste verbetering van deveiligheid, milieu en leefbaarheid moet hierbij de aandacht krijgen.Alle vervoerswijzen van het personen en goederenvervoer moeten met elkaar in balans zijn.Als het gaat over (ruimte)gebruik, dan zal zowel een over- als ondermaat van verkeersruimteleiden tot aandachtspunten en/of problemen op het gebied van verkeersveiligheid, doorstromingen leefbaarheid. Het cruciale punt daarbij is waar en wanneer eventuele doorstromingsproblemen(met daaruit voortvloeiende veiligheids- en leefbaarheidproblemen) eenonaanvaardbaar niveau bereiken.• WegencategoriseringEr is reeds een begin gemaakt met de aanleg van de nieuwe snelwegen A73 en A74. De<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong> en de hoofdnota <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersplan<strong>2005</strong>-<strong>2015</strong> gaan uit van de aanleg van de A73-Zuid, en de A74 volgens de zogenaamdePlateauvariant. De huidige stand van zaken (september <strong>2005</strong>) is dat de vereiste proceduresmet betrekking tot de A73-Zuid zijn afgerond, met uitzondering van het zogenaamde wegvakC2 (verbinding tunnelbak Tegelen-<strong>Venlo</strong>seweg) en dat met betrekking tot de A74 de Tracéwetprocedurenog lopende is. De volgende stap is de ter visie legging van een W-OTB (Wijzigingenop het Ontwerp Tracébesluit).De realisatie van deze snelwegen (voor 1 januari 2008) gaat voor een functieveranderingvan het huidige wegennet zorgen en faciliteert de economische groei in de regio <strong>Venlo</strong>. DeA73 en A74 completeren met de bestaande A67 het hoofdwegennet in de vorm van een‘open lus’ rondom <strong>Venlo</strong>. Via dit netwerk van snelwegen (100 en 120 km/h) zal zowel hetdoorgaand verkeer als een deel van het stedelijk verkeer verwerkt worden.Na het gereedkomen van de A73 Zuid en de A74 beschikt <strong>Venlo</strong> over een compleet hoofdwegennetvan stroomwegen waarmee de stad vanuit de regio goed bereikbaar is. Deze wegenvervullen voor <strong>Venlo</strong> een drieledige functie:• Het hoofdwegennet leidt doorgaand verkeer ‘om’ <strong>Venlo</strong> heen. Een goede doorstromingen goede aankleding is voor <strong>Venlo</strong> vooral uit het oogpunt van beeldvorming van belang(een ‘probleemloos’ knooppunt).• Het hoofdwegennet ontsluit de kern Tradeports / Océ / Noorderpoort. Locaties van regionalebetekenis als het ziekenhuis / Hogeschool, Keulse Barrière en De Koel en omgevingworden ontsloten of zijn via hoofdontsluitingswegen snel bereikbaar. Het functionerenvan <strong>Venlo</strong> als centrum voor de regio is gebaat bij een goede doorstroming en bereikbaarheidvan de locaties.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 159


• Het hoofdwegennet vormt een snelle verbinding tussen de stadsdelen en ontlast daarmeehet wegennet binnen het stedelijk gebied. Het functioneren van <strong>Venlo</strong> als leefbarestad is gebaat bij een goede doorstroming en bereikbaarheid van de kernen.Een netwerk van hoofdontsluitingswegen (80, 70 en 50 km/h) completeert de stroomwegen.De hoofdontsluitingswegen vervullen een tweeledige functie:• Ontsluiting van locaties van regionale betekenis en aansluiting op de stroomwegen. Ditbetreft met name de centragebieden (primaire hoofdontsluitingswegen)• Verbinden van de stadsdelen en wijken (secundaire hoofdontsluitingswegen)Na het gereedkomen van de A73 Zuid en A74 vervalt voor met name de Klagenfurtlaan defunctie als doorgaande route voor (vracht)verkeer. Voor de Guliksebaan geldt dat deze eenmogelijk alternatief kan zijn voor de zwaar belaste Tegelseweg. Tot <strong>2015</strong> dienen er geenontwikkelingen plaats te vinden die de realisatie van de in 2004 bekeken alternatieven voorde Guliksebaan in de weg staan. Bij de vaststelling van de hoofdnota van het GVVP op 6 juli<strong>2005</strong> is afgesproken dat de gemeente zal starten met de voorbereiding voor de aanleg vande Guliksebaan/ Vierpaardjes met het oog op realisatie in de periode na <strong>2015</strong>.De kwaliteit van het stelsel van gemeentelijke hoofdontsluitingswegen is over het algemeengenomen goed te noemen. Maatregelen voor de uitbreiding van het stelsel danwel het verbredenvan bestaande wegen zijn op grond van de huidige inzichten niet aan de orde.Er dient een balans te worden gevonden tussen enerzijds een voldoendeaantal stroomwegen om het verkeer goed (betrouwbaar eneenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via de randen om de stad teleiden en anderzijds een voldoende aantal routes voor het verkeermet een bestemming in de stad. De stroomwegen kunnen, wanneerdeze goed en vlot verkeer afwikkelen via aantrekkelijke routes, de(hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijk gebied ontlasten, en zode stedelijke bereikbaarheid vergroten.Een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegenen toegangswegen is daarbij cruciaal en moet zorgen voor eenevenwichtige spreiding van het verkeer over de verkeersaders.Op dit moment wordt gewerkt aan het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers- en Vervoersplan ‘<strong>Venlo</strong> leefbaaren bereikbaar’. De keuzes die in de structuurvisie worden gemaakt worden in dit planverder uitwerkt voor verkeers- en vervoersaspecten.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,160 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


10.7 <strong>Venlo</strong> als logistiek en industrieel knooppunt• GoederenvervoerDe gemeente <strong>Venlo</strong> heeft zich, met name dankzij de gunstige ligging, handelspositie en deontwikkeling van de Tradeports met de daar gehuisveste groothandel, transportondernemingenen de daaraan gelieerde dienstverlening, ontwikkeld van een op- en overslagpunt voorhet wegvervoer tot een logistiek en industrieel knooppunt van formaat.Het is de ambitie van <strong>Venlo</strong> om deze positie als logistiek knooppunt te handhaven en verderuit te breiden door middel van een kwalitatieve verbeteringsslag. Hierbij zal er een moderniseringvan de faciliteiten moeten plaatsvinden en stelt <strong>Venlo</strong> zich ten doel om nieuwe kennisintensievebedrijven aan te trekken.<strong>Venlo</strong> heeft met haar unieke ligging ten opzichte van de Rhein/Ruhrregio, de Vlaamse Ruit,Brabantstad en de Randstad een goede ontwikkelingspotentie als knooppunt voor goederenvervoer.Ten behoeve van de ambitie om de Tradeports verder uit te bouwen zal <strong>Venlo</strong>zich moeten richten op het beter benutten van de multimodaliteit van de vervoersmogelijkheden.De Tradeports zijn zowel via de weg, hetspoor als het water ontsloten.Het grootste aandeel van de omvangrijke goederenstroomwordt nog altijd verplaatst via deweg. Er moet ruimte gereserveerd blijven omeen toekomstige verbreding van de A67 tekunnen faciliteren. Parallel aan de A67 dientruimte gereserveerd te blijven om omleidingvan het spoor ten behoeve van goederentransportenop lange termijn mogelijk te kunnen maken.Evenementen, zoals de Floriade in 2012,brengen tijdelijke hoge ambities met zich meemet betrekking tot het vervoerssysteem. Ookhiervoor moet ruimte beschikbaar zijn.De ontsluiting via het water biedt door de aanleg van eennieuwe bargeterminal bij Tradeport Noord kansen om devervoerscapaciteiten uit te breiden. De Maas heeft voldoendecapaciteit voor uitbreiding van het vervoer over water.De Tradeports zijn tevens ontsloten via het spoor. Ook decapaciteiten van deze modaliteit kunnen worden uitgebreid.Het goederenvervoer per spoor heeft ter hoogte van <strong>Venlo</strong>en Blerick geleid tot de ontwikkeling van spooremplacementen.Deze spooremplacementen zorgen echter voor problemen;ze vormen een grote barrière binnen het stedelijkgebied en vormen vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidsrisico(in <strong>Venlo</strong>). In 2007 kan duidelijk worden of een deel van hetemplacement in <strong>Venlo</strong> wordt uitgeplaatst; mogelijke invullingen kunnendan verder worden onderzocht. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kanslechts blijven voortbestaan indien het groepsrisico wordt verminderd.De MaasIn de nabije omgeving bevinden zich vier regionale luchthavens (Eindhoven,Maastricht, Mönchengladbach, Weeze) en een internationale luchthaven(Düsseldorf), wat een belangrijke vestigingsfactor kan zijn voorbedrijven. Hun bereikbaarheid is gerelateerd aan de bereikbaarheid vanuit<strong>Venlo</strong> via de weg.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 161


Het economisch belang van goederenvervoer dient geen afbreuk te doen aan de leefbaarheidvan de stad. Dit betekent het voorkomen van sluipverkeer en het minimaliseren vanhinder in elke vorm. Het goederenverkeer moet gebruik maken van de voor hen bestemderoutes. Middels goede routering, monitoring en anticipatie op calamiteiten kunnen de risico’sen mogelijke gevolgen zo goed mogelijk worden ondervangen.• De bereikbaarheid van regionale werklocatiesVoor de werkgebieden Tradeports, Greenport <strong>Venlo</strong>, ZON Fresh Park, Océ Bedrijvenpark enNoorderpoort is het van groot belang dat de bereikbaarheid blijvend wordt gefaciliteerd, metdaarbij aandacht voor de aansluiting op de regio en zoveel mogelijk rekening houdend meteventuele hinder voor de omgeving.De onderstaande tabel vat de aandachtspunten samen.Tabel 10.3. Aandachtspunten voor regionale en stedelijke werklocatiesGebied Modaliteit AandachtspuntTradeports,Greenport <strong>Venlo</strong>,Autoverkeer (personen) − Goede 53 en vlotte bereikbaarheid voor woon-werkverkeerZON Fresh Park,− Parkeren op eigen terreinOcé en Noorderpoort− Vlotte interne bereikbaarheid tussen de TradeportsAutoverkeer (goederen) − Vlotte bereikbaarheid vanuit regio− Parkeren op eigen terreinFietsverkeer − Goede en vlotte bereikbaarheid vanuit regio en stad− Aandacht voor kwalitatief hoogwaardige routes vanuitwoonwijken en NS-stationsOpenbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit regio en de stadSpoor / water − Benutten kansen voor aan- en afvoer via water en/ofspoor• De bereikbaarheid van regionale voorzieningen en regionale ontspanningHet ruimtelijk beleid moet inspelen op de bereikbaarheid van regionale instellingen, niet alleenvanuit de stad maar ook vanuit de regio. De aandacht gaat met name uit naar voorzieningenvoor hoger en middelbaar onderwijs, in de toekomst op geclusterde locaties gehuisvest,en voorzieningen op het gebied van zorg. Bij zorgvoorzieningen gaat het hier om voorzieningenmet een bovenlokaal bereik; met name het ziekenhuis in het middengebied.Tabel 10.4. Aandachtspunten voor regionale voorzieningenVoorziening Modaliteit AandachtspuntHoger en middelbaarAutoverkeer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regioonder-− Parkeren op eigen terreinwijsFiets- en voetverkeer − Vlotte, veilige en hoogwaardige routes voor langzaamverkeerOpenbaar vervoer − Goede ov-bereikbaarheid. Voorzien in openbaarvervoer halte(s) nabij onderwijslocatiesZiekenhuis en Autoverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit stad, regio en landmiddengebied− Met name vlotte bereikbaarheid voor de hulpdiensten− Parkeren op eigen terreinFietsverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit stad en stationOpenbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en station53 Vlot = zo snel mogelijk, goed = betrouwbaar, op een makkelijke (niet per definitie snelste) manier, <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers enVervoersplan: Perspectievennota ‘<strong>Venlo</strong> leefbaar en mobiel’<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,162 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Hetzelfde gaat op voor voorzieningen op het gebied van regionale ontspanning. Recreatieveen sportvoorzieningen dienen goed ontsloten te zijn voor de stad en omgeving. Voor bezoekersis het van belang dat de stad inzichtelijk is en kwaliteit uitstraalt. Locaties waar de centrumfunctievan <strong>Venlo</strong> zich manifesteert moeten herkenbaar en bereikbaar zijn. Dit vereistconsistentie in maatvoering en aankleding op belangrijke routes en aandacht voor ontwikkelingenop zichtlocaties. Voor deze voorzieningen gelden de volgende aandachtspunten.Tabel 10.5. Aandachtspunten voor regionale ontspanningvoorziening Modaliteit AandachtspuntToerisme enrecreatie:Autoverkeer − Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit destad en regioStedelijk centrum,Klein Zwitserland,Steyl, de Maas ennatuurgebieden− Voorzien in voldoende parkeergelegenheid. KloosterdorpSteyl en Klein Zwitserland bij voorkeur ingepastin het groen, in het stedelijk centrum bij voorkeuruit het zicht (garages / parkeerplaatsen) en inbeperkte mate aan de randen van natuurgebiedenAutoverkeer (goederen)(m.u.v. natuurgebieden)− Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorrading,zonder hinder voor publiekFiets- en voetverkeer − Goede (kwalitatief hoogwaardig) en vlotte langzaamverkeer routes vanuit stad, regio en NS-stationOpenbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio.Sport en grootschaligeAutoverkeer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regioleisu-re:− Voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoveelmogelijk op eigen terreinStadion De Koel Fiets- en voetverkeer − Goede langzaam verkeer routes vanuit stad en regioen omgeving Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio.• Bereikbaarheid van het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> en Via <strong>Venlo</strong>Voor de ontwikkeling van detailhandel, horeca, toerisme en recreatie, zakelijke en maatschappelijkediensten, industrie en nijverheid en wonen in het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> is deopgave complex. Verschillende functies en modaliteiten stellen verschillende eisen.De volgende tabel geeft aandachtspunten weer die betrekking hebben op de verschillendevervoersmodaliteiten.In het stedelijk centrum moet er specifieke aandacht zijn voor de positie van de voetgangerkande positie van de voetganger worden verbeterd door verkeersruimten om te zetten naarverblijfsruimten. Een aantrekkelijk autoluw voetgangersgebied draagt bij aan een aantrekkelijkvoetgangersklimaat.Tabel 10.6. Aandachtspunten voor de verschillende vervoersmodaliteiten, per type centrumgebiedGebied Modaliteit AandachtspuntStedelijkcentrum zoneAutoverkeer (personen) − Vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit destad en regio− Geen doorgaand verkeer door het stedelijk centrum,routes eindigen bij parkeervoorzieningen− Parkeermogelijkheden bij stedelijk centrum zone ofop overloop locatiesAutoverkeer (goederen) − Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorrading,zonder hinder voor publiekFietsverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit de stad− Parkeermogelijkheden in stedelijk centrum zoneVoetgangers − Hoogwaardige verblijfskwaliteit voetgangersgebied− Goede bereikbaarheid en routes naar parkeergebiedenen NS-stationOpenbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regio<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 163


Centrum wonenwerken zoneAutoverkeer (personenen goederen)− Vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit destad en regio voor werkfuncties− Parkeermogelijkheden in de buurt− Concentratie centrumgericht verkeer op toegangswegen,voorkomen zoekverkeer in de buurtFiets- en voetverkeer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad, de stedelijkcentrum zone en het NS-stationOpenbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regioSpeciale aandacht gaat in het stadscentrum uit naar de distributie van goederen. De bevoorradingvan de winkels veroorzaakt hinder in de binnenstad van <strong>Venlo</strong>. Het beter regelen vanstedelijke distributie is voor zowel winkeliers als het winkelend publiek van belang, omdat deaantrekkelijkheid van het stedelijk centrum en de commerciële groeimogelijkheden moetenworden gewaarborgd. Echter er is nog onvoldoende draagvlak onder de winkeliers voor deopzet van een efficiënt stadsdistributiesysteem, zodat realisatie voor <strong>2015</strong> onwaarschijnlijkis.Voor de bereikbaarheid van het perifeer detailhandelscentrum Via <strong>Venlo</strong> gelden de volgendeaandachtspunten:Tabel 10.7. Aandachtspunten voor Via <strong>Venlo</strong>Gebied Modaliteit AandachtspuntPerifeer detailhandelscentrum:Via <strong>Venlo</strong>Autoverkeer (personen)Autoverkeer (goederen)Fiets- en voetverkeerOpenbaar vervoerVlotte bereikbaarheid vanuit stad en regioParkeren op eigen terreinVlotte bereikbaarheid vanuit de stad en regioGoede bereikbaarheid vanuit de regio en lokale vlottebereikbaarheid vanuit woonwijken en NS-StationGoede bereikbaarheid vanuit stad en regio<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,164 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


