13.07.2015 Views

Pachtkamer Hof Arnhem, 29 maart 2011, zaaknummer 200.033.532

Pachtkamer Hof Arnhem, 29 maart 2011, zaaknummer 200.033.532

Pachtkamer Hof Arnhem, 29 maart 2011, zaaknummer 200.033.532

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak5711Pacht<strong>Pachtkamer</strong> <strong>Hof</strong> <strong>Arnhem</strong>, <strong>29</strong> <strong>maart</strong> <strong>2011</strong>, <strong>zaaknummer</strong><strong>200.033.532</strong>(Budé / Schinnen)(mrs. W.L. Valk, G.P.M. van den Dungen en M.G.W.M.Stienissen en de deskundige leden mr. ing. J.A. Jansensvan Gellicum en ir. H.B.M. Duenk)Bedrijfsmatig. Huurovereenkomst. Toedeling naoverlijden.[Burgerlijk Wetboek, artt. 7:312, 7:363, 7:376, 7:377Verpachter moet niet-bedrijfsmatigheid bewijzen; pachterdient gegevens te overleggen. Als de overeenkomst onder hetoude recht niet op de bedrijfsmatige landbouw was gericht,is deze onder het nieuwe recht een huurovereenkomst. Als erbij een geschil omtrent toedeling een erfgenaam is die tot dekring van naasten behoort, vindt de toedeling bij voorkeuraan die persoon plaats.Met noot E.H.M. Harbersarrest inzakede publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Schinnen,zetelende te Schinnen,appellante in het principaal beroep,geïntimeerde in het incidenteel beroep,advocaat: mr. H.J.J. van der Salm,tegen:1. Bernhard Jozef Maria Budé,wonende te Sweikhuizen, gemeente Schinnen,advocaat mr. F.A.M. Knüppe,2. Maria Johanna Gerarda Budé,wonende te Puth, gemeente Schinnen,advocaat mr. F.A.M. Knüppe,3. Maria Gerardus Hubertus Budé,wonende te Sweikhuizen, gemeente Schinnen,advocaat mr. F.A.M. Knüppe,4. Maria Martha Catharina Budé,wonende te Munstergeleen, gemeente Sittard-Geleen,advocaat mr. F.A.M. Knüppe,5. Johannes Maria Nicolaas Budé,wonende te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,niet verschenen,6. Roger Hubertus Ida Marie Pelzers,wonende te Ubach Palenberg, Duitsland,niet verschenen,7. Marcel Matheus Elisabeth Marie Pelzers,wonende te Brunssum,niet verschenen,8. Francine Barbara Leonarda Maria Pelzers,wonende te Heerlen,niet verschenen,geïntimeerden in het principaal beroep,de partijen sub 1 tot en met 4 tevens appellanten in het incidenteelberoep.<strong>zaaknummer</strong> <strong>200.033.532</strong> blad 21 Het geding in eerste aanlegVoor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoudvan de vonnissen van 19 november 2008 en 4 februari2009, die de pachtkamer van de rechtbank Maastricht, sectorkanton, locatie Sittard-Geleen, tussen appellante in hetprincipaal beroep (hierna ook te noemen: de Gemeente) alseiseres in conventie en verweerster in reconventie en geïntimeerdenin het principaal beroep (hierna ook te noemen: ervenBudé) als gedaagden in conventie en deels tevens eisersin reconventie heeft gewezen. Van het vonnis van 4 februari2009 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.2 Het geding in hoger beroep2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:––de verstekverlening tegen geïntimeerden sub 5 tot enmet 8 op de rol van 26 mei 2009;––de dagvaarding in hoger beroep van 25 februari 2009;––de memorie van grieven, tevens houdende wijziging(van de grondslag van) de vordering;––de memorie van antwoord in het principaal beroep,tevens memorie van grieven in het incidenteel beroep;––de akte in het principaal beroep van de Gemeente, tevensmemorie van antwoord in het incidenteel beroep.2.2 De Gemeente en geïntimeerden sub 1 tot en met 4 hebbende stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegden het hof heeft arrest bepaald.3 De vaststaande feiten3.1 Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gestelden anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoendeweersproken en op grond van de in zoverre niet bestredeninhoud van overgelegde producties, de navolgende feitenvast.3.2 M.H. Pijls heeft bij schriftelijke pachtovereenkomstmet ingang van 15 <strong>maart</strong> 1953 aan J.H.K. Budé verpacht deboerderij