deze hele Maandbrief - Stichting Leerhuis & Liturgie
deze hele Maandbrief - Stichting Leerhuis & Liturgie
deze hele Maandbrief - Stichting Leerhuis & Liturgie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
MAANDBRIEF Jaargang 4 no 10, december 1999<br />
VOOR LEERHUIS & LITURGIE<br />
EEN VAN ONS BEZINGEN WIJ<br />
Huub Oosterhuis<br />
Hoort en ziet het levend woord.<br />
Met het hart wordt hij gehoord.<br />
Ziet de mens en zegt hem voort.<br />
Mensenzoon die dienen kwam,<br />
't lot der slaven op zich nam,<br />
afgeslacht werd als een lam.<br />
Die de naam heeft eens voorgoed,<br />
dat hij leeft en liefde doet,<br />
brood dat <strong>deze</strong> wereld voedt.<br />
Eerste letter van de taal<br />
licht waarin ik ademhaal<br />
toekomst eenmaal andermaal –<br />
die ons kent van zo dichtbij<br />
één uit onze kring is hij,<br />
één van ons bezingen wij.<br />
1.<br />
‘Als wij hier god zeggen, bedoelen we de god over wie Mozes en Jezus gesproken<br />
hebben. Hoe spreken die twee over god? Als over een god van levenden, niet van<br />
doden, ‘want allen leven voor hem’. Telkens als hier het woord ‘god’ valt, of liever<br />
klinkt, opklinkt, bedoelen we <strong>deze</strong>.<br />
Wie bedoelen wij als we ‘Jezus’ zeggen? Dan bedoelen we die krachtuitstralende,<br />
heldere, zelfbewuste, zachtmoedige profeet van het koninkrijk van God. In de<br />
geest van zijn traditie betekende ‘koninkrijk van God’ voor hem een wereld waar<br />
brood, licht, water, vrijheid, recht en liefde is genoeg voor allen.<br />
Jezus van Nazareth is in verschillende eeuwen verschillend ‘ingevuld’:<br />
veelbetekend gemaakt, zó dat mensen in hun eigen tijd en cultuur een relatie met<br />
hem kunnen hebben en hem kunnen beleven als geloofwaardig en ‘geestverwant’.<br />
Hoe vullen wij hem in? In onze prediking en liturgie wordt hij ‘ingevuld’ en<br />
‘veelbetekenend’ gemaakt vanuit zijn eigen joodse traditie, de traditie van het<br />
levens-onderricht, de Tora van Mozes. Wij beschouwen en bemediteren hem en<br />
proberen hem te begrijpen als een ‘zoon van de Tora’.<br />
2.<br />
Op een Frans boerenkerkhof weggegooid,<br />
De porseleinen armen uitgestrekt,<br />
De lippen tot een dwaze lach geplooid,<br />
Zo is zijn passie eens aan mij verschenen<br />
Temidden van de plastic kransen en<br />
Verroeste kruisen en kapotte stenen.<br />
Een tijd heb je een simpel graf bewaard;<br />
Ik raap je op: verbaasd breek je in stukken.<br />
Ik heb je scherf voor scherf bijeen gegaard:<br />
Ik wilde je onnozelheid niet missen.<br />
Nu lig je in een witte doos met watten.<br />
Ook <strong>deze</strong> dood is niet meer uit te wissen.<br />
Michiel Jansen Schoonhoven<br />
1<br />
INHOUD<br />
- EEN VAN ONS BEZINGEN WIJ<br />
Huub Oosterhuis<br />
-PSALM 131, herdicht door<br />
Hein Walter<br />
- HET GEZIN VAN JEZUS<br />
Jan van Kilsdonk<br />
- VOORBEDE VOOR DE<br />
KERSTTIJD<br />
Kees Kok<br />
- WHO IS WATCHING US?<br />
Ton Honig<br />
- DE STER VAN DE VERLOSSING<br />
Twee fragmenten uit de vertaling<br />
van Der Stern der Erlösung van<br />
Franz Rosenzweig door Alex van<br />
Ligten<br />
Franz Rosenzweig<br />
- PSALM 123 herdicht door<br />
Hein Walter<br />
Colofon<br />
MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN<br />
LITURGIE<br />
ISSN 1385 0326<br />
Uitgave van de <strong>Stichting</strong> <strong>Leerhuis</strong> &<br />
<strong>Liturgie</strong><br />
(sinds 1980)<br />
Eindredactie: Kees Kok<br />
Redactie en administratieadres:<br />
Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam<br />
tel: (020) 6256940<br />
e-mail: LNL@rodehoed.nl<br />
gironr abonnementen: 540443<br />
Abonnementsprijs: fl 40,- per jaar;<br />
België: BF1100; overige landen in<br />
Europa fl 55,-<br />
buiten Europa fl 40,- plus<br />
verzendkosten<br />
Giften en bijdragen aan het<br />
compositiefonds en andere activiteiten<br />
van SLL zijn fiscaal aftrekbaar en zeer<br />
welkom op giro 395505
‘Kuitert onttakelt de Christus-figuur’, stond er met vette<br />
letters in dagblad Trouw, een dag na de presentatie van het<br />
boek Jezus: nalatenschap van het christendom – ruim een jaar<br />
geleden. ‘Beeldenstormer Kuitert ruimt op!’ luidde een kop<br />
in de katholieke Bazuin boven een interview, en daaronder<br />
‘Jezus is geen teddybeer’. Dat legt hij uit:<br />
‘Jezus is geen ‘teddybeer’ die ter geruststelling en troost<br />
overal mee naar toegenomen kan worden. ‘Jezusvroomheid<br />
correspondeert met een Jezusbeeld, en hoe bedroevend het<br />
ook moge klinken: veel Jezusbeelden zijn niet meer dan<br />
religieuze en/of leerstellige kitsch. Het is niet zo dat je bij<br />
voorbaat tot eerbied verplicht bent als er maar Jezus of<br />
Christus op staat. In Jezus’ naam wordt er veel religieuze<br />
onzin bedreven, sterker nog: zijn kerkelijke, gepolijste<br />
gestalte leent zich daar uitermate voor’.<br />
‘Kuitert krenkt de evangelischen tot in het diepst van hun<br />
ziel’, luidde de titel van een persbericht, onmiddellijk na het<br />
verschijnen van het boek. Drie kleine evangelische<br />
kerkgenootschappen geven daarin te kennen dat zij zich<br />
door de uitspraken van Kuitert ‘gekwetst’, geschokt en in<br />
verwarring gebracht’ voelen.<br />
3.<br />
‘Ik raap je op: verbaas breek je in stukken’. Ik kan me dat<br />
‘gebroken-beeld-gevoel’ wel voorstellen. Het komt in<br />
golven en met schokken, tot ver buiten kleine en grotere<br />
‘evangelische kerkgenootschappen’. Ook nieuwe<br />
katholieken, ook ex-katholieken, óók allang verlichte<br />
gereformeerden, en ook agnostici en zich ongelovignoemenden,<br />
