Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef
Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef
Deelverkenning III Aanbodzijde | houvast voor de ... - ProDef
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
<strong>Deelverkenning</strong> <strong>III</strong><br />
<strong>Aanbodzij<strong>de</strong></strong><br />
Houvast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van <strong>de</strong> toekomst
In<strong>de</strong>ling van dit rapport<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 5<br />
Afkortingen 12<br />
Inleiding 14<br />
Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16<br />
Blurred Distinction between Peace and Conflict 22<br />
Standing Arrangements with Private Military Companies 24<br />
Different Paradigms for Decision-Making 26<br />
Evolving Relationships between Man, Robotics and Machine Intelligence 30<br />
Staying power 32<br />
Small Team Operations 36<br />
Strategic Compression 40<br />
Dual-Use Technology, Taking Advantage of Technological Spin-In 44<br />
Non-Violent Non-Military Threats 48<br />
Regeneration 52<br />
The Physical, the Information and the Moral Domain of Warfare in Complex Operations 54<br />
Coalition Operations 58<br />
Space is Opening Up 60<br />
Political Transformation 64<br />
The Role of the Media in Future Operations 68<br />
Super-Empowered Individuals and the Threat of Technology Proliferation 70<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht<br />
en behoud 75<br />
Management samenvatting 82<br />
Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88<br />
Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92<br />
Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98<br />
Wervingskracht Defensie 118<br />
Behoud van personeel 124<br />
Conclusies en aanbevelingen 130<br />
Bijlagen 134<br />
Wet- en regelgeving arbeid 167<br />
Inleiding 172<br />
Arbeidsaanbod beperkend 174<br />
Arbeidsaanbod versterkend 178<br />
1
Kennisinvestering 185<br />
Management samenvatting 192<br />
Inleiding 194<br />
Huidige situatie (nulmeting) 198<br />
Benchmark 214<br />
Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222<br />
Conclusies 234<br />
Beleidsaanbevelingen 240<br />
Afkortingen 244<br />
Annexen 246<br />
Ruimte en milieu 295<br />
Inleiding 300<br />
Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 302<br />
Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320<br />
Literatuur 326<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 329<br />
Introduction 336<br />
Synopsis of selected literature 340<br />
Leading trends in the conduct of war 358<br />
The Dutch transformation 1991-2007 376<br />
The MOD projected transformation from 2007 to 2020 384<br />
Alternatives to the MOD projections 390<br />
Omgaan met onzekerheid 405<br />
Inleiding 410<br />
Politiek-strategische flexibiliteit 414<br />
Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416<br />
Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options:<br />
Who Says Generals Can’t Dance? 427<br />
Introduction 432<br />
First principles 438<br />
Final Consi<strong>de</strong>rations 456<br />
Bibliography 460<br />
2
Strategische vragen<br />
Conceptuele en<br />
technologische<br />
ontwikkelingen<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 6
On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
iii.1.2<br />
Welke conceptuele ontwikkelingen doen zich thans en mogelijk in <strong>de</strong> toekomst <strong>voor</strong> ten aanzien<br />
van het militair optre<strong>de</strong>n?<br />
iii.1.3<br />
Wat zijn <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van kennis en technologie en wat is <strong>de</strong> relevantie<br />
hiervan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht?<br />
Beantwoord door: TNO Defensie en Veiligheid in samenwerking met <strong>de</strong> Defensiestaf<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 7
Inhoudsopgave<br />
Afkortingen 12<br />
Inleiding 14<br />
Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16<br />
Plannen on<strong>de</strong>r ‘diepe onzekerheid’: van ‘plan and pray’ naar ‘sense and respond’ 16<br />
Van vroege, hechte koppelingen naar meer late, losse koppelingen 17<br />
Van ‘zo veel mogelijk zelf’ naar een flexibele dynamische waar<strong>de</strong>keten (‘krijgsmacht 2.0’) 18<br />
Van ‘zo veel mogelijk in eigen beheer’ naar ‘reële opties’ 19<br />
Weg met ‘witte olifanten’ 20<br />
Meer financiële flexibiliteit 20<br />
Conclusie 21<br />
Blurred Distinction between Peace and Conflict 22<br />
Standing Arrangements with<br />
Private Military Companies 24<br />
Different Paradigms for Decision-Making 26<br />
Doelen en prioriteiten 26<br />
Adaptiviteit en beweeglijkheid 27<br />
Omgevingsbeeld en informatie-uitwisseling 27<br />
Gelaagdheid in besluitvorming<br />
en operationeel tempo 28<br />
Evolving Relationships between Man,<br />
Robotics and Machine Intelligence 30<br />
Staying power 32<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 8
Small Team Operations 36<br />
Sense & respond 37<br />
Bottom-up stuurinformatie en leervermogen 37<br />
Projectmatig <strong>de</strong>nken en werken 37<br />
Ontwikkeling van individuele vaardighe<strong>de</strong>n en missiespecifieke training 38<br />
‘Over <strong>de</strong> horizon’ escalatiedominantie 38<br />
Discussie 38<br />
Strategic Compression 40<br />
Flexibele hiërarchie 40<br />
Sense & Respond 41<br />
Interagency netwerken 41<br />
Geen strategische gevangene van tactische gebeurtenissen 42<br />
Dual-Use Technology, Taking Advantage<br />
of Technological Spin-In 44<br />
Eigen militaire (‘in-huis’) expertise wordt bepaald door smart-buyer/specifier posities 45<br />
Netwerk van technologie-experts is essentieel om ‘spin-in’ mogelijkhe<strong>de</strong>n te benutten 45<br />
Samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving 45<br />
Communicatie met gebruikers 46<br />
Het technisch ka<strong>de</strong>r 46<br />
Spin-in van militaire technologie maakt afhankelijk 46<br />
Non-Violent Non-Military Threats 48<br />
Regeneration 52<br />
The Physical, the Information and the Moral<br />
Domain of Warfare in Complex Operations 54<br />
Belang van <strong>de</strong> Boodschap 54<br />
Strategische Communicatie 55<br />
Nieuwe expertise en taken 55<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 9
Coalition Operations 58<br />
Space is Opening Up 60<br />
De ruimte <strong>voor</strong> communicatie 61<br />
De ruimte <strong>voor</strong> navigatie 61<br />
De ruimte <strong>voor</strong> observatie en ISTAR 61<br />
De ruimte <strong>voor</strong> grondstoffen en energie 62<br />
De ruimte <strong>voor</strong> toerisme 62<br />
De ruimte als vuilstortplaats / Ruimteschroot 62<br />
De ruimte als marketing instrument 63<br />
De ruimte als slagveld 63<br />
De ruimte op aar<strong>de</strong> 63<br />
Kennis van en over <strong>de</strong> ruimte 63<br />
Political Transformation 64<br />
Snelle besluitvorming binnen <strong>de</strong> operatiecyclus 64<br />
Preventief optre<strong>de</strong>n noodzaakt comprehensive <strong>voor</strong>bereiding en besluitvorming 65<br />
Niet alleen, dus samen 65<br />
Nieuwe coalities 66<br />
The Role of the Media in Future Operations 68<br />
Super-Empowered Individuals and the Threat<br />
of Technology Proliferation 70<br />
‘5 th Generation Warfare is fought on an integrated battlefield’ 71<br />
Veran<strong>de</strong>ring van type tegenstan<strong>de</strong>r en aard van doelstellingen 71<br />
Nieuwe domeinen van conflict en veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging 72<br />
‘Tracking, tracing and un<strong>de</strong>rstanding super-empowered individuals is essential’ 72<br />
‘Irregular warfare requires strong PA (Public Affairs) awareness and readiness’ 72<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 10
Conceptuele en technologische ontwikkelingen 11
Afkortingen<br />
COP Common Operational Picture<br />
DGI Defensie Gerelateer<strong>de</strong> Industrie<br />
GTI’s Grote Technologische Instituten<br />
GW 5th Generation Warfare<br />
IED Improvised Explosive Device<br />
MOOTW Military Operations Other Than War<br />
NGO’s Non-governmental organization<br />
PGO’s Post-Governmental Organisation<br />
PMC Private Militairy Company<br />
SC Strategic Communications<br />
SEI Supermachtige individuen (Super-Empowered Individuals)<br />
SOPs Standard Operating Procedures<br />
SSR Security Sector Reform<br />
TTP’s Tactics, Techniques and Procedures<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Afkortingen 12
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Afkortingen 13
1.<br />
Inleiding<br />
Dit memorandum bevat een verzameling papers die door TNO en HCSS met input van <strong>de</strong> Defensiestaf<br />
af<strong>de</strong>ling Toekomstverkenningen zijn geschreven. In <strong>de</strong> papers wordt ingegaan op <strong>de</strong> relevantie van telkens<br />
één thema <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht. De thema’s zijn ontleend aan <strong>de</strong> NATO Research and Technology<br />
Organisation (RTO) SAS-066 Joint Operations 2030 (JO2030) studie.<br />
De papers bouwen <strong>voor</strong>t op het door TNO en HCSS samen met <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Toekomst verkenningen<br />
opgestel<strong>de</strong> bullet paper ‘Concept Development for future military operations’ (d.d. 24 oktober 2008 v0.7 finaal).<br />
Zowel het bullet paper als dit memorandum zijn geschreven ten behoeve van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieverkenningen<br />
‘Houvast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van 2020’ en wel specifiek in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> vragen <strong>III</strong>.1.2 en <strong>III</strong>.3<br />
De diversiteit van <strong>de</strong> thema’s, en daarmee <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht, is van dien<br />
aard dat niet is gekozen <strong>voor</strong> een vaste structuur <strong>voor</strong> <strong>de</strong> papers. Afhankelijk van het thema en <strong>de</strong> relevantie<br />
is telkens gekozen <strong>voor</strong> een structuur waarin <strong>de</strong> boodschap het beste kan wor<strong>de</strong>n overgebracht.<br />
Het paper <strong>voor</strong> het thema Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty (diepe onzekerheid) is als eerste opgenomen. De<br />
inhoud ervan raakt direct aan <strong>de</strong> Verkenningen. Het is daarom bewust bre<strong>de</strong>r van opzet dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
thema’s. Het geeft goed inzicht in <strong>de</strong> uitdaging waar<strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland als natie staat. Samen met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
papers kan het helpen een ‘Krijgsmacht 2.0’ tot stand te brengen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Inleiding 14
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Inleiding 15
2.<br />
Planning un<strong>de</strong>r<br />
Deep Uncertainty<br />
Auteur: S.H.A.M. (Stephan) <strong>de</strong> Spiegeleire MSc (HCSS) / KLTZ R.P. (René) Tas<br />
De huidige financieel-economische crisis illustreert hoe snel, onverwacht en hevig grote veran<strong>de</strong>ringen<br />
in vrijwel alle aspecten van onze omgeving op ons af kunnen komen. Dit zien we ook erg dui<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong><br />
technologie, waar <strong>de</strong> ICT revolutie nu al alles wat we doen ingrijpend veran<strong>de</strong>rd heeft en ver<strong>de</strong>r aan het<br />
veran<strong>de</strong>ren is (ook in <strong>de</strong> militaire wereld) en waar <strong>de</strong> nano-, bio- en cognorevoluties over <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
20 jaar best wel eens zou<strong>de</strong>n kunnen lei<strong>de</strong>n tot radicale trendbreuken – met enorme implicaties <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>fensieorganisaties. Significante verschuivingen vin<strong>de</strong>n ook plaats in <strong>de</strong> internationale machtsverhoudingen,<br />
in het begrip ‘vertrouwen’, in <strong>de</strong> economie, in onze i<strong>de</strong>ntiteitsbeleving, in <strong>de</strong>mografie enz. Plannen<br />
on<strong>de</strong>r diepe onzekerheid verschilt aanzienlijk van plannen on<strong>de</strong>r (relatieve) zekerheid. Een van <strong>de</strong> grootste<br />
uitdagingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> bestaat erin hoe organisaties het juiste evenwicht zullen vin<strong>de</strong>n<br />
tussen die bei<strong>de</strong> principes.<br />
Plannen on<strong>de</strong>r ‘diepe onzekerheid’:<br />
van ‘plan and pray’ naar ‘sense and respond’<br />
Toekomstbestendigheid is sinds jaar en dag een belangrijke ambitie van <strong>de</strong>fensie organisaties geweest. Een<br />
ambitie die door <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis heen met wisselend succes verwezenlijkt is. Mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>fensieorganisaties<br />
proberen op <strong>de</strong> toekomst te anticiperen en maken op basis daarvan vrij ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> plannen in zowel<br />
<strong>de</strong>fensie- als operationele planning. Deze doelgerichte aanpak heeft <strong>de</strong>fensie (net als het bedrijfsleven) in<br />
perio<strong>de</strong>s van relatieve stabiliteit geen win<strong>de</strong>ieren gelegd. Maar <strong>de</strong> vraag is of <strong>de</strong>ze aanpak in een perio<strong>de</strong> van<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 16
diepe onzekerheid nog steeds <strong>voor</strong>ziet in <strong>de</strong> daadwerkelijke behoefte. In perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid<br />
eindigen grote <strong>de</strong>len van wat Henry Mintzberg, één van <strong>de</strong> meest invloedsrijke management<strong>de</strong>nkers van <strong>de</strong><br />
Harvard Business School, inten<strong>de</strong>d strategy noemt (waar ook <strong>de</strong> meeste inspanningen op geleverd wor<strong>de</strong>n)<br />
gewoon in <strong>de</strong> prullenbak. En dan wordt dat intentionele planningsproces aangevuld of soms zelfs gewoon<br />
vervangen door een significant aantal kleinere, meer ad hoc, adaptieve, emerging strategische beslissingen,<br />
die achteraf vaak (meer dan <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> strategie) <strong>de</strong> echte bepalen<strong>de</strong> strategische keuzes blijken te zijn<br />
geweest.<br />
Deze evolutionaire, emerging aanpak van strategische keuzes on<strong>de</strong>r diepe onzekerheid leidt tot een meer<br />
‘beschei<strong>de</strong>n en toch meer gedurf<strong>de</strong>’ 1 aanpak van planning op alle niveaus. Hierbij past beschei<strong>de</strong>nheid<br />
bij het <strong>voor</strong>spellen van <strong>de</strong> toekomst en durf om laat, maar snel, beslissingen te nemen ten aanzien van<br />
<strong>de</strong>fensie en operationele planning. Hierbij tasten we ons eer<strong>de</strong>r een weg naar <strong>de</strong> toekomst dan dat we <strong>de</strong><br />
toekomst en het pad daar naartoe (te) vroegtijdig vastleggen. De Australische <strong>de</strong>fensiespecialist Anne-Marie<br />
Grisogono heeft het in <strong>de</strong>ze context over probing actions – acties in<strong>de</strong>rdaad, misschien zelfs resolute acties,<br />
maar wel vanuit een experimenteel, lerend gezichtspunt. Eén van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> (en vaak onbegrepen 2 ) kreten<br />
hierbij is CD&E (Concept Development and Experimentation), waarbij een aantal nieuwe concepten bedacht<br />
wordt waarmee geëxperimenteerd kan wor<strong>de</strong>n op alle niveaus – met mo<strong>de</strong>llering en simulatie waar<br />
mogelijk en nuttig, maar <strong>voor</strong>al ook door mid<strong>de</strong>l gewone staf-<strong>de</strong>nk oefeningen en zelfs experimentenexperimenten<br />
in inzetgebie<strong>de</strong>n.<br />
Onze <strong>de</strong>fensieorganisaties moeten op <strong>de</strong>ze manier evolueren naar een beter evenwicht tussen vroegtijdig<br />
en zorgvuldig plannen (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> eilandjes van zekerheid) aan <strong>de</strong> ene kant en ‘voelen en reageren’<br />
(<strong>voor</strong> <strong>de</strong> enorme oceaan van onzekerheid die <strong>de</strong> eilandjes omringt) aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Hierbij moet opgemerkt<br />
wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze trend zeker niet het ein<strong>de</strong> van traditionele planning inhoudt. Maar het markeert wel <strong>de</strong><br />
transitie van een industriële (doelgerichte, verkoker<strong>de</strong>, materieel- en schaal-centrische en informatie-arme)<br />
naar een kenniseconomie-gebaseer<strong>de</strong> (adaptieve, gedistribueerd-integratieve, kennis- en netwerkcentrische,<br />
informatierijke) planningsmethodiek. Deze transitie is even moeilijk en pijnlijk als ze noodzakelijk is.<br />
Van vroege, hechte koppelingen naar<br />
meer late, losse koppelingen<br />
Één van <strong>de</strong> (onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong>) basisprincipes in <strong>de</strong> militaire wereld is dat militaire capaciteiten<br />
zo vroeg mogelijk in hun ontstaanstraject aan elkaar gekoppeld en dan zo lang mogelijk samengehou<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n. In het personeels domein wor<strong>de</strong>n eenhe<strong>de</strong>n vanaf het begin samengesmeed tot hechte groepen die<br />
samen opgeleid, getraind, opgewerkt en dan ook ingezet wor<strong>de</strong>n met een hechte esprit <strong>de</strong> corps. Ook heel<br />
wat wapensystemen wor<strong>de</strong>n organisch aan <strong>de</strong>ze eenhe<strong>de</strong>n gekoppeld – vroeg en hecht. Dit leidt tot een<br />
grote mate aan bekendheid en vertrouwdheid dat in perio<strong>de</strong>s van relatieve zekerheid enorme <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />
heeft. Ook in het materiële domein zien we in <strong>de</strong> meeste wapen systemen erg hechte koppelingen tussen<br />
platformen en (vaak enkelvoudige of in elk geval slechts minimaal modulaire) capaciteiten. Veel systemen<br />
zijn nog steeds een unieke, minimaal modulaire koppeling van een aantal essentiële operationele<br />
capaciteiten (bij<strong>voor</strong>beeld mobiliteit, slagkracht, met een laagje bescherming). Systemen wor<strong>de</strong>n na het<br />
ein<strong>de</strong> van hun (typisch vrij lange) levensduur vervangen door nieuwe, verbeter<strong>de</strong>, maar over het algemeen<br />
net zo hecht gekoppel<strong>de</strong>, systemen. In <strong>de</strong> laatste jaren is hieraan al een en an<strong>de</strong>r veran<strong>de</strong>rd, maar vroege/<br />
hechte koppeling blijft toch <strong>de</strong> norm.<br />
1 Doesn’t mean less gutsy. Just means differently so. As you scale up your (apparently successful) experiments (and without fully abandoning the other parts<br />
of your bushy strategy tree), you still have to make tough (potentially dangerous) calls. But the ‘mo<strong>de</strong>sty’ bit consists of always questioning your assumptions,<br />
never think that you ‘nailed it’ or you ‘totally blew it . This goes against our very <strong>de</strong>eply (evolutionarily) engrained neuro-cognitive instincts, but we HAVE to<br />
get better at this.<br />
2 Too often associated with M&S, but our abilities to mo<strong>de</strong>l CAS (Complex Adaptive Systems) is still too limited to be of much use in the real experimental sense<br />
(much more in the experiential sense).<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 17
In tij<strong>de</strong>n van grote onzekerheid blijken eenhe<strong>de</strong>n en systemen nu vaak net niet (soms ook helemaal niet)<br />
<strong>de</strong> optimale koppelingen te bevatten. Daarom moeten eenhe<strong>de</strong>n nu vaak gekannibaliseerd wor<strong>de</strong>n om<br />
optimalere (nieuwe, laat en vrij los gekoppel<strong>de</strong>) task forces te vormen <strong>voor</strong> een concrete missie in een<br />
specifiek inzetgebied – task forces die dan vrij vroeg (!) in het spel opgewerkt en getraind moeten wor<strong>de</strong>n,<br />
juist omdat ze zo verknocht zijn aan het principe van <strong>de</strong> vroege hechte koppeling. Ook moeten bestaan<strong>de</strong><br />
wapensystemen vaak in extremis ‘opgelapt’ wor<strong>de</strong>n om te voldoen aan <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vereisten, of moeten<br />
gewone an<strong>de</strong>re en meer optimale systemen el<strong>de</strong>rs gezocht wor<strong>de</strong>n (bij<strong>voor</strong>beeld Bushmaster), omdat <strong>de</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> koppeling van capaciteiten erin onvoldoen<strong>de</strong> blijkt. Tezelf<strong>de</strong>rtijd wor<strong>de</strong>n ook suboptimale –<br />
vaak veel te zware, soms veel te lichte – mid<strong>de</strong>len die toch al aangeschaft zijn (sunk cost), ingezet bij gebrek<br />
aan beter (en <strong>voor</strong>al – bij gebrek aan echte modulariteit – <strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>lijke ‘hamers <strong>voor</strong> muggen’).<br />
Het lijkt dui<strong>de</strong>lijk dat in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid een echt effectieve en efficiënte krijgsmacht meer<br />
gebaseerd zal moeten zijn op het principe van late/losse koppeling van capaciteiten in modules. Zoals<br />
vermeld, gaat <strong>de</strong> trend ook nu al in die richting, maar in <strong>de</strong> DOTMLPF-keten kunnen flexibelere koppelingsprincipes<br />
op veel systematischere manier aangewend wor<strong>de</strong>n. In het personeelsdomein betekent dit veel<br />
flexibelere opleidings- en trainingstrajecten, waarbij naast investering in eigen specialismen ook veel<br />
meer met an<strong>de</strong>re specialismen samengewerkt wordt; waarbij meer laterale in- en uitstroom vanuit en<br />
naar <strong>de</strong> civiele sector gestimuleerd wordt en waarbij een mo<strong>de</strong>rne reservecomponent opgeschaald wordt<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> ex-piloten van <strong>de</strong> CLSK die bij <strong>de</strong> KLM on<strong>de</strong>r contract staan). In het materiële domein<br />
impliceert dit een veel hogere mate aan echte modulariteit dan het tot nu toe het geval is. 3<br />
Van ‘zo veel mogelijk zelf’ naar een flexibele<br />
dynamische waar<strong>de</strong>keten (‘krijgsmacht 2.0’)<br />
Sinds het industriële tijdperk hebben krijgsmachten – net als bedrijven, net als overhe<strong>de</strong>n – zoveel mogelijk<br />
alle capaciteiten in eigen beheer willen hebben. De verleiding bestaat in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid om<br />
nog meer aan <strong>de</strong>ze verleiding toe te geven (“als het echt heikel wordt, dan kan je alleen jezelf vertrouwen”).<br />
De meeste toekomstverkenningen over <strong>de</strong> organisatie van krijgs machten (ook <strong>de</strong> kleinere) gaan groten<strong>de</strong>els<br />
<strong>voor</strong>bij aan dit belangrijke punt – wat willen we nu echt direct in eigen beheer hou<strong>de</strong>n en wat kunnen<br />
we an<strong>de</strong>rs/slimmer sourcen. Toch moeten actoren – en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> kleinere, die <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hebben door slim<br />
sourcen 4 – zich juist in perio<strong>de</strong>s van diepe onzekerheid dieper gaan bezinnen over <strong>de</strong> optimale sourcing van<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> schakels van hun waar<strong>de</strong>keten. Net als in het bedrijfsleven heeft het militaire wezen een<br />
waar<strong>de</strong>keten waarlangs effecten gegenereerd wor<strong>de</strong>n. In zekere tij<strong>de</strong>n kan die waar<strong>de</strong>keten vrij goed in<br />
kaart en dus on<strong>de</strong>r eigen regie gebracht wor<strong>de</strong>n. In onzekere tij<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> keten echter snel<br />
veran<strong>de</strong>ren, waarbij an<strong>de</strong>re taken op an<strong>de</strong>re manieren – en vaak ook door of met an<strong>de</strong>re ketenpartners –<br />
uitgevoerd moeten wor<strong>de</strong>n. Zeker in een steeds meer genetwerkte omgeving (en niet alleen in technische<br />
zin) kan men niet meer alles in eigen beheer hebben (en dat moet men ook niet willen). Het kan vaak<br />
slimmer zijn om meer tijd te stoppen in het opbouwen van relaties met (gediversifieer<strong>de</strong>) netwerkpartners<br />
– an<strong>de</strong>re krijgsmachten, het bedrijfsleven, NGO’s, IO’s, maar ook allerlei nieuwe virtuele en reële netwerken<br />
die rondom ons aan het ontstaan zijn. 5 De ‘krijgsmacht’ wordt dan <strong>de</strong> spin in het web, waarbij <strong>de</strong> ‘macht’<br />
veel meer in het web zit dan in <strong>de</strong> spin zelf.<br />
Tot <strong>voor</strong> kort kon<strong>de</strong>n massale effecten alleen gegenereerd wor<strong>de</strong>n door massale schaal (wat economen<br />
schaaleconomieën noemen). Vandaag kunnen massale effecten ook gegenereerd wor<strong>de</strong>n door flexibel<br />
gedistribueer<strong>de</strong> netwerken (netwerkeconomieën), die op <strong>de</strong> koop toe ook nog eens een stuk min<strong>de</strong>r<br />
3 Service oriënted architecture-filosofie komt hier het dichtst bij.<br />
4 Omdat ze <strong>de</strong> illusie van autarkie al lang opgegeven hebben.<br />
5 Men zou dit krijgsmacht 2.0 kunnen noemen. Weinig mensen lijken <strong>de</strong> etymologie van het woord krijgsmacht nog te kennen: een ‘macht’ (het vermogen<br />
om iemand an<strong>de</strong>rs iets te laten doen wat hij/zij zelf niet zou doen) om iets te ‘verkrigen’ (Mnd. krigen ‘ruzie maken, oorlog voeren; krijgen, ontvangen’;<br />
mhd. kriegen ‘zich inspannen, streven’; ofri. krigia ‘krijgen, ontvangen’ (nfri. krije ‘krijgen’, kriigje ‘oorlog voeren’)). Dat kon traditioneel eigenlijk alleen door<br />
traditioneel (‘kinetisch’) ‘geweld’, maar kan nu ook op een hele hoop an<strong>de</strong>re manieren.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 18
kwetsbaar zijn. 6 Dit betekent dat <strong>de</strong> aard van het begrip ‘regie’ veran<strong>de</strong>rt – weg van <strong>de</strong> manier waarop we<br />
traditioneel command and control interpreteren en meer naar Focus and Commitment (Alberts and Hayes), of<br />
zelfs Context and Coördination (IBM) en dat ook <strong>de</strong>fensieorganisaties steeds har<strong>de</strong>r moet gaan na<strong>de</strong>nken<br />
over <strong>de</strong> hele waar<strong>de</strong>keten en <strong>de</strong> rol die zij daarin spelen (met enkele fundamentele uitzon<strong>de</strong>ringen zoals<br />
<strong>de</strong> kill-capaciteit). 7<br />
Zo ontstaat een soort flexibele ‘stekkerdoos’-krijgsmacht waar eenvoudig an<strong>de</strong>re modules die vaak niet<br />
direct on<strong>de</strong>r eigen beheer staan, ingeplugd moeten kunnen wor<strong>de</strong>n 8 en waarbij <strong>de</strong> omvang en vorm van<br />
<strong>de</strong> stekkerdoos zelf ook sterk kan variëren op basis van <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> context of van technologische<br />
ontwikkelingen.<br />
Van ‘zo veel mogelijk in eigen beheer’<br />
naar ‘reële opties’<br />
Hoe <strong>de</strong> krijgsmacht er anno 2030 zal uitzien en welke rol het zal spelen in <strong>de</strong> bre<strong>de</strong>re veiligheidswaar<strong>de</strong>keten<br />
is moeilijk te <strong>voor</strong>spellen. Ons vermoe<strong>de</strong>n is dat dit wel eens ons huidige <strong>voor</strong>stellingsvermogen<br />
zou kunnen overstijgen. Maar toch lijkt het erg onwaarschijnlijk dat geen plaats meer zal weggelegd zijn<br />
<strong>voor</strong> een organisatiecomponent binnen <strong>de</strong> overheid die <strong>de</strong> ultieme machtsmid<strong>de</strong>len op legitieme wijze<br />
zal kunnen en mogen inzetten. Dat betekent dat ook een ‘krijgsmacht 2.0’ hoogtechnologische (en<br />
waar schijnlijk) dure capaciteiten zal moeten kunnen inzetten. De kostentrends <strong>voor</strong> heel wat <strong>de</strong>fensiesystemen<br />
zijn genoegzaam bekend. Gezien <strong>de</strong>ze trends zullen <strong>de</strong>fensieorganisaties steeds meer moeten gaan<br />
na<strong>de</strong>nken op welke manier ze toegang tot die capaciteiten zullen kunnen waarborgen.<br />
Het huidige standaardmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> gegaran<strong>de</strong>er<strong>de</strong> toegang tot die capaciteiten (met een aantal – interessante<br />
– uitzon<strong>de</strong>ringen) is om ze gewoon zelf in huis te halen via directe acquisitie-investeringen. Investeren<br />
betekent in essentie dat men vandaag geld uitgeeft in ruil <strong>voor</strong> (verhoopte) opbrengsten morgen. Is een<br />
investering eenmaal gemaakt, dan zit men vast aan die beslissing en is het geld onherroepelijk verdwenen.<br />
In een zekere wereld is dat niet zo erg, aangezien die toekomstige opbrengsten vrij <strong>voor</strong>spelbaar berekend<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n. In een diep onzekere wereld veran<strong>de</strong>rt dat echter – vaak zelfs op dramatische wijze. 9<br />
Er is ook een an<strong>de</strong>re mogelijkheid waar steeds meer over nagedacht wordt in <strong>de</strong>fensie kringen en die bekend<br />
staat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam ‘reële opties’. De reële optie-theorie is gebaseerd op ‘financiële opties’ in financiële<br />
markten, waar <strong>de</strong> aanschaf van een call-optie <strong>de</strong> bezitter het recht geeft, maar niet <strong>de</strong> verplichting, om<br />
in <strong>de</strong> toekomst een aan<strong>de</strong>el aan te schaffen tegen een afgesproken vaste prijs. Een reële optie is <strong>de</strong> reële,<br />
‘tastbare’ variant hiervan, waarbij bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> militaire wereld <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie zichzelf <strong>de</strong><br />
optie zou aanschaffen om in <strong>de</strong> toekomst tegen een vastgeleg<strong>de</strong> prijs een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> militaire waar<strong>de</strong>keten<br />
(materieel, maar ook eventueel personeel, of zelfs an<strong>de</strong>re effectengenereren<strong>de</strong> capaciteiten) on<strong>de</strong>r direct<br />
eigen beheer te brengen indien (en alleen indien) ze dat nodig zou achten gezien <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. In<br />
essentie wordt hierbij dus <strong>de</strong> eigenlijke beslissing uitgesteld (waar<strong>voor</strong> men een prijs betaalt) vanuit het<br />
inzicht dat men in <strong>de</strong> toekomst meer informatie zal hebben over een veel meer doeltreffen<strong>de</strong> inzet van<br />
<strong>de</strong> investering. Slimme, gediversifieer<strong>de</strong> portefeuilles van zulke ‘reële opties’ zou<strong>de</strong>n ook kleine lan<strong>de</strong>n<br />
toegang geven tot grootschaligere capaciteiten zon<strong>de</strong>r hun budgetten hier<strong>voor</strong> te moeten kannibaliseren.<br />
Europese bedrijven zou<strong>de</strong>n van Europese overhe<strong>de</strong>n stimuli krijgen om toegang tot puur militair materieel<br />
te garan<strong>de</strong>ren (zoals <strong>de</strong> grote leasingmaatschappijen in <strong>de</strong> civiele luchtvaart) en dan – met hel<strong>de</strong>re<br />
contractuele afspraken – beschikbaar te stellen aan die Europese lan<strong>de</strong>n die aan een militaire operaties<br />
6 Dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>beeld hiervan is natuurlijk <strong>de</strong> Al Qaeda cel die <strong>de</strong> 9/11 aanvallen tegen <strong>de</strong> VS uitvoer<strong>de</strong>.<br />
7 Hierbij mag ook zeker niet uit het oog verloren wor<strong>de</strong>n dat het EIGENLIJKE beheer van <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>keten (WAAROM we een krijgsmacht hebben) niet<br />
bij <strong>de</strong> krijgsmacht zelf ligt, maar bij <strong>de</strong> hogere politieke autoriteiten die beschikken over <strong>de</strong> inzet van dit ene machtsinstrument. [punt over etymologie<br />
van krijgsmacht?]<br />
8 Who’s plugging whom?<br />
9 Zie Dixit en Pindyck 1996.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 19
zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>elnemen. Gelijksoortige contractuele afspraken zou<strong>de</strong>n ook met grotere lan<strong>de</strong>n gemaakt kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n – waarbij kleinere krijgsmachten zou<strong>de</strong>n kunnen piggy-backen op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> infrastructuur van<br />
<strong>de</strong> grotere krijgsmachten om bepaal<strong>de</strong> kennis en kun<strong>de</strong> in stand te hou<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r daar<strong>voor</strong> materieel te<br />
moeten aanschaffen. Zo blijft <strong>de</strong> krijgsmacht smart buyer.<br />
Weg met ‘witte olifanten’<br />
Een punt van aandacht dat bijzon<strong>de</strong>re vermelding verdient, omdat het zo een enorme impact heeft op<br />
<strong>de</strong>fensiebudgetten, is het gevaar van zogenoem<strong>de</strong> ‘witte olifanten’. Hoewel <strong>de</strong>fensiebudgetten in Europa<br />
on<strong>de</strong>r veel grotere budgettaire druk staan dan in an<strong>de</strong>re grote wereldmachten (VS, maar ook China, India<br />
en nu zelfs weer Rusland), zijn ook bij ons majeure kapitaalinvesteringen nog steeds (opvallend) mogelijk.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan zijn terug te vin<strong>de</strong>n in alle krijgsmachts<strong>de</strong>len – ongetwijfeld een gevolg van <strong>de</strong> nagloei<br />
van <strong>de</strong> industriële mentaliteit waarvan onze krijgsmacht nog is doordrongen. In Ne<strong>de</strong>rland kunnen we<br />
hierbij spreken over grote aanschaftrajecten van vliegtuigen, voertuigen en schepen – waarbij overigens<br />
in aangeschafte aantallen <strong>de</strong>ze capaciteiten ook steeds meer aan kritische on<strong>de</strong>rgrenzen zitten. Op <strong>de</strong>ze<br />
manier wordt een gevoelig ge<strong>de</strong>elte van het (acquisitie) budget helemaal dichtgetimmerd – ook op<br />
mid<strong>de</strong>llange termijn.<br />
In een diep onzekere wereld groeit het gevaar dat belangrijke langetermijn investeringen gewoon ergens<br />
op militaire hardware-kerkhoven gaan staan te ‘verroesten’. Men kan systemen gekocht hebben – soms<br />
zelfs vrij nieuwe – waar plots geen vraag meer <strong>voor</strong> is. Er kunnen zich technologische doorbraken <strong>voor</strong>doen<br />
– <strong>de</strong> Chief Scientist van NASA, Denniss Bushnell, spreekt in <strong>de</strong>ze context over zeroth-or<strong>de</strong>r changes – die (zeker<br />
in <strong>de</strong> weinig-modulaire systemen die <strong>de</strong>fensie vandaag kenmerken) die hele systemen op korte tijd<br />
helemaal verou<strong>de</strong>rd maken. Hierbij kan bij<strong>voor</strong>beeld gedacht wor<strong>de</strong>n aan doorbraken in nano technologie<br />
die zou<strong>de</strong>n kunnen lei<strong>de</strong>n tot radicaal nieuwe – goedkopere, meer betrouwbare, meer duurzame, snellere<br />
– propulsiemetho<strong>de</strong>s; of aan koolstof-nanobuizen die materialen kunnen opleveren die met een factor<br />
van enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n sterker en lichter zou<strong>de</strong>n zijn dan staal. De sterke opkomst van <strong>de</strong> robotica in het<br />
krijgswezen zou verregaan<strong>de</strong> gevolgen kunnen hebben. Last but not least: ook potentiële tegenstan<strong>de</strong>rs<br />
zou<strong>de</strong>n kritische doorbraken kunnen verwezenlijken die wezenlijke elementen van onze huidige wapensystemen<br />
gewoon buitenspel zetten (zie <strong>de</strong> controverse rond EMP of cyberwarfare).<br />
Het leidt geen twijfel dat het symptoom van witte olifanten meer van toepassing is op grote lan<strong>de</strong>n dan<br />
op kleine lan<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong> – toch wel erg merkwaardige – politieke economie van <strong>de</strong>fensiebesluitvorming<br />
in kleinere lan<strong>de</strong>n is zeker niet immuun <strong>voor</strong> dit fenomeen, en sense and respond-planning suggereert dan<br />
ook een permanente waakzaamheid in dit domein.<br />
Meer financiële flexibiliteit<br />
Het <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong>fensiebudgetten gaat vrijwel steeds over ‘hoeveel is genoeg’ – ook <strong>de</strong> hamvraag die achter<br />
<strong>de</strong> Verkenningen schuilt. In <strong>de</strong>mocratieën zal het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag steeds bij uitstek een politiek<br />
antwoord zijn, zeker ook zolang we niet in staat zijn (en dit geldt zeker niet alleen in Ne<strong>de</strong>rland!) om<br />
het kosten/batenplaatje van het <strong>de</strong>partement Defensie beter in kaart te brengen. 10 Hier kan en moet nog<br />
een enorme inhaalslag gemaakt wor<strong>de</strong>n. Maar vanuit <strong>de</strong> optiek van diepe onzekerheid is misschien nog<br />
belangrijker dan <strong>de</strong> omvang (of zelfs <strong>de</strong> structuur) van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie-uitgaven <strong>de</strong> flexibiliteit (command of<br />
money) die <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie van <strong>de</strong> politiek krijgt om in te springen op onverwachte (positieve of<br />
negatieve) veran<strong>de</strong>ringen. Het moge dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>de</strong> huidige situatie, waarbij meer dan 95% van het<br />
jaarlijkse budget van <strong>de</strong> krijgsmachts <strong>de</strong>len – hoe veel te laag of te hoog dat ook moge zijn – helemaal<br />
10 De begrotingsvaststelling van het Ministerie van Defensie <strong>voor</strong> het jaar 2009 stelt opnieuw vast dat <strong>de</strong> geautomatiseer<strong>de</strong> financiële systemen nog steeds niet<br />
ingericht zijn op het in kaart brengen van <strong>de</strong> kosten gemoeid met <strong>de</strong> operationele doelstellingen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 20
dicht ge timmerd is (zie bij<strong>voor</strong>beeld het budget <strong>voor</strong> 2009), indruist tegen <strong>de</strong> vereisten van het omgaan met<br />
diepe onzekerheid. Zo zou meer structureel (ook door <strong>de</strong> politiek) nagedacht moeten wor<strong>de</strong>n of binnen<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie niet meer financiële flexibiliteit ingebouwd zou kunnen wor<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
partitie schema’s binnen Defensie, of ook over budgetjaren heen; bij<strong>voor</strong>beeld het opbouwen van<br />
‘een appeltje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dorst’ tij<strong>de</strong>ns jaren met min<strong>de</strong>r operationele inzet. Een recent rapport van het Center<br />
for Strategic and Budgetary Assessments biedt hier<strong>voor</strong> een aantal erg interessante aanknopingspunten 11 .<br />
Er moet hier nog eens beklemtoond wor<strong>de</strong>n dat grotere flexibiliteit alleen mogelijk is als <strong>de</strong> begrotingsvaststelling<br />
transparanter wordt – iets wat sowieso belangrijker wordt naarmate we in Defensie meer willen<br />
gaan sturen op output dan op input (ook volgens <strong>de</strong> overheidsbre<strong>de</strong> VBTB-logica).<br />
Conclusie<br />
Veel van <strong>de</strong> nieuwe concepten <strong>voor</strong> het omgaan met diepe onzekerheid kunnen zeker niet van vandaag<br />
op morgen verwezenlijkt wor<strong>de</strong>n. Ook hier moet met <strong>de</strong> nodige beschei<strong>de</strong>nheid en omzichtigheid te werk<br />
gegaan wor<strong>de</strong>n. Ook hier moeten we via probing actions, via het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe<br />
concepten, onze weg naar <strong>de</strong> meer efficiënte krijgsmacht van <strong>de</strong> toekomst ‘lerend’ aftasten. Veel van <strong>de</strong>ze<br />
concepten vereisen verregaan<strong>de</strong> aanpassingen binnen Defensie. Enkelen vereisen ook een bre<strong>de</strong>re<br />
(overheidsbre<strong>de</strong> en zelfs bond genootschapsbre<strong>de</strong>) aanpak, waarin <strong>de</strong> rol en het wezen van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
zelf wel eens ingrijpen<strong>de</strong>r zou kunnen veran<strong>de</strong>ren dan we tot nu toe beseffen. Maar <strong>de</strong> tijdshorizon van <strong>de</strong><br />
Verkenningen, zijn<strong>de</strong> 2030, moet zulke <strong>de</strong>nkexperimenten toelaten. Meer en meer wijst alles erop dat we<br />
<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vertrouw<strong>de</strong> thuishaven van <strong>de</strong> Kou<strong>de</strong> Oorlog en zelfs <strong>de</strong> (schijn?)zekerhe<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> territoriale wateren van perio<strong>de</strong> van na <strong>de</strong> Kou<strong>de</strong> Oorlog nu <strong>de</strong>finitief achter ons gelaten hebben en<br />
dat we afstevenen op een oceaan van diepe onzekerheid met daarin slechts een paar eilandjes van relatieve<br />
zekerheid. Dit betekent dat veel meer tollen losstaan en los moeten komen te staan dan nu algemeen<br />
aangenomen wordt. De principes in dit paper beschreven, zijn groten<strong>de</strong>els gebaseerd op <strong>de</strong> (<strong>voor</strong> velen<br />
ook erg pijnlijke) ervaringen die in het bedrijfsleven opgedaan zijn. Want ook daar zijn <strong>de</strong> turbulenties<br />
alleen maar groter gewor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> laatste jaren en zijn het enkel <strong>de</strong> adaptieve bedrijven die hier het hoofd<br />
hebben aan kunnen bie<strong>de</strong>n.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht heeft in het laatste <strong>de</strong>cennium sneller dat <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>ren blijk gegeven van<br />
een groot strategisch anticipatie- en adaptatievermogen door het roer om te gooien van een krijgsmacht ter<br />
ver<strong>de</strong>diging van het territorium naar een wereldwijd inzetbare hoogtechnologische, bre<strong>de</strong> en capabele<br />
krijgsmacht. De kans op onverwachte gebeurtenissen en ontwikkelingen zal in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren naar<br />
alle waarschijnlijkheid alleen maar toenemen. Lan<strong>de</strong>n die ook hier het nodige strategisch anticipatie- en<br />
adaptatievermogen aan <strong>de</strong> dag kunnen leggen door een beter overwicht te vin<strong>de</strong>n tussen plannen on<strong>de</strong>r<br />
zekerheid en plannen on<strong>de</strong>r onzekerheid zullen dan ook een betere kans hebben om <strong>de</strong> veiligheid van hun<br />
burgers beter, meer toekomst bestendig te kunnen borgen.<br />
11 Krepinevich, Andrew, Defense Investment Strategies in an Uncertain World. Center for Strategic and Budgetary Assessments, August 2008.<br />
http://www.csbaonline.org/4Publications/PubLibrary/R.20080821.Defense_Investment/R.20080821.Defense_Investment.pdf.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Planning un<strong>de</strong>r Deep Uncertainty 21
3.<br />
Blurred Distinction<br />
between Peace and<br />
Conflict<br />
Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Lkol J.P.L. (Jean Paul) Duckers<br />
Het thema Blurred Distinction beschrijft <strong>de</strong> huidige luciditeit van <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. In plaats van een<br />
dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rscheid tussen oorlog en vre<strong>de</strong> vindt <strong>de</strong> inzet van militaire capaciteiten plaats in een continu<br />
spectrum van verschillen<strong>de</strong> intensiteiten van geweld. Zo kan een operatie laag in het operatiespectrum een<br />
hoge intensiteit kennen. De veiligheidsomgeving vereist een hoog operationeel tempo waarin verschillen<strong>de</strong><br />
soorten operaties wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Daarnaast zijn dreigingen niet langer exclusief militair en is<br />
eer<strong>de</strong>r sprake van een ‘samengestel<strong>de</strong> dreiging’ waarbij een tegenstan<strong>de</strong>r op gecoördineer<strong>de</strong> wijze<br />
bedreigingen langs verschillen<strong>de</strong> assen (militaire, economisch, cyber etc.) kan genereren. Dit leidt ertoe<br />
dat <strong>de</strong> krijgsmacht op verschillen<strong>de</strong> soorten operaties <strong>voor</strong>bereid moet zijn en dat escalatie zich snel kan<br />
afspelen onafhankelijk van <strong>de</strong> fases zoals hierboven aangegeven. De aard en het domein van militair<br />
optre<strong>de</strong>n is daarmee aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig. Denk bij<strong>voor</strong>beeld aan <strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> het<br />
tegengaan van digitale verlamming als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van elektronische oorlogvoering. Bij <strong>de</strong>ze nieuwe taak<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht kunnen aanvallen zich in nanosecon<strong>de</strong>n voltrekken. Slechts een paar secon<strong>de</strong>n is<br />
nodig om een zeer grote strategische impact te hebben. Er is hierbij geen sprake van een traditionele<br />
escalatie, in plaats daarvan moet op zeer korte termijn besloten kunnen wor<strong>de</strong>n wat een <strong>de</strong>rgelijke<br />
onconventionele aanval betekent en welke reactie geschikt is. Ook in complexe operaties is sprake van<br />
snel veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Dit heeft een aantal gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
Allereerst is, het vermogen om ‘snel te schakelen’ cruciaal. De krijgsmacht als organisatie moet adaptief,<br />
flexibel en robuust ingericht zijn om met <strong>de</strong> veelheid van toekomsten om te gaan waarmee het geconfronteerd<br />
kan wor<strong>de</strong>n. Eenhe<strong>de</strong>n moeten breed opgeleid zijn en een zeer hoge discipline hebben om te kunnen<br />
schakelen tussen verschillen<strong>de</strong> intensiteiten. Eén van <strong>de</strong> gevolgen is een grotere noodzaak <strong>voor</strong> Special<br />
Forces-achtige eenhe<strong>de</strong>n. Daar waar Special Forces <strong>de</strong> afgelopen jaren meer op reguliere infanterie-eenhe<strong>de</strong>n<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Blurred Distinction between Peace and Conflict 22
zijn gaan lijken; bij<strong>voor</strong>beeld door het uitvoeren van patrouilletaken in Afghanistan, is an<strong>de</strong>rsom een<br />
trend gaan<strong>de</strong> dat infanterie in meer<strong>de</strong>re mate <strong>de</strong> breed ontwikkel<strong>de</strong> skills van Special Forces nodig heeft.<br />
Een hoogkwalitatieve krijgsmacht is zodoen<strong>de</strong> nodig waarbij eenhe<strong>de</strong>n in staat zijn om snel te kunnen<br />
schakelen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus. Ook is dit van belang <strong>voor</strong> het twee<strong>de</strong> element.<br />
Ten twee<strong>de</strong>, wint preventief optre<strong>de</strong>n aan belang. Omdat <strong>de</strong> veiligheids omgeving snel kan veran<strong>de</strong>ren, is<br />
er een grotere noodzaak om zo vroeg mogelijk te reageren op crises die <strong>de</strong> nationale veiligheidsbelangen<br />
kunnen bedreigen. Dit houdt in dat <strong>de</strong> krijgsmacht meer zal doen aan vertrouwen wekken<strong>de</strong> activiteiten<br />
zoals militaire uitwisselingen of ontwapeningsactiviteiten en tegelijkertijd samen zal moeten werken<br />
met civiele actoren op het gebied van Security Sector Reform (SSR), we<strong>de</strong>ropbouw en stabilisatie. Dit vraagt<br />
enerzijds een versterkte rol van militaire attachés en an<strong>de</strong>rzijds grotere kennis en expertiseontwikkeling<br />
op het gebied van samenwerken met civiele actoren. Special Forces hebben hier traditiegetrouw ook veel<br />
ervaring in. Om samenwerking met civiele actoren te versoepelen, zijn geïnstitu tionaliseer<strong>de</strong> interagency<br />
trainingen van belang. In <strong>de</strong> opleidingstrajecten van officieren zou meer ruimte gemaakt kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
om kennis van interagency op te bouwen. Personele uitwisselingen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> ministeries,<br />
of zelfs met NGO’s die actief zijn in het uitzendgebied, zou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><strong>de</strong>el opleveren en samenwerking<br />
bevor<strong>de</strong>ren. Belangrijker nog is <strong>de</strong> noodzaak om een goe<strong>de</strong> inlichtingencapaciteit in te richten die een<br />
bijdrage levert aan een ‘comprehensive’ Early Warning. Ne<strong>de</strong>rland kan niet in ie<strong>de</strong>re crisis optre<strong>de</strong>n en er dient<br />
op een zo vroeg mogelijk moment vastgesteld te wor<strong>de</strong>n in welke crisis Ne<strong>de</strong>rlandse belangen bedreigd<br />
(kunnen) wor<strong>de</strong>n.<br />
Als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van preventief optre<strong>de</strong>n bestaat ook nog <strong>de</strong> mogelijkheid van pre-emptive optre<strong>de</strong>n. De<br />
capaciteit om te escaleren – zonodig pre-emptive – is cruciaal vanwege het lichtontvlambare karakter van<br />
<strong>de</strong> veiligheidsomgeving. Dit noodzaakt snel inzetbare lichte eenhe<strong>de</strong>n, met een Special Forces-karakter<br />
en voldoen<strong>de</strong> mobiliteit.<br />
Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, vergt het hoge operationele tempo veel van het <strong>voor</strong>tzettingsvermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
De krijgsmacht dient voldoen<strong>de</strong> capaciteiten te hebben om langdurige missies <strong>voor</strong>t te zetten on<strong>de</strong>r<br />
wisselen<strong>de</strong> intensiteiten. Op individueel niveau speelt ook mee dat het hoge tempo en <strong>de</strong> continue<br />
emotionele druk als gevolg van <strong>de</strong> vervaging tussen vre<strong>de</strong> en oorlog, tot grote mate van stress kan lei<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>r het personeel. De militaire organisatie dient daar a<strong>de</strong>quaat op <strong>voor</strong>bereid te zijn.<br />
Samengevat zijn grofweg twee soorten eenhe<strong>de</strong>n nodig. Aan <strong>de</strong> ene kant, eenhe<strong>de</strong>n gericht op preventief<br />
optre<strong>de</strong>n en samenwerking met civiele actoren, <strong>de</strong>snoods <strong>voor</strong> een langere perio<strong>de</strong>. En aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant,<br />
eenhe<strong>de</strong>n die om kunnen gaan met wisselen<strong>de</strong> intensiteiten van geweld, en indien nodig pre-emptive<br />
kunnen ingrijpen. De krijgsmacht moet haar organisatiecultuur, opleiding, training en personeelsbeleid<br />
zo ontwikkelen dat bei<strong>de</strong> type eenhe<strong>de</strong>n tot hun volste recht komen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Blurred Distinction between Peace and Conflict 23
4.<br />
Standing Arrangements<br />
with Private Military<br />
Companies<br />
Auteur: Drs. F.F.C. (Frank) Reniers/ LTZSD1 Drs. J.P.G (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar.<br />
Over <strong>de</strong> inzet van private militaire bedrijven (Private Military Companies 12 of PMC’s) in coalitie-operaties<br />
bestaat veel discussie. Verschillen<strong>de</strong> bondgenoten van Ne<strong>de</strong>rland maken in toenemen<strong>de</strong> mate gebruik van<br />
<strong>de</strong> diensten van <strong>de</strong>ze bedrijven. In sommige gevallen wor<strong>de</strong>n PMC’s zelfs gebruikt <strong>voor</strong> militaire kerntaken<br />
(gevechtssteun en gevechtstaken). Zo wor<strong>de</strong>n Amerikaanse onbeman<strong>de</strong> verkenningsvliegtuigen (Predator<br />
en Global Hawk) aangestuurd door civiele contractors en wor<strong>de</strong>n bases be<strong>voor</strong>raad door piloten van <strong>de</strong> PMC<br />
‘Blackwater Worldwi<strong>de</strong>’ in bewapen<strong>de</strong> vliegtuigen en helikopters. Ook logistieke konvooien wor<strong>de</strong>n<br />
beschermd door PMC’s, waarbij zich regelmatig geweldsinci<strong>de</strong>nten <strong>voor</strong>doen. De Ne<strong>de</strong>rlandse regering<br />
heeft zich onlangs uitgesproken tegen <strong>de</strong> inzet van PMC’s <strong>voor</strong> militaire kerntaken. Toch is er een trend<br />
zichtbaar waarbij het belang van <strong>de</strong>ze bedrijven <strong>voor</strong> toekomstige militaire operaties groter wordt.<br />
Over <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van PMC’s wordt veel gediscussieerd. Gebleken is echter dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse inzet in<br />
Afghanistan niet meer zon<strong>de</strong>r gebruik van PMC’s kan plaatsvin<strong>de</strong>n. Het vervoer van materieel en militairen<br />
wordt <strong>voor</strong>namelijk uitgevoerd door private bedrijven en hierin schuilt ook een van <strong>de</strong> grootste <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />
van PMC’s: een krijgsmacht kan <strong>de</strong>ze bedrijven inhuren wanneer er capaciteit benodigd is. Daarom hoeft<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht min<strong>de</strong>r (dure) mid<strong>de</strong>len als strategisch en tactisch luchttransport in eigen<br />
beheer te hebben. Vervolgens zijn er ook min<strong>de</strong>r nevenkosten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Te <strong>de</strong>nken valt aan<br />
min<strong>de</strong>r behoefte aan <strong>de</strong> opleiding en training van personeel, besparing op pensioenkosten en min<strong>de</strong>r<br />
inspanningen op het gebied van <strong>de</strong> opvang van veteranen.<br />
12 De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) <strong>de</strong>finieert PMC’s als: ‘businesses that offer specialized services related to war and conflict, including combat<br />
operations, strategic planning, intelligence collection, operational and logistic support, training, procurement and maintenance.’<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Standing Arrangements with Private Military [...] 24
Er kleven echter ook <strong>de</strong> nodige na<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> inzet van PMC’s. De <strong>voor</strong>naamste betreft hier <strong>de</strong> juridische<br />
positie van civiele contractors in geweldssituaties. Het is namelijk ondui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r welk recht zij vallen:<br />
lokaal, nationaal, internationaal of militair recht. Er wor<strong>de</strong>n echter op dit vlak veel initiatieven ontplooid,<br />
in Irak is bij<strong>voor</strong>beeld onlangs bepaald dat me<strong>de</strong>werkers van PMC’s on<strong>de</strong>r Irakees recht gaan vallen. Een<br />
an<strong>de</strong>r probleem is <strong>de</strong> leverbetrouwbaarheid van PMC’s, <strong>de</strong> praktijk heeft namelijk uitgewezen dat <strong>de</strong>ze<br />
bedrijven het laten afweten als <strong>de</strong> dreiging van bepaal<strong>de</strong> missies te groot is. Daarnaast hebben private<br />
bedrijven een an<strong>de</strong>re doelstelling in een gewapend conflict dan militairen. PMC’s dienen primair hun<br />
aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs en kunnen daardoor meer belang hebben bij <strong>de</strong> instand houding van een bepaald conflict,<br />
in plaats van conflictbeslechting. Tenslotte is het ondui<strong>de</strong>lijk of <strong>de</strong> inhuur van PMC’s daadwerkelijk<br />
goedkoper is, dan wanneer <strong>de</strong> krijgsmacht bepaal<strong>de</strong> taken zelf uit voeren. De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht<br />
kan, net als <strong>de</strong> Amerikaanse en Britse krijgsmacht, niet aangeven hoeveel <strong>de</strong> inhuur van <strong>de</strong>ze bedrijven<br />
precies kost en wat het daadwerkelijk oplevert (<strong>de</strong> kosten-batenanalyse).<br />
Toch is er een dui<strong>de</strong>lijke ontwikkeling zichtbaar waarin <strong>de</strong> rol van PMC’s groter wordt. Dit is alleen al te<br />
zien aan het feit dat er <strong>de</strong> afgelopen jaren tal van dit soort bedrijven zijn opgericht en er nu zelfs een ‘tra<strong>de</strong><br />
organization’ <strong>voor</strong> <strong>de</strong> promotie van <strong>de</strong>ze bedrijven bestaat. Vervolgens is <strong>de</strong> inzet van PMC’s in verschillen<strong>de</strong><br />
conflicten <strong>de</strong> laatste jaren sterk gestegen, wor<strong>de</strong>n contracten uitgebreid en groeien <strong>de</strong> capaciteiten en<br />
mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze bedrijven significant. Naast <strong>de</strong> nodige boots on the ground, heeft Blackwater Worldwi<strong>de</strong><br />
bij<strong>voor</strong>beeld (gevechts-)helikopters aangeschaft, Intell Zeppelins, militaire vaartuigen en recent zelfs een<br />
tweetal Close Air Support-Aircraft. Daarnaast neemt <strong>de</strong> rol van PMC’s toe in <strong>de</strong> training van militair personeel.<br />
De Verenig<strong>de</strong> Staten hebben bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> training van marinepersoneel op het gebied van klein kaliber<br />
wapen vaardighe<strong>de</strong>n volledig in han<strong>de</strong>n van een PMC gelegd. De laatste ontwikkeling is echter dat PMC’s<br />
zich ook richten op reconstructiewerkzaamhe<strong>de</strong>n. Hierdoor gaat <strong>de</strong> hele keten van preconflict, conflict en<br />
reconstructie tot <strong>de</strong> uitvoeringsmogelijkhe<strong>de</strong>n van private militaire bedrijven behoren.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is er daarom zeer bij gebaat <strong>de</strong> ontwikkelingen ten aanzien van PMC’s goed te<br />
volgen. Nu is in het regeringsbeleid bepaald dat wij niet samenwerken met PMC’s als het gaat om militaire<br />
kerntaken, specifiek gevechtsoperaties. Maar hoe zit het als bondgenoten van ons wel PMC’s inzetten <strong>voor</strong><br />
gevechtsoperaties en zij vechten naast <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse troepen? Mogen Ne<strong>de</strong>rlandse troepen dan bij<strong>voor</strong>beeld<br />
luchtsteun verlenen aan door coalitiegenoten ingehuur<strong>de</strong> PMC’s? Hoe zit het met <strong>de</strong> aanschaf van<br />
dure transportmid<strong>de</strong>len, als blijkt dat het echt <strong>voor</strong><strong>de</strong>liger is om <strong>de</strong>ze capaciteit in te huren? Hoe zit het<br />
met <strong>de</strong> juridische basis, <strong>de</strong>ze moet contractueel goed wor<strong>de</strong>n vastgelegd zodat PMC’s in ie<strong>de</strong>r geval binnen<br />
<strong>de</strong> ‘rules of engagement’ van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse troepen han<strong>de</strong>len. Op <strong>de</strong> laatste plaats is het ook belangrijk te<br />
beseffen dat PMC’s een grote concurrent kunnen wor<strong>de</strong>n aangaan<strong>de</strong> werving van personeel. Deze bedrijven<br />
betalen immers veel meer dan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, waardoor het aantrekkelijk wordt <strong>voor</strong><br />
(specialistische) militairen om over te stappen naar <strong>de</strong>ze commerciële militaire bedrijven.<br />
Samengevat. Er is een dui<strong>de</strong>lijke trend zichtbaar dat private militaire bedrijven een nog grotere rol zullen<br />
innemen in toekomstige missies; het aantal PMC’s neemt namelijk toe, zij zullen vaker wor<strong>de</strong>n ingezet<br />
(in ie<strong>de</strong>r geval door coalitiegenoten) en hun capaciteiten en mogelijkhe<strong>de</strong>n brei<strong>de</strong>n zich steeds ver<strong>de</strong>r uit.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht gaat dan ook op termijn meer te maken krijgen met PMC’s in het inzetgebied.<br />
Zoals hierboven aangegeven roept dit een aantal complexe vragen op.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Standing Arrangements with Private Military [...] 25
5.<br />
Different Paradigms<br />
for Decision-Making<br />
Auteur: Ir. W. (Willem) Treurniet / KLTZ R.P. (René) Tas<br />
Met het oog op <strong>de</strong> doeltreffendheid van het optre<strong>de</strong>n ten behoeve van het Ne<strong>de</strong>rlands of bondgenootschappelijk<br />
buitenland- en veiligheidsbeleid dient het besluit vormings proces hierover alle relevante spelers<br />
te omspannen; zowel <strong>de</strong> militaire als <strong>de</strong> niet-militaire. Dit geldt bij zowel <strong>de</strong> analyse, planning, uitvoering<br />
en evaluatie van potentiële interventies. Binnen dit complexe speelveld zal Unity of Command in toenemen<strong>de</strong><br />
mate echter een illusie blijken te zijn. Het is vaak onmogelijk om op <strong>voor</strong>hand te bepalen op welke wijze<br />
<strong>de</strong> vaak complexe en moeilijk te meten operationele doelen te behalen zijn. Dit vraagt om een continu<br />
sense-and-respond-proces en om mo<strong>de</strong>llen om verkregen inzicht in <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> operationele<br />
omgeving vast te kunnen leggen en on<strong>de</strong>rling te kunnen <strong>de</strong>len.<br />
Doelen en prioriteiten<br />
De doelen van interventies zijn veelal abstract van aard en moeilijk in meetbare termen uit te drukken.<br />
De maakbaarheid van <strong>de</strong> doelen is over het algemeen ook zeer beperkt. Op <strong>voor</strong>hand is vaak moeilijk te<br />
bepalen met welke combinatie van mid<strong>de</strong>len, op welke wijze en op welke termijn gestel<strong>de</strong> doelen het best<br />
te behalen zijn. Het arsenaal aan mid<strong>de</strong>len om met <strong>de</strong>ze complexiteit om te kunnen gaan, omvat veel meer<br />
dan alleen <strong>de</strong> traditionele militaire mid<strong>de</strong>len. Militaire besluitvorming is dan ook in toenemen<strong>de</strong> mate<br />
een onlosmakelijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een verband van samenwerken<strong>de</strong> organisaties (inter<strong>de</strong>partementaal en<br />
interagency). Een compliceren<strong>de</strong> factor is dat binnen het samenwerkings verband geen sprake is van een<br />
hel<strong>de</strong>re bevelslijn. De verschillen<strong>de</strong> partijen in het verband hebben in het gunstigste geval een aantal<br />
doelen gemeen, maar hebben daarnaast vaak een eigen agenda en eigen prioriteiten. Voorafgaan<strong>de</strong> aan<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 26
een operationeel planningsproces is het van groot belang te investeren in het expliciteren van <strong>de</strong> doelen<br />
en prioriteiten van <strong>de</strong> samenwerken<strong>de</strong> organisaties. Ook dient <strong>de</strong> <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n kennis over <strong>de</strong> dynamiek van<br />
het operatiegebied vanuit een breed scala gezichtspunten (politiek, militair, economisch, sociaal, infrastructureel,<br />
informatie) te wor<strong>de</strong>n gemobiliseerd. De geëxpliciteer<strong>de</strong> doelen en <strong>de</strong> kennis over <strong>de</strong> dynamiek<br />
van het operatiegebied bie<strong>de</strong>n vervolgens een basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie van mogelijke aangrijpingspunten,<br />
beïnvloedings mogelijkhe<strong>de</strong>n en succescriteria.<br />
Adaptiviteit en beweeglijkheid<br />
De hierboven genoem<strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> operationele omgeving heeft ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering van<br />
een operatie grote consequenties. Het feit dat op <strong>voor</strong>hand vaak moeilijk te bepalen is met welke combinatie<br />
van mid<strong>de</strong>len, op welke wijze en op welke termijn gestel<strong>de</strong> doelen het best te behalen zijn, maakt een<br />
continu proces van sense-and-respond noodzakelijk. De gestel<strong>de</strong> abstracte doelen moeten wor<strong>de</strong>n doorvertaald<br />
in meetbare termen die op re<strong>de</strong>lijke termijn en tegen re<strong>de</strong>lijke kosten meetbaar (sense) zijn. De<br />
effecten die <strong>de</strong> acties (response) van het verband van samenwerken<strong>de</strong> organisaties op <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong><br />
operationele omgeving hebben, moeten <strong>voor</strong>tdurend wor<strong>de</strong>n gemeten (sense) en doorvertaald in (al dan<br />
niet herziene) acties (response). De beperkte maakbaarheid van <strong>de</strong> operationele doelen en <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
sense-and-respond-aanpak, noodzaken een grote mate van adaptiviteit en beweeglijkheid op alle niveaus van<br />
<strong>de</strong> organisatie. Samenwerking in netwerken en ketens die optimaal zijn toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> actuele situatie<br />
is van belang om <strong>de</strong>ze adaptiviteit en beweeglijkheid te bewerkstelligen. Daartoe moeten eenhe<strong>de</strong>n over en<br />
weer eenduidig zicht hebben op elkaars mogelijkhe<strong>de</strong>n en competenties. Daarnaast is het van belang dat <strong>de</strong><br />
organisatie tot in z’n vezels lerend is. Het alleen institutionaliseren van lessons learned processen en<br />
afspraken is niet voldoen<strong>de</strong>. Leren moet op alle niveaus van <strong>de</strong> organisatie intrinsiek in <strong>de</strong> organisatie<br />
verweven zijn. Dit heeft ook consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatiecultuur en <strong>voor</strong> opleiding, doctrinevorming<br />
en training.<br />
Omgevingsbeeld en informatie-uitwisseling<br />
Om <strong>de</strong> sense-and-respond bena<strong>de</strong>ring op een coherente wijze binnen het totale samenwerkingsverband<br />
gestalte te kunnen geven, is het noodzakelijk dat <strong>de</strong> kennis over, en het begrip van, <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong><br />
operationele omgeving via het Common Operational Picture (COP) tussen <strong>de</strong> samenwerkingspartners kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld. Dit heeft zowel consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inhoud van het COP als ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> diversiteit<br />
aan partijen waarbinnen het COP kan wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld. Intensivering van samenwerking tussen militaire<br />
en niet-militaire partners resulteert op diverse organisatorische niveaus in Communities of Interest die <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> partnerorganisaties ontstijgen. Patronen van informatie-uitwisseling zullen in toenemen<strong>de</strong><br />
mate on<strong>voor</strong>spelbaar en grillig zijn, omdat ze een afspiegeling zijn van het beweeglijke karakter van een<br />
complexe operatie. Dit maakt op sociaalorganisatorisch en informatie technologisch gebied Hastily Formed<br />
Networking noodzakelijk. Digitale netwerken moeten snel en verantwoord in verschillen<strong>de</strong> topologieën<br />
koppelbaar zijn. Gezien <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> samenwerkingspartners kan bij het uitwisselen van informatie<br />
slechts in beperkte mate wor<strong>de</strong>n uitgegaan van gemeen schappelijke uitwisselingsstandaar<strong>de</strong>n. Tenslotte<br />
maakt <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> hoeveelheid vaak ongestructureer<strong>de</strong> informatie innovaties op het gebied van<br />
taakgerichte ontsluiting en terugvindbaarheid noodzakelijk.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 27
Gelaagdheid in besluitvorming<br />
en operationeel tempo<br />
De complexiteit van <strong>de</strong> operationele omgeving wordt eveneens gekenmerkt door <strong>de</strong> vele dwarsverban<strong>de</strong>n<br />
tussen het politieke, strategische, operationele en tactische niveau. Beslissingen en maatregelen op tactisch<br />
niveau hebben mogelijk grote implicaties tot op het politieke niveau. Omdat beïnvloedingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
vaak beperkt zijn in tijd, is het noodzakelijk dat <strong>de</strong> beslissingsmechanismen, ondanks eventuele dwarsverban<strong>de</strong>n,<br />
een snelle respons mogelijk maken. Deze versnelling kan in <strong>de</strong> eerste plaats wor<strong>de</strong>n bereikt<br />
door, nog meer dan nu al het geval is, <strong>de</strong> intenties van hogere niveaus expliciet door te vertalen naar lagere<br />
niveaus en vervolgens <strong>de</strong> lagere niveaus, met <strong>de</strong>ze intenties als leidraad, een grote mate van beslissingsbevoegdheid<br />
te geven. Er zal dus sprake moeten zijn van een goeddoordachte balans tussen <strong>de</strong>legeren en<br />
centraliseren. Hierbij wordt opgemerkt dat centrale ingrepen of beslissingen niet meer automatisch bij<br />
één (militaire) commandant kunnen zijn belegd, maar bij meer<strong>de</strong>re civiele en militaire autoriteiten. In <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> plaats kan <strong>de</strong> versnelling wor<strong>de</strong>n bereikt door mogelijkhe<strong>de</strong>n te creëren om zodanig snel tussen<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus te kunnen schakelen dat het politiek-strategische niveau in staat is het 24/7<br />
operationele en tactische tempo te volgen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 28
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Different Paradigms for Decision-Making 29
6.<br />
Evolving Relationships<br />
between Man, Robotics<br />
and Machine Intelligence<br />
Auteur: Ir. H.F. (Harold) Bousché / Ltkol A.R. (Aart) Fokkema<br />
Robot is geen eenduidig ge<strong>de</strong>finieerd begrip. De mate van autonomie bepaald of wij iets een robot vin<strong>de</strong>n<br />
of niet. Handbediend, semi-autonoom en volledig autonoom zijn daarin te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n categorieën.<br />
Een op afstand bedien<strong>de</strong> machine (tele-operated) zon<strong>de</strong>r autonomie wordt – onterecht – soms ook een robot<br />
genoemd. Er zijn mobiele en immobiele robots, stoffelijke en virtuele robots en beman<strong>de</strong> en onbeman<strong>de</strong><br />
robots. Zelfs dat laatste is formeel geen criterium dat bepaald of iets een robot is of niet (<strong>de</strong>nk aan een<br />
beman<strong>de</strong> zelfrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> robotauto). Een machine met een eigen beslismo<strong>de</strong>l noemen we autonoom.<br />
Autonomie wordt ook veel in verband gebracht met artificiële intelligentie (AI). AI laat zich moeilijk<br />
<strong>de</strong>finiëren. Het hangt samen met het kunnen re<strong>de</strong>neren en problemen oplossen, het kunnen percipiëren<br />
en reageren, zelflerend vermogen en met zelfbewustzijn. Er is ook een stroming die simpelweg stelt dat als<br />
het intelligent oogt en zich intelligent gedraagt het intelligent is. De ontwikkelingen in robotica en AI<br />
schrij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>t. In <strong>de</strong> industrie zijn robots inmid<strong>de</strong>ls gemeengoed en in het militaire domein dringen ze<br />
snel door. In het verkeer en in het huishou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re toepassingsgebie<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> sciencefiction<br />
ons vaak laat zien, zijn ze nog maar beperkt aanwezig (in stoffelijke vorm tenminste). Er zijn twee drempels<br />
die daar een echte doorbraak tegenhou<strong>de</strong>n. De eerste is juridische aansprakelijkheid. De twee<strong>de</strong> is dat AI<br />
zich maar beperkt laat programmeren. De complexiteit en simpelweg het aantal regels co<strong>de</strong> belemmeren<br />
een innovatiesprong richting menselijke intelligentie 13 of zelfs singularity 14 . Zelfleren<strong>de</strong> (cognitieve)<br />
systemen moeten <strong>de</strong>ze drempel wegnemen.<br />
13 AI bena<strong>de</strong>rt inmid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> menselijke intelligentie. Echter, <strong>de</strong> meetmetho<strong>de</strong> is hierin bepalend en zeker niet algemeen geaccepteerd.<br />
14 The technological singularity is a theoretical future point of unprece<strong>de</strong>nted technological progress, caused in part by the ability of machines to improve<br />
themselves using artificial intelligence.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Evolving Relationships between Man, Robotics [...] 30
Ongeacht genoem<strong>de</strong> drempels zijn <strong>de</strong> toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n en toepassingen in het militaire domein<br />
nu al legio. De VS heeft in Irak en Afghanistan al meer dan 4.000 grondrobots in gebruik en in oktober<br />
2006 waren er al 400.000 onbeman<strong>de</strong> vlieguren. En ook in het maritieme domein – zowel boven als on<strong>de</strong>r<br />
water – zijn militaire robots sterk in opkomst. De VS willen ca. 4 miljard $ in onbeman<strong>de</strong> systemen investeren<br />
t/m 2010 en in totaal 24 miljard $. 15<br />
Ook <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht kan grote <strong>voor</strong><strong>de</strong>len behalen door robots in te zetten. Robots lenen zich<br />
uitstekend om op afstand, met beperkte aandacht een gewenst effect uit te oefenen; en <strong>voor</strong> saaie,<br />
gevaarlijke en vuile werkzaamhe<strong>de</strong>n (dull, dangerous, dirty). An<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>el is dat een door gebruik<br />
van robots meer schaalbare krijgsmacht <strong>de</strong> adaptiviteit bezit die onmisbaar is in mo<strong>de</strong>rne conflicten. Bij<br />
mo<strong>de</strong>rne conflicten lijken <strong>de</strong> faseovergangen tussen conflict of interest, crisis, conflict en postconflict steeds meer<br />
vervagen. Het geweldsniveau zal niet langer rustig oplopen vanaf het begin en rustig aflopen naar het eind.<br />
Ook lokaal kan het geweldsniveau sterk verschillen (three block war). Dit instabiele gewelds niveau vraagt van<br />
<strong>de</strong> krijgsmacht dat zij vanaf aanvang tot ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> inzet moet kunnen optre<strong>de</strong>n op elk geweldsniveau.<br />
Dat vraagt adaptiviteit van <strong>de</strong> krijgsmacht in <strong>de</strong> zin dat snel moet kunnen wor<strong>de</strong>n op- en afgeschaald en<br />
daarmee om het achter <strong>de</strong> hand hou<strong>de</strong>n van meer personeel en materiële mid<strong>de</strong>len. Dit militaire vermogen<br />
is in <strong>de</strong> vorm van snel inzetbare geautomatiseer<strong>de</strong> systemen danwel robots eenvoudiger dicht bij het<br />
inzetgebied <strong>voor</strong> langere duur achter <strong>de</strong> hand te hou<strong>de</strong>n dan in <strong>de</strong> vorm van mensen met hun gebruikelijke<br />
materieel. Bovenstaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len gel<strong>de</strong>n zowel bij inzet op zee en land als bij inzet in <strong>de</strong> lucht.<br />
Militairen zijn in Ne<strong>de</strong>rland schaars. Daar is maar moeizaam veran<strong>de</strong>ring in te brengen. Militairen willen<br />
wij zo min mogelijk blootstellen aan gevaar; alleen als het echt niet an<strong>de</strong>rs kan. Militairen zijn onmisbaar;<br />
<strong>voor</strong> menselijke interactie, als beslisser en <strong>voor</strong> leiding en aansturing. Al het an<strong>de</strong>re is uit te beste<strong>de</strong>n aan<br />
robots. Deels is dat theorie, in veel gevallen ook niet.<br />
Op korte en mid<strong>de</strong>nlange termijn zijn er kansen <strong>voor</strong> robotica in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong> nieuwe<br />
toepassingen, met name op het gebied van:<br />
❚ bewaken van infrastructuur;<br />
❚ dragen van uitrusting van uitgestegen eenhe<strong>de</strong>n;<br />
❚ rij<strong>de</strong>n van konvooien;<br />
❚ verkenningstaken (ISR) en gevechtson<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> taken op korte afstand en in verste<strong>de</strong>lijkt gebied;<br />
❚ bestrijding IEDs en genieverkenning; en<br />
❚ <strong>de</strong> (vaak vergeten) vre<strong>de</strong>sbedrijfsvoering.<br />
Het gaat daarbij om inzet zowel op zee en land als in <strong>de</strong> lucht.<br />
Maximaal profijt van <strong>de</strong>ze kansen vraagt om een nauwe krijgsmacht/R&D samenwerking, concept <strong>de</strong>velopment<br />
& experimentation en training & opleiding. Alleen dicht bij <strong>de</strong> praktijk kan robotica binnen <strong>de</strong> krijgsmacht tot<br />
bloei komen. Met name omdat toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n, optimale wijze van inzet vaak niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />
liggen en ‘onbekend onbemind maakt’.<br />
De schaarse militair moeten wij inzetten waar hij echt nodig is; niet als ‘bedienaar’ en ‘vechter’ maar als<br />
‘on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>laar’, ‘manager’ en ‘lei<strong>de</strong>r’. Overige taken verschuiven naar robots. Zij zullen het gezicht van<br />
<strong>de</strong> krijgsmacht op termijn volledig veran<strong>de</strong>ren. Nu al moeten we ons bij elke materieelverwerving afvragen:<br />
kan het onbemand?; kan het autonoom? Mensen zijn kwetsbaar, langzaam, onbetrouwbaar en duur. Voor<br />
robots is dat nu veelal niet an<strong>de</strong>rs, maar het omslagpunt – zeker bij specifieke toepassingen – komt snel<br />
binnen bereik. Voor een aantal kansrijke toepassingen is het omslagpunt al <strong>de</strong>els gepasseerd.<br />
Robots tenzij …<br />
15 Bron: US Department of Defence (DoD) Unmanned Systems Roadmap 2007-2013 (published in December 2007);<br />
http://www.sciencedaily.com/releases/2008/02/080226213451.htm<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Evolving Relationships between Man, Robotics [...] 31
7.<br />
Staying power<br />
Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / LTZSD1 Drs. J.P.G. (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar<br />
Aan het eind van <strong>de</strong> Vietnam oorlog was het Amerikaanse leger een hollow force gewor<strong>de</strong>n. Het had zichzelf<br />
van binnen opgegeten in een enorme krachts inspanning die steeds net iets langer duur<strong>de</strong> en meer mensen<br />
verg<strong>de</strong> dan <strong>voor</strong>zien. Pas na jaren rust en nieuwe investeringen kon het zijn <strong>voor</strong>naamste taak, het<br />
Warschaupact tegenhou<strong>de</strong>n, weer voldoen<strong>de</strong> oppakken.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zou na beëindiging van <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> NAVO-operatie in Afghanistan in<br />
een soortgelijke situatie kunnen komen te verkeren. De Staying Power van <strong>de</strong> krijgsmacht kan zijn aangetast:<br />
Staying Power is het vermogen om <strong>de</strong>elname aan het conflict te bestendigen tot een goe<strong>de</strong> uitkomst is<br />
verkregen en dan meteen weer gereed te zijn <strong>voor</strong> een volgen<strong>de</strong> taak. Ne<strong>de</strong>rland is natuurlijk geen<br />
supermacht zoals <strong>de</strong> VS, het tij<strong>de</strong>lijk wegvallen van Ne<strong>de</strong>rlandse inzetmogelijkhe<strong>de</strong>n kan internationaal<br />
wor<strong>de</strong>n opgevangen omdat Ne<strong>de</strong>rland uitsluitend in coalitieverband optreedt. Toch kan Ne<strong>de</strong>rland zich<br />
maar moeilijk een ‘strategische pauze’ veroorloven. De behoefte aan inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht blijft bestaan,<br />
en <strong>de</strong> invloed op internationale ontwikkelingen die Ne<strong>de</strong>rland ontleent aan inzet zou vermin<strong>de</strong>ren, wat in<br />
politiek opzicht weinig aantrekkelijk is.<br />
Staying Power is wat an<strong>de</strong>rs dan wat normaal on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> term sustainability wordt verstaan. Die term is<br />
ge<strong>de</strong>finieerd 16 en uiteengerafeld in een conceptuele, mentale en fysieke ‘component’. Staying Power omvat,<br />
naast wat nu on<strong>de</strong>r sustainability wordt verstaan, óók nog het vermogen om het volgen<strong>de</strong> conflict ‘fris’ aan<br />
te kunnen gaan en elementen als politiek uithoudingsvermogen en het vermogen van civiele diensten om,<br />
als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een 3D-bena<strong>de</strong>ring 17 , het vol te hou<strong>de</strong>n tot er succes is.<br />
16 NAVO in AAP-6: Sustainability, the ability of a force to maintain the necessary level of combat power for the duration required to achieve its objectives<br />
17 Defence, Diplomacy, Development<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 32
Een schematisch overzicht van een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict,<br />
stability. Een vergelijkbare reeks is te geven die betrekking heeft op het bestrij<strong>de</strong>n van rampen (<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
hoofdtaak): analyse & prevent, protect, respond, recover, evaluate. Het gaat in bei<strong>de</strong> gevallen om een tijdslijn die<br />
is ver<strong>de</strong>eld in perio<strong>de</strong>n met zeer verschillen<strong>de</strong> maten aan intensiteit van geweld: een conflict of interest gaat<br />
gepaard met min<strong>de</strong>r ‘wapengekletter’ dan <strong>de</strong> fase violent conflict.<br />
Staying Power betekent in al die gevallen iets heel an<strong>de</strong>rs. Het vermogen om <strong>de</strong> hooggewelddadige fase van<br />
een conflict uit te dienen, bestaat <strong>voor</strong>namelijk uit het ‘op <strong>de</strong> plank’ hebben liggen van voldoen<strong>de</strong> materieel<br />
(voertuigen, wapens, munitie en an<strong>de</strong>re verbruiksmid<strong>de</strong>len) <strong>voor</strong> dat doel, het zijn come as you are-conflicten.<br />
Na betrokkenheid bij een <strong>de</strong>rgelijk conflict zou <strong>de</strong> krijgsmacht enige tijd niet aanspreekbaar zijn omdat<br />
verloren gegane eenhe<strong>de</strong>n, materieel en <strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n opnieuw moeten wor<strong>de</strong>n opgebouwd, maar het risico<br />
van een hollow force lijkt gering. In het geval van <strong>de</strong> langere <strong>voor</strong>- en na-fasen van een conflict bestaat <strong>de</strong><br />
tegenovergestel<strong>de</strong> situatie. Dan moeten er serieuze <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n aangelegd <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>tdurend<br />
herbe<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n van eenhe<strong>de</strong>n, het vervangen van uitgeputte eenhe<strong>de</strong>n door ‘verse’, het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n en<br />
waar nodig vervangen van versleten materieel. In <strong>de</strong>ze fasen zou overigens ook beter aansluiting kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n gezocht op capaciteiten van bondgenoten, wat het uitputtend effect kan compenseren.<br />
Een crisis-/post-conflictfase kan lang duren, zodat een krijgsmacht die zich hieraan committeert in een<br />
permanente uitzon<strong>de</strong>ringssituatie gevangen blijft. Dit maakt <strong>de</strong> bedrijfsvoering moeilijk (iets tussen<br />
<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n aanleggen en vernieuwingen doorvoeren). Het vergt bovendien een mentale inspanning van<br />
het personeel die niet gemakkelijk kan wor<strong>de</strong>n verlangd, omdat <strong>de</strong> situatie zo volledig tegengesteld is<br />
aan <strong>de</strong> thuissituatie. Weliswaar kan hetzelf<strong>de</strong> gezegd wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> conflictfase, maar daarvan wordt<br />
veron<strong>de</strong>rsteld dat hij betrekkelijk kort duurt, zodat het opnieuw aanpassen aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse realiteit<br />
gemakkelijker zou zijn. De crisisfase lijkt wel wat op wat koloniale legers aantroffen in <strong>de</strong> grensgebie<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> kolonie: een permanent onveilige situatie die tussen oorlog en vre<strong>de</strong> blijft hangen, en soms uitbarst<br />
in korte, intens gewelddadige perio<strong>de</strong>n. De crisis/post-conflictsituatie is overigens <strong>de</strong> fase waarin het best<br />
en meest intensief kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt met bondgenoten, juist omdat het om een langere en<br />
daardoor beter ‘planbare’ operationele inzet gaat.<br />
Het i<strong>de</strong>e achter <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in fasen is, dat een politieke keuze zou kunnen wor<strong>de</strong>n gemaakt <strong>voor</strong> het zich<br />
specialiseren in één ervan. De realiteit leert echter dat <strong>de</strong> bijna-permanente crisisfase <strong>de</strong> norm is gewor<strong>de</strong>n,<br />
zie het verloop van <strong>de</strong> conflicten in Afghanistan, Irak, Congo, Soedan en nog een paar an<strong>de</strong>re. De lineariteit<br />
die impliciet in het fasenmo<strong>de</strong>l zit, komt niet overeen met wat op <strong>de</strong> grond gebeurt, omdat <strong>de</strong> fasen in<br />
elkaar overlopen, tegelijkertijd op an<strong>de</strong>re plaatsen (vaak vlak bij elkaar) spelen, en omdat <strong>de</strong> conflictfase<br />
zomaar kan terugkeren uit <strong>de</strong> stability fase. Bovendien is <strong>de</strong> krijgsmacht vaak betrokken bij meer dan één<br />
operatie, operaties die zich kunnen bevin<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> fasen van een conflict. De krijgsmacht moet<br />
snel kunnen schakelen, moet over afdoen<strong>de</strong> escalatiedominantie beschikken, en moet dat lang genoeg<br />
kunnen volhou<strong>de</strong>n. Dat vergt voldoen<strong>de</strong> personeel en materieel. Het verdient ver<strong>de</strong>r aanbeveling om<br />
<strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> samenwerking met bondgenoten en an<strong>de</strong>re externe partners te verbeteren.<br />
Het opbrengen van <strong>de</strong> ‘hardheid’ van <strong>de</strong> krijgsmacht om in <strong>de</strong> langdurige crisis mentaal en fysiek capabel<br />
te blijven, moet wor<strong>de</strong>n gebalanceerd met het vermogen ook op te schalen naar een ‘echte’ oorlog,<br />
doorgaan<strong>de</strong> innovatie om klaar te zijn <strong>voor</strong> het volgen<strong>de</strong> conflict, en (misschien het moeilijkst) met<br />
het gegeven dat in Ne<strong>de</strong>rland vre<strong>de</strong> heerst. Het is noodzakelijk dat <strong>de</strong> politiek <strong>de</strong>ze situatie begrijpt en<br />
er rekening mee houdt, en dat <strong>de</strong> krijgsmacht hierop is <strong>voor</strong>bereid door haar personeel daartoe op te<br />
lei<strong>de</strong>n, te trainen en te begelei<strong>de</strong>n.<br />
De krijgsmacht moet <strong>voor</strong>tdurend beducht zijn op tekenen van organisatorische uitputting en stagnatie in<br />
innovatie, en waar nodig <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> operationele inzet terugbrengen naar wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn<br />
op te brengen is. Ook moet een langdurige inzet in een semipermanente crisis kunnen wor<strong>de</strong>n opgebroken<br />
ten gunste van ‘echte’ oorlog met een hogere prioriteit, zelfs al gaat dat ten koste van perspectieven op<br />
succes in <strong>de</strong> crisissituatie.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 33
Waar mogelijk zou <strong>de</strong> fysieke component van sustainability moeten wor<strong>de</strong>n geregeld in zakelijke langetermijncontracten<br />
met leveranciers, producenten en on<strong>de</strong>rhoudsbedrijven. De krijgsmacht zal ter<strong>de</strong>ge<br />
rekening moeten hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> langtermijn mentale hardheid die <strong>voor</strong> het personeel noodzakelijk is,<br />
en met het i<strong>de</strong>e dat er een balans tussen vasthou<strong>de</strong>ndheid en innovatie zal moeten wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n<br />
(ook <strong>de</strong> partijen in een bestaand conflict innoveren!).<br />
Voor Staying Power tenslotte is het noodzakelijk in conflicten nauw samen te werken met <strong>de</strong> civiele partners<br />
(3D), maar ook om gezamenlijk tot een langetermijnvisie en een ge<strong>de</strong>eld innovatieperspectief te komen.<br />
Er moet niet slechts wor<strong>de</strong>n gestreefd naar nieuwe militaire concepten, maar (ook) naar nieuwe<br />
3D-concepten, geïntegreer<strong>de</strong> en innoveren<strong>de</strong> 3D-doctrine en TTP’s (Tactics, Techniques and Procedures).<br />
Nogmaals moet <strong>de</strong> internationale omgeving van inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n benadrukt. Staying Power<br />
is óók gebaat bij goe<strong>de</strong> internationale afstemming en samenwerking met bondgenoten en tij<strong>de</strong>lijke<br />
coalitiegenoten.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 34
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Staying power 35
8.<br />
Small Team<br />
Operations<br />
Auteur: Drs. F.F. (Frank) Bekkers / KLTZ R.P. (René) Tas<br />
Veel, misschien wel <strong>de</strong> meeste he<strong>de</strong>ndaagse militaire uitdagingen waar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong><br />
staat, kunnen niet met massaal geweld wor<strong>de</strong>n aangepakt. Het succesvol uitvoeren van militaire missies<br />
en taken is steeds meer een functie van het goed kunnen inschatten van en inspelen op een unieke mix<br />
van lokale omstandig he<strong>de</strong>n, partijen en hun intenties, media exposure, rules of engagement enz. Overkoepelen<strong>de</strong><br />
doelstellingen (effecten) wor<strong>de</strong>n bereikt door <strong>de</strong> optelsom van vele kleinschalige acties<br />
en activiteiten die zijn toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> locale situatie. Het optre<strong>de</strong>n in grootschalige formaties volgens<br />
een beperkt arsenaal aan standaardrecepten past slecht bij <strong>de</strong>ze ontwikkeling en moet in veel gevallen<br />
wor<strong>de</strong>n vervangen door maatwerk oplossingen, uitgevoerd door kleine, in belangrijke mate zelfstandig<br />
opereren<strong>de</strong> teams of individuele eenhe<strong>de</strong>n die effecten nastreven passend binnen <strong>de</strong> actuele, <strong>voor</strong>tdurend<br />
veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> lokale situatie die ze zelf het beste kennen. De mindset, processen, structuren, werkwijzen,<br />
investeringen, training etc. die passen bij <strong>de</strong>ze kleinschalige, contextsensitieve en adaptieve bena<strong>de</strong>ring<br />
moeten in belangrijke mate vorm en inhoud van alle elementen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie waar<strong>de</strong>keten 18 bepalen.<br />
Enkele belangrijke aspecten, in het algemeen of specifiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, zijn hieron<strong>de</strong>r<br />
na<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />
18 Met <strong>de</strong> hoofdprocessen ‘<strong>voor</strong>zien in’, ‘inzetten’, ‘instandhou<strong>de</strong>n’ en ‘besturen’.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 36
Sense & respond<br />
In een complexe lokale omgeving waarin succes of falen niet eenvoudig valt te <strong>de</strong>finiëren en nog moeilijker<br />
te constateren, is het vin<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>tdurend bijstellen van een goe<strong>de</strong> actielijn geen sinecure. Beproef<strong>de</strong><br />
recepten zijn maar beperkt toepasbaar. In zo’n situatie past een sense & respond werkwijze die er op neer<br />
komt dat:<br />
❚ één of zo mogelijk meer<strong>de</strong>re afgewogen actielijnen in te zetten;<br />
❚ <strong>de</strong> positieve en negatieve effecten van <strong>de</strong>ze actielijnen zo goed mogelijk te bepalen;<br />
❚ op basis hiervan bepaal<strong>de</strong> actielijnen te versterken en an<strong>de</strong>re af te kappen. Deze werkwijze veron<strong>de</strong>rstelt<br />
een hoogwaardige lokale omgevingsbeeld opbouw, inclusief injectie van kennis van <strong>de</strong> locale culturele,<br />
economische en sociale factoren. Daarnaast is een sterk ontwikkeld zelfb ewustzijn nodig, het kennen<br />
en op waar<strong>de</strong> kunnen schatten van eigen sterktes, zwaktes en (on)mogelijk he<strong>de</strong>n in relatie tot <strong>de</strong> lokale<br />
omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
Bottom-up stuurinformatie en leervermogen<br />
Het vergrote belang van optre<strong>de</strong>n in kleine teams is me<strong>de</strong> een gevolg van het vervagen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheid<br />
tussen het tactische, operationele en strategische niveau, en versterkt <strong>de</strong>ze trend ook weer. Een belangrijke<br />
consequentie is dat belangrijke stuurinformatie <strong>voor</strong> besluitvorming niet alleen top-down, maar ook<br />
bottom-up loopt. De locale sense & respond werkwijze levert veel relevante informatie over welke aanpak werkt<br />
en welke niet. Dergelijke lessen moeten snel wor<strong>de</strong>n verspreid naar relevante <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> organisatie.<br />
Uitgeprobeer<strong>de</strong> maar bewezen ineffectieve strategieën moeten wor<strong>de</strong>n afgekapt, effectieve emergente<br />
strategieën versterkt. Het effectief <strong>de</strong>len van situationeel begrip leidt tot een coherente en realistische<br />
aanpak die past bij <strong>de</strong> gegeven situatie.<br />
Projectmatig <strong>de</strong>nken en werken<br />
Er is wat <strong>voor</strong> te zeggen om het optre<strong>de</strong>n in kleine teams of als individuele eenheid te zien als het uitvoeren<br />
van ‘projecten’. Kenmerkend <strong>voor</strong> een project is het unieke karakter ervan: een specifieke combinatie van<br />
te leveren resultaten, in te zetten resources en beperken<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n (tijd, etc.). Natuurlijk zijn er<br />
bepaal<strong>de</strong> vaste procedures die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste projecten van nut zijn. Dit zijn echter meestal ‘meta’-regels<br />
die een eigen inhou<strong>de</strong>lijke invulling krijgen <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r project afzon<strong>de</strong>rlijk. Dit betekent dat het belang<br />
van ‘doctrine’ 19 zal toenemen, waarbij het belang van ‘drill’ 20 onveran<strong>de</strong>rd blijft of zelfs kan afnemen.<br />
Geleerd kan wor<strong>de</strong>n van projectmatig werken<strong>de</strong> civiele organisaties. Bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> manier waarop<br />
relatief kleine multidisciplinaire projectteams wor<strong>de</strong>n gevormd op basis van <strong>de</strong> best beschikbare expertise<br />
en ervaring – binnen en buiten <strong>de</strong> eigen organisatie – tenein<strong>de</strong> een ‘project’ (<strong>de</strong> missie) op <strong>de</strong> meest<br />
efficiënte en effectieve wijze uit te voeren. Me<strong>de</strong>werkers in een projectorganisatie werken routinematig<br />
samen met mensen met een an<strong>de</strong>re professionele achtergrond. Tegelijkertijd hebben ze voldoen<strong>de</strong><br />
gemeenschappelijk – bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>de</strong> bedrijfsco<strong>de</strong> en werkwijze, een ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> kijk op zaken als<br />
‘<strong>de</strong>liverables’ en ‘planning’ – om goed on<strong>de</strong>rling te kunnen communiceren en als één team te kunnen<br />
werken aan een gezamenlijk projectresultaat.<br />
19 Doctrine in bre<strong>de</strong> zin, dus ook ‘regels van het vak’ en ‘best practices’ <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> basis militaire disciplines die in een team vertegenwoordigd moeten zijn<br />
om in een complexe omgeving succesvol en adaptief te kunnen opereren.<br />
20 Uiteraard blijft <strong>voor</strong> veel basisvaardighe<strong>de</strong>n wél <strong>de</strong> noodzaak van ‘drill’ bestaan.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 37
Ontwikkeling van individuele vaardighe<strong>de</strong>n<br />
en missiespecifieke training<br />
Het <strong>de</strong>nken en werken in multidisciplinaire ‘projecten’ vraagt an<strong>de</strong>re processen en organisatie dan<br />
momenteel gebruikelijk is in veel elementen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie waar<strong>de</strong>keten. Misschien wel het belangrijkste<br />
aspect is <strong>de</strong> werving, selectie, opleiding en training van militairen die in kleine (‘project’-) teams moeten<br />
kunnen opereren. De hele personele in- en doorstroom moet veel meer dan nu gericht wor<strong>de</strong>n op het<br />
waar<strong>de</strong>ren en ontwikkelen van individuele vaardighe<strong>de</strong>n en vakbekwaamhe<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> meer dan uitsluitend<br />
militaire vakkennis. Belangrijk is ver<strong>de</strong>r te kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving,<br />
mogelijk met specialisten waarmee geen eer<strong>de</strong>re werkervaring is opgedaan (het zogenaam<strong>de</strong> late en<br />
losse koppelen – late-loose coupling – van resources). Dit is <strong>de</strong>s te belangrijker omdat het aannemelijk is<br />
dat sommige teams die militaire dan wel on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> ‘veiligheids’-missies uitvoeren, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
in het ka<strong>de</strong>r van we<strong>de</strong>ropbouw en SSR, vanuit meer<strong>de</strong>re organisaties wor<strong>de</strong>n bemenst. Het belang van<br />
missiespecifieke training om een team in te werken en <strong>de</strong> teamrollen dui<strong>de</strong>lijk te krijgen, wordt veel<br />
belangrijker. Het kan zelfs zijn dat bepaal<strong>de</strong> teamrollen pas dan dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n. Zo kan het zijn dat<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n en lei<strong>de</strong>rschaptaken (‘projectmanagement’ in al zijn facetten) pas op een laat<br />
moment wor<strong>de</strong>n toegekend, op basis van <strong>de</strong> specifieke ‘chemie’ van het team en afhankelijkheid van <strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> dan gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> missie moeten wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />
‘Over <strong>de</strong> horizon’ escalatiedominantie<br />
Kleine teams hebben slechts een zeer beperkt vermogen tot escalatiedominantie. Ze zijn daar<strong>voor</strong><br />
groten<strong>de</strong>els afhankelijk van ‘over <strong>de</strong> horizon’ beschermings- en gevechtscapaciteit. Deze moet (zeer)<br />
snel beschikbaar zijn als nodig, hetzij op afroep, hetzij op een eigen inschatting van <strong>de</strong> toestand.<br />
Discussie<br />
De eisen te stellen aan le<strong>de</strong>n van kleine teams en individuele eenhe<strong>de</strong>n die opereren in complexe multidisciplinaire<br />
situaties verschillen in diverse opzichten van wat een huidige ‘standaard’ soldaat of gevechtseenheid<br />
moet presteren. We kunnen een parallel trekken met special forces die ook in kleine, zelfstandig<br />
opereren<strong>de</strong> teams opereren en in een variëteit aan mogelijke missies (waaron<strong>de</strong>r ‘on<strong>voor</strong>spel bare’) kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n ingezet. Wat nu is <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n aan elitetroepen zou wellicht moeten wor<strong>de</strong>n ingevoerd in <strong>de</strong><br />
mainstream van <strong>de</strong> krijgsmacht. De grote vraag is dan of <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensieorganisatie het hoogwaardige<br />
personeel kan aantrekken 21 dat nodig is om succesvolle kleine teams te bemensen?<br />
Een twee<strong>de</strong> discussiepunt is in hoeverre een Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensieorganisatie die zijn waar<strong>de</strong>keten primair<br />
heeft ingericht om succesvolle kleine teams te kunnen inzetten, ook in staat zal blijken om, wanneer <strong>de</strong><br />
veiligheidssituatie daarom vraagt, effectieve grotere verban<strong>de</strong>n te genereren; verban<strong>de</strong>n die mogelijk<br />
standaard taken moeten kunnen uitvoeren, met een grote mate van geoefendheid, discipline en volharding.<br />
Is een Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht die bei<strong>de</strong> goed kan <strong>de</strong>nkbaar als kosteneffectief alternatief?<br />
21 Hetzij als carrièremilitair, hetzij als ‘tij<strong>de</strong>lijke’ kracht <strong>voor</strong> een specifieke missie.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 38
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Small Team Operations 39
9.<br />
Strategic Compression<br />
Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Lkol J.P.L. (Jean-Paul) Duckers<br />
Strategische compressie berust op een steeds snellere en sterkere wisselwerking tussen tactische en<br />
strategische niveaus in <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. Dit ‘platter’ wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veiligheidsomgeving noodzaakt<br />
een an<strong>de</strong>re inrichting van processen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht. Een genetwerkte organisatie op basis<br />
van flexibele hiërarchieën is <strong>de</strong> meest aangewezen organisatievorm om te kunnen reageren op <strong>de</strong> snelwisselen<strong>de</strong><br />
en diverse eisen die aan <strong>de</strong> krijgsmacht als gevolg hiervan wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />
Flexibele hiërarchie<br />
Complexe operaties wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door een groot aantal spelers en tegenstan<strong>de</strong>rs die zich kunnen<br />
bedienen van irreguliere strijdmetho<strong>de</strong>n. Hierbij vervaagt het on<strong>de</strong>rscheid tussen tactische, operationele<br />
en strategische activiteiten. 22 Dit is <strong>de</strong> kern van strategic compression. Voor <strong>de</strong> krijgsmacht betekent het dat<br />
grotere interactie nodig is tussen tactisch en strategisch niveau. Echter on<strong>de</strong>r geen beding mag een situatie<br />
ontstaan waarbij tactische gebeurtenissen het strategisch niveau dicteren. Dit moet <strong>de</strong> politiek-militaire<br />
bestuurslaag altijd in ogenschouw hou<strong>de</strong>n. Het heeft echter wel gevolgen <strong>voor</strong> het organisatiemo<strong>de</strong>l van<br />
<strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
Hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>llen zijn a<strong>de</strong>quaat om dui<strong>de</strong>lijke gestandaardiseer<strong>de</strong> taken snel uit te<br />
voeren. Echter, <strong>de</strong> veiligheidsomgeving wordt juist gekenmerkt door snelle veran<strong>de</strong>ringen. Hierdoor<br />
ontstaat <strong>de</strong> noodzaak om als organisatie om te kunnen gaan met grote fluctuaties in type inzet, om een<br />
grote verschei<strong>de</strong>nheid aan kennis en expertise in stand te hou<strong>de</strong>n en om een hoog operationeel tempo<br />
22 Zie ook thema Blurred Distinction between Peace & Conflict.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 40
te hanteren. Hiërarchieën zijn wel van nut om unity of command te waarborgen. De krijgsmacht dient<br />
zodoen<strong>de</strong> elementen van bei<strong>de</strong>n in haar organisatiestructuur te verenigen: <strong>de</strong> adaptiviteit en flexibiliteit<br />
die inherent is aan een netwerkorganisatie realiseren ineen hiërarchische ingestel<strong>de</strong> en georganiseer<strong>de</strong><br />
organisatie.<br />
Sense & Respond<br />
Het aangewezen organisatiemo<strong>de</strong>l is daarmee een paradox, namelijk een flexibele hiërarchie. Om die te<br />
realiseren dient met name grote aandacht besteed te wor<strong>de</strong>n aan het personeelbeleid. Innovatief lei<strong>de</strong>rschap<br />
moet gecultiveerd wor<strong>de</strong>n om met een ‘platter’ wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> realiteit om te gaan. Dit houdt in dat het<br />
personeelsbeleid in het algemeen en management <strong>de</strong>velopment daarin in het bijzon<strong>de</strong>r, creatieve lei<strong>de</strong>rs<br />
moeten omarmen in plaats van marginaliseren.<br />
De sterkere wisselwerking tussen strategisch en tactisch benadrukt het inrichten van a<strong>de</strong>quate feedbackloops<br />
in <strong>de</strong> bevelvoering. In plaats van command & control, kan gesproken wor<strong>de</strong>n over een sense & respond<br />
bevelsstructuur. Dit principe noodzaakt genetwerkte bevelvoering. Een netwerkorganisatie is meer dan<br />
alleen een zaak van verbindingstechnologie. Het gaat hierbij om het snel kunnen vergaren van lessons<br />
learned, het kunnen schakelen en <strong>de</strong> activiteiten kunnen afstemmen naar lokale omstandighe<strong>de</strong>n. Dit vraagt<br />
om een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> organisatiecultuur; van hiërarchische C2 naar bre<strong>de</strong> SOPs (standing operating<br />
procedures), aangevuld met creatief lei<strong>de</strong>rschap. Opleiding en training moeten <strong>de</strong> noodzaak van creatief<br />
lei<strong>de</strong>rschap on<strong>de</strong>rstrepen en cultiveren.<br />
Als gevolg van <strong>de</strong> compressie tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> uitvoeringsniveaus staat <strong>de</strong> traditionele werkver<strong>de</strong>ling<br />
in het officierskorps on<strong>de</strong>r druk, met name officieren op het mid<strong>de</strong>n managementniveau wor<strong>de</strong>n geconfronteerd<br />
met sterk wisselen<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns operaties versus <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>ssituatie . De<br />
invulling die aan het operationele niveau wordt gegeven verdient heroverweging: een grotere focus op<br />
een afstemmen<strong>de</strong> brugfunctie tussen strategisch en tactisch niveau lijkt aannemelijk. Deze essentiële<br />
verbinding houdt een verantwoor<strong>de</strong>lijkheid in <strong>voor</strong> het instandhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> feedbackloops in een<br />
sense & respond mo<strong>de</strong>l.<br />
Interagency netwerken<br />
In het inzetgebied moet een netwerkmatige aanpak wor<strong>de</strong>n toegepast. Taken wor<strong>de</strong>n uitgevoerd door<br />
militaire equivalenten van integrated product teams, waarbij verschillen<strong>de</strong> expertises vanuit verschillen<strong>de</strong><br />
instanties en verschillen<strong>de</strong> rangen bij elkaar wor<strong>de</strong>n gebracht om een specifieke taak uit te voeren. Der<strong>de</strong><br />
hoofdtaak operaties vergen eveneens een netwerkaanpak.<br />
Er wordt weleens gezegd ‘it takes a network to fight a network’. Dit moet <strong>de</strong> kerngedachte zijn achter het<br />
vormgeven van <strong>de</strong> organisatie. Het is daarbij wenselijk om ook <strong>de</strong> interagency samenwerking structureel<br />
van aard te maken. De krijgsmacht dient structureel ingebed te zijn in een overheidsbreed netwerk. 23<br />
Strategische compressie houdt in dat samenwerking met partnerinstituties zich op alle niveaus zou<br />
moeten afspelen. Dit vergt het doorbreken van interagency stovepipes. Samenwerking en afstemming<br />
moeten plaatsvin<strong>de</strong>n op operationeel gebied, maar ook bij strategievorming. Op politiek-bestuurlijk<br />
niveau heeft dit <strong>de</strong> nodige gevolgen. 24 Daarnaast heeft het gevolgen op het niveau van training en<br />
opleiding. Het is aan te ra<strong>de</strong>n om een civiele expeditionaire capaciteit zoals het Cana<strong>de</strong>se CANADEM<br />
te ontwikkelen, echter alleen wanneer <strong>de</strong>ze structureel verbon<strong>de</strong>n is met <strong>de</strong> opleiding en training van<br />
<strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
23 Denk hierbij ook aan het Duitse principe van vernetzte sicherheit zoals uitgelegd in het Duitse Defense White Paper.<br />
24 Zie thema Political Transformation.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 41
Geen strategische gevangene van<br />
tactische gebeurtenissen<br />
Strategic compression betekent op het gebied van capaciteiten enerzijds een herwaar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> strategische<br />
communicatie. De media hebben een multipliereffect op tactische gebeurtenissen. 25 Hierdoor kunnen<br />
zij een strategische impact hebben. Zo ontstaat een strategisch belang bij het afstemmen van een eigen<br />
boodschap om geen ‘strategische gevangene’ te wor<strong>de</strong>n van ‘tactische events’. 26 An<strong>de</strong>rzijds is er <strong>de</strong><br />
noodzaak van een versterking van <strong>de</strong> inlichtingen analysecapaciteit. Zo kan (beter) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
wanneer en hoe tactische gebeurtenissen een strategische impact kunnen hebben.<br />
25 Zie ook thema Media Operations.<br />
26 Zie ook thema Three Domains of Warfare.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 42
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Strategic Compression 43
10.<br />
Dual-Use Technology,<br />
Taking Advantage of<br />
Technological Spin-In<br />
Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Lkol ir. M.P.G. (Marc) Sweelssen<br />
Het begrip ‘dual-use technologie’ heeft oorspronkelijk <strong>de</strong> betekenis van een specifiek militaire technologie<br />
die later ook vruchtbare civiele (d.w.z. niet-militaire) toepassing blijkt te hebben (we noemen dit ook wel<br />
‘spin-out’). Toen na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog <strong>de</strong> budgetten <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek in het civiel commerciële domein<br />
die <strong>voor</strong> het militaire domein gingen overschrij<strong>de</strong>n, is het begrip ‘dual-use technologie’ gelei<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het<br />
omgekeer<strong>de</strong> fenomeen gebruikt gaan wor<strong>de</strong>n, dat wil zeggen <strong>voor</strong> het gebruik van civiele technologie <strong>voor</strong><br />
militaire toepassingen (ofwel ‘spin-in’). On<strong>de</strong>r thema 17 ‘Super-empowered individual’ is het dreigingaspect<br />
dat met ‘dual-use technologie’ verbon<strong>de</strong>n is besproken, dat wil zeggen <strong>de</strong> spin-out variant en <strong>de</strong> daarmee<br />
verbon<strong>de</strong>n proliferatie.<br />
De militaire organisatie moet ten behoeve van haar operaties zich <strong>voor</strong>tdurend bewust zijn van haar<br />
technologiebehoefte en verwante expertise. Als smart buyer of smart specifier zullen militaire experts <strong>voor</strong>al<br />
geïnteresseerd zijn in nieuwe maar enigszins volwassen technologieën die robuust en levensvatbaar zijn,<br />
en op korte termijn geschikt zijn <strong>voor</strong> militaire toepassing. Het efficiënt opsporen, volgen, evalueren en<br />
communiceren van een wereldwijd proces van snelle technologische innovatie vraagt om een netwerk van<br />
experts werkzaam binnen Defensie, <strong>de</strong> DGI, GTI en universiteiten.<br />
Trendanalyses tonen dat <strong>de</strong> meest belangrijke technologische ontwikkelingen betrekking zullen hebben<br />
op ruimtetechnologie, biotechnologie, nieuwe energie technologie, slimme materialen, ICT, cognitieve<br />
wetenschappen en sensor- en netwerktechnologie. Daarnaast kunnen slimme combinaties van al beken<strong>de</strong><br />
technologieën tot innovaties met bovenproportioneel effect lei<strong>de</strong>n (zogenaam<strong>de</strong> ‘disturbing technologies’).<br />
In <strong>de</strong>ze notitie zijn <strong>de</strong> drie belangrijkste aandachts punten na<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 44
Eigen militaire (‘in-huis’) expertise wordt<br />
bepaald door smart-buyer/specifier posities<br />
Om haar positie als smart-buyer/specifier (SBS) te continueren zal <strong>de</strong> krijgsmacht over voldoen<strong>de</strong> ‘eigen’<br />
expertise moeten beschikken om met industriële toeleveranciers inhou<strong>de</strong>lijk te kunnen spreken over <strong>de</strong><br />
technische aspecten van concepten, R&D, en <strong>de</strong> aanschaf van nieuwe militaire systemen. Deze SBS positie<br />
betreft <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> expertise van technologie, engineering, juridische aspecten, aanschaf, management<br />
en financiering. Als hoofdverantwoor<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong> het ontwikkelen van concepten en on<strong>de</strong>rsteunen bij<br />
het formuleren en uitvoeren van aanschaftrajecten binnen <strong>de</strong> krijgsmacht heeft dit implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
benodig<strong>de</strong> technische (waaron<strong>de</strong>r technologisch, engineering en wetenschappelijke) expertise. Een<br />
smart-specifier positie zal, meer nog dan een smart-buyer positie, een inhou<strong>de</strong>lijk sterke ‘in-huis’ technologiebasis<br />
vereisen.<br />
Het succes van toekomstig militair optre<strong>de</strong>n zal sterk wor<strong>de</strong>n bepaald door <strong>de</strong> technologische superioriteit<br />
en het gebruik van geavanceer<strong>de</strong> technologieën. Het is <strong>de</strong> missie van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek gerelateer<strong>de</strong><br />
laboratoria <strong>de</strong> experts binnen <strong>de</strong> krijgsmacht bij te staan in hun rol als SBS van <strong>de</strong>ze nieuwe en verbeter<strong>de</strong><br />
wapen en on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> technologieën gebruik te kunnen maken.<br />
De rol van SBS komt in gevaar als het potentieel van eigen militaire experts te zwak wordt. Met het outsourcen<br />
van (<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong> SBS capaciteit moet <strong>voor</strong>zichtig wor<strong>de</strong>n omgegaan. Het kan lei<strong>de</strong>n tot verlies van<br />
specifieke kennis en institutioneel (militair) geheugen. Ook kan het een conflict creëren tussen belangen<br />
van koper, leverancier en onafhankelijk adviseur.<br />
Netwerk van technologie-experts is essentieel<br />
om ‘spin-in’ mogelijkhe<strong>de</strong>n te benutten<br />
Een samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving, communicatie met <strong>de</strong> gebruikers (in eigen organisatie, maar<br />
ook met civiele partners) en goed opgeleid technisch ka<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong> drie hoofdingrediënten die ten grondslag<br />
liggen aan een goe<strong>de</strong> SBS positie.<br />
Samenwerken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksomgeving<br />
De experts binnen <strong>de</strong> krijgsmacht moeten bekend zijn met alle aspecten van hun technologisch vakgebied.<br />
Dit betekent kennis hebben van wat er gebeurt in het eigen <strong>de</strong>partement (en eventuele laboratoria), als<br />
ook in dat van an<strong>de</strong>re gouvernementele diensten en instellingen, on<strong>de</strong>rzoeksinstellingen, universiteiten<br />
en industrie, en samenwerking zoeken en stimuleren. Het belangrijkste aspect in een goed doordacht<br />
samenwerkingsplan is dat <strong>de</strong> partijen een evenredige inspanning leveren, gemeten aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />
die civiele en gouvernementele veiligheidspartners, industrie en kennisinstituten hebben van <strong>de</strong> samenwerking.<br />
In <strong>de</strong> Defensie Industrie Strategie (DIS) is aangegeven op welke manieren een meer uitgebrei<strong>de</strong><br />
samenwerking met <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie gerelateer<strong>de</strong> industrie (DGI) gestalte kan krijgen. Wanneer er sprake is<br />
van spin-off van militaire technologie, kosten<strong>de</strong>ling, risicospreiding en het exploiteren van infrastructurele<br />
faciliteiten tussen industrie en <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie, kunnen compensatieovereenkomsten een aanvulling<br />
zijn op <strong>de</strong> in <strong>de</strong> DIS genoem<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 45
Communicatie met gebruikers<br />
Experts, zowel van binnen als buiten <strong>de</strong> militaire organisatie, die betrokken zijn bij concept- en materieelontwikkeling,<br />
moeten nauw contact on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> SBS’s. Bij aanschaf van systemen die diep in <strong>de</strong><br />
militaire organisatie ingrijpen, is over het algemeen een groot aantal stakehol<strong>de</strong>rs betrokken. De invulling<br />
van <strong>de</strong> SBS-rol zal dan vaak complex zijn, waarbij extra aandacht zal moeten wor<strong>de</strong>n geschonken aan<br />
het hel<strong>de</strong>r en efficiënt hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatorische verhouding tussen <strong>de</strong> SBS’s en <strong>de</strong> operationele<br />
gebruikers (wensen/eisen). Daarnaast is <strong>de</strong> SBS-rol van belang in het transparant hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> doelstellingen<br />
en uitgangspunten van GTI’s en DGI ten opzichte van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiedoelstellingen en <strong>de</strong> communicatie<br />
tussen Defensie, industrie en kennisinstituten. Tact, doorzettingsvermogen, vastbera<strong>de</strong>nheid en<br />
compromis bereidheid zullen hierbij op <strong>de</strong> proef wor<strong>de</strong>n gesteld.<br />
Het technisch ka<strong>de</strong>r<br />
Het efficiënt opsporen, volgen, evalueren en communiceren van een wereldwijd proces van snelle<br />
technologische innovatie vraagt om een netwerk van experts werkzaam binnen Defensie, <strong>de</strong> DGI, GTI en<br />
universiteiten. Dit vereist dat <strong>de</strong> krijgsmacht <strong>voor</strong>tdurend over een technisch en wetenschappelijk ka<strong>de</strong>r<br />
zal moeten kunnen beschikken.<br />
Spin-in van militaire technologie maakt afhankelijk<br />
De bescherming en robuustheid van militaire systemen die geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk zijn gebaseerd op, of<br />
gebruik maken van spin-in technologie vraagt bijzon<strong>de</strong>re aandacht om toch een hoge betrouwbaarheid<br />
on<strong>de</strong>r moeilijke werkcondities te kunnen garan<strong>de</strong>ren. Wanneer toegepast op civiele systemen kan gesteld<br />
wor<strong>de</strong>n dat Beschikbaarheid (Availability) <strong>voor</strong> elk systeem vereist is, hoewel <strong>de</strong> mate ervan kan variëren.<br />
Eisen ten aanzien van Fysieke Betrouwbaarheid (Reliability), Fysieke Veiligheid (Safety), Informatie Veiligheid<br />
(Confi<strong>de</strong>ntiality) hoeven niet altijd 100% gehonoreerd te wor<strong>de</strong>n. Bij militaire systemen kan (en zal vaak) <strong>de</strong><br />
balans an<strong>de</strong>rs liggen dan bij civiele systemen. Voor militaire ‘spin-in’ systemen zullen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong>ze<br />
betrouwbaarheidsattributen extra eisen moeten wor<strong>de</strong>n gesteld om er<strong>voor</strong> te zorgen dat ook on<strong>de</strong>r<br />
zwaar<strong>de</strong>re militaire gebruiks omstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> systeembetrouwbaarheid voldoen<strong>de</strong> hoog blijft. Hierover<br />
zullen tijdig met producenten en leveranciers additionele afspraken moeten wor<strong>de</strong>n gemaakt (eisen, testen,<br />
levenscyclus, etc.). De balans van aspecten die een goe<strong>de</strong> systeembetrouwbaarheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze condities<br />
mogelijk maakt, kan significant an<strong>de</strong>rs liggen dan <strong>voor</strong> het gebruik van systemen on<strong>de</strong>r civiele<br />
omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
Vanuit militair perspectief heeft <strong>de</strong> ‘spin-in’ interpretatie van ‘dual-use technologie’ te maken met het<br />
kostenbesparend benutten van hoogwaardige civiel/commerciële technologie. De spin-out variant heeft te<br />
maken met het kapitaliseren op militair technologische innovatie enerzijds, maar ook met het gevaar van<br />
proliferatie an<strong>de</strong>rzijds. Militaire noodzaak en an<strong>de</strong>re trends laten een toenemend belang van spin-in en een<br />
toenemen<strong>de</strong> omvang van proliferatie zien. Hoewel on<strong>de</strong>rling volstrekt verschillend van aard, <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
zal zich op bei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>tdurend moeten bera<strong>de</strong>n.<br />
Per relevante technologie zal <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie moeten besluiten of het zich als smart-buyer of als<br />
smart-specifier van systemen wil positioneren. Omdat <strong>voor</strong> een smart-specifier positie meer expertkennis nodig<br />
is dan <strong>voor</strong> een smart-buyer positie, zullen keuzes hierin van invloed zijn op het interne technologiebeleid.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 46
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Dual-Use Technology, Taking Advantage of [...] 47
11.<br />
Non-Violent<br />
Non-Military Threats<br />
Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Maj H.L. (Heleen) Vaartjes<br />
Grootschalige niet-gewelddadige en/of niet-militaire dreigingen brengen <strong>de</strong> nationale en internationale<br />
veiligheid van lan<strong>de</strong>n ernstig in gevaar. Ou<strong>de</strong> en nieuwe dreigingen veran<strong>de</strong>ren het mondiale<br />
dreigingsbeeld <strong>voor</strong>tdurend. Zo wor<strong>de</strong>n in het NIS Report “Global Trends 2025: A Transformational World”<br />
(november 2008) <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> trends geobserveerd:<br />
❚ <strong>de</strong> relatieve macht van niet-statelijke actoren (zoals bedrijven, stammen, religieuze organisaties<br />
en criminele netwerken) zal toenemen; er zal in 2025 niet langer sprake zijn van een ‘internationale<br />
gemeenschap’ van statelijke lan<strong>de</strong>n;<br />
❚ een verwachte toename van 1.2 miljard wereldburgers in 2025 zal <strong>voor</strong> blijven<strong>de</strong> spanning zorgen<br />
tussen vraag en aanbod van energie, voedsel en water<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n;<br />
❚ <strong>de</strong> werkgelegenheid in lan<strong>de</strong>n met een uitzon<strong>de</strong>rlijk jonge bevolking (m.n. in Zuid-Amerika, Noord<br />
Afrika, Mid<strong>de</strong>n-Oosten en centraal Azië) zal sterk moeten verbeteren om <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> instabiliteit<br />
en falen te <strong>voor</strong>komen;<br />
❚ toenemen<strong>de</strong> proliferatie van WMD zal <strong>de</strong> praktische en psychologische consequenties in een<br />
globaliseren<strong>de</strong> wereld intensiveren;<br />
❚ klimaatveran<strong>de</strong>ringen zullen tot ontheemding en massamigratie lei<strong>de</strong>n.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 48
Ter <strong>voor</strong>koming van escalatie, waaruit grotere dreigingen kunnen ontstaan, zal in een mondiaal politiek/<br />
diplomatieke/militaire context <strong>de</strong> krijgsmacht vaak vanuit haar 2 e en 3 e hoofdtaak een on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong><br />
rol kunnen spelen. Civiel-militaire samenwerking, op nationaal en buitenlands grondgebied, met nietmilitaire<br />
organisaties als politie, brandweer, geneeskundige dienst, het Ro<strong>de</strong> Kruis/Ster/Maan, NGO’s en<br />
particuliere gegevensverzamelen<strong>de</strong> organisatie (PGO’), commerciële civiele beveiligings organisaties, en<br />
gouvernementele crisismanagementteams is van doorslaggevend belang. Daarbij moet extra aandacht<br />
wor<strong>de</strong>n geschonken aan inter-communicatieve en interoperabiliteitseigenschappen tussen ongelijksoortige<br />
organisaties, waarbij in internationale context ook taal- en cultuuraspecten betrokken moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Militaire organisaties kunnen volgens vier mo<strong>de</strong>llen, met oplopen<strong>de</strong> moeilijk heids graad <strong>voor</strong> wat betreft<br />
het opereren op tactisch, operationeel en strategisch niveau, een rol spelen in humanitaire crisissituaties:<br />
mo<strong>de</strong>l 1: Ge<strong>de</strong>tacheer<strong>de</strong> inzet van militaire mid<strong>de</strong>len waarbij <strong>de</strong>ze eenvoudigweg wor<strong>de</strong>n gedoneerd, of<br />
materieel met bijbehorend personeel wordt uitgeleend. Militaire bevelvoering capaciteit blijft<br />
hierbij buiten beschouwing;<br />
mo<strong>de</strong>l 2: Militaire eenhe<strong>de</strong>n, inclusief bevelvoeringcapaciteit, wor<strong>de</strong>n ingezet om civiele capaciteit aan te<br />
vullen. Dit mo<strong>de</strong>l is meestal van toepassing na het zich voltrekken van een catastrofe en bij het<br />
bewaken van veiligheid en bestuur na <strong>de</strong> crisis;<br />
mo<strong>de</strong>l 3: Gebruik van militaire eenhe<strong>de</strong>n ter vervanging van civiele capaciteit waarbij <strong>de</strong> militaire<br />
organisatie ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> crisis <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> duur bepaal<strong>de</strong> functies overneemt van <strong>de</strong><br />
civiele autoriteiten;<br />
mo<strong>de</strong>l 4: Zoals bij 3 maar dan gefocust op alleen inzet bij beveiliging en politietaken. Als humanitaire taak<br />
past <strong>de</strong>ze het beste bij <strong>de</strong> militaire organisatie mits omkleed met <strong>de</strong> juiste training en dui<strong>de</strong>lijke<br />
afspraken betreffen<strong>de</strong> bevelvoering en verantwoording met <strong>de</strong> civiele, locale, mogelijk niet-<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse autoriteiten.<br />
Factoren van invloed op <strong>de</strong> effectiviteit en <strong>de</strong> wenselijkheid van humanitaire inzet zijn:<br />
❚ Tijdigheid. Militaire inzet heeft zijn grootste effect snel na het voltrekken van een crisis;<br />
❚ Toepasselijkheid en competentie. Er moet een dui<strong>de</strong>lijke behoefte zijn aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die<br />
<strong>de</strong> militaire organisatie kan inzetten;<br />
❚ Efficiëntie. Taken en mid<strong>de</strong>len moeten efficiënt kunnen wor<strong>de</strong>n ingezet in context van het<br />
geheel van <strong>de</strong> operatie;<br />
❚ Capaciteit tot absorberen. Een te grote omvang van militaire systemen zal/kan in termen van<br />
on<strong>de</strong>rhoud en on<strong>de</strong>rsteuning teveel vereisen van <strong>de</strong> locale omgeving;<br />
❚ Coördinatie. Met verschillen in cultuur, prioriteiten, wijze van opereren etc., is coördinatie<br />
(en niet het minst <strong>de</strong> bereidwilligheid tot het <strong>de</strong>len van informatie) in een samenwerking<br />
tussen heterogene organisaties <strong>de</strong> grootste uitdaging;<br />
❚ Kosten. Omdat kosten i.h.a. <strong>voor</strong> militaire organisaties hoger uitvallen dan <strong>voor</strong> niet-militaire<br />
organisaties, zullen <strong>de</strong>ze een bovenproportionele last op het totaalbudget vormen. Overigens<br />
nemen veel lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> inzetkosten <strong>voor</strong> eigen rekening.<br />
In het veiligheidsbeleid is <strong>de</strong> scheiding tussen nationale en internationale veiligheid steeds min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk<br />
te maken. Binnenlandse en buitenlandse veiligheid zijn verstrengeld geraakt. Als gevolg ontwikkelt Defensie<br />
zich in toenemen<strong>de</strong> mate ook ver<strong>de</strong>r tot een structurele veiligheidspartner in Ne<strong>de</strong>rland bij crisis beheersing<br />
en rampenbestrijding. Ingeval <strong>de</strong> capaciteit van <strong>de</strong> civiele hulpverleningsdiensten tekortschiet, kan <strong>de</strong><br />
krijgsmacht militaire steun en bijstand verlenen. Ook bij een hoog geweldsniveau blijft inzet van militaire<br />
mid<strong>de</strong>len noodzakelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handhaving van <strong>de</strong> binnenlandse veiligheid (Laakkwartier 2004). Het gaat<br />
daarbij veelal om hoogspecialistisch vormen van on<strong>de</strong>rsteuning waarbij militairen on<strong>de</strong>r civiel gezag vallen<br />
(burgemeester, officier van Justitie, of eventueel <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken of die van Justitie). De<br />
recente rampengeschie<strong>de</strong>nis (Indische Oceaan, tsunami 2004; hurricane Katrina 2005; Kashmir-aardbeving<br />
2005) leert dat militaire inzet zich <strong>voor</strong>al gericht was op communicatie, engineering, medische support,<br />
energie<strong>voor</strong>ziening en distributie, SAR, transport, logistiek en coördinatie, zee- en rivierwater bestrijding,<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 49
en water- en sanitaire <strong>voor</strong>ziening; personele inzet betrof <strong>voor</strong>al luchttransport, logistiek en coördinatie,<br />
medische support, en experts.<br />
Er kan gesproken wor<strong>de</strong>n van een ‘politie-sering’ van <strong>de</strong> krijgsmacht waar militairen in stabiliseringoperaties<br />
vaak politiepatrouilles uitvoeren. Omgekeerd kan er gesproken wor<strong>de</strong>n van een zekere ‘militarisering’<br />
van <strong>de</strong> politie waar <strong>de</strong>ze wordt ingezet in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> externe veiligheid, m.n. tij<strong>de</strong>ns vre<strong>de</strong>bewaren<strong>de</strong><br />
operaties – ME-ers wor<strong>de</strong>n daartoe getraind door het Korps Commando Troepen. Momenteel breidt<br />
Defensie enkele capaciteiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale inzet uit, zoals 500 man <strong>voor</strong> bewaking en beveiliging van<br />
vitale objecten, kleine UAV’s <strong>voor</strong> luchtsurveillance en <strong>voor</strong> verkenning van mogelijke rampgebie<strong>de</strong>n, en<br />
een twee<strong>de</strong> NBC-eenheid <strong>voor</strong> inzet bij rampen of terroristische aanvallen.<br />
In <strong>de</strong> “Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking” (Ministeries van Defensie en BZK; Juli 2007) staat meer<br />
ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> informatie omtrent <strong>de</strong> CMS. De belangrijkste overwegingen die een rol spelen bij het<br />
toebe<strong>de</strong>len van civiele taken aan <strong>de</strong> krijgsmacht zijn:<br />
❚ het tekort aan kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit bij civiele veiligheidsinstanties, m.n. <strong>de</strong> politie; en<br />
❚ dat m.n. <strong>de</strong> KMar rechtstreeks kan wor<strong>de</strong>n aangestuurd door <strong>de</strong> regering c.q. <strong>de</strong> ministers van Defensie,<br />
Binnenlandse Zaken en Justitie.<br />
Het is een combinatie van <strong>de</strong>ze twee dat <strong>de</strong> krijgsmacht in een aantal gevallen tot een attractievere optie<br />
maakt dan <strong>de</strong> politie, al dan niet in samenhang met an<strong>de</strong>re civiele diensten.<br />
Tij<strong>de</strong>ns een crisis maar bij afwezigheid van openlijke geweldsdreiging ligt <strong>de</strong> primaire verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>voor</strong> veiligheid van <strong>de</strong> lokale burgerbevolking bij civiele gouvernementele, NGO’s, PGO’s 27 en internationale<br />
organisaties (IO’s); zij hebben dan <strong>de</strong> leiding zowel in ontwikkeling als in <strong>de</strong> hulpverlening. NGO’s en PGO’s<br />
verlenen meestal <strong>de</strong> mankracht in het veld terwijl militaire eenhe<strong>de</strong>n, indien aanwezig, meestal een<br />
on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> rol hebben. Waar niet-militaire hulpverleningsorganisaties vaak <strong>voor</strong>zichtig zijn om met<br />
militaire organisaties geassocieerd te wor<strong>de</strong>n, hebben zij an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> militaire mid<strong>de</strong>len vaak hard nodig<br />
om hun doelstellingen te kunnen realiseren. Omgekeerd hebben niet-militaire hulpverleningsorganisaties<br />
vaak een beter beeld van <strong>de</strong> lokale humanitaire toestand met behulp waarvan <strong>de</strong> militaire organisaties<br />
contextueel en meer doelgericht kunnen opereren.<br />
Re<strong>de</strong>nen die van doorslaggevend belang zijn in het besluit al of niet tot militaire inzet bij humanitaire<br />
hulpverlening over te gaan, zijn:<br />
❚ moreel/humanitair imperatief;<br />
❚ het kunnen beschikken over unieke en zeer bruikbare militaire capaciteiten;<br />
❚ het creëren van een goe<strong>de</strong> nationale PR;<br />
❚ het kunnen legitimeren van militaire operaties;<br />
❚ het maken van contact met het buitenlands bewind;<br />
❚ het kunnen trainen <strong>voor</strong> eigen krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
Voor sommige lan<strong>de</strong>n is het bijna vanzelfsprekend dat militairen <strong>voor</strong> humanitaire taken wor<strong>de</strong>n<br />
ingezet, terwijl het <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren taboe is – dit heeft te maken met <strong>de</strong> nationale cultuur van een land<br />
en <strong>de</strong> waargenomen en actuele rol van het militair nationaal en wereldwijd optre<strong>de</strong>n.<br />
Hoewel primair een nationale taak, bij nationale rampen wil NATO vanuit behoeften van haar partners wel<br />
neigen naar interventie, maar dan alleen op basis van een toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> aan het management van<br />
een crisissituatie. Bij internationale hulpmissies ziet men bij <strong>voor</strong>keur <strong>de</strong> VN als lei<strong>de</strong>nd verantwoor<strong>de</strong>lijke,<br />
samen met <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke autoriteiten. NATO’s coördineren<strong>de</strong> rol, karakteristiek bij humanitaire hulp, wordt<br />
zeer op prijs wordt gesteld door statelijke autoriteiten en <strong>de</strong> VN omdat het mogelijk maakt ‘zaken te doen’<br />
met één enkele grote entiteit in plaats van met vele verschillen<strong>de</strong>. Hoewel in NATO-verband eenhe<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>r een gemeenschappelijk commando vallen, moeten opgedragen taken vaak eerst nationaal wor<strong>de</strong>n<br />
goedgekeurd. Dit vertraagt <strong>de</strong> snelheid en flexibiliteit van optre<strong>de</strong>n, en on<strong>de</strong>rmijnt <strong>de</strong> organisatiekracht<br />
en het lei<strong>de</strong>rschap.<br />
27 Een PGO duidt op een internationale, niet-natie gebon<strong>de</strong>n hulpverleningsorganisatie.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 50
Bij leveren van humanitaire hulp ontmoet men vaak <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> problemen:<br />
❚ Onvermogen een effectieve communicatie tussen burgerbevolking en militaire organisatie tot stand<br />
te brengen;<br />
❚ Beperken<strong>de</strong> maatregelen die van toepassing zijn op het leveren van a<strong>de</strong>quate hulp;<br />
❚ Onvermogen langdurig assistentie te verlenen;<br />
❚ Teveel focus op en energie in ‘specifieke situaties’ i.p.v. te letten op het globale plaatje (het ontbreken<br />
van een comprehensive approach).<br />
Militair-humanitaire besluitvorming bevindt zich vaak in een militair-ethisch dilemma met een keuzespectrum<br />
tussen twee of meer<strong>de</strong>re ‘goe<strong>de</strong>n’.<br />
❚ Missie doelstellingen versus militaire bescherming;<br />
❚ Civiele eindtoestand versus (militaire) exit-strategie;<br />
❚ Urgentie van humanitaire hulp versus respect <strong>voor</strong> natiestaat;<br />
❚ Operationele gereedheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange termijn versus dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn MOOTW 28 .<br />
De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> afweging tussen civiel versus militair belang illustreert <strong>de</strong> noodzaak om eigen inzet en<br />
optre<strong>de</strong>n te kunnen plaatsen in het omvattend ka<strong>de</strong>r (comprehensive approach). Het belang dat <strong>de</strong>rgelijke<br />
ethische overwegingen geadresseerd wor<strong>de</strong>n is toegenomen. Zij zullen daarom een integraal on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
van militaire training en opleiding moeten uitmaken.<br />
28 MOOTW = Military Operations Other Than War<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Non-violent non-military threats 51
12.<br />
Regeneration<br />
Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / Maj H.L. (Heleen) Vaartjes<br />
Het is een bekend verschijnsel dat <strong>de</strong>mocratieën <strong>de</strong> neiging hebben <strong>de</strong> wereld abusievelijk <strong>voor</strong> te stellen<br />
als een spiegelbeeld van zichzelf en op basis daarvan keuzes te maken over het soort tegenstan<strong>de</strong>rs<br />
waartegen <strong>de</strong> krijgsmacht opgewassen moet zijn. Dit kan lei<strong>de</strong>n tot een krijgsmacht die wordt ingericht<br />
op grond van een verkeer<strong>de</strong> strategische doelstelling. De aan <strong>de</strong>ze strategische doelstellingen gekoppel<strong>de</strong><br />
besluiten kunnen zich vervolgens doorvertalen in het niet (meer) beschikbaar blijven hou<strong>de</strong>n van dure of<br />
an<strong>de</strong>rszins maatschappelijk onwenselijke militaire capaciteiten. Capaciteiten die bij<strong>voor</strong>beeld gebaseerd<br />
zijn op een volledige dienstplicht of op dreiging met weapons of mass effect (o.a. zware wapens, gemene<br />
manieren van geweldsinzet). Om in die gevallen toch snel een verwaarloos<strong>de</strong> militaire capaciteit te doen<br />
herleven, moeten <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n getroffen die betrekking hebben op institutioneel geheugen en<br />
het beschikbaar hebben van doctrine en TTP’s (Tactics, Techniques and Procedures) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opnieuw op te<br />
richten militaire capaciteit. Organisatie verban<strong>de</strong>n moeten snel opnieuw kunnen wor<strong>de</strong>n op- en ingericht,<br />
en gevuld met materieel en personeel dat opgeleid en getraind is in <strong>de</strong> relevante typen operaties, het<br />
regeneratievermogen.<br />
Een schematisch overzicht van een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict,<br />
stability. Een vergelijkbare reeks is te geven die betrekking heeft op het bestrij<strong>de</strong>n van rampen (<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
hoofdtaak): analyse & prevent, protect, respond, recover, evaluate. Het gaat in bei<strong>de</strong> gevallen om een tijdslijn die<br />
is ver<strong>de</strong>eld in perio<strong>de</strong>n met zeer verschillen<strong>de</strong> niveaus van intensiteit van geweld: een conflict of interest gaat<br />
gepaard met min<strong>de</strong>r ‘wapengekletter’ dan <strong>de</strong> fase crisis of conflict. Het is goed mogelijk dat het schijnbare<br />
lineaire verloop van een crisis zoals in <strong>de</strong> reeks fasen geschetst niet met <strong>de</strong> realiteit overeenkomt. Zo kan<br />
in een eerste fase van een conflict al heel snel geweld uitbreken, en kunnen in <strong>de</strong> ‘crisis’ fase ook rustige<br />
perio<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen. Maar globaal is een golfbeweging in geweldsniveau zichtbaar. Regeneration heeft in<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Regeneration 52
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fasen van een conflict steeds een an<strong>de</strong>re betekenis. Invulling van regeneration is bovendien<br />
sterk afhankelijk van politieke keuzerichtingen.<br />
Voor het beheersen van <strong>de</strong> conflict of interests van een conflict gel<strong>de</strong>n betrekkelijk lange tijdslijnen. De<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht begeeft zich gewoonlijk slechts na langdurige internationale on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />
met coalitiegenoten en direct bij het conflict betrokken partijen in operaties die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze fasen kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n geschaard. Het gaat immers om tamelijk traditionele peace keeping operaties die meestal on<strong>de</strong>r<br />
VN-mandaat wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Dit verleent aan <strong>de</strong>ze operaties een zekere mate aan <strong>voor</strong>spelbaarheid en<br />
behoeftestelling. Mocht er sprake zijn van ontbreken<strong>de</strong> militaire capaciteiten dan zou dat geen verrassing<br />
moeten zijn zodra <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> operatie begint. Er is dan betrekkelijk veel tijd tussen het aangaan<br />
van <strong>de</strong> verplichting en het beginnen van het ten uitvoer brengen ervan, zodat regeneration ‘in alle rust’ kan<br />
wor<strong>de</strong>n aangepakt. Opnieuw te ‘reanimeren’ militaire capaciteiten kunnen uitvoerig wor<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd,<br />
personeel kan wor<strong>de</strong>n gerekruteerd en opgeleid, en materieel aangeschaft en/of geschikt gemaakt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
nieuwe/ou<strong>de</strong> taak.<br />
De crisis en post-conflict fasen kenmerken zich door een kleinere <strong>voor</strong>spelbaarheid, omdat <strong>de</strong> partijen in een<br />
conflict nog niet met elkaar tot een vergelijk zijn gekomen, of slechts een (wankele) wapenstilstand hebben<br />
gesloten. Militaire capaciteiten wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r enige tijdsdruk opnieuw opgestart. Het is ook mogelijk dat<br />
na enkele militaire confrontaties het besef ontstaat dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong> succes benodig<strong>de</strong> capaciteiten <strong>de</strong> afgelopen<br />
jaren zijn verwaarloosd en snel moeten wor<strong>de</strong>n ‘afgestoft’. Als <strong>de</strong> krijgsmacht niet een ingebouwd vermogen<br />
heeft tot herstel van capaciteiten kan het moeilijk wor<strong>de</strong>n op afzienbare termijn dat alsnog tijdig te<br />
herstellen. Het falen van (<strong>de</strong>len van) een missie kan het gevolg zijn.<br />
Het moeten herstellen van een militaire capaciteit tij<strong>de</strong>ns of juist <strong>voor</strong>afgaand aan een violent conflict fase is<br />
een kritieke kwestie. Mocht <strong>de</strong> krijgsmacht hier niet in slagen, dan kan catastrofaal falen van <strong>de</strong> missie het<br />
gevolg zijn. Als <strong>de</strong> militaire capaciteit die moet wor<strong>de</strong>n hersteld betrekking heeft op een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nationale<br />
veiligheid zeer belangrijke missie is het afbreukrisico het grootst. Het is van groot belang dat <strong>de</strong>ze combinatie<br />
van groot nationaal veiligheidbelang en noodzakelijk herstel niet <strong>voor</strong>komt, of, mocht het toch<br />
zover komen, een ‘eclatant succes wordt’. Dit worst case geval moet tijdig wor<strong>de</strong>n herkend en er moeten<br />
afdoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen wor<strong>de</strong>n getroffen <strong>voor</strong> het oplossen van het probleem en (tegelijkertijd) indammen<br />
van <strong>de</strong> mogelijke nare effecten van (<strong>de</strong>els) falen.<br />
Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> eis tot het regenereren van militaire capaciteiten zou kunnen wor<strong>de</strong>n afge<strong>de</strong>kt door <strong>de</strong>ze<br />
capaciteiten uit te beste<strong>de</strong>n aan bondgenoten of an<strong>de</strong>re partners. Misschien zou het opportunistisch in<br />
zee gaan met ongebruikelijke of in rustiger tij<strong>de</strong>n onwenselijke partners (bij<strong>voor</strong>beeld niet-<strong>de</strong>mocratieën,<br />
huurlingen, civiele beveiligingsorganisaties) een oplossing kunnen bie<strong>de</strong>n, maar dat brengt dan weer<br />
an<strong>de</strong>re ‘kosten’ met zich mee waaron<strong>de</strong>r ook zeker politieke en ethische ‘kosten’ (internationale geloofwaardigheid,<br />
nationaal draagvlak).<br />
Gezien het bovenstaan<strong>de</strong> is het bijzon<strong>de</strong>r onverstandig een krijgsmacht volledig te specialiseren in één<br />
militaire capaciteit (of slechts enkele), <strong>voor</strong>al als die te zeer ten koste zou gaan van het vermogen ook in <strong>de</strong><br />
worst case effectief op te tre<strong>de</strong>n. Een krijgsmacht moet een herinneren<strong>de</strong> en leren<strong>de</strong> organisatie zijn die snel<br />
en daadkrachtig kan reageren op een drastische veran<strong>de</strong>ring in haar politieke, militaire en organisatorische<br />
omgeving. Dat vermogen komt niet vanzelf. Het zou in <strong>de</strong> huidige totale concentratie op <strong>de</strong> operatie in<br />
Uruzgan verloren kunnen gaan. In onzekere internationale omstandighe<strong>de</strong>n zou dat Ne<strong>de</strong>rland duur<br />
kunnen komen te staan.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Regeneration 53
13.<br />
The Physical, the<br />
Information and the<br />
Moral Domain of Warfare<br />
in Complex Operations<br />
Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / Ltkol A.R. (Aart) Fokkema<br />
De operationele omgeving waar <strong>de</strong> krijgsmacht optreedt, is als gevolg van <strong>de</strong> mondialisering en <strong>de</strong><br />
alomtegenwoordigheid van informatietechnologie nagenoeg grenzeloos gewor<strong>de</strong>n. Het thuispubliek is<br />
door verschillen<strong>de</strong> media direct verbon<strong>de</strong>n met het inzetgebied duizen<strong>de</strong>n kilometers ver weg. En <strong>de</strong> aard<br />
van complexe operaties houdt in dat militairen steeds nadrukkelijker civiele taken hebben of an<strong>de</strong>rszins<br />
dat militaire missies zich in een civiele omgeving afspelen. Daarnaast betrekken tegenstan<strong>de</strong>rs door hun<br />
asymmetrisch optre<strong>de</strong>n het civiele domein steeds sterker bij militaire confrontaties. Terrorisme of digitale<br />
verlamming raken <strong>de</strong> maatschappij direct. Het leidt ertoe dat er in algemene zin een vervaging is tussen<br />
civiel en militair en dat militaire operaties dichter bij <strong>de</strong> burgermaatschappij komen te staan. Eén van<br />
<strong>de</strong> gevolgen hiervan is dat het informatiedomein meer dan ooit een domein is gewor<strong>de</strong>n waar militaire<br />
organisaties in optre<strong>de</strong>n. Het conventionele militaire optre<strong>de</strong>n wordt niet in absolute termen min<strong>de</strong>r<br />
belangrijk, maar in relatieve zin bestaat <strong>de</strong> noodzaak om activiteiten in het informatie domein als<br />
strategische evenknie te beschouwen. De activiteiten die plaatsvin<strong>de</strong>n in dit domein zijn min<strong>de</strong>r letaal<br />
maar haar relatieve aan<strong>de</strong>el in het behalen van <strong>de</strong> politiek-strategische doelstellingen neemt toe. 29<br />
Belang van <strong>de</strong> Boodschap<br />
Een terreurdaad kan omschreven wor<strong>de</strong>n als ‘95% boodschap en 5% actie’. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
strategische impact van bermbommen en geïmproviseer<strong>de</strong> explosieven. In complexe operaties gaat het<br />
niet langer om <strong>de</strong> actie, maar <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> actie geëxploiteerd kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> maximaal politiekstrategisch<br />
effect. Hierdoor wordt steeds belangrijker hoe <strong>de</strong>rgelijke gebeurtenissen geduid kunnen<br />
29 Zie ook thema The Role of the Media in Future Operations.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 54
wor<strong>de</strong>n. Asymmetrisch optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs hebben al geruime tijd een goedontwikkel<strong>de</strong> informatiestrategie.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht dient informatie-operaties nadrukkelijk te betrekken bij <strong>de</strong> militairstrategische<br />
planning. Het ontwikkelen en uitdragen van een strategisch ‘narratief’ en het ‘bereiken van <strong>de</strong><br />
juiste publieken’ wordt steeds belangrijker om <strong>de</strong> nationale veiligheidsbelangen te beschermen.<br />
Dit narratief dient niet alleen door <strong>de</strong> krijgsmacht geformuleerd en uitgedragen te wor<strong>de</strong>n. De krijgsmacht<br />
treedt met civiele actoren op, zowel in het inzetgebied als wanneer het Der<strong>de</strong> Hoofdtaak operaties betreft.<br />
Dit vereist overheidsbre<strong>de</strong> afstemming van beleid en narratief. Tegelijkertijd vraagt dit om bre<strong>de</strong>r opgelei<strong>de</strong><br />
militairen met ge<strong>de</strong>gen kennis van civiele bestuursapparaten. Dergelijke expertise moet ontwikkeld en in<br />
stand gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Dit vereist a<strong>de</strong>quate lei<strong>de</strong>rschapsontwikkeling die <strong>de</strong>rgelijke expertisevorming<br />
aanwakkert in plaats van tegengaat.<br />
Strategische Communicatie<br />
Het overheidsbreed formuleren en uitdragen van een narratief leidt tot een grotere nadruk op strategische<br />
communicatie. Een van <strong>de</strong> belangrijkste obstakels bij het realiseren van een a<strong>de</strong>quate strategische<br />
communicatie is het omgaan met haar inherente frictie. Strategische communicatie ten tij<strong>de</strong> van een<br />
complexe operaties heeft – ten minste – acht doelgroepen. Allereerst <strong>de</strong> bevolking van het gebied waar<br />
opgetre<strong>de</strong>n wordt. Ten twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r in het gebied. In het inzetgebied is het narratief <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> lokale bevolking bedoeld om steun te krijgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> krijgsmacht en op die wijze<br />
te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> bevolking <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r kiest. Maar strategische communicatie is niet<br />
alleen bedoeld <strong>voor</strong> diegenen in het inzetgebied. Daarnaast is er het thuisfront, dit bestaat uit het thuispubliek,<br />
het parlement, an<strong>de</strong>re ministeries of het overige kabinet, <strong>de</strong> krijgsmacht (en vakbon<strong>de</strong>n), en<br />
politiek-militaire bondgenoten zoals NAVO bondgenoten. Het formuleren van een a<strong>de</strong>quaat narratief<br />
<strong>voor</strong> het thuisfront heeft tot doel om <strong>de</strong> weerbaarheid in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving te vergroten.<br />
In het bijzon<strong>de</strong>r gaat het om het verkleinen van <strong>de</strong> impact die tegenstan<strong>de</strong>rs hebben door <strong>de</strong> Westerse<br />
media te gebruiken <strong>voor</strong> hun strategische doelein<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> boodschap <strong>voor</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
publiek dient in lijn te zijn met het politieke mandaat om te <strong>voor</strong>komen dat frictie ontstaat met het<br />
parlement. Tegelijkertijd moet het overeen komen met het beleid van <strong>de</strong> coalitie waarmee <strong>de</strong> operatie<br />
wordt uitgevoerd. Deze grote verschei<strong>de</strong>nheid aan doelgroepen leidt tot inherente frictie <strong>voor</strong> het<br />
formuleren van het narratief. Het is maar <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> boodschap gericht op <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r in<br />
het inzetgebied toepasbaar is <strong>voor</strong> het thuisfront of coalitiepartners. Sterker nog, zij kunnen elkaar<br />
tegenspreken.<br />
Nieuwe expertise en taken<br />
Enerzijds wordt hiermee het belang on<strong>de</strong>rstreept van een boodschap die op lokale omstandighe<strong>de</strong>n is<br />
afgestemd. Dit biedt kansen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische korporaal die handshake con 30 uitoefent. Maar tegelijkertijd<br />
vraagt het om a<strong>de</strong>quate afstemming op politiek-strategisch niveau en om <strong>de</strong> juiste mensen die hier op een<br />
flexibele, creatieve wijze mee om kunnen gaan. De rol van leidinggeven<strong>de</strong>n is hier cruciaal en zij dienen<br />
voldoen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> political feelers te hebben om hiermee raad te weten. Meer dan iets an<strong>de</strong>rs is<br />
strategische communicatie een kunst die gecultiveerd moet wor<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rs geformuleerd, <strong>de</strong> militaire<br />
organisatiecultuur dient strategische communicatie een centrale positie te geven. Het vraagt om strategische<br />
communicatie-experts – ook bij <strong>de</strong> krijgsmacht – en er is behoefte aan een comprehensive strategische<br />
communicatiedoctrine.<br />
30 “handshake concept of operations” gaat over het direct contact leggen met <strong>de</strong> lokale bevolking, en die relatie in stand hou<strong>de</strong>n. Het betreft <strong>de</strong><br />
‘lokaal-diplomatieke kant’ van hearts and minds operaties.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 55
Een van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van een <strong>de</strong>rgelijke doctrine moet gaan over <strong>de</strong> relatie tussen strategische communicatie<br />
en inlichtingen. Het optre<strong>de</strong>n in het informatie domein heeft een veel bre<strong>de</strong>r publiek dan enkel die in<br />
het uitzendgebied. Dit vraagt om betere en bre<strong>de</strong>re inlichtingen van die doelgroepen. Zogeheten human<br />
terrain mapping is noodzakelijk om tot een juiste afstemming te komen en te weten wat er speelt binnen <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> doelgroepen. Dit is bedoeld om in te kunnen schatten hoe bepaal<strong>de</strong> berichten op bepaal<strong>de</strong><br />
bevolkingsgroepen een impact hebben en kunnen bijdragen aan het behalen van <strong>de</strong> strategische<br />
doelstellingen.<br />
Het vraagt om een uitbreiding van <strong>de</strong> taken van <strong>de</strong> inlichtingendiensten. De krijgsmacht dient een eigen<br />
capaciteit <strong>voor</strong> human terrain mapping te hebben, al dan niet uitbesteed aan <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n. Tegelijkertijd dienen <strong>de</strong><br />
gevolgen die hieruit getrokken wor<strong>de</strong>n op overheidsbreed niveau te wor<strong>de</strong>n afgestemd. Ook hier is een<br />
grote noodzaak om tot professionalisering binnen <strong>de</strong> krijgsmacht te komen.<br />
Tot slot, kennis van het narratief dient op alle niveaus van <strong>de</strong> organisatie aanwezig te zijn. Daar tactische<br />
gebeurtenissen strategische gevolgen kunnen hebben, zijn flexibele en snelle bevelvoeringstructuren<br />
essentieel om het narratief op <strong>de</strong> lokale situatie af te kunnen stemmen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 56
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Physical, the Information and the Moral [...] 57
14.<br />
Coalition Operations<br />
Auteur: Dr. A.W.G. (Ton) van Oosterhout / Lkol J.P.L. (Jean-Paul) Duckers<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht wordt vrijwel uitsluitend ingezet binnen coalitie operaties. Er zijn hier<strong>voor</strong><br />
goe<strong>de</strong> internationaal-politieke en militair- operationele re<strong>de</strong>nen. De inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht geschiedt<br />
vrijwel uitsluitend binnen een internationaal juridisch ka<strong>de</strong>r (een geldig mandaat) en binnen een politiek<br />
ka<strong>de</strong>r. NAVO en EU zijn (al jaren) <strong>de</strong> politieke ka<strong>de</strong>rs waarbinnen een goed <strong>de</strong>el van het Ne<strong>de</strong>rlands<br />
veiligheids- en <strong>de</strong>fensiebeleid zich afspeelt. Het op zich nemen van een bij zijn internationale positie<br />
passend <strong>de</strong>el (en risico!) in een operatie levert Ne<strong>de</strong>rland internationaal prestige en goodwill bij <strong>de</strong> bondgenoten.<br />
Niet alleen in operaties en in <strong>de</strong> politieke omgeving, ook bij <strong>de</strong> gereedstelling heeft het coalitieverband<br />
bijzon<strong>de</strong>re aandacht. Denk daarbij aan <strong>de</strong> nauwe integratie van on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
landmacht in het Duits-Ne<strong>de</strong>rlands Legerkorps, <strong>de</strong> samenwerking van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse mariniers in <strong>de</strong><br />
UK-NL Landing Force en <strong>de</strong> nauwe samenwerking van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse marine met <strong>de</strong> Belgische vloot.<br />
Coalitieoperaties hebben <strong>de</strong> afgelopen jaren een nogal an<strong>de</strong>re invulling gekregen. Er wordt meer op getre<strong>de</strong>n<br />
in coalitions of the willing, met bondgenoten die vaak enkele jaren terug nog vrijwel on<strong>de</strong>nkbaar waren<br />
of met lan<strong>de</strong>n lan<strong>de</strong>n die weliswaar geen lid zijn van <strong>de</strong> NAVO of/en EU maar waarmee wel <strong>de</strong>gelijk nauwe<br />
politieke of militaire ban<strong>de</strong>n bestaan. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant is er sprake van nauwere organisationele<br />
integratie, zoals gezegd on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in het Duits-Ne<strong>de</strong>rlands Legerkorps. Daar is een zekere mate van<br />
rolspecialisatie zichtbaar. Bei<strong>de</strong> bewegingen lijken elkaar tegen te spreken. Het samenwerken met ad-hoc<br />
partners kan nooit zo goed wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bereid als samenwerking met <strong>de</strong> vaste kring aan nauwe relaties.<br />
Tegelijkertijd wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vaste verban<strong>de</strong>n niet in elke operationele inzet aangesproken. De oplossing moet<br />
hier gezocht wor<strong>de</strong>n in het versterken van <strong>de</strong> interoperabiliteit van <strong>de</strong> krijgsmacht met een aantal ‘vaste<br />
partners’ en bij <strong>voor</strong>keur <strong>de</strong>el te nemen aan coalities die ook <strong>de</strong>ze vaste partners bevatten. Het alternatief,<br />
het aangaan van coalities met wisselen<strong>de</strong> partners, vergt aanzienlijke <strong>voor</strong>bereidingstijd. Zelfs bij al<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Coalition Operations 58
<strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> oplossingsrichtingen als het zelf leveren van <strong>de</strong> vereiste communicatiemid<strong>de</strong>len om aansturing<br />
in <strong>de</strong> hiërarchische lijn te bewerkstelligen, zal <strong>de</strong> resulteren<strong>de</strong> operationele effectiviteit uitein<strong>de</strong>lijk<br />
teleurstellen.<br />
De basis <strong>voor</strong> coalitieoperaties is <strong>de</strong> bereidheid tot het <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> lasten in <strong>de</strong> ruimste zin van het woord,<br />
d.w.z. zowel financieel als risico. Coalitieoperaties kunnen on<strong>de</strong>rling sterk verschillen in mate van<br />
integratie. In NAVO-operaties wordt nauw samengewerkt terwijl er nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n (caveats)<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt. Deze caveats zijn politiek van aard. Zo is het normaal dat nationale autoriteiten hun<br />
eenhe<strong>de</strong>n slechts on<strong>de</strong>r een lijst aan nationale <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n ter beschikking stellen van <strong>de</strong> NAVOcommandant.<br />
Dit maakt dat binnen operaties nog naar tij<strong>de</strong>lijke coalities van <strong>de</strong> willing and able wor<strong>de</strong>n<br />
gezocht <strong>voor</strong> het uitvoeren van specifieke acties, en dat ingezette eenhe<strong>de</strong>n veelal nominaal on<strong>de</strong>r<br />
NAVO-gezag staan maar feitelijk <strong>de</strong>els nationaal wor<strong>de</strong>n geleid. Oplossingen liggen hier in het transparanter<br />
omgaan met nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>ze beter op elkaar af te stemmen en waar mogelijk die naar<br />
een hoger niveau te trekken. Het lijkt niet waarschijnlijk dat in <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong>ze nationale <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n<br />
zullen verdwijnen.<br />
Het bestaan van nationale caveats maakt taakspecialisatie bijzon<strong>de</strong>r lastig. Er zijn wel functionaliteiten te<br />
on<strong>de</strong>rkennen waar (al) van integratie sprake is, <strong>voor</strong>al waar dit het verbeteren van <strong>de</strong> zgn. teeth to tail ratio<br />
betreft. Denk hierbij aan het beheren en bewaken van een compound of het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van luchtverbindingen<br />