bestaande uit woonhuis, schuur, stallen, bergplaats,boomgaard met tuin, destijds kadastraal bekend gemeenteSchinnen, sectie A, nummer 2068 en 2069, thans gemeenteSchinnen, sectie A, nr. 4284, tezamen groot 0.26.30 ha (hiernaaan te duiden als: het perceel Kerkstraat 21).3.3 De Gemeente verkreeg per 1 december 1966 de eigendomvan het perceel Kerkstraat 21 en werd aldus verpachtster.3.4 J.H.K. Budé is op 7 februari 1986 overleden.3.5 Bij schriftelijke pachtwijzigingsovereenkomst van 9december 1986 is de pachtovereenkomst voortgezet metM.H.E. Budé en zijn de overige erfgenamen van J.H.K.Budé met ingang van 1 september 1986 uit de pacht ontslagen.3.6 M.H.E. Budé is overleden op 2 juni 2007. De ervenBudé zijn haar erfgenamen.3.7 Uit het samenstel van een “afstandsverklaring en verdeling/ toedeling” van 16 februari 2009, ondertekend door geïntimeerdensub 1 en sub 5, en een “afstandsverklaring en406Tijdschrift voor Agrarisch RechtNr. 12 december 2012AR2012_12.indb 1 3-1-2013 14:46:13


5711Rechtspraakverdeling / toedeling pachtrechten” van 31 <strong>maart</strong> 2009, ondertekenddoor geïntimeerden sub 1 tot en met 4 en 6 tot enmet 8, blijkt dat de erven Budé de rechten en verplichtingenvan wijlen M.H.E. Budé uit de pachtovereenkomst als gezamenlijkeerfgenamen hebben toegedeeld aan geïntimeerdesub 1.4 De motivering van de beslissing in hogerberoep4.1 In dit geding heeft de Gemeente primair op grond vanartikel 7:376 en subsidiair op grond van art. 6:258 BurgerlijkWetboek ontbinding van de pachtovereenkomst gevorderd,met nevenvorderingen. In reconventie hebben geïntimeerdensub 1 tot en met 4 gevorderd dat de geïntimeerden2 tot en met 8 uit de pacht zullen worden ontslagen. Bij hetvonnis van 4 februari 2009 heeft de pachtkamer in eersteaanleg zowel de vorderingen in conventie als die in reconventieafgewezen. Tegen de afwijzing van de vorderingen inconventie richten zich de grieven in het principaal beroep,tegen die van de vordering in reconventie de grieven in hetincidenteel beroep.4.2 Bij memorie van grieven in het principaal beroep heeftde Gemeente haar eis gewijzigd. Thans vordert zij primairop grond van artikel 7:376, subsidiair op grond van artikel7:377 en meer subsidiair op grond van artikel 6:258 BurgerlijkWetboek ontbinding van de pachtovereenkomst, althansde erven Budé op grond van artikel 7:365 BurgerlijkWetboek te ontslaan uit de pacht, met nevenvorderingen. DeGemeente kan in haar gewijzigde eis tegenover geïntimeerdensub 5 tot en met 8 niet worden ontvangen, nu niet blijktdat voldaan is aan het voorschrift van het derde lid van artikel130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat heeftook gevolgen voor de toewijsbaarheid van de gewijzigde eistegenover geïntimeerden sub 1 tot en met 4, omdat, in iedergeval wat betreft de vordering op grond van artikel 7:377Burgerlijk Wetboek, sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding,zodat enkel kan worden beslist in een geding waarinalle bij de rechtsverhouding betrokkenen partij zijn, omdathet rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzienvan allen in dezelfde zin luidt. Aan dit laatste doet niet afdat de erven Budé de rechten en verplichtingen uit de pachtovereenkomstinmiddels hebben toegedeeld aan geïntimeerdesub 1 (hiervoor onder 3.7), omdat immers die toedelingde medewerking van de Gemeente als verpachtster behoeft(vergelijk artikel 7:366 lid 3 Burgerlijk Wetboek) en uit hetstandpunt wat de Gemeente in dit geding inneemt, volgt datzij die medewerking weigert. Tot het moment dat die medewerkingeventueel alsnog wordt verleend, zijn de ervenBudé dus nog allen als (mede)pachters partij bij de rechtsverhouding.4.3 Op 1 september 2007 is met de artikelen 7:311 e.v. BurgerlijkWetboek een nieuwe wettelijke regeling van de pachtin werking getreden en is de Pachtwet vervallen. Naar oudrecht was volgens de vaste rechtspraak van deze kamer onderpacht te verstaan vruchttrekking met een economischoogmerk van meer dan