06.05.2013 Views

Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...

Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...

Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

KORTLOPEND ONDERWIJSONDERZOEK<br />

<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>Gymnasium</strong><br />

Onderwijs en<br />

samenleving 95<br />

Cees Klaassen<br />

Berber Vreugdenhil


<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>Gymnasium</strong><br />

Cees Klaassen<br />

Berber Vreugdenhil


CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

Klaassen, C., Vreugdenhil, B.<br />

C. Klaassen, Nijmegen. Vakgroep Sociologie, Radboud Universiteit.<br />

ISBN 978-90-79960-07-1<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, <strong>op</strong>geslagen in<br />

een geautomatiseerd gegevensbestand, of <strong>op</strong>enbaar gemaakt, in enige vorm of <strong>op</strong> enige wijze,<br />

<strong>het</strong>zij electronisch, mechanisch, door fotok<strong>op</strong>ieën, <strong>op</strong>namen of <strong>op</strong> enige manier, zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system,<br />

or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photoc<strong>op</strong>ying, or otherwise,<br />

without the prior written permission of the publisher.<br />

Uitgave:<br />

Vakgroep Sociologie<br />

Radboud Universiteit<br />

Dr. C. Klaassen<br />

Postbus 1904<br />

6500 HE Nijmegen<br />

C.Klaassen@pwo.ru.nl<br />

C<strong>op</strong>yright © Vakgroep Sociologie, 2012<br />

2<br />

Dit onderzoek is gefinancierd uit <strong>het</strong> budget dat <strong>het</strong> ministerie van OCW jaarlijks<br />

beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortl<strong>op</strong>end Onderwijsonderzoek dat<br />

uitgevoerd wordt <strong>op</strong> verzoek van <strong>het</strong> onderwijsveld.


Inhoud<br />

Voorwoord 5<br />

Samenvatting 7<br />

1 Inleiding 11<br />

2 Theoretische uitgangspunten van <strong>het</strong> onderzoek 13<br />

2.1 Het verborgen curriculum 13<br />

2.2 De bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum 14<br />

2.3 Elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum 16<br />

2.4 Bestuderingswijzen van <strong>het</strong> verborgen curriculum 21<br />

2.5 Actualiteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderzoek<br />

‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ 26<br />

3 Onderzoeksvraag en -<strong>op</strong>zet 31<br />

3.1 Algemene vraagstelling 31<br />

3.2 Onderzoeksvragen 31<br />

3.3 Onderzoeksvariabelen 32<br />

3.4 Onderzoeks<strong>op</strong>zet 32<br />

3.5 Onderzoeksinstrumenten 35<br />

4 Resultaten 37<br />

4.1 Observatie onderzoek Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU) 37<br />

4.2 Interviews met docenten van <strong>het</strong> CGU 44<br />

4.3 Panelgesprekken 54<br />

4.4 Interviews met rectoren 66<br />

4.5 Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam 80<br />

4.6 Inhoudsanalyse ‘Het Gym’ 87<br />

3


5 Conclusies en discussie 99<br />

6 Literatuur 105<br />

Bijlage 1 Instrument schoolklasobservatie 111<br />

Bijlage 2 Instrument observatie informatiebijeenkomst potentiële<br />

leerlingen en ouders 113<br />

Bijlage 3 Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek met rector<br />

CGU 115<br />

Bijlage 4 Interviewleidraad rectoren andere zelfstandige gymnasia 117<br />

Bijlage 5 Interviewleidraad individuele gesprekken docenten CGU 119<br />

Bijlage 6 Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU 121<br />

Bijlage 7 Gespreksleidraad panelgesprek met leerlingen CGU: 123<br />

Bijlage 8 Interviewleidraad panelgesprek leerlingen Erasmiaans<br />

<strong>Gymnasium</strong> Rotterdam 125<br />

Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie’ 127<br />

4


Voorwoord<br />

‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ is de titel van een onderzoeksaanvrage ingediend<br />

door Drs. J. M. Buijze, rector van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU)<br />

in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> programma voor Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek. Dit zelfstandig<br />

gymnasium is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie een betere<br />

afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent dat met name gezocht wordt<br />

naar maatregelen die de instroom van ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong>’ kunnen bevorderen. De<br />

school ziet vooral mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’,<br />

bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten, <strong>het</strong> curriculum, de<br />

omgangsvormen et cetera.<br />

Het doen van onderzoek <strong>op</strong> dit gebied, met als specifieke toespitsing, aandacht voor<br />

<strong>het</strong> ’verborgen curriculum’ is niet eenvoudig, zeker niet in <strong>het</strong> kader van een noodzakelijk<br />

‘kortl<strong>op</strong>ende’ exercitie. Desalniettemin is <strong>het</strong> goed voor de aanvrager van <strong>het</strong><br />

onderzoek en voor de uitvoerders van dit onderzoek in dit voorwoord nog even stil te<br />

staan bij de volgende aspecten.<br />

Uit onder andere een aantal door ons eerder uitgevoerde onderzoeken in <strong>het</strong> kader van<br />

<strong>het</strong> Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek is naar voren gekomen dat <strong>het</strong> concept ‘morele<br />

moed’ zeker ook relevant zou kunnen zijn voor docenten en schoolleiders. De in dit<br />

onderzoek aangekaarte problematiek is daarvan een heel duidelijk voorbeeld. Zowel<br />

beleidsmatig als praktisch is <strong>het</strong> een even moeilijk als uitdagend probleem in de huidige<br />

maatschappelijke context. Voor alle betrokkenen wordt in ieder geval een beroep<br />

gedaan <strong>op</strong> hun morele moed in de alledaagsheid van de schoolse bezigheden.<br />

Voor ons als onderzoekers was <strong>het</strong> zeker ook een uitdagende onderneming. Het onderzoek<br />

heeft ons niet alleen geïnspireerd tot ‘revisiting the hidden curriculum’, maar ook<br />

tot <strong>het</strong> nadenken over nieuwe benaderingen over ‘how to c<strong>op</strong>e with structural inequality’.<br />

Daarnaast nodigde dit theoretisch interessante, maar ook maatschappelijk gevoelige<br />

onderzoek ons uit om zowel aandacht te besteden aan de beleidsmatige aspecten als<br />

aan de individuele betekenissen van de betrokkenen en de praktische relevantie voor<br />

de uiteenl<strong>op</strong>ende categorieën respondenten.<br />

In dit voorwoord willen wij met name de vele respondenten bedanken die <strong>op</strong>enhartig<br />

meegewerkt hebben aan dit onderzoek en met name ook de rectoren voor de interviews<br />

en de verleende gastvrijheid <strong>op</strong> de diverse gymnasia die wij ten behoeve van <strong>het</strong><br />

5


onderzoek mochten bezoeken. Een speciaal woord van dank is ook gericht aan Prof.<br />

Dr. W. Veugelers voor zijn assistentie bij de voorbereiding van dit onderzoek.<br />

C. Klaassen<br />

B. Vreugdenhil<br />

Department of Sociology<br />

Radboud Universiteit Nijmegen<br />

Contact: C. Klaassen@pwo.ru.nl<br />

6


Samenvatting<br />

Het Christelijk <strong>Gymnasium</strong> in Utrecht (CGU) is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de<br />

leerlingenp<strong>op</strong>ulatie een betere afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent<br />

dat met name gezocht wordt naar maatregelen die de instroom van begaafde migrantenleerlingen<br />

(en ook van leerlingen uit achterstandsgezinnen) kunnen bevorderen.<br />

Maar evenzeer wordt gezocht naar wegen om de afstroom van doelgroepleerlingen te<br />

voorkomen en de begaafde doelgroepleerlingen voor te bereiden <strong>op</strong> hun gang naar de<br />

universiteit. In alle fasen van <strong>het</strong> leertraject wil zij onderzoeken of er belemmeringen<br />

zijn die kunnen worden aangepakt. De school ziet met name mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen<br />

van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch<br />

handelen van docenten.<br />

De hoofdvragen van <strong>het</strong> CGU zijn, in overleg met de aanvrager, uitgebreid met de<br />

volgende onderzoeksvragen:<br />

- Hoe geschiedt de voorlichting en werving van doelgroepleerlingen?<br />

- Wat is de invloed van de schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />

- Wat is de invloed van extra begeleiding voor <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />

- Wat is de betekenis van verschillende elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />

- Welke mogelijkheden zijn er voor verbetering?<br />

Met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> de beantwoording van deze onderzoeksvragen is een uitvoerige literatuurstudie<br />

verricht naar actuele en relevante studies over <strong>het</strong> verborgen curriculum en<br />

de empirische analyse van de verschillende elementen of ‘bronnen’ van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum. Ook is aandacht besteed aan de overzichtsliteratuur aangaande factoren<br />

die van belang zijn voor de mate waarin migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium willen komen en <strong>op</strong> deze school blijven. Daarnaast zijn empirische studies<br />

geanalyseerd naar de barrières en ervaren problemen van arbeiderskinderen die erin<br />

geslaagd zijn om een academische <strong>op</strong>leiding te volgen en een academisch beroep uit te<br />

oefenen en tenslotte ook empirische studies naar migrantenleerlingen <strong>op</strong> elitescholen<br />

en universitaire <strong>op</strong>leidingen.<br />

In de onderzoeks<strong>op</strong>zet is gekozen voor een ‘multi-method’ benadering waarbij gebruik<br />

gemaakt is van verschillende <strong>op</strong> elkaar voortbouwende methoden en databronnen. Zo<br />

is er observatie onderzoek verricht naar de werving en ‘intake’ van nieuwe leerlingen.<br />

Tevens zijn schoolklasobservaties in diverse klassen uitgevoerd gericht <strong>op</strong> de participatie<br />

van leerlingen en diverse aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

Er zijn interviews gehouden met verschillende docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU en met de rectoren<br />

van <strong>het</strong> CGU in Utrecht; <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam en <strong>het</strong> Barlaeus<br />

7


<strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam. Er is een evaluatiebijeenkomst bijgewoond <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius<br />

<strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam over een project dat een aantal zelfstandige gymnasia hebben<br />

<strong>op</strong>gezet om de toestroom van de betreffende doelgroepleerlingen te vergroten,<br />

alsmede deze doelgroepleerlingen via gerichte maatregelen een succesvolle onderwijslo<strong>op</strong>baan<br />

<strong>op</strong> hun gymnasia te faciliteren. Daarnaast zijn er een aantal panelgesprekken<br />

gehouden met een groep leerlingen en een groep docenten van <strong>het</strong> CGU en met een<br />

groep migrantenleerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam. Tenslotte is<br />

er een globale inhoudsanalyse verricht naar een literaire roman die een oriënterend en<br />

zeer pregnant inzicht geeft in de persoonlijke ervaringen van een migrantenleerling<br />

met de gedragspatronen en de geschreven en ongeschreven regels van <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium als een school die voorbereid <strong>op</strong> de deelname aan ‘de intellectuele elite<br />

van de Nederlandse samenleving’. Het betreft een analyse van <strong>het</strong> boek ‘Het Gym’<br />

van Karin Amatmoekrim (2011). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.<br />

Ten behoeve van de observaties, interviews bij specifieke participanten en de uiteenl<strong>op</strong>ende<br />

panelgesprekken zijn diverse instrumenten samengesteld en gehanteerd door de<br />

onderzoekers. Daarbij is aandacht besteed aan de volgende onderzoeksvariabelen:<br />

1) De intake: kennismaking met de school; voorlichting, informatie, aanmelding en<br />

selectie van leerlingen.<br />

2) De beeldvorming van en nadere oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school.<br />

3) Normatieve kenmerken van de leerstof en de didactiek.<br />

4) Kenmerken van de omgangsvormen van docenten en leerlingen.<br />

5) Waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, multiculturaliteit.<br />

6) Sociaal-culturele aspecten van relevante schoolpraktijken (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).<br />

7) Kenmerken en <strong>op</strong>gaven van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied.<br />

8) Relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />

gymnasium.<br />

9) Verbeteringsmogelijkheden; weg te nemen belemmeringen; knelpunten en kansen.<br />

Wat betreft de resultaten van <strong>het</strong> onderzoek is <strong>het</strong> van belang om allereerst de aandacht<br />

te richten <strong>op</strong> de onbekendheid van dit schooltype, niet alleen bij begaafde doelgroepleerlingen<br />

en hun ouders of verzorgers, maar nota bene ook in <strong>het</strong> basisonderwijs, zo<br />

komt in dit exploratieve onderzoek naar voren. De geïnventariseerde methoden om de<br />

werving van begaafde doelgroepleerlingen te stimuleren zijn <strong>op</strong> zichzelf adequaat en<br />

inventief, maar dienen (volgens verschillende respondenten ook gepaard te gaan met<br />

een ‘uitnodigende houding’ naar de doelgroepleerlingen. Bevordering van interculture-<br />

8


le sensibiliteit bij de betrokkenen, met name ook ‘in affectieve zin’ is in deze belangrijk.<br />

Kenmerkend voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium is niet alleen dat er extra vakken zijn en<br />

<strong>het</strong> niveau erg hoog ligt, maar dat de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong> rooster en de<br />

aard van de leerstof en de rol<strong>op</strong>vatting van de docenten soms duidelijk verschillen van<br />

andere schooltypen. Analyse van <strong>het</strong> verborgen curriculum laat hier en daar specifieke<br />

‘neveneffecten’ zien, zoals verschillen in taalcodes en <strong>het</strong> vooronderstelde ‘highbrow’<br />

culturele taalgebruik en de bekendheid met bepaalde veronderstelde gezin gerelateerde<br />

cultuurpatronen en alledaagse ‘routines’ die kenmerkend zijn voor <strong>het</strong> gymnasium.<br />

Daartoe behoren bijvoorbeeld de ongedwongen sfeer <strong>op</strong> school, <strong>het</strong> docentengedrag,<br />

de ‘losse’ omgangsvormen, de onderhandelingshuishouding tussen leerlingen en docenten<br />

de docentenautonomie en de intercollegiale verhoudingen tussen docenten in<br />

dit schooltype. In <strong>het</strong> algemeen lijken docenten <strong>op</strong> de betreffende gymnasia volgens<br />

dit onderzoek als ‘gemene deler’ te hebben dat zij <strong>op</strong> de beste scholen van <strong>het</strong> land<br />

werken, de meest excellente leerlingen hebben en bezig zijn met de vorming van de<br />

nieuwe elite die <strong>het</strong> land nodig heeft. Zij stellen daartoe ‘erg hoge eisen’ aan de leerlingen,<br />

maar ook aan zichzelf.<br />

Zelfstandige gymnasia worden over <strong>het</strong> algemeen gezien en gepresenteerd als beschutte,<br />

beschermde omgevingen en dat is voor <strong>het</strong> leerproces van de leerlingen wel goed,<br />

maar kan soms ook leiden tot een zekere wereldvreemdheid bij de meerderheid van<br />

intellectuele of hoger milieu leerlingen die wellicht niet al te veel weten van concrete<br />

sociale problemen van leerlingen uit migrantengezinnen of uit de ’lower class’, maar<br />

de indruk wekken overal een gefundeerde mening over te hebben. Voor doelgroepleerlingen<br />

kan dit gedrag in principe ook problemen <strong>op</strong>leveren. Een van de sterke kanten<br />

van de zelfstandige gymnasia in Nederland is -onderwijskundig en onderwijssociologisch<br />

gezien- dat zij intern in hoge mate voldoen aan <strong>het</strong> concept van ‘de school als<br />

sociale en morele leergemeenschap’. Dit wordt volgens dit onderzoek in hoge mate<br />

gerealiseerd via de ‘ongeschreven regels’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum. ‘Trots <strong>op</strong> de<br />

school’; ‘relaxte en losse omgangsvormen’; maar toch wel een ‘moreel’ gefundeerd en<br />

‘veilig’ en soms een ‘te beschermd’ en ‘naar binnen gericht’ sociaal klimaat; zijn de<br />

centrale ‘denominators’ en ‘ongeschreven regels’ die uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren<br />

komen.<br />

Om de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> gymnasium meer een afspiegeling te laten zijn van<br />

de maatschappij, moeten deze ‘deftige’ elitescholen extra inspanningen plegen om<br />

meer arbeiderskinderen en migrantenkinderen te werven. Een aantal zelfstandige<br />

gymnasia tracht daartoe de contacten met de basisscholen als leveranciers van begaafde<br />

doelgroepleerlingen te verstevigen. Het verlangen om werk te maken van de emancipatorische<br />

functie van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium leeft niet bij alle docenten even<br />

9


sterk, zo blijkt uit verschillende interviews. Diverse docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

zijn van mening dat doelgroepleerlingen niet teveel ‘gepamperd’ moeten worden.<br />

Zij moeten vooral ‘<strong>op</strong> eigen kracht’ <strong>het</strong> hoogste niveau behalen.<br />

10


1 Inleiding<br />

De vrijheid van onderwijs stimuleert scholen tot de ontwikkeling van een eigen visie<br />

en aanpak en <strong>het</strong> aantrekken van specifieke groepen leerlingen. Bovendien zorgen de<br />

in de school aanwezige schooltypen voor een specifieke groep leerlingen. De school<br />

trekt door de combinatie van pedagogische visie en schooltype bepaalde leerlingen aan<br />

(inclusie) en stoot andere leerlingen af (exclusie). Het Nederlandse onderwijsbeleid<br />

waardeert deze diversiteit tussen scholen. Deze diversiteit leidt ertoe dat ouders en<br />

leerlingen echt kunnen kiezen. Deze diversiteit leidt er echter ook toe dat leerlingenp<strong>op</strong>ulaties<br />

verschillend zijn. Door de vrijheid van schoolkeuze ontstaan grotere culturele<br />

verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties. Door de scheiding in schooltypen ontstaan<br />

grotere sociale verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties.<br />

De vrijheid van onderwijs stimuleert scholen tot de ontwikkeling van een eigen visie<br />

en aanpak en <strong>het</strong> aantrekken van specifieke groepen leerlingen. Bovendien zorgen de<br />

in de school aanwezige schooltypen voor een specifieke groep leerlingen. De school<br />

trekt door de combinatie van pedagogische visie en schooltype bepaalde leerlingen aan<br />

(inclusie) en stoot andere leerlingen af (exclusie). Het Nederlandse onderwijsbeleid<br />

waardeert deze diversiteit tussen scholen. Deze diversiteit leidt ertoe dat ouders en<br />

leerlingen echt kunnen kiezen. Deze diversiteit leidt er echter ook toe dat leerlingenp<strong>op</strong>ulaties<br />

verschillend zijn. Door de vrijheid van schoolkeuze ontstaan grotere culturele<br />

verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties. Door de scheiding in schooltypen ontstaan<br />

grotere sociale verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties.<br />

Een democratische samenleving is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> samen kunnen leven van burgers,<br />

ondanks sociale en culturele verschillen. Vanuit de samenleving wordt daarom dan<br />

ook vaak gepleit voor een diversiteit aan sociale en culturele groepen in school. In<br />

school vindt een belangrijk deel van de socialisatie en burgerschapsvorming plaats.<br />

Zelfstandige gymnasia hebben door de aanwezigheid van één schooltype, en dan ook<br />

nog <strong>het</strong> hoogste schooltype in de onderwijshiërarchie, een eenzijdige leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />

qua sociale en culturele afkomst. Alleen leerlingen met een hoge CITO-score<br />

komen <strong>op</strong> de gymnasia. Maar spelen ook nog andere factoren een rol bij de aanmelding<br />

en selectie van leerlingen en bij een geslaagde leerroute in school? Speelt <strong>het</strong> sociale,<br />

culturele en financiële kapitaal van leerlingen hierbij een rol? Bourdieu (1985)<br />

wees <strong>op</strong> de invloed van <strong>het</strong> culturele kapitaal bij schoolwelbevinden en schoolsucces.<br />

De taal, de rituelen en de culturele bagage spelen een rol bij <strong>het</strong> je thuis voelen <strong>op</strong><br />

school en bij mogelijkheden voor schoolsucces. Leerlingen kunnen verschillen in de<br />

mate waarin zij bekend zijn met en zich thuis voelen in de cultuur van <strong>het</strong> zelfstandige<br />

11


gymnasium. Sociaal kapitaal verwijst naar <strong>het</strong> netwerk van relaties dat je <strong>op</strong>bouwt. Dit<br />

netwerk kan de weg naar een gymnasium gemakkelijker en vertrouwder maken en in<br />

de school kan een leerling voortbouwen <strong>op</strong> bekende sociale contacten.<br />

Het culturele en sociale kapitaal van leerlingen kunnen naast de intellectuele vermogens<br />

en de motivatie van leerlingen extra drempels vormen voor migrantenleerlingen<br />

en leerlingen uit sociaal zwakke milieus. Het onderhavige onderzoek richt zich<br />

<strong>op</strong> leerlingen uit deze twee doelgroepen, waarbij de nadruk ligt <strong>op</strong> migrantenleerlingen.<br />

Het Christelijk <strong>Gymnasium</strong> in Utrecht is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />

een betere afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent dat<br />

met name gezocht wordt naar maatregelen die de instroom van migrantenleerlingen<br />

kunnen bevorderen. Maar evenzeer wordt gezocht naar wegen om de afstroom van<br />

doelgroepleerlingen te voorkomen en de begaafde doelgroepleerlingen voor te bereiden<br />

<strong>op</strong> hun gang naar de universiteit. In alle fasen van <strong>het</strong> leertraject wil zij onderzoeken<br />

of er belemmeringen zijn die kunnen worden aangepakt. De school ziet met<br />

name mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld<br />

in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten.<br />

In de uitvoering van dit onderzoek staan daarom de volgende elementen centraal:<br />

de oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school en de kennismaking met de<br />

school;<br />

de kenmerken van <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school waarbij met name aandacht<br />

is voor kenmerken van de leerstof, de didactiek en de omgangsvormen.<br />

12


2 Theoretische uitgangspunten van <strong>het</strong><br />

onderzoek<br />

In <strong>het</strong> theoriehoofdstuk van dit onderzoek gaan we allereerst in <strong>op</strong> de vraag wat bekend<br />

is over de aard en inhoud van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Vervolgens gaan we in<br />

<strong>op</strong> de verschillende wijzen waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> verborgen curriculum bestudeerd is aan de hand<br />

van een indeling in wetenschappelijke stromingen. Daarna wordt <strong>het</strong> vizier gericht <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum in verband met dit onderzoek naar de betekenis ervan in de<br />

cultuur van de Nederlandse zelfstandige gymnasia. De hier besproken theorie over <strong>het</strong><br />

verborgen curriculum vormt ook de basis voor de analyse en interpretatie van de verzamelde<br />

gegevens over migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium in de laatste hoofdstukken<br />

van dit onderzoek.<br />

2.1 Het verborgen curriculum<br />

Het verborgen curriculum heeft principieel te maken met waarden en normen als inhouden<br />

en tevens met schoolse praktijken. Meer in <strong>het</strong> algemeen betreft <strong>het</strong> de neveneffecten<br />

van <strong>het</strong> curriculum, vandaar dat ook wel gesproken wordt over ‘the unwritten<br />

curriculum’.<br />

Naast <strong>het</strong> ‘officiële’ curriculum worden de informele, niet <strong>op</strong>gemerkte of benoemde<br />

leerervaringen van de school dikwijls aangeduid als <strong>het</strong> verborgen of latente curriculum.<br />

Het officiële en <strong>het</strong> verborgen curriculum kunnen in de praktijk elkaar aanvullen of<br />

versterken, maar elkaar ook tegenwerken of reduceren.<br />

Analyses die zich bezighouden met de bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum richten<br />

zich als <strong>het</strong> ware <strong>op</strong> twee zijden van dit curriculum, namelijk:<br />

a. de verborgen aspecten van <strong>het</strong> officiële curriculum; en<br />

b. de vele aanvullende leereffecten die met <strong>het</strong> schoolse onderwijs gepaard gaan.<br />

In beide gevallen gaat <strong>het</strong> om ‘latente’ leerprocessen. Mogelijkerwijs treden zij pas in<br />

<strong>het</strong> bewustzijn van leerlingen en docenten als hun ‘vanzelfsprekende’ verlo<strong>op</strong> gestoord<br />

wordt of als de leerprocessen zulke bijwerkingen hebben dat corrigerende maatregelen<br />

nodig zijn.<br />

13


Als aanvulling <strong>op</strong> <strong>het</strong> officiële curriculum dat voornamelijk de overdracht van kennis<br />

en vaardigheden stuurt, is <strong>het</strong> verborgen curriculum volgens deze analyses vooral verantwoordelijk<br />

voor de overdracht van waarden, normen en interpretatieschema's.<br />

Bij <strong>het</strong> verborgen curriculum gaat <strong>het</strong> om de regels die veel mensen wel weten, maar<br />

die ze nooit via bewuste en bedoelde leerprocessen geleerd hebben. Het is belangrijk<br />

om ons te realiseren dat <strong>het</strong> verborgen curriculum niet alleen gerealiseerd wordt door<br />

personen en hun interacties, maar ook door structuren en de rituelen en praktijken van<br />

instituties. In deze studie naar <strong>het</strong> verborgen curriculum <strong>op</strong> een zelfstandig gymnasium<br />

richten wij onze aandacht <strong>op</strong> de vaak niet gearticuleerde en niet (h)erkende dingen die<br />

leerlingen <strong>op</strong> school leren.<br />

2.2 De bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was er veel interesse in de aard en<br />

betekenis van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarna is de aandacht in de theorievorming<br />

en <strong>het</strong> onderzoek naar dit voor de waardevorming en waardenoverdracht relevante studiegebied<br />

eigenlijk min of meer weggeëbd. Slechts enkele wetenschappers hebben in<br />

de daar<strong>op</strong>volgende decennia getracht om <strong>op</strong> een minder ideologische en meer neutrale<br />

manier dan in de jaren zeventig en tachtig, de empirische en theoretische betekenis van<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum voor de overdracht van waarden, normen, attitudes en gedrag<br />

in <strong>het</strong> onderwijs te blijven bestuderen (Gordon e.a. 2005; Jackson, Boostrom &<br />

Hansen, 1993; Klaassen, 1992). In de jaren zeventig en tachtig was de studie van <strong>het</strong><br />

ongeschreven of verborgen curriculum langzamerhand <strong>het</strong> speelveld geworden van de<br />

neomarxistisch georiënteerde stroming van de sociologie en de onderwijswetenschappen.<br />

Met de afnemende interesse in <strong>het</strong> neomarxisme als een nogal tijdsgebonden en in<br />

zekere zin vooringenomen sociaalwetenschappelijk paradigma is ook de aandacht voor<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum zowel wetenschappelijk als maatschappelijk bijna geheel<br />

verdwenen en is als <strong>het</strong> ware <strong>het</strong> kind met <strong>het</strong> badwater verloren geraakt. Vanwege de<br />

belangrijke waardevormende betekenis van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderwijs<br />

is <strong>het</strong> echter zaak te komen tot een actualisering van de theorievorming over <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum en nieuwe onderzoeksaanzetten te formuleren. Daarbij kan onder<br />

andere gebruik gemaakt worden van vroegere empirische onderzoeken (voor een review<br />

van en verwijzing naar eerder verricht empirisch onderzoek, zie Klaassen 1992;<br />

1996), maar kan ook voortgebouwd worden <strong>op</strong> meer recente empirische onderzoeken<br />

naar <strong>het</strong> verborgen curriculum in andere sectoren dan <strong>het</strong> reguliere onderwijs, zoals in<br />

14


de medische <strong>op</strong>leidingen. Daarbij is de aandacht vooral gericht <strong>op</strong> de verschillen tussen<br />

wat geleerd wordt in <strong>het</strong> formele curriculum via colleges en syllabi en hoe dingen<br />

er in de klinische praktijk aan toe gaan, doordat <strong>het</strong> verborgen curriculum een rol<br />

speelt (Adler, Hughes & Scott, 2006; Hafferty & Franks, 1994; Hafferty, 1998; Wear<br />

& Skillicorn, 2009). Tevens kan de basis van onze kennis over <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

verbreed worden door aandacht te besteden aan enige actuele theoretische aanzetten<br />

voor een pedagogische en onderwijskundige herwaardering van de studie van <strong>het</strong><br />

verborgen curriculum <strong>op</strong> micro-sociologisch niveau (Anderson, 2001; Gordon, 1996;<br />

Halstead & Xiao, 2010; Hamilton & Powell, 2007; Meighan & Siraj-Blatchford, 2003;<br />

Skelton, 1997). Het <strong>op</strong> elkaar betrekken van deze nieuwe kennis van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum en de kennis over de situatie van migranten <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium vormt een<br />

goed fundament voor de formulering van een variabelenschema voor dit onderzoek<br />

naar deze thematiek <strong>op</strong> de zelfstandige gymnasia in Nederland.<br />

Het begrip verborgen curriculum heeft niet voor iedereen een positieve connotatie.<br />

Soms wordt <strong>het</strong> begrip geassocieerd met onjuiste bedoelingen, manipulatie of heimelijkheid.<br />

In deze ‘negatieve’ benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum, die gekenmerkt<br />

wordt door een hoge mate van achterdocht, wordt <strong>het</strong> verborgen curriculum gezien als<br />

een vorm van ‘<strong>het</strong> bewust verbergen’, van een <strong>op</strong>zettelijke beïnvloeding die gericht is<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> onbewust overreden van leerlingen en andere betrokkenen. Verschillende latere<br />

publicaties die <strong>het</strong> belang van een niet-ideologische empirische bestudering van de<br />

werking van <strong>het</strong> verborgen curriculum onderstrepen, wijzen ook al <strong>op</strong> dit eerder gesignaleerde<br />

fenomeen, zoals Blumberg en Blumberg (1994) die duidelijk aangeven dat<br />

<strong>het</strong> zeker geen bewuste poging is om bepaalde leerprocessen te ‘verbergen’.<br />

Het zal duidelijk zijn dat de beschreven ‘negatieve’ interpretatie voorbij gaat aan de<br />

neutrale betekenis en wetenschappelijke waarde van dit begrip en verschijnsel. De<br />

boodschappen die via <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderwijs overgedragen worden,<br />

<strong>het</strong>en ‘verborgen’ omdat vrijwel niemand in <strong>het</strong> alledaagse leven ze ‘herkent’ en<br />

‘<strong>op</strong>merkt’ of als zodanig typeert. Daarnaast worden een aantal van deze ‘latente’<br />

boodschappen ook niet herkend omdat ze gewoonweg ‘vergeten’ of ‘verwaarloosd’<br />

zijn. Cornbleth (1984) geeft daarom de voorkeur aan de term ‘implicit curriculum’.<br />

De verborgen aspecten van de schoolse interactie en de schoolse organisatie vallen ons<br />

normaliter weinig of nauwelijks <strong>op</strong>. Wij zijn ermee vergroeid. Dit soort zaken valt ons<br />

pas <strong>op</strong>, wanneer wij bewust een andere bril <strong>op</strong>zetten en naar andere lagen van de realiteit<br />

gaan kijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste studies naar <strong>het</strong> verborgen<br />

leerplan uitgevoerd zijn door onder andere cultureel-antr<strong>op</strong>ologen als J. Henry,<br />

die als <strong>het</strong> ware van buitenaf naar de schoolcultuur gekeken hebben en door een grote<br />

15


mate van culturele relativering de vinger gelegd hebben <strong>op</strong> vanzelfsprekendheden die<br />

eerder voor ons ‘verborgen’ waren.<br />

Klaassen (1992,1996) geeft <strong>op</strong> basis van een literatuurstudie over de theoretische discussie<br />

en een inventarisatie van <strong>het</strong> toen aanwezige empirisch onderzoek <strong>op</strong> dit gebied<br />

de volgende omschrijving van <strong>het</strong> verborgen curriculum: ‘de onbewuste en onbedoelde<br />

leerarrangementen en -processen die potentieel of feitelijk van invloed zijn <strong>op</strong> leerlingen’.<br />

2.3 Elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

Een centrale vraag in dit verband is wat er theoretisch en empirisch bekend is over <strong>het</strong><br />

verborgen curriculum. In de analyse van Klaassen worden de volgende elementen of<br />

'bronnen' van <strong>het</strong> verborgen curriculum onderscheiden:<br />

1) de filterfunctie van de docent(e)<br />

2) de extra-boodschap van de leerstofinhoud<br />

3) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de interactie in de klas<br />

4) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school als organisatie<br />

5) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de leerlingencultuur<br />

6) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalschat<br />

7) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalcode<br />

8) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie<br />

9) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de ruimtelijke setting<br />

Via een meta-analyse van <strong>het</strong> vele verrichte onderzoek <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van al deze elementen<br />

is getracht nader inzicht te krijgen in de empirische fundering van <strong>het</strong> aldus<br />

ge<strong>op</strong>erationaliseerde begrip 'verborgen curriculum'. De uitgangshypothese was dat <strong>het</strong><br />

veel gebruikte, attractieve en bijna nooit gedefinieerde concept van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

in feite een non-concept of vaag container-begrip was dat enkel een versluierende<br />

functie in theoretische debatten zou vervullen, maar empirisch gezien een niet<br />

gevalideerd concept was. Deze nulhypothese kon weerlegd worden. Er bleek voor de<br />

meeste elementen een overvloed aan empirisch materiaal voorhanden. De genoemde<br />

elementen zullen hieronder kort worden toegelicht.<br />

16


1. Filterfunctie van de docent(e)<br />

Vanuit <strong>het</strong> gezichtspunt van <strong>het</strong> verborgen curriculum kan de docent(e) beschouwd<br />

worden als een soort 'doorgeefluik' van leerstofinhouden. Bij de leerstofoverdracht in<br />

de alledaagse onderwijspraktijk komen ook steeds bepaalde <strong>op</strong>vattingen en interpretaties<br />

van de docent(e) naar voren. De docent(e) werkt enerzijds als een filter en anderzijds<br />

als een aanvulling <strong>op</strong> de leerstofinhouden die volgens <strong>het</strong> officiële curriculum<br />

moeten worden overgedragen. Docenten geven dagelijks bepaalde interpretaties van<br />

de leerstof. Zij vertellen welke aspecten in hun <strong>op</strong>inie belangrijk zijn. Weer andere<br />

dingen menen zij weg te kunnen laten. Ook allerlei <strong>op</strong>vattingen die 'tussen neus en lippen<br />

door' gemaakt worden tijdens de lessen dienen tot dit element van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum gerekend te worden. Zij kunnen betrekking hebben <strong>op</strong> verschillende politiek-ideologische<br />

en levens- of wereldbeschouwelijke aangelegenheden. Onderzoek<br />

naar dit element van <strong>het</strong> verborgen curriculum is meestal 'indirect' van aard. Het betreft<br />

veelal <strong>op</strong>vattingenonderzoek onder docenten waarbij verondersteld wordt dat die <strong>op</strong>vattingen<br />

doorwerken in hun dagelijkse praktijk. Er is wat dit betreft veel onderzoek<br />

naar docenten<strong>op</strong>vattingen (zie Klaassen o.c.).<br />

2. De extra-boodschap van de leerstofinhoud<br />

De impliciete vooronderstellingen die in de leerstof aanwezig zijn, worden door veel<br />

auteurs over <strong>het</strong> verborgen curriculum gezien als een van de belangrijkste elementen<br />

van <strong>het</strong> verborgen curriculum. De hoeveelheid empirisch onderzoek naar dit type latente<br />

boodschappen is aanzienlijk. De afgel<strong>op</strong>en decennia is veel aandacht besteed aan<br />

de gender problematiek en <strong>het</strong> man-vrouw-beeld dat in de leerstof aanwezig is. Maar<br />

ook <strong>op</strong> andere gebieden worden 'verborgen' boodschappen <strong>op</strong> deze wijze overgedragen.<br />

In schoolboeken voor <strong>het</strong> vak Engels wordt niet alleen Engels geleerd, maar<br />

wordt ook een bepaald beeld van Engeland gegeven. In rekenlessen kunnen impliciete<br />

sociaaleconomische waarden worden overgedragen en in veel onderwijsmateriaal<br />

wordt natuurlijk een bepaald beeld van de samenleving overgedragen. Ideologiekritische<br />

inhoudsanalyses van geschiedenisboeken hebben bijvoorbeeld de impliciete<br />

boodschappen aangegeven die overgedragen worden als gevolg van de nadruk <strong>op</strong> elites,<br />

vorstenhuizen, mannen, oorlogen, overwinningen en dergelijke (Anyon, 1981;<br />

maar meer illustratief: Loewen, 1995). Andere inhoudsanalyses zijn onder andere gericht<br />

<strong>op</strong> vooringenomenheid van de leerstof aangaande <strong>het</strong> sociaal milieu of <strong>op</strong> de impliciete<br />

boodschappen betreffende nationalisme, etnocentrisme en racisme. Deze verschijnselen<br />

staan een goed begrip van de maatschappelijke werkelijkheid in de weg.<br />

17


3. Het verborgen curriculum van de interactie in de klas<br />

In publicaties over <strong>het</strong> verborgen curriculum komen dikwijls begrippen voor als 'de<br />

klassesfeer'; '<strong>het</strong> schoolklimaat'; 'de <strong>op</strong>voedkundige atmosfeer'. Daarbij wordt nu eens<br />

gedacht aan de relaties tussen de leerlingen onderling, dan weer aan de gezagsverhouding<br />

leerkracht-leerlingen (Cornbleth,1990). Ook naar de verborgen lessen van de<br />

schoolse interactie is betrekkelijk veel onderzoek verricht, meer dan in <strong>het</strong> kader van<br />

dit onderzoek gepresenteerd kan worden.<br />

4. Het verborgen curriculum van de school als organisatie<br />

Het verborgen curriculum komt ook tot uiting in <strong>het</strong> geheel van institutionele leerervaringen<br />

voortkomende uit de manier waar<strong>op</strong> de school georganiseerd is. Al in 1925 refereerde<br />

Bernfeld naar dit element met zijn stelling: 'Die Schule - als Institution - erzieht'<br />

(Bernfeld, 1967). Omdat veel leerervaringen als <strong>het</strong> ware in de (bureaucratische)<br />

kenmerken van de organisatiestructuur 'ingebakken' zitten, spreken onderzoekers van<br />

dit element wel van <strong>het</strong> 'institutionele' curriculum in plaats van <strong>het</strong> verborgen curriculum.<br />

Leerlingen en ook de docenten worden door de schoolorganisatie gesocialiseerd.<br />

Ongemerkt gaan zij een aantal centrale regels, regelingen en routines (leren te) accepteren.<br />

Drie aspecten van de school als organisatie hebben in de bestudering van <strong>het</strong><br />

verborgen curriculum de nodige aandacht gekregen. Allereerst de socialiserende werking<br />

van de 'bureaucratische regels' van de school als organisatie. Vervolgens de aard<br />

en betekenis van de 'rituelen' die de school kenmerken en die zowel ‘samenbindend’<br />

als ‘differentiërend’ kunnen zijn (Bernstein, 1975; Lynch, 1989) en tenslotte de verdeling<br />

of allocatie van 'tijd' in de organisatie. Rituelen verwijzen naar een relatief vast<br />

patroon van handelen dat specifiek is voor een bepaalde situatie, maar dat anderzijds<br />

een betekenis heeft die <strong>het</strong> specifieke, situationele overstijgt. Onderdeel van de<br />

schoolorganisatie is tevens de verdeling of allocatie van tijd. Ook daarin liggen bepaalde<br />

boodschappen verborgen. Het verdelen van tijd in kleine segmenten is iets dat<br />

in veel organisaties voorkomt. In de school zijn er verschillende 'claims' <strong>op</strong> wat geleerd<br />

moet worden. De tijd die besteed moet worden aan de verschillende onderdelen,<br />

moet verantwoord worden, liefst zo rationeel mogelijk, want tijd is een schaars goed.<br />

De tijdsverdeling tot uitdrukking komend in <strong>het</strong> 'rooster' is een van de zaken die in de<br />

schoolcultuur als zeer vanzelfsprekend gelden. De daaraan ten grondslag liggende assumpties<br />

worden veelal nauwelijks onderzocht en behoren tot <strong>het</strong> verborgen curriculum.<br />

5. Het verborgen curriculum van de leerlingencultuur<br />

Het verborgen curriculum van de leerlingencultuur verwijst naar de informele normen<br />

en handelingsstrategieën van leerlingen die dienst doen als verborgen socialisatiekader<br />

18


voor bepaalde groepen leerlingen. Leerlingenculturen komen meestal tot stand als reactie<br />

<strong>op</strong> de officiële schoolcultuur. Waarschijnlijk is dit zowel <strong>het</strong> geval voor de leerlingen<br />

die naar een zelfstandig gymnasium gaan als voor die leerlingen die minder van<br />

leren houden en met hun handen willen werken en bijvoorbeeld erg <strong>op</strong> techniek georienteerd<br />

zijn. Leerling-culturen kunnen sterk verschillen. Leerlingen kunnen de schoolcultuur<br />

ondersteunen of ondergraven (Willis, 1977). In <strong>het</strong> laatste geval wordt wel gesproken<br />

over 'anti-schoolculturen'.<br />

6. Het verborgen curriculum van de taalschat<br />

In de taal die wij hanteren zijn velerlei waarden, normen en interpretatieschema's impliciet<br />

<strong>op</strong>genomen. Vanuit <strong>het</strong> gezichtspunt van <strong>het</strong> verborgen curriculum is de taal<br />

niet een neutraal instrument. Door de taal worden onze werkelijkheidsdefinities in hoge<br />

mate tevoren vastgelegd en dikwijls ook verklaard. Ideologiekritische analyses van<br />

de taal en <strong>het</strong> taalgebruik laten voorbeelden zien van 'ingebakken' waarderingen en interpretatiepatronen.<br />

7. Het verborgen curriculum van de taalcode<br />

Niet alleen in de inhoud, ook in de vorm van onze taal zitten verborgen boodschappen<br />

vervat. Uit onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat docenten meer vragen<br />

stellen over feiten en veel minder over facetten waarbij creativiteit van leerlingen<br />

wordt aangesproken. De impliciete boodschap is dan dat informatie belangrijker is dan<br />

de gedachtegang.<br />

8. Het verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie<br />

Het verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie richt de aandacht<br />

<strong>op</strong> de latente bijdrage van schoolprocessen aan verschillen in leerresultaten. Een voorbeeld<br />

van de socialiserende werking van evaluatie is <strong>het</strong> effect van <strong>het</strong> behalen van<br />

goede of slechte cijfers <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfbeeld van de leerlingen. Bij de verborgen differentiatie<br />

is de aandacht gericht <strong>op</strong> de verschillen in onderwijservaringen en -prestaties van<br />

leerlingen bij een ogenschijnlijk gelijk onderwijsaanbod en dezelfde doelstellingen.<br />

9. Het verborgen curriculum van de ruimtelijke setting<br />

Het verborgen curriculum van de ruimtelijke setting duidt <strong>op</strong> de latente boodschappen<br />

die de ruimtelijke vormgeving en indeling van scholen en klaslokalen of collegezalen<br />

bevatten. In de praktijk gaat daar niet alleen een zekere sturende werking vanuit, maar<br />

wordt daardoor ook nadere informatie over de impliciete normen en waarden die in<br />

deze setting gestalte gekregen hebben. De ruimtelijke indeling van een klaslokaal en<br />

de aankleding van <strong>het</strong> lokaal geeft informatie over de doceerstijl en werkvormen die<br />

19


de docent(e) hanteert. De plaats van de docent(e) en de leerlingen in <strong>het</strong> lokaal geven<br />

impliciete veronderstellingen over hoe onderwijsleerprocessen dienen plaats te vinden<br />

en over de gezagsverhoudingen en mogelijkheden tot leerlingenparticipatie.<br />

Tot zover dit overzicht van een aantal elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum die in<br />

theorie en onderzoek de nodige aandacht hebben gekregen. Men zou verwachten dat<br />

na <strong>het</strong> verminderen van de explosieve aandacht voor <strong>het</strong> verborgen curriculum door de<br />

in beslagname van dit concept door de ‘critical pedagogy’ en de ‘neo-marxist sociology’<br />

er bij een zekere <strong>op</strong>leving na enige decennia hele nieuwe begripsomschrijvingen<br />

en definities zouden <strong>op</strong>duiken. Dat valt echter mee. Meer recente omschrijvingen van<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum wijken niet sterk af van eerdere definities. Het verborgen<br />

curriculum wordt nog steeds niet echt gezien als ‘a thing’ maar nog steeds in hoge mate<br />

als een denkwijze, een zoekrichting, een onderzoeksinspanning die bepaalde vragen<br />

stelt die gewoonlijk niet gesteld worden. Het verborgen curriculum wordt ook tegenwoordig<br />

in <strong>het</strong> algemeen <strong>op</strong>gevat in de ‘traditionele betekenis’ van de ongeschreven<br />

regels en gedragsverwachtingen die iedereen wel kent, maar die we nooit bewust en<br />

bedoeld hebben ‘geleerd’. Gordon e.a. (2005) richten zich <strong>op</strong> de bronnen van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum en laten zien dat verschillende aspecten van ‘schooling’ ook in <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs bijdragen aan <strong>het</strong> door hen veronderstelde succes van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum. Zij doelen dan <strong>op</strong> de ‘practices, procedures, rules, relationships, and structures’.<br />

Ook Hamilton and Powell (2007) spreken over <strong>het</strong> verborgen curriculum als:<br />

‘The unofficial rules, routines and structures of schools through which students learn<br />

behaviours, values, beliefs and attitudes’. Michael Haralambos geeft in zijn boek ‘Sociology:<br />

Themes and Perspectives’ (1991) de volgende erg gangbare definitie: ‘The<br />

hidden curriculum consists of those things pupils learn through the experience of attending<br />

school rather than the stated educational objectives of such institutions’. Roland<br />

Meighan (‘A Sociology of Educating’, 1981) geeft de volgende omschrijving:<br />

‘The hidden curriculum is taught by the school, not by any teacher...something is coming<br />

across to the pupils which may never be spoken in the English lesson or prayed<br />

about in assembly. They are picking-up an approach to living and an attitude to learning’.<br />

Het begrip verborgen curriculum wordt in menige onderwijskundige discussie gebruikt.<br />

Toch zou men kunnen stellen dat <strong>het</strong> een even aantrekkelijk als onduidelijk en<br />

moeilijk af te bakenen begrip is. Dit ondanks <strong>het</strong> feit dat er veel ‘getheoretiseerd’<br />

wordt over de ‘meaning of the hidden curriculum’. Om nader inzicht te krijgen in de<br />

verschillende benaderingen van <strong>het</strong> verborgen curriculum is <strong>het</strong> wellicht nuttig een<br />

onderscheid te maken in een macro-sociologische en een micro-sociologische benadering.<br />

