04.05.2013 Views

Authentieke versie downloaden (pdf)

Authentieke versie downloaden (pdf)

Authentieke versie downloaden (pdf)

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Landelijk Handhavingsprogramma 2005<br />

Interventiestrategie<br />

Bouw- en sloopafval<br />

(BSA)<br />

LOM 2005 4


Landelijk Handhavingsprogramma 2005<br />

Interventiestrategie<br />

Bouw- en sloopafval<br />

(BSA)<br />

Vastgesteld op 4 juli 2005 door<br />

het Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving (BLOM)<br />

LOM-projectgroep Sleutelbedrijven BSA<br />

Projectleider: Albertien Paardekooper,<br />

VROM-Inspectie Noord-West, Haarlem<br />

Projectondersteuning: MMG Advies, Den Haag<br />

4<br />

Juli 2005<br />

LOM-Secretariaat, Den Haag LOM 2005


Inhoud<br />

Managementsamenvatting 3<br />

1 Inleiding 5<br />

2<br />

1.1 Aanleiding, afbakening, definitie en enige kwantitatieve gegevens 6<br />

1.2 Doel van het onderzoek 8<br />

1.3 De onderzoeksvragen 8<br />

1.4 Werkwijze 8<br />

1.5 Leeswijzer 9<br />

2 De BSA-keten 11<br />

2.1 Hoe ziet de keten eruit en hoe werkt de keten? 12<br />

2.2 Wet- en regelgeving, toezicht en handhaving 13<br />

2.3 Het juridisch kader en de praktijk 13<br />

2.4 Redenen voor het al dan niet naleven van de wet- en regelgeving 22<br />

2.5 Verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de BSA-keten 25<br />

2.6 Conclusies ketenbeschrijving 25<br />

3 Risicomomenten in de BSA-keten 27<br />

3.1 Risicomoment 1 – slopen en bouwen 28<br />

3.2 Risicomoment 2 – sorteren 28<br />

3.3 Risicomoment 3 – export 29<br />

4 Aanpak risicomomenten BSA-keten 31<br />

4.1 Aanpak risicomoment 1 – slopen en bouwen 32<br />

4.2 Aanpak risicomoment 2 – sorteren 38<br />

4.3 Voortgangsbewaking en bijsturing 42<br />

5 Implementatie 43<br />

5.1 Planning implementatie 44<br />

5.2 Sturing implementatie 45<br />

Bijlage 1 Projectgroep en agendacommissie 48<br />

Bijlage 2 Relevante literatuur en stukken 49<br />

Bijlage 3 Beleid en regelgeving BSA-keten 50<br />

Bijlage 4 De BSA-keten in detail 52<br />

Bijlage 5 Slakkenwol 58<br />

Bijlage 6 Samenvatting rapport Overtredingen en motieven<br />

in de bouw- en sloopafvalketen 61<br />

Bijlage 7 Bestaande handhavingsmogelijkheden sorteerinrichtingen 64<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Managementsamenvatting


De LOM-projectgroep bouw- en sloopafval (verder: BSA) heeft in de tweede helft van 2004 en de<br />

eerste helft van 2005 onderzoek gedaan aan de BSA-keten. Op basis van dit onderzoek onderkent<br />

de projectgroep drie risicomomenten in de BSA-keten, dat wil zeggen momenten waarop<br />

het risico het grootst is dat wet- en regelgeving niet wordt nageleefd dan wel momenten die<br />

bepalend zijn voor de mogelijke milieu- en/of volksgezondheidseffecten van de BSA-keten. De<br />

drie risicomomenten zijn:<br />

1 Bouwen en slopen, vanwege (a) het risico voor het milieu en de volksgezondheid dat<br />

gevaarlijke stoffen in de (her te gebruiken) BSA-stroom terechtkomen en (b) het risico dat<br />

afvalscheiding aan de bron in onvoldoende mate plaatsvindt om de beleidsdoelen op het vlak<br />

van duurzaamheid (zoveel mogelijk inzet van secundaire in plaats van primaire grondstoffen)<br />

mede te bewerkstelligen.<br />

2 Sorteren, omdat de sorteerinrichtingen in de gelegenheid zijn om de BSA-stroom niet goed te<br />

sorteren of sortering achterwege te laten, waardoor (a) eventuele gevaarlijke stoffen opnieuw<br />

onvoldoende of niet uit de BSA-stroom worden verwijderd en (b) het hergebruik van BSA<br />

opnieuw wordt bemoeilijkt.<br />

3 Export, omdat (a) er onder de noemer ‘niet herbruikbaar BSA’ ook andere afvalstoffen de<br />

grens over blijken te gaan waaronder grof huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval<br />

en (b) er aanwijzingen zijn dat het geëxporteerde afval in het buitenland niet wordt<br />

verwerkt, zoals gedacht en beleidsmatig gezien toegestaan, maar wordt gestort, hetgeen niet<br />

beleidsconform is.<br />

De LOM-projectgroep werkte voor risicomoment 1 en risicomoment 2 een aanpak uit op<br />

strategisch (wat willen we bereiken?), tactisch (hoe kunnen we dat bereiken?) en operationeel<br />

niveau (wie moet dan wat doen?). Voor risicomoment 3 vindt de projectgroep dat besluitvorming<br />

moet plaatsvinden over de aanbevelingen die zullen voortkomen uit het op dit specifieke<br />

risicomoment gerichte BSA-project 2004 van de VROM-Inspectie (rapport: ‘Residu over de grens’).<br />

De projectgroep beveelt het management van de VROM-Inspectie aan om deze besluitvorming<br />

en de implementatie van de aanbevelingen, vanuit de ketengedachte, in het bredere LOM-kader<br />

te plaatsen.<br />

Voor risicomoment 1 wil de projectgroep inzetten op BSA-scheiding aan de bron en op het<br />

voorafgaand aan sloop selectief verwijderen en afvoeren van in het sloopwerk aanwezige<br />

schadelijke stoffen (asbest, slakkenwol, teerhoudend dakleer, etc.). Dit vooral door: (a) het<br />

benutten van de mogelijkheden van de bouw- en/of sloopvergunning in combinatie met gericht<br />

toezicht op de naleving van die vergunning, (b) gerichte communicatie en (c) ketenhandhaving.<br />

Voor risicomoment 2 wil de projectgroep inzetten op een zo volledig mogelijke scheiding door<br />

sorteerinrichtingen, zowel wat de herbruikbare fracties betreft als ook wat de bij risicomoment<br />

1 genoemde schadelijke stoffen betreft. De projectgroep vindt hiervoor nodig: (a) gerichte<br />

handhaving van een specifieke groep van sorteerinrichtingen (die met een algemene kennisgeving<br />

voor uitvoer), (b) aangepaste wet- en regelgeving, (c) ketenhandhaving en (d) overleg met de<br />

branche over zelfreiniging.<br />

Voor de bij risicomoment 1 en 2 genoemde maatregelen (a), (b), (c) en (d) definieerde de<br />

projectgroep een actieprogramma met concrete activiteiten voor 2005 en 2006. De projectgroep<br />

heeft per actie aangegeven wie daarvoor de meest voor de hand liggende uitvoerende actor<br />

is. Tevens zijn de benodigde capaciteit en de te verwachten kosten indicatief geraamd. Om<br />

een goede implementatie van het actieprogramma te verzekeren stelt de projectgroep voor<br />

de verantwoordelijkheid hiervoor te leggen bij de VNG-vertegenwoordiger in het ALOM en<br />

de IPO-vertegenwoordiger in het ALOM in overleg met de Inspecteur-generaal van de VROM-<br />

Inspectie en bijgestaan door een implementatiemanager voor de dagelijkse coördinatie. Voor<br />

het implementeren van het actieprogramma met betrekking tot risicomoment 1, beveelt de<br />

projectgroep nadrukkelijk nauwe afstemming met het asbestproject van het LOM aan.<br />

4<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


1 Inleiding


1.1 Aanleiding, afbakening, definitie en<br />

enige kwantitatieve gegevens<br />

Aanleiding<br />

De aanleiding voor de uitvoering van dit project is het Landelijk Handhavingsprogramma<br />

2005 (LHP 2005) van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM). Hierin is het project<br />

‘Ketenhandhaving sleutelbedrijven’ één van de vier projecten die in 2004 en de eerste helft van<br />

2005 uitgevoerd zijn.<br />

Aanvankelijk was de scope van het project vrij breed, te weten ‘Sleutelbedrijven gerelateerd<br />

aan afval’. De projectleider van de VROM-Inspectie (VI) heeft het project, na een eerste<br />

brainstormsessie in juni 2004, toegespitst op de keten bouw- en sloopafval (BSA). Dit gebeurde<br />

vooruitlopend op de vorming van de projectgroep en in nauw overleg met de opdrachtgever en<br />

ketentrekker vanuit het ALOM, de plv. Inspecteur-generaal van de VI.<br />

De keuze voor de BSA-keten is als volgt – in volgorde van belangrijkheid – gemotiveerd:<br />

• Vermeende fraude en vermeende grootschalige overtreding van de regels, onder andere naar<br />

aanleiding van onderzoek dat in opdracht van deze projectgroep door de directie Bestuurszaken<br />

van het ministerie van VROM is uitgevoerd.<br />

• Sociale aspecten, vooral de kans op normvervaging indien de overheid fraude en overtreding<br />

van de regels binnen een branche of keten ongemoeid zou laten.<br />

• Volksgezondheidsrisico’s die zich kunnen voordoen indien gevaarlijke stoffen bij sloop, zoals<br />

asbest en slakkenwol, niet (goed) selectief worden verwijderd, waardoor de BSA-stroom<br />

daarmee verontreinigd raakt.<br />

• De indruk dat ons afval massaal en niet (geheel) beleidsconform (= meer dan 50% nuttige<br />

toepassing) naar Duitsland wordt getransporteerd.<br />

• De politieke aandacht voor BSA als gevolg van de voorgaande punten.<br />

• Een economisch goed functionerende afvalmarkt, met een gelijk speelveld voor de daarop<br />

actief zijnde bedrijven, zodat ‘nette’ bedrijven daarvan geen nadeel ondervinden ten opzichte<br />

van hun concurrenten die het minder nauw nemen.<br />

• Betrokkenheid van de meeste ALOM-partners in de keten.<br />

Deze redenen heeft de projectgroep niet allemaal spijkerhard kunnen onderbouwen. Desondanks<br />

is er genoeg overgebleven: de projectgroep heeft drie aan te pakken risicomomenten in de BSAketen<br />

geïdentificeerd waarbij bovenstaande redenen een rol spelen. Rondom (1) bouwen en<br />

slopen, (2) sorteren en (3) de export van afval:<br />

• is er gelegenheid om regels te overtreden en zijn er diverse aanwijzingen (uit andere<br />

onderzoeken, literatuur en enkele in het kader van dit project verrichte veldonderzoeken) dat<br />

dit ook gebeurt; alleen de schaal waarop is niet volledig in beeld. Uitvoering van de aanpak die<br />

in dit rapport is opgenomen kan dit beeld mede aanvullen.<br />

• is er kans op normvervaging indien de genoemde gelegenheden voor overtreding niet worden<br />

afgedekt (bijvoorbeeld via aangepaste regelgeving, zoals in dit rapport bij de aanpak van het<br />

probleem wordt bepleit) en indien begane overtredingen niet worden geconstateerd noch<br />

worden bestraft.<br />

• doen zich volksgezondheidsrisico’s voor, omdat gevaarlijke stoffen bij sloop niet altijd selectief<br />

worden verwijderd. Uit onbekendheid (het radioactieve slakkenwol is een voorbeeld) of<br />

om kosten uit te sparen (zie in dit verband bijvoorbeeld de resultaten van het LOM-project<br />

Asbest).<br />

• vinden er afvaltransporten plaats naar Duitsland die niet (geheel) beleidsconform zijn (zie<br />

onder andere de resultaten van het BSA-project 2004 van de VROM-Inspectie).<br />

• is een goed functionerende afvalmarkt van belang, zodat ‘goede’ bedrijven geen concurrentienadelen<br />

ondervinden.<br />

• is de betrokkenheid van de meeste ALOM-partners gewenst, hetgeen onder andere blijkt uit<br />

de in dit rapport opgenomen aanpak en operationele acties.<br />

6<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Afbakening<br />

In het project is gekeken naar de BSA-stroom die vrijkomt bij het bouwen en slopen van<br />

gebouwen. Voor deze afbakening is gekozen, omdat bij deze keten álle partners betrokken zijn<br />

en omdat het project zonder deze afbakening te omvangrijk zou worden voor de projectgroep om<br />

het met de gegeven capaciteit adequaat af te ronden.<br />

Deze afbakening betekent dat in het project niet expliciet aandacht is besteed aan het Bouwstoffenbesluit<br />

en BSA uit de wegenbouw. Wat betreft het Bouwstoffenbesluit is in het project wel<br />

geconstateerd, dat de huidige ophanging van dit besluit aan de Wet bodembescherming betekent,<br />

dat thans alleen de toepassers van secundaire bouwstoffen kunnen worden aangesproken<br />

op de kwaliteit daarvan en niet de leveranciers, waaronder de sorteerinrichtingen die in dit<br />

onderzoek onderwerp van studie zijn geweest. De projectgroep acht in dit verband de aanstaande<br />

fundamentele herziening van het Bouwstoffenbesluit van groot belang, met name wat de<br />

daarbij voorziene uitbreiding betreft van het normadressaat naar de leveranciers van secundaire<br />

materialen en naar de (onder)aannemers die secundaire bouwstoffen toepassen.<br />

Definitie BSA<br />

BSA staat in sectorplan 13 van het LAP. Het LAP is het Landelijk Afvalbeheerplan voor de periode<br />

2002-2012. Volgens sectorplan 13 is BSA afval dat vrijkomt bij het bouwen, renoveren en slopen<br />

van gebouwen, bouwwerken en wegen.<br />

Volgens het LAP bestaat BSA voor meer dan 90% uit enkele grote deelstromen van steenachtig<br />

materiaal, te weten: beton, (teerhoudend) asfalt en metselwerk (metselbaksteen, kalkzandsteen,<br />

betonsteen). De resterende 10% bestaat uit een groot aantal kleine deelstromen, zoals: gips en<br />

cellenbeton, bitumineus dakafval, teermastiek en dakgrind, houtafval, asbest en asbesthoudend<br />

materiaal, vlakglas en metalen. De kleine deelstromen zijn met name afkomstig van woningen<br />

en utiliteitsbouw.<br />

In de NEN 5880 (afval en afvalverwijdering, algemene termen en definities) staat de volgende<br />

definitie voor BSA: afvalstoffen bestaande uit:<br />

• bouwafval (bouwafval 4.16: afvalstoffen die vrijkomen bij het bouwen en onderhouden van<br />

gebouwen en andere bouwwerken en wegen);<br />

• renovatieafval (renovatieafval 4.41: afvalstoffen die vrijkomen bij renovatie van gebouwen en<br />

andere bouwwerken en wegen. Renovatieafval bestaat uit zowel bouw- als sloopafval);<br />

• sloopafval (sloopafval 4.48: afvalstoffen die vrijkomen bij het slopen van gebouwen en andere<br />

bouwwerken en wegen).<br />

Enige kwantitatieve gegevens over BSA<br />

Het totaal aan afval uit de bouwnijverheid was in het jaar 2003 25,4 Mton (bron: AOO). Dit<br />

totaal heeft betrekking op de bouwnijverheid inclusief de wegenbouw, de bouwmaterialenindustrie<br />

en het grof huishoudelijk afval. De hoeveelheid BSA afkomstig van enkel de woning-<br />

en utiliteitsbouw bedroeg in 2003 19,1 Mton. Hierop is dit rapport gericht. Figuur 1.1 is een<br />

schematische samenvatting van het voorgaande.<br />

Inleiding<br />

7


Figuur 1.1 BSA in stromen<br />

1.2 Doel van het onderzoek<br />

De doelen van het onderzoek zijn de volgende:<br />

• Inzicht verkrijgen in de BSA-keten en met name in de risicomomenten daarin.<br />

• Het mogelijk maken en stimuleren van het ketengericht samenwerken van de diverse<br />

betrokken bestuurs- en strafrechtelijke instanties op het vlak van de BSA-keten, teneinde de<br />

risicomomenten in deze keten aan te pakken.<br />

1.3 De onderzoeksvragen<br />

De onderzoeksvragen die leidend waren voor het onderzoek zijn de volgende:<br />

1 Hoe ziet de keten er uit?<br />

2 Welke wet- en regelgeving is van kracht en welke ontwikkelingen vinden daar plaats?<br />

3 Hoe zijn het toezicht en de handhaving nu geregeld?<br />

4 Hoe ziet het juridisch kader er uit en wat is de praktijk?<br />

5 Wat zijn redenen voor bedrijven om de regels juist wel of juist niet na te leven?<br />

6 Wat zijn de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de keten?<br />

7 Wat zijn de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de keten?<br />

8 Welke risicomomenten kunnen er op basis van voorgaande punten in de keten worden<br />

onderkend?<br />

9 Hoe kunnen de risicomomenten in de keten worden ondervangen of aangepakt op strategisch,<br />

tactisch en operationeel niveau?<br />

10 Wat is de rol van ketenhandhaving en – als er een (prominente) rol is – hoe ziet dan de<br />

interventiestrategie voor ketenhandhaving er uit?<br />

1.4 Werkwijze<br />

Dit project is uitgevoerd door een projectgroep met vertegenwoordigers van de VI, het IPO, het<br />

OM, de politie, de VNG en de Belastingdienst (zie bijlage 1). Tevens was er een agendacommissie<br />

bestaande uit leden van het IPO, de VNG, de VI, de beleidsdirectie Stoffen, Afval en Straling (SAS)<br />

van het ministerie van VROM en het LOM-Secretariaat (zie bijlage 1).<br />

De projectgroep pakte de in paragraaf 1.3 opgenomen onderzoeksvragen aan met bureaustudie<br />

in een herhalend proces: ter zake deskundige projectgroepleden werkten onderdelen van de<br />

problematiek uit, waarna het resultaat daarvan werd besproken in de projectgroep en het<br />

resultaat vervolgens werd aangepast, waarna het weer werd besproken, enzovoorts. Daarnaast<br />

verrichtten projectgroepleden enkele veldonderzoeken: met behulp van een gestructureerde<br />

8<br />

Bouw en sloop<br />

van gebouwen<br />

BSA<br />

90%<br />

10%<br />

Grote deelstromen<br />

(steenachtig)<br />

Kleine deelstromen<br />

(divers)<br />

Hergebruik NL<br />

Hergebruik<br />

Residu<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


checklist bezochten zij verschillende sloop- en bouwlocaties, om het zicht op de BSA-stroom<br />

en -keten te vergroten. Voor het kunnen beantwoorden van onderzoeksvraag 1 maakte de<br />

projectgroep voor wat de laatste schakels van de keten betreft gebruik van de resultaten van het<br />

project ‘BSA-project 2004’, dat in dezelfde periode als het onderhavige LOM-project is uitgevoerd<br />

door de VROM-Inspectie (het rapport ‘Residu over de grens’ is het resultaat van dit project). Voor<br />

het kunnen beantwoorden van onderzoeksvraag 5 deed KPMG een kort onderzoek waarin zij een<br />

aantal bedrijven interviewden 1 .<br />

1.5 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 komen de antwoorden op de onderzoeksvragen 1 tot en met 6 aan de orde.<br />

Beschreven staat: hoe de keten eruit ziet, welke wet- en regelgeving er op de keten van toepassing<br />

is en wat de ontwikkelingen daarin zijn, hoe toezicht en handhaving thans plaatsvinden en hoe<br />

het juridisch kader en de jurisprudentie eruit zien, welke redenen bedrijven geven om de regels<br />

al dan niet na te leven en welke ontwikkelingen er ten aanzien van de keten in het algemeen<br />

spelen.<br />

In hoofdstuk 3 komt het antwoord op onderzoeksvraag 7 aan de orde. Beschreven staat welke<br />

risicomomenten de projectgroep in de keten onderkent, gegeven de integrale beschrijving van<br />

de keten in hoofdstuk 2.<br />

In hoofdstuk 4 staat onderzoeksvraag 8 centraal. De gestelde doelen ten aanzien van de in<br />

hoofstuk 3 beschreven risicomomenten worden beschreven (strategisch niveau) en aangegeven<br />

wordt hoe de projectgroep denkt dat deze doelen tactisch (maatregelen en instrumenten) en<br />

operationeel (uit te voeren activiteiten) kunnen worden bereikt.<br />

In een vervolgrapport zal onderzoeksvraag 9 centraal staan. De rol van ketenhandhaving zal<br />

daarin, op basis van deze rapportage, nader worden geduid en de toe te passen interventiestrategie<br />

voor ketenhandhaving zal erin beschreven staan. Het maken van genoemd vervolgrapport maakt<br />

als actiepunt deel uit van het in hoofdstuk 4 opgenomen actieprogramma.<br />

De direct benutte literatuur is opgenomen in voetnoten bij de tekst. Relevante literatuur en<br />

stukken die niet expliciet zijn vermeld in voetnoten bij de tekst, zijn opgenomen in bijlage 2.<br />

1 Opgemerkt wordt dat de Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren medewerking aan dit onderzoek heeft<br />

geweigerd.<br />

Inleiding<br />

9


10<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


2 De BSA-keten


2.1 Hoe ziet de keten eruit en hoe werkt de keten?<br />

In deze paragraaf staat de eerste onderzoeksvraag centraal. Beschreven staat hoe de BSA-keten<br />

eruit ziet en hoe deze keten werkt. Figuur 2.1 bevat een vereenvoudigde schematische weergave<br />

van de BSA-keten.<br />

Figuur 2.1 De BSA-keten, vereenvoudigd en schematisch weergegeven<br />

12<br />

Diverse fracties:<br />

asbest, puin, metalen,<br />

hout, restafval<br />

Slopen Bouwen<br />

Breker op locatie<br />

Productie/<br />

hergebruik<br />

Afgifte<br />

Transporteur/<br />

Inzamelaar<br />

Overslag/<br />

grove voorsortering<br />

Afvalverwerker,<br />

sorteerinrichting,<br />

puinbreker, eindverwerker<br />

Residu<br />

Diverse fracties:<br />

puin, karton,<br />

plastics, restafval<br />

Stort/AVI Export<br />

In de keten, zoals afgebeeld in figuur 2.1, is een onderscheid gemaakt tussen afval dat bij<br />

nieuwbouw (bouwen) vrijkomt en afval dat bij slopen vrijkomt (renovatie- of sloopafval; in dit<br />

rapport zal verder de term sloopafval worden gehanteerd). Dit onderscheid is aangebracht, omdat<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


de stromen die vrijkomen verschillen qua samenstelling. In sloopafval kunnen zich bijvoorbeeld<br />

asbest of andere gevaarlijke afvalstoffen bevinden, terwijl de kans daarop bij bouwafval veel<br />

minder groot is, omdat zich daarin veel minder gevaarlijke afvalstoffen bevinden.<br />

2.2 Wet- en regelgeving, toezicht en handhaving<br />

Ter beantwoording van de tweede en derde onderzoeksvraag (betreffende de van kracht zijnde<br />

regelgeving en toezicht en handhaving op dit moment) stelde de projectgroep twee uitgebreide<br />

overzichten op. Kortheidshalve wordt daarnaar op deze plaats verwezen. Het overzicht van beleid<br />

en regelgeving met betrekking tot de keten is opgenomen in bijlage 3. Bijlage 3 is nog redelijk<br />

algemeen. Bijlage 4 is een nadere toespitsing in de vorm van een uitgebreid schematisch overzicht<br />

van de schakels van de keten, waarbij de van kracht zijnde wet- en regelgeving per schakel van<br />

de keten is gespecificeerd. Daarbij is tevens aangegeven welke overtredingen denkbaar zijn,<br />

wie bevoegd gezag is, et cetera. Het schematisch overzicht van bijlage 4 wordt in de rest van dit<br />

hoofdstuk en met name in paragraaf 2.3 gevolgd.<br />

2.3 Het juridisch kader en de praktijk<br />

In deze paragraaf komt onderzoeksvraag 4 aan de orde. Per schakel van de keten wordt het<br />

juridisch kader voor toezicht en handhaving beschreven, alsmede wat de praktijk is.<br />

2.3.1 Slopen: juridisch kader<br />

Voor het slopen van bouwwerken, standplaatsen of woonwagens is een op grond van de<br />

Woningwet een vergunning nodig (regels hiervoor zijn in de Bouwverordening vastgelegd), indien<br />

er meer dan 10 m 3 sloopafval vrijkomt, of wanneer bij het slopen asbest vrijkomt. Echter, er is<br />

geen sloopvergunning vereist voor het slopen van:<br />

• Gelijmde vloerbedekking die asbest bevat.<br />

• Gelijmde vloertegels die asbest bevatten.<br />

• Geschroefde bouwmaterialen die hechtgebonden asbest bevatten (voor zover deze bouwmaterialen<br />

aan de buitenzijde zijn toegepast geldt een maximum van 35 m 2 ).<br />

De gemeente is verantwoordelijk voor het verlenen van sloopvergunningen. Tevens dient zij zorg<br />

te dragen voor het toezicht en de handhaving van de voorschiften die verbonden zijn aan deze<br />

vergunning. Ook indien er geen sloopvergunning is vereist, dient de gemeente in kennis te worden<br />

gesteld van het voornemen tot slopen door het doen van een zogenoemde sloopmelding.<br />