overkomt het, een ‘gebroken-beeld-gevoel’. -<br />
Iets is niet meer wáár wat ooit zo waar was en zo<br />
omvattend als melodieën, een lichtval, een geur. Je bent<br />
ergens uitgevallen, je wordt ergens uitgeduwd. Iets wordt je<br />
uit je hoofd gepraat, ja je begrijpt het – maar je hoort en<br />
ruikt ineens iets niet meer, de lucht is leger, de stilte<br />
onrustiger, het verleden armer.<br />
Velen die ergens in geloofden, in een kerk, in het<br />
socialisme, hebben dit de laatste veertig jaar vele malen<br />
meegemaakt. Bij sommigen is de voorlopige uitkomst:<br />
opluchting, bevrijding; of, minder gevoelsmatig, het<br />
bewustzijn van betrekkelijkheid, veranderbaarheid,<br />
voorlopigheid. Zo waren ze niet opgevoed. Ze waren met<br />
eeuwige waarheden opgevoed, met vastliggende<br />
betekenissen, met boventijdelijke woorden – maar tussen<br />
nu en veertig, vijftig jaar geleden, op enig moment of bij<br />
herhaling, bleken het zwevende betekenissen, halve<br />
waarheden, of vooroordelen of leugens; en bleek het grote<br />
verhaal nog onaf, nog open. Velen, velen van óns, zijn de<br />
afgelopen halve eeuw in de tijd geland, in de geschiedenis,<br />
en hebben leren gaan, een zoekende tastende onzekere<br />
gang, een weg van dagen.<br />
4.<br />
Het was in 1947. Een bedoeïenjongen hoedde zijn kudde in<br />
de woestijn van Juda, vlakbij de Dode Zee, ten zuidoosten<br />
van Jeruzalem. Hij kwam bij de grotten van Qumran, wilde<br />
er binnengaan om schaduw, wierp een steen voor zich uit –<br />
of er gedierte opschrikken zou. De steen trof een aarden<br />
kruik die barstte en aan scherven ging. Toen hij dichterbij<br />
kwam zag hij tussen de scherven een papyrusrol, een<br />
boekrol, en nog een. De ‘Dode-Zee-Rollen’, zo heten ze<br />
sindsdien, bevatten fragmenten uit bijna alle bijbelboeken,<br />
en een complete tekst van het boek Jesaja. Het zijn de<br />
oudste handschriften van de bijbel ooit gevonden. Het tot<br />
dan toe oudste handschrift was van omstreeks het jaar<br />
2<br />
1000. De Dode-Zee-Rollen dateren vanaf ongeveer 200<br />
vóór tot 50 na Christus, zoals dat heet. Met andere<br />
documenten, in Qumran en omgeving gevonden sinds<br />
1947, geven ze ons inzicht in de gedachtewereld van<br />
bepaalde stromingen binnen het jodendom ten tijde van<br />
Jezus.<br />
Er blijken verbindingen te bestaan tussen een Qumrangemeenschap<br />
en de Jezus-beweging; uitdrukkingen en<br />
beelden in het Evangelie van Mattheus en in enkele brieven<br />
van Paulus komen ook voor in de Qumran-documenten.<br />
Van toen af is in de kerken een nieuw Jezusbeeld gegroeid,<br />
en nog groeiende – en groeien gaat langzaam, en rijpen gaat<br />
nog langzamer. Toen is een nieuw historisch bewustzijn<br />
ontstaan: een scherper besef van tijdelijkheid, voorlopigheid<br />
– niets is meer eens en voorgoed, lijkt het: alles moet steeds<br />
opnieuw worden gedacht, gespeld, geformuleerd; geen<br />
theologisch dogma is meer dan een tijdelijk inzicht, op zijn<br />
best verstaanbaar vanuit zijn historische context,<br />
tijdgebonden, niet onherroepelijk – en alle christelijke<br />
theologie, en ieder getuigenis en ieder liedje over Jezus,<br />
moet getoetst worden aan het besef dat hij een jood was. In<br />
mijn jeugd was hij een blonde Germaan.<br />
Ik wil niemand iets afnemen, zegt Harry Kuitert. En hij<br />
schrijft het ene na het andere boek waarin hij nieuwe<br />
omschrijvingen beproeft en steeds duidelijker kiest voor het<br />
uitgangspunt dat Jezus een jood was. Maar kunnen wij hem<br />
dan nog noemen bij één van zijn oudste namen, ‘zoon van<br />
God’?<br />
5.<br />
Wie de omstandigheden van de eerste eeuwen van de<br />
gangbare jaartelling, en de gedachtengangen van toen en nu<br />
bestudeert, kan zich voorstellen dat Jezus, wiens joodse<br />
naam ‘God zal bevrijden’ betekent, als zoon van God, als<br />
enige zoon’ en zelfs als ‘onze Heer’ werd betiteld. Ten<br />
overstaan van koningen en keizers, onder de zweepslagen<br />
van tirannen en onderdrukkers die zich ‘zoon van God’ en<br />
‘Heer der heren’ noemden, getuigden de volgelingen van<br />
Jezus dat hij alleen, <strong>deze</strong> dienstknecht, <strong>deze</strong> gekruisigde<br />
slaaf, <strong>deze</strong> minste der mensen, ‘zoon van God’ genoemd<br />
mocht worden en Heer van allen. En dat zij enkel zijn<br />
gezag, het gezag van zijn woord en levensgang, erkenden.<br />
‘Zoon van God’ mocht hij genoemd worden omdat hij in<br />
de geest van God had geleefd, in de geest van Israëls Godbevrijder.<br />
Paulus, Torakenner, heeft het helder uitgelegd:<br />
‘Allen die zich laten leiden door de geest van God, zijn<br />
kinderen van God’ (Rom. 8 vers 14). Wie ruimte schept,<br />
ruimte behoedt, ruimte herstelt voor één ander mens, is<br />
dochter of zoon van God. Allen die, tegen de heersende<br />
trends of levensstijlen in, tegen alle op eigen macht en<br />
welzijn gerichte economieën in; proberen een paar<br />
ongelukkige mensenkinderen te dienen, te bevrijden (in de<br />
geest van Jezus, in de geest van Mozes en de profeten) zijn<br />
dochters en zonen van God.<br />
Wat is hier moeilijk aan? Niets. Geloof ik ‘in Jezus, de enige<br />
Zoon’? Nee. Ieder woord over Jezus dat hem exclusiefuniek<br />
maakt is het verkeerde, omdat het ons van hem<br />
verwijdert. Ik geloof in Jezus als in een oudere broer die mij<br />
heeft voorgedaan hoe ik leren moest om kind-zoon-vriend<br />
van God te worden. Die mij verwijst naar de geschriften<br />
van zijn eigen traditie, daar staat de weg geschreven, in<br />
woorden om te doen; in woorden die te doen zijn.
