02.05.2013 Views

Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef

Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef

Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Deelverkenning</strong> <strong>III</strong><br />

<strong>Aanbodzij<strong>de</strong></strong><br />

Houvast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van <strong>de</strong> toekomst


In<strong>de</strong>ling van dit rapport<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen 5<br />

Afkortingen 12<br />

Inleiding 14<br />

Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16<br />

Blurred Distinction between Peace and Conflict 22<br />

Standing Arrangements with Private Military Companies 24<br />

Different Paradigms for Decision-Making 26<br />

Evolving Relationships between Man, Robotics and Machine Intelligence 30<br />

Staying power 32<br />

Small Team Operations 36<br />

Strategic Compression 40<br />

Dual-Use Technology, Taking Advantage of Technological Spin-In 44<br />

Non-Violent Non-Military Threats 48<br />

Regeneration 52<br />

The Physical, the Information and the Moral Domain of Warfare in Complex Operations 54<br />

Coalition Operations 58<br />

Space is Opening Up 60<br />

Political Transformation 64<br />

The Role of the Media in Future Operations 68<br />

Super-Empowered Individuals and the Threat of Technology Proliferation 70<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht<br />

en behoud 75<br />

Management samenvatting 82<br />

Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88<br />

Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92<br />

Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98<br />

Wervingskracht Defensie 118<br />

Behoud van personeel 124<br />

Conclusies en aanbevelingen 130<br />

Bijlagen 134<br />

Wet- en regelgeving arbeid 167<br />

Inleiding 172<br />

Arbeidsaanbod beperkend 174<br />

Arbeidsaanbod versterkend 178<br />

1


Kennisinvestering 185<br />

Management samenvatting 192<br />

Inleiding 194<br />

Huidige situatie (nulmeting) 198<br />

Benchmark 214<br />

Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222<br />

Conclusies 234<br />

Beleidsaanbevelingen 240<br />

Afkortingen 244<br />

Annexen 246<br />

Ruimte en milieu 295<br />

Inleiding 300<br />

Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 302<br />

Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320<br />

Literatuur 326<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 329<br />

Introduction 336<br />

Synopsis of selected literature 340<br />

Leading trends in the conduct of war 358<br />

The Dutch transformation 1991-2007 376<br />

The MOD projected transformation from 2007 to 2020 384<br />

Alternatives to the MOD projections 390<br />

Omgaan met onzekerheid 405<br />

Inleiding 410<br />

Politiek-strategische flexibiliteit 414<br />

Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416<br />

Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options:<br />

Who Says Generals Can’t Dance? 427<br />

Introduction 432<br />

First principles 438<br />

Final Consi<strong>de</strong>rations 456<br />

Bibliography 460<br />

2


Strategische vragen<br />

Conceptuele en<br />

technologische<br />

ontwikkelingen<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Conceptuele en technologische ontwikkelingen 6


On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

iii.1.2<br />

Welke conceptuele ontwikkelingen doen zich thans en mogelijk in <strong>de</strong> toekomst <strong>voor</strong> ten aanzien<br />

van het militair optre<strong>de</strong>n?<br />

iii.1.3<br />

Wat zijn <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van kennis en technologie en wat is <strong>de</strong> relevantie<br />

hiervan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht?<br />

Beantwoord door: TNO Defensie en Veiligheid in samenwerking met <strong>de</strong> Defensiestaf<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen 7


Inhoudsopgave<br />

Afkortingen 12<br />

Inleiding 14<br />

Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16<br />

Plannen on<strong>de</strong>r ‘diepe onzekerheid’: van ‘plan and pray’ naar ‘sense and respond’ 16<br />

Van vroege, hechte koppelingen naar meer late, losse koppelingen 17<br />

Van ‘zo veel mogelijk zelf’ naar een flexibele dynamische waar<strong>de</strong>keten (‘krijgsmacht 2.0’) 18<br />

Van ‘zo veel mogelijk in eigen beheer’ naar ‘reële opties’ 19<br />

Weg met ‘witte olifanten’ 20<br />

Meer financiële flexibiliteit 20<br />

Conclusie 21<br />

Blurred Distinction between Peace and Conflict 22<br />

Standing Arrangements with<br />

Private Military Companies 24<br />

Different Paradigms for Decision-Making 26<br />

Doelen en prioriteiten 26<br />

Adaptiviteit en beweeglijkheid 27<br />

Omgevingsbeeld en informatie-uitwisseling 27<br />

Gelaagdheid in besluitvorming<br />

en operationeel tempo 28<br />

Evolving Relationships between Man,<br />

Robotics and Machine Intelligence 30<br />

Staying power 32<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen 8


Small Team Operations 36<br />

Sense & respond 37<br />

Bottom-up stuurinformatie en leervermogen 37<br />

Projectmatig <strong>de</strong>nken en werken 37<br />

Ontwikkeling van individuele vaardighe<strong>de</strong>n en missiespecifieke training 38<br />

‘Over <strong>de</strong> horizon’ escalatiedominantie 38<br />

Discussie 38<br />

Strategic Compression 40<br />

Flexibele hiërarchie 40<br />

Sense & Respond 41<br />

Interagency netwerken 41<br />

Geen strategische gevangene van tactische gebeurtenissen 42<br />

Dual-Use Technology, Taking Advantage<br />

of Technological Spin-In 44<br />

Eigen militaire (‘in-huis’) expertise wordt bepaald door smart-buyer/specifier posities 45<br />

Netwerk van technologie-experts is essentieel om ‘spin-in’ mogelijkhe<strong>de</strong>n te benutten 45<br />

Samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving 45<br />

Communicatie met gebruikers 46<br />

Het technisch ka<strong>de</strong>r 46<br />

Spin-in van militaire technologie maakt afhankelijk 46<br />

Non-Violent Non-Military Threats 48<br />

Regeneration 52<br />

The Physical, the Information and the Moral<br />

Domain of Warfare in Complex Operations 54<br />

Belang van <strong>de</strong> Boodschap 54<br />

Strategische Communicatie 55<br />

Nieuwe expertise en taken 55<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen 9


Coalition Operations 58<br />

Space is Opening Up 60<br />

De ruimte <strong>voor</strong> communicatie 61<br />

De ruimte <strong>voor</strong> navigatie 61<br />

De ruimte <strong>voor</strong> observatie en ISTAR 61<br />

De ruimte <strong>voor</strong> grondstoffen en energie 62<br />

De ruimte <strong>voor</strong> toerisme 62<br />

De ruimte als vuilstortplaats / Ruimteschroot 62<br />

De ruimte als marketing instrument 63<br />

De ruimte als slagveld 63<br />

De ruimte op aar<strong>de</strong> 63<br />

Kennis van en over <strong>de</strong> ruimte 63<br />

Political Transformation 64<br />

Snelle besluitvorming binnen <strong>de</strong> operatiecyclus 64<br />

Preventief optre<strong>de</strong>n noodzaakt comprehensive <strong>voor</strong>bereiding en besluitvorming 65<br />

Niet alleen, dus samen 65<br />

Nieuwe coalities 66<br />

The Role of the Media in Future Operations 68<br />

Super-Empowered Individuals and the Threat<br />

of Technology Proliferation 70<br />

‘5 th Generation Warfare is fought on an integrated battlefield’ 71<br />

Veran<strong>de</strong>ring van type tegenstan<strong>de</strong>r en aard van doelstellingen 71<br />

Nieuwe domeinen van conflict en veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging 72<br />

‘Tracking, tracing and un<strong>de</strong>rstanding super-empowered individuals is essential’ 72<br />

‘Irregular warfare requires strong PA (Public Affairs) awareness and readiness’ 72<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen 10


Conceptuele en technologische ontwikkelingen 11


Afkortingen<br />

COP Common Operational Picture<br />

DGI Defensie Gerelateer<strong>de</strong> Industrie<br />

GTI’s Grote Technologische Instituten<br />

GW 5th Generation Warfare<br />

IED Improvised Explosive Device<br />

MOOTW Military Operations Other Than War<br />

NGO’s Non-governmental organization<br />

PGO’s Post-Governmental Organisation<br />

PMC Private Militairy Company<br />

SC Strategic Communications<br />

SEI Supermachtige individuen (Super-Empowered Individuals)<br />

SOPs Standard Operating Procedures<br />

SSR Security Sector Reform<br />

TTP’s Tactics, Techniques and Procedures<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Afkortingen 12


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Afkortingen 13


1.<br />

Inleiding<br />

Dit memorandum bevat een verzameling papers die door TNO en HCSS met input van <strong>de</strong> Defensiestaf<br />

af<strong>de</strong>ling Toekomstverkenningen zijn geschreven. In <strong>de</strong> papers wordt ingegaan op <strong>de</strong> relevantie van telkens<br />

één thema <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht. De thema’s zijn ontleend aan <strong>de</strong> NATO Research and Technology<br />

Organisation (RTO) SAS-066 Joint Operations 2030 (JO2030) studie.<br />

De papers bouwen <strong>voor</strong>t op het door TNO en HCSS samen met <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Toekomst verkenningen<br />

opgestel<strong>de</strong> bullet paper ‘Concept Development for future military operations’ (d.d. 24 oktober 2008 v0.7 finaal).<br />

Zowel het bullet paper als dit memorandum zijn geschreven ten behoeve van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieverkenningen<br />

‘Houvast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van 2020’ en wel specifiek in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> vragen <strong>III</strong>.1.2 en <strong>III</strong>.3<br />

De diversiteit van <strong>de</strong> thema’s, en daarmee <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht, is van dien<br />

aard dat niet is gekozen <strong>voor</strong> een vaste structuur <strong>voor</strong> <strong>de</strong> papers. Afhankelijk van het thema en <strong>de</strong> relevantie<br />

is telkens gekozen <strong>voor</strong> een structuur waarin <strong>de</strong> boodschap het beste kan wor<strong>de</strong>n overgebracht.<br />

Het paper <strong>voor</strong> het thema Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty (diepe onzekerheid) is als eerste opgenomen. De<br />

inhoud ervan raakt direct aan <strong>de</strong> Verkenningen. Het is daarom bewust bre<strong>de</strong>r van opzet dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

thema’s. Het geeft goed inzicht in <strong>de</strong> uitdaging waar<strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als natie staat. Samen met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

papers kan het helpen een ‘Krijgsmacht 2.0’ tot stand te brengen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Inleiding 14


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Inleiding 15


2.<br />

Planning un<strong>de</strong>r<br />

Deep Uncertainty<br />

Auteur: S.H.A.M. (Stephan) <strong>de</strong> Spiegeleire MSc (HCSS) / KLTZ R.P. (René) Tas<br />

De huidige financieel-economische crisis illustreert hoe snel, onverwacht en hevig grote veran<strong>de</strong>ringen<br />

in vrijwel alle aspecten van onze omgeving op ons af kunnen komen. Dit zien we ook erg dui<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong><br />

technologie, waar <strong>de</strong> ICT revolutie nu al alles wat we doen ingrijpend veran<strong>de</strong>rd heeft en ver<strong>de</strong>r aan het<br />

veran<strong>de</strong>ren is (ook in <strong>de</strong> militaire wereld) en waar <strong>de</strong> nano-, bio- en cognorevoluties over <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

20 jaar best wel eens zou<strong>de</strong>n kunnen lei<strong>de</strong>n tot radicale trendbreuken – met enorme implicaties <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>fensieorganisaties. Significante verschuivingen vin<strong>de</strong>n ook plaats in <strong>de</strong> internationale machtsverhoudingen,<br />

in het begrip ‘vertrouwen’, in <strong>de</strong> economie, in onze i<strong>de</strong>ntiteitsbeleving, in <strong>de</strong>mografie enz. Plannen<br />

on<strong>de</strong>r diepe onzekerheid verschilt aanzienlijk van plannen on<strong>de</strong>r (relatieve) zekerheid. Een van <strong>de</strong> grootste<br />

uitdagingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> bestaat erin hoe organisaties het juiste evenwicht zullen vin<strong>de</strong>n<br />

tussen die bei<strong>de</strong> principes.<br />

Plannen on<strong>de</strong>r ‘diepe onzekerheid’:<br />

van ‘plan and pray’ naar ‘sense and respond’<br />

Toekomstbestendigheid is sinds jaar en dag een belangrijke ambitie van <strong>de</strong>fensie organisaties geweest. Een<br />

ambitie die door <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis heen met wisselend succes verwezenlijkt is. Mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>fensieorganisaties<br />

proberen op <strong>de</strong> toekomst te anticiperen en maken op basis daarvan vrij ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> plannen in zowel<br />

<strong>de</strong>fensie- als operationele planning. Deze doelgerichte aanpak heeft <strong>de</strong>fensie (net als het bedrijfsleven) in<br />

perio<strong>de</strong>s van relatieve stabiliteit geen win<strong>de</strong>ieren gelegd. Maar <strong>de</strong> vraag is of <strong>de</strong>ze aanpak in een perio<strong>de</strong> van<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16


diepe onzekerheid nog steeds <strong>voor</strong>ziet in <strong>de</strong> daadwerkelijke behoefte. In perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid<br />

eindigen grote <strong>de</strong>len van wat Henry Mintzberg, één van <strong>de</strong> meest invloedsrijke management<strong>de</strong>nkers van <strong>de</strong><br />

Harvard Business School, inten<strong>de</strong>d strategy noemt (waar ook <strong>de</strong> meeste inspanningen op geleverd wor<strong>de</strong>n)<br />

gewoon in <strong>de</strong> prullenbak. En dan wordt dat intentionele planningsproces aangevuld of soms zelfs gewoon<br />

vervangen door een significant aantal kleinere, meer ad hoc, adaptieve, emerging strategische beslissingen,<br />

die achteraf vaak (meer dan <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> strategie) <strong>de</strong> echte bepalen<strong>de</strong> strategische keuzes blijken te zijn<br />

geweest.<br />

Deze evolutionaire, emerging aanpak van strategische keuzes on<strong>de</strong>r diepe onzekerheid leidt tot een meer<br />

‘beschei<strong>de</strong>n en toch meer gedurf<strong>de</strong>’ 1 aanpak van planning op alle niveaus. Hierbij past beschei<strong>de</strong>nheid<br />

bij het <strong>voor</strong>spellen van <strong>de</strong> toekomst en durf om laat, maar snel, beslissingen te nemen ten aanzien van<br />

<strong>de</strong>fensie en operationele planning. Hierbij tasten we ons eer<strong>de</strong>r een weg naar <strong>de</strong> toekomst dan dat we <strong>de</strong><br />

toekomst en het pad daar naartoe (te) vroegtijdig vastleggen. De Australische <strong>de</strong>fensiespecialist Anne-Marie<br />

Grisogono heeft het in <strong>de</strong>ze context over probing actions – acties in<strong>de</strong>rdaad, misschien zelfs resolute acties,<br />

maar wel vanuit een experimenteel, lerend gezichtspunt. Eén van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> (en vaak onbegrepen 2 ) kreten<br />

hierbij is CD&E (Concept Development and Experimentation), waarbij een aantal nieuwe concepten bedacht<br />

wordt waarmee geëxperimenteerd kan wor<strong>de</strong>n op alle niveaus – met mo<strong>de</strong>llering en simulatie waar<br />

mogelijk en nuttig, maar <strong>voor</strong>al ook door mid<strong>de</strong>l gewone staf-<strong>de</strong>nk oefeningen en zelfs experimentenexperimenten<br />

in inzetgebie<strong>de</strong>n.<br />

Onze <strong>de</strong>fensieorganisaties moeten op <strong>de</strong>ze manier evolueren naar een beter evenwicht tussen vroegtijdig<br />

en zorgvuldig plannen (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> eilandjes van zekerheid) aan <strong>de</strong> ene kant en ‘voelen en reageren’<br />

(<strong>voor</strong> <strong>de</strong> enorme oceaan van onzekerheid die <strong>de</strong> eilandjes omringt) aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Hierbij moet opgemerkt<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze trend zeker niet het ein<strong>de</strong> van traditionele planning inhoudt. Maar het markeert wel <strong>de</strong><br />

transitie van een industriële (doelgerichte, verkoker<strong>de</strong>, materieel- en schaal-centrische en informatie-arme)<br />

naar een kenniseconomie-gebaseer<strong>de</strong> (adaptieve, gedistribueerd-integratieve, kennis- en netwerkcentrische,<br />

informatierijke) planningsmethodiek. Deze transitie is even moeilijk en pijnlijk als ze noodzakelijk is.<br />

Van vroege, hechte koppelingen naar<br />

meer late, losse koppelingen<br />

Één van <strong>de</strong> (onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong>) basisprincipes in <strong>de</strong> militaire wereld is dat militaire capaciteiten<br />

zo vroeg mogelijk in hun ontstaanstraject aan elkaar gekoppeld en dan zo lang mogelijk samengehou<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n. In het personeels domein wor<strong>de</strong>n eenhe<strong>de</strong>n vanaf het begin samengesmeed tot hechte groepen die<br />

samen opgeleid, getraind, opgewerkt en dan ook ingezet wor<strong>de</strong>n met een hechte esprit <strong>de</strong> corps. Ook heel<br />

wat wapensystemen wor<strong>de</strong>n organisch aan <strong>de</strong>ze eenhe<strong>de</strong>n gekoppeld – vroeg en hecht. Dit leidt tot een<br />

grote mate aan bekendheid en vertrouwdheid dat in perio<strong>de</strong>s van relatieve zekerheid enorme <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

heeft. Ook in het materiële domein zien we in <strong>de</strong> meeste wapen systemen erg hechte koppelingen tussen<br />

platformen en (vaak enkelvoudige of in elk geval slechts minimaal modulaire) capaciteiten. Veel systemen<br />

zijn nog steeds een unieke, minimaal modulaire koppeling van een aantal essentiële operationele<br />

capaciteiten (bij<strong>voor</strong>beeld mobiliteit, slagkracht, met een laagje bescherming). Systemen wor<strong>de</strong>n na het<br />

ein<strong>de</strong> van hun (typisch vrij lange) levensduur vervangen door nieuwe, verbeter<strong>de</strong>, maar over het algemeen<br />

net zo hecht gekoppel<strong>de</strong>, systemen. In <strong>de</strong> laatste jaren is hieraan al een en an<strong>de</strong>r veran<strong>de</strong>rd, maar vroege/<br />

hechte koppeling blijft toch <strong>de</strong> norm.<br />

1 Doesn’t mean less gutsy. Just means differently so. As you scale up your (apparently successful) experiments (and without fully abandoning the other parts<br />

of your bushy strategy tree), you still have to make tough (potentially dangerous) calls. But the ‘mo<strong>de</strong>sty’ bit consists of always questioning your assumptions,<br />

never think that you ‘nailed it’ or you ‘totally blew it . This goes against our very <strong>de</strong>eply (evolutionarily) engrained neuro-cognitive instincts, but we HAVE to<br />

get better at this.<br />

2 Too often associated with M&S, but our abilities to mo<strong>de</strong>l CAS (Complex Adaptive Systems) is still too limited to be of much use in the real experimental sense<br />

(much more in the experiential sense).<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 17


In tij<strong>de</strong>n van grote onzekerheid blijken eenhe<strong>de</strong>n en systemen nu vaak net niet (soms ook helemaal niet)<br />

<strong>de</strong> optimale koppelingen te bevatten. Daarom moeten eenhe<strong>de</strong>n nu vaak gekannibaliseerd wor<strong>de</strong>n om<br />

optimalere (nieuwe, laat en vrij los gekoppel<strong>de</strong>) task forces te vormen <strong>voor</strong> een concrete missie in een<br />

specifiek inzetgebied – task forces die dan vrij vroeg (!) in het spel opgewerkt en getraind moeten wor<strong>de</strong>n,<br />

juist omdat ze zo verknocht zijn aan het principe van <strong>de</strong> vroege hechte koppeling. Ook moeten bestaan<strong>de</strong><br />

wapensystemen vaak in extremis ‘opgelapt’ wor<strong>de</strong>n om te voldoen aan <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vereisten, of moeten<br />

gewone an<strong>de</strong>re en meer optimale systemen el<strong>de</strong>rs gezocht wor<strong>de</strong>n (bij<strong>voor</strong>beeld Bushmaster), omdat <strong>de</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> koppeling van capaciteiten erin onvoldoen<strong>de</strong> blijkt. Tezelf<strong>de</strong>rtijd wor<strong>de</strong>n ook suboptimale –<br />

vaak veel te zware, soms veel te lichte – mid<strong>de</strong>len die toch al aangeschaft zijn (sunk cost), ingezet bij gebrek<br />

aan beter (en <strong>voor</strong>al – bij gebrek aan echte modulariteit – <strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>lijke ‘hamers <strong>voor</strong> muggen’).<br />

Het lijkt dui<strong>de</strong>lijk dat in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid een echt effectieve en efficiënte krijgsmacht meer<br />

gebaseerd zal moeten zijn op het principe van late/losse koppeling van capaciteiten in modules. Zoals<br />

vermeld, gaat <strong>de</strong> trend ook nu al in die richting, maar in <strong>de</strong> DOTMLPF-keten kunnen flexibelere koppelingsprincipes<br />

op veel systematischere manier aangewend wor<strong>de</strong>n. In het personeelsdomein betekent dit veel<br />

flexibelere opleidings- en trainingstrajecten, waarbij naast investering in eigen specialismen ook veel<br />

meer met an<strong>de</strong>re specialismen samengewerkt wordt; waarbij meer laterale in- en uitstroom vanuit en<br />

naar <strong>de</strong> civiele sector gestimuleerd wordt en waarbij een mo<strong>de</strong>rne reservecomponent opgeschaald wordt<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> ex-piloten van <strong>de</strong> CLSK die bij <strong>de</strong> KLM on<strong>de</strong>r contract staan). In het materiële domein<br />

impliceert dit een veel hogere mate aan echte modulariteit dan het tot nu toe het geval is. 3<br />

Van ‘zo veel mogelijk zelf’ naar een flexibele<br />

dynamische waar<strong>de</strong>keten (‘krijgsmacht 2.0’)<br />

Sinds het industriële tijdperk hebben krijgsmachten – net als bedrijven, net als overhe<strong>de</strong>n – zoveel mogelijk<br />

alle capaciteiten in eigen beheer willen hebben. De verleiding bestaat in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid om<br />

nog meer aan <strong>de</strong>ze verleiding toe te geven (“als het echt heikel wordt, dan kan je alleen jezelf vertrouwen”).<br />

De meeste toekomstverkenningen over <strong>de</strong> organisatie van krijgs machten (ook <strong>de</strong> kleinere) gaan groten<strong>de</strong>els<br />

<strong>voor</strong>bij aan dit belangrijke punt – wat willen we nu echt direct in eigen beheer hou<strong>de</strong>n en wat kunnen<br />

we an<strong>de</strong>rs/slimmer sourcen. Toch moeten actoren – en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> kleinere, die <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hebben door slim<br />

sourcen 4 – zich juist in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid dieper gaan bezinnen over <strong>de</strong> optimale sourcing van<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> schakels van hun waar<strong>de</strong>keten. Net als in het bedrijfsleven heeft het militaire wezen een<br />

waar<strong>de</strong>keten waarlangs effecten gegenereerd wor<strong>de</strong>n. In zekere tij<strong>de</strong>n kan die waar<strong>de</strong>keten vrij goed in<br />

kaart en dus on<strong>de</strong>r eigen regie gebracht wor<strong>de</strong>n. In onzekere tij<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> keten echter snel<br />

veran<strong>de</strong>ren, waarbij an<strong>de</strong>re taken op an<strong>de</strong>re manieren – en vaak ook door of met an<strong>de</strong>re ketenpartners –<br />

uitgevoerd moeten wor<strong>de</strong>n. Zeker in een steeds meer genetwerkte omgeving (en niet alleen in technische<br />

zin) kan men niet meer alles in eigen beheer hebben (en dat moet men ook niet willen). Het kan vaak<br />

slimmer zijn om meer tijd te stoppen in het opbouwen van relaties met (gediversifieer<strong>de</strong>) netwerkpartners<br />

– an<strong>de</strong>re krijgsmachten, het bedrijfsleven, NGO’s, IO’s, maar ook allerlei nieuwe virtuele en reële netwerken<br />

die rondom ons aan het ontstaan zijn. 5 De ‘krijgsmacht’ wordt dan <strong>de</strong> spin in het web, waarbij <strong>de</strong> ‘macht’<br />

veel meer in het web zit dan in <strong>de</strong> spin zelf.<br />

Tot <strong>voor</strong> kort kon<strong>de</strong>n massale effecten alleen gegenereerd wor<strong>de</strong>n door massale schaal (wat economen<br />

schaaleconomieën noemen). Vandaag kunnen massale effecten ook gegenereerd wor<strong>de</strong>n door flexibel<br />

gedistribueer<strong>de</strong> netwerken (netwerkeconomieën), die op <strong>de</strong> koop toe ook nog eens een stuk min<strong>de</strong>r<br />

3 Service oriënted architecture-filosofie komt hier het dichtst bij.<br />

4 Omdat ze <strong>de</strong> illusie van autarkie al lang opgegeven hebben.<br />

5 Men zou dit krijgsmacht 2.0 kunnen noemen. Weinig mensen lijken <strong>de</strong> etymologie van het woord krijgsmacht nog te kennen: een ‘macht’ (het vermogen<br />

om iemand an<strong>de</strong>rs iets te laten doen wat hij/zij zelf niet zou doen) om iets te ‘verkrigen’ (Mnd. krigen ‘ruzie maken, oorlog voeren; krijgen, ontvangen’;<br />

mhd. kriegen ‘zich inspannen, streven’; ofri. krigia ‘krijgen, ontvangen’ (nfri. krije ‘krijgen’, kriigje ‘oorlog voeren’)). Dat kon traditioneel eigenlijk alleen door<br />

traditioneel (‘kinetisch’) ‘geweld’, maar kan nu ook op een hele hoop an<strong>de</strong>re manieren.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 18


kwetsbaar zijn. 6 Dit betekent dat <strong>de</strong> aard van het begrip ‘regie’ veran<strong>de</strong>rt – weg van <strong>de</strong> manier waarop we<br />

traditioneel command and control interpreteren en meer naar Focus and Commitment (Alberts and Hayes), of<br />

zelfs Context and Coördination (IBM) en dat ook <strong>de</strong>fensieorganisaties steeds har<strong>de</strong>r moet gaan na<strong>de</strong>nken<br />

over <strong>de</strong> hele waar<strong>de</strong>keten en <strong>de</strong> rol die zij daarin spelen (met enkele fundamentele uitzon<strong>de</strong>ringen zoals<br />

<strong>de</strong> kill-capaciteit). 7<br />

Zo ontstaat een soort flexibele ‘stekkerdoos’-krijgsmacht waar eenvoudig an<strong>de</strong>re modules die vaak niet<br />

direct on<strong>de</strong>r eigen beheer staan, ingeplugd moeten kunnen wor<strong>de</strong>n 8 en waarbij <strong>de</strong> omvang en vorm van<br />

<strong>de</strong> stekkerdoos zelf ook sterk kan variëren op basis van <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> context of van technologische<br />

ontwikkelingen.<br />

Van ‘zo veel mogelijk in eigen beheer’<br />

naar ‘reële opties’<br />

Hoe <strong>de</strong> krijgsmacht er anno 2030 zal uitzien en welke rol het zal spelen in <strong>de</strong> bre<strong>de</strong>re veiligheidswaar<strong>de</strong>keten<br />

is moeilijk te <strong>voor</strong>spellen. Ons vermoe<strong>de</strong>n is dat dit wel eens ons huidige <strong>voor</strong>stellingsvermogen<br />

zou kunnen overstijgen. Maar toch lijkt het erg onwaarschijnlijk dat geen plaats meer zal weggelegd zijn<br />

<strong>voor</strong> een organisatiecomponent binnen <strong>de</strong> overheid die <strong>de</strong> ultieme machtsmid<strong>de</strong>len op legitieme wijze<br />

zal kunnen en mogen inzetten. Dat betekent dat ook een ‘krijgsmacht 2.0’ hoogtechnologische (en<br />

waar schijnlijk) dure capaciteiten zal moeten kunnen inzetten. De kostentrends <strong>voor</strong> heel wat <strong>de</strong>fensiesystemen<br />

zijn genoegzaam bekend. Gezien <strong>de</strong>ze trends zullen <strong>de</strong>fensieorganisaties steeds meer moeten gaan<br />

na<strong>de</strong>nken op welke manier ze toegang tot die capaciteiten zullen kunnen waarborgen.<br />

Het huidige standaardmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> gegaran<strong>de</strong>er<strong>de</strong> toegang tot die capaciteiten (met een aantal – interessante<br />

– uitzon<strong>de</strong>ringen) is om ze gewoon zelf in huis te halen via directe acquisitie-investeringen. Investeren<br />

betekent in essentie dat men vandaag geld uitgeeft in ruil <strong>voor</strong> (verhoopte) opbrengsten morgen. Is een<br />

investering eenmaal gemaakt, dan zit men vast aan die beslissing en is het geld onherroepelijk verdwenen.<br />

In een zekere wereld is dat niet zo erg, aangezien die toekomstige opbrengsten vrij <strong>voor</strong>spelbaar berekend<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n. In een diep onzekere wereld veran<strong>de</strong>rt dat echter – vaak zelfs op dramatische wijze. 9<br />

Er is ook een an<strong>de</strong>re mogelijkheid waar steeds meer over nagedacht wordt in <strong>de</strong>fensie kringen en die bekend<br />

staat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam ‘reële opties’. De reële optie-theorie is gebaseerd op ‘financiële opties’ in financiële<br />

markten, waar <strong>de</strong> aanschaf van een call-optie <strong>de</strong> bezitter het recht geeft, maar niet <strong>de</strong> verplichting, om<br />

in <strong>de</strong> toekomst een aan<strong>de</strong>el aan te schaffen tegen een afgesproken vaste prijs. Een reële optie is <strong>de</strong> reële,<br />

‘tastbare’ variant hiervan, waarbij bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> militaire wereld <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie zichzelf <strong>de</strong><br />

optie zou aanschaffen om in <strong>de</strong> toekomst tegen een vastgeleg<strong>de</strong> prijs een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> militaire waar<strong>de</strong>keten<br />

(materieel, maar ook eventueel personeel, of zelfs an<strong>de</strong>re effectengenereren<strong>de</strong> capaciteiten) on<strong>de</strong>r direct<br />

eigen beheer te brengen indien (en alleen indien) ze dat nodig zou achten gezien <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. In<br />

essentie wordt hierbij dus <strong>de</strong> eigenlijke beslissing uitgesteld (waar<strong>voor</strong> men een prijs betaalt) vanuit het<br />

inzicht dat men in <strong>de</strong> toekomst meer informatie zal hebben over een veel meer doeltreffen<strong>de</strong> inzet van<br />

<strong>de</strong> investering. Slimme, gediversifieer<strong>de</strong> portefeuilles van zulke ‘reële opties’ zou<strong>de</strong>n ook kleine lan<strong>de</strong>n<br />

toegang geven tot grootschaligere capaciteiten zon<strong>de</strong>r hun budgetten hier<strong>voor</strong> te moeten kannibaliseren.<br />

Europese bedrijven zou<strong>de</strong>n van Europese overhe<strong>de</strong>n stimuli krijgen om toegang tot puur militair materieel<br />

te garan<strong>de</strong>ren (zoals <strong>de</strong> grote leasingmaatschappijen in <strong>de</strong> civiele luchtvaart) en dan – met hel<strong>de</strong>re<br />

contractuele afspraken – beschikbaar te stellen aan die Europese lan<strong>de</strong>n die aan een militaire operaties<br />

6 Dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>beeld hiervan is natuurlijk <strong>de</strong> Al Qaeda cel die <strong>de</strong> 9/11 aanvallen tegen <strong>de</strong> VS uitvoer<strong>de</strong>.<br />

7 Hierbij mag ook zeker niet uit het oog verloren wor<strong>de</strong>n dat het EIGENLIJKE beheer van <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>keten (WAAROM we een krijgsmacht hebben) niet<br />

bij <strong>de</strong> krijgsmacht zelf ligt, maar bij <strong>de</strong> hogere politieke autoriteiten die beschikken over <strong>de</strong> inzet van dit ene machtsinstrument. [punt over etymologie<br />

van krijgsmacht?]<br />

8 Who’s plugging whom?<br />

9 Zie Dixit en Pindyck 1996.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 19


zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>elnemen. Gelijksoortige contractuele afspraken zou<strong>de</strong>n ook met grotere lan<strong>de</strong>n gemaakt kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n – waarbij kleinere krijgsmachten zou<strong>de</strong>n kunnen piggy-backen op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> infrastructuur van<br />

<strong>de</strong> grotere krijgsmachten om bepaal<strong>de</strong> kennis en kun<strong>de</strong> in stand te hou<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r daar<strong>voor</strong> materieel te<br />

moeten aanschaffen. Zo blijft <strong>de</strong> krijgsmacht smart buyer.<br />

Weg met ‘witte olifanten’<br />

Een punt van aandacht dat bijzon<strong>de</strong>re vermelding verdient, omdat het zo een enorme impact heeft op<br />

<strong>de</strong>fensiebudgetten, is het gevaar van zogenoem<strong>de</strong> ‘witte olifanten’. Hoewel <strong>de</strong>fensiebudgetten in Europa<br />

on<strong>de</strong>r veel grotere budgettaire druk staan dan in an<strong>de</strong>re grote wereldmachten (VS, maar ook China, India<br />

en nu zelfs weer Rusland), zijn ook bij ons majeure kapitaalinvesteringen nog steeds (opvallend) mogelijk.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan zijn terug te vin<strong>de</strong>n in alle krijgsmachts<strong>de</strong>len – ongetwijfeld een gevolg van <strong>de</strong> nagloei<br />

van <strong>de</strong> industriële mentaliteit waarvan onze krijgsmacht nog is doordrongen. In Ne<strong>de</strong>rland kunnen we<br />

hierbij spreken over grote aanschaftrajecten van vliegtuigen, voertuigen en schepen – waarbij overigens<br />

in aangeschafte aantallen <strong>de</strong>ze capaciteiten ook steeds meer aan kritische on<strong>de</strong>rgrenzen zitten. Op <strong>de</strong>ze<br />

manier wordt een gevoelig ge<strong>de</strong>elte van het (acquisitie) budget helemaal dichtgetimmerd – ook op<br />

mid<strong>de</strong>llange termijn.<br />

In een diep onzekere wereld groeit het gevaar dat belangrijke langetermijn investeringen gewoon ergens<br />

op militaire hardware-kerkhoven gaan staan te ‘verroesten’. Men kan systemen gekocht hebben – soms<br />

zelfs vrij nieuwe – waar plots geen vraag meer <strong>voor</strong> is. Er kunnen zich technologische doorbraken <strong>voor</strong>doen<br />

– <strong>de</strong> Chief Scientist van NASA, Denniss Bushnell, spreekt in <strong>de</strong>ze context over zeroth-or<strong>de</strong>r changes – die (zeker<br />

in <strong>de</strong> weinig-modulaire systemen die <strong>de</strong>fensie vandaag kenmerken) die hele systemen op korte tijd<br />

helemaal verou<strong>de</strong>rd maken. Hierbij kan bij<strong>voor</strong>beeld gedacht wor<strong>de</strong>n aan doorbraken in nano technologie<br />

die zou<strong>de</strong>n kunnen lei<strong>de</strong>n tot radicaal nieuwe – goedkopere, meer betrouwbare, meer duurzame, snellere<br />

– propulsiemetho<strong>de</strong>s; of aan koolstof-nanobuizen die materialen kunnen opleveren die met een factor<br />

van enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n sterker en lichter zou<strong>de</strong>n zijn dan staal. De sterke opkomst van <strong>de</strong> robotica in het<br />

krijgswezen zou verregaan<strong>de</strong> gevolgen kunnen hebben. Last but not least: ook potentiële tegenstan<strong>de</strong>rs<br />

zou<strong>de</strong>n kritische doorbraken kunnen verwezenlijken die wezenlijke elementen van onze huidige wapensystemen<br />

gewoon buitenspel zetten (zie <strong>de</strong> controverse rond EMP of cyberwarfare).<br />

Het leidt geen twijfel dat het symptoom van witte olifanten meer van toepassing is op grote lan<strong>de</strong>n dan<br />

op kleine lan<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong> – toch wel erg merkwaardige – politieke economie van <strong>de</strong>fensiebesluitvorming<br />

in kleinere lan<strong>de</strong>n is zeker niet immuun <strong>voor</strong> dit fenomeen, en sense and respond-planning suggereert dan<br />

ook een permanente waakzaamheid in dit domein.<br />

Meer financiële flexibiliteit<br />

Het <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong>fensiebudgetten gaat vrijwel steeds over ‘hoeveel is genoeg’ – ook <strong>de</strong> hamvraag die achter<br />

<strong>de</strong> Verkenningen schuilt. In <strong>de</strong>mocratieën zal het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag steeds bij uitstek een politiek<br />

antwoord zijn, zeker ook zolang we niet in staat zijn (en dit geldt zeker niet alleen in Ne<strong>de</strong>rland!) om<br />

het kosten/batenplaatje van het <strong>de</strong>partement Defensie beter in kaart te brengen. 10 Hier kan en moet nog<br />

een enorme inhaalslag gemaakt wor<strong>de</strong>n. Maar vanuit <strong>de</strong> optiek van diepe onzekerheid is misschien nog<br />

belangrijker dan <strong>de</strong> omvang (of zelfs <strong>de</strong> structuur) van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie-uitgaven <strong>de</strong> flexibiliteit (command of<br />

money) die <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie van <strong>de</strong> politiek krijgt om in te springen op onverwachte (positieve of<br />

negatieve) veran<strong>de</strong>ringen. Het moge dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>de</strong> huidige situatie, waarbij meer dan 95% van het<br />

jaarlijkse budget van <strong>de</strong> krijgsmachts <strong>de</strong>len – hoe veel te laag of te hoog dat ook moge zijn – helemaal<br />

10 De begrotingsvaststelling van het Ministerie van Defensie <strong>voor</strong> het jaar 2009 stelt opnieuw vast dat <strong>de</strong> geautomatiseer<strong>de</strong> financiële systemen nog steeds niet<br />

ingericht zijn op het in kaart brengen van <strong>de</strong> kosten gemoeid met <strong>de</strong> operationele doelstellingen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 20


dicht ge timmerd is (zie bij<strong>voor</strong>beeld het budget <strong>voor</strong> 2009), indruist tegen <strong>de</strong> vereisten van het omgaan met<br />

diepe onzekerheid. Zo zou meer structureel (ook door <strong>de</strong> politiek) nagedacht moeten wor<strong>de</strong>n of binnen<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie niet meer financiële flexibiliteit ingebouwd zou kunnen wor<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

partitie schema’s binnen Defensie, of ook over budgetjaren heen; bij<strong>voor</strong>beeld het opbouwen van<br />

‘een appeltje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dorst’ tij<strong>de</strong>ns jaren met min<strong>de</strong>r operationele inzet. Een recent rapport van het Center<br />

for Strategic and Budgetary Assessments biedt hier<strong>voor</strong> een aantal erg interessante aanknopingspunten 11 .<br />

Er moet hier nog eens beklemtoond wor<strong>de</strong>n dat grotere flexibiliteit alleen mogelijk is als <strong>de</strong> begrotingsvaststelling<br />

transparanter wordt – iets wat sowieso belangrijker wordt naarmate we in Defensie meer willen<br />

gaan sturen op output dan op input (ook volgens <strong>de</strong> overheidsbre<strong>de</strong> VBTB-logica).<br />

Conclusie<br />

Veel van <strong>de</strong> nieuwe concepten <strong>voor</strong> het omgaan met diepe onzekerheid kunnen zeker niet van vandaag<br />

op morgen verwezenlijkt wor<strong>de</strong>n. Ook hier moet met <strong>de</strong> nodige beschei<strong>de</strong>nheid en omzichtigheid te werk<br />

gegaan wor<strong>de</strong>n. Ook hier moeten we via probing actions, via het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe<br />

concepten, onze weg naar <strong>de</strong> meer efficiënte krijgsmacht van <strong>de</strong> toekomst ‘lerend’ aftasten. Veel van <strong>de</strong>ze<br />

concepten vereisen verregaan<strong>de</strong> aanpassingen binnen Defensie. Enkelen vereisen ook een bre<strong>de</strong>re<br />

(overheidsbre<strong>de</strong> en zelfs bond genootschapsbre<strong>de</strong>) aanpak, waarin <strong>de</strong> rol en het wezen van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

zelf wel eens ingrijpen<strong>de</strong>r zou kunnen veran<strong>de</strong>ren dan we tot nu toe beseffen. Maar <strong>de</strong> tijdshorizon van <strong>de</strong><br />

Verkenningen, zijn<strong>de</strong> 2030, moet zulke <strong>de</strong>nkexperimenten toelaten. Meer en meer wijst alles erop dat we<br />

<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vertrouw<strong>de</strong> thuishaven van <strong>de</strong> Kou<strong>de</strong> Oorlog en zelfs <strong>de</strong> (schijn?)zekerhe<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> territoriale wateren van perio<strong>de</strong> van na <strong>de</strong> Kou<strong>de</strong> Oorlog nu <strong>de</strong>finitief achter ons gelaten hebben en<br />

dat we afstevenen op een oceaan van diepe onzekerheid met daarin slechts een paar eilandjes van relatieve<br />

zekerheid. Dit betekent dat veel meer tollen losstaan en los moeten komen te staan dan nu algemeen<br />

aangenomen wordt. De principes in dit paper beschreven, zijn groten<strong>de</strong>els gebaseerd op <strong>de</strong> (<strong>voor</strong> velen<br />

ook erg pijnlijke) ervaringen die in het bedrijfsleven opgedaan zijn. Want ook daar zijn <strong>de</strong> turbulenties<br />

alleen maar groter gewor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> laatste jaren en zijn het enkel <strong>de</strong> adaptieve bedrijven die hier het hoofd<br />

hebben aan kunnen bie<strong>de</strong>n.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht heeft in het laatste <strong>de</strong>cennium sneller dat <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>ren blijk gegeven van<br />

een groot strategisch anticipatie- en adaptatievermogen door het roer om te gooien van een krijgsmacht ter<br />

ver<strong>de</strong>diging van het territorium naar een wereldwijd inzetbare hoogtechnologische, bre<strong>de</strong> en capabele<br />

krijgsmacht. De kans op onverwachte gebeurtenissen en ontwikkelingen zal in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren naar<br />

alle waarschijnlijkheid alleen maar toenemen. Lan<strong>de</strong>n die ook hier het nodige strategisch anticipatie- en<br />

adaptatievermogen aan <strong>de</strong> dag kunnen leggen door een beter overwicht te vin<strong>de</strong>n tussen plannen on<strong>de</strong>r<br />

zekerheid en plannen on<strong>de</strong>r onzekerheid zullen dan ook een betere kans hebben om <strong>de</strong> veiligheid van hun<br />

burgers beter, meer toekomst bestendig te kunnen borgen.<br />

11 Krepinevich, Andrew, Defense Investment Strategies in an Uncertain World. Center for Strategic and Budgetary Assessments, August 2008.<br />

http://www.csbaonline.org/4Publications/PubLibrary/R.20080821.Defense_Investment/R.20080821.Defense_Investment.pdf.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 21


3.<br />

Blurred Distinction<br />

between Peace and<br />

Conflict<br />

Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Lkol J.P.L. (Jean Paul) Duckers<br />

Het thema Blurred Distinction beschrijft <strong>de</strong> huidige luciditeit van <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. In plaats van een<br />

dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rscheid tussen oorlog en vre<strong>de</strong> vindt <strong>de</strong> inzet van militaire capaciteiten plaats in een continu<br />

spectrum van verschillen<strong>de</strong> intensiteiten van geweld. Zo kan een operatie laag in het operatiespectrum een<br />

hoge intensiteit kennen. De veiligheidsomgeving vereist een hoog operationeel tempo waarin verschillen<strong>de</strong><br />

soorten operaties wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Daarnaast zijn dreigingen niet langer exclusief militair en is<br />

eer<strong>de</strong>r sprake van een ‘samengestel<strong>de</strong> dreiging’ waarbij een tegenstan<strong>de</strong>r op gecoördineer<strong>de</strong> wijze<br />

bedreigingen langs verschillen<strong>de</strong> assen (militaire, economisch, cyber etc.) kan genereren. Dit leidt ertoe<br />

dat <strong>de</strong> krijgsmacht op verschillen<strong>de</strong> soorten operaties <strong>voor</strong>bereid moet zijn en dat escalatie zich snel kan<br />

afspelen onafhankelijk van <strong>de</strong> fases zoals hierboven aangegeven. De aard en het domein van militair<br />

optre<strong>de</strong>n is daarmee aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig. Denk bij<strong>voor</strong>beeld aan <strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> het<br />

tegengaan van digitale verlamming als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van elektronische oorlogvoering. Bij <strong>de</strong>ze nieuwe taak<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht kunnen aanvallen zich in nanosecon<strong>de</strong>n voltrekken. Slechts een paar secon<strong>de</strong>n is<br />

nodig om een zeer grote strategische impact te hebben. Er is hierbij geen sprake van een traditionele<br />

escalatie, in plaats daarvan moet op zeer korte termijn besloten kunnen wor<strong>de</strong>n wat een <strong>de</strong>rgelijke<br />

onconventionele aanval betekent en welke reactie geschikt is. Ook in complexe operaties is sprake van<br />

snel veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Dit heeft een aantal gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

Allereerst is, het vermogen om ‘snel te schakelen’ cruciaal. De krijgsmacht als organisatie moet adaptief,<br />

flexibel en robuust ingericht zijn om met <strong>de</strong> veelheid van toekomsten om te gaan waarmee het geconfronteerd<br />

kan wor<strong>de</strong>n. Eenhe<strong>de</strong>n moeten breed opgeleid zijn en een zeer hoge discipline hebben om te kunnen<br />

schakelen tussen verschillen<strong>de</strong> intensiteiten. Eén van <strong>de</strong> gevolgen is een grotere noodzaak <strong>voor</strong> Special<br />

Forces-achtige eenhe<strong>de</strong>n. Daar waar Special Forces <strong>de</strong> afgelopen jaren meer op reguliere infanterie-eenhe<strong>de</strong>n<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Blurred Distinction between Peace and Conflict 22


zijn gaan lijken; bij<strong>voor</strong>beeld door het uitvoeren van patrouilletaken in Afghanistan, is an<strong>de</strong>rsom een<br />

trend gaan<strong>de</strong> dat infanterie in meer<strong>de</strong>re mate <strong>de</strong> breed ontwikkel<strong>de</strong> skills van Special Forces nodig heeft.<br />

Een hoogkwalitatieve krijgsmacht is zodoen<strong>de</strong> nodig waarbij eenhe<strong>de</strong>n in staat zijn om snel te kunnen<br />

schakelen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus. Ook is dit van belang <strong>voor</strong> het twee<strong>de</strong> element.<br />

Ten twee<strong>de</strong>, wint preventief optre<strong>de</strong>n aan belang. Omdat <strong>de</strong> veiligheids omgeving snel kan veran<strong>de</strong>ren, is<br />

er een grotere noodzaak om zo vroeg mogelijk te reageren op crises die <strong>de</strong> nationale veiligheidsbelangen<br />

kunnen bedreigen. Dit houdt in dat <strong>de</strong> krijgsmacht meer zal doen aan vertrouwen wekken<strong>de</strong> activiteiten<br />

zoals militaire uitwisselingen of ontwapeningsactiviteiten en tegelijkertijd samen zal moeten werken<br />

met civiele actoren op het gebied van Security Sector Reform (SSR), we<strong>de</strong>ropbouw en stabilisatie. Dit vraagt<br />

enerzijds een versterkte rol van militaire attachés en an<strong>de</strong>rzijds grotere kennis en expertiseontwikkeling<br />

op het gebied van samenwerken met civiele actoren. Special Forces hebben hier traditiegetrouw ook veel<br />

ervaring in. Om samenwerking met civiele actoren te versoepelen, zijn geïnstitu tionaliseer<strong>de</strong> interagency<br />

trainingen van belang. In <strong>de</strong> opleidingstrajecten van officieren zou meer ruimte gemaakt kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

om kennis van interagency op te bouwen. Personele uitwisselingen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> ministeries,<br />

of zelfs met NGO’s die actief zijn in het uitzendgebied, zou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><strong>de</strong>el opleveren en samenwerking<br />

bevor<strong>de</strong>ren. Belangrijker nog is <strong>de</strong> noodzaak om een goe<strong>de</strong> inlichtingencapaciteit in te richten die een<br />

bijdrage levert aan een ‘comprehensive’ Early Warning. Ne<strong>de</strong>rland kan niet in ie<strong>de</strong>re crisis optre<strong>de</strong>n en er dient<br />

op een zo vroeg mogelijk moment vastgesteld te wor<strong>de</strong>n in welke crisis Ne<strong>de</strong>rlandse belangen bedreigd<br />

(kunnen) wor<strong>de</strong>n.<br />

Als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van preventief optre<strong>de</strong>n bestaat ook nog <strong>de</strong> mogelijkheid van pre-emptive optre<strong>de</strong>n. De<br />

capaciteit om te escaleren – zonodig pre-emptive – is cruciaal vanwege het lichtontvlambare karakter van<br />

<strong>de</strong> veiligheidsomgeving. Dit noodzaakt snel inzetbare lichte eenhe<strong>de</strong>n, met een Special Forces-karakter<br />

en voldoen<strong>de</strong> mobiliteit.<br />

Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, vergt het hoge operationele tempo veel van het <strong>voor</strong>tzettingsvermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

De krijgsmacht dient voldoen<strong>de</strong> capaciteiten te hebben om langdurige missies <strong>voor</strong>t te zetten on<strong>de</strong>r<br />

wisselen<strong>de</strong> intensiteiten. Op individueel niveau speelt ook mee dat het hoge tempo en <strong>de</strong> continue<br />

emotionele druk als gevolg van <strong>de</strong> vervaging tussen vre<strong>de</strong> en oorlog, tot grote mate van stress kan lei<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>r het personeel. De militaire organisatie dient daar a<strong>de</strong>quaat op <strong>voor</strong>bereid te zijn.<br />

Samengevat zijn grofweg twee soorten eenhe<strong>de</strong>n nodig. Aan <strong>de</strong> ene kant, eenhe<strong>de</strong>n gericht op preventief<br />

optre<strong>de</strong>n en samenwerking met civiele actoren, <strong>de</strong>snoods <strong>voor</strong> een langere perio<strong>de</strong>. En aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant,<br />

eenhe<strong>de</strong>n die om kunnen gaan met wisselen<strong>de</strong> intensiteiten van geweld, en indien nodig pre-emptive<br />

kunnen ingrijpen. De krijgsmacht moet haar organisatiecultuur, opleiding, training en personeelsbeleid<br />

zo ontwikkelen dat bei<strong>de</strong> type eenhe<strong>de</strong>n tot hun volste recht komen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Blurred Distinction between Peace and Conflict 23


4.<br />

Standing Arrangements<br />

with Private Military<br />

Companies<br />

Auteur: Drs. F.F.C. (Frank) Reniers/ LTZSD1 Drs. J.P.G (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar.<br />

Over <strong>de</strong> inzet van private militaire bedrijven (Private Military Companies 12 of PMC’s) in coalitie-operaties<br />

bestaat veel discussie. Verschillen<strong>de</strong> bondgenoten van Ne<strong>de</strong>rland maken in toenemen<strong>de</strong> mate gebruik van<br />

<strong>de</strong> diensten van <strong>de</strong>ze bedrijven. In sommige gevallen wor<strong>de</strong>n PMC’s zelfs gebruikt <strong>voor</strong> militaire kerntaken<br />

(gevechtssteun en gevechtstaken). Zo wor<strong>de</strong>n Amerikaanse onbeman<strong>de</strong> verkenningsvliegtuigen (Predator<br />

en Global Hawk) aangestuurd door civiele contractors en wor<strong>de</strong>n bases be<strong>voor</strong>raad door piloten van <strong>de</strong> PMC<br />

‘Blackwater Worldwi<strong>de</strong>’ in bewapen<strong>de</strong> vliegtuigen en helikopters. Ook logistieke konvooien wor<strong>de</strong>n<br />

beschermd door PMC’s, waarbij zich regelmatig geweldsinci<strong>de</strong>nten <strong>voor</strong>doen. De Ne<strong>de</strong>rlandse regering<br />

heeft zich onlangs uitgesproken tegen <strong>de</strong> inzet van PMC’s <strong>voor</strong> militaire kerntaken. Toch is er een trend<br />

zichtbaar waarbij het belang van <strong>de</strong>ze bedrijven <strong>voor</strong> toekomstige militaire operaties groter wordt.<br />

Over <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van PMC’s wordt veel gediscussieerd. Gebleken is echter dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse inzet in<br />

Afghanistan niet meer zon<strong>de</strong>r gebruik van PMC’s kan plaatsvin<strong>de</strong>n. Het vervoer van materieel en militairen<br />

wordt <strong>voor</strong>namelijk uitgevoerd door private bedrijven en hierin schuilt ook een van <strong>de</strong> grootste <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

van PMC’s: een krijgsmacht kan <strong>de</strong>ze bedrijven inhuren wanneer er capaciteit benodigd is. Daarom hoeft<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht min<strong>de</strong>r (dure) mid<strong>de</strong>len als strategisch en tactisch luchttransport in eigen<br />

beheer te hebben. Vervolgens zijn er ook min<strong>de</strong>r nevenkosten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Te <strong>de</strong>nken valt aan<br />

min<strong>de</strong>r behoefte aan <strong>de</strong> opleiding en training van personeel, besparing op pensioenkosten en min<strong>de</strong>r<br />

inspanningen op het gebied van <strong>de</strong> opvang van veteranen.<br />

12 De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) <strong>de</strong>finieert PMC’s als: ‘businesses that offer specialized services related to war and conflict, including combat<br />

operations, strategic planning, intelligence collection, operational and logistic support, training, procurement and maintenance.’<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Standing Arrangements with Private Military [...] 24


Er kleven echter ook <strong>de</strong> nodige na<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> inzet van PMC’s. De <strong>voor</strong>naamste betreft hier <strong>de</strong> juridische<br />

positie van civiele contractors in geweldssituaties. Het is namelijk ondui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r welk recht zij vallen:<br />

lokaal, nationaal, internationaal of militair recht. Er wor<strong>de</strong>n echter op dit vlak veel initiatieven ontplooid,<br />

in Irak is bij<strong>voor</strong>beeld onlangs bepaald dat me<strong>de</strong>werkers van PMC’s on<strong>de</strong>r Irakees recht gaan vallen. Een<br />

an<strong>de</strong>r probleem is <strong>de</strong> leverbetrouwbaarheid van PMC’s, <strong>de</strong> praktijk heeft namelijk uitgewezen dat <strong>de</strong>ze<br />

bedrijven het laten afweten als <strong>de</strong> dreiging van bepaal<strong>de</strong> missies te groot is. Daarnaast hebben private<br />

bedrijven een an<strong>de</strong>re doelstelling in een gewapend conflict dan militairen. PMC’s dienen primair hun<br />

aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs en kunnen daardoor meer belang hebben bij <strong>de</strong> instand houding van een bepaald conflict,<br />

in plaats van conflictbeslechting. Tenslotte is het ondui<strong>de</strong>lijk of <strong>de</strong> inhuur van PMC’s daadwerkelijk<br />

goedkoper is, dan wanneer <strong>de</strong> krijgsmacht bepaal<strong>de</strong> taken zelf uit voeren. De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht<br />

kan, net als <strong>de</strong> Amerikaanse en Britse krijgsmacht, niet aangeven hoeveel <strong>de</strong> inhuur van <strong>de</strong>ze bedrijven<br />

precies kost en wat het daadwerkelijk oplevert (<strong>de</strong> kosten-batenanalyse).<br />

Toch is er een dui<strong>de</strong>lijke ontwikkeling zichtbaar waarin <strong>de</strong> rol van PMC’s groter wordt. Dit is alleen al te<br />

zien aan het feit dat er <strong>de</strong> afgelopen jaren tal van dit soort bedrijven zijn opgericht en er nu zelfs een ‘tra<strong>de</strong><br />

organization’ <strong>voor</strong> <strong>de</strong> promotie van <strong>de</strong>ze bedrijven bestaat. Vervolgens is <strong>de</strong> inzet van PMC’s in verschillen<strong>de</strong><br />

conflicten <strong>de</strong> laatste jaren sterk gestegen, wor<strong>de</strong>n contracten uitgebreid en groeien <strong>de</strong> capaciteiten en<br />

mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze bedrijven significant. Naast <strong>de</strong> nodige boots on the ground, heeft Blackwater Worldwi<strong>de</strong><br />

bij<strong>voor</strong>beeld (gevechts-)helikopters aangeschaft, Intell Zeppelins, militaire vaartuigen en recent zelfs een<br />

tweetal Close Air Support-Aircraft. Daarnaast neemt <strong>de</strong> rol van PMC’s toe in <strong>de</strong> training van militair personeel.<br />

De Verenig<strong>de</strong> Staten hebben bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> training van marinepersoneel op het gebied van klein kaliber<br />

wapen vaardighe<strong>de</strong>n volledig in han<strong>de</strong>n van een PMC gelegd. De laatste ontwikkeling is echter dat PMC’s<br />

zich ook richten op reconstructiewerkzaamhe<strong>de</strong>n. Hierdoor gaat <strong>de</strong> hele keten van preconflict, conflict en<br />

reconstructie tot <strong>de</strong> uitvoeringsmogelijkhe<strong>de</strong>n van private militaire bedrijven behoren.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is er daarom zeer bij gebaat <strong>de</strong> ontwikkelingen ten aanzien van PMC’s goed te<br />

volgen. Nu is in het regeringsbeleid bepaald dat wij niet samenwerken met PMC’s als het gaat om militaire<br />

kerntaken, specifiek gevechtsoperaties. Maar hoe zit het als bondgenoten van ons wel PMC’s inzetten <strong>voor</strong><br />

gevechtsoperaties en zij vechten naast <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse troepen? Mogen Ne<strong>de</strong>rlandse troepen dan bij<strong>voor</strong>beeld<br />

luchtsteun verlenen aan door coalitiegenoten ingehuur<strong>de</strong> PMC’s? Hoe zit het met <strong>de</strong> aanschaf van<br />

dure transportmid<strong>de</strong>len, als blijkt dat het echt <strong>voor</strong><strong>de</strong>liger is om <strong>de</strong>ze capaciteit in te huren? Hoe zit het<br />

met <strong>de</strong> juridische basis, <strong>de</strong>ze moet contractueel goed wor<strong>de</strong>n vastgelegd zodat PMC’s in ie<strong>de</strong>r geval binnen<br />

<strong>de</strong> ‘rules of engagement’ van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse troepen han<strong>de</strong>len. Op <strong>de</strong> laatste plaats is het ook belangrijk te<br />

beseffen dat PMC’s een grote concurrent kunnen wor<strong>de</strong>n aangaan<strong>de</strong> werving van personeel. Deze bedrijven<br />

betalen immers veel meer dan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, waardoor het aantrekkelijk wordt <strong>voor</strong><br />

(specialistische) militairen om over te stappen naar <strong>de</strong>ze commerciële militaire bedrijven.<br />

Samengevat. Er is een dui<strong>de</strong>lijke trend zichtbaar dat private militaire bedrijven een nog grotere rol zullen<br />

innemen in toekomstige missies; het aantal PMC’s neemt namelijk toe, zij zullen vaker wor<strong>de</strong>n ingezet<br />

(in ie<strong>de</strong>r geval door coalitiegenoten) en hun capaciteiten en mogelijkhe<strong>de</strong>n brei<strong>de</strong>n zich steeds ver<strong>de</strong>r uit.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht gaat dan ook op termijn meer te maken krijgen met PMC’s in het inzetgebied.<br />

Zoals hierboven aangegeven roept dit een aantal complexe vragen op.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Standing Arrangements with Private Military [...] 25


5.<br />

Different Paradigms<br />

for Decision-Making<br />

Auteur: Ir. W. (Willem) Treurniet / KLTZ R.P. (René) Tas<br />

Met het oog op <strong>de</strong> doeltreffendheid van het optre<strong>de</strong>n ten behoeve van het Ne<strong>de</strong>rlands of bondgenootschappelijk<br />

buitenland- en veiligheidsbeleid dient het besluit vormings proces hierover alle relevante spelers<br />

te omspannen; zowel <strong>de</strong> militaire als <strong>de</strong> niet-militaire. Dit geldt bij zowel <strong>de</strong> analyse, planning, uitvoering<br />

en evaluatie van potentiële interventies. Binnen dit complexe speelveld zal Unity of Command in toenemen<strong>de</strong><br />

mate echter een illusie blijken te zijn. Het is vaak onmogelijk om op <strong>voor</strong>hand te bepalen op welke wijze<br />

<strong>de</strong> vaak complexe en moeilijk te meten operationele doelen te behalen zijn. Dit vraagt om een continu<br />

sense-and-respond-proces en om mo<strong>de</strong>llen om verkregen inzicht in <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> operationele<br />

omgeving vast te kunnen leggen en on<strong>de</strong>rling te kunnen <strong>de</strong>len.<br />

Doelen en prioriteiten<br />

De doelen van interventies zijn veelal abstract van aard en moeilijk in meetbare termen uit te drukken.<br />

De maakbaarheid van <strong>de</strong> doelen is over het algemeen ook zeer beperkt. Op <strong>voor</strong>hand is vaak moeilijk te<br />

bepalen met welke combinatie van mid<strong>de</strong>len, op welke wijze en op welke termijn gestel<strong>de</strong> doelen het best<br />

te behalen zijn. Het arsenaal aan mid<strong>de</strong>len om met <strong>de</strong>ze complexiteit om te kunnen gaan, omvat veel meer<br />

dan alleen <strong>de</strong> traditionele militaire mid<strong>de</strong>len. Militaire besluitvorming is dan ook in toenemen<strong>de</strong> mate<br />

een onlosmakelijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een verband van samenwerken<strong>de</strong> organisaties (inter<strong>de</strong>partementaal en<br />

interagency). Een compliceren<strong>de</strong> factor is dat binnen het samenwerkings verband geen sprake is van een<br />

hel<strong>de</strong>re bevelslijn. De verschillen<strong>de</strong> partijen in het verband hebben in het gunstigste geval een aantal<br />

doelen gemeen, maar hebben daarnaast vaak een eigen agenda en eigen prioriteiten. Voorafgaan<strong>de</strong> aan<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 26


een operationeel planningsproces is het van groot belang te investeren in het expliciteren van <strong>de</strong> doelen<br />

en prioriteiten van <strong>de</strong> samenwerken<strong>de</strong> organisaties. Ook dient <strong>de</strong> <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n kennis over <strong>de</strong> dynamiek van<br />

het operatiegebied vanuit een breed scala gezichtspunten (politiek, militair, economisch, sociaal, infrastructureel,<br />

informatie) te wor<strong>de</strong>n gemobiliseerd. De geëxpliciteer<strong>de</strong> doelen en <strong>de</strong> kennis over <strong>de</strong> dynamiek<br />

van het operatiegebied bie<strong>de</strong>n vervolgens een basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie van mogelijke aangrijpingspunten,<br />

beïnvloedings mogelijkhe<strong>de</strong>n en succescriteria.<br />

Adaptiviteit en beweeglijkheid<br />

De hierboven genoem<strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> operationele omgeving heeft ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering van<br />

een operatie grote consequenties. Het feit dat op <strong>voor</strong>hand vaak moeilijk te bepalen is met welke combinatie<br />

van mid<strong>de</strong>len, op welke wijze en op welke termijn gestel<strong>de</strong> doelen het best te behalen zijn, maakt een<br />

continu proces van sense-and-respond noodzakelijk. De gestel<strong>de</strong> abstracte doelen moeten wor<strong>de</strong>n doorvertaald<br />

in meetbare termen die op re<strong>de</strong>lijke termijn en tegen re<strong>de</strong>lijke kosten meetbaar (sense) zijn. De<br />

effecten die <strong>de</strong> acties (response) van het verband van samenwerken<strong>de</strong> organisaties op <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong><br />

operationele omgeving hebben, moeten <strong>voor</strong>tdurend wor<strong>de</strong>n gemeten (sense) en doorvertaald in (al dan<br />

niet herziene) acties (response). De beperkte maakbaarheid van <strong>de</strong> operationele doelen en <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />

sense-and-respond-aanpak, noodzaken een grote mate van adaptiviteit en beweeglijkheid op alle niveaus van<br />

<strong>de</strong> organisatie. Samenwerking in netwerken en ketens die optimaal zijn toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> actuele situatie<br />

is van belang om <strong>de</strong>ze adaptiviteit en beweeglijkheid te bewerkstelligen. Daartoe moeten eenhe<strong>de</strong>n over en<br />

weer eenduidig zicht hebben op elkaars mogelijkhe<strong>de</strong>n en competenties. Daarnaast is het van belang dat <strong>de</strong><br />

organisatie tot in z’n vezels lerend is. Het alleen institutionaliseren van lessons learned processen en<br />

afspraken is niet voldoen<strong>de</strong>. Leren moet op alle niveaus van <strong>de</strong> organisatie intrinsiek in <strong>de</strong> organisatie<br />

verweven zijn. Dit heeft ook consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatiecultuur en <strong>voor</strong> opleiding, doctrinevorming<br />

en training.<br />

Omgevingsbeeld en informatie-uitwisseling<br />

Om <strong>de</strong> sense-and-respond bena<strong>de</strong>ring op een coherente wijze binnen het totale samenwerkingsverband<br />

gestalte te kunnen geven, is het noodzakelijk dat <strong>de</strong> kennis over, en het begrip van, <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong><br />

operationele omgeving via het Common Operational Picture (COP) tussen <strong>de</strong> samenwerkingspartners kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld. Dit heeft zowel consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inhoud van het COP als ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> diversiteit<br />

aan partijen waarbinnen het COP kan wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld. Intensivering van samenwerking tussen militaire<br />

en niet-militaire partners resulteert op diverse organisatorische niveaus in Communities of Interest die <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> partnerorganisaties ontstijgen. Patronen van informatie-uitwisseling zullen in toenemen<strong>de</strong><br />

mate on<strong>voor</strong>spelbaar en grillig zijn, omdat ze een afspiegeling zijn van het beweeglijke karakter van een<br />

complexe operatie. Dit maakt op sociaalorganisatorisch en informatie technologisch gebied Hastily Formed<br />

Networking noodzakelijk. Digitale netwerken moeten snel en verantwoord in verschillen<strong>de</strong> topologieën<br />

koppelbaar zijn. Gezien <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> samenwerkingspartners kan bij het uitwisselen van informatie<br />

slechts in beperkte mate wor<strong>de</strong>n uitgegaan van gemeen schappelijke uitwisselingsstandaar<strong>de</strong>n. Tenslotte<br />

maakt <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> hoeveelheid vaak ongestructureer<strong>de</strong> informatie innovaties op het gebied van<br />

taakgerichte ontsluiting en terugvindbaarheid noodzakelijk.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 27


Gelaagdheid in besluitvorming<br />

en operationeel tempo<br />

De complexiteit van <strong>de</strong> operationele omgeving wordt eveneens gekenmerkt door <strong>de</strong> vele dwarsverban<strong>de</strong>n<br />

tussen het politieke, strategische, operationele en tactische niveau. Beslissingen en maatregelen op tactisch<br />

niveau hebben mogelijk grote implicaties tot op het politieke niveau. Omdat beïnvloedingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

vaak beperkt zijn in tijd, is het noodzakelijk dat <strong>de</strong> beslissingsmechanismen, ondanks eventuele dwarsverban<strong>de</strong>n,<br />

een snelle respons mogelijk maken. Deze versnelling kan in <strong>de</strong> eerste plaats wor<strong>de</strong>n bereikt<br />

door, nog meer dan nu al het geval is, <strong>de</strong> intenties van hogere niveaus expliciet door te vertalen naar lagere<br />

niveaus en vervolgens <strong>de</strong> lagere niveaus, met <strong>de</strong>ze intenties als leidraad, een grote mate van beslissingsbevoegdheid<br />

te geven. Er zal dus sprake moeten zijn van een goeddoordachte balans tussen <strong>de</strong>legeren en<br />

centraliseren. Hierbij wordt opgemerkt dat centrale ingrepen of beslissingen niet meer automatisch bij<br />

één (militaire) commandant kunnen zijn belegd, maar bij meer<strong>de</strong>re civiele en militaire autoriteiten. In <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> plaats kan <strong>de</strong> versnelling wor<strong>de</strong>n bereikt door mogelijkhe<strong>de</strong>n te creëren om zodanig snel tussen<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus te kunnen schakelen dat het politiek-strategische niveau in staat is het 24/7<br />

operationele en tactische tempo te volgen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 28


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 29


6.<br />

Evolving Relationships<br />

between Man, Robotics<br />

and Machine Intelligence<br />

Auteur: Ir. H.F. (Harold) Bousché / Ltkol A.R. (Aart) Fokkema<br />

Robot is geen eenduidig ge<strong>de</strong>finieerd begrip. De mate van autonomie bepaald of wij iets een robot vin<strong>de</strong>n<br />

of niet. Handbediend, semi-autonoom en volledig autonoom zijn daarin te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n categorieën.<br />

Een op afstand bedien<strong>de</strong> machine (tele-operated) zon<strong>de</strong>r autonomie wordt – onterecht – soms ook een robot<br />

genoemd. Er zijn mobiele en immobiele robots, stoffelijke en virtuele robots en beman<strong>de</strong> en onbeman<strong>de</strong><br />

robots. Zelfs dat laatste is formeel geen criterium dat bepaald of iets een robot is of niet (<strong>de</strong>nk aan een<br />

beman<strong>de</strong> zelfrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> robotauto). Een machine met een eigen beslismo<strong>de</strong>l noemen we autonoom.<br />

Autonomie wordt ook veel in verband gebracht met artificiële intelligentie (AI). AI laat zich moeilijk<br />

<strong>de</strong>finiëren. Het hangt samen met het kunnen re<strong>de</strong>neren en problemen oplossen, het kunnen percipiëren<br />

en reageren, zelflerend vermogen en met zelfbewustzijn. Er is ook een stroming die simpelweg stelt dat als<br />

het intelligent oogt en zich intelligent gedraagt het intelligent is. De ontwikkelingen in robotica en AI<br />

schrij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>t. In <strong>de</strong> industrie zijn robots inmid<strong>de</strong>ls gemeengoed en in het militaire domein dringen ze<br />

snel door. In het verkeer en in het huishou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re toepassingsgebie<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> sciencefiction<br />

ons vaak laat zien, zijn ze nog maar beperkt aanwezig (in stoffelijke vorm tenminste). Er zijn twee drempels<br />

die daar een echte doorbraak tegenhou<strong>de</strong>n. De eerste is juridische aansprakelijkheid. De twee<strong>de</strong> is dat AI<br />

zich maar beperkt laat programmeren. De complexiteit en simpelweg het aantal regels co<strong>de</strong> belemmeren<br />

een innovatiesprong richting menselijke intelligentie 13 of zelfs singularity 14 . Zelfleren<strong>de</strong> (cognitieve)<br />

systemen moeten <strong>de</strong>ze drempel wegnemen.<br />

13 AI bena<strong>de</strong>rt inmid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> menselijke intelligentie. Echter, <strong>de</strong> meetmetho<strong>de</strong> is hierin bepalend en zeker niet algemeen geaccepteerd.<br />

14 The technological singularity is a theoretical future point of unprece<strong>de</strong>nted technological progress, caused in part by the ability of machines to improve<br />

themselves using artificial intelligence.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Evolving Relationships between Man, Robotics [...] 30


Ongeacht genoem<strong>de</strong> drempels zijn <strong>de</strong> toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n en toepassingen in het militaire domein<br />

nu al legio. De VS heeft in Irak en Afghanistan al meer dan 4.000 grondrobots in gebruik en in oktober<br />

2006 waren er al 400.000 onbeman<strong>de</strong> vlieguren. En ook in het maritieme domein – zowel boven als on<strong>de</strong>r<br />

water – zijn militaire robots sterk in opkomst. De VS willen ca. 4 miljard $ in onbeman<strong>de</strong> systemen investeren<br />

t/m 2010 en in totaal 24 miljard $. 15<br />

Ook <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht kan grote <strong>voor</strong><strong>de</strong>len behalen door robots in te zetten. Robots lenen zich<br />

uitstekend om op afstand, met beperkte aandacht een gewenst effect uit te oefenen; en <strong>voor</strong> saaie,<br />

gevaarlijke en vuile werkzaamhe<strong>de</strong>n (dull, dangerous, dirty). An<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>el is dat een door gebruik<br />

van robots meer schaalbare krijgsmacht <strong>de</strong> adaptiviteit bezit die onmisbaar is in mo<strong>de</strong>rne conflicten. Bij<br />

mo<strong>de</strong>rne conflicten lijken <strong>de</strong> faseovergangen tussen conflict of interest, crisis, conflict en postconflict steeds meer<br />

vervagen. Het geweldsniveau zal niet langer rustig oplopen vanaf het begin en rustig aflopen naar het eind.<br />

Ook lokaal kan het geweldsniveau sterk verschillen (three block war). Dit instabiele gewelds niveau vraagt van<br />

<strong>de</strong> krijgsmacht dat zij vanaf aanvang tot ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inzet moet kunnen optre<strong>de</strong>n op elk geweldsniveau.<br />

Dat vraagt adaptiviteit van <strong>de</strong> krijgsmacht in <strong>de</strong> zin dat snel moet kunnen wor<strong>de</strong>n op- en afgeschaald en<br />

daarmee om het achter <strong>de</strong> hand hou<strong>de</strong>n van meer personeel en materiële mid<strong>de</strong>len. Dit militaire vermogen<br />

is in <strong>de</strong> vorm van snel inzetbare geautomatiseer<strong>de</strong> systemen danwel robots eenvoudiger dicht bij het<br />

inzetgebied <strong>voor</strong> langere duur achter <strong>de</strong> hand te hou<strong>de</strong>n dan in <strong>de</strong> vorm van mensen met hun gebruikelijke<br />

materieel. Bovenstaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len gel<strong>de</strong>n zowel bij inzet op zee en land als bij inzet in <strong>de</strong> lucht.<br />

Militairen zijn in Ne<strong>de</strong>rland schaars. Daar is maar moeizaam veran<strong>de</strong>ring in te brengen. Militairen willen<br />

wij zo min mogelijk blootstellen aan gevaar; alleen als het echt niet an<strong>de</strong>rs kan. Militairen zijn onmisbaar;<br />

<strong>voor</strong> menselijke interactie, als beslisser en <strong>voor</strong> leiding en aansturing. Al het an<strong>de</strong>re is uit te beste<strong>de</strong>n aan<br />

robots. Deels is dat theorie, in veel gevallen ook niet.<br />

Op korte en mid<strong>de</strong>nlange termijn zijn er kansen <strong>voor</strong> robotica in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong> nieuwe<br />

toepassingen, met name op het gebied van:<br />

❚ bewaken van infrastructuur;<br />

❚ dragen van uitrusting van uitgestegen eenhe<strong>de</strong>n;<br />

❚ rij<strong>de</strong>n van konvooien;<br />

❚ verkenningstaken (ISR) en gevechtson<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> taken op korte afstand en in verste<strong>de</strong>lijkt gebied;<br />

❚ bestrijding IEDs en genieverkenning; en<br />

❚ <strong>de</strong> (vaak vergeten) vre<strong>de</strong>sbedrijfsvoering.<br />

Het gaat daarbij om inzet zowel op zee en land als in <strong>de</strong> lucht.<br />

Maximaal profijt van <strong>de</strong>ze kansen vraagt om een nauwe krijgsmacht/R&D samenwerking, concept <strong>de</strong>velopment<br />

& experimentation en training & opleiding. Alleen dicht bij <strong>de</strong> praktijk kan robotica binnen <strong>de</strong> krijgsmacht tot<br />

bloei komen. Met name omdat toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n, optimale wijze van inzet vaak niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />

liggen en ‘onbekend onbemind maakt’.<br />

De schaarse militair moeten wij inzetten waar hij echt nodig is; niet als ‘bedienaar’ en ‘vechter’ maar als<br />

‘on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>laar’, ‘manager’ en ‘lei<strong>de</strong>r’. Overige taken verschuiven naar robots. Zij zullen het gezicht van<br />

<strong>de</strong> krijgsmacht op termijn volledig veran<strong>de</strong>ren. Nu al moeten we ons bij elke materieelverwerving afvragen:<br />

kan het onbemand?; kan het autonoom? Mensen zijn kwetsbaar, langzaam, onbetrouwbaar en duur. Voor<br />

robots is dat nu veelal niet an<strong>de</strong>rs, maar het omslagpunt – zeker bij specifieke toepassingen – komt snel<br />

binnen bereik. Voor een aantal kansrijke toepassingen is het omslagpunt al <strong>de</strong>els gepasseerd.<br />

Robots tenzij …<br />

15 Bron: US Department of Defence (DoD) Unmanned Systems Roadmap 2007-2013 (published in December 2007);<br />

http://www.sciencedaily.com/releases/2008/02/080226213451.htm<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Evolving Relationships between Man, Robotics [...] 31


7.<br />

Staying power<br />

Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / LTZSD1 Drs. J.P.G. (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar<br />

Aan het eind van <strong>de</strong> Vietnam oorlog was het Amerikaanse leger een hollow force gewor<strong>de</strong>n. Het had zichzelf<br />

van binnen opgegeten in een enorme krachts inspanning die steeds net iets langer duur<strong>de</strong> en meer mensen<br />

verg<strong>de</strong> dan <strong>voor</strong>zien. Pas na jaren rust en nieuwe investeringen kon het zijn <strong>voor</strong>naamste taak, het<br />

Warschaupact tegenhou<strong>de</strong>n, weer voldoen<strong>de</strong> oppakken.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zou na beëindiging van <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> NAVO-operatie in Afghanistan in<br />

een soortgelijke situatie kunnen komen te verkeren. De Staying Power van <strong>de</strong> krijgsmacht kan zijn aangetast:<br />

Staying Power is het vermogen om <strong>de</strong>elname aan het conflict te bestendigen tot een goe<strong>de</strong> uitkomst is<br />

verkregen en dan meteen weer gereed te zijn <strong>voor</strong> een volgen<strong>de</strong> taak. Ne<strong>de</strong>rland is natuurlijk geen<br />

supermacht zoals <strong>de</strong> VS, het tij<strong>de</strong>lijk wegvallen van Ne<strong>de</strong>rlandse inzetmogelijkhe<strong>de</strong>n kan internationaal<br />

wor<strong>de</strong>n opgevangen omdat Ne<strong>de</strong>rland uitsluitend in coalitieverband optreedt. Toch kan Ne<strong>de</strong>rland zich<br />

maar moeilijk een ‘strategische pauze’ veroorloven. De behoefte aan inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht blijft bestaan,<br />

en <strong>de</strong> invloed op internationale ontwikkelingen die Ne<strong>de</strong>rland ontleent aan inzet zou vermin<strong>de</strong>ren, wat in<br />

politiek opzicht weinig aantrekkelijk is.<br />

Staying Power is wat an<strong>de</strong>rs dan wat normaal on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term sustainability wordt verstaan. Die term is<br />

ge<strong>de</strong>finieerd 16 en uiteengerafeld in een conceptuele, mentale en fysieke ‘component’. Staying Power omvat,<br />

naast wat nu on<strong>de</strong>r sustainability wordt verstaan, óók nog het vermogen om het volgen<strong>de</strong> conflict ‘fris’ aan<br />

te kunnen gaan en elementen als politiek uithoudingsvermogen en het vermogen van civiele diensten om,<br />

als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een 3D-bena<strong>de</strong>ring 17 , het vol te hou<strong>de</strong>n tot er succes is.<br />

16 NAVO in AAP-6: Sustainability, the ability of a force to maintain the necessary level of combat power for the duration required to achieve its objectives<br />

17 Defence, Diplomacy, Development<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 32


Een schematisch overzicht van een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict,<br />

stability. Een vergelijkbare reeks is te geven die betrekking heeft op het bestrij<strong>de</strong>n van rampen (<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

hoofdtaak): analyse & prevent, protect, respond, recover, evaluate. Het gaat in bei<strong>de</strong> gevallen om een tijdslijn die<br />

is ver<strong>de</strong>eld in perio<strong>de</strong>n met zeer verschillen<strong>de</strong> maten aan intensiteit van geweld: een conflict of interest gaat<br />

gepaard met min<strong>de</strong>r ‘wapengekletter’ dan <strong>de</strong> fase violent conflict.<br />

Staying Power betekent in al die gevallen iets heel an<strong>de</strong>rs. Het vermogen om <strong>de</strong> hooggewelddadige fase van<br />

een conflict uit te dienen, bestaat <strong>voor</strong>namelijk uit het ‘op <strong>de</strong> plank’ hebben liggen van voldoen<strong>de</strong> materieel<br />

(voertuigen, wapens, munitie en an<strong>de</strong>re verbruiksmid<strong>de</strong>len) <strong>voor</strong> dat doel, het zijn come as you are-conflicten.<br />

Na betrokkenheid bij een <strong>de</strong>rgelijk conflict zou <strong>de</strong> krijgsmacht enige tijd niet aanspreekbaar zijn omdat<br />

verloren gegane eenhe<strong>de</strong>n, materieel en <strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n opnieuw moeten wor<strong>de</strong>n opgebouwd, maar het risico<br />

van een hollow force lijkt gering. In het geval van <strong>de</strong> langere <strong>voor</strong>- en na-fasen van een conflict bestaat <strong>de</strong><br />

tegenovergestel<strong>de</strong> situatie. Dan moeten er serieuze <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n aangelegd <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>tdurend<br />

herbe<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n van eenhe<strong>de</strong>n, het vervangen van uitgeputte eenhe<strong>de</strong>n door ‘verse’, het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n en<br />

waar nodig vervangen van versleten materieel. In <strong>de</strong>ze fasen zou overigens ook beter aansluiting kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n gezocht op capaciteiten van bondgenoten, wat het uitputtend effect kan compenseren.<br />

Een crisis-/post-conflictfase kan lang duren, zodat een krijgsmacht die zich hieraan committeert in een<br />

permanente uitzon<strong>de</strong>ringssituatie gevangen blijft. Dit maakt <strong>de</strong> bedrijfsvoering moeilijk (iets tussen<br />

<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n aanleggen en vernieuwingen doorvoeren). Het vergt bovendien een mentale inspanning van<br />

het personeel die niet gemakkelijk kan wor<strong>de</strong>n verlangd, omdat <strong>de</strong> situatie zo volledig tegengesteld is<br />

aan <strong>de</strong> thuissituatie. Weliswaar kan hetzelf<strong>de</strong> gezegd wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> conflictfase, maar daarvan wordt<br />

veron<strong>de</strong>rsteld dat hij betrekkelijk kort duurt, zodat het opnieuw aanpassen aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse realiteit<br />

gemakkelijker zou zijn. De crisisfase lijkt wel wat op wat koloniale legers aantroffen in <strong>de</strong> grensgebie<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> kolonie: een permanent onveilige situatie die tussen oorlog en vre<strong>de</strong> blijft hangen, en soms uitbarst<br />

in korte, intens gewelddadige perio<strong>de</strong>n. De crisis/post-conflictsituatie is overigens <strong>de</strong> fase waarin het best<br />

en meest intensief kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt met bondgenoten, juist omdat het om een langere en<br />

daardoor beter ‘planbare’ operationele inzet gaat.<br />

Het i<strong>de</strong>e achter <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in fasen is, dat een politieke keuze zou kunnen wor<strong>de</strong>n gemaakt <strong>voor</strong> het zich<br />

specialiseren in één ervan. De realiteit leert echter dat <strong>de</strong> bijna-permanente crisisfase <strong>de</strong> norm is gewor<strong>de</strong>n,<br />

zie het verloop van <strong>de</strong> conflicten in Afghanistan, Irak, Congo, Soedan en nog een paar an<strong>de</strong>re. De lineariteit<br />

die impliciet in het fasenmo<strong>de</strong>l zit, komt niet overeen met wat op <strong>de</strong> grond gebeurt, omdat <strong>de</strong> fasen in<br />

elkaar overlopen, tegelijkertijd op an<strong>de</strong>re plaatsen (vaak vlak bij elkaar) spelen, en omdat <strong>de</strong> conflictfase<br />

zomaar kan terugkeren uit <strong>de</strong> stability fase. Bovendien is <strong>de</strong> krijgsmacht vaak betrokken bij meer dan één<br />

operatie, operaties die zich kunnen bevin<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> fasen van een conflict. De krijgsmacht moet<br />

snel kunnen schakelen, moet over afdoen<strong>de</strong> escalatiedominantie beschikken, en moet dat lang genoeg<br />

kunnen volhou<strong>de</strong>n. Dat vergt voldoen<strong>de</strong> personeel en materieel. Het verdient ver<strong>de</strong>r aanbeveling om<br />

<strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> samenwerking met bondgenoten en an<strong>de</strong>re externe partners te verbeteren.<br />

Het opbrengen van <strong>de</strong> ‘hardheid’ van <strong>de</strong> krijgsmacht om in <strong>de</strong> langdurige crisis mentaal en fysiek capabel<br />

te blijven, moet wor<strong>de</strong>n gebalanceerd met het vermogen ook op te schalen naar een ‘echte’ oorlog,<br />

doorgaan<strong>de</strong> innovatie om klaar te zijn <strong>voor</strong> het volgen<strong>de</strong> conflict, en (misschien het moeilijkst) met<br />

het gegeven dat in Ne<strong>de</strong>rland vre<strong>de</strong> heerst. Het is noodzakelijk dat <strong>de</strong> politiek <strong>de</strong>ze situatie begrijpt en<br />

er rekening mee houdt, en dat <strong>de</strong> krijgsmacht hierop is <strong>voor</strong>bereid door haar personeel daartoe op te<br />

lei<strong>de</strong>n, te trainen en te begelei<strong>de</strong>n.<br />

De krijgsmacht moet <strong>voor</strong>tdurend beducht zijn op tekenen van organisatorische uitputting en stagnatie in<br />

innovatie, en waar nodig <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> operationele inzet terugbrengen naar wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn<br />

op te brengen is. Ook moet een langdurige inzet in een semipermanente crisis kunnen wor<strong>de</strong>n opgebroken<br />

ten gunste van ‘echte’ oorlog met een hogere prioriteit, zelfs al gaat dat ten koste van perspectieven op<br />

succes in <strong>de</strong> crisissituatie.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 33


Waar mogelijk zou <strong>de</strong> fysieke component van sustainability moeten wor<strong>de</strong>n geregeld in zakelijke langetermijncontracten<br />

met leveranciers, producenten en on<strong>de</strong>rhoudsbedrijven. De krijgsmacht zal ter<strong>de</strong>ge<br />

rekening moeten hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> langtermijn mentale hardheid die <strong>voor</strong> het personeel noodzakelijk is,<br />

en met het i<strong>de</strong>e dat er een balans tussen vasthou<strong>de</strong>ndheid en innovatie zal moeten wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />

(ook <strong>de</strong> partijen in een bestaand conflict innoveren!).<br />

Voor Staying Power tenslotte is het noodzakelijk in conflicten nauw samen te werken met <strong>de</strong> civiele partners<br />

(3D), maar ook om gezamenlijk tot een langetermijnvisie en een ge<strong>de</strong>eld innovatieperspectief te komen.<br />

Er moet niet slechts wor<strong>de</strong>n gestreefd naar nieuwe militaire concepten, maar (ook) naar nieuwe<br />

3D-concepten, geïntegreer<strong>de</strong> en innoveren<strong>de</strong> 3D-doctrine en TTP’s (Tactics, Techniques and Procedures).<br />

Nogmaals moet <strong>de</strong> internationale omgeving van inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n benadrukt. Staying Power<br />

is óók gebaat bij goe<strong>de</strong> internationale afstemming en samenwerking met bondgenoten en tij<strong>de</strong>lijke<br />

coalitiegenoten.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 34


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 35


8.<br />

Small Team<br />

Operations<br />

Auteur: Drs. F.F. (Frank) Bekkers / KLTZ R.P. (René) Tas<br />

Veel, misschien wel <strong>de</strong> meeste he<strong>de</strong>ndaagse militaire uitdagingen waar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong><br />

staat, kunnen niet met massaal geweld wor<strong>de</strong>n aangepakt. Het succesvol uitvoeren van militaire missies<br />

en taken is steeds meer een functie van het goed kunnen inschatten van en inspelen op een unieke mix<br />

van lokale omstandig he<strong>de</strong>n, partijen en hun intenties, media exposure, rules of engagement enz. Overkoepelen<strong>de</strong><br />

doelstellingen (effecten) wor<strong>de</strong>n bereikt door <strong>de</strong> optelsom van vele kleinschalige acties<br />

en activiteiten die zijn toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> locale situatie. Het optre<strong>de</strong>n in grootschalige formaties volgens<br />

een beperkt arsenaal aan standaardrecepten past slecht bij <strong>de</strong>ze ontwikkeling en moet in veel gevallen<br />

wor<strong>de</strong>n vervangen door maatwerk oplossingen, uitgevoerd door kleine, in belangrijke mate zelfstandig<br />

opereren<strong>de</strong> teams of individuele eenhe<strong>de</strong>n die effecten nastreven passend binnen <strong>de</strong> actuele, <strong>voor</strong>tdurend<br />

veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> lokale situatie die ze zelf het beste kennen. De mindset, processen, structuren, werkwijzen,<br />

investeringen, training etc. die passen bij <strong>de</strong>ze kleinschalige, contextsensitieve en adaptieve bena<strong>de</strong>ring<br />

moeten in belangrijke mate vorm en inhoud van alle elementen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie waar<strong>de</strong>keten 18 bepalen.<br />

Enkele belangrijke aspecten, in het algemeen of specifiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, zijn hieron<strong>de</strong>r<br />

na<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />

18 Met <strong>de</strong> hoofdprocessen ‘<strong>voor</strong>zien in’, ‘inzetten’, ‘instandhou<strong>de</strong>n’ en ‘besturen’.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 36


Sense & respond<br />

In een complexe lokale omgeving waarin succes of falen niet eenvoudig valt te <strong>de</strong>finiëren en nog moeilijker<br />

te constateren, is het vin<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>tdurend bijstellen van een goe<strong>de</strong> actielijn geen sinecure. Beproef<strong>de</strong><br />

recepten zijn maar beperkt toepasbaar. In zo’n situatie past een sense & respond werkwijze die er op neer<br />

komt dat:<br />

❚ één of zo mogelijk meer<strong>de</strong>re afgewogen actielijnen in te zetten;<br />

❚ <strong>de</strong> positieve en negatieve effecten van <strong>de</strong>ze actielijnen zo goed mogelijk te bepalen;<br />

❚ op basis hiervan bepaal<strong>de</strong> actielijnen te versterken en an<strong>de</strong>re af te kappen. Deze werkwijze veron<strong>de</strong>rstelt<br />

een hoogwaardige lokale omgevingsbeeld opbouw, inclusief injectie van kennis van <strong>de</strong> locale culturele,<br />

economische en sociale factoren. Daarnaast is een sterk ontwikkeld zelfb ewustzijn nodig, het kennen<br />

en op waar<strong>de</strong> kunnen schatten van eigen sterktes, zwaktes en (on)mogelijk he<strong>de</strong>n in relatie tot <strong>de</strong> lokale<br />

omstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Bottom-up stuurinformatie en leervermogen<br />

Het vergrote belang van optre<strong>de</strong>n in kleine teams is me<strong>de</strong> een gevolg van het vervagen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheid<br />

tussen het tactische, operationele en strategische niveau, en versterkt <strong>de</strong>ze trend ook weer. Een belangrijke<br />

consequentie is dat belangrijke stuurinformatie <strong>voor</strong> besluitvorming niet alleen top-down, maar ook<br />

bottom-up loopt. De locale sense & respond werkwijze levert veel relevante informatie over welke aanpak werkt<br />

en welke niet. Dergelijke lessen moeten snel wor<strong>de</strong>n verspreid naar relevante <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> organisatie.<br />

Uitgeprobeer<strong>de</strong> maar bewezen ineffectieve strategieën moeten wor<strong>de</strong>n afgekapt, effectieve emergente<br />

strategieën versterkt. Het effectief <strong>de</strong>len van situationeel begrip leidt tot een coherente en realistische<br />

aanpak die past bij <strong>de</strong> gegeven situatie.<br />

Projectmatig <strong>de</strong>nken en werken<br />

Er is wat <strong>voor</strong> te zeggen om het optre<strong>de</strong>n in kleine teams of als individuele eenheid te zien als het uitvoeren<br />

van ‘projecten’. Kenmerkend <strong>voor</strong> een project is het unieke karakter ervan: een specifieke combinatie van<br />

te leveren resultaten, in te zetten resources en beperken<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n (tijd, etc.). Natuurlijk zijn er<br />

bepaal<strong>de</strong> vaste procedures die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste projecten van nut zijn. Dit zijn echter meestal ‘meta’-regels<br />

die een eigen inhou<strong>de</strong>lijke invulling krijgen <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r project afzon<strong>de</strong>rlijk. Dit betekent dat het belang<br />

van ‘doctrine’ 19 zal toenemen, waarbij het belang van ‘drill’ 20 onveran<strong>de</strong>rd blijft of zelfs kan afnemen.<br />

Geleerd kan wor<strong>de</strong>n van projectmatig werken<strong>de</strong> civiele organisaties. Bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> manier waarop<br />

relatief kleine multidisciplinaire projectteams wor<strong>de</strong>n gevormd op basis van <strong>de</strong> best beschikbare expertise<br />

en ervaring – binnen en buiten <strong>de</strong> eigen organisatie – tenein<strong>de</strong> een ‘project’ (<strong>de</strong> missie) op <strong>de</strong> meest<br />

efficiënte en effectieve wijze uit te voeren. Me<strong>de</strong>werkers in een projectorganisatie werken routinematig<br />

samen met mensen met een an<strong>de</strong>re professionele achtergrond. Tegelijkertijd hebben ze voldoen<strong>de</strong><br />

gemeenschappelijk – bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>de</strong> bedrijfsco<strong>de</strong> en werkwijze, een ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> kijk op zaken als<br />

‘<strong>de</strong>liverables’ en ‘planning’ – om goed on<strong>de</strong>rling te kunnen communiceren en als één team te kunnen<br />

werken aan een gezamenlijk projectresultaat.<br />

19 Doctrine in bre<strong>de</strong> zin, dus ook ‘regels van het vak’ en ‘best practices’ <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> basis militaire disciplines die in een team vertegenwoordigd moeten zijn<br />

om in een complexe omgeving succesvol en adaptief te kunnen opereren.<br />

20 Uiteraard blijft <strong>voor</strong> veel basisvaardighe<strong>de</strong>n wél <strong>de</strong> noodzaak van ‘drill’ bestaan.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 37


Ontwikkeling van individuele vaardighe<strong>de</strong>n<br />

en missiespecifieke training<br />

Het <strong>de</strong>nken en werken in multidisciplinaire ‘projecten’ vraagt an<strong>de</strong>re processen en organisatie dan<br />

momenteel gebruikelijk is in veel elementen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie waar<strong>de</strong>keten. Misschien wel het belangrijkste<br />

aspect is <strong>de</strong> werving, selectie, opleiding en training van militairen die in kleine (‘project’-) teams moeten<br />

kunnen opereren. De hele personele in- en doorstroom moet veel meer dan nu gericht wor<strong>de</strong>n op het<br />

waar<strong>de</strong>ren en ontwikkelen van individuele vaardighe<strong>de</strong>n en vakbekwaamhe<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> meer dan uitsluitend<br />

militaire vakkennis. Belangrijk is ver<strong>de</strong>r te kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving,<br />

mogelijk met specialisten waarmee geen eer<strong>de</strong>re werkervaring is opgedaan (het zogenaam<strong>de</strong> late en<br />

losse koppelen – late-loose coupling – van resources). Dit is <strong>de</strong>s te belangrijker omdat het aannemelijk is<br />

dat sommige teams die militaire dan wel on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> ‘veiligheids’-missies uitvoeren, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

in het ka<strong>de</strong>r van we<strong>de</strong>ropbouw en SSR, vanuit meer<strong>de</strong>re organisaties wor<strong>de</strong>n bemenst. Het belang van<br />

missiespecifieke training om een team in te werken en <strong>de</strong> teamrollen dui<strong>de</strong>lijk te krijgen, wordt veel<br />

belangrijker. Het kan zelfs zijn dat bepaal<strong>de</strong> teamrollen pas dan dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n. Zo kan het zijn dat<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n en lei<strong>de</strong>rschaptaken (‘projectmanagement’ in al zijn facetten) pas op een laat<br />

moment wor<strong>de</strong>n toegekend, op basis van <strong>de</strong> specifieke ‘chemie’ van het team en afhankelijkheid van <strong>de</strong><br />

bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> dan gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> missie moeten wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />

‘Over <strong>de</strong> horizon’ escalatiedominantie<br />

Kleine teams hebben slechts een zeer beperkt vermogen tot escalatiedominantie. Ze zijn daar<strong>voor</strong><br />

groten<strong>de</strong>els afhankelijk van ‘over <strong>de</strong> horizon’ beschermings- en gevechtscapaciteit. Deze moet (zeer)<br />

snel beschikbaar zijn als nodig, hetzij op afroep, hetzij op een eigen inschatting van <strong>de</strong> toestand.<br />

Discussie<br />

De eisen te stellen aan le<strong>de</strong>n van kleine teams en individuele eenhe<strong>de</strong>n die opereren in complexe multidisciplinaire<br />

situaties verschillen in diverse opzichten van wat een huidige ‘standaard’ soldaat of gevechtseenheid<br />

moet presteren. We kunnen een parallel trekken met special forces die ook in kleine, zelfstandig<br />

opereren<strong>de</strong> teams opereren en in een variëteit aan mogelijke missies (waaron<strong>de</strong>r ‘on<strong>voor</strong>spel bare’) kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n ingezet. Wat nu is <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n aan elitetroepen zou wellicht moeten wor<strong>de</strong>n ingevoerd in <strong>de</strong><br />

mainstream van <strong>de</strong> krijgsmacht. De grote vraag is dan of <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensieorganisatie het hoogwaardige<br />

personeel kan aantrekken 21 dat nodig is om succesvolle kleine teams te bemensen?<br />

Een twee<strong>de</strong> discussiepunt is in hoeverre een Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensieorganisatie die zijn waar<strong>de</strong>keten primair<br />

heeft ingericht om succesvolle kleine teams te kunnen inzetten, ook in staat zal blijken om, wanneer <strong>de</strong><br />

veiligheidssituatie daarom vraagt, effectieve grotere verban<strong>de</strong>n te genereren; verban<strong>de</strong>n die mogelijk<br />

standaard taken moeten kunnen uitvoeren, met een grote mate van geoefendheid, discipline en volharding.<br />

Is een Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht die bei<strong>de</strong> goed kan <strong>de</strong>nkbaar als kosteneffectief alternatief?<br />

21 Hetzij als carrièremilitair, hetzij als ‘tij<strong>de</strong>lijke’ kracht <strong>voor</strong> een specifieke missie.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 38


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 39


9.<br />

Strategic Compression<br />

Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Lkol J.P.L. (Jean-Paul) Duckers<br />

Strategische compressie berust op een steeds snellere en sterkere wisselwerking tussen tactische en<br />

strategische niveaus in <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. Dit ‘platter’ wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veiligheidsomgeving noodzaakt<br />

een an<strong>de</strong>re inrichting van processen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht. Een genetwerkte organisatie op basis<br />

van flexibele hiërarchieën is <strong>de</strong> meest aangewezen organisatievorm om te kunnen reageren op <strong>de</strong> snelwisselen<strong>de</strong><br />

en diverse eisen die aan <strong>de</strong> krijgsmacht als gevolg hiervan wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />

Flexibele hiërarchie<br />

Complexe operaties wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een groot aantal spelers en tegenstan<strong>de</strong>rs die zich kunnen<br />

bedienen van irreguliere strijdmetho<strong>de</strong>n. Hierbij vervaagt het on<strong>de</strong>rscheid tussen tactische, operationele<br />

en strategische activiteiten. 22 Dit is <strong>de</strong> kern van strategic compression. Voor <strong>de</strong> krijgsmacht betekent het dat<br />

grotere interactie nodig is tussen tactisch en strategisch niveau. Echter on<strong>de</strong>r geen beding mag een situatie<br />

ontstaan waarbij tactische gebeurtenissen het strategisch niveau dicteren. Dit moet <strong>de</strong> politiek-militaire<br />

bestuurslaag altijd in ogenschouw hou<strong>de</strong>n. Het heeft echter wel gevolgen <strong>voor</strong> het organisatiemo<strong>de</strong>l van<br />

<strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

Hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>llen zijn a<strong>de</strong>quaat om dui<strong>de</strong>lijke gestandaardiseer<strong>de</strong> taken snel uit te<br />

voeren. Echter, <strong>de</strong> veiligheidsomgeving wordt juist gekenmerkt door snelle veran<strong>de</strong>ringen. Hierdoor<br />

ontstaat <strong>de</strong> noodzaak om als organisatie om te kunnen gaan met grote fluctuaties in type inzet, om een<br />

grote verschei<strong>de</strong>nheid aan kennis en expertise in stand te hou<strong>de</strong>n en om een hoog operationeel tempo<br />

22 Zie ook thema Blurred Distinction between Peace & Conflict.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 40


te hanteren. Hiërarchieën zijn wel van nut om unity of command te waarborgen. De krijgsmacht dient<br />

zodoen<strong>de</strong> elementen van bei<strong>de</strong>n in haar organisatiestructuur te verenigen: <strong>de</strong> adaptiviteit en flexibiliteit<br />

die inherent is aan een netwerkorganisatie realiseren ineen hiërarchische ingestel<strong>de</strong> en georganiseer<strong>de</strong><br />

organisatie.<br />

Sense & Respond<br />

Het aangewezen organisatiemo<strong>de</strong>l is daarmee een paradox, namelijk een flexibele hiërarchie. Om die te<br />

realiseren dient met name grote aandacht besteed te wor<strong>de</strong>n aan het personeelbeleid. Innovatief lei<strong>de</strong>rschap<br />

moet gecultiveerd wor<strong>de</strong>n om met een ‘platter’ wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> realiteit om te gaan. Dit houdt in dat het<br />

personeelsbeleid in het algemeen en management <strong>de</strong>velopment daarin in het bijzon<strong>de</strong>r, creatieve lei<strong>de</strong>rs<br />

moeten omarmen in plaats van marginaliseren.<br />

De sterkere wisselwerking tussen strategisch en tactisch benadrukt het inrichten van a<strong>de</strong>quate feedbackloops<br />

in <strong>de</strong> bevelvoering. In plaats van command & control, kan gesproken wor<strong>de</strong>n over een sense & respond<br />

bevelsstructuur. Dit principe noodzaakt genetwerkte bevelvoering. Een netwerkorganisatie is meer dan<br />

alleen een zaak van verbindingstechnologie. Het gaat hierbij om het snel kunnen vergaren van lessons<br />

learned, het kunnen schakelen en <strong>de</strong> activiteiten kunnen afstemmen naar lokale omstandighe<strong>de</strong>n. Dit vraagt<br />

om een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> organisatiecultuur; van hiërarchische C2 naar bre<strong>de</strong> SOPs (standing operating<br />

procedures), aangevuld met creatief lei<strong>de</strong>rschap. Opleiding en training moeten <strong>de</strong> noodzaak van creatief<br />

lei<strong>de</strong>rschap on<strong>de</strong>rstrepen en cultiveren.<br />

Als gevolg van <strong>de</strong> compressie tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> uitvoeringsniveaus staat <strong>de</strong> traditionele werkver<strong>de</strong>ling<br />

in het officierskorps on<strong>de</strong>r druk, met name officieren op het mid<strong>de</strong>n managementniveau wor<strong>de</strong>n geconfronteerd<br />

met sterk wisselen<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns operaties versus <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>ssituatie . De<br />

invulling die aan het operationele niveau wordt gegeven verdient heroverweging: een grotere focus op<br />

een afstemmen<strong>de</strong> brugfunctie tussen strategisch en tactisch niveau lijkt aannemelijk. Deze essentiële<br />

verbinding houdt een verantwoor<strong>de</strong>lijkheid in <strong>voor</strong> het instandhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> feedbackloops in een<br />

sense & respond mo<strong>de</strong>l.<br />

Interagency netwerken<br />

In het inzetgebied moet een netwerkmatige aanpak wor<strong>de</strong>n toegepast. Taken wor<strong>de</strong>n uitgevoerd door<br />

militaire equivalenten van integrated product teams, waarbij verschillen<strong>de</strong> expertises vanuit verschillen<strong>de</strong><br />

instanties en verschillen<strong>de</strong> rangen bij elkaar wor<strong>de</strong>n gebracht om een specifieke taak uit te voeren. Der<strong>de</strong><br />

hoofdtaak operaties vergen eveneens een netwerkaanpak.<br />

Er wordt weleens gezegd ‘it takes a network to fight a network’. Dit moet <strong>de</strong> kerngedachte zijn achter het<br />

vormgeven van <strong>de</strong> organisatie. Het is daarbij wenselijk om ook <strong>de</strong> interagency samenwerking structureel<br />

van aard te maken. De krijgsmacht dient structureel ingebed te zijn in een overheidsbreed netwerk. 23<br />

Strategische compressie houdt in dat samenwerking met partnerinstituties zich op alle niveaus zou<br />

moeten afspelen. Dit vergt het doorbreken van interagency stovepipes. Samenwerking en afstemming<br />

moeten plaatsvin<strong>de</strong>n op operationeel gebied, maar ook bij strategievorming. Op politiek-bestuurlijk<br />

niveau heeft dit <strong>de</strong> nodige gevolgen. 24 Daarnaast heeft het gevolgen op het niveau van training en<br />

opleiding. Het is aan te ra<strong>de</strong>n om een civiele expeditionaire capaciteit zoals het Cana<strong>de</strong>se CANADEM<br />

te ontwikkelen, echter alleen wanneer <strong>de</strong>ze structureel verbon<strong>de</strong>n is met <strong>de</strong> opleiding en training van<br />

<strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

23 Denk hierbij ook aan het Duitse principe van vernetzte sicherheit zoals uitgelegd in het Duitse Defense White Paper.<br />

24 Zie thema Political Transformation.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 41


Geen strategische gevangene van<br />

tactische gebeurtenissen<br />

Strategic compression betekent op het gebied van capaciteiten enerzijds een herwaar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> strategische<br />

communicatie. De media hebben een multipliereffect op tactische gebeurtenissen. 25 Hierdoor kunnen<br />

zij een strategische impact hebben. Zo ontstaat een strategisch belang bij het afstemmen van een eigen<br />

boodschap om geen ‘strategische gevangene’ te wor<strong>de</strong>n van ‘tactische events’. 26 An<strong>de</strong>rzijds is er <strong>de</strong><br />

noodzaak van een versterking van <strong>de</strong> inlichtingen analysecapaciteit. Zo kan (beter) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

wanneer en hoe tactische gebeurtenissen een strategische impact kunnen hebben.<br />

25 Zie ook thema Media Operations.<br />

26 Zie ook thema Three Domains of Warfare.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 42


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 43


10.<br />

Dual-Use Technology,<br />

Taking Advantage of<br />

Technological Spin-In<br />

Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Lkol ir. M.P.G. (Marc) Sweelssen<br />

Het begrip ‘dual-use technologie’ heeft oorspronkelijk <strong>de</strong> betekenis van een specifiek militaire technologie<br />

die later ook vruchtbare civiele (d.w.z. niet-militaire) toepassing blijkt te hebben (we noemen dit ook wel<br />

‘spin-out’). Toen na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog <strong>de</strong> budgetten <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek in het civiel commerciële domein<br />

die <strong>voor</strong> het militaire domein gingen overschrij<strong>de</strong>n, is het begrip ‘dual-use technologie’ gelei<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het<br />

omgekeer<strong>de</strong> fenomeen gebruikt gaan wor<strong>de</strong>n, dat wil zeggen <strong>voor</strong> het gebruik van civiele technologie <strong>voor</strong><br />

militaire toepassingen (ofwel ‘spin-in’). On<strong>de</strong>r thema 17 ‘Super-empowered individual’ is het dreigingaspect<br />

dat met ‘dual-use technologie’ verbon<strong>de</strong>n is besproken, dat wil zeggen <strong>de</strong> spin-out variant en <strong>de</strong> daarmee<br />

verbon<strong>de</strong>n proliferatie.<br />

De militaire organisatie moet ten behoeve van haar operaties zich <strong>voor</strong>tdurend bewust zijn van haar<br />

technologiebehoefte en verwante expertise. Als smart buyer of smart specifier zullen militaire experts <strong>voor</strong>al<br />

geïnteresseerd zijn in nieuwe maar enigszins volwassen technologieën die robuust en levensvatbaar zijn,<br />

en op korte termijn geschikt zijn <strong>voor</strong> militaire toepassing. Het efficiënt opsporen, volgen, evalueren en<br />

communiceren van een wereldwijd proces van snelle technologische innovatie vraagt om een netwerk van<br />

experts werkzaam binnen Defensie, <strong>de</strong> DGI, GTI en universiteiten.<br />

Trendanalyses tonen dat <strong>de</strong> meest belangrijke technologische ontwikkelingen betrekking zullen hebben<br />

op ruimtetechnologie, biotechnologie, nieuwe energie technologie, slimme materialen, ICT, cognitieve<br />

wetenschappen en sensor- en netwerktechnologie. Daarnaast kunnen slimme combinaties van al beken<strong>de</strong><br />

technologieën tot innovaties met bovenproportioneel effect lei<strong>de</strong>n (zogenaam<strong>de</strong> ‘disturbing technologies’).<br />

In <strong>de</strong>ze notitie zijn <strong>de</strong> drie belangrijkste aandachts punten na<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 44


Eigen militaire (‘in-huis’) expertise wordt<br />

bepaald door smart-buyer/specifier posities<br />

Om haar positie als smart-buyer/specifier (SBS) te continueren zal <strong>de</strong> krijgsmacht over voldoen<strong>de</strong> ‘eigen’<br />

expertise moeten beschikken om met industriële toeleveranciers inhou<strong>de</strong>lijk te kunnen spreken over <strong>de</strong><br />

technische aspecten van concepten, R&D, en <strong>de</strong> aanschaf van nieuwe militaire systemen. Deze SBS positie<br />

betreft <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> expertise van technologie, engineering, juridische aspecten, aanschaf, management<br />

en financiering. Als hoofdverantwoor<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong> het ontwikkelen van concepten en on<strong>de</strong>rsteunen bij<br />

het formuleren en uitvoeren van aanschaftrajecten binnen <strong>de</strong> krijgsmacht heeft dit implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

benodig<strong>de</strong> technische (waaron<strong>de</strong>r technologisch, engineering en wetenschappelijke) expertise. Een<br />

smart-specifier positie zal, meer nog dan een smart-buyer positie, een inhou<strong>de</strong>lijk sterke ‘in-huis’ technologiebasis<br />

vereisen.<br />

Het succes van toekomstig militair optre<strong>de</strong>n zal sterk wor<strong>de</strong>n bepaald door <strong>de</strong> technologische superioriteit<br />

en het gebruik van geavanceer<strong>de</strong> technologieën. Het is <strong>de</strong> missie van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek gerelateer<strong>de</strong><br />

laboratoria <strong>de</strong> experts binnen <strong>de</strong> krijgsmacht bij te staan in hun rol als SBS van <strong>de</strong>ze nieuwe en verbeter<strong>de</strong><br />

wapen en on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> technologieën gebruik te kunnen maken.<br />

De rol van SBS komt in gevaar als het potentieel van eigen militaire experts te zwak wordt. Met het outsourcen<br />

van (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong> SBS capaciteit moet <strong>voor</strong>zichtig wor<strong>de</strong>n omgegaan. Het kan lei<strong>de</strong>n tot verlies van<br />

specifieke kennis en institutioneel (militair) geheugen. Ook kan het een conflict creëren tussen belangen<br />

van koper, leverancier en onafhankelijk adviseur.<br />

Netwerk van technologie-experts is essentieel<br />

om ‘spin-in’ mogelijkhe<strong>de</strong>n te benutten<br />

Een samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving, communicatie met <strong>de</strong> gebruikers (in eigen organisatie, maar<br />

ook met civiele partners) en goed opgeleid technisch ka<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong> drie hoofdingrediënten die ten grondslag<br />

liggen aan een goe<strong>de</strong> SBS positie.<br />

Samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving<br />

De experts binnen <strong>de</strong> krijgsmacht moeten bekend zijn met alle aspecten van hun technologisch vakgebied.<br />

Dit betekent kennis hebben van wat er gebeurt in het eigen <strong>de</strong>partement (en eventuele laboratoria), als<br />

ook in dat van an<strong>de</strong>re gouvernementele diensten en instellingen, on<strong>de</strong>rzoeksinstellingen, universiteiten<br />

en industrie, en samenwerking zoeken en stimuleren. Het belangrijkste aspect in een goed doordacht<br />

samenwerkingsplan is dat <strong>de</strong> partijen een evenredige inspanning leveren, gemeten aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

die civiele en gouvernementele veiligheidspartners, industrie en kennisinstituten hebben van <strong>de</strong> samenwerking.<br />

In <strong>de</strong> Defensie Industrie Strategie (DIS) is aangegeven op welke manieren een meer uitgebrei<strong>de</strong><br />

samenwerking met <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie gerelateer<strong>de</strong> industrie (DGI) gestalte kan krijgen. Wanneer er sprake is<br />

van spin-off van militaire technologie, kosten<strong>de</strong>ling, risicospreiding en het exploiteren van infrastructurele<br />

faciliteiten tussen industrie en <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie, kunnen compensatieovereenkomsten een aanvulling<br />

zijn op <strong>de</strong> in <strong>de</strong> DIS genoem<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 45


Communicatie met gebruikers<br />

Experts, zowel van binnen als buiten <strong>de</strong> militaire organisatie, die betrokken zijn bij concept- en materieelontwikkeling,<br />

moeten nauw contact on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> SBS’s. Bij aanschaf van systemen die diep in <strong>de</strong><br />

militaire organisatie ingrijpen, is over het algemeen een groot aantal stakehol<strong>de</strong>rs betrokken. De invulling<br />

van <strong>de</strong> SBS-rol zal dan vaak complex zijn, waarbij extra aandacht zal moeten wor<strong>de</strong>n geschonken aan<br />

het hel<strong>de</strong>r en efficiënt hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatorische verhouding tussen <strong>de</strong> SBS’s en <strong>de</strong> operationele<br />

gebruikers (wensen/eisen). Daarnaast is <strong>de</strong> SBS-rol van belang in het transparant hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> doelstellingen<br />

en uitgangspunten van GTI’s en DGI ten opzichte van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiedoelstellingen en <strong>de</strong> communicatie<br />

tussen Defensie, industrie en kennisinstituten. Tact, doorzettingsvermogen, vastbera<strong>de</strong>nheid en<br />

compromis bereidheid zullen hierbij op <strong>de</strong> proef wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />

Het technisch ka<strong>de</strong>r<br />

Het efficiënt opsporen, volgen, evalueren en communiceren van een wereldwijd proces van snelle<br />

technologische innovatie vraagt om een netwerk van experts werkzaam binnen Defensie, <strong>de</strong> DGI, GTI en<br />

universiteiten. Dit vereist dat <strong>de</strong> krijgsmacht <strong>voor</strong>tdurend over een technisch en wetenschappelijk ka<strong>de</strong>r<br />

zal moeten kunnen beschikken.<br />

Spin-in van militaire technologie maakt afhankelijk<br />

De bescherming en robuustheid van militaire systemen die geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk zijn gebaseerd op, of<br />

gebruik maken van spin-in technologie vraagt bijzon<strong>de</strong>re aandacht om toch een hoge betrouwbaarheid<br />

on<strong>de</strong>r moeilijke werkcondities te kunnen garan<strong>de</strong>ren. Wanneer toegepast op civiele systemen kan gesteld<br />

wor<strong>de</strong>n dat Beschikbaarheid (Availability) <strong>voor</strong> elk systeem vereist is, hoewel <strong>de</strong> mate ervan kan variëren.<br />

Eisen ten aanzien van Fysieke Betrouwbaarheid (Reliability), Fysieke Veiligheid (Safety), Informatie Veiligheid<br />

(Confi<strong>de</strong>ntiality) hoeven niet altijd 100% gehonoreerd te wor<strong>de</strong>n. Bij militaire systemen kan (en zal vaak) <strong>de</strong><br />

balans an<strong>de</strong>rs liggen dan bij civiele systemen. Voor militaire ‘spin-in’ systemen zullen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong>ze<br />

betrouwbaarheidsattributen extra eisen moeten wor<strong>de</strong>n gesteld om er<strong>voor</strong> te zorgen dat ook on<strong>de</strong>r<br />

zwaar<strong>de</strong>re militaire gebruiks omstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> systeembetrouwbaarheid voldoen<strong>de</strong> hoog blijft. Hierover<br />

zullen tijdig met producenten en leveranciers additionele afspraken moeten wor<strong>de</strong>n gemaakt (eisen, testen,<br />

levenscyclus, etc.). De balans van aspecten die een goe<strong>de</strong> systeembetrouwbaarheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze condities<br />

mogelijk maakt, kan significant an<strong>de</strong>rs liggen dan <strong>voor</strong> het gebruik van systemen on<strong>de</strong>r civiele<br />

omstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Vanuit militair perspectief heeft <strong>de</strong> ‘spin-in’ interpretatie van ‘dual-use technologie’ te maken met het<br />

kostenbesparend benutten van hoogwaardige civiel/commerciële technologie. De spin-out variant heeft te<br />

maken met het kapitaliseren op militair technologische innovatie enerzijds, maar ook met het gevaar van<br />

proliferatie an<strong>de</strong>rzijds. Militaire noodzaak en an<strong>de</strong>re trends laten een toenemend belang van spin-in en een<br />

toenemen<strong>de</strong> omvang van proliferatie zien. Hoewel on<strong>de</strong>rling volstrekt verschillend van aard, <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

zal zich op bei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>tdurend moeten bera<strong>de</strong>n.<br />

Per relevante technologie zal <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie moeten besluiten of het zich als smart-buyer of als<br />

smart-specifier van systemen wil positioneren. Omdat <strong>voor</strong> een smart-specifier positie meer expertkennis nodig<br />

is dan <strong>voor</strong> een smart-buyer positie, zullen keuzes hierin van invloed zijn op het interne technologiebeleid.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 46


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 47


11.<br />

Non-Violent<br />

Non-Military Threats<br />

Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Maj H.L. (Heleen) Vaartjes<br />

Grootschalige niet-gewelddadige en/of niet-militaire dreigingen brengen <strong>de</strong> nationale en internationale<br />

veiligheid van lan<strong>de</strong>n ernstig in gevaar. Ou<strong>de</strong> en nieuwe dreigingen veran<strong>de</strong>ren het mondiale<br />

dreigingsbeeld <strong>voor</strong>tdurend. Zo wor<strong>de</strong>n in het NIS Report “Global Trends 2025: A Transformational World”<br />

(november 2008) <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> trends geobserveerd:<br />

❚ <strong>de</strong> relatieve macht van niet-statelijke actoren (zoals bedrijven, stammen, religieuze organisaties<br />

en criminele netwerken) zal toenemen; er zal in 2025 niet langer sprake zijn van een ‘internationale<br />

gemeenschap’ van statelijke lan<strong>de</strong>n;<br />

❚ een verwachte toename van 1.2 miljard wereldburgers in 2025 zal <strong>voor</strong> blijven<strong>de</strong> spanning zorgen<br />

tussen vraag en aanbod van energie, voedsel en water<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n;<br />

❚ <strong>de</strong> werkgelegenheid in lan<strong>de</strong>n met een uitzon<strong>de</strong>rlijk jonge bevolking (m.n. in Zuid-Amerika, Noord<br />

Afrika, Mid<strong>de</strong>n-Oosten en centraal Azië) zal sterk moeten verbeteren om <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> instabiliteit<br />

en falen te <strong>voor</strong>komen;<br />

❚ toenemen<strong>de</strong> proliferatie van WMD zal <strong>de</strong> praktische en psychologische consequenties in een<br />

globaliseren<strong>de</strong> wereld intensiveren;<br />

❚ klimaatveran<strong>de</strong>ringen zullen tot ontheemding en massamigratie lei<strong>de</strong>n.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 48


Ter <strong>voor</strong>koming van escalatie, waaruit grotere dreigingen kunnen ontstaan, zal in een mondiaal politiek/<br />

diplomatieke/militaire context <strong>de</strong> krijgsmacht vaak vanuit haar 2 e en 3 e hoofdtaak een on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong><br />

rol kunnen spelen. Civiel-militaire samenwerking, op nationaal en buitenlands grondgebied, met nietmilitaire<br />

organisaties als politie, brandweer, geneeskundige dienst, het Ro<strong>de</strong> Kruis/Ster/Maan, NGO’s en<br />

particuliere gegevensverzamelen<strong>de</strong> organisatie (PGO’), commerciële civiele beveiligings organisaties, en<br />

gouvernementele crisismanagementteams is van doorslaggevend belang. Daarbij moet extra aandacht<br />

wor<strong>de</strong>n geschonken aan inter-communicatieve en interoperabiliteitseigenschappen tussen ongelijksoortige<br />

organisaties, waarbij in internationale context ook taal- en cultuuraspecten betrokken moeten wor<strong>de</strong>n.<br />

Militaire organisaties kunnen volgens vier mo<strong>de</strong>llen, met oplopen<strong>de</strong> moeilijk heids graad <strong>voor</strong> wat betreft<br />

het opereren op tactisch, operationeel en strategisch niveau, een rol spelen in humanitaire crisissituaties:<br />

mo<strong>de</strong>l 1: Ge<strong>de</strong>tacheer<strong>de</strong> inzet van militaire mid<strong>de</strong>len waarbij <strong>de</strong>ze eenvoudigweg wor<strong>de</strong>n gedoneerd, of<br />

materieel met bijbehorend personeel wordt uitgeleend. Militaire bevelvoering capaciteit blijft<br />

hierbij buiten beschouwing;<br />

mo<strong>de</strong>l 2: Militaire eenhe<strong>de</strong>n, inclusief bevelvoeringcapaciteit, wor<strong>de</strong>n ingezet om civiele capaciteit aan te<br />

vullen. Dit mo<strong>de</strong>l is meestal van toepassing na het zich voltrekken van een catastrofe en bij het<br />

bewaken van veiligheid en bestuur na <strong>de</strong> crisis;<br />

mo<strong>de</strong>l 3: Gebruik van militaire eenhe<strong>de</strong>n ter vervanging van civiele capaciteit waarbij <strong>de</strong> militaire<br />

organisatie ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> crisis <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> duur bepaal<strong>de</strong> functies overneemt van <strong>de</strong><br />

civiele autoriteiten;<br />

mo<strong>de</strong>l 4: Zoals bij 3 maar dan gefocust op alleen inzet bij beveiliging en politietaken. Als humanitaire taak<br />

past <strong>de</strong>ze het beste bij <strong>de</strong> militaire organisatie mits omkleed met <strong>de</strong> juiste training en dui<strong>de</strong>lijke<br />

afspraken betreffen<strong>de</strong> bevelvoering en verantwoording met <strong>de</strong> civiele, locale, mogelijk niet-<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse autoriteiten.<br />

Factoren van invloed op <strong>de</strong> effectiviteit en <strong>de</strong> wenselijkheid van humanitaire inzet zijn:<br />

❚ Tijdigheid. Militaire inzet heeft zijn grootste effect snel na het voltrekken van een crisis;<br />

❚ Toepasselijkheid en competentie. Er moet een dui<strong>de</strong>lijke behoefte zijn aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die<br />

<strong>de</strong> militaire organisatie kan inzetten;<br />

❚ Efficiëntie. Taken en mid<strong>de</strong>len moeten efficiënt kunnen wor<strong>de</strong>n ingezet in context van het<br />

geheel van <strong>de</strong> operatie;<br />

❚ Capaciteit tot absorberen. Een te grote omvang van militaire systemen zal/kan in termen van<br />

on<strong>de</strong>rhoud en on<strong>de</strong>rsteuning teveel vereisen van <strong>de</strong> locale omgeving;<br />

❚ Coördinatie. Met verschillen in cultuur, prioriteiten, wijze van opereren etc., is coördinatie<br />

(en niet het minst <strong>de</strong> bereidwilligheid tot het <strong>de</strong>len van informatie) in een samenwerking<br />

tussen heterogene organisaties <strong>de</strong> grootste uitdaging;<br />

❚ Kosten. Omdat kosten i.h.a. <strong>voor</strong> militaire organisaties hoger uitvallen dan <strong>voor</strong> niet-militaire<br />

organisaties, zullen <strong>de</strong>ze een bovenproportionele last op het totaalbudget vormen. Overigens<br />

nemen veel lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> inzetkosten <strong>voor</strong> eigen rekening.<br />

In het veiligheidsbeleid is <strong>de</strong> scheiding tussen nationale en internationale veiligheid steeds min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk<br />

te maken. Binnenlandse en buitenlandse veiligheid zijn verstrengeld geraakt. Als gevolg ontwikkelt Defensie<br />

zich in toenemen<strong>de</strong> mate ook ver<strong>de</strong>r tot een structurele veiligheidspartner in Ne<strong>de</strong>rland bij crisis beheersing<br />

en rampenbestrijding. Ingeval <strong>de</strong> capaciteit van <strong>de</strong> civiele hulpverleningsdiensten tekortschiet, kan <strong>de</strong><br />

krijgsmacht militaire steun en bijstand verlenen. Ook bij een hoog geweldsniveau blijft inzet van militaire<br />

mid<strong>de</strong>len noodzakelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handhaving van <strong>de</strong> binnenlandse veiligheid (Laakkwartier 2004). Het gaat<br />

daarbij veelal om hoogspecialistisch vormen van on<strong>de</strong>rsteuning waarbij militairen on<strong>de</strong>r civiel gezag vallen<br />

(burgemeester, officier van Justitie, of eventueel <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken of die van Justitie). De<br />

recente rampengeschie<strong>de</strong>nis (Indische Oceaan, tsunami 2004; hurricane Katrina 2005; Kashmir-aardbeving<br />

2005) leert dat militaire inzet zich <strong>voor</strong>al gericht was op communicatie, engineering, medische support,<br />

energie<strong>voor</strong>ziening en distributie, SAR, transport, logistiek en coördinatie, zee- en rivierwater bestrijding,<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 49


en water- en sanitaire <strong>voor</strong>ziening; personele inzet betrof <strong>voor</strong>al luchttransport, logistiek en coördinatie,<br />

medische support, en experts.<br />

Er kan gesproken wor<strong>de</strong>n van een ‘politie-sering’ van <strong>de</strong> krijgsmacht waar militairen in stabiliseringoperaties<br />

vaak politiepatrouilles uitvoeren. Omgekeerd kan er gesproken wor<strong>de</strong>n van een zekere ‘militarisering’<br />

van <strong>de</strong> politie waar <strong>de</strong>ze wordt ingezet in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> externe veiligheid, m.n. tij<strong>de</strong>ns vre<strong>de</strong>bewaren<strong>de</strong><br />

operaties – ME-ers wor<strong>de</strong>n daartoe getraind door het Korps Commando Troepen. Momenteel breidt<br />

Defensie enkele capaciteiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale inzet uit, zoals 500 man <strong>voor</strong> bewaking en beveiliging van<br />

vitale objecten, kleine UAV’s <strong>voor</strong> luchtsurveillance en <strong>voor</strong> verkenning van mogelijke rampgebie<strong>de</strong>n, en<br />

een twee<strong>de</strong> NBC-eenheid <strong>voor</strong> inzet bij rampen of terroristische aanvallen.<br />

In <strong>de</strong> “Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking” (Ministeries van Defensie en BZK; Juli 2007) staat meer<br />

ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> informatie omtrent <strong>de</strong> CMS. De belangrijkste overwegingen die een rol spelen bij het<br />

toebe<strong>de</strong>len van civiele taken aan <strong>de</strong> krijgsmacht zijn:<br />

❚ het tekort aan kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit bij civiele veiligheidsinstanties, m.n. <strong>de</strong> politie; en<br />

❚ dat m.n. <strong>de</strong> KMar rechtstreeks kan wor<strong>de</strong>n aangestuurd door <strong>de</strong> regering c.q. <strong>de</strong> ministers van Defensie,<br />

Binnenlandse Zaken en Justitie.<br />

Het is een combinatie van <strong>de</strong>ze twee dat <strong>de</strong> krijgsmacht in een aantal gevallen tot een attractievere optie<br />

maakt dan <strong>de</strong> politie, al dan niet in samenhang met an<strong>de</strong>re civiele diensten.<br />

Tij<strong>de</strong>ns een crisis maar bij afwezigheid van openlijke geweldsdreiging ligt <strong>de</strong> primaire verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />

<strong>voor</strong> veiligheid van <strong>de</strong> lokale burgerbevolking bij civiele gouvernementele, NGO’s, PGO’s 27 en internationale<br />

organisaties (IO’s); zij hebben dan <strong>de</strong> leiding zowel in ontwikkeling als in <strong>de</strong> hulpverlening. NGO’s en PGO’s<br />

verlenen meestal <strong>de</strong> mankracht in het veld terwijl militaire eenhe<strong>de</strong>n, indien aanwezig, meestal een<br />

on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> rol hebben. Waar niet-militaire hulpverleningsorganisaties vaak <strong>voor</strong>zichtig zijn om met<br />

militaire organisaties geassocieerd te wor<strong>de</strong>n, hebben zij an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> militaire mid<strong>de</strong>len vaak hard nodig<br />

om hun doelstellingen te kunnen realiseren. Omgekeerd hebben niet-militaire hulpverleningsorganisaties<br />

vaak een beter beeld van <strong>de</strong> lokale humanitaire toestand met behulp waarvan <strong>de</strong> militaire organisaties<br />

contextueel en meer doelgericht kunnen opereren.<br />

Re<strong>de</strong>nen die van doorslaggevend belang zijn in het besluit al of niet tot militaire inzet bij humanitaire<br />

hulpverlening over te gaan, zijn:<br />

❚ moreel/humanitair imperatief;<br />

❚ het kunnen beschikken over unieke en zeer bruikbare militaire capaciteiten;<br />

❚ het creëren van een goe<strong>de</strong> nationale PR;<br />

❚ het kunnen legitimeren van militaire operaties;<br />

❚ het maken van contact met het buitenlands bewind;<br />

❚ het kunnen trainen <strong>voor</strong> eigen krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />

Voor sommige lan<strong>de</strong>n is het bijna vanzelfsprekend dat militairen <strong>voor</strong> humanitaire taken wor<strong>de</strong>n<br />

ingezet, terwijl het <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren taboe is – dit heeft te maken met <strong>de</strong> nationale cultuur van een land<br />

en <strong>de</strong> waargenomen en actuele rol van het militair nationaal en wereldwijd optre<strong>de</strong>n.<br />

Hoewel primair een nationale taak, bij nationale rampen wil NATO vanuit behoeften van haar partners wel<br />

neigen naar interventie, maar dan alleen op basis van een toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> aan het management van<br />

een crisissituatie. Bij internationale hulpmissies ziet men bij <strong>voor</strong>keur <strong>de</strong> VN als lei<strong>de</strong>nd verantwoor<strong>de</strong>lijke,<br />

samen met <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke autoriteiten. NATO’s coördineren<strong>de</strong> rol, karakteristiek bij humanitaire hulp, wordt<br />

zeer op prijs wordt gesteld door statelijke autoriteiten en <strong>de</strong> VN omdat het mogelijk maakt ‘zaken te doen’<br />

met één enkele grote entiteit in plaats van met vele verschillen<strong>de</strong>. Hoewel in NATO-verband eenhe<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>r een gemeenschappelijk commando vallen, moeten opgedragen taken vaak eerst nationaal wor<strong>de</strong>n<br />

goedgekeurd. Dit vertraagt <strong>de</strong> snelheid en flexibiliteit van optre<strong>de</strong>n, en on<strong>de</strong>rmijnt <strong>de</strong> organisatiekracht<br />

en het lei<strong>de</strong>rschap.<br />

27 Een PGO duidt op een internationale, niet-natie gebon<strong>de</strong>n hulpverleningsorganisatie.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 50


Bij leveren van humanitaire hulp ontmoet men vaak <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> problemen:<br />

❚ Onvermogen een effectieve communicatie tussen burgerbevolking en militaire organisatie tot stand<br />

te brengen;<br />

❚ Beperken<strong>de</strong> maatregelen die van toepassing zijn op het leveren van a<strong>de</strong>quate hulp;<br />

❚ Onvermogen langdurig assistentie te verlenen;<br />

❚ Teveel focus op en energie in ‘specifieke situaties’ i.p.v. te letten op het globale plaatje (het ontbreken<br />

van een comprehensive approach).<br />

Militair-humanitaire besluitvorming bevindt zich vaak in een militair-ethisch dilemma met een keuzespectrum<br />

tussen twee of meer<strong>de</strong>re ‘goe<strong>de</strong>n’.<br />

❚ Missie doelstellingen versus militaire bescherming;<br />

❚ Civiele eindtoestand versus (militaire) exit-strategie;<br />

❚ Urgentie van humanitaire hulp versus respect <strong>voor</strong> natiestaat;<br />

❚ Operationele gereedheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn versus dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn MOOTW 28 .<br />

De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> afweging tussen civiel versus militair belang illustreert <strong>de</strong> noodzaak om eigen inzet en<br />

optre<strong>de</strong>n te kunnen plaatsen in het omvattend ka<strong>de</strong>r (comprehensive approach). Het belang dat <strong>de</strong>rgelijke<br />

ethische overwegingen geadresseerd wor<strong>de</strong>n is toegenomen. Zij zullen daarom een integraal on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

van militaire training en opleiding moeten uitmaken.<br />

28 MOOTW = Military Operations Other Than War<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 51


12.<br />

Regeneration<br />

Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / Maj H.L. (Heleen) Vaartjes<br />

Het is een bekend verschijnsel dat <strong>de</strong>mocratieën <strong>de</strong> neiging hebben <strong>de</strong> wereld abusievelijk <strong>voor</strong> te stellen<br />

als een spiegelbeeld van zichzelf en op basis daarvan keuzes te maken over het soort tegenstan<strong>de</strong>rs<br />

waartegen <strong>de</strong> krijgsmacht opgewassen moet zijn. Dit kan lei<strong>de</strong>n tot een krijgsmacht die wordt ingericht<br />

op grond van een verkeer<strong>de</strong> strategische doelstelling. De aan <strong>de</strong>ze strategische doelstellingen gekoppel<strong>de</strong><br />

besluiten kunnen zich vervolgens doorvertalen in het niet (meer) beschikbaar blijven hou<strong>de</strong>n van dure of<br />

an<strong>de</strong>rszins maatschappelijk onwenselijke militaire capaciteiten. Capaciteiten die bij<strong>voor</strong>beeld gebaseerd<br />

zijn op een volledige dienstplicht of op dreiging met weapons of mass effect (o.a. zware wapens, gemene<br />

manieren van geweldsinzet). Om in die gevallen toch snel een verwaarloos<strong>de</strong> militaire capaciteit te doen<br />

herleven, moeten <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n getroffen die betrekking hebben op institutioneel geheugen en<br />

het beschikbaar hebben van doctrine en TTP’s (Tactics, Techniques and Procedures) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opnieuw op te<br />

richten militaire capaciteit. Organisatie verban<strong>de</strong>n moeten snel opnieuw kunnen wor<strong>de</strong>n op- en ingericht,<br />

en gevuld met materieel en personeel dat opgeleid en getraind is in <strong>de</strong> relevante typen operaties, het<br />

regeneratievermogen.<br />

Een schematisch overzicht van een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict,<br />

stability. Een vergelijkbare reeks is te geven die betrekking heeft op het bestrij<strong>de</strong>n van rampen (<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

hoofdtaak): analyse & prevent, protect, respond, recover, evaluate. Het gaat in bei<strong>de</strong> gevallen om een tijdslijn die<br />

is ver<strong>de</strong>eld in perio<strong>de</strong>n met zeer verschillen<strong>de</strong> niveaus van intensiteit van geweld: een conflict of interest gaat<br />

gepaard met min<strong>de</strong>r ‘wapengekletter’ dan <strong>de</strong> fase crisis of conflict. Het is goed mogelijk dat het schijnbare<br />

lineaire verloop van een crisis zoals in <strong>de</strong> reeks fasen geschetst niet met <strong>de</strong> realiteit overeenkomt. Zo kan<br />

in een eerste fase van een conflict al heel snel geweld uitbreken, en kunnen in <strong>de</strong> ‘crisis’ fase ook rustige<br />

perio<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen. Maar globaal is een golfbeweging in geweldsniveau zichtbaar. Regeneration heeft in<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Regeneration 52


<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fasen van een conflict steeds een an<strong>de</strong>re betekenis. Invulling van regeneration is bovendien<br />

sterk afhankelijk van politieke keuzerichtingen.<br />

Voor het beheersen van <strong>de</strong> conflict of interests van een conflict gel<strong>de</strong>n betrekkelijk lange tijdslijnen. De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht begeeft zich gewoonlijk slechts na langdurige internationale on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />

met coalitiegenoten en direct bij het conflict betrokken partijen in operaties die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze fasen kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n geschaard. Het gaat immers om tamelijk traditionele peace keeping operaties die meestal on<strong>de</strong>r<br />

VN-mandaat wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Dit verleent aan <strong>de</strong>ze operaties een zekere mate aan <strong>voor</strong>spelbaarheid en<br />

behoeftestelling. Mocht er sprake zijn van ontbreken<strong>de</strong> militaire capaciteiten dan zou dat geen verrassing<br />

moeten zijn zodra <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> operatie begint. Er is dan betrekkelijk veel tijd tussen het aangaan<br />

van <strong>de</strong> verplichting en het beginnen van het ten uitvoer brengen ervan, zodat regeneration ‘in alle rust’ kan<br />

wor<strong>de</strong>n aangepakt. Opnieuw te ‘reanimeren’ militaire capaciteiten kunnen uitvoerig wor<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd,<br />

personeel kan wor<strong>de</strong>n gerekruteerd en opgeleid, en materieel aangeschaft en/of geschikt gemaakt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

nieuwe/ou<strong>de</strong> taak.<br />

De crisis en post-conflict fasen kenmerken zich door een kleinere <strong>voor</strong>spelbaarheid, omdat <strong>de</strong> partijen in een<br />

conflict nog niet met elkaar tot een vergelijk zijn gekomen, of slechts een (wankele) wapenstilstand hebben<br />

gesloten. Militaire capaciteiten wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r enige tijdsdruk opnieuw opgestart. Het is ook mogelijk dat<br />

na enkele militaire confrontaties het besef ontstaat dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong> succes benodig<strong>de</strong> capaciteiten <strong>de</strong> afgelopen<br />

jaren zijn verwaarloosd en snel moeten wor<strong>de</strong>n ‘afgestoft’. Als <strong>de</strong> krijgsmacht niet een ingebouwd vermogen<br />

heeft tot herstel van capaciteiten kan het moeilijk wor<strong>de</strong>n op afzienbare termijn dat alsnog tijdig te<br />

herstellen. Het falen van (<strong>de</strong>len van) een missie kan het gevolg zijn.<br />

Het moeten herstellen van een militaire capaciteit tij<strong>de</strong>ns of juist <strong>voor</strong>afgaand aan een violent conflict fase is<br />

een kritieke kwestie. Mocht <strong>de</strong> krijgsmacht hier niet in slagen, dan kan catastrofaal falen van <strong>de</strong> missie het<br />

gevolg zijn. Als <strong>de</strong> militaire capaciteit die moet wor<strong>de</strong>n hersteld betrekking heeft op een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale<br />

veiligheid zeer belangrijke missie is het afbreukrisico het grootst. Het is van groot belang dat <strong>de</strong>ze combinatie<br />

van groot nationaal veiligheidbelang en noodzakelijk herstel niet <strong>voor</strong>komt, of, mocht het toch<br />

zover komen, een ‘eclatant succes wordt’. Dit worst case geval moet tijdig wor<strong>de</strong>n herkend en er moeten<br />

afdoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>voor</strong> het oplossen van het probleem en (tegelijkertijd) indammen<br />

van <strong>de</strong> mogelijke nare effecten van (<strong>de</strong>els) falen.<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> eis tot het regenereren van militaire capaciteiten zou kunnen wor<strong>de</strong>n afge<strong>de</strong>kt door <strong>de</strong>ze<br />

capaciteiten uit te beste<strong>de</strong>n aan bondgenoten of an<strong>de</strong>re partners. Misschien zou het opportunistisch in<br />

zee gaan met ongebruikelijke of in rustiger tij<strong>de</strong>n onwenselijke partners (bij<strong>voor</strong>beeld niet-<strong>de</strong>mocratieën,<br />

huurlingen, civiele beveiligingsorganisaties) een oplossing kunnen bie<strong>de</strong>n, maar dat brengt dan weer<br />

an<strong>de</strong>re ‘kosten’ met zich mee waaron<strong>de</strong>r ook zeker politieke en ethische ‘kosten’ (internationale geloofwaardigheid,<br />

nationaal draagvlak).<br />

Gezien het bovenstaan<strong>de</strong> is het bijzon<strong>de</strong>r onverstandig een krijgsmacht volledig te specialiseren in één<br />

militaire capaciteit (of slechts enkele), <strong>voor</strong>al als die te zeer ten koste zou gaan van het vermogen ook in <strong>de</strong><br />

worst case effectief op te tre<strong>de</strong>n. Een krijgsmacht moet een herinneren<strong>de</strong> en leren<strong>de</strong> organisatie zijn die snel<br />

en daadkrachtig kan reageren op een drastische veran<strong>de</strong>ring in haar politieke, militaire en organisatorische<br />

omgeving. Dat vermogen komt niet vanzelf. Het zou in <strong>de</strong> huidige totale concentratie op <strong>de</strong> operatie in<br />

Uruzgan verloren kunnen gaan. In onzekere internationale omstandighe<strong>de</strong>n zou dat Ne<strong>de</strong>rland duur<br />

kunnen komen te staan.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Regeneration 53


13.<br />

The Physical, the<br />

Information and the<br />

Moral Domain of Warfare<br />

in Complex Operations<br />

Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Ltkol A.R. (Aart) Fokkema<br />

De operationele omgeving waar <strong>de</strong> krijgsmacht optreedt, is als gevolg van <strong>de</strong> mondialisering en <strong>de</strong><br />

alomtegenwoordigheid van informatietechnologie nagenoeg grenzeloos gewor<strong>de</strong>n. Het thuispubliek is<br />

door verschillen<strong>de</strong> media direct verbon<strong>de</strong>n met het inzetgebied duizen<strong>de</strong>n kilometers ver weg. En <strong>de</strong> aard<br />

van complexe operaties houdt in dat militairen steeds nadrukkelijker civiele taken hebben of an<strong>de</strong>rszins<br />

dat militaire missies zich in een civiele omgeving afspelen. Daarnaast betrekken tegenstan<strong>de</strong>rs door hun<br />

asymmetrisch optre<strong>de</strong>n het civiele domein steeds sterker bij militaire confrontaties. Terrorisme of digitale<br />

verlamming raken <strong>de</strong> maatschappij direct. Het leidt ertoe dat er in algemene zin een vervaging is tussen<br />

civiel en militair en dat militaire operaties dichter bij <strong>de</strong> burgermaatschappij komen te staan. Eén van<br />

<strong>de</strong> gevolgen hiervan is dat het informatiedomein meer dan ooit een domein is gewor<strong>de</strong>n waar militaire<br />

organisaties in optre<strong>de</strong>n. Het conventionele militaire optre<strong>de</strong>n wordt niet in absolute termen min<strong>de</strong>r<br />

belangrijk, maar in relatieve zin bestaat <strong>de</strong> noodzaak om activiteiten in het informatie domein als<br />

strategische evenknie te beschouwen. De activiteiten die plaatsvin<strong>de</strong>n in dit domein zijn min<strong>de</strong>r letaal<br />

maar haar relatieve aan<strong>de</strong>el in het behalen van <strong>de</strong> politiek-strategische doelstellingen neemt toe. 29<br />

Belang van <strong>de</strong> Boodschap<br />

Een terreurdaad kan omschreven wor<strong>de</strong>n als ‘95% boodschap en 5% actie’. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

strategische impact van bermbommen en geïmproviseer<strong>de</strong> explosieven. In complexe operaties gaat het<br />

niet langer om <strong>de</strong> actie, maar <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> actie geëxploiteerd kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> maximaal politiekstrategisch<br />

effect. Hierdoor wordt steeds belangrijker hoe <strong>de</strong>rgelijke gebeurtenissen geduid kunnen<br />

29 Zie ook thema The Role of the Media in Future Operations.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 54


wor<strong>de</strong>n. Asymmetrisch optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs hebben al geruime tijd een goedontwikkel<strong>de</strong> informatiestrategie.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht dient informatie-operaties nadrukkelijk te betrekken bij <strong>de</strong> militairstrategische<br />

planning. Het ontwikkelen en uitdragen van een strategisch ‘narratief’ en het ‘bereiken van <strong>de</strong><br />

juiste publieken’ wordt steeds belangrijker om <strong>de</strong> nationale veiligheidsbelangen te beschermen.<br />

Dit narratief dient niet alleen door <strong>de</strong> krijgsmacht geformuleerd en uitgedragen te wor<strong>de</strong>n. De krijgsmacht<br />

treedt met civiele actoren op, zowel in het inzetgebied als wanneer het Der<strong>de</strong> Hoofdtaak operaties betreft.<br />

Dit vereist overheidsbre<strong>de</strong> afstemming van beleid en narratief. Tegelijkertijd vraagt dit om bre<strong>de</strong>r opgelei<strong>de</strong><br />

militairen met ge<strong>de</strong>gen kennis van civiele bestuursapparaten. Dergelijke expertise moet ontwikkeld en in<br />

stand gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Dit vereist a<strong>de</strong>quate lei<strong>de</strong>rschapsontwikkeling die <strong>de</strong>rgelijke expertisevorming<br />

aanwakkert in plaats van tegengaat.<br />

Strategische Communicatie<br />

Het overheidsbreed formuleren en uitdragen van een narratief leidt tot een grotere nadruk op strategische<br />

communicatie. Een van <strong>de</strong> belangrijkste obstakels bij het realiseren van een a<strong>de</strong>quate strategische<br />

communicatie is het omgaan met haar inherente frictie. Strategische communicatie ten tij<strong>de</strong> van een<br />

complexe operaties heeft – ten minste – acht doelgroepen. Allereerst <strong>de</strong> bevolking van het gebied waar<br />

opgetre<strong>de</strong>n wordt. Ten twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r in het gebied. In het inzetgebied is het narratief <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> lokale bevolking bedoeld om steun te krijgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> krijgsmacht en op die wijze<br />

te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> bevolking <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r kiest. Maar strategische communicatie is niet<br />

alleen bedoeld <strong>voor</strong> diegenen in het inzetgebied. Daarnaast is er het thuisfront, dit bestaat uit het thuispubliek,<br />

het parlement, an<strong>de</strong>re ministeries of het overige kabinet, <strong>de</strong> krijgsmacht (en vakbon<strong>de</strong>n), en<br />

politiek-militaire bondgenoten zoals NAVO bondgenoten. Het formuleren van een a<strong>de</strong>quaat narratief<br />

<strong>voor</strong> het thuisfront heeft tot doel om <strong>de</strong> weerbaarheid in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving te vergroten.<br />