In de sloopvergunning kan de gemeente de verplichting opnemen om afvalstromen gescheiden<br />

te houden.<br />

In de model bouwverordening van de VNG staat dat op de sloopplaats het sloopafval tenminste<br />

gescheiden dient te worden in een fractie asbest, een fractie gevaarlijk afval en een fractie overig<br />

afval. Verder staat vermeld dat de voorschriften over het sloopafval eisen kunnen bevatten<br />

omtrent het selectief slopen. Voor asbest zijn diverse aanvullende voorschriften gesteld.<br />

Indien geen sloopvergunning vereist is noch een melding, wat het geval is als er minder<br />

dan 10 m 3 sloopafval vrijkomt, dan dienen de volgende fracties apart gehouden te worden:<br />

gevaarlijke afvalstoffen (conform hoofdstuk 17 van de EURAL 2 ), steenachtig sloopafval (exclusief<br />

gips), bitumeuze en teerhoudende dakbedekking, met PAK´s verontreinigde materialen, asfalt,<br />

dakgrind en overig afval.<br />

2 De Eural is de Europese afvalstoffenlijst. De Eural is op 8 mei 2002 in werking getreden. In de Eural benoemt de Europese<br />

Commissie afvalstoffen en bepaalt zij wanneer een afvalstof gevaarlijk is.<br />

De BSA-keten<br />

13


Opgemerkt wordt, dat het hierdoor lijkt alsof er conform de model bouwverordening van de<br />

VNG meer gescheiden moet worden indien er geen sloopvergunning vereist is dan in het<br />

geval dat wel het geval is. Dit is een inconsistentie in de model bouwverordening. Het verdient<br />

aanbeveling, vanwege duidelijkheid en proportionaliteit, dat de VNG actie onderneemt om deze<br />

inconsistentie uit de model bouwverordening te halen. Overigens hebben sommige gemeenten<br />

deze inconsequentie niet overgenomen.<br />

Op grond van artikel 18.2 Wm, lid 2 onder b, heeft de gemeente de taak om toezicht te houden<br />

op de naleving van artikel 10.37 Wm buiten inrichtingen. Tijdens sloopwerkzaamheden is de<br />

gemeente dus bevoegd om te controleren of de sloopaannemer het sloopafval daadwerkelijk<br />

afgeeft aan een erkende inzamelaar of inrichting. Op grond van dit artikel geldt het verbod<br />

op het zich ontdoen door afgifte van afvalstoffen aan niet-vergunninghouders. Het afval dient<br />

afgegeven te worden aan een erkende inzamelaar of vergunninghouder (dat wil zeggen: een<br />

inzamelaar die op de VIHB-lijst 3 staat) of beschikt over een Wm-vergunning of aan een inrichting<br />

die beschikt over een milieuvergunning op grond waarvan het betreffende afval geaccepteerd<br />

mag worden.<br />

In sommige provinciale milieuverordeningen waren verplichtingen opgenomen met betrekking<br />

tot het gescheiden houden van afvalstoffen. Sinds de wijziging van de Wet Milieubeheer van 8<br />

mei 2002 mag dit niet meer.<br />

Gecertificeerde slopers zijn verplicht te slopen volgens de Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat<br />

slopen, BSC-007 van de Stichting Beheer Certificatie regeling om hun certificaat niet<br />

kwijt te raken. De certificeringsinstantie ziet hier in principe op toe.<br />

Bij de inzet van een mobiele breker op de slooplocatie zelf is het Besluit mobiel breken bouw- en<br />

sloopafval van kracht. Op grond van dit besluit mag op de slooplocatie geen van elders aangevoerd<br />

bouw- en sloopafval worden gebroken. Er mag gedurende maximaal drie maanden puin gebroken<br />

worden op een slooplocatie. Verder dient er een registratie te worden bijgehouden en dient er<br />

een weging van het te breken afval plaats te vinden. Tevens is voorgeschreven dat binnen vijf<br />

dagen na beëindiging van de activiteiten alle sporen van het mobiel puinbreken, inclusief de<br />

bijbehorende opslagfaciliteiten, verwijderd moeten zijn. De overige voorschriften hebben geen<br />

betrekking op de verwijdering van BSA. De gemeente is bevoegd voor de handhaving van dit<br />

besluit.<br />

2.3.2 Slopen: praktijk<br />

Tijdens het veldonderzoek is tijdens verschillende bezoeken aan locaties gebleken hoe divers<br />

stromen kunnen lopen en hoe moeilijk deze soms te volgen zijn.<br />

Zoals uit het bezoek aan een locatie in het zuiden van het land blijkt, wordt er in sommige<br />

gevallen gewerkt met veel onderaannemers. Dit maakt het kunnen volgen van de afvalstromen<br />

extra lastig.<br />

Bij het slopen van een gebouw is het risico aanwezig dat gevaarlijke stoffen zoals asbest, dakleer en/<br />

of lood tussen het BSA terechtkomen. Een minder bekend risico is dat zich slakkenwol tussen het<br />

BSA kan bevinden, hetgeen onder de Kernenergiewet valt. Voor meer informatie over slakkenwol<br />

wordt verwezen naar bijlage 5. Tevens is het van belang dat dakleer er tussenuit gehaald wordt,<br />

omdat dat niet meer teruggevonden wordt als het tussen de steenachtige fractie terechtkomt en<br />

via een puinbreker verwerkt wordt. Uit de in het kader van dit onderzoek uitgevoerde bezoeken<br />

3 VIHB-lijst: Registratie van Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars (VIHB) van afvalstoffen. Voor bedrijven<br />

die zich in Nederland bezighouden met het inzamelen, vervoeren verhandelen of bemiddelen van bedrijfsafvalstoffen<br />

of gevaarlijke afvalstoffen is vermelding op een landelijke lijst verplicht. Dit is een gevolg van het Besluit inzamelen<br />

afvalstoffen (BIA) en de Regeling vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (RIA) die op 1 mei<br />

2004 in werking zijn getreden. De VIHB-lijst is via de NIWO-website te raadplegen.<br />

14<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


op slooplocaties blijkt, dat indien vakkundig eerst het asbest verwijderd wordt, het scheiden van<br />

de diverse stromen goed mogelijk is en in dat geval ook door gecertificeerde bedrijven gedaan<br />

wordt. In een dergelijk geval blijken hout, puin, metalen en oude materialen via verschillende<br />

kanalen afgezet te worden. Mooie oude materialen, zoals oude vloeren, dakbalken en tegels<br />

kunnen aan opkopers worden verkocht.<br />

De indruk bestaat dat in het geval van een sloop beter onderzocht wordt door het sloopbedrijf<br />

hoe de diverse stromen apart afgezet kunnen worden dan in het geval van nieuwbouw, waardoor<br />

de afzet minder geld kost en in het geval van metalen zelfs geld opbrengt. Medio november<br />

2004 bleek de oud-metalen prijs een 20 eurocent per kilo te zijn, wat relatief hoog is; enige jaren<br />

terug was de prijs slechts 5 eurocent per kilo volgens mondelinge mededeling van een tussenhandelaar.<br />

Dit betekent een verhoging met een factor 4. Tevens blijkt in een dergelijk geval, dat<br />

de diverse stromen goed te volgen zijn op papier en soms fysiek, indien het toevallig zo uitkomt<br />

dat een vrachtauto vertrekt bij de sloop op het moment van onderzoek. Echter ook is gebleken<br />

dat metalen soms helemaal niet goed gescheiden worden. Dit laatste wordt vaak veroorzaakt<br />

doordat er haast is met de klus en er in dat geval gekozen wordt voor een snelle afhandeling.<br />

Een illustratief voorbeeld hierbij is een casus in Enschede, waaruit blijkt dat een gecertificeerd<br />

asbestverwijderingsbedrijf zijn certificaat op het spel zet door een opdracht zo snel mogelijk uit<br />

te willen voeren en daarbij zelfs geen melding bij de Arbeidsinspectie doet. Navraag naar de reden<br />

daarvoor leerde, dat de opdrachtgever een dusdanig grote is dat de asbestverwijderaar deze niet<br />

als klant kwijt wil. Tevens vinden we hiervan voorbeelden in het rapport ‘Wie betaalt bepaalt’ 4 .<br />

De drijfveer om alle gesloopte materialen goed en zo goedkoop mogelijk (of met winst) af te zetten<br />

is vermoedelijk financieel van aard. Uit het onderzoek dat KPMG voor dit project deed blijkt, dat<br />

de afvoer van afval bij een sloopklus circa 10% van de offerte bedraagt. Bij een nieuwbouwproject<br />

zal dit eerder ordegrootte 1% zijn. Door alle materialen op de goedkoopste wijze, gescheiden aan<br />

te bieden kan de sloper scherp aanbieden.<br />

2.3.3 Bouwen: juridisch<br />

Voor het bouwen is een bouwvergunning vereist. Deze wordt door de gemeente verstrekt. Voor<br />

het toezicht en de handhaving tijdens de bouw is de gemeente het bevoegde gezag. Ook in<br />

de bouwvergunning kunnen eisen worden gesteld aan het scheiden van afvalstoffen. Hiertoe<br />

biedt de model bouwverordening van de VNG de volgende mogelijkheden: het bouwafval moet<br />

gescheiden worden in gevaarlijke afvalstoffen (conform hoofdstuk 17 van de EURAL), steenwol<br />

(indien > 1m 3 per bouwproject) en glaswol (indien > 1 m 3 per bouwproject) en overig afval.<br />

Tijdens de bouw is de gemeente bevoegd voor het toezicht en de handhaving op de afgifte van<br />

vrijkomend bouwafval. Het betreft immers de afgifte van afval buiten een inrichting.<br />

Ook hier geldt dat het afval afgegeven dient te worden aan een erkende inzamelaar, bewerker<br />

of verwerker. Indien het afval vervoerd wordt door een derde, moet de transporteur op de VIHB-<br />

lijst staan.<br />

2.3.4 Bouwen: praktijk<br />

De bouwer heeft in tegenstelling tot de sloper nauwelijks een drijfveer om zich goedkoop te<br />

ontdoen van zijn afval. Al het materiaal wordt door de opdrachtgever betaald en datgene wat in<br />

het afvalstadium belandt is dus al betaald.<br />

Uit de diverse bezoeken op nieuwbouwlocaties blijkt, dat daar weinig aandacht is voor het<br />

scheiden van afvalstoffen. In een aantal gevallen wordt een aantal stromen wel gescheiden,<br />

4 Drs. M.J.J. van den Anker: ‘Wie betaalt, bepaalt’. Over intermediaire organisaties, milieucriminaliteit, organisatiecriminaliteit<br />

en integriteit in het complexe milieuveld. Uitgeverij Elsevier 1999, ISBN 90 5749 386 1.<br />

De BSA-keten<br />

15


maar veelal staan er hooguit twee bakken opgesteld: één voor puin en één voor de categorie<br />

‘overig’. In een enkel geval wordt gevaarlijk afval apart gehouden. Deze stroom is niet zo groot<br />

bij nieuwbouw en bestaat dan voornamelijk uit PUR- en kitspuiten, steenwol en verfblikken.<br />

De verfblikken worden overigens vaak meegenomen door het schildersbedrijf. Navraag bij de<br />

aannemers heeft opgeleverd dat zij weinig zicht hebben op de kosten die zij maken voor de<br />

afvoer van hun afval, hetgeen bevestigt dat er bij bouwen weinig drijfveren zijn om zorgvuldig<br />

met afval om te gaan. Uit onderzoek in de regio IJmond is op dit vlak wel gebleken, dat het<br />

voorkomt dat een sorteerder/afvalverwerker in zijn offerte geen gedifferentieerd tarief aanbiedt,<br />

maar slechts één tarief, namelijk de categorie ‘ongesorteerd BSA’. Slechts indien de ontdoener,<br />

in casu het bouwbedrijf, informeert bij concurrenten, wordt er een concurrerende offerte met<br />

gedifferentieerde tarieven uitgebracht. Naar verwachting vraagt de bouwonderneming/aannemer/onderaannemer<br />

daar echter niet naar. Uit diverse mondelinge mededelingen blijkt dat<br />

tarieven, zoals geoffreerd door sorteerders/verwerkers van afval, pas aantrekkelijker worden<br />

indien een klant van plan is op te stappen of al jaren klant is. De tarieven zijn niet openbaar,<br />

zij worden niet openbaar gemaakt bij een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet<br />

milieubeheer (Wm-vergunning) en ze zijn bijvoorbeeld ook niet via internet op te vragen.<br />

Tevens blijkt dat sommige gemeenten precariorechten vragen, indien een aannemer of sloper<br />

meer afvalbakken wil plaatsen om en nabij de bouw- of slooplocatie. Dit bevordert het scheiden<br />

aan de bron niet. Een ander punt dat aannemers of onderaannemers ter plaatse meldden is dat<br />

zij vaak weinig ruimte ter beschikking hebben voor meer containers. Of dit echt het geval is of<br />

dat er met goede wil een mouw aan te passen is, blijft hierbij overigens de vraag. In een aantal<br />

gevallen is namelijk gebleken dat er wel meer plek beschikbaar was en er toch niet meer dan<br />

twee bakken stonden, één voor puin en één voor overig afval.<br />

Een voordeel van scheiding aan de bron is dat materialen veel schoner blijven dan in het geval<br />

zij eerst bij elkaar gegooid worden en daarna weer gescheiden moeten worden. Schonere<br />

materialen zijn beter te (her)gebruiken. Geconstateerd is dat er op de bouwplaatsen meerdere<br />

bakken stonden, maar dat deze vaak niet alleen gevuld waren met karton of plastics, maar er<br />

vaak diverse materialen door elkaar lagen.<br />

De gemeente Enschede geeft na het verlenen van de vergunning, maar voor de start van de<br />

uitvoering van de sloop- of bouwwerkzaamheden, voorlichting en dringt daarbij tevens aan<br />

op een afvalboekhouding op de bouwlocatie. Dankzij zo’n boekhouding is te volgen waar de<br />

(diverse) afvalstromen heen zijn gegaan. De gemeente Enschede is redelijk enthousiast over de<br />

behaalde resultaten. Een voordeel is dat de afvalstroom in het begin al in beeld is en daardoor<br />

beter te volgen en te handhaven is. Volgens de gemeente Enschede zijn ook de bedrijven positief,<br />

omdat zij van tevoren weten waarop zij gecontroleerd zullen worden. Een nadeel kan zijn dat de<br />

druk om te ontduiken en illegaal te gaan hiermee ook groter wordt.<br />

Het zal niet verbazen dat bepaalde afvalstoffen, indien zij zijn gescheiden, goedkoper afgezet<br />

kunnen worden dan indien ze niet gescheiden zijn. Het gaat vooral om puin, metaal, gips en<br />

hout. Indien de stroom van deze afvalstoffen voldoende groot is, zal de ontdoener – de sloper<br />

of de bouwer – zich inspannen om deze stromen te scheiden. In de praktijk blijkt dat op een<br />

slooplocatie eerder aandacht besteed wordt aan het gescheiden houden van de stromen en dat op<br />

een nieuwbouwlocatie voornamelijk puin apart gehouden wordt. Daarom wordt geconcludeerd<br />

dat het nuttig is voor het toezicht houden en de handhaving om de stromen BSA uit elkaar te<br />

halen en onderscheid te maken in afval dat vrijkomt op de bouwplaats en afval dat vrijkomt bij<br />

slopen. Deze scheiding is vervolgens doorgevoerd in de verschillende ketenschema’s.<br />

2.3.5 Overdracht door de ontdoener aan een inzamelaar,<br />

al dan niet via een transporteur<br />

De ontdoener is verplicht om aan de vervoerder (transporteur of inzamelaar) een begeleidingsbrief<br />

te verstrekken (op grond van art.10.37 Wm). De gemeente dient erop toe te zien dat deze<br />

verplichting (art. 10.39, lid 1 onder b Wm) wordt nageleefd door de ontdoener. Dikwijls worden<br />

de begeleidingsbrieven verzorgd door de inzamelaar of de ontvangende inrichting.<br />

16<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


2.3.6 Transporteur/inzamelaar: juridisch<br />

Het onderstaande heeft betrekking op vervoer binnen Nederland.<br />

De ontdoener kan een transporteur inschakelen om het afval te vervoeren naar een inrichting.<br />

In dat geval blijft het afval eigendom van de ontdoener tijdens transport. Een ontdoener kan zijn<br />

afval ook afgeven aan een inzamelaar. De inzamelaar neemt het afval reeds bij het verlaten van<br />

het terrein in eigendom over. Hierin ligt het verschil met een transporteur: een inzamelaar krijgt<br />

het afval in eigendom, een transporteur niet.<br />

De vervoerder is verplicht om een begeleidingsbrief tijdens het transport van afval voorhanden<br />

te hebben (art. 10.44 lid 1 Wm). Sinds 1 januari 2005 is de regelgeving met betrekking tot de<br />

begeleidingsbrieven veranderd. Tevens is een nieuw standaardformulier ingevoerd. De vervoerder<br />

kan beschikken over doorslagen van het transportbegeleidingsformulier ten behoeve van zijn<br />

eigen administratie.<br />

De provincie is bevoegd om toezicht te houden op deze verplichting. Doorgaans gebeurt de<br />

controle hierop tijdens afvaltransportcontroles die de politie en andere instanties organiseren,<br />

meestal in het kader van een EVOA-controle 5 . Overtredingen van artikel 10.44 Wm worden<br />

meestal strafrechtelijk afgehandeld.<br />

Bij de ingrijpende wijziging van de Wet milieubeheer is de strafbaarstelling van artikel 10.44, lid<br />

1 Wm in de Wet op de Economische Delicten, per abuis, komen te vervallen. Momenteel wordt<br />

volgens informatie van de projectgroep gewerkt aan herstel van deze omissie. In een brief van<br />

het College van Procureurs-generaal (Openbaar Ministerie) wordt aangegeven dat, gelet op de<br />

jurisprudentie, toch strafrechtelijke vervolging op grond van artikel 10.44, lid 1 Wm mogelijk<br />

is.<br />

De controle op de transportformulieren vindt zowel plaats bij provinciale afvalbedrijven die BSA<br />

in ontvangst nemen als bij de transporteurs op de weg. Met name indien de afvalmeldingsverplichtingen<br />

worden gecontroleerd, zal tevens gekeken worden naar de transportformulieren (zie<br />

verder onder verwerker).<br />

Zoals eerder aangegeven, dient een bedrijf voor het inzamelen en vervoeren van BSA vermeld te<br />

staan op de VIHB-lijst. De nadere regels zijn terug te vinden in het Besluit inzamelen afvalstoffen<br />

(BIA) en de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (RIA).<br />

Het toezicht hierop wordt uitgevoerd door het Ministerie van VROM (VROM-Inspectie). Op basis<br />

van artikel 10.55, vijfde lid Wm moet een vervoerder, handelaar of bemiddelaar met betrekking<br />

tot het vervoeren, handelen of bemiddelen de volgende gegevens registreren:<br />

A de naam en het adres van degene:<br />

1 van wie de afvalstoffen afkomstig zijn;<br />

2 aan wie de afvalstoffen worden afgegeven;<br />

B de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van de afvalstoffen (in kg).<br />

De geregistreerde gegevens worden tenminste vijf jaar bewaard. In de praktijk gebeurt dit door<br />

middel van het bewaren van de transportbegeleidingsformulieren.<br />

5 EVOA: de EEG-verordening nr. 259/93. Op 6 mei 1994 is de ‘EEG-Verordening betreffende toezicht en controle op de<br />

overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap’ van toepassing geworden. Deze verordening<br />

wordt ook wel afgekort als EVOA. De EVOA bevat regels voor het overbrengen van afvalstoffen binnen, naar en uit de<br />

Europese Gemeenschap. Afhankelijk van de soort afvalstof en de wijze van nuttig toepassen of verwijderen moet er<br />

vooraf toestemming verleend zijn voor een grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen. Deze toestemming wordt<br />

verleend door de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen.<br />

De BSA-keten<br />

17


2.3.7 Transporteur/inzamelaar: praktijk<br />

Transport van BSA van de bouw- of slooplocatie geschiedt deels door vervoerders van de afvalverwerker<br />

en deels door vervoerders (transporteurs) die zich inlaten huren. Een tussenstap is<br />

in een aantal gevallen het opbulken op een tussenstation en daarna verder vervoeren naar de<br />

sorteerinrichting.<br />

Op een op- en overslagstation komen ook andere stromen zoals huishoudelijk afval en<br />

bedrijfsafval. Zo’n station biedt daardoor de gelegenheid om diverse afvalstromen ongewenst<br />

samen te voegen en als BSA-residu te exporteren. In hoeverre dit daadwerkelijk praktijk is zal<br />

moeten blijken uit de definitieve resultaten van het onderzoek van de VROM-Inspectie naar de<br />

BSA-stroom bij sorteerinrichtingen, makelaars, tussenpersonen en export naar het buitenland<br />

(BSA-project 2004, rapport ‘Residu over de grens’).<br />

2.3.8 Overdracht van het afval door de vervoerder aan een afvalinrichting<br />

De vervoerder dient de begeleidingsbrief af te geven aan de afvalinrichting waar hij het afval<br />

naar toe brengt (art. 10.44, lid 2 Wm). De ontvangende inrichting voert doorgaans een papieren en<br />

fysieke acceptatiecontrole uit. Daarna kan het afval binnen de inrichting gelost worden en vindt<br />

de feitelijke overdracht aan de ontvangende inrichting plaats.<br />

2.3.9 Afvalinrichting<br />

De bedrijven waar het BSA naar toe wordt gebracht, vallen meestal onder het bevoegd gezag van de<br />

provincie waarin zij gelegen zijn. Uitzonderingen daarop zijn gemeentelijke inrichtingen met een<br />

opslagcapaciteit kleiner dan 50 m 3 en uiteraard inrichtingen die in het buitenland zijn gevestigd.<br />

Met ingang van 28 april 2005 heeft een wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

plaatsgevonden en vallen inrichtingen met een opslagcapaciteit kleiner dan 1.000 m 3 onder het<br />

bevoegd gezag van de gemeente. Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat de bedrijven verwachten<br />

dat zij door deze wijziging met minder ervaren inspecteurs te maken gaan krijgen.<br />

BSA wordt meestal naar sorteerinrichtingen of puinbrekers afgevoerd. De ontvangende inrichting<br />

voert doorgaans een papieren en een visuele acceptatiecontrole uit wanneer de vervoerder het<br />

afval aanlevert bij de poort/weegbrug. Daarna kan het afval binnen de inrichting gelost worden.<br />

Ontvangende inrichtingen zullen hun acceptatie uitvoeren conform hun aanvraag of de in de<br />

Wm-vergunning opgenomen voorschriften. Dit kan conform het gestelde in de Nota Verwerking<br />

Verantwoord plaatsvinden, waarbij provincies gemotiveerd mogen afwijken. Indien gevaarlijke<br />

afvalstoffen geaccepteerd worden dient niet alleen de acceptatie en verwerking conform de Nota<br />

Verwerking Verantwoord plaats te vinden, maar dient het bedrijf tevens te beschikken over een<br />

administratieve organisatie en interne controle (AO/IC). Het AV-beleid (acceptatie en verwerkingsbeleid)<br />

zal naast een papieren en visuele acceptatie ook bemonsteringen bevatten.<br />

In de provinciale milieuvergunningen voor afvalinrichtingen zitten onder andere voorschriften<br />

met betrekking tot de ontvangst/acceptatie, de overslag en opslag alsmede de verdere verwerking<br />

van het afval. Al deze vergunningvoorschriften en andere wettelijke regels waarvoor de provincie<br />

bevoegd gezag is, worden door de provincie gecontroleerd. Zo is de provincie tevens bevoegd voor<br />

het toezicht op de meldingen die verricht moeten worden aan het LMA, het Landelijk Meldpunt<br />

Afvalstoffen 6 .<br />

6 Sinds 1 januari 2005 is het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in werking getreden. Hiermee<br />

is een nieuw meldingssysteem ingevoerd. Het nieuwe systeem geldt zowel voor bedrijfsafval als voor gevaarlijk afval.<br />

Het besluit stelt regels aan onder andere de ontvangst en afgiftemelding, het gebruik van een afvalstroomnummer en de<br />

begeleidingsbrief. Eén en ander betekent dat er sinds 1 januari 2005 één loket bestaat waaraan gemeld moet worden.<br />

18<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Bedrijven die meer dan 1000 m 3 BSA in ontvangst nemen (vóór 28 april 2005 meer dan 50 m 3 )<br />

moeten in principe al het afval dat zij in ontvangst nemen maandelijks melden aan het LMA.<br />

