Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...
Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...
Nieuwe Nederlanders op het Gymnasium - Kortlopend ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KORTLOPEND ONDERWIJSONDERZOEK<br />
<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>Gymnasium</strong><br />
Onderwijs en<br />
samenleving 95<br />
Cees Klaassen<br />
Berber Vreugdenhil
<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>Gymnasium</strong><br />
Cees Klaassen<br />
Berber Vreugdenhil
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />
Klaassen, C., Vreugdenhil, B.<br />
C. Klaassen, Nijmegen. Vakgroep Sociologie, Radboud Universiteit.<br />
ISBN 978-90-79960-07-1<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, <strong>op</strong>geslagen in<br />
een geautomatiseerd gegevensbestand, of <strong>op</strong>enbaar gemaakt, in enige vorm of <strong>op</strong> enige wijze,<br />
<strong>het</strong>zij electronisch, mechanisch, door fotok<strong>op</strong>ieën, <strong>op</strong>namen of <strong>op</strong> enige manier, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system,<br />
or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photoc<strong>op</strong>ying, or otherwise,<br />
without the prior written permission of the publisher.<br />
Uitgave:<br />
Vakgroep Sociologie<br />
Radboud Universiteit<br />
Dr. C. Klaassen<br />
Postbus 1904<br />
6500 HE Nijmegen<br />
C.Klaassen@pwo.ru.nl<br />
C<strong>op</strong>yright © Vakgroep Sociologie, 2012<br />
2<br />
Dit onderzoek is gefinancierd uit <strong>het</strong> budget dat <strong>het</strong> ministerie van OCW jaarlijks<br />
beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortl<strong>op</strong>end Onderwijsonderzoek dat<br />
uitgevoerd wordt <strong>op</strong> verzoek van <strong>het</strong> onderwijsveld.
Inhoud<br />
Voorwoord 5<br />
Samenvatting 7<br />
1 Inleiding 11<br />
2 Theoretische uitgangspunten van <strong>het</strong> onderzoek 13<br />
2.1 Het verborgen curriculum 13<br />
2.2 De bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum 14<br />
2.3 Elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum 16<br />
2.4 Bestuderingswijzen van <strong>het</strong> verborgen curriculum 21<br />
2.5 Actualiteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderzoek<br />
‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ 26<br />
3 Onderzoeksvraag en -<strong>op</strong>zet 31<br />
3.1 Algemene vraagstelling 31<br />
3.2 Onderzoeksvragen 31<br />
3.3 Onderzoeksvariabelen 32<br />
3.4 Onderzoeks<strong>op</strong>zet 32<br />
3.5 Onderzoeksinstrumenten 35<br />
4 Resultaten 37<br />
4.1 Observatie onderzoek Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU) 37<br />
4.2 Interviews met docenten van <strong>het</strong> CGU 44<br />
4.3 Panelgesprekken 54<br />
4.4 Interviews met rectoren 66<br />
4.5 Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam 80<br />
4.6 Inhoudsanalyse ‘Het Gym’ 87<br />
3
5 Conclusies en discussie 99<br />
6 Literatuur 105<br />
Bijlage 1 Instrument schoolklasobservatie 111<br />
Bijlage 2 Instrument observatie informatiebijeenkomst potentiële<br />
leerlingen en ouders 113<br />
Bijlage 3 Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek met rector<br />
CGU 115<br />
Bijlage 4 Interviewleidraad rectoren andere zelfstandige gymnasia 117<br />
Bijlage 5 Interviewleidraad individuele gesprekken docenten CGU 119<br />
Bijlage 6 Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU 121<br />
Bijlage 7 Gespreksleidraad panelgesprek met leerlingen CGU: 123<br />
Bijlage 8 Interviewleidraad panelgesprek leerlingen Erasmiaans<br />
<strong>Gymnasium</strong> Rotterdam 125<br />
Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie’ 127<br />
4
Voorwoord<br />
‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ is de titel van een onderzoeksaanvrage ingediend<br />
door Drs. J. M. Buijze, rector van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU)<br />
in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> programma voor Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek. Dit zelfstandig<br />
gymnasium is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie een betere<br />
afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent dat met name gezocht wordt<br />
naar maatregelen die de instroom van ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong>’ kunnen bevorderen. De<br />
school ziet vooral mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’,<br />
bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten, <strong>het</strong> curriculum, de<br />
omgangsvormen et cetera.<br />
Het doen van onderzoek <strong>op</strong> dit gebied, met als specifieke toespitsing, aandacht voor<br />
<strong>het</strong> ’verborgen curriculum’ is niet eenvoudig, zeker niet in <strong>het</strong> kader van een noodzakelijk<br />
‘kortl<strong>op</strong>ende’ exercitie. Desalniettemin is <strong>het</strong> goed voor de aanvrager van <strong>het</strong><br />
onderzoek en voor de uitvoerders van dit onderzoek in dit voorwoord nog even stil te<br />
staan bij de volgende aspecten.<br />
Uit onder andere een aantal door ons eerder uitgevoerde onderzoeken in <strong>het</strong> kader van<br />
<strong>het</strong> Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek is naar voren gekomen dat <strong>het</strong> concept ‘morele<br />
moed’ zeker ook relevant zou kunnen zijn voor docenten en schoolleiders. De in dit<br />
onderzoek aangekaarte problematiek is daarvan een heel duidelijk voorbeeld. Zowel<br />
beleidsmatig als praktisch is <strong>het</strong> een even moeilijk als uitdagend probleem in de huidige<br />
maatschappelijke context. Voor alle betrokkenen wordt in ieder geval een beroep<br />
gedaan <strong>op</strong> hun morele moed in de alledaagsheid van de schoolse bezigheden.<br />
Voor ons als onderzoekers was <strong>het</strong> zeker ook een uitdagende onderneming. Het onderzoek<br />
heeft ons niet alleen geïnspireerd tot ‘revisiting the hidden curriculum’, maar ook<br />
tot <strong>het</strong> nadenken over nieuwe benaderingen over ‘how to c<strong>op</strong>e with structural inequality’.<br />
Daarnaast nodigde dit theoretisch interessante, maar ook maatschappelijk gevoelige<br />
onderzoek ons uit om zowel aandacht te besteden aan de beleidsmatige aspecten als<br />
aan de individuele betekenissen van de betrokkenen en de praktische relevantie voor<br />
de uiteenl<strong>op</strong>ende categorieën respondenten.<br />
In dit voorwoord willen wij met name de vele respondenten bedanken die <strong>op</strong>enhartig<br />
meegewerkt hebben aan dit onderzoek en met name ook de rectoren voor de interviews<br />
en de verleende gastvrijheid <strong>op</strong> de diverse gymnasia die wij ten behoeve van <strong>het</strong><br />
5
onderzoek mochten bezoeken. Een speciaal woord van dank is ook gericht aan Prof.<br />
Dr. W. Veugelers voor zijn assistentie bij de voorbereiding van dit onderzoek.<br />
C. Klaassen<br />
B. Vreugdenhil<br />
Department of Sociology<br />
Radboud Universiteit Nijmegen<br />
Contact: C. Klaassen@pwo.ru.nl<br />
6
Samenvatting<br />
Het Christelijk <strong>Gymnasium</strong> in Utrecht (CGU) is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de<br />
leerlingenp<strong>op</strong>ulatie een betere afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent<br />
dat met name gezocht wordt naar maatregelen die de instroom van begaafde migrantenleerlingen<br />
(en ook van leerlingen uit achterstandsgezinnen) kunnen bevorderen.<br />
Maar evenzeer wordt gezocht naar wegen om de afstroom van doelgroepleerlingen te<br />
voorkomen en de begaafde doelgroepleerlingen voor te bereiden <strong>op</strong> hun gang naar de<br />
universiteit. In alle fasen van <strong>het</strong> leertraject wil zij onderzoeken of er belemmeringen<br />
zijn die kunnen worden aangepakt. De school ziet met name mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen<br />
van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch<br />
handelen van docenten.<br />
De hoofdvragen van <strong>het</strong> CGU zijn, in overleg met de aanvrager, uitgebreid met de<br />
volgende onderzoeksvragen:<br />
- Hoe geschiedt de voorlichting en werving van doelgroepleerlingen?<br />
- Wat is de invloed van de schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />
- Wat is de invloed van extra begeleiding voor <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />
- Wat is de betekenis van verschillende elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />
- Welke mogelijkheden zijn er voor verbetering?<br />
Met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> de beantwoording van deze onderzoeksvragen is een uitvoerige literatuurstudie<br />
verricht naar actuele en relevante studies over <strong>het</strong> verborgen curriculum en<br />
de empirische analyse van de verschillende elementen of ‘bronnen’ van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum. Ook is aandacht besteed aan de overzichtsliteratuur aangaande factoren<br />
die van belang zijn voor de mate waarin migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium willen komen en <strong>op</strong> deze school blijven. Daarnaast zijn empirische studies<br />
geanalyseerd naar de barrières en ervaren problemen van arbeiderskinderen die erin<br />
geslaagd zijn om een academische <strong>op</strong>leiding te volgen en een academisch beroep uit te<br />
oefenen en tenslotte ook empirische studies naar migrantenleerlingen <strong>op</strong> elitescholen<br />
en universitaire <strong>op</strong>leidingen.<br />
In de onderzoeks<strong>op</strong>zet is gekozen voor een ‘multi-method’ benadering waarbij gebruik<br />
gemaakt is van verschillende <strong>op</strong> elkaar voortbouwende methoden en databronnen. Zo<br />
is er observatie onderzoek verricht naar de werving en ‘intake’ van nieuwe leerlingen.<br />
Tevens zijn schoolklasobservaties in diverse klassen uitgevoerd gericht <strong>op</strong> de participatie<br />
van leerlingen en diverse aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
Er zijn interviews gehouden met verschillende docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU en met de rectoren<br />
van <strong>het</strong> CGU in Utrecht; <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam en <strong>het</strong> Barlaeus<br />
7
<strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam. Er is een evaluatiebijeenkomst bijgewoond <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius<br />
<strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam over een project dat een aantal zelfstandige gymnasia hebben<br />
<strong>op</strong>gezet om de toestroom van de betreffende doelgroepleerlingen te vergroten,<br />
alsmede deze doelgroepleerlingen via gerichte maatregelen een succesvolle onderwijslo<strong>op</strong>baan<br />
<strong>op</strong> hun gymnasia te faciliteren. Daarnaast zijn er een aantal panelgesprekken<br />
gehouden met een groep leerlingen en een groep docenten van <strong>het</strong> CGU en met een<br />
groep migrantenleerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam. Tenslotte is<br />
er een globale inhoudsanalyse verricht naar een literaire roman die een oriënterend en<br />
zeer pregnant inzicht geeft in de persoonlijke ervaringen van een migrantenleerling<br />
met de gedragspatronen en de geschreven en ongeschreven regels van <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium als een school die voorbereid <strong>op</strong> de deelname aan ‘de intellectuele elite<br />
van de Nederlandse samenleving’. Het betreft een analyse van <strong>het</strong> boek ‘Het Gym’<br />
van Karin Amatmoekrim (2011). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.<br />
Ten behoeve van de observaties, interviews bij specifieke participanten en de uiteenl<strong>op</strong>ende<br />
panelgesprekken zijn diverse instrumenten samengesteld en gehanteerd door de<br />
onderzoekers. Daarbij is aandacht besteed aan de volgende onderzoeksvariabelen:<br />
1) De intake: kennismaking met de school; voorlichting, informatie, aanmelding en<br />
selectie van leerlingen.<br />
2) De beeldvorming van en nadere oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school.<br />
3) Normatieve kenmerken van de leerstof en de didactiek.<br />
4) Kenmerken van de omgangsvormen van docenten en leerlingen.<br />
5) Waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, multiculturaliteit.<br />
6) Sociaal-culturele aspecten van relevante schoolpraktijken (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).<br />
7) Kenmerken en <strong>op</strong>gaven van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied.<br />
8) Relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />
gymnasium.<br />
9) Verbeteringsmogelijkheden; weg te nemen belemmeringen; knelpunten en kansen.<br />
Wat betreft de resultaten van <strong>het</strong> onderzoek is <strong>het</strong> van belang om allereerst de aandacht<br />
te richten <strong>op</strong> de onbekendheid van dit schooltype, niet alleen bij begaafde doelgroepleerlingen<br />
en hun ouders of verzorgers, maar nota bene ook in <strong>het</strong> basisonderwijs, zo<br />
komt in dit exploratieve onderzoek naar voren. De geïnventariseerde methoden om de<br />
werving van begaafde doelgroepleerlingen te stimuleren zijn <strong>op</strong> zichzelf adequaat en<br />
inventief, maar dienen (volgens verschillende respondenten ook gepaard te gaan met<br />
een ‘uitnodigende houding’ naar de doelgroepleerlingen. Bevordering van interculture-<br />
8
le sensibiliteit bij de betrokkenen, met name ook ‘in affectieve zin’ is in deze belangrijk.<br />
Kenmerkend voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium is niet alleen dat er extra vakken zijn en<br />
<strong>het</strong> niveau erg hoog ligt, maar dat de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong> rooster en de<br />
aard van de leerstof en de rol<strong>op</strong>vatting van de docenten soms duidelijk verschillen van<br />
andere schooltypen. Analyse van <strong>het</strong> verborgen curriculum laat hier en daar specifieke<br />
‘neveneffecten’ zien, zoals verschillen in taalcodes en <strong>het</strong> vooronderstelde ‘highbrow’<br />
culturele taalgebruik en de bekendheid met bepaalde veronderstelde gezin gerelateerde<br />
cultuurpatronen en alledaagse ‘routines’ die kenmerkend zijn voor <strong>het</strong> gymnasium.<br />
Daartoe behoren bijvoorbeeld de ongedwongen sfeer <strong>op</strong> school, <strong>het</strong> docentengedrag,<br />
de ‘losse’ omgangsvormen, de onderhandelingshuishouding tussen leerlingen en docenten<br />
de docentenautonomie en de intercollegiale verhoudingen tussen docenten in<br />
dit schooltype. In <strong>het</strong> algemeen lijken docenten <strong>op</strong> de betreffende gymnasia volgens<br />
dit onderzoek als ‘gemene deler’ te hebben dat zij <strong>op</strong> de beste scholen van <strong>het</strong> land<br />
werken, de meest excellente leerlingen hebben en bezig zijn met de vorming van de<br />
nieuwe elite die <strong>het</strong> land nodig heeft. Zij stellen daartoe ‘erg hoge eisen’ aan de leerlingen,<br />
maar ook aan zichzelf.<br />
Zelfstandige gymnasia worden over <strong>het</strong> algemeen gezien en gepresenteerd als beschutte,<br />
beschermde omgevingen en dat is voor <strong>het</strong> leerproces van de leerlingen wel goed,<br />
maar kan soms ook leiden tot een zekere wereldvreemdheid bij de meerderheid van<br />
intellectuele of hoger milieu leerlingen die wellicht niet al te veel weten van concrete<br />
sociale problemen van leerlingen uit migrantengezinnen of uit de ’lower class’, maar<br />
de indruk wekken overal een gefundeerde mening over te hebben. Voor doelgroepleerlingen<br />
kan dit gedrag in principe ook problemen <strong>op</strong>leveren. Een van de sterke kanten<br />
van de zelfstandige gymnasia in Nederland is -onderwijskundig en onderwijssociologisch<br />
gezien- dat zij intern in hoge mate voldoen aan <strong>het</strong> concept van ‘de school als<br />
sociale en morele leergemeenschap’. Dit wordt volgens dit onderzoek in hoge mate<br />
gerealiseerd via de ‘ongeschreven regels’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum. ‘Trots <strong>op</strong> de<br />
school’; ‘relaxte en losse omgangsvormen’; maar toch wel een ‘moreel’ gefundeerd en<br />
‘veilig’ en soms een ‘te beschermd’ en ‘naar binnen gericht’ sociaal klimaat; zijn de<br />
centrale ‘denominators’ en ‘ongeschreven regels’ die uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren<br />
komen.<br />
Om de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> gymnasium meer een afspiegeling te laten zijn van<br />
de maatschappij, moeten deze ‘deftige’ elitescholen extra inspanningen plegen om<br />
meer arbeiderskinderen en migrantenkinderen te werven. Een aantal zelfstandige<br />
gymnasia tracht daartoe de contacten met de basisscholen als leveranciers van begaafde<br />
doelgroepleerlingen te verstevigen. Het verlangen om werk te maken van de emancipatorische<br />
functie van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium leeft niet bij alle docenten even<br />
9
sterk, zo blijkt uit verschillende interviews. Diverse docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
zijn van mening dat doelgroepleerlingen niet teveel ‘gepamperd’ moeten worden.<br />
Zij moeten vooral ‘<strong>op</strong> eigen kracht’ <strong>het</strong> hoogste niveau behalen.<br />
10
1 Inleiding<br />
De vrijheid van onderwijs stimuleert scholen tot de ontwikkeling van een eigen visie<br />
en aanpak en <strong>het</strong> aantrekken van specifieke groepen leerlingen. Bovendien zorgen de<br />
in de school aanwezige schooltypen voor een specifieke groep leerlingen. De school<br />
trekt door de combinatie van pedagogische visie en schooltype bepaalde leerlingen aan<br />
(inclusie) en stoot andere leerlingen af (exclusie). Het Nederlandse onderwijsbeleid<br />
waardeert deze diversiteit tussen scholen. Deze diversiteit leidt ertoe dat ouders en<br />
leerlingen echt kunnen kiezen. Deze diversiteit leidt er echter ook toe dat leerlingenp<strong>op</strong>ulaties<br />
verschillend zijn. Door de vrijheid van schoolkeuze ontstaan grotere culturele<br />
verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties. Door de scheiding in schooltypen ontstaan<br />
grotere sociale verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties.<br />
De vrijheid van onderwijs stimuleert scholen tot de ontwikkeling van een eigen visie<br />
en aanpak en <strong>het</strong> aantrekken van specifieke groepen leerlingen. Bovendien zorgen de<br />
in de school aanwezige schooltypen voor een specifieke groep leerlingen. De school<br />
trekt door de combinatie van pedagogische visie en schooltype bepaalde leerlingen aan<br />
(inclusie) en stoot andere leerlingen af (exclusie). Het Nederlandse onderwijsbeleid<br />
waardeert deze diversiteit tussen scholen. Deze diversiteit leidt ertoe dat ouders en<br />
leerlingen echt kunnen kiezen. Deze diversiteit leidt er echter ook toe dat leerlingenp<strong>op</strong>ulaties<br />
verschillend zijn. Door de vrijheid van schoolkeuze ontstaan grotere culturele<br />
verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties. Door de scheiding in schooltypen ontstaan<br />
grotere sociale verschillen in leerlingenp<strong>op</strong>ulaties.<br />
Een democratische samenleving is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> samen kunnen leven van burgers,<br />
ondanks sociale en culturele verschillen. Vanuit de samenleving wordt daarom dan<br />
ook vaak gepleit voor een diversiteit aan sociale en culturele groepen in school. In<br />
school vindt een belangrijk deel van de socialisatie en burgerschapsvorming plaats.<br />
Zelfstandige gymnasia hebben door de aanwezigheid van één schooltype, en dan ook<br />
nog <strong>het</strong> hoogste schooltype in de onderwijshiërarchie, een eenzijdige leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />
qua sociale en culturele afkomst. Alleen leerlingen met een hoge CITO-score<br />
komen <strong>op</strong> de gymnasia. Maar spelen ook nog andere factoren een rol bij de aanmelding<br />
en selectie van leerlingen en bij een geslaagde leerroute in school? Speelt <strong>het</strong> sociale,<br />
culturele en financiële kapitaal van leerlingen hierbij een rol? Bourdieu (1985)<br />
wees <strong>op</strong> de invloed van <strong>het</strong> culturele kapitaal bij schoolwelbevinden en schoolsucces.<br />
De taal, de rituelen en de culturele bagage spelen een rol bij <strong>het</strong> je thuis voelen <strong>op</strong><br />
school en bij mogelijkheden voor schoolsucces. Leerlingen kunnen verschillen in de<br />
mate waarin zij bekend zijn met en zich thuis voelen in de cultuur van <strong>het</strong> zelfstandige<br />
11
gymnasium. Sociaal kapitaal verwijst naar <strong>het</strong> netwerk van relaties dat je <strong>op</strong>bouwt. Dit<br />
netwerk kan de weg naar een gymnasium gemakkelijker en vertrouwder maken en in<br />
de school kan een leerling voortbouwen <strong>op</strong> bekende sociale contacten.<br />
Het culturele en sociale kapitaal van leerlingen kunnen naast de intellectuele vermogens<br />
en de motivatie van leerlingen extra drempels vormen voor migrantenleerlingen<br />
en leerlingen uit sociaal zwakke milieus. Het onderhavige onderzoek richt zich<br />
<strong>op</strong> leerlingen uit deze twee doelgroepen, waarbij de nadruk ligt <strong>op</strong> migrantenleerlingen.<br />
Het Christelijk <strong>Gymnasium</strong> in Utrecht is van mening dat <strong>het</strong> wenselijk is dat de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />
een betere afspiegeling vormt van de samenleving. Dit betekent dat<br />
met name gezocht wordt naar maatregelen die de instroom van migrantenleerlingen<br />
kunnen bevorderen. Maar evenzeer wordt gezocht naar wegen om de afstroom van<br />
doelgroepleerlingen te voorkomen en de begaafde doelgroepleerlingen voor te bereiden<br />
<strong>op</strong> hun gang naar de universiteit. In alle fasen van <strong>het</strong> leertraject wil zij onderzoeken<br />
of er belemmeringen zijn die kunnen worden aangepakt. De school ziet met<br />
name mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld<br />
in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten.<br />
In de uitvoering van dit onderzoek staan daarom de volgende elementen centraal:<br />
de oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school en de kennismaking met de<br />
school;<br />
de kenmerken van <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school waarbij met name aandacht<br />
is voor kenmerken van de leerstof, de didactiek en de omgangsvormen.<br />
12
2 Theoretische uitgangspunten van <strong>het</strong><br />
onderzoek<br />
In <strong>het</strong> theoriehoofdstuk van dit onderzoek gaan we allereerst in <strong>op</strong> de vraag wat bekend<br />
is over de aard en inhoud van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Vervolgens gaan we in<br />
<strong>op</strong> de verschillende wijzen waar<strong>op</strong> <strong>het</strong> verborgen curriculum bestudeerd is aan de hand<br />
van een indeling in wetenschappelijke stromingen. Daarna wordt <strong>het</strong> vizier gericht <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum in verband met dit onderzoek naar de betekenis ervan in de<br />
cultuur van de Nederlandse zelfstandige gymnasia. De hier besproken theorie over <strong>het</strong><br />
verborgen curriculum vormt ook de basis voor de analyse en interpretatie van de verzamelde<br />
gegevens over migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium in de laatste hoofdstukken<br />
van dit onderzoek.<br />
2.1 Het verborgen curriculum<br />
Het verborgen curriculum heeft principieel te maken met waarden en normen als inhouden<br />
en tevens met schoolse praktijken. Meer in <strong>het</strong> algemeen betreft <strong>het</strong> de neveneffecten<br />
van <strong>het</strong> curriculum, vandaar dat ook wel gesproken wordt over ‘the unwritten<br />
curriculum’.<br />
Naast <strong>het</strong> ‘officiële’ curriculum worden de informele, niet <strong>op</strong>gemerkte of benoemde<br />
leerervaringen van de school dikwijls aangeduid als <strong>het</strong> verborgen of latente curriculum.<br />
Het officiële en <strong>het</strong> verborgen curriculum kunnen in de praktijk elkaar aanvullen of<br />
versterken, maar elkaar ook tegenwerken of reduceren.<br />
Analyses die zich bezighouden met de bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum richten<br />
zich als <strong>het</strong> ware <strong>op</strong> twee zijden van dit curriculum, namelijk:<br />
a. de verborgen aspecten van <strong>het</strong> officiële curriculum; en<br />
b. de vele aanvullende leereffecten die met <strong>het</strong> schoolse onderwijs gepaard gaan.<br />
In beide gevallen gaat <strong>het</strong> om ‘latente’ leerprocessen. Mogelijkerwijs treden zij pas in<br />
<strong>het</strong> bewustzijn van leerlingen en docenten als hun ‘vanzelfsprekende’ verlo<strong>op</strong> gestoord<br />
wordt of als de leerprocessen zulke bijwerkingen hebben dat corrigerende maatregelen<br />