20


Macro-sociologische studies bestuderen de relaties tussen de socialisatie in <strong>het</strong> onderwijs<br />

en <strong>het</strong> functioneren van de maatschappij als geheel. Zowel de structureel functionalistische<br />

als de neo-marxistische analyse zijn voorbeelden van macro-sociologische<br />

benaderingen. Een centrale vraag in deze analyse is dikwijls: waartoe dient <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum en in wiens belang is <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />

De micro-sociologische analyse spitst zich toe <strong>op</strong> de rol en overdracht van cultureel<br />

kapitaal in <strong>het</strong> onderwijs en de samenleving. Ook richt deze analyse zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> verkrijgen<br />

van pedagogisch inzicht in de processen, variabelen en mechanismen die hierbij<br />

een rol spelen. Een centrale vraag in deze analyse is dikwijls: <strong>op</strong> welke wijze werkt<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />

2.4 Bestuderingswijzen van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

In de geschiedenis van <strong>het</strong> onderwijskundig denken zijn er verschillende pedagogische<br />

en macro- en micro-sociologische analyses die verwijzen naar <strong>het</strong> begrip of de benaderingswijze<br />

van <strong>het</strong> verborgen curriculum in de school. Voor een deel bouwen die analyses<br />

<strong>op</strong> elkaar voort en voor een deel slaan ze andere wegen in. Het begrip werd aanvankelijk<br />

gebruikt om meer inzicht te krijgen in de niet erkende of herkende doelen en<br />

effecten van ‘the process of schooling’ en om pedagogisch gerichte onderzoeksvragen<br />

te stellen aangaande de kwestie of de doelen van de school wel dezelfde zijn als zij lijken.<br />

In veel theoretische artikelen over <strong>het</strong> verborgen curriculum van enige decennia geleden<br />

werd er van <strong>het</strong> postulaat uitgegaan dat <strong>het</strong> verborgen curriculum niet alleen de<br />

etnische ongelijkheid bevorderde maar ook en vaak tegelijkertijd de gender en sociaal<br />

milieu verschillen. Het meeste onderzoek <strong>op</strong> dit gebied is vaak verricht in scholen met<br />

veel achterstandsleerlingen. In een paar gevallen werd een vergelijkend perspectief ingebouwd,<br />

waarbij scholen met veel achterstandsleerlingen en laten we zeggen ‘elitescholen’<br />

met elkaar vergeleken werden. Een voorbeeld van een vergelijkend onderzoek<br />

naar <strong>het</strong> verborgen curriculum van verschillende soorten scholen is <strong>het</strong> onderzoek<br />

van Anyon (1980). In haar onderzoek bestudeert zij intensief vijf verschillende (basis)scholen<br />

en vergeleek deze scholen met elkaar <strong>op</strong> relevante ‘verborgen curriculum’<br />

aspecten, zoals de materiële omgeving van de school. Anyon beschrijft hoe <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum de etnische ongelijkheid versterkt, maar ook en vaak tegelijkertijd<br />

ook de ongelijkheid naar sekse en sociaal milieu stimuleert. Zij besteedt daarbij ook<br />

aandacht aan de mechanismen die hierbij een rol spelen. Vrouwelijke leerlingen, maar<br />

ook leerlingen uit achterstandsmilieus en grote categorieën van migrantenleerlingen<br />

21


worden vaak <strong>op</strong> een bepaalde manier behandeld waardoor zij een negatief zelfbeeld<br />

krijgen of versterken. Men heeft vaak minder vertrouwen in hen, zij krijgen minder<br />

autonomie en ervaren zich meer afhankelijk en zo luidt de conclusie dan: zij zullen<br />

zich daardoor eerder willen onderwerpen aan gezag gedurende hun verdere leven. De<br />

tegenhanger van deze ‘redenering’ is dat dit proces bij leerlingen afkomstig uit de dominante<br />

groepen in de samenleving juist anders verlo<strong>op</strong>t: Deze leerlingen worden <strong>op</strong><br />

school behandeld <strong>op</strong> manieren die hun zelfachting (self esteem) verhogen, hun autonomie<br />

en zelfstandigheid stimuleren en juist daardoor zullen zij waarschijnlijk meer<br />

succesvol zijn.<br />

In de bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn vanuit ‘a bird’s view’ naar ons<br />

inzicht diverse benaderingen c.q. fasen te onderscheiden. Een relevant gedeeld kenmerk<br />

van deze uiteenl<strong>op</strong>ende benaderingen is dat zij refereren naar diverse kenmerken<br />

van ‘schooling’ die onbedoeld, onbewust en dus onbevraagd en dus ‘taken for granted’<br />

zijn. In een eerdere publicatie hebben Giroux en Penna (1983) met grove pennenstreken<br />

een indeling gemaakt in drie stromingen in <strong>het</strong> verborgen curriculum perspectief.<br />

Naast de structureel-functionalistische benadering van ‘schooling’ onderkennen zij een<br />

fenomenologische benadering die gerelateerd is aan de ‘new sociology of education’<br />

en een radicaalkritische neo-marxistische benadering. Skelton (1997) gaat uit van een<br />

vierdeling en maakt een onderscheid in ‘functionalist, liberal, critical and postmodern<br />

approaches’. Op basis van onze hiervoor genoemde theoretische en empirische analyse<br />

van vroegere studies (Klaassen, 1992; 1996) geven wij de voorkeur aan een iets meer<br />

gespecificeerde indeling:<br />

1) De pedagogische benadering<br />

2) De functionalistische benadering<br />

3) De sociale ongelijkheid benadering<br />

4) De sociale controle benadering<br />

5) De schoolcultuur benadering<br />

6) De ‘moral values education’ benadering<br />

1. De pedagogische benadering<br />

In de pedagogische discipline is <strong>het</strong> verborgen curriculum overwegend vanuit een macro-perspectief<br />

bestudeerd door John Dewey aan <strong>het</strong> begin van de vorige eeuw. In zijn<br />

meest bekende boek ‘Democracy and Education’ (1916; 1966) geeft hij verschillende<br />

voorbeelden van de wegen waarlangs <strong>op</strong> een dikwijls onduidelijke, maar vanzelfsprekende<br />

manier bepaalde eigenschappen aan leerlingen doorgegeven werden als nevenproduct<br />

van <strong>het</strong> leerproces of als socialisatie-effect van <strong>het</strong> schoolse gebeuren. In een<br />

22


van zijn andere vele werken ‘Experience and Education’ (1938) gaf hij ook al duidelijk<br />

aan waar <strong>het</strong> om gaat bij <strong>het</strong> verborgen curriculum, namelijk om ’collateral learning’,<br />

dat eigenlijk gewoon plaatsvindt door <strong>het</strong> bivakkeren in <strong>het</strong> alledaagse onderwijssysteem.<br />

Deze leerprocessen kunnen volgens Dewey zelfs belangrijker zijn dan de<br />

leerprocessen van <strong>het</strong> formele curriculum.<br />

2. De functionalistische benadering<br />

In de sociologische bestudering is er altijd aandacht geweest voor <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

en de functionele en dysfunctionele sociale aspecten van deze leerprocessen.<br />

Een van de grondleggers van de sociologie, Durkheim, die ook altijd een aanstelling<br />

heeft gehad als pedagogiek hoogleraar, bestudeerde doorgaans <strong>het</strong> onderwijs niet alleen<br />

als kennisinstituut, maar zeker ook als moreel socialiserende instantie. In zijn<br />

werk ‘L’Éducation Morale’ (1925; 1963) wijst hij <strong>op</strong> de onbewuste socialisatie die<br />

uitgaat van de bureaucratische regels van de school als organisatie. Belangrijke sociologen<br />

als Parsons hebben gewezen <strong>op</strong> de aard en functies van de schoolse socialisatie<br />

voor <strong>het</strong> aanleren van 'universalistische' criteria (Parsons, 1964, 1970; vgl. ook Klaassen,<br />

1981). Dreeben (1968) besteedt hier ook de nodige aandacht aan in zijn aardige<br />

boek over <strong>het</strong> verborgen curriculum met als titel: 'On what is learned in school'.<br />

3. De sociale ongelijkheid benadering<br />

In veel gevallen is <strong>het</strong> verborgen curriculum bestudeerd vanuit de ongelijke kansen<br />

benadering (Cornbleth, 1984). Daarbij gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> onderzoek van de factoren die<br />

ertoe leiden dat de bestaande sociale ongelijkheid van onderwijs gereproduceerd wordt<br />

en leerlingen <strong>op</strong>geleid worden voor sociale posities die passen bij de sociale status van<br />

hun herkomstmilieu. Een van de factoren die hierbij bestudeerd is betreft de toedeling<br />

van kennis naar sociaal milieu die in <strong>het</strong> gestratificeerde schoolsysteem als zodanig<br />

geïncorporeerd is (Apple & King, 1983). Dit is een typische macro-sociologische benadering.<br />

In de zogenaamde ‘critical pedagogy’ en de ‘neo-marxistische’ stroming in<br />

de sociologie en breder in de onderwijswetenschappen is de ‘reproductiethese’ onderwerp<br />

van uiteenl<strong>op</strong>end debat geweest. Deze these werd doorgaans vaak zogenaamd<br />

‘onderbouwd’ met verwijzingen naar <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarom is <strong>het</strong> van belang<br />

de vraag te stellen naar <strong>het</strong> fundament van deze ‘onderbouwing’ en te kijken wat<br />

de aard en kwaliteit is van <strong>het</strong> betreffende onderzoek (Klaassen, 1992). De stelling<br />

daarbij was dat de verborgen boodschappen die ‘embedded’ waren in de schoolse inhouden,<br />

<strong>het</strong> schoolbeleid en de onderwijspraktijken bepalend waren voor de manier<br />

waar<strong>op</strong> leerlingen werden <strong>op</strong>gevoed en voorgesorteerd voor hun plaats in de sociale<br />

hiërarchie, en daardoor een bijdrage leverden aan de sociale ongelijkheid tussen verschillende<br />

groepen in de samenleving. Geïnspireerd door de Braziliaanse pedagoog<br />

23


Paulo Freire, met diens in 1972 verschenen boek ‘Pedagogy of the Opressed’ legden<br />

soortgelijk denkende pedagogen als Ivan Illich en John Holt indertijd in hun publicaties<br />

verschillende lijnen naar macro-aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Hetzelfde<br />

proces voltrok zich bij een aantal andere vertegenwoordigers van de ‘critical pedagogy<br />

‘, zoals Henry Giroux, Peter McLaren, Joe Kincheloe en Shirley Steinberg.<br />

4. De sociale controle benadering<br />

Zoals reeds eerder gesteld is <strong>het</strong> verborgen curriculum volgens veel sociale wetenschappers<br />

mede verantwoordelijk voor de overdracht van waarden, normen en interpretatieschema's.<br />

In de sociale controle benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

wordt wat dit betreft <strong>het</strong> accent gelegd <strong>op</strong> de betekenis die dit heeft voor de ontwikkeling<br />

van sociale gedragsconformiteit bij <strong>het</strong> individu. Op collectief niveau wordt hierdoor<br />

een bijdrage geleverd aan de sociale controle of beheersing doordat <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum bestaande structuren in stand houdt evenals de standaarden die deze ondersteunen.<br />

De latente leerprocessen waarnaar <strong>het</strong> begrip verwijst worden beslissend geacht<br />

voor de maatschappelijke integratie van leerlingen. Het voortbestaan van <strong>het</strong> politieke<br />

en sociaal-economische systeem is voor een groot deel afhankelijk van de loyaliteit<br />

die via deze latente socialisatie tot stand gebracht wordt. De latente vorm van socialisatie<br />

via <strong>het</strong> verborgen curriculum wordt in deze wetenschappelijke benadering gezien<br />

als een belangrijke maatschappelijke functie van <strong>het</strong> onderwijs. Deze socialisatie<br />

wordt des te effectiever geacht omdat ze zo vanzelfsprekend verlo<strong>op</strong>t (Bourdieu,<br />

1973). In een aantal gevallen is de sociale beheersing oorspronkelijk geïntendeerd,<br />

maar zijn de onderwijsdoelstellingen in de lo<strong>op</strong> der tijd verborgen geraakt, bijvoorbeeld<br />

doordat de onderwijsideologie is veranderd of de systeemkenmerken dusdanig<br />

vanzelfsprekend geworden zijn dat de doelstellingen ervan steeds minder zichtbaar<br />

werden. Elizabeth Vallance (1983) spreekt in dit verband zeer typerend over '<strong>het</strong> ondergronds<br />

gaan' van onderwijsdoelstellingen. Zij doelt dan <strong>op</strong> doelstellingen als <strong>het</strong><br />

leren van ‘conformity, knowing one's place, waiting one's turn, competitiveness, individual<br />

worth and deference to authority'. Moesten dit soort waarden en normen een<br />

eeuw geleden of nog eerder juist via <strong>het</strong> expliciete, ‘overt curriculum’ geleerd worden,<br />

tegenwoordig worden de overheersende waarden overgebracht via <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

dat leerlingen leert ‘what the way of life’ is en moet zijn en de leerlingen pakken<br />

dat gewoon <strong>op</strong> in <strong>het</strong> proces van ‘schooling’ (Whitty and Young, 1976). Ook<br />

Bourdieu gaat in feite uit van <strong>het</strong> verborgen curriculum als een mechanisme van sociale<br />

controle doordat <strong>het</strong> de verschillen in sociaal, cultureel en financieel kapitaal niet<br />

rationeel en reflexief ter discussie stelt en als een gegeven leert te accepteren en de<br />

leerling zijn plaats in de wereld leert te kennen en te accepteren.<br />

24


5. De schoolcultuur benadering<br />

Jackson (1968) wordt vaak genoemd als degene die <strong>het</strong> begrip ‘verborgen curriculum’<br />

geïntroduceerd heeft. Dit wordt in twijfel getrokken. Maar we kunnen in ieder geval<br />

wel zeggen dat, zoals dat in de Angelsaksische taal zo mooi heet ‘he coined the concept<br />

hidden curriculum’. Via een combinatie van diverse kwalitatieve benaderingen<br />

laat Jackson empirisch zien dat ’the process of schooling’ in feite een breder socialisatieproces<br />

is. Evenals Eisner (1985) benadrukte Jackson de betekenis van de schoolcultuur<br />

voor de socialisatie van jongeren. Er gebeurt in de school veel meer dan alleen<br />

kennisoverdracht en <strong>het</strong> leren van leerlingen. In zijn boek ‘Life in Classrooms’ (1968)<br />

toont hij aan hoe leerlingen sociaal en maatschappelijk belangrijke attitudes en gedragspatronen<br />

leren door iedere dag gewoon in die klas te zitten. In zijn conclusies<br />

wijst hij bijvoorbeeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang van eigenschappen als <strong>het</strong> uitstellen van directe<br />

behoeftebevrediging, gehoorzaamheid aan gezag, <strong>het</strong> <strong>op</strong> je beurt kunnen wachten,<br />

nauwkeurig kunnen werken en dergelijke. Jackson liet in zijn onderzoek zien, hoe met<br />

name de ‘rules, routines, rituals and relationships’ jongeren socialiseren voor hun huidige<br />

bestaan en hen tegelijkertijd ook via informele leerprocessen voorbereiden <strong>op</strong> de<br />

wereld van volwassenen.<br />

6. De ‘moral values education’ benadering<br />

In de waardegerichte benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum wordt er vrijwel altijd<br />

van uitgegaan dat waarde-educatie kan plaatsvinden via formele leerprocessen maar<br />

ook via <strong>het</strong> informele leren. Daarbij gaat <strong>het</strong> om meerdere soorten waarden en ook<br />

vaak om morele waarden. Weinig bekend is dat Lawrence Kohlberg, die bekend staat<br />

vanwege zijn cognitieve benadering van <strong>het</strong> proces van morele ontwikkeling en van de<br />

morele vorming in <strong>het</strong> onderwijs, duidelijk oog had voor <strong>het</strong> belang en de werking van<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum (Kohlberg, 1983). De waarden die overgedragen of aangeleerd<br />

worden zijn vaak niet bedoeld en men is er zich ook vaak niet bewust van (Giroux<br />

& Purpel, 1983; Klaassen, 1996; Halstead & Xiao, 2011). In verband met de<br />

‘moral values education’ benadering wordt ook vaak gewezen <strong>op</strong> de voorbeeldfunctie<br />

van de docent die voor leerlingen als rolmodel kan fungeren. Van oudsher is door<br />

Confucius en de klassieke Griekse filosofen Plato en Aristoteles <strong>het</strong> belang van de docent<br />

als rolmodel onderstreept en gefundeerd. Ook in de huidige morele vormingstheorieën<br />

waaronder met name de zogenaamde ‘character-’ of deugdenbenadering wordt<br />

<strong>het</strong> belang van deugdzaam gedrag en de voorbeeldfunctie van de docent als een bijna<br />

onaantastbare vanzelfsprekendheid aangenomen. Het is daarom des te <strong>op</strong>merkelijker<br />

dat er nauwelijks of geen empirisch onderzoek voorhanden is over de aard, effectiviteit<br />

en efficiency van de docent als rolmodel voor leerlingen. Uit recentelijk door ons in<br />

Nederland uitgevoerd onderzoek (Klaassen, 2012a) naar de <strong>op</strong>vattingen van leerkrach-<br />

25


ten over hun pedagogische (of vakmatige) modelfunctie in drie vormen van beroepsonderwijs<br />

(roc, pabo en <strong>het</strong> vakcollege) komt naar voren dat vrijwel alle ondervraagde<br />

leerkrachten <strong>op</strong> de verschillende schooltypen zich erg bewust zijn van hun voorbeeldfunctie.<br />

Bovendien vinden zij dat ze deze voorbeeldfunctie ook moeten uitdragen. Zij<br />

vinden rolmodel leren van belang voor waardevormend onderwijs. Ook denken zij dat<br />

deze methode effectief is en zijn zij van mening dat zij door deze methode de houding<br />

van leerlingen kunnen veranderen. Maar er is sprake van een paradox (Klaassen,<br />

2012). Enerzijds komt uit dit onderzoek een duidelijk vertrouwen in de onderwijsmethode<br />

van <strong>het</strong> modelleren naar voren. Anderzijds vindt een zeer groot deel van de ondervraagde<br />

leerkrachten eigenlijk dat de voorbeeldfunctie onbewust uitgedragen zou<br />

moeten worden. Zij zouden <strong>het</strong> liefst zien dat de voorbeeldfunctie en <strong>het</strong> model leren<br />

tot <strong>het</strong> verborgen curriculum zouden blijven behoren. Driekwart van de ondervraagde<br />

leerkrachten <strong>op</strong> <strong>het</strong> roc vindt ook dat de voorbeeldfunctie eigenlijk onbewust uitgedragen<br />

zou moeten worden. Ook twee derde van de <strong>op</strong>leidingsfunctionarissen van de pabo<br />

zijn deze mening toegedaan. Van de leerkrachten van <strong>het</strong> vakcollege die geacht<br />

worden <strong>het</strong> model leren als een expliciete methode te hanteren, vindt 83 procent dat de<br />

voorbeeldfunctie ‘onbewust’ uitgedragen zou moeten worden. Laatstgenoemde resultaten<br />

sluiten aan bij een constatering in eerder onderzoek waarbij naar voren kwam dat<br />

leerkrachten wel altijd spraken over hun voorbeeldfunctie, maar gelijk ‘abstract wegdoken’<br />

bij de beantwoording van vragen aangaande de persoonlijke aantrekkelijkheid<br />

van deze didactiek of de beoogde en gerealiseerde effectiviteit en efficiency van deze<br />

‘onderwijsmethode’. Een aantal leerkrachten geeft er de voorkeur aan om morele vorming<br />

<strong>op</strong> een non-verbale manier tot uitdrukking te brengen en heeft eigenlijk niet de<br />

moed om er expliciet over te praten (Klaassen, 2002).<br />

2.5 Actualiteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderzoek<br />

‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’<br />

In overeenstemming met de in Lissabon gemaakte afspraken in de Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschap<br />

streeft ook Nederland ernaar een zogenaamd ‘kennisland’ te worden. In dit kader<br />

is <strong>het</strong> van groot belang om veel aandacht te geven aan de ‘gifted and talented<br />

youngsters’ en <strong>het</strong> algemene onderwijsniveau van de nieuwe generatie <strong>op</strong> te krikken<br />

tot <strong>het</strong> minimaal behalen van een startkwalificatie. Deze economisch gerichte doelstelling<br />

gaat hand in hand met een <strong>op</strong> rechtvaardigheid gerichte doelstelling dat leerlingen<br />

die de benodigde capaciteiten bezitten de kans moeten hebben om <strong>het</strong> best mogelijke<br />

onderwijs te verkrijgen, ongeacht sociaal milieu of etniciteit. Vanuit dit samenspel van<br />

perspectieven is de aan dit onderzoek voorliggende vraag een zeer interessante. De<br />

26


vraag betreft die naar de (dis-)functionaliteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum voor de positie<br />

en <strong>het</strong> functioneren en <strong>het</strong> schoolsucces van migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandige<br />

gymnasium. Doordat leerlingen participeren aan <strong>het</strong> alledaagse schoolleven worden<br />

zij gevormd tot burger, worden zij geconfronteerd met waarden en normen, rechten<br />

en plichten en verantwoordelijkheden. De school vormt in deze een microsamenleving<br />

waarin een voortdurende en vanzelfsprekende (latente) morele socialisatie plaatsvindt.<br />

Door dagelijks een groot aantal uren te functioneren in de school, die in zekere<br />

zin <strong>op</strong>gevat kan worden als een samenleving in miniatuur, leren leerlingen bijvoorbeeld<br />

wat een eerlijke of rechtvaardige beoordeling of behandeling is, maar bovenal<br />

leren zij welk gedrag van de leerlingen en de docenten of de schoolleiding verwacht<br />

wordt. Leerlingen doen ervaring <strong>op</strong> met vrijheid, sociale controle, omgangsvormen,<br />

pesten, discriminatie, criminaliteit, samenwerking, inspraak, verantwoordelijkheid,<br />

sekseverschillen, et cetera. Al deze in <strong>het</strong> alledaagse schoolleven verweven fenomenen,<br />

maar ook de positieve en negatieve rolmodellen waarmee men impliciet geconfronteerd<br />

wordt, roepen bepaalde leerervaringen <strong>op</strong>. Deze latente vorming door de<br />

educatieve context en door de aard en structuur van <strong>het</strong> educatieve proces bevat een<br />

aantal duidelijke morele dimensies (Giroux & Purpel, 1983).<br />

In <strong>het</strong> onderhavige onderzoek wordt ingezoomd <strong>op</strong> een ‘eliteschool’ die naar de onderzoeksdoelstelling<br />

niet gericht is ‘om leerlingen hun plaats te wijzen’, maar om<br />

‘leerlingen die <strong>het</strong> zouden kunnen, juist te stimuleren om <strong>het</strong> beste uit zichzelf te halen’.<br />

Dit is een ‘positieve’ invalshoek die in de theorievorming over kansen<strong>op</strong>timalisering<br />

tot <strong>op</strong> heden nog in hoge mate onderontwikkeld is. Terwijl vroegere studies van<br />

<strong>het</strong> verborgen curriculum zich vooral concentreerden <strong>op</strong> de oorzaken van de geringe<br />

effectiviteit van scholen om een einde te maken aan de structurele sociale ongelijkheid,<br />

wordt in de huidige (positieve, <strong>op</strong> verbetering gerichte) insteek geprobeerd om<br />

meer gelijke kansen te bieden aan intelligente migrantenleerlingen die de ambitie hebben<br />

om de hoogste <strong>op</strong>leidingsniveaus te behalen. Het gaat er dus niet primair om te<br />

verklaren hoe ongelijkheid gecontinueerd wordt, maar de vraag staat centraal hoe de<br />

school proactief kan stimuleren dat ook begaafde migrantenleerlingen naar een kwalitatief<br />

goede school gaan, zich daar kunnen ontplooien, <strong>op</strong> die school kunnen blijven en<br />

daar hun diploma kunnen behalen om vervolgens door te gaan studeren aan een universiteit.<br />

Daarbij wordt zowel <strong>op</strong> <strong>het</strong> formele als <strong>het</strong> informele leren gelet. De achterliggende<br />

gedachte is dat deze goede school een antwoord zoekt <strong>op</strong> de vraag hoe de<br />

school aan <strong>het</strong> intellectuele schoolsucces van de leerlingen kan bijdragen, maar ook<br />

hoe zij <strong>het</strong> welbevinden en <strong>het</strong> welzijn van intelligente nieuwkomers kan bevorderen.<br />

Met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>het</strong> samengaan van beide aspecten wil de onderzoeksaanvrager, <strong>het</strong><br />

CGU, niet uitsluitend de aandacht richten <strong>op</strong> <strong>het</strong> formele curriculum, maar met name<br />

27


ook <strong>op</strong> aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Aandacht voor <strong>het</strong> ongeschreven curriculum<br />

nodigt in principe uit tot reflectie en bewustwording. Het is idealiter een vorm<br />

van informeel leren voor alle participanten van de school als institutie, gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

‘omdraaien’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum en <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van de lessen van dit curriculum.<br />

In en rondom de school zijn uiteenl<strong>op</strong>ende participanten betrokken bij <strong>het</strong> gehele<br />

schoolgebeuren en de school als organisatie. In dit onderzoek is gebruik gemaakt<br />

van verschillende methodes om aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum die van belang<br />

zijn voor de onderzoeksvraag ‘in de grip te krijgen’. Naast documentenanalyses en observaties<br />

is gebruik gemaakt van interviews en panelgesprekken gericht <strong>op</strong> de <strong>op</strong>vattingen<br />

van verschillende soorten respondenten. Ook is onderzoek gedaan <strong>op</strong> verschillende<br />

zelfstandige gymnasia met relatief veel en weinig migrantenleerlingen. Behalve<br />

de schoolleiding en docenten zijn ook de gymnasium leerlingen zelf in <strong>het</strong> onderzoek<br />

betrokken. De ervaringen van gymnasiumleerlingen met <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn<br />

<strong>op</strong> zichzelf weinig bestudeerd en zeker niet bestudeerd vanuit hun eigen aard of vanuit<br />

de onderzoeksvraag naar de socialisatie van migrantenleerlingen. De ervaringen die<br />

deze leerlingen in <strong>het</strong> alledaagse schoolgebeuren <strong>op</strong>doen, zijn in <strong>het</strong> onderwijsonderzoek<br />

tot <strong>op</strong> heden behoorlijk onzichtbaar gebleven. Dit is mede veroorzaakt doordat<br />

relevante microsociologische en pedagogische onderzoeksaanzetten <strong>op</strong> dit gebied indertijd<br />

<strong>op</strong> een dood spoor gezet zijn, door de theoretische annexatie van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum door radicale ideologische vakgenoten. Daarom is er nog relatief weinig<br />

inzicht in de ervaringen van migrantenleerlingen met bijvoorbeeld schoolrituelen, <strong>het</strong><br />

klassenmanagement en met gemeenschappelijke activiteiten. Via een inhoudsanalyse<br />

van een <strong>op</strong> de onderzoeksproblematiek deels toegespitste literaire roman is getracht<br />

om in dit onderzoek nader inzicht te krijgen in de ervaring van een succesvolle gymnasium<br />

leerling uit een migrantengezin <strong>op</strong> deze terreinen. Tevens is voortgebouwd <strong>op</strong><br />

theoretisch en empirisch voorinzicht <strong>op</strong> basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek<br />

naar arbeiderskinderen c.q. migrantenleerlingen die een academische <strong>op</strong>leiding<br />

hebben voltooid (Archer, 2006; Reay, Davies, David & Ball, 2001; Ball, Reay & David,<br />

2002; Bourdieu, 1973; Bourdieu en Passeron, 1970; Brands, 1992; Hurst, 2012;<br />

Matthys, 2010; Ryan & Sackrey, 1996).<br />

In dit onderzoek richten wij ons uitgaande van de theorievorming over <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum <strong>op</strong> een aantal (schoolspecifieke) bronnen die beschouwd kunnen worden<br />

als elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum en die antwoord kunnen geven <strong>op</strong> de door<br />

de aanvrager gestelde vraag aan de onderzoekers. Aan de orde komen de volgende<br />

‘gangbare’ theoretische aspecten uit de theorie van <strong>het</strong> verborgen curriculum (maar<br />

deze worden dan dus toegespitst <strong>op</strong> de vraagstelling van de aanvrager van dit onderzoek).<br />

De geselecteerde theoretische verborgen curriculum aspecten betreffen:<br />

28


<strong>het</strong> sociale klimaat van en de omgangsvormen in de school;<br />

de waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over excellente scholen en leerlingen,<br />

over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, schoolinnovatie en multiculturaliteit;<br />

de sociaal-culturele uitingsvormen van de eigen school, zoals bijvoorbeeld een<br />

specifieke gerichtheid van de school <strong>op</strong> maatschappelijke, recreatieve of kunst-<br />

toneel-, zang-, of sport-praktijken van de school;<br />

de relaties tussen docent en leerling(en) en <strong>het</strong> sociale klimaat in de schoolklas;<br />

<strong>het</strong> taalgebruik van de docent en <strong>het</strong> veronderstelde taalgebruik in de leermiddelen;<br />

de boodschappen van de ruimtelijke inrichting en de aankleding van de school en<br />

de klassen;<br />

de relatie tussen officiële regels en disciplinaire maatregelen;<br />

de vanzelfsprekende kenmerken van de standaard leeractiviteiten, de leerstof en<br />

van de didactiek;<br />

<strong>het</strong> (verzwaarde) rooster van <strong>het</strong> gymnasium en de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum;<br />

de wijze waar<strong>op</strong> leerlingen worden geconfronteerd met waarden en waardegerichte<br />

onderwerpen;<br />

de beoordeling en de extra eisen die aan de leerlingen van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

worden gesteld.<br />

Gezien de uitgangsvraag van de aanvrager van dit onderzoek wordt uiteraard ook veel<br />

aandacht besteed aan de specifieke problemen die van belang zijn voor de problematiek<br />

van migrantenleerlingen, zoals:<br />

de oriëntatie, kennismaking met de school, aanmelding, criteria, selectie en ‘intake’<br />

van migrantenleerlingen;<br />

de beeldvorming van de school bij leerlingen en ouders; kenmerken en <strong>op</strong>gaven<br />

van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied;<br />

de houding van docenten ten aanzien van <strong>het</strong> percentage migrantenleerlingen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> eigen gymnasium;<br />

relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />

gymnasium;<br />

verbeteringsmogelijkheden: knelpunten, weg te nemen belemmeringen en kansen.<br />

Al deze aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn in <strong>het</strong> onderhavige onderzoek geexploreerd,<br />

zij <strong>het</strong> niet allemaal in gelijke mate, omdat zij gezien de uitgangsvraag van<br />

<strong>het</strong> onderzoek tijdens de uitvoering van <strong>het</strong> project niet allemaal in gelijke mate relevant<br />

bleken te zijn. Speciale aandacht is gegeven aan de ‘personen’ die van belang zijn<br />

voor de overdracht van de elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum en aan de ‘ontvangers’<br />

van dit curriculum. Een groot deel van de diverse geconstrueerde onderzoeksin-<br />

29


strumenten voor de uiteenl<strong>op</strong>ende categorieën respondenten is daar<strong>op</strong> georiënteerd.<br />

Daarbij is uiteraard ook speciale aandacht besteed aan de intellectuele, morele, sociale<br />

en pedagogische waarden, <strong>op</strong>vattingen en ideologieën van de diverse respondenten.<br />

Ook heeft met name <strong>op</strong> basis van de onderwijsgerichte inhoudsanalyse van de mooie<br />

roman van Karin Amoetmakrim die gebruikt is voor dit onderzoek een belangrijk gezichtspunt<br />

extra aandacht gekregen: de onbedoelde leerervaringen van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum hoeven niet alleen te resulteren uit de interacties met de docenten, maar<br />

kunnen juist met name voortvloeien uit de interacties met de medeleerlingen. Dit<br />

wordt wel eens onvoldoende onderkend of door de school terzijde geschoven, met als<br />

argument: “dat ontrekt zich aan onze waarneming, dat gebeurt <strong>op</strong> de gang of buiten de<br />

schoolpoort”. Om niet <strong>op</strong> de aanbevelingen van dit onderzoek vooruit te l<strong>op</strong>en, zal dit<br />

uitdagende punt voor reflectie hier even blijven liggen. Belangrijk is hier de feitelijke<br />

constatering dat arbeiderskinderen of migrantenkinderen niet alleen maar gestimuleerd<br />

en geïnspireerd worden door de docenten als voorbeeld- of gezagsfiguren, zoals in de<br />

klassieke en pedagogische literatuur, in volwassen discussies en in menige leraren<strong>op</strong>leiding<br />

zo vaak naar voren gebracht wordt, maar zeker ook door de medeleerlingen, zo<br />

wijst ook ander onderzoek uit. Voor de socialiserende invloed van de ‘peergroups’ en<br />

de medeleerlingen blijkt bij docenten, ook volgens onze onderzoeken, betrekkelijk<br />

weinig aandacht te bestaan, hoewel de bal vaak wel via die band gespeeld wordt. Die<br />

collega-leerlingen zijn belangrijk in <strong>het</strong> doorgeven en interpreteren van informatie,<br />

verwachtingen en gedragspatronen en zijn dus relevante kennisbronnen voor de arbeiders-<br />

en migrantenkinderen en dragen dus onbewust en onbedoeld vaak feitelijk belangrijk<br />

bij aan de werking van deze aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum (Amatmoekrim,<br />

2011; Archer,Hollingworth & Halsall, 2007; Kaufman, 2003; Ryan &<br />

Sakrey, 1996).<br />

30


3 Onderzoeksvraag en -<strong>op</strong>zet<br />

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de onderzoeks<strong>op</strong>zet. Achtereenvolgens<br />

komen aan de orde de algemene vraagstelling zoals geformuleerd door de aanvrager<br />

van <strong>het</strong> onderzoek, de door de onderzoekers geformuleerde specifieke onderzoeksvragen,<br />

de lijst van geselecteerde variabelen, de verschillende onderdelen van de<br />

onderzoeksaanpak en een overzicht van de gebruikte onderzoeksinstrumenten.<br />

3.1 Algemene vraagstelling<br />

De hoofdvragen voor dit onderzoek, zoals geformuleerd door de aanvrager (<strong>het</strong> Christelijk<br />

<strong>Gymnasium</strong> Utrecht) luiden:<br />

- Welke verbeteringen in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten, <strong>het</strong><br />

curriculum, de organisatie, en de omgangsvormen kunnen ertoe bijdragen dat migrantenleerlingen<br />

zich mogelijkerwijs meer thuis voelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

en betere leerresultaten gaan behalen?<br />

- Welke verbeteringen zijn daarnaast mogelijk in aspecten van de oriëntatie, de<br />

aanmelding en de selectie die kunnen bijdragen aan een mogelijk grotere instroom<br />

van migrantenleerlingen in <strong>het</strong> gymnasium?<br />

3.2 Onderzoeksvragen<br />

De hoofdvragen zijn, in overleg met de aanvrager, uitgebreid met de volgende onderzoeksvragen:<br />

- Hoe geschiedt de voorlichting en werving van doelgroepleerlingen?<br />

- Wat is de invloed van de schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />

- Wat is de invloed van extra begeleiding voor <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />

- -Wat is de betekenis van verschillende elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />

- Welke mogelijkheden zijn er voor verbetering?<br />

31


3.3 Onderzoeksvariabelen<br />

Op basis van de voorgaande theoretische, onderwijskundige en beleidsmatige analyse<br />

is duidelijk geworden dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>sporen van sociaal-culturele dimensies en <strong>het</strong> wegnemen<br />

van belemmeringen relevant voor <strong>het</strong> werven en <strong>het</strong> <strong>op</strong> school houden migrantenleerlingen<br />

en arbeiderskinderen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU in <strong>het</strong> algemeen een uitdagende doelstelling<br />

voor zelfstandige gymnasia is. Onderzoek dat zich richt <strong>op</strong> zo’n speciale vraag<br />

moet zich natuurlijk altijd beperken, hoe algemeen en breed de vraag ook is. Vandaar<br />

dat in dit onderzoek een keuze gemaakt is voor de volgende nader te onderzoeken onderzoeksvariabelen:<br />

1) De intake: kennismaking met de school; voorlichting, informatie, aanmelding en<br />

selectie van leerlingen.<br />

2) De beeldvorming van en nadere oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school.<br />

3) Normatieve kenmerken van de leerstof en de didactiek.<br />

4) Kenmerken van de omgangsvormen van docenten en leerlingen.<br />

5) Waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, multiculturaliteit.<br />

6) Sociaal-culturele aspecten van relevante schoolpraktijken (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).<br />

7) Kenmerken en <strong>op</strong>gaven van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied.<br />

8) Relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />

gymnasium.<br />

9) Verbeteringsmogelijkheden; weg te nemen belemmeringen; knelpunten en kansen.<br />

3.4 Onderzoeks<strong>op</strong>zet<br />

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is in de onderzoeks<strong>op</strong>zet gekozen<br />

voor een multi-method benadering, die gebruik maakt van verschillende <strong>op</strong> elkaar<br />

voortbouwende methoden en databronnen. De volgende onderzoeksstappen kunnen<br />

daarbij worden onderscheiden:<br />

1. Literatuuronderzoek naar:<br />

actuele en relevante vroegere studies over <strong>het</strong> verborgen curriculum en empirische<br />

analyse van de verschillende elementen of ‘bronnen’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum;<br />

32


overzichtsliteratuur aangaande factoren die van belang zijn in verband met de mate<br />

waarin migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium willen komen en<br />

<strong>op</strong> deze school blijven;<br />

empirische studies naar de barrières en ervaren problemen van arbeiderskinderen<br />

die erin geslaagd zijn om een academische <strong>op</strong>leiding te volgen en een academisch<br />

beroep uit te oefenen;<br />

empirische studies naar migrantenleerlingen <strong>op</strong> elitescholen en universitaire <strong>op</strong>leidingen.<br />

2. Observatie onderzoek<br />

Observatie onderzoek naar de werving en ‘intake’ van nieuwe leerlingen, onder<br />

andere via een casestudy waarin een informatie- en voorlichtingsbijeenkomst <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> CGU voor toekomstige ouders en leerlingen is geobserveerd.<br />

Schoolklasobservaties in diverse klassen van <strong>het</strong> CGU gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> pedagogischdidactisch<br />

handelen van docenten, de reacties van leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> handelen van<br />

de docent, <strong>het</strong> ‘impliciete’ pedagogisch klimaat c.q. de omgangsvormen en communicatiewijzen<br />

in de klas (ook tussen leerlingen onderling), en <strong>op</strong> de participatie<br />

van leerlingen in <strong>het</strong> arbeiderskinderen en migrantenleerlingen.<br />

3. Interviews met drie verschillende docenten van <strong>het</strong> CGU<br />

De individuele docenten van <strong>het</strong> CGU zijn geïnterviewd over <strong>het</strong> schoolklimaat, de<br />

(extra) begeleiding van (doelgroep)leerlingen en over de betekenis van de ‘impliciete’<br />

waarden, normen en gedragspatronen die door de (gymnasiale) schoolcultuur, de directie,<br />

de docenten, de leerlingen en <strong>het</strong> onderwijsondersteunend personeel gepraktiseerd<br />

worden.<br />

4. Panelgesprekken:<br />

Gesprekken zijn gehouden met een groep leerlingen en een groep docenten van <strong>het</strong><br />

CGU en met een groep leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam.<br />

Een panelgesprek is gevoerd met een groep CGU leerlingen uit verschillende leerjaren<br />

over (onder andere) de vraag of zij bepaalde waardegerichte praktijken <strong>op</strong><br />

hun school ervaren en hoe zij daartegenover staan.<br />

Een ander panelgesprek is gehouden met een aantal migrantenleerlingen van <strong>het</strong><br />

Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam.<br />

Een panelgesprek is gehouden met een groep CGU-docenten van diverse vakken<br />

over interculturele sensitiviteit <strong>op</strong> affectief, cognitief en gedragsniveau en hoe<br />

volgens hen <strong>het</strong> verborgen curriculum werkt.<br />

33


5. Interviews met rectoren:<br />

Geïnterviewd zijn de rectoren van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht; <strong>het</strong> Erasmiaans<br />

<strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam en <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam.<br />

De rector van de onderzoeksschool (<strong>het</strong> CGU te Utrecht) is ondervraagd over geobserveerde<br />

praktijken in verband met de onderzoeksvraag, <strong>het</strong> gevoerde en te<br />

voeren beleid <strong>op</strong> dit terrein en de mogelijkheden tot verbetering wat betreft de instroom<br />

en <strong>het</strong> schoolsucces van migrantenleerlingen.<br />

De rector van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam is ondervraagd omdat dit<br />

een zelfstandig gymnasium met de meeste immigrantenleerlingen <strong>op</strong> dit schooltype<br />

is.<br />

De rector van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> te Amsterdam is ondervraagd omdat dit<br />

een zelfstandig gymnasium is met relatief veel migrantenleerlingen en een daar<strong>op</strong><br />

gericht beleid.<br />

6. Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam.<br />

Een aantal zelfstandige gymnasia in Amsterdam heeft een project <strong>op</strong>gezet om de toestroom<br />

van de betreffende doelgroepleerlingen te vergroten, alsmede deze doelgroepleerlingen<br />

via gerichte maatregelen een succesvolle onderwijslo<strong>op</strong>baan <strong>op</strong> hun gymnasia<br />

te faciliteren. De waargenomen effecten van deze pogingen zijn mede verwerkt in<br />

de beschrijving van de resultaten en conclusies van dit onderzoek.<br />

7. Inhoudsanalyses van:<br />

Schooldocumenten en websites die inzicht geven in <strong>het</strong> beleid dat wordt gevoerd<br />

door een aantal zelfstandige gymnasia aangaande <strong>het</strong> omgaan met diversiteit en<br />

<strong>het</strong> stimuleren van de oriëntatie van en informatie aan doelgroepen van begaafde<br />

arbeiderskinderen en migrantenleerlingen en de wijze waar<strong>op</strong> zij kunnen kennismaken<br />

met <strong>het</strong> eigen karakter van de school. Bij deze inhoudsanalyse is met name<br />

ook aandacht besteed aan de ‘verborgen’ waarden die aanwezig zijn in de didactiek,<br />

de lesstof, de gezamenlijke activiteiten, de (impliciete) gedragsregels, rituelen<br />

en routines die <strong>op</strong> school gelden.<br />

Een literaire roman die inzicht geeft in de ervaringen van een migrantenleerling<br />

met de gedragspatronen en de geschreven en ongeschreven regels van <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium als een school die voorbereid <strong>op</strong> de deelname aan de intellectuele<br />

elite van de Nederlandse samenleving. Het betreft een analyse van <strong>het</strong> boek<br />

‘Het Gym’ van Karin Amatmoekrim (2011). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.<br />

34


3.5 Onderzoeksinstrumenten<br />

Ten behoeve van de observaties, interviews en panelgesprekken zijn diverse instrumenten<br />

samengesteld en gehanteerd door de onderzoekers. Vanwege <strong>het</strong> kwalitatieve<br />

en dynamische karakter van <strong>het</strong> onderzoek hebben deze een semigestructureerd karakter:<br />

belangrijke aandachtspunten en vragen zijn <strong>op</strong> een rijtje gezet, maar de lo<strong>op</strong><br />

van <strong>het</strong> gesprek is mede bepalend voor de daadwerkelijke inhoud en verdieping die<br />

zich tijdens de gesprekken voordoet. Voor een overzicht van de instrumenten verwijzen<br />

wij naar de bijlagen:<br />

Bijlage 1: Instrument lesobservaties<br />

Bijlage 2: Instrument observatie ouderavond<br />

Bijlage 3: Interviewleidraad rector CGU<br />

Bijlage 4: Interviewleidraad rectoren andere gymnasia<br />

Bijlage 5: Interviewleidraad individuele gesprekken docenten CGU<br />

Bijlage 6: Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU<br />

Bijlage 7: Gespreksleidraad panelgesprek leerlingen CGU<br />

Bijlage 8: Interviewleidraad panelgesprek leerlingen Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />

35


4 Resultaten<br />

Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de onderzoeksactiviteiten. Voor <strong>het</strong> verkrijgen<br />

van de resultaten zijn uiteenl<strong>op</strong>ende methoden toegepast en is <strong>op</strong> verschillende<br />

scholen onderzoek verricht. In de verschillende rapportages over de resultaten wordt in<br />

elke paragraaf eerst een beeld van de resultaten gegeven met enige aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />

voor de conclusies. In hoofdstuk 6 (conclusies, aanbevelingen en discussie) worden<br />

deze vervolgens (integraal) uitgewerkt en aangevuld met theoretische noties.<br />

4.1 Observatie onderzoek Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU)<br />

Door middel van observaties van een informatie- en voorlichtingsavond en klassenobservaties<br />

van concrete lessen, panelgesprekken en individuele interviews ontstaat een<br />

beeld van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht en aspecten die van belang kunnen zijn<br />

in <strong>het</strong> kader van de versterking van de interculturele diversiteit van de school. Door de<br />

combinatie van een aantal geïnventariseerde onderzoeksthema’s bij verschillende typen<br />

respondenten is een goed beeld verkregen van de schoolspecifieke cultuurelementen.<br />

Om de voor dit onderzoeksproject specifieke vraagstelling te beantwoorden is<br />

binnen deze algemene impressie van de schoolcultuur zowel een specifieke als een integrale<br />

analyse uitgevoerd van de geselecteerde relevante kenmerken van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum. Op <strong>het</strong> CGU zijn diverse observaties uitgevoerd. Er is een informatieavond<br />

bezocht en daarnaast zijn lesobservaties uitgevoerd.<br />

4.1.1 Observatie informatieavond potentiële nieuwe leerlingen<br />

De onderzoekers bezochten in december 2011 als observanten een informatieavond<br />

van <strong>het</strong> CGU. Bij binnenkomst in de aula van de school kwam direct de ‘banner’ in<br />

beeld met de volgende kenmerken van <strong>het</strong> CGU weergegeven:<br />

Gymnasiaal niveau<br />

Excellente resultaten<br />

Betrokken docenten<br />

Persoonlijke begeleiding<br />

Open en goede sfeer<br />

De avond werd redelijk goed bezocht, de zaal was goed gevuld. Voorzichtige inschatting<br />

van de onderzoekers is dat zo’n tien tot vijftien procent van de bezoekende ouders<br />

37


van allochtone herkomst was. Opvallend genoeg hadden deze ouders vaak hun kind<br />

ook meegenomen. Na <strong>het</strong> welkom door de conrector van klas 1 en 2, mevrouw Nathalie<br />