6.<br />
Wij naderen de oudste stad ter wereld,<br />
oase Jericho. Daar zit een blinde<br />
te bedelen, hij hoort gestamp van voeten,<br />
geschreeuw, wat is daar? Jezus komt er aan.<br />
Hij roept, ze snauwen stil jij, maar nog harder<br />
roept hij. Erbarm u mijner, zoon van David.<br />
’t Is middendag, een woestenij van licht.<br />
Ik moet er tegenaan, weet hij, met alle<br />
stortbuien licht die ik in oog en hart<br />
heb opgevangen en voor nu bewaard.<br />
Wie ben je, blinde? Heel de wereld ben ik.<br />
Wat wil je? Zien wil ik. Hij zegt: Word ziende.<br />
Zoon van David betekent ‘zoon van mensen’. Zoon van<br />
God betekent ‘zoon van de Tora’. Wie ben je, blinde? Heel<br />
de wereld ben ik. Wat wil je? Zien wil ik. Hij zegt: Word<br />
ziende’. Dat zegt de zoon van de Tora ‘die ons geworden is<br />
tot licht der wereld’.<br />
7.<br />
Wordt ziende. Ga open. Vrees niet. Hebt elkander lief. Wie<br />
niet opnieuw geboren wordt, zal het Koninkrijk van God<br />
niet zien. Zevenmaal opnieuw geboren. Die woorden zijn<br />
genoeg voor een heel leven.<br />
‘God’ zal ik hem niet meer noemen, met Kuitert en vele<br />
anderen niet meer – al denk ik soms, als ik ‘God’ denk:<br />
God? niemand heeft hem ooit gezien; maar als je Jezus<br />
hoort en ziet, als je hem leest en zingt – godweet schouw je<br />
dan God, als in een visioen.<br />
Jezus deed God, is Gods Tora in persoon. Maar ‘God’<br />
zullen wij hem niet meer noemen, even niet meer. En<br />
aanbidden doen wij hem niet, doen wij hem niet aan... En<br />
bij hem zweren ook niet... zoals hij zelf ons afgeraden heeft.<br />
Maar wel hem bezingen: ‘Eén van ons bezingen wij’ – en<br />
wie bezingen we nog meer? Johan Cruijf? Zelfs Nelson<br />
Mandela niet. Maar hem wel, nog steeds. Veertig jaar<br />
geleden zouden we gezongen hebben: ‘Eén van ons<br />
aanbidden wij’. Nu niet meer, voorlopig niet meer – dat<br />
is geschiedenis, zo gaat geschiedenis. De woorden blijven,<br />
hun betekenis verandert... of: woorden verdwijnen, maar<br />
hun strekking blijft, in ándere woorden – het gebeurt<br />
allemaal. Als het maar blíjft dat wij woorden zoeken, omdat<br />
in het woord het leven is: Oude woorden opnieuw geladen,<br />
nieuwe woorden die de oude niet verloochenen. Zo moge<br />
het zijn.<br />
Amsterdamse Studentenekklesia, zondag 28 november 1999<br />
psalm 131<br />
U bent de wakende vader: U houdt voor mij<br />
mijn zorgen vast.<br />
Mijn ziel weet zich bij U geborgen.<br />
Het kwaad komt niet Uw handen langs.<br />
Ik kan mij<br />
in Uw schoot verbergen: ik ben het slapend kind.<br />
Hein Walter<br />
3<br />
HET GEZIN VAN JEZUS<br />
Jan van Kilsdonk<br />
1.<br />
Eén ding staat vast: Jezus zelf komt uit een groot gezin. In<br />
Marcus 6 (en Mattheüs 13) horen we met grote precisie de<br />
namen van een viertal broers: Jacobus, Joses, Simon en<br />
Juda. Het valt op dat in alle lijsten van het Nieuwe<br />
Testament Jacobus als broer het eerst wordt genoemd. Er<br />
is ook sprake van zusters. Dus meer dan één. Zonder naam<br />
helaas. Dat is jammer. Die zes hebben iedere nacht de<br />
woonruimte gedeeld, zijn in <strong>deze</strong>lfde schoot ontvangen,<br />
wellicht aan hetzelfde zaad ontsproten en aan <strong>deze</strong>lfde<br />
borst gezoogd. Het springt in het oog dat Jezus’ broers, net<br />
als zijn ouders, allen namen dragen die teruggrijpen naar de<br />
aartsvaders en naar het epos in Egypte. De eerstgenoemde<br />
broer heet Jacobus, naar Jacob, de vader van twaalf zonen.<br />
De tweede heet Joses = Jozef, de ontroerende held uit de<br />
Jozefcyclus van Genesis, dan komen nog twee zonen van<br />
Jacob: Simon en vooral Juda, de stam waaruit David<br />
ontspruit. Die namen hoor je nauwelijks of niet in de<br />
Koningsboeken. Ze komen overvloedig terug in de periode<br />
van de Makkabese opstand, in het eerste kwart van de<br />
tweede eeuw vóór Christus, toen door Hellenistische<br />
monarchen gepoogd werd ook aan de joodse samenleving<br />
de Griekse taal en cultuur op te leggen. De namen in het<br />
gezin van Jezus klonken als verzetsnamen. Ook zijn vader<br />
heette Jozef. En zijn moeder Maria, naar Mirjam, de zuster<br />
van Mozes. De naamkeuze is des te begrijpelijker in Galilea.<br />
Dat betekent het ‘land van de Heidenen’, met zijn machtige<br />
griekssprekende steden, vlakbij Nazareth. Jezus zelf heet<br />
naar Josua, de opvolger van Mozes. Niet dat de naam van<br />
Jezus onbekend was in zijn milieu. De joodse<br />
geschiedschrijver Flavius Josephus uit de eerste eeuw<br />
vermeldt wel twintig keer een Jezus. En niet minder dan<br />
tien keer een Jezus uit <strong>deze</strong>lfde tijd als degene die wij onze<br />
‘heer’ zijn gaan noemen. Wij horen van een broer: Jezus<br />
ben Ananias die profeteerde tegen de tempel en aan de<br />
landvoogd werd overgeleverd om gegeseld te worden.<br />
Noch de naam noch het lot van Jezus van Nazaret lijkt<br />
uniek. Geen wonder. Niet voor niets noemen alle vier de<br />
evangelisten hem Zoon des mensen.<br />
2.<br />
Vanaf de vierde eeuw, toen het schisma tussen Kerk en<br />
Synagoge een voldongen feit was, worden de gezinsleden<br />
van Jezus niet meer als broers, maar als halfbroers of vooral<br />
neven geduid. Als zou dat een gewoon, ja haast verplichtend<br />
joods spraakgebruik zijn geweest. Hedendaags onderzoek<br />
maakt uit dat <strong>deze</strong> interpretatie zich niet kan beroepen op<br />
het Oude Testament. Waarom neven en niet meer broers<br />
uit <strong>deze</strong>lfde schoot? Hier in speelt de steeds harder<br />
wordende metafoor van de maagdelijke geboorte een<br />
beslissende rol.<br />
Alexander de Grote, wereldveroveraar in de vierde eeuw<br />
voor Christus, was de zoon van Philippus de tweede van<br />
Macedonië en van diens vrouw Olympias. Plutarchus, één<br />
van zijn talrijke biografen, weet dat heel scherp, maar kan<br />
het toch niet laten Alexanders geboorte te verbinden met<br />
een miraculeuze inwerking van Zeus in de schoot van<br />
Olympias. Hetzelfde verbeeldingsschema volgt de<br />
Romeinse geschiedschrijver Suetonius in zijn verhaal over<br />
de geboorte van keizer Augustus. In de antieke literatuur is<br />
elke held geboren vanuit den Hoge. Dat spreekt! Elke<br />
geboorte van een mensenkind is al een wonder. Maar zeker<br />
die van een Redder.