tussen vliegvel<strong>de</strong>n. High-end activiteiten zoals het optre<strong>de</strong>n van Special Forces zullen altijd aan zware<br />
politieke rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rhevig zijn.<br />
Het lijkt niet verstandig en ook nauwelijks mogelijk om <strong>de</strong> keuze van uit te bouwen danwel af te schaffen<br />
militaire capaciteiten volledig af te laten hangen van ‘wat <strong>de</strong> coalitie wil’, of het nu om NAVO of om <strong>de</strong> EU<br />
gaat. Door een <strong>de</strong>rgelijke keuze zou Ne<strong>de</strong>rland zich ook ‘politiek vastzetten’, wat geen aantrekkelijke optie<br />
is. Het lijkt wel verstandig <strong>de</strong> beschikking te hebben over een aantal militaire nichecapaciteiten waar<br />
internationaal behoefte aan bestaat. Die zorgen er<strong>voor</strong> dat an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rland graag in een coalitie<br />
opnemen en aan Ne<strong>de</strong>rland ook politieke invloed toekennen Bij het kiezen van <strong>de</strong>ze capaciteiten kan<br />
gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt van Long Term Requirement analyses waarbij <strong>voor</strong>op staat dat <strong>de</strong> nationale balans<br />
binnen <strong>de</strong> Essentiële Operationele Capaciteiten (EOC)-keten niet wordt verstoord.<br />
Het kan ook nuttig zijn het thema coalitieoperaties af te beel<strong>de</strong>n op een schematisch verloop van een<br />
conflict, om zo tot een interne differentiatie van wenselijke en mogelijke mate aan samenwerking in<br />
coalities te komen. Een crisis bevat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len conflict of interest, crisis, conflict, post-conflict, stability. In<br />
enkele specifieke gevallen kan Ne<strong>de</strong>rland er<strong>voor</strong> kiezen zich te beperken tot <strong>de</strong>elname aan één van <strong>de</strong>ze<br />
fasen, en daar zijn coalitiesamenwerking op af te stemmen. Echter, <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling van een conflict in fasen is<br />
niet lineair, er moet altijd <strong>de</strong> mogelijkheid zijn snel te kunnen schakelen van <strong>de</strong> ene naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
militaire taak en er moet altijd voldoen<strong>de</strong> escalatievermogen <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn. In elk geval is het verstandig<br />
het vermogen van een ‘te leveren’ militaire capaciteit tot zelfver<strong>de</strong>diging of (in het uiterste noodgeval)<br />
snelle extractie in stand te hou<strong>de</strong>n. Per militaire bijdrage kan het dus zeer wenselijk zijn om een ‘volledige<br />
EOC-keten’ te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />
Door <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rlinge verschillen tussen wenselijke omvang en diepgang van operationele integratie<br />
wor<strong>de</strong>n zowel verdiepte interoperabiliteit met <strong>de</strong> belangrijkste bondgenoten als flexibiliteit van <strong>de</strong><br />
samenwerking belangrijke thema’s. Het lijkt bijna onmogelijk om <strong>de</strong> nauwe integratie die in staan<strong>de</strong><br />
samenwerkingsverban<strong>de</strong>n wordt bereikt zinvol mee te nemen in <strong>de</strong> samenwerking met ad hoc partners. Als<br />
<strong>de</strong> bevinding is dat er nauwe politieke en militaire ban<strong>de</strong>n met niet-NAVO-bondgenoten ontstaan of erkend<br />
wor<strong>de</strong>n, dan zou dit als kans moeten wor<strong>de</strong>n aangegrepen om met dat land een nauwere interoperabiliteit<br />
te bereiken. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is <strong>de</strong> huidige samenwerking met Australië.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Coalition Operations 59
15.<br />
Space is Opening Up<br />
Auteur: Ir. H.F. (Harold) Bousché / LTZSD1 Drs. J.P.G. (Hans) <strong>de</strong>n Biggelaar<br />
De relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van ruimtevaart en ruimtegebruik laat zich moeilijk vatten in <strong>de</strong> fasen van<br />
een conflict. Als een conflict intensiveert, zal het gebruik van <strong>de</strong> ruimte <strong>voor</strong> communicatie, navigatie en<br />
observatie toenemen. In een laag geweldspectrum zal observatie zich beperken tot informatie verzamelen,<br />
terwijl in een hoog spectrum sprake zal zijn van echte ISTAR 31 . Ver<strong>de</strong>r is het mogelijk, als <strong>de</strong> situatie daar om<br />
vraagt, extra – specifiek op een conflict gericht – gereedschap in <strong>de</strong> ruimte te brengen (mini satellieten). Dit<br />
vraagt om afspraken en een zekere mate van gereedheid. Een bre<strong>de</strong>re beschouwing gekoppeld aan <strong>de</strong> fasen<br />
lijkt niet zinvol.<br />
Wel zinvol is het om een beschouwing over <strong>de</strong> relevantie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht van ruimtevaart en ruimtegebruik<br />
te structureren volgens <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> toepassingen van <strong>de</strong> ruimte (gewenst én ongewenst).<br />
Daarmee wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kansen en bedreigingen en daardoor <strong>de</strong> uitdagingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht zichtbaar.<br />
Dit is hieron<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />
31 Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance (inlichtingenvergaring, bewaking, doelopsporing en verkenning).<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 60
De ruimte <strong>voor</strong> communicatie<br />
❚ De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht <strong>voor</strong>ziet <strong>voor</strong> wat betreft het ruimtesegment, in haar behoefte aan militaire<br />
satellietcapaciteit (Milsatcom), door satellietcapaciteit in te huren. Voor het statisch en mobiel grondsegment<br />
wor<strong>de</strong>n wel eigen mid<strong>de</strong>len aangeschaft en ingezet. Ne<strong>de</strong>rland heeft geen plannen <strong>voor</strong> een<br />
eigen ruimtesegment, noch in eigen, noch in ge<strong>de</strong>eld beheer. De diepe onzekerheid (financieel, politiek,<br />
economisch, milieu, etc.) zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren eer<strong>de</strong>r toenemen dan afnemen. Omgaan met onzekerheid<br />
vereist aanpassingsvermogen, het beschermen van het eigenbelang en het hebben van alternatieven.<br />
Bij toenemen<strong>de</strong> onzekerheid is het goed alle afhankelijkhe<strong>de</strong>n nog eens extra te beschouwen, ook <strong>de</strong><br />
afhankelijkheid van satellietcommunicatie (en -navigatie en -observatie). Een analyse van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
om alternatieven te creëren en afhankelijkhe<strong>de</strong>n te reduceren lijkt <strong>voor</strong> wat betreft het ruimtesegment<br />
<strong>voor</strong> communicatie zeker ook op zijn plaats.<br />
❚ Ook binnen <strong>de</strong> NAVO wordt een assessment uitgevoerd naar <strong>de</strong> grote afhankelijkheid van <strong>de</strong> ruimte en naar<br />
<strong>de</strong> kwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Een bi- of multilateraal ruimtesegment kan na grondige<br />
analyse aantrekkelijk blijken, ook kostentechnisch.<br />
Overigens zijn er ook diverse maatregelen om <strong>de</strong> kwetsbaarheid van satellieten (of hun functie) te<br />
verkleinen, zoals wisseling van positie/baan, gepantser<strong>de</strong> satellieten en <strong>de</strong> inzet van meer<strong>de</strong>re kleine<br />
satellieten (zwerm) in plaats van één grote.<br />
❚ Defensie levert thans back-up <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van bestuurlijke en operationele<br />
centra in geval van uitval van bestaan<strong>de</strong> verbindingsmid<strong>de</strong>len.<br />
❚ Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand om <strong>de</strong> communicatiebehoeften van <strong>de</strong>fensie en van <strong>de</strong> nationale veiligheidsorganisatie<br />
op termijn meer geïntegreerd te bena<strong>de</strong>ren.<br />
De ruimte <strong>voor</strong> navigatie<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is gebruiker van GPS en zal dit ook wor<strong>de</strong>n van Galileo. Dezelf<strong>de</strong> beschouwing<br />
over onzekerheid en afhankelijkheid als bij communicatie geldt hier.<br />
❚ Doordat bij navigatie sprake is van redundantie, is uitval van een satelliet min<strong>de</strong>r kritisch (Galileo<br />
bij<strong>voor</strong>beeld zal t.z.t. uit 30 satellieten bestaan). Een eigen ruimtesegment is <strong>voor</strong> navigatie niet aan<br />
<strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zekerhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n geschapen door <strong>de</strong> back-up mogelijkhe<strong>de</strong>n (systemen en doctrines) goed<br />
te regelen en door te zorgen dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht over state of the art apparatuur beschikt<br />
(betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en beveiligd). Nauwkeuriger positie-informatie biedt nieuwe – veelal<br />
nog ongeken<strong>de</strong> – mogelijkhe<strong>de</strong>n in het optre<strong>de</strong>n. Er komen steeds meer – vaak low tech – mid<strong>de</strong>len op <strong>de</strong><br />
markt die gebruik maken van satellietnavigatie. Deze simpele mid<strong>de</strong>len kunnen veel toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />
hebben in het optre<strong>de</strong>n.<br />
❚ De slimste gebruiker van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n heeft een <strong>voor</strong>sprong.<br />
De ruimte <strong>voor</strong> observatie en ISTAR<br />
❚ In het strikt militaire domein luidt het <strong>de</strong>vies als het gaat om observatie en ISTAR: mee blijven doen met<br />
en volgend zijn aan <strong>de</strong> initiatieven van bondgenootschappen en grote bondgenoten (in feite niet an<strong>de</strong>rs<br />
dan nu), alsme<strong>de</strong> optimaal gebruik maken van dual-use 32 . Ver<strong>de</strong>r is het zinvol nationaal aandacht te<br />
beste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die near space (20-100km) bie<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rs is het <strong>voor</strong> nationale veiligheid.<br />
Over <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> nationaal gebruik van <strong>de</strong> militaire mogelijkhe<strong>de</strong>n op het gebied van<br />
aardobservatie bestaan geen specifieke afspraken. Een analyse naar mogelijkhe<strong>de</strong>n en toegevoeg<strong>de</strong><br />
32 Dual use omvat het zowel commercieel gebruik, als militair gebruik van ruimtevaarttechnologie en mid<strong>de</strong>len.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 61
waar<strong>de</strong> is aan te bevelen. Civiel en militair kunnen meer samen optrekken bij het verzamelen van<br />
aardobservatiegegevens, het doen van <strong>voor</strong>spellingen en het geven van waarschuwingen rond veiligheid<br />
(meteorologisch, milieu, overstromingen, tsunami’s, aardbevingen, dijkbewaking, etc.). Taak<strong>de</strong>ling en<br />
taakuitbreiding van <strong>de</strong> krijgsmacht is in dit ka<strong>de</strong>r niet on<strong>de</strong>nkbaar.<br />
De ruimte <strong>voor</strong> grondstoffen en energie<br />
Of, wanneer en in welke mate <strong>de</strong> ruimte een bron van grondstoffen en energie zal wor<strong>de</strong>n is niet te<br />
<strong>voor</strong>spellen (<strong>de</strong>nk aan het <strong>de</strong>lven van grondstoffen op <strong>de</strong> maan, van kometen en aan zonnepanelen in <strong>de</strong><br />
ruimte). De potentie lijkt groot. Naties zullen op het moment dat ‘het goud in <strong>de</strong> ruimte zichtbaar wordt’,<br />
claims gaan leggen en belangen gaan beschermen (vergelijkbaar met nu <strong>de</strong> Noordpool). Voor <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
is het besef dat <strong>de</strong> ruimte ooit – op <strong>de</strong> langere termijn – een <strong>de</strong>rgelijk speelveld kan wor<strong>de</strong>n van<br />
belang. Naarmate <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ruimte toeneemt, zal het adagium ‘een vreedzame ruimte van en<br />
<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen’ on<strong>de</strong>r druk komen te staan.<br />
De ruimte <strong>voor</strong> toerisme<br />
Het gebruik van <strong>de</strong> ruimte <strong>voor</strong> toerisme kan explosief groeien. Dit levert een toename van ruimteverkeer<br />
en ruimteschroot (<strong>de</strong>bris) op en kan het dataverkeer verstoren. Het lijkt zaak <strong>de</strong> discussie over het inrichten<br />
van een ruimteverkeersleiding (vergelijkbaar met <strong>de</strong> luchtverkeersleiding) nu al te starten en te zorgen<br />
<strong>voor</strong> een effectieve Space Situational Awareness (SSA). Ook zijn nieuwe regels en internationale afspraken<br />
noodzakelijk om een mogelijke explosieve groei van ruimteverkeer te reguleren.<br />
❚ Bij <strong>voor</strong>keur is een ruimteverkeersleiding een internationaal orgaan dat ruimtegebruik en ruimteverkeer<br />
in goe<strong>de</strong> banen leidt. In een <strong>de</strong>rgelijk orgaan is mogelijk een rol <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht<br />
weggelegd.<br />
De ruimte als vuilstortplaats / Ruimteschroot<br />
De technologische mogelijkhe<strong>de</strong>n halen <strong>de</strong> politieke, economische, ethische en juridische<br />
wenselijkheid in.<br />
❚ Er zijn gedachten om zeer gevaarlijk afval buiten <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> op te slaan of naar <strong>de</strong> zon te schieten.<br />
Technisch is dit zeker niet onmogelijk en het zou kosteneffectief kunnen blijken. De implicaties op<br />
allerlei an<strong>de</strong>re vlakken zijn echter dusdanig groot, dat iets <strong>de</strong>rgelijks alleen zou moeten wor<strong>de</strong>n toegestaan<br />
on<strong>de</strong>r zeer strenge internationale controle. Niet alleen rond afval, maar ook rond bij<strong>voor</strong>beeld<br />
grondstoffen en energie, geldt dat <strong>de</strong> ruimte meer en meer een te controleren veiligheidsdomein kan<br />
wor<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zal daardoor inter<strong>de</strong>partementaal en internationaal een<br />
steeds grotere rol zijn weggelegd. Het is zaak die rol daadkrachtig met kennis van zaken op te pakken.<br />
De krijgsmacht kan uitgroeien tot dé adviseur van <strong>de</strong> samenleving als het gaat om het vreedzaam en<br />
nuttig gebruik van <strong>de</strong> ruimte.<br />
Ruimteschroot gaat een steeds groter probleem vormen. Meer ruimteverkeer en meer ruimteschroot<br />
betekent dat <strong>de</strong> kans op scha<strong>de</strong> aan satellieten en ongelukken in <strong>de</strong> ruimte toeneemt.<br />
❚ Eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> internationale ruimteverkeers leiding kan dit helpen <strong>voor</strong>komen. Voor een <strong>de</strong>rgelijk<br />
ruimteverkeers leiding is <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> ruimte observatie essentieel (Space Situational Awareness). Met een<br />
<strong>voor</strong>tdurend en breed internationaal ge<strong>de</strong>eld beeld van het ruimtegebruik wor<strong>de</strong>n tevens onlaakbare<br />
ruimteactiviteiten in <strong>de</strong> kiem gesmoord.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 62
❚ De rol van <strong>de</strong> krijgsmacht in ruimteverkeersleiding en ruimtecontrole zou moeten meegroeien met<br />
<strong>de</strong> mate waarin het veiligheidsaspect rond ruimtegebruik toeneemt (het toenemen van claims en het<br />
afnemen van het gegeven dat <strong>de</strong> ruimte van en <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen is).<br />
De ruimte als marketing instrument<br />
De ruimte heeft aantrekkingskracht, <strong>voor</strong>al vanwege het onbeken<strong>de</strong> karakter. Die aantrekkingskracht<br />
kan door <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n gebruikt op velerlei manieren, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> personeelswerving.<br />
❚ Het meer expliciet maken van <strong>de</strong> ruimtevaartactiviteiten en -kennis van <strong>de</strong> krijgsmacht is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />
om te kunnen profiteren van die aantrekkingskracht.<br />
De ruimte als slagveld<br />
Naties wor<strong>de</strong>n geacht alleen vreedzame activiteiten in <strong>de</strong> ruimte te ontplooien. De ruimte is van en <strong>voor</strong><br />
ie<strong>de</strong>reen. Echter, <strong>de</strong> ruimte is nu al van groot militair-strategisch belang <strong>voor</strong> communicatie, navigatie<br />
en aardobservatie. De discussie rond langeafstandsraketten en raketschil<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>re<br />
militarisering van <strong>de</strong> ruimte. De ruimte wordt steeds meer een militair domein. Als <strong>de</strong> economische<br />
en politieke belangen in <strong>de</strong> ruimte ver<strong>de</strong>r toenemen, bestaat het risico dat er een ruimtegerichte wapenwedloop<br />
op gang komt, waardoor ook een kans op een militair treffen in <strong>de</strong> ruimte niet geheel mag wor<strong>de</strong>n<br />
uitgesloten. Het ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> belang en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge afhankelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ruimte remmen <strong>de</strong>rgelijke<br />
bewegingen gelukkig af (zelfs China lijkt spijt te hebben van haar actie om een eigen satelliet te vernietigen,<br />
waardoor een grote hoeveelheid ruimteschroot ontstond die ook eigen satellieten mogelijk <strong>voor</strong> heel lange<br />
tijd zullen beschadigen).<br />
❚ De krijgsmacht heeft hier een rol als het gaat om het aandragen van kennis binnen <strong>de</strong> overheid om<br />
als Ne<strong>de</strong>rland te zorgen dat <strong>de</strong>ze ontwikkelingen internationaal in goe<strong>de</strong> banen wor<strong>de</strong>n geleid.<br />
❚ Een twee<strong>de</strong> rol <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht is het zich aansluiten bij initiatieven van bondgenootschappen<br />
en grote bondgenoten om met nu al bestaan<strong>de</strong> dreigingen om te gaan (o.a. langeafstandsraketten).<br />
De ruimte op aar<strong>de</strong><br />
Grondstations vormen <strong>de</strong> verbinding tussen <strong>de</strong> ruimte en <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>; daar komen <strong>de</strong> ruimtediensten binnen.<br />
De kwetsbaarheid van grondstations blijft vaak on<strong>de</strong>rbelicht. Zij zijn vaak enkelvoudig uitgevoerd en er zijn<br />
maar beperkte afspraken om van <strong>de</strong> faciliteiten van partnerlan<strong>de</strong>n gebruik te mogen maken. Ze zijn wel<br />
beveiligd, maar of die beveiliging in verhouding staat tot <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> krijgsmacht afhankelijk is van<br />
<strong>de</strong> faciliteiten valt te betwijfelen.<br />
Kennis van en over <strong>de</strong> ruimte<br />
De westerse wereld is in hoge mate afhankelijk van gebruik van <strong>de</strong> ruimte en die afhankelijkheid groeit nog<br />
steeds, ook in het militaire domein. Het besef dat <strong>de</strong>ze afhankelijkheid ons kwetsbaar maakt wordt steeds<br />
dui<strong>de</strong>lijker. Ook <strong>de</strong> NAVO beseft dit inmid<strong>de</strong>ls. Hoog opgelei<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> krijgmacht zijn nodig om <strong>de</strong><br />
belangen van Ne<strong>de</strong>rland te borgen, alsme<strong>de</strong> een goe<strong>de</strong> toegang tot opgebouw<strong>de</strong> en op te bouwen<br />
ruimtevaartkennis.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Space is Opening Up 63
16.<br />
Political<br />
Transformation<br />
Auteur: Drs. A.R. (Rem) Korteweg (HCSS) / KLTZ R.P. (René) Tas<br />
Politieke transformatie heeft plaats zowel in <strong>de</strong> diepte van <strong>de</strong> organisatie, als langs <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> instrumenten en coalities die Ne<strong>de</strong>rland ter beschikking staan. Enerzijds is er <strong>de</strong> noodzaak<br />
<strong>voor</strong> snellere politieke besluitvorming, als gevolg van <strong>de</strong> huidige veiligheidsomgeving die zich kenmerkt<br />
door een staat van nagenoeg continu conflict met wisselen<strong>de</strong> intensiteit. An<strong>de</strong>rzijds is er daardoor een<br />
prioriteit ontstaan <strong>voor</strong> preventief optre<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong> comprehensive approach, waarbij afstemming en<br />
coördinatie nodig is tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> betrokken ministeries om te <strong>voor</strong>komen dat militair geweld<br />
toegepast moet wor<strong>de</strong>n. Tot slot betreft het <strong>de</strong> noodzaak om op politiek-militair niveau om te gaan met<br />
wisselen<strong>de</strong> allianties of coalities, ook niet-westerse.<br />
Snelle besluitvorming binnen <strong>de</strong> operatiecyclus<br />
Het uitvoeren van crisisbeheer sings operaties vraagt een hoger tempo van besluitvorming op het politiekmilitaire<br />
niveau. Dit is <strong>voor</strong>al een consequentie van <strong>de</strong> toegenomen volatiliteit, letaliteit en on<strong>voor</strong>spelbaarheid<br />
van <strong>de</strong> internationale veiligheidsomgeving. Escalatie tussen <strong>de</strong> eerste drie fasen, van conflict of<br />
interests naar violent conflict, kan zich razendsnel voltrekken – <strong>de</strong>snoods is preëmptief optre<strong>de</strong>n genoodzaakt<br />
– en politieke en militaire besluitvormingsstructuren dienen daarop afgestemd te zijn. Politieke besluitvorming,<br />
en politiek-militaire commandovoering dienen het hoge operationele tempo dat van <strong>de</strong><br />
krijgsmacht verlangd wordt bij te hou<strong>de</strong>n. Zaak is om snelle politieke beslissings snelheid op dit vlak<br />
mogelijk te maken. Deze structuren dienen tevens flexibel ingericht te zijn om <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> type<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 64
operaties die gekoppeld zijn aan <strong>de</strong> snelle verschuivingen in het operatiespectrum te kunnen uitvoeren.<br />
Een goe<strong>de</strong>, gezon<strong>de</strong> relatie tussen politiek en militair bedrijf is daarbij essentieel.<br />
De noodzaak van snellere besluitvormingsstructuren stelt ook eisen aan <strong>de</strong> expertise van hogere officieren.<br />
De nodige flexibiliteit dient ontwikkeld te wor<strong>de</strong>n om snel wisselen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n te herkennen en er<br />
op te kunnen reageren. Bij training en opleiding moet in grote mate stilgestaan wor<strong>de</strong>n bij het ontwikkelen<br />
van <strong>de</strong> ‘politieke feelers’ van het officierskorps.<br />
Preventief optre<strong>de</strong>n noodzaakt comprehensive<br />
<strong>voor</strong>bereiding en besluitvorming<br />
Als reactie op het sneller doorlopen van <strong>de</strong> operatiecyclus wordt ook <strong>de</strong> noodzaak van preventief optre<strong>de</strong>n<br />
sterker. Hoe eer<strong>de</strong>r herkend wordt wanneer een conflict of interest om kan slaan in een crisis hoe beter. Het<br />
herkennen van <strong>de</strong>ze trends vraagt enerzijds een versterkte militaire inlichtingcapaciteit, en daarmee ook<br />
een versterkte rol van <strong>de</strong> militair attaché, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> integratie van inlichtingen op het interagency<br />
niveau. Een inter<strong>de</strong>partementale dynamische dreigingsanalyse en early warning is noodzakelijk. Deze early<br />
warning capaciteit dient overheidsbreed ingezet te wor<strong>de</strong>n.<br />
Militaire inlichtingen zou<strong>de</strong>n zich naast haar bestaan<strong>de</strong> taken ook moeten richten op ontwikkelingen in<br />
lan<strong>de</strong>n waar niet noodzakelijkerwijs inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht verwacht wordt. Het opbouwen van relaties<br />
met partnerlan<strong>de</strong>n verhoogt <strong>de</strong> situational awareness van <strong>de</strong> krijgsmacht. Dit komt ten goe<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om flexibel te reageren op fluctuaties in <strong>de</strong> veiligheidsomgeving. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el hiervan zijn<br />
ook het verlenen van training, opleidingen en advies.<br />
Preventief optre<strong>de</strong>n vraagt om een ge<strong>de</strong>gen comprehensive approach. Wanneer <strong>de</strong> krijgsmacht vaker optreedt<br />
in een fase vóór het gebruik van geweld, zal personeel meer in aanraking komen met civiele actoren. Daarbij<br />
komt dat het preventieve beleid niet louter militair is maar een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is van een bre<strong>de</strong>re civiele inzet<br />
van mid<strong>de</strong>len. Dit heeft consequenties <strong>voor</strong> een politieke transformatie. De activiteiten van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
instanties die betrokken zijn bij Security Sector Reform, we<strong>de</strong>ropbouw of stabilisatieoperaties dienen vanaf het<br />
eerste moment afgestemd en gecoördineerd te wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> krijgsmacht, zowel op<br />
operationeel als politiek niveau. Het gaat hierbij niet alleen om een hoge beslissingssnelheid. Belangrijk<br />
is dat besluitvorming op een ge<strong>de</strong>gen overheidsbre<strong>de</strong> wijze tot stand komt, waarbij tijd niet een eerste<br />
essentie is. Daarentegen zijn het tot stand brengen van samenwerking, afstemming en volledigheid wel<br />
prioriteiten. Geregel<strong>de</strong> interagency trainingen op politiek-militair niveau zijn daarbij wenselijk, evenals het<br />
doen van interagency, contingency planning.<br />
Ook dit leidt tot consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> expertiseontwikkeling van officieren. Gegron<strong>de</strong> kennis<br />
van <strong>de</strong> civiele organisaties en instanties alsook een goe<strong>de</strong> afstemming van mid<strong>de</strong>len en taken op strategisch,<br />
operationeel en tactisch niveau is nodig.<br />
Niet alleen, dus samen<br />
Zowel wanneer het snelle crisisbeheersingsrespons betreft, als ook bij het vormgeven van preventief beleid,<br />
valt niet te verwachten dat Ne<strong>de</strong>rland unilateraal optreedt. Vanwege het multinationale karakter van<br />
crisis beheersingsoperaties en interventies ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat bij <strong>de</strong> snellere besluitvormingsstructuren<br />
ook bondgenoten of coalitiepartners zijn betrokken. Een grotere mate van afstemming tussen verschillen<strong>de</strong><br />
ministeries en <strong>de</strong> top van krijgsmachten is daarbij wenselijk.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 65
Het is niet aannemelijk dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> capaciteit heeft om een volwaardige early warning-capaciteit zelf in<br />
te richten. In plaats daarvan is samenwerking met bondgenoten noodzakelijk. Dit wordt versterkt vanwege<br />
het feit dat uitein<strong>de</strong>lijke inzet naar alle waarschijnlijkheid in <strong>de</strong>rgelijk coalitieverband plaatsvindt.<br />
Nieuwe coalities<br />
Politieke transformatie raakt tevens <strong>de</strong> soort coalities waar binnen <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht ingezet<br />
wordt. Op dit moment is het veiligheidsbeleid nadrukkelijk primair verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> NAVO. In <strong>de</strong><br />
toekomst valt niet uit te sluiten dat Ne<strong>de</strong>rland, nog meer dan nu al het geval is, met lan<strong>de</strong>n die geen<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van <strong>de</strong> NAVO zal optre<strong>de</strong>n. Het is verwachtbaar dat een ver<strong>de</strong>re integratie van het Europees<br />
Veiligheids- en Defensiebeleid eisen zal stellen aan <strong>de</strong> politiek-militaire beslissingsstructuren. Een grote<br />
consequentie heeft ook <strong>de</strong> opkomst van niet-westerse lan<strong>de</strong>n die vre<strong>de</strong>soperaties hoger in het operatiespectrum<br />
uitvoeren en waarmee Ne<strong>de</strong>rland zal samenwerken. Deelname aan een Coalition of the Willling<br />
zal niet enkel <strong>voor</strong>bestemd blijven aan <strong>voor</strong>al westerse bondgenoten (in zoverre als dat nu al het geval is).<br />
Op langere termijn is te verwachten dat <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n met opkomen<strong>de</strong> economieën, zoals India of<br />
Brazilië een belangrijke crisismanagement-rol gaan vervullen bij alle vormen van crises. Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
politiek-militaire besluitvorming dient hiermee rekening te hou<strong>de</strong>n. Het i<strong>de</strong>ntificeren van mogelijke<br />
niet-westerse coalitiepartners, en het vormgeven van training-, advies- of an<strong>de</strong>re samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht is noodzakelijk. Ook hierbij kan een militair attaché een belangrijke<br />
rol vervullen.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 66
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Political Transformation 67
17.<br />
The Role of the<br />
Media in Future<br />
Operations<br />
Auteur: Drs. F.F.C. (Frank) Reniers / Ltkol A.R. Fokkema<br />
De rol van <strong>de</strong> media 33 in toekomstige operaties zal alleen maar toenemen. Het discours rondom een<br />
conflict is altijd al van groot belang geweest op <strong>de</strong> uitkomst van oorlogen. Een goed <strong>voor</strong>beeld is het<br />
Tet Offensief (Vietnam, 1968) waarbij <strong>de</strong> Amerikanen een verpletteren<strong>de</strong> slag aan <strong>de</strong> Vietcong toebrachten,<br />
maar door het mediadiscours in <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten <strong>de</strong> steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oorlog een dieptepunt bereikte.<br />
De insurgents in Afghanistan en Irak gebruiken <strong>de</strong> media zelfs als primaire battleground, aangezien zij het<br />
op het conventionele battlefield zou<strong>de</strong>n verliezen. Deze strategie (4 th generation warefare) richt zich op <strong>de</strong><br />
bevolking in het thuisland waarbij wordt geprobeerd <strong>de</strong> steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> missie te on<strong>de</strong>rmijnen door gebruik<br />
van <strong>de</strong> media. Een tactisch verwaarloosbare IED-explosie kan strategische gevolgen hebben door een<br />
complementerend verhaal in <strong>de</strong> media over <strong>de</strong> negatieve kanten van <strong>de</strong> missie, burgerdo<strong>de</strong>n en beel<strong>de</strong>n<br />
van gewon<strong>de</strong>n militairen.<br />
Maar ook conventionele statelijke actoren gebruiken <strong>de</strong> media om oorlogen te winnen. Zo hebben Rusland<br />
alsme<strong>de</strong> Georgië een enorme mediacampagne gevoerd in <strong>de</strong> eerste dagen van het conflict, met als doel <strong>de</strong><br />
mondiale publieke opinie achter zich te krijgen en daardoor legitimiteit te verschaffen <strong>voor</strong> hun acties.<br />
In <strong>de</strong> toekomst zal ‘the battle to capture the narrative’ alleen maar toenemen en tegelijkertijd steeds moeilijker<br />
wor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> mondiale verspreiding van mobiele telefoons, camera’s en laptops, in combinatie met het<br />
gebruik van internet, zal <strong>de</strong> verspreiding van data en informatie nog sneller verlopen. Elke militair of burger<br />
is een potentiële journalist. Het is dan ook erg belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht om hier op<br />
<strong>voor</strong>bereid te zijn.<br />
33 De media zijn ge<strong>de</strong>finieerd als ‘mid<strong>de</strong>len van massacommunicatie’: print, radio, televisie en internet.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Role of the Media in Future Operations 68
Het is uitermate belangrijk dat <strong>de</strong> bevolking in Ne<strong>de</strong>rland weet wat een (potentiële) militaire missie zal<br />
inhou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Het is belangrijk al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding van een missie uit te leggen<br />
welke kansen en mogelijkhe<strong>de</strong>n er zijn, maar zeker ook tegen welke risico’s, gevaren en problemen zij<br />
kunnen aanlopen. Het doel van <strong>de</strong> missie moet dan ook <strong>voor</strong>af hel<strong>de</strong>r zijn en zowel door <strong>de</strong> politiek, als<br />
door Defensie zelf dui<strong>de</strong>lijk verwoord wor<strong>de</strong>n, zodat er achteraf ook geen ondui<strong>de</strong>lijkheid kan ontstaan<br />
over <strong>de</strong> inzet. Het is erg belangrijk dat <strong>de</strong> bevolking weet wat <strong>de</strong> krijgsmacht te wachten staat en het gevoel<br />
heeft dat <strong>de</strong> krijgsmacht daar dan ook goed op <strong>voor</strong>bereid is. Als <strong>de</strong> bevolking weet dat ‘onze jongens’ goed<br />
getraind en met <strong>de</strong> juiste mid<strong>de</strong>len op pad gaan, is <strong>de</strong> dreiging die uitgaat van een missie acceptabeler en<br />
zal <strong>de</strong>ze ook niet bij <strong>de</strong> eerste gewon<strong>de</strong> soldaat in twijfel wor<strong>de</strong>n getrokken. Strategische Communicatie<br />
in het Ne<strong>de</strong>rland is daarom essentieel <strong>voor</strong> het succes van <strong>de</strong> missie.<br />
Het gevecht om <strong>de</strong> hearts and minds in het inzetgebied zal een van <strong>de</strong> belangrijkste factoren wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
het succes van toekomstige militaire operaties. Een ontvankelijke bevolking is namelijk cruciaal <strong>voor</strong> je<br />
inlichtingen positie, force protection en force acceptance. Het is dan ook van groot belang dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
krijgsmacht in <strong>de</strong> toekomst nog meer aandacht besteed aan information operations, waaron<strong>de</strong>r media<br />
operations en psychological operations. Daarnaast is het belangrijk dat al het personeel media awareness training<br />
krijgt en er van bewust is dat hun acties grote gevolgen kunnen hebben (Strategic Corporal).<br />
Mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht om een proactieve bena<strong>de</strong>ring in Strategic Communications (SC) te<br />
realiseren moeten wor<strong>de</strong>n gezocht in inter<strong>de</strong>partementaal samenwerken, interagency communicatie<br />
en rapid response. Het is bij Strategic Communications uitermate belangrijk dat <strong>de</strong> opstellers over een breed<br />
mandaat beschikken en over verschillen<strong>de</strong> expertises: antropologische/sociologische kennis, marketing<br />
skills, linguïstische kennis, lokale en regionale communicatie expertise, diplomatieke sensitiviteit en<br />
interagency expertise. Het Ministerie van Algemene Zaken kan het proces coördineren <strong>voor</strong> wat betreft<br />
<strong>de</strong> overkoepelen<strong>de</strong> regeringsdoelstellingen. In eerste instantie moet het Ministerie <strong>voor</strong> Buitenlandse<br />
Zaken echter <strong>de</strong> trekker zijn van Strategic Communications en dit in samenspraak met an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>partementen<br />
organiseren. Het Ministerie van Defensie fungeert dan ook primair in een on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> rol bij <strong>de</strong><br />
publieksdiplomatie.<br />
Het is bij Strategic Communications van groot belang dat <strong>de</strong> timing van <strong>de</strong> boodschap goed is, het gekozen<br />
medium bij <strong>de</strong> boodschap past en berichten een aantal maal herhaald wor<strong>de</strong>n (juiste tempo). Daarnaast<br />
moet er rekening gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met het feit dat elke situatie uniek is en dat er niet één template bestaat<br />
<strong>voor</strong> alle strategische communicatieberichten.<br />
Om <strong>de</strong> SC goed te coördineren heeft <strong>de</strong> Amerikaanse overheid onlangs Rapid Response Teams opgericht die<br />
vanuit <strong>de</strong> Ministerie van Buitenlandse Zaken Strategic Communications berichten opstelt. Deze berichten<br />
kunnen vervolgens door <strong>de</strong> krijgsmacht wor<strong>de</strong>n gebruikt als SC in het inzetgebied, maar ook om verkeer<strong>de</strong><br />
berichtgeving in het thuisland bij te sturen. Daarnaast is er een Interagency Crisis Communications Team in<br />
het leven geroepen om via conference call <strong>de</strong> belangrijkste actoren te horen bij belangrijke/ingrijpen<strong>de</strong><br />
gebeur tenissen en zo <strong>de</strong> Strategic Communications te coördineren en een a<strong>de</strong>quate overheidsresponse te<br />
formuleren. Het zou verstandig zijn als Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze organisaties en organisatiestructuren<br />
on<strong>de</strong>rzoekt <strong>voor</strong> eventuele implementatie.<br />
The battle to capture the narrative zal bepalend zijn in toekomstige operaties. De krijgsmacht zal daarom nog<br />
beter moeten leren om te gaan met <strong>de</strong> media, weten wat hun wensen zijn (bij<strong>voor</strong>beeld korte soundbites<br />
en mooie krantenkoppen) en daar creatief mee omgaan. Veel informatie zal onbewerkt het inzetgebied<br />
verlaten en wor<strong>de</strong>n gebruikt door <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r om <strong>de</strong> hearts and minds in het operatiegebied en in<br />
Ne<strong>de</strong>rland te winnen. De krijgsmacht zal daarom meer aandacht moeten beste<strong>de</strong>n aan Strategic<br />
Communications en proactief, inter<strong>de</strong>partementaal- en interagencybeleid moeten voeren op dit on<strong>de</strong>rwerp,<br />
tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> strijd in het informatiedomein te winnen<br />
De overwinnaar schrijft immers <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, al <strong>voor</strong> het eerste schot gelost is...<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – The Role of the Media in Future Operations 69
18.<br />
Super-Empowered<br />
Individuals and the<br />
Threat of Technology<br />
Proliferation<br />
Auteur: Ir. H. (Henk) Jansen / Lkol ir. M.P.G. (Marc) Sweelssen<br />
Supermachtige individuen zijn enkelingen of kleine groepen die vergeleken met <strong>de</strong> mate van hun omvang<br />
en inspanning een bovenproportionele scha<strong>de</strong> kunnen veroorzaken. Het vin<strong>de</strong>n, volgen en bestrij<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong>ze individuele opponenten, die zich verschuilen in <strong>de</strong> lokale bevolking, vormt een grote uitdaging,<br />
temeer wanneer dit onzichtbaar gedaan moet wor<strong>de</strong>n en collaterale scha<strong>de</strong> verme<strong>de</strong>n dient te wor<strong>de</strong>n.<br />
Het bestrij<strong>de</strong>n van supermachtige individuen zal daarom meestal geschie<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l van niet-reguliere<br />
oorlogsvoering.<br />
Asymmetrische metho<strong>de</strong>n vereisen het vermogen om snel en adaptief in te grijpen in <strong>de</strong> besluitvormingscyclus<br />
van supermachtige tegenstan<strong>de</strong>rs. Denk in termen van het geïntegreer<strong>de</strong> strijdtoneel, meer dan<br />
alleen militaire gevechtsoperaties, en omarming van operaties in opkomen<strong>de</strong> operatiegebie<strong>de</strong>n, zoals<br />
het publieke (informatie)domein en cyberspace (met kennis van <strong>de</strong> specifieke situatie). Immers, <strong>de</strong> supermachtige<br />
tegenstan<strong>de</strong>r zal waarschijnlijk min<strong>de</strong>r snel toeslaan op het reguliere (militaire) strijdtoneel.<br />
Wees erop <strong>voor</strong>bereid dat irreguliere contra-acties, indien nodig, moeten zijn afge<strong>de</strong>kt met een goe<strong>de</strong><br />
public relations (PR) aanpak.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 70
‘5 th Generation Warfare is fought<br />
on an integrated battlefield’<br />
Met als doel een maximale catastrofe te veroorzaken tegen een minimale inspanning, zoeken supermachtige<br />
individuen (SEI) naar <strong>de</strong> essentiële zwakten van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r. Elke scha<strong>de</strong> die het <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r<br />
moeilijker maakt zijn missie <strong>voor</strong>t te zetten, is daarbij legitiem. Traditioneel werd/wordt d.m.v. het directe<br />
conflict op het reguliere slagveld ‘slechts’ scha<strong>de</strong> beoogd aan <strong>de</strong> militaire mid<strong>de</strong>len, mensen en moraal van<br />
<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r. Zich meer bewust van een bre<strong>de</strong>r pallet aan <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waardoor grootschalig militair<br />
optre<strong>de</strong>n mogelijk is, zal <strong>de</strong> supermachtige individuele vijand tegenwoordig in toenemen<strong>de</strong> mate proberen<br />
om scha<strong>de</strong> van infrastructurele, economische, morele, en sociaalpsychologische aard bij zijn vijand aan te<br />
brengen. Daarbij zijn er twee belangrijke verschuivingen in het strategisch <strong>de</strong>nken over veiligheid:<br />
❚ Een verschuiving in dreigingsaard van het openlijke en symmetrische ‘militaire duel’ naar <strong>de</strong> heimelijke<br />
en asymmetrische terreurdaad;<br />
❚ Een verschuiving in dreiginglocatie van het reguliere militaire slagveld naar het civiele en commerciële<br />
domein.<br />
De militaire organisatie zal op haar eigen strijdtoneel rekening moeten hou<strong>de</strong>n met een fluï<strong>de</strong> tactiek van<br />
<strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r, die <strong>voor</strong>tdurend contextueel en opportunistisch <strong>de</strong> momentane zwakhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigen<br />
eenhe<strong>de</strong>n probeert uit te buiten. An<strong>de</strong>rzijds zal <strong>de</strong> militaire organisatie zich er ook van bewust moeten<br />
wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> totale omvang van <strong>de</strong> strijd zich niet tot het ‘klassieke, militaire slagveld’ beperkt, maar<br />
dat diverse on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het gevecht zich op een zogenaamd ‘geïntegreerd slagveld’ (w.o. het civiele,<br />
commerciële en informatiedomein), kunnen en zullen afspelen. Er zal dus in ruimere ka<strong>de</strong>rs gedacht<br />
moeten wor<strong>de</strong>n. Veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> asymmetrische wijze van oorlogsvoering, en daarmee <strong>de</strong> transitie in<br />
het GW (Generation Warfare) mo<strong>de</strong>l, voltrekt zich <strong>voor</strong>namelijk langs <strong>de</strong> dimensies:<br />
❚ Veran<strong>de</strong>ring in type tegenstan<strong>de</strong>rs;<br />
❚ Veran<strong>de</strong>ring in aard van doelstellingen;<br />
❚ Nieuwe domeinen van conflict;<br />
❚ Veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging.<br />
Veran<strong>de</strong>ring van type tegenstan<strong>de</strong>r<br />
en aard van doelstellingen<br />
Oorlogsvoering op <strong>de</strong> historische manier, door het uitbrei<strong>de</strong>n en controleren van territoriaal gebied, verliest<br />
meer en meer zijn belang t.o.v. oorlogvoering als gedragscontrole (informatiegebaseer<strong>de</strong> manipulatie,<br />
angst en intimidatie) en oorlogsvoering als economische controle van kapitaal en macht over hulpbronnen.<br />
In <strong>de</strong>ze context is het vandaag <strong>de</strong> dag moeilijk te anticiperen op toekomstige dreigingen. De snelheid van<br />
veran<strong>de</strong>ringen, als ook <strong>de</strong> complexiteit van elkaar beconcurreren<strong>de</strong> partijen, machtspelen, technologie,<br />
informatie, omgevingsomstandighe<strong>de</strong>n en toevallighe<strong>de</strong>n is enorm.<br />
De beken<strong>de</strong> Oriëntalist Bernard Lewis 34 merkt als grootste verschil op tussen <strong>de</strong>ze, en ‘zijn’ tijd<br />
(tij<strong>de</strong>ns WWII, toen hij werkte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Britse Inlichtingen Dienst):<br />
“We knew who we were, we knew who the enemy was, we knew the dangers and the issues. It is different<br />
today. We don’t know who we are. We don’t know the issues, and we still do not un<strong>de</strong>rstand the nature<br />
of the enemy.”<br />
34 http://en.wikipedia.org/wiki/Bernard_Lewis<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 71
Nieuwe domeinen van conflict en<br />
veran<strong>de</strong>ring in aard van dreiging<br />
“Vier vijandig gezin<strong>de</strong> kranten zijn meer te vrezen dan 1000 bajonetten”, Napoleon Bonaparte.<br />
De supermachtige individu hanteert een ‘wereldbeeld zon<strong>de</strong>r grenzen’ waarbij hij juist <strong>de</strong> maatschappelijke<br />
zwakten en haar vitale elementen als slagveld ziet. Ook vitale infrastructuren als telecommunicatie,<br />
energie<strong>voor</strong>ziening (elektriciteit, olie, gas), opslag<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n van brandbaar en explosief materiaal,<br />
beschermen<strong>de</strong> ‘kustwerken’ (duinen, dijken, etc.) en symbolische bouwwerken (Twin Towers, World<br />
Tra<strong>de</strong> Centre) kunnen allen doelwit wor<strong>de</strong>n. De gemanifesteer<strong>de</strong> dreiging breidt zich daarmee uit van het<br />
militaire slagveld naar het civiele domein, <strong>de</strong> netwerken hierachter zijn echter vaak vervlochten. Waar het<br />
operatiegebied en mandaat van militaire en niet-militaire veiligheidsorganisaties van elkaar verschillen zal<br />
op inlichtingenniveau nationaal en internationaal, civiel militair moeten wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />
We<strong>de</strong>rzijdse uitwisseling van liaisons tussen belanghebben<strong>de</strong> organisaties, militair en niet-militair,<br />
nationaal en internationaal kan een belangrijke katalysator zijn om <strong>de</strong> essentiële communicatie tot stand<br />
te brengen.<br />
‘Tracking, tracing and un<strong>de</strong>rstanding<br />
super-empowered individuals is essential’<br />
Supermachtige individuen kunnen systemen veran<strong>de</strong>ren, niet louter vanwege het gebruik van geavanceer<strong>de</strong><br />
en genetwerkte technologie en het catastrofale effect van hun acties, maar vanwege het mentale en morele<br />
effect dat <strong>de</strong>ze catastrofes hebben op <strong>de</strong> Westerse maatschappijgeest. Bin La<strong>de</strong>ns kracht op 9/11 toon<strong>de</strong> zich<br />
veel meer in het feit dat door <strong>de</strong> schaal van <strong>de</strong> maatschappelijke ontregeling <strong>de</strong> VS nadien genoodzaakt was<br />
hun veiligheidsstrategie aan te passen, dan in het aantal slachtoffers en <strong>de</strong> puinhopen van het WTC.<br />
In het on<strong>de</strong>rkennen van <strong>de</strong> supermachtig individuele geest, zijn motieven, zijn focus, en zijn besluitvormingsproces<br />
(OODA) ligt <strong>de</strong> sleutel <strong>voor</strong> een succesvolle preventieve aanpak van zijn plannen. Het supermachtige<br />
individu gebruikt irreguliere tactieken om <strong>de</strong> (soms fragiele en moeizame) samenwerking tussen<br />
civiele militaire organisaties te frustreren, en hun <strong>voor</strong><strong>de</strong>el te doen met <strong>de</strong> gaten en zwakhe<strong>de</strong>n erin. Om<br />
effectief op te kunnen tre<strong>de</strong>n zal <strong>de</strong> krijgsmacht moeten investeren in het oplei<strong>de</strong>n in niet-westerse en<br />
niet-traditionele bena<strong>de</strong>ringen van conflicten, training in information operations en training in gedrags<strong>voor</strong>spellen<strong>de</strong><br />
technieken.<br />
‘Irregular warfare requires strong PA (Public Affairs)<br />
awareness and readiness’<br />
Door <strong>de</strong> nieuwe mogelijkheid van direct beschikbare nieuws<strong>voor</strong>ziening en communicatie maken<br />
supermachtige individuen zeer efficiënt gebruik van 24/7 nieuws<strong>voor</strong>ziening en an<strong>de</strong>r open informatiebronnen<br />
t.b.v. hun situation awareness en ‘feedback’. Zelfs kleine dictaturen hou<strong>de</strong>n tegenwoordig een<br />
aanzienlijk inlichtingenapparaat erop na. Dit vraagt om een groot ‘mediabewustzijn’, waarin o.a. het<br />
noemen van (achter)namen wordt verme<strong>de</strong>n ter bescherming van <strong>de</strong> persoon, zijn vrien<strong>de</strong>n en verwanten,<br />
het vermij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>tails over troepenbewegingen om niet onnodig bij te dragen aan <strong>de</strong> situational awareness<br />
van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r en het min<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>tailleerd naar buiten brengen van resultaten (evaluatie schiet-/bom<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 72
inci<strong>de</strong>nten) zodat het <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r moeilijker gemaakt wordt <strong>de</strong> effectiviteit (van <strong>de</strong> wapenen) te<br />
bepalen.<br />
Oorlogscorrespon<strong>de</strong>nten (dat wil zeggen: media) zijn met <strong>de</strong> 1 e Golfoorlog bewust betrokken in <strong>de</strong><br />
verslaggeving van <strong>de</strong> vaak razendsnelle oorlogshan<strong>de</strong>lingen. Van <strong>de</strong> media mag wor<strong>de</strong>n verwacht dat<br />
zij haar gehele analytische vermogen mobiliseert om <strong>de</strong> politiek en militair gevoelige informatie die zij<br />
ontvangt <strong>voor</strong> het publiek in <strong>de</strong> juiste context te plaatsen. Ook zal zij zich ervan bewust moeten zijn dat<br />
niet alle informatie vanzelfsprekend ook publicabel is. Een werkzame relatie tussen publieke media en <strong>de</strong><br />
militaire organisatie vraagt dan ook om een groot vertrouwen.<br />
Wanneer tegenmaatregelen een kans op grote media-aandacht tot gevolg kunnen hebben, is een sterke<br />
en professionele militaire PR (ad hoc en duurzaam) essentieel, om zodoen<strong>de</strong> het publiek en politiek<br />
vertrouwen in <strong>de</strong> legitimiteit van <strong>de</strong> genomen maatregelen zeker te stellen.<br />
Bij het inrichten van <strong>de</strong> krijgsmacht zal <strong>de</strong> militaire organisatie rekening moeten hou<strong>de</strong>n met het kunnen<br />
anticiperen en inzetten van <strong>de</strong> juiste capaciteiten in antwoord op <strong>de</strong> fluï<strong>de</strong> tactiek van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r, die<br />
<strong>voor</strong>tdurend contextueel en opportunistisch <strong>de</strong> momentane zwakhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigen eenhe<strong>de</strong>n probeert<br />
uit te buiten. An<strong>de</strong>rzijds zal <strong>de</strong> militaire organisatie zich er ook van bewust moeten wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> totale<br />
omvang van <strong>de</strong> strijd zich niet tot het ‘klassieke, militaire slagveld’ beperkt, maar dat diverse on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
van het gevecht zich op een zogenaamd ‘geïntegreerd slagveld’ (w.o. het civiele, commerciële en informatie<br />
domein), kunnen en zullen afspelen. Dit betekent dat bij <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht aandacht moet<br />
zijn <strong>voor</strong> het ontwikkelen van capaciteiten die het gewenste effect kunnen brengen op <strong>de</strong>ze domeinen.<br />
Maatschappelijke zwakten en vitale elementen hebben <strong>de</strong> grootste aantrekkingskracht op <strong>de</strong> asymmetrische<br />
vijand. Dit betekent dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht in staat moet zijn samen met haar veiligheidspartners<br />
<strong>de</strong> kwetsbare civiele infrastructuur te on<strong>de</strong>rkennen en te beschermen. Omdat door het supermachtige<br />
individu <strong>de</strong> gemanifesteer<strong>de</strong> dreiging zich uitbreidt van het militaire slagveld naar het civiele domein,<br />
zal op inlichtingenniveau nationaal en internationaal, civiel en militair moeten wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />
Tenslotte is een groot ‘mediabewustzijn’ bij militair personeel, aangeleerd door training in information<br />
operations, belangrijk zodat men zich bewust is van enerzijds <strong>de</strong> PR-mogelijkhe<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong><br />
maatregelen die men kan nemen tegen het verkrijgen van inlichtingen en situational awareness door <strong>de</strong><br />
tegenstan<strong>de</strong>r. Bij <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht dient rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hier<strong>voor</strong><br />
benodig<strong>de</strong> capaciteiten.<br />
Conceptuele en technologische ontwikkelingen – Super-Empowered Individuals and the Threat of [...] 73
Strategische vragen<br />
Personeel:<br />
arbeidsaanbod,<br />
wervingskracht<br />
en behoud<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.2.1 Arbeidsaanbod<br />
Hoe ontwikkelt zich het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie?<br />
❚ Hoe ziet <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkeling in Ne<strong>de</strong>rland er uit? (Leeftijd, geslacht, etniciteit, etc.)<br />
❚ Hoe ontwikkelt <strong>de</strong> arbeidsmarkt zich? (opleidingsniveau en – type, vormen van arbeidsrelaties,<br />
rechtspositie)<br />
❚ Welke maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe doelgroepen zijn relevant <strong>voor</strong> het kwantitatieve<br />
en kwalitatieve aanbod van personeel <strong>voor</strong> Defensie? Hierbij dienen on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aspecten<br />
in ogenschouw te wor<strong>de</strong>n genomen:<br />
- Imago van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
- Generatie 0.3: Werk als verlengstuk van ontspanning<br />
- Overgewicht bij jongere generaties<br />
- Toename criminaliteit on<strong>de</strong>r jongeren<br />
- Ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> individualisering<br />
- Pluriforme samenleving<br />
- Langer werken<br />
❚ Internationalisering/uitbreiding EU<br />
❚ Hoe ontwikkelt <strong>de</strong> concurrentie- en arbeidsmarktpositie van Defensie zich gelet op <strong>de</strong>ze ontwikkelingen,<br />
met name waar het gaat om specifieke categorieën personeel zoals bij<strong>voor</strong>beeld schaarse categorieën<br />
personeel?<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 76
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.2.3 Wervingskracht<br />
Welke elementen zijn (<strong>de</strong>els) bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie? Wat is te verwachten<br />
ontwikkeling van <strong>de</strong>ze wervingskracht in <strong>de</strong> toekomst? Wat is het effect op eisen te stellen aan en<br />
organisatie van werving, selectie, opleiding, personeelszorg en beheer van personeel?<br />
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.2.4 Behoud van personeel<br />
Welke elementen zijn (<strong>de</strong>els) bepalend <strong>voor</strong> het behoud van personeel bij Defensie? Wat is <strong>de</strong> te<br />
verwachten ontwikkeling <strong>voor</strong> dit behoud. Wat is hiervan het effect op <strong>de</strong> organisatie en eisen te stellen<br />
aan opleiding en personeelszorg?<br />
Beantwoord door: TNO Kwaliteit van Leven (Den Haag 2009)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 77
Inhoudsopgave<br />
Management samenvatting 82<br />
Structurele schaarste en toenemen<strong>de</strong> diversiteit 82<br />
Invloedrijke maatschappelijke ontwikkelingen 83<br />
Implicaties <strong>voor</strong> werving en selectie 86<br />
Implicaties <strong>voor</strong> behoud van personeel 86<br />
Strategische keuzes 87<br />
Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88<br />
Achtergrond 88<br />
Verkenningen als fundament <strong>voor</strong> besluitvorming 88<br />
Vraag- en aanbodzij<strong>de</strong> 88<br />
Vraagstelling 89<br />
Hoofdvraag 1: Arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie 89<br />
Hoofdvraag 2: Wervingskracht 89<br />
Hoofdvraag 3: Personeelsbehoud 89<br />
Aanpak van het on<strong>de</strong>rzoek 89<br />
Fase 1: Deskresearch 89<br />
Fase 2: Verdiepen<strong>de</strong> interviews 90<br />
Fase 3: Expertmeetings P&O adviseurs 90<br />
Beïnvloedbare versus autonome trends, ontwikkelingen en implicaties 91<br />
Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92<br />
Demografische ontwikkelingen 92<br />
Bevolking 93<br />
Vergrijzing en ontgroening 93<br />
Allochtonen 93<br />
Huishou<strong>de</strong>ns, meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns 94<br />
Arbeidsmarktontwikkelingen 94<br />
Participatie 94<br />
Mannen en vrouwen, jong en oud 95<br />
Allochtonen 95<br />
Schaarse groepen 95<br />
Conclusies 96<br />
Diversiteit troef 96<br />
Grote problemen om aan technici te komen 96<br />
Toenemen<strong>de</strong> concurrentie op zorgpersoneel 97<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 78
Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98<br />
Schaarste van arbeidscapaciteit 98<br />
Druk om te participeren bij nieuwe doelgroepen vraagt nieuwe competenties 99<br />
Differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring gericht op divers aanbod 99<br />
Combinatie van arbeid en zorg, werk en privé 100<br />
Discrepantie aard van het werk en nieuw aanbod 100<br />
Werken op afstand; onbemand materieel vraagt an<strong>de</strong>re skills 101<br />
Ontwikkeling in ‘variabel’ lei<strong>de</strong>rschap 101<br />
Schaarste impliceert aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> beperkt aanbod én vraag beperken 101<br />
Samenwerking <strong>voor</strong> kwaliteit 102<br />
Uitbesteding van taken, borgen van kwaliteit 102<br />
Aanschaf materieel passend bij beschikbare capaciteiten 102<br />
Globalisering 103<br />
Langere arbeidsketens, samenwerking en netwerken 103<br />
Internationale samenwerking, specialisatie, uitbesteding en private militaire eenhe<strong>de</strong>n 104<br />
Internationale samenwerking vraagt culturele en talenkennis 104<br />
Globalisering en uitbesteding; contractpartners <strong>voor</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n 105<br />
Nieuwe risico’s en bureaucratisering 105<br />
Regionale gebon<strong>de</strong>nheid van werknemers 106<br />
Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n operatiegebie<strong>de</strong>n 106<br />
Well-being/ individualisering 106<br />
Combineren van werk en privé 107<br />
Maatwerk in arbeidsrelaties 107<br />
Zingeving, beroepseer en groepsgevoel 108<br />
Ongezond aanbod <strong>voor</strong> een gezon<strong>de</strong> werkgever 108<br />
Klimaat en milieu 108<br />
Schaarste aan grondstoffen; zoeken naar alternatieven 109<br />
Beschermen van schaarse grondstoffen en schone ruimte 109<br />
Optre<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns en na milieurampen, natuurgeweld 109<br />
Technologische dominantie 110<br />
Virtualisering van het werk 110<br />
Aantrekkingskracht op jongeren, uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren 111<br />
Betrouwbaarheid, visuele i<strong>de</strong>ntificatie 111<br />
Virtualiseren betekent an<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n 111<br />
Cognitieve belasting 111<br />
Nieuwe materialen, nanotechnologie 111<br />
Informatieverwerking en cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n 112<br />
Robotisering van <strong>de</strong> arbeid; min<strong>de</strong>r fysiek, min<strong>de</strong>r risico 112<br />
Virtuele veiligheid; privacy en betrouwbaarheid van systemen 113<br />
Conclusies 113<br />
Maatschappelijke trends en hun implicaties 113<br />
Schaarste van arbeidscapaciteit 113<br />
Technologie dominantie 114<br />
Globalisering 114<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 79
Well-being/ individualisering 114<br />
Klimaat en milieu 114<br />
Tot slot: Wat zijn beïnvloedbare en autonome trends? 115<br />
Wervingskracht Defensie 118<br />
Bepalen<strong>de</strong> elementen 119<br />
Effecten en betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht 120<br />
Werving en selectie 120<br />
Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 121<br />
Opleiding 121<br />
Personeelszorg 122<br />
Personeelsbeheer 122<br />
Conclusies 123<br />
Behoud van personeel 124<br />
Bepalen<strong>de</strong> elementen 125<br />
Effecten en betekenis <strong>voor</strong> het behoud van personeel 126<br />
- Arbeidsinhoud en -eisen 126<br />
- Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 126<br />
- Lange termijn: persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling 126<br />
- Op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> weg met FPS 127<br />
Opleiding 127<br />
- Opkomen<strong>de</strong> competenties 127<br />
- Inhoud opleidingsaanbod me<strong>de</strong>bepaald door samenwerking 127<br />
- Van hiërarchisch lei<strong>de</strong>rschap naar aansturing op competenties en coaching 127<br />
- Opleiding in <strong>de</strong> regio min<strong>de</strong>r relevant <strong>voor</strong> behoud dan <strong>voor</strong> werving 128<br />
Personeelszorg 128<br />
Personeelsbeheer 128<br />
Conclusies 129<br />
Conclusies en aanbevelingen 130<br />
Demografische en arbeidsmarktontwikkelingen (hoofdstuk 3) 130<br />
Maatschappelijke trends en hun implicaties (hoofdstuk 4) 131<br />
- Beïnvloedbare versus autonome trends en ontwikkelingen 132<br />
Wervingskracht (hoofdstuk 5) 132<br />
Behoud (hoofdstuk 6) 133<br />
- Diversiteit vraagt ruimte <strong>voor</strong> maatwerk 133<br />
- Cultuuromslag <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n 133<br />
- Creatief met loopbanen in competentiemanagement 133<br />
- Kwaliteit van zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn 133<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 80
Bijlagen 134<br />
Bijlage A – Figuren en tabellen 134<br />
Bijlage B – Gebruikte literatuur 150<br />
Bijlage C – Implicatiebomen expertmeetings 152<br />
Bijlage D – Kans-Impact van bepalen<strong>de</strong> elementen 162<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud 81
1.<br />
Managementsamenvatting<br />
TNO heeft <strong>voor</strong> Defensie <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt tot 2020 verkend en <strong>de</strong> ontwikkelingen in<br />
kaart gebracht die relevant zijn <strong>voor</strong> het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid van het komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennium.<br />
Structurele schaarste en toenemen<strong>de</strong> diversiteit<br />
Gegeven <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen en <strong>de</strong> ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt is <strong>de</strong> totale omvang<br />
van <strong>de</strong> beschikbare arbeidscapaciteit tot 2025 stabiel. Echter, <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod veran<strong>de</strong>rt<br />
nadrukkelijk: meer vrouwen (<strong>voor</strong>al 30+), meer ou<strong>de</strong>ren en meer allochtonen.<br />
De veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> samenstelling van het aanbod, samen met een sterke vergrijzing en kennisgedreven<br />
veran<strong>de</strong>ringen zorgen dat Defensie te maken krijgt met schaarste <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> beroepsgroepen. De<br />
grootste knelpunten zullen zich <strong>voor</strong>doen bij (<strong>voor</strong>al hoger opgeleid) technisch personeel, ICT, openbare<br />
or<strong>de</strong> en veiligheid, bij medisch- en zorgpersoneel op alle niveaus en bij scheepskapiteins, piloten en<br />
luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs. De huidige recessie doet niets af aan het structurele karakter van <strong>de</strong> schaarste,<br />
temeer vanaf 2025 <strong>de</strong> totale arbeidscapaciteit zal krimpen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 82
De samenstelling van zowel het militair als het burgerpersoneel wordt nadrukkelijk meer divers. Om <strong>de</strong><br />
diverse doelgroepen te kunnen ‘bin<strong>de</strong>n en boeien’ zijn differentiatie en maatwerk nodig in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />
en aansturing van mensen, in arbeidsrelaties en in ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Invloedrijke maatschappelijke ontwikkelingen<br />
Naast <strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit is een aantal belangrijke maatschappelijke trends te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
dat relevant is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving en het behoud van personeel. Deze trends zijn me<strong>de</strong> het gevolg van vijf<br />
majeure ontwikkelingen: toenemen<strong>de</strong> dominantie van technologie, globalisering, individualisering en<br />
behoefte aan well-being en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen van klimaat en milieu.<br />
De <strong>de</strong>fensieorganisatie kan <strong>de</strong>ze ontwikkelingen slechts in beperkte mate beïnvloe<strong>de</strong>n. Er bewust op<br />
inspelen is echter belangrijk: globalisering biedt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> mogelijkheid om via internationale<br />
samenwerking of uitbesteding van taken antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> schaarste te vin<strong>de</strong>n en ruimte <strong>voor</strong> individuele<br />
behoeften is absoluut noodzakelijk om het beschikbare potentieel op <strong>de</strong> arbeidsmarkt te kunnen bin<strong>de</strong>n.<br />
In on<strong>de</strong>rstaand schema staan <strong>de</strong> beïnvloedbare trends en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Defensie om hier op in<br />
te spelen.<br />
Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />
Globalisering Internationale<br />
samenwerking<br />
Well-being /<br />
individualisering<br />
Uitbesteding taken<br />
Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
operatiegebie<strong>de</strong>n<br />
Combineren werk en privé<br />
Maatwerk in arbeidsrelaties<br />
❚ Deelname internationale netwerken<br />
❚ Internationale taakspecialisatie<br />
❚ Uitbeste<strong>de</strong>n van logistiek en medische zorg<br />
aan civiele partners<br />
❚ Uitbesteding <strong>de</strong>fensietaken aan private<br />
militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Gebiedsspecifieke vulling van eenhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Opleidingen, trainingen en zorg toespitsen<br />
op omstandighe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
❚ Aantrekken van allochtonen die bekend zijn<br />
met omstandighe<strong>de</strong>n in bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
❚ Ka<strong>de</strong>rs scheppen <strong>voor</strong> keuzes inhoud en<br />
aard werk (fases levensfasebeleid)<br />
❚ Inspelen op uiteenlopen<strong>de</strong> behoefte aan<br />
maatwerk<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 83
Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />
Technologie Virtualisering van het werk<br />
Cognitieve belasting door<br />
werken met nieuwe<br />
technologie<br />
Informatieverwerking en<br />
cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />
Nieuwe materialen,<br />
nanotechnologie<br />
Robotisering<br />
❚ Vergroten afstand mens en operatiegebied<br />
❚ Aantrekkingskracht op jongeren<br />
❚ Uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />
❚ Betrouwbaarheid regelen – virtuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />
❚ An<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />
❚ Psychische zorg uitbrei<strong>de</strong>n<br />
❚ Ontwikkelen preventieve therapieën<br />
❚ Upgrading van kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />
❚ Rekening hou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve<br />
vaardighe<strong>de</strong>n<br />
❚ Toepassing bevor<strong>de</strong>ren<br />
Preventie tegen mogelijke risico’s<br />
❚ Stimuleren technologische innovatie<br />
❚ Robotiseren combineren met veiliger maken<br />
van het werk<br />
❚ Extra inzet van vrouwen en gehandicapten<br />
mogelijk maken d.m.v. robotisering<br />
Op an<strong>de</strong>re trends zoals <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen heeft Defensie geen invloed. Deze ontwikkelingen<br />
zijn een gegeven, maar ook hier kan Defensie met gericht beleid op inspelen. In on<strong>de</strong>rstaand overzicht<br />
staan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie om beleidsmatige antwoor<strong>de</strong>n te bie<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze autonome trends.<br />
Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />
Demografie: Vergrijzing<br />
Meer allochtonen, vrouwen,<br />
ou<strong>de</strong>ren<br />
Meer<br />
eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />
❚ Verhoging pensioengerechtig<strong>de</strong> leeftijd<br />
❚ Levensfasebeleid<br />
❚ Aanpassen van werkomstandighe<strong>de</strong>n aan<br />
ou<strong>de</strong>r personeel<br />
❚ Diversiteitbeleid<br />
❚ Alleenstaan<strong>de</strong> jongeren interessante doelgroep<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 84
Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />
Arbeids-capaciteit Min<strong>de</strong>r mannen, meer<br />
vrouwen<br />
Tekort aan specialisten:<br />
technici, medisch personeel,<br />
ICT-ers, veiligheidspersoneel,<br />
scheepskapiteins en<br />
stuurmannen, piloten en<br />
leidinggeven<strong>de</strong>n transport<br />
Globalisering Wereldwij<strong>de</strong> verspreiding<br />
nieuwe risico’s<br />
Well-being /<br />
individualisering<br />
Regionale gebon<strong>de</strong>nheid<br />
Zingeving<br />
Ongezond arbeidsaanbod<br />
Klimaat en milieu Schaarste aan grondstoffen<br />
Beschermen grondstoffen<br />
en schone ruimte<br />
Milieurampen,<br />
natuurgeweld<br />
Werk aantrekkelijker maken <strong>voor</strong> vrouwen door:<br />
❚ Aanpassen functies en werk<br />
❚ Uitbouwen van vrouwvrien<strong>de</strong>lijke<br />
bedrijfscultuur<br />
❚ Uitbouwen combinatie werk en zorg werk<br />
en privé<br />
❚ Verbeteren primaire en secundaire<br />
arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
❚ Stimuleren opwaartse mobiliteit door opleiding<br />
en scholing<br />
❚ Uitbeste<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Aanschaf materiaal passend bij beschikbare<br />
capaciteit<br />
❚ I<strong>de</strong>ntificeren en beoor<strong>de</strong>len nieuwe risico’s<br />
❚ Snel en flexibel reageren op nieuwe risico’s<br />
❚ Opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio bie<strong>de</strong>n<br />
❚ Werk (kazernes) concentreren in dichtbevolkte<br />
gebie<strong>de</strong>n<br />
❚ Werk bij <strong>de</strong>fensie presenteren als een uitdaging<br />
❚ Promoten beroepseer<br />
❚ Defensieorganisatie als gemeenschap<br />
❚ Gezondheidsbevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> maatregelen<br />
❚ Arbozorg en curatieve zorg integreren<br />
❚ Inzet chronisch zieken bevor<strong>de</strong>ren<br />
❚ Toepassing innovatief en energiezuinig materieel<br />
❚ Inrichten van interventiecentra wereldwijd<br />
❚ Bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
❚ Specialisatie: gevechtseenhe<strong>de</strong>n versus<br />
eenhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> rampenbestrijding<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 85
Implicaties <strong>voor</strong> werving en selectie<br />
Het meeste waarschijnlijke scenario <strong>voor</strong> Defensie is <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige organisatie<br />
met een hoge mate van diversiteit in taken en personeel. Defensie moet bij <strong>de</strong> werving en selectie inspelen<br />
op een potentieel dat gekenmerkt wordt door meer allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren. De belangrijkste<br />
aandachtspunten daarbij zijn:<br />
❚ Ruimte bie<strong>de</strong>n (in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n) om werk te combineren met individuele belangen op sociaal<br />
en persoonlijk vlak.<br />
❚ Ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n en ontwikkelrichtingen die aansluiten bij competenties,<br />
fysieke gesteldheid en persoonlijke doelstellingen. Deze loopbaanpa<strong>de</strong>n kunnen dwars door <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen lopen. Werving en selectie kunnen in die zin ook nadrukkelijker<br />
gezamenlijk wor<strong>de</strong>n opgepakt en wor<strong>de</strong>n gecombineerd met doorstroombeleid.<br />
❚ Nadrukkelijker afwegen van <strong>de</strong> eisen aan <strong>de</strong> fysieke gesteldheid tegen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re competenties van<br />
het individu en <strong>de</strong> eisen die het werk stelt.<br />
❚ Oriëntatie op regionale behoeften. Het kunnen volgen van een opleiding en het vin<strong>de</strong>n van werk in<br />
<strong>de</strong> regio waar mensen wonen, maakt het aantrekkelijker <strong>voor</strong> toekomstige werknemers om te kiezen<br />
<strong>voor</strong> een loopbaan bij Defensie. Bovendien kan Defensie gerichter inspelen op ontwikkelingen op <strong>de</strong><br />
(regionale) arbeidsmarkt.<br />
❚ Een sterke kant als aandacht, zorg en <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gezondheid van het personeel nadrukkelijk<br />
profileren en mogelijk uitbouwen.<br />
Implicaties <strong>voor</strong> behoud van personeel<br />
De aandachtspunten die gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving en selectie van nieuw personeel gel<strong>de</strong>n ook <strong>voor</strong> het<br />
behoud van personeel. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n, zal Defensie tegemoet moeten<br />
komen aan <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> diversiteit van het personeelsbestand en dus aan individuele belangen en<br />
doelstellingen. Dit moet tot uitdrukking komen in maatwerk in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, een competentiegericht<br />
ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd loopbaanbeleid <strong>voor</strong> Defensiepersoneel over <strong>de</strong><br />
Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook daarbuiten.<br />
De invoering van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) per 1 januari 2008 sluit hier goed op aan. De vraag<br />
is wel in hoeverre een sterk individu- en competentiegericht personeelbeleid zich goed blijft verhou<strong>de</strong>n<br />
tot het traditioneel sterk hiërarchisch functiemo<strong>de</strong>l. De functionaliteit van dit mo<strong>de</strong>l kan qua doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
en -tempo gaan conflicteren met <strong>de</strong> behoefte om beter in te spelen op individuele<br />
ontwikkelbehoeften en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Een na<strong>de</strong>re<br />
verkenning van <strong>de</strong> aansluiting van het FPS op het bestaan<strong>de</strong> functiemo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om<br />
daadwerkelijk naar competenties en loopbaanwensen te wor<strong>de</strong>n ingezet, verdient aanbeveling. Ook <strong>voor</strong><br />
het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r betekent <strong>de</strong> verschuiving van leiding geven op basis van hiërarchie en functie<br />
naar aansturing op basis van competenties en persoonlijke behoeften een cultuuromslag. Draagvlak bij<br />
en opleiding van het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r is nodig om een <strong>de</strong>rgelijke omslag succesvol uit te voeren.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 86
Strategische keuzes<br />
Conclu<strong>de</strong>rend: het is zon<strong>de</strong>rmeer noodzakelijk <strong>voor</strong> het behoud en <strong>de</strong> werving van personeel om het beleid<br />
in te richten op een meer diverse personeelsamenstelling en op individuele (loopbaan)mogelijkhe<strong>de</strong>n,<br />
doelstellingen en belangen van (toekomstige me<strong>de</strong>werkers). Daarnaast zal een aantal strategische keuzes<br />
bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> druk om nieuw potentieel te werven en te selecteren. Het gaat in het bijzon<strong>de</strong>r om<br />
keuzes ten aanzien van ‘outsourcing’ en <strong>de</strong> inkoop van nieuw materieel. Bij ‘outsourcing’ van bij<strong>voor</strong>beeld<br />
on<strong>de</strong>rhoudstaken neemt <strong>de</strong> behoefte aan technici af, maar tegelijkertijd moet het on<strong>de</strong>rhoud wel wor<strong>de</strong>n<br />
gewaarborgd. Bij inkoop van nieuw materieel is het belangrijk om <strong>voor</strong>al ook een inschatting te maken van<br />
<strong>de</strong> eisen die het nieuwe materieel stelt aan kennis om met het materieel te werken en het te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />
Strategische keuzes over vernieuwing, (internationale) samenwerking en uitbesteding van taken zullen dus<br />
steevast moeten wor<strong>de</strong>n afgezet tegen personele consequenties en (on)mogelijkhe<strong>de</strong>n. Hierbij helpt het<br />
om <strong>de</strong> beschikking te hebben over een <strong>de</strong>fensiebreed en steeds actueel overzicht (een personeelsmonitor)<br />
van beschikbare en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Management samenvatting 87
2.<br />
Achtergrond,<br />
vraagstelling<br />
en aanpak<br />
Achtergrond<br />
Verkenningen als fundament <strong>voor</strong> besluitvorming<br />
In <strong>de</strong> beleidsbrief “Wereldwijd Dienstbaar” uit 2008 kondig<strong>de</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse kabinet aan verkenningen<br />
te zullen uitvoeren naar het niveau van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebestedingen op langere termijn in relatie tot het<br />
ambitieniveau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht. Dit om aan <strong>de</strong> hand van goed on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> en realistische scenario’s<br />
te kunnen bezien hoe <strong>de</strong> krijgsmacht er in latere jaren uit zal zien. Het plan van aanpak dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Verkenningen is opgesteld stelt dan ook centraal dat alleen objectief en analytisch ge<strong>de</strong>gen on<strong>de</strong>rzoek ten<br />
grondslag kan liggen aan <strong>de</strong> verkenningen. Alleen dan kunnen zij het fundament zijn <strong>voor</strong> scenariostudies<br />
die als basis dienen <strong>voor</strong> toekomstige politieke besluiten over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensie-inspanning.<br />
Vraag- en aanbodzij<strong>de</strong><br />
In het plan van aanpak bij <strong>de</strong> verkenningen wordt een tweetal invalshoeken gepresenteerd: een verkenning<br />
van <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> (beroep op <strong>de</strong> krijgsmacht) en een verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> (krijgsmacht als organisatie).<br />
Bij <strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> gaat het <strong>voor</strong>al om factoren en ontwikkelingen die van invloed zijn<br />
op <strong>de</strong> omvang en <strong>de</strong> aard van het beroep dat in <strong>de</strong> toekomst op <strong>de</strong> krijgsmacht wordt gedaan. Bij <strong>de</strong><br />
verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> gaat het <strong>voor</strong>al om factoren en ontwikkelingen die van invloed zijn<br />
op <strong>de</strong> toekomstige keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong> samenstelling, toerusting, bedrijfsvoering en<br />
financiering van <strong>de</strong> krijgsmacht. Het beschrijven van <strong>de</strong> belangrijkste factoren en ontwikkelingen die van<br />
invloed zijn op <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie staat me<strong>de</strong> centraal in <strong>de</strong>ze rapportage.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 88
Vraagstelling<br />
Het Ministerie van Defensie heeft TNO gevraagd <strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> arbeidsmarkt<br />
<strong>voor</strong> Defensie tot 2020 uit te voeren en actief mee te <strong>de</strong>nken bij <strong>de</strong> doorvertaling van <strong>de</strong> belangrijkste<br />
elementen uit <strong>de</strong>ze verkenning <strong>voor</strong> het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid van Defensie. Daarbij ligt <strong>de</strong><br />
nadruk op <strong>de</strong> werving en het behoud van categorieën personeel, die nu al schaars zijn of die naar verwachting<br />
in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren schaars zullen wor<strong>de</strong>n. Een drietal hoofdvragen en een aantal <strong>de</strong>elvragen staan<br />
centraal in dit project.<br />
Hoofdvraag 1: Arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie<br />
❚ Welke zijn <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen in Ne<strong>de</strong>rland tot 2020?<br />
❚ Hoe ontwikkelt zich, me<strong>de</strong> in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen, het arbeidsmarktaanbod<br />
zich tot 2020?<br />
❚ Welke maatschappelijke ontwikkelingen zijn relevant <strong>voor</strong> het aanbod van personeel <strong>voor</strong> Defensie?<br />
❚ Hoe ontwikkelt zich gezien <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>mografische en maatschappelijke ontwikkelingen, <strong>de</strong> concurrentiepositie<br />
van Defensie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt, met name waar het gaat om schaarse categorieën personeel?<br />
Hoofdvraag 2: Wervingskracht<br />
❚ Welke elementen zijn bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie?<br />
❚ Wat is <strong>de</strong> te verwachten ontwikkeling van <strong>de</strong>ze wervingskracht in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren?<br />
❚ Wat is het effect van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen op eisen te stellen aan en organisatie van werving, selectie,<br />
opleiding, personeelszorg en beheer van personeel?<br />
Hoofdvraag 3: Personeelsbehoud<br />
❚ Welke elementen zijn bepalend <strong>voor</strong> het behoud van (geschikt) personeel <strong>voor</strong> Defensie?<br />
❚ Wat is <strong>de</strong> te verwachten ontwikkeling <strong>voor</strong> het behoud van personeel in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren?<br />
❚ Wat is het effect van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen op <strong>de</strong> organisatie en eisen te stellen aan opleiding<br />
en personeelszorg?<br />
Aanpak van het on<strong>de</strong>rzoek<br />
Om een antwoord te formuleren op <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> hoofd- en <strong>de</strong>elvragen hebben wij een<br />
drietal activiteiten verricht, te weten:<br />
Fase 1: Deskresearch<br />
Doel van <strong>de</strong>ze eerste fase is te komen tot een betrouwbare en objectieve inschatting van <strong>de</strong> aard en omvang<br />
van het arbeidsaanbod op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt in 2020. Daartoe is een veelheid aan actuele,<br />
beschikbare en relevante bronnen met informatie over <strong>de</strong> arbeidsmarkt nu en in <strong>de</strong> toekomst bijeengebracht.<br />
De focus ligt daarbij op nationale arbeidsmarkt(prognose)studies die zich uitstrekten<br />
tot 2020 en later. In <strong>de</strong> literatuurlijst bij <strong>de</strong>ze rapportage wordt een volledig overzicht gegeven van <strong>de</strong><br />
geraadpleeg<strong>de</strong> bronnen. Wij hebben, naast TNO publicaties, <strong>voor</strong>al gebruik gemaakt van publicaties van:<br />
❚ Centraal Bureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Statistiek (CBS)<br />
❚ Centraal Planbureau (CPB)<br />
❚ Researchcentrum <strong>voor</strong> On<strong>de</strong>rwijs en Arbeidsmarkt (ROA)<br />
❚ Centrum <strong>voor</strong> Werk en Inkomen (CWI)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 89
❚ Raad <strong>voor</strong> Werk en Inkomen (RWI)<br />
❚ Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)<br />
Fase 2: Verdiepen<strong>de</strong> interviews<br />
In een negental interviews hebben we gevraagd in hoeverre <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />
die van invloed zijn op het arbeidsaanbod tot 2020 wor<strong>de</strong>n herkend. Ook hebben we gevraagd aan<br />
te geven wat <strong>de</strong> belangrijkste trends en ontwikkelingen zijn en wat <strong>de</strong> implicaties van <strong>de</strong>ze trends zijn <strong>voor</strong><br />
Defensie als geheel en het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van Defensie waar<strong>voor</strong> gesprekspartners werken in het bijzon<strong>de</strong>r.<br />
De nadruk heeft daarbij gelegen op <strong>de</strong> positie van Defensie in <strong>de</strong> arbeidsmarkt en <strong>de</strong> samenstelling van<br />
het arbeidsaanbod in <strong>de</strong> toekomst.<br />
De informatie uit <strong>de</strong> interviews is verwerkt in <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />
en in <strong>de</strong> beschrijving van maatschappelijke ontwikkelingen en trends en hun implicaties <strong>voor</strong><br />
Defensie.<br />
We hebben in dit project gesproken met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> personen:<br />
❚ Luitenant-generaal Leijh, Hoofddirecteur Personeel;<br />
❚ Kolonel Vroege, hoofd personeelsmanagement Koninklijke Luchtmacht;<br />
❚ Comman<strong>de</strong>ur Itzig Heine, directeur operationele on<strong>de</strong>rsteuning, Koninklijke Marine en collega’s;<br />
❚ Mevrouw Mie<strong>de</strong>ma, directeur Personeelsbeleid;<br />
❚ Mevrouw Schelkers-Breed, directeur P&O, bestuursstaf en collega's;<br />
❚ Mevrouw Kreunen, plv directeur P&O CDC;<br />
❚ De heer <strong>de</strong> Ruijter, directeur P&O DMO, en collega’s;<br />
❚ De heer Leben, plv directeur P&O KMAR;<br />
❚ Briga<strong>de</strong> Generaal Maijers; Commandant Personeelscommando, Koninklijke Landmacht, en collega’s.<br />
Fase 3: Expertmeetings P&O adviseurs<br />
In een tweetal bijeenkomsten zijn wij vervolgens met P&O’ers van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
en enkele TNO experts op zoek gegaan naar <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen en hun<br />
implicaties op <strong>de</strong> wervingskracht van <strong>de</strong>fensie en op het behoud van personeel. Dit hebben we gedaan<br />
on<strong>de</strong>r begeleiding van Futureconsult, een bedrijf gespecialiseerd in toekomstscenario-ontwikkeling.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze expertmeetings zijn bij vijf grote trends (globalisering, dominantie van technologie, schaarste<br />
van arbeidscapaciteit, klimaat en milieu en well-being/ individualisering) zogenaam<strong>de</strong> implicatiebomen<br />
ontwikkeld. Deze zijn in bijlage B weergegeven en in hoofdstuk 3 beschreven. In <strong>de</strong>ze implicatiebomen zijn<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong> werving en behoud bij Defensie belangrijkste implicaties benoemd en is aangegeven of sprake is<br />
van negatieve of positieve (vervolg)implicaties. De volgens <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers aan <strong>de</strong> expertmeetings belangrijkste<br />
implicaties van maatschappelijke en an<strong>de</strong>re trends wor<strong>de</strong>n besproken in het vier<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong><br />
hoofdstuk van dit rapport. Ook komt in <strong>de</strong>ze hoofdstukken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> wat <strong>de</strong> impact is van verschillen<strong>de</strong><br />
trends en implicaties op <strong>de</strong> werving respectievelijk het behoud van personeel bij Defensie en hoe groot <strong>de</strong><br />
kans wordt geschat dat bepaal<strong>de</strong> implicaties zich <strong>voor</strong> zullen doen. De expertmeetings wer<strong>de</strong>n afgesloten<br />
met <strong>de</strong> vraag wat het effect van <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en implicaties van die ontwikkelingen zou<br />
zijn op werving en selectie, personeelszorg, opleiding en beheer van personeel.<br />
Doel van <strong>de</strong> expertmeetings was het om te komen tot een hel<strong>de</strong>r en gedragen antwoord op <strong>de</strong> hoofdvragen<br />
2 en 3. Hoofdstuk 4 geeft antwoord op hoofdvraag 2. Hoofdstuk 5 geeft antwoord op hoofdvraag 3.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 90
Beïnvloedbare versus autonome trends,<br />
ontwikkelingen en implicaties<br />
In hoofdstuk 3 van dit rapport beschrijven wij <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke trends en ontwikkelingen<br />
en hun implicaties <strong>voor</strong> het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Sommige trends en ontwikkelingen<br />
voltrekken zich min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke en militaire keuzes van Defensie én <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse overheid (autonome trends). An<strong>de</strong>re trends en ontwikkelingen doen zich juist alleen of <strong>voor</strong>al<br />
<strong>voor</strong> bij bepaal<strong>de</strong> politieke en militaire keuzes van Defensie én van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid (beïnvloedbare<br />
trends). Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> in dit rapport beschreven implicaties van trends en ontwikkelingen <strong>voor</strong> het<br />
aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Of en in hoeverre trends en ontwikkelingen daadwerkelijk <strong>de</strong> beschreven<br />
implicaties hebben, hangt <strong>de</strong>els of zelfs volledig af van politieke en militaire keuzes die Defensie en <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse overheid in <strong>de</strong> toekomst maken. Bij <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> implicaties van maatschappelijke<br />
trends en ontwikkelingen geven wij <strong>voor</strong> zover mogelijk aan in hoeverre sprake is van een beïnvloedbare<br />
trend of implicatie, waaraan Defensie zelf sturing zou kunnen geven door bepaal<strong>de</strong> keuzes wel of niet te<br />
maken, of van een autonome trend of implicatie, waaraan <strong>de</strong> Defensieorganisatie niet zozeer sturing kan<br />
geven door keuzes te maken, maar waarop zij zich wel kan (en vaak ook zal moeten) <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Achtergrond, vraagstelling en aanpak 91
3.<br />
Arbeidsmarktaanbod<br />
<strong>voor</strong> Defensie 2020<br />
Demografische ontwikkelingen<br />
Belangrijkste conclusies (zie ook figuren 1 tot en met 9 in bijlage A)<br />
❚ Lichte toename bevolking als gevolg van:<br />
- geboorteoverschot<br />
- positief migratiesaldo<br />
- ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevolking<br />
❚ Nauwelijks ontgroening, niet min<strong>de</strong>r jongeren.<br />
❚ Vergrijzing zet door met top in 2038, wel meer ou<strong>de</strong>ren<br />
❚ Meer westerse allochtonen (EU/MOE lan<strong>de</strong>n en niet lidstaten)<br />
❚ Meer niet-westerse allochtonen (in Ne<strong>de</strong>rland geboren/ 2 e generatie)<br />
❚ Meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns:<br />
- <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>re vrouwen (65plus)<br />
- mannen van mid<strong>de</strong>lbare leeftijd (40-50 jaar)<br />
- 25% jongeren alleenstaand, ook in 2030 zo<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 92
Bevolking<br />
Tot 2025 groeit <strong>de</strong> bevolking met ongeveer 500.000 personen tot 16,9 miljoen personen (Van <strong>de</strong>n Broek et<br />
al. 2008). De groei wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot, een positief migratiesaldo en een ou<strong>de</strong>r<br />
wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevolking. Het geboorteoverschot komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> 2 e generatie niet-westerse<br />
allochtonen, die ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia gemid<strong>de</strong>ld genomen nog meer kin<strong>de</strong>ren krijgen dan autochtonen<br />
en westerse allochtonen. Het positieve migratiesaldo komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> westerse<br />
allochtonen, <strong>voor</strong>al vanuit <strong>de</strong> EU en Mid<strong>de</strong>n en Oost Europese lan<strong>de</strong>n (MOE-lan<strong>de</strong>n), zoals Polen, Hongarije<br />
en Roemenië. De bevolkingsgroei neemt elk jaar in omvang licht af. In 1970 groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> bevolking nog met<br />
160.000 per jaar, in 1990 was dat 120.000, in 2010 wordt een groei van 35.000 verwacht, maar in 2030 zal<br />
<strong>de</strong> groei niet meer dan 10.000 bedragen. In 2034 is naar verwachting <strong>de</strong> bevolkingsomvang maximaal met<br />
ongeveer 17 miljoen. Daarna volgt een afname (Garssen en van Duin, 2006). Vruchtbaarheidscijfers blijven<br />
licht dalen. Dat komt door <strong>de</strong> hogere huwelijksleeftijd, door <strong>de</strong> latere leeftijd waarop vrouwen kin<strong>de</strong>ren<br />
krijgen en door <strong>de</strong> langzaam toenemen<strong>de</strong> kans op relatieontbinding. Ook is er een daling van het percentage<br />
vrouwen in <strong>de</strong> vruchtbare leeftijd. Geboorteoverschot wordt hierdoor steeds kleiner.<br />
Vergrijzing en ontgroening<br />
Van ontgroening is tot 2025 slechts heel licht sprake. Het percentage jongeren neemt tot 2025 met 2%-punt<br />
af (Van <strong>de</strong>n Broek et al. 2008). Het aantal 20-30 jarigen neemt tot 2020 zelfs nog licht toe van 2,2 miljoen<br />
in 2007 tot 2,32 miljoen in 2020. De toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> 2 e generatie niet-westerse<br />
allochtonen. De vergrijzingstrend is dui<strong>de</strong>lijker zichtbaar. Het aantal 65 plussers neemt met 1,2 miljoen toe<br />
tot 3,6 miljoen in 2025. Het aan<strong>de</strong>el 65-plussers stijgt van 14,5% in 2007 naar 21,4% in 2025 (Van <strong>de</strong>n Broek et<br />
al. 2008). De grijze druk neemt 1%-punt per jaar toe. In 2020 is <strong>de</strong>ze 33%, in 2030 zelfs 43%. De toename van<br />
<strong>de</strong> grijze druk kent zijn top in 2038 (47%), waarna een afname volgt (Garssen en van Duin, 2007). Opvallend<br />
is dat vergrijzing in Ne<strong>de</strong>rland relatief beperkte vormen aanneemt in vergelijking tot ons omringen<strong>de</strong><br />
lan<strong>de</strong>n, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië. Daar ligt <strong>de</strong> grijze druk<br />
minimaal 5%-punt hoger.<br />
Allochtonen<br />
De komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia zal het aantal westerse allochtonen met 300.000 toenemen tot 1,7 miljoen in 2025.<br />
Die toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van eerste generatie westerse allochtonen. Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> generatie<br />
westerse allochtonen is <strong>de</strong> toename <strong>voor</strong>alsnog beperkt. De westerse allochtonen komen <strong>voor</strong>al uit EU/<br />
MOE lan<strong>de</strong>n. In 2007 wonen in Ne<strong>de</strong>rland ongeveer 835.000 mensen die afkomstig zijn uit een an<strong>de</strong>re EU<br />
lidstaat. In 2020 zijn dat er 980.000. In 2030 1,1 miljoen. Ook het aantal mensen afkomstig uit an<strong>de</strong>re<br />
Europese lan<strong>de</strong>n (niet lidstaten) neemt <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren toe, van 136.000 in 2007 tot 175.000 in 2020<br />
en 207.000 in 2030.<br />
Ook het aantal niet-westerse allochtonen zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren toenemen, naar verwachting met 500.000<br />
tot 2,2 miljoen in 2025. Deze toename komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> generatie niet-westerse<br />
allochtonen. Kin<strong>de</strong>ren van niet-westerse allochtonen die in Ne<strong>de</strong>rland wor<strong>de</strong>n geboren (Loozen en van<br />
Duin, 2007). Vanwege het relatief hoge vruchtbaarheidscijfer on<strong>de</strong>r Marokkaanse (3,2) en Turkse vrouwen<br />
(2,3) neemt het aantal mensen met een Turkse en Marokkaanse afkomst sneller toe dan bij<strong>voor</strong>beeld het<br />
aantal Surinamers, Antillianen of autochtonen (vruchtbaarheidscijfer 1,7). In 2025 zullen er daardoor in<br />
Ne<strong>de</strong>rland meer Marokkaanse Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zijn dan Surinaamse.<br />
Het vruchtbaarheidscijfer van Turkse en Marokkaanse vrouwen zal ook in 2025 naar verwachting nog hoger<br />
zijn dan dat van autochtone vrouwen. Het verschil wordt echter wat kleiner. Vanaf 2012 heeft Ne<strong>de</strong>rland een<br />
positief migratiesaldo (meer immigratie dan emigratie). Dat <strong>voor</strong>al dankzij <strong>de</strong> toename van immigratie van<br />
niet-westerse en westerse allochtonen en <strong>de</strong> afname van emigratie van autochtonen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 93
Huishou<strong>de</strong>ns, meer eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />
In 2020 zijn er zo’n 800.000 huishou<strong>de</strong>ns meer dan in 2007. Dat zijn dan <strong>voor</strong>al meer éénpersoonshuishou<strong>de</strong>ns.<br />
In 2025 is naar verwachting 41% van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns een éénpersoonshuishou<strong>de</strong>n. In 2007 was<br />
dat 35%. De belangrijkste verklaringen zijn het toenemen<strong>de</strong> aantal relatiebreuken en <strong>de</strong> vergrijzing van <strong>de</strong><br />
bevolking. De groepen die groten<strong>de</strong>els verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toename van het aantal eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />
zijn <strong>de</strong> mannen van mid<strong>de</strong>lbare leeftijd (40+) en ou<strong>de</strong>re vrouwen (70+). Niet direct <strong>de</strong><br />
belangrijkste groepen arbeidspotentieel <strong>voor</strong> Defensie dus. 1 Daarbij dient opgemerkt dat ook jongeren,<br />
die na het verlaten van het ou<strong>de</strong>rlijk huis enige tijd alleen wonen een groot aan<strong>de</strong>el vormen binnen <strong>de</strong><br />
groep alleenstaan<strong>de</strong>n. Bijna 25% van 20-30 jarigen woon<strong>de</strong> in 2007 alleen. Voor <strong>de</strong>ze groep valt echter<br />
geen toename te verwachten.<br />
Arbeidsmarktontwikkelingen<br />
Belangrijkste conclusies (zie ook figuren 10 tot en met 19 en tabel 1 in bijlage A)<br />
Een toename van <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>ren, vrouwen, allochtonen en arbeidsgehandicapten<br />
zal het arbeidsaanbod in sommige beroepsgroepen vergroten. Daarmee kan <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> vraag naar<br />
zorg personeel en openbare or<strong>de</strong> en veiligheid <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n opgevangen. Voor zorgpersoneel wordt<br />
veel concurrentie verwacht vanuit <strong>de</strong> zorgsector en <strong>voor</strong> veiligheidspersoneel wordt veel concurrentie<br />
verwacht vanuit <strong>de</strong> politie. In <strong>de</strong> technische beroepen (alle niveaus) en ICT beroepen (<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> hogere<br />
niveaus) zijn <strong>de</strong> problemen groot én structureel.<br />
❚ Tot 2025 nog beperkte groei van het arbeidsaanbod, <strong>voor</strong>al door verwachte toename participatie,<br />
daarna krimp/ structurele schaarste<br />
❚ Meer vrouwen, <strong>voor</strong>al 30+ (<strong>voor</strong>al aanbod burgerpersoneel)<br />
❚ Meer ou<strong>de</strong>ren (45+), vrouwen én mannen (<strong>voor</strong>al aanbod burgerpersoneel)<br />
❚ Aanbod jongeren lichte daling 15-24, 25-29 stabiel:<br />
- militair potentieel daarmee stabiel tot licht krimpend!<br />
❚ Iets meer niet-westerse allochtonen, alle leeftij<strong>de</strong>n (militair en burger)<br />
❚ Meer westerse allochtonen, alle leeftij<strong>de</strong>n (militair en burger)<br />
❚ Technici, grote knelpunten op VMBO, MBO 3/4 en HBO niveaus, MBO 1/2 nog re<strong>de</strong>lijk aanbod<br />
❚ Medisch, enige knelpunten op zowel MBO als HBO niveau, snel toenemen<strong>de</strong> concurrentie<br />
vanuit <strong>de</strong> Zorg<br />
❚ ICT grote knelpunten, <strong>voor</strong>al HBO/WO niveau<br />
❚ Openbare or<strong>de</strong> en veiligheid, overschot MBO, snel sterke concurrentie van politie,<br />
HBO grote knelpunten<br />
❚ Scheepskapiteins, piloten en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs grote knelpunten<br />
Participatie<br />
De participatiegraad zal naar verwachting tot 2020 toenemen met bijna 4%-punt naar 76%, daarna wordt<br />
een stabilisatie verwacht tot 2040 (Euwals en van Vuuren, 2005). Daarmee lijkt een lichte groei van het<br />
arbeidsaanbod tot ± 2025 gewaarborgd (Euwals en van Vuuren, 2005). Die groei heeft echter alles te maken<br />
met <strong>de</strong> toename van participatie en veel min<strong>de</strong>r met een toename van het aantal mensen in <strong>de</strong> leeftijd<br />
15-65 jaar, want dat neemt juist af met zo’n 339.000 personen. In 2020 zal het aanbod van arbeid, vanwege<br />
participatie-effecten, gegroeid zijn met 208.000 tot zo’n 7,4 miljoen. Na 2025 krijgen we echter te maken<br />
met een structurele krimp van <strong>de</strong> werkzame beroepsbevolking. Er gaat wel een groter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bevolking<br />
in <strong>de</strong> leeftijd 15-65 aan het werk, maar het aantal neemt af. In 2030 telt <strong>de</strong> werkzame beroepsbevolking nog<br />
maar 7 miljoen personen (Euwals en van Vuuren, 2005).<br />
1 http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o2377n21019.html<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 94
Mannen en vrouwen, jong en oud<br />
De participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen (20-64 jaar) daalt tot 2020 licht (3%-punt) tot 82%, daarna is zij tot 2040<br />
naar verwachting stabiel. De daling geldt zowel <strong>de</strong> hogere leeftijdscategorieën als <strong>de</strong> lagere. Ook on<strong>de</strong>r<br />
specifiek jonge mannen (militair potentieel) (20-29) wordt een lichte daling van <strong>de</strong> participatie verwacht<br />
tot 2020. De vrouwenparticipatie zal naar verwachting tot 2020 flink stijgen. Ze bedraagt nu 61%, maar <strong>voor</strong><br />
2020 wordt een participatie van ± 74% verwacht. Daarna is ook on<strong>de</strong>r vrouwen <strong>de</strong> participatiegraad stabiel.<br />
Opvallend bij <strong>de</strong> vrouwen is dat het <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> hogere leeftijdsgroepen zijn die meer zullen gaan participeren<br />
(her- en zij-instroom). Bij jonge vrouwen (20-29) is tot 2020 <strong>de</strong> participatiegraad stabiel, mogelijk zelfs licht<br />
dalend als gevolg van <strong>de</strong> toename in <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan vervolgon<strong>de</strong>rwijs. Meer participeren<strong>de</strong> vrouwen dus,<br />
maar <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>r dan 30. Iets min<strong>de</strong>r participeren<strong>de</strong> mannen, zowel jong als oud. Dat impliceert een<br />
groeiend aanbod van vrouwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burgerberoepen, maar een krimpend aanbod van zowel jonge<br />
mannen als jonge vrouwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> militaire functies.<br />
Allochtonen<br />
We verwachten een langzame toename van het aantal niet-westerse allochtonen in <strong>de</strong> leeftijd van 20-30<br />
jaar. Nu zijn dat er 310.000, in 2015 zullen het er 330.000 zijn en dat aantal blijft gestaag toenemen. Die<br />
toename is <strong>voor</strong> allochtone mannen niet an<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> allochtone vrouwen. Bij westerse allochtonen<br />
wordt een stevigere toename verwacht dan <strong>voor</strong> niet-westerse allochtonen. In 2007 waren er 175.000<br />
niet-westerse allochtonen in <strong>de</strong> leeftijd 20-30 jaar. In 2015 zullen dat er naar verwachting 190.000 zijn en in<br />
2050 290.000. Ook hier wordt <strong>voor</strong> vrouwen en <strong>voor</strong> mannen eenzelf<strong>de</strong> patroon verwacht. Conclusie luidt<br />
dat zich <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia meer westerse en niet-westerse allochtonen in leeftijd 20-30 aandienen,<br />
zowel mannen als vrouwen. Daarmee is het aan<strong>de</strong>el van allochtonen binnen het arbeidspotentieel <strong>voor</strong><br />
militaire functies groeiend. Ook in <strong>de</strong> hogere leeftijdsgroepen participeren steeds meer westerse en<br />
niet-westerse allochtonen. Ook het aan<strong>de</strong>el van allochtonen in het aanbod van burgerpersoneel wordt<br />
dus gelei<strong>de</strong>lijk aan groter.<br />
Schaarse groepen<br />
Binnen Defensie zijn er anno 2008 een aantal groepen personeel, waar<strong>voor</strong> nu al schaarste wordt waargenomen.<br />
Voor <strong>de</strong>ze schaarse groepen geven we op <strong>de</strong>ze plaats, <strong>voor</strong> zover beschikbaar, <strong>de</strong> arbeidsmarktprognoses<br />
weer. Het gaat om technici, zorgpersoneel, ICT-ers, vliegers/piloten en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs.<br />
Vooral bij <strong>de</strong> technici zijn grote knelpunten te verwachten, zowel op mid<strong>de</strong>lbaar als op hoger niveau. Zowel<br />
<strong>voor</strong> mid<strong>de</strong>lbaar geschool<strong>de</strong> als <strong>voor</strong> hoger geschool<strong>de</strong> technici ontstaan er ongeveer tweemaal zoveel<br />
banen, dan er technici instromen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt (schoolverlaters). Op lager niveau is er <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
jaren (tot 2012) nog sprake van een klein overschot. Daarna volgt een steeds heviger concurrentie.<br />
❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO): ± 26.000 instroom per jaar tegen 46.000 baanopeningen (ROA, 2007).<br />
❚ Hoger (HBO): ± 8.000 instroom per jaar tegen 14.000 baanopeningen (ROA, 2007).<br />
❚ Lager (VMBO) Aanbodoverschot <strong>voor</strong> niveaus 1 en 2 (concurrentie op niveaus 3 en 4) (ROA, 2007).<br />
❚ Grote knelpunten <strong>voor</strong> vrijwel alle technische en industrieberoepen tot 2012 (bron: ROA, 2007).<br />
❚ Ook <strong>voor</strong> constructiepersoneel grote knelpunten (VMBO techniek grote knelpunten) (CWI, 2008).<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 95
Voor (para)medisch personeel wor<strong>de</strong>n eveneens knelpunten verwacht, zij het beperkter in omvang<br />
en niet <strong>voor</strong> alle beroepen binnen <strong>de</strong>ze categorie (bron: ROA, 2007).<br />
❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO): ± 7.000 instroom per jaar tegen 9.000 baanopeningen.<br />
❚ Hoger (HBO): ± 4.700 instroom per jaar tegen 6.500 baanopeningen.<br />
❚ De grootste knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening wor<strong>de</strong>n verwacht <strong>voor</strong> medisch analisten<br />
en apothekers.<br />
❚ Enige knelpunten <strong>voor</strong> verplegend personeel en doktersassistenten, artsen, apothekersassistenten<br />
en medisch laboranten en af<strong>de</strong>lingshoof<strong>de</strong>n van zorginstellingen.<br />
❚ Minste problemen bij verpleeghulpen en leerling-verpleegkundigen en therapeuten<br />
en verpleegkundigen.<br />
❚ Toenemen<strong>de</strong> concurrentie vanuit <strong>de</strong> Zorg. Het beslag dat <strong>de</strong> Zorgsector nu legt op <strong>de</strong> totale arbeidsmarkt<br />
is nu 13%, in 2025 zal dat naar verwachting ongeveer 20-24% zijn (bron: Ecorys/ SEOR, 2006).<br />
Voor ICT-personeel wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn (2012) al grote knelpunten verwacht. Die tekorten<br />
gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al het hogere opleidingsniveau.<br />
❚ Informaticaberoepen tekort tot 2012 ruim 11.000 (ROA, 2007).<br />
❚ Op MBO niveau wor<strong>de</strong>n nauwelijks tekorten verwacht. (bron: ICT Office, 2008 en CWI, 2008).<br />
❚ Op het HBO/WO niveau wor<strong>de</strong>n groeien<strong>de</strong> tekorten verwacht tot 2013. (bron: ICT Office, 2008).<br />
Voor beroepen in <strong>de</strong> richting openbare or<strong>de</strong> en veiligheid wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn op hoger niveau<br />
grote tekorten verwacht, terwijl op het mid<strong>de</strong>lbare niveau juist een overschot verwacht wordt. Per saldo<br />
moet Defensie echter rekening hou<strong>de</strong>n met grote knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> openbare<br />
or<strong>de</strong> en veiligheidsberoepen en een toenemen<strong>de</strong> concurrentie van <strong>de</strong> politie op dit arbeidsmarktsegment.<br />
❚ Mid<strong>de</strong>lbaar (MBO) overschot verwacht 20% (bron: Ecorys/ SEOR, 2006).<br />
❚ Hoger (HBO) grote knelpunten.<br />
❚ Per saldo grote knelpunten in personeels<strong>voor</strong>ziening openbare or<strong>de</strong> en veiligheidsberoepen<br />
(bron: ROA, 2007).<br />
❚ Grote concurrentie van politie verwacht vanaf 2013, vanwege een grote uitstroom baby-boom.<br />
De beroepsgroep scheepskapiteins, piloten en leidinggeven<strong>de</strong>n transport staat op nummer 1 als het gaat<br />
om knelpunten in <strong>de</strong> personeels<strong>voor</strong>ziening op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn 2012 (ROA, 2007). Voor luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs<br />
gel<strong>de</strong>n eveneens tekorten, met <strong>de</strong> opmerking dat die tekorten <strong>voor</strong> geheel Europa gel<strong>de</strong>n.<br />
Conclusies<br />
Diversiteit troef<br />
Qua omvang is het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren stabiel. Qua samenstelling echter allerminst.<br />
Het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie wordt meer divers. Dat geldt zowel het burger als het militaire<br />
aanbod. Meer vrouwen (<strong>voor</strong>al 30+), meer ou<strong>de</strong>ren en meer allochtonen (alle leeftij<strong>de</strong>n) zullen tot het<br />
arbeidsaanbod gaan behoren. Het militaire potentieel (jongeren) zal het snelst meer cultuurdivers wor<strong>de</strong>n.<br />
Grote problemen om aan technici te komen<br />
Grote problemen zullen er zijn bij het vin<strong>de</strong>n van technici op alle niveaus. Ook vliegers en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs<br />
blijven schaars. Het ‘nieuwe’ aanbod, zeker dat van vrouwen, biedt hier nauwelijks uitkomst. Bij<br />
<strong>de</strong>ze groepen zit geen uitgesproken <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> techniek en die zal er naar verwachting ook niet<br />
komen. Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren is er nog een licht overschot aan laaggeschool<strong>de</strong> technici. De uitdaging<br />
<strong>voor</strong> Defensie is het dan ook om <strong>de</strong>ze jongeren te stimuleren door te gaan met hun opleiding.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 96
Toenemen<strong>de</strong> concurrentie op zorgpersoneel<br />
Voor vraag naar zorgpersoneel biedt het nieuwe aanbod overigens wel uitkomst. Dat geldt zowel vrouwen<br />
als allochtonen, die goed vertegenwoordigd zijn in <strong>de</strong> zorgberoepen. Ondanks <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijke groei<br />
in het aanbod van zorgpersoneel, zal <strong>de</strong> concurrentie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> dat zorgpersoneel naar<br />
verwachting zeker niet min<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. De vraag naar zorgpersoneel neemt immers <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren<br />
minstens net zo hard toe als het aanbod van zorgpersoneel. Vooral <strong>de</strong> zorgsector heeft ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia een snel groeien<strong>de</strong> behoefte aan zorgpersoneel.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Arbeidsmarktaanbod <strong>voor</strong> Defensie 2020 97
4.<br />
Maatschappelijke<br />
ontwikkelingen en<br />
implicaties<br />
In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van <strong>de</strong>skresearch, interviews en <strong>de</strong> expertmeetings <strong>de</strong> belangrijkste<br />
maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie tot 2020. We<br />
combineren in <strong>de</strong>ze paragraaf <strong>de</strong> informatie die we hebben verzameld in interviews met directeuren en<br />
hoof<strong>de</strong>n P&O bij alle <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, met <strong>de</strong> informatie die wij in <strong>de</strong> expertmeetings hebben verzameld<br />
bij me<strong>de</strong>werkers op <strong>de</strong> af<strong>de</strong>lingen P&O van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en diensten.<br />
Schaarste van arbeidscapaciteit<br />
Hoofdlijnen<br />
De in <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> paragrafen geschetste <strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen lui<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia allereerst een perio<strong>de</strong> in van structurele schaarste aan arbeidscapaciteit. Anno 2008<br />
en op <strong>de</strong> korte termijn merken we, me<strong>de</strong> vanwege <strong>de</strong> huidige economische crisis, van <strong>de</strong>ze structurele<br />
schaarste nog maar weinig. In 2020 zal structurele schaarste echter een realiteit zijn. Vooral vergrijzing<br />
en kennisgedreven veran<strong>de</strong>ringen dragen daar in belangrijke mate toe bij. Dat impliceert al het<br />
arbeidsaanbod aanspreken én <strong>de</strong> eigen arbeidsvraag zoveel mogelijk inperken.<br />
Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />
❚ Nieuwe doelgroepen ‘moeten’ wor<strong>de</strong>n betrokken (vrouwen, ou<strong>de</strong>ren, allochtonen,<br />
arbeidsgehandicapten:<br />
- differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring (maatwerk)<br />
- kennis van wensen en drijfveren doelgroepen<br />
- werk en privé balans <strong>voor</strong> elke levensfase (maatwerk)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 98
- <strong>de</strong>eltijdcontracten (maatwerk)<br />
- loopbaanwensen ‘nieuwe’ doelgroepen (levensfasebewust beleid en maatwerk)<br />
- langer doorwerken mogelijkhe<strong>de</strong>n en faciliteiten (levensfasebewust beleid en maatwerk)<br />
❚ Meer diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer, zowel militair als burger:<br />
- an<strong>de</strong>re bedrijfscultuur, an<strong>de</strong>re aansturing en samenwerking<br />
❚ Materieel aanschaffen dat past bij meer divers personeelsbestand (flexibel)<br />
❚ Werk aanpassen aan kenmerken/<strong>voor</strong>keuren arbeidspotentieel (flexibel)<br />
❚ Tekort aan technici structureel, vraag naar technici drukken essentieel:<br />
- automatisering, onbemand vliegen (an<strong>de</strong>re skills nodig)<br />
- uitbesteding on<strong>de</strong>rhoudstaken/ operator (civiel, ‘inkoop’)<br />
- (inter)nationale samenwerking in netwerken (an<strong>de</strong>re skills)<br />
- kwaliteitsborging binnen samenwerking (civiel/militaire)<br />
- lei<strong>de</strong>rschap in netwerken en projecten met contractanten (skills)<br />
- lei<strong>de</strong>rschap ‘op afstand’ (skills)<br />
Druk om te participeren bij nieuwe doelgroepen<br />
vraagt nieuwe competenties<br />
Als gevolg van <strong>de</strong> structurele schaarste zal <strong>de</strong> druk op mensen om meer en langer te werken gelei<strong>de</strong>lijk<br />
toenemen. Deze druk ontstaat <strong>voor</strong>al doordat niet participeren op <strong>de</strong> arbeidsmarkt ‘moeilijker’ wordt<br />
gemaakt door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid en doordat werkgevers har<strong>de</strong>r zullen ‘trekken’ aan het beschikbare<br />
arbeidspotentieel. De toegang tot sociale <strong>voor</strong>zieningen en verzekeringen wordt moeilijker en er komt<br />
steeds meer aandacht <strong>voor</strong> preventie van uitval. Ook moet re-integratie steeds sneller verlopen, wor<strong>de</strong>n<br />
wegen tot vervroeg<strong>de</strong> uittreding afgesloten en verdwijnen allerlei ‘ontziemaatregelen’ <strong>voor</strong> ‘ou<strong>de</strong>re<br />
werknemers’ gelei<strong>de</strong>lijk uit CAO’s. Vrouwen en ou<strong>de</strong>ren zullen die druk het meest gaan voelen, maar ook<br />
<strong>de</strong> werklozen en arbeidsgehandicapten zullen een steeds sterkere prikkel krijgen om <strong>voor</strong> zoveel uren als<br />
mogelijk terug te keren naar <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Mensen die nu in <strong>de</strong>eltijd werken, zullen meer en meer<br />
on<strong>de</strong>r druk komen te staan om meer uren te gaan werken. De verwachting is dat het verschil met an<strong>de</strong>re<br />
EU lan<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r groot zal wor<strong>de</strong>n, maar ‘Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>eltijdland’ zal in 2020 waarschijnlijk niet helemaal<br />
verle<strong>de</strong>n tijd zijn. Ook allochtonen zullen intensiever bij het arbeidsproces wor<strong>de</strong>n betrokken en wor<strong>de</strong>n<br />
binnengehaald om in <strong>de</strong> behoefte aan personeel te kunnen <strong>voor</strong>zien.<br />
Dit alles heeft grote consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cultuur op zowel <strong>de</strong> burger als <strong>de</strong> militaire werkvloer en dus ook<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> aansturing, <strong>de</strong> manier van samenwerken en het contact met klanten en leveranciers. Daar<strong>voor</strong> zijn<br />
mogelijk an<strong>de</strong>re competenties nodig, dan die waarover <strong>de</strong> Defensieorganisatie nu beschikt. Interculturele<br />
vaardighe<strong>de</strong>n, commerciële vaardighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> strategische inkoop, nieuwe lei<strong>de</strong>rschapskwaliteiten <strong>voor</strong><br />
het aansturen van multiculturele teams of <strong>voor</strong> het aansturen van internationale netwerken die op afstand<br />
samenwerken.<br />
Differentiatie in arbeidsmarktbena<strong>de</strong>ring gericht op divers aanbod<br />
Door schaarste van arbeid wordt <strong>de</strong> druk van <strong>de</strong> kant van werkgevers op an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> ‘klassieke’ doelgroepen<br />
<strong>voor</strong> werving groter. Ou<strong>de</strong>ren, allochtonen, vrouwen en bij<strong>voor</strong>beeld ook arbeidsgehandicapten<br />
of langdurig werklozen wor<strong>de</strong>n aan alle kanten gestimuleerd om te participeren en zullen dat naar<br />
verwachting ook gaan doen.<br />
Dat impliceert een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie. Het potentieel van<br />
jongeren <strong>voor</strong> militaire functies bij<strong>voor</strong>beeld zal <strong>voor</strong> een snel groeiend <strong>de</strong>el uit allochtone jongeren<br />
bestaan. Dat betekent <strong>voor</strong> Defensie dat zij, om in <strong>de</strong> personeelsbehoefte te blijven <strong>voor</strong>zien, in beeld moet<br />
zijn en blijven bij meer<strong>de</strong>re doelgroepen. Dat vraagt om een structurele differen tiatie in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van<br />
<strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> doelgroepen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 99
Hoe die differentiatie eruit ziet hangt af van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> doelgroepen. Die <strong>voor</strong>keuren<br />
kunnen sterk uiteenlopen. Daarom is een actueel en goed zicht op <strong>voor</strong>keuren van belang, zodat<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n, die Defensie biedt, aansluiten bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van haar<br />
doelgroepen. Ook bij die van haar nieuwe doelgroepen. Overigens is een dui<strong>de</strong>lijke communicatie van<br />
alle mogelijkhe<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> arbeidsmarkt essentieel om een meer divers aanbod aan te spreken en aan<br />
te trekken.<br />
Een van <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van <strong>de</strong> gedifferentieer<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> arbeidsmarkt en een gedifferentieerd<br />
aanbod van loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n is dat het personeel dat Defensie aantrekt ook snel een meer divers<br />
karakter kan krijgen. Dat impliceert ‘min<strong>de</strong>r eenheidsworst en meer mensen met een eigen kleur’.<br />
Min<strong>de</strong>r eenheidsworst en meer diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer heeft echter ook weer <strong>de</strong> nodige implicaties<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Defensieorganisatie. De bedrijfscultuur zal veran<strong>de</strong>ren en op alle niveaus dient rekening te wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met uiteenlopen<strong>de</strong> wensen en behoeften. Niet alleen in <strong>de</strong> organisatie van het werk, maar<br />
wellicht ook bij <strong>de</strong> aanschaf of ontwikkeling van materieel. Nu al zien we bij<strong>voor</strong>beeld aparte gebedsruimten<br />
op schepen en flexibele cabines in Jeeps, zodat ook ‘kleinere’ mensen bij <strong>de</strong> pedalen kunnen. De vraag naar<br />
<strong>de</strong>rgelijke aanpassingen zal met een meer divers aanbod van arbeid alleen maar toenemen.<br />
Combinatie van arbeid en zorg, werk en privé<br />
Bij het aanbod van arbeid van <strong>de</strong> toekomst valt een groeien<strong>de</strong> behoefte te verwachten aan mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
om arbeid en zorg te combineren. Meer vrouwen in <strong>de</strong> leeftijd van 30+ zullen gaan participeren en velen<br />
van hen hebben kleine kin<strong>de</strong>ren (spitsuurfase). Voor hen is <strong>de</strong> combinatie van arbeid en zorg en <strong>de</strong> balans<br />
tussen werk en privé een belangrijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> om tot participatie over te gaan en <strong>voor</strong>al ook waar c.q.<br />
te blijven participeren.<br />
Van <strong>de</strong> huidige generatie jongeren (generatie Y) weten we eveneens dat <strong>de</strong> balans werk en privé erg<br />
belangrijk <strong>voor</strong> ze is. Contact met vrien<strong>de</strong>n, mogelijkhe<strong>de</strong>n om te reizen en om op wisselen<strong>de</strong> plekken<br />
te werken zijn belangrijke werkaspecten <strong>voor</strong> jongeren in <strong>de</strong> ‘ontwikkelfase’.<br />
Van mensen die ‘langer doorwerken’ (mogelijkhe<strong>de</strong>nfase) valt eveneens te verwachten dat ze <strong>de</strong> laatste<br />
jaren van hun loopbaan relatief meer gebruik willen maken van combinatiemogelijkhe<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
om ou<strong>de</strong>rs te verzorgen of om op kleinkin<strong>de</strong>ren te passen. Ook dit heeft implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> manier waarop<br />
Defensie loopbanen inricht en <strong>de</strong> manier waarop zij combinaties van zorg en arbeid faciliteert. Nu al<br />
wor<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> taakverlichting, functieroulatie en coaching verkend om ‘ou<strong>de</strong>r’ personeel<br />
in <strong>de</strong> balans en mogelijkhe<strong>de</strong>nfase van hun loopbaan optimaal te laten functioneren.<br />
Bij burgerzware on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zal in <strong>de</strong> toekomst ook thuiswerken een groeien<strong>de</strong> betekenis krijgen. Door<br />
thuiswerkmogelijkhe<strong>de</strong>n te creëren en te vergroten kan ook arbeidsaanbod wor<strong>de</strong>n aangesproken, dat<br />
an<strong>de</strong>rs niet zou wor<strong>de</strong>n bereikt. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> inzet van ‘aan huis gebon<strong>de</strong>n’<br />
arbeids gehandicapten.<br />
Discrepantie aard van het werk en nieuw aanbod<br />
Dat er meer vrouwen, ou<strong>de</strong>ren en allochtonen aan het werk gaan is een gegeven. Wat krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
als <strong>de</strong> Marine, Landmacht, Marechaussee en Luchtmacht daar nu precies aan gaan hebben is <strong>de</strong> vraag.<br />
Bij <strong>de</strong>ze krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zien we naar verhouding bij<strong>voor</strong>beeld veel ‘mannenberoepen’ (techniek,<br />
beveiliging) en in <strong>de</strong> krijgsmacht zelf werken nu eenmaal veel jongeren vanwege <strong>de</strong> fysieke eisen die aan<br />
het personeel wor<strong>de</strong>n gesteld. De aard van het werk bij <strong>de</strong>ze krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zal in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia, zo is <strong>de</strong> verwachting, niet zoveel veran<strong>de</strong>ren en dat betekent dat <strong>de</strong> werkinhoud niet direct<br />
aansluit bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keuren van het ‘nieuwe’ aanbod. Vrouwen kiezen nu niet <strong>voor</strong> technische beroepen<br />
en dat zullen ze, zo is <strong>de</strong> verwachting, ook in 2020 niet doen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 100
Voor <strong>de</strong> (para)medische en meer administratieve beroepen bij Defensie is dat waarschijnlijk an<strong>de</strong>rs. Daar<br />
biedt <strong>de</strong> extra druk op arbeidsparticipatie van <strong>voor</strong>al vrouwen en allochtonen juist interessante perspectieven,<br />
zeker <strong>voor</strong> burgerzware on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len als CDC, DMO en HDP, maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burger functies bij<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> krijgsmachton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
Werken op afstand; onbemand materieel vraagt an<strong>de</strong>re skills<br />
Een belangrijke implicatie van extra druk op <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> diensten van Defensie als gevolg van<br />
schaarste is dat zich steeds vaker dilemma’s zullen <strong>voor</strong>doen bij <strong>de</strong> keuze tussen kwaliteit en kwantiteit<br />
van <strong>de</strong> personele bezetting. Zeker waar het gaat om technici zal dit dilemma zich gezien <strong>de</strong> verwachte<br />
arbeidsmarktontwikkelingen vaker gaan <strong>voor</strong>doen. Voor Defensie is het doen van concessies aan <strong>de</strong><br />
kwaliteit van het personeel niet wenselijk en vaak zelfs niet mogelijk of gevaarlijk. Dat geldt zeker <strong>voor</strong><br />
‘uitgezon<strong>de</strong>n’ personeel. Daar gaat het immers om mensen levens. Waar concessies in <strong>de</strong> kwaliteit van<br />
personeel onwenselijk zijn, zal gezocht moeten wor<strong>de</strong>n naar alternatieve manieren om aan voldoen<strong>de</strong><br />
capaciteit te komen.<br />
Een ontwikkeling die in dat opzicht zeker van belang is, en die ver<strong>de</strong>rop in dit hoofdstuk nog uitgebrei<strong>de</strong>r<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zal komen, is die van onbemand vliegen en varen. Implicatie van die trend is dat min<strong>de</strong>r<br />
technisch personeel nodig zal zijn op schepen en in vliegtuigen zelf. Geheel onbemand varen ligt overigens<br />
min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Wel zal er met min<strong>de</strong>r personeel gevaren gaan wor<strong>de</strong>n. Van het personeel dat zich<br />
bezig houdt met onbeman<strong>de</strong> vluchten wor<strong>de</strong>n uiteraard an<strong>de</strong>re competenties gevraagd dan van vliegers.<br />
Mensen gaan vliegtuigen, schepen en an<strong>de</strong>re apparatuur immers meer op afstand, vanachter een bedieningspaneel,<br />
bedienen. Zo wordt meer geappelleerd aan game-achtige skills. Daarmee zou het werk bij<br />
Defensie beter kunnen gaan aansluiten bij <strong>de</strong> skills van komen<strong>de</strong> generaties arbeidsaanbod. Bijkomen<strong>de</strong><br />
implicaties zijn dat het werk veiliger wordt, doordat <strong>de</strong> afstand tot (levens)gevaarlijke situaties groeit.<br />
Daarmee appelleert een <strong>de</strong>el van het werk van Defensie min<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> bereidheid van personeel om het<br />
eigen leven op het spel te zetten. Voor het on<strong>de</strong>rhoud van het onbeman<strong>de</strong> materieel zijn wel meer<br />
elektrotechnici en ICT-ers nodig dan monteurs.<br />
Ontwikkeling in ‘variabel’ lei<strong>de</strong>rschap<br />
Een an<strong>de</strong>re implicatie van <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> inzet van onbemand materieel is dat <strong>de</strong> mensen die materieel<br />
op afstand besturen dat wellicht <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> missies zou<strong>de</strong>n kunnen doen. Ook betekent het dat<br />
zowel <strong>de</strong> mensen in een missiegebied zelf als <strong>de</strong> mensen die op enige afstand van een missiegebied<br />
materieel besturen, dienen te wor<strong>de</strong>n aangestuurd. Daardoor neemt het belang van variabel lei<strong>de</strong>rschap<br />
toe. Niet alleen moeten leidinggeven<strong>de</strong>n in missiegebie<strong>de</strong>n zelf kunnen werken, ook moeten zij mens<br />
en machine op afstand kunnen aansturen. Dat heeft <strong>de</strong> nodige gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> competenties<br />
van leidinggeven<strong>de</strong>n.<br />
Schaarste impliceert aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong><br />
beperkt aanbod én vraag beperken<br />
Structurele schaarste zet niet alleen druk op mensen om te participeren. Het zet ook extra druk op<br />
organisaties om <strong>de</strong> kwaliteit van hun productie en dienstverlening op niveau te hou<strong>de</strong>n. Waar min<strong>de</strong>r<br />
arbeidscapaciteit beschikbaar is, kan min<strong>de</strong>r selectief wor<strong>de</strong>n geworven. Arbeidorganisaties komen <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> keuze te staan om genoegen te nemen met arbeid van een min<strong>de</strong>re kwaliteit (en in ontwikkeling te<br />
investeren), of om op een an<strong>de</strong>re manier te <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> vraag naar arbeid, door bij<strong>voor</strong>beeld vergaand<br />
te automatiseren of door het werk an<strong>de</strong>rs en ‘slimmer’ te organiseren.<br />
De structurele schaarste aan arbeidscapaciteit die zich <strong>voor</strong> zal gaan doen, maakt het ook <strong>voor</strong> Defensie<br />
noodzakelijk te zoeken naar manieren om met min<strong>de</strong>r mensen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> (of meer) taken uit te voeren met<br />
behoud van kwaliteit. Oplossingen kunnen wor<strong>de</strong>n gezocht in meer maatwerk en flexibilisering in <strong>de</strong><br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 101
arbeidsrelatie en -<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, maar ook in veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> arbeidsinhoud door bij<strong>voor</strong>beeld<br />
specialisatie op taak of regio, internationale samenwerking of uitbesteding.<br />
Samenwerking <strong>voor</strong> kwaliteit<br />
Meer en meer wordt <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia samenwerking gezocht met nationale en internationale<br />
partners. Dit is me<strong>de</strong> noodzakelijk om dreigen<strong>de</strong> tekorten aan hoogwaardig personeel op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
arbeidsmarkt het hoofd te bie<strong>de</strong>n. Meer samenwerking zal er in ie<strong>de</strong>r geval komen, maar wanneer schaarste<br />
van technici toeneemt, wordt <strong>de</strong> noodzaak tot samenwerking versterkt, zeker als die schaarste er ook nog<br />
<strong>voor</strong> zorgt dat <strong>de</strong> kwaliteit van het arbeidspotentieel on<strong>de</strong>r druk komt te staan. Samenwerking zal niet<br />
alleen vaker <strong>voor</strong>komen, zij zal ook een structureel karakter krijgen in <strong>de</strong> zin dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie<br />
steeds meer een netwerkorganisatie wordt, waarin zowel nationaal als internationaal wordt samengewerkt<br />
en waarin zowel civiele als militaire organisaties <strong>de</strong>elnemen.<br />
De belangrijkste implicaties van meer samenwerking in netwerken zijn dat er veel meer gevraagd wordt<br />
van <strong>de</strong> communicatievaardighe<strong>de</strong>n van mensen, van hun informatieverwerkingscapaciteiten. Ook wor<strong>de</strong>n<br />
an<strong>de</strong>re competenties gevraagd van mensen die diensten en materieel inkopen bij partners en van mensen<br />
die samenwerken in wisselen<strong>de</strong> projecten en in teams met een wisselen<strong>de</strong> samenstelling managen.<br />
Uitbesteding van taken, borgen van kwaliteit<br />
Daar waar het steeds moeilijker wordt om geschikt personeel te vin<strong>de</strong>n, ligt naast samenwerking of in<br />
het verleng<strong>de</strong> van samenwerking, ook uitbesteding van taken, steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Als gevolg van<br />
schaarste zal Defensie mogelijk steeds meer <strong>de</strong> noodzaak voelen zich te concentreren op haar primaire taak:<br />
veiligheid. Zij zal zich gaan specialiseren in het verrichten van taken die daar direct mee verband hou<strong>de</strong>n.<br />
Dat betekent, me<strong>de</strong> afhankelijk van <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> schaarste, uitbesteding van on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> taken,<br />
die nu nog door Defensie zelf wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. On<strong>de</strong>rhoud van materieel, catering, facilitaire diensten,<br />
administratie, geestelijke verzorging, enzo<strong>voor</strong>ts. Voor technische en bij<strong>voor</strong>beeld zorgtaken verwachten<br />
we schaarste en dus ligt als eerste uitbeste<strong>de</strong>n van die taken in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting. Dat geldt zowel <strong>de</strong><br />
civiele als (nu nog) militaire technische en zorgtaken, zoals het on<strong>de</strong>rhoud van materieel in missiegebied,<br />
maar ook <strong>de</strong> bemensing van veldhospitalen. Er wordt in Afghanistan ook nu al zorgpersoneel uit Singapore<br />
ingezet om <strong>de</strong> bemensing rond te krijgen en die trend zal doorzetten. Dat is weliswaar geen uitbesteding,<br />
maar het gaat wel die kant op.<br />
Net als bij nauwe samenwerking in netwerken stelt uitbesteding <strong>de</strong> nodige eisen aan <strong>de</strong> beveiliging. In het<br />
werk dat Defensie doet is vertrouwen en betrouwbaarheid van partners essentieel. De kwaliteit en betrouwbaarheid<br />
van partners moet gewaarborgd zijn. Volgens <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers aan <strong>de</strong> expertsessie is daartoe een<br />
accuraat en snel screeningsinstrumentarium nodig. Het huidige screeningsinstrumentarium bij <strong>de</strong> MIVD<br />
volstaat niet <strong>voor</strong> die taken.<br />
Aanschaf materieel passend bij beschikbare capaciteiten<br />
Een laatste implicatie van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit is dat Defensie er meer en meer<br />
<strong>voor</strong> kiest om het personeel (me<strong>de</strong>) als uitgangspunt te nemen bij <strong>de</strong> keuze om materieel al dan niet aan te<br />
schaffen. Aanschaffen van materieel zal in <strong>de</strong> toekomst alleen nog gebeuren als er ook voldoen<strong>de</strong> mensen<br />
in dienst zijn die met dit nieuwe materieel kunnen werken. Ook zal oud materieel steeds bewuster wor<strong>de</strong>n<br />
vervangen door nieuw materieel waar<strong>voor</strong> zoveel mogelijk vergelijkbare competenties nodig zijn. De<br />
aanschaf van nieuw materieel zal echter nooit volledig afhankelijk wor<strong>de</strong>n van beschikbare competenties.<br />
Ook nu al komt steeds vaker met <strong>de</strong> aanschaf van materieel ook personeel mee. Technische krachten die<br />
met een bepaal<strong>de</strong> technologie goed overweg kunnen. In <strong>de</strong> toekomst is dat nog veel gebruikelijker en<br />
wordt met materieel ook kennis (lees: personeel) meegeleverd.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 102
Globalisering<br />
Hoofdlijnen<br />
Met globalisering bedoelen we een <strong>voor</strong>durend proces van wereldwij<strong>de</strong> economische, politieke en<br />
culturele integratie. Een trend die, me<strong>de</strong> als gevolg van ICT en an<strong>de</strong>re technologische ontwikkelingen<br />
zal doorgaan. Globalisering leidt ertoe dat landsgrenzen vervagen en dat mensen en goe<strong>de</strong>ren zich<br />
gemakkelijker, sneller en vaak ook vrijer kunnen verplaatsen. Afstand wordt steeds min<strong>de</strong>r een<br />
beperken<strong>de</strong> factor. Globalisering heeft mogelijk verstrekken<strong>de</strong> gevolgen op tal van terreinen.<br />
Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />
❚ Internationale samenwerking in wisselen<strong>de</strong> netwerken/ ketens vraagt specifieke competentieset:<br />
- <strong>de</strong>els aansluiting bij nieuw aanbod (intercultureel/talen, internationale wet- en regelgeving)<br />
<strong>de</strong>els ook min<strong>de</strong>r aansluiting. Wisselen<strong>de</strong> netwerken met vaak min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> partners impliceert<br />
meer risico en dus behoefte risico’s te beperken, wat leidt tot bureaucratisering<br />
- bureaucratisering is een rem op innovatie én een onaantrekkelijk <strong>voor</strong>uitzicht <strong>voor</strong><br />
(potentiële) me<strong>de</strong>werkers<br />
❚ Coördineren van internationale en ketensamenwerking vraagt om nieuw lei<strong>de</strong>rschap<br />
(netwerk coördinatie, projectmanagement),<br />
❚ Specialisatie, afhankelijk van politieke en militaire keuzes, aanbod arbeid kán van invloed zijn<br />
op keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />
- specialiseren op een vaste taak van Ne<strong>de</strong>rlandse Defensie in internationale samenwerking<br />
- oplei<strong>de</strong>n van specialisten binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie die in wisselen<strong>de</strong> (inter)nationale<br />
netwerken ‘hun’ taken uitvoeren<br />
- concentreren op kerntaak en uitbeste<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>re taken<br />
- uitbeste<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>len kerntaak aan private militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />
- specialiseren op taken waar<strong>voor</strong> kennis/kun<strong>de</strong> beschikbaar blijven<br />
regiospecifieke eenhe<strong>de</strong>n kan aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> groepen allochtonen<br />
(keuzevrijheid personeel <strong>voor</strong> inzetgebied)<br />
- niveau van specialisatie/uitbesteding bepaalt eisen aan zittend en nieuw personeel én eisen<br />
aan personeelsbeleid<br />
❚ Regionale gebon<strong>de</strong>nheid vanwege tweeverdienersmo<strong>de</strong>l en <strong>voor</strong>keuren:<br />
- <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> werknemers in ‘spitsuurfase’ en ‘balansfase’<br />
- regionale opleiding/ opleiding ‘in <strong>de</strong> regio’<br />
Langere arbeidsketens, samenwerking en netwerken<br />
Er ontstaan als gevolg van <strong>de</strong> globalisering langere, wereldwij<strong>de</strong>, ketens van arbeid en activiteiten. De<br />
schakels in <strong>de</strong>ze ketens vullen elkaar aan, beste<strong>de</strong>n taken aan elkaar uit en nemen weer afscheid van elkaar.<br />
Steeds meer netwerken die ook steeds sneller van samenstelling veran<strong>de</strong>ren zullen verschijnen en<br />
verdwijnen. Het is een or<strong>de</strong>ning waarin standaardactiviteiten plaatsmaken <strong>voor</strong> flexibele activiteiten,<br />
maar ook een or<strong>de</strong>ning die taakspecialisatie stimuleert, waarin specialisten in wisselen<strong>de</strong> netwerken hun<br />
specialistische taak uitvoeren. De wereldwij<strong>de</strong> ketens bevor<strong>de</strong>ren een vergaan<strong>de</strong> arbeids<strong>de</strong>ling op wereldschaal.<br />
De coördinatie van <strong>de</strong>ze netwerken en ketens is weliswaar niet gebon<strong>de</strong>n aan tijd of plaats, maar zij<br />
is wel van cruciaal belang, omdat zeker in wereldwij<strong>de</strong> ketens het belang van een optimale samenwerking<br />
binnen en tussen <strong>de</strong>elnemen<strong>de</strong> partijen groot is.<br />
Het functioneren in <strong>de</strong>rgelijke globale netwerken, maar <strong>voor</strong>al ook het coördineren ervan stelt nieuwe<br />
eisen aan <strong>de</strong> werknemer van <strong>de</strong> toekomst. Naast proces- en projectmanagement vaardighe<strong>de</strong>n zijn <strong>voor</strong>al<br />
ook culturele kennis en kennis van taal en wet- en regelgeving nodig.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 103
Internationale samenwerking, specialisatie, uitbesteding<br />
en private militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />
Een mogelijke implicatie van globalisering en het opereren in langere internationale arbeidsketens is dat<br />
specialisatie zich in meer of min<strong>de</strong>re mate doorzet. Taakspecialisatie is op een aantal niveaus <strong>de</strong>nkbaar. Zo<br />
kunnen <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers in het netwerk of <strong>de</strong> arbeidsketen ‘veiligheid en stabiliteit’ zich specialiseren op een<br />
bepaal<strong>de</strong> taak binnen die keten. De gedachten gaan bij<strong>voor</strong>beeld uit naar een keten waarin het ene land het<br />
vechten in risicogebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn rekening neemt en het an<strong>de</strong>re zich specialiseert in logistiek en<br />
post-conflict taken.<br />
Voor <strong>de</strong> vraag naar personeel op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt kan een <strong>de</strong>rgelijke specialisatie vergaan<strong>de</strong><br />
consequenties hebben. Afhankelijk van <strong>de</strong> specialisatie die het Ne<strong>de</strong>rlandse leger kiest, zou het leger zich<br />
kunnen gaan toeleggen op het oplei<strong>de</strong>n van buitenlandse strijdkrachten of op het uitvoeren van civiele<br />
opbouwtaken in <strong>voor</strong>malige oorlogsgebie<strong>de</strong>n. Dergelijke keuzes hebben <strong>de</strong> nodige implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
behoefte aan strijdkrachten en an<strong>de</strong>r personeel. Keuze <strong>voor</strong> een we<strong>de</strong>ropbouwleger zou impliceren dat er<br />
min<strong>de</strong>r behoefte zou zijn aan strijdkrachten en meer aan bij<strong>voor</strong>beeld ingenieurs en verzorgend personeel.<br />
Dit zijn op <strong>de</strong> langere termijn echter juist <strong>de</strong> schaarse personeelsgroepen.<br />
Afhankelijk van het aanbod van arbeidscapaciteit en <strong>voor</strong>al het ontbreken daarvan kunnen verschillen<strong>de</strong><br />
keuzes wor<strong>de</strong>n gemaakt bij <strong>de</strong>elname in internationale netwerken, specialisatie op taken binnen netwerken<br />
of uitbesteding van taken. In hoeverre taakspecialisatie mogelijk is en hoe die er dan uit zou kunnen zien is<br />
een politieke en militaire keuze, waarin het aanbod van arbeid op langere termijn een factor zou kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> besluitvorming.<br />
Internationale samenwerking vraagt culturele en talenkennis<br />
Een an<strong>de</strong>re implicatie van globalisering is <strong>de</strong> eenwording van <strong>de</strong> EU en het mogelijke ontstaan van een<br />
Europese krijgsmacht. Er wordt zelfs gedacht aan een scenario met meer<strong>de</strong>re Europese krijgsmachten,<br />
die gespecialiseerd zijn in bepaal<strong>de</strong> taken. Ook in <strong>de</strong> discussie over <strong>de</strong> Europese krijgsmacht speelt<br />
taakspecialisatie een belangrijke rol en ook hier kan <strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
arbeidsmarkt van invloed zijn op <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taak waarop Ne<strong>de</strong>rland zich zou specialiseren. Overigens<br />
is <strong>de</strong> invloed van arbeidsmarktschaarste op <strong>de</strong> keuze om al dan niet tot een Europese krijgsmacht te komen<br />
waarschijnlijk minimaal. Dat is een politieke keuze en dan ook nog eens een politieke keuze die <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse regering niet zelf maakt of kan maken. Het is dus niet te <strong>voor</strong>spellen of er ooit een Europese<br />
krijgsmacht komt en hoe die er dan uit gaat zien, maar het is ook nog eens nauwelijks te beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Zeker is wel dat <strong>de</strong> samenwerking nationaal en internationaal zal wor<strong>de</strong>n uitgebreid.<br />
Een belangrijke implicatie van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elname van <strong>de</strong>fensie en <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in wisselen<strong>de</strong><br />
nationale en internationale netwerken is dat er een set competenties van zowel burgers als militairen wordt<br />
gevraagd die mogelijk an<strong>de</strong>rs is dan die van nu. Dat geldt niet alleen <strong>voor</strong> uitvoerend, maar ook <strong>voor</strong><br />
on<strong>de</strong>rsteunend en leidinggevend personeel. Communicatievaardighe<strong>de</strong>n en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n belangrijker, maar ook netwerken, samenwerken en aansturen van samenwerking winnen aan<br />
relevantie. Een en an<strong>de</strong>r kan aanleiding zijn om in opleidingen en trainingen meer ruimte te reserveren<br />
<strong>voor</strong> versterking van <strong>de</strong>ze competenties/ vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 104
Globalisering en uitbesteding; contractpartners <strong>voor</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n<br />
Een belangrijke ontwikkeling die binnen Defensie wordt gesignaleerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong><br />
ontwikkeling dat het ‘geweldsmonopolie’ steeds min<strong>de</strong>r exclusief bij <strong>de</strong> staat ligt. Daarmee wordt bedoeld<br />
dat het ‘vechten’ niet meer louter zou wor<strong>de</strong>n gedaan door Defensie, maar mogelijk ook door<br />
gespecialiseer<strong>de</strong> nationale en internationale eenhe<strong>de</strong>n die zich verhuren <strong>voor</strong> inzet in missies. Private<br />
militaire eenhe<strong>de</strong>n, vergelijkbaar met huurlingenlegers en vreem<strong>de</strong>lingenlegioenen van <strong>de</strong> vorige eeuw.<br />
Een <strong>de</strong>rgelijke ontwikkeling zou implicaties kunnen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Defensieorganisatie, omdat het een<br />
ge<strong>de</strong>eltelijke uitbesteding zou betekenen van <strong>de</strong> huidige primaire taak. In <strong>de</strong> ontwikkelingen in het aanbod<br />
van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia, zien we echter geen directe aanleiding om aan te nemen dat<br />
privatisering van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len een vlucht zal nemen. Het aanbod van jongeren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vechten<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> krijgsmacht blijft hooguit stabiel en als <strong>de</strong>fensie erin slaagt voldoen<strong>de</strong> jongeren aan<br />
te spreken, dan is inhuur van specialistische eenhe<strong>de</strong>n niet noodzakelijk. Defensie kan ze immers zelf<br />
oplei<strong>de</strong>n.<br />
Voor bepaal<strong>de</strong> taken of regio’s kan inhuur van private eenhe<strong>de</strong>n echter wel steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gaan<br />
liggen. Als met <strong>de</strong>rgelijke eenhe<strong>de</strong>n wordt samengewerkt dan vereist dat echter wel een goe<strong>de</strong> inkoop,<br />
goe<strong>de</strong> afspraken en een goe<strong>de</strong> aansturing van <strong>de</strong> samenwerking tussen private en publieke eenhe<strong>de</strong>n.<br />
Als het gaat om internationale eenhe<strong>de</strong>n, zullen ook interculturele en taalaspecten een rol spelen. Waar<br />
uitbesteding van zowel militaire als civiele taken toeneemt, heeft dat consequenties <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />
werving van nieuw personeel en <strong>de</strong> opleiding van personeel. Er wor<strong>de</strong>n immers heel an<strong>de</strong>re competenties<br />
gevraagd.<br />
Nieuwe risico’s en bureaucratisering<br />
Globalisering brengt nieuwe risico’s met zich mee. Werken in wisselen<strong>de</strong> netwerken en ketens maakt<br />
het lastig om een goed zicht te hebben en hou<strong>de</strong>n op processen, taken en rollen, zeker als die over <strong>de</strong><br />
hele wereld wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />
Het gevoel van controle en het gevoel van veiligheid zullen gelei<strong>de</strong>lijk vervagen in een globaliseren<strong>de</strong><br />
wereld. Niet grijpbare culturen, nu nog relatief onbeken<strong>de</strong> epi<strong>de</strong>mieën en ziektebeel<strong>de</strong>n en niet-<br />
<strong>de</strong>mocratische invloe<strong>de</strong>n komen via nieuwe netwerken sneller dichterbij en die invloe<strong>de</strong>n vermin<strong>de</strong>ren<br />
het gevoel van veiligheid en kunnen een gevoel van argwaan en wantrouwen versterken.<br />
Een en an<strong>de</strong>r impliceert dat er een toenemen<strong>de</strong> behoefte is aan af<strong>de</strong>kken van risico’s. Dat af<strong>de</strong>kken<br />
van risico’s brengt onherroepelijk een zekere mate van bureaucratisering en protocolisering op gang.<br />
De omvang hiervan is moeilijk te <strong>voor</strong>spellen. Bureaucratisering zet echter een rem op innovatie en is<br />
een omstandigheid die <strong>voor</strong> nieuw en ook zittend personeel onaantrekkelijk is en blijft. Ten behoeve<br />
van werving en behoud van personeel zal dus goed moeten wor<strong>de</strong>n gezocht naar een balans tussen<br />
af<strong>de</strong>kking van risico’s aan <strong>de</strong> ene kant en versterken van innovatief vermogen en ruimte <strong>voor</strong> creativiteit<br />
en individualiteit aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 105
Regionale gebon<strong>de</strong>nheid van werknemers<br />
Een ontwikkeling die binnen Defensie <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> Landmacht wordt gevoeld is <strong>de</strong> trend dat mensen<br />
steeds min<strong>de</strong>r geneigd zijn in een an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> woonregio aan het werk te gaan. Een aantal oorzaken is<br />
daar<strong>voor</strong> aan te wijzen, maar <strong>de</strong> belangrijkste liggen in <strong>de</strong> privésfeer.<br />
Het kostwinnersmo<strong>de</strong>l maakt plaats <strong>voor</strong> een tweeverdienersmo<strong>de</strong>l. Een huishou<strong>de</strong>n, en dus ook <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n<br />
van dat huishou<strong>de</strong>n, wordt daardoor min<strong>de</strong>r mobiel. Dat geldt zeker <strong>voor</strong> personeelsle<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ‘spitsuurfase’<br />
van hun leven. De snel groeien<strong>de</strong> fileproblematiek vergroot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur van mensen om binnen <strong>de</strong><br />
eigen regio te blijven werken. De komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wor<strong>de</strong>n me<strong>de</strong> als gevolg hiervan groeien<strong>de</strong> personele<br />
problemen verwacht in bepaal<strong>de</strong> regio’s in Ne<strong>de</strong>rland, terwijl in an<strong>de</strong>re regio’s juist overschotten ontstaan.<br />
We hebben ons in <strong>de</strong>ze studie niet gericht op regionale verschillen in het arbeidsmarktaanbod, maar het is<br />
een relevante notie.<br />
Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n operatiegebie<strong>de</strong>n<br />
Een laatste implicatie van <strong>voor</strong>tgaan<strong>de</strong> globalisering is dat <strong>de</strong> aard van conflicten sneller zal veran<strong>de</strong>ren en<br />
vaker zal verschillen. De ene keer opereert Defensie in woestijngebied, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re keer in tropisch regenwoud<br />
en een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer in <strong>de</strong> sneeuw. Deze ontwikkeling vereist regiogerichte vulling van eenhe<strong>de</strong>n, maar<br />
wellicht ook een grotere regiogerichte specialisatie.<br />
Een <strong>de</strong>rgelijke specialisatie heeft <strong>de</strong> nodige consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie van het werk dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
van Defensie uitvoeren. Opleidingen zullen bij<strong>voor</strong>beeld meer moeten wor<strong>de</strong>n toegespitst op regionale<br />
omstandighe<strong>de</strong>n, maar ook personeelszorg zal zo moeten wor<strong>de</strong>n ingericht dat <strong>de</strong> zorg die wordt geleverd<br />
aansluit bij <strong>de</strong> behoefte aan zorg van personeel dat werkzaam is in een bepaal<strong>de</strong> regio. Tegen <strong>de</strong> achtergrond<br />
van <strong>de</strong> ontwikkelingen in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren, kan een <strong>de</strong>rgelijke regionale<br />
specialisatie het aantrekken van groepen allochtonen mogelijk vergemakkelijken. De weerstand om in<br />
bepaal<strong>de</strong> regio’s te vechten, wordt immers weggenomen door meer keuzevrijheid te bie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio<br />
van inzet.<br />
Gezien <strong>de</strong> algehele schaarste aan technici en bij<strong>voor</strong>beeld ICT en zorgpersoneel, zal tussen regionale<br />
specialisteneenhe<strong>de</strong>n echter een hechte vorm van samenwerking moeten wor<strong>de</strong>n georganiseerd.<br />
Uitbesteding aan partijen in regio’s van uitzending is echter ook een optie, zolang kwaliteit geborgd is<br />
en blijft. Dat laatste kan mid<strong>de</strong>ls regionale opleiding of zelfs opleiding in <strong>de</strong> regio wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund.<br />
Well-being/ individualisering<br />
Hoofdlijnen<br />
Mensen wor<strong>de</strong>n steeds zelfbewuster en gaan zich steeds meer als een individu positioneren dan als een<br />
groep in <strong>de</strong> samenleving. Naast traditionele hiërarchische verhoudingen komt een steeds grotere nadruk<br />
te liggen op individuele wensen en behoeften binnen arbeidsrelaties. On<strong>de</strong>rzoek naar drijfveren van<br />
nieuwe generaties werknemers laat zien dat meer behoefte ontstaat aan erkenning, coaching en<br />
dialoog. Lei<strong>de</strong>rschap moet wor<strong>de</strong>n verdiend. Ook zingeving neemt een belangrijkere plaats in. On<strong>de</strong>r<br />
nieuwe generaties werknemers neemt <strong>de</strong> maatschappelijke betrokkenheid toe.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 106
Belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />
❚ Balans werk en privé is individueel maatwerk:<br />
- maatwerk in arbeidsrelaties impliceert passend aanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> langer doorwerken<strong>de</strong><br />
maar ook <strong>voor</strong> jonge allochtone instromers<br />
- spanning individueel belang en organisatiebelang<br />
- levensfasebeleid biedt structuur<br />
❚ Nieuw aanbod lijkt wat min<strong>de</strong>r gezond:<br />
- Defensie kan ‘gezon<strong>de</strong> werkgever’ zijn<br />
- preventie- en gezondheidsbeleid aanscherpen<br />
❚ Nieuw aanbod vraagt zingeving, beroepseer, groepsgevoel en maatschappelijk relevant werk:<br />
- Defensie kan mensen daarop aanspreken (aantrekkingskracht)<br />
Combineren van werk en privé<br />
In hun streven naar welbevin<strong>de</strong>n willen werknemers nu, maar zeker ook in 2020, hun werk combineren<br />
met een volwaardig privéleven. Voor <strong>de</strong> een betekent dit een balans tussen gezin en werk, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r een<br />
balans tussen werk en sport en <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> een balans tussen werk en verre lange reizen. Tegelijkertijd<br />
zien we een trend dat mensen min<strong>de</strong>r geneigd zijn lange afstan<strong>de</strong>n te reizen om van hun huis naar hun<br />
werk en weer terug te komen. Mensen hebben een steeds sterkere <strong>voor</strong>keur om in <strong>de</strong> woonregio te werken.<br />
Dit alles heeft, zeker in combinatie met een dreigen<strong>de</strong> schaarste aan arbeidscapaciteit, vergaan<strong>de</strong> implicaties<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeidsethiek van het toekomstige aanbod van arbeid.<br />
De bereidheid en motivatie van werknemers om te voldoen aan <strong>de</strong> eisen van het werk komen waarschijnlijk<br />
on<strong>de</strong>r grote druk te staan, waardoor spanningen kunnen ontstaan tussen <strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> arbeidsorganisatie<br />
en die van <strong>de</strong> individuele werknemer. De ontwikkelingen in het arbeidsmarktaanbod wijzen<br />
op een grotere diversiteit op <strong>de</strong> werkvloer. Voor vrijwel elke individuele me<strong>de</strong>werker heeft <strong>de</strong> balans<br />
werk-privé een iets an<strong>de</strong>re inhoud en die inhoud kan in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd sterk veran<strong>de</strong>ren. Voor een<br />
alleenstaan<strong>de</strong> jonge militair in <strong>de</strong> ‘ontwikkelingsfase’ heeft ‘balans’ een volstrekt an<strong>de</strong>re betekenis dan<br />
<strong>voor</strong> een 40-jarige met drie jonge kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> ‘spitsuurfase’.<br />
Voor een organisatie is het echter onmogelijk om <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re werknemer aparte regelingen te treffen<br />
die tegemoet komen aan <strong>de</strong> individuele behoeften. Defensie zal <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs moeten scheppen waarbinnen<br />
me<strong>de</strong>werkers in staat wor<strong>de</strong>n gesteld om in overleg met <strong>de</strong> organisatie optimale keuzes te maken <strong>voor</strong><br />
wat betreft <strong>de</strong> inhoud en aard van hun werkzaamhe<strong>de</strong>n. De ka<strong>de</strong>rs kunnen wor<strong>de</strong>n geschapen door uit<br />
te gaan van <strong>de</strong> vier levensfasen, die Defensie heeft vastgesteld ten behoeve van haar levensfasebeleid. De<br />
ontwikkelingsfase, <strong>de</strong> spitsuurfase, <strong>de</strong> balansfase en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase.<br />
Maatwerk in arbeidsrelaties<br />
De behoefte aan maatwerk in <strong>de</strong> arbeidsrelatie zien we niet alleen bij <strong>de</strong> nieuwe generaties werknemers.<br />
Ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> generaties die anno 2008 aan het werk zijn en van wie we verwachten dat ze in 2020 nog<br />
steeds werkzaam zijn, verschuiven <strong>de</strong> behoeften. Mensen die ‘langer doorwerken’ zullen bij<strong>voor</strong>beeld<br />
an<strong>de</strong>re behoeften hebben dan <strong>de</strong> generatie Y die net is begonnen. Zij hebben vaak ou<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs die<br />
behoefte hebben aan zorg en die zorg zal niet geheel door <strong>de</strong> Zorgsector kunnen wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n. Ook<br />
hebben ze vaak kleinkin<strong>de</strong>ren met wie ze graag tijd willen doorbrengen.<br />
Het aanbod van arbeid van <strong>de</strong> toekomst heeft ook wat <strong>de</strong> wensen en behoeften betreft een heel divers<br />
karakter en heel individuele wensen. Wil een arbeidsorganisatie dat aanbod aanspreken dan is het bie<strong>de</strong>n<br />
van ruimte <strong>voor</strong> maatwerk en het bie<strong>de</strong>n van ‘zinnig’ werk van belang. Zeker in 2020 wanneer het aanbod<br />
van arbeid schaarser zal zijn.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 107
Zingeving, beroepseer en groepsgevoel<br />
Het feit dat mensen steeds bewuster keuzes maken in het leven en dat het steeds vaker ook individuele<br />
keuzes zijn die los staan van groepsinvloe<strong>de</strong>n, heeft belangrijke consequenties <strong>voor</strong> Defensie en het succes<br />
dat zij heeft bij werven en behou<strong>de</strong>n van personeel. ‘Defensiefamilies’ sterven daardoor langzaam uit, want<br />
ie<strong>de</strong>r individu maakt zijn eigen keuzes. Daarbij komt dat mensen steeds meer ook bezig willen zijn met<br />
maatschappelijk relevante dingen, betekenisvolle dingen en zaken die het leven zinvol maken.<br />
Dat betekent dat <strong>de</strong> arbeidsorganisatie waarin mensen actief zijn, maatschappelijk relevante dingen moet<br />
doen en dat mensen alleen dan kiezen <strong>voor</strong> een arbeidsorganisatie wanneer zij met trots kunnen vertellen<br />
over die arbeidsorganisatie.<br />
Ongezond aanbod <strong>voor</strong> een gezon<strong>de</strong> werkgever<br />