Uitgezonderd zijn afvalstoffen die op de oranje of rode lijst van de EVOA staan en uit het<br />

buitenland worden aangevoerd én afvalstoffen afkomstig van particulieren. Nieuw is dat de<br />

bedrijven sinds 1 januari 2005 ook maandelijks moeten melden waar de producten (secundaire<br />

afvalstoffen) die de afvalketen verlaten naar toe gaan.<br />

Voor alle duidelijkheid: ten aanzien van het melden is er geen rol meer weggelegd voor de<br />

provinciale milieuverordening (PMV). De regels voor het melden zijn terug te vinden in de Wm,<br />

het Besluit melden bedrijfsafval en gevaarlijk afval en de Regeling melden bedrijfsafval en<br />

gevaarlijk afval.<br />

2.3.10 Afvalinrichting: sorteerder<br />

Transport naar het buitenland: juridisch<br />

Uit de sortering van BSA, grof huishoudelijk afval en bedrijfsafval ontstaat een reststroom,<br />

residu genaamd. Dit residu wordt op grote schaal geëxporteerd naar Duitsland om daar nuttig te<br />

worden toegepast. Aangezien dit residu een ´niet-genoemde afvalstof´ is in de EVOA, moet er een<br />

kennisgeving gedaan worden in het kader van deze verordening voor de overbrenging van deze<br />

afvalstoffen, waarna alle betrokken autoriteiten in moeten stemmen met de overbrenging.<br />

Indien een ontdoener het BSA naar een bedrijf in het buitenland afvoert, is het regime van<br />

de EVOA van toepassing. Het toezicht hierop wordt verzorgd door het Ministerie van VROM<br />

(VROM-Inspectie) en haar partners (douane, KLPD, marechaussee en de Inspectie voor Verkeer<br />

en Waterstaat).<br />

De afvalinrichting vraagt een beschikking aan voor afvalstoffen die onder de oranje/rode lijst van<br />

de EVOA vallen bij SenterNovem (voorheen bij het IMA). Voor groene lijst afvalstoffen geldt een<br />

houderschapsverklaring. In deze houderschapsverklaring (art.11 EVOA) staan de gegevens over<br />

afzender, bestemming, samenstelling, wijze van eindverwerking et cetera vermeld.<br />

In het merendeel van de gevallen is residu na sortering van BSA/bedrijfsafval een gemengde<br />

afvalstof. Conform de oranjelijst procedure van de EVOA moet in dat geval bij het transport een<br />

kopie van de EVOA kennisgeving aanwezig zijn.<br />

De VI voert transportcontroles uit om de samenstelling en de gegevens van de documenten<br />

te controleren. Zij onderzoekt daarbij of de documenten overeenkomen met de aangetroffen<br />

situatie. Tevens zal de eindverwerker een poortcontrole verrichten om te controleren of de lading<br />

voldoet aan de opgegeven soort lading.<br />

Als het BSA, of eigenlijk dus de restfractie BSA, naar een inrichting in het buitenland wordt<br />

afgevoerd, is er binnen Nederland geen instantie meer bevoegd om toezicht te houden op de<br />

verdere verwijderingsketen. Het bevoegd gezag in het buitenland houdt dan toezicht. Gedacht<br />

vanuit ketenhandhaving ligt samenwerking met de buitenlandse partners voor de hand. Binnen<br />

de VROM-Inspectie zijn diverse initiatieven genomen die gericht zijn op het verbeteren van de<br />

Europese samenwerking tussen de bevoegde instanties op het gebied van de handhaving van de<br />

EVOA en het Verdrag van Bazel 7 op uitvoeringsniveau. Voorbeelden zijn het TFS-project (TFS staat<br />

voor Transfrontier Shipment of Waste) en het overleg dat tussen de VROM-Inspectie en enkele<br />

Duitse deelstaten is gestart.<br />

7 Dit is het verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de<br />

verwijdering ervan. De Europese Unie (toen nog EG) heeft dit Verdrag samen met 34 andere landen getekend in 1989. Het<br />

verdrag biedt partijen de mogelijkheid om invoer van afval te verbieden. Ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen<br />

voorziet het Verdrag in een wereldwijd milieubeschermend controlesysteem.<br />

De BSA-keten<br />

19


Transport naar het buitenland: praktijk<br />

Onderstaande informatie is voornamelijk ontleend aan de voorlopige resultaten van het BSAonderzoek<br />

2004 van de VROM-Inspectie (rapport ‘Residu over de grens’).<br />

Hoewel in de volksmond gesproken wordt over ‘de export van BSA’, is er in de praktijk sprake van<br />

het exporteren van de restfractie BSA na sortering. Deze restfractie lijkt qua samenstelling veelal<br />

op bedrijfsafval of grof huishoudelijk afval na sortering.<br />

Voor het exporteren van afval geldt de EVOA-regelgeving. Dat wil zeggen dat bedrijven,<br />

afhankelijk van bestemming en type afvalstof, een kennisgeving moeten doen voor elke export<br />

in het kader van de EVOA. Vervolgens ontvangen zij een beschikking waarin op grond van de<br />

door hen gedane kennisgeving vaste percentages vermeld staan waaraan de samenstelling van<br />

de vracht afvalstoffen bij overbrenging moet voldoen. Dit betekent dat voor de gehele looptijd<br />

van de beschikking elk transport aan deze percentages moet voldoen. Het meeste BSA valt onder<br />

de oranjelijst en gaat met beschikking naar Duitsland voor het oogmerk van nuttige toepassing.<br />

Dit biedt mogelijkheden voor samenwerking met de Duitse deelstaten.<br />

Uit handhavinggegevens van de EVOA blijkt dat relatief vaak niet voldaan wordt aan de in de<br />

kennisgeving opgegeven samenstelling. Dit heeft qua handhaving geleid tot een voornemen<br />

tot intrekking van de kennisgeving. Bij hercontrole door de Duitse autoriteiten zou vervolgens<br />

wel aan de EVOA-beschikking worden voldaan. Daarom is de beschikking uiteindelijk niet<br />

ingetrokken. Tevens is al eerder geconstateerd dat de percentages die opgegeven worden in<br />

de kennisgevingen niet kloppen met de werkelijke percentages. Een probleem hierbij is dat de<br />

beschrijving van het sorteerproces in de kennisgeving afgestemd zou moeten worden met de<br />

beschrijving van het sorteerproces in de vigerende Wet milieubeheervergunning. Nu worden<br />

beschikkingen afgegeven waarbij de sorteerprocessen niet overeenkomen met de beschrijving<br />

in de Wm-vergunning. Uitgebreide bestudering van recente jurisprudentie van het Europese Hof<br />

en de EVOA heeft opgeleverd dat het niet mogelijk blijkt om het sorteerproces te koppelen aan<br />

de overbrenging. Het moment van overbrenging begint na het sorteerproces en daarmee kan het<br />

eerdere sorteerproces dus geen grond voor afwijzing zijn. Bij het maken van dit rapport kreeg de<br />

projectgroep in het eindstadium informatie dat een bedrijf dat geen percentages op wilde geven<br />

voor de overbrenging gelijk heeft gekregen van de Raad van State. De projectgroep heeft deze<br />

informatie niet meer kunnen checken, maar indien juist zou dit betekenen dat het nog moeilijker<br />

wordt om op de samenstelling te handhaven.<br />

Bij controle van transporten bij een afvalverwerker met een sorteerinrichting wordt relatief vaak<br />

geconstateerd dat er sprake is van het overtreden van de EVOA-kennisgeving, omdat niet wordt<br />

voldaan aan de opgegeven samenstelling. Tevens is geconstateerd dat bedrijven gebruik maken<br />

van elkaars vergunning, terwijl dit niet is toegestaan. Dit is een overtreding die wel ‘sluikhandel’<br />

wordt genoemd.<br />

Een ander risico is dat monostromen worden bijgemengd. Niet al het materiaal wordt gesorteerd,<br />

wat in strijd is met de EVOA-beschikking. Een probleem hierbij is dat het veelal niet in strijd met<br />

de Wm-vergunning is. In oudere vergunningen staat voorgeschreven dat het afval gesorteerd<br />

moet worden in zeven fracties. In nieuwe vergunningen staat deze verplichting niet meer<br />

opgenomen. Hierin wordt aangesloten bij het LAP en uitgegaan van de minimumverwerkingsstandaard<br />

en daarmee wordt niet meer voorgeschreven in hoeveel fracties het afval gescheiden<br />

moet worden.<br />

Enkele overige constateringen en voorkomende overtredingen uit het BSA-project 2004 van de<br />

VROM-Inspectie (rapport ‘Residu over de grens’) zijn de volgende:<br />

• Afval komt van andere locaties dan de locaties op het kennisgevingformulier; dit zijn<br />

overtredingen in het kader van de EVOA.<br />

• De samenstelling komt niet overeen met de beschikking.<br />

• Er wordt niet voldaan aan de drie dagen melding: drie dagen van tevoren dient gemeld te<br />

worden welk transport via welke route plaats gaat vinden. Doordat deze meldingen niet<br />

gedaan worden is het niet goed mogelijk om te handhaven.<br />

20<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


• Juiste route wordt niet gevolgd: bij de kennisgeving wordt vermeld via welke route de<br />

overbrenging plaats zal vinden: dit betekent dat geen goede controle plaats kan vinden op de<br />

uitvoer: ondemijning van het systeem.<br />

• Bedrijfsafval wordt weggemengd tussen BSA.<br />

• Sluikhandel.<br />

• Intrekken van de drie dagen melding, nadat wel gereden, maar niet gecontroleerd is.<br />

2.3.11 Overdrachtsmomenten<br />

Overdracht van ontstane afvalstoffen door een afvalinrichting aan een andere afvalinrichting<br />

Indien delen van het verwerkingsproces door verschillende bedrijven worden uitgevoerd, ligt de<br />

bevoegdheid voor het toezicht als hiervoor is beschreven. De mogelijkheid bestaat dat de keten<br />

over meerdere provincies (en landen) wordt verspreid. Hierdoor zijn vele bevoegde gezagen<br />

binnen een werkelijke keten mogelijk, wat ketentoezicht kan compliceren.<br />

Overdracht van ontstane bouwstoffen en andere producten<br />

door een afvalinrichting aan werken<br />

De producten die uit de verwerking van BSA ontstaan zijn bestemd om te worden ingezet als<br />

secundaire grondstof. Veel eindproducten zullen als bouwstof in werken worden ingezet. Voor het<br />

toezicht op de kwaliteit van bouwstoffen die in werken worden ingezet, is in de meeste gevallen<br />

de gemeente het bevoegd gezag. De provincie is bevoegd in die gevallen waarin het een werk<br />

betreft dat in een provinciale inrichting is gelegen. Vanaf 1 januari 2005 moeten afvalinrichtingen<br />

aan het LMA melden welke producten zij hebben afgevoerd naar werken.<br />

Overdracht van niet-herbruikbaar BSA aan een stortplaats<br />

Bij de sortering en verwerking van BSA zal een residu overblijven dat niet kan worden hergebruikt.<br />

Dit residu is bestemd om gestort te worden. Het toezicht op het stortverbod voor herbruikbaar<br />

BSA is in principe in handen van de provincie waarin de stortplaats is gelegen. Echter, het<br />

aanvoeren van niet-herbruikbaar BSA is aan allerlei certificeringsregels gebonden. Hierdoor kan<br />

de stortplaats er in beginsel vanuit gaan dat, indien een partij BSA onder het merkteken voor nietherbruikbaar<br />

BSA wordt aangevoerd, dit ook zo is. De van toepassing zijnde regels zijn terug te<br />

vinden in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa), de Regeling niet-herbruikbaar en<br />

niet-verbrandbaar bouw- en sloopafval en de Regeling merkteken niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar<br />

bouw- en sloopafval. De twee laatstgenoemde regelingen zijn overigens overbodig geworden en<br />

ook niet langer meer uitvoerbaar, vanwege de (hierna beschreven) huidige praktijk. Het plan is<br />

om het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen te wijzigen, in casu artikel 5 en 6 te<br />

schrappen. Daardoor vervalt de rechtsbasis voor de twee laatstgenoemde regelingen en daarmee<br />

de regelingen zelf.<br />

De huidige praktijk is dat stortplaatsen, met gebruikmaking van artikel 4 van het Bssa, een<br />

ontheffing van het stortverbod van het Bssa aanvragen bij de provincie en dat de provincie deze<br />

ontheffing verleent, nadat de provincie hiervoor bij het ministerie van VROM een verklaring<br />

van geen bedenking heeft aangevraagd en het ministerie deze verklaring heeft afgegeven. Een<br />

andere ontwikkeling in de praktijk is dat een substantieel gedeelte voor nuttige toepassing naar<br />

Duitsland wordt geëxporteerd en dus niet bij een Nederlandse stortplaats terecht zal komen. Tot<br />

slot zijn er in de praktijk geen, als bedoeld in de Regeling merkteken, geaccrediteerde inspectieinstellingen<br />

of certificerende instellingen meer.<br />

De BSA-keten<br />

21


2.3.12 AVI’s: definitieve verwijdering<br />

Een deel van het BSA wordt afgevoerd naar een eindverwerker in Nederland. Het niet-brandbare<br />

deel wordt gestort op een stortplaats; het brandbare deel wordt afgevoerd naar de afvalverbrandingsinstallaties<br />

(AVI´s). Ongeveer 10% van het aangeboden BSA is brandbaar 8 .<br />

Een groot deel van de brandbare fractie van BSA bestaat voornamelijk uit hout. Hout bestaat uit<br />

A-hout (onbehandeld), B-hout (geverfd, verlijmd hout) of CC-hout (chemisch verduurzaamd hout<br />

of CCA-hout (gewolmaniseerd hout). A-hout en B-hout kunnen hergebruikt worden. Met name<br />

A-hout kan ingezet worden bij de spaanplaatindustrie waardoor geen nieuw hout ingezet hoeft<br />

te worden. A- en B-hout worden ook vaak afgevoerd ter verbranding, voor het merendeel zijn dit<br />

AVI’s of E-centrales in binnen- of buitenland. Verbranding in een energiecentrale valt onder het<br />

begrip nuttige toepassing, verbranding in een AVI valt hier niet onder. De minimumstandaard<br />

voor onbehandeld (A-hout), geverfd, gelakt en verlijmd hout (B-hout) is nuttige toepassing.<br />

Voor CC-hout en gewolmaniseerd CCA-hout is de minimumstandaard storten. Verwerking in de<br />

vorm van producthergebruik, materiaalhergebruik en andere vormen van nuttige toepassing of<br />

verwijderen door verbranden waarbij diffuse verspreiding van de in het hout aanwezige metalen<br />

optreedt, is niet toegestaan.<br />

Verbranding van CC- en CCA-hout in een AVI of E-centrale is ongewenst in verband met de<br />

daardoor optredende diffuse verspreiding van metalen in de asresten. Indirecte verbranding<br />

in een E-centrale in de vorm van een voorgeschakelde vergasser is wel toegestaan, onder<br />

voorwaarde dat de daarbij vrijkomende reststoffen worden gestort.<br />

Het niveau van verwerking dat in de minimumstandaard is vastgelegd komt overeen met de<br />

gangbare wijze van verwerking in het buitenland.<br />

Een risico in deze schakel is de vermenging van CC- en CCA-hout met andere soorten te<br />

verbranden hout.<br />

2.4 Redenen voor het al dan niet naleven<br />

van de wet- en regelgeving<br />

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de vijfde onderzoeksvraag, naar de naleving van<br />

de wet- en regelgeving die op de BSA-keten van toepassing is en de redenen van bedrijven om<br />

deze wet- en regelgeving juist wel of juist niet na te leven.<br />

KPMG deed een onderzoek in opdracht van de projectgroep. KPMG interviewde onder meer vier<br />

individuele bedrijven en een vertegenwoordiger van een brancheorganisatie. De samenvatting<br />

van het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6.<br />

Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat er geen signalen zijn die erop duiden dat er in de BSAsector<br />

relatief meer overtredingen plaatsvinden dan in andere sectoren. Dat er bij de overheid<br />

desondanks een beeld bestaat dat bedrijven in de BSA-sector de regels op grote schaal overtreden,<br />

kan samenhangen met het feit dat menigeen de in de afgelopen jaren sterk gestegen export van<br />

BSA naar Duitsland als illegaal percipieert, terwijl deze export onder voorwaarden legaal is. Een<br />

eenmaal ontstaan beeld is in de regel echter lastig uit te wissen.<br />

Hoewel het beeld van een branche die de regels massaal overtreedt volgens KPMG nuancering<br />

behoeft, vinden er natuurlijk wel overtredingen plaats. De belangrijkste moedwillige overtredingen<br />

in de BSA-sector lijken op basis van het onderzoek de volgende:<br />

8 PriceWaterhouseCoopers, De beschrijving van de Nederlandse Afvalmarkt, een beknopt overzicht van de ontwikkelingen<br />

22<br />

op de Nederlandse afvalmarkt anno 2004, pag. 3, nr. 106.<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


• Het bij de export vervoeren van teveel materiaal dat gaat worden gestort en van lading die niet<br />

overeenkomt met de papieren of waarvoor de vereiste papieren ontbreken.<br />

• Het niet sorteren conform de voor het betreffende sorteerbedrijf geldende eisen uit de Wmvergunning.<br />

Moedwillige overtredingen bij de export van BSA<br />

Indien bedrijven de regels moedwillig overtreden bij het exporteren van BSA, dan lijkt dit op basis<br />

van het onderzoek te wijten aan de economische voordelen die de betreffende bedrijven daarmee<br />

kunnen behalen in combinatie met de relatief lage controlekans, de relatief lage detectiekans en<br />

de relatief lage sanctiekans. We gaan hieronder nader in op deze aspecten.<br />

De economische voordelen van een overtreding kunnen relatief hoog zijn, met name bij het<br />

exporteren van afval dat in het buitenland grotendeels wordt gestort of verbrandt. De verschillende<br />

storttarieven in Nederland en Duitsland, alsmede in enkele landen in voormalig Oost-Europa,<br />

spelen hierbij een belangrijke rol. Het grootste voordeel kan worden behaald indien in Nederland<br />

te storten afval voor 100% wordt geëxporteerd en gestort. In Nederland kost het storten circa<br />

€ 125 per ton afval tegenover circa € 50 in Duitsland. Voor het behalen van dit voordeel moet een<br />

bedrijf echter nogal wat doen: het bedrijf moet het afval zonder een vergunning of met een valse<br />

vergunning exporteren, maar ook een Duitse verwerker zo ver krijgen dat deze het materiaal wil<br />

storten. Bovendien is het voordeel in de praktijk volgens KPMG lager dan de op het eerste gezicht<br />

haalbare € 75 per ton, ordegrootte € 25 per ton afval.<br />

De controlekans is relatief laag. Ingeschat wordt dat er per jaar circa 1.000 controles plaatsvinden<br />

op 70.000 à 90.000 afvaltransporten naar het buitenland. Van deze 1.000 controles betreft het<br />

grootste deel ook nog eens de meer algemene transportregelgeving (rij- en rusttijden, asdruk en<br />

overbelading). Specifieke controle wordt bemoeilijkt door enkele factoren: diverse bedrijven zijn<br />

gevestigd in de nabijheid van de grens, bedrijven hebben op basis van de transportvergunning<br />

enkele dagen de tijd om het afval te vervoeren en een chauffeur is niet verplicht om een<br />

document bij zich te hebben over de exact vergunde samenstelling van de vracht. De inspecteur<br />

dient dit (per fax) op te vragen.<br />

De detectiekans is relatief laag: overtredingen zijn lastig vast te stellen. Bij transporten zal<br />

de vracht veelal moeten worden gesorteerd om te kunnen bepalen of er sprake is van een<br />

overtreding.<br />

De sanctiekans is relatief laag. De kans op het krijgen van een zwaarwegende sanctie, zoals het<br />

verliezen van de uitvoerbeschikking, is door de geïnterviewden aangemerkt als zeer gering.<br />

Tegenover dit alles staat dat de geïnterviewden de sanctie-ernst, in het geval er op een gegeven<br />

moment daadwerkelijk tot sanctionering wordt overgegaan, als hoog ervaren. Met name<br />

omdat er naast bestuurlijke ook relatief vaak strafrechtelijke stappen worden ondernomen.<br />

Bedrijven vrezen verder vooral een eventuele publicatie van (vermeende) misstappen, omdat dit<br />

gemakkelijk kan leiden tot imagoschade en maatschappelijke onrust.<br />

Moedwillige overtredingen bij het sorteren van BSA<br />

Sorteerbedrijven worden geacht te sorteren conform hun Wm-vergunning. De VROM-Inspectie<br />

heeft geconstateerd dat sorteerbedrijven niet altijd goed sorteren en sortering soms zelfs<br />

achterwege laten. Naast de hiervoor bij export genoemde redenen, spelen daarbij de volgende<br />

oorzaken een rol:<br />

• Sorteerders mogen sorteren hoe zij dat willen, zolang de gesorteerde stromen maar voldoen<br />

aan de hieraan gestelde eisen, waaronder de eisen in de Wm-vergunning. Sorteerders hoeven<br />

dus geen gebruik te maken van de sorteerinstallatie, zolang zij kunnen aantonen dat zij met<br />

een andere manier van sorteren aan de eisen voldoen. Dit compliceert overheidscontroles.<br />

De BSA-keten<br />

23


• In een aantal gevallen is het voordeliger om direct te exporteren.<br />

• De controlekans is gering vanwege onder andere de lage politieke prioriteit en de beperkte<br />

handhavingscapaciteit bij de provincies.<br />

Niet moedwillige overtredingen<br />

De geïnterviewden hebben aangegeven dat er naast moedwillige overtredingen ook een<br />

aantal overtredingen is die bedrijven niet moedwillig begaan. Het betreft vooral het feit dat de<br />

samenstelling van de lading niet altijd overeenkomt met de bijbehorende papieren. Een probleem<br />

dat doorgaans ontstaat doordat de papieren worden opgesteld voorafgaand aan het bouw- of<br />

sloopproces en dit proces in de praktijk vaak anders verloopt dan vooraf kon worden voorzien.<br />

Naast het onderzoek van KPMG, bevatten de resultaten van het BSA-onderzoek 2004 van de<br />

VROM-Inspectie, (rapport ‘Residu over de grens’), aanknopingspunten voor het beantwoorden<br />

van de vijfde onderzoeksvraag. De belangrijkste signalen van bedrijven voor wat de BSA-keten<br />

betreft zijn de volgende:<br />

• ‘De export van het BSA-residu is te wijten aan het stortverbod en de Wbm in Nederland. De<br />

Nederlandse overheid verkoopt het feit dat er minder gestort wordt in Nederland als een<br />

succesverhaal. Zij kijken echter niet verder dan hun neus lang is. Het heeft niet geleid tot een<br />

hogere mate van hergebruik van afvalstoffen, maar tot een vergrote export van afval naar<br />

Duitsland’.<br />

• ‘Doordat de afvalverwerkende bedrijven in Duitsland hun residu mogen storten, zijn hun<br />

verwerkingskosten lager. De Nederlandse bedrijven kunnen hier niet tegen concurreren’.<br />

• ‘We hebben op zich geen moeite met de wettelijke regels, maar die moeten binnen Europa<br />

gelijk zijn’.<br />

• ‘De Duitse scheidingsinstallaties zijn in principe niet beter dan de Nederlandse<br />

scheidingsinstallaties. Echter doordat in Duitsland veel geld wordt verdiend aan het<br />

verwerken van dit afval, is er meer ruimte voor innovatie, hetgeen leidt tot het ontwikkelen<br />

van hoogwaardigere scheidingstechnieken aldaar’.<br />

• ‘Een deel van het afval wordt wel degelijk in Duitsland gestort’.<br />

• ‘Toepassingen van dit afval op een stortplaats (toepassing als steunlaag) wordt in Duitsland<br />

gezien als een vorm van nuttige toepassing’.<br />

Conclusie<br />

Bedrijven in de BSA-sector lijken de regels niet structureel meer of minder te overtreden dan<br />

bedrijven in andere sectoren. Voorkomende overtredingen van wet- en regelgeving lijken vooral<br />

betrekking te hebben op de export van BSA naar het buitenland (te veel materiaal dat gaat worden<br />

gestort, vereiste papieren ontbreken of komen niet overeen met de lading) en op het niet sorteren<br />

door sorteerinrichtingen conform de eisen in de geldende Wm-vergunning. In hoeverre het hier<br />

overigens gaat om daadwerkelijke (zware) overtredingen lijkt voor discussie vatbaar en kent<br />

nuances, getuige bijvoorbeeld het feit dat de toepassing van BSA als steunlaag op stortplaatsen<br />

in Duitsland wordt gezien als een vorm van nuttige toepassing en niet als storten.<br />