De oud-bijbelse verhaalkunst is sober en terughoudend,<br />
zelfs afkerig tegenover <strong>deze</strong> mythische verhemelsing. U<br />
kent de aanhef van het zondvloedepos in Genesis 6: ‘Toen<br />
de mensen talrijk begonnen te worden op de aardbodem en<br />
dochters kregen, zagen de zonen van God hoe mooi de<br />
dochters van de mensen waren. En zij kozen uit die<br />
dochters ieder een vrouw.’ Zo iets kost aan die<br />
mensenkinderen de catastrofe van de zondvloed. Wel is er<br />
ook in de bijbel een constante des geloofs in de<br />
geboorteverhalen: bij alle vrouwen van de Aartsvaders, de<br />
grote dragers van de Belofte, is de schoot gesloten. Het is<br />
de Eeuwige zelf die <strong>deze</strong> schoot moet openen. De potentie<br />
van de man kan niet alles. Zeker niet als het kind wordt<br />
ontvangen tot een aparte bestemming. In <strong>deze</strong> symbolische<br />
spreekwijze spreekt hun natuurvisie mee, een kind wordt<br />
alleen verwekt uit het zaad van de man. Het bestaan van de<br />
vrouwelijke eicel was tot voor enkele eeuwen ook bij ons<br />
onbekend. Om de geboorte te vertolken als een wonder en<br />
als een geschenk, pleegde de joodse Schrift te zeggen: God<br />
zelf moet bij de vrouw de schoot openen om toegang te<br />
verschaffen aan het zaad van de man.<br />
De evangelisten Mattheüs en Lucas drijven de metafoor op<br />
de spits door beeldend te verhalen hoe dit kind neerdaalt<br />
als in lege, onbevruchte schoot, als alléén uit Gods Geest.<br />
In hem is toch de volheid van Gods Geest, zeiden ze later<br />
‘Niet uit bloed, of uit de wil van vlees of man, maar uit<br />
God geboren’, zingt de proloog van Johannes. Van ons<br />
allen als kinderen van God, dus zeker van Jezus. (Joh 1, 13).<br />
Wij weten in de antieke literaturen nooit precies op welke<br />
manier het imaginatieve en het realistische spreken in elkaar<br />
overvloeit of wel onderscheiden blijft. Zeker is dat in de<br />
niet-joodse christenheid het zinnebeeldig verhaal reeds in<br />
de tweede eeuw het stollingsproces ondergaat als tot een<br />
lichamelijk gebeuren. Misschien wel om Jezus voorgoed te<br />
ontjoodsen. En ook om hem los te rukken uit de clan van<br />
zijn broers en zusters. Hij wordt in elk geval de<br />
eerstgeborene, tenslotte de eniggeborene.<br />
3.<br />
Was Jezus van Nazaret, die in het Nieuwe Testament, als<br />
uitgangspunt van alle liturgie, niet minder dan ‘de Heer’<br />
wordt genoemd, misschien zelfs een getrouwd man? Of<br />
staat <strong>deze</strong> messiaanse Jood, aan de oorsprong van onze<br />
traditie, buiten de werken en de gevoelens des vleses? Is hij,<br />
ook in lichaam en geest, normaal een genietend en zorgend<br />
wezen, minstens in beginsel? De vraagstelling alléén al<br />
werkt op een bepaald type religieuze mensen shockerend,<br />
haast onkies, ja onkuis. Want hoe zou een gemeente <strong>deze</strong><br />
rabbi hebben durven bezingen als de zoon van de Eeuwige,<br />
indien zij naast hem ‘een hulpe hem gelijk’ (Gen. 2, 18) zou<br />
moeten zien? Daar komt nog bij dat alles wat samenhangt<br />
met geslachtelijk leven en erotische trilling als bevlekt lijkt<br />
en obscuur, bedenkelijk en onwelriekend. Niet alleen, maar<br />
toch vooral bij die gigant uit Noord-Afrika in de vierde<br />
eeuw, Augustinus. Een voor ons haast onbegrijpelijke<br />
interpretatie van het menselijk lichaam, eigenlijk ver<br />
afgedwaald van hoofdstuk 1 en 2 van de joodse Genesis.<br />
Zó was het niet in de rabbijnse traditie. Ook nog niet in het<br />
Nieuwe Testament. Zij kenden niet anders dan het statuut<br />
van de getrouwde rabbijn. Net zoals ook nog de schrijver<br />
van de Eerste Brief aan Timotheus (3:4,5), die aan de<br />
Paulusbundel werd toegevoegd. Huidige joodse geleerden<br />
van een volstrekte integriteit schrikken niet terug voor de<br />
mening dat hun broeder Jezus niet anders dan een<br />
getrouwde rabbijn zou kunnen zijn. Indien Jezus, tegen de<br />
regel in, voor het ongehuwd-zijn had gekozen, en wel<br />
principieel, zouden dan niet de getrouwde Apostelen (vgl.<br />
4<br />
Petrus Marcus 1,30 en 1 Kor. 9,2) hun meester hebben<br />
ondervraagd over <strong>deze</strong> levenskeuze, die in een joodse<br />
cultuur afwijkend van de norm zou zijn gevonden,<br />
misschien zelfs aanstootgevend?<br />
De Apostel Paulus spoort met de hem bekende passie de<br />
nog ongetrouwde meisjes en jongens in Korinthe (1 Kor.<br />
7,25) aan liefst niet te trouwen. ‘Ik heb echter geen gebod<br />
des Heren, bekent hij, maar ik geef mijn eigen mening’. Van<br />
een traditie dat de historische Jezus zelf principieel een<br />
ongehuwd persoon zou zijn, heeft blijkbaar in het jaar 54<br />
de Apostel nog geen weet. Anders dan hij zonder twijfel dit<br />
supreme voorbeeld in het geding gebracht. Eerder dan<br />
zichzelf.<br />
Toch heeft <strong>deze</strong> eerlijke visie van sommige joodse<br />
onderzoekers nòg niet de kracht van een klemmende<br />
evidentie, die elk alternatief zou uitsluiten. De joodse<br />
gemeenschap in en buiten Palestina kende rond het begin<br />
van onze jaartelling een polychromie die wij pas sinds kort<br />
ontdekken. Sinds de vondst van de Qumranrollen weten we<br />
dat in <strong>deze</strong> wat kloosterlijke gemeente sommige mannen<br />
kozen, op politiek-godsdienstige gronden, voor het celibaat.<br />
En buiten-bijbelse historici uit de eerste eeuw, bijvoorbeeld<br />
Flavius Josephus, geboren te Jerusalem uit een<br />
joodspriesterlijke familie, en ook Philo, een Joods<br />
Hellenistische wijsgeer uit Alexandrië, beschrijven<br />
ascetisch-celibataire gemeenschappen zoals de Essenen en<br />
andere niet zonder bewondering en sympathie. De<br />
evangelist Mattheüs levert, wellicht authentiek, een woord<br />
van Jezus over (Mat. 19,12) dat er ook een derde groep<br />
eunuchen bestaat die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt,<br />
nog wel omwille van het Koninkrijk van de hemelen. Zou<br />
in <strong>deze</strong> spreuk ook aan de historische persoon van Jezus<br />
zijn gedacht? Je kunt niet zeggen: dat is onwaarschijnlijk.<br />
Maar op de frontale vraag: was de aardse Jezus zelf<br />
getrouwd of niet, kunnen we, op basis van historische<br />
bewijsmiddelen, niet met een volstrekt ja of met een<br />
volstrekt nee antwoorden. Deze onzekerheid beduidt<br />
misschien dat de vraag niet de absolute betekenis heeft die<br />
velen aan haar toekennen. Met die betekenisvolle<br />
onzekerheid voel ik mij eigenlijk héél gelukkig.<br />
4.<br />
Keren we tot slot nog even terug naar de broers van Jezus.<br />
In hoofdstuk 1 van de Handelingen van de Apostelen, een<br />
meesterstuk van idealisering, geeft Lucas eerst een lijst van<br />
de twaalf, minus Judas Iscariot. Dàn zegt hij: Zij allen, die<br />
elf, bleven trouw en eensgezind in het gebed, samen met de<br />
vrouwen, met Maria de moeder van Jezus en met zijn<br />
broers. In Marcus 6 hoorden wij vier namen. Als eerste en<br />
m eest befaamde werd Jacobus genoemd, duidelijk<br />
onderscheiden van een tweetal uit de twaalf, die ook naar<br />
Aartsvader Jacob heten. Die Jacobus, broeder des Heren,<br />
