15.08.2015 Views

Macht ten goede?!

Macht ten goede

Macht ten goede

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Sterke arm in een complexe samenlevingPOLITIEACADEMIE - Lectoraat Waardevolle PraktijkontwikkelingPolitieacademie


<strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


<strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Sterke arm in een complexe samenlevingJan NapMotto: het is tijd voor stemmingmakerij….(Rene Gude)In verkorte versie als lectorale rede uitgesproken op 23 mei 2014,Politieacademie Concernlocatie,Apeldoorn


InhoudsopgaveInleiding 91 Aandacht voor waardevol werken past ineen brede ontwikkeling 19Verandering van een tijdperk? 19Aansprekende richtingwijzers, inspirerende ontwikkelingen 232 Politie in transitie: einde en begin 31Oriëntatie op de Why; nationale politie, Nederlandse politie 31Kent u “Een sterk verhaal” van Maar<strong>ten</strong> van Roozendaal? 37De nationale politie als dragende eenheid (vruchtdragende eenheid) 393 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave:geinig gemodder met het oog op een “Just World” 45En nu wordt het lastig…..kunnen we met vertrouwen op onzeker spelen? 45Aandacht schenken aan de praktijk; praktijk als bron van ontwikkeling 46De praktijk roept vragen op; waarde in de context 51Wie stelt de vraag; leiderschap als ambacht; de gein van het gemodder 52Een aansprekende politie; zicht durven houden op een “Just World” 54Nationale politie als dragende eenheid; macht <strong>ten</strong> <strong>goede</strong> 55Tot slot: belang-stellend mee ontwikkelen vanuit het lectoraat 58Geraadpleegde literatuur 61Bijlage 67Thema’s voor politieleiders 67Over het lectoraat 69Over de lector 69Colofon 71


Inleiding


InleidingWaarde collega’s, dames en heren, vrienden, familie…..Ik beschouw het als meer dan een eer en een genoegen dat ik vandaag alslector waardevolle praktijkontwikkeling mijn lectorale rede mag uitspreken.Ik zie de instelling van dit lectoraat als een betekenisvol signaal eneen belangrijke opgave. Het spreekt immers niet vanzelf dat de politie,de Politieacademie in tijden van schaarste tegen de bezuinigingsstroomin ruimte maakt voor zo’n thema en daarmee de aandacht richt op demorele dimensie van het politiewerk.Of misschien spreekt het juist wel vanzelf. Maakt het iets zichtbaar dat inhet hart van de politie leeft, namelijk het besef dat politiewerk een dooren door morele praktijk is (Maynard-Moody,2003). Misschien lijkt hetsoms alsof het bij de politie gaat om tellen en targets, maar daaronderof daarachter is toch altijd de vraag naar goed politiewerk aan de orde:werkt het, deugt het, doet het deugd? Politiemensen willen door hunwerk van waarde zijn voor anderen, voor de samenleving.Die morele geladenheid van het werk is niet een ontdekking van delaatste jaren.In 2001 kwam kort na het te vroege overlijden van Frans Denkers zijnboek – ik noem het toch maar zijn boek, al is het door anderen gemaakt(Beers, 2001) – het Moreel Kompas uit. Daarin ontmoet je sterk moreelgedrevenpolitiemensen. De waarden die ze van huis uit hebbenmeegekregen en die ze zich hebben eigen gemaakt zet<strong>ten</strong> ze om in goedprofessioneel handelen, waardevol handelen.Maar soms raken die waarden onder het stof. Verlies je als politiemenscontact met waar het je om te doen is, waarom je ooit “bij de baas” ging.In een SPL-traject uit 2005 ging het om de vraag: wat bezielt politiemensen?Die vraag kwam voort uit ervaren vervreemding. Cijfers, dashboardsen eindeloos vergaderen waren dominant geworden…is that allthere is..? Natuurlijk niet, richt je op de praktijk. Daar zie je waar het omdraait. Wat bezielt, tref je niet in cijfers en dashboards, wel in concreteontmoetingen met mensen voor wie jij als politiemens iets kan betekenen.Zo werd dat gezegd door de deelnemers aan dat programma (VanHoorn, Nap, 2006). Kwetsbare mensen, mensen in nood, mensen dieonrecht is aangedaan en ook mensen die zelf misdaden hebben begaan.


10 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!De essentie is niet te vinden in macrobeschouwingen, maar in micropraktijken.In alledaagse praktijken, praktijken die de rapportages vaakniet eens halen. Vraagt u straks of morgen maar eens aan uw collega’sof ze kunnen vertellen over een situatie waarin ze als politiemens eenander - en daarmee ook zichzelf deugd gedaan hebben.Het zullen vermoedelijk rake verhalen zijn, geen ronkende 1 .Een paar jaar later, in 2008, werd in de visie op politieleiderschap gesprokenvan de “herontdekking van een waardevol ambt”. Dat was deemanciperende uitdrukking van een groeiend besef dat politiewerk nietzomaar een baantje is. Er werd gesteld dat we weer op zoek zijn naar watvan waarde is en dat de politie belangrijke maatschappelijke waardenvertegenwoordigt (RKC, 2008). De waarden van de rechtstaat. Er wordtgewerkt aan veiligheid, maar het draait om rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid,menselijke waardigheid. Grote woorden, grote waarden. Maarjuist dat maakt politiewerk de moeite waard.In het handelen van politiemensen zie je de rechtstaat in actie. Zo werddat gezegd in 2008. Die waarde van het ambt is er natuurlijk altijd geweest,je vindt het bijvoorbeeld ook verwoord in de rappor<strong>ten</strong> Politie inVerandering (1977) en Politie in Ontwikkeling (2005), maar die waardewordt niet altijd beleefd. En wordt ook niet altijd geleefd. In een recentSPL programma waarin we onze missie centraal stelden en de veranderendeverhouding tussen burger en overheid onderzoch<strong>ten</strong>, bleek dat weonze missie belangrijk vinden en in onze praktijk verwaarlozen. Tussendroom en daad…………Telkens dreigt die morele dimensie weggedrukt te worden uit het bewustzijn.Het besef als politiemens waardevol werk te verrich<strong>ten</strong> of te kunnenverrich<strong>ten</strong>, kan zomaar verdampen in het routineuze alledaagse, in organisatie-en managementgedoe en soms ook in gemakzucht of langzaamgegroeide moedeloosheid. Dat is zonde. Enerzijds omdat daarmee eenbelangrijke bron van voldoening in het werk kan opdrogen, anderzijdsomdat we daarmee die morele dimensie van de politieprofessie niet echt1 Natuurlijk zijn er ook grote zaken waarin politiemensen voldoening ervaren. Het optredenrond de NSS is daarvan een recent voorbeeld. Die voldoening heeft te maken met de ervaringmet veel collega’s, met bijzonder materieel een uitzonderlijke prestatie te kunnen leveren.Met elkaar kunnen we echt wat….


Inleiding 11tot ontwikkeling brengen. Dan wordt het werk minder waardevol, zowelvoor anderen als voor onszelf. En omdat die morele dimensie van hetwerk precies is “waarom we ooit bij de baas” zijn gegaan, kan zo’n ontwikkelingvervreemdend werken. Dat is niet de bedoeling.Het is mooi dat de politie, de Politieacademie in dat besef – ook of misschienwel juist in tijden van schaarste en grootscheepse reorganisatie- ruimte maakt voor een lectoraat dat de aandacht richt op die dimensievan het politievak.Aan het licht brengen en ontwikkelen wat van waarde is. Daar draaithet om. Daar ruimte voor maken is niet alleen een betekenisvol signaal,maar ook een belangrijke opgave.Nu hier te mogen staan als lector waardevolle praktijkontwikkeling isdus meer dan een eer en genoegen. Het is ook een opdracht en verantwoordelijkheid.In het navolgende geef ik aan hoe ik deze opdracht benader. Eerst waaierik wat uit en plaats de aandacht voor waarden in het werk in een bredereontwikkeling in onze complexe, moderne samenleving (hoofdstuk 1).De politie is niet uniek in het centraal willen stellen van het vak, in deoriëntatie op de morele dimensie van het werk, in de zoektocht naar manierenvan organiseren die zinvolle praktijken ondersteunen in plaatsvan ontmoedigen. De politie is daarin niet uniek, de beweging is breder,maar de politie heeft wel <strong>goede</strong> kansen er een inspirerende bijdrage aante leveren. Na dat uitwaaieren kom ik weer dichter bij huis. Ik zal daningaan op de ontwikkeling van de nationale politie en de vraag stellennaar de betekenis die de nationale politie kan hebben voor waardevollepraktijkontwikkeling. Waar koerst de nationale politie op aan, zal denationale politie de voorliggende kans benut<strong>ten</strong>? (Hoofdstuk 2). Ik zalbetogen dat de nationale politie een belangrijke impuls kan geven aaneen waardevolle praktijkontwikkeling, maar dat dat niet vanzelf zal gaan.Schaalvergroting en centralisatie vallen niet vanzelf samen met zinvolleontwikkeling. Er is met name een nadere doordenking van de betekenisvan het idee van eenheid in denken en doen voor nodig. Wat kan daarvande waarde zijn in relatie tot de bredere ontwikkeling die we zien en die


12 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!juist wijst naar veelheid en horizontalisering? Wordt de nationale politieeen dwingende eenheid of een dragende eenheid?Eigenlijk is dat de vraag naar hoe wij de maatschappelijke en politiekecomplexiteit waarmee we in het politiewerk geconfronteerd worden kunnenpareren. Hoe we ons tot die complexiteit kunnen verhouden.De vraag wat we bedoelen en beogen met eenheid in denken en doen isnog nauwelijks beantwoord. Het risico daarvan is dat de vormgeving metde zingeving op de loop gaat.Overigens zou je heel goed kunnen volhouden dat er in de Nederlandsepolitie allang eenheid in denken en doen is, op het niveau van beroepswaarden,op het niveau van benaderingswijzen. Het idee dat “de politieeen stapje vooruit doet als anderen naar achteren stappen”, wordt overalherkend. Dat het gaat om verbinding met de samenleving hoeven weNederlandse politiemensen niet uit te leggen. Als een collega in hetwes<strong>ten</strong> in de fout gaat, is er schaamte in het oos<strong>ten</strong>. Of kijk bijvoorbeeldnaar het boek van Otto Adang, “Zijn wij anders?” (Adang e.a. 2010). Hetbevestigende antwoord op die vraag ging aan de totstandkoming van denationale politie vooraf. En zo zijn er vele voorbeelden te geven. Het lijktmij niet houdbaar om te beweren dat de eenwording van Nederlandsepolitie begint met de vorming van de nationale politie. De waarden vande Nederlandse politie worden niet nu pas ontdekt en evenmin is samenwerkenop landelijke schaal pas mogelijk geworden door de nationalepolitie, al is het nu wel gemakkelijker en wellicht zelfs vanzelfsprekender,geworden 2 . Natuurlijk zien we “birds of a different feather”, maarzien we niet evengoed “brothers under the skin?” En hoe moe<strong>ten</strong> wetrouwens waargenomen verschillen beoordelen? Zijn die verschillen ergof juist goed? Het gaat dan ook niet om breken met het verleden, maarom het verstandig doorontwikkelen van wat er, in de termen van CeesZwart, geworden en verworden is (Zwart, 2005). En daarbij te betrekkenwat er, voor zover we dat kunnen overzien, op ons toekomt. De vraag isdus veeleer: hoe kan de verdere eenwording of vervlechting van de politiebetekenisvol bijdragen aan het ontwikkelen van goed politiewerk…..? Dievraag moet beantwoord worden. Dat is belangrijk omdat eenwording op2 Ik heb daar geen onderzoek naar gedaan, maar heb inmiddels wel een aantal keren opgetekenddat mensen melden dat het uitwisselen van informatie en het samenwerken nu soepelergaat. Het gevoel bestaat dat de formele eenwording mensen over een drempel helpt.


Inleiding 13zichzelf geen zinvol doel is. Inzet<strong>ten</strong> op eenwording zonder meer kan dekans op goed politiewerk ook in de weg zit<strong>ten</strong>.Mijn stelling is dat de betekenis van verdere eenwording verbondenmoet worden met de praktijk in ontwikkeling. Wat vraagt de praktijk?Daar draait het om. Daarmee verbreed ik de reikwijdte van het gangbaredenken over praktijkontwikkeling of praktijk leren. De praktijk is nietalleen een bron voor de ontwikkeling van het professionele handelenmaar ook voor systeem- en identiteitsontwikkeling.De conclusie zal zijn dat juist door die praktijkkoppeling de vraag naarzinvolle vormgeving niet definitief en omvat<strong>ten</strong>d beantwoord kan worden.Vormgeven aan de verdere eenwording van de Nederlandse politieis een transitieproces met een open einde. Politie in transitie is geenproject met een scherp geformuleerd einddoel maar een doorgaandleerproces dat richting krijgt door de morele vraag: zijn wij zo een macht<strong>ten</strong> <strong>goede</strong>? Nemen wij op deze manier een <strong>goede</strong> positie in binnen debeweeglijke krach<strong>ten</strong>velden en netwerken van mensen en organisatiesdie op de één of andere manier bijdragen aan leefbare ordening?Dragen wij op deze wijze als sterke arm op een geloofwaardige manieren naar vermogen bij aan “het <strong>goede</strong> samenleven”?Dat zijn natuurlijk grote woorden en grote vragen waar je eindeloos enhoogdravend over kunt “blowen”, maar daarmee krijgen ze geen waarde.Die woorden en vragen krijgen pas betekenis als je ze verbindt met concretehandelingen. Het gaat om doendenken , zoals Henk Oosterling datnoemt (Oosterling, 2012). Wat spreekt er uit mijn daden? Wat spreekt eruit onze daden? Is dat de bedoeling? Is dit goed politiewerk? Wat staatons nu te doen?Vanuit dat besef, het besef dat het uiteindelijk draait om het nadenkendhandelen, om doendenken , bespreek ik de manier waarop de politiekan werken aan waardevolle praktijkontwikkeling (hoofdstuk 3). Ommeteen maar een wellicht teleurstellende, maar hopelijk toch ook uitnodigendebeken<strong>ten</strong>is te doen. Dat kan niet uitbesteed worden aan ditlectoraat. Het zal gaan om “school maken in de praktijk” (Nap, 2007,TOL, 2013). De kunst zal zijn om vasthoudend te vernieuwen. Misschienis vasthoudendheid wel een kenmerk van de vereiste vernieuwing. Nietmeer hoppen van concept naar concept maar vanuit een bepaald leidbeeldbelang-stellend en vasthoudend ontwikkelen vanuit de praktijk.