Schutjens, werd <strong>het</strong> CGU door rector Hans Buijze in de <strong>op</strong>ening van de informatieavond<br />

gepresenteerd als een school die leerlingen via kennis van de klassieken voorbereidt<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> leven in de toekomstige maatschappij door de leerlingen <strong>het</strong> denkvermogen<br />

en een gemeenschappelijke taal bij te brengen om de grote maatschappelijke<br />

vraagstukken zoals <strong>het</strong> milieuvraagstuk et cetera aan te kunnen. Door de aandacht voor<br />

de klassieken en de (intellectueel) homogene samenstelling van de leerlingengroep<br />

treedt <strong>het</strong> effect <strong>op</strong> dat de resultaten <strong>op</strong> andere vakken ook beter zijn dan die van atheneumleerlingen.<br />

Op <strong>het</strong> CGU heerst de cultuur dat leren ‘gewoon’ is, dat geeft leerkrachten<br />

ook de ruimte om leerlingen veel mee te geven. Daarnaast kenmerkt de cultuur<br />

zich volgens Buijze door zorgzaamheid: ‘we hebben iets met onze leerlingen’.<br />

Het CGU is een zorgzame, <strong>op</strong>bouwende, uitdagende omgeving, waarin ook veel gebeurt<br />

naast de lessen.<br />

Na deze introductie van deze goed georganiseerde informatieavond volgde een informatie<br />

carrousel waarin over een aantal aspecten van de school in vier rondes voorlichting<br />

werd gegeven, met als thema’s:<br />

1) ‘Een schooldag’<br />

2) Diversen en vragen<br />

3) Onderwijs<br />

4) Begeleiding<br />

Aan <strong>het</strong> einde van dit vaste programma van de avond was er gelegenheid om in <strong>het</strong><br />

Atrium met personeel en functionarissen te praten en aanvullende informatie te verwerven.<br />

De voorlichting in de vier informatierondes was informatief maar bevatte ook een herhaaleffect.<br />

Ieder van de presentatoren legde de nadruk <strong>op</strong> de al in <strong>het</strong> begin gerefereerde<br />

‘gerichtheid <strong>op</strong> kennis en leren’ die in deze school centraal staat (citaat van één van<br />

de docenten: ‘We willen <strong>het</strong> uiterste uit de leerlingen halen’). Een tweede element dat<br />

meerdere keren benadrukt werd betreft de betekenis van een veilig schoolklimaat en<br />

geborgenheid voor <strong>het</strong> welbevinden van de leerlingen. Deze ‘welzijnskenmerken’ van<br />

de school werden, zo leek <strong>het</strong>, impliciet naar voren gebracht als <strong>het</strong> draagvlak dat er<br />

moet zijn om aan de hoge eisen van de school te voldoen, <strong>het</strong> draagbaar te houden en<br />

de schoolse excellentiestress onder controle te houden. Door de saamhorigheid onder<br />

de leerlingen en <strong>het</strong> zich thuis voelen <strong>op</strong> school is <strong>het</strong> voor de leerlingen gemakkelijker<br />

om aan de intellectuele eisen en <strong>het</strong> hoge niveau van de school te voldoen. De impliciete<br />

boodschap die <strong>op</strong> deze wijze in termen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’ overge-<br />

38


acht werd, luidt: Het is zwaar en moeilijk, maar áls je eenmaal <strong>op</strong> deze gezellige<br />

school gewend bent, is de school wel emotioneel en sociaal een gespreid bedje. ‘Het is<br />

hier erg leuk, maar <strong>het</strong> is niet eenvoudig, want er moet hier erg hard geleerd worden’,<br />

zo luidde één van de versies van de door de onderzoekers meermaals of beter te veel<br />

geregistreerde boodschap. De te verwachten vraag van een van de ouders was dan ook:<br />

‘Is er bij jullie sprake van een stress school?’ Dit werd niet ontkend door docenten en<br />

leerlingen, maar de impact ervan werd wel genuanceerd. Hard werken is <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />

niet per definitie vervelend of ongewenst. Zoals een leerling <strong>het</strong> verwoordde: ‘Als je<br />

heel erg je best doet, valt <strong>het</strong> allemaal wel mee.’<br />

Het programma van de introductie was goed doordacht <strong>op</strong>gezet en bestond na de inleiding<br />

uit vier deelsessies in verschillende lokalen waar enige docenten en leerlingen<br />

toelichtingen gaven en vragen beantwoorden. Een aantal leerlingen werd ook ingeschakeld<br />

en dat was vaak erg verhelderend en enthousiasmerend (leerling: ‘dit is echt<br />

een t<strong>op</strong>school!’). Soms was de helderheid juist even ver te zoeken, bijvoorbeeld toen<br />

een Surinaamse moeder een vraag stelde tijdens een van de carrouselbijeenkomsten.<br />

Zij kreeg een antwoord dat niet van toepassing was, zo bleek uit een geregistreerde<br />

(toevallige) observatie.<br />

Tijdens de vier carrouselpresentaties werd door de docenten in <strong>het</strong> algemeen een helder<br />

en niet te moeilijk taalgebruik gehanteerd, hoewel een enkele docent voor verschillende<br />

deelnemers waarschijnlijk wat minder begrijpelijk was, elitair taalgebruik hanteerde<br />

en bijvoorbeeld ook de hele tijd sprak over de cognitieve gerichtheid van de<br />

school en dergelijke. Ook van de bezoekers van de ouderavond werd een behoorlijke<br />

dosis voorkennis verwacht. Door docenten werd tijdens de presentaties niet om feedback<br />

gevraagd om te controleren of hun informatie helder was en goed te begrijpen.<br />

Enkele conclusies<br />

Op basis van de observatie van de ouderavond kan in algemene zin geconcludeerd<br />

worden dat <strong>het</strong> ‘mission statement’ van de school duidelijk naar voren gebracht werd.<br />

Ook werd met name <strong>het</strong> schoolklimaat en de informele sfeer van de omgangsvormen<br />

en relaties benadrukt. Dit laatste vaak als tegenhanger of impliciet als compensatie<br />

voor de andere nadruk die kenmerkend was voor de school en die duidelijk naar voren<br />

gebracht werd, namelijk dat deze school een sterke nadruk legt <strong>op</strong> <strong>het</strong> intellectuele<br />

presteren van de leerlingen en <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemiddeld hoge cognitieve prestatieniveau van<br />

de school. Als typerende karakteristiek voor de specifieke schoolcultuur kwam uit de<br />

observatie deze tandem of symbiose tussen hoge intellectuele eisen/inspanningen en<br />

39


een schoolklimaat dat gekenmerkt wordt door een hoge mate van geborgenheid en<br />

vriendschappelijke onderlinge relaties.<br />

Hoewel in de algemene introductie van de school niet expliciet werd gesproken over<br />

<strong>het</strong> feit dat deze school enkel bedoeld was voor of gericht <strong>op</strong> de intellectuele elite,<br />

kwam <strong>op</strong> een ‘impliciete wijze’ wel naar voren dat deze school een bijdrage levert aan<br />

de bloei van de natie, getuige bijvoorbeeld de verwijzingen naar de benodigde sociale<br />

taalcode en culturele achtergrond die nodig zijn om mee te denken over en beleid te<br />

maken ten aanzien van de grote mondiale en maatschappelijke problemen.<br />

Het probleem van <strong>het</strong> percentage migranten- of arbeidersleerlingen kwam als zodanig<br />

in de verschillende deelbijeenkomsten niet naar voren. Ook werd volgens onze observaties<br />

niet ingegaan <strong>op</strong> de impliciete gedragscodes of regels van de school die bijvoorbeeld<br />

in dit verband van belang zouden kunnen zijn.<br />

4.1.2 Observatie lessen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />

Om breed inzicht te krijgen in de schoolcultuur en <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn naast<br />

gesprekken en <strong>het</strong> bezoeken van de informatieavond, ook enkele lesobservaties gedaan.<br />

Eén van de onderzoekers heeft drie lessen bezocht (een les geschiedenis in de<br />

eerste klas, een les Frans in de eerste klas en een les natuurkunde in de derde klas); de<br />

andere onderzoeker was alleen aanwezig bij de les natuurkunde.<br />

Observatie van geschiedenisles, eerste klas<br />

De geschiedenisles begon met <strong>het</strong> vooruitkijken naar de komende presentaties van<br />

groepjes leerlingen. De docent besteedde aandacht aan kenmerken van een goede presentatie<br />

en wees hierbij vooral <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang van een goede uitstraling. Vervolgens<br />

ging de les verder over <strong>het</strong> thema Griekse goden en oorlogen.<br />

De observerende onderzoeker werd getroffen door de enorme leergierigheid bij de<br />

leerlingen. De leerlingen vertoonden een actieve betrokkenheid bij de lesstof, stelden<br />

intelligente vragen en gaven de indruk ook plezier in <strong>het</strong> leren te hebben. Het klasseklimaat<br />

kwam over als veilig en plezierig. De docent leek ontspannen, gebruikte humor,<br />

was duidelijk, stimuleerde en complimenteerde leerlingen en benaderde hen <strong>op</strong>en<br />

(hoewel <strong>op</strong>viel dat hij hen niet bij de naam aansprak), uitte de passie voor en <strong>het</strong> belang<br />

van zijn vak (‘ik ga nu iets uitleggen wat voor de rest van je schoolcarrière en<br />

eigenlijk de rest van je leven belangrijk is’) en hanteerde in <strong>het</strong> algemeen eenvoudig<br />

taalgebruik. Zijn verhaal over de oorlog tussen de Perzen en de Grieken werd wel gelardeerd<br />

met diverse uitdrukkingen (zoals ‘we worden voor gek versleten’) en veronderstelde<br />

al de nodige voorkennis. Leerlingen kregen een puzzel<strong>op</strong>dracht in groepjes:<br />

zoek de juiste naam bij de juiste afbeelding van Griekse goden en godinnen. De leerlingen<br />

gingen hier voortvarend mee aan de slag en bleken hier al veel van te weten.<br />

40


(De onderzoeker ging er hierbij vanuit dat dit een herhalings<strong>op</strong>dracht was om eerder<br />

behandelde stof te verwerken, maar de docent bleek hier nog nooit aandacht aan te<br />

hebben besteed!) De docent complimenteerde de leerlingen hier mee en legde direct de<br />

lat hoog door uit te spreken: ‘Dit gaat een maximale score worden <strong>op</strong> de repetitie. Ik<br />

wil dat je ze allemaal kent’. Op deze wijze uitte de docent zijn hoge verwachtingen<br />

van leerlingen. Hij straalde ook vertrouwen in hen uit, bijvoorbeeld door bij <strong>het</strong> bespreken<br />

van de huiswerk<strong>op</strong>drachten te zeggen: ‘Als je <strong>op</strong>dracht 1 en 2 serieus gedaan<br />

hebt, is <strong>het</strong> goed gegaan. Dan geloof ik wel dat je de rest ook goed hebt gedaan.’<br />

Door de inhoud van de lesstof kwamen ook waarde-gerelateerde onderwerpen aan de<br />

orde. Zo stond er een vraag in de lesstof of je <strong>op</strong> basis van de woorden van Herodotus<br />

kunt vaststellen dat Ephialtes verrader was. Leerlingen reageerden hier divers <strong>op</strong> en<br />

kregen de ruimte om hun ideeën hierover te geven. De boodschap vanuit de lesstof en<br />

de docent die leerlingen meekregen, was dat je altijd eerst alleen verdachte bent en pas<br />

bij genoeg bewijs schuldig kunt worden bevonden. Vaak is meer onderzoek nodig om<br />

iets zeker te kunnen stellen. Hoewel men <strong>het</strong> in de praktijk vaak fijn vindt om een<br />

schuldige aan te wijzen als er iets ergs is gebeurd, om de agressie te kunnen uiten <strong>op</strong><br />

iemand. Ook <strong>op</strong> andere momenten speelde de docent in <strong>op</strong> ‘waardegerichte’ elementen.<br />

Zo beweerde een leerling tijdens een klassengesprek dat de Grieken slimmer waren<br />

dan de Perzen. De docent probeerde de leerlingen vervolgens een kritische leeshouding<br />

bij te brengen door te vertellen dat de Perzen heus niet dom waren. ‘Dat<br />

schreven de Grieken wel in hun boeken, maar dat is natuurlijk onzin. Dat schrijf je altijd<br />

over de vijand’.<br />

In deze klas zaten twee migrantenleerlingen, dus van allochtone afkomst, een meisje<br />

en een jongen. Op <strong>het</strong> eerste gezicht onderscheidde de jongen zich enigszins van de<br />

rest van de groep door een voller postuur en een ietwat afwijkende (stoerdere) kledingstijl.<br />

De onderzoeker vond <strong>het</strong> <strong>op</strong>vallend dat de docent twee keer controlerend <strong>op</strong>trad<br />

bij de allochtone jongen (‘weet je toevallig nog wie onze minister van Veiligheid is?’<br />

en ten aanzien van iets uit de geschiedenis van de Perzische oorlogen: ‘weet je <strong>het</strong><br />

nog? Ja? Gelukkig’). Dit controlegedrag vertoonde de docent niet bij andere leerlingen.<br />

De observerende onderzoeker bemerkte verder weinig verschil in participatie<br />

tijdens de les, maar in <strong>het</strong> nagesprekje met de docent maakte deze duidelijk dat de migrantenleerlingen<br />

in deze klas toch moeite hebben om mee te komen. Zij worstelen<br />

met name met een taalprobleem. Bij <strong>het</strong> meisje is de situatie vanwege een stoornis in<br />

<strong>het</strong> autistisch spectrum nog wat complexer.<br />

Observatie van les Frans, eerste klas<br />

De onderzoeker heeft <strong>het</strong> eerste uur van een blokuur Frans meegemaakt. Tijdens dit<br />

uur werd eerst via een spel eerder behandelde lesstof herhaald en vervolgens nieuwe<br />

41


lesstof aangeboden. In <strong>het</strong> spel moesten twee groepen leerlingen om de beurt met een<br />

dobbelsteen rondgooien en tegelijk hun Franse woordenschat (per categorie een spel:<br />

tellen van 1 tot 20, de dagen van de week, kleuren en kledingstukken) etaleren. De<br />

groep die de meeste goede Franse woorden achter elkaar kon reproduceren (na ieder<br />

nieuw woord werd de dobbelsteen naar een volgende leerling gegooid) was winnaar.<br />

Door dit wedstrijdelement was er sprake van speelse concurrentie. De leerlingen gingen<br />

hier over <strong>het</strong> algemeen goed mee om en juichen bij winst. Eén van de jongens van<br />

de winnende partij joelde na aflo<strong>op</strong> van <strong>het</strong> spel ‘homo’s, homo’s’ richting de andere<br />

groep; de docente hoorde <strong>het</strong> niet en ging er dus ook niet <strong>op</strong> in.<br />

Vervolgens besteedde de docente aandacht aan nieuwe lesstof: <strong>het</strong> verschil in intonatie<br />

als je een vraag of een antwoord uitspreekt en <strong>het</strong> gebruik van ne…pas. De leerlingen<br />

vertoonden (evenals in de les geschiedenis) een grote leergierigheid en betrokkenheid<br />

bij de les. Ze waren blij als ze een <strong>op</strong>dracht goed hadden gemaakt en vroegen bijvoorbeeld<br />

om herhaling als een luister<strong>op</strong>dracht te snel voor hen ging. Ze stelden slimme<br />

verhelderende vragen, waar de docente dan ook serieus <strong>op</strong> inging. Deze docente<br />

noemde de leerlingen overigens wel bij hun naam. Ook stimuleerde zij de leerlingen<br />

om de <strong>op</strong>drachten die zij lastig vonden thuis via de website nog eens na te luisteren en<br />

te oefenen.<br />

Deze klas bevatte <strong>op</strong> één leerling van Japanse afkomst allemaal autochtone leerlingen.<br />

De docente vertelde aan de onderzoeker dat in haar mentorklas circa vijf migrantenleerlingen<br />

zitten, waar <strong>het</strong> – <strong>op</strong> één na – heel goed mee gaat.<br />

Observatie van les natuurkunde, derde klas<br />

De geobserveerde natuurkunde les handelde over <strong>het</strong> thema elektriciteit. Met name<br />

begrippen als voltage die al eerder waren uitgelegd werden nu nog eens geïllustreerd<br />

aan de hand van een leuke, aansprekende video (Klokhuis) en aan de hand van aanschouwelijk<br />

onderwijs variërend van batterijen en verschillende (huishoudelijke)<br />

stroom verbruikende apparaten tot energievretende verwarmingsapparaten waar de<br />

KWH’s van afvliegen.<br />

In de geobserveerde klas zat naar de indruk van één van de observatoren een meisje<br />

klaarblijkelijk qua huidskleur van allochtone afkomst. Een van de vragen die de docent<br />

stelde was ook <strong>op</strong> haar gericht. De leerlingen reageerden eigenlijk nauwelijks <strong>op</strong> de<br />

twee observatoren/bezoekers.<br />

Wat allereerst <strong>op</strong>viel was dat <strong>het</strong> gelijk heel rustig was in de klas en dat alle leerlingen<br />

echt <strong>op</strong> een betrokken manier luisterden naar en geïnteresseerd waren in bijvoorbeeld<br />

de uitleg over de batterijen. De interesse in <strong>het</strong> vak leek niet bij iedereen even groot,<br />

maar ook de schijnbaar minder geïnteresseerde leerlingen bleven wel rustig en <strong>op</strong>let-<br />

42


tend. Er was (volgens één van de observatoren) sprake van een ontspannen sfeer en<br />

van zelfstandige leerlingen. Opvallend was dat iedereen rustig <strong>op</strong> zijn/haar beurt<br />

wachtte als men iets wilde vragen aan de docent. Er was niet een duidelijk te observeren<br />

verschil tussen jongens en meisjes in dit <strong>op</strong>zicht. De leerlingen leken er vertrouwen<br />

in te hebben dat de docent serieus, relaxt, maar ook ‘to the point’ en zeker ook<br />

deskundig in zou gaan <strong>op</strong> hun eigenlijke vragen. Uit deze observatie kwam duidelijk<br />

naar voren dat alle leerlingen goed en geïnteresseerd luisterden naar de docent en geen<br />

schroom hadden om vragen te stellen. Ook <strong>het</strong> geven van ‘foute’ antwoorden leverde<br />

geen vervelende reacties van medeleerlingen of de docent <strong>op</strong>, wat mede duidt <strong>op</strong> een<br />

veilig leerklimaat.<br />

De docent, die tevoren aankondigde dat dit eigenlijk vanuit didactisch gezichtspunt<br />

niet zo’n interessante les zou zijn (vanwege <strong>het</strong> gebruik van de video) bleek bij nadere<br />

observatie toch wel didactisch bekwaam te reageren. Ofschoon dit niet <strong>het</strong> doel van<br />

deze observatie was, kwam naar voren dat hij een doordachte (thematisch en didactisch)<br />

goed geselecteerde video gebruikte; hij stond/liep ontspannen voor/door de klas;<br />

hij greep terug <strong>op</strong> dingen die hij in <strong>het</strong> vorige lesuur had uitgelegd; hij controleerde <strong>op</strong><br />

een relaxte manier of <strong>het</strong> huiswerk wel gemaakt was door een aantal leerlingen hun<br />

uitwerking van de gegeven <strong>op</strong>dracht te laten illustreren. Hij leek er tevoren vanuit te<br />

gaan dat <strong>het</strong> huiswerk wel in orde zou zijn en dat was ook wel zo volgens zijn gemoedelijke<br />

aselectieve steekproef. Opvallend was ook dat de docent bijna nooit doorvraagvragen<br />

stelde of hoefde te stellen. Hij sloot zijn les af met de <strong>op</strong>merking: ‘jammer,<br />

<strong>het</strong> is tijd’.<br />

Enkele conclusies<br />

De lesobservaties geven alle drie de indruk dat leerlingen van <strong>het</strong> CGU over <strong>het</strong> algemeen<br />

(in elk geval leerlingen uit leerjaar 1 en 3) leergierig en betrokken zijn. Zij doen<br />

actief mee aan <strong>op</strong>drachten, luisteren naar de docenten en stellen over <strong>het</strong> algemeen intelligente<br />

vragen. ‘Leren is leuk’, zo lijkt <strong>het</strong> adagium. Het onderwijs vindt veelal volgens<br />

klassikale instructie plaats, afgewisseld met individuele en groeps<strong>op</strong>drachten. De<br />

geobserveerde docenten zijn enthousiast voor hun vak (<strong>het</strong> vakgebied waarin zij lesgeven<br />

en <strong>het</strong> lesgeven zelf), hebben vertrouwen in hun leerlingen en nemen hen serieus.<br />

De (weinige) migrantenleerlingen in de klassen vertonen nauwelijks observeerbare<br />

verschillen met hun medeleerlingen. De voorzichtige indruk ontstaat dat sommige docenten<br />

hen iets vaker dan bij andere leerlingen controlevragen voorleggen. Dit kan<br />

twee kanten <strong>op</strong> uitgelegd worden: een teken dat deze leerlingen minder vertrouwen<br />

krijgen en daardoor meer gecontroleerd worden of een teken dat de docenten weten dat<br />

deze leerlingen meer ondersteuning en stimulans nodig hebben en proberen hen on-<br />

43


derwijs <strong>op</strong> maat aan te bieden. Het is de vraag of dat door middel van controlevragen<br />

(midden in de klas) zo ervaren zal worden.<br />

4.2 Interviews met docenten van <strong>het</strong> CGU<br />

Naast een panelgesprek met een groep docenten zijn tevens drie individuele interviews<br />

met docenten van <strong>het</strong> CGU gehouden. In deze interviews is gesproken over de karakterisering<br />

van de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie, kenmerken van <strong>het</strong> CGU, de eigen wijze van<br />

lesgeven en pedagogisch handelen, <strong>het</strong> contact met leerlingen en collega’s, eventuele<br />

moeilijkheden in <strong>het</strong> functioneren van migrantenleerlingen en suggesties voor de ontwikkeling<br />

van <strong>het</strong> interculturele karakter van de school.<br />

4.2.1 Interview met docente 1<br />

Deze lerares geeft Nederlands aan alle leerjaren en doet dit al tien jaar lang.<br />

De leerlingen <strong>op</strong> dit gymnasium typeert zij als leergierig en ze hebben een brede belangstelling.<br />

De leerlingen vinden leren heel belangrijk: ‘De leerlingen kunnen veel<br />

aan en je kunt de lat behoorlijk hoog leggen’.<br />

Dit heeft consequenties voor de manier van lesgeven: ‘Dat betekent voor jou als docente<br />

dat je ze echt wel moet weten te prikkelen en uitdagende lessen moet aanbieden.<br />

Je kunt niet volstaan met <strong>het</strong> aanbieden van alleen standaardoefeningen wil je ze meekrijgen.<br />

Dat typeert onze manier van lesgeven: uitdagen’.<br />

De leerlingen <strong>op</strong> deze school zijn geselecteerd <strong>op</strong> basis van hun behaalde cito-scores.<br />

De leerlingen hebben niet alleen goede intellectuele capaciteiten, maar hebben ook de<br />

ambitie om later een goede universitaire studie te gaan doen en willen daarna ook een<br />

goede baan krijgen. Die studie en die goede baan dat is heel belangrijk voor ze. Daar<br />

praten ze ook onderling over en dat wordt ook van huis uit gevoed. Ze hebben over <strong>het</strong><br />

algemeen hoog <strong>op</strong>geleide ouders die ervan uitgaan dat hun kind naar de universiteit en<br />

niet naar <strong>het</strong> hbo gaat. Ook de leerlingen zelf streven naar de hoogste vervolg<strong>op</strong>leidingen<br />

aan bijvoorbeeld buitenlandse universiteiten en ze weten ook bijvoorbeeld wat een<br />

‘University College’ inhoudt.<br />

De participatie van de leerlingen verschilt naargelang hun ontwikkelingsfase.<br />

Opvallend is dat de leerlingen in de onderbouw <strong>op</strong> school erg goed hun best doen. Als<br />

ze naar de bovenbouw gaan, dan gaat de puberteit een grote rol gaat spelen en dan zie<br />

je in klas vier de motivatie inzakken. In deze klas is <strong>het</strong> sociale aspect door de leerlingen<br />

belangrijker geacht dan <strong>het</strong> leeraspect. Dat verandert dan weer in klas vijf. In<br />

deze klas weten ze wel weer waarvoor ze <strong>het</strong> allemaal doen. In klas vijf krijgen ze<br />

weer meer ambitie.<br />

44


Wat betreft de schoolcultuur kan worden <strong>op</strong>gemerkt dat <strong>het</strong> CGU een veilige omgeving<br />

voor de leerlingen is. Men kan zelfs zeggen dat <strong>het</strong> een heel beschutte en beschermde<br />

omgeving is. Ondanks dat deze school al 900 leerlingen heeft, bestaat er nog<br />

steeds de uitstraling van een kleine school. Door dat beschermde karakter van de<br />

school ‘staan de leerlingen soms wel een beetje ver weg van de wereld buiten de<br />

school, ook qua ideeën’, zo merkt de lerares <strong>op</strong>. Zij gaat ook altijd mee met de klassieke<br />

reis en als de leerlingen dan in een grote stad zijn en <strong>het</strong> eten anders is dan thuis en<br />

ze moeten <strong>op</strong>passen voor diefstal en zo, ‘dan merk je wel dat ze heel bleu zijn. Ze lijken<br />

hier <strong>op</strong> school vaak heel wat, maar dan zie je dat ze qua zelfstandigheid nogal<br />

eens tegenvallen. Kinderen <strong>op</strong> andere scholen weten vaak beter wat er zoal in de wereld<br />

te ko<strong>op</strong> is, ook al hebben ze niet zoveel reizen gemaakt als deze leerlingen’. Ook<br />

van huis uit zijn deze leerlingen een beschermde omgeving gewend.<br />

Voor de omgang met migrantenleerlingen kan dit wellicht van belang zijn. De leerlingen<br />

van dit gymnasium weten volgens deze lerares soms niet goed wat er allemaal<br />

speelt in deze wereld, ook niet qua maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zijn bijvoorbeeld<br />

maatschappelijke stages voor de vorming van deze leerlingen erg goed,<br />

vindt zij. Vaak valt er een zekere mate van wereldvreemdheid te constateren, ook al<br />

brengen de leerlingen dikwijls wel uitgesproken meningen naar voren en hebben ze<br />

geleerd goed te debatteren. Ook al kennen ze de relevante feiten niet of staan ze erg<br />

ver van een bepaalde problematiek af, dan kunnen ze soms wel heel gemakkelijk over<br />

dingen praten waar ze eigenlijk niks van weten. Ze houden wel <strong>het</strong> imago <strong>op</strong> dat ze<br />

enorm goed <strong>op</strong> de hoogte zijn. Dit kan moeilijk zijn voor migrantenleerlingen <strong>op</strong><br />

school die dit gedrag niet gewend zijn.<br />

Tegelijkertijd kan dit cultuurverschil gezien worden als een aspect van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum van de schoolcultuur. In dit verband is <strong>het</strong> ook goed te memoreren dat voor<br />

een goede maatschappelijke oriëntatie en <strong>het</strong> kunnen analyseren van maatschappelijke<br />

en beleidsproblemen niet alleen <strong>het</strong> klassieke taal- en denkvermogen van belang is. De<br />

rector van <strong>het</strong> CGU verwees hiernaar tijdens zijn speech <strong>op</strong> de voorlichtingsavond<br />

voor nieuwe leerlingen.<br />

In <strong>het</strong> interview met deze lerares Nederlands is in verband met <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

ook aandacht besteed aan de zogenaamde ongeschreven regels van de school. Typische<br />

ongeschreven regels van de CGU schoolcultuur zijn:<br />

‘Wij hebben hier <strong>op</strong> school een heel ongedwongen manier om met elkaar om te gaan<br />

en daar gaan wij prat <strong>op</strong>. Leraren worden getutoyeerd door leerlingen. Leraren worden<br />

bij de voornaam aangesproken. Er is duidelijk sprake van een ‘ons-kent-ons sfeer-<br />

45


tje’ maar er zitten wel grenzen aan en belangrijk is dat dit alles wel met respect gebeurt.<br />

Het is niet zo dat leerlingen mij aanspreken als een vriendin of zo’.<br />

‘De ongeschreven regel is: we gaan ongedwongen met elkaar om maar tot <strong>op</strong> zekere<br />

hoogte’. Voor migrantenleerlingen kan dit cultuuraspect van de ongedwongen omgangsvormen<br />

moeilijk zijn evenals <strong>het</strong> onderhandelingsaspect in de leraar-leerling<br />

verhouding.<br />

Een andere ongeschreven regel van de schoolcultuur sluit aan bij wat hiervoor is <strong>op</strong>gemerkt<br />

over <strong>het</strong> <strong>op</strong>leiden van de leerlingen tot een hoog intellectueel niveau en de<br />

idee van een excellente school te willen zijn. Dit betekent dat kenmerkend voor de<br />

schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU is dat leerlingen gewend zijn om veel vragen te stellen en<br />

dat docenten hun best doen om leerlingen uit te dagen om alles <strong>op</strong> een hoger plan te<br />

brengen dan <strong>het</strong> eindexamen. ‘De ongeschreven regel die onder docenten heel erg<br />

leeft is: de leerlingen moeten wel uitgedaagd worden’.<br />

Een van de vragen gesteld in <strong>het</strong> interview is: Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />

Het antwoord <strong>op</strong> deze vraag verwijst ook naar de schoolcultuur. ‘Leerlingen moeten<br />

hier <strong>op</strong> school ook leren volwassen te worden. Dat doen wij te weinig hier <strong>op</strong> school.<br />

We zijn hier teveel bezig met de cognitieve kant van <strong>het</strong> verhaal. Je moet leerlingen in<br />

de periode van 12 tot 18 ook ‘leren leven’ en ze leren dat ze de geknoeide soep <strong>op</strong> de<br />

gang zelf moeten <strong>op</strong>ruimen’. Deze lerares stelt dat ze zelf aan dit soort pedagogische<br />

zaken wel meer aandacht probeert te geven en dat ze daarbij ook een soort voorbeeldfunctie<br />

moet laten zien. Zij vindt <strong>het</strong> zijn van een rolmodel heel belangrijk: ‘Ik denk<br />

wel dat de leerlingen mij daarbij als een rolmodel ervaren, maar dat heb ik ze niet zo<br />

gevraagd’.<br />

Wat betreft de intercollegiale omgang en <strong>het</strong> alledaagse gedrag en de waarden en normen<br />

van de gemiddelde collega wordt <strong>het</strong> volgende <strong>op</strong>gemerkt: ‘Een belangrijke<br />

waarde is de sfeer van gebroederlijkheid. Wij doen <strong>het</strong> hier samen. Daarnaast is de<br />

nadruk <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van de leerlingen en de waarde van een goede kennisoverdracht<br />

erg belangrijk. Van de leerlingen <strong>op</strong> deze school wordt veel gevraagd. Het leren is<br />

geen ’kattenpis’. Daarnaast is de saamhorigheid een belangrijke waarde en dat geldt<br />

ook voor <strong>het</strong> stimuleren van de betrokkenheid bij de leerlingen’.<br />

Over <strong>het</strong> functioneren van migrantenleerlingen in de school wordt door deze lerares<br />

<strong>het</strong> volgende <strong>op</strong>gemerkt: ‘Er zijn migrantenleerlingen die zich redelijk kunnen identificeren<br />

met <strong>het</strong> CGU. Die zeggen bijvoorbeeld: ‘ik word later advocaat’. Die leerlingen<br />

gaan er echt voor, en die gaan daar echt in mee met de andere leerlingen. Andere<br />

migrantenleerlingen lukt dat minder goed en dat komt waarschijnlijk door de invloeden<br />

van buiten de school, denk daarbij aan de invloed van de buitenschoolse<br />

‘peergroup’. Een voorbeeld: Ik ken een jongen in klas zes, die is hier <strong>op</strong> school dus al<br />

46


een heel eind gekomen, maar die heeft een heel moeizame schoolcarrière gehad. Die<br />

heeft altijd gedoe met vrienden van buiten, waardoor hij zich hier binnen de school<br />

gaat afzetten’. De verhouding buitenschools en binnenschools en <strong>het</strong> bestaan van verschillende<br />

naast elkaar bestaande ‘peergroups’ als referentiegroepen speelt hierbij een<br />

grote rol en levert problemen <strong>op</strong>: ‘Bij hem is autoriteit ook een specifiek probleem. Hij<br />

is <strong>op</strong> straat eigenlijk een beetje zo’n baasje. Hier <strong>op</strong> school moet hij zich toch voegen<br />

naar de mores hier’.<br />

4.2.2 Interview met docente 2<br />

De andere geïnterviewde docente, eveneens docent Nederlands, werkt inmiddels dertien<br />

jaar <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU en werkte voorheen <strong>op</strong> een scholengemeenschap.<br />

Typering leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />

Deze docente typeert de leerlingen als begaafd, zowel <strong>op</strong> intellectueel als dikwijls <strong>op</strong><br />

andere gebieden. Veel kinderen hebben hoog<strong>op</strong>geleide ouders en de school kent vrij<br />

weinig migrantenleerlingen of leerlingen uit lagere sociale milieus. Dit is overigens<br />

wel iets aan <strong>het</strong> veranderen sinds de school verhuisd is naar deze plek; de school is nu<br />

beter bereikbaar. De docente heeft nu bijvoorbeeld een eerste klas met vier migrantenleerlingen;<br />

dat is veel in verhouding tot andere jaren.<br />

Over <strong>het</strong> algemeen zijn de leerlingen bereid om te leren en zich bewust van de verwachtingen<br />

die de school van ze heeft. Ze zijn over <strong>het</strong> algemeen aardig, maar ook eigenwijs<br />

en soms verwend. Je moet als docent veel in huis hebben om ze <strong>het</strong> naar de<br />

zin te maken. De leerlingen worden graag ‘vermaakt’ met mooie verhalen en dergelijke,<br />

en ook graag uitgedaagd. Op de scholengemeenschap waar deze docente vroeger<br />

werkte, waren de vwo-leerlingen vaak de ‘brave kinderen’ van de school. Het valt haar<br />

<strong>op</strong> dat dit <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU niet zo sterk is; hier zit ‘van alles wat’, ‘van superluie tot overmatig<br />

toegewijde leerlingen’.<br />

Er is leuk contact tussen docenten en leerlingen, informeel maar niet té. De docente<br />

denkt niet dat leerlingen <strong>op</strong> school ander gedrag vertonen dan buiten school (behalve<br />

onder de invloed van de ‘peergroup’, die er natuurlijk altijd is). Bij migrantenleerlingen<br />

verwacht zij dat dit door hun afkomst en thuisculuur wel anders zal zijn. De docente<br />

weet dat <strong>het</strong> in die gezinnen vaak anders gaat, er wordt <strong>op</strong> school over dingen<br />

gesproken die thuis niet aan de orde komen, er is dikwijls groot verschil in <strong>op</strong>leidingsniveaus<br />

enzovoorts. Als <strong>het</strong> migrantenleerlingen lukt om zich goed te handhaven <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> gymnasium (wat niet altijd <strong>het</strong> geval is), vindt de docente dit knap. Leerlingen die<br />

hier goed in slagen hebben wellicht nog wel een hogere intelligentie dan leerlingen<br />

van autochtone afkomst. Het is jammer als leerlingen de culturele bagage of hulp vanuit<br />

thuis missen en <strong>het</strong> daardoor niet volhouden <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. Bij één allochtone jongen<br />

47


werd er vanuit huis teveel druk <strong>op</strong> hem gelegd, hij kwam uit de wijk Overvecht en<br />

kreeg daar een status. Dat werd een statusprobleem voor hem, waaronder hij bezweek.<br />

De leerlingen gaan over <strong>het</strong> algemeen goed met elkaar om, ook met migrantenleerlingen,<br />

zo meent deze docente. Het is bijna nooit een probleempunt. Bij één jongen<br />

ging <strong>het</strong> een keer mis. Deze Antilliaanse jongen, met zelf overigens hoog<strong>op</strong>geleide<br />

ouders, was heel zwart. En dat werd een soort ‘grap’, waar hij zelf ook aan meedeed<br />

(bijv. als <strong>het</strong> woord ‘zwart’ viel in de klas). Uiteindelijk bleek <strong>het</strong> toch niet zo leuk.<br />

Een andere jongen is vanaf dat hij <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU is, enorm trots <strong>op</strong> de school en geeft<br />

zich helemaal. Hij heeft zich gestort in de schoolcultuur, is voorzitter van de debatgroep<br />

enzovoorts. Hij is belangrijk voor de jongens van migrantenherkomst <strong>op</strong> school<br />

en ook voor autochtone leerlingen. Het is belangrijk dat hij die rol vervult, ‘dat hij niet<br />

onderdoet voor de keurige jongens uit Bilthoven-Noord’. Zijn klasgenoot (eveneens<br />

Marokkaans) begon ook goed <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, maar ging <strong>op</strong> een gegeven moment vluchtgedrag<br />

te vertonen. ‘Waarschijnlijk had hij last van faalangst door te veel druk vanuit<br />

zijn omgeving’. Hoe leerlingen uiteindelijk functioneren <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU hangt voor een<br />

groot deel van hun karakter af, zo stelt de docente.<br />

Kenmerken CGU<br />

Gevraagd naar <strong>op</strong>vallende kenmerken van <strong>het</strong> CGU geeft de docente drie zaken aan.<br />

Ten eerste wordt er volgens haar <strong>op</strong> hoog niveau lesgegeven (in <strong>het</strong> algemeen klassikaal).<br />

Verder noemt zij als kenmerk de prettige, informele sfeer, met veel persoonlijke<br />

aandacht voor leerlingen. Ten derde wordt <strong>het</strong> CGU volgens haar gekenmerkt door<br />

goede docenten.<br />

Volgens de docente Nederlands zou <strong>het</strong> CGU kunnen groeien in onderwijs <strong>op</strong> maat.<br />

Zij denkt aan <strong>het</strong> geven van een worksh<strong>op</strong> aan alle docenten over wat ze tegenkomt in<br />

de bijlessen die zij zelf geeft aan leerlingen. Ook denkt ze dat groei in bewustwording<br />

nodig is, dat docenten bewuster omgaan met verschillen in (voor)kennis en vaardigheden.<br />

Aan de andere kant moet je ook weer niet helemaal ‘<strong>op</strong> de knieën’ gaan voor de<br />

leerlingen. Deze leerlingen zouden gebaat zijn bij extra uren hulp, en dan niet verplicht,<br />

maar vanuit de leerlingen zelf (zoals nu bij de Brede School Academie – zie<br />

paragraaf 4.2.3 – dat echt als ‘gunst’ wordt gebracht voor degenen die gemotiveerd<br />

zijn en voor gemotiveerde ouders).<br />

Eigen handelen docent<br />

De docente geeft zelf aan afwisselende didactieken te gebruiken, maar vooral klassikaal<br />

les te geven. Dat past volgens haar goed bij de docenten van <strong>het</strong> CGU, maar is<br />

ook voor deze leerlingen <strong>het</strong> beste. De (meeste) leerlingen kunnen <strong>het</strong> aan. Zij worden<br />

48


wel <strong>op</strong>gevoed tot zelfstandigheid, maar in de klas is men met alle leerlingen met <strong>het</strong>zelfde<br />

bezig. Om tegemoet te komen aan de moeite van een aantal leerlingen geeft deze<br />

docente elke week een uur begeleiding aan leerlingen, met name bij de zaakvakken.<br />

De nadruk ligt <strong>op</strong> <strong>het</strong> helpen bij <strong>het</strong> lezen van teksten. Andere kinderen doen dit aan de<br />

keukentafel thuis, maar sommige leerlingen niet. Het groepje van de docente heeft nu<br />

vier allochtone en één autochtone leerling. Ze behandelden in de week van <strong>het</strong> interview<br />

bijvoorbeeld een aardrijkskundeles over Eur<strong>op</strong>a. Bij de Brede School Academie<br />

(BSA) wordt ook aandacht besteed aan <strong>het</strong> uitbreiden van de woordenschat en dergelijke.<br />

Nadeel hiervan vindt de docente dat deze stof niet direct gek<strong>op</strong>peld is aan de lesstof<br />

van de schoolvakken. En <strong>het</strong> neemt tijd in, die je dan weer niet als docent met<br />

leerlingen kunt gebruiken. Bijvoorbeeld een jongen in de brugklas (van Joegoslavische<br />

afkomst) heeft echt een taalprobleem, maar heeft <strong>het</strong> te druk met de BSA om aan<br />

grammatica te gaan werken.<br />

Als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> eigen pedagogisch handelen geeft de docente aan over een natuurlijk<br />

overwicht te beschikken. Sommige leerlingen vinden haar streng (dat hoort ze dan<br />

terug als de leerlingen eenmaal in de bovenbouw zitten, dat ze haar in de eerste klas<br />

streng vonden). Met de meeste leerlingen heeft ze prettig contact, ze is goed benaderbaar.<br />

Waarden in <strong>het</strong> onderwijs<br />

Bij <strong>het</strong> vak Nederlands komen waarden en normen al vrij snel naar voren vanuit de<br />

onderwerpen die je behandelt en de lesstof: literatuur, gedichten et cetera. Ook bij debatten<br />

(<strong>op</strong> de dag van <strong>het</strong> interview bijvoorbeeld over euthanasie) gaat <strong>het</strong> natuurlijk<br />

vaak over waarden en normen. Deze leerlingen kunnen zich goed ergens over <strong>op</strong>winden,<br />

vinden ook veel interessant.<br />

Het verschil tussen westerse en niet-westerse waarden komt wel eens aan de orde.<br />

Laatst ging <strong>het</strong> in de klas bijvoorbeeld over liegen. Toen heeft de docente er met de<br />

klas over gesproken dat dat in onze cultuur negatief beoordeeld wordt, terwijl <strong>het</strong> in<br />

andere beschavingen minder belangrijk wordt geacht dan bijvoorbeeld de bescherming<br />

van de gemeenschap of familie.<br />

Bij <strong>het</strong> vak godsdienst komen waarden en normen natuurlijk ook aan de orde, zo geeft<br />

de docente aan. Zij realiseert zich dat er lesgegeven wordt vanuit <strong>het</strong> westers oordeel.<br />

Tegelijk is er regelmatig aandacht voor zelfanalyse en –kritiek. In de bovenbouw bieden<br />

de boeken van Joris Luyendijk daar bijvoorbeeld goed de mogelijkheid toe. Het is<br />

heel verhelderend hoe hij schrijft over onze visie <strong>op</strong> niet-westerse culturen.<br />

49


Intercollegiale omgang<br />

Het is prettig toeven <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, zo meent de docente. Natuurlijk heb je altijd je<br />

voorkeuren en mensen die je minder liggen. Deze docente is zelf lang voorzitter van<br />

de MR geweest, heeft toen veel ellende gezien en ook zelf ervaren tussen collega’s, en<br />

er was destijds ook een groep met een sterke ‘tegen’-cultuur. De situatie is nu verbeterd,<br />

zo meent ze. Sommige docenten koken ook voor elkaar et cetera. Over <strong>het</strong> algemeen<br />

zijn de CGU-docenten aardige en weldenkende mensen.<br />

Op de vraag ‘Hoeveel collega’s <strong>op</strong> school kent u die meermalen weinig tactvol of niet<br />

pr<strong>op</strong>ortioneel <strong>op</strong> leerlingen reageren?’ reageert de docente met ‘ongeveer vijf’. Dit zijn<br />

docenten die leerlingen onder druk zetten, geen orde kunnen houden, waar twintig jaar<br />

lang niet genoeg aan gedaan is. Het leidt er toe dat leerlingen <strong>op</strong> bijles moeten doordat<br />

zij onderwijs krijgen van slechte docenten. Sommigen zijn psychisch niet in staat les te<br />

geven aan deze kwetsbare groep (12-18-jarigen). Het is moeilijk om disfunctioneren<br />

van docenten aan de kaak te stellen, ook voor de schoolleiding, zo geeft de docente<br />

aan.<br />

Als <strong>het</strong> gaat over de onderlinge samenwerking, vertelt de docente dat de school in secties<br />

is verdeeld, maar nu ook in teams om cross-sectionele samenwerking te bevorderen.<br />

Zij zit zelf in <strong>het</strong> team 5/6 (wat zich dus bezighoudt met <strong>het</strong> onderwijs aan de vijfde<br />

en zesde klas). Verder wordt dikwijls schoolbreed nagedacht over zaken. Het is<br />

verder aan de secties zelf om beleid uit te zetten. De sectie Nederlands is volgens de<br />

docente een gunstig voorbeeld van samenwerking: in deze sectie doet iedereen <strong>het</strong>zelfde<br />

(met persoonlijke variaties) en wordt gewerkt in duo’s om dingen voor te bereiden.<br />

Ze heeft zelf met een collega alles voor klas vijf en zes uitgewerkt: lessen, werkvormen,<br />

materialen et cetera. Evalueren vindt ook plaats in de sectie. Wat nog wat<br />

minder van de grond komt is elkaar feedback geven. Ergernissen blijven wel eens<br />

hangen. Het feit dat er sprake is van langdurige ziekte binnen de sectie wordt bijvoorbeeld<br />

niet echt aangepakt. Vanuit de schoolleiding, maar ook vanuit sectie wordt dit<br />

niet actief aangekaart of erover gepraat hoe er mee om te gaan. Maar er is vergeleken<br />

met twaalf jaar geleden al veel verbeterd, ook inhoudelijk, en <strong>het</strong> is leuker geworden.<br />

De docenten maken veel materiaal zelf. De school doet meer dan <strong>het</strong> Centraal Examen<br />

eist van leerlingen en geeft <strong>het</strong> onderwijs ook anders, waardoor de scores <strong>op</strong> <strong>het</strong> CE<br />

niet altijd heel hoog zijn. Dit is overigens ook een punt van gesprek met de schoolleiding:<br />

<strong>het</strong> beleid van de sectie is om <strong>het</strong> schoolexamen aan te passen aan de leerlingengroep.<br />

Daardoor liggen de eisen vrij hoog, is <strong>het</strong> examen dus vrij moeilijk, waardoor<br />

de cijfers niet heel hoog zijn.<br />

50


Interculturele diversiteit<br />

Wat <strong>het</strong> gedrag van leerlingen betreft, ervaart de docente af en toe (maar niet vaak)<br />

problemen met migrantenleerlingen. Zo zit er een Marokkaans meisje in de vijfde klas,<br />

waarvan de docente verwacht dat daar thuis grote problemen zijn. Deze leerling zit in<br />

een spagaat. Zij gaat leuk om met andere leerlingen, <strong>het</strong> is een leuk meisje, ze doet <strong>het</strong><br />

<strong>op</strong> zich ook goed bij Nederlands, maar komt vaak te laat of helemaal niet <strong>op</strong> school.<br />

Ook is er een jongen in de zesde klas, die een ‘schoolvoorbeeld’ is van moeite met <strong>het</strong><br />

milieuverschil tussen thuis en school. Hij houdt van beide culturen en dat is soms lastig.<br />

