t^^s^St

? 0DE N A T U U R L Y K E H I S T O R I E, ii c^0\Ar hreeder dan bv den jocko , en tennaaftenby zoJtWee ooghollen fcheidt ^J. r e n d e r n e u s z y n v e el lange/danbreed als by °^ ^ t e n ' ,m h° d e ri a n gdan die van den jocko; ook is dedie van den menfch ma mm e ^ ^ ^ ^e n h a a r o n_t e elre?s minder verweerd van den tandkafligln raad van het kaak.derfte f d e d c e " Z "Jj*f moel minder verlengd is; das heeft de gibbonbeen, het geen maakt dat de imo^meer . f ^ . * fc^ £ ^ m t f i, die «Ochen beiden is; door de plaatooghollen,en in^ de tulIchenra m ^ ooghollen komen, en door den?f § d e r n Sd di X d e neusgaten en den tandkaffigen rand vand i e t u u ckiemen afftand, ""*h p r_| e n m a a k t d a tde bovenhp van denhet kaakbeen gevonden word , het geen maakt da: ^y a n d e nlïenfth geïyS. ^ g e t ^ f vin hetTderft'e kaakbeen, is tennaaftenby"Dftanïei^Tn 6gtbon'gelyken naar die van den menfch in getal enDe tanden van oe 6 Vhalven de hondstanden die puntig en veelg^T^&S^SS-^ Hgte overlangfche uitgroeving aan de^DeTékwervelbeenderen verfchillen van die van den menfch en van denjocko hït in,dat h e tdoornagtig uitfteekzel van de eerfte langer is, enJdat die van de andere wervelbeenderen ^fX^flV