nodig zijn.<br />
13
Als aanvulling <strong>op</strong> <strong>het</strong> officiële curriculum dat voornamelijk de overdracht van kennis<br />
en vaardigheden stuurt, is <strong>het</strong> verborgen curriculum volgens deze analyses vooral verantwoordelijk<br />
voor de overdracht van waarden, normen en interpretatieschema's.<br />
Bij <strong>het</strong> verborgen curriculum gaat <strong>het</strong> om de regels die veel mensen wel weten, maar<br />
die ze nooit via bewuste en bedoelde leerprocessen geleerd hebben. Het is belangrijk<br />
om ons te realiseren dat <strong>het</strong> verborgen curriculum niet alleen gerealiseerd wordt door<br />
personen en hun interacties, maar ook door structuren en de rituelen en praktijken van<br />
instituties. In deze studie naar <strong>het</strong> verborgen curriculum <strong>op</strong> een zelfstandig gymnasium<br />
richten wij onze aandacht <strong>op</strong> de vaak niet gearticuleerde en niet (h)erkende dingen die<br />
leerlingen <strong>op</strong> school leren.<br />
2.2 De bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was er veel interesse in de aard en<br />
betekenis van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarna is de aandacht in de theorievorming<br />
en <strong>het</strong> onderzoek naar dit voor de waardevorming en waardenoverdracht relevante studiegebied<br />
eigenlijk min of meer weggeëbd. Slechts enkele wetenschappers hebben in<br />
de daar<strong>op</strong>volgende decennia getracht om <strong>op</strong> een minder ideologische en meer neutrale<br />
manier dan in de jaren zeventig en tachtig, de empirische en theoretische betekenis van<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum voor de overdracht van waarden, normen, attitudes en gedrag<br />
in <strong>het</strong> onderwijs te blijven bestuderen (Gordon e.a. 2005; Jackson, Boostrom &<br />
Hansen, 1993; Klaassen, 1992). In de jaren zeventig en tachtig was de studie van <strong>het</strong><br />
ongeschreven of verborgen curriculum langzamerhand <strong>het</strong> speelveld geworden van de<br />
neomarxistisch georiënteerde stroming van de sociologie en de onderwijswetenschappen.<br />
Met de afnemende interesse in <strong>het</strong> neomarxisme als een nogal tijdsgebonden en in<br />
zekere zin vooringenomen sociaalwetenschappelijk paradigma is ook de aandacht voor<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum zowel wetenschappelijk als maatschappelijk bijna geheel<br />
verdwenen en is als <strong>het</strong> ware <strong>het</strong> kind met <strong>het</strong> badwater verloren geraakt. Vanwege de<br />
belangrijke waardevormende betekenis van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderwijs<br />
is <strong>het</strong> echter zaak te komen tot een actualisering van de theorievorming over <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum en nieuwe onderzoeksaanzetten te formuleren. Daarbij kan onder<br />
andere gebruik gemaakt worden van vroegere empirische onderzoeken (voor een review<br />
van en verwijzing naar eerder verricht empirisch onderzoek, zie Klaassen 1992;<br />
1996), maar kan ook voortgebouwd worden <strong>op</strong> meer recente empirische onderzoeken<br />
naar <strong>het</strong> verborgen curriculum in andere sectoren dan <strong>het</strong> reguliere onderwijs, zoals in<br />
14
de medische <strong>op</strong>leidingen. Daarbij is de aandacht vooral gericht <strong>op</strong> de verschillen tussen<br />
wat geleerd wordt in <strong>het</strong> formele curriculum via colleges en syllabi en hoe dingen<br />
er in de klinische praktijk aan toe gaan, doordat <strong>het</strong> verborgen curriculum een rol<br />
speelt (Adler, Hughes & Scott, 2006; Hafferty & Franks, 1994; Hafferty, 1998; Wear<br />
& Skillicorn, 2009). Tevens kan de basis van onze kennis over <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
verbreed worden door aandacht te besteden aan enige actuele theoretische aanzetten<br />
voor een pedagogische en onderwijskundige herwaardering van de studie van <strong>het</strong><br />
verborgen curriculum <strong>op</strong> micro-sociologisch niveau (Anderson, 2001; Gordon, 1996;<br />
Halstead & Xiao, 2010; Hamilton & Powell, 2007; Meighan & Siraj-Blatchford, 2003;<br />
Skelton, 1997). Het <strong>op</strong> elkaar betrekken van deze nieuwe kennis van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum en de kennis over de situatie van migranten <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium vormt een<br />
goed fundament voor de formulering van een variabelenschema voor dit onderzoek<br />
naar deze thematiek <strong>op</strong> de zelfstandige gymnasia in Nederland.<br />
Het begrip verborgen curriculum heeft niet voor iedereen een positieve connotatie.<br />
Soms wordt <strong>het</strong> begrip geassocieerd met onjuiste bedoelingen, manipulatie of heimelijkheid.<br />
In deze ‘negatieve’ benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum, die gekenmerkt<br />
wordt door een hoge mate van achterdocht, wordt <strong>het</strong> verborgen curriculum gezien als<br />
een vorm van ‘<strong>het</strong> bewust verbergen’, van een <strong>op</strong>zettelijke beïnvloeding die gericht is<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> onbewust overreden van leerlingen en andere betrokkenen. Verschillende latere<br />
publicaties die <strong>het</strong> belang van een niet-ideologische empirische bestudering van de<br />
werking van <strong>het</strong> verborgen curriculum onderstrepen, wijzen ook al <strong>op</strong> dit eerder gesignaleerde<br />
fenomeen, zoals Blumberg en Blumberg (1994) die duidelijk aangeven dat<br />
<strong>het</strong> zeker geen bewuste poging is om bepaalde leerprocessen te ‘verbergen’.<br />
Het zal duidelijk zijn dat de beschreven ‘negatieve’ interpretatie voorbij gaat aan de<br />
neutrale betekenis en wetenschappelijke waarde van dit begrip en verschijnsel. De<br />
boodschappen die via <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderwijs overgedragen worden,<br />
<strong>het</strong>en ‘verborgen’ omdat vrijwel niemand in <strong>het</strong> alledaagse leven ze ‘herkent’ en<br />
‘<strong>op</strong>merkt’ of als zodanig typeert. Daarnaast worden een aantal van deze ‘latente’<br />
boodschappen ook niet herkend omdat ze gewoonweg ‘vergeten’ of ‘verwaarloosd’<br />
zijn. Cornbleth (1984) geeft daarom de voorkeur aan de term ‘implicit curriculum’.<br />
De verborgen aspecten van de schoolse interactie en de schoolse organisatie vallen ons<br />
normaliter weinig of nauwelijks <strong>op</strong>. Wij zijn ermee vergroeid. Dit soort zaken valt ons<br />
pas <strong>op</strong>, wanneer wij bewust een andere bril <strong>op</strong>zetten en naar andere lagen van de realiteit<br />
gaan kijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste studies naar <strong>het</strong> verborgen<br />
leerplan uitgevoerd zijn door onder andere cultureel-antr<strong>op</strong>ologen als J. Henry,<br />
die als <strong>het</strong> ware van buitenaf naar de schoolcultuur gekeken hebben en door een grote<br />
15
mate van culturele relativering de vinger gelegd hebben <strong>op</strong> vanzelfsprekendheden die<br />
eerder voor ons ‘verborgen’ waren.<br />
Klaassen (1992,1996) geeft <strong>op</strong> basis van een literatuurstudie over de theoretische discussie<br />
en een inventarisatie van <strong>het</strong> toen aanwezige empirisch onderzoek <strong>op</strong> dit gebied<br />
de volgende omschrijving van <strong>het</strong> verborgen curriculum: ‘de onbewuste en onbedoelde<br />
leerarrangementen en -processen die potentieel of feitelijk van invloed zijn <strong>op</strong> leerlingen’.<br />
2.3 Elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
Een centrale vraag in dit verband is wat er theoretisch en empirisch bekend is over <strong>het</strong><br />
verborgen curriculum. In de analyse van Klaassen worden de volgende elementen of<br />
'bronnen' van <strong>het</strong> verborgen curriculum onderscheiden:<br />
1) de filterfunctie van de docent(e)<br />
2) de extra-boodschap van de leerstofinhoud<br />
3) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de interactie in de klas<br />
4) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school als organisatie<br />
5) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de leerlingencultuur<br />
6) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalschat<br />
7) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalcode<br />
8) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie<br />
9) <strong>het</strong> verborgen curriculum van de ruimtelijke setting<br />
Via een meta-analyse van <strong>het</strong> vele verrichte onderzoek <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van al deze elementen<br />
is getracht nader inzicht te krijgen in de empirische fundering van <strong>het</strong> aldus<br />
ge<strong>op</strong>erationaliseerde begrip 'verborgen curriculum'. De uitgangshypothese was dat <strong>het</strong><br />
veel gebruikte, attractieve en bijna nooit gedefinieerde concept van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
in feite een non-concept of vaag container-begrip was dat enkel een versluierende<br />
functie in theoretische debatten zou vervullen, maar empirisch gezien een niet<br />
gevalideerd concept was. Deze nulhypothese kon weerlegd worden. Er bleek voor de<br />
meeste elementen een overvloed aan empirisch materiaal voorhanden. De genoemde<br />
elementen zullen hieronder kort worden toegelicht.<br />
16
1. Filterfunctie van de docent(e)<br />
Vanuit <strong>het</strong> gezichtspunt van <strong>het</strong> verborgen curriculum kan de docent(e) beschouwd<br />
worden als een soort 'doorgeefluik' van leerstofinhouden. Bij de leerstofoverdracht in<br />
de alledaagse onderwijspraktijk komen ook steeds bepaalde <strong>op</strong>vattingen en interpretaties<br />
van de docent(e) naar voren. De docent(e) werkt enerzijds als een filter en anderzijds<br />
als een aanvulling <strong>op</strong> de leerstofinhouden die volgens <strong>het</strong> officiële curriculum<br />
moeten worden overgedragen. Docenten geven dagelijks bepaalde interpretaties van<br />
de leerstof. Zij vertellen welke aspecten in hun <strong>op</strong>inie belangrijk zijn. Weer andere<br />
dingen menen zij weg te kunnen laten. Ook allerlei <strong>op</strong>vattingen die 'tussen neus en lippen<br />
door' gemaakt worden tijdens de lessen dienen tot dit element van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum gerekend te worden. Zij kunnen betrekking hebben <strong>op</strong> verschillende politiek-ideologische<br />
en levens- of wereldbeschouwelijke aangelegenheden. Onderzoek<br />
naar dit element van <strong>het</strong> verborgen curriculum is meestal 'indirect' van aard. Het betreft<br />
veelal <strong>op</strong>vattingenonderzoek onder docenten waarbij verondersteld wordt dat die <strong>op</strong>vattingen<br />
doorwerken in hun dagelijkse praktijk. Er is wat dit betreft veel onderzoek<br />
naar docenten<strong>op</strong>vattingen (zie Klaassen o.c.).<br />
2. De extra-boodschap van de leerstofinhoud<br />
De impliciete vooronderstellingen die in de leerstof aanwezig zijn, worden door veel<br />
auteurs over <strong>het</strong> verborgen curriculum gezien als een van de belangrijkste elementen<br />
van <strong>het</strong> verborgen curriculum. De hoeveelheid empirisch onderzoek naar dit type latente<br />
boodschappen is aanzienlijk. De afgel<strong>op</strong>en decennia is veel aandacht besteed aan<br />
de gender problematiek en <strong>het</strong> man-vrouw-beeld dat in de leerstof aanwezig is. Maar<br />
ook <strong>op</strong> andere gebieden worden 'verborgen' boodschappen <strong>op</strong> deze wijze overgedragen.<br />
In schoolboeken voor <strong>het</strong> vak Engels wordt niet alleen Engels geleerd, maar<br />
wordt ook een bepaald beeld van Engeland gegeven. In rekenlessen kunnen impliciete<br />
sociaaleconomische waarden worden overgedragen en in veel onderwijsmateriaal<br />
wordt natuurlijk een bepaald beeld van de samenleving overgedragen. Ideologiekritische<br />
inhoudsanalyses van geschiedenisboeken hebben bijvoorbeeld de impliciete<br />
boodschappen aangegeven die overgedragen worden als gevolg van de nadruk <strong>op</strong> elites,<br />
vorstenhuizen, mannen, oorlogen, overwinningen en dergelijke (Anyon, 1981;<br />
maar meer illustratief: Loewen, 1995). Andere inhoudsanalyses zijn onder andere gericht<br />
<strong>op</strong> vooringenomenheid van de leerstof aangaande <strong>het</strong> sociaal milieu of <strong>op</strong> de impliciete<br />
boodschappen betreffende nationalisme, etnocentrisme en racisme. Deze verschijnselen<br />
staan een goed begrip van de maatschappelijke werkelijkheid in de weg.<br />
17
3. Het verborgen curriculum van de interactie in de klas<br />
In publicaties over <strong>het</strong> verborgen curriculum komen dikwijls begrippen voor als 'de<br />
klassesfeer'; '<strong>het</strong> schoolklimaat'; 'de <strong>op</strong>voedkundige atmosfeer'. Daarbij wordt nu eens<br />
gedacht aan de relaties tussen de leerlingen onderling, dan weer aan de gezagsverhouding<br />
leerkracht-leerlingen (Cornbleth,1990). Ook naar de verborgen lessen van de<br />
schoolse interactie is betrekkelijk veel onderzoek verricht, meer dan in <strong>het</strong> kader van<br />
dit onderzoek gepresenteerd kan worden.<br />
4. Het verborgen curriculum van de school als organisatie<br />
Het verborgen curriculum komt ook tot uiting in <strong>het</strong> geheel van institutionele leerervaringen<br />
voortkomende uit de manier waar<strong>op</strong> de school georganiseerd is. Al in 1925 refereerde<br />
Bernfeld naar dit element met zijn stelling: 'Die Schule - als Institution - erzieht'<br />
(Bernfeld, 1967). Omdat veel leerervaringen als <strong>het</strong> ware in de (bureaucratische)<br />
kenmerken van de organisatiestructuur 'ingebakken' zitten, spreken onderzoekers van<br />
dit element wel van <strong>het</strong> 'institutionele' curriculum in plaats van <strong>het</strong> verborgen curriculum.<br />
Leerlingen en ook de docenten worden door de schoolorganisatie gesocialiseerd.<br />
Ongemerkt gaan zij een aantal centrale regels, regelingen en routines (leren te) accepteren.<br />
Drie aspecten van de school als organisatie hebben in de bestudering van <strong>het</strong><br />
verborgen curriculum de nodige aandacht gekregen. Allereerst de socialiserende werking<br />
van de 'bureaucratische regels' van de school als organisatie. Vervolgens de aard<br />
en betekenis van de 'rituelen' die de school kenmerken en die zowel ‘samenbindend’<br />
als ‘differentiërend’ kunnen zijn (Bernstein, 1975; Lynch, 1989) en tenslotte de verdeling<br />
of allocatie van 'tijd' in de organisatie. Rituelen verwijzen naar een relatief vast<br />
patroon van handelen dat specifiek is voor een bepaalde situatie, maar dat anderzijds<br />
een betekenis heeft die <strong>het</strong> specifieke, situationele overstijgt. Onderdeel van de<br />
schoolorganisatie is tevens de verdeling of allocatie van tijd. Ook daarin liggen bepaalde<br />
boodschappen verborgen. Het verdelen van tijd in kleine segmenten is iets dat<br />
in veel organisaties voorkomt. In de school zijn er verschillende 'claims' <strong>op</strong> wat geleerd<br />
moet worden. De tijd die besteed moet worden aan de verschillende onderdelen,<br />
moet verantwoord worden, liefst zo rationeel mogelijk, want tijd is een schaars goed.<br />
De tijdsverdeling tot uitdrukking komend in <strong>het</strong> 'rooster' is een van de zaken die in de<br />
schoolcultuur als zeer vanzelfsprekend gelden. De daaraan ten grondslag liggende assumpties<br />
worden veelal nauwelijks onderzocht en behoren tot <strong>het</strong> verborgen curriculum.<br />
5. Het verborgen curriculum van de leerlingencultuur<br />
Het verborgen curriculum van de leerlingencultuur verwijst naar de informele normen<br />
en handelingsstrategieën van leerlingen die dienst doen als verborgen socialisatiekader<br />
18
voor bepaalde groepen leerlingen. Leerlingenculturen komen meestal tot stand als reactie<br />
<strong>op</strong> de officiële schoolcultuur. Waarschijnlijk is dit zowel <strong>het</strong> geval voor de leerlingen<br />
die naar een zelfstandig gymnasium gaan als voor die leerlingen die minder van<br />
leren houden en met hun handen willen werken en bijvoorbeeld erg <strong>op</strong> techniek georienteerd<br />
zijn. Leerling-culturen kunnen sterk verschillen. Leerlingen kunnen de schoolcultuur<br />
ondersteunen of ondergraven (Willis, 1977). In <strong>het</strong> laatste geval wordt wel gesproken<br />
over 'anti-schoolculturen'.<br />
6. Het verborgen curriculum van de taalschat<br />
In de taal die wij hanteren zijn velerlei waarden, normen en interpretatieschema's impliciet<br />
<strong>op</strong>genomen. Vanuit <strong>het</strong> gezichtspunt van <strong>het</strong> verborgen curriculum is de taal<br />
niet een neutraal instrument. Door de taal worden onze werkelijkheidsdefinities in hoge<br />
mate tevoren vastgelegd en dikwijls ook verklaard. Ideologiekritische analyses van<br />
de taal en <strong>het</strong> taalgebruik laten voorbeelden zien van 'ingebakken' waarderingen en interpretatiepatronen.<br />
7. Het verborgen curriculum van de taalcode<br />
Niet alleen in de inhoud, ook in de vorm van onze taal zitten verborgen boodschappen<br />
vervat. Uit onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat docenten meer vragen<br />
stellen over feiten en veel minder over facetten waarbij creativiteit van leerlingen<br />
wordt aangesproken. De impliciete boodschap is dan dat informatie belangrijker is dan<br />
de gedachtegang.<br />
8. Het verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie<br />
Het verborgen curriculum van de schoolse evaluatie en differentiatie richt de aandacht<br />
<strong>op</strong> de latente bijdrage van schoolprocessen aan verschillen in leerresultaten. Een voorbeeld<br />
van de socialiserende werking van evaluatie is <strong>het</strong> effect van <strong>het</strong> behalen van<br />
goede of slechte cijfers <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfbeeld van de leerlingen. Bij de verborgen differentiatie<br />
is de aandacht gericht <strong>op</strong> de verschillen in onderwijservaringen en -prestaties van<br />
leerlingen bij een ogenschijnlijk gelijk onderwijsaanbod en dezelfde doelstellingen.<br />
9. Het verborgen curriculum van de ruimtelijke setting<br />
Het verborgen curriculum van de ruimtelijke setting duidt <strong>op</strong> de latente boodschappen<br />
die de ruimtelijke vormgeving en indeling van scholen en klaslokalen of collegezalen<br />
bevatten. In de praktijk gaat daar niet alleen een zekere sturende werking vanuit, maar<br />
wordt daardoor ook nadere informatie over de impliciete normen en waarden die in<br />
deze setting gestalte gekregen hebben. De ruimtelijke indeling van een klaslokaal en<br />
de aankleding van <strong>het</strong> lokaal geeft informatie over de doceerstijl en werkvormen die<br />
19
de docent(e) hanteert. De plaats van de docent(e) en de leerlingen in <strong>het</strong> lokaal geven<br />
impliciete veronderstellingen over hoe onderwijsleerprocessen dienen plaats te vinden<br />
en over de gezagsverhoudingen en mogelijkheden tot leerlingenparticipatie.<br />
Tot zover dit overzicht van een aantal elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum die in<br />
theorie en onderzoek de nodige aandacht hebben gekregen. Men zou verwachten dat<br />
na <strong>het</strong> verminderen van de explosieve aandacht voor <strong>het</strong> verborgen curriculum door de<br />
in beslagname van dit concept door de ‘critical pedagogy’ en de ‘neo-marxist sociology’<br />
er bij een zekere <strong>op</strong>leving na enige decennia hele nieuwe begripsomschrijvingen<br />
en definities zouden <strong>op</strong>duiken. Dat valt echter mee. Meer recente omschrijvingen van<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum wijken niet sterk af van eerdere definities. Het verborgen<br />
curriculum wordt nog steeds niet echt gezien als ‘a thing’ maar nog steeds in hoge mate<br />
als een denkwijze, een zoekrichting, een onderzoeksinspanning die bepaalde vragen<br />
stelt die gewoonlijk niet gesteld worden. Het verborgen curriculum wordt ook tegenwoordig<br />
in <strong>het</strong> algemeen <strong>op</strong>gevat in de ‘traditionele betekenis’ van de ongeschreven<br />
regels en gedragsverwachtingen die iedereen wel kent, maar die we nooit bewust en<br />
bedoeld hebben ‘geleerd’. Gordon e.a. (2005) richten zich <strong>op</strong> de bronnen van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum en laten zien dat verschillende aspecten van ‘schooling’ ook in <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs bijdragen aan <strong>het</strong> door hen veronderstelde succes van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum. Zij doelen dan <strong>op</strong> de ‘practices, procedures, rules, relationships, and structures’.<br />
Ook Hamilton and Powell (2007) spreken over <strong>het</strong> verborgen curriculum als:<br />
‘The unofficial rules, routines and structures of schools through which students learn<br />
behaviours, values, beliefs and attitudes’. Michael Haralambos geeft in zijn boek ‘Sociology:<br />
Themes and Perspectives’ (1991) de volgende erg gangbare definitie: ‘The<br />
hidden curriculum consists of those things pupils learn through the experience of attending<br />
school rather than the stated educational objectives of such institutions’. Roland<br />
Meighan (‘A Sociology of Educating’, 1981) geeft de volgende omschrijving:<br />
‘The hidden curriculum is taught by the school, not by any teacher...something is coming<br />
across to the pupils which may never be spoken in the English lesson or prayed<br />
about in assembly. They are picking-up an approach to living and an attitude to learning’.<br />
Het begrip verborgen curriculum wordt in menige onderwijskundige discussie gebruikt.<br />
Toch zou men kunnen stellen dat <strong>het</strong> een even aantrekkelijk als onduidelijk en<br />
moeilijk af te bakenen begrip is. Dit ondanks <strong>het</strong> feit dat er veel ‘getheoretiseerd’<br />
wordt over de ‘meaning of the hidden curriculum’. Om nader inzicht te krijgen in de<br />
verschillende benaderingen van <strong>het</strong> verborgen curriculum is <strong>het</strong> wellicht nuttig een<br />
onderscheid te maken in een macro-sociologische en een micro-sociologische benadering.<br />
20
Macro-sociologische studies bestuderen de relaties tussen de socialisatie in <strong>het</strong> onderwijs<br />
en <strong>het</strong> functioneren van de maatschappij als geheel. Zowel de structureel functionalistische<br />
als de neo-marxistische analyse zijn voorbeelden van macro-sociologische<br />
benaderingen. Een centrale vraag in deze analyse is dikwijls: waartoe dient <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum en in wiens belang is <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />
De micro-sociologische analyse spitst zich toe <strong>op</strong> de rol en overdracht van cultureel<br />
kapitaal in <strong>het</strong> onderwijs en de samenleving. Ook richt deze analyse zich <strong>op</strong> <strong>het</strong> verkrijgen<br />
van pedagogisch inzicht in de processen, variabelen en mechanismen die hierbij<br />
een rol spelen. Een centrale vraag in deze analyse is dikwijls: <strong>op</strong> welke wijze werkt<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />
2.4 Bestuderingswijzen van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
In de geschiedenis van <strong>het</strong> onderwijskundig denken zijn er verschillende pedagogische<br />
en macro- en micro-sociologische analyses die verwijzen naar <strong>het</strong> begrip of de benaderingswijze<br />
van <strong>het</strong> verborgen curriculum in de school. Voor een deel bouwen die analyses<br />
<strong>op</strong> elkaar voort en voor een deel slaan ze andere wegen in. Het begrip werd aanvankelijk<br />
gebruikt om meer inzicht te krijgen in de niet erkende of herkende doelen en<br />
effecten van ‘the process of schooling’ en om pedagogisch gerichte onderzoeksvragen<br />
te stellen aangaande de kwestie of de doelen van de school wel dezelfde zijn als zij lijken.<br />
In veel theoretische artikelen over <strong>het</strong> verborgen curriculum van enige decennia geleden<br />
werd er van <strong>het</strong> postulaat uitgegaan dat <strong>het</strong> verborgen curriculum niet alleen de<br />
etnische ongelijkheid bevorderde maar ook en vaak tegelijkertijd de gender en sociaal<br />
milieu verschillen. Het meeste onderzoek <strong>op</strong> dit gebied is vaak verricht in scholen met<br />
veel achterstandsleerlingen. In een paar gevallen werd een vergelijkend perspectief ingebouwd,<br />
waarbij scholen met veel achterstandsleerlingen en laten we zeggen ‘elitescholen’<br />
met elkaar vergeleken werden. Een voorbeeld van een vergelijkend onderzoek<br />
naar <strong>het</strong> verborgen curriculum van verschillende soorten scholen is <strong>het</strong> onderzoek<br />