14 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!De moeite die je dan tegenkomt niet verhullend ontwijken maar onderogen zien en als het even kan goedgemutst bewerken. Ontwikkelen wordtdan heel ambachtelijk werk. Ik zal in plaats van zoeken naar vaste grond,geinig gemodder aanbevelen. Ik denk dat de ontwikkeling van de nationalepolitie onvermijdelijk over glibberige paden zal gaan. En die ontwikkelingbegint niet nadat we de organisatie hebben opgetuigd, of eenduidig“in werking hebben gebracht”. Dat is een te mechanische voorstellingvan zaken. Dat gaat voorbij aan de veelvormige, beweeglijke, zich ontwikkelendepraktijk van het politiewerk. Misschien moet je zeggen, hetgaat voorbij aan het veelvormige samenleven. Het gaat ook voorbij aande beschikbare kwaliteit in de organisatie. Het argument “het moet nueven zo”, is misschien vanuit de behoefte aan zekerheid geruststellenden begrijpelijk, maar gelet op de ervaring en de literatuur over organisatieontwikkelingklinkt dat niet overtuigend. Het “glibberen” is allangbegonnen. De kunst is dat te erkennen.In de ontwikkeling van de nationale politie zullen we ongetwijfeld stui<strong>ten</strong>op een hardnekkig cultuurkenmerk, namelijk “avoiding trouble” (Norris,1989). Dat is van hoog tot laag een taai verschijnsel. De politie en metname de politieleiding heeft niet veel moeite om te spreken over “de plekder moeite” maar wel om in de eigen organisatie die plek te betreden.Zo goed als we bui<strong>ten</strong> zijn in het omgaan met het onaangepaste, zolastig vinden we dat intern. Zeker ook als we onszelf als onaangepastontmaskeren of als anderen ons dat stempel geven. Dan ervaren weonze eigen kwetsbaarheid en afhankelijkheid, voelen we de groeps- offamiliedruk en blijft het voornemen tot vrijmoedig spreken doorgaansprecies dat…..een voornemen. In dat licht verkennen we nog het belangvan professionele moed en stellen we de vraag hoe de kans op professionelemoed vergroot kan worden. Edgar Schein beveelt in zijn laatsteboek de weg van “humble inquiry” aan. Ik kom daar op terug. Misschienmoe<strong>ten</strong> we indachtig de woorden van de koning in het mooie boekje“de kleine prins” dan tot de conclusie komen dat we de persoonlijkeontwikkeling niet moe<strong>ten</strong> ridiculiseren maar radicaliseren: “het is veelmoeilijker over jezelf te oordelen dan over anderen. Als het je lukt omeen juist oordeel over jezelf te hebben, dan heb je de ware wijsheidgevonden”, aldus de koning…. ( St Exupéry, 1951). En natuurlijk hoortdaar dan ook het inzicht van Heschel bij:”ons hoogste doel is niet onszelftot uitdrukking te brengen, maar om ons te hech<strong>ten</strong> aan dat wat


Inleiding 15groter is dan onszelf”( Heschel, 1954, 2000). Of korter, zoals Buberzegt: jezelf zijn, maar niet met jezelf bezig zijn” (Buber, 1964). Tja…..In de epiloog vertel ik nog wat ik als mogelijke bijdrage van dit lectoraatzie aan de beoogde ontwikkeling. Het zal u wellicht niet verbazen dat ikmijzelf graag zie als een belang-stellend lector. Ik ben niet uit op dikkeboeken, maar op meedenken, meespreken en te denken geven in depraktijk. Maar daarover straks.Nu eerst wat uitwaaieren. In welke maatschappelijke ontwikkeling pastonze aandacht voor waarden in het werk?


16 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


Aandacht voor waardevolwerken past in een bredeontwikkeling


1Aandacht voor waardevol werken past ineen brede ontwikkelingVerandering van een tijdperk?Nathalie Kramers stelde onlangs in het Tijdschrift voor de Politie datwe niet meer te maken hebben met een tijdperk van verandering, maarmet verandering van een tijdperk. En je hoort het meer: we hebben temaken met een paradigmawisseling. Waar verwijst die gedachte naar?Waar hebben we mee te maken?Eigenlijk is dat voor mij een veel te grote vraag. En misschien geldt datvoor ons allemaal. We spreken misschien wel over complexiteit, maarde betekenis ervan kunnen we eigenlijk niet echt bevat<strong>ten</strong>. De literatuurover complexiteit omvat te veel en is moeilijk echt te begrijpen. Tochkunnen we ook intuïtief wel aanvoelen wat er aan de orde is.De kern is dat de ordening van ons samenleven zich onttrekt aan onzebewuste sturing. De uitkoms<strong>ten</strong> van onze inspanningen zijn principieelonzeker, onvoorspelbaar. Onze pogingen om via versnelling, vergroting,bestrijding grip te krijgen op de samenlevingsvragen roepen juistnieuwe vragen en problemen op. De grote vragen die onze oplossingenoproepen betreffen ecologische uitputting, economische uitsluiting endaarachter de vraag naar zingeving, uitholling (Kunneman, 2005). Doorschade en schande ontdekken we dat de ontwikkeling van onze globale,vernetwerkte samenleving zich niet vanaf één punt, vanuit één waarheid,vanuit één machts- of kenniscentrum laat besturen, beheersenof bezielen (Sacks, 2005, Vattimo, 2011). De belofte van de moderniteitdat we door de rede de ruimte te geven ons een betere wereld zoudenkunnen scheppen, is ontmaskerd. Het is een tragische overschattingvan onze mogelijkheden gebleken (Frissen, 2009, 2013, de Mul, 2006,Kunneman 2013). Krakend en met de nodige stuiptrekkingen lijkt hetsysteem aan zijn eind te komen. En hier en daar wordt, met gebruikmakingvan nieuwe technologie, geëxperimenteerd met hoopgevendenieuwe vormen: duurzamer, coöperatiever, kleinschaliger. Er wordt gesprokenover een zich aandienende paradigmawisseling: van maakbaar-


20 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!heid naar kwetsbaarheid ( bv Zwart, 2012). Van eenheid naar veelheid,van verticaal naar horizontaal,van universeel naar contextueel, van beheersennaar ontwikkelen en leren. Waar dat op uitloopt we<strong>ten</strong> we niet.Die grote vragen met betrekking tot macro-ontwikkelingen wordenook zichtbaar op meso niveau, op het niveau van organisaties. Ookdaar ontdekken we de grenzen van de verticale sturing, de grenzenvan de beheersbaarheid. En ook daar ontdekken we dat de oplossinghet probleem kan gaan worden. We kennen allemaal de perverterendewerking van onze sturingssystemen. We stapelen toezicht op toezicht,we plannen en me<strong>ten</strong> ons suf en verscherpen de sturing, maar ervarendat de werkelijkheid zich maar niet wil voegen naar ons ideaal vaneen slui<strong>ten</strong>de aanpak. We ervaren dat het streven naar een omvat<strong>ten</strong>debeheersing de complexiteit eerder taaier dan hanteerbaarder maakt enalleen via de “route van fop” kunnen we de soms bedwelmende illusie instandhouden dat we “in control” zijn. In onze poging grip te krijgen opde praktijk, modelleren we de praktijk naar onze systemen en daarmeeraakt de praktijk juist bui<strong>ten</strong> beeld. Een paradoxale situatie waarin weonze geloofwaardigheid afhankelijk dreigen te maken van gegoochelmet cijfers. En als de praktijk zich dan toch aandient, zegt de manager,al dan niet uit politieke overwegingen:”ik herken me daar niet in”. Zijndashboard vertelt hem iets anders.Kunneman richt in dit verband de aandacht weer op de inzich<strong>ten</strong> vanSchön, met betrekking tot de reflective practitioner (Kunneman, 2012,2013). Schön maakt onderscheid tussen hoge gronden en moerassigelaaglanden, “swampy lowlands” (Schön, 1989). Eenvoudige problemen,problemen die met zekere kennis op te lossen zijn, situeert hij op dehoge gronden, het zijn technisch-instrumentele vragen. Maar, zegtSchön, de vragen die er in het menselijk samenleven echt toe doen,bevinden zich niet op de hoge gronden, waar je met droge voe<strong>ten</strong>, stevigstaat op vaste grond, maar die vind je in de “swampy lowlands” waarhet drassig is, waar geen gebaande paden zijn, waar het mistig is enhelder doorzicht ontbreekt. Die vragen raken aan ons onvermogen hetleven, het samenleven naar onze hand te zet<strong>ten</strong>. Aan de onmogelijkheidom een veilig bestaan te verzekeren. Ze gaan over onze eindigheid enkwetsbaarheid. Daar moet je op de tast, behoedzaam uitproberend, in demist je weg zien te vinden en niet te benauwd zijn voor uitglijers en nattevoe<strong>ten</strong>. Daar is volhardend aanmodderen het devies.


1 Aandacht voor waardevol werken past in een brede ontwikkeling 21In het moeras ligt er geen heldere route klaar, geen als dit dan dat, maarveeleer een “wat nu?”, “wat is hier en nu wijsheid?” “wat doet hier rechtaan de situatie en de betrokken mensen?”Op dat terrein geldt dus niet een universele of systeemwaarheid, maardraait het om een contextueel zoeken naar zin. En in het zoeken, kaniets van waarde oplich<strong>ten</strong>. De zin is niet gegeven of gegarandeerd, maaremergent, hij ontstaat, uit inter esse, uit wat er tussen mensen gebeurt.Hij kan ontstaan in het professioneel handelen, in het aandachtig samenwerken.De vraag naar goed werk is hier dus niet - of in ieder gevalslechts zeer <strong>ten</strong> dele - vanuit het systeem aan de hand van protocollen ofvooraf bepaalde indicatoren te beantwoorden, maar is onderdeel van eenreflexieve praktijk. De vraag naar goed werk wordt in en aan de praktijkgesteld. Wat van waarde is, toont zich daar. Daar hoort bij een doordenkenvan de morele opgave vanuit de professie. “Wat wordt in dezesituatie van mij, niet alleen als mens, maar juist als vak-mens gevraagd?Waar voeg ik in, wat voeg ik toe?Het is de vraag naar de professionele en institutionele identiteit. Je moetdie rol kennen, begrijpen en willen spelen. Wat is hier de waarde die ikvanuit mijn vak, bijvoorbeeld als politiemens of als verpleegkundige hebtoe te voegen? Hoe breng ik die hier zodanig in, dat het helpt?De in de afgelopen jaren groeiende beweging rond goed werk, deaandacht voor morele professionalisering of normatieve professionalisering,ontwikkelingen die allemaal draaien rond de vraag naar werk datdeugt en deugd doet, kan vanuit voorgaande begrepen worden. Als je alsprofessional werkt met moerassige vragen, kan en wil je die niet beantwoordenalsof je op de hoge gronden werkt. Je wil zinvol bijdragen vanuitde morele opgave van je professie. De erkenning van de moerassigheidopent de ogen voor de waarden van het werk. Dan besef je, alsuitvoerende professional en als leidinggevende dat sturing met simpeleregels en eenvoudig telbare targets tekort schiet.Maar het knelt wel, omdat organisaties vaak nog geacht worden zich“hoge grond-achtig” te verantwoorden. Dat roept groeiend ongemaken ontmoediging op. Ook hier wordt een verschuiving of zo u wilt eenbehoefte aan paradigmaverandering zichtbaar. Het erkennen van decomplexiteit van de moerassige vragen, maakt nieuwe, rijkere sturingsenverantwoordingsmogelijkheden nodig.


22 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!In de beweging die zoekt naar erkennen en in het handelen opnemenvan de complexiteit van het samenleven, dient zich nog een andereontwikkeling aan. Namelijk die van de toenemende vraag naar professionelemoed. Niet alleen de vraag, wat is er aan de orde, maar juist ookwie stelt het aan de orde? Wie durft er ook tegen de stroom in, de waardevan het werk aan de orde te stellen?Wie gaat er staan voor de morele betekenis van zijn professie als diebekneld dreigt te raken? Die vraag naar moed komt voort uit ervaren onveiligheid.De eindigheid van verticale machtstructuren wordt wel ingezien,maar de werking ervan is nog nadrukkelijk aanwezig en voelbaar.Ook daarin toont zich de behoefte aan een kanteling. Minder werkenvanuit de behoefte aan grip, meer werken vanuit de morele professioneleopgave. Er is een groeiende behoefte aan moedige, mondige professionalsen aan luisterende, nieuwsgierige leidinggevenden, die staan voorde waarde van de professie. Op steeds meer plaatsen hoor je de oproeptot vrijmoedig spreken, parrhesia (Foucault, 2008). Dare to disagree iseen populair youtube filmpje aan het worden. Edgar Schein stelt dat hiereen eerste opgave ligt bij de leiding, in het bijzonder bij de topleiding.De leiding zet de toon door merkbaar waarde te hech<strong>ten</strong> aan vrijmoedigspreken, of door dat juist niet te doen. Hij pleit voor meer vragenen minder vertellen, humble inquiry, nederig onderzoeken, noemt hijdat (Schein 2013). Leiders en uitvoerenden (!) moe<strong>ten</strong> daarbij afscheidnemen van het heroïsche en kinderlijke beeld dat leiders alwe<strong>ten</strong>d enalvermogend behoren te zijn. Dan moe<strong>ten</strong> we wel het inzicht kunnenverdragen dat voor het bevorderen van een waardevolle praktijkontwikkelingde leiding afhankelijk is van de uitvoering. Dat schept dus ookverplichtingen voor de uitvoering. Zij moe<strong>ten</strong> hun praktijken openstellenvoor vragen en ontwikkeling. Humble inquiry ziet Schein als demeest aangewezen weg om te bouwen aan vertrouwen in de organisatie.Humble, nederig, bescheiden. Schein maakt duidelijk dat we niet alleende hark, maar ook de hork voorbij moe<strong>ten</strong>.Niet het modelleren van de praktijk, maar het willen leren van de praktijkis de opgave voor leidinggevenden. De praktijk als bron van ontwikkeling.Dat inzicht van Schein komt ook op andere plaatsen terug. Denkaan Weick en Sutcliff in hun bekende boek, het management van hetonverwachte (Weick & Sutcliff, 2007).


1 Aandacht voor waardevol werken past in een brede ontwikkeling 23Op allerlei plekken wordt ontdekt, wat overigens ook bij de politie isherkend, dat het leren van de praktijk goed kan via het delen van kleinepraktijkverhalen. Geen grootse verhandelingen over macro-ontwikkelingenmaar het uitlich<strong>ten</strong> van micropraktijken, alledaagse praktijken.Daarin licht op wat van waarde is, of wat van waarde verdrukt wordt.De bredere beweging die gaande is en waarvan ontwikkelingen binnende politie ook getuigen,is een beweging tussen hoop en vrees. Lukthet om de verlangde vernieuwing verder te ontwikkelen of zal die tochweer – voorlopig – sneuvelen, omdat het systeem, of zoals dat in de harkvoorbij is gaan he<strong>ten</strong>, het ancien regime, nog niet voldoende verzwakt isen standhoudt?Zien we het einde of het begin…? Ik denk allebei…..Dat er reden voor hoop is, wordt getoond in concrete ontwikkelingen.Op diverse plekken wordt de toekomst zichtbaar.La<strong>ten</strong> we daar eens naar kijken.Aansprekende richtingwijzers, inspirerende ontwikkelingenEr is veel geschreven over wat er allemaal knelt en moeilijk is, maarhier en daar worden ook kansrijke en hoopvolle ontwikkelingen in beeldgebracht. Het mooie boek van Annemarie van Dalen over zorgvernieuwingis daar een inspirerend voorbeeld van (Van Dalen, 2012). Ik lichtdat er uit omdat ze vanuit de praktijk laat zien in welke hoek we hetzouden kunnen zoeken.Vanuit een nauwkeurig onderzoek van het functioneren van Buurtzorgen Esdégé Reigersdaal (redactie: dienstverlener voor mensen met eenhandicap) toont zij een inspirerend ontwikkelingsperspectief. Ik lichthet er ook uit omdat velen van u die organisaties al kennen. Jos de Blok iszo langzamerhand een bekende Nederlander geworden en Pierre Quadvlieg,bestuurder van Esdégé Reigersdaal, treedt ook regelmatig op inhet land. Onlangs was hij nog de hoofdgast in een SPL programma. Naafloop zeiden de deelnemers: “Die kant moe<strong>ten</strong> we op”. Ik kies hen dusook omdat het in zekere zin nabij is, het is ons niet vreemd. Sterker, wevoelen aan dat zij een richting gaan die wij gemakkelijk als betekenisvolherkennen. Zij representeren een beweging waar velen zin in hebben,zin in zien. Wat kenmerkt hun benadering? Ik licht dat met dank aan