wordt door Paulus vier keer genoemd, eerst in de eerste<br />
brief aan de Korinthiërs (hfdst 15) als getuige van de<br />
opstanding, parallel aan Kephas, dan in de Galatenbrief<br />
(Gal. 2, 9,12 en 1,19) als nummer één in een volgorde van<br />
de leiders van de Gemeente te Jeruzalem, Jacobus, Kephas<br />
en Johannes. Na het vertrek van Petrus, (Hand. 12,17) uit<br />
Jeruzalem is <strong>deze</strong> broer van Jezus de onbetwiste leider van<br />
de moeder-gemeente. In de allergrimmigste passage in de<br />
Paulusbundel treedt Paulus via Kephas met <strong>deze</strong> Jacobus in<br />
polemiek over de tegenstelling tussen Joodse wet, inclusief<br />
de Besnijdenis en de genade van Jezus Messias. Jacobus<br />
wordt als hoofd van de kerk te Jeruzalem opgevolgd door<br />
een aantal bloedverwanten, van wie ons de namen uit de<br />
tweede eeuw zijn overgeleverd. Te beginnen met Jacobus,
de broeder des Heren uit de Galatenbrief, dreigt zich een<br />
soort Jezuskalifaat te vormen, zeker in verweer tegen de<br />
onvoorwaardelijke openstelling van de Gemeente voor de<br />
‘onbesnedenen’ door Paulus maar eigenlijk door alle<br />
geschriften van het Nieuwe Testament zo hartstochtelijk<br />
nagejaagd.<br />
Misschien zeggen wel daarom alle evangeliën, ook<br />
Johannes, dat de broeders niet in hem geloofden. Aldus<br />
terugplaatsend in het Jezusverhaal wat zij lang nà Pasen<br />
meemaakten.<br />
VOORBEDE VOOR DE KERSTTIJD<br />
Kees Kok<br />
Ons geschiede naar uw woord.<br />
Verwek in ons uw nieuwe mens -<br />
uw beeld en gelijke van den beginne -<br />
dat wij, opnieuw geboren<br />
uw wil volbrengen:<br />
genade en waarheid in ons hart,<br />
recht en vrede op onze lippen,<br />
onze handen liefde en trouw.<br />
Uw Naam is genade voor allen,<br />
wereldvrede, mensenrecht,<br />
trouwe liefde tot het duizendste geslacht,<br />
voor zeven maal zeven miljard.<br />
Maak ons naar menselijke maat<br />
deelachtig aan uw Naam:<br />
dat wij U zijn voor twee of drie -<br />
kind, zwerver, vreemdeling -<br />
in de ons toegemeten tijd.<br />
En dat wij verder denken<br />
dan onze handen reiken,<br />
en ook nog willen weten<br />
wat boven onze macht<br />
en buiten ons vermogen ligt.<br />
Dat wij tóch wegen vinden<br />
om het onmogelijke te doen:<br />
Aids remmen in Afrika,<br />
vrede stichten waar oorlog,<br />
brood brengen waar honger.<br />
Voor de laatste bewoners van Grozny:<br />
dat zij ontkomen aan de handen<br />
van hun gepantserde belagers.<br />
Voor de Russische jongens<br />
die daar vruchteloos sterven -<br />
of wegkomen -<br />
verminkt naar lichaam en geest -<br />
Voor allen die moorden tegen wil en dank<br />
slachtoffers van angst en armoe<br />
van alle nacht en duisternis<br />
in <strong>deze</strong> wereld.<br />
5<br />
WHO IS WATCHING US?<br />
Ton Honig<br />
Zien zonder direct te oordelen is een moeilijke opgave. Ik<br />
zie niet alleen dat je een blauwe trui draagt, maar al in mijn<br />
eerste waarneming voeg ik vaak zonder enig nadenken een<br />
oordeel toe: je draagt een mooie blauwe trui of een stomme<br />
blauwe trui. Daarmee wordt een ‘ervaring’ al snel vertaald<br />
in een ‘mening’ en helaas minstens zo vaak in een oordeel.<br />
Beoordelen betekent waarde hechten, analyseren,<br />
etiketteren, vergelijken en interpreteren. Nu is er niks mis<br />
mee om een oordeel te hebben over dingen, maar er gaat<br />
wel van alles mis wanneer zien en oordelen geen eigen<br />
momenten meer zijn.<br />
Een voorbeeld: laatste stond ik tijdens een pastoraal<br />
gesprek met een studente plotseling op en liep snel de<br />
kamer uit. De deur van de kamer viel met kracht achter me<br />
dicht, zodat de theekopjes op tafel rinkelden. Tot zo ver<br />
een zuivere waarneming van het voorval. De studente<br />
vroeg me een week later waarom ik boos de kamer was<br />
uitgerend en de deur kwaad achter me had dichtgeslagen.<br />
‘Ze had er de <strong>hele</strong> week last van gehad’, zei ze. Ze had haar<br />
interpretatie, haar oordeel aan de waarneming toegevoegd<br />
en was er enkele dagen een beetje onder gebukt gegaan.<br />
Tijdens het opstaan had ik haar wel gezegd dat ik snel de<br />
telefoon moet opnemen, omdat anders de voicemail al zou<br />
gaan lopen. Ze had het niet goed gehoord. Door een<br />
openstaand raampje was er tocht ontstaan, waardoor de<br />
deur uit mijn hand woei en harder dicht sloeg dan mijn<br />
bedoeling was!<br />
De Indiase filosoof Krishnamurt heeft ooit gezegd dat<br />
waarnemen zonder oordelen de hoogste vorm van<br />
menselijke intelligentie is. Wanneer we elkaar niet zuiver<br />
trachten te zien, maar bewust of onbewust onze<br />
interpretatie toevoegen aan onze waarnemingen is het<br />
eerste zaad voor geweld gezaaid: hoe zou ik jou immers<br />
recht moeten doen, wanneer ik jou ongevraagd en<br />
onbesproken met mijn interpretaties opzadel?<br />
De niet gewelddadige blik begint met ‘open kijken’, ruimte<br />
latend aan de ander om te zijn en te worden wie ze is.<br />
Big Brother<br />
Het meest bekeken televisiespektakel op dit moment is de<br />
life-soap Big Brother. De programmamakers hebben een<br />
oud-psychologisch experiment opgevist, dat inmiddels<br />
binnen de wetenschap om humanitaire redenen in onbruik<br />
is geraakt. Een groep mensen, opgesloten in een huis,<br />
zowel ten opzichte van elkaar als middels camera’s ten<br />
opzichte van de kijker, die elke privacy kwijt zijn. ‘De hel,<br />
dat zijn de anderen’, schreef Sartre ooit. Hij schiep een<br />
toneelstuk over een groep mensen die tot de hel waren<br />
veroordeeld. Ze troffen daar ter plaatse geen brandend<br />
vuur aan of andere martelingen, maar een comfortabel<br />
ingerichte kamer. Ze moesten daar echter wel tot in<br />
eeuwigheid met elkaar vertoeven. Mensen zijn weliswaar<br />
gezelschapsdieren, maar als er geen enkele gelegenheid is<br />
om zich ook eens aan de blik van anderen te onttrekken<br />
verandert het gezelschapsdier in een solitair roofdier: de<br />
mens voor de mens een wolf! De gave van het ‘zien’<br />
verwordt immers tot een ondraaglijke opgave.<br />
Bij Big Brother is de tijd gelimiteerd: 100 dagen is de<br />
maximale tijdspanne die uiteindelijk slechts één deelnemer<br />
in <strong>deze</strong> Almeerse groepscel zal doorbrengen. Intussen<br />
nomineren bewoners elkaar: wie moet er voor vertrek in<br />
aanmerking komen? De kijkers thuis worden gestimuleerd<br />
om voor 95 cent per minuut hun uiteindelijke oordeel te
vellen. Wie als laatste overblijft gaat met een kwart miljoen<br />
naar huis. Er groeit uiteraard een band tussen de bewoners,<br />
die op elkaar zijn aangewezen. De bewoners missen hun<br />
kinderen en dierbaren met wie ze nauwelijks contact<br />
kunnen onderhouden, maar de bewoners missen ook<br />
maatjes uit het Big Brother gebeuren die af moeten of<br />
willen vloeien: Bart zet stoer de tanden op elkaar om het<br />
ook zonder Sabine te rooien en Karin besluit na het<br />
opstappen van Bianca om maar geen nieuwe emotionele<br />
banden met vrouwen in de groep aan te gaan om ‘niet weer<br />
zo’n pijn bij een afscheid te voelen’. Binnen de muren van<br />
het huis kijken mensen op een bijzondere manier naar<br />