van Anyon (1980). In haar onderzoek bestudeert zij intensief vijf verschillende (basis)scholen<br />
en vergeleek deze scholen met elkaar <strong>op</strong> relevante ‘verborgen curriculum’<br />
aspecten, zoals de materiële omgeving van de school. Anyon beschrijft hoe <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum de etnische ongelijkheid versterkt, maar ook en vaak tegelijkertijd<br />
ook de ongelijkheid naar sekse en sociaal milieu stimuleert. Zij besteedt daarbij ook<br />
aandacht aan de mechanismen die hierbij een rol spelen. Vrouwelijke leerlingen, maar<br />
ook leerlingen uit achterstandsmilieus en grote categorieën van migrantenleerlingen<br />
21
worden vaak <strong>op</strong> een bepaalde manier behandeld waardoor zij een negatief zelfbeeld<br />
krijgen of versterken. Men heeft vaak minder vertrouwen in hen, zij krijgen minder<br />
autonomie en ervaren zich meer afhankelijk en zo luidt de conclusie dan: zij zullen<br />
zich daardoor eerder willen onderwerpen aan gezag gedurende hun verdere leven. De<br />
tegenhanger van deze ‘redenering’ is dat dit proces bij leerlingen afkomstig uit de dominante<br />
groepen in de samenleving juist anders verlo<strong>op</strong>t: Deze leerlingen worden <strong>op</strong><br />
school behandeld <strong>op</strong> manieren die hun zelfachting (self esteem) verhogen, hun autonomie<br />
en zelfstandigheid stimuleren en juist daardoor zullen zij waarschijnlijk meer<br />
succesvol zijn.<br />
In de bestudering van <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn vanuit ‘a bird’s view’ naar ons<br />
inzicht diverse benaderingen c.q. fasen te onderscheiden. Een relevant gedeeld kenmerk<br />
van deze uiteenl<strong>op</strong>ende benaderingen is dat zij refereren naar diverse kenmerken<br />
van ‘schooling’ die onbedoeld, onbewust en dus onbevraagd en dus ‘taken for granted’<br />
zijn. In een eerdere publicatie hebben Giroux en Penna (1983) met grove pennenstreken<br />
een indeling gemaakt in drie stromingen in <strong>het</strong> verborgen curriculum perspectief.<br />
Naast de structureel-functionalistische benadering van ‘schooling’ onderkennen zij een<br />
fenomenologische benadering die gerelateerd is aan de ‘new sociology of education’<br />
en een radicaalkritische neo-marxistische benadering. Skelton (1997) gaat uit van een<br />
vierdeling en maakt een onderscheid in ‘functionalist, liberal, critical and postmodern<br />
approaches’. Op basis van onze hiervoor genoemde theoretische en empirische analyse<br />
van vroegere studies (Klaassen, 1992; 1996) geven wij de voorkeur aan een iets meer<br />
gespecificeerde indeling:<br />
1) De pedagogische benadering<br />
2) De functionalistische benadering<br />
3) De sociale ongelijkheid benadering<br />
4) De sociale controle benadering<br />
5) De schoolcultuur benadering<br />
6) De ‘moral values education’ benadering<br />
1. De pedagogische benadering<br />
In de pedagogische discipline is <strong>het</strong> verborgen curriculum overwegend vanuit een macro-perspectief<br />
bestudeerd door John Dewey aan <strong>het</strong> begin van de vorige eeuw. In zijn<br />
meest bekende boek ‘Democracy and Education’ (1916; 1966) geeft hij verschillende<br />
voorbeelden van de wegen waarlangs <strong>op</strong> een dikwijls onduidelijke, maar vanzelfsprekende<br />
manier bepaalde eigenschappen aan leerlingen doorgegeven werden als nevenproduct<br />
van <strong>het</strong> leerproces of als socialisatie-effect van <strong>het</strong> schoolse gebeuren. In een<br />
22
van zijn andere vele werken ‘Experience and Education’ (1938) gaf hij ook al duidelijk<br />
aan waar <strong>het</strong> om gaat bij <strong>het</strong> verborgen curriculum, namelijk om ’collateral learning’,<br />
dat eigenlijk gewoon plaatsvindt door <strong>het</strong> bivakkeren in <strong>het</strong> alledaagse onderwijssysteem.<br />
Deze leerprocessen kunnen volgens Dewey zelfs belangrijker zijn dan de<br />
leerprocessen van <strong>het</strong> formele curriculum.<br />
2. De functionalistische benadering<br />
In de sociologische bestudering is er altijd aandacht geweest voor <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
en de functionele en dysfunctionele sociale aspecten van deze leerprocessen.<br />
Een van de grondleggers van de sociologie, Durkheim, die ook altijd een aanstelling<br />
heeft gehad als pedagogiek hoogleraar, bestudeerde doorgaans <strong>het</strong> onderwijs niet alleen<br />
als kennisinstituut, maar zeker ook als moreel socialiserende instantie. In zijn<br />
werk ‘L’Éducation Morale’ (1925; 1963) wijst hij <strong>op</strong> de onbewuste socialisatie die<br />
uitgaat van de bureaucratische regels van de school als organisatie. Belangrijke sociologen<br />
als Parsons hebben gewezen <strong>op</strong> de aard en functies van de schoolse socialisatie<br />
voor <strong>het</strong> aanleren van 'universalistische' criteria (Parsons, 1964, 1970; vgl. ook Klaassen,<br />
1981). Dreeben (1968) besteedt hier ook de nodige aandacht aan in zijn aardige<br />
boek over <strong>het</strong> verborgen curriculum met als titel: 'On what is learned in school'.<br />
3. De sociale ongelijkheid benadering<br />
In veel gevallen is <strong>het</strong> verborgen curriculum bestudeerd vanuit de ongelijke kansen<br />
benadering (Cornbleth, 1984). Daarbij gaat <strong>het</strong> om <strong>het</strong> onderzoek van de factoren die<br />
ertoe leiden dat de bestaande sociale ongelijkheid van onderwijs gereproduceerd wordt<br />
en leerlingen <strong>op</strong>geleid worden voor sociale posities die passen bij de sociale status van<br />
hun herkomstmilieu. Een van de factoren die hierbij bestudeerd is betreft de toedeling<br />
van kennis naar sociaal milieu die in <strong>het</strong> gestratificeerde schoolsysteem als zodanig<br />
geïncorporeerd is (Apple & King, 1983). Dit is een typische macro-sociologische benadering.<br />
In de zogenaamde ‘critical pedagogy’ en de ‘neo-marxistische’ stroming in<br />
de sociologie en breder in de onderwijswetenschappen is de ‘reproductiethese’ onderwerp<br />
van uiteenl<strong>op</strong>end debat geweest. Deze these werd doorgaans vaak zogenaamd<br />
‘onderbouwd’ met verwijzingen naar <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarom is <strong>het</strong> van belang<br />
de vraag te stellen naar <strong>het</strong> fundament van deze ‘onderbouwing’ en te kijken wat<br />
de aard en kwaliteit is van <strong>het</strong> betreffende onderzoek (Klaassen, 1992). De stelling<br />
daarbij was dat de verborgen boodschappen die ‘embedded’ waren in de schoolse inhouden,<br />
<strong>het</strong> schoolbeleid en de onderwijspraktijken bepalend waren voor de manier<br />
waar<strong>op</strong> leerlingen werden <strong>op</strong>gevoed en voorgesorteerd voor hun plaats in de sociale<br />
hiërarchie, en daardoor een bijdrage leverden aan de sociale ongelijkheid tussen verschillende<br />
groepen in de samenleving. Geïnspireerd door de Braziliaanse pedagoog<br />
23
Paulo Freire, met diens in 1972 verschenen boek ‘Pedagogy of the Opressed’ legden<br />
soortgelijk denkende pedagogen als Ivan Illich en John Holt indertijd in hun publicaties<br />
verschillende lijnen naar macro-aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Hetzelfde<br />
proces voltrok zich bij een aantal andere vertegenwoordigers van de ‘critical pedagogy<br />
‘, zoals Henry Giroux, Peter McLaren, Joe Kincheloe en Shirley Steinberg.<br />
4. De sociale controle benadering<br />
Zoals reeds eerder gesteld is <strong>het</strong> verborgen curriculum volgens veel sociale wetenschappers<br />
mede verantwoordelijk voor de overdracht van waarden, normen en interpretatieschema's.<br />
In de sociale controle benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
wordt wat dit betreft <strong>het</strong> accent gelegd <strong>op</strong> de betekenis die dit heeft voor de ontwikkeling<br />
van sociale gedragsconformiteit bij <strong>het</strong> individu. Op collectief niveau wordt hierdoor<br />
een bijdrage geleverd aan de sociale controle of beheersing doordat <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum bestaande structuren in stand houdt evenals de standaarden die deze ondersteunen.<br />
De latente leerprocessen waarnaar <strong>het</strong> begrip verwijst worden beslissend geacht<br />
voor de maatschappelijke integratie van leerlingen. Het voortbestaan van <strong>het</strong> politieke<br />
en sociaal-economische systeem is voor een groot deel afhankelijk van de loyaliteit<br />
die via deze latente socialisatie tot stand gebracht wordt. De latente vorm van socialisatie<br />
via <strong>het</strong> verborgen curriculum wordt in deze wetenschappelijke benadering gezien<br />
als een belangrijke maatschappelijke functie van <strong>het</strong> onderwijs. Deze socialisatie<br />
wordt des te effectiever geacht omdat ze zo vanzelfsprekend verlo<strong>op</strong>t (Bourdieu,<br />
1973). In een aantal gevallen is de sociale beheersing oorspronkelijk geïntendeerd,<br />
maar zijn de onderwijsdoelstellingen in de lo<strong>op</strong> der tijd verborgen geraakt, bijvoorbeeld<br />
doordat de onderwijsideologie is veranderd of de systeemkenmerken dusdanig<br />
vanzelfsprekend geworden zijn dat de doelstellingen ervan steeds minder zichtbaar<br />
werden. Elizabeth Vallance (1983) spreekt in dit verband zeer typerend over '<strong>het</strong> ondergronds<br />
gaan' van onderwijsdoelstellingen. Zij doelt dan <strong>op</strong> doelstellingen als <strong>het</strong><br />
leren van ‘conformity, knowing one's place, waiting one's turn, competitiveness, individual<br />
worth and deference to authority'. Moesten dit soort waarden en normen een<br />
eeuw geleden of nog eerder juist via <strong>het</strong> expliciete, ‘overt curriculum’ geleerd worden,<br />
tegenwoordig worden de overheersende waarden overgebracht via <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
dat leerlingen leert ‘what the way of life’ is en moet zijn en de leerlingen pakken<br />
dat gewoon <strong>op</strong> in <strong>het</strong> proces van ‘schooling’ (Whitty and Young, 1976). Ook<br />
Bourdieu gaat in feite uit van <strong>het</strong> verborgen curriculum als een mechanisme van sociale<br />
controle doordat <strong>het</strong> de verschillen in sociaal, cultureel en financieel kapitaal niet<br />
rationeel en reflexief ter discussie stelt en als een gegeven leert te accepteren en de<br />
leerling zijn plaats in de wereld leert te kennen en te accepteren.<br />
24
5. De schoolcultuur benadering<br />
Jackson (1968) wordt vaak genoemd als degene die <strong>het</strong> begrip ‘verborgen curriculum’<br />
geïntroduceerd heeft. Dit wordt in twijfel getrokken. Maar we kunnen in ieder geval<br />
wel zeggen dat, zoals dat in de Angelsaksische taal zo mooi heet ‘he coined the concept<br />
hidden curriculum’. Via een combinatie van diverse kwalitatieve benaderingen<br />
laat Jackson empirisch zien dat ’the process of schooling’ in feite een breder socialisatieproces<br />
is. Evenals Eisner (1985) benadrukte Jackson de betekenis van de schoolcultuur<br />
voor de socialisatie van jongeren. Er gebeurt in de school veel meer dan alleen<br />
kennisoverdracht en <strong>het</strong> leren van leerlingen. In zijn boek ‘Life in Classrooms’ (1968)<br />
toont hij aan hoe leerlingen sociaal en maatschappelijk belangrijke attitudes en gedragspatronen<br />
leren door iedere dag gewoon in die klas te zitten. In zijn conclusies<br />
wijst hij bijvoorbeeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang van eigenschappen als <strong>het</strong> uitstellen van directe<br />
behoeftebevrediging, gehoorzaamheid aan gezag, <strong>het</strong> <strong>op</strong> je beurt kunnen wachten,<br />
nauwkeurig kunnen werken en dergelijke. Jackson liet in zijn onderzoek zien, hoe met<br />
name de ‘rules, routines, rituals and relationships’ jongeren socialiseren voor hun huidige<br />
bestaan en hen tegelijkertijd ook via informele leerprocessen voorbereiden <strong>op</strong> de<br />
wereld van volwassenen.<br />
6. De ‘moral values education’ benadering<br />
In de waardegerichte benadering van <strong>het</strong> verborgen curriculum wordt er vrijwel altijd<br />
van uitgegaan dat waarde-educatie kan plaatsvinden via formele leerprocessen maar<br />
ook via <strong>het</strong> informele leren. Daarbij gaat <strong>het</strong> om meerdere soorten waarden en ook<br />
vaak om morele waarden. Weinig bekend is dat Lawrence Kohlberg, die bekend staat<br />
vanwege zijn cognitieve benadering van <strong>het</strong> proces van morele ontwikkeling en van de<br />
morele vorming in <strong>het</strong> onderwijs, duidelijk oog had voor <strong>het</strong> belang en de werking van<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum (Kohlberg, 1983). De waarden die overgedragen of aangeleerd<br />
worden zijn vaak niet bedoeld en men is er zich ook vaak niet bewust van (Giroux<br />
& Purpel, 1983; Klaassen, 1996; Halstead & Xiao, 2011). In verband met de<br />
‘moral values education’ benadering wordt ook vaak gewezen <strong>op</strong> de voorbeeldfunctie<br />
van de docent die voor leerlingen als rolmodel kan fungeren. Van oudsher is door<br />
Confucius en de klassieke Griekse filosofen Plato en Aristoteles <strong>het</strong> belang van de docent<br />
als rolmodel onderstreept en gefundeerd. Ook in de huidige morele vormingstheorieën<br />
waaronder met name de zogenaamde ‘character-’ of deugdenbenadering wordt<br />
<strong>het</strong> belang van deugdzaam gedrag en de voorbeeldfunctie van de docent als een bijna<br />
onaantastbare vanzelfsprekendheid aangenomen. Het is daarom des te <strong>op</strong>merkelijker<br />
dat er nauwelijks of geen empirisch onderzoek voorhanden is over de aard, effectiviteit<br />
en efficiency van de docent als rolmodel voor leerlingen. Uit recentelijk door ons in<br />
Nederland uitgevoerd onderzoek (Klaassen, 2012a) naar de <strong>op</strong>vattingen van leerkrach-<br />
25
ten over hun pedagogische (of vakmatige) modelfunctie in drie vormen van beroepsonderwijs<br />
(roc, pabo en <strong>het</strong> vakcollege) komt naar voren dat vrijwel alle ondervraagde<br />
leerkrachten <strong>op</strong> de verschillende schooltypen zich erg bewust zijn van hun voorbeeldfunctie.<br />
Bovendien vinden zij dat ze deze voorbeeldfunctie ook moeten uitdragen. Zij<br />
vinden rolmodel leren van belang voor waardevormend onderwijs. Ook denken zij dat<br />
deze methode effectief is en zijn zij van mening dat zij door deze methode de houding<br />
van leerlingen kunnen veranderen. Maar er is sprake van een paradox (Klaassen,<br />
2012). Enerzijds komt uit dit onderzoek een duidelijk vertrouwen in de onderwijsmethode<br />
van <strong>het</strong> modelleren naar voren. Anderzijds vindt een zeer groot deel van de ondervraagde<br />
leerkrachten eigenlijk dat de voorbeeldfunctie onbewust uitgedragen zou<br />
moeten worden. Zij zouden <strong>het</strong> liefst zien dat de voorbeeldfunctie en <strong>het</strong> model leren<br />
tot <strong>het</strong> verborgen curriculum zouden blijven behoren. Driekwart van de ondervraagde<br />
leerkrachten <strong>op</strong> <strong>het</strong> roc vindt ook dat de voorbeeldfunctie eigenlijk onbewust uitgedragen<br />
zou moeten worden. Ook twee derde van de <strong>op</strong>leidingsfunctionarissen van de pabo<br />
zijn deze mening toegedaan. Van de leerkrachten van <strong>het</strong> vakcollege die geacht<br />
worden <strong>het</strong> model leren als een expliciete methode te hanteren, vindt 83 procent dat de<br />
voorbeeldfunctie ‘onbewust’ uitgedragen zou moeten worden. Laatstgenoemde resultaten<br />
sluiten aan bij een constatering in eerder onderzoek waarbij naar voren kwam dat<br />
leerkrachten wel altijd spraken over hun voorbeeldfunctie, maar gelijk ‘abstract wegdoken’<br />
bij de beantwoording van vragen aangaande de persoonlijke aantrekkelijkheid<br />
van deze didactiek of de beoogde en gerealiseerde effectiviteit en efficiency van deze<br />
‘onderwijsmethode’. Een aantal leerkrachten geeft er de voorkeur aan om morele vorming<br />
<strong>op</strong> een non-verbale manier tot uitdrukking te brengen en heeft eigenlijk niet de<br />
moed om er expliciet over te praten (Klaassen, 2002).<br />
2.5 Actualiteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum in <strong>het</strong> onderzoek<br />
‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’<br />
In overeenstemming met de in Lissabon gemaakte afspraken in de Eur<strong>op</strong>ese Gemeenschap<br />
streeft ook Nederland ernaar een zogenaamd ‘kennisland’ te worden. In dit kader<br />
is <strong>het</strong> van groot belang om veel aandacht te geven aan de ‘gifted and talented<br />
youngsters’ en <strong>het</strong> algemene onderwijsniveau van de nieuwe generatie <strong>op</strong> te krikken<br />
tot <strong>het</strong> minimaal behalen van een startkwalificatie. Deze economisch gerichte doelstelling<br />
gaat hand in hand met een <strong>op</strong> rechtvaardigheid gerichte doelstelling dat leerlingen<br />
die de benodigde capaciteiten bezitten de kans moeten hebben om <strong>het</strong> best mogelijke<br />
onderwijs te verkrijgen, ongeacht sociaal milieu of etniciteit. Vanuit dit samenspel van<br />
perspectieven is de aan dit onderzoek voorliggende vraag een zeer interessante. De<br />
26
vraag betreft die naar de (dis-)functionaliteit van <strong>het</strong> verborgen curriculum voor de positie<br />
en <strong>het</strong> functioneren en <strong>het</strong> schoolsucces van migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandige<br />
gymnasium. Doordat leerlingen participeren aan <strong>het</strong> alledaagse schoolleven worden<br />
zij gevormd tot burger, worden zij geconfronteerd met waarden en normen, rechten<br />
en plichten en verantwoordelijkheden. De school vormt in deze een microsamenleving<br />
waarin een voortdurende en vanzelfsprekende (latente) morele socialisatie plaatsvindt.<br />
Door dagelijks een groot aantal uren te functioneren in de school, die in zekere<br />
zin <strong>op</strong>gevat kan worden als een samenleving in miniatuur, leren leerlingen bijvoorbeeld<br />
wat een eerlijke of rechtvaardige beoordeling of behandeling is, maar bovenal<br />
leren zij welk gedrag van de leerlingen en de docenten of de schoolleiding verwacht<br />
wordt. Leerlingen doen ervaring <strong>op</strong> met vrijheid, sociale controle, omgangsvormen,<br />
pesten, discriminatie, criminaliteit, samenwerking, inspraak, verantwoordelijkheid,<br />
sekseverschillen, et cetera. Al deze in <strong>het</strong> alledaagse schoolleven verweven fenomenen,<br />
maar ook de positieve en negatieve rolmodellen waarmee men impliciet geconfronteerd<br />
wordt, roepen bepaalde leerervaringen <strong>op</strong>. Deze latente vorming door de<br />
educatieve context en door de aard en structuur van <strong>het</strong> educatieve proces bevat een<br />
aantal duidelijke morele dimensies (Giroux & Purpel, 1983).<br />
In <strong>het</strong> onderhavige onderzoek wordt ingezoomd <strong>op</strong> een ‘eliteschool’ die naar de onderzoeksdoelstelling<br />
niet gericht is ‘om leerlingen hun plaats te wijzen’, maar om<br />
‘leerlingen die <strong>het</strong> zouden kunnen, juist te stimuleren om <strong>het</strong> beste uit zichzelf te halen’.<br />
Dit is een ‘positieve’ invalshoek die in de theorievorming over kansen<strong>op</strong>timalisering<br />
tot <strong>op</strong> heden nog in hoge mate onderontwikkeld is. Terwijl vroegere studies van<br />
<strong>het</strong> verborgen curriculum zich vooral concentreerden <strong>op</strong> de oorzaken van de geringe<br />
effectiviteit van scholen om een einde te maken aan de structurele sociale ongelijkheid,<br />
wordt in de huidige (positieve, <strong>op</strong> verbetering gerichte) insteek geprobeerd om<br />
meer gelijke kansen te bieden aan intelligente migrantenleerlingen die de ambitie hebben<br />
om de hoogste <strong>op</strong>leidingsniveaus te behalen. Het gaat er dus niet primair om te<br />
verklaren hoe ongelijkheid gecontinueerd wordt, maar de vraag staat centraal hoe de<br />
school proactief kan stimuleren dat ook begaafde migrantenleerlingen naar een kwalitatief<br />
goede school gaan, zich daar kunnen ontplooien, <strong>op</strong> die school kunnen blijven en<br />
daar hun diploma kunnen behalen om vervolgens door te gaan studeren aan een universiteit.<br />
Daarbij wordt zowel <strong>op</strong> <strong>het</strong> formele als <strong>het</strong> informele leren gelet. De achterliggende<br />
gedachte is dat deze goede school een antwoord zoekt <strong>op</strong> de vraag hoe de<br />
school aan <strong>het</strong> intellectuele schoolsucces van de leerlingen kan bijdragen, maar ook<br />
hoe zij <strong>het</strong> welbevinden en <strong>het</strong> welzijn van intelligente nieuwkomers kan bevorderen.<br />
Met <strong>het</strong> oog <strong>op</strong> <strong>het</strong> samengaan van beide aspecten wil de onderzoeksaanvrager, <strong>het</strong><br />
CGU, niet uitsluitend de aandacht richten <strong>op</strong> <strong>het</strong> formele curriculum, maar met name<br />
27
ook <strong>op</strong> aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Aandacht voor <strong>het</strong> ongeschreven curriculum<br />
nodigt in principe uit tot reflectie en bewustwording. Het is idealiter een vorm<br />
van informeel leren voor alle participanten van de school als institutie, gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
‘omdraaien’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum en <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van de lessen van dit curriculum.<br />
In en rondom de school zijn uiteenl<strong>op</strong>ende participanten betrokken bij <strong>het</strong> gehele<br />
schoolgebeuren en de school als organisatie. In dit onderzoek is gebruik gemaakt<br />
van verschillende methodes om aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum die van belang<br />
zijn voor de onderzoeksvraag ‘in de grip te krijgen’. Naast documentenanalyses en observaties<br />
is gebruik gemaakt van interviews en panelgesprekken gericht <strong>op</strong> de <strong>op</strong>vattingen<br />
van verschillende soorten respondenten. Ook is onderzoek gedaan <strong>op</strong> verschillende<br />
zelfstandige gymnasia met relatief veel en weinig migrantenleerlingen. Behalve<br />
de schoolleiding en docenten zijn ook de gymnasium leerlingen zelf in <strong>het</strong> onderzoek<br />
betrokken. De ervaringen van gymnasiumleerlingen met <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn<br />
<strong>op</strong> zichzelf weinig bestudeerd en zeker niet bestudeerd vanuit hun eigen aard of vanuit<br />
de onderzoeksvraag naar de socialisatie van migrantenleerlingen. De ervaringen die<br />
deze leerlingen in <strong>het</strong> alledaagse schoolgebeuren <strong>op</strong>doen, zijn in <strong>het</strong> onderwijsonderzoek<br />
tot <strong>op</strong> heden behoorlijk onzichtbaar gebleven. Dit is mede veroorzaakt doordat<br />
relevante microsociologische en pedagogische onderzoeksaanzetten <strong>op</strong> dit gebied indertijd<br />
<strong>op</strong> een dood spoor gezet zijn, door de theoretische annexatie van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum door radicale ideologische vakgenoten. Daarom is er nog relatief weinig<br />
inzicht in de ervaringen van migrantenleerlingen met bijvoorbeeld schoolrituelen, <strong>het</strong><br />
klassenmanagement en met gemeenschappelijke activiteiten. Via een inhoudsanalyse<br />
van een <strong>op</strong> de onderzoeksproblematiek deels toegespitste literaire roman is getracht<br />
om in dit onderzoek nader inzicht te krijgen in de ervaring van een succesvolle gymnasium<br />
leerling uit een migrantengezin <strong>op</strong> deze terreinen. Tevens is voortgebouwd <strong>op</strong><br />
theoretisch en empirisch voorinzicht <strong>op</strong> basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek<br />
naar arbeiderskinderen c.q. migrantenleerlingen die een academische <strong>op</strong>leiding<br />
hebben voltooid (Archer, 2006; Reay, Davies, David & Ball, 2001; Ball, Reay & David,<br />
2002; Bourdieu, 1973; Bourdieu en Passeron, 1970; Brands, 1992; Hurst, 2012;<br />
Matthys, 2010; Ryan & Sackrey, 1996).<br />
In dit onderzoek richten wij ons uitgaande van de theorievorming over <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum <strong>op</strong> een aantal (schoolspecifieke) bronnen die beschouwd kunnen worden<br />
als elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum en die antwoord kunnen geven <strong>op</strong> de door<br />
de aanvrager gestelde vraag aan de onderzoekers. Aan de orde komen de volgende<br />
‘gangbare’ theoretische aspecten uit de theorie van <strong>het</strong> verborgen curriculum (maar<br />
deze worden dan dus toegespitst <strong>op</strong> de vraagstelling van de aanvrager van dit onderzoek).<br />
De geselecteerde theoretische verborgen curriculum aspecten betreffen:<br />
28
<strong>het</strong> sociale klimaat van en de omgangsvormen in de school;<br />
de waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over excellente scholen en leerlingen,<br />