24 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Annemarie van Dalen kort (te kort?) toe. Zij beschrijft vijf kenmerkendeen samenhangende patronen die een aantal grondgedach<strong>ten</strong> tot uitdrukkingbrengen:• goed werk leveren in een onvoorspelbare omgeving vereist handelingsruimtevoor de professional om te kunnen inspelen op lokalebehoef<strong>ten</strong>. Zelf het wiel uitvinden is geen kos<strong>ten</strong>post, maar een investering.Verschil in aanpak, variëteit is gewenst; de organisatiesluit aan op de verschillen in werkwijze en maakt ze mogelijk; hetorganiseren volgt het werk;• de praktijk laat zich niet planmatig dwingen; bestuurders leggengeen verplichtingen op maar doen voorstellen over gewenste ontwikkelingen.In de praktijk moet daarvan de waarde bewezen worden.Dit vergt een reflectieve praktijkontwikkeling, wat werkt, wat is haalbaar,wat kan beter of moet anders dan het voorstel?• mensen in organisaties streven in beginsel naar goed werk, coördinatiewerkt via vertrouwen, ondersteuning. Er wordt een beroepgedaan op zelfsturing. De controle is normatief, gebaseerd op visie,waarden en gedeelde ambitie; er is ruimte voor verschil. De wijze vanverantwoording doet recht aan de complexe praktijk, de omgang metverstoringen bevestigt de visie en het onderling vertrouwen;• weerstand bieden aan externe druk om je wijze van organiseren enlegitimeren aan te passen aan wat gebruikelijk is of gevraagd wordtmaar niet ondersteunend is voor het streven naar goed, waardevol.Weerstand bieden aan de uitnodiging tot fopverantwoording en la<strong>ten</strong>zien dat het anders en beter kan; zachte, rijkere verantwoording;je organisatieontwerp is belangrijk. Annemarie van Dalen citeertChurchill: we shape our buildings and thereafter they shape us. Alsde hark er eenmaal is, ben je ‘m niet zomaar voorbij;• er is vanuit de ervaren praktijk een visie ontwikkeld die aansluit opwat betrokkenen aan het hart gaat. Een visie die hen raakt en dievoor hen een inspirerende ontwikkelingsrichting duidt, geworteldin een herkenbare gemeenschappelijke identiteit: daar doen we hetvoor, zo willen we zijn, zo moe<strong>ten</strong> we ons organiseren. Bestuurdersen medewerkers “leven de visie”; er is een besef dat de visie geenkant-en-klare antwoorden biedt, maar dat die antwoorden telkensopnieuw in de geest van de visie in de eigen praktijk gevonden enontwikkeld moe<strong>ten</strong> worden. Visieontwikkeling is een doorgaand proceswaarbij regelmatig wordt stilgestaan vanuit casuïstiek, in kleinepraktijkverhalen. Zo wordt de praktijk betekenisvol.


1 Aandacht voor waardevol werken past in een brede ontwikkeling 25Het laatste punt, de werkende visie, de krachtige identiteit is 3 volgensAnnemarie van Dalen het meest centrale kenmerk. Jos de Blok en PierreQuadvlieg zijn geslaagd in het ontwikkelen van zo’n visie op werk enorganiseren omdat ze snap<strong>ten</strong> wat er in hun branche aan de orde was,wat het werk ontzielde, waar de vorm de zin ondermijnde. Pierre Quadvliegvertelde het verhaal dat hij in zijn begintijd ontdekte dat cliën<strong>ten</strong>een andere naam kregen omdat dat voor de organisatie makkelijker was.Twee mensen die allebei Kees he<strong>ten</strong>, dat is verwarrend. Vanaf nu ben jijKarel. Een zorgsysteem dat de identiteit, de uniciteit van mensen ontkent.Een beslissende ervaring voor wie het tot zich door laat dringen. Jos deBlok en Pierre Quadvlieg plaatsen de zorg in een perspectief op het <strong>goede</strong>leven voor hun cliën<strong>ten</strong>, voor hun bewoners. Ze denken voorbij hun organisatie.Daar doen we het voor. Het is dezelfde gedachte als Simon Sinekin zijn populaire you tube filmpje naar voren brengt: het draait om “theWhy”. Zonder aansprekende “Why” blijft de vormgeving zielloos.Op een heel andere manier dan Buurtzorg en Esdégé Reigersdaal, zieik ook in het werk en denken van Henk Oosterling een inspirerendperspectief. Oosterling, de bezielende motor van Rotterdam Vakmanstad,denkt in relaties, in netwerken. Hij ziet de mens niet als autonoom handelendwezen maar als knooppunt in een reeks van netwerken die opverschillende schalen werkzaam zijn. In je handelen thuis, in je werk, opschool, in de buurt, ben je altijd onderdeel van een netwerk, een grotergeheel, van meerdere netwerken. Ook in de vraagstukken waaraan jevanuit je organisatie werkt, ben je verknoopt met anderen. Je bent altijden overal online. Integraal handelen betekent voor Oosterling dat je deeluit wil maken van een groter geheel. Schaalvergroting wordt in dat perspectiefniet verticaal maar horizontaal gedacht, van lokaal naar globaal.Handelen is, al dan niet virtueel altijd “glokaal”. Je zou kunnen zeggendat je beseft niet verknipt, maar verknoopt te zijn. De mensen van dehark voorbij herkennen dit en noemen dit het handelen in werkgemeenschappen.Dat is dus niet een organisatie, maar een meer of minderbes<strong>ten</strong>dig netwerk van burgers en professionals die met elkaar en voor3 Zij maakt onderscheid tussen controlemechanismen van de 1e orde (directe supervisie), vande 2e orde (via regels en systemen) en controle mechanismen van de 3e orde (“zachter, communicatiever,normatiever). Het doet denken aan Arnold Cornelis’ onderscheid: natuurlijksysteem, regelsysteem en communicatieve zelfsturing. Volgens Cornelis kom je in een catastrofaalleerproces terecht als je de oplossing zoekt in een systeem dat de oplossing niet bevat(Cornelis 1990).


26 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!zo lang als het duurt verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen ofhanteerbaar maken van een vraagstuk. Niet de organisatie en de verticaleverantwoording zijn bepalend, maar de bijdrage die je vanuit jouw kwaliteitin het netwerk kunt leveren aan de oplossing van het vraagstuk. Maarook als je het anders noemt, kun je dit idee in de praktijk, vaak aan deranden van de organisatie, in de schemerzone, zien werken. Als je goedom je heen kijkt, zie je dat alles verknoopt is 4 .Ik noem hier ook nog één andere gedachte van Oosterling die hij aanduidtmet het wat vreemde woord po<strong>ten</strong>tief. In het werken aan ontwikkelinggaat het niet om drillen of chillen maar om skillen, zoals hij dat inzijn geheel eigen taal zegt. Niet repressief, niet preventief, maar po<strong>ten</strong>tief.“Kunnen we via netwerken, vanuit het denken in relaties, mensenaanspreken op wat ze te bieden hebben, hen uitdagen op de schaal die zekunnen overzien verantwoordelijkheid te nemen voor een zinvolle ontwikkeling,waaronder hun eigen ontwikkeling?” Deze gedachte sluit aanbij het idee van bekrachtigen, dat wij kennen, maar plaatst dat nadrukkelijkin het netwerk- en relatieperspectief. Niet een persoonsgerichteaanpak, maar een relatiegerichte aanpak.Ik probeer nu eerst in een paar woorden de richting te duiden die in hetvoorgaande gewezen wordt:VANorganisatie startpunt van denkenhet ontwerp ondersteunt de centrale,het ontwerp ondersteunt de sturingverschil in aanpak is een probleemsturen met resultaateisen / dwangcoördineren via protocolaccepteren “fopverantwoording”mechanische, geslo<strong>ten</strong> taalverticaal verkniptrepressief, preventiefhoge grond (schijn)zekerheidmeetbaar werkpositioneel handelenNAARpraktijk startpunt van denkenhet ontwerp ondersteunt deprofessionele zelfsturingverschil in aanpak biedt oplossing.sturen met voorstellen en praktijklerencoördineren vanuit identiteitrijke en reële verantwoordinguitnodigende, open taalhorizontaal verknooptpo<strong>ten</strong>tiefaanvaarden en bewerken moerassigheidgoed werkmoreel handelen4 Vrij naar K. Schippers: als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is.


1 Aandacht voor waardevol werken past in een brede ontwikkeling 27De ontwikkeling die wordt gezocht, het verlangen naar het “rechterrijtje”is antwoord op de vervreemding die in organisaties ervaren wordt. Devervreemding ontwikkelt zich vanuit het “linkerrijtje”. Dat verlangennaar zinvolle vernieuwing niet irreëel is, bewijst de praktijk. Organisatiesals Buurtzorg en Esdégé Reigersdaal la<strong>ten</strong> dat zien. Dat zijn hoopvolleontwikkelingen.Dat dergelijke ontwikkelingen ook in de politieorganisatie mogelijk zijn,heeft bijvoorbeeld het voormalige regiokorps Limburg Noord la<strong>ten</strong> zien.Onder leiding van Bryan Rookhuijzen is daar een proces van korpsontwikkelingingezet dat sterk doet denken aan de aanpak van de tweehierboven genoemde bedrijven. Het kwaliteitsbureau heeft dat helderaan het licht gebracht.Aan dit alles, dat in en vanuit organisaties ontwikkeld wordt, moe<strong>ten</strong>natuurlijk nog de vernieuwende ontwikkelingen die bui<strong>ten</strong> formeleorganisaties om worden ingezet worden toegevoegd. Al moet ik bekennendat ik daar niet echt goed op kan ingaan, omdat ik er nog te weinigvan weet. Het betreft ontwikkelingen waarbij mensen, burgers, zichzelforganiseren rond vraagstukken die hen aangaan of raken. Dat kan zijnrond de zorg in de wijk, het draaiende houden of star<strong>ten</strong> van buurtsupersof andere voorzieningen, allerlei ruildiens<strong>ten</strong>, gezamenlijke inkoop vanenergie, projec<strong>ten</strong> van urbane landbouw, nieuwe vormen van bankierenetc etc. Jan Rotmans reist voortdurend het land door om “kantelaars” teondersteunen en inspireren. Het is een snel uitdijende beweging vanmensen die met elkaar in netwerkachtige constructies bouwen aan desamenleving. Mensen die op enigerlei wijze het heft in eigen handennemen. En ook op het gebied van veiligheid is er veel gaande. FrankSmilda spreekt van een “game changer” in de opsporing (Smilda en DeVries, 2104). Ik overzie dat allemaal niet, maar duidelijk is dat zich mededankzij de technologie, de mogelijkheden van nieuwe media iets ontwikkelt– ontwikkeld heeft - dat het beeld van de louter consumentismeburger ontmantelt. De zelfbewuste burger laat zich niet meer definiërenals klant. En de overheid heeft het nakijken. Grenzeloos cocreëren wordternst.Wat is van dit alles nu de betekenis voor de politieorganisatie? Wat zegtons dit over een zinvolle invulling van het streven naar meer eenheid?Politie in transitie. La<strong>ten</strong> we het daar eens over hebben.


28 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


Politie in transitie:einde en begin


30 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


2Politie in transitie: einde en beginOriëntatie op de Why; nationale politie, Nederlandse politieHoe moe<strong>ten</strong> we het ontstaan van de nationale politie begrijpen?Kunnen we dat verbinden met het streven naar goed politiewerk? Isde keuze voor nationale politie een doordacht professioneel antwoordvan de politie op de hiervoor geschetste ontwikkelingen? Ik weet niethoe u daar over denkt, maar eerlijk gezegd, denk ik van niet. Als je devanzelfsprekende loyaliteit aan de politieke besluitvorming bui<strong>ten</strong> beschouwinglaat en je concentreert op de vraag wat de politiechefs deedinstemmen met de vorming van een nationale politie, denk ik niet datje tot de conclusie komt dat het een doordacht professioneel antwoordwas vanuit een gedeelde visie op de politiefunctie. 5 Het ging veeleer omhet ervaren onvermogen om samenwerkend de bedrijfsvoering en in hetbijzonder de IV op orde te krijgen. Op een gegeven moment was dekeuze voor nationale politie een politiek feit, was de politietop de ervarenonbestuurbaarheid van “het concern” zat en ging die top – ik vermoedook voor zichzelf – eigenlijk onverwacht en vermoeid overstag. Er waseen sterk gevoel dat de houdbaarheidsdatum van het regionale bestelwas verstreken. De komst van een nationale politie was lang bestreden- en eigenlijk was het rapport Politie in Ontwikkeling ook bedoeld omdaar een dam tegen op te werpen - maar nu moest het er toch maar vankomen.De moeite van het samenwerken maakte de weg voor een fusie vrij.Leon Kuijs belde als voorzitter van de Raad van Korpschefs met VanAartsen “en maakte het uit” ( Politieprofundis, 2012). Weg van deverdeeldheid, verlangend naar eenheid. Een opmerkelijke stap. BobHoogenboom en Maurice Punch schreven in 2006 nog “dat een nationalisatievan de politie een belediging zou zijn voor de professionaliteitvan de Nederlandse politie en haar po<strong>ten</strong>tie om zichzelf te verbeteren.Het is eveneens een miskenning van burgers die ons blijven vertellen5 Vanuit het belang van het vergro<strong>ten</strong> van slagkracht en samenhang in de bestrijding zwarecriminaliteit was er vanuit het OM wel een stevig pleidooi voor nationalisering van de politie,eigenlijk een pleidooi voor een (meer) Justitiële Politie (Brouwer, 2010)


32 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!dat ze hun eigen lokale politie willen” (Hoogenboom, Punch 2006,Straver, 2011). In 2012 hielp Bob Leon Kuijs met het schrijven van deafscheidsrede van het regionale bestel. Wat die omslag precies bewerkteis niet duidelijk. Om met Frank Westerman te spreken, de fei<strong>ten</strong> zijnbekend, maar wat was er gebeurd? (Westerman, 2013) 6 . Daar moet nogmaar eens ander onderzoek naar worden gedaan (Misschien iets voormijn gewaardeerde collega lector, Guus Meershoek?). Hoe het ook zij,de omslag werd wel gemaakt en gepresenteerd als een onvermijdelijkeen noodzakelijke stap. En overigens was er breder binnen de politie eenidee of intuïtie dat dat ook een logische en <strong>goede</strong> stap was.Daarna was het eigenlijk vooral een kwestie van “hoe”, niet meer van“waartoe”. Er was van meet af aan geen behoefte meer aan een – expliciet– gesprek over de vraag waarom de nationale politie, vanuit hetoogpunt van het werk, vanuit de maatschappelijke opgave een goed ideewas (Nap, Wiegant, 2011, Cachet, 2014).Voor alle duidelijkheid. Deze waarneming laat onverlet dat het organiserenvan de politie op nationale schaal wel degelijk een goed idee kan zijn,maar ik denk dat de afwezigheid van zo’n fundamenteel professioneelover het waartoe zich wreekt bij de vormgeving. Die wordt, zo is mijnindruk, mede vanuit de ervaren onbestuurbaarheid en vrijblijvendheidvan de samenwerking vooral bepaald door de wens – en de onderwerpingaan die wens - tot een scherper, krachtiger sturen op het geheel,op samenhang en uniformering. De veelgenoemde systeembreuk duidtdaar ook op.En misschien – als ik eens lichtelijk provocatief mag speculeren - speelter nog meer mee dan frustratie over en erkenning van het eigen bestuurlijkonvermogen. Iets dat heel goed zou passen in onze politiecultuur:avoiding trouble. Het echte gesprek en daarmee de mogelijke onderlingeconfrontatie met verschillende oriëntaties op goed politiewerk en goedorganiseren uit de weg gaan. Volgens Leon Kuijs was dat geen ongebruikelijkegang van zaken, zo zei hij in zijn afscheidsrede (Kuijs, 2012). Eenmoedige stap voorwaarts, zou dan een verhullend ontwijken blijken tezijn.6 Frank Westerman laat in zijn mooie boek, Stikvallei zien dat fei<strong>ten</strong> niet voor zich spreken.Daar is een betekenisverlenend verhaal voor nodig