In het bijzon<strong>de</strong>r gaat het om het verkleinen van <strong>de</strong> impact die tegenstan<strong>de</strong>rs hebben door <strong>de</strong> Westerse<br />

media te gebruiken <strong>voor</strong> hun strategische doelein<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> boodschap <strong>voor</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

publiek dient in lijn te zijn met het politieke mandaat om te <strong>voor</strong>komen dat frictie ontstaat met het<br />

parlement. Tegelijkertijd moet het overeen komen met het beleid van <strong>de</strong> coalitie waarmee <strong>de</strong> operatie<br />

wordt uitgevoerd. Deze grote verschei<strong>de</strong>nheid aan doelgroepen leidt tot inherente frictie <strong>voor</strong> het<br />

formuleren van het narratief. Het is maar <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> boodschap gericht op <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r in<br />

het inzetgebied toepasbaar is <strong>voor</strong> het thuisfront of coalitiepartners. Sterker nog, zij kunnen elkaar<br />

tegenspreken.<br />

Nieuwe expertise en taken<br />

Enerzijds wordt hiermee het belang on<strong>de</strong>rstreept van een boodschap die op lokale omstandighe<strong>de</strong>n is<br />

afgestemd. Dit biedt kansen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische korporaal die handshake con 30 uitoefent. Maar tegelijkertijd<br />

vraagt het om a<strong>de</strong>quate afstemming op politiek-strategisch niveau en om <strong>de</strong> juiste mensen die hier op een<br />

flexibele, creatieve wijze mee om kunnen gaan. De rol van leidinggeven<strong>de</strong>n is hier cruciaal en zij dienen<br />

voldoen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> political feelers te hebben om hiermee raad te weten. Meer dan iets an<strong>de</strong>rs is<br />

strategische communicatie een kunst die gecultiveerd moet wor<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rs geformuleerd, <strong>de</strong> militaire<br />

organisatiecultuur dient strategische communicatie een centrale positie te geven. Het vraagt om strategische<br />

communicatie-experts – ook bij <strong>de</strong> krijgsmacht – en er is behoefte aan een comprehensive strategische<br />

communicatiedoctrine.<br />

30 “handshake concept of operations” gaat over het direct contact leggen met <strong>de</strong> lokale bevolking, en die relatie in stand hou<strong>de</strong>n. Het betreft <strong>de</strong><br />

‘lokaal-diplomatieke kant’ van hearts and minds operaties.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 55


Een van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van een <strong>de</strong>rgelijke doctrine moet gaan over <strong>de</strong> relatie tussen strategische communicatie<br />

en inlichtingen. Het optre<strong>de</strong>n in het informatie domein heeft een veel bre<strong>de</strong>r publiek dan enkel die in<br />

het uitzendgebied. Dit vraagt om betere en bre<strong>de</strong>re inlichtingen van die doelgroepen. Zogeheten human<br />

terrain mapping is noodzakelijk om tot een juiste afstemming te komen en te weten wat er speelt binnen <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> doelgroepen. Dit is bedoeld om in te kunnen schatten hoe bepaal<strong>de</strong> berichten op bepaal<strong>de</strong><br />

bevolkingsgroepen een impact hebben en kunnen bijdragen aan het behalen van <strong>de</strong> strategische<br />

doelstellingen.<br />

Het vraagt om een uitbreiding van <strong>de</strong> taken van <strong>de</strong> inlichtingendiensten. De krijgsmacht dient een eigen<br />

capaciteit <strong>voor</strong> human terrain mapping te hebben, al dan niet uitbesteed aan <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n. Tegelijkertijd dienen <strong>de</strong><br />

gevolgen die hieruit getrokken wor<strong>de</strong>n op overheidsbreed niveau te wor<strong>de</strong>n afgestemd. Ook hier is een<br />

grote noodzaak om tot professionalisering binnen <strong>de</strong> krijgsmacht te komen.<br />

Tot slot, kennis van het narratief dient op alle niveaus van <strong>de</strong> organisatie aanwezig te zijn. Daar tactische<br />

gebeurtenissen strategische gevolgen kunnen hebben, zijn flexibele en snelle bevelvoeringstructuren<br />

essentieel om het narratief op <strong>de</strong> lokale situatie af te kunnen stemmen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 56


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 57


14.<br />

Coalition Operations<br />

Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / Lkol J.P.L. (Jean-Paul) Duckers<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht wordt vrijwel uitsluitend ingezet binnen coalitie operaties. Er zijn hier<strong>voor</strong><br />

goe<strong>de</strong> internationaal-politieke en militair- operationele re<strong>de</strong>nen. De inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht geschiedt<br />

vrijwel uitsluitend binnen een internationaal juridisch ka<strong>de</strong>r (een geldig mandaat) en binnen een politiek<br />

ka<strong>de</strong>r. NAVO en EU zijn (al jaren) <strong>de</strong> politieke ka<strong>de</strong>rs waarbinnen een goed <strong>de</strong>el van het Ne<strong>de</strong>rlands<br />

veiligheids- en <strong>de</strong>fensiebeleid zich afspeelt. Het op zich nemen van een bij zijn internationale positie<br />

passend <strong>de</strong>el (en risico!) in een operatie levert Ne<strong>de</strong>rland internationaal prestige en goodwill bij <strong>de</strong> bondgenoten.<br />

Niet alleen in operaties en in <strong>de</strong> politieke omgeving, ook bij <strong>de</strong> gereedstelling heeft het coalitieverband<br />

bijzon<strong>de</strong>re aandacht. Denk daarbij aan <strong>de</strong> nauwe integratie van on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

landmacht in het Duits-Ne<strong>de</strong>rlands Legerkorps, <strong>de</strong> samenwerking van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse mariniers in <strong>de</strong><br />

UK-NL Landing Force en <strong>de</strong> nauwe samenwerking van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse marine met <strong>de</strong> Belgische vloot.<br />

Coalitieoperaties hebben <strong>de</strong> afgelopen jaren een nogal an<strong>de</strong>re invulling gekregen. Er wordt meer op getre<strong>de</strong>n<br />

in coalitions of the willing, met bondgenoten die vaak enkele jaren terug nog vrijwel on<strong>de</strong>nkbaar waren<br />

of met lan<strong>de</strong>n lan<strong>de</strong>n die weliswaar geen lid zijn van <strong>de</strong> NAVO of/en EU maar waarmee wel <strong>de</strong>gelijk nauwe<br />

politieke of militaire ban<strong>de</strong>n bestaan. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant is er sprake van nauwere organisationele<br />

integratie, zoals gezegd on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in het Duits-Ne<strong>de</strong>rlands Legerkorps. Daar is een zekere mate van<br />

rolspecialisatie zichtbaar. Bei<strong>de</strong> bewegingen lijken elkaar tegen te spreken. Het samenwerken met ad-hoc<br />

partners kan nooit zo goed wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bereid als samenwerking met <strong>de</strong> vaste kring aan nauwe relaties.<br />

Tegelijkertijd wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vaste verban<strong>de</strong>n niet in elke operationele inzet aangesproken. De oplossing moet<br />

hier gezocht wor<strong>de</strong>n in het versterken van <strong>de</strong> interoperabiliteit van <strong>de</strong> krijgsmacht met een aantal ‘vaste<br />

partners’ en bij <strong>voor</strong>keur <strong>de</strong>el te nemen aan coalities die ook <strong>de</strong>ze vaste partners bevatten. Het alternatief,<br />

het aangaan van coalities met wisselen<strong>de</strong> partners, vergt aanzienlijke <strong>voor</strong>bereidingstijd. Zelfs bij al<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Coalition Operations 58


<strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> oplossingsrichtingen als het zelf leveren van <strong>de</strong> vereiste communicatiemid<strong>de</strong>len om aansturing<br />

in <strong>de</strong> hiërarchische lijn te bewerkstelligen, zal <strong>de</strong> resulteren<strong>de</strong> operationele effectiviteit uitein<strong>de</strong>lijk<br />

teleurstellen.<br />

De basis <strong>voor</strong> coalitieoperaties is <strong>de</strong> bereidheid tot het <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> lasten in <strong>de</strong> ruimste zin van het woord,<br />

d.w.z. zowel financieel als risico. Coalitieoperaties kunnen on<strong>de</strong>rling sterk verschillen in mate van<br />

integratie. In NAVO-operaties wordt nauw samengewerkt terwijl er nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n (caveats)<br />

wor<strong>de</strong>n gemaakt. Deze caveats zijn politiek van aard. Zo is het normaal dat nationale autoriteiten hun<br />

eenhe<strong>de</strong>n slechts on<strong>de</strong>r een lijst aan nationale <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n ter beschikking stellen van <strong>de</strong> NAVOcommandant.<br />

Dit maakt dat binnen operaties nog naar tij<strong>de</strong>lijke coalities van <strong>de</strong> willing and able wor<strong>de</strong>n<br />

gezocht <strong>voor</strong> het uitvoeren van specifieke acties, en dat ingezette eenhe<strong>de</strong>n veelal nominaal on<strong>de</strong>r<br />

NAVO-gezag staan maar feitelijk <strong>de</strong>els nationaal wor<strong>de</strong>n geleid. Oplossingen liggen hier in het transparanter<br />

omgaan met nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>ze beter op elkaar af te stemmen en waar mogelijk die naar<br />

een hoger niveau te trekken. Het lijkt niet waarschijnlijk dat in <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong>ze nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n<br />

zullen verdwijnen.<br />

Het bestaan van nationale caveats maakt taakspecialisatie bijzon<strong>de</strong>r lastig. Er zijn wel functionaliteiten te<br />

on<strong>de</strong>rkennen waar (al) van integratie sprake is, <strong>voor</strong>al waar dit het verbeteren van <strong>de</strong> zgn. teeth to tail ratio<br />

betreft. Denk hierbij aan het beheren en bewaken van een compound of het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van luchtverbindingen<br />

tussen vliegvel<strong>de</strong>n. High-end activiteiten zoals het optre<strong>de</strong>n van Special Forces zullen altijd aan zware<br />

politieke rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rhevig zijn.<br />

Het lijkt niet verstandig en ook nauwelijks mogelijk om <strong>de</strong> keuze van uit te bouwen danwel af te schaffen<br />

militaire capaciteiten volledig af te laten hangen van ‘wat <strong>de</strong> coalitie wil’, of het nu om NAVO of om <strong>de</strong> EU<br />

gaat. Door een <strong>de</strong>rgelijke keuze zou Ne<strong>de</strong>rland zich ook ‘politiek vastzetten’, wat geen aantrekkelijke optie<br />

is. Het lijkt wel verstandig <strong>de</strong> beschikking te hebben over een aantal militaire nichecapaciteiten waar<br />

internationaal behoefte aan bestaat. Die zorgen er<strong>voor</strong> dat an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rland graag in een coalitie<br />

opnemen en aan Ne<strong>de</strong>rland ook politieke invloed toekennen Bij het kiezen van <strong>de</strong>ze capaciteiten kan<br />

gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt van Long Term Requirement analyses waarbij <strong>voor</strong>op staat dat <strong>de</strong> nationale balans<br />

binnen <strong>de</strong> Essentiële Operationele Capaciteiten (EOC)-keten niet wordt verstoord.<br />

Het kan ook nuttig zijn het thema coalitieoperaties af te beel<strong>de</strong>n op een schematisch verloop van een<br />

conflict, om zo tot een interne differentiatie van wenselijke en mogelijke mate aan samenwerking in<br />

coalities te komen. Een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict, stability. In<br />

enkele specifieke gevallen kan Ne<strong>de</strong>rland er<strong>voor</strong> kiezen zich te beperken tot <strong>de</strong>elname aan één van <strong>de</strong>ze<br />

fasen, en daar zijn coalitiesamenwerking op af te stemmen. Echter, <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling van een conflict in fasen is<br />

niet lineair, er moet altijd <strong>de</strong> mogelijkheid zijn snel te kunnen schakelen van <strong>de</strong> ene naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

militaire taak en er moet altijd voldoen<strong>de</strong> escalatievermogen <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn. In elk geval is het verstandig<br />

het vermogen van een ‘te leveren’ militaire capaciteit tot zelfver<strong>de</strong>diging of (in het uiterste noodgeval)<br />

snelle extractie in stand te hou<strong>de</strong>n. Per militaire bijdrage kan het dus zeer wenselijk zijn om een ‘volledige<br />

EOC-keten’ te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />

Door <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rlinge verschillen tussen wenselijke omvang en diepgang van operationele integratie<br />

wor<strong>de</strong>n zowel verdiepte interoperabiliteit met <strong>de</strong> belangrijkste bondgenoten als flexibiliteit van <strong>de</strong><br />

samenwerking belangrijke thema’s. Het lijkt bijna onmogelijk om <strong>de</strong> nauwe integratie die in staan<strong>de</strong><br />

samenwerkingsverban<strong>de</strong>n wordt bereikt zinvol mee te nemen in <strong>de</strong> samenwerking met ad hoc partners. Als<br />

<strong>de</strong> bevinding is dat er nauwe politieke en militaire ban<strong>de</strong>n met niet-NAVO-bondgenoten ontstaan of erkend<br />

wor<strong>de</strong>n, dan zou dit als kans moeten wor<strong>de</strong>n aangegrepen om met dat land een nauwere interoperabiliteit<br />

te bereiken. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is <strong>de</strong> huidige samenwerking met Australië.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Coalition Operations 59


15.<br />

Space is Opening Up<br />

Auteur: Ir. H.F. (Harold) Bousché / LTZSD1 Drs. J.P.G. (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar<br />

De relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van ruimtevaart en ruimtegebruik laat zich moeilijk vatten in <strong>de</strong> fasen van<br />

een conflict. Als een conflict intensiveert, zal het gebruik van <strong>de</strong> ruimte <strong>voor</strong> communicatie, navigatie en<br />

observatie toenemen. In een laag geweldspectrum zal observatie zich beperken tot informatie verzamelen,<br />

terwijl in een hoog spectrum sprake zal zijn van echte ISTAR 31 . Ver<strong>de</strong>r is het mogelijk, als <strong>de</strong> situatie daar om<br />

vraagt, extra – specifiek op een conflict gericht – gereedschap in <strong>de</strong> ruimte te brengen (mini satellieten). Dit<br />

vraagt om afspraken en een zekere mate van gereedheid. Een bre<strong>de</strong>re beschouwing gekoppeld aan <strong>de</strong> fasen<br />

lijkt niet zinvol.<br />

Wel zinvol is het om een beschouwing over <strong>de</strong> relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van ruimtevaart en ruimtegebruik<br />

te structureren volgens <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> toepassingen van <strong>de</strong> ruimte (gewenst én ongewenst).<br />

Daarmee wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kansen en bedreigingen en daardoor <strong>de</strong> uitdagingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht zichtbaar.<br />

Dit is hieron<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />

31 Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance (inlichtingenvergaring, bewaking, doelopsporing en verkenning).<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 60


De ruimte <strong>voor</strong> communicatie<br />

❚ De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong>ziet <strong>voor</strong> wat betreft het ruimtesegment, in haar behoefte aan militaire<br />

satellietcapaciteit (Milsatcom), door satellietcapaciteit in te huren. Voor het statisch en mobiel grondsegment<br />

wor<strong>de</strong>n wel eigen mid<strong>de</strong>len aangeschaft en ingezet. Ne<strong>de</strong>rland heeft geen plannen <strong>voor</strong> een<br />

eigen ruimtesegment, noch in eigen, noch in ge<strong>de</strong>eld beheer. De diepe onzekerheid (financieel, politiek,<br />

economisch, milieu, etc.) zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren eer<strong>de</strong>r toenemen dan afnemen. Omgaan met onzekerheid<br />

vereist aanpassingsvermogen, het beschermen van het eigenbelang en het hebben van alternatieven.<br />

Bij toenemen<strong>de</strong> onzekerheid is het goed alle afhankelijkhe<strong>de</strong>n nog eens extra te beschouwen, ook <strong>de</strong><br />

afhankelijkheid van satellietcommunicatie (en -navigatie en -observatie). Een analyse van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

om alternatieven te creëren en afhankelijkhe<strong>de</strong>n te reduceren lijkt <strong>voor</strong> wat betreft het ruimtesegment<br />

<strong>voor</strong> communicatie zeker ook op zijn plaats.<br />

❚ Ook binnen <strong>de</strong> NAVO wordt een assessment uitgevoerd naar <strong>de</strong> grote afhankelijkheid van <strong>de</strong> ruimte en naar<br />

<strong>de</strong> kwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Een bi- of multilateraal ruimtesegment kan na grondige<br />

analyse aantrekkelijk blijken, ook kostentechnisch.<br />

Overigens zijn er ook diverse maatregelen om <strong>de</strong> kwetsbaarheid van satellieten (of hun functie) te<br />

verkleinen, zoals wisseling van positie/baan, gepantser<strong>de</strong> satellieten en <strong>de</strong> inzet van meer<strong>de</strong>re kleine<br />

satellieten (zwerm) in plaats van één grote.<br />

❚ Defensie levert thans back-up <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van bestuurlijke en operationele<br />

centra in geval van uitval van bestaan<strong>de</strong> verbindingsmid<strong>de</strong>len.<br />

❚ Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand om <strong>de</strong> communicatiebehoeften van <strong>de</strong>fensie en van <strong>de</strong> nationale veiligheidsorganisatie<br />

op termijn meer geïntegreerd te bena<strong>de</strong>ren.<br />

De ruimte <strong>voor</strong> navigatie<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is gebruiker van GPS en zal dit ook wor<strong>de</strong>n van Galileo. Dezelf<strong>de</strong> beschouwing<br />

over onzekerheid en afhankelijkheid als bij communicatie geldt hier.<br />

❚ Doordat bij navigatie sprake is van redundantie, is uitval van een satelliet min<strong>de</strong>r kritisch (Galileo<br />

bij<strong>voor</strong>beeld zal t.z.t. uit 30 satellieten bestaan). Een eigen ruimtesegment is <strong>voor</strong> navigatie niet aan<br />

<strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zekerhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n geschapen door <strong>de</strong> back-up mogelijkhe<strong>de</strong>n (systemen en doctrines) goed<br />

te regelen en door te zorgen dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht over state of the art apparatuur beschikt<br />

(betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en beveiligd). Nauwkeuriger positie-informatie biedt nieuwe – veelal<br />

nog ongeken<strong>de</strong> – mogelijkhe<strong>de</strong>n in het optre<strong>de</strong>n. Er komen steeds meer – vaak low tech – mid<strong>de</strong>len op <strong>de</strong><br />

markt die gebruik maken van satellietnavigatie. Deze simpele mid<strong>de</strong>len kunnen veel toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />

hebben in het optre<strong>de</strong>n.<br />

❚ De slimste gebruiker van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n heeft een <strong>voor</strong>sprong.<br />

De ruimte <strong>voor</strong> observatie en ISTAR<br />

❚ In het strikt militaire domein luidt het <strong>de</strong>vies als het gaat om observatie en ISTAR: mee blijven doen met<br />

en volgend zijn aan <strong>de</strong> initiatieven van bondgenootschappen en grote bondgenoten (in feite niet an<strong>de</strong>rs<br />

dan nu), alsme<strong>de</strong> optimaal gebruik maken van dual-use 32 . Ver<strong>de</strong>r is het zinvol nationaal aandacht te<br />

beste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die near space (20-100km) bie<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rs is het <strong>voor</strong> nationale veiligheid.<br />

Over <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> nationaal gebruik van <strong>de</strong> militaire mogelijkhe<strong>de</strong>n op het gebied van<br />

aardobservatie bestaan geen specifieke afspraken. Een analyse naar mogelijkhe<strong>de</strong>n en toegevoeg<strong>de</strong><br />

32 Dual use omvat het zowel commercieel gebruik, als militair gebruik van ruimtevaarttechnologie en mid<strong>de</strong>len.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 61


waar<strong>de</strong> is aan te bevelen. Civiel en militair kunnen meer samen optrekken bij het verzamelen van<br />

aardobservatiegegevens, het doen van <strong>voor</strong>spellingen en het geven van waarschuwingen rond veiligheid<br />

(meteorologisch, milieu, overstromingen, tsunami’s, aardbevingen, dijkbewaking, etc.). Taak<strong>de</strong>ling en<br />

taakuitbreiding van <strong>de</strong> krijgsmacht is in dit ka<strong>de</strong>r niet on<strong>de</strong>nkbaar.<br />

De ruimte <strong>voor</strong> grondstoffen en energie<br />

Of, wanneer en in welke mate <strong>de</strong> ruimte een bron van grondstoffen en energie zal wor<strong>de</strong>n is niet te<br />

<strong>voor</strong>spellen (<strong>de</strong>nk aan het <strong>de</strong>lven van grondstoffen op <strong>de</strong> maan, van kometen en aan zonnepanelen in <strong>de</strong><br />

ruimte). De potentie lijkt groot. Naties zullen op het moment dat ‘het goud in <strong>de</strong> ruimte zichtbaar wordt’,<br />

claims gaan leggen en belangen gaan beschermen (vergelijkbaar met nu <strong>de</strong> Noordpool). Voor <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

is het besef dat <strong>de</strong> ruimte ooit – op <strong>de</strong> langere termijn – een <strong>de</strong>rgelijk speelveld kan wor<strong>de</strong>n van<br />

belang. Naarmate <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ruimte toeneemt, zal het adagium ‘een vreedzame ruimte van en<br />

<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen’ on<strong>de</strong>r druk komen te staan.<br />

De ruimte <strong>voor</strong> toerisme<br />

Het gebruik van <strong>de</strong> ruimte <strong>voor</strong> toerisme kan explosief groeien. Dit levert een toename van ruimteverkeer<br />

en ruimteschroot (<strong>de</strong>bris) op en kan het dataverkeer verstoren. Het lijkt zaak <strong>de</strong> discussie over het inrichten<br />

van een ruimteverkeersleiding (vergelijkbaar met <strong>de</strong> luchtverkeersleiding) nu al te starten en te zorgen<br />

<strong>voor</strong> een effectieve Space Situational Awareness (SSA). Ook zijn nieuwe regels en internationale afspraken<br />

noodzakelijk om een mogelijke explosieve groei van ruimteverkeer te reguleren.<br />

❚ Bij <strong>voor</strong>keur is een ruimteverkeersleiding een internationaal orgaan dat ruimtegebruik en ruimteverkeer<br />

in goe<strong>de</strong> banen leidt. In een <strong>de</strong>rgelijk orgaan is mogelijk een rol <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht<br />

weggelegd.<br />

De ruimte als vuilstortplaats / Ruimteschroot<br />

De technologische mogelijkhe<strong>de</strong>n halen <strong>de</strong> politieke, economische, ethische en juridische<br />

wenselijkheid in.<br />

❚ Er zijn gedachten om zeer gevaarlijk afval buiten <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> op te slaan of naar <strong>de</strong> zon te schieten.<br />

Technisch is dit zeker niet onmogelijk en het zou kosteneffectief kunnen blijken. De implicaties op<br />

allerlei an<strong>de</strong>re vlakken zijn echter dusdanig groot, dat iets <strong>de</strong>rgelijks alleen zou moeten wor<strong>de</strong>n toegestaan<br />

on<strong>de</strong>r zeer strenge internationale controle. Niet alleen rond afval, maar ook rond bij<strong>voor</strong>beeld<br />

grondstoffen en energie, geldt dat <strong>de</strong> ruimte meer en meer een te controleren veiligheidsdomein kan<br />

wor<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zal daardoor inter<strong>de</strong>partementaal en internationaal een<br />

steeds grotere rol zijn weggelegd. Het is zaak die rol daadkrachtig met kennis van zaken op te pakken.<br />

De krijgsmacht kan uitgroeien tot dé adviseur van <strong>de</strong> samenleving als het gaat om het vreedzaam en<br />

nuttig gebruik van <strong>de</strong> ruimte.<br />

Ruimteschroot gaat een steeds groter probleem vormen. Meer ruimteverkeer en meer ruimteschroot<br />

betekent dat <strong>de</strong> kans op scha<strong>de</strong> aan satellieten en ongelukken in <strong>de</strong> ruimte toeneemt.<br />

❚ Eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> internationale ruimteverkeers leiding kan dit helpen <strong>voor</strong>komen. Voor een <strong>de</strong>rgelijk<br />

ruimteverkeers leiding is <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> ruimte observatie essentieel (Space Situational Awareness). Met een<br />

<strong>voor</strong>tdurend en breed internationaal ge<strong>de</strong>eld beeld van het ruimtegebruik wor<strong>de</strong>n tevens onlaakbare<br />

ruimteactiviteiten in <strong>de</strong> kiem gesmoord.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 62


❚ De rol van <strong>de</strong> krijgsmacht in ruimteverkeersleiding en ruimtecontrole zou moeten meegroeien met<br />

<strong>de</strong> mate waarin het veiligheidsaspect rond ruimtegebruik toeneemt (het toenemen van claims en het<br />

afnemen van het gegeven dat <strong>de</strong> ruimte van en <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen is).<br />

De ruimte als marketing instrument<br />

De ruimte heeft aantrekkingskracht, <strong>voor</strong>al vanwege het onbeken<strong>de</strong> karakter. Die aantrekkingskracht<br />

kan door <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n gebruikt op velerlei manieren, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> personeelswerving.<br />

❚ Het meer expliciet maken van <strong>de</strong> ruimtevaartactiviteiten en -kennis van <strong>de</strong> krijgsmacht is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />

om te kunnen profiteren van die aantrekkingskracht.<br />

De ruimte als slagveld<br />

Naties wor<strong>de</strong>n geacht alleen vreedzame activiteiten in <strong>de</strong> ruimte te ontplooien. De ruimte is van en <strong>voor</strong><br />

ie<strong>de</strong>reen. Echter, <strong>de</strong> ruimte is nu al van groot militair-strategisch belang <strong>voor</strong> communicatie, navigatie<br />

en aardobservatie. De discussie rond langeafstandsraketten en raketschil<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>re<br />

militarisering van <strong>de</strong> ruimte. De ruimte wordt steeds meer een militair domein. Als <strong>de</strong> economische<br />

en politieke belangen in <strong>de</strong> ruimte ver<strong>de</strong>r toenemen, bestaat het risico dat er een ruimtegerichte wapenwedloop<br />

op gang komt, waardoor ook een kans op een militair treffen in <strong>de</strong> ruimte niet geheel mag wor<strong>de</strong>n<br />

uitgesloten. Het ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> belang en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge afhankelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ruimte remmen <strong>de</strong>rgelijke<br />

bewegingen gelukkig af (zelfs China lijkt spijt te hebben van haar actie om een eigen satelliet te vernietigen,<br />

waardoor een grote hoeveelheid ruimteschroot ontstond die ook eigen satellieten mogelijk <strong>voor</strong> heel lange<br />

tijd zullen beschadigen).<br />

❚ De krijgsmacht heeft hier een rol als het gaat om het aandragen van kennis binnen <strong>de</strong> overheid om<br />

als Ne<strong>de</strong>rland te zorgen dat <strong>de</strong>ze ontwikkelingen internationaal in goe<strong>de</strong> banen wor<strong>de</strong>n geleid.<br />

❚ Een twee<strong>de</strong> rol <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht is het zich aansluiten bij initiatieven van bondgenootschappen<br />

en grote bondgenoten om met nu al bestaan<strong>de</strong> dreigingen om te gaan (o.a. langeafstandsraketten).<br />

De ruimte op aar<strong>de</strong><br />

Grondstations vormen <strong>de</strong> verbinding tussen <strong>de</strong> ruimte en <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>; daar komen <strong>de</strong> ruimtediensten binnen.<br />

De kwetsbaarheid van grondstations blijft vaak on<strong>de</strong>rbelicht. Zij zijn vaak enkelvoudig uitgevoerd en er zijn<br />

maar beperkte afspraken om van <strong>de</strong> faciliteiten van partnerlan<strong>de</strong>n gebruik te mogen maken. Ze zijn wel<br />

beveiligd, maar of die beveiliging in verhouding staat tot <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> krijgsmacht afhankelijk is van<br />

<strong>de</strong> faciliteiten valt te betwijfelen.<br />

Kennis van en over <strong>de</strong> ruimte<br />

De westerse wereld is in hoge mate afhankelijk van gebruik van <strong>de</strong> ruimte en die afhankelijkheid groeit nog<br />

steeds, ook in het militaire domein. Het besef dat <strong>de</strong>ze afhankelijkheid ons kwetsbaar maakt wordt steeds<br />

dui<strong>de</strong>lijker. Ook <strong>de</strong> NAVO beseft dit inmid<strong>de</strong>ls. Hoog opgelei<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> krijgmacht zijn nodig om <strong>de</strong><br />

belangen van Ne<strong>de</strong>rland te borgen, alsme<strong>de</strong> een goe<strong>de</strong> toegang tot opgebouw<strong>de</strong> en op te bouwen<br />

ruimtevaartkennis.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 63


16.<br />

Political<br />

Transformation<br />

Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / KLTZ R.P. (René) Tas<br />

Politieke transformatie heeft plaats zowel in <strong>de</strong> diepte van <strong>de</strong> organisatie, als langs <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> instrumenten en coalities die Ne<strong>de</strong>rland ter beschikking staan. Enerzijds is er <strong>de</strong> noodzaak<br />

<strong>voor</strong> snellere politieke besluitvorming, als gevolg van <strong>de</strong> huidige veiligheidsomgeving die zich kenmerkt<br />

door een staat van nagenoeg continu conflict met wisselen<strong>de</strong> intensiteit. An<strong>de</strong>rzijds is er daardoor een<br />

prioriteit ontstaan <strong>voor</strong> preventief optre<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong> comprehensive approach, waarbij afstemming en<br />

coördinatie nodig is tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> betrokken ministeries om te <strong>voor</strong>komen dat militair geweld<br />

toegepast moet wor<strong>de</strong>n. Tot slot betreft het <strong>de</strong> noodzaak om op politiek-militair niveau om te gaan met<br />

wisselen<strong>de</strong> allianties of coalities, ook niet-westerse.<br />

Snelle besluitvorming binnen <strong>de</strong> operatiecyclus<br />

Het uitvoeren van crisisbeheer sings operaties vraagt een hoger tempo van besluitvorming op het politiekmilitaire<br />

niveau. Dit is <strong>voor</strong>al een consequentie van <strong>de</strong> toegenomen volatiliteit, letaliteit en on<strong>voor</strong>spelbaarheid<br />

van <strong>de</strong> internationale veiligheidsomgeving. Escalatie tussen <strong>de</strong> eerste drie fasen, van conflict of<br />

interests naar violent conflict, kan zich razendsnel voltrekken – <strong>de</strong>snoods is preëmptief optre<strong>de</strong>n genoodzaakt<br />

– en politieke en militaire besluitvormingsstructuren dienen daarop afgestemd te zijn. Politieke besluitvorming,<br />

en politiek-militaire commandovoering dienen het hoge operationele tempo dat van <strong>de</strong><br />

krijgsmacht verlangd wordt bij te hou<strong>de</strong>n. Zaak is om snelle politieke beslissings snelheid op dit vlak<br />

mogelijk te maken. Deze structuren dienen tevens flexibel ingericht te zijn om <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> type<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 64


operaties die gekoppeld zijn aan <strong>de</strong> snelle verschuivingen in het operatiespectrum te kunnen uitvoeren.<br />

Een goe<strong>de</strong>, gezon<strong>de</strong> relatie tussen politiek en militair bedrijf is daarbij essentieel.<br />

De noodzaak van snellere besluitvormingsstructuren stelt ook eisen aan <strong>de</strong> expertise van hogere officieren.<br />

De nodige flexibiliteit dient ontwikkeld te wor<strong>de</strong>n om snel wisselen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n te herkennen en er<br />

op te kunnen reageren. Bij training en opleiding moet in grote mate stilgestaan wor<strong>de</strong>n bij het ontwikkelen<br />

van <strong>de</strong> ‘politieke feelers’ van het officierskorps.<br />

Preventief optre<strong>de</strong>n noodzaakt comprehensive<br />

<strong>voor</strong>bereiding en besluitvorming<br />

Als reactie op het sneller doorlopen van <strong>de</strong> operatiecyclus wordt ook <strong>de</strong> noodzaak van preventief optre<strong>de</strong>n<br />

sterker. Hoe eer<strong>de</strong>r herkend wordt wanneer een conflict of interest om kan slaan in een crisis hoe beter. Het<br />

herkennen van <strong>de</strong>ze trends vraagt enerzijds een versterkte militaire inlichtingcapaciteit, en daarmee ook<br />

een versterkte rol van <strong>de</strong> militair attaché, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> integratie van inlichtingen op het interagency<br />

niveau. Een inter<strong>de</strong>partementale dynamische dreigingsanalyse en early warning is noodzakelijk. Deze early<br />

warning capaciteit dient overheidsbreed ingezet te wor<strong>de</strong>n.<br />

Militaire inlichtingen zou<strong>de</strong>n zich naast haar bestaan<strong>de</strong> taken ook moeten richten op ontwikkelingen in<br />

lan<strong>de</strong>n waar niet noodzakelijkerwijs inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht verwacht wordt. Het opbouwen van relaties<br />

met partnerlan<strong>de</strong>n verhoogt <strong>de</strong> situational awareness van <strong>de</strong> krijgsmacht. Dit komt ten goe<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om flexibel te reageren op fluctuaties in <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el hiervan zijn<br />

ook het verlenen van training, opleidingen en advies.<br />

Preventief optre<strong>de</strong>n vraagt om een ge<strong>de</strong>gen comprehensive approach. Wanneer <strong>de</strong> krijgsmacht vaker optreedt<br />

in een fase vóór het gebruik van geweld, zal personeel meer in aanraking komen met civiele actoren. Daarbij<br />

komt dat het preventieve beleid niet louter militair is maar een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is van een bre<strong>de</strong>re civiele inzet<br />

van mid<strong>de</strong>len. Dit heeft consequenties <strong>voor</strong> een politieke transformatie. De activiteiten van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

instanties die betrokken zijn bij Security Sector Reform, we<strong>de</strong>ropbouw of stabilisatieoperaties dienen vanaf het<br />

eerste moment afgestemd en gecoördineerd te wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> krijgsmacht, zowel op<br />

operationeel als politiek niveau. Het gaat hierbij niet alleen om een hoge beslissingssnelheid. Belangrijk<br />

is dat besluitvorming op een ge<strong>de</strong>gen overheidsbre<strong>de</strong> wijze tot stand komt, waarbij tijd niet een eerste<br />

essentie is. Daarentegen zijn het tot stand brengen van samenwerking, afstemming en volledigheid wel<br />

prioriteiten. Geregel<strong>de</strong> interagency trainingen op politiek-militair niveau zijn daarbij wenselijk, evenals het<br />

doen van interagency, contingency planning.<br />

Ook dit leidt tot consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> expertiseontwikkeling van officieren. Gegron<strong>de</strong> kennis<br />

van <strong>de</strong> civiele organisaties en instanties alsook een goe<strong>de</strong> afstemming van mid<strong>de</strong>len en taken op strategisch,<br />

operationeel en tactisch niveau is nodig.<br />

Niet alleen, dus samen<br />

Zowel wanneer het snelle crisisbeheersingsrespons betreft, als ook bij het vormgeven van preventief beleid,<br />

valt niet te verwachten dat Ne<strong>de</strong>rland unilateraal optreedt. Vanwege het multinationale karakter van<br />

crisis beheersingsoperaties en interventies ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat bij <strong>de</strong> snellere besluitvormingsstructuren<br />

ook bondgenoten of coalitiepartners zijn betrokken. Een grotere mate van afstemming tussen verschillen<strong>de</strong><br />

ministeries en <strong>de</strong> top van krijgsmachten is daarbij wenselijk.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 65


Het is niet aannemelijk dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> capaciteit heeft om een volwaardige early warning-capaciteit zelf in<br />

te richten. In plaats daarvan is samenwerking met bondgenoten noodzakelijk. Dit wordt versterkt vanwege<br />

het feit dat uitein<strong>de</strong>lijke inzet naar alle waarschijnlijkheid in <strong>de</strong>rgelijk coalitieverband plaatsvindt.<br />

Nieuwe coalities<br />

Politieke transformatie raakt tevens <strong>de</strong> soort coalities waar binnen <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht ingezet<br />

wordt. Op dit moment is het veiligheidsbeleid nadrukkelijk primair verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> NAVO. In <strong>de</strong><br />

toekomst valt niet uit te sluiten dat Ne<strong>de</strong>rland, nog meer dan nu al het geval is, met lan<strong>de</strong>n die geen<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van <strong>de</strong> NAVO zal optre<strong>de</strong>n. Het is verwachtbaar dat een ver<strong>de</strong>re integratie van het Europees<br />

Veiligheids- en Defensiebeleid eisen zal stellen aan <strong>de</strong> politiek-militaire beslissingsstructuren. Een grote<br />

consequentie heeft ook <strong>de</strong> opkomst van niet-westerse lan<strong>de</strong>n die vre<strong>de</strong>soperaties hoger in het operatiespectrum<br />

uitvoeren en waarmee Ne<strong>de</strong>rland zal samenwerken. Deelname aan een Coalition of the Willling<br />

zal niet enkel <strong>voor</strong>bestemd blijven aan <strong>voor</strong>al westerse bondgenoten (in zoverre als dat nu al het geval is).<br />

Op langere termijn is te verwachten dat <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n met opkomen<strong>de</strong> economieën, zoals India of<br />

Brazilië een belangrijke crisismanagement-rol gaan vervullen bij alle vormen van crises. Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

politiek-militaire besluitvorming dient hiermee rekening te hou<strong>de</strong>n. Het i<strong>de</strong>ntificeren van mogelijke<br />

niet-westerse coalitiepartners, en het vormgeven van training-, advies- of an<strong>de</strong>re samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is noodzakelijk. Ook hierbij kan een militair attaché een belangrijke<br />

rol vervullen.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 66


Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 67


17.<br />

The Role of the<br />

Media in Future<br />

Operations<br />

Auteur: Drs. F.F.C. (Frank) Reniers / Ltkol A.R. Fokkema<br />

De rol van <strong>de</strong> media 33 in toekomstige operaties zal alleen maar toenemen. Het discours rondom een<br />

conflict is altijd al van groot belang geweest op <strong>de</strong> uitkomst van oorlogen. Een goed <strong>voor</strong>beeld is het<br />

Tet Offensief (Vietnam, 1968) waarbij <strong>de</strong> Amerikanen een verpletteren<strong>de</strong> slag aan <strong>de</strong> Vietcong toebrachten,<br />

maar door het mediadiscours in <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten <strong>de</strong> steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oorlog een dieptepunt bereikte.<br />

De insurgents in Afghanistan en Irak gebruiken <strong>de</strong> media zelfs als primaire battleground, aangezien zij het<br />

op het conventionele battlefield zou<strong>de</strong>n verliezen. Deze strategie (4 th generation warefare) richt zich op <strong>de</strong><br />

bevolking in het thuisland waarbij wordt geprobeerd <strong>de</strong> steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> missie te on<strong>de</strong>rmijnen door gebruik<br />

van <strong>de</strong> media. Een tactisch verwaarloosbare IED-explosie kan strategische gevolgen hebben door een<br />

complementerend verhaal in <strong>de</strong> media over <strong>de</strong> negatieve kanten van <strong>de</strong> missie, burgerdo<strong>de</strong>n en beel<strong>de</strong>n<br />

van gewon<strong>de</strong>n militairen.<br />

Maar ook conventionele statelijke actoren gebruiken <strong>de</strong> media om oorlogen te winnen. Zo hebben Rusland<br />

alsme<strong>de</strong> Georgië een enorme mediacampagne gevoerd in <strong>de</strong> eerste dagen van het conflict, met als doel <strong>de</strong><br />

mondiale publieke opinie achter zich te krijgen en daardoor legitimiteit te verschaffen <strong>voor</strong> hun acties.<br />

In <strong>de</strong> toekomst zal ‘the battle to capture the narrative’ alleen maar toenemen en tegelijkertijd steeds moeilijker<br />

wor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> mondiale verspreiding van mobiele telefoons, camera’s en laptops, in combinatie met het<br />

gebruik van internet, zal <strong>de</strong> verspreiding van data en informatie nog sneller verlopen. Elke militair of burger<br />

is een potentiële journalist. Het is dan ook erg belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht om hier op<br />

<strong>voor</strong>bereid te zijn.<br />

33 De media zijn ge<strong>de</strong>finieerd als ‘mid<strong>de</strong>len van massacommunicatie’: print, radio, televisie en internet.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Role of the Media in Future Operations 68


Het is uitermate belangrijk dat <strong>de</strong> bevolking in Ne<strong>de</strong>rland weet wat een (potentiële) militaire missie zal<br />

inhou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Het is belangrijk al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding van een missie uit te leggen<br />

welke kansen en mogelijkhe<strong>de</strong>n er zijn, maar zeker ook tegen welke risico’s, gevaren en problemen zij<br />

kunnen aanlopen. Het doel van <strong>de</strong> missie moet dan ook <strong>voor</strong>af hel<strong>de</strong>r zijn en zowel door <strong>de</strong> politiek, als<br />

door Defensie zelf dui<strong>de</strong>lijk verwoord wor<strong>de</strong>n, zodat er achteraf ook geen ondui<strong>de</strong>lijkheid kan ontstaan<br />

over <strong>de</strong> inzet. Het is erg belangrijk dat <strong>de</strong> bevolking weet wat <strong>de</strong> krijgsmacht te wachten staat en het gevoel<br />

heeft dat <strong>de</strong> krijgsmacht daar dan ook goed op <strong>voor</strong>bereid is. Als <strong>de</strong> bevolking weet dat ‘onze jongens’ goed<br />

getraind en met <strong>de</strong> juiste mid<strong>de</strong>len op pad gaan, is <strong>de</strong> dreiging die uitgaat van een missie acceptabeler en<br />

zal <strong>de</strong>ze ook niet bij <strong>de</strong> eerste gewon<strong>de</strong> soldaat in twijfel wor<strong>de</strong>n getrokken. Strategische Communicatie<br />

in het Ne<strong>de</strong>rland is daarom essentieel <strong>voor</strong> het succes van <strong>de</strong> missie.<br />

Het gevecht om <strong>de</strong> hearts and minds in het inzetgebied zal een van <strong>de</strong> belangrijkste factoren wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

het succes van toekomstige militaire operaties. Een ontvankelijke bevolking is namelijk cruciaal <strong>voor</strong> je<br />

inlichtingen positie, force protection en force acceptance. Het is dan ook van groot belang dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

krijgsmacht in <strong>de</strong> toekomst nog meer aandacht besteed aan information operations, waaron<strong>de</strong>r media<br />

operations en psychological operations. Daarnaast is het belangrijk dat al het personeel media awareness training<br />

krijgt en er van bewust is dat hun acties grote gevolgen kunnen hebben (Strategic Corporal).<br />

Mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht om een proactieve bena<strong>de</strong>ring in Strategic Communications (SC) te<br />

realiseren moeten wor<strong>de</strong>n gezocht in inter<strong>de</strong>partementaal samenwerken, interagency communicatie<br />

en rapid response. Het is bij Strategic Communications uitermate belangrijk dat <strong>de</strong> opstellers over een breed<br />

mandaat beschikken en over verschillen<strong>de</strong> expertises: antropologische/sociologische kennis, marketing<br />

skills, linguïstische kennis, lokale en regionale communicatie expertise, diplomatieke sensitiviteit en<br />

interagency expertise. Het Ministerie van Algemene Zaken kan het proces coördineren <strong>voor</strong> wat betreft<br />

<strong>de</strong> overkoepelen<strong>de</strong> regeringsdoelstellingen. In eerste instantie moet het Ministerie <strong>voor</strong> Buitenlandse<br />

Zaken echter <strong>de</strong> trekker zijn van Strategic Communications en dit in samenspraak met an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>partementen<br />

organiseren. Het Ministerie van Defensie fungeert dan ook primair in een on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> rol bij <strong>de</strong><br />

publieksdiplomatie.<br />

Het is bij Strategic Communications van groot belang dat <strong>de</strong> timing van <strong>de</strong> boodschap goed is, het gekozen<br />

medium bij <strong>de</strong> boodschap past en berichten een aantal maal herhaald wor<strong>de</strong>n (juiste tempo). Daarnaast<br />

moet er rekening gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met het feit dat elke situatie uniek is en dat er niet één template bestaat<br />

<strong>voor</strong> alle strategische communicatieberichten.<br />

Om <strong>de</strong> SC goed te coördineren heeft <strong>de</strong> Amerikaanse overheid onlangs Rapid Response Teams opgericht die<br />

vanuit <strong>de</strong> Ministerie van Buitenlandse Zaken Strategic Communications berichten opstelt. Deze berichten<br />

kunnen vervolgens door <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n gebruikt als SC in het inzetgebied, maar ook om verkeer<strong>de</strong><br />

berichtgeving in het thuisland bij te sturen. Daarnaast is er een Interagency Crisis Communications Team in<br />

het leven geroepen om via conference call <strong>de</strong> belangrijkste actoren te horen bij belangrijke/ingrijpen<strong>de</strong><br />

gebeur tenissen en zo <strong>de</strong> Strategic Communications te coördineren en een a<strong>de</strong>quate overheidsresponse te<br />

formuleren. Het zou verstandig zijn als Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze organisaties en organisatiestructuren<br />

on<strong>de</strong>rzoekt <strong>voor</strong> eventuele implementatie.<br />

The battle to capture the narrative zal bepalend zijn in toekomstige operaties. De krijgsmacht zal daarom nog<br />

beter moeten leren om te gaan met <strong>de</strong> media, weten wat hun wensen zijn (bij<strong>voor</strong>beeld korte soundbites<br />

en mooie krantenkoppen) en daar creatief mee omgaan. Veel informatie zal onbewerkt het inzetgebied<br />

verlaten en wor<strong>de</strong>n gebruikt door <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r om <strong>de</strong> hearts and minds in het operatiegebied en in<br />

Ne<strong>de</strong>rland te winnen. De krijgsmacht zal daarom meer aandacht moeten beste<strong>de</strong>n aan Strategic<br />

Communications en proactief, inter<strong>de</strong>partementaal- en interagencybeleid moeten voeren op dit on<strong>de</strong>rwerp,<br />

tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> strijd in het informatiedomein te winnen<br />

De overwinnaar schrijft immers <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, al <strong>voor</strong> het eerste schot gelost is...<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Role of the Media in Future Operations 69


18.<br />

Super-Empowered<br />

Individuals and the<br />

Threat of Technology<br />

Proliferation<br />

Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Lkol ir. M.P.G. (Marc) Sweelssen<br />

Supermachtige individuen zijn enkelingen of kleine groepen die vergeleken met <strong>de</strong> mate van hun omvang<br />

en inspanning een bovenproportionele scha<strong>de</strong> kunnen veroorzaken. Het vin<strong>de</strong>n, volgen en bestrij<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong>ze individuele opponenten, die zich verschuilen in <strong>de</strong> lokale bevolking, vormt een grote uitdaging,<br />

temeer wanneer dit onzichtbaar gedaan moet wor<strong>de</strong>n en collaterale scha<strong>de</strong> verme<strong>de</strong>n dient te wor<strong>de</strong>n.<br />

Het bestrij<strong>de</strong>n van supermachtige individuen zal daarom meestal geschie<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l van niet-reguliere<br />

oorlogsvoering.<br />

Asymmetrische metho<strong>de</strong>n vereisen het vermogen om snel en adaptief in te grijpen in <strong>de</strong> besluitvormingscyclus<br />

van supermachtige tegenstan<strong>de</strong>rs. Denk in termen van het geïntegreer<strong>de</strong> strijdtoneel, meer dan<br />

alleen militaire gevechtsoperaties, en omarming van operaties in opkomen<strong>de</strong> operatiegebie<strong>de</strong>n, zoals<br />

het publieke (informatie)domein en cyberspace (met kennis van <strong>de</strong> specifieke situatie). Immers, <strong>de</strong> supermachtige<br />

tegenstan<strong>de</strong>r zal waarschijnlijk min<strong>de</strong>r snel toeslaan op het reguliere (militaire) strijdtoneel.<br />

Wees erop <strong>voor</strong>bereid dat irreguliere contra-acties, indien nodig, moeten zijn afge<strong>de</strong>kt met een goe<strong>de</strong><br />

public relations (PR) aanpak.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 70


‘5 th Generation Warfare is fought<br />

on an integrated battlefield’<br />

Met als doel een maximale catastrofe te veroorzaken tegen een minimale inspanning, zoeken supermachtige<br />

individuen (SEI) naar <strong>de</strong> essentiële zwakten van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r. Elke scha<strong>de</strong> die het <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r<br />

moeilijker maakt zijn missie <strong>voor</strong>t te zetten, is daarbij legitiem. Traditioneel werd/wordt d.m.v. het directe<br />

conflict op het reguliere slagveld ‘slechts’ scha<strong>de</strong> beoogd aan <strong>de</strong> militaire mid<strong>de</strong>len, mensen en moraal van<br />

<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r. Zich meer bewust van een bre<strong>de</strong>r pallet aan <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waardoor grootschalig militair<br />

optre<strong>de</strong>n mogelijk is, zal <strong>de</strong> supermachtige individuele vijand tegenwoordig in toenemen<strong>de</strong> mate proberen<br />

om scha<strong>de</strong> van infrastructurele, economische, morele, en sociaalpsychologische aard bij zijn vijand aan te<br />

brengen. Daarbij zijn er twee belangrijke verschuivingen in het strategisch <strong>de</strong>nken over veiligheid:<br />

❚ Een verschuiving in dreigingsaard van het openlijke en symmetrische ‘militaire duel’ naar <strong>de</strong> heimelijke<br />

en asymmetrische terreurdaad;<br />

❚ Een verschuiving in dreiginglocatie van het reguliere militaire slagveld naar het civiele en commerciële<br />

domein.<br />

De militaire organisatie zal op haar eigen strijdtoneel rekening moeten hou<strong>de</strong>n met een fluï<strong>de</strong> tactiek van<br />

<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r, die <strong>voor</strong>tdurend contextueel en opportunistisch <strong>de</strong> momentane zwakhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigen<br />

eenhe<strong>de</strong>n probeert uit te buiten. An<strong>de</strong>rzijds zal <strong>de</strong> militaire organisatie zich er ook van bewust moeten<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> totale omvang van <strong>de</strong> strijd zich niet tot het ‘klassieke, militaire slagveld’ beperkt, maar<br />

dat diverse on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het gevecht zich op een zogenaamd ‘geïntegreerd slagveld’ (w.o. het civiele,<br />

commerciële en informatiedomein), kunnen en zullen afspelen. Er zal dus in ruimere ka<strong>de</strong>rs gedacht<br />

moeten wor<strong>de</strong>n. Veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> asymmetrische wijze van oorlogsvoering, en daarmee <strong>de</strong> transitie in<br />

het GW (Generation Warfare) mo<strong>de</strong>l, voltrekt zich <strong>voor</strong>namelijk langs <strong>de</strong> dimensies:<br />

❚ Veran<strong>de</strong>ring in type tegenstan<strong>de</strong>rs;<br />

❚ Veran<strong>de</strong>ring in aard van doelstellingen;<br />

❚ Nieuwe domeinen van conflict;<br />

❚ Veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging.<br />

Veran<strong>de</strong>ring van type tegenstan<strong>de</strong>r<br />

en aard van doelstellingen<br />

Oorlogsvoering op <strong>de</strong> historische manier, door het uitbrei<strong>de</strong>n en controleren van territoriaal gebied, verliest<br />

meer en meer zijn belang t.o.v. oorlogvoering als gedragscontrole (informatiegebaseer<strong>de</strong> manipulatie,<br />

angst en intimidatie) en oorlogsvoering als economische controle van kapitaal en macht over hulpbronnen.<br />

In <strong>de</strong>ze context is het vandaag <strong>de</strong> dag moeilijk te anticiperen op toekomstige dreigingen. De snelheid van<br />

veran<strong>de</strong>ringen, als ook <strong>de</strong> complexiteit van elkaar beconcurreren<strong>de</strong> partijen, machtspelen, technologie,<br />

informatie, omgevingsomstandighe<strong>de</strong>n en toevallighe<strong>de</strong>n is enorm.<br />

De beken<strong>de</strong> Oriëntalist Bernard Lewis 34 merkt als grootste verschil op tussen <strong>de</strong>ze, en ‘zijn’ tijd<br />

(tij<strong>de</strong>ns WWII, toen hij werkte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Britse Inlichtingen Dienst):<br />

“We knew who we were, we knew who the enemy was, we knew the dangers and the issues. It is different<br />

today. We don’t know who we are. We don’t know the issues, and we still do not un<strong>de</strong>rstand the nature<br />

of the enemy.”<br />

34 http://en.wikipedia.org/wiki/Bernard_Lewis<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 71


Nieuwe domeinen van conflict en<br />

veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging<br />

“Vier vijandig gezin<strong>de</strong> kranten zijn meer te vrezen dan 1000 bajonetten”, Napoleon Bonaparte.<br />

De supermachtige individu hanteert een ‘wereldbeeld zon<strong>de</strong>r grenzen’ waarbij hij juist <strong>de</strong> maatschappelijke<br />

zwakten en haar vitale elementen als slagveld ziet. Ook vitale infrastructuren als telecommunicatie,<br />

energie<strong>voor</strong>ziening (elektriciteit, olie, gas), opslag<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n van brandbaar en explosief materiaal,<br />

beschermen<strong>de</strong> ‘kustwerken’ (duinen, dijken, etc.) en symbolische bouwwerken (Twin Towers, World<br />

Tra<strong>de</strong> Centre) kunnen allen doelwit wor<strong>de</strong>n. De gemanifesteer<strong>de</strong> dreiging breidt zich daarmee uit van het<br />

militaire slagveld naar het civiele domein, <strong>de</strong> netwerken hierachter zijn echter vaak vervlochten. Waar het<br />

operatiegebied en mandaat van militaire en niet-militaire veiligheidsorganisaties van elkaar verschillen zal<br />

op inlichtingenniveau nationaal en internationaal, civiel militair moeten wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />

We<strong>de</strong>rzijdse uitwisseling van liaisons tussen belanghebben<strong>de</strong> organisaties, militair en niet-militair,<br />

nationaal en internationaal kan een belangrijke katalysator zijn om <strong>de</strong> essentiële communicatie tot stand<br />

te brengen.<br />

‘Tracking, tracing and un<strong>de</strong>rstanding<br />

super-empowered individuals is essential’<br />

Supermachtige individuen kunnen systemen veran<strong>de</strong>ren, niet louter vanwege het gebruik van geavanceer<strong>de</strong><br />

en genetwerkte technologie en het catastrofale effect van hun acties, maar vanwege het mentale en morele<br />

effect dat <strong>de</strong>ze catastrofes hebben op <strong>de</strong> Westerse maatschappijgeest. Bin La<strong>de</strong>ns kracht op 9/11 toon<strong>de</strong> zich<br />

veel meer in het feit dat door <strong>de</strong> schaal van <strong>de</strong> maatschappelijke ontregeling <strong>de</strong> VS nadien genoodzaakt was<br />

hun veiligheidsstrategie aan te passen, dan in het aantal slachtoffers en <strong>de</strong> puinhopen van het WTC.<br />

In het on<strong>de</strong>rkennen van <strong>de</strong> supermachtig individuele geest, zijn motieven, zijn focus, en zijn besluitvormingsproces<br />

(OODA) ligt <strong>de</strong> sleutel <strong>voor</strong> een succesvolle preventieve aanpak van zijn plannen. Het supermachtige<br />

individu gebruikt irreguliere tactieken om <strong>de</strong> (soms fragiele en moeizame) samenwerking tussen<br />

civiele militaire organisaties te frustreren, en hun <strong>voor</strong><strong>de</strong>el te doen met <strong>de</strong> gaten en zwakhe<strong>de</strong>n erin. Om<br />

effectief op te kunnen tre<strong>de</strong>n zal <strong>de</strong> krijgsmacht moeten investeren in het oplei<strong>de</strong>n in niet-westerse en<br />

niet-traditionele bena<strong>de</strong>ringen van conflicten, training in information operations en training in gedrags<strong>voor</strong>spellen<strong>de</strong><br />

technieken.<br />

‘Irregular warfare requires strong PA (Public Affairs)<br />

awareness and readiness’<br />

Door <strong>de</strong> nieuwe mogelijkheid van direct beschikbare nieuws<strong>voor</strong>ziening en communicatie maken<br />

supermachtige individuen zeer efficiënt gebruik van 24/7 nieuws<strong>voor</strong>ziening en an<strong>de</strong>r open informatiebronnen<br />

t.b.v. hun situation awareness en ‘feedback’. Zelfs kleine dictaturen hou<strong>de</strong>n tegenwoordig een<br />

aanzienlijk inlichtingenapparaat erop na. Dit vraagt om een groot ‘mediabewustzijn’, waarin o.a. het<br />

noemen van (achter)namen wordt verme<strong>de</strong>n ter bescherming van <strong>de</strong> persoon, zijn vrien<strong>de</strong>n en verwanten,<br />

het vermij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>tails over troepenbewegingen om niet onnodig bij te dragen aan <strong>de</strong> situational awareness<br />

van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r en het min<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>tailleerd naar buiten brengen van resultaten (evaluatie schiet-/bom<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 72


inci<strong>de</strong>nten) zodat het <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r moeilijker gemaakt wordt <strong>de</strong> effectiviteit (van <strong>de</strong> wapenen) te<br />

bepalen.<br />

Oorlogscorrespon<strong>de</strong>nten (dat wil zeggen: media) zijn met <strong>de</strong> 1 e Golfoorlog bewust betrokken in <strong>de</strong><br />

verslaggeving van <strong>de</strong> vaak razendsnelle oorlogshan<strong>de</strong>lingen. Van <strong>de</strong> media mag wor<strong>de</strong>n verwacht dat<br />

zij haar gehele analytische vermogen mobiliseert om <strong>de</strong> politiek en militair gevoelige informatie die zij<br />

ontvangt <strong>voor</strong> het publiek in <strong>de</strong> juiste context te plaatsen. Ook zal zij zich ervan bewust moeten zijn dat<br />

niet alle informatie vanzelfsprekend ook publicabel is. Een werkzame relatie tussen publieke media en <strong>de</strong><br />

militaire organisatie vraagt dan ook om een groot vertrouwen.<br />

Wanneer tegenmaatregelen een kans op grote media-aandacht tot gevolg kunnen hebben, is een sterke<br />

en professionele militaire PR (ad hoc en duurzaam) essentieel, om zodoen<strong>de</strong> het publiek en politiek<br />

vertrouwen in <strong>de</strong> legitimiteit van <strong>de</strong> genomen maatregelen zeker te stellen.<br />

Bij het inrichten van <strong>de</strong> krijgsmacht zal <strong>de</strong> militaire organisatie rekening moeten hou<strong>de</strong>n met het kunnen<br />

anticiperen en inzetten van <strong>de</strong> juiste capaciteiten in antwoord op <strong>de</strong> fluï<strong>de</strong> tactiek van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r, die<br />

<strong>voor</strong>tdurend contextueel en opportunistisch <strong>de</strong> momentane zwakhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigen eenhe<strong>de</strong>n probeert<br />

uit te buiten. An<strong>de</strong>rzijds zal <strong>de</strong> militaire organisatie zich er ook van bewust moeten wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> totale<br />

omvang van <strong>de</strong> strijd zich niet tot het ‘klassieke, militaire slagveld’ beperkt, maar dat diverse on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

van het gevecht zich op een zogenaamd ‘geïntegreerd slagveld’ (w.o. het civiele, commerciële en informatie<br />

domein), kunnen en zullen afspelen. Dit betekent dat bij <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht aandacht moet<br />

zijn <strong>voor</strong> het ontwikkelen van capaciteiten die het gewenste effect kunnen brengen op <strong>de</strong>ze domeinen.<br />

Maatschappelijke zwakten en vitale elementen hebben <strong>de</strong> grootste aantrekkingskracht op <strong>de</strong> asymmetrische<br />

vijand. Dit betekent dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht in staat moet zijn samen met haar veiligheidspartners<br />

<strong>de</strong> kwetsbare civiele infrastructuur te on<strong>de</strong>rkennen en te beschermen. Omdat door het supermachtige<br />

individu <strong>de</strong> gemanifesteer<strong>de</strong> dreiging zich uitbreidt van het militaire slagveld naar het civiele domein,<br />

zal op inlichtingenniveau nationaal en internationaal, civiel en militair moeten wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />

Tenslotte is een groot ‘mediabewustzijn’ bij militair personeel, aangeleerd door training in information<br />

operations, belangrijk zodat men zich bewust is van enerzijds <strong>de</strong> PR-mogelijkhe<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong><br />

maatregelen die men kan nemen tegen het verkrijgen van inlichtingen en situational awareness door <strong>de</strong><br />

tegenstan<strong>de</strong>r. Bij <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht dient rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hier<strong>voor</strong><br />

benodig<strong>de</strong> capaciteiten.<br />

Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 73


Strategische vragen<br />

Personeel:<br />

arbeidsaanbod,<br />

wervingskracht<br />

en behoud<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.2.1 Arbeidsaanbod<br />

Hoe ontwikkelt zich het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie?<br />

❚ Hoe ziet <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkeling in Ne<strong>de</strong>rland er uit? (Leeftijd, geslacht, etniciteit, etc.)<br />

❚ Hoe ontwikkelt <strong>de</strong> arbeidsmarkt zich? (opleidingsniveau en – type, vormen van arbeidsrelaties,<br />

rechtspositie)<br />

❚ Welke maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe doelgroepen zijn relevant <strong>voor</strong> het kwantitatieve<br />

en kwalitatieve aanbod van personeel <strong>voor</strong> Defensie? Hierbij dienen on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aspecten<br />

in ogenschouw te wor<strong>de</strong>n genomen:<br />

- Imago van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

- Generatie 0.3: Werk als verlengstuk van ontspanning<br />

- Overgewicht bij jongere generaties<br />

- Toename criminaliteit on<strong>de</strong>r jongeren<br />

- Ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> individualisering<br />

- Pluriforme samenleving<br />

- Langer werken<br />

❚ Internationalisering/uitbreiding EU<br />

❚ Hoe ontwikkelt <strong>de</strong> concurrentie- en arbeidsmarktpositie van Defensie zich gelet op <strong>de</strong>ze ontwikkelingen,<br />

met name waar het gaat om specifieke categorieën personeel zoals bij<strong>voor</strong>beeld schaarse categorieën<br />

personeel?<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 76


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.2.3 Wervingskracht<br />

Welke elementen zijn (<strong>de</strong>els) bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie? Wat is te verwachten<br />

ontwikkeling van <strong>de</strong>ze wervingskracht in <strong>de</strong> toekomst? Wat is het effect op eisen te stellen aan en<br />

organisatie van werving, selectie, opleiding, personeelszorg en beheer van personeel?<br />

On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.2.4 Behoud van personeel<br />

Welke elementen zijn (<strong>de</strong>els) bepalend <strong>voor</strong> het behoud van personeel bij Defensie? Wat is <strong>de</strong> te<br />

verwachten ontwikkeling <strong>voor</strong> dit behoud. Wat is hiervan het effect op <strong>de</strong> organisatie en eisen te stellen<br />

aan opleiding en personeelszorg?<br />

Beantwoord door: TNO Kwaliteit van Leven (Den Haag 2009)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 77


Inhoudsopgave<br />

Management samenvatting 82<br />

Structurele schaarste en toenemen<strong>de</strong> diversiteit 82<br />

Invloedrijke maatschappelijke ontwikkelingen 83<br />

Implicaties <strong>voor</strong> werving en selectie 86<br />

Implicaties <strong>voor</strong> behoud van personeel 86<br />

Strategische keuzes 87<br />

Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88<br />

Achtergrond 88<br />

Verkenningen als fundament <strong>voor</strong> besluitvorming 88<br />

Vraag- en aanbodzij<strong>de</strong> 88<br />

Vraagstelling 89<br />

Hoofdvraag 1: Arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie 89<br />

Hoofdvraag 2: Wervingskracht 89<br />

Hoofdvraag 3: Personeelsbehoud 89<br />

Aanpak van het on<strong>de</strong>rzoek 89<br />

Fase 1: Deskresearch 89<br />

Fase 2: Verdiepen<strong>de</strong> interviews 90<br />

Fase 3: Expertmeetings P&O adviseurs 90<br />

Beïnvloedbare versus autonome trends, ontwikkelingen en implicaties 91<br />

Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92<br />

Demografische ontwikkelingen 92<br />

Bevolking 93<br />

Vergrijzing en ontgroening 93<br />

Allochtonen 93<br />

Huishou<strong>de</strong>ns, meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns 94<br />

Arbeidsmarktontwikkelingen 94<br />

Participatie 94<br />

Mannen en vrouwen, jong en oud 95<br />

Allochtonen 95<br />

Schaarse groepen 95<br />

Conclusies 96<br />

Diversiteit troef 96<br />

Grote problemen om aan technici te komen 96<br />

Toenemen<strong>de</strong> concurrentie op zorgpersoneel 97<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 78


Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98<br />

Schaarste van arbeidscapaciteit 98<br />

Druk om te participeren bij nieuwe doelgroepen vraagt nieuwe competenties 99<br />

Differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring gericht op divers aanbod 99<br />

Combinatie van arbeid en zorg, werk en privé 100<br />

Discrepantie aard van het werk en nieuw aanbod 100<br />

Werken op afstand; onbemand materieel vraagt an<strong>de</strong>re skills 101<br />

Ontwikkeling in ‘variabel’ lei<strong>de</strong>rschap 101<br />

Schaarste impliceert aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> beperkt aanbod én vraag beperken 101<br />

Samenwerking <strong>voor</strong> kwaliteit 102<br />

Uitbesteding van taken, borgen van kwaliteit 102<br />

Aanschaf materieel passend bij beschikbare capaciteiten 102<br />

Globalisering 103<br />

Langere arbeidsketens, samenwerking en netwerken 103<br />

Internationale samenwerking, specialisatie, uitbesteding en private militaire eenhe<strong>de</strong>n 104<br />

Internationale samenwerking vraagt culturele en talenkennis 104<br />

Globalisering en uitbesteding; contractpartners <strong>voor</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n 105<br />

Nieuwe risico’s en bureaucratisering 105<br />

Regionale gebon<strong>de</strong>nheid van werknemers 106<br />

Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n operatiegebie<strong>de</strong>n 106<br />

Well-being/ individualisering 106<br />

Combineren van werk en privé 107<br />

Maatwerk in arbeidsrelaties 107<br />

Zingeving, beroepseer en groepsgevoel 108<br />

Ongezond aanbod <strong>voor</strong> een gezon<strong>de</strong> werkgever 108<br />

Klimaat en milieu 108<br />

Schaarste aan grondstoffen; zoeken naar alternatieven 109<br />

Beschermen van schaarse grondstoffen en schone ruimte 109<br />

Optre<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns en na milieurampen, natuurgeweld 109<br />

Technologische dominantie 110<br />

Virtualisering van het werk 110<br />

Aantrekkingskracht op jongeren, uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren 111<br />

Betrouwbaarheid, visuele i<strong>de</strong>ntificatie 111<br />

Virtualiseren betekent an<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n 111<br />

Cognitieve belasting 111<br />

Nieuwe materialen, nanotechnologie 111<br />

Informatieverwerking en cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n 112<br />

Robotisering van <strong>de</strong> arbeid; min<strong>de</strong>r fysiek, min<strong>de</strong>r risico 112<br />

Virtuele veiligheid; privacy en betrouwbaarheid van systemen 113<br />

Conclusies 113<br />

Maatschappelijke trends en hun implicaties 113<br />

Schaarste van arbeidscapaciteit 113<br />

Technologie dominantie 114<br />

Globalisering 114<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 79


Well-being/ individualisering 114<br />

Klimaat en milieu 114<br />

Tot slot: Wat zijn beïnvloedbare en autonome trends? 115<br />

Wervingskracht Defensie 118<br />

Bepalen<strong>de</strong> elementen 119<br />

Effecten en betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht 120<br />

Werving en selectie 120<br />

Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 121<br />

Opleiding 121<br />

Personeelszorg 122<br />

Personeelsbeheer 122<br />

Conclusies 123<br />

Behoud van personeel 124<br />

Bepalen<strong>de</strong> elementen 125<br />

Effecten en betekenis <strong>voor</strong> het behoud van personeel 126<br />

- Arbeidsinhoud en -eisen 126<br />

- Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 126<br />

- Lange termijn: persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling 126<br />

- Op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> weg met FPS 127<br />

Opleiding 127<br />

- Opkomen<strong>de</strong> competenties 127<br />

- Inhoud opleidingsaanbod me<strong>de</strong>bepaald door samenwerking 127<br />

- Van hiërarchisch lei<strong>de</strong>rschap naar aansturing op competenties en coaching 127<br />

- Opleiding in <strong>de</strong> regio min<strong>de</strong>r relevant <strong>voor</strong> behoud dan <strong>voor</strong> werving 128<br />

Personeelszorg 128<br />

Personeelsbeheer 128<br />

Conclusies 129<br />

Conclusies en aanbevelingen 130<br />

Demografische en arbeidsmarktontwikkelingen (hoofdstuk 3) 130<br />

Maatschappelijke trends en hun implicaties (hoofdstuk 4) 131<br />

- Beïnvloedbare versus autonome trends en ontwikkelingen 132<br />

Wervingskracht (hoofdstuk 5) 132<br />

Behoud (hoofdstuk 6) 133<br />

- Diversiteit vraagt ruimte <strong>voor</strong> maatwerk 133<br />

- Cultuuromslag <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n 133<br />

- Creatief met loopbanen in competentiemanagement 133<br />

- Kwaliteit van zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn 133<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 80


Bijlagen 134<br />

Bijlage A – Figuren en tabellen 134<br />

Bijlage B – Gebruikte literatuur 150<br />

Bijlage C – Implicatiebomen expertmeetings 152<br />

Bijlage D – Kans-Impact van bepalen<strong>de</strong> elementen 162<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 81


1.<br />

Managementsamenvatting<br />

TNO heeft <strong>voor</strong> Defensie <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt tot 2020 verkend en <strong>de</strong> ontwikkelingen in<br />

kaart gebracht die relevant zijn <strong>voor</strong> het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid van het komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennium.<br />

Structurele schaarste en toenemen<strong>de</strong> diversiteit<br />

Gegeven <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen en <strong>de</strong> ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt is <strong>de</strong> totale omvang<br />

van <strong>de</strong> beschikbare arbeidscapaciteit tot 2025 stabiel. Echter, <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod veran<strong>de</strong>rt<br />

nadrukkelijk: meer vrouwen (<strong>voor</strong>al 30+), meer ou<strong>de</strong>ren en meer allochtonen.<br />

De veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> samenstelling van het aanbod, samen met een sterke vergrijzing en kennisgedreven<br />

veran<strong>de</strong>ringen zorgen dat Defensie te maken krijgt met schaarste <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> beroepsgroepen. De<br />

grootste knelpunten zullen zich <strong>voor</strong>doen bij (<strong>voor</strong>al hoger opgeleid) technisch personeel, ICT, openbare<br />

or<strong>de</strong> en veiligheid, bij medisch- en zorgpersoneel op alle niveaus en bij scheepskapiteins, piloten en<br />

luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs. De huidige recessie doet niets af aan het structurele karakter van <strong>de</strong> schaarste,<br />

temeer vanaf 2025 <strong>de</strong> totale arbeidscapaciteit zal krimpen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 82


De samenstelling van zowel het militair als het burgerpersoneel wordt nadrukkelijk meer divers. Om <strong>de</strong><br />

diverse doelgroepen te kunnen ‘bin<strong>de</strong>n en boeien’ zijn differentiatie en maatwerk nodig in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />

en aansturing van mensen, in arbeidsrelaties en in ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

Invloedrijke maatschappelijke ontwikkelingen<br />

Naast <strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit is een aantal belangrijke maatschappelijke trends te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

dat relevant is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving en het behoud van personeel. Deze trends zijn me<strong>de</strong> het gevolg van vijf<br />

majeure ontwikkelingen: toenemen<strong>de</strong> dominantie van technologie, globalisering, individualisering en<br />

behoefte aan well-being en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen van klimaat en milieu.<br />

De <strong>de</strong>fensieorganisatie kan <strong>de</strong>ze ontwikkelingen slechts in beperkte mate beïnvloe<strong>de</strong>n. Er bewust op<br />

inspelen is echter belangrijk: globalisering biedt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> mogelijkheid om via internationale<br />

samenwerking of uitbesteding van taken antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> schaarste te vin<strong>de</strong>n en ruimte <strong>voor</strong> individuele<br />

behoeften is absoluut noodzakelijk om het beschikbare potentieel op <strong>de</strong> arbeidsmarkt te kunnen bin<strong>de</strong>n.<br />

In on<strong>de</strong>rstaand schema staan <strong>de</strong> beïnvloedbare trends en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Defensie om hier op in<br />

te spelen.<br />

Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />

Globalisering Internationale<br />

samenwerking<br />

Well-being /<br />

individualisering<br />

Uitbesteding taken<br />

Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />

operatiegebie<strong>de</strong>n<br />

Combineren werk en privé<br />

Maatwerk in arbeidsrelaties<br />

❚ Deelname internationale netwerken<br />

❚ Internationale taakspecialisatie<br />

❚ Uitbeste<strong>de</strong>n van logistiek en medische zorg<br />

aan civiele partners<br />

❚ Uitbesteding <strong>de</strong>fensietaken aan private<br />

militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Gebiedsspecifieke vulling van eenhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Opleidingen, trainingen en zorg toespitsen<br />

op omstandighe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

❚ Aantrekken van allochtonen die bekend zijn<br />

met omstandighe<strong>de</strong>n in bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

❚ Ka<strong>de</strong>rs scheppen <strong>voor</strong> keuzes inhoud en<br />

aard werk (fases levensfasebeleid)<br />

❚ Inspelen op uiteenlopen<strong>de</strong> behoefte aan<br />

maatwerk<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 83


Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />

Technologie Virtualisering van het werk<br />

Cognitieve belasting door<br />

werken met nieuwe<br />

technologie<br />

Informatieverwerking en<br />

cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />

Nieuwe materialen,<br />

nanotechnologie<br />

Robotisering<br />

❚ Vergroten afstand mens en operatiegebied<br />

❚ Aantrekkingskracht op jongeren<br />

❚ Uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />

❚ Betrouwbaarheid regelen – virtuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />

❚ An<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />

❚ Psychische zorg uitbrei<strong>de</strong>n<br />

❚ Ontwikkelen preventieve therapieën<br />

❚ Upgrading van kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />

❚ Rekening hou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve<br />

vaardighe<strong>de</strong>n<br />

❚ Toepassing bevor<strong>de</strong>ren<br />

Preventie tegen mogelijke risico’s<br />

❚ Stimuleren technologische innovatie<br />

❚ Robotiseren combineren met veiliger maken<br />

van het werk<br />

❚ Extra inzet van vrouwen en gehandicapten<br />

mogelijk maken d.m.v. robotisering<br />

Op an<strong>de</strong>re trends zoals <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen heeft Defensie geen invloed. Deze ontwikkelingen<br />

zijn een gegeven, maar ook hier kan Defensie met gericht beleid op inspelen. In on<strong>de</strong>rstaand overzicht<br />

staan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie om beleidsmatige antwoor<strong>de</strong>n te bie<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze autonome trends.<br />

Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />

Demografie: Vergrijzing<br />

Meer allochtonen, vrouwen,<br />

ou<strong>de</strong>ren<br />

Meer<br />

eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />

❚ Verhoging pensioengerechtig<strong>de</strong> leeftijd<br />

❚ Levensfasebeleid<br />

❚ Aanpassen van werkomstandighe<strong>de</strong>n aan<br />

ou<strong>de</strong>r personeel<br />

❚ Diversiteitbeleid<br />

❚ Alleenstaan<strong>de</strong> jongeren interessante doelgroep<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 84


Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />

Arbeids-capaciteit Min<strong>de</strong>r mannen, meer<br />

vrouwen<br />

Tekort aan specialisten:<br />

technici, medisch personeel,<br />

ICT-ers, veiligheidspersoneel,<br />

scheepskapiteins en<br />

stuurmannen, piloten en<br />

leidinggeven<strong>de</strong>n transport<br />

Globalisering Wereldwij<strong>de</strong> verspreiding<br />

nieuwe risico’s<br />

Well-being /<br />

individualisering<br />

Regionale gebon<strong>de</strong>nheid<br />

Zingeving<br />

Ongezond arbeidsaanbod<br />

Klimaat en milieu Schaarste aan grondstoffen<br />

Beschermen grondstoffen<br />

en schone ruimte<br />

Milieurampen,<br />

natuurgeweld<br />

Werk aantrekkelijker maken <strong>voor</strong> vrouwen door:<br />

❚ Aanpassen functies en werk<br />

❚ Uitbouwen van vrouwvrien<strong>de</strong>lijke<br />

bedrijfscultuur<br />

❚ Uitbouwen combinatie werk en zorg werk<br />

en privé<br />

❚ Verbeteren primaire en secundaire<br />

arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

❚ Stimuleren opwaartse mobiliteit door opleiding<br />

en scholing<br />

❚ Uitbeste<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Aanschaf materiaal passend bij beschikbare<br />

capaciteit<br />

❚ I<strong>de</strong>ntificeren en beoor<strong>de</strong>len nieuwe risico’s<br />

❚ Snel en flexibel reageren op nieuwe risico’s<br />

❚ Opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio bie<strong>de</strong>n<br />

❚ Werk (kazernes) concentreren in dichtbevolkte<br />

gebie<strong>de</strong>n<br />

❚ Werk bij <strong>de</strong>fensie presenteren als een uitdaging<br />

❚ Promoten beroepseer<br />

❚ Defensieorganisatie als gemeenschap<br />

❚ Gezondheidsbevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> maatregelen<br />

❚ Arbozorg en curatieve zorg integreren<br />

❚ Inzet chronisch zieken bevor<strong>de</strong>ren<br />

❚ Toepassing innovatief en energiezuinig materieel<br />

❚ Inrichten van interventiecentra wereldwijd<br />

❚ Bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

❚ Specialisatie: gevechtseenhe<strong>de</strong>n versus<br />

eenhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> rampenbestrijding<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 85


Implicaties <strong>voor</strong> werving en selectie<br />

Het meeste waarschijnlijke scenario <strong>voor</strong> Defensie is <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige organisatie<br />

met een hoge mate van diversiteit in taken en personeel. Defensie moet bij <strong>de</strong> werving en selectie inspelen<br />

op een potentieel dat gekenmerkt wordt door meer allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren. De belangrijkste<br />

aandachtspunten daarbij zijn:<br />

❚ Ruimte bie<strong>de</strong>n (in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n) om werk te combineren met individuele belangen op sociaal<br />

en persoonlijk vlak.<br />

❚ Ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n en ontwikkelrichtingen die aansluiten bij competenties,<br />

fysieke gesteldheid en persoonlijke doelstellingen. Deze loopbaanpa<strong>de</strong>n kunnen dwars door <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen lopen. Werving en selectie kunnen in die zin ook nadrukkelijker<br />

gezamenlijk wor<strong>de</strong>n opgepakt en wor<strong>de</strong>n gecombineerd met doorstroombeleid.<br />

❚ Nadrukkelijker afwegen van <strong>de</strong> eisen aan <strong>de</strong> fysieke gesteldheid tegen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re competenties van<br />

het individu en <strong>de</strong> eisen die het werk stelt.<br />

❚ Oriëntatie op regionale behoeften. Het kunnen volgen van een opleiding en het vin<strong>de</strong>n van werk in<br />

<strong>de</strong> regio waar mensen wonen, maakt het aantrekkelijker <strong>voor</strong> toekomstige werknemers om te kiezen<br />

<strong>voor</strong> een loopbaan bij Defensie. Bovendien kan Defensie gerichter inspelen op ontwikkelingen op <strong>de</strong><br />

(regionale) arbeidsmarkt.<br />

❚ Een sterke kant als aandacht, zorg en <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gezondheid van het personeel nadrukkelijk<br />

profileren en mogelijk uitbouwen.<br />

Implicaties <strong>voor</strong> behoud van personeel<br />

De aandachtspunten die gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving en selectie van nieuw personeel gel<strong>de</strong>n ook <strong>voor</strong> het<br />

behoud van personeel. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n, zal Defensie tegemoet moeten<br />

komen aan <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> diversiteit van het personeelsbestand en dus aan individuele belangen en<br />

doelstellingen. Dit moet tot uitdrukking komen in maatwerk in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, een competentiegericht<br />

ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd loopbaanbeleid <strong>voor</strong> Defensiepersoneel over <strong>de</strong><br />

Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook daarbuiten.<br />

De invoering van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) per 1 januari 2008 sluit hier goed op aan. De vraag<br />

is wel in hoeverre een sterk individu- en competentiegericht personeelbeleid zich goed blijft verhou<strong>de</strong>n<br />

tot het traditioneel sterk hiërarchisch functiemo<strong>de</strong>l. De functionaliteit van dit mo<strong>de</strong>l kan qua doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

en -tempo gaan conflicteren met <strong>de</strong> behoefte om beter in te spelen op individuele<br />

ontwikkelbehoeften en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Een na<strong>de</strong>re<br />

verkenning van <strong>de</strong> aansluiting van het FPS op het bestaan<strong>de</strong> functiemo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om<br />

daadwerkelijk naar competenties en loopbaanwensen te wor<strong>de</strong>n ingezet, verdient aanbeveling. Ook <strong>voor</strong><br />

het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r betekent <strong>de</strong> verschuiving van leiding geven op basis van hiërarchie en functie<br />

naar aansturing op basis van competenties en persoonlijke behoeften een cultuuromslag. Draagvlak bij<br />

en opleiding van het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r is nodig om een <strong>de</strong>rgelijke omslag succesvol uit te voeren.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 86


Strategische keuzes<br />

Conclu<strong>de</strong>rend: het is zon<strong>de</strong>rmeer noodzakelijk <strong>voor</strong> het behoud en <strong>de</strong> werving van personeel om het beleid<br />

in te richten op een meer diverse personeelsamenstelling en op individuele (loopbaan)mogelijkhe<strong>de</strong>n,<br />

doelstellingen en belangen van (toekomstige me<strong>de</strong>werkers). Daarnaast zal een aantal strategische keuzes<br />

bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> druk om nieuw potentieel te werven en te selecteren. Het gaat in het bijzon<strong>de</strong>r om<br />

keuzes ten aanzien van ‘outsourcing’ en <strong>de</strong> inkoop van nieuw materieel. Bij ‘outsourcing’ van bij<strong>voor</strong>beeld<br />

on<strong>de</strong>rhoudstaken neemt <strong>de</strong> behoefte aan technici af, maar tegelijkertijd moet het on<strong>de</strong>rhoud wel wor<strong>de</strong>n<br />

gewaarborgd. Bij inkoop van nieuw materieel is het belangrijk om <strong>voor</strong>al ook een inschatting te maken van<br />

<strong>de</strong> eisen die het nieuwe materieel stelt aan kennis om met het materieel te werken en het te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />

Strategische keuzes over vernieuwing, (internationale) samenwerking en uitbesteding van taken zullen dus<br />

steevast moeten wor<strong>de</strong>n afgezet tegen personele consequenties en (on)mogelijkhe<strong>de</strong>n. Hierbij helpt het<br />

om <strong>de</strong> beschikking te hebben over een <strong>de</strong>fensiebreed en steeds actueel overzicht (een personeelsmonitor)<br />

van beschikbare en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 87


2.<br />

Achtergrond,<br />

vraagstelling<br />

en aanpak<br />

Achtergrond<br />

Verkenningen als fundament <strong>voor</strong> besluitvorming<br />

In <strong>de</strong> beleidsbrief “Wereldwijd Dienstbaar” uit 2008 kondig<strong>de</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse kabinet aan verkenningen<br />

te zullen uitvoeren naar het niveau van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebestedingen op langere termijn in relatie tot het<br />

ambitieniveau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Dit om aan <strong>de</strong> hand van goed on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> en realistische scenario’s<br />

te kunnen bezien hoe <strong>de</strong> krijgsmacht er in latere jaren uit zal zien. Het plan van aanpak dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Verkenningen is opgesteld stelt dan ook centraal dat alleen objectief en analytisch ge<strong>de</strong>gen on<strong>de</strong>rzoek ten<br />

grondslag kan liggen aan <strong>de</strong> verkenningen. Alleen dan kunnen zij het fundament zijn <strong>voor</strong> scenariostudies<br />

die als basis dienen <strong>voor</strong> toekomstige politieke besluiten over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensie-inspanning.<br />

Vraag- en aanbodzij<strong>de</strong><br />

In het plan van aanpak bij <strong>de</strong> verkenningen wordt een tweetal invalshoeken gepresenteerd: een verkenning<br />

van <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> (beroep op <strong>de</strong> krijgsmacht) en een verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> (krijgsmacht als organisatie).<br />

Bij <strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> gaat het <strong>voor</strong>al om factoren en ontwikkelingen die van invloed zijn<br />

op <strong>de</strong> omvang en <strong>de</strong> aard van het beroep dat in <strong>de</strong> toekomst op <strong>de</strong> krijgsmacht wordt gedaan. Bij <strong>de</strong><br />

verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> gaat het <strong>voor</strong>al om factoren en ontwikkelingen die van invloed zijn<br />

op <strong>de</strong> toekomstige keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong> samenstelling, toerusting, bedrijfsvoering en<br />

financiering van <strong>de</strong> krijgsmacht. Het beschrijven van <strong>de</strong> belangrijkste factoren en ontwikkelingen die van<br />

invloed zijn op <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie staat me<strong>de</strong> centraal in <strong>de</strong>ze rapportage.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88


Vraagstelling<br />

Het Ministerie van Defensie heeft TNO gevraagd <strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt<br />

<strong>voor</strong> Defensie tot 2020 uit te voeren en actief mee te <strong>de</strong>nken bij <strong>de</strong> doorvertaling van <strong>de</strong> belangrijkste<br />

elementen uit <strong>de</strong>ze verkenning <strong>voor</strong> het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid van Defensie. Daarbij ligt <strong>de</strong><br />

nadruk op <strong>de</strong> werving en het behoud van categorieën personeel, die nu al schaars zijn of die naar verwachting<br />

in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren schaars zullen wor<strong>de</strong>n. Een drietal hoofdvragen en een aantal <strong>de</strong>elvragen staan<br />

centraal in dit project.<br />

Hoofdvraag 1: Arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie<br />

❚ Welke zijn <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen in Ne<strong>de</strong>rland tot 2020?<br />

❚ Hoe ontwikkelt zich, me<strong>de</strong> in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen, het arbeidsmarktaanbod<br />

zich tot 2020?<br />

❚ Welke maatschappelijke ontwikkelingen zijn relevant <strong>voor</strong> het aanbod van personeel <strong>voor</strong> Defensie?<br />

❚ Hoe ontwikkelt zich gezien <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>mografische en maatschappelijke ontwikkelingen, <strong>de</strong> concurrentiepositie<br />

van Defensie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt, met name waar het gaat om schaarse categorieën personeel?<br />

Hoofdvraag 2: Wervingskracht<br />

❚ Welke elementen zijn bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie?<br />

❚ Wat is <strong>de</strong> te verwachten ontwikkeling van <strong>de</strong>ze wervingskracht in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren?<br />

❚ Wat is het effect van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen op eisen te stellen aan en organisatie van werving, selectie,<br />

opleiding, personeelszorg en beheer van personeel?<br />

Hoofdvraag 3: Personeelsbehoud<br />

❚ Welke elementen zijn bepalend <strong>voor</strong> het behoud van (geschikt) personeel <strong>voor</strong> Defensie?<br />

❚ Wat is <strong>de</strong> te verwachten ontwikkeling <strong>voor</strong> het behoud van personeel in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren?<br />

❚ Wat is het effect van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen op <strong>de</strong> organisatie en eisen te stellen aan opleiding<br />

en personeelszorg?<br />

Aanpak van het on<strong>de</strong>rzoek<br />

Om een antwoord te formuleren op <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> hoofd- en <strong>de</strong>elvragen hebben wij een<br />

drietal activiteiten verricht, te weten:<br />

Fase 1: Deskresearch<br />

Doel van <strong>de</strong>ze eerste fase is te komen tot een betrouwbare en objectieve inschatting van <strong>de</strong> aard en omvang<br />

van het arbeidsaanbod op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt in 2020. Daartoe is een veelheid aan actuele,<br />

beschikbare en relevante bronnen met informatie over <strong>de</strong> arbeidsmarkt nu en in <strong>de</strong> toekomst bijeengebracht.<br />

De focus ligt daarbij op nationale arbeidsmarkt(prognose)studies die zich uitstrekten<br />

tot 2020 en later. In <strong>de</strong> literatuurlijst bij <strong>de</strong>ze rapportage wordt een volledig overzicht gegeven van <strong>de</strong><br />

geraadpleeg<strong>de</strong> bronnen. Wij hebben, naast TNO publicaties, <strong>voor</strong>al gebruik gemaakt van publicaties van:<br />

❚ Centraal Bureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Statistiek (CBS)<br />

❚ Centraal Planbureau (CPB)<br />

❚ Researchcentrum <strong>voor</strong> On<strong>de</strong>rwijs en Arbeidsmarkt (ROA)<br />

❚ Centrum <strong>voor</strong> Werk en Inkomen (CWI)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 89


❚ Raad <strong>voor</strong> Werk en Inkomen (RWI)<br />

❚ Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)<br />

Fase 2: Verdiepen<strong>de</strong> interviews<br />

In een negental interviews hebben we gevraagd in hoeverre <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />

die van invloed zijn op het arbeidsaanbod tot 2020 wor<strong>de</strong>n herkend. Ook hebben we gevraagd aan<br />

te geven wat <strong>de</strong> belangrijkste trends en ontwikkelingen zijn en wat <strong>de</strong> implicaties van <strong>de</strong>ze trends zijn <strong>voor</strong><br />

Defensie als geheel en het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van Defensie waar<strong>voor</strong> gesprekspartners werken in het bijzon<strong>de</strong>r.<br />

De nadruk heeft daarbij gelegen op <strong>de</strong> positie van Defensie in <strong>de</strong> arbeidsmarkt en <strong>de</strong> samenstelling van<br />

het arbeidsaanbod in <strong>de</strong> toekomst.<br />

De informatie uit <strong>de</strong> interviews is verwerkt in <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />

en in <strong>de</strong> beschrijving van maatschappelijke ontwikkelingen en trends en hun implicaties <strong>voor</strong><br />

Defensie.<br />

We hebben in dit project gesproken met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> personen:<br />

❚ Luitenant-generaal Leijh, Hoofddirecteur Personeel;<br />

❚ Kolonel Vroege, hoofd personeelsmanagement Koninklijke Luchtmacht;<br />

❚ Comman<strong>de</strong>ur Itzig Heine, directeur operationele on<strong>de</strong>rsteuning, Koninklijke Marine en collega’s;<br />

❚ Mevrouw Mie<strong>de</strong>ma, directeur Personeelsbeleid;<br />

❚ Mevrouw Schelkers-Breed, directeur P&O, bestuursstaf en collega's;<br />

❚ Mevrouw Kreunen, plv directeur P&O CDC;<br />

❚ De heer <strong>de</strong> Ruijter, directeur P&O DMO, en collega’s;<br />

❚ De heer Leben, plv directeur P&O KMAR;<br />

❚ Briga<strong>de</strong> Generaal Maijers; Commandant Personeelscommando, Koninklijke Landmacht, en collega’s.<br />

Fase 3: Expertmeetings P&O adviseurs<br />

In een tweetal bijeenkomsten zijn wij vervolgens met P&O’ers van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

en enkele TNO experts op zoek gegaan naar <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen en hun<br />

implicaties op <strong>de</strong> wervingskracht van <strong>de</strong>fensie en op het behoud van personeel. Dit hebben we gedaan<br />

on<strong>de</strong>r begeleiding van Futureconsult, een bedrijf gespecialiseerd in toekomstscenario-ontwikkeling.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze expertmeetings zijn bij vijf grote trends (globalisering, dominantie van technologie, schaarste<br />

van arbeidscapaciteit, klimaat en milieu en well-being/ individualisering) zogenaam<strong>de</strong> implicatiebomen<br />

ontwikkeld. Deze zijn in bijlage B weergegeven en in hoofdstuk 3 beschreven. In <strong>de</strong>ze implicatiebomen zijn<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong> werving en behoud bij Defensie belangrijkste implicaties benoemd en is aangegeven of sprake is<br />

van negatieve of positieve (vervolg)implicaties. De volgens <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers aan <strong>de</strong> expertmeetings belangrijkste<br />

implicaties van maatschappelijke en an<strong>de</strong>re trends wor<strong>de</strong>n besproken in het vier<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong><br />

hoofdstuk van dit rapport. Ook komt in <strong>de</strong>ze hoofdstukken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> wat <strong>de</strong> impact is van verschillen<strong>de</strong><br />

trends en implicaties op <strong>de</strong> werving respectievelijk het behoud van personeel bij Defensie en hoe groot <strong>de</strong><br />

kans wordt geschat dat bepaal<strong>de</strong> implicaties zich <strong>voor</strong> zullen doen. De expertmeetings wer<strong>de</strong>n afgesloten<br />

met <strong>de</strong> vraag wat het effect van <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en implicaties van die ontwikkelingen zou<br />

zijn op werving en selectie, personeelszorg, opleiding en beheer van personeel.<br />

Doel van <strong>de</strong> expertmeetings was het om te komen tot een hel<strong>de</strong>r en gedragen antwoord op <strong>de</strong> hoofdvragen<br />

2 en 3. Hoofdstuk 4 geeft antwoord op hoofdvraag 2. Hoofdstuk 5 geeft antwoord op hoofdvraag 3.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 90


Beïnvloedbare versus autonome trends,<br />

ontwikkelingen en implicaties<br />

In hoofdstuk 3 van dit rapport beschrijven wij <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke trends en ontwikkelingen<br />

en hun implicaties <strong>voor</strong> het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Sommige trends en ontwikkelingen<br />

voltrekken zich min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke en militaire keuzes van Defensie én <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse overheid (autonome trends). An<strong>de</strong>re trends en ontwikkelingen doen zich juist alleen of <strong>voor</strong>al<br />

<strong>voor</strong> bij bepaal<strong>de</strong> politieke en militaire keuzes van Defensie én van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid (beïnvloedbare<br />

trends). Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> in dit rapport beschreven implicaties van trends en ontwikkelingen <strong>voor</strong> het<br />

aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Of en in hoeverre trends en ontwikkelingen daadwerkelijk <strong>de</strong> beschreven<br />

implicaties hebben, hangt <strong>de</strong>els of zelfs volledig af van politieke en militaire keuzes die Defensie en <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse overheid in <strong>de</strong> toekomst maken. Bij <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> implicaties van maatschappelijke<br />

trends en ontwikkelingen geven wij <strong>voor</strong> zover mogelijk aan in hoeverre sprake is van een beïnvloedbare<br />

trend of implicatie, waaraan Defensie zelf sturing zou kunnen geven door bepaal<strong>de</strong> keuzes wel of niet te<br />

maken, of van een autonome trend of implicatie, waaraan <strong>de</strong> Defensieorganisatie niet zozeer sturing kan<br />

geven door keuzes te maken, maar waarop zij zich wel kan (en vaak ook zal moeten) <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 91


3.<br />

Arbeidsmarktaanbod<br />

<strong>voor</strong> Defensie 2020<br />

Demografische ontwikkelingen<br />

Belangrijkste conclusies (zie ook figuren 1 tot en met 9 in bijlage A)<br />

❚ Lichte toename bevolking als gevolg van:<br />

- geboorteoverschot<br />

- positief migratiesaldo<br />

- ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevolking<br />

❚ Nauwelijks ontgroening, niet min<strong>de</strong>r jongeren.<br />

❚ Vergrijzing zet door met top in 2038, wel meer ou<strong>de</strong>ren<br />

❚ Meer westerse allochtonen (EU/MOE lan<strong>de</strong>n en niet lidstaten)<br />

❚ Meer niet-westerse allochtonen (in Ne<strong>de</strong>rland geboren/ 2 e generatie)<br />

❚ Meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns:<br />

- <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>re vrouwen (65plus)<br />

- mannen van mid<strong>de</strong>lbare leeftijd (40-50 jaar)<br />

- 25% jongeren alleenstaand, ook in 2030 zo<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92


Bevolking<br />

Tot 2025 groeit <strong>de</strong> bevolking met ongeveer 500.000 personen tot 16,9 miljoen personen (Van <strong>de</strong>n Broek et<br />

al. 2008). De groei wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot, een positief migratiesaldo en een ou<strong>de</strong>r<br />

wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevolking. Het geboorteoverschot komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> 2 e generatie niet-westerse<br />

allochtonen, die ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia gemid<strong>de</strong>ld genomen nog meer kin<strong>de</strong>ren krijgen dan autochtonen<br />

en westerse allochtonen. Het positieve migratiesaldo komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> westerse<br />

allochtonen, <strong>voor</strong>al vanuit <strong>de</strong> EU en Mid<strong>de</strong>n en Oost Europese lan<strong>de</strong>n (MOE-lan<strong>de</strong>n), zoals Polen, Hongarije<br />

en Roemenië. De bevolkingsgroei neemt elk jaar in omvang licht af. In 1970 groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> bevolking nog met<br />

160.000 per jaar, in 1990 was dat 120.000, in 2010 wordt een groei van 35.000 verwacht, maar in 2030 zal<br />

<strong>de</strong> groei niet meer dan 10.000 bedragen. In 2034 is naar verwachting <strong>de</strong> bevolkingsomvang maximaal met<br />

ongeveer 17 miljoen. Daarna volgt een afname (Garssen en van Duin, 2006). Vruchtbaarheidscijfers blijven<br />

licht dalen. Dat komt door <strong>de</strong> hogere huwelijksleeftijd, door <strong>de</strong> latere leeftijd waarop vrouwen kin<strong>de</strong>ren<br />

krijgen en door <strong>de</strong> langzaam toenemen<strong>de</strong> kans op relatieontbinding. Ook is er een daling van het percentage<br />

vrouwen in <strong>de</strong> vruchtbare leeftijd. Geboorteoverschot wordt hierdoor steeds kleiner.<br />

Vergrijzing en ontgroening<br />

Van ontgroening is tot 2025 slechts heel licht sprake. Het percentage jongeren neemt tot 2025 met 2%-punt<br />

af (Van <strong>de</strong>n Broek et al. 2008). Het aantal 20-30 jarigen neemt tot 2020 zelfs nog licht toe van 2,2 miljoen<br />

in 2007 tot 2,32 miljoen in 2020. De toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> 2 e generatie niet-westerse<br />

allochtonen. De vergrijzingstrend is dui<strong>de</strong>lijker zichtbaar. Het aantal 65 plussers neemt met 1,2 miljoen toe<br />

tot 3,6 miljoen in 2025. Het aan<strong>de</strong>el 65-plussers stijgt van 14,5% in 2007 naar 21,4% in 2025 (Van <strong>de</strong>n Broek et<br />

al. 2008). De grijze druk neemt 1%-punt per jaar toe. In 2020 is <strong>de</strong>ze 33%, in 2030 zelfs 43%. De toename van<br />

<strong>de</strong> grijze druk kent zijn top in 2038 (47%), waarna een afname volgt (Garssen en van Duin, 2007). Opvallend<br />

is dat vergrijzing in Ne<strong>de</strong>rland relatief beperkte vormen aanneemt in vergelijking tot ons omringen<strong>de</strong><br />

lan<strong>de</strong>n, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië. Daar ligt <strong>de</strong> grijze druk<br />

minimaal 5%-punt hoger.<br />

Allochtonen<br />

De komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia zal het aantal westerse allochtonen met 300.000 toenemen tot 1,7 miljoen in 2025.<br />

Die toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van eerste generatie westerse allochtonen. Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> generatie<br />

westerse allochtonen is <strong>de</strong> toename <strong>voor</strong>alsnog beperkt. De westerse allochtonen komen <strong>voor</strong>al uit EU/<br />

MOE lan<strong>de</strong>n. In 2007 wonen in Ne<strong>de</strong>rland ongeveer 835.000 mensen die afkomstig zijn uit een an<strong>de</strong>re EU<br />

lidstaat. In 2020 zijn dat er 980.000. In 2030 1,1 miljoen. Ook het aantal mensen afkomstig uit an<strong>de</strong>re<br />

Europese lan<strong>de</strong>n (niet lidstaten) neemt <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren toe, van 136.000 in 2007 tot 175.000 in 2020<br />

en 207.000 in 2030.<br />

Ook het aantal niet-westerse allochtonen zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren toenemen, naar verwachting met 500.000<br />

tot 2,2 miljoen in 2025. Deze toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> generatie niet-westerse<br />

allochtonen. Kin<strong>de</strong>ren van niet-westerse allochtonen die in Ne<strong>de</strong>rland wor<strong>de</strong>n geboren (Loozen en van<br />

Duin, 2007). Vanwege het relatief hoge vruchtbaarheidscijfer on<strong>de</strong>r Marokkaanse (3,2) en Turkse vrouwen<br />

(2,3) neemt het aantal mensen met een Turkse en Marokkaanse afkomst sneller toe dan bij<strong>voor</strong>beeld het<br />

aantal Surinamers, Antillianen of autochtonen (vruchtbaarheidscijfer 1,7). In 2025 zullen er daardoor in<br />

Ne<strong>de</strong>rland meer Marokkaanse Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zijn dan Surinaamse.<br />

Het vruchtbaarheidscijfer van Turkse en Marokkaanse vrouwen zal ook in 2025 naar verwachting nog hoger<br />

zijn dan dat van autochtone vrouwen. Het verschil wordt echter wat kleiner. Vanaf 2012 heeft Ne<strong>de</strong>rland een<br />

positief migratiesaldo (meer immigratie dan emigratie). Dat <strong>voor</strong>al dankzij <strong>de</strong> toename van immigratie van<br />

niet-westerse en westerse allochtonen en <strong>de</strong> afname van emigratie van autochtonen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 93


Huishou<strong>de</strong>ns, meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />

In 2020 zijn er zo’n 800.000 huishou<strong>de</strong>ns meer dan in 2007. Dat zijn dan <strong>voor</strong>al meer éénpersoonshuishou<strong>de</strong>ns.<br />

In 2025 is naar verwachting 41% van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns een éénpersoonshuishou<strong>de</strong>n. In 2007 was<br />

dat 35%. De belangrijkste verklaringen zijn het toenemen<strong>de</strong> aantal relatiebreuken en <strong>de</strong> vergrijzing van <strong>de</strong><br />

bevolking. De groepen die groten<strong>de</strong>els verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toename van het aantal eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />

zijn <strong>de</strong> mannen van mid<strong>de</strong>lbare leeftijd (40+) en ou<strong>de</strong>re vrouwen (70+). Niet direct <strong>de</strong><br />

belangrijkste groepen arbeidspotentieel <strong>voor</strong> Defensie dus. 1 Daarbij dient opgemerkt dat ook jongeren,<br />

die na het verlaten van het ou<strong>de</strong>rlijk huis enige tijd alleen wonen een groot aan<strong>de</strong>el vormen binnen <strong>de</strong><br />

groep alleenstaan<strong>de</strong>n. Bijna 25% van 20-30 jarigen woon<strong>de</strong> in 2007 alleen. Voor <strong>de</strong>ze groep valt echter<br />

geen toename te verwachten.<br />

Arbeidsmarktontwikkelingen<br />

Belangrijkste conclusies (zie ook figuren 10 tot en met 19 en tabel 1 in bijlage A)<br />

Een toename van <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>ren, vrouwen, allochtonen en arbeidsgehandicapten<br />

zal het arbeidsaanbod in sommige beroepsgroepen vergroten. Daarmee kan <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> vraag naar<br />

zorg personeel en openbare or<strong>de</strong> en veiligheid <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n opgevangen. Voor zorgpersoneel wordt<br />

veel concurrentie verwacht vanuit <strong>de</strong> zorgsector en <strong>voor</strong> veiligheidspersoneel wordt veel concurrentie<br />

verwacht vanuit <strong>de</strong> politie. In <strong>de</strong> technische beroepen (alle niveaus) en ICT beroepen (<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> hogere<br />

niveaus) zijn <strong>de</strong> problemen groot én structureel.<br />

❚ Tot 2025 nog beperkte groei van het arbeidsaanbod, <strong>voor</strong>al door verwachte toename participatie,<br />

daarna krimp/ structurele schaarste<br />

❚ Meer vrouwen, <strong>voor</strong>al 30+ (<strong>voor</strong>al aanbod burgerpersoneel)<br />

❚ Meer ou<strong>de</strong>ren (45+), vrouwen én mannen (<strong>voor</strong>al aanbod burgerpersoneel)<br />

❚ Aanbod jongeren lichte daling 15-24, 25-29 stabiel:<br />

- militair potentieel daarmee stabiel tot licht krimpend!<br />

❚ Iets meer niet-westerse allochtonen, alle leeftij<strong>de</strong>n (militair en burger)<br />

❚ Meer westerse allochtonen, alle leeftij<strong>de</strong>n (militair en burger)<br />

❚ Technici, grote knelpunten op VMBO, MBO 3/4 en HBO niveaus, MBO 1/2 nog re<strong>de</strong>lijk aanbod<br />

❚ Medisch, enige knelpunten op zowel MBO als HBO niveau, snel toenemen<strong>de</strong> concurrentie<br />

vanuit <strong>de</strong> Zorg<br />

❚ ICT grote knelpunten, <strong>voor</strong>al HBO/WO niveau<br />

❚ Openbare or<strong>de</strong> en veiligheid, overschot MBO, snel sterke concurrentie van politie,<br />

HBO grote knelpunten<br />

❚ Scheepskapiteins, piloten en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs grote knelpunten<br />

Participatie<br />

De participatiegraad zal naar verwachting tot 2020 toenemen met bijna 4%-punt naar 76%, daarna wordt<br />

een stabilisatie verwacht tot 2040 (Euwals en van Vuuren, 2005). Daarmee lijkt een lichte groei van het<br />

arbeidsaanbod tot ± 2025 gewaarborgd (Euwals en van Vuuren, 2005). Die groei heeft echter alles te maken<br />

met <strong>de</strong> toename van participatie en veel min<strong>de</strong>r met een toename van het aantal mensen in <strong>de</strong> leeftijd<br />

15-65 jaar, want dat neemt juist af met zo’n 339.000 personen. In 2020 zal het aanbod van arbeid, vanwege<br />

participatie-effecten, gegroeid zijn met 208.000 tot zo’n 7,4 miljoen. Na 2025 krijgen we echter te maken<br />

met een structurele krimp van <strong>de</strong> werkzame beroepsbevolking. Er gaat wel een groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bevolking<br />

in <strong>de</strong> leeftijd 15-65 aan het werk, maar het aantal neemt af. In 2030 telt <strong>de</strong> werkzame beroepsbevolking nog<br />

maar 7 miljoen personen (Euwals en van Vuuren, 2005).<br />

1 http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o2377n21019.html<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 94


Mannen en vrouwen, jong en oud<br />

De participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen (20-64 jaar) daalt tot 2020 licht (3%-punt) tot 82%, daarna is zij tot 2040<br />

naar verwachting stabiel. De daling geldt zowel <strong>de</strong> hogere leeftijdscategorieën als <strong>de</strong> lagere. Ook on<strong>de</strong>r<br />

specifiek jonge mannen (militair potentieel) (20-29) wordt een lichte daling van <strong>de</strong> participatie verwacht<br />

tot 2020. De vrouwenparticipatie zal naar verwachting tot 2020 flink stijgen. Ze bedraagt nu 61%, maar <strong>voor</strong><br />

2020 wordt een participatie van ± 74% verwacht. Daarna is ook on<strong>de</strong>r vrouwen <strong>de</strong> participatiegraad stabiel.<br />

Opvallend bij <strong>de</strong> vrouwen is dat het <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> hogere leeftijdsgroepen zijn die meer zullen gaan participeren<br />

(her- en zij-instroom). Bij jonge vrouwen (20-29) is tot 2020 <strong>de</strong> participatiegraad stabiel, mogelijk zelfs licht<br />

dalend als gevolg van <strong>de</strong> toename in <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan vervolgon<strong>de</strong>rwijs. Meer participeren<strong>de</strong> vrouwen dus,<br />

maar <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>r dan 30. Iets min<strong>de</strong>r participeren<strong>de</strong> mannen, zowel jong als oud. Dat impliceert een<br />

groeiend aanbod van vrouwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burgerberoepen, maar een krimpend aanbod van zowel jonge<br />

mannen als jonge vrouwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> militaire functies.<br />

Allochtonen<br />

We verwachten een langzame toename van het aantal niet-westerse allochtonen in <strong>de</strong> leeftijd van 20-30<br />

jaar. Nu zijn dat er 310.000, in 2015 zullen het er 330.000 zijn en dat aantal blijft gestaag toenemen. Die<br />

toename is <strong>voor</strong> allochtone mannen niet an<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> allochtone vrouwen. Bij westerse allochtonen<br />

wordt een stevigere toename verwacht dan <strong>voor</strong> niet-westerse allochtonen. In 2007 waren er 175.000<br />

niet-westerse allochtonen in <strong>de</strong> leeftijd 20-30 jaar. In 2015 zullen dat er naar verwachting 190.000 zijn en in<br />

2050 290.000. Ook hier wordt <strong>voor</strong> vrouwen en <strong>voor</strong> mannen eenzelf<strong>de</strong> patroon verwacht. Conclusie luidt<br />

dat zich <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia meer westerse en niet-westerse allochtonen in leeftijd 20-30 aandienen,<br />

zowel mannen als vrouwen. Daarmee is het aan<strong>de</strong>el van allochtonen binnen het arbeidspotentieel <strong>voor</strong><br />

militaire functies groeiend. Ook in <strong>de</strong> hogere leeftijdsgroepen participeren steeds meer westerse en<br />

niet-westerse allochtonen. Ook het aan<strong>de</strong>el van allochtonen in het aanbod van burgerpersoneel wordt<br />

dus gelei<strong>de</strong>lijk aan groter.<br />

Schaarse groepen<br />

Binnen Defensie zijn er anno 2008 een aantal groepen personeel, waar<strong>voor</strong> nu al schaarste wordt waargenomen.<br />

Voor <strong>de</strong>ze schaarse groepen geven we op <strong>de</strong>ze plaats, <strong>voor</strong> zover beschikbaar, <strong>de</strong> arbeidsmarktprognoses<br />

weer. Het gaat om technici, zorgpersoneel, ICT-ers, vliegers/piloten en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs.<br />

Vooral bij <strong>de</strong> technici zijn grote knelpunten te verwachten, zowel op mid<strong>de</strong>lbaar als op hoger niveau. Zowel<br />

<strong>voor</strong> mid<strong>de</strong>lbaar geschool<strong>de</strong> als <strong>voor</strong> hoger geschool<strong>de</strong> technici ontstaan er ongeveer tweemaal zoveel<br />

banen, dan er technici instromen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt (schoolverlaters). Op lager niveau is er <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

jaren (tot 2012) nog sprake van een klein overschot. Daarna volgt een steeds heviger concurrentie.<br />

❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO): ± 26.000 instroom per jaar tegen 46.000 baanopeningen (ROA, 2007).<br />

❚ Hoger (HBO): ± 8.000 instroom per jaar tegen 14.000 baanopeningen (ROA, 2007).<br />

❚ Lager (VMBO) Aanbodoverschot <strong>voor</strong> niveaus 1 en 2 (concurrentie op niveaus 3 en 4) (ROA, 2007).<br />

❚ Grote knelpunten <strong>voor</strong> vrijwel alle technische en industrieberoepen tot 2012 (bron: ROA, 2007).<br />

❚ Ook <strong>voor</strong> constructiepersoneel grote knelpunten (VMBO techniek grote knelpunten) (CWI, 2008).<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 95


Voor (para)medisch personeel wor<strong>de</strong>n eveneens knelpunten verwacht, zij het beperkter in omvang<br />

en niet <strong>voor</strong> alle beroepen binnen <strong>de</strong>ze categorie (bron: ROA, 2007).<br />

❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO): ± 7.000 instroom per jaar tegen 9.000 baanopeningen.<br />

❚ Hoger (HBO): ± 4.700 instroom per jaar tegen 6.500 baanopeningen.<br />

❚ De grootste knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening wor<strong>de</strong>n verwacht <strong>voor</strong> medisch analisten<br />

en apothekers.<br />

❚ Enige knelpunten <strong>voor</strong> verplegend personeel en doktersassistenten, artsen, apothekersassistenten<br />

en medisch laboranten en af<strong>de</strong>lingshoof<strong>de</strong>n van zorginstellingen.<br />

❚ Minste problemen bij verpleeghulpen en leerling-verpleegkundigen en therapeuten<br />

en verpleegkundigen.<br />

❚ Toenemen<strong>de</strong> concurrentie vanuit <strong>de</strong> Zorg. Het beslag dat <strong>de</strong> Zorgsector nu legt op <strong>de</strong> totale arbeidsmarkt<br />

is nu 13%, in 2025 zal dat naar verwachting ongeveer 20-24% zijn (bron: Ecorys/ SEOR, 2006).<br />

Voor ICT-personeel wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn (2012) al grote knelpunten verwacht. Die tekorten<br />

gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al het hogere opleidingsniveau.<br />

❚ Informaticaberoepen tekort tot 2012 ruim 11.000 (ROA, 2007).<br />

❚ Op MBO niveau wor<strong>de</strong>n nauwelijks tekorten verwacht. (bron: ICT Office, 2008 en CWI, 2008).<br />

❚ Op het HBO/WO niveau wor<strong>de</strong>n groeien<strong>de</strong> tekorten verwacht tot 2013. (bron: ICT Office, 2008).<br />

Voor beroepen in <strong>de</strong> richting openbare or<strong>de</strong> en veiligheid wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn op hoger niveau<br />

grote tekorten verwacht, terwijl op het mid<strong>de</strong>lbare niveau juist een overschot verwacht wordt. Per saldo<br />

moet Defensie echter rekening hou<strong>de</strong>n met grote knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> openbare<br />

or<strong>de</strong> en veiligheidsberoepen en een toenemen<strong>de</strong> concurrentie van <strong>de</strong> politie op dit arbeidsmarktsegment.<br />

❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO) overschot verwacht 20% (bron: Ecorys/ SEOR, 2006).<br />

❚ Hoger (HBO) grote knelpunten.<br />

❚ Per saldo grote knelpunten in personeels<strong>voor</strong>ziening openbare or<strong>de</strong> en veiligheidsberoepen<br />

(bron: ROA, 2007).<br />

❚ Grote concurrentie van politie verwacht vanaf 2013, vanwege een grote uitstroom baby-boom.<br />

De beroepsgroep scheepskapiteins, piloten en leidinggeven<strong>de</strong>n transport staat op nummer 1 als het gaat<br />

om knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn 2012 (ROA, 2007). Voor luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs<br />

gel<strong>de</strong>n eveneens tekorten, met <strong>de</strong> opmerking dat die tekorten <strong>voor</strong> geheel Europa gel<strong>de</strong>n.<br />

Conclusies<br />

Diversiteit troef<br />

Qua omvang is het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren stabiel. Qua samenstelling echter allerminst.<br />

Het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie wordt meer divers. Dat geldt zowel het burger als het militaire<br />

aanbod. Meer vrouwen (<strong>voor</strong>al 30+), meer ou<strong>de</strong>ren en meer allochtonen (alle leeftij<strong>de</strong>n) zullen tot het<br />

arbeidsaanbod gaan behoren. Het militaire potentieel (jongeren) zal het snelst meer cultuurdivers wor<strong>de</strong>n.<br />

Grote problemen om aan technici te komen<br />

Grote problemen zullen er zijn bij het vin<strong>de</strong>n van technici op alle niveaus. Ook vliegers en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs<br />

blijven schaars. Het ‘nieuwe’ aanbod, zeker dat van vrouwen, biedt hier nauwelijks uitkomst. Bij<br />

<strong>de</strong>ze groepen zit geen uitgesproken <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> techniek en die zal er naar verwachting ook niet<br />

komen. Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren is er nog een licht overschot aan laaggeschool<strong>de</strong> technici. De uitdaging<br />

<strong>voor</strong> Defensie is het dan ook om <strong>de</strong>ze jongeren te stimuleren door te gaan met hun opleiding.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 96


Toenemen<strong>de</strong> concurrentie op zorgpersoneel<br />

Voor vraag naar zorgpersoneel biedt het nieuwe aanbod overigens wel uitkomst. Dat geldt zowel vrouwen<br />

als allochtonen, die goed vertegenwoordigd zijn in <strong>de</strong> zorgberoepen. Ondanks <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijke groei<br />

in het aanbod van zorgpersoneel, zal <strong>de</strong> concurrentie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> dat zorgpersoneel naar<br />

verwachting zeker niet min<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. De vraag naar zorgpersoneel neemt immers <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren<br />

minstens net zo hard toe als het aanbod van zorgpersoneel. Vooral <strong>de</strong> zorgsector heeft ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennia een snel groeien<strong>de</strong> behoefte aan zorgpersoneel.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 97


4.<br />

Maatschappelijke<br />

ontwikkelingen en<br />

implicaties<br />

In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van <strong>de</strong>skresearch, interviews en <strong>de</strong> expertmeetings <strong>de</strong> belangrijkste<br />

maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie tot 2020. We<br />

combineren in <strong>de</strong>ze paragraaf <strong>de</strong> informatie die we hebben verzameld in interviews met directeuren en<br />

hoof<strong>de</strong>n P&O bij alle <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, met <strong>de</strong> informatie die wij in <strong>de</strong> expertmeetings hebben verzameld<br />

bij me<strong>de</strong>werkers op <strong>de</strong> af<strong>de</strong>lingen P&O van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en diensten.<br />

Schaarste van arbeidscapaciteit<br />

Hoofdlijnen<br />

De in <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> paragrafen geschetste <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen lui<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia allereerst een perio<strong>de</strong> in van structurele schaarste aan arbeidscapaciteit. Anno 2008<br />

en op <strong>de</strong> korte termijn merken we, me<strong>de</strong> vanwege <strong>de</strong> huidige economische crisis, van <strong>de</strong>ze structurele<br />

schaarste nog maar weinig. In 2020 zal structurele schaarste echter een realiteit zijn. Vooral vergrijzing<br />

en kennisgedreven veran<strong>de</strong>ringen dragen daar in belangrijke mate toe bij. Dat impliceert al het<br />

arbeidsaanbod aanspreken én <strong>de</strong> eigen arbeidsvraag zoveel mogelijk inperken.<br />

Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />

❚ Nieuwe doelgroepen ‘moeten’ wor<strong>de</strong>n betrokken (vrouwen, ou<strong>de</strong>ren, allochtonen,<br />

arbeidsgehandicapten:<br />

- differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring (maatwerk)<br />

- kennis van wensen en drijfveren doelgroepen<br />

- werk en privé balans <strong>voor</strong> elke levensfase (maatwerk)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98


- <strong>de</strong>eltijdcontracten (maatwerk)<br />

- loopbaanwensen ‘nieuwe’ doelgroepen (levensfasebewust beleid en maatwerk)<br />

- langer doorwerken mogelijkhe<strong>de</strong>n en faciliteiten (levensfasebewust beleid en maatwerk)<br />

❚ Meer diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer, zowel militair als burger:<br />

- an<strong>de</strong>re bedrijfscultuur, an<strong>de</strong>re aansturing en samenwerking<br />

❚ Materieel aanschaffen dat past bij meer divers personeelsbestand (flexibel)<br />

❚ Werk aanpassen aan kenmerken/<strong>voor</strong>keuren arbeidspotentieel (flexibel)<br />

❚ Tekort aan technici structureel, vraag naar technici drukken essentieel:<br />

- automatisering, onbemand vliegen (an<strong>de</strong>re skills nodig)<br />

- uitbesteding on<strong>de</strong>rhoudstaken/ operator (civiel, ‘inkoop’)<br />

- (inter)nationale samenwerking in netwerken (an<strong>de</strong>re skills)<br />

- kwaliteitsborging binnen samenwerking (civiel/militaire)<br />

- lei<strong>de</strong>rschap in netwerken en projecten met contractanten (skills)<br />

- lei<strong>de</strong>rschap ‘op afstand’ (skills)<br />

Druk om te participeren bij nieuwe doelgroepen<br />

vraagt nieuwe competenties<br />

Als gevolg van <strong>de</strong> structurele schaarste zal <strong>de</strong> druk op mensen om meer en langer te werken gelei<strong>de</strong>lijk<br />

toenemen. Deze druk ontstaat <strong>voor</strong>al doordat niet participeren op <strong>de</strong> arbeidsmarkt ‘moeilijker’ wordt<br />

gemaakt door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid en doordat werkgevers har<strong>de</strong>r zullen ‘trekken’ aan het beschikbare<br />

arbeidspotentieel. De toegang tot sociale <strong>voor</strong>zieningen en verzekeringen wordt moeilijker en er komt<br />

steeds meer aandacht <strong>voor</strong> preventie van uitval. Ook moet re-integratie steeds sneller verlopen, wor<strong>de</strong>n<br />

wegen tot vervroeg<strong>de</strong> uittreding afgesloten en verdwijnen allerlei ‘ontziemaatregelen’ <strong>voor</strong> ‘ou<strong>de</strong>re<br />

werknemers’ gelei<strong>de</strong>lijk uit CAO’s. Vrouwen en ou<strong>de</strong>ren zullen die druk het meest gaan voelen, maar ook<br />

<strong>de</strong> werklozen en arbeidsgehandicapten zullen een steeds sterkere prikkel krijgen om <strong>voor</strong> zoveel uren als<br />

mogelijk terug te keren naar <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Mensen die nu in <strong>de</strong>eltijd werken, zullen meer en meer<br />

on<strong>de</strong>r druk komen te staan om meer uren te gaan werken. De verwachting is dat het verschil met an<strong>de</strong>re<br />

EU lan<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r groot zal wor<strong>de</strong>n, maar ‘Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>eltijdland’ zal in 2020 waarschijnlijk niet helemaal<br />

verle<strong>de</strong>n tijd zijn. Ook allochtonen zullen intensiever bij het arbeidsproces wor<strong>de</strong>n betrokken en wor<strong>de</strong>n<br />

binnengehaald om in <strong>de</strong> behoefte aan personeel te kunnen <strong>voor</strong>zien.<br />

Dit alles heeft grote consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cultuur op zowel <strong>de</strong> burger als <strong>de</strong> militaire werkvloer en dus ook<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> aansturing, <strong>de</strong> manier van samenwerken en het contact met klanten en leveranciers. Daar<strong>voor</strong> zijn<br />

mogelijk an<strong>de</strong>re competenties nodig, dan die waarover <strong>de</strong> Defensieorganisatie nu beschikt. Interculturele<br />

vaardighe<strong>de</strong>n, commerciële vaardighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> strategische inkoop, nieuwe lei<strong>de</strong>rschapskwaliteiten <strong>voor</strong><br />

het aansturen van multiculturele teams of <strong>voor</strong> het aansturen van internationale netwerken die op afstand<br />

samenwerken.<br />

Differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring gericht op divers aanbod<br />

Door schaarste van arbeid wordt <strong>de</strong> druk van <strong>de</strong> kant van werkgevers op an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> ‘klassieke’ doelgroepen<br />

<strong>voor</strong> werving groter. Ou<strong>de</strong>ren, allochtonen, vrouwen en bij<strong>voor</strong>beeld ook arbeidsgehandicapten<br />

of langdurig werklozen wor<strong>de</strong>n aan alle kanten gestimuleerd om te participeren en zullen dat naar<br />

verwachting ook gaan doen.<br />

Dat impliceert een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Het potentieel van<br />

jongeren <strong>voor</strong> militaire functies bij<strong>voor</strong>beeld zal <strong>voor</strong> een snel groeiend <strong>de</strong>el uit allochtone jongeren<br />

bestaan. Dat betekent <strong>voor</strong> Defensie dat zij, om in <strong>de</strong> personeelsbehoefte te blijven <strong>voor</strong>zien, in beeld moet<br />

zijn en blijven bij meer<strong>de</strong>re doelgroepen. Dat vraagt om een structurele differen tiatie in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van<br />

<strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> doelgroepen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 99


Hoe die differentiatie eruit ziet hangt af van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> doelgroepen. Die <strong>voor</strong>keuren<br />

kunnen sterk uiteenlopen. Daarom is een actueel en goed zicht op <strong>voor</strong>keuren van belang, zodat<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n, die Defensie biedt, aansluiten bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van haar<br />

doelgroepen. Ook bij die van haar nieuwe doelgroepen. Overigens is een dui<strong>de</strong>lijke communicatie van<br />

alle mogelijkhe<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> arbeidsmarkt essentieel om een meer divers aanbod aan te spreken en aan<br />

te trekken.<br />

Een van <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van <strong>de</strong> gedifferentieer<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> arbeidsmarkt en een gedifferentieerd<br />

aanbod van loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n is dat het personeel dat Defensie aantrekt ook snel een meer divers<br />

karakter kan krijgen. Dat impliceert ‘min<strong>de</strong>r eenheidsworst en meer mensen met een eigen kleur’.<br />

Min<strong>de</strong>r eenheidsworst en meer diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer heeft echter ook weer <strong>de</strong> nodige implicaties<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Defensieorganisatie. De bedrijfscultuur zal veran<strong>de</strong>ren en op alle niveaus dient rekening te wor<strong>de</strong>n<br />

gehou<strong>de</strong>n met uiteenlopen<strong>de</strong> wensen en behoeften. Niet alleen in <strong>de</strong> organisatie van het werk, maar<br />

wellicht ook bij <strong>de</strong> aanschaf of ontwikkeling van materieel. Nu al zien we bij<strong>voor</strong>beeld aparte gebedsruimten<br />

op schepen en flexibele cabines in Jeeps, zodat ook ‘kleinere’ mensen bij <strong>de</strong> pedalen kunnen. De vraag naar<br />

<strong>de</strong>rgelijke aanpassingen zal met een meer divers aanbod van arbeid alleen maar toenemen.<br />

Combinatie van arbeid en zorg, werk en privé<br />

Bij het aanbod van arbeid van <strong>de</strong> toekomst valt een groeien<strong>de</strong> behoefte te verwachten aan mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

om arbeid en zorg te combineren. Meer vrouwen in <strong>de</strong> leeftijd van 30+ zullen gaan participeren en velen<br />

van hen hebben kleine kin<strong>de</strong>ren (spitsuurfase). Voor hen is <strong>de</strong> combinatie van arbeid en zorg en <strong>de</strong> balans<br />

tussen werk en privé een belangrijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> om tot participatie over te gaan en <strong>voor</strong>al ook waar c.q.<br />

te blijven participeren.<br />

Van <strong>de</strong> huidige generatie jongeren (generatie Y) weten we eveneens dat <strong>de</strong> balans werk en privé erg<br />

belangrijk <strong>voor</strong> ze is. Contact met vrien<strong>de</strong>n, mogelijkhe<strong>de</strong>n om te reizen en om op wisselen<strong>de</strong> plekken<br />

te werken zijn belangrijke werkaspecten <strong>voor</strong> jongeren in <strong>de</strong> ‘ontwikkelfase’.<br />

Van mensen die ‘langer doorwerken’ (mogelijkhe<strong>de</strong>nfase) valt eveneens te verwachten dat ze <strong>de</strong> laatste<br />

jaren van hun loopbaan relatief meer gebruik willen maken van combinatiemogelijkhe<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

om ou<strong>de</strong>rs te verzorgen of om op kleinkin<strong>de</strong>ren te passen. Ook dit heeft implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> manier waarop<br />

Defensie loopbanen inricht en <strong>de</strong> manier waarop zij combinaties van zorg en arbeid faciliteert. Nu al<br />

wor<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> taakverlichting, functieroulatie en coaching verkend om ‘ou<strong>de</strong>r’ personeel<br />

in <strong>de</strong> balans en mogelijkhe<strong>de</strong>nfase van hun loopbaan optimaal te laten functioneren.<br />

Bij burgerzware on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zal in <strong>de</strong> toekomst ook thuiswerken een groeien<strong>de</strong> betekenis krijgen. Door<br />

thuiswerkmogelijkhe<strong>de</strong>n te creëren en te vergroten kan ook arbeidsaanbod wor<strong>de</strong>n aangesproken, dat<br />

an<strong>de</strong>rs niet zou wor<strong>de</strong>n bereikt. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> inzet van ‘aan huis gebon<strong>de</strong>n’<br />

arbeids gehandicapten.<br />

Discrepantie aard van het werk en nieuw aanbod<br />

Dat er meer vrouwen, ou<strong>de</strong>ren en allochtonen aan het werk gaan is een gegeven. Wat krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

als <strong>de</strong> Marine, Landmacht, Marechaussee en Luchtmacht daar nu precies aan gaan hebben is <strong>de</strong> vraag.<br />

Bij <strong>de</strong>ze krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zien we naar verhouding bij<strong>voor</strong>beeld veel ‘mannenberoepen’ (techniek,<br />

beveiliging) en in <strong>de</strong> krijgsmacht zelf werken nu eenmaal veel jongeren vanwege <strong>de</strong> fysieke eisen die aan<br />

het personeel wor<strong>de</strong>n gesteld. De aard van het werk bij <strong>de</strong>ze krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zal in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennia, zo is <strong>de</strong> verwachting, niet zoveel veran<strong>de</strong>ren en dat betekent dat <strong>de</strong> werkinhoud niet direct<br />

aansluit bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van het ‘nieuwe’ aanbod. Vrouwen kiezen nu niet <strong>voor</strong> technische beroepen<br />

en dat zullen ze, zo is <strong>de</strong> verwachting, ook in 2020 niet doen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 100


Voor <strong>de</strong> (para)medische en meer administratieve beroepen bij Defensie is dat waarschijnlijk an<strong>de</strong>rs. Daar<br />

biedt <strong>de</strong> extra druk op arbeidsparticipatie van <strong>voor</strong>al vrouwen en allochtonen juist interessante perspectieven,<br />

zeker <strong>voor</strong> burgerzware on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len als CDC, DMO en HDP, maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burger functies bij<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />

Werken op afstand; onbemand materieel vraagt an<strong>de</strong>re skills<br />

Een belangrijke implicatie van extra druk op <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> diensten van Defensie als gevolg van<br />

schaarste is dat zich steeds vaker dilemma’s zullen <strong>voor</strong>doen bij <strong>de</strong> keuze tussen kwaliteit en kwantiteit<br />

van <strong>de</strong> personele bezetting. Zeker waar het gaat om technici zal dit dilemma zich gezien <strong>de</strong> verwachte<br />

arbeidsmarktontwikkelingen vaker gaan <strong>voor</strong>doen. Voor Defensie is het doen van concessies aan <strong>de</strong><br />

kwaliteit van het personeel niet wenselijk en vaak zelfs niet mogelijk of gevaarlijk. Dat geldt zeker <strong>voor</strong><br />

‘uitgezon<strong>de</strong>n’ personeel. Daar gaat het immers om mensen levens. Waar concessies in <strong>de</strong> kwaliteit van<br />

personeel onwenselijk zijn, zal gezocht moeten wor<strong>de</strong>n naar alternatieve manieren om aan voldoen<strong>de</strong><br />

capaciteit te komen.<br />

Een ontwikkeling die in dat opzicht zeker van belang is, en die ver<strong>de</strong>rop in dit hoofdstuk nog uitgebrei<strong>de</strong>r<br />

aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zal komen, is die van onbemand vliegen en varen. Implicatie van die trend is dat min<strong>de</strong>r<br />

technisch personeel nodig zal zijn op schepen en in vliegtuigen zelf. Geheel onbemand varen ligt overigens<br />

min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Wel zal er met min<strong>de</strong>r personeel gevaren gaan wor<strong>de</strong>n. Van het personeel dat zich<br />

bezig houdt met onbeman<strong>de</strong> vluchten wor<strong>de</strong>n uiteraard an<strong>de</strong>re competenties gevraagd dan van vliegers.<br />

Mensen gaan vliegtuigen, schepen en an<strong>de</strong>re apparatuur immers meer op afstand, vanachter een bedieningspaneel,<br />

bedienen. Zo wordt meer geappelleerd aan game-achtige skills. Daarmee zou het werk bij<br />

Defensie beter kunnen gaan aansluiten bij <strong>de</strong> skills van komen<strong>de</strong> generaties arbeidsaanbod. Bijkomen<strong>de</strong><br />

implicaties zijn dat het werk veiliger wordt, doordat <strong>de</strong> afstand tot (levens)gevaarlijke situaties groeit.<br />

Daarmee appelleert een <strong>de</strong>el van het werk van Defensie min<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> bereidheid van personeel om het<br />

eigen leven op het spel te zetten. Voor het on<strong>de</strong>rhoud van het onbeman<strong>de</strong> materieel zijn wel meer<br />

elektrotechnici en ICT-ers nodig dan monteurs.<br />

Ontwikkeling in ‘variabel’ lei<strong>de</strong>rschap<br />

Een an<strong>de</strong>re implicatie van <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> inzet van onbemand materieel is dat <strong>de</strong> mensen die materieel<br />

op afstand besturen dat wellicht <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> missies zou<strong>de</strong>n kunnen doen. Ook betekent het dat<br />

zowel <strong>de</strong> mensen in een missiegebied zelf als <strong>de</strong> mensen die op enige afstand van een missiegebied<br />

materieel besturen, dienen te wor<strong>de</strong>n aangestuurd. Daardoor neemt het belang van variabel lei<strong>de</strong>rschap<br />

toe. Niet alleen moeten leidinggeven<strong>de</strong>n in missiegebie<strong>de</strong>n zelf kunnen werken, ook moeten zij mens<br />

en machine op afstand kunnen aansturen. Dat heeft <strong>de</strong> nodige gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> competenties<br />

van leidinggeven<strong>de</strong>n.<br />

Schaarste impliceert aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong><br />

beperkt aanbod én vraag beperken<br />

Structurele schaarste zet niet alleen druk op mensen om te participeren. Het zet ook extra druk op<br />

organisaties om <strong>de</strong> kwaliteit van hun productie en dienstverlening op niveau te hou<strong>de</strong>n. Waar min<strong>de</strong>r<br />

arbeidscapaciteit beschikbaar is, kan min<strong>de</strong>r selectief wor<strong>de</strong>n geworven. Arbeidorganisaties komen <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> keuze te staan om genoegen te nemen met arbeid van een min<strong>de</strong>re kwaliteit (en in ontwikkeling te<br />

investeren), of om op een an<strong>de</strong>re manier te <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> vraag naar arbeid, door bij<strong>voor</strong>beeld vergaand<br />

te automatiseren of door het werk an<strong>de</strong>rs en ‘slimmer’ te organiseren.<br />

De structurele schaarste aan arbeidscapaciteit die zich <strong>voor</strong> zal gaan doen, maakt het ook <strong>voor</strong> Defensie<br />

noodzakelijk te zoeken naar manieren om met min<strong>de</strong>r mensen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> (of meer) taken uit te voeren met<br />

behoud van kwaliteit. Oplossingen kunnen wor<strong>de</strong>n gezocht in meer maatwerk en flexibilisering in <strong>de</strong><br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 101


arbeidsrelatie en -<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, maar ook in veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> arbeidsinhoud door bij<strong>voor</strong>beeld<br />

specialisatie op taak of regio, internationale samenwerking of uitbesteding.<br />

Samenwerking <strong>voor</strong> kwaliteit<br />

Meer en meer wordt <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia samenwerking gezocht met nationale en internationale<br />

partners. Dit is me<strong>de</strong> noodzakelijk om dreigen<strong>de</strong> tekorten aan hoogwaardig personeel op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

arbeidsmarkt het hoofd te bie<strong>de</strong>n. Meer samenwerking zal er in ie<strong>de</strong>r geval komen, maar wanneer schaarste<br />

van technici toeneemt, wordt <strong>de</strong> noodzaak tot samenwerking versterkt, zeker als die schaarste er ook nog<br />

<strong>voor</strong> zorgt dat <strong>de</strong> kwaliteit van het arbeidspotentieel on<strong>de</strong>r druk komt te staan. Samenwerking zal niet<br />

alleen vaker <strong>voor</strong>komen, zij zal ook een structureel karakter krijgen in <strong>de</strong> zin dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie<br />

steeds meer een netwerkorganisatie wordt, waarin zowel nationaal als internationaal wordt samengewerkt<br />

en waarin zowel civiele als militaire organisaties <strong>de</strong>elnemen.<br />

De belangrijkste implicaties van meer samenwerking in netwerken zijn dat er veel meer gevraagd wordt<br />

van <strong>de</strong> communicatievaardighe<strong>de</strong>n van mensen, van hun informatieverwerkingscapaciteiten. Ook wor<strong>de</strong>n<br />

an<strong>de</strong>re competenties gevraagd van mensen die diensten en materieel inkopen bij partners en van mensen<br />

die samenwerken in wisselen<strong>de</strong> projecten en in teams met een wisselen<strong>de</strong> samenstelling managen.<br />

Uitbesteding van taken, borgen van kwaliteit<br />

Daar waar het steeds moeilijker wordt om geschikt personeel te vin<strong>de</strong>n, ligt naast samenwerking of in<br />

het verleng<strong>de</strong> van samenwerking, ook uitbesteding van taken, steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Als gevolg van<br />

schaarste zal Defensie mogelijk steeds meer <strong>de</strong> noodzaak voelen zich te concentreren op haar primaire taak:<br />

veiligheid. Zij zal zich gaan specialiseren in het verrichten van taken die daar direct mee verband hou<strong>de</strong>n.<br />

Dat betekent, me<strong>de</strong> afhankelijk van <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> schaarste, uitbesteding van on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> taken,<br />

die nu nog door Defensie zelf wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. On<strong>de</strong>rhoud van materieel, catering, facilitaire diensten,<br />

administratie, geestelijke verzorging, enzo<strong>voor</strong>ts. Voor technische en bij<strong>voor</strong>beeld zorgtaken verwachten<br />

we schaarste en dus ligt als eerste uitbeste<strong>de</strong>n van die taken in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting. Dat geldt zowel <strong>de</strong><br />

civiele als (nu nog) militaire technische en zorgtaken, zoals het on<strong>de</strong>rhoud van materieel in missiegebied,<br />

maar ook <strong>de</strong> bemensing van veldhospitalen. Er wordt in Afghanistan ook nu al zorgpersoneel uit Singapore<br />

ingezet om <strong>de</strong> bemensing rond te krijgen en die trend zal doorzetten. Dat is weliswaar geen uitbesteding,<br />

maar het gaat wel die kant op.<br />

Net als bij nauwe samenwerking in netwerken stelt uitbesteding <strong>de</strong> nodige eisen aan <strong>de</strong> beveiliging. In het<br />

werk dat Defensie doet is vertrouwen en betrouwbaarheid van partners essentieel. De kwaliteit en betrouwbaarheid<br />

van partners moet gewaarborgd zijn. Volgens <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers aan <strong>de</strong> expertsessie is daartoe een<br />

accuraat en snel screeningsinstrumentarium nodig. Het huidige screeningsinstrumentarium bij <strong>de</strong> MIVD<br />

volstaat niet <strong>voor</strong> die taken.<br />

Aanschaf materieel passend bij beschikbare capaciteiten<br />

Een laatste implicatie van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit is dat Defensie er meer en meer<br />

<strong>voor</strong> kiest om het personeel (me<strong>de</strong>) als uitgangspunt te nemen bij <strong>de</strong> keuze om materieel al dan niet aan te<br />

schaffen. Aanschaffen van materieel zal in <strong>de</strong> toekomst alleen nog gebeuren als er ook voldoen<strong>de</strong> mensen<br />

in dienst zijn die met dit nieuwe materieel kunnen werken. Ook zal oud materieel steeds bewuster wor<strong>de</strong>n<br />

vervangen door nieuw materieel waar<strong>voor</strong> zoveel mogelijk vergelijkbare competenties nodig zijn. De<br />

aanschaf van nieuw materieel zal echter nooit volledig afhankelijk wor<strong>de</strong>n van beschikbare competenties.<br />

Ook nu al komt steeds vaker met <strong>de</strong> aanschaf van materieel ook personeel mee. Technische krachten die<br />

met een bepaal<strong>de</strong> technologie goed overweg kunnen. In <strong>de</strong> toekomst is dat nog veel gebruikelijker en<br />

wordt met materieel ook kennis (lees: personeel) meegeleverd.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 102


Globalisering<br />

Hoofdlijnen<br />

Met globalisering bedoelen we een <strong>voor</strong>durend proces van wereldwij<strong>de</strong> economische, politieke en<br />

culturele integratie. Een trend die, me<strong>de</strong> als gevolg van ICT en an<strong>de</strong>re technologische ontwikkelingen<br />

zal doorgaan. Globalisering leidt ertoe dat landsgrenzen vervagen en dat mensen en goe<strong>de</strong>ren zich<br />

gemakkelijker, sneller en vaak ook vrijer kunnen verplaatsen. Afstand wordt steeds min<strong>de</strong>r een<br />

beperken<strong>de</strong> factor. Globalisering heeft mogelijk verstrekken<strong>de</strong> gevolgen op tal van terreinen.<br />

Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />

❚ Internationale samenwerking in wisselen<strong>de</strong> netwerken/ ketens vraagt specifieke competentieset:<br />

- <strong>de</strong>els aansluiting bij nieuw aanbod (intercultureel/talen, internationale wet- en regelgeving)<br />

<strong>de</strong>els ook min<strong>de</strong>r aansluiting. Wisselen<strong>de</strong> netwerken met vaak min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> partners impliceert<br />

meer risico en dus behoefte risico’s te beperken, wat leidt tot bureaucratisering<br />

- bureaucratisering is een rem op innovatie én een onaantrekkelijk <strong>voor</strong>uitzicht <strong>voor</strong><br />

(potentiële) me<strong>de</strong>werkers<br />

❚ Coördineren van internationale en ketensamenwerking vraagt om nieuw lei<strong>de</strong>rschap<br />

(netwerk coördinatie, projectmanagement),<br />

❚ Specialisatie, afhankelijk van politieke en militaire keuzes, aanbod arbeid kán van invloed zijn<br />

op keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />

- specialiseren op een vaste taak van Ne<strong>de</strong>rlandse Defensie in internationale samenwerking<br />

- oplei<strong>de</strong>n van specialisten binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie die in wisselen<strong>de</strong> (inter)nationale<br />

netwerken ‘hun’ taken uitvoeren<br />

- concentreren op kerntaak en uitbeste<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>re taken<br />

- uitbeste<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>len kerntaak aan private militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />

- specialiseren op taken waar<strong>voor</strong> kennis/kun<strong>de</strong> beschikbaar blijven<br />

regiospecifieke eenhe<strong>de</strong>n kan aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> groepen allochtonen<br />

(keuzevrijheid personeel <strong>voor</strong> inzetgebied)<br />

- niveau van specialisatie/uitbesteding bepaalt eisen aan zittend en nieuw personeel én eisen<br />

aan personeelsbeleid<br />

❚ Regionale gebon<strong>de</strong>nheid vanwege tweeverdienersmo<strong>de</strong>l en <strong>voor</strong>keuren:<br />

- <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> werknemers in ‘spitsuurfase’ en ‘balansfase’<br />

- regionale opleiding/ opleiding ‘in <strong>de</strong> regio’<br />

Langere arbeidsketens, samenwerking en netwerken<br />

Er ontstaan als gevolg van <strong>de</strong> globalisering langere, wereldwij<strong>de</strong>, ketens van arbeid en activiteiten. De<br />

schakels in <strong>de</strong>ze ketens vullen elkaar aan, beste<strong>de</strong>n taken aan elkaar uit en nemen weer afscheid van elkaar.<br />

Steeds meer netwerken die ook steeds sneller van samenstelling veran<strong>de</strong>ren zullen verschijnen en<br />

verdwijnen. Het is een or<strong>de</strong>ning waarin standaardactiviteiten plaatsmaken <strong>voor</strong> flexibele activiteiten,<br />

maar ook een or<strong>de</strong>ning die taakspecialisatie stimuleert, waarin specialisten in wisselen<strong>de</strong> netwerken hun<br />

specialistische taak uitvoeren. De wereldwij<strong>de</strong> ketens bevor<strong>de</strong>ren een vergaan<strong>de</strong> arbeids<strong>de</strong>ling op wereldschaal.<br />

De coördinatie van <strong>de</strong>ze netwerken en ketens is weliswaar niet gebon<strong>de</strong>n aan tijd of plaats, maar zij<br />

is wel van cruciaal belang, omdat zeker in wereldwij<strong>de</strong> ketens het belang van een optimale samenwerking<br />

binnen en tussen <strong>de</strong>elnemen<strong>de</strong> partijen groot is.<br />

Het functioneren in <strong>de</strong>rgelijke globale netwerken, maar <strong>voor</strong>al ook het coördineren ervan stelt nieuwe<br />

eisen aan <strong>de</strong> werknemer van <strong>de</strong> toekomst. Naast proces- en projectmanagement vaardighe<strong>de</strong>n zijn <strong>voor</strong>al<br />

ook culturele kennis en kennis van taal en wet- en regelgeving nodig.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 103


Internationale samenwerking, specialisatie, uitbesteding<br />

en private militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />

Een mogelijke implicatie van globalisering en het opereren in langere internationale arbeidsketens is dat<br />

specialisatie zich in meer of min<strong>de</strong>re mate doorzet. Taakspecialisatie is op een aantal niveaus <strong>de</strong>nkbaar. Zo<br />

kunnen <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers in het netwerk of <strong>de</strong> arbeidsketen ‘veiligheid en stabiliteit’ zich specialiseren op een<br />

bepaal<strong>de</strong> taak binnen die keten. De gedachten gaan bij<strong>voor</strong>beeld uit naar een keten waarin het ene land het<br />

vechten in risicogebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn rekening neemt en het an<strong>de</strong>re zich specialiseert in logistiek en<br />

post-conflict taken.<br />

Voor <strong>de</strong> vraag naar personeel op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt kan een <strong>de</strong>rgelijke specialisatie vergaan<strong>de</strong><br />

consequenties hebben. Afhankelijk van <strong>de</strong> specialisatie die het Ne<strong>de</strong>rlandse leger kiest, zou het leger zich<br />

kunnen gaan toeleggen op het oplei<strong>de</strong>n van buitenlandse strijdkrachten of op het uitvoeren van civiele<br />

opbouwtaken in <strong>voor</strong>malige oorlogsgebie<strong>de</strong>n. Dergelijke keuzes hebben <strong>de</strong> nodige implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

behoefte aan strijdkrachten en an<strong>de</strong>r personeel. Keuze <strong>voor</strong> een we<strong>de</strong>ropbouwleger zou impliceren dat er<br />

min<strong>de</strong>r behoefte zou zijn aan strijdkrachten en meer aan bij<strong>voor</strong>beeld ingenieurs en verzorgend personeel.<br />

Dit zijn op <strong>de</strong> langere termijn echter juist <strong>de</strong> schaarse personeelsgroepen.<br />

Afhankelijk van het aanbod van arbeidscapaciteit en <strong>voor</strong>al het ontbreken daarvan kunnen verschillen<strong>de</strong><br />

keuzes wor<strong>de</strong>n gemaakt bij <strong>de</strong>elname in internationale netwerken, specialisatie op taken binnen netwerken<br />

of uitbesteding van taken. In hoeverre taakspecialisatie mogelijk is en hoe die er dan uit zou kunnen zien is<br />

een politieke en militaire keuze, waarin het aanbod van arbeid op langere termijn een factor zou kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> besluitvorming.<br />

Internationale samenwerking vraagt culturele en talenkennis<br />

Een an<strong>de</strong>re implicatie van globalisering is <strong>de</strong> eenwording van <strong>de</strong> EU en het mogelijke ontstaan van een<br />

Europese krijgsmacht. Er wordt zelfs gedacht aan een scenario met meer<strong>de</strong>re Europese krijgsmachten,<br />

die gespecialiseerd zijn in bepaal<strong>de</strong> taken. Ook in <strong>de</strong> discussie over <strong>de</strong> Europese krijgsmacht speelt<br />

taakspecialisatie een belangrijke rol en ook hier kan <strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

arbeidsmarkt van invloed zijn op <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taak waarop Ne<strong>de</strong>rland zich zou specialiseren. Overigens<br />

is <strong>de</strong> invloed van arbeidsmarktschaarste op <strong>de</strong> keuze om al dan niet tot een Europese krijgsmacht te komen<br />

waarschijnlijk minimaal. Dat is een politieke keuze en dan ook nog eens een politieke keuze die <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse regering niet zelf maakt of kan maken. Het is dus niet te <strong>voor</strong>spellen of er ooit een Europese<br />

krijgsmacht komt en hoe die er dan uit gaat zien, maar het is ook nog eens nauwelijks te beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