ondergeschikte betekenis. Het nieuwerecht neemt van die ruime opvatting van de pacht afstanddoor in artikel 7:312 Burgerlijk Wetboek de eis te stellendat de landbouw bedrijfsmatig wordt uitgeoefend. Dezewijziging heeft tot gevolg dat na de inwerkingtreding vanhet nieuwe recht gesloten overeenkomsten die strekken tot(agrarisch) gebruik anders dan voor bedrijfsmatige landbouw,niet als pachtovereenkomsten maar als huurovereenkomstendienen te worden gekwalificeerd (uiteraard onverminderdhet vereiste dat partijen een tegenprestatie voor hetgebruik zijn overeengekomen).4.4 Indien tussen partijen een pachtovereenkomst bestaat ende pachter het gepachte niet langer voor de uitoefening vande landbouw gebruikt, waarbij in verband met opnieuw artikel7:312 Burgerlijk Wetboek onder “landbouw” bedrijfsmatigelandbouw moet worden verstaan, levert die omstandigheidvolgens artikel 7:376 lid 1 Burgerlijk Wetboek (tweedevolzin, aanhef en onder a) een tekortkoming van de pachterop die tot ontbinding van de pachtovereenkomst dient te leiden.Volgens de Gemeente doet dit geval zich hier voor.4.5 Indien in verband met de onder 4.3 bedoelde wijzigingsprake is van huur in plaats van pacht, heeft dit in verbandmet artikel 1019j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingtot gevolg dat de pachtrechter onbevoegd is om van het geschilkennis te nemen.4.6 Of sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie van hetperceel Kerkstraat 21 is in geschil. Volgens de Gemeente isdat niet het geval, maar volgens de erven Budé wel. De ervenBudé hebben onder meer aangevoerd dat het bedrijf ongeveer5 ha akkerbouwgrond omvat, waarop voederbietenen maïs worden geteeld ten behoeve van vleesvee dat op deboerderij wordt gehouden. Ook zou een perceel weiland ingebruik zijn waarop het vleesvee geweid wordt. Steeds zoueen “voldoende bedrijfsresultaat” zijn behaald.4.7 Mede tegen de achtergrond van de wetsgeschiedenis vanartikel 7:312 Burgerlijk Wetboek veronderstelt een bedrijfsmatigeexploitatie dat sprake is van een complex van economischeactiviteiten, gericht op winst door uitoefening van delandbouw. Voor de vraag of daarvan sprake is, acht het hofde navolgende gezichtspunten in het bijzonder van belang:a. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhangtussen de diverse bedrijfsactiviteiten;b. de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijkeinvesteringen plaatsvinden;c. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;d. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouwheeft;een en ander in onderlinge samenhang te beschouwen enmet inachtneming van de overige omstandigheden van hetgeval.4.8 Voor zover de vraag of sprake is van een bedrijfsmatigeexploitatie van belang is voor de primaire vordering van deGemeente, draagt de Gemeente de bewijslast, maar van deerven Budé kan wel worden gevergd dat zij voldoende gegevensomtrent de bedrijfsvoering overleggen.4.9 Ingeval het hof bij gelegenheid van een volgend arresttot de slotsom komt dat van een bedrijfsmatige exploitatievan het perceel Kerkweg 21 geen sprake is, betekent ditniet noodzakelijk dat de erven Budé zijn tekortgeschoten endat op die grond ontbinding moet volgen. Het hof leest in destellingen van de erven Budé dat volgens hen de huidige exploitatieniet verschilt van hetgeen in 1953 bij gelegenheidvan het aangaan van de initiële pachtovereenkomst, althansin 1986 bij gelegenheid van het aangaan van de pachtwijzigingsovereenkomst,partijen voor ogen stond (zie ondermeer conclusie van antwoord onder 10, 11 en 14 en memorievan antwoord p. 7). Een en ander is door de Gemeenteslechts in een min of meer algemene zin bestreden (memorievan antwoord in het incidenteel beroep onder 12). Veronderstellenderwijservan uitgaande dat de wijze van exploitatieniet wezenlijk is gewijzigd ten opzichte van hetgeenalthans in 1986 partijen voor ogen stond, is sinds 1 septem-Nr. 12 december 2012 Tijdschrift voor Agrarisch Recht407AR2012_12.indb 2 3-1-2013 14:46:14