2 Politie in transitie: einde en begin 33Wie zal het zeggen?Bob Hoogenboom en ik kwamen dat ook tegen in ons onderzoek naaroperationeel leiderschap op het niveau van districtschefs en teamchefs,dus waarom zou dat niet gespeeld hebben bij de regiokorpschefs?Als die speculatie klopt, werd met de vorming van de nationale politiede verdeeldheid “opgeheven”, ik bedoel, opgetild naar het niveau vande korpsleiding. Maar daarmee is die verdeeldheid natuurlijk niet echtopgeheven. Hij is verplaatst. Ervaring met en theorie over fusieprocessenla<strong>ten</strong> zien dat die verdeeldheid zich – al dan niet in de onderstroom– voortzet en geruststellend geprojecteerd wordt op de nieuwe leiding.Bouman is dan de bok, ook de zondebok. Alles is voor Bassie. Ik zegdaarmee natuurlijk niet dat die rol niet met verve gespeeld kan worden.Hoe het zij, het lijkt mij dat met het oog op waardevolle praktijkontwikkeling,met het oog op goed politiewerk, vroeger of later het gesprek overde why, het waartoe van de nationale politie langs inhoudelijke lijnengevoerd moet worden. Daar ontkomen we niet aan. Maar dat zal nietprimair een gesprek over de “Why” van de nationale politie moe<strong>ten</strong> zijn,maar een gesprek over de Nederlandse politie. Die vallen niet naadloossamen (Straver, 2011).Wat is dan in de Nederlandse samenleving de functie van de politie,waartoe is de politie er en hoe organiseren we dat goed? Hebben we eengedeeld antwoord op die vragen?Natuurlijk,we hebben een missie en vanuit die missie werken we, zoalsGerard Bouman zegt, onvermoeibaar, met een tomeloze inzet aan veiligheid.En in navolging van Collins zegt hij dat succes niet afhankelijk isvan toeval of uitzonderlijke gaven, maar van fanatieke discipline, empirischecreativiteit en productieve paranoia (Collins,2011). Intrigerende termen,maar is daar alles mee gezegd? Hard werken is mooi maar waar zetje op in? Wat is in Collins’ termen de “niveau 5 ambitie” van de politie?Is dat echt veiligheid? Is werken aan veiligheid inderdaad waar het bij depolitie om draait? Ben je daarom “bij de baas” gekomen?En is het wel reëel om te suggereren dat “wij van de veiligheid zijn”.Ten eerste natuurlijk omdat het veiligheidscomplex razendsnel en onvoorspelbaaruitdijt (Hoogenboom,2010, Brodeur, 2010, Schuilenburg


34 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!2012), maar ook omdat het een onmogelijke, utopische en daarom misleidendeopgave is (Boutellier 2002, 2011).Aan de NSS hebben we gezien wat de politie vermag en tegelijkertijdook wat een onmogelijke en ontregelende opgave het eigenlijk is omveiligheid te bieden.Als de politie zich laat aanspreken op het bieden van veiligheid wordt hetmoerassige karakter van het vraagstuk ontkend. Jaco van Hoorn benadertde opgave van de politie vanuit het idee van kwetsbaarheid, er zal altijdellende, onveiligheid zijn. Dat hoort bij ons menselijk samenleven. Hetzijn snelle tijden, maar daarmee zijn de trage vragen niet verdwenen. Enjuist met die vragen heeft de politie te maken (Behr 2013, Nap, 2012). Dekunst is niet om onveiligheid uit te bannen of de suggestie te wekken datdat zou kunnen, maar om in die onzekerheid, in de ervaren onveiligheidburgers bij te staan, vanuit betrokkenheid en nabijheid weer te werkenaan vertrouwen, aan onderling vertrouwen zodat mensen weer verderkunnen (Van Hoorn, 2011).De politie draagt bij aan een zo geweldloos mogelijke ordening van hetsamenleven, maar kan die ordening niet zelf duurzaam dragen. Loopeens door een stad en vraag je af, wie of wat ordent hier? Zou dat echtde politie zijn? Natuurlijk niet. Een veelheid van impulsen uit allerleirichtingen doet daar aan mee. Hans Boutellier, bijvoorbeeld, heeft daarmooi over geschreven. De moderne, complexe samenleving laat zichniet vanuit één punt of één levensbeschouwing disciplineren, maarordent zichzelf al improviserend, jazzy, op voor individuele deelnemersonvoorspelbare wijze (Boutellier, 2010). De politie blaast daarin zijn partijtjemee, luistert, zoekt de toon, voegt in, voegt toe, voegt uit. Probeert.Politiewerk vergt finetuning.De politie handhaaft niet de orde en garandeert niet de veiligheid. Datzou niet kunnen. De politie mengt zich als sterke arm in de zelfordeningom hier en daar “een tikkie” uit te delen…..een tikkie tegen het wiel.Politiewerk is ook een vorm van stemmingmakerij, politiewerk beïnvloedtde stemming in een wijk, in een samenleving. Als het goed is,ondersteunt de politie een ontwikkeling van angst naar vertrouwen,onderling vertrouwen.


2 Politie in transitie: einde en begin 35Om dat goed te kunnen doen, moe<strong>ten</strong> politiemensen de situatie kunnenlezen, kunnen aanvoelen en hun handelen daar op afstemmen.Presentie gaat aan interventie vooraf. Voordat je weet of je iets toe tevoegen hebt, hoe je zinvol kunt begrenzen, beschermen en bekrachtigen,moet je aanslui<strong>ten</strong>, bevragen en begrijpen. Beschikbaar zijn (Baart,2001, 2005, Senge e.a. 2011). 7 Daartoe moet je deel uitmaken van degemeenschap en “de taal spreken” en verstaan.Wilco Berenschot symboliseert dat in zijn werkwijze heel mooi. Hij heeftzijn eigen manier van “sensing” ontwikkeld. Hij klapt zijn tafeltje entwee stoelen uit in zijn wijk, op een plein, voor een winkel en verleidtmensen om aan te schuiven en te vertellen over wat hen op het gebiedvan leefbaarheid en veiligheid bezighoudt. En mensen komen graag pra<strong>ten</strong>.Hij vraagt mensen, geïnspireerd door het televisieprogramma “manbijt hond”, of hij bij hun thuis zijn boterhammetje mag komen ope<strong>ten</strong>.En zo hoort hij de mooiste verhalen en dringt hij door in wat mensenbezighoudt, wat ze zorgen baart en waar mogelijkheden zit<strong>ten</strong> om totverbetering te komen. En ondertussen schrijft ie zijn bonnen, spreektjongeren opbeurend of vermanend toe, lost een inbraak op, beëindigteen vechtpartij, geeft openbare lessen op pleintjes voor schoolkinderenen wie er maar mee wil komen…etc…etc…Zo iemand als Wilco is natuurlijk uniek, maar zijn stijl en benaderinglaat heel goed zien wat de Nederlandse politie typeert. Er zijn vele Wilco’selk met hun eigen kleur. Kijk naar Abder Tonouh en Bouke Jansen hoeze in Amsterdam West met het buurtveiligheidsteam met vallen en opstaan,bui<strong>ten</strong> gebaande paden om de buurt leefbaar proberen te houden.Trouw schreef er nog een mooie reportage over. (Trouw, 2013). Het iseen kenmerk van de Nederlandse politie geworden dat die finetuning gezochtwordt, dat wordt gewerkt vanuit de erkenning dat het belangrijk isom de betekenis van inciden<strong>ten</strong> in hun lokale context te kunnen “lezen”,dat wordt gezocht naar mogelijkheden om de-escalerend te werken, datgeweldgebruik zoveel mogelijk wordt beperkt omdat begrepen is dat datde kans vergroot dat je na het incident weer met elkaar verder kunt. Da<strong>ten</strong> niet ontwijkend of tandeloos pappen en nathouden was overigens ook7 Het begrip dat Senge hanteert is niet hetzelfde als Baarts presentie begrip. Bij Baart draait hetom de beschikbaarheid voor de ander, aanklampbaarheid, relationeel. Bij Senge gaat het omhet vermogen om zo aanwezig te zijn in dat je begrijpt, aanvoelt wat de situatie van je vraagt,wat er nodig is voor een <strong>goede</strong> ontwikkeling. Het “verstaan”van wat er aan de orde is.


36 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!de essentie van politie in verandering. Dat wordt weleens misverstaan(Straver, 2011).De opgave is ingewikkeld. Een open, vrije samenleving is geen rustigbezit en vergt aandachtig en permanent onderhoud. Politiewerk is hetbehoedzaam en moedig omgaan met verstoringen, met de angst voor,maar ook de bescherming van het vreemde en het kwetsbare. Moedig enwaar nodig met geweld iets de kop in drukken, maar ook moedig ruimtemaken voor wat als onaangepast wordt gezien. En daarmee heb ik nietslechts het “wijkwerk” op het oog. Voor de bestrijding van de samenlevingondermijnende, georganiseerde criminaliteit, geldt dit evenzeer.Vanuit de we<strong>ten</strong>schap dat de strijd om erkenning, de wij-zij dynamiekbelangrijke bronnen van geweld zijn (Achterhuis, 2008) is goed politiewerkgericht op insluiting en het versterken van vertrouwen. Uitsluitingwordt bestreden. Abraham de Swaan laat zien dat compartimentering,mensen vanuit groepskenmerken apart zet<strong>ten</strong> en daarmee dehumaniserenvaak figuurlijk, maar soms ook letterlijk “killing” is (de Swaan,2014). Vanuit het vak moet daar dus voor gewaakt worden. Een moreleopgave die voortkomt uit de kernopgave van het politievak: de kans opgeweld beperken door begrenzend, beschermend en bekrachtigend tebouwen aan vertrouwen. Onderling vertrouwen en vertrouwen in deinstituties die als steunberen voor de rechtstaat fungeren. In haar optredensymboliseert de politie dat “ieder die zich in Nederland bevindtdeel uitmaakt van een en dezelfde gemeenschappelijke morele ruimte”(Schuyt, 2006). De politie moet “er zijn” (Hoogenboom, 2013). Dat heeftop zichzelf een belangrijke symbolische waarde en werking, maar dat “erzijn” krijgt pas kwaliteit en betekenis in het “iets doen”. Als het goed is, isde politie in dubbele betekenis een aansprekende politie, een appelerendvoorbeeld. In hun handelen la<strong>ten</strong> politiemensen zien dat ze geloof enwaarde hech<strong>ten</strong> aan het idee van “een Just World”. Zo ben je als politie,als sterke arm, macht <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>.Zonder zo’n politiefunctie is het vreedzaam samenleven met verschillenniet goed denkbaar. In de bereidheid om in concrete spanningvolle situatiesdie, voor een open samenleving zo belangrijke maar ingewikkeldeen riskante balanceeract uit te voeren en daarover publiek verantwoordingaf te leggen schuilt, zo lijkt mij, de “Why” van de politie. De formuleringdat de “Why” daarin schuilt, is niet helemaal toevallig. Ik denk


2 Politie in transitie: einde en begin 37dat je het nooit helemaal scherp krijgt (van Stokkom, Terpstra, GuntherMoor, red. 2010). De “Why” van de politie is eerder een verlangen, eenmoreel leidbeeld, dan een helder doel. En in het uitdijende politiecomplex(Brodeur, 2010, Schuilenburg 2012) is het ook niet helemaal heldermeer wat er nog echt uniek van de politie is. Ook dat ontwikkelt zich inde praktijk. De missie is eerder een vraag dan een antwoord. Hoe maakje, hoe maak jij de missie waar? Hoe vergroot je – in al die duizendencontac<strong>ten</strong> met daders, slachtoffers en andere betrokkenen - de kans opvreedzaam samenleven met verschillen? Hoe doe je recht aan die verschillen?Hoe positioneer je je als sterke arm in het beweeglijke krach<strong>ten</strong>veldvan burgers en (andere) professionals die allemaal “iets” doen ophet gebied van ordening, leefbaarheid en veiligheid? Hoe vergroot je dekans dat mensen willen blijven bijdragen aan het mooie naïeve idee van“een Just World?”Politiewerk is een eindeloze reeks morele micropraktijken waarin hetelke keer draait om die vraag: hoe heb jij, beschermend, begrenzend,bekrachtigend, bijgedragen aan het “het <strong>goede</strong> samenleven?” Die missie,die zichtbaar wordt in alle contac<strong>ten</strong>, is eindeloos, het werk houdtnooit op, het lijkt op water naar de zee dragen …..en het is bui<strong>ten</strong>gewoonzinvol….Het is belangrijk om in te zien dat in het ogenschijnlijk kleineen alledaagse politiewerk zich iets zeer waardevols voltrekt….Kent u “Een sterk verhaal” van Maar<strong>ten</strong> van Roozendaal? 8De Nederlandse politie kenmerkt zich door een sterke maatschappelijkeinbedding. Niet als doel op zich maar om op afgestemde wijzeals sterke arm bij te dragen aan het proces van zelfordening. Invoegen,toevoegen, uitvoegen. Hans Achterhuis liet bij de komst van de nationalepolitie waarschuwende woorden klinken. In zijn indrukwekkendestudie “Met alle geweld” stelt hij dat door schaalvergroting, centralisatieen het accent op slagkracht het gezag van de politie kan afnemen endat daardoor het geweldgebruik zal toenemen (Achterhuis, 2008). Deinterventiekracht word versterkt, maar de presentie verdampt. Je kanzeggen dat hij waarschuwt voor het risico dat de nationale politie de8 Vele aangespoelde vissen op strand, man pakt telkens één vis, kust de vis en zet hem terugin zee. Komt een ander die zegt: waar ben je mee bezig, er zijn zo veel vissen, dat heeft tochtgeen zin? De eerste pakt opnieuw een vis, kust hem, zet hem terug en zegt: geen zin? Verteldat maar aan die vis.


38 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Nederlandse politie zal verdringen en dat daardoor de functievervullingeerder verzwakt dan versterkt wordt.Dat is uiteraard niet de bedoeling en er is niemand die daar op uit is,maar toch lijkt het mij goed om zo’n waarschuwing serieus te nemen.De waarschuwing van Achterhuis gaat over de onbedoelde veranderingenin de verhouding overheid, politie en burger <strong>ten</strong> gevolge van schaalvergrotingen verticalisering. Zijn opmerkingen winnen nog aan betekenisals je er ook nog de technologische ontwikkelingen aan koppelt. Ineen recent programma van de SPL over de missie en de rechtstaat werddaar op ingezoomd. De ontwikkelingen bleken niet eenduidig (zie vooreen verslag de SPL site). Enerzijds probeert de politie veiligheidsrisico’ste beperken door met gebruikmaking van moderne technologie steedsverfijnder en vroegtijdiger toezicht te houden op de burger, zelfs opde plannen van de burger. De burger wordt niet gezien maar bekeken,gewantrouwd. De burger als object van anonieme surveillance (Jensma,2013). Anderzijds maakt moderne technologie juist een heel actiefburgerschap mogelijk, de burger als verknoopt subject die samen metanderen actief wordt, opspoort, beoordeelt, soms zelfs straft (“we trekkeneen grens, een pedo is geen mens”). De politie moet dan proberenaansluiting te houden en waar nodig en mogelijk bijsturen.Tot slot kwam in die veranderende verhouding ook de vraag op of depolitie er in slaagt om met verschillende groepen burgers verbinding tehouden. Zijn en blijven wij “politie voor een ieder?” Dat willen we wel,maar dat dat ook zo ervaren wordt, is niet vanzelfsprekend (Cankaya,2012).Achterhuis’ waarschuwing roept een belangrijke vraag op. Zal het onslukken om ondanks schaalvergroting ook in de toekomst in verbindingte blijven met de gemeenschappen die we willen dienen? Policing ofcommunities, hoe doen we dat?Hoe zorgen we ervoor dat schaalvergroting en technologische ontwikkelingendienstbaar gemaakt worden aan een <strong>goede</strong> maatschappelijkeinbedding, aan goed politiewerk? Met andere woorden hoe kan de ontwikkelingvan de nationale politie de kwalitei<strong>ten</strong> van de Nederlandsepolitie behouden en verder ontwikkelen?