Zeker is wel dat <strong>de</strong> samenwerking nationaal en internationaal zal wor<strong>de</strong>n uitgebreid.<br />

Een belangrijke implicatie van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elname van <strong>de</strong>fensie en <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in wisselen<strong>de</strong><br />

nationale en internationale netwerken is dat er een set competenties van zowel burgers als militairen wordt<br />

gevraagd die mogelijk an<strong>de</strong>rs is dan die van nu. Dat geldt niet alleen <strong>voor</strong> uitvoerend, maar ook <strong>voor</strong><br />

on<strong>de</strong>rsteunend en leidinggevend personeel. Communicatievaardighe<strong>de</strong>n en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n belangrijker, maar ook netwerken, samenwerken en aansturen van samenwerking winnen aan<br />

relevantie. Een en an<strong>de</strong>r kan aanleiding zijn om in opleidingen en trainingen meer ruimte te reserveren<br />

<strong>voor</strong> versterking van <strong>de</strong>ze competenties/ vaardighe<strong>de</strong>n.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 104


Globalisering en uitbesteding; contractpartners <strong>voor</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n<br />

Een belangrijke ontwikkeling die binnen Defensie wordt gesignaleerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong><br />

ontwikkeling dat het ‘geweldsmonopolie’ steeds min<strong>de</strong>r exclusief bij <strong>de</strong> staat ligt. Daarmee wordt bedoeld<br />

dat het ‘vechten’ niet meer louter zou wor<strong>de</strong>n gedaan door Defensie, maar mogelijk ook door<br />

gespecialiseer<strong>de</strong> nationale en internationale eenhe<strong>de</strong>n die zich verhuren <strong>voor</strong> inzet in missies. Private<br />

militaire eenhe<strong>de</strong>n, vergelijkbaar met huurlingenlegers en vreem<strong>de</strong>lingenlegioenen van <strong>de</strong> vorige eeuw.<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke ontwikkeling zou implicaties kunnen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Defensieorganisatie, omdat het een<br />

ge<strong>de</strong>eltelijke uitbesteding zou betekenen van <strong>de</strong> huidige primaire taak. In <strong>de</strong> ontwikkelingen in het aanbod<br />

van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia, zien we echter geen directe aanleiding om aan te nemen dat<br />

privatisering van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len een vlucht zal nemen. Het aanbod van jongeren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vechten<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> krijgsmacht blijft hooguit stabiel en als <strong>de</strong>fensie erin slaagt voldoen<strong>de</strong> jongeren aan<br />

te spreken, dan is inhuur van specialistische eenhe<strong>de</strong>n niet noodzakelijk. Defensie kan ze immers zelf<br />

oplei<strong>de</strong>n.<br />

Voor bepaal<strong>de</strong> taken of regio’s kan inhuur van private eenhe<strong>de</strong>n echter wel steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gaan<br />

liggen. Als met <strong>de</strong>rgelijke eenhe<strong>de</strong>n wordt samengewerkt dan vereist dat echter wel een goe<strong>de</strong> inkoop,<br />

goe<strong>de</strong> afspraken en een goe<strong>de</strong> aansturing van <strong>de</strong> samenwerking tussen private en publieke eenhe<strong>de</strong>n.<br />

Als het gaat om internationale eenhe<strong>de</strong>n, zullen ook interculturele en taalaspecten een rol spelen. Waar<br />

uitbesteding van zowel militaire als civiele taken toeneemt, heeft dat consequenties <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />

werving van nieuw personeel en <strong>de</strong> opleiding van personeel. Er wor<strong>de</strong>n immers heel an<strong>de</strong>re competenties<br />

gevraagd.<br />

Nieuwe risico’s en bureaucratisering<br />

Globalisering brengt nieuwe risico’s met zich mee. Werken in wisselen<strong>de</strong> netwerken en ketens maakt<br />

het lastig om een goed zicht te hebben en hou<strong>de</strong>n op processen, taken en rollen, zeker als die over <strong>de</strong><br />

hele wereld wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />

Het gevoel van controle en het gevoel van veiligheid zullen gelei<strong>de</strong>lijk vervagen in een globaliseren<strong>de</strong><br />

wereld. Niet grijpbare culturen, nu nog relatief onbeken<strong>de</strong> epi<strong>de</strong>mieën en ziektebeel<strong>de</strong>n en niet-<br />

<strong>de</strong>mocratische invloe<strong>de</strong>n komen via nieuwe netwerken sneller dichterbij en die invloe<strong>de</strong>n vermin<strong>de</strong>ren<br />

het gevoel van veiligheid en kunnen een gevoel van argwaan en wantrouwen versterken.<br />

Een en an<strong>de</strong>r impliceert dat er een toenemen<strong>de</strong> behoefte is aan af<strong>de</strong>kken van risico’s. Dat af<strong>de</strong>kken<br />

van risico’s brengt onherroepelijk een zekere mate van bureaucratisering en protocolisering op gang.<br />

De omvang hiervan is moeilijk te <strong>voor</strong>spellen. Bureaucratisering zet echter een rem op innovatie en is<br />

een omstandigheid die <strong>voor</strong> nieuw en ook zittend personeel onaantrekkelijk is en blijft. Ten behoeve<br />

van werving en behoud van personeel zal dus goed moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar een balans tussen<br />

af<strong>de</strong>kking van risico’s aan <strong>de</strong> ene kant en versterken van innovatief vermogen en ruimte <strong>voor</strong> creativiteit<br />

en individualiteit aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 105


Regionale gebon<strong>de</strong>nheid van werknemers<br />

Een ontwikkeling die binnen Defensie <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> Landmacht wordt gevoeld is <strong>de</strong> trend dat mensen<br />

steeds min<strong>de</strong>r geneigd zijn in een an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> woonregio aan het werk te gaan. Een aantal oorzaken is<br />

daar<strong>voor</strong> aan te wijzen, maar <strong>de</strong> belangrijkste liggen in <strong>de</strong> privésfeer.<br />

Het kostwinnersmo<strong>de</strong>l maakt plaats <strong>voor</strong> een tweeverdienersmo<strong>de</strong>l. Een huishou<strong>de</strong>n, en dus ook <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n<br />

van dat huishou<strong>de</strong>n, wordt daardoor min<strong>de</strong>r mobiel. Dat geldt zeker <strong>voor</strong> personeelsle<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ‘spitsuurfase’<br />

van hun leven. De snel groeien<strong>de</strong> fileproblematiek vergroot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur van mensen om binnen <strong>de</strong><br />

eigen regio te blijven werken. De komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wor<strong>de</strong>n me<strong>de</strong> als gevolg hiervan groeien<strong>de</strong> personele<br />

problemen verwacht in bepaal<strong>de</strong> regio’s in Ne<strong>de</strong>rland, terwijl in an<strong>de</strong>re regio’s juist overschotten ontstaan.<br />

We hebben ons in <strong>de</strong>ze studie niet gericht op regionale verschillen in het arbeidsmarktaanbod, maar het is<br />

een relevante notie.<br />

Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n operatiegebie<strong>de</strong>n<br />

Een laatste implicatie van <strong>voor</strong>tgaan<strong>de</strong> globalisering is dat <strong>de</strong> aard van conflicten sneller zal veran<strong>de</strong>ren en<br />

vaker zal verschillen. De ene keer opereert Defensie in woestijngebied, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re keer in tropisch regenwoud<br />

en een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer in <strong>de</strong> sneeuw. Deze ontwikkeling vereist regiogerichte vulling van eenhe<strong>de</strong>n, maar<br />

wellicht ook een grotere regiogerichte specialisatie.<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke specialisatie heeft <strong>de</strong> nodige consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie van het werk dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

van Defensie uitvoeren. Opleidingen zullen bij<strong>voor</strong>beeld meer moeten wor<strong>de</strong>n toegespitst op regionale<br />

omstandighe<strong>de</strong>n, maar ook personeelszorg zal zo moeten wor<strong>de</strong>n ingericht dat <strong>de</strong> zorg die wordt geleverd<br />

aansluit bij <strong>de</strong> behoefte aan zorg van personeel dat werkzaam is in een bepaal<strong>de</strong> regio. Tegen <strong>de</strong> achtergrond<br />

van <strong>de</strong> ontwikkelingen in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren, kan een <strong>de</strong>rgelijke regionale<br />

specialisatie het aantrekken van groepen allochtonen mogelijk vergemakkelijken. De weerstand om in<br />

bepaal<strong>de</strong> regio’s te vechten, wordt immers weggenomen door meer keuzevrijheid te bie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio<br />

van inzet.<br />

Gezien <strong>de</strong> algehele schaarste aan technici en bij<strong>voor</strong>beeld ICT en zorgpersoneel, zal tussen regionale<br />

specialisteneenhe<strong>de</strong>n echter een hechte vorm van samenwerking moeten wor<strong>de</strong>n georganiseerd.<br />

Uitbesteding aan partijen in regio’s van uitzending is echter ook een optie, zolang kwaliteit geborgd is<br />

en blijft. Dat laatste kan mid<strong>de</strong>ls regionale opleiding of zelfs opleiding in <strong>de</strong> regio wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund.<br />

Well-being/ individualisering<br />

Hoofdlijnen<br />

Mensen wor<strong>de</strong>n steeds zelfbewuster en gaan zich steeds meer als een individu positioneren dan als een<br />

groep in <strong>de</strong> samenleving. Naast traditionele hiërarchische verhoudingen komt een steeds grotere nadruk<br />

te liggen op individuele wensen en behoeften binnen arbeidsrelaties. On<strong>de</strong>rzoek naar drijfveren van<br />

nieuwe generaties werknemers laat zien dat meer behoefte ontstaat aan erkenning, coaching en<br />

dialoog. Lei<strong>de</strong>rschap moet wor<strong>de</strong>n verdiend. Ook zingeving neemt een belangrijkere plaats in. On<strong>de</strong>r<br />

nieuwe generaties werknemers neemt <strong>de</strong> maatschappelijke betrokkenheid toe.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 106


Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />

❚ Balans werk en privé is individueel maatwerk:<br />

- maatwerk in arbeidsrelaties impliceert passend aanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> langer doorwerken<strong>de</strong><br />

maar ook <strong>voor</strong> jonge allochtone instromers<br />

- spanning individueel belang en organisatiebelang<br />

- levensfasebeleid biedt structuur<br />

❚ Nieuw aanbod lijkt wat min<strong>de</strong>r gezond:<br />

- Defensie kan ‘gezon<strong>de</strong> werkgever’ zijn<br />

- preventie- en gezondheidsbeleid aanscherpen<br />

❚ Nieuw aanbod vraagt zingeving, beroepseer, groepsgevoel en maatschappelijk relevant werk:<br />

- Defensie kan mensen daarop aanspreken (aantrekkingskracht)<br />

Combineren van werk en privé<br />

In hun streven naar welbevin<strong>de</strong>n willen werknemers nu, maar zeker ook in 2020, hun werk combineren<br />

met een volwaardig privéleven. Voor <strong>de</strong> een betekent dit een balans tussen gezin en werk, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r een<br />

balans tussen werk en sport en <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> een balans tussen werk en verre lange reizen. Tegelijkertijd<br />

zien we een trend dat mensen min<strong>de</strong>r geneigd zijn lange afstan<strong>de</strong>n te reizen om van hun huis naar hun<br />

werk en weer terug te komen. Mensen hebben een steeds sterkere <strong>voor</strong>keur om in <strong>de</strong> woonregio te werken.<br />

Dit alles heeft, zeker in combinatie met een dreigen<strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit, vergaan<strong>de</strong> implicaties<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeidsethiek van het toekomstige aanbod van arbeid.<br />

De bereidheid en motivatie van werknemers om te voldoen aan <strong>de</strong> eisen van het werk komen waarschijnlijk<br />

on<strong>de</strong>r grote druk te staan, waardoor spanningen kunnen ontstaan tussen <strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> arbeidsorganisatie<br />

en die van <strong>de</strong> individuele werknemer. De ontwikkelingen in het arbeidsmarktaanbod wijzen<br />

op een grotere diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer. Voor vrijwel elke individuele me<strong>de</strong>werker heeft <strong>de</strong> balans<br />

werk-privé een iets an<strong>de</strong>re inhoud en die inhoud kan in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd sterk veran<strong>de</strong>ren. Voor een<br />

alleenstaan<strong>de</strong> jonge militair in <strong>de</strong> ‘ontwikkelingsfase’ heeft ‘balans’ een volstrekt an<strong>de</strong>re betekenis dan<br />

<strong>voor</strong> een 40-jarige met drie jonge kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> ‘spitsuurfase’.<br />

Voor een organisatie is het echter onmogelijk om <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re werknemer aparte regelingen te treffen<br />

die tegemoet komen aan <strong>de</strong> individuele behoeften. Defensie zal <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs moeten scheppen waarbinnen<br />

me<strong>de</strong>werkers in staat wor<strong>de</strong>n gesteld om in overleg met <strong>de</strong> organisatie optimale keuzes te maken <strong>voor</strong><br />

wat betreft <strong>de</strong> inhoud en aard van hun werkzaamhe<strong>de</strong>n. De ka<strong>de</strong>rs kunnen wor<strong>de</strong>n geschapen door uit<br />

te gaan van <strong>de</strong> vier levensfasen, die Defensie heeft vastgesteld ten behoeve van haar levensfasebeleid. De<br />

ontwikkelingsfase, <strong>de</strong> spitsuurfase, <strong>de</strong> balansfase en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase.<br />

Maatwerk in arbeidsrelaties<br />

De behoefte aan maatwerk in <strong>de</strong> arbeidsrelatie zien we niet alleen bij <strong>de</strong> nieuwe generaties werknemers.<br />

Ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> generaties die anno 2008 aan het werk zijn en van wie we verwachten dat ze in 2020 nog<br />

steeds werkzaam zijn, verschuiven <strong>de</strong> behoeften. Mensen die ‘langer doorwerken’ zullen bij<strong>voor</strong>beeld<br />

an<strong>de</strong>re behoeften hebben dan <strong>de</strong> generatie Y die net is begonnen. Zij hebben vaak ou<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs die<br />

behoefte hebben aan zorg en die zorg zal niet geheel door <strong>de</strong> Zorgsector kunnen wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n. Ook<br />

hebben ze vaak kleinkin<strong>de</strong>ren met wie ze graag tijd willen doorbrengen.<br />

Het aanbod van arbeid van <strong>de</strong> toekomst heeft ook wat <strong>de</strong> wensen en behoeften betreft een heel divers<br />

karakter en heel individuele wensen. Wil een arbeidsorganisatie dat aanbod aanspreken dan is het bie<strong>de</strong>n<br />

van ruimte <strong>voor</strong> maatwerk en het bie<strong>de</strong>n van ‘zinnig’ werk van belang. Zeker in 2020 wanneer het aanbod<br />

van arbeid schaarser zal zijn.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 107


Zingeving, beroepseer en groepsgevoel<br />

Het feit dat mensen steeds bewuster keuzes maken in het leven en dat het steeds vaker ook individuele<br />

keuzes zijn die los staan van groepsinvloe<strong>de</strong>n, heeft belangrijke consequenties <strong>voor</strong> Defensie en het succes<br />

dat zij heeft bij werven en behou<strong>de</strong>n van personeel. ‘Defensiefamilies’ sterven daardoor langzaam uit, want<br />

ie<strong>de</strong>r individu maakt zijn eigen keuzes. Daarbij komt dat mensen steeds meer ook bezig willen zijn met<br />

maatschappelijk relevante dingen, betekenisvolle dingen en zaken die het leven zinvol maken.<br />

Dat betekent dat <strong>de</strong> arbeidsorganisatie waarin mensen actief zijn, maatschappelijk relevante dingen moet<br />

doen en dat mensen alleen dan kiezen <strong>voor</strong> een arbeidsorganisatie wanneer zij met trots kunnen vertellen<br />

over die arbeidsorganisatie.<br />

Ongezond aanbod <strong>voor</strong> een gezon<strong>de</strong> werkgever<br />

Er is <strong>de</strong> laatste jaren een groeiend bewustzijn bij mensen dat een gezon<strong>de</strong> leefstijl bijdraagt aan het<br />

algemene welbevin<strong>de</strong>n. Mensen zijn steeds meer bereid om te investeren in gezon<strong>de</strong> voeding, in voldoen<strong>de</strong><br />

beweging en in het vermij<strong>de</strong>n van stress. Daardoor is <strong>de</strong> trend dat mensen steeds ongezon<strong>de</strong>r leven<br />

omgebogen en zien we nu al een toename van het aantal sporters en het aantal mensen dat voldoen<strong>de</strong><br />

beweegt. Deze trend zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia waarschijnlijk doorzetten.<br />

Overgewicht en obesitas blijven echter ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren een probleem. Zeker het overgewicht on<strong>de</strong>r<br />

jonge kin<strong>de</strong>ren (het aanbod van <strong>de</strong> toekomst). Ook het toenemen<strong>de</strong> percentage jongeren met gehoorscha<strong>de</strong><br />

vraagt aandacht, net als het snel toenemen<strong>de</strong> aantal diabetici. Opvallend is dat het <strong>voor</strong>al het<br />

‘nieuwe’ aanbod van allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren is dat relatief ongezond is. Voor Defensie zou een<br />

ongezon<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>nd aanbod van arbeid belangrijke consequenties kunnen hebben.<br />

Klimaat en milieu<br />

Het menselijk han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> afgelopen eeuwen heeft het milieu wereldwijd belast en aangetast.<br />

Opwarming van <strong>de</strong> atmosfeer, stijging van <strong>de</strong> zeespiegel, verdroging van leefgebie<strong>de</strong>n, overbevissing<br />

en vervuiling van rivieren, zeeën en oceanen zijn er tastbare gevolgen van. Door al <strong>de</strong>ze ontwikkelingen<br />

zijn er steeds meer lan<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> noodzaak zien en voelen zich te wapenen tegen het toenemen<strong>de</strong><br />

natuurgeweld. Voor Ne<strong>de</strong>rland zelf is het nu al sterk <strong>de</strong> vraag of we in 2020 voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en<br />

menskracht hebben om ons land afdoen<strong>de</strong> te beschermen tegen water. Vooral <strong>de</strong> nu al bestaan<strong>de</strong>, maar<br />

naar verwachting nog sterk groeien<strong>de</strong>, tekorten aan technici en ingenieurs, vergroten <strong>de</strong> druk op het<br />

aanbod van technici nu en in <strong>de</strong> toekomst. Ook <strong>voor</strong> Defensie is het <strong>de</strong> vraag in hoeverre er een taak<br />

wacht bij <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging tegen natuurgeweld en <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropbouw na natuurgeweld. Als die taak er is<br />

of komt, dan is het zaak nu al aan <strong>de</strong> versterking van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> die specifieke taak te<br />

gaan werken.<br />

Belangrijkste ontwikkelingen in implicaties<br />

❚ Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhouding personeels- en materiaalkosten als gevolg van schaarste aan grondstoffen<br />

en aan (technische) arbeidscapaciteit<br />

❚ Inzetten op innovatie (personeelsvervangend materieel dat werkt op niet-schaarse grondstoffen<br />

en dat geëxploiteerd kan wor<strong>de</strong>n met beschikbare arbeidscapaciteit (technologie)<br />

❚ Bescherming van schaarse grondstoffen betekent mogelijk ook nieuwe conflicten<br />

❚ Optre<strong>de</strong>n bij milieurampen/ natuurgeweld vraagt an<strong>de</strong>re capaciteiten<br />

❚ Inzet bij milieurampen en natuurgeweld is waarschijnlijk ook min<strong>de</strong>r levensbedreigend dan inzet<br />

in oorlogsgebied<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 108


Schaarste aan grondstoffen; zoeken naar alternatieven<br />

Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wordt een toenemen<strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen verwacht. Dat zorgt <strong>voor</strong><br />

hogere productiekosten en dus ook stijgen<strong>de</strong> prijzen van (half )fabricaten. De zoektocht naar alternatieven<br />

is in volle gang, maar het is <strong>de</strong> vraag of die tijdig <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn en in hoeverre ze in wisselen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />

toepasbaar zullen zijn. In hoeverre hieraan consequenties verbon<strong>de</strong>n zijn <strong>voor</strong> Defensie is<br />

moeilijk in te schatten.<br />

Voor <strong>de</strong> hand ligt dat <strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen ook <strong>de</strong> Defensieorganisatie zal stimuleren om te<br />

komen tot innovaties op technologisch en logistiek vlak, zodat <strong>de</strong> afhankelijkheid van schaarser wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

grondstoffen wordt beperkt en steeds meer kan wor<strong>de</strong>n gewerkt met materieel dat functioneert op<br />

niet-schaarse grondstoffen. Om tot <strong>de</strong>rgelijke innovaties te komen, wordt echter een beroep gedaan op<br />

het beschikbare arbeidsaanbod van nu al schaars en schaarser wor<strong>de</strong>nd technisch en/of logistiek geschoold<br />

personeel. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige innovaties zorgt schaarste van grondstoffen er echter <strong>voor</strong> dat materieel en<br />

<strong>de</strong> exploitatie ervan kostbaar<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Dat impliceert een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhouding in <strong>de</strong> personeels-<br />

en materiaalkosten. Het beheer en behoud van materieel wordt duur<strong>de</strong>r en bij gelijkblijven<strong>de</strong> budgetten<br />

– bepaald door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid en dus afhankelijk van politieke keuzes – gaat dat ten koste van<br />

<strong>de</strong> beschikbare mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> personeel. Dat kan <strong>de</strong> concurrentiepositie van Defensie ernstig scha<strong>de</strong>n,<br />

juist omdat ook bepaal<strong>de</strong> groepen personeel schaarser wor<strong>de</strong>n, en dus duur<strong>de</strong>r.<br />

Er moet wor<strong>de</strong>n gezocht naar en geïnvesteerd in maximale duurzame inzet van nu al schaarse technische<br />

kennis om het functioneren van <strong>de</strong> Defensieorganisatie onafhankelijk te maken van <strong>de</strong> beschikbaarheid<br />

van schaarse grondstoffen.<br />

Beschermen van schaarse grondstoffen en schone ruimte<br />

Als gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen is te verwachten dat er een toenemen<strong>de</strong> behoefte<br />

ontstaat aan beveiliging van schaarse grondstoffen, schone ruimte en zuiver drinkwater. De verwachting is<br />

dat dit leidt tot nieuwe conflicten en spanningen in <strong>de</strong> wereld. Dat leidt ook tot an<strong>de</strong>re samenwerkingsverban<strong>de</strong>n<br />

en coalities. Een mogelijkheid is dat er lokale interventiecentra wor<strong>de</strong>n ingericht. De impact<br />

hiervan <strong>voor</strong> Defensie is mogelijk groot, maar moeilijk te <strong>voor</strong>spellen.<br />

Optre<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns en na milieurampen, natuurgeweld<br />

Het optre<strong>de</strong>n bij milieurampen brengt heel an<strong>de</strong>re risico’s met zich mee dan het optre<strong>de</strong>n in oorlogsgebied.<br />

Er is geen sprake van ‘vechten’, maar <strong>de</strong> fysieke eisen die gesteld wor<strong>de</strong>n zijn naar verwachting niet<br />

min<strong>de</strong>r groot. Bij we<strong>de</strong>ropbouw na natuurrampen wordt wel een beroep gedaan op an<strong>de</strong>re capaciteiten<br />

en zijn <strong>de</strong> risico’s veel min<strong>de</strong>r groot.<br />

Deze ontwikkeling kan er toe lei<strong>de</strong>n dat het verschil tussen gevechtseenhe<strong>de</strong>n en niet-gevechtseenhe<strong>de</strong>n<br />

vervaagt en dat een bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid vereist is van me<strong>de</strong>werkers. Deze ontwikkeling kan echter ook<br />

specialisatie voe<strong>de</strong>n, waarbij gespecialiseer<strong>de</strong> gevechtseenhe<strong>de</strong>n zich dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van<br />

gespecialiseer<strong>de</strong> niet-gevechtseenhe<strong>de</strong>n. Hierin heeft <strong>de</strong> Defensieorganisatie een strategische en organisatorische<br />

keuze te maken. Ontwikkelingen in het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie zou<strong>de</strong>n bij het maken van<br />

<strong>de</strong>ze keuze kunnen en moeten wor<strong>de</strong>n meegewogen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 109


Technologische dominantie<br />

De invloed van technologie blijft ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Naast ontwikkelingen in<br />

<strong>de</strong> informatie en communicatietechnologie, zullen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> telematica,<br />

biotechnologie en nanotechnologie een grote impact hebben op het dagelijks leven in het algemeen<br />

en op <strong>de</strong> factor arbeid in het bijzon<strong>de</strong>r. De manier waarop mensen werken en communiceren en <strong>de</strong><br />

omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r zij dat doen zal in 2020 op tal van punten verschillen van nu, met<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie van arbeid, ook <strong>voor</strong> Defensie.<br />

Belangrijkste ontwikkeling en implicaties:<br />

❚ Virtualisering van het werk:<br />

- aantrekkelijk vanwege afstand tot ‘levensgevaar<br />

- aantrekkelijk <strong>voor</strong> jongeren (virtual reality en gaming)<br />

- uitdaging ou<strong>de</strong>ren en zittend personeel<br />

- uitdaging <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n (afstand, virtuele teams en begeleiding ou<strong>de</strong>re werknemers)<br />

- simulatoren in opleiding (opleiding naar aanbod, an<strong>de</strong>re eisen aan oplei<strong>de</strong>rs en instructeurs)<br />

❚ Nieuwe materialen maakt het werk mogelijk lichter:<br />

- nieuwe doelgroepen aanspreken met fysiek lichter werk<br />

❚ Werk complexer:<br />

- hoogopgelei<strong>de</strong>n aanspreken met uitdaging<br />

- groeien<strong>de</strong> hoeveelheid moeilijker te verwerken (cognitie)<br />

- risico is toename van cognitieve overbelasting<br />

- ontwerpen van ICT rekening hou<strong>de</strong>nd met wisselen<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten<br />

van groepen werknemers<br />

❚ Robotisering:<br />

- veiliger werken op afstand, spreekt nieuwe doelgroepen aan<br />

- min<strong>de</strong>r vliegers en opvaren<strong>de</strong>n nodig bij onbemand vliegen/varen:<br />

- min<strong>de</strong>r mensen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rhoud nodig (schepen en vliegtuigen kleiner)<br />

- meer mensen nodig <strong>voor</strong> besturing/ on<strong>de</strong>rhoud op afstand<br />

❚ ICT professionals nodig <strong>voor</strong> ‘virtuele’ beveiligingstaken<br />

Virtualisering van het werk<br />

Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia valt allereerst een vergaan<strong>de</strong> virtualisering van het werk te verwachten.<br />

Samenwerking tussen mensen vindt steeds meer op afstand via virtuele teams plaats en on<strong>de</strong>rsteund door<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> ICT toepassingen. Virtualisering van het werk maakt dat mensen, teams en organisaties<br />

steeds meer onafhankelijk van plaats of tijd werken en dat afstemming met collega’s, teams en an<strong>de</strong>re<br />

organisaties eveneens los van plaats en tijd gebeurt. Ook nu al zien we dat verga<strong>de</strong>ringen verlopen in<br />

virtuele verga<strong>de</strong>rruimten, tij<strong>de</strong>ns telepresence-sessies of hologramprojecties. Die ontwikkeling zal sterk<br />

doorzetten.<br />

Virtualisering van het werk heeft dan ook vergaan<strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> communicatiestructuren en<br />

ICT speelt hierbij een belangrijke rol. Voor Defensie betekent <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgaan<strong>de</strong> virtualisering van het werk<br />

bij<strong>voor</strong>beeld dat <strong>de</strong> afstand tot gevaarlijke situaties kan wor<strong>de</strong>n vergroot, waardoor risico’s kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

beperkt. Deze ontwikkeling is al <strong>de</strong>cennia lang in volle gang en ze zal ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />

doorzetten.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 110


Aantrekkingskracht op jongeren, uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />

Virtualisering van het werk, en dan <strong>voor</strong>al het werk in <strong>de</strong> operatie (vechten), maakt het werk bij Defensie<br />

wellicht aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige en toekomstige generatie jongeren die opgroeit met internet en<br />

gamen. Zij zijn bovendien gewend aan het opereren in virtuele werel<strong>de</strong>n, wat opleiding vereenvoudigt.<br />

Uiteraard is er een groot verschil tussen gamen in een virtuele, niet bestaan<strong>de</strong> wereld en het virtueel<br />

opereren in échte gevechtssituaties. Tegelijkertijd maakt virtualisering van het werk het werken <strong>voor</strong> het<br />

zitten<strong>de</strong> bestand en <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers mogelijk complexer. Dat impliceert dat meer begeleiding<br />

nodig is <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>re me<strong>de</strong>werkers om mee te gaan in <strong>de</strong> virtualisering van werk. Zeker <strong>voor</strong> het<br />

leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r liggen er grote uitdagingen. Die hebben niet alleen te maken met <strong>de</strong> virtualisering<br />

en het werken op afstand, maar ook met leiding geven aan virtuele teams, <strong>de</strong> begeleiding van ou<strong>de</strong>re<br />

werknemers die moeite kunnen hebben met virtualisering en nieuwe technologie en <strong>de</strong> cognitieve en<br />

psychische belasting die daarmee gepaard gaat.<br />

Betrouwbaarheid, visuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />

In hoeverre kunnen mensen erop vertrouwen dat datgene wat zij in hun virtuele omgeving signaleren zich<br />

ook in werkelijkheid daar bevindt?<br />

Vanwege <strong>de</strong> grote belangen – er staan immers vaak mensenlevens op het spel – is tot op he<strong>de</strong>n visuele<br />

i<strong>de</strong>ntificatie noodzakelijk <strong>voor</strong>dat er een schot gelost wordt. Afhankelijk van <strong>de</strong> betrouwbaarheid waarmee<br />

<strong>de</strong> werkelijkheid kan wor<strong>de</strong>n gevirtualiseerd, blijft visuele i<strong>de</strong>ntificatie al dan niet nodig. Is visuele<br />

i<strong>de</strong>ntificatie niet meer nodig, dan zou werk op grotere afstand van risicogebie<strong>de</strong>n kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

Dat zou impliceren dat het arbeidsaanbod dat zich vanwege <strong>de</strong> grote risico’s niet aangetrokken voelt tot<br />

het werken bij Defensie, mogelijk wel kan wor<strong>de</strong>n aangesproken.<br />

Virtualiseren betekent an<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />

Zet <strong>de</strong> virtualisering van het werk door, en gezien <strong>de</strong> structurele schaarste aan arbeid, die <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennia dreigt, ligt dat zeer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, dan betekent dit dat het werk van grote groepen personeel bij<br />

Defensie veran<strong>de</strong>rt. Mobiel werken, virtuele teams, werken op afstand en werken met simulatoren vraagt<br />

an<strong>de</strong>re competenties en dus an<strong>de</strong>re opleidingen. Bovendien wor<strong>de</strong>n als gevolg van <strong>de</strong> virtualisering niet<br />

alleen van mensen die het werk zelf doen an<strong>de</strong>re capaciteiten gevraagd, maar ook van oplei<strong>de</strong>rs en<br />

instructeurs, inkopers, administratieve krachten en leidinggeven<strong>de</strong>n. In die zin zijn er <strong>de</strong> nodige implicaties<br />

<strong>voor</strong> zowel <strong>de</strong> werving als <strong>voor</strong> het behoud van personeel.<br />

Cognitieve belasting<br />

Dat informatieverwerking belangrijker wordt en dat steeds meer gevraagd wordt van <strong>de</strong> cognitieve<br />

capaciteiten van personeel impliceert ook dat het werk mentaal zwaar<strong>de</strong>r zal wor<strong>de</strong>n. Dat impliceert een<br />

groter beroep op <strong>de</strong> psychische zorg <strong>voor</strong> personeel. Hoewel <strong>voor</strong>komen altijd beter is dan genezen, is het<br />

wat betreft die behoefte aan psychische zorg een geruststelling dat er, zo blijkt uit arbeidsmarktprognoses<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren weinig problemen te verwachten zijn bij het vin<strong>de</strong>n<br />

van therapeuten.<br />

Nieuwe materialen, nanotechnologie<br />

Technologie veran<strong>de</strong>rt ook materialen waarmee wordt gewerkt. Vooral <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> nanotechnologie<br />

hebben <strong>voor</strong> Defensie grote gevolgen. Doordat met veel lichtere materialen wordt gewerkt,<br />

kan arbeid fysiek lichter wor<strong>de</strong>n, waardoor meer mensen het zou<strong>de</strong>n kunnen uitvoeren. Ook zou<strong>de</strong>n<br />

werk nemers langer kunnen doorwerken en zou bij<strong>voor</strong>beeld het werk in <strong>de</strong> operatie aantrekkelijker<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers of vrouwen, die nu afhaken vanwege <strong>de</strong> hoge fysieke eisen aan<br />

het werk. Tegen <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> ontwikkelingen in het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (meer<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 111


vrouwen, meer ou<strong>de</strong>ren, meer arbeidsgehandicapten en meer allochtonen) biedt technologisering in die<br />

zin grote kansen <strong>voor</strong> Defensie.<br />

Informatieverwerking en cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />

Informatie komt steeds sneller en in wisselen<strong>de</strong> vorm tot <strong>de</strong> gebruiker die daarmee moet leren omgegaan.<br />

Het wordt steeds lastiger om betrouwbare informatie te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van onbetrouwbare informatie.<br />

Zeker ook wanneer het werk ver<strong>de</strong>r wordt gevirtualiseerd.<br />

Niet alleen van nieuwe generaties werknemers wordt dus veel verwacht als het gaat om informatieverwerking.<br />

Ook <strong>voor</strong> het huidige personeelsbestand wor<strong>de</strong>n cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n steeds belangrijker. Niet<br />

ie<strong>de</strong>reen heeft <strong>de</strong> cognitieve capaciteiten om goed om te gaan met die toenemen<strong>de</strong> stroom van informatie<br />

en om goe<strong>de</strong> keuzes te maken op basis van die stroom van informatie. Daarmee dreigt <strong>voor</strong>tdurend een<br />

twee<strong>de</strong>ling op <strong>de</strong> arbeidsmarkt tussen <strong>de</strong> mensen die wel en <strong>de</strong> mensen die niet aan <strong>de</strong>ze eisen kunnen<br />

voldoen. De ontwikkelingen in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia laten zien dat er sprake is<br />

van een gelei<strong>de</strong>lijke upgrading. Er komen meer mensen met een hogere opleiding. De upgradingsten<strong>de</strong>ns<br />

vlakt echter <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren wel wat af. Dat betekent mogelijk een toename van <strong>de</strong> schaarste aan<br />

personeel met <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten.<br />

Om er<strong>voor</strong> te zorgen dat voldoen<strong>de</strong> mensen behoren tot <strong>de</strong> groep die om kan gaan met wisselen<strong>de</strong><br />

informatiestromen is enerzijds opleiding en begeleiding van zittend personeel gewenst, an<strong>de</strong>rzijds is<br />

ontwerp van ICT aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> waarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten,<br />

zodat meer mensen kunnen werken met nieuwe technologie. Van jongere generaties mag wor<strong>de</strong>n verwacht<br />

dat zij beschikken over <strong>de</strong> capaciteiten om met wisselen<strong>de</strong> informatiestromen om te gaan, omdat zij ermee<br />

zijn opgegroeid.<br />

Robotisering van <strong>de</strong> arbeid; min<strong>de</strong>r fysiek, min<strong>de</strong>r risico<br />

Een belangrijke uiting van <strong>de</strong> dominantie van technologie zien we in <strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>lijke robotisering van <strong>de</strong><br />

arbeid. Hiermee doelen we op <strong>de</strong> overname van taken van mensen door machines en automatisering.<br />

Ook nu al zien we dat robotisering bij Defensie volop plaatsvindt. Onbeman<strong>de</strong> vliegtuigen die op afstand<br />

wor<strong>de</strong>n bestuurd zijn er bij<strong>voor</strong>beeld nu al en in 2020 zijn ze volledig ‘ingeburgerd’. Dat betekent dat<br />

min<strong>de</strong>r mensen nodig zijn om vliegtuigen mee te bemannen. Het betekent ook dat er meer mensen nodig<br />

zijn om vliegtuigen, maar ook schepen en an<strong>de</strong>r materieel, op afstand te besturen en te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Een<br />

an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld zijn <strong>de</strong> verkenningsrobots die in risicogebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n uitgezet. Ook die zullen in 2020<br />

veel meer wor<strong>de</strong>n ingezet en veel geavanceer<strong>de</strong>r zijn.<br />

Robotisering heeft grote gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeid die mensen verrichten. Aan <strong>de</strong> ene kant wordt het werk<br />

dat mensen zelf uitvoeren een stuk veiliger. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant veran<strong>de</strong>rt het werk fors van inhoud. Het<br />

werk ‘<strong>de</strong>militariseert’, omdat het min<strong>de</strong>r fysiek wordt. Inzet van robottechnologie ter vervanging van<br />

mensen vraagt immers om heel an<strong>de</strong>re kennis en vaardighe<strong>de</strong>n. De directe fysieke blootstelling aan risico’s<br />

valt bij<strong>voor</strong>beeld weg, maar er wordt meer kennis gevraagd van techniek en het on<strong>de</strong>rhoud van robots.<br />

Daarmee sluit het werk wel wat beter aan bij het arbeidsaanbod van <strong>de</strong> toekomst.<br />

Vrouwen, maar ook ou<strong>de</strong>ren, voelen zich min<strong>de</strong>r aangetrokken tot fysieke banen en werken on<strong>de</strong>r<br />

risicovolle omstandighe<strong>de</strong>n. Zij zou<strong>de</strong>n zich dus meer aangetrokken kunnen voelen door het nieuwe werk.<br />

Ook <strong>voor</strong> het langzaam groeien<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>el ge<strong>de</strong>eltelijk arbeidsgehandicapten (<strong>voor</strong>al diegenen die zijn<br />

uitgevallen met fysieke klachten) ontstaan er wellicht mogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 112


Virtuele veiligheid; privacy en betrouwbaarheid van systemen<br />

Technologie zorgt er ten slotte <strong>voor</strong> dat informatie sneller en gemakkelijker kan wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld en<br />

verspreid over <strong>de</strong> gehele wereld. Dat roept echter steeds meer vragen rond beveiliging, privacy en <strong>de</strong><br />

controleerbaarheid en betrouwbaarheid van ICT-systemen.<br />

De afhankelijkheid van ICT-systemen betekent een toename van <strong>de</strong> kwetsbaarheid van Ne<strong>de</strong>rland. Een<br />

goe<strong>de</strong> beveiliging en een goed systeem van back-ups van informatiesystemen zal aan belangrijkheid<br />

toenemen. Beveiliging van Ne<strong>de</strong>rland krijgt daarmee een meer virtuele dimensie en dat vraagt an<strong>de</strong>re<br />

competenties.<br />

Kijken we naar het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia dan zien we een toenemen<strong>de</strong> schaarste<br />

aan ICT professionals die het <strong>voor</strong> Defensie moeilijker zal maken zich te <strong>voor</strong>zien van voldoen<strong>de</strong> ICT kennis<br />

om <strong>de</strong> virtualisering te on<strong>de</strong>rsteunen, <strong>de</strong> beveiliging van ICT systemen op or<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>ze optimaal<br />

te controleren.<br />

Conclusies<br />

Maatschappelijke trends en hun implicaties<br />

De belangrijkste trends die van invloed zijn op <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie<br />

zijn als volgt samen te vatten: schaarste van arbeidscapaciteit, dominantie van technologie, globalisering,<br />

well-being/ individualisering en klimaat en milieu.<br />

Schaarste van arbeidscapaciteit<br />

De schaarste van arbeidscapaciteit zet druk op <strong>de</strong> participatie van vrouwen, allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en ook<br />

arbeidsgehandicapten. Nieuwe groepen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt wor<strong>de</strong>n aangesproken om aan voldoen<strong>de</strong><br />

arbeidscapaciteit te komen, ook door Defensie. Dat maakt <strong>de</strong> werkvloer, zowel <strong>voor</strong> burgers als <strong>voor</strong><br />

militairen, meer divers. Differentiatie in werving (aanspreken van doelgroepen), en in behoud van<br />

personeel is dus nodig. Een meer divers personeelsbestand stelt vervolgens ook an<strong>de</strong>re eisen aan arbeidsrelaties.<br />

Maatwerk in <strong>de</strong> arbeidsrelatie, individuele loopbaanontwikkeling, intercultureel management<br />

en meer coachen<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rschapsstijlen zijn bij<strong>voor</strong>beeld gewenst om (allochtone) jongeren te blijven<br />

aanspreken.<br />

An<strong>de</strong>re implicaties van personeelsschaarste zijn dat vaker keuzes zullen moeten wor<strong>de</strong>n gemaakt om mens<br />

door machine te vervangen, bij<strong>voor</strong>beeld door meer onbeman<strong>de</strong> voertuigen in te zetten of door meer te<br />

werken met simulatoren. Uitbesteding en nationale en internationale samenwerking kunnen eveneens<br />

wor<strong>de</strong>n geïntensiveerd.<br />

An<strong>de</strong>rs werken, vraagt echter ook an<strong>de</strong>re competenties van <strong>de</strong>fensiepersoneel. Leiding geven aan een divers<br />

personeelsbestand eist communicatie, coachings- en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n. Internationale samenwerking<br />

vraagt dat ook, maar dat vraagt ver<strong>de</strong>r om risicomanagement, projectmanagement en teamwork.<br />

Werken met en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van onbeman<strong>de</strong> voertuigen vraagt an<strong>de</strong>re vaardighe<strong>de</strong>n dan vliegen of varen<br />

en leiding geven aan teams die werken met onbeman<strong>de</strong> voertuigen vraagt eveneens om een an<strong>de</strong>re<br />

invulling van lei<strong>de</strong>rschap dan nu gewoon is.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 113


Technologie dominantie<br />

Vooral robotisering en het onbemand vliegen en varen verkleinen mogelijk <strong>de</strong> druk op het schaarser<br />

wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> aanbod van arbeid in het algemeen doordat min<strong>de</strong>r mensen gevraagd wor<strong>de</strong>n. Dergelijke<br />

technologische ontwikkelingen vergroten echter wel <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> beschikbare technische kennis in<br />

<strong>de</strong> arbeidsmarkt. Juist die kennis wordt echter steeds schaarser. De invloed van het tekort aan technisch<br />

personeel op <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om technologie in te zetten in plaats van menskracht is daarmee cruciaal.<br />

Defensie staat daarmee <strong>voor</strong> een cruciale keuze in het niveau van afhankelijkheid van technologie en zal<br />

zich moeten bera<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> juiste strategie om aan <strong>de</strong> juiste (technische) kennis te komen om op dat<br />

gewenste niveau te kunnen opereren. Opereren op een te laag niveau gaat ten koste van <strong>de</strong> effectiviteit,<br />

opereren op een hoog niveau brengt het risico met zich mee dat niet voldoen<strong>de</strong> technologische kennis<br />

beschikbaar is op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Dat betekent dat aanschaf van nieuwe technologie vaker dient plaats te<br />

vin<strong>de</strong>n in combinatie met <strong>de</strong> aanschaf van bijpassen<strong>de</strong> technologische kennis. Uitbesteding, internationale<br />

samenwerking en zelfs specialisatie op specifieke taken of regio’s kan soelaas bie<strong>de</strong>n. Afhankelijk van <strong>de</strong><br />

gemaakte keuzes wor<strong>de</strong>n echter ook nieuwe vaardighe<strong>de</strong>n en competenties vereist van nieuw en zittend<br />

<strong>de</strong>fensiepersoneel, bij<strong>voor</strong>beeld op sociale en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n, strategisch inkopen, risicomanagement<br />

en variabel lei<strong>de</strong>rschap.<br />

Globalisering<br />

In <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia staat samenwerking in wisselen<strong>de</strong> internationale netwerken centraal. Dat stelt<br />

nieuwe eisen aan het aanbod van arbeid. Communicatie, samenwerking en <strong>voor</strong>al ook aansturing van<br />

samenwerking in nationale en internationale ketens zijn kerncompetenties. Defensie kan zich <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong>rgelijke ontwikkelingen door nu al optimaal gebruik te maken van het groeien<strong>de</strong> aanbod van<br />

multiculturele kennis in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving.<br />

Well-being/ individualisering<br />

Well-being/ individualisering is een trend met ondui<strong>de</strong>lijke effecten op het aanbod van arbeid. Vrouwen,<br />

allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en arbeidsgehandicapten hebben een overwegend min<strong>de</strong>re gezondheid.<br />

Wel is er een gezondheidstrend in <strong>de</strong> samenleving. Defensie heeft het imago van een ‘gezon<strong>de</strong>’ werkgever,<br />

maar dat is moeilijk in te zetten als doodgaan ook mogelijk is. Nieuw aanbod vraagt in <strong>de</strong> ontwikkelingsfase<br />

en <strong>de</strong> spitsuurfase van hun loopbaan en hun leven om goe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot combinatie werk en privé<br />

en om maatwerk. Personeel in <strong>de</strong> latere levensfasen (balans en mogelijkhe<strong>de</strong>n) vraagt datzelf<strong>de</strong>, maar op<br />

een geheel eigen wijze. Langer doorwerken door werknemers in <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase (wanneer fysieke<br />

beperkingen intre<strong>de</strong>n) impliceert zoeken naar een lichter takenpakket. Combineren van werken bij<br />

Defensie met zorgen <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs of kleinkin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> balansfase vraagt om flexibeler werktij<strong>de</strong>n en<br />

een takenpakket dat daarbij aansluit. Ongeacht <strong>de</strong> levensfase, gaat het <strong>de</strong> werknemer van <strong>de</strong> toekomst<br />

om zingeving in het beroep en intrinsieke betrokkenheid bij <strong>de</strong> missie van een organisatie.<br />

Klimaat en milieu<br />

Klimaat en milieu, schaarste van grondstoffen, klimaatveran<strong>de</strong>ringen en vervuiling maken dat een an<strong>de</strong>r<br />

beroep op Defensie kan wor<strong>de</strong>n gedaan. Beveiligen van schaarse grondstoffen, inzet in rampgebied en<br />

gevecht om schone ruimte. Ruim aanbod van beveiligers kan hier<strong>voor</strong> wor<strong>de</strong>n ingezet, want bij milieurampen<br />

en bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen is geen, of in ie<strong>de</strong>r geval min<strong>de</strong>r, sprake van geweld tegen<br />

<strong>de</strong>fensiepersoneel dan in oorlogsgebied. Dit is aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong>len van het nieuwe aanbod van<br />

personeel (<strong>voor</strong>al vrouwen en ou<strong>de</strong>ren). Daarnaast verwachten we schaarste van grondstoffen én schaarste<br />

van arbeidscapaciteit. Die combinatie maakt dat aanschaf en ontwikkeling van materieel scherpen gericht<br />

moet zijn op het gebruik niet-schaarse grondstoffen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 114


Tot slot: Wat zijn beïnvloedbare en autonome trends?<br />

We hebben aangekondigd een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen zogeheten beïnvloedbare en autonome trends.<br />

De veron<strong>de</strong>rstelling is dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie aan <strong>de</strong> beïnvloedbare trends in enige mate sturing kan<br />

geven, terwijl zij op autonome trends enkel kan inspelen. In schema’s 4.1 en 4.2 geven wij <strong>de</strong> implicaties<br />

weer van dit on<strong>de</strong>rscheid tussen beïnvloedbare en autonome trends. In schema 4.1 geven we een overzicht<br />

van <strong>de</strong> beïnvloedbare trends. Bij elk van <strong>de</strong> trends geven we aan hoe Defensie invloed kan uitoefenen op <strong>de</strong><br />

genoem<strong>de</strong> trends. In schema 4.2 geven we een overzicht van autonome trends. Bij elk van <strong>de</strong>ze trends laten<br />

we bovendien zien hoe Defensie kan reageren op <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> trends.<br />

De schema’s maken dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> autonome trends <strong>de</strong> beïnvloedbare trends overtreffen in zowel aantal<br />

als impact. Hieruit kunnen we <strong>de</strong> conclusie trekken dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie toekomstige ontwikkelen<br />

slechts in beperkte mate zal kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. De meeste invloed kan <strong>de</strong>fensie uitoefenen op trends<br />

die te maken hebben met <strong>de</strong> globalisering en technologie.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 115


Schema 4.1: Beïnvloedbare trends<br />

Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />

Globalisering Internationale<br />

samenwerking<br />

Well-being /<br />

individualisering<br />

Uitbesteding taken<br />

Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />

operatiegebie<strong>de</strong>n<br />

Combineren werk en privé<br />

Maatwerk in arbeidsrelaties<br />

Technologie Virtualisering van het werk<br />

Cognitieve belasting door<br />

werken met nieuwe<br />

technologie<br />

Informatieverwerking en<br />

cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />

Nieuwe materialen,<br />

nanotechnologie<br />

Robotisering<br />

❚ Deelname internationale netwerken<br />

❚ Internationale taakspecialisatie<br />

❚ Uitbeste<strong>de</strong>n van logistiek en medische zorg<br />

aan civiele partners<br />

❚ Uitbesteding <strong>de</strong>fensietaken aan private<br />

militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Gebiedsspecifieke vulling van eenhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Opleidingen, trainingen en zorg toespitsen op<br />

omstandighe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

Aantrekken van allochtonen die bekend zijn<br />

met omstandighe<strong>de</strong>n in bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />

❚ Ka<strong>de</strong>rs scheppen <strong>voor</strong> keuzes inhoud en aard<br />

werk (fases levensfasebeleid)<br />

❚ Inspelen op uiteenlopen<strong>de</strong> behoefte aan<br />

maatwerk<br />

❚ Vergroten afstand mens en operatiegebied<br />

❚ Aantrekkingskracht op jongeren<br />

❚ Uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />

❚ Betrouwbaarheid regelen – virtuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />

❚ An<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />

❚ Psychische zorg uitbrei<strong>de</strong>n<br />

❚ Ontwikkelen preventieve therapieën<br />

❚ Upgrading van kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />

❚ Rekening hou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve<br />

vaardighe<strong>de</strong>n<br />

❚ Toepassing bevor<strong>de</strong>ren<br />

❚ Preventie tegen mogelijke risico’s<br />

❚ Stimuleren technologische innovatie<br />

❚ Robotiseren combineren met veiliger<br />

maken van het werk<br />

❚ Extra inzet van vrouwen en gehandicapten<br />

mogelijk maken d.m.v. robotisering<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 116


Schema 4.2: Autonome trends<br />

Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />

Demografie Vergrijzing<br />

Meer allochtonen, vrouwen,<br />

ou<strong>de</strong>ren<br />

Meer<br />

eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />

Arbeids-capaciteit Min<strong>de</strong>r mannen, meer<br />

vrouwen<br />

Tekort aan specialisten:<br />

technici, medisch personeel,<br />

ICT-ers, veiligheidspersoneel,<br />

scheepskapiteins<br />

en stuurmannen, piloten en<br />

leidinggeven<strong>de</strong>n transport<br />

Globalisering Wereldwij<strong>de</strong> verspreiding<br />

nieuwe risico’s<br />

Well-being /<br />

individualisering<br />

Regionale gebon<strong>de</strong>nheid<br />

Zingeving<br />

Ongezond arbeidsaanbod<br />

Klimaat en milieu Schaarste aan grondstoffen<br />

Beschermen grondstoffen<br />

en schone ruimte<br />

Milieurampen,<br />

natuurgeweld<br />

❚ Verhoging pensioengerechtig<strong>de</strong> leeftijd<br />

❚ Levensfasebeleid<br />

❚ Aanpassen werkomstandighe<strong>de</strong>n aan<br />

ou<strong>de</strong>r personeel<br />

❚ Diversiteitbeleid<br />

❚ Alleenstaan<strong>de</strong> jongeren interessante doelgroep<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie<br />

Werk aantrekkelijker maken <strong>voor</strong> vrouwen door:<br />

❚ Aanpassen functies en werk<br />

❚ Uitbouwen van vrouwvrien<strong>de</strong>lijke<br />

bedrijfscultuur<br />

❚ Uitbouwen combinatie werk en zorg werk<br />

en privé<br />

❚ Verbeteren primaire en secundaire<br />

arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

❚ Stimuleren opwaartse mobiliteit door opleiding<br />

en scholing<br />

❚ Uitbeste<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n<br />

❚ Aanschaf materiaal passend bij beschikbare<br />

capaciteit<br />

❚ I<strong>de</strong>ntificeren en beoor<strong>de</strong>len nieuwe risico’s<br />

❚ Snel en flexibel reageren op nieuwe risico’s<br />

❚ Opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio bie<strong>de</strong>n<br />

❚ Werk (kazernes) concentreren in dichtbevolkte<br />

gebie<strong>de</strong>n<br />

❚ Werk bij <strong>de</strong>fensie presenteren als een uitdaging<br />

❚ Promoten beroepseer<br />

❚ Defensieorganisatie als gemeenschap<br />

❚ Gezondheidsbevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> maatregelen<br />

❚ Arbozorg en curatieve zorg integreren<br />

❚ Inzet chronisch zieken bevor<strong>de</strong>ren<br />

❚ Toepassing innovatief en energiezuinig materieel<br />

❚ Inrichten van interventiecentra wereldwijd<br />

❚ Bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

❚ Specialisatie: gevechtseenhe<strong>de</strong>n versus<br />

een he<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> rampenbestrijding<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 117


4.<br />

Wervingskracht<br />

Defensie<br />

De schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling om rekening mee te hou<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />

werving. Het beschikbare aanbod zal <strong>voor</strong>al meer divers zijn. Defensie moet daar op inspelen.<br />

De belangrijkste aandachtsgebie<strong>de</strong>n daarbij zijn:<br />

❚ Werving en selectie: oog hebben <strong>voor</strong> diversiteit en individuele behoeften; aan mensen<br />

gestel<strong>de</strong> eisen meer differentiëren naar taken en beoog<strong>de</strong> loopbaan<br />

❚ Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n: goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en loopbaanpa<strong>de</strong>n<br />

❚ Opleiding: meer gericht op competenties en opleidingsaanbod bij <strong>de</strong> eigen woonregio<br />

❚ Personeelszorg: aandacht en faciliteiten gezondheid en veiligheid personeel als ‘unique selling point’<br />

❚ Personeelsbeheer: diversiteit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bedrijfscultuur maken<br />

Keuzes betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> werving en selectie hangen nadrukkelijk samen met strategische keuzes ten<br />

aanzien van (<strong>de</strong> omvang van) <strong>de</strong>fensietaken.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 118


Bepalen<strong>de</strong> elementen<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf zetten we op een rij welke elementen van <strong>de</strong> in hoofdstuk 3 en 4 geschetste ontwikkelingen<br />

en implicaties het meest bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie. In een tweetal<br />

expertbijeenkomsten met specialisten van Defensie wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />

uitgezet op een assenkruis van impact en kans, conform <strong>de</strong> inschatting van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensievertegenwoordigers<br />

die <strong>de</strong>elnamen aan twee expertmeetings (zie bijlage D1).<br />

Er is een aantal hoofdlijnen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:<br />

❚ Door <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen en <strong>de</strong> schaarste op <strong>de</strong> arbeidsmarkt – in het bijzon<strong>de</strong>r wat betreft<br />

technici – moet wor<strong>de</strong>n geput uit een bre<strong>de</strong>re doelgroep, daarbij rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> diversiteit<br />

qua kwalificaties, sociale gebon<strong>de</strong>nheid, culturele achtergrond en <strong>de</strong> individuele behoeften van het<br />

toekomstige arbeidspotentieel. Deze ontwikkeling impliceert zaken als maatwerk in ontwikkeling- en<br />

loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n (zie ook bijlage D1: groenomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />

❚ Het element gezondheid speelt op twee manieren een rol. In <strong>de</strong> eerste plaats kunnen fysieke toelatingseisen<br />

ruimer wor<strong>de</strong>n gesteld. Deze zullen niet meer zon<strong>de</strong>rmeer doorslaggevend zijn als mensen over<br />

belangrijke competenties beschikken die passen bij specifieke taken. Die competenties compenseren<br />

als het ware fysieke tekortkomingen. Daarnaast kan Defensie haar imago versterken van zorgvuldige,<br />

gezon<strong>de</strong> en daarmee aantrekkelijke werkgever <strong>voor</strong> ‘nieuw’ arbeidsaanbod door zich bij<strong>voor</strong>beeld<br />

nadrukkelijker te profileren als organisatie die bijzon<strong>de</strong>re aandacht en <strong>voor</strong>zieningen biedt <strong>voor</strong><br />

gezondheid en (top)sport (bijlage D1: roodomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />

❚ Het arbeidspotentieel zal ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia een sterke regionale gebon<strong>de</strong>nheid kennen.<br />

Dit geldt in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> tweeverdieners en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> generatie y, <strong>voor</strong> wie het sociale netwerk<br />

belangrijker is dan <strong>de</strong> werkgever. Aansluiting bij <strong>de</strong>ze ‘regionale gebon<strong>de</strong>nheid’ biedt mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, zeker in regio’s waar een overschot aan arbeidskrachten zal ontstaan (bijlage D1:<br />

oranje omlijn<strong>de</strong> elementen).<br />

Naast <strong>de</strong>ze drie hoofdlijnen zijn er nog drie elementen die, hoewel ze meer op zichzelf staan, <strong>de</strong> wervingskracht<br />

van Defensie in belangrijke mate kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n:<br />

❚ De groeien<strong>de</strong> kans op en mogelijkhe<strong>de</strong>n van vrij verkeer van werknemers binnen <strong>de</strong> EU (militair en<br />

burgerpersoneel). Hierin schuilt zowel een kans als een bedreiging in. Defensie kan arbeidspotentieel<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld technici) werven in Europese gebie<strong>de</strong>n met een hogere werkloosheid (MOE lan<strong>de</strong>n). Daar<br />

staat echter tegenover dat buurlan<strong>de</strong>n met een grotere arbeidsmarktschaarste vaker op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

arbeidsmarkt zullen gaan werven. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> vergrijzing<br />

eer<strong>de</strong>r en <strong>voor</strong>al ook har<strong>de</strong>r zal aankomen (Duitsland e.a.).<br />

❚ Het uitbeste<strong>de</strong>n of outsourcen van taken naar <strong>de</strong> civiele markt en tegelijkertijd inkoop van nieuwe<br />

technologie met <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kennis <strong>voor</strong> beheer en on<strong>de</strong>rhoud. In toenemen<strong>de</strong> mate zal <strong>de</strong>fensie<br />

opereren als een netwerkorganisatie.<br />

❚ Het ontstaan van private militaire organisaties die zich laten inhuren <strong>voor</strong> militaire taken. Deze organisaties<br />

kunnen zich specialiseren op bepaal<strong>de</strong> taken of op inzet in bepaal<strong>de</strong> regio’s en goed aansluiten<br />

bij behoeften en competenties van potentiële werknemers. Ze kunnen zowel nieuw aanbod als ervaren<br />

werknemers wegtrekken bij Defensie.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 119


Effecten en betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht<br />

De in eer<strong>de</strong>re hoofdstukken geschetste <strong>de</strong>mografische, arbeidsmarkt- en maatschappelijke ontwikkelingen<br />

zijn van invloed op <strong>de</strong> organisatie van werving, selectie, opleiding, personeelszorg en personeelsbeheer en<br />

<strong>de</strong> eisen die daaraan wor<strong>de</strong>n gesteld. On<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> schaarste zal <strong>de</strong> personele opbouw en samenstelling<br />

van Defensie veran<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong>ze paragraaf schetsen we <strong>de</strong> meest relevante effecten van <strong>de</strong>ze<br />

ontwikkelingen op <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie.<br />

Werving en selectie<br />

Met een arbeidsmarkt die <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia krap zal zijn en het ontstaan van een nieuwe groep<br />

militaire werkgevers (private organisaties en buurlan<strong>de</strong>n) die zich op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt zal<br />

mel<strong>de</strong>n, moet Defensie zich richten op een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep waar het gaat om culturele<br />

achtergrond, leeftijd en geslacht, maar ook fysieke en mentale gesteldheid. Omdat tekorten zich <strong>voor</strong>al<br />

zullen <strong>voor</strong>doen op het gebied van techniek en (informatie)technologie zullen extra arbeidsmarktinspanningen<br />

en strategische keuzes noodzakelijk zijn om over voldoen<strong>de</strong> potentieel te kunnen blijven<br />

beschikken. Een <strong>de</strong>el van het talent, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> technologische ‘haves’ wordt immers steeds moeilijker<br />

bereikbaar, want schaarser, terwijl <strong>de</strong> ‘have nots’ in eerste instantie min<strong>de</strong>r interessant wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

Defensie. Defensie moet hier in <strong>de</strong> werving en selectie op inspelen.<br />

Het is in <strong>de</strong> eerste plaats belangrijk dat Defensie meer in beeld komt bij alle doelgroepen. Allochtonen,<br />

vrouwen en (ou<strong>de</strong>re) zij-instromers vormen een potentiële doelgroep die beter benut zal moeten wor<strong>de</strong>n.<br />

Daarbij moet Defensie nadrukkelijk oog hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> individuele behoeften en <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong>ze<br />

groepen. Belangrijke aspecten hierin zijn:<br />

❚ Het bie<strong>de</strong>n van ruimte om invulling te kunnen geven aan het leven in het sociale netwerk en <strong>de</strong> sociale<br />

‘verplichtingen’ van het individu buiten <strong>de</strong> kazerne en buiten <strong>de</strong> organisatie. In dit ka<strong>de</strong>r past ook het<br />

bie<strong>de</strong>n van (goe<strong>de</strong>) <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />

❚ Aansluiten bij <strong>de</strong> (persoonlijke) behoefte aan zingeving binnen het werk en tegelijkertijd inspelen op<br />

een meer algemene behoefte aan ‘groepsgevoel’, samen werken aan een doel.<br />

❚ Het bie<strong>de</strong>n van meer ruimte <strong>voor</strong> eigenheid (een eigen kleur) en persoonlijke ontwikkeling. Het moet<br />

dui<strong>de</strong>lijk zijn dat Defensie niet op zoek is naar één type me<strong>de</strong>werker <strong>voor</strong> één type loopbaan. Mensen<br />

moeten juist kunnen kiezen <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n en ontwikkelrichtingen die aansluiten<br />

bij hun competenties, fysieke gesteldheid en persoonlijke behoeften en doelstellingen. Daarbij moet ook<br />

aandacht zijn <strong>voor</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n die niet direct zijn gerelateerd aan uitzending <strong>voor</strong> gevechtsmissies.<br />

Deze loopbaanpa<strong>de</strong>n kunnen dwars door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen lopen. Werving en<br />

selectie kunnen in die zin ook nadrukkelijker gezamenlijk wor<strong>de</strong>n opgepakt en wor<strong>de</strong>n gecombineerd<br />

met doorstroombeleid.<br />

❚ Het beter afwegen van <strong>de</strong> eisen aan <strong>de</strong> fysieke gesteldheid tegen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re competenties van het individu<br />

en <strong>de</strong> eisen die het werk stelt. De fysieke toelatingseisen hoeven slechts in beperkte mate doorslaggevend<br />

te zijn, afhankelijk van loopbaanrichting en compenseren<strong>de</strong> factoren als mensen <strong>voor</strong>al op hun unieke<br />

kwaliteiten wor<strong>de</strong>n ingezet, eventueel met enkele technische aanpassingen. Ook arbeidsgehandicapten<br />

kunnen zo een functionele en productieve rol vervullen binnen Defensie.<br />

❚ Het rekening hou<strong>de</strong>n met en inspelen op <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> peergroep en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs bij <strong>voor</strong>al allochtone<br />

jongeren die een carrière bij Defensie overwegen.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats gaat het erom dat Defensie zich bij <strong>de</strong> werving oriënteert op regionale behoeften. Het<br />

kunnen volgen van een opleiding en het vin<strong>de</strong>n van werk in <strong>de</strong> regio waar mensen wonen, maakt het<br />

aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> groepen om te kiezen <strong>voor</strong> een loopbaan bij Defensie.<br />

Bovendien kan Defensie hiermee gerichter inspelen op ontwikkelingen in <strong>de</strong> (regionale) arbeidsmarkt.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 120


In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaats zal een aantal strategische keuzes bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> druk om nieuw potentieel te<br />

werven en te selecteren. Het gaat in het bijzon<strong>de</strong>r om keuzes ten aanzien van outsourcing en <strong>de</strong> inkoop van<br />

nieuw materieel. Bij outsourcing van bij<strong>voor</strong>beeld on<strong>de</strong>rhoudstaken neemt <strong>de</strong> behoefte aan technici af, maar<br />

tegelijkertijd moet het on<strong>de</strong>rhoud wel wor<strong>de</strong>n gewaarborgd. Bij inkoop van nieuw materieel is het<br />

belangrijk om <strong>voor</strong>al ook een inschatting te maken van <strong>de</strong> eisen die het nieuwe materieel stelt aan<br />

aanwezige dan wel ontbreken<strong>de</strong> kennis om met het materieel te werken en het te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Indien<br />

<strong>voor</strong>al wordt gekozen <strong>voor</strong> afwijken<strong>de</strong>, nieuwe technologieën zal er extra druk op werving en selectie<br />

ontstaan of <strong>de</strong> noodzaak om bij inkoop van nieuw materieel ook expertise van buiten in te kopen. Het<br />

laatste betekent echter wel extra kosten.<br />

De keuze <strong>voor</strong> het bena<strong>de</strong>ren van een bre<strong>de</strong>re doelgroep met een grotere diversiteit is een strategische<br />

keuze. Een an<strong>de</strong>re optie is een keuze <strong>voor</strong> een kleinere en meer gespecialiseer<strong>de</strong> Defensie organisatie. Een<br />

specialistische taakafbakening is mogelijk, maar in sterke mate afhankelijk van (politieke) afspraken op<br />

Europees of NAVO-niveau.<br />

Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

Al eer<strong>de</strong>r zijn twee arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n genoemd waarmee Defensie rekening moet hou<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> werving<br />

van nieuw personeel: <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en bre<strong>de</strong>re (individuele) loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n. Bre<strong>de</strong>re<br />

loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n sluiten goed aan bij <strong>de</strong> diversiteit van individuele behoeften en com petenties die<br />

mensen hebben. De wervingskracht van Defensie is hierbij gebaat. Het bie<strong>de</strong>n van meer <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

zal een positief effect hebben op het aantrekken van nieuwe werknemers. Echter, ook het huidige<br />

personeel zal <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el aanspraak gaan maken op meer <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n. Zeker ook dat <strong>de</strong>el van<br />

het huidige personeel dat overweegt langer door te werken.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze verkenning is daarnaast dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n dat er meer dui<strong>de</strong>lijkheid kan wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> huidige keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, ook naar buiten toe. De ervaring is dat<br />

mensen afhankelijk van taalbeheersing en opleidingsniveau <strong>de</strong> consequenties van keuzes moeilijk kunnen<br />

overzien. Overigens werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> expertmeetings niet heel veel verwacht van <strong>de</strong> impact van meer<br />

individuele keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n en persoonlijke arrangementen op <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie.<br />

Opleiding<br />

Werven uit een bre<strong>de</strong>re, meer diverse doelgroep van mensen leidt tot an<strong>de</strong>rsoortige opleidingsvragen.<br />

Ook het feit dat Defensie steeds meer als een (internationale) netwerkorganisatie opereert in diverse<br />

samen stellingen met behoefte aan multifunctioneel personeel en <strong>de</strong> dominantere rol die technologie zal<br />

gaan spelen veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> opleidingsbehoefte van Defensie. Waar nu nog <strong>de</strong> nadruk ligt op functiegerichte<br />

opleidingen, zal <strong>de</strong>ze nadrukkelijk verschuiven naar meer competentiegerichte opleidingen. Het in een<br />

relatief korte perio<strong>de</strong> ‘klaarstomen’ <strong>voor</strong> een functie, zal plaatsmaken <strong>voor</strong> een meer gefaseer<strong>de</strong> en<br />

gecontroleer<strong>de</strong> ontwikkeling van competenties die nodig zijn om taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n op een<br />

zeker niveau aan te kunnen en <strong>voor</strong>al ook snel te kunnen schakelen tussen taken, verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />

en rollen.<br />

Naast veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> opzet en inrichting van het on<strong>de</strong>rwijs zal er ook aandacht moeten zijn <strong>voor</strong><br />

inhou<strong>de</strong>lijke vernieuwing, <strong>voor</strong>al als gevolg van <strong>de</strong> globalisering en <strong>de</strong> grotere diversiteit binnen <strong>de</strong><br />

organisatie. Voorbeel<strong>de</strong>n van nieuwe inhou<strong>de</strong>lijke elementen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opleiding binnen Defensie zijn:<br />

❚ Omgaan met interne culturele diversiteit.<br />

❚ Omgaan met psychologische impact van optre<strong>de</strong>n in ‘non-battle’ omgevingen/rampgebie<strong>de</strong>n.<br />

❚ Omgaan met nieuwe ICT en nieuwe technologie (onbemand vliegen en varen).<br />

❚ Samenwerking in internationaal verband; omgaan met verschillen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 121


Niet toevallig zijn dit vier <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n die <strong>voor</strong>al een beroep doen op een bepaal<strong>de</strong> ‘mindset’ en<br />

competenties <strong>voor</strong> het opereren in een an<strong>de</strong>re omgeving dan waaraan men is gewend. Ook zal er in <strong>de</strong><br />

opleiding meer aandacht moeten zijn <strong>voor</strong> technologische kennis en vaardighe<strong>de</strong>n. Zowel basisvaardighe<strong>de</strong>n<br />

in het gebruik van mo<strong>de</strong>rne technieken en technologieën als in het opereren zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beschikking<br />

over <strong>de</strong>ze mid<strong>de</strong>len dienen continu aandacht van ontwikkeling te zijn.<br />

Het bie<strong>de</strong>n van inzicht in <strong>de</strong> opleidings- en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n bij werving is niet ongebruikelijk.<br />

De verschuiving naar competentiegericht oplei<strong>de</strong>n en naar een organisatie met netwerkachtige kenmerken<br />

biedt echter ook meer mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mobiliteit en <strong>voor</strong>tzetting van een carrière buiten. Bij wervingsactiviteiten<br />

kan ook dit carrièreperspectief positief wor<strong>de</strong>n benadrukt.<br />

Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven kan <strong>de</strong> mogelijkheid van een (<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) opleiding in <strong>de</strong> eigen woonregio<br />

<strong>de</strong> stap naar Defensie aantrekkelijker maken, in het bijzon<strong>de</strong>r in regio’s waar er een overschot op <strong>de</strong><br />

arbeidsmarkt is. Door samenwerking met regionale opleidingscentra (ROC’s), uitwisseling van docenten,<br />

het bie<strong>de</strong>n van leerwerkplekken en het koppelen van opleidingsprogramma’s (ook ROC’s werken tegenwoordig<br />

met competentiegerichte opleidingsprogramma’s) kan Defensie <strong>de</strong> opleidingsactiviteiten <strong>voor</strong><br />

een <strong>de</strong>el al re<strong>de</strong>lijk snel en eenvoudig meer regiogericht vormgeven. In feite betekent dit het ver<strong>de</strong>r<br />

doortrekken van bestaan<strong>de</strong> activiteiten die al in samenwerking met ROC’s wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rnomen.<br />

Dat an<strong>de</strong>re elementen in <strong>de</strong> opleiding van Defensiepersoneel centraal komen te staan, impliceert overigens<br />

ook dat an<strong>de</strong>re instructeurs en oplei<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n kunnen en wellicht zelfs moeten wor<strong>de</strong>n aangetrokken.<br />

Personeelszorg<br />

Personeel dat kiest <strong>voor</strong> Defensie en <strong>de</strong> uitvoering van militaire taken, kiest welbewust <strong>voor</strong> een arbeid somgeving<br />

met een bovengemid<strong>de</strong>ld risico. Behalve dat mensen zich bewust zijn van het risico, willen ze<br />

ook weten dat ze ergens op kunnen rekenen. Door <strong>de</strong> missies in oorlogsgebied en <strong>de</strong> fysieke en psychische<br />

klachten die sommigen aan hun uitzending overhou<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzaak van zowel<br />

preventieve zorg als curatieve zorg sterk toegenomen. Deze aandacht zou moeten lei<strong>de</strong>n tot een herwaar<strong>de</strong>ring<br />

van unieke <strong>voor</strong>zieningen als een eigen militair ziekenhuis, revalidatiecentrum en uitgebrei<strong>de</strong><br />

sportfaciliteiten. Mensen moeten weten dat ze hiervan gebruik kunnen maken om hun eigen gezondheid<br />

op peil te brengen en te hou<strong>de</strong>n en dat ze op a<strong>de</strong>quate hulp kunnen rekenen, mochten ze ooit in <strong>de</strong><br />

problemen komen. In dit ka<strong>de</strong>r is appelleren aan het ‘groepsgevoel’ opnieuw van belang: mensen leveren<br />

een bijdrage als waar<strong>de</strong>vol lid van een organisatie en die organisatie is er ook <strong>voor</strong> hen als zij er een beroep<br />

op moeten doen. Van een imago als gezon<strong>de</strong> en zorgvuldige werkgever werd bij <strong>de</strong> expertmeetings veel<br />

impact verwacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie, zeker als het gezondheidszorgsysteem <strong>voor</strong><br />

militairen ook wordt uitgebreid naar burgerme<strong>de</strong>werkers bij Defensie.<br />

Personeelsbeheer<br />

De ontwikkeling naar een organisatie met een meer diverse personeelssamenstelling die veel opener en<br />

in samenwerking met allerlei an<strong>de</strong>re organisaties moet opereren, leidt tot een an<strong>de</strong>r soort organisatie met<br />

een an<strong>de</strong>re cultuur en een an<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>ring van (<strong>de</strong> ontwikkeling) van persoonlijke kwaliteiten. Dit is<br />

uiteraard belangrijk <strong>voor</strong> het behoud van personeel (zie hoofdstuk 6), maar in <strong>de</strong> werving en selectie is<br />

eveneens van belang dat kandidaten kunnen zien wat het personeelbeleid van <strong>de</strong> organisatie inhoudt, hoe<br />

mensen binnen Defensie met elkaar omgaan en wat <strong>de</strong> organisatie doet <strong>voor</strong> het personeel. Gegeven het<br />

feit dat Defensie zich meer zal gaan richten op doelgroepen als allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren, ligt het<br />

ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat Defensie zich profileert op <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze groepen relevante terreinen als diversiteitsbeleid<br />

en leeftijds- of levensfasebewust personeelsbeleid. Ook het gezondheidsbeleid is een relevant thema om<br />

(ver<strong>de</strong>r) te ontwikkelen en te belichten in het ka<strong>de</strong>r van werving van personeel.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 122


Conclusies<br />

Voor <strong>de</strong> werving tot 2020 is <strong>de</strong> personele schaarste <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling. De wervingskracht van<br />

Defensie zal <strong>voor</strong>al moeten wor<strong>de</strong>n ingezet om een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep te bereiken dan<br />

tot dusver het geval was. Tegelijkertijd impliceert <strong>de</strong>ze wervingsstrategie dat Defensie met een an<strong>de</strong>re<br />

personeels samenstelling te maken krijgt en dat impliceert weer een an<strong>de</strong>re manier van oplei<strong>de</strong>n en<br />

omgaan met elkaar. De technologische ontwikkeling stelt <strong>de</strong>els hogere eisen aan het personeel. De<br />

verwachting is echter niet dat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> personele capaciteit zal teruglopen in die zin dat <strong>de</strong> technologie<br />

in grote getalen mensen zal gaan vervangen. Dat zal tot op zekere hoogte echter wel gebeuren, omdat <strong>de</strong><br />

schaarste aan arbeidscapaciteit toeneemt en automatisering en technologisering een manier is om daarmee<br />

om te gaan c.q. daarop te anticiperen. Het ver<strong>de</strong>r ontwikkelen van onbemand vliegen en varen biedt wat dat<br />

betreft wel soelaas tegen <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste.<br />

Als Defensie alle huidige taken wil blijven vervullen, zal een aantal beleidsveran<strong>de</strong>ringen nodig zijn dat<br />

gevolgen heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, <strong>de</strong> opleiding en <strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> organisatie. Ook <strong>de</strong><br />

werkcultuur binnen <strong>de</strong> organisatie (qua leidinggeven, aanspreken, ruimte <strong>voor</strong> eigenheid en omgaan<br />

met verschillen) zal echter wor<strong>de</strong>n beïnvloed.<br />

De belangrijkste strategische keuzes die hieraan <strong>voor</strong>af gaan betreffen keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken<br />

van Defensie en <strong>de</strong> omvang van die taken. Bij een sterke Europese samenwerking en taakdifferentiatie<br />

c.q. -specialisatie tussen samenwerken<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zal Defensie min<strong>de</strong>r divers moeten gaan werven, strenger<br />

moeten selecteren en oplei<strong>de</strong>n, maar juist heel gericht op bepaal<strong>de</strong> profielen en competenties. Het meest<br />

waarschijnlijke scenario op dit moment is echter <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige organisatie met<br />

een hoge mate van diversiteit in taken en (dus ook) in personeel. Om verantwoor<strong>de</strong> strategische keuzes in<br />

relatie tot beschikbare en <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> personele capaciteit te kunnen maken, is het nuttig om <strong>de</strong>fensiebreed<br />

een actueel overzicht (een personeelsmonitor) te hebben van aanwezige en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 123


5.<br />

Behoud van<br />

personeel<br />

De schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling om rekening mee te hou<strong>de</strong>n bij<br />

het behoud van personeel. De personele samenstelling van Defensie zal meer divers wor<strong>de</strong>n, zowel bij<br />

het militair personeel als het burgerpersoneel.<br />

Evenals <strong>voor</strong> werving zijn belangrijke aandachtsgebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het behoud van personeel:<br />

❚ Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n: goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en loopbaanpa<strong>de</strong>n die aansluiten bij eigenheid<br />

en behoeften van het individu<br />

❚ Opleiding: meer gericht op (nieuw vereiste) competenties<br />

❚ Personeelszorg: aandacht gezondheid en veiligheid personeel als ‘unique selling point’<br />

❚ Personeelsbeheer: diversiteit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bedrijfscultuur maken<br />

Het huidige hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>l van Defensie sluit niet vanzelfsprekend goed aan op <strong>de</strong><br />

ontwikkeling naar een organisatie waarin competenties en persoonlijke ontwikkeling <strong>de</strong> kern van het<br />

personeelsbeleid gaan vormen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 124


Bepalen<strong>de</strong> elementen<br />

Via <strong>de</strong>skresearch en verdiepen<strong>de</strong> interviews met hoof<strong>de</strong>n en directeuren personeelsmanagement van<br />

Defensie zijn in hoofdstuk 3 en 4 <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en trends met betrekking tot personeelsmanagement<br />

in kaart gebracht. Vervolgens zijn twee expertmeetings georganiseerd met P&O’ers van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en TNO experts. Deze bijeenkomsten zijn gebruikt om <strong>de</strong> lijn van <strong>de</strong><br />

belangrijkste ontwikkelingen door te kunnen trekken naar 2020 en <strong>de</strong> implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht<br />

van Defensie en het behoud van personeel. Ze hebben on<strong>de</strong>r meer geresulteerd in een schema waarin <strong>de</strong><br />

belangrijkste elementen, conform <strong>de</strong> inschatting van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensievertegenwoordigers, zijn uitgezet op een<br />

assenkruis van impact en kans (zie bijlage D2).<br />

In dit hoofdstuk zetten we op een rij welke elementen van <strong>de</strong> geschetste ontwikkelingen en implicaties<br />

het meest bepalend zijn <strong>voor</strong> het behoud van personeel <strong>voor</strong> Defensie.<br />

Voor Defensie kunnen drie hoofdlijnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n die bepalend zullen zijn <strong>voor</strong> het behoud<br />

van personeel in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2009-2020:<br />

❚ De eerste hoofdlijn is het gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele samenstelling, zoals die<br />

door het werven uit een bre<strong>de</strong>re doelgroep en het langer in dienst hou<strong>de</strong>n van ou<strong>de</strong>re werknemers zal<br />

ontstaan. Het betekent dat er nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd <strong>voor</strong> individuele belangen,<br />

behoeften, mogelijkhe<strong>de</strong>n en eigenheid (zie ook bijlage D2: <strong>de</strong> groenomlijn<strong>de</strong> elementen). Het werk bij<br />

en <strong>de</strong> missies van <strong>de</strong>fensie moeten steeds voldoen<strong>de</strong> afstemming vin<strong>de</strong>n met wat <strong>de</strong> individuele<br />

werknemer belangrijk vindt <strong>voor</strong> zijn loopbaan, ontwikkeling, arbeidssatisfactie en persoonlijke normen<br />

en waar<strong>de</strong>n. Bij een sterk diverse personeelsamenstelling is het zeker niet vanzelfsprekend dat bij inzet in<br />

sterk verschillen<strong>de</strong> missies altijd in overeenstemming te brengen is met <strong>de</strong> persoonlijke i<strong>de</strong>eën, normen<br />

en waar<strong>de</strong>n van werknemers. Zelfs niet als in beginsel <strong>de</strong> algemene militaire normen en waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rschreven die in opleiding en training wor<strong>de</strong>n bijgebracht.<br />

❚ De twee<strong>de</strong> hoofdlijn is <strong>de</strong> ‘zorg <strong>voor</strong> veiligheid en gezondheid’ (bijlage D2: <strong>de</strong> roodomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />

Deze lijn valt <strong>de</strong>els samen met <strong>de</strong> eerste lijn. Naast <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> toekomstige personeelssamenstelling<br />

geeft het werken in conflictgebie<strong>de</strong>n voeding aan <strong>de</strong>ze lijn. Met meer allochtone jongeren,<br />

vrouwen en ou<strong>de</strong>ren wordt <strong>de</strong> fysieke en psychische gesteldheid meer gedifferentieerd en kwetsbaar<strong>de</strong>r.<br />

Door uitzendingen naar onveilige gebie<strong>de</strong>n, zowel van militair als van burgerpersoneel, is <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong><br />

fysieke en psychische gesteldheid groot.<br />

❚ De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdlijn lijkt min<strong>de</strong>r evi<strong>de</strong>nt, maar omvat een aantal elementen met betrekking tot ‘inkoop en<br />

uitbesteding’ (bijlage D2: <strong>de</strong> oranje omlijn<strong>de</strong> elementen). Uitbesteding van <strong>de</strong>fensietaken naar civiele<br />

organisaties en inkoop van nieuwe technologie inclusief <strong>de</strong> noodzakelijke kennis bepaalt <strong>de</strong> mate waarin<br />

Defensie moet investeren in het behoud en <strong>de</strong> ontwikkeling van mensen. Ditzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> het<br />

vervangen van materieel. Nieuw materieel dat heel verschillen<strong>de</strong> eisen stelt aan <strong>de</strong> kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />

van mensen en heel an<strong>de</strong>re dan het ou<strong>de</strong> materieel, vergroot <strong>de</strong> ontwikkeling- en vervangingsvraag.<br />

Nieuw materieel dat vergelijkbare eisen stelt als het huidige materieel stelt min<strong>de</strong>r hoge eisen<br />

aan <strong>de</strong> ontwikkeling- en vervangingsbehoefte. Afhankelijk van <strong>de</strong> inkoop van technologie en kennis en<br />

<strong>de</strong> uitbesteding van taken zal <strong>de</strong> omvang en inrichting van <strong>de</strong> organisatie verschillen. De kernvraag <strong>voor</strong><br />

het behoud van personeel in relatie tot inkoop en uitbesteding is: welke kennis en expertise hebben we<br />

(in welke mate) nodig? Afhankelijk van het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag moet wor<strong>de</strong>n bepaald of scholing<br />

nodig is om mensen (breed) inzetbaar te hou<strong>de</strong>n of dat nieuw personeel nodig is.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 125


An<strong>de</strong>re mogelijke ontwikkelingen die flinke impact kunnen hebben op het behoud van personeel, zijn het<br />

ontstaan van private militaire organisaties en <strong>de</strong> mogelijkheid van vrij verkeer van militair en burgerpersoneel<br />

tussen EU lan<strong>de</strong>n. Hoewel het <strong>de</strong> vraag is of <strong>de</strong>ze ontwikkelingen zullen doorzetten (<strong>de</strong>nk aan politieke<br />

keuzes hierover), kan het er toe lei<strong>de</strong>n dat an<strong>de</strong>re militaire organisaties gaan ‘trekken’ aan het goed<br />

opgelei<strong>de</strong> en gekwalificeer<strong>de</strong> personeel.<br />

Effecten en betekenis <strong>voor</strong><br />

het behoud van personeel<br />

Nieuw instromen<strong>de</strong> jongeren, ou<strong>de</strong>re zij-instromers en personeel dat al jaren in dienst is, ze stellen<br />

allemaal an<strong>de</strong>re eisen aan een arbeidsrelatie. Nadrukkelijker nog dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving van personeel het<br />

geval is, geldt <strong>voor</strong> het behoud van personeel dat Defensie als werkgever oog zal moeten hebben en hou<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid en <strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> individuele werknemer en <strong>de</strong> diversiteit in het personeelbestand.<br />

De conclusies ten aanzien van werving op het thema diversiteit (hoofdstuk 5) kunnen dan ook <strong>voor</strong> een<br />

belangrijk <strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n doorgetrokken naar het behoud van personeel.<br />

Arbeidsinhoud en -eisen<br />

Het uitbeste<strong>de</strong>n of afstoten van taken zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat <strong>de</strong> aard, omvang en inrichting<br />

van <strong>de</strong> Defensieorganisatie veran<strong>de</strong>ren. Als taken of werkzaamhe<strong>de</strong>n verdwijnen, hoeven die functionaliteiten<br />

<strong>voor</strong> het personeel niet meer behou<strong>de</strong>n c.q. on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n. Eventueel hoeven die mensen<br />

zelf niet eens behou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n. De eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan mensen waar het gaat om strategisch<br />

inkopen (commercieel), samenwerken met an<strong>de</strong>re partijen, communicatie en on<strong>de</strong>rnemen zullen echter<br />

als gevolg van genoem<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen alleen maar toenemen.<br />

Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

Een hel<strong>de</strong>r en toegankelijk keuzepakket aan arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn<br />

belangrijke aspecten <strong>voor</strong> het behoud van personeel. Voldoen<strong>de</strong> flexibiliteit in <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n stelt<br />

mensen – samenhangend met hun culturele achtergrond, levensfase en leefomgeving – in staat om werk<br />

en privé of zorgtaken optimaal te combineren. Deze maatregel is echter min<strong>de</strong>r vernieuwend en zal op zich<br />

een beperkte impact hebben. Vooral het recht en faciliteiten <strong>voor</strong> werknemers om aan <strong>de</strong> eigen ontwikkeling<br />

te werken met een bre<strong>de</strong> keuze aan loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen en buiten Defensie, zal <strong>de</strong><br />

komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia van grote betekenis zijn <strong>voor</strong> het behoud van personeel. Het werk bij Defensie biedt<br />

werknemers qua werkzekerheid een stabiele basis. In economisch min<strong>de</strong>re tij<strong>de</strong>n helpt dat <strong>voor</strong>al bij <strong>de</strong><br />

werving van personeel.<br />

Lange termijn: persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling<br />

Op <strong>de</strong> langere termijn is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling belangrijk. Werknemers willen<br />

<strong>de</strong> mogelijkheid hebben om carrièrestappen te maken en eventueel <strong>de</strong> koers van hun loopbaan te verleggen<br />

afhankelijk van hun individuele belang en behoefte. Defensie kan uiteraard geen onbeperkte mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

bie<strong>de</strong>n. Het organisatorische belang moet immers tegen het persoonlijke belang wor<strong>de</strong>n afgezet, zodat er<br />

maatwerk en een goe<strong>de</strong> match in <strong>de</strong> ontwikkeling en inzet van mensen ontstaat. Als het organisatorische<br />

belang <strong>voor</strong>al op on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elniveau wordt ge<strong>de</strong>finieerd, zal dit <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het personeel al snel<br />

beperken. Het is daarom belangrijk <strong>de</strong> mogelijke loopbaanpa<strong>de</strong>n over <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen te leggen<br />

en ook naar buiten, zodat zowel militairen als burgerpersoneel een goed zicht heeft en houdt op <strong>de</strong> eigen<br />

ontwikkeling en <strong>de</strong> eigen ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> interne, maar ook op <strong>de</strong> externe arbeidsmarkt.<br />

Zichtbaarheid van loopbaanpa<strong>de</strong>n die me<strong>de</strong>werkers over zowel <strong>de</strong> interne als <strong>de</strong> externe arbeidsmarkt<br />

voeren, kunnen me<strong>de</strong>werkers uitein<strong>de</strong>lijk bin<strong>de</strong>n en behou<strong>de</strong>n doen blijven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie.<br />

E-portfolio’s kunnen daarin <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers uitstekend on<strong>de</strong>rsteunen, maar <strong>de</strong>ze dienen dan wel zo te<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 126


wor<strong>de</strong>n ingericht dat ze <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker zicht geven op mogelijkhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange en wellicht zelfs<br />

lange termijn, binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />

Op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> weg met FPS<br />

De uitgangspunten van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) dat vanaf januari 2008 gefaseerd wordt<br />

ingevoerd, sluiten goed aan op het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> lange termijnperspectief: bre<strong>de</strong> loopbaan- en ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

en opleidingen en faciliteiten om <strong>de</strong> individuele me<strong>de</strong>werker te on<strong>de</strong>rsteunen.<br />

Echter, Defensie kent <strong>voor</strong>alsnog een sterk hiërarchisch functiemo<strong>de</strong>l dat niet <strong>voor</strong> alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len even<br />

goed op elkaar aansluit. De functionaliteit van dit mo<strong>de</strong>l kan qua doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n en -tempo<br />

gaan conflicteren met <strong>de</strong> behoefte om beter in te spelen op individuele ontwikkelbehoeften en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Vooralsnog is <strong>de</strong> functie van een me<strong>de</strong>werker<br />

bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>werker en niet diens competenties. Me<strong>de</strong>werkers die wel <strong>de</strong><br />

competenties hebben of <strong>de</strong>ze ontwikkelen, maar die niet <strong>de</strong> kans hebben om <strong>de</strong>ze verworven competenties<br />

ook in te zetten in hun functie of dat pas kunnen na diverse vereiste bevor<strong>de</strong>ringen, kunnen afhaken uit<br />

onvre<strong>de</strong> en eer<strong>de</strong>r dan gewenst naar mogelijkhe<strong>de</strong>n buiten Defensie kijken. Een na<strong>de</strong>re verkenning van<br />

<strong>de</strong> aansluiting van het FPS op het bestaan<strong>de</strong> functiemo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om daadwerkelijk naar<br />

competenties en loopbaanwensen te wor<strong>de</strong>n ingezet c.q. door <strong>de</strong> organisatie (of tij<strong>de</strong>lijk daarbuiten) te<br />

bewegen, verdient aanbeveling. Veel zal ook afhangen van hoe leidinggeven<strong>de</strong>n omgaan met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

van hun me<strong>de</strong>werkers.<br />

Opleiding<br />

Wat betreft <strong>de</strong> opzet van opleidingen binnen Defensie is een belangrijke ontwikkeling <strong>de</strong> verschuiving van<br />

functiegerichte opleidingen naar competentiegerichte opleidingen. Deze ontwikkeling impliceert dat<br />

competenties in uitvoeren<strong>de</strong> taken belangrijker zullen zijn dan functies op zich. Waar nu veelal nog <strong>de</strong><br />

functie bepalend is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opleiding- ontwikkeling- en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n van een me<strong>de</strong>werker zal<br />

dit dus verschuiven naar <strong>de</strong> competenties en persoonlijke behoeften van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker.<br />

Opkomen<strong>de</strong> competenties<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n van ‘opkomen<strong>de</strong>’ competenties waaraan het opleidingsaanbod moet bijdragen om ze bij<br />

het personeel te ontwikkelen zijn:<br />

❚ Effectief omgaan met diversiteit en benutten van persoonlijke kwaliteiten;<br />

❚ Samenwerking in internationaal verband en omgaan met verschillen;<br />

❚ On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len en afspraken maken in het ka<strong>de</strong>r van strategische inkoop bij uitbesteding/ commercie;<br />

❚ Zelfsturing en autonoom han<strong>de</strong>len;<br />

❚ Omgaan met psychologische impact van operationele taken.<br />

Inhoud opleidingsaanbod me<strong>de</strong>bepaald door samenwerking<br />

Een competentiegericht opleidingsaanbod over <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen, <strong>de</strong>els verzorgd door of in<br />

samenwerking met (operationele) partners ligt in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen. De inhoud van<br />

het opleidingsaanbod wordt daarbij niet alleen bepaald door het type operationele taken en <strong>de</strong> aard van<br />

het materieel waarmee moet wor<strong>de</strong>n gewerkt, maar ook door <strong>de</strong> samenwerkingsverban<strong>de</strong>n waarin wordt<br />

gewerkt. Als vertrekpunt gel<strong>de</strong>n daarbij <strong>de</strong> aanwezige competenties en het beschikbare ontwikkelpotentieel<br />

op individueel niveau. Daarnaast zal in het opleidingsaanbod ruimte moeten zijn om specifieke vaardighe<strong>de</strong>n<br />

of kennis te ontwikkelen waar die ontbreekt en niet extern kan of gaat wor<strong>de</strong>n ingekocht. Denk<br />

hierbij aan het gebruik van nieuwe systemen of technologieën.<br />

Van hiërarchisch lei<strong>de</strong>rschap naar aansturing op competenties en coaching<br />

Ook <strong>voor</strong> het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r betekent <strong>de</strong> verschuiving van leiding geven op basis van hiërarchie en<br />

functie naar aansturing op basis van competenties en persoonlijke behoeften een grote veran<strong>de</strong>ring. In<br />

feite gaat het om een cultuuromslag. Aangezien leidinggeven<strong>de</strong>n binnen organisaties altijd belangrijke<br />

cultuurdragers zijn, zal in dit segment van <strong>de</strong> organisatie <strong>de</strong> cultuuromslag met name gestalte moeten<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 127


krijgen. Hierbij zal gekeken moeten wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> wijze waarop opleidingen <strong>de</strong>ze cultuuromslag kunnen<br />

on<strong>de</strong>rsteunen. Dit kan betekenen dat nieuwe inhou<strong>de</strong>lijke elementen en werkvormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />

toegevoegd. Evenzeer kan het betekenen dat bestaan<strong>de</strong> elementen uit <strong>de</strong> basisopleiding die een averechts<br />

effect kunnen hebben op <strong>de</strong> gewenste cultuur dienen te wor<strong>de</strong>n aangepast.<br />

Opleiding in <strong>de</strong> regio min<strong>de</strong>r relevant <strong>voor</strong> behoud dan <strong>voor</strong> werving<br />

Waar in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> werving het organiseren van opleidingsaanbod in <strong>de</strong> regio <strong>de</strong> stap naar Defensie<br />

kon vergemakkelijken, is dit <strong>voor</strong> het behoud van personeel min<strong>de</strong>r relevant. Immers <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong><br />

opleiding zal <strong>voor</strong> het in dienst zijn<strong>de</strong> personeel in hoge mate on<strong>de</strong>rgeschikt zijn aan <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />

opleiding en <strong>de</strong> betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoonlijke ontwikkeling en zingeving. Voor <strong>de</strong> organisatie van<br />

opleidingen kunnen werving en behoud echter niet volledig los van elkaar wor<strong>de</strong>n gezien.<br />

Personeelszorg<br />

De zorg die Defensie haar me<strong>de</strong>werkers biedt, zal van groot belang zijn <strong>voor</strong> het behoud van het personeel.<br />

Daarbij zou er geen verschil moeten zijn tussen militair en burgerpersoneel. Deze zorg heeft te maken met<br />

<strong>de</strong> aandacht en ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, (culturele) behoeften en <strong>de</strong> ontwikkeling van het individu, zoals<br />

in <strong>de</strong> twee <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> paragrafen ook is aangegeven. Daarnaast gaat het ook om zorg in <strong>de</strong> zin van<br />

veiligheid, gezondheid en welzijn in bre<strong>de</strong> zin. Daarbij wordt <strong>voor</strong>al zorgvuldigheid van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong><br />

werkgever verwacht. De waarschijnlijkheid van uitzending <strong>voor</strong> operationele taken in onveilige gebie<strong>de</strong>n<br />

is zeer groot. Me<strong>de</strong>werkers moeten <strong>de</strong> zekerheid hebben dat <strong>de</strong> organisatie er alles aan doet om hen daar<br />

zo goed mogelijk op <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n en in te begelei<strong>de</strong>n. Dat begint bij een zeer goed basisniveau van<br />

arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n en personeelszorg. Waar <strong>de</strong> werving van nieuw personeel gediend zou zijn met<br />

<strong>de</strong> herwaar<strong>de</strong>ring van een aantal unieke gezondheids<strong>voor</strong>zieningen van Defensie, geldt dit zeker ook <strong>voor</strong><br />

het behoud van personeel. De inzet van <strong>de</strong>fensiepersoneel in conflictgebie<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> laatste 15 jaar heeft<br />

Defensie geconfronteerd met een grotere roep om zorg <strong>voor</strong>, tij<strong>de</strong>ns en na uitzending. Naar 2020 toe zal<br />

<strong>de</strong>ze roep alleen maar toenemen. Die zorg zal ver<strong>de</strong>r geprofessionaliseerd c.q. gespecia liseerd moeten<br />

wor<strong>de</strong>n en bij <strong>voor</strong>keur vanuit <strong>de</strong> organisatie wor<strong>de</strong>n vormgegeven. Parallel aan ontwik ke lingen als<br />

specialisatie en privatisering in <strong>de</strong> reguliere ziekenhuiszorg, kan Defensie specialistische zorg (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

wat betreft posttraumatisch stress syndroom) <strong>voor</strong> haar personeel ontwikkelen. Zeker op het gebied van<br />

opvang, begeleiding en nazorg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> groep jonge veteranen is het belangrijk dat Defensie als<br />

werkgever nadrukkelijk aanwezig is, wil men <strong>de</strong>ze werknemers behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie.<br />

Personeelsbeheer<br />

Voor het personeelsbeheer binnen Defensie is in <strong>de</strong> eerste plaats van belang dat dui<strong>de</strong>lijk is aan wat <strong>voor</strong><br />

personeel met welke competenties er behoefte is. Keuzes met betrekking tot on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re inkoop van<br />

materieel, taakspecialisatie, uitbesteding van taken, samenwerking met an<strong>de</strong>re partijen zijn hier<strong>voor</strong><br />

bepalend. Defensie zal zich continu moeten afvragen welke consequenties keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken<br />

van Defensie hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan het personeel en an<strong>de</strong>rsom wat <strong>de</strong> aanwezige<br />

competenties en vaardighe<strong>de</strong>n betekenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van Defensiepersoneel. Dit vraagt actief on<strong>de</strong>rhoud<br />

in het volgen en ontwikkelen van competenties bij me<strong>de</strong>werkers in relatie tot persoonlijke kwaliteiten.<br />

Leidinggeven<strong>de</strong>n hebben hierin een centrale rol. Zij moeten in staat zijn om <strong>de</strong> organisatiebehoeften en<br />

<strong>de</strong> persoonlijke behoeften van me<strong>de</strong>werkers op elkaar af te stemmen. Professionele on<strong>de</strong>rsteuning vanuit<br />

P&O is hierbij onmisbaar, maar daarnaast dient het taak- en competentieprofiel van leidinggeven<strong>de</strong>n te<br />

wor<strong>de</strong>n aangepast op <strong>de</strong>ze personeelsbeheerstaak. Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven vormen <strong>de</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

laag binnen <strong>de</strong> organisatie die uitvoering moet geven aan een cultuuromslag naar competentiegerichte<br />

aansturing, inzet en ontwikkeling van personeel. Uitgangspunt <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke beweging dient een<br />

eenduidige en breed gedragen visie op personeelsbeheer te zijn in relatie tot <strong>de</strong> keuzes ten aanzien van <strong>de</strong><br />

taken en organisatie van Defensie.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 128


Conclusies<br />

De aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste factor die het behoud van personeel<br />

<strong>voor</strong> Defensie (om langer te dienen) op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>grond plaatst. Min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke<br />

en militaire keuzes die Defensie maakt, krijgt zij te maken met een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele<br />

samenstelling. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n zal Defensie aan die diversiteit en dus aan<br />

individuele belangen en behoeften tegemoet moeten komen. Dit zou tot uitdrukking kunnen komen in<br />

arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, competentiegericht ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd loopbaanbeleid <strong>voor</strong><br />

Defensiepersoneel over <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook daarbuiten. Defensie zal zich bovendien niet<br />

alleen moeten afvragen welke consequenties politieke en militaire keuzes hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld aan het personeel, maar <strong>voor</strong>al ook an<strong>de</strong>rsom! Welke keuzes liggen <strong>voor</strong> Defensie het meest <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> hand gezien <strong>de</strong> aanwezige competenties en vaardighe<strong>de</strong>n.<br />

Een en an<strong>de</strong>r zal een cultuuromslag binnen Defensie betekenen <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> aansturing van het<br />

personeel. Leidinggeven<strong>de</strong>n spelen daarin een essentiële rol en zullen hierop moeten wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bereid.<br />

In toenemen<strong>de</strong> mate lijkt er druk te ontstaan op <strong>de</strong> functionaliteit van het huidige hiërarchische<br />

organisatie mo<strong>de</strong>l van Defensie. Het verdient aanbeveling een na<strong>de</strong>re verkenning te doen naar <strong>de</strong> manier<br />

waarop het functiemo<strong>de</strong>l enerzijds en carrièreperspectieven en competentiemanagement an<strong>de</strong>rzijds op<br />

elkaar moeten wor<strong>de</strong>n afgestemd.<br />

Naast aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, zingeving, competenties en ontwikkelingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van het<br />

individu, is ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn een uiterst belangrijk<br />

mid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het behoud van mensen. Dit dient een overtuigend tegenwicht te vormen tegen <strong>de</strong> kans op<br />

werken in een onveilige omgeving.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 129


6.<br />

Conclusies en<br />

aanbevelingen<br />

Demografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />

(hoofdstuk 3)<br />

Qua omvang is het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren nog stabiel. Qua samenstelling is dat echter<br />

allerminst het geval. Het aanbod van arbeid wordt meer divers. Meer vrouwen, meer ou<strong>de</strong>ren, meer<br />

allochtonen en meer ge<strong>de</strong>eltelijk arbeidsgehandicapten zullen tot het arbeidsaanbod gaan behoren. Grote<br />

problemen zullen er zijn bij vin<strong>de</strong>n van technici op alle niveaus. Ook vliegers en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs blijven<br />

schaars. Het ‘nieuwe’ aanbod, zeker dat van vrouwen, biedt hier nauwelijks uitkomst. Bij <strong>de</strong>ze groepen<br />

zit geen uitgesproken <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> techniek en die zal er naar verwachting ook niet komen. Voor<br />

vraag naar zorgpersoneel biedt het nieuwe aanbod overigens wel uitkomst. Dat geldt zowel vrouwen als<br />

allochtonen, die goed vertegenwoordigd zijn in <strong>de</strong> zorgberoepen.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 130


Maatschappelijke trends en hun implicaties<br />

(hoofdstuk 4)<br />

De belangrijkste trends die van invloed zijn op <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie<br />

zijn als volgt samen te vatten: schaarste van arbeidscapaciteit, klimaat en milieu, well-being/ individualisering,<br />

globalisering en dominantie van technologie.<br />

Nieuwe groepen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt moeten wor<strong>de</strong>n aangesproken en dat maakt <strong>de</strong> werkvloer meer divers.<br />

Differentiatie in werving (aanspreken van (nieuwe) doelgroepen) en in behoud van personeel is nodig. Een<br />

meer divers personeelsbestand stelt an<strong>de</strong>re eisen aan arbeidsrelaties. Niet alleen is daar<strong>voor</strong> maatwerk in <strong>de</strong><br />

arbeidsrelatie gewenst, maar ook individuele loopbaanontwikkeling en meer coachen<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rschapsstijl.<br />

Defensie kan op vele manieren inspelen op <strong>de</strong> verwachte veran<strong>de</strong>ringen in het arbeidsaanbod, zodat <strong>de</strong><br />

problemen van schaarste <strong>voor</strong> Defensie beperkt blijven. De politieke en militaire keuzes die Defensie kan<br />

maken zijn bij<strong>voor</strong>beeld van invloed op <strong>de</strong> mate van vervanging van mens door machine, op <strong>de</strong> mate<br />

waarin onbeman<strong>de</strong> voertuigen wor<strong>de</strong>n ingezet, of op <strong>de</strong> mate en vorm waarin (taak)specialisatie kan<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n of waarin internationale samenwerking moet wor<strong>de</strong>n georganiseerd. Dat bij <strong>de</strong>ze strategische<br />

keuzes het beschikbare aanbod van personeel een factor is om rekening mee te hou<strong>de</strong>n, is gezien <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen evi<strong>de</strong>nt.<br />

Technologie dominantie, <strong>voor</strong>al robotisering en onbemand vliegen en varen, verkleint <strong>de</strong> druk op aanbod<br />

van arbeid, maar vergroot <strong>de</strong> druk op technische kennis. Die wordt, hoogstwaarschijnlijk, alleen maar<br />

schaarser. Invloed van tekort aan technisch personeel op mogelijkhe<strong>de</strong>n om technologie in te zetten in<br />

plaats van menskracht cruciaal. Defensie staat daarmee <strong>voor</strong> een cruciale keuze in het niveau van afhankelijkheid<br />

van technologie en zal zich moeten bera<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> juiste strategie om aan <strong>de</strong> juiste (technische)<br />

kennis te komen om op dat gewenste niveau te kunnen opereren. Opereren op een te laag niveau gaat ten<br />

koste van <strong>de</strong> effectiviteit, opereren op een hoog niveau brengt het risico met zich mee dat niet voldoen<strong>de</strong><br />

technologische kennis beschikbaar is op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Dat betekent dat aanschaf van nieuwe technologie<br />

vaker dient plaats te vin<strong>de</strong>n in combinatie met <strong>de</strong> aanschaf van bijpassen<strong>de</strong> technologische kennis.<br />

Uitbesteding, internationale samenwerking en zelfs specialisatie op specifieke taken of regio’s kan soelaas<br />

bie<strong>de</strong>n. Afhankelijk van <strong>de</strong> gemaakte keuzes wor<strong>de</strong>n echter ook nieuwe competenties en vaardighe<strong>de</strong>n<br />

vereist van nieuw en zittend <strong>de</strong>fensiepersoneel, bij<strong>voor</strong>beeld op sociale en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n,<br />

strategisch inkopen, risicomanagement en variabel lei<strong>de</strong>rschap.<br />

Globalisering, netwerken en nationale en internationale samenwerking staan <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia centraal.<br />

Dat stelt nieuwe eisen aan het aanbod van arbeid. Communicatie, samenwerking en <strong>voor</strong>al ook aansturing<br />

van samenwerking in nationale en internationale ketens. Defensie kan zich <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>rgelijke<br />

ontwikkelingen door nu al optimaal gebruik te maken van het groeien<strong>de</strong> aanbod van multiculturele kennis<br />

in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving.<br />

Well-being/ individualisering is een trend met ondui<strong>de</strong>lijke effecten op het aanbod van arbeid. Vrouwen,<br />

allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en arbeidsgehandicapten hebben een overwegend min<strong>de</strong>re gezondheid. Wel zien<br />

we <strong>de</strong> laatste jaren een gezondheidstrend in <strong>de</strong> samenleving. Defensie heeft het imago van een ‘gezon<strong>de</strong>’<br />

werkgever, maar dat is moeilijk in te zetten als dood gaan ook mogelijk is. Nieuw aanbod vraagt in <strong>de</strong><br />

ontwikkelingsfase en <strong>de</strong> spitsuurfase van hun loopbaan en hun leven om goe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot<br />

combinatie werk en privé en om maatwerk. Personeel in <strong>de</strong> latere levensfasen (balans en mogelijkhe<strong>de</strong>n)<br />

vraagt datzelf<strong>de</strong>, maar op een geheel eigen wijze. Langer doorwerken door werknemers in <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase<br />

(wanneer fysieke beperkingen intre<strong>de</strong>n) impliceert zoeken naar een lichter takenpakket.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 131


Combineren van werken bij Defensie met zorgen <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs of kleinkin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> balansfase vraagt om<br />

flexibeler werktij<strong>de</strong>n en een takenpakket dat daarbij aansluit. Ongeacht <strong>de</strong> levensfase, heeft <strong>de</strong> werknemer<br />

van <strong>de</strong> toekomst, of hij nu militair is of burger, behoefte aan zingeving in het beroep en intrinsieke<br />

betrokkenheid bij <strong>de</strong> missie van een organisatie.<br />

Klimaat en milieu, schaarste van grondstoffen, klimaatveran<strong>de</strong>ringen en vervuiling maken dat een an<strong>de</strong>r<br />

beroep op Defensie kan wor<strong>de</strong>n gedaan. Beveiligen van schaarse grondstoffen, inzet in rampgebied en<br />

gevecht om schone ruimte. Ruim aanbod van beveiligers kan hier<strong>voor</strong> wor<strong>de</strong>n ingezet, want bij milieurampen<br />

en bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen is geen, of in ie<strong>de</strong>r geval min<strong>de</strong>r, sprake van geweld tegen <strong>de</strong>fensiepersoneel<br />

dan in oorlogsgebied. Levensgevaarlijke situaties komen waarschijnlijk min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, of risico’s zijn<br />

beter te beheersen. Dat is een <strong>voor</strong>uitzicht, dat potentieel arbeidsaanbod, dat het werken bij Defensie nu<br />

mijdt vanwege het levensgevaar, mogelijk in <strong>de</strong> toekomst wel zal aanspreken. Daarnaast verwachten we<br />

schaarste van grondstoffen én schaarste van arbeidscapaciteit. Die combinatie maakt dat aanschaf en<br />

ontwikkeling van materieel scherper gericht moet zijn op het gebruik niet-schaarse grondstoffen.<br />

Beïnvloedbare versus autonome trends en ontwikkelingen<br />

Een aantal van <strong>de</strong>ze trends en ontwikkelingen zijn beïnvloedbaar door <strong>de</strong>fensie, an<strong>de</strong>re zijn in hoge mate<br />

autonoom. Uit <strong>de</strong> inventarisatie van trends blijkt dat <strong>de</strong> autonome (nauwelijks te beïnvloe<strong>de</strong>n) trends <strong>de</strong><br />

beïnvloedbare trends echter overtreffen in zowel aantal als impact. Hieruit kunnen we <strong>de</strong> conclusie trekken<br />

dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie slechts beperkt invloed zal kunnen uitoefenen op relevante toekomstige<br />

ontwikkelen in en om <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Defensie kan nog <strong>de</strong> meeste invloed uitoefenen op trends die te<br />

maken hebben met <strong>de</strong> globalisering en technologie. In <strong>de</strong> schema’s 4.1 en 4.2 in hoofdstuk 4 van dit rapport<br />

staat een overzicht van alle beïnvloedbare en <strong>de</strong> autonome trends en ontwikkelingen.<br />

Wervingskracht (hoofdstuk 5)<br />

Voor <strong>de</strong> werving tot 2020 is schaarste van arbeidscapaciteit <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling/trend. De<br />

wervingskracht van Defensie zal <strong>voor</strong>al moeten wor<strong>de</strong>n ingezet om een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep<br />

te bereiken dan tot dusver het geval was. Tegelijkertijd impliceert <strong>de</strong>ze wervingsstrategie dat Defensie met<br />

een an<strong>de</strong>re personeelssamenstelling te maken krijgt en dat impliceert weer een an<strong>de</strong>re manier van oplei<strong>de</strong>n<br />

en omgaan met elkaar.<br />

Als Defensie alle huidige taken wil blijven vervullen, zal een aantal beleidsveran<strong>de</strong>ringen nodig zijn die<br />

gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, <strong>de</strong> opleiding en <strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> organisatie. Ook <strong>de</strong><br />

werkcultuur binnen <strong>de</strong> organisatie (qua leidinggeven, aanspreken, ruimte <strong>voor</strong> eigenheid en omgaan met<br />

verschillen) zal echter wor<strong>de</strong>n beïnvloed.<br />

De belangrijkste strategische keuzes die hieraan <strong>voor</strong>af gaan betreffen keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken van<br />

Defensie en <strong>de</strong> omvang van die taken. Bij een sterke Europese samenwerking en taakdifferentiatie c.q.<br />

specialisatie tussen samenwerken<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zal Defensie bij<strong>voor</strong>beeld min<strong>de</strong>r divers moeten gaan werven,<br />

strenger moeten selecteren en oplei<strong>de</strong>n, maar juist heel gericht op bepaal<strong>de</strong> profielen en competenties.<br />

Het meest waarschijnlijke scenario op dit moment is echter <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige<br />

organisatie met een hoge mate van diversiteit in taken en (dus ook) in personeel. Daarbij zou het beschikbare<br />

aanbod van personeel een meer centrale plek kunnen en misschien wel moeten innemen, zodat<br />

keuzes, die gezien het beschikbare arbeidsaanbod niet haalbaar zijn, niet wor<strong>de</strong>n gemaakt. Het is nuttig<br />

om hierbij <strong>de</strong> beschikking te hebben over een <strong>de</strong>fensiebreed en steeds actueel overzicht (een personeelsmonitor)<br />

van beschikbare en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 132


Behoud (hoofdstuk 6)<br />

Diversiteit vraagt ruimte <strong>voor</strong> maatwerk<br />

Ook <strong>voor</strong> het behoud van personeel <strong>voor</strong> Defensie tot 2020 is <strong>de</strong> aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit<br />

<strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling. Min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke en militaire keuzes<br />

die Defensie maakt, krijgt zij als organisatie te maken met een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele<br />

samenstelling. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n zal Defensie aan die diversiteit en dus aan<br />

individuele belangen en behoeften tegemoet moeten komen. Dit zou tot uitdrukking kunnen komen in<br />

arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, competentiegericht ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd, maar <strong>voor</strong>al ook<br />

creatief en flexibel, loopbaanbeleid <strong>voor</strong> Defensiepersoneel over <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook<br />

daarbuiten. Defensie zal zich bovendien moeten blijven afvragen welke consequenties politieke en militaire<br />

keuzes hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan het personeel, maar <strong>voor</strong>al ook an<strong>de</strong>rsom! Welke<br />

keuzes liggen <strong>voor</strong> Defensie het meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gezien <strong>de</strong> aanwezige competenties en vaardighe<strong>de</strong>n.<br />

Beschikbare competenties kunnen meer als uitgangspunt wor<strong>de</strong>n gekozen.<br />

Cultuuromslag <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n<br />

Een en an<strong>de</strong>r zal een cultuuromslag binnen Defensie betekenen <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> aansturing van het<br />

personeel. Leidinggeven<strong>de</strong>n spelen daarin een essentiële rol en <strong>voor</strong>al zij zullen goed moeten wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>bereid op hun ‘nieuwe’ rol.<br />

Creatief met loopbanen in competentiemanagement<br />

De functionaliteit van het huidige hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>l van Defensie lijkt min<strong>de</strong>r goed te<br />

passen bij <strong>de</strong> wens van mo<strong>de</strong>rne werknemers om zelf richting te geven aan <strong>de</strong> eigen loopbaan en meer<br />

los te komen van geijkte loopbaanpa<strong>de</strong>n. Het verdient aanbeveling een na<strong>de</strong>re verkenning te doen naar<br />

<strong>de</strong> manier waarop het functiemo<strong>de</strong>l enerzijds en carrièreperspectieven en competentiemanagement<br />

an<strong>de</strong>rzijds op elkaar kunnen wor<strong>de</strong>n afgestemd.<br />

Kwaliteit van zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn<br />

Naast aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, zingeving, competenties en ontwikkelingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van het<br />

individu, is ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn een uiterst belangrijk<br />

mid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het behoud van mensen. Dit dient een overtuigend tegenwicht te vormen tegen <strong>de</strong> wetenschap<br />

van het soms moeten werken in een onveilige omgeving.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 133


Bijlagen<br />

Bijlage A – Figuren en tabellen<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 134


Figuur 1: Bevolkingsprognose (bron: Loozen en van Duin, 2007, bewerking TNO)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 135


Figuur 2: Grijze druk en vergrijzing in verschillen<strong>de</strong> scenario’s (Bron: De Jong en Hil<strong>de</strong>rink, 2004)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 136


Figuur 3: Vergrijzing 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 137


Figuur 4: Bevolkingspirami<strong>de</strong> 2007 en 2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 138


Figuur 5: Aantal allochtonen, 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 139


Figuur 6: Prognose westerse allochtonen 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 140


Figuur 7: Prognose niet-westerse allochtonen 2007-2025 (bron: van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 141


Figuur 8: Werknemers uit Oost-Europese lidstaten van EU<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 142


Figuur 9: Aan<strong>de</strong>el eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns per provincie, 2005 en 2025 (bron: CBS/RPB)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 143


Figuur 10: Prognose werkzame beroepsbevolking (in duizen<strong>de</strong>n personen)<br />

(bron: Euwals en van Vuuren, 2005)<br />

Figuur 11: Prognose potentiële beroepsbevolking (15-64 jarigen)<br />

(bron: CBS, bewerking KC Han<strong>de</strong>l 2007)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 144


Figuur 12: Prognose potentiële beroepsbevolking (allochtoon en autochtoon)<br />

(bron: CBS, bewerking KC Han<strong>de</strong>l, 2007)<br />

Figuur 13: Prognose potentiële beroepsbevolking naar opleidingsniveau (* 1.000)<br />

(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 145


Figuur 14: Prognose potentiële beroepsbevolking niet-westerse allochtonen naar opleidingsniveau<br />

(* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Figuur 15: Prognose potentiële beroepsbevolking openbare or<strong>de</strong>/ veiligheid (* 1.000)<br />

(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 146


Figuur 16: Prognose potentiële beroepsbevolking politieagenten, on<strong>de</strong>rofficieren en<br />

beveiligings beambten (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Figuur 17: Prognose potentiële beroepsbevolking technisch (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 147


Figuur 18: Prognose potentiële beroepsbevolking (para)medisch (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Figuur 19: Prognose potentiële beroepsbevolking verplegend personeel (* 1.000)<br />

(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 148


Tabel 1: Prognose arbeidsparticipatie naar geslacht, leeftijd en etniciteit<br />

(bron: Roo<strong>de</strong>nburg en van Vuuren, 2004)<br />

Jongeren Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />

Man 15-19 29 23 24<br />

20-24 71 68 68<br />

25-29 94 93 92<br />

Vrouw 15-19 25 23 24<br />

20-24 68 67 67<br />

25-29 82 82 82<br />

Totaal 15-19 27 23 24<br />

20-24 70 68 67<br />

25-29 88 88 87<br />

Ou<strong>de</strong>ren Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />

Man 55-59 70 74 71<br />

60-64 25 31 30<br />

Vrouw 55-59 33 53 51<br />

60-64 8 26 24<br />

Totaal 55-59 52 64 61<br />

60-64 17 29 27<br />

Totaal Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />

Man 20-64 85 82 83<br />

Vrouw 20-64 61 74 74<br />

Totaal 20-64 73 78 79<br />

Niet-westerse allochtonen 62 63 66<br />

Autochtonen en westerse allochtonen 74 81 82<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 149


Bijlage B – Gebruikte literatuur<br />

❚ Beer, P. <strong>de</strong> (2004) Individualisering zit tussen <strong>de</strong> oren. In: J.W. Duyvendak en M. Hurenkamp (red.) (2004)<br />

Kiezen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, Jaarboek Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Sociale Sector, Amsterdam: Uitgeverij Van Gennep, 2004,<br />

pp. 18-36.<br />

❚ Bijl, R., Boelhouwer, J. en Pommer, E. (2007) De Sociale staat van Ne<strong>de</strong>rland 2007.<br />

Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />

❚ Broek, L. van <strong>de</strong>n, Jong, A. <strong>de</strong>, Duin, C. van, Huis, M. van, Boschman, S. en Agtmaal-Wobma, E. van (2008)<br />

Regionale bevolkings- allochtonen en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2007-2025. Den Haag: Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Leefomgeving (PBL)/ CBS<br />

❚ CBS/RPB (2006) Regionale bevolkings-, allochtonen- en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2005-2025. Den Haag: CBS/RPB.<br />

❚ CWI (2008) CWI Arbeidsmarktprognose 2008-2013. Amsterdam: Centrum <strong>voor</strong> Werk en Inkomen.<br />

❚ Duin, C. van (2008) Bevolkingsprognose 2007-2014: tij<strong>de</strong>lijk hogere groei. In: CBS (2008)<br />

Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.55-61. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Duin, C. van, Meulen, A. van <strong>de</strong>r en Garssen, J. (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: mo<strong>de</strong>l en<br />

veron <strong>de</strong>rstellingen betreffen<strong>de</strong> sterfte. In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.62-77.<br />

Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Ecorys (2006) Evaluatie werknemersverkeer MOE lan<strong>de</strong>n. Rotterdam: Ecorys.<br />

❚ Ecorys/ SEOR (2006) Vraag en aanbod van personeel in <strong>de</strong> collectieve sector tot 2013.<br />

Rotterdam: Ecorys Ne<strong>de</strong>rland BV.<br />

❚ Euwals, R. en Vuuren, D. van (2005) Arbeidsaanbod tot 2050: een beleidsneutraal scenario.<br />

CPB-Memorandum 1-134. Den Haag: CPB.<br />

❚ Euwals, R., Knoef, M. en Vuuren, D. van (2007) The trend in female labour force participation;<br />

what can be expected for the future? CPB Discussion Paper No. 93. Den Haag: CPB.<br />

❚ Ewijk, C. van, Draper, N., Rele, H. ter en Westerhout, E. (2006) Ageing and the sustainability<br />

of Dutch public finances. CPB bijzon<strong>de</strong>re publicatie nr. 61. Den Haag: CPB.<br />

❚ Garssen, J. en Duin, C. van (2007) Grijze druk zal verdubbelen. In: CBS (2007)<br />

Sociaaleconomische Trends, 2e kwartaal 2007, p.23-26. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Garssen, J. en Duin, C. van (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: belangrijkste uitkomsten.<br />

In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.85-92. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Genabeek, J. van, Boxtel, J. van, Hoogendoorn, J. en Klerkx, M. (2007)<br />

Gevolgen van toekomstige trends <strong>voor</strong> scha<strong>de</strong>verzekeringen; eindrapport. Hoofddorp: TNO.<br />

❚ ICT Office (2007) ICT Marktmonitor 2007. Woer<strong>de</strong>n: ICT Office.<br />

❚ ICT Office (2008) ICT Marktmonitor 2008. Woer<strong>de</strong>n: ICT Office.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 150


❚ Jong, A. <strong>de</strong> en Agtmaal-Wobma, E. van (2008) Regionale bevolkings- en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2007-2025:<br />

belangrijkste uitkomsten. In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 3 e kwartaal 2008, p. 45-54. Voorburg/Heerlen:<br />

CBS.<br />

❚ Loozen, S. en Duin, C. van (2007) Allochtonenprognose 2006-2050: belangrijkste uitkomsten.<br />

In: CBS (2007) Bevolkingstrends, 2 e kwartaal 2007, pp. 60-67. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Nelissen, J. en Vos, K. <strong>de</strong> (2008) Arbeidsmarktenquête 2008; verwachtingen en meningen over <strong>de</strong> arbeidsmarkt<br />

van morgen. Den Haag: Raad <strong>voor</strong> Werk en Inkomen.<br />

❚ Nicolaas, H. (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: veron<strong>de</strong>rstellingen over asielmigratie.<br />

In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.78-84. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />

❚ Ron<strong>de</strong>, R. te en Boers, P. (2008) Generatie Y is <strong>de</strong> postbak <strong>voor</strong>bij. P&O Actueel, 10 oktober 2008.<br />

❚ Roo<strong>de</strong>nburg, H. en Vuuren, D. van (2004) Arbeidsaanbod in <strong>de</strong> lange-termijnscenario's <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />

CPB-Document No. 71. Den Haag: CPB.<br />

❚ San<strong>de</strong>rs, J., Wevers, C. en Bossche, S. van <strong>de</strong>n (2007) De arbeidsmarkt in 2020. In: Genabeek, J., Wevers,<br />

C. en Grün<strong>de</strong>mann, R. (red.) De toekomst werkt; mens en bedrijf in 2020. Hoofddorp: TNO.<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 151


Bijlage C – Implicatiebomen expertmeetings<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 152


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 153


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 154


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 155


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 156


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 157


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 158


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 159


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 160


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 161


Bijlage D – Kans-Impact van bepalen<strong>de</strong> elementen<br />

Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 162


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 163


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 164


Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 165


Strategische vragen<br />

Wet- en regelgeving<br />

arbeid<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Wet- en regelgeving arbeid 168


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.2.2<br />

Wat zijn <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving die impact hebben op het<br />

arbeidspotentieel (aanbod en arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk) <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie?<br />

Beantwoord door: Ministerie van Defensie, HDP (Den Haag 2009)<br />

Wet- en regelgeving arbeid 169


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 172<br />

Arbeidsaanbod beperkend 174<br />

Inleiding 174<br />

Europese wet- en regelgeving 175<br />

De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap 175<br />

Verklaring van geen bezwaar 176<br />

Minimum leeftijd van 17 jaar 176<br />

Dienstplicht en verbod op dwangarbeid 177<br />

Arbeidsaanbod versterkend 178<br />

Commissie Arbeidsparticipatie 178<br />

Arbeidsaanbod vrouwen 179<br />

Arbeidsaanbod allochtonen 180<br />

Arbeidsaanbod ou<strong>de</strong>ren 181<br />

Arbeidsversterkend overige doelgroepen 182<br />

Arbeidsversterkend algemeen 182<br />

Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten 183<br />

Wet- en regelgeving arbeid 170


Wet- en regelgeving arbeid 171


1.<br />

Inleiding<br />

Deze notitie geeft inzicht in <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving die impact hebben op<br />

het arbeidspotentieel <strong>voor</strong> Defensie. Om zo in te kunnen schatten wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperkingen<br />

zijn ten aanzien van toekomstige personele inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

Opgemerkt moet wor<strong>de</strong>n dat wet- en regelgeving op zichzelf niet in ontwikkeling zijn, behalve op het<br />

moment dat zij zich in het wettechnische traject bevin<strong>de</strong>n. Het zijn sociaal-economische, <strong>de</strong>mografische en<br />

maatschappelijke ontwikkelingen die lei<strong>de</strong>n tot wijzigingen in wet- en regelgeving. Deze ontwikkelingen<br />

wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1. In <strong>de</strong>ze notitie wordt daarom <strong>voor</strong>namelijk ingegaan op<br />

wetgeving die al in <strong>voor</strong>bereiding is en bestaan<strong>de</strong> wettelijke rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n die het arbeidsaanbod <strong>voor</strong><br />

Defensie beperken.<br />

Wijziging van wetgeving is veelal een lang traject dat soms jaren kan duren. Sommige in <strong>de</strong>ze notitie<br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen tot wijziging van wet zullen bij afronding van het project Verkenningen nog steeds<br />

een <strong>voor</strong>stel van wijziging zijn. Evenzeer is het <strong>de</strong>nkbaar dat wetswijzigingen die bij het opstellen van <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige notitie (<strong>voor</strong>jaar 2009) nog aanhangig zijn bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer bij afronding van het project<br />

inmid<strong>de</strong>ls wet zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

De on<strong>de</strong>rzoeksopdracht verlangt zowel een on<strong>de</strong>rzoek naar het arbeidsaanbod als <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke<br />

aspecten die van belang zijn <strong>voor</strong> het arbeidspotentieel. Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn echter on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen sociale partners. Natuurlijk zullen sociale partners zich laten lei<strong>de</strong>n door<br />

ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. De uitkomsten van <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1 bie<strong>de</strong>n inzicht in <strong>de</strong>ze<br />

ontwikkelingen. Echter welke keuze sociale partners in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen maken, laat zich niet<br />

<strong>voor</strong>spellen. Op wijzigingen in wet- en regelgeving als gevolg van toekomstige arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>novereenkomsten<br />

wordt in <strong>de</strong>ze notitie dan ook slechts beperkt ingegaan.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Inleiding 172


Wijzigingen in kabinetsbeleid kunnen eveneens lei<strong>de</strong>n tot wijzigingen in <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van<br />

het Defensie personeel. Daarbij kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht in wijzigingen in verlofregelingen.<br />

Deze arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten wor<strong>de</strong>n wel meegenomen in <strong>de</strong>ze notitie.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Inleiding 173


2.<br />

Arbeidsaanbod<br />

beperkend<br />

Inleiding<br />

Als grote werkgever heeft Defensie continu behoefte aan nieuw personeel. Het gaat daarbij om zowel<br />

militairen als burgerme<strong>de</strong>werkers. De behoefte aan militair personeel is het meest omvangrijk. Vooral als<br />

gevolg van <strong>de</strong> piramidale organisatieopbouw heeft Defensie jaarlijks behoefte aan een groot aantal (jonge)<br />

militairen. Niet ie<strong>de</strong>re kandidaat kan echter een functie binnen Defensie wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n. Er gel<strong>de</strong>n<br />

strenge <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> aanstelling die het arbeidsaanbod beperken. Hoewel door <strong>de</strong> problematiek van<br />

het groot aantal vacatures <strong>de</strong> grenzen van het arbeidsaanbod met steeds grotere regelmaat on<strong>de</strong>rwerp van<br />

gesprek zijn, valt hier geen wijziging in wet- en regelgeving te verwachten. Strikt genomen vallen <strong>de</strong>ze<br />

grenzen daarom buiten het bereik van dit on<strong>de</strong>rzoek. Toch is er <strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong>ze beperken<strong>de</strong> wet- en<br />

regelgeving te beschrijven. Voor een goed begrip van <strong>de</strong> beperking op het arbeidsaanbod is het van belang<br />

om <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n in beeld te brengen.<br />

De belangrijkste grenzen <strong>voor</strong> het arbeidsaanbod wor<strong>de</strong>n gevormd door:<br />

❚ De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap;<br />

❚ Verklaring van geen bezwaar;<br />

❚ Minimale leeftijd van 17 jaar;<br />

❚ Verbod op dwangarbeid.<br />

Voordat <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n beschreven, wordt eerst ingegaan op Europese wet- en regelgeving.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 174


Europese wet- en regelgeving<br />

De Europese Unie kent het beginsel van vrijheid van arbeid zoals vastgelegd in artikel 39 EG-Verdrag; dit<br />

artikel kent tevens <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>voor</strong> staten <strong>de</strong>ze vrijheid te beperken uit hoof<strong>de</strong> van openbare or<strong>de</strong>,<br />

openbare veiligheid en volksgezondheid. Deze mogelijkheid dient echter te wor<strong>de</strong>n gezien vanuit het<br />

ontvangen<strong>de</strong> land. Als Ne<strong>de</strong>rland zelf buitenlandse militairen wil werven staat <strong>de</strong> EU-regelgeving dat niet<br />

in <strong>de</strong> weg. De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap vormt echter wel een beperking <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving<br />

binnen Europa. Op <strong>de</strong>ze verplichting wordt hierna ingegaan.<br />

De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap<br />

Voor een aanstelling als militair is in principe <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse nationaliteit vereist. Dit is vastgelegd in<br />

<strong>de</strong> Militaire Ambtenarenwet (artikel 12g). Voor een aanstelling als burgerambtenaar bij Defensie is het<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap, op basis van <strong>de</strong> Ambtenarenwet (Artikel 125 e ) eveneens een vereiste. In dit artikel staat<br />

dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vervulling van een vertrouwensfunctie, alleen <strong>de</strong>gene in aanmerking komt die Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is,<br />

tenzij het dienstbelang bepaal<strong>de</strong>lijk an<strong>de</strong>rs vor<strong>de</strong>rt. Ten slotte bepaalt het Algemeen Militair Ambte narenreglement<br />

(artikel 5) dat het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is <strong>voor</strong> een aanstelling bij <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

Militairen kunnen, in bijzon<strong>de</strong>re gevallen, ook tij<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n aangesteld. Tij<strong>de</strong>lijke aanstelling geschiedt<br />

wanneer geduren<strong>de</strong> een korte perio<strong>de</strong> een functie moet wor<strong>de</strong>n vervuld waar<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>skundigheid<br />

is vereist die binnen <strong>de</strong> krijgsmacht (op korte termijn) niet beschikbaar is. Juist omdat <strong>de</strong>ze vorm van<br />

aanstelling in het leven is geroepen <strong>voor</strong> bijzon<strong>de</strong>re gevallen, is <strong>de</strong> mogelijkheid geopend om af te wijken<br />

van <strong>de</strong> (in gewone gevallen) gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> een tij<strong>de</strong>lijke<br />

aanstelling behoeft men niet het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap te bezitten. (Artikel 11 lid 2 AMAR). Deze uitzon<strong>de</strong>ringsbepaling<br />

is bedoeld <strong>voor</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsgevallen en niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reguliere vulling van functies bij <strong>de</strong><br />

krijgsmacht.<br />

Recruteren van EU-burgers<br />

In een artikel in <strong>de</strong> Militaire Spectator (‘Zorrug dat je erbij komt’ – rekrutering over <strong>de</strong> grens door<br />

dr. V. Enthoven en LKOLMARNS H.J. van <strong>de</strong>r Maas, Militaire Spectator, 2008/10 p. 524) werd bepleit dat<br />

artikel 11 van het Algemeen Militair Ambtenarenregelement voldoen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n schept <strong>voor</strong> het<br />

op grote schaal rekruteren van EU-burgers. Dit is echter onjuist. De Militaire Ambtenarenwet geeft in<br />

Artikel 12g een mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur af te wijken van <strong>de</strong> eis. De Memorie<br />

van Toelichting stelt dat daarmee is beoogd dat “hoezeer ook gehecht wordt aan het vereiste van het<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap <strong>voor</strong> aanstelling als militair ambtenaar, on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n (met name<br />

in tijd van oorlog, oorlogsgevaar of in an<strong>de</strong>re buitengewone omstandighe<strong>de</strong>n) kan het noodzakelijk zijn<br />

af te wijken van <strong>de</strong>ze regel”. De uitzon<strong>de</strong>ringsmogelijkheid is dus bedoeld <strong>voor</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsgevallen<br />

en niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reguliere vulling van functies bij <strong>de</strong> krijgsmacht. In artikel 11 van het Algemeen militair<br />

ambtenarenreglement, waaraan <strong>de</strong> auteurs refereren, is invulling gegeven aan <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>rings -<br />

bepaling. Daarin staat dat wegens en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duur van <strong>de</strong> vervulling van een functie die niet door al<br />

in werkelijke dienst verblijven<strong>de</strong> militairen kan wor<strong>de</strong>n vervuld, in bijzon<strong>de</strong>re gevallen tij<strong>de</strong>lijke<br />

aanstelling als militair bij het beroepspersoneel kan plaatsvin<strong>de</strong>n. Daarbij wordt dan afgeweken van <strong>de</strong><br />

in artikel 5 van hetzelf<strong>de</strong> reglement gestel<strong>de</strong> eis van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap. Defensie maakt bij<strong>voor</strong>beeld<br />

al gebruik van <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ringsmogelijkheid bij <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke aanstelling van in uitzendgebie<strong>de</strong>n<br />

geworven tolken. De genoem<strong>de</strong> wettelijke beperkingen in on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> soorten functies en <strong>de</strong><br />

tij<strong>de</strong>lijkheid maken het op dit moment onmogelijk buitenlan<strong>de</strong>rs op grote schaal te werven <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vulling van reguliere vacatures. Naast <strong>de</strong> juridische beperkingen die aan het <strong>voor</strong>stel kleven, bestaan<br />

ook raktische bezwaren. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan taal- en opleidingseisen en aan moeilijkhe<strong>de</strong>n bij<br />

<strong>de</strong> verzameling van gegevens in het ka<strong>de</strong>r van het veiligheidson<strong>de</strong>rzoek.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 175


Verklaring van geen bezwaar<br />

De functies bij Defensie zijn bijna allen vertrouwensfuncties. Voor aanstelling op <strong>de</strong>ze functies is een<br />

zogenaam<strong>de</strong> ‘verklaring van geen bezwaar’ als bedoeld in <strong>de</strong> Wet veiligheidson<strong>de</strong>rzoeken (Wvo) vereist.<br />

De minister van Defensie kan weigeren een‘Verklaring van Geen Bezwaar’ af te geven als niet genoeg betrouwbare<br />

gegevens kunnen wor<strong>de</strong>n verzameld of als onvoldoen<strong>de</strong> zeker is dat een <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker <strong>de</strong><br />

vertrouwensfunctie on<strong>de</strong>r alle omstandighe<strong>de</strong>n getrouwelijk zal vervullen. Dat kan bij<strong>voor</strong>beeld zijn op<br />

grond van: bepaal<strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>lingen uit het verle<strong>de</strong>n, ernstige financiële problemen, verslaving, criminele<br />

activiteiten, steun aan of lidmaatschap van terroristische of extremistische organisaties die bepaal<strong>de</strong><br />

grondrechten onvoldoen<strong>de</strong> respecteren. Ook kan dit het geval zijn op grond van omstandighe<strong>de</strong>n of<br />

gedragingen waardoor <strong>de</strong> kandidaat chantabel is.<br />

Bij afwezigheid van zo’n verklaring komen kandidaten niet in aanmerking <strong>voor</strong> een functie bij Defensie.<br />

Wordt een verklaring tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> diensttijd van een militair ingetrokken dan volgt veelal ontslag bij Defensie.<br />

Minimum leeftijd van 17 jaar<br />

Voor een aanstelling als militair geldt een on<strong>de</strong>rgrens van 18 jaar. Een aanstelling als aspirant-militair is<br />

mogelijk op zeventienjarige leeftijd. Een ontwikkeling tot verlaging is niet verwachten. Het Verdrag inzake<br />

<strong>de</strong> rechten van het kind, waarin het terzake relevante Facultatieve Protocol door Ne<strong>de</strong>rland is on<strong>de</strong>rtekend,<br />

belemmert dat.<br />

Dit Facultatief Protocol bevat on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verplichtingen:<br />

❚ Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht met een leeftijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar mogen niet rechtstreeks <strong>de</strong>elnemen<br />

aan vijan<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n.<br />

❚ Personen met een leeftijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar mogen niet gedwongen wor<strong>de</strong>n ingelijfd of opgenomen<br />

in <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

❚ Elke staat moet bij <strong>de</strong> bekrachtiging van het Facultatief Protocol een verklaring afleggen, aangevend<br />

wat <strong>de</strong> minimumleeftijd is waarop personen lid mogen wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke<br />

maatregelen wor<strong>de</strong>n genomen om te verzekeren dat rekrutering on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar volstrekt vrijwillig is.<br />

❚ Bij <strong>de</strong> rekrutering on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar moeten ten minste <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken gewaarborgd wor<strong>de</strong>n:<br />

- rekrutering is daadwerkelijk vrijwillig;<br />

- rekrutering vindt plaats met volledige instemming van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs of wettelijke vertegenwoordigers;<br />

- <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> personen zijn volledig ingelicht over <strong>de</strong> plichten die gemoeid zijn met <strong>de</strong> militaire<br />

dienst.<br />

Op 25 mei 2000 is het Facultatief Protocol tot stand gekomen bij het Verdrag inzake <strong>de</strong> rechten van het<br />

kind inzake <strong>de</strong> betrokkenheid van kin<strong>de</strong>ren bijgewapen<strong>de</strong> conflicten (Trb. 2001, 36 en 131) Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

Millenniumtop van 5 - 9 september 2000 is het Facultatief Protocol door Ne<strong>de</strong>rland on<strong>de</strong>rtekend.<br />

Bij <strong>de</strong> Rijkswet van 18 <strong>de</strong>cember 2008 (Stb.2009, 42) is goedgekeurd dat het Facultatief Protocol met<br />

ingang van 1 juni 2009 ook <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland verbin<strong>de</strong>nd zal zijn.<br />

Bij <strong>de</strong> totstandkoming van het Facultatief Protocol heeft een internationale discussie plaatsgevon<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘straight-18’-regeling. Dit houdt in dat <strong>de</strong> leeftijdgrens <strong>voor</strong> zowel <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan<br />

gewapen<strong>de</strong> conflicten als <strong>voor</strong> vrijwillige indiensttreding op 18 jaar wordt vastgesteld. De lan<strong>de</strong>n die een<br />

grote bijdrage leveren aan internationale crisisbeheersingoperaties, dreig<strong>de</strong>n echter af te zien van <strong>de</strong><br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 176


on<strong>de</strong>rtekening van het Protocol als <strong>de</strong>ze regeling in het Protocol zou wor<strong>de</strong>n opgenomen. De ‘straight-18’regeling<br />

is dan uitein<strong>de</strong>lijk ook niet opgenomen in het Facultatief Protocol.<br />

Voor Defensie is werving on<strong>de</strong>r schoolverlaters, waarvan zeventienjarigen een belangrijk <strong>de</strong>el uitmaken,<br />

onmisbaar <strong>voor</strong> een goed bezette en a<strong>de</strong>quaat functioneren<strong>de</strong> krijgsmacht. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n is dan ook in<br />

artikel 1a van <strong>de</strong> Militair Ambtenarenwet 34 opgenomen dat 17-jarige met schriftelijke instemming van hun<br />

ou<strong>de</strong>rs/wettelijke vertegenwoordigers als aspirant-militair ambtenaar kunnen wor<strong>de</strong>n aangesteld. Aan<br />

aspirant-militaire ambtenaren wordt geen functie toegewezen. Zij wor<strong>de</strong>n niet ingezet in buitengewone<br />

omstandighe<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> vre<strong>de</strong>s- of humanitaire operaties of <strong>voor</strong> enige vorm van gewapen<strong>de</strong> dienst. Een<br />

aanstelling als aspirant-militair ambtenaar gaat over in een aanstelling als militair ambtenaar als <strong>de</strong><br />

aspirant-militair ambtenaar daarmee na het bereiken van <strong>de</strong> leeftijd van 18 jaar schriftelijk instemt.<br />

Dienstplicht en verbod op dwangarbeid<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is sinds 1 mei 1997 <strong>de</strong> opkomstplicht officieel opgeschort. Sinds 22 augustus 1996 wer<strong>de</strong>n er<br />

al geen nieuwe dienstplichtigen meer opgeroepen. De opschorting houdt in dat er geen burgers wettelijk<br />

verplicht wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> militaire dienst te vervullen zolang <strong>de</strong> veiligheidssituatie dat niet vereist. Het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse leger bestaat hierdoor sinds die tijd volledig uit (vrijwillig dienen<strong>de</strong>) beroepsmilitairen. Wel<br />

krijgt ie<strong>de</strong>re mannelijke staatsburger een dienstplichtbrief waarin wordt verteld dat hij is ingeschreven,<br />

maar niet opkomstplichtig is.<br />

Ter vervanging van <strong>de</strong> militaire dienstplicht, maken sommige politieke partijen zich sterk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invoering<br />

van een maatschappelijke/sociale dienstplicht. Een dienstplicht <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n 35 dan militaire<br />

dienst is echter in strijd met het verbod op dwangarbeid.<br />

Artikel 4 EVRM bepaalt dat niemand gedwongen mag wor<strong>de</strong>n om dwangarbeid of verplichte arbeid te<br />

verrichten. Dienst van militaire aard of, in het geval van gewetensbezwaar<strong>de</strong>n in lan<strong>de</strong>n waarin hun<br />

gewetensbezwaren wor<strong>de</strong>n erkend, diensten die gevor<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n in plaats van <strong>de</strong> verplichte militaire<br />

dienst wor<strong>de</strong>n niet als ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’ in <strong>de</strong> zin van dit artikel wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

Dit betekent dat het opleggen van een verplichting tot het verrichten van bij<strong>voor</strong>beeld taken in <strong>de</strong> zorg<br />

alleen mogelijk is in <strong>de</strong> situatie dat <strong>de</strong> opschorting van <strong>de</strong> opkomstplicht is beëindigd en opkomstplicht<br />

is ingevoerd en dan nog alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>genen wier bezwaren tegen het vervullen van militaire dienst zijn<br />

erkend als ernstige gewetensbezwaren, dus ook op dit moment alleen <strong>voor</strong> mannelijke personen.<br />

34 Met <strong>de</strong> Rijkswet van 18 <strong>de</strong>cember 2008 (Stb. 2009, 42) is na artikel 1 van <strong>de</strong> Militaire Ambtenarenwet een nieuw artikel 1a ingevoegd.<br />

35 an<strong>de</strong>rs dan als tewerkstelling erken<strong>de</strong> gewetensbezwaar<strong>de</strong>n.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 177


3.<br />

Arbeidsaanbod<br />

versterkend<br />

Commissie Arbeidsparticipatie<br />

Het kabinet heeft zich in 2008 laten adviseren door <strong>de</strong> commissie arbeidsparticipatie (commissie Bakker:<br />

16 juni 2008; “Naar een toekomst die werkt”). De Commissie constateert dat een aantal knelpunten een<br />

hogere arbeidsparticipatie in <strong>de</strong> weg staat. Allereerst is er een grote groep mensen die onvrijwillig aan <strong>de</strong><br />

kant staat. Het gaat om zowel uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n als mensen die geen uitkering hebben. Ver<strong>de</strong>r kent<br />

Ne<strong>de</strong>rland veel (kleine) <strong>de</strong>eltijdbanen, functioneert <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren niet goed en sluit het<br />

on<strong>de</strong>rwijs onvoldoen<strong>de</strong> aan op <strong>de</strong> behoeften op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Ten slotte schiet <strong>de</strong> inzetbaarheid van<br />

werknemers, met name <strong>de</strong> laaggeschool<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r hen, tekort.<br />

De Commissie conclu<strong>de</strong>ert dat alle talenten in <strong>de</strong> samenleving moeten wor<strong>de</strong>n benut en dat daar ook veel<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn. Juist in <strong>de</strong> arbeidsmarkt van <strong>de</strong> toekomst is ie<strong>de</strong>reen nodig. In <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van<br />

<strong>de</strong> Commissie kan een hoge arbeids<strong>de</strong>elname alleen wor<strong>de</strong>n gerealiseerd als ie<strong>de</strong>reen die wil en kan<br />

werken zijn kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties op peil houdt en ver<strong>de</strong>r ontwikkelt. De Commissie<br />

bepleit een cultuuromslag om op een an<strong>de</strong>re manier tegen werk en inzetbaarheid aan te kijken. De<br />

Commissie schetst dan drie samenhangen<strong>de</strong> sporen waarlangs <strong>de</strong> arbeidsparticipatie kan wor<strong>de</strong>n<br />

verhoogd.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 178


Drie sporen<br />

Maatregelen tot 2016:<br />

Het eerste spoor betreft het zo snel mogelijk aan het werk helpen van meer mensen. De Commissie<br />

doet in dat ka<strong>de</strong>r op een vijftal terreinen <strong>voor</strong>stellen die op korte termijn kunnen wor<strong>de</strong>n opgepakt<br />

door <strong>de</strong> overheid en <strong>de</strong> sociale partners.<br />

❚ Verbeter <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> reïntegratie<br />

❚ Stimuleer meer uren werken door werknemers in <strong>de</strong>eltijd<br />

❚ Stimuleer werken tot <strong>de</strong> AOW leeftijd<br />

❚ Verbeter <strong>de</strong> aansluiting tussen on<strong>de</strong>rwijs en arbeidsmarkt<br />

❚ Verhoog <strong>de</strong> inzetbaarheid<br />

Op mid<strong>de</strong>llange termijn:<br />

Het twee<strong>de</strong> spoor betreft het creëren van werkzekerheid <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen door het investeren in<br />

inzetbaarheid door werknemers en werkgevers. Het twee<strong>de</strong> spoor bestaat uit drie on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />

❚ De introductie van een individueel werkbudget <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen, waardoor men zijn inzetbaarheid<br />

op peil kan hou<strong>de</strong>n.<br />

❚ De omvorming van <strong>de</strong> WW tot een activeren<strong>de</strong> werkverzekering, waardoor werkgevers<br />

een financieel belang krijgen om werkloosheid te <strong>voor</strong>komen en werknemers extra stimulansen<br />

krijgen om werk te aanvaar<strong>de</strong>n.<br />

❚ Het leggen van <strong>de</strong> financiële verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie<br />

bij één partij, zodat het reïntegratiebeleid aan eenduidigheid wint.<br />

Vanaf 2016:<br />

Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> spoor zet in op het bereiken van duurzame arbeidsparticipatie en financiële houdbaarheid<br />

van <strong>de</strong> verzorgingsstaat op lange termijn, door het mogelijk en aantrekkelijk te maken dat mensen<br />

gelei<strong>de</strong>lijk langer doorwerken na hun 65 ste . In dit ka<strong>de</strong>r adviseert <strong>de</strong> Commissie om uiterlijk vanaf 2016<br />

<strong>de</strong> AOW- en pensioenleeftijd gelei<strong>de</strong>lijk te verhogen met <strong>de</strong> levensverwachting tot 67 jaar in 2040 en<br />

om <strong>de</strong> AOW gelei<strong>de</strong>lijk te fiscaliseren.<br />

Het rapport van <strong>de</strong> commissie Bakker heeft geleid dat een groot aantal <strong>voor</strong>stellen tot wijziging van<br />

wet- en regelgeving om <strong>de</strong> participatie van diverse doelgroepen te vergroten. Hierna wordt op diverse<br />

doelgroepen ingegaan.<br />

Arbeidsaanbod vrouwen<br />

Voor het arbeidsaanbod is <strong>de</strong> groei in het aanbod van vrouwen van belang. In Ne<strong>de</strong>rland is het nog altijd<br />

<strong>de</strong> praktijk dat <strong>de</strong> man (nagenoeg) voltijds werkt en <strong>de</strong> vrouw in <strong>de</strong>eltijd. Dit an<strong>de</strong>rhalf-verdienersmo<strong>de</strong>l<br />

biedt kennelijk <strong>voor</strong> velen een mo<strong>de</strong>l waarbij arbeid en zorg goed gecombineerd kunnen wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al<br />

tij<strong>de</strong>ns het spitsuur van het leven. Er zitten volgens het kabinet 36 na<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> massale keuze <strong>voor</strong> het<br />

an<strong>de</strong>rhalf-verdienersmo<strong>de</strong>l: het <strong>de</strong>mpt <strong>de</strong> economische zelfstandigheid en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />

vrouwen, verhin<strong>de</strong>rt een volle wasdom van hun talenten, zorgt dat investeringen in scholing <strong>voor</strong> vrouwen<br />

on ren dabel wor<strong>de</strong>n ingezet en begrenst hun aan<strong>de</strong>el in het slechten van nijpen<strong>de</strong> arbeidsmarkttekorten.<br />

Het kabinet werkt daarom aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid om <strong>voor</strong>al vrouwen te behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeidsmarkt.<br />

Daarbij is het wegwerken van culturele belemmeringen een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el. Hier<strong>voor</strong> is niet<br />

altijd nieuwe wet- en regelgeving nodig. Huidige wet- en regelgeving bie<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> ruimte om met<br />

<strong>de</strong> spitsuur van het leven rekening te hou<strong>de</strong>n. Veeleer gaat het om <strong>de</strong> cultuuromslag waarbij door <strong>de</strong><br />

werk gever binnen wettelijke ka<strong>de</strong>rs meer mogelijkhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gecreëerd om meer uren te werken,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld binnen schooltij<strong>de</strong>n of door mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> flexibele roosters of telewerken.<br />

36 Zie kabinetsreactie op rapport commissie Bakker.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 179


Ook Defensie kent een breed pakket aan <strong>voor</strong>zieningen die het gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid, binnen Defensie<br />

ook wel levensfasebeleid genoemd, on<strong>de</strong>rsteunen. Daarnaast wordt ver<strong>de</strong>r gewerkt aan een samenhangend<br />

pakket aan <strong>voor</strong>zieningen om beter op individuele wensen in te kunnen spelen. On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door <strong>de</strong><br />

flexibilisering van verlofregelingen, waaron<strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>rschapsverlof, en het vergroten van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

van uitruil tussen tijd en geld. Deze ontwikkelingen zullen in <strong>de</strong> nabije toekomst lei<strong>de</strong>n tot wijziging van<br />

Defensieregelingen.<br />

Voor het verhogen van het aantal uren dat mensen (in <strong>de</strong>eltijd) werken, is <strong>de</strong> beschikbaarheid van kin<strong>de</strong>ropvang<br />

essentieel. De Commissie Bakker stelt <strong>voor</strong> een lan<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>kkend netwerk van bre<strong>de</strong> scholen tot<br />

stand te brengen, met openingstij<strong>de</strong>n van 7u tot 19u. Het kabinet steunt <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring. Het kabinet<br />

stimuleert bre<strong>de</strong> scholen via investeringen in multifunctionele accommodaties, het versterken van<br />

dagarrangementen binnen <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> school, een impuls <strong>voor</strong> het creëren van combinatiefuncties en een<br />

steunpunt bre<strong>de</strong> scholen. Om kin<strong>de</strong>ropvang betaalbaar te hou<strong>de</strong>n en arbeidsparticipatie effectiever en<br />

efficiënter te bevor<strong>de</strong>ren is een wijziging van <strong>de</strong> Wet kin<strong>de</strong>ropvang <strong>voor</strong>zien. 37<br />

Arbeidsaanbod allochtonen<br />

Naast <strong>de</strong> groei in het aanbod vrouwen zit er <strong>voor</strong> arbeidspotentieel in Ne<strong>de</strong>rland ook nog groei bij allochtonen<br />

werknemers. De werkloosheid on<strong>de</strong>r niet-westerse allochtonen is bijna 3 keer hoger dan on<strong>de</strong>r<br />

autochtonen (9,1% versus 3,3%). Door het wegwerken van <strong>de</strong>ze werkloosheid zal een groter arbeidspotentieel<br />

ontstaan. In Ne<strong>de</strong>rland gaat <strong>de</strong> aandacht o.a. uit naar het verkleinen van <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid.<br />

Aangezien het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid jonge allochtonen omvat, zijn <strong>de</strong> maatregelen die<br />

erop zijn gericht <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid te verkleinen, daarmee <strong>voor</strong>al maatregelen die <strong>de</strong> participatie van<br />

allochtonen bevor<strong>de</strong>ren. Thans is <strong>de</strong> wet investeren in jongeren aanhangig bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. Het<br />

wets<strong>voor</strong>stel ‘Wet Investeren in jongeren’ 38 verplicht gemeenten jongeren van 18 tot 27 jaar die zich mel<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> een uitkering een aanbod te doen. Dit kan een baan zijn, een vorm van scholing of een combinatie van<br />

bei<strong>de</strong>, afgestemd op <strong>de</strong> situatie van <strong>de</strong> jongeren. Als zij het aanbod niet accepteren dan krijgen zij ook geen<br />

uitkering van <strong>de</strong> gemeente.<br />

Daarnaast wordt met het wets<strong>voor</strong>stel ‘passen<strong>de</strong> arbeid’ (ook met lager loon) beoogd dat het UWV in <strong>de</strong><br />

toekomst mensen die langer dan een jaar een WW-uitkering ontvangen ook banen op een lager niveau gaat<br />

aanbie<strong>de</strong>n en met een lager loon dan <strong>de</strong> uitkering aanbie<strong>de</strong>n. Dit werkaanbod moeten werklozen aanvaar<strong>de</strong>n:<br />

bij weigering heeft dit gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitkering. Het nieuwe, lagere, loon wordt aangevuld met <strong>de</strong><br />

WW-uitkering. De Twee<strong>de</strong> Kamer heeft het wets<strong>voor</strong>stel op 10 maart 2009 aangenomen 39 . Het wets<strong>voor</strong>stel<br />

is vervolgens naar <strong>de</strong> Eerste Kamer gezon<strong>de</strong>n.<br />

Eén van <strong>de</strong> oorzaken van werkloosheid van niet-westerse allochtonen is dat veel niet-westerse allochtonen<br />

niet of gebrekkig Ne<strong>de</strong>rlands spreken, waardoor zij niet <strong>de</strong>el kunnen nemen aan <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Met het<br />

oog daarop wordt <strong>de</strong> inburgering gecombineerd met arbeidsparticipatie en geïntensiveerd. Eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>ze<br />

kabinetsreactie is aangegeven dat het kabinet <strong>de</strong> implicaties zal bezien van een leeftijdsonafhankelijke<br />

leerplicht tot startkwalificatie <strong>voor</strong> hen die hiertoe in staat zijn. Het verkrijgen van een startkwalificatie is<br />

<strong>voor</strong> allochtonen in het bijzon<strong>de</strong>r van belang omdat hen dat <strong>de</strong> mogelijkheid biedt <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal<br />

beter te leren.<br />

Daarnaast wordt er naar gestreefd om taalachterstan<strong>de</strong>n op hele jonge leeftijd weg te nemen. Vooral<br />

<strong>de</strong> eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> cognitieve, <strong>de</strong> sociaal-<br />

emo tionele en <strong>de</strong> motorische vaardighe<strong>de</strong>n. De opvoeding door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs legt daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> basis, maar<br />

37 Wijziging van <strong>de</strong> Wet kin<strong>de</strong>ropvang in verband met een herziening van het stelsel van gastou<strong>de</strong>ropvang, nr. TK 31.874.<br />

38 Bevor<strong>de</strong>ring duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren), nr. TK 31.775<br />

39 Kamerdossiernummer 31.767<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 180


ook <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> omgeving waarin het kind opgroeit is van belang. In dat ka<strong>de</strong>r valt er in <strong>de</strong> nabije<br />

toekomst wetgeving te verwachten op het gebied van <strong>voor</strong>schoolse educatie te verwachten.<br />

Defensie is van oudsher niet een werkgever die massaal door allochtonen wordt gekozen, toch kan <strong>de</strong><br />

wetgeving die participatie van allochtonen stimuleert er ook toe bijdragen dat meer allochtonen <strong>de</strong> weg<br />

naar Defensie vin<strong>de</strong>n. Defensie tracht daarnaast o.a. met diversiteitsbeleid, er<strong>voor</strong> te zorgen dat het aan<strong>de</strong>el<br />

allochtonen binnen Defensie groter wordt.<br />

Arbeidsaanbod ou<strong>de</strong>ren<br />

Een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het arbeidsaanbod vormen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers. Het kabinet neemt op dit<br />

moment al diverse maatregelen om <strong>de</strong> participatie van ou<strong>de</strong>ren te bevor<strong>de</strong>ren. Maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nabije<br />

toekomst zijn ontwikkelingen te verwachten die zullen lei<strong>de</strong>n tot aanpassing van wet- en regelgeving. Zo<br />

valt te verwachten dat <strong>de</strong> AOW-leeftijd gelei<strong>de</strong>lijk wordt opgehoogd van 65 naar 67 jaar.<br />

Thans is het kabinetsbeleid er <strong>voor</strong>al op gericht om doorwerken tót 65 jaar te stimuleren en doorwerken na<br />

65 jaar op vrijwillige basis mogelijk te maken. Op korte termijn valt juist hier <strong>de</strong> grootste winst te behalen<br />

wat betreft arbeidsparticipatie. De Raad <strong>voor</strong> Overheidspersoneel (ROP) heeft in 2005 een verkenning 40<br />

uitgevoerd naar <strong>de</strong> belemmeringen om door te werken na 65 jaar. Daaruit blijkt dat er geen wettelijke<br />

belemmeringen bestaan die doorwerken na 65 jaar verhin<strong>de</strong>ren. Eventuele belemmeringen <strong>voor</strong> doorwerken<br />

na 65 jaar zijn veeleer gelegen in <strong>de</strong> onbekendheid in <strong>de</strong> praktijk met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om een<br />

65-plusser in dienst te nemen of te hou<strong>de</strong>n. Wel is het van belang dat <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gecreëerd om<br />

langer doorwerken mogelijk te maken. Leeftijdsbewust personeelsbeleid speelt daarbij een belangrijke rol.<br />

Ook prikkels tot langer doorwerken dragen bij aan <strong>de</strong> vergroting van <strong>de</strong> arbeidsparticipatie. Bij een prikkel<br />

kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong> ‘doorwerkbonus' met 65 jaar en <strong>de</strong> verhoging van <strong>de</strong> arbeidskorting<br />

<strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren.<br />

Ook het invoeren van <strong>de</strong>eltijdpensioen kan een bijdrage leveren. Het zorgt er<strong>voor</strong> dat ou<strong>de</strong>ren niet ineens<br />

volledig stoppen met werken. Het thans bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer aanhangige wets<strong>voor</strong>stel moet het mogelijk<br />

maken om het AOW uit te stellen. Mensen die na hun 65ste willen doorwerken, kunnen hun AOW straks<br />

maximaal 5 jaar later laten ingaan en dan een hogere AOW-uitkering ontvangen. Mensen kunnen ook<br />

kiezen <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>eltelijke AOW. 41<br />

Of bovenstaan<strong>de</strong> maatregelen en wets<strong>voor</strong>stellen er toe zullen lei<strong>de</strong>n dat ook het arbeidspotentieel <strong>voor</strong><br />

Defensie wordt vergroot, is op dit moment moeilijk aan te geven. Het beroep van militair valt immers on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> fysiek zware beroepen. Voor militairen zijn daarmee niet zozeer wettelijke belemmeringen, maar veel<br />

meer fysieke belemmeringen van belang. Daarnaast geldt dat er zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven, als gevolg van <strong>de</strong><br />

organisatieopbouw, een grotere behoefte bestaat aan jongere werknemers. Een ou<strong>de</strong>re organisatieopbouw<br />

heeft bovendien gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> betaalbaarheid van <strong>de</strong> personeelskosten. Niet alleen is het salaris van<br />

ou<strong>de</strong>re werknemers hoger, ook UKW-lasten en pensioenlasten wor<strong>de</strong>n hoger naarmate het personeel<br />

ou<strong>de</strong>r wordt.<br />

40 Doorwerken na 65 jaar; ROP/05.00222<br />

41 Wijziging van <strong>de</strong> Algemene Ou<strong>de</strong>rdomswet in verband met opname van <strong>de</strong> mogelijkheid om op verzoek van <strong>de</strong> pensioengerechtig<strong>de</strong> het ou<strong>de</strong>rdomspensioen<br />

geheel of ten <strong>de</strong>le op een later tijdstip te laten ingaan, TK 31.774<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 181


Arbeidsversterkend overige doelgroepen<br />

Hier<strong>voor</strong> zijn een drietal doelgroepen genoemd, te weten vrouwen, allochtonen en ou<strong>de</strong>ren. Natuurlijk is<br />

niet het volledige arbeidspotentieel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze categorieën te scharen en omvat <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling niet het totale<br />

veld aan arbeidsversterken<strong>de</strong> maatregelen. Wel dui<strong>de</strong>lijk is dat er <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>ze doelgroepen nog groei is te<br />

verwachten. In tegenstelling tot bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen. 42 De re<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> juist<br />

<strong>de</strong>ze doelgroepen in <strong>de</strong>ze notitie in beeld zijn gebracht.<br />

Een an<strong>de</strong>re doelgroep die niet direct on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hier<strong>voor</strong> genoem<strong>de</strong> categorie valt te scharen zijn reservisten.<br />

Dit is eveneens een belangrijke doelgroep waarin uitbreiding valt te verwachten. In <strong>de</strong> nota “Reservistenbeleid<br />

2009” die op 20 januari 2009 aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer is aangebo<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n een groot aantal<br />

maat regelen genoemd die er toe moeten lei<strong>de</strong>n dat meer reservisten wor<strong>de</strong>n ingezet, reservisten gemid<strong>de</strong>ld<br />

langer ingezet wor<strong>de</strong>n en reservisten <strong>voor</strong> nieuwe taken wor<strong>de</strong>n ingezet. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> maatregelen<br />

verlangen een wijziging van wet- en regelgeving.<br />

Het kabinet investeert ver<strong>de</strong>r ook in mensen met een beperking, zodat ze kansen krijgen om te werken en<br />

actief <strong>de</strong>el te nemen in <strong>de</strong> samenleving. In <strong>de</strong> Wajong (Wet arbeidsongeschiktheids<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong><br />

jonggehandicapten) komt <strong>de</strong> focus te liggen op werk. Wie kan werken, krijgt hulp bij het vin<strong>de</strong>n van een<br />

baan. Voor Defensie is – gelet op <strong>de</strong> inhoud van het militaire beroep en <strong>de</strong> militaire keuringseisen – <strong>de</strong>ze<br />

categorie niet <strong>de</strong> doelgroep waar het grootste arbeidspotentieel kan wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />

Arbeidsversterkend algemeen<br />

Zoals hier<strong>voor</strong> aangegeven, wordt er steeds meer verwacht van onze me<strong>de</strong>werkers en wordt <strong>de</strong> druk om<br />

meer te participeren <strong>voor</strong> alle groepen binnen onze samenleving vergroot. Het is van belang dat tegenover<br />

<strong>de</strong>ze eisen die aan <strong>de</strong> werknemers wordt gesteld maatregelen staan die het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers<br />

mogelijk maakt om aan <strong>de</strong>ze eisen te voldoen. De maatregelen die terzake wor<strong>de</strong>n genomen, zijn eveneens<br />

arbeidsversterkend. Daarbij wordt rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> verschillen tussen me<strong>de</strong>werkers in diverse<br />

levensfasen. Het zogenaam<strong>de</strong> levensfasebeleid houdt er rekening mee dat <strong>de</strong> wensen en behoeften van<br />

ou<strong>de</strong>ren an<strong>de</strong>rs zijn dan die van jongeren die net beginnen met werken. Elke levensfase kent zijn eigen<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n, problemen en uitdagingen. Door daarmee rekening te hou<strong>de</strong>n blijven me<strong>de</strong>werkers langer<br />

productief, gezond, gemotiveerd en betrokken. Hier<strong>voor</strong> is echter geen wijziging van wet- en regelgeving<br />

noodzakelijk. Op basis van <strong>de</strong> huidige wet- en regelgeving kan hier voldoen<strong>de</strong> invulling aan wor<strong>de</strong>n<br />

gegeven.<br />

Voorts kunnen verbeteringen in het on<strong>de</strong>rwijs en een verbinding van school en arbeidsmarkt als arbeidsversterkend<br />

wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Daarbij kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan kwaliteitseisen en <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />

kerndoelen <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs. Op dit punt zijn dan ook Wijzigingen van wet- en regelgeving te verwachten<br />

die <strong>de</strong>ze verbetering on<strong>de</strong>rsteunen. Voor Defensie is het zogenaam<strong>de</strong> project ‘Loopbaanlint’ met o.a. <strong>de</strong><br />

instroomopleidingen bij ROC's, Vre<strong>de</strong> & Veiligheid, van groot belang.<br />

42 Voor <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen (20-64 jaar) wordt tot 2020 een daling verwacht van3%-punt tot 82%, daarna is <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen<br />

tot 2040 naar verwachting stabiel.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 182


Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten<br />

Zoals in <strong>de</strong> inleiding is aangegeven zijn arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen<br />

sociale partners. Sociale partners zullen zich laten lei<strong>de</strong>n door ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. De<br />

uitkomsten van <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1 bie<strong>de</strong>n inzicht in <strong>de</strong>ze ontwikkelingen. Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> tijd zullen<br />

harmonisatie van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en flexibilisering van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n belangrijke thema's<br />

blijven.<br />

Met het FPS kiest Defensie <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>rn en open personeelsysteem dat aandacht heeft <strong>voor</strong> het<br />

individu, en dat daarmee ook aansluit op huidige ontwikkelingen in <strong>de</strong> maatschappij. Om <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker<br />

beter sturing te kunnen laten geven aan zijn of haar loopbaan is het belangrijk het FPS te<br />

on<strong>de</strong>rsteunen door het arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n-, loopbaan- en opleidingsbeleid ver<strong>de</strong>r te harmoniseren.<br />

Om <strong>de</strong> bedrijfsvoering te verbeteren en om <strong>de</strong> mobiliteit van het personeel tussen <strong>de</strong> krijgsmacht<strong>de</strong>len<br />

te bevor<strong>de</strong>ren, wordt een studie verricht op welke wijze <strong>de</strong> rangen- en bezoldigingen van militairen<br />

geharmoniseerd kunnen wor<strong>de</strong>n. Ook zal het wegnemen van <strong>de</strong> verschillen in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

tussen <strong>de</strong> operationele commando's <strong>de</strong> mobiliteit van militairen <strong>de</strong>fensiebreed bevor<strong>de</strong>ren.<br />

Ook flexibilisering van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> individuele keuzes vergroten.<br />

Gezocht wordt naar mogelijkhe<strong>de</strong>n om het arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>npakket meer flexibel te maken. Daarbij kan<br />

wor<strong>de</strong>n gedacht aan ver<strong>de</strong>re keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n op het gebied van uitruil tussen verlof en bezoldiging of<br />

bij<strong>voor</strong>beeld uitruilen van belast loon <strong>voor</strong> een onbelaste tegemoetkoming.<br />

Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 183


Strategische vragen<br />

Kennisinvestering<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Inhoudsopgave<br />

Management samenvatting 192<br />

Inleiding 194<br />

Doelstelling studie 195<br />

Uitgangspunten en beperkingen 195<br />

Huidige situatie (nulmeting) 198<br />

Kennisportefeuille 198<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 198<br />

Defensiebelang 199<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 202<br />

Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 203<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 204<br />

Kennisinvesteringsquote en -budgetten 204<br />

Kennisinvesteringsprofielen 206<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 209<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 209<br />

Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 211<br />

Benchmark 214<br />

Kennisportefeuille 214<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 214<br />

Defensiebelang 215<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 216<br />

Kennisinfrastructuren (interne en externe kennisbases) 217<br />

Kennisinvesteringsquotes 219<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 220<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 220<br />

Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222<br />

Kennisportefeuille 222<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 222<br />

Defensiebelang 225<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 227<br />

Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 229<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 230<br />

Kennisinvestering 186


Kennisinvesteringsquote en -budgetten 230<br />

Kennisinvesteringsprofielen 230<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 231<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 231<br />

Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 233<br />

Conclusies 234<br />

Kennisportefeuille 234<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 234<br />

Defensiebelang 234<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 235<br />

Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 236<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 236<br />

Kennisinvesteringsquote en -budgetten 236<br />

Kennisinvesteringsprofielen 236<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 237<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 237<br />

Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 238<br />

Beleidsaanbevelingen 240<br />

Algemeen 240<br />

Strategisch besturings- en beleidsniveau 241<br />

On<strong>de</strong>rsteunings- en implementatie niveau 241<br />

Uitvoerend niveau 242<br />

Afkortingen 244<br />

Annexen 246<br />

Annex 1 – Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep 247<br />

Le<strong>de</strong>n 247<br />

Ad-hoc le<strong>de</strong>n 247<br />

Agendale<strong>de</strong>n 247<br />

Annex 2 – S&T, R&T, R&D, S&D en <strong>de</strong> Defensiedimensie 248<br />

Annex 3 – Deelvragen 250<br />

Annex 4 – Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n 251<br />

Annex 5 – Nationale financiële gegevens 257<br />

Annex 6 – Strategische functies 260<br />

Annex 7 – Nationale kennisbasis Defensie & Veiligheid 267<br />

Kennisinvestering 187


Annex 8 – Omgevingsanalyse internationale samenwerking 270<br />

Annex 9 – Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie 271<br />

Uitgangspunten 271<br />

Subgebie<strong>de</strong>n en thema’s 271<br />

Annex 10 – Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad<br />

van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie in Ne<strong>de</strong>rland 281<br />

Kennisinvestering 188


Kennisinvestering 189


Kennisinvestering 190


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.5.2<br />

❚ Welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> toekomstige behoeften<br />

van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke interne en externe kennisbasis (kennisinfrastructuur) hoort hierbij?<br />

❚ Welke kennisinvesteringsquote past bij <strong>de</strong> mogelijke ambities van Defensie (krijgsmachtprofielen)?<br />

Beantwoord door: Projectgroep KIQ in samenwerking met NLDA, TNO, TNO HCSS, NLR, MARIN,<br />

Clingendael en Internationale Defensieon<strong>de</strong>rzoek partnerlan<strong>de</strong>n (Australië, Canada, Denemarken,<br />

Duitsland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zwe<strong>de</strong>n)<br />

Kennisinvestering 191


1.<br />

Managementsamenvatting<br />

Kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie lei<strong>de</strong>n tot een <strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd t.o.v. lan<strong>de</strong>n die dat niet<br />

doen. Echter, <strong>de</strong> hoogte van een kennisinvestering is niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen,<br />

het is een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />

organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie. Wel is dui<strong>de</strong>lijk dat een onvoldoend grote kennis investering leidt<br />

tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke zaken.<br />

Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5% van zijn BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met<br />

Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn (benchmarklan<strong>de</strong>n). Voor alle lan<strong>de</strong>n geldt een neerwaartse trend in <strong>de</strong>fensiebestedingen.<br />

Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is<br />

circa 1%; dit is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die circa 2% investeren.<br />

Uit <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> strategische functies van <strong>de</strong> Verkenningen is naar voren gekomen dat een bre<strong>de</strong><br />

kennisbasis noodzakelijk is om goed gestalte en inhoud te kunnen geven aan <strong>de</strong> strategische onzekerheid<br />

en <strong>de</strong> niet-rationele dynamiek van asymmetrische dreigingen en irreguliere conflicten. De focus verschuift<br />

naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len (anticiperend<br />

vermogen). Daarnaast blijven <strong>de</strong> kwaliteit en samenstelling van het materieel van <strong>de</strong> krijgsmacht van<br />

belang. Toekomstgerichte werkzaamhe<strong>de</strong>n en analyses wor<strong>de</strong>n belangrijker, en <strong>de</strong>ze zijn in het huidige<br />

krijgsmachtprofiel min<strong>de</strong>r prominent aanwezig.<br />

De kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n die in bovenstaan<strong>de</strong> context van belang zijn <strong>voor</strong> het invullen van <strong>de</strong><br />

toekomstige behoeften van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zijn aan een na<strong>de</strong>re analyse on<strong>de</strong>rworpen en zijn<br />

neergelegd in negen nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n en 40 subgebie<strong>de</strong>n (zie annex 9).<br />

Kennisinvestering – Management samenvatting 192


Voorts is gebleken dat <strong>de</strong> strategische functies, m.u.v. normaliseren, niet differentiëren in <strong>de</strong> breedte van<br />

<strong>de</strong> kennisbasis. Een eventueel latent aanwezige differentiatie wordt bovendien teniet gedaan omdat <strong>de</strong><br />

beleidopties van <strong>de</strong> Verkenningen gebaseerd wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld<br />

uit verschillen<strong>de</strong> strategische functies, zodat er uitein<strong>de</strong>lijke een mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />

Echter, aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>de</strong> fijnmazige UK6 kennistaxonomie (<strong>de</strong><br />

internationale standaard, zie annex 10), is vastgesteld dat <strong>de</strong> huidige <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisbasis<br />

in Ne<strong>de</strong>rland (zeer) smal is. Dit is een ongewenste situatie, me<strong>de</strong> in <strong>de</strong> context van het quid pro quo<br />

principe bij internationale samenwerking. De bereken<strong>de</strong> percentuele ver<strong>de</strong>ling van het on<strong>de</strong>rzoeksbudget<br />

over <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n is in beginsel een goe<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het accommo<strong>de</strong>ren van fluctuaties in het<br />

on<strong>de</strong>rzoeksbudget.<br />

Een betere formulering en benutting van <strong>de</strong> kennisinvesteringen kan <strong>voor</strong>al praktisch slagen dankzij inzet,<br />

creativiteit, volharding en samenwerking van militairen en burgerspecialisten op alle niveaus binnen <strong>de</strong><br />

Defensieorganisatie en <strong>de</strong> kennisinfrastructuur. Daar<strong>voor</strong> zijn er per organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el maatwerkoplossingen<br />

nodig, die het mogelijk maken dat <strong>de</strong> juiste wensen en no<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte, mid<strong>de</strong>llange<br />

en lange termijn wor<strong>de</strong>n aangepakt.<br />

Voor <strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n organisatie van <strong>de</strong> interne en externe kennisbases geldt als vuistregel dat<br />

kennisinvesteringen die relatief veel domeinkennis van <strong>de</strong> Defensieorganisatie vergen zo dicht mogelijk<br />

bij dan wel binnen Defensie georganiseerd moeten wor<strong>de</strong>n. Kennis en kun<strong>de</strong> van basisexpertise en systeem<br />

gerelateer<strong>de</strong> expertise kunnen (<strong>de</strong>els) buiten Defensie hun herkomst vin<strong>de</strong>n. Voorts zal Defensie, meer<br />

dan nu het geval is, “open innovatie” als paradigma moeten gaan hanteren. Belangrijke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van<br />

<strong>de</strong> interne en externe kennisbases zijn <strong>de</strong> inter<strong>de</strong>partementale en <strong>de</strong> internationale bases (zie <strong>de</strong> annexen<br />

7 en 8).<br />

Het S&T programma wordt in lijn gebracht met <strong>de</strong> wensen en no<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> behoeftesteller door een op<br />

elkaar afgestem<strong>de</strong> verzameling van projecten en programma’s, die i<strong>de</strong>aliter zijn ontleend aan een rollend<br />

S&T plan en een roadmap van ie<strong>de</strong>re functionele behoeftesteller. Basisbeginsel is dat S&T programmering<br />

niet moet wor<strong>de</strong>n georganiseerd vanuit het on<strong>de</strong>rzoek zelf.<br />

Voor uitgebrei<strong>de</strong> conclusies en beleidsaanbevelingen wordt verwezen naar <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> hoofdstukken.<br />

Kennisinvestering – Management samenvatting 193


2.<br />

Inleiding<br />

Het Ministerie van Defensie is in maart 2008 gestart met een inter<strong>de</strong>partementale Verkenning 43 o.l.v. een<br />

inter<strong>de</strong>partementale Projectdirectie, die zon<strong>de</strong>r beperkingen beleidsopties dient te formuleren m.b.t. <strong>de</strong><br />

toekomstige ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensie-inspanning, <strong>de</strong> daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> samenstelling<br />

en toerusting van <strong>de</strong> krijgsmacht en het daarbij behoren<strong>de</strong> niveau van <strong>de</strong>fensiebestedingen, me<strong>de</strong> in<br />

bondgenootschappelijk perspectief. De beleidshorizon is circa 20 jaar. Het eindrapport zal namens het<br />

Kabinet eind 2009 aan <strong>de</strong> TK wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> Verkenningen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>elverkenningen uitgevoerd die antwoord geven op <strong>de</strong> strategische vragen<br />

uit het projectplan. 44 Één van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elverkenningen betreft Defensie Kennisinfrastructuren (KIS) en<br />

Kennisinvesteringsquote (KIQ) 45 , i.c. vraag <strong>III</strong>.5.2.<br />

Deze beleidsstudie beantwoordt vraag <strong>III</strong>.5.2, en is daarnaast verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> versterking van <strong>de</strong><br />

kennisfunctie binnen Defensie, waar<strong>voor</strong> inmid<strong>de</strong>ls een belangrijke stap is gezet door <strong>de</strong> oprichting van<br />

<strong>de</strong> Bestuursraad Kennis en Strategie (BKS) en <strong>de</strong> aanstelling van een Adviseur Kennis en Strategie Beleid<br />

(AKSB). 46<br />

De uitvoering van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elverkenningen berust in beginsel bij <strong>de</strong> Projectdirectie. Echter, <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning<br />

is gemandateerd aan een projectgroep, on<strong>de</strong>r auspiciën van <strong>de</strong> BKS. 47 In <strong>de</strong> BKS hebben alle beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijke<br />

Defensiedirecties zitting; die op hun terrein primair verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vraagarticulatie.<br />

43 BR 3.3 BJP2008; TK 2008 31 243, nr.6.<br />

44 Projectplan Verkenningen V.0.2.0 (11 juli 2008).<br />

45 BR 3.7 BJP 2008 “Ontwikkeling van een Kennisinvesteringsquote” is opgegaan in vraag <strong>III</strong>.5.2 van BR 3.3.<br />

46 Kamerbrief Kennisfunctie Defensie d.d. 8 november 2007.<br />

47 Dagelijkse aansturing is door <strong>de</strong> BKS gemandateerd aan <strong>de</strong> AKSB en <strong>de</strong> SC DR&D.<br />

Kennisinvestering – Inleiding 194


Conform het in <strong>de</strong> BKS goedgekeur<strong>de</strong> plan van aanpak KIS/KIQ 48 dient <strong>de</strong>ze studie Defensie in staat te<br />

stellen om ook op <strong>de</strong> langere termijn verantwoor<strong>de</strong> keuzen te kunnen maken <strong>voor</strong> Defensie-investeringen<br />

in <strong>de</strong> relevante kennis en kun<strong>de</strong>.<br />

Deze studie is gebaseerd op <strong>de</strong> Internationale Workshop van 4 en 5 februari 2009 49 , <strong>de</strong> bilaterale besprekingen<br />

met Canada op 19 en 20 februari 2009 50 , Consultancy van Dr. John Leggat 51 en Rod Schmitke (MSc) 52 ,<br />

<strong>de</strong> bijdragen van <strong>de</strong> Projectgroep KIS/KIQ, interviews met alle functionele behoeftestellers (le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

R&D planningscommissie en <strong>de</strong> OPCO’s) en NLR en TNO, en <strong>de</strong> rapporten van HCSS en QinetiQ.<br />

Doelstelling studie<br />

De kwestie die in <strong>de</strong>ze studie centraal staat is strategische on<strong>de</strong>rzoeksvraag <strong>III</strong>.5.2 van <strong>de</strong> Verkenningen 53 :<br />

“Welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> toekomstige behoeften<br />

van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur) hoort hierbij? Welke<br />

kennisinvesteringsquote past bij <strong>de</strong> mogelijke ambities van Defensie (krijgsmachtprofielen)?”<br />

De metho<strong>de</strong> van beantwoording van <strong>de</strong>ze vraag is beschreven in het plan van aanpak KIS/KIQ, en behelst<br />

een <strong>de</strong>compositie van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag in <strong>de</strong>elvragen. De <strong>de</strong>elvragen zijn opgesteld op basis van <strong>de</strong><br />

belangrijkste steekwoor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag: taxonomie (welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n),<br />

Defensiebelang, behoeften, kennisinfrastructuur, kennisinvesteringsquote en ambities (strategische<br />

functies en krijgsmachtprofielen), zie annex 3.<br />

Conform het plan van aanpak KIS/KIQ is <strong>de</strong> doelstelling van <strong>de</strong> studie het beantwoor<strong>de</strong>n van strategische<br />

on<strong>de</strong>rzoeksvraag <strong>III</strong>.5.2 en het leggen van een relatie tussen enerzijds een <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisinfrastructuur<br />

(interne en externe kennisbases) en een kennisinvesteringsquote, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> mogelijke<br />

strategische functies en krijgsmachtprofielen <strong>voor</strong> een langere termijn (circa 20 jaar), die behoren bij <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> ambities van Defensie, zoals gehanteerd in <strong>de</strong> Verkenningen.<br />

Uitgangspunten en beperkingen<br />

De organisatorische inrichting van <strong>de</strong> interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur) is geen<br />

verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> projectgroep. Het begrip kennisinvestering is afgebakend als een expliciete<br />

investering in kennisontwikkeling 54 door:<br />

❚ basisverkennend on<strong>de</strong>rzoek en/of toegepast on<strong>de</strong>rzoek om <strong>de</strong> haalbaarheid<br />

van een oplossing aan te tonen;<br />

❚ technologieontwikkeling en/of -<strong>de</strong>monstratie;<br />

❚ materieelgericht on<strong>de</strong>rzoek en ‘zacht’ on<strong>de</strong>rzoek rond personele, doctrinaire en organisatorische<br />

aspecten; m.b.v. daar<strong>voor</strong> structureel aangemerkte (centrale en/of <strong>de</strong>centrale) budgetten.<br />

Bovenstaan<strong>de</strong> afbakening valt samen met <strong>de</strong> termen ‘kennis als vermogen’en ‘kennis als product’ zoals<br />

gehanteerd in het rapport van <strong>de</strong> “De kracht van directe verbindingen”. 55<br />

48 Plan van Aanpak KIS/KIQ vs. 2.0 (2 oktober 2008) (goedgekeurd in <strong>de</strong> BKS van 24 september 2008).<br />

49 Australië, Canada, Duitsland, Noorwegen en VK. O.l.v. senator F.E. van Kappen (GenMajMARNS b.d.).<br />

50 Delegatie bestond uit Prof. dr. J.G. Siccama, ir. P.J. Keuning, ir. N. Pos en Lkol ir. M.P.G. Sweelssen.<br />

51 Voormalige Assistant Deputy Minister Science & Technology (ADM S&T) Canada, tevens CEO DRDC.<br />

52 Voormalige DRDC S&T Counsellor London en <strong>voor</strong>malig Nationale Coördinator S&T Canada.<br />

53 Pagina 61 van het Projectplan Verkenningen V.0.2.0 (goedgekeurd 11 juli 2008).<br />

54 Kennismanagement, -gebruik en -utilisatie wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze studie <strong>de</strong>rhalve niet afzon<strong>de</strong>rlijk beschouwd. Wel wordt het binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie benutten<br />

van ontwikkel<strong>de</strong> kennis van cruciaal belang geacht.<br />

55 Ad hoc Commissie Brugfunctie TNO en GTI’s (Commissie Wijffels) (mei 2004)<br />

Kennisinvestering – Inleiding 195


Het uitgangspunt is <strong>de</strong>rhalve ‘Science & Technology’ (S&T), zie annex 2 <strong>voor</strong> een vergelijking met ‘Research &<br />

Technology’ (R&T) en ‘Research & Development’ (R&D). Defensie investeert in beginsel alleen in kennisontwikkeling<br />

indien <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> en benodig<strong>de</strong> kennis niet ‘van <strong>de</strong> plank’ is te verkrijgen. Zo kan<br />

het nut van ie<strong>de</strong>re Defensie kennisinvestering (Defensie S&T) wor<strong>de</strong>n getoetst met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> criteria:<br />

❚ Uniciteit: unieke kennis specifiek <strong>voor</strong> Defensie;<br />

❚ Noodzaak/relevantie: is <strong>de</strong>ze unieke kennis echt noodzakelijk/relevant;<br />

❚ Kwaliteit: levert <strong>de</strong> investering kwalitatief goe<strong>de</strong> kennis;<br />

❚ Toegankelijkheid 56 : nationaal en/of internationaal te verkrijgen;<br />

❚ Onafhankelijkheid: <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld inlichtingen, operationele analyse;<br />

❚ Flexibiliteit: is het (tij<strong>de</strong>lijk) niet investeren in kennisontwikkeling omkeerbaar. 57<br />

An<strong>de</strong>re uitgangspunten zijn:<br />

❚ De besluiten van <strong>de</strong> BKS inzake het sourcingbeleid en het prioriteringska<strong>de</strong>r;<br />

❚ Het rapport van HDIO over <strong>de</strong> herinrichting van <strong>de</strong> kennisfunctie bij Defensie;<br />

❚ De conclusie van <strong>de</strong> Commissie Wijffels dat <strong>de</strong> kloof tussen on<strong>de</strong>rzoek enerzijds en <strong>de</strong> innovatiekracht<br />

van het bedrijfsleven en <strong>de</strong> overheid an<strong>de</strong>rzijds overwonnen kan wor<strong>de</strong>n door een directe verbinding<br />

tussen vraag en aanbod van kennis, waarbij <strong>de</strong> vraag sturend moet zijn;<br />

❚ De Strategische Kennisagenda (SKA) en in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vijf vraaggedreven kennisthema’s 58<br />

en <strong>de</strong> vijf aanbodgeïnitieer<strong>de</strong> kennisvel<strong>de</strong>n 59 ;<br />

❚ De zeven strategische functies 60 van <strong>de</strong> Verkenningen en <strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n krijgsmachtprofielen.<br />

56 Toegankelijkheid is betrekkelijk, alleen halen en niets brengen zal lei<strong>de</strong>n tot geen toegankelijkheid.<br />

57 Tegen relatief weinig meerkosten en binnen relatief korte termijn.<br />

58 SKA kennisthema’s: C2 en Inlichtingen, Netwerken Informatie and Infrastructuur (NII), Wapens en Effecten, Bescherming, Inzet en Voortzettingsvermogen.<br />

59 SKA kennisvel<strong>de</strong>n: ICT en Cognitieve Computing, Simulatie, Menswetenschappen en Biotechnologie, Geavanceer<strong>de</strong> Materialen en Nanotechnologie,<br />

Microsystemen en Robotica.<br />

60 Anticiperen, Voorkomen, Beschermen, Interveniëren, Stabiliseren, Normaliseren en Afschrikken.<br />

Kennisinvestering – Inleiding 196


Kennisinvestering – Inleiding 197


3.<br />

Huidige situatie<br />

(nulmeting)<br />

Het Ministerie van Defensie verricht sinds <strong>de</strong>cennia succesvol <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek. Op grond daarvan<br />

en conform <strong>de</strong> studie-in<strong>de</strong>ling in het plan van aanpak, zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie en <strong>de</strong> beleidsopties<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen van belang: kennisportefeuille, hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len,<br />

inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking en ambities (strategische functies/<br />

krijgsmachtprofielen). De correspon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvragen uit annex 3 zullen als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />

on<strong>de</strong>rwerpen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen.<br />

Kennisportefeuille<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />

Een taxonomie wordt in algemene zin gebruikt als instrument <strong>voor</strong> i<strong>de</strong>ntificatie, or<strong>de</strong>ning en prioritering<br />

van on<strong>de</strong>rzoek. Hoewel een taxonomie een versimpeling is van een complexer systeem, is in <strong>de</strong> praktijk<br />

gebleken dat <strong>de</strong>ze goed bruikbaar is.<br />

Defensie maakt <strong>voor</strong> het beleid en management van zijn S&T kennisportefeuille gebruik van een kennistaxonomie<br />

die een brug vormt tussen enerzijds <strong>de</strong> behoefte aan Defensieon<strong>de</strong>rzoek (vraag- of pull-zij<strong>de</strong>)<br />

en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> wetenschappelijke, conceptuele en technologische ontwikkelingen die nieuwe Defensiemogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

kunnen creëren (aanbod of push-zij<strong>de</strong>). De wisselwerking tussen vraag en aanbod is<br />

belangrijk <strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> Defensie kennisportefeuille.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 198


De ou<strong>de</strong> Defensietaxonomie bestaat uit 11 kennisgebie<strong>de</strong>n en 37 kenniselementen. Deze is ontwikkeld<br />

in het project Herijking Kennis<strong>voor</strong>ziening Defensie (HKD) uit 2002- 2003 en is nu circa 6 jaar in gebruik.<br />

Deze taxonomie is <strong>de</strong>stijds inhou<strong>de</strong>lijk afgestemd met <strong>de</strong> preferente kennisaanbie<strong>de</strong>rs (NLR, TNO en<br />

MARIN) en is me<strong>de</strong> verankerd in <strong>de</strong> internationale standaard, <strong>de</strong> UK6 technologie taxonomie. 61 De relatie<br />

met <strong>de</strong>ze internationale standaard en <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke beschrijving van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie is weergegeven<br />

in annex 4, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.<br />

De ou<strong>de</strong> taxonomie is <strong>voor</strong>al goed geschikt gebleken <strong>voor</strong> technologisch georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek t.b.v.<br />

<strong>de</strong> aanschaffing, <strong>de</strong> aanpassing en het on<strong>de</strong>rhoud van materieel en heeft zijn waar<strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze context<br />

bewezen. Echter, me<strong>de</strong> op basis van geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> en geleer<strong>de</strong> lessen uit <strong>de</strong> recente inzet van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, <strong>de</strong> bijdragen van <strong>de</strong> PG KIS KIQ en het werk van het HCSS is dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n<br />

dat een actualisering nodig is, die me<strong>de</strong> is ingegeven door <strong>de</strong> trend naar ‘integrale <strong>de</strong>fensie en veiligheid’ 62<br />

en anticipatie. Deze actualisering behelst een noodzakelijke verbreding door het (beter) incorporeren van<br />

<strong>de</strong> alfa- en gammawetenschappen en meer aandacht <strong>voor</strong> mens- en milieugerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen.<br />

Defensiebelang<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht is een professioneel, mo<strong>de</strong>rn en hoogwaardig bedrijf, waar wordt gewerkt met<br />

<strong>de</strong> laatste militaire inzichten en met technisch (zeer) geavanceerd materieel. De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht<br />

is dan ook één van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnste Krijgsmachten ter wereld en is zeer goed op haar taken berekend. Een<br />

<strong>de</strong>rgelijke positie heeft Defensie alleen kunnen bereiken door jarenlang continu te investeren in hoogwaardige<br />

kennis en kun<strong>de</strong>, door <strong>de</strong>ze zelf te ontwikkelen, te laten ontwikkelen bij <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en door te (laten)<br />

volgen wat <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n doen en daar van te leren. Zo is het genereren van gevechtskracht op hoofdlijnen<br />

verbon<strong>de</strong>n met het Operationele, Personele, Materiële en Logistieke domein. Voor elk van <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

is know how noodzakelijk, die me<strong>de</strong> ontstaat door investeringen in Defensie S&T. In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur 63 is dit<br />

weergegeven.<br />

Figuur 3.1 Defensie S&T versterkt <strong>de</strong> gevechtskracht in zijn context.<br />

61 O.a. gebruikt door <strong>de</strong> NAVO Research & Technology Organisation en het EDA.<br />

62 Een continuüm bestaan<strong>de</strong> uit interne veiligheid ( BZK en JUS ) en externe veiligheid ( DEF ).<br />

63 Ter beschikking gesteld door Ir. E.I.L.D.G. Margherita GenMaj b.d..<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 199


Specifiek <strong>voor</strong> het materieeldomein is on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar <strong>de</strong> kwaliteit van materieel als functie van<br />

Defensie R&D. Met een robuuste statistische analyse is het volgen<strong>de</strong> samenvatten<strong>de</strong> verband overtuigend<br />

vastgesteld. 64<br />

Figuur 3.2 Militaire Defensie R&D vertaalt zich in een materieel<strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd.<br />

In één zin betekent figuur 3.2 dat een land krijgt waar<strong>voor</strong> het betaalt, gebaseerd op een Defensie R&D inspanning<br />

van circa 20 á 25 jaar daar<strong>voor</strong>. Dit geldt ook <strong>voor</strong> kopen van <strong>de</strong> plank, immers materieelaanschaf is gebaseerd<br />

op eigen inzichten en expertises. Als <strong>de</strong>ze zijn verou<strong>de</strong>rd, leidt dat tot min<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn en min<strong>de</strong>r geschikt<br />

materieel.<br />

Voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht zijn <strong>de</strong> consequenties van dit on<strong>de</strong>rzoek dui<strong>de</strong>lijk. Zo zal bij mogelijke<br />

interstatelijke conflicten, bezien door een rationele lens van gevechtskrachtprojectie en internationale<br />

politiek, in eerste aanleg wor<strong>de</strong>n vastgesteld welke lan<strong>de</strong>n een dreiging c.q. risico vormen en zal vervolgens<br />

wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een vergelijkbare dan wel betere materieelkwaliteit en -samenstelling van <strong>de</strong> eigen<br />

krijgsmacht t.o.v. zijn opponenten. Voor asymmetrische dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten is<br />

<strong>de</strong> dynamiek juist niet-rationeel en kenmerkt <strong>de</strong>ze zich door (diepe) onzekerheid. De focus verschuift in<br />

<strong>de</strong>rgelijke gevallen naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />

(anticiperend vermogen), bovenop materieelkwaliteit en -samenstelling.<br />

In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per EOC zichtbaar gemaakt (over 2006-2009). Dit is<br />

gedaan <strong>voor</strong> het doelfinancieringsbudget (DF-budget) van DR&D, dat groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />

Defensie en Veiligheid (slechts een klein <strong>de</strong>el gaat naar NLR en MARIN; <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van TO en kennisgebruik<br />

per EOC is onbekend).<br />

64 “The Effects of Defence R&D on Military Equipment Quality”, Middleton, Burns et al., Defence and Peace Economics (April 2006).<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 200


Figuur 3.3 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per EOC (DR&D DF, gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />

Uit figuur 3.3 kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er in <strong>de</strong> huidige situatie binnen <strong>de</strong> doelfinanciering (bij<br />

hoofdzakelijk TNO) relatief weinig wordt geïnvesteerd in EOC7 Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning, en dat ook in<br />

EOC3 Mobiliteit en ontplooibaarheid relatief weinig wordt geïnvesteerd. In EOC1 Tijdige beschikbaarheid,<br />

EOC4 Effectieve inzet en EOC7 Zelfbescherming wordt het meeste geïnvesteerd. De investeringen in <strong>de</strong>ze<br />

drie EOCs zijn vergelijkbaar in omvang. Tenslotte bevin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> investeringen in EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen<br />

en EOC5 Hoogwaardige communicatie zich in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nmoot. De investeringen in <strong>de</strong>ze twee EOCs<br />

zijn eveneens vergelijkbaar in omvang.<br />

On<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> diverse EOCs on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> doelfinanciering kan verschillend van aard zijn en <strong>de</strong> hoeveelheid<br />

geïnvesteerd doelfinancieringsbudget hangt me<strong>de</strong> af van <strong>de</strong> rijpheid van kennis en <strong>de</strong> expertise die<br />

kennis instituten kunnen leveren. Een gelijke ver<strong>de</strong>ling van on<strong>de</strong>rzoeksbudget per EOC is daarom niet een<br />

na te streven i<strong>de</strong>aalsituatie. Echter, binnen een evenwichtige on<strong>de</strong>rzoeksportefeuille dienen <strong>de</strong> verschillen<br />

in on<strong>de</strong>rzoek per EOC niet majeur te zijn. Dui<strong>de</strong>lijk is dat <strong>de</strong> kennisinstituten relatief weinig on<strong>de</strong>rzoeksbetekenis<br />

hebben <strong>voor</strong> Defensie op <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n Logistiek en Mobiliteit en ontplooibaarheid.<br />

In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per behoeftesteller zichtbaar gemaakt (over 2006-<br />

2009) <strong>voor</strong> het doelfinancieringsbudget (DF-budget) van DR&D, dat groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />

Defensie en Veiligheid (slechts een klein <strong>de</strong>el gaat naar NLR en MARIN).<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 201


Figuur 3.4 Ver<strong>de</strong>ling DF per behoeftesteller (gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> 2006-2009)<br />

Noot: het CZSK is niet zichtbaar omdat DMO/Zee het CZSK waarneemt in <strong>de</strong> begeleiding van het on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Uit figuur 3.4 kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> DS en <strong>de</strong> DMO <strong>de</strong> grootste behoeftestellers zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

doelfinanciering.<br />

De relatie met het besturingsmo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van Defensie kan wor<strong>de</strong>n gelegd door <strong>de</strong> drie<br />

niveaus van strategie en organisatie van het mo<strong>de</strong>l te nemen:<br />

❚ Het strategische besturings- en beleidsniveau, <strong>de</strong> strategische en regierol;<br />

❚ Het on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> en implementatieniveau, een meer praktische regie- en <strong>voor</strong>al beheersrol;<br />

❚ Het uitvoeren<strong>de</strong> niveau, <strong>de</strong> uitvoerings- en begeleidingsrol.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek dat Defensie laat verrichten uit <strong>de</strong> budgetten die DR&D beheert, richt zich in <strong>de</strong> huidige<br />

situatie hoofdzakelijk op materieelgeoriënteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen, zo blijkt uit <strong>de</strong> populatie on<strong>de</strong>rzoeksprogramma’s<br />

en technologieprojecten.<br />

Voorts blijkt uit <strong>de</strong> populatie on<strong>de</strong>rzoeksprogramma’s en technologieprojecten dat <strong>voor</strong> het strategische<br />

besturings- en beleidsniveau aanzienlijk min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek wordt verricht dan <strong>voor</strong> het ‘on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong><br />

en implementatie’ en ‘uitvoeren<strong>de</strong>’ niveau; <strong>de</strong> Verkenningen zijn een tij<strong>de</strong>lijke uitzon<strong>de</strong>ring. Dit is in <strong>de</strong><br />

context van (diepe) onzekerheid en niet-rationele dynamiek een min<strong>de</strong>r gewenste situatie. Tenslotte is<br />

gebleken dat er verhoudingsgewijs meer aandacht van Defensie uitgaat naar het formuleren van <strong>de</strong> S&T<br />

programma’s dan naar <strong>de</strong> begeleiding ervan en dat ook <strong>de</strong> utilisatie van Defensie S&T resultaten relatief<br />

min<strong>de</strong>r aandacht krijgt. 65 Deze onevenwichtigheid verdient <strong>de</strong> aandacht.<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />

In <strong>de</strong> huidige situatie is het binnen Defensie re<strong>de</strong>lijk goed bekend waarnaar on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaan. Voor<br />

een overzicht aan welke on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften nu (mogelijk) gaat wor<strong>de</strong>n gewerkt, wordt verwezen naar het<br />

Defensie R&D plan 2010. Als het echter gaat om het kennisgebruik uit budgetten die niet zijn aangemerkt<br />

<strong>voor</strong> kennison<strong>de</strong>rsteuning, dan is het in het financiële systeem van Defensie niet of nauwelijks na te gaan<br />

of er mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n besteed aan kennison<strong>de</strong>rsteuning.<br />

Uit <strong>de</strong> Defensie R&D praktijk is gebleken dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie gemid<strong>de</strong>ld genomen moeite heeft met<br />

het articuleren van on<strong>de</strong>rzoeksvragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn. Dit heeft <strong>de</strong>els te maken met<br />

het kleiner wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatie en het daardoor ero<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>skundigheid, maar het wordt ook<br />

veroorzaakt doordat kennis niet formeel 66 als volwaardig product in <strong>de</strong> BPB-procedures is opgenomen en<br />

65 Zo is bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding <strong>voor</strong> het laten beoor<strong>de</strong>len van een programma een groter aantal Defensiemensen betrokken, dan tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat<br />

het on<strong>de</strong>rzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd.<br />

66 D.w.z. het begelei<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoek en het stellen van on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften maakt geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> taakomschrijving van<br />

Defensiefunctionarissen.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 202


aldus is verankerd in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Wel zijn er enkele organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

die min<strong>de</strong>r moeite hebben met het formuleren van on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Deze organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len hebben<br />

vaak een hoger ambitieniveau en/of doen zelf on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Het huidige proces van <strong>de</strong> behoeftestelling van on<strong>de</strong>rzoek wordt in gang gezet met een aanschrijving door<br />

SC DR&D. Een zogenaam<strong>de</strong> ‘witte vlekkenanalyse’ is on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> aanschrijving om te komen tot een<br />

<strong>voor</strong>gesteld plan. Dit is een goe<strong>de</strong> ontwikkeling. Een robuustere ‘witte vlekkenanalyse’, die zich op meer<br />

baseert dan <strong>de</strong> SKA en die o.a. aangeeft wat <strong>de</strong> consequenties kunnen zijn van het niet on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong><br />

“‘witte vlekken’, zou bij<strong>voor</strong>beeld proactief gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het articuleren van <strong>de</strong> kennisbehoeften<br />

door <strong>de</strong> functioneel beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken.<br />

Daarnaast kwam in <strong>de</strong> interviews, met vertegenwoordigers van alle functionele behoeftestellers in mei<br />

2009, als ro<strong>de</strong> draad naar voren dat <strong>de</strong> kracht van directe verbindingen zeer goed kan werken, d.m.v. het<br />

tij<strong>de</strong>lijk we<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong>tacheren van kennispersoneel (intern en extern) en personeel van functionele<br />

behoeftestellers, met als doel concrete en relevante on<strong>de</strong>rzoeksopdrachten te formuleren en bestaan<strong>de</strong><br />

kennis te inventariseren alsme<strong>de</strong> te assisteren in het beter ontsluiten daarvan. Dit wordt reeds door <strong>de</strong><br />

KMAR in <strong>de</strong> praktijk gebracht.<br />

De kennisnetwerken wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze context als goe<strong>de</strong> gremia gezien <strong>voor</strong> algemene informatie-uitwisseling,<br />

maar wer<strong>de</strong>n geapprecieerd als te vrijblijvend en te omvangrijk opgezet <strong>voor</strong> concreet en relevant<br />

maatwerk. Concreet en relevant werd door alle functioneel behoeftestellers omschreven als niet te exotisch,<br />

passend op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen/taken/projectenportefeuille van Defensie en niet langer lopend dan <strong>de</strong><br />

verblijftijd van <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong>r in zijn of haar functie. Daardoor kan <strong>de</strong> valorisatie van het on<strong>de</strong>rzoekswerk<br />

aanzienlijk verbeteren. Dat kan me<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n versterkt door het opnemen van een valorisatieplan 67 in<br />

een on<strong>de</strong>rzoeksplan, zo werd door <strong>de</strong> geïnterview<strong>de</strong>n aangegeven. Tenslotte is aangeven dat on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen<br />

het beste beoor<strong>de</strong>eld kunnen wor<strong>de</strong>n door een commissie die bestaat uit wetenschappers én<br />

<strong>de</strong> directe afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />

Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />

De interne kennisbases van Defensie zijn gemid<strong>de</strong>ld genomen aan erosie on<strong>de</strong>rhevig door enerzijds<br />

het krimpen van <strong>de</strong> organisatie en an<strong>de</strong>rzijds, en daarmee verband hou<strong>de</strong>nd, een tamelijk beperkt<br />

Defensiebudget. Zo wordt er, m.u.v. <strong>de</strong> NLDA, geen Defensie S&T on<strong>de</strong>rzoek gedaan binnen Defensie.<br />

Wel zijn er binnen Defensie diverse specialistische eenhe<strong>de</strong>n met een zeer belangrijke kun<strong>de</strong>rol, zoals<br />

diverse kennis- en expertisecentra en <strong>de</strong> test- en evaluatieaf<strong>de</strong>lingen. 68<br />

Daarnaast is er binnen <strong>de</strong> organisatie in toenemen<strong>de</strong> mate min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />

dat ver<strong>de</strong>r weg staat bij <strong>de</strong> kerntaken van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers, zo is integraal gebleken uit <strong>de</strong><br />

interviews die zijn gehou<strong>de</strong>n in mei 2009 met vertegenwoordigers van alle functionele behoeftestellers.<br />

Daarmee komt enerzijds het absorberend vermogen van kennis door <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>r druk te<br />

staan, en an<strong>de</strong>rzijds moet wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> applicatietijdshorizon van het on<strong>de</strong>rzoek min<strong>de</strong>r<br />

goed past dan in het verle<strong>de</strong>n. En dit is logisch omdat <strong>de</strong> Defensieorganisatie momenteel zwaar wordt<br />

belast met diverse operaties.<br />

Binnen het Ministerie van Defensie is <strong>de</strong> D-HDAB sinds november 2007 verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het kennis-<br />

en strategiebeleid. In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is zichtbaar gemaakt hoe het ressort DR&D van <strong>de</strong> Directie Beleid<br />

van <strong>de</strong> DMO daarin on<strong>de</strong>rsteunt.<br />

67 Dit gaat ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring van “beoogd gebruik” en sluit aan bij <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong> Stichting Technische Wetenschappen van OCW hanteert<br />

bij het beoor<strong>de</strong>len van zijn on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen.<br />

68 Bij<strong>voor</strong>beeld Beproevingen, EOD, TF C-IED, CAMS, C2SC, CML, HDP/GW, DMG, Militair Hospitaal,<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 203


Figuur 3.5 On<strong>de</strong>rsteuning HDAB (AKSB) door DR&D<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />

Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />

De hoogte van een kennisinvestering blijkt niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen, het is<br />

een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />

organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie. Wel is dui<strong>de</strong>lijk dat een onvoldoend grote kennisinvestering leidt<br />

tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke zaken. Voor hoogwaardige industrie kan dit<br />

bij<strong>voor</strong>beeld verlies van marktaan<strong>de</strong>el en uitein<strong>de</strong>lijk ontslag van personeel betekenen. Voor een hoogwaardig<br />

bedrijf als Defensie kunnen <strong>de</strong> consequenties ernstiger zijn, bij<strong>voor</strong>beeld het onnodig verlies van<br />

materieel, het onnodig belasten van het milieu, meer persoonlijk leed, en in het ergste geval vermijdbaar<br />

sneuvelen. De praktische consequenties van kennisinvesteringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> materieelkwaliteit zijn af te lei<strong>de</strong>n<br />

uit figuur 3.2.<br />

Voor een totaaloverzicht van <strong>de</strong> budgetten die <strong>de</strong> nationale overheid besteedt <strong>voor</strong> kennisopbouw en<br />

kennisgebruik in het <strong>de</strong>fensie- en veiligheidsdomein zij verwezen naar annex 5. Hier wordt volstaan met<br />

een weergave van <strong>de</strong> diverse gesommeer<strong>de</strong> Defensiebudgetten en het percentage van <strong>de</strong> totale Defensiebegroting<br />

en enige an<strong>de</strong>re relevante nationale budgetten.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 204


Tabel 3.1 Overzicht kennisinvesteringen en -quota.<br />

Structurele kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Totaal Defensiebudget (M€) 7.451 7.760 7.910 8.094 8 110 8.100 8.100<br />

opbouw <strong>de</strong>f DR&D (k€) 61.818 65.807 67.560 65.339 63.309 66.858 66.816<br />

Quote opbouw DR&D (%) 0,83 0,85 0,85 0,81 0,78 0,83 0,82<br />

opbouw <strong>de</strong>f Buiten DR&D (k€) 8.450 8.450 8.550 8.600 8.550 8.550 8.550<br />

Quote opbouw niet-DR&D (%) 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11<br />

opbouw <strong>de</strong>f totaal (k€) 70.268 74.257 76.110 73.939 71.859 75.408 75.366<br />

Quote opbouw totaal <strong>de</strong>f (%) 0,94 0,96 0,96 0,92 0,89 0,94 0,93<br />

opbouw niet <strong>de</strong>f totaal (k€) 19.700 19.700 19.900 20.100 19.800 19.600 19.600<br />

∑ opbouw totaal 89.968 93.957 96.010 94.039 91.659 95.008 94.966<br />

Quote opbouw totaal (%) 1,05 1,07 1,07 1,03 1,00 1,05 1,04<br />

Structureel kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

gebruik <strong>de</strong>f DR&D (k€) 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />

Quote gebruik DR&D (%) 0,17 0,19 0,18 0,13 0,13 0,13 0,14<br />

gebruik <strong>de</strong>f Buiten DR&D (k€) onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek.<br />

∑ structureel totaal (k€) 102.734 108.577 110.023 104.574 102.410 105.892 105.946<br />

Quote structureel totaal (%) 1,22 1,26 1,25 1,16 1,13 1,18 1,18<br />

Niet-structurele kennisopbouwen en -gebruik <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Def totaal (k€) onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek.<br />

Niet <strong>de</strong>f totaal [MIA VEIL] (k€) 0 0 0 3.000 3.000 12.000 18.000<br />

In opbouw “niet<strong>de</strong>f” is het budget dat BZK besteedt aan veiligheidsgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken niet meegenomen,<br />

omdat dit bedrag thans nog niet goed bekend is. De nationale budgetten <strong>voor</strong> kennisopbouw en<br />

kennisgebruik door en <strong>voor</strong> Defensie dienen eveneens in een internationale context te wor<strong>de</strong>n geplaatst.<br />

In multilaterale zin zijn <strong>de</strong> budgetten van <strong>de</strong> NAVO en <strong>de</strong> EU relevant, in bilaterale zin zijn <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie-<br />

en veiligheidsbudgetten van <strong>de</strong> bondgenoten van belang. In bei<strong>de</strong> gevallen kan door samenwerking een<br />

verbetering van <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> kwantiteit van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek ontstaan. Samenwerking leidt echter niet<br />

tot kostenbesparing, <strong>de</strong> kosten stijgen zelfs. Wel leidt het, <strong>voor</strong> relatief geringe meerkosten tot een veelvoud aan<br />

<strong>voor</strong> Defensie relevante kennis en kun<strong>de</strong>, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 205


Het NAVO Comité <strong>voor</strong> Science Peace & Security heeft een jaarlijks budget van circa 12 M€. Relatief veel<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen in dit Comité zijn ook relevant <strong>voor</strong> Defensie, bij<strong>voor</strong>beeld stand-off <strong>de</strong>tectie van<br />

explosieven, milieuaspecten, CBRN, etc. Het zeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rprogramma van <strong>de</strong> EU (KP7) loopt van 2007<br />

tot en met 2013 en heeft een totaalbudget van circa € 50 miljard <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gehele looptijd. Dit komt neer op<br />

een budgetverhoging van 40% ten opzichte van het jaarlijkse budget <strong>voor</strong> KP6. KP7 vormt in belangrijke<br />

mate een <strong>voor</strong>tzetting van KP6, maar met een verbreding en verdieping op verschillen<strong>de</strong> terreinen. Zo zijn<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Defensie meest in het oog springen<strong>de</strong> thema’s van KP7 ruimtevaart en veiligheid. Bei<strong>de</strong> thema’s<br />

hebben een totaal on<strong>de</strong>rzoeksbudget van ruim € 1,4 miljard <strong>voor</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2007-2013. De kennisinstituten<br />

kunnen gebruik maken van <strong>de</strong>ze gel<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> regels van <strong>de</strong> EU, en op <strong>de</strong>ze wijze bijdragen aan een<br />

kennisbasis die ook <strong>voor</strong> Defensie relevant is.<br />

Kennisinvesteringsprofielen<br />

Het huidige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel (2006-2009) is zichtbaar gemaakt aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> nu nog in<br />

gebruik zijn<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie. Het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie uitgedrukt in<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percentages over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n. In beginsel is een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percentagever<strong>de</strong>ling<br />

relevant <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re absolute hoogte van een on<strong>de</strong>rzoeksbudget. Deze metho<strong>de</strong> is robuust omdat wordt<br />

uitgegaan van <strong>de</strong> data van het R&D planproces dat rekening houdt met o.a. ambitieniveau, historische<br />

excellentie en uniciteit. Er is separaat gekeken naar <strong>de</strong> DR&D budgetten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en<br />

<strong>de</strong> technologieontwikkeling (TO), i.c. het contracton<strong>de</strong>rzoek.<br />

Figuur 3.6 Gemid<strong>de</strong>ld investeringsprofiel per oud kennisgebied. (in percentages van DR&D DF,<br />

gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009) Fluctuatie in investeringspercentage per kennisgebied is circa 4%. 69<br />

L=Laag (0-6%) M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) H=Hoog (>12%)<br />

In KG9 Logistiek en LCM wordt het minste geïnvesteerd vanuit <strong>de</strong> doelfinanciering.<br />

69 KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6 Wapens en munitie, KG7<br />

Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning, KG11 Personele inzetbaarheid<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 206


Figuur 3.7 Gemid<strong>de</strong>ld investeringsprofiel per oud kennisgebied. (in percentages van DR&D TO,<br />

gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009) Fluctuatie in investeringspercentage per kennisgebied is circa 6%.<br />

L=Laag (0-6%) M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) H=Hoog (>12%)<br />

In KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie en bescherming wordt het minste geïnvesteerd vanuit <strong>de</strong> technologieontwikkeling,<br />

op <strong>de</strong> voet gevolgd door KG3 Operationele besluitvorming. Verreweg het meeste wordt uitgegeven aan KG5<br />

Platforms.<br />

Tabel 3.2 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofielen per oud kennisgebied gecon<strong>de</strong>nseerd.<br />

(gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />

KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11<br />

DF investering M H M L M H H M L L M<br />

TO investering H M L L H L L L M M L<br />

L=Laag (0-6%)<br />

M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%)<br />

H=Hoog (>12%)<br />

Bovenstaan<strong>de</strong> tabel is een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over drie jaar. Voor <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> investeringen in <strong>de</strong><br />

doelfinanciering (DF) en <strong>de</strong> investeringen in technologieontwikkeling (TO) is het re<strong>de</strong>lijk om aan te<br />

nemen dat <strong>de</strong>ze bij elkaar in <strong>de</strong> buurt liggen als er een zekere correlatie is tussen DF en TO investeringen.<br />

Uit <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tabel blijkt echter dat er op kennisgebiedniveau geen sterke correlatie bestaat tussen<br />

investeringen in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en investeringen in technologieontwikkeling (TO). Voor <strong>de</strong><br />

kennisinvesteringen duidt dit op een relatief geringe benutting van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> doelfinanciering<br />

<strong>voor</strong> technologieontwikkeling. Dit bevestigt ook het feit dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensiegerelateer<strong>de</strong> industrie<br />

(DGI) smal is en dat <strong>de</strong> DF <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n wordt gebruikt dan alleen TO.<br />

Ook blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat <strong>de</strong> noodzakelijke breedte van <strong>de</strong> kennisbasis on<strong>de</strong>r druk staat. Dit beeld wordt<br />

bevestigd door <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad op basis van <strong>de</strong> fijnmazige UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong><br />

internationale standaard kennistaxonomie (zie annex 10).<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 207


Voorts blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat het budget <strong>voor</strong> investeringen in technologieontwikkeling (TO) het minst<br />

geschikt is <strong>voor</strong> nationale en internationale samenwerking, als gevolg van het investeren in een te smal<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kennisbasis. Daarmee wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n te beperkt. Samenwerking op<br />

technologisch gebied is alleen mogelijk in het precompetitieve stadium, d.w.z. als <strong>de</strong> technologie nog niet<br />

rijp genoeg is om te wor<strong>de</strong>n toegepast in een product (bij meer wetenschappelijk georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek<br />

speelt <strong>de</strong>ze vorm van competitie geen rol). Dit is vastgesteld in jarenlange ervaring met Europese<br />

technologie samenwerking, <strong>voor</strong>heen in <strong>de</strong> WEAO/WEAG en thans in het EDA. De aard van technologieontwikkeling<br />

maakt het goed implementeren van <strong>de</strong> DIS d.m.v. Europese internationale samenwerking<br />

(met Europese centra van excellente) daarom min<strong>de</strong>r goed mogelijk. Als <strong>de</strong> technologie namelijk rijp<br />

genoeg is dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> consortiumle<strong>de</strong>n concurrenten en gaat het intellectueel eigendom een nog<br />

grotere rol spelen dan het al doet in het precompetitieve stadium. Dit speelt bij meer wetenschappelijk<br />

georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> doelfinanciering geen rol.<br />

Ten slotte is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per applicatietijdshorizon van <strong>de</strong> DR&D budgetten <strong>voor</strong> doelfinanciering<br />

(DF), technologieontwikkeling (TO) en het gebruik zichtbaar gemaakt in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur<br />

(gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009).<br />

Figuur 3.8 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per applicatietijdshorizon<br />

(DR&D DF+TO+gebruik, gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />

Binnen <strong>de</strong> DR&D budgetten ligt <strong>de</strong> nadruk van <strong>de</strong> applicatietijdshorizon op <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange<br />

termijn, en blijkt er min<strong>de</strong>r aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn (utilisatie). Wel dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt<br />

dat in het huidige mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zelf utilisatie dienen te initiëren en bewerkstellingen met<br />

eigen mid<strong>de</strong>len. En tenslotte zij opgemerkt dat <strong>de</strong> financiële structuur in <strong>de</strong> huidige situatie min<strong>de</strong>r flexibel<br />

inzetbaar is; het overgrote <strong>de</strong>el van het budget is doelfinanciering die groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />

Defensie en Veiligheid.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 208


Inter<strong>de</strong>partementale en<br />

internationale samenwerking<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />

Een belangwekken<strong>de</strong> ontwikkeling is dat er in <strong>de</strong> afgelopen twee <strong>de</strong>cennia een veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie is ontstaan<br />

op Defensie en nationale veiligheid. Zo is in militaire zin een meer dynamische aanpak aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>,<br />

gebaseerd op militair vermogen (capabilities), in plaats van een meer statische aanpak die uitging van een<br />

krachtmeting tussen (grote) reguliere militaire eenhe<strong>de</strong>n op een militair ‘slagveld’. De ‘nieuwe’ krijgsmacht<br />

moet niet alleen in reguliere interstatelijke militaire krachtmetingen kunnen optre<strong>de</strong>n, maar ook in een<br />

‘civiele’ (verste<strong>de</strong>lijkte) omgeving en mogelijk ook (ver) buiten het NAVO-verdragsgebied (out-of-area en<br />

expeditionair) tegen een mogelijk irreguliere en ‘an<strong>de</strong>rs uitgeruste’ opponent (asymmetrie). Daarnaast<br />

bestaat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> interventie-inspanning niet alleen meer uit een militaire component (<strong>de</strong>fence), maar<br />

ook uit een politieke (diplomacy) en een ontwikkelingssamenwerking component (<strong>de</strong>velopment cooperation),<br />

<strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> 3D-aanpak 70 .<br />

Sinds <strong>de</strong> Defensienota 2000 kent Defensie drie hoofdtaken te weten:<br />

❚ bescherming van het grondgebied;<br />

❚ crisisbeheersingsoperaties;<br />

❚ on<strong>de</strong>rsteuning van civiele autoriteiten.<br />

Defensie voert tegenwoordig een geïntegreerd veiligheidsbeleid met inter<strong>de</strong>partementale samenwerking.<br />

Voor interne veiligheid werkt Defensie samen met BZK en Justitie <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van civiele autoriteiten,<br />

b.v. tegen terrorisme, bij rampenbestrijding en NBC-bescherming. Voor externe veiligheid treedt<br />

Defensie bij crisisbeheersings operaties op in samenwerking met on<strong>de</strong>r meer Algemene Zaken en<br />

Buitenlandse Zaken en Ontwikkelings samenwerking bij <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropbouw van staten (b.v. Bosnië en<br />

Afghanistan). De Defensienota 2000 stel<strong>de</strong> al vast dat <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die nodig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> hoofdtaak vrijwel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zijn, aangezien <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging van het bondgenootschappelijke<br />

grondgebied in <strong>de</strong> praktijk neerkomt op regionale crisisbeheersing aan <strong>de</strong> grenzen van het bondgenootschap.<br />

Door <strong>de</strong> terroristische dreiging is het belang van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdtaak ver<strong>de</strong>r toegenomen en is<br />

het verband met <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re hoofdtaken sterker gewor<strong>de</strong>n. 71<br />

Voorts werd een koerswijziging doorgevoerd m.b.t. <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdtaak van Defensie 72 . Was Defensie in<br />

het verle<strong>de</strong>n een vangnet wanneer het civiele vermogen tekort schoot, thans is Defensie een structurele<br />

veiligheidspartner 73 naast <strong>de</strong> politie, <strong>de</strong> brandweer en <strong>de</strong> geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en<br />

rampen. Het daar<strong>voor</strong> benodig<strong>de</strong> extra militaire vermogen en <strong>de</strong> financiering daarvan zijn op beleidsniveau<br />

on<strong>de</strong>rwerp van gesprek met het Ministerie van BZK 74 . In het verleng<strong>de</strong> daarvan ligt het in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> om ook<br />

over <strong>de</strong> extra (kennis)investeringen en <strong>de</strong> structurele financiering daarvan beleidsafspraken te maken<br />

met BZK.<br />

70 Ook wel aangeduid als <strong>de</strong> “Comprehensive Approach”.<br />

71 Ne<strong>de</strong>rlandse Defensie Doctrine (Defensiestaf, september 2005), p. 80.<br />

72 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Kamerbrief Defensie en Nationale Veiligheid (22 april 2005) en Kamerbrief Rapportage Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)<br />

(22 mei 2006).<br />

73 Zoals <strong>de</strong> KMAR, <strong>de</strong> EOD, <strong>de</strong> Genie incl. NBC en Geneeskundige eenhe<strong>de</strong>n.<br />

74 Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 209


Bovenstaan<strong>de</strong> ontwikkelingen lei<strong>de</strong>n er toe dat lan<strong>de</strong>n in toenemen<strong>de</strong> mate streven naar wat ‘open<br />

innovatie’ wordt genoemd.<br />

Tabel 3.3 Gesloten en Open Innovatie vergeleken (<strong>de</strong>els vanuit industrieel perspectief )<br />

(Bron Presentatie Philips)<br />

Gesloten Innovatie Open Innovatie<br />

De slimme mensen op ons terrein werken<br />

<strong>voor</strong> ons.<br />

Om van R&D te kunnen profiteren moeten we<br />

zelf ont<strong>de</strong>kken, ontwikkelen en produceren.<br />

Als we het zelf ont<strong>de</strong>kken, zullen we <strong>de</strong> eerste<br />

op <strong>de</strong> markt zijn.<br />

Wie het eerste een innovatie commercialiseert,<br />

is <strong>de</strong> winnaar.<br />

Niet alle slimme mensen werken <strong>voor</strong> ons,<br />

we moeten manieren vin<strong>de</strong>n om alle slimme<br />

mensen af te tappen.<br />

R&D van an<strong>de</strong>ren kan significante toegevoeg<strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> opleveren. Eigen R&D is nodig om een<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong> toe te kunnen eigenen.<br />

On<strong>de</strong>rzoek hoeft niet van ons te zijn om ervan<br />

te kunnen profiteren.<br />

Een goed business mo<strong>de</strong>l is belangrijker dan<br />

als eerste op <strong>de</strong> markt zijn.<br />

Wie <strong>de</strong> meeste en beste i<strong>de</strong>eën heeft, wint. Als we het beste gebruik maken van interne<br />

en externe i<strong>de</strong>eën dan zullen we winnen.<br />

We moeten ons intellectueel eigendom (IE)<br />

beschermen zodat an<strong>de</strong>re bedrijven geen gebruik<br />

kunnen maken van onze i<strong>de</strong>eën.<br />

We moeten profiteren van het gebruik van ons<br />

intellectueel eigendom (IE) en we moeten IE<br />

van an<strong>de</strong>ren gebruiken als dat past binnen ons<br />

business mo<strong>de</strong>l<br />

Uit <strong>de</strong> tabel kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er bij open innovatie vanuit overheidsperspectief een min<strong>de</strong>r<br />

prominente ‘zelfstandige’ rol is weggelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> preferente kennisinstituten. Dit is me<strong>de</strong> ingegeven<br />

door <strong>de</strong> enorm snelle kennisontwikkeling die in <strong>de</strong> civiele wereld plaats vindt. Verschillen<strong>de</strong> partijen<br />

hebben elkaar nodig, naast een eigen, afzon<strong>de</strong>rlijke functie. Het kennis- en innovatiesysteem van en <strong>voor</strong><br />

Defensie, van bedrijfsleven tot universiteiten inclusief <strong>de</strong> NLDA, moet zo zijn ingericht dat het ruimte biedt<br />

aan en aanzet tot versterking van <strong>de</strong> verbindingen tussen partijen zodat <strong>de</strong> synergie wordt bevor<strong>de</strong>rd. De<br />

preferente kennisinstituten zijn daar een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van, maar ze functioneren in een bre<strong>de</strong>re context.<br />

Met <strong>de</strong> omgevingsanalyses uit 2006 en 2009 heeft Defensie respectievelijk vastgesteld welke lan<strong>de</strong>n<br />

gekwalificeerd kunnen wor<strong>de</strong>n als aantrekkelijke samenwerkinglan<strong>de</strong>n op Defensieon<strong>de</strong>rzoekgebied en<br />

welke kennisaanbie<strong>de</strong>rs relevant zijn <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid.<br />

Uit bei<strong>de</strong> analyses komt dui<strong>de</strong>lijk naar voren dat er een goe<strong>de</strong> verzameling lan<strong>de</strong>n en kennisaanbie<strong>de</strong>rs is<br />

waarmee kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt. De meest gere<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> samenwerking zijn: Australië, België,<br />

Canada, Duitsland, Frankrijk, Israël, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n.<br />

Kortheidshalve wordt verwezen naar <strong>de</strong> annexen 7 en 8 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailresultaten.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 210


Ambities (strategische functies/<br />

krijgsmachtprofielen)<br />

De Projectdirectie Verkenningen heeft strategische functies en krijgsmachtprofielen geformuleerd waarmee<br />

in <strong>de</strong> synthesefase <strong>de</strong> ambities van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht na<strong>de</strong>r inhoud zullen wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />

Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailbeschrijving van <strong>de</strong> strategische functies en <strong>de</strong> relatie daarvan met <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen<br />

en enige on<strong>de</strong>rzoekson<strong>de</strong>rwerpen wordt kortheidshalve verwezen naar annex 6. Hier wordt volstaan met<br />

<strong>de</strong> relevante grafische verban<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> relatie met <strong>de</strong> kennisinfrastructuur en <strong>de</strong> kennisinvesteringsquote.<br />

Figuur 3.9 De zeven strategische functies en <strong>de</strong> drie hoofdtaken van Defensie<br />

Figuur 3.10 On<strong>de</strong>rlinge verban<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> strategische functies<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 211


Zo is uit figuur 3.9 dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> zeven strategische functies in beginsel een continuüm vormen. Voorts<br />

is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong> strategische functies met <strong>de</strong> drie hoofdtaken van Defensie meervoudig van<br />

aard is, d.w.z. dat <strong>voor</strong> het uitvoeren van een hoofdtaak gebruik gemaakt kan wor<strong>de</strong>n van meer<strong>de</strong>re<br />

functies.<br />

In figuur 3.10 is weergegeven dat Anticiperen en Voorkomen centraal staan in en <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>nscheppend<br />

zijn <strong>voor</strong> Beschermen, Interveniëren, en Stabiliseren en dat Normaliseren en Afschrikken een min<strong>de</strong>r<br />

zelfstandige betekenis hebben en in essentie als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el moeten wor<strong>de</strong>n gezien van respectievelijk<br />

<strong>de</strong> strategische functies Stabiliseren en Interveniëren. De clustering volgens figuur 3.10 zal in het vervolg<br />

zoveel mogelijk wor<strong>de</strong>n aangehou<strong>de</strong>n.<br />

De huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht heeft een profiel waarin <strong>de</strong> strategische functies Anticiperen en<br />

Voorkomen min<strong>de</strong>r prominent aanwezig zijn. Het accent ligt op <strong>de</strong> functies Interveniëren en Stabiliseren,<br />

op <strong>de</strong> voet gevolgd door Beschermen. Afschrikken en Normaliseren krijgen relatief min<strong>de</strong>r aandacht. Dit<br />

profiel gaat uit van <strong>de</strong> huidige ambities, samenstelling en toerusting van <strong>de</strong> krijgsmacht en niet van <strong>de</strong><br />

werkelijke operationele inzet. Het huidige krijgsmachtprofiel is weergegeven in figuur 3.11.<br />

Figuur 3.11 Huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmachtprofiel<br />

Het huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmachtprofiel is uitgedrukt in een ‘gewicht’ per strategische functie, en is<br />

samen met <strong>de</strong> huidige kennisinvesteringsprofielen (zie figuren 3.6 en 3.7) het ijkpunt. Het is <strong>de</strong>nkbaar dat<br />

een mogelijke differentiatie in kennisinvesteringen kan optre<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> keuze van een an<strong>de</strong>r dan het<br />

huidige krijgsmachtprofiel.<br />

In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel is een generieke relatie gelegd tussen SF en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> KG. Dit is gedaan op basis van <strong>de</strong><br />

beschrijving van <strong>de</strong> SF in annex 6 en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksthemamatrix van <strong>de</strong> nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n<br />

en <strong>de</strong> SF in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> annex.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 212


Tabel 3.4 Relatie tussen <strong>de</strong> SF en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> KG, en het investeringsprofiel.<br />

KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11 Totaal KG<br />

Anticiperen X X X X X X X X X X X B<br />

Voorkomen X X X X X X X X X X X B<br />

Interveniëren X X X X X X X X X X X B<br />

Afschrikken X X X X X X X X X X X B<br />

Beschermen X X X X X X X X X X X B<br />

Stabiliseren X X X X X X X X X X X B<br />

Normaliseren X X X X X S<br />

Belang SF Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb<br />

DFinvestering M H M L M H H M L L M<br />

TOinvestering H M L L H L L L M M L<br />

L=Laag (0-6%) B=Breed<br />

M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) S=Smal<br />

H=Hoog (>12%)<br />

Totaal SF is <strong>de</strong> totale bijdrage van een kennisgebied aan <strong>de</strong> strategische functies. Totaal KG is het totale gebruik van een<br />

strategische functies van <strong>de</strong> kennisbasis. Belang SF is ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> bijdrage van een kennisgebied aan alle strategische<br />

functies. Hb=Hoogbelang, draagt bij aan 5 of 6 strategische functies, Mb=Mid<strong>de</strong>nbelang, draagt bij aan<br />

3 of 4 strategische functies, Lb=Laagbelang, draagt bij aan 0, 1 of 2 strategische functies.<br />

KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6<br />

Wapens en munitie, KG7 Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning,<br />

KG11 Personele inzetbaarheid<br />

Voor <strong>de</strong> huidige situatie kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er geen dui<strong>de</strong>lijk verband bestaat tussen <strong>de</strong> hoogte<br />

van <strong>de</strong> investeringen in een kennisgebied en het belang van dat kennis gebied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies.<br />

Dit geldt zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> investering in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) als <strong>de</strong> investering in technologieontwikkeling<br />

(TO). De strategische functies differentiëren niet in <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> kennisbasis. Een eventueel latent<br />

aanwezige differentiatie wordt daarentegen teniet gedaan. De beleidsopties van <strong>de</strong> Verkenningen wor<strong>de</strong>n<br />

namelijk gebaseerd op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit meer<strong>de</strong>re strategische<br />

functies, zodat er mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />

Op grond van <strong>de</strong> bijdragen van bijna alle kennisgebie<strong>de</strong>n aan elke strategische functie, m.u.v. Normaliseren,<br />

kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> kennisbasis in alle gevallen breed moet zijn. Wel kan een strategische<br />

functie differentiëren in <strong>de</strong> intensiteit en diepgang van het on<strong>de</strong>rzoek. De beleidsopties van <strong>de</strong><br />

Verkenningen wor<strong>de</strong>n echter gebaseerd op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit meer<strong>de</strong>re<br />

strategische functies zodat er ook hier uitmid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />

Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 213


4.<br />

Benchmark<br />

In dit hoofdstuk wordt volstaan met een korte weergave van <strong>de</strong> meest relevante resultaten uit <strong>de</strong> internationale<br />

workshop en informatie en <strong>de</strong> rapporten van HCSS en QinetiQ. Voor een meer ge<strong>de</strong>tailleerd overzicht<br />

wordt verwezen naar <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> rapporten, waarmee ook <strong>de</strong> workshopinformatie correspon<strong>de</strong>ert.<br />

Kennisportefeuille<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />

Op het eerste gezicht leek het er op dat er een relatief grote spreiding is tussen <strong>de</strong> kennisclustering van<br />

<strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n. Dit beeld lijkt bevestigd te wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel.<br />

Kennisinvestering – Benchmark 214


Tabel 4.1 Overeenkomsten en verschillen in kennisclustering.<br />

Bron: Knowledge Infrastructure and Knowledge Investment Quote, An Outsi<strong>de</strong>-in Survey for the<br />

Netherlands Ministry of Defence, J.G.M. Ra<strong>de</strong>maker MTL, P. <strong>de</strong> Vries BA, E. Frinking MSc, HCSS, May 2009.<br />

Echter, een analyse van het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> <strong>de</strong>tailniveau (d.w.z. <strong>de</strong> kenniselementen) liet zien dat <strong>de</strong><br />

verschillen veel min<strong>de</strong>r groot zijn dan aanvankelijk was gedacht. M.a.w. hoewel <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n<br />

een verschillen<strong>de</strong> clustering gebruiken, is <strong>de</strong> scope van het on<strong>de</strong>rzoek vergelijkbaar. De internationale<br />

workshop bevestig<strong>de</strong> dit beeld en conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> tevens dat er wel verschillen bestaan t.a.v. <strong>de</strong> diepgang<br />

van een gebied.<br />

Deze diepgang wordt vaak bepaald door nationale en industriële ambities, in relatie tot het totale budget<br />

dat aan een R&D on<strong>de</strong>rwerp wordt uitgeven. Wel dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat <strong>de</strong> nationale en industriële<br />

ambities in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n uitgaan van een rol van <strong>de</strong>fensielaboratoria als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van Defensie.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensiesituatie, met kennisinstituten die geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van Defensie, is dui<strong>de</strong>lijk<br />

verschillend en daarom slecht vergelijkbaar. Zo is er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse situatie geen causaal verband<br />

afleidbaar tussen <strong>de</strong> diepgang van on<strong>de</strong>rzoek in een kennisinstituut en <strong>de</strong> nationale en industriële<br />

ambities.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> workshop is er nog een overeenkomst gevon<strong>de</strong>n. Alle benchmarklan<strong>de</strong>n constateer<strong>de</strong>n met<br />

enige spijt dat zij in hun kennisbases <strong>voor</strong>al aandacht hebben <strong>voor</strong> materieelgeoriënteer<strong>de</strong> technologieën<br />

en dat er min<strong>de</strong>r aandacht is <strong>voor</strong> operationele en strategische analyse en mensgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen.<br />

Defensiebelang<br />

Alle benchmarklan<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkennen het <strong>de</strong>fensiebelang van kennisinvesteringen. De Angelsaksisch<br />

georiënteer<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n (Australië, Canada en het VK) hebben daar<strong>voor</strong> hoog in <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisaties<br />

on<strong>de</strong>rgebrachte S&T organisaties. Bovendien on<strong>de</strong>rsteunen <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n hun S&T processen en besluitvormingsprocessen<br />

met Operationele Research en Analyse. Duitsland en Noorwegen hanteren een an<strong>de</strong>r<br />

mo<strong>de</strong>l dan het Angelsaksische, <strong>de</strong> overeenkomst is echter dat ook in <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n S&T hoog en goed<br />

ge<strong>de</strong>finieerd in <strong>de</strong> organisatie is verankerd.<br />

Kennisinvestering – Benchmark 215


In het verleng<strong>de</strong> hiervan is het van belang te on<strong>de</strong>rkennen dat on<strong>de</strong>rzoeksresultaten op veel verschillen<strong>de</strong><br />

wijzen en via diverse kanalen kunnen bijdragen aan een evenwichtige en toekomstvaste ontwikkeling van<br />

<strong>de</strong> krijgsmacht. Een interessant mo<strong>de</strong>l, dat me<strong>de</strong> naar voren is gekomen uit <strong>de</strong> internationale workshop,<br />

is het mo<strong>de</strong>l van het VK, dat <strong>de</strong> uitwerking van on<strong>de</strong>rzoek bena<strong>de</strong>rt langs <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdlijnen:<br />

❚ Advies aan Ministers en Staatssecretarissen;<br />

❚ Beleidsadvies;<br />

❚ Advies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> planning van militair vermogen;<br />

❚ Beschikbaarheid van advies;<br />

❚ Technologie bewustzijn;<br />

❚ Technologie in <strong>de</strong> leverantie keten;<br />

❚ Innovatieve oplossingen;<br />

❚ Technologie<strong>de</strong>monstratie.<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />

In <strong>de</strong> wereld is een technologierevolutie gaan<strong>de</strong> 75 die ontwikkelingen in bio-, nano-, materialen- en<br />

informatietechnologie in een toenemend tempo integreert. De technologie van 2020 zal ver<strong>de</strong>rgaand<br />

convergeren naar ver<strong>de</strong>re integratie van diverse wetenschappelijke en technologische gebie<strong>de</strong>n (multidisciplinair),<br />

wat verstrekken<strong>de</strong> invloed kan hebben op <strong>de</strong> samenleving. Voorbeel<strong>de</strong>n van enkele van<br />

<strong>de</strong>ze verwachte (geïntegreer<strong>de</strong>) technologieapplicaties in 2020 zijn:<br />

❚ Maatwerk medicijnen en therapieën <strong>voor</strong> individuen;<br />

❚ Genetische modificatie van insecten <strong>voor</strong> het controleren besmettelijke uitbraken<br />

en ziekteverspreiding vectoren;<br />

❚ Computational (or ‘in-silico’) medicijnenontwerp en testen daarvan;<br />

❚ Gerichte medicijnentoediening door moleculaire herkenning;<br />

❚ Biomimetic and functieherstellen<strong>de</strong> implantaten;<br />

❚ Snelle bioarrays door ionanotechnologie;<br />

❚ Ingebed<strong>de</strong> sensoren and rekenkundige elementen in commerciële goe<strong>de</strong>ren;<br />

❚ Nanogestructureer<strong>de</strong> materialen met verbeter<strong>de</strong> eigenschappen;<br />

❚ Kleine en efficiënte draagbare energiesystemen;<br />

❚ Massaproductie van organische elektronica, inclusief zonnecellen;<br />

❚ Slimme stoffen en materialen;<br />

❚ Niet <strong>de</strong>tecteerbare camera’s en geavanceer<strong>de</strong> sensornetwerken;<br />

❚ Grote te doorzoeken databases die ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> persoonlijke en medische data bevatten;<br />

❚ Radio frequentie i<strong>de</strong>ntificatie (RFID) tracking van commerciële producten en individuen;<br />

❚ Wijdversprei<strong>de</strong> gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> informatie en communicatie technologieën, inclusief draadloze<br />

internettoegang;<br />

❚ Quantum cryptografische systemen <strong>voor</strong> veilige niet afluisterbare informatie-uitwisseling;<br />

❚ Kunstmatige intelligentie en cognitie.<br />

Sommige van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n verschijnen al in <strong>de</strong>fensie- en veiligheidsapplicaties.<br />

75 Gebaseerd op: Silberglitt et al., The global technology revolution 2020, in-<strong>de</strong>pth analyses; and reviewed against Ministry of Defence, Government of the United<br />

Kingdom, Defence Technology Strategy for the Demands of the 21 st Century, Joint U.S. Defense Science Board - U.K. Scientific Defence Advisory Council Task Force,<br />

Defense Critical Technologies; TNO Defence, Security and Safety, Defence Technology Survey 2006; Fe<strong>de</strong>ral Ministry of Defence, Government of Germany, “2006<br />

Annual Research and Technology Report, Defence Research for the German Armed Forces in the Process of Transformation”; Fe<strong>de</strong>ral Ministry of Defence,<br />

Government of Germany, “2007 Annual Research and Technology Report, Defence Research for the German Armed Forces in the Process of Transformation.”<br />

Kennisinvestering – Benchmark 216


Voor behoeftestelling en aanbesteding kan samenvattend wor<strong>de</strong>n gesteld dat alle lan<strong>de</strong>n zoeken naar<br />

metho<strong>de</strong>n om flexibel te kunnen inspelen op <strong>de</strong> civiele ontwikkelingen en dat daarbij bre<strong>de</strong>r wordt<br />

gekeken dan <strong>de</strong> eigen kennisinstituten. Zo organiseert het VK sinds kort een Grand Challenge, waarin met<br />

name het mid<strong>de</strong>n- en kleinbedrijf met een goed praktisch i<strong>de</strong>e op kosten van MoD-UK aan <strong>de</strong> slag kan. En<br />

Canada heeft sinds enige tijd een ‘agilty fund’ waarmee snel kortlopen<strong>de</strong> activiteiten kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

gestart. Ook hebben alle lan<strong>de</strong>n belangstelling <strong>voor</strong> het ver<strong>de</strong>r verbeteren van <strong>de</strong> valorisatie van on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Ten slotte hanteren m.n. <strong>de</strong> Angelsaksische lan<strong>de</strong>n een goe<strong>de</strong> methodiek <strong>voor</strong> het betrekken van <strong>de</strong><br />

militaire behoeftestellers. Zo heeft Canada heeft een interessant systeem dat uitgaat van Mutual Partner<br />

Agreements (een document getekend door een functionele behoeftesteller op het hoogste niveau, waarin<br />

het rollen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplan wordt bekrachtigd <strong>voor</strong> die behoefsteller).<br />

Kennisinfrastructuren (interne en externe kennisbases)<br />

Figuur 4.1 De huidige door Defensie gebruikte KIS.<br />

Bron: Knowledge Infrastructure and Investment Quota Aligned to Netherlands Armed Forces Profiles,<br />

M. Hepplewhite MSc, Dr. J. Louth, QinetiQ, March 2009<br />

Kennisinvestering – Benchmark 217


Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />

Totale <strong>de</strong>fensie-investering <strong>voor</strong> enige benchmarklan<strong>de</strong>n.<br />

Figuur 4.2 Defensie-uitgaven als percentage van Bruto National Product (BNP) <strong>voor</strong> enige<br />

benchmarklan<strong>de</strong>n.<br />

Bron: The Effect of Defence R&D on Military Equipment Quality, A. Middleton et al., Defence and Peace Economics,<br />

Vol. 17(2) April 2006, pp. 117-139<br />

De totale <strong>de</strong>fensie-investering daalt <strong>voor</strong> alle benchmarklan<strong>de</strong>n. Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5% van zijn<br />

BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn (bench mark-<br />

lan<strong>de</strong>n).<br />

Kennisinvestering – Benchmark 218


Kennisinvesteringsquotes<br />

Figuur 4.3 Defensieon<strong>de</strong>rzoekuitgaven als percentage van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebegroting. 76<br />

Bron: Defensieon<strong>de</strong>rzoek en internationale samenwerking: Omgevingsanalyse Ministerie van Defensie, on<strong>de</strong>rsteund<br />

door TNO D&V, Ir. N. Pos en Drs. D.J.D. Wijnmalen, augustus 2006<br />

Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is circa 1%; dit<br />

is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die tussen 1,5% en 2% investeren. Ten slotte ter illustratie<br />

<strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> DF en contracton<strong>de</strong>rzoek (ontleend aan MLTP van TNO)<br />

76 het Duitse on<strong>de</strong>rzoeksbudget omvat alleen <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn, terwijl on<strong>de</strong>rzoeks budgetten van<br />

Canada, Ne<strong>de</strong>rland en Noorwegen tevens technologie<strong>de</strong>monstratie en kennisgebruik omvatten.<br />

Kennisinvestering – Benchmark 219


Figuur 4.4 Ontwikkelingen in DF en contractresearch bij TNO. Referentie MLTP TNO 2008.<br />

De meest recente ontwikkeling is dat er m.i.v. 2010 een eenmalige extra korting op <strong>de</strong> op <strong>de</strong> centrale S&T<br />

budgetten zal wor<strong>de</strong>n doorgevoerd van in totaal € 22 miljoen, daarvan komt € 17 miljoen ten laste van <strong>de</strong><br />

doelfinanciering en € 5 miljoen ten laste van het kennisgebruikbudget. Dit is in totaal circa 25% van het<br />

centrale S&T budget. De korting wor<strong>de</strong>n geïmplementeerd over een aantal jaren. 77<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale<br />

samenwerking<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />

Op basis van het rapport van HCSS en <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> internationale workshop zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

observaties van belang:<br />

❚ In het algemeen is er in alle lan<strong>de</strong>n een relatief grote afstand (communicatief en begripsmatig) tussen<br />

Defensieplanners en operationele mensen enerzijds en <strong>de</strong> S&T gemeenschap an<strong>de</strong>rzijds. Strategische<br />

gedachtewisselingen m.b.t. militaire doelen, mid<strong>de</strong>len en mogelijk kennisoplossingen zijn echter vitaal<br />

<strong>voor</strong> een effectieve en efficiënte inrichting van dagelijkse en meer lange termijn zaken. Door dit op een<br />

natuurlijke wijze te organiseren, wordt het effect en <strong>de</strong> appreciatie van S&T verbeterd, hetgeen positief<br />

kan bijdragen aan <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong> kennisinfrastructuur;<br />

❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n gebruiken een bre<strong>de</strong>re kennisbasis dan alleen hun eigen preferente kennisinstituten,<br />

zij streven nadrukkelijk naar wat open innovatie heet;<br />

❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n hebben goe<strong>de</strong> processen <strong>voor</strong> fast track procurement en fast track <strong>de</strong>velopment en<br />

gebruiken <strong>de</strong>ze regelmatig met succes;<br />

77 BVM 2010 maatregel inclusief taakstellen<strong>de</strong> subsidiekorting.<br />

Kennisinvestering – Benchmark 220


❚ De S&T on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n zijn divers georganiseerd, maar het S&T management<br />

is in alle gevallen als zelfstandige entiteit op een hoger niveau on<strong>de</strong>rgebracht in <strong>de</strong> organisatie dan<br />

in Ne<strong>de</strong>rland 78 ;<br />

❚ Uit <strong>de</strong> internationale workshop is gebleken dat in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n een nauwere samenwerking<br />

bestaat tussen operaties en S&T dan in Ne<strong>de</strong>rland, hetgeen in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n leidt tot een<br />

scherpere focus op (systeem) conceptontwikkeling en experimenteren bij zowel <strong>de</strong> Defensie- als <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeksgemeenschap. Dit wordt me<strong>de</strong> geïllustreerd door <strong>de</strong> aanwezigheid van OR&A expertise<br />

binnen <strong>de</strong> diverse organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in het buitenland.<br />

78 Noot: het gaat hier niet over gremia zoals <strong>de</strong> BKS.<br />

Kennisinvestering – Benchmark 221


5.<br />

Strategische functies in<br />

kennisgebie<strong>de</strong>n<br />

Kennisportefeuille<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />

Ie<strong>de</strong>re taxonomie is in beginsel een versimpel<strong>de</strong> representatie van een dynamische en complexe omgeving<br />

en heeft bovendien een zekere mate van willekeur in zich. Echter, <strong>de</strong> ervaringen die nationaal en internationaal<br />

zijn opgedaan met kennisportefeuillemanagement op basis van taxonomieën zijn positief; <strong>de</strong><br />

portefeuille kan er goed mee wor<strong>de</strong>n ingericht en beheerd.<br />

In <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie is <strong>de</strong> mens centraler komen te staan, is <strong>de</strong> terminologie aangepast en is er<br />

min<strong>de</strong>r sprake van <strong>de</strong> technologieoriëntatie zoals die bestaat bij <strong>de</strong> preferente externe kennisinfrastructuur<br />

(MARIN, NLR en TNO). Tenslotte is <strong>de</strong> afbakening tussen <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n geoptimaliseerd, me<strong>de</strong> op basis<br />

van praktische ervaring in het daadwerkelijk hanteren van <strong>de</strong> taxonomie. Als vertrekpunt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze exercitie<br />

is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie uit 2003 genomen.<br />

De nieuwe kennistaxonomie is gestructureerd op vier niveaus. Op het hoogste niveau is uitgegaan van<br />

<strong>de</strong> EOC’s en op het niveau daaron<strong>de</strong>r is een in<strong>de</strong>ling in zogenaam<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n (KGn; S&T areas)<br />

gehanteerd, net zoals in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie. Deze KGn spannen in beginsel het (potentiële) domein van<br />

<strong>de</strong>fensiespecifiek on<strong>de</strong>rzoek op; d.w.z. on<strong>de</strong>rzoek gekoppeld aan <strong>de</strong> missies en taken, militair vermogen en<br />

systemen, organisatie en werkwijze van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie. Er is overigens in toenemen<strong>de</strong> mate sprake<br />

van gebie<strong>de</strong>n waarop civiel on<strong>de</strong>rzoek een belangrijke rol speelt of zelfs dominant is, en waar meer en meer<br />

sprake is van toespitsing van het civiele on<strong>de</strong>rzoek in een specifieke militaire toepassing. De laatste twee<br />

niveaus zijn respectievelijk die <strong>de</strong> kenniselementen (KEn; S&T sub-areas) en <strong>de</strong> thema’s daarbinnen.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222


De in<strong>de</strong>ling in KGn heeft een belangrijke mate van stabiliteit. Daardoor is het in beginsel mogelijk om<br />

een <strong>de</strong>rgelijke in<strong>de</strong>ling circa eens in <strong>de</strong> vijf jaar te actualiseren, tenzij er belangrijke verschuivingen in <strong>de</strong><br />

ambities, rollen, missies en taken van <strong>de</strong> krijgsmacht optre<strong>de</strong>n. Tenslotte zijn in <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie<br />

<strong>de</strong> inzichten en wensen van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers van Defensie verwerkt, alsme<strong>de</strong> die<br />

van <strong>de</strong> externe kennisinfrastructuur. 79 Vanzelfsprekend is <strong>de</strong> nieuwe taxonomie we<strong>de</strong>rom ingebed in <strong>de</strong><br />

internationale UK6 standaard van NAVO en EDA. Deze standaard is dusdanig fijnmazig en compleet dat<br />

aan actualisering min<strong>de</strong>r behoefte bestaat.<br />

Tabel 5.1 Nieuwe kennistaxonomie, niveau 1 & 2 met beschrijving op hoofdlijnen.<br />

Niveau 2 Niveau 1<br />

S&T Area Beschrijving Relevant EOC<br />

KG1 Defensie Analyse ❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het maken van <strong>de</strong>fensiebeleid,<br />

en het op langere termijn inrichten van <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>fensieorganisatie en <strong>de</strong> strijdkrachten.<br />

KG2 Voorzien-in,<br />

ontplooien en<br />

<strong>voor</strong>tzetten<br />

KG3 Menselijk<br />

presteren, welbevin<strong>de</strong>n<br />

en leefomgeving<br />

KG4 Commandovoering<br />

& Controle<br />

KG5 Omgevings-<br />

bewustzijn<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het <strong>voor</strong>zien in strijdkrachten,<br />

gereedheid, ontplooiing en <strong>voor</strong>zettingsvermogen<br />

van (actuele) operaties.<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het functioneren van <strong>de</strong> mens<br />

in <strong>de</strong> (operationele) keten in diverse<br />

(veeleisen<strong>de</strong>) rollen en omstandighe<strong>de</strong>n,<br />

en enerzijds en het welbevin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

mens an<strong>de</strong>rzijds.<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van operationele besluit vorming en<br />

<strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n analyse in het theater<br />

en daarbuiten (reachback).<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het creëren van een tijdige,<br />

betrouwbare en relevante dynamische<br />

kennis van <strong>de</strong> relevante omgevings factoren,<br />

van <strong>de</strong> actoren daarin inclusief een zelfbeeld<br />

van <strong>de</strong> eigen toestand en interacties tussen<br />

<strong>de</strong> diverse omgevingsfactoren.<br />

❚ EOC1 Tijdige<br />

beschikbaarheid<br />

❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

inlichtingen<br />

❚ EOC1 Tijdige<br />

beschikbaarheid<br />

❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />

en mobiliteit<br />

❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />

logistieke ost.<br />

❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />

en mobiliteit<br />

❚ EOC4 Effectieve inzet<br />

❚ EOC5 Hoogwaardige<br />

commandovoering<br />

❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />

logistieke ost.<br />

❚ EOC7 Veiligheid<br />

en bescherming<br />

❚ EOC5 Hoogwaardige<br />

commandovoering<br />

❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

inlichtingen<br />

❚ EOC7 Veiligheid en<br />

bescherming<br />

79 D.m.v. interviews in mei 2009 met le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> R&D planningscommissie, vertegenwoordigers van <strong>de</strong> OPCO’s en vertegenwoordigers van NLR en TNO D&V.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 223


Niveau 2 Niveau 1<br />

S&T Area Beschrijving Relevant EOC<br />

KG6 Bescherming<br />

KG7 Wapens:<br />

Karakteristieken,<br />

Prestaties en Effecten<br />

KG8 Platformen:<br />

Karakteristieken,<br />

Prestaties en Effecten<br />

KG9 Netwerk Informatie<br />

& Infrastructuur<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het creëren van goe<strong>de</strong><br />

bescherming van militair personeel &<br />

burgers, platformen en systemen, en<br />

mogelijk ook civiele (kritische) infrastructuur<br />

door <strong>de</strong> gehele veiligheidsketen (preventie,<br />

respons en herstel).<br />

❚ Merk op dat cyber security/protection in KG9<br />

is on<strong>de</strong>rgebracht.<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van <strong>de</strong> volledige levenscyclus van<br />

wapensystemen en munitie, inclusief <strong>de</strong><br />

prestaties en <strong>de</strong> optimale mix. Dit kennisgebied<br />

bevat ook het niet-fysieke domein<br />

(informatie, mentaal en moreel).<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van <strong>de</strong> volledige cyclus van<br />

(militaire) platformen.<br />

❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />

en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />

van het creëren, beheren en<br />

beschermen van hoogwaardige netwerken<br />

die netwerk on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong> operaties<br />

mogelijk maken.<br />

❚ De netwerken kunnen joint, combined<br />

en/of tussen diensten bestaan.<br />

Voor een volledig overzicht van <strong>de</strong> nieuwe taxonomie wordt verwezen naar annex 9.<br />

❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

inlichtingen<br />

❚ EOC7 Veiligheid en<br />

bescherming<br />

❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />

en mobiliteit<br />

❚ EOC5 Hoogwaardige<br />

commandovoering<br />

❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />

logistieke ost.<br />

❚ EOC7 Veiligheid<br />

en bescherming<br />

❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />

en mobiliteit<br />

❚ EOC5 Hoogwaardige<br />

commandovoering<br />

❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />

logistieke ost.<br />

❚ EOC7 Veiligheid en<br />

bescherming<br />

❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

inlichtingen<br />

❚ EOC5 Hoogwaardige<br />

commandovoering<br />

❚ EOC7 Veiligheid en<br />

bescherming<br />

Bovenstaan<strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in kennisgebie<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> praktijk samenhangend, waarbij <strong>de</strong> verbinding en balans<br />

tussen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n van belang is zoals dat ook het geval is bij <strong>de</strong> EOCn. M.n. op <strong>de</strong> grensvlakken tussen<br />

<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n zijn vaak interessante en uitdagen<strong>de</strong> zaken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>, zowel <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek als <strong>de</strong><br />

toepassing ervan. Deze notie is consistent met <strong>de</strong> SKA die stelt dat on<strong>de</strong>rzoek met een multidisciplinair<br />

karakter aan belang wint.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 224


In tabel 5.2 zijn <strong>de</strong> samenhangen tussen KG en EOC uit tabel 5.1 met rijen en kolommen transparant<br />

weergegeven.<br />

Tabel 5.2 EOC en KG samenhangen<br />

KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 Totaal<br />

EOC1 X X 2<br />

EOC2 X X X X 4<br />

EOC3 X X X X 4<br />

EOC4 X 1<br />

EOC5 X X X X X 5<br />

EOC6 X X X X 4<br />

EOC7 X X X X X X 6<br />

Totaal 2 3 5 1 2 2 4 4 3<br />

De KGs met het grootste totaal (on<strong>de</strong>rste rij) zijn het meest multifunctioneel maar ook het minst specifiek<br />

(differentiërend) in relatie tot <strong>de</strong> EOCs. In beginsel is het totaal in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste rij geen maat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hoeveelheid on<strong>de</strong>rzoek dat moet wor<strong>de</strong>n verricht. Het is echter wel een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eventuele<br />

toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van on<strong>de</strong>rzoeksresultaten.<br />

De EOCs met het grootste totaal (rechter kolom) maken gebruik van een bre<strong>de</strong>re hoeveelheid kennis,<br />

en zijn dus het minste kennisspecifiek. Ook <strong>voor</strong> dit totaal geldt dat het in beginsel geen maat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hoeveelheid on<strong>de</strong>rzoek dat zou moeten wor<strong>de</strong>n verricht. Wel is het een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van<br />

afhankelijkheid van bre<strong>de</strong> kennis.<br />

Defensiebelang<br />

Het Defensiebelang van <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n is op hoofdlijnen getoetst aan <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong> het nut<br />

en <strong>de</strong> noodzaak van Defensieon<strong>de</strong>rzoek. Ook is er per nieuw kennisgebied op hoofdlijnen een inschatting<br />

gemaakt van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> domeinkennis van <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Dit is een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> intensiteit<br />

van <strong>de</strong> begeleiding van on<strong>de</strong>rzoek. Indien er veel domeinkennis nodig is <strong>voor</strong> het verrichten van het<br />

on<strong>de</strong>rzoekswerk, zal er ook meer begeleidingscapaciteit van Defensie nodig zijn om het werk in goe<strong>de</strong><br />

banen te lei<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> interviews met alle relevante (functionele) behoeftestellers in mei 2009, is naar<br />

voren gekomen dat <strong>de</strong> kennisinstituten gemid<strong>de</strong>ld genomen een min<strong>de</strong>re goe<strong>de</strong> domeinkennis van<br />

Defensie hebben dan wenselijk is <strong>voor</strong> het leveren van maatwerk <strong>voor</strong> Defensie.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 225


Tabel 5.3 Inschatting van het Defensiebelang van <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie.<br />

KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9<br />

Uniciteit 2 3 2 2 2 2 3 2 1<br />

Noodzaak/relevantie 3 3 3 2 3 3 3 3 2<br />

Kwaliteit 2 2 3 2 2 3 2 3 2<br />

Toegankelijkheid* 3 3 1 2 3 2 2 2 2<br />

Onafhankelijkheid 3 3 3 3 3 3 3 3 3<br />

Flexibiliteit 3 2 1 1 2 2 3 3 2<br />

Gemid<strong>de</strong>ld belang 2,7 2,7 2,2 2 2,5 2,5 2,7 2,7 2<br />

Domeinkennis** 3 3 1 3 3 2 2 2 1<br />

* een goe<strong>de</strong> toegankelijkheid betekent een lage bijdrage aan het gewicht van het KG<br />

Belang metriek: 3=hoog<br />

2=mid<strong>de</strong>n<br />

1=laag<br />

** D.w.z. <strong>de</strong> kennis die men van het domein Defensie dient te hebben om het on<strong>de</strong>rzoek goed te kunnen doen<br />

Uit <strong>de</strong> rij “gemid<strong>de</strong>ld belang” van <strong>de</strong> inschattingstabel komt naar voren dat <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie<br />

in voldoen<strong>de</strong> mate relevant is <strong>voor</strong> Defensie. Uit <strong>de</strong> rij “domeinkennis” kan wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>voor</strong><br />

kennisgebied 1, 2, 4 en 5 gemid<strong>de</strong>ld genomen 80 relatief veel begeleidingscapaciteit nodig is als het on<strong>de</strong>rzoek<br />

wordt verricht door een externe partij; <strong>voor</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n 3, 6, 7, 8 en 9 is gemid<strong>de</strong>ld genomen min<strong>de</strong>r<br />

begeleidings capaciteit nodig.<br />

Me<strong>de</strong> op basis van ervaringen in <strong>de</strong> huidige situatie en <strong>de</strong> bevindingen uit <strong>de</strong> internationale workshop<br />

verdient het aanbeveling Defensie S&T als separate competentie op te nemen in <strong>de</strong> Defensieorganisatie,<br />

en <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid daar<strong>voor</strong> hoog in <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie te beleggen net zoals dat het geval<br />

is in Australië, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Verenig<strong>de</strong> Staten en<br />

Zwe<strong>de</strong>n. Me<strong>de</strong> gelet op het anticiperend karakter als één van <strong>de</strong> dimensies van Defensie S&T, ligt het in <strong>de</strong><br />

re<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze competentie goed af te stemmen en te organiseren met <strong>de</strong> MIVD en eventueel ook <strong>de</strong> AIVD. S&T<br />

zou dan een vergelijkbare positie krijgen als DJZ en DRMV.<br />

Figuur 5.1 Waar<strong>de</strong>keten Defensie (conceptuele betekenis van S&T, separaat zichtbaar maken van S&T<br />

in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten is niet bedoeld)<br />

80 Gemid<strong>de</strong>ld genomen betekent dat er <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> praktijk zijn waaruit blijkt dat er van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> wordt afgeweken. D.w.z. dat er juist wel of juist<br />

geen begeleiding plaats vindt, afwijkend van wat het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zegt.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 226


Gelet op het belang van Defensie S&T <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gehele waar<strong>de</strong>keten van Defensie verdient het aanbeveling<br />

maatregelen te nemen om <strong>de</strong> utilisatie te verbeteren. Zo zou een criterium <strong>voor</strong> het toekennen van nieuw<br />

mid<strong>de</strong>llang en/of lange termijn on<strong>de</strong>rzoeksprogramma kunnen zijn dat er NU gebruik wordt gemaakt van<br />

<strong>de</strong> kennis en kun<strong>de</strong> die een aantal jaren gele<strong>de</strong>n is opgebouwd en in stand gehou<strong>de</strong>n binnen hetzelf<strong>de</strong><br />

thema en/of veld. Echter, ook meegewogen dient te wor<strong>de</strong>n een eventueel verwacht gebruik (na afronding<br />

van het programma na circa 4 jaar).<br />

M.a.w. als Defensie onvoldoen<strong>de</strong> oogst wat er jaren gele<strong>de</strong>n is gezaaid binnen een thema of veld (door<br />

bij<strong>voor</strong>beeld een min<strong>de</strong>r optimaal proces binnen Defensie zelf of een min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> aansluiting van<br />

on<strong>de</strong>rzoek dat wordt uitgevoerd door <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> behoefte van Defensie), dan is een nieuwe mid<strong>de</strong>llange<br />

en/of lange termijninvestering discutabel. Er zou<strong>de</strong>n in dat geval dan extra argumenten gegenereerd<br />

moeten wor<strong>de</strong>n om een verwacht gebruik in <strong>de</strong> toekomst aannemelijk te maken.<br />

Door Defensie S&T beter te verankeren in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten en het opnemen van kennis als volwaardig<br />

product in <strong>de</strong> BPB-procedures, en door <strong>de</strong> koppelvlakken met <strong>de</strong> traditionele kennisinstituten te optimaliseren<br />

kan een verbetering wor<strong>de</strong>n bewerkstelligd. Zo is uit <strong>de</strong> internationale workshop naar voren gekomen<br />

dat het huidige Ne<strong>de</strong>rlandse mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kennisinstituten te comfortabel is, m.a.w. er is een meer<br />

dienstbare instelling nodig waarin min<strong>de</strong>r wordt gere<strong>de</strong>neerd vanuit kennisopbouw en meer vanuit<br />

kennistoepassing en utilisatie. Deze verbeteringen zullen Defensie in staat stellen nog professioneler<br />

uitvoering te geven aan <strong>de</strong> opgedragen taken, nu en in <strong>de</strong> toekomst op zowel <strong>de</strong> kortere als langere termijn.<br />

Een interessant mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het dienstbaar maken van on<strong>de</strong>rzoek aan operationele behoeften kan het<br />

inzetten van <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> Integrated Development Teams (IDT) zijn (staand beleid FTD) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeer<br />

korte termijn, gekoppeld aan gebruikersgroepen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> langere termijn (in <strong>de</strong> context van materieel).<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />

Het domein van militairspecifieke technologie, ontwikkeld en toegepast in een afgescherm<strong>de</strong>, door <strong>de</strong><br />

overheid gecontroleer<strong>de</strong> omgeving is sterk verkleind en zal ver<strong>de</strong>r krimpen. Voor het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

technologiegebie<strong>de</strong>n bepaalt <strong>de</strong> civiele wereld <strong>de</strong> aard en snelheid van innovatie. Slechts op een beperkt<br />

aantal gebie<strong>de</strong>n dient Defensie zelf, zo mogelijk met internationale partners, een sturen<strong>de</strong> en/of initiëren<strong>de</strong><br />

rol te spelen om gewenste of noodzakelijke innovaties van <strong>de</strong> grond te krijgen. Op <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />

dient een eigen, hoogwaardige nichecapaciteit van ‘diepe’ kennis te wor<strong>de</strong>n gehandhaafd of opgebouwd.<br />

In figuur 5.2 is weergegeven waar op R&D gebied wereldwijd investeringen plaatsvin<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong>fensie- en<br />

civiel gebied. Daaruit is af te lei<strong>de</strong>n, op hoofdlijnen, waar kennisontwikkeling hard gaat en waar min<strong>de</strong>r<br />

hard (er is een correlatie tussen <strong>de</strong> hoeveelheid budget en <strong>de</strong> snelheid van <strong>de</strong> kennisontwikkeling).<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 227


Figuur 5.2 Wereldwij<strong>de</strong> investeringen op S&T gebied (<strong>de</strong>fensie en civiel).<br />

Dit beeld van <strong>de</strong> snelheid van kennisontwikkeling wereldwijd, met een ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong><br />

nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> Defensie S&T sub areas (zie annex 9) op basis van <strong>de</strong> criteria uit tabel 5.3, zal een goed<br />

beeld kunnen geven van <strong>de</strong> eigen, hoogwaardige nichecapaciteit van ‘diepe’ en min<strong>de</strong>r diepe kennis.<br />

Voor mogelijk relevante on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften wordt verwezen naar enerzijds Hoofdstuk 4 Benchmark<br />

en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> annexen 6 en 9. De belangrijkste ro<strong>de</strong> draad <strong>voor</strong> toekomstige on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften van<br />

Defensie is tweeledig. Enerzijds met (bestaan<strong>de</strong>) kennis in staat zijn (snel) in te spelen op niet <strong>voor</strong>ziene<br />

(onverwachte) ontwikkelingen en an<strong>de</strong>rzijds te weten welke ontwikkelingen er in <strong>de</strong> wereld plaatsvin<strong>de</strong>n<br />

en te bepalen waar Abraham <strong>de</strong> Mosterd haalt, zie annexen 7 en 8. Dit vereist een voldoen<strong>de</strong> flexibel proces<br />

en een voldoen<strong>de</strong> breed inhou<strong>de</strong>lijk overzicht en analytisch vermogen.<br />

Voor <strong>de</strong> behoeftestelling en aanbesteding is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> passage 81 relevant.<br />

In het Kabinetsstandpunt Brugfunctie TNO en GTI’s 82 (BTG) van juli 2004 en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgangsrapportages BTG<br />

van november 2005 en <strong>de</strong>cember 2006 is vastgelegd dat het lange en mid<strong>de</strong>llange termijnon<strong>de</strong>rzoek bij<br />

TNO en <strong>de</strong> GTI’s dient te wor<strong>de</strong>n aangestuurd op basis van meerjarige programma’s. Deze programma’s<br />

wor<strong>de</strong>n ontwikkeld binnen een aantal bre<strong>de</strong>, veelal <strong>de</strong>partementsoverstijgen<strong>de</strong> maatschappelijke thema’s,<br />

waaron<strong>de</strong>r het thema “Defensie”. De instituutsfinanciering (basis-/doel-/missiefinanciering resp. -subsidie)<br />

wordt daarbij omgezet in programmafinanciering.<br />

Het implementatietraject BTG is in oktober 2005 van start gegaan. Per 1 januari 2010 dient <strong>de</strong> implementatie<br />

volledig te zijn afgerond. Dit betekent o.a. dat <strong>de</strong> financiering van TNO en GTI’s alsdan geheel dient te zijn<br />

gekoppeld aan programma’s <strong>voor</strong> kennis als vermogen en programma’s <strong>voor</strong> beleids- en toepassingsgerichte<br />

kennis.<br />

81 Deze passage is aangebo<strong>de</strong>n door ir. R.F.M.J. Broe<strong>de</strong>rs (DR&D).<br />

82 GTI’s = Grote Technologische Instituten<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 228


De aansturing van het mid<strong>de</strong>llange en lange termijn <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bij TNO vindt al geruime tijd<br />

groten<strong>de</strong>els op basis van programma’s plaats. Dit geldt echter nog niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aansturing van het<br />

zogenaam<strong>de</strong> basisverkennend on<strong>de</strong>rzoek (<strong>de</strong>el van kennis als vermogen). Op dit punt zal <strong>de</strong> aansturing<br />

moeten wor<strong>de</strong>n aangepast.<br />

Bij het NLR is pas kort gele<strong>de</strong>n gestart met <strong>de</strong> invoering van programma-aansturing. De programma’s<br />

t.b.v. Defensie wor<strong>de</strong>n thans uit <strong>de</strong> basissubsidie NLR gefinancierd, groten<strong>de</strong>els afkomstig van Verkeer en<br />

Waterstaat, met een kleine bijdrage van Defensie. Daarnaast wor<strong>de</strong>n ook kennisinvesteringen bij het NLR<br />

rechtstreeks door Defensie gefinancierd (o.a. het <strong>voor</strong>malig werkplan Koninklijke Luchtmacht). Het lange<br />

en mid<strong>de</strong>llange termijn <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bij het MARIN wordt meegenomen bij <strong>de</strong> TNO-programmering<br />

en wordt uit <strong>de</strong> TNO-doelfinanciering betaald.<br />

Het is thans zinvol <strong>de</strong> aansturing en financiering van het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek (resp.<br />

kennis als vermogen en kennis <strong>voor</strong> beleid en toepassing) nog eens integraal te bezien en <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong><br />

budgettoewijzing aan <strong>de</strong>ze activiteiten en aan technologieontwikkeling 83 in kaart te brengen.<br />

Om per 1 januari 2010 volledig aan <strong>de</strong> BTG eisen te kunnen voldoen, zal <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> planningsron<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> R&D programmering al geheel volgens <strong>de</strong> nieuwe systematiek moeten verlopen. Dit betekent o.a. dat al<br />

dit najaar programmacontouren <strong>voor</strong> kennis als vermogen (lange termijn on<strong>de</strong>rzoek) door <strong>de</strong> instituten<br />

zullen moeten wor<strong>de</strong>n ingediend.<br />

Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />

Door het gericht intern en extern oplei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers in met zorg gekozen vakgebie<strong>de</strong>n,<br />

kan <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigheid en het absorptievermogen van geavanceer<strong>de</strong> kennis toenemen en kan aldus ook<br />

een betere valorisatie wor<strong>de</strong>n bewerkstelligd van <strong>de</strong> kennisinvestering. In een <strong>de</strong>rgelijk mo<strong>de</strong>l zou een<br />

kortere of langere <strong>de</strong>tachering (horizontale doorstroom) van <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers bij een intern of extern<br />

kennisinstituut een goe<strong>de</strong> praktische oplossing kunnen zijn. Deze werkwijze biedt diverse mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

en <strong>voor</strong><strong>de</strong>len: enerzijds <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker die zich door on<strong>de</strong>rzoek en/of studie kan verdiepen<br />

en <strong>de</strong>skundiger wordt (en een aanvullend netwerk kan opdoen); an<strong>de</strong>rzijds <strong>voor</strong> Defensie, waarbij<br />

kennis behoud en investering <strong>voor</strong><strong>de</strong>len biedt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> relatie met externe kennisinstituten. Voorts wordt <strong>de</strong><br />

implementatie van kennis in het operationele proces aldus verbeterd en wor<strong>de</strong>n tevens <strong>de</strong> kennisinstituten<br />

meer gericht aangestuurd op on<strong>de</strong>rzoeksvragen, einddoelen en mogelijkhe<strong>de</strong>n. Ook toekomstige <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />

zoals verdiepend inzicht in on<strong>de</strong>rzoeksontwikkelingen en <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong>fensiekennis uit te wisselen<br />

met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n wordt hiermee verbeterd.<br />

Als leidraad <strong>voor</strong> het opbouwen en in stand hou<strong>de</strong>n van een interne kennisbasis dient te wor<strong>de</strong>n gehanteerd<br />

dat kennis en kun<strong>de</strong> die (relatief ) veel domeinkennis vereist, intern <strong>de</strong> Defensieorganisatie beschikbaar is,<br />

of beschikbaar komt. Hier<strong>voor</strong> dienen extra financiële mid<strong>de</strong>len te wor<strong>de</strong>n vrijgemaakt door Defensie. Deze lijn past<br />

goed in het nieuwe paradigma van Defensie om te streven naar meer wetenschappelijk opgelei<strong>de</strong> officieren.<br />

Het ligt in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze wetenschappelijke educatie gestalte en inhoud te geven op <strong>de</strong> NLDA, eventueel in<br />

nauw overleg met civiele hogescholen en universiteiten.<br />

In bovenstaan<strong>de</strong> context gaat het <strong>voor</strong>al om die on<strong>de</strong>rwerpen die dicht bij Defensie staan, zoals<br />

Operationele Research en Analyse, analyse van strategische en conceptuele ontwikkelingen op in beginsel<br />

alle <strong>voor</strong> Defensie relevante gebie<strong>de</strong>n (dus niet alleen technologie) en <strong>de</strong> militaire impact daarvan (inclusief<br />

disruptieve ‘civiele’ kennis en kun<strong>de</strong>), rechtstreekse on<strong>de</strong>rsteuning met kennis en kun<strong>de</strong> bij actuele<br />

operaties, enzo<strong>voor</strong>ts. De daadwerkelijke on<strong>de</strong>rsteuning dient in <strong>de</strong>rgelijke gevallen niet van <strong>de</strong> NLDA<br />

te komen, dit is primair een opleidingsinstituut. De on<strong>de</strong>rsteuning dient te komen van een aan <strong>de</strong> NLDA<br />

verbon<strong>de</strong>n Defensiekenniscentrum, van waaruit <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers (tij<strong>de</strong>lijk) kunnen wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>tacheerd<br />

bij het Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el dat zij met kennis en kun<strong>de</strong> dienen bij te staan. De vernieuwing van kennis in<br />

83 Kennis als vermogen, kennis <strong>voor</strong> beleid en toepassing en technologieontwikkeling vormen samen <strong>de</strong> kennisinvesteringen. Kennisexploitatie resp.<br />

kennisgebruik wordt ver<strong>de</strong>r buiten beschouwing gelaten.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 229


een <strong>de</strong>rgelijk kenniscentrum krijgt i<strong>de</strong>aliter gestalte door het rouleren van kenniswerkers tussen <strong>de</strong><br />

Defensieorganisatie, <strong>de</strong> NLDA en eventueel an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksinstellingen zoals universiteiten en <strong>de</strong><br />

kennisinstituten. De kracht van een <strong>de</strong>rgelijke aanpak is <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse kennismaking ‘met elkaars<br />

werel<strong>de</strong>n’ en <strong>de</strong> directe verbindingen en menselijke netwerken die ontstaan.<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />

Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />

Het on<strong>de</strong>rscheid tussen ‘kennisopbouw’ en ‘kennistoepassing’ blijkt in <strong>de</strong> praktijk steeds min<strong>de</strong>r vruchtbaar.<br />

Zo is er nu meer behoefte aan integrale innovatietrajecten die ‘van uitdaging tot oplossing’ wor<strong>de</strong>n<br />

bena<strong>de</strong>rd, in plaats van <strong>de</strong> traditionele ‘autonome’ kennisontwikkeling met pas achteraf aandacht <strong>voor</strong> een<br />

eventuele toepassing.<br />

De uitzenddruk op <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>rstreept <strong>de</strong> noodzaak nog eens van ‘fast track’ ontwikkeling<br />

en verwerving. Het financiële systeem binnen Defensie is echter nog gebaseerd op <strong>de</strong> traditionele budgetten<br />

<strong>voor</strong> kennisopbouw en -gebruik. Uit <strong>de</strong> internationale workshop is naar voren gekomen dat het<br />

wenselijk is dit systeem te flexibiliseren. Echter, daar<strong>voor</strong> is het wel noodzakelijk om een evenwichtige<br />

ver<strong>de</strong>ling aan te brengen in lange termijn verkenningen naar nieuwe concepten, risico’s en eigen mogelijkhe<strong>de</strong>n;<br />

mid<strong>de</strong>llange termijn bijdragen aan ontwikkeling van militair vermogen; en korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning<br />

van <strong>de</strong> bedrijfsvoering.<br />

Uit contacten met lan<strong>de</strong>n die vergelijkbaar zijn met Ne<strong>de</strong>rland is naar voren gekomen dat een goe<strong>de</strong><br />

verhouding in kennisinvestering als volgt is: 15% lange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 35% mid<strong>de</strong>llange termijn<br />

bijdragen en 50% korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning. Deze korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning zou kunnen komen uit<br />

mid<strong>de</strong>len die functionele behoeftestellers daar<strong>voor</strong> vrij zou<strong>de</strong>n moeten maken. Dit leidt echter vaak tot een<br />

spanningsveld met an<strong>de</strong>re vaak op directe aanschaf gebaseer<strong>de</strong> behoeften. Dit zet <strong>de</strong> utilisatie on<strong>de</strong>r druk<br />

en gelet op het belang van utilisatie is het daarom daarnaast essentieel dat er in an<strong>de</strong>re, min<strong>de</strong>r door <strong>de</strong><br />

waan van <strong>de</strong> dag gedreven organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, ook (beschei<strong>de</strong>n) mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n vrijgemaakt <strong>voor</strong><br />

korte termijnon<strong>de</strong>rsteuning. Organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len die daar<strong>voor</strong> in aanmerking komen zijn: <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r<br />

genoem<strong>de</strong> aan het NLDA gelieer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> Defensie kenniscentrum, <strong>de</strong> MIVD en <strong>de</strong> DMO. Indien er<br />

binnen <strong>de</strong> DMO een goed systeem <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n komt <strong>voor</strong> het transparant administreren van materieeltechnologieontwikkeling<br />

zal, blijken dat een (groot) <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gewenste 50% al besteed wordt. Het ligt in<br />

<strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong>ze gegevens beschikbaar komen met het in gebruik nemen van SPEER in <strong>de</strong><br />

Defensieorganisatie.<br />

Kennisinvesteringsprofielen<br />

De nieuwe kennistaxonomie is ter illustratie afgebeeld op <strong>de</strong> 5 thema’s van <strong>de</strong> SKA, en tevens is er een<br />

relatie gelegd naar <strong>de</strong> investeringsprofielen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n. Dit is gedaan op basis van <strong>de</strong><br />

huidige on<strong>de</strong>rzoeksprogrammering van <strong>de</strong> doelfinanciering (R&D plan 2010).<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 230


Tabel 5.3 SKA thema’s afgebeeld op nieuwe kennistaxonomie<br />

SKA Thema KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9<br />

C2 en Inlichtingen X X X 25<br />

NNI X 7<br />

Wapens en<br />

Effecten<br />

X X 12<br />

Bescherming X X X 43<br />

Inzet &<br />

<strong>voor</strong>tzettingsvermogen<br />

Indicatie<br />

omvang (%)<br />

X X X 13<br />

6 7 11 5 20 18 12 13 8 100<br />

Indicatie<br />

omvang (%)<br />

KG1 Defensie Analyse; KG2 Voorzien-in, ontplooiing & <strong>voor</strong>tzettingsvermogen; KG3 Menselijk presteren en welbevin<strong>de</strong>n; KG4<br />

Commandovoering & controle; KG5 Omgevingsbewustzijn; KG6 Bescherming; KG7 Wapens: karakteristieken, prestaties en<br />

effecten; KG8 Platformen: karakteristieken, prestaties en effecten; KG9 Netwerken, informatie & Infrastructuur<br />

De percentages geven een eerste <strong>voor</strong>zichtige indicatie <strong>voor</strong> een investeringsprofiel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe<br />

kennisgebie<strong>de</strong>n, op basis van <strong>de</strong> huidige situatie. Het gebruiksprofiel is thans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie<br />

onbekend, i.v.m. het ontbreken binnen Defensie van <strong>de</strong>ze belangrijke data.<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en internationale<br />

samenwerking<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />

De veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie op veiligheid vraagt om het opbouwen, in stand hou<strong>de</strong>n en exploiteren van een<br />

gezamenlijke kennisbasis van Defensie, BZK en Justitie. Op <strong>de</strong>ze wijze kunnen overlappen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften<br />

en kennisgebie<strong>de</strong>n doelmatig wor<strong>de</strong>n geadresseerd en lasten wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld. De volgen<strong>de</strong><br />

initiële gemeenschappelijke thema’s zijn on<strong>de</strong>rkend: <strong>de</strong>tectie van objecten en personen inclusief<br />

i<strong>de</strong>ntifi catie; <strong>de</strong>tectie van sporen en van CBRN mid<strong>de</strong>len; informatieanalyse, informatiesystemen en<br />

communicatie mid<strong>de</strong>len; informatiebeveiliging; persoonlijke bescherming; en integrale kleding en<br />

uitrusting. 84<br />

Zo kan goed omgaan met onzekerheid flexibel en doelmatig wor<strong>de</strong>n gefaciliteerd door gebruik te maken<br />

van strategische allianties, zowel nationaal als internationaal. En kosten en on<strong>de</strong>rwerpen zou<strong>de</strong>n kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n ‘ver<strong>de</strong>eld’, zodat er <strong>voor</strong> we<strong>de</strong>rzijdse partijen een win-win situatie ontstaat.<br />

Het verdient aanbeveling om allianties van overheid, kennisaanbie<strong>de</strong>rs en industrie aan een na<strong>de</strong>r<br />

on<strong>de</strong>rzoek te on<strong>de</strong>rwerpen. In <strong>de</strong> context van <strong>de</strong> internationalisering van <strong>de</strong> SKA zal een internationale<br />

vervolg workshop wor<strong>de</strong>n georganiseerd om te on<strong>de</strong>rzoeken wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn om met een aantal<br />

gelijkgezin<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n tot afstemming te komen. De volgen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zijn het meest interessant <strong>voor</strong><br />

internationale samenwerking: Australië, Canada, Duitsland, Noorwegen, en het Verenigd Koninkrijk,<br />

84 Zie ICMS WG6 Eindrapport “Een gemeenschappelijke kennisbasis <strong>voor</strong> DEF en BZK”.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 231


mogelijk aangevuld met België, Frankrijk, Israël, <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> annex 8 zijn na<strong>de</strong>re<br />

<strong>de</strong>tails opgenomen.<br />

Daarbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een structurele samenwerking<br />

in een aantal gezamenlijk geselecteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n waar lan<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld moeite<br />

hebben om ‘het hoofd boven water te hou<strong>de</strong>n’. 85 On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur geeft dit grafisch weer.<br />

Figuur 5.3 Grafische weergave samenwerkingsmo<strong>de</strong>l tussen<br />

Zo kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht aan structurele uitwisseling (tij<strong>de</strong>lijke en regelmatige <strong>de</strong>tachering) van<br />

on<strong>de</strong>rzoekers in (we<strong>de</strong>rzijdse) subkritische gebie<strong>de</strong>n. Om een <strong>de</strong>rgelijke aanpak te implementeren dient<br />

gebruik gemaakt te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> annexen 9 en 10. Daarbij is <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> samenwerking van <strong>de</strong><br />

sub-gebie<strong>de</strong>n, op basis van <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling van samenwerkingsvormen uit het EUROPA 86 MOU instructief:<br />

❚ informatie-uitwisseling,<br />

❚ gemeenschappelijk uitgevoerd S&T, inclusief technologie<strong>de</strong>monstratie,<br />

❚ uitvoeren van gemeenschappelijke testen en/of experimenten,<br />

❚ uitwisselen van wetenschappelijke materialen en/of materieel,<br />

❚ beschikbaar stellen van tijd bij speciale nationale on<strong>de</strong>rzoeksfaciliteiten,<br />

❚ <strong>de</strong>tachering of uitwisseling van wetenschappelijk personeel,<br />

❚ an<strong>de</strong>re vormen van S&T samenwerking zoals gezamenlijk overeengekomen.<br />

Een goed <strong>voor</strong>beeld van samenwerking tussen overheid en industrie op het gebied van CBRN 87 zijn<br />

strategische allianties met <strong>de</strong> farmaceutische industrie, zoals die figureren in on<strong>de</strong>rmeer het VK.<br />

85 De on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n hebben te weinig mensen, ze zijn subkritisch.<br />

86 European Un<strong>de</strong>rstandings for Research Organisation, Programmes and Activities (EUROPA)<br />

87 Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 232


Ambities (strategische functies/<br />

krijgsmachtprofielen)<br />

Zoals uit paragraaf 3.4 is gebleken, wordt <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksportefeuille niet of nauwelijks in <strong>de</strong> breedte<br />

beïnvloed door <strong>de</strong> strategische functies en <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen. Wel kan er binnen een kennisgebied<br />

een an<strong>de</strong>re focus ontstaan, maar dit doet aan <strong>de</strong> investering in dat gebied als zodanig niets af.<br />

Een eerste indicatie van mogelijk relevante on<strong>de</strong>rwerpen van on<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies is<br />

opgenomen in annex 6. Gelet op <strong>de</strong> graad van <strong>de</strong>tail wordt kortheidshalve verwezen naar <strong>de</strong>ze annex.<br />

De <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>de</strong> Defensie kennisinvesteringen begint zorgelijke vormen aan te nemen zoals al is<br />

geconstateerd in hoofdstuk 3. Het is dan ook verstandig <strong>de</strong>ze te herstellen, me<strong>de</strong> ook omdat Ne<strong>de</strong>rland uit<br />

<strong>de</strong> pas loopt met vergelijkbare bondgenoten en <strong>de</strong> aantrekkelijkheid als internationale samenwerkingspartner<br />

in gevaar komt.<br />

Echter, ook <strong>de</strong> applicatiegraad van het huidige on<strong>de</strong>rzoek is een punt van aandacht. Zo is het aanbrengen<br />

van een beter evenwicht in investeringen nodig. Dit kan door lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek te<br />

reduceren en tegelijkertijd budgetten <strong>voor</strong> korte termijn kennisgebruik en consultancy te introduceren, bij<br />

<strong>voor</strong>keur bij alle functioneel beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken. Daarmee wordt ook <strong>de</strong> complicatie dat Defensie<br />

geen goed overzicht heeft op het gebruik van opgebouw<strong>de</strong> kennis on<strong>de</strong>rvangen. Het korte termijn<br />

kennisgebruik en consultancy budget dient met een hoger tempo te stijgen dan <strong>de</strong> reductie van <strong>de</strong> lange<br />

en mid<strong>de</strong>llange termijn budgetten. Het korte termijnbudget moet dicht bij <strong>de</strong> gebruiker wor<strong>de</strong>n belegd<br />

en moet zeer soepel en snel kunnen wor<strong>de</strong>n ingezet, bij<strong>voor</strong>beeld via raamcontracten.<br />

Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 233


6.<br />

Conclusies<br />

Kennisportefeuille<br />

Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />

❚ De nieuwe kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n stellen <strong>de</strong> mens en het milieu meer centraal.<br />

Ook sluit <strong>de</strong> nieuwe naamgeving beter aan bij <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />

❚ De afbakening tussen <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n is geoptimaliseerd, op basis van<br />

praktische ervaring met het hanteren van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie.<br />

❚ Alle vertegenwoordigers van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers en van <strong>de</strong> kennisinstituten<br />

kunnen zich goed vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nieuwe taxonomie.<br />

Defensiebelang<br />

❚ De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht is één van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnste krijgsmachten ter wereld en is zeer goed op haar<br />

taken berekend door jarenlang continu te investeren in hoogwaardige kennis en kun<strong>de</strong>, door <strong>de</strong>ze zelf<br />

te ontwikkelen, te laten ontwikkelen bij <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en door te (laten) volgen wat <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n doen en daar van<br />

te leren.<br />

❚ Investeringen in Defensie S&T geven een <strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd ten opzichte van lan<strong>de</strong>n die dat niet doen.<br />

De hoogwaardigheid van materieel dat een land ontwikkelt, is gebaseerd op een Defensie R&D inspanning<br />

van circa 25 jaar daar<strong>voor</strong>. Dat geldt ook <strong>voor</strong> materieel dat van <strong>de</strong> plank wordt gekocht, want<br />

materieelaanschaf is gebaseerd op eigen inzichten en expertises. Als <strong>de</strong>ze zijn verou<strong>de</strong>rd, leidt dat tot<br />

min<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn en min<strong>de</strong>r geschikt materieel.<br />

Kennisinvestering – Conclusies 234


❚ Bij asymmetrische dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten is <strong>de</strong> dynamiek niet- rationeel en<br />

verschuift <strong>de</strong> focus naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />

(anticiperend vermogen), daarnaast blijven <strong>de</strong> kwaliteit en samenstelling van het materieel<br />

van <strong>de</strong> krijgsmacht van belang.<br />

❚ Er blijkt relatief weinig te wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd in EOC7 Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning. Ook in EOC3 Mobiliteit<br />

en ontplooibaarheid wordt relatief weinig geïnvesteerd. In EOC1 Tijdige beschikbaarheid, EOC4 Effectieve<br />

inzet en EOC7 Zelfbescherming wordt het meeste geïnvesteerd. De investeringen in <strong>de</strong>ze drie EOCs zijn<br />

vergelijkbaar in omvang.<br />

❚ Tenslotte bevin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> investeringen in EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen en EOC5 Hoogwaardige<br />

communicatie zich in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nmoot. De investeringen in <strong>de</strong>ze twee EOCs zijn eveneens vergelijkbaar<br />

in omvang.<br />

❚ Het on<strong>de</strong>rzoek dat Defensie laat verrichten uit <strong>de</strong> budgetten die DR&D beheert, richt zich in <strong>de</strong> huidige<br />

situatie hoofdzakelijk op materieelgeoriënteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen; <strong>de</strong> grootste behoeftestellers in <strong>de</strong>ze<br />

context zijn <strong>de</strong> Defensiestaf en <strong>de</strong> Defensiematerieelorganisatie.<br />

❚ Het blijkt dat <strong>voor</strong> het strategische besturings- en beleidsniveau aanzienlijk min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek wordt<br />

verricht dan <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunings- en implementatieniveau en het uitvoeren<strong>de</strong> niveau. Dit is in <strong>de</strong><br />

context van strategische onzekerheid en niet- rationele dynamiek van vele dreigingen een min<strong>de</strong>r<br />

gewenste situatie. 88 Tenslotte is gebleken dat er verhoudingsgewijs meer aandacht uitgaat naar het<br />

formuleren van <strong>de</strong> S&T programma’s dan naar <strong>de</strong> begeleiding ervan, en dat ook <strong>de</strong> utilisatie van Defensie<br />

S&T resultaten relatief min<strong>de</strong>r aandacht krijgt. Deze onevenwichtigheid verdient bijstelling door<br />

enerzijds beter aan te sluiten bij <strong>de</strong> projecten van Defensie (zodat begeleidingscapaciteit beschikbaar is)<br />

en an<strong>de</strong>rzijds door rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijdshorizon waarmee organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len werken.<br />

❚ De benchmarklan<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> internationale workshop beste<strong>de</strong>n (procesmatig) meer aandacht aan fast track<br />

procurement en fast track <strong>de</strong>velopment dan Ne<strong>de</strong>rland. Ook hou<strong>de</strong>n zij meer toezicht op <strong>de</strong> daadwerkelijke<br />

toepassing van on<strong>de</strong>rzoeksresultaten, zodat <strong>de</strong> utilisatie beter is geborgd dan in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

❚ Door <strong>de</strong> continue investering in <strong>de</strong> kennisbases vertegenwoordigt <strong>de</strong>ze een kapitale waar<strong>de</strong>. Het<br />

onvoldoen<strong>de</strong> gebruiken van <strong>de</strong>ze basis, dan wel het onvoldoen<strong>de</strong> investeren erin zou al gauw kunnen<br />

neerkomen op kapitaalvernietiging.<br />

Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />

❚ Binnen Defensie is re<strong>de</strong>lijk goed bekend op welke gebie<strong>de</strong>n kennisontwikkeling plaatsvindt,<br />

daarentegen ontbreekt een algeheel overzicht <strong>voor</strong> kennisgebruik. 89<br />

❚ Ondanks het feit dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie meer aandacht besteedt aan vraagformulering dan aan<br />

begeleiding van on<strong>de</strong>rzoek, heeft Defensie gemid<strong>de</strong>ld genomen moeite met het articuleren van<br />

on<strong>de</strong>rzoeksvragen op m.n. <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn. Dit heeft <strong>de</strong>els te maken met het kleiner<br />

wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatie en het daardoor ero<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>skundigheid, maar het wordt ook veroorzaakt<br />

doordat kennis niet formeel 90 als volwaardig product is opgenomen in <strong>de</strong> BPB-procedures en aldus niet<br />

is verankerd in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />

❚ De kracht van directe verbindingen kan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> functionele behoeftestellers zeer goed werken. De<br />

kennisnetwerken zijn in <strong>de</strong>ze context goe<strong>de</strong> fora <strong>voor</strong> algemene informatie-uitwisseling, maar zijn<br />

geapprecieerd als te vrijblijvend en te omvangrijk van opzet <strong>voor</strong> concreet en relevant maatwerk.<br />