Met de juiste begeleiding kan <strong>het</strong> goed lukken met dit soort jongeren. En zoals<br />

eerder aangegeven hangt dit volgens deze docente ook van jongere zelf af. Problemen<br />

kunnen liggen <strong>op</strong> <strong>het</strong> vlak van taal, gebrek aan culturele bagage (die ook niet wordt<br />

onderhouden thuis), en bij sommige leerlingen de twee werelden waarin ze leven.<br />

Er is nog een slag te maken in de ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter van de<br />

school, zo meent deze docente. Het CGU is een grotendeels witte school en heeft de<br />

plicht zich hiervoor in te zetten. Dit kan onder andere door de BSA te evalueren. Dit<br />

lijkt een goed initiatief, een mooie plek om in te kunnen spelen <strong>op</strong> hiaten bij leerlingen.<br />

Daarnaast lijkt <strong>het</strong> deze docente goed om <strong>op</strong> maat huiswerkbegeleiding te gaan<br />

aanbieden. Het is nodig om bewustwording <strong>op</strong> gang te brengen bij andere docenten<br />

over wat je zelf in de les kan doen aan onderwijs <strong>op</strong> maat; sommige docenten denken<br />

hier nauwelijks over na. Tot slot lijkt <strong>het</strong> de docente van belang om actief meer aan<br />

werving te gaan doen binnen deze doelgroep.<br />

4.2.3 Interview met docent 3<br />

Sinds <strong>het</strong> schooljaar 2011/2012 biedt <strong>het</strong> CGU, in samenwerking met <strong>het</strong> Stedelijk<br />

<strong>Gymnasium</strong> Utrecht (SGU) de Brede School Academie aan. Hierover is gesproken<br />

met Mark Woertman, docent aan <strong>het</strong> CGU en coördinator BSA.<br />

Een schooljaar eerder werd hij al benaderd met de vraag of hij mee wilde denken over<br />

een curriculum voor extra taalonderwijs voor met name migranten leerlingen. De uitstroom<br />

van migrantenkinderen (vooral in klas 3) is redelijk groot, dus dit idee sprak<br />

Mark aan.<br />

In september 2009 begon de Brede School Academie (BSA) <strong>op</strong> basisscholen in Overvecht.<br />

De BSA zet in <strong>op</strong> ‘de bovenkant’: leerlingen die door een taalachterstand en andere<br />

culturele achtergrond <strong>op</strong> een lager niveau terecht komen dan zij zouden kunnen.<br />

Vorig jaar is men begonnen in <strong>het</strong> Voortgezet Onderwijs en CGU-rector Hans Buijze<br />

zag de BSA ook graag ingevoerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. De vraag was of voor <strong>het</strong> gymnasium<br />

niet nog andere zaken van belang zijn. Daar is men samen met <strong>het</strong> SGU over gaan na-<br />

51


denken. <strong>Gymnasium</strong>docenten gaan er bijvoorbeeld automatisch vanuit dat kinderen<br />

thuis discussiëren over politiek, <strong>het</strong> nieuws volgen en af en toe een museum bezoeken.<br />

Terwijl dit bij migrantenleerlingen vrijwel nooit gebeurt. Dit is volgens Mark een duidelijk<br />

element van <strong>het</strong> verborgen curriculum: docenten gaan uit van een bepaalde<br />

voorkennis en context.<br />

Taalinstituut Sardes had een vast curriculum voor de BSA gemaakt; speciaal voor <strong>het</strong><br />

gym zijn daar aanpassingen in aangebracht. In <strong>het</strong> standaard curriculum is vooral aandacht<br />

voor begrijpend lezen en <strong>het</strong> <strong>op</strong>wekken van nieuwsgierigheid. Op <strong>het</strong> gymnasium<br />

wordt ook gewerkt aan academische vaardigheden: nieuws lezen, woordenschat<br />

ontwikkelen en verwerking van <strong>het</strong> nieuws. In de verwerking ligt de nadruk <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

doen van onderzoek. De leerlingen moeten dan een product <strong>op</strong>leveren in één van de<br />

volgende drie rollen: als journalist (extra informatie <strong>op</strong>zoeken), als wetenschapper<br />

(onderzoeksvraag presenteren) of als politicus (debat voeren). Elk van deze rollen vereist<br />

een andere specifieke vaardigheden.<br />

Na de herfstvakantie 2011 is men begonnen met twaalf eersteklassers (zeven van <strong>het</strong><br />

CGU, vijf van <strong>het</strong> SGU). Eerst zijn intakegesprekken gevoerd. Leerlingen werden geselecteerd<br />

<strong>op</strong> basis van hun cito-scores (afwijkende taalscores). In eerste instantie zaten<br />

er ook autochtone kinderen bij, maar die vielen bij de intake af. Ook na de kerstvakantie<br />

is er nog één leerling afgevallen vanwege de te zware investering.<br />

Twee keer per week (<strong>op</strong> maandag en woensdag) krijgen de leerlingen anderhalf uur<br />

extra les na schooltijd. Het zijn gemotiveerde leerlingen, waarmee iets in de groep ontstaat.<br />

Het betreft vooral Marokkanen en leerlingen van andere Afrikaanse komaf. Maar<br />

ook leerlingen uit China, Joegoslavië, Amerika en Afghanistan.<br />

De behandelde stof staat in principe los van de lesstof, maar de wens is er om tot betere<br />

aansluiting te komen.<br />

Er is overheidssubsidie voor de BSA voor vier jaar, waarvan nog anderhalf jaar rest.<br />

De docent vertelt over de specifieke kenmerken van deze groep leerlingen. Zo vertelde<br />

een meisje tijdens een intakegesprek: ‘ik zit in een klas met kinderen die deftig praten<br />

en woorden gebruiken die ik niet ken. Dat wil ik ook.’ In <strong>het</strong> begin zijn deze leerlingen<br />

gezagsgetrouw, zij zeggen ‘meester’ en ‘u’ et cetera. Zij zijn niet zozeer bekend met<br />

de traditie van tutoyeren. Mark vertelt ook dat één van de ouders er bijvoorbeeld moeite<br />

mee had dat leerlingen tijdens pauzes vrij waren om <strong>het</strong> schoolterrein te verlaten. In<br />

<strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> ‘respect voor gezag’ is <strong>op</strong> de informatieavond voor de BSA ook de<br />

rector van de school aanwezig.<br />

52


Mark denkt dat Utrecht als <strong>het</strong> gaat om interculturele diversiteit <strong>op</strong> de gymnasia achterlo<strong>op</strong>t<br />

<strong>op</strong> de andere grote steden. Het SGU heeft in verhouding iets meer migrantenleerlingen<br />

(waarschijnlijk door de ‘C’ van <strong>het</strong> CGU). In Utrecht wonen voornamelijk<br />

Marokkaanse en Turkse allochtonen. En van oorsprong stonden beide gymnasia in<br />

Oost, een relatief blank stadsdeel.<br />

4.2.4 Enkele conclusies<br />

De twee eerste geïnterviewde docenten, beide docenten Nederlands, karakteriseren de<br />

leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> CGU als begaafd, leergierig en ambitieus. De meeste leerlingen<br />

worden hierin ook versterkt door hun ouders. Voor <strong>het</strong> lesgeven betekent dit dat<br />

<strong>het</strong> van belang is dat leerlingen uitgedaagd moeten worden. Evenals de meeste gezinssituaties<br />

is de sfeer <strong>op</strong> school als veilig, beschermd te kensc<strong>het</strong>sen. Eén van de docenten<br />

geeft aan dat sommige leerlingen zelfs wat wereldvreemd (b)lijken door de beschermde<br />

context waarin zij <strong>op</strong>groeien. Leerlingen zelf verdoezelen dit en houden <strong>het</strong><br />

beeld dat zij van alles verstand hebben graag hoog.<br />

Tussen leerlingen en leraren heerst (tot <strong>op</strong> zekere hoogte) een ongedwongen omgangscultuur.<br />

In <strong>het</strong> contact met leerlingen is vooral veel aandacht voor de cognitieve ontwikkeling<br />

van leerlingen; volgens één van de docenten komt een bredere identiteitsvorming<br />

te weinig aan bod.<br />

De aanpassing van migrantenleerlingen verschilt. Sommige leerlingen lijken vrij gemakkelijk<br />

aansluiting te vinden en hebben dezelfde ambities als hun medeleerlingen.<br />

Anderen worstelen met taalproblemen, gebrek aan culturele bagage en (vooral) de<br />

kloof tussen de wereld van school en van hun ‘peer group’ en thuissituatie. De mate<br />

waarin dit tot problemen leidt is in sterke mate afhankelijk van <strong>het</strong> karakter van de<br />

leerling.<br />

Ter bevordering van (onder andere) de interculturele diversiteit van de school wijst één<br />

van de docentes <strong>op</strong> potentiële groei van onderwijs <strong>op</strong> maat. Docenten zouden moeten<br />

en kunnen leren om bewuster om te gaan met verschillen tussen leerlingen in<br />

(voor)kennis, culturele bagage en vaardigheden. Zonder daarbij ‘<strong>op</strong> de knieën te gaan’<br />

voor deze leerlingen en <strong>het</strong> gymnasiale karakter te verliezen.<br />

Door met de BSA te starten geeft <strong>het</strong> CGU een duidelijk signaal af de toegankelijkheid<br />

van de school voor migrantenleerlingen te willen vergroten. Het project lijkt goed aan<br />

te sluiten <strong>op</strong> de specifieke vragen en hiaten bij deze doelgroep, om <strong>op</strong> deze wijze hun<br />

voorkennis <strong>op</strong> een dusdanig niveau te brengen, zodat zij beter mee kunnen komen met<br />

<strong>het</strong> reguliere onderwijs <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. Want dat gebrek aan voorkennis en de veronderstelde<br />

aanwezig kenmerken van de (gezins- en culturele) context van de leerlingen is<br />

een duidelijk aandachtspunt bij <strong>het</strong> versterken van de interculturele diversiteit.<br />

53


4.3 Panelgesprekken<br />

4.3.1 Panelgesprek met leerlingen van <strong>het</strong> CGU<br />

In <strong>het</strong> panelgesprek met een groep leerlingen is getracht nader inzicht te krijgen in de<br />

ervaren schoolcultuur, de sfeer <strong>op</strong> school, hoe leerlingen die ervaren en <strong>op</strong> de voor dit<br />

onderzoek belangrijke vragen of er sprake is van een aparte cultuur <strong>op</strong> dit gymnasium<br />

en waarom er weinig migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school zitten. In <strong>het</strong> panelgesprek<br />

met de leerlingen is gestart met vragen die betrekking hebben <strong>op</strong> de cultuur van en de<br />

sfeer <strong>op</strong> deze school en later is <strong>het</strong> gesprek meer toegespitst <strong>op</strong> vragen die betrekking<br />

hebben <strong>op</strong> de ‘nieuwkomers’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium.<br />

Wat uit <strong>het</strong> verhelderende panelgesprek met leerlingen als eerste indruk naar voren<br />

kwam, was dat zij niet alleen duidelijke en doordachte <strong>op</strong>vattingen hebben over dit<br />

gymnasium, maar deze <strong>op</strong>vattingen ook grotendeels met elkaar deelden.<br />

De leerlingen die deelnamen aan <strong>het</strong> panelgesprek identificeren zich sterk met dit specifieke<br />

gymnasium: ‘Wij zijn <strong>het</strong> CGU!’. Zij zijn trots <strong>op</strong> deze school en hebben kennelijk<br />

ook behoefte aan deze school als waardegemeenschap: zij vinden dat <strong>het</strong> embleem<br />

van de school veranderd zou moeten worden en dat ‘er een vlag bij moet’ om de<br />

identiteit van de school waar<strong>op</strong> zij trots zijn, meer elan te geven. Zij omschrijven de<br />

leerlingen van de school als ‘wat meer conservatief van aard’: ‘De hele dag rond l<strong>op</strong>en<br />

met je lapt<strong>op</strong>, dat hoeft niet zo’.<br />

Als impressie van de <strong>op</strong>vattingen van de groep leerlingen over de kenmerkende waarden<br />

van <strong>het</strong> CGU, over hun docenten en over <strong>het</strong> vraagstuk van de interculturele diversiteit,<br />

geeft <strong>het</strong> vervolg van dit verslag over verschillende categorieën onderwerpen<br />

steeds gedane uitspraken van leerlingen weer.<br />

Belangrijke waarden kenmerkend voor deze school vinden zij:<br />

- ‘Je moet <strong>het</strong> beste uit jezelf halen’<br />

- ‘Deze school laat je <strong>het</strong> beste uit jezelf halen’<br />

- ‘De sfeer is erg gezellig en zeer positief’<br />

- ‘Er wordt weinig gepest’<br />

- ‘Het is normaal dat je je goed voorbereidt <strong>op</strong> de lessen’<br />

- ‘Leren is leuk’<br />

- ‘Je moet je best doen’<br />

- ‘Het is niet stoer om ongeïnteresseerd in de leerstof te zijn’<br />

- ‘De cultuur tussen leerlingen is <strong>op</strong>en en er is veel gezelligheid en de leerlingen<br />

zijn allemaal slim’<br />

Opmerkelijk is dat deze leerlingen zelfbewuste <strong>op</strong>vattingen hebben over de (expliciete<br />

en impliciete) waarden van dit gymnasium.<br />

54


Zij hebben ook een duidelijk beeld van hoe ‘deze’ docenten tegen ‘deze’ school aankijken:<br />

- ‘Docenten zijn vooral trots <strong>op</strong> <strong>het</strong> prestatieniveau van deze school’<br />

- ‘Docenten zien deze school als een van de best scorende gymnasia’<br />

- ‘Docenten zijn over <strong>het</strong> algemeen erg betrokken bij ‘hun’ school en bij <strong>het</strong><br />

schoolgebeuren’<br />

- ‘Docenten verwachten dat een leerling <strong>op</strong> déze school beter is en beter zijn best<br />

doet dan <strong>op</strong> een scholengemeenschap’<br />

Over de kwaliteiten van de ‘gemiddelde docent’ hebben de leerlingen ook een duidelijk<br />

beeld:<br />

- ‘Docenten willen zoveel mogelijk de leerstof ‘up to date’ houden’<br />

- ‘Docenten staan vaak best wel stil bij actuele zaken zoals de eurocrisis of ehh bij<br />

Ajax’<br />

- ‘Docenten betrekken leerlingen bij de leerstof door ‘veelvuldig’ vragen te stellen’<br />

Ook <strong>het</strong> beeld dat docenten <strong>op</strong> deze school hebben van ‘hun gymnasium leerlingen is<br />

voor de probleemstelling van dit onderzoek verhelderend:<br />

- ‘Docenten zien ons als slim’<br />

- ‘Docenten veronderstellen veel voorkennis’<br />

- ‘Docenten zien ons als een groep ambitieuze leerlingen’<br />

- ‘Docenten maken geen onderscheid in verschillende groepen leerlingen’<br />

- ‘Leerlingen stellen veel vragen en die moet ik als docent goed beantwoorden’<br />

Over de niet officiële of impliciete verwachtingen die docenten hebben van leerlingen<br />

geeft <strong>het</strong> panelgesprek ook enige <strong>op</strong>merkelijke indicaties:<br />

- ‘Van leerlingen wordt enorm veel voorkennis verondersteld’<br />

- -‘Leerlingen moeten geen moeite hebben met klassikaal onderwijs dat de meeste<br />

docenten geven’<br />

Over de benadering van de leerlingen door de docenten hebben de leerlingen ook duidelijk<br />

gepresenteerde indrukken:<br />

- ‘Docenten zijn in <strong>het</strong> algemeen aanspreekbaar’<br />

- ‘Docenten zijn ook geïnteresseerd in de thuissituatie van leerlingen’. (Ook wel<br />

van migrantenleerlingen, zo viel te horen). (Een migrantenleerling die zes dagen<br />

per week met t<strong>op</strong>sport bezig was, merkte <strong>op</strong> dat dit genoemde aspect wel leerling<br />

afhankelijk was).<br />

- ‘Docenten kennen over <strong>het</strong> algemeen de leerlingen ook bij naam’<br />

55


Informatief en nogal kritisch was <strong>het</strong> beeld dat een aantal van de geïnterviewde leerlingen<br />

naar voren bracht over hoe docenten (expliciet of impliciet) tegen de minder<br />

succesvolle leerlingen van deze school aankijken en de onderwijskundige en pedagogische<br />

inspanning die zij daarvoor plegen te ondernemen:<br />

- ‘Voor kwetsbare leerlingen is dit een minder vriendelijke school’<br />

- ‘Docenten zijn meer gericht <strong>op</strong> de goede leerlingen en minder <strong>op</strong> de iets minder<br />

goede leerlingen. Daar schort <strong>het</strong> nogal aan’<br />

- ‘De zesjesleerlingen worden uitgeselecteerd <strong>op</strong> hun cijfers en redden <strong>het</strong> niet’<br />

Informatief was ook <strong>het</strong> beeld dat de leerlingen hebben van de docenten als expliciete<br />

en impliciete vertegenwoordigers van de schoolcultuur.<br />

- Het schoolteam wordt in <strong>het</strong> algemeen als homogeen ervaren: ‘<strong>het</strong> is een hecht<br />

team’<br />

- ‘Het christelijk karakter lijkt verminderd te zijn’<br />

- ‘Er is best veel aandacht voor de wereldgodsdiensten en de kennis over de Islam’<br />

- ‘Waarden en normen als respect en zo, zijn wel belangrijk’<br />

- ‘Je hebt zowel docenten die waarden en normen voorschrijven als docenten die je<br />

<strong>het</strong> zelf laten uitzoeken’<br />

- ‘Er zijn ook docenten die je tot en met de zesde klas proberen <strong>op</strong> te voeden’<br />

Informatief zijn ook de <strong>op</strong>vattingen van de geïnterviewde leerlingen over migrantenleerlingen:<br />

- ‘Bij migrantenleerlingen is er weinig vraag naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium’<br />

- ‘Er is daar een andere traditie, zij gaan vaak mee naar de school van hun broers en<br />

zussen en zij kennen <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium niet’<br />

- ‘Het past gewoon bij deze school dat er weinig migranten leerlingen zijn’<br />

- ‘De school hoeft geen afspiegeling van zwart en wit te zijn, daar gaat <strong>het</strong> niet om;<br />

de school moet een afspiegeling zijn van slim en niet slim’<br />

Enkele conclusies<br />

De leerlingen van <strong>het</strong> CGU zijn trots <strong>op</strong> hun school. Zij kenmerken de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />

als slim en ambitieus. Dat moet je ook wel zijn, anders red je <strong>het</strong> niet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

CGU. Je moet <strong>het</strong> beste uit jezelf willen halen. Het harde werken en ambitieuze leren<br />

vindt plaats in een prettige, gezellige en <strong>op</strong>en sfeer, waarin waarden als tolerantie en<br />

respect hoog in <strong>het</strong> vaandel staan. Ook docenten veronderstellen volgens de leerlingen<br />

een hoog niveau aan voorkennis en ambitie. Zij zien deze leerlingen als beter dan anderen<br />

en de leerlingen moeten dan ook allemaal aan dezelfde eisen voldoen en (vrij-<br />

56


wel) dezelfde onderwijsmethoden en benadering kunnen volgen. Voor kwetsbare leerlingen<br />

is de school daarom minder prettig, zo geven de leerlingen aan. Deze leerlingen<br />

worden dan ook vanzelf ‘uitgeselecteerd’.<br />

Ten aanzien van de interculturele diversiteit valt <strong>op</strong> dat de leerlingen, evenals de groep<br />

docenten, vooral wijzen <strong>op</strong> oorzaken aan de instroomkant (weinig vraag naar <strong>het</strong><br />

gymnasium en geen traditie om naar deze school te gaan). Tevens verwachten zij niet<br />

dat er veel leerlingen in deze doelgroep zijn die in potentie <strong>het</strong> gymnasium aan zouden<br />

kunnen. Voor hen is <strong>het</strong> duidelijk: de school is er voor slimme leerlingen (tegenover<br />

minder slimme leerlingen <strong>op</strong> andere scholen); die weten de school wel te vinden.<br />

4.3.2 Panelgesprek met leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />

Rotterdam<br />

Ter vergelijking en om mogelijke ideeën voor <strong>het</strong> CGU <strong>op</strong> te doen, zijn ook twee andere<br />

in dit verband relevante zelfstandige gymnasia bezocht. Een ervan is <strong>het</strong> Erasmiaans<br />

<strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam. Dit gymnasium kent een relatief hoog percentage migrantenleerlingen.<br />

De rector van deze school had vier leerlingen gevraagd om in hun<br />

pauze of tussenuur even bij zijn kamer langs te komen om ergens over te praten. Het<br />

betrof twee jongens, beide vijfdeklassers, één van Turkse en één van Surinaamse komaf.<br />

De twee andere leerlingen waren meiden uit de eerste klas, waarvan de ouders in<br />

Marokko geboren zijn.<br />

Na een kort voorstelrondje en toelichting <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzoek richt <strong>het</strong> (korte) gesprek<br />

zich met name <strong>op</strong> de kenmerken van de school, van de leerlingen en docenten, en <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> vraagstuk van de interculturele diversiteit.<br />

De leerlingen typeren de sfeer van de school als ‘gezellig’. Leerlingen gaan goed met<br />

elkaar om, er wordt geen onderscheid gemaakt naar cultuur of achtergrond. Er is (zoals<br />

volgens deze leerlingen <strong>op</strong> iedere school) wel sprake van groepsvorming (naar wijk<br />

waar je vandaan komt en (daarmee) de inkomensgroep waar je uitkomt), maar dat gaat<br />

in de lo<strong>op</strong> der jaren steeds meer vervagen. De leerlingen merken niets van racisme <strong>op</strong><br />

school. Dat geldt voor de omgang tussen leerlingen en voor de docenten. De leraren<br />

zijn <strong>op</strong>en en eerlijk en benaderen iedereen <strong>het</strong>zelfde.<br />

Gevraagd naar een typering van de leerling van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> geven de<br />

leerlingen aan dat dit niet mogelijk is. De verschillen zijn te groot om leerlingen over<br />

één kam te scheren. In vergelijking met andere Rotterdamse scholen denken de leerlingen<br />

dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> migrantenleerlingen ‘minder onderschat’<br />

worden dan <strong>op</strong> andere scholen. Dit heeft voor een groot deel met de benadering van de<br />

docenten te maken, die dus ook geen onderscheid maken. De omgang met de leraren is<br />

prettig en wordt steeds ‘warmer’ naarmate je hoger in de bovenbouw komt. In de eerste<br />

klas(sen) is er meer afstand tussen de docenten en de leerlingen. De vijfdeklassers<br />

57


vertellen dat dit verandert als je eenmaal reizen met elkaar hebt gemaakt en de leraren<br />

de leerlingen steeds beter leren kennen.<br />

De kwaliteit van leraren verschilt, zo geven de leerlingen aan. Eén van de eersteklassers<br />

vindt <strong>het</strong> <strong>op</strong>vallend dat leerlingen wel allemaal <strong>het</strong>zelfde denken over de leraren,<br />

dat er geen meningsverschillen zijn over de kwaliteit van de verschillende leraren. Het<br />

onderwijs vindt vooral klassikaal plaats. De leerlingen denken dat de docenten dit<br />

doen om zo meer theorie te kunnen behandelen en omdat zij denken dat de lesstof door<br />

klassikaal onderwijs beter overkomt dan als leerlingen vooral uit boeken leren. Ook<br />

denken de leerlingen dat hun docenten uit angst voor onrust in de klas dit type onderwijs<br />

prefereren. De leerlingen zelf zouden <strong>het</strong> prettig vinden als er meer variatie in onderwijsvormen<br />

zou komen, als zij bijvoorbeeld vaker in groepjes zouden kunnen werken<br />

en er meer ruimte is voor interactie met elkaar en met de docent. In de bovenbouw<br />

gebeurt dit ook al (iets) meer dan in de onderbouw, zo vertellen de vijfdeklassers.<br />

Volgens de leerlingen is 25 procent van de leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />

van allochtone afkomst (de rector nuanceert dit later tot ongeveer 20 procent). Daarmee<br />

is hun school volgens de leerlingen <strong>het</strong> meest zwarte gymnasium van Nederland.<br />

Hoe komt dit? De leerlingen wijzen ten eerste <strong>op</strong> de context van de stad Rotterdam:<br />

integratie en aandacht voor migranten leeft in Rotterdam, er wonen veel mensen van<br />

allochtone afkomst en daardoor zijn er ook in verhouding veel migrantenleerlingen.<br />

Maar er zijn meer redenen aan te wijzen voor dit relatief hoge percentage nieuwkomers.<br />

De leerlingen vertellen dat zij met <strong>op</strong>en armen ontvangen werden en worden <strong>op</strong><br />

deze school. Het imago van de school is dat er sprake is van grote <strong>op</strong>enheid en de personen<br />

die eersteklassers aannemen en gesprekken met hen voeren stralen dit duidelijk<br />

uit. Zij voeren intakegesprekken met geïnteresseerde leerlingen (met voldoende hoge<br />

cito-scores). Eén van de leerlingen geeft aan dat je <strong>het</strong> moeilijk objectief kunt duiden,<br />

maar dat je ‘kunt voelen of mensen negatief tegenover je staan of niet, dat merk je gewoon’.<br />

En voor de mensen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> geldt duidelijk dat zij zeer<br />

<strong>op</strong>en staan voor <strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> en hen <strong>op</strong>en en gelijk benaderen.<br />

Eén van de vijfdeklassers geeft aan: ‘Er wordt hier geen schoolcultuur <strong>op</strong>gelegd, die<br />

wordt gevormd door de leerlingen zelf’. Bij doorvragen lichtte hij dit toe aan de hand<br />

van <strong>het</strong> motto van de school (zie kader), waarin nadrukkelijk de diversiteit naar voren<br />

komt. Als dat je motto is, kun je geen monocultuur <strong>op</strong>leggen.<br />

58


Ex pluribus unum. Het is <strong>het</strong> motto van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong>. Ofwel: eenheid<br />

uit verscheidenheid. Het benadrukt de saamhorigheid tussen de leerlingen <strong>op</strong> wat<br />

wordt genoemd ‘<strong>het</strong> zwartste gymnasium van Nederland’. De uitspraak is ontleend aan<br />

Augustinus, en knipoogt naar de traditionele vertaling ‘eenheid in verscheidenheid’.<br />

Typerend voor dit klassieke en strenge gymnasium, waar tegelijkertijd veel mogelijk is<br />

en dat midden in de moderne maatschappij staat’ (uit Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil,<br />

Jaarboekje 2011 Onderwijsraad).<br />

De geïnterviewde leerlingen hebben <strong>het</strong> idee dat migrantenleerlingen in <strong>het</strong> basisonderwijs<br />

vaak naar een ‘lager’ onderwijsniveau worden verwezen dan zij daadwerkelijk<br />

aan zouden kunnen. Zij worden onderschat, er worden te weinig risico’s genomen en<br />

te vaak wordt gekozen voor de (schijnbaar) veilige weg. Ook <strong>op</strong> de basisscholen zelf<br />

merken de leerlingen dit al. Zo vertelde één van de eersteklassers dat zij hoge cijfers<br />

haalde, maar nooit extra werk aangeboden kreeg.<br />

De leerlingen vinden dit jammer, zeker omdat migrantenleerlingen juist vaak ‘een grotere<br />

ambitie’ hebben dan autochtone leerlingen. Zij gaan steeds beter nadenken over<br />

hun toekomst en streven naar een betere toekomst dan hun ouders. De moeder van één<br />

van de geïnterviewde leerlingen,zo wordt <strong>op</strong>gemerkt, werkt <strong>op</strong> een relatief zwarte<br />

mavo; zij heeft gemerkt dat de leerlingen meer dan vroeger geneigd zijn goed hun best<br />

te doen en verder te willen leren <strong>op</strong> de havo. Nederlandse leerlingen lijken in <strong>op</strong>leidingsniveau<br />

vaak hun ouders te volgen, terwijl migrantenleerlingen verder kijken en<br />

juist hoger<strong>op</strong> willen komen.<br />

“Deze school is neutraal, iedereen is welkom. Dat merken we ook in de bejegening<br />

van ouders en leerlingen. (Een van de ouders,) Amal voelt zich er veilig. Ik weet niet<br />

of dat inherent is aan de intellectuele status, maar ik merk dat <strong>het</strong> anders is <strong>op</strong> de mavo<br />

van onze andere dochter. We zijn niet afgegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen.<br />

Misschien onbewust: <strong>op</strong> de scholenmarkt had <strong>het</strong> Erasmiaans wel een poster hangen<br />

van een gemêleerd gezelschap. Positieve discriminatie hoeft voor ons niet. Ieder kind<br />

heeft <strong>het</strong> recht <strong>op</strong> dit onderwijs, ook onze dochter moet gewoon aan de voorwaarden<br />

voldoen, de Citoscores. Als de school maar <strong>op</strong>en staat voor zwart, wit of blauw.” (ouder<br />

Houcine Haddouche, in Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil, Jaarboekje 2011 Onderwijsraad).<br />

Tot slot is de leerlingen gevraagd om tips voor andere scholen, die willen groeien in<br />

hun interculturele diversiteit. De leerlingen wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> grote belang van een <strong>op</strong>en<br />

houding en een fijne sfeer. Je moet als leerling <strong>op</strong> <strong>op</strong>en dagen et cetera meteen <strong>het</strong> ge-<br />

59


voel hebben dat <strong>het</strong> een fijne school is, waar je met <strong>op</strong>en armen ontvangen wordt. Het<br />

is daarbij belangrijk om nieuwkomers niet als (potentieel) probleem te benaderen,<br />

maar als normaal te zien.<br />

Enkele conclusies<br />

Uit <strong>het</strong> gesprek met de (migranten)leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> wordt<br />

duidelijk dat de uitstraling van de school en van vertegenwoordigers van de school<br />

zeer belangrijk is. De uitstraling van (vertegenwoordigers van) deze school is volgens<br />

de leerlingen zeer <strong>op</strong>en, er is sprake van gelijke behandeling en van gelijke verwachtingen<br />

(migrantenleerlingen worden niet onderschat). Het motto van de school luidt<br />

‘eenheid uit verscheidenheid’ en dat ervaren de geïnterviewde leerlingen dan ook.<br />

4.3.3 Panelgesprek met docenten van <strong>het</strong> CGU<br />

In februari 2012 is met zes docenten een groepsgesprek gevoerd over (de cultuur van)<br />

<strong>het</strong> CGU en over ideeën ter versterking van de interculturele diversiteit van de school.<br />

Schoolcultuur<br />

Als ‘<strong>op</strong>warmer’ is de docenten gevraagd <strong>op</strong> twee grote vellen papier met daar<strong>op</strong> respectievelijk<br />

een + en een – <strong>op</strong> te schrijven wat zij positief en negatief vinden aan (de<br />

schoolcultuur van) <strong>het</strong> CGU. De volgende kreten werden <strong>op</strong>geschreven:<br />

Pluspunten: culturele bagage, gemotiveerde leerlingen, hard werken, prettige sfeer<br />

leerlingen-docenten, <strong>op</strong>enheid naar elkaar, stijl van leidinggeven, veel steun aan<br />

leerlingen zowel van docenten als van leerlingen onderling (bijlessen o.a.) en veiligheid.<br />

Minpunten: elitair, culturele bagage nodig, sfeer docenten onderling, docenten<br />

kennen elkaar niet, hard werken, christelijke school (wellicht niet voor moslims),<br />

veiligheid docenten onderling.<br />

In <strong>het</strong> gesprek dat zich na deze <strong>op</strong>warmer ontspint wordt allereerst duidelijk dat sommige<br />

typerende kenmerken van <strong>het</strong> CGU zowel positieve als negatieve ladingen hebben.<br />

Zo is <strong>het</strong> feit dat leerlingen hier een culturele bagage meekrijgen positief, maar<br />

kan negatief werken dat hier ook al een flinke rugzak van de leerlingen verondersteld<br />

wordt (voorkennis; culturele bagage). Ook de kreet ‘elitair’ wordt dubbel beleefd. Eén<br />

van de docenten roept: ‘zet dat ook maar bij +, lekker toch?’. En dat leerlingen hard<br />

werken <strong>op</strong> deze school is fijn, maakt <strong>het</strong> betekent tegelijk ook een fijne werkplek voor<br />

docenten, zij voelen zich daar prettig bij en vinden dat nodig en goed, maar <strong>het</strong> kan<br />

60


ook een gevaar worden (te hard) of een drempel vormen voor begaafde leerlingen uit<br />

andere milieus die dit wellicht afschrikt.<br />

Ook geven de docenten in <strong>het</strong> gesprek aan dat je als ouders wel moderne hulpmiddelen<br />

moet gebruiken om de school echt te leren kennen. Zo kan de annotatie ‘christelijk’ in<br />

de schoolnaam mensen afschrikken (moslims, maar ook andere niet-christenen). Als je<br />

je echter enigszins verdiept in de school, kom je er achter dat <strong>het</strong> christelijk karakter<br />

niet veel voorstelt (behalve hieruit afgeleide waarden als tolerantie et cetera). Maar<br />

veel migrantenouders weten dit niet. Het aanpassen van de naam omwille van grotere<br />

toegankelijkheid is volgens deze docenten geen echte <strong>op</strong>tie; dit vormt wellicht een taboe<br />

voor de stichting waar de school onder valt.<br />

Volgens de docenten zijn CGU leerlingen tolerant, komen zij uit gezinnen met hoog<br />

<strong>op</strong>geleide, maatschappelijk betrokken ouders en vormen ze daarmee aldus één van de<br />

docenten ‘een afspiegeling van de bovenkant van de samenleving’. Ze vormen een relatief<br />

homogene leerlingengroep. De leerlingen zijn verbaal en assertief. Bij alles vragen<br />

ze naar argumenten, ook als je pedagogisch corrigerend <strong>op</strong>treedt (docent: ‘Ga eens<br />

zitten’, leerling: ‘Waarom?’). -Dit typische voorbeeld refereert uitstekend naar de onderhandelingshuishouding<br />

waar migrantenleerlingen zowel thuis als <strong>op</strong> school minder<br />

mee vertrouwd zijn.<br />

De leerlingen hebben prettig onderling contact en ook <strong>het</strong> contact met docenten is natuurlijk.<br />

Dit zou wellicht wennen kunnen zijn voor migrantenleerlingen, die vaak meer<br />

aan gezagsverhoudingen gewend zijn. Ook is soms nieuw voor hen dat er vrouwen<br />

voor de klas staan of homofiele docenten. Maar dat speelt ook <strong>op</strong> andere scholen.<br />

Duidelijk is dat men typerend aan <strong>het</strong> CGU vindt dat de leerlingen gemotiveerd zijn en<br />

dat er sprake is van een prettige sfeer tussen docenten en leerlingen en leerlingen onderling.<br />

De sfeer tussen docenten onderling blijkt minder prettig. Diverse docenten geven<br />

aan dat <strong>het</strong> daarin aan veiligheid ontbreekt. De één doet <strong>het</strong> af als ‘normale warrigheden<br />

tussen intellectuele betweters’, een ander ziet <strong>het</strong> als serieus probleem en lijdt<br />

eronder. Er is een sfeer van roddelen, docenten zijn richting elkaar niet heel <strong>op</strong>en.<br />

Leerlingen merken <strong>het</strong> en zeggen <strong>het</strong> ook, vissen naar de roddels et cetera.<br />

Op de vraag naar een karakterisering van de gemiddelde CGU docent geven de docenten<br />

aan dat deze gemotiveerd is voor zijn eigen vak (en dat vak zelfs belangrijker vindt<br />

dan andere vakken), ‘zijn eigen ding doet’ en individueel werkt. Er is weinig samenwerking<br />

en men vraagt zich ook af of dat wel nodig is. De meeste docenten uit deze<br />

groep achten zichzelf ook pedagoog; een enkeling vindt zichzelf primair vakman (in<br />

dit geval neerlandicus) en in de tweede plaats leraar, in de derde plaats een eigen persoon<br />

en in de vierde plaats wellicht een pedagoog.<br />

61


De waarden die men van belang vindt om bij leerlingen te stimuleren zijn verantwoordelijkheid,<br />

respect voor elkaar en iets goeds doen met wat je zelf bereikt (je niet terugtrekken,<br />

maar iets betekenen voor de maatschappij).<br />

Oorzaak relatief weinig migrantenleerlingen<br />

Vervolgens is gesproken over de thematiek van <strong>het</strong> onderzoek: de wens tot toename<br />

van <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen dat de weg naar <strong>het</strong> CGU weet te vinden. Al snel<br />

wordt duidelijk dat deze wens niet bij iedereen even sterk leeft. In elk geval geven diverse<br />

docenten blijk van een weinig <strong>op</strong> verandering gerichte houding. Zoals één docent<br />

dit verwoordt: ‘Ik heb niet de neiging om (als school) aantrekkelijk te worden<br />

voor leerlingen, de vraag is eerder wat leerlingen nodig hebben om <strong>het</strong> hier te redden’.<br />

Docenten wijzen dan ook veelvuldig <strong>op</strong> de oorzaken van <strong>het</strong> relatief lage percentage<br />

migrantenleerlingen, eerder dan dat zij gericht zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> bedenken van toekomstmogelijkheden.<br />

Zo geven zij aan dat de stad Utrecht in verhouding potentieel<br />

weinig intellectuele migrantenleerlingen heeft. Amsterdam en Rotterdam zijn verder<br />

met integratie, en besteden hier ook meer aandacht aan in <strong>het</strong> basisonderwijs (bijvoorbeeld<br />

aan taalondersteuning). In Utrecht is de segregatie groter, aldus enkele docenten.<br />

Dit komt ook doordat de buitenlandse diversiteit minder groot is (met name Turks en<br />

Marokkaans, weinig andere nationaliteiten).<br />

Een andere oorzaak voor de lage instroom van migrantenleerlingen ligt in de wijze<br />

waar<strong>op</strong> de instroom tot stand komt: veelal door mond-<strong>op</strong>-mond-reclame, ‘hoort, zegt ’t<br />

voort’, kinderen gaan naar dezelfde scholen als hun vriendjes. In migrantenkringen (<strong>op</strong><br />

de ‘zwartere’ scholen) is dit nog niet zo sterk <strong>op</strong> gang gekomen 1 .<br />

Verder zouden de klassieke talen een hindernis kunnen zijn. Migrantenleerlingen hebben<br />

vaak al minder culturele bagage en daardoor minder aansluiting bij de klassieken.<br />

Deze leerlingen zouden bang kunnen zijn voor mislukking <strong>op</strong> dit vlak en dan moet je<br />

meteen van school af. Angst voor gezichtsverlies (als <strong>het</strong> niet goed gaat) is overigens<br />

ook een mogelijke drempel.<br />

1 Uit een nader contact met de conrector onderbouw van <strong>het</strong> CGU blijkt dat <strong>het</strong> CGU zelf ook<br />

wel degelijk erg actief is <strong>op</strong> dit gebied. Er wordt veel ingezet <strong>op</strong> PR juist onder deze doelgroep.<br />

De school bezoekt speciaal scholenmarkten in wijken waar veel allochtonen wonen.<br />

Bij dit bezoek komen dan ook migrantenleerlingen van <strong>het</strong> CGU mee. Volgens de conrector<br />

kunnen zij een goed beeld geven van <strong>het</strong> CGU en ook <strong>het</strong> christelijke karakter (in naam) goed<br />

nuanceren. Naar haar idee wordt <strong>het</strong> CGU mede door deze markten bekender en raken meer<br />

mensen geïnteresseerd. Ook in de overige PR heeft <strong>het</strong> aandacht; zo probeert de school altijd<br />

een foto <strong>op</strong> de poster te zetten die aangeeft dat ook tweetalige leerlingen <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

kunnen gaan volgen.<br />

62


Een ander noemt de onbekendheid van leerkrachten in <strong>het</strong> primair onderwijs met de<br />

gymnasia. Als die bekendheid er eenmaal is, ontstaan vaak vaste stromen van leerlingen<br />

uit <strong>het</strong> primair onderwijs.<br />

Weer een ander herkent <strong>het</strong> probleem eigenlijk niet zo. Het aantal migrantenleerlingen<br />

groeit al, dit zal naar zijn verwachting vanzelf meer worden. Probleem is wel dat veel<br />

ouders in ‘een andere wereld’ leven, zij willen gewoon de beste school voor hun kinderen,<br />

maar weten de consequenties voor henzelf en hun kinderen niet. Dan is <strong>het</strong> lastig<br />

communiceren.<br />

Ook is <strong>het</strong> CGU een wit bolwerk. Aangezien veel migranten leven vanuit een sterk<br />

wij-zij-gevoel, moeten zij dus over een flinke drempel heen om een uitzonderingspositie<br />

in <strong>het</strong> witte bolwerk te hebben.<br />

Allen zijn <strong>het</strong> erover eens dat taalachterstanden van migrantenleerlingen <strong>het</strong> centrale<br />

probleem vormen. Wellicht kunnen sommige kinderen <strong>het</strong> gymnasium qua intelligentie<br />

in principe aan, maar vormt hun taalachterstand een reële barrière.<br />

Tot slot wordt aangegeven dat de school weinig bewijsvoering kan aanleveren ten<br />

aanzien van <strong>het</strong> goed omgaan met migrantenleerlingen, terwijl er wel een relatief lange<br />

lijst voortijdig schoolverlaters is. Deze lijst kan overigens een vertekend beeld geven;<br />

relatief veel Marokkanen redden <strong>het</strong> niet <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, terwijl andere groepen migrantenleerlingen<br />

(zoals Aziaten) <strong>het</strong> juist heel goed doen 2 .<br />

Leerlingen die eenmaal de drempel van de school over zijn, voelen zich vaak goed<br />

thuis. Er is sprake van een soort glijdende prettige aanpassing: leerlingen gaan niet<br />

weg omdat ze zich niet <strong>op</strong> hun gemak voelen (alleen vanwege achterblijvende prestaties).<br />

Migrantenleerlingen zoeken elkaar niet sterk <strong>op</strong>, en er zijn ook geen problemen<br />

in de samenwerking met andere leerlingen.<br />

Didactiek<br />

Bij de vraag hoe de docenten omgaan met verschillen tussen leerlingen, geven zij aan<br />

dat er weinig wordt gedifferentieerd. De school heeft wel rugzakleerlingen, met diverse<br />

problematieken. En men probeert wel sterk om <strong>het</strong> kind te zien en <strong>het</strong> onderwijs<br />

passend te maken. Maar in de klassen, tijdens de lessen, vindt vooral klassikaal on-<br />

2 Volgens de conrector (waarmee via een mailwisseling contact is geweest) geldt <strong>het</strong> idee dat<br />

migrantenleerlingen <strong>het</strong> niet halen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU in de eerste twee leerjaren zeker niet voor de<br />

afgel<strong>op</strong>en jaren. Er zijn ook zeker positieve veranderingen te zien in werving en begeleiding<br />

van deze leerlingen.<br />

63


derwijs plaats. De extra steun voor leerlingen wordt vooral buiten de lessen om aangeboden.<br />

Bepaalde migrantenjongens kunnen niet goed met vrijheden omgaan, meisjes over <strong>het</strong><br />

algemeen wel. Jongens moet je controleren, meisjes hebben discipline (ook vanuit geleerde<br />

bescheidenheid vanuit hun milieu, dienstbaarheid). De meisjes die <strong>op</strong> school<br />

komen hebben goede support van thuis. Het is een veilige omgeving voor meisjes.<br />

De docenten geven aan dat de didactiek <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU waarschijnlijk traditioneler is dan<br />

ze zelf denken. Eén van de docenten vertelt dat hij zelf ongeveer de helft van zijn lessen<br />

frontaal doet. Hij denkt dat dit niet verkeerd is bij deze leerlingen. Valkuil is wel<br />

<strong>het</strong> creëren van een consumentenhouding. Het is een rustige vorm van onderwijs, die<br />

goed is voor leerlingen met concentratieproblemen.<br />

Mogelijkheden ter bevordering interculturele diversiteit<br />

Zoals eerder beschreven is <strong>op</strong>vallend dat de docenten (althans, de dominante) niet van<br />

plan zijn de cultuur, didactiek of overige zaken kritisch te beschouwen. Volgens hen is<br />

de school (zo goed als) perfect en ligt <strong>het</strong> aan gebrek aan aanbod, gemotiveerde en betrokken<br />

migranten ouders, slechte voorbereiding en voorlichting in <strong>het</strong> basisonderwijs<br />

et cetera. En volgens één van de docenten is sterke groei van <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU ‘bijna onmogelijk’, om twee redenen:<br />

1) De ouders van deze leerlingen zijn laag<strong>op</strong>geleid, in de basisschoolperiode houden<br />

deze leerlingen een taalachterstand. Daar moet in <strong>het</strong> primair onderwijs hard aan<br />

gewerkt worden.<br />

2) Ook <strong>op</strong> de gymnasia zelf moet verder worden gewerkt aan <strong>het</strong> wegwerken van<br />

taalachterstanden. Maar ‘we zijn geen liefdadigheidsinstelling’, dus dit heeft een<br />

grens.<br />

Gedurende <strong>het</strong> gesprek zijn toch diverse zaken ter bevordering van de interculturele<br />

diversiteit genoemd:<br />

Eén van de docenten brengt als voorzichtig idee om alleen Latijn verplicht te stellen.<br />

Grieks wordt dan een keuzevak en de uren die daardoor vrijkomen kunnen<br />

dan worden besteed aan extra Latijn en extra Nederlands. Dit idee levert veel discussie<br />

<strong>op</strong>; <strong>het</strong> raakt aan de kern van <strong>het</strong> gymnasiale onderwijs.<br />