2 Politie in transitie: einde en begin 39De nationale politie als dragende eenheid (vruchtdragende eenheid)We zijn onder ons, dus laat ik vrijuit spreken. Ik realiseer me datwe eigenlijk nog maar net begonnen zijn met de ontwikkeling van denationale politie, maar eerlijk gezegd ben ik er niet helemaal gerust opdat we het <strong>goede</strong> spoor te pakken hebben. We spreken met enthousiasmeover contextgericht werken, sturen met vertrouwen en ruimtevoor professionals maar vooralsnog zie ik vooral een sterke hang naarcentrale beheersing, verticale disciplinering. De zelfstandige eenheden(“koninkrijkjes”) moe<strong>ten</strong> accepteren dat ze onder centrale regie zijn gekomen.De eenheid in denken en doen lijkt vooral top down te wordenafgedwongen. Dat is de systeembreuk. Denken en doen lijken uit elkaarte worden getrokken. De eenheden en daarbinnen de basisteams wordenbeschouwd als uitvoeringsorganisaties onder centrale aansturing. Eenstevige en hardwerkende staf stuurt mee en ziet daar op toe. “Organizationsare structures of Control”, zegt Salaman en de nationale politiein wording lijkt, in weerwil van de <strong>goede</strong> teks<strong>ten</strong> en <strong>goede</strong> bedoelingenvooralsnog in dat perspectief te worden ingezet. We willen overbodigebureaucratie bestrijden, maar we voeden het monster met gulle hand.Een veelheid aan centrale voorschrif<strong>ten</strong> werkt eerder verlammend danbemoedigend. En ook de bonden lijken voor zover ik kan overzien metde beste bedoelingen die conserverende, regressieve koers te varen. Zezoeken naar zekerheid door centrale sturing. Wantrouwen ligt voortdurendop de loer. Dat is jammer omdat de bereidheid om iets moois vande nationale politie te maken groot is. Maar, het moet nu even zo, is hetveelgehoorde argument. Zo disciplineert men zichzelf onder de noemervan loyaliteit. En tegelijkertijd merk ik ook dat het onder de oppervlakte,ook bij de top, gonst van verlangen naar een andere manier van organiseren.Van “systeem naar bedoeling”, zo zeggen velen Wouter t Hart na(t Hart, 2012). Er wordt bewonderend gekeken naar ontwikkelingenzoals bij Buurtzorg en Esdégé Reigersdaal.Eigenlijk denk ik dat we op dit moment in de vorming van de nationalepolitie de transitie zien van oud naar nieuw, we zien veroudering envernieuwing. Het gelijktijdige van het ongelijksoortige. En ook daarinmaken we deel uit van een bredere ontwikkeling. De nationale politie inwording is tegelijkertijd een voortzetting van het oude, een hernieuwdeen wellicht laatste poging om vanuit één centraal punt grip te krijgen


40 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!op de ontwikkeling én een uitdrukking van een verlangen naar vernieuwing,naar iets waar we nog geen scherp beeld van hebben, maar waarwe intuïtief zin in hebben, zin in zien. Dat wordt ook gevoed door hetbesef dat de ontwikkelingen in de samenleving vragen om flexibilisering,om het vermogen om over de grenzen van de eigen organisatie,in wisselende contex<strong>ten</strong>, in wisselende netwerken of werkgemeenschappende begrenzende, beschermende of bekrachtigende rol als “sterkearm” te kunnen spelen. Dat vraagt niet om eenvormigheid, maar omveelvormigheid. “Variety beats variety” (Ashby, 1956). Die spanning, diespagaat is voelbaar. Politie in transitie.Ik schrijf dit overigens in de paastijd….de <strong>goede</strong> week. Ondergang en opstanding….eindeen begin. In zo’n fase zit<strong>ten</strong> we.Maar als ik dit uitspreek nadert Pinksteren, we krijgen binnenkort de geest,ieder zal in zijn eigen taal aangesproken worden……excuus voor dit uitstapje….maarik voeg er nog iets aan toe….Ik moest ook denken aan het Joodsepaasfeest, de uittocht uit Egypte. Ergens daagt het beloofde land, maar wedurven het nog niet goed aan. Als een onzekere tocht door de woestijn hetdirecte voorland is, lijken de vleespot<strong>ten</strong> van Egypte toch ook wel aantrekkelijk.De slavernij nemen we dan maar op de koop toe…..Maar dit alles terzijde,hoewel….. .Liesbeth Huyzer stelde onlangs in een bijeenkomst met haar managementin Noord-Holland een mooie vraag: zit ik de vernieuwing niet inde weg? Wat zit er in mij dat de noodzakelijke vernieuwing tegenhoud<strong>ten</strong> wat zit er in mij dat die vernieuwing kan ondersteunen? Hoe maakik – ook bij mijzelf – ruimte voor vernieuwing? De aanwezigen vondennatuurlijk dat Liesbeth helemaal niet weg moest, maar de vraag is, zolijkt mij, heel goed, en relevant voor ons allemaal. Hoe maken wij denoodzakelijke transitie mogelijk? En hoe zit<strong>ten</strong> wij, ondanks onze <strong>goede</strong>bedoelingen, de noodzakelijke vernieuwingen in de weg?Hoe zou die vernieuwing er eigenlijk uitzien?Dat moet nog uitgezocht worden, maar ik zou het typeren als een proces,niet als een project. Het lijkt me dat daarbij de hiervoor geformuleerderichtingwijzers behulpzaam kunnen zijn. Allereerst moet nog eens goednagedacht worden over “the Why”. Ik heb daar mijn eigen gedach<strong>ten</strong>over la<strong>ten</strong> gaan, vanuit wat ik meen waar te nemen, maar het gaat wat ver


2 Politie in transitie: einde en begin 41om het daar dan maar bij te la<strong>ten</strong>. Ten tweede zou opnieuw naar het ontwerpgekeken moe<strong>ten</strong> worden. “We shape our buildings and thereafterthey shape us”. Het ontwerp is een krachtige cultuurinterventie, als dehark er eenmaal is, ben je hem niet zomaar voorbij. Dient de structuurzoals we die nu bouwen, een waardevolle praktijkontwikkeling? Ondersteunenstructuur en sturingssystemen de laterale, horizontale afstemming,het “grenzeloos” werken, de horizontale verknoping? Nodigt destructuur uit tot het nemen van verantwoordelijkheid? Ik zou die vragenniet te snel met een “ja” beantwoorden. Het zou me niet verbazen als we– binnenkort? - aan een herontwerp beginnen 9 . Ten derde zou het gaanom het bevorderen van volwassen professionalisering. Het vergro<strong>ten</strong>van de kans dat mensen hun van elkaar verschillende kwalitei<strong>ten</strong> echtinzet<strong>ten</strong> voor de ontwikkeling van goed werk, dat ze daadwerkelijk “reflectivepractitioners” worden. Het vergro<strong>ten</strong> van de kans op vrijmoedigspreken en vrijmoedig luisteren. Niet door het af te kondigen, maar doorhet voor te leven.Dat vernieuwingsproces zal geen tekentafelwerk zijn. Het zal gaan ombedachtzaam ontwikkelen vanuit de praktijk.Humble inquiry en vrijmoedig spreken, blijven zoeken naar de zinin het werk, blijven zoeken naar goed politiewerk. Nieuwsgierig zijn,hoopvol. Wel serieus, maar niet zo ernstig. Daarin schuilt misschien desleutel tot betekenisvolle eenwording. Niet de eenheid afdwingen, maarde veelheid vruchtbaar maken 10Waar een vernieuwende beweging op uit zal lopen, is nog niet te zeggen.Het is een ontwikkeling met een open eind, waar ook geen einddatum“voor oplevering” aan te verbinden is. Waar we uitkomen is niet op voorhandte zeggen, maar waar hoopt u op…?9 Ik doel hierbij niet op aanpassing van de 10 eenheden. Die zijn stevig verbonden met derechterlijke kaart en de indeling van de Raad voor Kinderbescherming. Het zal denk ik vooralgaan om het opnieuw doordenken van de centrale en decentrale verantwoordelijkheden, hetsturingsysteem, de organisatie van de ondersteuning.10 In de Visie op leiderschap, 2008, werd gesteld: uitrollen kan niet, oppakken wel. 7 thema’swerden vragenderwijs aan de orde gesteld . Misschien was dat wel een oefening in humbleinquiry. Zie bijlage.


42 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Velen van u zijn direct of indirect betrokken bij de ontwikkeling vande nationale politie. Wat gaan we doen? Wat zijn kansrijke kiemen vanzinvolle vernieuwing?Kan ik, kan u er wat aan doen? Wie weet? Waarschijnlijk wel.Wat staat ons te doen? In het volgende hoofdstuk doe ik een voorstel.We gaan het hebben over waardevolle praktijkontwikkeling en geiniggemodder met het oog op een “Just World”.


Waardevolle praktijkontwikkelingals opgave:geinig gemodder met het oogop een “Just World”


3Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave:geinig gemodder met het oog op een “Just World”En nu wordt het lastig…..kunnen we met vertrouwen op onzeker spelen?De opgave van de nationale politie is natuurlijk niet om de nationalepolitie in te rich<strong>ten</strong>. De nationale politie is geen doel in zichzelf. Deopgave is om met elkaar goed politiewerk te ontwikkelen. Of anders gezegd:de opgave is het bevorderen van waardevolle praktijkontwikkeling,zodanig dat we als sterke arm in deze complexe samenleving een macht<strong>ten</strong> <strong>goede</strong> kunnen zijn, voor een ieder. Wat staat ons dan te doen? Hoemoet dat? Hoe organiseren we dat? En dan wordt het lastig…. want datwe<strong>ten</strong> we natuurlijk niet zeker en dat kunnen we ook niet we<strong>ten</strong>. Daar isde opgave te complex voor. Die kan niet vanuit één punt, één waarheid,één machtscentrum bestuurd worden.Safranski zou zeggen: “de opdracht is intelligent te handelen in eenwereld die niet gekend kan worden”( Safranski in gesprek met BasHeijne, 2004).Het doet mij denken aan een paar regels uit een gedicht van WistlawaSzymborska: “op deze vraag is al menig weifelend antwoord gegeven,maar ik weet het niet. En daaraan houd ik mij vast als aan een reddendeleuning 11 ”. Kunnen we het niet-we<strong>ten</strong> uithouden en zelfs als een bronvan ontwikkeling zien? Dat is voor politiemensen misschien wat veel gevraagd.Hoewel….in haar dankwoord bij het ontvangen van de Nobelprijsvoor literatuur zegt Szymborska dat inspiratie de mensen aanvliegt diebewust voor hun werk kiezen en het met liefde en fantasie verrich<strong>ten</strong>….en ook dat de bron van inspiratie altijd is een “ik weet het niet” (Szymborska,1996). Dat is voor politiemensen dan toch weer hoopvol? Jekan hier ook denken aan het eerder genoemde onderscheid van Schön,hoge gronden en “swampy lowlands”. De kunst is om in het voorliggendetraject te onderscheiden wat gedaan kan worden op de vaste hogegronden en wat onvermijdelijk “dras- en plaswerk” wordt. Ik denk eerlijkgezegd dat het meeste in die laatste categorie thuishoort. Misschien isdat ook wel mooi, omdat Schön zegt dat juist in die moerassigheid, in de11 Uit het gedicht: Sommigen houden van poëzie ( Szymborska).


46 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!confrontatie met de ervaring en de erkenning dat je de wereld niet naarje hand kunt zet<strong>ten</strong>, de meest waardevolle zaken kunnen oplich<strong>ten</strong>. Devraag is of we voldoende vertrouwen hebben, ook zelfvertrouwen om oponzeker te durven spelen, om, zoals Boutellier dat noemt, improviserend,jazzy de juiste ordening te ontwikkelen. Misschien kan je ook meerin politietaal zeggen: durven we het aan om “te handelen naar bevindvan zaken”?Is het denkbaar dat we, zoals Harrie Aardema zegt, nieuwsgierig enleergierig ontwikkelen vanuit “Ist”, in plaats van stoer sturen op “Soll”?(Aardema, 2008).Het zou wel mooi aanslui<strong>ten</strong> bij de gedachte dat de praktijk centraalmoet staan. Het lijkt mij de moeite van het proberen waard. Inzet<strong>ten</strong> opeen reflectieve ontwikkeling die begint met aandacht voor de praktijk.Aandacht schenken aan de praktijk; praktijk als bron van ontwikkelingHet klinkt eigenlijk zo voor de hand liggend. In plaats van stevigsturen op hoe je vindt dat het zou moe<strong>ten</strong>, beginnen met aandachtschenken aan hoe het feitelijk gaat….en van daaruit ontwikkelen (M. vanHoorn, 2007). Ook hier, net als bui<strong>ten</strong>, de presentie aan de interventievooraf la<strong>ten</strong> gaan. Eerst bevragen en begrijpen en pas dan, als dat zinvollijkt vanuit het perspectief van goed werk of goed organiseren, begrenzen,beschermen, bekrachtigen….of belang-stellend iets toevoegen. Hetklinkt voor de hand liggend, maar in de praktijk valt het tegen. En gekgenoeg vertel ik u daar niets nieuws mee. We merken keer op keer dat –uitzonderingen daargela<strong>ten</strong> - de nieuwsgierigheid naar de werking vanbeleid nagenoeg ontbreekt. Zelfs als we inzet<strong>ten</strong> op stevig sturen, zoalsnu met bijvoorbeeld het terugbellen na aangifte, of met het sturen ophigh impactcrimes, lijken we niet echt geïnteresseerd in de werking.Leidt het tot goed werk, doet het wat we bedoelen? Wat zijn de onbedoeldeen wellicht ongewenste effec<strong>ten</strong> van onze inzet? Als we blij zijnmet mooie scores, zijn we dan blij om de <strong>goede</strong> dingen?In de afgelopen jaren heb ik geleerd dat de praktijk een onderschatte enonderbenutte bron van ontwikkeling is. Fascinerend eigenlijk.