❚ On<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen kunnen het beste beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n door een commissie die bestaat uit<br />

wetenschappers én <strong>de</strong> directe afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />

❚ Voor behoeftestelling en aanbesteding kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat alle lan<strong>de</strong>n zoeken naar metho<strong>de</strong>n<br />

om flexibel te kunnen inspelen op <strong>de</strong> civiele ontwikkelingen en dat daarbij bre<strong>de</strong>r wordt gekeken dan<br />

binnen <strong>de</strong> eigen kennisinstituten.<br />

88 Het projectbudget van <strong>de</strong> Verkenningen is slechts recent en (naar verwachting) tij<strong>de</strong>lijk van aard.<br />

89 De Aanwijzing SG terzake heeft zijn draai in <strong>de</strong> praktijk (nog) niet gevon<strong>de</strong>n.<br />

90 D.w.z. het begelei<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoek en het stellen van on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften maakt geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> taakomschrijving van<br />

Defensiefunctionarissen. Wel is het subtakenbesluit van <strong>de</strong> AOD conform aangepast.<br />

Kennisinvestering – Conclusies 235


Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />

❚ In het algemeen bestaat in alle lan<strong>de</strong>n een relatief grote afstand, in communicatief en begripsmatig,<br />

opzicht tussen Defensieplanners en operationele mensen enerzijds en <strong>de</strong> S&T gemeenschap an<strong>de</strong>rzijds.<br />

Strategische gedachtewisselingen met betrekking tot militaire doelen, mid<strong>de</strong>len en mogelijk kennisoplossingen<br />

zijn echter vitaal <strong>voor</strong> een effectieve en efficiënte inrichting van dagelijkse en meer lange<br />

termijn zaken. Door dit op een natuurlijke wijze te organiseren, door enerzijds beter aan te sluiten bij<br />

<strong>de</strong> projecten van Defensie (zodat begeleidingscapaciteit beschikbaar is) en an<strong>de</strong>rzijds door rekening te<br />

hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijdshorizon waarmee organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len werken, wordt het effect en <strong>de</strong> appreciatie<br />

van S&T verbeterd, hetgeen kan bijdragen aan <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong> kennisinfrastructuur.<br />

❚ De S&T on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n zijn divers georganiseerd, maar het S&T management is in<br />

alle gevallen op een hoger zelfstandig niveau on<strong>de</strong>rgebracht in <strong>de</strong> organisatie dan in Ne<strong>de</strong>rland. M.a.w.<br />

<strong>de</strong> strategische kennisfunctie zou in <strong>de</strong> organisatie kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgebracht op een vergelijkbare<br />

wijze als DJZ en DRMV.<br />

❚ In <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n bestaat een nauwere samenwerking tussen operaties en S&T dan in Ne<strong>de</strong>rland,<br />

wat in <strong>de</strong> vergelijkbare lan<strong>de</strong>n leidt tot een scherpere focus op systeem- en conceptontwikkeling en<br />

experimenteren bij zowel <strong>de</strong> Defensie- als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgemeenschap. 91<br />

❚ De interne kennisbases van Defensie zijn gemid<strong>de</strong>ld genomen aan erosie on<strong>de</strong>rhevig door enerzijds<br />

het krimpen van <strong>de</strong> organisatie en an<strong>de</strong>rzijds, en daarmee verband hou<strong>de</strong>nd, een tamelijk beperkt<br />

Defensiebudget.<br />

❚ Binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie is steeds min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit beschikbaar <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />

dat ver<strong>de</strong>r af staat bij <strong>de</strong> kerntaken van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers. Daarmee komt het absorberend<br />

vermogen van kennis door <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>r druk te staan. Ook is <strong>de</strong> tijd waarop het<br />

on<strong>de</strong>rzoek tot toepasbare resultaten moet lei<strong>de</strong>n, verkort.<br />

Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />

Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />

❚ De hoogte van een kennisinvestering blijkt niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen,<br />

het is een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />

organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie.<br />

❚ Een onvoldoend grote kennisinvestering leidt tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke<br />

zaken. Voor een hoogwaardig bedrijf als Defensie kunnen <strong>de</strong> consequenties ernstig zijn, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

laagwaardiger materieel, het onnodig verlies van materieel, het onnodig belasten van het milieu,<br />

meer persoonlijk leed, en in het ergste geval vermijdbaar sneuvelen.<br />

❚ De totale <strong>de</strong>fensie-investering daalt <strong>voor</strong> alle benchmarklan<strong>de</strong>n. Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5%<br />

van zijn BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn.<br />

❚ Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is circa 1%;<br />

dit is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die circa 2% investeren. 92<br />

Kennisinvesteringsprofielen<br />

❚ Binnen <strong>de</strong> DR&D budgetten ligt <strong>de</strong> nadruk van <strong>de</strong> applicatietijdshorizon op <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange<br />

termijn. Er is min<strong>de</strong>r aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn en <strong>voor</strong> utilisatie.<br />

❚ Het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel (2006-2009) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie, uitgedrukt in gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

percentages over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n, geeft het volgen<strong>de</strong> beeld.<br />

91 Dit beeld wordt tevens bevestigd door <strong>de</strong> Compounds studie van DRMV, waarin is vastgesteld dat Canada en <strong>de</strong> VS veel investeren in milieugerelateer<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen.<br />

92 Er is geen lineair verband tussen <strong>de</strong> hoogte van het percentage en <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> militaire industrie (Noorwegen zit ook op 2%).<br />

Kennisinvestering – Conclusies 236


KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11<br />

DF investering M H M L M H H M L L M<br />

TO investering H M L L H L L L M M L<br />

KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6<br />

Wapens en munitie, KG7 Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning,<br />

KG11 Personele inzetbaarheid<br />

L=Laag (0-6%)<br />

M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%)<br />

H=Hoog (>12%)<br />

❚ Uit <strong>de</strong> tabel blijkt dat er op kennisgebiedniveau geen sterke correlatie bestaat tussen<br />

investeringen in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en investeringen in technologieontwikkeling (TO). 93<br />

❚ Voor <strong>de</strong> kennisinvesteringen duidt dit op een relatief geringe benutting van <strong>de</strong> resultaten<br />

van <strong>de</strong> doelfinanciering <strong>voor</strong> technologieontwikkeling. 94<br />

❚ Ook blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat <strong>de</strong> noodzakelijke breedte van <strong>de</strong> kennisbasis on<strong>de</strong>r druk staat.<br />

Dit beeld wordt bevestigd door <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad op basis van <strong>de</strong> fijnmazige<br />

UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong> internationale standaard.<br />

❚ De spreiding over kennisgebie<strong>de</strong>n is groter bij <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> doelfinanciering<br />

dan bij <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> technologieontwikkeling.<br />

Inter<strong>de</strong>partementale en<br />

internationale samenwerking<br />

Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />

❚ De veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie op veiligheid vraagt om een <strong>voor</strong> Defensie, BZK en Justitie gezamenlijke kennisbasis.<br />

Op <strong>de</strong>ze wijze kunnen overlappen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften en kennisgebie<strong>de</strong>n doelmatig wor<strong>de</strong>n<br />

geadresseerd en kunnen <strong>de</strong> lasten wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />

❚ De volgen<strong>de</strong> initiële gemeenschappelijke veiligheidsthema’s zijn on<strong>de</strong>rkend: <strong>de</strong>tectie van objecten<br />

en personen inclusief i<strong>de</strong>ntificatie; <strong>de</strong>tectie van sporen en van CBRN mid<strong>de</strong>len; informatieanalyse,<br />

informatiesystemen en communicatiemid<strong>de</strong>len; informatiebeveiliging; persoonlijke bescherming;<br />

en integrale kleding en uitrusting. 95<br />

❚ Goed omgaan met onzekerheid en flexibiliteit kan doelmatig wor<strong>de</strong>n gefaciliteerd door gebruik te maken<br />

van strategische allianties, zowel nationaal als internationaal. Zo kunnen kosten en on<strong>de</strong>rwerpen wor<strong>de</strong>n<br />

‘ver<strong>de</strong>eld’, zodat er <strong>voor</strong> we<strong>de</strong>rzijdse partijen een win-win situatie ontstaat.<br />

❚ Internationale samenwerking leidt niet tot kostenbesparing, <strong>de</strong> kosten stijgen zelfs. Wel leidt het,<br />

<strong>voor</strong> relatief geringe meerkosten tot een veelvoud aan <strong>voor</strong> Defensie relevante kennis en kun<strong>de</strong>, zowel<br />

in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.<br />

❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n gebruiken een bre<strong>de</strong>re kennisbasis dan alleen hun eigen preferente kennisinstituten.<br />

❚ De volgen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zijn het meest interessant <strong>voor</strong> internationale samenwerking: Australië, Canada,<br />

Duitsland, Noorwegen, en het Verenigd Koninkrijk, mogelijk aangevuld met België, Frankrijk, Israël,<br />

<strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n.<br />

93 Op grond van een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over 3 jaar mag dit wor<strong>de</strong>n verwacht. De kennisinstituten beconcurreren <strong>de</strong> industrie echter <strong>voor</strong> het gebruik van TO budget.<br />

94 Bij<strong>voor</strong>beeld: Thales Hengelo wenst TNO in beginsel niet te betalen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> radarkennis die TNO heeft opgebouwd met Defensiemid<strong>de</strong>len. De<br />

doelfinancieringskennis van TNO wordt op <strong>de</strong>ze manier niet voldoen<strong>de</strong> gebruikt. Indien Thales ook nog eens in een materieelproject ontwikkelingskosten<br />

in rekening zou brengen, zou Defensie in het ergste geval driemaal een rekening wor<strong>de</strong>n gepresenteerd <strong>voor</strong> radar (respectievelijk <strong>de</strong> doelfinanciering,<br />

technologieontwikkeling via NTPs en als <strong>de</strong>el van het materieelbudget). Met materieelgel<strong>de</strong>n die Thales eventueel bij TNO besteedt verwerft Thales <strong>de</strong> kennis<br />

waarvan TNO <strong>de</strong> eigendomsrechten bezit (en alleen Defensie het vruchtgebruik heeft).<br />

95 Zie ICMS WG6 Eindrapport “Een gemeenschappelijke kennisbasis <strong>voor</strong> DEF en BZK”.<br />

Kennisinvestering – Conclusies 237


❚ De doelfinanciering adresseert een bre<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kennisbasis, en dat heeft tot gevolg dat mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

tot nationale en internationale samenwerking groter zijn.<br />

❚ Bij technologieontwikkeling is internationale samenwerking beperkt tot het precompetitieve stadium,<br />

waarin <strong>de</strong> technologie nog niet rijp genoeg is om te wor<strong>de</strong>n toegepast in materieel.<br />

Ambities (strategische functies/<br />

krijgsmachtprofielen)<br />

❚ Er bestaat geen dui<strong>de</strong>lijk verband tussen <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> investeringen in een kennisgebied en het<br />

belang van dat kennis gebied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> investering in <strong>de</strong><br />

doelfinanciering (DF) als <strong>de</strong> investering in technologieontwikkeling (TO).<br />

❚ De strategische functies, m.u.v. normaliseren, differentiëren niet in <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> kennisbasis. Een<br />

eventueel latent aanwezige differentiatie wordt bovendien teniet gedaan, omdat <strong>de</strong> beleidopties van <strong>de</strong><br />

Verkenningen gebaseerd wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit verschillen<strong>de</strong><br />

strategische functies, zodat er uitein<strong>de</strong>lijke een mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />

❚ Op grond van <strong>de</strong> bijdragen die bijna alle kennisgebie<strong>de</strong>n leveren aan elke strategische functie, m.u.v.<br />

normaliseren, kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> kennisbasis in alle gevallen breed moet zijn. Wel kan<br />

een strategische functie differentiëren in <strong>de</strong> intensiteit en diepgang van het on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Kennisinvestering – Conclusies 238


Kennisinvestering – Conclusies 239


7.<br />

Beleidsaanbevelingen<br />

Kennisinvesteringen en -infrastructuren van en <strong>voor</strong> Defensie dienen geheel in lijn te zijn met datgene dat<br />

Defensie nastreeft op <strong>de</strong> lange (>10 jaar), mid<strong>de</strong>llange (5-10 jaar) en korte termijn (0-5 jaar). Daartoe wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> beleidsaanbevelingen gedaan:<br />

Algemeen<br />

❚ Instemmen met <strong>de</strong> conclusies.<br />

❚ Instemmen met <strong>de</strong> nieuwe taxonomie van kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n.<br />

❚ Instemmen met het verhogen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad van kennisinvesteringen door:<br />

- Het verhogen van <strong>de</strong> kennisinvesteringsquote naar een percentage dat overeenstemt met lan<strong>de</strong>n die<br />

vergelijkbaar zijn met Ne<strong>de</strong>rland. Dit betekent een stijging naar 2% van <strong>de</strong> totale <strong>de</strong>fensiebegroting. 96<br />

Overigens betekent <strong>de</strong>ze aanbeveling niet een verdubbeling van het S&T budget. Thans wordt immers<br />

meer dan 1% aan S&T uitgegeven, omdat <strong>de</strong> S&T component in materieelprojecten en het MIVD-budget<br />

onbekend zijn door het ontbreken van financiële data in het Defensiesysteem (met <strong>de</strong> ingebruikname<br />

van SPEER is dit naar verwachting groten<strong>de</strong>els verholpen).<br />

Voorgesteld wordt <strong>de</strong> verhoging in stappen van 0,1% per jaar te laten plaatsvin<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r gelijktijdige:<br />

- invoering van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van het verhoog<strong>de</strong> totale on<strong>de</strong>rzoeksbudget: lang 15%,<br />

mid<strong>de</strong>llang 35%, kort 50% 97 binnen 3 jaar, een ver<strong>de</strong>ling die in lijn is met het buitenland (concreet<br />

betekent dit dat het extra budget wordt toegekend aan <strong>de</strong> korte termijn, en dat een <strong>de</strong>el van het<br />

lange en mid<strong>de</strong>llange termijn budget moet wor<strong>de</strong>n verschoven naar <strong>de</strong> korte termijn, hoeveel<br />

precies is nog niet te zeggen want er ontbreken financiële data),<br />

96 Extra kennisinvesteringsmid<strong>de</strong>len zijn nodig <strong>voor</strong> OR&A, conceptuele analyses en technologische ontwikkelingen (disruptie en non-proliferatie),<br />

NLDA on<strong>de</strong>rzoek t.b.v. oplei<strong>de</strong>n wetenschappelijk on<strong>de</strong>rleg<strong>de</strong> officieren en aan <strong>de</strong> NLDA gelieer<strong>de</strong> kennison<strong>de</strong>rsteuningsinstituten.<br />

97 Het korte termijn budget zou i<strong>de</strong>aliter <strong>de</strong>els centraal belegd dienen te wor<strong>de</strong>n bij DR&D en bij nog op te richten, aan <strong>de</strong> NLDA gelieer<strong>de</strong> kenniscentra,<br />

en <strong>de</strong>els <strong>de</strong>centraal bij <strong>de</strong> Defensie<strong>de</strong>len die kennis gebruiken.<br />

Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 240


- vitalisering van fast track <strong>de</strong>velopment <strong>voor</strong> het oplossen van urgente operationele behoeften,<br />

- verbetering van <strong>de</strong> utilisatie door concrete aansluiting bij bestaan<strong>de</strong> projecten binnen Defensie<br />

en tij<strong>de</strong>lijke we<strong>de</strong>rzijdse <strong>de</strong>tachering van kenniswerkers en functionele behoeftestellers in elkaars<br />

organisaties <strong>voor</strong> het leveren van maatwerk;<br />

- Het intensiveren van nationale en internationale samenwerking, door lasten te ver<strong>de</strong>len en strategische<br />

allianties aan te gaan zodat <strong>de</strong> zwakke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n versterkt met<br />

behulp van <strong>de</strong> sterke gebie<strong>de</strong>n op basis van quid pro quo (zie annex 10).<br />

Strategisch besturings- en beleidsniveau<br />

❚ Instemmen met <strong>de</strong> functie van ‘Defensie S&T strategisch lei<strong>de</strong>rschap en strategische regie’ buiten <strong>de</strong><br />

functionele beleidsterreinen zelfstandig hoog in <strong>de</strong> organisatie, net zoals bij<strong>voor</strong>beeld DRMV en DJZ<br />

(mee te nemen in <strong>voor</strong>ziene evaluatie BKS in 2010). E.e.a. vanwege het Defensiebre<strong>de</strong> beleidsterreinoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

belang <strong>voor</strong>:<br />

- Anticiperen en <strong>voor</strong>komen. Toekomstgerichte werkzaamhe<strong>de</strong>n en analyses wor<strong>de</strong>n nog belangrijker<br />

dan ze al waren, en <strong>de</strong>ze zijn in het huidige krijgsmachtprofiel min<strong>de</strong>r prominent aanwezig. Dit wordt<br />

me<strong>de</strong> veroorzaakt door een diepere onzekerheid in <strong>de</strong> strategische situatie, waardoor het vermogen<br />

tot schakelen tussen diverse vormen van conflict nodig is. De focus verschuift bij asymmetrische<br />

dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren,<br />

reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len, bovenop materieelkwaliteit en – samenstelling. De strategische<br />

functies anticiperen en <strong>voor</strong>komen dienen om die re<strong>de</strong>nen te wor<strong>de</strong>n versterkt;<br />

- Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking. Defensie is steeds min<strong>de</strong>r in staat zelfstandig <strong>de</strong><br />

volle omvang van relevante kennis te (laten) genereren. Samenwerking op nationaal en internationaal<br />

terrein is daarom noodzakelijk, en dient daarom on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el te zijn van <strong>de</strong> zelfstandige hoogste niveau<br />

kenniseenheid van Defensie.<br />

❚ Het versterken van Concept Development & Experimentation (CD&E), door in een separate studie na te<br />

gaan hoe in het buitenland Operationele Research & Analyse on<strong>de</strong>rsteuning in <strong>de</strong> pre-DMP-A fase wordt<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het bijdragen aan het vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> meest geschikte en kosteneffectieve oplossingen, op<br />

strategisch, operationeel en tactisch niveau. Hierbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het Cana<strong>de</strong>se mo<strong>de</strong>l, zij het<br />

dat dit <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland op veel kleinere schaal zou kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoerd.<br />

On<strong>de</strong>rsteunings- en implementatie niveau<br />

❚ Instemmen met <strong>de</strong> introductie van een rollend S&T plan als vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het Defensieinvesteringsplan,<br />

om zodoen<strong>de</strong> het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek beter in te bed<strong>de</strong>n in<br />

het planproces en het min<strong>de</strong>r afhankelijk te maken van personen. Dit is mogelijk omdat <strong>de</strong> nieuwe<br />

kennistaxonomie goed aansluit bij <strong>de</strong> Defensieorganisatie en is gerelateerd aan <strong>de</strong> EOCn. Op <strong>de</strong>ze wijze<br />

kan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> S&T investeringen over <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n jaarlijks wor<strong>de</strong>n bijgesteld. Daarmee<br />

wordt S&T een vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> jaarlijks op te stellen Beleids agenda en kan een jaarlijks bij te stellen<br />

S&T investeringsprofiel wor<strong>de</strong>n opgesteld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong>ze wijze wordt S&T een<br />

vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> beleidsagenda. Het S&T investeringsprofiel dient te wor<strong>de</strong>n afgeleid uit: het<br />

Defensieplan, het Defensie-investeringsplan, <strong>de</strong> SKA, <strong>de</strong> relevante beleidsstudies en <strong>de</strong> eventueel<br />

beschikbare themaplannen (roadmaps).<br />

❚ Instemmen met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat in ie<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stel een valorisatieplan 98 wordt opgenomen.<br />

❚ Instemmen met het laten beoor<strong>de</strong>len van on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen door onafhankelijke kenniswerkers én<br />

<strong>de</strong> directe 99 afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />

98 Dit gaat ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring van “beoogd gebruik” van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Planningscommissie gehanteer<strong>de</strong> criteria en sluit aan bij <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong><br />

Stichting Technische Wetenschappen van OCW hanteert bij het beoor<strong>de</strong>len van zijn on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen.<br />

99 Dit zijn (doorgaans) niet <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Planningscommissie.<br />

Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 241


❚ Instemmen met regie over en coördinatie van capaciteit <strong>voor</strong> Operationele Research en Analyse (OR&A)<br />

en <strong>de</strong> begeleiding van strategisch OR&A on<strong>de</strong>rzoek door het strategische niveau, tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> synergie<br />

tussen on<strong>de</strong>rwerpen te maximaliseren en <strong>de</strong> inzet van menskracht te optimaliseren.<br />

Uitvoerend niveau<br />

❚ Instemmen met het, naar het <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> KMAR, tij<strong>de</strong>lijk we<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong>tacheren van kennispersoneel<br />

(intern en extern) en personeel van functionele behoeftestellers. De taak is het formuleren<br />

van concrete en relevante on<strong>de</strong>rzoeksopdrachten en het inventariseren van bestaan<strong>de</strong> kennis en het<br />

assisteren in het beter ontsluiten daarvan.<br />

❚ Instemmen met het (nog) beter aansluiten van het on<strong>de</strong>rzoek op het opheffen van (operationele)<br />

tekortkomingen en het geven van beleidsadvies op <strong>de</strong> relatief korte termijn, en <strong>de</strong>ze aansluiting als<br />

beoor<strong>de</strong>lingscriterium toe te voegen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen. Op <strong>de</strong>ze wijze wordt het begelei<strong>de</strong>n<br />

van korte termijn on<strong>de</strong>rzoek een logisch on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n die het Defensiepersoneel<br />

al verricht.<br />

❚ Instemmen met het on<strong>de</strong>rzoeken welke concrete maatregelen er noodzakelijk zijn om <strong>de</strong> huidige<br />

Defensiebreed gedragen appreciatie dat het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek te exotisch is en te ver<br />

weg staat van datgene dat Defensie bezighoudt 100 , rekening hou<strong>de</strong>nd met het feit dat in toenemen<strong>de</strong><br />

mate min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong> die on<strong>de</strong>rwerpen waar Defensieme<strong>de</strong>werkers<br />

zich zelf niet dagelijks mee bezighou<strong>de</strong>n. Er kan bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> het lange termijn on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n<br />

gedacht aan het formeel betrekken van <strong>de</strong> NLDA bij het begelei<strong>de</strong>n, en het <strong>de</strong>els ook zelf uitvoeren,<br />

ervan. 101 Voor het mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het concreet/direct aansluiten<br />

bij het Defensieplan en het Defensie-investeringsplan (en dit ook als beoor<strong>de</strong>lingscriterium <strong>voor</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen toe te voegen). Indien er concrete/directe aansluiting is, ontstaat <strong>de</strong> begeleidingscapaciteit<br />

“vanzelf” als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Defensiewerkzaamhe<strong>de</strong>n.<br />

100 Dit is gebleken uit alle interviews met alle relevante <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Defensieorganisatie (vertegenwoordigers van <strong>de</strong> functionele beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijke<br />

Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> OPCO’s). Voorts is uit <strong>de</strong> praktijk gebleken dat <strong>de</strong> huidige metho<strong>de</strong> van begeleiding heeft niet geleid tot een voldoen<strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

utilisatie, noch tot een positieve appreciatie van het on<strong>de</strong>rzoek. En gelet op <strong>de</strong> relatieve hoge doorstroom van personeel binnen Defensie naar vervolgfuncties<br />

is er ook geen goe<strong>de</strong> utilisatieborging mogelijk.<br />

101 Lange termijn on<strong>de</strong>rzoek dient, conform het Kabinetsbeleid dat is gestoeld op het rapport van <strong>de</strong> commissie Wijffels, vanaf 2010 eveneens programmatisch<br />

te wor<strong>de</strong>n aangestuurd.<br />

Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 242


Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 243


8.<br />

Afkortingen<br />

AKSB Adviseur Kennis- en Strategiebeleid<br />

BKS Bestuursraad Kennis en Strategie<br />

HCSS The Hague Centre for Strategic Studies<br />

KIS Kennisinfrastructuur: interne en externe kennisbases<br />

KIQ Kennisinvesteringsquote: <strong>de</strong> kennisinvesteringsbudgetten van Defensie uitgedrukt als<br />

percentage van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebegroting.<br />

KP Krijgsmachtprofielen, dit zijn typeren<strong>de</strong> beschrijvingen van het generieke militaire<br />

vermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht die behoren bij uiteenlopen<strong>de</strong> ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

De krijgsmachtprofielen bie<strong>de</strong>n een richtinggeven<strong>de</strong> context om <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke beleidsopties<br />

te genereren.<br />

NIDV Ne<strong>de</strong>rlandse Industrie <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

NLR (Stichting) Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium<br />

MARIN Maritiem Research Instituut Ne<strong>de</strong>rland<br />

SC DR&D Sous-chef Defensie Research & Development<br />

SKA Strategische Kennisagenda<br />

TNO Toegepast Natuurwetenschappelijk On<strong>de</strong>rzoek (NLD Organisatie <strong>voor</strong>)<br />

WEAO/WEAG Western European Armaments Organisation/Group<br />

Kennisinvestering – Literatuur en afkortingen 244


Kennisinvestering – Literatuur en afkortingen 245


9.<br />

Annexen<br />

Annex 1 Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep<br />

Annex 2 S&T, R&T, R&D en S&D<br />

Annex 3 Deelvragen<br />

Annex 4 Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />

Annex 5 Nationale financiële gegevens<br />

Annex 6 Strategische functies<br />

Annex 7 Nationale kennisbasis Defensie & Veiligheid<br />

Annex 8 Omgevingsanalyse internationale samenwerking<br />

Annex 9 Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie<br />

Annex 10 Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie in Ne<strong>de</strong>rland<br />

(bij enige preferente kennisinstituten)<br />

Kennisinvestering – Annexen 246


Annex 1 – Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep<br />

De projectgroep is qua samenstelling een afspiegeling van <strong>de</strong> kenniskamer 102 , aangevuld met vertegenwoordigers<br />

van <strong>de</strong> Stichting Ne<strong>de</strong>rlandse Industrie <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid (NIDV) en het The Hague<br />

Centre for Strategic Studies (HCSS).<br />

Le<strong>de</strong>n<br />

DMO/DR&D Ir. N. Pos (vz)<br />

DMO/DR&D Drs. D.J.N. Kemp (secr)<br />

CDS/Aeval Kol J.H.M. Stumpers<br />

CDS/DOBBP Lkol Ir. M.P.G. Sweelssen<br />

DMO/CNCPT&HLBS Drs. W. Pelt<br />

DMO/Land coördinatie Ir. Ing. J.H.E. Verheijen<br />

DMO/Lucht coördinatie Maj Ing. H. Keizer<br />

DMO/Zee coördinatie Ir. B. v.d. Ploeg<br />

DRMV Ir. M.G. Gijsbers<br />

HDAB Kol drs. M. van Zeijts RA<br />

HDIO Mw. C.J.M.T. Parisius<br />

HDFC/BC/BAR Mr. S.M.J. Smallegange-Pellegrino<br />

HDP/DMG KTZAR drs. D.S. Gerretse 103<br />

HDP/R&C Vertegenwoordiger n.n.t.b<br />

KMAR/STC/DOO Drs. Ing. A. Dam<br />

NLDA/FMW/STAF Prof. dr. ir. J.E. van Aken<br />

NLDA/FMW/B&BW KLTZSD dr. M. Meijer<br />

Ad-hoc le<strong>de</strong>n<br />

BZK M. van <strong>de</strong>r Duin<br />

Clingendael Drs. S. van <strong>de</strong>r Meer<br />

HCSS Dhr. M. Ra<strong>de</strong>maker MTL<br />

MARIN Ir. J. Blok<br />

NIDV Ir. J. Velmans, Kol bd<br />

NLR Ir. W. Brouwer<br />

TNO D&V Ir. M.J. van <strong>de</strong> Scheur en drs. F.F. Bekkers<br />

Agendale<strong>de</strong>n<br />

HDAB/AKSB Prof. dr. J.G. Siccama<br />

DMO/DR&D/SC ir. P.J. Keuning<br />

102 De BKS vormt het vaste <strong>de</strong>fensiebestand<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kenniskamer van Defensie, waarin <strong>voor</strong>shands zitting hebben: Clingendael, MARIN, NLDA, NLR en TNO.<br />

Ook zijn het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) vertegenwoordigd.<br />

103 Voorlopig wordt KTZAR drs. Gerretse waargenomen door LKOL AR drs. W.J.A.M. Zwetsloot of KOL AR drs. W.E. Korterink<br />

Kennisinvestering – Annexen 247


Annex 2 – S&T, R&T, R&D, S&D<br />

en <strong>de</strong> Defensiedimensie<br />

In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> verschillen en overeenkomsten zichtbaar gemaakt tussen “Research<br />

& Technology” (R&T), “Research & Development” (R&D) en “Science & Development” (S&D).<br />

Tabel 2.1 Overeenkomsten en verschillen tussen S&T, R&T, R&D en S&D<br />

Wetenschap & Technologie (haalbaarheid) Applicatie en Uitontwikkeling<br />

α β γ α β γ<br />

S&T x x x<br />

R&T x<br />

R&D x x<br />

S&D x x x x x x<br />

Kennisinvestering – Annexen 248


Figuur 2.1 De Defensiedimensie van kennisinvesteringen<br />

(me<strong>de</strong> ontleend aan bijdrage Dr. John Leggat)<br />

Kennisinvestering – Annexen 249


Annex 3 – Deelvragen<br />

Voor <strong>de</strong> huidige situatie:<br />

❚ Taxonomie 104 : Welke vraaggedreven en aanbod geïnitieer<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn<br />

nu van belang?;<br />

❚ Belang 105 : Op welk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie richt het on<strong>de</strong>rzoek zich nu?;<br />

❚ Behoeften: Aan welke on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften wordt nu gewerkt en met hoeveel budget?;<br />

❚ Interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur): In welke <strong>de</strong>len van het huidige kennisaanbod<br />

<strong>voor</strong>ziet Defensie nu zelf, en in welke <strong>de</strong>len is dat nu niet het geval?<br />

Noot: Voor een goed inzicht in <strong>de</strong> huidige externe kennisbases dient <strong>de</strong> huidige nationale en<br />

internationale samenwerking te wor<strong>de</strong>n meegenomen. Tevens dient aandacht besteed te wor<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> interne en externe borging van kennis;<br />

❚ Kennisinvesteringsquote 106 : Wat zijn <strong>de</strong> huidige hoogten en samenstellingen (type budgetten)<br />

van <strong>de</strong> financieringsmid<strong>de</strong>len?;<br />

❚ Ambities gerelateerd aan krijgsmachtprofielen: Hoe kan het huidige krijgsmachtprofiel wor<strong>de</strong>n<br />

gerelateerd aan <strong>de</strong> huidige kennisinfrastructuur en kennisinvesteringsquote?<br />

Voor <strong>de</strong> gewenste situatie<br />

❚ Taxonomie: Welke vraaggedreven en aanbod geïnitieer<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n van belang?;<br />

❚ Belang: Op welk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie dient het on<strong>de</strong>rzoek zich<br />

te gaan richten?;<br />

❚ Behoeften (toekomst): analyse van conceptuele ontwikkelingen en kennis- en technologische<br />

ontwikkelingen en het benodig<strong>de</strong> budget 107 ;<br />

❚ Interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur): In welke <strong>de</strong>len van het gewenste kennisaanbod<br />

dient Defensie zelf te (gaan) <strong>voor</strong>zien, en in welke <strong>de</strong>len dient dat niet (meer) het geval te zijn?<br />

Noot: Voor een goed inzicht in een gewenste relevante externe kennisbases dient <strong>de</strong> gewenste<br />

nationale en internationale samenwerking te wor<strong>de</strong>n meegenomen. Tevens dient aandacht<br />

besteed te wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> interne en externe borging van kennis;<br />

❚ Kennisinvesteringsquote: Wat zijn <strong>de</strong> gewenste hoogten en samenstellingen (type budgetten)<br />

van <strong>de</strong> financieringsmid<strong>de</strong>len?<br />

❚ Ambities gerelateerd aan krijgsmachtprofielen: Hoe kunnen toekomstige krijgsmachtprofielen<br />

wor<strong>de</strong>n gerelateerd aan een toekomstige kennisinfrastructuur en kennisinvesteringsquote?<br />

104 De Strategische Kennisagenda (SKA) is richtinggevend; <strong>de</strong> DR&D kennisgebie<strong>de</strong>n en/of kenniselementen dienen als schaduwboekhouding.<br />

105 Deze vraag draagt bij aan een ver<strong>de</strong>re bevor<strong>de</strong>ring van resultaatgericht on<strong>de</strong>rzoek (het belang). Voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten zij verwezen naar pagina 15 Projectplan<br />

Verkenningen V.0.2.0 goedgekeurd 11 juli 2008 en paragraaf 3.3 van dit Plan van Aanpak.<br />

106 Uit te drukken als percentage van <strong>de</strong> totale <strong>de</strong>fensiebegroting én als percentage van <strong>de</strong> investeringsbegroting.<br />

107 Input me<strong>de</strong> vanuit strategische vragen <strong>III</strong>.1.2 en <strong>III</strong>.1.3 van <strong>de</strong> Verkenningen.<br />

Kennisinvestering – Annexen 250


Annex 4 – Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />

EOC 2: Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K1 Sensoren alg.:<br />

K2 Genereren<br />

omgevingsbeeld<br />

A Radar sensoren spf.: -<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

❚ A03 (01 t/m 04, 06) Electronic Materials Technology;<br />

❚ A05 (01, 02, 03) Electronic, Electrical and Electromechanical<br />

Device technology; A06 (06) Energetic Materials<br />

and Plasma Technology;<br />

❚ A09 (02, 03, 04) Information and Signal Processing Technology;<br />

❚ B06 (01, 02, 05 t/m 12, 14 t/m 17) Sensor Systems.<br />

B Electro-optische sensoren spf.:<br />

❚ A04 (02, 05) Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />

C ESM-sensoren spf.:<br />

❚ B04 (08, 09) Electronic Warfare Systems & Directed Energy<br />

Technologies<br />

D Sonar en akoestische<br />

sensoren<br />

E Geografische<br />

informatiesystemen<br />

spf.: -<br />

spf.:<br />

❚ A11 (alle);<br />

❚ Operating Environment Technology;<br />

❚ B10 (11) Communications and CIS Related Technologies.<br />

alg.:<br />

❚ A08 (01, 04) Computing Technologies<br />

& Mathematical Techniques;<br />

❚ A09 (01, 04) Information and Signal Processing Technology;<br />

❚ B09 (01) Integrated Systems Technology;<br />

❚ B10 (07, 13) Communications and CIS Related Technologies.<br />

A Sensor- en datafusie spf.:<br />

❚ A09 (08) Information and Signal Processing Technology<br />

B Classificatie en i<strong>de</strong>ntificatie spf.:<br />

❚ B10 (09) Communications and CIS Related Technologies<br />

C Opbouw (common)<br />

recognized operational picture<br />

spf.: -<br />

Kennisinvestering – Annexen 251


EOC 5: Hoogwaardige commandovoering<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K3 Operationele<br />

besluitvorming<br />

K4<br />

Communicatie<br />

A Operationele<br />

beslissingson<strong>de</strong>rsteuning<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

alg.:<br />

❚ A08 (01, 04 t/m 09) Computing Technologies<br />

& Mathematical Techniques;<br />

❚ A09 (01, 06, 08, 11) Information<br />

and Signal Processing Technology;<br />

❚ A10 (01, 06) Human Sciences;<br />

❚ B08 (05 t/m 08) Simulators, Trainers<br />

and Synthetic Environments;<br />

❚ B10 (07, 11, 12, 13) Communications<br />

and CIS Related Technologies.<br />

spf.: -<br />

B Besluitvorming in teams spf.:<br />

❚ A10 (03) Human Sciences<br />

C Air space management spf.:<br />

❚ B10 (15) Communications and CIS Related Technologies<br />

A Communicatiesystemen<br />

en -netwerken<br />

B Informatietransport,<br />

-distributie en -beveiliging<br />

alg.:<br />

❚ A08 (02, 04, 05, 06, 07) Computing Technologies<br />

& Mathematical Techniques;<br />

❚ B09 (02) Integrated Systems Technology;<br />

❚ B10 (01, 02, 03, 04, 06, 07, 13, 14) Communications<br />

and CIS Related Technologies.<br />

spf.:<br />

❚ A04 (01) Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />

spf.: -<br />

Kennisinvestering – Annexen 252


EOC 3: Mobiliteit en ontplooi baarheid<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K5 Platforms alg:<br />

A Constructie en materialen spf.:<br />

B Bediening en operationeel<br />

gebruik<br />

C Aandrijving en<br />

energie<strong>voor</strong>ziening<br />

D Milieuaspecten<br />

van platformgebruik<br />

en -on<strong>de</strong>rhoud<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

❚ B07 (06) Guidance and Control Systems<br />

for Weapons and Platforms;<br />

❚ B09 (alle) Integrated Systems Technology.<br />

❚ A01 (alle) Structural & Smart Materials and Structural Mechanics;<br />

❚ A02 (alle); Signature Related Materials;<br />

❚ A03 (03, 04, 05) Electronic Materials Technology;<br />

❚ A04 (07) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />

❚ A11 (01, 02, 03, 04) Operating Environment Technology;<br />

❚ A12 (alle) Mechanical, Thermal and Fkuid-Related Technologies<br />

and Devices;<br />

❚ B03 (01, 02, 03, 04, 07, 08, 09, 10, 11) Design Technologies<br />

for Platforms and Weapons;<br />

❚ B05 (alle) Signature Control and Reduction;<br />

❚ B06 (15, 16, 17) Sensor Systems;<br />

❚ B09 (01, 05, 06, 07, 08, 10, 11, 12) Integrated Systems Technology;<br />

❚ B11 (02) Personal Protection Systems B12 (alle) Manufacturing<br />

Processes / Design Tools / Techniques.<br />

spf.:<br />

❚ A04 (04) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />

❚ A09 (05) Information and Signal Processing Technology;<br />

❚ A10 (01, 06) Human Sciences;<br />

❚ B07 (01, 03, 05) Guidance and Control Systems<br />

for Weapons and Platforms;<br />

❚ B09 (04) Integrated Systems Technology.<br />

spf.:<br />

❚ A05 (04 t/m 10) Electronic, Electrical and<br />

Electromechanical Device Technology;<br />

❚ A06 (02) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />

❚ B02 (01, 02, 05, 06, 08 t/m 12) Propulsion & Powerplants.<br />

spf.:<br />

❚ B03 (11) Design Technologies for Platforms and Weapons;<br />

❚ B12 (10) Manufacturing Processes / Design Tools / Techniques.<br />

Kennisinvestering – Annexen 253


EOC 4: Effectieve inzet<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K6 Wapens<br />

en munitie<br />

A Kinetische en explosieve<br />

wapens<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

alg.: -<br />

spf.:<br />

B Directed energy wapens spf.:<br />

C Niet-letale wapens spf.:<br />

❚ A06 (01, 03, 04, 05) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />

❚ B01 (01, 02) Lethality & Platform Protection;<br />

❚ B02 (03, 04) Propulsion & Powerplants B03 (04, 06)<br />

Design Technologies for Platforms and Weapons;<br />

❚ B07 (01, 02, 06) Guidance and Control Systems<br />

for Weapons and Platforms;<br />

❚ B09 (06, 07) Integrated Systems Technology.<br />

❚ A03 (06) Electronic Materials Technology;<br />

❚ A04 (05) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />

❚ B04 (01, 02, 03) Electronic Warfare Systems &<br />

Directed Energy Technologies.<br />

D Offensieve EOV spf.:<br />

❚ B04 (04, 05, 06, 07) Electronic Warfare Systems<br />

& Directed Energy Technologies<br />

E Offensieve Info Ops spf.:<br />

F Milieuaspecten van<br />

wapengebruik<br />

❚ A08 (04, 05, 06, 07) Computing Technologies<br />

& Mathematical Techniques;<br />

❚ A10 (01, 03) Human Sciences.<br />

spf.:<br />

❚ B03 (11) Design Technologies for Platforms and Weapons<br />

Kennisinvestering – Annexen 254


EOC 7: Zelfbescherming<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

K7 Bescherming alg.:<br />

❚ B01 (05, 06, 09) Lethality & Platform Protection;<br />

K8 CBRN <strong>de</strong>tectie<br />

en bescherming<br />

A Bepantsering en versterking spf.:<br />

B Misleiding spf.:<br />

C Defensieve EOV spf.:<br />

D Defensieve Info Ops spf.:<br />

❚ A01 (01 t/m 05) Structural & Smart Materials<br />

and Structural Mechanics;<br />

❚ B01 (04, 07, 08) Lethality & Platform Protection;<br />

❚ B11 (01) Personal Protection Systems.<br />

❚ A06 (04) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />

❚ A11 (06) Operating Environment Technology.<br />

❚ A05 (02) Electronic, Electrical and<br />

Electromechanical Device Technology;<br />

❚ B04 (04 t/m 13) Electronic Warfare Systems<br />

& Directed Energy Technologies.<br />

❚ A08 (03 t/m 07) Computing Technologies<br />

& Mathematical Techniques;<br />

❚ A10 (03) Human Sciences;<br />

❚ B10 (06) Communications and CIS Related Technologies.<br />

alg.:<br />

❚ A10 (04, 13) Human Sciences;<br />

❚ B06 (13) Sensor Systems;<br />

❚ B11 (03, 04) Personal Protection Systems.<br />

A Nucleair en radiologisch spf.:<br />

❚ B09 (03) Integrated Systems Technology<br />

B Biologisch spf.:<br />

❚ A07 (02 t/m 04) Chemical, Biological and Medical Materials<br />

C Chemisch spf.:<br />

❚ A07 (01, 03, 04, 05) Chemical, Biological and Medical Materials<br />

Kennisinvestering – Annexen 255


EOC 3: Mobiliteit en ontplooibaarheid<br />

EOC 6: Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K9 Logistiek<br />

en LCM<br />

EOC 1: Tijdige beschikbaarheid<br />

EOC 3: Mobiliteit en ontplooibaarheid<br />

EOC 6: Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />

K10 Beleid<br />

en planning<br />

K11 Personele<br />

inzetbaarheid<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

alg.:<br />

A Logistiek spf.: -<br />

B Life cycle management spf.:<br />

❚ A08 (08, 09) Computing Technologies &<br />

Mathematical Techniques;<br />

❚ A09 (01, 06, 08, 11) Information and<br />

Signal Processing Technology;<br />

❚ B12 (02, 06, 09, 11) Manufacturing Processes /<br />

Design Tools / Techniques.<br />

❚ B09 (01, 02, 11) Integrated Systems Technology;<br />

❚ B12 (01, 03, 04).<br />

Referentie naar UK6 standaard<br />

(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />

‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />

alg.:<br />

A Strategische verkenningen spf.: -<br />

B (Bestuurlijke) Beleidsanalyse spf.: -<br />

C On<strong>de</strong>rsteuning<br />

planningscyclus<br />

A Selectie, opleiding en<br />

training<br />

B Inzet en operationeel<br />

optre<strong>de</strong>n<br />

❚ A08 (03, 08, 09, 11) Computing Technologies & Mathematical<br />

Techniques;<br />

❚ A09 (06, 11) Information and Signal Processing Technology.<br />

spf.: -<br />

alg.:<br />

❚ A10 (01, 02, 03, 06) Human Sciences<br />

spf.:<br />

❚ A10 (05, 07) Human Sciences;<br />

❚ B08 (01, 02, 03, 05, 06, 07, 08) Simulators,<br />

Trainers and Synthetic Environments.<br />

spf.:<br />

❚ A10 (04, 08, 12, 13, 14) Human Sciences;<br />

❚ B11 (02) Personal Protection Systems.<br />

Kennisinvestering – Annexen 256


Annex 5 – Nationale financiële gegevens<br />

In opbouw “niet<strong>de</strong>f” is het budget dat BZK besteedt aan veiligheidsgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken niet<br />

meegenomen omdat dit overzicht thans nog niet goed bekend is.<br />

Totaal Defensiebudget (M€)<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

7.451 7.760 7.910 8.094 8.110 8.100 8.100<br />

Structurele kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

Defensiebudgetten (k€)<br />

BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Doelfinanciering TNO (incl. KAV) 48.000 48.567 48.230 49.034 48.000 48.281 48.368<br />

Basison<strong>de</strong>rzoek NLR 501 501 501 504 502 502 503<br />

Technologie (NTP, ITP, SBIR) 13.317 17.749 18.839 16.801 14.807 18.075 17.945<br />

Kennisopbouw DR&D 61.818 65.807 67.560 65.339 63.309 66.858 66.816<br />

Buiten BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

CAMS 500 500 500 500 500 500 500<br />

DRMV 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500<br />

KMAR 0 0 100 100 100 100 100<br />

NLDA 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100<br />

HDAB Bijdrage Instituut Clingendael 350 350 350 400 350 350 350<br />

Kennisopbouw Buiten DR&D 8.450 8.450 8.550 8.600 8.550 8.550 8.550<br />

Kennisopbouw <strong>de</strong>f totaal 70.268 74.257 76.110 73.939 71.859 75.408 75.366<br />

Niet Defensiebudgetten (k€)<br />

V&W KaV Defensieon<strong>de</strong>rzoek NLR 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000<br />

V&W KvB Defensieon<strong>de</strong>rzoek NLR 3.100 3.100 3.300 3.300 3.300 3.300 3.300<br />

OC&W Basisfinanciering TNO D&V 9.600 9.600 9.600 9.800 9.600 9.300 9.300<br />

OC&W Veiligheid <strong>voor</strong> BZK 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000<br />

BZK Veiligheid ? ? ? ? ? ? ?<br />

Kennisopbouw niet <strong>de</strong>f totaal 19.700 19.700 19.900 20.100 19.800 19.600 19.600<br />

Kennisinvestering – Annexen 257


Structureel kennisgebruik <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />

Defensiebudgetten (k€)<br />

BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Kennisgebruik 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />

Kennisgebruik DR&D 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />

Buiten BS/DMO/DB/DR&D (k€) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Defensiestaf ? ? ? ? ? ? ?<br />

DMO/Zee ? ? ? ? ? ? ?<br />

DMO/Land ? ? ? ? ? ? ?<br />

DMO/Lucht ? ? ? ? ? ? ?<br />

Kennisgebruik Buiten DR&D ? ? ? ? ? ? ?<br />

Kennisgebruik <strong>de</strong>f totaal ? ? ? ? ? ? ?<br />

Niet Defensiebudgetten (k€)<br />

? ? ? ? ? ? ?<br />

Kennisgebruik niet <strong>de</strong>f totaal ? ? ? ? ? ? ?<br />

Kennisinvestering – Annexen 258


Niet-structurele budgetten <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie en veiligheid kennisopbouw en -gebruik<br />

Defensiebudgetten (k€)<br />

Buiten BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Defensiestaf NEC / SENECA 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000<br />

Defensiestaf JTF C-IED 0 0 0 1.655 1.655 1.655 1.655<br />

DMO Directie Projecten ? ? ? 1.956 ? ? ?<br />

DMO/Zee ? ? ? ? ? ? ?<br />

DMO/Land ? ? ? ? ? ? ?<br />

DMO/Lucht ? ? ? ? ? ? ?<br />

Totaal Defensie ? ? ? ? ? ? ?<br />

Niet Defensiebudgetten (k€)<br />

Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />

Veiligheid (in te vullen door Defensie)<br />

Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />

Veiligheid (in te vullen door BZK)<br />

Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />

Veiligheid (in te vullen door JUS)<br />

0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />

0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />

0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />

Totaal niet Defensie 0 0 0 3.000 3.000 12.000 18.000<br />

Kennisinvestering – Annexen 259


Annex 6 – Strategische functies<br />

Toelichting op <strong>de</strong> strategische functies<br />

Anticiperen Centraal staan <strong>de</strong> continue en ge<strong>de</strong>gen analyse van <strong>de</strong> omgeving en <strong>de</strong><br />

daaruit <strong>voor</strong>vloeien<strong>de</strong> kansen en risico’s in <strong>de</strong> politieke, militaire, sociaaleconomische,<br />

infrastructurele en informatie domeinen. De analyse maakt<br />

het mogelijk <strong>de</strong> eigen organisatie, processen, mid<strong>de</strong>len en werkwijze continu<br />

te ijken en waar nodig aan te passen als anticipatie op actuele en mogelijk<br />

toekomstige activiteiten en taken. De functie on<strong>de</strong>rstreept ook het belang<br />

van adaptieve vermogens om tijdig aanpassingen te kunnen doorvoeren<br />

om strategisch initiatief te behou<strong>de</strong>n.<br />

Voorkomen Centraal staat <strong>de</strong> preventie van het ontstaan van onveilige omstandighe<strong>de</strong>n<br />

en conflict situaties die een bedreiging vormen <strong>voor</strong> het Koninkrijk en zijn<br />

on<strong>de</strong>rdanen en bezittingen. Hieraan kan invulling gegeven wor<strong>de</strong>n door<br />

samenwerking op on<strong>de</strong>r meer politiek-, economisch-, ontwikkelings- en<br />

militair gebied. Het doel is het verbeteren van <strong>de</strong> veiligheid, <strong>de</strong> welvaart en<br />

het welzijn van an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n of regio’s.<br />

Afschrikken Centraal staan <strong>de</strong> (gepercipieer<strong>de</strong>) aanwezigheid van het vermogen en <strong>de</strong><br />

bereidheid diplomatieke, economische en militaire machtsmid<strong>de</strong>len in te<br />

zetten om een an<strong>de</strong>re partij langs <strong>de</strong> weg van ontmoediging of dwang te<br />

doen afzien van of te vergelding <strong>voor</strong> zijn intenties.<br />

Beschermen Centraal staat het vermogen <strong>de</strong> vitale belangen van het Koninkrijk te<br />

beschermen om maatschappelijke ontwrichting te <strong>voor</strong>komen. Beschermen<br />

houdt ook in dat er buiten het nationaal grondgebied activiteiten ontplooid<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n om Ne<strong>de</strong>rlandse staatsburgers te beschermen.<br />

Interveniëren Centraal staat <strong>de</strong> inzet van mid<strong>de</strong>len om één of meer<strong>de</strong>re partijen te dwingen<br />

hun gedrag te veran<strong>de</strong>ren. Interventie kan zowel binnen als buiten het nationaal<br />

of bondgenootschappelijk grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

Stabiliseren Centraal staat het vermogen om veiligheid te scheppen in een conflictgebied.<br />

Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld nodig zijn om strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> partijen uit elkaar te hou<strong>de</strong>n,<br />

vrije toegang tot een gebied zeker te stellen, of om politiek-bestuurlijke en<br />

sociaaleconomische ontwikkeling mogelijk te maken.<br />

Normaliseren Centraal staat het inzetten van mid<strong>de</strong>len om een bijdrage te leveren aan<br />

<strong>de</strong> opbouw of we<strong>de</strong>ropbouw in een gebied al dan niet na een conflict.<br />

Hieron<strong>de</strong>r valt ook het leveren van assistentie bij humanitaire noodsituaties<br />

buiten Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Kennisinvestering – Annexen 260


KG1 Defence Analysis<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ assessment of potential disruptive technologies<br />

that may jeopardize operational dominance<br />

❚ force-on-force mo<strong>de</strong>ls<br />

❚ joint (& combined) doctrine <strong>de</strong>velopment<br />

❚ public-private constructions with <strong>de</strong>fence industry in <strong>de</strong>velopment,<br />

production and life cycle support of major weapon systems<br />

❚ analysis of security requirements for sustainable <strong>de</strong>velopment processes<br />

❚ technology watch & assessment – spin-in of highend civil technology<br />

(smart ‘value for money’ buyer)<br />

❚ concepts for enhancing ‘FARness’ – flexibility, adaptivity and robustness<br />

❚ interagency ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment from security perspective<br />

❚ concepts for smart ‘fast track’ <strong>de</strong>velopment & procurement processes<br />

❚ concepts for subcontractor management through service<br />

level agreements (SLAs)<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ ICMS+ – areas for enhanced civmil collaboration for<br />

(national) crisis management and disaster relief<br />

❚ inter<strong>de</strong>partmental ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment<br />

❚ joint ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment with first respon<strong>de</strong>rs<br />

❚ mo<strong>de</strong>ls for and analysis of ‘early warning’ signals<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ analysis of geopolitical power politics and security arrangements<br />

❚ analysis of ‘hot spots’ of failing states and of ‘black holes’ where<br />

state control lacks<br />

❚ military technology watch & assessment – to <strong>de</strong>fine niches for<br />

own research thrusts (smart <strong>de</strong>veloper)<br />

❚ general technology watch & assessment – to seize spinin opportunities<br />

and incorporate best standards and practices (smart buyer and user)<br />

❚ analysis of core competences, value-ad<strong>de</strong>d and role <strong>de</strong>finition of <strong>de</strong>fence<br />

organisation in various security chains<br />

❚ environmental aspects<br />

Kennisinvestering – Annexen 261


KG2 Provision, Deployment & Sustainment<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ forward presence<br />

❚ strategic stock / supply mo<strong>de</strong>ls<br />

❚ recruitment and retention<br />

❚ selection methods and tools<br />

❚ missionspecific use of reserve forces and non-military experts<br />

❚ coalition logistic networks<br />

❚ open logistic networks<br />

❚ activity based costing<br />

❚ mission specific use of national reserve and non-military experts<br />

❚ open logistic networks<br />

❚ activity based costing<br />

❚ mission specific use of reserve forces and non-military experts<br />

❚ pre-positioning<br />

❚ technology watch & assessment<br />

KG3 Human Performance, Wellbeing and Lifeenvironment<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ human performance enhancing measures<br />

❚ brain-machine interfaces<br />

❚ virtual training and exercises at the (joint) task group / force level<br />

❚ virtual mission rehearsal<br />

❚ co-operation and collaboration in an interagency environment<br />

❚ lea<strong>de</strong>rship training at all levels for complex en<strong>de</strong>avours<br />

❚ lea<strong>de</strong>rship and teaming concepts for small, multi disciplinary (civ / mil) teams<br />

❚ virtual training and exercises at the (joint and interagency) task group level<br />

❚ personal education & training concepts, e.g. personalized virtual tutor<br />

❚ virtual mission rehearsal<br />

❚ mission specific training of language and culture skills<br />

❚ techniques and tools for training indigenous forces<br />

❚ home front care<br />

❚ veterans care<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ co-operation and collaboration in an inter<strong>de</strong>partme ntal and/or interagency<br />

environment<br />

❚ lea<strong>de</strong>rship and teaming concepts for small, multi disciplinary (civ / mil) teams<br />

❚ virtual and life training and exercises with first respon<strong>de</strong>rs<br />

❚ mission specific training of language and culture skills<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ technology watch & assessment<br />

❚ (pre-) analysis of life environment of compounds<br />

❚ environmental aspects<br />

Kennisinvestering – Annexen 262


KG4 Command & Control<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

KG5 Situation Awareness<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

❚ ‘mission command’ in a NCW and high op tempo environment<br />

❚ C2 in coalition warfare<br />

❚ (near) real time <strong>de</strong>cision support tools<br />

❚ ‘mission command’ in a complex and dynamic environment<br />

❚ C2 in small teams<br />

❚ sharing course of action analysis and co-ordinated <strong>de</strong>cision making<br />

with interagency partners<br />

❚ collective course of action analysis and collaborative <strong>de</strong>cision making<br />

with interagency partners<br />

❚ complex relations and interactions mo<strong>de</strong>ls for effects base approach<br />

❚ ‘sense & respond’ concepts to reflect realworld dynamics in the ‘command’<br />

intent<br />

❚ Conceptual NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – internationally<br />

embed<strong>de</strong>d and/or in an interagency environment<br />

❚ C2 in inter<strong>de</strong>partmental <strong>de</strong>cision structures and processes<br />

❚ Conceptual NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – in an<br />

inter<strong>de</strong>partmental and/or first respon<strong>de</strong>r environment<br />

❚ mo<strong>de</strong>ls and analysis for escalation or <strong>de</strong>-escalation <strong>de</strong>cisions – e.g. from<br />

prevention to <strong>de</strong>terrence<br />

❚ portfolio management for S&T and R&D<br />

❚ intelligence planning<br />

❚ multi spectrum sensor suites and real time data fusion<br />

❚ ‘networked’ target <strong>de</strong>tection, classification and i<strong>de</strong>ntification<br />

❚ advanced blue force tracking in coalition warfare to avoid fratrici<strong>de</strong><br />

❚ joint common operational picture<br />

❚ shared ‘military’ sense making<br />

❚ low cost sensor pay loads for 24/7 / long endurance monitoring<br />

and change <strong>de</strong>tection<br />

❚ building and using broad knowledge bases<br />

❚ interagency common ‘effects’ picture<br />

❚ shared ‘interagency’ sense making at the strategic, operational<br />

and tactical level<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ inter<strong>de</strong>partmental data mo<strong>de</strong>ls for intelligence sharing<br />

❚ incorporation of ‘intelligence’ from non- governmental sources<br />

(banks, credit card companies, telecom provi<strong>de</strong>rs etc.)<br />

❚ open source intelligence analysis tools<br />

❚ ‘crowd sourcing’ techniques to enhance and validate info / intelligence<br />

❚ i<strong>de</strong>ntification and status monitoring of vital infrastructure<br />

❚ CBNR <strong>de</strong>tection<br />

Kennisinvestering – Annexen 263


Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

KG6 Protection<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ low cost sensor pay loads for 24/7 / long endurance monitoring<br />

and change <strong>de</strong>tection<br />

❚ building and using broad knowledge bases<br />

❚ incorporation of ‘intelligence’ from nongovernmental sources<br />

(NGOs, World Bank etc.)<br />

❚ open source intelligence analysis tools<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ building and using broad knowledge bases<br />

❚ intelligence ‘networks’ – producing, obtaining, disseminating, sharing<br />

intelligence across a broad range of public and private stakehol<strong>de</strong>rs<br />

❚ shared ‘intergovernmental’ strategic security vision<br />

❚ governmentwi<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntification and assessment of security risks and<br />

consequences<br />

❚ technology watch & assessment<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ TBMD and EAD, incl. associated NBC warhead issues<br />

❚ forward operating base protection<br />

❚ main ports and logistic no<strong>de</strong> protection<br />

❚ soldier protection<br />

❚ compound / base protection against e.g. mortar and RPG attacks<br />

❚ compound / base access control – perimeter, access points<br />

❚ bullet & stab proof suits<br />

❚ real-time individual medical diagnosis and aid (in suit)<br />

❚ critical infrastructure protection – physical<br />

❚ bullet & stab proof suits<br />

❚ shared requirements with first respon<strong>de</strong>rs for e.g. protective suits<br />

❚ CBNR protection & <strong>de</strong>contamination<br />

❚ protection of personnel (individuals) in high risk civil environment<br />

❚ technology watch & assessment<br />

Kennisinvestering – Annexen 264


KG7 Weapons: Characteristics, Performance & Effects<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ ‘networked’ target acquisition<br />

❚ high performance weapons & munitions<br />

❚ smart standoff weapons – incl. alternatives for GPS reliance<br />

❚ directed energy weapons<br />

❚ automatic engagement routines<br />

❚ cyber warfare – <strong>de</strong>fensive, possibly offensive<br />

❚ ‘non-obtrusive’ escalation dominance<br />

❚ scaleable weapons / munitions<br />

❚ non / less lethal weapons / munitions<br />

❚ monitoring and conditioning munitions storage<br />

❚ (military contribution to) information campaigning<br />

❚ ‘green’ life cycles and characteristics – incl. materials scarcity issues<br />

❚ non / less lethal weapons / munitions<br />

❚ (military contribution to) public awareness and resilience<br />

❚ shared requirements with police<br />

❚ ‘green’ life cycles and characteristics – incl. materials scarcity issues<br />

❚ (military contribution to) information campaigning<br />

❚ security of supply: industrial and technical base and regeneration issues<br />

❚ technology watch & assessment<br />

KG8 Platforms: Characteristics, Performance & Effects<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

❚ material characteristics exceeding high end civil standards<br />

❚ rapid and cost effective technology insertion<br />

❚ self protection suites – passive and active<br />

❚ ‘graceful <strong>de</strong>gradation’ and self-repair capacities<br />

❚ NBC har<strong>de</strong>ning<br />

❚ alternatives for GPS reliance<br />

❚ unmanned vehicles <strong>de</strong>ployed in mannedunmanned concepts<br />

❚ modular, flexible <strong>de</strong>signs that allow for missionspecific ‘addons’<br />

❚ cost-effective <strong>de</strong>signs, using civil high-end standards where possible<br />

❚ robust <strong>de</strong>signs for harsh physical environments and ‘bare base’ operations<br />

❚ robust <strong>de</strong>signs for exten<strong>de</strong>d use<br />

❚ relatively light weight <strong>de</strong>signs and limited / minimal logistic footprint<br />

❚ ‘green’ life cycles and characteristics (e.g. fuel consumption, noise levels) –<br />

incl. materials scarcity issues<br />

❚ reduced manning<br />

❚ unmanned vehicles <strong>de</strong>ployed in mannedunmanned concepts<br />

Kennisinvestering – Annexen 265


Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

KG9 Network Information & Infrastructure<br />

Interventie &<br />

Afschrikking<br />

Stabilisatie &<br />

Normalisatie<br />

Bescherming<br />

Preventie<br />

Kennis & Anticipatie<br />

❚ legal and practical requirements for use in a civil environment<br />

❚ shared requirements with first respon<strong>de</strong>rs<br />

❚ ‘green’ life cycles and characteristics (e.g. fuel consumption, noise levels) –<br />

incl. materials scarcity issues<br />

❚ low cost unmanned systems for 24/7 / long endurance monitoring and change<br />

<strong>de</strong>tection<br />

❚ security of supply: industrial and technical base and regeneration issues<br />

❚ technology watch & assessment<br />

❚ NCW concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – nationally and<br />

internationally<br />

❚ ‘net-ready’ validation tests<br />

❚ high-end coalition interoperability – standards and protocols for information<br />

exchange<br />

❚ operational security in networks<br />

❚ robust, highbandwidth networks<br />

❚ highly mobile, ad-hoc networks and network no<strong>de</strong>s<br />

❚ ad-hoc coalition & interagency interoperability – standards and protocols<br />

for information exchange<br />

❚ use of highend COTS / GOTS standards<br />

❚ flexible and adaptive (coalition) networks<br />

❚ reach back capacity<br />

❚ selforganisation in dynamic coalition/interagency networks<br />

❚ spectrum management in a civil / military environment<br />

❚ technical NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – internationally<br />

embed<strong>de</strong>d and/or in an interagency environment<br />

❚ inter<strong>de</strong>partmental & first respon<strong>de</strong>r interoperability – standards<br />

and protocols for information exchange<br />

❚ use of highend COTS / GOTS standards<br />

❚ critical infrastructure protection – cyber security<br />

❚ spectrum management in a civil environment<br />

❚ technical NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – in an inter<strong>de</strong>partmental<br />

and/or interagency environment<br />

❚ use of civil infrastructure, incl. guaranteed availability and security issues<br />

❚ technology watch & assessment<br />

Kennisinvestering – Annexen 266


Annex 7 – Nationale kennisbasis<br />

Defensie & Veiligheid<br />

Hieron<strong>de</strong>r enige <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van researchinstellingen in NLD die niet in het DR&D netwerk zitten en<br />

waar on<strong>de</strong>rzoek plaatsvindt waarvan <strong>de</strong>fensierelevantie zeer aannemelijk is. Dit is een eerste quick scan.<br />

Centrum <strong>voor</strong> Wiskun<strong>de</strong> en Informatica, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroepen<br />

❚ Combinatorial Optimization<br />

❚ Computing and Control<br />

❚ Coordination Languages<br />

❚ Cryptology<br />

❚ Database Architectures<br />

❚ Distributed Multimedia<br />

❚ Intelligent Systems<br />

❚ Interactive Access<br />

❚ Life Sciences<br />

❚ Multiscale Mo<strong>de</strong>lling<br />

❚ Numerics and Dynamics<br />

❚ Quantum Computing<br />

Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />

KG01 Sensoren Canada, Frankrijk, Duitsland, VK, VS, Israël<br />

A Radar sensoren VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Canada, Spanje, VS, Israël<br />

B Electro-optische sensoren Frankrijk, Canada, Duitsland, Noorwegen, Italië, Zwe<strong>de</strong>n,<br />

VK, VS, Israël, Zwitserland, Finland<br />

C ESM-sensoren Noorwegen, VK, Frankrijk, Duitsland, VS, Tsjechië, Canada,<br />

Italië, Israël, Spanje<br />

D Sonar en akoestische sensoren Frankrijk, Italië, Noorwegen, VK, Duitsland, VS, Israël<br />

E Geografische informatiesystemen Duitsland, Canada, VS, VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Israël,<br />

Oostenrijk, Turkije<br />

KG02 Genereren omgevingsbeeld Duitsland, Canada, VK, Frankrijk, VS, Israël<br />

A Sensor- en datafusie Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Canada, VS, VK, Australië,<br />

Israël, Spanje<br />

B Classificatie en i<strong>de</strong>ntificatie VK, Duitsland, VS, Frankrijk, Israël<br />

C Opbouw (common) recognized<br />

operational picture<br />

Frankrijk, VK, Canada, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, VS, Israël<br />

KG03 Operationele besluitvorming Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Israël<br />

A Operationele beslissingson<strong>de</strong>rsteuning Noorwegen, VK, Australië, Frankrijk, VS, Duitsland, Israël<br />

B Besluitvorming in teams VK, Frankrijk, VS, Duitsland, Israël<br />

C Air space management Duitsland, Frankrijk, VK, VS, Israël<br />

Kennisinvestering – Annexen 267


Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />

KG04 Communicatie Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Canada, Israël, Noorwegen<br />

A Communicatie systemen en –netwerken Duitsland, Noorwegen, VK, VS, Canada, Frankrijk,<br />

Israël, Italië<br />

B Informatietransport,<br />

-distributie en – beveiliging<br />

❚ Semantics from Sensors<br />

❚ Software Analysis and Transformation<br />

❚ Standardisation, Knowledge Transfer<br />

Duitsland, VS, Frankrijk, VK, Israël<br />

KG05 Platformen VS, Zwe<strong>de</strong>n, VK, Frankrijk<br />

A Constructie en materialen Duitsland, Spanje, VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Israël, VS<br />

B Bediening en operationeel gebruik VS, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VK, Frankrijk, Israël<br />

C Aandrijving en energie<strong>voor</strong>ziening VS, Frankrijk, VK, Zwe<strong>de</strong>n, Italië, Duitsland<br />

D Milieuaspecten van platformgebruik<br />

en – on<strong>de</strong>rhoud<br />

VS, VK, Duitsland, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n<br />

KG06 Wapens en munitie VS, VK, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, Frankrijk<br />

A Kinetische en explosieve wapens VS, VK, Duitsland, Frankrijk<br />

B Directed energy wapens VS, Frankrijk, Duitsland, VK, Israël<br />

C Niet-letale wapens VK, VS, Canada, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Frankrijk, Spanje<br />

D Offensieve EOV VK, Duitsland, VS, Frankrijk, Spanje, Zwe<strong>de</strong>n, Israël<br />

E Offensieve Info Ops VS, VK, Duitsland<br />

F Milieuaspecten van wapengebruik Canada, Zwe<strong>de</strong>n, VS, Duitsland, VK<br />

KG07 Bescherming Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Israël, Noorwegen<br />

A Bepantsering en versterking Duitsland, VK, Israël, VS, Frankrijk<br />

B Misleiding Duitsland, Frankrijk, VK, Israël, VS<br />

C Defensieve EOV VK, VS, Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, Israël<br />

D Defensieve Info Ops VK, Duitsland, VS, Canada, Frankrijk, Israël<br />

KG08 CBRN <strong>de</strong>tectie en bescherming VK, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VS, Canada, Tsjechië, Frankrijk<br />

A Nucleair en radiologisch Zwe<strong>de</strong>n, VK, VS, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk,<br />

Tsjechië, Canada, Israël<br />

B Biologisch Canada, VK, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VS, Tsjechië, Frankrijk<br />

C Chemisch Canada, VK, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, Tsjechië, VS, Frankrijk<br />

KG09 Logistiek en LCM VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Israël<br />

A Logistiek VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n,<br />

Canada, Israël<br />

B Life cycle management VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Israël<br />

Kennisinvestering – Annexen 268


Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />

KG10 Beleid en planning VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />

A Strategische verkenningen VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />

B (Bestuurlijke) Beleidsanalyse Noorwegen, VK, Frankrijk, VS, Duitsland, Australië, Israël<br />

C On<strong>de</strong>rsteuning planningscyclus VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />

KG11 Personele inzetbaarheid VS, VK, Frankrijk, Israël<br />

A Selectie, opleiding en training VK, VS, Australië, Frankrijk, Noorwegen, Duitsland,<br />

Canada, Zwe<strong>de</strong>n, Israël<br />

B Inzet en operationeel optre<strong>de</strong>n VS, VK, Frankrijk, Israël<br />

❚ Stochastic Networks<br />

❚ Visualization<br />

Instituut <strong>voor</strong> Perceptie On<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> TU/e, met bij<strong>voor</strong>beeld een groep <strong>voor</strong> spraakherkenning.<br />

MESA+<strong>voor</strong> micro-electronica en nanotechnologie, ook <strong>voor</strong> materiaalkun<strong>de</strong> Christiaan Huygens<br />

laboratorium te Noordwijk, proefstation <strong>voor</strong> radar.<br />

ECN waar ver<strong>de</strong>eld over zeven programma-units on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaan aan Beleidsstudies, Energie<br />

Efficiency in <strong>de</strong> Industrie, Energie in <strong>de</strong> Gebouw<strong>de</strong> Omgeving en Netten, Zonne-energie, Win<strong>de</strong>nergie,<br />

Biomassa, Kolen & Milieuon<strong>de</strong>rzoek, Waterstof & Schoon Fossiel.<br />

Kennisinvestering – Annexen 269


Annex 8 – Omgevingsanalyse<br />

internationale samenwerking<br />

In <strong>de</strong> omgevingsanalyse uit 2006 is gekeken naar twee hoofdcomponenten, die elk in <strong>de</strong>elcomponenten<br />

(categorieën en criteria ) zijn gesplitst. Een inhou<strong>de</strong>lijke hoofdcomponent, die aangeeft of <strong>de</strong> kennispositie<br />

van dat land op het betreffen<strong>de</strong> kenniselement <strong>de</strong> moeite waard is <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland, en Een praktische<br />

hoofd component, die aangeeft of er aanwijzingen zijn dat het feitelijke samenwerken soepel zal verlopen.<br />

De drie beoor<strong>de</strong>lingscategorieën <strong>voor</strong> internationale samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn: Potentieel<br />

samenwerking Research en Technologie (R&T); Potentieel samenwerking Ontwikkeling en Potentieel<br />

samenwerking Militair-Operationeel. Elke beoor<strong>de</strong>lingscategorie bestond uit zes criteria: Nationale<br />

kwaliteit / diepte; Nationale kwantiteit / breedte; Omvang huidige samenwerking; Mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

toekomstige samenwerking; Toegankelijkheid land <strong>voor</strong> samenwerking en Huidige personele uitwisseling.<br />

Op basis van een multi-criteria analyse is het on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> resultaat afgeleid, gebaseerd op <strong>de</strong> input van<br />

<strong>de</strong>skundigen van Defensie en <strong>de</strong> preferente kennisinstituten (NLR en TNO D&V). Het eerst genoem<strong>de</strong> land<br />

heeft <strong>de</strong> hoogste preferentie. Preferentie betekent dat samenwerking met an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n mogelijk blijft,<br />

maar dat er na<strong>de</strong>re argumentatie nodig is waarom. Een re<strong>de</strong>n daar<strong>voor</strong> kan zijn dat er een niche expertise<br />

aanwezig is in een land die niet tot uitdrukking is gekomen in <strong>de</strong> omgevingsanalyse.<br />

Kennisinvestering – Annexen 270


Annex 9 – Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie<br />

Uitgangspunten<br />

❚ Ie<strong>de</strong>r KG is in zichzelf naar aard, betekenis en kennis- en kun<strong>de</strong>basis zo coherent mogelijk, terwijl <strong>de</strong><br />

KG on<strong>de</strong>rling dui<strong>de</strong>lijk kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n;<br />

❚ Het aantal KG is beperkt in aantal vanwege praktische hanteerbaarheid in <strong>de</strong> beleidsontwikkeling en<br />

besluitvorming (ca. 10);<br />

❚ In <strong>de</strong> KG dienen herkenbaar te zijn: enerzijds <strong>de</strong> zg. Essential Operational Capabilities (EOCs), <strong>de</strong> keten<br />

van functies benodigd <strong>voor</strong> militair optre<strong>de</strong>n; en an<strong>de</strong>rzijds ‘toepassingen’ of ‘systemen’ (in een bre<strong>de</strong><br />

betekenis, niet alleen ‘hardware’), die in staat stellen <strong>de</strong>ze keten invulling te geven;<br />

❚ Het on<strong>de</strong>rzoeksvolume van een KG moet substantieel zijn (zeg minimaal zo’n 3 M€).<br />

Subgebie<strong>de</strong>n en thema’s<br />

Een niveau concreter zijn <strong>de</strong> KGs opge<strong>de</strong>eld in subgebie<strong>de</strong>n. Deze representeren in het algemeen hetzij een<br />

keten van functionele activiteiten (<strong>voor</strong> KGs met een ‘proces’- oriëntatie), hetzij een in<strong>de</strong>ling in functionele<br />

modules (<strong>voor</strong> KGs met een ‘systeem’- oriëntatie). In het algemeen is er gekoppeld aan een subgebied nog<br />

steeds een re<strong>de</strong>lijk te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n kennis- c.q. technologiebasis te on<strong>de</strong>rkennen.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> subgebie<strong>de</strong>n zijn een aantal on<strong>de</strong>rzoeksthema’s aangegeven. De thema’s hebben niet <strong>de</strong> pretentie<br />

een subgebied volledig af te <strong>de</strong>kken of te rusten op een dui<strong>de</strong>lijk eigen, te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n technologiebasis.<br />

Ze vormen een niet-limitatieve lijst van relevante, on<strong>de</strong>rling verweven <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rwerpen van het betreffen<strong>de</strong><br />

gebied die op een bepaald moment in <strong>de</strong> tijd spelen en in meer of min<strong>de</strong>re mate aanleiding kunnen<br />

zijn tot gerichte on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Dit doet recht aan (a) <strong>de</strong> dynamiek die er in het huidige tijdsgewricht<br />

(gekenmerkt door een grote mate van geopolitieke onzekerheid en technologische dynamiek) in het<br />

<strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bestaat, zowel vanuit <strong>de</strong> ‘pull’- als <strong>de</strong> ‘push’-kant; en (b) <strong>de</strong> verwevenheid van on<strong>de</strong>rzoek<br />

en <strong>de</strong> samenhang van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vragen en uitkomsten, waarbij telkens nieuwe combinaties van<br />

on<strong>de</strong>rzoeksvragen ontstaan.<br />

Samenvatten kan gesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> taxonomie op het niveau van <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n en subgebie<strong>de</strong>n<br />

gericht is op stabiliteit en af<strong>de</strong>kking, en op themaniveau op dynamiek, actualiteit en opportuniteit. Zeker<br />

op het niveau van <strong>de</strong> thema’s is een regelmatige, feitelijk continue toetsing en verversing noodzakelijk.<br />

On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> lijst van thema’s is <strong>de</strong>rhalve nadrukkelijk <strong>de</strong> stand medio 2009.<br />

Kennisinvestering – Annexen 271


S&T Area – KG1 Defence Analysis<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques<br />

[A08 (03, 08, 09, 11)]<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (06, 11)]<br />

❚ Defence Analysis [C01 (all)]<br />

❚ Miscellaneous Defence<br />

Functions and Policy<br />

Support [C06 (02)]<br />

A. Strategic foresight<br />

& analysis<br />

B. Defence planning<br />

C. Policy analysis<br />

D. Organisational<br />

feedback and learning<br />

E. Business processes<br />

& cost analyses<br />

❚ analysis of geopolitical environment<br />

❚ technology watch & assessment, road<br />

mapping<br />

❚ disruptive technologies<br />

❚ <strong>de</strong>velopments in military concepts<br />

❚ military history and analysis<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ portfolio analysis, force structure studies,<br />

capability based planning<br />

❚ RTD portfolio management<br />

❚ balance of investment analysis<br />

❚ reconstitution issues – how to (re)generate<br />

capabilities relatively quickly in a changing<br />

security environment<br />

❚ environmental aspects<br />

❚ policy analysis ex ante & ex post,<br />

benchmarking<br />

❚ ‘closing the management loop’, using<br />

measured outcomes to improve the policy<br />

and <strong>de</strong>cision making process & substance<br />

❚ supporting concepts and tools for operational<br />

lessons-learned & i<strong>de</strong>ntified feedback<br />

❚ knowledge management and organisational<br />

learning<br />

❚ operational cost and cost-effectiveness<br />

mo<strong>de</strong>lling<br />

❚ force structure cost and cost-effectiveness<br />

mo<strong>de</strong>lling<br />

❚ life cycle management<br />

❚ business management processes – incl. ERP<br />

❚ concepts of organisational flexibility,<br />

adaptability and robustness (general)<br />

Kennisinvestering – Annexen 272


S&T Area – KG2 Provision, Deployment & Sustainment<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques [A08 (08, 09)]<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (01, 06, 08, 11)]<br />

❚ Manufacturing Processes /<br />

Design Tools / Techniques<br />

[B12 (02, 06, 09, 11)]<br />

A. Personnel<br />

provision & care<br />

B. Materiel provision<br />

& care<br />

C. Operational<br />

concepts, doctrine<br />

& tactics<br />

D. Forces composition,<br />

generation &<br />

<strong>de</strong>ployment<br />

E. Mission<br />

preparation<br />

& rehearsal<br />

F. Operational<br />

logistics, strategic<br />

& tactical embedding<br />

in a comprehensive<br />

context<br />

❚ labour market communication, recruitment,<br />

selection, career planning, retention, ‘bin<strong>de</strong>n<br />

en boeien’; drop-out reduction etc.<br />

❚ medical services – preventive, diagnostic,<br />

recovery and recuperation<br />

❚ (remote) health monitoring<br />

❚ patient tracking & tracing<br />

❚ home front communication<br />

❚ veterans care, trauma treatment<br />

❚ <strong>de</strong>fence materiel process support<br />

❚ in-service and upkeep/upgra<strong>de</strong> support<br />

❚ materiel logistics, prognostics etc.<br />

❚ joint, combined, interagency<br />

❚ urban operations, littoral operations<br />

❚ ‘4 block warfare’<br />

❚ Rules of Engagement analysis<br />

❚ tactical flexibility, adaptivity & resilience<br />

❚ mission-to-task-to capability analysis<br />

❚ (re)<strong>de</strong>ployment planning<br />

❚ <strong>de</strong>mographic <strong>de</strong>velopments<br />

❚ recruitment & selection<br />

❚ simulation tools for mission preparation<br />

& mission readiness, immersive mission<br />

simulation<br />

❚ live-virtual-constructive links<br />

❚ open logistics networks<br />

❚ total ‘blue’ asset visibility, tracking & tracing<br />

❚ strategic stock / supply mo<strong>de</strong>ls,<br />

performance based logistics<br />

❚ contract(or) and SLA (service level agreement)<br />

management<br />

❚ energy <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy reduction, use of<br />

renewables<br />

❚ footprint reduction, chain approach<br />

(e.g use of disposal to generate energy)<br />

❚ ad<strong>de</strong>d value and chain analysis<br />

in a PMESI context<br />

❚ social/cultural network analysis<br />

❚ resilience<br />

Kennisinvestering – Annexen 273


S&T Area – KG3 Human Performance, Well being & Life environment<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (01, 02, 03, 06)]<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (05, 07)]<br />

❚ Simulators, Trainers and<br />

Synthetic Environments<br />

[B08 (01, 02, 03, 05, 06,<br />

07, 08)]<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (04, 08, 12, 13, 14)]<br />

❚ Personal Protection<br />

Systems [B11 (02)]<br />

❚ Equipped Personnel<br />

[C05 (01)]<br />

A. Personal<br />

requirements &<br />

performance<br />

B. Humanhumanmachinemachine<br />

teaming<br />

C. Education &<br />

training<br />

D. Integration<br />

E. Life environment<br />

❚ competence management & individual<br />

performance<br />

❚ human enhancement – physiological<br />

(implants, biotech), psychological,<br />

pharmaceutical, by fourth generation<br />

interface ("virtual buddy")<br />

❚ individual performance – monitor & improve<br />

❚ lea<strong>de</strong>rship concepts<br />

❚ testing, training and preparing for special<br />

conditions (task and environment related) –<br />

cold, heat, long hours, disorientation etc.<br />

❚ nutrition<br />

❚ human behaviour and stress (mitigating)<br />

factors<br />

❚ ergonomics, ‘manning’ concepts,<br />

adaptive task allocation<br />

❚ MMI, man-machine symbiosis<br />

❚ ad-hoc teams<br />

❚ HHMM team performance – monitor<br />

& improve<br />

❚ Artificial intelligence<br />

❚ personification<br />

❚ joint, combined, interagency<br />

❚ simulation tools for generic training<br />

❚ didactics<br />

❚ human mo<strong>de</strong>lling / mo<strong>de</strong>ls<br />

❚ human behaviour<br />

❚ compound <strong>de</strong>sign and pre-analysis regarding<br />

human health issues and well being<br />

❚ environmental aspects, pollution and health<br />

hazards<br />

Kennisinvestering – Annexen 274


S&T Area – KG4 Command & Control<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques<br />

[A08 (01, 04 t/m 09)]<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (01, 06, 08, 11)]<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (01, 06)]<br />

❚ Simulators, Trainers and<br />

Synthetic Environments<br />

[B08 (05 t/m 08)]<br />

❚ Communications and CIS<br />

Related Technologies<br />

[B10 (07, 11, 12, 13)]<br />

❚ Human Sciences [A10 (03)]<br />

❚ Communications and CIS<br />

Related Technologies<br />

[B10 (15)]<br />

A. Planning, <strong>de</strong>cision<br />

taking & control<br />

B. Effects assessment<br />

C. Co-ordination,<br />

cooperation &<br />

collaboration<br />

❚ C2 / <strong>de</strong>cision making concepts<br />

- un<strong>de</strong>r stress<br />

- in teams<br />

- for (semi-) automated (closed)<br />

<strong>de</strong>cision loops<br />

❚ <strong>de</strong>cision support systems & tools – e.g.<br />

what-if analysis, system dynamics analysis,<br />

complex system analysis and relation<br />

diagrams, agile tactical planning<br />

❚ C2 in sensor to shooter loops<br />

❚ operational reach back<br />

❚ tele control<br />

❚ tele medicin<br />

❚ cause & effect networks<br />

❚ <strong>de</strong>fining effect measures<br />

❚ measuring and assessing effects<br />

❚ sense & respond feedback<br />

❚ C2 in a PMESI / whole-of-government<br />

and multi-agency environment<br />

❚ multi objectives balancing<br />

Kennisinvestering – Annexen 275


S&T Area – KG5 Situational Awareness<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Electronic Materials<br />

Technology<br />

[A03 (01 t/m 04, 06]<br />

❚ Electronic, Electrical and<br />

Electromechanical Device<br />

technology<br />

[A05 (01, 02, 03)]<br />

❚ Energetic Materials and<br />

Plasma Technology<br />

[A06 (06) A06 (06)]<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (02, 03, 04)]<br />

❚ Sensor Systems [B06 (01,<br />

02, 05 t/m 12, 14 t/m 17)]<br />

❚ Photonic/Optical Materials<br />

and Device Technology<br />

[A04 (02, 05)]<br />

❚ Electronic Warfare<br />

Systems & Directed<br />

Energy Technologies<br />

[B04 (08, 09)]<br />

❚ Operating Environment<br />

Technology [A11 (all)]<br />

❚ Communications and<br />

CIS Related Technologies<br />

[B10 (11)]<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques [A08 (01, 04)];<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (01, 04)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (01)]<br />

❚ Communications and CIS<br />

Related Technologies<br />

[B10 (07, 13)]<br />

❚ Information and Signal<br />

Processing Technology<br />

[A09 (08)]<br />

❚ Communications and CIS<br />

Related Technologies<br />

[B10 (09)]<br />

A. Environment &<br />

target characteristics<br />

(including <strong>de</strong>tection<br />

countermeasures)<br />

B. Sensors<br />

C. Object assessment<br />

D. Situation<br />

assessment<br />

❚ physical mo<strong>de</strong>ls for propagation, scattering,<br />

signal/noise etc. in operational environments<br />

❚ knowledge base<br />

- geographical and environmental data<br />

- cultural, social, economical, political data<br />

- stakehol<strong>de</strong>r, actor and coalition data<br />

- other data relevant to the security<br />

environment<br />

❚ signatures (radar, EO, magnetic, acoustic),<br />

signature management of materiel and<br />

personnel<br />

❚ camouflage, concealment & <strong>de</strong>ception<br />

❚ individual sensor <strong>de</strong>sign, requirements &<br />

performance in its operational environment<br />

- radar<br />

- electro-optical & laser<br />

- com and non-com ESM for SigInt<br />

- sonar/acoustic – marine life (mammals)<br />

- magnetic<br />

❚ sensor suite integration and optimal mix<br />

❚ all weather, all day, all terrain, all climat<br />

❚ reconfigurable, scaleable, situational<br />

adaptive sensors<br />

❚ tele presence & tele medicine<br />

❚ health risk of EM radiation (from e.g. radars)<br />

❚ sensor data enhancements, super<br />

resolution etc.<br />

❚ (real or near real time) image / data /<br />

information fusion<br />

❚ (automated) (non) co-operative classification,<br />

i<strong>de</strong>ntification<br />

❚ blue force tracking, IFF, Combat ID<br />

❚ change <strong>de</strong>tection & assessment, suspicious<br />

human behaviour analysis<br />

❚ fusion of real-time data and background<br />

information<br />

❚ threat analysis (incl. BC)<br />

❚ common operational picture, shared<br />

situational awareness<br />

❚ intelligence ‘networks’and ‘ognitive Systems’<br />

– producing, obtaining, disseminating,<br />

sharing intelligence<br />

❚ environmental aspects<br />

Kennisinvestering – Annexen 276


S&T Area – KG6 Protection<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Lethality & Platform<br />

Protection<br />

[B01 (05, 06, 09)]<br />

❚ Structural & Smart<br />

Materials and Structural<br />

Mechanics<br />

[A01 (01 t/m 05)]<br />

❚ Lethality & Platform<br />

Protection<br />

[B01 (04, 07, 08)]<br />

❚ Personal Protection<br />

Systems [B11 (01)]<br />

❚ Energetic Materials and<br />

Plasma Technology<br />

[A06 (04)]<br />

❚ Operating Environment<br />

Technology [A11 (06)]<br />

❚ Electronic, Electrical and<br />

Electromechanical Device<br />

technology [A05 (02)]<br />

❚ Electronic Warfare Systems<br />

& Directed Energy<br />

Technologies<br />

[B04 (04 t/m 13)]<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques<br />

[A08 (03 t/m 07)]<br />

❚ Human Sciences [A10 (03)]<br />

❚ Communications and<br />

CIS Related Technologies<br />

[B10 (06)]<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (04, 13)]<br />

❚ Sensor Systems [B06 (13)]<br />

❚ Personal Protection<br />

Systems [B11 (03, 04)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (03)]<br />

❚ Chemical, Biological<br />

and Medical Materials<br />

[A07 (02 t/m 04)]<br />

❚ Chemical, Biological<br />

and Medical Materials<br />

[A07 (01, 03, 04, 05)]<br />

A. Platform<br />

protection<br />

B. Soldier protection<br />

C. (critical)<br />

infrastructure<br />

protection<br />

D. CBRN protection<br />

❚ passive and active armour<br />

❚ concealment, camouflage, <strong>de</strong>ception<br />

❚ neutralisation of threat (C-IED etc.)<br />

❚ mo<strong>de</strong>ls for (cost-)effective balancing<br />

the layers of protectiveness<br />

❚ damage control, graceful <strong>de</strong>gradation,<br />

recovery measures<br />

❚ smart protective suits / clothing<br />

❚ concealment, camouflage, <strong>de</strong>ception<br />

❚ situation awareness<br />

❚ injury prevention (primary & secondary)<br />

❚ prophylactic medication & drugs<br />

❚ food safety<br />

❚ critical infrastructure protection – basic<br />

<strong>de</strong>sign, layout, add-on passive measures,<br />

active measures<br />

❚ temporary compounds, bases and<br />

posts - basic <strong>de</strong>sign, layout, add-on<br />

passive measures, active measures<br />

❚ area / entrance access <strong>de</strong>nial<br />

❚ infrastructural (collective) protection<br />

❚ platform protection<br />

❚ personal protection<br />

❚ medical services – preventive, diagnostic,<br />

recovery and recuperation<br />

Kennisinvestering – Annexen 277


S&T Area – KG7 Weapons: Characteristics, Performance & Effects<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Energetic Materials and<br />

Plasma Technology<br />

[A06 (01, 03, 04, 05)]<br />

❚ Lethality & Platform<br />

Protection [B01 (01, 02)]<br />

❚ Propulsion & Power plants<br />

[B02 (03, 04)]<br />

❚ Design Technologies for<br />

Platforms and Weapons<br />

[B03 (04, 06)]<br />

❚ Guidance and Control<br />

Systems for Weapons and<br />

Platforms [B07 (01, 02, 06)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (06, 07)]<br />

❚ Electronic Materials<br />

Technology [A03 (06)]<br />

❚ Photonic/Optical<br />

Materials and Device<br />

Technology [A04 (05)]<br />

❚ Electronic Warfare<br />

Systems & Directed<br />

Energy Technologies<br />

[B04 (01, 02, 03)]<br />

❚ Electronic Warfare<br />

Systems & Directed<br />

Energy Technologies<br />

[B04 (04, 05, 06, 07)]<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques<br />

[A08 (04, 05, 06, 07)]<br />

❚ Human Sciences<br />

[A10 (01, 03)]<br />

❚ Design Technologies for<br />

Platforms and Weapons<br />

[B03 (11)]<br />

A. Weapons &<br />

ammunition<br />

B. Weapon target<br />

interaction<br />

C. Weapon system<br />

integration &<br />

effectiveness<br />

D. Safety &<br />

environment<br />

E. Information /<br />

cyber warfare<br />

❚ munitions & weapon <strong>de</strong>sign,<br />

requirements & performance<br />

- kinetic & explosive<br />

- directed (low/high) energy<br />

- less/non lethal weapons<br />

❚ weapon <strong>de</strong>livery – line of sight, ballistic,<br />

over-the-horizon<br />

❚ automated engagement routines<br />

and smart weapons<br />

❚ minimizing collateral damage<br />

❚ (dynamically) scaleable weapons<br />

❚ break-up behaviour WMD warheads<br />

❚ modularity, interoperability and<br />

standardisation<br />

❚ monitoring & diagnosis; maintenance;<br />

and update / upgra<strong>de</strong> and version<br />

management concepts<br />

❚ stability & reliabilty<br />

❚ life of type extension, ammo health<br />

monitoring<br />

❚ environmental aspects of weapon<br />

production, testing, training, use &<br />

disposal, green ammo<br />

❚ scarcity and substitution of materials<br />

❚ health effects of the use of materials<br />

❚ influencing human behaviour, psyops<br />

Kennisinvestering – Annexen 278


S&T Area – KG8 Platforms: Characteristics, Performance & Effects<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Guidance and Control<br />

Systems for Weapons and<br />

Platforms [B07 (06)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (all)]<br />

❚ Structural & Smart<br />

Materials and Structural<br />

Mechanics [A01 (all)]<br />

❚ Signature Related<br />

Materials [A02 (all)]<br />

❚ Electronic Materials<br />

Technology<br />

[A03 (03, 04, 05)]<br />

❚ Photonic/Optical<br />

Materials and Device<br />

Technology [A04 (07)]<br />

❚ Operating Environment<br />

Technology<br />

[A11 (01, 02, 03, 04)]<br />

❚ Mechanical, Thermal and<br />

Fluid-Related Technologies<br />

and Devices [A12 (all)]<br />

❚ Design Technologies for<br />

Platforms and Weapons<br />

[B03 (01, 02, 03, 04, 07, 08,<br />

09, 10, 11)]<br />

❚ Signature Control and<br />

Reduction [B05 (all)]<br />

❚ Sensor Systems<br />

[B06 (15, 16, 17)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (01, 05,<br />

06, 07, 08, 10, 11, 12)]<br />

❚ Personal Protection<br />

Systems [B11 (02)]<br />

❚ Manufacturing Processes /<br />

Design Tools / Techniques<br />

[B12 (alle)]<br />

❚ Photonic/Optical Materials<br />

and Device Technology<br />

A. Basic platform<br />

(frame/hull/chassis),<br />

navigation & communication<br />

infra &<br />

observation including<br />

space<br />

B. Ergonomics,<br />

manning & autonomy<br />

C. Propulsion and<br />

energy supply<br />

D. Platform system<br />

integration &<br />

effectiveness<br />

E. Environment &<br />

sustainability<br />

❚ construction & materials<br />

❚ signature<br />

❚ navigational provisions<br />

❚ communicational provisions<br />

❚ space bourn platforms (low cost satellites)<br />

❚ (reduced) manning<br />

❚ tele-operated and autonomous<br />

platforms - specific <strong>de</strong>sign and operational<br />

use consi<strong>de</strong>rations<br />

❚ artificial intelligence & adaptive machine<br />

learning<br />

❚ all-electric<br />

❚ propeller <strong>de</strong>sign (warships)<br />

❚ energy saving, alternative energy sources,<br />

durability, <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy reduction<br />

❚ operational environmental friendly energy<br />

generation, especially in land environments<br />

and base camps (compounds)<br />

❚ modularity, interoperability and<br />

standardisation<br />

❚ integration of sensor, weapon and command<br />

& control suites, navigation, protection<br />

❚ combat management<br />

❚ monitoring & diagnosis; repair, maintenance<br />

& overhaul; and update / upgra<strong>de</strong> and version<br />

management concepts<br />

❚ environmental aspects of platform<br />

production, use, maintenance and disposal<br />

❚ scarcity and substitution of materials and<br />

energy<br />

❚ life of type extension, modularity &<br />

upgradability<br />

❚ environmental aspects of platform production,<br />

testing, training, use & disposal<br />

❚ emission reduction<br />

❚ scarcity and substitution of materials<br />

❚ health effects of the use of materials<br />

Kennisinvestering – Annexen 279


S&T Area – KG9 Network Information & Infrastructure<br />

UK6 referentie Sub-area Themes<br />

❚ Computing Technologies<br />

& Mathematical<br />

Techniques<br />

[A08 (02, 04, 05, 06, 07)]<br />

❚ Integrated Systems<br />

Technology [B09 (02)]<br />

❚ Communications and<br />

CIS Related Technologies<br />

[B10 (01, 02, 03, 04, 06, 07,<br />

13, 14)]<br />

❚ Photonic/Optical<br />

Materials and Device<br />

Technology [A04 (01)]<br />

A. Availability &<br />

performance<br />

B. Security<br />

C. Access, flexibility<br />

& robustness<br />

❚ communication network architectures and<br />

<strong>de</strong>sign, incl. e.g. transmission speeds &<br />

bandwidth; frequency management<br />

❚ interoperability & standardisation<br />

❚ QoS (Quality of Service) concepts<br />

❚ information and network security &<br />

protection<br />

❚ protection / shielding against offensive EW<br />

and cyber threats (fingerprinting)<br />

❚ quantum cryptography<br />

❚ reach back, tele presence - technically<br />

❚ graceful <strong>de</strong>gradation, self reconfigurating/<br />

healing<br />

❚ concepts of self-organisation in networks<br />

Kennisinvestering – Annexen 280


Annex 10 – Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad<br />

van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong><br />

Defensie in Ne<strong>de</strong>rland<br />

De <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisinvesteringen is bepaald met <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> én fijnmazige<br />

UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong> geaccepteer<strong>de</strong> internationale standaard in <strong>de</strong> NAVO/RTO en het EDA. De nieuwe<br />

en ou<strong>de</strong> kennistaxonomie van Defensie zijn ingebed in <strong>de</strong>ze internationale standaard en kan eenvoudig<br />

wor<strong>de</strong>n terugvertaald indien wenselijk.<br />

Plusteken (+)<br />

betekent dat het betreffen<strong>de</strong> kenniselement gezond is en dat daadwerkelijke (“hands-on”) kennisontwikkeling<br />

plaats vindt. In het algemeen betekent dit dat minimaal ca. 10 personen <strong>voor</strong> een significant<br />

<strong>de</strong>el van hun tijd op het gebied actief zijn en dat een internationaal erken<strong>de</strong> positie bestaat. 108<br />

Open bolletje (o)<br />

betekent dat het betreffen<strong>de</strong> kenniselement subkritisch is en nationaal gevolgd wordt - technology watch en<br />

eventueel (beperkte) analyse. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan ca. 5 personen die meer dan oppervlakkige kennis,<br />

maar niet of nauwelijks structurele hands-on ervaring, op het gebied hebben.<br />

Minteken (-)<br />

betekent dat het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> niet het geval is, er is nauwelijks/geen kennis. De getallen in <strong>de</strong> hoofdrijen geven<br />

aantal kenniswerkers aan in dat gebied (<strong>voor</strong> zover bekend).<br />

I<strong>de</strong>aliter zou ie<strong>de</strong>re rij in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel minstens één groen blokje moeten bevatten. Echter, dit is <strong>voor</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rland een onrealistische situatie, enerzijds vanwege <strong>de</strong> onbetaalbaarheid en an<strong>de</strong>rzijds vanwege <strong>de</strong><br />

niet volledig in Ne<strong>de</strong>rland aanwezige, <strong>voor</strong> Defensie relevante, kennis en kun<strong>de</strong>.<br />

Naarmate er meer ro<strong>de</strong> regels zijn in annex 10, is <strong>de</strong> kans groter dat Ne<strong>de</strong>rland niet die kennis kan ontsluiten<br />

die het wel nodig heeft. Een eenduidig antwoord is niet mogelijk op <strong>de</strong> vraag of dit tot complicaties leidt.<br />

Wel kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat meer ro<strong>de</strong> regels een groter risico vormen en dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad lager is (net<br />

zoals bij een verzekering: een lagere premie levert een lagere <strong>de</strong>kking op, het is aan <strong>de</strong> verzeker<strong>de</strong> om in te<br />

schatten welke risico’s hij <strong>voor</strong> lief neemt en welke niet). De UK6 taxonomie is opgebouwd uit drie lagen:<br />

un<strong>de</strong>rpinning technologies, systems related technologies en <strong>de</strong>fence analysis. Un<strong>de</strong>rpinning technologies<br />

staan vanuit applicatieoogpunt het verste weg bij Defensie, systems related technologies staan wat<br />

dichterbij en <strong>de</strong>fence analysis staat het dichtste bij. Langs <strong>de</strong>ze lijn doorre<strong>de</strong>nerend is het niet gewenst<br />

veel ro<strong>de</strong> rijen te hebben in die <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> taxonomie die het dichtst bij Defensie staan. An<strong>de</strong>rs gezegd<br />

<strong>de</strong>fence analysis moet overwegend regels hebben met minstens één groen blokje en un<strong>de</strong>rpinning<br />

technologies hoeft veel min<strong>de</strong>r (geen) rijen te hebben met groene blokjes, system related technologies zit<br />

er tussenin. Uit <strong>de</strong> huidige situatie blijkt dat er teveel groene blokjes aanwezig zijn in het exotische <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> taxonomie, namelijk <strong>de</strong> un<strong>de</strong>rpinning technologies. Er zijn te weinig groene blokjes in het <strong>de</strong>fence<br />

analysis <strong>de</strong>el. Systems related research blijkt een iets lagere <strong>de</strong>kkingsgraad te hebben dan un<strong>de</strong>rpinning.<br />

Ne<strong>de</strong>rland dient er daarom naar te streven dat in systems related technologies en <strong>de</strong>fence analysis, zoveel<br />

mogelijk als budgettair mogelijk is, rijen zijn <strong>voor</strong>zien van één groen blokje of één oranje blokje, (eventueel)<br />

ten koste van un<strong>de</strong>rpinning technologies. In beginsel dient het schaarse Ne<strong>de</strong>rlandse Defensieon<strong>de</strong>rzoeksbudget<br />

zo te wor<strong>de</strong>n ingezet dat er geen financiering in een rij plaats vindt waar al een groen en/of oranje<br />

blokje aanwezig is, tenzij onomstotelijk kan wor<strong>de</strong>n aangetoond dat het om complementaire expertise<br />

gaat. Daar waar Defensie financiert binnen een rij, dient er tevens te wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een keuze welke<br />

kennisaanbie<strong>de</strong>r te financieren. Het financieren van twee kennisaanbie<strong>de</strong>rs binnen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rij, is niet<br />

108 Conform mo<strong>de</strong>l Prof. dr.ir. Hans J. Pasman: 1x lange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 1x mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 1x korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning, 3 maal uitgevoerd<br />

per termijn noodzakelijk + 1x on<strong>de</strong>rsteuning.<br />

Kennisinvestering – Annexen 281


doelmatig en leidt tot onnodige versnippering. Wel dient te wor<strong>de</strong>n zeker gesteld dat <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />

kennisaanbie<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> soorten diensten kunnen leveren aan Defensie.<br />

Noot 1: het ligt in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kenniswerkers op grond van hun expertise c.q.<br />

opleiding bijdragen aan meer<strong>de</strong>re rijen. Sommeren over <strong>de</strong> rijen geeft <strong>de</strong>rhalve geen goed beeld van het<br />

totaal aantal kenniswerkers binnen een instituut.<br />

Noot 2: TNO is er niet in geslaagd om een on<strong>de</strong>rscheid aan te brengen tussen TNO DSS en TNO, m.a.w.<br />

TNO DSS expertise is ook on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> TNO kolom. Dit vertroebelt het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> kolom<br />

TNO en TNO DSS, en is een ongewenste situatie.<br />

UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

A Un<strong>de</strong>rpinning Technologies<br />

A01 Structural & Smart Materials and Structural Mechanics 1 4<br />

A01.01 Metals and metal matrix composite technology - + + - - - -<br />

A01.02 Ceramics, CMC and glass technology - + o o - - -<br />

A01.03 Polymers and polymer matrix composite technology - + + - - - o<br />

A01.04 Structural materials processing - joining technology - + + - - - -<br />

A01.05 Structural materials processing - surface protection<br />

technology<br />

A01.06 Non-<strong>de</strong>structive evaluation and life extension of structural<br />

materials<br />

Kennisinvestering – Annexen 282<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA<br />

- + + o - - -<br />

- + + - - - +<br />

A01.07 Corrosion and wear control technology - + o/+ - - - +<br />

A01.08 Structural mechanics - + + - - + o<br />

A01.09 Structural materials processing - forming - - + - - - -<br />

A01.10 Structural Materials processing - material removal - - o - - - -<br />

A01.11 Smart / functional materials for structural uses - + + o - - -<br />

A02 Signature Related Materials<br />

A02.01 Acoustic and vibration absorbing materials - o + - - - -<br />

A02.02 IR signature control materials - o o - - - -<br />

A02.03 Radar absorbing materials and coatings - o o - - - o<br />

A02.04 Structural radar absorbing materials - o o o - - -


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

A03 Electronic Materials Technology 0<br />

A03.01 Silicon-based materials - - - - - - o/+<br />

A03.02 <strong>III</strong>-V compounds - - - - - - o<br />

A03.03 Other semiconducting materials - - - - - - o<br />

A03.04 Insulating and dielectric materials - - - - - - +<br />

A03.05 Carbon-based materials - - - - - - o/+<br />

A03.06 Superconducting materials - - - - - - o/+<br />

A03.07 Magnetic materials - - - - - - o<br />

A04 Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />

A04.01 Optical materials and <strong>de</strong>vices - + o - - - o<br />

A04.02 IR/Visible/UV <strong>de</strong>tector materials and <strong>de</strong>vices - + o - - - o<br />

A04.03 Non-linear optical materials and <strong>de</strong>vices - - - - - - -<br />

A04.04 Display materials and <strong>de</strong>vices - o o - - - -<br />

A04.05 Lasers - all types - o o - - - -/o<br />

A04.06 Non-laser <strong>de</strong>vices - - - - - - -<br />

A04.07 Transparent materials - o - - - - -<br />

A05 Electronic, Electrical and Electromechanical Device<br />

Technology<br />

A05.01 Device concepts and fabrication - o o o - - -<br />

A05.02 Device packaging - + - o - - -/o<br />

A05.03 Device integration/reliability - o o - - - +<br />

A05.04 Electric batteries - - - - - - +<br />

A05.05 Electric fuel cells - - - - - - +<br />

A05.06 Solar cells - + - - - - o/+<br />

A05.07 RF power sources and <strong>de</strong>vices - + o + - - o<br />

A05.08 Acoustic power sources and <strong>de</strong>vices - + - + - - -<br />

A05.09 Other electric power sources and <strong>de</strong>vices - o - - - - +<br />

A05.10 Electric motors - o o - - - +<br />

A05.11 Inertial / gravitational <strong>de</strong>vices - - o - - - -<br />

Kennisinvestering – Annexen 283<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

A05.08 Acoustic power sources and <strong>de</strong>vices - + - + - - -<br />

A05.09 Other electric power sources and <strong>de</strong>vices - o - - - - +<br />

A05.10 Electric motors - o o - - - +<br />

A05.11 Inertial / gravitational <strong>de</strong>vices - - o - - - -<br />

A06 Energetic Materials and Plasma Technology<br />

A06.01 Propellants - + - o - - -<br />

A06.02 Conventional fuels - - o - - - +<br />

A06.03 Explosives - + - + - - -<br />

A06.04 Pyrotechnics - + + + - - -<br />

A06.05 Plasma techniques - + o o - - -<br />

A06.06 Explosives <strong>de</strong>tection techniques - + - + - - -<br />

A07 Chemical, Biological and Medical Materials<br />

A07.01 Chemical agent <strong>de</strong>fence, precursors and related materials - + - + - - -<br />

A07.02 Biological agent <strong>de</strong>fence, precursors and related materials - + - + - - -<br />

A07.03 Mid-spectrum agent <strong>de</strong>fence - + - + - - -<br />

A07.04 Chemical and biological <strong>de</strong>tection techniques - + - + - - -<br />

A07.05 Chemical research for non-CBD applications - + - + - - -<br />

A07.06 Medical products and materials - + - o - - -<br />

A08 Computing Technologies & Mathematical Techniques 5 40<br />

A08.01 Software engineering - + + + - + +<br />

A08.02 Protocol technology - + + + - + -<br />

A08.03 COTS software assessment - + + o - + -<br />

A08.04 Architectures - + + + - + +<br />

A08.05 High integrity and safety critical computing - o + - - + -<br />

A08.06 Secure computing techniques - - + - - o -<br />

A08.07 Encryption / crypto technologies - - o - - - -/o<br />

A08.08 Mathematical mo<strong>de</strong>lling <strong>de</strong>velopment - + + + + + +<br />

A08.09 OA tools and techniques - + o + - - +<br />

A08.11 Software verification and accreditation techniques - + + o - o -<br />

Kennisinvestering – Annexen 284<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

A09 Information and Signal Processing Technology 20<br />

A09.01 Data and information management technology - + + o - + +<br />

A09.02 Digital signal processing technology - + + + - o +<br />

A09.03 Optical signal processing technology - + o + - + o<br />

A09.04 Image / pattern processing technology - + o + - o o<br />

A09.05 Speech and natural language processing technology - o o o - - -<br />

A09.06 Optimisation and <strong>de</strong>cision support technology - + + + - o +<br />

A09.08 Information and data fusion technology - + + + - o +<br />

A09.11 Other information processing technology - + + + - o +<br />

A09.12 Mo<strong>de</strong>lling & Simulation technology - + + + o + +<br />

A10 Human Sciences 17<br />

A10.01 Human information processing - + + + - - -<br />

A10.02 Military human resources - + - - - - +<br />

A10.03 Teams, organisations and cultures - + + + - - +<br />

A10.04 Human survivability, protection and stress effects - + - + - - +<br />

A10.05 Individual and team training - + + + - o +<br />

A10.06 Human factors integration - + + + - o +<br />

A10.07 Collective training - + + o - o +<br />

A10.08 Human performance enhancement - + + + - - +<br />

A10.12 Surgical techniques and medical procedures - - - - - - -<br />

A10.13 Human health physics - - - - - - -<br />

A10.14 Human performance monitoring techniques - + + + - o -<br />

A10.15 Human factors in manufacturing - + o o - - -<br />

A11 Operating Environment Technology 10<br />

A11.01 Oceanography - o - o - + o<br />

A11.02 Terrain science - + - o - - o<br />

A11.03 Meteorology - - - - - + o<br />

A11.04 Upper atmosphere and space environment - + - - - - o<br />

A11.05 Acoustic propagation in air and water - + + + - - o<br />

A11.06 Electromagnetic propagation in air and water - + o + - - o<br />

Kennisinvestering – Annexen 285<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

A12 Mechanical, Thermal and Fluid-Related Technologies<br />

and Devices<br />

Kennisinvestering – Annexen 286<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

10 20<br />

A12.01 Mechanical / hydraulic technologies and <strong>de</strong>vices - o + - - - o<br />

A12.02 Lubrication technology - - - - - o -<br />

A12.03 Thermal and thermodynamic technologies and <strong>de</strong>vices - + + - - - o<br />

A12.04 Fluid mechanics - phenomenological and experimental - + + - o + o<br />

A12.05 Fluid dynamics techniques - + + - o + o<br />

B Systems-related technologies<br />

B01 Lethality & Platform Protection<br />

B01.01 Warheads - + - + - - o<br />

B01.02 Penetrators - + - + - - o<br />

B01.04 Battle damage reduction techniques - + - + - - -<br />

B01.05 Explosive Ordnance Disposal - + - o - - -<br />

B01.06 Mine <strong>de</strong>tection and clearance - + - + - - -<br />

B01.07 Armour systems - + - + - - -<br />

B01.08 Defensive Aids Suite - + + + - - -<br />

B01.09 Other platform protection measures - + + o - - -<br />

B02 Propulsion & Powerplants 5<br />

B02.01 Gas turbines - o + - - - +<br />

B02.02 Reciprocating and rotary IC engines - - o - - - +<br />

B02.03 Rocket engines and ramjets - + o + - - -<br />

B02.04 Gun and launch tube propulsion - o - - - - o<br />

B02.05 Electric propulsion – rotary and linear - + o o - o +<br />

B02.06 Transmissions / powertrains - o o - - - +<br />

B02.08 Ion thrusters - - - - - - -<br />

B02.09 Nuclear propulsion - - - - - - -<br />

B02.10 Final drive – air propellers and rotors - - + - - - +<br />

B02.11 Final drive – water propulsors - - - - + + +<br />

B02.12 Final drive – wheels and tracks - - - - - - o<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

B03 Design Technologies for Platforms and Weapons 10 200<br />

B03.01 Aerodynamic <strong>de</strong>signs - + + - - - o<br />

B03.02 Hydrodynamic <strong>de</strong>signs - o - - + + o<br />

B03.03 Structural <strong>de</strong>signs - + + + o + o<br />

B03.04 Mechanical <strong>de</strong>signs - + + - o + o<br />

B03.05 Stealth <strong>de</strong>signs - o o - - - -<br />

B03.06 Ballistic <strong>de</strong>signs - + o + - - o<br />

B03.07 Thermal / cryogenic <strong>de</strong>signs - - o - - - o<br />

B03.08 Electrical and electronic <strong>de</strong>signs - + + o - + o/+<br />

B03.09 Optical <strong>de</strong>signs - + - o - - -<br />

B03.10 Acoustic <strong>de</strong>signs - + + o - - -<br />

B03.11 Environmental protection <strong>de</strong>signs - + o - - o -<br />

B04 Electronic Warfare Systems & Directed Energy Technologies<br />

B04.01 DET – RF - + o + - - o<br />

B04.02 DET – lasers - o o o - - -<br />

B04.03 DET – other - - - - - - -<br />

B04.04 ECM – RF - + - + - - o<br />

B04.05 EOCM – IR/ Visible/ UV - + + + - - o<br />

B04.06 ECM – acoustic - o - o - - -<br />

B04.07 ECM – magnetic & electrical - o - - - - o<br />

B04.08 ESM – communications - + - + - - -<br />

B04.09 ESM – non-communications - + - + - - -<br />

B04.10 EPM – RF - o - o - - o<br />

B04.11 EOPM – IR/ Visible/ UV - o - - - - -<br />

B04.12 EPM – acoustic - o o - - - -<br />

B04.13 EPM – magnetic & electrical - o - - - - -<br />

Kennisinvestering – Annexen 287<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

B05 Signature Control and Signature Reduction 10<br />

B05.01 Radar signatures - + o + - - o<br />

B05.03 Laser signatures - o - o - - -<br />

B05.04 IR signatures - + + o - - o<br />

B05.05 Visible/UV signatures - + o o + o -<br />

B05.06 Acoustic signatures - + + + + + o<br />

B05.07 Electrical and electrochemical signatures - o - o - - o<br />

B05.08 Magnetic signatures - o - - - - o<br />

B06 Sensor Systems 3 27<br />

B06.01 RF sensors/antennas – active - + + + - - o<br />

B06.02 RF sensors/antennas – passive - + + + - - o<br />

B06.05 IR sensors – active - + o o - - o<br />

B06.06 IR sensors – passive - + + o - - o<br />

B06.07 Visible/UV wave sensors - o o o - - o<br />

B06.08 Acoustic sensors – active - + + + - - o<br />

B06.09 Acoustic sensors – passive - + + + - - o<br />

B06.10 Non-acoustic sensors – UW - - - - - - o<br />

B06.11 Electrical and electro-chemical sensors - - o - - + o<br />

B06.12 Magnetic sensors - + o - - - o<br />

B06.13 CB sensor systems - + + + - - -<br />

B06.14 Explosive <strong>de</strong>tection sensors - + o + - - -<br />

B06.15 Micro-sensor systems for active control of structures - o + o - - -<br />

B06.16 Motion sensor systems - + o - - + o<br />

B06.17 Environmental monitoring systems - - o - o o o<br />

B07 Guidance and Control for Weapons and Platforms 3 12<br />

B07.01 Navigation systems - o + - - o +<br />

B07.02 Weapon guidance and control systems - + + + - - +<br />

B07.03 Platform guidance and control systems - + + + - + -<br />

B07.05 Display systems - + + + - + -<br />

B07.06 Stores and weapon release / discharge - o + o - - -<br />

Kennisinvestering – Annexen 288<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

B08 Simulators, Trainers and Synthetic Environments 3 15<br />

B08.01 Skills training systems - + + o - o -<br />

B08.02 Tactical / crew training systems - + + o - o -<br />

B08.03 Command and staff training systems - + o o - o -<br />

B08.05 Virtual Reality - + o + - + -<br />

B08.06 Synthetic environments – synthetic force generation - + + + - + -<br />

B08.07 Synthetic environments – natural environment generation - + + + - + -<br />

B08.08 Synthetic environments – management systems - + o o - + -<br />

B09 Integrated Systems Technology 5<br />

B09.01 Systems engineering and integrated systems <strong>de</strong>sign - + + + - + +<br />

B09.02 Interoperability standards - + + + - + -<br />

B09.03 Radiation har<strong>de</strong>ning - - - - - - -<br />

B09.04 Robotics / automation in operational systems - o o o - - -<br />

B09.05 Reliability and maintainability of systems - + + - - + +<br />

B09.06 Health monitoring systems - + + + - - +<br />

B09.07 Safety systems - + + + - - o<br />

B09.08 System repair technology - + + - - - -<br />

B09.09 Electro-magnetic compatibility - + + + - o -<br />

B09.10 In-service data capture systems - + + - - - -<br />

B09.11 Integrated systems testing & evaluation - + + + - - -<br />

B09.12 Middleware systems - + + - - - -<br />

B09.13 Power Management of systems - - + - - - o<br />

B09.14 MMI/MSI - + + + - - o<br />

Kennisinvestering – Annexen 289<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

B10 Communications and CIS related technologies 5<br />

B10.01 Communications systems – below microwave frequencies - - - - - - -<br />

B10.02 Communications systems – micro & mm wave - + + o - - o<br />

B10.03 Communications technology – IR/ Visible/ UV - - - - - - -<br />

B10.04 Communications technology – acoustic - - - - - - -<br />

B10.06 Communications and CIS security systems - + + + - - -<br />

B10.07 Command and information systems integration - + + + - - +<br />

B10.09 Non-co-operative target recognition - + + + - - -<br />

B10.11 Geographic Information Systems - - o - - - +<br />

B10.12 Optimisation, planning and <strong>de</strong>cision support systems - + + + - o +<br />

B10.13 Infrastructure to support information management and<br />

dissemination<br />

- + + o - - -<br />

B10.14 Network management systems - + - - - - +<br />

B10.15 Air traffic control systems - + - - - - o<br />

B11 Personnel Protection Systems<br />

B11.01 Physical protection systems – threat - + - + - - +<br />

B11.02 Physical protection systems – environment - + - + - - o<br />

B11.03 CB & N protection – physical - + - + - - -<br />

B11.04 CB & N countermeasures – medical - + - + - - -<br />

B12 Manufacturing Processes / Design Tools / Techniques 10<br />

B12.01 Design for improved reliability and maintainability - + + o - + o/+<br />

B12.02 Cost engineering - + o - - - -<br />

B12.03 Concurrent engineering and reduced <strong>de</strong>sign cycle - + + - - - -<br />

B12.04 Advanced prototyping - + + o - o -<br />

B12.05 Techniques and systems for production manufacturing - + + - - - -<br />

B12.06 Project management and control - + + - - - -<br />

B12.07 Manufacturing process simulation - + o - - - -<br />

B12.08 Lean manufacturing - o o - - - -<br />

B12.09 Process control technology - o o - - o -<br />

B12.10 Environmentally friendly factory processes - - o - - - -<br />

B12.11 Knowledge-based engineering - + + - o + -<br />

Kennisinvestering – Annexen 290<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

C Military assessments, equipment and functions<br />

C01 Defence Analysis 10 50<br />

C01.01 Policy, force <strong>de</strong>velopment and balance of investment studies - + - + - - o<br />

C01.02 Combined operational effectiveness and investment<br />

appraisals<br />

- o o o - - o<br />

C01.03 Platform and system concept studies - + + + o + o<br />

C01.04 Requirement <strong>de</strong>finition studies - + + + - + -<br />

C01.05 Scenario generation - + o + - o -<br />

C01.06 Tactical <strong>de</strong>velopment and support to operations and training - + + + - o -<br />

C01.07 Other effectiveness and performance studies - + + + o + o<br />

C01.08 Military doctrine analysis - + o + - - o<br />

C01.09 Wargaming and Combat Simulation - + + + - - -<br />

C02 Integrated Platforms 13 40<br />

C02.02 Un<strong>de</strong>rsea platforms - o - o o + o<br />

C02.03 Fighting land vehicles - o - o - - o<br />

C02.04 Logistic, command and surveillance land vehicles - o - o - - -<br />

C02.05 Combat aircraft - - + - - - o<br />

C02.06 Logistic, support and surveillance aircraft - - + - - - -<br />

C02.07 Helicopters - o + o - - +<br />

C02.08 Unmanned land / sea / air vehicles - o + o o o o<br />

C02.09 Lighter-than-air platforms - - + - - - -<br />

C02.10 Communications satellites - - + - - - -<br />

C02.11 Surveillance and navigation satellites - - + - - - -<br />

C02.12 Other satellites - - + - - - -<br />

C02.13 Space launchers - o o o - - -<br />

C02.14 Fighting sea surface platforms - o o o + + +<br />

C02.15 Logistic and support sea surface platforms - o o - + + +<br />

Kennisinvestering – Annexen 291<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

C03 Weapons 5<br />

C03.03 Mines - land - - -/o - - - -<br />

C03.05 Missiles - anti air - o o o - - o<br />

C03.06 Missiles - anti surface (sea) - o -/o o - - o<br />

C03.07 Gun systems - platform mounted - o -/o o - - o<br />

C03.08 Gun systems - hand held - - -/o - - - -<br />

C03.09 Directed Energy Weapons - o -/o o - - o<br />

C03.10 Non-Lethal Weapons - o -/o o - - o<br />

C03.12 Mines - sea - - -/o - - - -<br />

C03.13 Missiles - anti ground (land) - o o o - - o<br />

C03.14 Torpedoes - anti surface - o -/o o o - -<br />

C03.15 Torpedoes - anti submarine - o -/o o o - -<br />

C04 Installations and Facilities<br />

C04.01 Ground stations - - + - - - -<br />

C04.02 Fortifications / <strong>de</strong>fences - o - o - - -<br />

C04.03 Battlefield engineering - - - - - - -<br />

C04.04 T&E facilities - + -/o + - - -<br />

C04.05 Site <strong>de</strong>contamination - o -/o o - - -<br />

C05 Equipped Personnel<br />

C05.01 Equipped men - + o + - - -<br />

C05.02 Recruitment, selection and allocation - - o - - - -<br />

C05.03 Training and education - + + + - - +<br />

C05.04 Health and well-being - + o + - - -<br />

C06 Miscellaneous Defence Functions and Policy Support 12<br />

C06.02 International Security & Counter Insurgency + + - + - - o<br />

C06.04 Equipment disposal and environmental protection - - o - - - -<br />

C06.05 Non-proliferation o - - - - - -<br />

C06.06 Hazard assessment - - o - - - -<br />

C06.08 Logistics - o o o - - o<br />

C06.09 Counter stealth - - o - - - -<br />

Kennisinvestering – Annexen 292<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


UK6 TAXONOMY<br />

International standard Clingendael<br />

C07 Battlespace Information<br />

C07.01 Information infrastructure - + + + - - -<br />

C07.02 Information Warfare - + o + - - -<br />

C07.03 Command & Control - + + + - - +<br />

C07.04 Digitization of the battlespace - + o + - - -<br />

C07.05 ISTAR (= Intelligence, Surveillance, Target Acquisition &<br />

Reconnaissance)<br />

- + + + - - -<br />

C07.06 Military intelligence - + + + - - -<br />

C08 Business Processes<br />

C08.01 Requirements capture - + + + - - -<br />

C08.02 Concepts and product <strong>de</strong>finition - + + + - - o<br />

C08.03 Product supportability - - + - - - -<br />

C08.04 Whole-life cycle improvement - + + + - - o<br />

C08.05 Business process simulation - - - - - - -<br />

C08.06 Benchmarking and Best Practice - - - - - - o<br />

C08.07 Lean enterprise mo<strong>de</strong>ls - - - - - - -<br />

C08.08 R&T management - + + + - - -<br />

C08.09 Design in the exten<strong>de</strong>d enterprise - + + + - - -<br />

C08.10 Procurement and contracting processes - - - - - - o<br />

C09 Miscellaneous / not technical<br />

C09.01 Military history - - - - - - +<br />

C09.02 Military law - - - - - - +<br />

C09.03 Military ethics - - - - - - +<br />

Kennisinvestering – Annexen 293<br />

TNO<br />

NLR<br />

TNO DSS<br />

MARIN DEF<br />

MARIN<br />

NLDA


Strategische vragen<br />

Ruimte en milieu<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Ruimte en milieu 296


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.5.3<br />

Welke ontwikkelingen doen zich in Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> op het gebied van ruimtelijke en milieuwetgeving<br />

en in welke mate hebben <strong>de</strong>ze invloed op:<br />

❚ gebruik van oefengebie<strong>de</strong>n<br />

❚ gebruik van vliegbases gebruik van infrastructuur<br />

❚ gebruik van sensoren en wapensystemen<br />

Beantwoord door: Defensie (DRMV in samenwerking met DJZ)<br />

Ruimte en milieu 297


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 300<br />

Probleemstelling en on<strong>de</strong>rzoeksvragen 300<br />

Ontwikkelingen op het gebied van<br />

milieu en omgeving 302<br />

Energie 304<br />

Tussenconclusie Energie 306<br />

CO2-uitstoot en klimaatveran<strong>de</strong>ring 307<br />

Tussenconclusies CO2 310<br />

Klimaatveran<strong>de</strong>ring 310<br />

Tussenconclusie klimaatveran<strong>de</strong>ring 311<br />

Natuur en biodiversiteit 312<br />

Tussenconclusie natuur en biodiversiteit 314<br />

Ruimte 316<br />

- Luchthavens 317<br />

- Windmolenparken 317<br />

- Natuurgebie<strong>de</strong>n 318<br />

Tussenconclusie ruimte 318<br />

Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving<br />

in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320<br />

Bestuurlijk ka<strong>de</strong>r 320<br />

Juridisch ka<strong>de</strong>r en regelgeving 321<br />

Toekomst 324<br />

Conclusies 324<br />

Literatuur 326<br />

Ruimte en milieu 298


Ruimte en milieu 299


1.<br />

Inleiding<br />

Probleemstelling en on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

Het ministerie van Defensie legt beslag op een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ruimte van Ne<strong>de</strong>rland. In hoofdlijnen is dit<br />

ruimte gebruik vastgelegd in het Twee<strong>de</strong> Structuurschema Militaire Terreinen (2005). Bij haar bedrijfsvoering<br />

is Defensie gebon<strong>de</strong>n aan het omgevingsrecht en het milieurecht. Als we <strong>de</strong> toekomst willen<br />

verkennen komen daarbij als vanzelf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vragen naar voren.<br />

Welke ontwikkelingen doen zich <strong>voor</strong> op het gebied van ruimtelijke en milieuwetgeving<br />

en in welke mate hebben <strong>de</strong>ze invloed op:<br />

❚ gebruik van oefengebie<strong>de</strong>n;<br />

❚ gebruik van vliegbases;<br />

❚ gebruik van infrastructuur;<br />

❚ gebruik van sensoren (radar, sonar) en wapensystemen?<br />

Wat is het bestuurlijke en juridisch ka<strong>de</strong>r waarbinnen <strong>de</strong>ze ontwikkelingen plaatsvin<strong>de</strong>n?<br />

Opgemerkt wordt dat toekomstige veran<strong>de</strong>ringen op het gebied van ruimte- en milieuwetgeving een<br />

gevolg zijn van <strong>de</strong> ontwikkelingen die mondiaal of internationaal plaatsvin<strong>de</strong>n op het gebied van on<strong>de</strong>r<br />

meer grondstoffen, brandstoffen, klimaat, <strong>de</strong>mografische en technologische ontwikkelingen. In <strong>de</strong>ze<br />

verkenning zal daarom eerst wor<strong>de</strong>n ingegaan op <strong>de</strong>ze mondiale ontwikkelingen en zal wor<strong>de</strong>n geschetst<br />

wat <strong>de</strong> gevolgen kunnen zijn van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen <strong>voor</strong> het ruimtegebruik (oefenmogelijkhe<strong>de</strong>n) en<br />

<strong>de</strong> bedrijfsvoering (materieel, infrastructuur) van <strong>de</strong> krijgsmacht op nationaal niveau. In die zin is <strong>de</strong>ze<br />

beschouwing bre<strong>de</strong>r dan alleen wetgeving. Deze verkenning zal niet ingaan op <strong>de</strong> vraag wat <strong>de</strong> mondiale<br />

ontwikkelingen <strong>voor</strong> mogelijke gevolgen kunnen hebben op <strong>de</strong> stabiliteit tussen verschillen<strong>de</strong> staten in <strong>de</strong><br />

Ruimte en milieu – Inleiding 300


wereld en daarmee op <strong>de</strong> mogelijke inzetgebie<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht, noch op <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

<strong>voor</strong> humanitaire hulpverlening in regio’s in <strong>de</strong>ze wereld die wor<strong>de</strong>n getroffen door natuurrampen als<br />

gevolg van klimaatveran<strong>de</strong>ringen.<br />

Ruimte en milieu – Inleiding 301


2.<br />

Ontwikkelingen<br />

op het gebied van<br />

milieu en omgeving<br />

In 2007 en 2008 zijn er internationaal veel rapporten verschenen over <strong>de</strong> mondiale problemen die spelen<br />

op het gebied van milieu en duurzaamheid. 109 De rapporten geven, uiteraard met on<strong>de</strong>rlinge verschillen<br />

die afhankelijk zijn van <strong>de</strong> gekozen invalshoek, in het algemeen toch een eensluitend beeld van <strong>de</strong> grote<br />

uitdagingen waar we <strong>voor</strong> staan op het gebied van duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling van <strong>de</strong><br />

mensheid is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> afgelopen zestig jaar ten koste gegaan van natuur en milieu. Dit geldt in het<br />

bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ecosystemen en het klimaat. De mens heeft mondiaal inmid<strong>de</strong>ls al twee<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van het<br />

productieve land in gebruik genomen, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> landbouw. Hierdoor is <strong>de</strong> biodiversiteit afgenomen.<br />

Door het stijgen<strong>de</strong> energiegebruik zijn <strong>de</strong> broeikasgasemissies toegenomen, met een versnel<strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

als gevolg. Verlies aan biodiversiteit en klimaatveran<strong>de</strong>ring is <strong>de</strong> ecologische prijs die betaald<br />

wordt <strong>voor</strong> sociaal-economische ontwikkeling.<br />

Twee belangrijke factoren achter <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> milieudruk zijn <strong>de</strong> groei van bevolking en <strong>de</strong> consumptie.<br />

Het resultaat van bevolkings- en consumptiegroei is dat fossiele brandstoffen en grondstoffen uitgeput<br />

raken, <strong>de</strong> CO2-emissies stijgen en het beslag op <strong>de</strong> ruimte groter wordt. Als <strong>de</strong> huidige trends doorzetten,<br />

is in 2040 het aantal mensen op aar<strong>de</strong> toegenomen van 6 naar bijna 9 miljard. Hierdoor zal ook <strong>de</strong><br />

consumptie toenemen (<strong>de</strong>nk hierbij aan snel ontwikkelen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zoals China en India). Tegen het<br />

jaar 2040 zal het energie- en ruimtegebruik per persoon in bijna alle lan<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r zijn toegenomen.<br />

De concurrentie om grondstoffen zal groter wor<strong>de</strong>n en dit zal <strong>de</strong> prijs ver<strong>de</strong>r opdrijven, waardoor<br />

geo politieke spanningen kunnen toenemen. Omdat <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia <strong>de</strong> eigen gas<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n opraken,<br />

neemt <strong>de</strong> importafhankelijkheid van Europa toe van 30% in 2005 tot meer dan 60% in 2050. 110 Ver<strong>de</strong>r verlies<br />

aan biodiversiteit en klimaatveran<strong>de</strong>ring is het gevolg. Omdat fossiele energie <strong>voor</strong>lopig naar verwachting<br />

wereldwijd <strong>de</strong> belangrijkste energiedrager blijft, zullen <strong>de</strong> CO2-emissies toenemen van 28 Gigaton in 2005<br />

109 On<strong>de</strong>r meer: Global Environment Outlook IV. Environment for Development, (UNEP, 2007); Climate Change 2007, Fourth Assessment Report (IPCC, 2007a,b,c,d);<br />

Environmental Outlook to 2030, (OECD, 2008); International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD, 2008).<br />

110 Twee<strong>de</strong> Duurzaamheidsstudie, Milieu- en Natuurplanbureau, 2007<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 302


tot 47 Gigaton in 2040. Door <strong>de</strong> hogere concentratie van broeikasgassen in <strong>de</strong> atmosfeer, zal <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

temperatuur op aar<strong>de</strong> stijgen.<br />

Gezien <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> ontwikkelingen, lijkt het er op dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> klimaat, biodiversiteit<br />

en ontwikkeling met huidig beleid niet zullen wor<strong>de</strong>n gehaald. Het tempo waarin natuur verloren gaat<br />

wordt vóór 2010 niet omgebogen (dit was het oogmerk van <strong>de</strong> Biodiversiteitconventie) en klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

blijft niet binnen veilige grenzen (UNFCC klimaatdoel). Er zal een wereldwij<strong>de</strong> omslag in<br />

<strong>de</strong>nken en doen van burgers, bedrijven en beleid nodig zijn om <strong>de</strong>ze doelen in ie<strong>de</strong>r geval te bena<strong>de</strong>ren.<br />

Dat zal zich moeten toespitsen op twee elementen. Allereerst op het gebruik van het land. Door <strong>de</strong> groei<br />

van <strong>de</strong> bevolking ontstaat druk op het gebruik van het land in het streven naar voldoen<strong>de</strong> voedsel en er is<br />

een toenemend ruimtebeslag door uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en infrastructuur 111 . Een an<strong>de</strong>r element is energie,<br />

klimaat en luchtverontreiniging. De uitstoot van broeikasgassen zal ook na 2020 wereldwijd drastisch<br />

moeten vermin<strong>de</strong>ren om het 2°C doel 112 van <strong>de</strong> EU binnen bereik te hou<strong>de</strong>n.<br />

Er is actie van lan<strong>de</strong>n nodig, en <strong>voor</strong>al internationale samenwerking, om <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> doelen te kunnen<br />

halen. Verwacht kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (in ie<strong>de</strong>r geval in Europees verband) meer maatregelen<br />

getroffen zullen wor<strong>de</strong>n. Daarbij kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan een ver<strong>de</strong>re uitbreiding en aanvulling van het<br />

Europese emissiehan<strong>de</strong>lssysteem (Emissions Trading System, ETS), maar ook aan het opleggen door <strong>de</strong><br />

overheid van aanvullen<strong>de</strong> normen <strong>voor</strong> hernieuwbare energie, meer energie-efficiënte gebouwen en<br />

voertuigen en energiebesparing. Met nieuwe technologieën op het gebied van energiebesparing,<br />

hernieuwbare energie, kernenergie, kolen met opslag van CO2 moeten emissies van broeikasgassen<br />

wor<strong>de</strong>n teruggedrongen.<br />

111 “Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgeving, Lessen uit mondiale milieuverkenningen, 2008.<br />

112 De EU wil <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen in 2020 t.o.v. 1990 met tenminste 30 % hebben teruggedrongen om te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> temperatuur van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong><br />

met meer dan 2°C stijgt, wat volgens steeds meer wetenschappers <strong>de</strong> grens is waarna er geen weg meer terug is.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 303


Energie<br />

Toegang tot energiebronnen is van groot belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> economische ontwikkeling van een land.<br />

Energiebronnen zijn te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in eindige energie (olie, gas, kolen en uranium) en hernieuwbare<br />

of duurzame energie (wind, zon, waterkracht, biomassa en aardwarmte). Ongeveer 86% van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening<br />

op aar<strong>de</strong> bestaat uit eindige energie: 79% uit fossiele brandstoffen (kolen, olie en gas) en 7%<br />

uit nucleaire energie. De hernieuwbare bronnen beslaan ongeveer 14% van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening: 11% uit<br />

verbranding van biomassa (hout en afval) en 3% uit <strong>de</strong> bronnen wind, zon, waterkracht en aardwarmte.<br />

Figuur 5.1.1 Het mondiale energiegebruik naar energiebron 1850-2000<br />

(Darmstadter, 1971, Etemad et al, 1991, IEA, 2003).<br />

De verwachting is dat het energiegebruik wereldwijd per jaar 2-3% zal toenemen. De westerse wereld zal een<br />

beperkte stijging laten zien; in an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al in China en India, zal <strong>de</strong> toename sneller optre<strong>de</strong>n.<br />

Energie zal op zichzelf niet schaars wor<strong>de</strong>n. Wel zal <strong>de</strong> fossiele brandstof aan het eind van <strong>de</strong>ze eeuw<br />

opraken (met uitzon<strong>de</strong>ring van kolen) en zal energie dus veel duur<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Naar verwachting zal in <strong>de</strong><br />

westerse wereld <strong>de</strong> aandacht daardoor in het begin <strong>voor</strong>al wor<strong>de</strong>n gericht op besparingen en vervolgens<br />

op verbetering van <strong>de</strong> energie-efficiency van infrastructuur, machines en apparatuur. Ook zal in <strong>de</strong> westerse<br />

wereld het verbruik verschuiven van olie naar aardgas, omdat aardgas een schonere brandstof is met een<br />

lagere CO2-uitstoot.<br />

Kernenergie maar ook duurzame energie (wind, water, biomassa), zal langzaam blijven groeien. Nieuwe<br />

technologieën als biobrandstof en waterstof als energiedrager zullen ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n ontwikkeld en later<br />

een (beperkte) toepassing krijgen. Vooralsnog vergen <strong>de</strong>ze innovatieve ontwikkelingen echter aanzienlijke<br />

investeringen. De mate en het tempo waarin duurzame energie zich zal ontwikkelen, is dus <strong>voor</strong> een groot<br />

<strong>de</strong>el afhankelijk van <strong>de</strong> mate van prijsverhoging van <strong>de</strong> klassieke fossiele energiedragers.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 304


Energieverbruik naar type brandstof, 2005<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 305


Om het EU-doel van 20% hernieuwbare energiebronnen in 2020 op een kosteneffectieve wijze te realiseren,<br />

is grootschalige inzet van biobrandstoffen in <strong>de</strong> transportsector nodig. Dit lijkt alleen mogelijk door import<br />

van biobrandstoffen op grote schaal. De verwachtingen van <strong>de</strong> bijdrage van biobrandstoffen aan <strong>de</strong><br />

doelstellingen <strong>voor</strong> 2020 moeten in ie<strong>de</strong>r geval wor<strong>de</strong>n getemperd. Als alternatief <strong>voor</strong> <strong>de</strong> transportsector<br />

wordt dan ook meer ingezet op zuiniger motoren. Voor <strong>de</strong> langere termijn is <strong>de</strong> overgang van eerste naar<br />

twee<strong>de</strong> generatie biobrandstoffen (die niet geproduceerd zijn in natuurgebie<strong>de</strong>n of op hoogwaardige<br />

landbouwgrond) cruciaal.<br />

Verwachte toename van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in <strong>de</strong> EU<br />

Tussenconclusie Energie<br />

Bij <strong>de</strong> eigen bedrijfsvoering zal Defensie al vrij snel te maken krijgen met sterk stijgen<strong>de</strong> energieprijzen.<br />

Op <strong>de</strong> korte termijn is energiebesparing en verhogen van <strong>de</strong> energie-efficiency van roerend en onroerend<br />

goed <strong>de</strong> meest rendabele aanpak (<strong>de</strong>nk aan spouw- en dakisolatie, HR-ketels, dubbel glas). Defensie maakt<br />

gebruik van han<strong>de</strong>lsgebruikelijke voertuigbrandstoffen waaraan biobrandstof (5,75%) is toegevoegd. Op<br />

<strong>de</strong> langere termijn ligt aanpassing van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening, waardoor <strong>de</strong> afhankelijkheid van fossiele<br />

brandstoffen vermin<strong>de</strong>rt, in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> (<strong>de</strong>nk aan meer bijmengen biobrandstof, toename aan<strong>de</strong>el duurzame<br />

energie bij infrastructuur, fuel switch). Binnen het Ministerie van Defensie zijn, als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Defensie<br />

Duurzaamheidsnota 2009, inmid<strong>de</strong>ls studies gestart naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>voor</strong> Defensie van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zienbare<br />

ontwikkelingen op het terrein van energie. Kortheidshalve wordt <strong>voor</strong> meer informatie hier verwezen naar<br />

<strong>de</strong> DDN.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 306


CO2-uitstoot en klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

Het grootste mondiale milieuprobleem is <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het klimaat op aar<strong>de</strong>. De emissies van<br />

broeikasgassen zijn in <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia toegenomen door <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> bevolking en <strong>de</strong> economie<br />

en het daaraan gekoppel<strong>de</strong> energie- en ruimtegebruik. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld van ernstige verstoring van<br />

natuurlijke kringlopen door menselijke activiteiten is <strong>de</strong> verdubbeling van <strong>de</strong> in omloop zijn<strong>de</strong> hoeveelheid<br />

stikstof- en zwavelverbindingen. Er bestaat inmid<strong>de</strong>ls wetenschappelijke consensus over <strong>de</strong> natuurlijke<br />

variabiliteit van het klimaat, over het feit dat het klimaat bijna over <strong>de</strong> hele wereld in snel tempo warmer<br />

wordt en dat dit niet overal op <strong>de</strong> wereld in hetzelf<strong>de</strong> tempo gaat.<br />

Figure 1: Observed change in global mean temperature (left) and 2007 surface temperature anomaly<br />

Source: NASA GISS, 2008<br />

Geen overeenstemming is er over <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> mens in opwarming van het klimaat. Het Intergovernmental<br />

Panel for Climate Change (IPCC) van <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Naties en <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> wetenschappers in <strong>de</strong><br />

wereld zijn er van overtuigd dat <strong>de</strong> mens (<strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> uitstoot van kooldioxi<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> verbranding van<br />

fossiele brandstoffen) een belangrijke bijdrage levert aan het broeikaseffect en dat dit tot zeer ongewenste<br />

effecten zal lei<strong>de</strong>n. De Ne<strong>de</strong>rlandse regering heeft zich bij het standpunt van <strong>de</strong> IPCC aangesloten. De<br />

gevolgen van klimaatveran<strong>de</strong>ring zijn nu al merkbaar en zullen in <strong>de</strong> toekomst nog meer toenemen. De<br />

verwachtingen zijn dat in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> 40 jaar wereldwijd gemid<strong>de</strong>ld een temperatuurstijging van 1,2 gra<strong>de</strong>n<br />

Celsius zal plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 307


Figuur 3.3.2 Concentratie kooldioxi<strong>de</strong> en temperatuurstijging (Bron: Bran<strong>de</strong>s et al., 2000)<br />

Ne<strong>de</strong>rland is een klein land dat absoluut gezien slechts weinig bijdraagt aan het mondiale klimaat en<br />

biodiversiteitprobleem. Wel ligt door <strong>de</strong> relatief hoge welvaart, <strong>de</strong> CO2-emissie per hoofd van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse bevolking boven het wereldgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. De broeikasgasemissies door Ne<strong>de</strong>rlandse consumptie<br />

zullen in 2040 per hoofd van <strong>de</strong> bevolking een factor vijf hoger liggen dan nodig is om het 2 gra<strong>de</strong>ndoel te<br />

realiseren. Als gevolg van <strong>de</strong> wereldwij<strong>de</strong> toename van broeikasgassen en <strong>de</strong> reductieverplichtingen die<br />

Ne<strong>de</strong>rland in het ka<strong>de</strong>r van het Kyoto-verdrag op zich genomen heeft, zal daarom het nationale milieubeleid<br />

in <strong>de</strong> toekomst tot meer maatregelen overgaan om <strong>de</strong> uitstoot van CO2 te reduceren.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 308


Broeikasgasemissie per persoon in <strong>de</strong> EU-lan<strong>de</strong>n, 1990 en 2005<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 309


Tussenconclusies CO2<br />

Deze maatregelen die genomen zullen wor<strong>de</strong>n tegen CO2-emissies zullen ook invloed hebben op<br />

het materieel en <strong>de</strong> infrastructuur van Defensie. De volgen<strong>de</strong> maatregelen kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht:<br />

❚ Bijmengen van biobrandstof in <strong>de</strong> fossiele brandstof;<br />

❚ Aanscherping van <strong>de</strong> energieprestatie-coëfficiënt <strong>voor</strong> infrastructuur;<br />

❚ Toename duurzame (wind)energie;<br />

❚ Toename van duurzaam inkopen door <strong>de</strong> rijksoverheid als <strong>voor</strong>beeldfunctie;<br />

❚ Aanscherping milieueisen <strong>voor</strong> motoren en brandstoffen (Defensie zal plaatsing van roetfilters<br />

op voertuigen en schepen moeten overwegen en in <strong>de</strong> toekomst wellicht overgaan tot an<strong>de</strong>re<br />

typen motoren en brandstof ).<br />

Een en an<strong>de</strong>r zal <strong>voor</strong>namelijk financiële gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie met zich meebrengen.<br />

Klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

Het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC) geeft aan dat als gevolg van <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

ook veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> neerslaghoeveelhe<strong>de</strong>n zullen plaatsvin<strong>de</strong>n. Er wordt niet uitgesloten dat <strong>de</strong>ze<br />

klimaatveran<strong>de</strong>ringen gepaard gaan met heftiger en frequenter optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> extreme weersomstandighe<strong>de</strong>n<br />

zoals zware stormen en wolkbreuken. Op sommige plaatsen zal aanzienlijk meer ( >100 mm/jaar) neerslag<br />

vallen met overstromingen en aardverschuivingen tot gevolg.<br />

Deze effecten wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al verwacht in Noord-Amerika, Scandinavië, Siberië, China, Zuidoost-Azië en<br />

Centraal Afrika. Als gevolg van expansie van het oceaanwater en het smelten van <strong>de</strong> poolkappen en gletsjers<br />

zal <strong>de</strong> zeespiegel <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> tijd stijgen. Het IPCC schatte <strong>de</strong>ze stijging op 0,09 tot 0,88 m tussen 1990 en<br />

2100, waarbij aanzienlijke regionale verschillen optre<strong>de</strong>n.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 310


De rekenmo<strong>de</strong>llen op basis waarvan <strong>de</strong> zeespiegelstijging wordt berekend, wor<strong>de</strong>n steeds nauwkeuriger.<br />

Het KNMI verwacht tot 2100 een stijging van 35 tot 85 centimeter. 113 De door het kabinet ingestel<strong>de</strong><br />

Deltacommissie heeft on<strong>de</strong>r leiding van Cees Veerman on<strong>de</strong>rzoek gedaan. 114 Bij zijn aanbevelingen gaat<br />

<strong>de</strong> commissie ervan uit dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> eeuw rekening moet hou<strong>de</strong>n met een grotere stijging<br />

van <strong>de</strong> zeespiegel dan klimatologen van het KNMI <strong>voor</strong>zien. De becijferingen van <strong>de</strong> Deltacommissie<br />

komen uit op 65 tot 130 centimeter. Met een sneller stijgen<strong>de</strong> zeespiegel zijn meer, en radicalere, maatregelen<br />

nodig om Ne<strong>de</strong>rland te beschermen tegen overstromingen. Volgens <strong>de</strong> commissie zijn grootschalige<br />

zandsuppleties aan <strong>de</strong> Noordzeekust een van <strong>de</strong> maatregelen die Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> eeuw<br />

water snoodbestendig maken.<br />

Figuur 4.3.4 Trend 1900-2000 in <strong>de</strong> zeespiegel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kust van Ne<strong>de</strong>rland (Bron: RIKZ, 2000)<br />

Tussenconclusie klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

Het is nog niet dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> stijging van <strong>de</strong> zeespiegel (en van eventuele zandsuppleties) op <strong>de</strong> langere<br />

termijn <strong>voor</strong> gevolgen heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> kust liggen<strong>de</strong> Defensie-inrichtingen (oefenterrein en schietbaan<br />

Marnewaard, Schietrange <strong>de</strong> Vliehors, <strong>de</strong> schietinrichtingen Petten en Erfprins). Verplaatsing van <strong>de</strong><br />

Defensielocaties is in het verle<strong>de</strong>n vaker on<strong>de</strong>rzocht. De conclusie luid<strong>de</strong> in bijna alle gevallen dat <strong>de</strong><br />

inspanningen om <strong>de</strong>ze activiteiten el<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>r te brengen onevenredig hoog zijn.<br />