over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, schoolinnovatie en multiculturaliteit;<br />
de sociaal-culturele uitingsvormen van de eigen school, zoals bijvoorbeeld een<br />
specifieke gerichtheid van de school <strong>op</strong> maatschappelijke, recreatieve of kunst-<br />
toneel-, zang-, of sport-praktijken van de school;<br />
de relaties tussen docent en leerling(en) en <strong>het</strong> sociale klimaat in de schoolklas;<br />
<strong>het</strong> taalgebruik van de docent en <strong>het</strong> veronderstelde taalgebruik in de leermiddelen;<br />
de boodschappen van de ruimtelijke inrichting en de aankleding van de school en<br />
de klassen;<br />
de relatie tussen officiële regels en disciplinaire maatregelen;<br />
de vanzelfsprekende kenmerken van de standaard leeractiviteiten, de leerstof en<br />
van de didactiek;<br />
<strong>het</strong> (verzwaarde) rooster van <strong>het</strong> gymnasium en de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum;<br />
de wijze waar<strong>op</strong> leerlingen worden geconfronteerd met waarden en waardegerichte<br />
onderwerpen;<br />
de beoordeling en de extra eisen die aan de leerlingen van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
worden gesteld.<br />
Gezien de uitgangsvraag van de aanvrager van dit onderzoek wordt uiteraard ook veel<br />
aandacht besteed aan de specifieke problemen die van belang zijn voor de problematiek<br />
van migrantenleerlingen, zoals:<br />
de oriëntatie, kennismaking met de school, aanmelding, criteria, selectie en ‘intake’<br />
van migrantenleerlingen;<br />
de beeldvorming van de school bij leerlingen en ouders; kenmerken en <strong>op</strong>gaven<br />
van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied;<br />
de houding van docenten ten aanzien van <strong>het</strong> percentage migrantenleerlingen <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> eigen gymnasium;<br />
relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />
gymnasium;<br />
verbeteringsmogelijkheden: knelpunten, weg te nemen belemmeringen en kansen.<br />
Al deze aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn in <strong>het</strong> onderhavige onderzoek geexploreerd,<br />
zij <strong>het</strong> niet allemaal in gelijke mate, omdat zij gezien de uitgangsvraag van<br />
<strong>het</strong> onderzoek tijdens de uitvoering van <strong>het</strong> project niet allemaal in gelijke mate relevant<br />
bleken te zijn. Speciale aandacht is gegeven aan de ‘personen’ die van belang zijn<br />
voor de overdracht van de elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum en aan de ‘ontvangers’<br />
van dit curriculum. Een groot deel van de diverse geconstrueerde onderzoeksin-<br />
29
strumenten voor de uiteenl<strong>op</strong>ende categorieën respondenten is daar<strong>op</strong> georiënteerd.<br />
Daarbij is uiteraard ook speciale aandacht besteed aan de intellectuele, morele, sociale<br />
en pedagogische waarden, <strong>op</strong>vattingen en ideologieën van de diverse respondenten.<br />
Ook heeft met name <strong>op</strong> basis van de onderwijsgerichte inhoudsanalyse van de mooie<br />
roman van Karin Amoetmakrim die gebruikt is voor dit onderzoek een belangrijk gezichtspunt<br />
extra aandacht gekregen: de onbedoelde leerervaringen van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum hoeven niet alleen te resulteren uit de interacties met de docenten, maar<br />
kunnen juist met name voortvloeien uit de interacties met de medeleerlingen. Dit<br />
wordt wel eens onvoldoende onderkend of door de school terzijde geschoven, met als<br />
argument: “dat ontrekt zich aan onze waarneming, dat gebeurt <strong>op</strong> de gang of buiten de<br />
schoolpoort”. Om niet <strong>op</strong> de aanbevelingen van dit onderzoek vooruit te l<strong>op</strong>en, zal dit<br />
uitdagende punt voor reflectie hier even blijven liggen. Belangrijk is hier de feitelijke<br />
constatering dat arbeiderskinderen of migrantenkinderen niet alleen maar gestimuleerd<br />
en geïnspireerd worden door de docenten als voorbeeld- of gezagsfiguren, zoals in de<br />
klassieke en pedagogische literatuur, in volwassen discussies en in menige leraren<strong>op</strong>leiding<br />
zo vaak naar voren gebracht wordt, maar zeker ook door de medeleerlingen, zo<br />
wijst ook ander onderzoek uit. Voor de socialiserende invloed van de ‘peergroups’ en<br />
de medeleerlingen blijkt bij docenten, ook volgens onze onderzoeken, betrekkelijk<br />
weinig aandacht te bestaan, hoewel de bal vaak wel via die band gespeeld wordt. Die<br />
collega-leerlingen zijn belangrijk in <strong>het</strong> doorgeven en interpreteren van informatie,<br />
verwachtingen en gedragspatronen en zijn dus relevante kennisbronnen voor de arbeiders-<br />
en migrantenkinderen en dragen dus onbewust en onbedoeld vaak feitelijk belangrijk<br />
bij aan de werking van deze aspecten van <strong>het</strong> verborgen curriculum (Amatmoekrim,<br />
2011; Archer,Hollingworth & Halsall, 2007; Kaufman, 2003; Ryan &<br />
Sakrey, 1996).<br />
30
3 Onderzoeksvraag en -<strong>op</strong>zet<br />
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de onderzoeks<strong>op</strong>zet. Achtereenvolgens<br />
komen aan de orde de algemene vraagstelling zoals geformuleerd door de aanvrager<br />
van <strong>het</strong> onderzoek, de door de onderzoekers geformuleerde specifieke onderzoeksvragen,<br />
de lijst van geselecteerde variabelen, de verschillende onderdelen van de<br />
onderzoeksaanpak en een overzicht van de gebruikte onderzoeksinstrumenten.<br />
3.1 Algemene vraagstelling<br />
De hoofdvragen voor dit onderzoek, zoals geformuleerd door de aanvrager (<strong>het</strong> Christelijk<br />
<strong>Gymnasium</strong> Utrecht) luiden:<br />
- Welke verbeteringen in <strong>het</strong> pedagogisch-didactisch handelen van docenten, <strong>het</strong><br />
curriculum, de organisatie, en de omgangsvormen kunnen ertoe bijdragen dat migrantenleerlingen<br />
zich mogelijkerwijs meer thuis voelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
en betere leerresultaten gaan behalen?<br />
- Welke verbeteringen zijn daarnaast mogelijk in aspecten van de oriëntatie, de<br />
aanmelding en de selectie die kunnen bijdragen aan een mogelijk grotere instroom<br />
van migrantenleerlingen in <strong>het</strong> gymnasium?<br />
3.2 Onderzoeksvragen<br />
De hoofdvragen zijn, in overleg met de aanvrager, uitgebreid met de volgende onderzoeksvragen:<br />
- Hoe geschiedt de voorlichting en werving van doelgroepleerlingen?<br />
- Wat is de invloed van de schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />
- Wat is de invloed van extra begeleiding voor <strong>het</strong> behouden van leerlingen?<br />
- -Wat is de betekenis van verschillende elementen van <strong>het</strong> verborgen curriculum?<br />
- Welke mogelijkheden zijn er voor verbetering?<br />
31
3.3 Onderzoeksvariabelen<br />
Op basis van de voorgaande theoretische, onderwijskundige en beleidsmatige analyse<br />
is duidelijk geworden dat <strong>het</strong> <strong>op</strong>sporen van sociaal-culturele dimensies en <strong>het</strong> wegnemen<br />
van belemmeringen relevant voor <strong>het</strong> werven en <strong>het</strong> <strong>op</strong> school houden migrantenleerlingen<br />
en arbeiderskinderen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU in <strong>het</strong> algemeen een uitdagende doelstelling<br />
voor zelfstandige gymnasia is. Onderzoek dat zich richt <strong>op</strong> zo’n speciale vraag<br />
moet zich natuurlijk altijd beperken, hoe algemeen en breed de vraag ook is. Vandaar<br />
dat in dit onderzoek een keuze gemaakt is voor de volgende nader te onderzoeken onderzoeksvariabelen:<br />
1) De intake: kennismaking met de school; voorlichting, informatie, aanmelding en<br />
selectie van leerlingen.<br />
2) De beeldvorming van en nadere oriëntatie van leerlingen en ouders <strong>op</strong> de school.<br />
3) Normatieve kenmerken van de leerstof en de didactiek.<br />
4) Kenmerken van de omgangsvormen van docenten en leerlingen.<br />
5) Waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag, multiculturaliteit.<br />
6) Sociaal-culturele aspecten van relevante schoolpraktijken (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).<br />
7) Kenmerken en <strong>op</strong>gaven van <strong>het</strong> schoolbeleid <strong>op</strong> dit gebied.<br />
8) Relevante sociaal-culturele kenmerken van de school als organisatie en als zelfstandig<br />
gymnasium.<br />
9) Verbeteringsmogelijkheden; weg te nemen belemmeringen; knelpunten en kansen.<br />
3.4 Onderzoeks<strong>op</strong>zet<br />
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is in de onderzoeks<strong>op</strong>zet gekozen<br />
voor een multi-method benadering, die gebruik maakt van verschillende <strong>op</strong> elkaar<br />
voortbouwende methoden en databronnen. De volgende onderzoeksstappen kunnen<br />
daarbij worden onderscheiden:<br />
1. Literatuuronderzoek naar:<br />
actuele en relevante vroegere studies over <strong>het</strong> verborgen curriculum en empirische<br />
analyse van de verschillende elementen of ‘bronnen’ van <strong>het</strong> verborgen curriculum;<br />
32
overzichtsliteratuur aangaande factoren die van belang zijn in verband met de mate<br />
waarin migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium willen komen en<br />
<strong>op</strong> deze school blijven;<br />
empirische studies naar de barrières en ervaren problemen van arbeiderskinderen<br />
die erin geslaagd zijn om een academische <strong>op</strong>leiding te volgen en een academisch<br />
beroep uit te oefenen;<br />
empirische studies naar migrantenleerlingen <strong>op</strong> elitescholen en universitaire <strong>op</strong>leidingen.<br />
2. Observatie onderzoek<br />
Observatie onderzoek naar de werving en ‘intake’ van nieuwe leerlingen, onder<br />
andere via een casestudy waarin een informatie- en voorlichtingsbijeenkomst <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> CGU voor toekomstige ouders en leerlingen is geobserveerd.<br />
Schoolklasobservaties in diverse klassen van <strong>het</strong> CGU gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> pedagogischdidactisch<br />
handelen van docenten, de reacties van leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> handelen van<br />
de docent, <strong>het</strong> ‘impliciete’ pedagogisch klimaat c.q. de omgangsvormen en communicatiewijzen<br />
in de klas (ook tussen leerlingen onderling), en <strong>op</strong> de participatie<br />
van leerlingen in <strong>het</strong> arbeiderskinderen en migrantenleerlingen.<br />
3. Interviews met drie verschillende docenten van <strong>het</strong> CGU<br />
De individuele docenten van <strong>het</strong> CGU zijn geïnterviewd over <strong>het</strong> schoolklimaat, de<br />
(extra) begeleiding van (doelgroep)leerlingen en over de betekenis van de ‘impliciete’<br />
waarden, normen en gedragspatronen die door de (gymnasiale) schoolcultuur, de directie,<br />
de docenten, de leerlingen en <strong>het</strong> onderwijsondersteunend personeel gepraktiseerd<br />
worden.<br />
4. Panelgesprekken:<br />
Gesprekken zijn gehouden met een groep leerlingen en een groep docenten van <strong>het</strong><br />
CGU en met een groep leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam.<br />
Een panelgesprek is gevoerd met een groep CGU leerlingen uit verschillende leerjaren<br />
over (onder andere) de vraag of zij bepaalde waardegerichte praktijken <strong>op</strong><br />
hun school ervaren en hoe zij daartegenover staan.<br />
Een ander panelgesprek is gehouden met een aantal migrantenleerlingen van <strong>het</strong><br />
Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam.<br />
Een panelgesprek is gehouden met een groep CGU-docenten van diverse vakken<br />
over interculturele sensitiviteit <strong>op</strong> affectief, cognitief en gedragsniveau en hoe<br />
volgens hen <strong>het</strong> verborgen curriculum werkt.<br />
33
5. Interviews met rectoren:<br />
Geïnterviewd zijn de rectoren van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht; <strong>het</strong> Erasmiaans<br />
<strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam en <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam.<br />
De rector van de onderzoeksschool (<strong>het</strong> CGU te Utrecht) is ondervraagd over geobserveerde<br />
praktijken in verband met de onderzoeksvraag, <strong>het</strong> gevoerde en te<br />
voeren beleid <strong>op</strong> dit terrein en de mogelijkheden tot verbetering wat betreft de instroom<br />
en <strong>het</strong> schoolsucces van migrantenleerlingen.<br />
De rector van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam is ondervraagd omdat dit<br />
een zelfstandig gymnasium met de meeste immigrantenleerlingen <strong>op</strong> dit schooltype<br />
is.<br />
De rector van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> te Amsterdam is ondervraagd omdat dit<br />
een zelfstandig gymnasium is met relatief veel migrantenleerlingen en een daar<strong>op</strong><br />
gericht beleid.<br />
6. Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam.<br />
Een aantal zelfstandige gymnasia in Amsterdam heeft een project <strong>op</strong>gezet om de toestroom<br />
van de betreffende doelgroepleerlingen te vergroten, alsmede deze doelgroepleerlingen<br />
via gerichte maatregelen een succesvolle onderwijslo<strong>op</strong>baan <strong>op</strong> hun gymnasia<br />
te faciliteren. De waargenomen effecten van deze pogingen zijn mede verwerkt in<br />
de beschrijving van de resultaten en conclusies van dit onderzoek.<br />
7. Inhoudsanalyses van:<br />
Schooldocumenten en websites die inzicht geven in <strong>het</strong> beleid dat wordt gevoerd<br />
door een aantal zelfstandige gymnasia aangaande <strong>het</strong> omgaan met diversiteit en<br />
<strong>het</strong> stimuleren van de oriëntatie van en informatie aan doelgroepen van begaafde<br />
arbeiderskinderen en migrantenleerlingen en de wijze waar<strong>op</strong> zij kunnen kennismaken<br />
met <strong>het</strong> eigen karakter van de school. Bij deze inhoudsanalyse is met name<br />
ook aandacht besteed aan de ‘verborgen’ waarden die aanwezig zijn in de didactiek,<br />
de lesstof, de gezamenlijke activiteiten, de (impliciete) gedragsregels, rituelen<br />
en routines die <strong>op</strong> school gelden.<br />
Een literaire roman die inzicht geeft in de ervaringen van een migrantenleerling<br />
met de gedragspatronen en de geschreven en ongeschreven regels van <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium als een school die voorbereid <strong>op</strong> de deelname aan de intellectuele<br />
elite van de Nederlandse samenleving. Het betreft een analyse van <strong>het</strong> boek<br />
‘Het Gym’ van Karin Amatmoekrim (2011). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.<br />
34
3.5 Onderzoeksinstrumenten<br />
Ten behoeve van de observaties, interviews en panelgesprekken zijn diverse instrumenten<br />
samengesteld en gehanteerd door de onderzoekers. Vanwege <strong>het</strong> kwalitatieve<br />
en dynamische karakter van <strong>het</strong> onderzoek hebben deze een semigestructureerd karakter:<br />
belangrijke aandachtspunten en vragen zijn <strong>op</strong> een rijtje gezet, maar de lo<strong>op</strong><br />
van <strong>het</strong> gesprek is mede bepalend voor de daadwerkelijke inhoud en verdieping die<br />
zich tijdens de gesprekken voordoet. Voor een overzicht van de instrumenten verwijzen<br />
wij naar de bijlagen:<br />
Bijlage 1: Instrument lesobservaties<br />
Bijlage 2: Instrument observatie ouderavond<br />
Bijlage 3: Interviewleidraad rector CGU<br />
Bijlage 4: Interviewleidraad rectoren andere gymnasia<br />
Bijlage 5: Interviewleidraad individuele gesprekken docenten CGU<br />
Bijlage 6: Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU<br />
Bijlage 7: Gespreksleidraad panelgesprek leerlingen CGU<br />
Bijlage 8: Interviewleidraad panelgesprek leerlingen Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />
35
4 Resultaten<br />
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de onderzoeksactiviteiten. Voor <strong>het</strong> verkrijgen<br />
van de resultaten zijn uiteenl<strong>op</strong>ende methoden toegepast en is <strong>op</strong> verschillende<br />
scholen onderzoek verricht. In de verschillende rapportages over de resultaten wordt in<br />
elke paragraaf eerst een beeld van de resultaten gegeven met enige aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />
voor de conclusies. In hoofdstuk 6 (conclusies, aanbevelingen en discussie) worden<br />
deze vervolgens (integraal) uitgewerkt en aangevuld met theoretische noties.<br />
4.1 Observatie onderzoek Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU)<br />
Door middel van observaties van een informatie- en voorlichtingsavond en klassenobservaties<br />
van concrete lessen, panelgesprekken en individuele interviews ontstaat een<br />
beeld van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht en aspecten die van belang kunnen zijn<br />
in <strong>het</strong> kader van de versterking van de interculturele diversiteit van de school. Door de<br />
combinatie van een aantal geïnventariseerde onderzoeksthema’s bij verschillende typen<br />
respondenten is een goed beeld verkregen van de schoolspecifieke cultuurelementen.<br />
Om de voor dit onderzoeksproject specifieke vraagstelling te beantwoorden is<br />
binnen deze algemene impressie van de schoolcultuur zowel een specifieke als een integrale<br />
analyse uitgevoerd van de geselecteerde relevante kenmerken van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum. Op <strong>het</strong> CGU zijn diverse observaties uitgevoerd. Er is een informatieavond<br />
bezocht en daarnaast zijn lesobservaties uitgevoerd.<br />
4.1.1 Observatie informatieavond potentiële nieuwe leerlingen<br />
De onderzoekers bezochten in december 2011 als observanten een informatieavond<br />
van <strong>het</strong> CGU. Bij binnenkomst in de aula van de school kwam direct de ‘banner’ in<br />
beeld met de volgende kenmerken van <strong>het</strong> CGU weergegeven:<br />
Gymnasiaal niveau<br />
Excellente resultaten<br />
Betrokken docenten<br />
Persoonlijke begeleiding<br />
Open en goede sfeer<br />
De avond werd redelijk goed bezocht, de zaal was goed gevuld. Voorzichtige inschatting<br />
van de onderzoekers is dat zo’n tien tot vijftien procent van de bezoekende ouders<br />
37
van allochtone herkomst was. Opvallend genoeg hadden deze ouders vaak hun kind<br />
ook meegenomen. Na <strong>het</strong> welkom door de conrector van klas 1 en 2, mevrouw Nathalie<br />
Schutjens, werd <strong>het</strong> CGU door rector Hans Buijze in de <strong>op</strong>ening van de informatieavond<br />
gepresenteerd als een school die leerlingen via kennis van de klassieken voorbereidt<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> leven in de toekomstige maatschappij door de leerlingen <strong>het</strong> denkvermogen<br />
en een gemeenschappelijke taal bij te brengen om de grote maatschappelijke<br />
vraagstukken zoals <strong>het</strong> milieuvraagstuk et cetera aan te kunnen. Door de aandacht voor<br />
de klassieken en de (intellectueel) homogene samenstelling van de leerlingengroep<br />
treedt <strong>het</strong> effect <strong>op</strong> dat de resultaten <strong>op</strong> andere vakken ook beter zijn dan die van atheneumleerlingen.<br />
Op <strong>het</strong> CGU heerst de cultuur dat leren ‘gewoon’ is, dat geeft leerkrachten<br />
ook de ruimte om leerlingen veel mee te geven. Daarnaast kenmerkt de cultuur<br />
zich volgens Buijze door zorgzaamheid: ‘we hebben iets met onze leerlingen’.<br />
Het CGU is een zorgzame, <strong>op</strong>bouwende, uitdagende omgeving, waarin ook veel gebeurt<br />
naast de lessen.<br />
Na deze introductie van deze goed georganiseerde informatieavond volgde een informatie<br />
carrousel waarin over een aantal aspecten van de school in vier rondes voorlichting<br />
werd gegeven, met als thema’s:<br />
1) ‘Een schooldag’<br />
2) Diversen en vragen<br />
3) Onderwijs<br />
4) Begeleiding<br />
Aan <strong>het</strong> einde van dit vaste programma van de avond was er gelegenheid om in <strong>het</strong><br />
Atrium met personeel en functionarissen te praten en aanvullende informatie te verwerven.<br />
De voorlichting in de vier informatierondes was informatief maar bevatte ook een herhaaleffect.<br />
Ieder van de presentatoren legde de nadruk <strong>op</strong> de al in <strong>het</strong> begin gerefereerde<br />
‘gerichtheid <strong>op</strong> kennis en leren’ die in deze school centraal staat (citaat van één van<br />
de docenten: ‘We willen <strong>het</strong> uiterste uit de leerlingen halen’). Een tweede element dat<br />
meerdere keren benadrukt werd betreft de betekenis van een veilig schoolklimaat en<br />
geborgenheid voor <strong>het</strong> welbevinden van de leerlingen. Deze ‘welzijnskenmerken’ van<br />
de school werden, zo leek <strong>het</strong>, impliciet naar voren gebracht als <strong>het</strong> draagvlak dat er<br />
moet zijn om aan de hoge eisen van de school te voldoen, <strong>het</strong> draagbaar te houden en<br />
de schoolse excellentiestress onder controle te houden. Door de saamhorigheid onder<br />
de leerlingen en <strong>het</strong> zich thuis voelen <strong>op</strong> school is <strong>het</strong> voor de leerlingen gemakkelijker<br />
om aan de intellectuele eisen en <strong>het</strong> hoge niveau van de school te voldoen. De impliciete<br />
boodschap die <strong>op</strong> deze wijze in termen van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’ overge-<br />
38
acht werd, luidt: Het is zwaar en moeilijk, maar áls je eenmaal <strong>op</strong> deze gezellige<br />
school gewend bent, is de school wel emotioneel en sociaal een gespreid bedje. ‘Het is<br />
hier erg leuk, maar <strong>het</strong> is niet eenvoudig, want er moet hier erg hard geleerd worden’,<br />
zo luidde één van de versies van de door de onderzoekers meermaals of beter te veel<br />
geregistreerde boodschap. De te verwachten vraag van een van de ouders was dan ook:<br />
‘Is er bij jullie sprake van een stress school?’ Dit werd niet ontkend door docenten en<br />
leerlingen, maar de impact ervan werd wel genuanceerd. Hard werken is <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />
niet per definitie vervelend of ongewenst. Zoals een leerling <strong>het</strong> verwoordde: ‘Als je<br />
heel erg je best doet, valt <strong>het</strong> allemaal wel mee.’<br />
Het programma van de introductie was goed doordacht <strong>op</strong>gezet en bestond na de inleiding<br />
uit vier deelsessies in verschillende lokalen waar enige docenten en leerlingen<br />
toelichtingen gaven en vragen beantwoorden. Een aantal leerlingen werd ook ingeschakeld<br />
en dat was vaak erg verhelderend en enthousiasmerend (leerling: ‘dit is echt<br />
een t<strong>op</strong>school!’). Soms was de helderheid juist even ver te zoeken, bijvoorbeeld toen<br />
een Surinaamse moeder een vraag stelde tijdens een van de carrouselbijeenkomsten.<br />
Zij kreeg een antwoord dat niet van toepassing was, zo bleek uit een geregistreerde<br />
(toevallige) observatie.<br />
Tijdens de vier carrouselpresentaties werd door de docenten in <strong>het</strong> algemeen een helder<br />
en niet te moeilijk taalgebruik gehanteerd, hoewel een enkele docent voor verschillende<br />
deelnemers waarschijnlijk wat minder begrijpelijk was, elitair taalgebruik hanteerde<br />
en bijvoorbeeld ook de hele tijd sprak over de cognitieve gerichtheid van de<br />
school en dergelijke. Ook van de bezoekers van de ouderavond werd een behoorlijke<br />
dosis voorkennis verwacht. Door docenten werd tijdens de presentaties niet om feedback<br />
gevraagd om te controleren of hun informatie helder was en goed te begrijpen.<br />
Enkele conclusies<br />
Op basis van de observatie van de ouderavond kan in algemene zin geconcludeerd<br />
worden dat <strong>het</strong> ‘mission statement’ van de school duidelijk naar voren gebracht werd.<br />
Ook werd met name <strong>het</strong> schoolklimaat en de informele sfeer van de omgangsvormen<br />
en relaties benadrukt. Dit laatste vaak als tegenhanger of impliciet als compensatie<br />
voor de andere nadruk die kenmerkend was voor de school en die duidelijk naar voren<br />
gebracht werd, namelijk dat deze school een sterke nadruk legt <strong>op</strong> <strong>het</strong> intellectuele<br />
presteren van de leerlingen en <strong>op</strong> <strong>het</strong> gemiddeld hoge cognitieve prestatieniveau van<br />
de school. Als typerende karakteristiek voor de specifieke schoolcultuur kwam uit de<br />
observatie deze tandem of symbiose tussen hoge intellectuele eisen/inspanningen en<br />
39
een schoolklimaat dat gekenmerkt wordt door een hoge mate van geborgenheid en<br />
vriendschappelijke onderlinge relaties.<br />
Hoewel in de algemene introductie van de school niet expliciet werd gesproken over<br />
<strong>het</strong> feit dat deze school enkel bedoeld was voor of gericht <strong>op</strong> de intellectuele elite,<br />