Er is <strong>de</strong> laatste jaren een groeiend bewustzijn bij mensen dat een gezon<strong>de</strong> leefstijl bijdraagt aan het<br />
algemene welbevin<strong>de</strong>n. Mensen zijn steeds meer bereid om te investeren in gezon<strong>de</strong> voeding, in voldoen<strong>de</strong><br />
beweging en in het vermij<strong>de</strong>n van stress. Daardoor is <strong>de</strong> trend dat mensen steeds ongezon<strong>de</strong>r leven<br />
omgebogen en zien we nu al een toename van het aantal sporters en het aantal mensen dat voldoen<strong>de</strong><br />
beweegt. Deze trend zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia waarschijnlijk doorzetten.<br />
Overgewicht en obesitas blijven echter ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren een probleem. Zeker het overgewicht on<strong>de</strong>r<br />
jonge kin<strong>de</strong>ren (het aanbod van <strong>de</strong> toekomst). Ook het toenemen<strong>de</strong> percentage jongeren met gehoorscha<strong>de</strong><br />
vraagt aandacht, net als het snel toenemen<strong>de</strong> aantal diabetici. Opvallend is dat het <strong>voor</strong>al het<br />
‘nieuwe’ aanbod van allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren is dat relatief ongezond is. Voor Defensie zou een<br />
ongezon<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>nd aanbod van arbeid belangrijke consequenties kunnen hebben.<br />
Klimaat en milieu<br />
Het menselijk han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> afgelopen eeuwen heeft het milieu wereldwijd belast en aangetast.<br />
Opwarming van <strong>de</strong> atmosfeer, stijging van <strong>de</strong> zeespiegel, verdroging van leefgebie<strong>de</strong>n, overbevissing<br />
en vervuiling van rivieren, zeeën en oceanen zijn er tastbare gevolgen van. Door al <strong>de</strong>ze ontwikkelingen<br />
zijn er steeds meer lan<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> noodzaak zien en voelen zich te wapenen tegen het toenemen<strong>de</strong><br />
natuurgeweld. Voor Ne<strong>de</strong>rland zelf is het nu al sterk <strong>de</strong> vraag of we in 2020 voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en<br />
menskracht hebben om ons land afdoen<strong>de</strong> te beschermen tegen water. Vooral <strong>de</strong> nu al bestaan<strong>de</strong>, maar<br />
naar verwachting nog sterk groeien<strong>de</strong>, tekorten aan technici en ingenieurs, vergroten <strong>de</strong> druk op het<br />
aanbod van technici nu en in <strong>de</strong> toekomst. Ook <strong>voor</strong> Defensie is het <strong>de</strong> vraag in hoeverre er een taak<br />
wacht bij <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging tegen natuurgeweld en <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropbouw na natuurgeweld. Als die taak er is<br />
of komt, dan is het zaak nu al aan <strong>de</strong> versterking van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> die specifieke taak te<br />
gaan werken.<br />
Belangrijkste ontwikkelingen in implicaties<br />
❚ Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhouding personeels- en materiaalkosten als gevolg van schaarste aan grondstoffen<br />
en aan (technische) arbeidscapaciteit<br />
❚ Inzetten op innovatie (personeelsvervangend materieel dat werkt op niet-schaarse grondstoffen<br />
en dat geëxploiteerd kan wor<strong>de</strong>n met beschikbare arbeidscapaciteit (technologie)<br />
❚ Bescherming van schaarse grondstoffen betekent mogelijk ook nieuwe conflicten<br />
❚ Optre<strong>de</strong>n bij milieurampen/ natuurgeweld vraagt an<strong>de</strong>re capaciteiten<br />
❚ Inzet bij milieurampen en natuurgeweld is waarschijnlijk ook min<strong>de</strong>r levensbedreigend dan inzet<br />
in oorlogsgebied<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 108
Schaarste aan grondstoffen; zoeken naar alternatieven<br />
Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wordt een toenemen<strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen verwacht. Dat zorgt <strong>voor</strong><br />
hogere productiekosten en dus ook stijgen<strong>de</strong> prijzen van (half )fabricaten. De zoektocht naar alternatieven<br />
is in volle gang, maar het is <strong>de</strong> vraag of die tijdig <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn en in hoeverre ze in wisselen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
toepasbaar zullen zijn. In hoeverre hieraan consequenties verbon<strong>de</strong>n zijn <strong>voor</strong> Defensie is<br />
moeilijk in te schatten.<br />
Voor <strong>de</strong> hand ligt dat <strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen ook <strong>de</strong> Defensieorganisatie zal stimuleren om te<br />
komen tot innovaties op technologisch en logistiek vlak, zodat <strong>de</strong> afhankelijkheid van schaarser wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
grondstoffen wordt beperkt en steeds meer kan wor<strong>de</strong>n gewerkt met materieel dat functioneert op<br />
niet-schaarse grondstoffen. Om tot <strong>de</strong>rgelijke innovaties te komen, wordt echter een beroep gedaan op<br />
het beschikbare arbeidsaanbod van nu al schaars en schaarser wor<strong>de</strong>nd technisch en/of logistiek geschoold<br />
personeel. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige innovaties zorgt schaarste van grondstoffen er echter <strong>voor</strong> dat materieel en<br />
<strong>de</strong> exploitatie ervan kostbaar<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Dat impliceert een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhouding in <strong>de</strong> personeels-<br />
en materiaalkosten. Het beheer en behoud van materieel wordt duur<strong>de</strong>r en bij gelijkblijven<strong>de</strong> budgetten<br />
– bepaald door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid en dus afhankelijk van politieke keuzes – gaat dat ten koste van<br />
<strong>de</strong> beschikbare mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> personeel. Dat kan <strong>de</strong> concurrentiepositie van Defensie ernstig scha<strong>de</strong>n,<br />
juist omdat ook bepaal<strong>de</strong> groepen personeel schaarser wor<strong>de</strong>n, en dus duur<strong>de</strong>r.<br />
Er moet wor<strong>de</strong>n gezocht naar en geïnvesteerd in maximale duurzame inzet van nu al schaarse technische<br />
kennis om het functioneren van <strong>de</strong> Defensieorganisatie onafhankelijk te maken van <strong>de</strong> beschikbaarheid<br />
van schaarse grondstoffen.<br />
Beschermen van schaarse grondstoffen en schone ruimte<br />
Als gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste aan grondstoffen is te verwachten dat er een toenemen<strong>de</strong> behoefte<br />
ontstaat aan beveiliging van schaarse grondstoffen, schone ruimte en zuiver drinkwater. De verwachting is<br />
dat dit leidt tot nieuwe conflicten en spanningen in <strong>de</strong> wereld. Dat leidt ook tot an<strong>de</strong>re samenwerkingsverban<strong>de</strong>n<br />
en coalities. Een mogelijkheid is dat er lokale interventiecentra wor<strong>de</strong>n ingericht. De impact<br />
hiervan <strong>voor</strong> Defensie is mogelijk groot, maar moeilijk te <strong>voor</strong>spellen.<br />
Optre<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns en na milieurampen, natuurgeweld<br />
Het optre<strong>de</strong>n bij milieurampen brengt heel an<strong>de</strong>re risico’s met zich mee dan het optre<strong>de</strong>n in oorlogsgebied.<br />
Er is geen sprake van ‘vechten’, maar <strong>de</strong> fysieke eisen die gesteld wor<strong>de</strong>n zijn naar verwachting niet<br />
min<strong>de</strong>r groot. Bij we<strong>de</strong>ropbouw na natuurrampen wordt wel een beroep gedaan op an<strong>de</strong>re capaciteiten<br />
en zijn <strong>de</strong> risico’s veel min<strong>de</strong>r groot.<br />
Deze ontwikkeling kan er toe lei<strong>de</strong>n dat het verschil tussen gevechtseenhe<strong>de</strong>n en niet-gevechtseenhe<strong>de</strong>n<br />
vervaagt en dat een bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid vereist is van me<strong>de</strong>werkers. Deze ontwikkeling kan echter ook<br />
specialisatie voe<strong>de</strong>n, waarbij gespecialiseer<strong>de</strong> gevechtseenhe<strong>de</strong>n zich dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van<br />
gespecialiseer<strong>de</strong> niet-gevechtseenhe<strong>de</strong>n. Hierin heeft <strong>de</strong> Defensieorganisatie een strategische en organisatorische<br />
keuze te maken. Ontwikkelingen in het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> Defensie zou<strong>de</strong>n bij het maken van<br />
<strong>de</strong>ze keuze kunnen en moeten wor<strong>de</strong>n meegewogen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 109
Technologische dominantie<br />
De invloed van technologie blijft ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Naast ontwikkelingen in<br />
<strong>de</strong> informatie en communicatietechnologie, zullen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> telematica,<br />
biotechnologie en nanotechnologie een grote impact hebben op het dagelijks leven in het algemeen<br />
en op <strong>de</strong> factor arbeid in het bijzon<strong>de</strong>r. De manier waarop mensen werken en communiceren en <strong>de</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r zij dat doen zal in 2020 op tal van punten verschillen van nu, met<br />
uiteenlopen<strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie van arbeid, ook <strong>voor</strong> Defensie.<br />
Belangrijkste ontwikkeling en implicaties:<br />
❚ Virtualisering van het werk:<br />
- aantrekkelijk vanwege afstand tot ‘levensgevaar<br />
- aantrekkelijk <strong>voor</strong> jongeren (virtual reality en gaming)<br />
- uitdaging ou<strong>de</strong>ren en zittend personeel<br />
- uitdaging <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n (afstand, virtuele teams en begeleiding ou<strong>de</strong>re werknemers)<br />
- simulatoren in opleiding (opleiding naar aanbod, an<strong>de</strong>re eisen aan oplei<strong>de</strong>rs en instructeurs)<br />
❚ Nieuwe materialen maakt het werk mogelijk lichter:<br />
- nieuwe doelgroepen aanspreken met fysiek lichter werk<br />
❚ Werk complexer:<br />
- hoogopgelei<strong>de</strong>n aanspreken met uitdaging<br />
- groeien<strong>de</strong> hoeveelheid moeilijker te verwerken (cognitie)<br />
- risico is toename van cognitieve overbelasting<br />
- ontwerpen van ICT rekening hou<strong>de</strong>nd met wisselen<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten<br />
van groepen werknemers<br />
❚ Robotisering:<br />
- veiliger werken op afstand, spreekt nieuwe doelgroepen aan<br />
- min<strong>de</strong>r vliegers en opvaren<strong>de</strong>n nodig bij onbemand vliegen/varen:<br />
- min<strong>de</strong>r mensen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rhoud nodig (schepen en vliegtuigen kleiner)<br />
- meer mensen nodig <strong>voor</strong> besturing/ on<strong>de</strong>rhoud op afstand<br />
❚ ICT professionals nodig <strong>voor</strong> ‘virtuele’ beveiligingstaken<br />
Virtualisering van het werk<br />
Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia valt allereerst een vergaan<strong>de</strong> virtualisering van het werk te verwachten.<br />
Samenwerking tussen mensen vindt steeds meer op afstand via virtuele teams plaats en on<strong>de</strong>rsteund door<br />
uiteenlopen<strong>de</strong> ICT toepassingen. Virtualisering van het werk maakt dat mensen, teams en organisaties<br />
steeds meer onafhankelijk van plaats of tijd werken en dat afstemming met collega’s, teams en an<strong>de</strong>re<br />
organisaties eveneens los van plaats en tijd gebeurt. Ook nu al zien we dat verga<strong>de</strong>ringen verlopen in<br />
virtuele verga<strong>de</strong>rruimten, tij<strong>de</strong>ns telepresence-sessies of hologramprojecties. Die ontwikkeling zal sterk<br />
doorzetten.<br />
Virtualisering van het werk heeft dan ook vergaan<strong>de</strong> consequenties <strong>voor</strong> communicatiestructuren en<br />
ICT speelt hierbij een belangrijke rol. Voor Defensie betekent <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgaan<strong>de</strong> virtualisering van het werk<br />
bij<strong>voor</strong>beeld dat <strong>de</strong> afstand tot gevaarlijke situaties kan wor<strong>de</strong>n vergroot, waardoor risico’s kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
beperkt. Deze ontwikkeling is al <strong>de</strong>cennia lang in volle gang en ze zal ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia<br />
doorzetten.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 110
Aantrekkingskracht op jongeren, uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />
Virtualisering van het werk, en dan <strong>voor</strong>al het werk in <strong>de</strong> operatie (vechten), maakt het werk bij Defensie<br />
wellicht aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige en toekomstige generatie jongeren die opgroeit met internet en<br />
gamen. Zij zijn bovendien gewend aan het opereren in virtuele werel<strong>de</strong>n, wat opleiding vereenvoudigt.<br />
Uiteraard is er een groot verschil tussen gamen in een virtuele, niet bestaan<strong>de</strong> wereld en het virtueel<br />
opereren in échte gevechtssituaties. Tegelijkertijd maakt virtualisering van het werk het werken <strong>voor</strong> het<br />
zitten<strong>de</strong> bestand en <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers mogelijk complexer. Dat impliceert dat meer begeleiding<br />
nodig is <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>re me<strong>de</strong>werkers om mee te gaan in <strong>de</strong> virtualisering van werk. Zeker <strong>voor</strong> het<br />
leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r liggen er grote uitdagingen. Die hebben niet alleen te maken met <strong>de</strong> virtualisering<br />
en het werken op afstand, maar ook met leiding geven aan virtuele teams, <strong>de</strong> begeleiding van ou<strong>de</strong>re<br />
werknemers die moeite kunnen hebben met virtualisering en nieuwe technologie en <strong>de</strong> cognitieve en<br />
psychische belasting die daarmee gepaard gaat.<br />
Betrouwbaarheid, visuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />
In hoeverre kunnen mensen erop vertrouwen dat datgene wat zij in hun virtuele omgeving signaleren zich<br />
ook in werkelijkheid daar bevindt?<br />
Vanwege <strong>de</strong> grote belangen – er staan immers vaak mensenlevens op het spel – is tot op he<strong>de</strong>n visuele<br />
i<strong>de</strong>ntificatie noodzakelijk <strong>voor</strong>dat er een schot gelost wordt. Afhankelijk van <strong>de</strong> betrouwbaarheid waarmee<br />
<strong>de</strong> werkelijkheid kan wor<strong>de</strong>n gevirtualiseerd, blijft visuele i<strong>de</strong>ntificatie al dan niet nodig. Is visuele<br />
i<strong>de</strong>ntificatie niet meer nodig, dan zou werk op grotere afstand van risicogebie<strong>de</strong>n kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Dat zou impliceren dat het arbeidsaanbod dat zich vanwege <strong>de</strong> grote risico’s niet aangetrokken voelt tot<br />
het werken bij Defensie, mogelijk wel kan wor<strong>de</strong>n aangesproken.<br />
Virtualiseren betekent an<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />
Zet <strong>de</strong> virtualisering van het werk door, en gezien <strong>de</strong> structurele schaarste aan arbeid, die <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia dreigt, ligt dat zeer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, dan betekent dit dat het werk van grote groepen personeel bij<br />
Defensie veran<strong>de</strong>rt. Mobiel werken, virtuele teams, werken op afstand en werken met simulatoren vraagt<br />
an<strong>de</strong>re competenties en dus an<strong>de</strong>re opleidingen. Bovendien wor<strong>de</strong>n als gevolg van <strong>de</strong> virtualisering niet<br />
alleen van mensen die het werk zelf doen an<strong>de</strong>re capaciteiten gevraagd, maar ook van oplei<strong>de</strong>rs en<br />
instructeurs, inkopers, administratieve krachten en leidinggeven<strong>de</strong>n. In die zin zijn er <strong>de</strong> nodige implicaties<br />
<strong>voor</strong> zowel <strong>de</strong> werving als <strong>voor</strong> het behoud van personeel.<br />
Cognitieve belasting<br />
Dat informatieverwerking belangrijker wordt en dat steeds meer gevraagd wordt van <strong>de</strong> cognitieve<br />
capaciteiten van personeel impliceert ook dat het werk mentaal zwaar<strong>de</strong>r zal wor<strong>de</strong>n. Dat impliceert een<br />
groter beroep op <strong>de</strong> psychische zorg <strong>voor</strong> personeel. Hoewel <strong>voor</strong>komen altijd beter is dan genezen, is het<br />
wat betreft die behoefte aan psychische zorg een geruststelling dat er, zo blijkt uit arbeidsmarktprognoses<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijn, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren weinig problemen te verwachten zijn bij het vin<strong>de</strong>n<br />
van therapeuten.<br />
Nieuwe materialen, nanotechnologie<br />
Technologie veran<strong>de</strong>rt ook materialen waarmee wordt gewerkt. Vooral <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> nanotechnologie<br />
hebben <strong>voor</strong> Defensie grote gevolgen. Doordat met veel lichtere materialen wordt gewerkt,<br />
kan arbeid fysiek lichter wor<strong>de</strong>n, waardoor meer mensen het zou<strong>de</strong>n kunnen uitvoeren. Ook zou<strong>de</strong>n<br />
werk nemers langer kunnen doorwerken en zou bij<strong>voor</strong>beeld het werk in <strong>de</strong> operatie aantrekkelijker<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers of vrouwen, die nu afhaken vanwege <strong>de</strong> hoge fysieke eisen aan<br />
het werk. Tegen <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> ontwikkelingen in het arbeidsaanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (meer<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 111
vrouwen, meer ou<strong>de</strong>ren, meer arbeidsgehandicapten en meer allochtonen) biedt technologisering in die<br />
zin grote kansen <strong>voor</strong> Defensie.<br />
Informatieverwerking en cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />
Informatie komt steeds sneller en in wisselen<strong>de</strong> vorm tot <strong>de</strong> gebruiker die daarmee moet leren omgegaan.<br />
Het wordt steeds lastiger om betrouwbare informatie te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van onbetrouwbare informatie.<br />
Zeker ook wanneer het werk ver<strong>de</strong>r wordt gevirtualiseerd.<br />
Niet alleen van nieuwe generaties werknemers wordt dus veel verwacht als het gaat om informatieverwerking.<br />
Ook <strong>voor</strong> het huidige personeelsbestand wor<strong>de</strong>n cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n steeds belangrijker. Niet<br />
ie<strong>de</strong>reen heeft <strong>de</strong> cognitieve capaciteiten om goed om te gaan met die toenemen<strong>de</strong> stroom van informatie<br />
en om goe<strong>de</strong> keuzes te maken op basis van die stroom van informatie. Daarmee dreigt <strong>voor</strong>tdurend een<br />
twee<strong>de</strong>ling op <strong>de</strong> arbeidsmarkt tussen <strong>de</strong> mensen die wel en <strong>de</strong> mensen die niet aan <strong>de</strong>ze eisen kunnen<br />
voldoen. De ontwikkelingen in het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia laten zien dat er sprake is<br />
van een gelei<strong>de</strong>lijke upgrading. Er komen meer mensen met een hogere opleiding. De upgradingsten<strong>de</strong>ns<br />
vlakt echter <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren wel wat af. Dat betekent mogelijk een toename van <strong>de</strong> schaarste aan<br />
personeel met <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten.<br />
Om er<strong>voor</strong> te zorgen dat voldoen<strong>de</strong> mensen behoren tot <strong>de</strong> groep die om kan gaan met wisselen<strong>de</strong><br />
informatiestromen is enerzijds opleiding en begeleiding van zittend personeel gewenst, an<strong>de</strong>rzijds is<br />
ontwerp van ICT aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> waarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve capaciteiten,<br />
zodat meer mensen kunnen werken met nieuwe technologie. Van jongere generaties mag wor<strong>de</strong>n verwacht<br />
dat zij beschikken over <strong>de</strong> capaciteiten om met wisselen<strong>de</strong> informatiestromen om te gaan, omdat zij ermee<br />
zijn opgegroeid.<br />
Robotisering van <strong>de</strong> arbeid; min<strong>de</strong>r fysiek, min<strong>de</strong>r risico<br />
Een belangrijke uiting van <strong>de</strong> dominantie van technologie zien we in <strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>lijke robotisering van <strong>de</strong><br />
arbeid. Hiermee doelen we op <strong>de</strong> overname van taken van mensen door machines en automatisering.<br />
Ook nu al zien we dat robotisering bij Defensie volop plaatsvindt. Onbeman<strong>de</strong> vliegtuigen die op afstand<br />
wor<strong>de</strong>n bestuurd zijn er bij<strong>voor</strong>beeld nu al en in 2020 zijn ze volledig ‘ingeburgerd’. Dat betekent dat<br />
min<strong>de</strong>r mensen nodig zijn om vliegtuigen mee te bemannen. Het betekent ook dat er meer mensen nodig<br />
zijn om vliegtuigen, maar ook schepen en an<strong>de</strong>r materieel, op afstand te besturen en te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Een<br />
an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld zijn <strong>de</strong> verkenningsrobots die in risicogebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n uitgezet. Ook die zullen in 2020<br />
veel meer wor<strong>de</strong>n ingezet en veel geavanceer<strong>de</strong>r zijn.<br />
Robotisering heeft grote gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeid die mensen verrichten. Aan <strong>de</strong> ene kant wordt het werk<br />
dat mensen zelf uitvoeren een stuk veiliger. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant veran<strong>de</strong>rt het werk fors van inhoud. Het<br />
werk ‘<strong>de</strong>militariseert’, omdat het min<strong>de</strong>r fysiek wordt. Inzet van robottechnologie ter vervanging van<br />
mensen vraagt immers om heel an<strong>de</strong>re kennis en vaardighe<strong>de</strong>n. De directe fysieke blootstelling aan risico’s<br />
valt bij<strong>voor</strong>beeld weg, maar er wordt meer kennis gevraagd van techniek en het on<strong>de</strong>rhoud van robots.<br />
Daarmee sluit het werk wel wat beter aan bij het arbeidsaanbod van <strong>de</strong> toekomst.<br />
Vrouwen, maar ook ou<strong>de</strong>ren, voelen zich min<strong>de</strong>r aangetrokken tot fysieke banen en werken on<strong>de</strong>r<br />
risicovolle omstandighe<strong>de</strong>n. Zij zou<strong>de</strong>n zich dus meer aangetrokken kunnen voelen door het nieuwe werk.<br />
Ook <strong>voor</strong> het langzaam groeien<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>el ge<strong>de</strong>eltelijk arbeidsgehandicapten (<strong>voor</strong>al diegenen die zijn<br />
uitgevallen met fysieke klachten) ontstaan er wellicht mogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 112
Virtuele veiligheid; privacy en betrouwbaarheid van systemen<br />
Technologie zorgt er ten slotte <strong>voor</strong> dat informatie sneller en gemakkelijker kan wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld en<br />
verspreid over <strong>de</strong> gehele wereld. Dat roept echter steeds meer vragen rond beveiliging, privacy en <strong>de</strong><br />
controleerbaarheid en betrouwbaarheid van ICT-systemen.<br />
De afhankelijkheid van ICT-systemen betekent een toename van <strong>de</strong> kwetsbaarheid van Ne<strong>de</strong>rland. Een<br />
goe<strong>de</strong> beveiliging en een goed systeem van back-ups van informatiesystemen zal aan belangrijkheid<br />
toenemen. Beveiliging van Ne<strong>de</strong>rland krijgt daarmee een meer virtuele dimensie en dat vraagt an<strong>de</strong>re<br />
competenties.<br />
Kijken we naar het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia dan zien we een toenemen<strong>de</strong> schaarste<br />
aan ICT professionals die het <strong>voor</strong> Defensie moeilijker zal maken zich te <strong>voor</strong>zien van voldoen<strong>de</strong> ICT kennis<br />
om <strong>de</strong> virtualisering te on<strong>de</strong>rsteunen, <strong>de</strong> beveiliging van ICT systemen op or<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>ze optimaal<br />
te controleren.<br />
Conclusies<br />
Maatschappelijke trends en hun implicaties<br />
De belangrijkste trends die van invloed zijn op <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie<br />
zijn als volgt samen te vatten: schaarste van arbeidscapaciteit, dominantie van technologie, globalisering,<br />
well-being/ individualisering en klimaat en milieu.<br />
Schaarste van arbeidscapaciteit<br />
De schaarste van arbeidscapaciteit zet druk op <strong>de</strong> participatie van vrouwen, allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en ook<br />
arbeidsgehandicapten. Nieuwe groepen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt wor<strong>de</strong>n aangesproken om aan voldoen<strong>de</strong><br />
arbeidscapaciteit te komen, ook door Defensie. Dat maakt <strong>de</strong> werkvloer, zowel <strong>voor</strong> burgers als <strong>voor</strong><br />
militairen, meer divers. Differentiatie in werving (aanspreken van doelgroepen), en in behoud van<br />
personeel is dus nodig. Een meer divers personeelsbestand stelt vervolgens ook an<strong>de</strong>re eisen aan arbeidsrelaties.<br />
Maatwerk in <strong>de</strong> arbeidsrelatie, individuele loopbaanontwikkeling, intercultureel management<br />
en meer coachen<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rschapsstijlen zijn bij<strong>voor</strong>beeld gewenst om (allochtone) jongeren te blijven<br />
aanspreken.<br />
An<strong>de</strong>re implicaties van personeelsschaarste zijn dat vaker keuzes zullen moeten wor<strong>de</strong>n gemaakt om mens<br />
door machine te vervangen, bij<strong>voor</strong>beeld door meer onbeman<strong>de</strong> voertuigen in te zetten of door meer te<br />
werken met simulatoren. Uitbesteding en nationale en internationale samenwerking kunnen eveneens<br />
wor<strong>de</strong>n geïntensiveerd.<br />
An<strong>de</strong>rs werken, vraagt echter ook an<strong>de</strong>re competenties van <strong>de</strong>fensiepersoneel. Leiding geven aan een divers<br />
personeelsbestand eist communicatie, coachings- en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n. Internationale samenwerking<br />
vraagt dat ook, maar dat vraagt ver<strong>de</strong>r om risicomanagement, projectmanagement en teamwork.<br />
Werken met en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van onbeman<strong>de</strong> voertuigen vraagt an<strong>de</strong>re vaardighe<strong>de</strong>n dan vliegen of varen<br />
en leiding geven aan teams die werken met onbeman<strong>de</strong> voertuigen vraagt eveneens om een an<strong>de</strong>re<br />
invulling van lei<strong>de</strong>rschap dan nu gewoon is.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 113
Technologie dominantie<br />
Vooral robotisering en het onbemand vliegen en varen verkleinen mogelijk <strong>de</strong> druk op het schaarser<br />
wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> aanbod van arbeid in het algemeen doordat min<strong>de</strong>r mensen gevraagd wor<strong>de</strong>n. Dergelijke<br />
technologische ontwikkelingen vergroten echter wel <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> beschikbare technische kennis in<br />
<strong>de</strong> arbeidsmarkt. Juist die kennis wordt echter steeds schaarser. De invloed van het tekort aan technisch<br />
personeel op <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om technologie in te zetten in plaats van menskracht is daarmee cruciaal.<br />
Defensie staat daarmee <strong>voor</strong> een cruciale keuze in het niveau van afhankelijkheid van technologie en zal<br />
zich moeten bera<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> juiste strategie om aan <strong>de</strong> juiste (technische) kennis te komen om op dat<br />
gewenste niveau te kunnen opereren. Opereren op een te laag niveau gaat ten koste van <strong>de</strong> effectiviteit,<br />
opereren op een hoog niveau brengt het risico met zich mee dat niet voldoen<strong>de</strong> technologische kennis<br />
beschikbaar is op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Dat betekent dat aanschaf van nieuwe technologie vaker dient plaats te<br />
vin<strong>de</strong>n in combinatie met <strong>de</strong> aanschaf van bijpassen<strong>de</strong> technologische kennis. Uitbesteding, internationale<br />
samenwerking en zelfs specialisatie op specifieke taken of regio’s kan soelaas bie<strong>de</strong>n. Afhankelijk van <strong>de</strong><br />
gemaakte keuzes wor<strong>de</strong>n echter ook nieuwe vaardighe<strong>de</strong>n en competenties vereist van nieuw en zittend<br />
<strong>de</strong>fensiepersoneel, bij<strong>voor</strong>beeld op sociale en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n, strategisch inkopen, risicomanagement<br />
en variabel lei<strong>de</strong>rschap.<br />
Globalisering<br />
In <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia staat samenwerking in wisselen<strong>de</strong> internationale netwerken centraal. Dat stelt<br />
nieuwe eisen aan het aanbod van arbeid. Communicatie, samenwerking en <strong>voor</strong>al ook aansturing van<br />
samenwerking in nationale en internationale ketens zijn kerncompetenties. Defensie kan zich <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong>rgelijke ontwikkelingen door nu al optimaal gebruik te maken van het groeien<strong>de</strong> aanbod van<br />
multiculturele kennis in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving.<br />
Well-being/ individualisering<br />
Well-being/ individualisering is een trend met ondui<strong>de</strong>lijke effecten op het aanbod van arbeid. Vrouwen,<br />
allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en arbeidsgehandicapten hebben een overwegend min<strong>de</strong>re gezondheid.<br />
Wel is er een gezondheidstrend in <strong>de</strong> samenleving. Defensie heeft het imago van een ‘gezon<strong>de</strong>’ werkgever,<br />
maar dat is moeilijk in te zetten als doodgaan ook mogelijk is. Nieuw aanbod vraagt in <strong>de</strong> ontwikkelingsfase<br />
en <strong>de</strong> spitsuurfase van hun loopbaan en hun leven om goe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot combinatie werk en privé<br />
en om maatwerk. Personeel in <strong>de</strong> latere levensfasen (balans en mogelijkhe<strong>de</strong>n) vraagt datzelf<strong>de</strong>, maar op<br />
een geheel eigen wijze. Langer doorwerken door werknemers in <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase (wanneer fysieke<br />
beperkingen intre<strong>de</strong>n) impliceert zoeken naar een lichter takenpakket. Combineren van werken bij<br />
Defensie met zorgen <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs of kleinkin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> balansfase vraagt om flexibeler werktij<strong>de</strong>n en<br />
een takenpakket dat daarbij aansluit. Ongeacht <strong>de</strong> levensfase, gaat het <strong>de</strong> werknemer van <strong>de</strong> toekomst<br />
om zingeving in het beroep en intrinsieke betrokkenheid bij <strong>de</strong> missie van een organisatie.<br />
Klimaat en milieu<br />
Klimaat en milieu, schaarste van grondstoffen, klimaatveran<strong>de</strong>ringen en vervuiling maken dat een an<strong>de</strong>r<br />
beroep op Defensie kan wor<strong>de</strong>n gedaan. Beveiligen van schaarse grondstoffen, inzet in rampgebied en<br />
gevecht om schone ruimte. Ruim aanbod van beveiligers kan hier<strong>voor</strong> wor<strong>de</strong>n ingezet, want bij milieurampen<br />
en bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen is geen, of in ie<strong>de</strong>r geval min<strong>de</strong>r, sprake van geweld tegen<br />
<strong>de</strong>fensiepersoneel dan in oorlogsgebied. Dit is aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong>len van het nieuwe aanbod van<br />
personeel (<strong>voor</strong>al vrouwen en ou<strong>de</strong>ren). Daarnaast verwachten we schaarste van grondstoffen én schaarste<br />
van arbeidscapaciteit. Die combinatie maakt dat aanschaf en ontwikkeling van materieel scherpen gericht<br />
moet zijn op het gebruik niet-schaarse grondstoffen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 114
Tot slot: Wat zijn beïnvloedbare en autonome trends?<br />
We hebben aangekondigd een on<strong>de</strong>rscheid te maken tussen zogeheten beïnvloedbare en autonome trends.<br />
De veron<strong>de</strong>rstelling is dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie aan <strong>de</strong> beïnvloedbare trends in enige mate sturing kan<br />
geven, terwijl zij op autonome trends enkel kan inspelen. In schema’s 4.1 en 4.2 geven wij <strong>de</strong> implicaties<br />
weer van dit on<strong>de</strong>rscheid tussen beïnvloedbare en autonome trends. In schema 4.1 geven we een overzicht<br />
van <strong>de</strong> beïnvloedbare trends. Bij elk van <strong>de</strong> trends geven we aan hoe Defensie invloed kan uitoefenen op <strong>de</strong><br />
genoem<strong>de</strong> trends. In schema 4.2 geven we een overzicht van autonome trends. Bij elk van <strong>de</strong>ze trends laten<br />
we bovendien zien hoe Defensie kan reageren op <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> trends.<br />
De schema’s maken dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> autonome trends <strong>de</strong> beïnvloedbare trends overtreffen in zowel aantal<br />
als impact. Hieruit kunnen we <strong>de</strong> conclusie trekken dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie toekomstige ontwikkelen<br />
slechts in beperkte mate zal kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. De meeste invloed kan <strong>de</strong>fensie uitoefenen op trends<br />
die te maken hebben met <strong>de</strong> globalisering en technologie.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 115
Schema 4.1: Beïnvloedbare trends<br />
Thema Trends Kan Defensie beïnvloe<strong>de</strong>n door<br />
Globalisering Internationale<br />
samenwerking<br />
Well-being /<br />
individualisering<br />
Uitbesteding taken<br />
Uiteenlopen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
operatiegebie<strong>de</strong>n<br />
Combineren werk en privé<br />
Maatwerk in arbeidsrelaties<br />
Technologie Virtualisering van het werk<br />
Cognitieve belasting door<br />
werken met nieuwe<br />
technologie<br />
Informatieverwerking en<br />
cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n<br />
Nieuwe materialen,<br />
nanotechnologie<br />
Robotisering<br />
❚ Deelname internationale netwerken<br />
❚ Internationale taakspecialisatie<br />
❚ Uitbeste<strong>de</strong>n van logistiek en medische zorg<br />
aan civiele partners<br />
❚ Uitbesteding <strong>de</strong>fensietaken aan private<br />
militaire eenhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Gebiedsspecifieke vulling van eenhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Opleidingen, trainingen en zorg toespitsen op<br />
omstandighe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
Aantrekken van allochtonen die bekend zijn<br />
met omstandighe<strong>de</strong>n in bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
❚ Ka<strong>de</strong>rs scheppen <strong>voor</strong> keuzes inhoud en aard<br />
werk (fases levensfasebeleid)<br />
❚ Inspelen op uiteenlopen<strong>de</strong> behoefte aan<br />
maatwerk<br />
❚ Vergroten afstand mens en operatiegebied<br />
❚ Aantrekkingskracht op jongeren<br />
❚ Uitdaging <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren<br />
❚ Betrouwbaarheid regelen – virtuele i<strong>de</strong>ntificatie<br />
❚ An<strong>de</strong>rs werken en an<strong>de</strong>rs oplei<strong>de</strong>n<br />
❚ Psychische zorg uitbrei<strong>de</strong>n<br />
❚ Ontwikkelen preventieve therapieën<br />
❚ Upgrading van kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />
❚ Rekening hou<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> cognitieve<br />
vaardighe<strong>de</strong>n<br />
❚ Toepassing bevor<strong>de</strong>ren<br />
❚ Preventie tegen mogelijke risico’s<br />
❚ Stimuleren technologische innovatie<br />
❚ Robotiseren combineren met veiliger<br />
maken van het werk<br />
❚ Extra inzet van vrouwen en gehandicapten<br />
mogelijk maken d.m.v. robotisering<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 116
Schema 4.2: Autonome trends<br />
Thema Trends Reactiemogelijkhe<strong>de</strong>n van Defensie<br />
Demografie Vergrijzing<br />
Meer allochtonen, vrouwen,<br />
ou<strong>de</strong>ren<br />
Meer<br />
eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns<br />
Arbeids-capaciteit Min<strong>de</strong>r mannen, meer<br />
vrouwen<br />
Tekort aan specialisten:<br />
technici, medisch personeel,<br />
ICT-ers, veiligheidspersoneel,<br />
scheepskapiteins<br />
en stuurmannen, piloten en<br />
leidinggeven<strong>de</strong>n transport<br />
Globalisering Wereldwij<strong>de</strong> verspreiding<br />
nieuwe risico’s<br />
Well-being /<br />
individualisering<br />
Regionale gebon<strong>de</strong>nheid<br />
Zingeving<br />
Ongezond arbeidsaanbod<br />
Klimaat en milieu Schaarste aan grondstoffen<br />
Beschermen grondstoffen<br />
en schone ruimte<br />
Milieurampen,<br />
natuurgeweld<br />
❚ Verhoging pensioengerechtig<strong>de</strong> leeftijd<br />
❚ Levensfasebeleid<br />
❚ Aanpassen werkomstandighe<strong>de</strong>n aan<br />
ou<strong>de</strong>r personeel<br />
❚ Diversiteitbeleid<br />
❚ Alleenstaan<strong>de</strong> jongeren interessante doelgroep<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie<br />
Werk aantrekkelijker maken <strong>voor</strong> vrouwen door:<br />
❚ Aanpassen functies en werk<br />
❚ Uitbouwen van vrouwvrien<strong>de</strong>lijke<br />
bedrijfscultuur<br />
❚ Uitbouwen combinatie werk en zorg werk<br />
en privé<br />
❚ Verbeteren primaire en secundaire<br />
arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
❚ Stimuleren opwaartse mobiliteit door opleiding<br />
en scholing<br />
❚ Uitbeste<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n<br />
❚ Aanschaf materiaal passend bij beschikbare<br />
capaciteit<br />
❚ I<strong>de</strong>ntificeren en beoor<strong>de</strong>len nieuwe risico’s<br />
❚ Snel en flexibel reageren op nieuwe risico’s<br />
❚ Opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regio bie<strong>de</strong>n<br />
❚ Werk (kazernes) concentreren in dichtbevolkte<br />
gebie<strong>de</strong>n<br />
❚ Werk bij <strong>de</strong>fensie presenteren als een uitdaging<br />
❚ Promoten beroepseer<br />
❚ Defensieorganisatie als gemeenschap<br />
❚ Gezondheidsbevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> maatregelen<br />
❚ Arbozorg en curatieve zorg integreren<br />
❚ Inzet chronisch zieken bevor<strong>de</strong>ren<br />
❚ Toepassing innovatief en energiezuinig materieel<br />
❚ Inrichten van interventiecentra wereldwijd<br />
❚ Bre<strong>de</strong>re inzetbaarheid <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
❚ Specialisatie: gevechtseenhe<strong>de</strong>n versus<br />
een he<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> rampenbestrijding<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Maatschappelijke ontwikkelingen en implicaties 117
4.<br />
Wervingskracht<br />
Defensie<br />
De schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling om rekening mee te hou<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong><br />
werving. Het beschikbare aanbod zal <strong>voor</strong>al meer divers zijn. Defensie moet daar op inspelen.<br />
De belangrijkste aandachtsgebie<strong>de</strong>n daarbij zijn:<br />
❚ Werving en selectie: oog hebben <strong>voor</strong> diversiteit en individuele behoeften; aan mensen<br />
gestel<strong>de</strong> eisen meer differentiëren naar taken en beoog<strong>de</strong> loopbaan<br />
❚ Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n: goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en loopbaanpa<strong>de</strong>n<br />
❚ Opleiding: meer gericht op competenties en opleidingsaanbod bij <strong>de</strong> eigen woonregio<br />
❚ Personeelszorg: aandacht en faciliteiten gezondheid en veiligheid personeel als ‘unique selling point’<br />
❚ Personeelsbeheer: diversiteit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bedrijfscultuur maken<br />
Keuzes betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> werving en selectie hangen nadrukkelijk samen met strategische keuzes ten<br />
aanzien van (<strong>de</strong> omvang van) <strong>de</strong>fensietaken.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 118
Bepalen<strong>de</strong> elementen<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf zetten we op een rij welke elementen van <strong>de</strong> in hoofdstuk 3 en 4 geschetste ontwikkelingen<br />
en implicaties het meest bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie. In een tweetal<br />
expertbijeenkomsten met specialisten van Defensie wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en implicaties<br />
uitgezet op een assenkruis van impact en kans, conform <strong>de</strong> inschatting van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensievertegenwoordigers<br />
die <strong>de</strong>elnamen aan twee expertmeetings (zie bijlage D1).<br />
Er is een aantal hoofdlijnen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:<br />
❚ Door <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische ontwikkelingen en <strong>de</strong> schaarste op <strong>de</strong> arbeidsmarkt – in het bijzon<strong>de</strong>r wat betreft<br />
technici – moet wor<strong>de</strong>n geput uit een bre<strong>de</strong>re doelgroep, daarbij rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> diversiteit<br />
qua kwalificaties, sociale gebon<strong>de</strong>nheid, culturele achtergrond en <strong>de</strong> individuele behoeften van het<br />
toekomstige arbeidspotentieel. Deze ontwikkeling impliceert zaken als maatwerk in ontwikkeling- en<br />
loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n (zie ook bijlage D1: groenomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />
❚ Het element gezondheid speelt op twee manieren een rol. In <strong>de</strong> eerste plaats kunnen fysieke toelatingseisen<br />
ruimer wor<strong>de</strong>n gesteld. Deze zullen niet meer zon<strong>de</strong>rmeer doorslaggevend zijn als mensen over<br />
belangrijke competenties beschikken die passen bij specifieke taken. Die competenties compenseren<br />
als het ware fysieke tekortkomingen. Daarnaast kan Defensie haar imago versterken van zorgvuldige,<br />
gezon<strong>de</strong> en daarmee aantrekkelijke werkgever <strong>voor</strong> ‘nieuw’ arbeidsaanbod door zich bij<strong>voor</strong>beeld<br />
nadrukkelijker te profileren als organisatie die bijzon<strong>de</strong>re aandacht en <strong>voor</strong>zieningen biedt <strong>voor</strong><br />
gezondheid en (top)sport (bijlage D1: roodomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />
❚ Het arbeidspotentieel zal ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia een sterke regionale gebon<strong>de</strong>nheid kennen.<br />
Dit geldt in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> tweeverdieners en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> generatie y, <strong>voor</strong> wie het sociale netwerk<br />
belangrijker is dan <strong>de</strong> werkgever. Aansluiting bij <strong>de</strong>ze ‘regionale gebon<strong>de</strong>nheid’ biedt mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, zeker in regio’s waar een overschot aan arbeidskrachten zal ontstaan (bijlage D1:<br />
oranje omlijn<strong>de</strong> elementen).<br />
Naast <strong>de</strong>ze drie hoofdlijnen zijn er nog drie elementen die, hoewel ze meer op zichzelf staan, <strong>de</strong> wervingskracht<br />
van Defensie in belangrijke mate kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n:<br />
❚ De groeien<strong>de</strong> kans op en mogelijkhe<strong>de</strong>n van vrij verkeer van werknemers binnen <strong>de</strong> EU (militair en<br />
burgerpersoneel). Hierin schuilt zowel een kans als een bedreiging in. Defensie kan arbeidspotentieel<br />
(bij<strong>voor</strong>beeld technici) werven in Europese gebie<strong>de</strong>n met een hogere werkloosheid (MOE lan<strong>de</strong>n). Daar<br />
staat echter tegenover dat buurlan<strong>de</strong>n met een grotere arbeidsmarktschaarste vaker op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
arbeidsmarkt zullen gaan werven. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> vergrijzing<br />
eer<strong>de</strong>r en <strong>voor</strong>al ook har<strong>de</strong>r zal aankomen (Duitsland e.a.).<br />
❚ Het uitbeste<strong>de</strong>n of outsourcen van taken naar <strong>de</strong> civiele markt en tegelijkertijd inkoop van nieuwe<br />
technologie met <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> kennis <strong>voor</strong> beheer en on<strong>de</strong>rhoud. In toenemen<strong>de</strong> mate zal <strong>de</strong>fensie<br />
opereren als een netwerkorganisatie.<br />
❚ Het ontstaan van private militaire organisaties die zich laten inhuren <strong>voor</strong> militaire taken. Deze organisaties<br />
kunnen zich specialiseren op bepaal<strong>de</strong> taken of op inzet in bepaal<strong>de</strong> regio’s en goed aansluiten<br />
bij behoeften en competenties van potentiële werknemers. Ze kunnen zowel nieuw aanbod als ervaren<br />
werknemers wegtrekken bij Defensie.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 119
Effecten en betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht<br />
De in eer<strong>de</strong>re hoofdstukken geschetste <strong>de</strong>mografische, arbeidsmarkt- en maatschappelijke ontwikkelingen<br />
zijn van invloed op <strong>de</strong> organisatie van werving, selectie, opleiding, personeelszorg en personeelsbeheer en<br />
<strong>de</strong> eisen die daaraan wor<strong>de</strong>n gesteld. On<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> schaarste zal <strong>de</strong> personele opbouw en samenstelling<br />
van Defensie veran<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong>ze paragraaf schetsen we <strong>de</strong> meest relevante effecten van <strong>de</strong>ze<br />
ontwikkelingen op <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie.<br />
Werving en selectie<br />
Met een arbeidsmarkt die <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia krap zal zijn en het ontstaan van een nieuwe groep<br />
militaire werkgevers (private organisaties en buurlan<strong>de</strong>n) die zich op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse arbeidsmarkt zal<br />
mel<strong>de</strong>n, moet Defensie zich richten op een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep waar het gaat om culturele<br />
achtergrond, leeftijd en geslacht, maar ook fysieke en mentale gesteldheid. Omdat tekorten zich <strong>voor</strong>al<br />
zullen <strong>voor</strong>doen op het gebied van techniek en (informatie)technologie zullen extra arbeidsmarktinspanningen<br />
en strategische keuzes noodzakelijk zijn om over voldoen<strong>de</strong> potentieel te kunnen blijven<br />
beschikken. Een <strong>de</strong>el van het talent, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> technologische ‘haves’ wordt immers steeds moeilijker<br />
bereikbaar, want schaarser, terwijl <strong>de</strong> ‘have nots’ in eerste instantie min<strong>de</strong>r interessant wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
Defensie. Defensie moet hier in <strong>de</strong> werving en selectie op inspelen.<br />
Het is in <strong>de</strong> eerste plaats belangrijk dat Defensie meer in beeld komt bij alle doelgroepen. Allochtonen,<br />
vrouwen en (ou<strong>de</strong>re) zij-instromers vormen een potentiële doelgroep die beter benut zal moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Daarbij moet Defensie nadrukkelijk oog hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> individuele behoeften en <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong>ze<br />
groepen. Belangrijke aspecten hierin zijn:<br />
❚ Het bie<strong>de</strong>n van ruimte om invulling te kunnen geven aan het leven in het sociale netwerk en <strong>de</strong> sociale<br />
‘verplichtingen’ van het individu buiten <strong>de</strong> kazerne en buiten <strong>de</strong> organisatie. In dit ka<strong>de</strong>r past ook het<br />
bie<strong>de</strong>n van (goe<strong>de</strong>) <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
❚ Aansluiten bij <strong>de</strong> (persoonlijke) behoefte aan zingeving binnen het werk en tegelijkertijd inspelen op<br />
een meer algemene behoefte aan ‘groepsgevoel’, samen werken aan een doel.<br />
❚ Het bie<strong>de</strong>n van meer ruimte <strong>voor</strong> eigenheid (een eigen kleur) en persoonlijke ontwikkeling. Het moet<br />
dui<strong>de</strong>lijk zijn dat Defensie niet op zoek is naar één type me<strong>de</strong>werker <strong>voor</strong> één type loopbaan. Mensen<br />
moeten juist kunnen kiezen <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n en ontwikkelrichtingen die aansluiten<br />
bij hun competenties, fysieke gesteldheid en persoonlijke behoeften en doelstellingen. Daarbij moet ook<br />
aandacht zijn <strong>voor</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n die niet direct zijn gerelateerd aan uitzending <strong>voor</strong> gevechtsmissies.<br />
Deze loopbaanpa<strong>de</strong>n kunnen dwars door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen lopen. Werving en<br />
selectie kunnen in die zin ook nadrukkelijker gezamenlijk wor<strong>de</strong>n opgepakt en wor<strong>de</strong>n gecombineerd<br />
met doorstroombeleid.<br />
❚ Het beter afwegen van <strong>de</strong> eisen aan <strong>de</strong> fysieke gesteldheid tegen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re competenties van het individu<br />
en <strong>de</strong> eisen die het werk stelt. De fysieke toelatingseisen hoeven slechts in beperkte mate doorslaggevend<br />
te zijn, afhankelijk van loopbaanrichting en compenseren<strong>de</strong> factoren als mensen <strong>voor</strong>al op hun unieke<br />
kwaliteiten wor<strong>de</strong>n ingezet, eventueel met enkele technische aanpassingen. Ook arbeidsgehandicapten<br />
kunnen zo een functionele en productieve rol vervullen binnen Defensie.<br />
❚ Het rekening hou<strong>de</strong>n met en inspelen op <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> peergroep en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs bij <strong>voor</strong>al allochtone<br />
jongeren die een carrière bij Defensie overwegen.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats gaat het erom dat Defensie zich bij <strong>de</strong> werving oriënteert op regionale behoeften. Het<br />
kunnen volgen van een opleiding en het vin<strong>de</strong>n van werk in <strong>de</strong> regio waar mensen wonen, maakt het<br />
aantrekkelijker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> groepen om te kiezen <strong>voor</strong> een loopbaan bij Defensie.<br />
Bovendien kan Defensie hiermee gerichter inspelen op ontwikkelingen in <strong>de</strong> (regionale) arbeidsmarkt.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 120
In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> plaats zal een aantal strategische keuzes bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> druk om nieuw potentieel te<br />
werven en te selecteren. Het gaat in het bijzon<strong>de</strong>r om keuzes ten aanzien van outsourcing en <strong>de</strong> inkoop van<br />
nieuw materieel. Bij outsourcing van bij<strong>voor</strong>beeld on<strong>de</strong>rhoudstaken neemt <strong>de</strong> behoefte aan technici af, maar<br />
tegelijkertijd moet het on<strong>de</strong>rhoud wel wor<strong>de</strong>n gewaarborgd. Bij inkoop van nieuw materieel is het<br />
belangrijk om <strong>voor</strong>al ook een inschatting te maken van <strong>de</strong> eisen die het nieuwe materieel stelt aan<br />
aanwezige dan wel ontbreken<strong>de</strong> kennis om met het materieel te werken en het te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Indien<br />
<strong>voor</strong>al wordt gekozen <strong>voor</strong> afwijken<strong>de</strong>, nieuwe technologieën zal er extra druk op werving en selectie<br />
ontstaan of <strong>de</strong> noodzaak om bij inkoop van nieuw materieel ook expertise van buiten in te kopen. Het<br />
laatste betekent echter wel extra kosten.<br />
De keuze <strong>voor</strong> het bena<strong>de</strong>ren van een bre<strong>de</strong>re doelgroep met een grotere diversiteit is een strategische<br />
keuze. Een an<strong>de</strong>re optie is een keuze <strong>voor</strong> een kleinere en meer gespecialiseer<strong>de</strong> Defensie organisatie. Een<br />
specialistische taakafbakening is mogelijk, maar in sterke mate afhankelijk van (politieke) afspraken op<br />
Europees of NAVO-niveau.<br />
Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
Al eer<strong>de</strong>r zijn twee arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n genoemd waarmee Defensie rekening moet hou<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> werving<br />
van nieuw personeel: <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en bre<strong>de</strong>re (individuele) loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n. Bre<strong>de</strong>re<br />
loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n sluiten goed aan bij <strong>de</strong> diversiteit van individuele behoeften en com petenties die<br />
mensen hebben. De wervingskracht van Defensie is hierbij gebaat. Het bie<strong>de</strong>n van meer <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
zal een positief effect hebben op het aantrekken van nieuwe werknemers. Echter, ook het huidige<br />
personeel zal <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el aanspraak gaan maken op meer <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n. Zeker ook dat <strong>de</strong>el van<br />
het huidige personeel dat overweegt langer door te werken.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze verkenning is daarnaast dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n dat er meer dui<strong>de</strong>lijkheid kan wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n<br />
over <strong>de</strong> huidige keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, ook naar buiten toe. De ervaring is dat<br />
mensen afhankelijk van taalbeheersing en opleidingsniveau <strong>de</strong> consequenties van keuzes moeilijk kunnen<br />
overzien. Overigens werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> expertmeetings niet heel veel verwacht van <strong>de</strong> impact van meer<br />
individuele keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n en persoonlijke arrangementen op <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie.<br />
Opleiding<br />
Werven uit een bre<strong>de</strong>re, meer diverse doelgroep van mensen leidt tot an<strong>de</strong>rsoortige opleidingsvragen.<br />
Ook het feit dat Defensie steeds meer als een (internationale) netwerkorganisatie opereert in diverse<br />
samen stellingen met behoefte aan multifunctioneel personeel en <strong>de</strong> dominantere rol die technologie zal<br />
gaan spelen veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> opleidingsbehoefte van Defensie. Waar nu nog <strong>de</strong> nadruk ligt op functiegerichte<br />
opleidingen, zal <strong>de</strong>ze nadrukkelijk verschuiven naar meer competentiegerichte opleidingen. Het in een<br />
relatief korte perio<strong>de</strong> ‘klaarstomen’ <strong>voor</strong> een functie, zal plaatsmaken <strong>voor</strong> een meer gefaseer<strong>de</strong> en<br />
gecontroleer<strong>de</strong> ontwikkeling van competenties die nodig zijn om taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n op een<br />
zeker niveau aan te kunnen en <strong>voor</strong>al ook snel te kunnen schakelen tussen taken, verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />
en rollen.<br />
Naast veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> opzet en inrichting van het on<strong>de</strong>rwijs zal er ook aandacht moeten zijn <strong>voor</strong><br />
inhou<strong>de</strong>lijke vernieuwing, <strong>voor</strong>al als gevolg van <strong>de</strong> globalisering en <strong>de</strong> grotere diversiteit binnen <strong>de</strong><br />
organisatie. Voorbeel<strong>de</strong>n van nieuwe inhou<strong>de</strong>lijke elementen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opleiding binnen Defensie zijn:<br />
❚ Omgaan met interne culturele diversiteit.<br />
❚ Omgaan met psychologische impact van optre<strong>de</strong>n in ‘non-battle’ omgevingen/rampgebie<strong>de</strong>n.<br />
❚ Omgaan met nieuwe ICT en nieuwe technologie (onbemand vliegen en varen).<br />
❚ Samenwerking in internationaal verband; omgaan met verschillen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 121
Niet toevallig zijn dit vier <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n die <strong>voor</strong>al een beroep doen op een bepaal<strong>de</strong> ‘mindset’ en<br />
competenties <strong>voor</strong> het opereren in een an<strong>de</strong>re omgeving dan waaraan men is gewend. Ook zal er in <strong>de</strong><br />
opleiding meer aandacht moeten zijn <strong>voor</strong> technologische kennis en vaardighe<strong>de</strong>n. Zowel basisvaardighe<strong>de</strong>n<br />
in het gebruik van mo<strong>de</strong>rne technieken en technologieën als in het opereren zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beschikking<br />
over <strong>de</strong>ze mid<strong>de</strong>len dienen continu aandacht van ontwikkeling te zijn.<br />
Het bie<strong>de</strong>n van inzicht in <strong>de</strong> opleidings- en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n bij werving is niet ongebruikelijk.<br />
De verschuiving naar competentiegericht oplei<strong>de</strong>n en naar een organisatie met netwerkachtige kenmerken<br />
biedt echter ook meer mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mobiliteit en <strong>voor</strong>tzetting van een carrière buiten. Bij wervingsactiviteiten<br />
kan ook dit carrièreperspectief positief wor<strong>de</strong>n benadrukt.<br />
Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven kan <strong>de</strong> mogelijkheid van een (<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) opleiding in <strong>de</strong> eigen woonregio<br />
<strong>de</strong> stap naar Defensie aantrekkelijker maken, in het bijzon<strong>de</strong>r in regio’s waar er een overschot op <strong>de</strong><br />
arbeidsmarkt is. Door samenwerking met regionale opleidingscentra (ROC’s), uitwisseling van docenten,<br />
het bie<strong>de</strong>n van leerwerkplekken en het koppelen van opleidingsprogramma’s (ook ROC’s werken tegenwoordig<br />
met competentiegerichte opleidingsprogramma’s) kan Defensie <strong>de</strong> opleidingsactiviteiten <strong>voor</strong><br />
een <strong>de</strong>el al re<strong>de</strong>lijk snel en eenvoudig meer regiogericht vormgeven. In feite betekent dit het ver<strong>de</strong>r<br />
doortrekken van bestaan<strong>de</strong> activiteiten die al in samenwerking met ROC’s wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rnomen.<br />
Dat an<strong>de</strong>re elementen in <strong>de</strong> opleiding van Defensiepersoneel centraal komen te staan, impliceert overigens<br />
ook dat an<strong>de</strong>re instructeurs en oplei<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n kunnen en wellicht zelfs moeten wor<strong>de</strong>n aangetrokken.<br />
Personeelszorg<br />
Personeel dat kiest <strong>voor</strong> Defensie en <strong>de</strong> uitvoering van militaire taken, kiest welbewust <strong>voor</strong> een arbeid somgeving<br />
met een bovengemid<strong>de</strong>ld risico. Behalve dat mensen zich bewust zijn van het risico, willen ze<br />
ook weten dat ze ergens op kunnen rekenen. Door <strong>de</strong> missies in oorlogsgebied en <strong>de</strong> fysieke en psychische<br />
klachten die sommigen aan hun uitzending overhou<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzaak van zowel<br />
preventieve zorg als curatieve zorg sterk toegenomen. Deze aandacht zou moeten lei<strong>de</strong>n tot een herwaar<strong>de</strong>ring<br />
van unieke <strong>voor</strong>zieningen als een eigen militair ziekenhuis, revalidatiecentrum en uitgebrei<strong>de</strong><br />
sportfaciliteiten. Mensen moeten weten dat ze hiervan gebruik kunnen maken om hun eigen gezondheid<br />
op peil te brengen en te hou<strong>de</strong>n en dat ze op a<strong>de</strong>quate hulp kunnen rekenen, mochten ze ooit in <strong>de</strong><br />
problemen komen. In dit ka<strong>de</strong>r is appelleren aan het ‘groepsgevoel’ opnieuw van belang: mensen leveren<br />
een bijdrage als waar<strong>de</strong>vol lid van een organisatie en die organisatie is er ook <strong>voor</strong> hen als zij er een beroep<br />
op moeten doen. Van een imago als gezon<strong>de</strong> en zorgvuldige werkgever werd bij <strong>de</strong> expertmeetings veel<br />
impact verwacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht van Defensie, zeker als het gezondheidszorgsysteem <strong>voor</strong><br />
militairen ook wordt uitgebreid naar burgerme<strong>de</strong>werkers bij Defensie.<br />
Personeelsbeheer<br />
De ontwikkeling naar een organisatie met een meer diverse personeelssamenstelling die veel opener en<br />
in samenwerking met allerlei an<strong>de</strong>re organisaties moet opereren, leidt tot een an<strong>de</strong>r soort organisatie met<br />
een an<strong>de</strong>re cultuur en een an<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>ring van (<strong>de</strong> ontwikkeling) van persoonlijke kwaliteiten. Dit is<br />
uiteraard belangrijk <strong>voor</strong> het behoud van personeel (zie hoofdstuk 6), maar in <strong>de</strong> werving en selectie is<br />
eveneens van belang dat kandidaten kunnen zien wat het personeelbeleid van <strong>de</strong> organisatie inhoudt, hoe<br />
mensen binnen Defensie met elkaar omgaan en wat <strong>de</strong> organisatie doet <strong>voor</strong> het personeel. Gegeven het<br />
feit dat Defensie zich meer zal gaan richten op doelgroepen als allochtonen, vrouwen en ou<strong>de</strong>ren, ligt het<br />
ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat Defensie zich profileert op <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze groepen relevante terreinen als diversiteitsbeleid<br />
en leeftijds- of levensfasebewust personeelsbeleid. Ook het gezondheidsbeleid is een relevant thema om<br />
(ver<strong>de</strong>r) te ontwikkelen en te belichten in het ka<strong>de</strong>r van werving van personeel.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 122
Conclusies<br />
Voor <strong>de</strong> werving tot 2020 is <strong>de</strong> personele schaarste <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling. De wervingskracht van<br />
Defensie zal <strong>voor</strong>al moeten wor<strong>de</strong>n ingezet om een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep te bereiken dan<br />
tot dusver het geval was. Tegelijkertijd impliceert <strong>de</strong>ze wervingsstrategie dat Defensie met een an<strong>de</strong>re<br />
personeels samenstelling te maken krijgt en dat impliceert weer een an<strong>de</strong>re manier van oplei<strong>de</strong>n en<br />
omgaan met elkaar. De technologische ontwikkeling stelt <strong>de</strong>els hogere eisen aan het personeel. De<br />
verwachting is echter niet dat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> personele capaciteit zal teruglopen in die zin dat <strong>de</strong> technologie<br />
in grote getalen mensen zal gaan vervangen. Dat zal tot op zekere hoogte echter wel gebeuren, omdat <strong>de</strong><br />
schaarste aan arbeidscapaciteit toeneemt en automatisering en technologisering een manier is om daarmee<br />
om te gaan c.q. daarop te anticiperen. Het ver<strong>de</strong>r ontwikkelen van onbemand vliegen en varen biedt wat dat<br />
betreft wel soelaas tegen <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> schaarste.<br />
Als Defensie alle huidige taken wil blijven vervullen, zal een aantal beleidsveran<strong>de</strong>ringen nodig zijn dat<br />
gevolgen heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, <strong>de</strong> opleiding en <strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> organisatie. Ook <strong>de</strong><br />
werkcultuur binnen <strong>de</strong> organisatie (qua leidinggeven, aanspreken, ruimte <strong>voor</strong> eigenheid en omgaan<br />
met verschillen) zal echter wor<strong>de</strong>n beïnvloed.<br />
De belangrijkste strategische keuzes die hieraan <strong>voor</strong>af gaan betreffen keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken<br />
van Defensie en <strong>de</strong> omvang van die taken. Bij een sterke Europese samenwerking en taakdifferentiatie<br />
c.q. -specialisatie tussen samenwerken<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zal Defensie min<strong>de</strong>r divers moeten gaan werven, strenger<br />
moeten selecteren en oplei<strong>de</strong>n, maar juist heel gericht op bepaal<strong>de</strong> profielen en competenties. Het meest<br />
waarschijnlijke scenario op dit moment is echter <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige organisatie met<br />
een hoge mate van diversiteit in taken en (dus ook) in personeel. Om verantwoor<strong>de</strong> strategische keuzes in<br />
relatie tot beschikbare en <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> personele capaciteit te kunnen maken, is het nuttig om <strong>de</strong>fensiebreed<br />
een actueel overzicht (een personeelsmonitor) te hebben van aanwezige en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Wervingskracht Defensie 123
5.<br />
Behoud van<br />
personeel<br />
De schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling om rekening mee te hou<strong>de</strong>n bij<br />
het behoud van personeel. De personele samenstelling van Defensie zal meer divers wor<strong>de</strong>n, zowel bij<br />
het militair personeel als het burgerpersoneel.<br />
Evenals <strong>voor</strong> werving zijn belangrijke aandachtsgebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het behoud van personeel:<br />
❚ Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n: goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n en loopbaanpa<strong>de</strong>n die aansluiten bij eigenheid<br />
en behoeften van het individu<br />
❚ Opleiding: meer gericht op (nieuw vereiste) competenties<br />
❚ Personeelszorg: aandacht gezondheid en veiligheid personeel als ‘unique selling point’<br />
❚ Personeelsbeheer: diversiteit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bedrijfscultuur maken<br />
Het huidige hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>l van Defensie sluit niet vanzelfsprekend goed aan op <strong>de</strong><br />
ontwikkeling naar een organisatie waarin competenties en persoonlijke ontwikkeling <strong>de</strong> kern van het<br />
personeelsbeleid gaan vormen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 124
Bepalen<strong>de</strong> elementen<br />
Via <strong>de</strong>skresearch en verdiepen<strong>de</strong> interviews met hoof<strong>de</strong>n en directeuren personeelsmanagement van<br />
Defensie zijn in hoofdstuk 3 en 4 <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkelingen en trends met betrekking tot personeelsmanagement<br />
in kaart gebracht. Vervolgens zijn twee expertmeetings georganiseerd met P&O’ers van <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en TNO experts. Deze bijeenkomsten zijn gebruikt om <strong>de</strong> lijn van <strong>de</strong><br />
belangrijkste ontwikkelingen door te kunnen trekken naar 2020 en <strong>de</strong> implicaties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wervingskracht<br />
van Defensie en het behoud van personeel. Ze hebben on<strong>de</strong>r meer geresulteerd in een schema waarin <strong>de</strong><br />
belangrijkste elementen, conform <strong>de</strong> inschatting van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensievertegenwoordigers, zijn uitgezet op een<br />
assenkruis van impact en kans (zie bijlage D2).<br />
In dit hoofdstuk zetten we op een rij welke elementen van <strong>de</strong> geschetste ontwikkelingen en implicaties<br />
het meest bepalend zijn <strong>voor</strong> het behoud van personeel <strong>voor</strong> Defensie.<br />
Voor Defensie kunnen drie hoofdlijnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n die bepalend zullen zijn <strong>voor</strong> het behoud<br />
van personeel in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2009-2020:<br />
❚ De eerste hoofdlijn is het gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele samenstelling, zoals die<br />
door het werven uit een bre<strong>de</strong>re doelgroep en het langer in dienst hou<strong>de</strong>n van ou<strong>de</strong>re werknemers zal<br />
ontstaan. Het betekent dat er nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd <strong>voor</strong> individuele belangen,<br />
behoeften, mogelijkhe<strong>de</strong>n en eigenheid (zie ook bijlage D2: <strong>de</strong> groenomlijn<strong>de</strong> elementen). Het werk bij<br />
en <strong>de</strong> missies van <strong>de</strong>fensie moeten steeds voldoen<strong>de</strong> afstemming vin<strong>de</strong>n met wat <strong>de</strong> individuele<br />
werknemer belangrijk vindt <strong>voor</strong> zijn loopbaan, ontwikkeling, arbeidssatisfactie en persoonlijke normen<br />
en waar<strong>de</strong>n. Bij een sterk diverse personeelsamenstelling is het zeker niet vanzelfsprekend dat bij inzet in<br />
sterk verschillen<strong>de</strong> missies altijd in overeenstemming te brengen is met <strong>de</strong> persoonlijke i<strong>de</strong>eën, normen<br />
en waar<strong>de</strong>n van werknemers. Zelfs niet als in beginsel <strong>de</strong> algemene militaire normen en waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rschreven die in opleiding en training wor<strong>de</strong>n bijgebracht.<br />
❚ De twee<strong>de</strong> hoofdlijn is <strong>de</strong> ‘zorg <strong>voor</strong> veiligheid en gezondheid’ (bijlage D2: <strong>de</strong> roodomlijn<strong>de</strong> elementen).<br />
Deze lijn valt <strong>de</strong>els samen met <strong>de</strong> eerste lijn. Naast <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> toekomstige personeelssamenstelling<br />
geeft het werken in conflictgebie<strong>de</strong>n voeding aan <strong>de</strong>ze lijn. Met meer allochtone jongeren,<br />
vrouwen en ou<strong>de</strong>ren wordt <strong>de</strong> fysieke en psychische gesteldheid meer gedifferentieerd en kwetsbaar<strong>de</strong>r.<br />
Door uitzendingen naar onveilige gebie<strong>de</strong>n, zowel van militair als van burgerpersoneel, is <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong><br />
fysieke en psychische gesteldheid groot.<br />
❚ De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdlijn lijkt min<strong>de</strong>r evi<strong>de</strong>nt, maar omvat een aantal elementen met betrekking tot ‘inkoop en<br />
uitbesteding’ (bijlage D2: <strong>de</strong> oranje omlijn<strong>de</strong> elementen). Uitbesteding van <strong>de</strong>fensietaken naar civiele<br />
organisaties en inkoop van nieuwe technologie inclusief <strong>de</strong> noodzakelijke kennis bepaalt <strong>de</strong> mate waarin<br />
Defensie moet investeren in het behoud en <strong>de</strong> ontwikkeling van mensen. Ditzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> het<br />
vervangen van materieel. Nieuw materieel dat heel verschillen<strong>de</strong> eisen stelt aan <strong>de</strong> kennis en vaardighe<strong>de</strong>n<br />
van mensen en heel an<strong>de</strong>re dan het ou<strong>de</strong> materieel, vergroot <strong>de</strong> ontwikkeling- en vervangingsvraag.<br />
Nieuw materieel dat vergelijkbare eisen stelt als het huidige materieel stelt min<strong>de</strong>r hoge eisen<br />
aan <strong>de</strong> ontwikkeling- en vervangingsbehoefte. Afhankelijk van <strong>de</strong> inkoop van technologie en kennis en<br />
<strong>de</strong> uitbesteding van taken zal <strong>de</strong> omvang en inrichting van <strong>de</strong> organisatie verschillen. De kernvraag <strong>voor</strong><br />
het behoud van personeel in relatie tot inkoop en uitbesteding is: welke kennis en expertise hebben we<br />
(in welke mate) nodig? Afhankelijk van het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag moet wor<strong>de</strong>n bepaald of scholing<br />
nodig is om mensen (breed) inzetbaar te hou<strong>de</strong>n of dat nieuw personeel nodig is.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 125
An<strong>de</strong>re mogelijke ontwikkelingen die flinke impact kunnen hebben op het behoud van personeel, zijn het<br />
ontstaan van private militaire organisaties en <strong>de</strong> mogelijkheid van vrij verkeer van militair en burgerpersoneel<br />
tussen EU lan<strong>de</strong>n. Hoewel het <strong>de</strong> vraag is of <strong>de</strong>ze ontwikkelingen zullen doorzetten (<strong>de</strong>nk aan politieke<br />
keuzes hierover), kan het er toe lei<strong>de</strong>n dat an<strong>de</strong>re militaire organisaties gaan ‘trekken’ aan het goed<br />
opgelei<strong>de</strong> en gekwalificeer<strong>de</strong> personeel.<br />
Effecten en betekenis <strong>voor</strong><br />
het behoud van personeel<br />
Nieuw instromen<strong>de</strong> jongeren, ou<strong>de</strong>re zij-instromers en personeel dat al jaren in dienst is, ze stellen<br />
allemaal an<strong>de</strong>re eisen aan een arbeidsrelatie. Nadrukkelijker nog dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving van personeel het<br />
geval is, geldt <strong>voor</strong> het behoud van personeel dat Defensie als werkgever oog zal moeten hebben en hou<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid en <strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> individuele werknemer en <strong>de</strong> diversiteit in het personeelbestand.<br />
De conclusies ten aanzien van werving op het thema diversiteit (hoofdstuk 5) kunnen dan ook <strong>voor</strong> een<br />
belangrijk <strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n doorgetrokken naar het behoud van personeel.<br />
Arbeidsinhoud en -eisen<br />
Het uitbeste<strong>de</strong>n of afstoten van taken zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat <strong>de</strong> aard, omvang en inrichting<br />
van <strong>de</strong> Defensieorganisatie veran<strong>de</strong>ren. Als taken of werkzaamhe<strong>de</strong>n verdwijnen, hoeven die functionaliteiten<br />
<strong>voor</strong> het personeel niet meer behou<strong>de</strong>n c.q. on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n. Eventueel hoeven die mensen<br />
zelf niet eens behou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n. De eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan mensen waar het gaat om strategisch<br />
inkopen (commercieel), samenwerken met an<strong>de</strong>re partijen, communicatie en on<strong>de</strong>rnemen zullen echter<br />
als gevolg van genoem<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen alleen maar toenemen.<br />
Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
Een hel<strong>de</strong>r en toegankelijk keuzepakket aan arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en goe<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltijdmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn<br />
belangrijke aspecten <strong>voor</strong> het behoud van personeel. Voldoen<strong>de</strong> flexibiliteit in <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n stelt<br />
mensen – samenhangend met hun culturele achtergrond, levensfase en leefomgeving – in staat om werk<br />
en privé of zorgtaken optimaal te combineren. Deze maatregel is echter min<strong>de</strong>r vernieuwend en zal op zich<br />
een beperkte impact hebben. Vooral het recht en faciliteiten <strong>voor</strong> werknemers om aan <strong>de</strong> eigen ontwikkeling<br />
te werken met een bre<strong>de</strong> keuze aan loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen en buiten Defensie, zal <strong>de</strong><br />
komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia van grote betekenis zijn <strong>voor</strong> het behoud van personeel. Het werk bij Defensie biedt<br />
werknemers qua werkzekerheid een stabiele basis. In economisch min<strong>de</strong>re tij<strong>de</strong>n helpt dat <strong>voor</strong>al bij <strong>de</strong><br />
werving van personeel.<br />
Lange termijn: persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling<br />
Op <strong>de</strong> langere termijn is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling belangrijk. Werknemers willen<br />
<strong>de</strong> mogelijkheid hebben om carrièrestappen te maken en eventueel <strong>de</strong> koers van hun loopbaan te verleggen<br />
afhankelijk van hun individuele belang en behoefte. Defensie kan uiteraard geen onbeperkte mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
bie<strong>de</strong>n. Het organisatorische belang moet immers tegen het persoonlijke belang wor<strong>de</strong>n afgezet, zodat er<br />
maatwerk en een goe<strong>de</strong> match in <strong>de</strong> ontwikkeling en inzet van mensen ontstaat. Als het organisatorische<br />
belang <strong>voor</strong>al op on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elniveau wordt ge<strong>de</strong>finieerd, zal dit <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het personeel al snel<br />
beperken. Het is daarom belangrijk <strong>de</strong> mogelijke loopbaanpa<strong>de</strong>n over <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen te leggen<br />
en ook naar buiten, zodat zowel militairen als burgerpersoneel een goed zicht heeft en houdt op <strong>de</strong> eigen<br />
ontwikkeling en <strong>de</strong> eigen ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> interne, maar ook op <strong>de</strong> externe arbeidsmarkt.<br />
Zichtbaarheid van loopbaanpa<strong>de</strong>n die me<strong>de</strong>werkers over zowel <strong>de</strong> interne als <strong>de</strong> externe arbeidsmarkt<br />
voeren, kunnen me<strong>de</strong>werkers uitein<strong>de</strong>lijk bin<strong>de</strong>n en behou<strong>de</strong>n doen blijven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie.<br />
E-portfolio’s kunnen daarin <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers uitstekend on<strong>de</strong>rsteunen, maar <strong>de</strong>ze dienen dan wel zo te<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 126
wor<strong>de</strong>n ingericht dat ze <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker zicht geven op mogelijkhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange en wellicht zelfs<br />
lange termijn, binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />
Op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> weg met FPS<br />
De uitgangspunten van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) dat vanaf januari 2008 gefaseerd wordt<br />
ingevoerd, sluiten goed aan op het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> lange termijnperspectief: bre<strong>de</strong> loopbaan- en ontwikkelmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
en opleidingen en faciliteiten om <strong>de</strong> individuele me<strong>de</strong>werker te on<strong>de</strong>rsteunen.<br />
Echter, Defensie kent <strong>voor</strong>alsnog een sterk hiërarchisch functiemo<strong>de</strong>l dat niet <strong>voor</strong> alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len even<br />
goed op elkaar aansluit. De functionaliteit van dit mo<strong>de</strong>l kan qua doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n en -tempo<br />
gaan conflicteren met <strong>de</strong> behoefte om beter in te spelen op individuele ontwikkelbehoeften en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
binnen en buiten <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Vooralsnog is <strong>de</strong> functie van een me<strong>de</strong>werker<br />
bepalend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>werker en niet diens competenties. Me<strong>de</strong>werkers die wel <strong>de</strong><br />
competenties hebben of <strong>de</strong>ze ontwikkelen, maar die niet <strong>de</strong> kans hebben om <strong>de</strong>ze verworven competenties<br />
ook in te zetten in hun functie of dat pas kunnen na diverse vereiste bevor<strong>de</strong>ringen, kunnen afhaken uit<br />
onvre<strong>de</strong> en eer<strong>de</strong>r dan gewenst naar mogelijkhe<strong>de</strong>n buiten Defensie kijken. Een na<strong>de</strong>re verkenning van<br />
<strong>de</strong> aansluiting van het FPS op het bestaan<strong>de</strong> functiemo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om daadwerkelijk naar<br />
competenties en loopbaanwensen te wor<strong>de</strong>n ingezet c.q. door <strong>de</strong> organisatie (of tij<strong>de</strong>lijk daarbuiten) te<br />
bewegen, verdient aanbeveling. Veel zal ook afhangen van hoe leidinggeven<strong>de</strong>n omgaan met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
van hun me<strong>de</strong>werkers.<br />
Opleiding<br />
Wat betreft <strong>de</strong> opzet van opleidingen binnen Defensie is een belangrijke ontwikkeling <strong>de</strong> verschuiving van<br />
functiegerichte opleidingen naar competentiegerichte opleidingen. Deze ontwikkeling impliceert dat<br />
competenties in uitvoeren<strong>de</strong> taken belangrijker zullen zijn dan functies op zich. Waar nu veelal nog <strong>de</strong><br />
functie bepalend is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opleiding- ontwikkeling- en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n van een me<strong>de</strong>werker zal<br />
dit dus verschuiven naar <strong>de</strong> competenties en persoonlijke behoeften van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker.<br />
Opkomen<strong>de</strong> competenties<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n van ‘opkomen<strong>de</strong>’ competenties waaraan het opleidingsaanbod moet bijdragen om ze bij<br />
het personeel te ontwikkelen zijn:<br />
❚ Effectief omgaan met diversiteit en benutten van persoonlijke kwaliteiten;<br />
❚ Samenwerking in internationaal verband en omgaan met verschillen;<br />
❚ On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len en afspraken maken in het ka<strong>de</strong>r van strategische inkoop bij uitbesteding/ commercie;<br />
❚ Zelfsturing en autonoom han<strong>de</strong>len;<br />
❚ Omgaan met psychologische impact van operationele taken.<br />
Inhoud opleidingsaanbod me<strong>de</strong>bepaald door samenwerking<br />
Een competentiegericht opleidingsaanbod over <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen, <strong>de</strong>els verzorgd door of in<br />
samenwerking met (operationele) partners ligt in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen. De inhoud van<br />
het opleidingsaanbod wordt daarbij niet alleen bepaald door het type operationele taken en <strong>de</strong> aard van<br />
het materieel waarmee moet wor<strong>de</strong>n gewerkt, maar ook door <strong>de</strong> samenwerkingsverban<strong>de</strong>n waarin wordt<br />
gewerkt. Als vertrekpunt gel<strong>de</strong>n daarbij <strong>de</strong> aanwezige competenties en het beschikbare ontwikkelpotentieel<br />
op individueel niveau. Daarnaast zal in het opleidingsaanbod ruimte moeten zijn om specifieke vaardighe<strong>de</strong>n<br />
of kennis te ontwikkelen waar die ontbreekt en niet extern kan of gaat wor<strong>de</strong>n ingekocht. Denk<br />
hierbij aan het gebruik van nieuwe systemen of technologieën.<br />
Van hiërarchisch lei<strong>de</strong>rschap naar aansturing op competenties en coaching<br />
Ook <strong>voor</strong> het leidinggeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r betekent <strong>de</strong> verschuiving van leiding geven op basis van hiërarchie en<br />
functie naar aansturing op basis van competenties en persoonlijke behoeften een grote veran<strong>de</strong>ring. In<br />
feite gaat het om een cultuuromslag. Aangezien leidinggeven<strong>de</strong>n binnen organisaties altijd belangrijke<br />
cultuurdragers zijn, zal in dit segment van <strong>de</strong> organisatie <strong>de</strong> cultuuromslag met name gestalte moeten<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 127
krijgen. Hierbij zal gekeken moeten wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> wijze waarop opleidingen <strong>de</strong>ze cultuuromslag kunnen<br />
on<strong>de</strong>rsteunen. Dit kan betekenen dat nieuwe inhou<strong>de</strong>lijke elementen en werkvormen moeten wor<strong>de</strong>n<br />
toegevoegd. Evenzeer kan het betekenen dat bestaan<strong>de</strong> elementen uit <strong>de</strong> basisopleiding die een averechts<br />
effect kunnen hebben op <strong>de</strong> gewenste cultuur dienen te wor<strong>de</strong>n aangepast.<br />
Opleiding in <strong>de</strong> regio min<strong>de</strong>r relevant <strong>voor</strong> behoud dan <strong>voor</strong> werving<br />
Waar in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> werving het organiseren van opleidingsaanbod in <strong>de</strong> regio <strong>de</strong> stap naar Defensie<br />
kon vergemakkelijken, is dit <strong>voor</strong> het behoud van personeel min<strong>de</strong>r relevant. Immers <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong><br />
opleiding zal <strong>voor</strong> het in dienst zijn<strong>de</strong> personeel in hoge mate on<strong>de</strong>rgeschikt zijn aan <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />
opleiding en <strong>de</strong> betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoonlijke ontwikkeling en zingeving. Voor <strong>de</strong> organisatie van<br />
opleidingen kunnen werving en behoud echter niet volledig los van elkaar wor<strong>de</strong>n gezien.<br />
Personeelszorg<br />
De zorg die Defensie haar me<strong>de</strong>werkers biedt, zal van groot belang zijn <strong>voor</strong> het behoud van het personeel.<br />
Daarbij zou er geen verschil moeten zijn tussen militair en burgerpersoneel. Deze zorg heeft te maken met<br />
<strong>de</strong> aandacht en ruimte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, (culturele) behoeften en <strong>de</strong> ontwikkeling van het individu, zoals<br />
in <strong>de</strong> twee <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> paragrafen ook is aangegeven. Daarnaast gaat het ook om zorg in <strong>de</strong> zin van<br />
veiligheid, gezondheid en welzijn in bre<strong>de</strong> zin. Daarbij wordt <strong>voor</strong>al zorgvuldigheid van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong><br />
werkgever verwacht. De waarschijnlijkheid van uitzending <strong>voor</strong> operationele taken in onveilige gebie<strong>de</strong>n<br />
is zeer groot. Me<strong>de</strong>werkers moeten <strong>de</strong> zekerheid hebben dat <strong>de</strong> organisatie er alles aan doet om hen daar<br />
zo goed mogelijk op <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n en in te begelei<strong>de</strong>n. Dat begint bij een zeer goed basisniveau van<br />
arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n en personeelszorg. Waar <strong>de</strong> werving van nieuw personeel gediend zou zijn met<br />
<strong>de</strong> herwaar<strong>de</strong>ring van een aantal unieke gezondheids<strong>voor</strong>zieningen van Defensie, geldt dit zeker ook <strong>voor</strong><br />
het behoud van personeel. De inzet van <strong>de</strong>fensiepersoneel in conflictgebie<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> laatste 15 jaar heeft<br />
Defensie geconfronteerd met een grotere roep om zorg <strong>voor</strong>, tij<strong>de</strong>ns en na uitzending. Naar 2020 toe zal<br />
<strong>de</strong>ze roep alleen maar toenemen. Die zorg zal ver<strong>de</strong>r geprofessionaliseerd c.q. gespecia liseerd moeten<br />
wor<strong>de</strong>n en bij <strong>voor</strong>keur vanuit <strong>de</strong> organisatie wor<strong>de</strong>n vormgegeven. Parallel aan ontwik ke lingen als<br />
specialisatie en privatisering in <strong>de</strong> reguliere ziekenhuiszorg, kan Defensie specialistische zorg (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
wat betreft posttraumatisch stress syndroom) <strong>voor</strong> haar personeel ontwikkelen. Zeker op het gebied van<br />
opvang, begeleiding en nazorg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> groep jonge veteranen is het belangrijk dat Defensie als<br />
werkgever nadrukkelijk aanwezig is, wil men <strong>de</strong>ze werknemers behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie.<br />
Personeelsbeheer<br />
Voor het personeelsbeheer binnen Defensie is in <strong>de</strong> eerste plaats van belang dat dui<strong>de</strong>lijk is aan wat <strong>voor</strong><br />
personeel met welke competenties er behoefte is. Keuzes met betrekking tot on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re inkoop van<br />
materieel, taakspecialisatie, uitbesteding van taken, samenwerking met an<strong>de</strong>re partijen zijn hier<strong>voor</strong><br />
bepalend. Defensie zal zich continu moeten afvragen welke consequenties keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken<br />
van Defensie hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan het personeel en an<strong>de</strong>rsom wat <strong>de</strong> aanwezige<br />
competenties en vaardighe<strong>de</strong>n betekenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van Defensiepersoneel. Dit vraagt actief on<strong>de</strong>rhoud<br />
in het volgen en ontwikkelen van competenties bij me<strong>de</strong>werkers in relatie tot persoonlijke kwaliteiten.<br />
Leidinggeven<strong>de</strong>n hebben hierin een centrale rol. Zij moeten in staat zijn om <strong>de</strong> organisatiebehoeften en<br />
<strong>de</strong> persoonlijke behoeften van me<strong>de</strong>werkers op elkaar af te stemmen. Professionele on<strong>de</strong>rsteuning vanuit<br />
P&O is hierbij onmisbaar, maar daarnaast dient het taak- en competentieprofiel van leidinggeven<strong>de</strong>n te<br />
wor<strong>de</strong>n aangepast op <strong>de</strong>ze personeelsbeheerstaak. Zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven vormen <strong>de</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
laag binnen <strong>de</strong> organisatie die uitvoering moet geven aan een cultuuromslag naar competentiegerichte<br />
aansturing, inzet en ontwikkeling van personeel. Uitgangspunt <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke beweging dient een<br />
eenduidige en breed gedragen visie op personeelsbeheer te zijn in relatie tot <strong>de</strong> keuzes ten aanzien van <strong>de</strong><br />
taken en organisatie van Defensie.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 128
Conclusies<br />
De aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit is <strong>de</strong> belangrijkste factor die het behoud van personeel<br />
<strong>voor</strong> Defensie (om langer te dienen) op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>grond plaatst. Min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke<br />
en militaire keuzes die Defensie maakt, krijgt zij te maken met een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele<br />
samenstelling. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n zal Defensie aan die diversiteit en dus aan<br />
individuele belangen en behoeften tegemoet moeten komen. Dit zou tot uitdrukking kunnen komen in<br />
arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, competentiegericht ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd loopbaanbeleid <strong>voor</strong><br />
Defensiepersoneel over <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook daarbuiten. Defensie zal zich bovendien niet<br />
alleen moeten afvragen welke consequenties politieke en militaire keuzes hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld aan het personeel, maar <strong>voor</strong>al ook an<strong>de</strong>rsom! Welke keuzes liggen <strong>voor</strong> Defensie het meest <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> hand gezien <strong>de</strong> aanwezige competenties en vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
Een en an<strong>de</strong>r zal een cultuuromslag binnen Defensie betekenen <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> aansturing van het<br />
personeel. Leidinggeven<strong>de</strong>n spelen daarin een essentiële rol en zullen hierop moeten wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bereid.<br />
In toenemen<strong>de</strong> mate lijkt er druk te ontstaan op <strong>de</strong> functionaliteit van het huidige hiërarchische<br />
organisatie mo<strong>de</strong>l van Defensie. Het verdient aanbeveling een na<strong>de</strong>re verkenning te doen naar <strong>de</strong> manier<br />
waarop het functiemo<strong>de</strong>l enerzijds en carrièreperspectieven en competentiemanagement an<strong>de</strong>rzijds op<br />
elkaar moeten wor<strong>de</strong>n afgestemd.<br />
Naast aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, zingeving, competenties en ontwikkelingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van het<br />
individu, is ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn een uiterst belangrijk<br />
mid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het behoud van mensen. Dit dient een overtuigend tegenwicht te vormen tegen <strong>de</strong> kans op<br />
werken in een onveilige omgeving.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Behoud van personeel 129
6.<br />
Conclusies en<br />
aanbevelingen<br />
Demografische en arbeidsmarktontwikkelingen<br />
(hoofdstuk 3)<br />
Qua omvang is het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren nog stabiel. Qua samenstelling is dat echter<br />
allerminst het geval. Het aanbod van arbeid wordt meer divers. Meer vrouwen, meer ou<strong>de</strong>ren, meer<br />
allochtonen en meer ge<strong>de</strong>eltelijk arbeidsgehandicapten zullen tot het arbeidsaanbod gaan behoren. Grote<br />
problemen zullen er zijn bij vin<strong>de</strong>n van technici op alle niveaus. Ook vliegers en luchtverkeerslei<strong>de</strong>rs blijven<br />
schaars. Het ‘nieuwe’ aanbod, zeker dat van vrouwen, biedt hier nauwelijks uitkomst. Bij <strong>de</strong>ze groepen<br />
zit geen uitgesproken <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> techniek en die zal er naar verwachting ook niet komen. Voor<br />
vraag naar zorgpersoneel biedt het nieuwe aanbod overigens wel uitkomst. Dat geldt zowel vrouwen als<br />
allochtonen, die goed vertegenwoordigd zijn in <strong>de</strong> zorgberoepen.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 130
Maatschappelijke trends en hun implicaties<br />
(hoofdstuk 4)<br />
De belangrijkste trends die van invloed zijn op <strong>de</strong> samenstelling van het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie<br />
zijn als volgt samen te vatten: schaarste van arbeidscapaciteit, klimaat en milieu, well-being/ individualisering,<br />
globalisering en dominantie van technologie.<br />
Nieuwe groepen in <strong>de</strong> arbeidsmarkt moeten wor<strong>de</strong>n aangesproken en dat maakt <strong>de</strong> werkvloer meer divers.<br />
Differentiatie in werving (aanspreken van (nieuwe) doelgroepen) en in behoud van personeel is nodig. Een<br />
meer divers personeelsbestand stelt an<strong>de</strong>re eisen aan arbeidsrelaties. Niet alleen is daar<strong>voor</strong> maatwerk in <strong>de</strong><br />
arbeidsrelatie gewenst, maar ook individuele loopbaanontwikkeling en meer coachen<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rschapsstijl.<br />
Defensie kan op vele manieren inspelen op <strong>de</strong> verwachte veran<strong>de</strong>ringen in het arbeidsaanbod, zodat <strong>de</strong><br />
problemen van schaarste <strong>voor</strong> Defensie beperkt blijven. De politieke en militaire keuzes die Defensie kan<br />
maken zijn bij<strong>voor</strong>beeld van invloed op <strong>de</strong> mate van vervanging van mens door machine, op <strong>de</strong> mate<br />
waarin onbeman<strong>de</strong> voertuigen wor<strong>de</strong>n ingezet, of op <strong>de</strong> mate en vorm waarin (taak)specialisatie kan<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n of waarin internationale samenwerking moet wor<strong>de</strong>n georganiseerd. Dat bij <strong>de</strong>ze strategische<br />
keuzes het beschikbare aanbod van personeel een factor is om rekening mee te hou<strong>de</strong>n, is gezien <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>mografische en arbeidsmarktontwikkelingen evi<strong>de</strong>nt.<br />
Technologie dominantie, <strong>voor</strong>al robotisering en onbemand vliegen en varen, verkleint <strong>de</strong> druk op aanbod<br />
van arbeid, maar vergroot <strong>de</strong> druk op technische kennis. Die wordt, hoogstwaarschijnlijk, alleen maar<br />
schaarser. Invloed van tekort aan technisch personeel op mogelijkhe<strong>de</strong>n om technologie in te zetten in<br />
plaats van menskracht cruciaal. Defensie staat daarmee <strong>voor</strong> een cruciale keuze in het niveau van afhankelijkheid<br />
van technologie en zal zich moeten bera<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> juiste strategie om aan <strong>de</strong> juiste (technische)<br />
kennis te komen om op dat gewenste niveau te kunnen opereren. Opereren op een te laag niveau gaat ten<br />
koste van <strong>de</strong> effectiviteit, opereren op een hoog niveau brengt het risico met zich mee dat niet voldoen<strong>de</strong><br />
technologische kennis beschikbaar is op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Dat betekent dat aanschaf van nieuwe technologie<br />
vaker dient plaats te vin<strong>de</strong>n in combinatie met <strong>de</strong> aanschaf van bijpassen<strong>de</strong> technologische kennis.<br />
Uitbesteding, internationale samenwerking en zelfs specialisatie op specifieke taken of regio’s kan soelaas<br />
bie<strong>de</strong>n. Afhankelijk van <strong>de</strong> gemaakte keuzes wor<strong>de</strong>n echter ook nieuwe competenties en vaardighe<strong>de</strong>n<br />
vereist van nieuw en zittend <strong>de</strong>fensiepersoneel, bij<strong>voor</strong>beeld op sociale en interculturele vaardighe<strong>de</strong>n,<br />
strategisch inkopen, risicomanagement en variabel lei<strong>de</strong>rschap.<br />
Globalisering, netwerken en nationale en internationale samenwerking staan <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia centraal.<br />
Dat stelt nieuwe eisen aan het aanbod van arbeid. Communicatie, samenwerking en <strong>voor</strong>al ook aansturing<br />
van samenwerking in nationale en internationale ketens. Defensie kan zich <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>rgelijke<br />
ontwikkelingen door nu al optimaal gebruik te maken van het groeien<strong>de</strong> aanbod van multiculturele kennis<br />
in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving.<br />
Well-being/ individualisering is een trend met ondui<strong>de</strong>lijke effecten op het aanbod van arbeid. Vrouwen,<br />
allochtonen, ou<strong>de</strong>ren en arbeidsgehandicapten hebben een overwegend min<strong>de</strong>re gezondheid. Wel zien<br />
we <strong>de</strong> laatste jaren een gezondheidstrend in <strong>de</strong> samenleving. Defensie heeft het imago van een ‘gezon<strong>de</strong>’<br />
werkgever, maar dat is moeilijk in te zetten als dood gaan ook mogelijk is. Nieuw aanbod vraagt in <strong>de</strong><br />
ontwikkelingsfase en <strong>de</strong> spitsuurfase van hun loopbaan en hun leven om goe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot<br />
combinatie werk en privé en om maatwerk. Personeel in <strong>de</strong> latere levensfasen (balans en mogelijkhe<strong>de</strong>n)<br />
vraagt datzelf<strong>de</strong>, maar op een geheel eigen wijze. Langer doorwerken door werknemers in <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nfase<br />
(wanneer fysieke beperkingen intre<strong>de</strong>n) impliceert zoeken naar een lichter takenpakket.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 131
Combineren van werken bij Defensie met zorgen <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs of kleinkin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> balansfase vraagt om<br />
flexibeler werktij<strong>de</strong>n en een takenpakket dat daarbij aansluit. Ongeacht <strong>de</strong> levensfase, heeft <strong>de</strong> werknemer<br />
van <strong>de</strong> toekomst, of hij nu militair is of burger, behoefte aan zingeving in het beroep en intrinsieke<br />
betrokkenheid bij <strong>de</strong> missie van een organisatie.<br />
Klimaat en milieu, schaarste van grondstoffen, klimaatveran<strong>de</strong>ringen en vervuiling maken dat een an<strong>de</strong>r<br />
beroep op Defensie kan wor<strong>de</strong>n gedaan. Beveiligen van schaarse grondstoffen, inzet in rampgebied en<br />
gevecht om schone ruimte. Ruim aanbod van beveiligers kan hier<strong>voor</strong> wor<strong>de</strong>n ingezet, want bij milieurampen<br />
en bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen is geen, of in ie<strong>de</strong>r geval min<strong>de</strong>r, sprake van geweld tegen <strong>de</strong>fensiepersoneel<br />
dan in oorlogsgebied. Levensgevaarlijke situaties komen waarschijnlijk min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, of risico’s zijn<br />
beter te beheersen. Dat is een <strong>voor</strong>uitzicht, dat potentieel arbeidsaanbod, dat het werken bij Defensie nu<br />
mijdt vanwege het levensgevaar, mogelijk in <strong>de</strong> toekomst wel zal aanspreken. Daarnaast verwachten we<br />
schaarste van grondstoffen én schaarste van arbeidscapaciteit. Die combinatie maakt dat aanschaf en<br />
ontwikkeling van materieel scherper gericht moet zijn op het gebruik niet-schaarse grondstoffen.<br />
Beïnvloedbare versus autonome trends en ontwikkelingen<br />
Een aantal van <strong>de</strong>ze trends en ontwikkelingen zijn beïnvloedbaar door <strong>de</strong>fensie, an<strong>de</strong>re zijn in hoge mate<br />
autonoom. Uit <strong>de</strong> inventarisatie van trends blijkt dat <strong>de</strong> autonome (nauwelijks te beïnvloe<strong>de</strong>n) trends <strong>de</strong><br />
beïnvloedbare trends echter overtreffen in zowel aantal als impact. Hieruit kunnen we <strong>de</strong> conclusie trekken<br />
dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie slechts beperkt invloed zal kunnen uitoefenen op relevante toekomstige<br />
ontwikkelen in en om <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Defensie kan nog <strong>de</strong> meeste invloed uitoefenen op trends die te<br />
maken hebben met <strong>de</strong> globalisering en technologie. In <strong>de</strong> schema’s 4.1 en 4.2 in hoofdstuk 4 van dit rapport<br />
staat een overzicht van alle beïnvloedbare en <strong>de</strong> autonome trends en ontwikkelingen.<br />
Wervingskracht (hoofdstuk 5)<br />
Voor <strong>de</strong> werving tot 2020 is schaarste van arbeidscapaciteit <strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling/trend. De<br />
wervingskracht van Defensie zal <strong>voor</strong>al moeten wor<strong>de</strong>n ingezet om een bre<strong>de</strong>re en meer diverse doelgroep<br />
te bereiken dan tot dusver het geval was. Tegelijkertijd impliceert <strong>de</strong>ze wervingsstrategie dat Defensie met<br />
een an<strong>de</strong>re personeelssamenstelling te maken krijgt en dat impliceert weer een an<strong>de</strong>re manier van oplei<strong>de</strong>n<br />
en omgaan met elkaar.<br />
Als Defensie alle huidige taken wil blijven vervullen, zal een aantal beleidsveran<strong>de</strong>ringen nodig zijn die<br />
gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving, <strong>de</strong> opleiding en <strong>de</strong> loopbaanpa<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> organisatie. Ook <strong>de</strong><br />
werkcultuur binnen <strong>de</strong> organisatie (qua leidinggeven, aanspreken, ruimte <strong>voor</strong> eigenheid en omgaan met<br />
verschillen) zal echter wor<strong>de</strong>n beïnvloed.<br />
De belangrijkste strategische keuzes die hieraan <strong>voor</strong>af gaan betreffen keuzes ten aanzien van <strong>de</strong> taken van<br />
Defensie en <strong>de</strong> omvang van die taken. Bij een sterke Europese samenwerking en taakdifferentiatie c.q.<br />
specialisatie tussen samenwerken<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zal Defensie bij<strong>voor</strong>beeld min<strong>de</strong>r divers moeten gaan werven,<br />
strenger moeten selecteren en oplei<strong>de</strong>n, maar juist heel gericht op bepaal<strong>de</strong> profielen en competenties.<br />
Het meest waarschijnlijke scenario op dit moment is echter <strong>de</strong> ontwikkeling naar een netwerkachtige<br />
organisatie met een hoge mate van diversiteit in taken en (dus ook) in personeel. Daarbij zou het beschikbare<br />
aanbod van personeel een meer centrale plek kunnen en misschien wel moeten innemen, zodat<br />
keuzes, die gezien het beschikbare arbeidsaanbod niet haalbaar zijn, niet wor<strong>de</strong>n gemaakt. Het is nuttig<br />
om hierbij <strong>de</strong> beschikking te hebben over een <strong>de</strong>fensiebreed en steeds actueel overzicht (een personeelsmonitor)<br />
van beschikbare en gevraag<strong>de</strong> competenties.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 132
Behoud (hoofdstuk 6)<br />
Diversiteit vraagt ruimte <strong>voor</strong> maatwerk<br />
Ook <strong>voor</strong> het behoud van personeel <strong>voor</strong> Defensie tot 2020 is <strong>de</strong> aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schaarste van arbeidscapaciteit<br />
<strong>de</strong> belangrijkste ontwikkeling. Min of meer onafhankelijk van <strong>de</strong> politieke en militaire keuzes<br />
die Defensie maakt, krijgt zij als organisatie te maken met een toenemen<strong>de</strong> diversiteit in <strong>de</strong> personele<br />
samenstelling. Om goed gekwalificeerd personeel te behou<strong>de</strong>n zal Defensie aan die diversiteit en dus aan<br />
individuele belangen en behoeften tegemoet moeten komen. Dit zou tot uitdrukking kunnen komen in<br />
arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, competentiegericht ontwikkelbeleid en een goed gestructureerd, maar <strong>voor</strong>al ook<br />
creatief en flexibel, loopbaanbeleid <strong>voor</strong> Defensiepersoneel over <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len heen en ook<br />
daarbuiten. Defensie zal zich bovendien moeten blijven afvragen welke consequenties politieke en militaire<br />
keuzes hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eisen die wor<strong>de</strong>n gesteld aan het personeel, maar <strong>voor</strong>al ook an<strong>de</strong>rsom! Welke<br />
keuzes liggen <strong>voor</strong> Defensie het meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gezien <strong>de</strong> aanwezige competenties en vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
Beschikbare competenties kunnen meer als uitgangspunt wor<strong>de</strong>n gekozen.<br />
Cultuuromslag <strong>voor</strong> leidinggeven<strong>de</strong>n<br />
Een en an<strong>de</strong>r zal een cultuuromslag binnen Defensie betekenen <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> aansturing van het<br />
personeel. Leidinggeven<strong>de</strong>n spelen daarin een essentiële rol en <strong>voor</strong>al zij zullen goed moeten wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>bereid op hun ‘nieuwe’ rol.<br />
Creatief met loopbanen in competentiemanagement<br />
De functionaliteit van het huidige hiërarchische organisatiemo<strong>de</strong>l van Defensie lijkt min<strong>de</strong>r goed te<br />
passen bij <strong>de</strong> wens van mo<strong>de</strong>rne werknemers om zelf richting te geven aan <strong>de</strong> eigen loopbaan en meer<br />
los te komen van geijkte loopbaanpa<strong>de</strong>n. Het verdient aanbeveling een na<strong>de</strong>re verkenning te doen naar<br />
<strong>de</strong> manier waarop het functiemo<strong>de</strong>l enerzijds en carrièreperspectieven en competentiemanagement<br />
an<strong>de</strong>rzijds op elkaar kunnen wor<strong>de</strong>n afgestemd.<br />
Kwaliteit van zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn<br />
Naast aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenheid, zingeving, competenties en ontwikkelingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van het<br />
individu, is ook <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zorg <strong>voor</strong> veiligheid, gezondheid en welzijn een uiterst belangrijk<br />
mid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het behoud van mensen. Dit dient een overtuigend tegenwicht te vormen tegen <strong>de</strong> wetenschap<br />
van het soms moeten werken in een onveilige omgeving.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Conclusies en aanbevelingen 133
Bijlagen<br />
Bijlage A – Figuren en tabellen<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 134
Figuur 1: Bevolkingsprognose (bron: Loozen en van Duin, 2007, bewerking TNO)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 135
Figuur 2: Grijze druk en vergrijzing in verschillen<strong>de</strong> scenario’s (Bron: De Jong en Hil<strong>de</strong>rink, 2004)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 136
Figuur 3: Vergrijzing 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 137
Figuur 4: Bevolkingspirami<strong>de</strong> 2007 en 2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 138
Figuur 5: Aantal allochtonen, 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 139
Figuur 6: Prognose westerse allochtonen 2007-2025 (bron: Van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 140
Figuur 7: Prognose niet-westerse allochtonen 2007-2025 (bron: van <strong>de</strong>n Broek et al., 2008)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 141
Figuur 8: Werknemers uit Oost-Europese lidstaten van EU<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 142
Figuur 9: Aan<strong>de</strong>el eenpersoonshuishou<strong>de</strong>ns per provincie, 2005 en 2025 (bron: CBS/RPB)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 143
Figuur 10: Prognose werkzame beroepsbevolking (in duizen<strong>de</strong>n personen)<br />
(bron: Euwals en van Vuuren, 2005)<br />
Figuur 11: Prognose potentiële beroepsbevolking (15-64 jarigen)<br />
(bron: CBS, bewerking KC Han<strong>de</strong>l 2007)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 144
Figuur 12: Prognose potentiële beroepsbevolking (allochtoon en autochtoon)<br />
(bron: CBS, bewerking KC Han<strong>de</strong>l, 2007)<br />
Figuur 13: Prognose potentiële beroepsbevolking naar opleidingsniveau (* 1.000)<br />
(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 145
Figuur 14: Prognose potentiële beroepsbevolking niet-westerse allochtonen naar opleidingsniveau<br />
(* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Figuur 15: Prognose potentiële beroepsbevolking openbare or<strong>de</strong>/ veiligheid (* 1.000)<br />
(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 146
Figuur 16: Prognose potentiële beroepsbevolking politieagenten, on<strong>de</strong>rofficieren en<br />
beveiligings beambten (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Figuur 17: Prognose potentiële beroepsbevolking technisch (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 147
Figuur 18: Prognose potentiële beroepsbevolking (para)medisch (* 1.000) (bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Figuur 19: Prognose potentiële beroepsbevolking verplegend personeel (* 1.000)<br />
(bron: Ecorys/SEOR, 2006)<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 148
Tabel 1: Prognose arbeidsparticipatie naar geslacht, leeftijd en etniciteit<br />
(bron: Roo<strong>de</strong>nburg en van Vuuren, 2004)<br />
Jongeren Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />
Man 15-19 29 23 24<br />
20-24 71 68 68<br />
25-29 94 93 92<br />
Vrouw 15-19 25 23 24<br />
20-24 68 67 67<br />
25-29 82 82 82<br />
Totaal 15-19 27 23 24<br />
20-24 70 68 67<br />
25-29 88 88 87<br />
Ou<strong>de</strong>ren Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />
Man 55-59 70 74 71<br />
60-64 25 31 30<br />
Vrouw 55-59 33 53 51<br />
60-64 8 26 24<br />
Totaal 55-59 52 64 61<br />
60-64 17 29 27<br />
Totaal Leeftijd 2000 (%) 2020 (%) 2040 (%)<br />
Man 20-64 85 82 83<br />
Vrouw 20-64 61 74 74<br />
Totaal 20-64 73 78 79<br />
Niet-westerse allochtonen 62 63 66<br />
Autochtonen en westerse allochtonen 74 81 82<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 149
Bijlage B – Gebruikte literatuur<br />
❚ Beer, P. <strong>de</strong> (2004) Individualisering zit tussen <strong>de</strong> oren. In: J.W. Duyvendak en M. Hurenkamp (red.) (2004)<br />
Kiezen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, Jaarboek Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Sociale Sector, Amsterdam: Uitgeverij Van Gennep, 2004,<br />
pp. 18-36.<br />
❚ Bijl, R., Boelhouwer, J. en Pommer, E. (2007) De Sociale staat van Ne<strong>de</strong>rland 2007.<br />
Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />
❚ Broek, L. van <strong>de</strong>n, Jong, A. <strong>de</strong>, Duin, C. van, Huis, M. van, Boschman, S. en Agtmaal-Wobma, E. van (2008)<br />
Regionale bevolkings- allochtonen en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2007-2025. Den Haag: Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Leefomgeving (PBL)/ CBS<br />
❚ CBS/RPB (2006) Regionale bevolkings-, allochtonen- en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2005-2025. Den Haag: CBS/RPB.<br />
❚ CWI (2008) CWI Arbeidsmarktprognose 2008-2013. Amsterdam: Centrum <strong>voor</strong> Werk en Inkomen.<br />
❚ Duin, C. van (2008) Bevolkingsprognose 2007-2014: tij<strong>de</strong>lijk hogere groei. In: CBS (2008)<br />
Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.55-61. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Duin, C. van, Meulen, A. van <strong>de</strong>r en Garssen, J. (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: mo<strong>de</strong>l en<br />
veron <strong>de</strong>rstellingen betreffen<strong>de</strong> sterfte. In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.62-77.<br />
Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Ecorys (2006) Evaluatie werknemersverkeer MOE lan<strong>de</strong>n. Rotterdam: Ecorys.<br />
❚ Ecorys/ SEOR (2006) Vraag en aanbod van personeel in <strong>de</strong> collectieve sector tot 2013.<br />
Rotterdam: Ecorys Ne<strong>de</strong>rland BV.<br />
❚ Euwals, R. en Vuuren, D. van (2005) Arbeidsaanbod tot 2050: een beleidsneutraal scenario.<br />
CPB-Memorandum 1-134. Den Haag: CPB.<br />
❚ Euwals, R., Knoef, M. en Vuuren, D. van (2007) The trend in female labour force participation;<br />
what can be expected for the future? CPB Discussion Paper No. 93. Den Haag: CPB.<br />
❚ Ewijk, C. van, Draper, N., Rele, H. ter en Westerhout, E. (2006) Ageing and the sustainability<br />
of Dutch public finances. CPB bijzon<strong>de</strong>re publicatie nr. 61. Den Haag: CPB.<br />
❚ Garssen, J. en Duin, C. van (2007) Grijze druk zal verdubbelen. In: CBS (2007)<br />
Sociaaleconomische Trends, 2e kwartaal 2007, p.23-26. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Garssen, J. en Duin, C. van (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: belangrijkste uitkomsten.<br />
In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.85-92. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Genabeek, J. van, Boxtel, J. van, Hoogendoorn, J. en Klerkx, M. (2007)<br />
Gevolgen van toekomstige trends <strong>voor</strong> scha<strong>de</strong>verzekeringen; eindrapport. Hoofddorp: TNO.<br />
❚ ICT Office (2007) ICT Marktmonitor 2007. Woer<strong>de</strong>n: ICT Office.<br />
❚ ICT Office (2008) ICT Marktmonitor 2008. Woer<strong>de</strong>n: ICT Office.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 150
❚ Jong, A. <strong>de</strong> en Agtmaal-Wobma, E. van (2008) Regionale bevolkings- en huishou<strong>de</strong>nsprognose 2007-2025:<br />
belangrijkste uitkomsten. In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 3 e kwartaal 2008, p. 45-54. Voorburg/Heerlen:<br />
CBS.<br />
❚ Loozen, S. en Duin, C. van (2007) Allochtonenprognose 2006-2050: belangrijkste uitkomsten.<br />
In: CBS (2007) Bevolkingstrends, 2 e kwartaal 2007, pp. 60-67. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Nelissen, J. en Vos, K. <strong>de</strong> (2008) Arbeidsmarktenquête 2008; verwachtingen en meningen over <strong>de</strong> arbeidsmarkt<br />
van morgen. Den Haag: Raad <strong>voor</strong> Werk en Inkomen.<br />
❚ Nicolaas, H. (2008) Bevolkingsprognose 2006-2050: veron<strong>de</strong>rstellingen over asielmigratie.<br />
In: CBS (2008) Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008, p.78-84. Voorburg/Heerlen: CBS.<br />
❚ Ron<strong>de</strong>, R. te en Boers, P. (2008) Generatie Y is <strong>de</strong> postbak <strong>voor</strong>bij. P&O Actueel, 10 oktober 2008.<br />
❚ Roo<strong>de</strong>nburg, H. en Vuuren, D. van (2004) Arbeidsaanbod in <strong>de</strong> lange-termijnscenario's <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland.<br />
CPB-Document No. 71. Den Haag: CPB.<br />
❚ San<strong>de</strong>rs, J., Wevers, C. en Bossche, S. van <strong>de</strong>n (2007) De arbeidsmarkt in 2020. In: Genabeek, J., Wevers,<br />
C. en Grün<strong>de</strong>mann, R. (red.) De toekomst werkt; mens en bedrijf in 2020. Hoofddorp: TNO.<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 151
Bijlage C – Implicatiebomen expertmeetings<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 152
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 153
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 154
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 155
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 156
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 157
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 158
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 159
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 160
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 161
Bijlage D – Kans-Impact van bepalen<strong>de</strong> elementen<br />
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 162
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 163
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 164
Personeel: arbeidsaanbod, wervingskracht en behoud – Bijlagen 165
Strategische vragen<br />
Wet- en regelgeving<br />
arbeid<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Wet- en regelgeving arbeid 168
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.2.2<br />
Wat zijn <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving die impact hebben op het<br />
arbeidspotentieel (aanbod en arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk) <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie?<br />
Beantwoord door: Ministerie van Defensie, HDP (Den Haag 2009)<br />
Wet- en regelgeving arbeid 169
Inhoudsopgave<br />
Inleiding 172<br />
Arbeidsaanbod beperkend 174<br />
Inleiding 174<br />
Europese wet- en regelgeving 175<br />
De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap 175<br />
Verklaring van geen bezwaar 176<br />
Minimum leeftijd van 17 jaar 176<br />
Dienstplicht en verbod op dwangarbeid 177<br />
Arbeidsaanbod versterkend 178<br />
Commissie Arbeidsparticipatie 178<br />
Arbeidsaanbod vrouwen 179<br />
Arbeidsaanbod allochtonen 180<br />
Arbeidsaanbod ou<strong>de</strong>ren 181<br />
Arbeidsversterkend overige doelgroepen 182<br />
Arbeidsversterkend algemeen 182<br />
Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten 183<br />
Wet- en regelgeving arbeid 170
Wet- en regelgeving arbeid 171
1.<br />
Inleiding<br />
Deze notitie geeft inzicht in <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving die impact hebben op<br />
het arbeidspotentieel <strong>voor</strong> Defensie. Om zo in te kunnen schatten wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperkingen<br />
zijn ten aanzien van toekomstige personele inrichting van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
Opgemerkt moet wor<strong>de</strong>n dat wet- en regelgeving op zichzelf niet in ontwikkeling zijn, behalve op het<br />
moment dat zij zich in het wettechnische traject bevin<strong>de</strong>n. Het zijn sociaal-economische, <strong>de</strong>mografische en<br />
maatschappelijke ontwikkelingen die lei<strong>de</strong>n tot wijzigingen in wet- en regelgeving. Deze ontwikkelingen<br />
wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1. In <strong>de</strong>ze notitie wordt daarom <strong>voor</strong>namelijk ingegaan op<br />
wetgeving die al in <strong>voor</strong>bereiding is en bestaan<strong>de</strong> wettelijke rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n die het arbeidsaanbod <strong>voor</strong><br />
Defensie beperken.<br />
Wijziging van wetgeving is veelal een lang traject dat soms jaren kan duren. Sommige in <strong>de</strong>ze notitie<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen tot wijziging van wet zullen bij afronding van het project Verkenningen nog steeds<br />
een <strong>voor</strong>stel van wijziging zijn. Evenzeer is het <strong>de</strong>nkbaar dat wetswijzigingen die bij het opstellen van <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige notitie (<strong>voor</strong>jaar 2009) nog aanhangig zijn bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer bij afronding van het project<br />
inmid<strong>de</strong>ls wet zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />
De on<strong>de</strong>rzoeksopdracht verlangt zowel een on<strong>de</strong>rzoek naar het arbeidsaanbod als <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke<br />
aspecten die van belang zijn <strong>voor</strong> het arbeidspotentieel. Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn echter on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen sociale partners. Natuurlijk zullen sociale partners zich laten lei<strong>de</strong>n door<br />
ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. De uitkomsten van <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1 bie<strong>de</strong>n inzicht in <strong>de</strong>ze<br />
ontwikkelingen. Echter welke keuze sociale partners in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen maken, laat zich niet<br />
<strong>voor</strong>spellen. Op wijzigingen in wet- en regelgeving als gevolg van toekomstige arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>novereenkomsten<br />
wordt in <strong>de</strong>ze notitie dan ook slechts beperkt ingegaan.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Inleiding 172
Wijzigingen in kabinetsbeleid kunnen eveneens lei<strong>de</strong>n tot wijzigingen in <strong>de</strong> arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van<br />
het Defensie personeel. Daarbij kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht in wijzigingen in verlofregelingen.<br />
Deze arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten wor<strong>de</strong>n wel meegenomen in <strong>de</strong>ze notitie.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Inleiding 173
2.<br />
Arbeidsaanbod<br />
beperkend<br />
Inleiding<br />
Als grote werkgever heeft Defensie continu behoefte aan nieuw personeel. Het gaat daarbij om zowel<br />
militairen als burgerme<strong>de</strong>werkers. De behoefte aan militair personeel is het meest omvangrijk. Vooral als<br />
gevolg van <strong>de</strong> piramidale organisatieopbouw heeft Defensie jaarlijks behoefte aan een groot aantal (jonge)<br />
militairen. Niet ie<strong>de</strong>re kandidaat kan echter een functie binnen Defensie wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n. Er gel<strong>de</strong>n<br />
strenge <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> aanstelling die het arbeidsaanbod beperken. Hoewel door <strong>de</strong> problematiek van<br />
het groot aantal vacatures <strong>de</strong> grenzen van het arbeidsaanbod met steeds grotere regelmaat on<strong>de</strong>rwerp van<br />
gesprek zijn, valt hier geen wijziging in wet- en regelgeving te verwachten. Strikt genomen vallen <strong>de</strong>ze<br />
grenzen daarom buiten het bereik van dit on<strong>de</strong>rzoek. Toch is er <strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong>ze beperken<strong>de</strong> wet- en<br />
regelgeving te beschrijven. Voor een goed begrip van <strong>de</strong> beperking op het arbeidsaanbod is het van belang<br />
om <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n in beeld te brengen.<br />
De belangrijkste grenzen <strong>voor</strong> het arbeidsaanbod wor<strong>de</strong>n gevormd door:<br />
❚ De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap;<br />
❚ Verklaring van geen bezwaar;<br />
❚ Minimale leeftijd van 17 jaar;<br />
❚ Verbod op dwangarbeid.<br />
Voordat <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n beschreven, wordt eerst ingegaan op Europese wet- en regelgeving.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 174
Europese wet- en regelgeving<br />
De Europese Unie kent het beginsel van vrijheid van arbeid zoals vastgelegd in artikel 39 EG-Verdrag; dit<br />
artikel kent tevens <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>voor</strong> staten <strong>de</strong>ze vrijheid te beperken uit hoof<strong>de</strong> van openbare or<strong>de</strong>,<br />
openbare veiligheid en volksgezondheid. Deze mogelijkheid dient echter te wor<strong>de</strong>n gezien vanuit het<br />
ontvangen<strong>de</strong> land. Als Ne<strong>de</strong>rland zelf buitenlandse militairen wil werven staat <strong>de</strong> EU-regelgeving dat niet<br />
in <strong>de</strong> weg. De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap vormt echter wel een beperking <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werving<br />
binnen Europa. Op <strong>de</strong>ze verplichting wordt hierna ingegaan.<br />
De verplichting van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap<br />
Voor een aanstelling als militair is in principe <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse nationaliteit vereist. Dit is vastgelegd in<br />
<strong>de</strong> Militaire Ambtenarenwet (artikel 12g). Voor een aanstelling als burgerambtenaar bij Defensie is het<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap, op basis van <strong>de</strong> Ambtenarenwet (Artikel 125 e ) eveneens een vereiste. In dit artikel staat<br />
dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vervulling van een vertrouwensfunctie, alleen <strong>de</strong>gene in aanmerking komt die Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is,<br />
tenzij het dienstbelang bepaal<strong>de</strong>lijk an<strong>de</strong>rs vor<strong>de</strong>rt. Ten slotte bepaalt het Algemeen Militair Ambte narenreglement<br />
(artikel 5) dat het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is <strong>voor</strong> een aanstelling bij <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
Militairen kunnen, in bijzon<strong>de</strong>re gevallen, ook tij<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n aangesteld. Tij<strong>de</strong>lijke aanstelling geschiedt<br />
wanneer geduren<strong>de</strong> een korte perio<strong>de</strong> een functie moet wor<strong>de</strong>n vervuld waar<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>skundigheid<br />
is vereist die binnen <strong>de</strong> krijgsmacht (op korte termijn) niet beschikbaar is. Juist omdat <strong>de</strong>ze vorm van<br />
aanstelling in het leven is geroepen <strong>voor</strong> bijzon<strong>de</strong>re gevallen, is <strong>de</strong> mogelijkheid geopend om af te wijken<br />
van <strong>de</strong> (in gewone gevallen) gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Om in aanmerking te komen <strong>voor</strong> een tij<strong>de</strong>lijke<br />
aanstelling behoeft men niet het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap te bezitten. (Artikel 11 lid 2 AMAR). Deze uitzon<strong>de</strong>ringsbepaling<br />
is bedoeld <strong>voor</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsgevallen en niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reguliere vulling van functies bij <strong>de</strong><br />
krijgsmacht.<br />
Recruteren van EU-burgers<br />
In een artikel in <strong>de</strong> Militaire Spectator (‘Zorrug dat je erbij komt’ – rekrutering over <strong>de</strong> grens door<br />
dr. V. Enthoven en LKOLMARNS H.J. van <strong>de</strong>r Maas, Militaire Spectator, 2008/10 p. 524) werd bepleit dat<br />
artikel 11 van het Algemeen Militair Ambtenarenregelement voldoen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n schept <strong>voor</strong> het<br />
op grote schaal rekruteren van EU-burgers. Dit is echter onjuist. De Militaire Ambtenarenwet geeft in<br />
Artikel 12g een mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur af te wijken van <strong>de</strong> eis. De Memorie<br />
van Toelichting stelt dat daarmee is beoogd dat “hoezeer ook gehecht wordt aan het vereiste van het<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap <strong>voor</strong> aanstelling als militair ambtenaar, on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n (met name<br />
in tijd van oorlog, oorlogsgevaar of in an<strong>de</strong>re buitengewone omstandighe<strong>de</strong>n) kan het noodzakelijk zijn<br />
af te wijken van <strong>de</strong>ze regel”. De uitzon<strong>de</strong>ringsmogelijkheid is dus bedoeld <strong>voor</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsgevallen<br />
en niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reguliere vulling van functies bij <strong>de</strong> krijgsmacht. In artikel 11 van het Algemeen militair<br />
ambtenarenreglement, waaraan <strong>de</strong> auteurs refereren, is invulling gegeven aan <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>rings -<br />
bepaling. Daarin staat dat wegens en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duur van <strong>de</strong> vervulling van een functie die niet door al<br />
in werkelijke dienst verblijven<strong>de</strong> militairen kan wor<strong>de</strong>n vervuld, in bijzon<strong>de</strong>re gevallen tij<strong>de</strong>lijke<br />
aanstelling als militair bij het beroepspersoneel kan plaatsvin<strong>de</strong>n. Daarbij wordt dan afgeweken van <strong>de</strong><br />
in artikel 5 van hetzelf<strong>de</strong> reglement gestel<strong>de</strong> eis van het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rschap. Defensie maakt bij<strong>voor</strong>beeld<br />
al gebruik van <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ringsmogelijkheid bij <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke aanstelling van in uitzendgebie<strong>de</strong>n<br />
geworven tolken. De genoem<strong>de</strong> wettelijke beperkingen in on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> soorten functies en <strong>de</strong><br />
tij<strong>de</strong>lijkheid maken het op dit moment onmogelijk buitenlan<strong>de</strong>rs op grote schaal te werven <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vulling van reguliere vacatures. Naast <strong>de</strong> juridische beperkingen die aan het <strong>voor</strong>stel kleven, bestaan<br />
ook raktische bezwaren. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan taal- en opleidingseisen en aan moeilijkhe<strong>de</strong>n bij<br />
<strong>de</strong> verzameling van gegevens in het ka<strong>de</strong>r van het veiligheidson<strong>de</strong>rzoek.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 175
Verklaring van geen bezwaar<br />
De functies bij Defensie zijn bijna allen vertrouwensfuncties. Voor aanstelling op <strong>de</strong>ze functies is een<br />
zogenaam<strong>de</strong> ‘verklaring van geen bezwaar’ als bedoeld in <strong>de</strong> Wet veiligheidson<strong>de</strong>rzoeken (Wvo) vereist.<br />
De minister van Defensie kan weigeren een‘Verklaring van Geen Bezwaar’ af te geven als niet genoeg betrouwbare<br />
gegevens kunnen wor<strong>de</strong>n verzameld of als onvoldoen<strong>de</strong> zeker is dat een <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker <strong>de</strong><br />
vertrouwensfunctie on<strong>de</strong>r alle omstandighe<strong>de</strong>n getrouwelijk zal vervullen. Dat kan bij<strong>voor</strong>beeld zijn op<br />
grond van: bepaal<strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>lingen uit het verle<strong>de</strong>n, ernstige financiële problemen, verslaving, criminele<br />
activiteiten, steun aan of lidmaatschap van terroristische of extremistische organisaties die bepaal<strong>de</strong><br />
grondrechten onvoldoen<strong>de</strong> respecteren. Ook kan dit het geval zijn op grond van omstandighe<strong>de</strong>n of<br />
gedragingen waardoor <strong>de</strong> kandidaat chantabel is.<br />
Bij afwezigheid van zo’n verklaring komen kandidaten niet in aanmerking <strong>voor</strong> een functie bij Defensie.<br />
Wordt een verklaring tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> diensttijd van een militair ingetrokken dan volgt veelal ontslag bij Defensie.<br />
Minimum leeftijd van 17 jaar<br />
Voor een aanstelling als militair geldt een on<strong>de</strong>rgrens van 18 jaar. Een aanstelling als aspirant-militair is<br />
mogelijk op zeventienjarige leeftijd. Een ontwikkeling tot verlaging is niet verwachten. Het Verdrag inzake<br />
<strong>de</strong> rechten van het kind, waarin het terzake relevante Facultatieve Protocol door Ne<strong>de</strong>rland is on<strong>de</strong>rtekend,<br />
belemmert dat.<br />
Dit Facultatief Protocol bevat on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verplichtingen:<br />
❚ Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht met een leeftijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar mogen niet rechtstreeks <strong>de</strong>elnemen<br />
aan vijan<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n.<br />
❚ Personen met een leeftijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar mogen niet gedwongen wor<strong>de</strong>n ingelijfd of opgenomen<br />
in <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
❚ Elke staat moet bij <strong>de</strong> bekrachtiging van het Facultatief Protocol een verklaring afleggen, aangevend<br />
wat <strong>de</strong> minimumleeftijd is waarop personen lid mogen wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke<br />
maatregelen wor<strong>de</strong>n genomen om te verzekeren dat rekrutering on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar volstrekt vrijwillig is.<br />
❚ Bij <strong>de</strong> rekrutering on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar moeten ten minste <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken gewaarborgd wor<strong>de</strong>n:<br />
- rekrutering is daadwerkelijk vrijwillig;<br />
- rekrutering vindt plaats met volledige instemming van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs of wettelijke vertegenwoordigers;<br />
- <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> personen zijn volledig ingelicht over <strong>de</strong> plichten die gemoeid zijn met <strong>de</strong> militaire<br />
dienst.<br />
Op 25 mei 2000 is het Facultatief Protocol tot stand gekomen bij het Verdrag inzake <strong>de</strong> rechten van het<br />
kind inzake <strong>de</strong> betrokkenheid van kin<strong>de</strong>ren bijgewapen<strong>de</strong> conflicten (Trb. 2001, 36 en 131) Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
Millenniumtop van 5 - 9 september 2000 is het Facultatief Protocol door Ne<strong>de</strong>rland on<strong>de</strong>rtekend.<br />
Bij <strong>de</strong> Rijkswet van 18 <strong>de</strong>cember 2008 (Stb.2009, 42) is goedgekeurd dat het Facultatief Protocol met<br />
ingang van 1 juni 2009 ook <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland verbin<strong>de</strong>nd zal zijn.<br />
Bij <strong>de</strong> totstandkoming van het Facultatief Protocol heeft een internationale discussie plaatsgevon<strong>de</strong>n<br />
over <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> ‘straight-18’-regeling. Dit houdt in dat <strong>de</strong> leeftijdgrens <strong>voor</strong> zowel <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan<br />
gewapen<strong>de</strong> conflicten als <strong>voor</strong> vrijwillige indiensttreding op 18 jaar wordt vastgesteld. De lan<strong>de</strong>n die een<br />
grote bijdrage leveren aan internationale crisisbeheersingoperaties, dreig<strong>de</strong>n echter af te zien van <strong>de</strong><br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 176
on<strong>de</strong>rtekening van het Protocol als <strong>de</strong>ze regeling in het Protocol zou wor<strong>de</strong>n opgenomen. De ‘straight-18’regeling<br />
is dan uitein<strong>de</strong>lijk ook niet opgenomen in het Facultatief Protocol.<br />
Voor Defensie is werving on<strong>de</strong>r schoolverlaters, waarvan zeventienjarigen een belangrijk <strong>de</strong>el uitmaken,<br />
onmisbaar <strong>voor</strong> een goed bezette en a<strong>de</strong>quaat functioneren<strong>de</strong> krijgsmacht. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n is dan ook in<br />
artikel 1a van <strong>de</strong> Militair Ambtenarenwet 34 opgenomen dat 17-jarige met schriftelijke instemming van hun<br />
ou<strong>de</strong>rs/wettelijke vertegenwoordigers als aspirant-militair ambtenaar kunnen wor<strong>de</strong>n aangesteld. Aan<br />
aspirant-militaire ambtenaren wordt geen functie toegewezen. Zij wor<strong>de</strong>n niet ingezet in buitengewone<br />
omstandighe<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> vre<strong>de</strong>s- of humanitaire operaties of <strong>voor</strong> enige vorm van gewapen<strong>de</strong> dienst. Een<br />
aanstelling als aspirant-militair ambtenaar gaat over in een aanstelling als militair ambtenaar als <strong>de</strong><br />
aspirant-militair ambtenaar daarmee na het bereiken van <strong>de</strong> leeftijd van 18 jaar schriftelijk instemt.<br />
Dienstplicht en verbod op dwangarbeid<br />
In Ne<strong>de</strong>rland is sinds 1 mei 1997 <strong>de</strong> opkomstplicht officieel opgeschort. Sinds 22 augustus 1996 wer<strong>de</strong>n er<br />
al geen nieuwe dienstplichtigen meer opgeroepen. De opschorting houdt in dat er geen burgers wettelijk<br />
verplicht wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> militaire dienst te vervullen zolang <strong>de</strong> veiligheidssituatie dat niet vereist. Het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse leger bestaat hierdoor sinds die tijd volledig uit (vrijwillig dienen<strong>de</strong>) beroepsmilitairen. Wel<br />
krijgt ie<strong>de</strong>re mannelijke staatsburger een dienstplichtbrief waarin wordt verteld dat hij is ingeschreven,<br />
maar niet opkomstplichtig is.<br />
Ter vervanging van <strong>de</strong> militaire dienstplicht, maken sommige politieke partijen zich sterk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invoering<br />
van een maatschappelijke/sociale dienstplicht. Een dienstplicht <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n 35 dan militaire<br />
dienst is echter in strijd met het verbod op dwangarbeid.<br />
Artikel 4 EVRM bepaalt dat niemand gedwongen mag wor<strong>de</strong>n om dwangarbeid of verplichte arbeid te<br />
verrichten. Dienst van militaire aard of, in het geval van gewetensbezwaar<strong>de</strong>n in lan<strong>de</strong>n waarin hun<br />
gewetensbezwaren wor<strong>de</strong>n erkend, diensten die gevor<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n in plaats van <strong>de</strong> verplichte militaire<br />
dienst wor<strong>de</strong>n niet als ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’ in <strong>de</strong> zin van dit artikel wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
Dit betekent dat het opleggen van een verplichting tot het verrichten van bij<strong>voor</strong>beeld taken in <strong>de</strong> zorg<br />
alleen mogelijk is in <strong>de</strong> situatie dat <strong>de</strong> opschorting van <strong>de</strong> opkomstplicht is beëindigd en opkomstplicht<br />
is ingevoerd en dan nog alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>genen wier bezwaren tegen het vervullen van militaire dienst zijn<br />
erkend als ernstige gewetensbezwaren, dus ook op dit moment alleen <strong>voor</strong> mannelijke personen.<br />
34 Met <strong>de</strong> Rijkswet van 18 <strong>de</strong>cember 2008 (Stb. 2009, 42) is na artikel 1 van <strong>de</strong> Militaire Ambtenarenwet een nieuw artikel 1a ingevoegd.<br />
35 an<strong>de</strong>rs dan als tewerkstelling erken<strong>de</strong> gewetensbezwaar<strong>de</strong>n.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod beperkend 177
3.<br />
Arbeidsaanbod<br />
versterkend<br />
Commissie Arbeidsparticipatie<br />
Het kabinet heeft zich in 2008 laten adviseren door <strong>de</strong> commissie arbeidsparticipatie (commissie Bakker:<br />
16 juni 2008; “Naar een toekomst die werkt”). De Commissie constateert dat een aantal knelpunten een<br />
hogere arbeidsparticipatie in <strong>de</strong> weg staat. Allereerst is er een grote groep mensen die onvrijwillig aan <strong>de</strong><br />
kant staat. Het gaat om zowel uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n als mensen die geen uitkering hebben. Ver<strong>de</strong>r kent<br />
Ne<strong>de</strong>rland veel (kleine) <strong>de</strong>eltijdbanen, functioneert <strong>de</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren niet goed en sluit het<br />
on<strong>de</strong>rwijs onvoldoen<strong>de</strong> aan op <strong>de</strong> behoeften op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Ten slotte schiet <strong>de</strong> inzetbaarheid van<br />
werknemers, met name <strong>de</strong> laaggeschool<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r hen, tekort.<br />
De Commissie conclu<strong>de</strong>ert dat alle talenten in <strong>de</strong> samenleving moeten wor<strong>de</strong>n benut en dat daar ook veel<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn. Juist in <strong>de</strong> arbeidsmarkt van <strong>de</strong> toekomst is ie<strong>de</strong>reen nodig. In <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring van<br />
<strong>de</strong> Commissie kan een hoge arbeids<strong>de</strong>elname alleen wor<strong>de</strong>n gerealiseerd als ie<strong>de</strong>reen die wil en kan<br />
werken zijn kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties op peil houdt en ver<strong>de</strong>r ontwikkelt. De Commissie<br />
bepleit een cultuuromslag om op een an<strong>de</strong>re manier tegen werk en inzetbaarheid aan te kijken. De<br />
Commissie schetst dan drie samenhangen<strong>de</strong> sporen waarlangs <strong>de</strong> arbeidsparticipatie kan wor<strong>de</strong>n<br />
verhoogd.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 178
Drie sporen<br />
Maatregelen tot 2016:<br />
Het eerste spoor betreft het zo snel mogelijk aan het werk helpen van meer mensen. De Commissie<br />
doet in dat ka<strong>de</strong>r op een vijftal terreinen <strong>voor</strong>stellen die op korte termijn kunnen wor<strong>de</strong>n opgepakt<br />
door <strong>de</strong> overheid en <strong>de</strong> sociale partners.<br />
❚ Verbeter <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> reïntegratie<br />
❚ Stimuleer meer uren werken door werknemers in <strong>de</strong>eltijd<br />
❚ Stimuleer werken tot <strong>de</strong> AOW leeftijd<br />
❚ Verbeter <strong>de</strong> aansluiting tussen on<strong>de</strong>rwijs en arbeidsmarkt<br />
❚ Verhoog <strong>de</strong> inzetbaarheid<br />
Op mid<strong>de</strong>llange termijn:<br />
Het twee<strong>de</strong> spoor betreft het creëren van werkzekerheid <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen door het investeren in<br />
inzetbaarheid door werknemers en werkgevers. Het twee<strong>de</strong> spoor bestaat uit drie on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />
❚ De introductie van een individueel werkbudget <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen, waardoor men zijn inzetbaarheid<br />
op peil kan hou<strong>de</strong>n.<br />
❚ De omvorming van <strong>de</strong> WW tot een activeren<strong>de</strong> werkverzekering, waardoor werkgevers<br />
een financieel belang krijgen om werkloosheid te <strong>voor</strong>komen en werknemers extra stimulansen<br />
krijgen om werk te aanvaar<strong>de</strong>n.<br />
❚ Het leggen van <strong>de</strong> financiële verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie<br />
bij één partij, zodat het reïntegratiebeleid aan eenduidigheid wint.<br />
Vanaf 2016:<br />
Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> spoor zet in op het bereiken van duurzame arbeidsparticipatie en financiële houdbaarheid<br />
van <strong>de</strong> verzorgingsstaat op lange termijn, door het mogelijk en aantrekkelijk te maken dat mensen<br />
gelei<strong>de</strong>lijk langer doorwerken na hun 65 ste . In dit ka<strong>de</strong>r adviseert <strong>de</strong> Commissie om uiterlijk vanaf 2016<br />
<strong>de</strong> AOW- en pensioenleeftijd gelei<strong>de</strong>lijk te verhogen met <strong>de</strong> levensverwachting tot 67 jaar in 2040 en<br />
om <strong>de</strong> AOW gelei<strong>de</strong>lijk te fiscaliseren.<br />
Het rapport van <strong>de</strong> commissie Bakker heeft geleid dat een groot aantal <strong>voor</strong>stellen tot wijziging van<br />
wet- en regelgeving om <strong>de</strong> participatie van diverse doelgroepen te vergroten. Hierna wordt op diverse<br />
doelgroepen ingegaan.<br />
Arbeidsaanbod vrouwen<br />
Voor het arbeidsaanbod is <strong>de</strong> groei in het aanbod van vrouwen van belang. In Ne<strong>de</strong>rland is het nog altijd<br />
<strong>de</strong> praktijk dat <strong>de</strong> man (nagenoeg) voltijds werkt en <strong>de</strong> vrouw in <strong>de</strong>eltijd. Dit an<strong>de</strong>rhalf-verdienersmo<strong>de</strong>l<br />
biedt kennelijk <strong>voor</strong> velen een mo<strong>de</strong>l waarbij arbeid en zorg goed gecombineerd kunnen wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al<br />
tij<strong>de</strong>ns het spitsuur van het leven. Er zitten volgens het kabinet 36 na<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> massale keuze <strong>voor</strong> het<br />
an<strong>de</strong>rhalf-verdienersmo<strong>de</strong>l: het <strong>de</strong>mpt <strong>de</strong> economische zelfstandigheid en loopbaanmogelijkhe<strong>de</strong>n van<br />
vrouwen, verhin<strong>de</strong>rt een volle wasdom van hun talenten, zorgt dat investeringen in scholing <strong>voor</strong> vrouwen<br />
on ren dabel wor<strong>de</strong>n ingezet en begrenst hun aan<strong>de</strong>el in het slechten van nijpen<strong>de</strong> arbeidsmarkttekorten.<br />
Het kabinet werkt daarom aan gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid om <strong>voor</strong>al vrouwen te behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arbeidsmarkt.<br />
Daarbij is het wegwerken van culturele belemmeringen een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el. Hier<strong>voor</strong> is niet<br />
altijd nieuwe wet- en regelgeving nodig. Huidige wet- en regelgeving bie<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> ruimte om met<br />
<strong>de</strong> spitsuur van het leven rekening te hou<strong>de</strong>n. Veeleer gaat het om <strong>de</strong> cultuuromslag waarbij door <strong>de</strong><br />
werk gever binnen wettelijke ka<strong>de</strong>rs meer mogelijkhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gecreëerd om meer uren te werken,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld binnen schooltij<strong>de</strong>n of door mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> flexibele roosters of telewerken.<br />
36 Zie kabinetsreactie op rapport commissie Bakker.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 179
Ook Defensie kent een breed pakket aan <strong>voor</strong>zieningen die het gezinsvrien<strong>de</strong>lijk beleid, binnen Defensie<br />
ook wel levensfasebeleid genoemd, on<strong>de</strong>rsteunen. Daarnaast wordt ver<strong>de</strong>r gewerkt aan een samenhangend<br />
pakket aan <strong>voor</strong>zieningen om beter op individuele wensen in te kunnen spelen. On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door <strong>de</strong><br />
flexibilisering van verlofregelingen, waaron<strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>rschapsverlof, en het vergroten van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
van uitruil tussen tijd en geld. Deze ontwikkelingen zullen in <strong>de</strong> nabije toekomst lei<strong>de</strong>n tot wijziging van<br />
Defensieregelingen.<br />
Voor het verhogen van het aantal uren dat mensen (in <strong>de</strong>eltijd) werken, is <strong>de</strong> beschikbaarheid van kin<strong>de</strong>ropvang<br />
essentieel. De Commissie Bakker stelt <strong>voor</strong> een lan<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>kkend netwerk van bre<strong>de</strong> scholen tot<br />
stand te brengen, met openingstij<strong>de</strong>n van 7u tot 19u. Het kabinet steunt <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring. Het kabinet<br />
stimuleert bre<strong>de</strong> scholen via investeringen in multifunctionele accommodaties, het versterken van<br />
dagarrangementen binnen <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> school, een impuls <strong>voor</strong> het creëren van combinatiefuncties en een<br />
steunpunt bre<strong>de</strong> scholen. Om kin<strong>de</strong>ropvang betaalbaar te hou<strong>de</strong>n en arbeidsparticipatie effectiever en<br />
efficiënter te bevor<strong>de</strong>ren is een wijziging van <strong>de</strong> Wet kin<strong>de</strong>ropvang <strong>voor</strong>zien. 37<br />
Arbeidsaanbod allochtonen<br />
Naast <strong>de</strong> groei in het aanbod vrouwen zit er <strong>voor</strong> arbeidspotentieel in Ne<strong>de</strong>rland ook nog groei bij allochtonen<br />
werknemers. De werkloosheid on<strong>de</strong>r niet-westerse allochtonen is bijna 3 keer hoger dan on<strong>de</strong>r<br />
autochtonen (9,1% versus 3,3%). Door het wegwerken van <strong>de</strong>ze werkloosheid zal een groter arbeidspotentieel<br />
ontstaan. In Ne<strong>de</strong>rland gaat <strong>de</strong> aandacht o.a. uit naar het verkleinen van <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid.<br />
Aangezien het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid jonge allochtonen omvat, zijn <strong>de</strong> maatregelen die<br />
erop zijn gericht <strong>de</strong> jeugdwerkloosheid te verkleinen, daarmee <strong>voor</strong>al maatregelen die <strong>de</strong> participatie van<br />
allochtonen bevor<strong>de</strong>ren. Thans is <strong>de</strong> wet investeren in jongeren aanhangig bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. Het<br />
wets<strong>voor</strong>stel ‘Wet Investeren in jongeren’ 38 verplicht gemeenten jongeren van 18 tot 27 jaar die zich mel<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> een uitkering een aanbod te doen. Dit kan een baan zijn, een vorm van scholing of een combinatie van<br />
bei<strong>de</strong>, afgestemd op <strong>de</strong> situatie van <strong>de</strong> jongeren. Als zij het aanbod niet accepteren dan krijgen zij ook geen<br />
uitkering van <strong>de</strong> gemeente.<br />
Daarnaast wordt met het wets<strong>voor</strong>stel ‘passen<strong>de</strong> arbeid’ (ook met lager loon) beoogd dat het UWV in <strong>de</strong><br />
toekomst mensen die langer dan een jaar een WW-uitkering ontvangen ook banen op een lager niveau gaat<br />
aanbie<strong>de</strong>n en met een lager loon dan <strong>de</strong> uitkering aanbie<strong>de</strong>n. Dit werkaanbod moeten werklozen aanvaar<strong>de</strong>n:<br />
bij weigering heeft dit gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitkering. Het nieuwe, lagere, loon wordt aangevuld met <strong>de</strong><br />
WW-uitkering. De Twee<strong>de</strong> Kamer heeft het wets<strong>voor</strong>stel op 10 maart 2009 aangenomen 39 . Het wets<strong>voor</strong>stel<br />
is vervolgens naar <strong>de</strong> Eerste Kamer gezon<strong>de</strong>n.<br />
Eén van <strong>de</strong> oorzaken van werkloosheid van niet-westerse allochtonen is dat veel niet-westerse allochtonen<br />
niet of gebrekkig Ne<strong>de</strong>rlands spreken, waardoor zij niet <strong>de</strong>el kunnen nemen aan <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Met het<br />
oog daarop wordt <strong>de</strong> inburgering gecombineerd met arbeidsparticipatie en geïntensiveerd. Eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>ze<br />
kabinetsreactie is aangegeven dat het kabinet <strong>de</strong> implicaties zal bezien van een leeftijdsonafhankelijke<br />
leerplicht tot startkwalificatie <strong>voor</strong> hen die hiertoe in staat zijn. Het verkrijgen van een startkwalificatie is<br />
<strong>voor</strong> allochtonen in het bijzon<strong>de</strong>r van belang omdat hen dat <strong>de</strong> mogelijkheid biedt <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal<br />
beter te leren.<br />
Daarnaast wordt er naar gestreefd om taalachterstan<strong>de</strong>n op hele jonge leeftijd weg te nemen. Vooral<br />
<strong>de</strong> eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> cognitieve, <strong>de</strong> sociaal-<br />
emo tionele en <strong>de</strong> motorische vaardighe<strong>de</strong>n. De opvoeding door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs legt daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> basis, maar<br />
37 Wijziging van <strong>de</strong> Wet kin<strong>de</strong>ropvang in verband met een herziening van het stelsel van gastou<strong>de</strong>ropvang, nr. TK 31.874.<br />
38 Bevor<strong>de</strong>ring duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren), nr. TK 31.775<br />
39 Kamerdossiernummer 31.767<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 180
ook <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> omgeving waarin het kind opgroeit is van belang. In dat ka<strong>de</strong>r valt er in <strong>de</strong> nabije<br />
toekomst wetgeving te verwachten op het gebied van <strong>voor</strong>schoolse educatie te verwachten.<br />
Defensie is van oudsher niet een werkgever die massaal door allochtonen wordt gekozen, toch kan <strong>de</strong><br />
wetgeving die participatie van allochtonen stimuleert er ook toe bijdragen dat meer allochtonen <strong>de</strong> weg<br />
naar Defensie vin<strong>de</strong>n. Defensie tracht daarnaast o.a. met diversiteitsbeleid, er<strong>voor</strong> te zorgen dat het aan<strong>de</strong>el<br />
allochtonen binnen Defensie groter wordt.<br />
Arbeidsaanbod ou<strong>de</strong>ren<br />
Een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het arbeidsaanbod vormen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re werknemers. Het kabinet neemt op dit<br />
moment al diverse maatregelen om <strong>de</strong> participatie van ou<strong>de</strong>ren te bevor<strong>de</strong>ren. Maar ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nabije<br />
toekomst zijn ontwikkelingen te verwachten die zullen lei<strong>de</strong>n tot aanpassing van wet- en regelgeving. Zo<br />
valt te verwachten dat <strong>de</strong> AOW-leeftijd gelei<strong>de</strong>lijk wordt opgehoogd van 65 naar 67 jaar.<br />
Thans is het kabinetsbeleid er <strong>voor</strong>al op gericht om doorwerken tót 65 jaar te stimuleren en doorwerken na<br />
65 jaar op vrijwillige basis mogelijk te maken. Op korte termijn valt juist hier <strong>de</strong> grootste winst te behalen<br />
wat betreft arbeidsparticipatie. De Raad <strong>voor</strong> Overheidspersoneel (ROP) heeft in 2005 een verkenning 40<br />
uitgevoerd naar <strong>de</strong> belemmeringen om door te werken na 65 jaar. Daaruit blijkt dat er geen wettelijke<br />
belemmeringen bestaan die doorwerken na 65 jaar verhin<strong>de</strong>ren. Eventuele belemmeringen <strong>voor</strong> doorwerken<br />
na 65 jaar zijn veeleer gelegen in <strong>de</strong> onbekendheid in <strong>de</strong> praktijk met <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om een<br />
65-plusser in dienst te nemen of te hou<strong>de</strong>n. Wel is het van belang dat <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gecreëerd om<br />
langer doorwerken mogelijk te maken. Leeftijdsbewust personeelsbeleid speelt daarbij een belangrijke rol.<br />
Ook prikkels tot langer doorwerken dragen bij aan <strong>de</strong> vergroting van <strong>de</strong> arbeidsparticipatie. Bij een prikkel<br />
kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong> ‘doorwerkbonus' met 65 jaar en <strong>de</strong> verhoging van <strong>de</strong> arbeidskorting<br />
<strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>ren.<br />
Ook het invoeren van <strong>de</strong>eltijdpensioen kan een bijdrage leveren. Het zorgt er<strong>voor</strong> dat ou<strong>de</strong>ren niet ineens<br />
volledig stoppen met werken. Het thans bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer aanhangige wets<strong>voor</strong>stel moet het mogelijk<br />
maken om het AOW uit te stellen. Mensen die na hun 65ste willen doorwerken, kunnen hun AOW straks<br />
maximaal 5 jaar later laten ingaan en dan een hogere AOW-uitkering ontvangen. Mensen kunnen ook<br />
kiezen <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>eltelijke AOW. 41<br />
Of bovenstaan<strong>de</strong> maatregelen en wets<strong>voor</strong>stellen er toe zullen lei<strong>de</strong>n dat ook het arbeidspotentieel <strong>voor</strong><br />
Defensie wordt vergroot, is op dit moment moeilijk aan te geven. Het beroep van militair valt immers on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> fysiek zware beroepen. Voor militairen zijn daarmee niet zozeer wettelijke belemmeringen, maar veel<br />
meer fysieke belemmeringen van belang. Daarnaast geldt dat er zoals eer<strong>de</strong>r aangegeven, als gevolg van <strong>de</strong><br />
organisatieopbouw, een grotere behoefte bestaat aan jongere werknemers. Een ou<strong>de</strong>re organisatieopbouw<br />
heeft bovendien gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> betaalbaarheid van <strong>de</strong> personeelskosten. Niet alleen is het salaris van<br />
ou<strong>de</strong>re werknemers hoger, ook UKW-lasten en pensioenlasten wor<strong>de</strong>n hoger naarmate het personeel<br />
ou<strong>de</strong>r wordt.<br />
40 Doorwerken na 65 jaar; ROP/05.00222<br />
41 Wijziging van <strong>de</strong> Algemene Ou<strong>de</strong>rdomswet in verband met opname van <strong>de</strong> mogelijkheid om op verzoek van <strong>de</strong> pensioengerechtig<strong>de</strong> het ou<strong>de</strong>rdomspensioen<br />
geheel of ten <strong>de</strong>le op een later tijdstip te laten ingaan, TK 31.774<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 181
Arbeidsversterkend overige doelgroepen<br />
Hier<strong>voor</strong> zijn een drietal doelgroepen genoemd, te weten vrouwen, allochtonen en ou<strong>de</strong>ren. Natuurlijk is<br />
niet het volledige arbeidspotentieel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze categorieën te scharen en omvat <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling niet het totale<br />
veld aan arbeidsversterken<strong>de</strong> maatregelen. Wel dui<strong>de</strong>lijk is dat er <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>ze doelgroepen nog groei is te<br />
verwachten. In tegenstelling tot bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen. 42 De re<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> juist<br />
<strong>de</strong>ze doelgroepen in <strong>de</strong>ze notitie in beeld zijn gebracht.<br />
Een an<strong>de</strong>re doelgroep die niet direct on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hier<strong>voor</strong> genoem<strong>de</strong> categorie valt te scharen zijn reservisten.<br />
Dit is eveneens een belangrijke doelgroep waarin uitbreiding valt te verwachten. In <strong>de</strong> nota “Reservistenbeleid<br />
2009” die op 20 januari 2009 aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer is aangebo<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n een groot aantal<br />
maat regelen genoemd die er toe moeten lei<strong>de</strong>n dat meer reservisten wor<strong>de</strong>n ingezet, reservisten gemid<strong>de</strong>ld<br />
langer ingezet wor<strong>de</strong>n en reservisten <strong>voor</strong> nieuwe taken wor<strong>de</strong>n ingezet. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> maatregelen<br />
verlangen een wijziging van wet- en regelgeving.<br />
Het kabinet investeert ver<strong>de</strong>r ook in mensen met een beperking, zodat ze kansen krijgen om te werken en<br />
actief <strong>de</strong>el te nemen in <strong>de</strong> samenleving. In <strong>de</strong> Wajong (Wet arbeidsongeschiktheids<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong><br />