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 47Ik geef een paar voorbeelden – en u hebt er zelf ongetwijfeld nog veelmeer - die ik de afgelopen tijd tegenkwam en die ook met betrekking tothet ontwikkelen van eenheid in denken en doen mijns inziens aandachtverdienen omdat ze aangrijpingspun<strong>ten</strong> voor waardevolle ontwikkelingkunnen zijn:Op de grens van twee wijkteams, onderdeel van één district, houdtzich een overlastgevende jeugdgroep op. Het lukt heel lang niet omtot overeenstemming te komen over een werkende aanpak. Hoedoen we het, wie levert wanneer etc etc. Tot dat een paar agen<strong>ten</strong>het voortouw neemt en informeel over de grens de samenwerkingzoeken. Dan komt er beweging.Wijkagen<strong>ten</strong>, motorrijders en noodhulpers ontwikkelen verschillendemanieren om invulling te geven aan de opdracht om toezichtte houden op het ….plein….overigens zijn er ook binnen die groepenverschillen. Sommigen zijn heel repressief, schrijven voor alles,vragen elke keer om een ID; sommigen la<strong>ten</strong> zich bij het begin vanhun dienst goed zien en zeggen:”ik ben in dienst, jullie zijn vandaagvoor mij”. Anderen rijden met grote regelmaat met de auto langzaamvoorbij, weer anderen mengen zich en maken een praatje en “verge<strong>ten</strong>”de ID-vraag; er zijn er die de auto zodanig parkeren dat ze degroep vol in het licht kunnen zet<strong>ten</strong>. En zo zijn er nog meer benaderingen.Er wordt wel over elkaar gesproken, er zijn scherpe oordelen,maar tot een collegiaal, professioneel gesprek over het gezicht dat depolitie toont, komt het niet. Er is overigens wel een bejegeningprofielontwikkeld, maar lang niet iedereen kent dat profiel en die het welkennen, gebruiken het eigenlijk niet.In een deel van het centrum van een middelgrote stad terrorisereneen aantal “onaantastbaren” de buurt. Winkeliers slui<strong>ten</strong> hun winkel,mensen verhuizen of willen verhuizen, politiemensen voelen zichbedreigd. Gemeenteamb<strong>ten</strong>aren aarzelen om aan te pakken. In hetveiligheidshuis wordt vergaderd en worden plannen opgesteld enuitgesteld.In een SPL programma spreken we over de missie in relatie totde zich ontwikkelende praktijk van de voortschrijdende surveil-


48 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!lancestaat. Moderne technologie maakt het mogelijk om de burgersnaar plaats en tijd steeds vollediger en in beeld te krijgen, te volgen.Een deelnemend lid van de korpsleiding zegt: als politiemens vind ikhet geweldig, als burger beangstigend.Tijdens de briefing worden allerlei zaken onder de aandacht gebracht.Vrijwel niemand noteert iets 12 .In een zwakke wijk met veel jeugdoverlast en intimidatie weet depolitie, mede dankzij doortas<strong>ten</strong>de wijkagen<strong>ten</strong> en jeugdwerkers,een gedreven officier van Justitie en een stevige teamchef, het vertrouwenvan de burgers te herwinnen. Er komen verklaringen, erwordt gerechercheerd en door het OM aangepakt. Zo ontstaat eencoalitie vanuit overheid en burgers die na enige tijd de situatie weette normaliseren.Een teamchef in een grote stad verwacht een gespannen jaarwisselingvanwege rivaliserende groepen po<strong>ten</strong>tieel gewelddadige jongeren. Erdreigen auto’s en huizen in de brand te gaan. Hij vreest daarbij ookde inzet van de eigen ME. Zijn ervaring is dat het optreden van deME eerder escalerend dan de-escalerend werkt. Als de ME weg is, zoleert het verleden, is er veel herstelwerk nodig in de wijk. Hij werkthet liefst met eigen mensen. Dat durft hij wel aan. Het lukt hemde ME op afstand te houden en hij slaagt erin de boel in de hand tehouden.In een middelgrote stad, in een achterstandsgebied, hebben tweeaangrenzende teams te maken met Marokkaanse jongeren die overlastveroorzaken, soms heel stevige overlast. In het ene team wordtgekozen voor een zero tolerance benadering, in het andere wordtgezocht naar verbinding. De beide aanpakken blijven naast elkaarbestaan.Er zijn teams samengevoegd. De mensen werken nu in een grotergebied. Ze we<strong>ten</strong> niet overal de weg, maar de tomtom doet zijn werk.Ze kennen lang niet overal de verhalen meer, we<strong>ten</strong> niet meer wat je12 Het is interessant dat het onderzoek van Helsloot e.a. ( 2013) met een zekere schrik leek teworden ontvangen, terwijl toch bij “iedereen” de praktijk van de briefing al jaren bekend is.


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 49in een kroeg kan verwach<strong>ten</strong>, op wie je kan rekenen voor wie je moetoplet<strong>ten</strong>. De informatie moet uit de systemen komen. Ze zeggen datze zich er een beetje ongemakkelijk bij voelen.In een team wordt de aandacht gericht op alcoholgebruik. Dat wilzeggen; dat is de bedoeling. Het komt erop neer dat, omdat dat goeduitkomt in het rooster, de blaastests steeds worden gepland tussen 7en 9 uur ’s morgens. Agen<strong>ten</strong> vinden dat belachelijk, maar ze doenhet wel. Ze hebben eigenlijk geen “treffers”. De teamleiding meldt:niemand meer met alcohol achter het stuur? Mooi, ze beginnen hette leren.Een aangifte van bedreiging door een ex loopt uiteindelijk uit opdoodslag. De aangifte bleek keurig in het systeem verwerkt, de papierenprocesgang was in orde, maar de aangeefster, het uiteindelijkeslachtoffer werd door niemand echt serieus genomen. Achteraf waser grote professionele schaamte.En nog een recente ervaring. In een middelgrote gemeente wordt deteamchef door buurt en bestuur aangesproken vanuit de onrust dieis ontstaan vanwege vernielingen aan auto’s en autodiefstallen. Hijwil daar aandacht aan schenken maar krijgt daar geen ruimte vooromdat dat niet past in de aandacht voor high impact crimes. Vanwegecentraal bepaalde prioriteit voor high impact crimes liet hij nu lopenwat lokaal impact had.Een andere ervaring. In de Pijp, destijds één wijkteam, waren tienwijkagen<strong>ten</strong>, voorheen buurtregisseurs aan het werk. Ze haddenallemaal een geheel eigen stijl ontwikkeld. Dat was eigenlijk geenonderwerp van gesprek. Eén team, één teamchef, één districtschef,één korpschef. Een wisseling in buurtregisseur leidde tot veranderingin buurtproblematiek. De één keek hier naar (jeugd en overlastbijvoorbeeld) de ander daar naar (aanhangwagentjes, illegaal verblijf,verdovende middelen). Ook die verschillen bleven eigenlijk onopgemerkt,althans onbesproken.Inmiddels heeft Wilco Berenschot in het land navolging gekregen.Collega wijkagen<strong>ten</strong>, maar ook burgemeesters, zijn geïnspireerd


50 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!door zijn aanpak en gaan er in hun eigen omgeving mee aan de slag.Er is niets uitgerold.En honderden situaties waarin agen<strong>ten</strong> dag in dag uit hun weg moe<strong>ten</strong>zien te vinden en dat naar eer en gewe<strong>ten</strong>, met grote inzet doen.Ze halen voldoening uit ogenschijnlijk kleine dingen. Ontmoetingenmet mensen voor wie ze iets kunnen betekenen. Een mooie aanhouding,een goed gesprek, een gezamenlijke actie of controle. En eris tegelijkertijd ook veel dat ontmoedigt. De overlast die nooit echtopgelost is. De ongrijpbare jeugd etc etc. Waar zijn we op uit?Een aantal recherchechefs meent dat de centraal vastgestelde doelenmet betrekking tot de woninginbraken niet deugen. We belovenzaken die we niet waar kunnen maken, en ook niet waar zoudenmoe<strong>ten</strong> willen maken. Maar ja, zo is het nu eenmaal. “Choose yourbattles”. En passant meldt één van hen dat het trouwens niet ergingewikkeld is “voor een beetje handige jongen” om de juiste cijferste presenteren. Dus…..En natuurlijk is er het inmiddels roemruchte I281 formulier. Terugbellenna aangifte, binnen 14 dagen. Het is inmiddels met veel verticalesturingskracht voor elkaar gekomen. We komen bijna aan de100%. De uitkoms<strong>ten</strong> van de klantcarrousel stemmen tot tevredenheid.Maar de vreugde daarover is niet gelijk verdeeld in de organisatie.Hoe komt dat, we<strong>ten</strong> we waar wij of zij (niet) blij over zijn? Liggendaar verschillende opvattingen over goed werk aan <strong>ten</strong> grondslag ofis er wat anders aan de hand? Willen we dat we<strong>ten</strong>?Wat heeft de praktijk ons te zeggen? Wat vraagt de praktijk? 1313 Ik realiseer me dat de casuïstiek in belangrijke mate mijn beperkte, hoofdzakelijk “blauweervaringen” betreft. Toch heb ik in gesprekken uit andere velden begrepen dat er wel degelijkvergelijkbare ervaringen zijn. Ik hoop dat de komende tijd zelf in de praktijk nader te onderzoeken.


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 51De praktijk roept vragen op; waarde in de contextIk weet niet hoe u, de lezer dit beoordeelt, welke ervaringen u hebt.Mij lijkt dat de praktijk vragen oproept…. en niet de eenvoudigste vragen.Vragen over goed politiewerk. Over wie we willen zijn als politie; overgoed organiseren, goed leidinggeven, de werking van onze systemen enover de kwaliteit van het politievakmanschap. Anders gezegd: over identiteit,organisatie en professie. De praktijkontwikkeling “bui<strong>ten</strong>” steltpregnante vragen over de ontwikkeling “binnen”, over de organisatieontwikkeling.Voor wie het wil zien, zijn het onontkoombare vragen,vragen die met goed fatsoen niet-niet beantwoord kunnen worden.Wat mij ook opvalt, is dat de vraag naar het ontwikkelen van gedeeldeopvattingen over goed politiewerk zich weliswaar overal op min of meergelijke wijze voordoen maar dat die vraag daarmee nog niet op nationaleschaal aan de orde is. Niet per se tussen de eenheden zijn er leerzameof schurende verschillen, maar ook of juist binnen de eenheden, binnenteams, tussen mensen, misschien zelfs ín mensen. Dat verandertdenk ik niet door de komst van een nationale politie. Het ontwikkelenvan goed politiewerk, van waardevolle praktijken is dan ook, zo lijkt mij,eerder een zaak van lokale, horizontale leerprocessen dan van verticalesturing. Deze gedachte wordt ook gevoed vanuit het inzicht dat wat vanwaarde is, niet op afstand, los van de concrete context bepaald kan worden(Van Din<strong>ten</strong>, 2011). Net zo min als de high impact, kan de highvalue ervaren worden door hen die er niet zijn. Een waardevolle praktijkis een praktijk die in een concrete situatie, door betrokkenen als waardevolwordt herkend. De vraag is niet: wat is in algemene zin, universeelgoed politiewerk, maar wat is hier en nu goed politiewerk (gebleken)?(Nap, 2012).Wat waardevol is, is geen abstract inzicht, maar een concrete ervaring.


52 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Wie stelt de vraag; leiderschap als ambacht; de gein van het gemodderDe vraag die aan de orde is, kan bekend zijn, maar daarmee is dienog niet gesteld. Dat is zonde omdat daarmee ontwikkelkansen onbenutblijven. Wie is nu aan zet? Je kan die vraag ook anders stellen: wie toonthier leiderschap? En welk leiderschap helpt? Het lijkt mij dat Scheinhier behulpzaam kan zijn. Hij laat zien dat in complexe situaties waarinontwikkelingen niet vanaf één plek te overzien zijn, de topleiding eenklimaat van vertrouwen moet ontwikkelen, door zich te oefenen in wathij zo mooi noemt, humble inquiry, the gentle art of asking instead oftelling (Schein, 2013). Vragen stellen uit nieuwsgierigheid, niet om teoverhoren. Op zoek zijn naar iets wat je nog niet weet of begrijpt, nietnaar wat je al weet of denkt te we<strong>ten</strong>. Leiderschap tonen door echtevragen te stellen en echt te luisteren naar de antwoorden vergt moedomdat je daarmee laat zien dat je erkent dat je afhankelijk bent van deander. Door echte vragen te stellen organiseer je geen vertrouwen maartoon je het. Je schenkt vertrouwen. Als dat ervaren wordt, zal, zo denktSchein, het vrijmoedig spreken toenemen. Dat klinkt mooi, maar hetis makkelijker gezegd dan gedaan. Jessica Benjamin laat zien dat wijmensen het erg moeilijk vinden om te aanvaarden dat anderen ons nietgehoorzamen, dat een ander niet wil wat wij willen (Benjamin, 1998).Zeker als we machtiger zijn, is er eerder een neiging om de ander teontkennen of te overheersen dan om er ruimte voor te maken. De opgavevoor degene met macht is om zich te la<strong>ten</strong> begrenzen, ter wille vaneen hoger goed. Benjamin spreekt van ruimte maken vanuit “the moralthirdness” 14 , een mentale positie die de ander ruimte laat en erkent, endie mogelijk wordt gemaakt door aangeslo<strong>ten</strong> en gericht te zijn op eenhoger doel, op “big Energy” (Benjamin, 2005). Dat klinkt misschien watvreemd of hoogdravend, maar ik zie hier sterke verwantschap met degedachte dat we ons la<strong>ten</strong> leiden door de oprechte zoektocht naar goedpolitiewerk en zo mogelijk wat minder door ons angstig ego. Precies ditis voor mij overigens de reden om te zeggen dat we persoonlijke ontwikkelingniet gemakzuchtig moe<strong>ten</strong> ridiculiseren, maar moedig moe<strong>ten</strong>radicaliseren. Maar dat terzijde, hoewel…… misschien is het wel de kern.Het raakt aan de vraag die Liesbeth Huyzer zich stelde. Wat in mij helpt14 Benjamin onderscheidt “one-ness”( door vereenzelviging of identificatie wordt het verschilontkend, de ander, het andere gaat op in de overheersende eenheid ), two-ness, het polariserendelkaar bestrijden, eigenlijk 2 x 1 en “thirdness” een mentale ruimte van waaruit “hetvreemde”erkend kan worden en ruimte geboden ( Benjamin, 2005, 2007).


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 53een <strong>goede</strong> ontwikkeling verder, wat in mij remt of blokkeert een <strong>goede</strong>ontwikkeling? Een belangrijke vraag. Een vraag die ruimte maakt. En eris meer. Als het lukt, wordt het gedrag van de leidinggevende ook eenappèl op de uitvoerende politiemens om zich in te zet<strong>ten</strong> en vrijmoediguit te spreken over wat hem of haar ter harte gaat met betrekking tothet ontwikkelen van goed politiewerk. Het is een appèl om daarvoorverantwoordelijkheid te nemen en niet onder het mom van loyale volgzaamheidte schuilen in ondergeschiktheid, of de verantwoordelijkheidvoor goed werk te ontwijken door te doen alsof je autonoom, los vananderen je gang kunt gaan. Je maakt altijd deel uit van een groter geheel,met iets van een hogere orde. 15 Goed leiderschap is zo beschouwd ookaltijd gericht op het versterken van de zelfsturing, op het spreiden vanleiderschap (Kessels, 2012). De opgave van persoonlijke ontwikkeling inhet vak geldt dus niet slechts de leiding, maar zeker ook de mensen inde uitvoering, de mensen in de ondersteuning. De uitnodiging is om tegaan staan voor wat je waardevol vindt en daarin niet terughoudend tezijn, ook al voelt het wellicht niet helemaal veilig. Professionaliteit verondersteltdat je bewust een morele positie kiest <strong>ten</strong> behoeve van goedwerk (Bakker, 2013, Cilliers, 2005). Al met al komen we langs deze wegdus niet alleen de moerassigheid bui<strong>ten</strong> onszelf, maar ook in onszelftegen. Daarmee worden we echt lerende professionals. Voor alle duidelijkheid,de persoonlijke ontwikkeling waar ik hier op doel is dus nietegocentrisch, niet gericht op jezelf. Integendeel het draait om de opgaveom, zoals Buber zegt, jezelf te zijn, maar niet met jezelf bezig te zijn(Buber, 1964).Zodoende wordt leiderschap echt operationeel leiderschap, het is met deerkenning van de moerassigheid om en in ons, gericht op het ontwikkelenvan een waardevolle praktijk.Leiderschap wordt daarmee ook heel ambachtelijk. Het is een aandachtigwerken met de weerbarstige praktijken, langzamerhand leren omweerstanden te hanteren, leren om te gaan met wat zich niet zomaar laatvoegen, de waarde zoeken in wat zich als “onaangepast” presenteert, eenintuïtie of beeld hebben van wat je zoekt, maar waarvan je de vorm nogniet kan uittekenen. Het uithouden van je onmacht. Of maak ik het nu15 Aandacht rich<strong>ten</strong> op “wat je eigen belang te boven gaat” zie ik als het principe van de hiërarchie.Dat is niet primair verticaal- , maar eerder horizontaal te denken. Ik ben tot deze gedachtegekomen via het denkwerk van Andre Wierdsma, die zich liet inspireren door StaffordBeer. Het verschil is dat daar het hogere niveau vooral in organisatieverband wordt gedacht.Ik zie het meer in – ook grensoverschrijdend – netwerkverband (Wierdsma 1999).