kwam <strong>op</strong> een ‘impliciete wijze’ wel naar voren dat deze school een bijdrage levert aan<br />
de bloei van de natie, getuige bijvoorbeeld de verwijzingen naar de benodigde sociale<br />
taalcode en culturele achtergrond die nodig zijn om mee te denken over en beleid te<br />
maken ten aanzien van de grote mondiale en maatschappelijke problemen.<br />
Het probleem van <strong>het</strong> percentage migranten- of arbeidersleerlingen kwam als zodanig<br />
in de verschillende deelbijeenkomsten niet naar voren. Ook werd volgens onze observaties<br />
niet ingegaan <strong>op</strong> de impliciete gedragscodes of regels van de school die bijvoorbeeld<br />
in dit verband van belang zouden kunnen zijn.<br />
4.1.2 Observatie lessen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />
Om breed inzicht te krijgen in de schoolcultuur en <strong>het</strong> verborgen curriculum zijn naast<br />
gesprekken en <strong>het</strong> bezoeken van de informatieavond, ook enkele lesobservaties gedaan.<br />
Eén van de onderzoekers heeft drie lessen bezocht (een les geschiedenis in de<br />
eerste klas, een les Frans in de eerste klas en een les natuurkunde in de derde klas); de<br />
andere onderzoeker was alleen aanwezig bij de les natuurkunde.<br />
Observatie van geschiedenisles, eerste klas<br />
De geschiedenisles begon met <strong>het</strong> vooruitkijken naar de komende presentaties van<br />
groepjes leerlingen. De docent besteedde aandacht aan kenmerken van een goede presentatie<br />
en wees hierbij vooral <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang van een goede uitstraling. Vervolgens<br />
ging de les verder over <strong>het</strong> thema Griekse goden en oorlogen.<br />
De observerende onderzoeker werd getroffen door de enorme leergierigheid bij de<br />
leerlingen. De leerlingen vertoonden een actieve betrokkenheid bij de lesstof, stelden<br />
intelligente vragen en gaven de indruk ook plezier in <strong>het</strong> leren te hebben. Het klasseklimaat<br />
kwam over als veilig en plezierig. De docent leek ontspannen, gebruikte humor,<br />
was duidelijk, stimuleerde en complimenteerde leerlingen en benaderde hen <strong>op</strong>en<br />
(hoewel <strong>op</strong>viel dat hij hen niet bij de naam aansprak), uitte de passie voor en <strong>het</strong> belang<br />
van zijn vak (‘ik ga nu iets uitleggen wat voor de rest van je schoolcarrière en<br />
eigenlijk de rest van je leven belangrijk is’) en hanteerde in <strong>het</strong> algemeen eenvoudig<br />
taalgebruik. Zijn verhaal over de oorlog tussen de Perzen en de Grieken werd wel gelardeerd<br />
met diverse uitdrukkingen (zoals ‘we worden voor gek versleten’) en veronderstelde<br />
al de nodige voorkennis. Leerlingen kregen een puzzel<strong>op</strong>dracht in groepjes:<br />
zoek de juiste naam bij de juiste afbeelding van Griekse goden en godinnen. De leerlingen<br />
gingen hier voortvarend mee aan de slag en bleken hier al veel van te weten.<br />
40
(De onderzoeker ging er hierbij vanuit dat dit een herhalings<strong>op</strong>dracht was om eerder<br />
behandelde stof te verwerken, maar de docent bleek hier nog nooit aandacht aan te<br />
hebben besteed!) De docent complimenteerde de leerlingen hier mee en legde direct de<br />
lat hoog door uit te spreken: ‘Dit gaat een maximale score worden <strong>op</strong> de repetitie. Ik<br />
wil dat je ze allemaal kent’. Op deze wijze uitte de docent zijn hoge verwachtingen<br />
van leerlingen. Hij straalde ook vertrouwen in hen uit, bijvoorbeeld door bij <strong>het</strong> bespreken<br />
van de huiswerk<strong>op</strong>drachten te zeggen: ‘Als je <strong>op</strong>dracht 1 en 2 serieus gedaan<br />
hebt, is <strong>het</strong> goed gegaan. Dan geloof ik wel dat je de rest ook goed hebt gedaan.’<br />
Door de inhoud van de lesstof kwamen ook waarde-gerelateerde onderwerpen aan de<br />
orde. Zo stond er een vraag in de lesstof of je <strong>op</strong> basis van de woorden van Herodotus<br />
kunt vaststellen dat Ephialtes verrader was. Leerlingen reageerden hier divers <strong>op</strong> en<br />
kregen de ruimte om hun ideeën hierover te geven. De boodschap vanuit de lesstof en<br />
de docent die leerlingen meekregen, was dat je altijd eerst alleen verdachte bent en pas<br />
bij genoeg bewijs schuldig kunt worden bevonden. Vaak is meer onderzoek nodig om<br />
iets zeker te kunnen stellen. Hoewel men <strong>het</strong> in de praktijk vaak fijn vindt om een<br />
schuldige aan te wijzen als er iets ergs is gebeurd, om de agressie te kunnen uiten <strong>op</strong><br />
iemand. Ook <strong>op</strong> andere momenten speelde de docent in <strong>op</strong> ‘waardegerichte’ elementen.<br />
Zo beweerde een leerling tijdens een klassengesprek dat de Grieken slimmer waren<br />
dan de Perzen. De docent probeerde de leerlingen vervolgens een kritische leeshouding<br />
bij te brengen door te vertellen dat de Perzen heus niet dom waren. ‘Dat<br />
schreven de Grieken wel in hun boeken, maar dat is natuurlijk onzin. Dat schrijf je altijd<br />
over de vijand’.<br />
In deze klas zaten twee migrantenleerlingen, dus van allochtone afkomst, een meisje<br />
en een jongen. Op <strong>het</strong> eerste gezicht onderscheidde de jongen zich enigszins van de<br />
rest van de groep door een voller postuur en een ietwat afwijkende (stoerdere) kledingstijl.<br />
De onderzoeker vond <strong>het</strong> <strong>op</strong>vallend dat de docent twee keer controlerend <strong>op</strong>trad<br />
bij de allochtone jongen (‘weet je toevallig nog wie onze minister van Veiligheid is?’<br />
en ten aanzien van iets uit de geschiedenis van de Perzische oorlogen: ‘weet je <strong>het</strong><br />
nog? Ja? Gelukkig’). Dit controlegedrag vertoonde de docent niet bij andere leerlingen.<br />
De observerende onderzoeker bemerkte verder weinig verschil in participatie<br />
tijdens de les, maar in <strong>het</strong> nagesprekje met de docent maakte deze duidelijk dat de migrantenleerlingen<br />
in deze klas toch moeite hebben om mee te komen. Zij worstelen<br />
met name met een taalprobleem. Bij <strong>het</strong> meisje is de situatie vanwege een stoornis in<br />
<strong>het</strong> autistisch spectrum nog wat complexer.<br />
Observatie van les Frans, eerste klas<br />
De onderzoeker heeft <strong>het</strong> eerste uur van een blokuur Frans meegemaakt. Tijdens dit<br />
uur werd eerst via een spel eerder behandelde lesstof herhaald en vervolgens nieuwe<br />
41
lesstof aangeboden. In <strong>het</strong> spel moesten twee groepen leerlingen om de beurt met een<br />
dobbelsteen rondgooien en tegelijk hun Franse woordenschat (per categorie een spel:<br />
tellen van 1 tot 20, de dagen van de week, kleuren en kledingstukken) etaleren. De<br />
groep die de meeste goede Franse woorden achter elkaar kon reproduceren (na ieder<br />
nieuw woord werd de dobbelsteen naar een volgende leerling gegooid) was winnaar.<br />
Door dit wedstrijdelement was er sprake van speelse concurrentie. De leerlingen gingen<br />
hier over <strong>het</strong> algemeen goed mee om en juichen bij winst. Eén van de jongens van<br />
de winnende partij joelde na aflo<strong>op</strong> van <strong>het</strong> spel ‘homo’s, homo’s’ richting de andere<br />
groep; de docente hoorde <strong>het</strong> niet en ging er dus ook niet <strong>op</strong> in.<br />
Vervolgens besteedde de docente aandacht aan nieuwe lesstof: <strong>het</strong> verschil in intonatie<br />
als je een vraag of een antwoord uitspreekt en <strong>het</strong> gebruik van ne…pas. De leerlingen<br />
vertoonden (evenals in de les geschiedenis) een grote leergierigheid en betrokkenheid<br />
bij de les. Ze waren blij als ze een <strong>op</strong>dracht goed hadden gemaakt en vroegen bijvoorbeeld<br />
om herhaling als een luister<strong>op</strong>dracht te snel voor hen ging. Ze stelden slimme<br />
verhelderende vragen, waar de docente dan ook serieus <strong>op</strong> inging. Deze docente<br />
noemde de leerlingen overigens wel bij hun naam. Ook stimuleerde zij de leerlingen<br />
om de <strong>op</strong>drachten die zij lastig vonden thuis via de website nog eens na te luisteren en<br />
te oefenen.<br />
Deze klas bevatte <strong>op</strong> één leerling van Japanse afkomst allemaal autochtone leerlingen.<br />
De docente vertelde aan de onderzoeker dat in haar mentorklas circa vijf migrantenleerlingen<br />
zitten, waar <strong>het</strong> – <strong>op</strong> één na – heel goed mee gaat.<br />
Observatie van les natuurkunde, derde klas<br />
De geobserveerde natuurkunde les handelde over <strong>het</strong> thema elektriciteit. Met name<br />
begrippen als voltage die al eerder waren uitgelegd werden nu nog eens geïllustreerd<br />
aan de hand van een leuke, aansprekende video (Klokhuis) en aan de hand van aanschouwelijk<br />
onderwijs variërend van batterijen en verschillende (huishoudelijke)<br />
stroom verbruikende apparaten tot energievretende verwarmingsapparaten waar de<br />
KWH’s van afvliegen.<br />
In de geobserveerde klas zat naar de indruk van één van de observatoren een meisje<br />
klaarblijkelijk qua huidskleur van allochtone afkomst. Een van de vragen die de docent<br />
stelde was ook <strong>op</strong> haar gericht. De leerlingen reageerden eigenlijk nauwelijks <strong>op</strong> de<br />
twee observatoren/bezoekers.<br />
Wat allereerst <strong>op</strong>viel was dat <strong>het</strong> gelijk heel rustig was in de klas en dat alle leerlingen<br />
echt <strong>op</strong> een betrokken manier luisterden naar en geïnteresseerd waren in bijvoorbeeld<br />
de uitleg over de batterijen. De interesse in <strong>het</strong> vak leek niet bij iedereen even groot,<br />
maar ook de schijnbaar minder geïnteresseerde leerlingen bleven wel rustig en <strong>op</strong>let-<br />
42
tend. Er was (volgens één van de observatoren) sprake van een ontspannen sfeer en<br />
van zelfstandige leerlingen. Opvallend was dat iedereen rustig <strong>op</strong> zijn/haar beurt<br />
wachtte als men iets wilde vragen aan de docent. Er was niet een duidelijk te observeren<br />
verschil tussen jongens en meisjes in dit <strong>op</strong>zicht. De leerlingen leken er vertrouwen<br />
in te hebben dat de docent serieus, relaxt, maar ook ‘to the point’ en zeker ook<br />
deskundig in zou gaan <strong>op</strong> hun eigenlijke vragen. Uit deze observatie kwam duidelijk<br />
naar voren dat alle leerlingen goed en geïnteresseerd luisterden naar de docent en geen<br />
schroom hadden om vragen te stellen. Ook <strong>het</strong> geven van ‘foute’ antwoorden leverde<br />
geen vervelende reacties van medeleerlingen of de docent <strong>op</strong>, wat mede duidt <strong>op</strong> een<br />
veilig leerklimaat.<br />
De docent, die tevoren aankondigde dat dit eigenlijk vanuit didactisch gezichtspunt<br />
niet zo’n interessante les zou zijn (vanwege <strong>het</strong> gebruik van de video) bleek bij nadere<br />
observatie toch wel didactisch bekwaam te reageren. Ofschoon dit niet <strong>het</strong> doel van<br />
deze observatie was, kwam naar voren dat hij een doordachte (thematisch en didactisch)<br />
goed geselecteerde video gebruikte; hij stond/liep ontspannen voor/door de klas;<br />
hij greep terug <strong>op</strong> dingen die hij in <strong>het</strong> vorige lesuur had uitgelegd; hij controleerde <strong>op</strong><br />
een relaxte manier of <strong>het</strong> huiswerk wel gemaakt was door een aantal leerlingen hun<br />
uitwerking van de gegeven <strong>op</strong>dracht te laten illustreren. Hij leek er tevoren vanuit te<br />
gaan dat <strong>het</strong> huiswerk wel in orde zou zijn en dat was ook wel zo volgens zijn gemoedelijke<br />
aselectieve steekproef. Opvallend was ook dat de docent bijna nooit doorvraagvragen<br />
stelde of hoefde te stellen. Hij sloot zijn les af met de <strong>op</strong>merking: ‘jammer,<br />
<strong>het</strong> is tijd’.<br />
Enkele conclusies<br />
De lesobservaties geven alle drie de indruk dat leerlingen van <strong>het</strong> CGU over <strong>het</strong> algemeen<br />
(in elk geval leerlingen uit leerjaar 1 en 3) leergierig en betrokken zijn. Zij doen<br />
actief mee aan <strong>op</strong>drachten, luisteren naar de docenten en stellen over <strong>het</strong> algemeen intelligente<br />
vragen. ‘Leren is leuk’, zo lijkt <strong>het</strong> adagium. Het onderwijs vindt veelal volgens<br />
klassikale instructie plaats, afgewisseld met individuele en groeps<strong>op</strong>drachten. De<br />
geobserveerde docenten zijn enthousiast voor hun vak (<strong>het</strong> vakgebied waarin zij lesgeven<br />
en <strong>het</strong> lesgeven zelf), hebben vertrouwen in hun leerlingen en nemen hen serieus.<br />
De (weinige) migrantenleerlingen in de klassen vertonen nauwelijks observeerbare<br />
verschillen met hun medeleerlingen. De voorzichtige indruk ontstaat dat sommige docenten<br />
hen iets vaker dan bij andere leerlingen controlevragen voorleggen. Dit kan<br />
twee kanten <strong>op</strong> uitgelegd worden: een teken dat deze leerlingen minder vertrouwen<br />
krijgen en daardoor meer gecontroleerd worden of een teken dat de docenten weten dat<br />
deze leerlingen meer ondersteuning en stimulans nodig hebben en proberen hen on-<br />
43
derwijs <strong>op</strong> maat aan te bieden. Het is de vraag of dat door middel van controlevragen<br />
(midden in de klas) zo ervaren zal worden.<br />
4.2 Interviews met docenten van <strong>het</strong> CGU<br />
Naast een panelgesprek met een groep docenten zijn tevens drie individuele interviews<br />
met docenten van <strong>het</strong> CGU gehouden. In deze interviews is gesproken over de karakterisering<br />
van de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie, kenmerken van <strong>het</strong> CGU, de eigen wijze van<br />
lesgeven en pedagogisch handelen, <strong>het</strong> contact met leerlingen en collega’s, eventuele<br />
moeilijkheden in <strong>het</strong> functioneren van migrantenleerlingen en suggesties voor de ontwikkeling<br />
van <strong>het</strong> interculturele karakter van de school.<br />
4.2.1 Interview met docente 1<br />
Deze lerares geeft Nederlands aan alle leerjaren en doet dit al tien jaar lang.<br />
De leerlingen <strong>op</strong> dit gymnasium typeert zij als leergierig en ze hebben een brede belangstelling.<br />
De leerlingen vinden leren heel belangrijk: ‘De leerlingen kunnen veel<br />
aan en je kunt de lat behoorlijk hoog leggen’.<br />
Dit heeft consequenties voor de manier van lesgeven: ‘Dat betekent voor jou als docente<br />
dat je ze echt wel moet weten te prikkelen en uitdagende lessen moet aanbieden.<br />
Je kunt niet volstaan met <strong>het</strong> aanbieden van alleen standaardoefeningen wil je ze meekrijgen.<br />
Dat typeert onze manier van lesgeven: uitdagen’.<br />
De leerlingen <strong>op</strong> deze school zijn geselecteerd <strong>op</strong> basis van hun behaalde cito-scores.<br />
De leerlingen hebben niet alleen goede intellectuele capaciteiten, maar hebben ook de<br />
ambitie om later een goede universitaire studie te gaan doen en willen daarna ook een<br />
goede baan krijgen. Die studie en die goede baan dat is heel belangrijk voor ze. Daar<br />
praten ze ook onderling over en dat wordt ook van huis uit gevoed. Ze hebben over <strong>het</strong><br />
algemeen hoog <strong>op</strong>geleide ouders die ervan uitgaan dat hun kind naar de universiteit en<br />
niet naar <strong>het</strong> hbo gaat. Ook de leerlingen zelf streven naar de hoogste vervolg<strong>op</strong>leidingen<br />
aan bijvoorbeeld buitenlandse universiteiten en ze weten ook bijvoorbeeld wat een<br />
‘University College’ inhoudt.<br />
De participatie van de leerlingen verschilt naargelang hun ontwikkelingsfase.<br />
Opvallend is dat de leerlingen in de onderbouw <strong>op</strong> school erg goed hun best doen. Als<br />
ze naar de bovenbouw gaan, dan gaat de puberteit een grote rol gaat spelen en dan zie<br />
je in klas vier de motivatie inzakken. In deze klas is <strong>het</strong> sociale aspect door de leerlingen<br />
belangrijker geacht dan <strong>het</strong> leeraspect. Dat verandert dan weer in klas vijf. In<br />
deze klas weten ze wel weer waarvoor ze <strong>het</strong> allemaal doen. In klas vijf krijgen ze<br />
weer meer ambitie.<br />
44
Wat betreft de schoolcultuur kan worden <strong>op</strong>gemerkt dat <strong>het</strong> CGU een veilige omgeving<br />
voor de leerlingen is. Men kan zelfs zeggen dat <strong>het</strong> een heel beschutte en beschermde<br />
omgeving is. Ondanks dat deze school al 900 leerlingen heeft, bestaat er nog<br />
steeds de uitstraling van een kleine school. Door dat beschermde karakter van de<br />
school ‘staan de leerlingen soms wel een beetje ver weg van de wereld buiten de<br />
school, ook qua ideeën’, zo merkt de lerares <strong>op</strong>. Zij gaat ook altijd mee met de klassieke<br />
reis en als de leerlingen dan in een grote stad zijn en <strong>het</strong> eten anders is dan thuis en<br />
ze moeten <strong>op</strong>passen voor diefstal en zo, ‘dan merk je wel dat ze heel bleu zijn. Ze lijken<br />
hier <strong>op</strong> school vaak heel wat, maar dan zie je dat ze qua zelfstandigheid nogal<br />
eens tegenvallen. Kinderen <strong>op</strong> andere scholen weten vaak beter wat er zoal in de wereld<br />
te ko<strong>op</strong> is, ook al hebben ze niet zoveel reizen gemaakt als deze leerlingen’. Ook<br />
van huis uit zijn deze leerlingen een beschermde omgeving gewend.<br />
Voor de omgang met migrantenleerlingen kan dit wellicht van belang zijn. De leerlingen<br />
van dit gymnasium weten volgens deze lerares soms niet goed wat er allemaal<br />
speelt in deze wereld, ook niet qua maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zijn bijvoorbeeld<br />
maatschappelijke stages voor de vorming van deze leerlingen erg goed,<br />
vindt zij. Vaak valt er een zekere mate van wereldvreemdheid te constateren, ook al<br />
brengen de leerlingen dikwijls wel uitgesproken meningen naar voren en hebben ze<br />
geleerd goed te debatteren. Ook al kennen ze de relevante feiten niet of staan ze erg<br />
ver van een bepaalde problematiek af, dan kunnen ze soms wel heel gemakkelijk over<br />
dingen praten waar ze eigenlijk niks van weten. Ze houden wel <strong>het</strong> imago <strong>op</strong> dat ze<br />
enorm goed <strong>op</strong> de hoogte zijn. Dit kan moeilijk zijn voor migrantenleerlingen <strong>op</strong><br />
school die dit gedrag niet gewend zijn.<br />
Tegelijkertijd kan dit cultuurverschil gezien worden als een aspect van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum van de schoolcultuur. In dit verband is <strong>het</strong> ook goed te memoreren dat voor<br />
een goede maatschappelijke oriëntatie en <strong>het</strong> kunnen analyseren van maatschappelijke<br />
en beleidsproblemen niet alleen <strong>het</strong> klassieke taal- en denkvermogen van belang is. De<br />
rector van <strong>het</strong> CGU verwees hiernaar tijdens zijn speech <strong>op</strong> de voorlichtingsavond<br />
voor nieuwe leerlingen.<br />
In <strong>het</strong> interview met deze lerares Nederlands is in verband met <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
ook aandacht besteed aan de zogenaamde ongeschreven regels van de school. Typische<br />
ongeschreven regels van de CGU schoolcultuur zijn:<br />
‘Wij hebben hier <strong>op</strong> school een heel ongedwongen manier om met elkaar om te gaan<br />
en daar gaan wij prat <strong>op</strong>. Leraren worden getutoyeerd door leerlingen. Leraren worden<br />
bij de voornaam aangesproken. Er is duidelijk sprake van een ‘ons-kent-ons sfeer-<br />
45
tje’ maar er zitten wel grenzen aan en belangrijk is dat dit alles wel met respect gebeurt.<br />
Het is niet zo dat leerlingen mij aanspreken als een vriendin of zo’.<br />
‘De ongeschreven regel is: we gaan ongedwongen met elkaar om maar tot <strong>op</strong> zekere<br />
hoogte’. Voor migrantenleerlingen kan dit cultuuraspect van de ongedwongen omgangsvormen<br />
moeilijk zijn evenals <strong>het</strong> onderhandelingsaspect in de leraar-leerling<br />
verhouding.<br />
Een andere ongeschreven regel van de schoolcultuur sluit aan bij wat hiervoor is <strong>op</strong>gemerkt<br />
over <strong>het</strong> <strong>op</strong>leiden van de leerlingen tot een hoog intellectueel niveau en de<br />
idee van een excellente school te willen zijn. Dit betekent dat kenmerkend voor de<br />
schoolcultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU is dat leerlingen gewend zijn om veel vragen te stellen en<br />
dat docenten hun best doen om leerlingen uit te dagen om alles <strong>op</strong> een hoger plan te<br />
brengen dan <strong>het</strong> eindexamen. ‘De ongeschreven regel die onder docenten heel erg<br />
leeft is: de leerlingen moeten wel uitgedaagd worden’.<br />
Een van de vragen gesteld in <strong>het</strong> interview is: Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />
Het antwoord <strong>op</strong> deze vraag verwijst ook naar de schoolcultuur. ‘Leerlingen moeten<br />
hier <strong>op</strong> school ook leren volwassen te worden. Dat doen wij te weinig hier <strong>op</strong> school.<br />
We zijn hier teveel bezig met de cognitieve kant van <strong>het</strong> verhaal. Je moet leerlingen in<br />
de periode van 12 tot 18 ook ‘leren leven’ en ze leren dat ze de geknoeide soep <strong>op</strong> de<br />
gang zelf moeten <strong>op</strong>ruimen’. Deze lerares stelt dat ze zelf aan dit soort pedagogische<br />
zaken wel meer aandacht probeert te geven en dat ze daarbij ook een soort voorbeeldfunctie<br />
moet laten zien. Zij vindt <strong>het</strong> zijn van een rolmodel heel belangrijk: ‘Ik denk<br />
wel dat de leerlingen mij daarbij als een rolmodel ervaren, maar dat heb ik ze niet zo<br />
gevraagd’.<br />
Wat betreft de intercollegiale omgang en <strong>het</strong> alledaagse gedrag en de waarden en normen<br />
van de gemiddelde collega wordt <strong>het</strong> volgende <strong>op</strong>gemerkt: ‘Een belangrijke<br />
waarde is de sfeer van gebroederlijkheid. Wij doen <strong>het</strong> hier samen. Daarnaast is de<br />
nadruk <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van de leerlingen en de waarde van een goede kennisoverdracht<br />
erg belangrijk. Van de leerlingen <strong>op</strong> deze school wordt veel gevraagd. Het leren is<br />
geen ’kattenpis’. Daarnaast is de saamhorigheid een belangrijke waarde en dat geldt<br />
ook voor <strong>het</strong> stimuleren van de betrokkenheid bij de leerlingen’.<br />
Over <strong>het</strong> functioneren van migrantenleerlingen in de school wordt door deze lerares<br />
<strong>het</strong> volgende <strong>op</strong>gemerkt: ‘Er zijn migrantenleerlingen die zich redelijk kunnen identificeren<br />
met <strong>het</strong> CGU. Die zeggen bijvoorbeeld: ‘ik word later advocaat’. Die leerlingen<br />
gaan er echt voor, en die gaan daar echt in mee met de andere leerlingen. Andere<br />
migrantenleerlingen lukt dat minder goed en dat komt waarschijnlijk door de invloeden<br />
van buiten de school, denk daarbij aan de invloed van de buitenschoolse<br />
‘peergroup’. Een voorbeeld: Ik ken een jongen in klas zes, die is hier <strong>op</strong> school dus al<br />
46
een heel eind gekomen, maar die heeft een heel moeizame schoolcarrière gehad. Die<br />
heeft altijd gedoe met vrienden van buiten, waardoor hij zich hier binnen de school<br />
gaat afzetten’. De verhouding buitenschools en binnenschools en <strong>het</strong> bestaan van verschillende<br />
naast elkaar bestaande ‘peergroups’ als referentiegroepen speelt hierbij een<br />
grote rol en levert problemen <strong>op</strong>: ‘Bij hem is autoriteit ook een specifiek probleem. Hij<br />
is <strong>op</strong> straat eigenlijk een beetje zo’n baasje. Hier <strong>op</strong> school moet hij zich toch voegen<br />
naar de mores hier’.<br />
4.2.2 Interview met docente 2<br />
De andere geïnterviewde docente, eveneens docent Nederlands, werkt inmiddels dertien<br />
jaar <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU en werkte voorheen <strong>op</strong> een scholengemeenschap.<br />
Typering leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />
Deze docente typeert de leerlingen als begaafd, zowel <strong>op</strong> intellectueel als dikwijls <strong>op</strong><br />
andere gebieden. Veel kinderen hebben hoog<strong>op</strong>geleide ouders en de school kent vrij<br />
weinig migrantenleerlingen of leerlingen uit lagere sociale milieus. Dit is overigens<br />
wel iets aan <strong>het</strong> veranderen sinds de school verhuisd is naar deze plek; de school is nu<br />
beter bereikbaar. De docente heeft nu bijvoorbeeld een eerste klas met vier migrantenleerlingen;<br />
dat is veel in verhouding tot andere jaren.<br />
Over <strong>het</strong> algemeen zijn de leerlingen bereid om te leren en zich bewust van de verwachtingen<br />
die de school van ze heeft. Ze zijn over <strong>het</strong> algemeen aardig, maar ook eigenwijs<br />
en soms verwend. Je moet als docent veel in huis hebben om ze <strong>het</strong> naar de<br />
zin te maken. De leerlingen worden graag ‘vermaakt’ met mooie verhalen en dergelijke,<br />