Een andere docent is ervan overtuigd dat een sleutelrol bij de ouders van migrantenleerlingen<br />

ligt. Zij zouden volgens hem er meer bij betrokken moeten worden<br />

en er zouden eisen moeten worden gesteld aan hun ondersteuning. Meestal haken<br />

migrantenouders af bij <strong>het</strong> achter de vodden moeten zitten van hun kinderen (zeggen<br />

zij zelf, aldus de docent). Overigens is dit vaak meer nodig bij (Marokkaanse)<br />

jongens dan bij meisjes.<br />

64


Hierbij aansluitend is een idee om voorlichting aan migrantenouders te laten geven<br />

door migrantenouders van <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU succesvolle leerlingen (of leerlingen<br />

zelf als ambassadeur gebruiken, wat nu al gebeurt).<br />

Wellicht moet de lotinglijst kritisch worden beschouwd. Momenteel is leidend<br />

principe bij de loting de verhouding 65 procent leerlingen uit de stad, 35 procent<br />

uit de regio. Als dit ertoe leidt dat migrantenleerlingen in verhouding minder vaak<br />

ingeloot worden, dan moet daar eens naar gekeken worden. Misschien is <strong>het</strong> een<br />

idee een quotum bij de loting vast te stellen?<br />

Basisschoolleerkrachten actief benaderen en voorlichten.<br />

Eén van de docenten pleit voorzichtig voor een stilteruimte <strong>op</strong> school. Een ander<br />

vraagt zich af of een leerling die dit wil en daar strikt aan vast wil houden, wel<br />

thuishoort <strong>op</strong> deze school…<br />

Steunlessen aanbieden aan leerlingen die zwak zijn in Nederlands. Deze lessen<br />

zijn al beschikbaar, maar er zou meer gebruik van gemaakt kunnen worden. Het is<br />

nu moeilijk om mentoren te motiveren leerlingen aan te melden.<br />

Enkele conclusies<br />

Ook in <strong>het</strong> panelgesprek met de docenten komt <strong>het</strong> beeld naar voren van <strong>het</strong> CGU als<br />

prettige leeromgeving voor leerlingen die hard willen werken, de bovenkant van de<br />

samenleving (qua waardepatroon en dergelijke) representeren en, indien nodig, <strong>op</strong> veel<br />

steun vanuit de schoolorganisatie kunnen rekenen. Voor meer kwetsbare groepen zou<br />

dit beter kunnen, wordt voorzichtig ge<strong>op</strong>perd. Ook is de veiligheid tussen docenten<br />

een kwetsbaar thema.<br />

Het vraagstuk van de groei in interculturele diversiteit wordt verschillend beleefd en<br />

beantwoord door de docenten. Sommige docenten zijn niet sterk gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> kritisch<br />

beschouwen van de eigen schoolcultuur, didactiek, wijze van voorlichting et cetera,<br />

maar wijzen veeleer <strong>op</strong> problemen aan de instroomkant. Zij noemen onder andere dat<br />

er weinig intellectueel ‘migrantenaanbod’ is en onbekendheid van <strong>het</strong> CGU bij leerkrachten<br />

in <strong>het</strong> basisonderwijs. Voor verbetering van de interculturele diversiteit ligt<br />

volgens (in elk geval één van) de docenten een sleutelrol bij de ouders van migrantenleerlingen.<br />

Deze zouden beter <strong>op</strong> de hoogte moeten worden gebracht van <strong>het</strong> karakter<br />

van de school en de rol die zij zelf moeten innemen bij <strong>het</strong> stimuleren van hun kinderen,<br />

met name waar <strong>het</strong> (Marokkaanse) jongens betreft. Ook wordt gepleit voor <strong>het</strong><br />

genereren van grotere bekendheid bij Utrechtse basisscholen en <strong>het</strong> versterken van de<br />

(interne bekendheid van de) steunlessen Nederlands die aangeboden worden.<br />

65


4.4 Interviews met rectoren<br />

4.4.1 Interview met rector Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht<br />

In februari 2012 is gesproken met de rector van <strong>het</strong> CGU, Hans Buijze. Hij karakteriseert<br />

de school als volgt:<br />

- De school is cognitief gericht<br />

- Performance wordt erg belangrijk gevonden<br />

- De school is erg verbaal ingesteld<br />

- De school is meer onderwijsgericht in plaats van leergericht<br />

Onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau<br />

In discussies met docenten komen deze kenmerken en de missie van de school wel<br />

eens aan de orde. Docenten geven de missie van de school bijvoorbeeld als volgt aan:<br />

‘Hier geven we onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau’; ‘We doen meer dan <strong>het</strong> boek’; of ‘We eisen<br />

veel’. In een van de gehouden discussies gaf een docent aan wat deze verstond onder<br />

‘onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau’: ‘Eigenlijk vinden we dat als een leerling naar de universiteit<br />

gaat, dat die leerling de stof van <strong>het</strong> eerste universitaire jaar al in <strong>het</strong> hoofd<br />

moet hebben’. Docenten van meerdere vakken onderschreven dat. Op deze wijze kan<br />

zo’n leerling dan bijvoorbeeld een tweede studie volgen. Op de vraag of andere aspecten<br />

van de persoonsontwikkeling ook niet meer aandacht zouden moeten krijgen werd<br />

terughoudend gereageerd. Natuurlijk moeten leerlingen ook hun eigen belangstellig<br />

kunnen volgen en leren kiezen en leren onderzoeken. Maar dat werd toch minder belangrijk<br />

gevonden dan dat onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau.<br />

Het belang van performance<br />

Performance staat niet als zodanig in <strong>het</strong> officiële curriculum van deze school maar<br />

wordt bij nader onderzoek toch erg belangrijk gevonden <strong>op</strong> deze school. Zowel als aspect<br />

van <strong>het</strong> docentschap als voor de performance van de leerlingen. ‘Men heeft hier<br />

<strong>op</strong> school veel waardering voor drama, presenteren, debatteren, toneel en speechen<br />

bij bijvoorbeeld de diploma uitreiking. Dat vinden ze hier heel belangrijk’. Extrovert<br />

<strong>op</strong>treden van de leerlingen wordt gewaardeerd: ‘Een leerling die handig is en beter<br />

toegang heeft tot een docent krijgt ook meer voor elkaar, dan een leerling die wat introverter<br />

is, of die speels of agressief is’.<br />

Ongeschreven regels<br />

Op de vraag wat nu voorbeelden zijn van de ongeschreven regels van de school antwoordt<br />

de rector: ‘er zijn bijna alleen ongeschreven regels hier <strong>op</strong> school’. Natuurlijk<br />

zijn er wel <strong>op</strong> papier een aantal geschreven regels zoals in de vorm van een schoolre-<br />

66


glement. ‘Maar dat leeft niet onder de mensen in deze school. De ongeschreven regels<br />

leven wel’. Als voorbeelden noemt hij: ‘Een van onze waarden is hard werken’. Een<br />

ander voorbeeld: ‘je huiswerk niet maken, is echt een (dood)zonde <strong>op</strong> deze school,<br />

terwijl <strong>het</strong> <strong>op</strong> veel andere scholen aan de orde van de dag is’. Andere voorbeelden:<br />

‘belangstelling tonen in <strong>het</strong> vak dat een bepaalde docent geeft’ en ook ‘laten weten dat<br />

je naar een museum of naar een muziekuitvoering bent geweest, omdat cultuur <strong>op</strong> deze<br />

school erg belangrijk gevonden wordt’. En ‘last but not least’: ‘de school en <strong>het</strong> naar<br />

deze school gaan’ is belangrijk.<br />

Zorgcultu(u)r(en)?<br />

Een ander aspect van <strong>het</strong> verborgen curriculum betreft de meerdere lagen die onderkend<br />

kunnen worden in de zorgcultuur van de school.<br />

De zorg voor een goed leerklimaat en goede onderlinge verhoudingen tussen de leerlingen<br />

en tussen docent en leerlingen neemt een belangrijke plaats in <strong>op</strong> deze school,<br />

bijvoorbeeld wanneer <strong>het</strong> gaat om veiligheid van kinderen ten <strong>op</strong>zichte van elkaar.<br />

Docenten en leerlingen tutoyeren elkaar. De rector is voorstander van een mild pedagogisch<br />

klimaat en niet van een streng pedagogisch <strong>op</strong>treden, want dat kan soms leiden<br />

tot <strong>het</strong> fundamenteel kwetsen van kinderen waarbij de lust om naar school te gaan<br />

de kans lo<strong>op</strong>t te gaan verdwijnen. In zijn leiderschapsstijl als rector van deze school<br />

spelen volgens hem zowel <strong>het</strong> principe van ‘moed’ (‘Ik ben er niet alleen om <strong>op</strong> de<br />

winkel te passen’) als van ‘mededogen’ (‘Er zijn ook docenten die persoonlijk niet<br />

meer zoveel kunnen veranderen’) een rol.<br />

Toch is er wat betreft de zorgcultuur ook nog een andere laag te ontdekken. Deze<br />

wordt duidelijk wanneer de aandacht wordt gericht <strong>op</strong> de volgende <strong>op</strong>vattingen die<br />

leven bij verschillende categorieën docenten. Deze <strong>op</strong>vattingen hebben onder andere te<br />

maken met <strong>het</strong> verschil tussen een onderwijs- en leerstofgerichte of een leerproces- en<br />

leerlinggerichte oriëntatie.<br />

Sommige docenten willen kinderen aan de hand meenemen en met name ook zorg geven<br />

aan kinderen die minder goed mee kunnen komen. Andere docenten hebben minder<br />

oog voor <strong>het</strong> leerproces van deze leerlingen en vinden dat de school veeleisend<br />

moet zijn, dat de lat steeds hoger gelegd zou moeten worden en dat ‘de minder goede<br />

leerlingen niet ‘gepamperd’ moeten worden’. ‘Het is juist goed om kinderen niet te<br />

veel te helpen, want <strong>op</strong> deze manier komen de beste leerlingen boven drijven’, zo luidt<br />

hun gedachtegang. Volgens de rector behoren sommige docenten die moeite hebben<br />

met <strong>het</strong>erogeen samengestelde klassen en met zelfwerkzaamheid van leerlingen ook<br />

tot de categorie van docenten die klagen over <strong>het</strong> ‘pamperen’ van minder goede leer-<br />

67


lingen. De betreffende docenten geven de voorkeur aan homogene klassen met leerlingen<br />

met hoge intellectuele kwaliteiten. Zij zijn vaker van mening dat ‘kinderen<br />

vroeger beter gericht waren <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van schoolse kennis en ook over meer<br />

schoolse vaardigheden beschikten’.<br />

Verschillen tussen leerlingen en schooltypen<br />

In <strong>het</strong> interview met de rector van <strong>het</strong> CGU is in verband met de onderzoeksvraag ook<br />

nadrukkelijk ingegaan <strong>op</strong> de (sub)culturele verschillen tussen leerlingen en schooltypen.<br />

Daarbij is de aandacht uitgegaan naar zijn ‘indrukken’ van de verschillen tussen<br />

bijvoorbeeld de gemiddelde vmbo leerling en de gemiddelde gymnasium leerling en<br />

de allochtone en autochtone leerlingen en de daarmee verbonden verschillen naar sekse.<br />

In zijn ‘beeld’ van de gemiddelde vmbo leerling kwam naar voren dat deze minder <strong>op</strong><br />

kennis gericht is, niet geneigd is om de docent te tutoyeren, minder zelfstandig is, beweeglijker<br />

is, minder leerbaar is en <strong>op</strong> een andere wijze empathisch is. Daarnaast is er<br />

ook sprake van een zelfbeeld waarin veel van deze leerlingen vinden dat ze niet kunnen<br />

leren. Dit in vergelijking met <strong>het</strong> beeld van de gemiddelde leerling <strong>op</strong> dit gymnasium<br />

dat voldoet aan de kenmerken van kennisgerichtheid, weten hoe <strong>het</strong> hoort.<br />

Over zijn ‘beeld’ van allochtone en autochtone leerlingen <strong>op</strong> deze school zijn in <strong>het</strong><br />

interview diverse vragen gesteld. De school heeft tot <strong>op</strong> heden geen vervelende situaties<br />

of conflicten gehad tussen autochtone en migranten leerlingen. (Momenteel speelt<br />

er een diefstalkwestie waarbij jassen, tassen en iphones van medeleerlingen worden<br />

gestolen. Het vermoeden bestaat dat mogelijk een migrantenleerling daarbij betrokken<br />

kan zijn en wellicht van buitenaf onder druk gezet wordt).<br />

De rector heeft een beeld waarbij allochtone jongens duidelijk verschillen van allochtone<br />

meisjesleerlingen Allochtone jongens geven blijk van een machocultuur, De<br />

vrouwelijke allochtone leerlingen zijn vaak even aardig, als te bescheiden in hun gedrag,<br />

aldus <strong>het</strong> beeld van de rector. ‘Wellicht dat <strong>het</strong> gedrag in de peer group en in <strong>het</strong><br />

buitenschoolse vrijetijdsgedrag (‘<strong>op</strong> <strong>het</strong> station’) anders is , maar bij ons <strong>op</strong> school<br />

gedragen zij zich zo’. Dat kan komen door een gebrek aan aandacht voor deze meisjes.<br />

Allochtone jongens krijgen misschien meer aandacht of eisen dat <strong>op</strong>. ‘Wellicht dat zulke<br />

sekseverschillen sterker spelen bij migrantenleerlingen’.<br />

Docenten en migrantenleerlingen<br />

Over zijn ‘beeld’ van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens die docenten kunnen hebben ten<br />

<strong>op</strong>zichte van een groter aantal migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium merkt de rector<br />

<strong>op</strong> dat een aantal docenten bang is dat je door een groter aantal nieuwkomers de kans<br />

68


lo<strong>op</strong>t om de straatcultuur binnen te halen, zoals ander taalgebruik, onbeschaafd gedrag,<br />

stoer doen, niet nakomen van afspraken, ruwe omgangsvormen. Daarnaast zijn er ook<br />

docenten die uitgaan van de stelling dat vanuit de gelijke kansengedachte ‘nieuwkomers<br />

die de capaciteiten hebben van harte welkom zijn <strong>op</strong> deze school als ze zich maar<br />

gedragen’ of anders geformuleerd: ‘als ze goed willen leren en als ze zich maar net zo<br />

gedragen als de andere leerlingen’.<br />

Hindernissen voor migrantenleerlingen<br />

Over zijn ‘beeld’ van de hindernissen die migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium kunnen<br />

ervaren merkt de rector allereerst <strong>op</strong> dat hij geen goed zicht heeft <strong>op</strong> de factoren<br />

die een rol kunnen spelen bij de eventuele moeite die immigrantenleerlingen hebben<br />

om zich te identificeren met dit gymnasium. ‘De hiervoor besproken factoren kunnen<br />

in principe reële barrières zijn’. De rector gaf een aansprekend voorbeeld, waarbij hij<br />

kon putten uit zijn eigen verleden, <strong>op</strong>gegroeid in een eenvoudig ambtenarengezin met<br />

zeker van huis uit geen elitaire culturele bagage. In de eerste les Duits die hij kreeg na<br />

de tussentijdse overgang van <strong>het</strong> lyceum naar <strong>het</strong> gymnasium vroeg de leraar Duits aan<br />

hem: ‘Ken jij Bertold Brecht?’ Het antwoord van leerling Hans was: ‘Nee, die ken ik<br />

niet’. Waar<strong>op</strong> de leraar Duits reageerde: ‘Nee, ken je die niet? Wat doe je dan hier <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> gymnasium?’. Hoewel <strong>het</strong> hier een voorbeeld betreft van enige tientallen jaren geleden,<br />

was de huidige rector van <strong>het</strong> CGU er niet zeker van dat dit type situaties zich<br />

nu nooit meer voordoen: ‘Als je in Nederland een plek kunt vinden waar zoiets nog zou<br />

kunnen voorkomen dan zal <strong>het</strong> wel <strong>op</strong> de gymnasia kunnen zijn’.<br />

Het gepresenteerde fragment uit <strong>het</strong> onderzoek betreft wel een geregistreerd (historisch)<br />

voorbeeld van hoe docenten - onbewust en onbedoeld - een (positieve of juist<br />

negatieve) voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor de leerling. De effecten daarvan<br />

kunnen ook weer ambivalent zijn naar de leerervaringen van de ‘slachtoffers’ die door<br />

dit soort - onbedoelde en onbewuste - <strong>op</strong>merkingen afhaken of de ’survivors’ die juist<br />

‘getriggerd’ worden door een docent die een dergelijk gedrag vertoont. Ook ‘deze<br />

educatieve wegen’ zijn vaak ondoorgrondelijk, <strong>het</strong> kan <strong>op</strong> vele verschillende manieren<br />

uitpakken.<br />

Enkele conclusies<br />

Uit <strong>het</strong> interview met de rector van <strong>het</strong> CGU wordt des te meer duidelijk dat een zeer<br />

belangrijk element in <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school de veronderstelde voorkennis<br />

en <strong>het</strong> inzicht in en gevoel voor de (culturele) context van leerlingen is. Sommige<br />

docenten zijn niet primair geneigd om immigrantenleerlingen of bijvoorbeeld<br />

arbeiderskinderen die deze voorkennis of context ontberen voldoende extra ondersteu-<br />

69


ning te bieden. Deze leerlingen moeten niet te veel ‘gepamperd’ worden in hun visie.<br />

Daarnaast is <strong>het</strong> volgens hen ook niet goed ‘als docenten te veel door de knieën gaan’<br />

zoals dat uitgedrukt wordt. Dit in combinatie met de informele cultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />

(waarmee migrantenleerlingen vanuit hun traditie minder goed uit de voeten kunnen)<br />

vormt een aantal belangrijke en reële aandachtspunten voor <strong>het</strong> werken aan de versterking<br />

van de interculturele diversiteit van de school en de interculturele sensibiliteit van<br />

de docenten.<br />

4.4.2 Interview met rector Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />

In paragraaf 4.3.2 is <strong>het</strong> gesprek met leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />

beschreven. Op dit gymnasium is tevens gesproken met de rector, Paul Scharff.<br />

Even doorpratend over <strong>het</strong> gesprek met de leerlingen nuanceert hij direct <strong>het</strong> iets te<br />

enthousiaste percentage van 25 procent migrantenleerlingen. Hij geeft aan dat <strong>het</strong> ongeveer<br />

20 procent is en momenteel zelfs iets daalt. Dit komt door een overaanbod van<br />

geïnteresseerde leerlingen. Voor dit schooljaar waren er 210 plekken beschikbaar (7<br />

klassen van 30 leerlingen). 330 leerlingen bleken geïnteresseerd. Na de intakegesprekken<br />

vielen er zo’n 50 af vanwege ongeschiktheid, maar moesten er dus alsnog 70 afvallen.<br />

De criteria waar<strong>op</strong> de selectie vervolgens plaatsvindt staan vrijwel elk jaar weer<br />

ter discussie. Uiteindelijk kiest men er echter toch steeds voor om de cito-scores als<br />

uitgangspunt te nemen. Hoewel alle 280 resterende leerlingen een voldoende hoge cito-score<br />

hebben om <strong>het</strong> gymnasium in principe te kunnen betreden, worden dan de 210<br />

leerlingen met de hoogste scores geselecteerd. Bij de afvallers zitten dan relatief veel<br />

migrantenleerlingen. Dit vindt de rector jammer. Omdat hij wil blijven werken aan de<br />

emancipatorische functie van de school is er nu een project gestart met basisscholen<br />

(zie ook kader). Hen wordt gevraagd mogelijk geschikte (migranten)leerlingen uit<br />

groep zeven waar te nemen. In groep 8 krijgen zij dan vervolgens de mogelijkheid om<br />

<strong>op</strong> woensdagmiddagen <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> extra lessen te krijgen. Deze<br />

richten zich vooral <strong>op</strong> algemene vorming en taalvaardigheid.<br />

Het verlangen om werk te maken van emancipatorische functie van de school leeft niet<br />

bij iedereen even sterk, zo erkent de rector. Er zijn ook leraren die er geen moeite mee<br />

hebben dat migrantenleerlingen (relatief) minder vaak geselecteerd worden, vanuit de<br />

visie dat <strong>het</strong> gymnasium er simpelweg is voor de beste leerlingen. Daarbij speelt ook<br />

mee dat leerlingen van allochtone afkomst een groter risico <strong>op</strong> uitval hebben. Bij de<br />

uitstroom van eersteklassers (gemiddeld zo’n 10 à 15 leerlingen van de 210 per jaar)<br />

speelt taal (en dus achtergrond) een belangrijke rol.<br />

‘Om <strong>het</strong> niet bij een streven te laten (om een stadsschool of een afspiegeling van de<br />

maatschappij te zijn,) is <strong>het</strong> Erasmiaans een tiental basisscholen aan <strong>het</strong> ad<strong>op</strong>teren. Per<br />

70


school nodigen ze één of twee leerlingen van groep 8 uit om een middag per week<br />

naar <strong>het</strong> gymnasium te komen. “Ze maken er kennis met ons onderwijs, en we kunnen<br />

leer- en taalachterstanden bijspijkeren”. Die leerlingen kunnen bovendien een rolmodel<br />

zijn voor anderen’ (Onderwijsraad, 2011).<br />

Op de vraag naar de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />

noemt de rector de uitstraling van de school. In deze uitstraling (via <strong>het</strong> materiaal, de<br />

plaats van <strong>het</strong> schoolgebouw en de mensen) ‘druipt’ <strong>het</strong> karakteristieke ‘gymnasiale’<br />

en <strong>het</strong> wat deftige karakter dat veel zelfstandige gymnasia hebben er niet vanaf. Door<br />

de kleding van de vertegenwoordigers, hun manier van praten en gedrag creëren zij<br />

geen afstand tot anderen. De plek van de school helpt hierbij (dichtbij <strong>het</strong> stadscentrum,<br />

niet in een chique wijk of iets dergelijks). Andere gymnasia hebben <strong>het</strong> wat dit<br />

betreft vaak lastiger, omdat zij in een wijk staan die qua taalgebruik, cultuur, kleding et<br />

cetera niet aansluit bij de doelgroep van de ‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’. Het zijn dan twee<br />

totaal verschillende werelden en de drempel om die andere wereld in te stappen is te<br />

hoog. Je kunt als school niet volstaan met zeggen dat de deur <strong>op</strong>enstaat, <strong>het</strong> is volgens<br />

rector Scharff een belangrijke vraag of je extra inspanningen hiertoe wilt plegen.<br />

Een ongeschreven regel van <strong>het</strong> Erasmiaans is dat je moet uitstralen erbij te willen horen,<br />

dat je trots bent dat je erbij mag horen. Deze trots verbindt leerlingen met elkaar.<br />

Op school betekent <strong>het</strong> dat sommige leerlingen meer hun best (moeten) doen om erbij<br />

te blijven horen. Je mag jezelf zijn, maar je komt niet aan <strong>het</strong> fundament dat je erbij<br />

wilt horen. De school heeft geen cultuur van ‘ons soort mensen’ en kent een diverse<br />

leerlingenp<strong>op</strong>ulatie, maar leerlingen vinden elkaar in <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong> deze school mogen zijn’.<br />

De code is dus meedoen. Dat vergt soms aanpassingen van leerlingen. Even extreem<br />

geformuleerd: als je een migrantenleerling bent én je presteert niet zo sterk én je zondert<br />

je af van de groep, dan hebt je <strong>het</strong> moeilijk <strong>op</strong> deze school.<br />

Hoewel de docenten van <strong>het</strong> Erasmiaans allemaal <strong>het</strong> motto van de school delen, geeft<br />

de rector aan dat de praktijk genuanceerder ligt en dat leraren (bewust of onbewust) al<br />

in een relatief vroeg stadium beelden van leerlingen vormen en hen dusdanig gaan benaderen.<br />

Het merendeel van de leerlingen is assertief. Maar als je de combinatie vertoont<br />

van minder goed presteren (met name <strong>op</strong> taalvaardigheid) en je vertoont zogenaamd<br />

‘losers-gedrag’ (in jezelf kruipen, afzonderen), dan zeggen leraren vrij snel dat<br />

je <strong>het</strong> niet zult redden <strong>op</strong> school. Ook is men huiverig voor <strong>het</strong> teveel ‘pamperen’ van<br />

leerlingen. In de eerste klas is <strong>het</strong> aanbieden van steunlessen, remedial teaching en andere<br />

ondersteuning volledig geaccepteerd. Maar vanaf de tweede klas ontstaan hierover<br />

discussies. Diverse docenten zijn van mening dat als leerlingen <strong>het</strong> hoogste niveau<br />

willen behalen, zij dit ook <strong>op</strong> eigen kracht moeten kunnen doen.<br />

71


De intercollegiale omgang tussen docenten karakteriseert de rector als ‘<strong>op</strong>pervlakkig<br />

collegiaal’. Er is wel onderling contact, maar dat blijft aan de <strong>op</strong>pervlakte. Overigens<br />

vindt de rector dat de docenten van <strong>het</strong> Erasmiaans daarin niet onderscheiden van anderen;<br />

dit is zijn ervaring <strong>op</strong> alle (zeven) scholen waar hij tot nu toe heeft gewerkt. Op<br />

<strong>het</strong> gebied van professionele samenwerking is <strong>het</strong> lastig om over docenten en vakken<br />

heen afspraken te maken. De vaksecties bepalen voor hun eigen vakgebieden de inhoud<br />

van <strong>het</strong> onderwijs en verder geven docenten hier hun eigen invulling aan. Om<br />

niveaus te borgen zijn enkele proefwerken centraal vastgesteld. Verder worden docenten<br />

(bewust) in hoge mate vrijgelaten, er is geen visie <strong>op</strong> een bepaald onderwijsconcept<br />

die wordt ‘voorgeschreven’. Zolang de resultaten goed zijn (qua examenresultaten,<br />

rapporten, uitvalcijfers) en de leerlingen tevreden zijn over <strong>het</strong> onderwijs, ziet de<br />

rector geen reden om docenten te ‘verplichten’ tot een nieuw onderwijsconcept. Naar<br />

zijn mening heeft de geschiedenis voldoende aangetoond dat onderwijsvernieuwingen<br />

vaak mislukken. De redenen hiervoor zijn dat leerlingen er over <strong>het</strong> algemeen niet <strong>op</strong><br />

zitten te wachten, ouders van kinderen in de leeftijd elf tot veertien ook niet (zeker niet<br />

<strong>op</strong> dit gymnasium; de ouders van deze leerlingen hebben allemaal goede carrières <strong>op</strong>gebouwd<br />

vanuit een traditioneel onderwijssysteem) en leraren staan huiverig en angstig<br />

tegenover experimenten. Deze factoren samen maken dat veranderingen van onderaf<br />

zelden tot stand komen. Bottom-up vernieuwen heeft echter ook geen zin en is<br />

kansloos. Dus zolang de resultaten goed zijn en de tevredenheid bij leerlingen voldoende,<br />

is <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> aan de leraren zelf om hun onderwijs<br />

vorm te geven. Daardoor zijn er grote verschillen tussen docenten en hebben zij (nog)<br />

meer autonomie dan eerstegraadsleraren <strong>op</strong> andere scholen. En is <strong>het</strong> gevolg dat <strong>het</strong><br />

onderwijs relatief traditioneel blijft. Voor leerlingen van allochtone komaf lijkt de rector<br />

dit geen probleem te vormen. Veel van deze immigrantenkinderen hebben wel de<br />

intelligentie, maar minder taalvaardigheid en culturele bagage. Dan is <strong>het</strong> belangrijk<br />

dat er duidelijke instructie is en minder zelfwerkzaamheid verwacht wordt van de leerlingen.<br />

Dit type onderwijs is dus volgens Scharff in <strong>het</strong> algemeen in <strong>het</strong> belang van<br />

deze doelgroep.<br />

Evenals de leerlingen wijst rector Paul Scharff, gevraagd naar de redenen voor <strong>het</strong> relatief<br />

hoge percentage migrantenleerlingen, <strong>op</strong> de context van de stad Rotterdam. Rotterdam<br />

kent relatief veel Aziaten en (van oorsprong) economische vluchtelingen uit<br />

Afrika; deze doelgroepen sluiten over <strong>het</strong> algemeen gemakkelijker aan bij <strong>het</strong> gymnasium<br />

dan bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse leerlingen. Bovendien is integratie en<br />

gelijke kansen al jarenlang een belangrijk item in de stad.<br />

72


Enkele conclusies<br />

Zowel de leerlingen als de rector van <strong>het</strong> Erasmianum <strong>Gymnasium</strong> wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang<br />

van de uitstraling van de school. Naast de <strong>op</strong>en benadering van de vertegenwoordigers<br />

van de school is ook de locatie en de inrichting van <strong>het</strong> gebouw relatief gunstig<br />

in <strong>het</strong> kader van de interculturele diversiteit. De uitstraling is niet typisch ‘gymnasiaal’<br />

en verlaagt daardoor de drempel voor migrantenleerlingen. Overigens is ook de context<br />

van de stad Rotterdam en de samenstelling van de migrantenp<strong>op</strong>ulatie van invloed<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> relatief hoge percentage migrantenleerlingen. Maar de indruk ontstaat, ook uit<br />

<strong>het</strong> panelgesprek met de leerlingen dat ‘de <strong>op</strong>en benadering’, de houding van de meeste<br />

docenten, <strong>het</strong> relatief minder ‘deftige’ karakter van de schoolcultuur belangrijke aspecten<br />

zijn van de deelnameproblematiek. Een <strong>op</strong>merkelijke ongeschreven regel <strong>op</strong><br />

deze school is verder ook weer dat je als (migranten)leerling meedoet, trots verbindt<br />

leerlingen. Docenten benaderen leerlingen over <strong>het</strong> algemeen gelijkwaardig, ook al<br />

ontstaan ook hier bij sommige docenten al vrij snel vooringenomenheden over bepaalde<br />

leerlingen. Ook staan sommige docenten huiverig ten <strong>op</strong>zichte van extra zorg voor<br />

migrantenleerlingen en willen zij voorkomen dat zij hen zouden ‘pamperen’.<br />

4.4.3 Interview met rector Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam<br />

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van een interview dat gehouden is met rector<br />

Martin Elkerbout van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> te Amsterdam.<br />

Dit gymnasium onderneemt diverse acties om (migranten)leerlingen te ondersteunen.<br />

Op cognitief niveau betekent dit dat de school leerlingen screent <strong>op</strong> leesvaardigheid en<br />

schrijfvaardigheid en aandacht besteedt aan de remediering daarvan. Acties vanuit de<br />

school <strong>op</strong> sociaal niveau richten zich vooral <strong>op</strong> <strong>het</strong> huiskamerproject, waar leerlingen<br />

die thuis niet goed kunnen werken, een aantal middagen naartoe kunnen gaan en rustig<br />

kunnen werken en hulp en ondersteuning krijgen bij <strong>het</strong> leren voor leerlingen die van<br />

thuis uit te weinig ondersteuning (kunnen) krijgen. Het is geen bijles of huiswerkles.<br />

De rol van de schoolcultuur<br />

Problemen die <strong>het</strong> Barleaus heeft met migrantenleerlingen betreffen moeilijkheden<br />

met de taal, studievaardigheden en ondersteuning vanuit thuis. Problemen die de<br />

school heeft met migrantenleerlingen betreffen ook de cultuurkant van <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium, wat kunnen we doen om de ‘impliciete’ aspecten, van hoe kunnen we -<br />

met inachtneming van onze culturele kenmerken van deze school- proberen ze te laten<br />

zien dat ze erbij horen en ‘hoe kunnen we dat sturen’. Dit laatste raakt mede de kern<br />

van <strong>het</strong> onderhavige onderzoek; welke impliciete factoren spelen een rol en hoe kun je<br />

via een doordacht schoolbeleid en overeenkomstige interventies daaraan een bepaalde<br />

wending geven? Een centraal punt hierbij is de vraag: “Hoe gesloten is onze cultuur<br />

73


als zelfstandig gymnasium en wat kunnen we doen om meer aan deze doelgroep van<br />

leerlingen toe te komen?”. Een andere belangrijke vraag is welke aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />

de school als organisatie heeft om hier beleid <strong>op</strong> te maken. “Een groot deel van de cultuurkant<br />

speelt zich namelijk af in een gebied waar je als schoolorganisatie niet direct<br />

bij bent, <strong>op</strong> de gangen en in de vrije tijd en <strong>op</strong> excursies en <strong>op</strong> schoolreizen”.<br />

Als schoolorganisatie merk je wel dat er soms conflicten zijn. Als er ruzies zijn of escalaties<br />

worden er diepe gesprekken met de leerlingen gevoerd en wat je dan ziet is dat<br />

ze ook in de school gedrag ervaren dat zij als discriminatoir beleven. Dat bevestigt <strong>het</strong><br />

gevoel bij hen dat wat wij ‘buiten’ meemaken dat maken we ‘hier <strong>op</strong> school’ dus ook<br />

mee. “Wat ze vaak moeilijk vinden dat is om met die ervaringen iets te doen. Ik zeg<br />

dan vaak tegen die leerlingen dat ik niet kan garanderen dat individuen hier <strong>op</strong> school<br />

geen discriminatoir gedrag ten toon spreiden. Maar dat ik je wel kan garanderen dat<br />

we dat <strong>op</strong> school aan de kaak stellen en er werk van maken. We zijn nu bezig met de<br />

vraag: Hoe kunnen we migrantenleerlingen weerbaar maken. We moeten ervoor zorgen<br />

dat ze niet blijven denken ‘ja hier <strong>op</strong> school wordt je ook gediscrimineerd net zoals<br />

in de tram’ want dan gaan ze zich steeds verder terugtrekken van de school. We<br />

moeten ze stimuleren dat ze juist ermee naar de mentor gaan en dat wij er dan als<br />

school wat aan kunnen doen, voordat <strong>het</strong> escaleert”.<br />

Belangrijk in dit verband is ook de rol van de ouders. Er is een groot verschil tussen<br />

ouders. Er zijn ouders die bij <strong>het</strong> minste of geringste gelijk ook appelleren aan discriminatie.<br />

Als er iets gebeurd is met een leerling en wij leggen een disciplinaire straf <strong>op</strong>,<br />

zoals dat wel eens nodig is, dan wordt bijvoorbeeld gelijk gesteld: ‘u bent partijdig en<br />

u pakt mijn kind zwaarder aan dan andere kinderen’. Daarover moet meer duidelijkheid<br />

komen. Aan de voorkant betekent dit dat we ouders duidelijk moeten maken wat<br />

realistische verwachtingen zijn. Ouders weten bijvoorbeeld niet dat de school reageert<br />

<strong>op</strong> discriminatiekwesties <strong>op</strong> school en hoe dat dan gaat <strong>op</strong> zo’n school. Allochtone ouders<br />

weten vaak niet hoe de school als organisatie met dit soort zaken omgaat. Zij hebben<br />

daar moeite mee, vaak ook in <strong>het</strong> contact naar de school toe. Als er iets gebeurd is<br />

weten zij vaak niet hoe zij <strong>op</strong> de juiste wijze een weg in kunnen vinden in de school<br />

als organisatie. Zij schrijven dan bijvoorbeeld een ingewikkelde brief naar de rector, in<br />

plaats van eerst een gesprek te hebben met de mentor die er wel van weet. “Wij als<br />

school denken dat wij een duidelijke communicatielijn hebben, maar ik vermoed dat er<br />

toch sprake is van een culturele kloof”. Hoe kun je deze barrière <strong>op</strong>enbreken als<br />

school, dat is een belangrijke vraag.<br />

Bewust zijn van cultuurverschillen<br />

De school heeft ook een professionele mediator in huis gehad bij een bepaald geval.<br />

Een interculturele coach werkzaam bij Spirit wordt als herstelbemiddelaar ingeroepen<br />

74


in situaties waarin zaken geëscaleerd zijn. Die wees de school bijvoorbeeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> volgende<br />

relevante cultuurverschil wat betreft <strong>het</strong> onderwijsondersteunend gedrag van<br />

allochtone ouders. Als kinderen van Marokkaanse afkomst na school thuiskomen en<br />

hen wordt gevraagd hoe was <strong>het</strong> <strong>op</strong> school dan zeggen die kinderen ‘goed’ en dan<br />

zeggen die ouders ‘mooi’ en dan is <strong>het</strong> klaar. Dit terwijl autochtone ouders veel meer<br />

vragen stellen, bijvoorbeeld ‘Wat heb je gedaan <strong>op</strong> school?’; ‘Oh dat?’; ‘Vond je <strong>het</strong><br />

leuk?’; ‘Bij welke docent was dat?’. Op deze wijze ontstaat er veel meer kennis bij ouders<br />

over wat er <strong>op</strong> school gaande is. Dit is inderdaad een belangrijk punt. De Engelse<br />

onderwijssocioloog Basil Bernstein heeft er indertijd al <strong>op</strong> gewezen dat dit een cruciaal<br />

cultureel aspect is van de linguïstische ‘restricted code’ (Bernstein, 1975a). Korte,<br />

grammaticaal eenvoudige zinnen geven weinig culturele informatie. De ouders die <strong>het</strong><br />

zelfstandig gymnasium niet van binnenuit kennen, stellen minder vragen dan de<br />

meestal hoog<strong>op</strong>geleide autochtone ouders en kunnen niet vanuit hun eigen referentiekader<br />

meedenken met hun kinderen over Grieks, Latijn, aspecten van de schoolcultuur<br />

(aandacht voor klassieke c.q. westerse kunst en cultuur en dergelijke.<br />

Als je als school <strong>op</strong> dit gebied <strong>het</strong> een en ander wil veranderen lo<strong>op</strong> je volgens de rector<br />

van <strong>het</strong> Barleus <strong>Gymnasium</strong> tegen twee problemen aan: <strong>het</strong> eerste probleem is om<br />

de goede doelgroep te identificeren. Het tweede probleem is om in de doelgroep mensen<br />

te vinden die bereid zijn om daarin te investeren, want ze moeten zelf ook wel wat<br />

doen dan, naar school komen bijvoorbeeld en gesprekken thuis aan tafel.<br />

Juiste verwachtingen creëren<br />

Bij intake gesprekken met alle leerlingen wordt altijd gevraagd: ‘Waarom kies je voor<br />

<strong>het</strong> Barlaeus?’. Dan zeggen ouders en kinderen die <strong>het</strong> systeem niet goed kennen: “dit<br />

is een goede school, dit geeft ons kansen”. Een ander antwoord luidt vaak: “Deze<br />

school is belangrijk voor je maatschappelijke status, dit is toch ongeveer wel de beste<br />

school waar<strong>op</strong> je terecht kunt komen”. Dit is voor hen belangrijker dan de cognitieve<br />

kant van de school. De ouders weten dat ze <strong>op</strong> die school moeten zijn, daar zitten ‘de<br />

slimmerds’ en als je kind dokter of advocaat moet worden, ‘moet je ze naar die school<br />

sturen’.<br />

Ouders die de school goed kennen weten dat <strong>het</strong> een beetje een informele school is en<br />

kennen ook andere kenmerken van de school en kunnen dan beter een afweging maken<br />

in de trant van ‘past die school ook bij mijn kind’. Voor allochtone ouders is dit<br />

veel moeilijker. Die kennen die kenmerken van de school niet en weten ook niet goed<br />

of dat ‘matcht’ met hun kind. In <strong>het</strong> ‘voortraject’ zouden basisscholen hier ook veel<br />

meer oog voor moeten hebben. Basisscholen zijn vooral bezig met ‘<strong>het</strong> niveau van de<br />

leerling’ en ‘de advisering van de leerling’. Ze betrekken te weinig de culturele of de<br />

zachte kant van de school bij hun advisering. Ze hebben daarover te weinig informatie.<br />

75


Daar moeten wij als gymnasia nog meer aan doen. Wat voor een school zijn wij en<br />

wat voor een type leerlingen zitten hier<strong>op</strong> school. Maar die basisscholen gaan er ook<br />

vanuit dat ouders zelf die informatie wel hebben en die ‘match’ wel kunnen maken.<br />

Een groot aantal van de zestig basisscholen in Amsterdam heeft nog nooit kinderen<br />

aan onze school geleverd en kent onze school dus ook niet. Vanuit de migranten oudergroep<br />

zou er meer aandacht moeten komen voor de vraag ‘waar moet ik nu <strong>op</strong> letten<br />

bij de schoolkeuze?’. Mede daarom heeft de school een hulpmiddel gemaakt met<br />

een aantal vragen om te kijken of de school bij je past en dat hebben we uitgereikt aan<br />

nieuwe leerlingen die een school gaan kiezen. Er wordt vaak heel erg intuïtief gekozen<br />

en <strong>op</strong> basis van eerste indrukken kunnen er vaak discrepanties ontstaan tussen verwachtingen<br />

en datgene wat de school te bieden heeft. Er zijn steeds meer verschillen<br />

tussen scholen en daarom is <strong>het</strong> van belang de specifieke kenmerken van scholen in<br />

kaart te brengen, zo meent de rector. Het zelfstandig gymnasium legt sterk de nadruk<br />

<strong>op</strong> klassieke talen en ouders die daar geen ervaring mee hebben weten eigenlijk niet<br />

goed wat dat voor de leerlingen al die jaren qua tijd en belasting betekent. Dat moet je<br />

als school goed duidelijk maken tijdens de werving van leerlingen. Daar wordt door<br />

ouders vaak te licht over gedacht, zo van dat is een van de veertien vakken. Je zou beter<br />

moeten onderzoeken of ouders een reëel beeld hebben van de school en wat ze<br />

kunnen verwachten van de school. We zijn de school die we zijn, en dat willen we <strong>op</strong><br />

een bepaalde manier ook zo houden, maar voor ons is een echt dilemma dat we graag<br />

hebben dat migrantenleerlingen <strong>het</strong> hier goed doen. Je ervaart als docenten allemaal<br />

dat de communicatie met leerlingen die een beetje allemaal <strong>het</strong>zelfde referentiekader<br />

hebben als achtergrond, soepeler en gemakkelijker is dan met migrantenleerlingen. Bij<br />

de intake moet je bijvoorbeeld gelijk al <strong>op</strong> een aantal dingen wijzen. “Een voorbeeld:<br />

bij de intake van mijn dochter <strong>op</strong> een andere school werd gelijk naar voren gebracht:<br />

wij hebben allerlei activiteiten en reizen waarbij de leerlingen ook moeten blijven<br />

overnachten. Is dat een probleem?”. Zoiets moet je niet pas vertellen <strong>op</strong> <strong>het</strong> moment<br />

dat <strong>het</strong> zich voordoet. Maar <strong>het</strong> blijft wel een probleem met dit soort zaken: “aan de<br />

ene kant wil je uitnodigend zijn bij de werving van migrantenleerlingen, aan de andere<br />

kant wil je ook eerlijk zijn”. Een ander fenomeen in deze sfeer betreft <strong>het</strong> informeren<br />

van ouders en nieuwe leerlingen over <strong>het</strong> ‘losse’ pedagogische klimaat <strong>op</strong> deze school.<br />

De zelfstandige gymnasia zijn niet echt strak geregelde scholen. Migrantenleerlingen<br />

kennen dit vanuit hun achtergrond minder en kunnen daar vaak veel minder gemakkelijk<br />

mee omgaan dan de andere leerlingen. Alle docenten hier <strong>op</strong> school gebruiken bijvoorbeeld<br />

altijd hun voornaam. Ook dat is iets dat in de werving altijd heel duidelijk<br />

verteld wordt. Het is belangrijk om te kijken in hoeverre kennis over hoe <strong>het</strong> er aan toe<br />

gaat <strong>op</strong> school bij ouders en leerlingen een rol speelt bij <strong>het</strong> schoolsucces van deze<br />

leerlingen. De migrantenleerlingen hebben een veel grotere ‘Alice in Wonderland er-<br />

76


varing’ dan de andere leerlingen die van huis uit de school al wat beter kennen. Dat<br />

maakt een groot verschil.<br />

Schoolbeleid en docenten<br />

Het percentage migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school is twintig procent, dat is voor een<br />

gymnasium heel hoog. “Dat is bewust beleid geweest in de werving omdat we vinden<br />

dat wij een maatschappelijke plicht hebben om leerlingen die getalenteerd genoeg zijn<br />

ook aan een gymnasiumdiploma te helpen”. Het is een beleid dat extra geëxpliciteerd<br />

is en dat in grote lijnen gedeeld wordt. Er zullen volgens de rector altijd docenten zijn<br />

die daar een eigen mening over hebben, die zullen dat nooit verwoorden vanwege een<br />

bepaalde mate van politieke correctheid, maar dit is gedeeld schoolbeleid. Grosso modo<br />

zijn de docenten toch wel erg betrokken bij <strong>het</strong> laten slagen van deze kinderen. Wel<br />

is er sprake van een gebrek aan begrip voor de kloof, dat docenten soms te weinig zien<br />

hoe moeilijk <strong>het</strong> is voor deze leerlingen. Wij hebben ook docenten die zeggen wij hebben<br />

een bepaald aanbod en als je <strong>het</strong> niet bevalt dan is dat jammer. Dat aanbod is goed<br />

en dat moeten we zo houden. Maar dat is zeker geen grote groep. “Maar er zijn wel<br />

nog steeds docenten die niet in de stand staan van: we moeten <strong>het</strong> goed doen bij de<br />

leerlingen die we binnen krijgen”. Als <strong>het</strong> niet zo goed gaat dan zeggen zij bijvoorbeeld<br />

al gauw “ja misschien moeten we wat strenger selecteren”. Maar in <strong>het</strong> algemeen<br />

is dat niet de houding. “Je ziet dat docenten <strong>het</strong> ook echt erg vinden als bepaalde<br />

leerlingen <strong>het</strong> niet redden en ze er dan extra dingen voor gaan doen”. Dat is toch wel<br />

een echte betrokkenheid bij die leerlingen. “Dit is niet een school die makkelijk zegt,<br />

oh je hoort hier niet thuis, ga maar naar de havo“. Docenten moeten ook de bereidheid<br />

hebben om te kijken naar wat de leerlingen kunnen. Ze moeten niet gelijk concluderen<br />

als leerlingen lagere cijfers behalen, “ja dan moeten ze maar harder werken”. Het probleem<br />

is dat die kinderen vaak best wel hard willen werken, maar niet weten hoe. Voor<br />

de doelgroepen waar<strong>op</strong> dit onderzoek gericht is, is dit fnuikender omdat die niet door<br />

thuis geholpen worden of niet naar bijles gaan, et cetera. Deze manieren waar<strong>op</strong> docenten<br />

reageren <strong>op</strong> zulke situaties zijn voorbeelden van ongeschreven regels van de<br />

school. De houding van ouders ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> gedrag van leerlingen in hun vrije<br />

tijd is ook zo’n voorbeeld. De ouders van de leerlingen zijn in <strong>het</strong> algemeen redelijk<br />

liberaal ten <strong>op</strong>zichte van bijvoorbeeld drankgebruik van de leerlingen, uitgaan, seksuele<br />

omgang van de kinderen onderling, et cetera. Op dat gebied is de thuiscultuur wat<br />

liberaal, - de kinderen mogen veel - en dat weerspiegelt zich ook wel in de schoolcultuur.<br />

Voor sommige immigrantenleerlingen is deze manier van omgaan met elkaar een<br />

erg grote kloof met <strong>het</strong> thuismilieu. Die mogen dat van thuis absoluut allemaal niet. Zij<br />

voelen zich echt in twee werelden. Dat vraagt van deze kinderen een grote mate van<br />

flexibiliteit want zij moeten telkens schakelen. Het zou interessant zijn om te weten in<br />