11 Verdieping: “Leefbare stad”11.1 UitgangssituatieVolgens prognoses neemt het aantal inwoners van <strong>Venlo</strong> in de toekomst nauwelijks meertoe. De leeftijdsopbouw van de bevolking verandert wel. 54 Deze verandering heeft gevolgenvoor de woningvraag (met name de kwalitatieve aspecten) en behoefte aan voorzieningenop het gebied van detailhandel, onderwijs, gezondheidszorg, sport en dergelijke. De voorzieningenstructuuris ook aan veranderingen onderhevig als gevolg van individualisering enprivatisering, schaalvergroting en veranderingen in de vraag en opvattingen over hoe op dezevraag moet worden ingespeeld.Mensen zijn in de keuze van hun woning in het algemeen steeds minder gebonden aan deplaats waar ze werken, winkelen en recreëren. De eigenheid van de woning en woon- enleefomgeving wordt daarentegen in die keuze belangrijker. 55 <strong>Venlo</strong> biedt een diversiteit aanwoon- en leefmilieus, met verschillen in groene en stedelijke openbare ruimte en voorzieningenniveau.Naast het effect van deze veranderingen op het functioneren van buurten en wijken speeltook de onderhoudsstaat en opbouw van de woningvoorraad een rol. Gelijktijdige verouderingen eenzijdige opbouw, met name in geplande woongebieden, in combinatie met veranderingenin bevolkingsopbouw en voorzieningen, leidt soms tot een accumulatie van problemen.Structuurveranderingen in het functioneren van een gebied, zoals in het centrumgebied van<strong>Venlo</strong>, kunnen ook tot problemen leiden. In oudere woongebieden is sprake van een verwevenheidmet bedrijfsfuncties, een gevolg van de industriële traditie van de regio.Ook werkgebieden zijn onderhevig aan fysieke veroudering en functieverandering. Specifiekkunnen milieu- en veiligheidsvraagstukken een rol spelen, soms met invloed op nabij gelegenwoongebieden. Ook de (infra-)structuur van deze gebieden voldoet vaak niet meer aande huidige eisen. Er zijn gebieden waar nu al gewerkt wordt aan revitalisering, zoals deVeegtes.De complexheid van problemen vraagt om een integrale aanpak om woongebieden en werkgebiedente vernieuwen en / of te onderhouden. Stedelijke vernieuwing is niet alleen gerichtop fysieke vernieuwing, maar ook op functionele en maatschappelijke aanpassing van gebiedenaan de wensen en eisen van de tijd. Daartoe behoren ook wensen en beleidsuitgangspuntenten aanzien van duurzaamheid, bruikbaarheid, veiligheid, belevingswaarde enuitstraling.11.2 Ambitie en doelstellingenInzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is het vergroten van de aantrekkelijkheid van deleefomgeving, zowel wat betreft de inrichting van de openbare ruimte als de aanwezigheidvan voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, welzijn en zorg, recreatie ensport, groen en werkgelegenheid.Door het concentreren van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernenwordt draagvlak in stand gehouden voor de voorzieningen. Toch is meer nodig dan enkel hetbenutten van vrijkomende locaties binnen de grenzen van de kernen voor woningbouw. |Integrale planvorming is nodig om ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, inrichtingvan de openbare ruimte, voorzieningen en lokale werkgelegenheid op elkaar af te stemmen.54 Bron: Toekomstperspectief Bevolkings- en huishoudensontwikkeling55 Bron: Vijfde nota over de ruimtelijke ordening deel 1, pag. 112<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 165


Een leefbare stad wordt gebouwd met een ruimtelijk beleid dat gericht is op het dusdanig opelkaar afstemmen van planvorming en investeringen dat de integrale kwaliteit van de diversegebieden (dat wil zeggen zowel de fysieke als niet fysieke aspecten, de leefbaarheid 56 enidentiteit) wordt versterkt. Deze kwaliteitsverbetering dient te worden gerealiseerd door (beperkte)nieuwbouw en vernieuwing, herstructurering en revitalisering van het bestaand stedelijkgebied.De leefbare stad is een stad waarin mensen en bedrijven vorm kunnen geven aan een eigenplek; waar met genoegen gewoond en gewerkt kan worden; waar het aangenaam is om teverblijven. Dit kan door het in stand houden en creëren van woon-, en leefmilieus en bedrijvighedendie in diversiteit aansluiten bij de variëteiten in de vraag.De leefbare stad is een stad met een voldoende, bereikbaar en toegankelijk (basis) voorzieningenniveauin woonbuurten en wijken, en voor verschillende doelgroepen.Ontwikkelingen in de kernen dienen gericht te zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevings-en gebruiksmogelijkheden. Dit krijgt gestalte in een gedifferentieerd aanbod aanwoonmilieus en bedrijvigheden. Dit aanbod wordt ondersteund met een scala aan basalevoorzieningen (op het gebied van onderwijs, zorg, dienstverlening en detailhandel) die waarmogelijk zijn geconcentreerd op locaties die voor het verzorgingsgebied goed bereikbaarzijn. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet qua inrichting en beheersniveauaansluiten op de verwachtingen die samenhangen met de woonmilieus en bedrijvigheden.Uit onderzoek is gebleken dat ca 80 % van de inwoners van de gemeente zeer tevreden ismet de eigen woning en de helft van de inwoners meer dan tevreden is met de eigen woonomgeving57 . Men is over het algemeen tevreden met de aanwezige winkels en schoolvoorzieningen.Algemene kritiekpunten in de woonomgeving hebben betrekking op verkeersveiligheid,onderhoud en de gebruikswaarde van groen en de openbare ruimte, criminaliteit e.d.Het is de taak van de gemeente het beleid op deze aspecten af te stemmen in de verschillendewijken en buurten.Nu we weten dat de bevolkingsgroei nog maar zeer beperkt zal zijn en op den duur zal afnemen,is het zaak tot een juiste kwalitatieve balans en afstemming te komen tussen vraagen aanbod in woningen en voorzieningen sfeer.Een inventarisatie van woonwensen levert het beeld op dat er een behoefte is aan het doorlopenvan een wooncarrière, waarbij men van flat zonder lift naar flat met lift wil, van eengestapelde woonvorm naar een grondgebonden woning en van een eengezinswoning naareen 2 onder één kap woning. Hierbij moet er een voldoende aanbod zijn van sociale huurwoningen.Van bewoners van huurwoningen wil 20 % op den duur een woning kopen. Omgekeerdis de behoefte van woningbezitters om op den duur een woning te huren gering(5%).Het blijkt dat de bewoners van <strong>Venlo</strong> merendeels binnen het eigen stadsdeel verhuizen envaak nog zelfs binnen de eigen wijk een nieuwe woning zoeken. Met name in Boekend, 'tVen en Belfeld geldt dit voor ca. 50% van de verhuizingen 58 . De herkenbaarheid, de identiteitvan de kern, speelt hierbij een belangrijke rol, dit gezien het grote aantal inwoners dat bijverhuizing zou kiezen voor een “traditionele architectuur” 59 .In gevoerde gesprekken met wijkoverlegen worden woningen voor senioren en starterssteeds genoemd als gewenste ontwikkelingen in de wijk.56 “Het bieden van ruimtelijke voorwaarden voor de versterking van sociaal weefsel op wijk- en stadsniveau” : definitie van hetbegrip leefbaarheid volgens de gemeentelijke “Sociale Structuurschets”57 Woonvisie <strong>Venlo</strong> pag. 30-3358 <strong>Venlo</strong> in cijfers 200359 Woonvisie <strong>Venlo</strong> pag. 30-33<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,166 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Voor de nieuwkomers zal gelden dat deze naar <strong>Venlo</strong> komen vanwege specifieke kenmerkenvan de woon- en leefomgeving die concurrerend zijn ten opzichte van andere gemeentenin de omgeving. Belangrijke verschillen zijn hierbij de typisch stedelijke kenmerken en hetvoorzieningen niveau in de gemeente.Met de toenemende vergrijzing van de bevolking en de zogenaamde extramuralisering is hetde opgave om voor de komende periode voldoende woningen te (ver)bouwen waarin seniorenen minder validen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen (blijven) wonen, dan wel de noodzakelijkehulp kunnen krijgen.Er is nog onvoldoende inzicht in de behoefte aan detailhandelsvoorzieningen, recreatievevoorzieningen, groen, sportvoorzieningen en voorzieningen in de maatschappelijke sfeer.Hierover kan op basis van onderzoek wel duidelijkheid worden verschaft. Uit gevoerde gesprekkenmet vertegenwoordigers van de wijkoverlegen is reeds wel naar voren gekomendat er behoefte is aan:• Stedelijke voorzieningen: gericht op cultuurvoorzieningen, een zwembad / schaatsbaan,evenementenlocatie, sportfaciliteiten, recreatieve / groen voorzieningen, ontspanningsenuitgaansvoorzieningen voor jongeren• Wijkvoorzieningen: gericht op multifunctioneel gebruik en concentratie van voorzieningenin de woonomgeving, ontmoetingsplekken in de openbare ruimte, speeltuinen, voorzieningenvoor jongerenDoor in afwegingen voor ruimtelijke ontwikkelingen verschillen en kwaliteiten af te stemmenop de gevarieerde behoefte, kan een stad worden gebouwd waarin mensen zich (blijven)herkennen. Er wordt gekozen voor een strategie die gericht is op de (h)erkenning van samenhangendegebieden met eigen ruimtelijk-fysieke, functionele en sociaal-economischekenmerken. Deze kenmerken vormen een kader voor de toekomst. Dit biedt ruimte voor eenintegrale, interactieve strategie die gericht kan zijn op gewenst behoud of een noodzakelijketransformatieopgave inzet, al naar gelang maatschappelijke of fysieke aspecten daartoe aanleidinggeven. 60 In deze aanpak dienen milieu aspecten vanaf het begin van de planvormingeen rol te spelen.De volgende doelstellingen geven richting aan de uitwerking van de ambities binnen hetthema Leefbare Stad:♦♦Het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woon- en leefmilieus en bedrijvighedenin <strong>Venlo</strong> dient te zijn afgestemd op de gedifferentieerde vraagHet realiseren van een op de verschillende woonmilieus en bedrijvigheden afgestemdeschone, aantrekkelijke en veilige omgeving, zowel wat betreft:−de inrichting van de openbare ruimte en een samenhangendegroen(blauwe)structuur;−als de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het gebied vandetailhandel,onderwijs,welzijn en zorg,maatschappelijke en culturele diensten en voorzieningen, enrecreatie en sportDe uitwerking van deze doelstellingen binnen de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> bevat geenblauwdruk voor het in stand houden en / of realiseren van een Leefbare Stad. In de volgendeparagrafen worden criteria omschreven die kunnen worden toegepast bij de inpassing vanontwikkelingen in het stedelijk gebied.60 Dit komt overeen met de fysieke doelstellingen die de concretisering vormen van de 4 thema’s uit de “Sociale structuurschets”<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 167


De relevante context daarbij is doorgaans de buurt of de wijk, naar aanleiding van concreteproblemen of projecten. In gebiedsgerichte uitwerkingen van de structuurvisie zal een inventarisatiegemaakt worden van beschikbare locaties voor de ontwikkeling van woningbouw envoorzieningen. De vervangingsopgave binnen de bestaande voorraad wordt hierin meegenomen.Voor locaties wordt indicatief de gewenste ontwikkeling vastgesteld. De context hiervooris het beleidsprogramma Wonen in een duurzame leefomgeving. Hierbij worden de volgendecriteria gehanteerd:• De woonmilieutypering• Karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden• Streven naar concentratie van buurt- en wijkvoorzieningen op goed bereikbare locaties• Draagvlak voor en vraag naar voorzieningen uit de wijk• Mogelijkheden en wenselijkheden om voorzieningen op stedelijk of kernniveau in de wijkte vestigen of uit de wijk te verplaatsen• Streven naar versterking van lokale werkgelegenheid en revitaliseren van oude bedrijfslocaties• Behoefte aan groenvoorziening en gewenste verbinding met het gebied buiten de kern• Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties• Bij prioritering van locaties wordt bekeken in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aandoorstroming of deze bemoeilijkt• Bij prioritering van locaties wordt rekening gehouden met sociaal-maatschappelijkevraagstukken11.3 Woonmilieus en bedrijvigheden• WoonmilieusMet het aangeven van woon- en leefmilieus geeft de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> een aanzetvoor een kwalitatieve benadering van de woningvraag, in samenhang met kwaliteitsaspectenin de directe leefomgeving zoals openbare ruimte, groen en functiemenging. De verschillendemilieudefinities vormen richtinggevende kaders voor eventuele toekomstige veranderingenin gebieden, bijvoorbeeld bij sloop-nieuwbouw en investeringen in de openbare ruimte.Eveneens geven deze richting voor het behoud en/of uitbreiding van de voorzieningenstructuuren het niveau.De verschillende milieus kennen verschillende doelgroepen. Dit zijn niet de traditionele“volkshuisvestings” doelgroepen, ingedeeld naar inkomen en gezinssituatie, maar groependie kiezen voor een specifieke woon- en leefomgeving, “leefstijlen”. Bijvoorbeeld senioren diemeer zijn aangewezen op de nabijheid van voorzieningen, alleenstaanden en starters diegeoriënteerd zijn op een stedelijk woonmilieu met de nodige dynamiek, traditionele gezinnendie hoge waarde hechten aan de ruimte voor kinderen, in de directe woonomgeving. Hierbijwordt er van uitgegaan dat de woonwensen van allochtone groepen zich op den duur nietzullen onderscheiden van die van autochtone groepen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,168 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De onderverdeling in woonmilieus is gemaakt op basis van de volgende kenmerken:• ruimtelijke kenmerken:• (historische) structuur,• (hoofd)verkavelingstypologieën,• openbare ruimte en groen,• karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden. In het bijzonderdient hierbij aandacht te worden besteed aan cultuurhistorisch relevante gebouwenen structuren• mate van functiemenging en verscheidenheid van functies• aanwezigheid van voorzieningenDe woonmilieutypering wordt bij inventarisaties in de wijken geverifieerd. Hierbij wordt bekekenof transformatie naar een ander leefmilieu aan de orde is.De volgende woonmilieus worden onderscheiden:Stedelijk centrumHet centrum van <strong>Venlo</strong>, in casu de historische binnenstad, is de enige locatie in de gemeente<strong>Venlo</strong> voor dit milieu. Het stedelijk centrum woonmilieu wordt gekenmerkt door een hogebebouwingsdichtheid, gesloten blokbebouwing, een grote variatie in woningtypologieën enarchitectuur en een sterke mate van functiemenging. De kwaliteit wordt bepaald door deaanwezigheid van stedelijke voorzieningen in de directe nabijheid, zoals uitgaansgelegenhedenwaaronder veel horeca, bijzondere culturele voorzieningen en hoogwaardig openbaarvervoer op loopafstand.De ruimtelijke structuur wordt gekenmerkt door herkenbare historische karakteristieken eneen grote differentiatie in stedelijke ruimten: stegen, pleinen, straten en lanen.De openbare ruimte is gericht op ontmoetingen en flaneren. Parkeren vindt vooral onder hetmaaiveld plaats. Groenvoorzieningen zijn stedelijk van karakter en kennen een hoge gebruiksintensiteit.De ontmoeting van de Maas met het stadscentrum vormt een bijzondereconfrontatie tussen stad en natuur in het centrum stedelijk gebied.Wonen in het centrum is een van de functies in dit gebied en een dynamisch gegeven; bewonerskiezen voor deze dynamiek. De voor- en nadelen van andere functies horen bij eendergelijke leefomgeving. Het stedelijk centrum woonmilieu dient uniek voor de stad en voorde regio te zijn, zodat <strong>Venlo</strong> met andere steden kan concurreren. Naast het gebruik makenvan de beschreven kenmerken betekent dit ook het bieden van een zekere exclusiviteit inarchitectuur, maatvoering en inpandige voorzieningen. De ontwikkeling van dit milieu pastmede in de doelstellingen van het thema “Centrumstad in een grenzenloze regio”.Stedelijk wonen werkenHet stedelijk wonen werken milieu krijgt gestalte in de perifeer gelegen zone rondom het stedelijkcentrum van <strong>Venlo</strong>. Dit woonmilieu biedt stedelijk wonen in een diversiteit aan typologieën.Het historisch karakter van dit gebied is herkenbaar in architectuur waarbij vakersprake is van projectmatige aaneengesloten ontwikkelingen. Functiemenging is meer beperkt,van oudsher gaat het hier meer om ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkels enkleinschalige kantoren. Parkeren op straat bepaalt het beeld, er wordt echter ook gedeeltelijkop eigen erf of kleine parkeerplaatsen geparkeerd. Straatprofielen zijn over het algemeenzonder voortuinen, de inrichting van de openbare ruimte is afwisselend gericht op wonen metspeelvoorzieningen of werken. Kleine stedelijke groenvoorzieningen vormen plaatselijk contrasten.Het gebied is goed ontsloten met openbaar vervoer. Bewoners accepteren de druktedie in de omgeving aanwezig is, echter buiten werktijden is het rustig en overzichtelijk.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 169