Het toegenomen risico dat klimaatveran<strong>de</strong>ring met zich zal meebrengen in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (<strong>de</strong>nk aan<br />

overstromingen, hittegolven, stormen, bosbran<strong>de</strong>n), kan gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> krijgssmacht<br />

als bijstand- en steunverlener van <strong>de</strong> civiele autoriteiten (civiel – militaire samenwerking), zowel<br />

nationaal als internationaal. In eigen land zullen door klimaatveran<strong>de</strong>ring o.a. vaker bosbran<strong>de</strong>n en<br />

wateroverlast gaan plaatsvin<strong>de</strong>n, waarbij <strong>de</strong> hulp van Defensie kan wor<strong>de</strong>n ingeroepen. Zo zijn luchtmachthelikopters<br />

in het verle<strong>de</strong>n al meer<strong>de</strong>re malen ingezet bij het blussen van bran<strong>de</strong>n. In 2007 wer<strong>de</strong>n drie<br />

helikopters ingezet in Griekenland bij het bestrij<strong>de</strong>n van grote bosbran<strong>de</strong>n. In 2005 gebeur<strong>de</strong> dit met twee<br />

toestellen in Portugal. Ook in Ne<strong>de</strong>rland zijn <strong>de</strong> helikopters eer<strong>de</strong>r ingezet <strong>voor</strong> het blussen van bran<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong>cember 2005 is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van een meer structurele rol na rampen <strong>voor</strong> Defensie in samenwerking<br />

met het Ministerie <strong>voor</strong> Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het project Intensivering Civiel<br />

Militaire Samenwerking opgezet. Naast klimaatveran<strong>de</strong>ring is ook <strong>de</strong> aantasting van <strong>de</strong> ozonlaag een<br />

113 www.knmi.nl/kenniscentrum/ipcc_2007/zeespiegelstijging<br />

114 www.<strong>de</strong>ltacommissie.com<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 311


potentiële wereldwij<strong>de</strong> milieubedreiging. De afbraak van <strong>de</strong>ze atmosferische laag, die scha<strong>de</strong>lijke ultraviolet<br />

straling uitfiltert, door chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s, HCFK’s en halonen) is twintig jaar gele<strong>de</strong>n<br />

ont<strong>de</strong>kt. In 1987 is een internationale overeenkomst getekend om <strong>de</strong> afbraak van <strong>de</strong> ozonlaag te stoppen,<br />

het Montreal Protocol. De Europese Unie heeft in 2000 dit protocol uitgewerkt en aangescherpt in <strong>de</strong><br />

Europese Veror<strong>de</strong>ning betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen. De productie en import van CFK’s in<br />

EU-lan<strong>de</strong>n is sinds 1 januari 1995 verbo<strong>de</strong>n. Voor halonen en HCFK’s zijn beperken<strong>de</strong> maatregelen opgelegd.<br />

De EU-veror<strong>de</strong>ning is omgezet in nationale wetgeving, namelijk het Besluit ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen<br />

(2003). Tegen 2010 wordt een nieuwe EU veror<strong>de</strong>ning op het gebied van ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen<br />

verwacht. Voor halonen wor<strong>de</strong>n uitfaseringsdata genoemd van 2017 tot 2030. De Montreal – afspraken en<br />

<strong>de</strong> vertaling daarvan in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving raken Defensie ver<strong>de</strong>r bij het gebruik van oplosmid<strong>de</strong>len,<br />

koelinstallaties en brandblusmid<strong>de</strong>len. De uitvoering van <strong>de</strong> uitfasering van <strong>de</strong> bewuste ozonlaagaantasten<strong>de</strong><br />

stoffen is al in gang, maar <strong>de</strong> uitvoeringsdata die <strong>de</strong> EU heeft gesteld zijn erg ambitieus <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> militaire sector.<br />

Natuur en biodiversiteit<br />

Als gevolg van temperatuursveran<strong>de</strong>ring, toenemen<strong>de</strong> wereldbevolking, stijgend energiegebruik en het<br />

kappen van bossen neemt <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> biodiversiteit (soortenrijkdom) toe. Als gevolg<br />

daarvan zal <strong>de</strong> biodiversiteit in <strong>de</strong> wereld afnemen. Een maat hier<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> Ecologische Kapitaal In<strong>de</strong>x<br />

(UNEP): <strong>de</strong> gehele <strong>voor</strong>raad planten- en diersoorten in een bepaald gebied, elk met zijn eigen aantal en<br />

verspreiding ten opzichte van een referentiesituatie: 100% staat <strong>voor</strong> een wereld met alleen natuurlijke<br />

ecosystemen. Tussen 1995 en 2030 wordt verwacht dat het ecologisch kapitaal afneemt van 65% van <strong>de</strong><br />

referentiesituatie tot 58%, met grote regionale verschillen.<br />

Figuur 6: In vrijwel alle regio's neemt <strong>de</strong> biodiversiteit in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> 30 jaar ver<strong>de</strong>r af<br />

Bron: Nationale Milieuverkenning 5, RIVM<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 312


Doordat klimaatgor<strong>de</strong>ls zich naar het noor<strong>de</strong>n verplaatsen, krijgt Ne<strong>de</strong>rland het klimaat dat nu in Mid<strong>de</strong>n-<br />

Frankrijk heerst met <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> flora en fauna. De effecten van klimaatveran<strong>de</strong>ring zijn in <strong>de</strong><br />

natuur in Ne<strong>de</strong>rland al waar te nemen:<br />

❚ planten en dieren verhuizen noordwaarts;<br />

❚ <strong>de</strong> lente begint vroeger;<br />

❚ relaties in voedselketens raken verstoord;<br />

❚ voedselketens in <strong>de</strong> Noordzee en Wad<strong>de</strong>nzee veran<strong>de</strong>ren aan <strong>de</strong> basis (het plankton)<br />

met negatieve gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vis- en vogelstand.<br />

In zijn algemeenheid zal <strong>de</strong> biodiversiteit afnemen omdat kwetsbare plant- en diersoorten <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />

niet kunnen volgen en verdrongen zullen wor<strong>de</strong>n door sterkere, meer algemeen <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong><br />

soorten. Wereldwijd, maar <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> dichtstbevolkte gebie<strong>de</strong>n, lij<strong>de</strong>n diersoorten en ecosystemen on<strong>de</strong>r<br />

versnippering van hun habitats. Dit on<strong>de</strong>rwerp, dat zich op het snijpunt van ruimtelijke or<strong>de</strong>ning, milieu<br />

en natuurbeleid bevindt, is acuut in Ne<strong>de</strong>rland. Indien <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> soort een leefgebied te klein<br />

wordt, sterft het uit. Daarmee verdwijnt een element uit het ecosysteem waardoor het hele systeem zich<br />

opnieuw moet instellen. Meestal gaat het systeem dan naar een ‘lager’ niveau en neemt <strong>de</strong> soortenrijkdom<br />

af. De EU streeft naar een ecologisch ruimtelijk netwerk (ook op zee) om <strong>de</strong>ze negatieve ontwikkeling te<br />

keren. Een groot aantal militaire oefenterreinen in Ne<strong>de</strong>rland ligt in <strong>de</strong>ze, op <strong>de</strong> Europese Vogel- en<br />

Habitatrichtlijnen gebaseer<strong>de</strong>, Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. In Ne<strong>de</strong>rland is daarnaast <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur<br />

vastgesteld, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meeste Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n vallen en waarin dus ook een <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> militaire oefenterreinen is gelegen.<br />

De natuur in Ne<strong>de</strong>rland is in <strong>de</strong> loop van vele jaren langzaam achteruit gegaan. Sinds 1990 zijn <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n iets verbeterd maar <strong>de</strong>ze gunstige ontwikkeling is <strong>de</strong> afgelopen vijf jaar<br />

afgevlakt of tot stilstand gekomen. Sommige soorten in Ne<strong>de</strong>rland, waar het min<strong>de</strong>r mee gaat, gaan ver<strong>de</strong>r<br />

achteruit of verdwijnen zelfs uit Ne<strong>de</strong>rland. Soorten die min<strong>de</strong>r hoge eisen stellen aan hun leefgebied,<br />

herstellen zich enigszins in <strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n. 115 Dit alles is niet verwon<strong>de</strong>rlijk in een klein land dat<br />

behoort tot <strong>de</strong> dichtst bevolkte lan<strong>de</strong>n ter wereld, met een intensief ruimtegebruik <strong>voor</strong> woningbouw,<br />

bedrijven terreinen en infrastructuur en <strong>de</strong> hoogste snelwegennetdichtheid van Europa. Ook kent<br />

Ne<strong>de</strong>rland een hoogproductieve landbouw, waardoor meststoffen in het milieu komen en waar<strong>voor</strong><br />

verlaging van <strong>de</strong> grondwaterstand wordt gevraagd. Bovendien oefent het veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> klimaat invloed uit<br />

op <strong>de</strong> natuur.<br />

Over het geheel genomen is <strong>de</strong> afname van <strong>de</strong> biodiversiteit in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> afgelopen jaren niet tot<br />

staan gebracht. De doelstellingen 116 <strong>voor</strong> 2010, het ijkjaar <strong>voor</strong> het Verdrag Inzake Biodiversiteit (CBD),<br />

lijken niet gehaald te wor<strong>de</strong>n. Doel van het Ne<strong>de</strong>rlandse natuurbeleid is om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />

resteren<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse natuur te stoppen of om te buigen door verbetering van <strong>de</strong> milieucondities,<br />

verwerving van grond, inrichting van natuurgebie<strong>de</strong>n en beheermaatregelen. Ten behoeve van <strong>de</strong> natuur<br />

zou<strong>de</strong>n extra inspanningen moeten wor<strong>de</strong>n gedaan <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> Ecologische<br />

Hoofdstructuur. Dit alles staat echter on<strong>de</strong>r druk van verste<strong>de</strong>lijking en van ontwikkelingen in <strong>de</strong> landbouw.<br />

Het kabinet in heeft in het nieuwe beleidsprogramma ‘Biodiversiteit werkt: <strong>voor</strong> natuur, <strong>voor</strong> mensen, <strong>voor</strong><br />

altijd’ een aantal beleidsprioriteiten benoemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> (2008-2011). Voor biodiversiteit<br />

betreft dit:<br />

❚ han<strong>de</strong>lsketens en biodiversiteit: verduurzaming van han<strong>de</strong>l in hout, soja, palmolie, biomassa en veen;<br />

❚ betalen <strong>voor</strong> biodiversiteit’: <strong>de</strong> ‘gebruiker’ betaalt;<br />

❚ biodiversiteit werkt: het actiever benutten van ecosysteemdiensten, on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> landbouw;<br />

❚ ecologische netwerken: het creëren van ecologische netwerken in binnen- en buitenland;<br />

❚ mariene biodiversiteit: behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit van zeeën en oceanen.<br />

115 Zie Natuurbalans 2008, Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgeving, 2008<br />

116 Ne<strong>de</strong>rland heeft afspraken uit het Biodiversiteitsverdrag vertaald in het doel om in 2020 <strong>de</strong> condities van instandhouding <strong>voor</strong> alle in 1982 van nature in ons<br />

land <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> soorten zeker te hebben gesteld. Tevens streeft Ne<strong>de</strong>rland er naar om per 2010 <strong>de</strong> achteruitgang van biodiversiteit te hebben gestopt.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 313


Het kabinet zal nadruk blijven leggen op <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> EHS.<br />

Maatregelenpakketten in Natura 2000-beheerplannen moeten op termijn bijdragen aan een gunstige<br />

staat van instandhouding. Zo zal er aandacht zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong>positie van ammoniak en <strong>voor</strong> verdroging<br />

aandacht. Voor specifieke soorten wil het kabinet aanvullen<strong>de</strong> instandhoudingsmaatregelen treffen<br />

(leefgebie<strong>de</strong>nbena<strong>de</strong>ring). 117 Ook op <strong>de</strong> Noordzee wor<strong>de</strong>n door het kabinet gebie<strong>de</strong>n met een bijzon<strong>de</strong>r<br />

belang <strong>voor</strong> biodiversiteit aangewezen. In het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015) zijn <strong>de</strong>ze<br />

gebie<strong>de</strong>n geï<strong>de</strong>ntificeerd.<br />

Tussenconclusie natuur en biodiversiteit<br />

Geconstateerd kan wor<strong>de</strong>n dat in <strong>de</strong> nabije toekomst er een beleidsintensivering zal plaatsvin<strong>de</strong>n ter<br />

bescherming van <strong>de</strong> natuur. Naar verwachting zal in <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong> druk vanuit <strong>de</strong> maatschappij op<br />

Defensie toenemen om activiteiten op oefen- en schietterreinen en in laagvlieggebie<strong>de</strong>n, die van oudsher<br />

veelal in natuurgebie<strong>de</strong>n liggen, zoveel mogelijk te beperken. Defensie on<strong>de</strong>rvindt <strong>de</strong>ze druk al enige jaren.<br />

Nu al wor<strong>de</strong>n er door Defensie mitigeren<strong>de</strong> maatregelen genomen zoals het aanpassen van oefeningen in<br />

omvang, plaats en tijd (bij<strong>voor</strong>beeld het rekening hou<strong>de</strong>n met vogeltrek, met zogen<strong>de</strong> zeehon<strong>de</strong>n, paartijd<br />

etc.). Als toenemend probleem wordt ervaren dat door bezuinigingen in eer<strong>de</strong>re jaren, er een groot aantal<br />

(oefen)locaties is afgestoten. Defensie beschikt slechts over één schietrange <strong>voor</strong> <strong>de</strong> luchtmacht, één<br />

schietkamp <strong>voor</strong> artillerie, één schietkamp <strong>voor</strong> infanterie. Indien, om welke re<strong>de</strong>n dan ook, een locatie<br />

niet beschikbaar is, heeft Defensie weinig uitwijkmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen Ne<strong>de</strong>rland. De activiteit dient<br />

uitgesteld te wor<strong>de</strong>n of in het buitenland plaats te vin<strong>de</strong>n.<br />

Zeker het uitvoeren van nieuwe activiteiten en nieuwe soorten van gebruik (an<strong>de</strong>r materieel, an<strong>de</strong>re wijze<br />

van oefenen) zal op toenemend verzet stuiten. Het steeds ver<strong>de</strong>r uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> systeem van natuurwetgeving<br />

en het toenemen<strong>de</strong> aantal beschermingszones, natuurmonumenten, groene gebie<strong>de</strong>n, bescherm<strong>de</strong><br />

gezichten, en stiltegebie<strong>de</strong>n speelt hierbij een belangrijke rol. In <strong>de</strong>ze systematiek wordt bestaand gebruik<br />

doorgaans nog wel gedoogd. Maar <strong>de</strong> instroom van nieuw materieel, nieuwe oefen- of trainingsmetho<strong>de</strong>n<br />

of intensiveringen van bepaal<strong>de</strong> activiteiten, zal doorgaans alleen mogelijk zijn indien als eventuele<br />

scha<strong>de</strong>lijke effecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natuur <strong>voor</strong>af met zekerheid kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesloten, of verzekerd is dat<br />

oefeningen in het buitenland mogelijk zijn. In dit verband kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong> vervanging van <strong>de</strong><br />

F-16 door een nieuw jachtvliegtuig. Sommigen betogen dat een mogelijk grotere geluidsuitstoot van het<br />

nieuwe jachtvliegtuig een drempel kan zijn <strong>voor</strong> het gebruik van dit vliegtuig boven bescherm<strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n.<br />

Of dit daadwerkelijk zo is kan nu nog niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld, omdat daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete<br />

omstandighe<strong>de</strong>n doorslaggevend zijn. Echter, dat dit probleem nu al wordt opgeworpen toont aan dat<br />

<strong>de</strong> (oefen-) behoeften van Defensie in <strong>de</strong> toekomst niet zon<strong>de</strong>r meer verwezenlijkt kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

117 Kabinetsreactie op <strong>de</strong> natuurbalans, brief van <strong>de</strong> Minister van LNV aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer d.d. 12 september 2008<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 314


Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 315


Ruimte<br />

De veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> ruimte wor<strong>de</strong>n nog steeds in belangrijke mate bepaald door maatschappelijke<br />

ontwikkelingen. Hier wor<strong>de</strong>n kort <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen en ruimtelijke<br />

veran<strong>de</strong>ringen in Ne<strong>de</strong>rland sinds 1960 geschetst en <strong>de</strong> trend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst aangegeven.<br />

Een aantal maatschappelijke factoren is maatgevend geweest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het gebruik van <strong>de</strong><br />

ruimte: <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> mobiliteit, <strong>de</strong> economische ontwikkeling en <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische groei, en hun<br />

on<strong>de</strong>rlinge wisselwerking. 118<br />

Een belangrijke oorzaak van ruimtelijke veran<strong>de</strong>ringen is <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografie. Kort na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />

ken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland 10 miljoen inwoners. In 1970 waren er 13 miljoen inwoners en op dit moment zelfs meer<br />

dan 16 miljoen. Het aantal woningen kent hierdoor eveneens een enorme groei: van nog geen 3 miljoen<br />

in <strong>de</strong> jaren zestig naar meer dan 6 miljoen in <strong>de</strong> jaren negentig. De ruimtelijke or<strong>de</strong>ning heeft in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft van <strong>de</strong> vorige eeuw in het teken van het oplossen van het woningtekort gestaan.<br />

Een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een gewijzigd ruimtegebruik is <strong>de</strong> economie. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong><br />

economie <strong>voor</strong>t durend gegroeid. De individuele consumptie is in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren sterk gestegen (van<br />

180 miljard in 1987 naar 275 miljard in 2005). Ook <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> economie is sterk veran<strong>de</strong>rd. De landbouw<br />

is afgenomen ten opzichte van <strong>de</strong> industrie en later van <strong>de</strong> dienstverlening.<br />

De mobiliteit vormt <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> oorzaak van ruimtelijke veran<strong>de</strong>ringen. Door <strong>de</strong> toegenomen welvaart en<br />

<strong>de</strong> beschikbare technologie is die mobiliteit <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia enorm vergroot. Het autobezit in<br />

Ne<strong>de</strong>rland is toegenomen. In 2004 reis<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs in totaal 95 miljard kilometer per auto als<br />

bestuur<strong>de</strong>r en nog eens 54 miljard kilometer als passagier. Dat is drieduizend keer meer dan in 1950.<br />

Tussen 1983 en 2005 nam het totaal binnenlands goe<strong>de</strong>rentransport over <strong>de</strong> weg toe van 333 naar 537<br />

miljoen ton per jaar (CBS). Deze toename van mobiliteit kon alleen plaatsvin<strong>de</strong>n dankzij een uitbreiding<br />

van <strong>de</strong> wegcapaciteit. Ten opzichte van 1965 liggen er in 2004 meer dan vier keer zoveel kilometers<br />

autosnelweg en heeft Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> hoogste snelwegdichtheid van Europa. 119<br />

De wisselwerking tussen <strong>de</strong>ze oorzaken heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimte in Ne<strong>de</strong>rland. Mensen gaan op<br />

grotere afstand van <strong>de</strong> werkplek te wonen, op ver<strong>de</strong>re afstand van <strong>de</strong> stad. Ook bedrijven kunnen zich meer<br />

sprei<strong>de</strong>n. Platteland en natuur krijgen een meer recreatieve functie, <strong>de</strong> bewoners van het platteland leven<br />

steeds min<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> landbouw maar zijn steeds vaker forensen, nieuwe centra verschijnen buiten <strong>de</strong><br />

oorspronkelijke stad. Er is sprake van een zeker suburbanisatie. In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> ruimteclaim <strong>voor</strong><br />

bebouwing tot 2020 ongeveer 4000 km2. Dit zal ten koste gaan van landbouwgrond en natuurterreinen.<br />

Naast een aanzienlijke verdichting van <strong>de</strong> bebouwing in ste<strong>de</strong>lijke gebie<strong>de</strong>n (o.a. door het volbouwen van<br />

open ruimten) zal er ook een aanzienlijke hoeveelheid woningen in het lan<strong>de</strong>lijke gebied gebouwd wor<strong>de</strong>n.<br />

De concentratie van <strong>de</strong> werkgelegenheid in het westen van Ne<strong>de</strong>rland neemt in <strong>de</strong> toekomst nog ver<strong>de</strong>r toe.<br />

Daarnaast zal er zich meer bedrijvigheid vestigen langs <strong>de</strong> uitvals(snel)wegen van <strong>de</strong> kernen in <strong>de</strong> Randstad.<br />

Door groeien<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijking en toenemend verkeer en vervoer komt het lan<strong>de</strong>lijk gebied on<strong>de</strong>r druk<br />

te staan. Dit zal lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> afname van landbouwgron<strong>de</strong>n. Kortom <strong>de</strong> scheiding tussen<br />

stad en land is aan het verdwijnen. Veel gebie<strong>de</strong>n krijgen steeds meer een multifunctionele functie. Deze<br />

ruimtelijke drukte heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> positie van Defensie. Van oudsher lagen <strong>de</strong> terreinen en gebie<strong>de</strong>n<br />

van het ministerie van Defensie op <strong>de</strong> zogeheten ‘woeste gron<strong>de</strong>n’. Gebie<strong>de</strong>n die uitsluitend of <strong>voor</strong>namelijk<br />

<strong>voor</strong> militaire doelein<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gebruikt en weinig interessant waren <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren. Door <strong>de</strong><br />

hierboven geschetste ontwikkelingen komt het steeds vaker <strong>voor</strong> dat <strong>de</strong>fensie activiteiten samenvallen met<br />

an<strong>de</strong>re activiteiten en dat dit met elkaar interfereert. Deze trend zal zich in <strong>de</strong> toekomst naar verwachting<br />

ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tzetten.<br />

118 De staat van <strong>de</strong> ruimte 2007, Ruimtelijk Planbureau<br />

119 Ruimtemonitor 2004, Ruimtelijk Planbureau<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 316


Ter illustratie van <strong>de</strong> samenloop tussen Defensieactiviteiten en an<strong>de</strong>re ruimtelijke belangen kunnen een<br />

aantal (actuele) ontwikkelingen wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Luchthavens<br />

Sinds <strong>de</strong> jaren negentig kenmerkt <strong>de</strong> luchtvaart in Noordwest-Europa zich door een groei van goedkope<br />

luchtvaartmaatschappijen. Dit heeft geleid tot een forse toename van het aantal vluchten en passagiers, ook<br />

op regionale luchthavens. Ook in Ne<strong>de</strong>rland is dit het geval, bij<strong>voor</strong>beeld op <strong>de</strong> luchthavens van Rotterdam<br />

en Eindhoven. Dit wordt gezien als een nieuwe kans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> regionale luchthavens, met positieve gevolgen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> economie van <strong>de</strong> luchthaven en van <strong>de</strong> regio. Uit verkenningen van het Ruimtelijk Planbureau<br />

komt naar voren dat <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> luchtvaart in Ne<strong>de</strong>rland naar verwachting zal doorzetten, maar dit is<br />

uiteraard me<strong>de</strong> afhankelijk van <strong>de</strong> economische omstandighe<strong>de</strong>n. Het rijksbeleid <strong>voor</strong> mainport Schiphol<br />

wordt gehandhaafd. Om Schiphol (beperkt) te kunnen laten groeien waarbij <strong>de</strong> geluidsbelasting <strong>voor</strong><br />

omwonen<strong>de</strong>n niet onaanvaardbaar mag toenemen, is een mogelijke oplossing gevon<strong>de</strong>n in het uitplaatsen<br />

van low cost carriers, zakenvluchten, intra-Europese en vakantiebestemmingen naar bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />

regionale luchthavens als Lelystad Airport en <strong>de</strong> militaire luchthaven Eindhoven.<br />

Het kabinet heeft een advies dat oud-Commissaris <strong>de</strong>r Koningin Hans Al<strong>de</strong>rs heeft uitgebracht overgenomen<br />

en heeft bepaald dat tot en met 2020 ruimte op regionale luchthavens (waaron<strong>de</strong>r Eindhoven en Lelystad)<br />

wordt gecreëerd <strong>voor</strong> een 70.000-tal niet-mainportgebon<strong>de</strong>n vliegtuigbewegingen. Ondanks dat daarbij<br />

bepaald is dat <strong>de</strong> status van Eindhoven als militaire luchthaven onveran<strong>de</strong>rd zal blijven en dat <strong>de</strong><br />

ontwik keling van Eindhoven niet ten koste zal gaan van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse militaire functies, blijkt uit <strong>de</strong>ze<br />

ontwikkeling dat er potentieel sprake is van verdringing van militaire activiteiten. Ook marinevliegkamp<br />

De Kooy kent als sinds jaren een toenemend civiel me<strong>de</strong>gebruik. Dit heeft uiteraard gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

beschikbare geluidsruimte. In het verleng<strong>de</strong> hiervan ligt <strong>de</strong> situatie rondom <strong>de</strong> plaats Schinveld (gemeente<br />

On<strong>de</strong>rbanken) waar het gebruik van <strong>de</strong> AWACS-basis Geilenkirchen grote weerstand heeft opgeroepen.<br />

De conflictsituatie tussen wonen en vliegen leidt ertoe dat <strong>de</strong> druk op Defensie om ruimte te maken <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>re belangen toeneemt. Dergelijk situaties zullen naar verwachting komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen.<br />

Overigens gaat het niet uitsluitend om geluidsoverlast. Bij (militaire) vliegbases gel<strong>de</strong>n er veiligheidszones<br />

<strong>voor</strong> het vliegverkeer rondom en in het verleng<strong>de</strong> van start- en landingsbanen. Deze gebie<strong>de</strong>n kunnen zich<br />

uitstrekken in een cirkel met een straal van 6 km. Door het nog steeds toenemen van <strong>de</strong> (woon)bebouwing<br />

in ons land komt die bebouwing in bepaal<strong>de</strong> gevallen dichter bij bestaan<strong>de</strong> veiligheidszoneringen. De druk<br />

op Defensie om ruimte te maken <strong>voor</strong> bebouwing zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Behalve een<br />

mogelijke belangentegenstelling met woon- en werksituaties is er ook een potentieel spanningsveld<br />

met <strong>de</strong> natuurdoelstellingen.<br />

Windmolenparken<br />

Een jaar gele<strong>de</strong>n heeft het kabinet, in navolging va <strong>de</strong> EU, een ambitieus klimaatprogramma opgesteld,<br />

waarin wordt uitgegaan van een forse energiebesparing (2% per jaar tot 2020) en een hoge doelstelling <strong>voor</strong><br />

duurzame energie (20% in 2020). Een van <strong>de</strong> elementen daaruit is <strong>de</strong> uitbreiding van win<strong>de</strong>nergie op<br />

land. 120 Hierbij probeert men nieuwe en hogere windmolens zoveel mogelijk bij elkaar te plaatsen. Dat kan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld bij bedrijventerreinen, bij industrieterreinen en langs al bestaan<strong>de</strong> infrastructuur als snelwegen.<br />

Om verrommeling van het landschap te <strong>voor</strong>komen, wil men rekening hou<strong>de</strong>n met kwetsbare en<br />

waar<strong>de</strong>volle landschappen. Dergelijke windmolenparken, maar ook an<strong>de</strong>re hoogbouwprojecten, kunnen<br />

echter ook conflicteren met het ruimtegebruik van Defensie bij het gebruik van radar, en in vlieg- en<br />

schietgebie<strong>de</strong>n. Er bestaat een reeks radarstations waarmee een radarbeeld van het Ne<strong>de</strong>rlands luchtruim<br />

wordt opgebouwd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beveiliging van het nationale luchtruim en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veilige afhan<strong>de</strong>ling van het<br />

militaire en het burgerluchtverkeer. Objecten in <strong>de</strong> omgeving kunnen resulteren in een verstoring van het<br />

radarbeeld. Defensieradarapparatuur kan dus een compliceren<strong>de</strong> factor zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong><br />

ambities van het kabinet op het gebied van win<strong>de</strong>nergie. Om die re<strong>de</strong>n staat er druk op Defensie om het<br />

gebruik van <strong>de</strong>ze apparatuur aan te passen. Bij <strong>de</strong> begrotingsbehan<strong>de</strong>ling van VROM is <strong>de</strong> motie-Vermeij c.s.<br />

(Kamerstuk 31700-XI, nr. 30) ingediend waarin wordt verzocht te zoeken naar technische oplossingen ter<br />

120 Project Schoon en Zuinig, VROM , 2007<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 317


vermin<strong>de</strong>ring van radarverstoring om meer ruimte te bie<strong>de</strong>n aan hoogbouw, duurzame energie-initiatieven<br />

en het overige beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte. De minister van VROM heeft laten weten dat zij <strong>de</strong>ze motie<br />

beschouwt als on<strong>de</strong>rsteuning van het kabinetsbeleid.<br />

In het Nationaal Waterplan (een structuurvisie op basis van <strong>de</strong> Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>ning) is het <strong>voor</strong>nemen<br />

van het kabinet opgenomen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> realisatie van 6000 megawatt win<strong>de</strong>nergie op <strong>de</strong> Noordzee. Op <strong>de</strong><br />

Noordzee is sprake van een ruimtegebrek door een veelheid aan activiteiten waaron<strong>de</strong>r olie en gaswinning,<br />

zand en schelpenwinning, scheepvaart, visserij, pijp en kabelleidingen, en <strong>de</strong> aanwezigheid van natuurgebie<strong>de</strong>n,<br />

militaire oefengebie<strong>de</strong>n, wrakken en archeologische locaties. Het is moeilijk om een geschikte<br />

locatie te vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een nieuwe activiteit zoals <strong>de</strong> aanleg van grote windmolenparken. Eén van <strong>de</strong> opties<br />

die daarbij aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is, resulteert mogelijk in een noodzakelijke verplaatsing van het (luchtmacht)<br />

oefengebied EHD 42. Er bestaat dus enige druk om <strong>de</strong>fensieactiviteiten te verplaatsen ten faveure van<br />

win<strong>de</strong>nergie projecten. Deze druk zal naar verwachting ook in <strong>de</strong> toekomst blijven bestaan.<br />

Natuurgebie<strong>de</strong>n<br />

Omdat ruimte in Ne<strong>de</strong>rland schaars is, wil het kabinet op het gebied van ruimtelijke planning activiteiten<br />

zoveel mogelijk bun<strong>de</strong>len in bestaand bebouwd gebied en verrommeling tegengaan. Uitgangspunt is dat<br />

het karakteristieke Ne<strong>de</strong>rlandse landschap en <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re natuurgebie<strong>de</strong>n aandacht en bescherming<br />

verdienen. In 2018 zou <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS, een samenhangend netwerk van natuurgebie<strong>de</strong>n<br />

in Ne<strong>de</strong>rland) kwantitatief gerealiseerd moeten zijn. En in 2015 moet tevens voldaan zijn aan<br />

Europese verplichtingen op het gebied van natuur (Natura 2000). Omdat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

militaire oefenterreinen is gelegen in Ecologische hoofdstructuur en in Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, zal in <strong>de</strong><br />

toekomst <strong>de</strong> druk vanuit <strong>de</strong> maatschappij op Defensie toenemen om activiteiten op oefen- en schietterreinen<br />

en in laagvlieggebie<strong>de</strong>n, zoveel mogelijk te beperken. Zeker het uitbrei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> huidige situatie<br />

met nieuwe soorten van gebruik zal op toenemend verzet stuiten.<br />

Tussenconclusie ruimte<br />

De ruimtelijke drukte heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> positie van Defensie. Het komt steeds vaker <strong>voor</strong> dat Defensie<br />

activiteiten samenvallen met an<strong>de</strong>re activiteiten en dat dit ruimtelijk gezien met elkaar botst. Deze trend<br />

zal zich in <strong>de</strong> toekomst naar verwachting ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tzetten. Daarbij lijkt er bij Defensie een toegenomen<br />

behoefte te bestaan om te oefenen en trainen buiten <strong>de</strong> specifiek aangewezen militaire oefenterreinen.<br />

Dit wordt veroorzaakt door een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> manier van operationeel optre<strong>de</strong>n: in toenemen<strong>de</strong> mate<br />

dient urban warfare te wor<strong>de</strong>n beoefend in plaats van het uitvechten van massale conflicten in onbewoond<br />

gebied. Ook in verband met het toegenomen joint optre<strong>de</strong>n moet vaker geoefend wor<strong>de</strong>n waarbij bij<strong>voor</strong>beeld<br />

transporten vanuit <strong>de</strong> lucht wor<strong>de</strong>n beveiligd. Voor <strong>de</strong>rgelijke oefeningen zijn an<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />

vereist dan op <strong>de</strong> ‘klassiek’ ingerichte oefenterreinen. Ook an<strong>de</strong>r vormen van gebruik (onbeman<strong>de</strong><br />

vliegtuigen) kunnen in <strong>de</strong> toekomst wellicht ook ruimtegebruik vragen. Het verdient aanbeveling om <strong>de</strong>ze<br />

behoefte in kaart te brengen met het oog op het ruimtegebruik van Defensie in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 318


Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 319


3.<br />

Gevolgen van <strong>de</strong><br />

ontwikkelingen op<br />

regelgeving in Europa<br />

en Ne<strong>de</strong>rland<br />

Wereldwijd is het besef toegenomen dat ons han<strong>de</strong>len van invloed is op <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het klimaat<br />

en <strong>de</strong> kwaliteit van het milieu. Dit heeft <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia tot verschillen<strong>de</strong> mondiale en regionale<br />

verdragen geleid, die ook Ne<strong>de</strong>rland heeft geratificeerd. Deze verdragen bepalen <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> ons<br />

han<strong>de</strong>len. Milieubeleid is ook steeds meer Europees beleid. Ongeveer 80% van <strong>de</strong> regelgeving op het gebied<br />

van natuur en milieu komt uit Brussel. De afgelopen jaren hebben <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van<br />

milieu en omgeving geleid tot meer en strengere (Europese) regelgeving die direct of indirect invloed heeft<br />

op activiteiten van Defensie. De verdragen, richtlijnen en protocollen wor<strong>de</strong>n omgezet in Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

wetgeving of beleid. Ne<strong>de</strong>rland, en dus ook Defensie, heeft daarmee slechts een beperkte beleidsvrijheid.<br />

Ook binnen <strong>de</strong> NAVO komt steeds meer aandacht <strong>voor</strong> het milieu en natuur.<br />

Bestuurlijk ka<strong>de</strong>r<br />

In het Beleidsprogramma 2007 – 2011 pleit het Kabinet pleit <strong>voor</strong> een actieve internationale en Europese<br />

rol van Ne<strong>de</strong>rland. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daarvan is een mo<strong>de</strong>rne krijgsmacht die wereldwijd ingezet kan wor<strong>de</strong>n in<br />

grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in lan<strong>de</strong>n<br />

die we daarin willen on<strong>de</strong>rsteunen. Tegelijkertijd wil Ne<strong>de</strong>rland een <strong>voor</strong>trekkersrol spelen in <strong>de</strong> strijd<br />

tegen wereldwij<strong>de</strong> milieuproblemen, zoals klimaatveran<strong>de</strong>ring en biodiversiteitverlies. Bij<strong>voor</strong>beeld door<br />

actief bij te dragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen<br />

<strong>voor</strong> na 2012, vergaan<strong>de</strong> CO2-reducties, behoud van biodiversiteit door bescherming van waar<strong>de</strong>volle<br />

gebie<strong>de</strong>n en realisatie van ecologische netwerken. De ambities op het gebied van milieu werken door in<br />

<strong>de</strong> dagelijkse praktijk. In <strong>de</strong> bouw wordt ingezet op innovatie en op aanscherping van bestaan<strong>de</strong> normen.<br />

Nieuwe gebouwen moeten vanaf 2020 energieneutraal wor<strong>de</strong>n opgeleverd. Het kabinet kiest <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re<br />

ontwikkeling van win<strong>de</strong>nergie zowel op land als op zee. In <strong>de</strong> verkeers- en vervoerssector komen strengere<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320


normen die lei<strong>de</strong>n tot min<strong>de</strong>r CO2-uitstoot. Ook <strong>de</strong> Rijksoverheid zelf moet zo spoedig mogelijk klimaatneutraal<br />

zijn via energiebesparing en <strong>de</strong> inkoop van duurzame energie. Daarnaast wil <strong>de</strong> overheid vanaf<br />

2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar aankopen, van dienstauto’s en<br />

catering tot grond-, weg- en waterbouw. In 2010 moet een zo groot mogelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ruim 40 miljard<br />

aan jaarlijkse overheidsbestedingen duurzaam wor<strong>de</strong>n ingekocht of aanbesteed. Omdat ruimte in<br />

Ne<strong>de</strong>rland schaars is, wil het kabinet op het gebied van ruimtelijke planning activiteiten zoveel mogelijk<br />

bun<strong>de</strong>len in bestaand bebouwd gebied en verrommeling tegengaan. Het karakteristieke Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

landschap en <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re natuurgebie<strong>de</strong>n verdienen aandacht en bescherming. In 2011 moeten groene<br />

gebie<strong>de</strong>n gerealiseerd zijn, het platteland vitaler en dynamischer zijn en meer wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd in<br />

natuurgebie<strong>de</strong>n zodat <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 kwantitatief is gerealiseerd. In 2015<br />

moet tevens voldaan zijn aan Europese verplichtingen op het gebied van natuur (Natura 2000).<br />

Juridisch ka<strong>de</strong>r en regelgeving<br />

De krijgsmacht staat mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> samenleving en maakt daar, ook wat betreft regelgeving, integraal <strong>de</strong>el<br />

van uit. Voor <strong>de</strong> krijgsmacht gel<strong>de</strong>n in beginsel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> regels gel<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r. Tegelijkertijd<br />

neemt <strong>de</strong> krijgsmacht vanwege haar specifieke taken en mid<strong>de</strong>len een bijzon<strong>de</strong>re positie in die samenleving<br />

in, die kan lei<strong>de</strong>n tot een noodzaak om <strong>de</strong> krijgsmacht tij<strong>de</strong>lijk of permanent, geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk uit<br />

te zon<strong>de</strong>ren van toepassing van (on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len) van regelgeving. De afgelopen jaren is veel nationale wet-<br />

en regelgeving, bij<strong>voor</strong>beeld op het gebied van natuur en milieu, aangescherpt als gevolg van Europese<br />

ontwikkelingen en besluiten.<br />

De krijgsmacht heeft zich steeds aan <strong>de</strong>ze ontwikkelingen aangepast. Voorbeel<strong>de</strong>n daarvan zijn het<br />

verplaatsen van grootschalige militaire oefeningen, schietoefeningen en laagvliegactiviteiten naar<br />

buitenlandse oefengebie<strong>de</strong>n. Ook op het gebied van het gebruik van gevaarlijke stoffen heeft Defensie zich<br />

aangepast aan een aanscherping van regelgeving. Toch kunnen op het gebied van regelgeving een aantal<br />

zaken als potentieel knelpunt wor<strong>de</strong>n bestempeld. Een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> militaire oefenterreinen is op<br />

grond van Europese regelgeving aangemerkt als Vogel- of Habitat richtlijn gebied (EU richtlijn 79/409/EEG<br />

respectievelijk 92/43/EEG). Dit heeft tot gevolg dat <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r een streng beschermingsregime<br />

vallen. Militaire activiteiten als laagvliegen of schieten wor<strong>de</strong>n hierdoor bemoeilijkt. Hoewel Defensie<br />

doorgaans al vele tientallen jaren lang gebruiker en beheer<strong>de</strong>r is van <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />

<strong>voor</strong>tdurend wor<strong>de</strong>n getoetst aan <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) om te bezien of<br />

zij (ongewijzigd) kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gezet. Bij inci<strong>de</strong>ntele of nieuwe <strong>de</strong>fensie activiteiten moet een aparte<br />

Nb-wetvergunning wor<strong>de</strong>n aangevraagd. Door <strong>de</strong> formele procedures die hier<strong>voor</strong> doorlopen moeten<br />

wor<strong>de</strong>n, zijn ad hoc oefeningen (bij<strong>voor</strong>beeld ten behoeve van uitzendingen) lastiger te realiseren.<br />

Het steeds ver<strong>de</strong>r uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> systeem van natuurwetgeving en het toenemen<strong>de</strong> aantal beschermingszones,<br />

natuurmonumenten, groene gebie<strong>de</strong>n, bescherm<strong>de</strong> gezichten, en stiltegebie<strong>de</strong>n spelen dus een<br />

belangrijke rol. In <strong>de</strong>ze systematiek wordt bestaand gebruik doorgaans nog wel gedoogd. Maar <strong>de</strong> instroom<br />

van nieuw materieel, nieuwe oefen- of trainingsmetho<strong>de</strong>n of intensiveringen van bepaal<strong>de</strong> activiteiten,<br />

zal doorgaans alleen mogelijk zijn indien als eventuele scha<strong>de</strong>lijke effecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natuur <strong>voor</strong>af met<br />

zekerheid kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesloten. In <strong>de</strong> praktijk wordt al geanticipeerd op <strong>de</strong>ze regelgeving bij het<br />

plannen van oefen activiteiten. Daardoor wordt <strong>de</strong> oefening soms reeds op <strong>voor</strong>hand beperkter opgezet<br />

dan vanuit operationeel oogpunt wenselijk is. De oefenterreinen wor<strong>de</strong>n dan vaak ook in militair opzicht<br />

‘min<strong>de</strong>r waard’ omdat niet meer met alle mid<strong>de</strong>len, op alle gewenste tij<strong>de</strong>n en in alle gewenste vormen<br />

kan wor<strong>de</strong>n geoefend.<br />

De komen<strong>de</strong> jaren zal een soortgelijke ontwikkeling plaats vin<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong> Noordzee. Een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> Kustzee, het Friese Front, <strong>de</strong> Klaverbank en <strong>de</strong> Doggersbank zullen wor<strong>de</strong>n aangewezen als speciale<br />

beschermingszone als bedoeld in <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn en als Marine Protected Area in het ka<strong>de</strong>r van<br />

het OSPAR-verdrag. Om het Europees rechtelijk beschermingsregime van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn om<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 321


te zetten in Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving, wordt het toepassingsbereik van Natuurbeschermingswet 1998 en <strong>de</strong><br />

Flora Faunawet over <strong>de</strong> gehele Exclusieve Economische Zone uitgebreid. Hoewel het <strong>de</strong> bedoeling is dat<br />

bestaand gebruik op <strong>de</strong> Noordzee kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgezet, is het niet onmogelijk dat een aantal <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />

(zoals vliegen, varen, schieten, explosieven- en mijnopruiming, sonargebruik etc.) ter discussie<br />

komt te staan.<br />

Overigens biedt <strong>de</strong> Nb-wet <strong>de</strong> mogelijkheid om, als er mogelijk significante gevolgen kunnen optre<strong>de</strong>n,<br />

tóch een vergunning te verlenen op grond van dwingen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen van openbaar belang waarbij compenseren<strong>de</strong><br />

maatregelen moeten wor<strong>de</strong>n genomen. Overigens moet daarbij wor<strong>de</strong>n aangetekend dat <strong>de</strong><br />

milieu- en natuurwetten in alle EU-lan<strong>de</strong>n min of meer hetzelf<strong>de</strong> zijn. Uitwijken naar an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n<br />

in Europa is dan ook maar in beperkte mate mogelijk. Echter, in dichtbevolkte lan<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> regels als<br />

veel knellen<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n ervaren dan in dunbevolkte lan<strong>de</strong>n.<br />

Op het gebied van Milieuregelgeving zijn ook een aantal effecten op <strong>de</strong>fensieactiviteiten te on<strong>de</strong>rkennen.<br />

Een <strong>voor</strong>beeld is het dossier luchtkwaliteit. Fijn stof leidt tot aantasting van <strong>de</strong> luchtwegen, longkanker en<br />

hart- en vaatziekten. De Europese normen kunnen gevolgen hebben <strong>voor</strong> Defensie. Defensie draagt bij aan<br />

<strong>de</strong> productie van fijn stof door gebruik van fossiele brandstoffen en munitie en zal dan ook inspanningen<br />

moeten leveren om <strong>de</strong>ze emissies te beheersen. Plaatsing van roetfilters op voertuigen en schepen wordt<br />

inmid<strong>de</strong>ls overwogen. Daarnaast zal in <strong>de</strong> toekomst ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar an<strong>de</strong>re typen motoren en<br />

brandstof moeten plaats vin<strong>de</strong>n. De emissies van <strong>de</strong> verzuren<strong>de</strong> stoffen NOx, SO2, NH3 en VOS halen <strong>de</strong><br />

doelen <strong>voor</strong> 2010 niet en nemen daarna zelfs weer in beperkte mate toe. Deze emissies ontstaan in het geval<br />

van Defensie <strong>voor</strong>namelijk door het gebruik van fossiele brandstoffen in infrastructuur en roerend goed en<br />

het gebruik van oplosmid<strong>de</strong>len. Aanscherping van <strong>de</strong> emissienormen in <strong>de</strong> toekomst is te verwachten.<br />

Ook waarneembaar is een beleidsintensivering om het gevaar van milieugevaarlijke stoffen te vermin<strong>de</strong>ren.<br />

Dit beleidsterrein, dat op het snijvlak van milieu en arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n opereert, heeft <strong>voor</strong> Defensie<br />

zeker gevolgen. Vooral bij <strong>de</strong> aanschaf van infrastructuur materieel, munitie en hulpstoffen zal er scherp<br />

gelet moeten wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> milieu- en arboaspecten van alle gebruikte stoffen en materialen. Het is niet<br />

uit te sluiten dat dit tot hogere aanschafkosten of researchkosten zal lei<strong>de</strong>n. Vanuit <strong>de</strong> Rijksoverheid wordt<br />

in toenemen<strong>de</strong> mate ingezet op duurzaam inkopen; op dit moment vallen daar al bepaal<strong>de</strong> categorieën<br />

producten on<strong>de</strong>r zoals dienstauto's, kantoormeubilair en elektriciteit. De rijksdoelstelling is dat in 2010<br />

door het Rijk 100% duurzaam wordt ingekocht, tenzij er zwaarwegen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn hiervan af te wijken.<br />

In een aantal gevallen is het niet moeilijk om aan <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> eisen te voldoen, <strong>de</strong> extra maatregelen<br />

hebben uitsluitend financiële gevolgen. Bij<strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> installatie van zuiveringsinstallaties en roetfilters<br />

of <strong>de</strong> vervanging van tinhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verfsystemen <strong>voor</strong> marineschepen door an<strong>de</strong>re verfsystemen. Een aantal<br />

van <strong>de</strong>ze maatregelen wor<strong>de</strong>n zo normaal gevon<strong>de</strong>n dat die kosten niet meer apart zichtbaar wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt als milieukosten. Ooit is berekend dat milieubeleid Ne<strong>de</strong>rland als geheel 2-3 % van het BBP kost.<br />

Indien we dit percentage ook <strong>voor</strong> Defensie zou<strong>de</strong>n aanhou<strong>de</strong>n, dan komt dit op een bedrag van € 175 mln.<br />

op jaarbasis. Het is echter onmogelijk om <strong>de</strong>ze ‘verborgen’ kosten bij Defensie naar boven te halen, niet in<br />

<strong>de</strong> laatste plaats omdat <strong>de</strong>ze kosten nooit zijn ge<strong>de</strong>finieerd. Afvalkosten bij<strong>voor</strong>beeld tellen bij Defensie<br />

niet als milieukosten.<br />

Op het gebied van milieu en duurzaamheid heeft Defensie in <strong>de</strong> Defensie Duurzaamheidsnota 2009 haar<br />

beleid vastgelegd. Uitgangspunt is dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan en het Rijksbeleid wordt<br />

uitgevoerd. Hierbij geldt als rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat het primaire doel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie, namelijk<br />

operationele inzetbaarheid van <strong>de</strong> krijgsmacht, gegaran<strong>de</strong>erd moet blijven. De inzet in Afghanistan, Irak<br />

en an<strong>de</strong>re crisisgebie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding daarop vergen veel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie. Het duurzaamheidsbeleid<br />

mag <strong>de</strong> uitvoering van die taken niet in <strong>de</strong> weg staan en moet <strong>de</strong>ze waar mogelijk<br />

on<strong>de</strong>rsteunen. De vertaling van het duurzaamheidsbeleid van het rijk naar Defensie is daarom maatwerk.<br />

Dit zal er bij<strong>voor</strong>beeld toe lei<strong>de</strong>n dat Defensie <strong>de</strong> duurzaamheidsopgaven in eerste instantie zal zoeken in<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 322


haar infrastructuur en bij han<strong>de</strong>lsgebruikelijke goe<strong>de</strong>ren en materieel en pas in twee<strong>de</strong> instantie bij het<br />

operationele materieel.<br />

Voor <strong>de</strong> militaire luchtvaart gel<strong>de</strong>n veelal eigen regels, maar ook wordt aansluiting gezocht bij <strong>de</strong> regels<br />

<strong>voor</strong> burgerluchtvaart zoals die door het ministerie van Verkeer en Waterstaat wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Voor<br />

milieunormen is het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer in <strong>de</strong> eerste<br />

plaats verantwoor<strong>de</strong>lijk. Invoering van <strong>de</strong> Europese geluidsnorm Level day, evening and night (L<strong>de</strong>n) kan<br />

een beperking met zich meebrengen <strong>voor</strong> militaire vliegoperaties. Defensie zal <strong>de</strong>ze norm in <strong>de</strong> toekomst<br />

invoeren, maar slechts op een manier dat <strong>de</strong> omzetting van <strong>de</strong>ze norm naar militaire vliegvel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

militaire vliegoperaties niet belemmert. Invoering van een extern veiligheidsbeleid <strong>voor</strong> starten<strong>de</strong> en<br />

lan<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vliegtuigen naar analogie van Schiphol zal resulteren in beperkingen <strong>voor</strong> vliegoperaties of<br />

gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving (bij<strong>voor</strong>beeld afbraak van woningen of het wijzigingen van bestemmingsplannen),<br />

tenzij een toegesne<strong>de</strong>n normstelling wordt ingevoerd. Het ministerie van Defensie heeft door <strong>de</strong><br />

afstoting van <strong>de</strong> vliegbases Soesterberg en Twenthe en vliegkamp Valkenburg nog <strong>de</strong> beschikking over <strong>de</strong><br />

luchtvaartterreinen Leeuwar<strong>de</strong>n, Deelen, Volkel, Eindhoven, De Peel, Gilze-Rijen, Woensdrecht en <strong>de</strong> Kooy.<br />

Om een ver<strong>de</strong>re groei en ontwikkeling van Schiphol mogelijk te maken zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

omgeving te vergroten is het, volgens het advies dat oud CdK Hans Al<strong>de</strong>rs heeft uitgebracht, van belang is<br />

dat tot en met 2020 ruimte op regionale luchthavens wordt gecreëerd <strong>voor</strong> een 70.000-tal niet-mainportgebon<strong>de</strong>n<br />

vliegbewegingen. Het kabinet neemt dit element uit het advies van <strong>de</strong> Al<strong>de</strong>rstafel over en heeft<br />

bepaald dat <strong>de</strong> luchthavens die in beginsel in aanmerking komen <strong>voor</strong> het accommo<strong>de</strong>ren van het<br />

niet-mainportgebon<strong>de</strong>n verkeer Eindhoven en Lelystad zijn. Voor Eindhoven zal <strong>de</strong> ontwikkeling zoveel<br />

mogelijk aansluiten bij <strong>de</strong> door <strong>de</strong> regio geformuleer<strong>de</strong> brainport-doelen. Ondanks dat daarbij bepaald is<br />

dat <strong>de</strong> status van Eindhoven als militaire luchthaven onveran<strong>de</strong>rd zal blijven en dat <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />

Eindhoven niet ten koste zal gaan van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse militaire functies, betekent dit wel dat een groter <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> militaire geluidsruimte wordt opgegeven. Daarmee is <strong>de</strong> formele mogelijkheid <strong>voor</strong> uitbreidingen in<br />

<strong>de</strong> toekomst afgenomen, maar waarschijnlijk tevens het draagvlak bij <strong>de</strong> lokale bevolking in verband met<br />

toegenomen geluid.<br />

Stilte wordt schaars. In 2030 zal het percentage inwoners dat blootgesteld is aan een hoge geluidbelasting<br />

verdubbeld zijn ten opzichte van 1995. Bronnen van geluidhin<strong>de</strong>r zijn <strong>voor</strong>al het weg- en vliegtuigverkeer.<br />

Maatregelen die momenteel wor<strong>de</strong>n genomen ter bestrijding van <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n snel weer<br />

tenietgedaan door <strong>de</strong> groei van het verkeer en door oprukken<strong>de</strong> bebouwing. Ook Defensie zal ook in<br />

toenemen<strong>de</strong> mate te maken krijgen met klachten over geluidhin<strong>de</strong>r en een maatschappelijke druk om<br />

<strong>de</strong> overlast door (oefen)activiteiten te vermin<strong>de</strong>ren. Een sprekend <strong>voor</strong>beeld in dit verband is <strong>de</strong> situatie<br />

rondom On<strong>de</strong>rbanken waar het gebruik van <strong>de</strong> AWACS basis Geilenkirchen grote weerstand heeft<br />

opgeroepen. Daarnaast zijn er veiligheidszones <strong>voor</strong> het vliegverkeer rondom en in het verleng<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> start- en landingsbanen. Door het nog steeds toenemen van <strong>de</strong> (woon)bebouwing in ons land komt<br />

die bebouwing in bepaal<strong>de</strong> gevallen dichter bij bestaan<strong>de</strong> veiligheidszoneringen. De druk op Defensie<br />

om ruimte te maken <strong>voor</strong> bebouwing zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Dat geldt overigens ook <strong>voor</strong><br />

veiligheidszones rondom munitiecomplexen en schietterreinen.<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 323


Toekomst<br />

De mate waarin Defensie in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren <strong>de</strong> effecten zal on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n van toenemen<strong>de</strong> regeldruk<br />

hangt af van een aantal factoren zoals: <strong>de</strong> bevolkingsdichtheid, <strong>de</strong> welvaart, <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> bevolking<br />

ten opzichte van natuur, milieu en ruimtelijke or<strong>de</strong>ning, <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> bevolking ten opzichte van<br />

Defensie, <strong>de</strong> veiligheidssituatie, het beschikbare <strong>de</strong>fensiebudget om militaire eisen en milieu-eisen met<br />

elkaar te verzoenen, dan wel scha<strong>de</strong> te compenseren en natuurlijk aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant <strong>de</strong> behoefte aan en<br />

<strong>de</strong> noodzaak van training en oefening van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />

Ne<strong>de</strong>rland blijft een extreem dichtbevolkt land waarin <strong>de</strong> welvaart naar verwachting gelei<strong>de</strong>lijk zal blijven<br />

stijgen. De gesignaleer<strong>de</strong> trends van toegenomen verste<strong>de</strong>lijking en mobiliteit zorgen er <strong>voor</strong> dat in<br />

Ne<strong>de</strong>rland verschillen<strong>de</strong> activiteiten en vormen van ruimtegebruik met elkaar zullen interfereren en<br />

misschien conflicteren. De milieuproblemen van <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig jaar zullen meer ingrijpend zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> maatschappij dan <strong>voor</strong>heen. Milieu- en Natuurbeleid zullen meer rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>re ontwikkelingen. Ook natuur en biodiversiteitdoelen zullen aan belang toenemen. Een en an<strong>de</strong>r<br />

betekent dat meer activiteiten zullen moeten wor<strong>de</strong>n ontplooidom <strong>de</strong> soms tegenstrijdige belangen met<br />

elkaar in overeenstemming te brengen.<br />

Conclusies<br />

Mondiaal gezien neemt <strong>de</strong> milieudruk toe door een groeien<strong>de</strong> wereldbevolking, en <strong>de</strong> daarmee<br />

gepaard gaan<strong>de</strong> toename van landbouw, industrie en energieverbruik;<br />

De gevolgen daarvan zijn een afnemen<strong>de</strong> biodiversiteit, een toename van broeikasgassen,<br />

milieuverontreiniging en versnel<strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ringen;<br />

Om <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> milieudruk tegen te gaan, zullen in mondiaal verband maar ook in Europees<br />

verband steeds meer maatregelen wor<strong>de</strong>n genomen. Het betreft maatregelen op het gebied van<br />

on<strong>de</strong>r meer duurzame en hernieuwbare energie; op het gebied van <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen;<br />

en op het gebied van natuurbescherming;<br />

Deze maatregelen vin<strong>de</strong>n een doorvertaling naar (Europese) regelgeving waaraan ook het ministerie<br />

van Defensie zal moeten voldoen;<br />

Defensie zal te maken krijgen met sterk stijgen<strong>de</strong> energieprijzen. Op korte termijn is energiebesparing<br />

en verhogen van <strong>de</strong> energie-efficiency van roerend en onroerend goed <strong>de</strong> meest rendabele aanpak. Op<br />

langere termijn moet <strong>de</strong> afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wor<strong>de</strong>n vermin<strong>de</strong>rd;<br />

Defensie zal te maken krijgen met meer maatregelen om CO2 emissies en broeikasgassen te vermin<strong>de</strong>ren,<br />

zoals aanscherping van eisen <strong>voor</strong> brandstof en energieverbruik. Daarmee zal in het verwervingsbeleid<br />

rekening moeten wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n;<br />

De gevolgen van een klimaatveran<strong>de</strong>ring (bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen) kunnen een toename<br />

van bijstand en steunverlening in aan <strong>de</strong> civiele autoriteiten betekenen;<br />

Defensie zal meer te maken krijgen met verscherpte eisen op het gebied van het (marine) milieu (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

schieten van munitie, lozen van gevaarlijke stoffen in zee) en van gevaarlijke stoffen;<br />

Defensie zal te maken krijgen met een beleidsintensivering ter bescherming van <strong>de</strong> natuur. Dat kan<br />

negatieve gevolgen hebben <strong>voor</strong> trainingen en oefeningen binnen Ne<strong>de</strong>rland;<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 324


❚ Binnen Ne<strong>de</strong>rland is er sprake van een toenemen<strong>de</strong> bevolking, een toegenomen mobiliteit<br />

en een toegenomen economische bedrijvigheid. Dit leidt ertoe dat er meer ‘wrijving’ ontstaat<br />

tussen militaire activiteiten en an<strong>de</strong>re belangen in vergelijking tot vroeger;<br />

❚ Voorbeel<strong>de</strong>n van potentiële conflictsituaties zijn: <strong>de</strong> militaire aanwezigheid in, boven of nabij<br />

natuur gebie<strong>de</strong>n; ruimtebeperkingen door militaire luchthavens, militaire radarapparatuur,<br />

militaire gevaren zones; verstoring door geluidsoverlast;<br />

❚ Er is in zekere mate sprake van verdringing. Het gevaar is aanwezig dat <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />

beknot wor<strong>de</strong>n en steeds vaker moeten wijken <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re belangen;<br />

❚ Defensie dient zijn behoeften aan ruimtegebruik en aan eventuele uitzon<strong>de</strong>ringen op het gebied<br />

van (milieu-) regelgeving goed en dui<strong>de</strong>lijk te formuleren;<br />

❚ De Defensiebelangen moeten serieus genomen wor<strong>de</strong>n en evenwichtig wor<strong>de</strong>n afgewogen<br />

ten opzichte van an<strong>de</strong>re belangen, zoals op het gebied van duurzaamheid, natuur en milieu.<br />

Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 325


7.<br />

Literatuur<br />

❚ “Nationale Milieuverkenning 6 2006-2040”, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, april 2006<br />

❚ Global Environment Outlook IV (2007)<br />

❚ Environmental Outlook to 2030, (OECD) (2008)<br />

❚ International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD, 2008)<br />

❚ Ne<strong>de</strong>rland en een duurzame wereld. Armoe<strong>de</strong>, klimaat en biodiversiteit. Twee<strong>de</strong> duurzaamheidsverkenning,<br />

Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgeving.<br />

❚ Impacts of EuropeRuimte en milieu – Literatuur ’s changing climate; van het Europees<br />

Milieuagentschap,<br />

zie http://reports.eea.europa.eu/eea_report_2008_4/en/<br />

❚ Global Environment Outlook IV. Environment for Development, UNEP, 2007.<br />

❚ Climate Change 2007. Fourth Assessment Report, Intergovernmental Panel on Climate Change<br />

(IPCC, 2007a,b,c,d).<br />

❚ “Nationaal Milieubeleidsplan 4; Een wereld en een wil, werken aan duurzaamheid, Ministeries van<br />

VROM c.s., Den Haag, 2001<br />

❚ “Kwaliteit en Toekomst; Verkenning van duurzaamheid.” RIVM, Milieu en Natuurplanbureau,<br />

Bilthoven, 2004.<br />

❚ Communication from the Commission to the Council of the European Union, The European Parliament<br />

and the European Economic and Social Committee. “Policy Coherence for Development; Accelerating<br />

progress towards attaining the Millennium Development Goals.” The European Commission,<br />

12th April 2005<br />

❚ Natuurbalans 2008, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, 2008<br />

❚ “Effecten van klimaatveran<strong>de</strong>ring in Ne<strong>de</strong>rland”, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, oktober 2005<br />

❚ Communication from the Commission to the Council and the European Parliament, “On the review of<br />

the Sustainable Development Strategy”, The European Commission, 14th December 2005<br />

Ruimte en milieu – Literatuur 326


❚ “Vulnerability and Adaption to Climate Change in Europe”, European Environment Agency,<br />

Kopenhagen, 2005<br />

❚ “Hoofdlijnennotitie Toekomstagenda Milieu”, Ministerie van VROM, 2005<br />

❚ “Twee<strong>de</strong> Structuurschema Militaire Terreinen”, Ministerie van Defensie, <strong>de</strong>el 1 (2001),<br />

<strong>de</strong>len 2 en 3 (2004) en <strong>de</strong>el 4 (2005)<br />

Ruimte en milieu – Literatuur 327


Strategische vragen<br />

The future of<br />

<strong>de</strong>fence planning<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


The future of <strong>de</strong>fence planning 330


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.6.1.c Omgaan met onzekerheid<br />

Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan<br />

met het on<strong>voor</strong>spelbare toekomstige veiligheidsklimaat:<br />

Beantwoord door: Col (ret) A.C. Tjepkema MA<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 331


Inhoudsopgave<br />

Introduction 336<br />

The need for change 336<br />

The approach 337<br />

Applicability 338<br />

Structure and aim 338<br />

Synopsis of selected literature 340<br />

Introduction 340<br />

By whom war is fought 341<br />

What war is all about 341<br />

How war is fought 341<br />

What war is fought for 342<br />

Why war is fought 342<br />

Future War 342<br />

In conclusion 343<br />

Introduction 343<br />

Summary 343<br />

Central themes 344<br />

Seven comprising arguments make up the final conclusion of the book 345<br />

Conclusion 347<br />

Introduction 347<br />

Smith’s basic premise 347<br />

Un<strong>de</strong>rstanding force 348<br />

Interstate industrial war 348<br />

Cold War 349<br />

War amongst the people 349<br />

What is to be done? 350<br />

Conclusion and assessment 351<br />

Future War 352<br />

Crime and terrorism 352<br />

The role of NLW 352<br />

The changing nature of warfare 353<br />

Definition of war and imposition of will 353<br />

The concept of the nation-state and its boundaries 353<br />

I<strong>de</strong>ology, not poverty, driver for terrorism; personal allegiance no longer assured 354<br />

Violence optional in future conflict 354<br />

Introduction 354<br />

The story so far 355<br />

Post-conflict reconstruction 355<br />

How can we do it better? 355<br />

Formulate an end state 356<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 332


Distribute responsibilities 356<br />

The seamless approach blueprint for government 356<br />

Overview of the above points of view 357<br />

Leading trends in the conduct of war 358<br />

Eight topics 358<br />

Terminology 358<br />

The essence of conflict and war (1) 359<br />

The essence of conflict and war (2) 360<br />

The role of armed forces in interstate war (1) 360<br />

The role of armed forces in interstate war (2) 361<br />

The role of armed forces in interstate war (3) 361<br />

The role of armed forces in low-intensity war and war amongst the people (1) 362<br />

The role of armed forces in low-intensity war and war amongst the people (2) 362<br />

Trinitarian war (1) 363<br />

Trinitarian war (2) 363<br />

Trinitarian war (3) 364<br />

Trinitarian war (4) 365<br />

Trinitarian war (5) 365<br />

The role of international institutions (1) 366<br />

The role of international institutions (2) 366<br />

The role of international institutions (3) 366<br />

The role of international institutions (4) 367<br />

Might and right (1) 368<br />

Might and right (2) 368<br />

Might and right (3) 369<br />

Might and right (4) 369<br />

The comprehensive approach 370<br />

The role of technology (1) 370<br />

The role of technology (2) 371<br />

The role of technology (3) 371<br />

The role of technology (4) 372<br />

The role of technology (5) 372<br />

Conclusion (1) 373<br />

Conclusion (2) 373<br />

Conclusion (3) 374<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 333


The Dutch transformation 1991-2007 376<br />

Dutch security policy 376<br />

Characteristics of Dutch security and <strong>de</strong>fence policy 377<br />

The relationship with the US 377<br />

Security and Defence documents 378<br />

Defence White Paper 1991 378<br />

Priorities Memorandum 1993 378<br />

November letter1994 378<br />

Re-evaluation memorandum and criteria framework. 379<br />

1998 Evaluation of the 1993 Priorities Memorandum 379<br />

Defence White Paper 2000 379<br />

9/11 380<br />

2003 Defence Budget and Policy Letter 380<br />

Naval study 2005 381<br />

Update 2003 Defence Budget and Policy Letter 381<br />

Headlines of <strong>de</strong>fence policy 382<br />

Conclusion 382<br />

The MOD projected transformation<br />

from 2007 to 2020 384<br />

The Dutch <strong>de</strong>fence budget 384<br />

Investments 384<br />

Personnel 385<br />

The capability-capacity crunch 386<br />

Joint materiel planning 386<br />

Planning from 2008-2012 387<br />

The period beyond 2012 387<br />

Conclusion 387<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 334


Alternatives to the MOD projections 390<br />

Introduction 390<br />

World view 391<br />

Threat assessment 392<br />

Scenarios 394<br />

Lessons from recent crisis operations 394<br />

Self-image 395<br />

Ambition 396<br />

Technological <strong>de</strong>velopments 397<br />

Required capabilities 397<br />

Objective Force vs Legacy Force 398<br />

Briga<strong>de</strong> and battalion level 400<br />

High end versus low end (1) 400<br />

High end versus low end (2) 401<br />

Information operations 401<br />

Cooperation between light infantry 401<br />

Riverine operations 402<br />

Royal Marechaussee 402<br />

Structural tensions 403<br />

Major findings 403<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning 335


Introduction<br />

The need for change<br />

“The times, they are a changin”, but to what extent and what are the consequences of the changes for the<br />

armed forces? Mo<strong>de</strong>rn western armed forces cannot continue to see planning as an extrapolation from the<br />

Cold War era. The threat has changed from being clear to being obscure; the forces have been <strong>de</strong>ployed and<br />

employed almost continuously in crisis management operations abroad, in intensity ranging from merely<br />

military presence to heavy fighting. Complicated technology necessitates increasing planning lead times,<br />

while the roles of the forces un<strong>de</strong>rgo profound changes. A lot of work is being done in <strong>de</strong>veloping new<br />

structures for the forces, but the purpose of these efforts is often being foun<strong>de</strong>d from new angles. General<br />

Sir Rupert Smith summarizes this problem as follows:<br />

The British Army has been in a constant state of change and adaptation for good operational reasons.<br />

However, it has retained much the same organization throughout this period, adapting its formations<br />

and units to each and every operation. Doctrine has been used more to justify the basic organization<br />

than to explain why the adaptations have worked. All armies are facing the need for transformation,<br />

particularly those of NATO and the former Warsaw Pact, but currently this is a <strong>de</strong>bate concerning<br />

technology, numbers and organization – not how these forces are to be fought, and to what purpose. 121<br />

In or<strong>de</strong>r to keep up with our opponents in stabilization operations, common wisdom is now to advocate<br />

the serious application of multidisciplinary operations (<strong>de</strong>fence, diplomacy and <strong>de</strong>velopment) and a shift<br />

in the use of technology, leading to better situational awareness and more precision.<br />

121 Rupert, Smith, pp. xi, xii. An article in The Economist (Oct. 27 th , 2007, pp. 16, 33-35) <strong>de</strong>scribes the same dilemmas: Western armies have unsurpassed firepower,<br />

mobility and surveillance technology. Guerrilla’s main weapons are agility, surprise, the support of at least some sections of the population and, above all, time.... The central<br />

objective is not to <strong>de</strong>stroy the enemy but to assure the allegiance of the citizenry. All strands of a campaign – military, economic and political – have to be strongly entwined.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 336


The approach<br />

This work started as a summer project in 2007 in the section Military Operational Arts and Sciences of the<br />

faculty of the Netherlands Defence Aca<strong>de</strong>my and aimed at making an inventory of the most authoritative<br />

opinions on future warfare. Therefore works by five reputable authors on the future of war were selected<br />

and, as could be expected, their views failed to point in one direction. In fact, we selected their books on<br />

the basis of conflicting views on the subject. We felt that this basis would provi<strong>de</strong> us with lines of thought<br />

that would help us to draw important lessons for the way ahead of the Dutch armed forces. The following<br />

works were selected:<br />

❚ Martin van Creveld, The Transformation of War, the Most Radical Reinterpretation of Armed Conflict<br />

since Clausewitz (NY, 1999),<br />

❚ Colin S. Gray, Another Bloody Century (London, 2005);<br />

❚ Rupert Smith, The Utility of Force, the Art of War in the Mo<strong>de</strong>rn World (London, 2005);<br />

❚ John Alexan<strong>de</strong>r, Future War; Non-lethal Weapons in 21 st Century Warfare (NY, 1999) and The Changing Nature<br />

of Warfare; the Factors Mediating Future Conflict and Implication for Special Operations Forces (JSOU Press,<br />

Florida, 2006);<br />

❚ Paddy Ashdown, Swords and Ploughshares (London, 2007).<br />

Having done this, we selected the following eight topics from our findings and elaborated on these:<br />

❚ The essence of conflict and war;<br />

❚ Armed forces in interstate war;<br />

❚ Armed forces in low intensity conflicts/wars amongst the people;<br />

❚ Trinitarian war;<br />

❚ The role of international institutions;<br />

❚ Might and right;<br />

❚ The comprehensive approach and<br />

❚ The role of technology. 122<br />

We then ma<strong>de</strong> our next step, to arrive at cues for future <strong>de</strong>fence planning. We achieved this via an audit of<br />

the Dutch <strong>de</strong>fence planning between 1991 and 2007. The last step was ma<strong>de</strong> by establishing a number of<br />

guiding principles for the future roles, structure and composition of the Dutch armed forces. By doing so,<br />

the following aspects with respect to the future roles of the Netherlands armed forces were taken into<br />

account:<br />

❚ The ambitions of the Defence political lea<strong>de</strong>rship as formulated in the 90-ties;<br />

❚ The gaps in force planning due to budget reductions;<br />

❚ The force/environment applicability;<br />

❚ The quest for a healthy balance between capabilities and tasks;<br />

❚ A <strong>de</strong>scription of fundamental Dutch questions.<br />

122 The following members of the MOAS staff contributed to the book reviews and elaborations of selected topics: Col (ret) Dr. J.F.W. van Angeren: ‘The<br />

transformation of war’, ‘Might and right’, ‘The essence of conflict and war’. Maj Drs. P.M. <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong>: ‘The utility of force’, ‘Armed forces in LIC/WAP’, ‘The<br />

comprehensive approach’. Ir. J.B.J. Orbons: Works by Alexan<strong>de</strong>r, ‘The role of technology’, ‘The role of international institutions’. Col (ret) A.C. Tjepkema MA:<br />

‘Another bloody century’, ‘Swords and ploughshares’, ‘Trinitarian war’, ‘Armed forces in interstate war’.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 337


Applicability<br />

The Netherlands consi<strong>de</strong>rs itself a small European power, albeit the smallest of the greater European powers<br />

and consequently the greatest of the smaller European powers. The last role does not seem to be a popular<br />

one in Dutch policy circles, it is perceived to stem from arrogance. Besi<strong>de</strong>s, it leads to obligations and it<br />

requires a certain lea<strong>de</strong>rship that produces little output versus spent input. Therefore, the role of the<br />

smallest greater power is more popular and commensurate to the tradition of a former colonial power. In<br />

matters of <strong>de</strong>fence and the subsequent size of the armed forces befitting such a position, the Netherlands<br />

has a long history of capabilities that did not match its ambitions. Often generals and admirals took the<br />

forces of the greater powers as a role mo<strong>de</strong>l, a habit disguised as policy that was seldom followed up by<br />

politicians allotting sufficient budget for the projects planned by the military establishment. We will be<br />

able to see the occurrence of this phenomenon. With respect to the utility of the Dutch experience to other<br />

countries, this characteristic may not be applicable in its whole integrity. On the other hand, the planning<br />

dilemma’s with which the Netherlands is faced are almost certainly of the same nature as those of most<br />

other European countries.<br />

Structure and aim<br />

This synthesis cannot be, by its sheer scope and size, an in-<strong>de</strong>pth study of all the factors involved in strategic<br />

planning. Therefore it will use more qualitative than quantitative terminology when addressing the<br />

shortfalls and fields of tension that the Dutch armed forces face in the future. It consists of four parts:<br />

❚ A summary of the elaborated topics (see § 2)<br />

❚ Leading trends in the conduct of war;<br />

❚ Transformation and employment of the NL armed forces from 1991 through 2007;<br />

❚ The MOD projected transformation from 2007 to 2020;<br />

❚ The MOAS alternatives to the MOD projections.<br />

The aim of this document is threefold. Firstly, it is meant as an internal exercise to enhance the insights<br />

of the section and the faculty at large in the implications of future war. Secondly, it will serve as source of<br />

inspiration for individual studies by stu<strong>de</strong>nts. Thirdly, it will contribute to the <strong>de</strong>bate, initiated by the MOD,<br />

on shaping the thoughts within the armed forces on their future. MOAS aspires to be one of the institutions<br />

that will make a contribution to the Toekomstverkenningen of the Ministry of Defence, a project that will be<br />

finished in the fall of 2009 with a report by an inter<strong>de</strong>partmental committee.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 338


The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 339


1.<br />

Synopsis of<br />

selected literature<br />

Martin van Creveld, ‘The transformation of war’ (1991)<br />

Introduction<br />

The central ‘plot’ of this book can be <strong>de</strong>scribed as “we are on the eve of a new way of war, i.e. we witness<br />

a true transformation of war with sweeping consequences”. Van Creveld argues that at the end of the<br />

Cold War there were serious doubts “concerning the ability of <strong>de</strong>veloped states to use armed force as an<br />

instrument for attaining meaningful political ends”. As the superpowers could not draw advantages from<br />

nuclear arms, they could not change the status quo by threatening their use. So, they could only fight their<br />

conventional wars by proxy and “push conventional war into the nooks and crannies of the international<br />

system”. Few of these wars have led to internationally-recognized territorial changes. The outcomes of<br />

the so-called ‘low-intensity conflicts’ (LIC) however have usually been recognized by the international<br />

community. These unfol<strong>de</strong>d in ‘less <strong>de</strong>veloped’ parts of the world, and have been far more bloody than any<br />

other kind of war fought since 1945. This record of success mirrors the record of failure of regular armed<br />

forces in <strong>de</strong>aling with insurgents. Even the most powerful mo<strong>de</strong>rn armed forces are largely irrelevant to<br />

mo<strong>de</strong>rn war.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 340


By whom war is fought<br />

According to Van Creveld, the explanation can be found by examining the impact of Clausewitz’s i<strong>de</strong>a of<br />

‘Trinitarian War”. This i<strong>de</strong>a implies that war is a social activity, moul<strong>de</strong>d by the type of society by which it<br />

is conducted, in Clausewitz’s time: the state. Actually, Clausewitz asserted in Vom Kriege that the first vital<br />

element to make war on behalf of the state were governments, and their instrument for doing so consisted<br />

of the second element: armies. The third vital element in any war consisted of the people. This Clausewitzian<br />

trinity is still firmly entrenched in our present-day doctrines. Van Creveld says that it is not self-evi<strong>de</strong>nt<br />

that the trinity is the best way to un<strong>de</strong>rstand war in general. As proof he affirms that other types of warfare<br />

than traditional cases are i<strong>de</strong>ntified by ad<strong>de</strong>d adjectives such as ‘total’, ‘civil’, ‘colonial’, etc; they actually<br />

constitute the majority of mo<strong>de</strong>rn conflicts. The two world wars mainly had the character of ‘total war’,<br />

whereas Clausewitz presented his trinitarian war as driven by armies as traditionally un<strong>de</strong>rstood. These<br />

total wars <strong>de</strong>man<strong>de</strong>d the total mobilization and application of all resources of the state. Trinitarian war is<br />

a comparatively recent phenomenon, while non-trinitarian war is of all ages. Mo<strong>de</strong>rn, nontrinitarian LIC<br />

will provi<strong>de</strong> us with a better framework for un<strong>de</strong>rstanding war. It is not war between armies, its users regard<br />

both soldiers and civilians as legitimate targets, meanwhile striking out at governments as best as they can.<br />

Using a combination of violence and persuasion, they draw the population to their si<strong>de</strong> and intimidate<br />

the enemy.<br />

What war is all about<br />

The ‘nontrinitarian methods’ raise questions about ‘might’ and ‘right’. Clausewitz finds that the law of war<br />

consists of ‘self-imposed constraints, hardly worth mentioning’, but Van Creveld conclu<strong>de</strong>s: ‘war without<br />

law is not merely a monstrosity but an impossibility’. Examples of nontrinitarian war in which certain rules<br />

applied concerned prisoners, non-combatants and civilians. They were often spared <strong>de</strong>spite several<br />

examples of mur<strong>de</strong>r, plun<strong>de</strong>r, and rape. International conventions, embodying i<strong>de</strong>as of law of war date<br />

back to the age of ‘civilized’ warfare from 1859 to 1937. In this context, it is remarkable that during WW II<br />

the distinction between combatants and non-combatants broke down. After 1945, international law is<br />

slowly being amen<strong>de</strong>d. The reach of weapons was always been limited by rules; shooting from afar, for<br />

instance, was for a long time seen as a sign of cowardice. Since St. Petersburg (1868), ‘new’ weapons have<br />

been subject to arguments of ‘humanity, fairness, and military necessity’. Ultimately, all these rules are<br />

man-ma<strong>de</strong> and can also be abrogated by him. So, might will prevail over right.<br />

How war is fought<br />

War is fought, using ‘the art of war’, or ‘strategy’. Strategy has three aspects: the creation of armed forces,<br />

the obstacles that stand in its way, and its employment against a living, reacting enemy. Van Creveld<br />

observes that, while the size of regular armed forces has grown, the force-creating process has remained<br />

<strong>de</strong>fective. The introduction of new technologies, such as railways, enhanced the prospects, but also<br />

introduced the need for supervisory institutions: general staffs for the efficiency of the mobilization and the<br />

enormous logistic apparatus supporting the increasing number of troops. The staffs helped the comman<strong>de</strong>r<br />

to overcome the main obstacles he was facing: inflexibility, friction, and uncertainty. The latter was usually<br />

introduced by the enemy. Now the use of force in battle came up. Choices had to be ma<strong>de</strong> between <strong>de</strong>fence<br />

and attack, between <strong>de</strong>fila<strong>de</strong> and enfila<strong>de</strong>, breakthrough and encirclement, direct approach versus the<br />

indirect one, and how to employ own strength against enemy’s weakness. The conflict resulted from the<br />

obstruction by an intelligent opponent who did not passively accept our <strong>de</strong>sign. Two opposing minds<br />

created actions of which a successful one would likely fail when it was tried for the second time. It is from<br />

this basic assumption that any attempt at un<strong>de</strong>rstanding war must proceed.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 341


What war is fought for<br />

Wars are fought to achieve an objective. Fitting well with the ‘Clausewitzian trinity’ of government, army,<br />

and people is the view of war as the servant of politics. However, Van Creveld asserts, the view of war as a<br />

continuation of Politik, let alone Realpolitik, is in some ways a mo<strong>de</strong>rn invention. In history, war has also<br />

been seen as a continuation of justice, not of politics. The Crusa<strong>de</strong>s are examples of how war was regar<strong>de</strong>d<br />

as an instrument of religion. Thus, to see war only in the context of policy or interest and not of justice<br />

and religion represents a point of view that is both Eurocentric and mo<strong>de</strong>rn. This view ignores the most<br />

important single form of war, namely for the community’s existence, So, ´to say that war is an instrument<br />

serving the policy of the community that wages it, is to stretch all three terms to the point of<br />

meaninglessness’.<br />

Why war is fought<br />

The Clausewitzian universe is based on war between communities engaging in mortal violence against each<br />

other, with killing as a rational means for achieving some rational end. This is, says Van Creveld, wrong.<br />

Wars are fought by men of flesh and blood who may not be willing to lay down their lives exclusively for<br />

their community’s ‘interests’. The essence of war is fighting, and fighting in many ways is not a means<br />

but an end. It has always been the only creative activity that both permits and <strong>de</strong>mands the unrestricted<br />

commitment of all man’s faculties against an opponent who is as strong as oneself, the ultimate test of<br />

a person’s worth. Uncertainty is not, as Clausewitz writes, a characteristic of war, it is – as in games – a<br />

condition for its existence. ‘Playing’ this ‘game of war’ is not to be the strength of mo<strong>de</strong>rn armies with their<br />

moral dilemmas, making them ineffective for combating LIC. Consequently, the prospects for combating or<br />

containing acts of terrorism are bleak. The introduction of female soldiers in mo<strong>de</strong>rn armies enhances this<br />

phenomenon. The armies’ role as real-life fighting machines is coming to an end.<br />

Future War<br />

How then do these consi<strong>de</strong>rations affect future warfare? Van Creveld <strong>de</strong>als with each of the above questions<br />

separately.<br />

❚ By whom future war will be fought: the kind of war that is based on the division between government,<br />

army, and the people is on its way out. The rise of LIC may, unless it can be quickly contained, end up<br />

<strong>de</strong>stroying the state. In the long run, the place of the state will be taken by war making organizations of<br />

a different type, like terrorists, guerrilla, bandits, and robbers, motivated less by ‘professionalism’ than<br />

by i<strong>de</strong>ologically-based loyalties.<br />

❚ What future war will be all about: war conventions are rooted in history, and hence liable to change.<br />

If LIC continues to spread, then the present-day distinction between lea<strong>de</strong>rs and their political entities<br />

will disappear. The distinction between soldiers and civilians will change, particularly as the difference<br />

between ‘front’ and ‘rear’ disappears. The same goes for the distinction between private and public<br />

property and the difference between war and crime. Weapons that are prohibited today will likely<br />

increasingly be used.<br />

❚ How future war will be fought: as LIC rises to dominance, battles will be replaced by skirmishes,<br />

bombings, and massacres. The shift from conventional war to LIC will sentence many of today’s weapons<br />

systems to the scrap-heap. The vision of long-range, computerized, high-tech warfare so <strong>de</strong>ar to the<br />

military-industrial complex will never come to pass. War will be protracted, bloody, and horrible.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 342


❚ What future war will be fought for: war will not be waged for ‘interests’ but for the souls of men.<br />

Present-day boundaries are not fixed for eternity. The interests of the men at the head of the organization<br />

will eclipse the interests of the organization as such. Members of organizations engaged in LIC might be<br />

permitted to take their rewards directly from the enemy. In many cases the whole i<strong>de</strong>a of fighting a war<br />

‘for’ something will be largely inapplicable. One goes to war for no other ‘reason’ than that one<br />

absolutely has to, as in the past.<br />

❚ Why future war will be fought: war is not biologically pre<strong>de</strong>termined, at least no more than religion,<br />

science or art. War has often been consi<strong>de</strong>red an end, a highly attractive activity. War alone presents man<br />

with the opportunity of employing all his faculties and testing his ultimate worth against an opponent<br />

as strong as himself. Consequently the only way to bring about perpetual peace would be to somehow<br />

eradicate man’s willingness to take risks of every kind up to, and including, <strong>de</strong>ath. Men might very well<br />

give up women before they give up war.<br />

In conclusion<br />

Van Creveld observes that over the last few <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, capable regular armed forces have repeatedly failed<br />

in numerous LICs where they seemed to hold all the cards. Nevertheless, politicians, the military, and<br />

their aca<strong>de</strong>mic advisors have failed to take a profound new look at the nature of war in our time. As war<br />

itself is alive and well, the result is that communities refusing to look facts in the face and to fight for<br />

their existence, will in all probability cease to exist. So, either mo<strong>de</strong>rn states will cope with LIC or they will<br />

disappear. Ultimately, as new forms of armed conflict multiply and spread, they will cause the lines between<br />

public and private, government and people, military and civilian, to become as blurred as they were<br />

before 1648.<br />

Colin S. Gray, ‘Another Bloody Century’ (2005)<br />

Introduction<br />

Since the end of the Cold War, many theorists radiate that warfare has un<strong>de</strong>rgone a radical change of<br />

direction. This impression has been reinforced by Francis Fukuyama, peace support operations in the<br />

Balkans and the conflicts in Afghanistan and Iraq. In this line of thought, Desert Storm has been the last<br />

conventional campaign. The question is whether this perception of future warfare should be the dominant<br />

one. Colin S. Gray has asked himself this question in Another Bloody Century. The title suggests already that<br />

Gray has more eyes for the constants in human conflict than for perceived changes.<br />

Summary<br />

Part I of the book, called ‘Basics’ <strong>de</strong>als with the importance of the context. Gray emphasizes that politics<br />

rule war, so war is about politics. Politicians and the mass public will find causes to fight for, or stakes to<br />

fight over. He rejects the notion that peace can be achieved by spreading <strong>de</strong>mocracy or market economy.<br />

Equally, the nihilist approach, perceiving war as outmo<strong>de</strong>d or dysfunctional, will not hold its ground.<br />

Neither is John Keegan’s argument correct that war is driven by culture. Gray does agree with Thucydi<strong>de</strong>s’<br />

version of war’s causation merits: fear, honour and interest. Part II treats twelve dominant, organizing i<strong>de</strong>as<br />

called ‘Grand Narratives of War (1800-2100)’, like ‘the rise and fall of total war’, ‘revolution in military<br />

affairs’, ‘technology’ and ‘terrorism’. Gray finds these grand narratives useful for un<strong>de</strong>rstanding war, but<br />

each of them imposes on war too much of an intellectual straitjacket. He makes an exception for the last<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 343


of the twelve narratives: ‘history: our past is our future’. This is followed by a division of the types of warfare<br />

into ‘regular’ and ‘irregular warfare’. ‘Terrorism’ is a species of the latter genus. This implies that terrorism<br />

is a kind of war that is subject to <strong>de</strong>sired political outcomes. Part <strong>III</strong> <strong>de</strong>als with the control of wars and<br />

treatments that don’t work and those that (sometimes) do. Peace through disarmament/arms control,<br />

universal institutions/communities (e.g. EU), <strong>de</strong>mocracy, ethics, or the i<strong>de</strong>a of inutility of war will not come<br />

about. Possibly workable solutions are to be found in cost (almost every war is more expensive than the<br />

instigator anticipated), policy (politicians and military alike should un<strong>de</strong>rstand the context of an actual<br />

war), strategy (most countries fight tactically, not strategically), power (no one will challenge a superpower),<br />

fear (although an unreliable agent, it may work), culture (may be a restraint but also an encouragement to<br />

ferocity).<br />

Central themes<br />

History can only provi<strong>de</strong> insight and questions, not answers. So, extrapolation of historical experience<br />

does not work. Historians and other scholars have the same basic problems as <strong>de</strong>fence planners: there is<br />

no knowledge about the future, let alone future war. Clausewitz in his time did not provi<strong>de</strong> answers either,<br />

but his insights on the nature of war remain valid for many <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s to come. If the nature of war would<br />

have changed since the end of the Cold War, then Clausewitz would be obsolete now. However Clausewitz<br />

did not give practical advice but focussed on the learning process instead, so his work still has a profound<br />

actual value. The following Clausewitzian themes are <strong>de</strong>alt with.<br />

❚ Continuity and discontinuity in history is about what can be learned from the past and what not. While<br />

strategic history has a lot to offer for those studying the terrorist aspects of irregular warfare, there is<br />

no prece<strong>de</strong>nt for the combination of terrorism, religious-apocalyptical motivation and technical means<br />

to inflict thousands of casualties. Gray cites Geoffrey Till who says: Strategic thinking needs to keep up with<br />

technology in or<strong>de</strong>r to avoid being overwhelmed by it. The above combination has no pendant in history, but<br />

Till’s wise words should inspire planners. However, planners are usually not impressed by history as they<br />

receive directives from politicians with a short term interest.<br />

❚ The roles of politics and technology shaping the character of warfare. War has to have political meaning and<br />

the political context is by far the most important factor in promoting and restraining the outbreak and<br />

conduct of war. As an example of non-political approach to the character of warfare, Gray names the<br />

non-proliferation ‘industry’. The experts in this field concentrate on the technical and supply si<strong>de</strong> of<br />

WMD proliferation and turn a blind eye to the (quasi) legitimate <strong>de</strong>mands of some governments to<br />

acquire WMD. Many military historians overestimate the role of technology as being synonymous with<br />

the history of warfare.<br />

❚ Symmetrical versus asymmetrical warfare is more a matter of style than of principle. Never in the history of<br />

mankind have belligerents been i<strong>de</strong>ntical in political purposes, capabilities and culture. Every belligerent<br />

tries to compensate for his weaknesses by exploiting the ways in which he is different. The weaker in<br />

conventional military strength, the stronger the emphasis on terrorism or the use of WMD. Peacekeeping<br />

may be counterproductive to a sound political outcome, argues Gray politically incorrectly. The examples<br />

of Bosnia and Kosovo, not to mention Darfur, can be seen as frozen stalemates by or<strong>de</strong>r of some<br />

international body. It is often wise to allow a conflict to proceed to its military conclusion. So, ‘give war<br />

a chance’ and avoid becoming entangled in the political aftermath of an unsolved conflict.<br />

❚ Shifting relations among the expanding range of geographically specialized forms of military power. Up till WW I we<br />

used to have land and sea power. We have ad<strong>de</strong>d since air power, space power and cyberspace power. The<br />

relations between these forms of military power are complex and constantly changing. The need for an<br />

overarching joint structure has become more vital than ever. Seemingly easy solutions with the aid of<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 344


network centred warfare in this joint framework are conceptually sound, but it should be clear that<br />

they are a function of this structure; they do not <strong>de</strong>termine its shape and size.<br />

❚ The importance of the human dimension may seem unnecessary ballast. Gray again points at Clausewitz’s<br />

insistence upon the primacy of moral factors. Defence analysts are often more drawn to Jominian<br />

concepts of computed solutions in which the calculation of human behaviour is a difficult parameter.<br />

Where at the eve of WW I the effects of the human will were overemphasized, today’s emphasis is on<br />

manned, if possible unmanned, systems. So, the human element is the greatest of continuities in the<br />

long bloody history of warfare.<br />

Seven comprising arguments make up the final<br />

conclusion of the book<br />

❚ War and warfare will always be with us. War is a permanent feature of human condition, argues Gray. It is<br />

social behaviour conducted for political purposes, not by individuals but by state organisations. Although<br />

individual, and even group violence, of an unorganized kind is universal, organized violence for political<br />

purposes (war) is not. Most states and societies do not live in a constant state of war. It should further be<br />

noted that because we are violent as individuals, it does not follow that we must be violent collectively<br />

for political reasons. Political lea<strong>de</strong>rs have particular reasons for going to war. There is no pattern, every<br />

war has its distinctive origin and unique causes. Gray cites here Thucydi<strong>de</strong>s whose triptych of ‘fear,<br />

honour and interest’ <strong>de</strong>scribes the most common general reasons for war.<br />

❚ Warfare has an enduring nature. The nature of warfare is unchanging, but has a highly variable character. It<br />

follows that history is our best, albeit incomplete, gui<strong>de</strong> to the future. Clausewitz explained that war has<br />

two natures, objective and subjective. The use of warfare for the purpose of political goals (strategy) is<br />

eternal in nature yet ever changing in character. Gray remarks here that the American <strong>de</strong>fence community<br />

is especially prone to capture by the last catchphrase, like ‘competitive strategies’, ‘military transformation’,<br />

‘network-centricity’, effects based operations’, ‘fourth generation warfare’ etc. In Clausewitz’s times<br />

changes in warfare were profound. This explains probably why his theoretical en<strong>de</strong>avour is of such long<br />

lasting value.<br />

❚ Irregular warfare may be dominant temporarily, but interstate war is here to stay. The central argument of this book<br />

is that interstate war, including great power conflict, will enjoy a healthy future. Terrorism and insurgency<br />

will be a plague for <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s to come, but present alliances are already forming. Gray mentions a<br />

Sino-Russian axis that has the potential to <strong>de</strong>velop a new Cold War with the West. Alliances will form<br />

to challenge American hegemony, based on the possession of oil. Russia is on its way to acquire the<br />

power that the Soviet-Union once had. To reinforce Gray’s argument: Moscow may seem cooperative<br />

on the surface, but constantly challenges Western positions. Take for instance the contract with Shell,<br />

cyber war with Estonia, the reaction on the missile shield etc. On the other hand, I do not believe that<br />

an alliance between Russia and China is that likely. There are too many conflicting interests between<br />

them, like the <strong>de</strong>mographic difference which may lead to a Chinese quest for living space on Russian soil.<br />

❚ Warfare is political behaviour. The political context is the principal, but not the only driver of war’s inci<strong>de</strong>nce<br />

and character. We tend to overemphasize the Clausewitzian principle of war as political behaviour. John<br />

Keegan insists that war is a cultural phenomenon, rather than a political one. Gray acknowledges the<br />

importance of culture, but rejects the i<strong>de</strong>a that culture is the element that gives meaning to organized<br />

violence. He compares war with sport and i<strong>de</strong>ntifies many similar characteristics: an adversary with an<br />

in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt will, the nature of a duel, the possibility of surprise, the salience of planning, lea<strong>de</strong>rship,<br />

physical and moral strength etc. The difference is that war is not conducted for cultural reasons, though<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 345


many war watchers take much pleasure in following the latest <strong>de</strong>velopments. War is foremost about<br />

relative power, which does not preclu<strong>de</strong> that other elements like culture, economic interests and<br />

particular personalities should be put asi<strong>de</strong>.<br />

❚ Warfare reflects the characteristics of the communities that wage it. Warfare is political and strategic, as well as<br />

social and cultural behaviour. The cultural analysis of warfare is frequently controversial. Many people<br />

believe that globalization is eroding the potency of local culture. Besi<strong>de</strong>s, many are convinced that the<br />

global diffusion of new technologies is trimming the influence of local and regional preferences. The<br />

American way of war focuses on technology, nowadays on Information Warfare (e.g. C4ISTAR). The<br />

danger of this focus is the implied assumption that a major military innovation must be <strong>de</strong>veloped and<br />

employed in just one particular manner. An example of the past that comes to my mind is Douhet’s<br />

bomber doctrine. One size fits all does not work in warfare. Every country has to be able to ‘do it my way’,<br />

a tenet that gives room to the so-called Dutch approach. Gray points out that in spite of globalization,<br />

each security community approaches military- technical opportunities through the filter of its own social<br />

and cultural contexts, and of its unique geopolitical and geostrategic interests. The caveat is here that a<br />

community may fight its own way, but should take into account the culture and character of the enemy.<br />

Otherwise the fate that befell the Aztec and Inca ways of war may come about. When we project this<br />

principle upon the Dutch society, it appears that we are too casualty-averse. Besi<strong>de</strong>s we do not yet<br />

recognize the armed forces as a principal instrument in bringing about changes in the same way we<br />

assume that international <strong>de</strong>velopment is successful.<br />

❚ War does not always change in a linear fashion; surprise is certain. Most theorists conce<strong>de</strong> that trend analysis<br />

is highly unreliable. Take for example RMA as a trend in the American conduct of war. This will be led,<br />

according to theorists, by a dominance in all aspects of information acquisition, processing, dissemination,<br />

and by the sharp end of ever more precise firepower and a greater capability to achieve <strong>de</strong>cisive<br />

manoeuvre. Whether or not the transformed forces will be transformed into a tool suitable to contain<br />

and possibly <strong>de</strong>feat irregular enemies is another matter. It is interesting to note that Gray points out here<br />

that transformation as <strong>de</strong>scribed by Martin van Creveld, is light years distant from the aspirations of<br />

information-led military wizardry. His transformation is principally political, social and cultural. RMA<br />

lea<strong>de</strong>rship thus offers no guarantee of strategic success, as war is more than warfare. Inherent to war<br />

and strategy is the adversarial relationship. This implies that RMA provokes a panoply of direct countermeasures<br />

and asymmetrical responses. We may win the warfare but lose the war, as Indonesia, Algeria<br />

and Vietnam have shown. Finally, the element of surprise. Many wars in the past have come unexpectedly<br />

and, if not, have been surprising in the character of its warfare, like WW I. Climate change is not<br />

surprising but its consequences may well put us on the wrong footing. We judge the unknown to<br />

be unlikely.<br />

❚ International en<strong>de</strong>avours to control the effects of war politically, legally and ethically are well worth pursuing, but are<br />

vulnerable to overturn by perceived belligerent necessity. War and warfare cannot be controlled by diplomatic<br />

skill, law, administration, or ethics, as alternatives to political reasoning. It is unfair to blame the UN<br />

for its incapacity to serve as the effective <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>r of international, or<strong>de</strong>r and peace, as long as its leading<br />

members do not behave more effectively. Politics rule over law, diplomacy and ethics, as over warfare.<br />

Behind every strategy is a political logic, even behind Islamic martyrdom, be it politically millenarian.<br />

For strategic success, planners should realize that when survival is at stake, the end will always be held to<br />

justify the means. The difficult <strong>de</strong>cision to surren<strong>de</strong>r will be motivated by political calculation of interest,<br />

filtered by culture. It will not be shaped by in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt political, diplomatic, legal or ethical arguments.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 346


Conclusion<br />

Gray un<strong>de</strong>rlines that history is by far the best, if not the only, gui<strong>de</strong> available to <strong>de</strong>fence planners. Those<br />

who believe that there is some way out of the conduct of war in the future may not accept this claim.<br />

Patterns emerge from the past, and their study permits educated guesses about the range of potential<br />

outcomes. But the future is not an object of knowledge. Similar causes do not produce similar effects and<br />

causes interact in ways unforeseeable by the historically sophisticated, as Gray cites MacGregor Knox on<br />

the last page.<br />

Rupert Smith, ‘The utility of force; the art of war in the mo<strong>de</strong>rn world’ (2005)<br />

Introduction<br />

General Sir Rupert Smith did not write an autobiography, but he did something altogether more ambitious.<br />

The subtitle states what the book wants to be about: the art of war in the mo<strong>de</strong>rn world. Smith held major<br />

operational commands, like the British Armoured Division in the Gulf War 1990/91 and UNPROFOR’s Bosnia<br />

command in the pivotal year 1995. He was Deputy SACEUR from 1998 to 2001, during which operation Allied<br />

Force took place in 1999. He also worked in high level national staff functions, like Assistant Chief of the<br />

Defence Staff. Now western armed forces are engaged in <strong>de</strong>manding operations in complex environments<br />

like Iraq and Afghanistan, wise council is highly sought after. Therefore the views of a practitioner are worth<br />

consi<strong>de</strong>ring.<br />

Smith’s basic premise<br />

Smith’s basic premise is his conviction that the conflicts 123 we are confronted with nowadays, are not seen<br />

for what they are but remain to be viewed and interpreted according to a conception of war that no longer<br />

applies to them. As a result, the military efforts we put into them do not achieve the effects we expect; our<br />

force lacks utility. It is Smith’s aim to explain how this has come about, how we should regard the conflicts<br />

in which we apply force, and what can be done to enhance the utility of our force. Smith relates that every<br />

time he was sent on mission, the force had to be adapted to the situation. Only after adaptation and<br />

recognition of the context could the force be applied with utility. This is not to say that ‘soldiers always<br />

prepare for the last war’, but that ‘they frequently prepare for the wrong one’. 124 One cannot prepare for all<br />

contingencies and adversaries usually seek to avoid what you have prepared for. For the British, ‘doctrine<br />

has been used more to justify the basic organization than to explain why the adaptations have worked’.<br />

Smith offers with this book ‘an approach to consi<strong>de</strong>ring the use of military force and then applying it to<br />

achieve one’s purpose’ in a world where this force is consi<strong>de</strong>red to be ‘a solution, or part of a solution, in a<br />

wi<strong>de</strong> range of problems for which it was not originally inten<strong>de</strong>d or configured’. 125 His diverse experience has<br />

led him to conclu<strong>de</strong> that military theory and environmental realities were increasingly diverging. In Smith’s<br />

analysis the military and political realms have become intertwined and influence each other continuously<br />

while the un<strong>de</strong>rstanding of these dynamics is lagging behind. We have arrived in ‘a new era of conflict’; a<br />

new paradigm un<strong>de</strong>rlies today’s warfare, which he calls “war amongst the people’. His book intends to<br />

explain how force can be used to greater utility, in both a conceptual and a practical sense. The want of<br />

practical knowledge of most politicians often ‘compounds lack of un<strong>de</strong>rstanding regarding conflict’. 126 If<br />

force is to be used in a useful way, this has to change, Smith says.<br />

123 Smith tries to eva<strong>de</strong> the use of ‘war’.<br />

124 Smith, p. x.<br />

125 Ibid, p. xii.<br />

126 Ibid, p. xiv.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 347


Un<strong>de</strong>rstanding force<br />

He starts the actual discourse with an introduction on un<strong>de</strong>rstanding force. ‘War no longer exists, as<br />

cognitively known to most non-combatants, war as battle in a field between men and machinery, war as<br />

massive <strong>de</strong>ciding event in a dispute in international affairs.’ 127 If we are to un<strong>de</strong>rstand war and conflict<br />

correctly, we have to begin by recognizing there has been a shift in paradigm with respect to war. 128 Smith<br />

poses this shift began with the advent of the atomic weapon which ren<strong>de</strong>red war impracticable, although<br />

this was not recognized until after the Cold War. The shift put as simply as possible is one ‘from armies<br />

battling with comparable forces on a field, to strategic confrontation between a range of combatants,<br />

not all of which are armies, and using different kinds of weapons, often improvised.’ Smith calls the old<br />

paradigm ‘industrial war’, while he refers to the new paradigm as ‘war amongst the people’. 129 He stresses<br />

not simply to mean asymmetric war, which he consi<strong>de</strong>rs a euphemism for situations where the enemy does<br />

not play by your rules and you can’t win. Western states and Soviet-Russia have time and again sent armies<br />

to fight wars according to the old paradigm and ‘spectacularly failed’ to achieve results in the sense of<br />

achieving a <strong>de</strong>cisive military victory to solve the original problem that was basically political. Smith<br />

consi<strong>de</strong>rs this ‘an en<strong>de</strong>mic problem’. His point: force, however ‘massive and impressive’ in appearance,<br />

used according to the old paradigm in new paradigm situations does not <strong>de</strong>liver, ‘not any result that is in<br />

proportion to its assumed capabilities’. 130 Thus far politicians and generals have failed in acknowledging the<br />

shift; have even resisted it, resulting in a minimal utility of their efforts. Smith mentions the ongoing war<br />

on terror, in which ‘the terrorist’ shows a much greater un<strong>de</strong>rstanding of the utility of force to political<br />

effect. Talk of a <strong>de</strong>cisive victory in this context is a ‘statement without useful meaning’. He does not say that<br />

a lack of utility is always avoidable, only that the force can be used to much greater effect. To <strong>de</strong>monstrate<br />

this is the ‘final purpose’ of his book. Given that ‘armed conflict is a human condition, (...) in or<strong>de</strong>r to<br />

<strong>de</strong>fend and secure ourselves better, we must improve the utility of our force’. 131<br />

Interstate industrial war<br />

The book is further divi<strong>de</strong>d into three parts. In or<strong>de</strong>r to build his case, the author in the first part takes the<br />

rea<strong>de</strong>r two centuries back to the genesis of interstate industrial war. This paradigm reigned supreme until<br />

it reached its peak at the end of the Second World War. While discussing the nineteenth century, he arrives<br />

at the views of Clausewitz, which he basically salvages from the old paradigm wreckage. For the book’s<br />

purpose, Smith uses three of Clausewitz’s concepts. In the first place, the trinity ‘state, army, people’, which<br />

Smith translates as the government, the military and the population. Each one is ‘equally relevant’, while<br />

the three should be ‘kept in balance if war is to succeed’. 132 The trinity is followed by the primacy of policy<br />

with regard to warfare. The primacy has often been eclipsed by a misun<strong>de</strong>rstanding of Clausewitz’s phrase<br />

that warfare is the continuation of policy by other means. Smith adamantly states that no division is meant,<br />

but parallel activities. Clausewitz did not mean that political and military objectives are i<strong>de</strong>ntical; they are<br />

‘<strong>de</strong>finitely separate but wholly related’. The third concept of ‘great practical value’ is the un<strong>de</strong>rstanding of<br />

war as a product of a ‘trial of strength and a clash of wills’. Napoleon forced matters by winning the trial<br />

of strength, which ma<strong>de</strong> the enemy’s will collapse. This has become ‘basic to the paradigm of interstate<br />

industrial war - and remains a tenet of military thinking to this day’. Nowadays however, the will is ‘the<br />

objective to be sought’ and it cannot be won by forcing the trial of strength. Clausewitz consi<strong>de</strong>red the<br />

two to be equal in importance, no automatic sequence is prescribed; ‘meaning it is well to examine each<br />

situation to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> on the relationship between them’. 133 Smith uses these concepts throughout the book<br />

to good effect.<br />

127 Ibid, p. 1.<br />

128 Shift of paradigm as meant by Kuhn: when this occurs, it tends to be resisted or ignored on account of the disrupting effect on existing mindsets.<br />

129 Smith, p. 3.<br />

130 Ibid, p. 5.<br />

131 Ibid, pp. 25. 26.<br />

132 Ibid, p. 58. Smith calls this ‘crucial to all forms of war, to this very day’.<br />

133 Ibid, p. 59.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 348


Cold War<br />

The second part <strong>de</strong>als with the Cold War period. In this transitional phase the paradigm was held upright by<br />

the opposing power blocks as it performed a function in their relationship, although the atomic bomb had<br />

ma<strong>de</strong> an all-out war impracticable. In this era, a series of conflicts took place, parallel to and often linked<br />

with the main confrontation. A form of war <strong>de</strong>veloped that Smith calls the antithesis to industrial war. In<br />

these parallel conflicts, we see signs of the new paradigm, ‘especially in the nature and objectives of the<br />

opponent, and in the constant adaptation of the existing means, the industrial military machines, to<br />

non-industrial conflicts’. Force was not always applied to best utility, and Smith calls it ‘the beginning of a<br />

trend’. 134 In these wars of retreat from empire, or revolutionary campaigns, guerrilla type wars were fought<br />

reminiscent of the Peninsular War. Napoleon’s reign thus not only saw the beginning of the old paradigm,<br />

but also of its antithesis, which was to <strong>de</strong>velop over time into the new paradigm. The Boer War and the Arab<br />

revolt against the Ottomans during the First World War, in which T.E. Lawrence played such a conspicuous<br />

part, are other examples Smith uses to illustrate this <strong>de</strong>velopment.<br />

War amongst the people<br />

The period after the Cold War is the subject of the third part of the book. The post World War II era must be<br />

un<strong>de</strong>rstood as the interweaving of confrontation and conflict, rather than war vs. peace. The un<strong>de</strong>rlying<br />

sequence of the latter pair - peace, crisis, war, resolution, with war constituting the <strong>de</strong>cisive factor - no<br />

longer applies. This is one of the characteristics of the new paradigm. After the Cold War, war amongst the<br />

people became the dominant form of conflict. The superpowers no longer exerted influence, whether by<br />

drawing forces into the i<strong>de</strong>ological divi<strong>de</strong>, or by keeping conflicts within rein, thus avoiding escalation.<br />

Now industrial armies really became obsolete, they were no longer nee<strong>de</strong>d to uphold ‘the appearance of the<br />

paradigm of industrial war’. 135 It has left us with legacy armed forces, geared to industrial war, shrunk but<br />

retaining the form and equipment of a bygone era; ’inten<strong>de</strong>d for other battles’ they are used in a myriad of<br />

ways, within the new paradigm, in <strong>de</strong>piction and execution anomalously with ‘all the trappings and iconic<br />

images of industrial war’. These wars never seem to be won, says Smith, because of a lack of un<strong>de</strong>rstanding<br />

with regard to the new paradigm, which is ma<strong>de</strong> up of six basic trends of mo<strong>de</strong>rn operations.<br />

❚ The ends for which we fight are changing. In the new paradigm, the ends ‘are changing to something more<br />

complex and less strategic’, not the least because they have to do with individuals and societies instead of<br />

states. Force can only be attributed value on the utility scale when it contributes to the strategic objective.<br />

If this cannot be <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d by military means, Smith speaks of the use of force for sub-strategic ends. In the<br />

conflicts of the new paradigm this is always the case.<br />

❚ We fight amongst the people. The second trend is the fight takes place among the people; ‘all the people,<br />

anywhere, can be on the battlefield’, literally or through the media. 136 On the one hand, it concerns the<br />

people in an area of operations, where the enemy is concealed, the people whom both si<strong>de</strong>s try to win<br />

over, i.e. the strategic objective both si<strong>de</strong>s aim for. On the other hand, it is our own population, who<br />

influence our <strong>de</strong>cision makers. The media have become the means that connect the Clausewitzian trinity.<br />

❚ Our conflicts tend to be timeless. In wars amongst the people there are no quick fixes. ‘Action at the right time<br />

is more important than action per se’. Smith sees a trend towards open-en<strong>de</strong>dness, timelessness for three<br />

reasons. Fighting guerrillas is slow as it is, but establishing a change of will does not combine well with<br />

rushed action. Individual fights of course require speedy action, it is the ‘overall fight’ to establish a<br />

condition which takes time. 137 This condition has to be maintained until a solution has been achieved.<br />

Regularly, action has been started without conceiving what that solution should be; Kosovo being a case<br />

134 Ibid, p. 197.<br />

135 Ibid, p. 267.<br />

136 Ibid, p. 278.<br />

137 Ibid, p. 289, 290.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 349


in point. Finally, war no longer being of a total industrial character, can be sustained much longer.<br />

❚ We fight to preserve the force. In other words, ‘we fight so as not to lose the force, rather than fighting by<br />

using the force at any cost to achieve the aim’. This goes <strong>de</strong>eper than just casualty aversion for assuring<br />

popular support. Wasting lives of men heavily invested in and embodying experience is simply ‘bad<br />

economics’, whereas manpower gets increasingly hard to come by in the first place. This also goes for<br />

materiel. During the Gulf War Smith found himself to be the first British general in a long time having<br />

to consi<strong>de</strong>r how to fight without losing the force. He had every available British tank at his disposal. This<br />

goes for most armies nowadays, ‘they are overcommitted and cannot afford to sustain any losses’. 138<br />

❚ On each occasion new uses are found for old weapons. This trend follows from the former. Our armed forces are<br />

still armed with weapon systems <strong>de</strong>signed to combat the Soviets in industrial war. Consi<strong>de</strong>r in this light<br />

the weapons that have done most of the killing in the last 15 years: the machete and the AK 47. Our<br />

opponents ‘have learned to drop below the threshold of the utility of our weapon systems’. Industry is<br />

still producing similar systems, because logic persists in gaining the technological edge, while at the<br />

same time operational concepts tend to be adjusted taking advantage of better technology rather than<br />

fighting in a different way. He makes an interesting statement: ‘if a case had been ma<strong>de</strong> for the fighter<br />

bombers we have today on the basis they would be used to patrol no fly zones over Iraq or Bosnia, or to<br />

drop small quantities of bombs on small tactical targets, I doubt they would have been purchased’. 139 ‘It is<br />

clear the change of paradigm has not been acknowledged, and it is this conceptual gap that is influencing<br />

the production of new equipment, which is often not suitable for the current forms of military<br />

operations’. 140<br />

❚ The si<strong>de</strong>s are mostly non-state. Our si<strong>de</strong> mostly consists of an alliance or a coalition, military operations<br />

being executed by multinational forces. Speaking from personal experience, Smith knows what is<br />

<strong>de</strong>man<strong>de</strong>d from a comman<strong>de</strong>r of such a force. He has to be well aware of the background of every<br />

contingent that forms part of his command. Agreed upon objectives represent lowest common<br />

<strong>de</strong>nominators. The opposing si<strong>de</strong> is also non-state but on the other end of the scales. It will be of a form,<br />

however formless it may seem to us, which has its own logic, not ours. Describing the situation on the<br />

ground in today’s conflicts can summarize this sixth trend. They show national soldiers representing a<br />

non-state coalition fighting a formless non-state opponent. 141<br />

What is to be done?<br />

If this is the reality we are faced with, it can be established what is to be done, the final chapter. Now that<br />

the ongoing confrontations becoming conflicts cannot be sorted out by military force, the ends sought for<br />

can be no more than a condition in which we work towards an ultimate solution. Military force must be<br />

seen as but one of the levers we can employ in this strategic process. When employed, great care must be<br />

taken to ensure overall coherence. With the aim being ‘to influence the intentions of the people’, obviously,<br />

the force can only have utility if it contributes to the furthering of this aim. It follows that the way force is<br />

employed should take this as the point of <strong>de</strong>parture. Trials of strength should be executed in such a way<br />

that they actually contribute to winning the clash of wills. Smith consi<strong>de</strong>rs this cardinal point to be ‘either<br />

misun<strong>de</strong>rstood or ignored by political and military establishments around the world’. 142 In or<strong>de</strong>r to ensure<br />

a coherent comprehensive approach it is imperative to look into and <strong>de</strong>velop further the cooperation with<br />

other governmental and NGO-agencies when conducting war amongst the people. A strategic body is<br />

required that can take on the multinational, multi-agency operations. He consi<strong>de</strong>rs the EU has great<br />

138 Ibid, p. 295.<br />

139 Ibid, p. 298.<br />

140 Ibid, p. 301.<br />

141 Ibid, p. 305.<br />

142 Ibid, p. 277.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 350


potential in this regard, ‘well placed for the 21st century’. 143 Having established the importance of meaningful<br />

analysis, the role of information and intelligence becomes clear in or<strong>de</strong>r to truly learn about the context<br />

and the environment. As our intelligence apparatus roots firmly in the old paradigm, it has to meet the<br />

<strong>de</strong>mands of wars amongst the people. This goes for non <strong>de</strong>fence agencies, national and international, alike.<br />

The far reaching consequences are that the balance must be more towards the intentions of the population.<br />

We need collaborators who un<strong>de</strong>rstand and speak their languages, and are able to move about. In general,<br />

the armed forces need an enhanced intelligence gathering capacity, while ‘strike elements’ could be smaller<br />

sized. The current teeth to tail ratio comes with large footprints and concurrent logistical flows providing<br />

targets and representing oppressive presence. At the same time, protective measures isolate the soldier<br />

from the people; he remains ‘the other’. This is all to the advantage of the opponent, that ‘most astute<br />

practitioner of the propaganda of the <strong>de</strong>ed and of the strategy of provocation’. ‘Visual impact’ should be<br />

reduced to the necessary minimum.’ ‘Air and maritime assets allow for many things to be conducted out of<br />

harm’s way.’ The actual application of force, as opposed to the intelligence operation, should be carried out<br />

more in terms of raids than sustained operations. 144<br />

Conclusion and assessment<br />

At the end of the book, Smith has come full circle. He reiterates his point that war no longer exists, as we<br />

un<strong>de</strong>rstood it to be. ‘We are now engaged, constantly and in many permutations, in war amongst the people.<br />

We must adapt our approach and organize our institutions to this overwhelming reality if we are to triumph<br />

in the confrontations and conflicts that we face.’ Smith explains how force can be used to greater utility, in<br />

both a conceptual and a practical sense. Well over half the book is committed to military history. It is not a<br />

history book; history is used to further its purpose to good effect. On the one hand, this explains why the<br />

old paradigm is so persistent. It has <strong>de</strong>veloped for over a century and a half to the dominant position it<br />

could maintain during the half century following the Second World War, <strong>de</strong>spite passing a culmination<br />

point, being the arrival of atomic weapons, and the increasing occurrence of wars not fitting within<br />

mainstream western un<strong>de</strong>rstanding. On the other hand, it illustrates the importance of un<strong>de</strong>rstanding the<br />

context of complex situations. ‘The study of history will tell you why you and your adversary are where you<br />

are now: it will establish in broad political terms the context in which both of you will take the <strong>de</strong>cisions<br />

that lead you into the future.’ 145 Furthermore, war can be learned solely from first hand practical experience.<br />

Study of history (and geography) must be part of education and preparation. One recognizes Lid<strong>de</strong>ll<br />

Hart’s qualification of history as ‘indirect practical experience’. Smith does not see enough use of it to his<br />

liking. Among the best parts of the book rank his views on the media. One could object to his focus on one<br />

paradigm, whereas history has shown (as Smith himself recounts), that there never is only one kind of<br />

war in any one time. The same goes for the at times somewhat strained moulding of everything that has<br />

happened since 1945 in the confrontation/conflict format, while one could well argue that for instance<br />

the Gulf War was more an industrial interstate war than a war amongst the people. Finally, the book would<br />

have benefited from a list of literature used. These criticisms however do not affect the main point Smith is<br />

offering. His basic premise is impossible to brush asi<strong>de</strong>. It can only be ignored, as Kuhn foresaw what tends<br />

to be done in periods of paradigm shifts.<br />

John Alexan<strong>de</strong>r 146 , ‘Future war; non-lethal weapons in 21st century warfare’ (1999) and ‘The changing nature of warfare,<br />

the factors mediating future conflict and implications for Special Operations Forces’ (2006)<br />

143 Ibid, p. 389.<br />

144 Ibid, pp. 401, 402.<br />

145 Ibid, p. 29.<br />

146 Dr. John Alexan<strong>de</strong>r has been a leading advocate for the <strong>de</strong>velopment of non-lethal weapons since 1989. An original thinker, he has <strong>de</strong>veloped unique concepts<br />

for conflict resolution. He entered the US Army in 1956 and retired as a colonel in 1988. Thereupon he joined the Los Alamos National Laboratory, where he<br />

<strong>de</strong>veloped the concept of Non-Lethal Defense. He conducted non-lethal warfare briefings at the highest levels of government. He advised the CIA, US Special<br />

Operations Command and the National Intelligence Council. He published wi<strong>de</strong>ly in international journals and has appeared frequently on television.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 351


Future War<br />

“Future War” is a rationale for the need for non-lethal weapons (NLW) as an indispensable part of the<br />

inventory of current and future armed forces. His approach is not only supportive to NLW, but also provi<strong>de</strong>s<br />

a broad view on the characteristics of emerging security threats and future conflict. He extensively uses the<br />

experiences of the US in contingencies as the Balkans, Haiti and Somalia as lessons for the future. Real<br />

world scenario’s like those in the 1990-ies, are consi<strong>de</strong>red setting the scene for the kind of operations in<br />

which US forces will be engaged in the near future. The dramatic increase in US involvement in peace<br />

support missions since the end of the Cold War is a mere indicator of this trend. Whether or not the<br />

American role as the world’s police force is supported by the government, the challenge to be involved in<br />

this type of missions will not go away. It is a direct consequence of the <strong>de</strong>volution of former nation-states<br />

into sub-elements, which causes regional political instability in various parts of the world. The author states<br />

that the probability of having to respond to high end conventional threats cannot be overlooked. Therefore<br />

the US has to maintain a highly mobile, extremely lethal conventional force with global reach. However,<br />

potential adversaries have learned the lesson of Desert Storm, being that the US should not be allowed time<br />

to position its forces and establish massive logistic support. Potential adversaries mentioned are Iran, Iraq,<br />

North Korea, possibly China and even a variation of the former Soviet Union.<br />

Crime and terrorism 147<br />

A far higher probability of conflicts will originate from hard-to-i<strong>de</strong>ntify threats from non-traditional<br />

sectors such as criminal and terrorist organizations. Future conventional threats are inclined to adopt<br />

the operational characteristics of terrorist organizations, leading to a blurring of traditional military<br />

missions and counterterrorism responses. International terrorism has become a global problem, as several<br />

inci<strong>de</strong>nts during the 1990s prove. The terrorist threat has incited the US government to launch a national<br />

preparedness program to respond to biological and chemical attacks in 1997. The psychological impact of<br />

terrorist attacks indicates how small organizations can have substantial influence on ordinary functions<br />

of mo<strong>de</strong>rn societies by forcing them to take ever increasing precautionary measures. Organized crime is<br />

another threat to national and international security. Already in 1994, global crime was estimated to make<br />

an annual profit of 1 Trillion US dollars. Criminal organizations are using any form of brute force to achieve<br />

their objectives. They will increasingly infiltrate regular political and economic institutions and un<strong>de</strong>rmine<br />

the sovereignty of a state. A further factor complicating the crime threat is its possible access to WMD. The<br />

profits from drugs trafficking amount to 500 Billion US dollars per year, which is more than the GNP of 90%<br />

of the states in the international system.<br />

The role of NLW<br />

In the future there will be more organizations that have both the intention and the capability to threaten<br />

the interests and values of Western states. This problem is further compoun<strong>de</strong>d by the shift in social<br />

structure of societies. People will tend to group around common beliefs, rather than within geographic<br />

boundaries. Currently, nationality, ethnicity and religion serve as cohesive factors. However, national<br />

survival as a unifying factor dissipates and will be replaced by information based common beliefs.<br />

Un<strong>de</strong>rstanding future social organizations will be crucial in planning for the structure, <strong>de</strong>velopment and<br />

application of force. Missions, both for military and law enforcement, will become more sensitive and<br />

complex. NLW will therefore play an increasingly important role. Sovereign nations will be challenged by<br />

a range of internal and external threats, but their traditional armed forces have been <strong>de</strong>signed for conventional<br />

threats. Those who believe that military forces should be limited to <strong>de</strong>fending the state’s territory will<br />

have to face the reality that the use of force will be nee<strong>de</strong>d for other situations more frequently. Currently,<br />

147 The book was published well before 9/11.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 352


the forces are not geared to tackle the emerging threats with limited violence in stead of lethal force if<br />

required so. Policymakers will continue to view force as an applicable instrument to solve major security<br />

problems. Given the probable frequency of its use, there is an urgent need to <strong>de</strong>velop new force options,<br />

including new families of NLW.<br />

The changing nature of warfare<br />

“The changing nature of warfare” is a report prepared for the US Joint Special Operations University. It is<br />

inten<strong>de</strong>d to provi<strong>de</strong> Special Operations Forces with some views on the implications of the changing nature<br />

of warfare for the profile and nee<strong>de</strong>d capabilities of SOF. It contains a valuable analysis on the future<br />

conflict environment for a far broa<strong>de</strong>r (aca<strong>de</strong>mic and military) public. Written in 2006, it further <strong>de</strong>velops<br />

the above views on the future of war along the lines of Alexan<strong>de</strong>r’s pre-9/11 vision. Rather than focusing on<br />

the rationale for NLW, he now focuses primarily on the strategic level, without losing consistency with his<br />

earlier work. He elaborates the <strong>de</strong>finition of war, the perspective of the nation-state and the application of<br />

force. Key findings from the paper are:<br />

❚ the nature of war has changed at a fundamental level – that of <strong>de</strong>finition;<br />

❚ it is the imposition of will, not the level of violence inflicted, that will <strong>de</strong>termine whether<br />

or not a conflict has been won or lost;<br />

❚ the concept of the nation-state is a failing concept with limited utility and great liability;<br />

❚ boundaries, once thought to be absolute, are in reality arbitrary;<br />

❚ i<strong>de</strong>ology, not materialism, motivates many people and therefore sources of conflict<br />

and terrorism cannot be eliminated solely by reducing poverty;<br />

❚ personal allegiance(s) will no longer be assured;<br />

❚ physical force will remain prominent, but at the same time optional in future conflicts.<br />

These points will be briefly addressed hereafter.<br />

Definition of war and imposition of will<br />

Most <strong>de</strong>finitions of war address conflict between opposing states or groups within the state with force<br />

applied by military organizations. In reality, the public no longer un<strong>de</strong>rstands war as it once occurred. For<br />

example, expressions as war on drugs, war on terror or even war on poverty, have received a formal status.<br />

It remains to be seen whether the use of physical violence remains a necessary component of war. It might<br />

be better to <strong>de</strong>velop a <strong>de</strong>finition of war based on outcomes, like physical <strong>de</strong>struction of an enemy, or even<br />

more useful, to <strong>de</strong>scribe an end state favorable to the victor. Here John Alexan<strong>de</strong>r refers to Colin Gray who<br />

states that war is not waged for the goal of victory, but rather for the securing of an advantageous peace.<br />

Earlier, the author noted that war is not about killing, but rather about imposition of will. There will be<br />

many armed clashes, but strategic issues will be resolved by other means than violence. Therefore, the<br />

nature of war has changed and we should re<strong>de</strong>fine the context accordingly.<br />

The concept of the nation-state and its boundaries<br />

The status of the nation-state as primary building block of geopolitical relations is questionable. While it<br />

has been a useful construct for the past two centuries or more, new relationships have arisen that suggest<br />

that the concept of the nation-state is failing. Continued <strong>de</strong>volution of old states, globalization of economic<br />

interests, continued wi<strong>de</strong>spread immigration and formation of groups based on common i<strong>de</strong>ology are<br />

trends that will dramatically alter the social structures of the global landscape. Advances in information<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 353


and communication technology are accelerating this process. The assumption of the continued supremacy<br />

of the nation-state as the framework for macro-societal groupings is flawed. New powerful groups, not<br />

geographically <strong>de</strong>fined, are already influencing social interactions on a large scale. They may have an impact<br />

on the balance of wills within societies that could change the nature of warfare. Conflicts may become<br />

non-violent, because of the applied means, such as (false) information or economic intimidation. While<br />

American lea<strong>de</strong>rship sticks to an anachronistic geographically based concept of war, our adversaries have<br />

adopted a philosophically based construct. Even the i<strong>de</strong>ntity of our people is becoming ambiguous; persons<br />

may be members of two (or more) groups simultaneously. As a consequence, they will have divi<strong>de</strong>d<br />

loyalties. Hence, it cannot be assumed that they will always support the nation’s position. The meaning<br />

of boundaries will <strong>de</strong>cline, as the current geography was one of convenience <strong>de</strong>termined by the colonial<br />

powers over a century ago. Sociology and ethnicity were not taken into account but subordinate to their<br />

interests. In many parts of Africa, Asia and the Middle East these artificially drawn bor<strong>de</strong>rs have become the<br />

source of tension and hostilities.<br />

I<strong>de</strong>ology, not poverty, driver for terrorism;<br />

personal allegiance no longer assured<br />

Many people will act on the basis of i<strong>de</strong>ology in stead of materialism. Thus, the traditional notion of<br />

personal allegiance to society will be severely tested. Several factors, including personal and family loyalty,<br />

economic advantage, moral agreement with the cause may enter the individual <strong>de</strong>cision making process.<br />

This explains why terrorists may be home grown, like the ones that hit the London transportation<br />

infrastructure in 2005.<br />

Violence optional in future conflict<br />

The outcome of a conflict can now be achieved without necessarily resorting to physical violence. However,<br />

physical encounters will continue to occur and we must be prepared to overmatch any potential physical<br />

threat. Nevertheless, the outcome of a conflict will rarely be <strong>de</strong>termined primarily by military force.<br />

Information technology is so powerful and pervasive that it has ma<strong>de</strong> this fundamental shift possible.<br />

The paradox that emerges is that the more physical power we attain, the less able we are to employ it,<br />

due to constraints driven by political, social and target illusiveness issues.<br />

Paddy Ashdown, ‘Swords and Ploughshares’ (2007)<br />

Introduction<br />

The former commando, diplomat and politician Paddy Ashdown has recently published an interesting book<br />

on interventions. It is to a large extent based on his experience as High Representative of the UN and EU<br />

in Bosnia. Following the <strong>de</strong>velopments of many recent interventions, he analyses the strengths and<br />

weak nesses of western approaches to peace building efforts in particular. The book contains three parts:<br />

❚ The story so far (reasons for intervention, short history of peacemaking and legal aspects)<br />

❚ Post-conflict reconstruction (stabilisation and state-building)<br />

❚ How can we do it better (analysis vs solution, the ‘seamless garment’ between prevention, conflict<br />

and post-conflict reconstruction, the question of responsibilities and new structures/new thinking).<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 354


The story so far<br />

Since the end of the Cold War the US has intervened once every two years, while the UN <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>s on a new<br />

intervention every six months. Most UN missions now last between five and ten years. The effects of these<br />

interventions have been beneficial to the world, as research has proven. Still, we make costly mistakes, like<br />

in Iraq. The lesson is that, where power goes, governance must follow. We have to create better systems for<br />

global governance, based on international law and improved mechanisms preventing the spread of<br />

instability. The results of recent interventions (Ashdown treats 15 examples) are a mixed bag. About half<br />

of them are successful in creating a sustained peace. We should be doing better by learning from previous<br />

mistakes. A final point is the question of the non-intervention principle that is still the norm, though the<br />

UNSC has found ways to get around state sovereignty when ethnic cleansing and genoci<strong>de</strong> are evi<strong>de</strong>ntly at<br />

stake. In those cases Chapter VII of the UN charter is a base for authorisation of international intervention,<br />

albeit after a long list of conditions has been met.<br />

Post-conflict reconstruction<br />

The early hours after the conflict are the ‘gol<strong>de</strong>n hour’. The first thing people want is security (Maslow).<br />

If the international community cannot provi<strong>de</strong> it, they will turn to other provi<strong>de</strong>rs, making a reversal<br />

difficult. So it is essential to dominate the security space from the beginning on and create an operational<br />

police force as early as possible. Next step is establishing the whole range of legal structures, from judges to<br />

penal services. Then economic reform and cleaning up the public utilities follow. Further words of wisdom:<br />

elections should be postponed as long as <strong>de</strong>cently feasible; apart from humanitarian aid, all other aid<br />

should be conditional and too <strong>de</strong>ep <strong>de</strong>-Nazification always rebounds. State-building is different from<br />

stabilisation, but it is a parallel activity. The danger here is that institutions are being reformed too early<br />

and too gold-plated, making the build-up of a merit-based civil service afterwards more troublesome.<br />

How can we do it better?<br />

Ashdown touches upon sensitivities here. Whole armed forces have been reshaped into expeditionary<br />

armies in which the centrepiece has been projection of power to win wars, rather than the projection<br />

of influence to prevent them and the provision of resources and good governance to win the battle for<br />

reconstruction afterwards. The wrong emphasis on this expeditionary approach has led to disasters in<br />

Somalia and Iraq. Slowly, <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partments have corrected this emphasis by creating prevention and<br />

post-conflict structures. In every new ‘case’ of possible intervention and in every phase thereof (prevention,<br />

conflict and post-conflict reconstruction) an end state has to be <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d upon. In the prevention phase it<br />

provi<strong>de</strong>s a point of leverage which has to be achieved in or<strong>de</strong>r to avoid intervention. In the conflict phase<br />

it provi<strong>de</strong>s a justification for action. In the stabilisation phase the purpose of the mission and, finally, in<br />

the state-building phase it provi<strong>de</strong>s the exit strategy. False perceptions should be avoi<strong>de</strong>d, interveners often<br />

speak wrongly of ‘nation-building; in stead of ‘state building’. More importantly, ‘<strong>de</strong>mocracy’ should not<br />

be inclu<strong>de</strong>d in the list of <strong>de</strong>sirables in an end state, as it should be a way to protect the rule of law, good<br />

governance and the like after these institutions have been set up, not the primary purpose of an intervention.<br />

Again, too early elections can be a mistake.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 355


Formulate an end state<br />

The intervention end state should be clear, specific and tough, leaving no room for ambiguity diplomats<br />

usually like. It has to contain elements that appeal to the public (e.g. EU membership). Formulating no<br />

end state at all works against the outcome of the intervention, as Kosovo has proven. Thirdly, the end state<br />

works as a mechanism to hold the international interveners accountable for what they do and, more so<br />

as a programme for activities (our addition: campaign planning). Finally, it contains the last way marker for<br />

<strong>de</strong>fining the end of the mission when the international community should go home. The intervention<br />

end state should be constituted around two elements: the ‘case’ and the ‘seamless garment’ between<br />

prevention, conflict and post-conflict reconstruction. This is what gives coherence of action between the<br />

phases. The use of force should be seen as part of and subservient to this process. Planning should be based<br />

on worst case (not on the best), be fun<strong>de</strong>d properly and leave room for local <strong>de</strong>cision making, in which the<br />

media are a cornerstone.<br />

Distribute responsibilities<br />

The broa<strong>de</strong>r the multilateral coalition, the greater the chances for success. Usually, the UN provi<strong>de</strong>s the<br />

best structure, but if credible sanctions must be applied, the UN has far less leverage than many individual<br />

states, or a coalition of the willing. National caveats un<strong>de</strong>rmine the mission, as the author <strong>de</strong>monstrates<br />

with several German examples in particular. A further source of irritation in the post-conflict phase is the<br />

number of smaller NGOs that spend a lot of money without trying to achieve tangible results. Here is much<br />

leeway for quality control. The overarching rule in distributing responsibilities is that flexibility in options<br />

to choose from, may provi<strong>de</strong> exactly the right set of means that match the conditions on the ground.<br />

Usually, politicians are better suited to assuming the highest responsibilities than generals or diplomats.<br />

Divi<strong>de</strong>d responsibilities between two men are to be avoi<strong>de</strong>d at all.<br />

The seamless approach blueprint for government<br />

Ashdown ends this part by stating that the expeditionary approach to peacemaking and peacekeeping, with<br />

its emphasis on military power, has not succee<strong>de</strong>d. Politics and diplomacy should have primacy in many<br />

aspects of the intervention process. However, national governments should then be organised accordingly,<br />

on the basis of the seamless approach. This implies that the whole security apparatus has to be restructured.<br />

It also means matching the most talented people to the threats we face, and for instance not sending the<br />

most junior diplomats abroad, because they can stand hardships. Besi<strong>de</strong>s, we have to have civil servants<br />

who have served in several <strong>de</strong>partments. International standards should emulate forms of national<br />

cohesion, as UN, NATO and EU will play key roles in the time to come.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 356


Overview of the above points of view<br />

To enable a quick scan, we have selected the most important themes of the above book reviews with an<br />

indication of each authors’ point of view, if any.<br />

The future of the<br />

state<br />

Van Creveld Gray Smith Alexan<strong>de</strong>r Ashdown<br />

- + +/- -<br />

Trinitarian war - + +<br />

Warfighting - + - +<br />

Interventions +/-<br />

Comprehensive<br />

approach<br />

Non-lethal <strong>de</strong>fence +<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 357<br />

+


2.<br />

Leading trends in<br />

the conduct of war<br />

Eight topics<br />

As explained in the introduction to this paper, after having ma<strong>de</strong> reviews of selected books, we selected<br />

eight topics for further study. They are:<br />

❚ the essence of conflict and war,<br />

❚ armed forces in interstate war,<br />

❚ armed forces in low intensity conflicts/wars amongst the people,<br />

❚ trinitarian war,<br />

❚ the role of international institutions,<br />

❚ might and right,<br />

❚ the comprehensive approach and<br />

❚ the role of technology.<br />

These will be prece<strong>de</strong>d by a paragraph on terminology currently in use.<br />

Terminology<br />

With on the one hand an ever growing world population and on the other unevenly spread and dwindling<br />

resources, it is clear that the competition for better positions among states will intensify. Wars with China<br />

or Russia seem unlikely now, but in the quest for resources, these countries may play a key role when it<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 358


comes to avoiding armed conflict. 148 Clashes between civilizations seem farther down the road than Samuel<br />

Huntington has predicted, but an explosive mix of resources, religion, culture and race may set off<br />

confrontations leading to war. The proliferation of nuclear capacities or the possession of nuclear material<br />

is another issue that is especially relevant if rogue states or non-state actors would want to inclu<strong>de</strong> them in<br />

their political ambitions. Climate change may sharply increase the number of failed states in the world and<br />

endanger stability in weak regions. Sometimes wars cannot be avoi<strong>de</strong>d, because the interests at stake touch<br />

upon the very existence of the state. These so-called ‘wars of necessity’ are fought ‘amongst the states’ –<br />

often in coalitions – by regular armed forces, in theatre. Mostly, these are ‘big wars’ and do not last long, as<br />

one of the parties imposes his ‘might’ on the other with brute force. Wars of the other kind are often called<br />

‘wars of choice’. 149 These wars – or rather conflicts – have started ‘amongst the people’ and are interrupted<br />

by coalitions who, often acting from a moral standpoint, try to intervene by not only imposing their might<br />

upon the parties but also by introducing ‘right’ (the rule of law) as a permanent conflict solver. Wars of<br />

choice are usually ‘long wars’ and have an expeditionary character for the members of the coalition.<br />

Soldiers are sent to these conflicts on the basis of peacetime conditions and strict rules of engagement<br />

apply, limiting the use of force. Some conflicts begin as wars of choice, but may slowly assume the<br />

characteristics of wars of necessity. 150 It is conceivable that intensification of a war of choice ignites a war of<br />

necessity with a neighbouring country. More importantly, fighting a war of choice will almost always imply<br />

the escalation or the ability to escalate to a higher level of force. So, the marked difference between wars of<br />

necessity and wars of choice can gradually become blurred. The basic question for the application of force<br />

is: does being ready for the war of necessity mean that one is ready for a war of choice? We believe the<br />

answer is negative: preparing for a war of choice should imply enough capabilities to fight a war of<br />

necessity. Nevertheless in this document we will use this distinction because of its military operational<br />

relevance. An inherent important change in operational scope concerns the distance we have to travel to<br />

the theatre of operations. Nowadays we confront opposing forces much farther away, necessitating a shift<br />

in air and sea transportation plus additional expeditionary logistics. These supporting activities constitute<br />

a much larger part of our total efforts than during the Cold War.<br />

The essence of conflict and war (1)<br />

While a change in the nature of operations is visible, does that imply that the nature of war has changed<br />

also? The authors we studied are not unanimous in their conclusions about the directions of the changes,<br />

let alone on its impact. Colin Gray does not believe that future warfare as perceived by Martin van Creveld<br />

and Rupert Smith is the dominant one. He has more eyes for the constants in human conflict: war and<br />

warfare will always be with us. Gray believes that Clausewitz’s insights will remain valid for a long time: war is<br />

foremost a political act. However, his opponent-scholars claim that political acts of this kind may have an<br />

i<strong>de</strong>ological, religious, cultural, or legal basis. John Alexan<strong>de</strong>r thinks that the nature of war has changed at a<br />

fundamental level, that of <strong>de</strong>finition. He feels that the use of force for other purposes than the <strong>de</strong>fence of<br />

own territory, will be dominant. National survival is no longer an issue and will be replaced by information<br />

based common beliefs. More organizations than national forces are capable of threatening the interests<br />

of western states. People may want to fight for the survival of the state and their own, but fighting for<br />

terrorism implies adhering to an i<strong>de</strong>ology. To counter terrorism, combating poverty is not enough. Some<br />

form of military involvement is necessary for eliminating the sources of internal strife and terrorism.<br />

Alexan<strong>de</strong>r raises the important question whether physical violence remains a necessary component of war.<br />

He feels it might be better to <strong>de</strong>velop a <strong>de</strong>finition based on effect. Smith thinks that the ends for which we<br />

148 The Minister’s Letter to Parliament dated 2 June, 2007, mentions the following potential international risks: China, Russia, Middle East and Iraq, Israel/Palestine,<br />

Iran and the risks emanating from weak states.<br />

149 The terms ‘war of choice’ and ‘war of necessity’ were coined by Lawrence Freedman in ‘Military strategy and operations in the 21 st century’, article in British<br />

Security 2010, London 1995. Currently, the latter term covers to a high <strong>de</strong>gree terms like guerrilla, low intensity conflict, war amongst the people, insurgency,<br />

asymmetric conflict and 4th generation warfare. Research has found that this type of conflict lasts nine years on the average. Therefore, some writers call this<br />

phenomenon ‘long war’. It remains to be seen whether the term ‘war’ in this case is apt, the term ‘conflict’ seems more appropriate. An interesting case was the<br />

recovery of Kuwait as a state, a necessity for the international community of states, but the achievement of which was a matter of choice for some individual<br />

states.<br />

150 The example of the Dutch involvement in Uruzgan is telling: as a bottom line (among other lofty intentions), the Dutch government wants to be contribute to the<br />

success of NATO.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 359


are fighting have more to do with individuals than with states. He sees war as a ‘clash of wills’ between<br />

individual opponents or societies, rather than as a ‘trial of strength’ leading to the <strong>de</strong>struction of the<br />

opponent’s forces, as in the days of industrial war. Van Creveld uses in this context the expression ‘interesttype<br />

of war’, a war of interests, such as territorial control. His i<strong>de</strong>a is that this type of war is limited ‘by<br />

<strong>de</strong>finition’, as wars are nowadays fought for the souls of men. We can conclu<strong>de</strong> by stating that war has<br />

un<strong>de</strong>rgone a fundamental shift from necessity to choice, from national survival to combating non-state<br />

organizations, from territorial interests to the souls of men, from physical violence to effects on the will<br />

of the opponent, for states and non-state actors alike.<br />

The essence of conflict and war (2)<br />

Of the authors we studied, Colin Gray has drawn a list of contingencies of future wars of necessity, with focal<br />

areas in the Middle East and Central/South Asia. Gray is adamant about the risk of wars of necessity we face.<br />

Martin van Creveld disagrees strongly: he disputes the viability of states in the long run, as low-intensity<br />

conflict may end up <strong>de</strong>stroying the state. In the long run, the place of the state will be taken by war making<br />

organizations of a different type. In short, he sees an end to trinitarian war, as conceptualized by<br />

Clausewitz. Rupert Smith takes a position regarding warfighting close to that of Van Creveld, but he keeps<br />

stressing the application of the trinity people-armed forces-political lea<strong>de</strong>rship, even when the state is<br />

absent and wars amongst the people are being fought. We feel that as long as states are the main building<br />

blocks of the international system, states are being con<strong>de</strong>mned to cooperation, but at the same time to<br />

competition. The healthiest states are nation-states, a view un<strong>de</strong>rlined by Smith where he accentuates the<br />

will of the people as paramount. In this respect he comes close to Gray who feels that war is a permanent<br />

dimension of the human existence. War is about imposing one’s will on the enemy, a highly political affair<br />

that remains political when non-state actors (liberation movements, guerrilla, terrorist and criminal<br />

organisations) appear on the stage and infiltrate state institutions. The stage used to be a field where battle<br />

was waged, but can nowadays be an urban area or – if terrorists enter the arena – any place where a state<br />

appears to be vulnerable, e.g. in junctions of mass transportation or in the field of cybernetics. This being<br />

the case, the separation between public and private, government and people, military and civil, tends to<br />

become as blurred as before the Peace of Westphalia. The state can only react by intensifying the internal<br />

(and possibly external) cooperation between its institutions and by investigating possible links between the<br />

wars of necessity and the wars of choice. Consequently, we may conclu<strong>de</strong> that war is about imposing one’s<br />

will upon an opponent and that its purpose is highly political, but to a consi<strong>de</strong>rable <strong>de</strong>gree influenced by<br />

other factors, like religion, justice and the like. In the last <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, an un<strong>de</strong>niable shift in emphasis towards<br />

these other factors can be recognized.<br />

The role of armed forces in interstate war (1)<br />

The likelihood of interstate wars is far from small. Frictions over the possession of oil rich areas, fertile soil<br />

(think of the recent price hikes of food), resources (water and energy), tra<strong>de</strong> practices, the violation of the<br />

Non-Proliferation Treaty, un<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d disputes over bor<strong>de</strong>rs, territory and islands are all too familiar causes<br />

for conflict and war. To these we add one more cause. World population is growing, at least until 2050, and<br />

according to the German <strong>de</strong>mographer Gunnar Heinsohn 151 world history shows that 80 percent of all civil<br />

wars, wars for conquest, genoci<strong>de</strong>s and terror are caused by an abundance of futureless sons in society at<br />

large. In countries like Chad, Niger, Afghanistan, Iraq and the Palestinian areas the population younger<br />

than 15 years is almost 50 percent of the total population, while it is more like 15% in Western countries.<br />

These youngsters may want to legitimize their violence for the sake of Islam. Though the chances that<br />

this type of violence transforms into conventional war are remote, it cannot be exclu<strong>de</strong>d that a quest for<br />

resources or food and water will be fuelled by feelings of frustration among the younger generations. It is<br />

151 Gunnar Heinsohn, ‘Söhne und Weltmacht; Terror im Aufstieg und Fall <strong>de</strong>r Nationen’, Orell Füssli, 2006. Artikel NRC Han<strong>de</strong>lsblad, 15 september 2007, p. 24.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 360


easy to imagine situations in which irregular conflicts spread to conventional war and from there to<br />

regional war with an interstate character. So, the interrelationship between conflicts and (interstate) wars is<br />

evi<strong>de</strong>nt and makes it hard to draw a fine line between the two categories. When examining possible causes<br />

for armed conflict, the analysis may not necessarily lead to the expectation that a conflict will be fought<br />

either irregularly or between states. An example of a combination is the short military intervention of Israel<br />

against Hezbollah in Lebanon in 2006: it can be safely assumed that Syria and Iran were backing Hezbollah.<br />

A mirrored example would have been interstate war accompanied by acts of terror at home, as some feared<br />

during Operation Iraqi Freedom.<br />

The role of armed forces in interstate war (2)<br />

The concept of interstate war is becoming more and more blurred over the years, but cannot be discar<strong>de</strong>d<br />

because of the viability of the state concept. Often coalitions are formed to fight a pariah state that does<br />

not want to conform to international standards of law or humanity. The number of irregular conflicts and<br />

confrontations is on the rise, while a combination of interstate war and irregular conflict is far from<br />

unthinkable. As Paddy Ashdown has shown, for every interstate war a threefold of irregular conflicts can<br />

be anticipated, based on trends since 1990. Rupert Smith does not belittle the role of the state; he focuses<br />

on the utility of force. His vision is strongly influenced by his personal experience that the force always had<br />

to be adapted to the requirements of the conflict at hand. Recent conflicts have been mainly non-interstate,<br />

with coalitions of states opposite irregulars. Smith sees an increased importance for intelligence, still<br />

organised in the armed forces, and a <strong>de</strong>creased emphasis on strike capabilities. His plea is foremost that<br />

we organize our institutions better so that they are better suited to the new confrontations we face. He<br />

acknowledges that, apart from capabilities for war amongst the people, a state has to be able to prepare<br />

itself for the strategic constants, like a (nuclear) missile attack. One would assume that Smith had more to<br />

say about the structure of the armed forces, but every time his reasoning is close to that, it stops prematurely.<br />

Van Creveld tells the rea<strong>de</strong>r by whom war will be fought, what war will be all about, how war will be<br />

fought, what war will be fought for and why war will be fought, but he fails to tell with what type of forces<br />

it will be fought. Alexan<strong>de</strong>r puts some emphasis on non-lethal concepts, but stops short of telling how<br />

they have to be embed<strong>de</strong>d in the logical structures of the armed forces. Rupert Smith and Paddy Ashdown<br />

both emphasize the need for what Ashdown calls ‘the seamless garment’: the comprehensive cooperation<br />

between national and international institutions that <strong>de</strong>al with prevention of war, the actual conflict and<br />

the post-conflict phase.<br />

The role of armed forces in interstate war (3)<br />

Big wars will become very big if nuclear weapons are being used, but the good news is that they have ma<strong>de</strong><br />

big wars all but impossible, at least in the Cold War. During the Cold War political and diplomatic skills have<br />

been successful in avoiding such cataclysm, but there have been close calls. An unequalled prevention has<br />

come from the credibility of armed forces meant for interstate war. Armed forces have not been employed<br />

to forestall proliferation, to the inherent danger of which Smith points. Nor has the Non-Proliferation<br />

Treaty prevented several states from acquiring nuclear capabilities, like India, Pakistan and Israel. Some<br />

have given up, like South Africa, Libya and Brazil. Iraq and (possibly) Syria have been forced to give up.<br />

North Korea pretends to give up, but may remain a time bomb, for example when its dictator would<br />

sud<strong>de</strong>nly pass away and China might want to interfere. Iran is spreading its influence to Iraq and Lebanon.<br />

