JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
geraakt werk, gedicht had, luidens de eersten regel van den<br />
Reinaert. Ook de afschrijvers van het amsterdamsch of hollandsch<br />
handschrift, waarvan Willems eenige facsimilés geeft, met bijbehorende<br />
illustraties en dat naar het schrift te beoordelen van ouden<br />
dagtekening is, misschien uit de veertiende eeuw, heeft dien<br />
Willem bepaald voor Willem Utenhove gehouden, gelijk onwedersprekelijk<br />
blijkt uit de wijze, waarop hij den eersten regel geschreven<br />
heeft. Behalve de kapitale W of dubbele U, heeft de copiist de<br />
I van Willem in de hoogte verlengd en de dwarsstreep der letter T<br />
daaraan toegevoegd, terwijl hij de eerste helft der K van Madock<br />
eveneens verlengde, om daaraan van boven een kapitale H te<br />
hechten, met geen ander doel om door de drie hoofdletters WTH<br />
nevens den voornaam Willem den geslachtnaam Wtenhove aan te<br />
duiden.<br />
Verder gaat Broese van Groenou nog in op enkele plaatsnamen die de<br />
Aardenburgse oorsprong van de Reinaert moeten bewijzen: Elmare, Vermandois<br />
(een ambacht tussen Sluis en Brugge), Hulsterlo, Bernheim (Beernem), Leye<br />
(Lieve) en Malpertuus (een plaats in Aardenburg). Rik van Daele typeert het artikel<br />
van Broese van Groenou als ‘representatief voor enkele Reynaertstudies’. ‘Zonder<br />
zelfrelativering, door een selectieve toponiemenlijst, een subjectieve argumentatie<br />
en een manipulatie van het historisch materiaal’ ‘laat het [namelijk] zien hoe het<br />
mechanisme van de streekgebonden lokalisering werkt’. 50<br />
Dit geldt zelfs voor de doorgaans nauwgezette George August Vorsterman van<br />
Oyen (<strong>18</strong>36-1915), evenals zijn Sluise collega Van Dale hoofdonderwijzer, historicus<br />
en archivaris. Hij is van de drie bekendste Aardenburgse geschiedschrijvers uit<br />
de negentiende eeuw het voorzichtigst. Wanneer hij in zijn De berenning van<br />
Aardenburg (<strong>18</strong>72) spreekt over Malpertuus, een toponiem in Aardenburg, is hij veel<br />
minder stellig dan Broese van Groenou: ‘bij het volk heet dit plein nog heden ten<br />
dage Malperdu. Zou dit eene herinnering zijn aan de woning van Reynaert?’ 51<br />
Twintig jaar later, in de inleiding van zijn Rechtsbronnen der stad Aardenburg<br />
(<strong>18</strong>92), blijkt hij zich door zijn plaatsgenoten en vakbroeders toch te hebben laten<br />
meeslepen, wanneer hij het heeft over ‘die geeste van Reinaerde, hoogst waarschijnlijk<br />
van her Willems van Utenhove.’ 52 Merkwaardig is de foutieve toevoeging<br />
‘van’ in Utenhoves naam.<br />
Twintigste-eeuwers (1927-1975)<br />
28<br />
Tussen <strong>18</strong>36 en <strong>18</strong>92 hadden vele onderzoekers zich sterk gemaakt voor Utenhove<br />
als Reynaertschrijver, maar na Vorsterman van Oyen is het, bij gebrek aan zowel<br />
deugdelijke argumenten als de Aardenburgse Reynaerttraditie toegenegen historici,<br />
lange tijd stil. Pas 35 jaar later wordt de draad weer opgepakt. In 1927 schreef<br />
Karel Lodewijk Reepmaker (<strong>18</strong>62-1934), secretaris van de Nederlands hervormde<br />
kerkvoogdij van Aardenburg, een boekje over de middeleeuwse Onze-Lieve-<br />
Vrouwe- of Mariakerk. Daarin noemde hij (duidelijk geïnspireerd door Vorsterman):<br />
‘Rond dit tijdsgewricht schreef her Willem van Utenhove een priester van goeden<br />
love tot Erdenburg zijn ‘Geeste van Reynaerde’ (Reinaerd de Vos)’.<br />
Jan Vermeer meende twee jaar later in Ons Zeeland ‘dat Willem die den Reinaert<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005