13.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BIAXiaal 309 7verstuivingen optraden dan voorheen. Pollen van liguster wordt in pollendiagrammen uitons kustgebied vanaf ca. 1000 voor Chr. aangetroffen. 12 We hebben hiermee dus eenmooie terminus post quem voor de ouderdom van het pollenspectrum.De locale, veenvormende vegetatie is vergeleken met de vorige fasen niet veranderd.Het percentage cypergrassen is flink gedaald, maar dit is een relatief verschijnsel datveroorzaakt is door de flinke toename van boompollen. In het concentratiediagram(bijlage 2) is te zien dat de concentratie van het cypergraspollen gelijk is gebleven en datde concentraties boompollen zijn gestegen.3.1.4 Niveau 59 cmHet sediment op dit niveau bestaat uit humeus zand.Het boompollenspectrum van dit niveau laat weer flink lagere waarden zien dievergelijkbaar zijn met de onderste spectra uit het profiel. Blijkbaar vertegenwoordigt hetpollenspectrum een periode waarin het veen overstoven raakte door zand. Dat dit inrelatie staat tot het (deels) weer verdwijnen van boomgroei op de strandwal lijkt wel vastte staan. Over de oorzaak van de afname van het aandeel van bos geeft het pollendiagramhelaas geen uitsluitsel. Er lijkt geen relatie te zijn met een toegenomen menselijkeactiviteit. Pollen van antropogene indicatoren (cultuurgewassen en bepaalde onkruiden) isnamelijk niet aangetroffen. Mogelijk gaat het om een natuurlijke verdroging van destrandwal waardoor het vegetatiedek werd aangetast en verstuivingen ontstonden.De locale veenvormende vegetatie lijkt ondanks het inwaaien van zand niet vansamenstelling te zijn veranderd. Waarschijnlijk hebben echter de grotere zeggensoortenplaats gemaakt voor laagblijvende zeggensoorten, die over het algemeen kenmerkend zijnvoor minder waterrijke omstandgheden.3.1.5 Niveau 50 cmHet sediment op dit niveau bestaat uit veen dat licht zandhoudend is.Het boompollenpercentage is vergeleken met de vorige fase iets toegenomen en ligt opdit niveau op iets meer dan 22%. Het aandeel van bomen op de strandwal lijkt derhalveweer iets te zijn toegenomen. De belangrijkste boom op de strandwal is eik. Deaanwijzingen voor duinstruweel (in de vorige fasen nog duidelijk aanwezig) zijnverdwenen.De locale, veenvormende vegetatie lijkt flink van soortensamenstelling te zijnveranderd. In het zeggenmoeras hebben moerasvarens en/of kamvarens (Dryopteris type)zich enorm uitgebreid. Ook sporen van het type 128A zijn met grote aantallen in hetpollenspectrum aanwezig. Het is niet bekend van welke organisme de sporen van dit typeafkomstig zijn, maar de sporen worden meestal gevonden samen met resten vanwaterorganismen. Ook hier is dat het geval. Het aandeel van waterplanten is niet groot,maar de sporen van type 128A correleren met pollen van egelskop (Sparganium erectumtype) en waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), hetgeen beide waterplanten zijn. Deaanwezigheid van moerasvarens en/of kamvarens wijst er ook op dat het milieuwaterrijker wordt. Moerasvarens groeien bij voorkeur op plaatsen waar matig voedselrijk,zwak zuur water tot bijna aan het oppervlak staat. Vaak maken de moerasvarens bijtoenemende verzuring plaats voor kamvarens (Dryopteris cristata), een niervarensoortdie ook sporen produceert van het Dryopteris type. 133.1.6 Niveau 42 cmHet sediment op dit niveau bestaat uit zandig veen.Aan de vegetatie op de strandwal lijkt vergeleken met de hierboven besproken fase nietveel veranderd te zijn. Het boompollenpercentage is met ca. 17 % zeer laag. Eik is het12 Weeda 1988, 84.13 Weeda et al. 1985, 34.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!