Its lea<strong>de</strong>rship will likely steer for a confrontation with the US on this matter. Such a confrontation might<br />

lead to a big war involving several western states. As worrisome is a situation in which terrorists would lay<br />

their hands on the nuclear arsenals of a state. In such a case the traditional reliance on rational behaviour<br />

will not work. The risk of the former Soviet arsenals being available to terrorists may, given the time that<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 361


has passed, now be next to zero. However, if for instance Pakistan would disintegrate, Al Qaeda and the like<br />

might try to use them for their objectives. Traditional nuclear <strong>de</strong>terrence cannot prevent this and may need<br />

a profound review. Furthermore, Smith stresses the requirement for western <strong>de</strong>fence against the ballistic<br />

missile threat from rogue states, being able to launch missiles with conventional, nuclear, chemical or<br />

biological warheads. This threat would imply an elaborate system combining early warning and C2-facilities,<br />

for which the US is already making preparations. Allies would have to make facilities available in or<strong>de</strong>r to<br />

complete the system. Preferably, they would also have to acquire or adapt their own weapon systems in the<br />

lower and upper tier in or<strong>de</strong>r to engage the threat against their own territory in an early stage. The same<br />

assets could be used for multi-layered force protection during long wars. Nuclear weapons are usually<br />

associated with other forms of Weapons of Mass Destruction, of which chemical weapons have been forced<br />

back in their possible use effectively, but biological weapons may still pose a problem, as the terrorist attack<br />

in the Tokyo un<strong>de</strong>rground proved in 1995. So, there is a need for a review on the possession of WMD on the<br />

one hand and a requirement for <strong>de</strong>fence against ballistic missiles.<br />

The role of armed forces in low-intensity war<br />

and war amongst the people (1)<br />

Van Creveld postulates that our armed forces are organized the same way as they used to be for fighting<br />

World War II, though he admits that expeditionary forces are more modularly structured than ‘<strong>de</strong>fence<br />

forces’ and that the share of special forces is not in proportion to their weight. Ashdown also mentions<br />

the expeditionary character of mo<strong>de</strong>rn armed forces, but he finds that they are still geared to fighting<br />

battles instead of projecting influence. The best insights are provi<strong>de</strong>d by Rupert Smith: the fight takes<br />

places amongst the people, the opponent being ‘of the people’ and having the ultimate objective of<br />

capturing their will, like we have. This should be ‘the basis for our approach to the use of force’, Smith says.<br />

While admitting that – during confrontations with insurgents – it will be hard for us to win ‘the hearts and<br />

minds’ of the people, he discusses several ‘major themes relevant to all successful counter-operations’.<br />

Firstly, the insurgents must be isolated from the people. Secondly, our forces should match the guerrilla’s<br />

but not overmatch them, as they might be provoked to overreact. Thirdly, tactical advantage must be sought<br />

in superior intelligence and information operations. Fourthly, the government must be a true alternative<br />

to insurgent or criminal organizations. These points must be pursued to a common purpose and direction.<br />

Troops may be involved in following their adversaries in or<strong>de</strong>r to obtain information, rather than trying to<br />

outmanoeuvre them or wear them out.<br />

The role of armed forces in low-intensity war<br />

and war amongst the people (2)<br />

Future operations will be expeditionary, multinational, involve non-military agencies and last a long time.<br />

Armed forces require strategic sea and air capabilities; their equipment must be transportable (small and<br />

light pays off ) and the logistic tail must be as small as practicable. The same goes for combat support,<br />

combat service support and insertion/extraction capabilities. Troops have to be self-reliant to a high <strong>de</strong>gree<br />

and provi<strong>de</strong> their own force protection. This leads almost automatically to more special operations units,<br />

with their own expertise in the fields of sensitivity towards language and culture of the people. These<br />

measures together form an important step towards a light footprint in the theatre, a prerequisite for an<br />

effects based approach of operations. Effect however cannot be reached without political consi<strong>de</strong>rations.<br />

On the one hand, the political necessity for avoidance of casualties seems to be at odds with an effects based<br />

approach. On the other, achieving effect will often imply taking risks. Therefore politicians have to strike a<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 362


alance between minimal presence and achieving effect. This balance can be enhanced by investments in<br />

stand-off capability, increased range, high-quality air assets and sea basing. As we said above, preparing for<br />

a war of choice should imply enough readiness to fight a war of necessity. Although Smith does not confirm<br />

this explicitly, it is the consequence of the paradigm shift he observes. So, we have to structure our armed<br />

forces on participation in wars of choice, in which we are able to escalate, and not on the assumption of<br />

having to fight wars of necessity, with the equipment of which we can try to contain insurgencies.<br />

Trinitarian war (1)<br />

Clausewitz saw the trinity as follows.<br />

War is more than a true chameleon that slightly adapts its characteristics to the given case. As a total<br />

phenomenon its dominant ten<strong>de</strong>ncies always make war a paradoxical Trinity – composed of primordial<br />

violence, hatred, and of enmity, which are to be regar<strong>de</strong>d as a blind natural force; of the play of chance<br />

and probability within which the creative spirit is free to roam and of its element of subordination, as<br />

an instrument of policy, which makes it subject to pure reason. The first of these three aspects mainly<br />

concerns the people, the second the comman<strong>de</strong>r and his army, the third the government. The passions<br />

that are to be kindled in war must already be inherent in the people; the scope which the courage and<br />

talent will enjoy in the realm of probability and chance <strong>de</strong>pends on the particular character of the<br />

comman<strong>de</strong>r and the army; but the political aims are the business of the government alone.” 152<br />

The Clausewitz-scholar Andreas Herberg-Rothe calls the trinity the real legacy of Clausewitz and the real<br />

beginning of his theory. 153 Clausewitz’s concept of the trinity is explicitly differentiated from his famous<br />

formula for war, <strong>de</strong>scribed as a continuation of politics by other means. The essence of the trinity is that<br />

it implies no hierarchy between the constituting elements, yet they are strongly interlinked. Clausewitz<br />

uses the metaphor of an object suspen<strong>de</strong>d between three magnets.<br />

Trinitarian war (2)<br />

According to Van Creveld, Clausewitz assumes that war is an affair of states (or governments). If there are no<br />

states and yet there is a war, the trinity does not exist in the same form. 154 He then names several historical<br />

examples of popular mutinies that led to intensive and wi<strong>de</strong>ly used violence without a state being able to<br />

canalize it. His message for the future is that the state is <strong>de</strong>creasing in importance and that non-trinitarian<br />

war will have a bright future. The essential question to be answered now is the following: if one of the<br />

constituting elements of the trinity is missing or vaguely present, does that mean that trinitarian war as<br />

such will change? Van Creveld is referring to the absence of the state and thinks that less conspicuous forms<br />

of government will not exercise the same amount of control. We doubt this: political lea<strong>de</strong>rs may be hiding<br />

for good reasons but still be in control. The government of South Korea negotiated in 2007 with the<br />

Taliban. This implies that there is always a governing body and that there are ways to get in contact with it.<br />

One other element of the trinity may be missing from the equation as well. If the population of a country<br />

is not motivated for a war in which its armed forces participate, the trinity will be affected. In that case<br />

popular support for that war is probably on the <strong>de</strong>cline, as the example of the Soviet-intervention in<br />

Afghanistan until 1990 shows. A continued lack of support will ultimately cause the lea<strong>de</strong>rship to give up.<br />

So, there is no reason why the concept of trinitarian war would become invalid if one of the elements<br />

is not visible or temporarily missing. On the other hand, Van Creveld is right where he notices the lack<br />

of comments in On War on popular commitment in general. Clausewitz un<strong>de</strong>restimates in his view<br />

the passions that are kindled by the use of violence. So, if the political <strong>de</strong>cision making process is not<br />

disciplined and transparent, war may become a goal in itself. This might explain for example why terror<br />

152 Carl von Clausewitz, ‘On War’, section 28, ch 1, bk 1.<br />

153 Andreas Herberg-Rothe, ‘Clausewitz’s Puzzle; the Political Theory of War’, Oxford 2007, p. 4.<br />

154 Martin van Creveld, op. cit., pp. 49, 50.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 363


using organizations like the Taliban are inclined to excessive violence. Raymond Aron postulates that the<br />

relationship between the head of state and the people is the backbone of the trinity:<br />

Clausewitz’s emphasis on moral forces results from his interpretation of war as a social activity in which<br />

men are involved as a whole people – army, lea<strong>de</strong>rs, head of state – all inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, the moral union<br />

of the people and the sovereign constituting the ultimate foundation of the state. 155<br />

Trinitarian war (3)<br />

Rupert Smith does not agree with those who dismiss Clausewitz as irrelevant:<br />

It is my experience in both national and international operations that without all three elements of the<br />

trinity it is not possible to conduct a successful operation, especially not over time. 156<br />

Secondly, Smith points at another concept drawn from On War that he has found of great practical value.<br />

It is the <strong>de</strong>scription of war as a product of both a ‘trial of strength’ and a ‘clash of wills’:<br />

If we <strong>de</strong>sire to <strong>de</strong>feat the enemy, we proportion our efforts to his powers of resistance. This is expressed<br />

by the product of two factors which cannot be separated, namely, the sum of the available means and<br />

the strength of the will. 157<br />

Smith explains that in industrial war overwhelming force was used to crush the enemy’s army, causing<br />

the will of the state to collapse:<br />

In our current circumstances it is actually the will of the people that is often the objective being sought<br />

– yet there is still a ten<strong>de</strong>ncy to use overwhelming military force in the belief that winning the trial of<br />

strength will <strong>de</strong>liver the will of the opponent. But Clausewitz emphasized the two factors equally…–<br />

meaning it is well to examine each situation to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> on the relationship between them. 158<br />

Thirdly, Smith elaborates on the trinity in irregular warfare: even in a non-state the trinity can be applied<br />

as a useful tool to analyze the actors’ purposes and activities.<br />

The aim of all si<strong>de</strong>s is to win the will of the people. Therefore the non-state will also have some<br />

<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy and relationship with the people, there will be an armed force of some <strong>de</strong>scription and<br />

there will be some political direction to the use of that force. It is very possible, particularly in the early<br />

stages of the life of one of these organizations, that both the military and political <strong>de</strong>cisions lie in the<br />

hands of one or a few men, but nonetheless they will be separate <strong>de</strong>cisions. 159<br />

Fourthly, Smith <strong>de</strong>als extensively with the ‘clash of wills’. Here he puts a stronger emphasis than Clausewitz<br />

on the element of will. The latter finds that the trial of strength is essentially a matter of numbers. Smith<br />

stresses the importance of the political objective and the objective that the men are fighting for, to be<br />

aligned as much as possible. The moral is to the physical as three to one, as Napoleon had it. Smith formulates<br />

it as:<br />

Capability = Means x Way2 x 3Will<br />

He warns that power is not a possession but a relationship. The capability of a force must be seen as being<br />

relative to that of its opponent. 160 The usefulness of this thinking evi<strong>de</strong>ntly applies fully to the concept of<br />

trinitarian war.<br />

155 Raymond Aron, ‘Clausewitz, Philosopher of War’, London 1983, p. 120. Translation of Penser la guerre (1976).<br />

156 Rupert Smith, op.cit., p. 58.<br />

157 ‘On War’, section 5, ch. 1, book 1.<br />

158 Rupert Smith, op.cit., p. 59.<br />

159 Ibid., p. 303.<br />

160 Ibid., p. 241-243.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 364


Trinitarian war (4)<br />

Colin Gray is equally positive on the importance of Clausewitz for current warfare. He quotes him 42 times,<br />

mostly to un<strong>de</strong>rline his own arguments. For instance, in <strong>de</strong>scribing cyber war, he refers to Clausewitz’s<br />

dictum that: war is thus an act of force to compel our enemy to do our will. Therefore, cyber war is just another tool<br />

of strategy, comparable with economic warfare (e.g. blocka<strong>de</strong>). We then enter the arena of coercion. 161 Gray<br />

un<strong>de</strong>rlines that warfare is effectively a permanent dimension of human existence. This point of view has been<br />

challenged by John Keegan who asserts that war is a cultural phenomenon. Although he agrees with Keegan<br />

that the cultural dimension of war has been un<strong>de</strong>rappreciated in the past, he criticizes the famous historian<br />

for taking it too far:<br />

Culture is notoriously difficult too <strong>de</strong>fine, but we can all agree, at a minimum, that it refers to acquired<br />

or learned characteristics. Keegan is moved to suggest, misleadingly, that ‘all that we need to accept is<br />

that, over the course of 4.000 years of experiment and repetition, war making has become a habit.<br />

It has to follow that if war is basically a bad habit, albeit one of the utmost antiquity, it should yield to a<br />

change in attitu<strong>de</strong> that would <strong>de</strong>legitimize it as a newly unacceptable behaviour. …The important fact that<br />

war is cultural does not diminish the logical and historical authority of the argument that war primarily is<br />

political.” 162 Gray is most adamant in his statement:<br />

For so long as humankind engages in warfare, Clausewitz must rule. 163<br />

Although he does not treat trinitarian war as such, he is purely Clausewitzian on the relationship between<br />

politics and the military:<br />

It should be clear that war should never be thought of as ‘something autonomous’ but always as an<br />

instrument of policy; otherwise the entire history of war would contradict us. 164<br />

Trinitarian war (5)<br />

The role of the media is one of linking the three elements in the Clausewitzian trinity: the civil powers, the<br />

military lea<strong>de</strong>rship and the population. This is a rather complex relationship, fed by competition between<br />

newspapers, radio and TV, and internet users. Their influence on public opinion often occurs along political<br />

fault lines, but in some cases public opinion may be ahead of what the media say. An example is the Dutch<br />

military involvement in Uruzgan: the long existing public appreciation for the armed forces has hardly<br />

changed, though polls show that a majority of the population does not support this particular mission.<br />

Nevertheless, the Dutch soldier was chosen ´man of the year of 2006´. So-called embed<strong>de</strong>d journalists<br />

draw a lot of criticism from reporters travelling on their own, but it is doubtful whether the latter category<br />

obtains a better balanced view on the effects of the mission. After the war in Vietnam the military often<br />

stated that the media had stabbed the soldier in the back, but research showed that they just reinforced<br />

existing opinions. The relationship between the military and the press is an uneasy one by nature. Some<br />

<strong>de</strong>gree of censorship is necessary: the public is not entitled to know everything about a sensitive situation.<br />

This applies likewise, if a cultural gap between two cultures might lead to misun<strong>de</strong>rstandings of other<br />

peoples´ beliefs and traditions. A certain danger emerges when the media appear to be susceptible to<br />

influences from the adversaries. This does not only occur when so-called free moving journalists are<br />

reporting the message that our adversaries want to convey to our public. It also happens by careful selection<br />

of targets with a high publicity yield. While the press has to act responsibly and be accountable, the military,<br />

including the unions, have to <strong>de</strong>monstrate unity of effort. A positive start in mutual respect can be<br />

strengthened by offering military courses to journalists, so that their reporting has at least some professional<br />

basis. Thus, the military lea<strong>de</strong>rship can do a lot to enhance the quality of the press on military<br />

reporting, thereby contributing to the relationship between the armed forces and the population.<br />

161 Colin S. Gray, op.cit., pp. 293-295 and 321-330.<br />

162 Ibid., pp. 58, 59 and p. 89.<br />

163 Ibid., pp. 380, 381.<br />

164 Ibid., p. 56.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 365


The role of international institutions (1)<br />

Nation-states are the building blocks of geopolitical relations, while international institutions provi<strong>de</strong><br />

the framework within which states can collaborate in the security domain. International institutions,<br />

in particular the United Nations, also provi<strong>de</strong> the legal frameworks in which coalitions of states can act<br />

together to preserve and restore international stability and security. Such actions may inclu<strong>de</strong> military<br />

campaigns against aggressive states, interventions in internal state conflicts and against non-state entities.<br />

NATO, and EU to a lesser extent, are international organisations with military structures in place to execute<br />

such military operations. Members of international institutions i<strong>de</strong>ally share common values. With the<br />

number of member states of these institutions growing, values are increasingly diverging among members.<br />

NATO and EU both suffer from these cultural effects. The ability of the UN to serve as a successful <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>r<br />

of international or<strong>de</strong>r and peace is constrained by the lack of cooperation among the permanent members<br />

of the Security Council. Consequently, the ability of international organizations to provi<strong>de</strong> regional or<br />

global stability suffers repeatedly from the divergence of interests among its members and their lack of<br />

willingness to act united. In the long run this <strong>de</strong>velopment jeopardizes the status of such institutions as<br />

international power houses, albeit the shortage of workable alternatives diminishes such an effect. Only<br />

‘coalitions of the able and willing’ provi<strong>de</strong> a workable fall back position.<br />

The role of international institutions (2)<br />

The future position of nation-states is at stake in many reflections on the international system. One of<br />

the arguments being used is that the i<strong>de</strong>ntity of the populations of mo<strong>de</strong>rn western states is becoming<br />

more and more blurred: individuals can belong to various groups, cultures or states simultaneously.<br />

Consequently, they will not always support the position of the state in which they are living. A further<br />

threat stems from non-state organizations or networks, in particular organized crime (e.g. drugs, weapons,<br />

illegal tra<strong>de</strong> or human trafficking), that have substantial influence on ordinary functions of mo<strong>de</strong>rn open<br />

societies. These organizations try to infiltrate regular state institutions and thus un<strong>de</strong>rmine state sovereignty.<br />

The highest (not necessarily the most probable one) is from non-state actors getting access to weapons<br />

of mass <strong>de</strong>struction. Low intensity conflict has the potential to catalyze processes bringing the weak state<br />

down. All these threats represent challenges for international organizations at the same time. They have<br />

to cope with non-state powers and their associated security challenges. One way of counterbalancing the<br />

power drain to the non-state realm would be to seek alliances with benign non-state actors in the private<br />

sector. NATO’s Allied Command of Transformation already accounts for this trend by involving NGOs in<br />

its comprehensive thinking and planning processes regarding conflict management. However, given the<br />

confi<strong>de</strong>nce that many states have in international institutions, it is hardly thinkable that they would<br />

become privatized as guarantors of security and hence most likely fragmented. The nature of problems and<br />

challenges facing the world community <strong>de</strong>mands a corresponding scale of response. Only the UN, and in its<br />

wake regional actors like NATO, EU, to a lesser extent OSCE, AU, OAS and ASEAN, has at this moment the best<br />

available structures, expertise and tools to act effectively to counter crises. Over the last six <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, lots of<br />

money has been invested in these international security networks. This formidable worldwi<strong>de</strong> fabric cannot<br />

be substituted by any other global power overnight.<br />

The role of international institutions (3)<br />

Whilst the state has become more vulnerable in<strong>de</strong>ed, what role can international institutions 165 play to ease<br />

off part of the state’s bur<strong>de</strong>n? The UN can provi<strong>de</strong> the legal and even the organizational frameworks for<br />

campaigns against aggressors and interventions in general. When it comes to bringing about peace, the UN<br />

165 We refrain from <strong>de</strong>voting attention to types of specialized international organizations that represent or direct NGOs, like UNHCR, OCHA or ICC. Nor will we<br />

discuss the role of the African Union and other regional organizations in the field of security.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 366


as an overarching institution is not very effective. Undoubtedly, the UN has grown in importance over the<br />

years and is now capable of running multiple military missions all over the globe, but in many a crisis its<br />

actions are easily frustrated. The failures of most UN peacekeeping missions in the past (or their seemingly<br />

in<strong>de</strong>finite continuations) do not seem to harm its reputation; an acceptable alternative is hardly available.<br />

In some cases, e.g. Sudan and Burma, the UN is masquerading action by inaction, fostering a black hole<br />

in the international arena. In the case of Kosovo, the UN was si<strong>de</strong>stepped by NATO un<strong>de</strong>r the flag of<br />

humanitarian intervention, a euphemism for an interstate air war launched by a coalition of the able<br />

and willing. Although <strong>de</strong>clared redundant after winning the Cold War, NATO was now seen as a viable<br />

international organization that could carry out UN missions effectively. Since its involvement in<br />

Afghanistan, NATO is facing a much tougher challenge, <strong>de</strong>spite its capacity for serious peace support<br />

missions. Its enlargement to Eastern Europe has less augmented NATO’s assets than increased its liabilities<br />

however. The change-over of most Eastern European states from Warsaw Pact to NATO has irritated Russia<br />

and it remains to be seen whether NATO’s internal solidarity will leave much room for the application of<br />

Article 5. NATO’s litmus test in Afghanistan so far has not invoked wi<strong>de</strong> participation of notably its Eastern<br />

European members who are most susceptible to old dangers. The outcome of the International Security<br />

Assistance Force may be <strong>de</strong>cisive for NATO’s future. A less than positive result would certainly change<br />

Europe’s relationship of Europe with the US. With such a forceful ‘director’ in the European Union missing,<br />

it will take a major crisis before the European orchestra could play harmoniously. We are puzzled by the<br />

question why Smith thinks that the EU is ‘well-placed for the 21st century’, but admit that the necessity<br />

for becoming so is evi<strong>de</strong>nt. A stronger European Security and Defence Policy would add to the solidity of<br />

NATO at the same time and diminish the often unbalanced relationship between NATO and the EU. We<br />

might phrase this as “NATO having capabilities and no money, the EU having money and no capabilities”.<br />

Notwithstanding the enormous overlap in memberships, it is apparently hard to overcome the last<br />

obstacles in establishing structural cooperation. In the meantime individual member-states have to care<br />

for themselves and rely on coalitions of the able and willing.<br />

The role of international institutions (4)<br />

As may be expected, NATO is giving a high priority to transformation: Allied Command Transformation<br />

(ACT) and the Joint Air Power Competence Centre (JAPCC) are the major allied institutions that are tasked<br />

to bringing about change. ACT recently <strong>de</strong>fined five so-called Capability Areas where major long term<br />

requirements are foreseen:<br />

❚ Intelligence/Surveillance/Reconnaissance – Situational Awareness<br />

❚ Command and Control – Communications<br />

❚ Power (Force) Application<br />

❚ Deployment – Sustainment<br />

❚ Interoperability<br />

The emphasis of these requirements is even-han<strong>de</strong>d: not only on practical technology to achieve better<br />

operational performance, but also on procedures, logistics and readiness. Most NATO member-states<br />

started off their transformation process belatedly and have a long way to go in improving their capabilities.<br />

The Dutch armed forces were among the first starters in achieving profound changes in the nineties, so<br />

there are hardly any role mo<strong>de</strong>ls around. The basic question remains what kind of threats most western<br />

countries foresee and where they see other useful opportunities for employment of their forces.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 367


Might and right (1)<br />

Many thinkers in the classical antiquity, such as Plato, Aristotle, Cicero, Cato the Younger, Seneca, Polybius<br />

and Sallust, have distinguished between just and unjust grounds for waging war (Jus ad bellum), and between<br />

just and unjust conduct in the course of war (Jus in bello). Probably best known is Hugo Grotius, who, in his<br />

‘De Jure Belli ac Pacis’ (The law of war and peace, 1625) <strong>de</strong>als with the issue of ‘just war’ in great <strong>de</strong>tail.<br />

Others (like Machiavelli, Rousseau and Kant) have ad<strong>de</strong>d valuable elements to the discussion. Furthermore,<br />

throughout history many attempts have been ma<strong>de</strong> to ‘humanize’ warfare, mostly attempts to provi<strong>de</strong><br />

some ‘rights’ to warfighters, like the initiatives of Henri Dunant in the middle of the 19th century. From<br />

the end of that century on, several i<strong>de</strong>ntical initiatives – such as the Hague Peace Conferences of 1899 and<br />

1907, leading to the ‘Convention respecting the Laws and Customs of War on Land‘, and later on to the<br />

Geneva Conventions, have regulated both the legitimacy of war (Jus ad bellum) and the conduct during<br />

warfare (Jus in bello).<br />

Might and right (2)<br />

The authors in this study do not discuss at length the juridical aspects of war. John Alexan<strong>de</strong>r refers to the<br />

awkwardness of ‘constraints’ when he writes<br />

The paradox that emerges is that the more physical power we attain, the less able we are to employ it<br />

due to constraints driven by political, social ... issues. 166<br />

Martin van Creveld states,<br />

War without law is not merely a monstrosity, but an impossibility. 167<br />

In this context, he refers to rules <strong>de</strong>fining victory in war. He also states that there are several classical<br />

examples of war in which rules applied concerning prisoners, the nature of non-combatants, and the use<br />

of weapons, particularly with respect to the avoidance of inhumanity, the pursuit of fairness, and the rule<br />

of military necessity. In a broa<strong>de</strong>r context, he even consi<strong>de</strong>rs war as – what he calls, paraphrasing Clausewitz<br />

– a continuation of justice. He reveals that this aspect of war has a historical record. On the other hand, Van<br />

Creveld refers to Clausewitz, according to whom the law of war consists of self-imposed constraints, hardly<br />

worth mentioning. He even seems to endorse that opinion when he writes:<br />

Necessity knowing no rules, [he who fights for existence] feels entitled to violate the war convention<br />

and use unlimited force, something that the other si<strong>de</strong>, fighting in the name of policy, cannot do<br />

without suffering the consequences. 168<br />

In essence, he asserts, all these rules, including today’s international agreements, have been ma<strong>de</strong> by man,<br />

and can also be abrogated by him. De Gaulle once quipped: treaties are like young ladies and roses: they<br />

last while they last. The cruel and horrifying actions of Assad against the city of Hama in 1982 are an example<br />

of a ruler killing his own people: although an internal affair, yet a crime against humanity. The latter term<br />

was used by the allies in a <strong>de</strong>claration against the Ottoman Empire in 1915 and has become incorporated<br />

in international law and upheld by the UN in special courts. Van Creveld, who treats the Hama-case<br />

extensively 169 , shows here that he comes from another planet. Although the ‘Assad solution’ can hardly<br />

be taken seriously as relevant to western doctrine, he does not even exert himself to show some level of<br />

repugnance towards this atrocity and merely states that Assad nee<strong>de</strong>d courage, skill and power in or<strong>de</strong>r to<br />

apply this method consistently. Ultimately, he may have thought, ‘might’ will prevail over ‘right’ anyway.<br />

Gray concurs with the latter: international en<strong>de</strong>avours to control the effects of war politically, legally and<br />

ethically are well worth pursuing, but are vulnerable to overturn by perceived belligerent necessity. Politics<br />

rule over law, diplomacy and ethics, as over warfare. When survival is at stake, the end will always be held<br />

to justify the means. Even though this attitu<strong>de</strong> may dominate ‘Realpolitik’, outsi<strong>de</strong> realist-circles a growing<br />

feeling of necessity emerges to follow the rule of law also in the context of war and warfare. One only needs<br />

to glance through some literature <strong>de</strong>aling with ‘Just War’ and the like to discover the growing sympathy for<br />

166 John Alexan<strong>de</strong>r, &<br />

167 Martin van Creveld, ‘The transformation of war’, p. 65.<br />

168 Ibid., p. 87.<br />

169 Martin van Creveld, “The changing face of war; combat from the Marne to Iraq”, NY 2007, pp. 235-246.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 368


the proposition that ‘right has to dominate over might.’ Increasingly, the expression ‘willingly or<br />

unwillingly’ is ad<strong>de</strong>d. International Courts of Justice, mostly supervised by the UN, at this moment seem<br />

to have no end of work in <strong>de</strong>aling with lea<strong>de</strong>rs who ignored the ‘new reality’. Obviously, it is better to take<br />

the (‘new’) rule of law into account, even when it is consi<strong>de</strong>red as a self-imposed constraint, eligible to be<br />

overturned by perceived belligerent necessity.<br />

Might and right (3)<br />

The UN Charter establishes non-intervention as one of the key principles. The ‘non-intervention article’<br />

(Chapter I, Article 2, sub 7) states:<br />

Nothing contained in the present Charter shall authorize the United Nations to intervene in matters<br />

which are essentially within the domestic jurisdiction of any state or shall require the Members to<br />

submit such matters to settlement un<strong>de</strong>r the present Charter; but this principle shall not prejudice<br />

the application of enforcement measures un<strong>de</strong>r Chapter Vll.<br />

This non-intervention principle is still the norm. However, Ashdown observes ‘changing’ rules of non-<br />

intervention. The UNSC has found ways to get around state sovereignty when ethnic cleansing and genoci<strong>de</strong><br />

are evi<strong>de</strong>nt. Chapter VII of the UN Charter is a base for authorization of international intervention (after<br />

a long list of conditions has been met). New emergent norms of humanitarian intervention are gradually<br />

superseding the norm of non-intervention since the end of the Cold War. Sovereignty not only gives rights<br />

to states, but also a responsibility to protect their citizens, an argument based upon social contract theory.<br />

Un<strong>de</strong>r this i<strong>de</strong>al, states can be justified in intervening within another state if that state is failing to protect<br />

(or if it is actively involved in harming) its citizens. This has justified UN sanctioned interventions in<br />

Northern Iraq in 1991 to protect the Kurds and in Somalia in the absence of state power. This argument<br />

was also used (with strong opposition from Russia and China) to justify NATO’s intervention in Kosovo. 170<br />

According to John Williams:<br />

Throughout the 1990s the <strong>de</strong>bate over humanitarian intervention, still alive and well today, has referred<br />

ack time and again to the i<strong>de</strong>a of Just War. […] Augmenting the i<strong>de</strong>a of self-<strong>de</strong>fence as just cause to<br />

inclu<strong>de</strong> a right, or possibly even a duty, to <strong>de</strong>fend the victims of grave humanitarian crises; […]and<br />

looking at how Just War’s rules of combat may have to be changed to <strong>de</strong>al with the absence of a<br />

‘battlefield’, in the conventional sense, have all been important elements of this process. […] The<br />

intellectual sophistication of this <strong>de</strong>bate is often impressive, and intimidating. The weight of ages<br />

bears down heavily on those contributing and heavyweights of the philosophical, theological and<br />

political theoretical traditions are wheeled out at regular intervals by participants to grant vicarious<br />

authority to contemporary <strong>de</strong>bate. Saints Augustine and Aquinas, Grotius, Kant, Machiavelli,<br />

Thucydi<strong>de</strong>s, Hobbes, Locke and other stalwarts of the Western canon are invoked. 171<br />

Might and right (4)<br />

The <strong>de</strong>velopment of this ‘new category’ within Just War thinking, adds to the traditional jus ad bellum and<br />

jus in bello the i<strong>de</strong>a of jus post bellum. As Williams indicates, the discussion about the essentials of this new<br />

i<strong>de</strong>a is just starting and seems to be rather complex. Particularly the involvement of military forces in the<br />

process of post-conflict reconstruction and the like is still un<strong>de</strong>r discussion. All the same, one can conclu<strong>de</strong><br />

that this is becoming an issue of increasing importance. Consequently, it <strong>de</strong>mands serious attention.<br />

Nevertheless, of the authors involved, only Ashdown puts this issue at the forefront of his consi<strong>de</strong>rations.<br />

Asdown pays consi<strong>de</strong>rable attention to post-conflict reconstruction. Referring to the task of humanitarian<br />

intervention, he states that we have to create sustained peace and better systems for global governance,<br />

170 Similarly, in May 2008, the intransigence of the Burma dictatorship not allowing foreign aid to the starving people in the Irrawaddy Valley, after a cyclone had<br />

floo<strong>de</strong>d the area, was a topic of heated international <strong>de</strong>bate.<br />

171 John Williams (Durham University), ‘The Bor<strong>de</strong>rs of Just War’, paper presented at the 2006 conference of the British International Studies Association, pp. 3-6.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 369


ased on international law. To that end, we need to establish in the intervened country the whole range<br />

of legal structures, from judges to penal services. The lesson (of intervention) is that, where power goes,<br />

governance must follow. He also warns that the end-state works as a mechanism to hold the international<br />

interveners accountable for what they do. ‘Simply’ bringing <strong>de</strong>mocracy is not the solution and often even<br />

not right. Democracy, he states, is ‘only’ a way to protect the rule of law and the like.<br />

The comprehensive approach<br />

The comprehensive approach, the conflict management continuum or ‘the seamless garment’ (Paddy<br />

Ashdown) is a plea for a structural cooperation between the institutions that have to achieve law and or<strong>de</strong>r<br />

in a war torn country. This i<strong>de</strong>a emerged in Bosnia, where a complex interplay of civilian, para-military and<br />

military groups, International Organisations (IOs) and the mass media stood in the way of a favourable<br />

outcome. It became more and more clear that the military instrument alone could not <strong>de</strong>al with complex<br />

mo<strong>de</strong>rn crises involving many communities and populations. Though the recognition of the roles of other<br />

government <strong>de</strong>partments and Non-Governmental Organisations (NGOs) improved over time, efforts were<br />

rarely coordinated or focused on a common set of objectives. Ashdown argues that even in the prevention<br />

phase, preceding the conflict and the post-conflict phases, a comprehensive approach should be applied<br />

between all the institutions <strong>de</strong>aling with a particular peace support mission. The stabilization and state<br />

building processes will in theory benefit greatly if, in the framework of campaign planning, an end state<br />

is <strong>de</strong>fined for each and every phase. Bringing <strong>de</strong>mocracy should not be inclu<strong>de</strong>d as part of an end state<br />

but as the final ‘quality cherry on the cake’; early elections are often a mistake. The core problem of this<br />

approach is “the art in seeing the campaign as a whole from the outset” (Smith). This presupposes a<br />

strategic objective, which is often vague or even entirely lacking. Yet a <strong>de</strong>sired outcome attainable by<br />

military means can only be <strong>de</strong>fined on the basis of a clear strategic objective. Armed forces often have<br />

to make do with a compromise by <strong>de</strong>fining intermediate objectives before starting a military operation.<br />

Armed forces, according to Smith, can bring about four categories of effect: ameliorate, contain, <strong>de</strong>ter/<br />

coerce and <strong>de</strong>stroy. In <strong>de</strong>ciding on the category, the other players in the continuum (the prevention and<br />

the post- conflict phase) have to reflect on the effects of the use of force as one of the possible supporting<br />

measures for en<strong>de</strong>avours in their own field and vice versa, i.e. what they can contribute in an effects based<br />

approach to the conflict phase. At the national level this approach may be successful, but in the international<br />

field the armed forces are often the only institution advocating the seamless garment. NGOs want to<br />

preserve their in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, the same goes for civil UN-organizations and other international institutions.<br />

The lesson of this new thinking is that much effort has to be <strong>de</strong>voted to the <strong>de</strong>finition of responsibilities<br />

before participating in an international mission.<br />

The role of technology (1)<br />

There are now many historical references to RMA. It is to be un<strong>de</strong>rstood as the interplay between the<br />

innovation of military equipment and capabilities using advancement in technologies on the one hand,<br />

and the restructuring of military architectures and operational approaches on the other. This two-si<strong>de</strong>d<br />

<strong>de</strong>velopment in the military domain is also affected by the changes in the security environment and the<br />

ensuing kind of conflicts and operations military forces most probably will face. Historical examples are the<br />

emergence of mechanized warfare in the 1930s and 1940s, culminating into the German Blitzkrieg concept,<br />

the nuclear revolution in the 1950s and 1960s and the (US) Strategic Defence Initiative (SDI) in the early<br />

1980s. RMA essentially aims at enhancing military power through technological superiority over potential<br />

adversaries, expressed (inter alia) in dominance in information acquisition, processing, dissemination and<br />

ultimately in highly precise firepower. The RMA approach works relatively well in interstate war. This was<br />

the case during the Cold War, when the military structures of the two opposing blocks planned for the same<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 370


type of (manoeuvre) warfare with similar military structures and equipment. The main difference between<br />

the blocks was the technical performance and the quality of the fiel<strong>de</strong>d equipment. Going from the Cold<br />

War to the ‘warm conflict’ era, un<strong>de</strong>r regular warfare conditions the RMA <strong>de</strong>livered unprece<strong>de</strong>nted<br />

success, like during Desert Storm. However, this success is waning, since the immediate lesson learned<br />

by the <strong>de</strong>feated parties has been to never challenge a large scale organized and technologically superior<br />

manoeuvre force symmetrically. Rather, irregular forms of combat have come into practice, avoiding the<br />

direct confrontation with the sharp edge of the manoeuvre and precision strike battle machine, meanwhile<br />

hitting soft spots wherever an opportunity presents itself. Furthermore, the lesson advocates of RMA have<br />

to learn is that it is no ‘silver bullet’ and that any RMA should be assessed and implemented within a<br />

comprehensive strategic framework. Gray, for instance, argues that, by its nature, RMA leads to persuasion<br />

of unsound theories of miracle cures for strategic ills. 172 More dramatically, Van Creveld states:<br />

so expensive, fast, big, unmanoeuverable and powerful mo<strong>de</strong>rn weapons have become, that they<br />

are steadily pushing contemporary war into environments where those weapons don’t work. 173<br />

These views suggest that armed forces shaped by the RMA are to a large extent useless given the perspective<br />

of the nature of conflict being irregular as a rule. Although this may be a correct assessment for many of<br />

the land based conflict contingencies in the foreseeable future, the situation at sea or in the air may open<br />

a different perspective. While in land operations an almost infinite number of actors and parameters comes<br />

into play, the air- and sea environment usually are more homogeneous with a limited number of variables.<br />

Air- and sea operations lend themselves far better for a more calculable approach in which dominant<br />

manoeuvre and high technology make a <strong>de</strong>cisive difference. This also applies when it comes to the use of<br />

highly lethal power on a global scale against strategic targets. Hence the validity of RMA should be assessed<br />

in a more refined way than only LIC-oriented.<br />

The role of technology (2)<br />

The champion of the RMA is the concept of Network Centric Warfare. NCW or network- centricity entails<br />

a connectivity of all military assets within a single ‘system of systems’. The relations between the various<br />

forms of military power are complex and constantly changing. The need for an overarching joint structure<br />

is consi<strong>de</strong>red by some analysts more vital than ever. Finding military solutions using NCW un<strong>de</strong>r this joint<br />

approach may be conceptually sound, but <strong>de</strong>pends on this joint structure rather than shaping it. This super<br />

system is capable of linking in real time any precision strike shooter with any sensor within a C4ISTAR<br />

network. The NCW-concept is pursued by the US and reflects the American way of war that focuses on<br />

technological advances, in particular in the area of information acquisition, processing and dissemination.<br />

NCW will further evolve in the foreseeable future. However, those who judge NCW upfront as a strategic<br />

winner, neglect the stark reality of a panoply of asymmetrical responses that NCW provokes. NCW-based<br />

forces will continue to face the fact that a ‘war amongst the people’, is the most likely contemporary and<br />

future scenario in land-based conflicts. NCW may only marginally contribute to strategic success in such<br />

situations. The NCW school of thought can be interpreted as a US-driven geographically based concept of<br />

war, while adversaries have adopted a philosophically based construct.<br />

The role of technology (3)<br />

Non-Lethal Weapons, or, at a conceptual/doctrinal level, non-lethality, emerged during the 1990s as a new<br />

dimension in military operations that might close the gap i<strong>de</strong>ntified between diplomacy and the use of<br />

(lethal) violence. Crisis Response Operations called for more tailor ma<strong>de</strong> military approaches in situations<br />

where the use of brute force was consi<strong>de</strong>red politically unacceptable, prohibited by mandates and ten<strong>de</strong>d to<br />

be counterproductive to the accomplishment of the mission objectives. Moreover, media presence turned<br />

172 Gray, ‘Another Bloody Century’, p. 152.<br />

173 Van Creveld, ‘The changing face of war’, p. 245.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 371


out to multiply such adverse effects. The concept of non-lethality is aimed at the prevention of fatalities<br />

amongst civilians when force has to be used, even when individuals or crowds take a non-cooperative<br />

attitu<strong>de</strong> (towards stabilization forces). In addition, collateral damage is to be kept to a minimum when<br />

equipment and infrastructure have to be neutralized. It thus provi<strong>de</strong>s the military with additional options<br />

to act in situations where the use of traditional force is not permissible. Ultimately, this approach may<br />

contribute to winning the hearts and minds of the population in the stabilization zone and to reducing<br />

the cost of reconstruction. Taking advantage of a vast potential of enabling technologies, a broad range<br />

of system concepts is either fiel<strong>de</strong>d, tested or un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>velopment and thus wi<strong>de</strong>ning the spectrum of<br />

non-lethal options. Given the complexity of current and most likely future conflict, non-lethality and its<br />

un<strong>de</strong>rlying assets may enhance the ability of military forces to respond more flexibly to unforeseeable<br />

situations. NLWs may thus provi<strong>de</strong> expeditionary forces with options to better control the effects of their<br />

actions on the achievement of the political objectives of the mission. NLWs may pose new challenges as<br />

well, as broa<strong>de</strong>ning the spectrum of military capabilities drives additional training and command and<br />

control requirements. At the same time, NLWs may raise public and political expectations regarding<br />

casualty reduction and damage limitation unrealistically high.<br />

The role of technology (4)<br />

The effects based approach to operations is a concept <strong>de</strong>signed to achieve <strong>de</strong>sired effects on an adversary<br />

or in a setting where non-cooperative actors are present. Some commentators conce<strong>de</strong> that EBAO is of all<br />

times and therefore not a new concept, simply because the application of military force presupposes a<br />

pre<strong>de</strong>fined effect. Whether or not this is true, EBAO intends to achieve a causal, almost linear relationship<br />

between means and ends in warfare. This would require a certain <strong>de</strong>gree of predictability in the course<br />

of events and an operational environment that can be stabilised and controlled. However, both history<br />

and contemporary military experience teach us that the inherent characteristics of war limit the ability to<br />

control causes sufficiently well to produce <strong>de</strong>sired effects. Rather, war (as well as stabilization operations),<br />

resembles complex adaptive systems in which the central challenge in strategy <strong>de</strong>velopment is managing<br />

change. Due to the irregularity of many actors involved, changes occur rapidly and are often unpredictable.<br />

Future conflict is unlikely to be very different is this respect. Rather, conflict dynamics tend to further<br />

increase given the availability of powerful assets, both physical and psychological, to a growing number<br />

of both state and non-state actors. The notion of a ‘seamless garment’ between prevention, conflict and<br />

post-conflict being subsequent phases of intervention missions, as articulated by Ashdown, may be<br />

politically sound. However, from a military perspective, the dynamics of conflict interfere with the <strong>de</strong>sire<br />

of the interventionists to manage conflict in terms of pre-programmed phases. In dynamic conflict<br />

environments dominated by interaction between warring parties, a very high <strong>de</strong>gree of operational<br />

flexibility is required for creating effect. In most situations, this can only be accomplished when initiative<br />

and <strong>de</strong>cision making is <strong>de</strong>legated to lower levels in the military structure. Far reaching <strong>de</strong>centralization<br />

of command not only would re<strong>de</strong>fine the relationship between the (empowered) individual military<br />

professional and his superiors, but also create political tensions. Political masters are often inclined to<br />

exercise close control, leading to close military control in the whole command chain. So, although the<br />

effects are politically <strong>de</strong>sirable, EBAO as a system may turn out to be at odds with political-military relations.<br />

The role of technology (5)<br />

The American Joint Visions 2010 and 2020 are concepts driven by a combination of new technologies<br />

called revolutionary, but the character of these <strong>de</strong>velopments is more of a transformation or even a<br />

mo<strong>de</strong>rnization. They <strong>de</strong>scribe an increasing reliance on technology, the effect of which does not always<br />

lead to proven practices in the short run, but some of the advertised <strong>de</strong>velopments have already proven<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 372


value. Precision adds undoubtedly to isolating the adversaries in the areas of operation from the local<br />

population. Better sensors may add to the intelligence picture local comman<strong>de</strong>r’s need, while better<br />

computers allow a greater number of tasks to be accomplished faster. Infrared technology helps to keep<br />

the night window open. While war is, as Smith says, always asymmetric, these technologies foster counterasymmetry,<br />

which can be to our advantage. Though most of these technologies have been <strong>de</strong>veloped for<br />

big wars, some of them can be singled out to make a difference in the conduct of long lasting conflicts,<br />

notably where good intelligence and information operations are the cornerstones of success. The first area<br />

is Network Centric Warfare (NCW) a great enabler of Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) and<br />

C2. NCW enhances joint warfare greatly, as it <strong>de</strong>pends very much on networks. For instance, the ‘sensor-toshooter’-<br />

time of most weapon systems can be reduced with the same or better precision. C2 network links<br />

between fast jets, helicopters and other air assets improve the situational awareness enormously. The effect<br />

of NCW is that land comman<strong>de</strong>rs in the field may take and keep the initiative and hunt the adversaries<br />

down. The second one is Non-Lethal Weapons (NLW), including the use of non-kinetic weaponry. Neither<br />

of them must be consi<strong>de</strong>red as war-winners, but they can carry the day in asymmetric conflict. NLW is the<br />

answer to the <strong>de</strong>mands of more precise effects (place and blast) against military targets when the adversary<br />

chooses to operate in urban operations or when the battle for the ‘hearts and minds’ of the civil population<br />

must be won. A lot of enabling technologies are currently being tested or fiel<strong>de</strong>d, like light bombs, laser<br />

and high-power microwave. So, the ability to select and combine from a wi<strong>de</strong> range of technologies may<br />

be <strong>de</strong>cisive when it comes to gaining the upper hand in confrontations with insurgents.<br />

Conclusion (1)<br />

New wars lead to a requirement for intensive cooperation; between national institutions in the fields of<br />

intelligence and security, between diplomacy, <strong>de</strong>fence and <strong>de</strong>velopment during missions, and between<br />

national and international actors in the three phases of crisis: prevention, conflict and post-conflict. Big,<br />

symmetrical, conventional, interstate wars are usually held synonymous with wars of necessity, while long,<br />

asymmetrical and irregular wars including low intensity conflicts are seen as wars of choice. In this paper<br />

we have been keeping away from semantics and use mostly the traditional words ‘wars’ and ‘conflict’, being<br />

fully aware of the subtle differences and overlaps between all these terms. Given the political <strong>de</strong>mands,<br />

we hold the view that armed forces have to be organized on the basis of participation in expeditionary and<br />

irregular wars, provi<strong>de</strong>d they are able to escalate successfully in symmetrical circumstances with a high<br />

intensity.<br />

Conclusion (2)<br />

War has also un<strong>de</strong>rgone a fundamental shift from national survival to combating non-state organizations,<br />

from territorial interests to the souls of men, from physical violence to effects on the will of the opponent,<br />

for states and non-state actors alike. Still, war is about imposing one’s will upon an opponent and that its<br />

purpose is highly political, but to a consi<strong>de</strong>rable <strong>de</strong>gree influenced by other ‘semi-political’ factors, like<br />

religion, culture and justice. Since the early nineties, a shift in emphasis towards these latter factors can be<br />

recognized. Nation-states, although losing ground to international institutions, have a future as the only<br />

elements in the international system being able to pursue their interests in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly. Nation-states<br />

however, will mostly cooperate in international organizations, like the UN, NATO and EU. Despite their<br />

sometimes dismal record, they provi<strong>de</strong> legitimacy, international cooperation and coordination (in<br />

particular with the US) plus sustainment. Fallback positions are <strong>de</strong>fined by coalitions of the able and the<br />

willing. Wars without reference to legal structures are impossible to conduct in the future, although might<br />

usually prevails over right. While state sovereignty has <strong>de</strong>creased in importance as a consequence of the<br />

adherence to international obligations, states remain the pillars in upholding those obligations. The<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 373


possession of WMD seems to be at loggerheads with any international legal structure, but prevents<br />

conventional wars between major powers. This does not exclu<strong>de</strong> that the nuclear posture of western states<br />

needs review.<br />

Conclusion (3)<br />

The assumption of the early nineties that being able to fight an interstate war would imply the ability of<br />

employment in a low intensity conflict is false. Expeditionary forces are to be organized on a light footprint<br />

for effect, must therefore have expeditionary characteristics, highly capable air assets and, if possible, sea<br />

basing. It is recommen<strong>de</strong>d that national responsibilities are <strong>de</strong>fined before participation in an international<br />

mission is accepted. The use of technology can help the positive effects of western employment in wars of<br />

choice enormously. NCW is a key enabler in intelligence and information operations, the two cornerstones<br />

in the en<strong>de</strong>avours for isolation of insurgents. Another way of using asymmetry to our own advantage is the<br />

use of NLW. Possible successes in those fields do not imply that there are technological cures for strategic<br />

ills. EBAO implies the suggestion that means can be adjusted to ends, but political realities may block the<br />

execution of clear cut operation plans.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 374


The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 375


3.<br />

The Dutch<br />

transformation<br />

1991-2007<br />

Dutch security policy<br />

The Dutch Ministry of Defence (MoD) started the transformation process of the armed forces directly after<br />

the fall of the Berlin Wall in 1989, before the national security policy, formulated by the Ministry of Foreign<br />

Affairs (MFA), pointed in the direction of necessary changes in <strong>de</strong>fence policy. 174 So, the autonomy of the<br />

MoD brought about a new <strong>de</strong>fence policy that was followed up by a new security and a new foreign policy<br />

over time. Partly, this autonomy is the consequence of a lack of coherent directives in such a situation.<br />

Much policy in the field of <strong>de</strong>fence and security is ‘imported’ from NATO and to a lesser extent from the EU.<br />

The MFA’s role is more a coordinating one than an initiating one. Nevertheless several anchors for a<br />

national security policy can be i<strong>de</strong>ntified:<br />

❚ The constitution names specifically the promotion of international rule of law;<br />

❚ Similarly, it <strong>de</strong>fines the roles of the armed forces: the <strong>de</strong>fence of the country, the protection of<br />

the interests of the Kingdom plus the maintenance and promotion of international rule of law;<br />

❚ The MFA formulates new policy in memorandums from time to time;<br />

❚ The MFA annual budget drafts contain policy elements in the explanatory annexes;<br />

❚ Parliamentary control leads to <strong>de</strong>velopment of policy;<br />

❚ NATO’s Strategic Concept (though Dutch policy often prece<strong>de</strong>s international ‘codification’);<br />

❚ European Security and Defence Policy,<br />

❚ Policy makers compare our position continuously in relation to likemin<strong>de</strong>d middle sized countries<br />

like Canada and the Scandinavian countries.<br />

174 This part follows (except the paragraph on relations with the US) the contents of Rob <strong>de</strong> Wijk’s contribution to E.R. Muller e.a. (ed.), Krijgsmacht; studies over <strong>de</strong><br />

organisatie en het optre<strong>de</strong>n, Alphen aan <strong>de</strong>n Rijn, 2004, Chapter 5, Defensiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 376


Characteristics of Dutch security and <strong>de</strong>fence policy<br />

Though the <strong>de</strong>bate on the constants of national security policy will never end, it is possible to base some<br />

of the policy choices on certain typically Dutch preoccupations and principles. Some date back ages; others<br />

have come up recently, like the end of neutrality after WW II. Unanimously, policy makers feel that stable<br />

international relations are a prerequisite to the absence of threats, prosperity and internal stability.<br />

Further tenets:<br />

❚ A legalistic/normative approach prevents interference by more forceful competitors: this explains<br />

our emphasis on international rule of law and ethics;<br />

❚ Maritime, anti-continental policy furthers the involvement of the US in the <strong>de</strong>fence of Europe,<br />

which leads simultaneously to a counterbalance to the three neighbouring great powers;<br />

❚ A certain hesitation in the use of military power as an instrument of security policy: shall we do<br />

peacekeeping with lightly armed forces or protect our interests with heavily armed forces?<br />

Developments since 1991 have diminished the importance of the transatlantic ties and opened up our<br />

involvement in missions abroad, with an increasing acceptance of the use of military force and the<br />

consequential loss of lives. It should have been logical that the lesser importance of the transatlantic<br />

security relations be replaced by EU progress in the field of security and <strong>de</strong>fence policy, but this is hardly<br />

so. At present there is no substitute for NATO organized coalitions of the able and willing.<br />

The relationship with the US<br />

Since World War II the Dutch relationship with the United States has been of utmost importance. Despite<br />

stressful periods as a consequence of the Dutch <strong>de</strong>colonisation and the Vietnam War, the ties have been<br />

generally good and the transatlantic links have been seen by all Dutch cabinets as a hinge of our external<br />

security. The quality of the relations has been un<strong>de</strong>rscored by the American involvement in the wars in the<br />

former Yugoslavia and the Dutch willingness to contribute to positive outcomes. During operation Allied<br />

Force (Kosovo, 1998) the RNLAF was the second European contributor to allied air operations in sortie<br />

numbers. One of the causes for success has been the Dutch custom to buy American aircraft. Not only does<br />

this make complicated weapon systems affordable, but it enables furthermore a strategic link with the<br />

USAF. The intention to buy the JSF as a successor to the F-16 makes an extension of that link a real possibility<br />

in the long run. So, interoperability with USAF can be ensured, one of the only areas in Dutch capacities<br />

where this can be achieved. Interoperability with the US is a matter of increasing concern given the split in<br />

<strong>de</strong>fence spending. While even the British have problems in keeping up with the American forces, spending<br />

2.5% of the national income on <strong>de</strong>fence (21M$/soldier), the Dutch percentage is now well below 1.5%<br />

(10M$/soldier). The <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce on the US has thus increased over the years, although this is not a<br />

particular subject for political <strong>de</strong>bate. That may be the reason for the Dutch political caution to admit that<br />

our forces have participated in Iraq and are still participating in Afghanistan just because the Americans<br />

have asked us to do so. The <strong>de</strong>ep resentment towards the Bush-administration makes an open discussion<br />

on this issue all but impossible. For this very reason the current cabinet does not want a parliamentary<br />

investigation of the background of the Dutch contribution to solve the crisis in Iraq after the American<br />

invasion of 2003. Many analysts predict that the American dominance will at least last till 2020, and likely<br />

to 2030. So, for the scope of this paper, the relationship with the US will remain of vital importance.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 377


Security and Defence documents<br />

Since 1991 a number of white papers and equivalent policy documents has been produced that effectuated<br />

significant changes in the roles, the employment and the subsequent structure of the Dutch armed forces.<br />

These will be <strong>de</strong>alt with below.<br />

Defence White Paper 1991<br />

Defence White Paper 1991 signified a breakthrough in <strong>de</strong>fence policy from the Cold War to a world in<br />

change. The motto of this paper was ‘flexibility and mobility’, while the subtitle announced restructuring<br />

and reductions. These reductions amounted to a structural cut of € 320M annually plus a personnel cut of<br />

16%. The army lost a division, the number of tanks was reduced by 50%, artillery and armoured infantry<br />

vehicles by 40%. On the positive si<strong>de</strong>, an airmobile briga<strong>de</strong> would be created. The navy and the airforce<br />

benefited from the changes, though the navy lost two frigates and the airforce a fighter squadron. The navy<br />

would get an LPD, the airforce a mo<strong>de</strong>st transport fleet and more capable helicopters for the airmobile<br />

briga<strong>de</strong>.<br />

Priorities Memorandum 1993<br />

Priorities Memorandum 1993 175 brought about fundamental changes already implied in the 1991 White<br />

Paper. Most importantly, conscription was suspen<strong>de</strong>d and the budget was further reduced with € 500M<br />

annually. More emphasis was given to crisis management operations abroad, for which conscripts could<br />

no longer be used. Threat based planning was replaced by capabilities oriented planning. New was the<br />

settlement of the political ambition level:<br />

❚ simultaneous participation in four peacekeeping operations with a battalion, a fighter squadron or two<br />

frigates for a period of 1,5 years (3 x 6 months) in the low end of the spectrum and<br />

❚ for peace enforcement missions: one operation of a year maximum with a briga<strong>de</strong>, a maritime task group<br />

or three squadrons.<br />

The overall size of the armed forces would shrink by 30-40%. The army was hit hard and lost another<br />

division, compelling it to merge the remaining division in a combined army corps with Germany in or<strong>de</strong>r<br />

to retain the army corps level. The navy lost 12 minehunter size vessels and the airforce one additional F-16<br />

squadron.<br />

November letter1994<br />

November letter1994 176 announced new cuts. Fresh policy would achieve cost reductions of € 375M along<br />

three lines of operation:<br />

❚ overhead and support<br />

❚ investments in international cooperation<br />

❚ operational capabilities<br />

The emphasis would be on the first one, as justifications for the other ones could hardly be found. So,<br />

a range of efficiency measures was implemented in the fields of training, services and support.<br />

175 Prioriteitennota 1993.<br />

176 November brief 1994.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 378


Re-evaluation memorandum and<br />

criteria framework. 177<br />

In 1995 the MFA published a document aimed at the integration of foreign policy, <strong>de</strong>velopment activities,<br />

international economic relations and <strong>de</strong>fence. The bottom line of this re-evaluation was clearly to regain<br />

the MFA’s policy role. As all the parties involved kept moving on the same track, the effects of this memorandum<br />

were rather limited, but it had the si<strong>de</strong>-effect of a reduced distinction between internal and<br />

external security. The events of 9/11 would intensify cooperation insi<strong>de</strong> the overall bureaucracy. In the<br />

same year the criteria framework, the list of most relevant <strong>de</strong>cision-making criteria for participation in<br />

operational missions abroad, was scrutinized by Parliament. The parliamentary committee found that<br />

the established framework was hardly comprehensive. The arguments for participation differed markedly,<br />

<strong>de</strong>pending on the ambitions of the ministry concerned. The MFA thought in terms of international rule of<br />

law, international peace and security and the reinforcement of the Dutch position internationally. The MoD<br />

un<strong>de</strong>rlined the achievement of the ambition level it had earlier established. In the final <strong>de</strong>cision paper<br />

the operational aspects of the mission appeared to be second to rather vague MFA ambitions. In short,<br />

politicians had no clue of how to use military force. The conclusions of the committee lead in 2001 to<br />

an improved criteria framework in which the military feasibility of a mission had much more profile.<br />

1998 Evaluation of the 1993 Priorities Memorandum<br />

The 1998 budget comprised an annex evaluating the 1993 Priorities Memorandum. The text confirmed the<br />

two main roles of the armed forces: <strong>de</strong>fence and crisis management, be it that the risk of an all-out war was<br />

now discar<strong>de</strong>d for the first time. Regional collective <strong>de</strong>fence operations led by NATO would in essence not<br />

differ from other crisis operations. In or<strong>de</strong>r to improve preparations, only the structure of the army would<br />

have to be adapted. The division would now comprise three equal briga<strong>de</strong>s with each four manoeuvre<br />

battalions of four companies. Engineers and Special Forces would be augmented. So, the modular structure<br />

and the expeditionary character were further enhanced.<br />

Defence White Paper 2000<br />

New budget cuts amounting to 3 billion euro over ten years, led to a two-stage approach. A so-called<br />

Headlines Memorandum 178 seeking public support prece<strong>de</strong>d the Defence White Paper 2000 in which the<br />

results of the memorandum were integrated. The document un<strong>de</strong>rlined the expeditionary character of the<br />

armed forces for the first time, proof of which the limitation of one year for peace support missions was<br />

<strong>de</strong>leted. Besi<strong>de</strong>s, an active and more European security policy was announced, in which political, economic,<br />

military and humanitarian efforts would complement and reinforce each other. Also new was the i<strong>de</strong>a that<br />

Dutch territory would not be threatened any more. Consequently all mobilisable units were disban<strong>de</strong>d, but<br />

the paper stayed short of calling reserve units into being, if a <strong>de</strong>teriorating situation of a mission would<br />

<strong>de</strong>mand augmentation. The navy had to sell two frigates, three minehunters and three MPA-aircraft, while<br />

the introduction of the NH-90 helicopter was <strong>de</strong>layed until 2007. The airforce lost one more squadron F-16s,<br />

the small F-27M fleet and the squadron Bölkow-105 helicopters. On the positive si<strong>de</strong>, a second LPD was<br />

put out; the marines would get a third battalion and the army 800 additional soldiers. Moreover, extra<br />

helicopters would be or<strong>de</strong>red and a CIMIC-capacity was created. The message of this white paper was to<br />

improve the sustainability of the armed forces by lowering the frequency with which personnel was sent<br />

on mission. However, disappointing recruitment figures stood improvement in the way. Remarkably,<br />

Parliament did not agree with the liquidation of an F-16 sq, given the excellent performance of the airforce<br />

177 Herijkingsnota en Toetsingska<strong>de</strong>r.<br />

178 Hoofdlijnennotitie.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 379


during operation Allied Force (Kosovo 1999). In the pro-European context, the German-Netherlands army<br />

corps staff was offered as a high readiness headquarters for EU- and NATO-missions. More cooperation was<br />

sought with Britain, France and Germany. With the latter, agreement was reached on co-use of its air<br />

transport fleet.<br />

9/11<br />

The events of 11 September 2001 had a profound effect on Dutch security policy. It was now realized that<br />

internal and external security were closely interlinked. On the one hand, a national contribution could<br />

be asked to combating terrorist forces in Central Asia; on the other hand, by doing so the threat against<br />

national security would be raised. An ‘Action plan for combating terrorism and improving security’ 179 was<br />

launched. As a result, the coordination between the ministries (General Affairs, MFA, Development,<br />

Defence, Interior Affairs and Justice) concerned was enhanced. For the MoD it implied the reinforcement<br />

of the Military Intelligence service, the Royal Marechaussee, the Army Special Forces (KCT) and the Special<br />

Assistance Unit 180 of the Marine Corps. Additionally, a number of so-called active measures were taken in<br />

or<strong>de</strong>r to improve preparedness for unexpected activities.<br />

2003 Defence Budget and Policy Letter 181<br />

September 2003 marked a new downward curb in <strong>de</strong>fence spending. The cuts in expenditures went up<br />

from € 120M in 2004 to € 245M in 2008. Together with previous recent budget reductions they amounted to<br />

€ 255M in 2004 to € 380M in 2008, i.e. around 5% of the budget. Nominally, the level of 1990 was equalled;<br />

in percentage of the BNP the budget dropped to 1.5%, consi<strong>de</strong>rably less than the NATO-average of 2%. The<br />

effects of the reductions compoun<strong>de</strong>d the earlier cuts: the wear and tear of ol<strong>de</strong>r army weapon systems<br />

began to show, the budget not allowing timely replacements. The ambition level (see above 19) of four<br />

simultaneous operations had already been brought back to three a year before. This time the minister<br />

(Henk Kamp) tried to cut <strong>de</strong>eper into the operational capabilities than necessary in or<strong>de</strong>r to free up money<br />

for high priority investments. The list of measures was highly impressive:<br />

❚ personnel would be scaled back from 70.000 (20.000 civilians inclu<strong>de</strong>d) to 57.000;<br />

❚ all MPAs to be sold;<br />

❚ discontinuance of MLRS;<br />

❚ army infrastructure (E<strong>de</strong>, Seedorf ) and two airbases closed: Valkenburg, Twente;<br />

one to be ma<strong>de</strong> inactive: Soesterberg;<br />

❚ frigates from 14 to 10;<br />

❚ minehunters from 12 to 10;<br />

❚ number of mechbrigs from three to two;<br />

❚ tanks from 180 to 110;<br />

❚ howitzers from 57 to 39;<br />

❚ fighter aircraft from 137 to 108 (6 sqs remaining);<br />

❚ attack helicopters from 30 to 24;<br />

❚ no third marines battalion;<br />

❚ no expansion of the number of Patriot missiles.<br />

On the plus si<strong>de</strong>, the frigates would be equipped with tactical land attack missiles (cruise missiles),<br />

the army special forces would be expan<strong>de</strong>d and the airforce would get a third DC-10.<br />

179 Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid.<br />

180 Bijzon<strong>de</strong>re Bijstandseenheid.<br />

181 The memorandum was published on the occasion of the Opening of Parliament, September 16, 2003 (third Tuesday in September). It was attached to the<br />

Prinsjesdagbrief and often quoted by that name, but the title of the memorandum was Op weg naar een nieuw evenwicht: <strong>de</strong> krijgsmacht in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren<br />

(Towards a new equilibrium: the armed forces in the coming years).<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 380


After the 1993 Priorities Memorandum, this memorandum ma<strong>de</strong> the most impact. The capacity against<br />

terrorism would be enhanced, while the need for better expeditionary capacities (especially logistics and<br />

combat service support) and national emergency assistance was recognized but not financed. The ground<br />

forces have arrived at a minimum low, a situation aggravated by the mandatory contributions to NATO’s<br />

Response Forces and EU’s Battle Groups. For the first time since 1991 capacities were discar<strong>de</strong>d, a loss<br />

unlikely to be restored. Moreover, mo<strong>de</strong>rn armed forces need a growing amount of investments, e.g. in<br />

Network Centric Warfare capabilities that link intelligence, target acquisition and surveillance systems.<br />

Such capabilities require investing in training and software. As a yardstick, 30% of the total budget is often<br />

seen as sufficient. The Dutch armed forces had an investment percentage of 16.9% in 2003.<br />

Naval study 2005 182<br />

It was felt in 2005 that the navy nee<strong>de</strong>d special attention to prepare for the future. Consi<strong>de</strong>rations leading<br />

to this environment study were the increased requirements for support for land operations from the sea,<br />

the emphasis on roles in the lower force spectrum and a <strong>de</strong>creased requirement for sea control/<strong>de</strong>nial<br />

capabilities. The study led to the following outcomes aimed at improving the navy’s expeditionary<br />

capacities:<br />

❚ The exchange of four M-frigates for four Maritime Patrol Vessels (MPVs) suitable for NH-90 operations<br />

and the launching of two superhibs (fast intercept boats);<br />

❚ ‘Tactical Tomahawk’ and ‘Standard’ missiles for the four LC frigates;<br />

❚ Personnel augmentation of the two marines manoeuvre battalions;<br />

❚ The replacement of the oiler Zui<strong>de</strong>rkruis by a multifunctional logistic support ship in 2011;<br />

❚ Better sensor suites for the four submarines and<br />

❚ Mine sweeping suites for the ten mine hunter vessels.<br />

Update 2003 Defence Budget and Policy Letter<br />

Titled “New equilibrium, new <strong>de</strong>velopments; towards future-proof armed forces” 183 , the update on the<br />

fundamental changes of 2003 was published in June 2006. It recognized the profound impact on the armed<br />

forces, but it promised a “solid base for targeted further <strong>de</strong>velopments of its capabilities, over the coming<br />

years”. The document outlined six <strong>de</strong>velopment directions.<br />

❚ The implementation of complex operations far away from the Netherlands. This implied:<br />

- the choice in principle of the JSF (final <strong>de</strong>cision 2010);<br />

- MALE UAV purchase;<br />

- contribution to Allied Ground Surveillance (AGS) capability of NATO;<br />

- four to six additional Chinook helicopters and more NH-90s from the maritime to the land<br />

transportation role;<br />

- two extra C-130s to replace two Fokker F-60s;<br />

- requirement for at least one C-17;<br />

- cancellation of the in 2003 inten<strong>de</strong>d sale of attack helicopters.<br />

❚ From island to archipelago. This meant that the national assistance capacities were enhanced,<br />

including cooperation between ministries.<br />

❚ From individual armed forces Services to all-Services, implying more ‘jointness’ throughout the whole<br />

<strong>de</strong>fence organization plus visibly a Joint Air Defence Centre, the Defence Helicopter Command, possibly<br />

a ‘PJHQ’.<br />

❚ Intelligence: more cooperation between MIVD, NCTb and AIVD.<br />

182 Marinestudie 2005.<br />

183 Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen; naar een toekomstbestendige krijgsmacht.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 381


❚ From technology to information and innovation: the <strong>de</strong>velopment of NEC by linking sensors to shooters.<br />

Various communications systems offer opportunities here, of which some in a national context.<br />

❚ From jobs to the people doing them: more investment in personnel.<br />

The large scale cutbacks of 2003 had been effective for the investment percentage which had gone up from<br />

16% (2003) to 19.9 (2005).<br />

Headlines of <strong>de</strong>fence policy 184<br />

In July 2007 it appeared that the expenditures for the mission in Uruzgan that had started in 2006 had risen<br />

far above the foreseen budget. As additional money could not be found elsewhere (notably in the so-called<br />

inter-ministerial HGIS budget), the MoD was tasked to absorb the running costs. In July 2007, the minister<br />

came up with the following measures to make ends meet.<br />

❚ Cancellation of Tactical Tomahawk, MALE UAV and AGS;<br />

❚ The number of operational F-16s to go down from 90 to 72, while 15 would remain available for training;<br />

❚ The number of tanks from 88 to 60;<br />

❚ The number of howitzers from 36 to 24;<br />

❚ Withdrawal of the marines company from Curacao;<br />

❚ The logistics and combat service support briga<strong>de</strong>s of the army would merge.<br />

Several measures were announced that were inten<strong>de</strong>d to show that the MoD still had its house in or<strong>de</strong>r.<br />

They comprised among others more CIMIC and SSR personnel, better NEC capabilities, and improved<br />

security for personnel on mission, a ‘PJHQ’, improvements on the Apache weapon system and more<br />

budget for intelligence. Most of these measures had been announced earlier and could hardly be seen as<br />

compensating good news. The letter comprised the phrase ‘As civil as possible, as military as necessary’ 185 .<br />

In the context of the Uruzgan-mission it suggested that (re)construction should be the primary objective,<br />

security coming second. No need to explain the fallacies of such thinking.<br />

Conclusion<br />

At first sight, the records over the period 1991 through 2007 show a rather bleak picture:<br />

❚ Navy: frigate-size vessels from 18 to 10; MPA from 13 to 0; submarines from 6 to 4; minehunter-size<br />

vessels from 29 to 12; personnel from 22.000 to 11.000.<br />

❚ Army: briga<strong>de</strong>s from 10 to 3; tanks from 913 to 82 (22 training); artillery from 543 guns to 24; armoured<br />

AAA from 95 to 0; AFV from 1327 to 794; personnel from 75.000 to 25.700.<br />

❚ Airforce: F-16s from 162 to 87 (15 training); Hawk fire units from 16 to 0; personnel from 18.500 to 9.400.<br />

On a more positive note, the armed forces could only adapt to facing major challenges on the basis of a<br />

profound transformation in multiple areas: new doctrine, professionalization (army), new equipment<br />

(helicopters, support ships, tanker and transport aircraft, C2, logistic systems), etc. The transformation<br />

process though makes the impression of being haphazard, piecemeal and dominated by continuous budget<br />

cuts. In our view there are just two significant documents that radiated vision: the Prioriteitennota 1993 and<br />

the Prinsjesdagbrief 2003 even overshadowed the importance of two White Papers (1991 and 2000). Several<br />

essential questions remain unsolved:<br />

❚ Can the Defence budget be stabilized?<br />

❚ Can the erosion of the budget due to expenditures for crisis management missions be prevented?<br />

❚ What are the basic assumptions for establishing the structure of the forces?<br />

❚ Can the ambition level be translated into capabilities and conditions of sustainment?<br />

❚ Do the forces benefit from enhanced jointness?<br />

184 Het <strong>de</strong>fensiebeleid op hoofdlijnen, letter to Parliament, 2 July 2007.<br />

185 Zo civiel als mogelijk, zo militair als nodig. This motto had been used in the late nineties by the unions in or<strong>de</strong>r to achieve working conditions for military personnel,<br />

based on contracts with civil servants.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 382


❚ Is it possible to attract talented personnel in areas of expertise that have been reduced beyond sizeable<br />

limits (e.g. tanks, artillery, air <strong>de</strong>fence artillery and gui<strong>de</strong>d missiles)?<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 383


4.<br />

The MOD projected<br />

transformation<br />

from 2007 to 2020<br />

The Dutch <strong>de</strong>fence budget<br />

Since 1992, the Dutch <strong>de</strong>fence budget shows a steady <strong>de</strong>cline. In real terms we spend now 20% less on<br />

<strong>de</strong>fence than fifteen years ago. As percentage of the BNP, we have slipped from 2, 7% (1992) to 1, 5% in 2006<br />

and, with unchanged policy, we will sink to 1, 35% in 2010. This <strong>de</strong>cline runs parallel with reductions in<br />

most other NATO countries, though it is often said that in terms of operational output the Netherlands is<br />

performing better than the midway position it takes in NATO. In per capita terms the Dutch ranks 7th<br />

among 29 member-states, though the lowest ten positions are taken by former Warsaw Pact countries and<br />

Turkey, the latter being a relative giant. So, the real question should be what one can buy for the available<br />

money. While the total annual budget amounts to € 8Bn, around € 1,6Bn is available for investments, of<br />

which € 400M goes to infrastructure. It is interesting to note that, whilst the <strong>de</strong>fence budget has <strong>de</strong>creased<br />

over time, the expenditures for internal national security have more than doubled in real terms over the<br />

same period. The Ministry of Health, Welfare and Sports spends almost three times the <strong>de</strong>fence budget on<br />

secondary health (AWBZ). The Ministry for Development is entitled to spend 0.8% of BNP, irrespective of its<br />

effect. For planning purposes, it would certainly be helpful if the <strong>de</strong>fence budget could be set on a fixed<br />

percentage as well. In NATO, the member-states have agreed to spend 2% of BNP on <strong>de</strong>fence. This should<br />

be the bottom-line in the future, to be reached via annual increments over a number of years.<br />

Investments<br />

It is wi<strong>de</strong>ly known that mo<strong>de</strong>rn armed forces need an investment percentage of at least 30% in or<strong>de</strong>r to keep<br />

up with <strong>de</strong>velopments in technology. This level was maintained in the mid eighties and fell slowly back to<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 384


24% in 1993-1995, but increased again to 29% in 1996-1998. From then on, it <strong>de</strong>creased to 18% in 2004, its<br />

lowest level in mo<strong>de</strong>rn times. At present, it has reached 20% again. The question is whether that is enough<br />

to sustain mo<strong>de</strong>rn armed forces of a reasonable size. Although the height of the investments varies per<br />

service (airforces always face high capital costs), it can safely be said that:<br />

❚ the costs of mo<strong>de</strong>rn technology are rising faster than the normal growth of BNP, experts estimate<br />

the rise at 6-8% annually;<br />

❚ lower equipment or<strong>de</strong>rs due to shrinking organizations drive costs per piece up;<br />

❚ complex weapon systems need an increasing amount of R&D plus huge investments in the <strong>de</strong>sign<br />

and <strong>de</strong>velopment phase;<br />

❚ living and working conditions for the professional soldier cost more money than for his conscripted<br />

pre<strong>de</strong>cessor;<br />

❚ the armed forces show a less favourable teeth-to-tail ratio due to increased complexity of logistics;<br />

❚ expeditionary operations usually imply much wear and tear on the equipment.<br />

One has to bear in mind that the investments by their very nature are always treated as the end of the chain.<br />

If the <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partment is short of money due to unexpected expenditures, in most cases it will be hard<br />

to find that money elsewhere, given existing obligations. In other words, investments are often a last resort<br />

to make ends meet. All the above make it plausible that 30% of the budget, not 20% must be seen as a<br />

minimum percentage.<br />

Personnel<br />

While the total military personnel amounted to 104.000 in 1990, of which 57.000 professionals, the figure<br />

for 2006 is 49.000. Civil personnel has gone down from 24.500 (1990) to 14.000 (2006). The personnel<br />

expenditures are € 3Bn, around 38% of the budget. Of the annual intake of 5.000 recruits, 15% is female of<br />

whom a relatively small number will occupy technical jobs. The figures do not compensate for maternity<br />

leave and other factors diminishing the effective service engagement of women. The following overview<br />

lists the distribution of military personnel over the categories per service. This distribution is rather even,<br />

given for instance the requirement for high level educated personnel manning complex weapon systems<br />

in Navy and Airforce. It only seems that the number of officers in the Army is somewhat out of proportion.<br />

Although the armed forces encounter problems in particular in the retention of captains and majors, the<br />

management regulations for the higher ranks apparently do not prevent a certain imbalance.<br />

Officers NCOs Other ranks Total<br />

Navy 2.200 4.700 3.400 10.300<br />

Army 4.100 7.000 11.200 22.300<br />

Airforce 2.700 4.700 2.700 9.900<br />

Marechaussee 500 4.200 1.200 5.900<br />

In times of a flourishing economy, the armed forces have difficulties recruiting people: in 2006 only 97% of<br />

the organization was filled, the figures for 2007 are worse. In particular the technical professions, including<br />

aircrew, do not attract enough candidates. The interest for the combat arms of the army is marginal at best.<br />

Ongoing recruitment efforts hardly succeed in filling the ranks and perspectives for improvement are dim.<br />

Better labour conditions would contrast with the rest of the public domain and extra allowances apply only<br />

to scarce technical personnel. This means that the personnel limits of the armed forces are in sight.<br />

Currently (2008) this is seen as the most important and urgent problem insi<strong>de</strong> the ministry.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 385


The capability-capacity crunch<br />

The basic dilemma with which mo<strong>de</strong>rn armed forces are faced, is that the emphasis on advanced expeditionary<br />

military effects leads to much more expensive individual soldiers or weapon systems. Thus many a<br />

minister of <strong>de</strong>fence is faced with three options: firstly, increase the <strong>de</strong>fence budget in or<strong>de</strong>r to uphold the<br />

quality and quantity of the forces; secondly, maintain the quality while reducing the numbers and thirdly,<br />

lower the quality while maintaining the numbers. Dutch <strong>de</strong>fence ministers have preferred the second<br />

option over the last fifteen years, as has been explained in Part <strong>III</strong>. Capabilities in some areas, notably tanks<br />

and artillery, have slipped below a minimum and the future of whole capacities is at risk. The complete<br />

maritime patrol air capacity has already been disban<strong>de</strong>d and with unchanged policy more are to follow. If<br />

it could be said that interoperability and task specialization in the international organizations to which the<br />

Netherlands is contributing, were flourishing, then opportunities for reliance on other allies’ capacities<br />

might be consi<strong>de</strong>red. The truth of the matter is however that interoperability is suffering from materiel<br />

un<strong>de</strong>rinvestment in most countries and, for political reasons that task specialization has never matured.<br />

Therefore, it must be realized that disbanding capacities is a dangerous process, firstly because it is almost<br />

always irreversible and secondly because of its negative effects on the overall outcome of a mission. The<br />

bottom line therefore is that the inherent uncertainties in the field of external security can only be met by<br />

certainties, the most important being to raise the <strong>de</strong>fence budget to a minimum quality and quantity level.<br />

Joint materiel planning<br />

Another factor is negatively affecting the outcomes of current materiel planning. Apart from the Royal<br />

Marechaussee that is mostly spared due to its links with the ministries for internal security, the competition<br />

between the other three services for better shares of the budget is somewhat mitigated by the 1:2:1 rule,<br />

implying that navy, army and air have to work with more or less fixed ratios. To use a metaphor, three cars<br />

are driving line abreast on a narrowing road. The consequence of this policy is that – in or<strong>de</strong>r to fit – the cars<br />

have to become leaner and longer. So, the services all have to stretch their long term investment plans over<br />

a greater length of time, if (or when?) the budget shrinks. This policy is unwise, because it makes complex<br />

materiel investments more costly than necessary: in stead of producing a limited number each year over a<br />

lengthy period, it is safe to assume that larger or<strong>de</strong>rs in a shorter time have a cost saving effect. Firstly,<br />

because of the lower production costs; secondly, the replaced and the replacing system need a much shorter<br />

parallel in-service time. Besi<strong>de</strong>s, this policy leads to a service-driven prioritization which does not necessarily<br />

correspond with the political long-term overall intents. The example of the F-16 replacement is telling.<br />

As it stands now, assuming that a positive <strong>de</strong>cision will be ma<strong>de</strong> in 2010 on the F-35 as the replacing aircraft,<br />

the investment budget between 2010 and 2020 will largely be absorbed by new fighter aircraft. As the money<br />

will have to come from ‘the airforce budget’, the consequence is that there will be hardly any room for other<br />

airforce requirements; possibly other services’ projects will suffer. Any budget reduction leads to more<br />

<strong>de</strong>lay, smaller numbers and even higher costs. It is possible to break out of this negative spiral by allotting<br />

certain projects to a limited number of years, while stalling (almost) all other projects, irrespective of<br />

service. To use the same metaphor again, road time should be given to just one driver till he has finished the<br />

trajectory safely. Such a change of policy would not only save money, but also lead to a better prioritization,<br />

again irrespective of service. Exemption should only be ma<strong>de</strong> when the implication of national industries in<br />

projects (like the infantry fighting vehicle replacement) would be limited by production capacity. Therefore,<br />

we advocate abolition of the 1:2:1 rule and introduction of prioritized joint materiel planning.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 386


Planning from 2008-2012<br />

The materiel investment plans until 2012 are open to the public (www.<strong>de</strong>fensie.nl/materieelprojecten).<br />

The figures show that the space for new policy increases over time, obviously as a consequence of less<br />

obligations. The major projects are:<br />

❚ Navy: NH-90<br />

❚ Army: Infantry Fighting Vehicle (CV-90), Armed Wheeled Vehicle (Boxer)<br />

❚ Airforce: F-16 replacement (SDD phase), Chinook<br />

Projects<br />

in €M<br />

2008<br />

in progress<br />

2009<br />

in progress<br />

2010<br />

in progress<br />

2011<br />

in progress<br />

2012<br />

in progress<br />

Navy 260.8 256.3 214.5 137.5 75.1<br />

Army 540.0 384.3 209.2 190.4 127.5<br />

Airforce 310.2 243.2 117.0 32.2 1.0<br />

total 1.111.0 883.8 540.7 360.1 203.6<br />

The following projects amount to expenditures more than € 250M:<br />

❚ Navy: Patrol Vessels (2006-2013), Joint Logistic Support Ship (2006-2014)<br />

❚ Army: Defence Transport Vehicles (2010-2018)<br />

❚ Airforce: Replacement F-16 (2007-2025)<br />

The period beyond 2012<br />

The figures for this period are not open to the public. The most conspicuous project is the replacement of<br />

the F-16. Second guessing, it is fair to estimate the total costs for this aircraft at around € 6Bn: 80 aircraft<br />

(in two batches: 55 and 25) x € 50M per aircraft = € 4Bn plus around € 2Bn for spares, training and additional<br />

costs. The actual production takes place between 2011 and 2023; the peak years will be 2017, 2018 and 2018<br />

when around € 500 annually will be spent on this project. In concurrence with para 4, it would make sense<br />

if the bulk of this project could be compressed into four years, preferably the early practicable years. If the<br />

airforce would diminish its F-16 operations at a minimum level in that timeframe, additional money could<br />

be saved on improvement and upkeep programmes. The two navy projects then could prece<strong>de</strong> the aircraft<br />

project, while the vehicles project could be <strong>de</strong>layed to the end of the period.<br />

Conclusion<br />

The <strong>de</strong>fence budget has <strong>de</strong>creased to 1, 5% of BNP and is gradually lagging behind the growth of BNP. Given<br />

the position of the Netherlands as a nation that is internationally respected and <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt on overseas<br />

tra<strong>de</strong>, it is to be expected that the international community will appeal on the government to make<br />

substantial contributions to solving crises abroad. Therefore, the Department of Defence must be able<br />

to plan ahead and be ensured of a fixed percentage of BNP, at the NATO-recommen<strong>de</strong>d 2%, via a gradual<br />

increase to be reached in a limited number of years. This would more or less that the current capacities<br />

could be maintained and prevent that they are fritted away by seemingly harmless reductions. The size of<br />

the armed forces is limited to a large extent by the recruitment possibilities. This implies that the maximum<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 387


peace time ceiling will be around 50.000 personnel. A major cost saving effect can be reached by joint<br />

materiel planning, preventing the services to continue major equipment projects in a parallel fashion. This<br />

means that at the Defence level subsequent priority should be given to each important programme in a<br />

certain timeframe.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 388


The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 389


5.<br />

Alternatives to<br />

the MOD projections<br />

Introduction<br />

In the conclusion of Part <strong>III</strong> the following questions were asked:<br />

❚ Can the Defence budget be stabilized?<br />

❚ Can the erosion of the budget due to expenditures for crisis management missions be prevented?<br />

❚ What are the basic assumptions for establishing the structure of the forces?<br />

❚ Can the ambition level be translated into capabilities and conditions of sustainment?<br />

❚ Do the forces benefit from enhanced jointness?<br />

In or<strong>de</strong>r to answer these questions we will follow the basic framework of the research program RNLA<br />

2020. 186<br />

186 Part V follows the structure of the TNO report FEL-03-A197: Objective Force structures – international <strong>de</strong>velopments.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 390


Wold view Self image<br />

Threat assessment<br />

Scenarios and lessons learned<br />

World view<br />

Required capabilities<br />

Technological <strong>de</strong>velopments Objective force<br />

Policy making<br />

Ambition<br />

Legacy force<br />

This is the perception of the situation of the world at some point in the future, composed of elements and<br />

<strong>de</strong>scribed by parameters that are relevant for the strategic (political, military, economical) relations between<br />

states. The most elaborate assessment can be found in the UK JDCC (Joint Doctrine and Concepts Centre)<br />

Strategic Trends paper, a rolling document that has a direct bearing upon the UK <strong>de</strong>fence and security policy<br />

up to 2030. The overall trends are increasing inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce and intensifying competition among states.<br />

The following strategic drivers have been i<strong>de</strong>ntified:<br />

❚ Decline in state sovereignty, a shift of power form states to international or non-state networks;<br />

❚ Increased <strong>de</strong>structive power of the asymmetric threat from terrorist and/or hostile states to UK homeland<br />

and overseas interests;<br />

❚ Increasing turbulence world-wi<strong>de</strong>, with persistent low intensity threats;<br />

❚ Proliferation of new technologies (e.g. biotechnology), which could be used by future adversaries;<br />

❚ Likely new nuclear and WMD (weapons of mass <strong>de</strong>struction) powers;<br />

❚ Failing states becoming a greater threat to global security than resurgent ones; poorly governed space<br />

poses a threat as a safe heaven and training ground for terrorist groups;<br />

❚ Evolving politico-military alliances and coalition partnerships; various states will face strategic<br />

crossroads;<br />

❚ Evolving North Atlantic/European security architecture; the UK is likely to find it increasingly difficult<br />

to satisfy both US and EU political goals;<br />

❚ The US-<strong>de</strong>clared ‘global war on terrorism’ and ongoing military transformation concepts, diplomacy<br />

and global military footprint;<br />

❚ Fundamentalist reaction to Western (particularly US) power and culture;<br />

❚ Increasing mutual antagonism between Islamic and Western cultures;<br />

❚ Interstate migration becomes a greater issue;<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 391


Competition for scarcer natural resources;<br />

❚ Increasing calls for humanitarian intervention and assistance overseas<br />

(especially in sub-Saharan Africa);<br />

❚ New environments for conflict: space and cyberspace.<br />

❚ Comments from the Dutch viewpoint:<br />

❚ The UK is more inclined to follow the US political goals than the Dutch government that has<br />

a stronger loyalty towards the EU.<br />

❚ The outcome of the 2008 elections will <strong>de</strong>termine whether the war on terror will dominate<br />

US foreign policy from 2009 on.<br />

Threat assessment<br />

Again, we will follow the Strategic Trends document.<br />

❚ Conflicts and tactics<br />

- Interstate conflict is likely to become more risky and so less frequent, but will be more dangerous<br />

when it does occur. Intrastate conflict will probably become more frequent and will have increased<br />

consequences for international security. There will be more conflicts between state militaries and a<br />

range of non-state actors, but particularly terrorists.<br />

- States and non-state actors (opponents) will be forced to adopt asymmetric strategies and tactics such<br />

as <strong>de</strong>nying force entry, disabling force multipliers, disrupting enablers and avoiding combat or outright<br />

<strong>de</strong>feat in or<strong>de</strong>r to circumvent an <strong>de</strong>ny the conventional military advantages of the US and its allies.<br />

Both states and non-state actors are likely to consi<strong>de</strong>r targeting civilians and homelands.<br />

- Combat after 2015 may increasingly be shaped by the implications of remote and autonomous systems.<br />

It is likely to take place over a wi<strong>de</strong>r number of environments more frequently including space,<br />

cyberspace and the EM-spectrum.<br />

- The nature of strike operations to 2015 will largely <strong>de</strong>termined by US transformation. Full spectrum<br />

dominance will be built on precision engagement, information superiority, full dimension protection<br />

and focused logistics. This is likely to lead to US-led combat operations that are increasingly non-linear<br />

and dynamic, employing dispersed and precise forces at high tempo.<br />

- Stabilisation operations to 2015 will evolve to encompass a more frequent counter-insurgency element,<br />

more systematic bur<strong>de</strong>n sharing between contributors, and between the military and other agencies.<br />

❚ Weapons<br />

- WMD, and their means of <strong>de</strong>livery, will proliferate significantly by 2015. It is judged that North Korea<br />

and Iran will <strong>de</strong>velop nuclear weapons before 2015 in the absence of external intervention. Open<br />

sources indicate that India, Pakistan, Israel, Libya and Syria could potentially have biological weapons<br />

by 2015. Ballistic <strong>de</strong>livery systems will proliferate and extend in range.<br />

- Non-ballistic systems including cruise missiles, sleeper <strong>de</strong>vices, and asymmetric <strong>de</strong>livery mechanisms<br />

will become more prevalent, especially if US ballistic missile <strong>de</strong>fence becomes a reality. Non-state<br />

actors are likely to acquire WMD before 2015 and will be much har<strong>de</strong>r to <strong>de</strong>ter than state proliferators,<br />

making this a key security threat.<br />

- Alliance nuclear <strong>de</strong>terrence will lye in preventing coercion by states armed with WMD. Consequently,<br />

the UK and France are likely to retain small numbers of capable nuclear systems. Meanwhile, China will<br />

continue to increase the effectiveness and number of its systems and of the other P5 nuclear weapon<br />

states. The US and Russia are likely to retain a significant numerical advantage over other states.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 392


- Delayed-lethality and non-lethal weapons such as EM pulse weapons, radiological and carcinogenic<br />

chemical weapons are likely to offer new mass effect threats by 2015.<br />

❚ Europe<br />

- European allies will continue to <strong>de</strong>pend on NATO and US commitments to guard against any strategic<br />

threat to Europe. A major conventional threat is unlikely, and would probably only arise if Russia<br />

recovers economically and regains capability and intent towards 2030.<br />

- Until 2015, most European allies will limit military <strong>de</strong>ployment abroad to stabilisation operations,<br />

although these may be over a wi<strong>de</strong>r range of potential regions. The UK and France will seek to retain<br />

the ability to project power and to contribute to US-les intervention operations. The EU may <strong>de</strong>velop<br />

collective <strong>de</strong>fence and intervention capabilities by 2030.<br />

❚ US<br />

- The US’s <strong>de</strong>fence spending is likely to exceed the sum of the next five biggest spen<strong>de</strong>rs until at least<br />

2030.<br />

- A range of countries will extend their power projection capabilities but those of the US will remain<br />

pre-eminent.<br />

- US posture will <strong>de</strong>termine global military strategy until at least 2030. Its current movements towards<br />

enhanced homeland <strong>de</strong>fence combined with assertive and pre-emptive military action abroad against<br />

terrorists and proliferating states are likely to continue until at least 2015.<br />

- Those allies who wish to maintain a significant influence on US strategy and operations will need<br />

to offer front-line capabilities that supplement, complement or exceed US capability and can<br />

interoperate technically and organisationally.<br />

- Most allies will be unwilling or unable to match the financial organisational challenges of transforming<br />

their own forces to match those of the US. Role specialisation may therefore occur between<br />

coalition members such that the US concentrates on strike operations and many of its allies provi<strong>de</strong><br />

stabilisation and support capabilities.<br />

❚ Russia, China and India<br />

- China and India will probably see the most significant relative increases in <strong>de</strong>fence spending. China<br />

may be the second largest spen<strong>de</strong>r by 2030, by which time India may have overtaken the UK.<br />

- China and Russia may <strong>de</strong>velop multi-regional capabilities (analogous to that of the UK or France now)<br />

by 2015. China and the EU could achieve global capabilities by 2030.<br />

- Russia, China (and perhaps India) will seek to maintain their freedom of action from US influence by<br />

maintaining the surety of their WMD. Notwithstanding their increasing power projection capabilities,<br />

China and India are unlikely to seek global military influence before 2030.<br />

Comments from the Dutch viewpoint:<br />

❚ Iraq was inclu<strong>de</strong>d in the original text on the proliferation of WMD. This implies that the list of<br />

countries that have the ambition to acquire WMD and improved ballistic <strong>de</strong>livery systems has to<br />

be updated constantly.<br />

❚ The coming of age of an EU collective <strong>de</strong>fence capabilities is not foreseen before 2030. This forecast<br />

may have to be adapted after one or two major security crises affecting most EU-members.<br />

❚ Interoperability en<strong>de</strong>avours to match the US strike forces for possible joint <strong>de</strong>ployment will be<br />

possible for Dutch air capabilities, increasingly difficult for Dutch naval forces and nearly impossible<br />

for Dutch ground forces.<br />

❚ Russia’s treatment of the South-Ossetia crisis in August 2008 indicates an ambition to dominate the<br />

former Soviet-Union realm and makes a political return to Cold War relations with the West likely.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 393


Scenarios<br />

The Strategic Trends document emphasizes the land environment, albeit the participation of the other forces<br />

is inclu<strong>de</strong>d in the scenarios. The following Concepts of Operations (ConOps) are foreseen.<br />

❚ NATO art. V mission against one or more states threatening a ‘new’ member of NATO: Deliberate intervention<br />

with a large scale of participation of land forces, e.g. a UK division augmenting a US Corps. In the<br />

initial phase emphasis on air, maritime, SF component and perhaps land ISTAR. The <strong>de</strong>cisive operation<br />

is carried out by a full range of combined-arms capabilities, cued by a robust ISTAR mix at every level. In<br />

the last phase (stabilization and follow-on activity) manoeuvre support, force engineering and light<br />

forces will be <strong>de</strong>ployed, together with HNS and NGOs.<br />

❚ Commonwealth obligation: a member state is being threatened by a neighbouring state, following a<br />

genoci<strong>de</strong> situation. Power projection with a national JFTC. Air combat protection to air transport. SF key,<br />

also ISTAR, CAP and CAS. Rapid, <strong>de</strong>cisive, surgical strike, combining air and ground manoeuvre, prece<strong>de</strong>d<br />

by <strong>de</strong>struction of enemy MBTs. Final phase: training of local forces, restoration of rule of law, medical<br />

support and improvement of infrastructure.<br />

❚ Restoration of UN authority, compliance of state and non-state actors with a cease-fire agreement. Peace<br />

enforcement with HQ ARRC, force troops and an armoured division to come to the rescue of UN force<br />

consisting of 4 battalion groups. The force is based on armoured briga<strong>de</strong>s, but reinforced by a mechanized<br />

briga<strong>de</strong> and a light briga<strong>de</strong> with attack helicopters plus a <strong>de</strong>ep and close ISTAR capability. Initial phase:<br />

rapid intervention with a lead briga<strong>de</strong>, preparing for <strong>de</strong>ployment of heavy forces. Then <strong>de</strong>terrence and<br />

<strong>de</strong>feat of warring factions and re-imposition of rule of law. Follow-on: stabilization operations against<br />

the backdrop of normalisation and introduction of CivPol.<br />

❚ UN sanctioned focused intervention in North-East Africa to neutralize a warlord with connections to an<br />

international terrorist organization. National operation, based on support to SF with air manoeuvre<br />

and amphibious forces. Emphasis on ISTAR and force assembly in the secure FOB. Stabilization by<br />

conduct of IO and <strong>de</strong>fence diplomacy.<br />

❚ UN-led peacekeeping mission in Eastern Europe, assisted by CivPol. Multinational operation with NATO<br />

assistance. Emphasis on ISTAR, humint and patrolling. Restoration of rule of law, allowing rebuilding<br />

by HN and NGOs. Force is 3 mechanized light briga<strong>de</strong>s.<br />

Comments: the Dutch armed forces would theoretically be able to participate in every scenario, however<br />

with some restrictions:<br />

❚ Deliberate intervention: most likely only with an air element consisting of fighter aircraft and/or<br />

GBAD. Only in the final phase land forces may be able to participate.<br />

❚ Power projection: a similar scenario with respect to the restoration of autonomy of the Netherlands<br />

Antilles is highly unlikely, unlike the assistance of US forces could be called in to compensate for<br />

several missing or weak capacities and an unfavourable geography. This does not exclu<strong>de</strong> participation<br />

in another power projection scenario, with a greater power as lead nation.<br />

❚ Peace enforcement: possible in a multinational task force.<br />

❚ Focused intervention: possible in a multinational task force.<br />

❚ Peacekeeping mission: possible in a multinational task force.<br />

Lessons from recent crisis operations<br />

Prior to 1989, UN peacekeeping doctrine interposed troops between warring parties only after acceptable<br />

cease-fire arrangements had been put in place. The troops were lightly armed, had limited rules of<br />

engagement and observed strict neutrality. Traditional peacekeeping regulated interstate or intrastate<br />

warfare: troops were often <strong>de</strong>ployed along national or inner boundaries where they stayed until negotiations<br />

had achieved the <strong>de</strong>sired results. With the <strong>de</strong>mise of Yugoslavia, this doctrine was applied for a long<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 394


time in an ongoing intrastate conflict, in Smith’s terms: in a ‘war amongst the people’. The troops now<br />

intervened between parties who had not reached an agreement and who tried to use the presence of the<br />

UN to their own tactical advantage. It was apparent during the early nineties that the absence of a practical<br />

doctrine marginalized the efforts of the international community to bring about peace in the Balkans. The<br />

division between ‘green’ and ‘blue’ operations had already lost its significance upon its inception. New<br />

doctrinal thinking had to <strong>de</strong>al with a lack of clear front-lines and irregular forces operating in areas un<strong>de</strong>r<br />

UN jurisdiction. The inherent risks ma<strong>de</strong> this new type of crisis operations very much look like counterinsurgency<br />

operations as they were carried out by the colonial powers before and after WW II. The following<br />

lessons can be <strong>de</strong>rived from recent experience in the Balkans, Iraq and Afghanistan and are gradually being<br />

implied in new national doctrines:<br />

❚ Escalation dominance has to be ensured, whilst trying to apply minimum force.<br />

❚ All equipment has to be air transportable, preferably inherent in the <strong>de</strong>sign.<br />

❚ Not necessarily all equipment has to be high-end.<br />

❚ Overreliance on technology is dangerous, except for the use of NCW and NLW.<br />

❚ The ‘footprint’ of own troops has to be as light as possible.<br />

❚ Although this type of missions is often planned for a short duration, one has to take into account<br />

protracted periods in which the troops will be committed.<br />

❚ Campaign planning should be realistic and top down. The build-up of ‘home land’ forces and police<br />

must be seen as main lines of operations.<br />

❚ The comprehensive approach or the ‘<strong>de</strong>fence, diplomacy, <strong>de</strong>velopment’ cooperation has to be organized<br />

by the lead nation, concurrent with the contributions of other lead nations. Development is primarily a<br />

responsibility of that ministry.<br />

❚ More emphasis is nee<strong>de</strong>d on intelligence (humint, sigint and observation) and information operations.<br />

❚ The adversary forces must be isolated from the population, as a condition of a successful ‘hearts and<br />

minds’ campaign.<br />

❚ More jointness should lead to a more balanced cooperation between services, especially in the field of<br />

light infantry, helicopters and Special Forces.<br />

❚ The peacetime organization of the forces should be modular, with a mix of capabilities organized at a<br />

low level.<br />

Self-image<br />

As <strong>de</strong>scribed in part <strong>III</strong>, the Dutch characteristics in foreign policy can be formulated on the basis of<br />

interests, values and obligations:<br />

❚ A legalistic/normative approach prevents interference by more forceful competitors: this explains our<br />

emphasis on international rule of law and ethics.<br />

❚ A maritime, anti-continental policy furthers the involvement of the US in the <strong>de</strong>fence of Europe, which<br />

leads simultaneously to a counterbalance to the three neighbouring great powers.<br />

❚ A certain hesitation in the use of military power as an instrument of security policy: shall we focus on<br />

peacekeeping with lightly armed forces or protect our interests with heavily armed forces?<br />

We might add the following consi<strong>de</strong>rations:<br />

❚ The Netherlands is momentarily the 16th economy in the world, the fifth external investor, the ninth<br />

global exporter, a trading and distribution country par excellence. So, the national interest in a stable<br />

world and free sea and air lines of communication is paramount.<br />

❚ Given its size (geography and population) and economic interests, a marked security <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce on<br />

coalitions, in particular NATO. Simultaneously, a constructive attitu<strong>de</strong> towards the European Security<br />

and Defence Policy (EU). The Dutch armed forces participate in both the NATO Response Forces and the<br />

EU Battle Groups.<br />

❚ A profound loyalty towards the UN and other international organizations.<br />

❚ A certain willingness to participate in humanitarian interventions.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 395


❚ A ten<strong>de</strong>ncy to follow American lea<strong>de</strong>rship in expeditionary operations; overtly for contributions to<br />

stabilisation, covertly for keeping the ties with the US intact.<br />

❚ Despite reductions and restructuring, the availability of balanced forces with high-end maritime and<br />

air capabilities.<br />

❚ A status as one of the most generous <strong>de</strong>velopment donors in the world (0.8% of BNP).<br />

Ambition<br />

The Defence White Paper of 2000 formulated three core tasks:<br />

❚ Protection of the integrity of our own and allied territories, including the Netherlands Antilles and<br />

Aruba. 187<br />

❚ Promotion of international rule of law and stability.<br />

❚ Support for the civil authorities in upholding the law, disaster relief and humanitarian aid, both national<br />

and international.<br />

In 1991, the political masters in the MoD had formulated their military ambitions at a reasonable level,<br />

notably a battalion-size involvement in four simultaneous operations abroad. In 2002 this ambition was<br />

downscaled to three operations over a period of time longer than a year at the lower end of the spectrum<br />

of force, with task groups of battalion size or, in the event of air and maritime operations, their equivalents.<br />

Secondly, the parallel commitment of participation of no more than one year in an operation at the higher<br />

end of the spectrum of force, with a briga<strong>de</strong> of land forces, two squadrons of fighter aircraft or a maritime<br />

task group remained unchanged. Thirdly, participation in land operations as lead nation at briga<strong>de</strong> level<br />

and – together with other countries – at corps level, was confirmed. For maritime operations this would<br />

be the task group level and for air operations levels equivalent to the briga<strong>de</strong>. Apart from these three key<br />

commitments, major contributions to NRF and EUBG were outlined plus minor contributions to the<br />

European Gendarmerie Force, training & advice missions, evacuation operations, counter-terrorism and<br />

international emergency aid. Lastly, the Royal Marechaussee, the Coastguard and the Explosive Ordnance<br />

Disposal Unit carry out national tasks, while minimal 4.600 personnel 188 are available for disaster and<br />

acci<strong>de</strong>nt relief. In all circumstances national and international cooperation are cornerstones of Dutch<br />

military operations. In this field, it might be useful to make the following distinctions:<br />

❚ Joint: cooperation between armed services;<br />

❚ Combined: cooperation with foreign services, often in the same environment (land, sea, air), frameworks<br />

UN, NATO, EU, OSCE, bilaterally with theoretically any member of these organizations and alliances, but<br />

mostly with US, UK, Germany, Belgium and Norway, in the past/currently also with France, Australia,<br />

Ireland and Canada.<br />

❚ National: cooperation between armed services and national institutions, e.g. police, interior forces,<br />

counter-terrorism coordinator, intelligence etc.;<br />

❚ Comprehensive approach: cooperation between civil institutions and armed forces in an international<br />

mission during prevention, conflict and post-conflict phases.<br />

Lead nation. With regard to the lead-nation capacity it is worth mentioning that operations in Eritrea and<br />

Uruzgan have shown that Dutch land forces are perfectly capable of carrying out complex C2 tasks. Recent<br />

investments in the field of C2 on board of the LPD “Johan <strong>de</strong> Witt” confirm lasting national ambitions in<br />

commanding large scale operations. Earlier investments in a <strong>de</strong>ployable Air Operations Control Station<br />

and in the German-Netherlands High Readiness Headquarters pointed already in that direction.<br />

187 The structure of the Netherlands Antilles is in a process of change. Curacao and St. Maarten are to become in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt states within the kingdom. Aruba has<br />

that status already. The other three islands will have comparable status to communities in The Netherlands. In all cases foreign affairs, <strong>de</strong>fence and coast guard<br />

will be full responsibility of The Hague or domineered by Dutch capabilities.<br />

188 The letter to Parliament of 2 June, 2006 mentions 4.600 personnel at the minimum (para 4) and 25% of the military component on a rotational basis (para 5).<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 396


Technological <strong>de</strong>velopments<br />

The use of technology can help the positive effects of western employment in wars of choice enormously,<br />

but i<strong>de</strong>as of military-strategic importance have to be key in selecting the technologies to bring this about.<br />

Too much reliance on science is leading to a dangerous path of war. Network Centric Warfare capabilities<br />

are key enablers in intelligence and information operations, the two cornerstones in the en<strong>de</strong>avours for<br />

isolation of insurgents. Another way of using asymmetry to our own advantage is the use of Non-Lethal<br />

Weapons and Direct Energy Weapons. Off-the-shelf applications will become increasingly available for<br />

military purposes. Bio- en nanotechnology will have impact as well. Possible successes in those fields do<br />

not imply that there are technological cures for strategic ills. EBAO implies the suggestion that means<br />

can be adjusted to ends, but political realities may block the execution of clear cut operation plans. An<br />

increasing danger in the field of asymmetry is the availability of cheap and more lethal weapons from<br />

third world workshops.<br />

Required capabilities<br />

About fifteen years ago most Western <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partments changed from threat-based planning to<br />

capabilities-based planning. Although the internationally agreed required capabilities in the framework<br />

of NATO and the EU were not always exactly the same and were adapted over time, common wisdom<br />

dictated that the following shortfalls had to be addressed with some urgency. 189<br />

189 This overview was presented by Michèle A. Flournoy, senior adviser of the Center for Strategic and International Studies, at Clingendael on 14 December, 2005.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 397


Most of these capabilities exist in the Dutch armed forces. Some, like Carrier Based Air Power, Strategic ISR/<br />

IMINT Collection, Early Warning and Distant Detection Strategic Level, CSAR, SEAD and Surveillance and<br />

Target Acquisition units, are rather costly and, with a few exceptions, out of reach. These capabilities can<br />

only be acquired collectively or with a group of likemin<strong>de</strong>d countries (national ambition, historical or<br />

political-military ties). It is essential that such plans for transformation are being processed through NATO<br />

and the EU. Telling is the example of the NATO C-17 pool. Similar projects can be <strong>de</strong>veloped by intense<br />

cooperation between the Allied Command for Transformation (ACT) and the European Defence Agency<br />

(EDA).<br />

Objective Force vs Legacy Force<br />

The Required Capabilities cannot be <strong>de</strong>rived from a logically achieved square one position. Technological<br />

<strong>de</strong>velopments, including <strong>de</strong>fence industrial consi<strong>de</strong>rations, have an impact on the force structure. That<br />

structure <strong>de</strong>parts from the Legacy Force, i.e. the forces as they existed at any given time, e.g. at the end of<br />

the Cold War. The Dutch armed forces were among the first Western forces to adapt to the <strong>de</strong>mands of a<br />

new era, a process that has been ongoing since 1991, the product of which is the Objective Force. In the early<br />

nineties, it was <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d to base the force structure on:<br />

❚ one unit on mission,<br />

❚ one recuperating<br />

❚ and one preparing for <strong>de</strong>ployment.<br />

This important principle has been abandoned as a consequence of the steadfast erosion of the force<br />

capabilities over time. The ratio has over time gradually, although not officially, been upscaled to one to<br />

four or five, given the bur<strong>de</strong>n placed on operational units during <strong>de</strong>ployments abroad. This is especially<br />

true for much sought after capabilities, like Special Forces, engineers and helicopter units. Most personnel<br />

are frequently sent on mission, while always peacetime conditions apply. There is a danger of erosion in<br />

these units as a consequence of increasingly difficult retention. Therefore, it is justified to restructure such<br />

hinge capabilities on a four- or fivefold standard based on the maximum peacetime <strong>de</strong>ployment. Some<br />

airforce units have already been organized on the fivefold principle, but that structure has not yet been<br />

applied to the majority of the units in the Dutch armed forces. The question of four vs five <strong>de</strong>pends largely<br />

on two factors: the availability of weapon systems and the <strong>de</strong>mand of individual capacities over time.<br />

Concerning the availability, it is clear that aircraft (in particular fighters and helicopters) show a relatively<br />

low availability due to frequent and complex maintenance plus sensitive sensors and subsystems.<br />

Conversely, e.g. support ships show much more favourable availability figures. The number of times a<br />

weapon system has been <strong>de</strong>ployed will bear upon the maintenance situation, but foremost on what<br />

personnel can reasonably handle over a longer period. Arguably, we would like to formulate the following<br />

basic rules:<br />

❚ Operational air and land (manoeuvre, combat support, main logistic elements) on a fivefold basis;<br />

❚ All other units on a fourfold basis.<br />

In some fields extra equipment has to be purchased for training purpose and for peace time attrition. 190<br />

When we apply the above rules on the backbone of the present organization, we get the following figures:<br />

190 Equipment for war time attrition should be inclu<strong>de</strong>d in the planning for every mission.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 398


NL Capacities<br />

Current or planned<br />

capabilities<br />

I<strong>de</strong>al capabilities<br />

cf basic rules<br />

LCF 4 4 OK<br />

Comments<br />

M-frigates 2 4 2 short, possibly ma<strong>de</strong> available<br />

by Belgian Navy<br />

Future patrol vessels 4 4 OK<br />

Submarines 4 4 OK<br />

Mine hunters 10 8 2 plus (training?)<br />

Lynx naval helos 21 20 To be replaced by NH-90<br />

NH-90 maritime 12 10 OK (2 attrition reserve)<br />

Mechanized infantry<br />

battalions<br />

Light infantry<br />

battalions<br />

Tank battalions 71<br />

Artillery (howitzer)<br />

battalions 72<br />

4 5 1 short<br />

5 5 Including marines<br />

2 5 3 short; but if the 6 squadrons<br />

are seen as the main unit, 1 plus<br />

2 = 4 batteries x<br />

6 guns<br />

5 1 short<br />

F-16 squadrons 5 x 12 a/c 5 OK<br />

AH-64 Apache flights 5 x 5 a/c 5 OK (4 attrition reserve/training<br />

Ft Hood)<br />

Patriot fire units 4 5 1 short<br />

LPDs 3 (incl successor<br />

to oiler)<br />

4 1 short<br />

(K)DC-10 3 5 2 short<br />

C-130 Hercules 2 + 2 5 1 short<br />

Transport helos:<br />

❚ 16 C-47 Chinook<br />

❚ 17 Cougar<br />

❚ 8 NH-90<br />

5 flights of 8 a/c = 41 40 OK (only limited attrition reserve)<br />

We will now extend our comments on certain aspects of the structure of the armed forces.<br />

191 192<br />

191 The number of 60 tanks is a good example of diminished capabilities leading to a minimal capacity.<br />

192 A better alternative would be to acquire 5 batteries of light towed guns.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 399


Briga<strong>de</strong> and battalion level<br />

The briga<strong>de</strong> level used to be the lowest level of integrated tactical command, at which manoeuvre, combat<br />

support and (some) combat service support forces are directed. The next higher levels in the Netherlands<br />

(division and army corps) no longer exist, so the briga<strong>de</strong> has become the highest level of integrated<br />

command at the same time. In preparation for and during <strong>de</strong>ployments, briga<strong>de</strong>s focus often on the ad hoc<br />

composition of the battalions, as the battalion level often acts as the highest level of integration and is then<br />

called battle group. Peacetime training hardly inclu<strong>de</strong>s training as a battle group. Likewise the briga<strong>de</strong> level,<br />

mostly charged with a myriad of administrative tasks, is called task force and is nearly always an ad hoc<br />

organization. The ad<strong>de</strong>d drawback of the focus on the briga<strong>de</strong> level is that this level is too much occupied<br />

with administrative affairs, to the <strong>de</strong>triment of its tactical role. We propose an organization structure with<br />

more emphasis on reaching the following qualities:<br />

❚ The briga<strong>de</strong> will focus on its tactical command role and be available for task force command, including<br />

lead nation, assignments; administrative tasks should be handled by a peacetime parallel organization.<br />

❚ The battalion will be reorganized into a semi-permanent battle group based on permanent links with fast<br />

<strong>de</strong>ployable modules.<br />

High end versus low end (1)<br />

We stated in Part I: “preparing for a war of choice should imply enough readiness to fight a war of necessity”.<br />

So, being able to upscale should <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> what we should have in our inventory, rather than being forced to<br />

downscale with what we have in our inventory. The Militair-Straegische Verkenning 2006 postulates that the<br />

Dutch armed forces should be equipped for the complete spectrum of force, for the high end as well as the<br />

low end. 193 Usually, this means that high end equipment must be suitable for the low end as well. So far, in<br />

terms of materiel planning the operational requirement sections of the services have focused on the high<br />

end, while improvising during low end situations. Whilst notably high end air forces, benefitting from their<br />

inherent flexibility, can meet these conditions more easily, land forces must avoid buying equipment that<br />

downgra<strong>de</strong>s their flexibility. The opposite is seldom the case: low end equipment is not good enough for<br />

higher end situations. Following Rupert Smith, we think with that our forces have to be able to escalate and<br />

<strong>de</strong>-escalate from the middle of the spectrum. This implies that mo<strong>de</strong>rn forces have to be <strong>de</strong>ployable over<br />

large distances, have to be ready for employment soon after arrival and have to adapt fast to unexpected<br />

tactical situations. It is interesting to note that the navy has taken this path in the Marinestudie of 2005<br />

already: six of the eight Karel Doorman M-type frigates will be replaced by patrol vessels of frigate size<br />

without ASW and AAA capabilities. The vessels will have no provisions for installing those capabilities at a<br />

later stage. The role of these vessels is primarily land support and peace time patrol duties, being <strong>de</strong>signed<br />

as platforms for helicopter and seaborne pursuit/interception operations with so-called superrhibs. An<br />

example of high end army equipment is the mo<strong>de</strong>rn self-propelled tracked howitzers. Although this<br />

weapon system is top-notch, it is too cumbersome for expeditionary operations and should be replaced<br />

by towed artillery. The same thought applies to the use of 60T tanks. Their absence can be compensated:<br />

on the one hand by attack helicopters, on the other by generic infantry fighting vehicles equipped with<br />

35mm or 70mm guns. As long as IEDs form a high risk, some armour cannot be missed, but investments in<br />

sensors and smart <strong>de</strong>sign (like the ‘round’ bottom of the Bushmaster) are preferable. Mo<strong>de</strong>rn armies invest<br />

wisely huge sums in so-called left-of-boom <strong>de</strong>velopments that enable them to prevent IEDs from exploding.<br />

So, the ten<strong>de</strong>ncy is to compensate lack of armour with more and better sensors and NEC can pave the way<br />

for better sensor-to-shooter times and fast escalation dominance.<br />

193 P. 23.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 400


High end versus low end (2)<br />

While the navy has taken a new direction by buying minimally equipped patrol vessels, air forces are<br />

looking for solutions in the field of UAVs. Small handheld UAVs like the Aladdin, given their limited size<br />

and support, have reasonable price-quality characteristics. Strategic UAVs, directed via satellite links, can<br />

loiter for tens of hours and make a unique asset, but their costs are prohibitively high for smaller powers.<br />

Medium sized UAVs however are slow in maturing and have not reached the level that seemed attainable<br />

about ten years ago. The advantages of these platforms are: small size, long loiter times and casualty free<br />

operations, but these are not offset by their drawbacks: complex ground stations and the lack of the ad<strong>de</strong>d<br />

value of an airborne pilot who can ‘read the battle’. Moreover, UAVs have proven to be susceptible to<br />

mishaps caused by weather and equipment failures, and are very costly. The question then rises why air<br />

forces are not seeking temporary solutions in the <strong>de</strong>velopment of COIN-platforms that combine the major<br />

advantages of manned platforms. In the time of the war in Vietnam, the American forces ma<strong>de</strong> use of a<br />

special COIN aircraft, called OV-10 Bronco. The Bronco could carry 3.000 lbs external loads, could loiter for<br />

more than 3 hours, cruise at more than 250 kts, nee<strong>de</strong>d a runway of just 800 feet, had four 7.62mm machine<br />

guns or one centre line 20mm plus Si<strong>de</strong>win<strong>de</strong>rs. Similar requirements would apply to a mo<strong>de</strong>rn Bronco,<br />

possibly in two versions. One would have to be armed, the other one loa<strong>de</strong>d with sensors. The two versions<br />

could operate in a hunter-killer team or individually, <strong>de</strong>pending on the tactical situation. The RNLAF would<br />

have to be equipped for a start with around 30 COIN-aircraft, so that the use of 2 x 3 aircraft in every mission<br />

would be guaranteed. A lease of aircraft would probably be preferable to complete ownership, as this would<br />

lower the threshold for an eventual transition to UAVs. While withdrawal from the last UAV-programme is<br />

un<strong>de</strong>rstandable, participation in a promising medium size UAV-programme remains to be sought. In the<br />

long run, UAVs offer the best solution for carrying out long, tedious and casualty free missions<br />

Information operations<br />

The need for reinforcement of the intelligence chain and the ability to take part in information operations<br />

has been stated in every recent <strong>de</strong>fence posture document. Nevertheless, because of a tightened budget, the<br />

ministry has <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d to abandon the AGS and the MALE UAV projects. The alternative for a costly UAV project<br />

is clear from the previous paragraph. There is no alternative for AGS however. The last aircraft loa<strong>de</strong>d with<br />

sensors in Dutch military service was the PC-3 Orion and it was temporarily replaced in the Caribbean by two<br />

Fokker F-60 aircraft. These aircraft were outfitted with mo<strong>de</strong>rn sensors and could have played a meaningful<br />

tactical support role, if they had not been put up for sale. So, while this capacity had already been lost with<br />

the sale of the 13 PC-3 Orions, a second chance to retain a diminished capacity, was lost as well. All these<br />

<strong>de</strong>cisions seem to be at odds with the recent policy to put more emphasis on intelligence.<br />

Cooperation between light infantry<br />

Cooperation between light infantry: marines, air manoeuvre briga<strong>de</strong>, special forces and helicopters. In<br />

2004 the Ministry of Defence (Conceptual Affairs) ma<strong>de</strong> a study concerning intensified cooperation between<br />

the Marines Corps, the Commando Corps (special forces), the Air Manoeuvre Briga<strong>de</strong> and the Tactical<br />

Helicopter Group. The basic i<strong>de</strong>a of this study was, while maintaining the current structures, traditions<br />

and cultures of each unit, it should be possible to cooperate in relevant fields of training, procedures, C2,<br />

equipment standardization, logistics, etc. The study was dismissed by the services, probably because they<br />

saw intensified cooperation as threatening to their very existence. Since 2004, jointness within the armed<br />

forces has increased consi<strong>de</strong>rably. An example is the Defence Helicopter Commando, in which navy and<br />

airforce are bringing all their assets together, totalling almost 90 mo<strong>de</strong>rn and capable transport, attack and<br />

maritime helicopters. The single fact that helicopter support is driving missions to a large extent nowadays<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 401


should be a good reason to review the study once more. In particular the air manoeuvre briga<strong>de</strong> and the<br />

marines should be seen as twin units and be organized accordingly. They would use the same logistics,<br />

use the same procedures based on the same doctrine, follow similar training programmes and, while<br />

maintaining some overlap, differ in certain training environments. Furthermore, they might be seen as a<br />

pool from where the special forces could recruit, with the option to serve back and forth in the two parent<br />

units. Undoubtedly, any move in that direction would cause a huge uproar from navy circles.<br />

Riverine operations<br />

Since the mid-nineties, the Royal (NL) Navy is focussing more and more a brown water operations, as<br />

the submarine threat has <strong>de</strong>creased over time. This explains why the marines have reached a position in<br />

the centre of the service, rather than one in the periphery, as in the Cold War. In this framework the navy<br />

is looking for options to expand in the field of land support operations, by building four patrol vessels<br />

(see above para 12). Further projects are the replacement of the oiler Hr. Ms. Zui<strong>de</strong>rkruis by a multifunctional<br />

support ship, role capable as a helicopter carrier. Somewhat inconsistent with these land support options<br />

has been the <strong>de</strong>cision to cancel the acquisition of TacTom missiles for the LCFs. A new option in the domain<br />

of land support is riverine operations. The i<strong>de</strong>a is to build platforms in rivers of inland lakes during crisis<br />

operations in countries where land basing is difficult, costly or extremely dangerous, like in Central Africa<br />

or in South East Asia. Operations from large, in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly run floating platforms would then be i<strong>de</strong>al.<br />

These platforms would contain housing, restaurant, repair, supply, medical and other facilities, like<br />

helicopter hangars. These platforms would have to be accompanied by fast patrol boats equipped with guns<br />

and be towed upriver by powerful tug-boats. The riverine operations option is currently in the study phase.<br />

Royal Marechaussee<br />

In 1990 the Royal Marechaussee counted 4.000 personnel, while the military obligations of the fourth<br />

service hovered around 40% of the total tasks. In 2007 the Marechaussee has grown to 6.000 personnel,<br />

while the military obligations have <strong>de</strong>creased to 21% of the total. This can only be explained in the light<br />

of an increased importance of national internal security, the domain of the Ministries of the Interior and<br />

Justice, to which the MoD is making substantial contributions. These ministries compensate partially for<br />

the costs of the Marechaussee, but the bulk of the expenditures are paid by the MoD. This implies that the<br />

growth of the Marechaussee has to a large extent been achieved to the <strong>de</strong>triment of the other services.<br />

Furthermore, the Comman<strong>de</strong>r-in-chief of the Royal Marechaussee answers to the Secretary-General of the<br />

Ministry and has kept his position as a CinC, while the other service chiefs report to the Commandant of<br />

the Forces since 2005. The question to be asked is thus to what benefit this structure is being maintained. It<br />

would be much more logical if the Marechaussee were transferred to the Ministry of Justice or amalgamated<br />

with the KLPD, the national executive organization of the Police. The requirement for judiciary military<br />

personnel and foreign police training instructors during missions could easily be filled from the<br />

Marechaussee in any organization outsi<strong>de</strong> Defence. We realize that the Marechaussee would not leave<br />

Defence without its share of the budget, but the advantages would imply a clearer organization and less<br />

money trickling away to interior ends.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 402


Structural tensions<br />

In or<strong>de</strong>r to obtain a healthier situation in reaching balanced forces and an accompanying budget, more<br />

restraint from parliament on the day-to-day execution of <strong>de</strong>fence policy is often suggested, but that would<br />

be outsi<strong>de</strong> the scope of any <strong>de</strong>fence document. That does not diminish the need for a strong parliamentary<br />

role in bridging the gap between the forces and the public. Involvement of politicians in <strong>de</strong>fence matters<br />

presupposes knowledge, reason enough for the armed forces to open courses for politicians and invite<br />

them to all major events in the military. Only a clear political lea<strong>de</strong>rship on foreign policy, including<br />

<strong>de</strong>ployment of forces will be un<strong>de</strong>rstood by the people. People should un<strong>de</strong>rstand for their part that war<br />

is a reality in which they are involved or may become involved permanently. The armed forces at large and<br />

individual soldiers on mission will be motivated profoundly if they enjoy support from society. This could<br />

have a major impact on chances to stabilize the <strong>de</strong>fence budget on a certain percentage of GNP, e.g. 1.8%<br />

or, following NATO recommendations, at least 2%. This policy has been in existence for the Department of<br />

Development Cooperation and there is hardly any reason why it should not be applied to Defence. This is<br />

not to say that recruitment would be much better off in that case. Currently, the forces are 6.000 men and<br />

women short and the situation can only be addressed with difficulties. It would be a tempting solution to<br />

feed success with success and strengthen notably those units that have the least problems in filling the<br />

ranks, but a consistent execution of that principle can never lead to an overall healthy situation. The<br />

absence of specific <strong>de</strong>fence industries seems a blessing in disguise to us. Given the reduced numbers and<br />

the competition problems in the international markets, Dutch <strong>de</strong>fence entrepreneurs only have access to<br />

niche markets. The problem of a lack of manoeuvre terrains can be solved by planning exercises abroad.<br />

Major findings<br />

The following findings can be <strong>de</strong>rived from the above.<br />

❚ Stabilize <strong>de</strong>fence spending via multi-year plans and budgets to an acceptable level, at least 1.8% of GNP.<br />

❚ Lower the budget for personnel to maximum 50% (currently 60%) and spend at least 25% on<br />

mo<strong>de</strong>rnization of equipment.<br />

❚ Process transformation plans through NATO and the EU, but do not count on an increased importance<br />

of international organizations, the UN inclu<strong>de</strong>d.<br />

❚ Pool with likemin<strong>de</strong>d countries in building capacities that exceed the national financial strength.<br />

❚ Link up with the Ministry of Development for participation in 3D matters.<br />

❚ Strengthen actively the knowledge, experience and involvement of politicians in <strong>de</strong>fence matters.<br />

❚ Prepare the air force (fighter-bombers, GBAD, attack helicopters) and the navy (LCFs) for high end<br />

combat. Limit the rest of the forces to medium level or supporting roles. Structure the army and<br />

the marines accordingly and intensify their mutual cooperation.<br />

❚ Disband the two tank battalions and create one extra mechanized battalion instead.<br />

❚ Disband the two artillery battalions and create light, towed artillery battalions.<br />

❚ Transfer the Royal Marechaussee to the Ministry of Justice or Interior.<br />

❚ Buy in principle ‘medium end’ equipment with which escalation can be established.<br />

❚ Continue the quest for more jointness, in particular in the field of light infantry.<br />

❚ Fill all capabilities up to 1:4 respectively 1:5 level.<br />

❚ Priority driven joint materiel planning (see part IV, para 5): major materiel projects receive absolute<br />

priority in a certain timeframe.<br />

The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 403


Strategische vragen<br />

Omgaan met<br />

onzekerheid<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Omgaan met onzekerheid 406


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

<strong>III</strong>.6.1.a Omgaan met onzekerheid<br />

Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan met het on<strong>voor</strong>spelbare<br />

toekomstige veiligheidsklimaat:<br />

Beantwoord door: Ministerie van Defensie, TNO<br />

Omgaan met onzekerheid 407


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 410<br />

Aanleiding 410<br />

Opdracht 411<br />

Flexibiliteit 411<br />

Politiek-strategisch 411<br />

Bestuurlijk-organisatorisch 412<br />

Uitvoerend-operationeel 412<br />

Samenhang 412<br />

Aanpak 413<br />

Politiek-strategische flexibiliteit 414<br />

Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie 414<br />

Ontwikkelingen signaleren (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 414<br />

Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 415<br />

Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie 415<br />

Gebruik van inzetscenario's (mogelijkheid) 415<br />

Actuele momenten (mogelijkheid) 415<br />

Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416<br />

Beleid en planning 416<br />

Vooruit plannen vesus reageren (mogelijkheid) 416<br />

Inzet- versus capaciteitsgedreven (mogelijkheid) 417<br />

Behoud versus regeneratie (mogelijkheid) 417<br />

Organisatie 417<br />

Scope en inrichting procedures (mogelijkheid) 417<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal functiebeheer (mogelijkheid) 418<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal formatiebeheer (mogelijkheid) 418<br />

Personeel 418<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal P-beleid (mogelijkheid) 418<br />

Permanent versus tij<strong>de</strong>lijk personeel (mogelijkheid) 418<br />

Technologie- versus personeelsintensieve organisatie (mogelijkheid) 419<br />

Modulaire opleidingen (mogelijkheid) 419<br />

Materieel 419<br />

Levenscyclus materieel (mogelijkheid) 419<br />

Schaalgrootte materieel (mogelijkheid) 420<br />

Modulair materieel (mogelijkheid) 420<br />

Multifunctionaliteit (mogelijkheid) 420<br />

Zelfdoen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid) 420<br />

Zelfontwerpen/ontwikkelen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid) 420<br />

Omgaan met onzekerheid 408


Financiën 420<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale velegging financiën (mogelijkheid) 420<br />

Ontschotting budgetten (mogelijkheid) 421<br />

HGIS versus <strong>de</strong>fensiefinancieringen (mogelijkheid) 421<br />

Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422<br />

Primair proces 422<br />

Doorvoering modulariteit (mogelijkheid) 422<br />

Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 422<br />

Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 423<br />

Doelbereiking 423<br />

De 'letter' versus <strong>de</strong> 'geest' van afspraken (mogelijkheid) 423<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale beslissingsbevoegdheid (mogelijkheid) 423<br />

Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 423<br />

On<strong>de</strong>rsteuning 423<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning (mogelijkheid) 423<br />

Omgaan met onzekerheid 409


Inleiding<br />

Aanleiding<br />

Het kabinet kiest <strong>voor</strong> een actieve en constructieve rol van Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> wereld. Hierbij hoort een<br />

mo<strong>de</strong>rne en professionele krijgsmacht die kan rekenen op bre<strong>de</strong> politieke en maatschappelijke steun. Om<br />

<strong>de</strong> taken en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> krijgsmacht op <strong>de</strong> langere termijn in evenwicht te hou<strong>de</strong>n heeft het kabinet<br />

besloten verkenningen uit te voeren. Met <strong>de</strong> verkenningen wil het kabinet een inhou<strong>de</strong>lijke bijdrage<br />

leveren aan <strong>de</strong> mogelijke ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht en het daarmee samenhangen<strong>de</strong> niveau van<br />

<strong>de</strong>fensiebestedingen.<br />

Omdat Defensie opereert in een turbulente omgeving, gekenmerkt door diepe onzekerheid 194 , is een van<br />

<strong>de</strong>elverkenningen gericht op ‘Omgaan met onzekerheid’. Het is op <strong>voor</strong>hand niet dui<strong>de</strong>lijk waar ter wereld<br />

Defensie missies zal uitvoeren en wat <strong>de</strong> kenmerken daarvan zullen zijn. Vast staat dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> wat<br />

betreft het te voeren veiligheidsbeleid rekening moet hou<strong>de</strong>n met on<strong>voor</strong>spelbaarheid van het toekomstige<br />

veiligheidsklimaat. In een recent boek van een vijftal <strong>voor</strong>malige topmilitairen, getiteld Towards a Grand<br />

Strategy for an Uncertain World, wordt dit dilemma als volgt omschreven: “To be prepared for what cannot<br />

be predicted is going to be one of the foremost challenges in the years ahead.” Flexibiliteit is een van <strong>de</strong><br />

manieren om met <strong>de</strong>ze onzekerheid om te gaan.<br />

194 Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire en Frank Bekkers, ‘Deep Uncertainty – Implications for Defence Planning’<br />

Omgaan met onzekerheid – Inleiding 410


Opdracht<br />

In <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning wordt bezien welke mogelijke 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' Defensie kan aanwen<strong>de</strong>n om<br />

flexibiliteit te creëren:<br />

❚ In beleidsvorming en <strong>de</strong>fensieplanning;<br />

❚ In <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie;<br />

❚ In <strong>de</strong> personeel en materieel<strong>voor</strong>ziening;<br />

❚ In <strong>de</strong> financieringssystematiek.<br />

Dit is een na<strong>de</strong>re concretisering van <strong>de</strong> opdracht geformuleerd in het beleidsjaarplan. Deze <strong>de</strong>elverkenning<br />

door HDIO uitgevoerd in overleg met HDAB, DS, HDFC, HDP en DMO.<br />

Flexibiliteit<br />

Het uitgangspunt van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning is niet dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie onvoldoen<strong>de</strong> flexibel is. Dit is<br />

ook geen beleidsstuk met een analyse van veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> inflexibiliteiten en met concrete aanbevelingen<br />

hoe het beter kan. Conform <strong>de</strong> opdracht is dit een <strong>de</strong>elverkenning met een langere horizon die, gegeven<br />

interne en externe ontwikkelingen en trends, 'rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n' en 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' aanreikt om op<br />

verschillen<strong>de</strong> niveaus om te gaan met onzekerheid. Een kanttekening daarbij is dat Defensie niet alle<br />

flexibiliteitmogelijkhe<strong>de</strong>n heeft van een private on<strong>de</strong>rneming. De politiek-bureaucratische context en <strong>de</strong><br />

wet- en regelgeving die het zijn van een overheidsorganisatie met zich meebrengt, stelt ons <strong>voor</strong> stringente<br />

ka<strong>de</strong>rs. Daarmee is <strong>de</strong> flexibiliteitpotentie ingeka<strong>de</strong>rd.<br />

Om het begrip flexibiliteit te operationaliseren, wordt in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie gebruikt van<br />

professor Volberda 195 :<br />

Flexibiliteit: <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> snelheid waarmee een organisatie in staat is om a<strong>de</strong>quaat in te spelen<br />

op <strong>de</strong> omgevingseisen.<br />

Volberda on<strong>de</strong>rkent drie niveaus van flexibiliteit: strategisch, structureel en operationeel. Vertaald naar<br />

Defensie spreken we in <strong>de</strong>ze notitie van <strong>de</strong> niveaus politiek-strategisch, bestuurlijk-organisatorisch en<br />

uitvoerend-operationeel.<br />

Politiek-strategisch<br />

Vanuit politiek-strategisch oogpunt is het belangrijk dat Defensie het vermogen heeft politieke, maatschappelijke,<br />

veiligheids- en militaire ontwikkelingen te signaleren en daarop in te spelen. Politiek-strategische<br />

flexibiliteit betreft <strong>voor</strong>al het maken van strategische keuzes als gevolg van een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> (perceptie van<br />

<strong>de</strong>) omgeving. In <strong>de</strong> beleidsvisie wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> keuzes van het kabinet uitgewerkt in politiek-strategische<br />

doelstellingen <strong>voor</strong> Defensie en daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> keuzes met betrekking tot <strong>de</strong> allocatie van<br />

mid<strong>de</strong>len.<br />

Politiek-strategische keuzes met betrekking tot <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> (hoofd-)taken en het ambitieniveau<br />

vormen <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> flexibiliteit op het bestuurlijk-organisatorische en uitvoerend-operationele<br />

niveau. Om <strong>houvast</strong> te kunnen bie<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze niveaus moeten <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs toekomstbestendig zijn. Daarbij<br />

vereist <strong>de</strong> dynamiek in <strong>de</strong> omgeving dat doelstellingen tussentijds bijgesteld kunnen wor<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

als gevolg van gebeurtenissen zoals 9/11. Een ge<strong>de</strong>gen kennisopbouw helpt bij het vin<strong>de</strong>n van een balans<br />

tussen bestendigheid en <strong>de</strong> noodzaak tot bijstellen. De kennisfunctie heeft een signaleren<strong>de</strong> functie<br />

(gericht op toekomstige ontwikkelingen) en een leren<strong>de</strong> functie (gericht op ervaringen). Voorbeel<strong>de</strong>n van<br />

195 Henk W. Volberda is hoogleraar Strategisch Management en On<strong>de</strong>rnemingsbeleid en <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> vakgroep Strategie & Omgeving van <strong>de</strong> RSM Erasmus<br />

University, Rotterdam.<br />

Omgaan met onzekerheid – Inleiding 411


omgaan met onzekerheid op politiek-strategisch niveau zijn rekening hou<strong>de</strong>n met verschillen<strong>de</strong> scenario’s<br />

en het borgen van een sluiten<strong>de</strong> leercyclus.<br />

Bestuurlijk-organisatorisch<br />

Het bestuurlijk han<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> organisatorische invulling van Defensie moeten een herkenbare doorvertaling<br />

zijn van <strong>de</strong> politiek-strategische keuzes. In <strong>de</strong> BPB-procedure vindt <strong>de</strong>ze doorvertaling plaats. Het<br />

vraagstuk van bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit richt zich <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' die <strong>de</strong><br />

BPB-procedure, <strong>de</strong> organisatie-inrichting en <strong>de</strong> domeinen personeel, materieel, en financiën flexibiliteit<br />

geven. Voorbeel<strong>de</strong>n van 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' zijn centraal versus <strong>de</strong>centraal, sturen op output versus sturen op<br />

input of proces, modulariteit, schaalgrootte, zelf ontwikkelen versus COTS/MOTS, zelf doen versus<br />

uitbeste<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong>ze verkenning wordt een aantal van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ze 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' na<strong>de</strong>r gespecificeerd. Daarbij wordt<br />

toegelicht hoe men, door het draaien aan <strong>de</strong> knoppen, <strong>de</strong> flexibiliteit in <strong>de</strong>ze domeinen kan beïnvloe<strong>de</strong>n,<br />

rekening hou<strong>de</strong>nd met mogelijke externe beperkingen zoals schaarste en met risico’s zoals kosten,<br />

leverbetrouwbaarheid en continuïteit.<br />

Uitvoerend-operationeel<br />

Uitvoerend-operationele flexibiliteit gaat over <strong>de</strong> mate waarin Defensie in staat is om te voldoen aan <strong>de</strong><br />

concrete politieke wens naar militaire bijdragen. Hoe snel kan een eenheid of individu wor<strong>de</strong>n geleverd op<br />

<strong>de</strong> juiste plaats met <strong>de</strong> juiste mid<strong>de</strong>len? Uitvoerend-operationele flexibiliteit speelt zich af op <strong>de</strong> werkvloer.<br />

Is <strong>de</strong> uitvoering in staat om, binnen <strong>de</strong> politiek-strategische en bestuurlijk-organisatorische ka<strong>de</strong>rs, om te<br />

gaan met on<strong>voor</strong>ziene omstandighe<strong>de</strong>n, zodanig dat het eindproduct wordt geleverd?<br />

In <strong>de</strong>ze studie is gekeken naar <strong>de</strong> aanwezigheid van en <strong>de</strong> behoefte aan flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer, zowel<br />

in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning als in het operationele proces. De omstandighe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> werkvloer zijn vaak turbulent<br />

196 . Dat veron<strong>de</strong>rstelt een behoefte aan flexibiliteit om daarmee om te gaan. Uitvoerend-operationele<br />

flexibiliteit dient er <strong>voor</strong>namelijk toe <strong>de</strong> omvang en samenstelling van <strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n – al dan niet structureel<br />

– aan te passen aan <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Daarnaast vereist <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> taken flexibiliteit van het<br />

personeel zelf. Daartoe zijn lei<strong>de</strong>rschap, can-do mentaliteit, netwerk, improvisatievermogen, adaptiviteit<br />

en creativiteit belangrijke competenties. In <strong>de</strong> uitvoering moeten soms snel moeilijke beslissingen wor<strong>de</strong>n<br />

genomen, is ruimte nodig <strong>voor</strong> improvisatie en in sommige omstandighe<strong>de</strong>n is zelfs ruimte nodig om van<br />

<strong>de</strong> regels af te wijken.<br />

Samenhang<br />

Tussen <strong>de</strong> drie bovenstaan<strong>de</strong> niveaus is geen sprake van scherpe grenzen. Het is <strong>de</strong> wisselwerking en <strong>de</strong><br />

samenhang tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus die bepaalt hoe flexibel <strong>de</strong> organisatie is. Bij het maken van<br />

strategische keuzes moet men inzicht hebben in <strong>de</strong> effecten op <strong>de</strong> werkvloer. Flexibiliteit op een lager<br />

niveau is gebaat bij zo ruim mogelijke en dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs en hel<strong>de</strong>re ''rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n'' van het hogere<br />

niveau.<br />

Vice versa heeft flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer invloed op <strong>de</strong> flexibiliteit van <strong>de</strong> staan<strong>de</strong> organisatie. Defensie<br />

reageert vaak ad hoc op omstandighe<strong>de</strong>n met behulp van projecten of door gebruik te maken van cultuur-<br />

196 Volberda (1992) on<strong>de</strong>rscheidt drie dimensies die <strong>de</strong> turbulentie van <strong>de</strong> omgeving bepalen, namelijk dynamiek, complexiteit en on<strong>voor</strong>spelbaarheid.<br />

Omgaan met onzekerheid – Inleiding 412


aspecten als <strong>de</strong> can-do mentaliteit. Problemen wor<strong>de</strong>n dus vaak opgelost buiten <strong>de</strong> staan<strong>de</strong> organisatie om.<br />

Door goe<strong>de</strong> communicatie en een sluiten<strong>de</strong> leercirkel kan <strong>de</strong> organisatie zich structureel verbeteren en ook<br />

op <strong>de</strong> langere termijn blijven aanpassen.<br />

Aanpak<br />

Ten behoeve van structurering zijn <strong>de</strong> hierboven beschreven niveaus van flexibiliteit en <strong>de</strong> (<strong>de</strong>el-)vragen van<br />

<strong>de</strong> verkenning in een tabel uiteengezet. Deze tabel is lei<strong>de</strong>nd geweest om <strong>de</strong> belangrijkste 'mogelijkhe<strong>de</strong>n'<br />

<strong>voor</strong> Defensie te i<strong>de</strong>ntificeren. Voor <strong>de</strong> invulling is gesproken met functionarissen werkzaam in verschillen<strong>de</strong><br />

beleidsdomeinen, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning en operationeel. Daarnaast zijn verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiestudies<br />

geraadpleegd.<br />

Flexibiliteit<br />

Beleid en<br />

planning Organisatie Personeel Materieel Financiering<br />

Politiek-strategisch Beleidsvisie (Wereldwijd Dienstbaar)<br />

Bestuurlijk- organisatorisch B&P O P M F<br />

Uitvoerend- operationeel Vanuit <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len/ opco’s / dienstencentra<br />

Tabel 1: Verschillen<strong>de</strong> niveaus van flexibiliteit en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> beleidsdomeinen geplot in tabel.<br />

Omgaan met onzekerheid – Inleiding 413


1.<br />

Politiek-strategische<br />

flexibiliteit<br />

Flexibiliteit op politiek-strategisch niveau is een paradoxaal begrip. Enerzijds moet Defensie kunnen<br />

inspelen op trends en ontwikkelingen in <strong>de</strong> omgeving. An<strong>de</strong>rzijds vraagt <strong>de</strong> organisatie om een zekere mate<br />

van toekomstvastheid en vormen strategische keuzes juist <strong>de</strong> (vaste) ka<strong>de</strong>rs waarbinnen naar maximale<br />

flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n gestreefd op lagere niveaus. Het gaat om <strong>de</strong> balans daartussen.<br />

Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie<br />

Ontwikkelingen signaleren (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />

De verwerving van grondige kennis van mogelijke ontwikkelingen (geo-politiek, nationaal, militair-operationeel,<br />

etc.) vergt veel informatie die niet alleen door Defensie kan wor<strong>de</strong>n vergaard. Door het structureel<br />

uitvoeren van verkenningen kunnen trends en trendbreuken tijdig wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkend. Om naast ‘beken<strong>de</strong>’<br />

dreigingen ook ‘nieuwe’ dreigingen te kunnen herkennen is creativiteit nodig om <strong>voor</strong>bij bestaan<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n te kunnen kijken. Het is belangrijk om groeps<strong>de</strong>nken te <strong>voor</strong>komen dat Defensie bij het<br />

uitvoeren van verkenningen ook an<strong>de</strong>re actoren betrekt. Het proces van bewustwording is hierbij minstens<br />

zo belangrijk als <strong>de</strong> producten die het uitvoeren van verkenningen oplevert. Ook het verwerven en<br />

analyseren van inlichtingen vormt een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van dit zogenaam<strong>de</strong> ‘early warning system’. Op<br />

basis daarvan kunnen bestaan<strong>de</strong> internationale veiligheidspolitieke toekomstbeel<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangepast en<br />

kunnen (nieuwe) inzetscenario’s en concepten wor<strong>de</strong>n ontwikkeld. Deze vormen een basis <strong>voor</strong> een<br />

actualisatie van <strong>de</strong> beleidsvisie.<br />

Risicoanalyses spelen een belangrijke rol bij <strong>de</strong> afweging of on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> dreigingen gevolgen zou<strong>de</strong>n<br />

moeten hebben <strong>voor</strong> wat betreft capaciteiten binnen <strong>de</strong> krijgsmacht. Het risico wordt bepaald door <strong>de</strong><br />

Omgaan met onzekerheid – Politiek-strategische flexibiliteit 414


waarschijnlijkheid dat een bepaald scenario zich <strong>voor</strong>doet en <strong>de</strong> impact ervan als het gebeurt. Daarbij is het<br />

anticipatievermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht bij eventualiteiten een belangrijke factor. Bij scenario’s met een<br />

hoog risico waar <strong>de</strong> krijgsmacht niet in staat is om snel op te reageren, bij<strong>voor</strong>beeld omdat er grote<br />

aanpassingen nodig zijn, zou gekeken kunnen wor<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> betekenis is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> capaciteiten van<br />

Defensie. Eventuele gevolgen kunnen hun beslag vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> BPB-procedure.<br />

De strategische kennisagenda (SKA) is één van <strong>de</strong> belangrijke instrumenten <strong>voor</strong> het i<strong>de</strong>ntificeren van<br />

aandachtspunten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkenningen en <strong>voor</strong> het ver<strong>de</strong>r uitdiepen van aandachtsgebie<strong>de</strong>n die geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> verkenningen gesignaleerd wor<strong>de</strong>n. Het oplopen van <strong>de</strong> SKA zou cyclisch kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n in het<br />

begin van een kabinetsperio<strong>de</strong> ten behoeve van een blijvend actuele on<strong>de</strong>rbouwing van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

beleidsvisie.<br />

Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />

Naast een ge<strong>de</strong>gen kennisopbouw speelt het lerend vermogen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van<br />

een toekomstbestendige strategie. Uit evaluaties van vorige missies en een goe<strong>de</strong> terugkoppeling vanaf <strong>de</strong><br />

werkvloer kunnen structurele knelpunten en good practices wor<strong>de</strong>n geï<strong>de</strong>ntificeerd. Opgedane ervaring is <strong>de</strong><br />

basis <strong>voor</strong> een continu verbeterproces. Een goed ingerichte kennisinfrastructuur is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk om<br />

<strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> kennisfunctie te borgen. Naast interne kennisinstituten, zoals <strong>de</strong> NLDA,<br />

kunnen eventueel ook externe kennisinstituten een rol spelen. Het is van belang dat kennis op elk niveau<br />

binnen <strong>de</strong> organisatie verankerd is.<br />

Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie<br />

Gebruik van inzetscenario's (mogelijkheid)<br />

Het kennisinstrumentarium en het lerend vermogen van Defensie kunnen wor<strong>de</strong>n benut om te komen<br />

tot een beter inzicht in mogelijke veiligheidsrisico’s, <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> krijgsmacht en mogelijk bijbehoren<strong>de</strong><br />

inzetscenario’s. Defensie kan een samenwerkingsvorm zoals <strong>de</strong> verkenningen structureel inrichten.<br />

Verkenningen kunnen bijdragen aan strategische keuzes in <strong>de</strong> beleidsvisie. Hiermee wordt ook een<br />

instrument gecreëerd dat ten dienste staat van <strong>de</strong> BPB-procedure. Een beperkt aantal inzetscenario’s kan<br />

na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgewerkt en gebruikt ter toetsing.<br />

Een te beperkt aantal inzetscenario’s brengt wel met zich mee dat <strong>de</strong> behoefte aan bepaal<strong>de</strong> capaciteiten<br />

daarbuiten kunnen vallen. Het is zaak om hier zorgvuldig mee om te gaan op basis van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />

risicoanalyses.<br />

Actuele momenten (mogelijkheid)<br />

Flexibiliteit betekent ook dat strategische keuzes niet in steen gebeiteld zijn. Tussentijds moeten doelstellingen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n bijgesteld, bij<strong>voor</strong>beeld bij (onverwachtse) grootschalige gebeurtenissen. De<br />

beleidsagenda wordt jaarlijks opgesteld op grond van <strong>de</strong> beleids<strong>voor</strong>nemens zoals die zijn geformuleerd<br />

in <strong>de</strong> beleidsvisie en op grond van tussentijdse beleidswijzigingen als gevolg van nieuw opgedane kennis<br />

en ervaringen, wijzigingen in <strong>de</strong> omgeving (zoals thans <strong>de</strong> internationale economische crisis) of in <strong>de</strong><br />

organisatie.<br />

Omgaan met onzekerheid – Politiek-strategische flexibiliteit 415


2.<br />

Bestuurlijkorganisatorische<br />

flexibiliteit<br />

Op bestuurlijk-organisatorisch bestaan diverse 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' binnen <strong>de</strong> organisatie-inrichting en <strong>de</strong><br />

bedrijfsvoeringprocessen waarmee <strong>de</strong> flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n beïnvloed. In <strong>de</strong>ze notitie wordt geen<br />

uitputten<strong>de</strong> lijst met 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' gepresenteerd, maar wor<strong>de</strong>n enkele aandachtsgebie<strong>de</strong>n uitgelicht.<br />

Deze uiteenzetting kan lijn- en beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken helpen, gegeven interne en externe omstandighe<strong>de</strong>n,<br />

om <strong>de</strong> flexibiliteit op verschillen<strong>de</strong> niveaus binnen <strong>de</strong> organisatie te beïnvloe<strong>de</strong>n, rekening<br />

hou<strong>de</strong>nd met interne en externe omstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Beleid en planning<br />