en ook graag uitgedaagd. Op de scholengemeenschap waar deze docente vroeger<br />
werkte, waren de vwo-leerlingen vaak de ‘brave kinderen’ van de school. Het valt haar<br />
<strong>op</strong> dat dit <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU niet zo sterk is; hier zit ‘van alles wat’, ‘van superluie tot overmatig<br />
toegewijde leerlingen’.<br />
Er is leuk contact tussen docenten en leerlingen, informeel maar niet té. De docente<br />
denkt niet dat leerlingen <strong>op</strong> school ander gedrag vertonen dan buiten school (behalve<br />
onder de invloed van de ‘peergroup’, die er natuurlijk altijd is). Bij migrantenleerlingen<br />
verwacht zij dat dit door hun afkomst en thuisculuur wel anders zal zijn. De docente<br />
weet dat <strong>het</strong> in die gezinnen vaak anders gaat, er wordt <strong>op</strong> school over dingen<br />
gesproken die thuis niet aan de orde komen, er is dikwijls groot verschil in <strong>op</strong>leidingsniveaus<br />
enzovoorts. Als <strong>het</strong> migrantenleerlingen lukt om zich goed te handhaven <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> gymnasium (wat niet altijd <strong>het</strong> geval is), vindt de docente dit knap. Leerlingen die<br />
hier goed in slagen hebben wellicht nog wel een hogere intelligentie dan leerlingen<br />
van autochtone afkomst. Het is jammer als leerlingen de culturele bagage of hulp vanuit<br />
thuis missen en <strong>het</strong> daardoor niet volhouden <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. Bij één allochtone jongen<br />
47
werd er vanuit huis teveel druk <strong>op</strong> hem gelegd, hij kwam uit de wijk Overvecht en<br />
kreeg daar een status. Dat werd een statusprobleem voor hem, waaronder hij bezweek.<br />
De leerlingen gaan over <strong>het</strong> algemeen goed met elkaar om, ook met migrantenleerlingen,<br />
zo meent deze docente. Het is bijna nooit een probleempunt. Bij één jongen<br />
ging <strong>het</strong> een keer mis. Deze Antilliaanse jongen, met zelf overigens hoog<strong>op</strong>geleide<br />
ouders, was heel zwart. En dat werd een soort ‘grap’, waar hij zelf ook aan meedeed<br />
(bijv. als <strong>het</strong> woord ‘zwart’ viel in de klas). Uiteindelijk bleek <strong>het</strong> toch niet zo leuk.<br />
Een andere jongen is vanaf dat hij <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU is, enorm trots <strong>op</strong> de school en geeft<br />
zich helemaal. Hij heeft zich gestort in de schoolcultuur, is voorzitter van de debatgroep<br />
enzovoorts. Hij is belangrijk voor de jongens van migrantenherkomst <strong>op</strong> school<br />
en ook voor autochtone leerlingen. Het is belangrijk dat hij die rol vervult, ‘dat hij niet<br />
onderdoet voor de keurige jongens uit Bilthoven-Noord’. Zijn klasgenoot (eveneens<br />
Marokkaans) begon ook goed <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, maar ging <strong>op</strong> een gegeven moment vluchtgedrag<br />
te vertonen. ‘Waarschijnlijk had hij last van faalangst door te veel druk vanuit<br />
zijn omgeving’. Hoe leerlingen uiteindelijk functioneren <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU hangt voor een<br />
groot deel van hun karakter af, zo stelt de docente.<br />
Kenmerken CGU<br />
Gevraagd naar <strong>op</strong>vallende kenmerken van <strong>het</strong> CGU geeft de docente drie zaken aan.<br />
Ten eerste wordt er volgens haar <strong>op</strong> hoog niveau lesgegeven (in <strong>het</strong> algemeen klassikaal).<br />
Verder noemt zij als kenmerk de prettige, informele sfeer, met veel persoonlijke<br />
aandacht voor leerlingen. Ten derde wordt <strong>het</strong> CGU volgens haar gekenmerkt door<br />
goede docenten.<br />
Volgens de docente Nederlands zou <strong>het</strong> CGU kunnen groeien in onderwijs <strong>op</strong> maat.<br />
Zij denkt aan <strong>het</strong> geven van een worksh<strong>op</strong> aan alle docenten over wat ze tegenkomt in<br />
de bijlessen die zij zelf geeft aan leerlingen. Ook denkt ze dat groei in bewustwording<br />
nodig is, dat docenten bewuster omgaan met verschillen in (voor)kennis en vaardigheden.<br />
Aan de andere kant moet je ook weer niet helemaal ‘<strong>op</strong> de knieën’ gaan voor de<br />
leerlingen. Deze leerlingen zouden gebaat zijn bij extra uren hulp, en dan niet verplicht,<br />
maar vanuit de leerlingen zelf (zoals nu bij de Brede School Academie – zie<br />
paragraaf 4.2.3 – dat echt als ‘gunst’ wordt gebracht voor degenen die gemotiveerd<br />
zijn en voor gemotiveerde ouders).<br />
Eigen handelen docent<br />
De docente geeft zelf aan afwisselende didactieken te gebruiken, maar vooral klassikaal<br />
les te geven. Dat past volgens haar goed bij de docenten van <strong>het</strong> CGU, maar is<br />
ook voor deze leerlingen <strong>het</strong> beste. De (meeste) leerlingen kunnen <strong>het</strong> aan. Zij worden<br />
48
wel <strong>op</strong>gevoed tot zelfstandigheid, maar in de klas is men met alle leerlingen met <strong>het</strong>zelfde<br />
bezig. Om tegemoet te komen aan de moeite van een aantal leerlingen geeft deze<br />
docente elke week een uur begeleiding aan leerlingen, met name bij de zaakvakken.<br />
De nadruk ligt <strong>op</strong> <strong>het</strong> helpen bij <strong>het</strong> lezen van teksten. Andere kinderen doen dit aan de<br />
keukentafel thuis, maar sommige leerlingen niet. Het groepje van de docente heeft nu<br />
vier allochtone en één autochtone leerling. Ze behandelden in de week van <strong>het</strong> interview<br />
bijvoorbeeld een aardrijkskundeles over Eur<strong>op</strong>a. Bij de Brede School Academie<br />
(BSA) wordt ook aandacht besteed aan <strong>het</strong> uitbreiden van de woordenschat en dergelijke.<br />
Nadeel hiervan vindt de docente dat deze stof niet direct gek<strong>op</strong>peld is aan de lesstof<br />
van de schoolvakken. En <strong>het</strong> neemt tijd in, die je dan weer niet als docent met<br />
leerlingen kunt gebruiken. Bijvoorbeeld een jongen in de brugklas (van Joegoslavische<br />
afkomst) heeft echt een taalprobleem, maar heeft <strong>het</strong> te druk met de BSA om aan<br />
grammatica te gaan werken.<br />
Als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> eigen pedagogisch handelen geeft de docente aan over een natuurlijk<br />
overwicht te beschikken. Sommige leerlingen vinden haar streng (dat hoort ze dan<br />
terug als de leerlingen eenmaal in de bovenbouw zitten, dat ze haar in de eerste klas<br />
streng vonden). Met de meeste leerlingen heeft ze prettig contact, ze is goed benaderbaar.<br />
Waarden in <strong>het</strong> onderwijs<br />
Bij <strong>het</strong> vak Nederlands komen waarden en normen al vrij snel naar voren vanuit de<br />
onderwerpen die je behandelt en de lesstof: literatuur, gedichten et cetera. Ook bij debatten<br />
(<strong>op</strong> de dag van <strong>het</strong> interview bijvoorbeeld over euthanasie) gaat <strong>het</strong> natuurlijk<br />
vaak over waarden en normen. Deze leerlingen kunnen zich goed ergens over <strong>op</strong>winden,<br />
vinden ook veel interessant.<br />
Het verschil tussen westerse en niet-westerse waarden komt wel eens aan de orde.<br />
Laatst ging <strong>het</strong> in de klas bijvoorbeeld over liegen. Toen heeft de docente er met de<br />
klas over gesproken dat dat in onze cultuur negatief beoordeeld wordt, terwijl <strong>het</strong> in<br />
andere beschavingen minder belangrijk wordt geacht dan bijvoorbeeld de bescherming<br />
van de gemeenschap of familie.<br />
Bij <strong>het</strong> vak godsdienst komen waarden en normen natuurlijk ook aan de orde, zo geeft<br />
de docente aan. Zij realiseert zich dat er lesgegeven wordt vanuit <strong>het</strong> westers oordeel.<br />
Tegelijk is er regelmatig aandacht voor zelfanalyse en –kritiek. In de bovenbouw bieden<br />
de boeken van Joris Luyendijk daar bijvoorbeeld goed de mogelijkheid toe. Het is<br />
heel verhelderend hoe hij schrijft over onze visie <strong>op</strong> niet-westerse culturen.<br />
49
Intercollegiale omgang<br />
Het is prettig toeven <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, zo meent de docente. Natuurlijk heb je altijd je<br />
voorkeuren en mensen die je minder liggen. Deze docente is zelf lang voorzitter van<br />
de MR geweest, heeft toen veel ellende gezien en ook zelf ervaren tussen collega’s, en<br />
er was destijds ook een groep met een sterke ‘tegen’-cultuur. De situatie is nu verbeterd,<br />
zo meent ze. Sommige docenten koken ook voor elkaar et cetera. Over <strong>het</strong> algemeen<br />
zijn de CGU-docenten aardige en weldenkende mensen.<br />
Op de vraag ‘Hoeveel collega’s <strong>op</strong> school kent u die meermalen weinig tactvol of niet<br />
pr<strong>op</strong>ortioneel <strong>op</strong> leerlingen reageren?’ reageert de docente met ‘ongeveer vijf’. Dit zijn<br />
docenten die leerlingen onder druk zetten, geen orde kunnen houden, waar twintig jaar<br />
lang niet genoeg aan gedaan is. Het leidt er toe dat leerlingen <strong>op</strong> bijles moeten doordat<br />
zij onderwijs krijgen van slechte docenten. Sommigen zijn psychisch niet in staat les te<br />
geven aan deze kwetsbare groep (12-18-jarigen). Het is moeilijk om disfunctioneren<br />
van docenten aan de kaak te stellen, ook voor de schoolleiding, zo geeft de docente<br />
aan.<br />
Als <strong>het</strong> gaat over de onderlinge samenwerking, vertelt de docente dat de school in secties<br />
is verdeeld, maar nu ook in teams om cross-sectionele samenwerking te bevorderen.<br />
Zij zit zelf in <strong>het</strong> team 5/6 (wat zich dus bezighoudt met <strong>het</strong> onderwijs aan de vijfde<br />
en zesde klas). Verder wordt dikwijls schoolbreed nagedacht over zaken. Het is<br />
verder aan de secties zelf om beleid uit te zetten. De sectie Nederlands is volgens de<br />
docente een gunstig voorbeeld van samenwerking: in deze sectie doet iedereen <strong>het</strong>zelfde<br />
(met persoonlijke variaties) en wordt gewerkt in duo’s om dingen voor te bereiden.<br />
Ze heeft zelf met een collega alles voor klas vijf en zes uitgewerkt: lessen, werkvormen,<br />
materialen et cetera. Evalueren vindt ook plaats in de sectie. Wat nog wat<br />
minder van de grond komt is elkaar feedback geven. Ergernissen blijven wel eens<br />
hangen. Het feit dat er sprake is van langdurige ziekte binnen de sectie wordt bijvoorbeeld<br />
niet echt aangepakt. Vanuit de schoolleiding, maar ook vanuit sectie wordt dit<br />
niet actief aangekaart of erover gepraat hoe er mee om te gaan. Maar er is vergeleken<br />
met twaalf jaar geleden al veel verbeterd, ook inhoudelijk, en <strong>het</strong> is leuker geworden.<br />
De docenten maken veel materiaal zelf. De school doet meer dan <strong>het</strong> Centraal Examen<br />
eist van leerlingen en geeft <strong>het</strong> onderwijs ook anders, waardoor de scores <strong>op</strong> <strong>het</strong> CE<br />
niet altijd heel hoog zijn. Dit is overigens ook een punt van gesprek met de schoolleiding:<br />
<strong>het</strong> beleid van de sectie is om <strong>het</strong> schoolexamen aan te passen aan de leerlingengroep.<br />
Daardoor liggen de eisen vrij hoog, is <strong>het</strong> examen dus vrij moeilijk, waardoor<br />
de cijfers niet heel hoog zijn.<br />
50
Interculturele diversiteit<br />
Wat <strong>het</strong> gedrag van leerlingen betreft, ervaart de docente af en toe (maar niet vaak)<br />
problemen met migrantenleerlingen. Zo zit er een Marokkaans meisje in de vijfde klas,<br />
waarvan de docente verwacht dat daar thuis grote problemen zijn. Deze leerling zit in<br />
een spagaat. Zij gaat leuk om met andere leerlingen, <strong>het</strong> is een leuk meisje, ze doet <strong>het</strong><br />
<strong>op</strong> zich ook goed bij Nederlands, maar komt vaak te laat of helemaal niet <strong>op</strong> school.<br />
Ook is er een jongen in de zesde klas, die een ‘schoolvoorbeeld’ is van moeite met <strong>het</strong><br />
milieuverschil tussen thuis en school. Hij houdt van beide culturen en dat is soms lastig.<br />
Met de juiste begeleiding kan <strong>het</strong> goed lukken met dit soort jongeren. En zoals<br />
eerder aangegeven hangt dit volgens deze docente ook van jongere zelf af. Problemen<br />
kunnen liggen <strong>op</strong> <strong>het</strong> vlak van taal, gebrek aan culturele bagage (die ook niet wordt<br />
onderhouden thuis), en bij sommige leerlingen de twee werelden waarin ze leven.<br />
Er is nog een slag te maken in de ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter van de<br />
school, zo meent deze docente. Het CGU is een grotendeels witte school en heeft de<br />
plicht zich hiervoor in te zetten. Dit kan onder andere door de BSA te evalueren. Dit<br />
lijkt een goed initiatief, een mooie plek om in te kunnen spelen <strong>op</strong> hiaten bij leerlingen.<br />
Daarnaast lijkt <strong>het</strong> deze docente goed om <strong>op</strong> maat huiswerkbegeleiding te gaan<br />
aanbieden. Het is nodig om bewustwording <strong>op</strong> gang te brengen bij andere docenten<br />
over wat je zelf in de les kan doen aan onderwijs <strong>op</strong> maat; sommige docenten denken<br />
hier nauwelijks over na. Tot slot lijkt <strong>het</strong> de docente van belang om actief meer aan<br />
werving te gaan doen binnen deze doelgroep.<br />
4.2.3 Interview met docent 3<br />
Sinds <strong>het</strong> schooljaar 2011/2012 biedt <strong>het</strong> CGU, in samenwerking met <strong>het</strong> Stedelijk<br />
<strong>Gymnasium</strong> Utrecht (SGU) de Brede School Academie aan. Hierover is gesproken<br />
met Mark Woertman, docent aan <strong>het</strong> CGU en coördinator BSA.<br />
Een schooljaar eerder werd hij al benaderd met de vraag of hij mee wilde denken over<br />
een curriculum voor extra taalonderwijs voor met name migranten leerlingen. De uitstroom<br />
van migrantenkinderen (vooral in klas 3) is redelijk groot, dus dit idee sprak<br />
Mark aan.<br />
In september 2009 begon de Brede School Academie (BSA) <strong>op</strong> basisscholen in Overvecht.<br />
De BSA zet in <strong>op</strong> ‘de bovenkant’: leerlingen die door een taalachterstand en andere<br />
culturele achtergrond <strong>op</strong> een lager niveau terecht komen dan zij zouden kunnen.<br />
Vorig jaar is men begonnen in <strong>het</strong> Voortgezet Onderwijs en CGU-rector Hans Buijze<br />
zag de BSA ook graag ingevoerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. De vraag was of voor <strong>het</strong> gymnasium<br />
niet nog andere zaken van belang zijn. Daar is men samen met <strong>het</strong> SGU over gaan na-<br />
51
denken. <strong>Gymnasium</strong>docenten gaan er bijvoorbeeld automatisch vanuit dat kinderen<br />
thuis discussiëren over politiek, <strong>het</strong> nieuws volgen en af en toe een museum bezoeken.<br />
Terwijl dit bij migrantenleerlingen vrijwel nooit gebeurt. Dit is volgens Mark een duidelijk<br />
element van <strong>het</strong> verborgen curriculum: docenten gaan uit van een bepaalde<br />
voorkennis en context.<br />
Taalinstituut Sardes had een vast curriculum voor de BSA gemaakt; speciaal voor <strong>het</strong><br />
gym zijn daar aanpassingen in aangebracht. In <strong>het</strong> standaard curriculum is vooral aandacht<br />
voor begrijpend lezen en <strong>het</strong> <strong>op</strong>wekken van nieuwsgierigheid. Op <strong>het</strong> gymnasium<br />
wordt ook gewerkt aan academische vaardigheden: nieuws lezen, woordenschat<br />
ontwikkelen en verwerking van <strong>het</strong> nieuws. In de verwerking ligt de nadruk <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
doen van onderzoek. De leerlingen moeten dan een product <strong>op</strong>leveren in één van de<br />
volgende drie rollen: als journalist (extra informatie <strong>op</strong>zoeken), als wetenschapper<br />
(onderzoeksvraag presenteren) of als politicus (debat voeren). Elk van deze rollen vereist<br />
een andere specifieke vaardigheden.<br />
Na de herfstvakantie 2011 is men begonnen met twaalf eersteklassers (zeven van <strong>het</strong><br />
CGU, vijf van <strong>het</strong> SGU). Eerst zijn intakegesprekken gevoerd. Leerlingen werden geselecteerd<br />
<strong>op</strong> basis van hun cito-scores (afwijkende taalscores). In eerste instantie zaten<br />
er ook autochtone kinderen bij, maar die vielen bij de intake af. Ook na de kerstvakantie<br />
is er nog één leerling afgevallen vanwege de te zware investering.<br />
Twee keer per week (<strong>op</strong> maandag en woensdag) krijgen de leerlingen anderhalf uur<br />
extra les na schooltijd. Het zijn gemotiveerde leerlingen, waarmee iets in de groep ontstaat.<br />
Het betreft vooral Marokkanen en leerlingen van andere Afrikaanse komaf. Maar<br />
ook leerlingen uit China, Joegoslavië, Amerika en Afghanistan.<br />
De behandelde stof staat in principe los van de lesstof, maar de wens is er om tot betere<br />
aansluiting te komen.<br />
Er is overheidssubsidie voor de BSA voor vier jaar, waarvan nog anderhalf jaar rest.<br />
De docent vertelt over de specifieke kenmerken van deze groep leerlingen. Zo vertelde<br />
een meisje tijdens een intakegesprek: ‘ik zit in een klas met kinderen die deftig praten<br />
en woorden gebruiken die ik niet ken. Dat wil ik ook.’ In <strong>het</strong> begin zijn deze leerlingen<br />
gezagsgetrouw, zij zeggen ‘meester’ en ‘u’ et cetera. Zij zijn niet zozeer bekend met<br />
de traditie van tutoyeren. Mark vertelt ook dat één van de ouders er bijvoorbeeld moeite<br />
mee had dat leerlingen tijdens pauzes vrij waren om <strong>het</strong> schoolterrein te verlaten. In<br />
<strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> ‘respect voor gezag’ is <strong>op</strong> de informatieavond voor de BSA ook de<br />
rector van de school aanwezig.<br />
52
Mark denkt dat Utrecht als <strong>het</strong> gaat om interculturele diversiteit <strong>op</strong> de gymnasia achterlo<strong>op</strong>t<br />
<strong>op</strong> de andere grote steden. Het SGU heeft in verhouding iets meer migrantenleerlingen<br />
(waarschijnlijk door de ‘C’ van <strong>het</strong> CGU). In Utrecht wonen voornamelijk<br />
Marokkaanse en Turkse allochtonen. En van oorsprong stonden beide gymnasia in<br />
Oost, een relatief blank stadsdeel.<br />
4.2.4 Enkele conclusies<br />
De twee eerste geïnterviewde docenten, beide docenten Nederlands, karakteriseren de<br />
leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> CGU als begaafd, leergierig en ambitieus. De meeste leerlingen<br />
worden hierin ook versterkt door hun ouders. Voor <strong>het</strong> lesgeven betekent dit dat<br />
<strong>het</strong> van belang is dat leerlingen uitgedaagd moeten worden. Evenals de meeste gezinssituaties<br />
is de sfeer <strong>op</strong> school als veilig, beschermd te kensc<strong>het</strong>sen. Eén van de docenten<br />
geeft aan dat sommige leerlingen zelfs wat wereldvreemd (b)lijken door de beschermde<br />
context waarin zij <strong>op</strong>groeien. Leerlingen zelf verdoezelen dit en houden <strong>het</strong><br />
beeld dat zij van alles verstand hebben graag hoog.<br />
Tussen leerlingen en leraren heerst (tot <strong>op</strong> zekere hoogte) een ongedwongen omgangscultuur.<br />
In <strong>het</strong> contact met leerlingen is vooral veel aandacht voor de cognitieve ontwikkeling<br />
van leerlingen; volgens één van de docenten komt een bredere identiteitsvorming<br />
te weinig aan bod.<br />
De aanpassing van migrantenleerlingen verschilt. Sommige leerlingen lijken vrij gemakkelijk<br />
aansluiting te vinden en hebben dezelfde ambities als hun medeleerlingen.<br />
Anderen worstelen met taalproblemen, gebrek aan culturele bagage en (vooral) de<br />
kloof tussen de wereld van school en van hun ‘peer group’ en thuissituatie. De mate<br />
waarin dit tot problemen leidt is in sterke mate afhankelijk van <strong>het</strong> karakter van de<br />
leerling.<br />
Ter bevordering van (onder andere) de interculturele diversiteit van de school wijst één<br />
van de docentes <strong>op</strong> potentiële groei van onderwijs <strong>op</strong> maat. Docenten zouden moeten<br />
en kunnen leren om bewuster om te gaan met verschillen tussen leerlingen in<br />
(voor)kennis, culturele bagage en vaardigheden. Zonder daarbij ‘<strong>op</strong> de knieën te gaan’<br />
voor deze leerlingen en <strong>het</strong> gymnasiale karakter te verliezen.<br />
Door met de BSA te starten geeft <strong>het</strong> CGU een duidelijk signaal af de toegankelijkheid<br />
van de school voor migrantenleerlingen te willen vergroten. Het project lijkt goed aan<br />
te sluiten <strong>op</strong> de specifieke vragen en hiaten bij deze doelgroep, om <strong>op</strong> deze wijze hun<br />
voorkennis <strong>op</strong> een dusdanig niveau te brengen, zodat zij beter mee kunnen komen met<br />
<strong>het</strong> reguliere onderwijs <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU. Want dat gebrek aan voorkennis en de veronderstelde<br />
aanwezig kenmerken van de (gezins- en culturele) context van de leerlingen is<br />
een duidelijk aandachtspunt bij <strong>het</strong> versterken van de interculturele diversiteit.<br />
53
4.3 Panelgesprekken<br />
4.3.1 Panelgesprek met leerlingen van <strong>het</strong> CGU<br />
In <strong>het</strong> panelgesprek met een groep leerlingen is getracht nader inzicht te krijgen in de<br />
ervaren schoolcultuur, de sfeer <strong>op</strong> school, hoe leerlingen die ervaren en <strong>op</strong> de voor dit<br />
onderzoek belangrijke vragen of er sprake is van een aparte cultuur <strong>op</strong> dit gymnasium<br />
en waarom er weinig migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school zitten. In <strong>het</strong> panelgesprek<br />
met de leerlingen is gestart met vragen die betrekking hebben <strong>op</strong> de cultuur van en de<br />
sfeer <strong>op</strong> deze school en later is <strong>het</strong> gesprek meer toegespitst <strong>op</strong> vragen die betrekking<br />
hebben <strong>op</strong> de ‘nieuwkomers’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium.<br />
Wat uit <strong>het</strong> verhelderende panelgesprek met leerlingen als eerste indruk naar voren<br />
kwam, was dat zij niet alleen duidelijke en doordachte <strong>op</strong>vattingen hebben over dit<br />
gymnasium, maar deze <strong>op</strong>vattingen ook grotendeels met elkaar deelden.<br />
De leerlingen die deelnamen aan <strong>het</strong> panelgesprek identificeren zich sterk met dit specifieke<br />
gymnasium: ‘Wij zijn <strong>het</strong> CGU!’. Zij zijn trots <strong>op</strong> deze school en hebben kennelijk<br />
ook behoefte aan deze school als waardegemeenschap: zij vinden dat <strong>het</strong> embleem<br />
van de school veranderd zou moeten worden en dat ‘er een vlag bij moet’ om de<br />
identiteit van de school waar<strong>op</strong> zij trots zijn, meer elan te geven. Zij omschrijven de<br />
leerlingen van de school als ‘wat meer conservatief van aard’: ‘De hele dag rond l<strong>op</strong>en<br />
met je lapt<strong>op</strong>, dat hoeft niet zo’.<br />
Als impressie van de <strong>op</strong>vattingen van de groep leerlingen over de kenmerkende waarden<br />
van <strong>het</strong> CGU, over hun docenten en over <strong>het</strong> vraagstuk van de interculturele diversiteit,<br />
geeft <strong>het</strong> vervolg van dit verslag over verschillende categorieën onderwerpen<br />
steeds gedane uitspraken van leerlingen weer.<br />
Belangrijke waarden kenmerkend voor deze school vinden zij:<br />
- ‘Je moet <strong>het</strong> beste uit jezelf halen’<br />
- ‘Deze school laat je <strong>het</strong> beste uit jezelf halen’<br />
- ‘De sfeer is erg gezellig en zeer positief’<br />
- ‘Er wordt weinig gepest’<br />
- ‘Het is normaal dat je je goed voorbereidt <strong>op</strong> de lessen’<br />
- ‘Leren is leuk’<br />
- ‘Je moet je best doen’<br />
- ‘Het is niet stoer om ongeïnteresseerd in de leerstof te zijn’<br />
- ‘De cultuur tussen leerlingen is <strong>op</strong>en en er is veel gezelligheid en de leerlingen<br />
zijn allemaal slim’<br />
Opmerkelijk is dat deze leerlingen zelfbewuste <strong>op</strong>vattingen hebben over de (expliciete<br />
en impliciete) waarden van dit gymnasium.<br />
54
Zij hebben ook een duidelijk beeld van hoe ‘deze’ docenten tegen ‘deze’ school aankijken:<br />
- ‘Docenten zijn vooral trots <strong>op</strong> <strong>het</strong> prestatieniveau van deze school’<br />
- ‘Docenten zien deze school als een van de best scorende gymnasia’<br />
- ‘Docenten zijn over <strong>het</strong> algemeen erg betrokken bij ‘hun’ school en bij <strong>het</strong><br />
schoolgebeuren’<br />
- ‘Docenten verwachten dat een leerling <strong>op</strong> déze school beter is en beter zijn best<br />
doet dan <strong>op</strong> een scholengemeenschap’<br />
Over de kwaliteiten van de ‘gemiddelde docent’ hebben de leerlingen ook een duidelijk<br />
beeld:<br />
- ‘Docenten willen zoveel mogelijk de leerstof ‘up to date’ houden’<br />
- ‘Docenten staan vaak best wel stil bij actuele zaken zoals de eurocrisis of ehh bij<br />
Ajax’<br />
