Economie-samenvatting-eindexamen
Economie-samenvatting-eindexamen
Economie-samenvatting-eindexamen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
- Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid die ontstaat doordat de effectieve vraag<br />
lager is dan de productiecapaciteit (bezettingsgraad ligt onder de 100%,<br />
laagconjunctuur). Er zijn dus wel arbeidsplaatsen voor de werklozen, maar die worden<br />
pas weer benut als de bestedingen (en dus de productie) stijgen. De overheid kan de<br />
EV verhogen via het anticyclische begrotingsbeleid: overheidsbestedingen verhogen<br />
en/of belastingen verlagen.<br />
- Kwantitatieve structurele werkloosheid: werkloosheid die ontstaat doordat de<br />
beroepsbevolking groter is dan het aantal arbeidsplaatsen (er is dus een gebrek aan<br />
kapitaalgoederen waarmee de nieuwe arbeiders zouden moeten werken). Pas als de<br />
bedrijven uit gaan breiden (investeringen) komen er arbeidsplaatsen bij en daalt de<br />
structurele werkloosheid.<br />
- Arbeidsplaatsen verdwijnen vaak als gevolg van te hoge loonkosten (diepteinvesteringen,<br />
verhuizing naar lagelonenland) of een verslechterde<br />
concurrentiepositie (bedrijf gaat failliet). Om dit alles te voorkomen is “loonmatiging”<br />
het toverwoord. Ook hier kan de overheid aan bijdragen door “de wig” te verkleinen,<br />
waardoor de arbeidskosten voor de werkgever kunnen dalen.<br />
- Seizoen werkloosheid: werkloosheid vanwege wisseling seizoenen (in NL is in de zomer<br />
meer werk).<br />
- Kwalitatieve structurele werkloosheid: werkloosheid vanwege verschil in eisen die de<br />
werkgever stelt en kwalificaties die de werknemer heeft (verkeerde opleiding, te ver<br />
weg).<br />
- Frictie werkloosheid: werkloosheid die ontstaat doordat het zoekproces naar een<br />
(nieuwe) baan altijd even duurt.<br />
Globalisering<br />
Hoofdstuk 1<br />
Inflatie is pas te bestrijden als de oorzaken ervan bekend zijn. Er kunnen drie oorzaken zijn:<br />
- Bestedingsinflatie (vraagkant)<br />
De bestedingen zijn groter dan de productiecapaciteit: er is overbesteding. De prijzen<br />
stijgen, omdat vraag groter is dan aanbod. De prijs stijgt.<br />
- Kosteninflatie (aanbodkant)<br />
Oorzaken van kosteninflatie zijn:<br />
└ Loonstijging op arbeidsmarkt<br />
Stijging loonkosten relatief groter dan stijging arbeidsproductiviteit.<br />
Doorberekenen of kleinere winstmarge. Bij doorberekenen stijgt de<br />
verkoopprijs. Dit kan leiden tot een loon-prijsspiraal.<br />
└ Rentestijging op vermogensmarkt<br />
Meer kosten over vreemd vermogen (rente). Dit wordt in kostprijs opgenomen,<br />
en zit dus ook in de verkoopprijs.<br />
└ Stijging overheidstarieven<br />
De overheid stelt tarieven vast die invloed hebben op prijsniveau. Dit kan<br />
direct door bijvoorbeeld ecotaks of btw, maar kan ook indirect door sociale<br />
premies en belasting op lonen. Hierdoor verhoogt wig, wat kan leiden tot<br />
stijging van loonkosten. Deze worden weer doorberekend in verkoopprijs.<br />
└ Stijging invoerprijzen<br />
Prijzen in buitenland stijgen, dus ook de importprijs. Importproducten worden<br />
duurder. Dit heet geïmporteerde (kosten)inflatie.<br />
15