13.07.2015 Views

Braaksma - SOVON Vogelonderzoek Nederland

Braaksma - SOVON Vogelonderzoek Nederland

Braaksma - SOVON Vogelonderzoek Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ezoek te gaan. Hij doelde op het feit dat wij in1960 een kraamkolonie van de laatvlieger haddenontdekt op de lOlder van een kapel en dat hij toenal had gesuggereerd dat er wellicht veel meer vleermuizenop kerklOlders lOuden huizen. Zo ging ikdus vanaf 1962 regelmatig op kerkbezoek. Dezebezoeken waren lo succesvol dat ik dit soort inventarisatiesgedurende een lange reeks van jaren hebvoortgezet. Daarbij zijn door mij, meestal tezamenmet provinciale medewerkers of andere geYnteresseerden,in totaal ruim 1300 kerken bezocht, waarvanverscheidene meer dan eens.Omdat duidelijk werd dat in gebouwen, waarinKerkuilen of verwilderde postduiven wonen,slechts zelden vleermuizen huizen, werden ooksteeds aantekeningen gemaakt over het voorkomenvan deze en andere vogels. Het feit dat indiverse gebouwen waarin voor de winter van1962/63 Kerkuilen plachten te huizen, deze vogelsna deze strenge winter verstek lieten gaan, werd deaanleiding tot een nog steeds lopend onderzoeknaar het voorkomen van deze soort. Bij dit onderlOekheb ik onder meer nauw samengewerkt metOnno de Bruyn, Ger van den Oetelaar, Anne vander Wal, Vogelbescherming en de huidige landelijkecoordinator J ohan de J ong. Zonder de genoemdeverhuizing van het Vogeltrekstation lOUdit landelijk onderzoek wellicht pas jaren later vanstart zijn gegaan en lOU ik zelf waarschijnlijk nooitartikelen over deze soort hebben gepubliceerd.Aankoop van natuurgebiedenEr is al vermeld dat ik medewerking heb verleendaan het opstellen van aankoopplannen. Het zelfkopen van natuurgebieden hoorde echter niet totmijn takenpakket. Desondanks heb ik mij enkelekeren actief bemoeid met de verwerving van inornithologisch opzicht belangrijke terreinen. Ditwas bijvoorbeeld het geval bij de Korverskooi opTexel, de Rottige Meenthe in Zuid-Friesland enenkele natuurterreinen in de Lopikerwaard. Dekoop van de Korverskooi dreigde aanvankelijk afte springen op de, door houtvester Stoffels veel tehoog geachte, vraagprijs. Mijn opmerking dat dewaarde van het paalrecht niet in de berekeningenwas betrokken gaf uiteindelijk de doorslag bij hetbereiken van een accoord. De Rottige Meenthewas, toen ik daar inventariseerde, al vrijgegevenvoor ontginning. Dat ik er toch onderzoek deed,hing samen met de gewoonte van Morzer Bruynsom bij besprekingen over het behoud van natuurgebiedennadrukkelijk te wijzen op daar nog voorkomendeplanten en dieren die door de ontginningvan soortgelijke gebieden elders schaars waren gewordenen daarbij op te sommen waar deze lOalwaren verdwenen. Bij mijn bezoeken raakte ik loonder de indruk van de natuurwaarden van deRottige Meenthe dat ik heme1en aarde heb bewo-Limosa66 (1993)2gen om ten minste een deel van dit gebied voorontginning te vrijwaren. Na veel mislukte pogingenyond ik daarbij uiteindelijk een uitstekende bondgenootin de persoon van wijlen Hein Buisman.Deze bleek bereid om de aankoop van een ruim 18hectare groot perceel met een boerderij en eenschuur er op te financieren. Er huisden onder meerotters, Purperreigers en grote vuurvlinders. Hetfeit dat de Friese zuivelkoning bereid was om, ondankseen toen aan de gang zijnde boteroorlog, eenflink bedrag te steken in deze door mij voorbereideaankoop, maakte in ambtelijk Den Haag wellichtmeer indruk dan het feit dat ik ontslag riskeerdedoor te bemiddelen bij een particuliere aankoop.Na een formele berisping door mr. Bloemerskreeg ik meteen diens fiat om de natuurbeschermingsconsulentte laten weten dat hij de koop vanBuisman over moest nemen en moest trachten omminstens 100 hectare van het bewuste natuurgebiedals reservaat te verwerven. Na deze koerswijzigingis er ruim 400 hectare moerasgebied door aankoopveilig gesteld.Mijn bemoeieriis met de aankopen in de Lopikerwaardhingen samen met het feit dat ik de terreineigenarenkende en hen wist te bewegen tot deverkoop van enkele graslandpercelen, een griendcomplexen twee eendenkooien.RingonderzoekEr is hiervoor al terloops melding gemaakt vanbemoeienissen met het beheer van zilvermeeuwenkolonies.Zoals vrij algemeen bekend is, heeft menop tal van plaatsenjarenlang tevergeefs geprobeerdom het aantal meeuwen in te perken door het rapenvan eieren en het schieten en vergiftigen van broedvogels.Omdat zich onder de gedode vogels vaakdieren bevonden die in Duitsland waren geringd,waren vee1 terreinbeheerders ervan overtuigd dathet meeuwenprobleem een van de vele problemenwas waarmee onze oosterburen ons hadden opgezadeld.Morzer Bruyns yond het echter logisch dater weinig meeuwen met een <strong>Nederland</strong>se ring werdengevonden, omdat er in ons land veel minderwas geringd dan in Duitsland.Het ringen van jonge Zilvermeeuwen vormdelOdoende jarenlang een vast onderdeel van mijnlOmerprogramma. In overleg met de VogelwarteHelgoland werd besloten een deel van de in <strong>Nederland</strong>en Duitsland te ringen vogels ook van kleurringente voorzien. Aan de combinaties was te zienin welk jaar en in welke kolonie de geringde vogelwas geboren. In het kader van dit onderzoek zijnin ons land vanaf 1954 meer dan 10 000 Zilvermeeuwengeringd. De onderlOeksresultaten zijndoor mij vastgelegd in interne verslagen en werdenin 1965 gebruikt bij een Iezing voor de NOD. Laterzijn zij tevens verwerkt in het proefschrift van ArieSpaans die het meeuwenwerk in 1968 van mij over-75

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!