Stadsdeel centrumCentrum wonen krijgt gestalte in de centrumgebieden van de kernen Blerick en Tegelen.Deze gebieden kennen een grote mate van functiemenging. Dit zijn echter vooral winkelfunctiesgericht op dagelijkse goederen en beperkte kantoor / bedrijfsmatige activiteiten. Eenherkenbare historische inbedding van de kern is gekoppeld aan beeldbepalende openbareruimten en bebouwing. Openbare ruimte wordt hier beperkt ingezet voor verblijfs- en ontmoetingskwaliteitter ondersteuning van de commerciële functies. De aanwezigheid van horecais beperkt, buiten openingstijden van de winkels en kantoren is er sprake van een rustigeen overzichtelijke woonomgeving.StadsstraatStadsstraten zijn onderdeel van de oude radiale en parallelle wegenstructuren. Bebouwinghierlangs is historisch gegroeid, en is overwegend kleinschalig en perceelsgewijs. Grote individueleverschillen in architectuur maken de ontwikkeling afleesbaar en bepalen de karakteristiek.Historisch gezien is er sprake van menging van functies en een voortdurende opeenvolgingdoordat functies “uit hun jasje” groeien. Enige overlast van bedrijvigheid en verkeer isgeaccepteerd. De inrichting van de openbare ruimte is gericht op veilige doorstroming. Langezichtlijnen en markante gebouwen bepalen de stadsstraat in de stedelijke plattegrond. Hetgroenbeeld wordt bepaald door bomenrijen in de straat.TuinstedelijkHet tuinstedelijk woonmilieu is te vinden in planmatig tot ontwikkeling gebrachte woongebiedenmet een hoog aandeel gestapelde woningbouw. De gebieden zijn opgezet volgens functionalistischetraditie. Er is veel beeldbepalend openbaar en toegankelijk groen. De structuurvan de gebieden is gebaseerd op sociale theorieën over gezinsontwikkeling en spreiding vanvoorzieningen binnen woongebieden. Parkeren gebeurt hoofdzakelijk in de openbare ruimte.Een aantal van deze gebieden maken traditioneel deel uit van een parochiale plattegrond.De samenhang van dergelijke gebieden met de kerkelijke bebouwing is vaak nog te herleiden.Er is nauwelijks sprake van functiemenging.SuburbaanHet suburbane woonmilieu is te vinden in planmatig tot ontwikkeling gebrachte woongebiedenmet een menging van overwegend eengezinswoningen in verschillende (per periode tedateren) verkavelingstypologieën, met weinig of geen gestapelde woonvormen. Het wonen isindividueel georiënteerd, met veel privé-groen. De ontworpen groenstructuur is essentieelvoor de beleving van het woongebied en biedt voldoende speelruimte voor kinderen. Parkerenvindt voor een deel in de openbare ruimte en voor een deel op eigen terrein plaats. Ookhier gelden voor een aantal gebieden de parochiale samenhang en de gedachte over socialestructuur en wijkopbouw als onderdeel van de oorspronkelijke ontwikkelingExclusiefKenmerken van een exclusief woonmilieu zijn traditionele verkavelingen met vrijstaandeeengezinswoningen of twee onder één kap woningen. De oriëntatie is op de woning met individuelearchitectonische expressie en op de eigen kavel. De openbare ruimte biedt groendat vooral gericht is op uitstraling en beeld, minder op gebruik. De openbare ruimte heeftweinig gebruikswaarde en is ondergeschikt aan de woonfunctie, parkeren vindt hoofdzakelijkop eigen erf plaats.LandelijkKenmerken van een landelijk woonmilieu zijn overwegend vrijstaande of twee onder één kapwoningen in een traditionalistische architectuur, arbeiderswoningen of vrijgekomen boerderijen.Soms is de bebouwing planmatig ontwikkeld, maar vaak is deze gegroeid in lintbebouwingen.Ondanks de agrarische ligging is functiemenging relatief laag.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,170 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Het voorzieningen niveau is over het algemeen laag, maar wordt gecompenseerd door deervaren woonkwaliteit. Openbare ruimte is met name bedoeld voor verplaatsen, openbaargroen is nauwelijks aanwezig. De groene omgeving biedt hiertoe compensatie. Parkerenvindt hoofdzakelijk op eigen erf plaats.Buitenplaats / landgoedHet buitenplaats milieu is een bijzondere woonvorm, refererend aan exclusieve woonvormenuit de 17 e ,18 e en 19 e eeuw, en is vaak ook als villapark aangelegd. De locatie is vaak alleenmet privé vervoer bereikbaar, en exclusief en besloten van karakter. Collectieve voorzieningenvoor bewoners kunnen aanwezig zijn, het geheel is sterk individueel en op uitstralinggericht. Buitenplaatsen dragen bij aan de structuur en belevingswaarde van het landschapen moeten in principe gedeeltelijk openbaar toegankelijk zijn. Beperkt gebruik ten behoevevan een bedrijfsmatige functie is goed inpasbaar.De woonmilieutypologie is een sturend kader om te komen tot een kwalitatieve afstemmingtussen woningvraag en aanbod. De betekenis van deze typologie op de bouwstroomplanningwordt in het beleidsprogramma Wonen in een duurzame leefomgeving uitgewerkt. Het gaatdaarbij om het concretiseren van de kenmerken van de beschreven woonmilieus in relatie totde karakteristiek van de betreffende buurten en wijken. Het gaat daarbij ook om het vertalenvan deze kenmerken in criteria voor bestaande en potentiële bouwlocaties, en het vastleggenvan deze criteria in overeenkomsten, afspraken en bestemmingsplannen.Op dit moment ontbreekt voldoende samenhangend inzicht om expliciete uitspraken tenaanzien van de ontwikkeling van of transformaties binnen woonmilieus te doen. Nader onderzoeknaar de getalsmatige consequenties van kwalitatieve aspecten van de woningmarktin <strong>Venlo</strong> is gewenst, in uitwerking en aanvulling op de “Woonvisie”. Voorlopig wordt, geziende verwachte behoefteontwikkeling bij de verschillende doelgroepen, uitgaande van bovengenoemdeindeling, ingezet op:• Het vergroten van het aanbod van woningen, bijzondere voorzieningen en de afstemmingvan de omgevingskwaliteit en identiteit in de Stedelijk centrum, Stedelijk wonen werkenen Stadsdeel centrum woonmilieus;• Behoud van kwantiteit en kwaliteit van het voorzieningen niveau en karakteristieke verschillen,beperkte uitbreiding en transformatie waar gewenst van de Stadsstraat, Tuinstedelijkeen Suburbane woonmilieus;• Behoud en incidenteel uitbreiden, maar niet verdichten van de Exclusieve, Landelijke enBuitenplaats woonmilieus, waarbij de groen door rood stimulans 61 onderdeel vormt vande ontwikkelingsstrategie.• De woningbouwopgaveUit de aan de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> gekoppelde “Verkenningen” blijkt dat er, op basisvan de natuurlijk groei, sprake is van een afname van de behoefte aan woningen vanaf ca2010. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat kwantitatief de behoefte aan woningbouwbinnen het stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, in ieder geval tot ca <strong>2015</strong>. Dehuidige capaciteit is voldoende om tot dat jaar de woningbehoefte op basis van natuurlijkegroei, de extramuralisering en vervangende nieuwbouw op te vangen. Hiermee zijn ongeveer3300 woningen gemoeid. De noodzaak om de resterende capaciteit binnen de planning van2500 woningen te benutten is afhankelijk van een positief migratiesaldo van gemiddeld 300personen per jaar.In deze structuurvisie is voor het bepalen van de woningbouwopgave rekening gehoudenmet een ruim migratiescenario. Het streven naar een positief saldo sluit aan bij de geconstateerdeopvangfunctie die <strong>Venlo</strong> heeft binnen de regio en op het gebied van buitenlandsemigratie.61 <strong>Gemeente</strong>lijke “Natuurvisie “<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 171


Verder betekent het streven naar uitbreiding van de economische structuur met kennisintensieveactiviteiten dat de stad ook huisvesting moet kunnen bieden aan midden en hoger opgeleidkader. De doorrekening van een scenario met een ruim saldo geeft ook aan dat dedaarmee gemoeide ruimtebehoefte binnen de kernen gevonden kan worden en dat hetschrappen van in het verleden geoormerkte locaties verantwoord is. Tegelijkertijd toont devergelijking met het scenario dat gebaseerd is op natuurlijke groei aan hoe afhankelijk deberekening van de woningbehoefte is van het migratiesaldo. Een minder voorspoedige ontwikkelinghiervan zal betekenen dat er in feite sprake is van een overschot aan potentiëleontwikkelingslocaties.De behoefte aan ontwikkeling van aanvullende locaties na <strong>2015</strong> wordt bepaald door de matewaarin het migratiesaldo zich tot die tijd ontwikkeld en de mate waarin na <strong>2015</strong> nog sprakekan zijn van een realistische migratiedoelstelling. Na <strong>2015</strong> is de behoefte op basis van natuurlijkegroei in ieder geval negatief.De woningbouwopgave voor de komende periode zal zich aldus concentreren op het aanbrengenvan kwalitatieve differentiatie in het woningbestand; het afstemmen van het woningaanbodop de gedifferentieerde vraag. Dit betekent een omslag van een kwantitatieve opgavenaar een kwalitatieve opgave. Het beleid zal worden bepaald door een kwalitatieve vraagnaar woningen die aansluit op de woonbehoeften van bestaande huishoudens van een bevolkingdie nog maar beperkt zal groeien. Doorstroming speelt in dit nieuwe beleid een belangrijkerol. Daarnaast is de ambitie om een positief migratiesaldo te realiseren en middenen hogere inkomens aan de stad te binden van belang.De vraag naar woningen die geschikt zijn voor senioren is voor een belangrijk deel een potentiëlevraag, afkomstig van huishoudens in traditionele gezinswoningen. Voor deze woningenmoet een markt bestaan om de doorstroming naar woningen voor senioren te faciliterenen daarmee investeringen in dit type woningen aantrekkelijk te maken. Het aanbod vanhiermee concurrerende woningbouw dient gedoseerd te worden.De vraagstukken rondom de woningbouwopgave dienen zoveel mogelijk binnen het bestaandstedelijk gebied te worden gerealiseerd, en alleen indien het gezien de specifiekevraag niet anders kan daarbuiten. In het proces van ruimtelijke ontwikkeling blijven de kernenonderscheidbare en herkenbare eenheden in het stedelijk netwerk. Als onderdeel van dezestrategie wordt er ingezet op het aantrekken van middenkader en hoger opgeleid kader, metals gewenst resultaat een positief migratiesaldo.In de tabel is samengevat wat dit betekent voor in het verleden aangemerkte reservelocatiesen recent benoemde locaties. Verschillende locaties aan de rand van de kernen worden alswoningbouwlocatie geschrapt of heroverwogen. Met deze keuze is de woningvraag enigszinsin evenwicht met de potentiële woningbouwproductie van de overgebleven locaties.Tabel 11.1 Potentiële ontwikkelingslocatiesLocatie‘T Ven Noord Strategische locatieRijnbeek Noord OostStrategische locatieStadsrandzoneLaten vervallenKaldenkerkerwegOntwikkeling bezien in relatie met ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> OostHelmusweg BlerickStrategische locatieNieuwe ErvenLaten vervallenMaasveld IIILaten vervallen, betrekken bij MaascorridorPlatanenhofStrategische locatieHekkens TMIOpnemen in bouwstroomplanning<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,172 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


• Prioritering in locatiesDoor het verdwijnen of verplaatsen van functies nemen de potentiële woningbouwlocatiesvoor wonen toe. Dit kan leiden, in aanvulling op de bovengenoemde overwegingen m.b.t.potentiële ontwikkelingslocaties, tot een hernieuwde afweging van de verschillende locaties.In het licht van de onder de kwalitatieve opgave genoemde woonmilieus moeten locatiesworden geprioriteerd en zullen locaties (voorlopig of definitief) afvallen, dan wel een anderefunctionele bestemming krijgen.De volgende overwegingen gelden hierbij als sturingscriteria:• Wat is de vraag naar specifieke woningen in specifieke woonmilieus• In hoeverre kan aan deze vraag tegemoetgekomen worden, gegeven de huidige differentiatiein woonmilieus, potentiële bouwlocaties en sloop / nieuwbouw / verdichting / verdunningin bestaand stedelijk gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met debetekenis van vrijkomende ruimte voor verbetering van en aanvullingen op leefmilieuvariabelenzoals kwaliteit en veiligheid van de openbare ruimte en recreatieve, groen enzorgvoorzieningen• Welke aanvullende kwantitatieve woningvraag resteert voor specifieke en niet in bestaandekernen te realiseren woon- en leefmilieus• Locaties van woon-zorg combinaties voor ouderen, waarbij de woon- en zorgvraag alstwee zelfstandige aspecten moeten worden behandeld die op verschillende manierenkunnen samenkomen• In welke gebieden liggen transformatie opgaven?• In welke mate draagt de ontwikkelinglocatie bij of bemoeilijkt deze de doorstroming?• Wat betekent de lokale ontwikkeling voor het investeringsniveau in verschillende gebieden?De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag af te stemmen vereist eenstrakke regie op het woningbouwprogramma. Uitgangspunt is het realiseren van een stationairaanbod dat kwantitatief, kwalitatief en qua verdeling over de kernen aansluit bij devraag. Voorrang zal worden gegeven aan locaties die bijdragen aan de stedelijke herstructureringsopgaveen / of bijdragen aan het realiseren van een positief migratiesaldo.Voorlopig worden een aantal gebieden geprioriteerd waar in ieder geval het stedelijk centrumgebiedvan <strong>Venlo</strong>, de centrumgebieden van de stadsdelen Blerick en Tegelen, <strong>Venlo</strong>oost en <strong>Venlo</strong> noord deel van uit maken. Bovendien zullen ook ontwikkelingen waarbij hetgaat om behoud van bestaande karakteristieke bebouwing en / of structuren, danwel ontwikkelingendie essentieel zijn voor de stedelijk herstructurering prioriteit krijgen. De gemeentezal binnen dit proces een sturende rol hebben.Potentiële ontwikkelingslocaties die volgens tabel 3.3 als strategische locatie worden aangemerktzullen voor <strong>2015</strong> alleen prioriteit krijgen als uit marktonderzoek door of in opdrachtvan de gemeente blijkt dat ze nodig zijn om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwichtte brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat ditaanbod te realiseren. Daarbij geeft de gemeente eerst prioriteit aan de locaties Helmuswegen ’t Ven Noord.• HerstructureringIn het proces van het aanbrengen van een kwalitatieve differentiatie die aansluit bij de vraagnaar woonmilieus is herstructurering een belangrijke factor. In de afgelopen jaren is reedsmet voortvarendheid de herstructurering van het stedelijk gebied aangepakt. Dit heeft geleidtot een reeks woningbouwprojecten van zeer uiteenlopende omvang, verspreid over de verschillendekernen, die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn gekomen. Daarnaast zijnin het verleden een aantal reserve locaties ten behoeve van toekomstige woningbouwontwikkelingaangewezen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 173


Een belangrijke opgave in de nabije toekomst ligt in de voortgaande herstructurering binnenhet stedelijk gebied. Ook hier vormen de milieutyperingen het uitgangspunt voor de uitwerkingvan wijken en buurten. Concrete redenen voor de herstructurering kunnen zijn het “scoren”op een complex van indicatoren die betrekking hebben op fysieke (woning en woonomgeving)en sociaal maatschappelijke (inkomensniveau, leeftijds- en bevolkingsopbouw, socialeen verkeersveiligheid) aspecten. Naar aanleiding daarvan kunnen accentverschillenontstaan binnen wijken en buurten. Een regelmatige monitoring van de vraag- en aanbodontwikkelingop de woningmarkt is hierbij noodzakelijk.Met de vernieuwing van delen van het stedelijk gebied wordt een kwaliteitsslag voorgestaandie uitmondt in een aantrekkelijke woonomgeving, die goed aansluit op de vraag naarwoonmilieus. De toekomstige inrichting zal aansluiten op de bestaande karakteristieken,maar biedt ook mogelijkheden om kwaliteit toe te voegen. Middels verdunning is het mogelijkom daar waar er behoefte aan is, meer groen en openbare (gebruiks)ruimte in de omgevingte creëren Voor woningen is het de ambitie om zowel kwaliteit als plattegrond af testemmen op een lange levensduur. Met name een ruime opzet van de bebouwde en onbebouwderuimte geeft flexibiliteit en is aldus duurzaam. De herstructureringsmogelijkhedenmoeten op gebiedsniveau worden beoordeeld.De herstructurering heeft in de afgelopen periode met name plaats gevonden in de vooroorlogsedelen van de stad zoals <strong>Venlo</strong> Centrum Zuid en <strong>Venlo</strong> Noord. Ook de “wederopbouwwijk”Hazenkamp en de wijk Op de Heide zijn (gedeeltelijk) aangepakt. In de komende periodezal de herstructureringsopgave zich met name afspelen in de overige wederopbouwgebieden,met een accent op de tuinstedelijke woonmilieus.• Bijzondere woonvormen voor doelgroepen en netwerk van zorg op maatEen specifieke opgave die op landelijk niveau ook speelt is de toename van de vergrijzingonder de bevolking. Deze vergrijzing vraagt om exclusieve aandacht voor het huisvestingsenzorgvraagstuk van een steeds groter deel van de bevolking. Met de geplande extramuraliseringvraagt dit om een accent in de te ontwikkelen woningvoorraad. De insteek hierbij isdat op wijkniveau en nabij voorzieningen voor deze doelgroepen geschikte woonzorgvoorzieningenmoeten worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling dient samen te gaan met eenzorgservice zonering zodat bewoners van gebieden in deze zones gebruik kunnen makenvan de geboden zorg. Een dergelijke zorg-servicezone heeft bijvoorbeeld:− Een voldoende aantal integraal toegankelijke (>4%), en aanpasbare (>25%) woningen− Een 24-uurs zorgcentrum of zorgpost binnen 200 meter− Speciale woonvormen of aanleunmogelijkheden voor zorgbehoevenden (525%)− Een betaalbaar service pakket, voorzieningen niveau als binnen een woonzorgcomplex− Een barrièrevrije, sociaal veilige en verkeersveilige woonomgevingOp kaart is een gewenste ruimtelijke spreiding weergegeven van deze concentratie punten,met en zonder geclusterde woonvormen 62 .Tegelijkertijd is de trend dat er in groeiende mate ook zorg aan huis kan worden geleverd,wat senioren in staat stelt langer in hun eigen woning te laten wonen. Dit stelt op de langetermijn wel eisen aan de inrichting van deze woningen. Woningbouw voor overige bijzonderedoelgroepen als gehandicapten, dak- en thuislozen, woonwagenbewoners, drugsverslaafdenen tbs-ers dient te worden bezien in het licht van de kwalitatieve woningbouwopgave voor dekomende periode.62 Bron: “Uitvoeringsprogramma Visie Wonen Welzijn Zorg” gemeente <strong>Venlo</strong><strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,174 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Uit de in de “Verkenningen” gemaakte analyse blijkt een tekort aan zorgwoningen. Dit tekortzal in de komende periode met name ontstaan als gevolg van de vergrijzing. Het gaat hierbijniet om een behoefte aan extra woningen maar ook om geschikte woningen door aanpassingbinnen de bestaande woningvoorraad.In de vervolguitwerking van de regionale woonvisie en de regionale woon-zorgvisie en binnende met de corporaties te maken prestatieafspraken dient een nadere uitwerking van dewoonmilieus en bijbehorende strategieën plaats vinden. In vervolg daarop zal binnen de beleidsprogramma’s“wonen in een duurzame leefomgeving” en “stedelijk centrum” in overlegmet bewoners, corporaties, zorginstellingen, ontwikkelaars etc. de uitwerking plaatsvinden.Het doel is:− Het concretiseren van de kenmerken van de beschreven woonmilieus in relatie tot dekarakteristiek van de betreffende buurten en wijken− Het maken van ontwikkelingsplannen voor die wijken waarin de komende periode vernieuwing/ herstructurering van significante gebieden zal plaatsvinden• Lokale werklocaties<strong>Venlo</strong> kent een relatief groot aanbod van arbeidsplaatsen. Kwalitatief is het arbeidsaanbodechter niet volledig afgestemd op de vraag van de vaak gespecialiseerde bedrijven. Om diereden is, in samenhang met scholingsprogramma’s, het accommoderen van het arbeidsaanbodaan de onderzijde van de markt vanuit sociaal-economisch oogpunt van belang. Ook debereikbaarheid van de werkgelegenheid voor alle doelgroepen speelt een rol. 63 Bedrijvigheidin woonbuurten heeft tevens een broedplaatsfunctie voor (startende) ondernemers. Mengingvan wonen met kleinschalige bedrijvigheid, zoals ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkelsen kleinschalige kantoren, levert een bijdrage aan een positief woon- en leefklimaat.Ontwikkelingen in de sectoren zorg en toerisme en recreatie vormen in dit opzicht al eenpositieve bijdrage, het blijft echter van belang de lokale kleinschalige werkgelegenheid binnende traditionele bedrijventerreinen en / of gemengde gebieden bij en in de kernen in standte houden 64 .Evenals bij woonmilieus, maar meer vanuit een functionele optiek, is een onderverdeling inbedrijvigheden gemaakt die bedrijven helderheid biedt ten aanzien van wat mag worden verwachtvoor wat betreft uitstraling en beheer van terreinen. Bedrijven kunnen zich herkennenin het profiel van een bedrijfsterrein dat tegemoet komt aan de vestigingsvoorwaarden diebepaalde bedrijven stellen.De onderverdeling in bedrijvigheden is gemaakt op basis van de volgende kenmerken:− de oriëntatie van de bedrijven, d.w.z. (inter)nationaal, regionaal of lokaal− de gemiddelde bedrijfsomvang− de ligging ten opzichte van vervoersassen en bereikbaarheidIn het thema Centrumstad in een grenzenloze regio is ingegaan op de ontwikkeling van regionalewerklocaties. Binnen het thema leefbare stad gaat het om de volgende bedrijvigheden:Lokale bedrijventerreinenDeze terreinen hebben een regionale en locale oriëntatie. Een verscheidenheid aan kleinschaligebedrijven heeft hier een plek. Er is sprake van een sterke verwevenheid met de localeeconomie. In tegenstelling tot regionale werklocaties wordt voor deze terreinen geenclustering nagestreefd.63 Bron: <strong>Gemeente</strong>lijke “Sociale structuurschets” , thema werken en leren64 De sociale structuurschets vraagt hierbij aandacht voor voldoende werknemers in de zorg: thema zorg en preventie<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 175


