oplinie_06-2016

gemotiveerd
ressante mogelijkheden buiten Defensie
(39%) en gebrek aan loopbaan-/ontwikkelingsmogelijkheden
(36%). Dit betekent
dat reorganisaties en een gebrek
aan loopbaanperspectief belangrijke
redenen zijn om te vertrekken dan in
de vorige periode. Deze slechte cijfers
zouden de werkgever tot nadenken én
actie moeten zetten! De medewerkers
zijn terecht reorganisatie-moe na de
voortdurende reorganisaties binnen
Defensie de afgelopen jaren.
Reo´s en vertrouwen
Als naar de individuele defensieonderdelen
wordt gekeken, valt op dat bij de
DMO ‘reorganisaties’ vaker als voornaamste
argument wordt gebruikt om
de defensieorganisatie te verlaten (51%)
dan bij overige onderdelen. Het burgerpersoneel
(53%) noemt regorganisaties
vaker als aanleiding dan de groep
militairen FPS fase 1,2 en BBT (32%) en
militairen FPS fase 3 (38%). Dit is gelijk
aan de vorige periode. Liefst 58% van
de militairen heeft geen vertrouwen
in het functie toewijzingsproces en
dat is gelijk aan de vorige periode. Bij
de KMAR is het vertrouwen, net als
in de vorige periode, het laagst (68%
geen vertrouwen). Blijkbaar ervaren de
defensiemedewerkers de functietoewijzingsprocedure
als niet transparant
en vertrouwen zij er niet op dat ze een
eerlijke kans maken.
In het afgelopen half jaar heeft 14%
buiten Defensie gesolliciteerd (de
vorige periode was dat 12%). 15% zoekt
momenteel een baan buiten Defensie
(was 14%). Militairen in FPS fase 1, 2 en
BBT solliciteren (net als in de vorige
periode) aanzienlijk vaker dan militairen
in FPS fase 3 en burgerpersoneel. Van
de militairen FPS fase 1, 2 en BBT heeft
respectievelijk 24% en 28% afgelopen
jaar buiten Defensie gesolliciteerd of
is momenteel op zoek naar een baan
buiten Defensie. Dat bijna een op de 6
medewerkers een baan buiten Defensie
zoekt zou voor de werkgever reden
moeten zijn zich eens ernstig achter
het oor te krabben. Zeker als je dat legt
naast de instroomcijfers, die ook fors
achterblijven. Zie verder het artikel op
de volgende pagina over uitstroom.
Werkdruk, te weinig mensen
28% van de medewerkers ervaart de
werkdruk als (veel) te hoog. Dit is wel
een daling van 2% t.o.v. vorige periode.
64% vindt de werkdruk passend (beduidend
meer dan vorige periode: 59%).
9% ervaart de werkdruk als te laag (11%
vorige periode). Militairen FPS fase 3
ervaren een hogere werkdruk dan
hun collega’s: 33% vindt deze (veel)
te hoog. 45% van de medewerkers
van Defensie vindt dat er bij de eigen
afdeling/eenheid onvoldoende mensen
zijn om het werk te kunnen doen. Dat
is 1% meer dan in de vorige periode.
Burgerpersoneel is positiever over de
capaciteit dan militairen. Dat bijna de
helft van de medewerkers aangeeft dat
er op de eigen afdeling onvoldoende
mensen zijn om het werk goed te
kunnen doen vindt de AFMP méér dan
zorgelijk.
Loopbaanmogelijkheden:
verontrustend beeld
De ontwikkelingen zijn ook zorgelijk
als het om de loopbaanmogelijkheden
gaat. Neem de vraag gesteld aan militairen
en burgers: ´Ik zie binnen Defensie
voldoende kansen en mogelijkheden
om mijn loopbaan voort te zetten.’
Hierop antwoordt 35% negatief. Op de
vraag: ‘Ik zie binnen Defensie voldoende
kansen en mogelijkheden om mijn loopbaan
voort te zetten’ antwoordt méér
dan de helft bij FPS 1, 2 en BBT 53%)
negatief. Verder vindt 45% van de militairen
dat de loopbaanbegeleider geen
bruikbare adviezen geeft over de loopbaanmogelijkheden
binnen Defensie.
Bruikbare adviezen over de loopbaanmogelijkheden
buiten Defensie worden
nog minder gegeven; 59% is hier niet
tevreden over. En slechts 44% heeft
met zijn loopbaanbegeleider heldere
afspraken kunnen maken over zijn of
haar ontwikkelingsdoelstellingen.
Meer weten?
»Het rapport Monitor Werkbeleving Defensie
is te downloaden op:
https://www.defensie.nl/downloads/rapporten/
2016/09/27/werkbeleving-defensie-jul-dec-2015
OPLINIE NOVEMBER 2016 27