Indien bedrijven moedwillig overtredingen begaan, dan lijken deze terug te voeren op het willen<br />

behalen van economische voordelen in combinatie met de relatief lage controlekans, de relatief<br />

lage detectiekans en de relatief lage sanctiekans.<br />

Een reden voor bedrijven in de BSA-sector om de regels te willen naleven, is vooral de als hoog<br />

ervaren sanctie-ernst, indien de overheid daadwerkelijk een sanctie oplegt. De combinatie van<br />

bestuurlijke en strafrechtelijke stappen ervaren bedrijven als zwaar. Verder vrezen bedrijven het<br />

openbaar worden van (vermeende) misstappen, vanwege de imagoschade en de maatschappelijke<br />

onrust die dit met zich meebrengt.<br />

24<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


2.5 Verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de BSA-keten<br />

In deze paragraaf komt de zesde onderzoeksvraag aan de orde. Aangegeven wordt wat de<br />

belangrijkste verwachte ontwikkelingen zijn ten aanzien van de BSA-keten in het algemeen. De<br />

ontwikkelingen zijn gedestilleerd uit een sessie met medewerkers van de VROM-Inspectie en<br />

SenterNovem in een zogenoemde group decision room (GDR-sessie).<br />

Uit de sessie die op 14 april 2005 plaatsvond zijn diverse soorten toekomstverwachtingen<br />

te onderscheiden. Dit zijn met name demografische effecten, maatschappelijke effecten en<br />

economische effecten. Tevens kwamen sterk de effecten van de Europese markt naar voren. De<br />

resultaten van de GDR-sessie zijn onderschreven door de projectgroep.<br />

De volgende ontwikkelingen vonden de deelnemers aan de sessie het belangrijkst:<br />

• Verplaatsing verwijdering BSA naar nieuwe lidstaten.<br />

• Steeds meer BSA zal onder het afvalregime vandaan gehaald worden onder het mom van<br />

vermindering van de toezichtslasten.<br />

• Aantal woningen neemt toe door verdunning van het aantal bewoners.<br />

• Samenstelling BSA verandert in de toekomst. Meer beton en minder baksteentoepassingen<br />

(verhoudingsgewijs). Samenstelling materialen wordt complexer. Door meer mogelijkheden<br />

voor nuttige toepassingen wordt de samenstelling steeds meer ‘vervuild’.<br />

• Door het aantrekken van de economie zal er veel meer BSA ontstaan. Er zal meer gebouwd en<br />

meer gesloopt worden, waardoor meer afval vrijkomt.<br />

• Er ontstaat een steeds grotere markt voor het verbranden van hoog calorisch afval.<br />

• De sortering zal zich steeds meer gaan richten op de behoefte van de energiemarkt.<br />

Naast de bovenstaande ontwikkelingen kwam nog het belang naar voren van een gelijk Europees<br />

speelveld (level playing field). Ook is gewezen op het effect van de vele transportbewegingen op<br />

de luchtemissies en de Europese luchtnormering.<br />

2.6 Conclusies ketenbeschrijving<br />

In de paragrafen 2.1 tot en met 2.6 is de BSA-keten integraal beschreven aan de hand van<br />

de verschillende onderzoeksvragen. Dit betreft de onderzoeksvragen 1 tot en met 6. In deze<br />

paragraaf worden de belangrijkste conclusies van de projectgroep ten aanzien van de beschreven<br />

BSA-keten puntsgewijs samengevat. Deze paragraaf vormt daarmee de opmaat voor het volgende<br />

hoofdstuk.<br />

• Het toezicht op de sloopvergunning is ten aanzien van de scheiding van BSA een knelpunt.<br />

• Het is gebleken dat het nuttig is om de stromen BSA uit elkaar te halen en onderscheid te<br />

maken in afval dat vrijkomt op de bouwplaats en afval dat vrijkomt bij slopen, omdat de<br />

stromen die vrijkomen verschillen van samenstelling en in omvang. In sloopafval kunnen<br />

zich bijvoorbeeld asbest of andere gevaarlijke afvalstoffen bevinden; bij bouwafval bestaat veel<br />

minder kans op gevaarlijke afvalstoffen.<br />

• Melden voordat de daadwerkelijke sloop begint gebeurt zelden, waardoor het toezicht en de<br />

controle bemoeilijkt worden.<br />

• Vaak wordt gewerkt met diverse onderaannemers: dit maakt inzichtelijkheid over<br />

verantwoordelijkheid voor toezichthouders minder en dus lastiger.<br />

• Het blijkt dat de omvang van de sloop van invloed kan zijn op de scheiding van het afval in<br />

meer dan één fractie. Hoe groter de sloop des te eerder er een betere scheiding kan worden<br />

bewerkstelligd.<br />

• Indien vakkundig eerst het asbest wordt verwijderd, is het scheiden van diverse stromen<br />

vervolgens goed mogelijk. In een dergelijk geval blijken hout, puin, metalen en oude materialen<br />

via verschillende kanalen afgezet te worden.<br />

• Het blijkt dat indien geen goede asbestinventarisatie plaatsvindt, de afvalverwerker, in casu de<br />

puinbreker, moeite heeft met het herkennen van de verontreiniging met asbest. Hierdoor kan<br />

toch weer contaminatie van puin met asbest optreden.<br />

• In veel gevallen worden op bouwlocaties alle stromen, behalve puin, bij elkaar in één container<br />

gegooid.<br />

De BSA-keten<br />

25


• Er bestaan goede gemeentelijke ervaringen met het in de bouwvergunningen opnemen dat<br />

afval gescheiden dient te worden en dat een afvalboekhouding of een kopie daarvan op de<br />

bouwlocatie aanwezig dient te zijn. Het blijkt dan eenvoudiger voor een bouwinspecteur<br />

om te controleren of de (onder)aannemer zijn werk uitvoert conform de bouwvergunning.<br />

De terugkoppeling van informatie binnen de gemeente tussen de bouwinspecteur en zijn<br />

milieucollega’s vergt aandacht.<br />

• In sommige gemeenten worden precariorechten gevraagd, indien de aannemer of sloper om<br />

en nabij de bouw- of slooplocatie (meer) bakken wil plaatsen, hetgeen de scheiding belemmert.<br />

Soms is ook een ontheffing van de APV vereist wat een drempel kan zijn voor het plaatsen van<br />

(meer) bakken.<br />

• Het blijkt dat op de bouwplaatsen, ook indien er meer bakken geplaatst waren, deze vaak niet<br />

alleen gevuld waren met enkel karton of plastics, maar dat er vaak weer diverse materialen bij<br />

elkaar lagen. De discipline op de bouwlocatie lijkt verbeterd te moeten worden.<br />

• De EVOA-beschikking blijkt niet goed op de vigerende Wm-vergunning af te stemmen te zijn<br />

ten aanzien van het sorteerproces dat doorlopen wordt en dat door de bedrijven gemeld wordt<br />

bij de kennisgeving.<br />

• Het LAP bevat geen minimumstandaard waar rekening mee moet worden gehouden bij<br />

Wm-vergunningverlening. Als gevolg daarvan kan, afhankelijk van de Wm-vergunning, op<br />

allerhande niveaus worden gesorteerd, hetgeen doorwerkt in de wijze waarop te exporteren<br />

residuen zijn samengesteld. Verder sluiten de vergunningen Wet milieubeheer niet naadloos<br />

aan op de kennisgevingen, hetgeen kan leiden tot ongewenste situaties en wat een goede<br />

ketenhandhaving in de weg staat.<br />

• Als gevolg van uitspraken van de Raad van State lijkt de beleidssturing steeds moeilijker<br />

te worden en komt het zwaartepunt bij de handhaving te liggen. De investeringen in<br />

hoogwaardige scheidingstechnieken lopen gevaar door bedrijven die (legitiem) op een lager<br />

niveau scheiden. Dit heeft gevolgen voor de rechtsgelijkheid en de concurrentiepositie van<br />

bedrijven. Doordat er op een lager niveau gescheiden wordt, loopt de systematiek van de<br />

Ladder van Lansink gevaar.<br />

• De controlekans, de pakkans, de detectiekans en de sanctiekans zijn niet groot bij EVOAovertredingen.<br />

• Er zijn de nodige afwijkingen dan wel overtredingen vastgesteld. Van de inhoudelijke<br />

gecontroleerde (daadwerkelijke gesorteerde) transporten met residu blijkt dat het grootste<br />

deel van deze transporten niet aan de samenstellingseisen voldoet.<br />

• Een deel van de geëxporteerde restfractie na sortering, waarvan wordt aangenomen dat deze<br />

wordt verwerkt in Duitsland, wordt vermoedelijk gestort.<br />

26<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


3 Risicomomenten<br />

in de BSA-keten


In dit hoofdstuk staat onderzoeksvraag 7 centraal. Dit hoofdstuk bevat derhalve een korte<br />

beschrijving van de risicomomenten in de BSA-keten die de projectgroep onderkent.<br />

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat er verschillende problemen zijn met betrekking tot de BSA-keten. In<br />

paragraaf 2.6 zijn de belangrijkste conclusies van de projectgroep op dit punt samengevat. Omdat<br />

niet alle problemen direct in één keer zullen kunnen worden aangepakt, heeft de projectgroep<br />

een afweging gemaakt met betrekking tot de thans belangrijkste risicomomenten in de BSAketen,<br />

dat wil zeggen momenten waarop het risico het grootst is dat wet- en regelgeving<br />

niet wordt nageleefd dan wel momenten die bepalend zijn voor de mogelijke milieu- en/of<br />

volksgezondheidseffecten van de BSA-keten. De projectgroep onderkent op grond van het<br />

uitgevoerde project drie risicomomenten. Ze worden hierna in aparte paragrafen beschreven.<br />

3.1 Risicomoment 1 – slopen en bouwen<br />

Het eerste risicomoment bevindt zich direct aan het begin van de keten, daar waar een gebouw<br />

wordt gesloopt of gebouwd.<br />

Het begin van de keten is om twee verschillende redenen een risicomoment:<br />

1 In de eerste plaats is afvalscheiding aan de bron uit het oogpunt van milieu- en volksgezondheidsrisico’s<br />

van belang. Gevaarlijke stoffen in een te slopen gebouw die niet selectief<br />

worden verwijderd kunnen, indien zij aldus in de BSA-stroom terechtkomen, verderop in de<br />

keten milieu- en/of volksgezondheidsrisico’s veroorzaken. Gedacht kan worden aan onder<br />

andere de volgende gevaarlijke stoffen waarmee de BSA-stroom verontreinigd kan zijn: asbest,<br />

teerhoudend dakleer, radioactief slakkenwol en PAK uit schoorstenen. Uit het ketenonderzoek<br />

(hoofdstuk 2) is gebleken dat het selectief verwijderen van gevaarlijke stoffen voordat de sloop<br />

van een gebouw begint voor verbetering vatbaar is.<br />

2 In de tweede plaats is afvalscheiding aan de bron uit duurzaamheidsoogpunt van belang.<br />

Afvalscheiding aan de bron bevordert het hergebruik van BSA, waardoor er minder beroep<br />

behoeft te worden gedaan op primaire grondstoffen. Dit is een belangrijk uitgangspunt van het<br />

beleid. Uit het ketenonderzoek (hoofdstuk 2) is gebleken dat afvalscheiding aan de bron voor<br />

verbetering vatbaar is.<br />

3.2 Risicomoment 2 – sorteren<br />

Het tweede risicomoment bevindt zich halverwege de keten, daar waar de BSA-stroom voor<br />

sortering terechtkomt bij sorteerinrichtingen.<br />

Het sorteermoment is een risicomoment, omdat de sorteerinrichtingen in de gelegenheid zijn<br />

om de BSA-stroom niet goed (dat wil zeggen zo optimaal mogelijk) te sorteren of sortering zelfs<br />

achterwege te laten.<br />

Bij niet goed of niet sorteren worden eventuele verontreinigingen van de BSA-stroom met<br />

gevaarlijke stoffen (asbest, teerhoudend dakleer, radioactief slakkenwol, PAK) opnieuw<br />

onvoldoende of niet uit de BSA-stroom verwijderd, waardoor deze verontreinigingen zich<br />

wederom verder in de keten kunnen begeven. De uit de verontreinigde BSA-stroom gesorteerde<br />

puinfractie bereikt bijvoorbeeld verontreinigd en wel de (vaste) puinbreker; van deze puinbreker<br />

afkomstige secundaire bouwstoffen kunnen daardoor vervolgens ook verontreinigd zijn wat<br />

milieu- en volksgezondheidsrisico’s kan opleveren.<br />

BSA niet goed of niet sorteren bemoeilijkt bovendien het hergebruik van BSA, welk hergebruik<br />

zoals gezegd uit duurzaamheidsoogpunt een belangrijk beleidsuitgangspunt is (minder beroep<br />

op primaire grondstoffen).<br />

28<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


3.3 Risicomoment 3 – export<br />

Het derde risicomoment bevindt zich aan het einde van de keten en betreft de export van BSAresidu<br />

over de grens naar Duitsland of verder.<br />

Bedoelde export is een risicomoment, omdat er onder de noemer ‘niet herbruikbaar BSA’<br />

ook andere afvalstoffen de grens over blijken te gaan waaronder grof huishoudelijk afval en<br />

vergelijkbaar bedrijfsafval.<br />

Een ander punt dat de export tot een risicomoment maakt, is dat er aanwijzingen zijn dat<br />

het BSA-residu in het buitenland niet wordt verwerkt, zoals gedacht en beleidsmatig gezien<br />

toegestaan, maar wordt gestort. Export ten behoeve van stort is niet beleidsconform.<br />

Tot besluit van dit hoofdstuk bevat figuur 3.1 de eerder in dit rapport opgenomen schematische<br />

weergave van de keten, met daarin aangegeven de drie risicomomenten.<br />

Risicomomenten in de BSA-keten<br />

29


Figuur 3.1 Schematische weergave van de keten, inclusief risicomomenten ( )<br />

30<br />

Diverse fracties:<br />

asbest, puin, metalen,<br />

hout, restafval<br />

Slopen Bouwen<br />

Breker op locatie<br />

Productie/<br />

hergebruik<br />

Afgifte<br />

Transporteur/<br />

Inzamelaar<br />

Overslag/<br />

grove voorsortering<br />

Afvalverwerker,<br />

sorteerinrichting,<br />

puinbreker, eindverwerker<br />

Residu<br />

Diverse fracties:<br />

puin, karton,<br />

plastics, restafval<br />

Stort/AVI Export<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


4 Aanpak<br />

risicomomenten<br />

BSA-keten


In dit hoofdstuk staat onderzoeksvraag 8 centraal: hoe kunnen de risicomomenten in de keten<br />

(zoals beschreven in hoofdstuk 3) worden ondervangen of aangepakt op strategisch, tactisch en<br />

operationeel niveau? De aanpak voor risicomoment 1 is opgenomen in paragraaf 4.1. De aanpak<br />

van risicomoment 2 treft u aan in paragraaf 4.2.<br />

De aanpak voor het derde risicomoment – de export – is niet uitgewerkt in dit rapport/hoofdstuk.<br />

De reden hiervoor is als volgt. In dit rapport is reeds op verschillende plaatsen gewezen op het<br />

BSA-onderzoek 2004 van de VROM-Inspectie (rapport ‘Residu over de grens’). De projectgroep<br />

heeft geconstateerd dat er zowel in het onderhavige project, als ook in het BSA-project 2004,<br />

diverse knelpunten naar voren zijn gekomen met betrekking tot de export van (residuen van)<br />

BSA. Aangezien de export van BSA-residu in het BSA-project 2004 explicieter en specifieker is<br />

onderzocht, terwijl deze export van het onderhavige project slechts een onderdeel was, is de<br />

projectgroep van mening dat de trekkersrol voor wat de aanpak betreft van de knelpunten die<br />

de export van BSA-residu omgeven ligt bij het BSA-project 2004 en niet bij het onderhavige<br />

LOM-project. De projectgroep beveelt het management van de VROM-Inspectie aan om de<br />

besluitvorming over en de implementatie van de aanbevelingen uit het BSA-project 2004, vanuit<br />

de ketengedachte, te plaatsen in het bredere LOM-kader. De projectgroep van het onderhavige<br />

project beveelt op het punt van de export van (residuen van) BSA in ieder geval aan, om<br />

in samenwerking met de bevoegde Duitse instanties te controleren of bij de ontvangende<br />

inrichtingen in Duitsland het overgebrachte afval conform de kennisgeving wordt verwerkt. In<br />

het kader van het in hoofdstuk 2 genoemde TFS traject heeft de VROM-Inspectie hiertoe overigens<br />

al initiatieven genomen. Daarnaast is er overleg tussen de VROM-Inspectie en enkele Duitse<br />

deelstaten gestart. Naar aanleiding van dit project is ten aanzien van het derde risicomoment<br />

tot slot gekeken naar de mogelijkheid om de EVOA-beschikking te koppelen aan het daaraan<br />

voorafgaande regiem van de Wm-vergunning, maar geconcludeerd is dat deze koppeling niet<br />

mogelijk is.<br />

4.1 Aanpak risicomoment 1 – slopen en bouwen<br />

Strategie 1 Wat bereiken?<br />

Het uit duurzaamheidsoogpunt verkleinen van het beslag op primaire grondstoffen, door via<br />

BSA-scheiding aan de bron (bouw- of sloopmoment) het gebruik van secundaire grondstoffen<br />

beter mogelijk te maken of problemen bij de toepassing ervan door ongewenste vervuiling<br />

te voorkomen. Achterliggende gedachte is dat (extra) sorteeractiviteiten, scheiding en opslag<br />

verderop in de keten worden voorkomen: BSA-stromen die zich lenen voor hergebruik zijn bij<br />

scheiding aan de bron direct beschikbaar als secundaire grondstof.<br />

Tactieken voor strategie 1 – Hoe te bereiken wat we willen bereiken? 9<br />

Voor BSA-scheiding aan de bron is er thans, voor wat niet-gevaarlijke afvalstoffen betreft , weinig<br />

geregeld wat afdwingbaar is. Terugvallen op bestaande regelgeving is derhalve onvoldoende<br />

om de aangegeven strategie te bereiken. De projectgroep denkt dat een combinatie van de<br />

onderstaande tactieken, enerzijds dwingend en anderzijds stimulerend van aard, kan leiden tot<br />

BSA-scheiding aan de bron teneinde het gebruik van secundaire grondstoffen te stimuleren.<br />

Tactiek 1.1 Dwing scheiding af door het benutten van de vergunningmogelijkheden<br />

Uit het ketenonderzoek blijkt onder meer dat het bevoegd gezag bij het afgeven van bouw- en<br />

sloopvergunningen doorgaans weinig aandacht besteedt aan afvalscheiding bij bouw of sloop.<br />

Voor scheiding aan de bron is dit een gemiste kans.<br />

9 Opgemerkt wordt dat de Staatssecretaris van VROM de ontwikkeling en inwerkingtreding van een AMvB Slopen heeft<br />

aangekondigd. De strategieën en tactieken voor het eerste risicomoment kunnen daardoor, op termijn, wellicht moeten<br />

worden herijkt of in een bepaalde richting worden bijgestuurd.<br />

32<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


De eerste tactiek om scheiding aan de bron te bewerkstelligen is dan ook dat het bevoegd gezag<br />

de mogelijkheden van de vergunning benut en in de vergunning voorwaarden stelt aan het<br />

scheiden van het afval dat bij de bouw of de sloop vrijkomt. Dit heeft als bijkomend voordeel<br />

dat de mogelijkheden voor handhaving worden vergroot. Bovendien kan het innovatie uitlokken<br />

(bijvoorbeeld containers met verschillende compartimenten). Naast opname in de vergunning<br />

van het principe ‘gij zult scheiden’, is het volgens de projectgroep raadzaam om in de vergunning<br />

ook het bijhouden van een afvalboekhouding voor te schrijven. Het bijhouden van een<br />

afvalboekhouding kan het ‘afvalbewustzijn’ van zowel bedrijven als individuele medewerkers op<br />

de bouw- of slooplocatie vergroten. Tevens is de afvoer van de verschillende afvalstromen aan<br />

de hand van de boekhouding achteraf herleidbaar. De gemeente Enschede heeft ervaring met<br />

het bovenstaande en is over de resultaten ervan redelijk positief, evenals de bedrijven die vooraf<br />

weten waar zij aan toe zijn en waarop zij zullen worden gecontroleerd.<br />

Tactiek 1.2 Stimuleer scheiding door het verlagen van de drempels<br />

Uit het ketenonderzoek blijkt dat er enkele belangrijke drempels zijn voor scheiding aan de bron.<br />

Sommige gemeenten heffen precariorechten, indien er (meer) afvalcontainers om en nabij een<br />

bouw- of slooplocatie worden geplaatst. Maar vooral de discipline van de mensen op de bouw-<br />

of slooplocatie lijkt van doorslaggevend belang te zijn. Om scheiding aan de bron te stimuleren<br />

dienen de aangegeven drempels waarop scheiding thans stuit te worden verlaagd.<br />

Operationele acties voor tactiek 1.1 en 1.2 – Wie moet wat doen?<br />

Actie 1.1.1 Pilotproject ‘vergunningen’ opzetten, uitvoeren en evalueren ➜ VNG<br />

Onder tactiek 1.1 is aangegeven dat de vergunning mogelijkheden biedt om bij bouwen of slopen<br />

een zekere afvalscheiding af te dwingen, evenals het bijhouden van een afvalboekhouding. Deze<br />

mogelijkheden worden thans niet algemeen benut door de bevoegde overheden. Dit lijkt te<br />

maken te hebben met onbekendheid met de vergunningmogelijkheden en met aarzeling over<br />

de te behalen resultaten. Daarom is voor tactiek 1.1 de volgende actie voor de VNG gedefinieerd:<br />

het opzetten en uitvoeren van een pilotproject waarin een aantal daarvoor gemotiveerde<br />

gemeenten op gestructureerde wijze ervaring zullen opdoen met (a) het in de vergunning<br />

opnemen van (gedetailleerde) voorwaarden aan het scheiden van het afval dat bij de bouw<br />

of de sloop vrijkomt, (b) het in de vergunning opnemen van de verplichting tot het bijhouden<br />

van een afvalboekhouding (in een ‘Bouwlogboek’) en (c) het controleren en handhaven van de<br />

aldus afgegeven vergunning. Bekeken wordt in hoeverre een koppeling met de (in ontwikkeling<br />

zijnde) VROM-vergunning mogelijk is. De resultaten van het pilotproject zullen worden gemonitord<br />

en geëvalueerd. De monitoringsresultaten kunnen na afloop aangeven dat er succes is<br />

geboekt dan wel dat het succes tegenvalt. In het geval van succes kan het pilotproject vervolgens<br />

worden opgeschaald; bij tegenvallend succes kunnen de redenen daarvoor worden nagegaan en<br />

kan een nieuw pilotproject worden opgestart (als dat zinvol is) of kan worden besloten dat het<br />

benutten van de vergunningmogelijkheden bij nader inzien toch niet brengt wat we er thans van<br />

verwachten.<br />

Actie 1.2.1 Onderzoek naar het verhogen van de scheidingsdiscipline<br />

op de bouw- of slooplocatie ➜ VNG i.s.m. de branche<br />

Onder tactiek 1.2 zijn enkele drempels aangegeven voor afvalscheiding op de bouw- of<br />

slooplocatie. Van zeer groot belang is de discipline van de bedrijven en hun medewerkers op<br />

de bouw- of slooplocatie die de scheiding aan de bron de facto dienen uit te voeren. Onbekend<br />

is thans welke factoren de scheidingsdiscipline van bedrijven en hun medewerkers op een<br />

bouw- of slooplocatie met name bepalen, zodat we ook niet goed weten wat de belangrijkste<br />

aangrijpingspunten zijn om de scheidingsdiscipline op de locatie te vergroten. Daarom is voor<br />

tactiek 1.2 de volgende actie voor de VNG in samenwerking met de branche gedefinieerd: het<br />

opzetten en uitvoeren van een onderzoek naar de factoren die de scheidingsdiscipline van<br />

bedrijven en hun medewerkers op de bouw- of slooplocatie met name bepalen en het doen van<br />

aanbevelingen voor het in de gewenste richting (scheiding aan de bron) beïnvloeden van deze<br />

factoren.<br />

Aanpak risicomomenten BSA-keten<br />

33


Actie 1.2.3 Het verzoeken van gemeenten om geen precariorechten<br />

te heffen bij (meer) afvalcontainers ➜ VNG<br />

Om het ten behoeve van afvalscheiding plaatsen van meer containers om en nabij een sloop-<br />

of bouwlocatie niet te ontmoedigen, is de volgende actie voor de VNG gedefinieerd: gemeenten<br />

aanschrijven met het verzoek geen precariorechten te heffen indien een bedrijf om en nabij<br />

een bouw- of slooplocatie ten behoeve van afvalscheiding meer afvalcontainers wil plaatsen.<br />