54 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!te romantisch? Ik denk het niet. Leidinggeven als ambacht. Dat is niettobberig. Sennet schrijft daarover dat je kunt ervaren dat het aandachtigen volhardend werken en samenwerken aan een moeilijke opgave opzichzelf waardevol is (Sennet, 2008, MacIntyre, 1984). De waarde vanhet ambachtelijk samenwerken ligt niet alleen beslo<strong>ten</strong> in de eventueleuitkomst, maar is in zichzelf van betekenis. Ik spreek in dat licht graagvan de gein van het leren. Waarbij gein, van het Joodse woord chen, staatvoor plezier en genade (Zuidema, 1995).Leiderschap als het voorgaan in het naar begaanbare wegen zoeken invaak moerassig gebied. Ambachtelijk leiderschap, geinig gemodder.Mooi toch…?Een aansprekende politie; zicht durven houden op een “Just World”Dat geinig gemodder wordt des te geiniger als we als politie de moedhebben om het perspectief van een “Just World” voor ogen te houden(Lerner 1980). Eigenlijk is dat ook waar we “voor bij de baas gekomenzijn”. We werken aan orde en veiligheid maar het draait om de waardenvan de rechtstaat, om vrijheid, rechtvaardigheid, menselijke waardigheid.Het begrenzen, beschermen, bekrachtigen krijgt in dat perspectief eenwaardevolle betekenis. Het spreekt voor zich dat we daar geen utopischevisioenen bij moe<strong>ten</strong> koesteren, maar als richtinggevend leidbeeld is hetwel hoopgevend. Misschien gruwt Paul Frissen ervan, maar ik denk datde politie een positieve kracht kan zijn, een hoopgevende kracht die staatvoor het geweldloos samenleven met verschillen. En daar is ook behoefteaan. Onlangs sprak ik met Tom van Dijk (GfK/Intomart), die al jarenonderzoek doet naar wat zich roert in de onderstroom. Hij meldde dater grote behoefte is aan positiviteit. En, zei hij, met grote terughoudendomdat hij zijn gegevens nog veel te mager vond om daar echt iets overte zeggen - maar ik ben maar zo vrij omdat ik het een inspirerende gedachtevind – dat de politie ook wordt genoemd als po<strong>ten</strong>tieel positievekracht, als een organisatie die staat “voor de <strong>goede</strong> zaak”. Dat is tochboeiend. Een politie die gezien wordt als een hoopgevende organisatie,juist omdat ze niet tandeloos is, maar zich met man en macht inzet voor“het <strong>goede</strong> samenleven”. Een organisatie die van aanpakken weet endoor zijn inzet voor “de <strong>goede</strong> zaak”, te we<strong>ten</strong> het geweldloos samen-


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 55leven met verschillen, bemoedigend is voor “mensen van <strong>goede</strong> wil”.Een politie die deugt en deugd doet.Je kan daar natuurlijk heel cynisch over doen, maar je kan het ook opnemenals een “vérité à faire”, iets wat gekoesterd en waargemaakt kanworden. En als je kijkt naar wat politiemensen doen in die duizendencontac<strong>ten</strong> die ze elke dag opnieuw weer hebben, dan zie je dat het opveel momen<strong>ten</strong> en plekken al waar is. Een aansprekende politie, die opeen vasthoudende en niet naïeve manier, nuchter en stevig, begrenzend,beschermend en bekrachtigend, durft te kiezen voor de strategie vande hoop (Van der Torre 2011, Zwart 1995). Of ben ik te optimistisch?Wie weet, maar ik zou een waardevolle praktijkontwikkeling wel in zo’nperspectief willen plaatsen.Is dat niet een betekenisvolle invulling van eenheid in denken en doen?Nationale politie als dragende eenheid; macht <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>Wat kan in dit alles de betekenis zijn van de ontwikkeling van denationale politie? Waarin zit de toegevoegde waarde? Ik denk dat we datde komende tijd nog eens goed moe<strong>ten</strong> doordenken. En ook daarin lerenvan de praktijk van de organisatieontwikkeling. La<strong>ten</strong> we ook die ontwikkelingzien als geinig gemodder. De vormgeving van de nationale politieis natuurlijk geen hoge grond activiteit, het is “plas-draswerk” waarinniemand de wijsheid in pacht heeft of kan hebben. In de moerassigheidvan de ontwikkelopgave moe<strong>ten</strong> we met elkaar begaanbare wegen ziente vinden.In welke hoek moe<strong>ten</strong> we de betekenis van de nationale politie voor hetontwikkelen van goed politiewerk zoeken? Ik noem vanuit voorgaandeeen paar zaken, die allemaal te maken hebben met het hiërarchischprincipe, namelijk belang-stellen van een hogere orde. Niet modellerendmaar appellerend. Ik noem de navolgende, misschien ziet u nog andere.Gelet op de lessen van vernieuwende organisaties lijkt het mij allereerstbelangrijk om elke keer weer de aandacht te rich<strong>ten</strong> op de bedoelingvan het politiewerk. Help voorkomen dat – zoals dat altijd weer dreigt te


56 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!gebeuren, ook in de vorige politiebestellen – het systeem leidend word<strong>ten</strong> de praktijk knevelt en modelleert naar zijn beeld. Dat is niet de bedoeling.Het levend houden van de bedoeling vergt een open oog enhart voor de morele betekenis van politiewerk 16 . Lukt het om in de eigencontext begrenzend, beschermend, bekrachtigend bij te dragen aan “het<strong>goede</strong> samenleven”, het geweldloos samenleven met verschillen? Vanuitdeze gedachte is het ook belangrijk dat er gewerkt wordt aan rijkere verantwoordingsmethoden,zodat we weg kunnen blijven van fop. 17 Erkennendat politiewerk vaak “moerassig” is en niet in “hoge grond mallen”gedrukt kan worden. Dat is misschien ook wel een mooie betekenis van“systeembreuk”.Ten tweede kan vanuit voorgaande gezegd worden dat het belangrijk isom voortdurend uit te dagen over de eigen grenzen heen, op verschillendeniveaus, horizontaal samen te werken, te werken vanuit de gedachtedat je grenzeloos verknoopt bent. Daar hoort bij een doordenking van deschaal waarop doelen en aanpakken worden bepaald. Wat moet vanuitlokale netwerken, wat vanuit regionale- of landelijke netwerken wordenaangepakt? Niet: moe<strong>ten</strong> we systeem- of contextgericht werken, maar opwelke schaal moet contextgericht gewerkt worden om recht te kunnendoen aan het vraagstuk?Ten derde kan er – in het verlengde van de aandacht voor het operationeelleiderschap - ingezet worden op een stijlbreuk in leiderschap envakmanschap: oefenen in humble inquiry en vrijmoedig spreken.Onderzoekend en nieuwsgierig zijn. Van “so Soll es sein”naar “hoe Istes...en wat moet hier verder ontwikkeld worden? Invoegen, toevoegen,uitvoegen. Eerst presentie, dan interventie. Schein maakt duidelijkdat het van groot belang is dat de leiding, de topleiding voorgaat in de“gentle art of asking instead of telling”. De “tone at the top” zoals BobHoogenboom dat noemt, is hier niet de enige, maar uiteindelijk wel eendoorslaggevende factor (Hoogenboom, 2010, 2014).Ten vierde, voortbouwend op het vorige punt, is van belang dat de leidingvan de organisatie zichzelf merkbaar engageert in het leren van de16 St Exupéry, Kleine Prins: Dit is mijn geheim zei de vos: “het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar.Alleen met het hart kan je goed zien”17 Zie bijvoorbeeld: beelden van kwaliteit, een meer kwalitatieve, narratieve methode van kwaliteitsontwikkeling,ontwikkeld door de VU Amsterdam.


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 57praktijk. Niet vanuit abstracte beleidsnoties, maar vanuit reële casuïstiekonderzoekend stilstaan bij identiteitsontwikkeling, organisatieontwikkelingen professionele ontwikkeling: is dit wie we willen zijn; is dit goedorganiseren; is dit goed professioneel handelen? In het bespreken vanconcrete casuïstiek kan geoefend worden met “geweldloos (intern) samenlevenmet verschillen”. Dat is belangrijk omdat het in organisatiesniet alleen gaat om de kwaliteit vóór de samenleving (extern), maar ookom de kwaliteit ván het samenleven (intern). Hoe doen we intern rechtaan “de onaangepaste”, het “vreemde”? Hoe zorgen we dat we kleurrijkerdan blauw worden? Het gaat niet om het afdwingen van eenheid, maarom het vruchtbaar maken van de veelheid…..in het perspectief van goedpolitiewerk.Ten vijfde. Denk de nationale politie niet verticaal, piramidaal, maarhorizontaal, netwerkachtig 18 . Je verkeert in verschillende kringen ofnetwerken die elkaar meer of minder overlappen, kringen die raken aanverschillende contex<strong>ten</strong>, verschillende belangen en perspectieven. Hoekun je elkaar versterken, in positie houden, wie heeft zicht op wat enwie….? Dat spel moet niet positioneel gespeeld worden (wie gaat er over,elkaar uitslui<strong>ten</strong>d?) maar moreel (wat is hier goed werk; wat deugt endoet deugd, wie kan er een waardevolle bijdrage leveren, elkaar inslui<strong>ten</strong>d?).Dit punt draait om vertrouwen en zelfvertrouwen. Houd je hetvoor mogelijk dat de ander het ook goed bedoelt met de politie; dat hijof zij daarop te vertrouwen is? Dan heb je wel feedback nodig, maar nieteen eindeloze spam of control. Het zal vermoedelijk ook betekenen datje opnieuw naar de sturing en de rol van de staf kijkt. Werken vanuitbedoeling kan alleen als we denken en doen op elkaar betrekken, niet uitelkaar trekken. Dat is een doodlopende weg.Tegelijkertijd moet erkend worden dat het op sommige momen<strong>ten</strong> alshet horizontale samenwerken tekort schiet, ook heel dienstbaar aan een<strong>goede</strong> ontwikkeling kan zijn als de top bereid is verantwoordelijkheidte nemen en op beslissende wijze macht inzet. Een keuze afdwingt ofoplegt. En net als “bui<strong>ten</strong>” moet daarbij altijd weer “voorbij de machtsingreep”gedacht worden. Een dienstbare macht, een macht <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>18 Benjamin Barber breekt een lans voor “burgemeesters aan de macht”. Hij stelt dat het oplossenvan grensoverschrijdende problemen niet een optillen naar nationale schaal vergt, maardat vanuit steden, horizontaal samengewerkt en geleerd kan worden (Barber 2013).


58 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!is bescheiden en weet dat macht nooit het samenleven of samenwerkenkan dragen. Een machtsingreep kan effectief zijn, maar als je er een gewoontevan maakt, werkt het verlammend (Tannenbaum, 1968, Ghoshal &Bartlett, 1999). Als de macht de plek der moeite betreedt moet dat altijdin de we<strong>ten</strong>schap zijn dat er alleen sprake kan zijn van een tijdelijkewerkbare dwang 19 . Een strategische interventie die weer ruimte maaktvoor communicatief handelen met het oog op de bedoeling.Als we de bedoeling levend – en dus open voor ontwikkeling – houden,kunnen we met wat meer ontspanning en zelfs nieuwsgierigheid kijkennaar de wijzen waarop dat wisselend naar tijd en plaats vorm kan krijgen.Het draait immers niet om eenheid in denken en doen. Het draaitom goed werk.Als de nationale politie inzet op deze gedach<strong>ten</strong> ontstaat er denk ik eenvruchtbare humuslaag……ik ben benieuwd wat er daaruit opschiet.Tot slot: belang-stellend mee ontwikkelen vanuit het lectoraatHet is gezegd, onze complexe samenleving laat zich niet vanuit éénpunt besturen of ordenen. En gelukkig maar, we zijn een open,vrije samenleving.De piramides hebben hun beste tijd gehad. Dat betekent niet dater wanorde is. Het betekent dat de ordening betrekkelijk onvoorspelbaarontstaat in en door de veelvormige praktijk van het samenleven zelf. Depolitie mengt zich als sterke arm belang-stellend in die processen vanzelfordening. Begrenzend, beschermend en bekrachtigend toont de politiein een eindeloze reeks van morele micropraktijken wat voor het <strong>goede</strong>samenleven van waarde is. Je zou kunnen zeggen dat de politie symboolstaat voor het idee van een Just World. Hoe dat moet, is niet vooraf te bepalen.Dat moet telkens op de maat van de situatie en in samenspel metbetrokken anderen worden uitgevonden. Politiewerk is altijd cocreëren.Soms op hoge gronden, maar meestal in de “swampy lowlands”. Telkensis daarbij de vraag naar goed politiewerk aan de orde? We hebben van desamenleving “het recht van de sterkste” gekregen, hoe kunnen we dat19 Ik noem het zo naar analogie van Wierdsma’s tijdelijk werkbare overeenstemming (TWO)die ontwikkeld wordt op de “plek der moeite” en voortkomt uit communicatief handelen(Wierdsma, 1999, 2004).


3 Waardevolle praktijkontwikkeling als opgave: geinig gemodder met het oog op een “Just World” 59hier <strong>ten</strong> <strong>goede</strong> inzet<strong>ten</strong>? Wat werkt hier, wat deugt en wat doet deugd?Een <strong>goede</strong> organisatie maakt nieuwsgierig ruimte voor die vragen.Als lector waardevolle praktijkontwikkeling hoop ik daaraan bij tedragen. Niet vanaf de zijlijn maar in de praktijk. Ik ben er niet op uitom dikke boeken te schrijven of een eindeloze reeks artikelen. Ik wilme mengen in de praktijkontwikkelingen met vragen, voorbeelden enverhalen. Humble inquiry. Ik zal ook kennis van bui<strong>ten</strong> in brengen, ervaringenvan elders die ons mogelijk verder kunnen helpen. Inzich<strong>ten</strong>over normatieve professionalisering, goed werk etc etc. Ik hoop dat ditlectoraat ook een proeve van normatieve professionalisering kan zijn eneen oefenplaats voor vrijmoedig spreken.Meedenken en te denken geven. Ik hoop dat u me toelaat in uw praktijkom met u vrijmoedig te zoeken naar mogelijkheden om waardevollepraktijken te ontwikkelen. Daar hoort bij een zoeken naar wijzen vanorganiseren en leidinggeven die daaraan dienstbaar zijn.Werkt het, deugt het, doet het deugd? Aan welke toekomst wil je werken?Die vragen gelden onze inzet bui<strong>ten</strong>, maar evengoed onze inzet binnen.Het is mooi dat de politie, de Politieacademie voor deze vragen ruimtemaakt.Maar eigenlijk spreekt dat vanzelf, toch….?Ik dank u.