77


hoeverre de migrantenleerlingen zich hierbij gesteund voelen door de school. De<br />

school probeert wel een aantal dingen aan te sturen.<br />

Maatregelen<br />

Wat <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> onder andere doet is migrantenleerlingen stimuleren om<br />

buiten <strong>het</strong> curriculum dingen te laten doen die een hoge status hebben. Bijvoorbeeld<br />

een migrantenleerling uit de bovenbouw die een mentorfunctie vervult voor jongere<br />

leerlingen. Zo’n mentorleerling kan ook een modelfunctie vervullen naar jongere migrantenleerlingen<br />

en ook van betekenis zijn voor de onderlinge verhoudingen tussen<br />

verschillende groepen leerlingen. Dit zijn bijvoorbeeld mechanismen in de schoolorganisatie<br />

waar<strong>op</strong> je kunt gaan interveniëren. Een andere belangrijke sleutel is ook hoe<br />

je de migrantenkinderen zelf kunt betrekken bij <strong>het</strong> zich weerbaar maken in dat klimaat.<br />

Wat is effectief in <strong>het</strong> benaderen van die leerling om ze te helpen hun weg daarin<br />

beter te leren vinden? Wat zouden wij moeten doen <strong>op</strong> dit gebied? Je kunt kijken<br />

naar wat de organisatie kan bieden, maar je kunt ook kijken naar wat de leerlingen zelf<br />

vinden van de situatie waarin zij zitten en hen dan vragen: hoe kunnen we jullie daarbij<br />

helpen? Een ander punt is dat docenten zich ook bewust moeten zijn van de stijl<br />

van communiceren met de ouders en de leerlingen. “Wij hebben natuurlijk ook een<br />

stijl van communiceren die bij de elite hoort”. Een ander voorbeeld van een ongeschreven<br />

regel <strong>op</strong> deze school is de onderhandelingscultuur. “Wij hebben een pedagogisch<br />

klimaat waarin de leerlingen gewend zijn te onderhandelen. Om te zeggen ja<br />

maar, kan <strong>het</strong> ook niet een beetje zus of zo… En onze leerlingen zijn daarin ook nog<br />

eens zeer succesvol”. Migrantenleerlingen vinden dat veel moeilijker want die zijn dat<br />

van thuis uit niet gewend. Informele omgang tussen docent en leerlingen (binnen bepaalde<br />

grenzen) is een andere ongeschreven regel. Herhaaldelijk is de rector gevallen<br />

tegengekomen van migrantenouders die <strong>op</strong> een onaangename communiceren met een<br />

docent, via de mail bijvoorbeeld. Dan krijgt een docent bijvoorbeeld een lange mail<br />

waarin vreselijke dingen staan. De ouders weten dan vaak niet hoe ze de betreffende<br />

docent <strong>het</strong> beste kunnen bereiken en <strong>op</strong> welke wijze ze de dialoog <strong>het</strong> beste kunnen<br />

aangaan. De communicatiehandigheid en de juiste toonzetting ontbreekt vaak bij dit<br />

soort contacten.<br />

Wat is <strong>het</strong> meest kansrijk om aan te gaan werken <strong>op</strong> dit gebied. Welke variabelen zijn<br />

<strong>het</strong> meest van belang? “Ik denk dat <strong>het</strong> al belangrijk is als scholen weten wat er allemaal<br />

een rol speelt”, zo geeft de rector aan. Er is vaak niet bekend hoe ingewikkeld <strong>het</strong><br />

werkelijk is. Ook <strong>het</strong> invoelingsvermogen in deze leerlingen is belangrijk. De rector<br />

geeft een voorbeeld uit zijn vroegere ervaring in de leraren<strong>op</strong>leiding. Toen gaven zij<br />

een college in <strong>het</strong> Spaans om de leraren in <strong>op</strong>leiding te laten ervaren hoe dat is als je<br />

78


de taal niet goed beheerst. Deze ervaringskennis duidt inderdaad <strong>op</strong> een belangrijk aspect<br />

van de interculturele sensibiliteit waarover docenten moeten beschikken.<br />

Subgroepsvorming<br />

Met betrekking tot de onderlinge verhoudingen tussen autochtone en migrantenleerlingen<br />

merkt de rector <strong>op</strong> dat naarmate de groep migrantenleerlingen groter wordt, ze<br />

meer met elkaar <strong>op</strong>trekken. “Dat heeft te maken met <strong>het</strong> feit dat een immigrantenleerling<br />

die als eenling in de groep zit gemakkelijker met anderen contact heeft, dan wanneer<br />

er een groter groepje is waarin je je ook vanzelfsprekender terug kunt trekken”.<br />

Dat betekent dat er meer sprake is van allochtone subgroepsvorming naarmate <strong>het</strong> aantal<br />

migrantenleerlingen toeneemt volgens de rector. Dit is een interessante constatering<br />

voor nader empirisch onderzoek en ook van belang voor gerichte beleidsmatige reflectie.<br />

De rector vindt dit in een bepaald <strong>op</strong>zicht een zorgelijke ontwikkeling, want dat<br />

betekent ook dat er vaak een verkeerde dynamiek ontstaat. Scholen die van twee procent<br />

naar twintig procent gaan hebben in dit <strong>op</strong>zicht nog wel wat te verwachten. Soms<br />

leidt dit soort groepsvorming tot bepaalde kleine escalaties tussen met name groepjes<br />

van jongens, niet alleen <strong>op</strong> school maar ook vaak buiten <strong>het</strong> schoolleven. Via sociale<br />

media worden dit soort dingen ook sneller gecommuniceerd tegenwoordig. Wat betreft<br />

de <strong>op</strong>merking van de verkeerde dynamiek legt de rector uit dat “<strong>het</strong> enerzijds prettig is<br />

dat deze leerlingen zich kunnen terugtrekken en kunnen herkennen in de betreffende<br />

groep, anderzijds wordt de houding ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> grotere geheel daardoor weer<br />

defensiever”. Dan wordt <strong>het</strong> ingroup-outgroup denken weer gestimuleerd. “Dan krijg<br />

je de houding van wij als groep zijn weer de club die er niet bij hoort. Terwijl als eenling<br />

krijg je veel meer de gemotiveerde houding om toch die brug te slaan”, zo merkt<br />

de rector <strong>op</strong>.<br />

Dit komt ook naar voren in de inhoudsanalyse van <strong>het</strong> audiovisuele materiaal, bijvoorbeeld<br />

in de televisiereportage met als titel: ‘De <strong>Nieuwe</strong> Elite’ over <strong>het</strong> Erasmiaans<br />

<strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam, waar men ziet dat migrantenleerlingen de eerste schooldag<br />

vooral leerlingen <strong>op</strong>zoeken die <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog ook uit migrantengezinnen komen.<br />

Enkele conclusies<br />

De rector van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam noemt in <strong>het</strong> gesprek een aantal<br />

aandachtspunten en concrete suggesties om de interculturele diversiteit <strong>op</strong> zelfstandige<br />

gymnasia te laten toenemen en de interculturele sensibiliteit te versterken:<br />

Zorg dat ouders (en leerlingen) al bij de werving en voorlichting een goed en realistisch<br />

beeld van de school ontwikkelen. Geef bijvoorbeeld expliciet aan hoe de<br />

school werkt, wat de relevantie en impact van de klassieke talen is, welke omgangsvormen<br />

en cultuur de school heeft en hoe de school omgaat met discrimina-<br />

79


tiekwesties en dergelijke. Als middel om in te schatten in hoeverre de school zal<br />

‘matchen’ bij je eigen <strong>op</strong>vattingen en verwachtingen heeft de school een instrument<br />

ontwikkeld met een aantal vragen, die hier inzicht in geven. Het blijft zoeken<br />

naar een goed evenwicht tussen uitnodigend en tegelijk eerlijk werven.<br />

Besteed expliciet aandacht aan <strong>het</strong> weerbaar maken van migrantenleerlingen. Bedenk<br />

ook maatregelen die statusverhogend voor hen zijn. Op deze school worden<br />

ouderejaars migrantenleerling bijvoorbeeld mentor van jongere leerlingen.<br />

Zorg voor een plaats waar leerlingen in een huiselijke en stimulerende omgeving<br />

hun huiswerk kunnen maken. Het Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> heeft hiertoe <strong>het</strong> huiskamerproject<br />

<strong>op</strong>gezet.<br />

Spreek met docenten over <strong>het</strong> belang van de bereidheid om te kijken naar wat de<br />

(migranten)leerlingen kunnen en wat zij, met extra hulp, kunnen leren. In sommige<br />

gevallen hebben docenten te weinig begrip voor de kloof tussen twee werelden<br />

die leerlingen ervaren en zijn zij te weinig bereid extra hulp te bieden.<br />

Haal bij escalaties (of om meer inzicht te krijgen in culturele verschillen) een gespecialiseerde<br />

mediator in school.<br />

Blijf je bewust van subgroepsvorming. De verwachting is dat dit meer gaat ontstaan<br />

naarmate meer migrantenleerlingen deel uitmaken van de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie.<br />

4.5 Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam<br />

Een aantal zelfstandige gymnasia in Amsterdam hebben de contacten proberen aan te<br />

halen met ongeveer veertig basisscholen in Amsterdam om meer migrantenleerlingen<br />

richting zelfstandige gymnasia te krijgen. In de vergadering, die bijgewoond is door<br />

een van de onderzoekers, stond de evaluatie van de ondernomen activiteiten richting<br />

deze basisscholen <strong>op</strong> de agenda. Ten behoeve van <strong>het</strong> onderzoeksproject ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ is <strong>op</strong> deze vergadering ook nog een ander aspect geagendeerd,<br />

namelijk de verschillende pogingen die ondernomen zijn om migrantenleerlingen<br />

die gekozen hadden voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium <strong>op</strong> deze school te behouden<br />

en schooluitval van deze leerlingen te voorkomen. Uiteraard hangt <strong>het</strong> aspect van<br />

de rekrutering en <strong>het</strong> aspect van <strong>het</strong> behoud sterk samen.<br />

Door de zelfstandige gymnasia in dit samenwerkingsverband zijn de afgel<strong>op</strong>en jaren<br />

een aantal promotieactiviteiten <strong>op</strong>gezet om meer migrantenleerlingen binnen te halen<br />

en schoolactiviteiten en projecten om migrantenleerlingen binnen te houden.<br />

80


De werving<br />

Een van de knelpunten die in de werving van migrantenleerlingen naar voren kwam<br />

aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> evaluatiegesprek was dat leerlingen die bijvoorbeeld in de Bijlmer<br />

wonen bij voorkeur in dezelfde buurt <strong>op</strong> school willen blijven ook als zij naar <strong>het</strong><br />

voortgezet onderwijs gaan. Zij leven daar in die buurt en kennen als <strong>het</strong> ware de stad<br />

Amsterdam niet, laat staan de zelfstandige gymnasia in die stad. Er gaan jaren overheen<br />

voordat zo’n cultuurpatroon veranderd is, zo wordt <strong>op</strong>gemerkt. In dit verband<br />

zijn ook contacten gelegd met de stadsdeelraden, omdat deze problematiek toch ook<br />

een regionaal aspect heeft. Belangrijk in dit verband is ook de constatering dat de onbekendheid<br />

met <strong>het</strong> gymnasium of de fysieke afstand tot de school niet de enige of<br />

voornaamste redenen hoeven te zijn voor <strong>het</strong> geringe aantal migrantenleerlingen <strong>op</strong> de<br />

zelfstandige gymnasia. Belangrijk is <strong>het</strong> om hierbij een onderscheid te maken tussen<br />

de ‘fysieke afstand’ die voorkomt dat migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

gaan en de ’psychologische afstand’ die wellicht verband houdt met de specifieke,<br />

gesloten gymnasiale cultuur.<br />

Daarnaast speelt ook nog een ander punt: <strong>het</strong> is moeilijk om <strong>op</strong> een structurele basis<br />

belangstelling te wekken bij allochtone ouders voor de zelfstandige gymnasia omdat<br />

ouders en kinderen in deze regio vaak verhuizen. Daardoor is <strong>het</strong> lastig om <strong>op</strong> een<br />

structurele wijze de belangstelling gaande te houden.<br />

Wat betreft de promotie-activiteiten om migrantenleerlingen binnen te halen zijn diverse<br />

aanpakken uitgevoerd.<br />

Er is een ronde gemaakt langs de vele basisscholen om de problematiek aan te<br />

kaarten en de zelfstandige gymnasia in de kijker te zetten.<br />

Er zijn uiteraard contacten gelegd met de directies van de betreffende basisscholen.<br />

Dat is onder andere gebeurt door <strong>het</strong> afleggen van schoolbezoeken en versteviging<br />

van de contacten vanuit andere samenwerkingsrelaties. Als een belangrijk<br />

aandachtspunt wordt genoemd <strong>het</strong> ook contact leggen over dit thema met de leerkrachten<br />

van groep acht <strong>op</strong> de betreffende basisscholen. Deze worden geïnformeerd<br />

over de meerwaarde van een gymnasium. Aan de orde komen onder andere<br />

<strong>het</strong> benoemen van <strong>het</strong> sociale kapitaal en ook de financieringsmogelijkheden binnen<br />

de school voor minder draagkrachtigen.<br />

Daarnaast zijn pogingen ondernomen om leerkrachten van <strong>het</strong> basisonderwijs <strong>op</strong><br />

de zelfstandige gymnasia te ontvangen voor een nadere kennismaking met deze<br />

scholen. Opgemerkt werd, dat als je via <strong>het</strong> leggen van zulke persoonlijke contacten<br />

werkt, er in een enkel geval wel vijf leerlingen komen kijken.<br />

Vermeldenswaard is ook dat er (twee)jaarlijkse overlegbijeenkomsten bestaan tussen<br />

<strong>het</strong> VO en <strong>het</strong> BO waar tegenwoordig ook wordt gesproken over <strong>het</strong> belang<br />

van talentontwikkeling en <strong>het</strong> bieden van uitdagingen aan getalenteerde leer-<br />

81


lingen. Dit kan er toe leiden dat ook de belangstelling voor activiteiten gericht <strong>op</strong><br />

de slimme leerlingen toeneemt en dat men daarvoor een beleid moet maken. Er is<br />

de afgel<strong>op</strong>en decennia in <strong>het</strong> onderwijsbeleid veel aandacht geweest voor achterblijvende<br />

leerlingen in <strong>het</strong> vmbo en dergelijke. Dat is belangrijk, maar er is ook<br />

een vraagstuk van wat te doen met potentieel slimme leerlingen uit etnische groepen<br />

of achterstandssituaties.<br />

Door een aantal zelfstandige gymnasia zijn blokboeken gemaakt bestaande uit<br />

voorbereidend studiemateriaal dat een indruk geeft van <strong>het</strong> onderwijs <strong>op</strong> de betreffende<br />

gymnasia.<br />

Leerlingen kunnen <strong>op</strong> een van de zelfstandige gymnasia in Amsterdam lessen<br />

volgen bijvoorbeeld in sterrenkunde en dergelijke. In de informatiebrochure van<br />

<strong>het</strong> Vossius valt in dit verband te lezen: ‘proef van de lessen al voor de zomervakantie’.<br />

Het is nuttig om (migranten- en arbeiderskinderen) van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

<strong>op</strong> een manifestatie voor basisschoolleerlingen te laten vertellen en zien wat voor<br />

een school hun zelfstandig gymnasium is.<br />

Kinderen die al <strong>op</strong> een gymnasium zitten worden aangespoord terug te gaan naar<br />

hun oude school om te vertellen over hun ervaringen.<br />

Ouders van leerlingen met een VWO-advies wordt voorlichting aangeboden. Deze<br />

ouders worden aangespoord tenminste één gymnasium te bezoeken om kennis te<br />

maken.<br />

Leerlingen in de vierde klas worden aangespoord om hun maatschappelijke stage<br />

te laten doen <strong>op</strong> een basisschool.<br />

Er wordt ook <strong>op</strong> bestuurlijk niveau contact gemaakt met basisscholen.<br />

Het is nuttig om te kijken naar mogelijkheden om doelgroepleerlingen van <strong>het</strong><br />

zelfstandig gymnasium ook via andere kanalen in te zetten om hun ervaringen en<br />

indrukken van relevante aspecten van de schoolcultuur kenbaar te maken <strong>op</strong> basisscholen<br />

en in te zetten bij de rekrutering van doelgroepleerlingen. Bij die relevante<br />

aspecten van de schoolcultuur kan gedacht worden aan: <strong>het</strong> schoolklimaat,<br />

<strong>het</strong> toekomstperspectief, <strong>het</strong> leren, de leerstof, de manier van kennisverwerving,<br />

de leerlingbegeleiding, de verschillende soorten docenten en ook de ‘vriendschapsnetwerken’<br />

bij hen <strong>op</strong> school.<br />

Opgemerkt wordt dat er de laatste jaren <strong>op</strong> de basisscholen soms wel gemiddeld vier<br />

migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> vwo gingen, maar dat die dan niet richting zelfstandige<br />

gymnasia gingen. Een van de redenen was dat niet alleen de leerlingen maar ook de<br />

basisscholen vaak onbekend zijn met de zelfstandige gymnasia in de hoofdstad. Basisscholen<br />

in zuid-oost bijvoorbeeld kennen deze gymnasia niet.<br />

82


Belangrijk is ook de periode waarin men initiatieven neemt om bij de scholen meer<br />

bekend te worden. Dat moet men niet doen in de zogenaamde wervingsperiode, waarin<br />

tal van vo-scholen bezig zijn zich te profileren aan de leerlingen en de scholen voor<br />

basisonderwijs.<br />

Een punt van aandacht dat in <strong>het</strong> overleg tussen de vier scholen is afgesproken betreft<br />

de noodzaak van een zekere cultuuromslag. De gymnasiale schoolcultuur wordt door<br />

doelgroepleerlingen vaak als gesloten en elitair beschouwd. De schoolcultuur zou zodanig<br />

veranderd moeten worden dat kinderen uit de doelgroepen er werkelijk deel van<br />

gaan uitmaken en niet slechts “mogen meedoen”. Dit is wellicht de lastigste want<br />

meest ongrijpbare aanbeveling die veel tijd zal kosten.<br />

Afgesproken is ook dat deze cultuuromslag naar de buitenwereld gecommuniceerd<br />

gaat worden.<br />

Het binnenhouden<br />

In <strong>het</strong> overleg kwam naar voren dat bij de kwestie van <strong>het</strong> binnenhouden van doelgroepleerlingen<br />

een onderscheid gemaakt kan worden tussen ‘harde’ maatregelen en<br />

‘zachte’ maatregelen.<br />

De zachte maatregelen verwijzen vaak naar de ‘culturele aspecten’ zoals <strong>het</strong> letten <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> abstracte taalgebruik, <strong>het</strong> houden van socratische gesprekken en dergelijke.<br />

De harde maatregelen verwijzen naar de structurele extra-activiteiten die de school georganiseerd<br />

heeft. Op <strong>het</strong> Vossius hebben ze bijvoorbeeld een spitsklas, een huiskamer<br />

en een huiswerkklas. Ook wordt gesproken over leerplusleerlingen.<br />

De leerlingbegeleiding vindt niet alleen plaats via <strong>het</strong> mentoraat, maar ook via de juniorbegeleiders.<br />

Elke brugklas heeft twee juniorbegeleiders uit de vierde klas. Die staan<br />

leerlingen met raad en daad terzijde bij en assisteren bij feestjes, uitstapjes en toernooien<br />

en dergelijke. De mentor is de persoon die extra aandacht besteedt aan een klas<br />

en aan individuele leerlingen. Ook geeft de mentor studielessen waarin de leerlingen<br />

leren hoe ze moeten studeren. De mentor overlegt met andere docenten en zoekt voor<br />

de leerling uit welke extra begeleiding nodig is als <strong>het</strong> met een leerling wat minder<br />

goed gaat. Naast de regelmatige gesprekken, helpt de mentor dus ook bij problemen en<br />

is die er ook voor de leuke dingen als de klassenfeesten.<br />

De extra hulplessen zijn er voor leerlingen die extra tijd nodig hebben voor een vak of<br />

die lessen hebben gemist of problemen hebben met hun huiswerk. In deze hulplessen<br />

wordt in een rustig tempo in kleine groepjes de lesstof behandeld en hebben leerlingen<br />

vol<strong>op</strong> gelegenheid om vragen te stellen.<br />

De High Dosis Tutor (HDT) is een individuele coach die een leerling tijdelijk intensief<br />

begeleidt. Samen wordt gewerkt aan de verbetering van de resultaten van de leerling.<br />

83


Op advies van de mentor kan de leerling ook naar de huiswerkklas gaan, om te leren<br />

om <strong>op</strong> een goede manier met je huiswerk bezig te zijn. Op twee dagen in de week leert<br />

de leerling hoe deze onder begeleiding met veel tips <strong>op</strong> een goede manier <strong>het</strong> huiswerk<br />

kan plannen en maken.<br />

Als de leerling thuis een andere taal spreekt of als een leerling extra hulp wil krijgen<br />

bij <strong>het</strong> schoolwerk, kan deze leerling naar de ‘Huiskamer’ (buiten de school). De leerling<br />

krijgt daar huiswerkbegeleiding in een huiselijke ‘warm nest’ omgeving. Met name<br />

voor leerlingen van allochtone afkomst of uit achterstandswijken is deze voorziening<br />

vaak extra relevant.<br />

Leerlingen van groep 8 van de basisschool kunnen alvast van maart tot juni <strong>op</strong> dertien<br />

woensdagmiddagen naar de Spitsklas om hun Nederlands te verbreden en zich voor te<br />

bereiden <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. Voor leerlingen van migranten- en achterstandsdoelgroepen<br />

is de uitnodiging voor de spitsgroep waarschijnlijk extra relevant.<br />

Via de zogenaamde ‘Landingscursussen’ kunnen leerlingen bij de start <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius<br />

gymnasium extra vaardigheden leren om beter aan te sluiten <strong>op</strong> <strong>het</strong> gym. Na een paar<br />

inventarisatieweken kunnen zij bijvoorbeeld een cursus memoriseren, rekenen, planning<br />

of taal krijgen.<br />

De school stimuleert ook <strong>het</strong> contact met ouders in verband met <strong>het</strong> begeleiden van de<br />

leerlingen en de informatie uitwisseling daarover.<br />

Het overleg van de vier Amsterdamse zelfstandige gymnasia heeft geleid tot een serie<br />

aanbevelingen gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> binnenhouden van doelgroepleerlingen in de school.<br />

Daarbij is een onderscheid gemaakt in <strong>het</strong> aspect van de schoolcultuur en <strong>het</strong> aspect<br />

van de begeleiding.<br />

Schoolcultuur:<br />

Onderhoud intensieve contacten met de ouders van doelgroepleerlingen. Verlaag<br />

de drempel voor hen om actief bij de school betrokken te zijn.<br />

Maak beleid om kinderen van allerlei pluimage zich thuis te laten voelen. Betrek<br />

doelgroepleerlingen actief bij de leerlingenraad en de organisatie van schoolfeesten<br />

et cetera. Stimuleer hen en moedig hen aan tot <strong>het</strong> innemen van zichtbare sociale<br />

rollen/rolmodellen zoals de Bond (Vossius) of de Senaat (4 e gymnasium).<br />

Stimuleer leerlingen om hun culturele identiteit uit te dragen vanaf klas 1, ten behoeve<br />

van een <strong>op</strong>en schoolcultuur, diversiteit, culturele rijkdom. Organiseer multiculturele<br />

happenings, stimuleer leraren over de landen van herkomst te spreken<br />

(ak, gs en fi).<br />

Houd de vinger aan de pols. Wees alert <strong>op</strong> afhaakgedrag of signalen die er<strong>op</strong> wijzen<br />

dat doelgroepkinderen zich niet <strong>op</strong> hun plek voelen en doe in dit licht net-<br />

84


werkonderzoek in de klas. Reageer <strong>op</strong> pesterijen en discriminatie. Houd intervisiebijeenkomsten<br />

van doelgroepkinderen.<br />

Organiseer versterkende banden tussen doelgroepleerlingen en gewone leerlingen<br />

door de jaarlagen heen.<br />

Organiseer ontmoetingen met andere scholen die meer gemengd zijn, in de vorm<br />

van een socratisch gesprek of indianendiscussie. Ter relativering van een ’heersende’<br />

cultuur. Oftewel: als de culturele diversiteit nog niet in school aanwezig is,<br />

deze de school binnenhalen.<br />

Zorg voor diversiteit aan docenten.<br />

Begeleiding:<br />

Zorg voor een structuur van begeleiding gericht <strong>op</strong> de problemen van kinderen<br />

met een taalachterstand of een achterstand wat betreft algemene ontwikkeling en<br />

culturele bagage. Denk aan initiatieven zoals <strong>het</strong> Huiskamerproject en de Spitsklas,<br />

maar ook aan intensieve remedial teaching vanaf klas 1 <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van<br />

passieve en actieve taalvaardigheid. Denk daarnaast ook bijvoorbeeld aan de mogelijkheid<br />

van een cultuurklas. Dit is een soort bijspijkerklas voor vergroting van<br />

de culturele bagage.<br />

Juniormentoren ook selecteren <strong>op</strong> diversiteit.<br />

Rol van de mentor: doelgroepleerlingen stimuleren om deel te nemen aan clubjes,<br />

<strong>het</strong> organiseren van feesten, aanspreken van ouders die minder/anders <strong>op</strong>geleid<br />

zijn (eventueel bijscholing hiervoor).<br />

Rolmodellen uitnodigen <strong>op</strong> school. Succesvolle figuren, met mogelijk een rol als<br />

mentor. Alumni hiervoor vragen.<br />

Wees alert <strong>op</strong> subtiele uitsluiting, draag ook binnen de school <strong>op</strong>enheid uit.<br />

Wees alert <strong>op</strong> een mogelijk andere pedagogische benadering. Eventuele bijscholing<br />

van mentoren.<br />

Vooral in de bovenbouw stuit de doelgroepleerling <strong>op</strong> bijvoorbeeld abstract taalgebruik<br />

en een algemeen gevoel van zich niet thuis voelen. Door begeleiding in de onderbouw<br />

en <strong>het</strong> <strong>op</strong>en breken van de bestaande schoolcultuur (met name ook in de bovenbouw)<br />

is hier wellicht verbetering in te brengen.<br />

Enkele conclusies<br />

Uit <strong>het</strong> evaluatiegesprek van Amsterdamse gymnasia, dat werd bijgewoond door een<br />

van de onderzoekers, kunnen een aantal concrete aanbevelingen en aandachtspunten<br />

afgeleid worden.<br />

85


Ten aanzien van de werving van migrantenleerlingen is <strong>het</strong> van belang om:<br />

de bekendheid met de zelfstandige gymnasia überhaupt te verhogen;<br />

de contacten met basisscholen (directies en leerkrachten, met name leerkrachten<br />

van groep acht) te intensiveren en ze <strong>op</strong> de gymnasia te ontvangen;<br />

<strong>het</strong> bewustzijn van leerkrachten in <strong>het</strong> basisonderwijs ten aanzien van <strong>het</strong> bieden<br />

van uitdagingen aan getalenteerde (immigranten- en arbeiders-)<br />

leerlingen te stimuleren;<br />

leerlingen uit <strong>het</strong> basisonderwijs zelf met <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium te laten kennismaken<br />

via bijvoorbeeld blokboeken of gastlessen;<br />

migranten- of arbeidersleerlingen zelf de voorlichting bij deze doelgroep te laten<br />

verzorgen en bijvoorbeeld hun rapportcijfers te laten zien en te vertellen wat zij<br />

vinden over <strong>het</strong> schoolklimaat, de vriendschapsnetwerken <strong>op</strong> school, <strong>het</strong> leren en<br />

de docenten en <strong>het</strong> toekomstperspectief;<br />

buiten de reguliere wervingsperiode om te werken.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> ‘binnenhouden’ van de leerlingen als ze eenmaal <strong>op</strong> school zijn<br />

en <strong>het</strong> stimuleren van de interculturele diversiteit <strong>op</strong> de scholen zijn de volgende aanbevelingen<br />

te noemen:<br />

organiseer <strong>op</strong> school structurele extra-activiteiten: bijvoorbeeld leerling- mentoren<br />

(die ook worden geselecteerd <strong>op</strong> diversiteit), extra hulplessen, individuele coaching,<br />

huiswerkklas, huiskamer, spitsklas (voor groep-8-leerlingen) en landingscursussen<br />

bij de start van de eerste klas;<br />

onderhoud contact met ouders en zorg voor lage drempels;<br />

maak beleid ter bevordering van de participatie van migrantenleerlingen;<br />

blijf alert <strong>op</strong> afhaakgedrag of andere tekenen waaruit blijkt dat de leerlingen zich<br />

niet prettig voelen.<br />

Ten aanzien van de schoolcultuur en <strong>het</strong> verborgen curriculum is <strong>het</strong> van belang om:<br />

meer aandacht te hebben voor de ‘psychologische’ afstand ten aanzien van <strong>het</strong><br />

zelfstandig gymnasium die wellicht herleid kan worden tot de specifieke, gesloten<br />

en vaak ‘deftig’ geachte gymnasiale cultuur van deze scholen;<br />

meer aandacht te hebben voor daadwerkelijke deelname van doelgroepleerlingen<br />

aan de schoolcultuur, zodat zij niet slechts ‘mogen meedoen’.<br />

bij leerlingen <strong>het</strong> uitdragen van hun eigen culturele identiteit te stimuleren;<br />

ontmoetingen met andere (cultureel verschillende) scholen te organiseren;<br />

te letten <strong>op</strong> <strong>het</strong> abstracte taalgebruik door de docenten;<br />

<strong>het</strong> houden van socratische gesprekken te stimuleren;<br />

86


4.6 Inhoudsanalyse ‘Het Gym’<br />

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van een inhoudsanalyse van een literaire roman<br />

die inzicht geeft in de regels en patronen van <strong>het</strong> geschreven en <strong>het</strong> ongeschreven<br />

of verborgen curriculum van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium als specifieke school die <strong>op</strong>leidt<br />

voor <strong>het</strong> gaan behoren tot de intellectuele elite van de natie. Het betreft de roman<br />

van Karin Amatmoekrim met als titel: Het Gym. (Amsterdam: Prometheus, 2011).<br />

Niet alleen de schrijfster maar ook de hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek is afkomstig uit Suriname.<br />

De schrijfster woonde eerst in IJmuiden en is later verhuisd naar de Bijlmer en<br />

daarna leerlinge geworden <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius <strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam. Volgens de<br />

schrijfster is dit een elitair zelfstandig gymnasium. Over haar schoollo<strong>op</strong>baan <strong>op</strong> dit<br />

gymnasium heeft zij een boek geschreven waarin zij duidelijk laat zien hoe de werelden<br />

van de blanke en de zwarte leerlingen <strong>op</strong> deze school verschillen.<br />

Reden schoolkeuze<br />

Belangrijk is dat zij en haar moeder in <strong>het</strong> basisonderwijs nooit van <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium gehoord hadden. Haar zelfstandige, ambitieuze moeder koos volgens haar<br />

zonder meer voor de beste school die er was. Surinaamse moeders zijn meestal alleenstaand<br />

en daardoor natuurlijk ook erg zelfstandig. Dit werd onder andere uitgedrukt<br />

door de voor veel Surinaamse kinderen kennelijk bekende uitspraak: “Je diploma is je<br />

eerste man”. Dus als Surinaamse dochter wordt je geacht eerst voor je diploma te zorgen.<br />

Kloof<br />

De hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek heet Sandra. In <strong>het</strong> boek wordt vooral de culturele en<br />

maatschappelijke kloof beschreven tussen Sandra’s jeugd en die van haar klasgenoten.<br />

Zij had bijvoorbeeld geen idee wat die klasgenoten bedoelden met ‘wintersport’ en<br />

stelde dus na de voorjaarsvakantie vragen over de verkleurde gezichten en de ringen<br />

om de ogen van de skibrillen van haar klasgenoten.<br />

Typerend is dat Sandra, de hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek, door <strong>het</strong> gebrek aan ‘sociaal en<br />

cultureel kapitaal’ niet <strong>op</strong> de hoogte was van dit soort culturele eigenaardigheden,<br />

maar ook door <strong>het</strong> tekort aan ‘financieel kapitaal’ niet in kon gaan <strong>op</strong> de positieve uitnodigingen<br />

van klasgenoten om “mee een ijsje te gaan eten” en zo. Daar was geen<br />

geld voor. Sandra moest haar eigen boontjes d<strong>op</strong>pen en schaamde zich ook voor haar<br />

financiële mogelijkheden. Zij had nauwelijks of geen geld om <strong>op</strong> haar vierdehands<br />

87


fiets mee te gaan naar de ijssalon. Zij moest thuis hard werken en had dus ook geen<br />

tijd voor dit soort zaken.<br />

Het ‘financieel’ kapitaal speelt volgens <strong>het</strong> boek in de praktijk van naar <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium kunnen gaan nog steeds een belangrijke rol, denk aan de kosten verbonden<br />

aan de aanschaf van allerlei boeken en andere spullen die een grote aanslag doen <strong>op</strong><br />

<strong>het</strong> gezinsbudget. Ook aan de impliciete eisen die vriendschapsnetwerken stellen,<br />

hangt dikwijls een prijskaartje. Denk aan de (merk)kleding van gymleerlingen en aan<br />

Sandra’s vierdehands fiets, die bij de medeleerlingen zeker ’out of tune’ is, ook al<br />

wordt dat door hen niet hard<strong>op</strong> gezegd. Toch wordt dit verzwegen aspect van <strong>het</strong> verborgen<br />

curriculum van de vriendenkring <strong>op</strong> deze school wel ‘aangevoeld’ door de migrantenleerling.<br />

Voor Sandra was de <strong>op</strong>name in een nieuwe ‘peer group’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium erg belangrijk in <strong>het</strong> aanpassingsproces aan de nieuwe cultuur van<br />

<strong>het</strong> zelfstandige gymnasium. De ‘accommodatie’ van <strong>op</strong>vattingen die bij Sandra<br />

plaatsvindt over bijvoorbeeld passende kleding en een passende nieuwe fiets voltrekt<br />

zich al snel binnen de eerste maanden van de intrede in <strong>het</strong> gym, zo laat <strong>het</strong> boek goed<br />

zien. De financiële mogelijkheden van haar familie en haarzelf vormen in deze zoals<br />

gezegd echter vaak een barrière.<br />

Drs. en de taal<br />

Het is belangrijk te vermelden dat de schrijfster van <strong>het</strong> boek Karin Amatmoekrim<br />

door haar volharding <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium haar diploma behaald heeft. Inmiddels is zij<br />

‘Drs.’, zij heeft zelfs twee verschillende universitaire studies gedaan en is een gewaardeerde<br />

schrijfster van Nederlandse literatuur. ‘Drs.’ was een afkorting die hoofdfiguur<br />

Sandra tegenkwam in een tekst die ze moest voorlezen in de eerste dagen dat ze <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

gym zat. Ze wist niet waar die afkorting voor stond en ook wist ze niet hoe je doctorandus<br />

moest uitspreken in <strong>het</strong> Nederlands. Dit is een typisch voorbeeld van de invloed<br />

van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Er wordt in de gebruikte lesstof en literatuur zonder<br />

meer uitgegaan van de vanzelfsprekendheid dat iedere leerling bekend is met dit<br />

soort afkortingen. In een van de voorgaande hoofdstukken is dit aspect gerubriceerd<br />

onder ‘<strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalschat’.<br />

Ook een ander aspect, ‘<strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalcode’, komt in <strong>het</strong> boek<br />

duidelijk naar voren. Het gaat hierbij om de taalcode die impliciet gehanteerd wordt in<br />

de klas en de peer group. In <strong>het</strong> boek worden daarvan duidelijke voorbeelden gegeven.<br />

Volgens Sandra praatte iedereen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium even keurig. Sandra’s taalgebruik<br />

verschilt hiervan wel eens. Zij wordt wat dit betreft ook wel gecorrigeerd door<br />

vriendinnen. Zo merkte een vriendin bijvoorbeeld <strong>op</strong> dat <strong>het</strong> woord auto uitgesproken<br />

moest worden als o-to. “Naar <strong>het</strong> Franse automobile… Het is gewoon niet netjes. Alleen<br />

aso’s zeggen au-to” (p. 57). Het hanteren van de verlangde taalcode wordt ook<br />

88


door de docenten gestimuleerd. Je mag niet ‘plat en stads’ praten want dan krijg je bijvoorbeeld<br />

van de docent te horen:”Bart, je praat als een dokwerker” (p. 66). Interessant<br />

is wat er vervolgens gebeurt. Bart wordt in <strong>het</strong> boek beschreven als een medeleerling<br />

die Sandra dikwijls pest en telkens weer stereotype en discriminerende <strong>op</strong>merkingen<br />

tegen haar maakt. Duidelijk wordt dit in de volgende situatiebeschrijving: “De<br />

klas gniffelde na die <strong>op</strong>merking van de docent”. Bart lacht mee en zegt dan met een<br />

overdreven dik stadsaccent: ”Ik ken d’r ook niks an doen dat ik so praat, ik sien alleen<br />

maar buitenlanders om me eige heen” (p. 66).<br />

Het verborgen curriculum in de leerstof<br />

Het verborgen curriculum treedt ook <strong>op</strong> de voorgrond in ‘de keuze van de leerstof, de<br />

wijze waar<strong>op</strong> met de leerstof omgegaan wordt en de interpretatie daarvan’. De culturele<br />

afstand tussen de schoolcultuur en de Surinaamse achtergrond, de culturele gewoonten<br />

en <strong>op</strong>vattingen verworven in <strong>het</strong> thuismilieu van Sandra komt <strong>op</strong> veel plaatsen in<br />

<strong>het</strong> boek naar voren. Meestal gebeurt dit in de vorm van een ervaren cultuurschok met<br />

de daarbij behorende onzekerheid en identiteitproblemen. In de eerste les van <strong>het</strong> vak<br />

Nederlands die in <strong>het</strong> boek beschreven wordt, krijgt Sandra te horen dat de eerste<br />

maanden in de lessen Nederlands een stripboek centraal zal staan en wel een stripboek<br />

over ene Olivier B. Bommel. Dit was wel een van de laatste dingen die Sandra verwacht<br />

had. Haar betekenisvolle reactie luidde dan ook: “Dieren verkleed als mensen<br />

die duur praten. Lekker belangrijk” (p. 52).<br />

Impliciet heeft Sandra een beeld van wat valide schoolse leerstof zou moeten zijn en<br />

hoe <strong>op</strong> school serieus geleerd zou moeten worden uit leerboeken.<br />

Discrepantie ten aanzien van leraar-leerling-contact<br />

Ook heeft Sandra voor zichzelf een beeld van wat een adequate houding van de docent<br />

als leermeester zou moeten zijn. De verwachtingen die zij <strong>op</strong> dit gebied heeft stroken<br />

niet geheel met de alledaagse praktijken en omgangsvormen van de zelfstandige gymnasia.<br />

Duidelijk wordt dit wanneer we kijken naar de interactie tussen docent en leerlingen.<br />

Daar worden in <strong>het</strong> boek ook enige tekenende voorbeelden van gegeven. Opmerkelijk<br />

is bijvoorbeeld <strong>het</strong> jongensachtige, al te relaxte en enigszins buitenissige gedrag<br />

van die leraar, die met de benen <strong>op</strong> tafel, allerlei vreemde <strong>op</strong>merkingen de klas in<br />

slingerde die iemand als Sandra niet zou verwachten <strong>op</strong> zo’n goede school of eigenlijk<br />

<strong>op</strong> geen enkele school. De vorm van humor van de docent sluit niet goed aan bij Sandra’s<br />

verwachtingen, zoals blijkt wanneer hij vol afgrijzen de klas in kijkt en “stelletje<br />

bakvissen, stelletje walgelijke pubers” roept. Betekenisvol is ook de uitspraak van<br />

hem: “Ik heb de ondankbare taak om jullie te vormen tot de intellectuele elite van ons<br />

land” (p. 52).<br />

89


Rituelen en cultuur<br />

Het verborgen curriculum van een school kent verschillende ‘betekenislagen’. Een van<br />

die lagen betreft de ‘rituelen’ die kenmerkend zijn voor de school. In <strong>het</strong> boek van Karin<br />

Amatmoekrim wordt dit geïllustreerd aan de hand van <strong>het</strong> belang dat <strong>op</strong> Sandra”s<br />

school gehecht werd aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>zetten en uitvoeren van een jaarlijkse toneelvoorstelling<br />

door de leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> afsluitingsfeest. Een leerling merkt daarover tegen Sandra<br />

<strong>op</strong>: “Als je <strong>op</strong> deze school niet aan toneel doet, dan mis je echt wat. Het is ab-soluut<br />

onmisbaar voor je algemene ontwikkeling” (p. 83). Voor Sandra kwam hier weer<br />

een serie cultuurverschillen om de hoek kijken. Toneel was iets voor ‘watjes’ vond zij<br />

eigenlijk. Haar oude vriendinnen in haar woonwijk zouden haar uitlachen als zij <strong>het</strong><br />

hoorden. Dit jaar zou <strong>het</strong> toneelstuk ‘Faust’ van Goethe <strong>op</strong>gevoerd worden. Sandra<br />

had geen idee waar ze <strong>het</strong> over hadden. Toch heeft zij zich aangemeld voor een auditie.<br />

De regisseur was een leerling van de school. Deze zei tegen haar:“Als ik je aanwijs,<br />

ga je in <strong>het</strong> midden van de kring staan en dan doe je een augurk na” (p. 85).<br />

Sandra heeft ‘Faust’ later <strong>op</strong>gezocht in de encycl<strong>op</strong>edie. Zij heeft ook meegedaan ondanks<br />

<strong>het</strong> schaars geklede kostuum dat zij behoorde aan te trekken bij <strong>het</strong> spelen van<br />

haar rol.<br />

Twee werelden<br />

Een van de problemen waar Sandra tegen aanliep, was ook dat haar oude omgeving<br />

<strong>het</strong> niet altijd goed accepteerde dat zij erin slaagde om <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

zich te handhaven. Op een vraag: “Hoe gaat <strong>het</strong> eigenlijk <strong>op</strong> school? Niet te moeilijk?”,<br />

antwoordde zij “Nee”. Toen keek men haar aan alsof men haar niet geloofde.<br />

Een verwante ervaring deed zij <strong>op</strong> toen een van haar vrienden uit de achterstandswijk<br />

waar zij woonde, <strong>op</strong>merkte: “Iemand uit deze wijk <strong>op</strong> die school, dat kl<strong>op</strong>t gewoon<br />

niet. Laat staan een Surinaamse” (p. 155). Voor Sandra was <strong>het</strong> moeilijk om daaraan<br />

weerstand te bieden en stug door te gaan met haar best te doen <strong>op</strong> school en tegelijkertijd<br />

meer zelfvertrouwen en een eigen identiteit, leefwijze en leefwereld <strong>op</strong> te bouwen.<br />

Culturele verschillen die de identiteit van migrantenleerlingen als Sandra bepalen hebben,<br />

zoals gesteld, ook vaak te maken met de achtergrond van verschillen in ‘financieel<br />

kapitaal’ in <strong>het</strong> thuismilieu. Zo wijst Sandra bijvoorbeeld <strong>op</strong> de manier waar<strong>op</strong><br />

‘kakkers’ <strong>op</strong> een heel gemakkelijke, ‘normale’ wijze over ‘grote bedragen’ praten, bijvoorbeeld<br />

over een halve ton aan Euro’s. “Zij praten over de gekste dingen alsof <strong>het</strong><br />

heel normaal is”: Over de grote boot die de vader van een vriendin heeft gekocht of<br />

over drie keer per jaar <strong>op</strong> vakantie gaan en dan ook nog naar Amerika gaan.<br />

Materiële en culturele verschillen in thuissituaties worden in <strong>het</strong> boek nadrukkelijk beschreven.<br />

De gezinnen van de autochtone <strong>Nederlanders</strong> wonen in indrukwekkende<br />

90


huizen (al dan niet met zwembad). In deze gezinnen wordt er bijvoorbeeld van uitgegaan<br />

dat ieder kind een eigen kamer moet hebben, dat alle kinderen van <strong>het</strong> gezin naar<br />

<strong>het</strong> gymnasium gaan, dat deze kinderen een sterk en autonoom karakter hebben, dat de<br />

kinderen wel mogen zittenblijven <strong>op</strong> school als zij uiteindelijk hun diploma maar halen,<br />

dat zij hockey spelen of paardrijden, <strong>op</strong> muziekles gaan en ook een aantal verschillende<br />

muziekinstrumenten kunnen bespelen.<br />

Het thuismilieu van Sandra staat in schril contrast met de zojuist beschreven gezinsituatie.<br />

Bij haar is er geen sprake van hoog<strong>op</strong>geleide ouders met dure banen. Zij woont in<br />

een achterstandswijk en thuis zijn er allerlei problemen. Zij wordt geconfronteerd met<br />

discriminatie en met denigrerende <strong>op</strong>merkingen over buitenlanders (hoofddoekjes, uitkeringstrekkers,<br />

ritueel slachten, etcetera). Zij schaamt zich voor sommige aspecten<br />

van de thuiscultuur, voor de armoede thuis en ook voor de flat en de wijk waarin zij<br />

woont. Zij wilde bij slecht weer niet door de moeder van een vriendin met de auto<br />

thuis afgezet worden en schaamt zich voor een hele ho<strong>op</strong> dingen in de eigen omgeving.<br />

Een van haar nieuwe vriendinnen vraagt: “Waarom mogen we nooit bij jou thuis<br />

komen? We maken eigenlijk altijd huiswerk bij een van ons. Nooit bij jou” (p. 249).<br />

Invloed van de peer group<br />

De schrijfster laat zeer goed zien dat de culturele socialisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> Gym met name<br />

ook geschiedt via de latente processen die zich afspelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau van de peer<br />

group. De tolerante en respectvolle acceptatie van Sandra door de nieuwe gymvriendinnen<br />

en haar aanpassingsproces aan de schoolcultuur en aan de medeleerlingen<br />

lijken mede van doorslaggevende betekenis te zijn voor <strong>het</strong> welbevinden en schoolsucces.<br />

In <strong>het</strong> boek wordt nadrukkelijk de groeiende discrepantie beschreven tussen<br />

<strong>het</strong> oude vriendinnennetwerk uit de achterstandwijk en <strong>het</strong> nieuwe vriendinnennetwerk<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. De leeftijdgenoten van de oude vriendschapskring beschouwen<br />

Sandra steeds meer als ‘een stuudje’ omdat Sandra andere voorkeuren en<br />

gedragingen laat zien die deels met school te maken hebben. Zo vindt Sandra leren en<br />

de school erg belangrijk, terwijl haar oude vriendinnen in haar woonwijk juist negatief<br />

staan ten <strong>op</strong>zichte van leren en de school. Deze vriendinnen willen <strong>het</strong> liefst zo snel<br />

mogelijk zonder diploma aan <strong>het</strong> werk gaan. Sandra ziet en ervaart ook duidelijke verschillen<br />

tussen de twee peer groups. Zij hebben verschillende interesses, vinden andere<br />

dingen leuk, lezen andere jeugdbladen, luisteren naar andere muziek, kijken naar andere<br />

programma’s en hebben voorkeuren voor andere p<strong>op</strong>sterren.<br />

Dubbele loyaliteit<br />

In Sandra’s biografische sc<strong>het</strong>s van haar levensfase <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium gaat<br />

zij niet alleen in <strong>op</strong> de discrepantie en dilemma’s die zij ervaart in de omgang met<br />