jonggehandicapten) komt <strong>de</strong> focus te liggen op werk. Wie kan werken, krijgt hulp bij het vin<strong>de</strong>n van een<br />
baan. Voor Defensie is – gelet op <strong>de</strong> inhoud van het militaire beroep en <strong>de</strong> militaire keuringseisen – <strong>de</strong>ze<br />
categorie niet <strong>de</strong> doelgroep waar het grootste arbeidspotentieel kan wor<strong>de</strong>n verwacht.<br />
Arbeidsversterkend algemeen<br />
Zoals hier<strong>voor</strong> aangegeven, wordt er steeds meer verwacht van onze me<strong>de</strong>werkers en wordt <strong>de</strong> druk om<br />
meer te participeren <strong>voor</strong> alle groepen binnen onze samenleving vergroot. Het is van belang dat tegenover<br />
<strong>de</strong>ze eisen die aan <strong>de</strong> werknemers wordt gesteld maatregelen staan die het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers<br />
mogelijk maakt om aan <strong>de</strong>ze eisen te voldoen. De maatregelen die terzake wor<strong>de</strong>n genomen, zijn eveneens<br />
arbeidsversterkend. Daarbij wordt rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> verschillen tussen me<strong>de</strong>werkers in diverse<br />
levensfasen. Het zogenaam<strong>de</strong> levensfasebeleid houdt er rekening mee dat <strong>de</strong> wensen en behoeften van<br />
ou<strong>de</strong>ren an<strong>de</strong>rs zijn dan die van jongeren die net beginnen met werken. Elke levensfase kent zijn eigen<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n, problemen en uitdagingen. Door daarmee rekening te hou<strong>de</strong>n blijven me<strong>de</strong>werkers langer<br />
productief, gezond, gemotiveerd en betrokken. Hier<strong>voor</strong> is echter geen wijziging van wet- en regelgeving<br />
noodzakelijk. Op basis van <strong>de</strong> huidige wet- en regelgeving kan hier voldoen<strong>de</strong> invulling aan wor<strong>de</strong>n<br />
gegeven.<br />
Voorts kunnen verbeteringen in het on<strong>de</strong>rwijs en een verbinding van school en arbeidsmarkt als arbeidsversterkend<br />
wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Daarbij kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan kwaliteitseisen en <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />
kerndoelen <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs. Op dit punt zijn dan ook Wijzigingen van wet- en regelgeving te verwachten<br />
die <strong>de</strong>ze verbetering on<strong>de</strong>rsteunen. Voor Defensie is het zogenaam<strong>de</strong> project ‘Loopbaanlint’ met o.a. <strong>de</strong><br />
instroomopleidingen bij ROC's, Vre<strong>de</strong> & Veiligheid, van groot belang.<br />
42 Voor <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen (20-64 jaar) wordt tot 2020 een daling verwacht van3%-punt tot 82%, daarna is <strong>de</strong> participatiegraad on<strong>de</strong>r mannen<br />
tot 2040 naar verwachting stabiel.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 182
Arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke aspecten<br />
Zoals in <strong>de</strong> inleiding is aangegeven zijn arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen<br />
sociale partners. Sociale partners zullen zich laten lei<strong>de</strong>n door ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. De<br />
uitkomsten van <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek <strong>III</strong>.2.1 bie<strong>de</strong>n inzicht in <strong>de</strong>ze ontwikkelingen. Voor <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> tijd zullen<br />
harmonisatie van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en flexibilisering van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n belangrijke thema's<br />
blijven.<br />
Met het FPS kiest Defensie <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>rn en open personeelsysteem dat aandacht heeft <strong>voor</strong> het<br />
individu, en dat daarmee ook aansluit op huidige ontwikkelingen in <strong>de</strong> maatschappij. Om <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker<br />
beter sturing te kunnen laten geven aan zijn of haar loopbaan is het belangrijk het FPS te<br />
on<strong>de</strong>rsteunen door het arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n-, loopbaan- en opleidingsbeleid ver<strong>de</strong>r te harmoniseren.<br />
Om <strong>de</strong> bedrijfsvoering te verbeteren en om <strong>de</strong> mobiliteit van het personeel tussen <strong>de</strong> krijgsmacht<strong>de</strong>len<br />
te bevor<strong>de</strong>ren, wordt een studie verricht op welke wijze <strong>de</strong> rangen- en bezoldigingen van militairen<br />
geharmoniseerd kunnen wor<strong>de</strong>n. Ook zal het wegnemen van <strong>de</strong> verschillen in arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
tussen <strong>de</strong> operationele commando's <strong>de</strong> mobiliteit van militairen <strong>de</strong>fensiebreed bevor<strong>de</strong>ren.<br />
Ook flexibilisering van arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> individuele keuzes vergroten.<br />
Gezocht wordt naar mogelijkhe<strong>de</strong>n om het arbeids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>npakket meer flexibel te maken. Daarbij kan<br />
wor<strong>de</strong>n gedacht aan ver<strong>de</strong>re keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n op het gebied van uitruil tussen verlof en bezoldiging of<br />
bij<strong>voor</strong>beeld uitruilen van belast loon <strong>voor</strong> een onbelaste tegemoetkoming.<br />
Wet- en regelgeving arbeid – Arbeidsaanbod versterkend 183
Strategische vragen<br />
Kennisinvestering<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Inhoudsopgave<br />
Management samenvatting 192<br />
Inleiding 194<br />
Doelstelling studie 195<br />
Uitgangspunten en beperkingen 195<br />
Huidige situatie (nulmeting) 198<br />
Kennisportefeuille 198<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 198<br />
Defensiebelang 199<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 202<br />
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 203<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 204<br />
Kennisinvesteringsquote en -budgetten 204<br />
Kennisinvesteringsprofielen 206<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 209<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 209<br />
Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 211<br />
Benchmark 214<br />
Kennisportefeuille 214<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 214<br />
Defensiebelang 215<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 216<br />
Kennisinfrastructuren (interne en externe kennisbases) 217<br />
Kennisinvesteringsquotes 219<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 220<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 220<br />
Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222<br />
Kennisportefeuille 222<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 222<br />
Defensiebelang 225<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 227<br />
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 229<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 230<br />
Kennisinvestering 186
Kennisinvesteringsquote en -budgetten 230<br />
Kennisinvesteringsprofielen 230<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 231<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 231<br />
Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 233<br />
Conclusies 234<br />
Kennisportefeuille 234<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie) 234<br />
Defensiebelang 234<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding 235<br />
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases) 236<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len 236<br />
Kennisinvesteringsquote en -budgetten 236<br />
Kennisinvesteringsprofielen 236<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking 237<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases) 237<br />
Ambities (strategische functies/krijgsmachtprofielen) 238<br />
Beleidsaanbevelingen 240<br />
Algemeen 240<br />
Strategisch besturings- en beleidsniveau 241<br />
On<strong>de</strong>rsteunings- en implementatie niveau 241<br />
Uitvoerend niveau 242<br />
Afkortingen 244<br />
Annexen 246<br />
Annex 1 – Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep 247<br />
Le<strong>de</strong>n 247<br />
Ad-hoc le<strong>de</strong>n 247<br />
Agendale<strong>de</strong>n 247<br />
Annex 2 – S&T, R&T, R&D, S&D en <strong>de</strong> Defensiedimensie 248<br />
Annex 3 – Deelvragen 250<br />
Annex 4 – Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n 251<br />
Annex 5 – Nationale financiële gegevens 257<br />
Annex 6 – Strategische functies 260<br />
Annex 7 – Nationale kennisbasis Defensie & Veiligheid 267<br />
Kennisinvestering 187
Annex 8 – Omgevingsanalyse internationale samenwerking 270<br />
Annex 9 – Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie 271<br />
Uitgangspunten 271<br />
Subgebie<strong>de</strong>n en thema’s 271<br />
Annex 10 – Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad<br />
van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie in Ne<strong>de</strong>rland 281<br />
Kennisinvestering 188
Kennisinvestering 189
Kennisinvestering 190
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.5.2<br />
❚ Welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> toekomstige behoeften<br />
van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke interne en externe kennisbasis (kennisinfrastructuur) hoort hierbij?<br />
❚ Welke kennisinvesteringsquote past bij <strong>de</strong> mogelijke ambities van Defensie (krijgsmachtprofielen)?<br />
Beantwoord door: Projectgroep KIQ in samenwerking met NLDA, TNO, TNO HCSS, NLR, MARIN,<br />
Clingendael en Internationale Defensieon<strong>de</strong>rzoek partnerlan<strong>de</strong>n (Australië, Canada, Denemarken,<br />
Duitsland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zwe<strong>de</strong>n)<br />
Kennisinvestering 191
1.<br />
Managementsamenvatting<br />
Kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie lei<strong>de</strong>n tot een <strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd t.o.v. lan<strong>de</strong>n die dat niet<br />
doen. Echter, <strong>de</strong> hoogte van een kennisinvestering is niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen,<br />
het is een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />
organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie. Wel is dui<strong>de</strong>lijk dat een onvoldoend grote kennis investering leidt<br />
tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke zaken.<br />
Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5% van zijn BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met<br />
Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn (benchmarklan<strong>de</strong>n). Voor alle lan<strong>de</strong>n geldt een neerwaartse trend in <strong>de</strong>fensiebestedingen.<br />
Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is<br />
circa 1%; dit is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die circa 2% investeren.<br />
Uit <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> strategische functies van <strong>de</strong> Verkenningen is naar voren gekomen dat een bre<strong>de</strong><br />
kennisbasis noodzakelijk is om goed gestalte en inhoud te kunnen geven aan <strong>de</strong> strategische onzekerheid<br />
en <strong>de</strong> niet-rationele dynamiek van asymmetrische dreigingen en irreguliere conflicten. De focus verschuift<br />
naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len (anticiperend<br />
vermogen). Daarnaast blijven <strong>de</strong> kwaliteit en samenstelling van het materieel van <strong>de</strong> krijgsmacht van<br />
belang. Toekomstgerichte werkzaamhe<strong>de</strong>n en analyses wor<strong>de</strong>n belangrijker, en <strong>de</strong>ze zijn in het huidige<br />
krijgsmachtprofiel min<strong>de</strong>r prominent aanwezig.<br />
De kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n die in bovenstaan<strong>de</strong> context van belang zijn <strong>voor</strong> het invullen van <strong>de</strong><br />
toekomstige behoeften van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht zijn aan een na<strong>de</strong>re analyse on<strong>de</strong>rworpen en zijn<br />
neergelegd in negen nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n en 40 subgebie<strong>de</strong>n (zie annex 9).<br />
Kennisinvestering – Management samenvatting 192
Voorts is gebleken dat <strong>de</strong> strategische functies, m.u.v. normaliseren, niet differentiëren in <strong>de</strong> breedte van<br />
<strong>de</strong> kennisbasis. Een eventueel latent aanwezige differentiatie wordt bovendien teniet gedaan omdat <strong>de</strong><br />
beleidopties van <strong>de</strong> Verkenningen gebaseerd wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld<br />
uit verschillen<strong>de</strong> strategische functies, zodat er uitein<strong>de</strong>lijke een mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />
Echter, aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>de</strong> fijnmazige UK6 kennistaxonomie (<strong>de</strong><br />
internationale standaard, zie annex 10), is vastgesteld dat <strong>de</strong> huidige <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisbasis<br />
in Ne<strong>de</strong>rland (zeer) smal is. Dit is een ongewenste situatie, me<strong>de</strong> in <strong>de</strong> context van het quid pro quo<br />
principe bij internationale samenwerking. De bereken<strong>de</strong> percentuele ver<strong>de</strong>ling van het on<strong>de</strong>rzoeksbudget<br />
over <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n is in beginsel een goe<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het accommo<strong>de</strong>ren van fluctuaties in het<br />
on<strong>de</strong>rzoeksbudget.<br />
Een betere formulering en benutting van <strong>de</strong> kennisinvesteringen kan <strong>voor</strong>al praktisch slagen dankzij inzet,<br />
creativiteit, volharding en samenwerking van militairen en burgerspecialisten op alle niveaus binnen <strong>de</strong><br />
Defensieorganisatie en <strong>de</strong> kennisinfrastructuur. Daar<strong>voor</strong> zijn er per organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el maatwerkoplossingen<br />
nodig, die het mogelijk maken dat <strong>de</strong> juiste wensen en no<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte, mid<strong>de</strong>llange<br />
en lange termijn wor<strong>de</strong>n aangepakt.<br />
Voor <strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n organisatie van <strong>de</strong> interne en externe kennisbases geldt als vuistregel dat<br />
kennisinvesteringen die relatief veel domeinkennis van <strong>de</strong> Defensieorganisatie vergen zo dicht mogelijk<br />
bij dan wel binnen Defensie georganiseerd moeten wor<strong>de</strong>n. Kennis en kun<strong>de</strong> van basisexpertise en systeem<br />
gerelateer<strong>de</strong> expertise kunnen (<strong>de</strong>els) buiten Defensie hun herkomst vin<strong>de</strong>n. Voorts zal Defensie, meer<br />
dan nu het geval is, “open innovatie” als paradigma moeten gaan hanteren. Belangrijke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van<br />
<strong>de</strong> interne en externe kennisbases zijn <strong>de</strong> inter<strong>de</strong>partementale en <strong>de</strong> internationale bases (zie <strong>de</strong> annexen<br />
7 en 8).<br />
Het S&T programma wordt in lijn gebracht met <strong>de</strong> wensen en no<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> behoeftesteller door een op<br />
elkaar afgestem<strong>de</strong> verzameling van projecten en programma’s, die i<strong>de</strong>aliter zijn ontleend aan een rollend<br />
S&T plan en een roadmap van ie<strong>de</strong>re functionele behoeftesteller. Basisbeginsel is dat S&T programmering<br />
niet moet wor<strong>de</strong>n georganiseerd vanuit het on<strong>de</strong>rzoek zelf.<br />
Voor uitgebrei<strong>de</strong> conclusies en beleidsaanbevelingen wordt verwezen naar <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> hoofdstukken.<br />
Kennisinvestering – Management samenvatting 193
2.<br />
Inleiding<br />
Het Ministerie van Defensie is in maart 2008 gestart met een inter<strong>de</strong>partementale Verkenning 43 o.l.v. een<br />
inter<strong>de</strong>partementale Projectdirectie, die zon<strong>de</strong>r beperkingen beleidsopties dient te formuleren m.b.t. <strong>de</strong><br />
toekomstige ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensie-inspanning, <strong>de</strong> daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> samenstelling<br />
en toerusting van <strong>de</strong> krijgsmacht en het daarbij behoren<strong>de</strong> niveau van <strong>de</strong>fensiebestedingen, me<strong>de</strong> in<br />
bondgenootschappelijk perspectief. De beleidshorizon is circa 20 jaar. Het eindrapport zal namens het<br />
Kabinet eind 2009 aan <strong>de</strong> TK wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n.<br />
Voor <strong>de</strong> Verkenningen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>elverkenningen uitgevoerd die antwoord geven op <strong>de</strong> strategische vragen<br />
uit het projectplan. 44 Één van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elverkenningen betreft Defensie Kennisinfrastructuren (KIS) en<br />
Kennisinvesteringsquote (KIQ) 45 , i.c. vraag <strong>III</strong>.5.2.<br />
Deze beleidsstudie beantwoordt vraag <strong>III</strong>.5.2, en is daarnaast verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> versterking van <strong>de</strong><br />
kennisfunctie binnen Defensie, waar<strong>voor</strong> inmid<strong>de</strong>ls een belangrijke stap is gezet door <strong>de</strong> oprichting van<br />
<strong>de</strong> Bestuursraad Kennis en Strategie (BKS) en <strong>de</strong> aanstelling van een Adviseur Kennis en Strategie Beleid<br />
(AKSB). 46<br />
De uitvoering van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elverkenningen berust in beginsel bij <strong>de</strong> Projectdirectie. Echter, <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning<br />
is gemandateerd aan een projectgroep, on<strong>de</strong>r auspiciën van <strong>de</strong> BKS. 47 In <strong>de</strong> BKS hebben alle beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijke<br />
Defensiedirecties zitting; die op hun terrein primair verantwoor<strong>de</strong>lijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vraagarticulatie.<br />
43 BR 3.3 BJP2008; TK 2008 31 243, nr.6.<br />
44 Projectplan Verkenningen V.0.2.0 (11 juli 2008).<br />
45 BR 3.7 BJP 2008 “Ontwikkeling van een Kennisinvesteringsquote” is opgegaan in vraag <strong>III</strong>.5.2 van BR 3.3.<br />
46 Kamerbrief Kennisfunctie Defensie d.d. 8 november 2007.<br />
47 Dagelijkse aansturing is door <strong>de</strong> BKS gemandateerd aan <strong>de</strong> AKSB en <strong>de</strong> SC DR&D.<br />
Kennisinvestering – Inleiding 194
Conform het in <strong>de</strong> BKS goedgekeur<strong>de</strong> plan van aanpak KIS/KIQ 48 dient <strong>de</strong>ze studie Defensie in staat te<br />
stellen om ook op <strong>de</strong> langere termijn verantwoor<strong>de</strong> keuzen te kunnen maken <strong>voor</strong> Defensie-investeringen<br />
in <strong>de</strong> relevante kennis en kun<strong>de</strong>.<br />
Deze studie is gebaseerd op <strong>de</strong> Internationale Workshop van 4 en 5 februari 2009 49 , <strong>de</strong> bilaterale besprekingen<br />
met Canada op 19 en 20 februari 2009 50 , Consultancy van Dr. John Leggat 51 en Rod Schmitke (MSc) 52 ,<br />
<strong>de</strong> bijdragen van <strong>de</strong> Projectgroep KIS/KIQ, interviews met alle functionele behoeftestellers (le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
R&D planningscommissie en <strong>de</strong> OPCO’s) en NLR en TNO, en <strong>de</strong> rapporten van HCSS en QinetiQ.<br />
Doelstelling studie<br />
De kwestie die in <strong>de</strong>ze studie centraal staat is strategische on<strong>de</strong>rzoeksvraag <strong>III</strong>.5.2 van <strong>de</strong> Verkenningen 53 :<br />
“Welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> toekomstige behoeften<br />
van <strong>de</strong> krijgsmacht en welke interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur) hoort hierbij? Welke<br />
kennisinvesteringsquote past bij <strong>de</strong> mogelijke ambities van Defensie (krijgsmachtprofielen)?”<br />
De metho<strong>de</strong> van beantwoording van <strong>de</strong>ze vraag is beschreven in het plan van aanpak KIS/KIQ, en behelst<br />
een <strong>de</strong>compositie van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag in <strong>de</strong>elvragen. De <strong>de</strong>elvragen zijn opgesteld op basis van <strong>de</strong><br />
belangrijkste steekwoor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag: taxonomie (welke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n),<br />
Defensiebelang, behoeften, kennisinfrastructuur, kennisinvesteringsquote en ambities (strategische<br />
functies en krijgsmachtprofielen), zie annex 3.<br />
Conform het plan van aanpak KIS/KIQ is <strong>de</strong> doelstelling van <strong>de</strong> studie het beantwoor<strong>de</strong>n van strategische<br />
on<strong>de</strong>rzoeksvraag <strong>III</strong>.5.2 en het leggen van een relatie tussen enerzijds een <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisinfrastructuur<br />
(interne en externe kennisbases) en een kennisinvesteringsquote, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> mogelijke<br />
strategische functies en krijgsmachtprofielen <strong>voor</strong> een langere termijn (circa 20 jaar), die behoren bij <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> ambities van Defensie, zoals gehanteerd in <strong>de</strong> Verkenningen.<br />
Uitgangspunten en beperkingen<br />
De organisatorische inrichting van <strong>de</strong> interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur) is geen<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> projectgroep. Het begrip kennisinvestering is afgebakend als een expliciete<br />
investering in kennisontwikkeling 54 door:<br />
❚ basisverkennend on<strong>de</strong>rzoek en/of toegepast on<strong>de</strong>rzoek om <strong>de</strong> haalbaarheid<br />
van een oplossing aan te tonen;<br />
❚ technologieontwikkeling en/of -<strong>de</strong>monstratie;<br />
❚ materieelgericht on<strong>de</strong>rzoek en ‘zacht’ on<strong>de</strong>rzoek rond personele, doctrinaire en organisatorische<br />
aspecten; m.b.v. daar<strong>voor</strong> structureel aangemerkte (centrale en/of <strong>de</strong>centrale) budgetten.<br />
Bovenstaan<strong>de</strong> afbakening valt samen met <strong>de</strong> termen ‘kennis als vermogen’en ‘kennis als product’ zoals<br />
gehanteerd in het rapport van <strong>de</strong> “De kracht van directe verbindingen”. 55<br />
48 Plan van Aanpak KIS/KIQ vs. 2.0 (2 oktober 2008) (goedgekeurd in <strong>de</strong> BKS van 24 september 2008).<br />
49 Australië, Canada, Duitsland, Noorwegen en VK. O.l.v. senator F.E. van Kappen (GenMajMARNS b.d.).<br />
50 Delegatie bestond uit Prof. dr. J.G. Siccama, ir. P.J. Keuning, ir. N. Pos en Lkol ir. M.P.G. Sweelssen.<br />
51 Voormalige Assistant Deputy Minister Science & Technology (ADM S&T) Canada, tevens CEO DRDC.<br />
52 Voormalige DRDC S&T Counsellor London en <strong>voor</strong>malig Nationale Coördinator S&T Canada.<br />
53 Pagina 61 van het Projectplan Verkenningen V.0.2.0 (goedgekeurd 11 juli 2008).<br />
54 Kennismanagement, -gebruik en -utilisatie wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze studie <strong>de</strong>rhalve niet afzon<strong>de</strong>rlijk beschouwd. Wel wordt het binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie benutten<br />
van ontwikkel<strong>de</strong> kennis van cruciaal belang geacht.<br />
55 Ad hoc Commissie Brugfunctie TNO en GTI’s (Commissie Wijffels) (mei 2004)<br />
Kennisinvestering – Inleiding 195
Het uitgangspunt is <strong>de</strong>rhalve ‘Science & Technology’ (S&T), zie annex 2 <strong>voor</strong> een vergelijking met ‘Research &<br />
Technology’ (R&T) en ‘Research & Development’ (R&D). Defensie investeert in beginsel alleen in kennisontwikkeling<br />
indien <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> en benodig<strong>de</strong> kennis niet ‘van <strong>de</strong> plank’ is te verkrijgen. Zo kan<br />
het nut van ie<strong>de</strong>re Defensie kennisinvestering (Defensie S&T) wor<strong>de</strong>n getoetst met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> criteria:<br />
❚ Uniciteit: unieke kennis specifiek <strong>voor</strong> Defensie;<br />
❚ Noodzaak/relevantie: is <strong>de</strong>ze unieke kennis echt noodzakelijk/relevant;<br />
❚ Kwaliteit: levert <strong>de</strong> investering kwalitatief goe<strong>de</strong> kennis;<br />
❚ Toegankelijkheid 56 : nationaal en/of internationaal te verkrijgen;<br />
❚ Onafhankelijkheid: <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld inlichtingen, operationele analyse;<br />
❚ Flexibiliteit: is het (tij<strong>de</strong>lijk) niet investeren in kennisontwikkeling omkeerbaar. 57<br />
An<strong>de</strong>re uitgangspunten zijn:<br />
❚ De besluiten van <strong>de</strong> BKS inzake het sourcingbeleid en het prioriteringska<strong>de</strong>r;<br />
❚ Het rapport van HDIO over <strong>de</strong> herinrichting van <strong>de</strong> kennisfunctie bij Defensie;<br />
❚ De conclusie van <strong>de</strong> Commissie Wijffels dat <strong>de</strong> kloof tussen on<strong>de</strong>rzoek enerzijds en <strong>de</strong> innovatiekracht<br />
van het bedrijfsleven en <strong>de</strong> overheid an<strong>de</strong>rzijds overwonnen kan wor<strong>de</strong>n door een directe verbinding<br />
tussen vraag en aanbod van kennis, waarbij <strong>de</strong> vraag sturend moet zijn;<br />
❚ De Strategische Kennisagenda (SKA) en in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vijf vraaggedreven kennisthema’s 58<br />
en <strong>de</strong> vijf aanbodgeïnitieer<strong>de</strong> kennisvel<strong>de</strong>n 59 ;<br />
❚ De zeven strategische functies 60 van <strong>de</strong> Verkenningen en <strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n krijgsmachtprofielen.<br />
56 Toegankelijkheid is betrekkelijk, alleen halen en niets brengen zal lei<strong>de</strong>n tot geen toegankelijkheid.<br />
57 Tegen relatief weinig meerkosten en binnen relatief korte termijn.<br />
58 SKA kennisthema’s: C2 en Inlichtingen, Netwerken Informatie and Infrastructuur (NII), Wapens en Effecten, Bescherming, Inzet en Voortzettingsvermogen.<br />
59 SKA kennisvel<strong>de</strong>n: ICT en Cognitieve Computing, Simulatie, Menswetenschappen en Biotechnologie, Geavanceer<strong>de</strong> Materialen en Nanotechnologie,<br />
Microsystemen en Robotica.<br />
60 Anticiperen, Voorkomen, Beschermen, Interveniëren, Stabiliseren, Normaliseren en Afschrikken.<br />
Kennisinvestering – Inleiding 196
Kennisinvestering – Inleiding 197
3.<br />
Huidige situatie<br />
(nulmeting)<br />
Het Ministerie van Defensie verricht sinds <strong>de</strong>cennia succesvol <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek. Op grond daarvan<br />
en conform <strong>de</strong> studie-in<strong>de</strong>ling in het plan van aanpak, zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie en <strong>de</strong> beleidsopties<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen van belang: kennisportefeuille, hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len,<br />
inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking en ambities (strategische functies/<br />
krijgsmachtprofielen). De correspon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvragen uit annex 3 zullen als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />
on<strong>de</strong>rwerpen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen.<br />
Kennisportefeuille<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />
Een taxonomie wordt in algemene zin gebruikt als instrument <strong>voor</strong> i<strong>de</strong>ntificatie, or<strong>de</strong>ning en prioritering<br />
van on<strong>de</strong>rzoek. Hoewel een taxonomie een versimpeling is van een complexer systeem, is in <strong>de</strong> praktijk<br />
gebleken dat <strong>de</strong>ze goed bruikbaar is.<br />
Defensie maakt <strong>voor</strong> het beleid en management van zijn S&T kennisportefeuille gebruik van een kennistaxonomie<br />
die een brug vormt tussen enerzijds <strong>de</strong> behoefte aan Defensieon<strong>de</strong>rzoek (vraag- of pull-zij<strong>de</strong>)<br />
en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> wetenschappelijke, conceptuele en technologische ontwikkelingen die nieuwe Defensiemogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
kunnen creëren (aanbod of push-zij<strong>de</strong>). De wisselwerking tussen vraag en aanbod is<br />
belangrijk <strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> Defensie kennisportefeuille.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 198
De ou<strong>de</strong> Defensietaxonomie bestaat uit 11 kennisgebie<strong>de</strong>n en 37 kenniselementen. Deze is ontwikkeld<br />
in het project Herijking Kennis<strong>voor</strong>ziening Defensie (HKD) uit 2002- 2003 en is nu circa 6 jaar in gebruik.<br />
Deze taxonomie is <strong>de</strong>stijds inhou<strong>de</strong>lijk afgestemd met <strong>de</strong> preferente kennisaanbie<strong>de</strong>rs (NLR, TNO en<br />
MARIN) en is me<strong>de</strong> verankerd in <strong>de</strong> internationale standaard, <strong>de</strong> UK6 technologie taxonomie. 61 De relatie<br />
met <strong>de</strong>ze internationale standaard en <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke beschrijving van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie is weergegeven<br />
in annex 4, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.<br />
De ou<strong>de</strong> taxonomie is <strong>voor</strong>al goed geschikt gebleken <strong>voor</strong> technologisch georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek t.b.v.<br />
<strong>de</strong> aanschaffing, <strong>de</strong> aanpassing en het on<strong>de</strong>rhoud van materieel en heeft zijn waar<strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze context<br />
bewezen. Echter, me<strong>de</strong> op basis van geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> en geleer<strong>de</strong> lessen uit <strong>de</strong> recente inzet van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht, <strong>de</strong> bijdragen van <strong>de</strong> PG KIS KIQ en het werk van het HCSS is dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n<br />
dat een actualisering nodig is, die me<strong>de</strong> is ingegeven door <strong>de</strong> trend naar ‘integrale <strong>de</strong>fensie en veiligheid’ 62<br />
en anticipatie. Deze actualisering behelst een noodzakelijke verbreding door het (beter) incorporeren van<br />
<strong>de</strong> alfa- en gammawetenschappen en meer aandacht <strong>voor</strong> mens- en milieugerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen.<br />
Defensiebelang<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht is een professioneel, mo<strong>de</strong>rn en hoogwaardig bedrijf, waar wordt gewerkt met<br />
<strong>de</strong> laatste militaire inzichten en met technisch (zeer) geavanceerd materieel. De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht<br />
is dan ook één van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnste Krijgsmachten ter wereld en is zeer goed op haar taken berekend. Een<br />
<strong>de</strong>rgelijke positie heeft Defensie alleen kunnen bereiken door jarenlang continu te investeren in hoogwaardige<br />
kennis en kun<strong>de</strong>, door <strong>de</strong>ze zelf te ontwikkelen, te laten ontwikkelen bij <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en door te (laten)<br />
volgen wat <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n doen en daar van te leren. Zo is het genereren van gevechtskracht op hoofdlijnen<br />
verbon<strong>de</strong>n met het Operationele, Personele, Materiële en Logistieke domein. Voor elk van <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
is know how noodzakelijk, die me<strong>de</strong> ontstaat door investeringen in Defensie S&T. In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur 63 is dit<br />
weergegeven.<br />
Figuur 3.1 Defensie S&T versterkt <strong>de</strong> gevechtskracht in zijn context.<br />
61 O.a. gebruikt door <strong>de</strong> NAVO Research & Technology Organisation en het EDA.<br />
62 Een continuüm bestaan<strong>de</strong> uit interne veiligheid ( BZK en JUS ) en externe veiligheid ( DEF ).<br />
63 Ter beschikking gesteld door Ir. E.I.L.D.G. Margherita GenMaj b.d..<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 199
Specifiek <strong>voor</strong> het materieeldomein is on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar <strong>de</strong> kwaliteit van materieel als functie van<br />
Defensie R&D. Met een robuuste statistische analyse is het volgen<strong>de</strong> samenvatten<strong>de</strong> verband overtuigend<br />
vastgesteld. 64<br />
Figuur 3.2 Militaire Defensie R&D vertaalt zich in een materieel<strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd.<br />
In één zin betekent figuur 3.2 dat een land krijgt waar<strong>voor</strong> het betaalt, gebaseerd op een Defensie R&D inspanning<br />
van circa 20 á 25 jaar daar<strong>voor</strong>. Dit geldt ook <strong>voor</strong> kopen van <strong>de</strong> plank, immers materieelaanschaf is gebaseerd<br />
op eigen inzichten en expertises. Als <strong>de</strong>ze zijn verou<strong>de</strong>rd, leidt dat tot min<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn en min<strong>de</strong>r geschikt<br />
materieel.<br />
Voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht zijn <strong>de</strong> consequenties van dit on<strong>de</strong>rzoek dui<strong>de</strong>lijk. Zo zal bij mogelijke<br />
interstatelijke conflicten, bezien door een rationele lens van gevechtskrachtprojectie en internationale<br />
politiek, in eerste aanleg wor<strong>de</strong>n vastgesteld welke lan<strong>de</strong>n een dreiging c.q. risico vormen en zal vervolgens<br />
wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een vergelijkbare dan wel betere materieelkwaliteit en -samenstelling van <strong>de</strong> eigen<br />
krijgsmacht t.o.v. zijn opponenten. Voor asymmetrische dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten is<br />
<strong>de</strong> dynamiek juist niet-rationeel en kenmerkt <strong>de</strong>ze zich door (diepe) onzekerheid. De focus verschuift in<br />
<strong>de</strong>rgelijke gevallen naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />
(anticiperend vermogen), bovenop materieelkwaliteit en -samenstelling.<br />
In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per EOC zichtbaar gemaakt (over 2006-2009). Dit is<br />
gedaan <strong>voor</strong> het doelfinancieringsbudget (DF-budget) van DR&D, dat groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />
Defensie en Veiligheid (slechts een klein <strong>de</strong>el gaat naar NLR en MARIN; <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van TO en kennisgebruik<br />
per EOC is onbekend).<br />
64 “The Effects of Defence R&D on Military Equipment Quality”, Middleton, Burns et al., Defence and Peace Economics (April 2006).<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 200
Figuur 3.3 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per EOC (DR&D DF, gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />
Uit figuur 3.3 kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er in <strong>de</strong> huidige situatie binnen <strong>de</strong> doelfinanciering (bij<br />
hoofdzakelijk TNO) relatief weinig wordt geïnvesteerd in EOC7 Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning, en dat ook in<br />
EOC3 Mobiliteit en ontplooibaarheid relatief weinig wordt geïnvesteerd. In EOC1 Tijdige beschikbaarheid,<br />
EOC4 Effectieve inzet en EOC7 Zelfbescherming wordt het meeste geïnvesteerd. De investeringen in <strong>de</strong>ze<br />
drie EOCs zijn vergelijkbaar in omvang. Tenslotte bevin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> investeringen in EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen<br />
en EOC5 Hoogwaardige communicatie zich in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nmoot. De investeringen in <strong>de</strong>ze twee EOCs<br />
zijn eveneens vergelijkbaar in omvang.<br />
On<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> diverse EOCs on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> doelfinanciering kan verschillend van aard zijn en <strong>de</strong> hoeveelheid<br />
geïnvesteerd doelfinancieringsbudget hangt me<strong>de</strong> af van <strong>de</strong> rijpheid van kennis en <strong>de</strong> expertise die<br />
kennis instituten kunnen leveren. Een gelijke ver<strong>de</strong>ling van on<strong>de</strong>rzoeksbudget per EOC is daarom niet een<br />
na te streven i<strong>de</strong>aalsituatie. Echter, binnen een evenwichtige on<strong>de</strong>rzoeksportefeuille dienen <strong>de</strong> verschillen<br />
in on<strong>de</strong>rzoek per EOC niet majeur te zijn. Dui<strong>de</strong>lijk is dat <strong>de</strong> kennisinstituten relatief weinig on<strong>de</strong>rzoeksbetekenis<br />
hebben <strong>voor</strong> Defensie op <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n Logistiek en Mobiliteit en ontplooibaarheid.<br />
In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per behoeftesteller zichtbaar gemaakt (over 2006-<br />
2009) <strong>voor</strong> het doelfinancieringsbudget (DF-budget) van DR&D, dat groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />
Defensie en Veiligheid (slechts een klein <strong>de</strong>el gaat naar NLR en MARIN).<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 201
Figuur 3.4 Ver<strong>de</strong>ling DF per behoeftesteller (gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> 2006-2009)<br />
Noot: het CZSK is niet zichtbaar omdat DMO/Zee het CZSK waarneemt in <strong>de</strong> begeleiding van het on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Uit figuur 3.4 kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> DS en <strong>de</strong> DMO <strong>de</strong> grootste behoeftestellers zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
doelfinanciering.<br />
De relatie met het besturingsmo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van Defensie kan wor<strong>de</strong>n gelegd door <strong>de</strong> drie<br />
niveaus van strategie en organisatie van het mo<strong>de</strong>l te nemen:<br />
❚ Het strategische besturings- en beleidsniveau, <strong>de</strong> strategische en regierol;<br />
❚ Het on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> en implementatieniveau, een meer praktische regie- en <strong>voor</strong>al beheersrol;<br />
❚ Het uitvoeren<strong>de</strong> niveau, <strong>de</strong> uitvoerings- en begeleidingsrol.<br />
Het on<strong>de</strong>rzoek dat Defensie laat verrichten uit <strong>de</strong> budgetten die DR&D beheert, richt zich in <strong>de</strong> huidige<br />
situatie hoofdzakelijk op materieelgeoriënteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen, zo blijkt uit <strong>de</strong> populatie on<strong>de</strong>rzoeksprogramma’s<br />
en technologieprojecten.<br />
Voorts blijkt uit <strong>de</strong> populatie on<strong>de</strong>rzoeksprogramma’s en technologieprojecten dat <strong>voor</strong> het strategische<br />
besturings- en beleidsniveau aanzienlijk min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek wordt verricht dan <strong>voor</strong> het ‘on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong><br />
en implementatie’ en ‘uitvoeren<strong>de</strong>’ niveau; <strong>de</strong> Verkenningen zijn een tij<strong>de</strong>lijke uitzon<strong>de</strong>ring. Dit is in <strong>de</strong><br />
context van (diepe) onzekerheid en niet-rationele dynamiek een min<strong>de</strong>r gewenste situatie. Tenslotte is<br />
gebleken dat er verhoudingsgewijs meer aandacht van Defensie uitgaat naar het formuleren van <strong>de</strong> S&T<br />
programma’s dan naar <strong>de</strong> begeleiding ervan en dat ook <strong>de</strong> utilisatie van Defensie S&T resultaten relatief<br />
min<strong>de</strong>r aandacht krijgt. 65 Deze onevenwichtigheid verdient <strong>de</strong> aandacht.<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />
In <strong>de</strong> huidige situatie is het binnen Defensie re<strong>de</strong>lijk goed bekend waarnaar on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaan. Voor<br />
een overzicht aan welke on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften nu (mogelijk) gaat wor<strong>de</strong>n gewerkt, wordt verwezen naar het<br />
Defensie R&D plan 2010. Als het echter gaat om het kennisgebruik uit budgetten die niet zijn aangemerkt<br />
<strong>voor</strong> kennison<strong>de</strong>rsteuning, dan is het in het financiële systeem van Defensie niet of nauwelijks na te gaan<br />
of er mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n besteed aan kennison<strong>de</strong>rsteuning.<br />
Uit <strong>de</strong> Defensie R&D praktijk is gebleken dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie gemid<strong>de</strong>ld genomen moeite heeft met<br />
het articuleren van on<strong>de</strong>rzoeksvragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn. Dit heeft <strong>de</strong>els te maken met<br />
het kleiner wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatie en het daardoor ero<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>skundigheid, maar het wordt ook<br />
veroorzaakt doordat kennis niet formeel 66 als volwaardig product in <strong>de</strong> BPB-procedures is opgenomen en<br />
65 Zo is bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding <strong>voor</strong> het laten beoor<strong>de</strong>len van een programma een groter aantal Defensiemensen betrokken, dan tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat<br />
het on<strong>de</strong>rzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd.<br />
66 D.w.z. het begelei<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoek en het stellen van on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften maakt geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> taakomschrijving van<br />
Defensiefunctionarissen.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 202
aldus is verankerd in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Wel zijn er enkele organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
die min<strong>de</strong>r moeite hebben met het formuleren van on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Deze organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len hebben<br />
vaak een hoger ambitieniveau en/of doen zelf on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Het huidige proces van <strong>de</strong> behoeftestelling van on<strong>de</strong>rzoek wordt in gang gezet met een aanschrijving door<br />
SC DR&D. Een zogenaam<strong>de</strong> ‘witte vlekkenanalyse’ is on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> aanschrijving om te komen tot een<br />
<strong>voor</strong>gesteld plan. Dit is een goe<strong>de</strong> ontwikkeling. Een robuustere ‘witte vlekkenanalyse’, die zich op meer<br />
baseert dan <strong>de</strong> SKA en die o.a. aangeeft wat <strong>de</strong> consequenties kunnen zijn van het niet on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong><br />
“‘witte vlekken’, zou bij<strong>voor</strong>beeld proactief gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het articuleren van <strong>de</strong> kennisbehoeften<br />
door <strong>de</strong> functioneel beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken.<br />
Daarnaast kwam in <strong>de</strong> interviews, met vertegenwoordigers van alle functionele behoeftestellers in mei<br />
2009, als ro<strong>de</strong> draad naar voren dat <strong>de</strong> kracht van directe verbindingen zeer goed kan werken, d.m.v. het<br />
tij<strong>de</strong>lijk we<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong>tacheren van kennispersoneel (intern en extern) en personeel van functionele<br />
behoeftestellers, met als doel concrete en relevante on<strong>de</strong>rzoeksopdrachten te formuleren en bestaan<strong>de</strong><br />
kennis te inventariseren alsme<strong>de</strong> te assisteren in het beter ontsluiten daarvan. Dit wordt reeds door <strong>de</strong><br />
KMAR in <strong>de</strong> praktijk gebracht.<br />
De kennisnetwerken wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze context als goe<strong>de</strong> gremia gezien <strong>voor</strong> algemene informatie-uitwisseling,<br />
maar wer<strong>de</strong>n geapprecieerd als te vrijblijvend en te omvangrijk opgezet <strong>voor</strong> concreet en relevant<br />
maatwerk. Concreet en relevant werd door alle functioneel behoeftestellers omschreven als niet te exotisch,<br />
passend op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen/taken/projectenportefeuille van Defensie en niet langer lopend dan <strong>de</strong><br />
verblijftijd van <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong>r in zijn of haar functie. Daardoor kan <strong>de</strong> valorisatie van het on<strong>de</strong>rzoekswerk<br />
aanzienlijk verbeteren. Dat kan me<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n versterkt door het opnemen van een valorisatieplan 67 in<br />
een on<strong>de</strong>rzoeksplan, zo werd door <strong>de</strong> geïnterview<strong>de</strong>n aangegeven. Tenslotte is aangeven dat on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen<br />
het beste beoor<strong>de</strong>eld kunnen wor<strong>de</strong>n door een commissie die bestaat uit wetenschappers én<br />
<strong>de</strong> directe afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />
De interne kennisbases van Defensie zijn gemid<strong>de</strong>ld genomen aan erosie on<strong>de</strong>rhevig door enerzijds<br />
het krimpen van <strong>de</strong> organisatie en an<strong>de</strong>rzijds, en daarmee verband hou<strong>de</strong>nd, een tamelijk beperkt<br />
Defensiebudget. Zo wordt er, m.u.v. <strong>de</strong> NLDA, geen Defensie S&T on<strong>de</strong>rzoek gedaan binnen Defensie.<br />
Wel zijn er binnen Defensie diverse specialistische eenhe<strong>de</strong>n met een zeer belangrijke kun<strong>de</strong>rol, zoals<br />
diverse kennis- en expertisecentra en <strong>de</strong> test- en evaluatieaf<strong>de</strong>lingen. 68<br />
Daarnaast is er binnen <strong>de</strong> organisatie in toenemen<strong>de</strong> mate min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />
dat ver<strong>de</strong>r weg staat bij <strong>de</strong> kerntaken van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers, zo is integraal gebleken uit <strong>de</strong><br />
interviews die zijn gehou<strong>de</strong>n in mei 2009 met vertegenwoordigers van alle functionele behoeftestellers.<br />
Daarmee komt enerzijds het absorberend vermogen van kennis door <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>r druk te<br />
staan, en an<strong>de</strong>rzijds moet wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> applicatietijdshorizon van het on<strong>de</strong>rzoek min<strong>de</strong>r<br />
goed past dan in het verle<strong>de</strong>n. En dit is logisch omdat <strong>de</strong> Defensieorganisatie momenteel zwaar wordt<br />
belast met diverse operaties.<br />
Binnen het Ministerie van Defensie is <strong>de</strong> D-HDAB sinds november 2007 verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het kennis-<br />
en strategiebeleid. In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur is zichtbaar gemaakt hoe het ressort DR&D van <strong>de</strong> Directie Beleid<br />
van <strong>de</strong> DMO daarin on<strong>de</strong>rsteunt.<br />
67 Dit gaat ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring van “beoogd gebruik” en sluit aan bij <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong> Stichting Technische Wetenschappen van OCW hanteert<br />
bij het beoor<strong>de</strong>len van zijn on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen.<br />
68 Bij<strong>voor</strong>beeld Beproevingen, EOD, TF C-IED, CAMS, C2SC, CML, HDP/GW, DMG, Militair Hospitaal,<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 203
Figuur 3.5 On<strong>de</strong>rsteuning HDAB (AKSB) door DR&D<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />
Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />
De hoogte van een kennisinvestering blijkt niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen, het is<br />
een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />
organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie. Wel is dui<strong>de</strong>lijk dat een onvoldoend grote kennisinvestering leidt<br />
tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke zaken. Voor hoogwaardige industrie kan dit<br />
bij<strong>voor</strong>beeld verlies van marktaan<strong>de</strong>el en uitein<strong>de</strong>lijk ontslag van personeel betekenen. Voor een hoogwaardig<br />
bedrijf als Defensie kunnen <strong>de</strong> consequenties ernstiger zijn, bij<strong>voor</strong>beeld het onnodig verlies van<br />
materieel, het onnodig belasten van het milieu, meer persoonlijk leed, en in het ergste geval vermijdbaar<br />
sneuvelen. De praktische consequenties van kennisinvesteringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> materieelkwaliteit zijn af te lei<strong>de</strong>n<br />
uit figuur 3.2.<br />
Voor een totaaloverzicht van <strong>de</strong> budgetten die <strong>de</strong> nationale overheid besteedt <strong>voor</strong> kennisopbouw en<br />
kennisgebruik in het <strong>de</strong>fensie- en veiligheidsdomein zij verwezen naar annex 5. Hier wordt volstaan met<br />
een weergave van <strong>de</strong> diverse gesommeer<strong>de</strong> Defensiebudgetten en het percentage van <strong>de</strong> totale Defensiebegroting<br />
en enige an<strong>de</strong>re relevante nationale budgetten.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 204
Tabel 3.1 Overzicht kennisinvesteringen en -quota.<br />
Structurele kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Totaal Defensiebudget (M€) 7.451 7.760 7.910 8.094 8 110 8.100 8.100<br />
opbouw <strong>de</strong>f DR&D (k€) 61.818 65.807 67.560 65.339 63.309 66.858 66.816<br />
Quote opbouw DR&D (%) 0,83 0,85 0,85 0,81 0,78 0,83 0,82<br />
opbouw <strong>de</strong>f Buiten DR&D (k€) 8.450 8.450 8.550 8.600 8.550 8.550 8.550<br />
Quote opbouw niet-DR&D (%) 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11 0,11<br />
opbouw <strong>de</strong>f totaal (k€) 70.268 74.257 76.110 73.939 71.859 75.408 75.366<br />
Quote opbouw totaal <strong>de</strong>f (%) 0,94 0,96 0,96 0,92 0,89 0,94 0,93<br />
opbouw niet <strong>de</strong>f totaal (k€) 19.700 19.700 19.900 20.100 19.800 19.600 19.600<br />
∑ opbouw totaal 89.968 93.957 96.010 94.039 91.659 95.008 94.966<br />
Quote opbouw totaal (%) 1,05 1,07 1,07 1,03 1,00 1,05 1,04<br />
Structureel kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
gebruik <strong>de</strong>f DR&D (k€) 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />
Quote gebruik DR&D (%) 0,17 0,19 0,18 0,13 0,13 0,13 0,14<br />
gebruik <strong>de</strong>f Buiten DR&D (k€) onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek.<br />
∑ structureel totaal (k€) 102.734 108.577 110.023 104.574 102.410 105.892 105.946<br />
Quote structureel totaal (%) 1,22 1,26 1,25 1,16 1,13 1,18 1,18<br />
Niet-structurele kennisopbouwen en -gebruik <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Def totaal (k€) onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek. onbek.<br />
Niet <strong>de</strong>f totaal [MIA VEIL] (k€) 0 0 0 3.000 3.000 12.000 18.000<br />
In opbouw “niet<strong>de</strong>f” is het budget dat BZK besteedt aan veiligheidsgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken niet meegenomen,<br />
omdat dit bedrag thans nog niet goed bekend is. De nationale budgetten <strong>voor</strong> kennisopbouw en<br />
kennisgebruik door en <strong>voor</strong> Defensie dienen eveneens in een internationale context te wor<strong>de</strong>n geplaatst.<br />
In multilaterale zin zijn <strong>de</strong> budgetten van <strong>de</strong> NAVO en <strong>de</strong> EU relevant, in bilaterale zin zijn <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensie-<br />
en veiligheidsbudgetten van <strong>de</strong> bondgenoten van belang. In bei<strong>de</strong> gevallen kan door samenwerking een<br />
verbetering van <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> kwantiteit van <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek ontstaan. Samenwerking leidt echter niet<br />
tot kostenbesparing, <strong>de</strong> kosten stijgen zelfs. Wel leidt het, <strong>voor</strong> relatief geringe meerkosten tot een veelvoud aan<br />
<strong>voor</strong> Defensie relevante kennis en kun<strong>de</strong>, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 205
Het NAVO Comité <strong>voor</strong> Science Peace & Security heeft een jaarlijks budget van circa 12 M€. Relatief veel<br />
van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen in dit Comité zijn ook relevant <strong>voor</strong> Defensie, bij<strong>voor</strong>beeld stand-off <strong>de</strong>tectie van<br />
explosieven, milieuaspecten, CBRN, etc. Het zeven<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rprogramma van <strong>de</strong> EU (KP7) loopt van 2007<br />
tot en met 2013 en heeft een totaalbudget van circa € 50 miljard <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gehele looptijd. Dit komt neer op<br />
een budgetverhoging van 40% ten opzichte van het jaarlijkse budget <strong>voor</strong> KP6. KP7 vormt in belangrijke<br />
mate een <strong>voor</strong>tzetting van KP6, maar met een verbreding en verdieping op verschillen<strong>de</strong> terreinen. Zo zijn<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Defensie meest in het oog springen<strong>de</strong> thema’s van KP7 ruimtevaart en veiligheid. Bei<strong>de</strong> thema’s<br />
hebben een totaal on<strong>de</strong>rzoeksbudget van ruim € 1,4 miljard <strong>voor</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2007-2013. De kennisinstituten<br />
kunnen gebruik maken van <strong>de</strong>ze gel<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> regels van <strong>de</strong> EU, en op <strong>de</strong>ze wijze bijdragen aan een<br />
kennisbasis die ook <strong>voor</strong> Defensie relevant is.<br />
Kennisinvesteringsprofielen<br />
Het huidige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel (2006-2009) is zichtbaar gemaakt aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> nu nog in<br />
gebruik zijn<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie. Het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie uitgedrukt in<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percentages over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n. In beginsel is een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> percentagever<strong>de</strong>ling<br />
relevant <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re absolute hoogte van een on<strong>de</strong>rzoeksbudget. Deze metho<strong>de</strong> is robuust omdat wordt<br />
uitgegaan van <strong>de</strong> data van het R&D planproces dat rekening houdt met o.a. ambitieniveau, historische<br />
excellentie en uniciteit. Er is separaat gekeken naar <strong>de</strong> DR&D budgetten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en<br />
<strong>de</strong> technologieontwikkeling (TO), i.c. het contracton<strong>de</strong>rzoek.<br />
Figuur 3.6 Gemid<strong>de</strong>ld investeringsprofiel per oud kennisgebied. (in percentages van DR&D DF,<br />
gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009) Fluctuatie in investeringspercentage per kennisgebied is circa 4%. 69<br />
L=Laag (0-6%) M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) H=Hoog (>12%)<br />
In KG9 Logistiek en LCM wordt het minste geïnvesteerd vanuit <strong>de</strong> doelfinanciering.<br />
69 KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6 Wapens en munitie, KG7<br />
Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning, KG11 Personele inzetbaarheid<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 206
Figuur 3.7 Gemid<strong>de</strong>ld investeringsprofiel per oud kennisgebied. (in percentages van DR&D TO,<br />
gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009) Fluctuatie in investeringspercentage per kennisgebied is circa 6%.<br />
L=Laag (0-6%) M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) H=Hoog (>12%)<br />
In KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie en bescherming wordt het minste geïnvesteerd vanuit <strong>de</strong> technologieontwikkeling,<br />
op <strong>de</strong> voet gevolgd door KG3 Operationele besluitvorming. Verreweg het meeste wordt uitgegeven aan KG5<br />
Platforms.<br />
Tabel 3.2 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofielen per oud kennisgebied gecon<strong>de</strong>nseerd.<br />
(gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />
KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11<br />
DF investering M H M L M H H M L L M<br />
TO investering H M L L H L L L M M L<br />
L=Laag (0-6%)<br />
M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%)<br />
H=Hoog (>12%)<br />
Bovenstaan<strong>de</strong> tabel is een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over drie jaar. Voor <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> investeringen in <strong>de</strong><br />
doelfinanciering (DF) en <strong>de</strong> investeringen in technologieontwikkeling (TO) is het re<strong>de</strong>lijk om aan te<br />
nemen dat <strong>de</strong>ze bij elkaar in <strong>de</strong> buurt liggen als er een zekere correlatie is tussen DF en TO investeringen.<br />
Uit <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tabel blijkt echter dat er op kennisgebiedniveau geen sterke correlatie bestaat tussen<br />
investeringen in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en investeringen in technologieontwikkeling (TO). Voor <strong>de</strong><br />
kennisinvesteringen duidt dit op een relatief geringe benutting van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> doelfinanciering<br />
<strong>voor</strong> technologieontwikkeling. Dit bevestigt ook het feit dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensiegerelateer<strong>de</strong> industrie<br />
(DGI) smal is en dat <strong>de</strong> DF <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n wordt gebruikt dan alleen TO.<br />
Ook blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat <strong>de</strong> noodzakelijke breedte van <strong>de</strong> kennisbasis on<strong>de</strong>r druk staat. Dit beeld wordt<br />
bevestigd door <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad op basis van <strong>de</strong> fijnmazige UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong><br />
internationale standaard kennistaxonomie (zie annex 10).<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 207
Voorts blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat het budget <strong>voor</strong> investeringen in technologieontwikkeling (TO) het minst<br />
geschikt is <strong>voor</strong> nationale en internationale samenwerking, als gevolg van het investeren in een te smal<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kennisbasis. Daarmee wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n te beperkt. Samenwerking op<br />
technologisch gebied is alleen mogelijk in het precompetitieve stadium, d.w.z. als <strong>de</strong> technologie nog niet<br />
rijp genoeg is om te wor<strong>de</strong>n toegepast in een product (bij meer wetenschappelijk georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek<br />
speelt <strong>de</strong>ze vorm van competitie geen rol). Dit is vastgesteld in jarenlange ervaring met Europese<br />
technologie samenwerking, <strong>voor</strong>heen in <strong>de</strong> WEAO/WEAG en thans in het EDA. De aard van technologieontwikkeling<br />
maakt het goed implementeren van <strong>de</strong> DIS d.m.v. Europese internationale samenwerking<br />
(met Europese centra van excellente) daarom min<strong>de</strong>r goed mogelijk. Als <strong>de</strong> technologie namelijk rijp<br />
genoeg is dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> consortiumle<strong>de</strong>n concurrenten en gaat het intellectueel eigendom een nog<br />
grotere rol spelen dan het al doet in het precompetitieve stadium. Dit speelt bij meer wetenschappelijk<br />
georiënteerd on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> doelfinanciering geen rol.<br />
Ten slotte is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per applicatietijdshorizon van <strong>de</strong> DR&D budgetten <strong>voor</strong> doelfinanciering<br />
(DF), technologieontwikkeling (TO) en het gebruik zichtbaar gemaakt in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur<br />
(gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009).<br />
Figuur 3.8 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling per applicatietijdshorizon<br />
(DR&D DF+TO+gebruik, gemid<strong>de</strong>ld over 2006-2009)<br />
Binnen <strong>de</strong> DR&D budgetten ligt <strong>de</strong> nadruk van <strong>de</strong> applicatietijdshorizon op <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange<br />
termijn, en blijkt er min<strong>de</strong>r aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn (utilisatie). Wel dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt<br />
dat in het huidige mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zelf utilisatie dienen te initiëren en bewerkstellingen met<br />
eigen mid<strong>de</strong>len. En tenslotte zij opgemerkt dat <strong>de</strong> financiële structuur in <strong>de</strong> huidige situatie min<strong>de</strong>r flexibel<br />
inzetbaar is; het overgrote <strong>de</strong>el van het budget is doelfinanciering die groten<strong>de</strong>els wordt besteed bij TNO<br />
Defensie en Veiligheid.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 208
Inter<strong>de</strong>partementale en<br />
internationale samenwerking<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />
Een belangwekken<strong>de</strong> ontwikkeling is dat er in <strong>de</strong> afgelopen twee <strong>de</strong>cennia een veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie is ontstaan<br />
op Defensie en nationale veiligheid. Zo is in militaire zin een meer dynamische aanpak aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>,<br />
gebaseerd op militair vermogen (capabilities), in plaats van een meer statische aanpak die uitging van een<br />
krachtmeting tussen (grote) reguliere militaire eenhe<strong>de</strong>n op een militair ‘slagveld’. De ‘nieuwe’ krijgsmacht<br />
moet niet alleen in reguliere interstatelijke militaire krachtmetingen kunnen optre<strong>de</strong>n, maar ook in een<br />
‘civiele’ (verste<strong>de</strong>lijkte) omgeving en mogelijk ook (ver) buiten het NAVO-verdragsgebied (out-of-area en<br />
expeditionair) tegen een mogelijk irreguliere en ‘an<strong>de</strong>rs uitgeruste’ opponent (asymmetrie). Daarnaast<br />
bestaat <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> interventie-inspanning niet alleen meer uit een militaire component (<strong>de</strong>fence), maar<br />
ook uit een politieke (diplomacy) en een ontwikkelingssamenwerking component (<strong>de</strong>velopment cooperation),<br />
<strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> 3D-aanpak 70 .<br />
Sinds <strong>de</strong> Defensienota 2000 kent Defensie drie hoofdtaken te weten:<br />
❚ bescherming van het grondgebied;<br />
❚ crisisbeheersingsoperaties;<br />
❚ on<strong>de</strong>rsteuning van civiele autoriteiten.<br />
Defensie voert tegenwoordig een geïntegreerd veiligheidsbeleid met inter<strong>de</strong>partementale samenwerking.<br />
Voor interne veiligheid werkt Defensie samen met BZK en Justitie <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van civiele autoriteiten,<br />
b.v. tegen terrorisme, bij rampenbestrijding en NBC-bescherming. Voor externe veiligheid treedt<br />
Defensie bij crisisbeheersings operaties op in samenwerking met on<strong>de</strong>r meer Algemene Zaken en<br />
Buitenlandse Zaken en Ontwikkelings samenwerking bij <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropbouw van staten (b.v. Bosnië en<br />
Afghanistan). De Defensienota 2000 stel<strong>de</strong> al vast dat <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die nodig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> hoofdtaak vrijwel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zijn, aangezien <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging van het bondgenootschappelijke<br />
grondgebied in <strong>de</strong> praktijk neerkomt op regionale crisisbeheersing aan <strong>de</strong> grenzen van het bondgenootschap.<br />
Door <strong>de</strong> terroristische dreiging is het belang van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdtaak ver<strong>de</strong>r toegenomen en is<br />
het verband met <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re hoofdtaken sterker gewor<strong>de</strong>n. 71<br />
Voorts werd een koerswijziging doorgevoerd m.b.t. <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdtaak van Defensie 72 . Was Defensie in<br />
het verle<strong>de</strong>n een vangnet wanneer het civiele vermogen tekort schoot, thans is Defensie een structurele<br />
veiligheidspartner 73 naast <strong>de</strong> politie, <strong>de</strong> brandweer en <strong>de</strong> geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en<br />
rampen. Het daar<strong>voor</strong> benodig<strong>de</strong> extra militaire vermogen en <strong>de</strong> financiering daarvan zijn op beleidsniveau<br />
on<strong>de</strong>rwerp van gesprek met het Ministerie van BZK 74 . In het verleng<strong>de</strong> daarvan ligt het in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> om ook<br />
over <strong>de</strong> extra (kennis)investeringen en <strong>de</strong> structurele financiering daarvan beleidsafspraken te maken<br />
met BZK.<br />
70 Ook wel aangeduid als <strong>de</strong> “Comprehensive Approach”.<br />
71 Ne<strong>de</strong>rlandse Defensie Doctrine (Defensiestaf, september 2005), p. 80.<br />
72 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Kamerbrief Defensie en Nationale Veiligheid (22 april 2005) en Kamerbrief Rapportage Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)<br />
(22 mei 2006).<br />
73 Zoals <strong>de</strong> KMAR, <strong>de</strong> EOD, <strong>de</strong> Genie incl. NBC en Geneeskundige eenhe<strong>de</strong>n.<br />
74 Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 209
Bovenstaan<strong>de</strong> ontwikkelingen lei<strong>de</strong>n er toe dat lan<strong>de</strong>n in toenemen<strong>de</strong> mate streven naar wat ‘open<br />
innovatie’ wordt genoemd.<br />
Tabel 3.3 Gesloten en Open Innovatie vergeleken (<strong>de</strong>els vanuit industrieel perspectief )<br />
(Bron Presentatie Philips)<br />
Gesloten Innovatie Open Innovatie<br />
De slimme mensen op ons terrein werken<br />
<strong>voor</strong> ons.<br />
Om van R&D te kunnen profiteren moeten we<br />
zelf ont<strong>de</strong>kken, ontwikkelen en produceren.<br />
Als we het zelf ont<strong>de</strong>kken, zullen we <strong>de</strong> eerste<br />
op <strong>de</strong> markt zijn.<br />
Wie het eerste een innovatie commercialiseert,<br />
is <strong>de</strong> winnaar.<br />
Niet alle slimme mensen werken <strong>voor</strong> ons,<br />
we moeten manieren vin<strong>de</strong>n om alle slimme<br />
mensen af te tappen.<br />
R&D van an<strong>de</strong>ren kan significante toegevoeg<strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong> opleveren. Eigen R&D is nodig om een<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong> toe te kunnen eigenen.<br />
On<strong>de</strong>rzoek hoeft niet van ons te zijn om ervan<br />
te kunnen profiteren.<br />
Een goed business mo<strong>de</strong>l is belangrijker dan<br />
als eerste op <strong>de</strong> markt zijn.<br />
Wie <strong>de</strong> meeste en beste i<strong>de</strong>eën heeft, wint. Als we het beste gebruik maken van interne<br />
en externe i<strong>de</strong>eën dan zullen we winnen.<br />
We moeten ons intellectueel eigendom (IE)<br />
beschermen zodat an<strong>de</strong>re bedrijven geen gebruik<br />
kunnen maken van onze i<strong>de</strong>eën.<br />
We moeten profiteren van het gebruik van ons<br />
intellectueel eigendom (IE) en we moeten IE<br />
van an<strong>de</strong>ren gebruiken als dat past binnen ons<br />
business mo<strong>de</strong>l<br />
Uit <strong>de</strong> tabel kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er bij open innovatie vanuit overheidsperspectief een min<strong>de</strong>r<br />
prominente ‘zelfstandige’ rol is weggelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> preferente kennisinstituten. Dit is me<strong>de</strong> ingegeven<br />
door <strong>de</strong> enorm snelle kennisontwikkeling die in <strong>de</strong> civiele wereld plaats vindt. Verschillen<strong>de</strong> partijen<br />
hebben elkaar nodig, naast een eigen, afzon<strong>de</strong>rlijke functie. Het kennis- en innovatiesysteem van en <strong>voor</strong><br />
Defensie, van bedrijfsleven tot universiteiten inclusief <strong>de</strong> NLDA, moet zo zijn ingericht dat het ruimte biedt<br />
aan en aanzet tot versterking van <strong>de</strong> verbindingen tussen partijen zodat <strong>de</strong> synergie wordt bevor<strong>de</strong>rd. De<br />
preferente kennisinstituten zijn daar een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van, maar ze functioneren in een bre<strong>de</strong>re context.<br />
Met <strong>de</strong> omgevingsanalyses uit 2006 en 2009 heeft Defensie respectievelijk vastgesteld welke lan<strong>de</strong>n<br />
gekwalificeerd kunnen wor<strong>de</strong>n als aantrekkelijke samenwerkinglan<strong>de</strong>n op Defensieon<strong>de</strong>rzoekgebied en<br />
welke kennisaanbie<strong>de</strong>rs relevant zijn <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid.<br />
Uit bei<strong>de</strong> analyses komt dui<strong>de</strong>lijk naar voren dat er een goe<strong>de</strong> verzameling lan<strong>de</strong>n en kennisaanbie<strong>de</strong>rs is<br />
waarmee kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt. De meest gere<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> samenwerking zijn: Australië, België,<br />
Canada, Duitsland, Frankrijk, Israël, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n.<br />
Kortheidshalve wordt verwezen naar <strong>de</strong> annexen 7 en 8 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailresultaten.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 210
Ambities (strategische functies/<br />
krijgsmachtprofielen)<br />
De Projectdirectie Verkenningen heeft strategische functies en krijgsmachtprofielen geformuleerd waarmee<br />
in <strong>de</strong> synthesefase <strong>de</strong> ambities van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht na<strong>de</strong>r inhoud zullen wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />
Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailbeschrijving van <strong>de</strong> strategische functies en <strong>de</strong> relatie daarvan met <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen<br />
en enige on<strong>de</strong>rzoekson<strong>de</strong>rwerpen wordt kortheidshalve verwezen naar annex 6. Hier wordt volstaan met<br />
<strong>de</strong> relevante grafische verban<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> relatie met <strong>de</strong> kennisinfrastructuur en <strong>de</strong> kennisinvesteringsquote.<br />
Figuur 3.9 De zeven strategische functies en <strong>de</strong> drie hoofdtaken van Defensie<br />
Figuur 3.10 On<strong>de</strong>rlinge verban<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> strategische functies<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 211
Zo is uit figuur 3.9 dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> zeven strategische functies in beginsel een continuüm vormen. Voorts<br />
is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong> strategische functies met <strong>de</strong> drie hoofdtaken van Defensie meervoudig van<br />
aard is, d.w.z. dat <strong>voor</strong> het uitvoeren van een hoofdtaak gebruik gemaakt kan wor<strong>de</strong>n van meer<strong>de</strong>re<br />
functies.<br />
In figuur 3.10 is weergegeven dat Anticiperen en Voorkomen centraal staan in en <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>nscheppend<br />
zijn <strong>voor</strong> Beschermen, Interveniëren, en Stabiliseren en dat Normaliseren en Afschrikken een min<strong>de</strong>r<br />
zelfstandige betekenis hebben en in essentie als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el moeten wor<strong>de</strong>n gezien van respectievelijk<br />
<strong>de</strong> strategische functies Stabiliseren en Interveniëren. De clustering volgens figuur 3.10 zal in het vervolg<br />
zoveel mogelijk wor<strong>de</strong>n aangehou<strong>de</strong>n.<br />
De huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmacht heeft een profiel waarin <strong>de</strong> strategische functies Anticiperen en<br />
Voorkomen min<strong>de</strong>r prominent aanwezig zijn. Het accent ligt op <strong>de</strong> functies Interveniëren en Stabiliseren,<br />
op <strong>de</strong> voet gevolgd door Beschermen. Afschrikken en Normaliseren krijgen relatief min<strong>de</strong>r aandacht. Dit<br />
profiel gaat uit van <strong>de</strong> huidige ambities, samenstelling en toerusting van <strong>de</strong> krijgsmacht en niet van <strong>de</strong><br />
werkelijke operationele inzet. Het huidige krijgsmachtprofiel is weergegeven in figuur 3.11.<br />
Figuur 3.11 Huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmachtprofiel<br />
Het huidige Ne<strong>de</strong>rlandse krijgsmachtprofiel is uitgedrukt in een ‘gewicht’ per strategische functie, en is<br />
samen met <strong>de</strong> huidige kennisinvesteringsprofielen (zie figuren 3.6 en 3.7) het ijkpunt. Het is <strong>de</strong>nkbaar dat<br />
een mogelijke differentiatie in kennisinvesteringen kan optre<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> keuze van een an<strong>de</strong>r dan het<br />
huidige krijgsmachtprofiel.<br />
In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel is een generieke relatie gelegd tussen SF en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> KG. Dit is gedaan op basis van <strong>de</strong><br />
beschrijving van <strong>de</strong> SF in annex 6 en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksthemamatrix van <strong>de</strong> nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> SF in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> annex.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 212
Tabel 3.4 Relatie tussen <strong>de</strong> SF en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> KG, en het investeringsprofiel.<br />
KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11 Totaal KG<br />
Anticiperen X X X X X X X X X X X B<br />
Voorkomen X X X X X X X X X X X B<br />
Interveniëren X X X X X X X X X X X B<br />
Afschrikken X X X X X X X X X X X B<br />
Beschermen X X X X X X X X X X X B<br />
Stabiliseren X X X X X X X X X X X B<br />
Normaliseren X X X X X S<br />
Belang SF Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb Hb<br />
DFinvestering M H M L M H H M L L M<br />
TOinvestering H M L L H L L L M M L<br />
L=Laag (0-6%) B=Breed<br />
M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%) S=Smal<br />
H=Hoog (>12%)<br />
Totaal SF is <strong>de</strong> totale bijdrage van een kennisgebied aan <strong>de</strong> strategische functies. Totaal KG is het totale gebruik van een<br />
strategische functies van <strong>de</strong> kennisbasis. Belang SF is ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> bijdrage van een kennisgebied aan alle strategische<br />
functies. Hb=Hoogbelang, draagt bij aan 5 of 6 strategische functies, Mb=Mid<strong>de</strong>nbelang, draagt bij aan<br />
3 of 4 strategische functies, Lb=Laagbelang, draagt bij aan 0, 1 of 2 strategische functies.<br />
KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6<br />
Wapens en munitie, KG7 Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning,<br />
KG11 Personele inzetbaarheid<br />
Voor <strong>de</strong> huidige situatie kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat er geen dui<strong>de</strong>lijk verband bestaat tussen <strong>de</strong> hoogte<br />
van <strong>de</strong> investeringen in een kennisgebied en het belang van dat kennis gebied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies.<br />
Dit geldt zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> investering in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) als <strong>de</strong> investering in technologieontwikkeling<br />
(TO). De strategische functies differentiëren niet in <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> kennisbasis. Een eventueel latent<br />
aanwezige differentiatie wordt daarentegen teniet gedaan. De beleidsopties van <strong>de</strong> Verkenningen wor<strong>de</strong>n<br />
namelijk gebaseerd op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit meer<strong>de</strong>re strategische<br />
functies, zodat er mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />
Op grond van <strong>de</strong> bijdragen van bijna alle kennisgebie<strong>de</strong>n aan elke strategische functie, m.u.v. Normaliseren,<br />
kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> kennisbasis in alle gevallen breed moet zijn. Wel kan een strategische<br />
functie differentiëren in <strong>de</strong> intensiteit en diepgang van het on<strong>de</strong>rzoek. De beleidsopties van <strong>de</strong><br />
Verkenningen wor<strong>de</strong>n echter gebaseerd op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit meer<strong>de</strong>re<br />
strategische functies zodat er ook hier uitmid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />
Kennisinvestering – Huidige situatie (nulmeting) 213
4.<br />
Benchmark<br />
In dit hoofdstuk wordt volstaan met een korte weergave van <strong>de</strong> meest relevante resultaten uit <strong>de</strong> internationale<br />
workshop en informatie en <strong>de</strong> rapporten van HCSS en QinetiQ. Voor een meer ge<strong>de</strong>tailleerd overzicht<br />
wordt verwezen naar <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> rapporten, waarmee ook <strong>de</strong> workshopinformatie correspon<strong>de</strong>ert.<br />
Kennisportefeuille<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />
Op het eerste gezicht leek het er op dat er een relatief grote spreiding is tussen <strong>de</strong> kennisclustering van<br />
<strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n. Dit beeld lijkt bevestigd te wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel.<br />
Kennisinvestering – Benchmark 214
Tabel 4.1 Overeenkomsten en verschillen in kennisclustering.<br />
Bron: Knowledge Infrastructure and Knowledge Investment Quote, An Outsi<strong>de</strong>-in Survey for the<br />
Netherlands Ministry of Defence, J.G.M. Ra<strong>de</strong>maker MTL, P. <strong>de</strong> Vries BA, E. Frinking MSc, HCSS, May 2009.<br />
Echter, een analyse van het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> <strong>de</strong>tailniveau (d.w.z. <strong>de</strong> kenniselementen) liet zien dat <strong>de</strong><br />
verschillen veel min<strong>de</strong>r groot zijn dan aanvankelijk was gedacht. M.a.w. hoewel <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n<br />
een verschillen<strong>de</strong> clustering gebruiken, is <strong>de</strong> scope van het on<strong>de</strong>rzoek vergelijkbaar. De internationale<br />
workshop bevestig<strong>de</strong> dit beeld en conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> tevens dat er wel verschillen bestaan t.a.v. <strong>de</strong> diepgang<br />
van een gebied.<br />
Deze diepgang wordt vaak bepaald door nationale en industriële ambities, in relatie tot het totale budget<br />
dat aan een R&D on<strong>de</strong>rwerp wordt uitgeven. Wel dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat <strong>de</strong> nationale en industriële<br />
ambities in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n uitgaan van een rol van <strong>de</strong>fensielaboratoria als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van Defensie.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>fensiesituatie, met kennisinstituten die geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van Defensie, is dui<strong>de</strong>lijk<br />
verschillend en daarom slecht vergelijkbaar. Zo is er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse situatie geen causaal verband<br />
afleidbaar tussen <strong>de</strong> diepgang van on<strong>de</strong>rzoek in een kennisinstituut en <strong>de</strong> nationale en industriële<br />
ambities.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> workshop is er nog een overeenkomst gevon<strong>de</strong>n. Alle benchmarklan<strong>de</strong>n constateer<strong>de</strong>n met<br />
enige spijt dat zij in hun kennisbases <strong>voor</strong>al aandacht hebben <strong>voor</strong> materieelgeoriënteer<strong>de</strong> technologieën<br />
en dat er min<strong>de</strong>r aandacht is <strong>voor</strong> operationele en strategische analyse en mensgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen.<br />
Defensiebelang<br />
Alle benchmarklan<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkennen het <strong>de</strong>fensiebelang van kennisinvesteringen. De Angelsaksisch<br />
georiënteer<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n (Australië, Canada en het VK) hebben daar<strong>voor</strong> hoog in <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisaties<br />
on<strong>de</strong>rgebrachte S&T organisaties. Bovendien on<strong>de</strong>rsteunen <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n hun S&T processen en besluitvormingsprocessen<br />
met Operationele Research en Analyse. Duitsland en Noorwegen hanteren een an<strong>de</strong>r<br />
mo<strong>de</strong>l dan het Angelsaksische, <strong>de</strong> overeenkomst is echter dat ook in <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n S&T hoog en goed<br />
ge<strong>de</strong>finieerd in <strong>de</strong> organisatie is verankerd.<br />
Kennisinvestering – Benchmark 215
In het verleng<strong>de</strong> hiervan is het van belang te on<strong>de</strong>rkennen dat on<strong>de</strong>rzoeksresultaten op veel verschillen<strong>de</strong><br />
wijzen en via diverse kanalen kunnen bijdragen aan een evenwichtige en toekomstvaste ontwikkeling van<br />
<strong>de</strong> krijgsmacht. Een interessant mo<strong>de</strong>l, dat me<strong>de</strong> naar voren is gekomen uit <strong>de</strong> internationale workshop,<br />
is het mo<strong>de</strong>l van het VK, dat <strong>de</strong> uitwerking van on<strong>de</strong>rzoek bena<strong>de</strong>rt langs <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdlijnen:<br />
❚ Advies aan Ministers en Staatssecretarissen;<br />
❚ Beleidsadvies;<br />
❚ Advies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> planning van militair vermogen;<br />
❚ Beschikbaarheid van advies;<br />
❚ Technologie bewustzijn;<br />
❚ Technologie in <strong>de</strong> leverantie keten;<br />
❚ Innovatieve oplossingen;<br />
❚ Technologie<strong>de</strong>monstratie.<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />
In <strong>de</strong> wereld is een technologierevolutie gaan<strong>de</strong> 75 die ontwikkelingen in bio-, nano-, materialen- en<br />
informatietechnologie in een toenemend tempo integreert. De technologie van 2020 zal ver<strong>de</strong>rgaand<br />
convergeren naar ver<strong>de</strong>re integratie van diverse wetenschappelijke en technologische gebie<strong>de</strong>n (multidisciplinair),<br />
wat verstrekken<strong>de</strong> invloed kan hebben op <strong>de</strong> samenleving. Voorbeel<strong>de</strong>n van enkele van<br />
<strong>de</strong>ze verwachte (geïntegreer<strong>de</strong>) technologieapplicaties in 2020 zijn:<br />
❚ Maatwerk medicijnen en therapieën <strong>voor</strong> individuen;<br />
❚ Genetische modificatie van insecten <strong>voor</strong> het controleren besmettelijke uitbraken<br />
en ziekteverspreiding vectoren;<br />
❚ Computational (or ‘in-silico’) medicijnenontwerp en testen daarvan;<br />
❚ Gerichte medicijnentoediening door moleculaire herkenning;<br />
❚ Biomimetic and functieherstellen<strong>de</strong> implantaten;<br />
❚ Snelle bioarrays door ionanotechnologie;<br />
❚ Ingebed<strong>de</strong> sensoren and rekenkundige elementen in commerciële goe<strong>de</strong>ren;<br />
❚ Nanogestructureer<strong>de</strong> materialen met verbeter<strong>de</strong> eigenschappen;<br />
❚ Kleine en efficiënte draagbare energiesystemen;<br />
❚ Massaproductie van organische elektronica, inclusief zonnecellen;<br />
❚ Slimme stoffen en materialen;<br />
❚ Niet <strong>de</strong>tecteerbare camera’s en geavanceer<strong>de</strong> sensornetwerken;<br />
❚ Grote te doorzoeken databases die ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> persoonlijke en medische data bevatten;<br />
❚ Radio frequentie i<strong>de</strong>ntificatie (RFID) tracking van commerciële producten en individuen;<br />
❚ Wijdversprei<strong>de</strong> gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> informatie en communicatie technologieën, inclusief draadloze<br />
internettoegang;<br />
❚ Quantum cryptografische systemen <strong>voor</strong> veilige niet afluisterbare informatie-uitwisseling;<br />
❚ Kunstmatige intelligentie en cognitie.<br />
Sommige van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n verschijnen al in <strong>de</strong>fensie- en veiligheidsapplicaties.<br />
75 Gebaseerd op: Silberglitt et al., The global technology revolution 2020, in-<strong>de</strong>pth analyses; and reviewed against Ministry of Defence, Government of the United<br />
Kingdom, Defence Technology Strategy for the Demands of the 21 st Century, Joint U.S. Defense Science Board - U.K. Scientific Defence Advisory Council Task Force,<br />
Defense Critical Technologies; TNO Defence, Security and Safety, Defence Technology Survey 2006; Fe<strong>de</strong>ral Ministry of Defence, Government of Germany, “2006<br />
Annual Research and Technology Report, Defence Research for the German Armed Forces in the Process of Transformation”; Fe<strong>de</strong>ral Ministry of Defence,<br />
Government of Germany, “2007 Annual Research and Technology Report, Defence Research for the German Armed Forces in the Process of Transformation.”<br />
Kennisinvestering – Benchmark 216
Voor behoeftestelling en aanbesteding kan samenvattend wor<strong>de</strong>n gesteld dat alle lan<strong>de</strong>n zoeken naar<br />
metho<strong>de</strong>n om flexibel te kunnen inspelen op <strong>de</strong> civiele ontwikkelingen en dat daarbij bre<strong>de</strong>r wordt<br />
gekeken dan <strong>de</strong> eigen kennisinstituten. Zo organiseert het VK sinds kort een Grand Challenge, waarin met<br />
name het mid<strong>de</strong>n- en kleinbedrijf met een goed praktisch i<strong>de</strong>e op kosten van MoD-UK aan <strong>de</strong> slag kan. En<br />
Canada heeft sinds enige tijd een ‘agilty fund’ waarmee snel kortlopen<strong>de</strong> activiteiten kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
gestart. Ook hebben alle lan<strong>de</strong>n belangstelling <strong>voor</strong> het ver<strong>de</strong>r verbeteren van <strong>de</strong> valorisatie van on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Ten slotte hanteren m.n. <strong>de</strong> Angelsaksische lan<strong>de</strong>n een goe<strong>de</strong> methodiek <strong>voor</strong> het betrekken van <strong>de</strong><br />
militaire behoeftestellers. Zo heeft Canada heeft een interessant systeem dat uitgaat van Mutual Partner<br />
Agreements (een document getekend door een functionele behoeftesteller op het hoogste niveau, waarin<br />
het rollen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplan wordt bekrachtigd <strong>voor</strong> die behoefsteller).<br />
Kennisinfrastructuren (interne en externe kennisbases)<br />
Figuur 4.1 De huidige door Defensie gebruikte KIS.<br />
Bron: Knowledge Infrastructure and Investment Quota Aligned to Netherlands Armed Forces Profiles,<br />
M. Hepplewhite MSc, Dr. J. Louth, QinetiQ, March 2009<br />
Kennisinvestering – Benchmark 217
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />
Totale <strong>de</strong>fensie-investering <strong>voor</strong> enige benchmarklan<strong>de</strong>n.<br />
Figuur 4.2 Defensie-uitgaven als percentage van Bruto National Product (BNP) <strong>voor</strong> enige<br />
benchmarklan<strong>de</strong>n.<br />
Bron: The Effect of Defence R&D on Military Equipment Quality, A. Middleton et al., Defence and Peace Economics,<br />
Vol. 17(2) April 2006, pp. 117-139<br />
De totale <strong>de</strong>fensie-investering daalt <strong>voor</strong> alle benchmarklan<strong>de</strong>n. Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5% van zijn<br />
BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn (bench mark-<br />
lan<strong>de</strong>n).<br />
Kennisinvestering – Benchmark 218
Kennisinvesteringsquotes<br />
Figuur 4.3 Defensieon<strong>de</strong>rzoekuitgaven als percentage van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebegroting. 76<br />
Bron: Defensieon<strong>de</strong>rzoek en internationale samenwerking: Omgevingsanalyse Ministerie van Defensie, on<strong>de</strong>rsteund<br />
door TNO D&V, Ir. N. Pos en Drs. D.J.D. Wijnmalen, augustus 2006<br />
Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is circa 1%; dit<br />
is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die tussen 1,5% en 2% investeren. Ten slotte ter illustratie<br />
<strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> DF en contracton<strong>de</strong>rzoek (ontleend aan MLTP van TNO)<br />
76 het Duitse on<strong>de</strong>rzoeksbudget omvat alleen <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn, terwijl on<strong>de</strong>rzoeks budgetten van<br />
Canada, Ne<strong>de</strong>rland en Noorwegen tevens technologie<strong>de</strong>monstratie en kennisgebruik omvatten.<br />
Kennisinvestering – Benchmark 219
Figuur 4.4 Ontwikkelingen in DF en contractresearch bij TNO. Referentie MLTP TNO 2008.<br />
De meest recente ontwikkeling is dat er m.i.v. 2010 een eenmalige extra korting op <strong>de</strong> op <strong>de</strong> centrale S&T<br />
budgetten zal wor<strong>de</strong>n doorgevoerd van in totaal € 22 miljoen, daarvan komt € 17 miljoen ten laste van <strong>de</strong><br />
doelfinanciering en € 5 miljoen ten laste van het kennisgebruikbudget. Dit is in totaal circa 25% van het<br />
centrale S&T budget. De korting wor<strong>de</strong>n geïmplementeerd over een aantal jaren. 77<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale<br />
samenwerking<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />
Op basis van het rapport van HCSS en <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> internationale workshop zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
observaties van belang:<br />
❚ In het algemeen is er in alle lan<strong>de</strong>n een relatief grote afstand (communicatief en begripsmatig) tussen<br />
Defensieplanners en operationele mensen enerzijds en <strong>de</strong> S&T gemeenschap an<strong>de</strong>rzijds. Strategische<br />
gedachtewisselingen m.b.t. militaire doelen, mid<strong>de</strong>len en mogelijk kennisoplossingen zijn echter vitaal<br />
<strong>voor</strong> een effectieve en efficiënte inrichting van dagelijkse en meer lange termijn zaken. Door dit op een<br />
natuurlijke wijze te organiseren, wordt het effect en <strong>de</strong> appreciatie van S&T verbeterd, hetgeen positief<br />
kan bijdragen aan <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong> kennisinfrastructuur;<br />
❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n gebruiken een bre<strong>de</strong>re kennisbasis dan alleen hun eigen preferente kennisinstituten,<br />
zij streven nadrukkelijk naar wat open innovatie heet;<br />
❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n hebben goe<strong>de</strong> processen <strong>voor</strong> fast track procurement en fast track <strong>de</strong>velopment en<br />
gebruiken <strong>de</strong>ze regelmatig met succes;<br />
77 BVM 2010 maatregel inclusief taakstellen<strong>de</strong> subsidiekorting.<br />
Kennisinvestering – Benchmark 220
❚ De S&T on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n zijn divers georganiseerd, maar het S&T management<br />
is in alle gevallen als zelfstandige entiteit op een hoger niveau on<strong>de</strong>rgebracht in <strong>de</strong> organisatie dan<br />
in Ne<strong>de</strong>rland 78 ;<br />
❚ Uit <strong>de</strong> internationale workshop is gebleken dat in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n een nauwere samenwerking<br />
bestaat tussen operaties en S&T dan in Ne<strong>de</strong>rland, hetgeen in <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n leidt tot een<br />
scherpere focus op (systeem) conceptontwikkeling en experimenteren bij zowel <strong>de</strong> Defensie- als <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoeksgemeenschap. Dit wordt me<strong>de</strong> geïllustreerd door <strong>de</strong> aanwezigheid van OR&A expertise<br />
binnen <strong>de</strong> diverse organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in het buitenland.<br />
78 Noot: het gaat hier niet over gremia zoals <strong>de</strong> BKS.<br />
Kennisinvestering – Benchmark 221
5.<br />
Strategische functies in<br />
kennisgebie<strong>de</strong>n<br />
Kennisportefeuille<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />
Ie<strong>de</strong>re taxonomie is in beginsel een versimpel<strong>de</strong> representatie van een dynamische en complexe omgeving<br />
en heeft bovendien een zekere mate van willekeur in zich. Echter, <strong>de</strong> ervaringen die nationaal en internationaal<br />
zijn opgedaan met kennisportefeuillemanagement op basis van taxonomieën zijn positief; <strong>de</strong><br />
portefeuille kan er goed mee wor<strong>de</strong>n ingericht en beheerd.<br />
In <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie is <strong>de</strong> mens centraler komen te staan, is <strong>de</strong> terminologie aangepast en is er<br />
min<strong>de</strong>r sprake van <strong>de</strong> technologieoriëntatie zoals die bestaat bij <strong>de</strong> preferente externe kennisinfrastructuur<br />
(MARIN, NLR en TNO). Tenslotte is <strong>de</strong> afbakening tussen <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n geoptimaliseerd, me<strong>de</strong> op basis<br />
van praktische ervaring in het daadwerkelijk hanteren van <strong>de</strong> taxonomie. Als vertrekpunt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze exercitie<br />
is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie uit 2003 genomen.<br />
De nieuwe kennistaxonomie is gestructureerd op vier niveaus. Op het hoogste niveau is uitgegaan van<br />
<strong>de</strong> EOC’s en op het niveau daaron<strong>de</strong>r is een in<strong>de</strong>ling in zogenaam<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n (KGn; S&T areas)<br />
gehanteerd, net zoals in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie. Deze KGn spannen in beginsel het (potentiële) domein van<br />
<strong>de</strong>fensiespecifiek on<strong>de</strong>rzoek op; d.w.z. on<strong>de</strong>rzoek gekoppeld aan <strong>de</strong> missies en taken, militair vermogen en<br />
systemen, organisatie en werkwijze van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie. Er is overigens in toenemen<strong>de</strong> mate sprake<br />
van gebie<strong>de</strong>n waarop civiel on<strong>de</strong>rzoek een belangrijke rol speelt of zelfs dominant is, en waar meer en meer<br />
sprake is van toespitsing van het civiele on<strong>de</strong>rzoek in een specifieke militaire toepassing. De laatste twee<br />
niveaus zijn respectievelijk die <strong>de</strong> kenniselementen (KEn; S&T sub-areas) en <strong>de</strong> thema’s daarbinnen.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 222
De in<strong>de</strong>ling in KGn heeft een belangrijke mate van stabiliteit. Daardoor is het in beginsel mogelijk om<br />
een <strong>de</strong>rgelijke in<strong>de</strong>ling circa eens in <strong>de</strong> vijf jaar te actualiseren, tenzij er belangrijke verschuivingen in <strong>de</strong><br />
ambities, rollen, missies en taken van <strong>de</strong> krijgsmacht optre<strong>de</strong>n. Tenslotte zijn in <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie<br />
<strong>de</strong> inzichten en wensen van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers van Defensie verwerkt, alsme<strong>de</strong> die<br />
van <strong>de</strong> externe kennisinfrastructuur. 79 Vanzelfsprekend is <strong>de</strong> nieuwe taxonomie we<strong>de</strong>rom ingebed in <strong>de</strong><br />
internationale UK6 standaard van NAVO en EDA. Deze standaard is dusdanig fijnmazig en compleet dat<br />
aan actualisering min<strong>de</strong>r behoefte bestaat.<br />
Tabel 5.1 Nieuwe kennistaxonomie, niveau 1 & 2 met beschrijving op hoofdlijnen.<br />
Niveau 2 Niveau 1<br />
S&T Area Beschrijving Relevant EOC<br />
KG1 Defensie Analyse ❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het maken van <strong>de</strong>fensiebeleid,<br />
en het op langere termijn inrichten van <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>fensieorganisatie en <strong>de</strong> strijdkrachten.<br />
KG2 Voorzien-in,<br />
ontplooien en<br />
<strong>voor</strong>tzetten<br />
KG3 Menselijk<br />
presteren, welbevin<strong>de</strong>n<br />
en leefomgeving<br />
KG4 Commandovoering<br />
& Controle<br />
KG5 Omgevings-<br />
bewustzijn<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het <strong>voor</strong>zien in strijdkrachten,<br />
gereedheid, ontplooiing en <strong>voor</strong>zettingsvermogen<br />
van (actuele) operaties.<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het functioneren van <strong>de</strong> mens<br />
in <strong>de</strong> (operationele) keten in diverse<br />
(veeleisen<strong>de</strong>) rollen en omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
en enerzijds en het welbevin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
mens an<strong>de</strong>rzijds.<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van operationele besluit vorming en<br />
<strong>de</strong> daarmee verbon<strong>de</strong>n analyse in het theater<br />
en daarbuiten (reachback).<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het creëren van een tijdige,<br />
betrouwbare en relevante dynamische<br />
kennis van <strong>de</strong> relevante omgevings factoren,<br />
van <strong>de</strong> actoren daarin inclusief een zelfbeeld<br />
van <strong>de</strong> eigen toestand en interacties tussen<br />
<strong>de</strong> diverse omgevingsfactoren.<br />
❚ EOC1 Tijdige<br />
beschikbaarheid<br />
❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
inlichtingen<br />
❚ EOC1 Tijdige<br />
beschikbaarheid<br />
❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />
en mobiliteit<br />
❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />
logistieke ost.<br />
❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />
en mobiliteit<br />
❚ EOC4 Effectieve inzet<br />
❚ EOC5 Hoogwaardige<br />
commandovoering<br />
❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />
logistieke ost.<br />
❚ EOC7 Veiligheid<br />
en bescherming<br />
❚ EOC5 Hoogwaardige<br />
commandovoering<br />
❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
inlichtingen<br />
❚ EOC7 Veiligheid en<br />
bescherming<br />
79 D.m.v. interviews in mei 2009 met le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> R&D planningscommissie, vertegenwoordigers van <strong>de</strong> OPCO’s en vertegenwoordigers van NLR en TNO D&V.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 223
Niveau 2 Niveau 1<br />
S&T Area Beschrijving Relevant EOC<br />
KG6 Bescherming<br />
KG7 Wapens:<br />
Karakteristieken,<br />
Prestaties en Effecten<br />
KG8 Platformen:<br />
Karakteristieken,<br />
Prestaties en Effecten<br />
KG9 Netwerk Informatie<br />
& Infrastructuur<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het creëren van goe<strong>de</strong><br />
bescherming van militair personeel &<br />
burgers, platformen en systemen, en<br />
mogelijk ook civiele (kritische) infrastructuur<br />
door <strong>de</strong> gehele veiligheidsketen (preventie,<br />
respons en herstel).<br />
❚ Merk op dat cyber security/protection in KG9<br />
is on<strong>de</strong>rgebracht.<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van <strong>de</strong> volledige levenscyclus van<br />
wapensystemen en munitie, inclusief <strong>de</strong><br />
prestaties en <strong>de</strong> optimale mix. Dit kennisgebied<br />
bevat ook het niet-fysieke domein<br />
(informatie, mentaal en moreel).<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van <strong>de</strong> volledige cyclus van<br />
(militaire) platformen.<br />
❚ Kennis van concepten, mo<strong>de</strong>llen, gereedschappen<br />
en technieken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunen<br />
van het creëren, beheren en<br />
beschermen van hoogwaardige netwerken<br />
die netwerk on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong> operaties<br />
mogelijk maken.<br />
❚ De netwerken kunnen joint, combined<br />
en/of tussen diensten bestaan.<br />
Voor een volledig overzicht van <strong>de</strong> nieuwe taxonomie wordt verwezen naar annex 9.<br />
❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
inlichtingen<br />
❚ EOC7 Veiligheid en<br />
bescherming<br />
❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />
en mobiliteit<br />
❚ EOC5 Hoogwaardige<br />
commandovoering<br />
❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />
logistieke ost.<br />
❚ EOC7 Veiligheid<br />
en bescherming<br />
❚ EOC3 Ontplooibaarheid<br />
en mobiliteit<br />
❚ EOC5 Hoogwaardige<br />
commandovoering<br />
❚ EOC6 A<strong>de</strong>quate<br />
logistieke ost.<br />
❚ EOC7 Veiligheid en<br />
bescherming<br />
❚ EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
inlichtingen<br />
❚ EOC5 Hoogwaardige<br />
commandovoering<br />
❚ EOC7 Veiligheid en<br />
bescherming<br />
Bovenstaan<strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in kennisgebie<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> praktijk samenhangend, waarbij <strong>de</strong> verbinding en balans<br />
tussen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n van belang is zoals dat ook het geval is bij <strong>de</strong> EOCn. M.n. op <strong>de</strong> grensvlakken tussen<br />
<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n zijn vaak interessante en uitdagen<strong>de</strong> zaken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>, zowel <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek als <strong>de</strong><br />
toepassing ervan. Deze notie is consistent met <strong>de</strong> SKA die stelt dat on<strong>de</strong>rzoek met een multidisciplinair<br />
karakter aan belang wint.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 224
In tabel 5.2 zijn <strong>de</strong> samenhangen tussen KG en EOC uit tabel 5.1 met rijen en kolommen transparant<br />
weergegeven.<br />
Tabel 5.2 EOC en KG samenhangen<br />
KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 Totaal<br />
EOC1 X X 2<br />
EOC2 X X X X 4<br />
EOC3 X X X X 4<br />
EOC4 X 1<br />
EOC5 X X X X X 5<br />
EOC6 X X X X 4<br />
EOC7 X X X X X X 6<br />
Totaal 2 3 5 1 2 2 4 4 3<br />
De KGs met het grootste totaal (on<strong>de</strong>rste rij) zijn het meest multifunctioneel maar ook het minst specifiek<br />
(differentiërend) in relatie tot <strong>de</strong> EOCs. In beginsel is het totaal in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste rij geen maat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
hoeveelheid on<strong>de</strong>rzoek dat moet wor<strong>de</strong>n verricht. Het is echter wel een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eventuele<br />
toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n van on<strong>de</strong>rzoeksresultaten.<br />
De EOCs met het grootste totaal (rechter kolom) maken gebruik van een bre<strong>de</strong>re hoeveelheid kennis,<br />
en zijn dus het minste kennisspecifiek. Ook <strong>voor</strong> dit totaal geldt dat het in beginsel geen maat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
hoeveelheid on<strong>de</strong>rzoek dat zou moeten wor<strong>de</strong>n verricht. Wel is het een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mate van<br />
afhankelijkheid van bre<strong>de</strong> kennis.<br />
Defensiebelang<br />
Het Defensiebelang van <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n is op hoofdlijnen getoetst aan <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong> het nut<br />
en <strong>de</strong> noodzaak van Defensieon<strong>de</strong>rzoek. Ook is er per nieuw kennisgebied op hoofdlijnen een inschatting<br />
gemaakt van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> domeinkennis van <strong>de</strong> Defensieorganisatie. Dit is een indicatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> intensiteit<br />
van <strong>de</strong> begeleiding van on<strong>de</strong>rzoek. Indien er veel domeinkennis nodig is <strong>voor</strong> het verrichten van het<br />
on<strong>de</strong>rzoekswerk, zal er ook meer begeleidingscapaciteit van Defensie nodig zijn om het werk in goe<strong>de</strong><br />
banen te lei<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> interviews met alle relevante (functionele) behoeftestellers in mei 2009, is naar<br />
voren gekomen dat <strong>de</strong> kennisinstituten gemid<strong>de</strong>ld genomen een min<strong>de</strong>re goe<strong>de</strong> domeinkennis van<br />
Defensie hebben dan wenselijk is <strong>voor</strong> het leveren van maatwerk <strong>voor</strong> Defensie.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 225
Tabel 5.3 Inschatting van het Defensiebelang van <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie.<br />
KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9<br />
Uniciteit 2 3 2 2 2 2 3 2 1<br />
Noodzaak/relevantie 3 3 3 2 3 3 3 3 2<br />
Kwaliteit 2 2 3 2 2 3 2 3 2<br />
Toegankelijkheid* 3 3 1 2 3 2 2 2 2<br />
Onafhankelijkheid 3 3 3 3 3 3 3 3 3<br />
Flexibiliteit 3 2 1 1 2 2 3 3 2<br />
Gemid<strong>de</strong>ld belang 2,7 2,7 2,2 2 2,5 2,5 2,7 2,7 2<br />
Domeinkennis** 3 3 1 3 3 2 2 2 1<br />
* een goe<strong>de</strong> toegankelijkheid betekent een lage bijdrage aan het gewicht van het KG<br />
Belang metriek: 3=hoog<br />
2=mid<strong>de</strong>n<br />
1=laag<br />
** D.w.z. <strong>de</strong> kennis die men van het domein Defensie dient te hebben om het on<strong>de</strong>rzoek goed te kunnen doen<br />
Uit <strong>de</strong> rij “gemid<strong>de</strong>ld belang” van <strong>de</strong> inschattingstabel komt naar voren dat <strong>de</strong> nieuwe kennistaxonomie<br />
in voldoen<strong>de</strong> mate relevant is <strong>voor</strong> Defensie. Uit <strong>de</strong> rij “domeinkennis” kan wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>voor</strong><br />
kennisgebied 1, 2, 4 en 5 gemid<strong>de</strong>ld genomen 80 relatief veel begeleidingscapaciteit nodig is als het on<strong>de</strong>rzoek<br />
wordt verricht door een externe partij; <strong>voor</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n 3, 6, 7, 8 en 9 is gemid<strong>de</strong>ld genomen min<strong>de</strong>r<br />
begeleidings capaciteit nodig.<br />
Me<strong>de</strong> op basis van ervaringen in <strong>de</strong> huidige situatie en <strong>de</strong> bevindingen uit <strong>de</strong> internationale workshop<br />
verdient het aanbeveling Defensie S&T als separate competentie op te nemen in <strong>de</strong> Defensieorganisatie,<br />
en <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid daar<strong>voor</strong> hoog in <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie te beleggen net zoals dat het geval<br />
is in Australië, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Verenig<strong>de</strong> Staten en<br />
Zwe<strong>de</strong>n. Me<strong>de</strong> gelet op het anticiperend karakter als één van <strong>de</strong> dimensies van Defensie S&T, ligt het in <strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze competentie goed af te stemmen en te organiseren met <strong>de</strong> MIVD en eventueel ook <strong>de</strong> AIVD. S&T<br />
zou dan een vergelijkbare positie krijgen als DJZ en DRMV.<br />
Figuur 5.1 Waar<strong>de</strong>keten Defensie (conceptuele betekenis van S&T, separaat zichtbaar maken van S&T<br />
in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten is niet bedoeld)<br />
80 Gemid<strong>de</strong>ld genomen betekent dat er <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> praktijk zijn waaruit blijkt dat er van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> wordt afgeweken. D.w.z. dat er juist wel of juist<br />
geen begeleiding plaats vindt, afwijkend van wat het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zegt.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 226
Gelet op het belang van Defensie S&T <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gehele waar<strong>de</strong>keten van Defensie verdient het aanbeveling<br />
maatregelen te nemen om <strong>de</strong> utilisatie te verbeteren. Zo zou een criterium <strong>voor</strong> het toekennen van nieuw<br />
mid<strong>de</strong>llang en/of lange termijn on<strong>de</strong>rzoeksprogramma kunnen zijn dat er NU gebruik wordt gemaakt van<br />
<strong>de</strong> kennis en kun<strong>de</strong> die een aantal jaren gele<strong>de</strong>n is opgebouwd en in stand gehou<strong>de</strong>n binnen hetzelf<strong>de</strong><br />
thema en/of veld. Echter, ook meegewogen dient te wor<strong>de</strong>n een eventueel verwacht gebruik (na afronding<br />
van het programma na circa 4 jaar).<br />
M.a.w. als Defensie onvoldoen<strong>de</strong> oogst wat er jaren gele<strong>de</strong>n is gezaaid binnen een thema of veld (door<br />
bij<strong>voor</strong>beeld een min<strong>de</strong>r optimaal proces binnen Defensie zelf of een min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> aansluiting van<br />
on<strong>de</strong>rzoek dat wordt uitgevoerd door <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> behoefte van Defensie), dan is een nieuwe mid<strong>de</strong>llange<br />
en/of lange termijninvestering discutabel. Er zou<strong>de</strong>n in dat geval dan extra argumenten gegenereerd<br />
moeten wor<strong>de</strong>n om een verwacht gebruik in <strong>de</strong> toekomst aannemelijk te maken.<br />
Door Defensie S&T beter te verankeren in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten en het opnemen van kennis als volwaardig<br />
product in <strong>de</strong> BPB-procedures, en door <strong>de</strong> koppelvlakken met <strong>de</strong> traditionele kennisinstituten te optimaliseren<br />
kan een verbetering wor<strong>de</strong>n bewerkstelligd. Zo is uit <strong>de</strong> internationale workshop naar voren gekomen<br />
dat het huidige Ne<strong>de</strong>rlandse mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kennisinstituten te comfortabel is, m.a.w. er is een meer<br />
dienstbare instelling nodig waarin min<strong>de</strong>r wordt gere<strong>de</strong>neerd vanuit kennisopbouw en meer vanuit<br />
kennistoepassing en utilisatie. Deze verbeteringen zullen Defensie in staat stellen nog professioneler<br />
uitvoering te geven aan <strong>de</strong> opgedragen taken, nu en in <strong>de</strong> toekomst op zowel <strong>de</strong> kortere als langere termijn.<br />
Een interessant mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> het dienstbaar maken van on<strong>de</strong>rzoek aan operationele behoeften kan het<br />
inzetten van <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> Integrated Development Teams (IDT) zijn (staand beleid FTD) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeer<br />
korte termijn, gekoppeld aan gebruikersgroepen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> langere termijn (in <strong>de</strong> context van materieel).<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />
Het domein van militairspecifieke technologie, ontwikkeld en toegepast in een afgescherm<strong>de</strong>, door <strong>de</strong><br />
overheid gecontroleer<strong>de</strong> omgeving is sterk verkleind en zal ver<strong>de</strong>r krimpen. Voor het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
technologiegebie<strong>de</strong>n bepaalt <strong>de</strong> civiele wereld <strong>de</strong> aard en snelheid van innovatie. Slechts op een beperkt<br />
aantal gebie<strong>de</strong>n dient Defensie zelf, zo mogelijk met internationale partners, een sturen<strong>de</strong> en/of initiëren<strong>de</strong><br />
rol te spelen om gewenste of noodzakelijke innovaties van <strong>de</strong> grond te krijgen. Op <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />
dient een eigen, hoogwaardige nichecapaciteit van ‘diepe’ kennis te wor<strong>de</strong>n gehandhaafd of opgebouwd.<br />
In figuur 5.2 is weergegeven waar op R&D gebied wereldwijd investeringen plaatsvin<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong>fensie- en<br />
civiel gebied. Daaruit is af te lei<strong>de</strong>n, op hoofdlijnen, waar kennisontwikkeling hard gaat en waar min<strong>de</strong>r<br />
hard (er is een correlatie tussen <strong>de</strong> hoeveelheid budget en <strong>de</strong> snelheid van <strong>de</strong> kennisontwikkeling).<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 227
Figuur 5.2 Wereldwij<strong>de</strong> investeringen op S&T gebied (<strong>de</strong>fensie en civiel).<br />
Dit beeld van <strong>de</strong> snelheid van kennisontwikkeling wereldwijd, met een ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong><br />
nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> Defensie S&T sub areas (zie annex 9) op basis van <strong>de</strong> criteria uit tabel 5.3, zal een goed<br />
beeld kunnen geven van <strong>de</strong> eigen, hoogwaardige nichecapaciteit van ‘diepe’ en min<strong>de</strong>r diepe kennis.<br />
Voor mogelijk relevante on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften wordt verwezen naar enerzijds Hoofdstuk 4 Benchmark<br />
en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> annexen 6 en 9. De belangrijkste ro<strong>de</strong> draad <strong>voor</strong> toekomstige on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften van<br />
Defensie is tweeledig. Enerzijds met (bestaan<strong>de</strong>) kennis in staat zijn (snel) in te spelen op niet <strong>voor</strong>ziene<br />
(onverwachte) ontwikkelingen en an<strong>de</strong>rzijds te weten welke ontwikkelingen er in <strong>de</strong> wereld plaatsvin<strong>de</strong>n<br />
en te bepalen waar Abraham <strong>de</strong> Mosterd haalt, zie annexen 7 en 8. Dit vereist een voldoen<strong>de</strong> flexibel proces<br />
en een voldoen<strong>de</strong> breed inhou<strong>de</strong>lijk overzicht en analytisch vermogen.<br />
Voor <strong>de</strong> behoeftestelling en aanbesteding is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> passage 81 relevant.<br />
In het Kabinetsstandpunt Brugfunctie TNO en GTI’s 82 (BTG) van juli 2004 en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgangsrapportages BTG<br />
van november 2005 en <strong>de</strong>cember 2006 is vastgelegd dat het lange en mid<strong>de</strong>llange termijnon<strong>de</strong>rzoek bij<br />
TNO en <strong>de</strong> GTI’s dient te wor<strong>de</strong>n aangestuurd op basis van meerjarige programma’s. Deze programma’s<br />
wor<strong>de</strong>n ontwikkeld binnen een aantal bre<strong>de</strong>, veelal <strong>de</strong>partementsoverstijgen<strong>de</strong> maatschappelijke thema’s,<br />
waaron<strong>de</strong>r het thema “Defensie”. De instituutsfinanciering (basis-/doel-/missiefinanciering resp. -subsidie)<br />
wordt daarbij omgezet in programmafinanciering.<br />
Het implementatietraject BTG is in oktober 2005 van start gegaan. Per 1 januari 2010 dient <strong>de</strong> implementatie<br />
volledig te zijn afgerond. Dit betekent o.a. dat <strong>de</strong> financiering van TNO en GTI’s alsdan geheel dient te zijn<br />
gekoppeld aan programma’s <strong>voor</strong> kennis als vermogen en programma’s <strong>voor</strong> beleids- en toepassingsgerichte<br />
kennis.<br />
81 Deze passage is aangebo<strong>de</strong>n door ir. R.F.M.J. Broe<strong>de</strong>rs (DR&D).<br />
82 GTI’s = Grote Technologische Instituten<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 228
De aansturing van het mid<strong>de</strong>llange en lange termijn <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bij TNO vindt al geruime tijd<br />
groten<strong>de</strong>els op basis van programma’s plaats. Dit geldt echter nog niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aansturing van het<br />
zogenaam<strong>de</strong> basisverkennend on<strong>de</strong>rzoek (<strong>de</strong>el van kennis als vermogen). Op dit punt zal <strong>de</strong> aansturing<br />
moeten wor<strong>de</strong>n aangepast.<br />
Bij het NLR is pas kort gele<strong>de</strong>n gestart met <strong>de</strong> invoering van programma-aansturing. De programma’s<br />
t.b.v. Defensie wor<strong>de</strong>n thans uit <strong>de</strong> basissubsidie NLR gefinancierd, groten<strong>de</strong>els afkomstig van Verkeer en<br />
Waterstaat, met een kleine bijdrage van Defensie. Daarnaast wor<strong>de</strong>n ook kennisinvesteringen bij het NLR<br />
rechtstreeks door Defensie gefinancierd (o.a. het <strong>voor</strong>malig werkplan Koninklijke Luchtmacht). Het lange<br />
en mid<strong>de</strong>llange termijn <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bij het MARIN wordt meegenomen bij <strong>de</strong> TNO-programmering<br />
en wordt uit <strong>de</strong> TNO-doelfinanciering betaald.<br />
Het is thans zinvol <strong>de</strong> aansturing en financiering van het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek (resp.<br />
kennis als vermogen en kennis <strong>voor</strong> beleid en toepassing) nog eens integraal te bezien en <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong><br />
budgettoewijzing aan <strong>de</strong>ze activiteiten en aan technologieontwikkeling 83 in kaart te brengen.<br />
Om per 1 januari 2010 volledig aan <strong>de</strong> BTG eisen te kunnen voldoen, zal <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> planningsron<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> R&D programmering al geheel volgens <strong>de</strong> nieuwe systematiek moeten verlopen. Dit betekent o.a. dat al<br />
dit najaar programmacontouren <strong>voor</strong> kennis als vermogen (lange termijn on<strong>de</strong>rzoek) door <strong>de</strong> instituten<br />
zullen moeten wor<strong>de</strong>n ingediend.<br />
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />
Door het gericht intern en extern oplei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers in met zorg gekozen vakgebie<strong>de</strong>n,<br />
kan <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigheid en het absorptievermogen van geavanceer<strong>de</strong> kennis toenemen en kan aldus ook<br />
een betere valorisatie wor<strong>de</strong>n bewerkstelligd van <strong>de</strong> kennisinvestering. In een <strong>de</strong>rgelijk mo<strong>de</strong>l zou een<br />
kortere of langere <strong>de</strong>tachering (horizontale doorstroom) van <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werkers bij een intern of extern<br />
kennisinstituut een goe<strong>de</strong> praktische oplossing kunnen zijn. Deze werkwijze biedt diverse mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
en <strong>voor</strong><strong>de</strong>len: enerzijds <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieme<strong>de</strong>werker die zich door on<strong>de</strong>rzoek en/of studie kan verdiepen<br />
en <strong>de</strong>skundiger wordt (en een aanvullend netwerk kan opdoen); an<strong>de</strong>rzijds <strong>voor</strong> Defensie, waarbij<br />
kennis behoud en investering <strong>voor</strong><strong>de</strong>len biedt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> relatie met externe kennisinstituten. Voorts wordt <strong>de</strong><br />
implementatie van kennis in het operationele proces aldus verbeterd en wor<strong>de</strong>n tevens <strong>de</strong> kennisinstituten<br />
meer gericht aangestuurd op on<strong>de</strong>rzoeksvragen, einddoelen en mogelijkhe<strong>de</strong>n. Ook toekomstige <strong>voor</strong><strong>de</strong>len<br />
zoals verdiepend inzicht in on<strong>de</strong>rzoeksontwikkelingen en <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong>fensiekennis uit te wisselen<br />
met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n wordt hiermee verbeterd.<br />
Als leidraad <strong>voor</strong> het opbouwen en in stand hou<strong>de</strong>n van een interne kennisbasis dient te wor<strong>de</strong>n gehanteerd<br />
dat kennis en kun<strong>de</strong> die (relatief ) veel domeinkennis vereist, intern <strong>de</strong> Defensieorganisatie beschikbaar is,<br />
of beschikbaar komt. Hier<strong>voor</strong> dienen extra financiële mid<strong>de</strong>len te wor<strong>de</strong>n vrijgemaakt door Defensie. Deze lijn past<br />
goed in het nieuwe paradigma van Defensie om te streven naar meer wetenschappelijk opgelei<strong>de</strong> officieren.<br />
Het ligt in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze wetenschappelijke educatie gestalte en inhoud te geven op <strong>de</strong> NLDA, eventueel in<br />
nauw overleg met civiele hogescholen en universiteiten.<br />
In bovenstaan<strong>de</strong> context gaat het <strong>voor</strong>al om die on<strong>de</strong>rwerpen die dicht bij Defensie staan, zoals<br />
Operationele Research en Analyse, analyse van strategische en conceptuele ontwikkelingen op in beginsel<br />
alle <strong>voor</strong> Defensie relevante gebie<strong>de</strong>n (dus niet alleen technologie) en <strong>de</strong> militaire impact daarvan (inclusief<br />
disruptieve ‘civiele’ kennis en kun<strong>de</strong>), rechtstreekse on<strong>de</strong>rsteuning met kennis en kun<strong>de</strong> bij actuele<br />
operaties, enzo<strong>voor</strong>ts. De daadwerkelijke on<strong>de</strong>rsteuning dient in <strong>de</strong>rgelijke gevallen niet van <strong>de</strong> NLDA<br />
te komen, dit is primair een opleidingsinstituut. De on<strong>de</strong>rsteuning dient te komen van een aan <strong>de</strong> NLDA<br />
verbon<strong>de</strong>n Defensiekenniscentrum, van waaruit <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers (tij<strong>de</strong>lijk) kunnen wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>tacheerd<br />
bij het Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el dat zij met kennis en kun<strong>de</strong> dienen bij te staan. De vernieuwing van kennis in<br />
83 Kennis als vermogen, kennis <strong>voor</strong> beleid en toepassing en technologieontwikkeling vormen samen <strong>de</strong> kennisinvesteringen. Kennisexploitatie resp.<br />
kennisgebruik wordt ver<strong>de</strong>r buiten beschouwing gelaten.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 229
een <strong>de</strong>rgelijk kenniscentrum krijgt i<strong>de</strong>aliter gestalte door het rouleren van kenniswerkers tussen <strong>de</strong><br />
Defensieorganisatie, <strong>de</strong> NLDA en eventueel an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksinstellingen zoals universiteiten en <strong>de</strong><br />
kennisinstituten. De kracht van een <strong>de</strong>rgelijke aanpak is <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse kennismaking ‘met elkaars<br />
werel<strong>de</strong>n’ en <strong>de</strong> directe verbindingen en menselijke netwerken die ontstaan.<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />
Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />
Het on<strong>de</strong>rscheid tussen ‘kennisopbouw’ en ‘kennistoepassing’ blijkt in <strong>de</strong> praktijk steeds min<strong>de</strong>r vruchtbaar.<br />
Zo is er nu meer behoefte aan integrale innovatietrajecten die ‘van uitdaging tot oplossing’ wor<strong>de</strong>n<br />
bena<strong>de</strong>rd, in plaats van <strong>de</strong> traditionele ‘autonome’ kennisontwikkeling met pas achteraf aandacht <strong>voor</strong> een<br />
eventuele toepassing.<br />
De uitzenddruk op <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>rstreept <strong>de</strong> noodzaak nog eens van ‘fast track’ ontwikkeling<br />
en verwerving. Het financiële systeem binnen Defensie is echter nog gebaseerd op <strong>de</strong> traditionele budgetten<br />
<strong>voor</strong> kennisopbouw en -gebruik. Uit <strong>de</strong> internationale workshop is naar voren gekomen dat het<br />
wenselijk is dit systeem te flexibiliseren. Echter, daar<strong>voor</strong> is het wel noodzakelijk om een evenwichtige<br />
ver<strong>de</strong>ling aan te brengen in lange termijn verkenningen naar nieuwe concepten, risico’s en eigen mogelijkhe<strong>de</strong>n;<br />
mid<strong>de</strong>llange termijn bijdragen aan ontwikkeling van militair vermogen; en korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning<br />
van <strong>de</strong> bedrijfsvoering.<br />
Uit contacten met lan<strong>de</strong>n die vergelijkbaar zijn met Ne<strong>de</strong>rland is naar voren gekomen dat een goe<strong>de</strong><br />
verhouding in kennisinvestering als volgt is: 15% lange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 35% mid<strong>de</strong>llange termijn<br />
bijdragen en 50% korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning. Deze korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning zou kunnen komen uit<br />
mid<strong>de</strong>len die functionele behoeftestellers daar<strong>voor</strong> vrij zou<strong>de</strong>n moeten maken. Dit leidt echter vaak tot een<br />
spanningsveld met an<strong>de</strong>re vaak op directe aanschaf gebaseer<strong>de</strong> behoeften. Dit zet <strong>de</strong> utilisatie on<strong>de</strong>r druk<br />
en gelet op het belang van utilisatie is het daarom daarnaast essentieel dat er in an<strong>de</strong>re, min<strong>de</strong>r door <strong>de</strong><br />
waan van <strong>de</strong> dag gedreven organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, ook (beschei<strong>de</strong>n) mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n vrijgemaakt <strong>voor</strong><br />
korte termijnon<strong>de</strong>rsteuning. Organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len die daar<strong>voor</strong> in aanmerking komen zijn: <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r<br />
genoem<strong>de</strong> aan het NLDA gelieer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> Defensie kenniscentrum, <strong>de</strong> MIVD en <strong>de</strong> DMO. Indien er<br />
binnen <strong>de</strong> DMO een goed systeem <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n komt <strong>voor</strong> het transparant administreren van materieeltechnologieontwikkeling<br />
zal, blijken dat een (groot) <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gewenste 50% al besteed wordt. Het ligt in<br />
<strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong>ze gegevens beschikbaar komen met het in gebruik nemen van SPEER in <strong>de</strong><br />
Defensieorganisatie.<br />
Kennisinvesteringsprofielen<br />
De nieuwe kennistaxonomie is ter illustratie afgebeeld op <strong>de</strong> 5 thema’s van <strong>de</strong> SKA, en tevens is er een<br />
relatie gelegd naar <strong>de</strong> investeringsprofielen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n. Dit is gedaan op basis van <strong>de</strong><br />
huidige on<strong>de</strong>rzoeksprogrammering van <strong>de</strong> doelfinanciering (R&D plan 2010).<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 230
Tabel 5.3 SKA thema’s afgebeeld op nieuwe kennistaxonomie<br />
SKA Thema KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9<br />
C2 en Inlichtingen X X X 25<br />
NNI X 7<br />
Wapens en<br />
Effecten<br />
X X 12<br />
Bescherming X X X 43<br />
Inzet &<br />
<strong>voor</strong>tzettingsvermogen<br />
Indicatie<br />
omvang (%)<br />
X X X 13<br />
6 7 11 5 20 18 12 13 8 100<br />
Indicatie<br />
omvang (%)<br />
KG1 Defensie Analyse; KG2 Voorzien-in, ontplooiing & <strong>voor</strong>tzettingsvermogen; KG3 Menselijk presteren en welbevin<strong>de</strong>n; KG4<br />
Commandovoering & controle; KG5 Omgevingsbewustzijn; KG6 Bescherming; KG7 Wapens: karakteristieken, prestaties en<br />
effecten; KG8 Platformen: karakteristieken, prestaties en effecten; KG9 Netwerken, informatie & Infrastructuur<br />
De percentages geven een eerste <strong>voor</strong>zichtige indicatie <strong>voor</strong> een investeringsprofiel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe<br />
kennisgebie<strong>de</strong>n, op basis van <strong>de</strong> huidige situatie. Het gebruiksprofiel is thans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie<br />
onbekend, i.v.m. het ontbreken binnen Defensie van <strong>de</strong>ze belangrijke data.<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en internationale<br />
samenwerking<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />
De veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie op veiligheid vraagt om het opbouwen, in stand hou<strong>de</strong>n en exploiteren van een<br />
gezamenlijke kennisbasis van Defensie, BZK en Justitie. Op <strong>de</strong>ze wijze kunnen overlappen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften<br />
en kennisgebie<strong>de</strong>n doelmatig wor<strong>de</strong>n geadresseerd en lasten wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld. De volgen<strong>de</strong><br />
initiële gemeenschappelijke thema’s zijn on<strong>de</strong>rkend: <strong>de</strong>tectie van objecten en personen inclusief<br />
i<strong>de</strong>ntifi catie; <strong>de</strong>tectie van sporen en van CBRN mid<strong>de</strong>len; informatieanalyse, informatiesystemen en<br />
communicatie mid<strong>de</strong>len; informatiebeveiliging; persoonlijke bescherming; en integrale kleding en<br />
uitrusting. 84<br />
Zo kan goed omgaan met onzekerheid flexibel en doelmatig wor<strong>de</strong>n gefaciliteerd door gebruik te maken<br />
van strategische allianties, zowel nationaal als internationaal. En kosten en on<strong>de</strong>rwerpen zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n ‘ver<strong>de</strong>eld’, zodat er <strong>voor</strong> we<strong>de</strong>rzijdse partijen een win-win situatie ontstaat.<br />
Het verdient aanbeveling om allianties van overheid, kennisaanbie<strong>de</strong>rs en industrie aan een na<strong>de</strong>r<br />
on<strong>de</strong>rzoek te on<strong>de</strong>rwerpen. In <strong>de</strong> context van <strong>de</strong> internationalisering van <strong>de</strong> SKA zal een internationale<br />
vervolg workshop wor<strong>de</strong>n georganiseerd om te on<strong>de</strong>rzoeken wat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn om met een aantal<br />
gelijkgezin<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n tot afstemming te komen. De volgen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zijn het meest interessant <strong>voor</strong><br />
internationale samenwerking: Australië, Canada, Duitsland, Noorwegen, en het Verenigd Koninkrijk,<br />
84 Zie ICMS WG6 Eindrapport “Een gemeenschappelijke kennisbasis <strong>voor</strong> DEF en BZK”.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 231
mogelijk aangevuld met België, Frankrijk, Israël, <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> annex 8 zijn na<strong>de</strong>re<br />
<strong>de</strong>tails opgenomen.<br />
Daarbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een structurele samenwerking<br />
in een aantal gezamenlijk geselecteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n waar lan<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld moeite<br />
hebben om ‘het hoofd boven water te hou<strong>de</strong>n’. 85 On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> figuur geeft dit grafisch weer.<br />
Figuur 5.3 Grafische weergave samenwerkingsmo<strong>de</strong>l tussen<br />
Zo kan bij<strong>voor</strong>beeld wor<strong>de</strong>n gedacht aan structurele uitwisseling (tij<strong>de</strong>lijke en regelmatige <strong>de</strong>tachering) van<br />
on<strong>de</strong>rzoekers in (we<strong>de</strong>rzijdse) subkritische gebie<strong>de</strong>n. Om een <strong>de</strong>rgelijke aanpak te implementeren dient<br />
gebruik gemaakt te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> annexen 9 en 10. Daarbij is <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> samenwerking van <strong>de</strong><br />
sub-gebie<strong>de</strong>n, op basis van <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling van samenwerkingsvormen uit het EUROPA 86 MOU instructief:<br />
❚ informatie-uitwisseling,<br />
❚ gemeenschappelijk uitgevoerd S&T, inclusief technologie<strong>de</strong>monstratie,<br />
❚ uitvoeren van gemeenschappelijke testen en/of experimenten,<br />
❚ uitwisselen van wetenschappelijke materialen en/of materieel,<br />
❚ beschikbaar stellen van tijd bij speciale nationale on<strong>de</strong>rzoeksfaciliteiten,<br />
❚ <strong>de</strong>tachering of uitwisseling van wetenschappelijk personeel,<br />
❚ an<strong>de</strong>re vormen van S&T samenwerking zoals gezamenlijk overeengekomen.<br />
Een goed <strong>voor</strong>beeld van samenwerking tussen overheid en industrie op het gebied van CBRN 87 zijn<br />
strategische allianties met <strong>de</strong> farmaceutische industrie, zoals die figureren in on<strong>de</strong>rmeer het VK.<br />
85 De on<strong>de</strong>rzoeksgebie<strong>de</strong>n hebben te weinig mensen, ze zijn subkritisch.<br />
86 European Un<strong>de</strong>rstandings for Research Organisation, Programmes and Activities (EUROPA)<br />
87 Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 232
Ambities (strategische functies/<br />
krijgsmachtprofielen)<br />
Zoals uit paragraaf 3.4 is gebleken, wordt <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksportefeuille niet of nauwelijks in <strong>de</strong> breedte<br />
beïnvloed door <strong>de</strong> strategische functies en <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen. Wel kan er binnen een kennisgebied<br />
een an<strong>de</strong>re focus ontstaan, maar dit doet aan <strong>de</strong> investering in dat gebied als zodanig niets af.<br />
Een eerste indicatie van mogelijk relevante on<strong>de</strong>rwerpen van on<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies is<br />
opgenomen in annex 6. Gelet op <strong>de</strong> graad van <strong>de</strong>tail wordt kortheidshalve verwezen naar <strong>de</strong>ze annex.<br />
De <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>de</strong> Defensie kennisinvesteringen begint zorgelijke vormen aan te nemen zoals al is<br />
geconstateerd in hoofdstuk 3. Het is dan ook verstandig <strong>de</strong>ze te herstellen, me<strong>de</strong> ook omdat Ne<strong>de</strong>rland uit<br />
<strong>de</strong> pas loopt met vergelijkbare bondgenoten en <strong>de</strong> aantrekkelijkheid als internationale samenwerkingspartner<br />
in gevaar komt.<br />
Echter, ook <strong>de</strong> applicatiegraad van het huidige on<strong>de</strong>rzoek is een punt van aandacht. Zo is het aanbrengen<br />
van een beter evenwicht in investeringen nodig. Dit kan door lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek te<br />
reduceren en tegelijkertijd budgetten <strong>voor</strong> korte termijn kennisgebruik en consultancy te introduceren, bij<br />
<strong>voor</strong>keur bij alle functioneel beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken. Daarmee wordt ook <strong>de</strong> complicatie dat Defensie<br />
geen goed overzicht heeft op het gebruik van opgebouw<strong>de</strong> kennis on<strong>de</strong>rvangen. Het korte termijn<br />
kennisgebruik en consultancy budget dient met een hoger tempo te stijgen dan <strong>de</strong> reductie van <strong>de</strong> lange<br />
en mid<strong>de</strong>llange termijn budgetten. Het korte termijnbudget moet dicht bij <strong>de</strong> gebruiker wor<strong>de</strong>n belegd<br />
en moet zeer soepel en snel kunnen wor<strong>de</strong>n ingezet, bij<strong>voor</strong>beeld via raamcontracten.<br />
Kennisinvestering – Strategische functies in kennisgebie<strong>de</strong>n 233
6.<br />
Conclusies<br />
Kennisportefeuille<br />
Kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n (taxonomie)<br />
❚ De nieuwe kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n stellen <strong>de</strong> mens en het milieu meer centraal.<br />
Ook sluit <strong>de</strong> nieuwe naamgeving beter aan bij <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />
❚ De afbakening tussen <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n is geoptimaliseerd, op basis van<br />
praktische ervaring met het hanteren van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> taxonomie.<br />
❚ Alle vertegenwoordigers van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers en van <strong>de</strong> kennisinstituten<br />
kunnen zich goed vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nieuwe taxonomie.<br />
Defensiebelang<br />
❚ De Ne<strong>de</strong>rlandse Krijgsmacht is één van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnste krijgsmachten ter wereld en is zeer goed op haar<br />
taken berekend door jarenlang continu te investeren in hoogwaardige kennis en kun<strong>de</strong>, door <strong>de</strong>ze zelf<br />
te ontwikkelen, te laten ontwikkelen bij <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en door te (laten) volgen wat <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n doen en daar van<br />
te leren.<br />
❚ Investeringen in Defensie S&T geven een <strong>voor</strong>sprong in <strong>de</strong> tijd ten opzichte van lan<strong>de</strong>n die dat niet doen.<br />
De hoogwaardigheid van materieel dat een land ontwikkelt, is gebaseerd op een Defensie R&D inspanning<br />
van circa 25 jaar daar<strong>voor</strong>. Dat geldt ook <strong>voor</strong> materieel dat van <strong>de</strong> plank wordt gekocht, want<br />
materieelaanschaf is gebaseerd op eigen inzichten en expertises. Als <strong>de</strong>ze zijn verou<strong>de</strong>rd, leidt dat tot<br />
min<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn en min<strong>de</strong>r geschikt materieel.<br />
Kennisinvestering – Conclusies 234
❚ Bij asymmetrische dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten is <strong>de</strong> dynamiek niet- rationeel en<br />
verschuift <strong>de</strong> focus naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren, reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />
(anticiperend vermogen), daarnaast blijven <strong>de</strong> kwaliteit en samenstelling van het materieel<br />
van <strong>de</strong> krijgsmacht van belang.<br />
❚ Er blijkt relatief weinig te wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd in EOC7 Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning. Ook in EOC3 Mobiliteit<br />
en ontplooibaarheid wordt relatief weinig geïnvesteerd. In EOC1 Tijdige beschikbaarheid, EOC4 Effectieve<br />
inzet en EOC7 Zelfbescherming wordt het meeste geïnvesteerd. De investeringen in <strong>de</strong>ze drie EOCs zijn<br />
vergelijkbaar in omvang.<br />
❚ Tenslotte bevin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> investeringen in EOC2 Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen en EOC5 Hoogwaardige<br />
communicatie zich in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nmoot. De investeringen in <strong>de</strong>ze twee EOCs zijn eveneens vergelijkbaar<br />
in omvang.<br />
❚ Het on<strong>de</strong>rzoek dat Defensie laat verrichten uit <strong>de</strong> budgetten die DR&D beheert, richt zich in <strong>de</strong> huidige<br />
situatie hoofdzakelijk op materieelgeoriënteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen; <strong>de</strong> grootste behoeftestellers in <strong>de</strong>ze<br />
context zijn <strong>de</strong> Defensiestaf en <strong>de</strong> Defensiematerieelorganisatie.<br />
❚ Het blijkt dat <strong>voor</strong> het strategische besturings- en beleidsniveau aanzienlijk min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek wordt<br />
verricht dan <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rsteunings- en implementatieniveau en het uitvoeren<strong>de</strong> niveau. Dit is in <strong>de</strong><br />
context van strategische onzekerheid en niet- rationele dynamiek van vele dreigingen een min<strong>de</strong>r<br />
gewenste situatie. 88 Tenslotte is gebleken dat er verhoudingsgewijs meer aandacht uitgaat naar het<br />
formuleren van <strong>de</strong> S&T programma’s dan naar <strong>de</strong> begeleiding ervan, en dat ook <strong>de</strong> utilisatie van Defensie<br />
S&T resultaten relatief min<strong>de</strong>r aandacht krijgt. Deze onevenwichtigheid verdient bijstelling door<br />
enerzijds beter aan te sluiten bij <strong>de</strong> projecten van Defensie (zodat begeleidingscapaciteit beschikbaar is)<br />
en an<strong>de</strong>rzijds door rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijdshorizon waarmee organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len werken.<br />
❚ De benchmarklan<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> internationale workshop beste<strong>de</strong>n (procesmatig) meer aandacht aan fast track<br />
procurement en fast track <strong>de</strong>velopment dan Ne<strong>de</strong>rland. Ook hou<strong>de</strong>n zij meer toezicht op <strong>de</strong> daadwerkelijke<br />
toepassing van on<strong>de</strong>rzoeksresultaten, zodat <strong>de</strong> utilisatie beter is geborgd dan in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
❚ Door <strong>de</strong> continue investering in <strong>de</strong> kennisbases vertegenwoordigt <strong>de</strong>ze een kapitale waar<strong>de</strong>. Het<br />
onvoldoen<strong>de</strong> gebruiken van <strong>de</strong>ze basis, dan wel het onvoldoen<strong>de</strong> investeren erin zou al gauw kunnen<br />
neerkomen op kapitaalvernietiging.<br />
Behoeften, behoeftestelling en aanbesteding<br />
❚ Binnen Defensie is re<strong>de</strong>lijk goed bekend op welke gebie<strong>de</strong>n kennisontwikkeling plaatsvindt,<br />
daarentegen ontbreekt een algeheel overzicht <strong>voor</strong> kennisgebruik. 89<br />
❚ Ondanks het feit dat <strong>de</strong> Defensieorganisatie meer aandacht besteedt aan vraagformulering dan aan<br />
begeleiding van on<strong>de</strong>rzoek, heeft Defensie gemid<strong>de</strong>ld genomen moeite met het articuleren van<br />
on<strong>de</strong>rzoeksvragen op m.n. <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange termijn. Dit heeft <strong>de</strong>els te maken met het kleiner<br />
wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> organisatie en het daardoor ero<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>skundigheid, maar het wordt ook veroorzaakt<br />
doordat kennis niet formeel 90 als volwaardig product is opgenomen in <strong>de</strong> BPB-procedures en aldus niet<br />
is verankerd in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> Defensieorganisatie.<br />
❚ De kracht van directe verbindingen kan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> functionele behoeftestellers zeer goed werken. De<br />
kennisnetwerken zijn in <strong>de</strong>ze context goe<strong>de</strong> fora <strong>voor</strong> algemene informatie-uitwisseling, maar zijn<br />
geapprecieerd als te vrijblijvend en te omvangrijk van opzet <strong>voor</strong> concreet en relevant maatwerk.<br />
❚ On<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen kunnen het beste beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n door een commissie die bestaat uit<br />
wetenschappers én <strong>de</strong> directe afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />
❚ Voor behoeftestelling en aanbesteding kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat alle lan<strong>de</strong>n zoeken naar metho<strong>de</strong>n<br />
om flexibel te kunnen inspelen op <strong>de</strong> civiele ontwikkelingen en dat daarbij bre<strong>de</strong>r wordt gekeken dan<br />
binnen <strong>de</strong> eigen kennisinstituten.<br />
88 Het projectbudget van <strong>de</strong> Verkenningen is slechts recent en (naar verwachting) tij<strong>de</strong>lijk van aard.<br />
89 De Aanwijzing SG terzake heeft zijn draai in <strong>de</strong> praktijk (nog) niet gevon<strong>de</strong>n.<br />
90 D.w.z. het begelei<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoek en het stellen van on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften maakt geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> taakomschrijving van<br />
Defensiefunctionarissen. Wel is het subtakenbesluit van <strong>de</strong> AOD conform aangepast.<br />
Kennisinvestering – Conclusies 235
Kennisinfrastructuren (interne kennisbases)<br />
❚ In het algemeen bestaat in alle lan<strong>de</strong>n een relatief grote afstand, in communicatief en begripsmatig,<br />
opzicht tussen Defensieplanners en operationele mensen enerzijds en <strong>de</strong> S&T gemeenschap an<strong>de</strong>rzijds.<br />
Strategische gedachtewisselingen met betrekking tot militaire doelen, mid<strong>de</strong>len en mogelijk kennisoplossingen<br />
zijn echter vitaal <strong>voor</strong> een effectieve en efficiënte inrichting van dagelijkse en meer lange<br />
termijn zaken. Door dit op een natuurlijke wijze te organiseren, door enerzijds beter aan te sluiten bij<br />
<strong>de</strong> projecten van Defensie (zodat begeleidingscapaciteit beschikbaar is) en an<strong>de</strong>rzijds door rekening te<br />
hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijdshorizon waarmee organisatieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len werken, wordt het effect en <strong>de</strong> appreciatie<br />
van S&T verbeterd, hetgeen kan bijdragen aan <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong> kennisinfrastructuur.<br />
❚ De S&T on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n zijn divers georganiseerd, maar het S&T management is in<br />
alle gevallen op een hoger zelfstandig niveau on<strong>de</strong>rgebracht in <strong>de</strong> organisatie dan in Ne<strong>de</strong>rland. M.a.w.<br />
<strong>de</strong> strategische kennisfunctie zou in <strong>de</strong> organisatie kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgebracht op een vergelijkbare<br />
wijze als DJZ en DRMV.<br />
❚ In <strong>de</strong> benchmarklan<strong>de</strong>n bestaat een nauwere samenwerking tussen operaties en S&T dan in Ne<strong>de</strong>rland,<br />
wat in <strong>de</strong> vergelijkbare lan<strong>de</strong>n leidt tot een scherpere focus op systeem- en conceptontwikkeling en<br />
experimenteren bij zowel <strong>de</strong> Defensie- als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgemeenschap. 91<br />
❚ De interne kennisbases van Defensie zijn gemid<strong>de</strong>ld genomen aan erosie on<strong>de</strong>rhevig door enerzijds<br />
het krimpen van <strong>de</strong> organisatie en an<strong>de</strong>rzijds, en daarmee verband hou<strong>de</strong>nd, een tamelijk beperkt<br />
Defensiebudget.<br />
❚ Binnen <strong>de</strong> Defensieorganisatie is steeds min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit beschikbaar <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />
dat ver<strong>de</strong>r af staat bij <strong>de</strong> kerntaken van <strong>de</strong> functionele behoeftestellers. Daarmee komt het absorberend<br />
vermogen van kennis door <strong>de</strong> Defensieorganisatie on<strong>de</strong>r druk te staan. Ook is <strong>de</strong> tijd waarop het<br />
on<strong>de</strong>rzoek tot toepasbare resultaten moet lei<strong>de</strong>n, verkort.<br />
Hoogte en samenstelling van financieringsmid<strong>de</strong>len<br />
Kennisinvesteringsquote en -budgetten<br />
❚ De hoogte van een kennisinvestering blijkt niet éénduidig en op rationele gron<strong>de</strong>n vast te stellen,<br />
het is een strategisch besluit van <strong>de</strong> politieke en ambtelijke leiding. Dit geldt <strong>voor</strong> alle hoogwaardige kennisintensieve<br />
organisaties, dus ook <strong>voor</strong> Defensie.<br />
❚ Een onvoldoend grote kennisinvestering leidt tot grotere risico’s en verlies van invloed op belangrijke<br />
zaken. Voor een hoogwaardig bedrijf als Defensie kunnen <strong>de</strong> consequenties ernstig zijn, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
laagwaardiger materieel, het onnodig verlies van materieel, het onnodig belasten van het milieu,<br />
meer persoonlijk leed, en in het ergste geval vermijdbaar sneuvelen.<br />
❚ De totale <strong>de</strong>fensie-investering daalt <strong>voor</strong> alle benchmarklan<strong>de</strong>n. Ne<strong>de</strong>rland investeert circa 1,5%<br />
van zijn BNP in Defensie, dit is globaal hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong> lan<strong>de</strong>n die met Ne<strong>de</strong>rland vergelijkbaar zijn.<br />
❚ Het percentage van het Defensiebudget dat Ne<strong>de</strong>rland investeert in kennisontwikkeling is circa 1%;<br />
dit is significant lager dan vergelijkbare lan<strong>de</strong>n, die circa 2% investeren. 92<br />
Kennisinvesteringsprofielen<br />
❚ Binnen <strong>de</strong> DR&D budgetten ligt <strong>de</strong> nadruk van <strong>de</strong> applicatietijdshorizon op <strong>de</strong> lange en mid<strong>de</strong>llange<br />
termijn. Er is min<strong>de</strong>r aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> korte termijn en <strong>voor</strong> utilisatie.<br />
❚ Het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> investeringsprofiel (2006-2009) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huidige situatie, uitgedrukt in gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
percentages over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n, geeft het volgen<strong>de</strong> beeld.<br />
91 Dit beeld wordt tevens bevestigd door <strong>de</strong> Compounds studie van DRMV, waarin is vastgesteld dat Canada en <strong>de</strong> VS veel investeren in milieugerelateer<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen.<br />
92 Er is geen lineair verband tussen <strong>de</strong> hoogte van het percentage en <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> militaire industrie (Noorwegen zit ook op 2%).<br />
Kennisinvestering – Conclusies 236
KG1 KG2 KG3 KG4 KG5 KG6 KG7 KG8 KG9 KG10 KG11<br />
DF investering M H M L M H H M L L M<br />
TO investering H M L L H L L L M M L<br />
KG1 Sensoren, KG2 Genereren omgevingsbeeld, KG3 Operationele besluitvorming, KG4 Communicatie, KG5 Platforms, KG6<br />
Wapens en munitie, KG7 Bescherming, KG8 CBRN <strong>de</strong>tectie & bescherming, KG9 Logistiek en LCM, KG10 Beleid en planning,<br />
KG11 Personele inzetbaarheid<br />
L=Laag (0-6%)<br />
M=Mid<strong>de</strong>n (7-12%)<br />
H=Hoog (>12%)<br />
❚ Uit <strong>de</strong> tabel blijkt dat er op kennisgebiedniveau geen sterke correlatie bestaat tussen<br />
investeringen in <strong>de</strong> doelfinanciering (DF) en investeringen in technologieontwikkeling (TO). 93<br />
❚ Voor <strong>de</strong> kennisinvesteringen duidt dit op een relatief geringe benutting van <strong>de</strong> resultaten<br />
van <strong>de</strong> doelfinanciering <strong>voor</strong> technologieontwikkeling. 94<br />
❚ Ook blijkt uit <strong>de</strong> tabel dat <strong>de</strong> noodzakelijke breedte van <strong>de</strong> kennisbasis on<strong>de</strong>r druk staat.<br />
Dit beeld wordt bevestigd door <strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad op basis van <strong>de</strong> fijnmazige<br />
UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong> internationale standaard.<br />
❚ De spreiding over kennisgebie<strong>de</strong>n is groter bij <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> doelfinanciering<br />
dan bij <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>voor</strong> technologieontwikkeling.<br />
Inter<strong>de</strong>partementale en<br />
internationale samenwerking<br />
Kennisinfrastructuren (externe kennisbases)<br />
❚ De veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> visie op veiligheid vraagt om een <strong>voor</strong> Defensie, BZK en Justitie gezamenlijke kennisbasis.<br />
Op <strong>de</strong>ze wijze kunnen overlappen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften en kennisgebie<strong>de</strong>n doelmatig wor<strong>de</strong>n<br />
geadresseerd en kunnen <strong>de</strong> lasten wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />
❚ De volgen<strong>de</strong> initiële gemeenschappelijke veiligheidsthema’s zijn on<strong>de</strong>rkend: <strong>de</strong>tectie van objecten<br />
en personen inclusief i<strong>de</strong>ntificatie; <strong>de</strong>tectie van sporen en van CBRN mid<strong>de</strong>len; informatieanalyse,<br />
informatiesystemen en communicatiemid<strong>de</strong>len; informatiebeveiliging; persoonlijke bescherming;<br />
en integrale kleding en uitrusting. 95<br />
❚ Goed omgaan met onzekerheid en flexibiliteit kan doelmatig wor<strong>de</strong>n gefaciliteerd door gebruik te maken<br />
van strategische allianties, zowel nationaal als internationaal. Zo kunnen kosten en on<strong>de</strong>rwerpen wor<strong>de</strong>n<br />
‘ver<strong>de</strong>eld’, zodat er <strong>voor</strong> we<strong>de</strong>rzijdse partijen een win-win situatie ontstaat.<br />
❚ Internationale samenwerking leidt niet tot kostenbesparing, <strong>de</strong> kosten stijgen zelfs. Wel leidt het,<br />
<strong>voor</strong> relatief geringe meerkosten tot een veelvoud aan <strong>voor</strong> Defensie relevante kennis en kun<strong>de</strong>, zowel<br />
in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.<br />
❚ Benchmarklan<strong>de</strong>n gebruiken een bre<strong>de</strong>re kennisbasis dan alleen hun eigen preferente kennisinstituten.<br />
❚ De volgen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zijn het meest interessant <strong>voor</strong> internationale samenwerking: Australië, Canada,<br />
Duitsland, Noorwegen, en het Verenigd Koninkrijk, mogelijk aangevuld met België, Frankrijk, Israël,<br />
<strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en Zwe<strong>de</strong>n.<br />
93 Op grond van een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over 3 jaar mag dit wor<strong>de</strong>n verwacht. De kennisinstituten beconcurreren <strong>de</strong> industrie echter <strong>voor</strong> het gebruik van TO budget.<br />
94 Bij<strong>voor</strong>beeld: Thales Hengelo wenst TNO in beginsel niet te betalen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> radarkennis die TNO heeft opgebouwd met Defensiemid<strong>de</strong>len. De<br />
doelfinancieringskennis van TNO wordt op <strong>de</strong>ze manier niet voldoen<strong>de</strong> gebruikt. Indien Thales ook nog eens in een materieelproject ontwikkelingskosten<br />
in rekening zou brengen, zou Defensie in het ergste geval driemaal een rekening wor<strong>de</strong>n gepresenteerd <strong>voor</strong> radar (respectievelijk <strong>de</strong> doelfinanciering,<br />
technologieontwikkeling via NTPs en als <strong>de</strong>el van het materieelbudget). Met materieelgel<strong>de</strong>n die Thales eventueel bij TNO besteedt verwerft Thales <strong>de</strong> kennis<br />
waarvan TNO <strong>de</strong> eigendomsrechten bezit (en alleen Defensie het vruchtgebruik heeft).<br />
95 Zie ICMS WG6 Eindrapport “Een gemeenschappelijke kennisbasis <strong>voor</strong> DEF en BZK”.<br />
Kennisinvestering – Conclusies 237
❚ De doelfinanciering adresseert een bre<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kennisbasis, en dat heeft tot gevolg dat mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
tot nationale en internationale samenwerking groter zijn.<br />
❚ Bij technologieontwikkeling is internationale samenwerking beperkt tot het precompetitieve stadium,<br />
waarin <strong>de</strong> technologie nog niet rijp genoeg is om te wor<strong>de</strong>n toegepast in materieel.<br />
Ambities (strategische functies/<br />
krijgsmachtprofielen)<br />
❚ Er bestaat geen dui<strong>de</strong>lijk verband tussen <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> investeringen in een kennisgebied en het<br />
belang van dat kennis gebied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strategische functies. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> investering in <strong>de</strong><br />
doelfinanciering (DF) als <strong>de</strong> investering in technologieontwikkeling (TO).<br />
❚ De strategische functies, m.u.v. normaliseren, differentiëren niet in <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> kennisbasis. Een<br />
eventueel latent aanwezige differentiatie wordt bovendien teniet gedaan, omdat <strong>de</strong> beleidopties van <strong>de</strong><br />
Verkenningen gebaseerd wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> krijgsmachtprofielen, die wor<strong>de</strong>n samengesteld uit verschillen<strong>de</strong><br />
strategische functies, zodat er uitein<strong>de</strong>lijke een mid<strong>de</strong>ling optreedt.<br />
❚ Op grond van <strong>de</strong> bijdragen die bijna alle kennisgebie<strong>de</strong>n leveren aan elke strategische functie, m.u.v.<br />
normaliseren, kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> kennisbasis in alle gevallen breed moet zijn. Wel kan<br />
een strategische functie differentiëren in <strong>de</strong> intensiteit en diepgang van het on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Kennisinvestering – Conclusies 238
Kennisinvestering – Conclusies 239
7.<br />
Beleidsaanbevelingen<br />
Kennisinvesteringen en -infrastructuren van en <strong>voor</strong> Defensie dienen geheel in lijn te zijn met datgene dat<br />
Defensie nastreeft op <strong>de</strong> lange (>10 jaar), mid<strong>de</strong>llange (5-10 jaar) en korte termijn (0-5 jaar). Daartoe wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> beleidsaanbevelingen gedaan:<br />
Algemeen<br />
❚ Instemmen met <strong>de</strong> conclusies.<br />
❚ Instemmen met <strong>de</strong> nieuwe taxonomie van kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n.<br />
❚ Instemmen met het verhogen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad van kennisinvesteringen door:<br />
- Het verhogen van <strong>de</strong> kennisinvesteringsquote naar een percentage dat overeenstemt met lan<strong>de</strong>n die<br />
vergelijkbaar zijn met Ne<strong>de</strong>rland. Dit betekent een stijging naar 2% van <strong>de</strong> totale <strong>de</strong>fensiebegroting. 96<br />
Overigens betekent <strong>de</strong>ze aanbeveling niet een verdubbeling van het S&T budget. Thans wordt immers<br />
meer dan 1% aan S&T uitgegeven, omdat <strong>de</strong> S&T component in materieelprojecten en het MIVD-budget<br />
onbekend zijn door het ontbreken van financiële data in het Defensiesysteem (met <strong>de</strong> ingebruikname<br />
van SPEER is dit naar verwachting groten<strong>de</strong>els verholpen).<br />
Voorgesteld wordt <strong>de</strong> verhoging in stappen van 0,1% per jaar te laten plaatsvin<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r gelijktijdige:<br />
- invoering van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van het verhoog<strong>de</strong> totale on<strong>de</strong>rzoeksbudget: lang 15%,<br />
mid<strong>de</strong>llang 35%, kort 50% 97 binnen 3 jaar, een ver<strong>de</strong>ling die in lijn is met het buitenland (concreet<br />
betekent dit dat het extra budget wordt toegekend aan <strong>de</strong> korte termijn, en dat een <strong>de</strong>el van het<br />
lange en mid<strong>de</strong>llange termijn budget moet wor<strong>de</strong>n verschoven naar <strong>de</strong> korte termijn, hoeveel<br />
precies is nog niet te zeggen want er ontbreken financiële data),<br />
96 Extra kennisinvesteringsmid<strong>de</strong>len zijn nodig <strong>voor</strong> OR&A, conceptuele analyses en technologische ontwikkelingen (disruptie en non-proliferatie),<br />
NLDA on<strong>de</strong>rzoek t.b.v. oplei<strong>de</strong>n wetenschappelijk on<strong>de</strong>rleg<strong>de</strong> officieren en aan <strong>de</strong> NLDA gelieer<strong>de</strong> kennison<strong>de</strong>rsteuningsinstituten.<br />
97 Het korte termijn budget zou i<strong>de</strong>aliter <strong>de</strong>els centraal belegd dienen te wor<strong>de</strong>n bij DR&D en bij nog op te richten, aan <strong>de</strong> NLDA gelieer<strong>de</strong> kenniscentra,<br />
en <strong>de</strong>els <strong>de</strong>centraal bij <strong>de</strong> Defensie<strong>de</strong>len die kennis gebruiken.<br />
Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 240
- vitalisering van fast track <strong>de</strong>velopment <strong>voor</strong> het oplossen van urgente operationele behoeften,<br />
- verbetering van <strong>de</strong> utilisatie door concrete aansluiting bij bestaan<strong>de</strong> projecten binnen Defensie<br />
en tij<strong>de</strong>lijke we<strong>de</strong>rzijdse <strong>de</strong>tachering van kenniswerkers en functionele behoeftestellers in elkaars<br />
organisaties <strong>voor</strong> het leveren van maatwerk;<br />
- Het intensiveren van nationale en internationale samenwerking, door lasten te ver<strong>de</strong>len en strategische<br />
allianties aan te gaan zodat <strong>de</strong> zwakke kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n versterkt met<br />
behulp van <strong>de</strong> sterke gebie<strong>de</strong>n op basis van quid pro quo (zie annex 10).<br />
Strategisch besturings- en beleidsniveau<br />
❚ Instemmen met <strong>de</strong> functie van ‘Defensie S&T strategisch lei<strong>de</strong>rschap en strategische regie’ buiten <strong>de</strong><br />
functionele beleidsterreinen zelfstandig hoog in <strong>de</strong> organisatie, net zoals bij<strong>voor</strong>beeld DRMV en DJZ<br />
(mee te nemen in <strong>voor</strong>ziene evaluatie BKS in 2010). E.e.a. vanwege het Defensiebre<strong>de</strong> beleidsterreinoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
belang <strong>voor</strong>:<br />
- Anticiperen en <strong>voor</strong>komen. Toekomstgerichte werkzaamhe<strong>de</strong>n en analyses wor<strong>de</strong>n nog belangrijker<br />
dan ze al waren, en <strong>de</strong>ze zijn in het huidige krijgsmachtprofiel min<strong>de</strong>r prominent aanwezig. Dit wordt<br />
me<strong>de</strong> veroorzaakt door een diepere onzekerheid in <strong>de</strong> strategische situatie, waardoor het vermogen<br />
tot schakelen tussen diverse vormen van conflict nodig is. De focus verschuift bij asymmetrische<br />
dreigingen, risico’s en irreguliere conflicten naar kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en competenties <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tecteren,<br />
reageren en on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len, bovenop materieelkwaliteit en – samenstelling. De strategische<br />
functies anticiperen en <strong>voor</strong>komen dienen om die re<strong>de</strong>nen te wor<strong>de</strong>n versterkt;<br />
- Inter<strong>de</strong>partementale en internationale samenwerking. Defensie is steeds min<strong>de</strong>r in staat zelfstandig <strong>de</strong><br />
volle omvang van relevante kennis te (laten) genereren. Samenwerking op nationaal en internationaal<br />
terrein is daarom noodzakelijk, en dient daarom on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el te zijn van <strong>de</strong> zelfstandige hoogste niveau<br />
kenniseenheid van Defensie.<br />
❚ Het versterken van Concept Development & Experimentation (CD&E), door in een separate studie na te<br />
gaan hoe in het buitenland Operationele Research & Analyse on<strong>de</strong>rsteuning in <strong>de</strong> pre-DMP-A fase wordt<br />
gebruikt <strong>voor</strong> het bijdragen aan het vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> meest geschikte en kosteneffectieve oplossingen, op<br />
strategisch, operationeel en tactisch niveau. Hierbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het Cana<strong>de</strong>se mo<strong>de</strong>l, zij het<br />
dat dit <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland op veel kleinere schaal zou kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoerd.<br />
On<strong>de</strong>rsteunings- en implementatie niveau<br />
❚ Instemmen met <strong>de</strong> introductie van een rollend S&T plan als vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het Defensieinvesteringsplan,<br />
om zodoen<strong>de</strong> het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek beter in te bed<strong>de</strong>n in<br />
het planproces en het min<strong>de</strong>r afhankelijk te maken van personen. Dit is mogelijk omdat <strong>de</strong> nieuwe<br />
kennistaxonomie goed aansluit bij <strong>de</strong> Defensieorganisatie en is gerelateerd aan <strong>de</strong> EOCn. Op <strong>de</strong>ze wijze<br />
kan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> S&T investeringen over <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n jaarlijks wor<strong>de</strong>n bijgesteld. Daarmee<br />
wordt S&T een vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> jaarlijks op te stellen Beleids agenda en kan een jaarlijks bij te stellen<br />
S&T investeringsprofiel wor<strong>de</strong>n opgesteld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe kennisgebie<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong>ze wijze wordt S&T een<br />
vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> beleidsagenda. Het S&T investeringsprofiel dient te wor<strong>de</strong>n afgeleid uit: het<br />
Defensieplan, het Defensie-investeringsplan, <strong>de</strong> SKA, <strong>de</strong> relevante beleidsstudies en <strong>de</strong> eventueel<br />
beschikbare themaplannen (roadmaps).<br />
❚ Instemmen met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat in ie<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stel een valorisatieplan 98 wordt opgenomen.<br />
❚ Instemmen met het laten beoor<strong>de</strong>len van on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen door onafhankelijke kenniswerkers én<br />
<strong>de</strong> directe 99 afnemers van <strong>de</strong> kennis.<br />
98 Dit gaat ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring van “beoogd gebruik” van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Planningscommissie gehanteer<strong>de</strong> criteria en sluit aan bij <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong><br />
Stichting Technische Wetenschappen van OCW hanteert bij het beoor<strong>de</strong>len van zijn on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen.<br />
99 Dit zijn (doorgaans) niet <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Planningscommissie.<br />
Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 241
❚ Instemmen met regie over en coördinatie van capaciteit <strong>voor</strong> Operationele Research en Analyse (OR&A)<br />
en <strong>de</strong> begeleiding van strategisch OR&A on<strong>de</strong>rzoek door het strategische niveau, tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> synergie<br />
tussen on<strong>de</strong>rwerpen te maximaliseren en <strong>de</strong> inzet van menskracht te optimaliseren.<br />
Uitvoerend niveau<br />
❚ Instemmen met het, naar het <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> KMAR, tij<strong>de</strong>lijk we<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong>tacheren van kennispersoneel<br />
(intern en extern) en personeel van functionele behoeftestellers. De taak is het formuleren<br />
van concrete en relevante on<strong>de</strong>rzoeksopdrachten en het inventariseren van bestaan<strong>de</strong> kennis en het<br />
assisteren in het beter ontsluiten daarvan.<br />
❚ Instemmen met het (nog) beter aansluiten van het on<strong>de</strong>rzoek op het opheffen van (operationele)<br />
tekortkomingen en het geven van beleidsadvies op <strong>de</strong> relatief korte termijn, en <strong>de</strong>ze aansluiting als<br />
beoor<strong>de</strong>lingscriterium toe te voegen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen. Op <strong>de</strong>ze wijze wordt het begelei<strong>de</strong>n<br />
van korte termijn on<strong>de</strong>rzoek een logisch on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n die het Defensiepersoneel<br />
al verricht.<br />
❚ Instemmen met het on<strong>de</strong>rzoeken welke concrete maatregelen er noodzakelijk zijn om <strong>de</strong> huidige<br />
Defensiebreed gedragen appreciatie dat het lange en mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek te exotisch is en te ver<br />
weg staat van datgene dat Defensie bezighoudt 100 , rekening hou<strong>de</strong>nd met het feit dat in toenemen<strong>de</strong><br />
mate min<strong>de</strong>r begeleidingscapaciteit <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong> die on<strong>de</strong>rwerpen waar Defensieme<strong>de</strong>werkers<br />
zich zelf niet dagelijks mee bezighou<strong>de</strong>n. Er kan bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> het lange termijn on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n<br />
gedacht aan het formeel betrekken van <strong>de</strong> NLDA bij het begelei<strong>de</strong>n, en het <strong>de</strong>els ook zelf uitvoeren,<br />
ervan. 101 Voor het mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het concreet/direct aansluiten<br />
bij het Defensieplan en het Defensie-investeringsplan (en dit ook als beoor<strong>de</strong>lingscriterium <strong>voor</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoeks<strong>voor</strong>stellen toe te voegen). Indien er concrete/directe aansluiting is, ontstaat <strong>de</strong> begeleidingscapaciteit<br />
“vanzelf” als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Defensiewerkzaamhe<strong>de</strong>n.<br />
100 Dit is gebleken uit alle interviews met alle relevante <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Defensieorganisatie (vertegenwoordigers van <strong>de</strong> functionele beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijke<br />
Defensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> OPCO’s). Voorts is uit <strong>de</strong> praktijk gebleken dat <strong>de</strong> huidige metho<strong>de</strong> van begeleiding heeft niet geleid tot een voldoen<strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
utilisatie, noch tot een positieve appreciatie van het on<strong>de</strong>rzoek. En gelet op <strong>de</strong> relatieve hoge doorstroom van personeel binnen Defensie naar vervolgfuncties<br />
is er ook geen goe<strong>de</strong> utilisatieborging mogelijk.<br />
101 Lange termijn on<strong>de</strong>rzoek dient, conform het Kabinetsbeleid dat is gestoeld op het rapport van <strong>de</strong> commissie Wijffels, vanaf 2010 eveneens programmatisch<br />
te wor<strong>de</strong>n aangestuurd.<br />
Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 242
Kennisinvestering – Beleidsaanbevelingen 243
8.<br />
Afkortingen<br />
AKSB Adviseur Kennis- en Strategiebeleid<br />
BKS Bestuursraad Kennis en Strategie<br />
HCSS The Hague Centre for Strategic Studies<br />
KIS Kennisinfrastructuur: interne en externe kennisbases<br />
KIQ Kennisinvesteringsquote: <strong>de</strong> kennisinvesteringsbudgetten van Defensie uitgedrukt als<br />
percentage van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiebegroting.<br />
KP Krijgsmachtprofielen, dit zijn typeren<strong>de</strong> beschrijvingen van het generieke militaire<br />
vermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht die behoren bij uiteenlopen<strong>de</strong> ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
De krijgsmachtprofielen bie<strong>de</strong>n een richtinggeven<strong>de</strong> context om <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke beleidsopties<br />
te genereren.<br />
NIDV Ne<strong>de</strong>rlandse Industrie <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
NLR (Stichting) Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium<br />
MARIN Maritiem Research Instituut Ne<strong>de</strong>rland<br />
SC DR&D Sous-chef Defensie Research & Development<br />
SKA Strategische Kennisagenda<br />
TNO Toegepast Natuurwetenschappelijk On<strong>de</strong>rzoek (NLD Organisatie <strong>voor</strong>)<br />
WEAO/WEAG Western European Armaments Organisation/Group<br />
Kennisinvestering – Literatuur en afkortingen 244
Kennisinvestering – Literatuur en afkortingen 245
9.<br />
Annexen<br />
Annex 1 Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep<br />
Annex 2 S&T, R&T, R&D en S&D<br />
Annex 3 Deelvragen<br />
Annex 4 Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />
Annex 5 Nationale financiële gegevens<br />
Annex 6 Strategische functies<br />
Annex 7 Nationale kennisbasis Defensie & Veiligheid<br />
Annex 8 Omgevingsanalyse internationale samenwerking<br />
Annex 9 Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie<br />
Annex 10 Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong> Defensie in Ne<strong>de</strong>rland<br />
(bij enige preferente kennisinstituten)<br />
Kennisinvestering – Annexen 246
Annex 1 – Samenstelling van <strong>de</strong> projectgroep<br />
De projectgroep is qua samenstelling een afspiegeling van <strong>de</strong> kenniskamer 102 , aangevuld met vertegenwoordigers<br />
van <strong>de</strong> Stichting Ne<strong>de</strong>rlandse Industrie <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid (NIDV) en het The Hague<br />
Centre for Strategic Studies (HCSS).<br />
Le<strong>de</strong>n<br />
DMO/DR&D Ir. N. Pos (vz)<br />
DMO/DR&D Drs. D.J.N. Kemp (secr)<br />
CDS/Aeval Kol J.H.M. Stumpers<br />
CDS/DOBBP Lkol Ir. M.P.G. Sweelssen<br />
DMO/CNCPT&HLBS Drs. W. Pelt<br />
DMO/Land coördinatie Ir. Ing. J.H.E. Verheijen<br />
DMO/Lucht coördinatie Maj Ing. H. Keizer<br />
DMO/Zee coördinatie Ir. B. v.d. Ploeg<br />
DRMV Ir. M.G. Gijsbers<br />
HDAB Kol drs. M. van Zeijts RA<br />
HDIO Mw. C.J.M.T. Parisius<br />
HDFC/BC/BAR Mr. S.M.J. Smallegange-Pellegrino<br />
HDP/DMG KTZAR drs. D.S. Gerretse 103<br />
HDP/R&C Vertegenwoordiger n.n.t.b<br />
KMAR/STC/DOO Drs. Ing. A. Dam<br />
NLDA/FMW/STAF Prof. dr. ir. J.E. van Aken<br />
NLDA/FMW/B&BW KLTZSD dr. M. Meijer<br />
Ad-hoc le<strong>de</strong>n<br />
BZK M. van <strong>de</strong>r Duin<br />
Clingendael Drs. S. van <strong>de</strong>r Meer<br />
HCSS Dhr. M. Ra<strong>de</strong>maker MTL<br />
MARIN Ir. J. Blok<br />
NIDV Ir. J. Velmans, Kol bd<br />
NLR Ir. W. Brouwer<br />
TNO D&V Ir. M.J. van <strong>de</strong> Scheur en drs. F.F. Bekkers<br />
Agendale<strong>de</strong>n<br />
HDAB/AKSB Prof. dr. J.G. Siccama<br />
DMO/DR&D/SC ir. P.J. Keuning<br />
102 De BKS vormt het vaste <strong>de</strong>fensiebestand<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> kenniskamer van Defensie, waarin <strong>voor</strong>shands zitting hebben: Clingendael, MARIN, NLDA, NLR en TNO.<br />
Ook zijn het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) vertegenwoordigd.<br />
103 Voorlopig wordt KTZAR drs. Gerretse waargenomen door LKOL AR drs. W.J.A.M. Zwetsloot of KOL AR drs. W.E. Korterink<br />
Kennisinvestering – Annexen 247
Annex 2 – S&T, R&T, R&D, S&D<br />
en <strong>de</strong> Defensiedimensie<br />
In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> verschillen en overeenkomsten zichtbaar gemaakt tussen “Research<br />
& Technology” (R&T), “Research & Development” (R&D) en “Science & Development” (S&D).<br />
Tabel 2.1 Overeenkomsten en verschillen tussen S&T, R&T, R&D en S&D<br />
Wetenschap & Technologie (haalbaarheid) Applicatie en Uitontwikkeling<br />
α β γ α β γ<br />
S&T x x x<br />
R&T x<br />
R&D x x<br />
S&D x x x x x x<br />
Kennisinvestering – Annexen 248
Figuur 2.1 De Defensiedimensie van kennisinvesteringen<br />
(me<strong>de</strong> ontleend aan bijdrage Dr. John Leggat)<br />
Kennisinvestering – Annexen 249
Annex 3 – Deelvragen<br />
Voor <strong>de</strong> huidige situatie:<br />
❚ Taxonomie 104 : Welke vraaggedreven en aanbod geïnitieer<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n zijn<br />
nu van belang?;<br />
❚ Belang 105 : Op welk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie richt het on<strong>de</strong>rzoek zich nu?;<br />
❚ Behoeften: Aan welke on<strong>de</strong>rzoeksbehoeften wordt nu gewerkt en met hoeveel budget?;<br />
❚ Interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur): In welke <strong>de</strong>len van het huidige kennisaanbod<br />
<strong>voor</strong>ziet Defensie nu zelf, en in welke <strong>de</strong>len is dat nu niet het geval?<br />
Noot: Voor een goed inzicht in <strong>de</strong> huidige externe kennisbases dient <strong>de</strong> huidige nationale en<br />
internationale samenwerking te wor<strong>de</strong>n meegenomen. Tevens dient aandacht besteed te wor<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> interne en externe borging van kennis;<br />
❚ Kennisinvesteringsquote 106 : Wat zijn <strong>de</strong> huidige hoogten en samenstellingen (type budgetten)<br />
van <strong>de</strong> financieringsmid<strong>de</strong>len?;<br />
❚ Ambities gerelateerd aan krijgsmachtprofielen: Hoe kan het huidige krijgsmachtprofiel wor<strong>de</strong>n<br />
gerelateerd aan <strong>de</strong> huidige kennisinfrastructuur en kennisinvesteringsquote?<br />
Voor <strong>de</strong> gewenste situatie<br />
❚ Taxonomie: Welke vraaggedreven en aanbod geïnitieer<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n van belang?;<br />
❚ Belang: Op welk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie dient het on<strong>de</strong>rzoek zich<br />
te gaan richten?;<br />
❚ Behoeften (toekomst): analyse van conceptuele ontwikkelingen en kennis- en technologische<br />
ontwikkelingen en het benodig<strong>de</strong> budget 107 ;<br />
❚ Interne en externe kennisbases (kennisinfrastructuur): In welke <strong>de</strong>len van het gewenste kennisaanbod<br />
dient Defensie zelf te (gaan) <strong>voor</strong>zien, en in welke <strong>de</strong>len dient dat niet (meer) het geval te zijn?<br />
Noot: Voor een goed inzicht in een gewenste relevante externe kennisbases dient <strong>de</strong> gewenste<br />
nationale en internationale samenwerking te wor<strong>de</strong>n meegenomen. Tevens dient aandacht<br />
besteed te wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> interne en externe borging van kennis;<br />
❚ Kennisinvesteringsquote: Wat zijn <strong>de</strong> gewenste hoogten en samenstellingen (type budgetten)<br />
van <strong>de</strong> financieringsmid<strong>de</strong>len?<br />
❚ Ambities gerelateerd aan krijgsmachtprofielen: Hoe kunnen toekomstige krijgsmachtprofielen<br />
wor<strong>de</strong>n gerelateerd aan een toekomstige kennisinfrastructuur en kennisinvesteringsquote?<br />
104 De Strategische Kennisagenda (SKA) is richtinggevend; <strong>de</strong> DR&D kennisgebie<strong>de</strong>n en/of kenniselementen dienen als schaduwboekhouding.<br />
105 Deze vraag draagt bij aan een ver<strong>de</strong>re bevor<strong>de</strong>ring van resultaatgericht on<strong>de</strong>rzoek (het belang). Voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>keten zij verwezen naar pagina 15 Projectplan<br />
Verkenningen V.0.2.0 goedgekeurd 11 juli 2008 en paragraaf 3.3 van dit Plan van Aanpak.<br />
106 Uit te drukken als percentage van <strong>de</strong> totale <strong>de</strong>fensiebegroting én als percentage van <strong>de</strong> investeringsbegroting.<br />
107 Input me<strong>de</strong> vanuit strategische vragen <strong>III</strong>.1.2 en <strong>III</strong>.1.3 van <strong>de</strong> Verkenningen.<br />
Kennisinvestering – Annexen 250
Annex 4 – Ou<strong>de</strong> kennis- en technologiegebie<strong>de</strong>n<br />
EOC 2: Gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> inlichtingen<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K1 Sensoren alg.:<br />
K2 Genereren<br />
omgevingsbeeld<br />
A Radar sensoren spf.: -<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
❚ A03 (01 t/m 04, 06) Electronic Materials Technology;<br />
❚ A05 (01, 02, 03) Electronic, Electrical and Electromechanical<br />
Device technology; A06 (06) Energetic Materials<br />
and Plasma Technology;<br />
❚ A09 (02, 03, 04) Information and Signal Processing Technology;<br />
❚ B06 (01, 02, 05 t/m 12, 14 t/m 17) Sensor Systems.<br />
B Electro-optische sensoren spf.:<br />
❚ A04 (02, 05) Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />
C ESM-sensoren spf.:<br />
❚ B04 (08, 09) Electronic Warfare Systems & Directed Energy<br />
Technologies<br />
D Sonar en akoestische<br />
sensoren<br />
E Geografische<br />
informatiesystemen<br />
spf.: -<br />
spf.:<br />
❚ A11 (alle);<br />
❚ Operating Environment Technology;<br />
❚ B10 (11) Communications and CIS Related Technologies.<br />
alg.:<br />
❚ A08 (01, 04) Computing Technologies<br />
& Mathematical Techniques;<br />
❚ A09 (01, 04) Information and Signal Processing Technology;<br />
❚ B09 (01) Integrated Systems Technology;<br />
❚ B10 (07, 13) Communications and CIS Related Technologies.<br />
A Sensor- en datafusie spf.:<br />
❚ A09 (08) Information and Signal Processing Technology<br />
B Classificatie en i<strong>de</strong>ntificatie spf.:<br />
❚ B10 (09) Communications and CIS Related Technologies<br />
C Opbouw (common)<br />
recognized operational picture<br />
spf.: -<br />
Kennisinvestering – Annexen 251
EOC 5: Hoogwaardige commandovoering<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K3 Operationele<br />
besluitvorming<br />
K4<br />
Communicatie<br />
A Operationele<br />
beslissingson<strong>de</strong>rsteuning<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
alg.:<br />
❚ A08 (01, 04 t/m 09) Computing Technologies<br />
& Mathematical Techniques;<br />
❚ A09 (01, 06, 08, 11) Information<br />
and Signal Processing Technology;<br />
❚ A10 (01, 06) Human Sciences;<br />
❚ B08 (05 t/m 08) Simulators, Trainers<br />
and Synthetic Environments;<br />
❚ B10 (07, 11, 12, 13) Communications<br />
and CIS Related Technologies.<br />
spf.: -<br />
B Besluitvorming in teams spf.:<br />
❚ A10 (03) Human Sciences<br />
C Air space management spf.:<br />
❚ B10 (15) Communications and CIS Related Technologies<br />
A Communicatiesystemen<br />
en -netwerken<br />
B Informatietransport,<br />
-distributie en -beveiliging<br />
alg.:<br />
❚ A08 (02, 04, 05, 06, 07) Computing Technologies<br />
& Mathematical Techniques;<br />
❚ B09 (02) Integrated Systems Technology;<br />
❚ B10 (01, 02, 03, 04, 06, 07, 13, 14) Communications<br />
and CIS Related Technologies.<br />
spf.:<br />
❚ A04 (01) Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />
spf.: -<br />
Kennisinvestering – Annexen 252
EOC 3: Mobiliteit en ontplooi baarheid<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K5 Platforms alg:<br />
A Constructie en materialen spf.:<br />
B Bediening en operationeel<br />
gebruik<br />
C Aandrijving en<br />
energie<strong>voor</strong>ziening<br />
D Milieuaspecten<br />
van platformgebruik<br />
en -on<strong>de</strong>rhoud<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
❚ B07 (06) Guidance and Control Systems<br />
for Weapons and Platforms;<br />
❚ B09 (alle) Integrated Systems Technology.<br />
❚ A01 (alle) Structural & Smart Materials and Structural Mechanics;<br />
❚ A02 (alle); Signature Related Materials;<br />
❚ A03 (03, 04, 05) Electronic Materials Technology;<br />
❚ A04 (07) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />
❚ A11 (01, 02, 03, 04) Operating Environment Technology;<br />
❚ A12 (alle) Mechanical, Thermal and Fkuid-Related Technologies<br />
and Devices;<br />
❚ B03 (01, 02, 03, 04, 07, 08, 09, 10, 11) Design Technologies<br />
for Platforms and Weapons;<br />
❚ B05 (alle) Signature Control and Reduction;<br />
❚ B06 (15, 16, 17) Sensor Systems;<br />
❚ B09 (01, 05, 06, 07, 08, 10, 11, 12) Integrated Systems Technology;<br />
❚ B11 (02) Personal Protection Systems B12 (alle) Manufacturing<br />
Processes / Design Tools / Techniques.<br />
spf.:<br />
❚ A04 (04) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />
❚ A09 (05) Information and Signal Processing Technology;<br />
❚ A10 (01, 06) Human Sciences;<br />
❚ B07 (01, 03, 05) Guidance and Control Systems<br />
for Weapons and Platforms;<br />
❚ B09 (04) Integrated Systems Technology.<br />
spf.:<br />
❚ A05 (04 t/m 10) Electronic, Electrical and<br />
Electromechanical Device Technology;<br />
❚ A06 (02) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />
❚ B02 (01, 02, 05, 06, 08 t/m 12) Propulsion & Powerplants.<br />
spf.:<br />
❚ B03 (11) Design Technologies for Platforms and Weapons;<br />
❚ B12 (10) Manufacturing Processes / Design Tools / Techniques.<br />
Kennisinvestering – Annexen 253
EOC 4: Effectieve inzet<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K6 Wapens<br />
en munitie<br />
A Kinetische en explosieve<br />
wapens<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
alg.: -<br />
spf.:<br />
B Directed energy wapens spf.:<br />
C Niet-letale wapens spf.:<br />
❚ A06 (01, 03, 04, 05) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />
❚ B01 (01, 02) Lethality & Platform Protection;<br />
❚ B02 (03, 04) Propulsion & Powerplants B03 (04, 06)<br />
Design Technologies for Platforms and Weapons;<br />
❚ B07 (01, 02, 06) Guidance and Control Systems<br />
for Weapons and Platforms;<br />
❚ B09 (06, 07) Integrated Systems Technology.<br />
❚ A03 (06) Electronic Materials Technology;<br />
❚ A04 (05) Photonic/Optical Materials and Device Technology;<br />
❚ B04 (01, 02, 03) Electronic Warfare Systems &<br />
Directed Energy Technologies.<br />
D Offensieve EOV spf.:<br />
❚ B04 (04, 05, 06, 07) Electronic Warfare Systems<br />
& Directed Energy Technologies<br />
E Offensieve Info Ops spf.:<br />
F Milieuaspecten van<br />
wapengebruik<br />
❚ A08 (04, 05, 06, 07) Computing Technologies<br />
& Mathematical Techniques;<br />
❚ A10 (01, 03) Human Sciences.<br />
spf.:<br />
❚ B03 (11) Design Technologies for Platforms and Weapons<br />
Kennisinvestering – Annexen 254
EOC 7: Zelfbescherming<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
K7 Bescherming alg.:<br />
❚ B01 (05, 06, 09) Lethality & Platform Protection;<br />
K8 CBRN <strong>de</strong>tectie<br />
en bescherming<br />
A Bepantsering en versterking spf.:<br />
B Misleiding spf.:<br />
C Defensieve EOV spf.:<br />
D Defensieve Info Ops spf.:<br />
❚ A01 (01 t/m 05) Structural & Smart Materials<br />
and Structural Mechanics;<br />
❚ B01 (04, 07, 08) Lethality & Platform Protection;<br />
❚ B11 (01) Personal Protection Systems.<br />
❚ A06 (04) Energetic Materials and Plasma Technology;<br />
❚ A11 (06) Operating Environment Technology.<br />
❚ A05 (02) Electronic, Electrical and<br />
Electromechanical Device Technology;<br />
❚ B04 (04 t/m 13) Electronic Warfare Systems<br />
& Directed Energy Technologies.<br />
❚ A08 (03 t/m 07) Computing Technologies<br />
& Mathematical Techniques;<br />
❚ A10 (03) Human Sciences;<br />
❚ B10 (06) Communications and CIS Related Technologies.<br />
alg.:<br />
❚ A10 (04, 13) Human Sciences;<br />
❚ B06 (13) Sensor Systems;<br />
❚ B11 (03, 04) Personal Protection Systems.<br />
A Nucleair en radiologisch spf.:<br />
❚ B09 (03) Integrated Systems Technology<br />
B Biologisch spf.:<br />
❚ A07 (02 t/m 04) Chemical, Biological and Medical Materials<br />
C Chemisch spf.:<br />
❚ A07 (01, 03, 04, 05) Chemical, Biological and Medical Materials<br />
Kennisinvestering – Annexen 255
EOC 3: Mobiliteit en ontplooibaarheid<br />
EOC 6: Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K9 Logistiek<br />
en LCM<br />
EOC 1: Tijdige beschikbaarheid<br />
EOC 3: Mobiliteit en ontplooibaarheid<br />
EOC 6: Logistieke on<strong>de</strong>rsteuning<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n Kenniselementen<br />
K10 Beleid<br />
en planning<br />
K11 Personele<br />
inzetbaarheid<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
alg.:<br />
A Logistiek spf.: -<br />
B Life cycle management spf.:<br />
❚ A08 (08, 09) Computing Technologies &<br />
Mathematical Techniques;<br />
❚ A09 (01, 06, 08, 11) Information and<br />
Signal Processing Technology;<br />
❚ B12 (02, 06, 09, 11) Manufacturing Processes /<br />
Design Tools / Techniques.<br />
❚ B09 (01, 02, 11) Integrated Systems Technology;<br />
❚ B12 (01, 03, 04).<br />
Referentie naar UK6 standaard<br />
(A ‘un<strong>de</strong>rpinning’; B ‘systemsrelated’, C capability)<br />
‘alg.’ = <strong>voor</strong> alle elementen; ‘spf.’ = extra <strong>voor</strong> specifiek element<br />
alg.:<br />
A Strategische verkenningen spf.: -<br />
B (Bestuurlijke) Beleidsanalyse spf.: -<br />
C On<strong>de</strong>rsteuning<br />
planningscyclus<br />
A Selectie, opleiding en<br />
training<br />
B Inzet en operationeel<br />
optre<strong>de</strong>n<br />
❚ A08 (03, 08, 09, 11) Computing Technologies & Mathematical<br />
Techniques;<br />
❚ A09 (06, 11) Information and Signal Processing Technology.<br />
spf.: -<br />
alg.:<br />
❚ A10 (01, 02, 03, 06) Human Sciences<br />
spf.:<br />
❚ A10 (05, 07) Human Sciences;<br />
❚ B08 (01, 02, 03, 05, 06, 07, 08) Simulators,<br />
Trainers and Synthetic Environments.<br />
spf.:<br />
❚ A10 (04, 08, 12, 13, 14) Human Sciences;<br />
❚ B11 (02) Personal Protection Systems.<br />
Kennisinvestering – Annexen 256
Annex 5 – Nationale financiële gegevens<br />
In opbouw “niet<strong>de</strong>f” is het budget dat BZK besteedt aan veiligheidsgerelateer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken niet<br />
meegenomen omdat dit overzicht thans nog niet goed bekend is.<br />
Totaal Defensiebudget (M€)<br />
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
7.451 7.760 7.910 8.094 8.110 8.100 8.100<br />
Structurele kennisopbouw <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
Defensiebudgetten (k€)<br />
BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Doelfinanciering TNO (incl. KAV) 48.000 48.567 48.230 49.034 48.000 48.281 48.368<br />
Basison<strong>de</strong>rzoek NLR 501 501 501 504 502 502 503<br />
Technologie (NTP, ITP, SBIR) 13.317 17.749 18.839 16.801 14.807 18.075 17.945<br />
Kennisopbouw DR&D 61.818 65.807 67.560 65.339 63.309 66.858 66.816<br />
Buiten BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
CAMS 500 500 500 500 500 500 500<br />
DRMV 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500<br />
KMAR 0 0 100 100 100 100 100<br />
NLDA 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100 6.100<br />
HDAB Bijdrage Instituut Clingendael 350 350 350 400 350 350 350<br />
Kennisopbouw Buiten DR&D 8.450 8.450 8.550 8.600 8.550 8.550 8.550<br />
Kennisopbouw <strong>de</strong>f totaal 70.268 74.257 76.110 73.939 71.859 75.408 75.366<br />
Niet Defensiebudgetten (k€)<br />
V&W KaV Defensieon<strong>de</strong>rzoek NLR 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000<br />
V&W KvB Defensieon<strong>de</strong>rzoek NLR 3.100 3.100 3.300 3.300 3.300 3.300 3.300<br />
OC&W Basisfinanciering TNO D&V 9.600 9.600 9.600 9.800 9.600 9.300 9.300<br />
OC&W Veiligheid <strong>voor</strong> BZK 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000<br />
BZK Veiligheid ? ? ? ? ? ? ?<br />
Kennisopbouw niet <strong>de</strong>f totaal 19.700 19.700 19.900 20.100 19.800 19.600 19.600<br />
Kennisinvestering – Annexen 257
Structureel kennisgebruik <strong>voor</strong> Defensie en Veiligheid<br />
Defensiebudgetten (k€)<br />
BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Kennisgebruik 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />
Kennisgebruik DR&D 12.766 14.620 14.013 10.535 10.751 10.884 10.980<br />
Buiten BS/DMO/DB/DR&D (k€) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Defensiestaf ? ? ? ? ? ? ?<br />
DMO/Zee ? ? ? ? ? ? ?<br />
DMO/Land ? ? ? ? ? ? ?<br />
DMO/Lucht ? ? ? ? ? ? ?<br />
Kennisgebruik Buiten DR&D ? ? ? ? ? ? ?<br />
Kennisgebruik <strong>de</strong>f totaal ? ? ? ? ? ? ?<br />
Niet Defensiebudgetten (k€)<br />
? ? ? ? ? ? ?<br />
Kennisgebruik niet <strong>de</strong>f totaal ? ? ? ? ? ? ?<br />
Kennisinvestering – Annexen 258
Niet-structurele budgetten <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensie en veiligheid kennisopbouw en -gebruik<br />
Defensiebudgetten (k€)<br />
Buiten BS/DMO/DB/DR&D 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Defensiestaf NEC / SENECA 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000<br />
Defensiestaf JTF C-IED 0 0 0 1.655 1.655 1.655 1.655<br />
DMO Directie Projecten ? ? ? 1.956 ? ? ?<br />
DMO/Zee ? ? ? ? ? ? ?<br />
DMO/Land ? ? ? ? ? ? ?<br />
DMO/Lucht ? ? ? ? ? ? ?<br />
Totaal Defensie ? ? ? ? ? ? ?<br />
Niet Defensiebudgetten (k€)<br />
Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />
Veiligheid (in te vullen door Defensie)<br />
Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />
Veiligheid (in te vullen door BZK)<br />
Maatschappelijke Innovatie Agenda<br />
Veiligheid (in te vullen door JUS)<br />
0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />
0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />
0 0 0 1.000 1.000 4.000 6.000<br />
Totaal niet Defensie 0 0 0 3.000 3.000 12.000 18.000<br />
Kennisinvestering – Annexen 259
Annex 6 – Strategische functies<br />
Toelichting op <strong>de</strong> strategische functies<br />
Anticiperen Centraal staan <strong>de</strong> continue en ge<strong>de</strong>gen analyse van <strong>de</strong> omgeving en <strong>de</strong><br />
daaruit <strong>voor</strong>vloeien<strong>de</strong> kansen en risico’s in <strong>de</strong> politieke, militaire, sociaaleconomische,<br />
infrastructurele en informatie domeinen. De analyse maakt<br />
het mogelijk <strong>de</strong> eigen organisatie, processen, mid<strong>de</strong>len en werkwijze continu<br />
te ijken en waar nodig aan te passen als anticipatie op actuele en mogelijk<br />
toekomstige activiteiten en taken. De functie on<strong>de</strong>rstreept ook het belang<br />
van adaptieve vermogens om tijdig aanpassingen te kunnen doorvoeren<br />
om strategisch initiatief te behou<strong>de</strong>n.<br />
Voorkomen Centraal staat <strong>de</strong> preventie van het ontstaan van onveilige omstandighe<strong>de</strong>n<br />
en conflict situaties die een bedreiging vormen <strong>voor</strong> het Koninkrijk en zijn<br />
on<strong>de</strong>rdanen en bezittingen. Hieraan kan invulling gegeven wor<strong>de</strong>n door<br />
samenwerking op on<strong>de</strong>r meer politiek-, economisch-, ontwikkelings- en<br />
militair gebied. Het doel is het verbeteren van <strong>de</strong> veiligheid, <strong>de</strong> welvaart en<br />
het welzijn van an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n of regio’s.<br />
Afschrikken Centraal staan <strong>de</strong> (gepercipieer<strong>de</strong>) aanwezigheid van het vermogen en <strong>de</strong><br />
bereidheid diplomatieke, economische en militaire machtsmid<strong>de</strong>len in te<br />
zetten om een an<strong>de</strong>re partij langs <strong>de</strong> weg van ontmoediging of dwang te<br />
doen afzien van of te vergelding <strong>voor</strong> zijn intenties.<br />
Beschermen Centraal staat het vermogen <strong>de</strong> vitale belangen van het Koninkrijk te<br />
beschermen om maatschappelijke ontwrichting te <strong>voor</strong>komen. Beschermen<br />
houdt ook in dat er buiten het nationaal grondgebied activiteiten ontplooid<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n om Ne<strong>de</strong>rlandse staatsburgers te beschermen.<br />
Interveniëren Centraal staat <strong>de</strong> inzet van mid<strong>de</strong>len om één of meer<strong>de</strong>re partijen te dwingen<br />
hun gedrag te veran<strong>de</strong>ren. Interventie kan zowel binnen als buiten het nationaal<br />
of bondgenootschappelijk grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Stabiliseren Centraal staat het vermogen om veiligheid te scheppen in een conflictgebied.<br />
Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld nodig zijn om strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> partijen uit elkaar te hou<strong>de</strong>n,<br />
vrije toegang tot een gebied zeker te stellen, of om politiek-bestuurlijke en<br />
sociaaleconomische ontwikkeling mogelijk te maken.<br />
Normaliseren Centraal staat het inzetten van mid<strong>de</strong>len om een bijdrage te leveren aan<br />
<strong>de</strong> opbouw of we<strong>de</strong>ropbouw in een gebied al dan niet na een conflict.<br />
Hieron<strong>de</strong>r valt ook het leveren van assistentie bij humanitaire noodsituaties<br />
buiten Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Kennisinvestering – Annexen 260
KG1 Defence Analysis<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ assessment of potential disruptive technologies<br />
that may jeopardize operational dominance<br />
❚ force-on-force mo<strong>de</strong>ls<br />
❚ joint (& combined) doctrine <strong>de</strong>velopment<br />
❚ public-private constructions with <strong>de</strong>fence industry in <strong>de</strong>velopment,<br />
production and life cycle support of major weapon systems<br />
❚ analysis of security requirements for sustainable <strong>de</strong>velopment processes<br />
❚ technology watch & assessment – spin-in of highend civil technology<br />
(smart ‘value for money’ buyer)<br />
❚ concepts for enhancing ‘FARness’ – flexibility, adaptivity and robustness<br />
❚ interagency ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment from security perspective<br />
❚ concepts for smart ‘fast track’ <strong>de</strong>velopment & procurement processes<br />
❚ concepts for subcontractor management through service<br />
level agreements (SLAs)<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ ICMS+ – areas for enhanced civmil collaboration for<br />
(national) crisis management and disaster relief<br />
❚ inter<strong>de</strong>partmental ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment<br />
❚ joint ‘doctrine’ <strong>de</strong>velopment with first respon<strong>de</strong>rs<br />
❚ mo<strong>de</strong>ls for and analysis of ‘early warning’ signals<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ analysis of geopolitical power politics and security arrangements<br />
❚ analysis of ‘hot spots’ of failing states and of ‘black holes’ where<br />
state control lacks<br />
❚ military technology watch & assessment – to <strong>de</strong>fine niches for<br />
own research thrusts (smart <strong>de</strong>veloper)<br />
❚ general technology watch & assessment – to seize spinin opportunities<br />
and incorporate best standards and practices (smart buyer and user)<br />
❚ analysis of core competences, value-ad<strong>de</strong>d and role <strong>de</strong>finition of <strong>de</strong>fence<br />
organisation in various security chains<br />
❚ environmental aspects<br />
Kennisinvestering – Annexen 261
KG2 Provision, Deployment & Sustainment<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ forward presence<br />
❚ strategic stock / supply mo<strong>de</strong>ls<br />
❚ recruitment and retention<br />
❚ selection methods and tools<br />
❚ missionspecific use of reserve forces and non-military experts<br />
❚ coalition logistic networks<br />
❚ open logistic networks<br />
❚ activity based costing<br />
❚ mission specific use of national reserve and non-military experts<br />
❚ open logistic networks<br />
❚ activity based costing<br />
❚ mission specific use of reserve forces and non-military experts<br />
❚ pre-positioning<br />
❚ technology watch & assessment<br />
KG3 Human Performance, Wellbeing and Lifeenvironment<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ human performance enhancing measures<br />
❚ brain-machine interfaces<br />
❚ virtual training and exercises at the (joint) task group / force level<br />
❚ virtual mission rehearsal<br />
❚ co-operation and collaboration in an interagency environment<br />
❚ lea<strong>de</strong>rship training at all levels for complex en<strong>de</strong>avours<br />
❚ lea<strong>de</strong>rship and teaming concepts for small, multi disciplinary (civ / mil) teams<br />
❚ virtual training and exercises at the (joint and interagency) task group level<br />
❚ personal education & training concepts, e.g. personalized virtual tutor<br />
❚ virtual mission rehearsal<br />
❚ mission specific training of language and culture skills<br />
❚ techniques and tools for training indigenous forces<br />
❚ home front care<br />
❚ veterans care<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ co-operation and collaboration in an inter<strong>de</strong>partme ntal and/or interagency<br />
environment<br />
❚ lea<strong>de</strong>rship and teaming concepts for small, multi disciplinary (civ / mil) teams<br />
❚ virtual and life training and exercises with first respon<strong>de</strong>rs<br />
❚ mission specific training of language and culture skills<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ technology watch & assessment<br />
❚ (pre-) analysis of life environment of compounds<br />
❚ environmental aspects<br />
Kennisinvestering – Annexen 262
KG4 Command & Control<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
KG5 Situation Awareness<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
❚ ‘mission command’ in a NCW and high op tempo environment<br />
❚ C2 in coalition warfare<br />
❚ (near) real time <strong>de</strong>cision support tools<br />
❚ ‘mission command’ in a complex and dynamic environment<br />
❚ C2 in small teams<br />
❚ sharing course of action analysis and co-ordinated <strong>de</strong>cision making<br />
with interagency partners<br />
❚ collective course of action analysis and collaborative <strong>de</strong>cision making<br />
with interagency partners<br />
❚ complex relations and interactions mo<strong>de</strong>ls for effects base approach<br />
❚ ‘sense & respond’ concepts to reflect realworld dynamics in the ‘command’<br />
intent<br />
❚ Conceptual NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – internationally<br />
embed<strong>de</strong>d and/or in an interagency environment<br />
❚ C2 in inter<strong>de</strong>partmental <strong>de</strong>cision structures and processes<br />
❚ Conceptual NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – in an<br />
inter<strong>de</strong>partmental and/or first respon<strong>de</strong>r environment<br />
❚ mo<strong>de</strong>ls and analysis for escalation or <strong>de</strong>-escalation <strong>de</strong>cisions – e.g. from<br />
prevention to <strong>de</strong>terrence<br />
❚ portfolio management for S&T and R&D<br />
❚ intelligence planning<br />
❚ multi spectrum sensor suites and real time data fusion<br />
❚ ‘networked’ target <strong>de</strong>tection, classification and i<strong>de</strong>ntification<br />
❚ advanced blue force tracking in coalition warfare to avoid fratrici<strong>de</strong><br />
❚ joint common operational picture<br />
❚ shared ‘military’ sense making<br />
❚ low cost sensor pay loads for 24/7 / long endurance monitoring<br />
and change <strong>de</strong>tection<br />
❚ building and using broad knowledge bases<br />
❚ interagency common ‘effects’ picture<br />
❚ shared ‘interagency’ sense making at the strategic, operational<br />
and tactical level<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ inter<strong>de</strong>partmental data mo<strong>de</strong>ls for intelligence sharing<br />
❚ incorporation of ‘intelligence’ from non- governmental sources<br />
(banks, credit card companies, telecom provi<strong>de</strong>rs etc.)<br />
❚ open source intelligence analysis tools<br />
❚ ‘crowd sourcing’ techniques to enhance and validate info / intelligence<br />
❚ i<strong>de</strong>ntification and status monitoring of vital infrastructure<br />
❚ CBNR <strong>de</strong>tection<br />
Kennisinvestering – Annexen 263
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
KG6 Protection<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ low cost sensor pay loads for 24/7 / long endurance monitoring<br />
and change <strong>de</strong>tection<br />
❚ building and using broad knowledge bases<br />
❚ incorporation of ‘intelligence’ from nongovernmental sources<br />
(NGOs, World Bank etc.)<br />
❚ open source intelligence analysis tools<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ building and using broad knowledge bases<br />
❚ intelligence ‘networks’ – producing, obtaining, disseminating, sharing<br />
intelligence across a broad range of public and private stakehol<strong>de</strong>rs<br />
❚ shared ‘intergovernmental’ strategic security vision<br />
❚ governmentwi<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntification and assessment of security risks and<br />
consequences<br />
❚ technology watch & assessment<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ TBMD and EAD, incl. associated NBC warhead issues<br />
❚ forward operating base protection<br />
❚ main ports and logistic no<strong>de</strong> protection<br />
❚ soldier protection<br />
❚ compound / base protection against e.g. mortar and RPG attacks<br />
❚ compound / base access control – perimeter, access points<br />
❚ bullet & stab proof suits<br />
❚ real-time individual medical diagnosis and aid (in suit)<br />
❚ critical infrastructure protection – physical<br />
❚ bullet & stab proof suits<br />
❚ shared requirements with first respon<strong>de</strong>rs for e.g. protective suits<br />
❚ CBNR protection & <strong>de</strong>contamination<br />
❚ protection of personnel (individuals) in high risk civil environment<br />
❚ technology watch & assessment<br />
Kennisinvestering – Annexen 264
KG7 Weapons: Characteristics, Performance & Effects<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ ‘networked’ target acquisition<br />
❚ high performance weapons & munitions<br />
❚ smart standoff weapons – incl. alternatives for GPS reliance<br />
❚ directed energy weapons<br />
❚ automatic engagement routines<br />
❚ cyber warfare – <strong>de</strong>fensive, possibly offensive<br />
❚ ‘non-obtrusive’ escalation dominance<br />
❚ scaleable weapons / munitions<br />
❚ non / less lethal weapons / munitions<br />
❚ monitoring and conditioning munitions storage<br />
❚ (military contribution to) information campaigning<br />
❚ ‘green’ life cycles and characteristics – incl. materials scarcity issues<br />
❚ non / less lethal weapons / munitions<br />
❚ (military contribution to) public awareness and resilience<br />
❚ shared requirements with police<br />
❚ ‘green’ life cycles and characteristics – incl. materials scarcity issues<br />
❚ (military contribution to) information campaigning<br />
❚ security of supply: industrial and technical base and regeneration issues<br />
❚ technology watch & assessment<br />
KG8 Platforms: Characteristics, Performance & Effects<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
❚ material characteristics exceeding high end civil standards<br />
❚ rapid and cost effective technology insertion<br />
❚ self protection suites – passive and active<br />
❚ ‘graceful <strong>de</strong>gradation’ and self-repair capacities<br />
❚ NBC har<strong>de</strong>ning<br />
❚ alternatives for GPS reliance<br />
❚ unmanned vehicles <strong>de</strong>ployed in mannedunmanned concepts<br />
❚ modular, flexible <strong>de</strong>signs that allow for missionspecific ‘addons’<br />
❚ cost-effective <strong>de</strong>signs, using civil high-end standards where possible<br />
❚ robust <strong>de</strong>signs for harsh physical environments and ‘bare base’ operations<br />
❚ robust <strong>de</strong>signs for exten<strong>de</strong>d use<br />
❚ relatively light weight <strong>de</strong>signs and limited / minimal logistic footprint<br />
❚ ‘green’ life cycles and characteristics (e.g. fuel consumption, noise levels) –<br />
incl. materials scarcity issues<br />
❚ reduced manning<br />
❚ unmanned vehicles <strong>de</strong>ployed in mannedunmanned concepts<br />
Kennisinvestering – Annexen 265
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
KG9 Network Information & Infrastructure<br />
Interventie &<br />
Afschrikking<br />
Stabilisatie &<br />
Normalisatie<br />
Bescherming<br />
Preventie<br />
Kennis & Anticipatie<br />
❚ legal and practical requirements for use in a civil environment<br />
❚ shared requirements with first respon<strong>de</strong>rs<br />
❚ ‘green’ life cycles and characteristics (e.g. fuel consumption, noise levels) –<br />
incl. materials scarcity issues<br />
❚ low cost unmanned systems for 24/7 / long endurance monitoring and change<br />
<strong>de</strong>tection<br />
❚ security of supply: industrial and technical base and regeneration issues<br />
❚ technology watch & assessment<br />
❚ NCW concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – nationally and<br />
internationally<br />
❚ ‘net-ready’ validation tests<br />
❚ high-end coalition interoperability – standards and protocols for information<br />
exchange<br />
❚ operational security in networks<br />
❚ robust, highbandwidth networks<br />
❚ highly mobile, ad-hoc networks and network no<strong>de</strong>s<br />
❚ ad-hoc coalition & interagency interoperability – standards and protocols<br />
for information exchange<br />
❚ use of highend COTS / GOTS standards<br />
❚ flexible and adaptive (coalition) networks<br />
❚ reach back capacity<br />
❚ selforganisation in dynamic coalition/interagency networks<br />
❚ spectrum management in a civil / military environment<br />
❚ technical NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – internationally<br />
embed<strong>de</strong>d and/or in an interagency environment<br />
❚ inter<strong>de</strong>partmental & first respon<strong>de</strong>r interoperability – standards<br />
and protocols for information exchange<br />
❚ use of highend COTS / GOTS standards<br />
❚ critical infrastructure protection – cyber security<br />
❚ spectrum management in a civil environment<br />
❚ technical NEC concept <strong>de</strong>velopment and experimentation – in an inter<strong>de</strong>partmental<br />
and/or interagency environment<br />
❚ use of civil infrastructure, incl. guaranteed availability and security issues<br />
❚ technology watch & assessment<br />
Kennisinvestering – Annexen 266
Annex 7 – Nationale kennisbasis<br />
Defensie & Veiligheid<br />
Hieron<strong>de</strong>r enige <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van researchinstellingen in NLD die niet in het DR&D netwerk zitten en<br />
waar on<strong>de</strong>rzoek plaatsvindt waarvan <strong>de</strong>fensierelevantie zeer aannemelijk is. Dit is een eerste quick scan.<br />
Centrum <strong>voor</strong> Wiskun<strong>de</strong> en Informatica, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroepen<br />
❚ Combinatorial Optimization<br />
❚ Computing and Control<br />
❚ Coordination Languages<br />
❚ Cryptology<br />
❚ Database Architectures<br />
❚ Distributed Multimedia<br />
❚ Intelligent Systems<br />
❚ Interactive Access<br />
❚ Life Sciences<br />
❚ Multiscale Mo<strong>de</strong>lling<br />
❚ Numerics and Dynamics<br />
❚ Quantum Computing<br />
Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />
KG01 Sensoren Canada, Frankrijk, Duitsland, VK, VS, Israël<br />
A Radar sensoren VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Canada, Spanje, VS, Israël<br />
B Electro-optische sensoren Frankrijk, Canada, Duitsland, Noorwegen, Italië, Zwe<strong>de</strong>n,<br />
VK, VS, Israël, Zwitserland, Finland<br />
C ESM-sensoren Noorwegen, VK, Frankrijk, Duitsland, VS, Tsjechië, Canada,<br />
Italië, Israël, Spanje<br />
D Sonar en akoestische sensoren Frankrijk, Italië, Noorwegen, VK, Duitsland, VS, Israël<br />
E Geografische informatiesystemen Duitsland, Canada, VS, VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Israël,<br />
Oostenrijk, Turkije<br />
KG02 Genereren omgevingsbeeld Duitsland, Canada, VK, Frankrijk, VS, Israël<br />
A Sensor- en datafusie Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Canada, VS, VK, Australië,<br />
Israël, Spanje<br />
B Classificatie en i<strong>de</strong>ntificatie VK, Duitsland, VS, Frankrijk, Israël<br />
C Opbouw (common) recognized<br />
operational picture<br />
Frankrijk, VK, Canada, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, VS, Israël<br />
KG03 Operationele besluitvorming Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Israël<br />
A Operationele beslissingson<strong>de</strong>rsteuning Noorwegen, VK, Australië, Frankrijk, VS, Duitsland, Israël<br />
B Besluitvorming in teams VK, Frankrijk, VS, Duitsland, Israël<br />
C Air space management Duitsland, Frankrijk, VK, VS, Israël<br />
Kennisinvestering – Annexen 267
Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />
KG04 Communicatie Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Canada, Israël, Noorwegen<br />
A Communicatie systemen en –netwerken Duitsland, Noorwegen, VK, VS, Canada, Frankrijk,<br />
Israël, Italië<br />
B Informatietransport,<br />
-distributie en – beveiliging<br />
❚ Semantics from Sensors<br />
❚ Software Analysis and Transformation<br />
❚ Standardisation, Knowledge Transfer<br />
Duitsland, VS, Frankrijk, VK, Israël<br />
KG05 Platformen VS, Zwe<strong>de</strong>n, VK, Frankrijk<br />
A Constructie en materialen Duitsland, Spanje, VK, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n, Israël, VS<br />
B Bediening en operationeel gebruik VS, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VK, Frankrijk, Israël<br />
C Aandrijving en energie<strong>voor</strong>ziening VS, Frankrijk, VK, Zwe<strong>de</strong>n, Italië, Duitsland<br />
D Milieuaspecten van platformgebruik<br />
en – on<strong>de</strong>rhoud<br />
VS, VK, Duitsland, Frankrijk, Zwe<strong>de</strong>n<br />
KG06 Wapens en munitie VS, VK, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, Frankrijk<br />
A Kinetische en explosieve wapens VS, VK, Duitsland, Frankrijk<br />
B Directed energy wapens VS, Frankrijk, Duitsland, VK, Israël<br />
C Niet-letale wapens VK, VS, Canada, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, Frankrijk, Spanje<br />
D Offensieve EOV VK, Duitsland, VS, Frankrijk, Spanje, Zwe<strong>de</strong>n, Israël<br />
E Offensieve Info Ops VS, VK, Duitsland<br />
F Milieuaspecten van wapengebruik Canada, Zwe<strong>de</strong>n, VS, Duitsland, VK<br />
KG07 Bescherming Duitsland, VK, VS, Frankrijk, Israël, Noorwegen<br />
A Bepantsering en versterking Duitsland, VK, Israël, VS, Frankrijk<br />
B Misleiding Duitsland, Frankrijk, VK, Israël, VS<br />
C Defensieve EOV VK, VS, Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, Israël<br />
D Defensieve Info Ops VK, Duitsland, VS, Canada, Frankrijk, Israël<br />
KG08 CBRN <strong>de</strong>tectie en bescherming VK, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VS, Canada, Tsjechië, Frankrijk<br />
A Nucleair en radiologisch Zwe<strong>de</strong>n, VK, VS, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk,<br />
Tsjechië, Canada, Israël<br />
B Biologisch Canada, VK, Zwe<strong>de</strong>n, Duitsland, VS, Tsjechië, Frankrijk<br />
C Chemisch Canada, VK, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n, Tsjechië, VS, Frankrijk<br />
KG09 Logistiek en LCM VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Israël<br />
A Logistiek VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Duitsland, Zwe<strong>de</strong>n,<br />
Canada, Israël<br />
B Life cycle management VK, Noorwegen, VS, Frankrijk, Israël<br />
Kennisinvestering – Annexen 268
Kennisgebie<strong>de</strong>n / Kenniselementen Preferentie (v.l.n.r.)<br />
KG10 Beleid en planning VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />
A Strategische verkenningen VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />
B (Bestuurlijke) Beleidsanalyse Noorwegen, VK, Frankrijk, VS, Duitsland, Australië, Israël<br />
C On<strong>de</strong>rsteuning planningscyclus VK, Noorwegen, Frankrijk, VS, Australië, Israël<br />
KG11 Personele inzetbaarheid VS, VK, Frankrijk, Israël<br />
A Selectie, opleiding en training VK, VS, Australië, Frankrijk, Noorwegen, Duitsland,<br />
Canada, Zwe<strong>de</strong>n, Israël<br />
B Inzet en operationeel optre<strong>de</strong>n VS, VK, Frankrijk, Israël<br />
❚ Stochastic Networks<br />
❚ Visualization<br />
Instituut <strong>voor</strong> Perceptie On<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> TU/e, met bij<strong>voor</strong>beeld een groep <strong>voor</strong> spraakherkenning.<br />
MESA+<strong>voor</strong> micro-electronica en nanotechnologie, ook <strong>voor</strong> materiaalkun<strong>de</strong> Christiaan Huygens<br />
laboratorium te Noordwijk, proefstation <strong>voor</strong> radar.<br />
ECN waar ver<strong>de</strong>eld over zeven programma-units on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaan aan Beleidsstudies, Energie<br />
Efficiency in <strong>de</strong> Industrie, Energie in <strong>de</strong> Gebouw<strong>de</strong> Omgeving en Netten, Zonne-energie, Win<strong>de</strong>nergie,<br />
Biomassa, Kolen & Milieuon<strong>de</strong>rzoek, Waterstof & Schoon Fossiel.<br />
Kennisinvestering – Annexen 269
Annex 8 – Omgevingsanalyse<br />
internationale samenwerking<br />
In <strong>de</strong> omgevingsanalyse uit 2006 is gekeken naar twee hoofdcomponenten, die elk in <strong>de</strong>elcomponenten<br />
(categorieën en criteria ) zijn gesplitst. Een inhou<strong>de</strong>lijke hoofdcomponent, die aangeeft of <strong>de</strong> kennispositie<br />
van dat land op het betreffen<strong>de</strong> kenniselement <strong>de</strong> moeite waard is <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland, en Een praktische<br />
hoofd component, die aangeeft of er aanwijzingen zijn dat het feitelijke samenwerken soepel zal verlopen.<br />
De drie beoor<strong>de</strong>lingscategorieën <strong>voor</strong> internationale samenwerkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn: Potentieel<br />
samenwerking Research en Technologie (R&T); Potentieel samenwerking Ontwikkeling en Potentieel<br />
samenwerking Militair-Operationeel. Elke beoor<strong>de</strong>lingscategorie bestond uit zes criteria: Nationale<br />
kwaliteit / diepte; Nationale kwantiteit / breedte; Omvang huidige samenwerking; Mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
toekomstige samenwerking; Toegankelijkheid land <strong>voor</strong> samenwerking en Huidige personele uitwisseling.<br />
Op basis van een multi-criteria analyse is het on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> resultaat afgeleid, gebaseerd op <strong>de</strong> input van<br />
<strong>de</strong>skundigen van Defensie en <strong>de</strong> preferente kennisinstituten (NLR en TNO D&V). Het eerst genoem<strong>de</strong> land<br />
heeft <strong>de</strong> hoogste preferentie. Preferentie betekent dat samenwerking met an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n mogelijk blijft,<br />
maar dat er na<strong>de</strong>re argumentatie nodig is waarom. Een re<strong>de</strong>n daar<strong>voor</strong> kan zijn dat er een niche expertise<br />
aanwezig is in een land die niet tot uitdrukking is gekomen in <strong>de</strong> omgevingsanalyse.<br />
Kennisinvestering – Annexen 270
Annex 9 – Nieuwe <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> kennistaxonomie<br />
Uitgangspunten<br />
❚ Ie<strong>de</strong>r KG is in zichzelf naar aard, betekenis en kennis- en kun<strong>de</strong>basis zo coherent mogelijk, terwijl <strong>de</strong><br />
KG on<strong>de</strong>rling dui<strong>de</strong>lijk kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n;<br />
❚ Het aantal KG is beperkt in aantal vanwege praktische hanteerbaarheid in <strong>de</strong> beleidsontwikkeling en<br />
besluitvorming (ca. 10);<br />
❚ In <strong>de</strong> KG dienen herkenbaar te zijn: enerzijds <strong>de</strong> zg. Essential Operational Capabilities (EOCs), <strong>de</strong> keten<br />
van functies benodigd <strong>voor</strong> militair optre<strong>de</strong>n; en an<strong>de</strong>rzijds ‘toepassingen’ of ‘systemen’ (in een bre<strong>de</strong><br />
betekenis, niet alleen ‘hardware’), die in staat stellen <strong>de</strong>ze keten invulling te geven;<br />
❚ Het on<strong>de</strong>rzoeksvolume van een KG moet substantieel zijn (zeg minimaal zo’n 3 M€).<br />
Subgebie<strong>de</strong>n en thema’s<br />
Een niveau concreter zijn <strong>de</strong> KGs opge<strong>de</strong>eld in subgebie<strong>de</strong>n. Deze representeren in het algemeen hetzij een<br />
keten van functionele activiteiten (<strong>voor</strong> KGs met een ‘proces’- oriëntatie), hetzij een in<strong>de</strong>ling in functionele<br />
modules (<strong>voor</strong> KGs met een ‘systeem’- oriëntatie). In het algemeen is er gekoppeld aan een subgebied nog<br />
steeds een re<strong>de</strong>lijk te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n kennis- c.q. technologiebasis te on<strong>de</strong>rkennen.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> subgebie<strong>de</strong>n zijn een aantal on<strong>de</strong>rzoeksthema’s aangegeven. De thema’s hebben niet <strong>de</strong> pretentie<br />
een subgebied volledig af te <strong>de</strong>kken of te rusten op een dui<strong>de</strong>lijk eigen, te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n technologiebasis.<br />
Ze vormen een niet-limitatieve lijst van relevante, on<strong>de</strong>rling verweven <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rwerpen van het betreffen<strong>de</strong><br />
gebied die op een bepaald moment in <strong>de</strong> tijd spelen en in meer of min<strong>de</strong>re mate aanleiding kunnen<br />
zijn tot gerichte on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Dit doet recht aan (a) <strong>de</strong> dynamiek die er in het huidige tijdsgewricht<br />
(gekenmerkt door een grote mate van geopolitieke onzekerheid en technologische dynamiek) in het<br />
<strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>rzoek bestaat, zowel vanuit <strong>de</strong> ‘pull’- als <strong>de</strong> ‘push’-kant; en (b) <strong>de</strong> verwevenheid van on<strong>de</strong>rzoek<br />
en <strong>de</strong> samenhang van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> vragen en uitkomsten, waarbij telkens nieuwe combinaties van<br />
on<strong>de</strong>rzoeksvragen ontstaan.<br />
Samenvatten kan gesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> taxonomie op het niveau van <strong>de</strong> kennisgebie<strong>de</strong>n en subgebie<strong>de</strong>n<br />
gericht is op stabiliteit en af<strong>de</strong>kking, en op themaniveau op dynamiek, actualiteit en opportuniteit. Zeker<br />
op het niveau van <strong>de</strong> thema’s is een regelmatige, feitelijk continue toetsing en verversing noodzakelijk.<br />
On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> lijst van thema’s is <strong>de</strong>rhalve nadrukkelijk <strong>de</strong> stand medio 2009.<br />
Kennisinvestering – Annexen 271
S&T Area – KG1 Defence Analysis<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques<br />
[A08 (03, 08, 09, 11)]<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (06, 11)]<br />
❚ Defence Analysis [C01 (all)]<br />
❚ Miscellaneous Defence<br />
Functions and Policy<br />
Support [C06 (02)]<br />
A. Strategic foresight<br />
& analysis<br />
B. Defence planning<br />
C. Policy analysis<br />
D. Organisational<br />
feedback and learning<br />
E. Business processes<br />
& cost analyses<br />
❚ analysis of geopolitical environment<br />
❚ technology watch & assessment, road<br />
mapping<br />
❚ disruptive technologies<br />
❚ <strong>de</strong>velopments in military concepts<br />
❚ military history and analysis<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ portfolio analysis, force structure studies,<br />
capability based planning<br />
❚ RTD portfolio management<br />
❚ balance of investment analysis<br />
❚ reconstitution issues – how to (re)generate<br />
capabilities relatively quickly in a changing<br />
security environment<br />
❚ environmental aspects<br />
❚ policy analysis ex ante & ex post,<br />
benchmarking<br />
❚ ‘closing the management loop’, using<br />
measured outcomes to improve the policy<br />
and <strong>de</strong>cision making process & substance<br />
❚ supporting concepts and tools for operational<br />
lessons-learned & i<strong>de</strong>ntified feedback<br />
❚ knowledge management and organisational<br />
learning<br />
❚ operational cost and cost-effectiveness<br />
mo<strong>de</strong>lling<br />
❚ force structure cost and cost-effectiveness<br />
mo<strong>de</strong>lling<br />
❚ life cycle management<br />
❚ business management processes – incl. ERP<br />
❚ concepts of organisational flexibility,<br />
adaptability and robustness (general)<br />
Kennisinvestering – Annexen 272
S&T Area – KG2 Provision, Deployment & Sustainment<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques [A08 (08, 09)]<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (01, 06, 08, 11)]<br />
❚ Manufacturing Processes /<br />
Design Tools / Techniques<br />
[B12 (02, 06, 09, 11)]<br />
A. Personnel<br />
provision & care<br />
B. Materiel provision<br />
& care<br />
C. Operational<br />
concepts, doctrine<br />
& tactics<br />
D. Forces composition,<br />
generation &<br />
<strong>de</strong>ployment<br />
E. Mission<br />
preparation<br />
& rehearsal<br />
F. Operational<br />
logistics, strategic<br />
& tactical embedding<br />
in a comprehensive<br />
context<br />
❚ labour market communication, recruitment,<br />
selection, career planning, retention, ‘bin<strong>de</strong>n<br />
en boeien’; drop-out reduction etc.<br />
❚ medical services – preventive, diagnostic,<br />
recovery and recuperation<br />
❚ (remote) health monitoring<br />
❚ patient tracking & tracing<br />
❚ home front communication<br />
❚ veterans care, trauma treatment<br />
❚ <strong>de</strong>fence materiel process support<br />
❚ in-service and upkeep/upgra<strong>de</strong> support<br />
❚ materiel logistics, prognostics etc.<br />
❚ joint, combined, interagency<br />
❚ urban operations, littoral operations<br />
❚ ‘4 block warfare’<br />
❚ Rules of Engagement analysis<br />
❚ tactical flexibility, adaptivity & resilience<br />
❚ mission-to-task-to capability analysis<br />
❚ (re)<strong>de</strong>ployment planning<br />
❚ <strong>de</strong>mographic <strong>de</strong>velopments<br />
❚ recruitment & selection<br />
❚ simulation tools for mission preparation<br />
& mission readiness, immersive mission<br />
simulation<br />
❚ live-virtual-constructive links<br />
❚ open logistics networks<br />
❚ total ‘blue’ asset visibility, tracking & tracing<br />
❚ strategic stock / supply mo<strong>de</strong>ls,<br />
performance based logistics<br />
❚ contract(or) and SLA (service level agreement)<br />
management<br />
❚ energy <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy reduction, use of<br />
renewables<br />
❚ footprint reduction, chain approach<br />
(e.g use of disposal to generate energy)<br />
❚ ad<strong>de</strong>d value and chain analysis<br />
in a PMESI context<br />
❚ social/cultural network analysis<br />
❚ resilience<br />
Kennisinvestering – Annexen 273
S&T Area – KG3 Human Performance, Well being & Life environment<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (01, 02, 03, 06)]<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (05, 07)]<br />
❚ Simulators, Trainers and<br />
Synthetic Environments<br />
[B08 (01, 02, 03, 05, 06,<br />
07, 08)]<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (04, 08, 12, 13, 14)]<br />
❚ Personal Protection<br />
Systems [B11 (02)]<br />
❚ Equipped Personnel<br />
[C05 (01)]<br />
A. Personal<br />
requirements &<br />
performance<br />
B. Humanhumanmachinemachine<br />
teaming<br />
C. Education &<br />
training<br />
D. Integration<br />
E. Life environment<br />
❚ competence management & individual<br />
performance<br />
❚ human enhancement – physiological<br />
(implants, biotech), psychological,<br />
pharmaceutical, by fourth generation<br />
interface ("virtual buddy")<br />
❚ individual performance – monitor & improve<br />
❚ lea<strong>de</strong>rship concepts<br />
❚ testing, training and preparing for special<br />
conditions (task and environment related) –<br />
cold, heat, long hours, disorientation etc.<br />
❚ nutrition<br />
❚ human behaviour and stress (mitigating)<br />
factors<br />
❚ ergonomics, ‘manning’ concepts,<br />
adaptive task allocation<br />
❚ MMI, man-machine symbiosis<br />
❚ ad-hoc teams<br />
❚ HHMM team performance – monitor<br />
& improve<br />
❚ Artificial intelligence<br />
❚ personification<br />
❚ joint, combined, interagency<br />
❚ simulation tools for generic training<br />
❚ didactics<br />
❚ human mo<strong>de</strong>lling / mo<strong>de</strong>ls<br />
❚ human behaviour<br />
❚ compound <strong>de</strong>sign and pre-analysis regarding<br />
human health issues and well being<br />
❚ environmental aspects, pollution and health<br />
hazards<br />
Kennisinvestering – Annexen 274
S&T Area – KG4 Command & Control<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques<br />
[A08 (01, 04 t/m 09)]<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (01, 06, 08, 11)]<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (01, 06)]<br />
❚ Simulators, Trainers and<br />
Synthetic Environments<br />
[B08 (05 t/m 08)]<br />
❚ Communications and CIS<br />
Related Technologies<br />
[B10 (07, 11, 12, 13)]<br />
❚ Human Sciences [A10 (03)]<br />
❚ Communications and CIS<br />
Related Technologies<br />
[B10 (15)]<br />
A. Planning, <strong>de</strong>cision<br />
taking & control<br />
B. Effects assessment<br />
C. Co-ordination,<br />
cooperation &<br />
collaboration<br />
❚ C2 / <strong>de</strong>cision making concepts<br />
- un<strong>de</strong>r stress<br />
- in teams<br />
- for (semi-) automated (closed)<br />
<strong>de</strong>cision loops<br />
❚ <strong>de</strong>cision support systems & tools – e.g.<br />
what-if analysis, system dynamics analysis,<br />
complex system analysis and relation<br />
diagrams, agile tactical planning<br />
❚ C2 in sensor to shooter loops<br />
❚ operational reach back<br />
❚ tele control<br />
❚ tele medicin<br />
❚ cause & effect networks<br />
❚ <strong>de</strong>fining effect measures<br />
❚ measuring and assessing effects<br />
❚ sense & respond feedback<br />
❚ C2 in a PMESI / whole-of-government<br />
and multi-agency environment<br />
❚ multi objectives balancing<br />
Kennisinvestering – Annexen 275
S&T Area – KG5 Situational Awareness<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Electronic Materials<br />
Technology<br />
[A03 (01 t/m 04, 06]<br />
❚ Electronic, Electrical and<br />
Electromechanical Device<br />
technology<br />
[A05 (01, 02, 03)]<br />
❚ Energetic Materials and<br />
Plasma Technology<br />
[A06 (06) A06 (06)]<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (02, 03, 04)]<br />
❚ Sensor Systems [B06 (01,<br />
02, 05 t/m 12, 14 t/m 17)]<br />
❚ Photonic/Optical Materials<br />
and Device Technology<br />
[A04 (02, 05)]<br />
❚ Electronic Warfare<br />
Systems & Directed<br />
Energy Technologies<br />
[B04 (08, 09)]<br />
❚ Operating Environment<br />
Technology [A11 (all)]<br />
❚ Communications and<br />
CIS Related Technologies<br />
[B10 (11)]<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques [A08 (01, 04)];<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (01, 04)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (01)]<br />
❚ Communications and CIS<br />
Related Technologies<br />
[B10 (07, 13)]<br />
❚ Information and Signal<br />
Processing Technology<br />
[A09 (08)]<br />
❚ Communications and CIS<br />
Related Technologies<br />
[B10 (09)]<br />
A. Environment &<br />
target characteristics<br />
(including <strong>de</strong>tection<br />
countermeasures)<br />
B. Sensors<br />
C. Object assessment<br />
D. Situation<br />
assessment<br />
❚ physical mo<strong>de</strong>ls for propagation, scattering,<br />
signal/noise etc. in operational environments<br />
❚ knowledge base<br />
- geographical and environmental data<br />
- cultural, social, economical, political data<br />
- stakehol<strong>de</strong>r, actor and coalition data<br />
- other data relevant to the security<br />
environment<br />
❚ signatures (radar, EO, magnetic, acoustic),<br />
signature management of materiel and<br />
personnel<br />
❚ camouflage, concealment & <strong>de</strong>ception<br />
❚ individual sensor <strong>de</strong>sign, requirements &<br />
performance in its operational environment<br />
- radar<br />
- electro-optical & laser<br />
- com and non-com ESM for SigInt<br />
- sonar/acoustic – marine life (mammals)<br />
- magnetic<br />
❚ sensor suite integration and optimal mix<br />
❚ all weather, all day, all terrain, all climat<br />
❚ reconfigurable, scaleable, situational<br />
adaptive sensors<br />
❚ tele presence & tele medicine<br />
❚ health risk of EM radiation (from e.g. radars)<br />
❚ sensor data enhancements, super<br />
resolution etc.<br />
❚ (real or near real time) image / data /<br />
information fusion<br />
❚ (automated) (non) co-operative classification,<br />
i<strong>de</strong>ntification<br />
❚ blue force tracking, IFF, Combat ID<br />
❚ change <strong>de</strong>tection & assessment, suspicious<br />
human behaviour analysis<br />
❚ fusion of real-time data and background<br />
information<br />
❚ threat analysis (incl. BC)<br />
❚ common operational picture, shared<br />
situational awareness<br />
❚ intelligence ‘networks’and ‘ognitive Systems’<br />
– producing, obtaining, disseminating,<br />
sharing intelligence<br />
❚ environmental aspects<br />
Kennisinvestering – Annexen 276
S&T Area – KG6 Protection<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Lethality & Platform<br />
Protection<br />
[B01 (05, 06, 09)]<br />
❚ Structural & Smart<br />
Materials and Structural<br />
Mechanics<br />
[A01 (01 t/m 05)]<br />
❚ Lethality & Platform<br />
Protection<br />
[B01 (04, 07, 08)]<br />
❚ Personal Protection<br />
Systems [B11 (01)]<br />
❚ Energetic Materials and<br />
Plasma Technology<br />
[A06 (04)]<br />
❚ Operating Environment<br />
Technology [A11 (06)]<br />
❚ Electronic, Electrical and<br />
Electromechanical Device<br />
technology [A05 (02)]<br />
❚ Electronic Warfare Systems<br />
& Directed Energy<br />
Technologies<br />
[B04 (04 t/m 13)]<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques<br />
[A08 (03 t/m 07)]<br />
❚ Human Sciences [A10 (03)]<br />
❚ Communications and<br />
CIS Related Technologies<br />
[B10 (06)]<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (04, 13)]<br />
❚ Sensor Systems [B06 (13)]<br />
❚ Personal Protection<br />
Systems [B11 (03, 04)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (03)]<br />
❚ Chemical, Biological<br />
and Medical Materials<br />
[A07 (02 t/m 04)]<br />
❚ Chemical, Biological<br />
and Medical Materials<br />
[A07 (01, 03, 04, 05)]<br />
A. Platform<br />
protection<br />
B. Soldier protection<br />
C. (critical)<br />
infrastructure<br />
protection<br />
D. CBRN protection<br />
❚ passive and active armour<br />
❚ concealment, camouflage, <strong>de</strong>ception<br />
❚ neutralisation of threat (C-IED etc.)<br />
❚ mo<strong>de</strong>ls for (cost-)effective balancing<br />
the layers of protectiveness<br />
❚ damage control, graceful <strong>de</strong>gradation,<br />
recovery measures<br />
❚ smart protective suits / clothing<br />
❚ concealment, camouflage, <strong>de</strong>ception<br />
❚ situation awareness<br />
❚ injury prevention (primary & secondary)<br />
❚ prophylactic medication & drugs<br />
❚ food safety<br />
❚ critical infrastructure protection – basic<br />
<strong>de</strong>sign, layout, add-on passive measures,<br />
active measures<br />
❚ temporary compounds, bases and<br />
posts - basic <strong>de</strong>sign, layout, add-on<br />
passive measures, active measures<br />
❚ area / entrance access <strong>de</strong>nial<br />
❚ infrastructural (collective) protection<br />
❚ platform protection<br />
❚ personal protection<br />
❚ medical services – preventive, diagnostic,<br />
recovery and recuperation<br />
Kennisinvestering – Annexen 277
S&T Area – KG7 Weapons: Characteristics, Performance & Effects<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Energetic Materials and<br />
Plasma Technology<br />
[A06 (01, 03, 04, 05)]<br />
❚ Lethality & Platform<br />
Protection [B01 (01, 02)]<br />
❚ Propulsion & Power plants<br />
[B02 (03, 04)]<br />
❚ Design Technologies for<br />
Platforms and Weapons<br />
[B03 (04, 06)]<br />
❚ Guidance and Control<br />
Systems for Weapons and<br />
Platforms [B07 (01, 02, 06)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (06, 07)]<br />
❚ Electronic Materials<br />
Technology [A03 (06)]<br />
❚ Photonic/Optical<br />
Materials and Device<br />
Technology [A04 (05)]<br />
❚ Electronic Warfare<br />
Systems & Directed<br />
Energy Technologies<br />
[B04 (01, 02, 03)]<br />
❚ Electronic Warfare<br />
Systems & Directed<br />
Energy Technologies<br />
[B04 (04, 05, 06, 07)]<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques<br />
[A08 (04, 05, 06, 07)]<br />
❚ Human Sciences<br />
[A10 (01, 03)]<br />
❚ Design Technologies for<br />
Platforms and Weapons<br />
[B03 (11)]<br />
A. Weapons &<br />
ammunition<br />
B. Weapon target<br />
interaction<br />
C. Weapon system<br />
integration &<br />
effectiveness<br />
D. Safety &<br />
environment<br />
E. Information /<br />
cyber warfare<br />
❚ munitions & weapon <strong>de</strong>sign,<br />
requirements & performance<br />
- kinetic & explosive<br />
- directed (low/high) energy<br />
- less/non lethal weapons<br />
❚ weapon <strong>de</strong>livery – line of sight, ballistic,<br />
over-the-horizon<br />
❚ automated engagement routines<br />
and smart weapons<br />
❚ minimizing collateral damage<br />
❚ (dynamically) scaleable weapons<br />
❚ break-up behaviour WMD warheads<br />
❚ modularity, interoperability and<br />
standardisation<br />
❚ monitoring & diagnosis; maintenance;<br />
and update / upgra<strong>de</strong> and version<br />
management concepts<br />
❚ stability & reliabilty<br />
❚ life of type extension, ammo health<br />
monitoring<br />
❚ environmental aspects of weapon<br />
production, testing, training, use &<br />
disposal, green ammo<br />
❚ scarcity and substitution of materials<br />
❚ health effects of the use of materials<br />
❚ influencing human behaviour, psyops<br />
Kennisinvestering – Annexen 278
S&T Area – KG8 Platforms: Characteristics, Performance & Effects<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Guidance and Control<br />
Systems for Weapons and<br />
Platforms [B07 (06)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (all)]<br />
❚ Structural & Smart<br />
Materials and Structural<br />
Mechanics [A01 (all)]<br />
❚ Signature Related<br />
Materials [A02 (all)]<br />
❚ Electronic Materials<br />
Technology<br />
[A03 (03, 04, 05)]<br />
❚ Photonic/Optical<br />
Materials and Device<br />
Technology [A04 (07)]<br />
❚ Operating Environment<br />
Technology<br />
[A11 (01, 02, 03, 04)]<br />
❚ Mechanical, Thermal and<br />
Fluid-Related Technologies<br />
and Devices [A12 (all)]<br />
❚ Design Technologies for<br />
Platforms and Weapons<br />
[B03 (01, 02, 03, 04, 07, 08,<br />
09, 10, 11)]<br />
❚ Signature Control and<br />
Reduction [B05 (all)]<br />
❚ Sensor Systems<br />
[B06 (15, 16, 17)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (01, 05,<br />
06, 07, 08, 10, 11, 12)]<br />
❚ Personal Protection<br />
Systems [B11 (02)]<br />
❚ Manufacturing Processes /<br />
Design Tools / Techniques<br />
[B12 (alle)]<br />
❚ Photonic/Optical Materials<br />
and Device Technology<br />
A. Basic platform<br />
(frame/hull/chassis),<br />
navigation & communication<br />
infra &<br />
observation including<br />
space<br />
B. Ergonomics,<br />
manning & autonomy<br />
C. Propulsion and<br />
energy supply<br />
D. Platform system<br />
integration &<br />
effectiveness<br />
E. Environment &<br />
sustainability<br />
❚ construction & materials<br />
❚ signature<br />
❚ navigational provisions<br />
❚ communicational provisions<br />
❚ space bourn platforms (low cost satellites)<br />
❚ (reduced) manning<br />
❚ tele-operated and autonomous<br />
platforms - specific <strong>de</strong>sign and operational<br />
use consi<strong>de</strong>rations<br />
❚ artificial intelligence & adaptive machine<br />
learning<br />
❚ all-electric<br />
❚ propeller <strong>de</strong>sign (warships)<br />
❚ energy saving, alternative energy sources,<br />
durability, <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy reduction<br />
❚ operational environmental friendly energy<br />
generation, especially in land environments<br />
and base camps (compounds)<br />
❚ modularity, interoperability and<br />
standardisation<br />
❚ integration of sensor, weapon and command<br />
& control suites, navigation, protection<br />
❚ combat management<br />
❚ monitoring & diagnosis; repair, maintenance<br />
& overhaul; and update / upgra<strong>de</strong> and version<br />
management concepts<br />
❚ environmental aspects of platform<br />
production, use, maintenance and disposal<br />
❚ scarcity and substitution of materials and<br />
energy<br />
❚ life of type extension, modularity &<br />
upgradability<br />
❚ environmental aspects of platform production,<br />
testing, training, use & disposal<br />
❚ emission reduction<br />
❚ scarcity and substitution of materials<br />
❚ health effects of the use of materials<br />
Kennisinvestering – Annexen 279
S&T Area – KG9 Network Information & Infrastructure<br />
UK6 referentie Sub-area Themes<br />
❚ Computing Technologies<br />
& Mathematical<br />
Techniques<br />
[A08 (02, 04, 05, 06, 07)]<br />
❚ Integrated Systems<br />
Technology [B09 (02)]<br />
❚ Communications and<br />
CIS Related Technologies<br />
[B10 (01, 02, 03, 04, 06, 07,<br />
13, 14)]<br />
❚ Photonic/Optical<br />
Materials and Device<br />
Technology [A04 (01)]<br />
A. Availability &<br />
performance<br />
B. Security<br />
C. Access, flexibility<br />
& robustness<br />
❚ communication network architectures and<br />
<strong>de</strong>sign, incl. e.g. transmission speeds &<br />
bandwidth; frequency management<br />
❚ interoperability & standardisation<br />
❚ QoS (Quality of Service) concepts<br />
❚ information and network security &<br />
protection<br />
❚ protection / shielding against offensive EW<br />
and cyber threats (fingerprinting)<br />
❚ quantum cryptography<br />
❚ reach back, tele presence - technically<br />
❚ graceful <strong>de</strong>gradation, self reconfigurating/<br />
healing<br />
❚ concepts of self-organisation in networks<br />
Kennisinvestering – Annexen 280
Annex 10 – Huidige <strong>de</strong>kkingsgraad<br />
van kennisinvesteringen door en <strong>voor</strong><br />
Defensie in Ne<strong>de</strong>rland<br />
De <strong>de</strong>kkingsgraad van <strong>voor</strong> Defensie relevante kennisinvesteringen is bepaald met <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> én fijnmazige<br />
UK6 kennistaxonomie, <strong>de</strong> geaccepteer<strong>de</strong> internationale standaard in <strong>de</strong> NAVO/RTO en het EDA. De nieuwe<br />
en ou<strong>de</strong> kennistaxonomie van Defensie zijn ingebed in <strong>de</strong>ze internationale standaard en kan eenvoudig<br />
wor<strong>de</strong>n terugvertaald indien wenselijk.<br />
Plusteken (+)<br />
betekent dat het betreffen<strong>de</strong> kenniselement gezond is en dat daadwerkelijke (“hands-on”) kennisontwikkeling<br />
plaats vindt. In het algemeen betekent dit dat minimaal ca. 10 personen <strong>voor</strong> een significant<br />
<strong>de</strong>el van hun tijd op het gebied actief zijn en dat een internationaal erken<strong>de</strong> positie bestaat. 108<br />
Open bolletje (o)<br />
betekent dat het betreffen<strong>de</strong> kenniselement subkritisch is en nationaal gevolgd wordt - technology watch en<br />
eventueel (beperkte) analyse. Gedacht kan wor<strong>de</strong>n aan ca. 5 personen die meer dan oppervlakkige kennis,<br />
maar niet of nauwelijks structurele hands-on ervaring, op het gebied hebben.<br />
Minteken (-)<br />
betekent dat het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> niet het geval is, er is nauwelijks/geen kennis. De getallen in <strong>de</strong> hoofdrijen geven<br />
aantal kenniswerkers aan in dat gebied (<strong>voor</strong> zover bekend).<br />
I<strong>de</strong>aliter zou ie<strong>de</strong>re rij in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel minstens één groen blokje moeten bevatten. Echter, dit is <strong>voor</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rland een onrealistische situatie, enerzijds vanwege <strong>de</strong> onbetaalbaarheid en an<strong>de</strong>rzijds vanwege <strong>de</strong><br />
niet volledig in Ne<strong>de</strong>rland aanwezige, <strong>voor</strong> Defensie relevante, kennis en kun<strong>de</strong>.<br />
Naarmate er meer ro<strong>de</strong> regels zijn in annex 10, is <strong>de</strong> kans groter dat Ne<strong>de</strong>rland niet die kennis kan ontsluiten<br />
die het wel nodig heeft. Een eenduidig antwoord is niet mogelijk op <strong>de</strong> vraag of dit tot complicaties leidt.<br />
Wel kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat meer ro<strong>de</strong> regels een groter risico vormen en dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>kkingsgraad lager is (net<br />
zoals bij een verzekering: een lagere premie levert een lagere <strong>de</strong>kking op, het is aan <strong>de</strong> verzeker<strong>de</strong> om in te<br />
schatten welke risico’s hij <strong>voor</strong> lief neemt en welke niet). De UK6 taxonomie is opgebouwd uit drie lagen:<br />
un<strong>de</strong>rpinning technologies, systems related technologies en <strong>de</strong>fence analysis. Un<strong>de</strong>rpinning technologies<br />
staan vanuit applicatieoogpunt het verste weg bij Defensie, systems related technologies staan wat<br />
dichterbij en <strong>de</strong>fence analysis staat het dichtste bij. Langs <strong>de</strong>ze lijn doorre<strong>de</strong>nerend is het niet gewenst<br />
veel ro<strong>de</strong> rijen te hebben in die <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> taxonomie die het dichtst bij Defensie staan. An<strong>de</strong>rs gezegd<br />
<strong>de</strong>fence analysis moet overwegend regels hebben met minstens één groen blokje en un<strong>de</strong>rpinning<br />
technologies hoeft veel min<strong>de</strong>r (geen) rijen te hebben met groene blokjes, system related technologies zit<br />
er tussenin. Uit <strong>de</strong> huidige situatie blijkt dat er teveel groene blokjes aanwezig zijn in het exotische <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> taxonomie, namelijk <strong>de</strong> un<strong>de</strong>rpinning technologies. Er zijn te weinig groene blokjes in het <strong>de</strong>fence<br />
analysis <strong>de</strong>el. Systems related research blijkt een iets lagere <strong>de</strong>kkingsgraad te hebben dan un<strong>de</strong>rpinning.<br />
Ne<strong>de</strong>rland dient er daarom naar te streven dat in systems related technologies en <strong>de</strong>fence analysis, zoveel<br />
mogelijk als budgettair mogelijk is, rijen zijn <strong>voor</strong>zien van één groen blokje of één oranje blokje, (eventueel)<br />
ten koste van un<strong>de</strong>rpinning technologies. In beginsel dient het schaarse Ne<strong>de</strong>rlandse Defensieon<strong>de</strong>rzoeksbudget<br />
zo te wor<strong>de</strong>n ingezet dat er geen financiering in een rij plaats vindt waar al een groen en/of oranje<br />
blokje aanwezig is, tenzij onomstotelijk kan wor<strong>de</strong>n aangetoond dat het om complementaire expertise<br />
gaat. Daar waar Defensie financiert binnen een rij, dient er tevens te wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een keuze welke<br />
kennisaanbie<strong>de</strong>r te financieren. Het financieren van twee kennisaanbie<strong>de</strong>rs binnen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rij, is niet<br />
108 Conform mo<strong>de</strong>l Prof. dr.ir. Hans J. Pasman: 1x lange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 1x mid<strong>de</strong>llange termijn on<strong>de</strong>rzoek, 1x korte termijn on<strong>de</strong>rsteuning, 3 maal uitgevoerd<br />
per termijn noodzakelijk + 1x on<strong>de</strong>rsteuning.<br />
Kennisinvestering – Annexen 281
doelmatig en leidt tot onnodige versnippering. Wel dient te wor<strong>de</strong>n zeker gesteld dat <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
kennisaanbie<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> soorten diensten kunnen leveren aan Defensie.<br />
Noot 1: het ligt in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachting dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kenniswerkers op grond van hun expertise c.q.<br />
opleiding bijdragen aan meer<strong>de</strong>re rijen. Sommeren over <strong>de</strong> rijen geeft <strong>de</strong>rhalve geen goed beeld van het<br />
totaal aantal kenniswerkers binnen een instituut.<br />
Noot 2: TNO is er niet in geslaagd om een on<strong>de</strong>rscheid aan te brengen tussen TNO DSS en TNO, m.a.w.<br />
TNO DSS expertise is ook on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> TNO kolom. Dit vertroebelt het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> kolom<br />
TNO en TNO DSS, en is een ongewenste situatie.<br />
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
A Un<strong>de</strong>rpinning Technologies<br />
A01 Structural & Smart Materials and Structural Mechanics 1 4<br />
A01.01 Metals and metal matrix composite technology - + + - - - -<br />
A01.02 Ceramics, CMC and glass technology - + o o - - -<br />
A01.03 Polymers and polymer matrix composite technology - + + - - - o<br />
A01.04 Structural materials processing - joining technology - + + - - - -<br />
A01.05 Structural materials processing - surface protection<br />
technology<br />
A01.06 Non-<strong>de</strong>structive evaluation and life extension of structural<br />
materials<br />
Kennisinvestering – Annexen 282<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA<br />
- + + o - - -<br />
- + + - - - +<br />
A01.07 Corrosion and wear control technology - + o/+ - - - +<br />
A01.08 Structural mechanics - + + - - + o<br />
A01.09 Structural materials processing - forming - - + - - - -<br />
A01.10 Structural Materials processing - material removal - - o - - - -<br />
A01.11 Smart / functional materials for structural uses - + + o - - -<br />
A02 Signature Related Materials<br />
A02.01 Acoustic and vibration absorbing materials - o + - - - -<br />
A02.02 IR signature control materials - o o - - - -<br />
A02.03 Radar absorbing materials and coatings - o o - - - o<br />
A02.04 Structural radar absorbing materials - o o o - - -
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
A03 Electronic Materials Technology 0<br />
A03.01 Silicon-based materials - - - - - - o/+<br />
A03.02 <strong>III</strong>-V compounds - - - - - - o<br />
A03.03 Other semiconducting materials - - - - - - o<br />
A03.04 Insulating and dielectric materials - - - - - - +<br />
A03.05 Carbon-based materials - - - - - - o/+<br />
A03.06 Superconducting materials - - - - - - o/+<br />
A03.07 Magnetic materials - - - - - - o<br />
A04 Photonic/Optical Materials and Device Technology<br />
A04.01 Optical materials and <strong>de</strong>vices - + o - - - o<br />
A04.02 IR/Visible/UV <strong>de</strong>tector materials and <strong>de</strong>vices - + o - - - o<br />
A04.03 Non-linear optical materials and <strong>de</strong>vices - - - - - - -<br />
A04.04 Display materials and <strong>de</strong>vices - o o - - - -<br />
A04.05 Lasers - all types - o o - - - -/o<br />
A04.06 Non-laser <strong>de</strong>vices - - - - - - -<br />
A04.07 Transparent materials - o - - - - -<br />
A05 Electronic, Electrical and Electromechanical Device<br />
Technology<br />
A05.01 Device concepts and fabrication - o o o - - -<br />
A05.02 Device packaging - + - o - - -/o<br />
A05.03 Device integration/reliability - o o - - - +<br />
A05.04 Electric batteries - - - - - - +<br />
A05.05 Electric fuel cells - - - - - - +<br />
A05.06 Solar cells - + - - - - o/+<br />
A05.07 RF power sources and <strong>de</strong>vices - + o + - - o<br />
A05.08 Acoustic power sources and <strong>de</strong>vices - + - + - - -<br />
A05.09 Other electric power sources and <strong>de</strong>vices - o - - - - +<br />
A05.10 Electric motors - o o - - - +<br />
A05.11 Inertial / gravitational <strong>de</strong>vices - - o - - - -<br />
Kennisinvestering – Annexen 283<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
A05.08 Acoustic power sources and <strong>de</strong>vices - + - + - - -<br />
A05.09 Other electric power sources and <strong>de</strong>vices - o - - - - +<br />
A05.10 Electric motors - o o - - - +<br />
A05.11 Inertial / gravitational <strong>de</strong>vices - - o - - - -<br />
A06 Energetic Materials and Plasma Technology<br />
A06.01 Propellants - + - o - - -<br />
A06.02 Conventional fuels - - o - - - +<br />
A06.03 Explosives - + - + - - -<br />
A06.04 Pyrotechnics - + + + - - -<br />
A06.05 Plasma techniques - + o o - - -<br />
A06.06 Explosives <strong>de</strong>tection techniques - + - + - - -<br />
A07 Chemical, Biological and Medical Materials<br />
A07.01 Chemical agent <strong>de</strong>fence, precursors and related materials - + - + - - -<br />
A07.02 Biological agent <strong>de</strong>fence, precursors and related materials - + - + - - -<br />
A07.03 Mid-spectrum agent <strong>de</strong>fence - + - + - - -<br />
A07.04 Chemical and biological <strong>de</strong>tection techniques - + - + - - -<br />
A07.05 Chemical research for non-CBD applications - + - + - - -<br />
A07.06 Medical products and materials - + - o - - -<br />
A08 Computing Technologies & Mathematical Techniques 5 40<br />
A08.01 Software engineering - + + + - + +<br />
A08.02 Protocol technology - + + + - + -<br />
A08.03 COTS software assessment - + + o - + -<br />
A08.04 Architectures - + + + - + +<br />
A08.05 High integrity and safety critical computing - o + - - + -<br />
A08.06 Secure computing techniques - - + - - o -<br />
A08.07 Encryption / crypto technologies - - o - - - -/o<br />
A08.08 Mathematical mo<strong>de</strong>lling <strong>de</strong>velopment - + + + + + +<br />
A08.09 OA tools and techniques - + o + - - +<br />
A08.11 Software verification and accreditation techniques - + + o - o -<br />
Kennisinvestering – Annexen 284<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
A09 Information and Signal Processing Technology 20<br />
A09.01 Data and information management technology - + + o - + +<br />
A09.02 Digital signal processing technology - + + + - o +<br />
A09.03 Optical signal processing technology - + o + - + o<br />
A09.04 Image / pattern processing technology - + o + - o o<br />
A09.05 Speech and natural language processing technology - o o o - - -<br />
A09.06 Optimisation and <strong>de</strong>cision support technology - + + + - o +<br />
A09.08 Information and data fusion technology - + + + - o +<br />
A09.11 Other information processing technology - + + + - o +<br />
A09.12 Mo<strong>de</strong>lling & Simulation technology - + + + o + +<br />
A10 Human Sciences 17<br />
A10.01 Human information processing - + + + - - -<br />
A10.02 Military human resources - + - - - - +<br />
A10.03 Teams, organisations and cultures - + + + - - +<br />
A10.04 Human survivability, protection and stress effects - + - + - - +<br />
A10.05 Individual and team training - + + + - o +<br />
A10.06 Human factors integration - + + + - o +<br />
A10.07 Collective training - + + o - o +<br />
A10.08 Human performance enhancement - + + + - - +<br />
A10.12 Surgical techniques and medical procedures - - - - - - -<br />
A10.13 Human health physics - - - - - - -<br />
A10.14 Human performance monitoring techniques - + + + - o -<br />
A10.15 Human factors in manufacturing - + o o - - -<br />
A11 Operating Environment Technology 10<br />
A11.01 Oceanography - o - o - + o<br />
A11.02 Terrain science - + - o - - o<br />
A11.03 Meteorology - - - - - + o<br />
A11.04 Upper atmosphere and space environment - + - - - - o<br />
A11.05 Acoustic propagation in air and water - + + + - - o<br />
A11.06 Electromagnetic propagation in air and water - + o + - - o<br />
Kennisinvestering – Annexen 285<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
A12 Mechanical, Thermal and Fluid-Related Technologies<br />
and Devices<br />
Kennisinvestering – Annexen 286<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
10 20<br />
A12.01 Mechanical / hydraulic technologies and <strong>de</strong>vices - o + - - - o<br />
A12.02 Lubrication technology - - - - - o -<br />
A12.03 Thermal and thermodynamic technologies and <strong>de</strong>vices - + + - - - o<br />
A12.04 Fluid mechanics - phenomenological and experimental - + + - o + o<br />
A12.05 Fluid dynamics techniques - + + - o + o<br />
B Systems-related technologies<br />
B01 Lethality & Platform Protection<br />
B01.01 Warheads - + - + - - o<br />
B01.02 Penetrators - + - + - - o<br />
B01.04 Battle damage reduction techniques - + - + - - -<br />
B01.05 Explosive Ordnance Disposal - + - o - - -<br />
B01.06 Mine <strong>de</strong>tection and clearance - + - + - - -<br />
B01.07 Armour systems - + - + - - -<br />
B01.08 Defensive Aids Suite - + + + - - -<br />
B01.09 Other platform protection measures - + + o - - -<br />
B02 Propulsion & Powerplants 5<br />
B02.01 Gas turbines - o + - - - +<br />
B02.02 Reciprocating and rotary IC engines - - o - - - +<br />
B02.03 Rocket engines and ramjets - + o + - - -<br />
B02.04 Gun and launch tube propulsion - o - - - - o<br />
B02.05 Electric propulsion – rotary and linear - + o o - o +<br />
B02.06 Transmissions / powertrains - o o - - - +<br />
B02.08 Ion thrusters - - - - - - -<br />
B02.09 Nuclear propulsion - - - - - - -<br />
B02.10 Final drive – air propellers and rotors - - + - - - +<br />
B02.11 Final drive – water propulsors - - - - + + +<br />
B02.12 Final drive – wheels and tracks - - - - - - o<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
B03 Design Technologies for Platforms and Weapons 10 200<br />
B03.01 Aerodynamic <strong>de</strong>signs - + + - - - o<br />
B03.02 Hydrodynamic <strong>de</strong>signs - o - - + + o<br />
B03.03 Structural <strong>de</strong>signs - + + + o + o<br />
B03.04 Mechanical <strong>de</strong>signs - + + - o + o<br />
B03.05 Stealth <strong>de</strong>signs - o o - - - -<br />
B03.06 Ballistic <strong>de</strong>signs - + o + - - o<br />
B03.07 Thermal / cryogenic <strong>de</strong>signs - - o - - - o<br />
B03.08 Electrical and electronic <strong>de</strong>signs - + + o - + o/+<br />
B03.09 Optical <strong>de</strong>signs - + - o - - -<br />
B03.10 Acoustic <strong>de</strong>signs - + + o - - -<br />
B03.11 Environmental protection <strong>de</strong>signs - + o - - o -<br />
B04 Electronic Warfare Systems & Directed Energy Technologies<br />
B04.01 DET – RF - + o + - - o<br />
B04.02 DET – lasers - o o o - - -<br />
B04.03 DET – other - - - - - - -<br />
B04.04 ECM – RF - + - + - - o<br />
B04.05 EOCM – IR/ Visible/ UV - + + + - - o<br />
B04.06 ECM – acoustic - o - o - - -<br />
B04.07 ECM – magnetic & electrical - o - - - - o<br />
B04.08 ESM – communications - + - + - - -<br />
B04.09 ESM – non-communications - + - + - - -<br />
B04.10 EPM – RF - o - o - - o<br />
B04.11 EOPM – IR/ Visible/ UV - o - - - - -<br />
B04.12 EPM – acoustic - o o - - - -<br />
B04.13 EPM – magnetic & electrical - o - - - - -<br />
Kennisinvestering – Annexen 287<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
B05 Signature Control and Signature Reduction 10<br />
B05.01 Radar signatures - + o + - - o<br />
B05.03 Laser signatures - o - o - - -<br />
B05.04 IR signatures - + + o - - o<br />
B05.05 Visible/UV signatures - + o o + o -<br />
B05.06 Acoustic signatures - + + + + + o<br />
B05.07 Electrical and electrochemical signatures - o - o - - o<br />
B05.08 Magnetic signatures - o - - - - o<br />
B06 Sensor Systems 3 27<br />
B06.01 RF sensors/antennas – active - + + + - - o<br />
B06.02 RF sensors/antennas – passive - + + + - - o<br />
B06.05 IR sensors – active - + o o - - o<br />
B06.06 IR sensors – passive - + + o - - o<br />
B06.07 Visible/UV wave sensors - o o o - - o<br />
B06.08 Acoustic sensors – active - + + + - - o<br />
B06.09 Acoustic sensors – passive - + + + - - o<br />
B06.10 Non-acoustic sensors – UW - - - - - - o<br />
B06.11 Electrical and electro-chemical sensors - - o - - + o<br />
B06.12 Magnetic sensors - + o - - - o<br />
B06.13 CB sensor systems - + + + - - -<br />
B06.14 Explosive <strong>de</strong>tection sensors - + o + - - -<br />
B06.15 Micro-sensor systems for active control of structures - o + o - - -<br />
B06.16 Motion sensor systems - + o - - + o<br />
B06.17 Environmental monitoring systems - - o - o o o<br />
B07 Guidance and Control for Weapons and Platforms 3 12<br />
B07.01 Navigation systems - o + - - o +<br />
B07.02 Weapon guidance and control systems - + + + - - +<br />
B07.03 Platform guidance and control systems - + + + - + -<br />
B07.05 Display systems - + + + - + -<br />
B07.06 Stores and weapon release / discharge - o + o - - -<br />
Kennisinvestering – Annexen 288<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
B08 Simulators, Trainers and Synthetic Environments 3 15<br />
B08.01 Skills training systems - + + o - o -<br />
B08.02 Tactical / crew training systems - + + o - o -<br />
B08.03 Command and staff training systems - + o o - o -<br />
B08.05 Virtual Reality - + o + - + -<br />
B08.06 Synthetic environments – synthetic force generation - + + + - + -<br />
B08.07 Synthetic environments – natural environment generation - + + + - + -<br />
B08.08 Synthetic environments – management systems - + o o - + -<br />
B09 Integrated Systems Technology 5<br />
B09.01 Systems engineering and integrated systems <strong>de</strong>sign - + + + - + +<br />
B09.02 Interoperability standards - + + + - + -<br />
B09.03 Radiation har<strong>de</strong>ning - - - - - - -<br />
B09.04 Robotics / automation in operational systems - o o o - - -<br />
B09.05 Reliability and maintainability of systems - + + - - + +<br />
B09.06 Health monitoring systems - + + + - - +<br />
B09.07 Safety systems - + + + - - o<br />
B09.08 System repair technology - + + - - - -<br />
B09.09 Electro-magnetic compatibility - + + + - o -<br />
B09.10 In-service data capture systems - + + - - - -<br />
B09.11 Integrated systems testing & evaluation - + + + - - -<br />
B09.12 Middleware systems - + + - - - -<br />
B09.13 Power Management of systems - - + - - - o<br />
B09.14 MMI/MSI - + + + - - o<br />
Kennisinvestering – Annexen 289<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
B10 Communications and CIS related technologies 5<br />
B10.01 Communications systems – below microwave frequencies - - - - - - -<br />
B10.02 Communications systems – micro & mm wave - + + o - - o<br />
B10.03 Communications technology – IR/ Visible/ UV - - - - - - -<br />
B10.04 Communications technology – acoustic - - - - - - -<br />
B10.06 Communications and CIS security systems - + + + - - -<br />
B10.07 Command and information systems integration - + + + - - +<br />
B10.09 Non-co-operative target recognition - + + + - - -<br />
B10.11 Geographic Information Systems - - o - - - +<br />
B10.12 Optimisation, planning and <strong>de</strong>cision support systems - + + + - o +<br />
B10.13 Infrastructure to support information management and<br />
dissemination<br />
- + + o - - -<br />
B10.14 Network management systems - + - - - - +<br />
B10.15 Air traffic control systems - + - - - - o<br />
B11 Personnel Protection Systems<br />
B11.01 Physical protection systems – threat - + - + - - +<br />
B11.02 Physical protection systems – environment - + - + - - o<br />
B11.03 CB & N protection – physical - + - + - - -<br />
B11.04 CB & N countermeasures – medical - + - + - - -<br />
B12 Manufacturing Processes / Design Tools / Techniques 10<br />
B12.01 Design for improved reliability and maintainability - + + o - + o/+<br />
B12.02 Cost engineering - + o - - - -<br />
B12.03 Concurrent engineering and reduced <strong>de</strong>sign cycle - + + - - - -<br />
B12.04 Advanced prototyping - + + o - o -<br />
B12.05 Techniques and systems for production manufacturing - + + - - - -<br />
B12.06 Project management and control - + + - - - -<br />
B12.07 Manufacturing process simulation - + o - - - -<br />
B12.08 Lean manufacturing - o o - - - -<br />
B12.09 Process control technology - o o - - o -<br />
B12.10 Environmentally friendly factory processes - - o - - - -<br />
B12.11 Knowledge-based engineering - + + - o + -<br />
Kennisinvestering – Annexen 290<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
C Military assessments, equipment and functions<br />
C01 Defence Analysis 10 50<br />
C01.01 Policy, force <strong>de</strong>velopment and balance of investment studies - + - + - - o<br />
C01.02 Combined operational effectiveness and investment<br />
appraisals<br />
- o o o - - o<br />
C01.03 Platform and system concept studies - + + + o + o<br />
C01.04 Requirement <strong>de</strong>finition studies - + + + - + -<br />
C01.05 Scenario generation - + o + - o -<br />
C01.06 Tactical <strong>de</strong>velopment and support to operations and training - + + + - o -<br />
C01.07 Other effectiveness and performance studies - + + + o + o<br />
C01.08 Military doctrine analysis - + o + - - o<br />
C01.09 Wargaming and Combat Simulation - + + + - - -<br />
C02 Integrated Platforms 13 40<br />
C02.02 Un<strong>de</strong>rsea platforms - o - o o + o<br />
C02.03 Fighting land vehicles - o - o - - o<br />
C02.04 Logistic, command and surveillance land vehicles - o - o - - -<br />
C02.05 Combat aircraft - - + - - - o<br />
C02.06 Logistic, support and surveillance aircraft - - + - - - -<br />
C02.07 Helicopters - o + o - - +<br />
C02.08 Unmanned land / sea / air vehicles - o + o o o o<br />
C02.09 Lighter-than-air platforms - - + - - - -<br />
C02.10 Communications satellites - - + - - - -<br />
C02.11 Surveillance and navigation satellites - - + - - - -<br />
C02.12 Other satellites - - + - - - -<br />
C02.13 Space launchers - o o o - - -<br />
C02.14 Fighting sea surface platforms - o o o + + +<br />
C02.15 Logistic and support sea surface platforms - o o - + + +<br />
Kennisinvestering – Annexen 291<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
C03 Weapons 5<br />
C03.03 Mines - land - - -/o - - - -<br />
C03.05 Missiles - anti air - o o o - - o<br />
C03.06 Missiles - anti surface (sea) - o -/o o - - o<br />
C03.07 Gun systems - platform mounted - o -/o o - - o<br />
C03.08 Gun systems - hand held - - -/o - - - -<br />
C03.09 Directed Energy Weapons - o -/o o - - o<br />
C03.10 Non-Lethal Weapons - o -/o o - - o<br />
C03.12 Mines - sea - - -/o - - - -<br />
C03.13 Missiles - anti ground (land) - o o o - - o<br />
C03.14 Torpedoes - anti surface - o -/o o o - -<br />
C03.15 Torpedoes - anti submarine - o -/o o o - -<br />
C04 Installations and Facilities<br />
C04.01 Ground stations - - + - - - -<br />
C04.02 Fortifications / <strong>de</strong>fences - o - o - - -<br />
C04.03 Battlefield engineering - - - - - - -<br />
C04.04 T&E facilities - + -/o + - - -<br />
C04.05 Site <strong>de</strong>contamination - o -/o o - - -<br />
C05 Equipped Personnel<br />
C05.01 Equipped men - + o + - - -<br />
C05.02 Recruitment, selection and allocation - - o - - - -<br />
C05.03 Training and education - + + + - - +<br />
C05.04 Health and well-being - + o + - - -<br />
C06 Miscellaneous Defence Functions and Policy Support 12<br />
C06.02 International Security & Counter Insurgency + + - + - - o<br />
C06.04 Equipment disposal and environmental protection - - o - - - -<br />
C06.05 Non-proliferation o - - - - - -<br />
C06.06 Hazard assessment - - o - - - -<br />
C06.08 Logistics - o o o - - o<br />
C06.09 Counter stealth - - o - - - -<br />
Kennisinvestering – Annexen 292<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
UK6 TAXONOMY<br />
International standard Clingendael<br />
C07 Battlespace Information<br />
C07.01 Information infrastructure - + + + - - -<br />
C07.02 Information Warfare - + o + - - -<br />
C07.03 Command & Control - + + + - - +<br />
C07.04 Digitization of the battlespace - + o + - - -<br />
C07.05 ISTAR (= Intelligence, Surveillance, Target Acquisition &<br />
Reconnaissance)<br />
- + + + - - -<br />
C07.06 Military intelligence - + + + - - -<br />
C08 Business Processes<br />
C08.01 Requirements capture - + + + - - -<br />
C08.02 Concepts and product <strong>de</strong>finition - + + + - - o<br />
C08.03 Product supportability - - + - - - -<br />
C08.04 Whole-life cycle improvement - + + + - - o<br />
C08.05 Business process simulation - - - - - - -<br />
C08.06 Benchmarking and Best Practice - - - - - - o<br />
C08.07 Lean enterprise mo<strong>de</strong>ls - - - - - - -<br />
C08.08 R&T management - + + + - - -<br />
C08.09 Design in the exten<strong>de</strong>d enterprise - + + + - - -<br />
C08.10 Procurement and contracting processes - - - - - - o<br />
C09 Miscellaneous / not technical<br />
C09.01 Military history - - - - - - +<br />
C09.02 Military law - - - - - - +<br />
C09.03 Military ethics - - - - - - +<br />
Kennisinvestering – Annexen 293<br />
TNO<br />
NLR<br />
TNO DSS<br />
MARIN DEF<br />
MARIN<br />
NLDA
Strategische vragen<br />
Ruimte en milieu<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Ruimte en milieu 296
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.5.3<br />
Welke ontwikkelingen doen zich in Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> op het gebied van ruimtelijke en milieuwetgeving<br />
en in welke mate hebben <strong>de</strong>ze invloed op:<br />
❚ gebruik van oefengebie<strong>de</strong>n<br />
❚ gebruik van vliegbases gebruik van infrastructuur<br />
❚ gebruik van sensoren en wapensystemen<br />
Beantwoord door: Defensie (DRMV in samenwerking met DJZ)<br />
Ruimte en milieu 297
Inhoudsopgave<br />
Inleiding 300<br />
Probleemstelling en on<strong>de</strong>rzoeksvragen 300<br />
Ontwikkelingen op het gebied van<br />
milieu en omgeving 302<br />
Energie 304<br />
Tussenconclusie Energie 306<br />
CO2-uitstoot en klimaatveran<strong>de</strong>ring 307<br />
Tussenconclusies CO2 310<br />
Klimaatveran<strong>de</strong>ring 310<br />
Tussenconclusie klimaatveran<strong>de</strong>ring 311<br />
Natuur en biodiversiteit 312<br />
Tussenconclusie natuur en biodiversiteit 314<br />
Ruimte 316<br />
- Luchthavens 317<br />
- Windmolenparken 317<br />
- Natuurgebie<strong>de</strong>n 318<br />
Tussenconclusie ruimte 318<br />
Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving<br />
in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320<br />
Bestuurlijk ka<strong>de</strong>r 320<br />
Juridisch ka<strong>de</strong>r en regelgeving 321<br />
Toekomst 324<br />
Conclusies 324<br />
Literatuur 326<br />
Ruimte en milieu 298
Ruimte en milieu 299
1.<br />
Inleiding<br />
Probleemstelling en on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
Het ministerie van Defensie legt beslag op een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ruimte van Ne<strong>de</strong>rland. In hoofdlijnen is dit<br />
ruimte gebruik vastgelegd in het Twee<strong>de</strong> Structuurschema Militaire Terreinen (2005). Bij haar bedrijfsvoering<br />
is Defensie gebon<strong>de</strong>n aan het omgevingsrecht en het milieurecht. Als we <strong>de</strong> toekomst willen<br />
verkennen komen daarbij als vanzelf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vragen naar voren.<br />
Welke ontwikkelingen doen zich <strong>voor</strong> op het gebied van ruimtelijke en milieuwetgeving<br />
en in welke mate hebben <strong>de</strong>ze invloed op:<br />
❚ gebruik van oefengebie<strong>de</strong>n;<br />
❚ gebruik van vliegbases;<br />
❚ gebruik van infrastructuur;<br />
❚ gebruik van sensoren (radar, sonar) en wapensystemen?<br />
Wat is het bestuurlijke en juridisch ka<strong>de</strong>r waarbinnen <strong>de</strong>ze ontwikkelingen plaatsvin<strong>de</strong>n?<br />
Opgemerkt wordt dat toekomstige veran<strong>de</strong>ringen op het gebied van ruimte- en milieuwetgeving een<br />
gevolg zijn van <strong>de</strong> ontwikkelingen die mondiaal of internationaal plaatsvin<strong>de</strong>n op het gebied van on<strong>de</strong>r<br />
meer grondstoffen, brandstoffen, klimaat, <strong>de</strong>mografische en technologische ontwikkelingen. In <strong>de</strong>ze<br />
verkenning zal daarom eerst wor<strong>de</strong>n ingegaan op <strong>de</strong>ze mondiale ontwikkelingen en zal wor<strong>de</strong>n geschetst<br />
wat <strong>de</strong> gevolgen kunnen zijn van <strong>de</strong>ze ontwikkelingen <strong>voor</strong> het ruimtegebruik (oefenmogelijkhe<strong>de</strong>n) en<br />
<strong>de</strong> bedrijfsvoering (materieel, infrastructuur) van <strong>de</strong> krijgsmacht op nationaal niveau. In die zin is <strong>de</strong>ze<br />
beschouwing bre<strong>de</strong>r dan alleen wetgeving. Deze verkenning zal niet ingaan op <strong>de</strong> vraag wat <strong>de</strong> mondiale<br />
ontwikkelingen <strong>voor</strong> mogelijke gevolgen kunnen hebben op <strong>de</strong> stabiliteit tussen verschillen<strong>de</strong> staten in <strong>de</strong><br />
Ruimte en milieu – Inleiding 300
wereld en daarmee op <strong>de</strong> mogelijke inzetgebie<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> krijgsmacht, noch op <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
<strong>voor</strong> humanitaire hulpverlening in regio’s in <strong>de</strong>ze wereld die wor<strong>de</strong>n getroffen door natuurrampen als<br />
gevolg van klimaatveran<strong>de</strong>ringen.<br />
Ruimte en milieu – Inleiding 301
2.<br />
Ontwikkelingen<br />
op het gebied van<br />
milieu en omgeving<br />
In 2007 en 2008 zijn er internationaal veel rapporten verschenen over <strong>de</strong> mondiale problemen die spelen<br />
op het gebied van milieu en duurzaamheid. 109 De rapporten geven, uiteraard met on<strong>de</strong>rlinge verschillen<br />
die afhankelijk zijn van <strong>de</strong> gekozen invalshoek, in het algemeen toch een eensluitend beeld van <strong>de</strong> grote<br />
uitdagingen waar we <strong>voor</strong> staan op het gebied van duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling van <strong>de</strong><br />
mensheid is <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> afgelopen zestig jaar ten koste gegaan van natuur en milieu. Dit geldt in het<br />
bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ecosystemen en het klimaat. De mens heeft mondiaal inmid<strong>de</strong>ls al twee<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van het<br />
productieve land in gebruik genomen, <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> landbouw. Hierdoor is <strong>de</strong> biodiversiteit afgenomen.<br />
Door het stijgen<strong>de</strong> energiegebruik zijn <strong>de</strong> broeikasgasemissies toegenomen, met een versnel<strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
als gevolg. Verlies aan biodiversiteit en klimaatveran<strong>de</strong>ring is <strong>de</strong> ecologische prijs die betaald<br />
wordt <strong>voor</strong> sociaal-economische ontwikkeling.<br />
Twee belangrijke factoren achter <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> milieudruk zijn <strong>de</strong> groei van bevolking en <strong>de</strong> consumptie.<br />
Het resultaat van bevolkings- en consumptiegroei is dat fossiele brandstoffen en grondstoffen uitgeput<br />
raken, <strong>de</strong> CO2-emissies stijgen en het beslag op <strong>de</strong> ruimte groter wordt. Als <strong>de</strong> huidige trends doorzetten,<br />
is in 2040 het aantal mensen op aar<strong>de</strong> toegenomen van 6 naar bijna 9 miljard. Hierdoor zal ook <strong>de</strong><br />
consumptie toenemen (<strong>de</strong>nk hierbij aan snel ontwikkelen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n zoals China en India). Tegen het<br />
jaar 2040 zal het energie- en ruimtegebruik per persoon in bijna alle lan<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r zijn toegenomen.<br />
De concurrentie om grondstoffen zal groter wor<strong>de</strong>n en dit zal <strong>de</strong> prijs ver<strong>de</strong>r opdrijven, waardoor<br />
geo politieke spanningen kunnen toenemen. Omdat <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia <strong>de</strong> eigen gas<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n opraken,<br />
neemt <strong>de</strong> importafhankelijkheid van Europa toe van 30% in 2005 tot meer dan 60% in 2050. 110 Ver<strong>de</strong>r verlies<br />
aan biodiversiteit en klimaatveran<strong>de</strong>ring is het gevolg. Omdat fossiele energie <strong>voor</strong>lopig naar verwachting<br />
wereldwijd <strong>de</strong> belangrijkste energiedrager blijft, zullen <strong>de</strong> CO2-emissies toenemen van 28 Gigaton in 2005<br />
109 On<strong>de</strong>r meer: Global Environment Outlook IV. Environment for Development, (UNEP, 2007); Climate Change 2007, Fourth Assessment Report (IPCC, 2007a,b,c,d);<br />
Environmental Outlook to 2030, (OECD, 2008); International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD, 2008).<br />
110 Twee<strong>de</strong> Duurzaamheidsstudie, Milieu- en Natuurplanbureau, 2007<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 302
tot 47 Gigaton in 2040. Door <strong>de</strong> hogere concentratie van broeikasgassen in <strong>de</strong> atmosfeer, zal <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
temperatuur op aar<strong>de</strong> stijgen.<br />
Gezien <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> ontwikkelingen, lijkt het er op dat <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> klimaat, biodiversiteit<br />
en ontwikkeling met huidig beleid niet zullen wor<strong>de</strong>n gehaald. Het tempo waarin natuur verloren gaat<br />
wordt vóór 2010 niet omgebogen (dit was het oogmerk van <strong>de</strong> Biodiversiteitconventie) en klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
blijft niet binnen veilige grenzen (UNFCC klimaatdoel). Er zal een wereldwij<strong>de</strong> omslag in<br />
<strong>de</strong>nken en doen van burgers, bedrijven en beleid nodig zijn om <strong>de</strong>ze doelen in ie<strong>de</strong>r geval te bena<strong>de</strong>ren.<br />
Dat zal zich moeten toespitsen op twee elementen. Allereerst op het gebruik van het land. Door <strong>de</strong> groei<br />
van <strong>de</strong> bevolking ontstaat druk op het gebruik van het land in het streven naar voldoen<strong>de</strong> voedsel en er is<br />
een toenemend ruimtebeslag door uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en infrastructuur 111 . Een an<strong>de</strong>r element is energie,<br />
klimaat en luchtverontreiniging. De uitstoot van broeikasgassen zal ook na 2020 wereldwijd drastisch<br />
moeten vermin<strong>de</strong>ren om het 2°C doel 112 van <strong>de</strong> EU binnen bereik te hou<strong>de</strong>n.<br />
Er is actie van lan<strong>de</strong>n nodig, en <strong>voor</strong>al internationale samenwerking, om <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> doelen te kunnen<br />
halen. Verwacht kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (in ie<strong>de</strong>r geval in Europees verband) meer maatregelen<br />
getroffen zullen wor<strong>de</strong>n. Daarbij kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan een ver<strong>de</strong>re uitbreiding en aanvulling van het<br />
Europese emissiehan<strong>de</strong>lssysteem (Emissions Trading System, ETS), maar ook aan het opleggen door <strong>de</strong><br />
overheid van aanvullen<strong>de</strong> normen <strong>voor</strong> hernieuwbare energie, meer energie-efficiënte gebouwen en<br />
voertuigen en energiebesparing. Met nieuwe technologieën op het gebied van energiebesparing,<br />
hernieuwbare energie, kernenergie, kolen met opslag van CO2 moeten emissies van broeikasgassen<br />
wor<strong>de</strong>n teruggedrongen.<br />
111 “Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Leefomgeving, Lessen uit mondiale milieuverkenningen, 2008.<br />
112 De EU wil <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen in 2020 t.o.v. 1990 met tenminste 30 % hebben teruggedrongen om te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> temperatuur van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong><br />
met meer dan 2°C stijgt, wat volgens steeds meer wetenschappers <strong>de</strong> grens is waarna er geen weg meer terug is.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 303
Energie<br />
Toegang tot energiebronnen is van groot belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> economische ontwikkeling van een land.<br />
Energiebronnen zijn te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in eindige energie (olie, gas, kolen en uranium) en hernieuwbare<br />
of duurzame energie (wind, zon, waterkracht, biomassa en aardwarmte). Ongeveer 86% van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening<br />
op aar<strong>de</strong> bestaat uit eindige energie: 79% uit fossiele brandstoffen (kolen, olie en gas) en 7%<br />
uit nucleaire energie. De hernieuwbare bronnen beslaan ongeveer 14% van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening: 11% uit<br />
verbranding van biomassa (hout en afval) en 3% uit <strong>de</strong> bronnen wind, zon, waterkracht en aardwarmte.<br />
Figuur 5.1.1 Het mondiale energiegebruik naar energiebron 1850-2000<br />
(Darmstadter, 1971, Etemad et al, 1991, IEA, 2003).<br />
De verwachting is dat het energiegebruik wereldwijd per jaar 2-3% zal toenemen. De westerse wereld zal een<br />
beperkte stijging laten zien; in an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al in China en India, zal <strong>de</strong> toename sneller optre<strong>de</strong>n.<br />
Energie zal op zichzelf niet schaars wor<strong>de</strong>n. Wel zal <strong>de</strong> fossiele brandstof aan het eind van <strong>de</strong>ze eeuw<br />
opraken (met uitzon<strong>de</strong>ring van kolen) en zal energie dus veel duur<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Naar verwachting zal in <strong>de</strong><br />
westerse wereld <strong>de</strong> aandacht daardoor in het begin <strong>voor</strong>al wor<strong>de</strong>n gericht op besparingen en vervolgens<br />
op verbetering van <strong>de</strong> energie-efficiency van infrastructuur, machines en apparatuur. Ook zal in <strong>de</strong> westerse<br />
wereld het verbruik verschuiven van olie naar aardgas, omdat aardgas een schonere brandstof is met een<br />
lagere CO2-uitstoot.<br />
Kernenergie maar ook duurzame energie (wind, water, biomassa), zal langzaam blijven groeien. Nieuwe<br />
technologieën als biobrandstof en waterstof als energiedrager zullen ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n ontwikkeld en later<br />
een (beperkte) toepassing krijgen. Vooralsnog vergen <strong>de</strong>ze innovatieve ontwikkelingen echter aanzienlijke<br />
investeringen. De mate en het tempo waarin duurzame energie zich zal ontwikkelen, is dus <strong>voor</strong> een groot<br />
<strong>de</strong>el afhankelijk van <strong>de</strong> mate van prijsverhoging van <strong>de</strong> klassieke fossiele energiedragers.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 304
Energieverbruik naar type brandstof, 2005<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 305
Om het EU-doel van 20% hernieuwbare energiebronnen in 2020 op een kosteneffectieve wijze te realiseren,<br />
is grootschalige inzet van biobrandstoffen in <strong>de</strong> transportsector nodig. Dit lijkt alleen mogelijk door import<br />
van biobrandstoffen op grote schaal. De verwachtingen van <strong>de</strong> bijdrage van biobrandstoffen aan <strong>de</strong><br />
doelstellingen <strong>voor</strong> 2020 moeten in ie<strong>de</strong>r geval wor<strong>de</strong>n getemperd. Als alternatief <strong>voor</strong> <strong>de</strong> transportsector<br />
wordt dan ook meer ingezet op zuiniger motoren. Voor <strong>de</strong> langere termijn is <strong>de</strong> overgang van eerste naar<br />
twee<strong>de</strong> generatie biobrandstoffen (die niet geproduceerd zijn in natuurgebie<strong>de</strong>n of op hoogwaardige<br />
landbouwgrond) cruciaal.<br />
Verwachte toename van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in <strong>de</strong> EU<br />
Tussenconclusie Energie<br />
Bij <strong>de</strong> eigen bedrijfsvoering zal Defensie al vrij snel te maken krijgen met sterk stijgen<strong>de</strong> energieprijzen.<br />
Op <strong>de</strong> korte termijn is energiebesparing en verhogen van <strong>de</strong> energie-efficiency van roerend en onroerend<br />
goed <strong>de</strong> meest rendabele aanpak (<strong>de</strong>nk aan spouw- en dakisolatie, HR-ketels, dubbel glas). Defensie maakt<br />
gebruik van han<strong>de</strong>lsgebruikelijke voertuigbrandstoffen waaraan biobrandstof (5,75%) is toegevoegd. Op<br />
<strong>de</strong> langere termijn ligt aanpassing van <strong>de</strong> energie<strong>voor</strong>ziening, waardoor <strong>de</strong> afhankelijkheid van fossiele<br />
brandstoffen vermin<strong>de</strong>rt, in <strong>de</strong> re<strong>de</strong> (<strong>de</strong>nk aan meer bijmengen biobrandstof, toename aan<strong>de</strong>el duurzame<br />
energie bij infrastructuur, fuel switch). Binnen het Ministerie van Defensie zijn, als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Defensie<br />
Duurzaamheidsnota 2009, inmid<strong>de</strong>ls studies gestart naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>voor</strong> Defensie van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zienbare<br />
ontwikkelingen op het terrein van energie. Kortheidshalve wordt <strong>voor</strong> meer informatie hier verwezen naar<br />
<strong>de</strong> DDN.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 306
CO2-uitstoot en klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
Het grootste mondiale milieuprobleem is <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het klimaat op aar<strong>de</strong>. De emissies van<br />
broeikasgassen zijn in <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia toegenomen door <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> bevolking en <strong>de</strong> economie<br />
en het daaraan gekoppel<strong>de</strong> energie- en ruimtegebruik. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld van ernstige verstoring van<br />
natuurlijke kringlopen door menselijke activiteiten is <strong>de</strong> verdubbeling van <strong>de</strong> in omloop zijn<strong>de</strong> hoeveelheid<br />
stikstof- en zwavelverbindingen. Er bestaat inmid<strong>de</strong>ls wetenschappelijke consensus over <strong>de</strong> natuurlijke<br />
variabiliteit van het klimaat, over het feit dat het klimaat bijna over <strong>de</strong> hele wereld in snel tempo warmer<br />
wordt en dat dit niet overal op <strong>de</strong> wereld in hetzelf<strong>de</strong> tempo gaat.<br />
Figure 1: Observed change in global mean temperature (left) and 2007 surface temperature anomaly<br />
Source: NASA GISS, 2008<br />
Geen overeenstemming is er over <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> mens in opwarming van het klimaat. Het Intergovernmental<br />
Panel for Climate Change (IPCC) van <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Naties en <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> wetenschappers in <strong>de</strong><br />
wereld zijn er van overtuigd dat <strong>de</strong> mens (<strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> uitstoot van kooldioxi<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> verbranding van<br />
fossiele brandstoffen) een belangrijke bijdrage levert aan het broeikaseffect en dat dit tot zeer ongewenste<br />
effecten zal lei<strong>de</strong>n. De Ne<strong>de</strong>rlandse regering heeft zich bij het standpunt van <strong>de</strong> IPCC aangesloten. De<br />
gevolgen van klimaatveran<strong>de</strong>ring zijn nu al merkbaar en zullen in <strong>de</strong> toekomst nog meer toenemen. De<br />
verwachtingen zijn dat in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> 40 jaar wereldwijd gemid<strong>de</strong>ld een temperatuurstijging van 1,2 gra<strong>de</strong>n<br />
Celsius zal plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 307
Figuur 3.3.2 Concentratie kooldioxi<strong>de</strong> en temperatuurstijging (Bron: Bran<strong>de</strong>s et al., 2000)<br />
Ne<strong>de</strong>rland is een klein land dat absoluut gezien slechts weinig bijdraagt aan het mondiale klimaat en<br />
biodiversiteitprobleem. Wel ligt door <strong>de</strong> relatief hoge welvaart, <strong>de</strong> CO2-emissie per hoofd van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse bevolking boven het wereldgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. De broeikasgasemissies door Ne<strong>de</strong>rlandse consumptie<br />
zullen in 2040 per hoofd van <strong>de</strong> bevolking een factor vijf hoger liggen dan nodig is om het 2 gra<strong>de</strong>ndoel te<br />
realiseren. Als gevolg van <strong>de</strong> wereldwij<strong>de</strong> toename van broeikasgassen en <strong>de</strong> reductieverplichtingen die<br />
Ne<strong>de</strong>rland in het ka<strong>de</strong>r van het Kyoto-verdrag op zich genomen heeft, zal daarom het nationale milieubeleid<br />
in <strong>de</strong> toekomst tot meer maatregelen overgaan om <strong>de</strong> uitstoot van CO2 te reduceren.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 308
Broeikasgasemissie per persoon in <strong>de</strong> EU-lan<strong>de</strong>n, 1990 en 2005<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 309
Tussenconclusies CO2<br />
Deze maatregelen die genomen zullen wor<strong>de</strong>n tegen CO2-emissies zullen ook invloed hebben op<br />
het materieel en <strong>de</strong> infrastructuur van Defensie. De volgen<strong>de</strong> maatregelen kunnen wor<strong>de</strong>n verwacht:<br />
❚ Bijmengen van biobrandstof in <strong>de</strong> fossiele brandstof;<br />
❚ Aanscherping van <strong>de</strong> energieprestatie-coëfficiënt <strong>voor</strong> infrastructuur;<br />
❚ Toename duurzame (wind)energie;<br />
❚ Toename van duurzaam inkopen door <strong>de</strong> rijksoverheid als <strong>voor</strong>beeldfunctie;<br />
❚ Aanscherping milieueisen <strong>voor</strong> motoren en brandstoffen (Defensie zal plaatsing van roetfilters<br />
op voertuigen en schepen moeten overwegen en in <strong>de</strong> toekomst wellicht overgaan tot an<strong>de</strong>re<br />
typen motoren en brandstof ).<br />
Een en an<strong>de</strong>r zal <strong>voor</strong>namelijk financiële gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie met zich meebrengen.<br />
Klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
Het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC) geeft aan dat als gevolg van <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
ook veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> neerslaghoeveelhe<strong>de</strong>n zullen plaatsvin<strong>de</strong>n. Er wordt niet uitgesloten dat <strong>de</strong>ze<br />
klimaatveran<strong>de</strong>ringen gepaard gaan met heftiger en frequenter optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> extreme weersomstandighe<strong>de</strong>n<br />
zoals zware stormen en wolkbreuken. Op sommige plaatsen zal aanzienlijk meer ( >100 mm/jaar) neerslag<br />
vallen met overstromingen en aardverschuivingen tot gevolg.<br />
Deze effecten wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al verwacht in Noord-Amerika, Scandinavië, Siberië, China, Zuidoost-Azië en<br />
Centraal Afrika. Als gevolg van expansie van het oceaanwater en het smelten van <strong>de</strong> poolkappen en gletsjers<br />
zal <strong>de</strong> zeespiegel <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> tijd stijgen. Het IPCC schatte <strong>de</strong>ze stijging op 0,09 tot 0,88 m tussen 1990 en<br />
2100, waarbij aanzienlijke regionale verschillen optre<strong>de</strong>n.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 310
De rekenmo<strong>de</strong>llen op basis waarvan <strong>de</strong> zeespiegelstijging wordt berekend, wor<strong>de</strong>n steeds nauwkeuriger.<br />
Het KNMI verwacht tot 2100 een stijging van 35 tot 85 centimeter. 113 De door het kabinet ingestel<strong>de</strong><br />
Deltacommissie heeft on<strong>de</strong>r leiding van Cees Veerman on<strong>de</strong>rzoek gedaan. 114 Bij zijn aanbevelingen gaat<br />
<strong>de</strong> commissie ervan uit dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> eeuw rekening moet hou<strong>de</strong>n met een grotere stijging<br />
van <strong>de</strong> zeespiegel dan klimatologen van het KNMI <strong>voor</strong>zien. De becijferingen van <strong>de</strong> Deltacommissie<br />
komen uit op 65 tot 130 centimeter. Met een sneller stijgen<strong>de</strong> zeespiegel zijn meer, en radicalere, maatregelen<br />
nodig om Ne<strong>de</strong>rland te beschermen tegen overstromingen. Volgens <strong>de</strong> commissie zijn grootschalige<br />
zandsuppleties aan <strong>de</strong> Noordzeekust een van <strong>de</strong> maatregelen die Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> eeuw<br />
water snoodbestendig maken.<br />
Figuur 4.3.4 Trend 1900-2000 in <strong>de</strong> zeespiegel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kust van Ne<strong>de</strong>rland (Bron: RIKZ, 2000)<br />
Tussenconclusie klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
Het is nog niet dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> stijging van <strong>de</strong> zeespiegel (en van eventuele zandsuppleties) op <strong>de</strong> langere<br />
termijn <strong>voor</strong> gevolgen heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> kust liggen<strong>de</strong> Defensie-inrichtingen (oefenterrein en schietbaan<br />
Marnewaard, Schietrange <strong>de</strong> Vliehors, <strong>de</strong> schietinrichtingen Petten en Erfprins). Verplaatsing van <strong>de</strong><br />
Defensielocaties is in het verle<strong>de</strong>n vaker on<strong>de</strong>rzocht. De conclusie luid<strong>de</strong> in bijna alle gevallen dat <strong>de</strong><br />
inspanningen om <strong>de</strong>ze activiteiten el<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>r te brengen onevenredig hoog zijn.<br />
Het toegenomen risico dat klimaatveran<strong>de</strong>ring met zich zal meebrengen in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren (<strong>de</strong>nk aan<br />
overstromingen, hittegolven, stormen, bosbran<strong>de</strong>n), kan gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> krijgssmacht<br />
als bijstand- en steunverlener van <strong>de</strong> civiele autoriteiten (civiel – militaire samenwerking), zowel<br />
nationaal als internationaal. In eigen land zullen door klimaatveran<strong>de</strong>ring o.a. vaker bosbran<strong>de</strong>n en<br />
wateroverlast gaan plaatsvin<strong>de</strong>n, waarbij <strong>de</strong> hulp van Defensie kan wor<strong>de</strong>n ingeroepen. Zo zijn luchtmachthelikopters<br />
in het verle<strong>de</strong>n al meer<strong>de</strong>re malen ingezet bij het blussen van bran<strong>de</strong>n. In 2007 wer<strong>de</strong>n drie<br />
helikopters ingezet in Griekenland bij het bestrij<strong>de</strong>n van grote bosbran<strong>de</strong>n. In 2005 gebeur<strong>de</strong> dit met twee<br />
toestellen in Portugal. Ook in Ne<strong>de</strong>rland zijn <strong>de</strong> helikopters eer<strong>de</strong>r ingezet <strong>voor</strong> het blussen van bran<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong>cember 2005 is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> invulling van een meer structurele rol na rampen <strong>voor</strong> Defensie in samenwerking<br />
met het Ministerie <strong>voor</strong> Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het project Intensivering Civiel<br />
Militaire Samenwerking opgezet. Naast klimaatveran<strong>de</strong>ring is ook <strong>de</strong> aantasting van <strong>de</strong> ozonlaag een<br />
113 www.knmi.nl/kenniscentrum/ipcc_2007/zeespiegelstijging<br />
114 www.<strong>de</strong>ltacommissie.com<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 311
potentiële wereldwij<strong>de</strong> milieubedreiging. De afbraak van <strong>de</strong>ze atmosferische laag, die scha<strong>de</strong>lijke ultraviolet<br />
straling uitfiltert, door chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s, HCFK’s en halonen) is twintig jaar gele<strong>de</strong>n<br />
ont<strong>de</strong>kt. In 1987 is een internationale overeenkomst getekend om <strong>de</strong> afbraak van <strong>de</strong> ozonlaag te stoppen,<br />
het Montreal Protocol. De Europese Unie heeft in 2000 dit protocol uitgewerkt en aangescherpt in <strong>de</strong><br />
Europese Veror<strong>de</strong>ning betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen. De productie en import van CFK’s in<br />
EU-lan<strong>de</strong>n is sinds 1 januari 1995 verbo<strong>de</strong>n. Voor halonen en HCFK’s zijn beperken<strong>de</strong> maatregelen opgelegd.<br />
De EU-veror<strong>de</strong>ning is omgezet in nationale wetgeving, namelijk het Besluit ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen<br />
(2003). Tegen 2010 wordt een nieuwe EU veror<strong>de</strong>ning op het gebied van ozonlaagafbreken<strong>de</strong> stoffen<br />
verwacht. Voor halonen wor<strong>de</strong>n uitfaseringsdata genoemd van 2017 tot 2030. De Montreal – afspraken en<br />
<strong>de</strong> vertaling daarvan in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving raken Defensie ver<strong>de</strong>r bij het gebruik van oplosmid<strong>de</strong>len,<br />
koelinstallaties en brandblusmid<strong>de</strong>len. De uitvoering van <strong>de</strong> uitfasering van <strong>de</strong> bewuste ozonlaagaantasten<strong>de</strong><br />
stoffen is al in gang, maar <strong>de</strong> uitvoeringsdata die <strong>de</strong> EU heeft gesteld zijn erg ambitieus <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> militaire sector.<br />
Natuur en biodiversiteit<br />
Als gevolg van temperatuursveran<strong>de</strong>ring, toenemen<strong>de</strong> wereldbevolking, stijgend energiegebruik en het<br />
kappen van bossen neemt <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> biodiversiteit (soortenrijkdom) toe. Als gevolg<br />
daarvan zal <strong>de</strong> biodiversiteit in <strong>de</strong> wereld afnemen. Een maat hier<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> Ecologische Kapitaal In<strong>de</strong>x<br />
(UNEP): <strong>de</strong> gehele <strong>voor</strong>raad planten- en diersoorten in een bepaald gebied, elk met zijn eigen aantal en<br />
verspreiding ten opzichte van een referentiesituatie: 100% staat <strong>voor</strong> een wereld met alleen natuurlijke<br />
ecosystemen. Tussen 1995 en 2030 wordt verwacht dat het ecologisch kapitaal afneemt van 65% van <strong>de</strong><br />
referentiesituatie tot 58%, met grote regionale verschillen.<br />
Figuur 6: In vrijwel alle regio's neemt <strong>de</strong> biodiversiteit in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> 30 jaar ver<strong>de</strong>r af<br />
Bron: Nationale Milieuverkenning 5, RIVM<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 312
Doordat klimaatgor<strong>de</strong>ls zich naar het noor<strong>de</strong>n verplaatsen, krijgt Ne<strong>de</strong>rland het klimaat dat nu in Mid<strong>de</strong>n-<br />
Frankrijk heerst met <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> flora en fauna. De effecten van klimaatveran<strong>de</strong>ring zijn in <strong>de</strong><br />
natuur in Ne<strong>de</strong>rland al waar te nemen:<br />
❚ planten en dieren verhuizen noordwaarts;<br />
❚ <strong>de</strong> lente begint vroeger;<br />
❚ relaties in voedselketens raken verstoord;<br />
❚ voedselketens in <strong>de</strong> Noordzee en Wad<strong>de</strong>nzee veran<strong>de</strong>ren aan <strong>de</strong> basis (het plankton)<br />
met negatieve gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vis- en vogelstand.<br />
In zijn algemeenheid zal <strong>de</strong> biodiversiteit afnemen omdat kwetsbare plant- en diersoorten <strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ring<br />
niet kunnen volgen en verdrongen zullen wor<strong>de</strong>n door sterkere, meer algemeen <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong><br />
soorten. Wereldwijd, maar <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> dichtstbevolkte gebie<strong>de</strong>n, lij<strong>de</strong>n diersoorten en ecosystemen on<strong>de</strong>r<br />
versnippering van hun habitats. Dit on<strong>de</strong>rwerp, dat zich op het snijpunt van ruimtelijke or<strong>de</strong>ning, milieu<br />
en natuurbeleid bevindt, is acuut in Ne<strong>de</strong>rland. Indien <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> soort een leefgebied te klein<br />
wordt, sterft het uit. Daarmee verdwijnt een element uit het ecosysteem waardoor het hele systeem zich<br />
opnieuw moet instellen. Meestal gaat het systeem dan naar een ‘lager’ niveau en neemt <strong>de</strong> soortenrijkdom<br />
af. De EU streeft naar een ecologisch ruimtelijk netwerk (ook op zee) om <strong>de</strong>ze negatieve ontwikkeling te<br />
keren. Een groot aantal militaire oefenterreinen in Ne<strong>de</strong>rland ligt in <strong>de</strong>ze, op <strong>de</strong> Europese Vogel- en<br />
Habitatrichtlijnen gebaseer<strong>de</strong>, Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n. In Ne<strong>de</strong>rland is daarnaast <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur<br />
vastgesteld, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meeste Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n vallen en waarin dus ook een <strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> militaire oefenterreinen is gelegen.<br />
De natuur in Ne<strong>de</strong>rland is in <strong>de</strong> loop van vele jaren langzaam achteruit gegaan. Sinds 1990 zijn <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n iets verbeterd maar <strong>de</strong>ze gunstige ontwikkeling is <strong>de</strong> afgelopen vijf jaar<br />
afgevlakt of tot stilstand gekomen. Sommige soorten in Ne<strong>de</strong>rland, waar het min<strong>de</strong>r mee gaat, gaan ver<strong>de</strong>r<br />
achteruit of verdwijnen zelfs uit Ne<strong>de</strong>rland. Soorten die min<strong>de</strong>r hoge eisen stellen aan hun leefgebied,<br />
herstellen zich enigszins in <strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n. 115 Dit alles is niet verwon<strong>de</strong>rlijk in een klein land dat<br />
behoort tot <strong>de</strong> dichtst bevolkte lan<strong>de</strong>n ter wereld, met een intensief ruimtegebruik <strong>voor</strong> woningbouw,<br />
bedrijven terreinen en infrastructuur en <strong>de</strong> hoogste snelwegennetdichtheid van Europa. Ook kent<br />
Ne<strong>de</strong>rland een hoogproductieve landbouw, waardoor meststoffen in het milieu komen en waar<strong>voor</strong><br />
verlaging van <strong>de</strong> grondwaterstand wordt gevraagd. Bovendien oefent het veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> klimaat invloed uit<br />
op <strong>de</strong> natuur.<br />
Over het geheel genomen is <strong>de</strong> afname van <strong>de</strong> biodiversiteit in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> afgelopen jaren niet tot<br />
staan gebracht. De doelstellingen 116 <strong>voor</strong> 2010, het ijkjaar <strong>voor</strong> het Verdrag Inzake Biodiversiteit (CBD),<br />
lijken niet gehaald te wor<strong>de</strong>n. Doel van het Ne<strong>de</strong>rlandse natuurbeleid is om <strong>de</strong> achteruitgang van <strong>de</strong><br />
resteren<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse natuur te stoppen of om te buigen door verbetering van <strong>de</strong> milieucondities,<br />
verwerving van grond, inrichting van natuurgebie<strong>de</strong>n en beheermaatregelen. Ten behoeve van <strong>de</strong> natuur<br />
zou<strong>de</strong>n extra inspanningen moeten wor<strong>de</strong>n gedaan <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> Ecologische<br />
Hoofdstructuur. Dit alles staat echter on<strong>de</strong>r druk van verste<strong>de</strong>lijking en van ontwikkelingen in <strong>de</strong> landbouw.<br />
Het kabinet in heeft in het nieuwe beleidsprogramma ‘Biodiversiteit werkt: <strong>voor</strong> natuur, <strong>voor</strong> mensen, <strong>voor</strong><br />
altijd’ een aantal beleidsprioriteiten benoemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> (2008-2011). Voor biodiversiteit<br />
betreft dit:<br />
❚ han<strong>de</strong>lsketens en biodiversiteit: verduurzaming van han<strong>de</strong>l in hout, soja, palmolie, biomassa en veen;<br />
❚ betalen <strong>voor</strong> biodiversiteit’: <strong>de</strong> ‘gebruiker’ betaalt;<br />
❚ biodiversiteit werkt: het actiever benutten van ecosysteemdiensten, on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> landbouw;<br />
❚ ecologische netwerken: het creëren van ecologische netwerken in binnen- en buitenland;<br />
❚ mariene biodiversiteit: behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit van zeeën en oceanen.<br />
115 Zie Natuurbalans 2008, Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgeving, 2008<br />
116 Ne<strong>de</strong>rland heeft afspraken uit het Biodiversiteitsverdrag vertaald in het doel om in 2020 <strong>de</strong> condities van instandhouding <strong>voor</strong> alle in 1982 van nature in ons<br />
land <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> soorten zeker te hebben gesteld. Tevens streeft Ne<strong>de</strong>rland er naar om per 2010 <strong>de</strong> achteruitgang van biodiversiteit te hebben gestopt.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 313
Het kabinet zal nadruk blijven leggen op <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> EHS.<br />
Maatregelenpakketten in Natura 2000-beheerplannen moeten op termijn bijdragen aan een gunstige<br />
staat van instandhouding. Zo zal er aandacht zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong>positie van ammoniak en <strong>voor</strong> verdroging<br />
aandacht. Voor specifieke soorten wil het kabinet aanvullen<strong>de</strong> instandhoudingsmaatregelen treffen<br />
(leefgebie<strong>de</strong>nbena<strong>de</strong>ring). 117 Ook op <strong>de</strong> Noordzee wor<strong>de</strong>n door het kabinet gebie<strong>de</strong>n met een bijzon<strong>de</strong>r<br />
belang <strong>voor</strong> biodiversiteit aangewezen. In het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015) zijn <strong>de</strong>ze<br />
gebie<strong>de</strong>n geï<strong>de</strong>ntificeerd.<br />
Tussenconclusie natuur en biodiversiteit<br />
Geconstateerd kan wor<strong>de</strong>n dat in <strong>de</strong> nabije toekomst er een beleidsintensivering zal plaatsvin<strong>de</strong>n ter<br />
bescherming van <strong>de</strong> natuur. Naar verwachting zal in <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong> druk vanuit <strong>de</strong> maatschappij op<br />
Defensie toenemen om activiteiten op oefen- en schietterreinen en in laagvlieggebie<strong>de</strong>n, die van oudsher<br />
veelal in natuurgebie<strong>de</strong>n liggen, zoveel mogelijk te beperken. Defensie on<strong>de</strong>rvindt <strong>de</strong>ze druk al enige jaren.<br />
Nu al wor<strong>de</strong>n er door Defensie mitigeren<strong>de</strong> maatregelen genomen zoals het aanpassen van oefeningen in<br />
omvang, plaats en tijd (bij<strong>voor</strong>beeld het rekening hou<strong>de</strong>n met vogeltrek, met zogen<strong>de</strong> zeehon<strong>de</strong>n, paartijd<br />
etc.). Als toenemend probleem wordt ervaren dat door bezuinigingen in eer<strong>de</strong>re jaren, er een groot aantal<br />
(oefen)locaties is afgestoten. Defensie beschikt slechts over één schietrange <strong>voor</strong> <strong>de</strong> luchtmacht, één<br />
schietkamp <strong>voor</strong> artillerie, één schietkamp <strong>voor</strong> infanterie. Indien, om welke re<strong>de</strong>n dan ook, een locatie<br />
niet beschikbaar is, heeft Defensie weinig uitwijkmogelijkhe<strong>de</strong>n binnen Ne<strong>de</strong>rland. De activiteit dient<br />
uitgesteld te wor<strong>de</strong>n of in het buitenland plaats te vin<strong>de</strong>n.<br />
Zeker het uitvoeren van nieuwe activiteiten en nieuwe soorten van gebruik (an<strong>de</strong>r materieel, an<strong>de</strong>re wijze<br />
van oefenen) zal op toenemend verzet stuiten. Het steeds ver<strong>de</strong>r uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> systeem van natuurwetgeving<br />
en het toenemen<strong>de</strong> aantal beschermingszones, natuurmonumenten, groene gebie<strong>de</strong>n, bescherm<strong>de</strong><br />
gezichten, en stiltegebie<strong>de</strong>n speelt hierbij een belangrijke rol. In <strong>de</strong>ze systematiek wordt bestaand gebruik<br />
doorgaans nog wel gedoogd. Maar <strong>de</strong> instroom van nieuw materieel, nieuwe oefen- of trainingsmetho<strong>de</strong>n<br />
of intensiveringen van bepaal<strong>de</strong> activiteiten, zal doorgaans alleen mogelijk zijn indien als eventuele<br />
scha<strong>de</strong>lijke effecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natuur <strong>voor</strong>af met zekerheid kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesloten, of verzekerd is dat<br />
oefeningen in het buitenland mogelijk zijn. In dit verband kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong> vervanging van <strong>de</strong><br />
F-16 door een nieuw jachtvliegtuig. Sommigen betogen dat een mogelijk grotere geluidsuitstoot van het<br />
nieuwe jachtvliegtuig een drempel kan zijn <strong>voor</strong> het gebruik van dit vliegtuig boven bescherm<strong>de</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n.<br />
Of dit daadwerkelijk zo is kan nu nog niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld, omdat daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete<br />
omstandighe<strong>de</strong>n doorslaggevend zijn. Echter, dat dit probleem nu al wordt opgeworpen toont aan dat<br />
<strong>de</strong> (oefen-) behoeften van Defensie in <strong>de</strong> toekomst niet zon<strong>de</strong>r meer verwezenlijkt kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
117 Kabinetsreactie op <strong>de</strong> natuurbalans, brief van <strong>de</strong> Minister van LNV aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer d.d. 12 september 2008<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 314
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 315
Ruimte<br />
De veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> ruimte wor<strong>de</strong>n nog steeds in belangrijke mate bepaald door maatschappelijke<br />
ontwikkelingen. Hier wor<strong>de</strong>n kort <strong>de</strong> belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen en ruimtelijke<br />
veran<strong>de</strong>ringen in Ne<strong>de</strong>rland sinds 1960 geschetst en <strong>de</strong> trend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst aangegeven.<br />
Een aantal maatschappelijke factoren is maatgevend geweest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het gebruik van <strong>de</strong><br />
ruimte: <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> mobiliteit, <strong>de</strong> economische ontwikkeling en <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografische groei, en hun<br />
on<strong>de</strong>rlinge wisselwerking. 118<br />
Een belangrijke oorzaak van ruimtelijke veran<strong>de</strong>ringen is <strong>de</strong> <strong>de</strong>mografie. Kort na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />
ken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland 10 miljoen inwoners. In 1970 waren er 13 miljoen inwoners en op dit moment zelfs meer<br />
dan 16 miljoen. Het aantal woningen kent hierdoor eveneens een enorme groei: van nog geen 3 miljoen<br />
in <strong>de</strong> jaren zestig naar meer dan 6 miljoen in <strong>de</strong> jaren negentig. De ruimtelijke or<strong>de</strong>ning heeft in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
helft van <strong>de</strong> vorige eeuw in het teken van het oplossen van het woningtekort gestaan.<br />
Een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een gewijzigd ruimtegebruik is <strong>de</strong> economie. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong><br />
economie <strong>voor</strong>t durend gegroeid. De individuele consumptie is in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren sterk gestegen (van<br />
180 miljard in 1987 naar 275 miljard in 2005). Ook <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> economie is sterk veran<strong>de</strong>rd. De landbouw<br />
is afgenomen ten opzichte van <strong>de</strong> industrie en later van <strong>de</strong> dienstverlening.<br />
De mobiliteit vormt <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> oorzaak van ruimtelijke veran<strong>de</strong>ringen. Door <strong>de</strong> toegenomen welvaart en<br />
<strong>de</strong> beschikbare technologie is die mobiliteit <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia enorm vergroot. Het autobezit in<br />
Ne<strong>de</strong>rland is toegenomen. In 2004 reis<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs in totaal 95 miljard kilometer per auto als<br />
bestuur<strong>de</strong>r en nog eens 54 miljard kilometer als passagier. Dat is drieduizend keer meer dan in 1950.<br />
Tussen 1983 en 2005 nam het totaal binnenlands goe<strong>de</strong>rentransport over <strong>de</strong> weg toe van 333 naar 537<br />
miljoen ton per jaar (CBS). Deze toename van mobiliteit kon alleen plaatsvin<strong>de</strong>n dankzij een uitbreiding<br />
van <strong>de</strong> wegcapaciteit. Ten opzichte van 1965 liggen er in 2004 meer dan vier keer zoveel kilometers<br />
autosnelweg en heeft Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> hoogste snelwegdichtheid van Europa. 119<br />
De wisselwerking tussen <strong>de</strong>ze oorzaken heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimte in Ne<strong>de</strong>rland. Mensen gaan op<br />
grotere afstand van <strong>de</strong> werkplek te wonen, op ver<strong>de</strong>re afstand van <strong>de</strong> stad. Ook bedrijven kunnen zich meer<br />
sprei<strong>de</strong>n. Platteland en natuur krijgen een meer recreatieve functie, <strong>de</strong> bewoners van het platteland leven<br />
steeds min<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> landbouw maar zijn steeds vaker forensen, nieuwe centra verschijnen buiten <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke stad. Er is sprake van een zeker suburbanisatie. In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> ruimteclaim <strong>voor</strong><br />
bebouwing tot 2020 ongeveer 4000 km2. Dit zal ten koste gaan van landbouwgrond en natuurterreinen.<br />
Naast een aanzienlijke verdichting van <strong>de</strong> bebouwing in ste<strong>de</strong>lijke gebie<strong>de</strong>n (o.a. door het volbouwen van<br />
open ruimten) zal er ook een aanzienlijke hoeveelheid woningen in het lan<strong>de</strong>lijke gebied gebouwd wor<strong>de</strong>n.<br />
De concentratie van <strong>de</strong> werkgelegenheid in het westen van Ne<strong>de</strong>rland neemt in <strong>de</strong> toekomst nog ver<strong>de</strong>r toe.<br />
Daarnaast zal er zich meer bedrijvigheid vestigen langs <strong>de</strong> uitvals(snel)wegen van <strong>de</strong> kernen in <strong>de</strong> Randstad.<br />
Door groeien<strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijking en toenemend verkeer en vervoer komt het lan<strong>de</strong>lijk gebied on<strong>de</strong>r druk<br />
te staan. Dit zal lei<strong>de</strong>n tot een ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> afname van landbouwgron<strong>de</strong>n. Kortom <strong>de</strong> scheiding tussen<br />
stad en land is aan het verdwijnen. Veel gebie<strong>de</strong>n krijgen steeds meer een multifunctionele functie. Deze<br />
ruimtelijke drukte heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> positie van Defensie. Van oudsher lagen <strong>de</strong> terreinen en gebie<strong>de</strong>n<br />
van het ministerie van Defensie op <strong>de</strong> zogeheten ‘woeste gron<strong>de</strong>n’. Gebie<strong>de</strong>n die uitsluitend of <strong>voor</strong>namelijk<br />
<strong>voor</strong> militaire doelein<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gebruikt en weinig interessant waren <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren. Door <strong>de</strong><br />
hierboven geschetste ontwikkelingen komt het steeds vaker <strong>voor</strong> dat <strong>de</strong>fensie activiteiten samenvallen met<br />
an<strong>de</strong>re activiteiten en dat dit met elkaar interfereert. Deze trend zal zich in <strong>de</strong> toekomst naar verwachting<br />
ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tzetten.<br />
118 De staat van <strong>de</strong> ruimte 2007, Ruimtelijk Planbureau<br />
119 Ruimtemonitor 2004, Ruimtelijk Planbureau<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 316
Ter illustratie van <strong>de</strong> samenloop tussen Defensieactiviteiten en an<strong>de</strong>re ruimtelijke belangen kunnen een<br />
aantal (actuele) ontwikkelingen wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />
Luchthavens<br />
Sinds <strong>de</strong> jaren negentig kenmerkt <strong>de</strong> luchtvaart in Noordwest-Europa zich door een groei van goedkope<br />
luchtvaartmaatschappijen. Dit heeft geleid tot een forse toename van het aantal vluchten en passagiers, ook<br />
op regionale luchthavens. Ook in Ne<strong>de</strong>rland is dit het geval, bij<strong>voor</strong>beeld op <strong>de</strong> luchthavens van Rotterdam<br />
en Eindhoven. Dit wordt gezien als een nieuwe kans <strong>voor</strong> <strong>de</strong> regionale luchthavens, met positieve gevolgen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> economie van <strong>de</strong> luchthaven en van <strong>de</strong> regio. Uit verkenningen van het Ruimtelijk Planbureau<br />
komt naar voren dat <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> luchtvaart in Ne<strong>de</strong>rland naar verwachting zal doorzetten, maar dit is<br />
uiteraard me<strong>de</strong> afhankelijk van <strong>de</strong> economische omstandighe<strong>de</strong>n. Het rijksbeleid <strong>voor</strong> mainport Schiphol<br />
wordt gehandhaafd. Om Schiphol (beperkt) te kunnen laten groeien waarbij <strong>de</strong> geluidsbelasting <strong>voor</strong><br />
omwonen<strong>de</strong>n niet onaanvaardbaar mag toenemen, is een mogelijke oplossing gevon<strong>de</strong>n in het uitplaatsen<br />
van low cost carriers, zakenvluchten, intra-Europese en vakantiebestemmingen naar bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />
regionale luchthavens als Lelystad Airport en <strong>de</strong> militaire luchthaven Eindhoven.<br />
Het kabinet heeft een advies dat oud-Commissaris <strong>de</strong>r Koningin Hans Al<strong>de</strong>rs heeft uitgebracht overgenomen<br />
en heeft bepaald dat tot en met 2020 ruimte op regionale luchthavens (waaron<strong>de</strong>r Eindhoven en Lelystad)<br />
wordt gecreëerd <strong>voor</strong> een 70.000-tal niet-mainportgebon<strong>de</strong>n vliegtuigbewegingen. Ondanks dat daarbij<br />
bepaald is dat <strong>de</strong> status van Eindhoven als militaire luchthaven onveran<strong>de</strong>rd zal blijven en dat <strong>de</strong><br />
ontwik keling van Eindhoven niet ten koste zal gaan van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse militaire functies, blijkt uit <strong>de</strong>ze<br />
ontwikkeling dat er potentieel sprake is van verdringing van militaire activiteiten. Ook marinevliegkamp<br />
De Kooy kent als sinds jaren een toenemend civiel me<strong>de</strong>gebruik. Dit heeft uiteraard gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
beschikbare geluidsruimte. In het verleng<strong>de</strong> hiervan ligt <strong>de</strong> situatie rondom <strong>de</strong> plaats Schinveld (gemeente<br />
On<strong>de</strong>rbanken) waar het gebruik van <strong>de</strong> AWACS-basis Geilenkirchen grote weerstand heeft opgeroepen.<br />
De conflictsituatie tussen wonen en vliegen leidt ertoe dat <strong>de</strong> druk op Defensie om ruimte te maken <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>re belangen toeneemt. Dergelijk situaties zullen naar verwachting komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen.<br />
Overigens gaat het niet uitsluitend om geluidsoverlast. Bij (militaire) vliegbases gel<strong>de</strong>n er veiligheidszones<br />
<strong>voor</strong> het vliegverkeer rondom en in het verleng<strong>de</strong> van start- en landingsbanen. Deze gebie<strong>de</strong>n kunnen zich<br />
uitstrekken in een cirkel met een straal van 6 km. Door het nog steeds toenemen van <strong>de</strong> (woon)bebouwing<br />
in ons land komt die bebouwing in bepaal<strong>de</strong> gevallen dichter bij bestaan<strong>de</strong> veiligheidszoneringen. De druk<br />
op Defensie om ruimte te maken <strong>voor</strong> bebouwing zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Behalve een<br />
mogelijke belangentegenstelling met woon- en werksituaties is er ook een potentieel spanningsveld<br />
met <strong>de</strong> natuurdoelstellingen.<br />
Windmolenparken<br />
Een jaar gele<strong>de</strong>n heeft het kabinet, in navolging va <strong>de</strong> EU, een ambitieus klimaatprogramma opgesteld,<br />
waarin wordt uitgegaan van een forse energiebesparing (2% per jaar tot 2020) en een hoge doelstelling <strong>voor</strong><br />
duurzame energie (20% in 2020). Een van <strong>de</strong> elementen daaruit is <strong>de</strong> uitbreiding van win<strong>de</strong>nergie op<br />
land. 120 Hierbij probeert men nieuwe en hogere windmolens zoveel mogelijk bij elkaar te plaatsen. Dat kan<br />
bij<strong>voor</strong>beeld bij bedrijventerreinen, bij industrieterreinen en langs al bestaan<strong>de</strong> infrastructuur als snelwegen.<br />
Om verrommeling van het landschap te <strong>voor</strong>komen, wil men rekening hou<strong>de</strong>n met kwetsbare en<br />
waar<strong>de</strong>volle landschappen. Dergelijke windmolenparken, maar ook an<strong>de</strong>re hoogbouwprojecten, kunnen<br />
echter ook conflicteren met het ruimtegebruik van Defensie bij het gebruik van radar, en in vlieg- en<br />
schietgebie<strong>de</strong>n. Er bestaat een reeks radarstations waarmee een radarbeeld van het Ne<strong>de</strong>rlands luchtruim<br />
wordt opgebouwd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beveiliging van het nationale luchtruim en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veilige afhan<strong>de</strong>ling van het<br />