Het aanschrijven wordt ondersteund doordat de VNG aan deze kwestie ook in het huisorgaan<br />

aandacht zal besteden.<br />

Strategie 2 Wat bereiken?<br />

Het uit milieu- en volksgezondheidsoogpunt voorkomen dat BSA verontreinigd raakt met<br />

schadelijke stoffen (zoals bijvoorbeeld asbest, slakkenwol, teerhoudend dakleer, PAK van<br />

schoorstenen, niet lege kitspuiten en verfblikken) door – in geval van sloop – selectief te slopen<br />

en afvalscheiding aan de bron.<br />

Tactieken voor strategie 2 – Hoe te bereiken wat we willen bereiken?<br />

Voor het bereiken van strategie 2 in het geval van bouwlocaties, wordt verwezen naar de<br />

tactieken en acties die hiervoor, bij strategie 1, zijn aangegeven. Met de aangegeven tactieken kan<br />

ook het op bouwplaatsen gescheiden houden van schadelijke stoffen, zoals niet lege kitspuiten<br />

en verfblikken, volgens de projectgroep worden gestimuleerd/bereikt.<br />

De tactieken die hieronder voor het bereiken van strategie 2 aan de orde komen, hebben gezien het<br />

voorgaande betrekking op slooplocaties. De projectgroep acht de kans op het verontreinigd raken<br />

van de BSA-stroom met schadelijke stoffen vooral op slooplocaties hoog. De onderstaande tactieken<br />

vormen een samenhangend geheel van heldere regels op gemeentelijk niveau die de gemeente<br />

gericht controleert en handhaaft, ondersteund door communicatie en ketenhandhaving.<br />

Tactiek 2.1 Het benutten van de mogelijkheden van de (model) Bouwverordening door gemeenten<br />

Door bij het slopen van gebouwen te eisen dat schadelijke stoffen selectief worden verwijderd en<br />

aldus vooraf worden gescheiden van de later vrijkomende BSA-stroom, kan worden voorkomen<br />

dat schadelijke stoffen schonere materialen, die kunnen worden benut als secundaire grondstof,<br />

tot ver in de keten verontreinigen.<br />

Het voorafgaand aan sloop inventariseren en vervolgens selectief verwijderen van asbest<br />

is bijvoorbeeld expliciet geregeld en kent een eigen wettelijk kader (zie resultaten LOMinterventiestrategie<br />

Asbest). Voor andere schadelijke stoffen waarmee je de BSA-stroom niet wilt<br />

belasten, zoals bijvoorbeeld teerhoudend dakleer, is dit minder expliciet het geval. Echter, de<br />

(model) Bouwverordening biedt de mogelijkheid aan gemeenten om selectieve verwijdering en<br />

scheiding van schadelijke stoffen uit sloopwerken te regelen in de sloopvergunning. Gemeenten<br />

kunnen dit ook goed beargumenteren, want als schadelijke stoffen niet voorafgaand aan de sloop<br />

worden verwijderd en terechtkomen in de BSA-stroom, dan kunnen deze verontreinigingen<br />

daaruit vrijwel niet meer verwijderd worden!<br />

Tactiek 2.1 samengevat: om verontreiniging van de BSA-stroom met schadelijke stoffen te<br />

voorkomen, wordt bij sloopwerken op grond van de Bouwverordening in de sloopvergunning<br />

voorgeschreven dat deze stoffen, voorafgaand aan het slopen, selectief worden verwijderd en<br />

gescheiden worden afgevoerd.<br />

Tactiek 2.2 (Prioriteit voor) gericht toezicht en eenduidige sancties bij niet naleven<br />

Selectieve verwijdering van schadelijke stoffen voorschrijven in de sloopvergunning (tactiek 2.1)<br />

is het begin. Daarna is (prioriteit voor) gericht toezicht op de naleving van de sloopvergunningen<br />

nodig door gemeenten en politie in combinatie met eenduidige sancties indien bedrijven de<br />

afgegeven sloopvergunning niet naleven. Voor dit laatste is een eenduidige strafvorderingslijst<br />

van het Functioneel Parket van het OM nodig.<br />

34<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Tactiek 2.3 Gerichte communicatie<br />

Ter ondersteuning van de voorgaande tactieken 2.1 en 2.2 is gerichte communicatie, als<br />

ondersteunend instrument, volgens de projectgroep noodzakelijk. Deze communicatie kent twee<br />

verschillende doelgroepen en boodschappen:<br />

• Communicatie met opdrachtgevers van sloopwerken. Het slopen van een gebouw is één van<br />

de vele stappen in een nieuwbouw- of renovatieproces. Vaak proberen opdrachtgevers kosten<br />

te besparen op het slopen, omdat zij het beschikbare geld liever besteden aan de nieuwbouw<br />

of renovatie zelf. De eenvoudigste manier om kosten te besparen is het stellen van niet al te<br />

veel eisen aan de sloop. De zorg voor een adequate omgang met in het sloopwerk aanwezige<br />

schadelijke stoffen leggen opdrachtgevers veelal bij de aannemer van het sloopwerk. Via<br />

communicatie met opdrachtgevers van sloopwerken, waaronder projectontwikkelaars en<br />

woningcorporaties, kan worden overgebracht dat (a) het niet selectief verwijderen van<br />

schadelijke stoffen voorafgaand aan de sloop problemen oplevert en (b) opdrachtgevers van<br />

sloopwerken hiervoor medeverantwoordelijkheid dragen en deze medeverantwoordelijkheid<br />

inhoud kunnen geven door het stellen van kwaliteitseisen aan de sloop waarvoor zij opdracht<br />

geven.<br />

• Communicatie met de sloopbranche c.q. -bedrijven. Door met de sloopbranche te communiceren<br />

over tactiek 2.1 en tactiek 2.2 kan deze branche alert worden gemaakt op het feit dat gemeenten<br />

de sloopvergunningen en het toezicht daarop meer gaan richten op het vooraf selectief<br />

verwijderen uit sloopwerken van bepaalde schadelijke stoffen. Deze communicatie kan een<br />

positief effect hebben op het gedrag dat je wilt bewerkstelligen (preventieve handhaving).<br />

In de projectgroep is het idee van een kliklijn geopperd om zicht te krijgen op bedrijven die de<br />

regels overtreden. Dit idee wordt meegepakt bij de uitwerking van tactiek 2.3.<br />

Tactiek 2.4 Ketenhandhaving<br />

De bij sloop vrijkomende materiaalstromen worden afgevoerd, rechtstreeks of via een<br />

sorteerbedrijf, naar een (eind)verwerker. Aan de hand van afleverbonnen kan op de slooplocatie<br />

worden gecontroleerd of dit op de juiste wijze (Euralcodes, VIHB, et cetera) en naar een vergunde<br />

(sorteer)inrichting, welke de genoemde Euralcodes mag accepteren, heeft plaatsgevonden.<br />

Meestal is de provincie bevoegd gezag voor deze (sorteer)inrichtingen, alhoewel met de recente<br />

wijziging van het IVB gemeenten in meer gevallen dan voorheen bevoegd gezag zijn. Bij<br />

controles van de (sorteer)inrichtingen kan aan de hand van dezelfde afleverbonnen worden<br />

nagegaan of de aangevoerde materialen (met unieke Euralcodes) apart zijn aangevoerd,<br />

apart zijn gehouden en weer apart zijn afgevoerd. Daarnaast kan bij sorteerinrichtingen ook<br />

aan de hand van aangevoerde partijen (on)gesorteerd BSA worden gecontroleerd, of er nog<br />

(bepaalde) schadelijke materialen in het afval aanwezig zijn. Indien deze materialen bij een<br />

controle worden aangetroffen, kan terug in de keten – bij de ontdoener of leverancier van het<br />

afval – worden nagegaan of deze op de voorgeschreven wijze en met een sloopvergunning heeft<br />

gesloopt. Indien er bij een sorteerinrichting of een puinbreker schadelijke materialen worden<br />

aangetroffen in het (uitgesorteerde) BSA (puin), zoals dakleer, dakgrind, gipshoudend materiaal,<br />

asbest, et cetera), dan is er sprake van een overtreding, omdat de inrichting op grond van zijn<br />

acceptatiereglement (BRL 2506) visueel geen van de genoemde materialen in zijn puin mag<br />

accepteren.<br />

Tactiek 2.4 komt gezien het voorgaande neer op ketenhandhaving (toezicht houden op de<br />

keten voorwaarts en weer terug). Hierbij zullen verschillende partijen moeten samenwerken<br />

en concrete informatie moeten uitwisselen willen zij deze ketenhandhaving succesvol kunnen<br />

realiseren. Dit zijn in ieder geval de VROM-Inspectie, de gemeenten, de provincies en eventueel<br />

de certificerende instellingen (vanwege BRL 2506).<br />

Operationele acties voor tactiek 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 – Wie moet wat doen?<br />

Actie 2.1.1 Factsheets maken over de bij sloop selectief te verwijderen schadelijke stoffen ➜<br />

VROM/SenterNovem i.s.m. de VNG en de branche<br />

Op dit moment bestaat er een globaal beeld van de schadelijke stoffen die voor selectieve<br />

verwijdering voorafgaand aan sloop in aanmerking komen. De projectgroep vindt dat dit beeld<br />

Aanpak risicomomenten BSA-keten<br />

35


moet worden aangescherpt. Daarom formuleert de projectgroep de volgende actie: VROM/<br />

SenterNovem bepaalt in samenwerking met de VNG en de branche om welke schadelijke<br />

stoffen het in beginsel gaat en verzamelt vervolgens informatie over deze stoffen zodat de<br />

sloopvergunningen (en daaraan voorafgaand zonodig de (model) Bouwverordening) in het<br />

vervolg adequaat kunnen worden verleend.<br />

De verzamelde informatie wordt vastgelegd in een factsheet. Zo’n factsheet bevat het wettelijk<br />

kader (de vergunning dient hierop aan te sluiten), de ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwe<br />

verwerkingstechnieken) en de (mogelijke) gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid<br />

indien de betreffende stof niet selectief wordt verwijderd maar terechtkomt in de BSA-stroom.<br />

Voor de te maken factsheets wordt aansluiting gezocht bij de bestaande factsheets BRL-S 007.<br />

De schadelijke stoffen die de projectgroep in ieder geval van belang acht zijn (asbest is vanwege<br />

de reeds getroffen wettelijke regelingen niet opgenomen): (teerhoudend) dakleer en dakgrind,<br />

bitumen, teerhoudende niet waterdoorlatende lagen in funderingen, gipshoudend materiaal,<br />

slakkenwol, dikke verflagen/composiet en PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen)<br />

van schoorstenen.<br />

Actie 2.1.2 (= actie 1.1.1) Pilotproject ‘vergunningen’ opzetten, uitvoeren en evalueren ➜ VNG<br />

Actie 1.1.1 is het door de VNG opzetten, uitvoeren en evalueren van een pilotproject. In ditzelfde<br />

project neemt de VNG de in de vergunning vast te leggen eis mee dat bij het slopen van gebouwen<br />

schadelijke stoffen vooraf worden geïnventariseerd en selectief worden verwijderd (dit is actie<br />

2.1.2). De bij actie 1.1.1 genoemde afvalboekhouding dient eveneens betrekking te hebben op<br />

de verwijderde en afgevoerde schadelijke stoffen. Voor een verdere beschrijving van deze actie<br />

wordt verwezen naar de tekst bij actie 1.1.1. Wat betreft de inventarisatie nog het volgende. De<br />

inventarisatie van schadelijke stoffen, analoog aan een asbestinventarisatie, moet maximale<br />

zekerheid geven over aard, plaats en hoeveelheid van de in het sloopwerk aanwezige stoffen.<br />

Indien dat praktisch niet mogelijk is – het gebouw is in gebruik ten tijde van de inventarisatie<br />

– moet (=bindende voorwaarde) voorafgaand aan het slopen dit aanvullend onderzocht worden.<br />

Om die reden moet de Bouwverordening bindende instructies bevatten over de verplichte inventarisatie,<br />

voorbeelden op welke wijze gesloopt moet worden en de wijze van administratie.<br />

Actie 2.2.1 Model-instructie maken voor toezicht sloopvergunning ➜ VNG<br />

(Prioriteit voor) gericht toezicht door gemeenten en politie komt volgens de projectgroep<br />

niet vanzelf tot stand. Om dit te stimuleren en faciliteren acht de projectgroep de volgende<br />

voorwaardenscheppende VNG-actie noodzakelijk: het maken van een model-instructie<br />

voor gericht toezicht op de naleving van de sloopvergunning en de uitvoering van de<br />

sloopwerkzaamheden 10 .<br />

Actie 2.2.2 Opstellen eenduidige strafvorderingslijst ➜ Functioneel Parket<br />

Om geconstateerde overtredingen op een eenduidige manier te kunnen bestraffen is een<br />

eenduidige strafvorderingslijst vereist.<br />

Actie 2.3.1 Opstellen communicatieplan ➜ VNG i.o.m. VROM<br />

Voor de ondersteunende communicatie met opdrachtgevers van sloopwerken enerzijds en de<br />

sloopbranche c.q. -bedrijven anderzijds stelt de VNG in overleg met VROM een uitvoeringsgereed<br />

communicatieplan op. In het communicatieplan is opgenomen welke boodschappen met welke<br />

doelgroepen op welke wijze worden gewisseld en wie wanneer bij de uitvoering betrokken is. Bij<br />

het opstellen van het communicatieplan wordt de mogelijkheid van het opzetten van een kliklijn<br />

betrokken.<br />

10 De Vereniging BWT Nederland maakt een landelijk toezichtprotocol nieuwbouw (gereed eind 2005). In aansluiting daarop<br />

zou ook een toezichtprotocol sloop kunnen worden ontwikkeld. Overigens is de gemeente Enschede met een dergelijk<br />

protocol vrij ver gevorderd. Dit protocol zou kunnen worden benut.<br />

36<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Actie 2.4.1 Opstellen interventiestrategie voor ketenhandhaving ➜<br />

Provincies/IPO, VNG, VROM-Inspectie en zonodig eventuele anderen<br />

Om de onder tactiek 2.4 op hoofdlijnen uiteengezette manier van ketenhandhaving te<br />

operationaliseren, acht de projectgroep de volgende actie nodig: de provincies/het IPO, de VNG<br />

en de VROM-Inspectie stellen een uitvoeringsgerede interventiestrategie voor ketenhandhaving<br />

op. Zij volgen daarbij het in LOM-verband opgestelde format voor een interventiestrategie voor<br />

ketenhandhaving (de zogenoemde ‘model-interventiestrategie ketenhandhaving’).<br />

Met actie 2.4.1 is deze paragraaf over het eerste risicomoment gereed. Deze paragraaf over het<br />

eerste risicomoment is samengevat in tabel 4.1.<br />

Tabel 4.1 Samenvatting paragraaf 4.1, aanpak eerste risicomoment bouwen en slopen<br />

Strategieën en tactieken<br />

Strategie 1<br />

Het uit duurzaamheidsoogpunt verkleinen<br />

van het beslag op primaire grondstoffen,<br />

door via BSA-scheiding aan de bron<br />

(bouw- of sloopmoment) het gebruik van<br />

secundaire grondstoffen te stimuleren.<br />

Bijbehorende operationele acties Actor<br />

Tactiek 1.1<br />

Scheiding afdwingen via de bouw- of<br />

sloopvergunning<br />

Tactiek 1.2<br />

Scheiding stimuleren door het verlagen<br />

van drempels<br />

Strategie 2<br />

Het uit milieu- en volksgezondheidsoogpunt<br />

voorkomen dat BSA verontreinigd<br />

raakt met schadelijke stoffen door – in<br />

geval van sloop – selectief te slopen en<br />

afvalscheiding aan de bron.<br />

Tactiek 2.1<br />

Selectieve verwijdering en scheiding van<br />

schadelijke stoffen afdwingen via de<br />

sloopvergunning<br />

Tactiek 2.2<br />

(Prioriteit voor) gericht toezicht en<br />

eenduidige sancties<br />

Tactiek 2.3<br />

Gerichte communicatie ter ondersteuning<br />

van tactiek 2.1 en tactiek 2.2<br />

Tactiek 2.4<br />

Ketenhandhaving<br />

Aanpak risicomomenten BSA-keten<br />

Actie 1.1.1<br />

Pilotproject ‘vergunningen’<br />

opzetten, uitvoeren en evalueren<br />

Actie 1.2.1<br />

Onderzoek verhogen<br />

scheidingsdiscipline op<br />

bouw- of slooplocatie<br />

Actie 1.2.2<br />

Gemeenten verzoeken geen<br />

precariorechten te heffen<br />

Actie 2.1.1<br />

Factsheets van bij sloop selectief<br />

te verwijderen stoffen<br />

Actie 2.1.2 (= actie 1.1.1)<br />

Pilotproject ‘vergunningen’<br />

opzetten, uitvoeren en evalueren<br />

Actie 2.2.1<br />

Opstellen model-instructie<br />

toezicht (gemeente/politie)<br />

Actie 2.2.2<br />

Opstellen eenduidige<br />

strafvorderingslijst<br />

Actie 2.3.1<br />

Opstellen communicatieplan<br />

Actie 2.4.1<br />

Opstellen interventiestrategie<br />

voor ketenhandhaving<br />

VNG<br />

VNG i.s.m.<br />

branche<br />

VNG<br />

VNG<br />

VROM/Senter<br />

Novem, VNG,<br />

branche<br />

VNG<br />

VNG<br />

FP<br />

VNG i.o.m.<br />

VROM<br />

Provincies/<br />

IPO, VNG, VI,<br />

e.a. (zonodig)<br />

37


4.2 Aanpak risicomoment 2 – sorteren<br />

Strategie 3 Wat bereiken?<br />

Het uit duurzaamheidsoogpunt verkleinen van het beslag op primaire grondstoffen, door met<br />

behulp van een zo optimaal mogelijk sorteerproces het gebruik van secundaire grondstoffen te<br />

stimuleren. Hiervoor is het nodig dat sorteerinrichtingen:<br />

• Een zo volledig mogelijke scheiding uitvoeren. Dat wil zeggen dat zij alle herbruikbare fracties<br />

uit het BSA halen en deze zoveel mogelijk voor materiaalhergebruik afzetten. De verbrandbare<br />

restfractie alsmede de niet-herbruikbare en niet-verbrandbare restfractie dienen zo klein<br />

mogelijk te zijn.<br />

• Gescheiden aangeboden afvalstoffen die voor nuttige toepassing in aanmerking komen<br />

gescheiden houden en voor nuttige toepassing gescheiden afvoeren.<br />

Tactieken voor strategie 3 – Hoe te bereiken wat we willen bereiken?<br />

Tactiek 3.1 Handhaven sorteerinrichtingen met algemene kennisgeving voor uitvoer<br />

De vigerende wet- en regelgeving biedt weinig handvatten voor handhaving op een zo volledig<br />

mogelijke scheiding door sorteerinrichtingen en/of het gescheiden houden van gescheiden<br />

aangeboden afvalstoffen. Dit blijkt uit een door de projectgroep uitgevoerde verkenning van de<br />

huidige handhavingsmogelijkheden ten aanzien van sorteerinrichtingen. Deze verkenning is<br />

opgenomen in bijlage 7.<br />

Kern van de gemaakte verkenning is dat er ten aanzien van het sorteerproces vrijwel geen<br />

dwingende regels zijn vastgesteld. Enkel het, voorafgaand aan het sorteerproces, zeven van<br />

BSA en het verbod op de acceptatie van asbesthoudend BSA zijn beleidsregels die worden<br />

overgenomen in de vergunning.<br />

Het LAP geeft aan dat export van ongesorteerd afval mogelijk is en stelt hieraan ruime eisen.<br />

Alleen in het geval van een algemene kennisgeving voor uitvoer wordt vereist dat het afval<br />

systematisch en aantoonbaar gesorteerd wordt. En dat nu, biedt wel een aangrijpingspunt voor<br />

toezicht en handhaving: de sorteerinrichtingen met een algemene kennisgeving voor uitvoer<br />

kunnen worden gecontroleerd op het vereiste systematisch en aantoonbaar sorteren.<br />

Bijkomend voordeel is dat sorteerinrichtingen met een algemene kennisgeving voor uitvoer,<br />

binnen de totale groep van sorteerinrichtingen, het meest risicovol lijken te zijn.<br />

Tactiek 3.2 Aangepaste wet- en regelgeving<br />

Zoals gezegd bij tactiek 3.1, biedt de vigerende wet- en regelgeving weinig handvatten voor<br />

handhaving om strategie 3 te bereiken. Om de handhavingsmogelijkheden te vergroten en te<br />

verbeteren acht de projectgroep aangepaste wet- en regelgeving op de volgende vlakken van<br />

belang:<br />

a Een landelijke minimumstandaard voor de sortering van BSA in Nederland, waarbij eisen<br />

worden gesteld aan de fracties die uit dit proces komen. Het percentage dat voor nuttige<br />

toepassing in aanmerking komt zou in de pas moeten lopen met de (buitenlandse) eisen aan<br />

inrichtingen (level playing field).<br />

b Vergunningvoorschriften voor sorteerinrichtingen – op basis van het LAP – die de verplichting<br />

inhouden dat het geaccepteerde afval in ten minste een aantal met name genoemde fracties<br />

wordt gescheiden. De verplichting tot scheiding kan eventueel met een rendementsverplichting<br />

geschieden, zodat niet kan worden volstaan met slechts een grove voorsortering met een<br />

kraan.<br />

Tactiek 3.3 Zelfreiniging binnen de branche<br />

Binnen een branche lijden bedrijven die de regels naleven onder bedrijven die dat niet doen en<br />

daardoor concurrentievoordelen kunnen behalen. Binnen een branche is in veel gevallen wel<br />

bekend welke bedrijven de regels wel en niet naleven. Het aanspreken van het zelfreinigend<br />

vermogen (naming and shaming van notoire overtreders) is een optie om strategie 3 te bereiken.<br />

38<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Temeer daar dit aansluit bij de conclusie van paragraaf 2.4 dat bedrijven vrezen voor het<br />

openbaar worden van misstappen vanwege imagoschade en maatschappelijke onrust.<br />

Operationele acties voor tactiek 3.1, 3.2 en 3.3 – Wie moet wat doen?<br />

Actie 3.1.1 Het voorbereiden en uitvoeren van gezamenlijke controles bij sorteerbedrijven<br />

met een algemene kennisgeving voor export van onder andere BSA en een vergunning<br />

met aanvraag op grond van de Wm ➜ Provincies en VROM-Inspectie<br />

Sorteerbedrijven met een algemene kennisgeving voor export moeten op basis van het LAP<br />

systematisch en aantoonbaar sorteren. Voor strategie 1 is dit één van de weinige concrete<br />

aangrijpingspunten in de vigerende wet- en regelgeving. De projectgroep is van mening dat<br />

dit aangrijpingspunt moet worden benut. Vandaar dat de projectgroep de volgende actie nodig<br />

acht: De provincies en de VROM-Inspectie (EVOA) bereiden gezamenlijke controles voor en<br />

voeren deze uit, van sorteerinrichtingen met een algemene kennisgeving voor uitvoer, om te<br />

controleren of zij de vereiste sortering systematisch en aantoonbaar plegen.<br />

Actie 3.2.1 Opstellen en implementeren landelijke minimumstandaard sortering BSA ➜ VROM/SAS<br />

De vigerende wet- en regelgeving biedt zoals gezegd weinig handvatten voor handhaving op<br />

een zo volledig mogelijke scheiding door sorteerinrichtingen en/of het gescheiden houden van<br />

gescheiden aangeboden afvalstoffen. De projectgroep ziet een landelijke minimumstandaard als<br />

een geschikt instrument om tot een zo volledig mogelijke scheiding te komen c.q. een dergelijke<br />

scheiding af te kunnen dwingen. Dit leidt tot de volgende actie voor VROM/SAS: het opstellen<br />

en implementeren van een landelijke minimumstandaard voor de sortering van BSA, waarbij<br />

eisen worden gesteld aan de fracties die uit dit proces komen en waarbij het percentage dat<br />

voor nuttige toepassing in aanmerking komt in de pas loopt met de buitenlandse eisen aan<br />

inrichtingen.<br />

Actie 3.2.2 Schep een basis in het LAP voor een sorteerplicht voor een aantal<br />

met name genoemde afvalstromen, inclusief rendementsverplichting ➜ VROM/SAS<br />

De projectgroep is van mening dat het goed zou zijn indien in de vergunning van sorteerinrichtingen<br />

een zekere sorteerplicht zou worden opgenomen met betrekking tot een aantal met name<br />

genoemde stromen. De projectgroep vindt dat in ieder geval de volgende stromen voor zo’n<br />

plicht in aanmerking komen: gevaarlijk afval, asbest, papier en karton, hout, textiel, kunststof,<br />

metaal, elektrische apparatuur, glas en niet-herbruikbaar restafval.<br />

Voordat provincies genoemde plicht in de vergunning kunnen opnemen dient daarvoor een basis<br />

te worden geschapen in het LAP. Zodoende komt de projectgroep tot de volgende operationele<br />

actie voor VROM/SAS: het in het LAP vastleggen van een sorteerplicht voor in ieder geval<br />

gevaarlijk afval, asbest, papier en karton, hout, textiel, kunststof, metaal, elektrische apparatuur,<br />

glas en niet herbruikbaar restafval inclusief de mogelijkheid van een rendementsverplichting.<br />