91


twee verschillende peer groups die van invloed is <strong>op</strong> haar schoolcarrière. Op verschillende<br />

plaatsen in <strong>het</strong> boek komt ook de ervaren discrepantie tussen schoolcultuur en<br />

thuiscultuur aan de orde. Sandra had aanvankelijk nogal moeite met de ongedwongen,<br />

liberale sfeer <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium en <strong>het</strong> soms wat eigenzinnige, humoristische<br />

of non-conformistische gedrag van docenten <strong>op</strong> deze school. Langzamerhand<br />

lijkt zij hieraan te wennen en zich er goed bij te voelen. Ook al gaat <strong>het</strong> er thuis in veel<br />

<strong>op</strong>zichten geheel anders aan toe. Het is duidelijk dat van ‘<strong>het</strong> leven in twee culturen’<br />

ook leidt ook tot <strong>het</strong> ‘dilemma of divided loyalties’.<br />

Duidelijk komt de verlangde aanpassing van de migrantenleerling ook naar voren in de<br />

impliciete ‘schoolse habitus’ (Bourdieu) die <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium verlangt. Van<br />

de leerling wordt bijvoorbeeld autonomie gevraagd en voorondersteld. Dit is iets wat<br />

in de thuissituatie niet erg gestimuleerd wordt omdat <strong>het</strong> als ‘brutaal’ en als ‘verzet tegen<br />

de ouder’ gezien wordt. Voor migrantenleerlingen is <strong>het</strong> vaak erg moeilijk om met<br />

dit soort discrepanties om te gaan. Haar ambitieuze moeder wil niet alleen <strong>het</strong> beste<br />

voor haar begaafde dochter, maar heeft er ook moeite mee dat zij en haar veranderende<br />

dochter vaak moeilijk contact kunnen maken. De culturele kloof tussen haar en haar<br />

dochter is een realiteit aan <strong>het</strong> worden waarmee beiden moeten leren leven, zo lijkt <strong>het</strong>.<br />

Sandra vertelt haar moeder veel over hoe <strong>het</strong> er in haar nieuwe leefwereld <strong>op</strong> school<br />

aan toe gaat: “Op mijn school dragen ze heel andere kleren”. Maar haar moeder, die<br />

<strong>op</strong> bijstandsniveau met haar gezin moet zien rond te komen, kan ondanks haar ambitie,<br />

maar in beperkte mate tot steun fungeren. Sandra vertelt haar bijvoorbeeld dat haar<br />

vriendinnen <strong>het</strong> gewoon vinden om thuis een hele verzameling boeken te hebben. Haar<br />

moeder wijst er<strong>op</strong> dat boeken niet alleen duur zijn, maar dat <strong>het</strong> ook onzin is om boeken<br />

te k<strong>op</strong>en want die lees je maar één keer en daarom is <strong>het</strong> beter om boeken te lenen<br />

bij de bibliotheek. Ook mocht Sandra van haar moeder bepaalde boeken niet lezen<br />

omdat er volgens haar moeder te veel seks in zou staan.<br />

Je ziet bij Sandra een ontwikkeling waarbij de normen, waarden en gedragspatronen<br />

die ze van huis uit, van haar moeder of van haar oorspronkelijke vriendinnennetwerk<br />

heeft meegekregen, langzamerhand veranderen. Op een brugklasfeestje heeft zij in<br />

eerste instantie lippenstift <strong>op</strong>gedaan, maar toen toch maar weer afgeveegd. Immers,<br />

haar nieuwe vriendinnen deden dat ook niet. Zij mochten van thuis geen lippenstift<br />

<strong>op</strong>doen, want hun moeders vonden dat ordinair, hoorde ze. Toch blijft ze aanl<strong>op</strong>en tegen<br />

zowel interculturele en subculturele verschillen tussen haar identiteit en die van de<br />

blanke gymnasiumgezinnen. Een voorbeeld uit <strong>het</strong> alledaagse leven met meerdere betekenislagen<br />

is <strong>het</strong> volgende: Sandra gaat bij Renske, een van haar nieuwe vriendinnen,<br />

<strong>op</strong> verjaardagsvisite. Binnengekomen in <strong>het</strong> grote mooie huis waarin haar vriendin<br />

woont, komt ze een kamer binnen vol met visite. De moeder van Renske wil haar<br />

aan de familie voorstellen en zegt: “Ze komt uit Suriname, maar ze zit bij Renske <strong>op</strong><br />

92


<strong>het</strong> gymnasium. Knap hè” (p.168). Vervolgens gaan alle tantes applaudisseren. Even<br />

later volgt een gelukkig iets minder navrante ervaring: als cadeautje geeft Sandra aan<br />

Renske een CD met de t<strong>op</strong> honderd nummers van de p<strong>op</strong>muziek. Maar toen hoorde ze<br />

een zusje aan de jarige vragen: “Van wie heb je die kermismuziek gekregen?”.<br />

Wereldvreemde gymnasiasten<br />

Op een aantal plaatsen komt in <strong>het</strong> boek naar voren dat Sandra haar medeleerlingen<br />

soms toch wel een beetje wereldvreemd vond. Haar klasgenoten waren bijvoorbeeld<br />

niet goed <strong>op</strong> de hoogte van voor haar duidelijke sociale verschijnselen en ervaringen<br />

als armoede, inkomensverschillen, afhankelijk zijn van uitkeringen, leven in een andere<br />

cultuur, et cetera. Daarover hadden haar klasgenoten thuis waarschijnlijk nooit iets<br />

gehoord, zo constateerde Sandra. Op sommige momenten dacht ze dat haar klasgenoten<br />

“dom en wereldvreemd waren en deden alsof ze alles wisten terwijl ze helemaal<br />

niks wisten. Niks van de echte wereld, daarbuiten, buiten <strong>het</strong> schoolplein van <strong>het</strong> gym,<br />

buiten <strong>het</strong> hockeyveld. Buiten de stukjes die ze lazen achter<strong>op</strong> de VPRO Gids. Ja ik<br />

heb <strong>het</strong> ook over jullie, zou ze tegen haar vriendinnen willen zeggen. Jullie zijn wel lief<br />

hoor, maar jullie weten ook geen ene moer” (p. 186).<br />

In Sandra’s beleving is de bedoelde wereldvreemdheid nog breder van aard dan alleen<br />

de verschillen in ‘cultureel kapitaal’, zoals duidelijk wordt wanneer bijvoorbeeld verschillen<br />

in etniciteit naar voren komen: “Op <strong>het</strong> gymnasium weten ze niets van zwarte<br />

mensen”. Veel klasgenoten wisten niets van de Ku Klux Klan en hun gewoonte om<br />

zwarte mannen <strong>op</strong> te jagen en af te schieten”. Sandra snapte eigenlijk niet goed dat<br />

haar medeleerlingen hierover thuis nooit iets gehoord hadden. Wellicht dat kenmerken<br />

van <strong>het</strong> beschermde thuismilieu en de traditionele, ietwat naar binnen gerichte cultuur<br />

van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium hierbij een rol spelen, zo lijkt zij te denken, zonder <strong>het</strong><br />

hard<strong>op</strong> te zeggen. Betekenisvol is de volgende <strong>op</strong>merking van haar vriendin: “Ik kan<br />

me gewoon niet voorstellen, dat er zulke mensen zijn. Jij wel?”. Het antwoord laat zich<br />

raden: Sandra kon dat wel, maar ging er verder maar niet <strong>op</strong> in. In dit verband is ook<br />

een ander aspect dat licht werpt <strong>op</strong> de etnisch-culturele verschillen en dilemma’s vermeldenswaard.<br />

Sandra hoorde heel vaak van haar gymnasiumvriendinnen dat zij niet<br />

bij kleur stilstonden en dat ze geen verschil zagen. Sandra geloofde hen <strong>op</strong>recht en ervaarde<br />

ook dat dit overeenkwam met <strong>het</strong> tolerante en sociale karakter van <strong>het</strong> zelfstandige<br />

gymnasium waar zij zich in <strong>het</strong> algemeen veilig en geborgen voelde. Zij had ook<br />

een andere ervaring. In de achterstandswijk waar zij woonde, waren er veel blanke<br />

mensen die heel anders dachten over ‘zwarten en buitenlanders’. Die witte wijkbewoners<br />

maakten zich druk over kleurverschillen en keken heel anders aan tegen ‘de buitenlanders’<br />

dan haar gymnasiumvriendinnen. Sandra duidt deze blanke wijkbewoners<br />

aan als ‘kortzichtige en volkse mensen’. Sandra ervaarde dit verschil in benadering en<br />

93


de <strong>op</strong>rechte mening van haar vriendinnen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gym als een rare dubbele boodschap:<br />

“Alsof alleen zij met huidskleur bezig was”.<br />

Discriminatie<br />

Op school hoort Sandra klasgenoten meerdere keren denigrerende of discriminerende<br />

<strong>op</strong>merkingen maken over buitenlanders, hoofddoekjes, ritueel slachten en <strong>het</strong> profiteren<br />

van grote uitkeringen. Sandra wordt in <strong>het</strong> boek voortdurend gepest en gediscrimineerd<br />

door Bart, een jongen in haar klas, die haar onder andere ‘negertje’ noemt. Deze<br />

Bart kwam haar iedere keer vertellen “dat ze arm en zwart was en niets te zoeken had<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium”. Over <strong>het</strong> feit dat zij door haar vriendinnen in de klas geaccepteerd<br />

was, kreeg zij te horen: “Ze doen alleen maar aardig tegen je omdat je zwart bent.<br />

Een excuusneger noemen ze dat”. Sandra had erg veel last van <strong>het</strong> voortdurende racistische<br />

gepest door deze jongen, maar ze ging met dit probleem niet naar de rector. In<br />

haar oude peer group stond immers de gedachte centraal; “je verraadt zo iemand niet<br />

bij je leraar”. Zij verkoos een andere <strong>op</strong>lossing, namelijk om hem een paar klappen uit<br />

te delen: “Dan zijn we meteen klaar” (p. 277) en hoefde ze niet alles uitgebreid en<br />

wellicht emotioneel aan de leraren uit te leggen en te illustreren. De vriendinnen in<br />

haar klas snapten hier niets van. Op <strong>het</strong> gymnasium waren de regels immers anders. Je<br />

moest <strong>het</strong> melden bij de leraar en de rector als je racistisch benaderd werd.<br />

Relaxhouding<br />

In <strong>het</strong> boek komen duidelijk aspecten naar voren die specifiek zijn voor migrantenleerlingen<br />

die naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium gaan en daarna naar de universiteit. Maar<br />

wat <strong>op</strong>valt is dat er ook een aantal overeenkomsten zijn met leerlingen uit arbeidersmilieus<br />

die doorstromen naar de universiteit. Daarover is zoals eerder aangegeven uit onderzoek<br />

ook <strong>het</strong> nodige bekend geworden.<br />

Het boek geeft een levensecht beeld van de verschillen in leefcultuur. Het gaat om andere<br />

leefomstandigheden, andere gezinsnormen, andere interesses, tijdsbesteding,<br />

sporten en muziekvoorkeuren.<br />

De leerlingen uit migrantengezinnen of arbeidersmilieus die naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

gaan moeten allerhande verborgen codes leren in de omgang met medeleerlingen<br />

en met name de rituelen en de non-verbale codes leren te ontcijferen. Maar dat<br />

is niet <strong>het</strong> enige. Zij moeten om <strong>op</strong> deze school geaccepteerd te worden en zich thuis te<br />

voelen ook de ‘losse’ omgangsvormen eigen maken en een ‘relaxte’ houding aanleren<br />

in de klas en de omgang met <strong>het</strong> nieuwe vriendschapsnetwerk <strong>op</strong> school. Dat is een<br />

houding die ze van huis uit dikwijls niet meegekregen hebben en die ze eigenlijk toch<br />

moeten integreren in hun gedrag. Van huis uit hebben zij vaak de boodschap meegekregen<br />

dat <strong>het</strong> leren en ook <strong>het</strong> leven in <strong>het</strong> algemeen een serieuze aangelegenheid is,<br />

94


waar je niet te gemakkelijk over moet doen, maar waarvoor voortdurend ‘geknokt’<br />

moet worden. Een relaxte houding, losse gedrag- en omgangsvormen en een navenante<br />

‘uitstraling’ - zo belangrijk in <strong>het</strong> habitusdenken van Bourdieu (1979) - staan haaks<br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong>geen in de thuiscultuur zo vaak onderstreept is. De ernst van Sandra’s moeder<br />

over <strong>het</strong> belang van een goede <strong>op</strong>leiding spreekt wat dit betreft boekdelen. Op verschillende<br />

plaatsen in <strong>het</strong> boek komt naar voren dat Sandra moeite heeft met de ‘vrijblijvende’<br />

houding van haar nieuwe klasgenoten. Een houding die door de sociale en<br />

intellectuele thuiscultuur van haar blanke klasgenoten geaccepteerd en aangeleerd is.<br />

Zo wordt een tijdlang onderpresteren door een van de kinderen niet altijd heel erg gevonden.<br />

Als een leerling een jaar blijft zitten en de studie even niet al te serieus <strong>op</strong>gevat<br />

heeft, wordt er toch vanuit gegaan dat dit maar heel tijdelijk en een ‘no-problem’<br />

situatie is en <strong>het</strong> diploma dan maar een jaar later behaald gaat worden. De gedachte vat<br />

dan post dat <strong>het</strong> anderen veel gemakkelijker afgaat, zeker als zij de kunst van <strong>het</strong> leidinggeven,<br />

strategische vaardigheden, de ‘small talk’ en de relaxte gedrag- en omgangsvormen<br />

van huis uit meegekregen hebben. Bij Sandra leidde dit type verschillen<br />

in houding en gedrag van haar nieuwe klasgenoten dikwijls tot een angst om ‘voor<br />

schut gezet te worden’. Daarnaast is er ook sprake van een angst dat er <strong>op</strong> haar neergekeken<br />

wordt, door sommige klasgenoten -vanwege haar ‘zwarte kleur’ en afkomst-,<br />

maar ook door de oude vriendenkring, die haar als een ‘stuudje’ zijn gaan beschouwen<br />

en vinden dat zij ‘er nu eigenlijk niet meer bij hoort’.<br />

Vervreemding en verbazing<br />

Uit de roman maar ook uit ander onderzoek komt naar voren dat in <strong>het</strong> onderwijstraject<br />

van deze leerlingen moeilijke dilemmasituaties en sterke emoties een rol spelen. In<br />

<strong>het</strong> boek over Sandra wordt niet alleen een goed beeld gegeven van de dilemma’s<br />

waarmee zij geconfronteerd werd en waarmee zij moest leren omgaan, maar <strong>het</strong> is ook<br />

een prachtig boek omdat <strong>het</strong> tevens een levensecht beeld geeft van de wegen en werking<br />

van pestgedrag en discriminatie. Het boek laat goed zien dat de discrepanties tussen<br />

<strong>het</strong> thuis- en schoolmilieu voor Sandra ook een zekere mate van vervreemding <strong>op</strong>roepen.<br />

Een goed voorbeeld daarvan is de confrontatie tussen de oude en de nieuwe<br />

vriendenkring van Sandra. In <strong>het</strong> boek wordt <strong>op</strong> indringende wijze de ‘clash’ beschreven<br />

van Sandra die met haar oude vriendinnen in een winkelcentrum ‘rondhangt’ en<br />

daar een ‘nieuwe’ vriendin van school met haar moeder tegenkomt.<br />

Opmerkelijk voor dit onderzoek is ook de ‘verbazing’ over de vreemde gewoonten die<br />

migrantenleerlingen als Sandra aantreffen <strong>op</strong> zelfstandige gymnasia: De rector die toch<br />

wel graag met de voornaam aangesproken wil worden; de vriendin die haar handen<br />

niet wast na de toiletgang. Nog aansprekender is de impliciete ‘culture shock’ wanneer<br />

95


Sandra aan haar moeder <strong>het</strong> verhaal vertelt van hoe <strong>het</strong> er thuis aan toe gaat bij een van<br />

haar nieuwe vriendinnen.<br />

Rol van de ouders<br />

Van belang voor dit onderzoek is niet alleen de analyse van de betekenis van de ‘peer<br />

group’, maar ook de analyse van de positie van de moeder van Sandra in de roman en<br />

meer in <strong>het</strong> algemeen van ouders uit de genoemde doelgroepen wiens kinderen <strong>op</strong> een<br />

zelfstandig gymnasium hebben gezeten en een academische <strong>op</strong>leiding zijn gaan volgen.<br />

Sandra’s moeder heeft een duidelijk normen en waardenstelsel en is erg gesteldheid <strong>op</strong><br />

net gedrag en zo. Bepaalde zaken worden daarom thuis maar niet met haar moeder besproken.<br />

Sandra vindt <strong>het</strong> erg moeilijk om bijvoorbeeld <strong>het</strong> gesprek aan te gaan over<br />

de confrontatie met de (liberale) thuiscultuur van een van haar nieuwe vriendinnen die<br />

een hippiemoeder had, muntthee drinkt en haar dochter af en toe een stickie laat roken.<br />

Ouders uit de doelgroepen en ook Sandra’s moeder blijken wel degelijk geïnteresseerd<br />

in de prestaties en de cijfers die hun kinderen behalen. Maar zoals ook uit de gehouden<br />

interviews in <strong>het</strong> kader van dit onderzoek herhaaldelijk naar voren komt, houdt de discussie<br />

over school en de ervaring daarvan dikwijls al snel <strong>op</strong>. Dit betekent dat hun<br />

kennis over <strong>het</strong> onderwijs <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium ook gering blijft. Opvallend is, dat zij<br />

minder geïnteresseerd lijken te zijn in de inspanningen die <strong>het</strong> hun kind gekost heeft en<br />

wat <strong>het</strong> naar deze school gaan voor hun kind als persoon <strong>op</strong>geleverd heeft. Dit terwijl<br />

de gang naar <strong>het</strong> gymnasium voornamelijk leidt tot een transitie in levensstijl. Dat betekent<br />

dat je als doelgroepleerling door deze nieuwe school gesocialiseerd wordt in een<br />

andere sociale en persoonlijke werkelijkheid. Ook de moeder van Sandra wist uiteindelijk<br />

niet waar haar kind mee bezig was. Dit terwijl Sandra wel degelijk haar best<br />

deed om haar moeder te introduceren in en te interesseren voor de nieuwe wereld van<br />

haar dochter. Maar in <strong>het</strong> boek komt ook goed naar voren dat deze ouders niet in de<br />

nieuwe leefwereld van hun kind kunnen kijken (en hun kind andersom wel). Deze ouders<br />

hebben vaak ook niet de taal om <strong>het</strong> kind <strong>op</strong> dit gebied goed te bevragen. Dat onvermogen<br />

wordt wellicht ook nog beïnvloed door de visie die ouders hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />

elite onderwijs. Zij zijn vooral georiënteerd <strong>op</strong> de hogere maatschappelijke status die<br />

een gymnasium diploma met zich meebrengt en zijn minder georiënteerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> verschil<br />

in leefpatroon, in levensstijl of ‘habitus’ dat veelal gepaard gaat met een hogere<br />

<strong>op</strong>leiding. Zij willen enerzijds hun kinderen stimuleren tot een hogere <strong>op</strong>leiding, maar<br />

maken zich wellicht anderzijds ook wel zorgen om hun kind tot <strong>op</strong> zekere hoogte als<br />

<strong>het</strong> ware te verliezen.<br />

96


Enkele conclusies<br />

Hoewel de inhoudsanalyse van de literaire (deels fictieve) roman vanzelfsprekend<br />

geen empirische betekenis kan worden toegekend, levert deze wel een aantal interessante<br />

aandachtspunten in <strong>het</strong> kader van de onderzoeksthematiek <strong>op</strong>. De roman maakt<br />

duidelijk dat de overgang naar <strong>het</strong> gymnasium voor een migrantenleerling de nodige<br />

schokeffecten met zich mee kan brengen. Zo kunnen deze leerlingen sterke kloven ervaren<br />

ten aanzien van <strong>het</strong> sociaal, cultureel èn financieel kapitaal. Ze kunnen worden<br />

geconfronteerd met de (verborgen) invloeden van de gehanteerde taalschat, de taalcode,<br />

de leerstof, onverwachte docentgedragingen en de heersende ‘relax-cultuur’ die in<br />

contrast kan staan met de meer <strong>op</strong> ‘knokken’ gerichte instelling die zij van huis uit<br />

hebben meegekregen. Sommige leerlingen zullen hun weg moeten vinden in twee duidelijk<br />

verschillende werelden en bijvoorbeeld twee verschillende peer groups (waarvan<br />

uit dit boek de grote socialiserende invloed duidelijk wordt). In dat proces zullen<br />

zij moeten worstelen met dubbele loyaliteiten en verschuivende denk- en leefpatronen.<br />

Complicerend daarbij is dat ouders van migrantenleerlingen dikwijls niet in staat en<br />

gewend zullen zijn om daadwerkelijk mee te leven met wat er gebeurt in <strong>het</strong> leven van<br />

hun kind en zelf ook niet in die nieuwe leefwereld kunnen kijken. Al met al kunnen<br />

zich veel zaken voordoen die leiden tot vervreemding en verbazing. Het is goed om je<br />

hier als school bewust van te zijn en, indien nodig en mogelijk, kritisch je eigen onderwijs<br />

en verborgen curriculum onder de loep te nemen. Het is te prijzen aan <strong>het</strong><br />

CGU dat deze school deze uitdaging aandurft en aangaat.<br />

97


5 Conclusies en discussie<br />

- Om de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> gymnasium meer een afspiegeling te laten zijn<br />

van de maatschappij, moeten deze volgens sommigen ‘deftige’ elitescholen extra<br />

inspanningen plegen om meer arbeiderskinderen en migrantenkinderen te werven.<br />

Een aantal zelfstandige gymnasia tracht daartoe de contacten met de basisscholen<br />

als leveranciers van begaafde doelgroepleerlingen te verstevigen.<br />

- Veel basisscholen ‘kennen’ <strong>het</strong> zelfstandige gymnasium als schooltype helemaal<br />

niet en denken er niet aan begaafde kinderen daar<strong>op</strong> te wijzen. Aan de basisscholen<br />

wordt daarom gevraagd mogelijk geschikte leerlingen te monitoren en deze<br />

basisschoolleerlingen de mogelijkheid te geven om in hun vrije tijd al reeds extra<br />

lessen te laten volgen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. Ze maken dan kennis met dit<br />

‘onbekende’ en ‘aparte’ type onderwijs en krijgen dan bijvoorbeeld lessen in ‘algemene<br />

vorming’ en ‘taalvaardigheid’.<br />

- Door migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium wordt <strong>op</strong>gemerkt dat de leerkrachten<br />

in <strong>het</strong> basisonderwijs deze leerlingen qua begaafdheid in <strong>het</strong> algemeen onderschatten.<br />

Deze leerlingen worden volgens hen vaak naar een ‘lager’ onderwijsniveau<br />

verwezen.<br />

- Kenmerkend voor <strong>het</strong> gymnasium met de meeste migrantenleerlingen is <strong>het</strong> <strong>op</strong>en<br />

karakter van de school en <strong>het</strong> gegeven dat arbeidersleerlingen en migrantenleerlingen<br />

duidelijk met <strong>op</strong>en armen ontvangen worden. Het is belangrijk om deze<br />

leerlingen niet als (potentieel) probleem te benaderen, maar als normaal te zien.<br />

- Kenmerkend voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium is niet alleen dat er extra vakken<br />

zijn en <strong>het</strong> niveau erg hoog ligt, maar dat de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong><br />

rooster en de aard van de leerstof en de rol<strong>op</strong>vatting van de docenten soms duidelijk<br />

verschillen van andere schooltypen. Analyse van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />

laat specifieke schoolculturele ‘neveneffecten’ zien.<br />

- Over de problemen voor doelgroepleerlingen voortvloeiend uit <strong>het</strong> ‘highbrow’<br />

culturele taalgebruik, de verschillen in taalcodes en de vooronderstelde culturele<br />

bagage van de leerlingen zijn in <strong>het</strong> onderzoek en met name ook in de inhoudsanalyse<br />

van de literaire roman ‘Het Gym’ vele voorbeelden voorbij gekomen. Zo was<br />

in deze roman een leerlinge niet <strong>op</strong> de hoogte hoe de afkortingen van academische<br />

titels uitgesproken moesten worden en had zij geen idee waarom collega leerlingen<br />

van die randen om hun ogen hadden als zij terugkwamen van ‘wintersport’<br />

(“wat voor een sport is dat dan?”).<br />

99


- Een ander belangrijk aspect van <strong>het</strong> verborgen curriculum betreft de schoolse ‘rituelen’<br />

van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium die verschillende vormen kennen zoals ‘de<br />

klassieke reis naar o.a. Rome; de oriëntatie <strong>op</strong> kunst en cultuur; de individuele afscheidsspeech<br />

bij de diploma uitreiking et cetera. Daarnaast spelen de alledaagse<br />

‘routines’ die kenmerkend zijn voor <strong>het</strong> gymnasium ook een duidelijke rol. Daartoe<br />

behoren ook de aard van de ongedwongen docent-leerling relatie en <strong>het</strong> docentengedrag<br />

en de intercollegiale verhoudingen onder de docenten in dit schooltype.<br />

- Uit <strong>het</strong> onderzoek komt naar voren dat met name de ‘peer group’ <strong>op</strong> school en in<br />

de klas zeer belangrijk is voor <strong>het</strong> welbevinden en de gymnasiale <strong>op</strong>vang van de<br />

doelgroepleerlingen. Deze leerlingen staan voor de zware psychologische <strong>op</strong>gave<br />

om zich te integreren in een voor hen vreemde, nieuwe sociale en cognitieve wereld<br />

waarbij zij vaak zelfstandig ‘meervoudige identiteiten’ moeten ontwikkelen<br />

naar aanleiding van allerlei belangrijke dilemmasituaties.<br />

- De leerlingen <strong>op</strong> de onderzochte scholen typeren de sfeer als ‘gezellig’. De docenten<br />

zijn <strong>op</strong>en en eerlijk. Zij maken volgens de CGU-leerlingen geen onderscheid<br />

naar afkomst en benaderen iedereen <strong>het</strong>zelfde. Zowel <strong>het</strong> gedrag van docenten als<br />

leerlingen wordt gekenmerkt door een ‘ongedwongen’ sfeer en ‘losse’ omgangsvormen.<br />

De zelfstandige gymnasia zijn niet echt strak gereguleerde scholen. Toch<br />

is <strong>het</strong> speciaal voor doelgroepleerlingen van belang om inzicht te krijgen in de<br />

door hen ‘niet verwachte’ en ‘onduidelijke’ regels en gedragspatronen van de<br />

school. Explicitering van deze aspecten is een belangrijke <strong>op</strong>gave voor <strong>het</strong><br />

schoolbeleid en dienen naar de doelgroepleerlingen en hun achterban beter gecommuniceerd<br />

te worden.<br />

- Leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzochte gymnasium met de meeste migrantenleerlingen<br />

merken volgens hen niets van racisme <strong>op</strong> school. Door een van de rectoren wordt<br />

<strong>op</strong>gemerkt dat racistische <strong>op</strong>merkingen in principe niet te vermijden zijn, maar dat<br />

<strong>het</strong> beleid er<strong>op</strong> gericht moet zijn dat leerlingen leren om dit dan te melden, dat dit<br />

door de school verwerpelijk gevonden wordt en dat zij ook weten dat er dan door<br />

de school nadrukkelijk actie ondernomen wordt.<br />

- Zelfstandige gymnasia worden over <strong>het</strong> algemeen gezien en gepresenteerd als beschutte,<br />

beschermde omgevingen en dat is in principe gunstig voor <strong>het</strong> leerproces<br />

van de leerlingen, maar kan volgens diverse respondenten ook leiden tot een zekere<br />

wereldvreemdheid bij de meerderheid van de leerlingen afkomstig uit intellectuele<br />

of hoger sociale milieus. Opgemerkt wordt dat deze leerlingen wellicht niet<br />

al te veel weten van concrete sociale problemen van leerlingen uit migrantengezinnen<br />

of uit de ’lower class’. Zij zijn vaak minder <strong>op</strong> de hoogte van de ervaren<br />

werkelijkheid van maatschappelijke tegenstellingen, structuren en processen en<br />

wat er ‘in de wereld buiten hun directe milieu concreet aan de hand’ is. Voor ar-<br />

100


eiderskinderen en migrantenleerlingen, zo komt in dit onderzoek naar voren, kan<br />

dit een belangrijk aspect zijn in hun ‘c<strong>op</strong>ing’ met de nieuwe gymnasium realiteit<br />

en hun identiteitsproblematiek.<br />

- In <strong>het</strong> algemeen lijken docenten <strong>op</strong> de betreffende gymnasia volgens dit onderzoek<br />

als ‘gemene deler’ te hebben dat zij <strong>op</strong> de beste scholen van <strong>het</strong> land werken,<br />

de meest excellente leerlingen hebben en bezig zijn met de vorming van de nieuwe<br />

elite die <strong>het</strong> land nodig heeft. Zij stellen daartoe ‘erg hoge eisen’ aan de leerlingen,<br />

maar ook aan zichzelf, zo is duidelijk <strong>op</strong>gevallen tijdens de observaties, interviews,<br />

panelgesprekken en inhoudsanalyses. Daartegenover lijken docenten,<br />

leidinggevenden en leerlingen ook enorm veel energie <strong>op</strong> te doen vanwege de uitstraling<br />

en <strong>het</strong> sociale klimaat van dit schooltype waar zij trots en zuinig <strong>op</strong> zijn.<br />

Uiteraard is dit een belangrijk aspect van ‘<strong>het</strong> ongeschreven curriculum’ van de<br />

school.<br />

- Tot <strong>het</strong> verborgen curriculum van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium behoren ook de vanzelfsprekendheden<br />

die er zijn in de standaard leeractiviteiten, de didactiek en de<br />

legitimering daarvan. Via uiteenl<strong>op</strong>ende methoden is getracht hiervan een ‘beeld’<br />

te krijgen. Tussen de 38 zelfstandige gymnasia in Nederland zijn er volgens onze<br />

respondenten kennelijk erg veel overeenkomsten. Het onderwijs vindt bij veel docenten<br />

grotendeels <strong>op</strong> een traditionele wijze ‘klassikaal’ plaats met veel uitleg<br />

door de docent. De ondervraagde leerlingen denken dat docenten dit doen om zo<br />

meer ‘theorie’ te behandelen en betere resultaten te kunnen bereiken.<br />

- Uit de reacties van geïnterviewde rectoren komt <strong>het</strong> beeld naar voren dat <strong>op</strong> dit<br />

schooltype in <strong>het</strong> algemeen geen ‘specifiek onderwijsconcept’ wordt voorgeschreven.<br />

Docenten zijn meer autonoom dan <strong>op</strong> andere scholen. Zolang de resultaten<br />

goed zijn en de leerlingen en hun ouders tevreden worden er <strong>op</strong> deze zelfstandige<br />

gymnasia eigenlijk nooit ‘experimenten’ aangegaan. Zowel ‘t<strong>op</strong>-down’ als ‘bottom-up’<br />

innovaties lijken <strong>op</strong> de werkvloer geen kans te maken. Daardoor blijft <strong>het</strong><br />

onderwijs relatief traditioneel. Maar volgens de ondervraagde respondenten is dit<br />

juist <strong>het</strong> sterke punt van deze scholen. Volgens hen vinden veel leerlingen dit ook,<br />

evenals hun ouders die voor een groot deel ook <strong>op</strong> zo’n school gezeten hebben en<br />

<strong>op</strong> basis van die <strong>op</strong>leiding allemaal goede carrières hebben <strong>op</strong>gebouwd.<br />

- In <strong>het</strong> onderzoek is ook aandacht besteed aan de interculturele sensibiliteit van de<br />

respondenten <strong>op</strong> affectief, cognitief en gedragsniveau. Het lijkt er<strong>op</strong> dat <strong>op</strong> de<br />

scholen met meer migrantenleerlingen docenten en leerlingen beter <strong>op</strong> de hoogte<br />

zijn van de dilemma’s en spanningsverhoudingen waarmee de doelgroep leerlingen<br />

geconfronteerd worden zoals a) de spanningsverhouding van <strong>het</strong> leven in<br />

twee culturen: De wereld van thuis en de herkomstcultuur en de Nederlandse buitenwereld;<br />

b) de spanningsverhouding tussen de thuiswereld en de leerwereld; c)<br />

101


De spanningsverhouding tussen thuiscultuur en schoolcultuur; d) de spanningsverhouding<br />

van <strong>het</strong> leven in twee verschillende ‘peergroups’ die van school en die<br />

van thuis.; e) de spanningsverhouding tussen binnenschools functioneren (denk<br />

aan de ‘onderhandelingshuishouding’) en de buitenschoolse wereld (‘gezagshuishouding’<br />

en andere autoriteitsverhoudingen in <strong>het</strong> thuismilieu).<br />

- Wat betreft de intercollegiale omgang tussen docenten is de ‘ongeschreven regel’<br />

dat de professionele autonomie van de individuele docent eigenlijk centraal staat.<br />

Samenwerking vindt vooral plaats binnen vaksecties en verder geven docenten<br />

een eigen invulling aan hun taak.<br />

- Uit <strong>het</strong> onderzoek komt ook naar voren dat <strong>het</strong> contact met ouders vaak bemoeilijkt<br />

wordt, niet alleen door gebrekkige taalkwesties, maar ook door taalcode problemen.<br />

De ouders weten niet hoe ze de school <strong>op</strong> een goede wijze moeten aanspreken<br />

als er problemen zijn die besproken moeten worden. Meer aandacht voor<br />

<strong>het</strong> stimuleren van de pedagogische en interculturele sensibiliteit van docenten en<br />

<strong>het</strong> verminderen van de ‘naar binnen gerichtheid’ van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />

kan wellicht in dit soort zaken tot verbetering leiden. Een ander belangrijk aandachtspunt<br />

voor de school in dit verband is <strong>het</strong> gesignaleerde onvermogen van<br />

migrantenouders om hun kinderen emotioneel en psychologisch te begeleiden in<br />

hun nieuwe sociale en intellectuele leefwereld <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. De<br />

‘culturele’ kenmerken verbonden met de ‘restricted code’ (Bernstein) spelen hier<br />

een extra grote rol. Belangrijk is daarnaast ook dat scholen de doelgroepouders informeren<br />

over <strong>het</strong> doorstuderen aan de universiteit en de verschillende <strong>op</strong>leidingen<br />

aan de universiteit. Dat is vaak te weinig bekend of te ver van <strong>het</strong> bed. Ook is<br />

<strong>het</strong> van belang om ouders uit de doelgroepen al vroeg vertrouwd te maken met<br />

wat <strong>het</strong> betekent dat je kind een academicus kan worden of wordt. In dit verband<br />

kan bijvoorbeeld gewezen worden <strong>op</strong> de indicerende titel van <strong>het</strong> proefschrift van<br />

Jan Brands (1992) over academici afkomstig uit arbeidersmilieus: ”Die hoeft nooit<br />

meer iets te leren” , een gedachte die vaak leeft onder ouders uit de doelgroepen.<br />

Dit terwijl de kern van de transitie naar ‘de nieuwe wereld’ juist was en is dat je<br />

‘je hele leven lang moet blijven leren’ en vanuit jouw achtergrond ‘zeker niet <strong>op</strong> je<br />

lauweren kunt gaan rusten’, maar toch wel in meer of mindere mate ’blijvend’ <strong>het</strong><br />

gevecht zult moeten aangaan. Ouders uit de doelgroepgezinnen moeten hier veel<br />

meer van weten en er zo vroeg mogelijk mee vertrouwd raken. Extra ouder-school<br />

contact met deze doelgroepen over dit soort cultuuraspecten is belangrijk voor <strong>het</strong><br />

bereiken van de doelstellingen van de onderwijsinspanningen <strong>op</strong> dit gebied.<br />

- In feite is een van de sterke kanten van de zelfstandige gymnasia in Nederland -<br />

onderwijskundig en onderwijssociologisch gezien- dat zij intern in hoge mate voldoen<br />

aan <strong>het</strong> concept van ‘de school als sociale en morele leergemeenschap’. Dit<br />

102


wordt volgens dit onderzoek in hoge mate gerealiseerd via de ‘ongeschreven regels’<br />

van <strong>het</strong> verborgen curriculum. ‘Trots <strong>op</strong> de school’; ‘relaxte en losse omgangsvormen’;<br />

maar toch wel een ‘moreel’ gefundeerd en ‘veilig’ en soms een ‘te<br />

beschermd’ sociaal klimaat; zijn de centrale ‘denominators’ en ‘ongeschreven regels’<br />

die uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren komen.<br />

- Belangrijk in verband met de onderzoeksvraag is ook de aard van de specifieke<br />

sociaal-culturele kenmerken die <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium kenmerken als organisatie.<br />

De scholen met een hoger percentage doelgroepleerlingen hebben volgens<br />

de bevindingen van dit onderzoek duidelijke <strong>op</strong>vattingen over hun doelstellingen<br />

<strong>op</strong> dit gebied. Zij vinden bijvoorbeeld ”dat wij een maatschappelijke plicht hebben<br />

om leerlingen die getalenteerd genoeg zijn ook aan een gymnasiumdiploma te<br />

helpen”.<br />

- Het verlangen om werk te maken van de emancipatorische functie van <strong>het</strong> zelfstandig<br />

gymnasium leeft niet bij alle docenten even sterk, zo blijkt uit verschillende<br />

interviews. Diverse docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium zijn van mening<br />

dat doelgroepleerlingen niet teveel ‘gepamperd’ moeten worden. Zij moeten vooral<br />

‘<strong>op</strong> eigen kracht’ <strong>het</strong> hoogste niveau behalen.<br />

DISCUSSIE<br />

Tot zover de resultaten en conclusies van dit onderzoek. Ter afsluiting van deze rapportage<br />

is <strong>het</strong> wellicht nuttig om dit onderzoek te plaatsen in <strong>het</strong> perspectief van eerder<br />

verricht onderzoek <strong>op</strong> dit terrein.<br />

Onderzoekers van ‘de reproductie these’ hebben met name willen aantonen en interpreteren<br />

hoe <strong>het</strong> onderwijs bijdraagt aan de instandhouding van de maatschappelijke<br />

ongelijkheid.<br />

Zij zagen in <strong>het</strong> verborgen curriculum een belangrijk instrument voor dit proces. De<br />

uitkomst van dit onderwijssociologische debat was eigenlijk een ‘pessimistische’ <strong>op</strong>vatting.<br />

Het onderwijs was een instrument van <strong>het</strong> kapitalisme, <strong>het</strong> hield kinderen <strong>op</strong><br />

hun plaats en <strong>het</strong> verborgen curriculum was <strong>het</strong> belangrijkste vanzelfsprekende mechanisme.<br />

<strong>Nieuwe</strong> inzichten leiden tot de gedachte dat <strong>het</strong> goed is de aandacht ook met<br />

name te richten <strong>op</strong> de microsociologische aspecten zoals bijvoorbeeld <strong>op</strong> de wijze<br />

waar<strong>op</strong> concrete individuen zich een plaats weten te verwerven in de hogere regionen<br />

van de maatschappelijke structuur. Deze nieuwe visie gaat uit van <strong>het</strong> tegenwoordig in<br />

onderzoek en in wetenschappelijke en maatschappelijke analyses naar voren tredende<br />

beeld van <strong>het</strong> geïndividualiseerde individu als de vormgever van de eigen biografie,<br />

identiteit en levenswijze. Deze benadering onderzoekt hoe begaafde en talentvolle<br />

103


leerlingen uit achterstandsituaties of migrantenleerlingen via de best mogelijke <strong>op</strong>leidingen<br />

later maatschappelijk belangrijke en statusvolle posities zouden moeten kunnen<br />

bereiken. Inspanningen om deze problematiek aan te pakken richten zich vanuit dit<br />

(relatief) nieuwe gezichtspunt niet zozeer <strong>op</strong> ‘collectieve’ ongelijkheidsbenaderingen<br />

en didactische programma’s, maar kiest men eerder voor een <strong>op</strong> <strong>het</strong> individu gerichte<br />

‘maatwerk’ aanpak. Voor <strong>het</strong> aanboren van dit ‘latent talent’ wil men extra inspanningen<br />

doen, omdat men vanuit de huidige meritocratische onderwijsideologie vindt dat<br />

<strong>het</strong> onderwijs, zeker de excellente scholen een actieve bijdrage moeten leveren aan<br />

Nederland als ‘kennismaatschappij’.<br />

104


6 Literatuur<br />

Adler, S., E. Hughes & R. Scott (2006). Student ‘moles’: Revealing the hidden curriculum.<br />

Medical Education 40, pp. 463-464.<br />

Amatmoekrim, K. (2011). Het Gym. Amsterdam: Prometheus.<br />

Anderson, T, (2001). The hidden curriculum in distance education: an updated view.<br />

Change, 33, pp. 28-35.<br />

Anyon, J. (1980). Social class and the Hidden Curriculum of Work. Journal of Education.<br />

Vol 62, pp. 67-92.<br />

Anyon, J. (1981) Ideology and United States history textbooks, Harvard<br />

Educational Review, 49, pp. 361-386.<br />

Apple, M. and N. King (1983). “What Do Schools Teach?” in: Giroux, H. & D. Purpel<br />

(Eds). The Hidden Curriculum and Moral Education. Berkeley, California:<br />

McCutchan Publishing Corporation, pp. 82–99.<br />

Archer, L., (2006). Social Class and Higher Education. In: Archer, L., Hutchings,<br />

M., Ross, A., (Eds.). Higher Education and Social Class: Issues of exclusion and<br />

inclusion. London: Routledge-Falmer. 5-20.<br />

Archer, L., Hollingworth, S., Halsall, A., (2007). ‘University’s not for me – I’m a<br />

Nike Person’: Urban Working-Class Young Pe<strong>op</strong>le’s Negotiations of ‘Style’,<br />

Identity and Educational Engagement. Sociology, 41: 210-237.<br />

Ball, S.J., Reay, D., David, M., (2002). ‘Ethnic Choosing’: minority ethnic students,<br />

social class and higher education choice. Race, ethnicity and education, 5: 333-<br />

358.<br />

Ballentine, J. & F. Hammack (2012). The Sociology of Education. Boston: Pearson.<br />

Bernfeld, S. (1967). Sisyphos oder die Grenzen der Erziehung. Frankfurt: Suhrkamp.<br />

Bernstein, B. (1975). Ritual in Education. In: B. Bernstein, Class, Codes and Control.<br />

Vol III. London: Routledge and Kegan Paul.<br />

Bernstein, B. (1975a). Class, Codes and Control. Vol I. London: Routledge and<br />

Kegan Paul.<br />

105


Blumberg, A. and P. Blumberg (1994). The Unwritten Curriculum, Thousand Oaks,<br />

CA: Corwin.<br />

Bourdieu, P. (1973). Les Heretiers ; English: Bourdieu, P. (1979). The Inheretors :<br />

French students and their relations to culture. Chicago: University of Chicago<br />

Press.<br />

Bourdieu, P., (1979). La distinction: critique sociale du Jugement. Paris: Les éditions<br />

du Minuit ; English: Bourdieu, P. (1984). Distinction : A social critique of<br />

the judgment of taste. Cambridge, MA: Harvard University Press.<br />

Bourdieu, P., Passeron, J.-C. (1970). La reproduction: Eléments pour une theorie du<br />

système d’enseignement. Paris: Les Editons de Minuit; English: Bourdieu, P.<br />

(1977). Reproduction in Education, Society and Culture. Beverley Hills: Sage.<br />

Bowles, S. & H. Gintis (eds.), (1976). Schooling in Capitalist America. Educations<br />

and the contradictions of economic life. New York: Basic books.<br />

Brands, J. (1992). Die hoeft nooit meer wat te leren. Levensverhalen van academici<br />

met laaggeschoolde ouders. Nijmegen: SUN.<br />

Cornbleth, C. (1984). ‘Beyond Hidden Curriculum?’ Journal of Curriculum Studies.<br />

16.1: 29–36.<br />

Cornbleth, C. (1990). Curriculum in Context. Basingstoke: Falmer Press.<br />

Dewey, J. (1916, 1966) Democracy and Education. New York: Free Press.<br />

Dewey, J. (1938) Experiene and Education. London : Collier-Macmillan.<br />

Durkheim, E. (1925). L'Education Morale. Paris. Presses Universitaires. English:<br />

Durkheim, E. Moral Education (1961). New York: Free Press.<br />

Dreeben, R. (1968) On What is Learned in School. Massachusetts: Addison Wesley.<br />

Giroux, H. & A. Penna (1983). “Social Education in the Classroom: The Dynamics<br />

of the Hidden Curriculum.” The Hidden Curriculum and Moral Education. Ed.<br />

Giroux, Henry and David Purpel. Berkeley, California: McCutchan Publishing<br />

Corporation. 100–121.<br />

Giroux, H. & D. Purpel (eds.) (1983). The Hidden Curriculum and Moral Education.<br />

Berkeley CA: McCutchan Pubishing Corporation.<br />

Goodson , I. & C. Anstead (2012). The Life of a School, A Research Guide. New<br />

York: Peter Lang.<br />

106


Gordon, D. (1980). The Immorality of the Hidden Curriculum. Journal of moral<br />

education. 10,pp. 3-8.<br />

Gordon, D. (1996). The Concept of the Hidden Curriculum. Journal of Philos<strong>op</strong>hy<br />

of Education. pp. 187-198.<br />

Gordon, E., B. Bridglall, and Aundra Saa Meroe (2005). Preface. In: Supplemental<br />

Education: The Hidden Curriculum of High Academic Achievement. Lanham,<br />

Maryland: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. ix–x.<br />

Eisner, E. (1985). The Educational Imagination: On the Design and Evaluation of<br />

School Programs, 2nd edition, New York: Macmillan.<br />

Hafferty, F. (1988). Beyond Curriculum Reform: Confronting medicine’s hidden<br />

curriculum. Academic Medicine, 73. pp. 403-407.<br />

Hafferty, F. & R. Franks (1994). The hidden curriculum, ethics teaching, and the<br />

structure of medical education. Academic Medicine, 69. pp. 861-871.<br />

Halstead, M. & J. Xiao (2010). Values Education and the hidden curriculum. In T.<br />