Met <strong>de</strong> BPB-procedure wordt <strong>de</strong> vertaalslag gemaakt van strategische doelstellingen, via activiteiten, naar<br />

benodig<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en kosten. In het <strong>de</strong>fensieplan, <strong>de</strong> actualisatie in <strong>de</strong> beslispuntennota en <strong>de</strong> begroting<br />

krijgt dit proces gestalte.<br />

Vooruit plannen vesus reageren (mogelijkheid)<br />

In het huidige <strong>de</strong>fensieplan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> operationele behoeften van Defensie meerjarig en sluitend belegd.<br />

Voor een volledige benutting van <strong>de</strong> beschikbare mid<strong>de</strong>len wordt in het plan spanning aangebracht.<br />

Flexibiliteit bestaat uit <strong>de</strong> mogelijkheid om jaarlijks, via <strong>de</strong> beslispuntennota, aanpassingen door te voeren.<br />

De meerjarige planning van investeringen is een zorgvuldig opgebouwd en bijna autonoom evenwicht in<br />

tijd en geld van gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> (operationele) behoeften. Het invulling geven aan tussentijdse operationele<br />

behoeften verstoort dit subtiel opgebouw<strong>de</strong> evenwicht.<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416


In recente studies is on<strong>de</strong>rzocht op welke wijze antwoord kan wor<strong>de</strong>n gegeven op actuele operationele<br />

behoeften, zoals strategisch transport, lucht-grondwaarneming en <strong>de</strong> bestrijding van improvised explosive<br />

<strong>de</strong>vices (IED). Deze behoeften moeten concurreren met an<strong>de</strong>re gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, meerjarige behoeften. Het is<br />

zaak dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> belangen op korte en lange termijn integraal wor<strong>de</strong>n afgewogen. Instrumenten<br />

om flexibel te reageren op urgente en on<strong>voor</strong>ziene operationele behoeften zijn fast track <strong>de</strong>velopment (FTD)<br />

en fast track procurement (FTP). In Afghanistan is door FTP <strong>voor</strong>zien in mini-UAV’s en bushmasters. De financiële<br />

ruimte hier<strong>voor</strong> is verkregen door te schuiven met projecten in het <strong>de</strong>fensieplan.<br />

Een meer flexibele planningsvariant is het werken met een vaste vrije bestedingsruimte die kan wor<strong>de</strong>n<br />

ingevuld met urgente behoeftes. De spelregels van het ministerie van Financiën laten weliswaar flexibiliteit<br />

tot op zekere hoogte toe, maar niet voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoge bedragen van operationele behoeftes. Hoewel<br />

<strong>de</strong>ze vorm van flexibiliteit in <strong>de</strong> begroting dus niet mogelijk is, geldt <strong>de</strong>ze argumentatie niet <strong>voor</strong> het<br />

<strong>de</strong>fensieplan. Deze mogelijkheid wordt thans echter niet benut. Wanneer <strong>de</strong> behoefte dringend en<br />

noodzakelijk is, kan door het schuiven in het <strong>de</strong>fensieplan ruimte wor<strong>de</strong>n verkregen en is er <strong>de</strong>rhalve<br />

flexibiliteit.<br />

Inzet- versus capaciteitsgedreven (mogelijkheid)<br />

Ne<strong>de</strong>rland hanteert een ‘capability planning’ die gebaseerd is op een breed geformuleerd ambitieniveau. Dit<br />

heeft geleid tot een breed inzetbare krijgsmacht die een bijdrage kan leveren aan vrijwel alle <strong>de</strong>nkbare<br />

operaties. Bij gelijkblijvend budget leidt dit tot uitdagingen op het gebied van <strong>voor</strong>tzettingsvermogen en<br />

diepgang en op <strong>de</strong> structurele betaalbaarheid. Door meer gebruik te maken van inzetervaring en inzetscenario’s<br />

en risicoanalyses als toetsingsinstrument bij <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong>fensiecapaciteiten, zou <strong>de</strong><br />

planning nog meer gericht kunnen zijn op <strong>de</strong> te verwachten inzet. Als vertrekpunt in een discussie over<br />

<strong>de</strong> flexibiliteit in beleid en planning, kan een draaiknop wor<strong>de</strong>n gezien in <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> organisatie<br />

‘inzetgedreven’ versus ‘capaciteitsgedreven’ werkt 197 .<br />

Behoud versus regeneratie (mogelijkheid)<br />

Bestaan<strong>de</strong> capaciteiten moeten niet altijd wor<strong>de</strong>n losgelaten sec omdat <strong>de</strong>ze al enige tijd niet of beperkt<br />

zijn ingezet. Veel bestaan<strong>de</strong> capaciteiten hebben zich bewezen in het verle<strong>de</strong>n en kunnen ook in <strong>de</strong><br />

toekomst van belang zijn. Het is dus belangrijk om <strong>de</strong> beschikking te hou<strong>de</strong>n over bepaal<strong>de</strong> capaciteiten<br />

en <strong>de</strong> kennis die daarbij hoort. Instandhouding van capaciteiten legt echter wel beslag op personele en<br />

financiële mid<strong>de</strong>len die an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> inzet aangewend zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n. Een alternatieve optie is<br />

regeneratie, het weer in gebruik nemen of activeren van afgeschafte of buiten werking gestel<strong>de</strong> ‘ou<strong>de</strong>’<br />

militaire capaciteiten of mid<strong>de</strong>len. Regeneratie van kennis en capaciteit is vaak kostbaar en tijdsintensief.<br />

Daarnaast zijn er uitdagingen in het gereedstellingstraject (train as you fight) en op het politieke vlak<br />

(internationale geloofwaardigheid, nationaal draagvlak). De <strong>de</strong>fensieplanning lijkt dus gebaat bij een<br />

balans waarbij enerzijds wordt gestuurd op inzetscenario’s en an<strong>de</strong>rzijds op het behoud van traditionele<br />

capaciteiten en <strong>de</strong> kennis die daarbij hoort.<br />

Ten behoeve van <strong>de</strong>fensieplanning zou daarnaast gebruik kunnen wor<strong>de</strong>n gemaakt van concept <strong>de</strong>velopment &<br />

experimentation (CD&E). CD&E kan assisteren bij het optimaliseren van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />

en bij het toetsen van mid<strong>de</strong>len en behoeftes.<br />

Organisatie<br />

Scope en inrichting procedures (mogelijkheid)<br />

Omdat organisatieveran<strong>de</strong>ringen vaak personele consequenties hebben, moeten <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van reorganisatie<br />

en <strong>de</strong> formele procedure die daaruit <strong>voor</strong>tvloeit zorgvuldig wor<strong>de</strong>n bepaald. Een te scherpe <strong>de</strong>finitie<br />

van het begrip reorganisatie kan er echter toe lei<strong>de</strong>n dat elk kleine organisatieveran<strong>de</strong>ring minutieus moet<br />

197 Het on<strong>de</strong>rscheid tussen inzetgedreven en capaciteitsgedreven zien we ook terug bij <strong>de</strong> politie en <strong>de</strong> brandweer. Waar <strong>de</strong> eerste inzet (blauw op straat) als basis<br />

kent <strong>voor</strong> het beleid, gaat <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> uit van het beschikbaar hebben van capaciteiten.<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 417


wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Het risico bestaat dat <strong>de</strong> werklast van <strong>de</strong> procedure zich niet altijd verhoudt met <strong>de</strong><br />

omvang van <strong>de</strong> wijziging. Het verhogen van het minimum aantal VTE’n wat moet lei<strong>de</strong>n tot een formele<br />

reorganisatie kan flexibiliteit creëren. Een alternatief is het inrichten van een verkorte reorganisatieprocedure,<br />

waarbij kan wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een re<strong>de</strong>lijke verhouding tussen <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> wijziging en <strong>de</strong><br />

procedurele werklast. Aan een <strong>de</strong>rgelijke exercitie zijn wettelijke ka<strong>de</strong>rs verbon<strong>de</strong>n. Wijzigingen kunnen<br />

alleen plaatsvin<strong>de</strong>n na overeenstemming met <strong>de</strong> juiste overlegorganen198.<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal functiebeheer (mogelijkheid)<br />

Een an<strong>de</strong>re 'mogelijkheid' die van invloed is op <strong>de</strong> organisatorische flexibiliteit is <strong>de</strong> mate van centralisatie<br />

van het functiebeheer. Met <strong>de</strong> invoer van het flexibel personeelssysteem (FPS) is het personeel <strong>voor</strong>taan in<br />

dienst van het ministerie van Defensie in plaats van specifieke <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Deze generieke<br />

aanstelling vergemakkelijkt <strong>de</strong> overgang naar an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Wanneer <strong>de</strong>ze generieke<br />

aanstelling vergezeld gaat van meer generieke functiebeschrijvingen, wordt het gemakkelijker om verschillen<strong>de</strong><br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n aan het personeel te geven. Immers, bij meer generieke functiebeschrijvingen is<br />

min<strong>de</strong>r snel sprake van wijziging van <strong>de</strong> functie (met reorganisatie als mogelijk gevolg) als an<strong>de</strong>re taken<br />

wor<strong>de</strong>n opgedragen.<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal formatiebeheer (mogelijkheid)<br />

Binnen het O-domein is ook een draaiknop te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mate waarin het beheer van <strong>de</strong> formatie centraal<br />

of <strong>de</strong>centraal is belegd. Met het regiem O=P=F is sprake van <strong>voor</strong> centraal beheer. Aanpassingen in <strong>de</strong><br />

omvang van <strong>de</strong> organisatie kunnen alleen plaatsvin<strong>de</strong>n na goedkeuring op hoog niveau. De knop draaien in<br />

<strong>de</strong> richting van <strong>de</strong>centraal houdt in dat lager in <strong>de</strong> organisatie kan wor<strong>de</strong>n beslist over wijzigingen in <strong>de</strong><br />

organisatie. Dat komt <strong>de</strong> flexibiliteit op dat niveau ten goe<strong>de</strong>, maar kan ten koste gaan van het <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong><br />

overzicht. De draaiknop gaat dus niet alleen over flexibiliteit, maar ook over beheersbaarheid.<br />

Personeel<br />

Centraal versus <strong>de</strong>centraal P-beleid (mogelijkheid)<br />

Op het personeelsdomein is centraal versus <strong>de</strong>centraal ook een belangrijke draaiknop. Door harmonisatie<br />

en standaardisatie kunnen verschillen<strong>de</strong> organisatie<strong>de</strong>len gemakkelijker samenwerken en communiceren<br />

en kan personeel gemakkelijker overgaan naar een an<strong>de</strong>r organisatie<strong>de</strong>el. Daarnaast kan doelmatigheidwinst<br />

wor<strong>de</strong>n behaald199. De keerzij<strong>de</strong> betreft <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> organisatie door vergaan<strong>de</strong> centralisatie nog<br />

flexibel genoeg is <strong>voor</strong> specifieke doelgroepen of regionale verschillen. Daarbij valt te <strong>de</strong>nken aan een<br />

wervingstraject dat volledig regionaal wordt ingericht en waarbij ook <strong>de</strong> eerste plaatsing binnen <strong>de</strong> regio<br />

valt.<br />

Permanent versus tij<strong>de</strong>lijk personeel (mogelijkheid)<br />

Permanente versus tij<strong>de</strong>lijke aanstelling is een an<strong>de</strong>re draaiknop waarmee in flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>zien. Defensie hanteert hier<strong>voor</strong> het FPS. FPS biedt <strong>de</strong> mogelijkheid van life time employment, maar<br />

niet vanzelfsprekend. Zo kent het FPS sturingsinstrumenten200 waarmee <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> militaire<br />

populatie naar rang en leeftijd kan wor<strong>de</strong>n afgestemd op <strong>de</strong> taken en <strong>de</strong> budgettaire ka<strong>de</strong>rs. Interne<br />

doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n spelen dus een rol bij <strong>de</strong> afweging om personeel te behou<strong>de</strong>n dan wel te<br />

ontslaan. Daarnaast vindt externe doorstroom van het personeel meer gecontroleerd plaats door mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

tot civiele erkenning van militaire opleidingen, aanvullen<strong>de</strong> scholing en externe bemid<strong>de</strong>ling. Ook<br />

<strong>de</strong> mogelijkheid <strong>voor</strong> personeel om op latere leeftijd in te stromen biedt flexibiliteit in het<br />

personeelsbestand 201 .<br />

198 Besluit georganiseerd overleg (Besluit GO) en het Besluit me<strong>de</strong>zeggenschap Defensie (BMD)<br />

199 On<strong>de</strong>rzoek opleidingen Defensie - Rapport van <strong>de</strong> projectgroep Nulmeting opleidingen Defensie, ingesteld door <strong>de</strong> Secretaris-generaal van het ministerie van<br />

Defensie<br />

200 Zoals maximering van aantal per rang, diensttijd in rang en leeftijd in rang alsme<strong>de</strong> selectie van <strong>de</strong> doorstroom naar <strong>de</strong> 3e fase.<br />

201 P/2008018278, ‘Kamerbrief rapportage Flexibel Personeelsysteem (FPS)’ 29 augustus 2008<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 418


Een manier om personeel tij<strong>de</strong>lijk in te zetten is het gebruik van reservisten 202 . Reservisten kunnen<br />

bij<strong>voor</strong>beeld regionaal wor<strong>de</strong>n ingezet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitvoering van nationale taken. Het inzetten van reservisten<br />

in hun eigen regio kan <strong>de</strong> drempel verlagen om beschikbaar te zijn. De inzet van reservisten kan ruimte<br />

opleveren <strong>voor</strong> uitzendingen van regulier personeel in schaarse categorieën. Deze schaarste, zoals bij<br />

medisch en technisch personeel, kan <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n opgevangen wanneer reservisten in <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sorganisatie<br />

<strong>de</strong> plek kunnen innemen van uitgezon<strong>de</strong>n personeel 203 .<br />

Door mid<strong>de</strong>l van tij<strong>de</strong>lijke contracten kunnen fluctuaties in werklast wor<strong>de</strong>n opgevangen. Als sprake is van<br />

extra werk zou inhuur een oplossing kunnen bie<strong>de</strong>n. Daar zijn echter doorgaans hoge kosten aan verbon<strong>de</strong>n.<br />

Waar sprake is van vacatures zou een tij<strong>de</strong>lijke ontschotting van budgetten lucht kunnen geven om<br />

vacatures op niet reguliere wijze in te vullen.<br />

Technologie- versus personeelsintensieve organisatie (mogelijkheid)<br />

Een 'mogelijkheid' waarmee Defensie kan anticiperen op <strong>de</strong> ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt, is <strong>de</strong> mate<br />

waarin Defensie een technologie-intensieve en personeelsintensieve organisatie is. Het personeel is <strong>de</strong><br />

kracht van <strong>de</strong> organisatie. De aanwezigheid van mensen is noodzakelijk <strong>voor</strong> situational awareness, <strong>voor</strong><br />

contact met <strong>de</strong> lokale bevolking en <strong>voor</strong> het maken van <strong>de</strong> afweging tussen wel of niet gebruik maken van<br />

geweld. Technologie kan <strong>de</strong> mens nooit vervangen en er zijn dus grenzen aan <strong>de</strong> balans tussen personeel en<br />

technologie. Het is van belang dat <strong>de</strong> relatie tussen verkrijgbaar personeel en <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> organisatie<br />

realistisch is. Hiertoe zou Defensie ook op het p-vlak verkenningen kunnen uitvoeren. Studies wijzen<br />

bij<strong>voor</strong>beeld uit dat er structureel sprake blijft zijn van personele schaarste in bepaal<strong>de</strong> doelgroepen. 204<br />

Defensie kan hierop anticiperen door te investeren in hoogwaardige technologie en zo ook an<strong>de</strong>re<br />

doelgroepen aan te spreken. Defensie kan ook op een an<strong>de</strong>re manier militaire bijdragen te leveren en <strong>de</strong><br />

meer mensintensieve taken aan internationale partners over te laten.<br />

Modulaire opleidingen (mogelijkheid)<br />

In het opleidingenveld hanteert Defensie een modulaire bena<strong>de</strong>ring waarmee flexibiliteit wordt gecreëerd.<br />

Modulariteit is een draaiknop. Ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> modularisering biedt <strong>de</strong> mogelijkheid tot maatwerkopleidingen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> specifiek uit te voeren taak. Opleidingen zijn korter en kunnen sneller wor<strong>de</strong>n ontwikkeld door<br />

het samenstellen van modules. Daarnaast kan het gebruik van meer mo<strong>de</strong>rne metho<strong>de</strong>s van leren (e-learning,<br />

gaming en simulatie) lei<strong>de</strong>n tot kortere opleidingen. Een risico van het opknippen van opleidingen<br />

naar modules is dat <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> - schaarse - opleidingencapaciteit toeneemt. Bij het bepalen van <strong>de</strong> lengte<br />

en <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> opleidingen staat operationele slagkracht <strong>voor</strong>op en is doelmatigheid een optimalisatiefactor.<br />

Standaardisatie (verpaarsing) van opleidingsmodules leidt tot een betere interoperabiliteit. Ook<br />

het zoveel mogelijk aansluiten op civiele standaar<strong>de</strong>n, leidt tot extra flexibiliteit.<br />

Materieel<br />

'mogelijkhe<strong>de</strong>n' waarmee flexibiliteit in <strong>de</strong> materieel<strong>voor</strong>ziening kan wor<strong>de</strong>n gegenereerd zijn levenscyclus<br />

en schaalgrootte. Daarnaast <strong>voor</strong>zien modulariteit en materieel dat <strong>voor</strong> meer<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n geschikt is in<br />

flexibiliteit 205 .<br />

Levenscyclus materieel (mogelijkheid)<br />

Door verschillen<strong>de</strong> geografische kenmerken (ligging, hoogte, klimaat, etc.) stelt elk missiegebied an<strong>de</strong>re<br />

eisen aan materieel. Intensief gebruik, <strong>voor</strong>namelijk in moeilijk begaanbare gebie<strong>de</strong>n, leidt tot hoge<br />

slijtage. Dit leidt tot hoge kosten <strong>voor</strong> transport en on<strong>de</strong>rhoud. Bovendien ‘overleeft’ het materieel <strong>de</strong><br />

missie niet altijd. Defensie zou daarom bij <strong>de</strong> aanschaf van materieel rekening kunnen hou<strong>de</strong>n met een<br />

versnel<strong>de</strong> uitfasering (daarbij inbegrepen het doneren van materieel aan <strong>de</strong> te steunen lokale militaire<br />

202 Het FPS is ook van toepassing op reservisten<br />

203 Reservistennota, concept, nog niet verzon<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> TK<br />

204 TNO, ‘Het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie in 2020; een toekomstverkenning’<br />

205 Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire en Frank Bekkers, ‘Deep Uncertainty Implications for Defence Planning’<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 419


organisatie als een vorm van ontwikkelingssamenwerking). Bij <strong>de</strong> aanschaf van materieel kan wor<strong>de</strong>n<br />

afgewogen of sprake is van kortstondig of langdurig gebruik en daaraan gekoppel<strong>de</strong> verwachtingen met<br />

betrekking tot <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> factoren: levensduur, on<strong>de</strong>rhoud en transportkosten.<br />

Schaalgrootte materieel (mogelijkheid)<br />

Een an<strong>de</strong>re draaiknop is <strong>de</strong> batchgewijze aanschaf versus <strong>voor</strong>raadvorming. De batchbena<strong>de</strong>ring betekent<br />

het aanschaffen van materieel in kleine hoeveelhe<strong>de</strong>n op een meer frequente basis. Daarmee sluit <strong>de</strong><br />

materieelverwerving beter aan bij het gebruik van materieel en kan wor<strong>de</strong>n geanticipeerd op veran<strong>de</strong>ringen<br />

in materieelgebruik en op nieuwe eisen aan het materieel. Daarnaast leidt <strong>de</strong> batchbena<strong>de</strong>ring tot lagere<br />

exploitatiekosten vanwege <strong>voor</strong>raadvorming. Daar staat tegenover dat door <strong>de</strong> geringe schaalgrootte<br />

investeringkosten hoger uit kunnen vallen. Een an<strong>de</strong>r risico betreft <strong>de</strong> afhankelijkheid van <strong>de</strong> leveranciers.<br />

Modulair materieel (mogelijkheid)<br />

Modulariteit betekent bij<strong>voor</strong>beeld dat basismodules voertuigen wor<strong>de</strong>n aangeschaft waarop, door<br />

gestandaardiseer<strong>de</strong> koppelingen, specifieke functionaliteiten kunnen wor<strong>de</strong>n geklikt, zoals bepantsering,<br />

terreinban<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> woestijn of verwarming <strong>voor</strong> optre<strong>de</strong>n in poolgebie<strong>de</strong>n. Een afnemen<strong>de</strong> variëteit<br />

van basisvoertuigen heeft een positief effect op <strong>de</strong> behoefte aan - schaars - technisch personeel. Daarnaast<br />

zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len uitwisselbaar, waardoor min<strong>de</strong>r reserveon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len nodig zijn en ook beschadigd materieel<br />

bruikbare on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len kan leveren. Een <strong>voor</strong>beeld is het project vervanging operationele wielvoertuigen.<br />

Modulariteit en standaardisatie kan ook wor<strong>de</strong>n toegepast op an<strong>de</strong>r materieel en ICT. Zoveel mogelijk<br />

aansluiten op civiele standaar<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> koppelvlakken, leidt tot flexibiliteit.<br />

Multifunctionaliteit (mogelijkheid)<br />

Multipurpose maakt materieel flexibel. Multipurpose materieel kent meer<strong>de</strong>re functionaliteiten waardoor het<br />

op verschillen<strong>de</strong> manieren kan wor<strong>de</strong>n ingezet. Dit soort materieel is vaak kostbaar maar kan op <strong>de</strong> langere<br />

termijn door <strong>de</strong> flexibele inzet doelmatigheids<strong>voor</strong><strong>de</strong>len opleveren. De meerwaar<strong>de</strong> van het materieel kan<br />

getoetst wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van scenario’s. Multipurpose kan ook van toepassing zijn door <strong>de</strong> samenstelling<br />

van een wapenplatform.<br />

Zelfdoen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid)<br />

Schaarste op het gebied van specifiek materieel en personeel is een vaak terugkomend knelpunt, zo blijkt<br />

uit <strong>de</strong> diverse interviews. Door een goe<strong>de</strong> afweging tussen zelfdoen en uitbeste<strong>de</strong>n, kunnen functionaliteiten<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt, zon<strong>de</strong>r dat Defensie daar zelf over hoeft te beschikken. Uitbesteding kent ook risico’s.<br />

Zo moeten strikte afspraken gemaakt wor<strong>de</strong>n over leverings<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Ook moeten <strong>de</strong> mogelijkheid tot<br />

uitzending van on<strong>de</strong>rhoudspersoneel uit het bedrijfsleven en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n risico’s na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<br />

bezien. Het is zaak dat <strong>de</strong> afweging tussen zelfdoen en uitbesteding zorgvuldig wordt gemaakt.<br />

Zelfontwerpen/ontwikkelen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid)<br />

Een variant op <strong>de</strong> draaiknop zelfdoen/uitbesteding is <strong>de</strong> draaiknop zelf ontwerpen/ontwikkelen van nieuw<br />

materieel of aanschaffen via COTS/MOTS. De eerste variant heeft lange doorlooptij<strong>de</strong>n, al heeft Defensie<br />

met FTD een instrument om dit proces te versnellen. De twee<strong>de</strong> kan veel sneller, bij<strong>voor</strong>beeld bij <strong>de</strong><br />

aanschaf van <strong>de</strong> Bushmaster.<br />

Financiën<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale velegging financiën (mogelijkheid)<br />

De belangrijkste financiële draaiknop is centralisatie versus <strong>de</strong>centralisatie. Evenals bij O=P=F is hier sprake<br />

van een keuze tussen het creëren van maximale flexibiliteit door het zo laag mogelijk in <strong>de</strong> organisatie<br />

wegzetten van <strong>de</strong> budgetten versus centrale beheersing van <strong>de</strong> budgetten. Centrale beheersing betekent<br />

dat op hoog niveau in <strong>de</strong> organisatie autorisatie moet plaatsvin<strong>de</strong>n om geld uit te geven. Daarbij moet<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 420


een zorgvuldige procedure in acht wor<strong>de</strong>n genomen. Deze procedure heeft effect op <strong>de</strong> flexibiliteit omdat<br />

omstandighe<strong>de</strong>n sneller kunnen wijzigen dan <strong>de</strong> doorlooptijd van <strong>de</strong> procedure. Met het oog op <strong>de</strong><br />

politieke omgeving en het belang om <strong>de</strong>fensiebreed prioriteiten te kunnen stellen moet <strong>de</strong> besluitvorming<br />

over grote investeringsprojecten centraal zijn belegd.<br />

Een an<strong>de</strong>r aspect van <strong>de</strong> draaiknop centraal versus <strong>de</strong>centraal betreft <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> toe<strong>de</strong>ling van<br />

mid<strong>de</strong>len. Centrale vaststelling betekent dat optimaal kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien in mid<strong>de</strong>len die <strong>de</strong>fensiebreed<br />

het meest effectief en doelmatig zijn. Echter, <strong>voor</strong>dat die toe<strong>de</strong>ling kan plaatsvin<strong>de</strong>n, moet een uitgebrei<strong>de</strong><br />

procedure wor<strong>de</strong>n gevolgd die vaak kenmerken heeft van on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />

Mid<strong>de</strong>len kunnen sneller wor<strong>de</strong>n uitgegeven bij meer <strong>de</strong>centrale zeggenschap over <strong>de</strong> toe<strong>de</strong>ling, maar het<br />

risico van suboptimalisatie is groot.<br />

Ontschotting budgetten (mogelijkheid)<br />

Een mogelijke financiële draaiknop is <strong>de</strong> mate waarin (<strong>de</strong>el-)budgetten binnen strikt afgebaken<strong>de</strong> grenzen<br />

wor<strong>de</strong>n vrijgegeven versus een vorm van budgettering die veel min<strong>de</strong>r schotten kent. Door ontschotting<br />

van budgetten kunnen tegenslagen in een domein tij<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n opgevangen met budget uit een an<strong>de</strong>r<br />

domein. Een <strong>voor</strong>beeld is <strong>de</strong> financiële ruimte als gevolg van vacatures tij<strong>de</strong>lijk aanwen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> inhuur van<br />

externen. Bij het volledig ontschotten van het budget bestaat het risico van teveel financiële creativiteit, wat<br />

niet strookt met <strong>de</strong> verplichting om op een zorgvuldige manier om te gaan met publieke mid<strong>de</strong>len.<br />

HGIS versus <strong>de</strong>fensiefinancieringen (mogelijkheid)<br />

HGIS is een budgettaire constructie binnen <strong>de</strong> rijksbegroting die <strong>de</strong> buitenlandactiviteiten van verschillen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>partementen gebun<strong>de</strong>ld en in samenhang beziet. Defensie heeft zelf beschikking over het HGIS budget<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> financiering van crisisbeheersingsoperaties. Het HGIS budget <strong>voor</strong>ziet daarnaast in <strong>de</strong> flexibiliteit<br />

om tegenvallers, zoals snellere slijtage als gevolg van inzet, op te vangen. Operationele verliezen vallen<br />

on<strong>de</strong>r het reguliere <strong>de</strong>fensiebudget. Financiering uit HGIS heeft als <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat een <strong>de</strong>el van on<strong>voor</strong>ziene<br />

kosten en urgente operationele behoeften niet ten laste komen van <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sbedrijfsvoering. De toch al<br />

beperkte mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> opco’s wor<strong>de</strong>n hierdoor ontzien. Dit instrument blijkt in vergelijking met an<strong>de</strong>re<br />

lan<strong>de</strong>n als positief te wor<strong>de</strong>n ervaren. Dit vraagt wel bijzon<strong>de</strong>re aandacht met betrekking tot het lerend<br />

vermogen van <strong>de</strong> organisatie. Structurele knelpunten moeten niet herhaal<strong>de</strong>lijk inci<strong>de</strong>nteel wor<strong>de</strong>n<br />

opgelost. Een sluiten<strong>de</strong> leercirkel is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong> flexibiliteit op lange termijn.<br />

Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 421


3.<br />

Uitvoerend-operationele<br />

flexibiliteit<br />

Op <strong>de</strong> werkvloer is flexibiliteit nodig om <strong>de</strong> taken goed te kunnen uitvoeren. De opco’s en <strong>de</strong> dienstencentra<br />

van CDC en DMO functioneren niet in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> context, resulteert in verschillen<strong>de</strong> behoeften aan flexibiliteit.<br />

Bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning staan doelmatigheid en leverbetrouwbaarheid centraal, bij <strong>de</strong> opco’s is doeltreffendheid<br />

het lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beginsel.<br />

Primair proces<br />

Doorvoering modulariteit (mogelijkheid)<br />

De krijgsmacht is al verregaand opgebouwd uit modulaire bouwstenen. Een draaiknop, die van invloed is<br />

op het aanpassingsvermogen van <strong>de</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> langere termijn, is <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re doorvoering<br />

van <strong>de</strong>ze modulariteit. Daarbij is te <strong>de</strong>nken aan een ver<strong>de</strong>re inbedding in een (joint) opleidings- en<br />

trainingsprogramma. En ook <strong>de</strong> rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke instrumenten zoals een (joint)doctrine, CONOPS,<br />

etc., interoperabiliteitseisen, waaron<strong>de</strong>r die van <strong>de</strong> informatie<strong>voor</strong>ziening. Het kan <strong>voor</strong>komen dat in <strong>de</strong><br />

toekomst een beroep wordt gedaan op capaciteiten van een eenheid die nu niet gebruikt wor<strong>de</strong>n. Om <strong>de</strong>ze<br />

kennis en kun<strong>de</strong> te borgen is <strong>de</strong>sgevolg een organisatorsche uitwerking van kennismanagement<br />

<strong>voor</strong>stelbaar.<br />

Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />

Op basis van inzetervaring kunnen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bouwstenen continu wor<strong>de</strong>n doorontwikkeld. Hiertoe<br />

kan <strong>de</strong> professional op <strong>de</strong> werkvloer een procesbena<strong>de</strong>ring hanteren. Daar<strong>voor</strong> zijn voldoen<strong>de</strong> ruime en<br />

hel<strong>de</strong>re ka<strong>de</strong>rs, waarbinnen dit proces kan plaatsvin<strong>de</strong>n, rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk.<br />

Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422


Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />

Vanwege <strong>de</strong> on<strong>voor</strong>spelbaarheid van missies zal altijd sprake zijn van samengestel<strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n. Het is<br />

daarom zaak dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> samenstellingen en samenwerkingsverban<strong>de</strong>n<br />

met elkaar kunnen optre<strong>de</strong>n. Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken zijn rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> samenwerking.<br />

Doelbereiking<br />

De 'letter' versus <strong>de</strong> 'geest' van afspraken (mogelijkheid)<br />

De omstandighe<strong>de</strong>n zijn bij <strong>de</strong> uitvoering van taken vaak veran<strong>de</strong>rlijk. De aard van conflicten vergt een<br />

breed scala aan taken variërend van gevechtshan<strong>de</strong>lingen tot het verlenen van ontwikkelingshulp, soms<br />

zelfs gelijktijdig. Vanuit <strong>de</strong> notie dat men in principe binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs acteert, moet het mogelijk<br />

zijn om gegrond af te wijken van eer<strong>de</strong>r gemaakte afspraken wanneer <strong>de</strong> situatie dat vraagt.<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale beslissingsbevoegdheid (mogelijkheid)<br />

Situationeel acteren is <strong>voor</strong>al afhankelijk van <strong>de</strong> competenties van het personeel, zoals lei<strong>de</strong>rschap, <strong>de</strong><br />

can-do mentaliteit, netwerken, creativiteit, adaptiviteit en improvisatievermogen. Deze eigenschappen<br />

wordt het personeel in opleidingen en trainingen bijgebracht. Zij vormen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />

kracht van <strong>de</strong> organisatie. De focus op doelbereiking wordt binnen <strong>de</strong> organisatie gewaar<strong>de</strong>erd. Er is echter<br />

een spanning tussen <strong>de</strong> nadruk op doelbereiking laag in <strong>de</strong> organisatie en het hiërarchische karakter van<br />

<strong>de</strong> organisatie. Professionals in <strong>de</strong> uitvoering hebben <strong>de</strong> vrijheid nodig om knopen door te hakken, maar<br />

willen wel van te voren weten wat er vanuit <strong>de</strong> hiërarchie, procedures, etc. van ze verwacht wordt.<br />

Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />

Als er dui<strong>de</strong>lijke communicatie is kan het (professioneel) afwijken van <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs en regels positief bijdragen<br />

aan het leervermogen van <strong>de</strong> organisatie. Hiertoe is het nodig om te rapporteren over <strong>de</strong> knelpunten en <strong>de</strong><br />

daar<strong>voor</strong> gevon<strong>de</strong>n oplossingen. Zo ontstaat een gesloten leercirkel waarbij <strong>de</strong> formele organisatie weet<br />

wat er speelt op <strong>de</strong> werkvloer. Knelpunten die herhaal<strong>de</strong>lijk op informele wijze zijn opgelost kunnen<br />

structureel wor<strong>de</strong>n aangepakt. Goe<strong>de</strong> communicatie tussen hiërarchische lagen, van het hoogste tot het<br />

laagste niveau, is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> dit leervermogen. De keuze om buiten <strong>de</strong> regels te han<strong>de</strong>len<br />

moeten achteraf gemeld en verantwoord wor<strong>de</strong>n. Het betekent ook dat <strong>de</strong> organisatie accepteert dat op<br />

<strong>de</strong> werkvloer soms geïmproviseerd moet wor<strong>de</strong>n. Een goe<strong>de</strong> borging van het leervermogen vermin<strong>de</strong>rt<br />

<strong>de</strong> noodzaak tot geïmproviseer<strong>de</strong> oplossingen waardoor flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer beheersbaar blijft.<br />

On<strong>de</strong>rsteuning<br />

Centrale versus <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning (mogelijkheid)<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len ligt bij <strong>de</strong> opco’s, vanwege <strong>de</strong> directe relatie met het operationeel<br />

optre<strong>de</strong>n of vanwege <strong>de</strong> specifieke expertise van een opco. Daar staat tegenover dat bij <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong><br />

dienstencentra <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van mid<strong>de</strong>lenconcentratie liggen, zoals schaalgrootte, benuttingsgraad en het<br />

wegnemen van <strong>de</strong> zorg van tijdige aanschaf, on<strong>de</strong>rhoud en overige exploitatie. Flexibiliteit vereist een<br />

professioneel acteren van klant en dienstenleverancier. Daarbij kan <strong>de</strong> CDS ingrijpen als prioriteitstelling in<br />

<strong>de</strong> toewijzing van mid<strong>de</strong>len of diensten nodig is. Het is belangrijk om nieuwe mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> centrale,<br />

dan wel <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning te blijven verkennen. Voorop moet blijven staan dat <strong>de</strong> opco’s moeten<br />

kunnen rekenen op <strong>de</strong> beschikbaarheid van materieel bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> operationele taken.<br />

Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 423


Politiek-strategisch<br />

Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie<br />

▲ Ontwikkelingen signaleren<br />

▲ Sluiten<strong>de</strong> leercyclus<br />

Bestuurlijk- organisatorisch<br />

B&P<br />

O<br />

▲ Vooruitplannen<br />

versus reageren<br />

▲ Inzet versus<br />

capaciteitgedreven<br />

▲ Behoud versus<br />

regeneratie<br />

Uitvoerend- operationeel<br />

Primair proces<br />

❖ Doorvoering modulariteit<br />

▲ Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs<br />

▲ Eenduidige communicatie en<br />

aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken<br />

▲ Scope en inrichting<br />

procedures<br />

▲ Centraal versus<br />

<strong>de</strong>centraal<br />

functiebeheer<br />

▲ Centraal versus<br />

<strong>de</strong>centraal<br />

formatiebeheer<br />

P<br />

Doelbereiking<br />

Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie<br />

❖ Gebruik van inzetscenario's<br />

❖ Actualisatie momenten<br />

▲ Centraal versus<br />

<strong>de</strong>centraal P-beleid<br />

▲ Permanent versus<br />

tij<strong>de</strong>lijk personeel<br />

▲ Technologie- versus<br />

personeelsintensieve<br />

organisatie<br />

▲ Modulaire<br />

opleidingen<br />

❖ De ‘letter’ versus <strong>de</strong> ‘geest’ van<br />

afspraken<br />

❖ Centrale versus <strong>de</strong>centrale<br />

beslissingsbevoegdheid<br />

▲ Sluiten<strong>de</strong> leercyclus<br />

Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 424<br />

M<br />

▲ Levenscyclus<br />

materieel<br />

▲ Schaalgrootte<br />

materieel<br />

▲ Modulair materieel<br />

▲ Multifunctionaliteit<br />

▲ Zelfdoen versus<br />

uitbeste<strong>de</strong>n<br />

▲ Zelf ontwerpen/<br />

ontwikkelen versus<br />

uitbeste<strong>de</strong>n<br />

On<strong>de</strong>rsteuning<br />

❖ Centrale versus <strong>de</strong>centrale<br />

on<strong>de</strong>rsteuning<br />

F<br />

▲ Centrale versus<br />

<strong>de</strong>centrale<br />

belegging<br />

financiën<br />

▲ Ontschotting<br />

budgetten<br />

▲ HGIS versus<br />

<strong>de</strong>fensiefinanciering<br />

Tabel 2 – In <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' die Defensie kan aanwen<strong>de</strong>n om flexibiliteit te creëren<br />

in beleid en planning, <strong>de</strong> organisatie, personeel, materieel en financiering en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong> 'rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n'<br />

samenvattend weergegeven


Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 425


Strategische vragen<br />

Strategic Agility<br />

and Defence<br />

Capability Options:<br />

Who Says Generals<br />

Can’t Dance?<br />

<strong>Deelverkenning</strong>en<br />

Toekomstscenario’s<br />

Krijgsmachtproelen<br />

Beleidsoverwegingen<br />

Beleidsopties


Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 428


On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

iii.6.1.b Omgaan met onzekerheid<br />

Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan<br />

met het on<strong>voor</strong>spelbare toekomstige veiligheidsklimaat:<br />

Beantwoord door: Frank Bekkers & Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire 206<br />

206 Frank Bekkers is Programme Director Defence Transformation and Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire Senior Defence Analyst at the The Hague Centre for Strategic<br />

Studies HCSS (www.hcss.nl). This paper is written un<strong>de</strong>r the aegis of a research programme of the Netherlands Organisation of Applied Scientific Research<br />

TNO (www.tno.nl).<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 429


Inhoudsopgave<br />

Introduction 432<br />

A Highly Dynamic and Deeply Uncertain Environment 432<br />

Uncertainty in Defence Planning – a Short History 433<br />

Strategic Agility 436<br />

First principles 438<br />

Capabilities at the Heart of Defence Planning 438<br />

Best Value for Money 440<br />

Real Capability Options 442<br />

Loose and Open Modularity 445<br />

Strategic Sensitivity 447<br />

Resource Fluidity 449<br />

Building Ecosystems 452<br />

Collective commitment 454<br />

Final Consi<strong>de</strong>rations 456<br />

Bibliography 460<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 430


Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 431


Introduction<br />

A Highly Dynamic and Deeply Uncertain Environment<br />

We live in a highly dynamic era. The ICT socio-technological revolution has ma<strong>de</strong> the world much smaller<br />

and more tightly interconnected. It has become much more like a <strong>de</strong>nse network of diverse actors than like<br />

the partitioned patchwork of nations that it used to be. The increased connectivity has led to historically<br />

unprece<strong>de</strong>nted exponential growth in various key areas of <strong>de</strong>velopment, including the geopolitical security<br />

environment. Change has become a dominant feature of our society and the rate of change is further<br />

accelerating. In the 90s, most pundits focused on the benefits of the rapidly changing ‘flat’ world (e.g.<br />

[Friedman 2005] and [Tapscott 2006]). However, more recently discussions rage over both the nature of<br />

change (is a ‘spiky’ rather than a ‘flat’ world a better way to <strong>de</strong>scribe and un<strong>de</strong>rstand the dynamics of the<br />

age?) and the emphasis on the positive effects of g lobalisation – with the current financial and economical<br />

crisis as a powerful example of how things can go wrong on a global scale.<br />

The dynamics of our time naturally affect <strong>de</strong>fence planning. A <strong>de</strong>eper uncertainty exists today than perhaps<br />

ever before about the nature of future challenges to national security, and whom or where they will be<br />

coming from. Defence analysts and planners are faced with uncertainty regarding:<br />

❚ the security environment, with a increased range of future risks and threats in a broad ‘comprehensive<br />

security’ landscape, next to <strong>de</strong>manding ongoing operations;<br />

❚ the partners with whom to achieve ‘strategic outcomes’ in a ‘comprehensive approach‘ to operations;<br />

❚ within this networked context, the appropriate roles of the (national) armed forces to ‘be of value’ to<br />

security issues; and<br />

❚ the ways and means available to the national <strong>de</strong>fence organization (NDO) to do so. 207<br />

207 In this paper we put NDOs central because although almost all military operations are multinational, key <strong>de</strong>cisions about them still resi<strong>de</strong> with national<br />

governments. For the foreseeable future, multinational forces will continue to be ma<strong>de</strong> up of national building blocks. Many of the ‘principles’ elaborated in<br />

this paper point to enhanced international co-operation or integration, in which national <strong>de</strong>fence organisations slowly dissolve in multinational efforts, but<br />

this is likely to be a long-winding process.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 432


In many ways, uncertainty has always been a part of <strong>de</strong>fence planning. But its impact has become more<br />

profound. We have moved from a merely ‘complicated’ world, with a relatively well behaved form of<br />

uncertainty, to a truly ‘complex’ environment, characterized by ‘<strong>de</strong>ep’ uncertainty. In the former instance,<br />

conditions of risk are those that prevail in casinos or the stock market, where future outcomes are<br />

unknown, but probabilities can be estimated statistically. Deep uncertainty, by contrast, lacks even the basis<br />

for statistical reasoning. We are confronted with emergent events, processes, characteristics and structures<br />

we not only do not know, but do not even realize we do not know until they actually manifest themselves.<br />

For instance because they don’t fit in the categories we currently recognize – just like the ‘black swans’<br />

which fell outsi<strong>de</strong> of the taxonomies known to the European explorers who first came into contact with<br />

a black version of a bird which in their <strong>de</strong>finition could only be white. [Taleb 2007] is undoubtedly the best<br />

introduction to this category of uncertainty.<br />

To summarize, in this era’s complex world the chances of high impact shocks happening are quite high<br />

– as recent history has illustrated. Some of the possible shocks are quite unlikely in advance or even literally<br />

unimaginable – the black swans. And even for many of the high impact shocks we can envisage, we cannot<br />

predict well in advance what their probability, nature and timing will be. In planning their future structure<br />

and capabilities, how may <strong>de</strong>fence organizations <strong>de</strong>al with this unsettling realization? That is the question<br />

we would like to discuss in this paper.<br />

Uncertainty in Defence Planning – a Short History<br />

Traditionally, <strong>de</strong>fence planners have ten<strong>de</strong>d to assume uncertainty away. During the Cold War NATO <strong>de</strong>fence<br />

planners were certainly aware that they did not know all planning-relevant aspects of the security environment.<br />

But they did assume (a) that they knew most of what was relevant, notably that the Soviet Union was<br />

the opponent, that it was a non-status quo power with malicious intent, and that we had to <strong>de</strong>fend Western<br />

Europe against it; and (b) that by preparing for a large-scale attack, we would also be able to handle any<br />

potentially unknown smaller contingencies, called ‘lesser and inclu<strong>de</strong>d’ (see Figure 1, left hand si<strong>de</strong>)<br />

[Davis 1993, 2008]. This meant that for all intents and purposes, <strong>de</strong>fence planning was almost i<strong>de</strong>ntical to<br />

operational planning 208 – a comforting thought for the many military officers who are much better<br />

schooled in and typically feel much more comfortable with the latter.<br />

Figure 1 – Traditional ways of <strong>de</strong>aling with uncertainty<br />

208 Including the tools used – most importantly the rich suite of high-resolution campaign mo<strong>de</strong>ls that had been <strong>de</strong>veloped over <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s during the Cold War.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 433


After the end of the Cold War came the realization that while maybe comfortable, this approach was no<br />

longer a<strong>de</strong>quate. Various unexpected real-life <strong>de</strong>velopments occurred – many smaller scale contingencies,<br />

hyper terrorism, etc. – that were in<strong>de</strong>ed in many respects of a ‘lesser’ nature but nonetheless proved to<br />

be not a<strong>de</strong>quately covered by the capabilities that had been <strong>de</strong>veloped for the ‘worst case’ contingencies.<br />

This led to an important adjustment in the ways in which planners <strong>de</strong>alt with the ‘unknowns’, which<br />

were increasingly acknowledged to be a larger issue than previously thought. The adjustment essentially<br />

consisted of continuing to plan for the (new set of ) known threats, but to complement this effort with a<br />

technique called scenario-based planning. This approach was based on the premise that by <strong>de</strong>veloping a<br />

number of planning scenarios one could represent, not just illustrate, the full scenario space (see Figure 1,<br />

right hand si<strong>de</strong>). Some form of toned-down operational planning was then applied to <strong>de</strong>compose the<br />

missions <strong>de</strong>rived from these scenarios into tasks and capabilities for every scenario. In a final step, these<br />

capabilities were then somehow aggregated into an end force that was thought to be robust against the<br />

full scenario space.<br />

Since then, scenarios have continued to play a key role in the <strong>de</strong>fence planning processes of many<br />

countries, but three important changes have occurred:<br />

❚ the set of scenarios used for <strong>de</strong>fence planning has grown from a small number (e.g. in the US in the<br />

immediate post-Cold War period – essentially 2 or 3 major theatre wars) to a larger number of scenarios<br />

(e.g. a few tens in the larger countries and at NATO). More recently, there has been a growing acknowledgment<br />

that even that larger set of scenarios may not be ‘necessary and sufficient’ for force<br />

requirements.<br />

❚ From relative precise and rigid ‘point-scenarios’ to more parameterized and dynamic ones [Davis 1994],<br />

e.g. through shocks or branches – which we will call the ‘scenario-plus’-approach.<br />

❚ Scenarios themselves have moved somewhat more in the background. Throughout the 90s, they stood<br />

centre stage in the <strong>de</strong>fence planning process as the central analytical construct that was used to generate<br />

an end force. In recent years, the trend towards capabilities-based planning has meant that scenarios<br />

have started playing a more ancillary role in testing capability packages (the new central building blocks)<br />

for robustness across the scenario space.<br />

But <strong>de</strong>fence planners increasingly recognize that they have to go even further to confront <strong>de</strong>ep uncertainty<br />

head-on. We will try to illustrate this by visualizing an epistemologically more sophisticated un<strong>de</strong>rstanding<br />

of uncertainty as articulated by former US Defence Secretary Donald Rumsfeld in his famous dictum on the<br />

‘unknown unknowns’ 209 . The following diagrams plot two dimensions of uncertainty:<br />

❚ ‘first-or<strong>de</strong>r un/certainty’: whether we ‘know’ things or not – the two categories that,<br />

as we have just <strong>de</strong>scribed, have been used in <strong>de</strong>fence planning to this date;<br />

❚ ‘second or<strong>de</strong>r un/certainty’: whether we know that we know those things. This addition reflects<br />

a greater sense of humility in our ability to discern what we actually know and what we do not.<br />

209 :...as we know, there are known knowns; there are things we know we know. We also know there are known unknowns; that is to say we know there are some<br />

things we do not know. But there are also unknown unknowns – the ones we don’t know we don’t know. And if one looks throughout the history of our country<br />

and other free countries, it is the latter category that tend to be the difficult ones. DoD News Briefing Secretary Rumsfeld and Gen. Myers, February 12, 2002,<br />

www.<strong>de</strong>fenselink.mil/transcripts/transcript.aspx?transcriptid=2636<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 434


Figure 2 – Rumsfeldian uncertainty matrix – i<strong>de</strong>al typical (left) vs. reality (right)?<br />

Donald Rumsfeld’s formulation of this 2-by-2 matrix could be interpreted to imply that the four quadrants<br />

are similar in size (see Figure 2, left hand si<strong>de</strong>). Many people in <strong>de</strong>fence organizations throughout the world<br />

probably continue to think that the ‘known knows’ represent the largest quadrant in this matrix. What<br />

might be nee<strong>de</strong>d is to broa<strong>de</strong>n the scope of <strong>de</strong>fence foresight somewhat to inclu<strong>de</strong> more trends and drivers.<br />

But essentially, from this point of view, continuing the current scenario-plus approach to <strong>de</strong>aling with<br />

uncertainty is justified – all the more so if one thinks that the other quadrants are either pure speculation<br />

or will not generate insights that meaningfully drive choices in capability <strong>de</strong>velopment.<br />

In a truly complex world however, this is a <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>dly dangerous assumption. We believe that this is more<br />

and more the case. Let us therefore present another view which may more accurately <strong>de</strong>pict the reality of<br />

today’s security environment than the i<strong>de</strong>al typical diagram in which all four quadrants are of the same size.<br />

The diagram on the right hand si<strong>de</strong> of Figure 2 represents the authors’ own ‘working hypothesis’ of the<br />

uncertainty matrix. In a <strong>de</strong>eply uncertain world, the realm of the ‘known knowns’ is almost by <strong>de</strong>finition<br />

the smallest one. The top-left quadrant, the ‘known unknowns’, is significantly larger, even though it is<br />

not typically inclu<strong>de</strong>d in <strong>de</strong>fence foresight exercises, which still overwhelmingly focus on areas of assumed<br />

certainties 210 . The ‘unknown knowns’ in the bottom right quadrant might offer a potentially more<br />

comforting thought. Given the enormous amount of data and knowledge that currently resi<strong>de</strong>s in our<br />

governments (and the overwhelming evi<strong>de</strong>nce that these very same governments remain relatively inept at<br />

‘connecting the dots’), this would plead for a much larger effort to mine this vast pool of knowledge for<br />

the sake of <strong>de</strong>fence planning. Finally, the top right ‘unknown unknowns’ remain the most ominous and<br />

potentially even the quadrant that most impacts success or failure of our <strong>de</strong>fence planning efforts. Planning<br />

un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty will require moving beyond current methods and approaches – whilst at the same<br />

time continuing to apply and perfect the more traditional planning for many of the more ‘certain’ parts of<br />

our security environment. Loosely building upon what Paul Davis from RAND calls ‘uncertainty-sensitive<br />

planning’, we i<strong>de</strong>ntify four parallel strands for strategic <strong>de</strong>fence planning. A mature planning process will<br />

need to incorporate all four.<br />

210 See [NIC 2008] and [DCDC 2007] for recent state of the art <strong>de</strong>fence foresight efforts that still fall prey to this problem.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 435


❚ No surprises planning. This strand <strong>de</strong>als with a relatively stable kernel of basic military tasks that the armed<br />

forces must be able to perform regardless, many of which are established by law or laid down in security<br />

treaties. The traditional blueprint-oriented approach fits this strand.<br />

❚ Contingency planning. This strand typically uses scenarios to represent a limited number of anticipated<br />

outcomes of the <strong>de</strong>velopment of those environmental factors that have clear alternative <strong>de</strong>velopment<br />

paths. The progress of these factors may be monitored, in or<strong>de</strong>r to regularly chart which possible future<br />

states become more or less likely. Defence analysts quite routinely apply such a scenario based approach<br />

– often with the implicit or explicit un<strong>de</strong>rstanding that the scenario set used is representative for all<br />

realistic real-world possibilities.<br />

❚ Shock planning. Taking things a step further is not to work with a limited set – from a handful to some tens<br />

– of scenarios, but to parameterize relevant planning parameters to cover a wi<strong>de</strong> range of variations. This<br />

may result in possibly tens of thousands of different scenarios. Quite different tools and techniques are<br />

required to be able to analyse such a huge set of scenarios.<br />

❚ Uncertainty sensitive planning. This strand confronts <strong>de</strong>ep uncertainty head-on. In contrast to the third<br />

strand, the challenge here is to prepare for – or hedge against – high impact shocks that cannot be well<br />

predicted and therefore meaningfully parameterized. In this situation, scenarios are essentially senseless.<br />

The challenge to <strong>de</strong>fence planners is to strengthen the methods, techniques and tools for the third and<br />

particularly the fourth strand in or<strong>de</strong>r to augment the much more established first and second strand.<br />

However, for an organization to be able to quickly meet the new, largely unanticipated challenges (and<br />

harvest the fresh possibilities) that emerge after a shock, much more is nee<strong>de</strong>d then just sophisticated<br />

planning capabilities. The organization as a whole needs to be agile – i.e. able to rapidly evolve its<br />

capabilities in accordance with the new reality.<br />

Strategic Agility<br />

With the term ‘strategic agility’ we un<strong>de</strong>rstand an organization’s ability to recognize when to shift from<br />

one strategy to another and to do so easily – producing a rapid change of tack to more effective behaviours.<br />

Strategic agility has become one of the main mantras within the business world. The need for strategic<br />

agility is associated with a rapidly changing and highly uncertain environment; and it is consi<strong>de</strong>red<br />

complementary to more conventional approaches of establishing strategy that still pay off, even in the<br />

‘fast strategy game’. “Strategic agility is most nee<strong>de</strong>d in markets characterized by fast changes and growing<br />

systemic inter<strong>de</strong>pen <strong>de</strong>ncies. In such rapidly changing and complex conditions, the usual recipes for<br />

sustained advantage do not apply” [Doz 2008].<br />

In the military domain the term ‘strategic agility’ is often used to imply the ability to rapidly <strong>de</strong>ploy a ready<br />

force anywhere in the world. In this paper, the concept is used in a broa<strong>de</strong>r way for all strategic <strong>de</strong>cisions a<br />

<strong>de</strong>fence organization confronts. In uncertain times, facing possible shocks in the geopolitical environment<br />

that can have far-reaching consequences, strategic agility is not just the ability to be (operationally) quick,<br />

but also to implement strategic re-direction/re-invention (of the capability toolbox) at high speed and<br />

in-time.<br />

The recognition of uncertainty that lies at the heart of the need for strategic agility poses a dilemma for<br />

strategists and planners. Organizations operating in highly complex and dynamic environments, such<br />

as aerospace, petro chemicals and <strong>de</strong>fence, need to innovate in very complex ways. Over-confi<strong>de</strong>nce in<br />

prediction may lead to good preparation for the wrong future, but wholesale dismissal of prediction may<br />

lead to resources being spread out too thinly. In pursuit of flexibility, we may end up being well prepared<br />

for nothing. To <strong>de</strong>al with the tension between the complexity of the organization and the variability of the<br />

environment, in the past two <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s gradually new perceptions on strategic management have emerged.<br />

The so-called adaptive mo<strong>de</strong>l assumes that an open approach or an emergent strategy enables management<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 436


to respond to an evolving reality. In the notion of Mintzberg [Mintzberg 1979, 1985, 1988, 1994, 1999]<br />

’emergent strategy’ implies that corporate strategy often <strong>de</strong>velops inadvertently. This means that managers<br />

at the strategic apex, middle line and support levels are all in a way involved in the <strong>de</strong>velopment of strategy.<br />

Strategy emerges from bottom-up initiatives of individuals or small units, with the role of top management<br />

to legitimize these initiatives. Therefore, strategic management is an organization-wi<strong>de</strong> activity in which<br />

each management level makes its own contribution [Pascale 1984, Quinn 1985]. Flexibility implies that<br />

strategic schemas must be broad enough to encourage strategic initiatives and narrow enough to suppress<br />

counterproductive actions. Thus, “flexibility is achieved with a core set of beliefs of a relatively high or<strong>de</strong>r<br />

and yet a rather heterogeneous set of beliefs at other levels” [Peters 1982].<br />

Figure 3 – Emergent vs. <strong>de</strong>liberate strategy [Mintzberg 1994]<br />

Harnessing emergent strategy to <strong>de</strong>al with rapidly evolving threats and opportunities is an important<br />

feature of strategic agility. In this paper we highlight some of the un<strong>de</strong>rlying processes and characteristics<br />

– what we call ‘first principles’ – that, in a balanced combination, are likely to promote strategic agility.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 437


1.<br />

First principles<br />

Without at all claiming to be exhaustive, we have i<strong>de</strong>ntified the following first principles for strategic<br />

<strong>de</strong>fence agility un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty, which we will elaborate below:<br />

❚ Capabilities at the heart of <strong>de</strong>fence planning.<br />

❚ Best value for money.<br />

❚ Real capability options.<br />

❚ Loose and open modularity.<br />

❚ Strategic sensitivity.<br />

❚ Resource fluidity.<br />

❚ Building ecosystems.<br />

❚ Collective commitment.<br />

Capabilities at the Heart of Defence Planning<br />

Capabilities are at the very heart of any <strong>de</strong>fence effort. For better or worse, <strong>de</strong>fence organizations go into<br />

any crisis with the capabilities they have – not the ones they would like to have, let alone the ones they<br />

actually need. When unexpected events occur policy can be reversed almost overnight, as governments have<br />

<strong>de</strong>monstrated repeatedly in the past few years. They can also improvise – if need be – with the capabilities<br />

they have at their disposal at the moment a crisis breaks out. But typically, they cannot magically acquire<br />

new capabilities. This is why ‘getting capabilities right’ in advance (‘forward planning’) is so critically<br />

important, especially in period of <strong>de</strong>ep uncertainty.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 438


In the past <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>, capability-based planning (CBP) has become the ‘gold standard’ of <strong>de</strong>fence planning. 211<br />

In the original wording of Paul Davis of RAND: “Capabilities-based planning is planning, un<strong>de</strong>r uncertainty,<br />

to provi<strong>de</strong> capabilities suitable for a wi<strong>de</strong> range of mo<strong>de</strong>rn-day challenges and circumstances while working<br />

within an economic framework that necessitates choice” [Davis 1994]. The main i<strong>de</strong>a behind CBP is not to<br />

start from the capabilities we have today, but instead to start from what NDOs want to accomplish, and<br />

then to work our way back to a balanced set of capabilities that are robust against a wi<strong>de</strong> range of possible<br />

threats – all of this within available budget parameters. CBP is currently un<strong>de</strong>rgoing some significant<br />

changes in a number of countries, and we submit that the requirements of <strong>de</strong>ep uncertainty will trigger<br />

a number of further <strong>de</strong>velopments that will be elaborated in the next few paragraphs.<br />

Capabilities are more than ever at the heart of <strong>de</strong>fence planning. When threats can be discerned with some<br />

<strong>de</strong>gree of confi<strong>de</strong>nce, scenario (i.e. threat) based planning is both feasible and <strong>de</strong>sirable. In periods of <strong>de</strong>ep<br />

uncertainty it is neither. Because of the many thinkable uncertainties, the optimal set of scenarios has to<br />

be larger and more <strong>de</strong>tailed that we are computationally able (or willing) to manage. And since much<br />

uncer tain ty may be unthinkable, the planning effort required to a<strong>de</strong>quately cover all thinkable ones is likely<br />

to carry too high a opportunity cost. That is not to say that scenarios should be abandoned. But rather than<br />

getting large numbers of scenarios 100% ‘right’, it is important to have a manageable set of them that can<br />

be used to test the robustness of various capability packages. In this sense, robust capabilities (in the sense<br />

that they carry value to the <strong>de</strong>fence organization across a set of representative scenarios) come to play a more<br />

central role than the scenarios themselves.<br />

‘Capability’ is more than materiel – it has to be <strong>de</strong>fined more broadly. For a long time <strong>de</strong>fence ‘capabilities’<br />

were essentially seen as mostly materiel, and to some smaller extent also personnel. 212 Within regard to the<br />

‘M’-element we have already observed a healthy trend away from single-service and often single-function<br />

platforms to more versatile and more modular systems-of-systems. But additional efforts are required to<br />

recognize the socio-technological nature of military capabilities – i.e. the need to <strong>de</strong>fine ‘capabilities’ much<br />

more broadly to also inclu<strong>de</strong> capability elements such as doctrine, organization, training, lea<strong>de</strong>rship,<br />

etc. 213 .<br />

Furthermore, capability is more than just ‘your’ capability. Capability planning today remains overwhelmingly<br />

focused on the NDO itself. In periods of <strong>de</strong>ep uncertainty, it is highly unlikely that any one NDO, or<br />

even an alliance of NDOs, will own all the capabilities required to successfully manage a complex <strong>de</strong>fence<br />

and/or security en<strong>de</strong>avour. In planning capabilities, this implies that NDOs increasingly have to (a) try to<br />

i<strong>de</strong>ntify and leverage already existing security capabilities of other security partners (also in the conflict<br />

region itself ), companies, NGOs; and (b) make room for investments in other network partners contributing<br />

to an NDO’s <strong>de</strong>fence value chain, thereby possibly creating higher value for money than if one were to invest<br />

in one’s own capabilities (cf. the ‘Best Value for Money’ and ‘Building Ecosystems’ Sections).<br />

One of the interesting recent trends is the emergence of the concept of ‘capability portfolios’ [Spiegeleire<br />

2009]. The main intuition here is to break through the stovepipes that all too often be<strong>de</strong>vil NDO-wi<strong>de</strong><br />

effectiveness and efficiency and to start thinking in new functional categories that cut across existing<br />

organizational or planning dividing lines. In the private sector, portfolio management allows a company<br />

to address all of its product investments collectively from an enterprise level, rather than as in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt<br />

and unrelated initiatives. Potential product <strong>de</strong>velopments are i<strong>de</strong>ntified and assessed through a systematic<br />

211 The seminal works on CBP are by Paul Davis at RAND [Davis 1994, 1994-1, 2003, 2008-1]. For recent overviews of where the method stands, see e.g. [Walker<br />

2005] and [Bexfield 2006]. For a comparative analysis of how a number of countries currently apply the main tenets of CBP in their <strong>de</strong>fence planning methods,<br />

see [Spiegeleire 2009].<br />

212 For those who question the obsession with materiel solutions, we suggest taking a closer look at the analytical effort countries make for major acquisition<br />

<strong>de</strong>cisions as compared to recruitment and retention <strong>de</strong>cisions.<br />

213 Various terms are being used in this context in various countries. The US has become accustomed to the acronym ‘DOTMLPF’ (DCTOMPF in Dutch) –<br />

Doctrine, Organization, Training, Materiel, Lea<strong>de</strong>rship, Personnel, and Facilities. The DOTMLPF framework has also been adopted by NATO Allied Command<br />

Transformation (who ad<strong>de</strong>d – somewhat infelicitously in our view – the ‘I’ of interoperability). Other similar taxonomies are the old Australia Army ‘POSTED’<br />

taxonomy (Personnel, Organization, Supplies, Training, Equipment and Doctrine) which was replaced throughout the Australian Defence organization by the<br />

‘fundamental inputs to capability’ (FICs) – personnel, organization, support, facilities, supplies, collective training, major systems, written guidance, management<br />

systems, and financial guidance. Canada uses the acronym PRICIE (Personnel, R&D/Ops Research, Infrastructure & organization, Concepts, Doctrine & Collective<br />

Training, IT infrastructure, Equipment, supplies & services). Britain calls them ‘lines of <strong>de</strong>velopment’, <strong>de</strong>fined as the elements that must be brought together to<br />

<strong>de</strong>liver military capability to operational users; and known un<strong>de</strong>r the acronym TEPID-OIL (Training, Equipment, Personnel, Infrastructure, Doctrine and concepts,<br />

Organization, Information and Logistics.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 439


and disciplined screening process, weighing the relative costs, benefits, and risks of each proposed product<br />

using established criteria and methods to select the best mix of products to <strong>de</strong>velop. Once initial investment<br />

<strong>de</strong>cisions are ma<strong>de</strong>, they are revisited at multiple stages throughout product <strong>de</strong>velopment in a gated<br />

review and assessment process to ensure products are still of high value. If not, tough <strong>de</strong>cisions must be<br />

ma<strong>de</strong> to <strong>de</strong>fer or terminate investments and rebalance their product portfolios. To be effective, portfolio<br />

management is enabled by strong governance with committed lea<strong>de</strong>rship, clearly aligned organizational<br />

roles and responsibilities, empowered portfolio managers who <strong>de</strong>termine the best way to invest resources,<br />

and accountability at all levels of the organization. Determine costs, benefits and risks in the military<br />

domain may be different in the <strong>de</strong>fence world than in the business world, but the main intuition behind<br />

portfolio management remains a valid one in our assessment. A number of prominent <strong>de</strong>fence organizations<br />

– France, UK, US – have already ma<strong>de</strong> some promising first experience with the concept that certainly<br />

warrant closer examination by other NDOs.<br />

Better balanced capability portfolios. The current <strong>de</strong>fence planning paradigm is very much focused on the<br />

‘eruption’ phase of security crises. Most <strong>de</strong>fence capabilities, and especially the most expensive ones such<br />

as strike, strategic mobility and force protection, are therefore focused on that same phase. In periods of<br />

<strong>de</strong>ep uncertainty security crises will not disappear and will therefore continue to <strong>de</strong>mand a fair share of<br />

capabilities. But the return on investment of more structural efforts to enhance resilience (especially in<br />

particularly fragile security regions) in the hopes of preventing emerging crises to erupt into the high-<br />

violence phase is likely to increase. Such investments are often of a radically different nature from crisis<br />

response capabilities. They can inclu<strong>de</strong> building capable and responsible security provi<strong>de</strong>rs in fragile<br />

regions, fighting corruption in local security provi<strong>de</strong>rs, etc. A shift from a fire briga<strong>de</strong> to a resilience mo<strong>de</strong>l<br />

would suggest finding a better balance between these different investments. Another balancing question in<br />

<strong>de</strong>fence planning that only becomes more acute in periods of <strong>de</strong>ep uncertainty is to strike the right balance<br />

between (a) what the NDO needs today, (b) what it expects to require for tomorrow’s problems that appear<br />

already visible today, and (c) a ‘buffer’ for unexpected problems that ay still fall outsi<strong>de</strong> of our current<br />

imagination (black swans). The main danger here is that the urgency of immediate requirements crowds<br />

out all other planning efforts leaving no more room for middle- or long-term <strong>de</strong>fence planning.<br />

Best Value for Money<br />

In the good old days of the arms race between East and West, it was clear how to optimize a force. Large<br />

mo<strong>de</strong>ls were built to assess in great <strong>de</strong>tail the qualifications and numbers of the weapon systems required<br />

to <strong>de</strong>fend against a familiar enemy. Even the exchange rate between quality and quantity was known: it<br />

could be calculated how a surplus in weapon performance would compensate for being outnumbered. In<br />

a world where NDOs face a wi<strong>de</strong> spectrum of possible missions and circumstances within those missions,<br />

such calculations are impossible. More than ever, the effectiveness of military capabilities – or platforms<br />

and systems – becomes apparent only in actual operations. This uncertainty about product performance<br />

and its potential operational value – the hid<strong>de</strong>n characteristics of <strong>de</strong>fence assets – creates an interface<br />

riddled with ambiguity between suppliers of <strong>de</strong>fence materiel, in particular complex weapons systems, and<br />

the NDO [Markowski 2007]. In principle, this realization calls for a fast feedback loop in which operational<br />

performance measurement directly impacts capability <strong>de</strong>velopment, see e.g. [Spiegeleire 2009]. In practice,<br />

it all too often leads to over- or mis-specified equipment 214 when a country’s military strive to keep up with<br />

all possible threats and challenges – that may or may not materialize.<br />

In a recent report by or<strong>de</strong>r of the British MoD, business man Bernard Gray has ma<strong>de</strong> a critical review of the<br />

UK acquisition process [Gray 2009]. This report judges the UK equipment programme to be substantially<br />

overheated and unaffordable, with too many types of equipment being or<strong>de</strong>red for too large a range of<br />

tasks at too high a specification. In our experience, many of the critical observations regarding the UK<br />

214 Although in this Section we focus on the ‘value’ (and ‘cost’) of materiel because the most illustrative lessons come from acquisition examples, most observations<br />

also apply mutatis mutandis to personnel provision and other capability elements.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 440


system also apply, albeit with significant nuances, to the Dutch <strong>de</strong>fence planning process. How does the<br />

system work that results in such unrealistic plans? Gray <strong>de</strong>scribes it as this. The armed forces, competing for<br />

scarce funding, quite naturally seek to secure the largest share of resources for their own needs, and have a<br />

systematic incentive to un<strong>de</strong>restimate the likely cost of equipment. Unfortunately the current system is not<br />

able to flush out at an early stage the real costs of this equipment, nor does it make effective prioritisation<br />

or rationalisation <strong>de</strong>cisions. As the MoD almost never cancels an equipment or<strong>de</strong>r, the process of overor<strong>de</strong>ring<br />

and un<strong>de</strong>r-costing is not constrained by fear that the programme will be lost. Equipment plan<br />

construction is dominated by a bottom up aggregation process, which makes it hard for top down strategic<br />

guidance to control the balance of investment. With each force bidding for the highest specification<br />

product, there is insufficient clarity over which systems need to be the most technologically advanced,<br />

and which could be used sensibly with an ‘80% solution’ that would field a certain capability that could be<br />

grown over time. These forces and incentives create an over-large equipment programme, which contains<br />

within it a significant un<strong>de</strong>restimate of the likely out-turn, making the programme even less affordable<br />

than it appears at any given moment in time. When this over-large and inflating programme meets the hard<br />

cash planning totals that the MoD can spend each year, the Department is left with no choice but to slow<br />

down its rate of spend on programmes across the board [Gray 2009].<br />

The principal lesson we take here is that the powerful bottom up driver for <strong>de</strong>veloping and acquiring<br />

capabilities that must meet extreme high end requirements must become better balanced with a top down<br />

incentive to create best Value for Money (VfM) given realistic (and not ‘worst case’) expectations. What we<br />

mean by ‘Value for Money’, however, is a difficult question to answer. To start of with, we’re looking at a<br />

whole spectrum of <strong>de</strong>fence procurements, with different cost-benefit or VfM notions associated. There is<br />

the more traditional procurement, where experience shows that VfM rarely means the cheapest initial cost<br />

and we must consi<strong>de</strong>r the through-life supportability and maintainability of a solution. But this requires<br />

looking at least some 15 years or so into the future. Recent initiatives, particularly in the UK, look at Public<br />

Private Partnerships (PPP) and Private Finance Initiatives (PFI), push these boundaries even further with<br />

25-30 year agreements and the need to set requirements and un<strong>de</strong>rstand benefits clearly at the outset.<br />

This implies competition, partnering and long-term relationship building to ensure VfM for the taxpayer<br />

throughout the life of the service (also see the ‘Building Ecosystems’ Section). At the other end of the<br />

acquisition spectrum are short-term agreements such as Urgent Operational Requirements, which typically<br />

take six to twelve months to procure and are supported for only a couple of years. Usually, the cost of<br />

acquisition is low, but there still needs to be an un<strong>de</strong>rstanding of the benefit achieved; particularly when<br />

the <strong>de</strong>cision on whether to dispose of a system or transition it to core (and hence commitment to support<br />

in the longer term) has to be ma<strong>de</strong> [Beaver 2009]. And in the ‘Real Capabilities Options’ Section we <strong>de</strong>velop<br />

the notion of acquiring options instead of capabilities, introducing a whole new dynamics to the capability<br />

<strong>de</strong>velopment process.<br />

Also ‘Value for Money’ is to be un<strong>de</strong>rstood differently at different levels. At the most practical level of<br />

<strong>de</strong>fence purchasing, VfM is quite straightforward. If a helicopter will lift twice as much as another for less<br />

money or if a UAV does everything that its rival does and carries weapons too for half the price, the choice<br />

is easy. At the other end of the scale, the structure for <strong>de</strong>termining the appropriate level of a nation’s<br />

military spending – how much is enough – is also straightforward in principle, if not in practice. Military<br />

expenditure increases security in the face of potential threats but it also has opportunity costs in terms of<br />

foregone consumption. The optimal choice is to increase military expenditure to the point where the<br />

marginal security benefits of the military expenditure equal the marginal utility costs in terms of foregone<br />

consumption 215 [Smith 2007]. The difficulty is that, given the contingent nature of NDO activities, most of<br />

its outputs are not readily observable and measurable. A particular problem is that when <strong>de</strong>fence spending<br />

is most effective, it can appear wasted. This is the case when the threat to security is <strong>de</strong>terred by the military<br />

spending and nothing happens. However, even if <strong>de</strong>fence outputs could be observed and measured, their<br />

contribution to national wealth could not be valued directly by reference to market prices. There are no<br />

215 This marginal analysis will not work if there are discontinuities, such as fixed costs, where you get no benefit until you have spent a large amount. In that case it<br />

may be that the military expenditure that you can afford is ineffective, since it does not get you over the threshold. What we observe is that countries steadily<br />

drop capabilities as the fixed costs become too large for them to play in the game. Once many countries had aircraft carriers, but now that they are so expensive,<br />

few countries can afford them.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 441


price signals from the general public to indicate preferences for one type of one capability rather than<br />

another. Such choices are ma<strong>de</strong> on their behalf by the government [Markowski 2007]. Economists tend to<br />

think in terms of a production function: material inputs, labour, capital, etc., go in and output comes out.<br />

But as Luttwak says “when it comes to military power, the relationship between material inputs and <strong>de</strong>sired<br />

outputs is not proportional; it is in fact very loose, because the making of military strength is dominated by<br />

nonmaterial, quite intangible human factors, from the quality of military strategy to the fighting morale of<br />

individual service-men” [Luttwak 1985]. In valuing <strong>de</strong>fence, we have to value those intangibles as well as the<br />

things we can count.<br />

Thus, in conducting VfM analysis monetary costs are combined with outputs that are very hard to express<br />

monetarily. These calculations can be complicated and controversial. However, <strong>de</strong>fence is not alone in this<br />

difficulty. E.g. to attribute ‘value’ to the non-monetary consequences of a new road, such as the pollution<br />

generated, time-saved in travelling and reduced acci<strong>de</strong>nts because the road is safer than the old one is<br />

likewise difficult. Difficult or not, most NDOs have some sort of system based on experience for <strong>de</strong>termining<br />

the appropriate capabilities and force structure to meet the nation’s security needs. This is not to say<br />

that system always produces the right answer, or that the system is always followed or that resources are<br />

never wasted; but there is a system [Smith 2007]. Next to practical experience quite some aca<strong>de</strong>mic<br />

literature is available in the quest for VfM: e.g. in the balance between competition and regulation; the<br />

distribution of project risk between customer and supplier; and government-to-government collaboration<br />

in the <strong>de</strong>velopment and procurement of platforms and systems. 216 Still, from a series of subsequent reforms<br />

in e.g. the US, Great Britain and Australia, it is quite obvious that the perfect system has yet to be <strong>de</strong>vised.<br />

At the same time it is clear that the ability to value <strong>de</strong>fence output and relate input (that is, capabilities) to<br />

it would greatly enhance making investment <strong>de</strong>cisions against a background of constantly changing and<br />

potentially infinite <strong>de</strong>mand. One of the key enablers for strategic agility is an implicit or explicit notion of<br />

‘fitness’, from which yardsticks – such as flexibility, adaptivity, robustness and strategic agility itself – are<br />

<strong>de</strong>rived to help doing so. 217 And there is hope: “Anything can be measured. If a thing can be observed in<br />

anyway at all, it lends itself to some type of measurement method. No matter how ‘fuzzy’ the measurement<br />

is, it is still a measurement if it told you more than you knew before. And those very things most likely to be<br />

seen as immeasurable are, virtually always, solved by relatively simple measurement methods” [Hubbard<br />

2007].<br />

Real Capability Options<br />

In the previous Section we have questioned some of the mechanisms behind the <strong>de</strong>fence acquisition<br />

mo<strong>de</strong>l. Here we go one step further and question the basic notion of ‘acquisition’ in the first place.<br />

Defence <strong>de</strong>cision makers face a staggering array of make-or-break <strong>de</strong>cision moments. In this they are not<br />

unique. Managers of firms have to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> when and where to pursue growth vs. when and where to scale<br />

back. Governments have to make <strong>de</strong>cisions on major policy initiatives that will affect the lives of their<br />

citizens. Managers of oil firms must <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> about multi-year, multi-billion euro projects that in many cases<br />

will only turn profits after many years (if at all). While these problems are quite diverse, they share many<br />

important features. In each case, the <strong>de</strong>cision maker must choose when to take a particular action that<br />

will be difficult, if not impossible, to reverse. The consequences of taking (or not taking) that action are<br />

uncertain and the timing and nature of the action directly affects the future of the particular organization<br />

[Guthrie 2009].<br />

216 See e.g. Chapter 5: Australian Defence Institutional Reform in [Markowski 2007-1] for an overview of the effort to improve <strong>de</strong>fence efficiency since the early<br />

70ies; the UK Defence Industry Strategy [DIS 2005] and the many comments that have followed that publication; and the latest attempt in that long line of<br />

reforms <strong>de</strong>signed to get better value for money in the UK acquisition system, the Grey report [Grey 2009].<br />

217 Flexibility = ability to take on multiple missions; adaptivity = ability to <strong>de</strong>al well with diverse circumstances; robustness = ability to <strong>de</strong>al well with severe<br />

adversities, such as a surprise attack or a surprise failure in some military system; and strategic agility = ability to change military posture quickly and easily<br />

in response to shifts of e.g. geo-strategic environment or national strategy.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 442


To most <strong>de</strong>cision makers in the <strong>de</strong>fence world the word ‘options’ connotes a number of carefully crafted<br />

and analyzed (and where possible, simulated or wargamed) choices from which they can then, based on<br />

their best professional judgment and instinct, <strong>de</strong>cisively select the optimal one. Options, in this meaning,<br />

are a menu from which to choose one solution that is then pursued vigorously. While the term ‘real<br />

options’ also contains the word ‘option’, its meaning is a somewhat different one – one that is borrowed<br />

from the financial world. It is based on the insight that in <strong>de</strong>eply uncertain times, far-reaching and hard to<br />

reverse <strong>de</strong>cisions are often tantamount to an enormous gamble based on information that is by <strong>de</strong>finition<br />

incomplete. Un<strong>de</strong>r certain circumstances, it may be therefore be preferable not to make an irreversible<br />

choice, but to cultivate a broa<strong>de</strong>r portfolio containing a number of different (and more mo<strong>de</strong>st) options,<br />

than can then subsequently be scaled up or down based on newly revealed information.<br />

Options in this sense are inten<strong>de</strong>d to spread risk in uncertain environments. Rather than directly<br />

purchasing 218 an asset, an interested party pays a potential seller an instalment and thereby ‘purchases’<br />

the right – but not the obligation – to procure that asset at a later date at an agreed price. If the buyer<br />

chooses to exercise this right, the seller is contractually obliged to sell the asset at the agreed price. The<br />

buyer can also choose not to exercise this right and let it expire. ‘Real options’ theory extends the logic<br />

behind financial options to the world of ‘real’ or physical goods. Moving from financial options to real<br />

options requires a new way of thinking, one that brings the discipline of the financial markets to strategic<br />

investment <strong>de</strong>cisions within an organization. Typical categories of real options applications inclu<strong>de</strong>:<br />

❚ Learning options: allowing future <strong>de</strong>cisions conditional on learning from experiments.<br />

❚ Waiting-to-invest options: allowing to invest in the future.<br />

❚ Growth options: allowing to grow in the future.<br />

❚ Exit options: allowing to walk away if conditions change.<br />

❚ Switch options: allowing to switch to the best fitting alternative.<br />

By investing smaller amounts of money upfront in multiple promising options, the chances improve that<br />

the customer will be able to buy the ‘right’ asset at the ‘right’ time. Or – reversely – to divest oneself in time<br />

of the ‘wrong’ options without breaking the bank. The premise is that in most cases the costs of unused<br />

real options are limited compared to the costs of procuring a ‘white elephant’. 219 Concrete examples of<br />

this abound around us – especially in capital-intensive industries with uncertain returns [Traintis 2001].<br />

Figure 4 – Areas where real options are used [Copeland 1998]<br />

‘Real options’ have recently attracted some attention within the <strong>de</strong>fence community, e.g. [Ceylan 2002],<br />

[J. Davis 2003], [Glaros 2003], [Bartolomei 2007], [Mitchell 2007], [Eckhause 2008]. The ‘real options’ logic is<br />

applicable to many areas in the <strong>de</strong>fence value chain. In operational planning, ‘real options’ would suggest<br />

218 The same logic applies to selling, but the logic will be explained here on the basis of options that give the right to buy an asset.<br />

219 ‘White elephant’ is the term used to <strong>de</strong>scribe costly assets for which there is no particular use.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 443


pursuing a variety of courses of action simultaneously instead of selecting the ‘best one’; in doctrine<br />

<strong>de</strong>velopment, doctrine would become more of a wiki-doctrine containing multiple solutions for a doctrinal<br />

problem (such as <strong>de</strong>aling with security threats in fragile states through counter-insurgency or counter-<br />

terrorism approaches); in personnel policy it would entail investing in contracts with non-NDO organizations<br />

to be able to draw upon their personnel and skills in times of need rather than having those people<br />

on the permanent pay-roll (e.g. pilots from commercial airliners). Real options thereby offer substantial<br />

flexibility in a variety of contexts. An in-<strong>de</strong>pth treatment of all of these would transcend the scope of this<br />

paper, but to illustrate the logic, we will give an example of how real <strong>de</strong>fence capability options would work<br />

in the acquisition sphere.<br />

The traditional mo<strong>de</strong>l for <strong>de</strong>fence acquisition is quite static. It usually consists of a number of stages.<br />

Capability requirements for the future are <strong>de</strong>rived from analyses based on currently available information.<br />

Technical specifications are <strong>de</strong>fined for those capabilities, and a contract is ma<strong>de</strong> with a supplier who can<br />

build the capability, typically over an exten<strong>de</strong>d period of time, and will sell it to the <strong>de</strong>fence customer at a<br />

pre<strong>de</strong>termined volume and price. Although this mo<strong>de</strong>l has been adjusted somewhat in recent years through<br />

opt-out clauses, sequential batches, leasing arrangements etc., there remains a clear preference in NDOs<br />

to think in terms of ‘acquisitions’, which are often costly and irreversible <strong>de</strong>cisions, rather than ‘options’<br />

which offer more flexibility to the customer. Examples of the problems associated with this acquisition<br />

mo<strong>de</strong>l abound in all NDOs. Large supplies of expensive military equipment <strong>de</strong>veloped to yesteryear’s<br />

specifications often prove inappropriate for the mission at hand but are expensive to sustain. Less explicit<br />

is the use of expensive equipment for purposes other than what they were planned for leading to poor<br />

value for money. White elephants also come at the expense of important capability gaps, as pet-projects<br />

take preference over other important investments.<br />

An alternative, which we call real <strong>de</strong>fence capability options, might consist of not purchasing a platform,<br />

but instead investing in a number of ‘real’ options. For strategic mobility, for instance, the NDO might<br />

conclu<strong>de</strong> a number of options contracts with the private sector – NOT for actual platforms, but for the<br />

operational capability (e.g. the ability to transfer a pre<strong>de</strong>termined amount of volume or tonnage within<br />

a certain time frame and over certain amount of nautical miles for a certain period). The actual choice of<br />

the platform would be left to the private contractor. NDOs would also be able to tra<strong>de</strong> such real <strong>de</strong>fence<br />

capability options – if a country terminates a certain operation that has to be han<strong>de</strong>d over to another<br />

country, the option could be sold to that other country. Or if an NDO would find out that it has ‘too much’<br />

of this or ‘not enough’ of that, they could tra<strong>de</strong> with their options portfolio. Real options thinking has<br />

ad<strong>de</strong>d value to avoid the need for expensive last-minute purchases to cover unplanned requirements. Given<br />

the pace of technological change, for instance, it is hard to imagine that some of the most fundamental<br />

components of military capabilities, such as propulsion or materials, will not change over the next 20 years.<br />

Who of us would still be willing to pay upfront for a mobile phone to be used in 20 years?<br />

The authors see great potential in the concept especially today, where security challenges show no signs<br />

of abating as we are moving into what will in all likelihood be a number of very ‘lean’ years in <strong>de</strong>fence<br />

budgets. Real options may very well represent one of the few ways in which NDOs could maintain a broad<br />

profile within even smaller budgets. But we also have to acknowledge that many necessary conditions for<br />

real <strong>de</strong>fence capability options do not currently exist. Furthermore, the concept itself remains controversial<br />

and also implies some quite far going changes in the way our NDOs and <strong>de</strong>fence-related industry operate<br />

today, as well as how the two interface. Our main suggestion therefore is to start exploring the extent to<br />

which ‘real options’ could be integrated within the current CBP approaches to <strong>de</strong>fence planning un<strong>de</strong>r the<br />

label ‘real capability options’ – and to do this with all relevant stakehol<strong>de</strong>rs (including the private sector).<br />

Certainly in the short and mid term, a practical way ahead could be to combination of a more traditional<br />

acquisition of modular extendable platforms and a options approach to possible future add-on modules.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 444


Loose and Open Modularity<br />

Baldwin and Clark [Baldwin 1997] <strong>de</strong>scribe modularity as “building a complex product or process from<br />

smaller subsystems that can be <strong>de</strong>signed in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly yet function together as a whole.” ‘Modularity’ as<br />

an i<strong>de</strong>a is nothing new, but the concept has gained importance in recent years because it helps organizations<br />

<strong>de</strong>velop adaptability in turbulent environments. Within the military domain, it has become fashionable to<br />

think in ‘modules’ or ‘building blocks’, each with a distinct ‘functional profile’. The modules are part of a<br />

‘toolbox’ which, as a whole, offers the flexibility to face a range of challenges and tasks through recombining<br />

these modules into new, tailor-ma<strong>de</strong> configurations or ‘task forces’.<br />

Early applications focussed on the modular <strong>de</strong>sign of products and the implications of modularity on<br />

manu facturing processes and product innovation. Modular systems are set against integrated systems. As a<br />

rule of thumb, modular systems are more expensive to build/purchase, but are specifically <strong>de</strong>signed to be<br />

adaptable (i.e. cheap upgra<strong>de</strong>s and downgra<strong>de</strong>s). Integrated systems are often cheaper to build/purchase<br />

initially, but may be prohibitively expensive to adapt. Over its full life cycle, both usability and total costs<br />

of a modularly <strong>de</strong>signed system can be far more favourable than of an integrated system. “High modularity<br />

costs some <strong>de</strong>sign time but pays back well through clarity, elegance, maintainability and flexibility”. 220 This,<br />

however, has to be set against the synergistic specificity of an integrated system, stemming from the fact<br />

that some combinations of components function better together than other configurations. 221<br />

Associated concepts strengthen the ad<strong>de</strong>d value modularity can offer. Loose coupling minimizes the <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncies<br />

between modules, making the interfaces (technically and functionally) as simple and self-contained<br />

as possible. 222 This allows the quick assembly of different operational solutions from different combinations<br />

of modules. What is required is a good functional <strong>de</strong>composition. The concept of Service Oriented<br />

Architecture, stemming from the field of software engineering but becoming increasingly popular as a<br />

paradigm for <strong>de</strong>veloping complex systems 223 , pursues just that. It approaches a system as a combination of<br />

modules that offer a service or implement an application at the request of other modules. I<strong>de</strong>ally, interactions<br />

between modules are managed locally, but SOA recognizes the need of – and offers best practices for -<br />

exercising central control to e.g. resolve priority conflicts. Open standards enable a modular open systems<br />

approach<br />

to reduce acquisition cycle time and overall life-cycle cost; insert cutting edge technology as it evolves;<br />

commonality and reuse of components among systems; leverage commercial investment. The standardization<br />

process creates what is called embed<strong>de</strong>d coordination [Sanchez 1996]. In other words, standardization<br />

allows the mixing and matching of modules into different configurations without loosing the synthesis of<br />

integrated systems. Another example is the combination of modularity and real capability options which offers<br />

new possibilities. Options are created by allowing the mixing and matching of product modules in response<br />

to changing conditions in the environment without changing the entire product. Thereby, modularity can<br />

provi<strong>de</strong> competitive advantage, particularly in environments in which product life cycles grow shorter<br />

[Baldwin 2000].<br />

Realizing such possibilities and <strong>de</strong>velopments, one might speculate about how the <strong>de</strong>fence acquisition<br />

process will adjust in the coming years to a situation were military technology will more and more share<br />

technology with (high-end) commercial applications. The challenge is to marry the economies of scale<br />

and scope with the flexibility and fluidity of best fit solutions to specific (and dynamic) circumstances and<br />

requirements; a challenge that today is better met in the commercial world than in the <strong>de</strong>fence realm.<br />

Moving away from a technological focus towards social systems and organizations, modularity is a possible<br />

<strong>de</strong>sign strategy for ‘project-based’ firms. Through modular <strong>de</strong>sign the parent organization can, <strong>de</strong>pending<br />

220 mat.sourceforge.net/manual/appendix/glossary.html<br />

221 The move from stand-alone software products – e.g. Microsoft Word and Excel – to integrated software packages – Microsoft Office – is a good example<br />

of this phenomenon.<br />

222 Loose coupling is evi<strong>de</strong>nt when elements affect each other “sud<strong>de</strong>nly (rather than continuously), occasionally (rather than constantly), negligibly (rather<br />

than significantly), indirectly (rather than directly), and eventually (rather than immediately)” [Weick 1982].<br />

223 For a great introduction to SOA, watch the first 1:48 of vi<strong>de</strong>o.google.com/vi<strong>de</strong>oplay?docid=-2552983384395697940#.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 445


on the task, mobilize different kinds of temporary organizations through the reconfiguration of its own<br />

organizational parts. A project is a temporary en<strong>de</strong>avour un<strong>de</strong>rtaken to create a unique product, service, or<br />

result. A military operation, set out to reach a specified objective or end state, can be seen as a ‘project’, and<br />

the task force specifically assembled to conduct that operation as a ‘project organization’. This is basically<br />

the ‘toolbox’ approach the Dutch armed forces have adopted, following the example of the US. A modular<br />

armed forces is of course nothing new; what is new is to push the concept <strong>de</strong>ep down into the organization.<br />

Increased modularity of the armed forces may serve different ends. For instance, in 1995 the US Army<br />

<strong>de</strong>veloped a concept of modularity that would make units interchange able and tailorable [TRADOC 1995].<br />

Ten years later, with the pressure of sustaining large forces in Iraq and Afghanistan, the main thrust of<br />

modularity was to make those units self-contained and sustainable [US Army 2004]. In 2003, the US Army<br />

Chief of Staff used a monetary metaphor. Divisions represent $100 bills in an era where making change is<br />

difficult and where most costs incurred are in the $20 price range. “So if we have a $60 fight, we can put<br />

three $20 bills together, but if we have an $18 or $20 fight, we have a unit that is capable of a better<br />

integration (with other forces) and a higher level of operation”. 224 Certainly, one reality re-discovered is how<br />

much we learn about what the armed forces really need only during actual operations. As units <strong>de</strong>ploy, they<br />

discover new requirements. These drive a series of actions, including the <strong>de</strong>livery, in theatre, of material<br />

responding to Urgent Operational Requirements. Lessons learned from in-theatre fielding are used to refine<br />

mo<strong>de</strong>rnization plans for follow-on or non-<strong>de</strong>ploying forces. This however, could well lead to significant<br />

variance in the mo<strong>de</strong>rnization and readiness levels of units, all but make a mockery of the concept of<br />

modular <strong>de</strong>sign. What is nee<strong>de</strong>d is a sense of discipline in funding, acquisition, fielding, and training<br />

that ensures that ‘modules’ remain relatively alike in form and function. Operational comman<strong>de</strong>rs learn<br />

to adapt to how to fight in a modular world. The <strong>de</strong>fence organization, as an institution, must make sure<br />

those comman<strong>de</strong>rs don’t have to learn a variety of ways to do it.<br />

Depending on the focus, organizational modularity can be implemented in many ways, mostly differing<br />

in whether a unit would contain a variety of small capabilities and <strong>de</strong>ploy as a unit, or whether is would<br />

contain a single set of capabilities and <strong>de</strong>ploy individual <strong>de</strong>tachments each capable of <strong>de</strong>livering a small<br />

quantity of that capability to a supported unit [Linick 2006]. De Waard and Kramer have explored the<br />

<strong>de</strong>ployment strategy of the first rotation of the Dutch Task Force Uruzgan, <strong>de</strong>ployed during the second half<br />

of 2006 [Waard 2007]. This case was used to test two propositions. One, the more a parent organization is<br />

modularly built up, the better its can mobilize different kinds of temporary organizations. And two,<br />

temporary organizations coming from modularly built parents are more stable than temporary organizations<br />

built from organizations that are not, because they can rely on the same <strong>de</strong>sign principles as the parent<br />

organization. The results show a remarkable difference between the air and the land contribution to the<br />

task force. The air component could <strong>de</strong>ploy more or less ready-ma<strong>de</strong> modules, because the parent organization<br />

was <strong>de</strong>signed to perform the type of tasks at hand. The land component, however, was confronted with<br />

new tasks for which it had not been <strong>de</strong>signed and no ready-ma<strong>de</strong> modules could be found. The required<br />

building blocks had to be drawn from all over the organization. De Waard and Kramer prefer to call these<br />

building blocks ‘compo nents’ rather than ‘modules’. Components are distinguishable organizational parts<br />

that, unlike modules, do not have the capabilities to function autonomously. These components had to be<br />

mixed and matched, on a daily basis, into effectively functioning temporary tactical units known as smallest<br />

units of action (SUA), such as a PRT patrol, a reconnaissance patrol, or a combat patrol. Operating in SUAs<br />

has increased the importance of common standards. First, interoperable weapons systems were essential<br />

to successfully apply the concept of combined arms. Second, compatible ICT systems were nee<strong>de</strong>d for swift<br />

communication. Third, common skills and drills and functional SOPs were crucial for establishing effective<br />

inter-unit cooperation. Although the use of SUAs could be seen as a sign of flexibility, this ad hoc way of<br />

creating usable tactical units can also be interpreted as organizational instability of the overarching<br />

temporary organization. But there are two si<strong>de</strong>s to the story. Advocates of the land component’s current<br />

mixing and matching strategy point out that the adaptability advantage of this way of organizing can not be<br />

matched by any other form of <strong>de</strong>sign. With its current organizational structure, the Dutch armed forces are<br />

224 Top Soldier Talks Army Transformation, Air Mobility Command Public Affairs, 5 Nov 2003, available from<br />

http://public.amc.af.mil/news/2003/November/031107.htm<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 446


able to reconfigure about ninety different functional components into a variety of constellations [Kramer<br />

2007]. The <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>rs of the current approach argue that this potential of variety counterbalances the<br />

disadvantages of a complex assembly process and the fact that local adjustments are sometimes necessary.<br />

This line of thinking suggests a ‘no’ to the first proposition because reconfiguring modules, in stead of<br />

components, lessens the number of different task forces that can be formed.<br />

Put differently, the Dutch armed forces are confronted with two contradicting types of flexibility. On one<br />

hand the organization needs ‘composition flexibility’, faced with a wi<strong>de</strong> spectrum of possible missions and<br />

tasks. On the other hand, it needs ‘operational flexibility’ to <strong>de</strong>al with a dynamically complex environment<br />

once <strong>de</strong>ployed. Consequently, it should work a well-oiled machine and be able to fluently adapt and remain<br />

adaptable to local conditions. These two types of flexibility put other <strong>de</strong>mands on the relationship between<br />

the parent organization and the task force <strong>de</strong>ployed. To address ‘composition flexibility’, it would be<br />

sensible to aim for an organization that is build up of a large number of small specialized units. For<br />

‘operational flexibility’ however, a parent organization build up of a limited number of autonomous<br />

modules that could be <strong>de</strong>ployed integrally for a specific operation would be appropriate. Based on<br />

experiences from ‘project-based’ organizations, a number of approaches may help to alleviate this<br />

situation. As an example, the process in which the <strong>de</strong>composition of the armed forces is constantly gauged<br />

to best fit the anticipated type of operations and tasks might be strengthened. This will minimize the<br />

tension between operational and composition flexibility. Another example is to maximize self-organization<br />

through multi-functionality, with personnel and systems having access capacity or skills so that they are<br />

able to perform additional tasks and substitute as the need arises. Mission-oriented training and kit could<br />

facilitate the ability to self-organize.<br />

Strategic Sensitivity<br />

Being sensitive to strategic changes occurring insi<strong>de</strong> and outsi<strong>de</strong> of one’s organization is important un<strong>de</strong>r<br />

any circumstances. In a highly unstable security environment, this universal requirement becomes even<br />

more imperative – and much more difficult. [Gompert 2008]. Available time is short; <strong>de</strong>cision makers<br />

impatient, unable or unwilling to choose; experience unhelpful; intuition unreliable; and the future<br />

unpredictable. Yet failing to orient oneself strategically before, not after, one starts to navigate the wilds<br />

of strategic manage ment can produce costs, risks, and results for which the ministry of Defence and the<br />

nation are unprepared. 225<br />

With time cycles contracting, a critical element in the strategy formation process is the anticipation of key<br />

trends and <strong>de</strong>velopments that are likely to impact business processes and success or fail factors. It is vital<br />

to not only enhance this strategic foresight capability, but also inclu<strong>de</strong> strong strategic insight, which refers<br />

to the ability to make sense and take action. Both processes complement each other: “What is nee<strong>de</strong>d is not<br />

the traditional way of thinking about strategy. Strategy is normally based on superior foresight, a better way<br />

to anticipate key trends and changes, and to see further into the future than competitors, customers,<br />

suppliers, and partners. This is still nee<strong>de</strong>d, but as turbulence increases it needs to be complemented with<br />

strong strategic insight” [Doz 2008]. In what Peter Schwartz calls ‘the art [emphasis ad<strong>de</strong>d] of the long view’,<br />

organizations should both anticipate future challenges (both problems and opportunities) and i<strong>de</strong>ntify<br />

possible strategies to improve the effectiveness of policy [Schwartz 1999].<br />

Strategic foresight will generally have a long-term orientation, typically focussing on periods over ten years<br />

ahead, though the objective is to inform <strong>de</strong>cisions in the present. Strategic foresight involves broa<strong>de</strong>ning<br />

the menu of policy options, and taking into account future scenarios that might affect today’s <strong>de</strong>cisions<br />

[Leigh 2003]. It is seen as a continuous process (and not just as a set of future research techniques) where<br />

225 In [Gompert 2008] the following example is given. DoD has spent some $0.8 trillion more than originally projected to perform its part in the ‘global war on<br />

terrorism’. A strategy chosen without analysis in the pressurized political atmosphere following the 9/11 attacks has led to unexpected bills, uneven results,<br />

and unwanted si<strong>de</strong> effects.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 447


stakehol<strong>de</strong>rs share, synthesise and assimilate information about the system at large in or<strong>de</strong>r to arrive at an<br />

improved un<strong>de</strong>rstanding of the environment and context within which innovations are created and taken<br />

into use. Strategic foresight requires interdisciplinary approaches to examine a wi<strong>de</strong> (but not diffuse) range<br />

of factors, whereby expert knowledge from different fields is pooled and shared. In or<strong>de</strong>r to pick up weak<br />

signals 226 and i<strong>de</strong>ntify emerging patterns effectively, analysts should constantly cast a wi<strong>de</strong> net of sources<br />

when trawling for information, such as information brokers, think-tanks, aca<strong>de</strong>mia, other governments.<br />

Such networks should preferably be durable, so that they continue to function after an initial foresight<br />

activity has been completed. Permanence is an important feature of strategic sensitivity.<br />

Strategic insight is the ability to “perceive, analyse and make sense of complex strategic situations as they<br />

<strong>de</strong>velop, and to be ready to take advantage of them” [Doz 2008]. In our own experience, we are currently<br />

starting to complement foresight with what we call hindsight (using new tools and methods to mine the rich<br />

data of military history in search for insight) and si<strong>de</strong>sight (looking at what others are doing through <strong>de</strong>fence<br />

‘benchmarking’ [Spiegeleire 2006]). These three components – foresight, hindsight, and si<strong>de</strong>sight – then<br />

combine in what we call ‘insight’. Where change is fast, complex, and systemic, and stable sources of<br />

strategic advantage short-lived, strategic foresight needs to be strongly complemented by strategic insight:<br />

an ability to perceive, analyse and make sense of complex strategic situations as they <strong>de</strong>velop, and to be<br />

ready to take advantage of them. Key ingredients of this process are a strong and active internal connectivity<br />

as well as opening up the strategy process to external influences and become or stay connected with<br />

unusual sources of information. This means constant consultative procedures and interactions between<br />

different actors to ensure feedback [Cuhls 2000]. Important insights that are gained in this process heighten<br />

strategic sensitivity and should be translated to the own corporate context.<br />

But strategic orientation should be based as much on an insi<strong>de</strong>-out perspective as on an outsi<strong>de</strong>-in one. Here<br />

the question is less about what is going on in the world at large, but rather about the intrinsic strengths and<br />

weaknesses of the organization itself. What are the risks and the key vulnerabilities of the organization?<br />

And what unique elements does the organization bring to the table that will make a big difference in the<br />

future? In the business world, why an organization exists and the strategic boundaries within which it exists<br />

is <strong>de</strong>scribed in a vision and/or mission statement. In the <strong>de</strong>fence world the boundary conditions are<br />

typically <strong>de</strong>fined in a number of basic constituent documents (e.g. a constitution), complemented with<br />

regularly issued policy statements or visions. If we want to confront <strong>de</strong>ep uncertainty head-on, we must<br />

recognize that those boundary conditions might change as well, sometimes quite rapidly. That even the very<br />

nature of ‘armed force’ might even change. Our current view of ‘armed forces’ essentially remains one of<br />

highly hierarchically organized mobile formations of uniformed soldiers equipped with a wi<strong>de</strong> range of<br />

technologies based (mostly) on steel, engines and firepower that are employed by national political lea<strong>de</strong>rs<br />

to advance or <strong>de</strong>fend their national goals. While this particular image is by now <strong>de</strong>eply ingrained in our<br />

consciousness, ‘armed forces’ have not always looked like this. And it is perfectly conceivable that future<br />

‘armed forces’ may look significantly different. We have to acknowledge that the two key <strong>de</strong>fining features<br />

of our current image of armed forces – their state-centred (‘Westphalian’) and industrial quintessence – are<br />

un<strong>de</strong>r increasing pressure. Both may very well stay with us for some time to come, but we can already <strong>de</strong>tect<br />

the patchy outlines of a different era with e.g. a much more heterogeneous cast of actors and post-industrial<br />

socio-technical features. An open mind towards envisaging such alternative views of ‘armed force’ is an<br />

important prerequisite of thriving un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty.<br />

226 Ansoff <strong>de</strong>fined weak signals as “imprecise early indications about impending significant events” [Ansoff 1975]. Later on, this <strong>de</strong>finition has been expan<strong>de</strong>d to<br />

accommodate additional characteristics, such as “new, surprising, uncertain, irrational, not credible, difficult to track down, related to a substantial time lag before<br />

maturing and becoming mainstream” [Coffman 1997, Harris 2002].<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 448


Figure 5: Strategic sensitivity embed<strong>de</strong>d in the strategic management process<br />

In creating strategic sensitivity, organizations must structurally embed two fundamentally different and<br />

potentially contradictory orientations: being imaginative and being systematic. One cannot foresee<br />

strategic surprises without being imaginative, but the results will not be believable without being systematic.<br />

It is fashionable right now to say that practically anything that pops up on the radar screen is an<br />

unforeseeable, emergent phenomenon, so lea<strong>de</strong>rs therefore have no ability to i<strong>de</strong>ntify surprises ahead of<br />

time. This is mainly an excuse for a lack of discipline in systematically collecting and analyzing information.<br />

Policymakers can take a ‘real options’ view of problems in which new information changes the confi<strong>de</strong>nce<br />

in or the direction of their <strong>de</strong>cisions as it emerges, causing them to adapt and act differently [Schwartz<br />

2008]. The most important message behind strategic sensitivity un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty is thus double:<br />

one, to creatively <strong>de</strong>velop ever more probes to stay abreast of changes within the organization and outsi<strong>de</strong><br />

of it; and two, to genuinely anchor strategic foresight/insight into the strategic management process, see<br />

Figure 5.<br />

Resource Fluidity<br />

In December 2004, after public grievances from soldiers going into Iraq about long <strong>de</strong>ployments and a lack<br />

of armoured vehicles and other equipment, Defense Secretary Donald Rumsfeld replied “you go to war with<br />

the army you have - not the army you might want or wish to have at a later time.” As stated earlier, this is<br />

in<strong>de</strong>ed the case – but only up to a certain point. If you are going to embroil the nation in a war of choice<br />

– which for the US the Iraq war certainly was – you have at least some opportunity, and obligation, to equip<br />

your soldiers with what they’ll need. Furthermore, you may have to go to war with the army you have<br />

initially, but you adapt to what is nee<strong>de</strong>d as fast as possible. “Since choices and commitments cannot be<br />

<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d and planned well ahead of time, reactivity is nee<strong>de</strong>d: resource commitments need to be sud<strong>de</strong>n<br />

and vigorous, the same way as exploiting military breakthroughs requiring pouring resources into the<br />

opening in the front that a breakthrough creates” [Doz 2008].<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 449


Rumsfeld’s successor, Robert Gates, has put this notion central. There is always the balance between<br />

requirements for current engagements, treats and risks on the one hand, and those for a whole range of<br />

possible conflicts just over the horizon on the other. Un<strong>de</strong>r Gates this balance has clearly shifted towards<br />

the former. The core tenet of his doctrine is to base policy on current operations and wars that are most<br />

likely to happen, and on the capabilities that are most likely to work for those. Three central elements of<br />

his approach are risk management – accepting less likely risks, e.g. the need to fight a major land war any<br />

time soon, so as to cope effectively with likely dangers, such as failing states turning into terrorist breeding<br />

grounds; leverage, involving allies as well as the training of indigenous forces to support the establishment<br />

of or<strong>de</strong>r and governance in weak or <strong>de</strong>veloping states; and transformation, with the ability to build and wield<br />

hard and soft power in concert at the heart of it. This approach translates into the acquisition reform<br />

Secretary Gates is pushing, stating that the Pentagon too often makes the perfect the enemy of the good.<br />

Gates said the <strong>de</strong>partment needs to be more willing to settle for the ‘75-percent solution’ that gets capability<br />

into warfighters’ hands faster, than always waiting for a near-perfect system. Case in point is the rapid<br />

acquisition of the Mine Resistant Ambush Protected (MRAP) vehicles, one of the largest material acquisition<br />

programmes since World War II. Below, we elaborate on this case because it provi<strong>de</strong>s an excellent review of<br />

the challenges to industrial base agility as a prerequisite for <strong>de</strong>fence agility.<br />

Gates took office on December 18, 2006. At that time soldiers were driving thousands of Humvees in Iraq,<br />

taking the toll of improvised explosive <strong>de</strong>vices that easily pierced the vehicles’ thin skins, causing 70 percent<br />

of US casualties in Iraq. Meanwhile, in one part of Iraq, hard-shelled MRAP trucks had withstood hundreds<br />

of attacks without a single US fatality. But in May 2007, just 64 were <strong>de</strong>livered into the field. They were<br />

consi<strong>de</strong>red too big to use anywhere but Iraq, and the Army already had Future Combat Systems going, a<br />

multi billion programme scheduled to <strong>de</strong>liver the next-generation networked, lightly armoured infantry<br />

vehicle in 2016 or so. Learning about MRAPs – not from his generals but from an article in USA Today –<br />

Gates or<strong>de</strong>red a task force to figure out how to <strong>de</strong>liver 1,000 MRAPs a month by 2008. At first scepticism<br />

prevailed. Typically, contractors produced just a few hundred armoured vehicles a year. Nevertheless, a plan<br />

was set up and put into practice. Gates asked Congress for permission to expand manufacturing lines with<br />

$1.2 billion from other programmes, and he activated a rarely used Cold War law to force steel makers to<br />

prioritize sales to the Pentagon’s MRAP manufacturers. Monthly MRAP <strong>de</strong>liveries climbed to 1,189 by the<br />

end of the year. Today, there are some 13,000 MRAP vehicles <strong>de</strong>ployed in Iraq and Afghanistan. 227<br />

The MRAP case, far from being a template for future programmes, stands out in the bold and creative way<br />

in which a local achievement was propagated in extremely short time and with huge mass – albeit at<br />

enormous costs. The MRAP programme produced difficult challenges to both the DoD acquisition systems<br />

and industry. Note that MRAP is a family of armoured fighting vehicles. The MRAP programme involved<br />

the rolling purchases of a wi<strong>de</strong> range of vehicle types, all meeting the same basic mobility and protection<br />

requirements. These requirements did not specify how a vehicle should meet them, so different manufacturers<br />

took different approaches. 228 Only by issuing production contracts to several companies, including<br />

some new producers, the rate of production could be sufficiently accelerated. Contracts were awar<strong>de</strong>d<br />

before vehicles were fully tested and before the programme got final endorsement. Determining that<br />

materials for production of MRAPs were in competition with other <strong>de</strong>fence procurement programmes,<br />

Secretary Gates assigned the MRAP programme a ‘DX’ rating. Un<strong>de</strong>r the 1950 Defense Production Act,<br />

any item with a ‘DX’ rating must be furnished to the US government in advance of any other customers.<br />

Furthermore, exceptions to the ‘Buy American’ Act had to be invoked to be able to use e.g. foreign sources<br />

of steel. In July 2007, industry capacity for MRAP tires was limited to 1000 tires per month by one manufacturer,<br />

Michelin. At least six times this amount was required. In response, the Defense Logistics Agency<br />

bought additional tire moulds to facilitate an increase in production. Goodyear now became a second<br />

producer of MRAP tires, increasing total production to about 17,000 tires per month by January 2008.<br />

Production ramp up is only one piece in the supply chain that eventually leads to a combat ready piece of<br />

equipment. Once an MRAP is <strong>de</strong>livered to the military, there is an extensive process of installing government<br />

furnished equipment (GFE), including radios, Electronic Warfare <strong>de</strong>vices, blue force tracker and intra-vehicle<br />

227 Based on Robert Gates: Overhaul in the Pentagon, Wired Magazine, 17 October 2009.<br />

228 See e.g. Diversity Adds Depth to MRAP, October 2007 at www.military.com/features/0,15240,153979,00.html<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 450


communications systems. Through gaining the Army and Marine Corps agreement on semi-standard GFE<br />

configurations, and the establishment of a central GFE installation facility, DoD was able to streamline this<br />

process the final step in producing a combat ready MRAP. In short, only as a result of intensive management<br />

efforts by DoD and industry partners the MRAP programme managed to meet – and even exceed – its<br />

<strong>de</strong>livery goals.<br />

But at the same time, the MRAP-programme is a schoolbook case of how not to do it. It was a budgetary and<br />

logistics nightmare. Lack of a common <strong>de</strong>sign presented a huge logistical challenge, as did the high fuel<br />

consumption. Even though given the highest <strong>de</strong>velopment priority by Robert Gates, the abbreviated MRAP<br />

<strong>de</strong>velopment cycle exposed weaknesses in the US <strong>de</strong>fence acquisition and industrial base partnership. Over<br />

28 billion dollars in supplemental funding was appropriated for a total acquisition objective of over 15,000<br />

MRAP vehicles. A big ‘if’ is whether the US military are going to be left with a white elephant. Do MRAPs<br />

fill a niche capability today but will not have a use in the future? The answer to that question is unclear at<br />

this time. Doctrine <strong>de</strong>velopers should be cognizant of the fact that the military will eventually have over<br />

15,000 MRAPs in units and must analyze potential uses for the vehicle in full spectrum operations doctrine<br />

[Howitz 2008].<br />

Of course, the applicability of the MRAP case to the particular circumstances and scope of the Netherlands<br />

are questionable. However, we do hold that even for the Dutch situation, there are lessons to be learned<br />

from the meticulous management and resource prioritization within DoD, the timely Congressional<br />

appropriations, and from the industry expansion and partnering with government. An obvious take-away<br />

is that the Dutch MoD should examine its industrial policy to stimulate a viable <strong>de</strong>fence industrial base to<br />

ensure the ability to adapt, expand, and sustain the Dutch armed forces in time of need, but in a more cost<br />

effective way then the MRAP case exhibits. 229 In doing so, various ways of co-operation beyond pure<br />

customer-client relationships should be consi<strong>de</strong>red (see the ‘Building Ecosystems’ Section) – and not in<br />

an exclusive national context. 230 Improving resource fluidity within the NDO requires more dynamical<br />

budgeting, planning and accounting systems. But the challenge is also cognitive and political, maybe even<br />

more so. In other words, what counts is that top <strong>de</strong>cision makers take perspectives, in the strategic dialogue<br />

they entertain, that are not exclusively aligned with their direct operational responsibilities. Creating an<br />

multidimensional organization into which multiple perspectives are structurally embed<strong>de</strong>d should<br />

facilitate unlocking resources from organizational silos by separating business management and results<br />

from resource ownership [Doz 2008].<br />

Because of the importance of ‘affordability’ in today’s <strong>de</strong>fence capability <strong>de</strong>velopment, we now take a closer<br />

look at budget flexibility. The implications of some of the principles advocated here for the budgeting process<br />

of the Dutch ministry of Defence might be consi<strong>de</strong>rable. Not being financial experts, we have no clear<br />

insight in the extent to which the government’s financial regime and funding laws are flexible enough to<br />

accommodate the consequences of a different way of acquiring and employing <strong>de</strong>fence capabilities. We<br />

therefore present some of the consequences as we see them, without making inferences on the nature and<br />

likelihood of implementing those consequences in the budgeting process. We are sure that most changes<br />

can be implemented over time if their origins and impacts are un<strong>de</strong>rstood and properly addressed.<br />

Traditionally the Defence budget in the Netherlands slowly evolves from year to year. Investment<br />

programmes, which account for some 20% of the overall budget, are spread out over the years in an<br />

intricate overall scheme, staying within yearly budgets an overriding imperative. Urgent Operational<br />

Requirements are given preference at the expense of other planned programmes – the latter are postponed,<br />

reduced, or even (but rarely) cancelled. If ‘fast track’ investment programmes to respond to a rapidly<br />

changing environment become a much more structural ingredient of the <strong>de</strong>fence capability <strong>de</strong>velopment<br />

229 The Dutch counter-IED approach balances vehicle protective measures with search capability, dismantling the IED networks and training improvement. This<br />

is to, once again, stress that capabilities comprise much more than the material aspect the MRAP case focuses on. This realisation, however, does not diminish<br />

the overall conclusion.<br />

230 Fragmented <strong>de</strong>mand means the European <strong>de</strong>fence industry is fragmented too. Of 41 current (2008) procurement projects in Europe with a value of € 1bn<br />

or more, 30 are projects with only one country as the customer. Just as worrying, Europe’s <strong>de</strong>fence industry has seen no significant new entrants in the past<br />

30 years, in marked contrast to the US. It should be of serious concern to governments <strong>de</strong>manding ground-breaking new technologies and new business<br />

mo<strong>de</strong>ls that no new competitors think it worthwhile to enter the <strong>de</strong>fence business [Nicoll 2008].<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 451


process, this mechanism will no longer suffice. A <strong>de</strong>fence investment budget that can fluctuate significantly<br />

from year to year is nee<strong>de</strong>d. This might be done by creating an ‘<strong>de</strong>fence investment fund’ where money is<br />

<strong>de</strong>posited into or drawn from according to present needs; by covering yearly fluctuations from a central<br />

government budget; or through some other accounting principle. A more flexible way of <strong>de</strong>aling with<br />

budget limitations must also reduce the systematic incentive to un<strong>de</strong>restimate the likely cost of equipment<br />

and to put a premium on the highest specification products, so probingly <strong>de</strong>scribed in the Gray-report<br />

from which we already cited in the ‘Best Value for Money’ Section [Gray 2009]. Cost transparency; sensible<br />

tra<strong>de</strong>-offs between immediate and long term requirements and financial limitations; and top-down<br />

guidance are the operative words here. It is our belief that the sort of to-the-point programmes promoted<br />

in this paper – producing capabilities that are really nee<strong>de</strong>d, or ’80% solutions’ that would field a certain<br />

capability that could be grown over time – are more likely to pop-up and be selected un<strong>de</strong>r the type of<br />

regime promoted by e.g. the Gray-report.<br />

As a final point, we see a (further) blurring of investment and operating costs, in line with a growing overlap<br />

between capability <strong>de</strong>velopment (‘preparing for future operations’) and operational planning (‘conducting<br />

today’s operations’) in terms of both scope and time horizon. In the Netherlands, the procurement of<br />

mission specific assets is already financed through the Homogeneous Budget for International Cooperation<br />

(HGIS). 231 This is a separate budgetary construction in the central government budget which covers Dutch<br />

expenditure on international cooperation. Most of this 6.4M€ (2009) budget is applied to <strong>de</strong>velopment<br />

assistance, but part is reserved to cover the additional costs associated with partaking in military peace<br />

operations. We applaud the HGIS construction because, at least in principle, it forces to think of the<br />

application of various instruments for external action in conjunction - even if current practice leaves limited<br />

room to transfer budgets between the various provisions within HGIS. Furthermore, again in principle, it<br />

separates the relatively fixed and clear costs of ‘having’ an armed forces from the potentially very dynamic<br />

and ad-hoc costs of actual <strong>de</strong>ployments – even if in current practice what counts as ‘additional expenditures’<br />

and therefore financed through HGIS is subject to political <strong>de</strong>cision making and not based on a transparent<br />

attribution scheme. We can envisage a enhanced HGIS as a means to create more flexibility as well as<br />

coherence in <strong>de</strong>fence spending from a broad ‘external action’-perspective. Such a ‘HGIS++’ should (a)<br />

address the operating costs of all ‘external action’, as an important enabler for a more integral approach<br />

towards (international) security policy; (b) have a transparent cost attribution scheme based on a clear<br />

<strong>de</strong>finition of ‘additional expenditures’; and (c) be replenished by the General budget if the available budget<br />

is excee<strong>de</strong>d, so the political <strong>de</strong>cision to partake in an operation by <strong>de</strong>fault means there is budget to do so.<br />

Building Ecosystems<br />

The ability of a NDO to act in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly of others to counter security threats buys political sovereignty<br />

and operational autonomy. In times of <strong>de</strong>ep uncertainty this is neither affordable nor wise. Diverse and<br />

dynamic security challenges require ‘smart power’: a strategy of for each situation picking the right tool,<br />

or combination of tools, out of the full range of instruments of power a state has available – diplomatic,<br />

economic, military, political, legal, and cultural. To be able to achieve the level of trust and un<strong>de</strong>rstanding<br />

nee<strong>de</strong>d in an effective ‘smart power’ constellation, established structural relationships or even partnerships<br />

are a pre-requisite (see e.g. [Hunter 2008]). Not only in an operational context but also for <strong>de</strong>fence capability<br />

<strong>de</strong>velopment, a relevant network of partners can yield substantial benefits through increased strategic<br />

flexibility and adaptivity. In the business world, the concept of organizational inter-firm networks and<br />

dynamic partnering activities (as opposed to the first generation partnering: stable mergers & acquisitions)<br />

is of growing importance. Drivers are globalization, technology <strong>de</strong>velopment, changing customer needs<br />

and fragmented markets, and the trend towards a knowledge economy. All these drivers also affect the<br />

military. In fact, facing a increasingly complex and <strong>de</strong>manding environment, an ‘integrated solution’ is no<br />

longer feasible: it is unlikely that NDOs can master all the key competencies nee<strong>de</strong>d in the course of military<br />

231 See [Haas 2008] for a benchmark on the financing of peacekeeping operations between the Netherlands, the United Kingdom, Canada, Germany and Denmark.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 452


operations. Collaboration with other organizations in a so-called ‘ecosystem’ is essential to enhance their<br />

scope. Economic reasoning also applies: better access to new technology, obtaining economies of scale in<br />

joint research & acquisition, building complementary skills, sharing risks for activities, etc.<br />

There are different types of ecosystems, both open and closed, different control mechanisms, self-organizing<br />

or hierarchical, and different levels of value integration [Tapscott 2005]. An open <strong>de</strong>fence ecosystem<br />

is based on the i<strong>de</strong>a that the NDO could partner with any other organization or agency as long as it offers<br />

products or services meet certain agreed upon standards. A closed ecosystem involves <strong>de</strong>veloping and<br />

nurturing relations with known partners, to mobilize that network, more comparable with a vertically<br />

integrated value chain but with multiple, different partners. This for instance involves optimizing cooperation<br />

with specific allied countries, or outsourcing activities to organizations with whom there exists an<br />

established relationship. Defence organizations prefer relatively closed relationships with strategic partners<br />

for core capability <strong>de</strong>velopment, and certainly for system / capability integration. Reasons for this inclu<strong>de</strong><br />

security of supply through long life spans and security of sensitive information. More open networks are<br />

preferable for products and services that have a close resemblance to commercial variants. With the influx<br />

of civil technology, the latter category is broa<strong>de</strong>ning up.<br />

Figure 6: Characteristics of organizational networks [Riemer 2002]<br />

A central notion in the logic of networks is ‘value creation’ (see also the ‘Best Value for Money’ Section).<br />

Networks can be seen as an intermediate organizational form for governing value creation, between the<br />

internal, hierarchical single firm coordination of value creation and the external market coordination, and<br />

in fact combine the advantages of markets and hierarchies (see Figure 6). An intensive division of labour<br />

among the network partners takes place, because every organization brings its core competences into the<br />

network to meet external <strong>de</strong>mands and opportunities. Building effective ecosystems is achieved by taking<br />

a systems approach to <strong>de</strong>velop synergies, focus on core activities and leverage the competences and skills<br />

of partners to enhance the ability of the organization to achieve its objectives (such as establishing a secure<br />

environment) along with overall ‘ecosystem’ objectives (such as establishing the conditions for sustainable<br />

<strong>de</strong>velopment). A service-oriented approach (see also the ‘Loose and Open Modularity’ Section) allows the<br />

alignment of the different functions that network partners can perform. It follows that the awareness of<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 453


core strengths embodied in <strong>de</strong>fence capabilities and the way they can be best expressed in the various<br />

ecosystems for ‘security value creation’ is a crucial aspect of strategic analysis and of <strong>de</strong>fence strategy itself<br />

(see the ‘Strategic Sensitivity’ Section).<br />

In their key 1990 paper The Core Competence of the Corporation, Prahalad and Hamel argue that ‘core<br />

competences’ are some of the most important sources of uniqueness. Core competences are the things<br />

that a company can do uniquely well, and that no-one else can copy quickly enough to affect competition<br />

[Prahalad 1990]. They established that the star performers of the 1980s (such as NEC, Canon and Honda) had<br />

a very clear i<strong>de</strong>a of what they were good at. Because these companies were focused on their core competences,<br />

and continually worked to build and reinforce them, their products were more advanced than those of<br />

their competitors, and customers were prepared to pay more for them. And as they switched effort away<br />

from areas where they were weak, and further focused on areas of strength, their products built up more<br />

and more of a market lead. This sounds like an attractive i<strong>de</strong>a, and it is often easy to think about a whole<br />

range of things that a company does that it can do well. However, Prahalad and Hamel give three tests to<br />

see whether they are true core competences:<br />

❚ Relevance: the core competence must give your customer something that strongly influences him<br />

to choose your product or service. If it does not, then it has no effect on your competitive position<br />

and is not a core competence.<br />

❚ Difficulty of imitation: the core competence should be difficult to imitate. And because you’re ever<br />

working to improve this competence, it means that you can sustain your competitive position.<br />

❚ Breadth of application: the core competence should be something that opens up a good number of<br />

potential markets. If it only opens up a few small, niche markets, then success in these markets will<br />

not be enough to sustain significant growth.<br />

The possible benefits of building ecosystems for the NDO inclu<strong>de</strong> enhanced situational awareness, better<br />

and faster synchronization of efforts, increased responsiveness, reduction of single points of failure and<br />

bottlenecks and, in the terminology of another Section, more resource fluidity. However, networks can also<br />

be complex, precarious, shaky and vulnerable, and have a consi<strong>de</strong>rable risk of failure and high coordination<br />

costs. Defence organizations have learned to manage complex internal chains, but must master different<br />

techniques for networks in which the partners are not ‘un<strong>de</strong>r control’ and centralized network management<br />

is seldom possible. Reversely, mere collaboration is not enough. Therefore a careful management of the<br />

network relationships has to be applied. In mastering this requisite, NDOs can learn from practical<br />

examples of successes and failures, as well as evolving good practices in the business world. Although the<br />

<strong>de</strong>finition and use of terms such as ‘market’, ‘customers’ and ‘value creation’ in a <strong>de</strong>fence context remains<br />

somewhat awkward, we hold that similar notions are required for doing so.<br />

Collective commitment<br />

Complex, diversified corporations competing in challenging markets tend to rely on subordinate operating<br />

units (or lines of business) not only to carry out strategy but also to provi<strong>de</strong> the prism through which they<br />

can assess the likely results, risks, and costs of strategy before embarking on it. Reliance on operating units<br />

is a proven way for corporations to maintain oversight without quashing initiative and to marry strategic<br />

direction with market-based responsiveness and opportunism. For all the differences between the corporate<br />

and <strong>de</strong>fence worlds, reliance on operating units both to analyze and to execute strategy is a common key<br />

i<strong>de</strong>a. In<strong>de</strong>ed, as with other complex enterprises operating in turbulent environments, a NDO needs visibility<br />

into operations without micromanaging them; it needs to shape but not dictate how subordinate line<br />

organizations respond to conditions; and it needs to know how to align resources to achieve the operating<br />

objectives that flow from national strategy [Gompert 2008].<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 454


However, in or<strong>de</strong>r to counter the ten<strong>de</strong>ncy to operate in a dispersed manner, a ‘collective commitment’ to<br />

joint objectives is necessary. The need for collective commitments arises from the notion that choices are<br />

highly inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt and cannot be ma<strong>de</strong> without consi<strong>de</strong>ring the impact of a strategy on the operations<br />

of individual business units and vice versa. A collective commitment emerges when there is a focus on<br />

corporate rather than business-unit issues and the organization fosters mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy among<br />

top-level team members. A tra<strong>de</strong>-off has to be ma<strong>de</strong> between individual business unit performance and the<br />

overall organizational performance. This means collective commitments can sometimes have an adverse<br />

affect on the former, but the contribution of individual businesses to the corporate value creation logic<br />

always needs to be recognized and rewar<strong>de</strong>d. It means fighting intellectual and managerial stovepipes.<br />

[Doz 2008].<br />

To avoid ill-informed choices and fragmented, disjointed <strong>de</strong>cision making, management has to take into<br />

account the concerns at multiple levels of the organization, ranging from subunits to the top management.<br />

Doz and Kosonen [Doz 2008] argue that most high-powered executives rarely have time to engage in<br />

in-<strong>de</strong>pth dialogues causing the bandwidth of discussable items to shrink gradually and make the enforcement<br />

of collective <strong>de</strong>cision-making har<strong>de</strong>r. However, in or<strong>de</strong>r to take care of the numerous strategic and<br />

operational integration needs, an organization’s top-level management needs to ensure that each business<br />

unit head not only feels responsible for its own division, but also for the performance of other business<br />

units. Such an integrated strategy often requires a tremendous shift in the company’s strategic scheme,<br />

i.e. its culture and heuristics [Volberda 1999].<br />

In or<strong>de</strong>r to promote mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, companies can foster engagement among senior executives to<br />

grant them responsibility for different stages in the company’s value chain rather than merely a single<br />

business unit. By organizing along functional lines, none of the top-level team can function in isolation<br />

since it <strong>de</strong>pends on resources that resi<strong>de</strong> in their colleagues’ functional areas. Basically, it forces them to<br />

collaborate closely to <strong>de</strong>velop and implement the company’s overall strategy and to overcome tensions<br />

[Doz 2008]. Another common approach to enhance collective commitment is by <strong>de</strong>signing and assigning<br />

distributed lea<strong>de</strong>rship roles to top-level managers, i.e. institutionalized job rotation. The purpose is to shift<br />

their attention to broa<strong>de</strong>r corporate issues in top team meetings and perhaps balance power-distances<br />

between executives with different corporate-level roles so as to increase awareness about each other’s<br />

responsibilities. Constructive dialogues are easier when top team members have an experience-based view<br />

on each other’s responsibility areas. This process should be further supported by having a corporate-wi<strong>de</strong><br />

agenda that makes executives focus on common challenges and opportunities instead of specific sub unit<br />

agendas. Mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy enhances the willingness to make collective commitments and fight against<br />

‘management divergence’.<br />

Collective commitment can only be as useful as management allows. It seems that management can turn<br />

against strategic agility if commitments are <strong>de</strong>layed or confused. Collective commitments, therefore,<br />

require transparency of performance and resolute implementation. Furthermore, it is important to have<br />

time together as a top team, avoiding excessively structured and overcrow<strong>de</strong>d agendas and leaving time for<br />

dialogue. Using fast paced top-level team meetings to simply register <strong>de</strong>cisions or review performance will<br />

not suffice. Top management should not neglect the pitfall of contest among influential executives that<br />

battle for resource allocation, recognition and power. The natural ten<strong>de</strong>ncy to <strong>de</strong>fend own turfs is of course<br />

nothing alien to NDOs. “Each of the Armed Services is competing with each of the others for a share of finite<br />

resources. […] This is perfectly rational behaviour from the perspective of each Service, in<strong>de</strong>ed the Services<br />

will feel a moral obligation to specify the best possible solution given that they will be taking people into<br />

harm’s way, but this process leads to a poor outcome from the perspective of the MoD as a whole” [Gray<br />

2009]. For example, shifting the focus from ‘local’ to ‘enterprise’ requires trading ‘best’ for ‘good enough’.<br />

Business unit excellence is in itself no objective if it doesn’t add to collective success. With growing<br />

emphasis on joint operations this is an issue for the armed forces. It is, therefore, imperative that the<br />

shared commitment and setting corporate-wi<strong>de</strong> goals are formulated in clear terms, making every executive<br />

aware of the importance of collective actions.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 455


2.<br />

Final Consi<strong>de</strong>rations<br />

Defence reform is a slow process. Twenty years after the Cold War has en<strong>de</strong>d, many European countries are<br />

still struggling to change the force structures of that bygone era. The Dutch NDO is a relatively fast adapter,<br />

but even so in many respects still wears the signs of a <strong>de</strong>funct Cold War rationale. There are reasons why<br />

reform does not happen quickly. You don’t change threat perceptions, doctrines and cultures overnight,<br />

nor can you easily abandon long-running and expensive equipment programmes in which there are many<br />

vested interests, and sud<strong>de</strong>nly <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> to buy something else instead. So slow adaptation may be un<strong>de</strong>rstandable,<br />

but is neither inevitable nor acceptable. Many European nations no longer perceive direct threats<br />

to their sovereignty, and organise their armed forces to <strong>de</strong>al with a wi<strong>de</strong> range of contingencies, at home<br />

and abroad. There are no signs of any let-up in the <strong>de</strong>mand for Europe military <strong>de</strong>ployments, and equally<br />

there is no likelihood that more money will be available. The requirement will be, therefore, for the military<br />

to <strong>de</strong>velop capabilities fitter and more available for operations, and to give better value for money to the<br />

taxpayer. In the Cold War military capabilities were measured by numbers of, say, fighter aircraft, submarines<br />

or soldiers, with relatively little attention paid to their practical usefulness. It could now be argued, by<br />

contrast, that nothing can be called a capability unless it is usable in real operations. This means that we<br />

now need new ways to assess and <strong>de</strong>velop capabilities [Nicoll 2008].<br />

In this paper, we have argued the need for strategic agility. We went searching in a number of different<br />

disciplines for a number of ‘first principles’ that, smartly applied by and in NDOs, might produce a<br />

strategically agile organization. One central i<strong>de</strong>a behind these principles is to <strong>de</strong>lay committing to a<br />

strategy until uncertainty resolves, new information becomes available, and the better strategy is clearer.<br />

This also implies that once the strategy is chosen, its implementation often requires rapid action. But do<br />

the principles actually work in practice? Successful implementations from the business world and from<br />

complex systems engineering at least ren<strong>de</strong>r some credibility. But straight successes are uncommon. To gain<br />

flexibility and reduce costs, Boeing outsourced not just production, but also <strong>de</strong>sign and engineering of its<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 456


new 787 Dreamliner programme in ways it had never done before. The aircraft company now functions less<br />

as a manufacturer than as a project manager, supervising its first- and second-tier subcontractors, each of<br />

which may rely on scores of more specialized subcontractors. But getting this stretched-out, virtually<br />

integrated manufacturing network to work proved to be a nightmare. On Dec. 15, 2009 the Dreamliner<br />

ma<strong>de</strong> its mai<strong>de</strong>n flight, after two-and-a-half years of huge problems and <strong>de</strong>lays that cost Boeing more than<br />

$10 billion in contractual penalties. Boeing has gained tremendous knowhow in pioneering a system that<br />

other industries may also adopt in due course, but at quite some price. The point being that the balance<br />

between owned and outsourced capabilities cannot be shifted too radically; or more general that the path<br />

from a good principle to a favourable practice may well be a thorny one.<br />

Likewise, in harvesting the benefits of partnering with business specialists and of outsourcing non-core<br />

activities to focused provi<strong>de</strong>rs, cutting-edge companies are swapping their tightly coupled processes for<br />

loosely coupled ones. But what does this entail for NDOs – and the i<strong>de</strong>a of a coherent force, <strong>de</strong>ployable<br />

on short notice time and able to act as a whole to take on the opponent’s operational centres of gravity?<br />

Certainly you don’t want to end up with an armed force consisting of a ‘toolbox’ with (a) many critical tools<br />

missing because they are in other organisation’s ‘toolboxes’; and (b) no craftsmanship left to pick and<br />

combine the tools in a meaningful way? Isn’t <strong>de</strong>fence different – with best practices from the business<br />

world hardly applicable?<br />

These and many more ‘buts’ are relevant and appropriate. All the same, we believe the principles presented<br />

here make sense, also for NDOs and not just on paper but in real life. Many of these principles are to a<br />

smaller or larger extent already applied in the Dutch <strong>de</strong>fence organization. We’re confi<strong>de</strong>nt that much more<br />

can be gained by a strengthening a number of approaches and initiatives already un<strong>de</strong>r way – making them<br />

more explicit and structurally embed<strong>de</strong>d; and of creative new thinking on how to organize the analytical<br />

and business processes the military utilize to build, obtain and use <strong>de</strong>fence capabilities. Furthermore,<br />

the principles interact and, if intelligently applied, have a mutually strengthening effect. There is merit<br />

in consi<strong>de</strong>ring further implementation of the principles from a overarching and holistic framework, for<br />

which we may have provi<strong>de</strong>d some initial thoughts here.<br />

Bottom line is that NDOs must face uncertainty head-on or run the risk of becoming increasingly ill-fitted<br />

for their task. Budgetary pressures increase the sense of urgency – and to some extent become a driver for<br />

some of the principles in their own right. What needs to be done is a combination of a short track and a<br />

more fundamental approach. On the one hand there are quite obvious quick wins, along increasingly<br />

familiar lines. An example is expansion of the Dutch system of national reserve forces. They consist of<br />

volunteers who operate as a back-up pool in the event of a calamity. They receive training at regular<br />

intervals but are otherwise engaged in civil jobs, only to be mobilized when nee<strong>de</strong>d. Many reservists have<br />

special skills or local knowledge less relevant in everyday military operations, but particularly useful in<br />

specific contingencies. To reinforce the pool of reserve forces is in fact creating ‘real options’ for extra forces<br />

for national <strong>de</strong>fence or crisis management tasks. On the other hand out of the box applications of some of<br />

the principles must be contemplated, and first steps taken to bring more far fetching but promising i<strong>de</strong>as<br />

closer to realisation. A (cautious) trend is to focus armed forces more on prevention by building partnerships<br />

to strengthen ‘resilience’. Two examples are to launch a public-private ‘Global Movement Management<br />

Initiative’ as an innovative governance framework to align security and resilience with commercial<br />

imperatives in global movement systems, including shipping, air transport, and even the internet; and to<br />

<strong>de</strong>velop a common standard for port security to replace individual national efforts geared to 100% scanning<br />

and based on differing concepts and approaches [Hamilton 2009]. Our message would be: start working,<br />

gain practical experience!<br />

So finally, what about the ‘dancing generals’ in the title? To explain this, we refer to a business example of<br />

a complex and huge organization. In 1990, IBM had its most profitable year ever. By 1993, the computer<br />

industry had changed so rapidly the company was on its way to losing $16 billion. IBM was on the watch list<br />

for extinction – victimized by its own lumbering size, an insular corporate culture, and the PC era IBM had<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 457


itself helped invent. Then Lou Gerstner was brought in as CEO. Almost everyone presumed Gerstner had<br />

joined IBM to presi<strong>de</strong> over its continued dissolution into a confe<strong>de</strong>ration of autonomous business units.<br />

Instead, Gerstner took hold of the company and <strong>de</strong>man<strong>de</strong>d the managers to work together to re-establish<br />

IBM’s mission as a customer-focused provi<strong>de</strong>r of computing solutions. Gerstner <strong>de</strong>fined a radically different<br />

strategy for the computing giant and rema<strong>de</strong> the ossified culture bred by the company’s own success. The<br />

story is in his book Who Says Elephants Can’t Dance? 232 Well, if elephant IBM can dance, why can’t generals?<br />

232 IBM’s CEO Louis Gerstner’s book Who Says Elephants Can’t Dance? [Gerstner 2006] tells the story of IBM’s competitive and cultural transformation.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 458


Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 459


3.<br />

Bibliography<br />

❚ [Ansoff 1975] H.I. Ansoff, Managing Strategic Surprise by Response to Weak Signals, California Management<br />

Review, 1975.<br />

❚ [Baldwin 1997] C.Y. Baldwin and K.B. Clark, Managing in an Age of Modularity, Harvard Business Review, 1997.<br />

❚ [Baldwin 2000] C.Y. Baldwin and K.B. Clark, Design rules, volume 1: The power of modularity, 2000.<br />

❚ [Bartolomei 2007] Jason E Bartolomei et al, Screening for Real Options ‘in’ an Engineering System, 2007.<br />

❚ [Beaver 2009], Paul Beaver and Cate Pye, What is Value for Money? in The Meaning of Value-for-Money,<br />

RUSI Defence Systems, 2009.<br />

❚ [Bexfield 2006] Jim Bexfield, MORS Workshop Capabilities Based Planning. The Past and the Present, 2006.<br />

❚ [Ceylan 2002] B. Kagan Ceylan and David N. Ford, Using Options to Manage Dynamic Uncertainty<br />

in Acquisition Projects, Acquisition Review Quarterly, 2002.<br />

❚ [Coffman 1997] B.S. Coffman, Weak signal research, part <strong>III</strong>: Sampling, uncertainty and phase shifts,<br />

Weak signal evolution, 1997.<br />

❚ [Copeland 1998] Thomas E. Copeland and Philip T. Keenan, Making Real Options Real,<br />

McKinsey Quarterly, 1998.<br />

❚ [Cuhls 2000] K. Cuhls, Opening up Foresight Processes, 2000.<br />

❚ [J. Davis 2003] Jeffrey P. Davis and Naval Postgraduate School (US), Information technology portfolio<br />

management and the real options method (ROM) managing the risks of IT investments in the Department<br />

of the Navy, 2003.<br />

❚ [Davis 1993] Paul K. Davis, Defense Planning for the Post-Cold War Era: Giving Meaning to Flexibility,<br />

Adaptiveness, and Robustness of Capability, 1993.<br />

❚ [Davis 1994] Paul K. Davis (ed), New Challenges for Defense Planning: Rethinking How Much Is Enough, 1994.<br />

❚ [Davis 1994-1] Paul K. Davis et al, Defense planning for the post-Cold War era, 1994.<br />

❚ [Davis 2003] Paul K. Davis, Analytic architecture for capabilities-based planning, mission-system analysis,<br />

and transformation, 2003.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 460


❚ [Davis 2008] Paul K. Davis, Defense planning and risk management in the presence of <strong>de</strong>ep uncertainty,<br />

in Managing Strategic Surprise. Lessons from Risk Management and Risk Assessment, 2008.<br />

❚ [Davis 2008-1] Paul K. Davis, Russell D. Shaver, Justin Beck, Portfolio-analysis methods for assessing<br />

capability options, 2008.<br />

❚ [DCDC 2007] UK Development Concepts and Doctrine Centre, The DCDC Strategic Trends Programme<br />

2007-2036, 2007<br />

❚ [DIS 2005] The UK Secretary of State for Defence, Defence Industrial Strategy, 2005.<br />

❚ [Doz 2008] Yves Doz & Mikko Kokonen, Fast Strategy. How strategic agility will help you stay ahead<br />

of the game, 2008.<br />

❚ [Eckhause 2008] J.M. Eckhause, D.R. Hughes and S.A. Gabriel, Evaluating Real Options for Mitigating<br />

Technical Risk in Public Sector R&D Acquisitions, International Journal of Project Management, 2008<br />

❚ [Friedman 2005] Thomas Friedman, The World Is Flat: A Brief History of the Twenty-First Century, 2005<br />

❚ [Gerstner 2006] Louis V. Gerstner Jr, Who Says Elephants Can’t Dance?, 2006<br />

❚ [Glaros 2003] G. Glaros, Real Options for Defense, Transformation Trends, June 2003.<br />

❚ [Gompert 2008] David C. Gompert, Paul K. Davis, Stuart E. Johnson and Duncan Long,<br />

Analysis of Strategy and Strategies of Analysis, 2008.<br />

❚ [Gray 2009] Bernard Gray, Review of Acquisition for the Secretary of State for Defence, 2009.<br />

❚ [Guthrie 2009] Graeme Guthrie, Real options in theory and practice, 2009.<br />

❚ [Haas 2008] Marcel <strong>de</strong> Haas and Martijn Beerthuizen, Financing of Peacekeeping Operations.<br />

A benchmark study. 2008.<br />

❚ [Hamilton 2009] Daniel Hamilton et al, Alliance Reborn: An Atlantic Compact for the 21 st Century, 2009.<br />

❚ [Harris 2002] Dyer S. Harris and Steven Zeisler, Weak Signals: Detecting the Next Big Thing, The Futurist, 2002.<br />

❚ [Howitz 2008] Michael Howitz, The Mine Resistant Ambush Protected Vehicle, a Case Study, 2008.<br />

❚ [Hubbard 2007] Douglas W. Hubbard, How to Measure Anything. Finding the Value of ‘Intangibles’<br />

in Business, 2007.<br />

❚ [Hunter 2008] Robert E. Hunter et al, Integrating Instruments of Power and Influence.<br />

Lessons Learned and Best Practices, 2008.<br />

❚ [Kramer 2007] F.J. Kramer en E.J. <strong>de</strong> Waard, Componeren met Componenten, Carré, 2007.<br />

❚ [Leigh 2003] A. Leigh, Thinking Ahead: Strategic Foresight and Government,<br />

Australian Journal of Public Administration, 2003<br />

❚ [Linick 2006] Michael E. Linick, A Critical Evaluation of Modularity, 2006.<br />

❚ [Luttwak 1985] E.N. Luttwak, The Pentagon and the Art of War, 1985.<br />

❚ [Markowski 2007] Stephan Markowski and Peter Hall, Public Sector Entrepreneurialism<br />

and the Production of Defense, Public Finance and Management, 2007.<br />

❚ [Markowski 2007-1] Stephan Markowski, Bob Wylie and Antony Trentini, Australian Defence Acquisition<br />

System, 2007.<br />

❚ [Mintzberg 1979] H. Mintzberg, The Structuring of Organizations: A Synthesis of the Research, 1979.<br />

❚ [Mintzberg 1985] H. Mintzberg and J. Waters, Of Strategies, Deliberate and Emergent,<br />

Strategic Management Journal, 1985.<br />

❚ [Mintzberg 1988] H. Mintzberg, Crafting Strategy, McKinsey Quarterly, 1988.<br />

❚ [Mintzberg 1994] H. Mintzberg, The Rise and Fall of Strategic Planning, 1994.<br />

❚ [Mintzberg 1999] H. Mintzberg and J. Lampell, Reflecting on the Strategy Process,<br />

Sloan Management Review, 1999.<br />

❚ [Mitchell 2007] Robert J. Mitchell, Real Options as a Strategic Management Framework, 2007.<br />

❚ [NIC 2008] US National Intelligence Council, Global Trends 2025 a Transformed World, 2008<br />

❚ [Nicoll 2008] Alexan<strong>de</strong>r Nicoll, The long, hard slog of strengthening Europe’s <strong>de</strong>fence capabilities,<br />

Europe’s World, 2008.<br />

❚ [Pascale 1994] R. T. Pascale, Perspectives on Strategy: The Real Story Behind Honda’s Success,<br />

California Management Review, 1994.<br />

❚ [Peters 1982] T.J. Peters and T.H. Waterman, In Search of Excellence:<br />

Lessons from America’s Best Run Companies, 1982.<br />

❚ [Prahalad 1990] C.K. Prahalad and Gary Hamel, The Core Competence of the Corporation, 1990.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 461


❚ [Quinn 1985] J.B. Quinn, Managing Innovation: Controlled Chaos, Harvard Business Review, 1985.<br />

❚ [Riemer 2002] Kai Riemer, Marcel Gogolin and Stefan Klein, Introduction to Organizational Networks, 2002.<br />

❚ [Sanchez 1996] R. Sanchez and J.T. Mahoney, Modularity, flexibility, and knowledge management in product<br />

and organization <strong>de</strong>sign, Strategic Management Journal, 1996.<br />

❚ [Schwartz 1999] Peter Schwartz, The Art of the Long View: Planning for the Future in an Uncertain World, 1999.<br />

❚ [Schwartz 2008] Peter Schwartz and Doug Randall, Chapter 9, Ahead of the Curve: Anticipating Strategic Surprise,<br />

in Fukuyama (ed.), Blindsi<strong>de</strong>, 2008.<br />

❚ [Smith 2007] Ron Smith, Valuing Defense, Public Finance and Management, 2007.<br />

❚ [Spiegeleire 2006] Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire, report TNO-DV 2006 C345 Towards a benchmarking methodology<br />

for <strong>de</strong>fence, 2006.<br />

❚ [Spiegeleire 2009] Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire et al., Closing the Loop. Towards Strategic Defence Management, 2009.<br />

❚ [Tapscott 2005] D. Tapscott and A. Williams, Realizing the Power of Innovation Webs, optimizemag.com, 2005.<br />

❚ [Tapscott 2006] Don Tapscott, Wikinomics: How Mass Collaboration Changes Everything, 2006.<br />

❚ [Taleb 2007] Nassim Taleb, The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable, 2007.<br />

❚ [TRADOC 1995] US Army Training and Doctrine Command, TRADOC PAM 525-68. Concept for Modularity, 1995.<br />

❚ [Triantis 2001] A.J. Triantis and A. Borison, Real Options: State of the Practice, Journal of Applied Corporate<br />

Finance, 2001.<br />

❚ [US Army 2004] The US Department of the Army. The Army Strategic Planning Guidance 2006-2023, 2004.<br />

❚ [Volberda 1999] H.W. Volberda Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive, 1999.<br />

❚ [Waard 2007] E.J. <strong>de</strong> Waard and F.J. Kramer, Tailored Task Forces: Temporary Organizations and Modularity, 2007.<br />

❚ [Walker 2005] Stephen K. Walker, Capabilities-Based Planning – How it is Inten<strong>de</strong>d to Work and Challenges to its<br />

Successful Implementation, 2005.<br />

❚ [Weick 1982] K.E. Weick, Management of Organizational Change among Loosely Coupled Elements,<br />

in P. Goodman (Ed.), Change in Organizations, 1982.<br />

Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 462


Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 463


Uitgave van het inter<strong>de</strong>partementale project-Verkenningen.<br />

Aan dit project is meegewerkt door:<br />

Het ministerie van Defensie<br />

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties<br />

Het ministerie van Buitenlandse Zaken<br />

Het ministerie van Justitie<br />

Het ministerie van Financiën<br />

© 2010 Ministerie van Defensie<br />

Vormgeving, illustraties en productiebegeleiding:<br />

Turnaround Communicatie bv<br />

Druk: Thieme GrafiMedia Groep bv

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!