KantoorlocatiesAan de 3 Decembersingel in Blerick en rond de Hogeweg in <strong>Venlo</strong> zijn kantoren gevestigdmet een stedelijke of regionale oriëntatie. Om de functie van <strong>Venlo</strong> als centrumstad voor deregio te versterken wordt clustering van dergelijke functies in het centrumgebied van <strong>Venlo</strong>nagestreefd.In de economische structuur van <strong>Venlo</strong> zijn veel kleinschalige ondernemingen in zakelijkedienstverlening zoals advisering, automatisering, administratie en dergelijke) in de wijkenaan huis gevestigd. Voorzover dit geen hinder voor de omgeving oplevert worden dergelijkeondernemingen gefaciliteerd. Voor een eerste doorgroei komen buurt, wijk en stadsdeelcentra,en lokale bedrijventerreinen in aanmerking.Gemengde gebiedenIn de gemeente <strong>Venlo</strong> komen nauwelijks gebieden voor met menging van bedrijven en wonen.Uitzondering zijn de centrum milieus en het stedelijk wonen-werken milieu. Blijkbaar iser in de gemeente <strong>Venlo</strong> totnogtoe geen behoefte geweest aan dergelijke milieus die alsstartermilieu voor ondernemingen kunnen dienen. Gezien het belang van dit milieutype voorontwikkeling van de stedelijke economie moet dit als optie bij revitalisering van woonmilieusen bedrijvigheden worden meegenomen.• RevitaliseringEen aantal van de lokale bedrijventerreinen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd.Door revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden wordt in denabijheid van de woonomgeving ruimte geboden aan lokaal georiënteerde economische activiteiten.Bedrijvigheid met een bovenlokaal bereik heeft een logischer plek op de grootschaligereclusterlocaties van met name de Tradeports. Tezamen met de genoemde locatiesonder thema “Centrumstad in een grenzeloze regio” biedt <strong>Venlo</strong> een differentiatie aan bedrijvighedendie aansluiten bij de verschillen in behoefte van bedrijven wat betreft vestigingsvoorwaardenen mogelijkheid tot profilering.In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden en in gebiedsgerichtestudies wordt tevens de mogelijkheid onderzocht om startermilieus voor ondernemingente realiseren.Een revitaliseringproces is reeds gestart op een aantal locaties. Bedrijventerreinen Erkenkampen Hagerhofweg worden getransformeerd naar een andere functie. Voor bedrijventerreinDe Veegtes is subsidie verworven en een start gemaakt met een verbeteringsprogrammain het kader van de revitalisering. Het bedrijven terrein Groot Boller staat op de nominatieom ook te worden aangepakt. Verdere afstemming dient plaats te vinden bij het gereed komenvan de Sociaal Economische Structuurschets.Het revitaliseringprogramma zal verder worden uitgewerkt binnen het beleidsprogramma“Kennis en Economie”. Het gaat om structuurverbetering, verbeteringen in de openbare ruimte,uitstraling van de terreinen, aanpak van hindersituaties en waar mogelijk optimaliserenvan het grondgebruik.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,176 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


11.4 Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgevingEen aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving zal niet voor iedereen dezelfde betekenishebben. Een aantal aspecten worden echter wel breed gedragen, de stadsdebatten en destadsvisie geven hier richting aan: de duurzame stad. Voor de ruimtelijk fysieke omgevinggaat het over herkenbaarheid van de directe woon- en leefomgeving, maar ook van de anderedelen van de stad en de directe omgeving van de stad; levendigheid maar ook kunnenkiezen voor rust; verschillende soorten voorzieningen bereikbaar en toegankelijk. Het gaatom het voorkomen van ongewenste overlast en hinder door verkeer en bedrijvigheid, maartoch kunnen voldoen aan de mobiliteitseisen en voldoende werk in de nabijheid. En ook hetterugdringen van CO 2 uitstoot, het zorgdragen voor (externe) veiligheid, het beheren van deopenbare ruimte, maar tevens met een grotere verantwoordelijkheid, voor burgers. Al dezezaken dragen bij aan het realiseren van deze doelstelling m.b.t. de Leefbare stad.In de woonmilieus is reeds de betekenis van de verschillende karakteristieken van de stadsdelenvan de gemeente <strong>Venlo</strong> en van wijken beschreven. De kenmerkende grotere ruimtelijkestructuren worden beschreven in het hoofdstuk Stad in het Maasdal.Openbare ruimte, stedelijk groen en waterHoewel de primaire aandacht van bewoners ligt bij de directe woonomgeving leiden de grotediversiteit in gebruik en de grote mobiliteit van mensen ertoe dat de feitelijke dagelijkseleefomgeving aanzienlijk groter is: grote afstanden tussen woonstraat, schoolplein, buurtplein,winkelstraat en sportveld kunnen binnen zeer korte tijd worden overbrugd. De stedelijkeopenbare ruimte vormt dan ook een netwerkstructuur op verschillende schaalniveaus, metknooppunten waartussen mensen zich met verschillende snelheden en met uiteenlopenderedenen bewegen.In de beleving van de stad spelen bijzondere plekken in de openbare ruimte, soms gecombineerdmet (historische) bebouwing, een belangrijke rol. In <strong>Venlo</strong> is het Julianapark met aande ene zijde het station, rotonde en de verschillende musea en aan de andere zijde de bejaardenflateen voorbeeld, in Tegelen de Doolhof met openlucht theater. Dergelijke locatiesverdienen aandacht en zorg. Ingrijpen op deze locaties of veranderingen vragen altijd omeen gecombineerde opgave voor openbare ruimte en bebouwing.Differentiatie in schaalniveau speelt een rol bij de gebruikseisen: ouderen en kinderen zijnsterk gebonden aan hun omgeving, gezinnen leggen grotere afstanden af, jongeren en alleenstaandenzijn zeer mobiel. 65• Openbare ruimteWat we willen bereiken is een openbare ruimte waarin het goed verblijven is, waarin conflictentussen verschillende functies en gebruikers voorkomen worden, die visueel aantrekkelijkis en duurzaam ingericht. Bijzondere groepen en langzaam verkeer dienen extra aandacht tekrijgen.Bij het maken van plannen moet de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimtesteeds hoog op de agenda staan. Er moet onderzoek worden verricht naar de betekenis vande ontmoetings- en verblijfsfunctie in een grotere context. Bij bouwplannen in het stedelijkgebied wordt er naar gestreefd inpandig in de parkeerbehoefte te voorzien. Bij planvormingverdienen de functionele bestemming en vormgeving van de begane grond (plinten) van gebouwenaandacht vanuit het oogpunt van kwaliteit en sociale veiligheid van de openbareruimte.65 “Sociale structuurschets” ruimtelijk fysieke doelstellingen, thema’s opgroeien en opvoeden, leefbaarheid en veiligheid, zorg enpreventie.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 177


Het besef dat in de openbare ruimte vele ontmoetingen en interacties tussen verschillendeindividuen en groepen plaatsvinden en dat deze interacties een essentieel onderdeel vormenvan de kwaliteit van het openbare leven, de vitaliteit en forumfunctie van de stedelijke openbareruimte, maakt het noodzakelijk de openbare ruimte een adequate en aantrekkelijke invullingte geven. Het vrije gebruik en vrije interactie, ook tussen verschillende bevolkingsgroepen,vraagt om aandacht voor concrete, kwalitatieve verbetering waarmee veiligheid ende beleving van veiligheid door verschillende gebruiksgroepen kunnen worden gediend.Daarnaast is er behoefte aan ruimten waar gelijkgestemden elkaar kunnen ontmoeten, zoalssportvelden, museum, terras, stadspark, stadsplein, station en het stedelijk centrum. De betekenisvan openbare parken en pleinen neemt toe, en moet in sterk dynamische gebiedenzoals de stadsdeelcentra, meer gericht worden op het gewenst gebruik dat vaak trendgevoeligis, met name bij jongeren. Het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> kent daarnaast een sterke oriëntatieop het Duitse publiek.Deze aandacht geldt in toenemende mate ook voor de kwaliteit van inrichting en beheer vanbedrijventerreinen. Met name de wat oudere terreinen uit de 2 e helft van de 20 e eeuw vragenin de komende periode aandacht wat betreft structuur, bereikbaarheid en uitstraling.• Stedelijk groenStedelijke groenvoorzieningen zijn zowel autonome elementen binnen de structuur van deopenbare ruimte als voorzieningen die onderdeel uit maken van de inrichting van de stedelijkeruimte. Ze dragen op verschillende wijzen bij aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.Dit gebeurt op buurt- en wijkniveau door:• de hoeveelheid en onderverdeling in (al dan niet toegankelijk) openbaar en privé groen• de wijze waarop het groen essentieel deel uit maakt van de identiteit van het gebied (onderdeelvan landschappelijke of stedenbouwkundige structuur)• de mate waarin groen kan worden gebruikt voor spel en ontspanning binnen de buurt ofwijk (basisvoorziening)Tegelijkertijd kan het groen deel uitmaken van grotere structuren en aansluiten op het landelijkgebied en draagt het bij aan de beleving van het stedelijk gebied in zijn geheel. Dit gebeurtdoor:• de wijze waarop het groen deel uitmaakt van grotere structuren op wijk-, stadsdeel ofgemeentelijk niveau• de wijze waarop het stedelijk groen verbonden is met het omringende groene casco• de mate waarin groen een bovenwijkse functie biedt voor spel en ontspanning en gekoppeldis aan stedelijke en regionale recreatieve routes• de wijze waarop het stedelijk groen verwijzingen biedt naar de landschapsstructuur waarde stad onderdeel van isMet name de onderlinge samenhang van grote groenstructuren en samenhang met het buitengebiedvormen een aandachtspunt in het kader van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>.Versterking van de stedelijke groenstructuur dient plaats te vinden door het aanbrengen vaneen thematisch onderscheid in stadsparken en het creëren van verbindingen in een gemeentelijken regionaal recreatief netwerk. Binnen de groenstructuur worden functionele en ecologischeinrichtingsniveaus aangegeven. Groene elementen vormen schakels in verschillendenetwerken. De netwerken voorzien tevens in fiets- en wandelverbindingen tussen elementenen knooppunten op verschillende schaalniveaus. De hoofdelementen van de stedelijkegroenstructuur zijn de noord-zuid routes in het Maasdal op de westflank, aan weerszijdenlangs de Maas en op de oostflank,<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,178 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


met daarbinnen een fijnmaziger aan de stedelijke structuur gerelateerd oost-west georiënteerdnetwerk. Uitwerking hiervan moet plaatsvinden in een herijking van bestaande beleidsstukkenvoor het groenbeleid 66 .• WaterWater is een bijzonder element in <strong>Venlo</strong>. De verstedelijking heeft plaatsgevonden binnen defysieke context van het Maassysteem; de wijze waarop de Maas in noord-zuidrichting is ingesletenin de afzettingen van de Rijn en daarop in oost-westrichting een kwelsituatie metnaar de Maas afvoerende beken is ontstaan. De Maas, die in het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>een bijzonder, grootschalig en waardevol ruimtelijk element vormt, levert nog steeds eenveiligheidsgevaar op als gevolg van overstromingsrisico’s.In het stedelijk gebied worden zowel het duurzaamheidaspect van water als de mogelijkhedenwater in te zetten als ordenend principe sterkere elementen bij ruimtelijke planvorming.Duurzaam waterbeheer richt zich op het realiseren van een veerkrachtig watersysteem.Hierbij is speciale aandacht nodig voor te nemen maatregelen in het stedelijk gebied. Algemeenuitgangspunt is dat negatieve effecten van de uitbreiding van verhard oppervlak, deuitbreiding van het watergebruik en de waterverontreiniging zoveel mogelijk teruggedrongenworden. Randvoorwaarden daarbij zijn dat er geen nieuwbouw wordt toegestaan in kwelgebiedenen potentiële retentiegebieden en het beter benutten van waterstromen binnen hetstedelijk gebied. Bij het laatste kan het dan o.a. gaan om hergebruik van regenwater, infiltratieen afkoppeling van regenwater. De ruimtelijke inpassing van deze aspecten van duurzaamwaterbeheer leveren een meerwaarde op voor de belevingskwaliteit in de gebouwdeomgeving.Het gaat hierbij om het zichtbaar en beleefbaar maken van waterretentie en afvoer, ook vandelen van het watersysteem die reeds geruime tijd ondergronds liggen zoals de Rijnbeek inhet centrum van <strong>Venlo</strong>, en de Engersbeek in het centrum van Blerick 67 . De specifieke richtlijnenzijn omschreven in het gemeentelijk Integraal Waterplan en Integrale Natuurvisie.Investeren in krachtige kernen betekent ook investeren in openbare ruimte, stedelijk groenen water als beeld- en structuurbepalende elementen, als basisvoorzieningen en als schakelstussen de kernen en het casco. Het richten van stedelijke ontwikkelingen op het bestaandstedelijk gebied betekent dat de bebouwingsdichtheid en dus bewoningsdichtheid engebruiksdichtheid toeneemt. Daarmee neemt tevens het belang van de inrichtingskwaliteittoe.Voor de structuurvisie betekent dit dat er gestuurd moet worden op een gedifferentieerdaanbod in belevings- en gebruiksmogelijkheden, variatie in schaalgrootte, spreiding van stedelijkeopenbare ruimten, gericht op menging en eventueel ook concentratie van verschillendedoelgroepen. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet voor watbetreft inrichting en beheersniveau aansluiten bij de verwachtingen die samenhangen methet te realiseren woon- en leefmilieu en bedrijvigheden.De stadsdeelcentra zijn gevormd in de oudere delen van de kernen. Hierbij is zowel eenruimtelijk historisch als functioneel zwaartepunt ontstaan. Een inhaalslag met betrekking totde inrichting is gaande. Met name het stedelijk centrum <strong>Venlo</strong> vraagt hierbij om een kwaliteitsslagdie gericht is op de beleving van bezoekers die komen voor scenerie, pret, leisure(en andere vormen van vermaak). Hierbij dient uitgebreid aandacht te worden besteed aande behoefte van verschillende doelgroepen voor wie het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> een intensiefbenutte ontmoetingsruimte is. Uiteindelijk is ook de openbare ruimte zelf onderdeel vande (dagelijkse) culturele ervaringen van bezoekers in het stadscentrum van <strong>Venlo</strong>.Op wijk- en buurtniveau is het uitgangspunt steeds het behoud en de ontwikkeling van voldoendegroen en speelruimte, in overeenstemming met het woonmilieu.66 <strong>Gemeente</strong>lijke Groenbeleidsplannen van Tegelen en <strong>Venlo</strong>67 <strong>Gemeente</strong>lijk Integraal waterplan en Integrale natuurvisie<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 179


Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenhangende structuren in combinatie met het recreatiefnetwerk en het groen om de stad.De gemeente is in hoge mate verantwoordelijk voor de inrichting en onderhoud van deopenbare ruimte en daarin opgenomen voorzieningen. Uitwerking van plannen zal vooral viahet beleidsprogramma “<strong>Venlo</strong>, natuurlijk aan de Maas” verlopen. In het beleidsprogramma“Wonen in een duurzame leefomgeving” ligt de nadruk op het afstemmen van het inrichtingsenonderhoudsniveau op het gewenste woonmilieu en bedrijvigheden, in overleg met bewonersen eigenaren en /of de corporaties en bedrijven. In het programma Stedelijk centrumwordt het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> verder uitgewerkt. De uitwerking van de dragers in deruimtelijke hoofdstructuur vindt plaats in de uitwerkingsstudies van de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong>.Bij de inrichting van stedelijke ruimtes wordt gestreefd naar het gebruik van de juiste materialen,adequate fundering en goed geplaatst straatmeubilair. Flexibiliteit, robuustheid, milieuvriendelijkheiden ecologie zijn hierbij sleutelbegrippen. De ruimtelijkheid van de openbareruimte wordt ondersteund door in ontwerp de samenhang op verschillende schaalniveaus(structuren, gebieden) en omgevingskarakteristieken (stedenbouwkundige, architectonischeén functies) uitgangspunt te laten zijn. Het spaarzaam en bewust plaatsen van objecten verhoogtde gebruiks- en belevingswaarde van de openbare ruimte.Een herziening van het groen beleidsplan uit 1994 is gewenst. Hierin kunnen eveneens deinrichtings- en onwerpeisen voor openbare ruimte worden opgenomen, waarbij nader onderzoekdient te worden verricht naar de wijze waarop bijvoorbeeld inrichtings- en beheersniveausin overeenstemming zijn te brengen met de voorgestelde woonmilieudifferentiatie.Luchtkwaliteit en externe veiligheid• LuchtkwaliteitHet Besluit Luchtkwaliteit vormt de Nederlandse vertaling van verschillende Europese richtlijnenmet betrekking tot luchtkwaliteit. In het besluit zijn waarden opgenomen voor verschillendevormen van schadelijke stoffen. Bestuursorganen dienen bij de uitoefening van bevoegdhedendie gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de gevolgen hiervan inbeeld te brengen, alsmede de eventueel noodzakelijk te treffen mitigerende maatregelen. Dewaarden zijn algemeen geldend. Recent heeft de Raad van State vastgesteld dat het niet istoegestaan hieraan regionaal of lokaal te variëren.Dit betekent dat ten aanzien van de in de <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> te maken keuzes in hetruimtelijk beleid, van deze waarden ook geen onderscheidende werking uit kan gaan.In het kader van de toepassing van de in het BLK opgenomen normering met betrekking totfijnstof zijn twee normen relevant, de jaargemiddelde grenswaarde en de 24-uurgemiddeldegrenswaarde. Beide grenswaarden gelden vanaf <strong>2005</strong>. Uit de Evaluatie Luchtbeleid 2004 ende achterliggende gegevensbronnen blijkt dat de jaargemiddelde concentratie fijnstof op achtergrondniveau vrijwel overal onder de grenswaarde ligt. De 24-uurgemiddelde grenswaardewordt op achtergrondniveau in grote delen van Nederland inclusief Limburg vaker dan detoegestane norm van 35 keer per jaar overschreden.De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de normen met betrekking tot fijnstof en deaanpak ervan is in het BLK primair bij het Rijk gelegd. Echter ook Provincies en gemeentendienen een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit probleem. Dit betekent dat in deplanvorming mogelijke mitigerende maatregelen in beeld moeten worden gebracht.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,180 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Met ingang van 5 augustus <strong>2005</strong> vervangt het Besluit Luchtkwaliteit het voorgaande besluit(2001). Het nieuwe besluit regelt dat zeezout in de lucht niet meegerekend hoeft te wordenbij vaststelling van de concentraties fijnstof. Zeezout is van natuurlijke oorsprong en ongevaarlijkvoor de gezondheid. In de Meetregeling luchtkwaliteit <strong>2005</strong> staat hoeveel zeezoutmag worden afgetrokken van de fijnstof-concentratie. Dit betekent dat de eerder genoemdeoverschrijding minder vaak zal optreden.Het besluit maakt het verder mogelijk om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waarte veel fijnstof en stikstofdioxide in de lucht zit. Het gaat enerzijds om plannen die de luchtkwaliteitniet verslechteren of juist verbeteren. Anderzijds maakt het besluit het ook mogelijkom ruimtelijke plannen uit te voeren die de luchtkwaliteit iets verslechteren. In dat geval moetde luchtkwaliteit in een ander gebied (binnen of deels buiten een gemeente) wel aanzienlijkworden verbeterd. Per saldo vermindert dan de luchtvervuiling. Dit wordt de saldobenaderingof saldering genoemd. In een Kamerbrief van VROM van 20 juli <strong>2005</strong> staan dehoofdlijnen van de saldo-benadering. Blijkens deze brief zullen de praktische aspecten vansaldering in een aantal pilotprojecten worden uitgewerkt en zullen de ervaringen daarvanworden verwerkt in een ministeriele regeling als vooloper van een wettelijke regeling.De effecten van de in het besluit opgenomen waarden worden in het kader van het gemeentelijkmilieubeleid inzichtelijk gemaakt. In het MOP <strong>2005</strong>-2009 is opgenomen om voor 2009een plan van aanpak en monitoringsysteem te realiseren.• Externe veiligheidExterne veiligheid heeft betrekking op de kans voor personen om te overlijden als gevolg vaneen ongewoon voorval binnen een inrichting of bij transport van gevaarlijke stoffen (als bedoeldin de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen), terwijl mendaar zelf niet betrokken bij is. Deze kans kan worden uitgedrukt als een plaatsgebonden risico(PR) en als een groepsrisico (cumulatieve persoonsgebonden kans, GR). De bepalingvan gebieden waar dit risico al dan niet boven een bepaalde grenswaarde ligt, leidt tot risicocontourenrond inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen(inclusief bijvoorbeeld LPG stations) en rond routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd(weg, water, spoor, leidingen en rangeerterreinen). Binnen de PR contouren rond dezeactiviteiten worden bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (“kwetsbare en beperkt kwetsbareobjecten”) niet toegelaten. Doorgaans gelden buiten een afstand van 200 meter van eenroute geen belemmeringen. 68Er is in afwachting van de definitieve besluitvorming over de A74 voor <strong>Venlo</strong> nog geen vastgestelderoute voor gevaarlijke stoffen over de weg, maar in principe dient dit over de hoofdwegenplaats te vinden en vandaar uit, via de kortste weg naar de inrichting waar de stoffengebruikt of opgeslagen moeten worden.Wat betreft het spoor is het de bedoeling dat een deel van de doorgaande transporten vanuithet Rijnmondgebied naar het Ruhrgebied, vanaf 2007 via de Betuwelijn plaatsvindt, zodathet groepsrisico rond het emplacement binnen de oriëntatiewaarden blijft.De identificatie van risico’s, analyse, toetsing van de risico’s aan de normen en mogelijkhedenvoor reductie vormen onderdeel van de risicobenadering. De circulaire Risiconormeringvervoer gevaarlijke stoffen (Ministeries V&W, VROM, BZK) geeft aan hoe en wanneer diemoet worden toegepast. Dit geldt in ieder geval voor de vaststelling van bestemmingsplannen,besluiten tot wijziging of uitwerking en vrijstellingen. De <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> isgeen statutair instrument in de zin van de Wet op de <strong>Ruimtelijke</strong> Ordening,68 Zie Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministeries V&W, VROM, BZK)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 181


terwijl ook op het schaalniveau van de stad het effect van een eventuele contour niet zichtbaarkan worden gemaakt. Dat kan wel gebeuren op de schaal van gebiedsgerichte uitwerkingen,en moet gebeuren bij de toetsing van concrete initiatieven en de vertaling van gebiedsgerichteuitwerkingen in statutaire instrumenten. Volgens principe 6.2.8 dient in gebiedsgerichteuitwerkingen gekeken te worden naar mogelijkheden om hinderlijke en onveiligesituaties op te heffen.Op de website van de Provincie Limburg is een provinciale risicokaart opgenomen waarmeebekeken kan worden of in de omgeving van bepaalde locaties risico’s bestaan. Deze kaartwordt ondersteund door rapportages van het bureau AVIV waarin ook de in acht te nemenafstanden zijn opgenomen ten opzichte van routes en inrichtingen. 69 Daarnaast houdt degemeente een belemmeringenkaart bij.”69 Risico’s in Limburg (AVIV, 2002)<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,182 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


11.5 Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningenEen belangrijke basis voor het welbevinden van de bevolking en het functioneren van destad is het goed functioneren van het voorzieningen apparaat. In deze paragraaf gaat hetvooral om in de woonomgeving aanwezige voorzieningen op het gebied van detailhandel,onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijk welzijn. Spreiding en niveau van deze voorzieningenbepalen samen met de inrichting van de openbare ruimte het leefmilieu.Afhankelijk van eigen inzichten (keuze voor specifiek leefmilieu) of mogelijkheden willenmensen op relatief korte afstand basale voorzieningen kunnen vinden. De kracht van de kernenhangt mede af van de afstemming tussen de wensen en behoeften van de bevolking ende ruimtelijk fysieke inrichting. Dit betekent dat op het laagste (buurt) schaalniveau de voorzieningenzoveel en zolang mogelijk geconcentreerd of in elkaars nabijheid in stand wordengehouden om daarmee een basis te behouden voor de duurzaamheid van de stedelijke samenleving.Indien het niet mogelijk blijkt een voorziening te behouden, wordt gekozen voorclustering op een hoger schaalniveau.Verder wordt rekening gehouden met variatie in woonmilieus en daaraan gekoppelde verwachtingenomtrent het voorzieningen niveau. In de praktijk betekent dit differentiatie, spreidingen hiërarchie in het voorzieningen apparaat om het naar de toekomst toe gezond tehouden en de variatie in woonmilieus te ondersteunen.Aangezien de bevolking slechts beperkt zal groeien, is groei geen basis meer voor ontwikkelingin het voorzieningen apparaat. Bovendien veranderen consumptiepatronen en concurrentieverhoudingentussen winkelvoorzieningen. De vraag naar ruimte voor voorzieningenwordt primair opgelost op locaties binnen de kernen, in ieder geval tot <strong>2015</strong>.Concentraties van voorzieningenWijk- en buurtcentra zijn, behalve voor detailhandels voorzieningen, ook (mogelijke) centravoor maatschappelijke voorzieningen (onderwijs, zorg en welzijnsfuncties). Vestiging vandergelijke voorzieningen in of bij een centrum maakt het centrum meer aantrekkelijk omdatboodschappen doen gecombineerd kan worden met andere bezoeken. Gestreefd moet wordennaar concentraties op goed bereikbare locaties. Mogelijkheden en wenselijkheden omdoor combinaties van buurt- en wijkvoorzieningen en verbetering van de inrichting van deopenbare ruimte het bezoek aan deze voorzieningen te bevorderen en daarmee hun lokaaldraagvlak te versterken dienen te worden onderzocht. Met name valt hierbij te denken aanzorgzones, al dan niet gekoppeld aan in wooncomplexen opgenomen steunpunten (woonzorgcombinaties).Onderlinge concurrentie tussen winkelcentra in de kernen moet worden voorkomen. Het iszaak deze wel voldoende aantrekkelijk te houden opdat koopkracht niet afvloeit naar locatiesbuiten de gemeente.In het algemeen wordt uitgegaan van 4 schaalniveaus in voorzieningenclusters:• Buurtcentra en verspreide concentraties van buurtvoorzieningen zoals te vinden zijn inBoekend, ‘t Ven, Herungerberg en diverse locaties in <strong>Venlo</strong>, Blerick, Tegelen en Belfeld.De kern van deze voorzieningen is voor wat betreft detailhandel een (beperkt) supermarktassortiment. De levensvatbaarheid van de detailhandel op dit niveau is afhankelijkvan het lokale draagvlak, maar ook van de wijze waarop boodschappen worden gedaan,bijvoorbeeld in combinatie met het halen en brengen van kinderen naar school. Behoudvan detailhandelsvoorzieningen op dit niveau zal vooral gevonden moeten worden inmogelijkheden om winkelbezoek ter plaatse met gebruik van andere voorzieningen tecombineren. Een beperkte uitbreiding van vloeroppervlak om schaalvergroting te faciliterenis mogelijk.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 183


• Wijkcentra zoals te vinden zijn in <strong>Venlo</strong>, Blerick en Tegelen. Deze centra hebben eengroter verzorgingsgebied en een ruimer aanbod aan producten en diensten. Het accentligt op dagelijkse benodigdheden. De levensvatbaarheid van de detailhandel is mede afhankelijkvan koopkrachtbinding en afvloeiing naar andere centra. De aantrekkingskrachthangt mede af van de branchering en behoud van de detailhandelsfunctie zal hier vaakvan afhangen. Wijkcentra kunnen ook geschikt zijn voor vestiging van zorgfuncties alsonderdeel van woonzorgzones.• Stadsdeelcentra Tegelen en Blerick. Deze centra hebben de respectievelijke stadsdelenals verzorgingsgebied. Incidenteel trekken deze centra ook consumenten van buiten hetstadsdeel. De branchering is afgestemd op dit verzorgingsgebied en voorziet in dagelijkseen niet dagelijkse benodigdheden. De centra hebben vooral een boodschappenfunctieen een beperkte verblijfsfunctie die door enige horeca ondersteund wordt. Deze functievereist volledigheid in het te verwachten aanbod, overzichtelijkheid en beloopbaarheid.Stadsdeelcentra kunnen ook geschikt zijn voor op het stadsdeel georiënteerde zorgfunctiesen zakelijke dienstverlening. Keuzes voor te nemen maatregelen in de centra vanBlerick en Tegelen zullen consistent moeten zijn met de functie van deze centra voor destadsdelen, maar ook ten opzichte van het centrum van <strong>Venlo</strong>.• Centrum <strong>Venlo</strong> en perifeer detailhandelscentrum Via <strong>Venlo</strong>. De rol van deze centra voorde stad en de regio is in het thema “Centrumstad in een grenzenloze regio” verder uitgewerkt.Naast deze functie heeft het centrum van <strong>Venlo</strong> ook een rol voor het stadsdeel<strong>Venlo</strong>, vergelijkbaar met Blerick en Tegelen.Centrumgebieden zijn niet alleen vestigingsplaats voor winkelsen voorzieningen, ze zijn ook ontmoetingscentra voorde buurt, de wijk, het stadsdeel en de stad en podia voormanifestaties. Ze bepalen mede het imago en daarmee hetleefmilieu. Aankleding en onderhoud van de openbare ruimtespeelt daarbij een belangrijke rol.Voor het ontwikkelen en instandhouden van een voorzieningenniveauis de gemeente afhankelijk van eigenaren,ondernemers en instellingen. In het beleidsprogramma“Wonen in een duurzame leefomgeving” zullen in overleg met hen afspraken worden gemaakt.Het gaat daarbij om het scala van gewenste functies en inrichting en onderhoud vande openbare ruimte. Expliciet wordt een relatie gelegd met omringende woonmilieus en hetwoningbouwprogramma.Markt in <strong>Venlo</strong>• Onderwijs voorzieningenBasisonderwijs maakt onderdeel uit van basale voorzieningen. Er wordt gestreefd naar hetinstandhouden van basisonderwijs voorzieningen op buurtniveau, waarbij scholen zoveelmogelijk geclusterd worden met andere buurtvoorzieningen zoals supermarkt en kinderdagverblijf.De behoefte aan basisonderwijs voorzieningen voor de toekomst wordt regelmatig geprognotiseerd.Duidelijk is dat op verschillende plaatsen deze behoefte afneemt, op andere plaatsendeze stabiel blijft of licht groeit. Groei op de ene locatie gaat ten koste van de andere. Hetstreven is zoveel en zolang mogelijk basisonderwijsvoorzieningen gespreid over de gemeentein stand te houden.Middelbaar en hoger onderwijs functioneren op een hoger schaalniveau en hebben een stedelijken regionaal bereik. Als voorzieningen met een regionale functie maakt hoger onderwijsdeel uit van het thema “Centrumstad in een grenzeloze regio”. Het belang van bereikbaarheidvanuit de regio is voor deze onderwijsinstellingen van belang.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,184 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


In het middelbaar onderwijs is in zowel het regulier als in het beroepsonderwijs een procesgaande van schaalvergroting en concentratie. Het regulier middelbaar onderwijs wordt geconcentreerdop de drie campussen Blariacum in Blerick, Valuas in <strong>Venlo</strong> en Onderwijs Boulevard<strong>Venlo</strong>-Zuid (bestaande uit locaties Den Hulster en Technodôme).Het middelbaar beroepsonderwijs (Gilde Opleidingen) wordt geconcentreerd op de locatiesGroenveldsingel en Technodome. In het Technodôme vindt een samenwerking plaats tussentechniekonderwijs van VMBO van College Den Hulster en van het MBO van Gilde Opleidingen.Deze ontwikkeling bevindt zich in een afrondende fase en met de huidige locaties is in debehoefte voorzien.• Sport- en recreatieve voorzieningenDe gemeente is in principe voorzien van voldoendesport- en recreatieve voorzieningen voorde bewoners. De verandering van recreatief gedragen met name het minder georganiseerdsporten zet voorzieningen op termijn wel onderdruk. Samenvoeging van verenigingen is daneen mogelijk antwoord. Een afnemende behoefteaan het aantal sportvelden wordt nog nietvoorzien. Wel moet er rekening gehouden wordenmet het veranderende recreatiepatroon. Degrens tussen recreatie en sportbeoefening is aanhet vervagen, individualisering is ook in sterkemate van invloed op de sportbeoefening.Gilde OpleidingenDe aanleg van de A73/74 maakt het noodzakelijk een aantal sportvelden te verplaatsen. Denieuwe locatie moet bijdragen aan het uitgangspunt, krachtige kernen in een robuust casco.Concreet betekent dit het behalen van maatschappelijke acceptatie en het gerelateerd zijnaan het recreatieve / stedelijke netwerk zonder inbreuk te doen op de esthetische kwaliteitenen gebruikswaarden van het casco en verstoring van de andere essentiële netwerken vanwater en natuur.Binnensportvoorzieningen (sporthallen, fitnesscentra e.d.)worden zoveel mogelijk ontwikkeldin combinatie met andere functies waardoor meervoudig gebruik kan plaatsvinden. Een goedebereikbaarheid van deze locaties is voor het functioneren van de sportvoorzieningen belangrijk.Tegelijkertijd moet hinder ten gevolge van parkerende en rijdende gebruikers enbezoekers van deze voorzieningen ook worden beperkt. De aanwezige accommodaties ende verwachte behoefte worden op dit moment in beeld gebracht.De gemeente is in hoge mate verantwoordelijk voor aanleg, onderhoud en exploitatie vansportvoorzieningen. In het beleidsprogramma “Wonen in een duurzame leefomgeving” ligt denadruk op het afstemmen van het inrichtings- en onderhoudsniveau op het gewenste woonmilieu,in overleg met bewoners en gebruikers.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 185


