Lief<strong>de</strong> geeft ons geen stenen voor brood. Het is geen droom die droom moet blijven. Het is het enige avontuur: 'sprookje en werkelijkheid, droom en daad, woord in maag en hersenen, lief<strong>de</strong> in spieren en zintuigen, kracht in zenuwen en hersenen: klaar voor ver<strong>de</strong>r, hoger, sneller, kristalhel<strong>de</strong>r klaar: het na<strong>de</strong>rt.' (283). Het ik is niet langer opgesloten in zichzelf - uit vrees. Maar het beweegt zich in <strong>de</strong> wereld - vrij - want die wereld werd opgenomen in het ik dat overwon. oktober 1965
[p. 105] een heksensabbat Er gaan geen <strong>de</strong>rtien in een dozijn en waar er <strong>de</strong>rtien in een dozijn gaan, is er een teveel. Aan <strong>de</strong>ze mistieke natuurwet beantwoordt niet alleen <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Christus en diens apostelen, of het verhaal van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien feeën van Doornroosje - ook in <strong>de</strong> heksengemeenschappen, coven, sellen van <strong>de</strong>rtien le<strong>de</strong>n zoals men weet, werd <strong>de</strong> hand gehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> volheid van het dozijn en dientengevolge moest er eens in <strong>de</strong> zeven jaar iemand uit hun mid<strong>de</strong>n aan Dianus, <strong>de</strong> oppergod, wor<strong>de</strong>n geofferd. De geschie<strong>de</strong>nis van heksen begint, volgens Margaret Murray, in <strong>de</strong> prehistorie en is dus ou<strong>de</strong>r dan het Christendom, naast welk geloof <strong>de</strong> hekserij het uithield tot op <strong>de</strong> dag van vandaag. Het won<strong>de</strong>rlijke van <strong>de</strong> historiese hekserij is, dat zij on<strong>de</strong>r haar a<strong>de</strong>pten behalve stu<strong>de</strong>nten ook monniken, behalve geleer<strong>de</strong>n ook prinsen, bisschoppen en vorsten tel<strong>de</strong>. Jeanne d'Arc, meent Murray, was een heks en het tegen haar gevoer<strong>de</strong> proses was een heksenproses. Zij was het slachtoffer van Dianus: men weet dat <strong>de</strong> opperheks, koning Karel VII, geen vinger naar haar uitstak. Dat zij sterven moest, scheen dus wel in or<strong>de</strong> te zijn, en dat er twee heren schenen te regeren op aar<strong>de</strong>, moet, op grond van <strong>de</strong> gelijktijdige verering van <strong>de</strong> God <strong>de</strong>r christenen en die <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen, wor<strong>de</strong>n aangenomen, helaas. Het verschijnsel van een twee godsdiensten belij<strong>de</strong>nd mens is overigens niet zo absurd, als ons tans voorkomt. Het Christendom heeft nu eenmaal een groot aanpassingsvermogen, groter dan een Calvijn wel wenselijk achten kon - en een Christendom, verzoend met hekserij, is daarom evengoed <strong>de</strong>nkbaar als een Christendom dat zich met <strong>de</strong> astrale mistiek weet te verstaan... De twee-heren-leer die hier in Europa zo spontaan kon ontstaan, kreeg een stevige steun van ons aller Mani (216-277), <strong>de</strong> stichter [p. 106] van <strong>de</strong> met zijn naam aangedui<strong>de</strong> dualistiese godsdienst, het manicheïsme, dat <strong>de</strong> kosmos ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> in het Rijk <strong>de</strong>s Lichts waarover <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r Grootheid regeer<strong>de</strong>, en het duistere Rijk waar <strong>de</strong> Prins <strong>de</strong>r Duisternis, leenman van <strong>de</strong> eerste, heer en meester over was. Aangezien <strong>de</strong>ze Prins <strong>de</strong> schepper was van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> en van <strong>de</strong> boze stof, had hij recht op zijn scheppingen en wat meer zegt: op zijn schepselen - <strong>de</strong> mensen dus. Onvervreemdbaar recht, waar <strong>de</strong> leenheer niet tegen in kon brengen. Zelfs toen <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke krijg tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> groten uitbrak - een gevolg van <strong>de</strong> hebzucht van <strong>de</strong> vorst <strong>de</strong>r Duisternis, die het Rijk <strong>de</strong>s Lichts bij het zijne wil<strong>de</strong> inlijven - kon <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r Grootheid niets voor ons doen. Licht en donker raakten verwikkeld in een waanzinnige strijd op leven en dood, sindsdien. Slechts een won<strong>de</strong>r, waarover later meer, kon ons doen <strong>de</strong>elnemen aan die strijd en nog steeds, zoals wij maar al te goed weten, strij<strong>de</strong>n wij om het Licht <strong>de</strong> overwinning te doen wegdragen. Want dat het Duister eens uit geworpen zal wor<strong>de</strong>n, dat is een afspraak die wij thans met elkaar maken, nietwaar? Voor ons heeft Mani's leer weer alle charme: wij hebben het wel geleerd, begrip op te brengen voor <strong>de</strong> gedachte dat reeds <strong>de</strong> geringste misstap <strong>de</strong> grootste katastrofe is. Reeds langer dan Augustinus ooit is geweest, zijn wij <strong>de</strong> ware volgelingen van Mani, <strong>de</strong> groote Pers - al laat onze Imitatio Manii ons weinig hoop, nu wij weten, hoe hij in zijn Imitatio' Christi zijn voorbeeld overtrof, door zich pas te laten kruisigen, nadat hij met <strong>de</strong> grootste zorg was gevild... Mani's prediking drong door van Perzië uit tot diep in China, tot ver in Noord-Afrika, ja, zelfs tot in het Byzantijnse Rijk, al voel<strong>de</strong> [p. 107] <strong>de</strong> Keizer daar niet veel voor Mani's vrome volgelingen. Zij wer<strong>de</strong>n er met zachte drang naar 's Rijks grenzen gestuurd, waar zij ketterkolonies vorm<strong>de</strong>n: een rij forten tegen <strong>de</strong>