- ‘Docenten betrekken leerlingen bij de leerstof door ‘veelvuldig’ vragen te stellen’<br />
Ook <strong>het</strong> beeld dat docenten <strong>op</strong> deze school hebben van ‘hun gymnasium leerlingen is<br />
voor de probleemstelling van dit onderzoek verhelderend:<br />
- ‘Docenten zien ons als slim’<br />
- ‘Docenten veronderstellen veel voorkennis’<br />
- ‘Docenten zien ons als een groep ambitieuze leerlingen’<br />
- ‘Docenten maken geen onderscheid in verschillende groepen leerlingen’<br />
- ‘Leerlingen stellen veel vragen en die moet ik als docent goed beantwoorden’<br />
Over de niet officiële of impliciete verwachtingen die docenten hebben van leerlingen<br />
geeft <strong>het</strong> panelgesprek ook enige <strong>op</strong>merkelijke indicaties:<br />
- ‘Van leerlingen wordt enorm veel voorkennis verondersteld’<br />
- -‘Leerlingen moeten geen moeite hebben met klassikaal onderwijs dat de meeste<br />
docenten geven’<br />
Over de benadering van de leerlingen door de docenten hebben de leerlingen ook duidelijk<br />
gepresenteerde indrukken:<br />
- ‘Docenten zijn in <strong>het</strong> algemeen aanspreekbaar’<br />
- ‘Docenten zijn ook geïnteresseerd in de thuissituatie van leerlingen’. (Ook wel<br />
van migrantenleerlingen, zo viel te horen). (Een migrantenleerling die zes dagen<br />
per week met t<strong>op</strong>sport bezig was, merkte <strong>op</strong> dat dit genoemde aspect wel leerling<br />
afhankelijk was).<br />
- ‘Docenten kennen over <strong>het</strong> algemeen de leerlingen ook bij naam’<br />
55
Informatief en nogal kritisch was <strong>het</strong> beeld dat een aantal van de geïnterviewde leerlingen<br />
naar voren bracht over hoe docenten (expliciet of impliciet) tegen de minder<br />
succesvolle leerlingen van deze school aankijken en de onderwijskundige en pedagogische<br />
inspanning die zij daarvoor plegen te ondernemen:<br />
- ‘Voor kwetsbare leerlingen is dit een minder vriendelijke school’<br />
- ‘Docenten zijn meer gericht <strong>op</strong> de goede leerlingen en minder <strong>op</strong> de iets minder<br />
goede leerlingen. Daar schort <strong>het</strong> nogal aan’<br />
- ‘De zesjesleerlingen worden uitgeselecteerd <strong>op</strong> hun cijfers en redden <strong>het</strong> niet’<br />
Informatief was ook <strong>het</strong> beeld dat de leerlingen hebben van de docenten als expliciete<br />
en impliciete vertegenwoordigers van de schoolcultuur.<br />
- Het schoolteam wordt in <strong>het</strong> algemeen als homogeen ervaren: ‘<strong>het</strong> is een hecht<br />
team’<br />
- ‘Het christelijk karakter lijkt verminderd te zijn’<br />
- ‘Er is best veel aandacht voor de wereldgodsdiensten en de kennis over de Islam’<br />
- ‘Waarden en normen als respect en zo, zijn wel belangrijk’<br />
- ‘Je hebt zowel docenten die waarden en normen voorschrijven als docenten die je<br />
<strong>het</strong> zelf laten uitzoeken’<br />
- ‘Er zijn ook docenten die je tot en met de zesde klas proberen <strong>op</strong> te voeden’<br />
Informatief zijn ook de <strong>op</strong>vattingen van de geïnterviewde leerlingen over migrantenleerlingen:<br />
- ‘Bij migrantenleerlingen is er weinig vraag naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium’<br />
- ‘Er is daar een andere traditie, zij gaan vaak mee naar de school van hun broers en<br />
zussen en zij kennen <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium niet’<br />
- ‘Het past gewoon bij deze school dat er weinig migranten leerlingen zijn’<br />
- ‘De school hoeft geen afspiegeling van zwart en wit te zijn, daar gaat <strong>het</strong> niet om;<br />
de school moet een afspiegeling zijn van slim en niet slim’<br />
Enkele conclusies<br />
De leerlingen van <strong>het</strong> CGU zijn trots <strong>op</strong> hun school. Zij kenmerken de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie<br />
als slim en ambitieus. Dat moet je ook wel zijn, anders red je <strong>het</strong> niet <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
CGU. Je moet <strong>het</strong> beste uit jezelf willen halen. Het harde werken en ambitieuze leren<br />
vindt plaats in een prettige, gezellige en <strong>op</strong>en sfeer, waarin waarden als tolerantie en<br />
respect hoog in <strong>het</strong> vaandel staan. Ook docenten veronderstellen volgens de leerlingen<br />
een hoog niveau aan voorkennis en ambitie. Zij zien deze leerlingen als beter dan anderen<br />
en de leerlingen moeten dan ook allemaal aan dezelfde eisen voldoen en (vrij-<br />
56
wel) dezelfde onderwijsmethoden en benadering kunnen volgen. Voor kwetsbare leerlingen<br />
is de school daarom minder prettig, zo geven de leerlingen aan. Deze leerlingen<br />
worden dan ook vanzelf ‘uitgeselecteerd’.<br />
Ten aanzien van de interculturele diversiteit valt <strong>op</strong> dat de leerlingen, evenals de groep<br />
docenten, vooral wijzen <strong>op</strong> oorzaken aan de instroomkant (weinig vraag naar <strong>het</strong><br />
gymnasium en geen traditie om naar deze school te gaan). Tevens verwachten zij niet<br />
dat er veel leerlingen in deze doelgroep zijn die in potentie <strong>het</strong> gymnasium aan zouden<br />
kunnen. Voor hen is <strong>het</strong> duidelijk: de school is er voor slimme leerlingen (tegenover<br />
minder slimme leerlingen <strong>op</strong> andere scholen); die weten de school wel te vinden.<br />
4.3.2 Panelgesprek met leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />
Rotterdam<br />
Ter vergelijking en om mogelijke ideeën voor <strong>het</strong> CGU <strong>op</strong> te doen, zijn ook twee andere<br />
in dit verband relevante zelfstandige gymnasia bezocht. Een ervan is <strong>het</strong> Erasmiaans<br />
<strong>Gymnasium</strong> te Rotterdam. Dit gymnasium kent een relatief hoog percentage migrantenleerlingen.<br />
De rector van deze school had vier leerlingen gevraagd om in hun<br />
pauze of tussenuur even bij zijn kamer langs te komen om ergens over te praten. Het<br />
betrof twee jongens, beide vijfdeklassers, één van Turkse en één van Surinaamse komaf.<br />
De twee andere leerlingen waren meiden uit de eerste klas, waarvan de ouders in<br />
Marokko geboren zijn.<br />
Na een kort voorstelrondje en toelichting <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzoek richt <strong>het</strong> (korte) gesprek<br />
zich met name <strong>op</strong> de kenmerken van de school, van de leerlingen en docenten, en <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> vraagstuk van de interculturele diversiteit.<br />
De leerlingen typeren de sfeer van de school als ‘gezellig’. Leerlingen gaan goed met<br />
elkaar om, er wordt geen onderscheid gemaakt naar cultuur of achtergrond. Er is (zoals<br />
volgens deze leerlingen <strong>op</strong> iedere school) wel sprake van groepsvorming (naar wijk<br />
waar je vandaan komt en (daarmee) de inkomensgroep waar je uitkomt), maar dat gaat<br />
in de lo<strong>op</strong> der jaren steeds meer vervagen. De leerlingen merken niets van racisme <strong>op</strong><br />
school. Dat geldt voor de omgang tussen leerlingen en voor de docenten. De leraren<br />
zijn <strong>op</strong>en en eerlijk en benaderen iedereen <strong>het</strong>zelfde.<br />
Gevraagd naar een typering van de leerling van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> geven de<br />
leerlingen aan dat dit niet mogelijk is. De verschillen zijn te groot om leerlingen over<br />
één kam te scheren. In vergelijking met andere Rotterdamse scholen denken de leerlingen<br />
dat <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> migrantenleerlingen ‘minder onderschat’<br />
worden dan <strong>op</strong> andere scholen. Dit heeft voor een groot deel met de benadering van de<br />
docenten te maken, die dus ook geen onderscheid maken. De omgang met de leraren is<br />
prettig en wordt steeds ‘warmer’ naarmate je hoger in de bovenbouw komt. In de eerste<br />
klas(sen) is er meer afstand tussen de docenten en de leerlingen. De vijfdeklassers<br />
57
vertellen dat dit verandert als je eenmaal reizen met elkaar hebt gemaakt en de leraren<br />
de leerlingen steeds beter leren kennen.<br />
De kwaliteit van leraren verschilt, zo geven de leerlingen aan. Eén van de eersteklassers<br />
vindt <strong>het</strong> <strong>op</strong>vallend dat leerlingen wel allemaal <strong>het</strong>zelfde denken over de leraren,<br />
dat er geen meningsverschillen zijn over de kwaliteit van de verschillende leraren. Het<br />
onderwijs vindt vooral klassikaal plaats. De leerlingen denken dat de docenten dit<br />
doen om zo meer theorie te kunnen behandelen en omdat zij denken dat de lesstof door<br />
klassikaal onderwijs beter overkomt dan als leerlingen vooral uit boeken leren. Ook<br />
denken de leerlingen dat hun docenten uit angst voor onrust in de klas dit type onderwijs<br />
prefereren. De leerlingen zelf zouden <strong>het</strong> prettig vinden als er meer variatie in onderwijsvormen<br />
zou komen, als zij bijvoorbeeld vaker in groepjes zouden kunnen werken<br />
en er meer ruimte is voor interactie met elkaar en met de docent. In de bovenbouw<br />
gebeurt dit ook al (iets) meer dan in de onderbouw, zo vertellen de vijfdeklassers.<br />
Volgens de leerlingen is 25 procent van de leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />
van allochtone afkomst (de rector nuanceert dit later tot ongeveer 20 procent). Daarmee<br />
is hun school volgens de leerlingen <strong>het</strong> meest zwarte gymnasium van Nederland.<br />
Hoe komt dit? De leerlingen wijzen ten eerste <strong>op</strong> de context van de stad Rotterdam:<br />
integratie en aandacht voor migranten leeft in Rotterdam, er wonen veel mensen van<br />
allochtone afkomst en daardoor zijn er ook in verhouding veel migrantenleerlingen.<br />
Maar er zijn meer redenen aan te wijzen voor dit relatief hoge percentage nieuwkomers.<br />
De leerlingen vertellen dat zij met <strong>op</strong>en armen ontvangen werden en worden <strong>op</strong><br />
deze school. Het imago van de school is dat er sprake is van grote <strong>op</strong>enheid en de personen<br />
die eersteklassers aannemen en gesprekken met hen voeren stralen dit duidelijk<br />
uit. Zij voeren intakegesprekken met geïnteresseerde leerlingen (met voldoende hoge<br />
cito-scores). Eén van de leerlingen geeft aan dat je <strong>het</strong> moeilijk objectief kunt duiden,<br />
maar dat je ‘kunt voelen of mensen negatief tegenover je staan of niet, dat merk je gewoon’.<br />
En voor de mensen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> geldt duidelijk dat zij zeer<br />
<strong>op</strong>en staan voor <strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> en hen <strong>op</strong>en en gelijk benaderen.<br />
Eén van de vijfdeklassers geeft aan: ‘Er wordt hier geen schoolcultuur <strong>op</strong>gelegd, die<br />
wordt gevormd door de leerlingen zelf’. Bij doorvragen lichtte hij dit toe aan de hand<br />
van <strong>het</strong> motto van de school (zie kader), waarin nadrukkelijk de diversiteit naar voren<br />
komt. Als dat je motto is, kun je geen monocultuur <strong>op</strong>leggen.<br />
58
Ex pluribus unum. Het is <strong>het</strong> motto van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong>. Ofwel: eenheid<br />
uit verscheidenheid. Het benadrukt de saamhorigheid tussen de leerlingen <strong>op</strong> wat<br />
wordt genoemd ‘<strong>het</strong> zwartste gymnasium van Nederland’. De uitspraak is ontleend aan<br />
Augustinus, en knipoogt naar de traditionele vertaling ‘eenheid in verscheidenheid’.<br />
Typerend voor dit klassieke en strenge gymnasium, waar tegelijkertijd veel mogelijk is<br />
en dat midden in de moderne maatschappij staat’ (uit Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil,<br />
Jaarboekje 2011 Onderwijsraad).<br />
De geïnterviewde leerlingen hebben <strong>het</strong> idee dat migrantenleerlingen in <strong>het</strong> basisonderwijs<br />
vaak naar een ‘lager’ onderwijsniveau worden verwezen dan zij daadwerkelijk<br />
aan zouden kunnen. Zij worden onderschat, er worden te weinig risico’s genomen en<br />
te vaak wordt gekozen voor de (schijnbaar) veilige weg. Ook <strong>op</strong> de basisscholen zelf<br />
merken de leerlingen dit al. Zo vertelde één van de eersteklassers dat zij hoge cijfers<br />
haalde, maar nooit extra werk aangeboden kreeg.<br />
De leerlingen vinden dit jammer, zeker omdat migrantenleerlingen juist vaak ‘een grotere<br />
ambitie’ hebben dan autochtone leerlingen. Zij gaan steeds beter nadenken over<br />
hun toekomst en streven naar een betere toekomst dan hun ouders. De moeder van één<br />
van de geïnterviewde leerlingen,zo wordt <strong>op</strong>gemerkt, werkt <strong>op</strong> een relatief zwarte<br />
mavo; zij heeft gemerkt dat de leerlingen meer dan vroeger geneigd zijn goed hun best<br />
te doen en verder te willen leren <strong>op</strong> de havo. Nederlandse leerlingen lijken in <strong>op</strong>leidingsniveau<br />
vaak hun ouders te volgen, terwijl migrantenleerlingen verder kijken en<br />
juist hoger<strong>op</strong> willen komen.<br />
“Deze school is neutraal, iedereen is welkom. Dat merken we ook in de bejegening<br />
van ouders en leerlingen. (Een van de ouders,) Amal voelt zich er veilig. Ik weet niet<br />
of dat inherent is aan de intellectuele status, maar ik merk dat <strong>het</strong> anders is <strong>op</strong> de mavo<br />
van onze andere dochter. We zijn niet afgegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen.<br />
Misschien onbewust: <strong>op</strong> de scholenmarkt had <strong>het</strong> Erasmiaans wel een poster hangen<br />
van een gemêleerd gezelschap. Positieve discriminatie hoeft voor ons niet. Ieder kind<br />
heeft <strong>het</strong> recht <strong>op</strong> dit onderwijs, ook onze dochter moet gewoon aan de voorwaarden<br />
voldoen, de Citoscores. Als de school maar <strong>op</strong>en staat voor zwart, wit of blauw.” (ouder<br />
Houcine Haddouche, in Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil, Jaarboekje 2011 Onderwijsraad).<br />
Tot slot is de leerlingen gevraagd om tips voor andere scholen, die willen groeien in<br />
hun interculturele diversiteit. De leerlingen wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> grote belang van een <strong>op</strong>en<br />
houding en een fijne sfeer. Je moet als leerling <strong>op</strong> <strong>op</strong>en dagen et cetera meteen <strong>het</strong> ge-<br />
59
voel hebben dat <strong>het</strong> een fijne school is, waar je met <strong>op</strong>en armen ontvangen wordt. Het<br />
is daarbij belangrijk om nieuwkomers niet als (potentieel) probleem te benaderen,<br />
maar als normaal te zien.<br />
Enkele conclusies<br />
Uit <strong>het</strong> gesprek met de (migranten)leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> wordt<br />
duidelijk dat de uitstraling van de school en van vertegenwoordigers van de school<br />
zeer belangrijk is. De uitstraling van (vertegenwoordigers van) deze school is volgens<br />
de leerlingen zeer <strong>op</strong>en, er is sprake van gelijke behandeling en van gelijke verwachtingen<br />
(migrantenleerlingen worden niet onderschat). Het motto van de school luidt<br />
‘eenheid uit verscheidenheid’ en dat ervaren de geïnterviewde leerlingen dan ook.<br />
4.3.3 Panelgesprek met docenten van <strong>het</strong> CGU<br />
In februari 2012 is met zes docenten een groepsgesprek gevoerd over (de cultuur van)<br />
<strong>het</strong> CGU en over ideeën ter versterking van de interculturele diversiteit van de school.<br />
Schoolcultuur<br />
Als ‘<strong>op</strong>warmer’ is de docenten gevraagd <strong>op</strong> twee grote vellen papier met daar<strong>op</strong> respectievelijk<br />
een + en een – <strong>op</strong> te schrijven wat zij positief en negatief vinden aan (de<br />
schoolcultuur van) <strong>het</strong> CGU. De volgende kreten werden <strong>op</strong>geschreven:<br />
Pluspunten: culturele bagage, gemotiveerde leerlingen, hard werken, prettige sfeer<br />
leerlingen-docenten, <strong>op</strong>enheid naar elkaar, stijl van leidinggeven, veel steun aan<br />
leerlingen zowel van docenten als van leerlingen onderling (bijlessen o.a.) en veiligheid.<br />
Minpunten: elitair, culturele bagage nodig, sfeer docenten onderling, docenten<br />
kennen elkaar niet, hard werken, christelijke school (wellicht niet voor moslims),<br />
veiligheid docenten onderling.<br />
In <strong>het</strong> gesprek dat zich na deze <strong>op</strong>warmer ontspint wordt allereerst duidelijk dat sommige<br />
typerende kenmerken van <strong>het</strong> CGU zowel positieve als negatieve ladingen hebben.<br />
Zo is <strong>het</strong> feit dat leerlingen hier een culturele bagage meekrijgen positief, maar<br />
kan negatief werken dat hier ook al een flinke rugzak van de leerlingen verondersteld<br />
wordt (voorkennis; culturele bagage). Ook de kreet ‘elitair’ wordt dubbel beleefd. Eén<br />
van de docenten roept: ‘zet dat ook maar bij +, lekker toch?’. En dat leerlingen hard<br />
werken <strong>op</strong> deze school is fijn, maakt <strong>het</strong> betekent tegelijk ook een fijne werkplek voor<br />
docenten, zij voelen zich daar prettig bij en vinden dat nodig en goed, maar <strong>het</strong> kan<br />
60
ook een gevaar worden (te hard) of een drempel vormen voor begaafde leerlingen uit<br />
andere milieus die dit wellicht afschrikt.<br />
Ook geven de docenten in <strong>het</strong> gesprek aan dat je als ouders wel moderne hulpmiddelen<br />
moet gebruiken om de school echt te leren kennen. Zo kan de annotatie ‘christelijk’ in<br />
de schoolnaam mensen afschrikken (moslims, maar ook andere niet-christenen). Als je<br />
je echter enigszins verdiept in de school, kom je er achter dat <strong>het</strong> christelijk karakter<br />
niet veel voorstelt (behalve hieruit afgeleide waarden als tolerantie et cetera). Maar<br />
veel migrantenouders weten dit niet. Het aanpassen van de naam omwille van grotere<br />
toegankelijkheid is volgens deze docenten geen echte <strong>op</strong>tie; dit vormt wellicht een taboe<br />
voor de stichting waar de school onder valt.<br />
Volgens de docenten zijn CGU leerlingen tolerant, komen zij uit gezinnen met hoog<br />
<strong>op</strong>geleide, maatschappelijk betrokken ouders en vormen ze daarmee aldus één van de<br />
docenten ‘een afspiegeling van de bovenkant van de samenleving’. Ze vormen een relatief<br />
homogene leerlingengroep. De leerlingen zijn verbaal en assertief. Bij alles vragen<br />
ze naar argumenten, ook als je pedagogisch corrigerend <strong>op</strong>treedt (docent: ‘Ga eens<br />
zitten’, leerling: ‘Waarom?’). -Dit typische voorbeeld refereert uitstekend naar de onderhandelingshuishouding<br />
waar migrantenleerlingen zowel thuis als <strong>op</strong> school minder<br />
mee vertrouwd zijn.<br />
De leerlingen hebben prettig onderling contact en ook <strong>het</strong> contact met docenten is natuurlijk.<br />
Dit zou wellicht wennen kunnen zijn voor migrantenleerlingen, die vaak meer<br />
aan gezagsverhoudingen gewend zijn. Ook is soms nieuw voor hen dat er vrouwen<br />
voor de klas staan of homofiele docenten. Maar dat speelt ook <strong>op</strong> andere scholen.<br />
Duidelijk is dat men typerend aan <strong>het</strong> CGU vindt dat de leerlingen gemotiveerd zijn en<br />
dat er sprake is van een prettige sfeer tussen docenten en leerlingen en leerlingen onderling.<br />
De sfeer tussen docenten onderling blijkt minder prettig. Diverse docenten geven<br />
aan dat <strong>het</strong> daarin aan veiligheid ontbreekt. De één doet <strong>het</strong> af als ‘normale warrigheden<br />
tussen intellectuele betweters’, een ander ziet <strong>het</strong> als serieus probleem en lijdt<br />
eronder. Er is een sfeer van roddelen, docenten zijn richting elkaar niet heel <strong>op</strong>en.<br />
Leerlingen merken <strong>het</strong> en zeggen <strong>het</strong> ook, vissen naar de roddels et cetera.<br />
Op de vraag naar een karakterisering van de gemiddelde CGU docent geven de docenten<br />
aan dat deze gemotiveerd is voor zijn eigen vak (en dat vak zelfs belangrijker vindt<br />
dan andere vakken), ‘zijn eigen ding doet’ en individueel werkt. Er is weinig samenwerking<br />
en men vraagt zich ook af of dat wel nodig is. De meeste docenten uit deze<br />
groep achten zichzelf ook pedagoog; een enkeling vindt zichzelf primair vakman (in<br />
dit geval neerlandicus) en in de tweede plaats leraar, in de derde plaats een eigen persoon<br />
en in de vierde plaats wellicht een pedagoog.<br />
61
De waarden die men van belang vindt om bij leerlingen te stimuleren zijn verantwoordelijkheid,<br />
respect voor elkaar en iets goeds doen met wat je zelf bereikt (je niet terugtrekken,<br />
maar iets betekenen voor de maatschappij).<br />
Oorzaak relatief weinig migrantenleerlingen<br />
Vervolgens is gesproken over de thematiek van <strong>het</strong> onderzoek: de wens tot toename<br />
van <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen dat de weg naar <strong>het</strong> CGU weet te vinden. Al snel<br />
wordt duidelijk dat deze wens niet bij iedereen even sterk leeft. In elk geval geven diverse<br />
docenten blijk van een weinig <strong>op</strong> verandering gerichte houding. Zoals één docent<br />
dit verwoordt: ‘Ik heb niet de neiging om (als school) aantrekkelijk te worden<br />
voor leerlingen, de vraag is eerder wat leerlingen nodig hebben om <strong>het</strong> hier te redden’.<br />
Docenten wijzen dan ook veelvuldig <strong>op</strong> de oorzaken van <strong>het</strong> relatief lage percentage<br />
migrantenleerlingen, eerder dan dat zij gericht zijn <strong>op</strong> <strong>het</strong> bedenken van toekomstmogelijkheden.<br />
Zo geven zij aan dat de stad Utrecht in verhouding potentieel<br />
weinig intellectuele migrantenleerlingen heeft. Amsterdam en Rotterdam zijn verder<br />
met integratie, en besteden hier ook meer aandacht aan in <strong>het</strong> basisonderwijs (bijvoorbeeld<br />
aan taalondersteuning). In Utrecht is de segregatie groter, aldus enkele docenten.<br />
Dit komt ook doordat de buitenlandse diversiteit minder groot is (met name Turks en<br />
Marokkaans, weinig andere nationaliteiten).<br />
Een andere oorzaak voor de lage instroom van migrantenleerlingen ligt in de wijze<br />
waar<strong>op</strong> de instroom tot stand komt: veelal door mond-<strong>op</strong>-mond-reclame, ‘hoort, zegt ’t<br />
voort’, kinderen gaan naar dezelfde scholen als hun vriendjes. In migrantenkringen (<strong>op</strong><br />
de ‘zwartere’ scholen) is dit nog niet zo sterk <strong>op</strong> gang gekomen 1 .<br />
Verder zouden de klassieke talen een hindernis kunnen zijn. Migrantenleerlingen hebben<br />
vaak al minder culturele bagage en daardoor minder aansluiting bij de klassieken.<br />
Deze leerlingen zouden bang kunnen zijn voor mislukking <strong>op</strong> dit vlak en dan moet je<br />
meteen van school af. Angst voor gezichtsverlies (als <strong>het</strong> niet goed gaat) is overigens<br />
ook een mogelijke drempel.<br />
1 Uit een nader contact met de conrector onderbouw van <strong>het</strong> CGU blijkt dat <strong>het</strong> CGU zelf ook<br />
wel degelijk erg actief is <strong>op</strong> dit gebied. Er wordt veel ingezet <strong>op</strong> PR juist onder deze doelgroep.<br />
De school bezoekt speciaal scholenmarkten in wijken waar veel allochtonen wonen.<br />
Bij dit bezoek komen dan ook migrantenleerlingen van <strong>het</strong> CGU mee. Volgens de conrector<br />
kunnen zij een goed beeld geven van <strong>het</strong> CGU en ook <strong>het</strong> christelijke karakter (in naam) goed<br />
nuanceren. Naar haar idee wordt <strong>het</strong> CGU mede door deze markten bekender en raken meer<br />
mensen geïnteresseerd. Ook in de overige PR heeft <strong>het</strong> aandacht; zo probeert de school altijd<br />
een foto <strong>op</strong> de poster te zetten die aangeeft dat ook tweetalige leerlingen <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
kunnen gaan volgen.<br />
62
Een ander noemt de onbekendheid van leerkrachten in <strong>het</strong> primair onderwijs met de<br />
gymnasia. Als die bekendheid er eenmaal is, ontstaan vaak vaste stromen van leerlingen<br />
uit <strong>het</strong> primair onderwijs.<br />
Weer een ander herkent <strong>het</strong> probleem eigenlijk niet zo. Het aantal migrantenleerlingen<br />
groeit al, dit zal naar zijn verwachting vanzelf meer worden. Probleem is wel dat veel<br />
ouders in ‘een andere wereld’ leven, zij willen gewoon de beste school voor hun kinderen,<br />
maar weten de consequenties voor henzelf en hun kinderen niet. Dan is <strong>het</strong> lastig<br />
communiceren.<br />
Ook is <strong>het</strong> CGU een wit bolwerk. Aangezien veel migranten leven vanuit een sterk<br />
wij-zij-gevoel, moeten zij dus over een flinke drempel heen om een uitzonderingspositie<br />
in <strong>het</strong> witte bolwerk te hebben.<br />
Allen zijn <strong>het</strong> erover eens dat taalachterstanden van migrantenleerlingen <strong>het</strong> centrale<br />
probleem vormen. Wellicht kunnen sommige kinderen <strong>het</strong> gymnasium qua intelligentie<br />
in principe aan, maar vormt hun taalachterstand een reële barrière.<br />