elkaar: er groeit een echte band en tegelijk is iedereen op<br />
zijn hoede naar de ander. Je ziet de leuke en mooie dingen<br />
van andere mensen en houdt op hetzelfde moment altijd<br />
een waakzame blik: hoe lig ik in de groep? Wie zou mij<br />
eventueel kunnen nomineren?<br />
Manipulatie<br />
De rol van de kijkers is ook een bijzondere! Enerzijds zijn<br />
de programmamakers van hen afhankelijk: kijkcijfers tellen<br />
immers. Zij krijgen de uiteindelijke kans om uit de<br />
genomineerden een kandidaat neer te sabelen. Het<br />
Nederlandse publiek is daarmee voor de bewoners de<br />
onzichtbare massale beul, een duizendkoppige draak is<br />
numeriek gezien nog een zwakke uitdrukking. De kijker<br />
leeft in de illusie ‘alles’ te zien en bewoners leven met het<br />
besef dat alles gezien kan worden. Als kijker – ook ik ben er<br />
eentje – voel ik me soms door Veronica bedonderd. Zij<br />
maken dagelijks een compilatie van beelden, geen neutrale<br />
weergave van een groepsproces maar een gemanipuleerde<br />
selectie van shots. In de montagekamer wordt van de<br />
bewoners door de regisseurs een bewust ‘image’ gemaakt:<br />
de kijker ziet de bewoners zoals de regie van Big Brother<br />
hen wil tonen. Om 24 uur per etmaal aan internet<br />
gekluisterd te zitten voert wat ver: maar ook daar geldt dat<br />
‘het zien’ door het oog van de camera wordt bemiddeld en<br />
geperverteerd.<br />
Het ‘zien’ is bij Big Brother tot het ultieme spektakel<br />
verheven. Enkele aspecten van het programma hebben<br />
voor mij een metafore betekenis. In onze omgang met<br />
elkaar zien we elkaars mooie en bijzondere dingen. Maar<br />
ook de kwellende en knellende vragen: ‘hoe lig ik in de<br />
groep?’, of: ‘zullen ze mij nomineren?’ behoren tot de<br />
dagelijkse realiteit. Angst om niet gezien te worden, angst<br />
om wel gezien te worden, maar niet goed genoeg bevonden<br />
te worden. Mensen worstelend om hun plek te vinden in<br />
hun gezin van herkomst of in hun liefdesrelaties. Vaders en<br />
moeders die piekerend wakker liggen van de vraag of ze wel<br />
een goede ouder zijn. Mensen die de WAO verkiezen<br />
boven een genadeloos knokken om posities binnen bedrijf<br />
of universiteit. Mensen die voelen hoe broodnodig het is<br />
om zich gezien te voelen door de ander, maar het liefst<br />
wegkruipen uit angst voor elke blik.<br />
Zou de massale fascinatie met Big Brother te verklaren zijn<br />
uit dit perspectief? Is <strong>deze</strong> soap een verbeelding van een<br />
reële angst? Misschien geeft het lucht om te mogen<br />
nomineren en te stemmen om zo, voor heel eventjes, niet<br />
genomineerd of gekozen te kunnen worden.<br />
De vraag blijft staan: is het mogelijk, die open, niet<br />
gewelddadige blik, die ruimte laat aan de ander en aan jou<br />
om er gewoon te mogen zijn.<br />
Al televisie kijkend denk ik wel eens aan een tekst uit het<br />
bijbelboekje Qo<strong>hele</strong>t: ‘Ons oog is meer dan verzadigd van<br />
zien, ons oor is overstelpend vervuld van horen. We zien<br />
niet eens meer wat er nieuw is onder de zon omdat alles<br />
zich in zo’n hoog tempo vernieuwt, dat het niet meer bij te<br />
houden is’. Werkelijk zien vraagt er om dat we ons eerst<br />
6<br />
leeg kunnen maken van een veelheid aan beelden. Rust,<br />
aandacht en concentratie vinden en dan zien alsof het de<br />
eerst keer is.<br />
Kain<br />
Ik heb de keuze gemaakt om met jullie het verhaal over het<br />
kijken van Adonaj en Kain uit Genesis 4 te lezen. Een<br />
verhaal dat nog onthullender is dan welke reality-soap dan<br />
ook. Een verhaal over twee zonen die wel heel verschillend<br />
worden gepresenteerd: van Kain worden zijn verwekking<br />
en de zwangerschap van zijn moeder Eva genoemd. Geen<br />
gewone jongen, zegt Eva, maar een mens met Adonaj<br />
verwekt. Kains naam hangt samen met ‘kana’: scheppen,<br />
een woord dat ook voor Adonajs scheppende activiteiten<br />
wordt gebruikt. Over nummertje twee kunnen we blijkbaar<br />
korter zijn: verder werd Abel door haar gebaard. Abels<br />
naam betekent ‘lucht’ of ‘ademtocht’, geen adem die leven<br />
geeft maar die vervliegt, als een blad in de herfstwind. Een<br />
mens die nergens vandaan komt en nergens heen gaat. Een<br />
waardeloos leven.<br />
Opvallend is dat gezegd wordt: ‘zij baarde zijn broer Abel’,<br />
Abel wordt meteen in zijn hoedanigheid als broer neergezet<br />
en daarmee weten we het eigenlijke thema van het verhaal:<br />
de mens en zijn broer, de mens en haar zus. Beiden<br />
brengen voor Adonaj een offer en JHWH keek naar Abel<br />
en zijn offer, maar naar Kain en zijn offer keek hij niet.<br />
Veel mensen lezen dit verhaal psychologisch en kunnen<br />
zich goed met Kain vereenzelvigen: het is toch ook<br />
oneerlijk dat er niet naar jou als persoon en je gave gekeken<br />
wordt! Toch nodig ik jullie uit om dat spoor los te laten.<br />
Adonaj kijkt allereerst naar een persoon en niet naar het<br />
offer. Bovendien is de blik van de Allerhoogste allereerst<br />
gericht op de mens die blijkbaar in de ogen van anderen<br />
waardeloos is, niets meer dan een zuchtje wind. Kain kreeg<br />
tot nog toe de aandacht. Daarom is het waarschijnlijker dat<br />
Kain niet jaloers is omdat Abel succesvoller is dan hij, maar<br />
omdat Adonaj kijkt naar zo’n prutser als Abel en niet naar<br />
hem. Adonaj ziet het en vraagt: ‘Waarom ben je boos en<br />
waarom is je gezicht gevallen? Is het niet zo, dat als je goed<br />
doet er opheffing is van je gezicht? En als je niet goed doet<br />
de zonde om te liggen loeren aan de deur ligt? Naar jou<br />
gaat het verlangen – van de zonde – uit, maar jij kunt het de<br />
baas worden’. Wanneer het gezicht van de mens ‘valt’ en<br />
het oogcontact verbreekt, raken mensen uit elkaars<br />
gezichtsveld. Daar vallen mensen uit elkaars genade en<br />
worden doelloos en onvindbaar. Daar verandert ‘zien’ in<br />
‘loeren of in de gaten houden’. Waar het gezicht valt, daar<br />
gaat genomineerd worden, daar gaan mensen afvallen in de<br />
race. Al in Genesis 4 krijgen we daarmee een heldere<br />
definitie van wat zonde is: dat je gezicht valt en de ander<br />
daarmee buiten beeld raakt. Het zien en oordelen over de<br />
ander zijn samengevallen. Er volgt geen gezonde ruzie meer<br />
– een van de mooiste vormen van contact! – om het<br />
gezicht weer naar elkaar op te heffen. Er is geen bereidheid<br />
meer om elkaar te zoeken. Daar sterft het zien en wordt de<br />
gewelddadige blik geboren. De werkelijke moord begint bij<br />
de dood van het zien.<br />
De ander en de aarde<br />
In de theologie van <strong>deze</strong> ekklesia is de Joodse filosoof<br />
Levinas niet meer weg te denken: het gezicht van de ander<br />
zou de maat van ons handelen moeten zijn. De blik van de<br />
ander begrenst ons en doet ook telkens een appèl op ons.<br />
Het verhaal van Genesis voegt echter nog iets toe: niet<br />
alleen de ander maar ook de aarde heeft een gezicht. Kain<br />
voelt zich verjaagd van het gezicht van de aarde. Na zijn<br />
daad van geweld is hij de zwakkere geworden en mag zich<br />
tocht verheugen in een genadeteken dat Adonaj schenkt.