Actie 3.2.3 Neem de sorteerplicht, waarvoor in het LAP de basis is gecreëerd,<br />

op in de vergunningvoorschriften van sorteerinrichtingen ➜ Provincies<br />

Volgend op actie 3.2.3 geldt de volgende actie voor de provincies: het via de vergunningvoorschriften<br />

effectueren van de in het LAP vastgelegde sorteerplicht voor in ieder geval gevaarlijk afval,<br />

asbest, papier en karton, hout, textiel, kunststof, metaal, elektrische apparatuur, glas en niet<br />

herbruikbaar restafval inclusief rendementsverplichting.<br />

Actie 3.3.1 Overleg met de branche over de mate waarin deze in staat is – in overleg en in samenwerking<br />

met de overheid – tot zelfreiniging ➜ Provincies/IPO i.o.m. VROM (SAS en Inspectie)<br />

De actie die de projectgroep ziet voor de provincies/het IPO in overleg met het ministerie van<br />

VROM (SAS en Inspectie) is het initiëren van overleg met de branche(verenigingen) over de<br />

mate waarin en de wijze waarop het mogelijk is om notoire overtreders middels ‘naming and<br />

shaming’ te bewegen tot het naleven van de regels.<br />

Aanpak risicomomenten BSA-keten<br />

39


Strategie 4 Wat bereiken?<br />

Het uit milieu- en volksgezondheidsoogpunt voorkomen dat herbruikbare c.q. voor hergebruik<br />

bestemde BSA-stromen die sorteerbedrijven verlaten, verontreinigd zijn met schadelijke stoffen<br />

(zoals dakleer, PAK’s, slakkenwol, et cetera).<br />

Tactieken voor strategie 4 – Hoe te bereiken wat we willen bereiken?<br />

Tactiek 4.1 Ketenhandhaving (= tactiek 2.4)<br />

Eerder is tactiek 2.4 (ketenhandhaving) beschreven, waarin ook de sorteerinrichtingen zijn<br />

meegenomen. Kortheidshalve wordt op deze plaats naar de beschrijving van tactiek 2.4 verwezen.<br />

In het licht van strategie 4 gaat het vooral om mogelijke overtredingen door sorteerinrichtingen<br />

van het acceptatiereglement (BRL 2506).<br />

Tactiek 4.2 Aangepaste wet- en regelgeving (= tactiek 3.2 onder b)<br />

Eerder is ten aanzien van sorteerinrichtingen tactiek 3.2 b beschreven (aangepaste wet- en<br />

regelgeving: sorteerplicht in vergunningvoorschriften op basis van het LAP). Kortheidshalve<br />

wordt hier naar deze beschrijving verwezen. Tactiek 3.2 b kan ook worden ingezet ten behoeve<br />

van het bereiken van strategie 4.<br />

Tactiek 4.3 Zelfreiniging binnen de branche (= tactiek 3.3)<br />

Eerder is tactiek 3.3 beschreven. Kortheidshalve wordt daarnaar op deze plek verwezen.<br />

Operationele acties voor tactiek 4.1, 4.2 en 4.3 – Wie moet wat doen?<br />

Actie 4.1.1 (= actie 2.4.1) Opstellen interventiestrategie voor ketenhandhaving ➜<br />

Provincies/IPO, VNG, VROM-Inspectie en zonodig eventuele anderen<br />

Voor de beschrijving van actie 4.1.1 wordt verwezen naar de beschrijving van (de gelijke) actie<br />

2.4.1.<br />

Actie 4.2.1 (= actie 3.2.2) Schep een basis in het LAP voor een sorteerplicht voor een aantal met name<br />

genoemde afvalstromen, inclusief rendementsverplichting ➜ VROM/SAS<br />

Voor de beschrijving van actie 4.2.1 wordt verwezen naar de beschrijving van (de gelijke) actie<br />

3.2.2.<br />

Actie 4.2.2 (= actie 3.2.3) Neem de sorteerplicht, waarvoor in het LAP de basis is gelegd,<br />

op in de vergunningvoorschriften van sorteerders ➜ Provincies<br />

Voor de beschrijving van actie 4.2.2 wordt verwezen naar de beschrijving van (de gelijke) actie<br />

3.2.3.<br />

Actie 4.3.1 (= actie 3.3.1) Overleg met de branche over de mate waarin deze in staat is –<br />

in overleg en in samenwerking met de overheid – tot zelfreiniging ➜<br />

Provincies/IPO in overleg met VROM (SAS en Inspectie)<br />

Voor de beschrijving van actie 4.3.1 wordt verwezen naar de (gelijke) actie 3.3.1.<br />

Met actie 4.3.1 is deze paragraaf over het tweede risicomoment gereed. Deze paragraaf over het<br />

tweede risicomoment is samengevat in tabel 4.2.<br />

40<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Tabel 4.2 Samenvatting paragraaf 4.2, aanpak tweede risicomoment sorteren<br />

Strategieën en tactieken Bijbehorende operationele acties Actor<br />

Strategie 3<br />

Uit duurzaamheidsoogpunt scheiden<br />

sorteerinrichtingen zo volledig mogelijk<br />

en houden zij gescheiden aangeboden<br />

afvalstoffen voor nuttige toepassing<br />

gescheiden en voeren zij deze stoffen<br />

gescheiden af<br />

Tactiek 3.1<br />

Handhaven sorteerinrichtingen<br />

met algemene kennisgeving voor uitvoer<br />

Tactiek 3.2<br />

Nieuwe of aangepaste wet- en regelgeving<br />

Tactiek 3.3<br />

Zelfreiniging binnen de branche<br />

Strategie 4<br />

Uit milieu- en volksgezondheidsoogpunt<br />

voorkomen dat herbruikbare c.q. voor<br />

hergebruik bestemde BSA-stromen<br />

die sorteerbedrijven verlaten, zijn<br />

verontreinigd met contaminerende stoffen<br />

Tactiek 4.1<br />

Ketenhandhaving<br />

Tactiek 4.2<br />

Nieuwe of aangepaste wet- en regelgeving<br />

Tactiek 4.3<br />

Zelfreiniging binnen de branche<br />

Aanpak risicomomenten BSA-keten<br />

Actie 3.1.1<br />

Voorbereiden en uitvoeren<br />

gezamenlijke controles bij<br />

sorteerbedrijven met algemene<br />

kennisgeving<br />

Actie 3.2.1<br />

Opstellen en implementeren<br />

landelijke minimumstandaard<br />

verwerking BSA<br />

Actie 3.2.2<br />

Sorteerplicht in LAP<br />

Actie 3.2.3<br />

Sorteerplicht in vergunning-<br />

voorschriften sorteerinrichtingen<br />

Actie 3.3.1<br />

Overleg met de branche<br />

over zelfreiniging<br />

Actie 4.1.1 (= actie 2.4.1)<br />

Opstellen interventiestrategie<br />

voor ketenhandhaving<br />

Actie 4.2.1 (= actie 3.2.2)<br />

Sorteerplicht in LAP<br />

Actie 4.2.2 (= actie 3.2.3)<br />

Sorteerplicht in vergunningvoorschriften<br />

sorteerinrichtingen<br />

Actie 4.3.1 (= actie 3.3.1)<br />

Overleg met de branche over<br />

zelfreiniging<br />

Provincies<br />

en VROM-<br />

Inspectie<br />

VROM/SAS<br />

VROM/SAS<br />

Provincies<br />

Provincies/<br />

IPO i.o.m.<br />

VROM (SAS<br />

en Inspectie)<br />

Provincies/<br />

IPO, VNG,<br />

VROM-<br />

Inspectie,<br />

e.a. (zonodig)<br />

VROM/SAS<br />

Provincies<br />

Provincies/<br />

IPO i.o.m.<br />

VROM (SAS<br />

en Inspectie)<br />

41


4.3 Voortgangsbewaking en bijsturing<br />

In paragraaf 4.1 en paragraaf 4.2 zijn verschillende strategieën, tactieken en operationele acties<br />

opgenomen ten aanzien van de twee risicomomenten die de projectgroep in de keten heeft<br />

onderkend, bouwen en slopen alsmede sorteren. Voor het meten van de resultaten die met<br />

de implementatie van de strategieën, tactieken en operationele acties worden bereikt, wordt<br />

een voortgangsbewakingssysteem ontwikkeld en ingevoerd. De voortgangsbewaking kan ook<br />

informatie opleveren voor het, zo nodig, bijsturen van strategieën, tactieken en activiteiten. Het<br />

opzetten, invoeren en uitvoeren van het voortgangsbewakingsysteem is de verantwoordelijkheid<br />

van de aan te stellen implementatiemanager (zie paragraaf 5.2).<br />

42<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


5<br />

Implementatie


5.1 Planning implementatie<br />

44<br />

Strategie 1 Scheiding aan de bron<br />

Tactiek 1.1 Afdwingen via vergunning<br />

Actie 1.1.1 Pilotproject ‘vergunningen’<br />

Tactiek 1.2 Stimuleren via verlagen drempels<br />

Actie 1.2.1 Onderzoek scheidingsdiscipline<br />

Actie 1.2.2 Verzoek geen extra precario<br />

Strategie 2 Verontreiniging BSA voorkomen<br />

Tactiek 2.1 Selectief slopen via vergunning<br />

Actie 2.1.1 Factsheets stoffen<br />

Actie 2.1.2 Pilotproject ‘vergunningen’<br />

Tactiek 2.2 Gericht toezicht/eenduidige sanctie<br />

Actie 2.2.1 Voorbeeldinstructie toezicht<br />

Actie 2.2.2 Eenduidige strafvorderingslijst<br />

Tactiek 2.3 Gerichte communicatie<br />

Actie 2.3.1 Opstellen communicatieplan<br />

Tactiek 2.4 Ketenhandhaving<br />

Actie 2.4.1 Opstellen interventiestrategie khh<br />

Strategie 3 Sorteerders sorteren volledig<br />

Tactiek 3.1 Handhaven sorteerinrichtingen<br />

Actie 3.1.1 Gezamenlijke controles Prov/VI<br />

Tactiek 3.2 Wet- en regelgeving<br />

Actie 3.2.1 Landelijke minimumstandaard<br />

Actie 3.2.2 Sorteerplicht in LAP<br />

Actie 3.2.3 Sorteerplicht in vergunningen<br />

Tactiek 3.3 Zelfreiniging binnen de branche<br />

Actie 3.3.1 Overleg met de branche<br />

Strategie 4 Verontreiniging BSA<br />

bij sorteerders voorkomen<br />

Tactiek 4.1 Ketenhandhaving<br />

Actie 4.1.1 Opstellen interventiestrategie khh<br />

Tactiek 4.2 Wet- en regelgeving<br />

Actie 4.2.1 Sorteerplicht in LAP<br />

Actie 4.2.2 Sorteerplicht in vergunningen<br />

Tactiek 4.3 Zelfreiniging binnen de branche<br />

Actie 4.3.1 Overleg met de branche<br />

Ontwikkelen, invoeren en uitvoeren<br />

voortgangsbewakingsysteem<br />

2005 2006 2007<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


5.2 Sturing implementatie<br />

Voorgaande planning is indicatief en vergt detaillering na besluitvorming over dit rapport. De<br />

acties vormen een samenhangend geheel, een actieprogramma, waarbinnen iedere actie een<br />

project is. Dit impliceert dat iedere actie een projectleider vereist van de voor de betreffende<br />

actie verantwoordelijke organisatie (zie tabel 4.1 en tabel 4.2)! De uitvoering vereist expliciete<br />

aan- en (zonodig) bijsturing, coördinatie en voortgangsbewaking. Omdat het zwaartepunt van de<br />

acties qua uitvoerende actoren ligt bij de VNG, het IPO en de VROM-Inspectie, wordt voorgesteld<br />

dat het BLOM de vertegenwoordigers van de VNG en het IPO in het ALOM belast met de verantwoordelijkheid<br />

voor de uitvoering van het actieprogramma, in overleg met de Inspecteur-generaal<br />

van de VROM-Inspectie en bijgestaan door een aan te zoeken implementatiemanager voor de<br />

dagelijkse gang van zaken. Deze implementatiemanager kent bij voorkeur de praktijk van de<br />

lagere overheden goed, vanwege het feit dat de VNG (de gemeenten) en het IPO (de provincies)<br />

de belangrijkste uitvoerende actoren van het actieprogramma zijn. Omdat het zwaartepunt<br />

van het actieprogramma ligt in de jaren 2005 en 2006 dient de implementatiemanager kort na<br />

besluitvorming te worden aangezocht. Voor risicomoment 1 beveelt de projectgroep nadrukkelijk<br />

afstemming met het asbestproject van het LOM aan. Het implementatietraject is schematisch<br />

afgebeeld in figuur 5.1 en begint bij stap 2.<br />

Figuur 5.1 Scope implementatietraject actieprogramma BSA<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

In de bij stap 2 van figuur 5.1 genoemde projectplannen per actie dient in ieder geval aandacht<br />

te worden besteed aan:<br />

• Het projectresultaat (bijvoorbeeld een aangepaste model Bouwverordening).<br />

• De voor het realiseren van dit resultaat te ondernemen acties.<br />

• De volgende beheersaspecten:<br />

– tijd (de planning van het project)<br />

– geld (capaciteit en benodigde financiële middelen)<br />

– kwaliteit (waaraan moet het projectresultaat voldoen?)<br />

– organisatie (wie voert de activiteiten uit, wie beoordeelt het resultaat, etcetera)<br />

– informatie en communicatie<br />

Implementatie<br />

LOM-project BSA<br />

Voorbereiden uitvoering<br />

Actieprogramma<br />

Uitvoeren acties/projecten<br />

Voortgangsbewaking<br />

• Verkennen problematiek BSA-keten<br />

• Actieprogramma op strategisch, tactisch en operationeel<br />

niveau<br />

Vaststelling Actieprogramma door ALOM en BLOM<br />

• Maken projectplan voor de afzonderlijke acties<br />

• Maken overkoepelend implementatieplan<br />

Vaststelling plannen door ALOM-vert. VNG en IPO i.o.m. IG VI<br />

Tussenresultaten<br />

Bijsturingsbesluiten ALOM-vert. VNG en IPO i.o.m. IG VI<br />

Eindresultaten acties/projecten Actieprogramma<br />

45


In het bij stap 2 van figuur 5.1 genoemde overkoepelende implementatieplan dient in ieder geval<br />

aandacht te worden besteed aan:<br />

• Het samenvatten van de afzonderlijke plannen per actie/project en het schetsen van de<br />

programmaopbouw/programmastructuur, ofwel van de samenhang van de afzonderlijke<br />

acties/projecten. Hierbij hoort een beschrijving van alle hoofdwerkzaamheden, (tussen)resultaten<br />

en raakvlakken. De raakvlakken betreffen de relaties tussen de verschillende acties/<br />

projecten. Zo’n relatie heeft bijvoorbeeld betrekking op de inhoud: het resultaat van het ene<br />

project kan benodigd zijn voor het andere.<br />

• De levensloop van het programma, culminerend in een overkoepelende planning waaraan de<br />

afzonderlijke planningen ten grondslag liggen. De levensloop van het programma biedt inzicht<br />

in welke acties/projecten wanneer lopen en wat de onderlinge volgorde is. Voor de korte<br />

termijn (het eerste jaar) is de levensloop gedetailleerd; voor de periode daaropvolgend minder<br />

gedetailleerd tot het eind van de levensloop van het programma.<br />

• De programmafinanciering.<br />

• De programmaorganisatie.<br />

• De communicatie (intern, binnen het programma, en extern, vanuit het programma met de<br />

‘buitenwereld’).<br />

Onderdeel van het actieprogramma – en onderdeel van het programma- of implementatieplan –<br />

is uiteraard ook het ontwikkelen van het eerder genoemde voortgangsbewakingssysteem.<br />

Indicatieve capaciteit- en kostenraming<br />

actieprogramma interventiestrategie bouw- en sloopafval (BSA)<br />

De totale capaciteitsinzet in dagen voor de implementatie en uitvoering van het actieprogramma<br />

(2005/2006) wordt indicatief geraamd op 442 dagen (circa 2,5 fte verdeeld over verschillende<br />

instanties).<br />

Naast capaciteit brengt de uitvoering van het actieprogramma directe kosten met zich mee.<br />

De totale directe kosten die met de uitvoering van het actieprogramma gemoeid zijn worden<br />

indicatief geraamd op € 75.000.<br />

46<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Bijlagen


Bijlage 1 Projectgroep en agendacommissie<br />

LOM-projectgroep BSA<br />

Albertien Paardekooper Projectleider, VROM-Inspectie<br />

Dorine Hornung VROM-Inspectie (tot oktober 2004)<br />

Bianca Schijven VROM-Inspectie (vanaf oktober 2004)<br />

Jos Euser VROM-Inspectie<br />

Maddy Reijers IPO/provincie Noord-Brabant<br />

Martin Aardenburg IPO/provincie Noord-Holland<br />

Bert Beverdam VNG/gemeente Enschede (vanaf oktober 2004)<br />

Peter Petersen VNG/gemeente Groningen (oktober 2004–januari 2005)<br />

Marcel Dijks Regio Noord en Midden Limburg (vanaf januari 2005)<br />

Nico van Diepen Politie<br />

Pieter Groenhuis OM<br />

De projectgroep is bij de uitvoering van het project ondersteund door de heren Jean-Paul de<br />

Poorter en Simon Maas van MMG Advies in Den Haag<br />

Agendacommissie<br />

Peter v.d. Weerd Belastingdienst<br />

John Visbeen IPO/provincie Flevoland<br />

Otto Hegeman Milieudienst Amsterdam<br />

Bert Kaspers LOM-Secretariaat<br />

Sacha Heijblom VROM/directie SAS<br />

Sanne Slegtenhorst VROM/directie SAS<br />

Rob Velders VROM-Inspectie<br />

Charrel Spelt VROM-Inspectie<br />

Emmanuelle Mortagne VROM-Inspectie<br />

Hans Colijn VROM-Inspectie<br />

Jolanda Roelofs VROM-Inspectie<br />

Daphne Lagaay VROM-Inspectie<br />

Ton Post VROM-Inspectie<br />

48<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Bijlage 2 Relevante literatuur en stukken<br />

• VROM Bestuurszaken, resultaten uit literatuuronderzoek, intern memo t.b.v. LOM-project<br />

BSA.<br />

• KPMG, Overtredingen en motieven in de bouw- en sloopafvalketen, rapport opgesteld i.o.v.<br />

LOM-projectgroep BSA.<br />

• Resultaten GDR-sessie (group decision room) 14 april 2005 t.b.v. LOM-project BSA.<br />

• Risicoanalyse 34 LAP-stromen, VROM-Inspectie, nog niet gepubliceerd.<br />

• Checklist veldonderzoeken, opgesteld t.b.v. de veldonderzoeken die in het kader van<br />

het LOM-project BSA zijn uitgevoerd door projectgroepleden.<br />

• Milieudienst IJmond/Provincie Noord-Holland, Rapportage Afvalketenonderzoek, 2003.<br />

• BSA-project 2004, Residu over de grens, VROM-Inspectie, nog niet gepubliceerd.<br />

Bijlage 2 Relevante literatuur en stukken<br />

49


Bijlage 3 Beleid en regelgeving BSA-keten<br />

Afval<br />

Wet milieubeheer<br />

Kernenergiewet<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

Besluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen<br />

Besluit inzamelen afvalstoffen<br />

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen<br />

Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval<br />

Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen<br />

Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen<br />

Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen<br />

Regeling niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar bouw- en sloopafval<br />

Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen<br />

Europese Afvalstoffenlijst (EURAL)<br />

Landelijk Afvalbeheer Plan<br />

Bouwen<br />

Woningwet<br />

Bouwbesluit 2003<br />

Regeling Bouwbesluit 2003<br />

Kaderlijst Bouwbesluit (CE-Markering)<br />

(model) bouwverordening<br />

Asbest<br />

Wet milieugevaarlijke stoffen<br />

Woningwet<br />

Asbestverwijderingsbesluit<br />

Wet milieubeheer<br />

Asbestbesluit milieubeheer<br />

Arbeidsomstandighedenwet<br />

Warenwet<br />

Ruimtelijke ordening<br />

Wet op de Ruimtelijke Ordening<br />

Algemeen<br />

Algemene wet bestuursrecht<br />

Gemeentewet<br />

Provinciewet<br />

50<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Opsporing<br />

Wet op de Economische delicten<br />

Wetboek van Strafrecht<br />

Wetboek van Strafvordering<br />

Privaat<br />

Burgerlijk Wetboek<br />

Bouwstoffen<br />

Wet bodembescherming<br />

Wet verontreiniging oppervlaktewateren<br />

Woningwet<br />

Bouwstoffenbesluit<br />

Aanwijzingsbesluit merktekens Bouwstoffenbesluit<br />

Regeling meldingen Bouwstoffenbesluit oppervlaktewater<br />

Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit<br />

Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden bouwstoffenbesluiten<br />

Vrijstellingsregeling grondverzet<br />

Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004<br />

Tijdelijke vrijstellingsregeling voor grond en baggerspecie<br />

Bijlage 3 Beleid en regelgeving BSA-keten<br />

51


Bijlage 4 De BSA-keten in detail<br />

52<br />

Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

gemeente<br />

Ww, besluit indieningvereisten/Bb,<br />

NEN normen, artikel 8.1.2 Bv<br />

Onuitvoerbaar plan, geen<br />

productomschrijvingen<br />

Slecht programma van eisen/<br />

slechte materiaalkeuze(s)/<br />

verkeerde technieken<br />

gemeente/provincie/<br />

arbeidsinspectie<br />

Ww, besluit indieningvereisten/Bb,<br />

NEN normen, artikel 2.4.2 en 8.1.2<br />

Bv<br />

risicovolle uitvoeringsactiviteiten<br />

en mogelijke overschrijding<br />

toetsingswaarden<br />

onvoldoende onderzoek naar<br />

historische informatie (aanwezigheid<br />

asbest, vervuilde bodem)<br />

vraagt geen vergunning aan geen zicht op illegale activiteiten artikel 40 Ww/artikel 8.1.1 Bv gemeente<br />

bedrijven,<br />

(semi-)<br />

overheidsinstanties,woningbouwcorporaties<br />

en<br />

particulieren<br />

1 Opdrachtgever<br />

gemeente<br />

Ww/Bv/Awb<br />

(‘onherroepelijke’ vergunning)<br />

te vroege start werkzaamheden/<br />

werkt door na stillegging<br />

onvoldoende uitvoeringscoördinatie/<br />

onvoldoende (voorbereidings-<br />

/uitvoerings)tijd/negeert ambtelijke<br />

stillegging (bouw-/sloopstop)<br />

slecht sloopplan/bestek waarin<br />

onvoldoende aandacht voor selectief<br />

slopen is: kans op vermenging van<br />

verschillende afvalsoorten in het BSA<br />

gemeente/<br />

certificerende<br />

instelling<br />

Ww, besluit indieningvereisten/<br />

artikel 8.1.2, lid 2c 3a en 4 Bv<br />

a geen gegarandeerde uitvoering;<br />

b uitvoering niet conform certificaat<br />

niet professioneel optreden:<br />

a geen gecertificeerd bedrijf,<br />

b wel gecertificeerd<br />

artikel 4.2/8.3.2 Bv gemeente<br />

verplicht aanwezige bescheiden zijn<br />

niet op de bouw-/slooplokatie aanwezig<br />

geen administratieve controle van<br />

bescheiden (verleende vergunning(en))<br />

mogelijk<br />

geen zicht op start van de bouw/sloop artikel 4.5 lid 1/8.3.4 lid 2 Bv gemeente<br />

werkzaamheden gestart zonder te<br />

melden<br />

artikel 7.3.2 Bv gemeente<br />

veroorzaakt overlast en/of<br />

verontreiniging<br />

hinder en/of ongewenste handelingen<br />

aannemer<br />

of sloper<br />

(en eventuele<br />

onderaannemer(s))<br />

2 Opdrachtnemer<br />

gemeente /<br />

arbeidsinspectie<br />

onjuiste verwijdering fracties artikel 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5 Bv<br />