11.6 Bereikbaarheid en mobiliteitMet het creëren van krachtige kernen waarin op een zo laag mogelijk niveau basisvoorzieningenworden aangeboden, wordt een basis gelegd voor het gebruik van de fiets en verplaatsingte voet, omdat verplaatsingen in het algemeen over korte afstanden plaats zullenvinden. Een betere opbouw van het fietsnetwerk en het veiliger en comfortabeler maken vande routes is gewenst.Het verkeerssysteem binnen de kernen gaat voor autoverkeer uit van een eenvoudig patroonvan stroomwegen en primaire hoofdontsluitingswegen voor doorgaand verkeer en secundaireontsluitingswegen die bestemmingsverkeer binnen de woongebieden afwikkelen. In gebiedendie een attractiewaarde hebben en waar sprake is van een sterke functiemengingmaakt verkeer een vanzelfsprekend onderdeel uit van de levendigheid. Bewoners, ondernemersen bezoekers kiezen voor deze dynamiek; mogelijke voor- en nadelen van de verschillendefuncties horen bij het karakter van deze gebieden. Het is echter wel wenselijk om mogelijkehinder te beperken door bij plannen voor de bebouwde en onbebouwde omgevingintegrale oplossingen te zoeken, waarbij de omgevingskwaliteit voorop wordt gesteld enwaarin ook een plan voor laden en lossen wordt opgenomen.Voor een plezierig woonklimaat is het noodzakelijk voorwaarden te scheppen voor een goedeleefbaarheid en veiligheid in de woongebieden. Het verkeer dient zo vlot mogelijk naar hetstedelijk hoofdwegennet geleid te worden. Op deze wegen moet de doorstroming van autoverkeergoed zijn, om te voorkomen dat er in de woonwijken sluipverkeer voorkomt. Dewoonwijken dienen als verblijfsgebieden te worden ingericht.Naast autoverbindingen zijn met name ook fietsverbindingen tussen de woongebieden en deverbindingen met het buitengebied en het stadscentrum belangrijk. Fietsverbindingen dienenbij voorkeur niet samen te vallen met hoofdontsluitingswegen voor autoverkeer.Het is voor het goed functioneren van werkgebieden van belang dat er voorwaarden wordengeschapen voor een goede bereikbaarheid voor vracht-, auto- en fietsverkeer, openbaarvervoer en de aan- en afvoer van goederen via spoor- en waterwegen. Lokale werkgebiedendienen, gezien hun functie, via een zo kort mogelijke route met de autosnelwegen verbondente zijn. Tevens zijn onderlinge relaties tussen bedrijventerreinen van belang om de uitwisselingvan goederen en kennis te bevorderen. Ook woongebieden moeten goed bereikbaar zijnt.o.v. deze gebieden. Over grotere afstanden binnen de gemeentegrenzen dienen werknemersvan lokale werkgebieden bij voorkeur gebruik te maken van de autosnelwegen.De bereikbaarheid per fiets richt zich vanuit de functie werken voornamelijk op kwalitatiefhoogwaardige en directe routes tussen de stadsdelen en wijken en de werkgebieden.Omwille van het bevorderen van een autoluw voetgangersgebied met een kwalitatief hoogwaardigverblijfsklimaat in de (deel)centra, wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangenaan de randen, wordt het straatparkeren in centra zoveel mogelijk teruggebracht enwordt er in de centra zoveel mogelijk in parkeergarages en op terreinen geparkeerd. Parkeervoorzieningenmoeten zodanig vorm worden gegeven dat zowel de (auto) bereikbaarheidbinnen de stad als de leefbaarheid in het oog worden gehouden. Parkeeroverlast wordtteruggedrongen door vraag en aanbod van de parkeerplaatsen bij nieuwbouwwijken, scholen,wijkgebouwen, kernen, winkelcentra en bedrijven in evenwicht te brengen en te houden.Een kwaliteitsslag in de stadsdeelcentra (en het stedelijk centrum) kan de positie van devoetganger verbeteren. Het deels omzetten van verkeersruimten naar verblijfsruimten betekenteen goede randvoorwaarde voor het creëren van een aantrekkelijk voetgangersklimaat.De verkeersfunctie kan bijdragen aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,186 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Op de bijgevoegde kaart is de wegencategorisering weergegeven. Deze geeft aan waar zichconcentraties van autoverkeer bevinden. In de voorgestelde categorisering zijn “groene pijltjes”weergegeven die vanaf de ontsluitingswegen de verblijfsgebieden “in prikken”. De pijltjesgeven de overgang aan van gebiedsontsluitingswegen naar erftoegangswegen. Deexacte overgang ligt nog niet vast en moet per situatie worden afgewogen en bepaald. De‘inprikkers’ bieden toegang tot de woongebieden waar 30 km/h of stapvoets gereden magworden.Voor parkeren geldt dat dit dient plaats te vinden op een manier dat dit de leefbaarheid, verkeersveiligheiden bereikbaarheid niet belemmert.• Kwaliteitsimpuls voor de fietsGezien het grote aantal verplaatsingen per fiets binnen het stedelijk gebied is het gewenstdat er aandacht wordt geschonken aan het fietsnetwerk. Vanuit het perspectief van de verkeersveiligheidmoet er aandacht aan de fietser, als kwetsbare verkeersdeelnemer, wordenbesteed. Goede, vlotte, en bij voorkeur vrijliggende fietsvoorzieningen maken het fietsnetwerkveiliger en geschikt voor zowel utilitair als recreatief gebruik. Tevens draagt een kwaliteitsslagin fietsvoorzieningen bij aan het vergroten van het fietsgebruik. Voor ‘zwevendekiezers’ kan het de manier zijn om ze over de streep te trekken. Een toename in het fietsgebruikontlast het wegennet; zo kan een goed fietsnetwerk bijdragen aan een betere bereikbaarheidvoor de auto en de fiets.De grootste potenties voor het fietsnetwerk liggen in het gebied tussen het <strong>Venlo</strong>se stadscentrumen het middengebied, met uitlopers in noordelijke (Océ, Valuas college), zuidelijke(ziekenhuis, Fontys Hogeschool, college Den Hulster) en westelijke richting (Maasoever verbindingBlerick). In dit gebied wordt, ten behoeve van een kwaliteitsslag voor de fiets, dedrager van het fietsnetwerk gesitueerd: de ‘ruggengraat’: een sterk primair stelsel van fietsroutesaangevuld met overige voorzieningen zoals stallingen en voorzieningen m.b.t. overstapmogelijkheden.• Openbaar vervoerssysteemHoewel het autobezit toeneemt blijven veel mensen afhankelijk van collectieve en vraaggerichtevormen van openbaar vervoer. Voor de gemeente <strong>Venlo</strong> geldt dat de bijdrage van hetopenbaar vervoer aan de leefbaarheid en bereikbaarheid gering is. In <strong>Venlo</strong> is mobiliteit vanbewoners met name van belang voor de maatschappelijke deelname en betrokkenheid.De gemeente <strong>Venlo</strong> onderkent dat een kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer noodzakelijkis om de concurrentiepositie t.o.v. de auto en andere modaliteiten te verbeteren enzodoende meer personen te laten kiezen voor het openbaar vervoer. Het openbaar vervoersysteemzal beter, sneller en efficiënter moeten worden. Echter dit is een grote opgave. De<strong>Venlo</strong>se ambitie richt zich op het investeren in openbaar vervoer daar waar de kansen hetgrootst en het best realiseerbaar zijn. Kansen liggen met name in het toekennen van prioriteit(voorrangsituaties, busbanen), openbaar vervoer naar werklocaties en met name ook, geziende maatschappelijke functie van openbaar vervoer, naar zorg- en onderwijsinstellingen.Het openbaar vervoerssysteem is lang niet kostendekkend. Nadere analyse zal moeten uitwijzenof buslijnen naar de wijken nog langer levensvatbaar zijn. De deeltaxi kan deze functiewellicht beter bedienen. Vanuit de insteek op het maatschappelijk belang van collectiefvervoer is in 2003 gestart met de deeltaxi, een vorm van vraagafhankelijk vervoer die geheelop afspraak de gehele omgeving tot in Duitsland toe van haar diensten voorziet. Er is veelvraag naar de deeltaxi, het vervoer van ‘deur tot deur’ is een gewaardeerde kwaliteit. Hetsuccesvolle systeem van de deeltaxi kan voor een deel de plaats van de stadslijnen vervangen,wel is een goede afstemming op het overig openbaar vervoer van belang.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 187


<strong>Venlo</strong> is goed ontsloten via het spoor. <strong>Venlo</strong> bezit op haar grondgebied zowel spoorverbindingenvoor goederen als personenvervoer, die verbindingen verzorgen naar Eindhoven,Nijmegen, Roermond en Duitsland. <strong>Venlo</strong> heeft de beschikking over een drietal NS-stations;er liggen mogelijkheden om met het aanbieden van goede faciliteiten de modal split te beïnvloeden.De mogelijkheden van personenvervoer per spoor dienen beter benut worden.Door te streven naar een realistische afstemming van netwerken op verschillende schaalniveausen modaliteiten, het verhogen van prioriteiten voor het collectief vraagafhankelijk vervoer(CVV) en het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen voor fiets en openbaar vervoerkan de keuze voor alternatieve vervoerswijzen worden gestimuleerd.Het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar vervoer is gerelateerd aan het Provinciaalbeleid, vormgegeven in de Nota Openbaar Vervoer Limburg. Gedetailleerde richtlijnen voorde gemeente <strong>Venlo</strong> zijn weergegeven in het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeers en Vervoersplan.Bereikbaarheid van lokale werklocatiesDe gemeente <strong>Venlo</strong> voorziet in een relatief groot aantal arbeidsplaatsen. In het hoofdstukLeefbare Stad komen lokale bedrijventerreinen, kantoormilieus en gemengde gebieden aanbod. Het is belangrijk om een goede bereikbaarheid te garanderen. Voor de lokale bedrijvighedengelden de volgende aandachtspunten voor wat betreft verkeer.Tabel 11.3. Aandachtspunten voor lokale werklokatiesGebied Modaliteit AandachtspuntLokale werk- Autoverkeer (personen)lokatieso.a. Groot Boller,Veegtes, Kaldenkerkerweg,FietsverkeerAutoverkeer (goederen)Geloërveld,Windhond e.o.Openbaar vervoer11.6.1 Bereikbaarheid van voorzieningenGoede bereikbaarheid voor woon-werk verkeer vanuitstad en regioParkeren op eigen terreinVlotte bereikbaarheid vanuit de stad en regioGoede bereikbaarheid vanuit de regio en lokale vlottebereikbaarheid vanuit woonwijken en stationGoede bereikbaarheid vanuit stad en regioBinnen het thema Leefbare Stad spelen buurt-, wijk en stadsdeelcentra een belangrijke rol.Hier komen de bewoners uit de omringende woongebieden samen, is een gevarieerd aanbodvan voorzieningen te vinden en is sprake van een sterke menging van functies. Bezoekersdie de centra bezoeken moeten zowel per auto, per fiets of openbaar vervoer goedefaciliteiten tot hun beschikking hebben. Bezoekend autoverkeer moet de beschikking hebbenover voldoende parkeergelegenheid, bij stadsdeelcentra wordt autoverkeer zoveel mogelijkaan de randen opgevangen. Goede fietsvoorzieningen, directe routes en aanhaking op hetopenbaar vervoer netwerk zijn tevens voorwaarde.Er wordt gestreefd naar clustering van voorzieningen op locaties die goed bereikbaar zijn.Voor verkeer gelden voor buurtvoorzieningen, wijkcentra,en de stadsdeelcentra de volgendeaandachtspunten.Tabel 11.4. Aandachtspunten voor deelcentraGebied Modaliteit AandachtspuntBuurt- en wijkvoorzieningenAutoverkeer (personen) Goede bereikbaarheid binnen de stadVoldoende parkeervoorzieningen nabij(inclusief centrumBelfeld)Autoverkeer (goederen) Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorradingzonder hinder voor publiekFiets- en voetverkeer Vlotte bereikbaarheid vanuit de buurt en de wijkOpenbaar vervoer Goede bereikbaarheid vanuit de buurt en de wijkCentrum Belfeld, openbaar vervoerhalte nabij<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,188 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


StadsdeelcentraBlerick en TegelenAutoverkeer (personen)Autoverkeer (goederen)FietsverkeerVoetgangersOpenbaar vervoerGoede bereikbaarheid binnen de stadParkeren bij stadsdeelcentra geconcentreerd, afbouwenstraatparkerenVlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorradingzonder hinder voor publiekVlotte bereikbaarheid binnen de stad en vanuit de regioHoogwaardige verblijfskwaliteit voetgangersgebied metaantrekkelijke looproutesGoede bereikbaarheid parkeergebieden en eventueelNS-stationGoede bereikbaarheid vanuit de stadBinnen de buurt moeten bewoners de beschikking hebben over een gevarieerd en volledigaanbod van voorzieningen op een laag niveau. De genoemde clusterlocaties zijn behalvevoor detailhandelsvoorzieningen ook centra voor voorzieningen op het gebied van onderwijs,gezondheidszorg en maatschappelijk welzijn. Voor deze voorzieningen gelden de volgendeaandachtspunten voor het verkeerssysteem.Tabel 11.5. Aandachtspunten voor stedelijke voorzieningenVoorziening Modaliteit AandachtspuntBasisonderwijs Autoverkeer:Geen doorgaand verkeer rondom schoolParkeervoorzieningen niet direct bij schoolingangensitueren maar op enige loopafstandFiets- en voetverkeer: Vlotte, veilige en hoogwaardige routes voor langzaamverkeerOpenbaar vervoer: Goede bereikbaarheid vanuit de wijk, zoveel mogelijkgebruik makend van besloten vormen van personenvervoerof deeltaxiWoonZorgzones Autoverkeer:Een selectieve goede bereikbaarheid van de Woon-Zorgzones voor bewoners en bezoekers vanuit de stadZonodig extra voorzieningen voor minder validen enzorgbehoevendenVoldoende parkeermogelijkheden nabijFiets- en voetverkeer: Goede bereikbaarheid vanuit de buurt en wijk, via veiligeloop- en fietsroutesSpeciale aandacht voor looproutes in verband metgebruik van hulpmiddelen als rollators en rolstoelenOpenbaar vervoer: Goede bereikbaarheid vanuit stad en NS-stationOpenbaar vervoer halte nabij WoonZorgzone<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 189


12 Verdieping: “Stad in het Maasdal”12.1 UitgangssituatieDe occupatiegeschiedenis in de gemeente is sterk verbonden met de (geo)morfologie enhydrologie van het nog immer grillige Maassysteem. Binnen dit systeem worden hoofdelementenonderscheiden in het laag-, midden-, en hoogterras (Rijnterras) aan de oostelijkezijde van de gemeente en de dekzandgronden aan de westelijke zijde. Deze hoofdelementenleverden door hun verschillen in bodemgesteldheid en hydrologie uiteenlopende voorwaardenvoor landschapvormende processen, menselijke vestiging en ontginning.Vooral op het hoger gelegen dekzandgebied en Rijnterras komen uitgestrekte natuurgebiedenvoor in de vorm van bossen en heide. Vanaf de voet van het Rijnterras stromen eenaantal beken door relatief open gebieden tussen en langs de kernen naar de Maas.De landschapsvormende en ontginningprocessen hebben, beïnvloed door en in samenhangmet economische, juridische, militair strategische en culturele ontwikkelingen, geleid tot herkenbareen waardevolle karakteristieken: onderscheid in landschappelijke en nederzettingspatronen70 , met daarbij nog een grote schat aan niet direct zichtbare, archeologische waarden.De op deze wijze gevormde ruimtelijke structuur vormt een unieke kwaliteit waarmee <strong>Venlo</strong>zich onderscheidt van vele andere middelgrote steden en wordt gekenmerkt door een netwerkvan onderscheidbare woon- en werkkernen (<strong>Venlo</strong>, Blerick, Tradeports, Tegelen enBelfeld) op betrekkelijk korte afstand van elkaar. Elke kern heeft een specifieke ontwikkelingdoorgemaakt en daarmee onderscheidende karakteristieken. De landschappelijke ruimtebuiten de stedelijke kernen zoals die nu zichtbaar en beleefbaar is, is het resultaat van heteeuwenoude proces van (her)inrichting en gebruik.Inmiddels zijn overgangsvormen tussen stad en land diffuus, stedelijk gebruik van het landelijkgebied voor wonen, werken en recreëren vindt overal plaats, sommige agrarische activiteitenvertonen een sterk intensief en stedelijk karakter. Andere agrarische activiteiten staanonder grote druk als gevolg van onder meer schaalvergroting en globalisering, waardoorrisico’s ontstaan voor de instandhouding van specifieke landschappelijke kenmerken en ongewenstwegvloeien van stedelijk druk kan plaatsvinden. Aandacht voor natuurlijke kwaliteiten,ecologie en biodiversiteit neemt toe. Binnen de gemeente <strong>Venlo</strong> bevinden zich belangrijkenoord-zuid gerichte ecologische hoofdstructuren.12.2 Ambitie en doelstellingenDe “Stad in het Maasdal” is een stad waarin de natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteitenzichtbaar zijn en worden benut om de verschillende karakteristieken tussen de kernen tebehouden en versterken, zodat mensen zich daarvan bewust kunnen zijn, deze herkennenen ervan kunnen genieten. Een stad met een vitaal en duurzaam ingericht “buitengebied”,zodanig ook dat de verwevenheid van stad en land, de onderlinge uitwisseling maar ook decomplementariteit tot uitdrukking komen in gebruik en beleving: Het Robuuste Casco.Voor het realiseren van de ambities van het thema Stad in het Maasdal, het bouwen aan hetRobuuste Casco, is de definitie van het begrip Robuustheid van belang.Robuustheid gaat over kracht, over weerstand kunnen bieden tegen ongewenste veranderingenen het opnemen van gewenste ontwikkelingen.70 Zie hoofdstuk 7<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,190 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Om de bovengenoemde ambitie te bereiken is het noodzakelijk dat:• De kenmerken van de kernen, hun historische en functionele karakteristieken worden(h)erkend• De ruimte tussen de kernen niet verstedelijkt• De randen van de kernen niet willekeurig het omliggende land aantasten• De functies in het landelijk gebied ruimte krijgen waar nodig en begrensd worden waarnoodzakelijk• De landschappelijke, natuurlijke, historische en archeologische waarden worden(h)erkend, benut en verder ontwikkeldDit leidt tot een integrale benadering van robuustheid en tot het gebruik van een aantal inrichtingsprincipesals randvoorwaarden bij plan- en beleidsvorming 71 .De volgende doelstellingen zijn geformuleerd:♦♦♦Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied door behoud vanagrarische functies en de ontwikkeling van toerisme en recreatieHet ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren (met ecologische én gebruikswaarden)in en om de stadHet behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren12.3 Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebiedInzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> is behoud van het buitengebied dat als eencasco de kernen omsluit. Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologische verbindingenen het terrassensysteem vormt het kader en de verbindende schakel tussen de kernen. Belangrijkecomponenten van het casco zijn:• Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de oost- en westzijde van de kernen, metdaartussen (gewenste) ecologische verbindingen, met het oog op het realiseren van denationale en provinciale ecologische (hoofd) structuur• Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimte voor de Rivier)• Het tussengebied Belfeld-Tegelen en het Middengebied Tegelen-<strong>Venlo</strong>• Het gebied ten zuid-westen van Hout-Blerick en het gebied ten zuiden van Belfeld• Gebieden met een functie voor sportbeoefening, dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme• Gebieden met een agrarische functie (al dan niet in combinatie met natuurbeheer en recreatie)• Gebieden met een woon-, werk- of zorgfunctieOntwikkelingen en investeringen in het gebied dienen gericht te zijn op het vergroten van devitaliteit en robuustheid van het gebied. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een duurzameruimtelijke ontwikkeling. Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde(voor de inwoners en bezoekers aan <strong>Venlo</strong>), de gebruikswaarde (voor de agrarischeen recreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologischenetwerken) van het gebied worden vergroot.71 Verkenningennota: Robuustheid<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 191