militaire en het burgerluchtverkeer. Objecten in <strong>de</strong> omgeving kunnen resulteren in een verstoring van het<br />
radarbeeld. Defensieradarapparatuur kan dus een compliceren<strong>de</strong> factor zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong><br />
ambities van het kabinet op het gebied van win<strong>de</strong>nergie. Om die re<strong>de</strong>n staat er druk op Defensie om het<br />
gebruik van <strong>de</strong>ze apparatuur aan te passen. Bij <strong>de</strong> begrotingsbehan<strong>de</strong>ling van VROM is <strong>de</strong> motie-Vermeij c.s.<br />
(Kamerstuk 31700-XI, nr. 30) ingediend waarin wordt verzocht te zoeken naar technische oplossingen ter<br />
120 Project Schoon en Zuinig, VROM , 2007<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 317
vermin<strong>de</strong>ring van radarverstoring om meer ruimte te bie<strong>de</strong>n aan hoogbouw, duurzame energie-initiatieven<br />
en het overige beleid uit <strong>de</strong> Nota Ruimte. De minister van VROM heeft laten weten dat zij <strong>de</strong>ze motie<br />
beschouwt als on<strong>de</strong>rsteuning van het kabinetsbeleid.<br />
In het Nationaal Waterplan (een structuurvisie op basis van <strong>de</strong> Wet ruimtelijke or<strong>de</strong>ning) is het <strong>voor</strong>nemen<br />
van het kabinet opgenomen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> realisatie van 6000 megawatt win<strong>de</strong>nergie op <strong>de</strong> Noordzee. Op <strong>de</strong><br />
Noordzee is sprake van een ruimtegebrek door een veelheid aan activiteiten waaron<strong>de</strong>r olie en gaswinning,<br />
zand en schelpenwinning, scheepvaart, visserij, pijp en kabelleidingen, en <strong>de</strong> aanwezigheid van natuurgebie<strong>de</strong>n,<br />
militaire oefengebie<strong>de</strong>n, wrakken en archeologische locaties. Het is moeilijk om een geschikte<br />
locatie te vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een nieuwe activiteit zoals <strong>de</strong> aanleg van grote windmolenparken. Eén van <strong>de</strong> opties<br />
die daarbij aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is, resulteert mogelijk in een noodzakelijke verplaatsing van het (luchtmacht)<br />
oefengebied EHD 42. Er bestaat dus enige druk om <strong>de</strong>fensieactiviteiten te verplaatsen ten faveure van<br />
win<strong>de</strong>nergie projecten. Deze druk zal naar verwachting ook in <strong>de</strong> toekomst blijven bestaan.<br />
Natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
Omdat ruimte in Ne<strong>de</strong>rland schaars is, wil het kabinet op het gebied van ruimtelijke planning activiteiten<br />
zoveel mogelijk bun<strong>de</strong>len in bestaand bebouwd gebied en verrommeling tegengaan. Uitgangspunt is dat<br />
het karakteristieke Ne<strong>de</strong>rlandse landschap en <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re natuurgebie<strong>de</strong>n aandacht en bescherming<br />
verdienen. In 2018 zou <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS, een samenhangend netwerk van natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
in Ne<strong>de</strong>rland) kwantitatief gerealiseerd moeten zijn. En in 2015 moet tevens voldaan zijn aan<br />
Europese verplichtingen op het gebied van natuur (Natura 2000). Omdat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
militaire oefenterreinen is gelegen in Ecologische hoofdstructuur en in Natura 2000-gebie<strong>de</strong>n, zal in <strong>de</strong><br />
toekomst <strong>de</strong> druk vanuit <strong>de</strong> maatschappij op Defensie toenemen om activiteiten op oefen- en schietterreinen<br />
en in laagvlieggebie<strong>de</strong>n, zoveel mogelijk te beperken. Zeker het uitbrei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> huidige situatie<br />
met nieuwe soorten van gebruik zal op toenemend verzet stuiten.<br />
Tussenconclusie ruimte<br />
De ruimtelijke drukte heeft gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> positie van Defensie. Het komt steeds vaker <strong>voor</strong> dat Defensie<br />
activiteiten samenvallen met an<strong>de</strong>re activiteiten en dat dit ruimtelijk gezien met elkaar botst. Deze trend<br />
zal zich in <strong>de</strong> toekomst naar verwachting ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tzetten. Daarbij lijkt er bij Defensie een toegenomen<br />
behoefte te bestaan om te oefenen en trainen buiten <strong>de</strong> specifiek aangewezen militaire oefenterreinen.<br />
Dit wordt veroorzaakt door een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> manier van operationeel optre<strong>de</strong>n: in toenemen<strong>de</strong> mate<br />
dient urban warfare te wor<strong>de</strong>n beoefend in plaats van het uitvechten van massale conflicten in onbewoond<br />
gebied. Ook in verband met het toegenomen joint optre<strong>de</strong>n moet vaker geoefend wor<strong>de</strong>n waarbij bij<strong>voor</strong>beeld<br />
transporten vanuit <strong>de</strong> lucht wor<strong>de</strong>n beveiligd. Voor <strong>de</strong>rgelijke oefeningen zijn an<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />
vereist dan op <strong>de</strong> ‘klassiek’ ingerichte oefenterreinen. Ook an<strong>de</strong>r vormen van gebruik (onbeman<strong>de</strong><br />
vliegtuigen) kunnen in <strong>de</strong> toekomst wellicht ook ruimtegebruik vragen. Het verdient aanbeveling om <strong>de</strong>ze<br />
behoefte in kaart te brengen met het oog op het ruimtegebruik van Defensie in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 318
Ruimte en milieu – Ontwikkelingen op het gebied van milieu en omgeving 319
3.<br />
Gevolgen van <strong>de</strong><br />
ontwikkelingen op<br />
regelgeving in Europa<br />
en Ne<strong>de</strong>rland<br />
Wereldwijd is het besef toegenomen dat ons han<strong>de</strong>len van invloed is op <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van het klimaat<br />
en <strong>de</strong> kwaliteit van het milieu. Dit heeft <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia tot verschillen<strong>de</strong> mondiale en regionale<br />
verdragen geleid, die ook Ne<strong>de</strong>rland heeft geratificeerd. Deze verdragen bepalen <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> ons<br />
han<strong>de</strong>len. Milieubeleid is ook steeds meer Europees beleid. Ongeveer 80% van <strong>de</strong> regelgeving op het gebied<br />
van natuur en milieu komt uit Brussel. De afgelopen jaren hebben <strong>de</strong> ontwikkelingen op het gebied van<br />
milieu en omgeving geleid tot meer en strengere (Europese) regelgeving die direct of indirect invloed heeft<br />
op activiteiten van Defensie. De verdragen, richtlijnen en protocollen wor<strong>de</strong>n omgezet in Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
wetgeving of beleid. Ne<strong>de</strong>rland, en dus ook Defensie, heeft daarmee slechts een beperkte beleidsvrijheid.<br />
Ook binnen <strong>de</strong> NAVO komt steeds meer aandacht <strong>voor</strong> het milieu en natuur.<br />
Bestuurlijk ka<strong>de</strong>r<br />
In het Beleidsprogramma 2007 – 2011 pleit het Kabinet pleit <strong>voor</strong> een actieve internationale en Europese<br />
rol van Ne<strong>de</strong>rland. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el daarvan is een mo<strong>de</strong>rne krijgsmacht die wereldwijd ingezet kan wor<strong>de</strong>n in<br />
grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in lan<strong>de</strong>n<br />
die we daarin willen on<strong>de</strong>rsteunen. Tegelijkertijd wil Ne<strong>de</strong>rland een <strong>voor</strong>trekkersrol spelen in <strong>de</strong> strijd<br />
tegen wereldwij<strong>de</strong> milieuproblemen, zoals klimaatveran<strong>de</strong>ring en biodiversiteitverlies. Bij<strong>voor</strong>beeld door<br />
actief bij te dragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen<br />
<strong>voor</strong> na 2012, vergaan<strong>de</strong> CO2-reducties, behoud van biodiversiteit door bescherming van waar<strong>de</strong>volle<br />
gebie<strong>de</strong>n en realisatie van ecologische netwerken. De ambities op het gebied van milieu werken door in<br />
<strong>de</strong> dagelijkse praktijk. In <strong>de</strong> bouw wordt ingezet op innovatie en op aanscherping van bestaan<strong>de</strong> normen.<br />
Nieuwe gebouwen moeten vanaf 2020 energieneutraal wor<strong>de</strong>n opgeleverd. Het kabinet kiest <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re<br />
ontwikkeling van win<strong>de</strong>nergie zowel op land als op zee. In <strong>de</strong> verkeers- en vervoerssector komen strengere<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 320
normen die lei<strong>de</strong>n tot min<strong>de</strong>r CO2-uitstoot. Ook <strong>de</strong> Rijksoverheid zelf moet zo spoedig mogelijk klimaatneutraal<br />
zijn via energiebesparing en <strong>de</strong> inkoop van duurzame energie. Daarnaast wil <strong>de</strong> overheid vanaf<br />
2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar aankopen, van dienstauto’s en<br />
catering tot grond-, weg- en waterbouw. In 2010 moet een zo groot mogelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ruim 40 miljard<br />
aan jaarlijkse overheidsbestedingen duurzaam wor<strong>de</strong>n ingekocht of aanbesteed. Omdat ruimte in<br />
Ne<strong>de</strong>rland schaars is, wil het kabinet op het gebied van ruimtelijke planning activiteiten zoveel mogelijk<br />
bun<strong>de</strong>len in bestaand bebouwd gebied en verrommeling tegengaan. Het karakteristieke Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
landschap en <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re natuurgebie<strong>de</strong>n verdienen aandacht en bescherming. In 2011 moeten groene<br />
gebie<strong>de</strong>n gerealiseerd zijn, het platteland vitaler en dynamischer zijn en meer wor<strong>de</strong>n geïnvesteerd in<br />
natuurgebie<strong>de</strong>n zodat <strong>de</strong> Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 kwantitatief is gerealiseerd. In 2015<br />
moet tevens voldaan zijn aan Europese verplichtingen op het gebied van natuur (Natura 2000).<br />
Juridisch ka<strong>de</strong>r en regelgeving<br />
De krijgsmacht staat mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> samenleving en maakt daar, ook wat betreft regelgeving, integraal <strong>de</strong>el<br />
van uit. Voor <strong>de</strong> krijgsmacht gel<strong>de</strong>n in beginsel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> regels gel<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r. Tegelijkertijd<br />
neemt <strong>de</strong> krijgsmacht vanwege haar specifieke taken en mid<strong>de</strong>len een bijzon<strong>de</strong>re positie in die samenleving<br />
in, die kan lei<strong>de</strong>n tot een noodzaak om <strong>de</strong> krijgsmacht tij<strong>de</strong>lijk of permanent, geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk uit<br />
te zon<strong>de</strong>ren van toepassing van (on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len) van regelgeving. De afgelopen jaren is veel nationale wet-<br />
en regelgeving, bij<strong>voor</strong>beeld op het gebied van natuur en milieu, aangescherpt als gevolg van Europese<br />
ontwikkelingen en besluiten.<br />
De krijgsmacht heeft zich steeds aan <strong>de</strong>ze ontwikkelingen aangepast. Voorbeel<strong>de</strong>n daarvan zijn het<br />
verplaatsen van grootschalige militaire oefeningen, schietoefeningen en laagvliegactiviteiten naar<br />
buitenlandse oefengebie<strong>de</strong>n. Ook op het gebied van het gebruik van gevaarlijke stoffen heeft Defensie zich<br />
aangepast aan een aanscherping van regelgeving. Toch kunnen op het gebied van regelgeving een aantal<br />
zaken als potentieel knelpunt wor<strong>de</strong>n bestempeld. Een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> militaire oefenterreinen is op<br />
grond van Europese regelgeving aangemerkt als Vogel- of Habitat richtlijn gebied (EU richtlijn 79/409/EEG<br />
respectievelijk 92/43/EEG). Dit heeft tot gevolg dat <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r een streng beschermingsregime<br />
vallen. Militaire activiteiten als laagvliegen of schieten wor<strong>de</strong>n hierdoor bemoeilijkt. Hoewel Defensie<br />
doorgaans al vele tientallen jaren lang gebruiker en beheer<strong>de</strong>r is van <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />
<strong>voor</strong>tdurend wor<strong>de</strong>n getoetst aan <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) om te bezien of<br />
zij (ongewijzigd) kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gezet. Bij inci<strong>de</strong>ntele of nieuwe <strong>de</strong>fensie activiteiten moet een aparte<br />
Nb-wetvergunning wor<strong>de</strong>n aangevraagd. Door <strong>de</strong> formele procedures die hier<strong>voor</strong> doorlopen moeten<br />
wor<strong>de</strong>n, zijn ad hoc oefeningen (bij<strong>voor</strong>beeld ten behoeve van uitzendingen) lastiger te realiseren.<br />
Het steeds ver<strong>de</strong>r uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> systeem van natuurwetgeving en het toenemen<strong>de</strong> aantal beschermingszones,<br />
natuurmonumenten, groene gebie<strong>de</strong>n, bescherm<strong>de</strong> gezichten, en stiltegebie<strong>de</strong>n spelen dus een<br />
belangrijke rol. In <strong>de</strong>ze systematiek wordt bestaand gebruik doorgaans nog wel gedoogd. Maar <strong>de</strong> instroom<br />
van nieuw materieel, nieuwe oefen- of trainingsmetho<strong>de</strong>n of intensiveringen van bepaal<strong>de</strong> activiteiten,<br />
zal doorgaans alleen mogelijk zijn indien als eventuele scha<strong>de</strong>lijke effecten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natuur <strong>voor</strong>af met<br />
zekerheid kunnen wor<strong>de</strong>n uitgesloten. In <strong>de</strong> praktijk wordt al geanticipeerd op <strong>de</strong>ze regelgeving bij het<br />
plannen van oefen activiteiten. Daardoor wordt <strong>de</strong> oefening soms reeds op <strong>voor</strong>hand beperkter opgezet<br />
dan vanuit operationeel oogpunt wenselijk is. De oefenterreinen wor<strong>de</strong>n dan vaak ook in militair opzicht<br />
‘min<strong>de</strong>r waard’ omdat niet meer met alle mid<strong>de</strong>len, op alle gewenste tij<strong>de</strong>n en in alle gewenste vormen<br />
kan wor<strong>de</strong>n geoefend.<br />
De komen<strong>de</strong> jaren zal een soortgelijke ontwikkeling plaats vin<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong> Noordzee. Een <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> Kustzee, het Friese Front, <strong>de</strong> Klaverbank en <strong>de</strong> Doggersbank zullen wor<strong>de</strong>n aangewezen als speciale<br />
beschermingszone als bedoeld in <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn en als Marine Protected Area in het ka<strong>de</strong>r van<br />
het OSPAR-verdrag. Om het Europees rechtelijk beschermingsregime van <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn om<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 321
te zetten in Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving, wordt het toepassingsbereik van Natuurbeschermingswet 1998 en <strong>de</strong><br />
Flora Faunawet over <strong>de</strong> gehele Exclusieve Economische Zone uitgebreid. Hoewel het <strong>de</strong> bedoeling is dat<br />
bestaand gebruik op <strong>de</strong> Noordzee kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgezet, is het niet onmogelijk dat een aantal <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />
(zoals vliegen, varen, schieten, explosieven- en mijnopruiming, sonargebruik etc.) ter discussie<br />
komt te staan.<br />
Overigens biedt <strong>de</strong> Nb-wet <strong>de</strong> mogelijkheid om, als er mogelijk significante gevolgen kunnen optre<strong>de</strong>n,<br />
tóch een vergunning te verlenen op grond van dwingen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen van openbaar belang waarbij compenseren<strong>de</strong><br />
maatregelen moeten wor<strong>de</strong>n genomen. Overigens moet daarbij wor<strong>de</strong>n aangetekend dat <strong>de</strong><br />
milieu- en natuurwetten in alle EU-lan<strong>de</strong>n min of meer hetzelf<strong>de</strong> zijn. Uitwijken naar an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n<br />
in Europa is dan ook maar in beperkte mate mogelijk. Echter, in dichtbevolkte lan<strong>de</strong>n zullen <strong>de</strong> regels als<br />
veel knellen<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n ervaren dan in dunbevolkte lan<strong>de</strong>n.<br />
Op het gebied van Milieuregelgeving zijn ook een aantal effecten op <strong>de</strong>fensieactiviteiten te on<strong>de</strong>rkennen.<br />
Een <strong>voor</strong>beeld is het dossier luchtkwaliteit. Fijn stof leidt tot aantasting van <strong>de</strong> luchtwegen, longkanker en<br />
hart- en vaatziekten. De Europese normen kunnen gevolgen hebben <strong>voor</strong> Defensie. Defensie draagt bij aan<br />
<strong>de</strong> productie van fijn stof door gebruik van fossiele brandstoffen en munitie en zal dan ook inspanningen<br />
moeten leveren om <strong>de</strong>ze emissies te beheersen. Plaatsing van roetfilters op voertuigen en schepen wordt<br />
inmid<strong>de</strong>ls overwogen. Daarnaast zal in <strong>de</strong> toekomst ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar an<strong>de</strong>re typen motoren en<br />
brandstof moeten plaats vin<strong>de</strong>n. De emissies van <strong>de</strong> verzuren<strong>de</strong> stoffen NOx, SO2, NH3 en VOS halen <strong>de</strong><br />
doelen <strong>voor</strong> 2010 niet en nemen daarna zelfs weer in beperkte mate toe. Deze emissies ontstaan in het geval<br />
van Defensie <strong>voor</strong>namelijk door het gebruik van fossiele brandstoffen in infrastructuur en roerend goed en<br />
het gebruik van oplosmid<strong>de</strong>len. Aanscherping van <strong>de</strong> emissienormen in <strong>de</strong> toekomst is te verwachten.<br />
Ook waarneembaar is een beleidsintensivering om het gevaar van milieugevaarlijke stoffen te vermin<strong>de</strong>ren.<br />
Dit beleidsterrein, dat op het snijvlak van milieu en arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n opereert, heeft <strong>voor</strong> Defensie<br />
zeker gevolgen. Vooral bij <strong>de</strong> aanschaf van infrastructuur materieel, munitie en hulpstoffen zal er scherp<br />
gelet moeten wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> milieu- en arboaspecten van alle gebruikte stoffen en materialen. Het is niet<br />
uit te sluiten dat dit tot hogere aanschafkosten of researchkosten zal lei<strong>de</strong>n. Vanuit <strong>de</strong> Rijksoverheid wordt<br />
in toenemen<strong>de</strong> mate ingezet op duurzaam inkopen; op dit moment vallen daar al bepaal<strong>de</strong> categorieën<br />
producten on<strong>de</strong>r zoals dienstauto's, kantoormeubilair en elektriciteit. De rijksdoelstelling is dat in 2010<br />
door het Rijk 100% duurzaam wordt ingekocht, tenzij er zwaarwegen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn hiervan af te wijken.<br />
In een aantal gevallen is het niet moeilijk om aan <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> eisen te voldoen, <strong>de</strong> extra maatregelen<br />
hebben uitsluitend financiële gevolgen. Bij<strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> installatie van zuiveringsinstallaties en roetfilters<br />
of <strong>de</strong> vervanging van tinhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verfsystemen <strong>voor</strong> marineschepen door an<strong>de</strong>re verfsystemen. Een aantal<br />
van <strong>de</strong>ze maatregelen wor<strong>de</strong>n zo normaal gevon<strong>de</strong>n dat die kosten niet meer apart zichtbaar wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt als milieukosten. Ooit is berekend dat milieubeleid Ne<strong>de</strong>rland als geheel 2-3 % van het BBP kost.<br />
Indien we dit percentage ook <strong>voor</strong> Defensie zou<strong>de</strong>n aanhou<strong>de</strong>n, dan komt dit op een bedrag van € 175 mln.<br />
op jaarbasis. Het is echter onmogelijk om <strong>de</strong>ze ‘verborgen’ kosten bij Defensie naar boven te halen, niet in<br />
<strong>de</strong> laatste plaats omdat <strong>de</strong>ze kosten nooit zijn ge<strong>de</strong>finieerd. Afvalkosten bij<strong>voor</strong>beeld tellen bij Defensie<br />
niet als milieukosten.<br />
Op het gebied van milieu en duurzaamheid heeft Defensie in <strong>de</strong> Defensie Duurzaamheidsnota 2009 haar<br />
beleid vastgelegd. Uitgangspunt is dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan en het Rijksbeleid wordt<br />
uitgevoerd. Hierbij geldt als rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat het primaire doel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie, namelijk<br />
operationele inzetbaarheid van <strong>de</strong> krijgsmacht, gegaran<strong>de</strong>erd moet blijven. De inzet in Afghanistan, Irak<br />
en an<strong>de</strong>re crisisgebie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding daarop vergen veel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie. Het duurzaamheidsbeleid<br />
mag <strong>de</strong> uitvoering van die taken niet in <strong>de</strong> weg staan en moet <strong>de</strong>ze waar mogelijk<br />
on<strong>de</strong>rsteunen. De vertaling van het duurzaamheidsbeleid van het rijk naar Defensie is daarom maatwerk.<br />
Dit zal er bij<strong>voor</strong>beeld toe lei<strong>de</strong>n dat Defensie <strong>de</strong> duurzaamheidsopgaven in eerste instantie zal zoeken in<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 322
haar infrastructuur en bij han<strong>de</strong>lsgebruikelijke goe<strong>de</strong>ren en materieel en pas in twee<strong>de</strong> instantie bij het<br />
operationele materieel.<br />
Voor <strong>de</strong> militaire luchtvaart gel<strong>de</strong>n veelal eigen regels, maar ook wordt aansluiting gezocht bij <strong>de</strong> regels<br />
<strong>voor</strong> burgerluchtvaart zoals die door het ministerie van Verkeer en Waterstaat wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Voor<br />
milieunormen is het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer in <strong>de</strong> eerste<br />
plaats verantwoor<strong>de</strong>lijk. Invoering van <strong>de</strong> Europese geluidsnorm Level day, evening and night (L<strong>de</strong>n) kan<br />
een beperking met zich meebrengen <strong>voor</strong> militaire vliegoperaties. Defensie zal <strong>de</strong>ze norm in <strong>de</strong> toekomst<br />
invoeren, maar slechts op een manier dat <strong>de</strong> omzetting van <strong>de</strong>ze norm naar militaire vliegvel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
militaire vliegoperaties niet belemmert. Invoering van een extern veiligheidsbeleid <strong>voor</strong> starten<strong>de</strong> en<br />
lan<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vliegtuigen naar analogie van Schiphol zal resulteren in beperkingen <strong>voor</strong> vliegoperaties of<br />
gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving (bij<strong>voor</strong>beeld afbraak van woningen of het wijzigingen van bestemmingsplannen),<br />
tenzij een toegesne<strong>de</strong>n normstelling wordt ingevoerd. Het ministerie van Defensie heeft door <strong>de</strong><br />
afstoting van <strong>de</strong> vliegbases Soesterberg en Twenthe en vliegkamp Valkenburg nog <strong>de</strong> beschikking over <strong>de</strong><br />
luchtvaartterreinen Leeuwar<strong>de</strong>n, Deelen, Volkel, Eindhoven, De Peel, Gilze-Rijen, Woensdrecht en <strong>de</strong> Kooy.<br />
Om een ver<strong>de</strong>re groei en ontwikkeling van Schiphol mogelijk te maken zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
omgeving te vergroten is het, volgens het advies dat oud CdK Hans Al<strong>de</strong>rs heeft uitgebracht, van belang is<br />
dat tot en met 2020 ruimte op regionale luchthavens wordt gecreëerd <strong>voor</strong> een 70.000-tal niet-mainportgebon<strong>de</strong>n<br />
vliegbewegingen. Het kabinet neemt dit element uit het advies van <strong>de</strong> Al<strong>de</strong>rstafel over en heeft<br />
bepaald dat <strong>de</strong> luchthavens die in beginsel in aanmerking komen <strong>voor</strong> het accommo<strong>de</strong>ren van het<br />
niet-mainportgebon<strong>de</strong>n verkeer Eindhoven en Lelystad zijn. Voor Eindhoven zal <strong>de</strong> ontwikkeling zoveel<br />
mogelijk aansluiten bij <strong>de</strong> door <strong>de</strong> regio geformuleer<strong>de</strong> brainport-doelen. Ondanks dat daarbij bepaald is<br />
dat <strong>de</strong> status van Eindhoven als militaire luchthaven onveran<strong>de</strong>rd zal blijven en dat <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />
Eindhoven niet ten koste zal gaan van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse militaire functies, betekent dit wel dat een groter <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> militaire geluidsruimte wordt opgegeven. Daarmee is <strong>de</strong> formele mogelijkheid <strong>voor</strong> uitbreidingen in<br />
<strong>de</strong> toekomst afgenomen, maar waarschijnlijk tevens het draagvlak bij <strong>de</strong> lokale bevolking in verband met<br />
toegenomen geluid.<br />
Stilte wordt schaars. In 2030 zal het percentage inwoners dat blootgesteld is aan een hoge geluidbelasting<br />
verdubbeld zijn ten opzichte van 1995. Bronnen van geluidhin<strong>de</strong>r zijn <strong>voor</strong>al het weg- en vliegtuigverkeer.<br />
Maatregelen die momenteel wor<strong>de</strong>n genomen ter bestrijding van <strong>de</strong> geluidhin<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n snel weer<br />
tenietgedaan door <strong>de</strong> groei van het verkeer en door oprukken<strong>de</strong> bebouwing. Ook Defensie zal ook in<br />
toenemen<strong>de</strong> mate te maken krijgen met klachten over geluidhin<strong>de</strong>r en een maatschappelijke druk om<br />
<strong>de</strong> overlast door (oefen)activiteiten te vermin<strong>de</strong>ren. Een sprekend <strong>voor</strong>beeld in dit verband is <strong>de</strong> situatie<br />
rondom On<strong>de</strong>rbanken waar het gebruik van <strong>de</strong> AWACS basis Geilenkirchen grote weerstand heeft<br />
opgeroepen. Daarnaast zijn er veiligheidszones <strong>voor</strong> het vliegverkeer rondom en in het verleng<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> start- en landingsbanen. Door het nog steeds toenemen van <strong>de</strong> (woon)bebouwing in ons land komt<br />
die bebouwing in bepaal<strong>de</strong> gevallen dichter bij bestaan<strong>de</strong> veiligheidszoneringen. De druk op Defensie<br />
om ruimte te maken <strong>voor</strong> bebouwing zal <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia toenemen. Dat geldt overigens ook <strong>voor</strong><br />
veiligheidszones rondom munitiecomplexen en schietterreinen.<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 323
Toekomst<br />
De mate waarin Defensie in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren <strong>de</strong> effecten zal on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n van toenemen<strong>de</strong> regeldruk<br />
hangt af van een aantal factoren zoals: <strong>de</strong> bevolkingsdichtheid, <strong>de</strong> welvaart, <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> bevolking<br />
ten opzichte van natuur, milieu en ruimtelijke or<strong>de</strong>ning, <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> bevolking ten opzichte van<br />
Defensie, <strong>de</strong> veiligheidssituatie, het beschikbare <strong>de</strong>fensiebudget om militaire eisen en milieu-eisen met<br />
elkaar te verzoenen, dan wel scha<strong>de</strong> te compenseren en natuurlijk aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant <strong>de</strong> behoefte aan en<br />
<strong>de</strong> noodzaak van training en oefening van <strong>de</strong> krijgsmacht.<br />
Ne<strong>de</strong>rland blijft een extreem dichtbevolkt land waarin <strong>de</strong> welvaart naar verwachting gelei<strong>de</strong>lijk zal blijven<br />
stijgen. De gesignaleer<strong>de</strong> trends van toegenomen verste<strong>de</strong>lijking en mobiliteit zorgen er <strong>voor</strong> dat in<br />
Ne<strong>de</strong>rland verschillen<strong>de</strong> activiteiten en vormen van ruimtegebruik met elkaar zullen interfereren en<br />
misschien conflicteren. De milieuproblemen van <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig jaar zullen meer ingrijpend zijn <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> maatschappij dan <strong>voor</strong>heen. Milieu- en Natuurbeleid zullen meer rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>re ontwikkelingen. Ook natuur en biodiversiteitdoelen zullen aan belang toenemen. Een en an<strong>de</strong>r<br />
betekent dat meer activiteiten zullen moeten wor<strong>de</strong>n ontplooidom <strong>de</strong> soms tegenstrijdige belangen met<br />
elkaar in overeenstemming te brengen.<br />
Conclusies<br />
Mondiaal gezien neemt <strong>de</strong> milieudruk toe door een groeien<strong>de</strong> wereldbevolking, en <strong>de</strong> daarmee<br />
gepaard gaan<strong>de</strong> toename van landbouw, industrie en energieverbruik;<br />
De gevolgen daarvan zijn een afnemen<strong>de</strong> biodiversiteit, een toename van broeikasgassen,<br />
milieuverontreiniging en versnel<strong>de</strong> klimaatveran<strong>de</strong>ringen;<br />
Om <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> milieudruk tegen te gaan, zullen in mondiaal verband maar ook in Europees<br />
verband steeds meer maatregelen wor<strong>de</strong>n genomen. Het betreft maatregelen op het gebied van<br />
on<strong>de</strong>r meer duurzame en hernieuwbare energie; op het gebied van <strong>de</strong> uitstoot van broeikasgassen;<br />
en op het gebied van natuurbescherming;<br />
Deze maatregelen vin<strong>de</strong>n een doorvertaling naar (Europese) regelgeving waaraan ook het ministerie<br />
van Defensie zal moeten voldoen;<br />
Defensie zal te maken krijgen met sterk stijgen<strong>de</strong> energieprijzen. Op korte termijn is energiebesparing<br />
en verhogen van <strong>de</strong> energie-efficiency van roerend en onroerend goed <strong>de</strong> meest rendabele aanpak. Op<br />
langere termijn moet <strong>de</strong> afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wor<strong>de</strong>n vermin<strong>de</strong>rd;<br />
Defensie zal te maken krijgen met meer maatregelen om CO2 emissies en broeikasgassen te vermin<strong>de</strong>ren,<br />
zoals aanscherping van eisen <strong>voor</strong> brandstof en energieverbruik. Daarmee zal in het verwervingsbeleid<br />
rekening moeten wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n;<br />
De gevolgen van een klimaatveran<strong>de</strong>ring (bij<strong>voor</strong>beeld overstromingen) kunnen een toename<br />
van bijstand en steunverlening in aan <strong>de</strong> civiele autoriteiten betekenen;<br />
Defensie zal meer te maken krijgen met verscherpte eisen op het gebied van het (marine) milieu (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
schieten van munitie, lozen van gevaarlijke stoffen in zee) en van gevaarlijke stoffen;<br />
Defensie zal te maken krijgen met een beleidsintensivering ter bescherming van <strong>de</strong> natuur. Dat kan<br />
negatieve gevolgen hebben <strong>voor</strong> trainingen en oefeningen binnen Ne<strong>de</strong>rland;<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 324
❚ Binnen Ne<strong>de</strong>rland is er sprake van een toenemen<strong>de</strong> bevolking, een toegenomen mobiliteit<br />
en een toegenomen economische bedrijvigheid. Dit leidt ertoe dat er meer ‘wrijving’ ontstaat<br />
tussen militaire activiteiten en an<strong>de</strong>re belangen in vergelijking tot vroeger;<br />
❚ Voorbeel<strong>de</strong>n van potentiële conflictsituaties zijn: <strong>de</strong> militaire aanwezigheid in, boven of nabij<br />
natuur gebie<strong>de</strong>n; ruimtebeperkingen door militaire luchthavens, militaire radarapparatuur,<br />
militaire gevaren zones; verstoring door geluidsoverlast;<br />
❚ Er is in zekere mate sprake van verdringing. Het gevaar is aanwezig dat <strong>de</strong>fensieactiviteiten<br />
beknot wor<strong>de</strong>n en steeds vaker moeten wijken <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re belangen;<br />
❚ Defensie dient zijn behoeften aan ruimtegebruik en aan eventuele uitzon<strong>de</strong>ringen op het gebied<br />
van (milieu-) regelgeving goed en dui<strong>de</strong>lijk te formuleren;<br />
❚ De Defensiebelangen moeten serieus genomen wor<strong>de</strong>n en evenwichtig wor<strong>de</strong>n afgewogen<br />
ten opzichte van an<strong>de</strong>re belangen, zoals op het gebied van duurzaamheid, natuur en milieu.<br />
Ruimte en milieu – Gevolgen van <strong>de</strong> ontwikkelingen op regelgeving in Europa en Ne<strong>de</strong>rland 325
7.<br />
Literatuur<br />
❚ “Nationale Milieuverkenning 6 2006-2040”, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, april 2006<br />
❚ Global Environment Outlook IV (2007)<br />
❚ Environmental Outlook to 2030, (OECD) (2008)<br />
❚ International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD, 2008)<br />
❚ Ne<strong>de</strong>rland en een duurzame wereld. Armoe<strong>de</strong>, klimaat en biodiversiteit. Twee<strong>de</strong> duurzaamheidsverkenning,<br />
Planbureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leefomgeving.<br />
❚ Impacts of EuropeRuimte en milieu – Literatuur ’s changing climate; van het Europees<br />
Milieuagentschap,<br />
zie http://reports.eea.europa.eu/eea_report_2008_4/en/<br />
❚ Global Environment Outlook IV. Environment for Development, UNEP, 2007.<br />
❚ Climate Change 2007. Fourth Assessment Report, Intergovernmental Panel on Climate Change<br />
(IPCC, 2007a,b,c,d).<br />
❚ “Nationaal Milieubeleidsplan 4; Een wereld en een wil, werken aan duurzaamheid, Ministeries van<br />
VROM c.s., Den Haag, 2001<br />
❚ “Kwaliteit en Toekomst; Verkenning van duurzaamheid.” RIVM, Milieu en Natuurplanbureau,<br />
Bilthoven, 2004.<br />
❚ Communication from the Commission to the Council of the European Union, The European Parliament<br />
and the European Economic and Social Committee. “Policy Coherence for Development; Accelerating<br />
progress towards attaining the Millennium Development Goals.” The European Commission,<br />
12th April 2005<br />
❚ Natuurbalans 2008, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, 2008<br />
❚ “Effecten van klimaatveran<strong>de</strong>ring in Ne<strong>de</strong>rland”, Milieu en Natuur Planbureau, Bilthoven, oktober 2005<br />
❚ Communication from the Commission to the Council and the European Parliament, “On the review of<br />
the Sustainable Development Strategy”, The European Commission, 14th December 2005<br />
Ruimte en milieu – Literatuur 326
❚ “Vulnerability and Adaption to Climate Change in Europe”, European Environment Agency,<br />
Kopenhagen, 2005<br />
❚ “Hoofdlijnennotitie Toekomstagenda Milieu”, Ministerie van VROM, 2005<br />
❚ “Twee<strong>de</strong> Structuurschema Militaire Terreinen”, Ministerie van Defensie, <strong>de</strong>el 1 (2001),<br />
<strong>de</strong>len 2 en 3 (2004) en <strong>de</strong>el 4 (2005)<br />
Ruimte en milieu – Literatuur 327
Strategische vragen<br />
The future of<br />
<strong>de</strong>fence planning<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
The future of <strong>de</strong>fence planning 330
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.6.1.c Omgaan met onzekerheid<br />
Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan<br />
met het on<strong>voor</strong>spelbare toekomstige veiligheidsklimaat:<br />
Beantwoord door: Col (ret) A.C. Tjepkema MA<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 331
Inhoudsopgave<br />
Introduction 336<br />
The need for change 336<br />
The approach 337<br />
Applicability 338<br />
Structure and aim 338<br />
Synopsis of selected literature 340<br />
Introduction 340<br />
By whom war is fought 341<br />
What war is all about 341<br />
How war is fought 341<br />
What war is fought for 342<br />
Why war is fought 342<br />
Future War 342<br />
In conclusion 343<br />
Introduction 343<br />
Summary 343<br />
Central themes 344<br />
Seven comprising arguments make up the final conclusion of the book 345<br />
Conclusion 347<br />
Introduction 347<br />
Smith’s basic premise 347<br />
Un<strong>de</strong>rstanding force 348<br />
Interstate industrial war 348<br />
Cold War 349<br />
War amongst the people 349<br />
What is to be done? 350<br />
Conclusion and assessment 351<br />
Future War 352<br />
Crime and terrorism 352<br />
The role of NLW 352<br />
The changing nature of warfare 353<br />
Definition of war and imposition of will 353<br />
The concept of the nation-state and its boundaries 353<br />
I<strong>de</strong>ology, not poverty, driver for terrorism; personal allegiance no longer assured 354<br />
Violence optional in future conflict 354<br />
Introduction 354<br />
The story so far 355<br />
Post-conflict reconstruction 355<br />
How can we do it better? 355<br />
Formulate an end state 356<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 332
Distribute responsibilities 356<br />
The seamless approach blueprint for government 356<br />
Overview of the above points of view 357<br />
Leading trends in the conduct of war 358<br />
Eight topics 358<br />
Terminology 358<br />
The essence of conflict and war (1) 359<br />
The essence of conflict and war (2) 360<br />
The role of armed forces in interstate war (1) 360<br />
The role of armed forces in interstate war (2) 361<br />
The role of armed forces in interstate war (3) 361<br />
The role of armed forces in low-intensity war and war amongst the people (1) 362<br />
The role of armed forces in low-intensity war and war amongst the people (2) 362<br />
Trinitarian war (1) 363<br />
Trinitarian war (2) 363<br />
Trinitarian war (3) 364<br />
Trinitarian war (4) 365<br />
Trinitarian war (5) 365<br />
The role of international institutions (1) 366<br />
The role of international institutions (2) 366<br />
The role of international institutions (3) 366<br />
The role of international institutions (4) 367<br />
Might and right (1) 368<br />
Might and right (2) 368<br />
Might and right (3) 369<br />
Might and right (4) 369<br />
The comprehensive approach 370<br />
The role of technology (1) 370<br />
The role of technology (2) 371<br />
The role of technology (3) 371<br />
The role of technology (4) 372<br />
The role of technology (5) 372<br />
Conclusion (1) 373<br />
Conclusion (2) 373<br />
Conclusion (3) 374<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 333
The Dutch transformation 1991-2007 376<br />
Dutch security policy 376<br />
Characteristics of Dutch security and <strong>de</strong>fence policy 377<br />
The relationship with the US 377<br />
Security and Defence documents 378<br />
Defence White Paper 1991 378<br />
Priorities Memorandum 1993 378<br />
November letter1994 378<br />
Re-evaluation memorandum and criteria framework. 379<br />
1998 Evaluation of the 1993 Priorities Memorandum 379<br />
Defence White Paper 2000 379<br />
9/11 380<br />
2003 Defence Budget and Policy Letter 380<br />
Naval study 2005 381<br />
Update 2003 Defence Budget and Policy Letter 381<br />
Headlines of <strong>de</strong>fence policy 382<br />
Conclusion 382<br />
The MOD projected transformation<br />
from 2007 to 2020 384<br />
The Dutch <strong>de</strong>fence budget 384<br />
Investments 384<br />
Personnel 385<br />
The capability-capacity crunch 386<br />
Joint materiel planning 386<br />
Planning from 2008-2012 387<br />
The period beyond 2012 387<br />
Conclusion 387<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 334
Alternatives to the MOD projections 390<br />
Introduction 390<br />
World view 391<br />
Threat assessment 392<br />
Scenarios 394<br />
Lessons from recent crisis operations 394<br />
Self-image 395<br />
Ambition 396<br />
Technological <strong>de</strong>velopments 397<br />
Required capabilities 397<br />
Objective Force vs Legacy Force 398<br />
Briga<strong>de</strong> and battalion level 400<br />
High end versus low end (1) 400<br />
High end versus low end (2) 401<br />
Information operations 401<br />
Cooperation between light infantry 401<br />
Riverine operations 402<br />
Royal Marechaussee 402<br />
Structural tensions 403<br />
Major findings 403<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning 335
Introduction<br />
The need for change<br />
“The times, they are a changin”, but to what extent and what are the consequences of the changes for the<br />
armed forces? Mo<strong>de</strong>rn western armed forces cannot continue to see planning as an extrapolation from the<br />
Cold War era. The threat has changed from being clear to being obscure; the forces have been <strong>de</strong>ployed and<br />
employed almost continuously in crisis management operations abroad, in intensity ranging from merely<br />
military presence to heavy fighting. Complicated technology necessitates increasing planning lead times,<br />
while the roles of the forces un<strong>de</strong>rgo profound changes. A lot of work is being done in <strong>de</strong>veloping new<br />
structures for the forces, but the purpose of these efforts is often being foun<strong>de</strong>d from new angles. General<br />
Sir Rupert Smith summarizes this problem as follows:<br />
The British Army has been in a constant state of change and adaptation for good operational reasons.<br />
However, it has retained much the same organization throughout this period, adapting its formations<br />
and units to each and every operation. Doctrine has been used more to justify the basic organization<br />
than to explain why the adaptations have worked. All armies are facing the need for transformation,<br />
particularly those of NATO and the former Warsaw Pact, but currently this is a <strong>de</strong>bate concerning<br />
technology, numbers and organization – not how these forces are to be fought, and to what purpose. 121<br />
In or<strong>de</strong>r to keep up with our opponents in stabilization operations, common wisdom is now to advocate<br />
the serious application of multidisciplinary operations (<strong>de</strong>fence, diplomacy and <strong>de</strong>velopment) and a shift<br />
in the use of technology, leading to better situational awareness and more precision.<br />
121 Rupert, Smith, pp. xi, xii. An article in The Economist (Oct. 27 th , 2007, pp. 16, 33-35) <strong>de</strong>scribes the same dilemmas: Western armies have unsurpassed firepower,<br />
mobility and surveillance technology. Guerrilla’s main weapons are agility, surprise, the support of at least some sections of the population and, above all, time.... The central<br />
objective is not to <strong>de</strong>stroy the enemy but to assure the allegiance of the citizenry. All strands of a campaign – military, economic and political – have to be strongly entwined.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 336
The approach<br />
This work started as a summer project in 2007 in the section Military Operational Arts and Sciences of the<br />
faculty of the Netherlands Defence Aca<strong>de</strong>my and aimed at making an inventory of the most authoritative<br />
opinions on future warfare. Therefore works by five reputable authors on the future of war were selected<br />
and, as could be expected, their views failed to point in one direction. In fact, we selected their books on<br />
the basis of conflicting views on the subject. We felt that this basis would provi<strong>de</strong> us with lines of thought<br />
that would help us to draw important lessons for the way ahead of the Dutch armed forces. The following<br />
works were selected:<br />
❚ Martin van Creveld, The Transformation of War, the Most Radical Reinterpretation of Armed Conflict<br />
since Clausewitz (NY, 1999),<br />
❚ Colin S. Gray, Another Bloody Century (London, 2005);<br />
❚ Rupert Smith, The Utility of Force, the Art of War in the Mo<strong>de</strong>rn World (London, 2005);<br />
❚ John Alexan<strong>de</strong>r, Future War; Non-lethal Weapons in 21 st Century Warfare (NY, 1999) and The Changing Nature<br />
of Warfare; the Factors Mediating Future Conflict and Implication for Special Operations Forces (JSOU Press,<br />
Florida, 2006);<br />
❚ Paddy Ashdown, Swords and Ploughshares (London, 2007).<br />
Having done this, we selected the following eight topics from our findings and elaborated on these:<br />
❚ The essence of conflict and war;<br />
❚ Armed forces in interstate war;<br />
❚ Armed forces in low intensity conflicts/wars amongst the people;<br />
❚ Trinitarian war;<br />
❚ The role of international institutions;<br />
❚ Might and right;<br />
❚ The comprehensive approach and<br />
❚ The role of technology. 122<br />
We then ma<strong>de</strong> our next step, to arrive at cues for future <strong>de</strong>fence planning. We achieved this via an audit of<br />
the Dutch <strong>de</strong>fence planning between 1991 and 2007. The last step was ma<strong>de</strong> by establishing a number of<br />
guiding principles for the future roles, structure and composition of the Dutch armed forces. By doing so,<br />
the following aspects with respect to the future roles of the Netherlands armed forces were taken into<br />
account:<br />
❚ The ambitions of the Defence political lea<strong>de</strong>rship as formulated in the 90-ties;<br />
❚ The gaps in force planning due to budget reductions;<br />
❚ The force/environment applicability;<br />
❚ The quest for a healthy balance between capabilities and tasks;<br />
❚ A <strong>de</strong>scription of fundamental Dutch questions.<br />
122 The following members of the MOAS staff contributed to the book reviews and elaborations of selected topics: Col (ret) Dr. J.F.W. van Angeren: ‘The<br />
transformation of war’, ‘Might and right’, ‘The essence of conflict and war’. Maj Drs. P.M. <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong>: ‘The utility of force’, ‘Armed forces in LIC/WAP’, ‘The<br />
comprehensive approach’. Ir. J.B.J. Orbons: Works by Alexan<strong>de</strong>r, ‘The role of technology’, ‘The role of international institutions’. Col (ret) A.C. Tjepkema MA:<br />
‘Another bloody century’, ‘Swords and ploughshares’, ‘Trinitarian war’, ‘Armed forces in interstate war’.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 337
Applicability<br />
The Netherlands consi<strong>de</strong>rs itself a small European power, albeit the smallest of the greater European powers<br />
and consequently the greatest of the smaller European powers. The last role does not seem to be a popular<br />
one in Dutch policy circles, it is perceived to stem from arrogance. Besi<strong>de</strong>s, it leads to obligations and it<br />
requires a certain lea<strong>de</strong>rship that produces little output versus spent input. Therefore, the role of the<br />
smallest greater power is more popular and commensurate to the tradition of a former colonial power. In<br />
matters of <strong>de</strong>fence and the subsequent size of the armed forces befitting such a position, the Netherlands<br />
has a long history of capabilities that did not match its ambitions. Often generals and admirals took the<br />
forces of the greater powers as a role mo<strong>de</strong>l, a habit disguised as policy that was seldom followed up by<br />
politicians allotting sufficient budget for the projects planned by the military establishment. We will be<br />
able to see the occurrence of this phenomenon. With respect to the utility of the Dutch experience to other<br />
countries, this characteristic may not be applicable in its whole integrity. On the other hand, the planning<br />
dilemma’s with which the Netherlands is faced are almost certainly of the same nature as those of most<br />
other European countries.<br />
Structure and aim<br />
This synthesis cannot be, by its sheer scope and size, an in-<strong>de</strong>pth study of all the factors involved in strategic<br />
planning. Therefore it will use more qualitative than quantitative terminology when addressing the<br />
shortfalls and fields of tension that the Dutch armed forces face in the future. It consists of four parts:<br />
❚ A summary of the elaborated topics (see § 2)<br />
❚ Leading trends in the conduct of war;<br />
❚ Transformation and employment of the NL armed forces from 1991 through 2007;<br />
❚ The MOD projected transformation from 2007 to 2020;<br />
❚ The MOAS alternatives to the MOD projections.<br />
The aim of this document is threefold. Firstly, it is meant as an internal exercise to enhance the insights<br />
of the section and the faculty at large in the implications of future war. Secondly, it will serve as source of<br />
inspiration for individual studies by stu<strong>de</strong>nts. Thirdly, it will contribute to the <strong>de</strong>bate, initiated by the MOD,<br />
on shaping the thoughts within the armed forces on their future. MOAS aspires to be one of the institutions<br />
that will make a contribution to the Toekomstverkenningen of the Ministry of Defence, a project that will be<br />
finished in the fall of 2009 with a report by an inter<strong>de</strong>partmental committee.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 338
The future of <strong>de</strong>fence planning – Introduction 339
1.<br />
Synopsis of<br />
selected literature<br />
Martin van Creveld, ‘The transformation of war’ (1991)<br />
Introduction<br />
The central ‘plot’ of this book can be <strong>de</strong>scribed as “we are on the eve of a new way of war, i.e. we witness<br />
a true transformation of war with sweeping consequences”. Van Creveld argues that at the end of the<br />
Cold War there were serious doubts “concerning the ability of <strong>de</strong>veloped states to use armed force as an<br />
instrument for attaining meaningful political ends”. As the superpowers could not draw advantages from<br />
nuclear arms, they could not change the status quo by threatening their use. So, they could only fight their<br />
conventional wars by proxy and “push conventional war into the nooks and crannies of the international<br />
system”. Few of these wars have led to internationally-recognized territorial changes. The outcomes of<br />
the so-called ‘low-intensity conflicts’ (LIC) however have usually been recognized by the international<br />
community. These unfol<strong>de</strong>d in ‘less <strong>de</strong>veloped’ parts of the world, and have been far more bloody than any<br />
other kind of war fought since 1945. This record of success mirrors the record of failure of regular armed<br />
forces in <strong>de</strong>aling with insurgents. Even the most powerful mo<strong>de</strong>rn armed forces are largely irrelevant to<br />
mo<strong>de</strong>rn war.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 340
By whom war is fought<br />
According to Van Creveld, the explanation can be found by examining the impact of Clausewitz’s i<strong>de</strong>a of<br />
‘Trinitarian War”. This i<strong>de</strong>a implies that war is a social activity, moul<strong>de</strong>d by the type of society by which it<br />
is conducted, in Clausewitz’s time: the state. Actually, Clausewitz asserted in Vom Kriege that the first vital<br />
element to make war on behalf of the state were governments, and their instrument for doing so consisted<br />
of the second element: armies. The third vital element in any war consisted of the people. This Clausewitzian<br />
trinity is still firmly entrenched in our present-day doctrines. Van Creveld says that it is not self-evi<strong>de</strong>nt<br />
that the trinity is the best way to un<strong>de</strong>rstand war in general. As proof he affirms that other types of warfare<br />
than traditional cases are i<strong>de</strong>ntified by ad<strong>de</strong>d adjectives such as ‘total’, ‘civil’, ‘colonial’, etc; they actually<br />
constitute the majority of mo<strong>de</strong>rn conflicts. The two world wars mainly had the character of ‘total war’,<br />
whereas Clausewitz presented his trinitarian war as driven by armies as traditionally un<strong>de</strong>rstood. These<br />
total wars <strong>de</strong>man<strong>de</strong>d the total mobilization and application of all resources of the state. Trinitarian war is<br />
a comparatively recent phenomenon, while non-trinitarian war is of all ages. Mo<strong>de</strong>rn, nontrinitarian LIC<br />
will provi<strong>de</strong> us with a better framework for un<strong>de</strong>rstanding war. It is not war between armies, its users regard<br />
both soldiers and civilians as legitimate targets, meanwhile striking out at governments as best as they can.<br />
Using a combination of violence and persuasion, they draw the population to their si<strong>de</strong> and intimidate<br />
the enemy.<br />
What war is all about<br />
The ‘nontrinitarian methods’ raise questions about ‘might’ and ‘right’. Clausewitz finds that the law of war<br />
consists of ‘self-imposed constraints, hardly worth mentioning’, but Van Creveld conclu<strong>de</strong>s: ‘war without<br />
law is not merely a monstrosity but an impossibility’. Examples of nontrinitarian war in which certain rules<br />
applied concerned prisoners, non-combatants and civilians. They were often spared <strong>de</strong>spite several<br />
examples of mur<strong>de</strong>r, plun<strong>de</strong>r, and rape. International conventions, embodying i<strong>de</strong>as of law of war date<br />
back to the age of ‘civilized’ warfare from 1859 to 1937. In this context, it is remarkable that during WW II<br />
the distinction between combatants and non-combatants broke down. After 1945, international law is<br />
slowly being amen<strong>de</strong>d. The reach of weapons was always been limited by rules; shooting from afar, for<br />
instance, was for a long time seen as a sign of cowardice. Since St. Petersburg (1868), ‘new’ weapons have<br />
been subject to arguments of ‘humanity, fairness, and military necessity’. Ultimately, all these rules are<br />
man-ma<strong>de</strong> and can also be abrogated by him. So, might will prevail over right.<br />
How war is fought<br />
War is fought, using ‘the art of war’, or ‘strategy’. Strategy has three aspects: the creation of armed forces,<br />
the obstacles that stand in its way, and its employment against a living, reacting enemy. Van Creveld<br />
observes that, while the size of regular armed forces has grown, the force-creating process has remained<br />
<strong>de</strong>fective. The introduction of new technologies, such as railways, enhanced the prospects, but also<br />
introduced the need for supervisory institutions: general staffs for the efficiency of the mobilization and the<br />
enormous logistic apparatus supporting the increasing number of troops. The staffs helped the comman<strong>de</strong>r<br />
to overcome the main obstacles he was facing: inflexibility, friction, and uncertainty. The latter was usually<br />
introduced by the enemy. Now the use of force in battle came up. Choices had to be ma<strong>de</strong> between <strong>de</strong>fence<br />
and attack, between <strong>de</strong>fila<strong>de</strong> and enfila<strong>de</strong>, breakthrough and encirclement, direct approach versus the<br />
indirect one, and how to employ own strength against enemy’s weakness. The conflict resulted from the<br />
obstruction by an intelligent opponent who did not passively accept our <strong>de</strong>sign. Two opposing minds<br />
created actions of which a successful one would likely fail when it was tried for the second time. It is from<br />
this basic assumption that any attempt at un<strong>de</strong>rstanding war must proceed.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 341
What war is fought for<br />
Wars are fought to achieve an objective. Fitting well with the ‘Clausewitzian trinity’ of government, army,<br />
and people is the view of war as the servant of politics. However, Van Creveld asserts, the view of war as a<br />
continuation of Politik, let alone Realpolitik, is in some ways a mo<strong>de</strong>rn invention. In history, war has also<br />
been seen as a continuation of justice, not of politics. The Crusa<strong>de</strong>s are examples of how war was regar<strong>de</strong>d<br />
as an instrument of religion. Thus, to see war only in the context of policy or interest and not of justice<br />
and religion represents a point of view that is both Eurocentric and mo<strong>de</strong>rn. This view ignores the most<br />
important single form of war, namely for the community’s existence, So, ´to say that war is an instrument<br />
serving the policy of the community that wages it, is to stretch all three terms to the point of<br />
meaninglessness’.<br />
Why war is fought<br />
The Clausewitzian universe is based on war between communities engaging in mortal violence against each<br />
other, with killing as a rational means for achieving some rational end. This is, says Van Creveld, wrong.<br />
Wars are fought by men of flesh and blood who may not be willing to lay down their lives exclusively for<br />
their community’s ‘interests’. The essence of war is fighting, and fighting in many ways is not a means<br />
but an end. It has always been the only creative activity that both permits and <strong>de</strong>mands the unrestricted<br />
commitment of all man’s faculties against an opponent who is as strong as oneself, the ultimate test of<br />
a person’s worth. Uncertainty is not, as Clausewitz writes, a characteristic of war, it is – as in games – a<br />
condition for its existence. ‘Playing’ this ‘game of war’ is not to be the strength of mo<strong>de</strong>rn armies with their<br />
moral dilemmas, making them ineffective for combating LIC. Consequently, the prospects for combating or<br />
containing acts of terrorism are bleak. The introduction of female soldiers in mo<strong>de</strong>rn armies enhances this<br />
phenomenon. The armies’ role as real-life fighting machines is coming to an end.<br />
Future War<br />
How then do these consi<strong>de</strong>rations affect future warfare? Van Creveld <strong>de</strong>als with each of the above questions<br />
separately.<br />
❚ By whom future war will be fought: the kind of war that is based on the division between government,<br />
army, and the people is on its way out. The rise of LIC may, unless it can be quickly contained, end up<br />
<strong>de</strong>stroying the state. In the long run, the place of the state will be taken by war making organizations of<br />
a different type, like terrorists, guerrilla, bandits, and robbers, motivated less by ‘professionalism’ than<br />
by i<strong>de</strong>ologically-based loyalties.<br />
❚ What future war will be all about: war conventions are rooted in history, and hence liable to change.<br />
If LIC continues to spread, then the present-day distinction between lea<strong>de</strong>rs and their political entities<br />
will disappear. The distinction between soldiers and civilians will change, particularly as the difference<br />
between ‘front’ and ‘rear’ disappears. The same goes for the distinction between private and public<br />
property and the difference between war and crime. Weapons that are prohibited today will likely<br />
increasingly be used.<br />
❚ How future war will be fought: as LIC rises to dominance, battles will be replaced by skirmishes,<br />
bombings, and massacres. The shift from conventional war to LIC will sentence many of today’s weapons<br />
systems to the scrap-heap. The vision of long-range, computerized, high-tech warfare so <strong>de</strong>ar to the<br />
military-industrial complex will never come to pass. War will be protracted, bloody, and horrible.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 342
❚ What future war will be fought for: war will not be waged for ‘interests’ but for the souls of men.<br />
Present-day boundaries are not fixed for eternity. The interests of the men at the head of the organization<br />
will eclipse the interests of the organization as such. Members of organizations engaged in LIC might be<br />
permitted to take their rewards directly from the enemy. In many cases the whole i<strong>de</strong>a of fighting a war<br />
‘for’ something will be largely inapplicable. One goes to war for no other ‘reason’ than that one<br />
absolutely has to, as in the past.<br />
❚ Why future war will be fought: war is not biologically pre<strong>de</strong>termined, at least no more than religion,<br />
science or art. War has often been consi<strong>de</strong>red an end, a highly attractive activity. War alone presents man<br />
with the opportunity of employing all his faculties and testing his ultimate worth against an opponent<br />
as strong as himself. Consequently the only way to bring about perpetual peace would be to somehow<br />
eradicate man’s willingness to take risks of every kind up to, and including, <strong>de</strong>ath. Men might very well<br />
give up women before they give up war.<br />
In conclusion<br />
Van Creveld observes that over the last few <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, capable regular armed forces have repeatedly failed<br />
in numerous LICs where they seemed to hold all the cards. Nevertheless, politicians, the military, and<br />
their aca<strong>de</strong>mic advisors have failed to take a profound new look at the nature of war in our time. As war<br />
itself is alive and well, the result is that communities refusing to look facts in the face and to fight for<br />
their existence, will in all probability cease to exist. So, either mo<strong>de</strong>rn states will cope with LIC or they will<br />
disappear. Ultimately, as new forms of armed conflict multiply and spread, they will cause the lines between<br />
public and private, government and people, military and civilian, to become as blurred as they were<br />
before 1648.<br />
Colin S. Gray, ‘Another Bloody Century’ (2005)<br />
Introduction<br />
Since the end of the Cold War, many theorists radiate that warfare has un<strong>de</strong>rgone a radical change of<br />
direction. This impression has been reinforced by Francis Fukuyama, peace support operations in the<br />
Balkans and the conflicts in Afghanistan and Iraq. In this line of thought, Desert Storm has been the last<br />
conventional campaign. The question is whether this perception of future warfare should be the dominant<br />
one. Colin S. Gray has asked himself this question in Another Bloody Century. The title suggests already that<br />
Gray has more eyes for the constants in human conflict than for perceived changes.<br />
Summary<br />
Part I of the book, called ‘Basics’ <strong>de</strong>als with the importance of the context. Gray emphasizes that politics<br />
rule war, so war is about politics. Politicians and the mass public will find causes to fight for, or stakes to<br />
fight over. He rejects the notion that peace can be achieved by spreading <strong>de</strong>mocracy or market economy.<br />
Equally, the nihilist approach, perceiving war as outmo<strong>de</strong>d or dysfunctional, will not hold its ground.<br />
Neither is John Keegan’s argument correct that war is driven by culture. Gray does agree with Thucydi<strong>de</strong>s’<br />
version of war’s causation merits: fear, honour and interest. Part II treats twelve dominant, organizing i<strong>de</strong>as<br />
called ‘Grand Narratives of War (1800-2100)’, like ‘the rise and fall of total war’, ‘revolution in military<br />
affairs’, ‘technology’ and ‘terrorism’. Gray finds these grand narratives useful for un<strong>de</strong>rstanding war, but<br />
each of them imposes on war too much of an intellectual straitjacket. He makes an exception for the last<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 343
of the twelve narratives: ‘history: our past is our future’. This is followed by a division of the types of warfare<br />
into ‘regular’ and ‘irregular warfare’. ‘Terrorism’ is a species of the latter genus. This implies that terrorism<br />
is a kind of war that is subject to <strong>de</strong>sired political outcomes. Part <strong>III</strong> <strong>de</strong>als with the control of wars and<br />
treatments that don’t work and those that (sometimes) do. Peace through disarmament/arms control,<br />
universal institutions/communities (e.g. EU), <strong>de</strong>mocracy, ethics, or the i<strong>de</strong>a of inutility of war will not come<br />
about. Possibly workable solutions are to be found in cost (almost every war is more expensive than the<br />
instigator anticipated), policy (politicians and military alike should un<strong>de</strong>rstand the context of an actual<br />
war), strategy (most countries fight tactically, not strategically), power (no one will challenge a superpower),<br />
fear (although an unreliable agent, it may work), culture (may be a restraint but also an encouragement to<br />
ferocity).<br />
Central themes<br />
History can only provi<strong>de</strong> insight and questions, not answers. So, extrapolation of historical experience<br />
does not work. Historians and other scholars have the same basic problems as <strong>de</strong>fence planners: there is<br />
no knowledge about the future, let alone future war. Clausewitz in his time did not provi<strong>de</strong> answers either,<br />
but his insights on the nature of war remain valid for many <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s to come. If the nature of war would<br />
have changed since the end of the Cold War, then Clausewitz would be obsolete now. However Clausewitz<br />
did not give practical advice but focussed on the learning process instead, so his work still has a profound<br />
actual value. The following Clausewitzian themes are <strong>de</strong>alt with.<br />
❚ Continuity and discontinuity in history is about what can be learned from the past and what not. While<br />
strategic history has a lot to offer for those studying the terrorist aspects of irregular warfare, there is<br />
no prece<strong>de</strong>nt for the combination of terrorism, religious-apocalyptical motivation and technical means<br />
to inflict thousands of casualties. Gray cites Geoffrey Till who says: Strategic thinking needs to keep up with<br />
technology in or<strong>de</strong>r to avoid being overwhelmed by it. The above combination has no pendant in history, but<br />
Till’s wise words should inspire planners. However, planners are usually not impressed by history as they<br />
receive directives from politicians with a short term interest.<br />
❚ The roles of politics and technology shaping the character of warfare. War has to have political meaning and<br />
the political context is by far the most important factor in promoting and restraining the outbreak and<br />
conduct of war. As an example of non-political approach to the character of warfare, Gray names the<br />
non-proliferation ‘industry’. The experts in this field concentrate on the technical and supply si<strong>de</strong> of<br />
WMD proliferation and turn a blind eye to the (quasi) legitimate <strong>de</strong>mands of some governments to<br />
acquire WMD. Many military historians overestimate the role of technology as being synonymous with<br />
the history of warfare.<br />
❚ Symmetrical versus asymmetrical warfare is more a matter of style than of principle. Never in the history of<br />
mankind have belligerents been i<strong>de</strong>ntical in political purposes, capabilities and culture. Every belligerent<br />
tries to compensate for his weaknesses by exploiting the ways in which he is different. The weaker in<br />
conventional military strength, the stronger the emphasis on terrorism or the use of WMD. Peacekeeping<br />
may be counterproductive to a sound political outcome, argues Gray politically incorrectly. The examples<br />
of Bosnia and Kosovo, not to mention Darfur, can be seen as frozen stalemates by or<strong>de</strong>r of some<br />
international body. It is often wise to allow a conflict to proceed to its military conclusion. So, ‘give war<br />
a chance’ and avoid becoming entangled in the political aftermath of an unsolved conflict.<br />
❚ Shifting relations among the expanding range of geographically specialized forms of military power. Up till WW I we<br />
used to have land and sea power. We have ad<strong>de</strong>d since air power, space power and cyberspace power. The<br />
relations between these forms of military power are complex and constantly changing. The need for an<br />
overarching joint structure has become more vital than ever. Seemingly easy solutions with the aid of<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 344
network centred warfare in this joint framework are conceptually sound, but it should be clear that<br />
they are a function of this structure; they do not <strong>de</strong>termine its shape and size.<br />
❚ The importance of the human dimension may seem unnecessary ballast. Gray again points at Clausewitz’s<br />
insistence upon the primacy of moral factors. Defence analysts are often more drawn to Jominian<br />
concepts of computed solutions in which the calculation of human behaviour is a difficult parameter.<br />
Where at the eve of WW I the effects of the human will were overemphasized, today’s emphasis is on<br />
manned, if possible unmanned, systems. So, the human element is the greatest of continuities in the<br />
long bloody history of warfare.<br />
Seven comprising arguments make up the final<br />
conclusion of the book<br />
❚ War and warfare will always be with us. War is a permanent feature of human condition, argues Gray. It is<br />
social behaviour conducted for political purposes, not by individuals but by state organisations. Although<br />
individual, and even group violence, of an unorganized kind is universal, organized violence for political<br />
purposes (war) is not. Most states and societies do not live in a constant state of war. It should further be<br />
noted that because we are violent as individuals, it does not follow that we must be violent collectively<br />
for political reasons. Political lea<strong>de</strong>rs have particular reasons for going to war. There is no pattern, every<br />
war has its distinctive origin and unique causes. Gray cites here Thucydi<strong>de</strong>s whose triptych of ‘fear,<br />
honour and interest’ <strong>de</strong>scribes the most common general reasons for war.<br />
❚ Warfare has an enduring nature. The nature of warfare is unchanging, but has a highly variable character. It<br />
follows that history is our best, albeit incomplete, gui<strong>de</strong> to the future. Clausewitz explained that war has<br />
two natures, objective and subjective. The use of warfare for the purpose of political goals (strategy) is<br />
eternal in nature yet ever changing in character. Gray remarks here that the American <strong>de</strong>fence community<br />
is especially prone to capture by the last catchphrase, like ‘competitive strategies’, ‘military transformation’,<br />
‘network-centricity’, effects based operations’, ‘fourth generation warfare’ etc. In Clausewitz’s times<br />
changes in warfare were profound. This explains probably why his theoretical en<strong>de</strong>avour is of such long<br />
lasting value.<br />
❚ Irregular warfare may be dominant temporarily, but interstate war is here to stay. The central argument of this book<br />
is that interstate war, including great power conflict, will enjoy a healthy future. Terrorism and insurgency<br />
will be a plague for <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s to come, but present alliances are already forming. Gray mentions a<br />
Sino-Russian axis that has the potential to <strong>de</strong>velop a new Cold War with the West. Alliances will form<br />
to challenge American hegemony, based on the possession of oil. Russia is on its way to acquire the<br />
power that the Soviet-Union once had. To reinforce Gray’s argument: Moscow may seem cooperative<br />
on the surface, but constantly challenges Western positions. Take for instance the contract with Shell,<br />
cyber war with Estonia, the reaction on the missile shield etc. On the other hand, I do not believe that<br />
an alliance between Russia and China is that likely. There are too many conflicting interests between<br />
them, like the <strong>de</strong>mographic difference which may lead to a Chinese quest for living space on Russian soil.<br />
❚ Warfare is political behaviour. The political context is the principal, but not the only driver of war’s inci<strong>de</strong>nce<br />
and character. We tend to overemphasize the Clausewitzian principle of war as political behaviour. John<br />
Keegan insists that war is a cultural phenomenon, rather than a political one. Gray acknowledges the<br />
importance of culture, but rejects the i<strong>de</strong>a that culture is the element that gives meaning to organized<br />
violence. He compares war with sport and i<strong>de</strong>ntifies many similar characteristics: an adversary with an<br />
in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt will, the nature of a duel, the possibility of surprise, the salience of planning, lea<strong>de</strong>rship,<br />
physical and moral strength etc. The difference is that war is not conducted for cultural reasons, though<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 345
many war watchers take much pleasure in following the latest <strong>de</strong>velopments. War is foremost about<br />
relative power, which does not preclu<strong>de</strong> that other elements like culture, economic interests and<br />
particular personalities should be put asi<strong>de</strong>.<br />
❚ Warfare reflects the characteristics of the communities that wage it. Warfare is political and strategic, as well as<br />
social and cultural behaviour. The cultural analysis of warfare is frequently controversial. Many people<br />
believe that globalization is eroding the potency of local culture. Besi<strong>de</strong>s, many are convinced that the<br />
global diffusion of new technologies is trimming the influence of local and regional preferences. The<br />
American way of war focuses on technology, nowadays on Information Warfare (e.g. C4ISTAR). The<br />
danger of this focus is the implied assumption that a major military innovation must be <strong>de</strong>veloped and<br />
employed in just one particular manner. An example of the past that comes to my mind is Douhet’s<br />
bomber doctrine. One size fits all does not work in warfare. Every country has to be able to ‘do it my way’,<br />
a tenet that gives room to the so-called Dutch approach. Gray points out that in spite of globalization,<br />
each security community approaches military- technical opportunities through the filter of its own social<br />
and cultural contexts, and of its unique geopolitical and geostrategic interests. The caveat is here that a<br />
community may fight its own way, but should take into account the culture and character of the enemy.<br />
Otherwise the fate that befell the Aztec and Inca ways of war may come about. When we project this<br />
principle upon the Dutch society, it appears that we are too casualty-averse. Besi<strong>de</strong>s we do not yet<br />
recognize the armed forces as a principal instrument in bringing about changes in the same way we<br />
assume that international <strong>de</strong>velopment is successful.<br />
❚ War does not always change in a linear fashion; surprise is certain. Most theorists conce<strong>de</strong> that trend analysis<br />
is highly unreliable. Take for example RMA as a trend in the American conduct of war. This will be led,<br />
according to theorists, by a dominance in all aspects of information acquisition, processing, dissemination,<br />
and by the sharp end of ever more precise firepower and a greater capability to achieve <strong>de</strong>cisive<br />
manoeuvre. Whether or not the transformed forces will be transformed into a tool suitable to contain<br />
and possibly <strong>de</strong>feat irregular enemies is another matter. It is interesting to note that Gray points out here<br />
that transformation as <strong>de</strong>scribed by Martin van Creveld, is light years distant from the aspirations of<br />
information-led military wizardry. His transformation is principally political, social and cultural. RMA<br />
lea<strong>de</strong>rship thus offers no guarantee of strategic success, as war is more than warfare. Inherent to war<br />
and strategy is the adversarial relationship. This implies that RMA provokes a panoply of direct countermeasures<br />
and asymmetrical responses. We may win the warfare but lose the war, as Indonesia, Algeria<br />
and Vietnam have shown. Finally, the element of surprise. Many wars in the past have come unexpectedly<br />
and, if not, have been surprising in the character of its warfare, like WW I. Climate change is not<br />
surprising but its consequences may well put us on the wrong footing. We judge the unknown to<br />
be unlikely.<br />
❚ International en<strong>de</strong>avours to control the effects of war politically, legally and ethically are well worth pursuing, but are<br />
vulnerable to overturn by perceived belligerent necessity. War and warfare cannot be controlled by diplomatic<br />
skill, law, administration, or ethics, as alternatives to political reasoning. It is unfair to blame the UN<br />
for its incapacity to serve as the effective <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>r of international, or<strong>de</strong>r and peace, as long as its leading<br />
members do not behave more effectively. Politics rule over law, diplomacy and ethics, as over warfare.<br />
Behind every strategy is a political logic, even behind Islamic martyrdom, be it politically millenarian.<br />
For strategic success, planners should realize that when survival is at stake, the end will always be held to<br />
justify the means. The difficult <strong>de</strong>cision to surren<strong>de</strong>r will be motivated by political calculation of interest,<br />
filtered by culture. It will not be shaped by in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt political, diplomatic, legal or ethical arguments.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 346
Conclusion<br />
Gray un<strong>de</strong>rlines that history is by far the best, if not the only, gui<strong>de</strong> available to <strong>de</strong>fence planners. Those<br />
who believe that there is some way out of the conduct of war in the future may not accept this claim.<br />
Patterns emerge from the past, and their study permits educated guesses about the range of potential<br />
outcomes. But the future is not an object of knowledge. Similar causes do not produce similar effects and<br />
causes interact in ways unforeseeable by the historically sophisticated, as Gray cites MacGregor Knox on<br />
the last page.<br />
Rupert Smith, ‘The utility of force; the art of war in the mo<strong>de</strong>rn world’ (2005)<br />
Introduction<br />
General Sir Rupert Smith did not write an autobiography, but he did something altogether more ambitious.<br />
The subtitle states what the book wants to be about: the art of war in the mo<strong>de</strong>rn world. Smith held major<br />
operational commands, like the British Armoured Division in the Gulf War 1990/91 and UNPROFOR’s Bosnia<br />
command in the pivotal year 1995. He was Deputy SACEUR from 1998 to 2001, during which operation Allied<br />
Force took place in 1999. He also worked in high level national staff functions, like Assistant Chief of the<br />
Defence Staff. Now western armed forces are engaged in <strong>de</strong>manding operations in complex environments<br />
like Iraq and Afghanistan, wise council is highly sought after. Therefore the views of a practitioner are worth<br />
consi<strong>de</strong>ring.<br />
Smith’s basic premise<br />
Smith’s basic premise is his conviction that the conflicts 123 we are confronted with nowadays, are not seen<br />
for what they are but remain to be viewed and interpreted according to a conception of war that no longer<br />
applies to them. As a result, the military efforts we put into them do not achieve the effects we expect; our<br />
force lacks utility. It is Smith’s aim to explain how this has come about, how we should regard the conflicts<br />
in which we apply force, and what can be done to enhance the utility of our force. Smith relates that every<br />
time he was sent on mission, the force had to be adapted to the situation. Only after adaptation and<br />
recognition of the context could the force be applied with utility. This is not to say that ‘soldiers always<br />
prepare for the last war’, but that ‘they frequently prepare for the wrong one’. 124 One cannot prepare for all<br />
contingencies and adversaries usually seek to avoid what you have prepared for. For the British, ‘doctrine<br />
has been used more to justify the basic organization than to explain why the adaptations have worked’.<br />
Smith offers with this book ‘an approach to consi<strong>de</strong>ring the use of military force and then applying it to<br />
achieve one’s purpose’ in a world where this force is consi<strong>de</strong>red to be ‘a solution, or part of a solution, in a<br />
wi<strong>de</strong> range of problems for which it was not originally inten<strong>de</strong>d or configured’. 125 His diverse experience has<br />
led him to conclu<strong>de</strong> that military theory and environmental realities were increasingly diverging. In Smith’s<br />
analysis the military and political realms have become intertwined and influence each other continuously<br />
while the un<strong>de</strong>rstanding of these dynamics is lagging behind. We have arrived in ‘a new era of conflict’; a<br />
new paradigm un<strong>de</strong>rlies today’s warfare, which he calls “war amongst the people’. His book intends to<br />
explain how force can be used to greater utility, in both a conceptual and a practical sense. The want of<br />
practical knowledge of most politicians often ‘compounds lack of un<strong>de</strong>rstanding regarding conflict’. 126 If<br />
force is to be used in a useful way, this has to change, Smith says.<br />
123 Smith tries to eva<strong>de</strong> the use of ‘war’.<br />
124 Smith, p. x.<br />
125 Ibid, p. xii.<br />
126 Ibid, p. xiv.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 347
Un<strong>de</strong>rstanding force<br />
He starts the actual discourse with an introduction on un<strong>de</strong>rstanding force. ‘War no longer exists, as<br />
cognitively known to most non-combatants, war as battle in a field between men and machinery, war as<br />
massive <strong>de</strong>ciding event in a dispute in international affairs.’ 127 If we are to un<strong>de</strong>rstand war and conflict<br />
correctly, we have to begin by recognizing there has been a shift in paradigm with respect to war. 128 Smith<br />
poses this shift began with the advent of the atomic weapon which ren<strong>de</strong>red war impracticable, although<br />
this was not recognized until after the Cold War. The shift put as simply as possible is one ‘from armies<br />
battling with comparable forces on a field, to strategic confrontation between a range of combatants,<br />
not all of which are armies, and using different kinds of weapons, often improvised.’ Smith calls the old<br />
paradigm ‘industrial war’, while he refers to the new paradigm as ‘war amongst the people’. 129 He stresses<br />
not simply to mean asymmetric war, which he consi<strong>de</strong>rs a euphemism for situations where the enemy does<br />
not play by your rules and you can’t win. Western states and Soviet-Russia have time and again sent armies<br />
to fight wars according to the old paradigm and ‘spectacularly failed’ to achieve results in the sense of<br />
achieving a <strong>de</strong>cisive military victory to solve the original problem that was basically political. Smith<br />
consi<strong>de</strong>rs this ‘an en<strong>de</strong>mic problem’. His point: force, however ‘massive and impressive’ in appearance,<br />
used according to the old paradigm in new paradigm situations does not <strong>de</strong>liver, ‘not any result that is in<br />
proportion to its assumed capabilities’. 130 Thus far politicians and generals have failed in acknowledging the<br />
shift; have even resisted it, resulting in a minimal utility of their efforts. Smith mentions the ongoing war<br />
on terror, in which ‘the terrorist’ shows a much greater un<strong>de</strong>rstanding of the utility of force to political<br />
effect. Talk of a <strong>de</strong>cisive victory in this context is a ‘statement without useful meaning’. He does not say that<br />
a lack of utility is always avoidable, only that the force can be used to much greater effect. To <strong>de</strong>monstrate<br />
this is the ‘final purpose’ of his book. Given that ‘armed conflict is a human condition, (...) in or<strong>de</strong>r to<br />
<strong>de</strong>fend and secure ourselves better, we must improve the utility of our force’. 131<br />
Interstate industrial war<br />
The book is further divi<strong>de</strong>d into three parts. In or<strong>de</strong>r to build his case, the author in the first part takes the<br />
rea<strong>de</strong>r two centuries back to the genesis of interstate industrial war. This paradigm reigned supreme until<br />
it reached its peak at the end of the Second World War. While discussing the nineteenth century, he arrives<br />
at the views of Clausewitz, which he basically salvages from the old paradigm wreckage. For the book’s<br />
purpose, Smith uses three of Clausewitz’s concepts. In the first place, the trinity ‘state, army, people’, which<br />
Smith translates as the government, the military and the population. Each one is ‘equally relevant’, while<br />
the three should be ‘kept in balance if war is to succeed’. 132 The trinity is followed by the primacy of policy<br />
with regard to warfare. The primacy has often been eclipsed by a misun<strong>de</strong>rstanding of Clausewitz’s phrase<br />
that warfare is the continuation of policy by other means. Smith adamantly states that no division is meant,<br />
but parallel activities. Clausewitz did not mean that political and military objectives are i<strong>de</strong>ntical; they are<br />
‘<strong>de</strong>finitely separate but wholly related’. The third concept of ‘great practical value’ is the un<strong>de</strong>rstanding of<br />
war as a product of a ‘trial of strength and a clash of wills’. Napoleon forced matters by winning the trial<br />
of strength, which ma<strong>de</strong> the enemy’s will collapse. This has become ‘basic to the paradigm of interstate<br />
industrial war - and remains a tenet of military thinking to this day’. Nowadays however, the will is ‘the<br />
objective to be sought’ and it cannot be won by forcing the trial of strength. Clausewitz consi<strong>de</strong>red the<br />
two to be equal in importance, no automatic sequence is prescribed; ‘meaning it is well to examine each<br />
situation to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> on the relationship between them’. 133 Smith uses these concepts throughout the book<br />
to good effect.<br />
127 Ibid, p. 1.<br />
128 Shift of paradigm as meant by Kuhn: when this occurs, it tends to be resisted or ignored on account of the disrupting effect on existing mindsets.<br />
129 Smith, p. 3.<br />
130 Ibid, p. 5.<br />
131 Ibid, pp. 25. 26.<br />
132 Ibid, p. 58. Smith calls this ‘crucial to all forms of war, to this very day’.<br />
133 Ibid, p. 59.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 348
Cold War<br />
The second part <strong>de</strong>als with the Cold War period. In this transitional phase the paradigm was held upright by<br />
the opposing power blocks as it performed a function in their relationship, although the atomic bomb had<br />
ma<strong>de</strong> an all-out war impracticable. In this era, a series of conflicts took place, parallel to and often linked<br />
with the main confrontation. A form of war <strong>de</strong>veloped that Smith calls the antithesis to industrial war. In<br />
these parallel conflicts, we see signs of the new paradigm, ‘especially in the nature and objectives of the<br />
opponent, and in the constant adaptation of the existing means, the industrial military machines, to<br />
non-industrial conflicts’. Force was not always applied to best utility, and Smith calls it ‘the beginning of a<br />
trend’. 134 In these wars of retreat from empire, or revolutionary campaigns, guerrilla type wars were fought<br />
reminiscent of the Peninsular War. Napoleon’s reign thus not only saw the beginning of the old paradigm,<br />
but also of its antithesis, which was to <strong>de</strong>velop over time into the new paradigm. The Boer War and the Arab<br />
revolt against the Ottomans during the First World War, in which T.E. Lawrence played such a conspicuous<br />
part, are other examples Smith uses to illustrate this <strong>de</strong>velopment.<br />
War amongst the people<br />
The period after the Cold War is the subject of the third part of the book. The post World War II era must be<br />
un<strong>de</strong>rstood as the interweaving of confrontation and conflict, rather than war vs. peace. The un<strong>de</strong>rlying<br />
sequence of the latter pair - peace, crisis, war, resolution, with war constituting the <strong>de</strong>cisive factor - no<br />
longer applies. This is one of the characteristics of the new paradigm. After the Cold War, war amongst the<br />
people became the dominant form of conflict. The superpowers no longer exerted influence, whether by<br />
drawing forces into the i<strong>de</strong>ological divi<strong>de</strong>, or by keeping conflicts within rein, thus avoiding escalation.<br />
Now industrial armies really became obsolete, they were no longer nee<strong>de</strong>d to uphold ‘the appearance of the<br />
paradigm of industrial war’. 135 It has left us with legacy armed forces, geared to industrial war, shrunk but<br />
retaining the form and equipment of a bygone era; ’inten<strong>de</strong>d for other battles’ they are used in a myriad of<br />
ways, within the new paradigm, in <strong>de</strong>piction and execution anomalously with ‘all the trappings and iconic<br />
images of industrial war’. These wars never seem to be won, says Smith, because of a lack of un<strong>de</strong>rstanding<br />
with regard to the new paradigm, which is ma<strong>de</strong> up of six basic trends of mo<strong>de</strong>rn operations.<br />
❚ The ends for which we fight are changing. In the new paradigm, the ends ‘are changing to something more<br />
complex and less strategic’, not the least because they have to do with individuals and societies instead of<br />
states. Force can only be attributed value on the utility scale when it contributes to the strategic objective.<br />
If this cannot be <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d by military means, Smith speaks of the use of force for sub-strategic ends. In the<br />
conflicts of the new paradigm this is always the case.<br />
❚ We fight amongst the people. The second trend is the fight takes place among the people; ‘all the people,<br />
anywhere, can be on the battlefield’, literally or through the media. 136 On the one hand, it concerns the<br />
people in an area of operations, where the enemy is concealed, the people whom both si<strong>de</strong>s try to win<br />
over, i.e. the strategic objective both si<strong>de</strong>s aim for. On the other hand, it is our own population, who<br />
influence our <strong>de</strong>cision makers. The media have become the means that connect the Clausewitzian trinity.<br />
❚ Our conflicts tend to be timeless. In wars amongst the people there are no quick fixes. ‘Action at the right time<br />
is more important than action per se’. Smith sees a trend towards open-en<strong>de</strong>dness, timelessness for three<br />
reasons. Fighting guerrillas is slow as it is, but establishing a change of will does not combine well with<br />
rushed action. Individual fights of course require speedy action, it is the ‘overall fight’ to establish a<br />
condition which takes time. 137 This condition has to be maintained until a solution has been achieved.<br />
Regularly, action has been started without conceiving what that solution should be; Kosovo being a case<br />
134 Ibid, p. 197.<br />
135 Ibid, p. 267.<br />
136 Ibid, p. 278.<br />
137 Ibid, p. 289, 290.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 349
in point. Finally, war no longer being of a total industrial character, can be sustained much longer.<br />
❚ We fight to preserve the force. In other words, ‘we fight so as not to lose the force, rather than fighting by<br />
using the force at any cost to achieve the aim’. This goes <strong>de</strong>eper than just casualty aversion for assuring<br />
popular support. Wasting lives of men heavily invested in and embodying experience is simply ‘bad<br />
economics’, whereas manpower gets increasingly hard to come by in the first place. This also goes for<br />
materiel. During the Gulf War Smith found himself to be the first British general in a long time having<br />
to consi<strong>de</strong>r how to fight without losing the force. He had every available British tank at his disposal. This<br />
goes for most armies nowadays, ‘they are overcommitted and cannot afford to sustain any losses’. 138<br />
❚ On each occasion new uses are found for old weapons. This trend follows from the former. Our armed forces are<br />
still armed with weapon systems <strong>de</strong>signed to combat the Soviets in industrial war. Consi<strong>de</strong>r in this light<br />
the weapons that have done most of the killing in the last 15 years: the machete and the AK 47. Our<br />
opponents ‘have learned to drop below the threshold of the utility of our weapon systems’. Industry is<br />
still producing similar systems, because logic persists in gaining the technological edge, while at the<br />
same time operational concepts tend to be adjusted taking advantage of better technology rather than<br />
fighting in a different way. He makes an interesting statement: ‘if a case had been ma<strong>de</strong> for the fighter<br />
bombers we have today on the basis they would be used to patrol no fly zones over Iraq or Bosnia, or to<br />
drop small quantities of bombs on small tactical targets, I doubt they would have been purchased’. 139 ‘It is<br />
clear the change of paradigm has not been acknowledged, and it is this conceptual gap that is influencing<br />
the production of new equipment, which is often not suitable for the current forms of military<br />
operations’. 140<br />
❚ The si<strong>de</strong>s are mostly non-state. Our si<strong>de</strong> mostly consists of an alliance or a coalition, military operations<br />
being executed by multinational forces. Speaking from personal experience, Smith knows what is<br />
<strong>de</strong>man<strong>de</strong>d from a comman<strong>de</strong>r of such a force. He has to be well aware of the background of every<br />
contingent that forms part of his command. Agreed upon objectives represent lowest common<br />
<strong>de</strong>nominators. The opposing si<strong>de</strong> is also non-state but on the other end of the scales. It will be of a form,<br />
however formless it may seem to us, which has its own logic, not ours. Describing the situation on the<br />
ground in today’s conflicts can summarize this sixth trend. They show national soldiers representing a<br />
non-state coalition fighting a formless non-state opponent. 141<br />
What is to be done?<br />
If this is the reality we are faced with, it can be established what is to be done, the final chapter. Now that<br />
the ongoing confrontations becoming conflicts cannot be sorted out by military force, the ends sought for<br />
can be no more than a condition in which we work towards an ultimate solution. Military force must be<br />
seen as but one of the levers we can employ in this strategic process. When employed, great care must be<br />
taken to ensure overall coherence. With the aim being ‘to influence the intentions of the people’, obviously,<br />
the force can only have utility if it contributes to the furthering of this aim. It follows that the way force is<br />
employed should take this as the point of <strong>de</strong>parture. Trials of strength should be executed in such a way<br />
that they actually contribute to winning the clash of wills. Smith consi<strong>de</strong>rs this cardinal point to be ‘either<br />
misun<strong>de</strong>rstood or ignored by political and military establishments around the world’. 142 In or<strong>de</strong>r to ensure<br />
a coherent comprehensive approach it is imperative to look into and <strong>de</strong>velop further the cooperation with<br />
other governmental and NGO-agencies when conducting war amongst the people. A strategic body is<br />
required that can take on the multinational, multi-agency operations. He consi<strong>de</strong>rs the EU has great<br />
138 Ibid, p. 295.<br />
139 Ibid, p. 298.<br />
140 Ibid, p. 301.<br />
141 Ibid, p. 305.<br />
142 Ibid, p. 277.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 350
potential in this regard, ‘well placed for the 21st century’. 143 Having established the importance of meaningful<br />
analysis, the role of information and intelligence becomes clear in or<strong>de</strong>r to truly learn about the context<br />
and the environment. As our intelligence apparatus roots firmly in the old paradigm, it has to meet the<br />
<strong>de</strong>mands of wars amongst the people. This goes for non <strong>de</strong>fence agencies, national and international, alike.<br />
The far reaching consequences are that the balance must be more towards the intentions of the population.<br />
We need collaborators who un<strong>de</strong>rstand and speak their languages, and are able to move about. In general,<br />
the armed forces need an enhanced intelligence gathering capacity, while ‘strike elements’ could be smaller<br />
sized. The current teeth to tail ratio comes with large footprints and concurrent logistical flows providing<br />
targets and representing oppressive presence. At the same time, protective measures isolate the soldier<br />
from the people; he remains ‘the other’. This is all to the advantage of the opponent, that ‘most astute<br />
practitioner of the propaganda of the <strong>de</strong>ed and of the strategy of provocation’. ‘Visual impact’ should be<br />
reduced to the necessary minimum.’ ‘Air and maritime assets allow for many things to be conducted out of<br />
harm’s way.’ The actual application of force, as opposed to the intelligence operation, should be carried out<br />
more in terms of raids than sustained operations. 144<br />
Conclusion and assessment<br />
At the end of the book, Smith has come full circle. He reiterates his point that war no longer exists, as we<br />
un<strong>de</strong>rstood it to be. ‘We are now engaged, constantly and in many permutations, in war amongst the people.<br />
We must adapt our approach and organize our institutions to this overwhelming reality if we are to triumph<br />
in the confrontations and conflicts that we face.’ Smith explains how force can be used to greater utility, in<br />
both a conceptual and a practical sense. Well over half the book is committed to military history. It is not a<br />
history book; history is used to further its purpose to good effect. On the one hand, this explains why the<br />
old paradigm is so persistent. It has <strong>de</strong>veloped for over a century and a half to the dominant position it<br />
could maintain during the half century following the Second World War, <strong>de</strong>spite passing a culmination<br />
point, being the arrival of atomic weapons, and the increasing occurrence of wars not fitting within<br />
mainstream western un<strong>de</strong>rstanding. On the other hand, it illustrates the importance of un<strong>de</strong>rstanding the<br />
context of complex situations. ‘The study of history will tell you why you and your adversary are where you<br />
are now: it will establish in broad political terms the context in which both of you will take the <strong>de</strong>cisions<br />
that lead you into the future.’ 145 Furthermore, war can be learned solely from first hand practical experience.<br />
Study of history (and geography) must be part of education and preparation. One recognizes Lid<strong>de</strong>ll<br />
Hart’s qualification of history as ‘indirect practical experience’. Smith does not see enough use of it to his<br />
liking. Among the best parts of the book rank his views on the media. One could object to his focus on one<br />
paradigm, whereas history has shown (as Smith himself recounts), that there never is only one kind of<br />
war in any one time. The same goes for the at times somewhat strained moulding of everything that has<br />
happened since 1945 in the confrontation/conflict format, while one could well argue that for instance<br />
the Gulf War was more an industrial interstate war than a war amongst the people. Finally, the book would<br />
have benefited from a list of literature used. These criticisms however do not affect the main point Smith is<br />
offering. His basic premise is impossible to brush asi<strong>de</strong>. It can only be ignored, as Kuhn foresaw what tends<br />
to be done in periods of paradigm shifts.<br />
John Alexan<strong>de</strong>r 146 , ‘Future war; non-lethal weapons in 21st century warfare’ (1999) and ‘The changing nature of warfare,<br />
the factors mediating future conflict and implications for Special Operations Forces’ (2006)<br />
143 Ibid, p. 389.<br />
144 Ibid, pp. 401, 402.<br />
145 Ibid, p. 29.<br />
146 Dr. John Alexan<strong>de</strong>r has been a leading advocate for the <strong>de</strong>velopment of non-lethal weapons since 1989. An original thinker, he has <strong>de</strong>veloped unique concepts<br />
for conflict resolution. He entered the US Army in 1956 and retired as a colonel in 1988. Thereupon he joined the Los Alamos National Laboratory, where he<br />
<strong>de</strong>veloped the concept of Non-Lethal Defense. He conducted non-lethal warfare briefings at the highest levels of government. He advised the CIA, US Special<br />
Operations Command and the National Intelligence Council. He published wi<strong>de</strong>ly in international journals and has appeared frequently on television.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 351
Future War<br />
“Future War” is a rationale for the need for non-lethal weapons (NLW) as an indispensable part of the<br />
inventory of current and future armed forces. His approach is not only supportive to NLW, but also provi<strong>de</strong>s<br />
a broad view on the characteristics of emerging security threats and future conflict. He extensively uses the<br />
experiences of the US in contingencies as the Balkans, Haiti and Somalia as lessons for the future. Real<br />
world scenario’s like those in the 1990-ies, are consi<strong>de</strong>red setting the scene for the kind of operations in<br />
which US forces will be engaged in the near future. The dramatic increase in US involvement in peace<br />
support missions since the end of the Cold War is a mere indicator of this trend. Whether or not the<br />
American role as the world’s police force is supported by the government, the challenge to be involved in<br />
this type of missions will not go away. It is a direct consequence of the <strong>de</strong>volution of former nation-states<br />
into sub-elements, which causes regional political instability in various parts of the world. The author states<br />
that the probability of having to respond to high end conventional threats cannot be overlooked. Therefore<br />
the US has to maintain a highly mobile, extremely lethal conventional force with global reach. However,<br />
potential adversaries have learned the lesson of Desert Storm, being that the US should not be allowed time<br />
to position its forces and establish massive logistic support. Potential adversaries mentioned are Iran, Iraq,<br />
North Korea, possibly China and even a variation of the former Soviet Union.<br />
Crime and terrorism 147<br />
A far higher probability of conflicts will originate from hard-to-i<strong>de</strong>ntify threats from non-traditional<br />
sectors such as criminal and terrorist organizations. Future conventional threats are inclined to adopt<br />
the operational characteristics of terrorist organizations, leading to a blurring of traditional military<br />
missions and counterterrorism responses. International terrorism has become a global problem, as several<br />
inci<strong>de</strong>nts during the 1990s prove. The terrorist threat has incited the US government to launch a national<br />
preparedness program to respond to biological and chemical attacks in 1997. The psychological impact of<br />
terrorist attacks indicates how small organizations can have substantial influence on ordinary functions<br />
of mo<strong>de</strong>rn societies by forcing them to take ever increasing precautionary measures. Organized crime is<br />
another threat to national and international security. Already in 1994, global crime was estimated to make<br />
an annual profit of 1 Trillion US dollars. Criminal organizations are using any form of brute force to achieve<br />
their objectives. They will increasingly infiltrate regular political and economic institutions and un<strong>de</strong>rmine<br />
the sovereignty of a state. A further factor complicating the crime threat is its possible access to WMD. The<br />
profits from drugs trafficking amount to 500 Billion US dollars per year, which is more than the GNP of 90%<br />
of the states in the international system.<br />
The role of NLW<br />
In the future there will be more organizations that have both the intention and the capability to threaten<br />
the interests and values of Western states. This problem is further compoun<strong>de</strong>d by the shift in social<br />
structure of societies. People will tend to group around common beliefs, rather than within geographic<br />
boundaries. Currently, nationality, ethnicity and religion serve as cohesive factors. However, national<br />
survival as a unifying factor dissipates and will be replaced by information based common beliefs.<br />
Un<strong>de</strong>rstanding future social organizations will be crucial in planning for the structure, <strong>de</strong>velopment and<br />
application of force. Missions, both for military and law enforcement, will become more sensitive and<br />
complex. NLW will therefore play an increasingly important role. Sovereign nations will be challenged by<br />
a range of internal and external threats, but their traditional armed forces have been <strong>de</strong>signed for conventional<br />
threats. Those who believe that military forces should be limited to <strong>de</strong>fending the state’s territory will<br />
have to face the reality that the use of force will be nee<strong>de</strong>d for other situations more frequently. Currently,<br />
147 The book was published well before 9/11.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 352
the forces are not geared to tackle the emerging threats with limited violence in stead of lethal force if<br />
required so. Policymakers will continue to view force as an applicable instrument to solve major security<br />
problems. Given the probable frequency of its use, there is an urgent need to <strong>de</strong>velop new force options,<br />
including new families of NLW.<br />
The changing nature of warfare<br />
“The changing nature of warfare” is a report prepared for the US Joint Special Operations University. It is<br />
inten<strong>de</strong>d to provi<strong>de</strong> Special Operations Forces with some views on the implications of the changing nature<br />
of warfare for the profile and nee<strong>de</strong>d capabilities of SOF. It contains a valuable analysis on the future<br />
conflict environment for a far broa<strong>de</strong>r (aca<strong>de</strong>mic and military) public. Written in 2006, it further <strong>de</strong>velops<br />
the above views on the future of war along the lines of Alexan<strong>de</strong>r’s pre-9/11 vision. Rather than focusing on<br />
the rationale for NLW, he now focuses primarily on the strategic level, without losing consistency with his<br />
earlier work. He elaborates the <strong>de</strong>finition of war, the perspective of the nation-state and the application of<br />
force. Key findings from the paper are:<br />
❚ the nature of war has changed at a fundamental level – that of <strong>de</strong>finition;<br />
❚ it is the imposition of will, not the level of violence inflicted, that will <strong>de</strong>termine whether<br />
or not a conflict has been won or lost;<br />
❚ the concept of the nation-state is a failing concept with limited utility and great liability;<br />
❚ boundaries, once thought to be absolute, are in reality arbitrary;<br />
❚ i<strong>de</strong>ology, not materialism, motivates many people and therefore sources of conflict<br />
and terrorism cannot be eliminated solely by reducing poverty;<br />
❚ personal allegiance(s) will no longer be assured;<br />
❚ physical force will remain prominent, but at the same time optional in future conflicts.<br />
These points will be briefly addressed hereafter.<br />
Definition of war and imposition of will<br />
Most <strong>de</strong>finitions of war address conflict between opposing states or groups within the state with force<br />
applied by military organizations. In reality, the public no longer un<strong>de</strong>rstands war as it once occurred. For<br />
example, expressions as war on drugs, war on terror or even war on poverty, have received a formal status.<br />
It remains to be seen whether the use of physical violence remains a necessary component of war. It might<br />
be better to <strong>de</strong>velop a <strong>de</strong>finition of war based on outcomes, like physical <strong>de</strong>struction of an enemy, or even<br />
more useful, to <strong>de</strong>scribe an end state favorable to the victor. Here John Alexan<strong>de</strong>r refers to Colin Gray who<br />
states that war is not waged for the goal of victory, but rather for the securing of an advantageous peace.<br />
Earlier, the author noted that war is not about killing, but rather about imposition of will. There will be<br />
many armed clashes, but strategic issues will be resolved by other means than violence. Therefore, the<br />
nature of war has changed and we should re<strong>de</strong>fine the context accordingly.<br />
The concept of the nation-state and its boundaries<br />
The status of the nation-state as primary building block of geopolitical relations is questionable. While it<br />
has been a useful construct for the past two centuries or more, new relationships have arisen that suggest<br />
that the concept of the nation-state is failing. Continued <strong>de</strong>volution of old states, globalization of economic<br />
interests, continued wi<strong>de</strong>spread immigration and formation of groups based on common i<strong>de</strong>ology are<br />
trends that will dramatically alter the social structures of the global landscape. Advances in information<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 353
and communication technology are accelerating this process. The assumption of the continued supremacy<br />
of the nation-state as the framework for macro-societal groupings is flawed. New powerful groups, not<br />
geographically <strong>de</strong>fined, are already influencing social interactions on a large scale. They may have an impact<br />
on the balance of wills within societies that could change the nature of warfare. Conflicts may become<br />
non-violent, because of the applied means, such as (false) information or economic intimidation. While<br />
American lea<strong>de</strong>rship sticks to an anachronistic geographically based concept of war, our adversaries have<br />
adopted a philosophically based construct. Even the i<strong>de</strong>ntity of our people is becoming ambiguous; persons<br />
may be members of two (or more) groups simultaneously. As a consequence, they will have divi<strong>de</strong>d<br />
loyalties. Hence, it cannot be assumed that they will always support the nation’s position. The meaning<br />
of boundaries will <strong>de</strong>cline, as the current geography was one of convenience <strong>de</strong>termined by the colonial<br />
powers over a century ago. Sociology and ethnicity were not taken into account but subordinate to their<br />
interests. In many parts of Africa, Asia and the Middle East these artificially drawn bor<strong>de</strong>rs have become the<br />
source of tension and hostilities.<br />
I<strong>de</strong>ology, not poverty, driver for terrorism;<br />
personal allegiance no longer assured<br />
Many people will act on the basis of i<strong>de</strong>ology in stead of materialism. Thus, the traditional notion of<br />
personal allegiance to society will be severely tested. Several factors, including personal and family loyalty,<br />
economic advantage, moral agreement with the cause may enter the individual <strong>de</strong>cision making process.<br />
This explains why terrorists may be home grown, like the ones that hit the London transportation<br />
infrastructure in 2005.<br />
Violence optional in future conflict<br />
The outcome of a conflict can now be achieved without necessarily resorting to physical violence. However,<br />
physical encounters will continue to occur and we must be prepared to overmatch any potential physical<br />
threat. Nevertheless, the outcome of a conflict will rarely be <strong>de</strong>termined primarily by military force.<br />
Information technology is so powerful and pervasive that it has ma<strong>de</strong> this fundamental shift possible.<br />
The paradox that emerges is that the more physical power we attain, the less able we are to employ it,<br />
due to constraints driven by political, social and target illusiveness issues.<br />
Paddy Ashdown, ‘Swords and Ploughshares’ (2007)<br />
Introduction<br />
The former commando, diplomat and politician Paddy Ashdown has recently published an interesting book<br />
on interventions. It is to a large extent based on his experience as High Representative of the UN and EU<br />
in Bosnia. Following the <strong>de</strong>velopments of many recent interventions, he analyses the strengths and<br />
weak nesses of western approaches to peace building efforts in particular. The book contains three parts:<br />
❚ The story so far (reasons for intervention, short history of peacemaking and legal aspects)<br />
❚ Post-conflict reconstruction (stabilisation and state-building)<br />
❚ How can we do it better (analysis vs solution, the ‘seamless garment’ between prevention, conflict<br />
and post-conflict reconstruction, the question of responsibilities and new structures/new thinking).<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 354
The story so far<br />
Since the end of the Cold War the US has intervened once every two years, while the UN <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>s on a new<br />
intervention every six months. Most UN missions now last between five and ten years. The effects of these<br />
interventions have been beneficial to the world, as research has proven. Still, we make costly mistakes, like<br />
in Iraq. The lesson is that, where power goes, governance must follow. We have to create better systems for<br />
global governance, based on international law and improved mechanisms preventing the spread of<br />
instability. The results of recent interventions (Ashdown treats 15 examples) are a mixed bag. About half<br />
of them are successful in creating a sustained peace. We should be doing better by learning from previous<br />
mistakes. A final point is the question of the non-intervention principle that is still the norm, though the<br />
UNSC has found ways to get around state sovereignty when ethnic cleansing and genoci<strong>de</strong> are evi<strong>de</strong>ntly at<br />
stake. In those cases Chapter VII of the UN charter is a base for authorisation of international intervention,<br />
albeit after a long list of conditions has been met.<br />
Post-conflict reconstruction<br />
The early hours after the conflict are the ‘gol<strong>de</strong>n hour’. The first thing people want is security (Maslow).<br />
If the international community cannot provi<strong>de</strong> it, they will turn to other provi<strong>de</strong>rs, making a reversal<br />
difficult. So it is essential to dominate the security space from the beginning on and create an operational<br />
police force as early as possible. Next step is establishing the whole range of legal structures, from judges to<br />
penal services. Then economic reform and cleaning up the public utilities follow. Further words of wisdom:<br />
elections should be postponed as long as <strong>de</strong>cently feasible; apart from humanitarian aid, all other aid<br />
should be conditional and too <strong>de</strong>ep <strong>de</strong>-Nazification always rebounds. State-building is different from<br />
stabilisation, but it is a parallel activity. The danger here is that institutions are being reformed too early<br />
and too gold-plated, making the build-up of a merit-based civil service afterwards more troublesome.<br />
How can we do it better?<br />
Ashdown touches upon sensitivities here. Whole armed forces have been reshaped into expeditionary<br />
armies in which the centrepiece has been projection of power to win wars, rather than the projection<br />
of influence to prevent them and the provision of resources and good governance to win the battle for<br />
reconstruction afterwards. The wrong emphasis on this expeditionary approach has led to disasters in<br />
Somalia and Iraq. Slowly, <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partments have corrected this emphasis by creating prevention and<br />
post-conflict structures. In every new ‘case’ of possible intervention and in every phase thereof (prevention,<br />
conflict and post-conflict reconstruction) an end state has to be <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d upon. In the prevention phase it<br />
provi<strong>de</strong>s a point of leverage which has to be achieved in or<strong>de</strong>r to avoid intervention. In the conflict phase<br />
it provi<strong>de</strong>s a justification for action. In the stabilisation phase the purpose of the mission and, finally, in<br />
the state-building phase it provi<strong>de</strong>s the exit strategy. False perceptions should be avoi<strong>de</strong>d, interveners often<br />
speak wrongly of ‘nation-building; in stead of ‘state building’. More importantly, ‘<strong>de</strong>mocracy’ should not<br />
be inclu<strong>de</strong>d in the list of <strong>de</strong>sirables in an end state, as it should be a way to protect the rule of law, good<br />
governance and the like after these institutions have been set up, not the primary purpose of an intervention.<br />
Again, too early elections can be a mistake.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 355
Formulate an end state<br />
The intervention end state should be clear, specific and tough, leaving no room for ambiguity diplomats<br />
usually like. It has to contain elements that appeal to the public (e.g. EU membership). Formulating no<br />
end state at all works against the outcome of the intervention, as Kosovo has proven. Thirdly, the end state<br />
works as a mechanism to hold the international interveners accountable for what they do and, more so<br />
as a programme for activities (our addition: campaign planning). Finally, it contains the last way marker for<br />
<strong>de</strong>fining the end of the mission when the international community should go home. The intervention<br />
end state should be constituted around two elements: the ‘case’ and the ‘seamless garment’ between<br />
prevention, conflict and post-conflict reconstruction. This is what gives coherence of action between the<br />
phases. The use of force should be seen as part of and subservient to this process. Planning should be based<br />
on worst case (not on the best), be fun<strong>de</strong>d properly and leave room for local <strong>de</strong>cision making, in which the<br />
media are a cornerstone.<br />
Distribute responsibilities<br />
The broa<strong>de</strong>r the multilateral coalition, the greater the chances for success. Usually, the UN provi<strong>de</strong>s the<br />
best structure, but if credible sanctions must be applied, the UN has far less leverage than many individual<br />
states, or a coalition of the willing. National caveats un<strong>de</strong>rmine the mission, as the author <strong>de</strong>monstrates<br />
with several German examples in particular. A further source of irritation in the post-conflict phase is the<br />
number of smaller NGOs that spend a lot of money without trying to achieve tangible results. Here is much<br />
leeway for quality control. The overarching rule in distributing responsibilities is that flexibility in options<br />
to choose from, may provi<strong>de</strong> exactly the right set of means that match the conditions on the ground.<br />
Usually, politicians are better suited to assuming the highest responsibilities than generals or diplomats.<br />
Divi<strong>de</strong>d responsibilities between two men are to be avoi<strong>de</strong>d at all.<br />
The seamless approach blueprint for government<br />
Ashdown ends this part by stating that the expeditionary approach to peacemaking and peacekeeping, with<br />
its emphasis on military power, has not succee<strong>de</strong>d. Politics and diplomacy should have primacy in many<br />
aspects of the intervention process. However, national governments should then be organised accordingly,<br />
on the basis of the seamless approach. This implies that the whole security apparatus has to be restructured.<br />
It also means matching the most talented people to the threats we face, and for instance not sending the<br />
most junior diplomats abroad, because they can stand hardships. Besi<strong>de</strong>s, we have to have civil servants<br />
who have served in several <strong>de</strong>partments. International standards should emulate forms of national<br />
cohesion, as UN, NATO and EU will play key roles in the time to come.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 356
Overview of the above points of view<br />
To enable a quick scan, we have selected the most important themes of the above book reviews with an<br />
indication of each authors’ point of view, if any.<br />
The future of the<br />
state<br />
Van Creveld Gray Smith Alexan<strong>de</strong>r Ashdown<br />
- + +/- -<br />
Trinitarian war - + +<br />
Warfighting - + - +<br />
Interventions +/-<br />
Comprehensive<br />
approach<br />
Non-lethal <strong>de</strong>fence +<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Synopsis of selected literature 357<br />
+
2.<br />
Leading trends in<br />
the conduct of war<br />
Eight topics<br />
As explained in the introduction to this paper, after having ma<strong>de</strong> reviews of selected books, we selected<br />
eight topics for further study. They are:<br />
❚ the essence of conflict and war,<br />
❚ armed forces in interstate war,<br />
❚ armed forces in low intensity conflicts/wars amongst the people,<br />
❚ trinitarian war,<br />
❚ the role of international institutions,<br />
❚ might and right,<br />
❚ the comprehensive approach and<br />
❚ the role of technology.<br />
These will be prece<strong>de</strong>d by a paragraph on terminology currently in use.<br />
Terminology<br />
With on the one hand an ever growing world population and on the other unevenly spread and dwindling<br />
resources, it is clear that the competition for better positions among states will intensify. Wars with China<br />
or Russia seem unlikely now, but in the quest for resources, these countries may play a key role when it<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 358
comes to avoiding armed conflict. 148 Clashes between civilizations seem farther down the road than Samuel<br />
Huntington has predicted, but an explosive mix of resources, religion, culture and race may set off<br />
confrontations leading to war. The proliferation of nuclear capacities or the possession of nuclear material<br />
is another issue that is especially relevant if rogue states or non-state actors would want to inclu<strong>de</strong> them in<br />
their political ambitions. Climate change may sharply increase the number of failed states in the world and<br />
endanger stability in weak regions. Sometimes wars cannot be avoi<strong>de</strong>d, because the interests at stake touch<br />
upon the very existence of the state. These so-called ‘wars of necessity’ are fought ‘amongst the states’ –<br />
often in coalitions – by regular armed forces, in theatre. Mostly, these are ‘big wars’ and do not last long, as<br />
one of the parties imposes his ‘might’ on the other with brute force. Wars of the other kind are often called<br />
‘wars of choice’. 149 These wars – or rather conflicts – have started ‘amongst the people’ and are interrupted<br />
by coalitions who, often acting from a moral standpoint, try to intervene by not only imposing their might<br />
upon the parties but also by introducing ‘right’ (the rule of law) as a permanent conflict solver. Wars of<br />
choice are usually ‘long wars’ and have an expeditionary character for the members of the coalition.<br />
Soldiers are sent to these conflicts on the basis of peacetime conditions and strict rules of engagement<br />
apply, limiting the use of force. Some conflicts begin as wars of choice, but may slowly assume the<br />
characteristics of wars of necessity. 150 It is conceivable that intensification of a war of choice ignites a war of<br />
necessity with a neighbouring country. More importantly, fighting a war of choice will almost always imply<br />
the escalation or the ability to escalate to a higher level of force. So, the marked difference between wars of<br />
necessity and wars of choice can gradually become blurred. The basic question for the application of force<br />
is: does being ready for the war of necessity mean that one is ready for a war of choice? We believe the<br />
answer is negative: preparing for a war of choice should imply enough capabilities to fight a war of<br />
necessity. Nevertheless in this document we will use this distinction because of its military operational<br />
relevance. An inherent important change in operational scope concerns the distance we have to travel to<br />
the theatre of operations. Nowadays we confront opposing forces much farther away, necessitating a shift<br />
in air and sea transportation plus additional expeditionary logistics. These supporting activities constitute<br />
a much larger part of our total efforts than during the Cold War.<br />
The essence of conflict and war (1)<br />
While a change in the nature of operations is visible, does that imply that the nature of war has changed<br />
also? The authors we studied are not unanimous in their conclusions about the directions of the changes,<br />
let alone on its impact. Colin Gray does not believe that future warfare as perceived by Martin van Creveld<br />
and Rupert Smith is the dominant one. He has more eyes for the constants in human conflict: war and<br />
warfare will always be with us. Gray believes that Clausewitz’s insights will remain valid for a long time: war is<br />
foremost a political act. However, his opponent-scholars claim that political acts of this kind may have an<br />
i<strong>de</strong>ological, religious, cultural, or legal basis. John Alexan<strong>de</strong>r thinks that the nature of war has changed at a<br />
fundamental level, that of <strong>de</strong>finition. He feels that the use of force for other purposes than the <strong>de</strong>fence of<br />
own territory, will be dominant. National survival is no longer an issue and will be replaced by information<br />
based common beliefs. More organizations than national forces are capable of threatening the interests<br />
of western states. People may want to fight for the survival of the state and their own, but fighting for<br />
terrorism implies adhering to an i<strong>de</strong>ology. To counter terrorism, combating poverty is not enough. Some<br />
form of military involvement is necessary for eliminating the sources of internal strife and terrorism.<br />
Alexan<strong>de</strong>r raises the important question whether physical violence remains a necessary component of war.<br />
He feels it might be better to <strong>de</strong>velop a <strong>de</strong>finition based on effect. Smith thinks that the ends for which we<br />
148 The Minister’s Letter to Parliament dated 2 June, 2007, mentions the following potential international risks: China, Russia, Middle East and Iraq, Israel/Palestine,<br />
Iran and the risks emanating from weak states.<br />
149 The terms ‘war of choice’ and ‘war of necessity’ were coined by Lawrence Freedman in ‘Military strategy and operations in the 21 st century’, article in British<br />
Security 2010, London 1995. Currently, the latter term covers to a high <strong>de</strong>gree terms like guerrilla, low intensity conflict, war amongst the people, insurgency,<br />
asymmetric conflict and 4th generation warfare. Research has found that this type of conflict lasts nine years on the average. Therefore, some writers call this<br />
phenomenon ‘long war’. It remains to be seen whether the term ‘war’ in this case is apt, the term ‘conflict’ seems more appropriate. An interesting case was the<br />
recovery of Kuwait as a state, a necessity for the international community of states, but the achievement of which was a matter of choice for some individual<br />
states.<br />
150 The example of the Dutch involvement in Uruzgan is telling: as a bottom line (among other lofty intentions), the Dutch government wants to be contribute to the<br />
success of NATO.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 359
are fighting have more to do with individuals than with states. He sees war as a ‘clash of wills’ between<br />
individual opponents or societies, rather than as a ‘trial of strength’ leading to the <strong>de</strong>struction of the<br />
opponent’s forces, as in the days of industrial war. Van Creveld uses in this context the expression ‘interesttype<br />
of war’, a war of interests, such as territorial control. His i<strong>de</strong>a is that this type of war is limited ‘by<br />
<strong>de</strong>finition’, as wars are nowadays fought for the souls of men. We can conclu<strong>de</strong> by stating that war has<br />
un<strong>de</strong>rgone a fundamental shift from necessity to choice, from national survival to combating non-state<br />
organizations, from territorial interests to the souls of men, from physical violence to effects on the will<br />
of the opponent, for states and non-state actors alike.<br />
The essence of conflict and war (2)<br />
Of the authors we studied, Colin Gray has drawn a list of contingencies of future wars of necessity, with focal<br />
areas in the Middle East and Central/South Asia. Gray is adamant about the risk of wars of necessity we face.<br />
Martin van Creveld disagrees strongly: he disputes the viability of states in the long run, as low-intensity<br />
conflict may end up <strong>de</strong>stroying the state. In the long run, the place of the state will be taken by war making<br />
organizations of a different type. In short, he sees an end to trinitarian war, as conceptualized by<br />
Clausewitz. Rupert Smith takes a position regarding warfighting close to that of Van Creveld, but he keeps<br />
stressing the application of the trinity people-armed forces-political lea<strong>de</strong>rship, even when the state is<br />
absent and wars amongst the people are being fought. We feel that as long as states are the main building<br />
blocks of the international system, states are being con<strong>de</strong>mned to cooperation, but at the same time to<br />
competition. The healthiest states are nation-states, a view un<strong>de</strong>rlined by Smith where he accentuates the<br />
will of the people as paramount. In this respect he comes close to Gray who feels that war is a permanent<br />
dimension of the human existence. War is about imposing one’s will on the enemy, a highly political affair<br />
that remains political when non-state actors (liberation movements, guerrilla, terrorist and criminal<br />
organisations) appear on the stage and infiltrate state institutions. The stage used to be a field where battle<br />
was waged, but can nowadays be an urban area or – if terrorists enter the arena – any place where a state<br />
appears to be vulnerable, e.g. in junctions of mass transportation or in the field of cybernetics. This being<br />
the case, the separation between public and private, government and people, military and civil, tends to<br />
become as blurred as before the Peace of Westphalia. The state can only react by intensifying the internal<br />
(and possibly external) cooperation between its institutions and by investigating possible links between the<br />
wars of necessity and the wars of choice. Consequently, we may conclu<strong>de</strong> that war is about imposing one’s<br />
will upon an opponent and that its purpose is highly political, but to a consi<strong>de</strong>rable <strong>de</strong>gree influenced by<br />
other factors, like religion, justice and the like. In the last <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, an un<strong>de</strong>niable shift in emphasis towards<br />
these other factors can be recognized.<br />
The role of armed forces in interstate war (1)<br />
The likelihood of interstate wars is far from small. Frictions over the possession of oil rich areas, fertile soil<br />
(think of the recent price hikes of food), resources (water and energy), tra<strong>de</strong> practices, the violation of the<br />
Non-Proliferation Treaty, un<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d disputes over bor<strong>de</strong>rs, territory and islands are all too familiar causes<br />
for conflict and war. To these we add one more cause. World population is growing, at least until 2050, and<br />
according to the German <strong>de</strong>mographer Gunnar Heinsohn 151 world history shows that 80 percent of all civil<br />
wars, wars for conquest, genoci<strong>de</strong>s and terror are caused by an abundance of futureless sons in society at<br />
large. In countries like Chad, Niger, Afghanistan, Iraq and the Palestinian areas the population younger<br />
than 15 years is almost 50 percent of the total population, while it is more like 15% in Western countries.<br />
These youngsters may want to legitimize their violence for the sake of Islam. Though the chances that<br />
this type of violence transforms into conventional war are remote, it cannot be exclu<strong>de</strong>d that a quest for<br />
resources or food and water will be fuelled by feelings of frustration among the younger generations. It is<br />
151 Gunnar Heinsohn, ‘Söhne und Weltmacht; Terror im Aufstieg und Fall <strong>de</strong>r Nationen’, Orell Füssli, 2006. Artikel NRC Han<strong>de</strong>lsblad, 15 september 2007, p. 24.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 360
easy to imagine situations in which irregular conflicts spread to conventional war and from there to<br />
regional war with an interstate character. So, the interrelationship between conflicts and (interstate) wars is<br />
evi<strong>de</strong>nt and makes it hard to draw a fine line between the two categories. When examining possible causes<br />
for armed conflict, the analysis may not necessarily lead to the expectation that a conflict will be fought<br />
either irregularly or between states. An example of a combination is the short military intervention of Israel<br />
against Hezbollah in Lebanon in 2006: it can be safely assumed that Syria and Iran were backing Hezbollah.<br />
A mirrored example would have been interstate war accompanied by acts of terror at home, as some feared<br />
during Operation Iraqi Freedom.<br />
The role of armed forces in interstate war (2)<br />
The concept of interstate war is becoming more and more blurred over the years, but cannot be discar<strong>de</strong>d<br />
because of the viability of the state concept. Often coalitions are formed to fight a pariah state that does<br />
not want to conform to international standards of law or humanity. The number of irregular conflicts and<br />
confrontations is on the rise, while a combination of interstate war and irregular conflict is far from<br />
unthinkable. As Paddy Ashdown has shown, for every interstate war a threefold of irregular conflicts can<br />
be anticipated, based on trends since 1990. Rupert Smith does not belittle the role of the state; he focuses<br />
on the utility of force. His vision is strongly influenced by his personal experience that the force always had<br />
to be adapted to the requirements of the conflict at hand. Recent conflicts have been mainly non-interstate,<br />
with coalitions of states opposite irregulars. Smith sees an increased importance for intelligence, still<br />
organised in the armed forces, and a <strong>de</strong>creased emphasis on strike capabilities. His plea is foremost that<br />
we organize our institutions better so that they are better suited to the new confrontations we face. He<br />
acknowledges that, apart from capabilities for war amongst the people, a state has to be able to prepare<br />
itself for the strategic constants, like a (nuclear) missile attack. One would assume that Smith had more to<br />
say about the structure of the armed forces, but every time his reasoning is close to that, it stops prematurely.<br />
Van Creveld tells the rea<strong>de</strong>r by whom war will be fought, what war will be all about, how war will be<br />
fought, what war will be fought for and why war will be fought, but he fails to tell with what type of forces<br />
it will be fought. Alexan<strong>de</strong>r puts some emphasis on non-lethal concepts, but stops short of telling how<br />
they have to be embed<strong>de</strong>d in the logical structures of the armed forces. Rupert Smith and Paddy Ashdown<br />
both emphasize the need for what Ashdown calls ‘the seamless garment’: the comprehensive cooperation<br />
between national and international institutions that <strong>de</strong>al with prevention of war, the actual conflict and<br />
the post-conflict phase.<br />
The role of armed forces in interstate war (3)<br />
Big wars will become very big if nuclear weapons are being used, but the good news is that they have ma<strong>de</strong><br />
big wars all but impossible, at least in the Cold War. During the Cold War political and diplomatic skills have<br />
been successful in avoiding such cataclysm, but there have been close calls. An unequalled prevention has<br />
come from the credibility of armed forces meant for interstate war. Armed forces have not been employed<br />
to forestall proliferation, to the inherent danger of which Smith points. Nor has the Non-Proliferation<br />
Treaty prevented several states from acquiring nuclear capabilities, like India, Pakistan and Israel. Some<br />
have given up, like South Africa, Libya and Brazil. Iraq and (possibly) Syria have been forced to give up.<br />
North Korea pretends to give up, but may remain a time bomb, for example when its dictator would<br />
sud<strong>de</strong>nly pass away and China might want to interfere. Iran is spreading its influence to Iraq and Lebanon.<br />
Its lea<strong>de</strong>rship will likely steer for a confrontation with the US on this matter. Such a confrontation might<br />
lead to a big war involving several western states. As worrisome is a situation in which terrorists would lay<br />
their hands on the nuclear arsenals of a state. In such a case the traditional reliance on rational behaviour<br />
will not work. The risk of the former Soviet arsenals being available to terrorists may, given the time that<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 361
has passed, now be next to zero. However, if for instance Pakistan would disintegrate, Al Qaeda and the like<br />
might try to use them for their objectives. Traditional nuclear <strong>de</strong>terrence cannot prevent this and may need<br />
a profound review. Furthermore, Smith stresses the requirement for western <strong>de</strong>fence against the ballistic<br />
missile threat from rogue states, being able to launch missiles with conventional, nuclear, chemical or<br />
biological warheads. This threat would imply an elaborate system combining early warning and C2-facilities,<br />
for which the US is already making preparations. Allies would have to make facilities available in or<strong>de</strong>r to<br />
complete the system. Preferably, they would also have to acquire or adapt their own weapon systems in the<br />
lower and upper tier in or<strong>de</strong>r to engage the threat against their own territory in an early stage. The same<br />
assets could be used for multi-layered force protection during long wars. Nuclear weapons are usually<br />
associated with other forms of Weapons of Mass Destruction, of which chemical weapons have been forced<br />
back in their possible use effectively, but biological weapons may still pose a problem, as the terrorist attack<br />
in the Tokyo un<strong>de</strong>rground proved in 1995. So, there is a need for a review on the possession of WMD on the<br />
one hand and a requirement for <strong>de</strong>fence against ballistic missiles.<br />
The role of armed forces in low-intensity war<br />
and war amongst the people (1)<br />
Van Creveld postulates that our armed forces are organized the same way as they used to be for fighting<br />
World War II, though he admits that expeditionary forces are more modularly structured than ‘<strong>de</strong>fence<br />
forces’ and that the share of special forces is not in proportion to their weight. Ashdown also mentions<br />
the expeditionary character of mo<strong>de</strong>rn armed forces, but he finds that they are still geared to fighting<br />
battles instead of projecting influence. The best insights are provi<strong>de</strong>d by Rupert Smith: the fight takes<br />
places amongst the people, the opponent being ‘of the people’ and having the ultimate objective of<br />
capturing their will, like we have. This should be ‘the basis for our approach to the use of force’, Smith says.<br />
While admitting that – during confrontations with insurgents – it will be hard for us to win ‘the hearts and<br />
minds’ of the people, he discusses several ‘major themes relevant to all successful counter-operations’.<br />
Firstly, the insurgents must be isolated from the people. Secondly, our forces should match the guerrilla’s<br />
but not overmatch them, as they might be provoked to overreact. Thirdly, tactical advantage must be sought<br />
in superior intelligence and information operations. Fourthly, the government must be a true alternative<br />
to insurgent or criminal organizations. These points must be pursued to a common purpose and direction.<br />
Troops may be involved in following their adversaries in or<strong>de</strong>r to obtain information, rather than trying to<br />
outmanoeuvre them or wear them out.<br />
The role of armed forces in low-intensity war<br />
and war amongst the people (2)<br />
Future operations will be expeditionary, multinational, involve non-military agencies and last a long time.<br />
Armed forces require strategic sea and air capabilities; their equipment must be transportable (small and<br />
light pays off ) and the logistic tail must be as small as practicable. The same goes for combat support,<br />
combat service support and insertion/extraction capabilities. Troops have to be self-reliant to a high <strong>de</strong>gree<br />
and provi<strong>de</strong> their own force protection. This leads almost automatically to more special operations units,<br />
with their own expertise in the fields of sensitivity towards language and culture of the people. These<br />
measures together form an important step towards a light footprint in the theatre, a prerequisite for an<br />
effects based approach of operations. Effect however cannot be reached without political consi<strong>de</strong>rations.<br />
On the one hand, the political necessity for avoidance of casualties seems to be at odds with an effects based<br />
approach. On the other, achieving effect will often imply taking risks. Therefore politicians have to strike a<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 362
alance between minimal presence and achieving effect. This balance can be enhanced by investments in<br />
stand-off capability, increased range, high-quality air assets and sea basing. As we said above, preparing for<br />
a war of choice should imply enough readiness to fight a war of necessity. Although Smith does not confirm<br />
this explicitly, it is the consequence of the paradigm shift he observes. So, we have to structure our armed<br />
forces on participation in wars of choice, in which we are able to escalate, and not on the assumption of<br />
having to fight wars of necessity, with the equipment of which we can try to contain insurgencies.<br />
Trinitarian war (1)<br />
Clausewitz saw the trinity as follows.<br />
War is more than a true chameleon that slightly adapts its characteristics to the given case. As a total<br />
phenomenon its dominant ten<strong>de</strong>ncies always make war a paradoxical Trinity – composed of primordial<br />
violence, hatred, and of enmity, which are to be regar<strong>de</strong>d as a blind natural force; of the play of chance<br />
and probability within which the creative spirit is free to roam and of its element of subordination, as<br />
an instrument of policy, which makes it subject to pure reason. The first of these three aspects mainly<br />
concerns the people, the second the comman<strong>de</strong>r and his army, the third the government. The passions<br />
that are to be kindled in war must already be inherent in the people; the scope which the courage and<br />
talent will enjoy in the realm of probability and chance <strong>de</strong>pends on the particular character of the<br />
comman<strong>de</strong>r and the army; but the political aims are the business of the government alone.” 152<br />
The Clausewitz-scholar Andreas Herberg-Rothe calls the trinity the real legacy of Clausewitz and the real<br />
beginning of his theory. 153 Clausewitz’s concept of the trinity is explicitly differentiated from his famous<br />
formula for war, <strong>de</strong>scribed as a continuation of politics by other means. The essence of the trinity is that<br />
it implies no hierarchy between the constituting elements, yet they are strongly interlinked. Clausewitz<br />
uses the metaphor of an object suspen<strong>de</strong>d between three magnets.<br />
Trinitarian war (2)<br />
According to Van Creveld, Clausewitz assumes that war is an affair of states (or governments). If there are no<br />
states and yet there is a war, the trinity does not exist in the same form. 154 He then names several historical<br />
examples of popular mutinies that led to intensive and wi<strong>de</strong>ly used violence without a state being able to<br />
canalize it. His message for the future is that the state is <strong>de</strong>creasing in importance and that non-trinitarian<br />
war will have a bright future. The essential question to be answered now is the following: if one of the<br />
constituting elements of the trinity is missing or vaguely present, does that mean that trinitarian war as<br />
such will change? Van Creveld is referring to the absence of the state and thinks that less conspicuous forms<br />
of government will not exercise the same amount of control. We doubt this: political lea<strong>de</strong>rs may be hiding<br />
for good reasons but still be in control. The government of South Korea negotiated in 2007 with the<br />
Taliban. This implies that there is always a governing body and that there are ways to get in contact with it.<br />
One other element of the trinity may be missing from the equation as well. If the population of a country<br />
is not motivated for a war in which its armed forces participate, the trinity will be affected. In that case<br />
popular support for that war is probably on the <strong>de</strong>cline, as the example of the Soviet-intervention in<br />
Afghanistan until 1990 shows. A continued lack of support will ultimately cause the lea<strong>de</strong>rship to give up.<br />
So, there is no reason why the concept of trinitarian war would become invalid if one of the elements<br />
is not visible or temporarily missing. On the other hand, Van Creveld is right where he notices the lack<br />
of comments in On War on popular commitment in general. Clausewitz un<strong>de</strong>restimates in his view<br />
the passions that are kindled by the use of violence. So, if the political <strong>de</strong>cision making process is not<br />
disciplined and transparent, war may become a goal in itself. This might explain for example why terror<br />
152 Carl von Clausewitz, ‘On War’, section 28, ch 1, bk 1.<br />
153 Andreas Herberg-Rothe, ‘Clausewitz’s Puzzle; the Political Theory of War’, Oxford 2007, p. 4.<br />
154 Martin van Creveld, op. cit., pp. 49, 50.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 363
using organizations like the Taliban are inclined to excessive violence. Raymond Aron postulates that the<br />
relationship between the head of state and the people is the backbone of the trinity:<br />
Clausewitz’s emphasis on moral forces results from his interpretation of war as a social activity in which<br />
men are involved as a whole people – army, lea<strong>de</strong>rs, head of state – all inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, the moral union<br />
of the people and the sovereign constituting the ultimate foundation of the state. 155<br />
Trinitarian war (3)<br />
Rupert Smith does not agree with those who dismiss Clausewitz as irrelevant:<br />
It is my experience in both national and international operations that without all three elements of the<br />
trinity it is not possible to conduct a successful operation, especially not over time. 156<br />
Secondly, Smith points at another concept drawn from On War that he has found of great practical value.<br />
It is the <strong>de</strong>scription of war as a product of both a ‘trial of strength’ and a ‘clash of wills’:<br />
If we <strong>de</strong>sire to <strong>de</strong>feat the enemy, we proportion our efforts to his powers of resistance. This is expressed<br />
by the product of two factors which cannot be separated, namely, the sum of the available means and<br />
the strength of the will. 157<br />
Smith explains that in industrial war overwhelming force was used to crush the enemy’s army, causing<br />
the will of the state to collapse:<br />
In our current circumstances it is actually the will of the people that is often the objective being sought<br />
– yet there is still a ten<strong>de</strong>ncy to use overwhelming military force in the belief that winning the trial of<br />
strength will <strong>de</strong>liver the will of the opponent. But Clausewitz emphasized the two factors equally…–<br />
meaning it is well to examine each situation to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> on the relationship between them. 158<br />
Thirdly, Smith elaborates on the trinity in irregular warfare: even in a non-state the trinity can be applied<br />
as a useful tool to analyze the actors’ purposes and activities.<br />
The aim of all si<strong>de</strong>s is to win the will of the people. Therefore the non-state will also have some<br />
<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy and relationship with the people, there will be an armed force of some <strong>de</strong>scription and<br />
there will be some political direction to the use of that force. It is very possible, particularly in the early<br />
stages of the life of one of these organizations, that both the military and political <strong>de</strong>cisions lie in the<br />
hands of one or a few men, but nonetheless they will be separate <strong>de</strong>cisions. 159<br />
Fourthly, Smith <strong>de</strong>als extensively with the ‘clash of wills’. Here he puts a stronger emphasis than Clausewitz<br />
on the element of will. The latter finds that the trial of strength is essentially a matter of numbers. Smith<br />
stresses the importance of the political objective and the objective that the men are fighting for, to be<br />
aligned as much as possible. The moral is to the physical as three to one, as Napoleon had it. Smith formulates<br />
it as:<br />
Capability = Means x Way2 x 3Will<br />
He warns that power is not a possession but a relationship. The capability of a force must be seen as being<br />
relative to that of its opponent. 160 The usefulness of this thinking evi<strong>de</strong>ntly applies fully to the concept of<br />
trinitarian war.<br />
155 Raymond Aron, ‘Clausewitz, Philosopher of War’, London 1983, p. 120. Translation of Penser la guerre (1976).<br />
156 Rupert Smith, op.cit., p. 58.<br />
157 ‘On War’, section 5, ch. 1, book 1.<br />
158 Rupert Smith, op.cit., p. 59.<br />
159 Ibid., p. 303.<br />
160 Ibid., p. 241-243.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 364
Trinitarian war (4)<br />
Colin Gray is equally positive on the importance of Clausewitz for current warfare. He quotes him 42 times,<br />
mostly to un<strong>de</strong>rline his own arguments. For instance, in <strong>de</strong>scribing cyber war, he refers to Clausewitz’s<br />
dictum that: war is thus an act of force to compel our enemy to do our will. Therefore, cyber war is just another tool<br />
of strategy, comparable with economic warfare (e.g. blocka<strong>de</strong>). We then enter the arena of coercion. 161 Gray<br />
un<strong>de</strong>rlines that warfare is effectively a permanent dimension of human existence. This point of view has been<br />
challenged by John Keegan who asserts that war is a cultural phenomenon. Although he agrees with Keegan<br />
that the cultural dimension of war has been un<strong>de</strong>rappreciated in the past, he criticizes the famous historian<br />
for taking it too far:<br />
Culture is notoriously difficult too <strong>de</strong>fine, but we can all agree, at a minimum, that it refers to acquired<br />
or learned characteristics. Keegan is moved to suggest, misleadingly, that ‘all that we need to accept is<br />
that, over the course of 4.000 years of experiment and repetition, war making has become a habit.<br />
It has to follow that if war is basically a bad habit, albeit one of the utmost antiquity, it should yield to a<br />
change in attitu<strong>de</strong> that would <strong>de</strong>legitimize it as a newly unacceptable behaviour. …The important fact that<br />
war is cultural does not diminish the logical and historical authority of the argument that war primarily is<br />
political.” 162 Gray is most adamant in his statement:<br />
For so long as humankind engages in warfare, Clausewitz must rule. 163<br />
Although he does not treat trinitarian war as such, he is purely Clausewitzian on the relationship between<br />
politics and the military:<br />
It should be clear that war should never be thought of as ‘something autonomous’ but always as an<br />
instrument of policy; otherwise the entire history of war would contradict us. 164<br />
Trinitarian war (5)<br />
The role of the media is one of linking the three elements in the Clausewitzian trinity: the civil powers, the<br />
military lea<strong>de</strong>rship and the population. This is a rather complex relationship, fed by competition between<br />
newspapers, radio and TV, and internet users. Their influence on public opinion often occurs along political<br />
fault lines, but in some cases public opinion may be ahead of what the media say. An example is the Dutch<br />
military involvement in Uruzgan: the long existing public appreciation for the armed forces has hardly<br />
changed, though polls show that a majority of the population does not support this particular mission.<br />
Nevertheless, the Dutch soldier was chosen ´man of the year of 2006´. So-called embed<strong>de</strong>d journalists<br />
draw a lot of criticism from reporters travelling on their own, but it is doubtful whether the latter category<br />
obtains a better balanced view on the effects of the mission. After the war in Vietnam the military often<br />
stated that the media had stabbed the soldier in the back, but research showed that they just reinforced<br />
existing opinions. The relationship between the military and the press is an uneasy one by nature. Some<br />
<strong>de</strong>gree of censorship is necessary: the public is not entitled to know everything about a sensitive situation.<br />
This applies likewise, if a cultural gap between two cultures might lead to misun<strong>de</strong>rstandings of other<br />
peoples´ beliefs and traditions. A certain danger emerges when the media appear to be susceptible to<br />
influences from the adversaries. This does not only occur when so-called free moving journalists are<br />
reporting the message that our adversaries want to convey to our public. It also happens by careful selection<br />
of targets with a high publicity yield. While the press has to act responsibly and be accountable, the military,<br />
including the unions, have to <strong>de</strong>monstrate unity of effort. A positive start in mutual respect can be<br />
strengthened by offering military courses to journalists, so that their reporting has at least some professional<br />
basis. Thus, the military lea<strong>de</strong>rship can do a lot to enhance the quality of the press on military<br />
reporting, thereby contributing to the relationship between the armed forces and the population.<br />
161 Colin S. Gray, op.cit., pp. 293-295 and 321-330.<br />
162 Ibid., pp. 58, 59 and p. 89.<br />
163 Ibid., pp. 380, 381.<br />
164 Ibid., p. 56.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 365
The role of international institutions (1)<br />
Nation-states are the building blocks of geopolitical relations, while international institutions provi<strong>de</strong><br />
the framework within which states can collaborate in the security domain. International institutions,<br />
in particular the United Nations, also provi<strong>de</strong> the legal frameworks in which coalitions of states can act<br />
together to preserve and restore international stability and security. Such actions may inclu<strong>de</strong> military<br />
campaigns against aggressive states, interventions in internal state conflicts and against non-state entities.<br />
NATO, and EU to a lesser extent, are international organisations with military structures in place to execute<br />
such military operations. Members of international institutions i<strong>de</strong>ally share common values. With the<br />
number of member states of these institutions growing, values are increasingly diverging among members.<br />
NATO and EU both suffer from these cultural effects. The ability of the UN to serve as a successful <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>r<br />
of international or<strong>de</strong>r and peace is constrained by the lack of cooperation among the permanent members<br />
of the Security Council. Consequently, the ability of international organizations to provi<strong>de</strong> regional or<br />
global stability suffers repeatedly from the divergence of interests among its members and their lack of<br />
willingness to act united. In the long run this <strong>de</strong>velopment jeopardizes the status of such institutions as<br />
international power houses, albeit the shortage of workable alternatives diminishes such an effect. Only<br />
‘coalitions of the able and willing’ provi<strong>de</strong> a workable fall back position.<br />
The role of international institutions (2)<br />
The future position of nation-states is at stake in many reflections on the international system. One of<br />
the arguments being used is that the i<strong>de</strong>ntity of the populations of mo<strong>de</strong>rn western states is becoming<br />
more and more blurred: individuals can belong to various groups, cultures or states simultaneously.<br />
Consequently, they will not always support the position of the state in which they are living. A further<br />
threat stems from non-state organizations or networks, in particular organized crime (e.g. drugs, weapons,<br />
illegal tra<strong>de</strong> or human trafficking), that have substantial influence on ordinary functions of mo<strong>de</strong>rn open<br />
societies. These organizations try to infiltrate regular state institutions and thus un<strong>de</strong>rmine state sovereignty.<br />
The highest (not necessarily the most probable one) is from non-state actors getting access to weapons<br />
of mass <strong>de</strong>struction. Low intensity conflict has the potential to catalyze processes bringing the weak state<br />
down. All these threats represent challenges for international organizations at the same time. They have<br />
to cope with non-state powers and their associated security challenges. One way of counterbalancing the<br />
power drain to the non-state realm would be to seek alliances with benign non-state actors in the private<br />