60 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


Geraadpleegde literatuurAardema, H. ,Achterhuis, H.Verbinding bovenstroom en onderstroom, Politieacademie,Warnsveld,2008Met alle geweld, 2008, Lemniscaat, RotterdamAdang, O., Quint H, Zijn wij anders? PA, lectoraat openbare orde &Van der Wal, R gevaarsbeheersing, Apeldoorn, 2010Baart, A, Een theorie van de presentie, Lemma, den Haag, 2006Baart, A. Aandacht, etudes in presentie, Lemma, Den Haag, 2005Bakker, C.Barber, B.Beers, P. (red)Behr, RHet <strong>goede</strong> leren, leraarschap als normatieve professie,Utrecht, 2013Burgemeesters aan de macht, Nieuw Amsterdam.Amsterdam, 2013Frans Denkers Moreel Kompas, Politie Nova,Den Haag, 2001Bildung und Forschung in der Polizei, Fachzeitschrift fürdie öffentliche Sicherheit, juli 2013 ( 181-212).Benjamin, J From Many into One, Analytic Press, New York, 2005Benjamin, J.Boutellier, H.Boutellier, Hans,Intersubjectivity, Thirdness and Mutual Recognition, talkgiven at the Intsitute for Contempory Pschychoanalysis,Los Angeles, 2007De veiligheidsutopie. Hedendaags onbehagen enverlangen rond misdaad en straf, Boom, den Haag, 2002De improvisatiemaatschappij. Over de ordening van eenonbegrensde wereld, Boom den Haag, 2011


62 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Brodeur, J.P. The Policing Web, Oxford Unversity Press, 2010Buber, M De weg van de mens; Servire, Utrecht, 1964, 1996,Cachet, L. Openheid, Tijdschrift voor de Politie, 2/14Cankaya, S.Controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie,Cilliers, P.Complexity, Deconstruction and Relativism.Theory, Culture , Society. Vol 22 ) 5’ 2005, p. 255/267Collins, J. & Great by Choice, Business Contact, Amsterdam,Hansen, M. Antwerpen, 2011Cornelis, A.De logica van het gevoel. Stabiliteitslagen in de cultuurals nesteling der emoties, Essence, Brussel, 1990.Dalen, A. van Zorgvernieuwing, Boom/Lemma, den Haag, 2012Din<strong>ten</strong>, W. vanOmdat de samenleving er aan toe is, Stichting Sezen,Wijk bij Duurstede, 2011Foucault, M. De moed tot waarheid, Boom, Amsterdam, 2011Frissen, P Gevaar verplicht, van Gennep, Amsterdam, 2009Frissen, P De fatale staat, van Gennep, Amsterdam, 2013Gardner, H e.a. Good work, Basic Books, New York, 2001Heschel, A.J.In het licht van zijn aangezicht, Bijleveld, Utrecht,1954,2000Hoogenboom, A.B & Naar de afgrond, de zinloze nationalisatie van dePunch, M, Punch Nederlandse politie. (2006), UtrechtHoogenboom, A.B. Politie in een netwerksamenleving, Dordrecht, SMVP,2010


Geraadpleegde literatuur 63Hoogenboom, A.B. Er zijn, bouws<strong>ten</strong>en van een politietheorie, SMVP,Den Haag, 2011bHoogenboom, A.B. Zo doen we dat hier (v/h cultuurmonitor politie,verwacht in 2014, Den Haag)Hoorn, J. vanPolitie in een kwetsbare samenleving, Tijdschrift voorde Politie, jg. 73/nr 9 2011Hoorn J. van Wat bezielt politiemensen, Politieacademie, Warnsveld& Nap, J.A. SPL, 2006Hoorn, M. vanAandacht als bron van verbinding; van Gorcum,Assen, 2007Jensma, F. De rechtstaat, NRC, 1 maart 2014Kastelein, J.Modulair organiseren doorgelicht, Wolters-Noordhof,Groningen, 1985Kessels J. e.a.,Leiderschapspraktijken in een professionele ruimte,Open Universiteit, Inaugurele rede, 30 maart 2012,Kunneman, H. Voorbij het dikke-ik, SWP, Amsterdam, 2005Kunneman, H.Het belang van moreel kapitaal in zorg en welzijn,Rijswijk, Paul Cremerslezing, 2012Kunneman, H.Kleine waarden en grote waarden, normatieveprofessionalisering als politiek perspectief, 2013Kuijs, LDe Profundis Politie, Rede afslui<strong>ten</strong>d najaarscongres(Hoogenboom, B.) Raad van Korpschefs, 2012Lammers, C.J.Organisaties vergelijkenderwijs, Spectrum Utrecht/Antwerpen (1983)LECD Politie voor een ieder, Politieacademie, 2008


64 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Lerner, M.J. The Belief in a Just World, New York, 1980MacIntyre, 1984After Virtue, University of Notre Dame Press, NotreDame, Indiana, 1984Maynard-Moody, S.& Musheno, M.Cops, Teachers, Couselors. Stories from the FrontLines of Public Service, The University of MichiganPress, United States of America, 2003Mul, J. deDe domesticatie van het noodlot, Klement-Pelckmans,Kampen, 2006Nap, J.A.Goed politiewerk, in : Hilarides D.en Tops P. (red).Passie voor de politie. In het hart van het vak, p. 65 / 80,Politieacademie, 2007Nap, J.A.Stilstaan bij politieleiderschap. Waaraan ben ik dienstbaar,waarvoor moet ik waken? Politieacademie, 2008Nap, J.A.Vragen naar goed politiewerk: belang-stellend ontwikkelenvan de alledaagse Praktijk, Boom Lemma, Den Haag,2012Nap, J.A., Ontwikkeling Nationale Politie vergt constructieveWiegant, A.A.W. tegenspraak, Tijdschrift voor de Politie, februari 2011Norris,C.Avoiding trouble: the patrol officers perception of the encounterswith the public. In : Wheatheritt Mollie, PoliceResearch, Some future prospects, Aldershot, Aveburry1989Oosterling, H. Doen Denken, Japsam Books, Heijningen, 2012Projectgroep Visie Politie in Ontwikkeling. Visie op de politiefunctie, RHC,op de politiefunctie NPI, Den Haag, 2005(cie. Wel<strong>ten</strong>)RKC 2008Herontdekking van een waardevol ambt, Politieacademie,Warnsveld,2008


Geraadpleegde literatuur 65Sacks, J. Leven met verschil, Meinema, Zoetermeer, 2005Safranski, R.Interview in NRC 2004, in Bas Heijne, tafelgesprekken.Salaman, G.Class and the corporation, University of Cambridge andfellow of Jesus College, Cambridge, 1981Schein, E.H.Humble Inquiry, The Gentle Art of Asking instead ofTelling, BK, San Francisco, 2013Schön, D,Educating the reflective practitioner, Jossey-BassPublishers, san Francisco, 1987Schuilenburg, M. Orde in veiligheid, Boom Lemma, den Haag, 2012Schuyt, K.Steunberen van de samenleving, Amsterdam UniversityPress, Amsterdam, 2006Senge, P., Presence, Academic Service, den Haag, 2011Jaworski, J.Scharmer, O.Sennet,R. De ambachtsman, Meulenhof, Amsterdam, 2008Smilda, F, Social media, het niuwe DNA, Reed Business,Vries, A. de den Haag, 2104Straver, R.Tussen wijk en rijk; schaalvergroting bij de Nederlandsepolitie en het Gedach<strong>ten</strong>goed van Politie in Verandering,Poltiecahiers, 2011Stokkom, B., De politie en haar opdracht, SMVP, MAKLU, Apeldoorn,Terpstra, J., Antwerpen, 2010Gunther Moor, L.Swaan, A. de Compartimen<strong>ten</strong> van vernietiging, Prometheus –Bert Bakker, 2014


66 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!Szymborska, W.Einde en begin, Gedich<strong>ten</strong> 1957-1997, Meulenhof,Amsterdam. 1998Terpstra, J.De maatschappelijke opdracht van de politie, Boom,Den Haag, 2010Terpstra, J.Lokale inbedding en het belang van institutioneel tegenwicht.In Tijdschrift voor de Politie, jg 73/nr 10/11, 2011bTorre, E. van derPolitiewerk aan de basis, stevig en nuchter,Politieacademie, Apeldoorn, 2011Vattimo, GIk geloof dat ik geloof, 1998, Boom, AmsterdamWeick, K.E. & Management van het onverwachte, BBNC,Sutcliffe Rotterdam, 2011Westerman, F. Stikvallei, Bezige Bij, Amsterdam, 2013Wierdsma, A. Co creatie van verandering, Eburon, Delft, 1999Wierdsma, A.Leidinggeven aan co-creërend veranderen, balancerentussen , broosheid en maakbaarheid, oratie, NS leerstoel,Universiteit Nyenrode, 2001Wel<strong>ten</strong>, B (vz). Traject Operationeel Leiderschap, 2013Zuidema, W. De gein van het leren, <strong>ten</strong> Have, Baarn, 1995Zwart, C.J. De strategie van de hoop, Lemniscaat, Rotterdam, 1995Zwart, C.J. Tijd voor bezinning, Rees, den Haag, 2005Zwart, C.J.Het nieuwe bewustzijn, Een wenkend perspectief.School voor tijdrijpmakers, OiO, Apeldoorn/ Zutphen, 2012


Bijlage 67BijlageThema’s voor politieleiders 201. Bij jezelf beginnen• ruimte maken voor reflectie; hoe (vaak) sta ik stil bij mijn politieleiderschap?• zit ik in de ‘noodhulp’ of werk ik (ook) aan ‘voorkant van hetprobleem’? wie of wat stuurt mijn agenda?• ken je werking! weet ik wat ik losmaak, weet ik wat ik vastzet—heb ik betrouwbare kritische feed back georganiseerd?• ben ik scherp / alert; maak ik het mijzelf en anderen voldoendelastig?• hoe werk ik (nog) aan mijn eigen ontwikkeling? voed ik mezelfvoldoende (ook zielzorg?)• ben ik nog trots op het politievak en op mijn eigen bijdrage?• waar is het mij om te doen? wat zie ik als mijn opgave? wat bezieltme?2. Gericht op goed politiewerk• wat is mijn eigen visie op goed politiewerk?• hoe verbind ik politie in ontwikkeling met de vragen van een samenlevingin ontwikkeling? Hoe ruim is mijn blik (wijk en wereld)?• hoe stuur ik op zinvolle resulta<strong>ten</strong>?3. Gewenste leiderschap verbinden met de externe opgave• er is niet ‘one best way’; hoe zorg ik voor de juiste fit: mens,context en opgave?• wat is hier de opgave; wie past of passen daarbij; pas ik daarbij?• leiderschapsopgave is een collectieve (team) opgave –is mijn teameen ‘fit’ met de opgave?20 Deze thema’s maken deel uit van de visie op Politieleiderschap. Deze visie werd in 2008,vastgesteld door de Raad van Korpschefs. De thema’s zijn opgenomen in “Stil staan bij Politieleiderschap”en in “Herwaardering van een waardevol ambt”


68 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!4. Verbinding met ( de mensen in) het primair proces• weet ik wat er speelt in het primair proces / ken ik de uitvoeringsdilemma’s?• met wie heb ik echt verbinding; weet ik wat mensen bezig houd<strong>ten</strong> beroert?• hoe verbind ik de uitvoeringspraktijken geloofwaardig met de visie/strategie?5. Aanwezig zijn• hoe ben ik voor de mensen binnen aanwezig, wie ontmoet ik,wie ontmoet mij?• hoe aanwezig ben ik bui<strong>ten</strong>? In welke netwerken werk ik, hebik echt werking?• hoe ben ik aanwezig in de media? Welk beeld toon ik daar?6. Oog voor systeemwerking (<strong>goede</strong> bedoelingen, onbedoelde effec<strong>ten</strong>)• helpt het systeem of verstikt het? Hoeveel ruimte ervaren mensen?• hoe zie ik het concern: kans of keurslijf?• blijf ik voldoende ‘systeemvreemd’?7. Gericht op groei, ontwikkeling, diversiteit• worden mensen ‘groter’ door de manier waarop ik leiding geeft?• ken ik de ambities, verlangens en talen<strong>ten</strong> van mijn mensen.Komen ze tot hun recht?• zenden, luisteren en vragen….hoe vaak stel ik een vraag?• Hebben wij de toekomst ‘in huis?’ (diversiteit als voorwaarde voorontwikkeling)Wat is voor mij een inspirerend verhaal over goed politiewerk?Vertel ik dat wel eens?


Bijlage 69Over het lectoraatHet lectoraat Waardevolle Praktijkontwikkeling onderzoekt hoe politiemensen,uitvoerenden, leidinggevenden en ondersteuners vanuit depraktijk politiewerk ontwikkelen dat deugt en deugd doet.De aandacht gaat daarbij niet alleen uit naar de uitvoeringspraktijk,maar ook naar organiseer- en leiderschapspraktijken. Wat helpt bij aanhet ontwikkelen van waardevol werk, wat belemmert die ontwikkeling?Het onderzoek past binnen de cultuuromslag die de politie momenteelmaakt van beheersmatig management naar operationeel leiderschap,van sturen op regels naar ontwikkelen vanuit waarden. De politiepraktijkstaat daarin centraal. Ook het onderwijs wordt aangepast op basis vandeze cultuuromslag.Over de lectorJan Nap (1957, Rotterdam) promoveerde in 2012 op “Vragen naargoed politiewerk: belang-stellend ontwikkelen van de alledaagse praktijk”.Dat boek handelt over de relevantie de moeite en de mogelijkhedenvan morele en professionele leerprocessen in de alledaagse politiepraktijk.Jan Nap bekleedde in het verleden diverse leidinggevende positiesbij de gemeentepolitie Leiden. Hij studeerde Organisatiesociologie inLeiden ( in 1990 cum laude afgestudeerd). Hij was van 1989 tot 1993organisatieadviseur bij het Politiestudiecentrum en werd vervolgenszelfstandig organisatieadviseur. In 2001 werd hij programmamaker bijde School voor Politie Leiderschap en vervolgens strategisch ontwikkelaarbij Onderzoek, Kennis & Ontwikkeling. Vanaf eind negentigerjaren is hij nadrukkelijk bezig geweest met de thema’s blauw vakmanschap,leiderschap en leren in frontlijn organisaties. De belangstellinggaat daarbij niet uit naar “het papier” maar naar (patronen in) gedrag.De morele dimensie heeft de laatste jaren steeds meer zijn aandachtgekregen: werkt, deugt het, doet het deugd?


70 <strong>Macht</strong> <strong>ten</strong> <strong>goede</strong>?!


ColofonUitgavePolitieacademieISBN 978-90-79149-73-5Datum mei 2014OplageProductiebegeleidingFotografieVormgevingDrukwerk500 exemplarenCommunicatie & Marketing PolitieacademieWiep van Apeldoorn, AmersfoortCLIC-design BV, EnschedeDe Bondt, Barendrechtc 2014 PolitieacademieBehoudens door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit dezeuitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonderschriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door deauteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd.


Hoe leert de politie om - steeds meer - een <strong>goede</strong> sterke armte zijn in een complexe samenleving? Een <strong>goede</strong> sterke armvoor een ieder. Hoe doet zij dat in de praktijk? In zijn lectoralerede verbindt dr. Jan Nap zijn centrale vraag met de ontwikkelingvan de nationale politie. Welke vragen roept de vormingvan de nationale politie op vanuit het perspectief van eenstreven naar waardevolle praktijkontwikkeling? Waar looptde politie dan tegenaan, wat helpt, wat zit in de weg?Nap zal betogen dat het cruciaal is de complexiteit onder ogente zien, terwijl deze – om zeer voorstelbare redenen – eerderontweken dan omarmd lijkt te worden. Het risico bestaat datdaarmee de vormgeving op de loop gaat met de zingeving.De kunst is om juist in de complexiteit de vraag naar goedpolitiewerk, de vraag naar hoe we een <strong>goede</strong> sterke armkunnen zijn, belangstellend levend te houden.Nap verkent de mogelijkheden daartoe en hoopt dat de wegvan `geinig gemodder’ een perspectief kan bieden.Met dat begrip probeert hij ook meer licht te werpen op deideeën van operationele sturing, professionele ruimte en vrijmoedigspreken.14-018www.politieacademie.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!