De vitaliteit en robuustheid van het casco worden mede bepaald door:• Door de provincie en het rijk vastgestelde normen en regels met betrekking tot de functiesin het casco;• De mate waarin agrarische functies kunnen blijven functioneren als een karakteristiekeen sterke functie;• De mate waarin natuur kan blijven functioneren als een sterke en karakteristieke functieen de mate waarin het functioneren van het casco kan worden verbeterd;• De mate waarin het casco wordt ontsloten voor sport en recreatie vanuit de stad en deregio; en• De mate waarin het casco benut wordt voor overige stedelijke functies.In het buitengebied van de gemeente bevinden zich sterkere en zwakkere functies. Dezesterkte / zwakte is conjunctureel bepaald, zowel maatschappelijk als economisch. Zwakke,kwetsbare functies kunnen worden verdreven door andere functies. Dit leidt niet altijd tot eenbetere situatie. Door het voortdurend afwegen van de toekomstwaarde en de economischewaarde van verschillende vormen van gebruik en daarbij sturen op gewenste en voorkomenvan ongewenste gevolgen kan een duurzame balans worden bereikt.Agrarische functiesLand- en tuinbouw zijn van oudsher belangrijke functies binnen de gemeente. De landbouwheeft bijgedragen aan de historische ontwikkeling en de karakteristieken van het landschap.Akkers en weilanden vormen een van de karakteristieke basiselementen van het landschap.Zonder deze vormen van landbouw verliest het landschap naast zijn gebruikswaarde ook zijnbelevingswaarde. De schaalvergroting, rationalisering en intensivering in de land- en tuinbouwhebben over het algemeen afbreuk gedaan aan de belevingswaarde van het landschap.Als gevolg van diverse factoren staat de land- en tuinbouw sector onder druk 72 .Ten behoeve van de gewenste robuustheid in het casco moeten de economische betekenisen vitaliteit van de land- en tuinbouw, als hoofdfuncties in het casco, en de bijdrage aan debelevingswaarde van het landschap in het buitengebied behouden en verbeterd worden.Voor verschillende vormen van landbouw liggen in verschillende gebieden kansen. Dezemoeten worden benut in overeenstemming met de gewenste ruimtelijke structuur in dezegebieden en in overeenstemming met andere gewenste en aanwezige functies. Waar prioriteitaan ontwikkeling van landbouw of tuinbouw wordt gegeven (met name in glastuinbouwconcentratiegebieden)moet afstemming worden gezocht tussen de ontsluiting van de gebieden,de interne ruimtelijke structuur en de technische ontwikkeling van de productie.Op basis van de principes van scheiding versus combinatie en zonering versus verwevingstelt de structuurvisie gebaseerd op de regionaal ontwikkelde Bouwsteen Reconstructie DistrictHelden de volgende uitgangspunten:1. Uitbreiding / intensiveringOm een rendabele landbouw mogelijk te maken is het nodig om mogelijkheden voor uitbreidingen of intensivering te geven. Deze mogelijkheden moeten vooral gegeven worden inconcentratiegebieden en in gebieden die onder een geringe ruimtedruk staan. Hierbij moetde intensivering of uitbreiding geen strijdigheid opleveren met de karakteristiek van het landschap,of ingepast worden in de landschappelijke context.2. ConcentratieWanneer er geen mogelijkheden meer zijn voor uitbreiding is het nodig om bedrijven op eenandere plaats wel mogelijkheden te geven voor uitbreiding.72 Wereldhandel, subsidies milieu belasting, gebrek aan ontwikkelingsruimte, opvolging - reconstructie<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,192 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Bedrijven moeten verplaatsen wanneer het niet mogelijk is om op de huidige vestigingsplaatsnog uit te breiden, bijvoorbeeld vanwege de ligging in de EHS. (Bij verplaatsing kan de vrijkomendegrond naar andere landbouwbedrijven gaan. Deze bedrijven worden dan groter inoppervlak waardoor een rendabele bedrijfsvoering mogelijk wordt. Dit betekent niet dat erherverkaveld wordt).3. VerbredingVoor een bedrijf dat niet stopt, niet wordt verplaatst en niet meer kan uitbreiden moeten ermogelijkheden gerelateerd aan de agrarische sector geboden worden om het bedrijf tochrendabel te houden. Hierbij liggen met name mogelijkheden bij natuur en landschapsbeheer,toerisme en “speciale” agrarische productie (o.a streekeigen producten, biologische landbouw).De mogelijkheden voor verbreding moeten ondersteunend zijn met een duurzame bedrijfsexploitatieen aansluiten op de recreatieve netwerken.NatuurOok natuur is een functie die steeds meer ruimte vraagt in het landelijk gebied. Er is een onderscheidtussen ecologische natuur en gebruiksnatuur. Beide kunnen zich zowel in de stadals in het buitengebied bevinden. Belangrijke aspecten zijn de samenhangende en continuestructuren van deze twee soorten van natuur.Met name gebruiks- en belevingsnatuur in de nabijheid van de woon- en leefomgeving (ookde stadsrand) kent een hoge waardering en is daarmee dus ook een krachtig onderdeel vanhet robuuste casco. Ecologie, biotopen en biodiversiteit kennen een steeds sterkere beschermingin internationale wet- en regelgeving en vormen daarmee een steeds sterker elementin het landelijk gebied.De geomorfologische kenmerken binnen de gemeente leiden tot grote verschillen in abiotischevoorwaarden. Het gevolg is een grote diversiteit aan natuur en biotopen.De natuurlijke elementen zoals die in de gemeente <strong>Venlo</strong> liggen maken alle onderdeel uitvan (te ontwikkelen) netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en zelfs internationaal niveau.In de volgende paragraaf wordt hierop verder ingegaan.Recreatie en toerismeHet landelijk gebied van <strong>Venlo</strong>, de natuur, de beken en de Maas en de cultuurhistorie vormeneen oorspronkelijk decor voor recreatieve activiteiten. De historische kernen en de relatiemet de netwerken in het buitengebied vertegenwoordigen een sterke kwaliteit. Door dekomst van meer infrastructuur verslechtert de relatie tussen woongebieden en het landelijkgebied wel. Recreatieve elementen in het landelijk gebied zijn vaak sterke elementen doorhun gebruikswaarde en / of door hun economische waarde. Recreatieve elementen (gebieden,structuren of objecten) die door het specifieke karakter of de uniciteit een groter bereikof specifieke doelgroepen hebben, worden beschouwd als toeristische elementen.Vanuit de bevolking is er een duidelijke vraag naar dagrecreatieve elementen binnen en inde directe omgeving van het stedelijk gebied. Bij recreatieve elementen moet bijvoorbeeldgedacht worden aan (natuur)parken, sportvelden, campings, recreatieparken, zwemplassen,golfbanen en speeltuinen. Sport- en recreatievoorzieningen voor de stad kunnen aan de randvan de kernen in het casco worden gesitueerd. Afhankelijk van de behoefte zijn dit sterkefuncties die goed in het landschap kunnen en moeten worden ingepast. Verbreding van delandbouw biedt ook mogelijkheden om recreatie in het casco te bevorderen.Recreatieve elementen in het kader van verbrede agrarische bedrijfsvoering zijn kleinschaligvan aard en ingepast in de landschappelijke context.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 193


Recreatieve elementen die gebruikt kunnen worden door een groot deel van de bevolkingbieden in de strategie van het groen houden van het casco goede mogelijkheden.In gebieden met een grote ruimtedruk kunnen deze elementen zorgen voor robuustheid. Ookhier is weer het uitgangspunt dat de elementen groen ingepast moeten worden en dat ze aanmoeten sluiten bij de karakteristiek van het landschap. De Groen voor Rood constructie zouook hier mogelijkheden kunnen bieden. Met name grootschalige recreatieve elementen kunnenechter een verstorende invloed hebben op de omgeving of op het functioneren van eenvan de netwerken.Een belangrijk element in de landschappelijke en natuurlijke context wordt gevormd door derivier de Maas. In de nota Ruimte is de Maas genoemd als belangrijke recreatieve verbinding.In aanvulling hierop kunnen de recreatieve potentie van de Maas en de waterrecreatievekansen die hier liggen worden verdiept.Hoewel de toeristische potenties binnen de gemeente groot zijn, is er geen reden om nieuwegrootschalige toeristische attractie in het landelijk gebied van de gemeente te realiseren. Erzijn voldoende grootschalige recreatieve dag- en verblijfsvoorzieningen in de regio.In speelpark Klein Zwitserland bezit de gemeente een recreatieve voorziening die, gezien hetbezoekersaantal, ook een toeristische attractiewaarde heeft. Gezien de specifieke doelstellingvan het speelpark, spelen in de natuur, dient er nog enige ruimte te zijn voor uitbreidingvan het park ten behoeve van een duurzame exploitatie.De algemene behoefte aan uitbreiding voor toeristische voorzieningen is beperkt, bestaandevoorzieningen kunnen worden gebruikt als sterke functies en landschappelijk worden ingepast.De toeristische potentie zit juist in de combinatie:• De specifieke landschappelijke en natuurlijke context, het hoogterras, de Maas• De historische waarden, o.a.:• het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> (zie thema Centrumstad in een grenzeloze regio)• kloosterdorp SteylEen specifiek onderdeel van het buitengebied wordt gevormd door het recreatieve netwerk.Dit vrijetijdsnetwerk ontsluit en verbindt recreatieve functies in het stedelijke en landelijk gebiedvoor “de stedeling”. In de context van het thema Stad in het Maasdal gaat het om extensieveen kleinschalige functies. De typisch stedelijke recreatie functies als winkel- en leisuregebieden worden in thema Centrumstad benoemd. Het recreatieve netwerk wordt bezochtmet verschillende modaliteiten op uiteenlopende momentenmet verschillende herkomst en bestemming. Hetbrengt actieve en passieve verstrooiing en genot, zowel opde bezochte locaties als tijdens het verplaatsen langs deroutes.De kracht van dit netwerk bestaat, naast het informele karakter,ook uit juist het met elkaar in verband brengen vanverschillende vervoersmodaliteiten, specifieke bestemmingen,historische structuren (de recreatieve vervoersketen)en het leggen van een relatie met de groen / blauwe netwerkenen functies. Het biedt een toekomstig economischontwikkelingsperspectief voor de gemeente. 7373 Verkenningen NotaSluizen Belfeld<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,194 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


De structuurvisie gaat uit van de ontwikkeling van de toeristisch recreatieve potenties inrelatie tot het recreatieve netwerk. Het gaat hierbij om differentiatie in schaal en gebruiksintensiteitin relatie tot aanwezige (unieke) karakteristieken. Voor nieuwe initiatieven inhet casco geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor hetcasco. De basis wordt gevormd door de bestaande en te ontwikkelen recreatieve auto, fietsenwandel-, hippische- en vaarnetwerken en knooppunten.Stedelijke functiesBij de stedelijke functies in het landelijk gebied kan onderscheid worden gemaakt tussenwonen en werken en recreatie en toerisme. Inpassing van dergelijke functies in het cascokan alleen plaatsvinden indien er sprake is van extensief gebruik en ondersteuning / verbeteringvan de karakteristieken van het landschap. Vanuit het handhaven van de waardevollekarakteristieken van het casco wordt terughoudendheid in acht genomen m.b.t. het toestaanvan stedelijke functies. Alleen in het geval er binnen de grenzen van het huidige stedelijkgebied geen alternatieven voor handen zijn en de ontwikkeling wenselijk is voor het aantrekkenvan groepen / functies die <strong>Venlo</strong> nodig acht voor haar toekomstige ontwikkeling kan,onder voorgenoemde voorwaarden, ingestemd worden met de ontwikkeling van een stedelijkefunctie in het casco.Bij de ligging van deze stedelijke functies in het landelijk gebied spelen de ontsluiting en debereikbaarheid een belangrijke rol. In de gemeente <strong>Venlo</strong> staan twee nieuwe snelwegengepland (A74 en A73 Zuid). Deze snelwegen vormen zowel nieuwe barrières in de relatietussen het stedelijk gebied en het buitengebied als aanjagers voor stedelijke functies. Deaantrekkingskracht wordt gevormd door vergrote bereikbaarheid van functies en door depotentiële toeristische en economische activiteiten die in de omgeving van op- en afrittenkunnen plaatsvinden (bijv. tankstations, hotels).• Wonen en werkenHet is bekend dat er een zekere vraag is naar wonen en werken in het landelijk gebied. Degrootte van deze vraag is nog niet vastgesteld. Het is hierbij van belang te overwegen inhoeverre de functies wonen en werken kunnen bijdragen aan de robuustheid van het landelijkgebied, of hier juist afbreuk aan doen. Het gevaar bestaat dat het landelijk gebied doorbeide functies overspoeld wordt. Dit is een ongewenste ontwikkeling omdat hiermee afbreukwordt gedaan aan de bestaande karakteristieke waarden van het casco.A-priori worden stedelijke functies onder grote terughoudendheid en alleen indien er binnenhet stedelijk gebied geen alternatief bestaat toegestaan. Dit zal moeten gebeuren met bijvoorbeeldde Groen voor Rood constructie. Hiermee worden bijdragen gegenereerd voor definanciering van landschapsvormende en versterkende processen en projecten. Uiteraardstaat behoud en versterking van karakteristieken van het landelijk gebied voorop.Voor de functies wonen en werken geldt dat de ontwikkeling moet plaatsvinden op een wijzedie in overeenstemming is met de karakteristieken van het gebied. In principe betekent ditdat gezocht zal moeten worden naar bijvoorbeeld een te ontwikkelen gebouw- of ensembletypologie (buitenplaats). Gezien het karakter van de problematiek en de te zoeken oplossingenmoet altijd worden uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak met als doel duurzameverweving van stedelijke functies met natuur(ontwikkeling) en verbrede landbouw.Het casco herbergt een woonfunctie voor bijzondere instellingen (kloosters en instituten).Deze functie staat onder druk vanwege afnemende kloostergemeenschappen en extramuralisering.Voortzetting van de woonfunctie is alleen mogelijk wanneer het gaat om een woonmilieuen woningtypen waarin de huidige bouwstroomplanning niet voorziet.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 195


Het casco herbergt tevens enkele buurtschappen: Boekend en Herungerberg. Hier kan dewoonfunctie alleen worden uitgebreid op basis van aangetoonde natuurlijke behoefte. In deruimtelijke ontwikkeling van <strong>Venlo</strong> blijven Boekend en Herungerberg in ieder geval tot <strong>2015</strong>buurtschappen in het buitengebied van <strong>Venlo</strong>. Werkfuncties moeten aansluiten bij het karaktervan deze buurtschappen.De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkheden en de noodzaak voor woonfuncties eldersin het casco. Hiervoor gelden de volgende criteria:• Het type woning kan binnen de kernen of op een locatie van een bijzondere instelling nietgerealiseerd worden;• Realisatie gaat niet ten koste van ontwikkeling van locaties binnen de kernen;• Er is behoefte aan het type woning voor de eigen bevolking of het draagt bij aan het bindenvan midden en hoger kader aan de stad;• De woning kan ingepast worden in het casco; en• De woonfunctie is nodig en draagt als sterke functie en financiële drager direct bij aan degewenste inrichting en ontwikkeling van het betreffende deel van het casco.Voor inpassing van andere stedelijke werkfuncties zoals kantoren, bedrijven en woon-werkcombinaties gelden dezelfde criteria.• Bijzondere gebiedenIn de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient het Middengebied <strong>Venlo</strong>-Tegelen bijzondereaandacht. Dit gebied heeft belangrijke ecologische, recreatieve en cultuurhistorischewaarde. Ondermeer door de aanleg van de A74 neemt de verstedelijkingsdruk toe. De hogeschoolen het ziekenhuis zijn regionale verzorgingsfuncties die het gebied een meerwaardegeven voor de gehele stad. De inrichting van het gebied dient gericht te zijn op handhavingvan het gebied als onderdeel van het casco, met gebruikmaking van de kansen die onderwijsen gezondheidszorg en sport en recreatie bieden als sterke functies.Dezelfde aandacht verdient het gebied aan de oostzijde van <strong>Venlo</strong>. In dit gebied zullen voor<strong>2015</strong> functieveranderingen optreden ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en deaanleg van de A74. Bij de ontwikkeling van woon, werk, leisure, recreatie en toeristischefuncties moet sprake zijn van een verzorgingsgebied of uitstraling op tenminste het niveauvan de gehele stad. De inrichting van de zone moet voldoen aan de inrichtingsprincipes voorhet casco. De realisatie van een ecologische verbinding mag door de ontwikkeling van woonwerk-,leisure, recreatieve en toeristische functies niet in gevaar komen. <strong>Venlo</strong>, Tegelen enKaldenkirchen moeten herkenbaar blijven als afzonderlijke kernen in een grensoverschrijdendstedelijk netwerk.Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerd worden. Bij een gebiedsgerichteuitwerking van de structuurvisie zal het grensoverschrijdend ontwikkelingsconcept VeNeTeworden herzien op basis van deze <strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> en het Flachennutzungsplanvan de gemeente Nettetal.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,196 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