Maar het bloed van de vermoorde mens komt in de mond<br />
van de aarde en die aarde schreeuwt het uit.<br />
Een verbroken band tussen mensen, mensen die uit elkaars<br />
‘zien’ gevallen zijn heeft een verbroken band met de aarde<br />
en Adonaj tot gevolg. De mens ziet God niet. Veel<br />
theologie heeft een alziende God geschapen, die verkiest en<br />
verwerpt in zijn wijsheid. De echte Big Brother werd<br />
geïdentificeerd met de kijkende, stemmende en oordelende<br />
massa. De bewoners zien de massa niet, maar hun oordeel<br />
is wel bepalend voor hun lot.<br />
Gods aangezicht<br />
De alziende God, zoals ik in haar geloof, is meer voelbaar<br />
in woorden van een gedichtje van Schulte-Nordholt: ‘Ik<br />
droomde dat mijn God mij zag, terwijl ik in zijn grasveld<br />
lag en zich over mij voorover boog, me zag met zijn<br />
liefdevolle oog’. Zien van Adonaj is een samengesteld zien,<br />
dat zich voor mij manifesteert op drie niveaus: allereerst<br />
een basisgevoel dat er een liefdevolle ouder is die kritisch<br />
en hoopvol ziet. Zoals Adonaj tot Kain spreekt: ‘maar jij<br />
kunt het de baas worden!’ Er wordt van me gehouden en er<br />
wordt in me geloofd. Dit basisgevoel doet zich voelen op<br />
het tweede niveau: het zien en gezien worden van en door<br />
de ander in een open ruimtelijke blik en in het gezicht van<br />
de aarde. In het gezicht van die aarde, het derde niveau,<br />
bestaan geen waardeloze mensen, mindere rassen,<br />
tweederangs burgers, losers, genomineerden en<br />
weggestemden.<br />
Straks gaan we naar huis, naar de gewone dingen van<br />
alledag. Verheugd, bezorgd, blij en soms bedroefd. Maar<br />
altijd gedragen door de zegen van de Eeuwige: De eeuwige<br />
zegene ons en ze behoede ons, hij doet zijn gezicht over<br />
ons lichten en is ons genadig, ze heft haar aangezicht jegens<br />
ons op en geeft vrede. En met die zegen zegt de Eeuwige:<br />
Ik hou van je, ik geloof in je ... jij kunt het de baas worden!<br />
Amsterdamse Studentenekklesia, 7 november 1999<br />
DE STER VAN DE VERLOSSING<br />
Twee fragmenten<br />
Franz Rosenzweig<br />
In maart 2000, tachtig jaar na de eerste uitgave, verschijnt<br />
bij uitgeverij Skandalon te Meppel de vertaling van het<br />
hoofdwerk van de joodse wijsgeer Franz Rosenzweig:<br />
Der Stern der Erlösung – De ster van de verlossing,<br />
één van de ‘grootste’ boeken van de twintigste eeuw. Het<br />
is geschreven midden in de Eerste Wereldoorlog, aan het<br />
Balkanfront, met potlood op dienstpostvelletjes. Dit vaak<br />
onvertaalbaar geachte taalmonument – vijfhonderd<br />
bladzijden poëzie in gecompliceerd negentiende-eeuws<br />
proza - , is door A.J.P. van Ligten vernederlandst, zodat<br />
het nu eindelijk voor een groter publiek toegankelijk is.<br />
Waar gaat het over? Over álles: over God, wereld en<br />
mens; over schepping, openbaring en verlossing; over<br />
jodendom, christendom en islam; over denken, geloven<br />
en handelen. Het is theologie, filosofie en<br />
culuurgeschiedenis ineen.<br />
Voor wie is het geschreven? Voor iedereen die zich<br />
grondig wil verdiepen in de verhouding jodendomchristendom<br />
– K.H. Miskotte deed dat al vóór de Tweede<br />
Wereldoorlog, aan de hand van ‘De ster’! -; voor<br />
liefhebbers van grootse, alomvattende visies; en voor wie<br />
er zich aan over wil geven. Wie er eenmaal in verzeild is<br />
7<br />
geraakt, wordt er door gegrepen, ook al begrijpt hij niet<br />
alles. ‘De ster’ is een boek dat zeer geschikt is om samen,<br />
in leerhuisverband, te lezen, liefst onder leiding van een<br />
kenner.<br />
Hoewel het moeilijk, zo niet onmogelijk is om uit zo’n<br />
organisch samenhangend werk een keuze te maken,<br />
volgt hieronder, ter kennismaking, en voor de kenners ter<br />
vergelijking met het Duitse origineel, de voorpublicatie<br />
van twee fragmenten: over de liturgie als het ‘ware horen’<br />
en over Kerstmis in vergelijking met Grote Verzoendag.<br />
1.<br />
LEREN LUISTEREN<br />
In de eeuwigheid lost het woord op in het zwijgen van het<br />
eendrachtige samenzijn - want één is men alleen in het<br />
zwijgen: het woord verenigt, maar die verenigd zijn,<br />
zwijgen. Daarom moet de brandspiegel die de zonnestralen<br />
van de eeuwigheid in de kleine cyclus van het jaar<br />
verzamelt, de liturgie, de mens in dit zwijgen binnenleiden.<br />
Ook in de liturgie kan natuurlijk het gemeenschappelijke<br />
zwijgen pas aan het eind komen, en alles wat eraan<br />
voorafgaat, is slechts voorbereidend onderwijs op dit<br />
laatste. In die fase van de opvoeding heerst nog het woord.<br />
Het woord zelf moet de mens ertoe geleiden dat hij leert<br />
gemeenschappelijk te zwijgen. Het begin van <strong>deze</strong><br />
opvoeding is dat hij leert te luisteren.<br />
Niets lijkt gemakkelijker dan dit. Maar hier is een ander<br />
luisteren noodzakelijk dan in de dialoog. In de dialoog<br />
spreekt immers ook hij die luistert, en niet alleen wanneer<br />
hij spreekt, zelfs niet eens het meest wanneer hij spreekt,<br />
maar evenzeer doordat hij aan degene die spreekt het<br />
woord in de mond geeft door zijn levendig toehoren, door<br />
de instemmende of twijfelende blik van zijn ogen. Niet dit<br />
luisteren van het oog is hier bedoeld, maar echt het<br />
luisteren van het oor. Een luisteren dat niet de spreker tot<br />
spreken aanzet, maar een luisteren zonder tegenspraak, dat<br />
is het wat hier geleerd moet worden. Er moeten velen<br />
luisteren. Dan mag de ene die spreekt niet de spreker van<br />
zijn eigen woorden zijn, want waar zou hij zijn ‘eigen’<br />
woorden als uit de sprekende blik van zijn hoorders kunnen<br />
nemen? Zelfs degene die spreekt voor een menigte is<br />
immers, zolang hij echt een levendige spreker is, alleen<br />
samen-spreker; het luisterende volk, dat veelkoppige<br />
monster, geeft ook aan de volksredenaar elk ogenblik zijn<br />
trefwoord door instemming en misnoegen te tonen, met<br />
interrupties en onrust en conflictueuze stemmingen,<br />
waardoor hij gedwongen wordt stelling te nemen. Wil de<br />
volksredenaar zich onafhankelijk van de hoorders maken,<br />
dan moet hij, op het gevaar af dat ze inslapen, in plaats van<br />
de vrije rede die hij zou uitspreken de kant-en-klare uit het<br />
hoofd geleerde redevoering voor hen ‘houden’. Hoe vrijer<br />
de vrije rede is, des te zekerder is ook dat er twee partijen<br />
onder de hoorders ontstaan. Dus de vrije rede vormt<br />
precies het tegendeel van een luisteren dat voor alle<br />
aanwezigen gemeenschappelijk is. Het is het wezen van de<br />
‘programma-rede’, dat zij ‘gehouden’, niet gesproken wordt;<br />
er moet een vergadering, koste wat het kost, tot sluitende<br />
overeenstemming worden gebracht; noodzakelijkerwijs<br />
moet de spreker daar de voordrager van een kant-en-klaar<br />
programma zijn en niet meer dan dat. Het gemeenschappelijke<br />
luisteren dat niets dan luisteren is, het luisteren<br />