niet selectief slopen (onzorgvuldig<br />

slopen waardoor geen optimaal hergebruik<br />

van vrijkomende deel-stromen<br />

mogelijk is (bijv. vervuiling puin<br />

waardoor puin niet voldoet aan Bsb))<br />

sloopvergunning gemeente<br />

verontreiniging met ongewenste stoffen<br />

(asbest, teermastiek, gips, kga etc)<br />

artikel 4.11/8.4.1 Bv gemeente<br />

niet scheiden afvalstromen op de bouw-<br />

/slooplocatie<br />

geen fractiescheiding<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

gemeente<br />

verontreiniging van herbruikbare<br />

afvalstoffen<br />

geen inventarisatie van asbest<br />

en slakkenwol waardoor geen<br />

selectieve verwijdering door daarin<br />

gespecialiseerde bedrijven<br />

aannemer<br />

of sloper<br />

(en eventuele<br />

onderaannemer(s))<br />

2 Opdrachtnemer<br />

gemeente<br />

verontreiniging van herbruikbare<br />

afvalstoffen<br />

zelf verwijderen van asbest en/of<br />

slakkenwol ipv door gespecialiseerd<br />

bedrijf<br />

gemeente<br />

Besluit mobiel breken BSA,<br />

bijlage voorschriften 2.1.2<br />

geen zicht op afvoer puingranulaat<br />

niet geregistreerde afvoer van<br />

puingranulaat<br />

Bijlage 4 De BSA-keten in detail<br />

gemeente<br />

Besluit mobiel breken BSA<br />

bijlage voorschriften 2.1.3<br />

geen zicht op hoeveelheid<br />

puingranulaat die van locatie vrijkomt<br />

niet registreren hoeveelheden die<br />

worden gebroken<br />

gemeente<br />

Besluit mobiel breken BSA,<br />

artikel 3, lid 3<br />

aanvoer BSA van buitenaf<br />

aanvoer BSA van buitenaf waardoor<br />

verhoogd risico op verontreiniging<br />

inzetten<br />

mobiele<br />

puinbreker op<br />

slooplokatie<br />

Mobiele<br />

puinbreker<br />

3<br />

gemeente<br />

Besluit mobiel breken BSA,<br />

artikel 3, lid 3/overtreding<br />

Bouwstoffenbesluit<br />

bewust stoffen bijmengen om onder de<br />

grens te komen<br />

art. 10.54, lid 1 Wm gemeente<br />

mobiel breken van gevaarlijke<br />

(afval)stoffen<br />

vervuilen van gebroken puin met<br />

gevaarlijke afvalstoffen door deze (mee)<br />

te breken<br />

artikel 8.1.1 lid 2/artikel 10.38 Wm gemeente<br />

geen zicht op afvoer afvalstoffen<br />

vanaf bouw-/slooplocatie<br />

geen administratie van afvoer van<br />

verschillende afvalstromen<br />

artikel 10.37 Wm gemeente<br />

afgifte afvalstoffen naar nietvergunninghouders<br />

geen zicht op juiste verwijdering<br />

afvalstoffen<br />

aannemer,<br />

onderaannemer(s)<br />

4 Ontdoener<br />

niet afgedekte containers, waardoor er<br />

van alles bij gestopt wordt<br />

53


54<br />

Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

bevoegd gezag<br />

inrichting/<br />

VROM-Inspectie<br />

artikel 10.55 Wm<br />

mag niet vervoeren; moet eerst melding<br />

doen ikv BIA/RIA<br />

de transporteur staat niet vermeld op<br />

de VIHB-lijst<br />

artikel 10.44, lid 1 Wm provincie<br />

geen (in)zicht op benaming afvalstof,<br />

bestemming en herkomst<br />

gebruikt geen begeleidingsformulieren<br />

provincie voor<br />

ontvanger (gemeente<br />

voor ontdoener)<br />

art. 8.1 Wm ontvanger/<br />

art. 10.37 Wm ontdoener<br />

afvalstoffen worden naar een niet<br />

erkende be-/verwerker gebracht<br />

vervoerder<br />

(binnenlands<br />

transport)<br />

5 Transporteur<br />

afvalstoffen verdwijnen uit beeld<br />

provincie en<br />

gemeente voor de<br />

stort (gemeente voor<br />

ontdoener)<br />

art. 10.2 Wm/art. 10.37 Wm<br />

afvalstoffen worden op ongeoorloofde<br />

wijze in het milieu gebracht<br />

afvalstoffen worden in het vrije veld<br />

gestort<br />

(kans op) vermenging afvalstoffen PMV provincie<br />

er worden verschillende fracties in een<br />

(container)bak/vrachtwagen vervoerd<br />

vervoerder<br />

(binnenlands<br />

transport)<br />

5 Transporteur<br />

bevoegd gezag<br />

ontdoener/VROM-<br />

Inspectie<br />

mag niet inzamelen artikel 10.45 Wm<br />

inzameling door inzamelaar die niet op<br />

VIHB-lijst staat<br />

artikel 10.44, lid 1 Wm provincie<br />

bij controle voertuigen geen (in)zicht op<br />

benaming afvalstof en bestemming<br />

gebruikt geen begeleidingsformulieren<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

artikel 8.1 ontvanger en<br />

art10.37 Wm ontdoener<br />

geen zicht op juiste verwijdering<br />

afvalstoffen<br />

geeft af aan een niet-vergunninghouder<br />

(afvalbe- of verwerker)<br />

vervoerder<br />

zijnde:<br />

inzamelaar<br />

(bij ophalen<br />

verantwoordelijkheid<br />

naar<br />

inzamelaar)<br />

6 Inzamelaar<br />

provincie en<br />

gemeente voor de<br />

stort (gemeente voor<br />

ontdoener)<br />

art. 10.2 Wm/art. 10.37 Wm<br />

afvalstoffen worden op ongeoorloofde<br />

wijze in het milieu gebracht<br />

afvalstoffen worden in het vrije veld<br />

gestort<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

Wm-vergunning<br />

geen (in)zicht op benaming afvalstof<br />

en bestemming<br />

ontvangsten worden onvoldoende<br />

gecontroleerd<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

Wm-vergunning<br />

geen inzicht in herkomst en<br />

bestemming<br />

geen inzichtelijke aan- en<br />

afvoeradministratie<br />

Bijlage 4 De BSA-keten in detail<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

artikel 8.1 Wm/Wm-vergunning<br />

secundaire grondstoffen kunnen<br />

worden verontreinigd<br />

er worden afvalstoffen ontvangen die<br />

niet aangevoerd mogen worden<br />

depot,<br />

tijdelijke<br />

bewaring<br />

voor verdere<br />

verwerking<br />

elders<br />

Op- en<br />

overslaglocatie<br />

7<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

Wm-vergunning<br />

hergebruik is geen criterium meer maar<br />

mogelijkheid om goedkoper af te zetten<br />

bewust (bij)mengen afvalstoffen om te<br />

komen tot gewenste samenstelling<br />

afhankelijk van<br />

bevoegd gezag voor<br />

inrichting gemeente<br />

of provincie<br />

Wm-vergunning<br />

omkatten: bewust een andere<br />

afvalstroom erbij mengen<br />

VROM-Inspectie,<br />

indien inrichting<br />

bevoegd gezag<br />

inrichting<br />

artikel 10.55, lid 1 en lid 5 Wm en<br />

BIA/RIA<br />

schakel in keten niet inzichtelijk<br />

niet als kennisgever optredend, is niet<br />

verantwoordelijk voor voldoen aan<br />

kennisgeving<br />

makelaars,<br />

bemiddelaars<br />

8 Tussenhandel<br />

55


56<br />

Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

Wm-vergunning provincie<br />

minder hergebruik van afvalstoffen<br />

dan gewenst/verontreiniging van te<br />

hergebruiken afvalstoffen<br />

er wordt afval ontvangen in strijd met<br />

vergunning (acceptatiecontrole wordt<br />

niet (goed) uitgevoerd)<br />

provincie<br />

Wm-vergunning /<br />

Regeling scheiden en gescheiden<br />

houden gevaarlijk afval<br />

minder hergebruik van afvalstoffen<br />

dan gewenst /verontreiniging van<br />

herbruikbare afvalstoffen<br />

tijdens opslag vindt menging van<br />

verschillende afvalsoorten plaats<br />

Wm-vergunning provincie<br />

controle op verwijdering van BSA wordt<br />

gefrustreerd<br />

administratie van aan- en afvoer<br />

van de inrichting alsmede van de<br />

bewerkingsprocessen is niet inzichtelijk<br />

en/of geeft onvoldoende informatie<br />

sorteerinstallatie,<br />

puinbreker<br />

9 Bewerker<br />

art. 10.40, lid 1 Wm provincie<br />

controle op verwijdering van BSA wordt<br />

gefrustreerd<br />

ontvangen afvalstoffen worden niet<br />

gemeld aan het LMA<br />

Wm-vergunning provincie<br />

sorteerrendement wordt niet volledig<br />

gehaald<br />

niet of onvolledig sorteren waardoor<br />

percentage afval dat wordt hergebruikt<br />

lager is dan gewenst dan wel<br />

verontreiniging optreedt<br />

(kans op) vermenging afvalstoffen Wm-vergunning provincie<br />

de behandeling/(voor)sortering gebeurt<br />

niet conform de voorschriften<br />

provincie<br />

Rgeling niet-herbruikbaar en nietverbrandbaar<br />

bouw- en sloopafval<br />

herbruikbaar/verbrandbaar BSA<br />

afvoeren naar stortplaats<br />

herbruikbaar/verbrandbaar BSA wordt<br />

gekenmerkt als niet-herbuikbaar/nietverbrandbaar<br />

gemeente, indien<br />

< 1000m3 opslag,<br />

anders provincie<br />

Wm-vergunning<br />

afvalstoffen worden op ongeoorloofde<br />

wijze in het milieu gebracht<br />

het te koop aanbieden van oneigenlijk<br />

aangemerkt herbruikbaar BSA<br />

vakhandel/<br />

groothandel<br />

verkoper in<br />

gebruikte<br />

bouw- en<br />

sloopmaterialen;<br />

aandacht voor<br />

zeefzand<br />

Aanbieder<br />

herbruikbare<br />

materialen<br />

10<br />

Bouwstoffenbesluit gemeente<br />

granulaat toepassen dat qua<br />

samenstelling of qua voorzieningen niet<br />

voldoet aan het Bsb<br />

granulaat toepassen dat qua<br />

samenstelling of qua voorzieningen niet<br />

voldoet aan het Bsb waardoor uitloging<br />

plaatsvindt<br />

werken<br />

Toepasser<br />

granulaat<br />

11<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Ketenrisico(’s) Overtreding(en) Wet- en regelgeving Bevoegd gezag<br />

Beschrijving<br />

van de schakel<br />

Schakel in de<br />

keten<br />

Wm-vergunning provincie<br />

herbruikbaar A-hout verbranden of<br />

ongeschikt (CCA) hout verbranden<br />

in een installatie die de negatieve<br />

milieueffecten onvoldoende tegengaat<br />

verbranden van CCA-hout bij B-hout en/<br />

of verbranden van A-hout bij B-hout<br />

AVI, of<br />

energiecentrale<br />

Verwerken<br />

houtfractie<br />

12<br />

provincie<br />

Wm-vergunning<br />

stortplaats BSA<br />

minder hergebruik van afvalstoffen dan<br />

gewenst<br />

oneigenlijk aanmerken als nietherbruikbaar<br />

bsa waarvoor ontheffing<br />

kan worden aangevraagd van Bssa<br />

stortplaatsen<br />

Storten binnen<br />

Nederland<br />

13<br />

Bijlage 4 De BSA-keten in detail<br />

VROM-Inspectie,<br />

bevoegd gezag in<br />

buitenland<br />

artikel 26, lid 1 sub c EVOA<br />

(sluikhandel op basis van onjuiste<br />

voorstelling van zaken)<br />

minder hergebruik van afvalstoffen dan<br />

gewenst<br />

inrichting in buitenland bezit<br />

totale keten van verbranding en<br />

storten. Binnen inrichting is niet<br />

meer inzichtelijk in hoeverre welke<br />

percentages worden gestort of<br />

ten behoeve van nuttige toepassing<br />

worden ingezet<br />

transportbedrijven,<br />

be-/verwerkers<br />

storten buiten<br />

Nederland<br />

(exporteren)<br />

14<br />

VROM-Inspectie,<br />

bevoegd gezag in<br />

buitenland<br />

artikel 26, lid 1 sub a EVOA<br />

(export zonder kennisgeving)<br />

geen zicht op afvoer<br />

export zonder (juiste)<br />

EVOA-kennisgeving<br />

* inclusief opgenomen vergunningsvoorwaarden<br />

** bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit<br />

(Wetboek van Strafrecht + verdachte(n)) ook politie/OM<br />

Awb Algemene wet bestuursrecht<br />

Bb Bouwbesluit<br />

BIA/RIA Besluit inzamelen afvalstoffen/Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen<br />

BSA Bouw- en sloopafval<br />

Bsb Bouwstoffenbesluit<br />

Bssa Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen<br />

Bv (model) Bouwverordening<br />

EVOA Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen<br />

LMA Landelijk Meldpunt Afvalstoffen<br />

PMV Provinciale Milieuverordening<br />

VIP VROM-Inspectie Procedure<br />

Wm Wet Milieubeheer<br />

Ww Woningwet<br />

57


Bijlage 5 Slakkenwol<br />

Memo Miriam Tijsmans, VROM-Inspectie Zuid-West, afdeling Stoffen en Producten<br />

Wat is slakkenwol?<br />

Slakkenwol is een isolatiemateriaal, vergelijkbaar met de isolatiematerialen steenwol en glaswol.<br />

Slakkenwol, bekend onder ICSC (International Chemical Safety Cards) nummer 0195, is een<br />

vormloos silicaat dat vervaardigd is van metaalslakken. Het is een vezelachtige vaste stof die<br />

een bindmiddel en een olie voor de onderdrukking van stof bevatten. Omdat het materiaal niet<br />

brandbaar is wordt het toegepast als isolatiemateriaal.<br />

Hoe is radioactief slakkenwol ontdekt?<br />

Naar aanleiding van een aantal incidenten met het smelten van radioactieve bronnen in<br />

smeltovens in het buitenland zijn sinds het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw de<br />

eerste poortdetectiesystemen in Nederland in gebruik genomen bij metaalsmelters en metaalrecyclingbedrijven.<br />

Met behulp van deze poortdetectiesystemen konden de metaalsmelters<br />

en de metaalrecyclingbedrijven bij hun bedrijf aangeleverde ladingen metalen controleren op<br />

de (ongewenste) aanwezigheid van radioactieve stoffen. Vrij kort daarna werd in Nederland<br />

radioactief slakkenwol ontdekt. Dit materiaal bevond zich namelijk als restproduct of vervuiling<br />

in ladingen metalen, voornamelijk ladingen ferrometalen, die bij metaalrecyclingbedrijven<br />

werden aangeleverd. De met radioactief slakkenwol vervuilde ladingen metalen bleken in de<br />

meeste gevallen te worden aangeleverd door sloop- en demontagebedrijven. In die gevallen kon<br />

de herkomst van het radioactieve slakkenwol worden vastgesteld en heeft de VROM-Inspectie<br />

handhavend opgetreden met als doel een veilige verwerking van het radioactieve slakkenwol.<br />

Zo is bijvoorbeeld uit een voormalige energiecentrale ongeveer 30 ton radioactief slakkenwol<br />

gecontroleerd verwijderd en afgevoerd.<br />

Hoe kan slakkenwol radioactief zijn?<br />

Uit onderzoek dat in 2001 in opdracht van het Ministerie van VROM door de KEMA werd uitgevoerd<br />

bleek dat eind jaren veertig van de vorige eeuw radioactieve slakkenwol was geproduceerd als<br />

bijproduct van de productie van tin uit tinerts in Nederland. Deze slakkenwol is in dit geval<br />

gemaakt van tinslakken, slakken die ontstaan bij de tinproductie. In tinerts komen in hogere<br />

mate concentraties van de natuurlijk voorkomende radioactieve stoffen uit de uranium- en<br />

thorium-vervalreeksen voor. In de slakken uit de tinproductie zijn die stoffen geconcentreerd,<br />

waardoor die slakken veel hogere concentraties aan uranium en thorium bevatten. Omdat van<br />

die tinslakken slakkenwol geproduceerd is bevat dit slakkenwol ook uranium en thorium en is het<br />

materiaal derhalve radioactief. De radioactiviteit in slakkenwol is homogeen door het materiaal<br />

verdeeld wat een aanwijzing is voor het feit dat de radioactiviteit niet is opgenomen in de<br />

gebruikersfase maar dat het hier gaat om een materiaaleigenschap. Voor radioactief slakkenwol<br />

geldt een gemiddelde activiteitsconcentratie van 4 Becquerel per gram voor radioactieve stoffen<br />

uit de vervalreeks van uranium (U-238sec) en 12 Becquerel per gram voor radioactieve stoffen<br />

uit de vervalreeks van thorium (Th-232sec). De totale productie van deze slakkenwol werd in het<br />

KEMA-rapport geschat op circa 1400 ton.<br />

Daarnaast is in de periode 1950-1960 een hoeveelheid van ongeveer 800 ton slakkenwol<br />

geproduceerd uit löss en kalk met slechts een toeslag van tin-slakken als grondstof. Hierdoor zijn<br />

de activiteitsconcentraties van de radioactieve stoffen uit de uranium- en thorium vervalreeksen<br />

in dit product lager, maar kan er nog steeds sprake zijn van radioactief slakkenwol.<br />

Waar is radioactief slakkenwol toegepast?<br />

Het radioactieve slakkenwol is toegepast als isolatiemateriaal in diverse installaties en gebouwen<br />

in de jaren 1950-1970, met name de industriële toepassingen. Daarbij moet onder andere gedacht<br />

worden aan:<br />

• Stoomleidingen in de (proces)industrie.<br />

• Ketels en leidingen bij electriciteitsproductie-bedrijven.<br />

• Stoomketels bij tuinders.<br />

• Ovens in diverse formaten, van grote fabrieksovens tot kleine bakkersovens.<br />

• Brandwerende deuren in fabrieken, liften (ook bij woningbouw).<br />

58<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


De radioactieve slakkenwol is in die periode vrijwel niet als isolatiemateriaal toegepast in<br />

woningen en kantoren omdat deze toepassing, als gevolg van de oliecrisis, pas vanaf 1975<br />

plaatsvindt.<br />

Hoe kan radioactief slakkenwol herkend worden?<br />

Radioactief slakkenwol is niet visueel te onderscheiden van niet-radioactief slakkenwol, glaswol<br />

of steenwol. Wel is het zo dat slakkenwol een geel-bruine kleur heeft, iets donkerder dan<br />

glaswol of steenwol. Er zijn ook gevallen bekend van radioactief slakkenwol dat donkerbruin<br />

of wit van kleur is. De meest geschikte manier om de aanwezigheid van radioactief slakkenwol<br />

vast te stellen is het (laten) uitvoeren van stralingsmetingen met voldoende gevoelige<br />

(hand)detectieapparatuur voor de detectie van straling. Het is natuurlijk wel zo dat slakkenwol<br />

tussen 1950 en 1970 is toegepast, dus het uitvoeren van metingen is met name bij installaties en<br />

gebouwen uit die tijd relevant.<br />

Radioactief slakkenwol, zoals aangetroffen in een lading ferrometaal bij een metaalrecyclingbedrijf<br />

Welke regelgeving is van toepassing op radioactief slakkenwol?<br />

Op het moment dat het radioactieve slakkenwol als isolatiemateriaal werd toegepast, in<br />

de jaren 1950-1970, bestond er in Nederland nog geen regelgeving met betrekking tot<br />

stralingsbescherming. Toen het bestaan van radioactief slakkenwol halverwege de jaren<br />

90 van de vorige eeuw ontdekt werd bleek het, op basis van de toen geldende regelgeving<br />

het Besluit stalenbescherming Kernenergiewet, radioactieve stoffen in vergunningplichtige<br />

concentraties te bevatten (afhankelijk van de activiteitsconcentratie van de in het slakkenwol<br />

aanwezige concentraties van radioactieve stoffen uit de uranium- en thorium-vervalreeksen).<br />

Door het Ministerie van VROM is toen besloten om voor slakkenwol geen uitzondering te<br />

maken. Dus meteen na het bekend worden van het bestaan van radioactief slakkenwol bleef<br />

het voorhanden hebben en toepassen daarvan zonder Kernenergiewetvergunning verboden in<br />

Nederland. Sinds 1 maart 2002 is de wetgeving veranderd en is het Besluit stralingsbescherming<br />

van kracht geworden. Ook volgens dit besluit is radioactief slakkenwol in de meeste gevallen<br />

vergunningplichtig. Als de concentraties aan radioactieve stoffen in de slakkenwol iets lager<br />

zijn dan gebruikelijk dan kan het tevens mogelijk zijn dat het slakkenwol meldingsplichtig<br />

Bijlage 5 Slakkenwol<br />

59


materiaal is. In geval van vergunningplicht èn in geval van meldingsplicht worden eisen gesteld<br />

aan verwijdering en afvoer van het radioactieve slakkenwol. Als gevolg hiervan dienen de bij<br />

de metaalrecyclingbedrijven aangeleverde ladingen metalen met daarin radioactief slakkenwol<br />

onder stralingshygiënische voorzorgen en toezicht te worden uitgesorteerd, waarbij het radioactieve<br />

slakkenwol wordt gescheiden van de niet-radioactieve bestanddelen. Ontmanteling van<br />

installaties en gebouwen waarin radioactief slakkenwol verwerkt is dient tevens plaats te vinden<br />

onder stralingshygiënische voorzorgen en toezicht. Het radioactieve slakkenwol dient te worden<br />

beschouwd als radioactief afval en dient te worden afgevoerd naar een erkende eindverwerker,<br />

bijvoorbeeld de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval N.V. (COVRA) te Vlissingen. Van het<br />

zonder vergunning voorhanden hebben van radioactief slakkenwol dient terstond aangifte te<br />

worden gedaan aan de Dienst-Doend-Ambtenaar Toezicht Straling van de VROM-Inspectie regio<br />

Zuid-West. Indien blijkt dat het materiaal volgens de Kernenergiewet radioactieve stoffen in<br />

vergunningplichtige dan wel meldingplichtige concentraties bevat dan zal de VROM-Inspectie<br />

regio Zuid-West aanwijzingen geven voor het verwijderen en de afvoer van de radioactieve<br />

stoffen.<br />

Risico’s van radioactief slakkenwol<br />

Slakkenwol is een vezelachtige vaste stof die door inademing in het lichaam kan worden<br />

opgenomen. De stofdeeltjes die vrijkomen bij bewerkingen met slakkenwol zijn irriterend<br />

voor de ogen, de huid en de luchtwegen. Deze stof is mogelijk kankerverwekkend bij de mens,<br />

vergelijkbaar met asbest. De aanwezigheid van radioactief slakkenwol in intacte installaties<br />

en gebouwen levert meestal geen gevaar voor de volksgezondheid, omdat het radioactieve<br />

isolatiemateriaal afgeschermd rond installatieonderdelen en in gebouwen verwerkt is. Indien<br />

het radioactieve slakkenwol echter in grote hoeveelheden verwerkt is in installatieonderdelen<br />

en gebouwen bestaat er een risico ten gevolge van externe bestraling. Bij demontage van de<br />

installatieonderdelen en sloop van gebouwen bestaat er een risico ten gevolge van inhalatie van<br />

stof van radioactief slakkenwol tijdens de sloop. Bij het werken met slakkenwol in verspreidbare<br />

vorm wordt geadviseerd om, als persoonlijke bescherming, gebruik te maken van een filtermasker<br />

met tenminste een P2-filter. Het werken met radioactief slakkenwol dient in alle gevallen plaats<br />

te vinden onder stralingshygiënisch toezicht, op aanwijzing van de VROM-Inspectie wordt vaak<br />

gewerkt onder asbestcondities.<br />

60<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Bijlage 6 Samenvatting rapport Overtredingen<br />

en motieven in de bouw- en sloopafvalketen<br />

Achtergrond en vraagstelling<br />

In het kader van het Landelijk Handhavingsprogramma 2005 van het Landelijk Overleg<br />

Milieuhandhaving (LOM) wordt het project ‘Ketenonderzoek sleutelbedrijven bouw- en sloopafval<br />

(BSA)’ uitgevoerd. De projectgroep heeft op grond hiervan drie risicomomenten gedefinieerd voor<br />

het niet- naleven van wet- en regelgeving: bij het aanbieden van afval bij bouw en sloop, bij het<br />

sorteren bij sorteerbedrijven en bij de export naar het buitenland.<br />

De VROM-Inspectie heeft, namens het Landelijk Overleg Milieuhandhaving, KPMG gevraagd een<br />

kort verkennend onderzoek uit te voeren naar de motieven die ten grondslag liggen aan het<br />

ontduiken van wet- en regelgeving, de omvang van het economisch voordeel en de verhouding<br />

van dit voordeel tot de gepercipieerde pakkans.<br />

De vraag voor dit onderzoek luidt als volgt:<br />

1 Zijn het vooral economische motieven van bedrijven uit de afvalsector die bepalen of deze<br />

bedrijven de van toepassing zijnde wet- en regelgeving naleven op de volgende momenten:<br />

– aanbieden van afval bij bouw en sloop;<br />

– sortering bij sorteerbedrijven;<br />

– export naar het buitenland?<br />

2 Hoe groot is het economische voordeel dat partijen kunnen behalen door de van toepassing<br />

zijnde wet- en regelgeving op het betreffende risicomoment niet na te leven?<br />

3 Hoe verhoudt dit economische voordeel zich tot de (door de branche en bedrijven)<br />

gepercipieerde pakkans en sancties, indien overtreding wordt opgemerkt en bestraft?<br />

Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek. Een belangrijk deel van de informatie in<br />

het rapport is afkomstig van de interviews met bedrijven. Wij hebben bedrijven dus gevraagd<br />

zelf een oordeel over de branche uit te spreken. De informatie moet daarom met de nodige<br />

terughoudendheid worden geïnterpreteerd.<br />

Bevindingen<br />

De belangrijkste bevindingen van ons korte verkennende onderzoek luiden:<br />

1 In ons onderzoek zijn wij geen signalen tegengekomen die erop duiden dat er in de BSA-sector<br />

relatief meer overtredingen plaatsvinden dan in andere sectoren.<br />

2 De afgelopen jaren is de export van BSA-afval naar Duitsland sterk gestegen. Hoewel export<br />

onder voorwaarden legaal is, wordt deze export door menigeen gepercipieerd als illegale<br />

handelingen. Redenen voor export naar Duitsland zijn:<br />

a grote verschillen in stortbelasting;<br />

b ontoereikende verbrandings- en verwerkingscapaciteit in Nederland;<br />

c verschillende interpretatie van regelgeving Duitsland ten opzichte van Nederland waardoor<br />

bepaalde afvalstoffen in Nederland gestort of gereinigd dienen te worden (met alle<br />

bijkomende kosten), terwijl deze in Duitsland direct nuttig toegepast kunnen worden;<br />

d vooralsnog geen stortverbod in Duitsland.<br />

3 Hoewel wij in ons onderzoek geen aanwijzingen hebben gevonden dat er in de branche relatief<br />

veel overtredingen plaatsvinden, vinden er natuurlijk wel overtredingen plaats. Deze kunnen<br />

worden onderscheiden in moedwillige overtredingen en niet moedwillig administratieve<br />

overtredingen. De overtredingen komen voor bij de export en bestaan vaak uit het vervoeren<br />

van te veel materiaal dat gestort moet worden, lading die niet overeenkomt met de papieren<br />

of het ontbreken van de vereiste papieren. Daarnaast zijn er signalen dat er overtredingen<br />

plaatsvinden bij het sorteren. Het sorteren vindt niet conform de Wm-vergunning plaats.<br />

Bijlage 6 Samenvatting rapport Overtredingen en motieven in de bouw- en sloopafvalketen<br />

61


4 Moedwillige overtredingen lijken het gevolg te zijn van een combinatie van: de te behalen<br />

economische voordelen, de lage controlekans, de lage detectiekans en de lage sanctiekans.<br />

Bij een deel van de overtredingen is er sprake van administratieve overtredingen. Hiermee<br />

bedoelen bedrijven dat de vergunning niet geheel correspondeert met de lading maar dat,<br />

als zij een vergunning voor die lading hadden aangevraagd, zij deze wel hadden gekregen. De<br />

oorzaak hiervan ligt volgens de bedrijven in de lastige regelgeving waardoor bedrijven niet<br />

exact kunnen bepalen of vanuit kostenoverweging willen bepalen wat exact de samenstelling<br />

van elke afzonderlijke lading is. Daarnaast speelt mee dat bedrijven vergunningen aanvragen<br />

voordat de precieze samenstelling bekend is.<br />

5 De economische voordelen die te behalen zijn bij het maken van overtredingen kunnen<br />

aanzienlijk zijn, bijvoorbeeld omdat hierdoor de stortbelasting kan worden ontdoken. De<br />

voordelen kunnen oplopen tot € 25,- of meer per ton waar normaliter de marge enkele euro’s<br />

bedraagt. Overigens is het bij een dergelijke overtreding wel noodzakelijk dat niet alleen de<br />

vervoerder de wet overtreedt maar ook dat de Duitse verwerker mee dient te werken aan<br />

oneigenlijke praktijken.<br />

6 In het onderzoek hebben wij, op basis van interviews met bedrijven, nog de volgende aandachtspunten<br />

geïdentificeerd:<br />

a gebruik sorteer- en verwerkingscapaciteit neemt af met als gevolg teruglopende investeringen<br />

in Nederland;<br />

b afvalsector wordt niet gezien als economische branche;<br />

c moeilijke verstandhouding tussen bedrijven en controlerende instanties;<br />

d Overtredingen en motieven in de bouw- en sloopafvalketen.<br />

7. Wij signaleren een aantal ontwikkelingen, die invloed kunnen hebben op onder andere de<br />

export:<br />

a stortverbod in Duitsland zomer 2005 waardoor de tarieven zullen stijgen. De vraag is of de<br />

tarieven dusdanig stijgen dat de export grotendeels verdwijnt. Een mogelijkheid is ook dat<br />

de export verschuift naar het voormalige Oost-Europa;<br />

b verschuiving van toezicht op kleine inrichtingen van provincies naar gemeenten. Hierdoor<br />

kan door verschillen in kennisniveau het handhavingsregiem per bedrijf gaan verschillen<br />

met mogelijk nadelige gevolgen;<br />

c verregaande schaalvergroting en internationalisering van bedrijven. Hierdoor kan<br />

enerzijds controle lastiger worden. Anderzijds hebben grotere bedrijven veelal betere<br />

kwaliteitszorgsystemen en zijn gevoeliger voor imagoschade bijvoorbeeld als gevolg van<br />

overtredingen van de wet.<br />

Gebaseerd op de gesprekken met een aantal bedrijven uit de bouw- en sloopafvalketen luiden<br />

onze conclusies op de drie onderzoekvragen als volgt:<br />

1 Indien overtredingen plaatsvinden, lijken deze een gevolg te zijn van de te behalen<br />

economische voordelen gecombineerd met de lage controlekans, de lage detectiekans en de<br />

lage sanctiekans.<br />

2 Het economische voordeel van overtredingen kan oplopen tot meer dan € 25 euro per ton.<br />

Bedrijven percipiëren de pakkans en sanctiekans opgelegd door de overheid als relatief laag.<br />

3 Daarbij signaleren wij dat bedrijven met name potentiële imagoschade zwaar wegen. Tevens<br />

ervaren zij een eventuele strafrechtelijke vervolging van individuele medewerkers als zeer<br />

onaangenaam.<br />

Aanbevelingen<br />

Op grond van bovenstaande conclusies komt KPMG tot de volgende aanbevelingen:<br />

1 Tracht een betrouwbaar kwantitatief beeld te krijgen van het aantal overtredingen in de sector.<br />

Op basis hiervan kunnen dan onderbouwde uitspraken worden gedaan of er sprake is van<br />

relatief veel of weinig overtredingen in de sector.<br />

2 Voorkom dat interpretatieverschillen in Europese regelgeving en verschillen in belastingen tot<br />

grote concurrentieverstoring kunnen leiden.<br />

62<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


3 Vermijd negatieve imagovorming. Zowel de overheid als het bedrijfsleven hebben geen<br />

voordeel bij het negatieve imago dat nog steeds om de branche heen hangt.<br />

4 Beschouw de branche als een normale economische sector. Een sector waarin (gewoon) geld<br />

verdiend mag worden als maar aan de regels wordt voldaan. Dit betekent dat ook vanuit het<br />

beleid meer met een economische bril naar de sector gekeken zou moeten worden.<br />

Bijlage 6 Samenvatting rapport Overtredingen en motieven in de bouw- en sloopafvalketen<br />

63


Bijlage 7 Bestaande handhavingsmogelijkheden sorteerinrichtingen<br />

Welke mogelijkheden zijn er om met behulp van toezicht en handhaving de strategische doelen<br />

voor sorteerinrichtingen te bereiken? Uitgangspunt voor de beantwoording van deze vraag is dat<br />

de sorteerinrichtingen de regelgeving kennen en handelen op basis van financiële overwegingen.<br />

Communicatie is daarom geen geschikt instrument om de sorteerinrichtingen tot volledige<br />

scheiding te bewegen. Strakke handhaving lijkt een beter instrument mits de regelgeving<br />

hiervoor aanknopingspunten biedt. Mogelijke aanknopingspunten zijn:<br />

1 Milieuvergunning<br />

2 Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen<br />

3 EVOA-beschikking<br />

4 Regeling niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar BSA<br />

Per regeling wordt hieronder aangegeven wat deze kan betekenen voor het toezicht en de<br />

handhaving van het sorteerproces bij sorteerinrichtingen.<br />

1 Milieuvergunning (vergunning op grond van de Wet milieubeheer)<br />

Om in de vergunning voor sorteerinrichtingen voorschriften op te mogen nemen, moet hiervoor<br />

een wettelijke basis zijn. Het beleid voor de verwijdering van afvalstoffen is vastgelegd in<br />

het Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012. Alvorens in te gaan op de mogelijkheden die de<br />

milieuvergunning biedt, wordt hier weergegeven welke beleidsregels in het LAP zijn vastgelegd<br />

voor bouw- en sloopafval.<br />

Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012<br />

Het LAP kent algemene beleidsregels en beleidsregels die voor specifieke afvalstromen zijn<br />

vastgelegd. In de Wet milieubeheer (artikel 10.4) is vastgelegd dat bij de vaststelling van het LAP<br />

rekening moet worden gehouden met de volgende voorkeursvolgorde:<br />

a het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt;<br />

b bij het vervaardigen van stoffen, preparaten of andere producten gebruik wordt gemaakt<br />

van stoffen en materialen die na gebruik van het product geen of zo min mogelijk nadelige<br />

gevolgen voor het milieu veroorzaken;<br />

c stoffen, preparaten of andere producten na gebruik als zodanig opnieuw worden gebruikt;<br />

d stoffen en materialen waaruit een product bestaat, na gebruik van het product opnieuw<br />

worden gebruikt;<br />

e afvalstoffen worden toegepast met een hoofdgebruik als brandstof of voor een andere wijze<br />

van energieopwekking;<br />

f afvalstoffen worden verwijderd door deze te verbranden op land;<br />

g afvalstoffen worden gestort.<br />

Ten aanzien van afvalscheiding door bedrijven in het algemeen is in het LAP aangegeven welke<br />

afvalstoffen altijd gescheiden dienen te worden, onafhankelijk van de bedrijfssituatie. Het<br />

gaat om Gevaarlijk afval, Asbest, Papier & karton en Wit- en bruingoed. Deze verplichting moet<br />

onderdeel uitmaken van de milieuvergunning danwel in een AMvB op grond van artikel 8.40<br />

Wm zijn opgenomen. Deze algemene beleidsregels lijken zich uitsluitend te richten op primaire<br />

ontdoeners oftewel op scheiding aan de bron. Voor sorteerinrichtingen zijn deze beleidsregels<br />

mogelijk niet van toepassing.<br />

Ten aanzien van het mengen van afvalstoffen zegt het LAP dat dit niet is toegestaan tenzij<br />

dat expliciet en gespecificeerd is vastgelegd in de vergunning van een inzamelaar, bewerker of<br />

verwerker. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:<br />

• Er moet worden voorkomen dat het mengen van afvalstoffen leidt tot gevaar voor de<br />

gezondheid van de mens en nadelige gevolgen voor het milieu.<br />

• Er moet worden voorkomen dat het mengen er toe leidt dat een van de te mengen afvalstoffen<br />

laagwaardiger wordt verwerkt dan de minimumstandaard voor de afvalstroom.<br />

• Er moet worden voorkomen dat het mengen van afvalstoffen leidt tot belasting van het milieu<br />

door diffuse verspreiding van milieugevaarlijke stoffen.<br />

64<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


Als mengen dus niet expliciet in de vergunning is opgenomen, is het niet vergund.<br />

In sectorplan 13 is het specifieke beleid t.a.v. de afvalstroom BSA opgenomen. Ten aanzien van<br />

scheiden aan de bron wordt opgemerkt dat in de planperiode regels worden opgesteld gericht<br />

op het scheiden aan de bron van deelstromen van bouw- en sloopafval. Dit wordt gedaan om<br />

het nuttig toepassen van BSA verder te bevorderen, met name door stoffen als gips, cellenbeton,<br />

bitumineus dakafval en dakgrind te scheiden aan de bron.<br />

Ten aanzien van be- en verwerken wordt gezegd dat in de vergunning voor sorteerinrichtingen<br />

wordt voorgeschreven dat het bouw- en sloopafval voorafgaand aan het sorteren gezeefd<br />

wordt, en dat de ontstane fijne fractie (sorteerzeefzand) niet mag worden gemengd met andere<br />

materialen. De minimumstandaard voor sorteerzeefzand is materiaalhergebruik.<br />

Ten aanzien van asbest wordt in het LAP verwezen naar het Asbestverwijderingsbesluit, het<br />

Arbobesluit en de gemeentelijke bouwverordening. Er wordt hier niet verder op ingegaan omdat<br />

voor asbest een ander ketenproject loopt.<br />

Conclusie LAP<br />

Op grond van het LAP kunnen met betrekking tot sorteeractiviteiten alleen voorschriften in<br />

de vergunning worden opgenomen die het voorzeven, voorafgaand aan de sortering, verplicht<br />

stellen, en voorschriften die een verbod op de acceptatie van met asbest verontreinigd afval<br />

inhouden. Het LAP biedt geen rechtsbasis om verdere verplichtingen met betrekking tot het<br />

sorteerproces in de milieuvergunning van sorteerinrichtingen op te nemen.<br />

Vervolg milieuvergunning<br />

Ook al is sorteren noodzakelijk om de verschillende fracties zo veel mogelijk conform de<br />

voorkeursvolgorde uit de Wm te verwijderen, toch is het niet mogelijk om sorteerbedrijven<br />

hiertoe door middel van vergunningvoorschriften te verplichten. Het is dan ook niet gebruikelijk<br />

dat in milieuvergunningen voor sorteerinrichtingen voorschriften zijn opgenomen die de<br />

inrichting verplichten een sortering in bepaalde fracties uit te voeren.<br />

Dikwijls maakt de aanvraag onderdeel uit van de vergunning. Indien in de aanvraag de<br />

sorteeractiviteit duidelijk is omschreven en de op- en overslag op zich niet is vergund of<br />

aangevraagd, is het mogelijk om op basis van de aanvraag af te dwingen dat een sorteerinrichting<br />

daadwerkelijk sorteert. Maar al met al zal dit een moeizaam traject worden, zeker als de<br />

uitvoer van ongesorteerd BSA wordt toegestaan. Alleen bedrijven die in hun aanvraag een<br />

gedetailleerde beschrijving van het sorteerproces hebben opgenomen, kunnen aan de hand<br />

hiervan gecontroleerd en gehandhaafd worden. Het voorgaande betekent dat geen sprake is van<br />

een gelijke behandeling van de sorteerinrichtingen als het gaat om hun sorteeractiviteiten.<br />

Conclusie<br />

Per sorteerinrichting moet bekeken worden of de milieuvergunning inclusief de aanvraag de<br />

mogelijkheid biedt om sortering af te dwingen. Dit geldt zowel voor sortering in herbruikbare<br />

fracties als voor het verwijderen van gevaarlijke stoffen.<br />

2 Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen<br />

In de Regeling is vastgelegd dat afvalinrichtingen (Regeling spreekt van inrichting voor opslaan,<br />

overslaan of bewerken van gevaarlijke afvalstoffen) bij het in ontvangst nemen van gevaarlijke<br />

afvalstoffen deze in verschillende categorieën gescheiden houdt dan wel zelf in de verschillende<br />

categorieën scheidt. Hiervan mag alleen worden afgeweken als hiervoor vergunning is verleend of<br />

als is aangetoond dat scheiding door de afvalinrichting technisch of economisch niet haalbaar is.<br />

Het overgrote deel van de sorteerinrichtingen wordt niet aangemerkt als een inrichting voor het<br />

opslaan, overslaan of bewerken van gevaarlijke afvalstoffen. Derhalve is deze Regeling niet van<br />

toepassing op sorteerbedrijven.<br />

Bijlage 7 Bestaande handhavingsmogelijkheden sorteerinrichtingen<br />

65


Conclusie<br />

De Regeling scheiden en gescheiden houden gevaarlijke afvalstoffen biedt geen mogelijkheden<br />

om handhavend op te treden t.a.v. de verwijdering van gevaarlijke stoffen uit het BSA.<br />

3 EVOA-beschikking<br />

Alvorens in te gaan op de mogelijkheden die een EVOA-beschikking biedt, wordt hier weergegeven<br />

welke beleidsregels in het LAP zijn vastgelegd voor de uitvoer van bouw- en sloopafval.<br />

Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012<br />

Het LAP zegt over de in- en uitvoer voor sorteren in het algemeen het volgende. In- en uitvoer<br />

van afvalstoffen voor (verder) sorteren is toegestaan als:<br />

na het sorteren ten minste 50% van het ingangsmateriaal nuttig wordt toegepast; of<br />

na het sorteren de som van het percentage nuttige toepassing en het percentage hoogcalorisch<br />

afval dat wordt verbrand als vorm van verwijderen meer is dan 50%; en<br />

er geen andere bezwaren bestaan (denk bijvoorbeeld aan een kennisgever die zich eerder<br />

schuldig heeft gemaakt aan sluikhandel of aan een ontvanger die niet beschikt over de vereiste<br />

vergunningen).<br />

De EVOA kent algemene of afzonderlijke kennisgevingen. Een algemene kennisgeving is mogelijk<br />

wanneer afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen periodiek via dezelfde<br />

route naar dezelfde ontvanger worden overgebracht. Voor afvalstoffen met verschillende<br />

samenstellingen moet voor ieder afzonderlijk transport een afzonderlijke kennisgeving worden<br />

gedaan. In sectorplan 13 is aangegeven dat het niet mogelijk is om voor integraal ingezameld<br />

en ongesorteerd BSA een algemene kennisgeving te doen vanwege het inhomogene karakter<br />

van deze afvalstroom. Voor de uitvoer ten behoeve van verdere sortering is een algemene<br />

kennisgeving wel mogelijk, mits voldaan wordt aan enkele voorwaarden. Deze voorwaarden zijn<br />

in §12.3.1 van het LAP opgenomen.<br />

De toename van uitvoer bestemd voor verdere sortering en nuttige toepassing wordt gezien als<br />

een goede zaak conform het Europese level playing field. Deze ontwikkeling is het, beoogde,<br />

gevolg van het invoeren van de verhoogde stortbelasting, aldus het LAP.<br />

Conclusie LAP<br />

Het LAP geeft duidelijke voorwaarden waaraan een kennisgeving/kennisgever moet voldoen om<br />

gesorteerd BSA te mogen uitvoeren voor verdere sortering onder een algemene kennisgeving.<br />

Vervolg EVOA-beschikking<br />

De meeste EVOA-beschikkingen onder een algemene kennisgeving betreffen de uitvoer van<br />

‘restfractie na sorteren van bouw- en sloopafval, bedrijfsafval en grof huishoudelijk afval’<br />

of vergelijkbare omschrijvingen. Het is mogelijk dat bij de export niet conform de algemene<br />

kennisgeving en EVOA-beschikking wordt gehandeld. Belangrijkste risico daarbij is dat het<br />

geëxporteerde afval niet nuttig wordt hergebruikt maar dat het aandeel dat wordt gestort groter is<br />

dan op basis van de beschikking is toegestaan. Daarnaast is het mengen van overige afvalstoffen<br />

door het residu BSA en het niet sorteren van de ingezamelde afvalstroom ook een risico. Controle<br />

op de EVOA-beschikking biedt, bij sorteerinrichtingen die beschikken over een algemene<br />

kennisgeving, een handvat om de sortering en de samenstellingeisen bij sorteerinrichtingen te<br />

controleren. Voor het controleren van de lading kan een transportcontrole worden uitgevoerd.<br />

Daarnaast kan in samenwerking met het bevoegd gezag van de ontvangende inrichting in het<br />

buitenland worden nagegaan of de bewerking aldaar overeenkomstig hetgeen in de EVOAbeschikking<br />

is gesteld, wordt uitgevoerd.<br />

Conclusie<br />

De EVOA biedt mogelijkheden om handhavend op te treden t.a.v. de scheiding van BSA in<br />

bepaalde herbruikbare fracties, voor zover bedrijven een algemene kennisgeving voor de uitvoer<br />

van de restfratie van BSA hebben.<br />

66<br />

Interventiestrategie Bouw- en sloopafval (BSA)


4 Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen,<br />

Regeling niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar bouw- en sloopafval en<br />

Regeling merkteken niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar bouw- en sloopafval<br />

In deze regelingen is aangegeven dat BSA uitsluitend mag worden gestort wanneer dit als niet<br />

herbruikbaar en niet verbrandbaar wordt aangemerkt. Dit kan het geval zijn wanneer bouw- en<br />

sloopafval is verontreinigd op een wijze waardoor technische of uit oogpunt van volksgezondheid<br />

bewerking of nuttige toepassing niet mogelijk of wenselijk is. Daarbij kan onder andere gedacht<br />

worden aan verontreinigingen met PAK, asbest, e.d.<br />

Afvoer naar een stortplaats is alleen toegestaan met een merkteken. Alleen inrichtingen die<br />

voldoen aan de eisen ter zake van het bewerken van bouw- en sloopafval en residuen afkomstig<br />

van het bewerken van bouw- en sloopafval, zoals die zijn gesteld door een door de Raad<br />

voor Accreditatie erkende certificatie-instelling, zijn gemachtigd een merkteken te voeren.<br />

Sorteerinrichtingen die niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar (residu van) BSA willen afvoeren<br />

naar een stortplaats moeten het sorteerproces volgens bepaalde regels uitvoeren en daartoe<br />

geaccrediteerd zijn.<br />

Uit informatie van de beleidsdirectie SAS van het ministerie van VROM is gebleken dat deze<br />

regelingen niet meer in gebruik zijn. Dit wordt bevestigd door de branchevereniging BRBS en SAS<br />

geeft aan dat deze regelingen op een lijst staan om op termijn ingetrokken te worden. Tevens is<br />

de Stichting Certiva opgeheven. Er is zodoende geen certificatie-instelling meer die bewerkers<br />

van BSA kan certificeren. Er is ook geen behoefte aan deze regelingen bij de bewerkers van<br />

BSA omdat het meeste BSA wordt geëxporteerd, inclusief de te storten fractie. Als geen export<br />

plaatsvindt, gaan residuen naar een verbrandingsinstallatie. Overigens kunnen deze residuen<br />

bestanddelen bevatten die niet voor verbranding geschikt zijn.<br />

Conclusie<br />

Het BSSA en de aanvullende regelingen t.a.v. niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar BSA bieden<br />

geen aanknopingspunten om bij sorteerinrichtingen het sorteerproces te handhaven, aangezien<br />

er geen certificering meer plaatsvindt en er geen niet-herbruikbaar en niet-verbrandbaar BSA<br />

naar een Nederlandse stortplaats wordt afgevoerd.<br />

Slotconclusie<br />

Toezicht en handhaving op de verwijdering van BSA conform het beleid lijkt een lastige zaak<br />

te worden. Ten aanzien van het sorteerproces zijn vrijwel geen dwingende regels vastgesteld.<br />

Alleen het, voorafgaand aan het sorteerproces, zeven van BSA en het verbod op acceptatie van<br />

asbesthoudend BSA zijn beleidsregels die worden overgenomen in de vergunning.<br />

Het LAP geeft aan dat export van ongesorteerd afval mogelijk is en stelt hieraan ruime eisen.<br />

Alleen in het geval van een algemene kennisgeving voor uitvoer wordt vereist dat het afval<br />

systematisch en aantoonbaar gesorteerd wordt. De interventiestrategie voor sorteerinrichtingen<br />

zal zich derhalve richten op sorteerinrichtingen die onder een algemene kennisgeving BSA<br />

uitvoeren.<br />

Binnen de totale groep van sorteerinrichtingen lijkt dit ook de groep waar de risico’s het grootst<br />

zijn aangezien de bedrijven die (residuen van) BSA exporteren niet binnen de Nederlandse<br />

markt opereren. De Nederlandse marktwerking garandeert immers in principe dat er zo weinig<br />

mogelijk herbruikbaar materiaal wordt gestort of verbrand.<br />

Kortom, de sorteerinrichtingen die (residuen van) BSA exporteren ten behoeve van verdere<br />

sortering onder een algemene kennisgeving kunnen we aanmerken als sleutelbedrijven in de<br />

BSA-keten. Bij de toezicht en handhaving van deze bedrijven dienen provincie en VROM-Inspectie<br />

per bedrijf samen te werken om zowel de vergunning/aanvraag als de EVOA-beschikking te<br />

controleren en te handhaven.<br />

Bijlage 7 Bestaande handhavingsmogelijkheden sorteerinrichtingen<br />

67


Colofon<br />

Uitgave<br />

Landelijk Overleg Milieuhandhaving<br />

LOM-Secretariaat<br />

Koningskade 40<br />

2596 AA Den Haag<br />

Tel. 070-35 19 705<br />

E-mail info@lomsecretariaat.nl<br />

Deze interventiestrategie is op te vragen bij het LOM-Secretariaat<br />

Fotografie<br />

VROM-Inspectie Noord-West, Haarlem<br />

Drukwerkproductie<br />

GBS prepress, Rijswijk<br />

Oplage<br />

2.500 exemplaren<br />

Juli 2005

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!