Rechtspraak5711ber 2007 sprake van een huurovereenkomst. Dit heeft danonder meer tot consequentie dat deze kamer niet bevoegd isom van het geschil kennis te nemen en dat het hof de zaakdient te verwijzen naar de bevoegde kantonrechter. Het hofverwijst in dit verband naar zijn arrest van 15 februari <strong>2011</strong>,LJN BP6580.4.10 Indien de erven Budé staande wensen te houden datsprake is van een bedrijfsmatige agrarische exploitatie vanhet perceel Kerkweg 21, dienen zij kopieën van de meitellinggevensvan de afgelopen drie jaren over te leggen (voorzover beschikbaar) en daarnaast de boekhoudrapporten vande laatste drie opvolgende jaren. Het hof zal daartoe, alsmedevoor een reactie op hetgeen hiervoor is overwogen, dezaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van de ervenBudé.4.11 De Gemeente kan bij antwoordakte op de akte van deerven Budé reageren. Vervolgens zal het hof met partijencompareren, teneinde het nadere debat tussen partijen te vervolmaken.4.12 Met betrekking tot de vordering in reconventie, zoalsgewijzigd bij memorie van grieven in het incidenteel beroep,overweegt het hof voorlopig als volgt. Die vorderingstrekt thans tot veroordeling van de Gemeente tot medewerkingaan de onder 3.7 bedoelde toedeling op straffe van eendwangsom. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel7:366 Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 30448, nr. 3, p.26) is voor de vraag of sprake is van redelijke bezwaren vande verpachter in de zin van het derde lid van die bepaling,van belang of de erfgenaam aan wie de toedeling plaatsvindtbehoort tot de in artikel 7:363 Burgerlijk Wetboek bedoeldekring van personen. Anders dan waar de Gemeente vanuitgaat, betekent dit niet dat zij als verpachtster iedere toedelingaan een of meer erfgenamen van buiten de bedoeldekring kan blokkeren. Indien de wetgever zou hebben gewilddat pachtovereenkomsten na het overlijden van de pachteralleen kunnen worden voortgezet door een of meer personendie tot in artikel 7:363 Burgerlijk Wetboek bedoelde kringbehoren, zou hij, zo moet worden aangenomen, die bedoelingin de wettekst tot uitdrukking hebben gebracht. Aan debedoelde passage uit de Memorie van Toelichting moet debetekenis worden gehecht dat de rechter bij de waarderingvan de bezwaren van de verpachter tegen de door de erfgenamenovereengekomen wijze van verdeling, als gezichtspuntdient te betrekken de vraag of er erfgenamen zijn dietot de bedoelde kring behoren, in die zin dat toedeling – zijhet ook niet zonder afweging tegen andere gezichtspunten– bij voorkeur dient te geschieden aan een of meer erfgenamendie inderdaad tot die kring behoren. Het is voor het hofniet geheel duidelijk of mogelijk één of meer van de erfgenamentot de bedoelde kring behoren. De erven Budé dienenop dit punt bij gelegenheid van de onder 4.11 bedoelde comparitieopheldering te verschaffen.4.13 De erven Budé dienen bij gelegenheid van de bedoeldecomparitie bovendien in te gaan op de overige bezwarendie de Gemeente bij memorie van antwoord in het incidenteelberoep onder 46 tegen toedeling aan geïntimeerde sub 1heeft geformuleerd.4.14 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden,waaronder die ter zake van de subsidiaire en meer subsidiairvorderingen van de Gemeente.5 De beslissingHet hof, recht doende in hoger beroep:verklaart de Gemeente niet-ontvankelijk in haar gewijzigdeeis tegenover geïntimeerden sub 5 tot en met 8;verwijst de zaak naar de rol van 26 april <strong>2011</strong> voor akte aande zijde van de erven Budé als onder 4.10 bedoeld;bepaalt dat de Gemeente in de gelegenheid zal zijn om bijantwoordakte te reageren;bepaalt dat de Gemeente vertegenwoordigd door iemand dievan de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangdeinlichtingen in staat is en hetzij bevoegd hetzij speciaalschriftelijk gemachtigd is tot het aangaan van een schikkingen geïntimeerde in het principaal beroep sub 1 in persoon,tezamen met hun advocaten zullen