Lovat et al. (eds.), International Research Handbook on Values Education and<br />

student wellbeing. Dordrecht: Springer Science + Business B. V. pp. 303-317.<br />

Hamilton, L. & B. Powell (2007). Hidden Curriculum. In G. Ritzer (Ed.), Blackwell<br />

encycl<strong>op</strong>edia of sociology (Vol. 5). London: Wiley-Blackwell.<br />

Haralambos, M. (1991). Sociology: Themes and Perspectives. London: University<br />

Tutorial Press.<br />

Hurst, A. (2012). College and the working class. What it takes to make it. Rotterdam,<br />

Boston, Taipei: Sense Publishers<br />

Jackson, P. (1968). Life in Classrooms. New York: Holt, Rinehart and Winston.<br />

Jackson, P., Boostrom & D. Hansen (1993). The moral life of schools. San Francisco:<br />

Jossey Bass.<br />

Kaufman, P. (2003). Learning to not labor: How Working-Class Individuals Construct<br />

Middle-Class Identities. The Sociological Quarterly, 44: 481-504.<br />

Klaassen, C. (1981). Sociologie van de persoonlijkheidsontwikkeling. Verkenningen<br />

in de socialisatietheorie. Deventer: Van Loghum Slaterus. pp. 301.<br />

107


Klaassen, C. (1992). The Latent Initiation. The Hidden curriculum as an Instrument<br />

of Indirect Political Socialization. In: Politics and the Individual. International<br />

Journal of Political Socialization and Political Psychology, 2, p. 41-64.<br />

Klaassen, C. (1996). Socialisatie en Moraal. Onderwijs en waarden in een laatmoderne<br />

tijd. Leuven-Apeldoorn: Garant. pp.212.<br />

Klaassen, C. (2002). Teacher pedagogical competence and sensibility. Teaching and<br />

Teacher Education.18. p.151-158.<br />

Klaassen, C. (2012). Just a Teacher or also a Moral Example? In: Alt, D. & R.<br />

Reingold: Changes in Teachers’ Moral Role. From Passive Observers to Moral<br />

and Democratic Leaders. Rotterdam, Boston, Taipeh: Sense Publishers. p. 13-<br />

30.<br />

Klaassen, C. (2012a). De Pedagogische Voorbeeldfunctie van de Leerkracht. Nijmegen:<br />

Radboud Universiteit.<br />

Klaassen, C. & N. Maslovaty (2010). Moral courage and the Normative Professionalism<br />

of Teachers. Rotterdam, Boston, Taipei: Sense Publishers.<br />

Kohlberg, L. (1983). “The Moral Atmosphere of the School.” In: Giroux, H. & D.<br />

Purpel (Eds.): The Hidden Curriculum and Moral Education. Berkeley, California:<br />

McCutchan Publishing Corporation, pp. 61–81.<br />

Loewen, J. (1995). Lies My Teacher Told Me: Everything Your American History<br />

Textbook Got Wrong. New York: Simon & Schuster, 1995.<br />

Lynch, K. (1989). The Hidden Curriculum: Reproduction in Education, a Reappraisal.<br />

London: Falmer Press.<br />

Martin, J. (1983). “What Should We Do with a Hidden Curriculum When We Find<br />

One?” In: The Hidden Curriculum and Moral Education. Ed. Giroux, Henry and<br />

David Purpel. Berkeley, California: McCutchan Publishing Corporation. pp.<br />

122–139.<br />

Matthys, M., (2010). Doorzetters. Een onderzoek naar de betekenis van arbeidersafkomst<br />

voor de levenslo<strong>op</strong> en lo<strong>op</strong>baan van universitair afgestudeerden. Amsterdam:<br />

Aksant.<br />

Meighan, R.(1981). (First edition). A Sociology of Educating. London:Holt, Rinehart<br />

& Winston.<br />

108


Meighan, R. & I. Siraj-Blatchford (2003). (Fourth edition). A Sociology of Educating.<br />

London: Continuum.<br />

Onderwijsraad (2011). Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil. Jaarboek 2011 Onderwijsraad.<br />

Den Haag: Onderwijsraad.<br />

Parsons, T. (1964). The Social System. New York: The Free Press.<br />

Parsons, T. (1970). Social Structure and Personality. New York: The free Press.<br />

Portelli, J. (1993). ‘Exposing the hidden curriculum’, Journal of Curriculum Studies,<br />

25, 4, pp. 343-58.<br />

Reay, D., Davies, J. , David, M., Ball, S.J., (2001). Choices of Degree or Degrees of<br />

Choice? Class, ‘Race’ and the Higher Education Choice Process. Sociology, 35:<br />

855-874.<br />

Ryan, J., Sackrey, C., (Eds.), (1996). Strangers in Paradise: Academics from the<br />

Working Class. Boston: South End Press.<br />

Sennett, R., Cobb, J., (1972). The Hidden Injuries of Class. New York:<br />

Kn<strong>op</strong>f/Vintage Books.<br />

Skelton, A. (1997). Studying Hidden Curricula: Devel<strong>op</strong>ing a Perspective in the<br />

Light of Postmodern Insights. Curriculum Studies, Vol.5. No. 2. pp. 177-193.<br />

Snyder, B. (1971). The Hidden Curriculum. New York: Kn<strong>op</strong>f.<br />

Vallance, E. (1983). “Hiding the Hidden Curriculum: An Interpretation of the Language<br />

of Justification in Nineteenth-Century Educational Reform”. In: The Hidden<br />

Curriculum and Moral Education. Giroux, H. and D. Purpel (Eds). Berkeley,<br />

California: McCutchan Publishing Corporation. pp. 9-27.<br />

Wear, D. & J. Skillicorn (2009). Hidden in Plain Sight: The Formal, Informal and<br />

Hidden Curricula of a Psychiatry Clerkship. Academic Medicine, 84. pp.451-<br />

458.<br />

Whitty, G. and M. Young (1976). Society, State and Schooling. Brighton: Falmer<br />

Press.<br />

Willis, P. (1977). Learning to Labour. London: Saxon House.<br />

109


Bijlage 1 Instrument schoolklasobservatie<br />

Aandachtspunten:<br />

Is er sprake van taalgebruik van docent dat voor nieuwkomers en lager sociaal milieu<br />

kinderen erg moeilijk of niet begrijpelijk is?<br />

Worden er verwijzingen gemaakt naar kenmerken van elites en andere bevolkingsgroepen?<br />

Wordt er een apart stempel gedrukt <strong>op</strong> bepaalde leerlingen?<br />

Is er sprake van een culturele afstand tussen verschillende groepen leerlingen?<br />

Is er sprake van een veilig klimaat in de klas?<br />

Welke impliciete waarden en normen draagt de docent over?<br />

Welke waarden en normen komen expliciet en welke impliciet naar voren in de<br />

lesstof?<br />

Welke waarden en normen komen expliciet en welke impliciet naar voren in <strong>het</strong><br />

leerkrachtgedrag en in de manier waar<strong>op</strong> leren (leerlingen) en onderwijzen (docent-e)<br />

gestalte krijgt?<br />

111


Bijlage 2 Instrument observatie informatiebijeenkomst<br />

potentiële leerlingen en ouders<br />

Wat wordt er gezegd over <strong>het</strong> ‘mission statement’ van de school?<br />

Komt <strong>het</strong> probleem van <strong>het</strong> percentage migrantenleerlingen naar voren?<br />

Hoe wordt de specifieke schoolCULTUUR gepresenteerd?<br />

Hoe komt dit over bij verschillende groepen ouders?<br />

Praten migrantenouders ook met docenten?<br />

Wat wordt gezegd over <strong>het</strong> presteren en <strong>het</strong> prestatieniveau van de school?<br />

Wordt er ook ingegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> fenomeen ‘intellectuele elite’?<br />

Wat wordt er gezegd over de impliciete regels en gedragscodes van de school?<br />

Wat is de normatieve aard van <strong>het</strong> informatiemateriaal dat meegegeven wordt?<br />

113


Bijlage 3 Semi-gestructureerde interviewleidraad<br />

gesprek met rector CGU<br />

1) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />

2) Wat zijn volgens u typische ‘ongeschreven regels’ van uw school? En andere aspecten<br />

van <strong>het</strong> meer ‘verborgen curriculum’ die typerend zijn voor <strong>het</strong> CGU?<br />

3) Hoe typeert u uw eigen manier van leiding geven?<br />

4) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />

5) Hoe typeert u de leerlingen van <strong>het</strong> CGU? Welke diversiteit aan leerlingen is<br />

aanwezig? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />

6) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU?<br />

Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee om?<br />

7) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />

8) Wat is uw beeld van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens van docenten ten aanzien van<br />

een groter aantal ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong>’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU?<br />

9) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />

van <strong>het</strong> CGU?<br />

115


Bijlage 4 Interviewleidraad rectoren andere zelfstandige<br />

gymnasia<br />

Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek schoolleiders project ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’ – andere gymnasia<br />

1) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />

2) Wat zijn volgens u typische ‘ongeschreven regels’ van uw school? En andere aspecten<br />

van <strong>het</strong> meer ‘verborgen curriculum’ die typerend zijn voor uw school?<br />

3) Hoe typeert u uw eigen manier van leiding geven?<br />

4) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />

5) Hoe typeert u de intercollegiale omgang tussen de docenten <strong>op</strong> deze school?<br />

(sfeer, mate van samenwerking, onderlinge verhoudingen, mate van veiligheid)<br />

6) Hoe typeert u de leerlingen van uw school? Welke diversiteit aan leerlingen is<br />

aanwezig? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />

7) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond <strong>op</strong> dit gymnasium?<br />

Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee om?<br />

8) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />

9) Wat is uw beeld van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens van docenten ten aanzien van<br />

<strong>het</strong> interculturele karakter van uw gymnasium?<br />

10) Welke waarden komen naar voren in <strong>het</strong> alledaagse gedrag en in de lesstof van de<br />

gemiddelde gymnasium docent?<br />

11) Waarom denkt u dat uw school er in is geslaagd relatief veel ‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’<br />

te trekken? Waarom zou dit bijvoorbeeld bij <strong>het</strong> CGU tot <strong>op</strong> heden minder<br />

goed geslaagd zijn?<br />

12) Kunt u iets vertellen over de wijze waar<strong>op</strong> uw school aandacht besteedt aan<br />

‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’ in de:<br />

a) Voorlichting<br />

b) Introductie van nieuwe leerlingen<br />

c) Opvang van migrantenleerlingen<br />

d) Aandacht <strong>op</strong> school voor andere culturen<br />

13) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />

van uw school en andere gymnasia?<br />

117


Bijlage 5 Interviewleidraad individuele gesprekken<br />

docenten CGU<br />

Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek individuele docenten project ‘<strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’<br />

1) Welk vak doceert u? Aan welke klassen?<br />

2) Hoe typeert u de leerlingen aan wie u lesgeeft? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />

a) Is er verschil tussen binnenschools en buitenschools gedrag?<br />

b) Wat is <strong>het</strong> belangrijkste verschil met bijvoorbeeld vmbo-leerlingen volgens<br />

u?<br />

c) Waar leren de leerlingen dat specifieke gedrag?<br />

d) Hoe leren deze leerlingen dat specifieke gedrag?<br />

e) Kent u voorbeelden van racistische of seksistische taal die u wel eens van<br />

leerlingen gehoord heeft?<br />

f) Hoe gaan de blanke/autochtone leerlingen om met ‘nieuwkomer-leerlingen’?<br />

3) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />

4) Hoe typeert u uw eigen manier van lesgeven?<br />

5) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />

6) Hoe komen bij u waarden en normen naar voren in de lesstof of de lessen? Kunt u<br />

bepaalde waarden noemen die in uw lesstof wel naar voren komen en die moeilijk<br />

zouden kunnen zijn voor nieuwkomer-leerlingen?<br />

7) In hoeverre vindt u uw leerstof Eurocentrisch gericht? En wordt er <strong>op</strong> school gepraat<br />

over westerse en niet-westerse waarden?<br />

8) Hoe karakteriseert u de onderlinge verstandhouding tussen u en uw leerlingen?<br />

9) Hoe gaat u om met de diversiteit in de leergroep? Kunt u daar voorbeelden van<br />

noemen?<br />

10) Hoe beleeft u de intercollegiale omgang?<br />

11) Hoeveel collega’s <strong>op</strong> school kent u die meermalen weinig tactvol of niet pr<strong>op</strong>ortioneel<br />

<strong>op</strong> leerlingen reageren?<br />

12) Op welke manier is de onderlinge samenwerking tussen docenten <strong>het</strong> best te karakteriseren?<br />

a) Regelmatig elkaars verzoeken <strong>op</strong> feedback en elkaars functioneren bespreken<br />

b) Regelmatig ideeën en methoden uitwisselen, zelden elkaars functioneren bespreken<br />

c) Elkaar (alleen) hulp bieden als <strong>het</strong> wordt gevraagd<br />

119


d) Het is hier iedere leraar voor zich<br />

13) Hoe ervaart u over <strong>het</strong> algemeen de participatie van leerlingen in uw lessen? Ziet<br />

u hierin verschillen tussen leerlingen? Hoe verklaart u deze evt. verschillen?<br />

14) Hoe probeert u de betrokkenheid van de leerlingen te stimuleren in en buiten de<br />

lessen?<br />

15) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond bij uw vak/in<br />

uw lessen? Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee<br />

om?<br />

16) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />

17) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />

van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong>?<br />

120


Bijlage 6 Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU<br />

Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek docenten project ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />

<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’<br />

Introductie: we willen met elkaar <strong>op</strong> zoek gaan naar mogelijkheden om <strong>het</strong> onderwijs<br />

en de cultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> zodanig te verbeteren, dat <strong>het</strong> goed onderwijs<br />

in een fijne sfeer is voor alle leerlingen. Daarbij ligt de focus <strong>op</strong> <strong>het</strong> verbeteren<br />

van de participatie van migrantenleerlingen. Spreek vrij en <strong>op</strong>en; er wordt een<br />

verslag van deze gesprekken gemaakt, maar namen zullen worden geanonimiseerd.<br />

1) Als <strong>op</strong>warmer mag u eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. U ziet twee vellen papier hangen,<br />

één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuitief,<br />

<strong>op</strong> wat u resp. positief en negatief vindt aan de (cultuur van deze) school.<br />

Niet <strong>op</strong> elkaar reageren, evt. wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als u<br />

<strong>het</strong>zelfde ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />

(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />

Schoolcultuur<br />

2) Waarin komt volgens u de waardevolheid van <strong>het</strong> zelfstandig Christelijk gymnasium<br />

tot uitdrukking?<br />

3) Hoe karakteriseert u in <strong>het</strong> algemeen de omgang tussen leerlingen onderling in de<br />

klas? En buiten de lessen om?<br />

4) Hoe ervaart u in <strong>het</strong> algemeen de omgang met uw leerlingen tijdens de lessen? En<br />

buiten de lessen om?<br />

5) Welke waarden en normen vindt u belangrijk om bij leerlingen te stimuleren?<br />

6) Hoe karakteriseert u de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong>? Wat<br />

voor type leerlingen ziet u?<br />

7) Waarom zouden migrantenleerlingen zich mogelijkerwijs minder <strong>op</strong> hun gemak<br />

voelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium (in <strong>het</strong> algemeen) en <strong>op</strong> dit gymnasium (in <strong>het</strong> bijzonder)?<br />

Lessen/didactiek<br />

8) Hoe komen bij u waarden en normen naar voren in uw dagelijkse handelen en pedagogische<br />

houding?<br />

121


9) Hoe ervaart u de participatie van leerlingen tijdens uw lessen? Ziet u verschillen<br />

hierin tussen leerlingen? Hoe verklaart u deze verschillen? Hoe gaat u om met de<br />

diversiteit? Hoe probeert u de participatie van alle leerlingen te bevorderen? (concreet<br />

laten maken)<br />

10) Welke extra eisen stelt <strong>het</strong> begeleiden van leerlingen in een multi-etnische klas<br />

aan u als docenten?<br />

11) Hoe organiseert en geeft u uw lessen? Welke methodieken/didactische werkvormen<br />

gebruikt u daarbij? Hoe reageren de (verschillende) leerlingen hier<strong>op</strong>?<br />

12) Hoe stimuleert u tijdens de lessen de reflectie <strong>op</strong> waarden en normen door de leerlingen<br />

en <strong>het</strong> waarderen van waarden door de leerlingen?<br />

13) Brainstormronde: Nu gaan we nogmaals aan de slag met pen en papier. We zijn<br />

<strong>op</strong> zoek naar <strong>op</strong>eningen, mogelijkheden om <strong>het</strong> interculturele karakter en actieve<br />

participatie van alle leerlingen te bevorderen. U ziet drie vellen papier: 1 betreft<br />

‘schoolcultuur’, 1 betreft ‘didactiek/leerstof’ en 1 de categorie ‘overige ideeën’.<br />

Schrijf in een brainstormronde <strong>op</strong> welke mogelijkheden u t.a.v. deze onderwerpen<br />

ziet om <strong>het</strong> interculturele karakter van de school verder te ontwikkelen. U mag<br />

niet reageren <strong>op</strong> elkaar, wel evt. doorgaan/aanvullen <strong>op</strong> een <strong>op</strong>geschreven idee.<br />

14) Toelichtingsronde: ideeën langsl<strong>op</strong>en, vragen om evt. toelichting<br />

15) Stickerronde: Welke ideeën zijn naar uw mening <strong>het</strong> meest kansrijk? Plak een<br />

groen stickertje bij kansrijke ideeën, een oranje sticker wanneer u twijfelt en een<br />

rood stickertje bij ideeën die naar uw idee weinig kans van slagen hebben of weinig<br />

resultaat zullen <strong>op</strong>leveren.<br />

16) Conclusieronde: Gezamenlijk tot enkele conclusies komen.<br />

122


Bijlage 7 Gespreksleidraad panelgesprek met leerlingen<br />

CGU<br />

Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek met leerlingen:<br />

Introductie: voor een onderzoek vanuit de Radboud Universiteit willen wij graag met<br />

jullie in gesprek over hoe jullie de school ervaren. Dan gaat <strong>het</strong> vooral over de sfeer<br />

of school, de cultuur <strong>op</strong> deze school en waarom er weinig migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze<br />

school zitten. Hoe gaan leerlingen met elkaar om, wat voor sfeer hangt er <strong>op</strong> school en<br />

dergelijke. Spreek <strong>op</strong>en en vrij; er wordt een verslag van dit gesprek gemaakt, maar je<br />

naam zal niet terug te vinden zijn.<br />

Als <strong>op</strong>warmer mogen jullie eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. Je ziet twee vellen papier<br />

hangen, één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuïtief,<br />

<strong>op</strong> wat jij positief en wat jij negatief vindt aan de (cultuur van deze) school. Niet <strong>op</strong><br />

elkaar reageren, je mag wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als jij <strong>het</strong>zelfde<br />

ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />

(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />

1) Zijn jullie trots dat jullie <strong>op</strong> deze school zitten? Zo ja, waarom?<br />

2) Hoe ervaren jullie de omgang tussen docenten en leerlingen tijdens de lessen? En<br />

buiten de lessen?<br />

3) Hoe denk je dat de docenten jullie zien? Wat vinden zij van jullie, denk je? Denk<br />

je dat jullie docenten trots zijn dat ze <strong>op</strong> deze school werken? Waarom is dat dan,<br />

denken jullie?<br />

4) Hoe geven jullie docenten les? Hoe zien de lessen er over <strong>het</strong> algemeen uit? (betreft<br />

dus vraag naar didactiek)<br />

5) Hoe ervaren jullie de leerstof die jullie wordt aangeboden? Vertel er eens iets<br />

over.<br />

6) Op welke manier worden jullie als leerlingen betrokken bij de les?<br />

7) In welke mate en zo ja, hoe, maken docenten onderscheid tussen leerlingen?<br />

8) Wat voor ‘soort leerlingen’ zit hier <strong>op</strong> school? Wat is volgens jullie <strong>het</strong> verschil<br />

tussen leerlingen van jullie gymnasium en leerlingen van andere scholen voor<br />

voortgezet onderwijs hier in Utrecht?<br />

9) Hoeveel migrantenleerlingen zitten hier volgens jullie <strong>op</strong> school? Vind je dat weinig/gek?<br />

Hoe komt <strong>het</strong> denk je? Vinden jullie dat er meer migrantenleerlingen<br />

123


hier<strong>op</strong> school zouden moeten kunnen zitten? Wat denk je dat verschillen zijn tussen<br />

‘witte’ en migrantenleerlingen? Vind je <strong>het</strong> nodig om ook om te gaan met migrantenleerlingen<br />

of leerlingen uit achterstandswijken? En denken jullie dat <strong>het</strong><br />

nut heeft om <strong>op</strong> school ook meer te leren over mensen afkomstig uit andere culturen?<br />

10) Hoe gaan docenten met jullie om?<br />

11) Hoe gaan docenten met migrantenleerlingen om? Wordt er wel aandacht besteed<br />

aan mensen van andere culturen <strong>op</strong> school (bijv. Ramadan)?<br />

12) Er wordt tegenwoordig <strong>op</strong> televisie en in andere media nogal veel gepraat over<br />

waarden en normen (‘Fatsoen moet je doen’ bijvoorbeeld). Merk je daar wel eens<br />

wat van bij jullie docenten?<br />

13) Wat zijn nu de echte normen en waarden die ze bij jullie <strong>op</strong> school belangrijk vinden?<br />

Hoe leer je die normen en waarden dan? Wat zeggen docenten bijvoorbeeld<br />

dat je niet moet doen of juist wel?<br />

14) Hoe ervaren jullie de omgang tussen leerlingen onderling in de klas? (Vragen<br />

naar voorbeelden e.d.)<br />

15) Hoe is de sfeer buiten de lessen om (pauzes, leswisselingen, andere activiteiten,<br />

schoolfeesten etc.) te karakteriseren?<br />

16) Expres <strong>op</strong>en formuleren Op welke manier/volgens welke criteria vormen zich<br />

groepjes? In welke mate en hoe gaan verschillende ‘soorten’ leerlingen met elkaar<br />

om?<br />

17) Welke tips zou je aan de school mee willen geven om ervoor te zorgen dat alle<br />

leerlingen <strong>het</strong> hier goed hebben: goed onderwijs in een goede sfeer?<br />

124


Bijlage 8 Interviewleidraad panelgesprek leerlingen<br />

Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />

Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek met leerlingen Erasmiaans<br />

<strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />

Introductie: voor een onderzoek vanuit de Radboud Universiteit willen wij graag met<br />

jullie in gesprek over hoe jullie de school ervaren. Dan gaat <strong>het</strong> vooral over de sfeer<br />

of school, de cultuur <strong>op</strong> deze school en waarom er migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school<br />

zitten. Hoe gaan leerlingen met elkaar om, wat voor sfeer hangt er <strong>op</strong> school en dergelijke.<br />

Spreek <strong>op</strong>en en vrij; er wordt een verslag van dit gesprek gemaakt, maar je<br />

naam zal niet terug te vinden zijn.<br />

Als <strong>op</strong>warmer mogen jullie eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. Je ziet twee vellen papier<br />

hangen, één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuïtief,<br />

<strong>op</strong> wat jij positief en wat jij negatief vindt aan de (cultuur van deze) school. Niet <strong>op</strong><br />

elkaar reageren, je mag wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als jij <strong>het</strong>zelfde<br />

ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />

(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />

1) Zijn jullie trots dat jullie <strong>op</strong> deze school zitten? Zo ja, waarom?<br />

2) Hoe ervaren jullie de omgang tussen docenten en leerlingen tijdens de lessen? En<br />

buiten de lessen?<br />

3) Hoe denk je dat de docenten jullie zien? Wat vinden zij van jullie, denk je? Denk<br />

je dat jullie docenten trots zijn dat ze <strong>op</strong> deze school werken? Waarom is dat dan,<br />

denken jullie?<br />

4) Hoe geven jullie docenten les? Hoe zien de lessen er over <strong>het</strong> algemeen uit? (betreft<br />

dus vraag naar didactiek)<br />

5) Hoe ervaren jullie de leerstof die jullie wordt aangeboden? Vertel er eens iets<br />

over.<br />

6) In welke mate en zo ja, hoe, maken docenten onderscheid tussen leerlingen?<br />

7) Wat voor ‘soort leerlingen’ zit hier <strong>op</strong> school? Wat is volgens jullie <strong>het</strong> verschil<br />

tussen leerlingen van jullie gymnasium en leerlingen van andere scholen voor<br />

voortgezet onderwijs hier in resp. Rotterdam en Amsterdam?<br />

8) Hoeveel migrantenleerlingen zitten hier volgens jullie <strong>op</strong> school? Vind je dat weinig/gek?<br />

Hoe komt <strong>het</strong> denk je? Vinden jullie dat er meer migranten leerlingen<br />

125


hier<strong>op</strong> school zouden moeten kunnen zitten? Wat denk je dat verschillen zijn tussen<br />

‘witte’ en migrantenleerlingen? Vind je <strong>het</strong> nodig om ook om te gaan met migrantenleerlingen<br />

of leerlingen uit achterstandswijken? En denken jullie dat <strong>het</strong><br />

nut heeft om <strong>op</strong> school ook meer te leren over mensen afkomstig uit andere culturen?<br />

9) Hoe gaan docenten met jullie om? (Zowel vragen aan autochtone als aan allochtone<br />

leerlingen in <strong>het</strong> groepje)<br />

10) Wordt er aandacht besteed aan mensen van andere culturen <strong>op</strong> school (bijv. Ramadan)?<br />

11) Er wordt tegenwoordig <strong>op</strong> televisie en in andere media nogal veel gepraat over<br />

waarden en normen (‘Fatsoen moet je doen’ bijvoorbeeld). Merk je daar wel eens<br />

wat van bij jullie docenten?<br />

12) Wat zijn nu de echte normen en waarden die ze bij jullie <strong>op</strong> school belangrijk vinden?<br />

Hoe leer je die normen en waarden dan? Wat zeggen docenten bijvoorbeeld<br />

dat je niet moet doen of juist wel?<br />

13) Hoe ervaren jullie de omgang tussen leerlingen onderling in de klas? (Vragen<br />

naar voorbeelden e.d.)<br />

14) Hoe is de sfeer buiten de lessen om (pauzes, leswisselingen, andere activiteiten,<br />

schoolfeesten etc.) te karakteriseren?<br />

15) Expres <strong>op</strong>en formuleren Op welke manier/volgens welke criteria vormen zich<br />

groepjes? In welke mate en hoe gaan verschillende ‘soorten’ leerlingen met elkaar<br />

om?<br />

16) Welke tips zou je voor (andere) scholen kunnen bedenken om een <strong>op</strong>en school te<br />

zijn voor leerlingen die <strong>het</strong> gymnasium aankunnen, welke achtergrond zij ook<br />

hebben?<br />

126


Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie’<br />

Roede, E. (1999). Geweld, wat kan de school? De Pedagogische Dimensie, nr 1,<br />

Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Roede, E., Klaassen, C., Veugelers, W., Derriks, M. & Schouten, C. (1999). Andere<br />

kwaliteiten van de school. De Pedagogische Dimensie, nr 2 , Amsterdam: SCO-<br />

Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Derriks, M. & de Kat, E. (1999). Mij maakt <strong>het</strong> niets uit, Homo- en vrouwonvriendelijk<br />

gedrag in <strong>het</strong> voortgezet <strong>op</strong>enbaar onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 3,<br />

Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C., Schouten, C. & Leeferink, H. (1999). Werken aan de School als<br />

Gemeenschap. Ontwerp voor een pedagogisch en levensbeschouwelijk.<br />

Schoolbeleid voor scholen voor voortgezet onderwijs. De Pedagogische Dimensie,<br />

nr 5, Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C., Theunissen, M., van Veen, K. & Sleegers, P. (1999). Het is bijna je<br />

Hoofdtaak. De Pedagogische Dimensie, nr 6, Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />

Educatie, KUN.<br />

Vogel, L. Klaassen, C., Dam, G. ten & Veugelers, W. (1999). Pedagogische waarden<br />

in <strong>het</strong> basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 7, Amsterdam: Instituut voor<br />

de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W. & Kat, E. de. (2000). De ideale leraar. Leerlingen als spiegel voor <strong>het</strong><br />

pedagogisch handelen. De Pedagogische Dimensie, nr. 8, Amsterdam: Instituut<br />

voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W. (1999). De waarde van een mentor-mentee relatie. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr 9, Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Leeferink H. & Klaassen C. (2000). De waardevolle leerling. Leerlingen van<br />

katholieke scholen over waarden, levensbeschouwing en <strong>op</strong>voeding <strong>op</strong> school. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr 10. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen C. & Schouten C.(2000). Leerlingen over <strong>het</strong> nieuwe leren. Een onderzoek<br />

door leerlingen naar de beleving van <strong>het</strong> studiehuis. De Pedagogische Dimensie,<br />

nr. 11. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

127


Roede E. & Derriks M. (2000). Dat maak ik zelf wel uit.Ontwikkelen van<br />

zelfbeschikking bij seksuele vorming in <strong>het</strong> onderwijs. De Pedagogische Dimensie,<br />

nr 12. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Roede E., Derriks M. & Klaassen C. (2000). Montessori Gemeten? De Pedagogische<br />

Dimensie, nr 13. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Vogel L. & Veugelers W. (2000). Culturele en kunstzinnige vorming als vak in havo<br />

en vwo. Ervaringen van docenten en leerlingen met CKV 1. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr 14. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W & Kat, E. de (2001). De Pedagogische Opdracht van <strong>het</strong> Studiehuis. De<br />

Pedagogische Dimensie nr 15. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />

UvA.<br />

Roede, E., Bijstra, J.O., Derriks, M. & Moorlag, H. (2001). Cool-down en RAM; Twee<br />

programma’s voor <strong>het</strong> verminderen van agressie bij kinderen. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr 16. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Leeferink H. (2001). Waarden <strong>op</strong> school, een onderzoek onder ouders en docenten. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr 17. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Veugelers, W. & Kat, E. de (2001). De pedagogische identiteit van de <strong>op</strong>enbare en<br />

algemeen toegankelijke school, een verkenning van relevante elementen en<br />

procedures. De Pedagogische Dimensie, nr 18. Amsterdam: Instituut voor de<br />

Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Derriks, M. & Roede, E. (2001).Observeren & registreren, invoering en gebruik van<br />

<strong>het</strong> Montessori kindvolgsysteem. De Pedagogische Dimensie, nr 19. Amsterdam:<br />

SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C., Tolsma, B. & Veugelers, W. (2002). "Hier is de start van je toekomst”.<br />

Een onderzoek naar de relatie tussen jeugdcultuur en zelfsturing in <strong>het</strong> onderwijs<br />

<strong>op</strong> ROC Drenthe-College. De Pedagogische Dimensie, nr. 20. Nijmegen: Sectie<br />

Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Roede, E. & Gijtenbeek, J. (2002). Zelfstandigheid en mondigheid; ook <strong>op</strong> islamitische<br />

basisscholen. De Pedagogische Dimensie, nr 21. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />

Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W. & Zwaans, A. (2002). Pedagogisch handelen van docenten en<br />

waardenontwikkeling van leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 22.<br />

Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

128


Klaassen, C. & Linden, P. van der. (2002). De pedagogische schoolleider;<br />

schoolleiders basisonderwijs over <strong>het</strong> pedagogische beleid. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 23. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2002). Samenwerkingsscholen,van<br />

richtingenbundeling tot verantwoorde identiteit. De Pedagogische Dimensie, nr 24.<br />

Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Roede, E., Derriks, M. & Veugelers, W. (2003). De inbedding van waarden in de<br />

school. De Pedagogische Dimensie, nr 25. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />

Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C. & Linders, W. (2003). Religie <strong>op</strong> school, een exploratief onderzoek naar<br />

<strong>het</strong> functioneren van docenten godsdienst/levensbeschouwing in <strong>het</strong> voortgezet<br />

onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 26. Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />

Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C. (2003). Het beroepsethos van de docent. De Pedagogische Dimensie,<br />

nr. 27. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Veugelers, W., Kat, E. de & Roede, E. (2003). Het beoordelen van waarden en<br />

normen. De Pedagogische Dimensie, nr. 28. Amsterdam: Instituut voor de<br />

Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Roede, E. (2003). Emoties van leerlingen en de rol van de school. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr 29. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2003). Betekenisvol leren in <strong>het</strong> lwoo. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr 30. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Onderwijs en ingrijpende<br />

maatschappelijke gebeurtenissen; 11 september en <strong>het</strong> onderwijs. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr. 31. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />

UvA.<br />

Roede, E. (2004). De ontwikkeling van respect bij dove leerlingen, wat kan een leraar<br />

<strong>op</strong> school? De Pedagogische Dimensie, nr 32. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />

Instituut, UvA<br />

Klaassen, C. (2004). Waardengestuurd handelen van docenten. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 33. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

129


Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Aandacht voor geestelijke<br />

stromingen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 34.<br />

Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Derriks, M.& Roede, E. (2004). Sociaal leren in praktijk. De Pedagogische Dimensie,<br />

nr 35. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C. (2005). Identiteit en diversiteit. Een onderzoek naar de pedagogische,<br />

levensbeschouwelijke en interculturele identiteit van een school. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 36. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C. (2005). Leren in een waarde(n)volle schoolcontext. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 37. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C. & Moll, B. (2005). Kwaliteitsbeleid montessori onderwijs.<br />

Uitgangspunten, kenmerken, procedures. De Pedagogische Dimensie, nr. 38.<br />

Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Emans, B.& Roede, E. (2005). Hoe katholiek zijn katholieke scholen? Specifiek<br />

katholieke accenten in beleid, praktijken en activiteiten <strong>op</strong> katholieke scholen. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr 39. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Blok, H., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Werken aan een veilige school; vereisen<br />

homodiscriminatie en antisemitisme afzonderlijk beleid? De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 40. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Actieve participatie leerlingen en<br />

burgerschapsvorming. De Pedagogische Dimensie, nr. 41. Amsterdam: Instituut<br />

voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E. de & Leenders H.. (2005). Burgerschapsvorming<br />

in <strong>het</strong> algemeen bijzonder onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 42.<br />

Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Klaassen, C. & Huwaë, S. (2006). Scholen die werken aan burgerschap. Een<br />

verkenning van inspanningen en leerlingvolgsystemen. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 43. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C. & Van der Linden, W. (2006). Waardengericht Onderwijs in Authentieke<br />

Contexten. De Pedagogische Dimensie, nr. 44. Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />

Educatie, KUN.<br />

130


Emans, B. & Roede, E.. (2006). Sanctioneren of argumenteren? Onderzoek naar de<br />

beleving van schoolregels en normoverschrijdend gedrag <strong>op</strong> school. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr. 45. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W. (2006). Docenten en waardenvormende dialogen. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 46. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Boogaard, M. & Roede, E. (2006). Het meten van waarden en normen in<br />

interculturele context. De Pedagogische Dimensie, nr. 47. Amsterdam: SCO-<br />

Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C. (2007). Morele moed. Een onderzoek onder ROC-docenten.. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr. 48. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Klaassen, C. (2007). Pedagogische <strong>op</strong>vang. Een studie naar pedagogische aspecten<br />

van de buitenschoolse <strong>op</strong>vang.. De Pedagogische Dimensie, nr. 49. Nijmegen:<br />

Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />

Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Gevoel van erkenning en binding bij<br />

leerlingen. Leerlingen en leraren over school en de identiteitsontwikkeling van<br />

leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 50. Amsterdam: Instituut voor de<br />

Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E. de & Leenders, H. (2007). Dimensies van morele<br />

ontwikkeling. De Pedagogische Dimensie, nr. 51. Amsterdam: Instituut voor de<br />

Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Veugelers, W., & Klaassen, C. (2007). Burgerschapsvorming in <strong>het</strong> basisonderwijs.<br />

De Pedagogische Dimensie, nr. 52. Amsterdam: Instituut voor de<br />

Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Leerlingen de baas; beginnende vrouwelijke<br />

docenten en orde in de klas. De Pedagogische Dimensie, nr. 53. Amsterdam: SCO-<br />

Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Roede, E.. (2007). Tijdig signaleren van gevaarlijk gedrag. Mogelijkheden voor<br />

leraren. De Pedagogische Dimensie, nr. 54. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />

Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W (2008). Levensbeschouwing en onderwijs, nieuwe ontwikkelingen en<br />

consequenties voor docenten godsdienst/levensbeschouwing. De Pedagogische<br />

Dimensie, nr. 55. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

131


Roede, E.. & Derriks, M. (2008). Zijn Montessori scholen toekomstbestendig<br />

ingericht? De Pedagogische Dimensie, nr. 56. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />

Instituut, UvA.<br />

Veugelers, W, Derriks M. & Kat, E. de (2008). Mondiale vorming en<br />

wereldburgerschap. De Pedagogische Dimensie, nr. 70. Amsterdam: Instituut voor<br />

de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Klaassen, C. (2008). Scholen <strong>op</strong> weg naar educatief partnerschap met ouders. De<br />

Pedagogische Dimensie, nr. 71. Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie Onderwijs<br />

en Educatie.<br />

Schuitema, J. & Veugelers W. (2008). Multiculturele contacten in <strong>het</strong> onderwijs.<br />

Leerlingen ontmoeten elkaar. Pedagogische Kwaliteit, nr. 72. Amsterdam: Instituut<br />

voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />

Klaassen, C. (2009). Begeleiden van waardegericht onderwijs. Uitdagingen en<br />

problemen in onder andere multiculturele settings. Pedagogische Kwaliteit, nr. 73.<br />

Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie Onderwijs en Educatie.<br />

Derriks, M. & Kat, E. de. (2009). Maatjesaanpak in een Jenaplanschool. Tutoring en<br />

mentoring in <strong>het</strong> basisonderwijs. Pedagogische Kwaliteit, nr. 74. Amsterdam:<br />

SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Veugelers W. & Schuitema, J. (2009). Leerlingen over burgerschapsvorming.<br />

Pedagogische Kwaliteit, nr. 75. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />

UvA.<br />

Derriks, M. & Roede, E. (2009). Verscheidenheid en uniformiteit. ‘Niet consequent’<br />

handelen van leerkrachten. Pedagogische Kwaliteit, nr. 76. Amsterdam: SCO-<br />

Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Roede E. & Felix, C. (2009). Het einde van pesten <strong>op</strong> school in zicht? De effectiviteit<br />

van antipestaanpakken <strong>op</strong> basisscholen. Pedagogische Kwaliteit, nr. 77.<br />

Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />

Klaassen, C. & Veugelers W. (2009). Verantwoording van waardegericht onderwijs.<br />

Pedagogische Kwaliteit, nr. 78. Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie<br />

Pedagogiek en Onderwijskunde.<br />

Klaassen, C. & van den Broek A. (2009). Morele moed en de pedagogische taak van<br />

schoolleiders. Pedagogische Kwaliteit, nr. 79. Nijmegen: Radboud Universiteit,<br />

sectie Pedagogiek en Onderwijskunde.<br />

132


Veugelers W. & Schuitema J. (2010). Grenzen aan de pedagogische taak van de<br />

docent. Een verdeling van taken binnen de school en tussen school, ouders,<br />

jeugdzorg en politie. Pedagogische Kwaliteit, nr. 80. Universiteit van Amsterdam:<br />

Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education.<br />

Klaassen, C. & J. Wessels (MSc) (2010). De voorbeeldfunctie van de docent in <strong>het</strong><br />

vakcollege. Pedagogische Kwaliteit, nr. 81. Nijmegen: Radboud Universiteit.<br />

Derriks, M. & Vergeer, M. M. (2010). Doorstroom in <strong>het</strong> ROC. Een kwestie van goed<br />

kiezen en doorzetten? Pedagogische Kwaliteit, nr. 82. Amsterdam: Kohnstamm<br />

Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />

Derriks, M. & Vergeer, M. M. (2010). Van havo naar hbo. Ervaringen met <strong>het</strong><br />

programma Havisten Competent. Pedagogische Kwaliteit, nr. 83. Amsterdam:<br />

Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />

Klaassen, C. & Vreugdenhil, B. m.m.v. T. Visser (2011). Vakkenintegratie en<br />

godsdienst/levensbeschouwing. Pedagogische Kwaliteit, nr. 84. Nijmegen:<br />

Radboud Universiteit.<br />

Schuitema, J., Radstake, H. & Veugelers W. (2011). Docenten en de actieve<br />

participatie van leerlingen in klassikale discussies. Pedagogische Kwaliteit, nr. 85.<br />

Amsterdam: Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, Universiteit van<br />

Amsterdam.<br />

Oud, W. & Derriks M. (2011). Onderzoek naar effecten van de pilot ‘Trajectklas’.<br />

Onderwijs en samenleving nr. 86. Amsterdam: Kohnstamm Instituut, Universiteit<br />

van Amsterdam.<br />

Veugelers W. & Leeman Y. (2011). Culturele <strong>het</strong>erogeniteit en morele ontwikkeling<br />

van leerlingen in <strong>het</strong> Openbaar Onderwijs. Onderwijs en samenleving nr. 87.<br />

Amsterdam: Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, Universiteit van<br />

Amsterdam.<br />

Derriks, M., Vergeer, M., Roede, E. & Felix C. (2011). Preventie van pesten.<br />

Implementatie van de methode Leefstijl. Onderwijs en samenleving nr. 88.<br />

Amsterdam: Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />

Prins, G.T., Vos, M.A.J., Pilot, A. (2011). Leerlingpercepties van Onderzoek &<br />

Ontwerpen in <strong>het</strong> technasium. Onderwijs en samenleving nr. 89. Utrecht:<br />

Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen,<br />

Universteit Utrecht.<br />

133


Klaassen, C. (2012). De pedagogische voorbeeldfunctie van de leerkracht. Onderwijs<br />

en Samenleving nr. 90. Nijmegen: Vakgroep Sociologie, Radboud Universiteit.<br />

Klaassen, C., Vreugdenhil, B. & Boonk, L. (2012). Ouders en de lo<strong>op</strong>baanoriëntatie<br />

van hun kinderen. Onderwijs en Samenleving nr. 91. Nijmegen: Vakgroep<br />

Sociologie, Radboud Universiteit.<br />

Roman, B. & van Vijfeijken, M.M. (2012). Aan <strong>het</strong> werk in de Liemers. Onderzoek<br />

naar een netwerk gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> bewerkstelligen van duurzame arbeidsparticipatie<br />

van (oud-)leerlingen van <strong>het</strong> VSO en praktijkonderwijs. Onderwijs en<br />

Samenleving nr. 92. Tilburg: IVA.<br />

Vink & M. Dückers, (2012). Maatschappelijke legitimering door schoolbesturen. Een<br />

verkennende studie. Onderwijs en Samenleving nr. 93. Tilburg: IVA.<br />

Veugelers, W. & Derriks, M., (2012) Positieve emoties van de leraar. Bronnen van<br />

emoties in <strong>het</strong> lesgeven. Onderwijs en Samenleving nr. 94. Amsterdam:<br />

Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, i.s.m. Kohnstamm Instituut,<br />

Universiteit van Amsterdam.<br />

134


<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong><br />

Nederlandse zelfstandige gymnasia willen meer begaafde migrantenleerlingen en leerlingen<br />

uit achterstandswijken trekken. De Stichting <strong>het</strong> Zelfstandig <strong>Gymnasium</strong>, <strong>het</strong> samenwerkingsverband<br />

van zelfstandige gymnasia in Nederland, zegt af te willen van de situatie<br />

waarin leerlingen <strong>op</strong> de bij hen aangesloten middelbare scholen voor <strong>het</strong> grootste<br />

deel bestaan uit mensen van <strong>het</strong>zelfde milieu. Op de meeste zelfstandige gymnasia is <strong>het</strong><br />

percentage migrantenleerlingen beneden de twee procent. Ook <strong>het</strong> aantal leerlingen uit<br />

achterstandswijken is zeer gering. De Stichting streeft ernaar om begaafde leerlingen uit<br />

de genoemde doelgroepen de kans te geven ‘tot de intellectuele elite te gaan behoren’<br />

want de gymnasia geven kwalitatief goed onderwijs en ‘dat gunnen wij aan alle leerlingen’,<br />

zo is de gedachte. Op basis hiervan hebben scholen gezocht naar maatregelen om de<br />

instroom van de betreffende doelgroepleerlingen te bevorderen en te voorkomen dat<br />

zij <strong>het</strong> gymnasium voortijdig gaan verlaten, maar in plaats daarvan met hun gymnasium<br />

<strong>op</strong>leiding verder gaan studeren aan een universiteit. Voor meerdere zelfstandige gymnasia<br />

is deze redenering aanleiding geweest om projecten <strong>op</strong> te zetten om de instroom van<br />

leerlingen uit deze doelgroepen te bevorderen en de uitstroom te verminderen. Daarbij is<br />

ook <strong>het</strong> belang onderkend van eventuele binnensschoolse en schoolculturele aspecten die<br />

leiden tot een geringere participatie van begaafde doelgroepleerlingen aan de zelfstandige<br />

gymnasia. Vanuit dit perspectief heeft <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU) een aanvrage<br />

ingediend voor een Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek naar te nemen maatregelen<br />

in dit verband, waarbij zij met name wil kijken naar de mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen<br />

van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactische handelen van<br />

docenten, <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong> cultuurspecifi eke taalgebruik, de omgangsvormen, et cetera.<br />

Met <strong>het</strong> oog hier<strong>op</strong> is een analyse verricht via een ‘hernieuwde’ studie van de <strong>op</strong>brengsten<br />

van <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarbij is niet zozeer gekeken naar de<br />

inmiddels sterk gedateerde beschouwingen van macro-sociologische aard, maar met name<br />

de aandacht gericht <strong>op</strong> de micro-sociologische en onderwijskundig relevante empirische<br />

studies <strong>op</strong> dit gebied.<br />

Daarnaast wordt aandacht besteed aan de actuele ‘geïndividualiseerde’ benadering van<br />

de bevordering van ‘latent talent’ door de scholen. In <strong>het</strong> onderzoek is ditmaal gekozen<br />

voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak waarbij zoveel mogelijk ‘ingezoomd’ is <strong>op</strong> de<br />

verschillende ‘betekenissen’ die uiteenl<strong>op</strong>ende groepen van betrokkenen geven aan deze<br />

problematiek. In de resultatensectie van <strong>het</strong> onderzoek wordt uitvoerig en samenvattend<br />

ingegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> scala van inspanningen dat verricht kan worden om doelgroepleerlingen<br />

<strong>op</strong> deze scholen te krijgen en te behouden en <strong>op</strong> de specifi eke normatieve kenmerken van<br />

<strong>het</strong> zelfstandig gymnasium, de aanwezige waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over<br />

bijvoorbeeld <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag en multiculturaliteit en sociaal-cultureel relevante<br />

praktijken in de school (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!