sector. NATO’s Allied Command of Transformation already accounts for this trend by involving NGOs in<br />
its comprehensive thinking and planning processes regarding conflict management. However, given the<br />
confi<strong>de</strong>nce that many states have in international institutions, it is hardly thinkable that they would<br />
become privatized as guarantors of security and hence most likely fragmented. The nature of problems and<br />
challenges facing the world community <strong>de</strong>mands a corresponding scale of response. Only the UN, and in its<br />
wake regional actors like NATO, EU, to a lesser extent OSCE, AU, OAS and ASEAN, has at this moment the best<br />
available structures, expertise and tools to act effectively to counter crises. Over the last six <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s, lots of<br />
money has been invested in these international security networks. This formidable worldwi<strong>de</strong> fabric cannot<br />
be substituted by any other global power overnight.<br />
The role of international institutions (3)<br />
Whilst the state has become more vulnerable in<strong>de</strong>ed, what role can international institutions 165 play to ease<br />
off part of the state’s bur<strong>de</strong>n? The UN can provi<strong>de</strong> the legal and even the organizational frameworks for<br />
campaigns against aggressors and interventions in general. When it comes to bringing about peace, the UN<br />
165 We refrain from <strong>de</strong>voting attention to types of specialized international organizations that represent or direct NGOs, like UNHCR, OCHA or ICC. Nor will we<br />
discuss the role of the African Union and other regional organizations in the field of security.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 366
as an overarching institution is not very effective. Undoubtedly, the UN has grown in importance over the<br />
years and is now capable of running multiple military missions all over the globe, but in many a crisis its<br />
actions are easily frustrated. The failures of most UN peacekeeping missions in the past (or their seemingly<br />
in<strong>de</strong>finite continuations) do not seem to harm its reputation; an acceptable alternative is hardly available.<br />
In some cases, e.g. Sudan and Burma, the UN is masquerading action by inaction, fostering a black hole<br />
in the international arena. In the case of Kosovo, the UN was si<strong>de</strong>stepped by NATO un<strong>de</strong>r the flag of<br />
humanitarian intervention, a euphemism for an interstate air war launched by a coalition of the able<br />
and willing. Although <strong>de</strong>clared redundant after winning the Cold War, NATO was now seen as a viable<br />
international organization that could carry out UN missions effectively. Since its involvement in<br />
Afghanistan, NATO is facing a much tougher challenge, <strong>de</strong>spite its capacity for serious peace support<br />
missions. Its enlargement to Eastern Europe has less augmented NATO’s assets than increased its liabilities<br />
however. The change-over of most Eastern European states from Warsaw Pact to NATO has irritated Russia<br />
and it remains to be seen whether NATO’s internal solidarity will leave much room for the application of<br />
Article 5. NATO’s litmus test in Afghanistan so far has not invoked wi<strong>de</strong> participation of notably its Eastern<br />
European members who are most susceptible to old dangers. The outcome of the International Security<br />
Assistance Force may be <strong>de</strong>cisive for NATO’s future. A less than positive result would certainly change<br />
Europe’s relationship of Europe with the US. With such a forceful ‘director’ in the European Union missing,<br />
it will take a major crisis before the European orchestra could play harmoniously. We are puzzled by the<br />
question why Smith thinks that the EU is ‘well-placed for the 21st century’, but admit that the necessity<br />
for becoming so is evi<strong>de</strong>nt. A stronger European Security and Defence Policy would add to the solidity of<br />
NATO at the same time and diminish the often unbalanced relationship between NATO and the EU. We<br />
might phrase this as “NATO having capabilities and no money, the EU having money and no capabilities”.<br />
Notwithstanding the enormous overlap in memberships, it is apparently hard to overcome the last<br />
obstacles in establishing structural cooperation. In the meantime individual member-states have to care<br />
for themselves and rely on coalitions of the able and willing.<br />
The role of international institutions (4)<br />
As may be expected, NATO is giving a high priority to transformation: Allied Command Transformation<br />
(ACT) and the Joint Air Power Competence Centre (JAPCC) are the major allied institutions that are tasked<br />
to bringing about change. ACT recently <strong>de</strong>fined five so-called Capability Areas where major long term<br />
requirements are foreseen:<br />
❚ Intelligence/Surveillance/Reconnaissance – Situational Awareness<br />
❚ Command and Control – Communications<br />
❚ Power (Force) Application<br />
❚ Deployment – Sustainment<br />
❚ Interoperability<br />
The emphasis of these requirements is even-han<strong>de</strong>d: not only on practical technology to achieve better<br />
operational performance, but also on procedures, logistics and readiness. Most NATO member-states<br />
started off their transformation process belatedly and have a long way to go in improving their capabilities.<br />
The Dutch armed forces were among the first starters in achieving profound changes in the nineties, so<br />
there are hardly any role mo<strong>de</strong>ls around. The basic question remains what kind of threats most western<br />
countries foresee and where they see other useful opportunities for employment of their forces.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 367
Might and right (1)<br />
Many thinkers in the classical antiquity, such as Plato, Aristotle, Cicero, Cato the Younger, Seneca, Polybius<br />
and Sallust, have distinguished between just and unjust grounds for waging war (Jus ad bellum), and between<br />
just and unjust conduct in the course of war (Jus in bello). Probably best known is Hugo Grotius, who, in his<br />
‘De Jure Belli ac Pacis’ (The law of war and peace, 1625) <strong>de</strong>als with the issue of ‘just war’ in great <strong>de</strong>tail.<br />
Others (like Machiavelli, Rousseau and Kant) have ad<strong>de</strong>d valuable elements to the discussion. Furthermore,<br />
throughout history many attempts have been ma<strong>de</strong> to ‘humanize’ warfare, mostly attempts to provi<strong>de</strong><br />
some ‘rights’ to warfighters, like the initiatives of Henri Dunant in the middle of the 19th century. From<br />
the end of that century on, several i<strong>de</strong>ntical initiatives – such as the Hague Peace Conferences of 1899 and<br />
1907, leading to the ‘Convention respecting the Laws and Customs of War on Land‘, and later on to the<br />
Geneva Conventions, have regulated both the legitimacy of war (Jus ad bellum) and the conduct during<br />
warfare (Jus in bello).<br />
Might and right (2)<br />
The authors in this study do not discuss at length the juridical aspects of war. John Alexan<strong>de</strong>r refers to the<br />
awkwardness of ‘constraints’ when he writes<br />
The paradox that emerges is that the more physical power we attain, the less able we are to employ it<br />
due to constraints driven by political, social ... issues. 166<br />
Martin van Creveld states,<br />
War without law is not merely a monstrosity, but an impossibility. 167<br />
In this context, he refers to rules <strong>de</strong>fining victory in war. He also states that there are several classical<br />
examples of war in which rules applied concerning prisoners, the nature of non-combatants, and the use<br />
of weapons, particularly with respect to the avoidance of inhumanity, the pursuit of fairness, and the rule<br />
of military necessity. In a broa<strong>de</strong>r context, he even consi<strong>de</strong>rs war as – what he calls, paraphrasing Clausewitz<br />
– a continuation of justice. He reveals that this aspect of war has a historical record. On the other hand, Van<br />
Creveld refers to Clausewitz, according to whom the law of war consists of self-imposed constraints, hardly<br />
worth mentioning. He even seems to endorse that opinion when he writes:<br />
Necessity knowing no rules, [he who fights for existence] feels entitled to violate the war convention<br />
and use unlimited force, something that the other si<strong>de</strong>, fighting in the name of policy, cannot do<br />
without suffering the consequences. 168<br />
In essence, he asserts, all these rules, including today’s international agreements, have been ma<strong>de</strong> by man,<br />
and can also be abrogated by him. De Gaulle once quipped: treaties are like young ladies and roses: they<br />
last while they last. The cruel and horrifying actions of Assad against the city of Hama in 1982 are an example<br />
of a ruler killing his own people: although an internal affair, yet a crime against humanity. The latter term<br />
was used by the allies in a <strong>de</strong>claration against the Ottoman Empire in 1915 and has become incorporated<br />
in international law and upheld by the UN in special courts. Van Creveld, who treats the Hama-case<br />
extensively 169 , shows here that he comes from another planet. Although the ‘Assad solution’ can hardly<br />
be taken seriously as relevant to western doctrine, he does not even exert himself to show some level of<br />
repugnance towards this atrocity and merely states that Assad nee<strong>de</strong>d courage, skill and power in or<strong>de</strong>r to<br />
apply this method consistently. Ultimately, he may have thought, ‘might’ will prevail over ‘right’ anyway.<br />
Gray concurs with the latter: international en<strong>de</strong>avours to control the effects of war politically, legally and<br />
ethically are well worth pursuing, but are vulnerable to overturn by perceived belligerent necessity. Politics<br />
rule over law, diplomacy and ethics, as over warfare. When survival is at stake, the end will always be held<br />
to justify the means. Even though this attitu<strong>de</strong> may dominate ‘Realpolitik’, outsi<strong>de</strong> realist-circles a growing<br />
feeling of necessity emerges to follow the rule of law also in the context of war and warfare. One only needs<br />
to glance through some literature <strong>de</strong>aling with ‘Just War’ and the like to discover the growing sympathy for<br />
166 John Alexan<strong>de</strong>r, &<br />
167 Martin van Creveld, ‘The transformation of war’, p. 65.<br />
168 Ibid., p. 87.<br />
169 Martin van Creveld, “The changing face of war; combat from the Marne to Iraq”, NY 2007, pp. 235-246.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 368
the proposition that ‘right has to dominate over might.’ Increasingly, the expression ‘willingly or<br />
unwillingly’ is ad<strong>de</strong>d. International Courts of Justice, mostly supervised by the UN, at this moment seem<br />
to have no end of work in <strong>de</strong>aling with lea<strong>de</strong>rs who ignored the ‘new reality’. Obviously, it is better to take<br />
the (‘new’) rule of law into account, even when it is consi<strong>de</strong>red as a self-imposed constraint, eligible to be<br />
overturned by perceived belligerent necessity.<br />
Might and right (3)<br />
The UN Charter establishes non-intervention as one of the key principles. The ‘non-intervention article’<br />
(Chapter I, Article 2, sub 7) states:<br />
Nothing contained in the present Charter shall authorize the United Nations to intervene in matters<br />
which are essentially within the domestic jurisdiction of any state or shall require the Members to<br />
submit such matters to settlement un<strong>de</strong>r the present Charter; but this principle shall not prejudice<br />
the application of enforcement measures un<strong>de</strong>r Chapter Vll.<br />
This non-intervention principle is still the norm. However, Ashdown observes ‘changing’ rules of non-<br />
intervention. The UNSC has found ways to get around state sovereignty when ethnic cleansing and genoci<strong>de</strong><br />
are evi<strong>de</strong>nt. Chapter VII of the UN Charter is a base for authorization of international intervention (after<br />
a long list of conditions has been met). New emergent norms of humanitarian intervention are gradually<br />
superseding the norm of non-intervention since the end of the Cold War. Sovereignty not only gives rights<br />
to states, but also a responsibility to protect their citizens, an argument based upon social contract theory.<br />
Un<strong>de</strong>r this i<strong>de</strong>al, states can be justified in intervening within another state if that state is failing to protect<br />
(or if it is actively involved in harming) its citizens. This has justified UN sanctioned interventions in<br />
Northern Iraq in 1991 to protect the Kurds and in Somalia in the absence of state power. This argument<br />
was also used (with strong opposition from Russia and China) to justify NATO’s intervention in Kosovo. 170<br />
According to John Williams:<br />
Throughout the 1990s the <strong>de</strong>bate over humanitarian intervention, still alive and well today, has referred<br />
ack time and again to the i<strong>de</strong>a of Just War. […] Augmenting the i<strong>de</strong>a of self-<strong>de</strong>fence as just cause to<br />
inclu<strong>de</strong> a right, or possibly even a duty, to <strong>de</strong>fend the victims of grave humanitarian crises; […]and<br />
looking at how Just War’s rules of combat may have to be changed to <strong>de</strong>al with the absence of a<br />
‘battlefield’, in the conventional sense, have all been important elements of this process. […] The<br />
intellectual sophistication of this <strong>de</strong>bate is often impressive, and intimidating. The weight of ages<br />
bears down heavily on those contributing and heavyweights of the philosophical, theological and<br />
political theoretical traditions are wheeled out at regular intervals by participants to grant vicarious<br />
authority to contemporary <strong>de</strong>bate. Saints Augustine and Aquinas, Grotius, Kant, Machiavelli,<br />
Thucydi<strong>de</strong>s, Hobbes, Locke and other stalwarts of the Western canon are invoked. 171<br />
Might and right (4)<br />
The <strong>de</strong>velopment of this ‘new category’ within Just War thinking, adds to the traditional jus ad bellum and<br />
jus in bello the i<strong>de</strong>a of jus post bellum. As Williams indicates, the discussion about the essentials of this new<br />
i<strong>de</strong>a is just starting and seems to be rather complex. Particularly the involvement of military forces in the<br />
process of post-conflict reconstruction and the like is still un<strong>de</strong>r discussion. All the same, one can conclu<strong>de</strong><br />
that this is becoming an issue of increasing importance. Consequently, it <strong>de</strong>mands serious attention.<br />
Nevertheless, of the authors involved, only Ashdown puts this issue at the forefront of his consi<strong>de</strong>rations.<br />
Asdown pays consi<strong>de</strong>rable attention to post-conflict reconstruction. Referring to the task of humanitarian<br />
intervention, he states that we have to create sustained peace and better systems for global governance,<br />
170 Similarly, in May 2008, the intransigence of the Burma dictatorship not allowing foreign aid to the starving people in the Irrawaddy Valley, after a cyclone had<br />
floo<strong>de</strong>d the area, was a topic of heated international <strong>de</strong>bate.<br />
171 John Williams (Durham University), ‘The Bor<strong>de</strong>rs of Just War’, paper presented at the 2006 conference of the British International Studies Association, pp. 3-6.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 369
ased on international law. To that end, we need to establish in the intervened country the whole range<br />
of legal structures, from judges to penal services. The lesson (of intervention) is that, where power goes,<br />
governance must follow. He also warns that the end-state works as a mechanism to hold the international<br />
interveners accountable for what they do. ‘Simply’ bringing <strong>de</strong>mocracy is not the solution and often even<br />
not right. Democracy, he states, is ‘only’ a way to protect the rule of law and the like.<br />
The comprehensive approach<br />
The comprehensive approach, the conflict management continuum or ‘the seamless garment’ (Paddy<br />
Ashdown) is a plea for a structural cooperation between the institutions that have to achieve law and or<strong>de</strong>r<br />
in a war torn country. This i<strong>de</strong>a emerged in Bosnia, where a complex interplay of civilian, para-military and<br />
military groups, International Organisations (IOs) and the mass media stood in the way of a favourable<br />
outcome. It became more and more clear that the military instrument alone could not <strong>de</strong>al with complex<br />
mo<strong>de</strong>rn crises involving many communities and populations. Though the recognition of the roles of other<br />
government <strong>de</strong>partments and Non-Governmental Organisations (NGOs) improved over time, efforts were<br />
rarely coordinated or focused on a common set of objectives. Ashdown argues that even in the prevention<br />
phase, preceding the conflict and the post-conflict phases, a comprehensive approach should be applied<br />
between all the institutions <strong>de</strong>aling with a particular peace support mission. The stabilization and state<br />
building processes will in theory benefit greatly if, in the framework of campaign planning, an end state<br />
is <strong>de</strong>fined for each and every phase. Bringing <strong>de</strong>mocracy should not be inclu<strong>de</strong>d as part of an end state<br />
but as the final ‘quality cherry on the cake’; early elections are often a mistake. The core problem of this<br />
approach is “the art in seeing the campaign as a whole from the outset” (Smith). This presupposes a<br />
strategic objective, which is often vague or even entirely lacking. Yet a <strong>de</strong>sired outcome attainable by<br />
military means can only be <strong>de</strong>fined on the basis of a clear strategic objective. Armed forces often have<br />
to make do with a compromise by <strong>de</strong>fining intermediate objectives before starting a military operation.<br />
Armed forces, according to Smith, can bring about four categories of effect: ameliorate, contain, <strong>de</strong>ter/<br />
coerce and <strong>de</strong>stroy. In <strong>de</strong>ciding on the category, the other players in the continuum (the prevention and<br />
the post- conflict phase) have to reflect on the effects of the use of force as one of the possible supporting<br />
measures for en<strong>de</strong>avours in their own field and vice versa, i.e. what they can contribute in an effects based<br />
approach to the conflict phase. At the national level this approach may be successful, but in the international<br />
field the armed forces are often the only institution advocating the seamless garment. NGOs want to<br />
preserve their in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, the same goes for civil UN-organizations and other international institutions.<br />
The lesson of this new thinking is that much effort has to be <strong>de</strong>voted to the <strong>de</strong>finition of responsibilities<br />
before participating in an international mission.<br />
The role of technology (1)<br />
There are now many historical references to RMA. It is to be un<strong>de</strong>rstood as the interplay between the<br />
innovation of military equipment and capabilities using advancement in technologies on the one hand,<br />
and the restructuring of military architectures and operational approaches on the other. This two-si<strong>de</strong>d<br />
<strong>de</strong>velopment in the military domain is also affected by the changes in the security environment and the<br />
ensuing kind of conflicts and operations military forces most probably will face. Historical examples are the<br />
emergence of mechanized warfare in the 1930s and 1940s, culminating into the German Blitzkrieg concept,<br />
the nuclear revolution in the 1950s and 1960s and the (US) Strategic Defence Initiative (SDI) in the early<br />
1980s. RMA essentially aims at enhancing military power through technological superiority over potential<br />
adversaries, expressed (inter alia) in dominance in information acquisition, processing, dissemination and<br />
ultimately in highly precise firepower. The RMA approach works relatively well in interstate war. This was<br />
the case during the Cold War, when the military structures of the two opposing blocks planned for the same<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 370
type of (manoeuvre) warfare with similar military structures and equipment. The main difference between<br />
the blocks was the technical performance and the quality of the fiel<strong>de</strong>d equipment. Going from the Cold<br />
War to the ‘warm conflict’ era, un<strong>de</strong>r regular warfare conditions the RMA <strong>de</strong>livered unprece<strong>de</strong>nted<br />
success, like during Desert Storm. However, this success is waning, since the immediate lesson learned<br />
by the <strong>de</strong>feated parties has been to never challenge a large scale organized and technologically superior<br />
manoeuvre force symmetrically. Rather, irregular forms of combat have come into practice, avoiding the<br />
direct confrontation with the sharp edge of the manoeuvre and precision strike battle machine, meanwhile<br />
hitting soft spots wherever an opportunity presents itself. Furthermore, the lesson advocates of RMA have<br />
to learn is that it is no ‘silver bullet’ and that any RMA should be assessed and implemented within a<br />
comprehensive strategic framework. Gray, for instance, argues that, by its nature, RMA leads to persuasion<br />
of unsound theories of miracle cures for strategic ills. 172 More dramatically, Van Creveld states:<br />
so expensive, fast, big, unmanoeuverable and powerful mo<strong>de</strong>rn weapons have become, that they<br />
are steadily pushing contemporary war into environments where those weapons don’t work. 173<br />
These views suggest that armed forces shaped by the RMA are to a large extent useless given the perspective<br />
of the nature of conflict being irregular as a rule. Although this may be a correct assessment for many of<br />
the land based conflict contingencies in the foreseeable future, the situation at sea or in the air may open<br />
a different perspective. While in land operations an almost infinite number of actors and parameters comes<br />
into play, the air- and sea environment usually are more homogeneous with a limited number of variables.<br />
Air- and sea operations lend themselves far better for a more calculable approach in which dominant<br />
manoeuvre and high technology make a <strong>de</strong>cisive difference. This also applies when it comes to the use of<br />
highly lethal power on a global scale against strategic targets. Hence the validity of RMA should be assessed<br />
in a more refined way than only LIC-oriented.<br />
The role of technology (2)<br />
The champion of the RMA is the concept of Network Centric Warfare. NCW or network- centricity entails<br />
a connectivity of all military assets within a single ‘system of systems’. The relations between the various<br />
forms of military power are complex and constantly changing. The need for an overarching joint structure<br />
is consi<strong>de</strong>red by some analysts more vital than ever. Finding military solutions using NCW un<strong>de</strong>r this joint<br />
approach may be conceptually sound, but <strong>de</strong>pends on this joint structure rather than shaping it. This super<br />
system is capable of linking in real time any precision strike shooter with any sensor within a C4ISTAR<br />
network. The NCW-concept is pursued by the US and reflects the American way of war that focuses on<br />
technological advances, in particular in the area of information acquisition, processing and dissemination.<br />
NCW will further evolve in the foreseeable future. However, those who judge NCW upfront as a strategic<br />
winner, neglect the stark reality of a panoply of asymmetrical responses that NCW provokes. NCW-based<br />
forces will continue to face the fact that a ‘war amongst the people’, is the most likely contemporary and<br />
future scenario in land-based conflicts. NCW may only marginally contribute to strategic success in such<br />
situations. The NCW school of thought can be interpreted as a US-driven geographically based concept of<br />
war, while adversaries have adopted a philosophically based construct.<br />
The role of technology (3)<br />
Non-Lethal Weapons, or, at a conceptual/doctrinal level, non-lethality, emerged during the 1990s as a new<br />
dimension in military operations that might close the gap i<strong>de</strong>ntified between diplomacy and the use of<br />
(lethal) violence. Crisis Response Operations called for more tailor ma<strong>de</strong> military approaches in situations<br />
where the use of brute force was consi<strong>de</strong>red politically unacceptable, prohibited by mandates and ten<strong>de</strong>d to<br />
be counterproductive to the accomplishment of the mission objectives. Moreover, media presence turned<br />
172 Gray, ‘Another Bloody Century’, p. 152.<br />
173 Van Creveld, ‘The changing face of war’, p. 245.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 371
out to multiply such adverse effects. The concept of non-lethality is aimed at the prevention of fatalities<br />
amongst civilians when force has to be used, even when individuals or crowds take a non-cooperative<br />
attitu<strong>de</strong> (towards stabilization forces). In addition, collateral damage is to be kept to a minimum when<br />
equipment and infrastructure have to be neutralized. It thus provi<strong>de</strong>s the military with additional options<br />
to act in situations where the use of traditional force is not permissible. Ultimately, this approach may<br />
contribute to winning the hearts and minds of the population in the stabilization zone and to reducing<br />
the cost of reconstruction. Taking advantage of a vast potential of enabling technologies, a broad range<br />
of system concepts is either fiel<strong>de</strong>d, tested or un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>velopment and thus wi<strong>de</strong>ning the spectrum of<br />
non-lethal options. Given the complexity of current and most likely future conflict, non-lethality and its<br />
un<strong>de</strong>rlying assets may enhance the ability of military forces to respond more flexibly to unforeseeable<br />
situations. NLWs may thus provi<strong>de</strong> expeditionary forces with options to better control the effects of their<br />
actions on the achievement of the political objectives of the mission. NLWs may pose new challenges as<br />
well, as broa<strong>de</strong>ning the spectrum of military capabilities drives additional training and command and<br />
control requirements. At the same time, NLWs may raise public and political expectations regarding<br />
casualty reduction and damage limitation unrealistically high.<br />
The role of technology (4)<br />
The effects based approach to operations is a concept <strong>de</strong>signed to achieve <strong>de</strong>sired effects on an adversary<br />
or in a setting where non-cooperative actors are present. Some commentators conce<strong>de</strong> that EBAO is of all<br />
times and therefore not a new concept, simply because the application of military force presupposes a<br />
pre<strong>de</strong>fined effect. Whether or not this is true, EBAO intends to achieve a causal, almost linear relationship<br />
between means and ends in warfare. This would require a certain <strong>de</strong>gree of predictability in the course<br />
of events and an operational environment that can be stabilised and controlled. However, both history<br />
and contemporary military experience teach us that the inherent characteristics of war limit the ability to<br />
control causes sufficiently well to produce <strong>de</strong>sired effects. Rather, war (as well as stabilization operations),<br />
resembles complex adaptive systems in which the central challenge in strategy <strong>de</strong>velopment is managing<br />
change. Due to the irregularity of many actors involved, changes occur rapidly and are often unpredictable.<br />
Future conflict is unlikely to be very different is this respect. Rather, conflict dynamics tend to further<br />
increase given the availability of powerful assets, both physical and psychological, to a growing number<br />
of both state and non-state actors. The notion of a ‘seamless garment’ between prevention, conflict and<br />
post-conflict being subsequent phases of intervention missions, as articulated by Ashdown, may be<br />
politically sound. However, from a military perspective, the dynamics of conflict interfere with the <strong>de</strong>sire<br />
of the interventionists to manage conflict in terms of pre-programmed phases. In dynamic conflict<br />
environments dominated by interaction between warring parties, a very high <strong>de</strong>gree of operational<br />
flexibility is required for creating effect. In most situations, this can only be accomplished when initiative<br />
and <strong>de</strong>cision making is <strong>de</strong>legated to lower levels in the military structure. Far reaching <strong>de</strong>centralization<br />
of command not only would re<strong>de</strong>fine the relationship between the (empowered) individual military<br />
professional and his superiors, but also create political tensions. Political masters are often inclined to<br />
exercise close control, leading to close military control in the whole command chain. So, although the<br />
effects are politically <strong>de</strong>sirable, EBAO as a system may turn out to be at odds with political-military relations.<br />
The role of technology (5)<br />
The American Joint Visions 2010 and 2020 are concepts driven by a combination of new technologies<br />
called revolutionary, but the character of these <strong>de</strong>velopments is more of a transformation or even a<br />
mo<strong>de</strong>rnization. They <strong>de</strong>scribe an increasing reliance on technology, the effect of which does not always<br />
lead to proven practices in the short run, but some of the advertised <strong>de</strong>velopments have already proven<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 372
value. Precision adds undoubtedly to isolating the adversaries in the areas of operation from the local<br />
population. Better sensors may add to the intelligence picture local comman<strong>de</strong>r’s need, while better<br />
computers allow a greater number of tasks to be accomplished faster. Infrared technology helps to keep<br />
the night window open. While war is, as Smith says, always asymmetric, these technologies foster counterasymmetry,<br />
which can be to our advantage. Though most of these technologies have been <strong>de</strong>veloped for<br />
big wars, some of them can be singled out to make a difference in the conduct of long lasting conflicts,<br />
notably where good intelligence and information operations are the cornerstones of success. The first area<br />
is Network Centric Warfare (NCW) a great enabler of Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) and<br />
C2. NCW enhances joint warfare greatly, as it <strong>de</strong>pends very much on networks. For instance, the ‘sensor-toshooter’-<br />
time of most weapon systems can be reduced with the same or better precision. C2 network links<br />
between fast jets, helicopters and other air assets improve the situational awareness enormously. The effect<br />
of NCW is that land comman<strong>de</strong>rs in the field may take and keep the initiative and hunt the adversaries<br />
down. The second one is Non-Lethal Weapons (NLW), including the use of non-kinetic weaponry. Neither<br />
of them must be consi<strong>de</strong>red as war-winners, but they can carry the day in asymmetric conflict. NLW is the<br />
answer to the <strong>de</strong>mands of more precise effects (place and blast) against military targets when the adversary<br />
chooses to operate in urban operations or when the battle for the ‘hearts and minds’ of the civil population<br />
must be won. A lot of enabling technologies are currently being tested or fiel<strong>de</strong>d, like light bombs, laser<br />
and high-power microwave. So, the ability to select and combine from a wi<strong>de</strong> range of technologies may<br />
be <strong>de</strong>cisive when it comes to gaining the upper hand in confrontations with insurgents.<br />
Conclusion (1)<br />
New wars lead to a requirement for intensive cooperation; between national institutions in the fields of<br />
intelligence and security, between diplomacy, <strong>de</strong>fence and <strong>de</strong>velopment during missions, and between<br />
national and international actors in the three phases of crisis: prevention, conflict and post-conflict. Big,<br />
symmetrical, conventional, interstate wars are usually held synonymous with wars of necessity, while long,<br />
asymmetrical and irregular wars including low intensity conflicts are seen as wars of choice. In this paper<br />
we have been keeping away from semantics and use mostly the traditional words ‘wars’ and ‘conflict’, being<br />
fully aware of the subtle differences and overlaps between all these terms. Given the political <strong>de</strong>mands,<br />
we hold the view that armed forces have to be organized on the basis of participation in expeditionary and<br />
irregular wars, provi<strong>de</strong>d they are able to escalate successfully in symmetrical circumstances with a high<br />
intensity.<br />
Conclusion (2)<br />
War has also un<strong>de</strong>rgone a fundamental shift from national survival to combating non-state organizations,<br />
from territorial interests to the souls of men, from physical violence to effects on the will of the opponent,<br />
for states and non-state actors alike. Still, war is about imposing one’s will upon an opponent and that its<br />
purpose is highly political, but to a consi<strong>de</strong>rable <strong>de</strong>gree influenced by other ‘semi-political’ factors, like<br />
religion, culture and justice. Since the early nineties, a shift in emphasis towards these latter factors can be<br />
recognized. Nation-states, although losing ground to international institutions, have a future as the only<br />
elements in the international system being able to pursue their interests in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly. Nation-states<br />
however, will mostly cooperate in international organizations, like the UN, NATO and EU. Despite their<br />
sometimes dismal record, they provi<strong>de</strong> legitimacy, international cooperation and coordination (in<br />
particular with the US) plus sustainment. Fallback positions are <strong>de</strong>fined by coalitions of the able and the<br />
willing. Wars without reference to legal structures are impossible to conduct in the future, although might<br />
usually prevails over right. While state sovereignty has <strong>de</strong>creased in importance as a consequence of the<br />
adherence to international obligations, states remain the pillars in upholding those obligations. The<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 373
possession of WMD seems to be at loggerheads with any international legal structure, but prevents<br />
conventional wars between major powers. This does not exclu<strong>de</strong> that the nuclear posture of western states<br />
needs review.<br />
Conclusion (3)<br />
The assumption of the early nineties that being able to fight an interstate war would imply the ability of<br />
employment in a low intensity conflict is false. Expeditionary forces are to be organized on a light footprint<br />
for effect, must therefore have expeditionary characteristics, highly capable air assets and, if possible, sea<br />
basing. It is recommen<strong>de</strong>d that national responsibilities are <strong>de</strong>fined before participation in an international<br />
mission is accepted. The use of technology can help the positive effects of western employment in wars of<br />
choice enormously. NCW is a key enabler in intelligence and information operations, the two cornerstones<br />
in the en<strong>de</strong>avours for isolation of insurgents. Another way of using asymmetry to our own advantage is the<br />
use of NLW. Possible successes in those fields do not imply that there are technological cures for strategic<br />
ills. EBAO implies the suggestion that means can be adjusted to ends, but political realities may block the<br />
execution of clear cut operation plans.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 374
The future of <strong>de</strong>fence planning – Leading trends in the conduct of war 375
3.<br />
The Dutch<br />
transformation<br />
1991-2007<br />
Dutch security policy<br />
The Dutch Ministry of Defence (MoD) started the transformation process of the armed forces directly after<br />
the fall of the Berlin Wall in 1989, before the national security policy, formulated by the Ministry of Foreign<br />
Affairs (MFA), pointed in the direction of necessary changes in <strong>de</strong>fence policy. 174 So, the autonomy of the<br />
MoD brought about a new <strong>de</strong>fence policy that was followed up by a new security and a new foreign policy<br />
over time. Partly, this autonomy is the consequence of a lack of coherent directives in such a situation.<br />
Much policy in the field of <strong>de</strong>fence and security is ‘imported’ from NATO and to a lesser extent from the EU.<br />
The MFA’s role is more a coordinating one than an initiating one. Nevertheless several anchors for a<br />
national security policy can be i<strong>de</strong>ntified:<br />
❚ The constitution names specifically the promotion of international rule of law;<br />
❚ Similarly, it <strong>de</strong>fines the roles of the armed forces: the <strong>de</strong>fence of the country, the protection of<br />
the interests of the Kingdom plus the maintenance and promotion of international rule of law;<br />
❚ The MFA formulates new policy in memorandums from time to time;<br />
❚ The MFA annual budget drafts contain policy elements in the explanatory annexes;<br />
❚ Parliamentary control leads to <strong>de</strong>velopment of policy;<br />
❚ NATO’s Strategic Concept (though Dutch policy often prece<strong>de</strong>s international ‘codification’);<br />
❚ European Security and Defence Policy,<br />
❚ Policy makers compare our position continuously in relation to likemin<strong>de</strong>d middle sized countries<br />
like Canada and the Scandinavian countries.<br />
174 This part follows (except the paragraph on relations with the US) the contents of Rob <strong>de</strong> Wijk’s contribution to E.R. Muller e.a. (ed.), Krijgsmacht; studies over <strong>de</strong><br />
organisatie en het optre<strong>de</strong>n, Alphen aan <strong>de</strong>n Rijn, 2004, Chapter 5, Defensiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 376
Characteristics of Dutch security and <strong>de</strong>fence policy<br />
Though the <strong>de</strong>bate on the constants of national security policy will never end, it is possible to base some<br />
of the policy choices on certain typically Dutch preoccupations and principles. Some date back ages; others<br />
have come up recently, like the end of neutrality after WW II. Unanimously, policy makers feel that stable<br />
international relations are a prerequisite to the absence of threats, prosperity and internal stability.<br />
Further tenets:<br />
❚ A legalistic/normative approach prevents interference by more forceful competitors: this explains<br />
our emphasis on international rule of law and ethics;<br />
❚ Maritime, anti-continental policy furthers the involvement of the US in the <strong>de</strong>fence of Europe,<br />
which leads simultaneously to a counterbalance to the three neighbouring great powers;<br />
❚ A certain hesitation in the use of military power as an instrument of security policy: shall we do<br />
peacekeeping with lightly armed forces or protect our interests with heavily armed forces?<br />
Developments since 1991 have diminished the importance of the transatlantic ties and opened up our<br />
involvement in missions abroad, with an increasing acceptance of the use of military force and the<br />
consequential loss of lives. It should have been logical that the lesser importance of the transatlantic<br />
security relations be replaced by EU progress in the field of security and <strong>de</strong>fence policy, but this is hardly<br />
so. At present there is no substitute for NATO organized coalitions of the able and willing.<br />
The relationship with the US<br />
Since World War II the Dutch relationship with the United States has been of utmost importance. Despite<br />
stressful periods as a consequence of the Dutch <strong>de</strong>colonisation and the Vietnam War, the ties have been<br />
generally good and the transatlantic links have been seen by all Dutch cabinets as a hinge of our external<br />
security. The quality of the relations has been un<strong>de</strong>rscored by the American involvement in the wars in the<br />
former Yugoslavia and the Dutch willingness to contribute to positive outcomes. During operation Allied<br />
Force (Kosovo, 1998) the RNLAF was the second European contributor to allied air operations in sortie<br />
numbers. One of the causes for success has been the Dutch custom to buy American aircraft. Not only does<br />
this make complicated weapon systems affordable, but it enables furthermore a strategic link with the<br />
USAF. The intention to buy the JSF as a successor to the F-16 makes an extension of that link a real possibility<br />
in the long run. So, interoperability with USAF can be ensured, one of the only areas in Dutch capacities<br />
where this can be achieved. Interoperability with the US is a matter of increasing concern given the split in<br />
<strong>de</strong>fence spending. While even the British have problems in keeping up with the American forces, spending<br />
2.5% of the national income on <strong>de</strong>fence (21M$/soldier), the Dutch percentage is now well below 1.5%<br />
(10M$/soldier). The <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce on the US has thus increased over the years, although this is not a<br />
particular subject for political <strong>de</strong>bate. That may be the reason for the Dutch political caution to admit that<br />
our forces have participated in Iraq and are still participating in Afghanistan just because the Americans<br />
have asked us to do so. The <strong>de</strong>ep resentment towards the Bush-administration makes an open discussion<br />
on this issue all but impossible. For this very reason the current cabinet does not want a parliamentary<br />
investigation of the background of the Dutch contribution to solve the crisis in Iraq after the American<br />
invasion of 2003. Many analysts predict that the American dominance will at least last till 2020, and likely<br />
to 2030. So, for the scope of this paper, the relationship with the US will remain of vital importance.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 377
Security and Defence documents<br />
Since 1991 a number of white papers and equivalent policy documents has been produced that effectuated<br />
significant changes in the roles, the employment and the subsequent structure of the Dutch armed forces.<br />
These will be <strong>de</strong>alt with below.<br />
Defence White Paper 1991<br />
Defence White Paper 1991 signified a breakthrough in <strong>de</strong>fence policy from the Cold War to a world in<br />
change. The motto of this paper was ‘flexibility and mobility’, while the subtitle announced restructuring<br />
and reductions. These reductions amounted to a structural cut of € 320M annually plus a personnel cut of<br />
16%. The army lost a division, the number of tanks was reduced by 50%, artillery and armoured infantry<br />
vehicles by 40%. On the positive si<strong>de</strong>, an airmobile briga<strong>de</strong> would be created. The navy and the airforce<br />
benefited from the changes, though the navy lost two frigates and the airforce a fighter squadron. The navy<br />
would get an LPD, the airforce a mo<strong>de</strong>st transport fleet and more capable helicopters for the airmobile<br />
briga<strong>de</strong>.<br />
Priorities Memorandum 1993<br />
Priorities Memorandum 1993 175 brought about fundamental changes already implied in the 1991 White<br />
Paper. Most importantly, conscription was suspen<strong>de</strong>d and the budget was further reduced with € 500M<br />
annually. More emphasis was given to crisis management operations abroad, for which conscripts could<br />
no longer be used. Threat based planning was replaced by capabilities oriented planning. New was the<br />
settlement of the political ambition level:<br />
❚ simultaneous participation in four peacekeeping operations with a battalion, a fighter squadron or two<br />
frigates for a period of 1,5 years (3 x 6 months) in the low end of the spectrum and<br />
❚ for peace enforcement missions: one operation of a year maximum with a briga<strong>de</strong>, a maritime task group<br />
or three squadrons.<br />
The overall size of the armed forces would shrink by 30-40%. The army was hit hard and lost another<br />
division, compelling it to merge the remaining division in a combined army corps with Germany in or<strong>de</strong>r<br />
to retain the army corps level. The navy lost 12 minehunter size vessels and the airforce one additional F-16<br />
squadron.<br />
November letter1994<br />
November letter1994 176 announced new cuts. Fresh policy would achieve cost reductions of € 375M along<br />
three lines of operation:<br />
❚ overhead and support<br />
❚ investments in international cooperation<br />
❚ operational capabilities<br />
The emphasis would be on the first one, as justifications for the other ones could hardly be found. So,<br />
a range of efficiency measures was implemented in the fields of training, services and support.<br />
175 Prioriteitennota 1993.<br />
176 November brief 1994.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 378
Re-evaluation memorandum and<br />
criteria framework. 177<br />
In 1995 the MFA published a document aimed at the integration of foreign policy, <strong>de</strong>velopment activities,<br />
international economic relations and <strong>de</strong>fence. The bottom line of this re-evaluation was clearly to regain<br />
the MFA’s policy role. As all the parties involved kept moving on the same track, the effects of this memorandum<br />
were rather limited, but it had the si<strong>de</strong>-effect of a reduced distinction between internal and<br />
external security. The events of 9/11 would intensify cooperation insi<strong>de</strong> the overall bureaucracy. In the<br />
same year the criteria framework, the list of most relevant <strong>de</strong>cision-making criteria for participation in<br />
operational missions abroad, was scrutinized by Parliament. The parliamentary committee found that<br />
the established framework was hardly comprehensive. The arguments for participation differed markedly,<br />
<strong>de</strong>pending on the ambitions of the ministry concerned. The MFA thought in terms of international rule of<br />
law, international peace and security and the reinforcement of the Dutch position internationally. The MoD<br />
un<strong>de</strong>rlined the achievement of the ambition level it had earlier established. In the final <strong>de</strong>cision paper<br />
the operational aspects of the mission appeared to be second to rather vague MFA ambitions. In short,<br />
politicians had no clue of how to use military force. The conclusions of the committee lead in 2001 to<br />
an improved criteria framework in which the military feasibility of a mission had much more profile.<br />
1998 Evaluation of the 1993 Priorities Memorandum<br />
The 1998 budget comprised an annex evaluating the 1993 Priorities Memorandum. The text confirmed the<br />
two main roles of the armed forces: <strong>de</strong>fence and crisis management, be it that the risk of an all-out war was<br />
now discar<strong>de</strong>d for the first time. Regional collective <strong>de</strong>fence operations led by NATO would in essence not<br />
differ from other crisis operations. In or<strong>de</strong>r to improve preparations, only the structure of the army would<br />
have to be adapted. The division would now comprise three equal briga<strong>de</strong>s with each four manoeuvre<br />
battalions of four companies. Engineers and Special Forces would be augmented. So, the modular structure<br />
and the expeditionary character were further enhanced.<br />
Defence White Paper 2000<br />
New budget cuts amounting to 3 billion euro over ten years, led to a two-stage approach. A so-called<br />
Headlines Memorandum 178 seeking public support prece<strong>de</strong>d the Defence White Paper 2000 in which the<br />
results of the memorandum were integrated. The document un<strong>de</strong>rlined the expeditionary character of the<br />
armed forces for the first time, proof of which the limitation of one year for peace support missions was<br />
<strong>de</strong>leted. Besi<strong>de</strong>s, an active and more European security policy was announced, in which political, economic,<br />
military and humanitarian efforts would complement and reinforce each other. Also new was the i<strong>de</strong>a that<br />
Dutch territory would not be threatened any more. Consequently all mobilisable units were disban<strong>de</strong>d, but<br />
the paper stayed short of calling reserve units into being, if a <strong>de</strong>teriorating situation of a mission would<br />
<strong>de</strong>mand augmentation. The navy had to sell two frigates, three minehunters and three MPA-aircraft, while<br />
the introduction of the NH-90 helicopter was <strong>de</strong>layed until 2007. The airforce lost one more squadron F-16s,<br />
the small F-27M fleet and the squadron Bölkow-105 helicopters. On the positive si<strong>de</strong>, a second LPD was<br />
put out; the marines would get a third battalion and the army 800 additional soldiers. Moreover, extra<br />
helicopters would be or<strong>de</strong>red and a CIMIC-capacity was created. The message of this white paper was to<br />
improve the sustainability of the armed forces by lowering the frequency with which personnel was sent<br />
on mission. However, disappointing recruitment figures stood improvement in the way. Remarkably,<br />
Parliament did not agree with the liquidation of an F-16 sq, given the excellent performance of the airforce<br />
177 Herijkingsnota en Toetsingska<strong>de</strong>r.<br />
178 Hoofdlijnennotitie.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 379
during operation Allied Force (Kosovo 1999). In the pro-European context, the German-Netherlands army<br />
corps staff was offered as a high readiness headquarters for EU- and NATO-missions. More cooperation was<br />
sought with Britain, France and Germany. With the latter, agreement was reached on co-use of its air<br />
transport fleet.<br />
9/11<br />
The events of 11 September 2001 had a profound effect on Dutch security policy. It was now realized that<br />
internal and external security were closely interlinked. On the one hand, a national contribution could<br />
be asked to combating terrorist forces in Central Asia; on the other hand, by doing so the threat against<br />
national security would be raised. An ‘Action plan for combating terrorism and improving security’ 179 was<br />
launched. As a result, the coordination between the ministries (General Affairs, MFA, Development,<br />
Defence, Interior Affairs and Justice) concerned was enhanced. For the MoD it implied the reinforcement<br />
of the Military Intelligence service, the Royal Marechaussee, the Army Special Forces (KCT) and the Special<br />
Assistance Unit 180 of the Marine Corps. Additionally, a number of so-called active measures were taken in<br />
or<strong>de</strong>r to improve preparedness for unexpected activities.<br />
2003 Defence Budget and Policy Letter 181<br />
September 2003 marked a new downward curb in <strong>de</strong>fence spending. The cuts in expenditures went up<br />
from € 120M in 2004 to € 245M in 2008. Together with previous recent budget reductions they amounted to<br />
€ 255M in 2004 to € 380M in 2008, i.e. around 5% of the budget. Nominally, the level of 1990 was equalled;<br />
in percentage of the BNP the budget dropped to 1.5%, consi<strong>de</strong>rably less than the NATO-average of 2%. The<br />
effects of the reductions compoun<strong>de</strong>d the earlier cuts: the wear and tear of ol<strong>de</strong>r army weapon systems<br />
began to show, the budget not allowing timely replacements. The ambition level (see above 19) of four<br />
simultaneous operations had already been brought back to three a year before. This time the minister<br />
(Henk Kamp) tried to cut <strong>de</strong>eper into the operational capabilities than necessary in or<strong>de</strong>r to free up money<br />
for high priority investments. The list of measures was highly impressive:<br />
❚ personnel would be scaled back from 70.000 (20.000 civilians inclu<strong>de</strong>d) to 57.000;<br />
❚ all MPAs to be sold;<br />
❚ discontinuance of MLRS;<br />
❚ army infrastructure (E<strong>de</strong>, Seedorf ) and two airbases closed: Valkenburg, Twente;<br />
one to be ma<strong>de</strong> inactive: Soesterberg;<br />
❚ frigates from 14 to 10;<br />
❚ minehunters from 12 to 10;<br />
❚ number of mechbrigs from three to two;<br />
❚ tanks from 180 to 110;<br />
❚ howitzers from 57 to 39;<br />
❚ fighter aircraft from 137 to 108 (6 sqs remaining);<br />
❚ attack helicopters from 30 to 24;<br />
❚ no third marines battalion;<br />
❚ no expansion of the number of Patriot missiles.<br />
On the plus si<strong>de</strong>, the frigates would be equipped with tactical land attack missiles (cruise missiles),<br />
the army special forces would be expan<strong>de</strong>d and the airforce would get a third DC-10.<br />
179 Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid.<br />
180 Bijzon<strong>de</strong>re Bijstandseenheid.<br />
181 The memorandum was published on the occasion of the Opening of Parliament, September 16, 2003 (third Tuesday in September). It was attached to the<br />
Prinsjesdagbrief and often quoted by that name, but the title of the memorandum was Op weg naar een nieuw evenwicht: <strong>de</strong> krijgsmacht in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren<br />
(Towards a new equilibrium: the armed forces in the coming years).<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 380
After the 1993 Priorities Memorandum, this memorandum ma<strong>de</strong> the most impact. The capacity against<br />
terrorism would be enhanced, while the need for better expeditionary capacities (especially logistics and<br />
combat service support) and national emergency assistance was recognized but not financed. The ground<br />
forces have arrived at a minimum low, a situation aggravated by the mandatory contributions to NATO’s<br />
Response Forces and EU’s Battle Groups. For the first time since 1991 capacities were discar<strong>de</strong>d, a loss<br />
unlikely to be restored. Moreover, mo<strong>de</strong>rn armed forces need a growing amount of investments, e.g. in<br />
Network Centric Warfare capabilities that link intelligence, target acquisition and surveillance systems.<br />
Such capabilities require investing in training and software. As a yardstick, 30% of the total budget is often<br />
seen as sufficient. The Dutch armed forces had an investment percentage of 16.9% in 2003.<br />
Naval study 2005 182<br />
It was felt in 2005 that the navy nee<strong>de</strong>d special attention to prepare for the future. Consi<strong>de</strong>rations leading<br />
to this environment study were the increased requirements for support for land operations from the sea,<br />
the emphasis on roles in the lower force spectrum and a <strong>de</strong>creased requirement for sea control/<strong>de</strong>nial<br />
capabilities. The study led to the following outcomes aimed at improving the navy’s expeditionary<br />
capacities:<br />
❚ The exchange of four M-frigates for four Maritime Patrol Vessels (MPVs) suitable for NH-90 operations<br />
and the launching of two superhibs (fast intercept boats);<br />
❚ ‘Tactical Tomahawk’ and ‘Standard’ missiles for the four LC frigates;<br />
❚ Personnel augmentation of the two marines manoeuvre battalions;<br />
❚ The replacement of the oiler Zui<strong>de</strong>rkruis by a multifunctional logistic support ship in 2011;<br />
❚ Better sensor suites for the four submarines and<br />
❚ Mine sweeping suites for the ten mine hunter vessels.<br />
Update 2003 Defence Budget and Policy Letter<br />
Titled “New equilibrium, new <strong>de</strong>velopments; towards future-proof armed forces” 183 , the update on the<br />
fundamental changes of 2003 was published in June 2006. It recognized the profound impact on the armed<br />
forces, but it promised a “solid base for targeted further <strong>de</strong>velopments of its capabilities, over the coming<br />
years”. The document outlined six <strong>de</strong>velopment directions.<br />
❚ The implementation of complex operations far away from the Netherlands. This implied:<br />
- the choice in principle of the JSF (final <strong>de</strong>cision 2010);<br />
- MALE UAV purchase;<br />
- contribution to Allied Ground Surveillance (AGS) capability of NATO;<br />
- four to six additional Chinook helicopters and more NH-90s from the maritime to the land<br />
transportation role;<br />
- two extra C-130s to replace two Fokker F-60s;<br />
- requirement for at least one C-17;<br />
- cancellation of the in 2003 inten<strong>de</strong>d sale of attack helicopters.<br />
❚ From island to archipelago. This meant that the national assistance capacities were enhanced,<br />
including cooperation between ministries.<br />
❚ From individual armed forces Services to all-Services, implying more ‘jointness’ throughout the whole<br />
<strong>de</strong>fence organization plus visibly a Joint Air Defence Centre, the Defence Helicopter Command, possibly<br />
a ‘PJHQ’.<br />
❚ Intelligence: more cooperation between MIVD, NCTb and AIVD.<br />
182 Marinestudie 2005.<br />
183 Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen; naar een toekomstbestendige krijgsmacht.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 381
❚ From technology to information and innovation: the <strong>de</strong>velopment of NEC by linking sensors to shooters.<br />
Various communications systems offer opportunities here, of which some in a national context.<br />
❚ From jobs to the people doing them: more investment in personnel.<br />
The large scale cutbacks of 2003 had been effective for the investment percentage which had gone up from<br />
16% (2003) to 19.9 (2005).<br />
Headlines of <strong>de</strong>fence policy 184<br />
In July 2007 it appeared that the expenditures for the mission in Uruzgan that had started in 2006 had risen<br />
far above the foreseen budget. As additional money could not be found elsewhere (notably in the so-called<br />
inter-ministerial HGIS budget), the MoD was tasked to absorb the running costs. In July 2007, the minister<br />
came up with the following measures to make ends meet.<br />
❚ Cancellation of Tactical Tomahawk, MALE UAV and AGS;<br />
❚ The number of operational F-16s to go down from 90 to 72, while 15 would remain available for training;<br />
❚ The number of tanks from 88 to 60;<br />
❚ The number of howitzers from 36 to 24;<br />
❚ Withdrawal of the marines company from Curacao;<br />
❚ The logistics and combat service support briga<strong>de</strong>s of the army would merge.<br />
Several measures were announced that were inten<strong>de</strong>d to show that the MoD still had its house in or<strong>de</strong>r.<br />
They comprised among others more CIMIC and SSR personnel, better NEC capabilities, and improved<br />
security for personnel on mission, a ‘PJHQ’, improvements on the Apache weapon system and more<br />
budget for intelligence. Most of these measures had been announced earlier and could hardly be seen as<br />
compensating good news. The letter comprised the phrase ‘As civil as possible, as military as necessary’ 185 .<br />
In the context of the Uruzgan-mission it suggested that (re)construction should be the primary objective,<br />
security coming second. No need to explain the fallacies of such thinking.<br />
Conclusion<br />
At first sight, the records over the period 1991 through 2007 show a rather bleak picture:<br />
❚ Navy: frigate-size vessels from 18 to 10; MPA from 13 to 0; submarines from 6 to 4; minehunter-size<br />
vessels from 29 to 12; personnel from 22.000 to 11.000.<br />
❚ Army: briga<strong>de</strong>s from 10 to 3; tanks from 913 to 82 (22 training); artillery from 543 guns to 24; armoured<br />
AAA from 95 to 0; AFV from 1327 to 794; personnel from 75.000 to 25.700.<br />
❚ Airforce: F-16s from 162 to 87 (15 training); Hawk fire units from 16 to 0; personnel from 18.500 to 9.400.<br />
On a more positive note, the armed forces could only adapt to facing major challenges on the basis of a<br />
profound transformation in multiple areas: new doctrine, professionalization (army), new equipment<br />
(helicopters, support ships, tanker and transport aircraft, C2, logistic systems), etc. The transformation<br />
process though makes the impression of being haphazard, piecemeal and dominated by continuous budget<br />
cuts. In our view there are just two significant documents that radiated vision: the Prioriteitennota 1993 and<br />
the Prinsjesdagbrief 2003 even overshadowed the importance of two White Papers (1991 and 2000). Several<br />
essential questions remain unsolved:<br />
❚ Can the Defence budget be stabilized?<br />
❚ Can the erosion of the budget due to expenditures for crisis management missions be prevented?<br />
❚ What are the basic assumptions for establishing the structure of the forces?<br />
❚ Can the ambition level be translated into capabilities and conditions of sustainment?<br />
❚ Do the forces benefit from enhanced jointness?<br />
184 Het <strong>de</strong>fensiebeleid op hoofdlijnen, letter to Parliament, 2 July 2007.<br />
185 Zo civiel als mogelijk, zo militair als nodig. This motto had been used in the late nineties by the unions in or<strong>de</strong>r to achieve working conditions for military personnel,<br />
based on contracts with civil servants.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 382
❚ Is it possible to attract talented personnel in areas of expertise that have been reduced beyond sizeable<br />
limits (e.g. tanks, artillery, air <strong>de</strong>fence artillery and gui<strong>de</strong>d missiles)?<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The Dutch transformation 1991-2007 383
4.<br />
The MOD projected<br />
transformation<br />
from 2007 to 2020<br />
The Dutch <strong>de</strong>fence budget<br />
Since 1992, the Dutch <strong>de</strong>fence budget shows a steady <strong>de</strong>cline. In real terms we spend now 20% less on<br />
<strong>de</strong>fence than fifteen years ago. As percentage of the BNP, we have slipped from 2, 7% (1992) to 1, 5% in 2006<br />
and, with unchanged policy, we will sink to 1, 35% in 2010. This <strong>de</strong>cline runs parallel with reductions in<br />
most other NATO countries, though it is often said that in terms of operational output the Netherlands is<br />
performing better than the midway position it takes in NATO. In per capita terms the Dutch ranks 7th<br />
among 29 member-states, though the lowest ten positions are taken by former Warsaw Pact countries and<br />
Turkey, the latter being a relative giant. So, the real question should be what one can buy for the available<br />
money. While the total annual budget amounts to € 8Bn, around € 1,6Bn is available for investments, of<br />
which € 400M goes to infrastructure. It is interesting to note that, whilst the <strong>de</strong>fence budget has <strong>de</strong>creased<br />
over time, the expenditures for internal national security have more than doubled in real terms over the<br />
same period. The Ministry of Health, Welfare and Sports spends almost three times the <strong>de</strong>fence budget on<br />
secondary health (AWBZ). The Ministry for Development is entitled to spend 0.8% of BNP, irrespective of its<br />
effect. For planning purposes, it would certainly be helpful if the <strong>de</strong>fence budget could be set on a fixed<br />
percentage as well. In NATO, the member-states have agreed to spend 2% of BNP on <strong>de</strong>fence. This should<br />
be the bottom-line in the future, to be reached via annual increments over a number of years.<br />
Investments<br />
It is wi<strong>de</strong>ly known that mo<strong>de</strong>rn armed forces need an investment percentage of at least 30% in or<strong>de</strong>r to keep<br />
up with <strong>de</strong>velopments in technology. This level was maintained in the mid eighties and fell slowly back to<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 384
24% in 1993-1995, but increased again to 29% in 1996-1998. From then on, it <strong>de</strong>creased to 18% in 2004, its<br />
lowest level in mo<strong>de</strong>rn times. At present, it has reached 20% again. The question is whether that is enough<br />
to sustain mo<strong>de</strong>rn armed forces of a reasonable size. Although the height of the investments varies per<br />
service (airforces always face high capital costs), it can safely be said that:<br />
❚ the costs of mo<strong>de</strong>rn technology are rising faster than the normal growth of BNP, experts estimate<br />
the rise at 6-8% annually;<br />
❚ lower equipment or<strong>de</strong>rs due to shrinking organizations drive costs per piece up;<br />
❚ complex weapon systems need an increasing amount of R&D plus huge investments in the <strong>de</strong>sign<br />
and <strong>de</strong>velopment phase;<br />
❚ living and working conditions for the professional soldier cost more money than for his conscripted<br />
pre<strong>de</strong>cessor;<br />
❚ the armed forces show a less favourable teeth-to-tail ratio due to increased complexity of logistics;<br />
❚ expeditionary operations usually imply much wear and tear on the equipment.<br />
One has to bear in mind that the investments by their very nature are always treated as the end of the chain.<br />
If the <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partment is short of money due to unexpected expenditures, in most cases it will be hard<br />
to find that money elsewhere, given existing obligations. In other words, investments are often a last resort<br />
to make ends meet. All the above make it plausible that 30% of the budget, not 20% must be seen as a<br />
minimum percentage.<br />
Personnel<br />
While the total military personnel amounted to 104.000 in 1990, of which 57.000 professionals, the figure<br />
for 2006 is 49.000. Civil personnel has gone down from 24.500 (1990) to 14.000 (2006). The personnel<br />
expenditures are € 3Bn, around 38% of the budget. Of the annual intake of 5.000 recruits, 15% is female of<br />
whom a relatively small number will occupy technical jobs. The figures do not compensate for maternity<br />
leave and other factors diminishing the effective service engagement of women. The following overview<br />
lists the distribution of military personnel over the categories per service. This distribution is rather even,<br />
given for instance the requirement for high level educated personnel manning complex weapon systems<br />
in Navy and Airforce. It only seems that the number of officers in the Army is somewhat out of proportion.<br />
Although the armed forces encounter problems in particular in the retention of captains and majors, the<br />
management regulations for the higher ranks apparently do not prevent a certain imbalance.<br />
Officers NCOs Other ranks Total<br />
Navy 2.200 4.700 3.400 10.300<br />
Army 4.100 7.000 11.200 22.300<br />
Airforce 2.700 4.700 2.700 9.900<br />
Marechaussee 500 4.200 1.200 5.900<br />
In times of a flourishing economy, the armed forces have difficulties recruiting people: in 2006 only 97% of<br />
the organization was filled, the figures for 2007 are worse. In particular the technical professions, including<br />
aircrew, do not attract enough candidates. The interest for the combat arms of the army is marginal at best.<br />
Ongoing recruitment efforts hardly succeed in filling the ranks and perspectives for improvement are dim.<br />
Better labour conditions would contrast with the rest of the public domain and extra allowances apply only<br />
to scarce technical personnel. This means that the personnel limits of the armed forces are in sight.<br />
Currently (2008) this is seen as the most important and urgent problem insi<strong>de</strong> the ministry.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 385
The capability-capacity crunch<br />
The basic dilemma with which mo<strong>de</strong>rn armed forces are faced, is that the emphasis on advanced expeditionary<br />
military effects leads to much more expensive individual soldiers or weapon systems. Thus many a<br />
minister of <strong>de</strong>fence is faced with three options: firstly, increase the <strong>de</strong>fence budget in or<strong>de</strong>r to uphold the<br />
quality and quantity of the forces; secondly, maintain the quality while reducing the numbers and thirdly,<br />
lower the quality while maintaining the numbers. Dutch <strong>de</strong>fence ministers have preferred the second<br />
option over the last fifteen years, as has been explained in Part <strong>III</strong>. Capabilities in some areas, notably tanks<br />
and artillery, have slipped below a minimum and the future of whole capacities is at risk. The complete<br />
maritime patrol air capacity has already been disban<strong>de</strong>d and with unchanged policy more are to follow. If<br />
it could be said that interoperability and task specialization in the international organizations to which the<br />
Netherlands is contributing, were flourishing, then opportunities for reliance on other allies’ capacities<br />
might be consi<strong>de</strong>red. The truth of the matter is however that interoperability is suffering from materiel<br />
un<strong>de</strong>rinvestment in most countries and, for political reasons that task specialization has never matured.<br />
Therefore, it must be realized that disbanding capacities is a dangerous process, firstly because it is almost<br />
always irreversible and secondly because of its negative effects on the overall outcome of a mission. The<br />
bottom line therefore is that the inherent uncertainties in the field of external security can only be met by<br />
certainties, the most important being to raise the <strong>de</strong>fence budget to a minimum quality and quantity level.<br />
Joint materiel planning<br />
Another factor is negatively affecting the outcomes of current materiel planning. Apart from the Royal<br />
Marechaussee that is mostly spared due to its links with the ministries for internal security, the competition<br />
between the other three services for better shares of the budget is somewhat mitigated by the 1:2:1 rule,<br />
implying that navy, army and air have to work with more or less fixed ratios. To use a metaphor, three cars<br />
are driving line abreast on a narrowing road. The consequence of this policy is that – in or<strong>de</strong>r to fit – the cars<br />
have to become leaner and longer. So, the services all have to stretch their long term investment plans over<br />
a greater length of time, if (or when?) the budget shrinks. This policy is unwise, because it makes complex<br />
materiel investments more costly than necessary: in stead of producing a limited number each year over a<br />
lengthy period, it is safe to assume that larger or<strong>de</strong>rs in a shorter time have a cost saving effect. Firstly,<br />
because of the lower production costs; secondly, the replaced and the replacing system need a much shorter<br />
parallel in-service time. Besi<strong>de</strong>s, this policy leads to a service-driven prioritization which does not necessarily<br />
correspond with the political long-term overall intents. The example of the F-16 replacement is telling.<br />
As it stands now, assuming that a positive <strong>de</strong>cision will be ma<strong>de</strong> in 2010 on the F-35 as the replacing aircraft,<br />
the investment budget between 2010 and 2020 will largely be absorbed by new fighter aircraft. As the money<br />
will have to come from ‘the airforce budget’, the consequence is that there will be hardly any room for other<br />
airforce requirements; possibly other services’ projects will suffer. Any budget reduction leads to more<br />
<strong>de</strong>lay, smaller numbers and even higher costs. It is possible to break out of this negative spiral by allotting<br />
certain projects to a limited number of years, while stalling (almost) all other projects, irrespective of<br />
service. To use the same metaphor again, road time should be given to just one driver till he has finished the<br />
trajectory safely. Such a change of policy would not only save money, but also lead to a better prioritization,<br />
again irrespective of service. Exemption should only be ma<strong>de</strong> when the implication of national industries in<br />
projects (like the infantry fighting vehicle replacement) would be limited by production capacity. Therefore,<br />
we advocate abolition of the 1:2:1 rule and introduction of prioritized joint materiel planning.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 386
Planning from 2008-2012<br />
The materiel investment plans until 2012 are open to the public (www.<strong>de</strong>fensie.nl/materieelprojecten).<br />
The figures show that the space for new policy increases over time, obviously as a consequence of less<br />
obligations. The major projects are:<br />
❚ Navy: NH-90<br />
❚ Army: Infantry Fighting Vehicle (CV-90), Armed Wheeled Vehicle (Boxer)<br />
❚ Airforce: F-16 replacement (SDD phase), Chinook<br />
Projects<br />
in €M<br />
2008<br />
in progress<br />
2009<br />
in progress<br />
2010<br />
in progress<br />
2011<br />
in progress<br />
2012<br />
in progress<br />
Navy 260.8 256.3 214.5 137.5 75.1<br />
Army 540.0 384.3 209.2 190.4 127.5<br />
Airforce 310.2 243.2 117.0 32.2 1.0<br />
total 1.111.0 883.8 540.7 360.1 203.6<br />
The following projects amount to expenditures more than € 250M:<br />
❚ Navy: Patrol Vessels (2006-2013), Joint Logistic Support Ship (2006-2014)<br />
❚ Army: Defence Transport Vehicles (2010-2018)<br />
❚ Airforce: Replacement F-16 (2007-2025)<br />
The period beyond 2012<br />
The figures for this period are not open to the public. The most conspicuous project is the replacement of<br />
the F-16. Second guessing, it is fair to estimate the total costs for this aircraft at around € 6Bn: 80 aircraft<br />
(in two batches: 55 and 25) x € 50M per aircraft = € 4Bn plus around € 2Bn for spares, training and additional<br />
costs. The actual production takes place between 2011 and 2023; the peak years will be 2017, 2018 and 2018<br />
when around € 500 annually will be spent on this project. In concurrence with para 4, it would make sense<br />
if the bulk of this project could be compressed into four years, preferably the early practicable years. If the<br />
airforce would diminish its F-16 operations at a minimum level in that timeframe, additional money could<br />
be saved on improvement and upkeep programmes. The two navy projects then could prece<strong>de</strong> the aircraft<br />
project, while the vehicles project could be <strong>de</strong>layed to the end of the period.<br />
Conclusion<br />
The <strong>de</strong>fence budget has <strong>de</strong>creased to 1, 5% of BNP and is gradually lagging behind the growth of BNP. Given<br />
the position of the Netherlands as a nation that is internationally respected and <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt on overseas<br />
tra<strong>de</strong>, it is to be expected that the international community will appeal on the government to make<br />
substantial contributions to solving crises abroad. Therefore, the Department of Defence must be able<br />
to plan ahead and be ensured of a fixed percentage of BNP, at the NATO-recommen<strong>de</strong>d 2%, via a gradual<br />
increase to be reached in a limited number of years. This would more or less that the current capacities<br />
could be maintained and prevent that they are fritted away by seemingly harmless reductions. The size of<br />
the armed forces is limited to a large extent by the recruitment possibilities. This implies that the maximum<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 387
peace time ceiling will be around 50.000 personnel. A major cost saving effect can be reached by joint<br />
materiel planning, preventing the services to continue major equipment projects in a parallel fashion. This<br />
means that at the Defence level subsequent priority should be given to each important programme in a<br />
certain timeframe.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 388
The future of <strong>de</strong>fence planning – The MOD projected transformation from 2007 to 2020 389
5.<br />
Alternatives to<br />
the MOD projections<br />
Introduction<br />
In the conclusion of Part <strong>III</strong> the following questions were asked:<br />
❚ Can the Defence budget be stabilized?<br />
❚ Can the erosion of the budget due to expenditures for crisis management missions be prevented?<br />
❚ What are the basic assumptions for establishing the structure of the forces?<br />
❚ Can the ambition level be translated into capabilities and conditions of sustainment?<br />
❚ Do the forces benefit from enhanced jointness?<br />
In or<strong>de</strong>r to answer these questions we will follow the basic framework of the research program RNLA<br />
2020. 186<br />
186 Part V follows the structure of the TNO report FEL-03-A197: Objective Force structures – international <strong>de</strong>velopments.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 390
Wold view Self image<br />
Threat assessment<br />
Scenarios and lessons learned<br />
World view<br />
Required capabilities<br />
Technological <strong>de</strong>velopments Objective force<br />
Policy making<br />
Ambition<br />
Legacy force<br />
This is the perception of the situation of the world at some point in the future, composed of elements and<br />
<strong>de</strong>scribed by parameters that are relevant for the strategic (political, military, economical) relations between<br />
states. The most elaborate assessment can be found in the UK JDCC (Joint Doctrine and Concepts Centre)<br />
Strategic Trends paper, a rolling document that has a direct bearing upon the UK <strong>de</strong>fence and security policy<br />
up to 2030. The overall trends are increasing inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce and intensifying competition among states.<br />
The following strategic drivers have been i<strong>de</strong>ntified:<br />
❚ Decline in state sovereignty, a shift of power form states to international or non-state networks;<br />
❚ Increased <strong>de</strong>structive power of the asymmetric threat from terrorist and/or hostile states to UK homeland<br />
and overseas interests;<br />
❚ Increasing turbulence world-wi<strong>de</strong>, with persistent low intensity threats;<br />
❚ Proliferation of new technologies (e.g. biotechnology), which could be used by future adversaries;<br />
❚ Likely new nuclear and WMD (weapons of mass <strong>de</strong>struction) powers;<br />
❚ Failing states becoming a greater threat to global security than resurgent ones; poorly governed space<br />
poses a threat as a safe heaven and training ground for terrorist groups;<br />
❚ Evolving politico-military alliances and coalition partnerships; various states will face strategic<br />
crossroads;<br />
❚ Evolving North Atlantic/European security architecture; the UK is likely to find it increasingly difficult<br />
to satisfy both US and EU political goals;<br />
❚ The US-<strong>de</strong>clared ‘global war on terrorism’ and ongoing military transformation concepts, diplomacy<br />
and global military footprint;<br />
❚ Fundamentalist reaction to Western (particularly US) power and culture;<br />
❚ Increasing mutual antagonism between Islamic and Western cultures;<br />
❚ Interstate migration becomes a greater issue;<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 391
Competition for scarcer natural resources;<br />
❚ Increasing calls for humanitarian intervention and assistance overseas<br />
(especially in sub-Saharan Africa);<br />
❚ New environments for conflict: space and cyberspace.<br />
❚ Comments from the Dutch viewpoint:<br />
❚ The UK is more inclined to follow the US political goals than the Dutch government that has<br />
a stronger loyalty towards the EU.<br />
❚ The outcome of the 2008 elections will <strong>de</strong>termine whether the war on terror will dominate<br />
US foreign policy from 2009 on.<br />
Threat assessment<br />
Again, we will follow the Strategic Trends document.<br />
❚ Conflicts and tactics<br />
- Interstate conflict is likely to become more risky and so less frequent, but will be more dangerous<br />
when it does occur. Intrastate conflict will probably become more frequent and will have increased<br />
consequences for international security. There will be more conflicts between state militaries and a<br />
range of non-state actors, but particularly terrorists.<br />
- States and non-state actors (opponents) will be forced to adopt asymmetric strategies and tactics such<br />
as <strong>de</strong>nying force entry, disabling force multipliers, disrupting enablers and avoiding combat or outright<br />
<strong>de</strong>feat in or<strong>de</strong>r to circumvent an <strong>de</strong>ny the conventional military advantages of the US and its allies.<br />
Both states and non-state actors are likely to consi<strong>de</strong>r targeting civilians and homelands.<br />
- Combat after 2015 may increasingly be shaped by the implications of remote and autonomous systems.<br />
It is likely to take place over a wi<strong>de</strong>r number of environments more frequently including space,<br />
cyberspace and the EM-spectrum.<br />
- The nature of strike operations to 2015 will largely <strong>de</strong>termined by US transformation. Full spectrum<br />
dominance will be built on precision engagement, information superiority, full dimension protection<br />
and focused logistics. This is likely to lead to US-led combat operations that are increasingly non-linear<br />
and dynamic, employing dispersed and precise forces at high tempo.<br />
- Stabilisation operations to 2015 will evolve to encompass a more frequent counter-insurgency element,<br />
more systematic bur<strong>de</strong>n sharing between contributors, and between the military and other agencies.<br />
❚ Weapons<br />
- WMD, and their means of <strong>de</strong>livery, will proliferate significantly by 2015. It is judged that North Korea<br />
and Iran will <strong>de</strong>velop nuclear weapons before 2015 in the absence of external intervention. Open<br />
sources indicate that India, Pakistan, Israel, Libya and Syria could potentially have biological weapons<br />
by 2015. Ballistic <strong>de</strong>livery systems will proliferate and extend in range.<br />
- Non-ballistic systems including cruise missiles, sleeper <strong>de</strong>vices, and asymmetric <strong>de</strong>livery mechanisms<br />
will become more prevalent, especially if US ballistic missile <strong>de</strong>fence becomes a reality. Non-state<br />
actors are likely to acquire WMD before 2015 and will be much har<strong>de</strong>r to <strong>de</strong>ter than state proliferators,<br />
making this a key security threat.<br />
- Alliance nuclear <strong>de</strong>terrence will lye in preventing coercion by states armed with WMD. Consequently,<br />
the UK and France are likely to retain small numbers of capable nuclear systems. Meanwhile, China will<br />
continue to increase the effectiveness and number of its systems and of the other P5 nuclear weapon<br />
states. The US and Russia are likely to retain a significant numerical advantage over other states.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 392
- Delayed-lethality and non-lethal weapons such as EM pulse weapons, radiological and carcinogenic<br />
chemical weapons are likely to offer new mass effect threats by 2015.<br />
❚ Europe<br />
- European allies will continue to <strong>de</strong>pend on NATO and US commitments to guard against any strategic<br />
threat to Europe. A major conventional threat is unlikely, and would probably only arise if Russia<br />
recovers economically and regains capability and intent towards 2030.<br />
- Until 2015, most European allies will limit military <strong>de</strong>ployment abroad to stabilisation operations,<br />
although these may be over a wi<strong>de</strong>r range of potential regions. The UK and France will seek to retain<br />
the ability to project power and to contribute to US-les intervention operations. The EU may <strong>de</strong>velop<br />
collective <strong>de</strong>fence and intervention capabilities by 2030.<br />
❚ US<br />
- The US’s <strong>de</strong>fence spending is likely to exceed the sum of the next five biggest spen<strong>de</strong>rs until at least<br />
2030.<br />
- A range of countries will extend their power projection capabilities but those of the US will remain<br />
pre-eminent.<br />
- US posture will <strong>de</strong>termine global military strategy until at least 2030. Its current movements towards<br />
enhanced homeland <strong>de</strong>fence combined with assertive and pre-emptive military action abroad against<br />
terrorists and proliferating states are likely to continue until at least 2015.<br />
- Those allies who wish to maintain a significant influence on US strategy and operations will need<br />
to offer front-line capabilities that supplement, complement or exceed US capability and can<br />
interoperate technically and organisationally.<br />
- Most allies will be unwilling or unable to match the financial organisational challenges of transforming<br />
their own forces to match those of the US. Role specialisation may therefore occur between<br />
coalition members such that the US concentrates on strike operations and many of its allies provi<strong>de</strong><br />
stabilisation and support capabilities.<br />
❚ Russia, China and India<br />
- China and India will probably see the most significant relative increases in <strong>de</strong>fence spending. China<br />
may be the second largest spen<strong>de</strong>r by 2030, by which time India may have overtaken the UK.<br />
- China and Russia may <strong>de</strong>velop multi-regional capabilities (analogous to that of the UK or France now)<br />
by 2015. China and the EU could achieve global capabilities by 2030.<br />
- Russia, China (and perhaps India) will seek to maintain their freedom of action from US influence by<br />
maintaining the surety of their WMD. Notwithstanding their increasing power projection capabilities,<br />
China and India are unlikely to seek global military influence before 2030.<br />
Comments from the Dutch viewpoint:<br />
❚ Iraq was inclu<strong>de</strong>d in the original text on the proliferation of WMD. This implies that the list of<br />
countries that have the ambition to acquire WMD and improved ballistic <strong>de</strong>livery systems has to<br />
be updated constantly.<br />
❚ The coming of age of an EU collective <strong>de</strong>fence capabilities is not foreseen before 2030. This forecast<br />
may have to be adapted after one or two major security crises affecting most EU-members.<br />
❚ Interoperability en<strong>de</strong>avours to match the US strike forces for possible joint <strong>de</strong>ployment will be<br />
possible for Dutch air capabilities, increasingly difficult for Dutch naval forces and nearly impossible<br />
for Dutch ground forces.<br />
❚ Russia’s treatment of the South-Ossetia crisis in August 2008 indicates an ambition to dominate the<br />
former Soviet-Union realm and makes a political return to Cold War relations with the West likely.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 393
Scenarios<br />
The Strategic Trends document emphasizes the land environment, albeit the participation of the other forces<br />
is inclu<strong>de</strong>d in the scenarios. The following Concepts of Operations (ConOps) are foreseen.<br />
❚ NATO art. V mission against one or more states threatening a ‘new’ member of NATO: Deliberate intervention<br />
with a large scale of participation of land forces, e.g. a UK division augmenting a US Corps. In the<br />
initial phase emphasis on air, maritime, SF component and perhaps land ISTAR. The <strong>de</strong>cisive operation<br />
is carried out by a full range of combined-arms capabilities, cued by a robust ISTAR mix at every level. In<br />
the last phase (stabilization and follow-on activity) manoeuvre support, force engineering and light<br />
forces will be <strong>de</strong>ployed, together with HNS and NGOs.<br />
❚ Commonwealth obligation: a member state is being threatened by a neighbouring state, following a<br />
genoci<strong>de</strong> situation. Power projection with a national JFTC. Air combat protection to air transport. SF key,<br />
also ISTAR, CAP and CAS. Rapid, <strong>de</strong>cisive, surgical strike, combining air and ground manoeuvre, prece<strong>de</strong>d<br />
by <strong>de</strong>struction of enemy MBTs. Final phase: training of local forces, restoration of rule of law, medical<br />
support and improvement of infrastructure.<br />
❚ Restoration of UN authority, compliance of state and non-state actors with a cease-fire agreement. Peace<br />
enforcement with HQ ARRC, force troops and an armoured division to come to the rescue of UN force<br />
consisting of 4 battalion groups. The force is based on armoured briga<strong>de</strong>s, but reinforced by a mechanized<br />
briga<strong>de</strong> and a light briga<strong>de</strong> with attack helicopters plus a <strong>de</strong>ep and close ISTAR capability. Initial phase:<br />
rapid intervention with a lead briga<strong>de</strong>, preparing for <strong>de</strong>ployment of heavy forces. Then <strong>de</strong>terrence and<br />
<strong>de</strong>feat of warring factions and re-imposition of rule of law. Follow-on: stabilization operations against<br />
the backdrop of normalisation and introduction of CivPol.<br />
❚ UN sanctioned focused intervention in North-East Africa to neutralize a warlord with connections to an<br />
international terrorist organization. National operation, based on support to SF with air manoeuvre<br />
and amphibious forces. Emphasis on ISTAR and force assembly in the secure FOB. Stabilization by<br />
conduct of IO and <strong>de</strong>fence diplomacy.<br />
❚ UN-led peacekeeping mission in Eastern Europe, assisted by CivPol. Multinational operation with NATO<br />
assistance. Emphasis on ISTAR, humint and patrolling. Restoration of rule of law, allowing rebuilding<br />
by HN and NGOs. Force is 3 mechanized light briga<strong>de</strong>s.<br />
Comments: the Dutch armed forces would theoretically be able to participate in every scenario, however<br />
with some restrictions:<br />
❚ Deliberate intervention: most likely only with an air element consisting of fighter aircraft and/or<br />
GBAD. Only in the final phase land forces may be able to participate.<br />
❚ Power projection: a similar scenario with respect to the restoration of autonomy of the Netherlands<br />
Antilles is highly unlikely, unlike the assistance of US forces could be called in to compensate for<br />
several missing or weak capacities and an unfavourable geography. This does not exclu<strong>de</strong> participation<br />
in another power projection scenario, with a greater power as lead nation.<br />
❚ Peace enforcement: possible in a multinational task force.<br />
❚ Focused intervention: possible in a multinational task force.<br />
❚ Peacekeeping mission: possible in a multinational task force.<br />
Lessons from recent crisis operations<br />
Prior to 1989, UN peacekeeping doctrine interposed troops between warring parties only after acceptable<br />
cease-fire arrangements had been put in place. The troops were lightly armed, had limited rules of<br />
engagement and observed strict neutrality. Traditional peacekeeping regulated interstate or intrastate<br />
warfare: troops were often <strong>de</strong>ployed along national or inner boundaries where they stayed until negotiations<br />
had achieved the <strong>de</strong>sired results. With the <strong>de</strong>mise of Yugoslavia, this doctrine was applied for a long<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 394
time in an ongoing intrastate conflict, in Smith’s terms: in a ‘war amongst the people’. The troops now<br />
intervened between parties who had not reached an agreement and who tried to use the presence of the<br />
UN to their own tactical advantage. It was apparent during the early nineties that the absence of a practical<br />
doctrine marginalized the efforts of the international community to bring about peace in the Balkans. The<br />
division between ‘green’ and ‘blue’ operations had already lost its significance upon its inception. New<br />
doctrinal thinking had to <strong>de</strong>al with a lack of clear front-lines and irregular forces operating in areas un<strong>de</strong>r<br />
UN jurisdiction. The inherent risks ma<strong>de</strong> this new type of crisis operations very much look like counterinsurgency<br />
operations as they were carried out by the colonial powers before and after WW II. The following<br />
lessons can be <strong>de</strong>rived from recent experience in the Balkans, Iraq and Afghanistan and are gradually being<br />
implied in new national doctrines:<br />
❚ Escalation dominance has to be ensured, whilst trying to apply minimum force.<br />
❚ All equipment has to be air transportable, preferably inherent in the <strong>de</strong>sign.<br />
❚ Not necessarily all equipment has to be high-end.<br />
❚ Overreliance on technology is dangerous, except for the use of NCW and NLW.<br />
❚ The ‘footprint’ of own troops has to be as light as possible.<br />
❚ Although this type of missions is often planned for a short duration, one has to take into account<br />
protracted periods in which the troops will be committed.<br />
❚ Campaign planning should be realistic and top down. The build-up of ‘home land’ forces and police<br />
must be seen as main lines of operations.<br />
❚ The comprehensive approach or the ‘<strong>de</strong>fence, diplomacy, <strong>de</strong>velopment’ cooperation has to be organized<br />
by the lead nation, concurrent with the contributions of other lead nations. Development is primarily a<br />
responsibility of that ministry.<br />
❚ More emphasis is nee<strong>de</strong>d on intelligence (humint, sigint and observation) and information operations.<br />
❚ The adversary forces must be isolated from the population, as a condition of a successful ‘hearts and<br />
minds’ campaign.<br />
❚ More jointness should lead to a more balanced cooperation between services, especially in the field of<br />
light infantry, helicopters and Special Forces.<br />
❚ The peacetime organization of the forces should be modular, with a mix of capabilities organized at a<br />
low level.<br />
Self-image<br />
As <strong>de</strong>scribed in part <strong>III</strong>, the Dutch characteristics in foreign policy can be formulated on the basis of<br />
interests, values and obligations:<br />
❚ A legalistic/normative approach prevents interference by more forceful competitors: this explains our<br />
emphasis on international rule of law and ethics.<br />
❚ A maritime, anti-continental policy furthers the involvement of the US in the <strong>de</strong>fence of Europe, which<br />
leads simultaneously to a counterbalance to the three neighbouring great powers.<br />
❚ A certain hesitation in the use of military power as an instrument of security policy: shall we focus on<br />
peacekeeping with lightly armed forces or protect our interests with heavily armed forces?<br />
We might add the following consi<strong>de</strong>rations:<br />
❚ The Netherlands is momentarily the 16th economy in the world, the fifth external investor, the ninth<br />
global exporter, a trading and distribution country par excellence. So, the national interest in a stable<br />
world and free sea and air lines of communication is paramount.<br />
❚ Given its size (geography and population) and economic interests, a marked security <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce on<br />
coalitions, in particular NATO. Simultaneously, a constructive attitu<strong>de</strong> towards the European Security<br />
and Defence Policy (EU). The Dutch armed forces participate in both the NATO Response Forces and the<br />
EU Battle Groups.<br />
❚ A profound loyalty towards the UN and other international organizations.<br />
❚ A certain willingness to participate in humanitarian interventions.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 395
❚ A ten<strong>de</strong>ncy to follow American lea<strong>de</strong>rship in expeditionary operations; overtly for contributions to<br />
stabilisation, covertly for keeping the ties with the US intact.<br />
❚ Despite reductions and restructuring, the availability of balanced forces with high-end maritime and<br />
air capabilities.<br />
❚ A status as one of the most generous <strong>de</strong>velopment donors in the world (0.8% of BNP).<br />
Ambition<br />
The Defence White Paper of 2000 formulated three core tasks:<br />
❚ Protection of the integrity of our own and allied territories, including the Netherlands Antilles and<br />
Aruba. 187<br />
❚ Promotion of international rule of law and stability.<br />
❚ Support for the civil authorities in upholding the law, disaster relief and humanitarian aid, both national<br />
and international.<br />
In 1991, the political masters in the MoD had formulated their military ambitions at a reasonable level,<br />
notably a battalion-size involvement in four simultaneous operations abroad. In 2002 this ambition was<br />
downscaled to three operations over a period of time longer than a year at the lower end of the spectrum<br />
of force, with task groups of battalion size or, in the event of air and maritime operations, their equivalents.<br />
Secondly, the parallel commitment of participation of no more than one year in an operation at the higher<br />
end of the spectrum of force, with a briga<strong>de</strong> of land forces, two squadrons of fighter aircraft or a maritime<br />
task group remained unchanged. Thirdly, participation in land operations as lead nation at briga<strong>de</strong> level<br />
and – together with other countries – at corps level, was confirmed. For maritime operations this would<br />
be the task group level and for air operations levels equivalent to the briga<strong>de</strong>. Apart from these three key<br />
commitments, major contributions to NRF and EUBG were outlined plus minor contributions to the<br />
European Gendarmerie Force, training & advice missions, evacuation operations, counter-terrorism and<br />
international emergency aid. Lastly, the Royal Marechaussee, the Coastguard and the Explosive Ordnance<br />
Disposal Unit carry out national tasks, while minimal 4.600 personnel 188 are available for disaster and<br />
acci<strong>de</strong>nt relief. In all circumstances national and international cooperation are cornerstones of Dutch<br />
military operations. In this field, it might be useful to make the following distinctions:<br />
❚ Joint: cooperation between armed services;<br />
❚ Combined: cooperation with foreign services, often in the same environment (land, sea, air), frameworks<br />
UN, NATO, EU, OSCE, bilaterally with theoretically any member of these organizations and alliances, but<br />
mostly with US, UK, Germany, Belgium and Norway, in the past/currently also with France, Australia,<br />
Ireland and Canada.<br />
❚ National: cooperation between armed services and national institutions, e.g. police, interior forces,<br />
counter-terrorism coordinator, intelligence etc.;<br />
❚ Comprehensive approach: cooperation between civil institutions and armed forces in an international<br />
mission during prevention, conflict and post-conflict phases.<br />
Lead nation. With regard to the lead-nation capacity it is worth mentioning that operations in Eritrea and<br />
Uruzgan have shown that Dutch land forces are perfectly capable of carrying out complex C2 tasks. Recent<br />
investments in the field of C2 on board of the LPD “Johan <strong>de</strong> Witt” confirm lasting national ambitions in<br />
commanding large scale operations. Earlier investments in a <strong>de</strong>ployable Air Operations Control Station<br />
and in the German-Netherlands High Readiness Headquarters pointed already in that direction.<br />
187 The structure of the Netherlands Antilles is in a process of change. Curacao and St. Maarten are to become in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt states within the kingdom. Aruba has<br />
that status already. The other three islands will have comparable status to communities in The Netherlands. In all cases foreign affairs, <strong>de</strong>fence and coast guard<br />
will be full responsibility of The Hague or domineered by Dutch capabilities.<br />
188 The letter to Parliament of 2 June, 2006 mentions 4.600 personnel at the minimum (para 4) and 25% of the military component on a rotational basis (para 5).<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 396
Technological <strong>de</strong>velopments<br />
The use of technology can help the positive effects of western employment in wars of choice enormously,<br />
but i<strong>de</strong>as of military-strategic importance have to be key in selecting the technologies to bring this about.<br />
Too much reliance on science is leading to a dangerous path of war. Network Centric Warfare capabilities<br />
are key enablers in intelligence and information operations, the two cornerstones in the en<strong>de</strong>avours for<br />
isolation of insurgents. Another way of using asymmetry to our own advantage is the use of Non-Lethal<br />
Weapons and Direct Energy Weapons. Off-the-shelf applications will become increasingly available for<br />
military purposes. Bio- en nanotechnology will have impact as well. Possible successes in those fields do<br />
not imply that there are technological cures for strategic ills. EBAO implies the suggestion that means<br />
can be adjusted to ends, but political realities may block the execution of clear cut operation plans. An<br />
increasing danger in the field of asymmetry is the availability of cheap and more lethal weapons from<br />
third world workshops.<br />
Required capabilities<br />
About fifteen years ago most Western <strong>de</strong>fence <strong>de</strong>partments changed from threat-based planning to<br />
capabilities-based planning. Although the internationally agreed required capabilities in the framework<br />
of NATO and the EU were not always exactly the same and were adapted over time, common wisdom<br />
dictated that the following shortfalls had to be addressed with some urgency. 189<br />
189 This overview was presented by Michèle A. Flournoy, senior adviser of the Center for Strategic and International Studies, at Clingendael on 14 December, 2005.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 397
Most of these capabilities exist in the Dutch armed forces. Some, like Carrier Based Air Power, Strategic ISR/<br />
IMINT Collection, Early Warning and Distant Detection Strategic Level, CSAR, SEAD and Surveillance and<br />
Target Acquisition units, are rather costly and, with a few exceptions, out of reach. These capabilities can<br />
only be acquired collectively or with a group of likemin<strong>de</strong>d countries (national ambition, historical or<br />
political-military ties). It is essential that such plans for transformation are being processed through NATO<br />
and the EU. Telling is the example of the NATO C-17 pool. Similar projects can be <strong>de</strong>veloped by intense<br />
cooperation between the Allied Command for Transformation (ACT) and the European Defence Agency<br />
(EDA).<br />
Objective Force vs Legacy Force<br />
The Required Capabilities cannot be <strong>de</strong>rived from a logically achieved square one position. Technological<br />
<strong>de</strong>velopments, including <strong>de</strong>fence industrial consi<strong>de</strong>rations, have an impact on the force structure. That<br />
structure <strong>de</strong>parts from the Legacy Force, i.e. the forces as they existed at any given time, e.g. at the end of<br />
the Cold War. The Dutch armed forces were among the first Western forces to adapt to the <strong>de</strong>mands of a<br />
new era, a process that has been ongoing since 1991, the product of which is the Objective Force. In the early<br />
nineties, it was <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d to base the force structure on:<br />
❚ one unit on mission,<br />
❚ one recuperating<br />
❚ and one preparing for <strong>de</strong>ployment.<br />
This important principle has been abandoned as a consequence of the steadfast erosion of the force<br />
capabilities over time. The ratio has over time gradually, although not officially, been upscaled to one to<br />
four or five, given the bur<strong>de</strong>n placed on operational units during <strong>de</strong>ployments abroad. This is especially<br />
true for much sought after capabilities, like Special Forces, engineers and helicopter units. Most personnel<br />
are frequently sent on mission, while always peacetime conditions apply. There is a danger of erosion in<br />
these units as a consequence of increasingly difficult retention. Therefore, it is justified to restructure such<br />
hinge capabilities on a four- or fivefold standard based on the maximum peacetime <strong>de</strong>ployment. Some<br />
airforce units have already been organized on the fivefold principle, but that structure has not yet been<br />
applied to the majority of the units in the Dutch armed forces. The question of four vs five <strong>de</strong>pends largely<br />
on two factors: the availability of weapon systems and the <strong>de</strong>mand of individual capacities over time.<br />
Concerning the availability, it is clear that aircraft (in particular fighters and helicopters) show a relatively<br />
low availability due to frequent and complex maintenance plus sensitive sensors and subsystems.<br />
Conversely, e.g. support ships show much more favourable availability figures. The number of times a<br />
weapon system has been <strong>de</strong>ployed will bear upon the maintenance situation, but foremost on what<br />
personnel can reasonably handle over a longer period. Arguably, we would like to formulate the following<br />
basic rules:<br />
❚ Operational air and land (manoeuvre, combat support, main logistic elements) on a fivefold basis;<br />
❚ All other units on a fourfold basis.<br />
In some fields extra equipment has to be purchased for training purpose and for peace time attrition. 190<br />
When we apply the above rules on the backbone of the present organization, we get the following figures:<br />
190 Equipment for war time attrition should be inclu<strong>de</strong>d in the planning for every mission.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 398
NL Capacities<br />
Current or planned<br />
capabilities<br />
I<strong>de</strong>al capabilities<br />
cf basic rules<br />
LCF 4 4 OK<br />
Comments<br />
M-frigates 2 4 2 short, possibly ma<strong>de</strong> available<br />
by Belgian Navy<br />
Future patrol vessels 4 4 OK<br />
Submarines 4 4 OK<br />
Mine hunters 10 8 2 plus (training?)<br />
Lynx naval helos 21 20 To be replaced by NH-90<br />
NH-90 maritime 12 10 OK (2 attrition reserve)<br />
Mechanized infantry<br />
battalions<br />
Light infantry<br />
battalions<br />
Tank battalions 71<br />
Artillery (howitzer)<br />
battalions 72<br />
4 5 1 short<br />
5 5 Including marines<br />
2 5 3 short; but if the 6 squadrons<br />
are seen as the main unit, 1 plus<br />
2 = 4 batteries x<br />
6 guns<br />
5 1 short<br />
F-16 squadrons 5 x 12 a/c 5 OK<br />
AH-64 Apache flights 5 x 5 a/c 5 OK (4 attrition reserve/training<br />
Ft Hood)<br />
Patriot fire units 4 5 1 short<br />
LPDs 3 (incl successor<br />
to oiler)<br />
4 1 short<br />
(K)DC-10 3 5 2 short<br />
C-130 Hercules 2 + 2 5 1 short<br />
Transport helos:<br />
❚ 16 C-47 Chinook<br />
❚ 17 Cougar<br />
❚ 8 NH-90<br />
5 flights of 8 a/c = 41 40 OK (only limited attrition reserve)<br />
We will now extend our comments on certain aspects of the structure of the armed forces.<br />
191 192<br />
191 The number of 60 tanks is a good example of diminished capabilities leading to a minimal capacity.<br />
192 A better alternative would be to acquire 5 batteries of light towed guns.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 399
Briga<strong>de</strong> and battalion level<br />
The briga<strong>de</strong> level used to be the lowest level of integrated tactical command, at which manoeuvre, combat<br />
support and (some) combat service support forces are directed. The next higher levels in the Netherlands<br />
(division and army corps) no longer exist, so the briga<strong>de</strong> has become the highest level of integrated<br />
command at the same time. In preparation for and during <strong>de</strong>ployments, briga<strong>de</strong>s focus often on the ad hoc<br />
composition of the battalions, as the battalion level often acts as the highest level of integration and is then<br />
called battle group. Peacetime training hardly inclu<strong>de</strong>s training as a battle group. Likewise the briga<strong>de</strong> level,<br />
mostly charged with a myriad of administrative tasks, is called task force and is nearly always an ad hoc<br />
organization. The ad<strong>de</strong>d drawback of the focus on the briga<strong>de</strong> level is that this level is too much occupied<br />
with administrative affairs, to the <strong>de</strong>triment of its tactical role. We propose an organization structure with<br />
more emphasis on reaching the following qualities:<br />
❚ The briga<strong>de</strong> will focus on its tactical command role and be available for task force command, including<br />
lead nation, assignments; administrative tasks should be handled by a peacetime parallel organization.<br />
❚ The battalion will be reorganized into a semi-permanent battle group based on permanent links with fast<br />
<strong>de</strong>ployable modules.<br />
High end versus low end (1)<br />
We stated in Part I: “preparing for a war of choice should imply enough readiness to fight a war of necessity”.<br />
So, being able to upscale should <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> what we should have in our inventory, rather than being forced to<br />
downscale with what we have in our inventory. The Militair-Straegische Verkenning 2006 postulates that the<br />
Dutch armed forces should be equipped for the complete spectrum of force, for the high end as well as the<br />
low end. 193 Usually, this means that high end equipment must be suitable for the low end as well. So far, in<br />
terms of materiel planning the operational requirement sections of the services have focused on the high<br />
end, while improvising during low end situations. Whilst notably high end air forces, benefitting from their<br />
inherent flexibility, can meet these conditions more easily, land forces must avoid buying equipment that<br />
downgra<strong>de</strong>s their flexibility. The opposite is seldom the case: low end equipment is not good enough for<br />
higher end situations. Following Rupert Smith, we think with that our forces have to be able to escalate and<br />
<strong>de</strong>-escalate from the middle of the spectrum. This implies that mo<strong>de</strong>rn forces have to be <strong>de</strong>ployable over<br />
large distances, have to be ready for employment soon after arrival and have to adapt fast to unexpected<br />
tactical situations. It is interesting to note that the navy has taken this path in the Marinestudie of 2005<br />
already: six of the eight Karel Doorman M-type frigates will be replaced by patrol vessels of frigate size<br />
without ASW and AAA capabilities. The vessels will have no provisions for installing those capabilities at a<br />
later stage. The role of these vessels is primarily land support and peace time patrol duties, being <strong>de</strong>signed<br />
as platforms for helicopter and seaborne pursuit/interception operations with so-called superrhibs. An<br />
example of high end army equipment is the mo<strong>de</strong>rn self-propelled tracked howitzers. Although this<br />
weapon system is top-notch, it is too cumbersome for expeditionary operations and should be replaced<br />
by towed artillery. The same thought applies to the use of 60T tanks. Their absence can be compensated:<br />
on the one hand by attack helicopters, on the other by generic infantry fighting vehicles equipped with<br />
35mm or 70mm guns. As long as IEDs form a high risk, some armour cannot be missed, but investments in<br />
sensors and smart <strong>de</strong>sign (like the ‘round’ bottom of the Bushmaster) are preferable. Mo<strong>de</strong>rn armies invest<br />
wisely huge sums in so-called left-of-boom <strong>de</strong>velopments that enable them to prevent IEDs from exploding.<br />
So, the ten<strong>de</strong>ncy is to compensate lack of armour with more and better sensors and NEC can pave the way<br />
for better sensor-to-shooter times and fast escalation dominance.<br />
193 P. 23.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 400
High end versus low end (2)<br />
While the navy has taken a new direction by buying minimally equipped patrol vessels, air forces are<br />
looking for solutions in the field of UAVs. Small handheld UAVs like the Aladdin, given their limited size<br />
and support, have reasonable price-quality characteristics. Strategic UAVs, directed via satellite links, can<br />
loiter for tens of hours and make a unique asset, but their costs are prohibitively high for smaller powers.<br />
Medium sized UAVs however are slow in maturing and have not reached the level that seemed attainable<br />
about ten years ago. The advantages of these platforms are: small size, long loiter times and casualty free<br />
operations, but these are not offset by their drawbacks: complex ground stations and the lack of the ad<strong>de</strong>d<br />
value of an airborne pilot who can ‘read the battle’. Moreover, UAVs have proven to be susceptible to<br />
mishaps caused by weather and equipment failures, and are very costly. The question then rises why air<br />
forces are not seeking temporary solutions in the <strong>de</strong>velopment of COIN-platforms that combine the major<br />
advantages of manned platforms. In the time of the war in Vietnam, the American forces ma<strong>de</strong> use of a<br />
special COIN aircraft, called OV-10 Bronco. The Bronco could carry 3.000 lbs external loads, could loiter for<br />
more than 3 hours, cruise at more than 250 kts, nee<strong>de</strong>d a runway of just 800 feet, had four 7.62mm machine<br />
guns or one centre line 20mm plus Si<strong>de</strong>win<strong>de</strong>rs. Similar requirements would apply to a mo<strong>de</strong>rn Bronco,<br />
possibly in two versions. One would have to be armed, the other one loa<strong>de</strong>d with sensors. The two versions<br />
could operate in a hunter-killer team or individually, <strong>de</strong>pending on the tactical situation. The RNLAF would<br />
have to be equipped for a start with around 30 COIN-aircraft, so that the use of 2 x 3 aircraft in every mission<br />
would be guaranteed. A lease of aircraft would probably be preferable to complete ownership, as this would<br />
lower the threshold for an eventual transition to UAVs. While withdrawal from the last UAV-programme is<br />
un<strong>de</strong>rstandable, participation in a promising medium size UAV-programme remains to be sought. In the<br />
long run, UAVs offer the best solution for carrying out long, tedious and casualty free missions<br />
Information operations<br />
The need for reinforcement of the intelligence chain and the ability to take part in information operations<br />
has been stated in every recent <strong>de</strong>fence posture document. Nevertheless, because of a tightened budget, the<br />
ministry has <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d to abandon the AGS and the MALE UAV projects. The alternative for a costly UAV project<br />
is clear from the previous paragraph. There is no alternative for AGS however. The last aircraft loa<strong>de</strong>d with<br />
sensors in Dutch military service was the PC-3 Orion and it was temporarily replaced in the Caribbean by two<br />
Fokker F-60 aircraft. These aircraft were outfitted with mo<strong>de</strong>rn sensors and could have played a meaningful<br />
tactical support role, if they had not been put up for sale. So, while this capacity had already been lost with<br />
the sale of the 13 PC-3 Orions, a second chance to retain a diminished capacity, was lost as well. All these<br />
<strong>de</strong>cisions seem to be at odds with the recent policy to put more emphasis on intelligence.<br />
Cooperation between light infantry<br />
Cooperation between light infantry: marines, air manoeuvre briga<strong>de</strong>, special forces and helicopters. In<br />
2004 the Ministry of Defence (Conceptual Affairs) ma<strong>de</strong> a study concerning intensified cooperation between<br />
the Marines Corps, the Commando Corps (special forces), the Air Manoeuvre Briga<strong>de</strong> and the Tactical<br />
Helicopter Group. The basic i<strong>de</strong>a of this study was, while maintaining the current structures, traditions<br />
and cultures of each unit, it should be possible to cooperate in relevant fields of training, procedures, C2,<br />
equipment standardization, logistics, etc. The study was dismissed by the services, probably because they<br />
saw intensified cooperation as threatening to their very existence. Since 2004, jointness within the armed<br />
forces has increased consi<strong>de</strong>rably. An example is the Defence Helicopter Commando, in which navy and<br />
airforce are bringing all their assets together, totalling almost 90 mo<strong>de</strong>rn and capable transport, attack and<br />
maritime helicopters. The single fact that helicopter support is driving missions to a large extent nowadays<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 401
should be a good reason to review the study once more. In particular the air manoeuvre briga<strong>de</strong> and the<br />
marines should be seen as twin units and be organized accordingly. They would use the same logistics,<br />
use the same procedures based on the same doctrine, follow similar training programmes and, while<br />
maintaining some overlap, differ in certain training environments. Furthermore, they might be seen as a<br />
pool from where the special forces could recruit, with the option to serve back and forth in the two parent<br />
units. Undoubtedly, any move in that direction would cause a huge uproar from navy circles.<br />
Riverine operations<br />
Since the mid-nineties, the Royal (NL) Navy is focussing more and more a brown water operations, as<br />
the submarine threat has <strong>de</strong>creased over time. This explains why the marines have reached a position in<br />
the centre of the service, rather than one in the periphery, as in the Cold War. In this framework the navy<br />
is looking for options to expand in the field of land support operations, by building four patrol vessels<br />
(see above para 12). Further projects are the replacement of the oiler Hr. Ms. Zui<strong>de</strong>rkruis by a multifunctional<br />
support ship, role capable as a helicopter carrier. Somewhat inconsistent with these land support options<br />
has been the <strong>de</strong>cision to cancel the acquisition of TacTom missiles for the LCFs. A new option in the domain<br />
of land support is riverine operations. The i<strong>de</strong>a is to build platforms in rivers of inland lakes during crisis<br />
operations in countries where land basing is difficult, costly or extremely dangerous, like in Central Africa<br />
or in South East Asia. Operations from large, in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly run floating platforms would then be i<strong>de</strong>al.<br />
These platforms would contain housing, restaurant, repair, supply, medical and other facilities, like<br />
helicopter hangars. These platforms would have to be accompanied by fast patrol boats equipped with guns<br />
and be towed upriver by powerful tug-boats. The riverine operations option is currently in the study phase.<br />
Royal Marechaussee<br />
In 1990 the Royal Marechaussee counted 4.000 personnel, while the military obligations of the fourth<br />
service hovered around 40% of the total tasks. In 2007 the Marechaussee has grown to 6.000 personnel,<br />
while the military obligations have <strong>de</strong>creased to 21% of the total. This can only be explained in the light<br />
of an increased importance of national internal security, the domain of the Ministries of the Interior and<br />
Justice, to which the MoD is making substantial contributions. These ministries compensate partially for<br />
the costs of the Marechaussee, but the bulk of the expenditures are paid by the MoD. This implies that the<br />
growth of the Marechaussee has to a large extent been achieved to the <strong>de</strong>triment of the other services.<br />
Furthermore, the Comman<strong>de</strong>r-in-chief of the Royal Marechaussee answers to the Secretary-General of the<br />
Ministry and has kept his position as a CinC, while the other service chiefs report to the Commandant of<br />
the Forces since 2005. The question to be asked is thus to what benefit this structure is being maintained. It<br />
would be much more logical if the Marechaussee were transferred to the Ministry of Justice or amalgamated<br />
with the KLPD, the national executive organization of the Police. The requirement for judiciary military<br />
personnel and foreign police training instructors during missions could easily be filled from the<br />
Marechaussee in any organization outsi<strong>de</strong> Defence. We realize that the Marechaussee would not leave<br />
Defence without its share of the budget, but the advantages would imply a clearer organization and less<br />
money trickling away to interior ends.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 402
Structural tensions<br />
In or<strong>de</strong>r to obtain a healthier situation in reaching balanced forces and an accompanying budget, more<br />
restraint from parliament on the day-to-day execution of <strong>de</strong>fence policy is often suggested, but that would<br />
be outsi<strong>de</strong> the scope of any <strong>de</strong>fence document. That does not diminish the need for a strong parliamentary<br />
role in bridging the gap between the forces and the public. Involvement of politicians in <strong>de</strong>fence matters<br />
presupposes knowledge, reason enough for the armed forces to open courses for politicians and invite<br />
them to all major events in the military. Only a clear political lea<strong>de</strong>rship on foreign policy, including<br />
<strong>de</strong>ployment of forces will be un<strong>de</strong>rstood by the people. People should un<strong>de</strong>rstand for their part that war<br />
is a reality in which they are involved or may become involved permanently. The armed forces at large and<br />
individual soldiers on mission will be motivated profoundly if they enjoy support from society. This could<br />
have a major impact on chances to stabilize the <strong>de</strong>fence budget on a certain percentage of GNP, e.g. 1.8%<br />
or, following NATO recommendations, at least 2%. This policy has been in existence for the Department of<br />
Development Cooperation and there is hardly any reason why it should not be applied to Defence. This is<br />
not to say that recruitment would be much better off in that case. Currently, the forces are 6.000 men and<br />
women short and the situation can only be addressed with difficulties. It would be a tempting solution to<br />
feed success with success and strengthen notably those units that have the least problems in filling the<br />
ranks, but a consistent execution of that principle can never lead to an overall healthy situation. The<br />
absence of specific <strong>de</strong>fence industries seems a blessing in disguise to us. Given the reduced numbers and<br />
the competition problems in the international markets, Dutch <strong>de</strong>fence entrepreneurs only have access to<br />
niche markets. The problem of a lack of manoeuvre terrains can be solved by planning exercises abroad.<br />
Major findings<br />
The following findings can be <strong>de</strong>rived from the above.<br />
❚ Stabilize <strong>de</strong>fence spending via multi-year plans and budgets to an acceptable level, at least 1.8% of GNP.<br />
❚ Lower the budget for personnel to maximum 50% (currently 60%) and spend at least 25% on<br />
mo<strong>de</strong>rnization of equipment.<br />
❚ Process transformation plans through NATO and the EU, but do not count on an increased importance<br />
of international organizations, the UN inclu<strong>de</strong>d.<br />
❚ Pool with likemin<strong>de</strong>d countries in building capacities that exceed the national financial strength.<br />
❚ Link up with the Ministry of Development for participation in 3D matters.<br />
❚ Strengthen actively the knowledge, experience and involvement of politicians in <strong>de</strong>fence matters.<br />
❚ Prepare the air force (fighter-bombers, GBAD, attack helicopters) and the navy (LCFs) for high end<br />
combat. Limit the rest of the forces to medium level or supporting roles. Structure the army and<br />
the marines accordingly and intensify their mutual cooperation.<br />
❚ Disband the two tank battalions and create one extra mechanized battalion instead.<br />
❚ Disband the two artillery battalions and create light, towed artillery battalions.<br />
❚ Transfer the Royal Marechaussee to the Ministry of Justice or Interior.<br />
❚ Buy in principle ‘medium end’ equipment with which escalation can be established.<br />
❚ Continue the quest for more jointness, in particular in the field of light infantry.<br />
❚ Fill all capabilities up to 1:4 respectively 1:5 level.<br />
❚ Priority driven joint materiel planning (see part IV, para 5): major materiel projects receive absolute<br />
priority in a certain timeframe.<br />
The future of <strong>de</strong>fence planning – Alternatives to the MOD projections 403
Strategische vragen<br />
Omgaan met<br />
onzekerheid<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Omgaan met onzekerheid 406
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
<strong>III</strong>.6.1.a Omgaan met onzekerheid<br />
Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan met het on<strong>voor</strong>spelbare<br />
toekomstige veiligheidsklimaat:<br />
Beantwoord door: Ministerie van Defensie, TNO<br />
Omgaan met onzekerheid 407
Inhoudsopgave<br />
Inleiding 410<br />
Aanleiding 410<br />
Opdracht 411<br />
Flexibiliteit 411<br />
Politiek-strategisch 411<br />
Bestuurlijk-organisatorisch 412<br />
Uitvoerend-operationeel 412<br />
Samenhang 412<br />
Aanpak 413<br />
Politiek-strategische flexibiliteit 414<br />
Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie 414<br />
Ontwikkelingen signaleren (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 414<br />
Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 415<br />
Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie 415<br />
Gebruik van inzetscenario's (mogelijkheid) 415<br />
Actuele momenten (mogelijkheid) 415<br />
Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416<br />
Beleid en planning 416<br />
Vooruit plannen vesus reageren (mogelijkheid) 416<br />
Inzet- versus capaciteitsgedreven (mogelijkheid) 417<br />
Behoud versus regeneratie (mogelijkheid) 417<br />
Organisatie 417<br />
Scope en inrichting procedures (mogelijkheid) 417<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal functiebeheer (mogelijkheid) 418<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal formatiebeheer (mogelijkheid) 418<br />
Personeel 418<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal P-beleid (mogelijkheid) 418<br />
Permanent versus tij<strong>de</strong>lijk personeel (mogelijkheid) 418<br />
Technologie- versus personeelsintensieve organisatie (mogelijkheid) 419<br />
Modulaire opleidingen (mogelijkheid) 419<br />
Materieel 419<br />
Levenscyclus materieel (mogelijkheid) 419<br />
Schaalgrootte materieel (mogelijkheid) 420<br />
Modulair materieel (mogelijkheid) 420<br />
Multifunctionaliteit (mogelijkheid) 420<br />
Zelfdoen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid) 420<br />
Zelfontwerpen/ontwikkelen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid) 420<br />
Omgaan met onzekerheid 408
Financiën 420<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale velegging financiën (mogelijkheid) 420<br />
Ontschotting budgetten (mogelijkheid) 421<br />
HGIS versus <strong>de</strong>fensiefinancieringen (mogelijkheid) 421<br />
Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422<br />
Primair proces 422<br />
Doorvoering modulariteit (mogelijkheid) 422<br />
Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 422<br />
Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 423<br />
Doelbereiking 423<br />
De 'letter' versus <strong>de</strong> 'geest' van afspraken (mogelijkheid) 423<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale beslissingsbevoegdheid (mogelijkheid) 423<br />
Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>) 423<br />
On<strong>de</strong>rsteuning 423<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning (mogelijkheid) 423<br />
Omgaan met onzekerheid 409
Inleiding<br />
Aanleiding<br />
Het kabinet kiest <strong>voor</strong> een actieve en constructieve rol van Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> wereld. Hierbij hoort een<br />
mo<strong>de</strong>rne en professionele krijgsmacht die kan rekenen op bre<strong>de</strong> politieke en maatschappelijke steun. Om<br />
<strong>de</strong> taken en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> krijgsmacht op <strong>de</strong> langere termijn in evenwicht te hou<strong>de</strong>n heeft het kabinet<br />
besloten verkenningen uit te voeren. Met <strong>de</strong> verkenningen wil het kabinet een inhou<strong>de</strong>lijke bijdrage<br />
leveren aan <strong>de</strong> mogelijke ambities <strong>voor</strong> <strong>de</strong> krijgsmacht en het daarmee samenhangen<strong>de</strong> niveau van<br />
<strong>de</strong>fensiebestedingen.<br />
Omdat Defensie opereert in een turbulente omgeving, gekenmerkt door diepe onzekerheid 194 , is een van<br />
<strong>de</strong>elverkenningen gericht op ‘Omgaan met onzekerheid’. Het is op <strong>voor</strong>hand niet dui<strong>de</strong>lijk waar ter wereld<br />
Defensie missies zal uitvoeren en wat <strong>de</strong> kenmerken daarvan zullen zijn. Vast staat dat Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> wat<br />
betreft het te voeren veiligheidsbeleid rekening moet hou<strong>de</strong>n met on<strong>voor</strong>spelbaarheid van het toekomstige<br />
veiligheidsklimaat. In een recent boek van een vijftal <strong>voor</strong>malige topmilitairen, getiteld Towards a Grand<br />
Strategy for an Uncertain World, wordt dit dilemma als volgt omschreven: “To be prepared for what cannot<br />
be predicted is going to be one of the foremost challenges in the years ahead.” Flexibiliteit is een van <strong>de</strong><br />
manieren om met <strong>de</strong>ze onzekerheid om te gaan.<br />
194 Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire en Frank Bekkers, ‘Deep Uncertainty – Implications for Defence Planning’<br />
Omgaan met onzekerheid – Inleiding 410
Opdracht<br />
In <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning wordt bezien welke mogelijke 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' Defensie kan aanwen<strong>de</strong>n om<br />
flexibiliteit te creëren:<br />
❚ In beleidsvorming en <strong>de</strong>fensieplanning;<br />
❚ In <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie;<br />
❚ In <strong>de</strong> personeel en materieel<strong>voor</strong>ziening;<br />
❚ In <strong>de</strong> financieringssystematiek.<br />
Dit is een na<strong>de</strong>re concretisering van <strong>de</strong> opdracht geformuleerd in het beleidsjaarplan. Deze <strong>de</strong>elverkenning<br />
door HDIO uitgevoerd in overleg met HDAB, DS, HDFC, HDP en DMO.<br />
Flexibiliteit<br />
Het uitgangspunt van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning is niet dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieorganisatie onvoldoen<strong>de</strong> flexibel is. Dit is<br />
ook geen beleidsstuk met een analyse van veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> inflexibiliteiten en met concrete aanbevelingen<br />
hoe het beter kan. Conform <strong>de</strong> opdracht is dit een <strong>de</strong>elverkenning met een langere horizon die, gegeven<br />
interne en externe ontwikkelingen en trends, 'rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n' en 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' aanreikt om op<br />
verschillen<strong>de</strong> niveaus om te gaan met onzekerheid. Een kanttekening daarbij is dat Defensie niet alle<br />
flexibiliteitmogelijkhe<strong>de</strong>n heeft van een private on<strong>de</strong>rneming. De politiek-bureaucratische context en <strong>de</strong><br />
wet- en regelgeving die het zijn van een overheidsorganisatie met zich meebrengt, stelt ons <strong>voor</strong> stringente<br />
ka<strong>de</strong>rs. Daarmee is <strong>de</strong> flexibiliteitpotentie ingeka<strong>de</strong>rd.<br />
Om het begrip flexibiliteit te operationaliseren, wordt in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>elverkenning <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie gebruikt van<br />
professor Volberda 195 :<br />
Flexibiliteit: <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> snelheid waarmee een organisatie in staat is om a<strong>de</strong>quaat in te spelen<br />
op <strong>de</strong> omgevingseisen.<br />
Volberda on<strong>de</strong>rkent drie niveaus van flexibiliteit: strategisch, structureel en operationeel. Vertaald naar<br />
Defensie spreken we in <strong>de</strong>ze notitie van <strong>de</strong> niveaus politiek-strategisch, bestuurlijk-organisatorisch en<br />
uitvoerend-operationeel.<br />
Politiek-strategisch<br />
Vanuit politiek-strategisch oogpunt is het belangrijk dat Defensie het vermogen heeft politieke, maatschappelijke,<br />
veiligheids- en militaire ontwikkelingen te signaleren en daarop in te spelen. Politiek-strategische<br />
flexibiliteit betreft <strong>voor</strong>al het maken van strategische keuzes als gevolg van een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> (perceptie van<br />
<strong>de</strong>) omgeving. In <strong>de</strong> beleidsvisie wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> keuzes van het kabinet uitgewerkt in politiek-strategische<br />
doelstellingen <strong>voor</strong> Defensie en daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> keuzes met betrekking tot <strong>de</strong> allocatie van<br />
mid<strong>de</strong>len.<br />
Politiek-strategische keuzes met betrekking tot <strong>de</strong> invulling van <strong>de</strong> (hoofd-)taken en het ambitieniveau<br />
vormen <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> flexibiliteit op het bestuurlijk-organisatorische en uitvoerend-operationele<br />
niveau. Om <strong>houvast</strong> te kunnen bie<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze niveaus moeten <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs toekomstbestendig zijn. Daarbij<br />
vereist <strong>de</strong> dynamiek in <strong>de</strong> omgeving dat doelstellingen tussentijds bijgesteld kunnen wor<strong>de</strong>n, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
als gevolg van gebeurtenissen zoals 9/11. Een ge<strong>de</strong>gen kennisopbouw helpt bij het vin<strong>de</strong>n van een balans<br />
tussen bestendigheid en <strong>de</strong> noodzaak tot bijstellen. De kennisfunctie heeft een signaleren<strong>de</strong> functie<br />
(gericht op toekomstige ontwikkelingen) en een leren<strong>de</strong> functie (gericht op ervaringen). Voorbeel<strong>de</strong>n van<br />
195 Henk W. Volberda is hoogleraar Strategisch Management en On<strong>de</strong>rnemingsbeleid en <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> vakgroep Strategie & Omgeving van <strong>de</strong> RSM Erasmus<br />
University, Rotterdam.<br />
Omgaan met onzekerheid – Inleiding 411
omgaan met onzekerheid op politiek-strategisch niveau zijn rekening hou<strong>de</strong>n met verschillen<strong>de</strong> scenario’s<br />
en het borgen van een sluiten<strong>de</strong> leercyclus.<br />
Bestuurlijk-organisatorisch<br />
Het bestuurlijk han<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> organisatorische invulling van Defensie moeten een herkenbare doorvertaling<br />
zijn van <strong>de</strong> politiek-strategische keuzes. In <strong>de</strong> BPB-procedure vindt <strong>de</strong>ze doorvertaling plaats. Het<br />
vraagstuk van bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit richt zich <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' die <strong>de</strong><br />
BPB-procedure, <strong>de</strong> organisatie-inrichting en <strong>de</strong> domeinen personeel, materieel, en financiën flexibiliteit<br />
geven. Voorbeel<strong>de</strong>n van 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' zijn centraal versus <strong>de</strong>centraal, sturen op output versus sturen op<br />
input of proces, modulariteit, schaalgrootte, zelf ontwikkelen versus COTS/MOTS, zelf doen versus<br />
uitbeste<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong>ze verkenning wordt een aantal van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ze 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' na<strong>de</strong>r gespecificeerd. Daarbij wordt<br />
toegelicht hoe men, door het draaien aan <strong>de</strong> knoppen, <strong>de</strong> flexibiliteit in <strong>de</strong>ze domeinen kan beïnvloe<strong>de</strong>n,<br />
rekening hou<strong>de</strong>nd met mogelijke externe beperkingen zoals schaarste en met risico’s zoals kosten,<br />
leverbetrouwbaarheid en continuïteit.<br />
Uitvoerend-operationeel<br />
Uitvoerend-operationele flexibiliteit gaat over <strong>de</strong> mate waarin Defensie in staat is om te voldoen aan <strong>de</strong><br />
concrete politieke wens naar militaire bijdragen. Hoe snel kan een eenheid of individu wor<strong>de</strong>n geleverd op<br />
<strong>de</strong> juiste plaats met <strong>de</strong> juiste mid<strong>de</strong>len? Uitvoerend-operationele flexibiliteit speelt zich af op <strong>de</strong> werkvloer.<br />
Is <strong>de</strong> uitvoering in staat om, binnen <strong>de</strong> politiek-strategische en bestuurlijk-organisatorische ka<strong>de</strong>rs, om te<br />
gaan met on<strong>voor</strong>ziene omstandighe<strong>de</strong>n, zodanig dat het eindproduct wordt geleverd?<br />
In <strong>de</strong>ze studie is gekeken naar <strong>de</strong> aanwezigheid van en <strong>de</strong> behoefte aan flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer, zowel<br />
in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning als in het operationele proces. De omstandighe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> werkvloer zijn vaak turbulent<br />
196 . Dat veron<strong>de</strong>rstelt een behoefte aan flexibiliteit om daarmee om te gaan. Uitvoerend-operationele<br />
flexibiliteit dient er <strong>voor</strong>namelijk toe <strong>de</strong> omvang en samenstelling van <strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n – al dan niet structureel<br />
– aan te passen aan <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Daarnaast vereist <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> taken flexibiliteit van het<br />
personeel zelf. Daartoe zijn lei<strong>de</strong>rschap, can-do mentaliteit, netwerk, improvisatievermogen, adaptiviteit<br />
en creativiteit belangrijke competenties. In <strong>de</strong> uitvoering moeten soms snel moeilijke beslissingen wor<strong>de</strong>n<br />
genomen, is ruimte nodig <strong>voor</strong> improvisatie en in sommige omstandighe<strong>de</strong>n is zelfs ruimte nodig om van<br />
<strong>de</strong> regels af te wijken.<br />
Samenhang<br />
Tussen <strong>de</strong> drie bovenstaan<strong>de</strong> niveaus is geen sprake van scherpe grenzen. Het is <strong>de</strong> wisselwerking en <strong>de</strong><br />
samenhang tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> niveaus die bepaalt hoe flexibel <strong>de</strong> organisatie is. Bij het maken van<br />
strategische keuzes moet men inzicht hebben in <strong>de</strong> effecten op <strong>de</strong> werkvloer. Flexibiliteit op een lager<br />
niveau is gebaat bij zo ruim mogelijke en dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs en hel<strong>de</strong>re ''rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n'' van het hogere<br />
niveau.<br />
Vice versa heeft flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer invloed op <strong>de</strong> flexibiliteit van <strong>de</strong> staan<strong>de</strong> organisatie. Defensie<br />
reageert vaak ad hoc op omstandighe<strong>de</strong>n met behulp van projecten of door gebruik te maken van cultuur-<br />
196 Volberda (1992) on<strong>de</strong>rscheidt drie dimensies die <strong>de</strong> turbulentie van <strong>de</strong> omgeving bepalen, namelijk dynamiek, complexiteit en on<strong>voor</strong>spelbaarheid.<br />
Omgaan met onzekerheid – Inleiding 412
aspecten als <strong>de</strong> can-do mentaliteit. Problemen wor<strong>de</strong>n dus vaak opgelost buiten <strong>de</strong> staan<strong>de</strong> organisatie om.<br />
Door goe<strong>de</strong> communicatie en een sluiten<strong>de</strong> leercirkel kan <strong>de</strong> organisatie zich structureel verbeteren en ook<br />
op <strong>de</strong> langere termijn blijven aanpassen.<br />
Aanpak<br />
Ten behoeve van structurering zijn <strong>de</strong> hierboven beschreven niveaus van flexibiliteit en <strong>de</strong> (<strong>de</strong>el-)vragen van<br />
<strong>de</strong> verkenning in een tabel uiteengezet. Deze tabel is lei<strong>de</strong>nd geweest om <strong>de</strong> belangrijkste 'mogelijkhe<strong>de</strong>n'<br />
<strong>voor</strong> Defensie te i<strong>de</strong>ntificeren. Voor <strong>de</strong> invulling is gesproken met functionarissen werkzaam in verschillen<strong>de</strong><br />
beleidsdomeinen, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning en operationeel. Daarnaast zijn verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>fensiestudies<br />
geraadpleegd.<br />
Flexibiliteit<br />
Beleid en<br />
planning Organisatie Personeel Materieel Financiering<br />
Politiek-strategisch Beleidsvisie (Wereldwijd Dienstbaar)<br />
Bestuurlijk- organisatorisch B&P O P M F<br />
Uitvoerend- operationeel Vanuit <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len/ opco’s / dienstencentra<br />
Tabel 1: Verschillen<strong>de</strong> niveaus van flexibiliteit en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> beleidsdomeinen geplot in tabel.<br />
Omgaan met onzekerheid – Inleiding 413
1.<br />
Politiek-strategische<br />
flexibiliteit<br />
Flexibiliteit op politiek-strategisch niveau is een paradoxaal begrip. Enerzijds moet Defensie kunnen<br />
inspelen op trends en ontwikkelingen in <strong>de</strong> omgeving. An<strong>de</strong>rzijds vraagt <strong>de</strong> organisatie om een zekere mate<br />
van toekomstvastheid en vormen strategische keuzes juist <strong>de</strong> (vaste) ka<strong>de</strong>rs waarbinnen naar maximale<br />
flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n gestreefd op lagere niveaus. Het gaat om <strong>de</strong> balans daartussen.<br />
Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie<br />
Ontwikkelingen signaleren (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />
De verwerving van grondige kennis van mogelijke ontwikkelingen (geo-politiek, nationaal, militair-operationeel,<br />
etc.) vergt veel informatie die niet alleen door Defensie kan wor<strong>de</strong>n vergaard. Door het structureel<br />
uitvoeren van verkenningen kunnen trends en trendbreuken tijdig wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkend. Om naast ‘beken<strong>de</strong>’<br />
dreigingen ook ‘nieuwe’ dreigingen te kunnen herkennen is creativiteit nodig om <strong>voor</strong>bij bestaan<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n te kunnen kijken. Het is belangrijk om groeps<strong>de</strong>nken te <strong>voor</strong>komen dat Defensie bij het<br />
uitvoeren van verkenningen ook an<strong>de</strong>re actoren betrekt. Het proces van bewustwording is hierbij minstens<br />
zo belangrijk als <strong>de</strong> producten die het uitvoeren van verkenningen oplevert. Ook het verwerven en<br />
analyseren van inlichtingen vormt een belangrijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van dit zogenaam<strong>de</strong> ‘early warning system’. Op<br />
basis daarvan kunnen bestaan<strong>de</strong> internationale veiligheidspolitieke toekomstbeel<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangepast en<br />
kunnen (nieuwe) inzetscenario’s en concepten wor<strong>de</strong>n ontwikkeld. Deze vormen een basis <strong>voor</strong> een<br />
actualisatie van <strong>de</strong> beleidsvisie.<br />
Risicoanalyses spelen een belangrijke rol bij <strong>de</strong> afweging of on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> dreigingen gevolgen zou<strong>de</strong>n<br />
moeten hebben <strong>voor</strong> wat betreft capaciteiten binnen <strong>de</strong> krijgsmacht. Het risico wordt bepaald door <strong>de</strong><br />
Omgaan met onzekerheid – Politiek-strategische flexibiliteit 414
waarschijnlijkheid dat een bepaald scenario zich <strong>voor</strong>doet en <strong>de</strong> impact ervan als het gebeurt. Daarbij is het<br />
anticipatievermogen van <strong>de</strong> krijgsmacht bij eventualiteiten een belangrijke factor. Bij scenario’s met een<br />
hoog risico waar <strong>de</strong> krijgsmacht niet in staat is om snel op te reageren, bij<strong>voor</strong>beeld omdat er grote<br />
aanpassingen nodig zijn, zou gekeken kunnen wor<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> betekenis is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> capaciteiten van<br />
Defensie. Eventuele gevolgen kunnen hun beslag vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> BPB-procedure.<br />
De strategische kennisagenda (SKA) is één van <strong>de</strong> belangrijke instrumenten <strong>voor</strong> het i<strong>de</strong>ntificeren van<br />
aandachtspunten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkenningen en <strong>voor</strong> het ver<strong>de</strong>r uitdiepen van aandachtsgebie<strong>de</strong>n die geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> verkenningen gesignaleerd wor<strong>de</strong>n. Het oplopen van <strong>de</strong> SKA zou cyclisch kunnen plaatsvin<strong>de</strong>n in het<br />
begin van een kabinetsperio<strong>de</strong> ten behoeve van een blijvend actuele on<strong>de</strong>rbouwing van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
beleidsvisie.<br />
Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />
Naast een ge<strong>de</strong>gen kennisopbouw speelt het lerend vermogen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van<br />
een toekomstbestendige strategie. Uit evaluaties van vorige missies en een goe<strong>de</strong> terugkoppeling vanaf <strong>de</strong><br />
werkvloer kunnen structurele knelpunten en good practices wor<strong>de</strong>n geï<strong>de</strong>ntificeerd. Opgedane ervaring is <strong>de</strong><br />
basis <strong>voor</strong> een continu verbeterproces. Een goed ingerichte kennisinfrastructuur is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk om<br />
<strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> kennisfunctie te borgen. Naast interne kennisinstituten, zoals <strong>de</strong> NLDA,<br />
kunnen eventueel ook externe kennisinstituten een rol spelen. Het is van belang dat kennis op elk niveau<br />
binnen <strong>de</strong> organisatie verankerd is.<br />
Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie<br />
Gebruik van inzetscenario's (mogelijkheid)<br />
Het kennisinstrumentarium en het lerend vermogen van Defensie kunnen wor<strong>de</strong>n benut om te komen<br />
tot een beter inzicht in mogelijke veiligheidsrisico’s, <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> krijgsmacht en mogelijk bijbehoren<strong>de</strong><br />
inzetscenario’s. Defensie kan een samenwerkingsvorm zoals <strong>de</strong> verkenningen structureel inrichten.<br />
Verkenningen kunnen bijdragen aan strategische keuzes in <strong>de</strong> beleidsvisie. Hiermee wordt ook een<br />
instrument gecreëerd dat ten dienste staat van <strong>de</strong> BPB-procedure. Een beperkt aantal inzetscenario’s kan<br />
na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgewerkt en gebruikt ter toetsing.<br />
Een te beperkt aantal inzetscenario’s brengt wel met zich mee dat <strong>de</strong> behoefte aan bepaal<strong>de</strong> capaciteiten<br />
daarbuiten kunnen vallen. Het is zaak om hier zorgvuldig mee om te gaan op basis van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />
risicoanalyses.<br />
Actuele momenten (mogelijkheid)<br />
Flexibiliteit betekent ook dat strategische keuzes niet in steen gebeiteld zijn. Tussentijds moeten doelstellingen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n bijgesteld, bij<strong>voor</strong>beeld bij (onverwachtse) grootschalige gebeurtenissen. De<br />
beleidsagenda wordt jaarlijks opgesteld op grond van <strong>de</strong> beleids<strong>voor</strong>nemens zoals die zijn geformuleerd<br />
in <strong>de</strong> beleidsvisie en op grond van tussentijdse beleidswijzigingen als gevolg van nieuw opgedane kennis<br />
en ervaringen, wijzigingen in <strong>de</strong> omgeving (zoals thans <strong>de</strong> internationale economische crisis) of in <strong>de</strong><br />
organisatie.<br />
Omgaan met onzekerheid – Politiek-strategische flexibiliteit 415
2.<br />
Bestuurlijkorganisatorische<br />
flexibiliteit<br />
Op bestuurlijk-organisatorisch bestaan diverse 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' binnen <strong>de</strong> organisatie-inrichting en <strong>de</strong><br />
bedrijfsvoeringprocessen waarmee <strong>de</strong> flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n beïnvloed. In <strong>de</strong>ze notitie wordt geen<br />
uitputten<strong>de</strong> lijst met 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' gepresenteerd, maar wor<strong>de</strong>n enkele aandachtsgebie<strong>de</strong>n uitgelicht.<br />
Deze uiteenzetting kan lijn- en beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken helpen, gegeven interne en externe omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
om <strong>de</strong> flexibiliteit op verschillen<strong>de</strong> niveaus binnen <strong>de</strong> organisatie te beïnvloe<strong>de</strong>n, rekening<br />
hou<strong>de</strong>nd met interne en externe omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
Beleid en planning<br />
Met <strong>de</strong> BPB-procedure wordt <strong>de</strong> vertaalslag gemaakt van strategische doelstellingen, via activiteiten, naar<br />
benodig<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en kosten. In het <strong>de</strong>fensieplan, <strong>de</strong> actualisatie in <strong>de</strong> beslispuntennota en <strong>de</strong> begroting<br />
krijgt dit proces gestalte.<br />
Vooruit plannen vesus reageren (mogelijkheid)<br />
In het huidige <strong>de</strong>fensieplan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> operationele behoeften van Defensie meerjarig en sluitend belegd.<br />
Voor een volledige benutting van <strong>de</strong> beschikbare mid<strong>de</strong>len wordt in het plan spanning aangebracht.<br />
Flexibiliteit bestaat uit <strong>de</strong> mogelijkheid om jaarlijks, via <strong>de</strong> beslispuntennota, aanpassingen door te voeren.<br />
De meerjarige planning van investeringen is een zorgvuldig opgebouwd en bijna autonoom evenwicht in<br />
tijd en geld van gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> (operationele) behoeften. Het invulling geven aan tussentijdse operationele<br />
behoeften verstoort dit subtiel opgebouw<strong>de</strong> evenwicht.<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 416
In recente studies is on<strong>de</strong>rzocht op welke wijze antwoord kan wor<strong>de</strong>n gegeven op actuele operationele<br />
behoeften, zoals strategisch transport, lucht-grondwaarneming en <strong>de</strong> bestrijding van improvised explosive<br />
<strong>de</strong>vices (IED). Deze behoeften moeten concurreren met an<strong>de</strong>re gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, meerjarige behoeften. Het is<br />
zaak dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> belangen op korte en lange termijn integraal wor<strong>de</strong>n afgewogen. Instrumenten<br />
om flexibel te reageren op urgente en on<strong>voor</strong>ziene operationele behoeften zijn fast track <strong>de</strong>velopment (FTD)<br />
en fast track procurement (FTP). In Afghanistan is door FTP <strong>voor</strong>zien in mini-UAV’s en bushmasters. De financiële<br />
ruimte hier<strong>voor</strong> is verkregen door te schuiven met projecten in het <strong>de</strong>fensieplan.<br />
Een meer flexibele planningsvariant is het werken met een vaste vrije bestedingsruimte die kan wor<strong>de</strong>n<br />
ingevuld met urgente behoeftes. De spelregels van het ministerie van Financiën laten weliswaar flexibiliteit<br />
tot op zekere hoogte toe, maar niet voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoge bedragen van operationele behoeftes. Hoewel<br />
<strong>de</strong>ze vorm van flexibiliteit in <strong>de</strong> begroting dus niet mogelijk is, geldt <strong>de</strong>ze argumentatie niet <strong>voor</strong> het<br />
<strong>de</strong>fensieplan. Deze mogelijkheid wordt thans echter niet benut. Wanneer <strong>de</strong> behoefte dringend en<br />
noodzakelijk is, kan door het schuiven in het <strong>de</strong>fensieplan ruimte wor<strong>de</strong>n verkregen en is er <strong>de</strong>rhalve<br />
flexibiliteit.<br />
Inzet- versus capaciteitsgedreven (mogelijkheid)<br />
Ne<strong>de</strong>rland hanteert een ‘capability planning’ die gebaseerd is op een breed geformuleerd ambitieniveau. Dit<br />
heeft geleid tot een breed inzetbare krijgsmacht die een bijdrage kan leveren aan vrijwel alle <strong>de</strong>nkbare<br />
operaties. Bij gelijkblijvend budget leidt dit tot uitdagingen op het gebied van <strong>voor</strong>tzettingsvermogen en<br />
diepgang en op <strong>de</strong> structurele betaalbaarheid. Door meer gebruik te maken van inzetervaring en inzetscenario’s<br />
en risicoanalyses als toetsingsinstrument bij <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong>fensiecapaciteiten, zou <strong>de</strong><br />
planning nog meer gericht kunnen zijn op <strong>de</strong> te verwachten inzet. Als vertrekpunt in een discussie over<br />
<strong>de</strong> flexibiliteit in beleid en planning, kan een draaiknop wor<strong>de</strong>n gezien in <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> organisatie<br />
‘inzetgedreven’ versus ‘capaciteitsgedreven’ werkt 197 .<br />
Behoud versus regeneratie (mogelijkheid)<br />
Bestaan<strong>de</strong> capaciteiten moeten niet altijd wor<strong>de</strong>n losgelaten sec omdat <strong>de</strong>ze al enige tijd niet of beperkt<br />
zijn ingezet. Veel bestaan<strong>de</strong> capaciteiten hebben zich bewezen in het verle<strong>de</strong>n en kunnen ook in <strong>de</strong><br />
toekomst van belang zijn. Het is dus belangrijk om <strong>de</strong> beschikking te hou<strong>de</strong>n over bepaal<strong>de</strong> capaciteiten<br />
en <strong>de</strong> kennis die daarbij hoort. Instandhouding van capaciteiten legt echter wel beslag op personele en<br />
financiële mid<strong>de</strong>len die an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> inzet aangewend zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n. Een alternatieve optie is<br />
regeneratie, het weer in gebruik nemen of activeren van afgeschafte of buiten werking gestel<strong>de</strong> ‘ou<strong>de</strong>’<br />
militaire capaciteiten of mid<strong>de</strong>len. Regeneratie van kennis en capaciteit is vaak kostbaar en tijdsintensief.<br />
Daarnaast zijn er uitdagingen in het gereedstellingstraject (train as you fight) en op het politieke vlak<br />
(internationale geloofwaardigheid, nationaal draagvlak). De <strong>de</strong>fensieplanning lijkt dus gebaat bij een<br />
balans waarbij enerzijds wordt gestuurd op inzetscenario’s en an<strong>de</strong>rzijds op het behoud van traditionele<br />
capaciteiten en <strong>de</strong> kennis die daarbij hoort.<br />
Ten behoeve van <strong>de</strong>fensieplanning zou daarnaast gebruik kunnen wor<strong>de</strong>n gemaakt van concept <strong>de</strong>velopment &<br />
experimentation (CD&E). CD&E kan assisteren bij het optimaliseren van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> krijgsmacht<br />
en bij het toetsen van mid<strong>de</strong>len en behoeftes.<br />
Organisatie<br />
Scope en inrichting procedures (mogelijkheid)<br />
Omdat organisatieveran<strong>de</strong>ringen vaak personele consequenties hebben, moeten <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van reorganisatie<br />
en <strong>de</strong> formele procedure die daaruit <strong>voor</strong>tvloeit zorgvuldig wor<strong>de</strong>n bepaald. Een te scherpe <strong>de</strong>finitie<br />
van het begrip reorganisatie kan er echter toe lei<strong>de</strong>n dat elk kleine organisatieveran<strong>de</strong>ring minutieus moet<br />
197 Het on<strong>de</strong>rscheid tussen inzetgedreven en capaciteitsgedreven zien we ook terug bij <strong>de</strong> politie en <strong>de</strong> brandweer. Waar <strong>de</strong> eerste inzet (blauw op straat) als basis<br />
kent <strong>voor</strong> het beleid, gaat <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> uit van het beschikbaar hebben van capaciteiten.<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 417
wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Het risico bestaat dat <strong>de</strong> werklast van <strong>de</strong> procedure zich niet altijd verhoudt met <strong>de</strong><br />
omvang van <strong>de</strong> wijziging. Het verhogen van het minimum aantal VTE’n wat moet lei<strong>de</strong>n tot een formele<br />
reorganisatie kan flexibiliteit creëren. Een alternatief is het inrichten van een verkorte reorganisatieprocedure,<br />
waarbij kan wor<strong>de</strong>n gestreefd naar een re<strong>de</strong>lijke verhouding tussen <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> wijziging en <strong>de</strong><br />
procedurele werklast. Aan een <strong>de</strong>rgelijke exercitie zijn wettelijke ka<strong>de</strong>rs verbon<strong>de</strong>n. Wijzigingen kunnen<br />
alleen plaatsvin<strong>de</strong>n na overeenstemming met <strong>de</strong> juiste overlegorganen198.<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal functiebeheer (mogelijkheid)<br />
Een an<strong>de</strong>re 'mogelijkheid' die van invloed is op <strong>de</strong> organisatorische flexibiliteit is <strong>de</strong> mate van centralisatie<br />
van het functiebeheer. Met <strong>de</strong> invoer van het flexibel personeelssysteem (FPS) is het personeel <strong>voor</strong>taan in<br />
dienst van het ministerie van Defensie in plaats van specifieke <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Deze generieke<br />
aanstelling vergemakkelijkt <strong>de</strong> overgang naar an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Wanneer <strong>de</strong>ze generieke<br />
aanstelling vergezeld gaat van meer generieke functiebeschrijvingen, wordt het gemakkelijker om verschillen<strong>de</strong><br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n aan het personeel te geven. Immers, bij meer generieke functiebeschrijvingen is<br />