waarbij een menigte ‘een en al oor’ wordt, komt niet van<br />
een spreker, het ontstaat alleen als de levend sprekende<br />
mens terugtreedt achter degene die enkel en alleen<br />
voorleest, zelfs nog niet eens achter die mens die voorleest,<br />
maar achter het gelezen woord. Dat de preek over een<br />
‘tekst’ moet gaan, vindt hierin zijn reden; alleen het verband
met de tekst verzekert de preek van ieders ‘aandachtige’<br />
toehoren; het vrije woord van de prediker zou een dergelijke<br />
aandacht niet eens tot doel moeten willen hebben; dat<br />
zou een krachtige scheiding onder de hoorders teweeg<br />
moeten komen; maar de tekst die voor de samengekomen<br />
gemeente als het woord van haar God geldt, maakt dat<br />
allen die samengekomen zijn gemeenschappelijk luisteren<br />
naar hem die het voorleest; door vervolgens alles wat hij te<br />
zeggen heeft als uiteenzetting van die tekst te geven houdt<br />
hij dat gemeenschappelijke luisteren gedurende zijn <strong>hele</strong><br />
preek levend. Want een preek die interrupties zou<br />
oproepen, of waarbij de hoorders zich slechts met moeite<br />
van iets dergelijks onthielden, een preek waarbij zich het<br />
zwijgen van de hoorders nog op andere wijze dan in een<br />
gemeenschappelijk lied zou willen ontladen, zou een even<br />
gebrekkige preek als misschien een goede politieke<br />
toespraak zijn, en op zijn beurt zou het een slechte politieke<br />
toespraak zijn die het <strong>hele</strong>maal zonder interrupties, zonder<br />
‘Ja nou!’, zonder bijval, zonder hilariteit en onrust moest<br />
stellen. De preek dient er toe, net als de gelezen tekst, om<br />
het gemeenschappelijke zwijgen van de bijeengekomen gemeente<br />
te scheppen. En het wezen ervan is dus niet dat het<br />
een redevoering is, maar exegese; het lezen van het schriftwoord<br />
is de hoofdzaak; alleen daarin wordt de<br />
gemeenschappelijkheid van het luisteren en daarmee de<br />
vaste grond van alle gemeenschappelijkheid van de bijeengekomenen<br />
gevormd.<br />
2.<br />
KERSTMIS EN GROTE VERZOENDAG<br />
Het was opvallend dat Kerstmis zich niet, zoals Pasen en<br />
Pinksteren, aan een feesttijd van de joodse kalender<br />
aanpaste. En het is bekend dat het aan een keerpunt van de<br />
jaarlijkse cyclus van de zon verbonden is; de onoverwonnen<br />
zonnegod van de Mithrasverering vierde hier zijn jaarlijkse<br />
wedergeboorte. Maar vanuit <strong>deze</strong> vreemde wortels heeft<br />
het feest toch nog en juist binnen het leidende volk van de<br />
christenheid en in zijn meest recente eeuwen een<br />
ontwikkeling doorgemaakt, die het in een zekere nabijheid<br />
van de joodse verlossingsfeesten bracht. Reeds dat zich<br />
openen van het huis voor het binnenvallen van de vrije<br />
natuur, waaraan in de vorm van de winters besneeuwde<br />
boom gastrecht in de warme kamer wordt geboden, en de<br />
kribbe in de vreemde stal waarin de verlosser ter wereld<br />
komt, hebben hun exacte tegenhanger in de vrije hemel,<br />
waarnaar het dak van de loofhut een doorkijk gunt, ter<br />
herinnering aan de tent die het eeuwige volk rust verschafte<br />
bij zijn tocht door de woestijn.<br />
Maar daarboven uit heeft zich een overeenkomst met het<br />
eigenlijke feest van de verlossing ontwikkeld, waarop reeds<br />
eerder gewezen werd. De kerstdag verkeert onder de<br />
zondagen zoals de Verzoendag onder de sabbatten: hij is,<br />
zonder op een zondag te moeten vallen, dé zondag zonder<br />
meer. Hij is namelijk als geboortedag van het kerkelijk jaar<br />
dat wat de zondag voor de week is: een nieuw begin.<br />
Precies zoals de Verzoendag als dag van ingang in de<br />
eeuwigheid in ons jaar datgene is wat de sabbat voor de<br />
week betekent: voleindiging. En zo heeft zich dan ook op<br />
beide dagen het wonderlijke feit voltrokken, dat de<br />
vooravond een even grote betekenis kreeg als de feestdag<br />
zelf; de vooravond van de Verzoendag is de enige, waarop<br />
de gemeente in de feestdracht gekleed gaat die verder<br />
slechts in de hoofddienst 's morgens gedragen wordt; zoals<br />
daardoor de Verzoendag tot ‘lange dag’ wordt, zo gaat het<br />
ook met het Christusfeest door de kerstavond en zijn ‘lange<br />
nacht’. Alleen een dag die bestaat uit nacht en dag tot<br />
8<br />
opnieuw de nacht volledig invalt - alleen dat is een <strong>hele</strong> dag.<br />
Want de dag ligt tussen twee middernachten; alleen de<br />
eerste daarvan is waarachtig nacht, de andere is licht. En zo<br />
betekent een dergelijke lange dag met God leven: geheel<br />
met God leven, - het 'niets' dat voor het leven geplaatst is,<br />
en het leven zelf, en de ster die over het zwart van de nacht<br />
aan gene zijde van het leven opgaat. De christen leeft een<br />
dergelijke volledige lange dag op de dag van het begin, wij<br />
op de dag van het einde. Beide feesten zijn aldus<br />
uitgegroeid boven de betekenis die ze oorspronkelijk<br />
hadden. De Verzoendag werd, wat zich bij zijn instelling<br />
nauwelijks liet vermoeden, tot de hoogste feestdag, waarop<br />
reeds in de tijd van Philo van Alexandrië, precies zoals<br />
tegenwoordig, ook de mensen die voor het overige lauw<br />
waren, die zich er zelden lieten zien, in drommen naar het<br />
huis Gods stroomden en Hem in bidden en vasten weer<br />
terugvonden. En zo is omgekeerd Kerstmis van een<br />
kerkfeest geworden tot een volksfeest dat zelfs de<br />
ontchristelijkte, ja de onchristelijke leden van het volk weet<br />
te fascineren. De Verzoendag, die op het einde<br />
vooruitloopt, is zo een teken geworden voor de innerlijke<br />
kracht tot zelfbehoud van ons volk in het geloof; de<br />
kerstdag, die het begin vernieuwt, is een teken geworden<br />
voor het naar buiten gerichte vermogen van het<br />
christendom om zich uit te breiden over het leven.<br />
MEDEDELING<br />
'Met eigen ogen'<br />
LANDELIJKE ZANGDAG VOOR JONGERENKOREN<br />
Op zondag 6 februari 2000, van 12.30-17.00 uur wordt in<br />
het Utrechts conservatorium, Mariaplaats 27, Utrecht, een<br />
zangdag gehouden voor (leden van) jongerenkoren,<br />
dirigenten en andere betrokkenen bij liturgie voor<br />
jongeren.<br />
Tijdens <strong>deze</strong> dag worden 12 voor jongerenkoor<br />
geselecteerde en deels nieuw getoonzette teksten van<br />
Huub Oosterhuis gepresenteerd en ingestudeerd. Van de<br />
presentaties worden live-opnamen gemaakt door de<br />
KRO.<br />
Het project 'Met eigen ogen' is een initiatief van het<br />
Landelijk Steunpunt Jongerenkoren (LSJ) in<br />
samenweking met de <strong>Stichting</strong> <strong>Leerhuis</strong> & <strong>Liturgie</strong>.<br />
Deelname: ƒ 12,50 pp., inclusief koorpartijen<br />
Opgave: LSJ, tel: 030-2312663; fax 030-2304041;<br />
e-mail: lsj@kcl.nl; info: www.lsj.nl<br />
psalm 123<br />
Zoals de ogen van de zuigeling opgaan in de ogen<br />
van de moeder,<br />
zoals de ogen van de moeder verdrinken in de ogen<br />
van haar pasgeboren kind,<br />
zo kijken wij naar U en U naar ons.<br />
Hein Walter