verschijnen voor hethierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hofmr. W.L. Valk, in aanwezigheid van het deskundige lid ir.H.B.M. Duenk, die daartoe zitting zullen houden in het paleisvan justitie aan de Walburgstraat 2-4 te <strong>Arnhem</strong> op eennader door de raadsheer-commissaris te bepalen dag en tijdstip,zulks tot het geven van inlichtingen als onder 4.11, 4.12en 4.13 aangegeven en opdat kan worden onderzocht of partijenhet op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;houdt iedere verdere beslissing aan.NootDit tussenarrest is al van enige tijd geleden. Het was nogniet gepubliceerd, in afwachting van het eindarrest. Inmiddelsis gebleken dat er geen eindarrest komt, de procedure isgeroyeerd.In het arrest zijn drie punten aan de orde die het signalerenwaard zijn.De gemeente vordert ontbinding op grond van art. 7:376BW, omdat de pachter het gepachte niet voor bedrijfsmatigelandbouw in gebruik heeft. Het betreft een bedrijf met ongeveer5 ha akkerbouwgrond. De bewijslast dat er niet (langer)sprake is van bedrijfsmatige landbouw, rust in beginselop de verpachter. Hij dient dit te bewijzen. Uit r.o. 4.8 volgtechter dat van de pachter kan worden gevergd dat hij voldoendegegevens omtrent de bedrijfsvoering overlegt. In ditgeval wordt de pachter opgedragen de meitellinggegevensalsmede de boekhoudrapporten van de laatste drie jaar in hetgeding te brengen, zie r.o. 4.10.Voorts speelt hier de vraag of er onder het nieuwe rechtsprake is van een huurovereenkomst. Uit het arrest Van deCamp-<strong>Hof</strong>mans (<strong>Pachtkamer</strong> <strong>Hof</strong> <strong>Arnhem</strong> 15 februari <strong>2011</strong>,Agr.r. <strong>2011</strong>, nr. 56<strong>29</strong>) volgt dat een overeenkomst die onderhet oude recht is aangegaan als een pachtovereenkomst,waarbij partijen geen bedrijfsmatige landbouw hebben beoogd,onder het nieuwe recht als huurovereenkomst kwalificeert.Uit dit arrest volgt dat deze rechtspraak ook vantoepassing is als er voor september 2007 een pachtwijzigingsovereenkomstis gesloten. De oorspronkelijke in 1953gesloten pachtovereenkomst was in 1986 gewijzigd. Uit r.o.4.9. volgt dat voor de beoordeling of er sprake is van bedrijfsmatigelandbouw van belang is hetgeen partijen in1986 bij het sluiten van de pachtwijzigingsovereenkomstvoor ogen stond.Tot slot speelt de vraag omtrent de toedeling van de pachtrechtenna overlijden. De erven hebben de medewerkinggevorderd aan een toedeling aan één van de erven. In art.7:366 lid 3 BW is bepaald dat indien de pachter twee ofmeer erfgenamen nalaat, de verpachter verplicht is zijn medewerkingte verlenen aan toedeling van rechten en verplichtingvan de overleden pachter uit de pachtovereenkomstdoor de gezamenlijke erfgenamen aan een of meer408Tijdschrift voor Agrarisch Recht Nr. 12 december 2012AR2012_12.indb 3 3-1-2013 14:46:14


5711Rechtspraakvan hen, tenzij de verpachter tegen een of meer van de aangewezenenredelijke bezwaren heeft. Voor een besprekingvan dit wetsartikel zie W.D. Kolkman, ‘Pacht en erfrecht(I): reguliere pacht’, Agr.r. 2008, p. 498-501. De gemeenteheeft de medewerking geweigerd en heeft blijkens het arrestals verweer gevoerd dat deze erfgenaam niet behoorttot de kring van naasten als bedoeld in art. 7:363 BW (indeplaatsstelling).In het arrest is verwezen naar de wetsgeschiedeniswaarin de wetgever heeft dat neergelegd dat hetvoor de hand ligt dat bij de beoordeling of de verpachter redelijkebezwaren heeft, mede gelet wordt op de criteria vanart. 7:363 en 7:364 BW. Noch uit de wet, noch uit de wetsgeschiedenisvolgt dat dit de enige criteria zijn. Het hof legtde wetsgeschiedenis aldus uit dat, als er bij een geschil omtrenttoedeling een erfgenaam is die tot die kring behoort, detoedeling bij voorkeur aan die persoon plaatsvindt.E.H.M. HarbersNr. 12 december 2012 Tijdschrift voor Agrarisch Recht409AR2012_12.indb 4 3-1-2013 14:46:14

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!