onderzoek leefbaarheid in dorpen en steden[1].pdf - Informatie- en ...

. Opzet provinciaal onderzoek
De voorspellende en verklarende waarde van structurele kenmerken in een wijk duidt er op,
dat ontwikkelingen in de structurele kenmerken voorafgaan aan leefbaarheids- en veiligheidsproblemen.
Daarom worden de volgende onderzoeksstappen onderscheiden:
1) met een aantal indicatoren voor structurele kenmerken (gestandaardiseerde gegevens)
wordt op het meest geëigende schaalniveau de Friese leefbaarheidsituatie in beeld gebracht.
Deze indicatoren sluiten ook aan op de achterstandscriteria voor selectie van de
40 landelijke krachtwijken volgens de ABF-methode;
2) vervolgens worden de wijken/ buurten aangegeven die relatief negatief op de structurele
kenmerken scoren. Dit zijn wijken/ buurten waar nu of in de toekomst leefbaarheids- en
veiligheidsproblemen kunnen optreden (ze zijn in ieder geval kwetsbaar hiervoor). Bij deze
selectie zal vervolgens ook worden vergeleken met de wijken en buurten die in de
quick scan door enkele gemeenten zijn opgegeven;
3) de geselecteerde wijken/ buurten worden aan de hand van indicatoren voor structurele
kenmerken vergeleken met enkele van de 40 landelijke krachtwijken, zodat inzicht ontstaat
in de landelijke 'positionering' waarmee invulling kan worden gegeven aan de toezegging
aan PS;
4) de resultaten worden vergeleken met de resultaten volgens de Leefbaarometer die recentelijk
door het Ministerie VROM is ontwikkeld.
Op basis van deze verschillende invalshoeken kan een representatief beeld worden verkregen
van de leefbaarheid in wijken en buurten. Hierover kunnen vervolgens conclusies worden
getrokken voor een beleidsaanpak.
Bij de invulling van concrete maatregelen en acties voor een wijk/ buurt, zal nog wel nader
ingezoomd moeten worden op de achterliggende factoren en oorzaken die per wijk/ buurt
kunnen verschillen. Maatwerk staat voorop en hierbij kan - naast de onderliggende gegevens
van de Leefbaarometer - gebruik worden gemaakt van lokale bronnen zoals de wijkmonitor,
de politiemonitor, en gegevens van onderwijsinstanties, GGZ en de jeugdhulpverlening.
Daar waar een gemeente in de quick scan een wijk/ buurt heeft opgegeven als probleemwijk/
-buurt die correspondeert met de gegevens uit dit onderzoek, kan gesproken worden van
een ‘match’ die een duidelijke indicatie geeft voor een aandachtswijk/ -buurt.
Het onderzoek is uitgevoerd door de afdeling Beleids- en Geo-Informatie in samenwerking
met de afdeling Ruimte. Uitgangspunt bij het onderzoek zijn beschikbare statistische gegevens
bij instellingen. Om een goede vergelijking tussen wijken/ buurten in een stad en dorpen
in Fryslân te kunnen maken, zijn betrouwbare gegevens van een laag schaalniveau
noodzakelijk. Omdat ieder dorp in Fryslân een eigen 4-cijferige postcode (4pc) heeft, zijn
voor een vergelijking tussen dorpen gegevens op 4pc niveau gewenst. Voor een vergelijking
tussen wijken in steden biedt het schaalniveau van 4pc te weinig onderscheidend vermogen.
Hiervoor zijn gegevens op wijk- en buurtniveau gewenst.
Gebleken is dat er betrekkelijk weinig gegevens van een voldoende laag schaalniveau operationeel
voorhanden zijn. Zo zijn de achtergrondgegevens waarmee het landelijk onderzoek
is verricht niet openbaar. De gegevens voor dit landelijk onderzoek zijn speciaal voor dat
onderzoek bewerkt vanuit een hoger schaalniveau of opnieuw opgesteld uit de oorspronkelijke
bestanden. Het basisbestand van gegevens van ABF-Research heeft betrekking op het 4cijferige
postcodeniveau. Dit is te grofmazig voor de leefbaarheid in stedelijke wijken.
De gegevens op het lagere schaalniveau van de 6-cijferige postcode (6pc) van de Stichting
Atlas voor gemeenten, zijn alleen beschikbaar voor de 50 grootste steden in Nederland; in
Fryslân betreft dit alleen Leeuwarden. Ook de onderliggende gegevens van de Leefbaarometer
(de invulling van de 49 indicatoren) zijn momenteel niet toegankelijk voor bewerking.
7