min<strong>de</strong>r snel sprake van wijziging van <strong>de</strong> functie (met reorganisatie als mogelijk gevolg) als an<strong>de</strong>re taken<br />
wor<strong>de</strong>n opgedragen.<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal formatiebeheer (mogelijkheid)<br />
Binnen het O-domein is ook een draaiknop te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mate waarin het beheer van <strong>de</strong> formatie centraal<br />
of <strong>de</strong>centraal is belegd. Met het regiem O=P=F is sprake van <strong>voor</strong> centraal beheer. Aanpassingen in <strong>de</strong><br />
omvang van <strong>de</strong> organisatie kunnen alleen plaatsvin<strong>de</strong>n na goedkeuring op hoog niveau. De knop draaien in<br />
<strong>de</strong> richting van <strong>de</strong>centraal houdt in dat lager in <strong>de</strong> organisatie kan wor<strong>de</strong>n beslist over wijzigingen in <strong>de</strong><br />
organisatie. Dat komt <strong>de</strong> flexibiliteit op dat niveau ten goe<strong>de</strong>, maar kan ten koste gaan van het <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong><br />
overzicht. De draaiknop gaat dus niet alleen over flexibiliteit, maar ook over beheersbaarheid.<br />
Personeel<br />
Centraal versus <strong>de</strong>centraal P-beleid (mogelijkheid)<br />
Op het personeelsdomein is centraal versus <strong>de</strong>centraal ook een belangrijke draaiknop. Door harmonisatie<br />
en standaardisatie kunnen verschillen<strong>de</strong> organisatie<strong>de</strong>len gemakkelijker samenwerken en communiceren<br />
en kan personeel gemakkelijker overgaan naar een an<strong>de</strong>r organisatie<strong>de</strong>el. Daarnaast kan doelmatigheidwinst<br />
wor<strong>de</strong>n behaald199. De keerzij<strong>de</strong> betreft <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> organisatie door vergaan<strong>de</strong> centralisatie nog<br />
flexibel genoeg is <strong>voor</strong> specifieke doelgroepen of regionale verschillen. Daarbij valt te <strong>de</strong>nken aan een<br />
wervingstraject dat volledig regionaal wordt ingericht en waarbij ook <strong>de</strong> eerste plaatsing binnen <strong>de</strong> regio<br />
valt.<br />
Permanent versus tij<strong>de</strong>lijk personeel (mogelijkheid)<br />
Permanente versus tij<strong>de</strong>lijke aanstelling is een an<strong>de</strong>re draaiknop waarmee in flexibiliteit kan wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>zien. Defensie hanteert hier<strong>voor</strong> het FPS. FPS biedt <strong>de</strong> mogelijkheid van life time employment, maar<br />
niet vanzelfsprekend. Zo kent het FPS sturingsinstrumenten200 waarmee <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> militaire<br />
populatie naar rang en leeftijd kan wor<strong>de</strong>n afgestemd op <strong>de</strong> taken en <strong>de</strong> budgettaire ka<strong>de</strong>rs. Interne<br />
doorstroommogelijkhe<strong>de</strong>n spelen dus een rol bij <strong>de</strong> afweging om personeel te behou<strong>de</strong>n dan wel te<br />
ontslaan. Daarnaast vindt externe doorstroom van het personeel meer gecontroleerd plaats door mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
tot civiele erkenning van militaire opleidingen, aanvullen<strong>de</strong> scholing en externe bemid<strong>de</strong>ling. Ook<br />
<strong>de</strong> mogelijkheid <strong>voor</strong> personeel om op latere leeftijd in te stromen biedt flexibiliteit in het<br />
personeelsbestand 201 .<br />
198 Besluit georganiseerd overleg (Besluit GO) en het Besluit me<strong>de</strong>zeggenschap Defensie (BMD)<br />
199 On<strong>de</strong>rzoek opleidingen Defensie - Rapport van <strong>de</strong> projectgroep Nulmeting opleidingen Defensie, ingesteld door <strong>de</strong> Secretaris-generaal van het ministerie van<br />
Defensie<br />
200 Zoals maximering van aantal per rang, diensttijd in rang en leeftijd in rang alsme<strong>de</strong> selectie van <strong>de</strong> doorstroom naar <strong>de</strong> 3e fase.<br />
201 P/2008018278, ‘Kamerbrief rapportage Flexibel Personeelsysteem (FPS)’ 29 augustus 2008<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 418
Een manier om personeel tij<strong>de</strong>lijk in te zetten is het gebruik van reservisten 202 . Reservisten kunnen<br />
bij<strong>voor</strong>beeld regionaal wor<strong>de</strong>n ingezet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitvoering van nationale taken. Het inzetten van reservisten<br />
in hun eigen regio kan <strong>de</strong> drempel verlagen om beschikbaar te zijn. De inzet van reservisten kan ruimte<br />
opleveren <strong>voor</strong> uitzendingen van regulier personeel in schaarse categorieën. Deze schaarste, zoals bij<br />
medisch en technisch personeel, kan <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n opgevangen wanneer reservisten in <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sorganisatie<br />
<strong>de</strong> plek kunnen innemen van uitgezon<strong>de</strong>n personeel 203 .<br />
Door mid<strong>de</strong>l van tij<strong>de</strong>lijke contracten kunnen fluctuaties in werklast wor<strong>de</strong>n opgevangen. Als sprake is van<br />
extra werk zou inhuur een oplossing kunnen bie<strong>de</strong>n. Daar zijn echter doorgaans hoge kosten aan verbon<strong>de</strong>n.<br />
Waar sprake is van vacatures zou een tij<strong>de</strong>lijke ontschotting van budgetten lucht kunnen geven om<br />
vacatures op niet reguliere wijze in te vullen.<br />
Technologie- versus personeelsintensieve organisatie (mogelijkheid)<br />
Een 'mogelijkheid' waarmee Defensie kan anticiperen op <strong>de</strong> ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt, is <strong>de</strong> mate<br />
waarin Defensie een technologie-intensieve en personeelsintensieve organisatie is. Het personeel is <strong>de</strong><br />
kracht van <strong>de</strong> organisatie. De aanwezigheid van mensen is noodzakelijk <strong>voor</strong> situational awareness, <strong>voor</strong><br />
contact met <strong>de</strong> lokale bevolking en <strong>voor</strong> het maken van <strong>de</strong> afweging tussen wel of niet gebruik maken van<br />
geweld. Technologie kan <strong>de</strong> mens nooit vervangen en er zijn dus grenzen aan <strong>de</strong> balans tussen personeel en<br />
technologie. Het is van belang dat <strong>de</strong> relatie tussen verkrijgbaar personeel en <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> organisatie<br />
realistisch is. Hiertoe zou Defensie ook op het p-vlak verkenningen kunnen uitvoeren. Studies wijzen<br />
bij<strong>voor</strong>beeld uit dat er structureel sprake blijft zijn van personele schaarste in bepaal<strong>de</strong> doelgroepen. 204<br />
Defensie kan hierop anticiperen door te investeren in hoogwaardige technologie en zo ook an<strong>de</strong>re<br />
doelgroepen aan te spreken. Defensie kan ook op een an<strong>de</strong>re manier militaire bijdragen te leveren en <strong>de</strong><br />
meer mensintensieve taken aan internationale partners over te laten.<br />
Modulaire opleidingen (mogelijkheid)<br />
In het opleidingenveld hanteert Defensie een modulaire bena<strong>de</strong>ring waarmee flexibiliteit wordt gecreëerd.<br />
Modulariteit is een draaiknop. Ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> modularisering biedt <strong>de</strong> mogelijkheid tot maatwerkopleidingen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> specifiek uit te voeren taak. Opleidingen zijn korter en kunnen sneller wor<strong>de</strong>n ontwikkeld door<br />
het samenstellen van modules. Daarnaast kan het gebruik van meer mo<strong>de</strong>rne metho<strong>de</strong>s van leren (e-learning,<br />
gaming en simulatie) lei<strong>de</strong>n tot kortere opleidingen. Een risico van het opknippen van opleidingen<br />
naar modules is dat <strong>de</strong> druk op <strong>de</strong> - schaarse - opleidingencapaciteit toeneemt. Bij het bepalen van <strong>de</strong> lengte<br />
en <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> opleidingen staat operationele slagkracht <strong>voor</strong>op en is doelmatigheid een optimalisatiefactor.<br />
Standaardisatie (verpaarsing) van opleidingsmodules leidt tot een betere interoperabiliteit. Ook<br />
het zoveel mogelijk aansluiten op civiele standaar<strong>de</strong>n, leidt tot extra flexibiliteit.<br />
Materieel<br />
'mogelijkhe<strong>de</strong>n' waarmee flexibiliteit in <strong>de</strong> materieel<strong>voor</strong>ziening kan wor<strong>de</strong>n gegenereerd zijn levenscyclus<br />
en schaalgrootte. Daarnaast <strong>voor</strong>zien modulariteit en materieel dat <strong>voor</strong> meer<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n geschikt is in<br />
flexibiliteit 205 .<br />
Levenscyclus materieel (mogelijkheid)<br />
Door verschillen<strong>de</strong> geografische kenmerken (ligging, hoogte, klimaat, etc.) stelt elk missiegebied an<strong>de</strong>re<br />
eisen aan materieel. Intensief gebruik, <strong>voor</strong>namelijk in moeilijk begaanbare gebie<strong>de</strong>n, leidt tot hoge<br />
slijtage. Dit leidt tot hoge kosten <strong>voor</strong> transport en on<strong>de</strong>rhoud. Bovendien ‘overleeft’ het materieel <strong>de</strong><br />
missie niet altijd. Defensie zou daarom bij <strong>de</strong> aanschaf van materieel rekening kunnen hou<strong>de</strong>n met een<br />
versnel<strong>de</strong> uitfasering (daarbij inbegrepen het doneren van materieel aan <strong>de</strong> te steunen lokale militaire<br />
202 Het FPS is ook van toepassing op reservisten<br />
203 Reservistennota, concept, nog niet verzon<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> TK<br />
204 TNO, ‘Het aanbod van arbeid <strong>voor</strong> Defensie in 2020; een toekomstverkenning’<br />
205 Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire en Frank Bekkers, ‘Deep Uncertainty Implications for Defence Planning’<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 419
organisatie als een vorm van ontwikkelingssamenwerking). Bij <strong>de</strong> aanschaf van materieel kan wor<strong>de</strong>n<br />
afgewogen of sprake is van kortstondig of langdurig gebruik en daaraan gekoppel<strong>de</strong> verwachtingen met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> factoren: levensduur, on<strong>de</strong>rhoud en transportkosten.<br />
Schaalgrootte materieel (mogelijkheid)<br />
Een an<strong>de</strong>re draaiknop is <strong>de</strong> batchgewijze aanschaf versus <strong>voor</strong>raadvorming. De batchbena<strong>de</strong>ring betekent<br />
het aanschaffen van materieel in kleine hoeveelhe<strong>de</strong>n op een meer frequente basis. Daarmee sluit <strong>de</strong><br />
materieelverwerving beter aan bij het gebruik van materieel en kan wor<strong>de</strong>n geanticipeerd op veran<strong>de</strong>ringen<br />
in materieelgebruik en op nieuwe eisen aan het materieel. Daarnaast leidt <strong>de</strong> batchbena<strong>de</strong>ring tot lagere<br />
exploitatiekosten vanwege <strong>voor</strong>raadvorming. Daar staat tegenover dat door <strong>de</strong> geringe schaalgrootte<br />
investeringkosten hoger uit kunnen vallen. Een an<strong>de</strong>r risico betreft <strong>de</strong> afhankelijkheid van <strong>de</strong> leveranciers.<br />
Modulair materieel (mogelijkheid)<br />
Modulariteit betekent bij<strong>voor</strong>beeld dat basismodules voertuigen wor<strong>de</strong>n aangeschaft waarop, door<br />
gestandaardiseer<strong>de</strong> koppelingen, specifieke functionaliteiten kunnen wor<strong>de</strong>n geklikt, zoals bepantsering,<br />
terreinban<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> woestijn of verwarming <strong>voor</strong> optre<strong>de</strong>n in poolgebie<strong>de</strong>n. Een afnemen<strong>de</strong> variëteit<br />
van basisvoertuigen heeft een positief effect op <strong>de</strong> behoefte aan - schaars - technisch personeel. Daarnaast<br />
zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len uitwisselbaar, waardoor min<strong>de</strong>r reserveon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len nodig zijn en ook beschadigd materieel<br />
bruikbare on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len kan leveren. Een <strong>voor</strong>beeld is het project vervanging operationele wielvoertuigen.<br />
Modulariteit en standaardisatie kan ook wor<strong>de</strong>n toegepast op an<strong>de</strong>r materieel en ICT. Zoveel mogelijk<br />
aansluiten op civiele standaar<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> koppelvlakken, leidt tot flexibiliteit.<br />
Multifunctionaliteit (mogelijkheid)<br />
Multipurpose maakt materieel flexibel. Multipurpose materieel kent meer<strong>de</strong>re functionaliteiten waardoor het<br />
op verschillen<strong>de</strong> manieren kan wor<strong>de</strong>n ingezet. Dit soort materieel is vaak kostbaar maar kan op <strong>de</strong> langere<br />
termijn door <strong>de</strong> flexibele inzet doelmatigheids<strong>voor</strong><strong>de</strong>len opleveren. De meerwaar<strong>de</strong> van het materieel kan<br />
getoetst wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van scenario’s. Multipurpose kan ook van toepassing zijn door <strong>de</strong> samenstelling<br />
van een wapenplatform.<br />
Zelfdoen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid)<br />
Schaarste op het gebied van specifiek materieel en personeel is een vaak terugkomend knelpunt, zo blijkt<br />
uit <strong>de</strong> diverse interviews. Door een goe<strong>de</strong> afweging tussen zelfdoen en uitbeste<strong>de</strong>n, kunnen functionaliteiten<br />
wor<strong>de</strong>n gebruikt, zon<strong>de</strong>r dat Defensie daar zelf over hoeft te beschikken. Uitbesteding kent ook risico’s.<br />
Zo moeten strikte afspraken gemaakt wor<strong>de</strong>n over leverings<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Ook moeten <strong>de</strong> mogelijkheid tot<br />
uitzending van on<strong>de</strong>rhoudspersoneel uit het bedrijfsleven en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n risico’s na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<br />
bezien. Het is zaak dat <strong>de</strong> afweging tussen zelfdoen en uitbesteding zorgvuldig wordt gemaakt.<br />
Zelfontwerpen/ontwikkelen versus uitbeste<strong>de</strong>n (mogelijkheid)<br />
Een variant op <strong>de</strong> draaiknop zelfdoen/uitbesteding is <strong>de</strong> draaiknop zelf ontwerpen/ontwikkelen van nieuw<br />
materieel of aanschaffen via COTS/MOTS. De eerste variant heeft lange doorlooptij<strong>de</strong>n, al heeft Defensie<br />
met FTD een instrument om dit proces te versnellen. De twee<strong>de</strong> kan veel sneller, bij<strong>voor</strong>beeld bij <strong>de</strong><br />
aanschaf van <strong>de</strong> Bushmaster.<br />
Financiën<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale velegging financiën (mogelijkheid)<br />
De belangrijkste financiële draaiknop is centralisatie versus <strong>de</strong>centralisatie. Evenals bij O=P=F is hier sprake<br />
van een keuze tussen het creëren van maximale flexibiliteit door het zo laag mogelijk in <strong>de</strong> organisatie<br />
wegzetten van <strong>de</strong> budgetten versus centrale beheersing van <strong>de</strong> budgetten. Centrale beheersing betekent<br />
dat op hoog niveau in <strong>de</strong> organisatie autorisatie moet plaatsvin<strong>de</strong>n om geld uit te geven. Daarbij moet<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 420
een zorgvuldige procedure in acht wor<strong>de</strong>n genomen. Deze procedure heeft effect op <strong>de</strong> flexibiliteit omdat<br />
omstandighe<strong>de</strong>n sneller kunnen wijzigen dan <strong>de</strong> doorlooptijd van <strong>de</strong> procedure. Met het oog op <strong>de</strong><br />
politieke omgeving en het belang om <strong>de</strong>fensiebreed prioriteiten te kunnen stellen moet <strong>de</strong> besluitvorming<br />
over grote investeringsprojecten centraal zijn belegd.<br />
Een an<strong>de</strong>r aspect van <strong>de</strong> draaiknop centraal versus <strong>de</strong>centraal betreft <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> toe<strong>de</strong>ling van<br />
mid<strong>de</strong>len. Centrale vaststelling betekent dat optimaal kan wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien in mid<strong>de</strong>len die <strong>de</strong>fensiebreed<br />
het meest effectief en doelmatig zijn. Echter, <strong>voor</strong>dat die toe<strong>de</strong>ling kan plaatsvin<strong>de</strong>n, moet een uitgebrei<strong>de</strong><br />
procedure wor<strong>de</strong>n gevolgd die vaak kenmerken heeft van on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>fensieon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
Mid<strong>de</strong>len kunnen sneller wor<strong>de</strong>n uitgegeven bij meer <strong>de</strong>centrale zeggenschap over <strong>de</strong> toe<strong>de</strong>ling, maar het<br />
risico van suboptimalisatie is groot.<br />
Ontschotting budgetten (mogelijkheid)<br />
Een mogelijke financiële draaiknop is <strong>de</strong> mate waarin (<strong>de</strong>el-)budgetten binnen strikt afgebaken<strong>de</strong> grenzen<br />
wor<strong>de</strong>n vrijgegeven versus een vorm van budgettering die veel min<strong>de</strong>r schotten kent. Door ontschotting<br />
van budgetten kunnen tegenslagen in een domein tij<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n opgevangen met budget uit een an<strong>de</strong>r<br />
domein. Een <strong>voor</strong>beeld is <strong>de</strong> financiële ruimte als gevolg van vacatures tij<strong>de</strong>lijk aanwen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> inhuur van<br />
externen. Bij het volledig ontschotten van het budget bestaat het risico van teveel financiële creativiteit, wat<br />
niet strookt met <strong>de</strong> verplichting om op een zorgvuldige manier om te gaan met publieke mid<strong>de</strong>len.<br />
HGIS versus <strong>de</strong>fensiefinancieringen (mogelijkheid)<br />
HGIS is een budgettaire constructie binnen <strong>de</strong> rijksbegroting die <strong>de</strong> buitenlandactiviteiten van verschillen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>partementen gebun<strong>de</strong>ld en in samenhang beziet. Defensie heeft zelf beschikking over het HGIS budget<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> financiering van crisisbeheersingsoperaties. Het HGIS budget <strong>voor</strong>ziet daarnaast in <strong>de</strong> flexibiliteit<br />
om tegenvallers, zoals snellere slijtage als gevolg van inzet, op te vangen. Operationele verliezen vallen<br />
on<strong>de</strong>r het reguliere <strong>de</strong>fensiebudget. Financiering uit HGIS heeft als <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat een <strong>de</strong>el van on<strong>voor</strong>ziene<br />
kosten en urgente operationele behoeften niet ten laste komen van <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sbedrijfsvoering. De toch al<br />
beperkte mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> opco’s wor<strong>de</strong>n hierdoor ontzien. Dit instrument blijkt in vergelijking met an<strong>de</strong>re<br />
lan<strong>de</strong>n als positief te wor<strong>de</strong>n ervaren. Dit vraagt wel bijzon<strong>de</strong>re aandacht met betrekking tot het lerend<br />
vermogen van <strong>de</strong> organisatie. Structurele knelpunten moeten niet herhaal<strong>de</strong>lijk inci<strong>de</strong>nteel wor<strong>de</strong>n<br />
opgelost. Een sluiten<strong>de</strong> leercirkel is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong> flexibiliteit op lange termijn.<br />
Omgaan met onzekerheid – Bestuurlijk-organisatorische flexibiliteit 421
3.<br />
Uitvoerend-operationele<br />
flexibiliteit<br />
Op <strong>de</strong> werkvloer is flexibiliteit nodig om <strong>de</strong> taken goed te kunnen uitvoeren. De opco’s en <strong>de</strong> dienstencentra<br />
van CDC en DMO functioneren niet in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> context, resulteert in verschillen<strong>de</strong> behoeften aan flexibiliteit.<br />
Bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning staan doelmatigheid en leverbetrouwbaarheid centraal, bij <strong>de</strong> opco’s is doeltreffendheid<br />
het lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beginsel.<br />
Primair proces<br />
Doorvoering modulariteit (mogelijkheid)<br />
De krijgsmacht is al verregaand opgebouwd uit modulaire bouwstenen. Een draaiknop, die van invloed is<br />
op het aanpassingsvermogen van <strong>de</strong> operationele eenhe<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> langere termijn, is <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re doorvoering<br />
van <strong>de</strong>ze modulariteit. Daarbij is te <strong>de</strong>nken aan een ver<strong>de</strong>re inbedding in een (joint) opleidings- en<br />
trainingsprogramma. En ook <strong>de</strong> rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke instrumenten zoals een (joint)doctrine, CONOPS,<br />
etc., interoperabiliteitseisen, waaron<strong>de</strong>r die van <strong>de</strong> informatie<strong>voor</strong>ziening. Het kan <strong>voor</strong>komen dat in <strong>de</strong><br />
toekomst een beroep wordt gedaan op capaciteiten van een eenheid die nu niet gebruikt wor<strong>de</strong>n. Om <strong>de</strong>ze<br />
kennis en kun<strong>de</strong> te borgen is <strong>de</strong>sgevolg een organisatorsche uitwerking van kennismanagement<br />
<strong>voor</strong>stelbaar.<br />
Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />
Op basis van inzetervaring kunnen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bouwstenen continu wor<strong>de</strong>n doorontwikkeld. Hiertoe<br />
kan <strong>de</strong> professional op <strong>de</strong> werkvloer een procesbena<strong>de</strong>ring hanteren. Daar<strong>voor</strong> zijn voldoen<strong>de</strong> ruime en<br />
hel<strong>de</strong>re ka<strong>de</strong>rs, waarbinnen dit proces kan plaatsvin<strong>de</strong>n, rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk.<br />
Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 422
Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />
Vanwege <strong>de</strong> on<strong>voor</strong>spelbaarheid van missies zal altijd sprake zijn van samengestel<strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n. Het is<br />
daarom zaak dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> eenhe<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> samenstellingen en samenwerkingsverban<strong>de</strong>n<br />
met elkaar kunnen optre<strong>de</strong>n. Eenduidige communicatie en aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken zijn rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> samenwerking.<br />
Doelbereiking<br />
De 'letter' versus <strong>de</strong> 'geest' van afspraken (mogelijkheid)<br />
De omstandighe<strong>de</strong>n zijn bij <strong>de</strong> uitvoering van taken vaak veran<strong>de</strong>rlijk. De aard van conflicten vergt een<br />
breed scala aan taken variërend van gevechtshan<strong>de</strong>lingen tot het verlenen van ontwikkelingshulp, soms<br />
zelfs gelijktijdig. Vanuit <strong>de</strong> notie dat men in principe binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs acteert, moet het mogelijk<br />
zijn om gegrond af te wijken van eer<strong>de</strong>r gemaakte afspraken wanneer <strong>de</strong> situatie dat vraagt.<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale beslissingsbevoegdheid (mogelijkheid)<br />
Situationeel acteren is <strong>voor</strong>al afhankelijk van <strong>de</strong> competenties van het personeel, zoals lei<strong>de</strong>rschap, <strong>de</strong><br />
can-do mentaliteit, netwerken, creativiteit, adaptiviteit en improvisatievermogen. Deze eigenschappen<br />
wordt het personeel in opleidingen en trainingen bijgebracht. Zij vormen <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />
kracht van <strong>de</strong> organisatie. De focus op doelbereiking wordt binnen <strong>de</strong> organisatie gewaar<strong>de</strong>erd. Er is echter<br />
een spanning tussen <strong>de</strong> nadruk op doelbereiking laag in <strong>de</strong> organisatie en het hiërarchische karakter van<br />
<strong>de</strong> organisatie. Professionals in <strong>de</strong> uitvoering hebben <strong>de</strong> vrijheid nodig om knopen door te hakken, maar<br />
willen wel van te voren weten wat er vanuit <strong>de</strong> hiërarchie, procedures, etc. van ze verwacht wordt.<br />
Sluiten<strong>de</strong> leercyclus (rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>)<br />
Als er dui<strong>de</strong>lijke communicatie is kan het (professioneel) afwijken van <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs en regels positief bijdragen<br />
aan het leervermogen van <strong>de</strong> organisatie. Hiertoe is het nodig om te rapporteren over <strong>de</strong> knelpunten en <strong>de</strong><br />
daar<strong>voor</strong> gevon<strong>de</strong>n oplossingen. Zo ontstaat een gesloten leercirkel waarbij <strong>de</strong> formele organisatie weet<br />
wat er speelt op <strong>de</strong> werkvloer. Knelpunten die herhaal<strong>de</strong>lijk op informele wijze zijn opgelost kunnen<br />
structureel wor<strong>de</strong>n aangepakt. Goe<strong>de</strong> communicatie tussen hiërarchische lagen, van het hoogste tot het<br />
laagste niveau, is rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> dit leervermogen. De keuze om buiten <strong>de</strong> regels te han<strong>de</strong>len<br />
moeten achteraf gemeld en verantwoord wor<strong>de</strong>n. Het betekent ook dat <strong>de</strong> organisatie accepteert dat op<br />
<strong>de</strong> werkvloer soms geïmproviseerd moet wor<strong>de</strong>n. Een goe<strong>de</strong> borging van het leervermogen vermin<strong>de</strong>rt<br />
<strong>de</strong> noodzaak tot geïmproviseer<strong>de</strong> oplossingen waardoor flexibiliteit op <strong>de</strong> werkvloer beheersbaar blijft.<br />
On<strong>de</strong>rsteuning<br />
Centrale versus <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning (mogelijkheid)<br />
Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len ligt bij <strong>de</strong> opco’s, vanwege <strong>de</strong> directe relatie met het operationeel<br />
optre<strong>de</strong>n of vanwege <strong>de</strong> specifieke expertise van een opco. Daar staat tegenover dat bij <strong>de</strong>fensiebre<strong>de</strong><br />
dienstencentra <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van mid<strong>de</strong>lenconcentratie liggen, zoals schaalgrootte, benuttingsgraad en het<br />
wegnemen van <strong>de</strong> zorg van tijdige aanschaf, on<strong>de</strong>rhoud en overige exploitatie. Flexibiliteit vereist een<br />
professioneel acteren van klant en dienstenleverancier. Daarbij kan <strong>de</strong> CDS ingrijpen als prioriteitstelling in<br />
<strong>de</strong> toewijzing van mid<strong>de</strong>len of diensten nodig is. Het is belangrijk om nieuwe mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> centrale,<br />
dan wel <strong>de</strong>centrale on<strong>de</strong>rsteuning te blijven verkennen. Voorop moet blijven staan dat <strong>de</strong> opco’s moeten<br />
kunnen rekenen op <strong>de</strong> beschikbaarheid van materieel bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> operationele taken.<br />
Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 423
Politiek-strategisch<br />
Verbeter<strong>de</strong> kennisfunctie<br />
▲ Ontwikkelingen signaleren<br />
▲ Sluiten<strong>de</strong> leercyclus<br />
Bestuurlijk- organisatorisch<br />
B&P<br />
O<br />
▲ Vooruitplannen<br />
versus reageren<br />
▲ Inzet versus<br />
capaciteitgedreven<br />
▲ Behoud versus<br />
regeneratie<br />
Uitvoerend- operationeel<br />
Primair proces<br />
❖ Doorvoering modulariteit<br />
▲ Dui<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs<br />
▲ Eenduidige communicatie en<br />
aansluiten<strong>de</strong> koppelvlakken<br />
▲ Scope en inrichting<br />
procedures<br />
▲ Centraal versus<br />
<strong>de</strong>centraal<br />
functiebeheer<br />
▲ Centraal versus<br />
<strong>de</strong>centraal<br />
formatiebeheer<br />
P<br />
Doelbereiking<br />
Vertaling naar <strong>de</strong> beleidsvisie<br />
❖ Gebruik van inzetscenario's<br />
❖ Actualisatie momenten<br />
▲ Centraal versus<br />
<strong>de</strong>centraal P-beleid<br />
▲ Permanent versus<br />
tij<strong>de</strong>lijk personeel<br />
▲ Technologie- versus<br />
personeelsintensieve<br />
organisatie<br />
▲ Modulaire<br />
opleidingen<br />
❖ De ‘letter’ versus <strong>de</strong> ‘geest’ van<br />
afspraken<br />
❖ Centrale versus <strong>de</strong>centrale<br />
beslissingsbevoegdheid<br />
▲ Sluiten<strong>de</strong> leercyclus<br />
Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 424<br />
M<br />
▲ Levenscyclus<br />
materieel<br />
▲ Schaalgrootte<br />
materieel<br />
▲ Modulair materieel<br />
▲ Multifunctionaliteit<br />
▲ Zelfdoen versus<br />
uitbeste<strong>de</strong>n<br />
▲ Zelf ontwerpen/<br />
ontwikkelen versus<br />
uitbeste<strong>de</strong>n<br />
On<strong>de</strong>rsteuning<br />
❖ Centrale versus <strong>de</strong>centrale<br />
on<strong>de</strong>rsteuning<br />
F<br />
▲ Centrale versus<br />
<strong>de</strong>centrale<br />
belegging<br />
financiën<br />
▲ Ontschotting<br />
budgetten<br />
▲ HGIS versus<br />
<strong>de</strong>fensiefinanciering<br />
Tabel 2 – In <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong> 'mogelijkhe<strong>de</strong>n' die Defensie kan aanwen<strong>de</strong>n om flexibiliteit te creëren<br />
in beleid en planning, <strong>de</strong> organisatie, personeel, materieel en financiering en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong> 'rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n'<br />
samenvattend weergegeven
Omgaan met onzekerheid – Uitvoerend-operationele flexibiliteit 425
Strategische vragen<br />
Strategic Agility<br />
and Defence<br />
Capability Options:<br />
Who Says Generals<br />
Can’t Dance?<br />
<strong>Deelverkenning</strong>en<br />
Toekomstscenario’s<br />
Krijgsmachtproelen<br />
Beleidsoverwegingen<br />
Beleidsopties
Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 428
On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
iii.6.1.b Omgaan met onzekerheid<br />
Hoe kan Defensie <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> flexibiliteit creëren om a<strong>de</strong>quaat om te gaan<br />
met het on<strong>voor</strong>spelbare toekomstige veiligheidsklimaat:<br />
Beantwoord door: Frank Bekkers & Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire 206<br />
206 Frank Bekkers is Programme Director Defence Transformation and Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire Senior Defence Analyst at the The Hague Centre for Strategic<br />
Studies HCSS (www.hcss.nl). This paper is written un<strong>de</strong>r the aegis of a research programme of the Netherlands Organisation of Applied Scientific Research<br />
TNO (www.tno.nl).<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 429
Inhoudsopgave<br />
Introduction 432<br />
A Highly Dynamic and Deeply Uncertain Environment 432<br />
Uncertainty in Defence Planning – a Short History 433<br />
Strategic Agility 436<br />
First principles 438<br />
Capabilities at the Heart of Defence Planning 438<br />
Best Value for Money 440<br />
Real Capability Options 442<br />
Loose and Open Modularity 445<br />
Strategic Sensitivity 447<br />
Resource Fluidity 449<br />
Building Ecosystems 452<br />
Collective commitment 454<br />
Final Consi<strong>de</strong>rations 456<br />
Bibliography 460<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 430
Strategic Agility and Defence Capability Options: Who Says Generals Can’t Dance? 431
Introduction<br />
A Highly Dynamic and Deeply Uncertain Environment<br />
We live in a highly dynamic era. The ICT socio-technological revolution has ma<strong>de</strong> the world much smaller<br />
and more tightly interconnected. It has become much more like a <strong>de</strong>nse network of diverse actors than like<br />
the partitioned patchwork of nations that it used to be. The increased connectivity has led to historically<br />
unprece<strong>de</strong>nted exponential growth in various key areas of <strong>de</strong>velopment, including the geopolitical security<br />
environment. Change has become a dominant feature of our society and the rate of change is further<br />
accelerating. In the 90s, most pundits focused on the benefits of the rapidly changing ‘flat’ world (e.g.<br />
[Friedman 2005] and [Tapscott 2006]). However, more recently discussions rage over both the nature of<br />
change (is a ‘spiky’ rather than a ‘flat’ world a better way to <strong>de</strong>scribe and un<strong>de</strong>rstand the dynamics of the<br />
age?) and the emphasis on the positive effects of g lobalisation – with the current financial and economical<br />
crisis as a powerful example of how things can go wrong on a global scale.<br />
The dynamics of our time naturally affect <strong>de</strong>fence planning. A <strong>de</strong>eper uncertainty exists today than perhaps<br />
ever before about the nature of future challenges to national security, and whom or where they will be<br />
coming from. Defence analysts and planners are faced with uncertainty regarding:<br />
❚ the security environment, with a increased range of future risks and threats in a broad ‘comprehensive<br />
security’ landscape, next to <strong>de</strong>manding ongoing operations;<br />
❚ the partners with whom to achieve ‘strategic outcomes’ in a ‘comprehensive approach‘ to operations;<br />
❚ within this networked context, the appropriate roles of the (national) armed forces to ‘be of value’ to<br />
security issues; and<br />
❚ the ways and means available to the national <strong>de</strong>fence organization (NDO) to do so. 207<br />
207 In this paper we put NDOs central because although almost all military operations are multinational, key <strong>de</strong>cisions about them still resi<strong>de</strong> with national<br />
governments. For the foreseeable future, multinational forces will continue to be ma<strong>de</strong> up of national building blocks. Many of the ‘principles’ elaborated in<br />
this paper point to enhanced international co-operation or integration, in which national <strong>de</strong>fence organisations slowly dissolve in multinational efforts, but<br />
this is likely to be a long-winding process.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 432
In many ways, uncertainty has always been a part of <strong>de</strong>fence planning. But its impact has become more<br />
profound. We have moved from a merely ‘complicated’ world, with a relatively well behaved form of<br />
uncertainty, to a truly ‘complex’ environment, characterized by ‘<strong>de</strong>ep’ uncertainty. In the former instance,<br />
conditions of risk are those that prevail in casinos or the stock market, where future outcomes are<br />
unknown, but probabilities can be estimated statistically. Deep uncertainty, by contrast, lacks even the basis<br />
for statistical reasoning. We are confronted with emergent events, processes, characteristics and structures<br />
we not only do not know, but do not even realize we do not know until they actually manifest themselves.<br />
For instance because they don’t fit in the categories we currently recognize – just like the ‘black swans’<br />
which fell outsi<strong>de</strong> of the taxonomies known to the European explorers who first came into contact with<br />
a black version of a bird which in their <strong>de</strong>finition could only be white. [Taleb 2007] is undoubtedly the best<br />
introduction to this category of uncertainty.<br />
To summarize, in this era’s complex world the chances of high impact shocks happening are quite high<br />
– as recent history has illustrated. Some of the possible shocks are quite unlikely in advance or even literally<br />
unimaginable – the black swans. And even for many of the high impact shocks we can envisage, we cannot<br />
predict well in advance what their probability, nature and timing will be. In planning their future structure<br />
and capabilities, how may <strong>de</strong>fence organizations <strong>de</strong>al with this unsettling realization? That is the question<br />
we would like to discuss in this paper.<br />
Uncertainty in Defence Planning – a Short History<br />
Traditionally, <strong>de</strong>fence planners have ten<strong>de</strong>d to assume uncertainty away. During the Cold War NATO <strong>de</strong>fence<br />
planners were certainly aware that they did not know all planning-relevant aspects of the security environment.<br />
But they did assume (a) that they knew most of what was relevant, notably that the Soviet Union was<br />
the opponent, that it was a non-status quo power with malicious intent, and that we had to <strong>de</strong>fend Western<br />
Europe against it; and (b) that by preparing for a large-scale attack, we would also be able to handle any<br />
potentially unknown smaller contingencies, called ‘lesser and inclu<strong>de</strong>d’ (see Figure 1, left hand si<strong>de</strong>)<br />
[Davis 1993, 2008]. This meant that for all intents and purposes, <strong>de</strong>fence planning was almost i<strong>de</strong>ntical to<br />
operational planning 208 – a comforting thought for the many military officers who are much better<br />
schooled in and typically feel much more comfortable with the latter.<br />
Figure 1 – Traditional ways of <strong>de</strong>aling with uncertainty<br />
208 Including the tools used – most importantly the rich suite of high-resolution campaign mo<strong>de</strong>ls that had been <strong>de</strong>veloped over <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s during the Cold War.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 433
After the end of the Cold War came the realization that while maybe comfortable, this approach was no<br />
longer a<strong>de</strong>quate. Various unexpected real-life <strong>de</strong>velopments occurred – many smaller scale contingencies,<br />
hyper terrorism, etc. – that were in<strong>de</strong>ed in many respects of a ‘lesser’ nature but nonetheless proved to<br />
be not a<strong>de</strong>quately covered by the capabilities that had been <strong>de</strong>veloped for the ‘worst case’ contingencies.<br />
This led to an important adjustment in the ways in which planners <strong>de</strong>alt with the ‘unknowns’, which<br />
were increasingly acknowledged to be a larger issue than previously thought. The adjustment essentially<br />
consisted of continuing to plan for the (new set of ) known threats, but to complement this effort with a<br />
technique called scenario-based planning. This approach was based on the premise that by <strong>de</strong>veloping a<br />
number of planning scenarios one could represent, not just illustrate, the full scenario space (see Figure 1,<br />
right hand si<strong>de</strong>). Some form of toned-down operational planning was then applied to <strong>de</strong>compose the<br />
missions <strong>de</strong>rived from these scenarios into tasks and capabilities for every scenario. In a final step, these<br />
capabilities were then somehow aggregated into an end force that was thought to be robust against the<br />
full scenario space.<br />
Since then, scenarios have continued to play a key role in the <strong>de</strong>fence planning processes of many<br />
countries, but three important changes have occurred:<br />
❚ the set of scenarios used for <strong>de</strong>fence planning has grown from a small number (e.g. in the US in the<br />
immediate post-Cold War period – essentially 2 or 3 major theatre wars) to a larger number of scenarios<br />
(e.g. a few tens in the larger countries and at NATO). More recently, there has been a growing acknowledgment<br />
that even that larger set of scenarios may not be ‘necessary and sufficient’ for force<br />
requirements.<br />
❚ From relative precise and rigid ‘point-scenarios’ to more parameterized and dynamic ones [Davis 1994],<br />
e.g. through shocks or branches – which we will call the ‘scenario-plus’-approach.<br />
❚ Scenarios themselves have moved somewhat more in the background. Throughout the 90s, they stood<br />
centre stage in the <strong>de</strong>fence planning process as the central analytical construct that was used to generate<br />
an end force. In recent years, the trend towards capabilities-based planning has meant that scenarios<br />
have started playing a more ancillary role in testing capability packages (the new central building blocks)<br />
for robustness across the scenario space.<br />
But <strong>de</strong>fence planners increasingly recognize that they have to go even further to confront <strong>de</strong>ep uncertainty<br />
head-on. We will try to illustrate this by visualizing an epistemologically more sophisticated un<strong>de</strong>rstanding<br />
of uncertainty as articulated by former US Defence Secretary Donald Rumsfeld in his famous dictum on the<br />
‘unknown unknowns’ 209 . The following diagrams plot two dimensions of uncertainty:<br />
❚ ‘first-or<strong>de</strong>r un/certainty’: whether we ‘know’ things or not – the two categories that,<br />
as we have just <strong>de</strong>scribed, have been used in <strong>de</strong>fence planning to this date;<br />
❚ ‘second or<strong>de</strong>r un/certainty’: whether we know that we know those things. This addition reflects<br />
a greater sense of humility in our ability to discern what we actually know and what we do not.<br />
209 :...as we know, there are known knowns; there are things we know we know. We also know there are known unknowns; that is to say we know there are some<br />
things we do not know. But there are also unknown unknowns – the ones we don’t know we don’t know. And if one looks throughout the history of our country<br />
and other free countries, it is the latter category that tend to be the difficult ones. DoD News Briefing Secretary Rumsfeld and Gen. Myers, February 12, 2002,<br />
www.<strong>de</strong>fenselink.mil/transcripts/transcript.aspx?transcriptid=2636<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 434
Figure 2 – Rumsfeldian uncertainty matrix – i<strong>de</strong>al typical (left) vs. reality (right)?<br />
Donald Rumsfeld’s formulation of this 2-by-2 matrix could be interpreted to imply that the four quadrants<br />
are similar in size (see Figure 2, left hand si<strong>de</strong>). Many people in <strong>de</strong>fence organizations throughout the world<br />
probably continue to think that the ‘known knows’ represent the largest quadrant in this matrix. What<br />
might be nee<strong>de</strong>d is to broa<strong>de</strong>n the scope of <strong>de</strong>fence foresight somewhat to inclu<strong>de</strong> more trends and drivers.<br />
But essentially, from this point of view, continuing the current scenario-plus approach to <strong>de</strong>aling with<br />
uncertainty is justified – all the more so if one thinks that the other quadrants are either pure speculation<br />
or will not generate insights that meaningfully drive choices in capability <strong>de</strong>velopment.<br />
In a truly complex world however, this is a <strong>de</strong>ci<strong>de</strong>dly dangerous assumption. We believe that this is more<br />
and more the case. Let us therefore present another view which may more accurately <strong>de</strong>pict the reality of<br />
today’s security environment than the i<strong>de</strong>al typical diagram in which all four quadrants are of the same size.<br />
The diagram on the right hand si<strong>de</strong> of Figure 2 represents the authors’ own ‘working hypothesis’ of the<br />
uncertainty matrix. In a <strong>de</strong>eply uncertain world, the realm of the ‘known knowns’ is almost by <strong>de</strong>finition<br />
the smallest one. The top-left quadrant, the ‘known unknowns’, is significantly larger, even though it is<br />
not typically inclu<strong>de</strong>d in <strong>de</strong>fence foresight exercises, which still overwhelmingly focus on areas of assumed<br />
certainties 210 . The ‘unknown knowns’ in the bottom right quadrant might offer a potentially more<br />
comforting thought. Given the enormous amount of data and knowledge that currently resi<strong>de</strong>s in our<br />
governments (and the overwhelming evi<strong>de</strong>nce that these very same governments remain relatively inept at<br />
‘connecting the dots’), this would plead for a much larger effort to mine this vast pool of knowledge for<br />
the sake of <strong>de</strong>fence planning. Finally, the top right ‘unknown unknowns’ remain the most ominous and<br />
potentially even the quadrant that most impacts success or failure of our <strong>de</strong>fence planning efforts. Planning<br />
un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty will require moving beyond current methods and approaches – whilst at the same<br />
time continuing to apply and perfect the more traditional planning for many of the more ‘certain’ parts of<br />
our security environment. Loosely building upon what Paul Davis from RAND calls ‘uncertainty-sensitive<br />
planning’, we i<strong>de</strong>ntify four parallel strands for strategic <strong>de</strong>fence planning. A mature planning process will<br />
need to incorporate all four.<br />
210 See [NIC 2008] and [DCDC 2007] for recent state of the art <strong>de</strong>fence foresight efforts that still fall prey to this problem.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 435
❚ No surprises planning. This strand <strong>de</strong>als with a relatively stable kernel of basic military tasks that the armed<br />
forces must be able to perform regardless, many of which are established by law or laid down in security<br />
treaties. The traditional blueprint-oriented approach fits this strand.<br />
❚ Contingency planning. This strand typically uses scenarios to represent a limited number of anticipated<br />
outcomes of the <strong>de</strong>velopment of those environmental factors that have clear alternative <strong>de</strong>velopment<br />
paths. The progress of these factors may be monitored, in or<strong>de</strong>r to regularly chart which possible future<br />
states become more or less likely. Defence analysts quite routinely apply such a scenario based approach<br />
– often with the implicit or explicit un<strong>de</strong>rstanding that the scenario set used is representative for all<br />
realistic real-world possibilities.<br />
❚ Shock planning. Taking things a step further is not to work with a limited set – from a handful to some tens<br />
– of scenarios, but to parameterize relevant planning parameters to cover a wi<strong>de</strong> range of variations. This<br />
may result in possibly tens of thousands of different scenarios. Quite different tools and techniques are<br />
required to be able to analyse such a huge set of scenarios.<br />
❚ Uncertainty sensitive planning. This strand confronts <strong>de</strong>ep uncertainty head-on. In contrast to the third<br />
strand, the challenge here is to prepare for – or hedge against – high impact shocks that cannot be well<br />
predicted and therefore meaningfully parameterized. In this situation, scenarios are essentially senseless.<br />
The challenge to <strong>de</strong>fence planners is to strengthen the methods, techniques and tools for the third and<br />
particularly the fourth strand in or<strong>de</strong>r to augment the much more established first and second strand.<br />
However, for an organization to be able to quickly meet the new, largely unanticipated challenges (and<br />
harvest the fresh possibilities) that emerge after a shock, much more is nee<strong>de</strong>d then just sophisticated<br />
planning capabilities. The organization as a whole needs to be agile – i.e. able to rapidly evolve its<br />
capabilities in accordance with the new reality.<br />
Strategic Agility<br />
With the term ‘strategic agility’ we un<strong>de</strong>rstand an organization’s ability to recognize when to shift from<br />
one strategy to another and to do so easily – producing a rapid change of tack to more effective behaviours.<br />
Strategic agility has become one of the main mantras within the business world. The need for strategic<br />
agility is associated with a rapidly changing and highly uncertain environment; and it is consi<strong>de</strong>red<br />
complementary to more conventional approaches of establishing strategy that still pay off, even in the<br />
‘fast strategy game’. “Strategic agility is most nee<strong>de</strong>d in markets characterized by fast changes and growing<br />
systemic inter<strong>de</strong>pen <strong>de</strong>ncies. In such rapidly changing and complex conditions, the usual recipes for<br />
sustained advantage do not apply” [Doz 2008].<br />
In the military domain the term ‘strategic agility’ is often used to imply the ability to rapidly <strong>de</strong>ploy a ready<br />
force anywhere in the world. In this paper, the concept is used in a broa<strong>de</strong>r way for all strategic <strong>de</strong>cisions a<br />
<strong>de</strong>fence organization confronts. In uncertain times, facing possible shocks in the geopolitical environment<br />
that can have far-reaching consequences, strategic agility is not just the ability to be (operationally) quick,<br />
but also to implement strategic re-direction/re-invention (of the capability toolbox) at high speed and<br />
in-time.<br />
The recognition of uncertainty that lies at the heart of the need for strategic agility poses a dilemma for<br />
strategists and planners. Organizations operating in highly complex and dynamic environments, such<br />
as aerospace, petro chemicals and <strong>de</strong>fence, need to innovate in very complex ways. Over-confi<strong>de</strong>nce in<br />
prediction may lead to good preparation for the wrong future, but wholesale dismissal of prediction may<br />
lead to resources being spread out too thinly. In pursuit of flexibility, we may end up being well prepared<br />
for nothing. To <strong>de</strong>al with the tension between the complexity of the organization and the variability of the<br />
environment, in the past two <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>s gradually new perceptions on strategic management have emerged.<br />
The so-called adaptive mo<strong>de</strong>l assumes that an open approach or an emergent strategy enables management<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 436
to respond to an evolving reality. In the notion of Mintzberg [Mintzberg 1979, 1985, 1988, 1994, 1999]<br />
’emergent strategy’ implies that corporate strategy often <strong>de</strong>velops inadvertently. This means that managers<br />
at the strategic apex, middle line and support levels are all in a way involved in the <strong>de</strong>velopment of strategy.<br />
Strategy emerges from bottom-up initiatives of individuals or small units, with the role of top management<br />
to legitimize these initiatives. Therefore, strategic management is an organization-wi<strong>de</strong> activity in which<br />
each management level makes its own contribution [Pascale 1984, Quinn 1985]. Flexibility implies that<br />
strategic schemas must be broad enough to encourage strategic initiatives and narrow enough to suppress<br />
counterproductive actions. Thus, “flexibility is achieved with a core set of beliefs of a relatively high or<strong>de</strong>r<br />
and yet a rather heterogeneous set of beliefs at other levels” [Peters 1982].<br />
Figure 3 – Emergent vs. <strong>de</strong>liberate strategy [Mintzberg 1994]<br />
Harnessing emergent strategy to <strong>de</strong>al with rapidly evolving threats and opportunities is an important<br />
feature of strategic agility. In this paper we highlight some of the un<strong>de</strong>rlying processes and characteristics<br />
– what we call ‘first principles’ – that, in a balanced combination, are likely to promote strategic agility.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Introduction 437
1.<br />
First principles<br />
Without at all claiming to be exhaustive, we have i<strong>de</strong>ntified the following first principles for strategic<br />
<strong>de</strong>fence agility un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty, which we will elaborate below:<br />
❚ Capabilities at the heart of <strong>de</strong>fence planning.<br />
❚ Best value for money.<br />
❚ Real capability options.<br />
❚ Loose and open modularity.<br />
❚ Strategic sensitivity.<br />
❚ Resource fluidity.<br />
❚ Building ecosystems.<br />
❚ Collective commitment.<br />
Capabilities at the Heart of Defence Planning<br />
Capabilities are at the very heart of any <strong>de</strong>fence effort. For better or worse, <strong>de</strong>fence organizations go into<br />
any crisis with the capabilities they have – not the ones they would like to have, let alone the ones they<br />
actually need. When unexpected events occur policy can be reversed almost overnight, as governments have<br />
<strong>de</strong>monstrated repeatedly in the past few years. They can also improvise – if need be – with the capabilities<br />
they have at their disposal at the moment a crisis breaks out. But typically, they cannot magically acquire<br />
new capabilities. This is why ‘getting capabilities right’ in advance (‘forward planning’) is so critically<br />
important, especially in period of <strong>de</strong>ep uncertainty.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 438
In the past <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>, capability-based planning (CBP) has become the ‘gold standard’ of <strong>de</strong>fence planning. 211<br />
In the original wording of Paul Davis of RAND: “Capabilities-based planning is planning, un<strong>de</strong>r uncertainty,<br />
to provi<strong>de</strong> capabilities suitable for a wi<strong>de</strong> range of mo<strong>de</strong>rn-day challenges and circumstances while working<br />
within an economic framework that necessitates choice” [Davis 1994]. The main i<strong>de</strong>a behind CBP is not to<br />
start from the capabilities we have today, but instead to start from what NDOs want to accomplish, and<br />
then to work our way back to a balanced set of capabilities that are robust against a wi<strong>de</strong> range of possible<br />
threats – all of this within available budget parameters. CBP is currently un<strong>de</strong>rgoing some significant<br />
changes in a number of countries, and we submit that the requirements of <strong>de</strong>ep uncertainty will trigger<br />
a number of further <strong>de</strong>velopments that will be elaborated in the next few paragraphs.<br />
Capabilities are more than ever at the heart of <strong>de</strong>fence planning. When threats can be discerned with some<br />
<strong>de</strong>gree of confi<strong>de</strong>nce, scenario (i.e. threat) based planning is both feasible and <strong>de</strong>sirable. In periods of <strong>de</strong>ep<br />
uncertainty it is neither. Because of the many thinkable uncertainties, the optimal set of scenarios has to<br />
be larger and more <strong>de</strong>tailed that we are computationally able (or willing) to manage. And since much<br />
uncer tain ty may be unthinkable, the planning effort required to a<strong>de</strong>quately cover all thinkable ones is likely<br />
to carry too high a opportunity cost. That is not to say that scenarios should be abandoned. But rather than<br />
getting large numbers of scenarios 100% ‘right’, it is important to have a manageable set of them that can<br />
be used to test the robustness of various capability packages. In this sense, robust capabilities (in the sense<br />
that they carry value to the <strong>de</strong>fence organization across a set of representative scenarios) come to play a more<br />
central role than the scenarios themselves.<br />
‘Capability’ is more than materiel – it has to be <strong>de</strong>fined more broadly. For a long time <strong>de</strong>fence ‘capabilities’<br />
were essentially seen as mostly materiel, and to some smaller extent also personnel. 212 Within regard to the<br />
‘M’-element we have already observed a healthy trend away from single-service and often single-function<br />
platforms to more versatile and more modular systems-of-systems. But additional efforts are required to<br />
recognize the socio-technological nature of military capabilities – i.e. the need to <strong>de</strong>fine ‘capabilities’ much<br />
more broadly to also inclu<strong>de</strong> capability elements such as doctrine, organization, training, lea<strong>de</strong>rship,<br />
etc. 213 .<br />
Furthermore, capability is more than just ‘your’ capability. Capability planning today remains overwhelmingly<br />
focused on the NDO itself. In periods of <strong>de</strong>ep uncertainty, it is highly unlikely that any one NDO, or<br />
even an alliance of NDOs, will own all the capabilities required to successfully manage a complex <strong>de</strong>fence<br />
and/or security en<strong>de</strong>avour. In planning capabilities, this implies that NDOs increasingly have to (a) try to<br />
i<strong>de</strong>ntify and leverage already existing security capabilities of other security partners (also in the conflict<br />
region itself ), companies, NGOs; and (b) make room for investments in other network partners contributing<br />
to an NDO’s <strong>de</strong>fence value chain, thereby possibly creating higher value for money than if one were to invest<br />
in one’s own capabilities (cf. the ‘Best Value for Money’ and ‘Building Ecosystems’ Sections).<br />
One of the interesting recent trends is the emergence of the concept of ‘capability portfolios’ [Spiegeleire<br />
2009]. The main intuition here is to break through the stovepipes that all too often be<strong>de</strong>vil NDO-wi<strong>de</strong><br />
effectiveness and efficiency and to start thinking in new functional categories that cut across existing<br />
organizational or planning dividing lines. In the private sector, portfolio management allows a company<br />
to address all of its product investments collectively from an enterprise level, rather than as in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt<br />
and unrelated initiatives. Potential product <strong>de</strong>velopments are i<strong>de</strong>ntified and assessed through a systematic<br />
211 The seminal works on CBP are by Paul Davis at RAND [Davis 1994, 1994-1, 2003, 2008-1]. For recent overviews of where the method stands, see e.g. [Walker<br />
2005] and [Bexfield 2006]. For a comparative analysis of how a number of countries currently apply the main tenets of CBP in their <strong>de</strong>fence planning methods,<br />
see [Spiegeleire 2009].<br />
212 For those who question the obsession with materiel solutions, we suggest taking a closer look at the analytical effort countries make for major acquisition<br />
<strong>de</strong>cisions as compared to recruitment and retention <strong>de</strong>cisions.<br />
213 Various terms are being used in this context in various countries. The US has become accustomed to the acronym ‘DOTMLPF’ (DCTOMPF in Dutch) –<br />
Doctrine, Organization, Training, Materiel, Lea<strong>de</strong>rship, Personnel, and Facilities. The DOTMLPF framework has also been adopted by NATO Allied Command<br />
Transformation (who ad<strong>de</strong>d – somewhat infelicitously in our view – the ‘I’ of interoperability). Other similar taxonomies are the old Australia Army ‘POSTED’<br />
taxonomy (Personnel, Organization, Supplies, Training, Equipment and Doctrine) which was replaced throughout the Australian Defence organization by the<br />
‘fundamental inputs to capability’ (FICs) – personnel, organization, support, facilities, supplies, collective training, major systems, written guidance, management<br />
systems, and financial guidance. Canada uses the acronym PRICIE (Personnel, R&D/Ops Research, Infrastructure & organization, Concepts, Doctrine & Collective<br />
Training, IT infrastructure, Equipment, supplies & services). Britain calls them ‘lines of <strong>de</strong>velopment’, <strong>de</strong>fined as the elements that must be brought together to<br />
<strong>de</strong>liver military capability to operational users; and known un<strong>de</strong>r the acronym TEPID-OIL (Training, Equipment, Personnel, Infrastructure, Doctrine and concepts,<br />
Organization, Information and Logistics.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 439
and disciplined screening process, weighing the relative costs, benefits, and risks of each proposed product<br />
using established criteria and methods to select the best mix of products to <strong>de</strong>velop. Once initial investment<br />
<strong>de</strong>cisions are ma<strong>de</strong>, they are revisited at multiple stages throughout product <strong>de</strong>velopment in a gated<br />
review and assessment process to ensure products are still of high value. If not, tough <strong>de</strong>cisions must be<br />
ma<strong>de</strong> to <strong>de</strong>fer or terminate investments and rebalance their product portfolios. To be effective, portfolio<br />
management is enabled by strong governance with committed lea<strong>de</strong>rship, clearly aligned organizational<br />
roles and responsibilities, empowered portfolio managers who <strong>de</strong>termine the best way to invest resources,<br />
and accountability at all levels of the organization. Determine costs, benefits and risks in the military<br />
domain may be different in the <strong>de</strong>fence world than in the business world, but the main intuition behind<br />
portfolio management remains a valid one in our assessment. A number of prominent <strong>de</strong>fence organizations<br />
– France, UK, US – have already ma<strong>de</strong> some promising first experience with the concept that certainly<br />
warrant closer examination by other NDOs.<br />
Better balanced capability portfolios. The current <strong>de</strong>fence planning paradigm is very much focused on the<br />
‘eruption’ phase of security crises. Most <strong>de</strong>fence capabilities, and especially the most expensive ones such<br />
as strike, strategic mobility and force protection, are therefore focused on that same phase. In periods of<br />
<strong>de</strong>ep uncertainty security crises will not disappear and will therefore continue to <strong>de</strong>mand a fair share of<br />
capabilities. But the return on investment of more structural efforts to enhance resilience (especially in<br />
particularly fragile security regions) in the hopes of preventing emerging crises to erupt into the high-<br />
violence phase is likely to increase. Such investments are often of a radically different nature from crisis<br />
response capabilities. They can inclu<strong>de</strong> building capable and responsible security provi<strong>de</strong>rs in fragile<br />
regions, fighting corruption in local security provi<strong>de</strong>rs, etc. A shift from a fire briga<strong>de</strong> to a resilience mo<strong>de</strong>l<br />
would suggest finding a better balance between these different investments. Another balancing question in<br />
<strong>de</strong>fence planning that only becomes more acute in periods of <strong>de</strong>ep uncertainty is to strike the right balance<br />
between (a) what the NDO needs today, (b) what it expects to require for tomorrow’s problems that appear<br />
already visible today, and (c) a ‘buffer’ for unexpected problems that ay still fall outsi<strong>de</strong> of our current<br />
imagination (black swans). The main danger here is that the urgency of immediate requirements crowds<br />
out all other planning efforts leaving no more room for middle- or long-term <strong>de</strong>fence planning.<br />
Best Value for Money<br />
In the good old days of the arms race between East and West, it was clear how to optimize a force. Large<br />
mo<strong>de</strong>ls were built to assess in great <strong>de</strong>tail the qualifications and numbers of the weapon systems required<br />
to <strong>de</strong>fend against a familiar enemy. Even the exchange rate between quality and quantity was known: it<br />
could be calculated how a surplus in weapon performance would compensate for being outnumbered. In<br />
a world where NDOs face a wi<strong>de</strong> spectrum of possible missions and circumstances within those missions,<br />
such calculations are impossible. More than ever, the effectiveness of military capabilities – or platforms<br />
and systems – becomes apparent only in actual operations. This uncertainty about product performance<br />
and its potential operational value – the hid<strong>de</strong>n characteristics of <strong>de</strong>fence assets – creates an interface<br />
riddled with ambiguity between suppliers of <strong>de</strong>fence materiel, in particular complex weapons systems, and<br />
the NDO [Markowski 2007]. In principle, this realization calls for a fast feedback loop in which operational<br />
performance measurement directly impacts capability <strong>de</strong>velopment, see e.g. [Spiegeleire 2009]. In practice,<br />
it all too often leads to over- or mis-specified equipment 214 when a country’s military strive to keep up with<br />
all possible threats and challenges – that may or may not materialize.<br />
In a recent report by or<strong>de</strong>r of the British MoD, business man Bernard Gray has ma<strong>de</strong> a critical review of the<br />
UK acquisition process [Gray 2009]. This report judges the UK equipment programme to be substantially<br />
overheated and unaffordable, with too many types of equipment being or<strong>de</strong>red for too large a range of<br />
tasks at too high a specification. In our experience, many of the critical observations regarding the UK<br />
214 Although in this Section we focus on the ‘value’ (and ‘cost’) of materiel because the most illustrative lessons come from acquisition examples, most observations<br />
also apply mutatis mutandis to personnel provision and other capability elements.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 440
system also apply, albeit with significant nuances, to the Dutch <strong>de</strong>fence planning process. How does the<br />
system work that results in such unrealistic plans? Gray <strong>de</strong>scribes it as this. The armed forces, competing for<br />
scarce funding, quite naturally seek to secure the largest share of resources for their own needs, and have a<br />
systematic incentive to un<strong>de</strong>restimate the likely cost of equipment. Unfortunately the current system is not<br />
able to flush out at an early stage the real costs of this equipment, nor does it make effective prioritisation<br />
or rationalisation <strong>de</strong>cisions. As the MoD almost never cancels an equipment or<strong>de</strong>r, the process of overor<strong>de</strong>ring<br />
and un<strong>de</strong>r-costing is not constrained by fear that the programme will be lost. Equipment plan<br />
construction is dominated by a bottom up aggregation process, which makes it hard for top down strategic<br />
guidance to control the balance of investment. With each force bidding for the highest specification<br />
product, there is insufficient clarity over which systems need to be the most technologically advanced,<br />
and which could be used sensibly with an ‘80% solution’ that would field a certain capability that could be<br />
grown over time. These forces and incentives create an over-large equipment programme, which contains<br />
within it a significant un<strong>de</strong>restimate of the likely out-turn, making the programme even less affordable<br />
than it appears at any given moment in time. When this over-large and inflating programme meets the hard<br />
cash planning totals that the MoD can spend each year, the Department is left with no choice but to slow<br />
down its rate of spend on programmes across the board [Gray 2009].<br />
The principal lesson we take here is that the powerful bottom up driver for <strong>de</strong>veloping and acquiring<br />
capabilities that must meet extreme high end requirements must become better balanced with a top down<br />
incentive to create best Value for Money (VfM) given realistic (and not ‘worst case’) expectations. What we<br />
mean by ‘Value for Money’, however, is a difficult question to answer. To start of with, we’re looking at a<br />
whole spectrum of <strong>de</strong>fence procurements, with different cost-benefit or VfM notions associated. There is<br />
the more traditional procurement, where experience shows that VfM rarely means the cheapest initial cost<br />
and we must consi<strong>de</strong>r the through-life supportability and maintainability of a solution. But this requires<br />
looking at least some 15 years or so into the future. Recent initiatives, particularly in the UK, look at Public<br />
Private Partnerships (PPP) and Private Finance Initiatives (PFI), push these boundaries even further with<br />
25-30 year agreements and the need to set requirements and un<strong>de</strong>rstand benefits clearly at the outset.<br />
This implies competition, partnering and long-term relationship building to ensure VfM for the taxpayer<br />
throughout the life of the service (also see the ‘Building Ecosystems’ Section). At the other end of the<br />
acquisition spectrum are short-term agreements such as Urgent Operational Requirements, which typically<br />
take six to twelve months to procure and are supported for only a couple of years. Usually, the cost of<br />
acquisition is low, but there still needs to be an un<strong>de</strong>rstanding of the benefit achieved; particularly when<br />
the <strong>de</strong>cision on whether to dispose of a system or transition it to core (and hence commitment to support<br />
in the longer term) has to be ma<strong>de</strong> [Beaver 2009]. And in the ‘Real Capabilities Options’ Section we <strong>de</strong>velop<br />
the notion of acquiring options instead of capabilities, introducing a whole new dynamics to the capability<br />
<strong>de</strong>velopment process.<br />
Also ‘Value for Money’ is to be un<strong>de</strong>rstood differently at different levels. At the most practical level of<br />
<strong>de</strong>fence purchasing, VfM is quite straightforward. If a helicopter will lift twice as much as another for less<br />
money or if a UAV does everything that its rival does and carries weapons too for half the price, the choice<br />
is easy. At the other end of the scale, the structure for <strong>de</strong>termining the appropriate level of a nation’s<br />
military spending – how much is enough – is also straightforward in principle, if not in practice. Military<br />
expenditure increases security in the face of potential threats but it also has opportunity costs in terms of<br />
foregone consumption. The optimal choice is to increase military expenditure to the point where the<br />
marginal security benefits of the military expenditure equal the marginal utility costs in terms of foregone<br />
consumption 215 [Smith 2007]. The difficulty is that, given the contingent nature of NDO activities, most of<br />
its outputs are not readily observable and measurable. A particular problem is that when <strong>de</strong>fence spending<br />
is most effective, it can appear wasted. This is the case when the threat to security is <strong>de</strong>terred by the military<br />
spending and nothing happens. However, even if <strong>de</strong>fence outputs could be observed and measured, their<br />
contribution to national wealth could not be valued directly by reference to market prices. There are no<br />
215 This marginal analysis will not work if there are discontinuities, such as fixed costs, where you get no benefit until you have spent a large amount. In that case it<br />
may be that the military expenditure that you can afford is ineffective, since it does not get you over the threshold. What we observe is that countries steadily<br />
drop capabilities as the fixed costs become too large for them to play in the game. Once many countries had aircraft carriers, but now that they are so expensive,<br />
few countries can afford them.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 441
price signals from the general public to indicate preferences for one type of one capability rather than<br />
another. Such choices are ma<strong>de</strong> on their behalf by the government [Markowski 2007]. Economists tend to<br />
think in terms of a production function: material inputs, labour, capital, etc., go in and output comes out.<br />
But as Luttwak says “when it comes to military power, the relationship between material inputs and <strong>de</strong>sired<br />
outputs is not proportional; it is in fact very loose, because the making of military strength is dominated by<br />
nonmaterial, quite intangible human factors, from the quality of military strategy to the fighting morale of<br />
individual service-men” [Luttwak 1985]. In valuing <strong>de</strong>fence, we have to value those intangibles as well as the<br />
things we can count.<br />
Thus, in conducting VfM analysis monetary costs are combined with outputs that are very hard to express<br />
monetarily. These calculations can be complicated and controversial. However, <strong>de</strong>fence is not alone in this<br />
difficulty. E.g. to attribute ‘value’ to the non-monetary consequences of a new road, such as the pollution<br />
generated, time-saved in travelling and reduced acci<strong>de</strong>nts because the road is safer than the old one is<br />
likewise difficult. Difficult or not, most NDOs have some sort of system based on experience for <strong>de</strong>termining<br />
the appropriate capabilities and force structure to meet the nation’s security needs. This is not to say<br />
that system always produces the right answer, or that the system is always followed or that resources are<br />
never wasted; but there is a system [Smith 2007]. Next to practical experience quite some aca<strong>de</strong>mic<br />
literature is available in the quest for VfM: e.g. in the balance between competition and regulation; the<br />
distribution of project risk between customer and supplier; and government-to-government collaboration<br />
in the <strong>de</strong>velopment and procurement of platforms and systems. 216 Still, from a series of subsequent reforms<br />
in e.g. the US, Great Britain and Australia, it is quite obvious that the perfect system has yet to be <strong>de</strong>vised.<br />
At the same time it is clear that the ability to value <strong>de</strong>fence output and relate input (that is, capabilities) to<br />
it would greatly enhance making investment <strong>de</strong>cisions against a background of constantly changing and<br />
potentially infinite <strong>de</strong>mand. One of the key enablers for strategic agility is an implicit or explicit notion of<br />
‘fitness’, from which yardsticks – such as flexibility, adaptivity, robustness and strategic agility itself – are<br />
<strong>de</strong>rived to help doing so. 217 And there is hope: “Anything can be measured. If a thing can be observed in<br />
anyway at all, it lends itself to some type of measurement method. No matter how ‘fuzzy’ the measurement<br />
is, it is still a measurement if it told you more than you knew before. And those very things most likely to be<br />
seen as immeasurable are, virtually always, solved by relatively simple measurement methods” [Hubbard<br />
2007].<br />
Real Capability Options<br />
In the previous Section we have questioned some of the mechanisms behind the <strong>de</strong>fence acquisition<br />
mo<strong>de</strong>l. Here we go one step further and question the basic notion of ‘acquisition’ in the first place.<br />
Defence <strong>de</strong>cision makers face a staggering array of make-or-break <strong>de</strong>cision moments. In this they are not<br />
unique. Managers of firms have to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> when and where to pursue growth vs. when and where to scale<br />
back. Governments have to make <strong>de</strong>cisions on major policy initiatives that will affect the lives of their<br />
citizens. Managers of oil firms must <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> about multi-year, multi-billion euro projects that in many cases<br />
will only turn profits after many years (if at all). While these problems are quite diverse, they share many<br />
important features. In each case, the <strong>de</strong>cision maker must choose when to take a particular action that<br />
will be difficult, if not impossible, to reverse. The consequences of taking (or not taking) that action are<br />
uncertain and the timing and nature of the action directly affects the future of the particular organization<br />
[Guthrie 2009].<br />
216 See e.g. Chapter 5: Australian Defence Institutional Reform in [Markowski 2007-1] for an overview of the effort to improve <strong>de</strong>fence efficiency since the early<br />
70ies; the UK Defence Industry Strategy [DIS 2005] and the many comments that have followed that publication; and the latest attempt in that long line of<br />
reforms <strong>de</strong>signed to get better value for money in the UK acquisition system, the Grey report [Grey 2009].<br />
217 Flexibility = ability to take on multiple missions; adaptivity = ability to <strong>de</strong>al well with diverse circumstances; robustness = ability to <strong>de</strong>al well with severe<br />
adversities, such as a surprise attack or a surprise failure in some military system; and strategic agility = ability to change military posture quickly and easily<br />
in response to shifts of e.g. geo-strategic environment or national strategy.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 442
To most <strong>de</strong>cision makers in the <strong>de</strong>fence world the word ‘options’ connotes a number of carefully crafted<br />
and analyzed (and where possible, simulated or wargamed) choices from which they can then, based on<br />
their best professional judgment and instinct, <strong>de</strong>cisively select the optimal one. Options, in this meaning,<br />
are a menu from which to choose one solution that is then pursued vigorously. While the term ‘real<br />
options’ also contains the word ‘option’, its meaning is a somewhat different one – one that is borrowed<br />
from the financial world. It is based on the insight that in <strong>de</strong>eply uncertain times, far-reaching and hard to<br />
reverse <strong>de</strong>cisions are often tantamount to an enormous gamble based on information that is by <strong>de</strong>finition<br />
incomplete. Un<strong>de</strong>r certain circumstances, it may be therefore be preferable not to make an irreversible<br />
choice, but to cultivate a broa<strong>de</strong>r portfolio containing a number of different (and more mo<strong>de</strong>st) options,<br />
than can then subsequently be scaled up or down based on newly revealed information.<br />
Options in this sense are inten<strong>de</strong>d to spread risk in uncertain environments. Rather than directly<br />
purchasing 218 an asset, an interested party pays a potential seller an instalment and thereby ‘purchases’<br />
the right – but not the obligation – to procure that asset at a later date at an agreed price. If the buyer<br />
chooses to exercise this right, the seller is contractually obliged to sell the asset at the agreed price. The<br />
buyer can also choose not to exercise this right and let it expire. ‘Real options’ theory extends the logic<br />
behind financial options to the world of ‘real’ or physical goods. Moving from financial options to real<br />
options requires a new way of thinking, one that brings the discipline of the financial markets to strategic<br />
investment <strong>de</strong>cisions within an organization. Typical categories of real options applications inclu<strong>de</strong>:<br />
❚ Learning options: allowing future <strong>de</strong>cisions conditional on learning from experiments.<br />
❚ Waiting-to-invest options: allowing to invest in the future.<br />
❚ Growth options: allowing to grow in the future.<br />
❚ Exit options: allowing to walk away if conditions change.<br />
❚ Switch options: allowing to switch to the best fitting alternative.<br />
By investing smaller amounts of money upfront in multiple promising options, the chances improve that<br />
the customer will be able to buy the ‘right’ asset at the ‘right’ time. Or – reversely – to divest oneself in time<br />
of the ‘wrong’ options without breaking the bank. The premise is that in most cases the costs of unused<br />
real options are limited compared to the costs of procuring a ‘white elephant’. 219 Concrete examples of<br />
this abound around us – especially in capital-intensive industries with uncertain returns [Traintis 2001].<br />
Figure 4 – Areas where real options are used [Copeland 1998]<br />
‘Real options’ have recently attracted some attention within the <strong>de</strong>fence community, e.g. [Ceylan 2002],<br />
[J. Davis 2003], [Glaros 2003], [Bartolomei 2007], [Mitchell 2007], [Eckhause 2008]. The ‘real options’ logic is<br />
applicable to many areas in the <strong>de</strong>fence value chain. In operational planning, ‘real options’ would suggest<br />
218 The same logic applies to selling, but the logic will be explained here on the basis of options that give the right to buy an asset.<br />
219 ‘White elephant’ is the term used to <strong>de</strong>scribe costly assets for which there is no particular use.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 443
pursuing a variety of courses of action simultaneously instead of selecting the ‘best one’; in doctrine<br />
<strong>de</strong>velopment, doctrine would become more of a wiki-doctrine containing multiple solutions for a doctrinal<br />
problem (such as <strong>de</strong>aling with security threats in fragile states through counter-insurgency or counter-<br />
terrorism approaches); in personnel policy it would entail investing in contracts with non-NDO organizations<br />
to be able to draw upon their personnel and skills in times of need rather than having those people<br />
on the permanent pay-roll (e.g. pilots from commercial airliners). Real options thereby offer substantial<br />
flexibility in a variety of contexts. An in-<strong>de</strong>pth treatment of all of these would transcend the scope of this<br />
paper, but to illustrate the logic, we will give an example of how real <strong>de</strong>fence capability options would work<br />
in the acquisition sphere.<br />
The traditional mo<strong>de</strong>l for <strong>de</strong>fence acquisition is quite static. It usually consists of a number of stages.<br />
Capability requirements for the future are <strong>de</strong>rived from analyses based on currently available information.<br />
Technical specifications are <strong>de</strong>fined for those capabilities, and a contract is ma<strong>de</strong> with a supplier who can<br />
build the capability, typically over an exten<strong>de</strong>d period of time, and will sell it to the <strong>de</strong>fence customer at a<br />
pre<strong>de</strong>termined volume and price. Although this mo<strong>de</strong>l has been adjusted somewhat in recent years through<br />
opt-out clauses, sequential batches, leasing arrangements etc., there remains a clear preference in NDOs<br />
to think in terms of ‘acquisitions’, which are often costly and irreversible <strong>de</strong>cisions, rather than ‘options’<br />
which offer more flexibility to the customer. Examples of the problems associated with this acquisition<br />
mo<strong>de</strong>l abound in all NDOs. Large supplies of expensive military equipment <strong>de</strong>veloped to yesteryear’s<br />
specifications often prove inappropriate for the mission at hand but are expensive to sustain. Less explicit<br />
is the use of expensive equipment for purposes other than what they were planned for leading to poor<br />
value for money. White elephants also come at the expense of important capability gaps, as pet-projects<br />
take preference over other important investments.<br />
An alternative, which we call real <strong>de</strong>fence capability options, might consist of not purchasing a platform,<br />
but instead investing in a number of ‘real’ options. For strategic mobility, for instance, the NDO might<br />
conclu<strong>de</strong> a number of options contracts with the private sector – NOT for actual platforms, but for the<br />
operational capability (e.g. the ability to transfer a pre<strong>de</strong>termined amount of volume or tonnage within<br />
a certain time frame and over certain amount of nautical miles for a certain period). The actual choice of<br />
the platform would be left to the private contractor. NDOs would also be able to tra<strong>de</strong> such real <strong>de</strong>fence<br />
capability options – if a country terminates a certain operation that has to be han<strong>de</strong>d over to another<br />
country, the option could be sold to that other country. Or if an NDO would find out that it has ‘too much’<br />
of this or ‘not enough’ of that, they could tra<strong>de</strong> with their options portfolio. Real options thinking has<br />
ad<strong>de</strong>d value to avoid the need for expensive last-minute purchases to cover unplanned requirements. Given<br />
the pace of technological change, for instance, it is hard to imagine that some of the most fundamental<br />
components of military capabilities, such as propulsion or materials, will not change over the next 20 years.<br />
Who of us would still be willing to pay upfront for a mobile phone to be used in 20 years?<br />
The authors see great potential in the concept especially today, where security challenges show no signs<br />
of abating as we are moving into what will in all likelihood be a number of very ‘lean’ years in <strong>de</strong>fence<br />
budgets. Real options may very well represent one of the few ways in which NDOs could maintain a broad<br />
profile within even smaller budgets. But we also have to acknowledge that many necessary conditions for<br />
real <strong>de</strong>fence capability options do not currently exist. Furthermore, the concept itself remains controversial<br />
and also implies some quite far going changes in the way our NDOs and <strong>de</strong>fence-related industry operate<br />
today, as well as how the two interface. Our main suggestion therefore is to start exploring the extent to<br />
which ‘real options’ could be integrated within the current CBP approaches to <strong>de</strong>fence planning un<strong>de</strong>r the<br />
label ‘real capability options’ – and to do this with all relevant stakehol<strong>de</strong>rs (including the private sector).<br />
Certainly in the short and mid term, a practical way ahead could be to combination of a more traditional<br />
acquisition of modular extendable platforms and a options approach to possible future add-on modules.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 444
Loose and Open Modularity<br />
Baldwin and Clark [Baldwin 1997] <strong>de</strong>scribe modularity as “building a complex product or process from<br />
smaller subsystems that can be <strong>de</strong>signed in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly yet function together as a whole.” ‘Modularity’ as<br />
an i<strong>de</strong>a is nothing new, but the concept has gained importance in recent years because it helps organizations<br />
<strong>de</strong>velop adaptability in turbulent environments. Within the military domain, it has become fashionable to<br />
think in ‘modules’ or ‘building blocks’, each with a distinct ‘functional profile’. The modules are part of a<br />
‘toolbox’ which, as a whole, offers the flexibility to face a range of challenges and tasks through recombining<br />
these modules into new, tailor-ma<strong>de</strong> configurations or ‘task forces’.<br />
Early applications focussed on the modular <strong>de</strong>sign of products and the implications of modularity on<br />
manu facturing processes and product innovation. Modular systems are set against integrated systems. As a<br />
rule of thumb, modular systems are more expensive to build/purchase, but are specifically <strong>de</strong>signed to be<br />
adaptable (i.e. cheap upgra<strong>de</strong>s and downgra<strong>de</strong>s). Integrated systems are often cheaper to build/purchase<br />
initially, but may be prohibitively expensive to adapt. Over its full life cycle, both usability and total costs<br />
of a modularly <strong>de</strong>signed system can be far more favourable than of an integrated system. “High modularity<br />
costs some <strong>de</strong>sign time but pays back well through clarity, elegance, maintainability and flexibility”. 220 This,<br />
however, has to be set against the synergistic specificity of an integrated system, stemming from the fact<br />
that some combinations of components function better together than other configurations. 221<br />
Associated concepts strengthen the ad<strong>de</strong>d value modularity can offer. Loose coupling minimizes the <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncies<br />
between modules, making the interfaces (technically and functionally) as simple and self-contained<br />
as possible. 222 This allows the quick assembly of different operational solutions from different combinations<br />
of modules. What is required is a good functional <strong>de</strong>composition. The concept of Service Oriented<br />
Architecture, stemming from the field of software engineering but becoming increasingly popular as a<br />
paradigm for <strong>de</strong>veloping complex systems 223 , pursues just that. It approaches a system as a combination of<br />
modules that offer a service or implement an application at the request of other modules. I<strong>de</strong>ally, interactions<br />
between modules are managed locally, but SOA recognizes the need of – and offers best practices for -<br />
exercising central control to e.g. resolve priority conflicts. Open standards enable a modular open systems<br />
approach<br />
to reduce acquisition cycle time and overall life-cycle cost; insert cutting edge technology as it evolves;<br />
commonality and reuse of components among systems; leverage commercial investment. The standardization<br />
process creates what is called embed<strong>de</strong>d coordination [Sanchez 1996]. In other words, standardization<br />
allows the mixing and matching of modules into different configurations without loosing the synthesis of<br />
integrated systems. Another example is the combination of modularity and real capability options which offers<br />
new possibilities. Options are created by allowing the mixing and matching of product modules in response<br />
to changing conditions in the environment without changing the entire product. Thereby, modularity can<br />
provi<strong>de</strong> competitive advantage, particularly in environments in which product life cycles grow shorter<br />
[Baldwin 2000].<br />
Realizing such possibilities and <strong>de</strong>velopments, one might speculate about how the <strong>de</strong>fence acquisition<br />
process will adjust in the coming years to a situation were military technology will more and more share<br />
technology with (high-end) commercial applications. The challenge is to marry the economies of scale<br />
and scope with the flexibility and fluidity of best fit solutions to specific (and dynamic) circumstances and<br />
requirements; a challenge that today is better met in the commercial world than in the <strong>de</strong>fence realm.<br />
Moving away from a technological focus towards social systems and organizations, modularity is a possible<br />
<strong>de</strong>sign strategy for ‘project-based’ firms. Through modular <strong>de</strong>sign the parent organization can, <strong>de</strong>pending<br />
220 mat.sourceforge.net/manual/appendix/glossary.html<br />
221 The move from stand-alone software products – e.g. Microsoft Word and Excel – to integrated software packages – Microsoft Office – is a good example<br />
of this phenomenon.<br />
222 Loose coupling is evi<strong>de</strong>nt when elements affect each other “sud<strong>de</strong>nly (rather than continuously), occasionally (rather than constantly), negligibly (rather<br />
than significantly), indirectly (rather than directly), and eventually (rather than immediately)” [Weick 1982].<br />
223 For a great introduction to SOA, watch the first 1:48 of vi<strong>de</strong>o.google.com/vi<strong>de</strong>oplay?docid=-2552983384395697940#.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 445
on the task, mobilize different kinds of temporary organizations through the reconfiguration of its own<br />
organizational parts. A project is a temporary en<strong>de</strong>avour un<strong>de</strong>rtaken to create a unique product, service, or<br />
result. A military operation, set out to reach a specified objective or end state, can be seen as a ‘project’, and<br />
the task force specifically assembled to conduct that operation as a ‘project organization’. This is basically<br />
the ‘toolbox’ approach the Dutch armed forces have adopted, following the example of the US. A modular<br />
armed forces is of course nothing new; what is new is to push the concept <strong>de</strong>ep down into the organization.<br />
Increased modularity of the armed forces may serve different ends. For instance, in 1995 the US Army<br />
<strong>de</strong>veloped a concept of modularity that would make units interchange able and tailorable [TRADOC 1995].<br />
Ten years later, with the pressure of sustaining large forces in Iraq and Afghanistan, the main thrust of<br />
modularity was to make those units self-contained and sustainable [US Army 2004]. In 2003, the US Army<br />
Chief of Staff used a monetary metaphor. Divisions represent $100 bills in an era where making change is<br />
difficult and where most costs incurred are in the $20 price range. “So if we have a $60 fight, we can put<br />
three $20 bills together, but if we have an $18 or $20 fight, we have a unit that is capable of a better<br />
integration (with other forces) and a higher level of operation”. 224 Certainly, one reality re-discovered is how<br />
much we learn about what the armed forces really need only during actual operations. As units <strong>de</strong>ploy, they<br />
discover new requirements. These drive a series of actions, including the <strong>de</strong>livery, in theatre, of material<br />
responding to Urgent Operational Requirements. Lessons learned from in-theatre fielding are used to refine<br />
mo<strong>de</strong>rnization plans for follow-on or non-<strong>de</strong>ploying forces. This however, could well lead to significant<br />
variance in the mo<strong>de</strong>rnization and readiness levels of units, all but make a mockery of the concept of<br />
modular <strong>de</strong>sign. What is nee<strong>de</strong>d is a sense of discipline in funding, acquisition, fielding, and training<br />
that ensures that ‘modules’ remain relatively alike in form and function. Operational comman<strong>de</strong>rs learn<br />
to adapt to how to fight in a modular world. The <strong>de</strong>fence organization, as an institution, must make sure<br />
those comman<strong>de</strong>rs don’t have to learn a variety of ways to do it.<br />
Depending on the focus, organizational modularity can be implemented in many ways, mostly differing<br />
in whether a unit would contain a variety of small capabilities and <strong>de</strong>ploy as a unit, or whether is would<br />
contain a single set of capabilities and <strong>de</strong>ploy individual <strong>de</strong>tachments each capable of <strong>de</strong>livering a small<br />
quantity of that capability to a supported unit [Linick 2006]. De Waard and Kramer have explored the<br />
<strong>de</strong>ployment strategy of the first rotation of the Dutch Task Force Uruzgan, <strong>de</strong>ployed during the second half<br />
of 2006 [Waard 2007]. This case was used to test two propositions. One, the more a parent organization is<br />
modularly built up, the better its can mobilize different kinds of temporary organizations. And two,<br />
temporary organizations coming from modularly built parents are more stable than temporary organizations<br />
built from organizations that are not, because they can rely on the same <strong>de</strong>sign principles as the parent<br />
organization. The results show a remarkable difference between the air and the land contribution to the<br />
task force. The air component could <strong>de</strong>ploy more or less ready-ma<strong>de</strong> modules, because the parent organization<br />
was <strong>de</strong>signed to perform the type of tasks at hand. The land component, however, was confronted with<br />
new tasks for which it had not been <strong>de</strong>signed and no ready-ma<strong>de</strong> modules could be found. The required<br />
building blocks had to be drawn from all over the organization. De Waard and Kramer prefer to call these<br />
building blocks ‘compo nents’ rather than ‘modules’. Components are distinguishable organizational parts<br />
that, unlike modules, do not have the capabilities to function autonomously. These components had to be<br />
mixed and matched, on a daily basis, into effectively functioning temporary tactical units known as smallest<br />
units of action (SUA), such as a PRT patrol, a reconnaissance patrol, or a combat patrol. Operating in SUAs<br />
has increased the importance of common standards. First, interoperable weapons systems were essential<br />
to successfully apply the concept of combined arms. Second, compatible ICT systems were nee<strong>de</strong>d for swift<br />
communication. Third, common skills and drills and functional SOPs were crucial for establishing effective<br />
inter-unit cooperation. Although the use of SUAs could be seen as a sign of flexibility, this ad hoc way of<br />
creating usable tactical units can also be interpreted as organizational instability of the overarching<br />
temporary organization. But there are two si<strong>de</strong>s to the story. Advocates of the land component’s current<br />
mixing and matching strategy point out that the adaptability advantage of this way of organizing can not be<br />
matched by any other form of <strong>de</strong>sign. With its current organizational structure, the Dutch armed forces are<br />
224 Top Soldier Talks Army Transformation, Air Mobility Command Public Affairs, 5 Nov 2003, available from<br />
http://public.amc.af.mil/news/2003/November/031107.htm<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 446
able to reconfigure about ninety different functional components into a variety of constellations [Kramer<br />
2007]. The <strong>de</strong>fen<strong>de</strong>rs of the current approach argue that this potential of variety counterbalances the<br />
disadvantages of a complex assembly process and the fact that local adjustments are sometimes necessary.<br />
This line of thinking suggests a ‘no’ to the first proposition because reconfiguring modules, in stead of<br />
components, lessens the number of different task forces that can be formed.<br />
Put differently, the Dutch armed forces are confronted with two contradicting types of flexibility. On one<br />
hand the organization needs ‘composition flexibility’, faced with a wi<strong>de</strong> spectrum of possible missions and<br />
tasks. On the other hand, it needs ‘operational flexibility’ to <strong>de</strong>al with a dynamically complex environment<br />
once <strong>de</strong>ployed. Consequently, it should work a well-oiled machine and be able to fluently adapt and remain<br />
adaptable to local conditions. These two types of flexibility put other <strong>de</strong>mands on the relationship between<br />
the parent organization and the task force <strong>de</strong>ployed. To address ‘composition flexibility’, it would be<br />
sensible to aim for an organization that is build up of a large number of small specialized units. For<br />
‘operational flexibility’ however, a parent organization build up of a limited number of autonomous<br />
modules that could be <strong>de</strong>ployed integrally for a specific operation would be appropriate. Based on<br />
experiences from ‘project-based’ organizations, a number of approaches may help to alleviate this<br />
situation. As an example, the process in which the <strong>de</strong>composition of the armed forces is constantly gauged<br />
to best fit the anticipated type of operations and tasks might be strengthened. This will minimize the<br />
tension between operational and composition flexibility. Another example is to maximize self-organization<br />
through multi-functionality, with personnel and systems having access capacity or skills so that they are<br />
able to perform additional tasks and substitute as the need arises. Mission-oriented training and kit could<br />
facilitate the ability to self-organize.<br />
Strategic Sensitivity<br />
Being sensitive to strategic changes occurring insi<strong>de</strong> and outsi<strong>de</strong> of one’s organization is important un<strong>de</strong>r<br />
any circumstances. In a highly unstable security environment, this universal requirement becomes even<br />
more imperative – and much more difficult. [Gompert 2008]. Available time is short; <strong>de</strong>cision makers<br />
impatient, unable or unwilling to choose; experience unhelpful; intuition unreliable; and the future<br />
unpredictable. Yet failing to orient oneself strategically before, not after, one starts to navigate the wilds<br />
of strategic manage ment can produce costs, risks, and results for which the ministry of Defence and the<br />
nation are unprepared. 225<br />
With time cycles contracting, a critical element in the strategy formation process is the anticipation of key<br />
trends and <strong>de</strong>velopments that are likely to impact business processes and success or fail factors. It is vital<br />
to not only enhance this strategic foresight capability, but also inclu<strong>de</strong> strong strategic insight, which refers<br />
to the ability to make sense and take action. Both processes complement each other: “What is nee<strong>de</strong>d is not<br />
the traditional way of thinking about strategy. Strategy is normally based on superior foresight, a better way<br />
to anticipate key trends and changes, and to see further into the future than competitors, customers,<br />
suppliers, and partners. This is still nee<strong>de</strong>d, but as turbulence increases it needs to be complemented with<br />
strong strategic insight” [Doz 2008]. In what Peter Schwartz calls ‘the art [emphasis ad<strong>de</strong>d] of the long view’,<br />
organizations should both anticipate future challenges (both problems and opportunities) and i<strong>de</strong>ntify<br />
possible strategies to improve the effectiveness of policy [Schwartz 1999].<br />
Strategic foresight will generally have a long-term orientation, typically focussing on periods over ten years<br />
ahead, though the objective is to inform <strong>de</strong>cisions in the present. Strategic foresight involves broa<strong>de</strong>ning<br />
the menu of policy options, and taking into account future scenarios that might affect today’s <strong>de</strong>cisions<br />
[Leigh 2003]. It is seen as a continuous process (and not just as a set of future research techniques) where<br />
225 In [Gompert 2008] the following example is given. DoD has spent some $0.8 trillion more than originally projected to perform its part in the ‘global war on<br />
terrorism’. A strategy chosen without analysis in the pressurized political atmosphere following the 9/11 attacks has led to unexpected bills, uneven results,<br />
and unwanted si<strong>de</strong> effects.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 447
stakehol<strong>de</strong>rs share, synthesise and assimilate information about the system at large in or<strong>de</strong>r to arrive at an<br />
improved un<strong>de</strong>rstanding of the environment and context within which innovations are created and taken<br />
into use. Strategic foresight requires interdisciplinary approaches to examine a wi<strong>de</strong> (but not diffuse) range<br />
of factors, whereby expert knowledge from different fields is pooled and shared. In or<strong>de</strong>r to pick up weak<br />
signals 226 and i<strong>de</strong>ntify emerging patterns effectively, analysts should constantly cast a wi<strong>de</strong> net of sources<br />
when trawling for information, such as information brokers, think-tanks, aca<strong>de</strong>mia, other governments.<br />
Such networks should preferably be durable, so that they continue to function after an initial foresight<br />
activity has been completed. Permanence is an important feature of strategic sensitivity.<br />
Strategic insight is the ability to “perceive, analyse and make sense of complex strategic situations as they<br />
<strong>de</strong>velop, and to be ready to take advantage of them” [Doz 2008]. In our own experience, we are currently<br />
starting to complement foresight with what we call hindsight (using new tools and methods to mine the rich<br />
data of military history in search for insight) and si<strong>de</strong>sight (looking at what others are doing through <strong>de</strong>fence<br />
‘benchmarking’ [Spiegeleire 2006]). These three components – foresight, hindsight, and si<strong>de</strong>sight – then<br />
combine in what we call ‘insight’. Where change is fast, complex, and systemic, and stable sources of<br />
strategic advantage short-lived, strategic foresight needs to be strongly complemented by strategic insight:<br />
an ability to perceive, analyse and make sense of complex strategic situations as they <strong>de</strong>velop, and to be<br />
ready to take advantage of them. Key ingredients of this process are a strong and active internal connectivity<br />
as well as opening up the strategy process to external influences and become or stay connected with<br />
unusual sources of information. This means constant consultative procedures and interactions between<br />
different actors to ensure feedback [Cuhls 2000]. Important insights that are gained in this process heighten<br />
strategic sensitivity and should be translated to the own corporate context.<br />
But strategic orientation should be based as much on an insi<strong>de</strong>-out perspective as on an outsi<strong>de</strong>-in one. Here<br />
the question is less about what is going on in the world at large, but rather about the intrinsic strengths and<br />
weaknesses of the organization itself. What are the risks and the key vulnerabilities of the organization?<br />
And what unique elements does the organization bring to the table that will make a big difference in the<br />
future? In the business world, why an organization exists and the strategic boundaries within which it exists<br />
is <strong>de</strong>scribed in a vision and/or mission statement. In the <strong>de</strong>fence world the boundary conditions are<br />
typically <strong>de</strong>fined in a number of basic constituent documents (e.g. a constitution), complemented with<br />
regularly issued policy statements or visions. If we want to confront <strong>de</strong>ep uncertainty head-on, we must<br />
recognize that those boundary conditions might change as well, sometimes quite rapidly. That even the very<br />
nature of ‘armed force’ might even change. Our current view of ‘armed forces’ essentially remains one of<br />
highly hierarchically organized mobile formations of uniformed soldiers equipped with a wi<strong>de</strong> range of<br />
technologies based (mostly) on steel, engines and firepower that are employed by national political lea<strong>de</strong>rs<br />
to advance or <strong>de</strong>fend their national goals. While this particular image is by now <strong>de</strong>eply ingrained in our<br />
consciousness, ‘armed forces’ have not always looked like this. And it is perfectly conceivable that future<br />
‘armed forces’ may look significantly different. We have to acknowledge that the two key <strong>de</strong>fining features<br />
of our current image of armed forces – their state-centred (‘Westphalian’) and industrial quintessence – are<br />
un<strong>de</strong>r increasing pressure. Both may very well stay with us for some time to come, but we can already <strong>de</strong>tect<br />
the patchy outlines of a different era with e.g. a much more heterogeneous cast of actors and post-industrial<br />
socio-technical features. An open mind towards envisaging such alternative views of ‘armed force’ is an<br />
important prerequisite of thriving un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty.<br />
226 Ansoff <strong>de</strong>fined weak signals as “imprecise early indications about impending significant events” [Ansoff 1975]. Later on, this <strong>de</strong>finition has been expan<strong>de</strong>d to<br />
accommodate additional characteristics, such as “new, surprising, uncertain, irrational, not credible, difficult to track down, related to a substantial time lag before<br />
maturing and becoming mainstream” [Coffman 1997, Harris 2002].<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 448
Figure 5: Strategic sensitivity embed<strong>de</strong>d in the strategic management process<br />
In creating strategic sensitivity, organizations must structurally embed two fundamentally different and<br />
potentially contradictory orientations: being imaginative and being systematic. One cannot foresee<br />
strategic surprises without being imaginative, but the results will not be believable without being systematic.<br />
It is fashionable right now to say that practically anything that pops up on the radar screen is an<br />
unforeseeable, emergent phenomenon, so lea<strong>de</strong>rs therefore have no ability to i<strong>de</strong>ntify surprises ahead of<br />
time. This is mainly an excuse for a lack of discipline in systematically collecting and analyzing information.<br />
Policymakers can take a ‘real options’ view of problems in which new information changes the confi<strong>de</strong>nce<br />
in or the direction of their <strong>de</strong>cisions as it emerges, causing them to adapt and act differently [Schwartz<br />
2008]. The most important message behind strategic sensitivity un<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ep uncertainty is thus double:<br />
one, to creatively <strong>de</strong>velop ever more probes to stay abreast of changes within the organization and outsi<strong>de</strong><br />
of it; and two, to genuinely anchor strategic foresight/insight into the strategic management process, see<br />
Figure 5.<br />
Resource Fluidity<br />
In December 2004, after public grievances from soldiers going into Iraq about long <strong>de</strong>ployments and a lack<br />
of armoured vehicles and other equipment, Defense Secretary Donald Rumsfeld replied “you go to war with<br />
the army you have - not the army you might want or wish to have at a later time.” As stated earlier, this is<br />
in<strong>de</strong>ed the case – but only up to a certain point. If you are going to embroil the nation in a war of choice<br />
– which for the US the Iraq war certainly was – you have at least some opportunity, and obligation, to equip<br />
your soldiers with what they’ll need. Furthermore, you may have to go to war with the army you have<br />
initially, but you adapt to what is nee<strong>de</strong>d as fast as possible. “Since choices and commitments cannot be<br />
<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>d and planned well ahead of time, reactivity is nee<strong>de</strong>d: resource commitments need to be sud<strong>de</strong>n<br />
and vigorous, the same way as exploiting military breakthroughs requiring pouring resources into the<br />
opening in the front that a breakthrough creates” [Doz 2008].<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 449
Rumsfeld’s successor, Robert Gates, has put this notion central. There is always the balance between<br />
requirements for current engagements, treats and risks on the one hand, and those for a whole range of<br />
possible conflicts just over the horizon on the other. Un<strong>de</strong>r Gates this balance has clearly shifted towards<br />
the former. The core tenet of his doctrine is to base policy on current operations and wars that are most<br />
likely to happen, and on the capabilities that are most likely to work for those. Three central elements of<br />
his approach are risk management – accepting less likely risks, e.g. the need to fight a major land war any<br />
time soon, so as to cope effectively with likely dangers, such as failing states turning into terrorist breeding<br />
grounds; leverage, involving allies as well as the training of indigenous forces to support the establishment<br />
of or<strong>de</strong>r and governance in weak or <strong>de</strong>veloping states; and transformation, with the ability to build and wield<br />
hard and soft power in concert at the heart of it. This approach translates into the acquisition reform<br />
Secretary Gates is pushing, stating that the Pentagon too often makes the perfect the enemy of the good.<br />
Gates said the <strong>de</strong>partment needs to be more willing to settle for the ‘75-percent solution’ that gets capability<br />
into warfighters’ hands faster, than always waiting for a near-perfect system. Case in point is the rapid<br />
acquisition of the Mine Resistant Ambush Protected (MRAP) vehicles, one of the largest material acquisition<br />
programmes since World War II. Below, we elaborate on this case because it provi<strong>de</strong>s an excellent review of<br />
the challenges to industrial base agility as a prerequisite for <strong>de</strong>fence agility.<br />
Gates took office on December 18, 2006. At that time soldiers were driving thousands of Humvees in Iraq,<br />
taking the toll of improvised explosive <strong>de</strong>vices that easily pierced the vehicles’ thin skins, causing 70 percent<br />
of US casualties in Iraq. Meanwhile, in one part of Iraq, hard-shelled MRAP trucks had withstood hundreds<br />
of attacks without a single US fatality. But in May 2007, just 64 were <strong>de</strong>livered into the field. They were<br />
consi<strong>de</strong>red too big to use anywhere but Iraq, and the Army already had Future Combat Systems going, a<br />
multi billion programme scheduled to <strong>de</strong>liver the next-generation networked, lightly armoured infantry<br />
vehicle in 2016 or so. Learning about MRAPs – not from his generals but from an article in USA Today –<br />
Gates or<strong>de</strong>red a task force to figure out how to <strong>de</strong>liver 1,000 MRAPs a month by 2008. At first scepticism<br />
prevailed. Typically, contractors produced just a few hundred armoured vehicles a year. Nevertheless, a plan<br />
was set up and put into practice. Gates asked Congress for permission to expand manufacturing lines with<br />
$1.2 billion from other programmes, and he activated a rarely used Cold War law to force steel makers to<br />
prioritize sales to the Pentagon’s MRAP manufacturers. Monthly MRAP <strong>de</strong>liveries climbed to 1,189 by the<br />
end of the year. Today, there are some 13,000 MRAP vehicles <strong>de</strong>ployed in Iraq and Afghanistan. 227<br />
The MRAP case, far from being a template for future programmes, stands out in the bold and creative way<br />
in which a local achievement was propagated in extremely short time and with huge mass – albeit at<br />
enormous costs. The MRAP programme produced difficult challenges to both the DoD acquisition systems<br />
and industry. Note that MRAP is a family of armoured fighting vehicles. The MRAP programme involved<br />
the rolling purchases of a wi<strong>de</strong> range of vehicle types, all meeting the same basic mobility and protection<br />
requirements. These requirements did not specify how a vehicle should meet them, so different manufacturers<br />
took different approaches. 228 Only by issuing production contracts to several companies, including<br />
some new producers, the rate of production could be sufficiently accelerated. Contracts were awar<strong>de</strong>d<br />
before vehicles were fully tested and before the programme got final endorsement. Determining that<br />
materials for production of MRAPs were in competition with other <strong>de</strong>fence procurement programmes,<br />
Secretary Gates assigned the MRAP programme a ‘DX’ rating. Un<strong>de</strong>r the 1950 Defense Production Act,<br />
any item with a ‘DX’ rating must be furnished to the US government in advance of any other customers.<br />
Furthermore, exceptions to the ‘Buy American’ Act had to be invoked to be able to use e.g. foreign sources<br />
of steel. In July 2007, industry capacity for MRAP tires was limited to 1000 tires per month by one manufacturer,<br />
Michelin. At least six times this amount was required. In response, the Defense Logistics Agency<br />
bought additional tire moulds to facilitate an increase in production. Goodyear now became a second<br />
producer of MRAP tires, increasing total production to about 17,000 tires per month by January 2008.<br />
Production ramp up is only one piece in the supply chain that eventually leads to a combat ready piece of<br />
equipment. Once an MRAP is <strong>de</strong>livered to the military, there is an extensive process of installing government<br />
furnished equipment (GFE), including radios, Electronic Warfare <strong>de</strong>vices, blue force tracker and intra-vehicle<br />
227 Based on Robert Gates: Overhaul in the Pentagon, Wired Magazine, 17 October 2009.<br />
228 See e.g. Diversity Adds Depth to MRAP, October 2007 at www.military.com/features/0,15240,153979,00.html<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 450
communications systems. Through gaining the Army and Marine Corps agreement on semi-standard GFE<br />
configurations, and the establishment of a central GFE installation facility, DoD was able to streamline this<br />
process the final step in producing a combat ready MRAP. In short, only as a result of intensive management<br />
efforts by DoD and industry partners the MRAP programme managed to meet – and even exceed – its<br />
<strong>de</strong>livery goals.<br />
But at the same time, the MRAP-programme is a schoolbook case of how not to do it. It was a budgetary and<br />
logistics nightmare. Lack of a common <strong>de</strong>sign presented a huge logistical challenge, as did the high fuel<br />
consumption. Even though given the highest <strong>de</strong>velopment priority by Robert Gates, the abbreviated MRAP<br />
<strong>de</strong>velopment cycle exposed weaknesses in the US <strong>de</strong>fence acquisition and industrial base partnership. Over<br />
28 billion dollars in supplemental funding was appropriated for a total acquisition objective of over 15,000<br />
MRAP vehicles. A big ‘if’ is whether the US military are going to be left with a white elephant. Do MRAPs<br />
fill a niche capability today but will not have a use in the future? The answer to that question is unclear at<br />
this time. Doctrine <strong>de</strong>velopers should be cognizant of the fact that the military will eventually have over<br />
15,000 MRAPs in units and must analyze potential uses for the vehicle in full spectrum operations doctrine<br />
[Howitz 2008].<br />
Of course, the applicability of the MRAP case to the particular circumstances and scope of the Netherlands<br />
are questionable. However, we do hold that even for the Dutch situation, there are lessons to be learned<br />
from the meticulous management and resource prioritization within DoD, the timely Congressional<br />
appropriations, and from the industry expansion and partnering with government. An obvious take-away<br />
is that the Dutch MoD should examine its industrial policy to stimulate a viable <strong>de</strong>fence industrial base to<br />
ensure the ability to adapt, expand, and sustain the Dutch armed forces in time of need, but in a more cost<br />
effective way then the MRAP case exhibits. 229 In doing so, various ways of co-operation beyond pure<br />
customer-client relationships should be consi<strong>de</strong>red (see the ‘Building Ecosystems’ Section) – and not in<br />
an exclusive national context. 230 Improving resource fluidity within the NDO requires more dynamical<br />
budgeting, planning and accounting systems. But the challenge is also cognitive and political, maybe even<br />
more so. In other words, what counts is that top <strong>de</strong>cision makers take perspectives, in the strategic dialogue<br />
they entertain, that are not exclusively aligned with their direct operational responsibilities. Creating an<br />
multidimensional organization into which multiple perspectives are structurally embed<strong>de</strong>d should<br />
facilitate unlocking resources from organizational silos by separating business management and results<br />
from resource ownership [Doz 2008].<br />
Because of the importance of ‘affordability’ in today’s <strong>de</strong>fence capability <strong>de</strong>velopment, we now take a closer<br />
look at budget flexibility. The implications of some of the principles advocated here for the budgeting process<br />
of the Dutch ministry of Defence might be consi<strong>de</strong>rable. Not being financial experts, we have no clear<br />
insight in the extent to which the government’s financial regime and funding laws are flexible enough to<br />
accommodate the consequences of a different way of acquiring and employing <strong>de</strong>fence capabilities. We<br />
therefore present some of the consequences as we see them, without making inferences on the nature and<br />
likelihood of implementing those consequences in the budgeting process. We are sure that most changes<br />
can be implemented over time if their origins and impacts are un<strong>de</strong>rstood and properly addressed.<br />
Traditionally the Defence budget in the Netherlands slowly evolves from year to year. Investment<br />
programmes, which account for some 20% of the overall budget, are spread out over the years in an<br />
intricate overall scheme, staying within yearly budgets an overriding imperative. Urgent Operational<br />
Requirements are given preference at the expense of other planned programmes – the latter are postponed,<br />
reduced, or even (but rarely) cancelled. If ‘fast track’ investment programmes to respond to a rapidly<br />
changing environment become a much more structural ingredient of the <strong>de</strong>fence capability <strong>de</strong>velopment<br />
229 The Dutch counter-IED approach balances vehicle protective measures with search capability, dismantling the IED networks and training improvement. This<br />
is to, once again, stress that capabilities comprise much more than the material aspect the MRAP case focuses on. This realisation, however, does not diminish<br />
the overall conclusion.<br />
230 Fragmented <strong>de</strong>mand means the European <strong>de</strong>fence industry is fragmented too. Of 41 current (2008) procurement projects in Europe with a value of € 1bn<br />
or more, 30 are projects with only one country as the customer. Just as worrying, Europe’s <strong>de</strong>fence industry has seen no significant new entrants in the past<br />
30 years, in marked contrast to the US. It should be of serious concern to governments <strong>de</strong>manding ground-breaking new technologies and new business<br />
mo<strong>de</strong>ls that no new competitors think it worthwhile to enter the <strong>de</strong>fence business [Nicoll 2008].<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 451
process, this mechanism will no longer suffice. A <strong>de</strong>fence investment budget that can fluctuate significantly<br />
from year to year is nee<strong>de</strong>d. This might be done by creating an ‘<strong>de</strong>fence investment fund’ where money is<br />
<strong>de</strong>posited into or drawn from according to present needs; by covering yearly fluctuations from a central<br />
government budget; or through some other accounting principle. A more flexible way of <strong>de</strong>aling with<br />
budget limitations must also reduce the systematic incentive to un<strong>de</strong>restimate the likely cost of equipment<br />
and to put a premium on the highest specification products, so probingly <strong>de</strong>scribed in the Gray-report<br />
from which we already cited in the ‘Best Value for Money’ Section [Gray 2009]. Cost transparency; sensible<br />
tra<strong>de</strong>-offs between immediate and long term requirements and financial limitations; and top-down<br />
guidance are the operative words here. It is our belief that the sort of to-the-point programmes promoted<br />
in this paper – producing capabilities that are really nee<strong>de</strong>d, or ’80% solutions’ that would field a certain<br />
capability that could be grown over time – are more likely to pop-up and be selected un<strong>de</strong>r the type of<br />
regime promoted by e.g. the Gray-report.<br />
As a final point, we see a (further) blurring of investment and operating costs, in line with a growing overlap<br />
between capability <strong>de</strong>velopment (‘preparing for future operations’) and operational planning (‘conducting<br />
today’s operations’) in terms of both scope and time horizon. In the Netherlands, the procurement of<br />
mission specific assets is already financed through the Homogeneous Budget for International Cooperation<br />
(HGIS). 231 This is a separate budgetary construction in the central government budget which covers Dutch<br />
expenditure on international cooperation. Most of this 6.4M€ (2009) budget is applied to <strong>de</strong>velopment<br />
assistance, but part is reserved to cover the additional costs associated with partaking in military peace<br />
operations. We applaud the HGIS construction because, at least in principle, it forces to think of the<br />
application of various instruments for external action in conjunction - even if current practice leaves limited<br />
room to transfer budgets between the various provisions within HGIS. Furthermore, again in principle, it<br />
separates the relatively fixed and clear costs of ‘having’ an armed forces from the potentially very dynamic<br />
and ad-hoc costs of actual <strong>de</strong>ployments – even if in current practice what counts as ‘additional expenditures’<br />
and therefore financed through HGIS is subject to political <strong>de</strong>cision making and not based on a transparent<br />
attribution scheme. We can envisage a enhanced HGIS as a means to create more flexibility as well as<br />
coherence in <strong>de</strong>fence spending from a broad ‘external action’-perspective. Such a ‘HGIS++’ should (a)<br />
address the operating costs of all ‘external action’, as an important enabler for a more integral approach<br />
towards (international) security policy; (b) have a transparent cost attribution scheme based on a clear<br />
<strong>de</strong>finition of ‘additional expenditures’; and (c) be replenished by the General budget if the available budget<br />
is excee<strong>de</strong>d, so the political <strong>de</strong>cision to partake in an operation by <strong>de</strong>fault means there is budget to do so.<br />
Building Ecosystems<br />
The ability of a NDO to act in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntly of others to counter security threats buys political sovereignty<br />
and operational autonomy. In times of <strong>de</strong>ep uncertainty this is neither affordable nor wise. Diverse and<br />
dynamic security challenges require ‘smart power’: a strategy of for each situation picking the right tool,<br />
or combination of tools, out of the full range of instruments of power a state has available – diplomatic,<br />
economic, military, political, legal, and cultural. To be able to achieve the level of trust and un<strong>de</strong>rstanding<br />
nee<strong>de</strong>d in an effective ‘smart power’ constellation, established structural relationships or even partnerships<br />
are a pre-requisite (see e.g. [Hunter 2008]). Not only in an operational context but also for <strong>de</strong>fence capability<br />
<strong>de</strong>velopment, a relevant network of partners can yield substantial benefits through increased strategic<br />
flexibility and adaptivity. In the business world, the concept of organizational inter-firm networks and<br />
dynamic partnering activities (as opposed to the first generation partnering: stable mergers & acquisitions)<br />
is of growing importance. Drivers are globalization, technology <strong>de</strong>velopment, changing customer needs<br />
and fragmented markets, and the trend towards a knowledge economy. All these drivers also affect the<br />
military. In fact, facing a increasingly complex and <strong>de</strong>manding environment, an ‘integrated solution’ is no<br />
longer feasible: it is unlikely that NDOs can master all the key competencies nee<strong>de</strong>d in the course of military<br />
231 See [Haas 2008] for a benchmark on the financing of peacekeeping operations between the Netherlands, the United Kingdom, Canada, Germany and Denmark.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 452
operations. Collaboration with other organizations in a so-called ‘ecosystem’ is essential to enhance their<br />
scope. Economic reasoning also applies: better access to new technology, obtaining economies of scale in<br />
joint research & acquisition, building complementary skills, sharing risks for activities, etc.<br />
There are different types of ecosystems, both open and closed, different control mechanisms, self-organizing<br />
or hierarchical, and different levels of value integration [Tapscott 2005]. An open <strong>de</strong>fence ecosystem<br />
is based on the i<strong>de</strong>a that the NDO could partner with any other organization or agency as long as it offers<br />
products or services meet certain agreed upon standards. A closed ecosystem involves <strong>de</strong>veloping and<br />
nurturing relations with known partners, to mobilize that network, more comparable with a vertically<br />
integrated value chain but with multiple, different partners. This for instance involves optimizing cooperation<br />
with specific allied countries, or outsourcing activities to organizations with whom there exists an<br />
established relationship. Defence organizations prefer relatively closed relationships with strategic partners<br />
for core capability <strong>de</strong>velopment, and certainly for system / capability integration. Reasons for this inclu<strong>de</strong><br />
security of supply through long life spans and security of sensitive information. More open networks are<br />
preferable for products and services that have a close resemblance to commercial variants. With the influx<br />
of civil technology, the latter category is broa<strong>de</strong>ning up.<br />
Figure 6: Characteristics of organizational networks [Riemer 2002]<br />
A central notion in the logic of networks is ‘value creation’ (see also the ‘Best Value for Money’ Section).<br />
Networks can be seen as an intermediate organizational form for governing value creation, between the<br />
internal, hierarchical single firm coordination of value creation and the external market coordination, and<br />
in fact combine the advantages of markets and hierarchies (see Figure 6). An intensive division of labour<br />
among the network partners takes place, because every organization brings its core competences into the<br />
network to meet external <strong>de</strong>mands and opportunities. Building effective ecosystems is achieved by taking<br />
a systems approach to <strong>de</strong>velop synergies, focus on core activities and leverage the competences and skills<br />
of partners to enhance the ability of the organization to achieve its objectives (such as establishing a secure<br />
environment) along with overall ‘ecosystem’ objectives (such as establishing the conditions for sustainable<br />
<strong>de</strong>velopment). A service-oriented approach (see also the ‘Loose and Open Modularity’ Section) allows the<br />
alignment of the different functions that network partners can perform. It follows that the awareness of<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 453
core strengths embodied in <strong>de</strong>fence capabilities and the way they can be best expressed in the various<br />
ecosystems for ‘security value creation’ is a crucial aspect of strategic analysis and of <strong>de</strong>fence strategy itself<br />
(see the ‘Strategic Sensitivity’ Section).<br />
In their key 1990 paper The Core Competence of the Corporation, Prahalad and Hamel argue that ‘core<br />
competences’ are some of the most important sources of uniqueness. Core competences are the things<br />
that a company can do uniquely well, and that no-one else can copy quickly enough to affect competition<br />
[Prahalad 1990]. They established that the star performers of the 1980s (such as NEC, Canon and Honda) had<br />
a very clear i<strong>de</strong>a of what they were good at. Because these companies were focused on their core competences,<br />
and continually worked to build and reinforce them, their products were more advanced than those of<br />
their competitors, and customers were prepared to pay more for them. And as they switched effort away<br />
from areas where they were weak, and further focused on areas of strength, their products built up more<br />
and more of a market lead. This sounds like an attractive i<strong>de</strong>a, and it is often easy to think about a whole<br />
range of things that a company does that it can do well. However, Prahalad and Hamel give three tests to<br />
see whether they are true core competences:<br />
❚ Relevance: the core competence must give your customer something that strongly influences him<br />
to choose your product or service. If it does not, then it has no effect on your competitive position<br />
and is not a core competence.<br />
❚ Difficulty of imitation: the core competence should be difficult to imitate. And because you’re ever<br />
working to improve this competence, it means that you can sustain your competitive position.<br />
❚ Breadth of application: the core competence should be something that opens up a good number of<br />
potential markets. If it only opens up a few small, niche markets, then success in these markets will<br />
not be enough to sustain significant growth.<br />
The possible benefits of building ecosystems for the NDO inclu<strong>de</strong> enhanced situational awareness, better<br />
and faster synchronization of efforts, increased responsiveness, reduction of single points of failure and<br />
bottlenecks and, in the terminology of another Section, more resource fluidity. However, networks can also<br />
be complex, precarious, shaky and vulnerable, and have a consi<strong>de</strong>rable risk of failure and high coordination<br />
costs. Defence organizations have learned to manage complex internal chains, but must master different<br />
techniques for networks in which the partners are not ‘un<strong>de</strong>r control’ and centralized network management<br />
is seldom possible. Reversely, mere collaboration is not enough. Therefore a careful management of the<br />
network relationships has to be applied. In mastering this requisite, NDOs can learn from practical<br />
examples of successes and failures, as well as evolving good practices in the business world. Although the<br />
<strong>de</strong>finition and use of terms such as ‘market’, ‘customers’ and ‘value creation’ in a <strong>de</strong>fence context remains<br />
somewhat awkward, we hold that similar notions are required for doing so.<br />
Collective commitment<br />
Complex, diversified corporations competing in challenging markets tend to rely on subordinate operating<br />
units (or lines of business) not only to carry out strategy but also to provi<strong>de</strong> the prism through which they<br />
can assess the likely results, risks, and costs of strategy before embarking on it. Reliance on operating units<br />
is a proven way for corporations to maintain oversight without quashing initiative and to marry strategic<br />
direction with market-based responsiveness and opportunism. For all the differences between the corporate<br />
and <strong>de</strong>fence worlds, reliance on operating units both to analyze and to execute strategy is a common key<br />
i<strong>de</strong>a. In<strong>de</strong>ed, as with other complex enterprises operating in turbulent environments, a NDO needs visibility<br />
into operations without micromanaging them; it needs to shape but not dictate how subordinate line<br />
organizations respond to conditions; and it needs to know how to align resources to achieve the operating<br />
objectives that flow from national strategy [Gompert 2008].<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 454
However, in or<strong>de</strong>r to counter the ten<strong>de</strong>ncy to operate in a dispersed manner, a ‘collective commitment’ to<br />
joint objectives is necessary. The need for collective commitments arises from the notion that choices are<br />
highly inter<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt and cannot be ma<strong>de</strong> without consi<strong>de</strong>ring the impact of a strategy on the operations<br />
of individual business units and vice versa. A collective commitment emerges when there is a focus on<br />
corporate rather than business-unit issues and the organization fosters mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy among<br />
top-level team members. A tra<strong>de</strong>-off has to be ma<strong>de</strong> between individual business unit performance and the<br />
overall organizational performance. This means collective commitments can sometimes have an adverse<br />
affect on the former, but the contribution of individual businesses to the corporate value creation logic<br />
always needs to be recognized and rewar<strong>de</strong>d. It means fighting intellectual and managerial stovepipes.<br />
[Doz 2008].<br />
To avoid ill-informed choices and fragmented, disjointed <strong>de</strong>cision making, management has to take into<br />
account the concerns at multiple levels of the organization, ranging from subunits to the top management.<br />
Doz and Kosonen [Doz 2008] argue that most high-powered executives rarely have time to engage in<br />
in-<strong>de</strong>pth dialogues causing the bandwidth of discussable items to shrink gradually and make the enforcement<br />
of collective <strong>de</strong>cision-making har<strong>de</strong>r. However, in or<strong>de</strong>r to take care of the numerous strategic and<br />
operational integration needs, an organization’s top-level management needs to ensure that each business<br />
unit head not only feels responsible for its own division, but also for the performance of other business<br />
units. Such an integrated strategy often requires a tremendous shift in the company’s strategic scheme,<br />
i.e. its culture and heuristics [Volberda 1999].<br />
In or<strong>de</strong>r to promote mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nce, companies can foster engagement among senior executives to<br />
grant them responsibility for different stages in the company’s value chain rather than merely a single<br />
business unit. By organizing along functional lines, none of the top-level team can function in isolation<br />
since it <strong>de</strong>pends on resources that resi<strong>de</strong> in their colleagues’ functional areas. Basically, it forces them to<br />
collaborate closely to <strong>de</strong>velop and implement the company’s overall strategy and to overcome tensions<br />
[Doz 2008]. Another common approach to enhance collective commitment is by <strong>de</strong>signing and assigning<br />
distributed lea<strong>de</strong>rship roles to top-level managers, i.e. institutionalized job rotation. The purpose is to shift<br />
their attention to broa<strong>de</strong>r corporate issues in top team meetings and perhaps balance power-distances<br />
between executives with different corporate-level roles so as to increase awareness about each other’s<br />
responsibilities. Constructive dialogues are easier when top team members have an experience-based view<br />
on each other’s responsibility areas. This process should be further supported by having a corporate-wi<strong>de</strong><br />
agenda that makes executives focus on common challenges and opportunities instead of specific sub unit<br />
agendas. Mutual <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ncy enhances the willingness to make collective commitments and fight against<br />
‘management divergence’.<br />
Collective commitment can only be as useful as management allows. It seems that management can turn<br />
against strategic agility if commitments are <strong>de</strong>layed or confused. Collective commitments, therefore,<br />
require transparency of performance and resolute implementation. Furthermore, it is important to have<br />
time together as a top team, avoiding excessively structured and overcrow<strong>de</strong>d agendas and leaving time for<br />
dialogue. Using fast paced top-level team meetings to simply register <strong>de</strong>cisions or review performance will<br />
not suffice. Top management should not neglect the pitfall of contest among influential executives that<br />
battle for resource allocation, recognition and power. The natural ten<strong>de</strong>ncy to <strong>de</strong>fend own turfs is of course<br />
nothing alien to NDOs. “Each of the Armed Services is competing with each of the others for a share of finite<br />
resources. […] This is perfectly rational behaviour from the perspective of each Service, in<strong>de</strong>ed the Services<br />
will feel a moral obligation to specify the best possible solution given that they will be taking people into<br />
harm’s way, but this process leads to a poor outcome from the perspective of the MoD as a whole” [Gray<br />
2009]. For example, shifting the focus from ‘local’ to ‘enterprise’ requires trading ‘best’ for ‘good enough’.<br />
Business unit excellence is in itself no objective if it doesn’t add to collective success. With growing<br />
emphasis on joint operations this is an issue for the armed forces. It is, therefore, imperative that the<br />
shared commitment and setting corporate-wi<strong>de</strong> goals are formulated in clear terms, making every executive<br />
aware of the importance of collective actions.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – First principles 455
2.<br />
Final Consi<strong>de</strong>rations<br />
Defence reform is a slow process. Twenty years after the Cold War has en<strong>de</strong>d, many European countries are<br />
still struggling to change the force structures of that bygone era. The Dutch NDO is a relatively fast adapter,<br />
but even so in many respects still wears the signs of a <strong>de</strong>funct Cold War rationale. There are reasons why<br />
reform does not happen quickly. You don’t change threat perceptions, doctrines and cultures overnight,<br />
nor can you easily abandon long-running and expensive equipment programmes in which there are many<br />
vested interests, and sud<strong>de</strong>nly <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> to buy something else instead. So slow adaptation may be un<strong>de</strong>rstandable,<br />
but is neither inevitable nor acceptable. Many European nations no longer perceive direct threats<br />
to their sovereignty, and organise their armed forces to <strong>de</strong>al with a wi<strong>de</strong> range of contingencies, at home<br />
and abroad. There are no signs of any let-up in the <strong>de</strong>mand for Europe military <strong>de</strong>ployments, and equally<br />
there is no likelihood that more money will be available. The requirement will be, therefore, for the military<br />
to <strong>de</strong>velop capabilities fitter and more available for operations, and to give better value for money to the<br />
taxpayer. In the Cold War military capabilities were measured by numbers of, say, fighter aircraft, submarines<br />
or soldiers, with relatively little attention paid to their practical usefulness. It could now be argued, by<br />
contrast, that nothing can be called a capability unless it is usable in real operations. This means that we<br />
now need new ways to assess and <strong>de</strong>velop capabilities [Nicoll 2008].<br />
In this paper, we have argued the need for strategic agility. We went searching in a number of different<br />
disciplines for a number of ‘first principles’ that, smartly applied by and in NDOs, might produce a<br />
strategically agile organization. One central i<strong>de</strong>a behind these principles is to <strong>de</strong>lay committing to a<br />
strategy until uncertainty resolves, new information becomes available, and the better strategy is clearer.<br />
This also implies that once the strategy is chosen, its implementation often requires rapid action. But do<br />
the principles actually work in practice? Successful implementations from the business world and from<br />
complex systems engineering at least ren<strong>de</strong>r some credibility. But straight successes are uncommon. To gain<br />
flexibility and reduce costs, Boeing outsourced not just production, but also <strong>de</strong>sign and engineering of its<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 456
new 787 Dreamliner programme in ways it had never done before. The aircraft company now functions less<br />
as a manufacturer than as a project manager, supervising its first- and second-tier subcontractors, each of<br />
which may rely on scores of more specialized subcontractors. But getting this stretched-out, virtually<br />
integrated manufacturing network to work proved to be a nightmare. On Dec. 15, 2009 the Dreamliner<br />
ma<strong>de</strong> its mai<strong>de</strong>n flight, after two-and-a-half years of huge problems and <strong>de</strong>lays that cost Boeing more than<br />
$10 billion in contractual penalties. Boeing has gained tremendous knowhow in pioneering a system that<br />
other industries may also adopt in due course, but at quite some price. The point being that the balance<br />
between owned and outsourced capabilities cannot be shifted too radically; or more general that the path<br />
from a good principle to a favourable practice may well be a thorny one.<br />
Likewise, in harvesting the benefits of partnering with business specialists and of outsourcing non-core<br />
activities to focused provi<strong>de</strong>rs, cutting-edge companies are swapping their tightly coupled processes for<br />
loosely coupled ones. But what does this entail for NDOs – and the i<strong>de</strong>a of a coherent force, <strong>de</strong>ployable<br />
on short notice time and able to act as a whole to take on the opponent’s operational centres of gravity?<br />
Certainly you don’t want to end up with an armed force consisting of a ‘toolbox’ with (a) many critical tools<br />
missing because they are in other organisation’s ‘toolboxes’; and (b) no craftsmanship left to pick and<br />
combine the tools in a meaningful way? Isn’t <strong>de</strong>fence different – with best practices from the business<br />
world hardly applicable?<br />
These and many more ‘buts’ are relevant and appropriate. All the same, we believe the principles presented<br />
here make sense, also for NDOs and not just on paper but in real life. Many of these principles are to a<br />
smaller or larger extent already applied in the Dutch <strong>de</strong>fence organization. We’re confi<strong>de</strong>nt that much more<br />
can be gained by a strengthening a number of approaches and initiatives already un<strong>de</strong>r way – making them<br />
more explicit and structurally embed<strong>de</strong>d; and of creative new thinking on how to organize the analytical<br />
and business processes the military utilize to build, obtain and use <strong>de</strong>fence capabilities. Furthermore,<br />
the principles interact and, if intelligently applied, have a mutually strengthening effect. There is merit<br />
in consi<strong>de</strong>ring further implementation of the principles from a overarching and holistic framework, for<br />
which we may have provi<strong>de</strong>d some initial thoughts here.<br />
Bottom line is that NDOs must face uncertainty head-on or run the risk of becoming increasingly ill-fitted<br />
for their task. Budgetary pressures increase the sense of urgency – and to some extent become a driver for<br />
some of the principles in their own right. What needs to be done is a combination of a short track and a<br />
more fundamental approach. On the one hand there are quite obvious quick wins, along increasingly<br />
familiar lines. An example is expansion of the Dutch system of national reserve forces. They consist of<br />
volunteers who operate as a back-up pool in the event of a calamity. They receive training at regular<br />
intervals but are otherwise engaged in civil jobs, only to be mobilized when nee<strong>de</strong>d. Many reservists have<br />
special skills or local knowledge less relevant in everyday military operations, but particularly useful in<br />
specific contingencies. To reinforce the pool of reserve forces is in fact creating ‘real options’ for extra forces<br />
for national <strong>de</strong>fence or crisis management tasks. On the other hand out of the box applications of some of<br />
the principles must be contemplated, and first steps taken to bring more far fetching but promising i<strong>de</strong>as<br />
closer to realisation. A (cautious) trend is to focus armed forces more on prevention by building partnerships<br />
to strengthen ‘resilience’. Two examples are to launch a public-private ‘Global Movement Management<br />
Initiative’ as an innovative governance framework to align security and resilience with commercial<br />
imperatives in global movement systems, including shipping, air transport, and even the internet; and to<br />
<strong>de</strong>velop a common standard for port security to replace individual national efforts geared to 100% scanning<br />
and based on differing concepts and approaches [Hamilton 2009]. Our message would be: start working,<br />
gain practical experience!<br />
So finally, what about the ‘dancing generals’ in the title? To explain this, we refer to a business example of<br />
a complex and huge organization. In 1990, IBM had its most profitable year ever. By 1993, the computer<br />
industry had changed so rapidly the company was on its way to losing $16 billion. IBM was on the watch list<br />
for extinction – victimized by its own lumbering size, an insular corporate culture, and the PC era IBM had<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 457
itself helped invent. Then Lou Gerstner was brought in as CEO. Almost everyone presumed Gerstner had<br />
joined IBM to presi<strong>de</strong> over its continued dissolution into a confe<strong>de</strong>ration of autonomous business units.<br />
Instead, Gerstner took hold of the company and <strong>de</strong>man<strong>de</strong>d the managers to work together to re-establish<br />
IBM’s mission as a customer-focused provi<strong>de</strong>r of computing solutions. Gerstner <strong>de</strong>fined a radically different<br />
strategy for the computing giant and rema<strong>de</strong> the ossified culture bred by the company’s own success. The<br />
story is in his book Who Says Elephants Can’t Dance? 232 Well, if elephant IBM can dance, why can’t generals?<br />
232 IBM’s CEO Louis Gerstner’s book Who Says Elephants Can’t Dance? [Gerstner 2006] tells the story of IBM’s competitive and cultural transformation.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 458
Strategic Agility and Defence Capability Options – Final Consi<strong>de</strong>rations 459
3.<br />
Bibliography<br />
❚ [Ansoff 1975] H.I. Ansoff, Managing Strategic Surprise by Response to Weak Signals, California Management<br />
Review, 1975.<br />
❚ [Baldwin 1997] C.Y. Baldwin and K.B. Clark, Managing in an Age of Modularity, Harvard Business Review, 1997.<br />
❚ [Baldwin 2000] C.Y. Baldwin and K.B. Clark, Design rules, volume 1: The power of modularity, 2000.<br />
❚ [Bartolomei 2007] Jason E Bartolomei et al, Screening for Real Options ‘in’ an Engineering System, 2007.<br />
❚ [Beaver 2009], Paul Beaver and Cate Pye, What is Value for Money? in The Meaning of Value-for-Money,<br />
RUSI Defence Systems, 2009.<br />
❚ [Bexfield 2006] Jim Bexfield, MORS Workshop Capabilities Based Planning. The Past and the Present, 2006.<br />
❚ [Ceylan 2002] B. Kagan Ceylan and David N. Ford, Using Options to Manage Dynamic Uncertainty<br />
in Acquisition Projects, Acquisition Review Quarterly, 2002.<br />
❚ [Coffman 1997] B.S. Coffman, Weak signal research, part <strong>III</strong>: Sampling, uncertainty and phase shifts,<br />
Weak signal evolution, 1997.<br />
❚ [Copeland 1998] Thomas E. Copeland and Philip T. Keenan, Making Real Options Real,<br />
McKinsey Quarterly, 1998.<br />
❚ [Cuhls 2000] K. Cuhls, Opening up Foresight Processes, 2000.<br />
❚ [J. Davis 2003] Jeffrey P. Davis and Naval Postgraduate School (US), Information technology portfolio<br />
management and the real options method (ROM) managing the risks of IT investments in the Department<br />
of the Navy, 2003.<br />
❚ [Davis 1993] Paul K. Davis, Defense Planning for the Post-Cold War Era: Giving Meaning to Flexibility,<br />
Adaptiveness, and Robustness of Capability, 1993.<br />
❚ [Davis 1994] Paul K. Davis (ed), New Challenges for Defense Planning: Rethinking How Much Is Enough, 1994.<br />
❚ [Davis 1994-1] Paul K. Davis et al, Defense planning for the post-Cold War era, 1994.<br />
❚ [Davis 2003] Paul K. Davis, Analytic architecture for capabilities-based planning, mission-system analysis,<br />
and transformation, 2003.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 460
❚ [Davis 2008] Paul K. Davis, Defense planning and risk management in the presence of <strong>de</strong>ep uncertainty,<br />
in Managing Strategic Surprise. Lessons from Risk Management and Risk Assessment, 2008.<br />
❚ [Davis 2008-1] Paul K. Davis, Russell D. Shaver, Justin Beck, Portfolio-analysis methods for assessing<br />
capability options, 2008.<br />
❚ [DCDC 2007] UK Development Concepts and Doctrine Centre, The DCDC Strategic Trends Programme<br />
2007-2036, 2007<br />
❚ [DIS 2005] The UK Secretary of State for Defence, Defence Industrial Strategy, 2005.<br />
❚ [Doz 2008] Yves Doz & Mikko Kokonen, Fast Strategy. How strategic agility will help you stay ahead<br />
of the game, 2008.<br />
❚ [Eckhause 2008] J.M. Eckhause, D.R. Hughes and S.A. Gabriel, Evaluating Real Options for Mitigating<br />
Technical Risk in Public Sector R&D Acquisitions, International Journal of Project Management, 2008<br />
❚ [Friedman 2005] Thomas Friedman, The World Is Flat: A Brief History of the Twenty-First Century, 2005<br />
❚ [Gerstner 2006] Louis V. Gerstner Jr, Who Says Elephants Can’t Dance?, 2006<br />
❚ [Glaros 2003] G. Glaros, Real Options for Defense, Transformation Trends, June 2003.<br />
❚ [Gompert 2008] David C. Gompert, Paul K. Davis, Stuart E. Johnson and Duncan Long,<br />
Analysis of Strategy and Strategies of Analysis, 2008.<br />
❚ [Gray 2009] Bernard Gray, Review of Acquisition for the Secretary of State for Defence, 2009.<br />
❚ [Guthrie 2009] Graeme Guthrie, Real options in theory and practice, 2009.<br />
❚ [Haas 2008] Marcel <strong>de</strong> Haas and Martijn Beerthuizen, Financing of Peacekeeping Operations.<br />
A benchmark study. 2008.<br />
❚ [Hamilton 2009] Daniel Hamilton et al, Alliance Reborn: An Atlantic Compact for the 21 st Century, 2009.<br />
❚ [Harris 2002] Dyer S. Harris and Steven Zeisler, Weak Signals: Detecting the Next Big Thing, The Futurist, 2002.<br />
❚ [Howitz 2008] Michael Howitz, The Mine Resistant Ambush Protected Vehicle, a Case Study, 2008.<br />
❚ [Hubbard 2007] Douglas W. Hubbard, How to Measure Anything. Finding the Value of ‘Intangibles’<br />
in Business, 2007.<br />
❚ [Hunter 2008] Robert E. Hunter et al, Integrating Instruments of Power and Influence.<br />
Lessons Learned and Best Practices, 2008.<br />
❚ [Kramer 2007] F.J. Kramer en E.J. <strong>de</strong> Waard, Componeren met Componenten, Carré, 2007.<br />
❚ [Leigh 2003] A. Leigh, Thinking Ahead: Strategic Foresight and Government,<br />
Australian Journal of Public Administration, 2003<br />
❚ [Linick 2006] Michael E. Linick, A Critical Evaluation of Modularity, 2006.<br />
❚ [Luttwak 1985] E.N. Luttwak, The Pentagon and the Art of War, 1985.<br />
❚ [Markowski 2007] Stephan Markowski and Peter Hall, Public Sector Entrepreneurialism<br />
and the Production of Defense, Public Finance and Management, 2007.<br />
❚ [Markowski 2007-1] Stephan Markowski, Bob Wylie and Antony Trentini, Australian Defence Acquisition<br />
System, 2007.<br />
❚ [Mintzberg 1979] H. Mintzberg, The Structuring of Organizations: A Synthesis of the Research, 1979.<br />
❚ [Mintzberg 1985] H. Mintzberg and J. Waters, Of Strategies, Deliberate and Emergent,<br />
Strategic Management Journal, 1985.<br />
❚ [Mintzberg 1988] H. Mintzberg, Crafting Strategy, McKinsey Quarterly, 1988.<br />
❚ [Mintzberg 1994] H. Mintzberg, The Rise and Fall of Strategic Planning, 1994.<br />
❚ [Mintzberg 1999] H. Mintzberg and J. Lampell, Reflecting on the Strategy Process,<br />
Sloan Management Review, 1999.<br />
❚ [Mitchell 2007] Robert J. Mitchell, Real Options as a Strategic Management Framework, 2007.<br />
❚ [NIC 2008] US National Intelligence Council, Global Trends 2025 a Transformed World, 2008<br />
❚ [Nicoll 2008] Alexan<strong>de</strong>r Nicoll, The long, hard slog of strengthening Europe’s <strong>de</strong>fence capabilities,<br />
Europe’s World, 2008.<br />
❚ [Pascale 1994] R. T. Pascale, Perspectives on Strategy: The Real Story Behind Honda’s Success,<br />
California Management Review, 1994.<br />
❚ [Peters 1982] T.J. Peters and T.H. Waterman, In Search of Excellence:<br />
Lessons from America’s Best Run Companies, 1982.<br />
❚ [Prahalad 1990] C.K. Prahalad and Gary Hamel, The Core Competence of the Corporation, 1990.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 461
❚ [Quinn 1985] J.B. Quinn, Managing Innovation: Controlled Chaos, Harvard Business Review, 1985.<br />
❚ [Riemer 2002] Kai Riemer, Marcel Gogolin and Stefan Klein, Introduction to Organizational Networks, 2002.<br />
❚ [Sanchez 1996] R. Sanchez and J.T. Mahoney, Modularity, flexibility, and knowledge management in product<br />
and organization <strong>de</strong>sign, Strategic Management Journal, 1996.<br />
❚ [Schwartz 1999] Peter Schwartz, The Art of the Long View: Planning for the Future in an Uncertain World, 1999.<br />
❚ [Schwartz 2008] Peter Schwartz and Doug Randall, Chapter 9, Ahead of the Curve: Anticipating Strategic Surprise,<br />
in Fukuyama (ed.), Blindsi<strong>de</strong>, 2008.<br />
❚ [Smith 2007] Ron Smith, Valuing Defense, Public Finance and Management, 2007.<br />
❚ [Spiegeleire 2006] Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire, report TNO-DV 2006 C345 Towards a benchmarking methodology<br />
for <strong>de</strong>fence, 2006.<br />
❚ [Spiegeleire 2009] Stephan <strong>de</strong> Spiegeleire et al., Closing the Loop. Towards Strategic Defence Management, 2009.<br />
❚ [Tapscott 2005] D. Tapscott and A. Williams, Realizing the Power of Innovation Webs, optimizemag.com, 2005.<br />
❚ [Tapscott 2006] Don Tapscott, Wikinomics: How Mass Collaboration Changes Everything, 2006.<br />
❚ [Taleb 2007] Nassim Taleb, The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable, 2007.<br />
❚ [TRADOC 1995] US Army Training and Doctrine Command, TRADOC PAM 525-68. Concept for Modularity, 1995.<br />
❚ [Triantis 2001] A.J. Triantis and A. Borison, Real Options: State of the Practice, Journal of Applied Corporate<br />
Finance, 2001.<br />
❚ [US Army 2004] The US Department of the Army. The Army Strategic Planning Guidance 2006-2023, 2004.<br />
❚ [Volberda 1999] H.W. Volberda Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive, 1999.<br />
❚ [Waard 2007] E.J. <strong>de</strong> Waard and F.J. Kramer, Tailored Task Forces: Temporary Organizations and Modularity, 2007.<br />
❚ [Walker 2005] Stephen K. Walker, Capabilities-Based Planning – How it is Inten<strong>de</strong>d to Work and Challenges to its<br />
Successful Implementation, 2005.<br />
❚ [Weick 1982] K.E. Weick, Management of Organizational Change among Loosely Coupled Elements,<br />
in P. Goodman (Ed.), Change in Organizations, 1982.<br />
Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 462
Strategic Agility and Defence Capability Options – Bibliography 463
Uitgave van het inter<strong>de</strong>partementale project-Verkenningen.<br />
Aan dit project is meegewerkt door:<br />
Het ministerie van Defensie<br />
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties<br />
Het ministerie van Buitenlandse Zaken<br />
Het ministerie van Justitie<br />
Het ministerie van Financiën<br />
© 2010 Ministerie van Defensie<br />
Vormgeving, illustraties en productiebegeleiding:<br />
Turnaround Communicatie bv<br />
Druk: Thieme GrafiMedia Groep bv