12.4 Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om destadHet contrast tussen het landelijk gebied en de kernen wordt met name zichtbaar in de stadsrandgebieden.Hier is over het algemeen ook de sterkste druk van stedelijke functies. Ditcontrast en de verschillen in de randen van de onderscheiden kernen moeten in stand wordengehouden.Netwerken vormen een belangrijk onderdeel van het casco. Om robuustheid te creëren is hetvan belang dat alle netwerken naar behoren functioneren. Deze netwerken houden zich echterniet aan stadsgrenzen, provinciegrenzen of landsgrenzen. Om netwerken (optimaal) telaten functioneren is het nodig om de netwerken op alle schaalniveaus te benaderen, zowelin het stedelijk als in het landelijk gebied.De volgende inrichtingsprincipes vormen het uitgangspunt:• Het functioneren van netwerken optimaliseren. In het casco functioneren ecologischenetwerken, watersystemen en een recreatief netwerk van wandelpaden, fietspaden endergelijke. Naarmate deze netwerken beter functioneren, neemt de vitaliteit en robuustheidvan het casco toe.• Functies koppelen aan de netwerken. Functies die geen onderdeel van een netwerkvormen kunnen netwerken versterken of verstoren. Deze effecten moeten bij inrichtingsenontwikkelingsvraagstukken in het casco worden meegenomen. Verstoring van de ecologischenetwerken telt daarbij het zwaarst.• Sterke functies benutten als dragers. De sterkte van functies wordt bepaald door economischeen maatschappelijke omstandigheden. De economische sterkte hangt af van demate waarin een functie door de samenleving en overheid gewenst, beschermd of geweerdwordt. De sterkte van een functie is tijdgevoelig en relatief.• Aansluiten bij de karakteristiek van landschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristiekeen historische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementenmoeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerdof verplaatst.1. Het blauwe netwerkMet het blauwe netwerk worden de zichtbare structuren van grond en oppervlaktewater bedoeld.De watercyclus van de gemeente <strong>Venlo</strong> is vereenvoudigd weer te geven:Op het Rijnterras infiltreert regenwater in de grond. Dit water komt aan de voet van de steilrandvoor een deel weer aan de oppervlakte. De rest stroomt als grondwater door naar deMaas. Het kwelwater voedt de beken die het water afvoeren naar de Maas (Stepkensbeek,Rijnbeek, Wilderbeek / Molenbeek, Engerbeek, Kwistbeek, Aalsbeek, Gansbeek). Aan dewestzijde lopen de Everlose beek en de Springbeek en vinden we de Maasplassen. DeMaas vormt in het landschap de noord-zuid verbinding en de beken de oost-west en westoostverbindingen.Naar aanleiding van de hoogwaterproblematiek is het nodig dat de kwantitatieve afvoer vanwater beter geregeld wordt, de veiligheid is in het geding. Het beter functioneren van hetwaternetwerk hangt af van het afvlakken van de pieken afvoeren in de Maas. Door retentievan regenwater in het stroomgebied van de Maas kunnen de piekafvoeren worden voorkomen.74 In het in “Ruimte voor de Rivier” geformuleerde beleid en in de uitwerking “Maaswerken2 plus” zijn de contouren voor zomer- en winterbed van de Maas en bijbehorende maatregelenaangegeven.74 Integrale verkenningen Maas<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 197


Door deze retentie te combineren met specifieke geomorfologische elementen als oudemaasmeanders, of beken te laten meanderen ontstaan er mogelijkheden om ecologische enlandschapsvormende (groene netwerk) processen op gang te brengen. 75 Met het in verbandbrengen van het recreatieve en het blauwe netwerk wordt de gebruiks- en belevingswaardebenut.Voor het functioneren van het watersysteem is naast de kwantiteit de kwaliteit van het watervan belang. De kwaliteit van het water kan in de komende perioden worden verbeterd dooreen aanpak bij de bron van de vervuiling en de vervuiling per stroomgebied. 76 In het buitengebiedwordt waterkwaliteit in relatie tot intensieve land- en tuinbouw een belangrijk themaEr is niet alleen sprake van te veel water. Er is ook sprake van droogte, met name in de zomer.Waterwinning is een van de oorzaken, samen met de delfstofwinning op het Rijnterras.Door het water langer vast te houden en de “sponswerking” van <strong>Venlo</strong> te vergroten wordenook voorwaarden gecreëerd waarmee droge periodes kunnen worden overbrugd. 77In overleg met het Waterschap werkt de gemeente aan een Integraal Waterplan. Hierin zijnde specifieke richtlijnen opgenomen. Wettelijk is voor alle ruimtelijke planvorming een Watertoetsvoorzien.Net als binnen het stedelijk gebied wordt in het casco aldus duurzaam waterbeheer nagestreefd,met als doel het realiseren van een veerkrachtig watersysteem dat onder andere instaat is om de te verwachten klimaatsveranderingen en gevolgen van verstedelijking op kanvangen. Hierdoor ontstaat er ook in de toekomst geen overlast voor de leefomgeving. Ditbetekent een meer integrale benadering van kwantiteit en kwaliteit.De structuurvisie gaat uit van behoud en herstel (waar mogelijk ook in stedelijk gebied) vanhet blauwe netwerk. Met als doel het versterken van de “sponswerking” van <strong>Venlo</strong> en hetverbeteren van voorwaarden voor ecologische en landschapsvormende processen. Waarmogelijk moeten aanknopingspunten worden gezocht voor blauwe recreatieve knooppuntenen impulsen.2. Het groene (ecologisch) netwerkHet groene netwerk bestaat uit het geheel van natuurgebieden en de verbindingen die tussendeze gebieden aanwezig zijn. Hierbij dienen de kerngebieden, grote aaneengeslotenstukken natuur, om voor een bepaald aantal dier- en plantensoorten (doelsoorten) een duurzamepopulatie te kunnen herbergen. Door middel van verbindingen tussen grote stukkennatuur en het nieuw aanleggen van grote stukken natuur is het mogelijk om de leefgebiedenvan soorten zo te vergroten dat voor meer soorten het leefgebied zo groot is dat er eenduurzame populatie mogelijk is. Op verschillende schaalniveaus moeten natuurgebieden metelkaar verbonden worden om voor zo veel mogelijk soorten een duurzame populatie mogelijkte maken. Het netwerk van kerngebieden en verbindingen is reeds op nationaal (EHS) 78 enregionaal (PES) 79 niveau uitgewerkt. De natuurgebieden moeten bestaan uit gebiedseigennatuur, waarbij potenties vanuit het landschap (bijv. kwelsituaties) gebruikt moeten worden 80 .In de gemeente <strong>Venlo</strong> is in de Integrale Natuurvisie (<strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>, 2002), in het GIOS(<strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>, 1999), in het Masterplan EHS (Taken landschapsplanning, 2000) en inhet programma “<strong>Venlo</strong>: natuurlijk aan de Maas” (<strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>, 2003) een aanzet gegeventot de uitwerking van het ecologische netwerk.75 Integraal waterplan, integrale natuurvisie <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>76 Integraal waterplan <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>77 Integraal waterplan <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>78 EHS: Ecologische hoofdstructuur: Ministerie LNV, 199079 PES: Provinciale ecologische hoofdstructuur (Provincie Limburg, 2001A)80 IKC Natuurbeheer, 1995<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,198 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Naast de ecologische betekenis van de groene verbindingen hebben ze ook een recreatievefunctie, afhankelijk van het risico van verstoring.De structuurvisie stelt zich tot doel een robuust, gedifferentieerd en grensoverschrijdendnetwerk van groene verbindingen te realiseren met hoge ecologische en toegevoegde gebruikswaarden.De verbinding op het RijnterrasDeze verbinding moet op een hoog schaalniveau (binnen Nederland, maar zelfs ook Europees)gaan functioneren op een hoog ambitie niveau. Door de keuze voor het hoge ambitieniveaumoet de verbinding een robuuste verbinding worden die voor grote diersoorten, dieveel eisen stellen aan de verbinding, kan functioneren. Er zijn op het grondgebied van degemeente <strong>Venlo</strong> mogelijkheden om een dergelijke verbinding tot stand te brengen. Door hetaantal knooppunten van de groene verbinding met snelwegen (A74, A67), door de vraagnaar gebruiksnatuur en door de grote ruimtedruk rond oude douaneterreinen is het de vraagof het casco het meest robuust gemaakt kan worden door op deze plaats (op <strong>Venlo</strong>osgrondgebied) de groene verbinding tot stand te brengen. Deze vraag kan niet alleen beantwoordworden door het kijken naar sterktes en zwaktes van functies in relatie tot robuustheid.Er liggen beleidsmatige (ook grensoverschrijdende) aspecten aan ten grondslag diehier een grote invloed op hebben.De verbinding via de MaasDe Maas vormt de verbinding tussen een aantal aan de Maas gelegen natuurgebieden. Doorkanalisatie, het plaatsen van stuwen en vervuiling is de verbindende functie sterk onder drukkomen te staan. Door weerdverlaging, retentie en daarmee samenhangende natuurontwikkelinglangs de Maas wordt de verbinding gerealiseerd. De verbinding staat echter wel onderdruk bij de kern van <strong>Venlo</strong>. De groene zone is hier niet breder dan 100 meter. Om de verbindingtoch nog te laten functioneren moet aan dit gebied extra aandacht besteed worden.Het is de ambitie om de verbinding via en langs de Maas te herstellen en versterken, zodateen aaneengesloten groen-blauwe verbindingszone in noord-zuid richting ontstaat, met eenfunctie voor ecologie, waterberging en recreatief (mede) gebruik.Dwarsverbanden via het MiddenterrasHet Middenterras vormt de schakel tussen de verbinding op het Rijnterras en de verbindinglangs de Maas. Deze schakel moet de twee los van elkaar liggende assen tot een netwerkmaken. De overgang van de droge natuur op het Rijnterras en de natte natuur langs deMaas dient via de beekdalen op het Middenterras worden vormgegeven. Hierbij moeten debestaande beken als een ecologische verbinding worden ontwikkeld 81 . Grotere stukken natuurop het Middenterras moeten aan de hand van deze beken ook in het netwerk wordenopgenomen.Verbindingen op het DekzandgebiedHet groene netwerk op de westoever van de Maas heeft een vergelijkbare ladderstructuurals de oostoever. De Maascorridor vormt de basis, samen met de aaneenschakeling vannatuurgebieden op de westoever (Blerickse Bergen, Kraijelheide, Koelbroek, Blerickse Heide,Zaarderheiken, Witte Berg). De dwarsverbindingen worden gevormd door de groene verbindingengekoppeld aan de Springbeek, de Everlose beek en de groenzone door de kernvan Blerick.Binnen deze ladder zijn er een aantal knelpunten te onderscheiden door de botsing van hetgroene netwerk met de Tradeports en de botsing met wegen (A67, A73, N275, N556). Deknelpunten moeten opgelost worden om het ecologisch functioneren van het groene netwerkte waarborgen.81 Taken landschapsplanning, 2000; <strong>Gemeente</strong> <strong>Venlo</strong>, 2000<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 199


In de ruimtelijke ontwikkeling van de Tradeports moet rekening worden gehouden met hetrealiseren van een ecologische verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en deMaas.Situeren ten opzichte van netwerkenHiervoor zijn 3 netwerken besproken: het groene, blauwe en het (stedelijk) recreatieve netwerk.De manier waarop netwerken ten opzichte van elkaar gesitueerd worden bepaald vooreen groot deel ook het functioneren van de netwerken. Netwerken kunnen elkaar belemmerenin hun functioneren, maar juist ook versterken. Het blauwe en groene netwerk zijn hierbijde twee netwerken die vrijwel altijd heel goed met elkaar samen gaan, zij versterken elkaar.Versterkingen zorgen voor een robuuster casco. Knooppunten waar de netwerken elkaaroverlappen of doorsnijden bieden bijzondere kansen.Het recreatienetwerk kan echter problemen opleveren bij koppeling met ecologie. Verstoringdoor recreanten beïnvloedt het functioneren van het groene netwerk. De zwakste functiemoet beschermd worden door middel van zonering. Aan de andere kant kan het recreatienetwerkhet groene en het blauwe netwerk gebruiken als leidraad door het landelijk gebied.Hierbij vormen de beekdalen een belangrijke basis voor oost-west verbindingen tussen deMaas en het Rijnterras in de drie netwerken.De structuurvisie gaat er vanuit dat koppeling van netwerken de robuustheid versterkt enkansen biedt voor gecombineerde en dus sterke en duurzame ontwikkelingen. Binnen denetwerken zoals die dan in het casco liggen of zouden moeten komen te liggen is ruimtevoor de verschillende functies. De plaats van deze functies is voor een deel te relateren aande plaats in het netwerk. De netwerken zijn de kapstok voor andere functies. Recreatieve encultuurhistorische elementen moeten bijvoorbeeld aan het recreatieve netwerk gekoppeldworden. Dit geldt ook voor stukken gebruiksnatuur en eventuele verbrede agrarische bedrijvigheid(toeristisch). Iedere functie moet de juiste plaats binnen de netwerken krijgen. Er liggenbijvoorbeeld ook mogelijkheden voor de koppeling tussen agrarisch landschapsbeheeren het groene en blauwe netwerk.Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle elementenNaast het belang van karakteristiek als een basis voor beleving van het landschap is hetbehouden en ontwikkelen van de geschiedenis van stad en landschap een verplichting diede huidige samenleving heeft ten aanzien van toekomstige generaties. De rijke historie vande gemeente vormt aldus een belangrijke component. In de archeologische, cultuurhistorischeen landschappelijke kenmerken bevindt zich een rijke bron van inspiratie voor de toekomst.Cultuur- en landschapsgeschiedenis vormen het integratiekader tussen stad en ommeland.Deze cultuurhistorie vormt de basis voor de karakteristiek van de omgeving en dus tevensvoor de mate waarin mensen zich kunnen identificeren met hun omgeving en de mate waarinbezoekers deze identiteit ervaren. Het vormt het oorspronkelijke decor voor de ontwikkelingvan o.a. toeristische activiteiten. Cultuurhistorie vormt daarmee een belangrijk onderdeel vanrobuustheid. Maar in cultuurhistorie zit ook de geschiedenis van de stad en de omgeving,een geschiedenis welke de gemeenschap verplicht is niet weg te gooien, maar juist te behoudenen te versterken en daarmee als basis te nemen voor toekomstige ontwikkeling vanhet casco en het stedelijk gebied 82 . Dus naast het esthetisch aspect is voor cultuurhistoriehet “geschiedenis aspect” van groot belang.82 Nota Belvedère OCW et.al. 1999<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,200 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008


Cultuurhistorie op zich is kwetsbaar, het is geen echte sterke functie. Door cultuurhistorieechter als basis te nemen voor ontwikkeling van het casco wordt de geschiedenis van eengebied veiliggesteld op een esthetisch en historisch verantwoorde manier. De kwetsbaarheidvan cultuurhistorie wordt dan verminderd door de combinaties met andere functies 83 .Voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in stad en land gaat de structuurvisie uit van:• Het behoud en benutten van elementen en structuren waaruit de verwevenheid met deontstaansgeschiedenis blijkt;• Het ontzien en beschermen van landschappelijk waardevolle en archeologisch belangrijkegebieden; en• Het versterken van nederzettingenpatronen en stadsranden en de complementariteit methet buitengebied.83 Idem<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 201


12.5 Verkeer en VervoerVoor het thema Stad in het Maasdal zijn de doelstellingen o.a. het in stand houden van eenduurzaam landelijk gebied en de ontwikkeling van groen/blauwe structuren. Voor de realisatievan aaneengesloten groen/blauwe structuren met ecologische waarden en gebruikswaardevoor bewoners en recreanten is een robuust casco gewenst met een rustig karakter.Deze functies staan zwak t.o.v. economische en stedelijke ontwikkelingen en moeten wordengewaarborgd. Dit kan zoals eerder genoemd door ze als uitgangspunt te nemen bij nieuweontwikkelingen. Toch biedt dit maar een beperkt tegengewicht tegen de komst van nieuwestedelijke functies. In het spanningsveld tussen het karakter van rust en ruimte in het cascoen de mogelijke hinder die verkeer kan opleveren moet worden gezocht naar mogelijkhedenwaar de leefbaarheid en rust binnen het casco zoveel mogelijk wordt beschermd.De gemeente <strong>Venlo</strong> heeft als uitgangspunt terughoudendheid ten opzichte van het toestaanvan nieuwe doorsnijdingen van het casco. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt vanhet bestaande wegenstelsel, en de in het casco gesitueerde wegen moeten zoveel mogelijkgevrijwaard worden van doorgaand (zwaar) verkeer. Daar waar inpassing van nieuwe wegenonontkoombaar is, bijvoorbeeld de aanleg van de snelwegen A73 Zuid en A74, zullen demogelijke vormen van (met name geluids)hinder zoveel mogelijk moeten worden beperkt.De aanleg van deze snelwegen levert een barrière op die de realisatie van een aaneengeslotengroen netwerk bemoeilijkt. De gemeente <strong>Venlo</strong> streeft naar de aanleg van een landschapsbrug,die ter hoogte van het Middengebied de bestaande groengebieden met elkaarverbindt, en zo een aaneengesloten groen netwerk tot stand brengt waar flora en fauna zichkunnen blijven ontwikkelen.Ook bemoeilijkt de aanleg van de snelwegen de realisatie van fietsrelaties tussen <strong>Venlo</strong> Zuiden Tegelen. De barrièrewerking legt een druk op de kwaliteit van de fietsroutes die de snelwegenmoeten gaan kruisen in termen van directheid, aantrekkelijkheid en (sociale) veiligheid.Hier zal moeten worden gezocht naar creatieve oplossingen.Een ander aandachtspunt zijn de aansluitingen van de snelwegen op de bestaande infrastructuur.Het maken van aansluitingen vraagt om zorgvuldige inpassing gezien de groteaantrekkingskracht die deze locaties hebben op stedelijke functies. Deze aantrekkingskrachtwordt gevormd door de grote bereikbaarheid van functies en door de potentiële toeristischeen economische activiteiten die in de omgeving van de op- en afritten kunnen plaatsvinden(b.v. tankstations, hotels). Ook hier geldt dat er slechts onder strenge voorwaarden stedelijkefuncties binnen het casco toegestaan kunnen worden; met name wanneer de robuustheidvan het casco verbetert.Speciale aandacht gaat binnen het thema Stad in het Maasdal uit naar het faciliteren vanrecreatief (fiets) verkeer. Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaarte zijn, die verplaatsingen in noord-zuid richting (langs de Maas), vanuit de wijkennaar de groengebieden en verplaatsingen binnen het groene buitengebied mogelijk maken.Binnen dit stelsel van fietsroutes speelt het stadscentrum van <strong>Venlo</strong> ook een rol; hier moethet mogelijk zijn het centrum te passeren langs de Maas en een bezoek aan het stedelijkcentrum te brengen. Hierbij ligt de nadruk op dagrecreatie in de groene stadsranden enlangs de Maas.Natuurgebieden kunnen gelijktijdig ontwikkeld worden voor ecologische functies en recreatiefmedegebruik. Het is hierbij van belang dat natuurgebieden voor fietsers doorkruisbaar zijn,maar niet voor autoverkeer. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te wordenafgevangen middels beperkte parkeervoorzieningen.<strong>Ruimtelijke</strong> <strong>Structuurvisie</strong> <strong>2005</strong>-<strong>2015</strong>,202 gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!