Tot slot wordt aangegeven dat de school weinig bewijsvoering kan aanleveren ten<br />
aanzien van <strong>het</strong> goed omgaan met migrantenleerlingen, terwijl er wel een relatief lange<br />
lijst voortijdig schoolverlaters is. Deze lijst kan overigens een vertekend beeld geven;<br />
relatief veel Marokkanen redden <strong>het</strong> niet <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU, terwijl andere groepen migrantenleerlingen<br />
(zoals Aziaten) <strong>het</strong> juist heel goed doen 2 .<br />
Leerlingen die eenmaal de drempel van de school over zijn, voelen zich vaak goed<br />
thuis. Er is sprake van een soort glijdende prettige aanpassing: leerlingen gaan niet<br />
weg omdat ze zich niet <strong>op</strong> hun gemak voelen (alleen vanwege achterblijvende prestaties).<br />
Migrantenleerlingen zoeken elkaar niet sterk <strong>op</strong>, en er zijn ook geen problemen<br />
in de samenwerking met andere leerlingen.<br />
Didactiek<br />
Bij de vraag hoe de docenten omgaan met verschillen tussen leerlingen, geven zij aan<br />
dat er weinig wordt gedifferentieerd. De school heeft wel rugzakleerlingen, met diverse<br />
problematieken. En men probeert wel sterk om <strong>het</strong> kind te zien en <strong>het</strong> onderwijs<br />
passend te maken. Maar in de klassen, tijdens de lessen, vindt vooral klassikaal on-<br />
2 Volgens de conrector (waarmee via een mailwisseling contact is geweest) geldt <strong>het</strong> idee dat<br />
migrantenleerlingen <strong>het</strong> niet halen <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU in de eerste twee leerjaren zeker niet voor de<br />
afgel<strong>op</strong>en jaren. Er zijn ook zeker positieve veranderingen te zien in werving en begeleiding<br />
van deze leerlingen.<br />
63
derwijs plaats. De extra steun voor leerlingen wordt vooral buiten de lessen om aangeboden.<br />
Bepaalde migrantenjongens kunnen niet goed met vrijheden omgaan, meisjes over <strong>het</strong><br />
algemeen wel. Jongens moet je controleren, meisjes hebben discipline (ook vanuit geleerde<br />
bescheidenheid vanuit hun milieu, dienstbaarheid). De meisjes die <strong>op</strong> school<br />
komen hebben goede support van thuis. Het is een veilige omgeving voor meisjes.<br />
De docenten geven aan dat de didactiek <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU waarschijnlijk traditioneler is dan<br />
ze zelf denken. Eén van de docenten vertelt dat hij zelf ongeveer de helft van zijn lessen<br />
frontaal doet. Hij denkt dat dit niet verkeerd is bij deze leerlingen. Valkuil is wel<br />
<strong>het</strong> creëren van een consumentenhouding. Het is een rustige vorm van onderwijs, die<br />
goed is voor leerlingen met concentratieproblemen.<br />
Mogelijkheden ter bevordering interculturele diversiteit<br />
Zoals eerder beschreven is <strong>op</strong>vallend dat de docenten (althans, de dominante) niet van<br />
plan zijn de cultuur, didactiek of overige zaken kritisch te beschouwen. Volgens hen is<br />
de school (zo goed als) perfect en ligt <strong>het</strong> aan gebrek aan aanbod, gemotiveerde en betrokken<br />
migranten ouders, slechte voorbereiding en voorlichting in <strong>het</strong> basisonderwijs<br />
et cetera. En volgens één van de docenten is sterke groei van <strong>het</strong> aantal migrantenleerlingen<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU ‘bijna onmogelijk’, om twee redenen:<br />
1) De ouders van deze leerlingen zijn laag<strong>op</strong>geleid, in de basisschoolperiode houden<br />
deze leerlingen een taalachterstand. Daar moet in <strong>het</strong> primair onderwijs hard aan<br />
gewerkt worden.<br />
2) Ook <strong>op</strong> de gymnasia zelf moet verder worden gewerkt aan <strong>het</strong> wegwerken van<br />
taalachterstanden. Maar ‘we zijn geen liefdadigheidsinstelling’, dus dit heeft een<br />
grens.<br />
Gedurende <strong>het</strong> gesprek zijn toch diverse zaken ter bevordering van de interculturele<br />
diversiteit genoemd:<br />
Eén van de docenten brengt als voorzichtig idee om alleen Latijn verplicht te stellen.<br />
Grieks wordt dan een keuzevak en de uren die daardoor vrijkomen kunnen<br />
dan worden besteed aan extra Latijn en extra Nederlands. Dit idee levert veel discussie<br />
<strong>op</strong>; <strong>het</strong> raakt aan de kern van <strong>het</strong> gymnasiale onderwijs.<br />
Een andere docent is ervan overtuigd dat een sleutelrol bij de ouders van migrantenleerlingen<br />
ligt. Zij zouden volgens hem er meer bij betrokken moeten worden<br />
en er zouden eisen moeten worden gesteld aan hun ondersteuning. Meestal haken<br />
migrantenouders af bij <strong>het</strong> achter de vodden moeten zitten van hun kinderen (zeggen<br />
zij zelf, aldus de docent). Overigens is dit vaak meer nodig bij (Marokkaanse)<br />
jongens dan bij meisjes.<br />
64
Hierbij aansluitend is een idee om voorlichting aan migrantenouders te laten geven<br />
door migrantenouders van <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU succesvolle leerlingen (of leerlingen<br />
zelf als ambassadeur gebruiken, wat nu al gebeurt).<br />
Wellicht moet de lotinglijst kritisch worden beschouwd. Momenteel is leidend<br />
principe bij de loting de verhouding 65 procent leerlingen uit de stad, 35 procent<br />
uit de regio. Als dit ertoe leidt dat migrantenleerlingen in verhouding minder vaak<br />
ingeloot worden, dan moet daar eens naar gekeken worden. Misschien is <strong>het</strong> een<br />
idee een quotum bij de loting vast te stellen?<br />
Basisschoolleerkrachten actief benaderen en voorlichten.<br />
Eén van de docenten pleit voorzichtig voor een stilteruimte <strong>op</strong> school. Een ander<br />
vraagt zich af of een leerling die dit wil en daar strikt aan vast wil houden, wel<br />
thuishoort <strong>op</strong> deze school…<br />
Steunlessen aanbieden aan leerlingen die zwak zijn in Nederlands. Deze lessen<br />
zijn al beschikbaar, maar er zou meer gebruik van gemaakt kunnen worden. Het is<br />
nu moeilijk om mentoren te motiveren leerlingen aan te melden.<br />
Enkele conclusies<br />
Ook in <strong>het</strong> panelgesprek met de docenten komt <strong>het</strong> beeld naar voren van <strong>het</strong> CGU als<br />
prettige leeromgeving voor leerlingen die hard willen werken, de bovenkant van de<br />
samenleving (qua waardepatroon en dergelijke) representeren en, indien nodig, <strong>op</strong> veel<br />
steun vanuit de schoolorganisatie kunnen rekenen. Voor meer kwetsbare groepen zou<br />
dit beter kunnen, wordt voorzichtig ge<strong>op</strong>perd. Ook is de veiligheid tussen docenten<br />
een kwetsbaar thema.<br />
Het vraagstuk van de groei in interculturele diversiteit wordt verschillend beleefd en<br />
beantwoord door de docenten. Sommige docenten zijn niet sterk gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> kritisch<br />
beschouwen van de eigen schoolcultuur, didactiek, wijze van voorlichting et cetera,<br />
maar wijzen veeleer <strong>op</strong> problemen aan de instroomkant. Zij noemen onder andere dat<br />
er weinig intellectueel ‘migrantenaanbod’ is en onbekendheid van <strong>het</strong> CGU bij leerkrachten<br />
in <strong>het</strong> basisonderwijs. Voor verbetering van de interculturele diversiteit ligt<br />
volgens (in elk geval één van) de docenten een sleutelrol bij de ouders van migrantenleerlingen.<br />
Deze zouden beter <strong>op</strong> de hoogte moeten worden gebracht van <strong>het</strong> karakter<br />
van de school en de rol die zij zelf moeten innemen bij <strong>het</strong> stimuleren van hun kinderen,<br />
met name waar <strong>het</strong> (Marokkaanse) jongens betreft. Ook wordt gepleit voor <strong>het</strong><br />
genereren van grotere bekendheid bij Utrechtse basisscholen en <strong>het</strong> versterken van de<br />
(interne bekendheid van de) steunlessen Nederlands die aangeboden worden.<br />
65
4.4 Interviews met rectoren<br />
4.4.1 Interview met rector Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht<br />
In februari 2012 is gesproken met de rector van <strong>het</strong> CGU, Hans Buijze. Hij karakteriseert<br />
de school als volgt:<br />
- De school is cognitief gericht<br />
- Performance wordt erg belangrijk gevonden<br />
- De school is erg verbaal ingesteld<br />
- De school is meer onderwijsgericht in plaats van leergericht<br />
Onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau<br />
In discussies met docenten komen deze kenmerken en de missie van de school wel<br />
eens aan de orde. Docenten geven de missie van de school bijvoorbeeld als volgt aan:<br />
‘Hier geven we onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau’; ‘We doen meer dan <strong>het</strong> boek’; of ‘We eisen<br />
veel’. In een van de gehouden discussies gaf een docent aan wat deze verstond onder<br />
‘onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau’: ‘Eigenlijk vinden we dat als een leerling naar de universiteit<br />
gaat, dat die leerling de stof van <strong>het</strong> eerste universitaire jaar al in <strong>het</strong> hoofd<br />
moet hebben’. Docenten van meerdere vakken onderschreven dat. Op deze wijze kan<br />
zo’n leerling dan bijvoorbeeld een tweede studie volgen. Op de vraag of andere aspecten<br />
van de persoonsontwikkeling ook niet meer aandacht zouden moeten krijgen werd<br />
terughoudend gereageerd. Natuurlijk moeten leerlingen ook hun eigen belangstellig<br />
kunnen volgen en leren kiezen en leren onderzoeken. Maar dat werd toch minder belangrijk<br />
gevonden dan dat onderwijs <strong>op</strong> hoog niveau.<br />
Het belang van performance<br />
Performance staat niet als zodanig in <strong>het</strong> officiële curriculum van deze school maar<br />
wordt bij nader onderzoek toch erg belangrijk gevonden <strong>op</strong> deze school. Zowel als aspect<br />
van <strong>het</strong> docentschap als voor de performance van de leerlingen. ‘Men heeft hier<br />
<strong>op</strong> school veel waardering voor drama, presenteren, debatteren, toneel en speechen<br />
bij bijvoorbeeld de diploma uitreiking. Dat vinden ze hier heel belangrijk’. Extrovert<br />
<strong>op</strong>treden van de leerlingen wordt gewaardeerd: ‘Een leerling die handig is en beter<br />
toegang heeft tot een docent krijgt ook meer voor elkaar, dan een leerling die wat introverter<br />
is, of die speels of agressief is’.<br />
Ongeschreven regels<br />
Op de vraag wat nu voorbeelden zijn van de ongeschreven regels van de school antwoordt<br />
de rector: ‘er zijn bijna alleen ongeschreven regels hier <strong>op</strong> school’. Natuurlijk<br />
zijn er wel <strong>op</strong> papier een aantal geschreven regels zoals in de vorm van een schoolre-<br />
66
glement. ‘Maar dat leeft niet onder de mensen in deze school. De ongeschreven regels<br />
leven wel’. Als voorbeelden noemt hij: ‘Een van onze waarden is hard werken’. Een<br />
ander voorbeeld: ‘je huiswerk niet maken, is echt een (dood)zonde <strong>op</strong> deze school,<br />
terwijl <strong>het</strong> <strong>op</strong> veel andere scholen aan de orde van de dag is’. Andere voorbeelden:<br />
‘belangstelling tonen in <strong>het</strong> vak dat een bepaalde docent geeft’ en ook ‘laten weten dat<br />
je naar een museum of naar een muziekuitvoering bent geweest, omdat cultuur <strong>op</strong> deze<br />
school erg belangrijk gevonden wordt’. En ‘last but not least’: ‘de school en <strong>het</strong> naar<br />
deze school gaan’ is belangrijk.<br />
Zorgcultu(u)r(en)?<br />
Een ander aspect van <strong>het</strong> verborgen curriculum betreft de meerdere lagen die onderkend<br />
kunnen worden in de zorgcultuur van de school.<br />
De zorg voor een goed leerklimaat en goede onderlinge verhoudingen tussen de leerlingen<br />
en tussen docent en leerlingen neemt een belangrijke plaats in <strong>op</strong> deze school,<br />
bijvoorbeeld wanneer <strong>het</strong> gaat om veiligheid van kinderen ten <strong>op</strong>zichte van elkaar.<br />
Docenten en leerlingen tutoyeren elkaar. De rector is voorstander van een mild pedagogisch<br />
klimaat en niet van een streng pedagogisch <strong>op</strong>treden, want dat kan soms leiden<br />
tot <strong>het</strong> fundamenteel kwetsen van kinderen waarbij de lust om naar school te gaan<br />
de kans lo<strong>op</strong>t te gaan verdwijnen. In zijn leiderschapsstijl als rector van deze school<br />
spelen volgens hem zowel <strong>het</strong> principe van ‘moed’ (‘Ik ben er niet alleen om <strong>op</strong> de<br />
winkel te passen’) als van ‘mededogen’ (‘Er zijn ook docenten die persoonlijk niet<br />
meer zoveel kunnen veranderen’) een rol.<br />
Toch is er wat betreft de zorgcultuur ook nog een andere laag te ontdekken. Deze<br />
wordt duidelijk wanneer de aandacht wordt gericht <strong>op</strong> de volgende <strong>op</strong>vattingen die<br />
leven bij verschillende categorieën docenten. Deze <strong>op</strong>vattingen hebben onder andere te<br />
maken met <strong>het</strong> verschil tussen een onderwijs- en leerstofgerichte of een leerproces- en<br />
leerlinggerichte oriëntatie.<br />
Sommige docenten willen kinderen aan de hand meenemen en met name ook zorg geven<br />
aan kinderen die minder goed mee kunnen komen. Andere docenten hebben minder<br />
oog voor <strong>het</strong> leerproces van deze leerlingen en vinden dat de school veeleisend<br />
moet zijn, dat de lat steeds hoger gelegd zou moeten worden en dat ‘de minder goede<br />
leerlingen niet ‘gepamperd’ moeten worden’. ‘Het is juist goed om kinderen niet te<br />
veel te helpen, want <strong>op</strong> deze manier komen de beste leerlingen boven drijven’, zo luidt<br />
hun gedachtegang. Volgens de rector behoren sommige docenten die moeite hebben<br />
met <strong>het</strong>erogeen samengestelde klassen en met zelfwerkzaamheid van leerlingen ook<br />
tot de categorie van docenten die klagen over <strong>het</strong> ‘pamperen’ van minder goede leer-<br />
67
lingen. De betreffende docenten geven de voorkeur aan homogene klassen met leerlingen<br />
met hoge intellectuele kwaliteiten. Zij zijn vaker van mening dat ‘kinderen<br />
vroeger beter gericht waren <strong>op</strong> <strong>het</strong> leren van schoolse kennis en ook over meer<br />
schoolse vaardigheden beschikten’.<br />
Verschillen tussen leerlingen en schooltypen<br />
In <strong>het</strong> interview met de rector van <strong>het</strong> CGU is in verband met de onderzoeksvraag ook<br />
nadrukkelijk ingegaan <strong>op</strong> de (sub)culturele verschillen tussen leerlingen en schooltypen.<br />
Daarbij is de aandacht uitgegaan naar zijn ‘indrukken’ van de verschillen tussen<br />
bijvoorbeeld de gemiddelde vmbo leerling en de gemiddelde gymnasium leerling en<br />
de allochtone en autochtone leerlingen en de daarmee verbonden verschillen naar sekse.<br />
In zijn ‘beeld’ van de gemiddelde vmbo leerling kwam naar voren dat deze minder <strong>op</strong><br />
kennis gericht is, niet geneigd is om de docent te tutoyeren, minder zelfstandig is, beweeglijker<br />
is, minder leerbaar is en <strong>op</strong> een andere wijze empathisch is. Daarnaast is er<br />
ook sprake van een zelfbeeld waarin veel van deze leerlingen vinden dat ze niet kunnen<br />
leren. Dit in vergelijking met <strong>het</strong> beeld van de gemiddelde leerling <strong>op</strong> dit gymnasium<br />
dat voldoet aan de kenmerken van kennisgerichtheid, weten hoe <strong>het</strong> hoort.<br />
Over zijn ‘beeld’ van allochtone en autochtone leerlingen <strong>op</strong> deze school zijn in <strong>het</strong><br />
interview diverse vragen gesteld. De school heeft tot <strong>op</strong> heden geen vervelende situaties<br />
of conflicten gehad tussen autochtone en migranten leerlingen. (Momenteel speelt<br />
er een diefstalkwestie waarbij jassen, tassen en iphones van medeleerlingen worden<br />
gestolen. Het vermoeden bestaat dat mogelijk een migrantenleerling daarbij betrokken<br />
kan zijn en wellicht van buitenaf onder druk gezet wordt).<br />
De rector heeft een beeld waarbij allochtone jongens duidelijk verschillen van allochtone<br />
meisjesleerlingen Allochtone jongens geven blijk van een machocultuur, De<br />
vrouwelijke allochtone leerlingen zijn vaak even aardig, als te bescheiden in hun gedrag,<br />
aldus <strong>het</strong> beeld van de rector. ‘Wellicht dat <strong>het</strong> gedrag in de peer group en in <strong>het</strong><br />
buitenschoolse vrijetijdsgedrag (‘<strong>op</strong> <strong>het</strong> station’) anders is , maar bij ons <strong>op</strong> school<br />
gedragen zij zich zo’. Dat kan komen door een gebrek aan aandacht voor deze meisjes.<br />
Allochtone jongens krijgen misschien meer aandacht of eisen dat <strong>op</strong>. ‘Wellicht dat zulke<br />
sekseverschillen sterker spelen bij migrantenleerlingen’.<br />
Docenten en migrantenleerlingen<br />
Over zijn ‘beeld’ van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens die docenten kunnen hebben ten<br />
<strong>op</strong>zichte van een groter aantal migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium merkt de rector<br />
<strong>op</strong> dat een aantal docenten bang is dat je door een groter aantal nieuwkomers de kans<br />
68
lo<strong>op</strong>t om de straatcultuur binnen te halen, zoals ander taalgebruik, onbeschaafd gedrag,<br />
stoer doen, niet nakomen van afspraken, ruwe omgangsvormen. Daarnaast zijn er ook<br />
docenten die uitgaan van de stelling dat vanuit de gelijke kansengedachte ‘nieuwkomers<br />
die de capaciteiten hebben van harte welkom zijn <strong>op</strong> deze school als ze zich maar<br />
gedragen’ of anders geformuleerd: ‘als ze goed willen leren en als ze zich maar net zo<br />
gedragen als de andere leerlingen’.<br />
Hindernissen voor migrantenleerlingen<br />
Over zijn ‘beeld’ van de hindernissen die migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium kunnen<br />
ervaren merkt de rector allereerst <strong>op</strong> dat hij geen goed zicht heeft <strong>op</strong> de factoren<br />
die een rol kunnen spelen bij de eventuele moeite die immigrantenleerlingen hebben<br />
om zich te identificeren met dit gymnasium. ‘De hiervoor besproken factoren kunnen<br />
in principe reële barrières zijn’. De rector gaf een aansprekend voorbeeld, waarbij hij<br />
kon putten uit zijn eigen verleden, <strong>op</strong>gegroeid in een eenvoudig ambtenarengezin met<br />
zeker van huis uit geen elitaire culturele bagage. In de eerste les Duits die hij kreeg na<br />
de tussentijdse overgang van <strong>het</strong> lyceum naar <strong>het</strong> gymnasium vroeg de leraar Duits aan<br />
hem: ‘Ken jij Bertold Brecht?’ Het antwoord van leerling Hans was: ‘Nee, die ken ik<br />
niet’. Waar<strong>op</strong> de leraar Duits reageerde: ‘Nee, ken je die niet? Wat doe je dan hier <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> gymnasium?’. Hoewel <strong>het</strong> hier een voorbeeld betreft van enige tientallen jaren geleden,<br />
was de huidige rector van <strong>het</strong> CGU er niet zeker van dat dit type situaties zich<br />
nu nooit meer voordoen: ‘Als je in Nederland een plek kunt vinden waar zoiets nog zou<br />
kunnen voorkomen dan zal <strong>het</strong> wel <strong>op</strong> de gymnasia kunnen zijn’.<br />
Het gepresenteerde fragment uit <strong>het</strong> onderzoek betreft wel een geregistreerd (historisch)<br />
voorbeeld van hoe docenten - onbewust en onbedoeld - een (positieve of juist<br />
negatieve) voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor de leerling. De effecten daarvan<br />
kunnen ook weer ambivalent zijn naar de leerervaringen van de ‘slachtoffers’ die door<br />
dit soort - onbedoelde en onbewuste - <strong>op</strong>merkingen afhaken of de ’survivors’ die juist<br />
‘getriggerd’ worden door een docent die een dergelijk gedrag vertoont. Ook ‘deze<br />
educatieve wegen’ zijn vaak ondoorgrondelijk, <strong>het</strong> kan <strong>op</strong> vele verschillende manieren<br />
uitpakken.<br />
Enkele conclusies<br />
Uit <strong>het</strong> interview met de rector van <strong>het</strong> CGU wordt des te meer duidelijk dat een zeer<br />
belangrijk element in <strong>het</strong> verborgen curriculum van de school de veronderstelde voorkennis<br />
en <strong>het</strong> inzicht in en gevoel voor de (culturele) context van leerlingen is. Sommige<br />
docenten zijn niet primair geneigd om immigrantenleerlingen of bijvoorbeeld<br />
arbeiderskinderen die deze voorkennis of context ontberen voldoende extra ondersteu-<br />
69
ning te bieden. Deze leerlingen moeten niet te veel ‘gepamperd’ worden in hun visie.<br />
Daarnaast is <strong>het</strong> volgens hen ook niet goed ‘als docenten te veel door de knieën gaan’<br />
zoals dat uitgedrukt wordt. Dit in combinatie met de informele cultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU<br />
(waarmee migrantenleerlingen vanuit hun traditie minder goed uit de voeten kunnen)<br />
vormt een aantal belangrijke en reële aandachtspunten voor <strong>het</strong> werken aan de versterking<br />
van de interculturele diversiteit van de school en de interculturele sensibiliteit van<br />
de docenten.<br />
4.4.2 Interview met rector Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />
In paragraaf 4.3.2 is <strong>het</strong> gesprek met leerlingen van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />
beschreven. Op dit gymnasium is tevens gesproken met de rector, Paul Scharff.<br />
Even doorpratend over <strong>het</strong> gesprek met de leerlingen nuanceert hij direct <strong>het</strong> iets te<br />
enthousiaste percentage van 25 procent migrantenleerlingen. Hij geeft aan dat <strong>het</strong> ongeveer<br />
20 procent is en momenteel zelfs iets daalt. Dit komt door een overaanbod van<br />
geïnteresseerde leerlingen. Voor dit schooljaar waren er 210 plekken beschikbaar (7<br />
klassen van 30 leerlingen). 330 leerlingen bleken geïnteresseerd. Na de intakegesprekken<br />
vielen er zo’n 50 af vanwege ongeschiktheid, maar moesten er dus alsnog 70 afvallen.<br />
De criteria waar<strong>op</strong> de selectie vervolgens plaatsvindt staan vrijwel elk jaar weer<br />
ter discussie. Uiteindelijk kiest men er echter toch steeds voor om de cito-scores als<br />
uitgangspunt te nemen. Hoewel alle 280 resterende leerlingen een voldoende hoge cito-score<br />
hebben om <strong>het</strong> gymnasium in principe te kunnen betreden, worden dan de 210<br />
leerlingen met de hoogste scores geselecteerd. Bij de afvallers zitten dan relatief veel<br />
migrantenleerlingen. Dit vindt de rector jammer. Omdat hij wil blijven werken aan de<br />
emancipatorische functie van de school is er nu een project gestart met basisscholen<br />
(zie ook kader). Hen wordt gevraagd mogelijk geschikte (migranten)leerlingen uit<br />
groep zeven waar te nemen. In groep 8 krijgen zij dan vervolgens de mogelijkheid om<br />
<strong>op</strong> woensdagmiddagen <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> extra lessen te krijgen. Deze<br />
richten zich vooral <strong>op</strong> algemene vorming en taalvaardigheid.<br />
Het verlangen om werk te maken van emancipatorische functie van de school leeft niet<br />
bij iedereen even sterk, zo erkent de rector. Er zijn ook leraren die er geen moeite mee<br />
hebben dat migrantenleerlingen (relatief) minder vaak geselecteerd worden, vanuit de<br />
visie dat <strong>het</strong> gymnasium er simpelweg is voor de beste leerlingen. Daarbij speelt ook<br />
mee dat leerlingen van allochtone afkomst een groter risico <strong>op</strong> uitval hebben. Bij de<br />
uitstroom van eersteklassers (gemiddeld zo’n 10 à 15 leerlingen van de 210 per jaar)<br />
speelt taal (en dus achtergrond) een belangrijke rol.<br />
‘Om <strong>het</strong> niet bij een streven te laten (om een stadsschool of een afspiegeling van de<br />
maatschappij te zijn,) is <strong>het</strong> Erasmiaans een tiental basisscholen aan <strong>het</strong> ad<strong>op</strong>teren. Per<br />
70
school nodigen ze één of twee leerlingen van groep 8 uit om een middag per week<br />
naar <strong>het</strong> gymnasium te komen. “Ze maken er kennis met ons onderwijs, en we kunnen<br />
leer- en taalachterstanden bijspijkeren”. Die leerlingen kunnen bovendien een rolmodel<br />
zijn voor anderen’ (Onderwijsraad, 2011).<br />
Op de vraag naar de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong><br />
noemt de rector de uitstraling van de school. In deze uitstraling (via <strong>het</strong> materiaal, de<br />
plaats van <strong>het</strong> schoolgebouw en de mensen) ‘druipt’ <strong>het</strong> karakteristieke ‘gymnasiale’<br />
en <strong>het</strong> wat deftige karakter dat veel zelfstandige gymnasia hebben er niet vanaf. Door<br />
de kleding van de vertegenwoordigers, hun manier van praten en gedrag creëren zij<br />
geen afstand tot anderen. De plek van de school helpt hierbij (dichtbij <strong>het</strong> stadscentrum,<br />
niet in een chique wijk of iets dergelijks). Andere gymnasia hebben <strong>het</strong> wat dit<br />
betreft vaak lastiger, omdat zij in een wijk staan die qua taalgebruik, cultuur, kleding et<br />
cetera niet aansluit bij de doelgroep van de ‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’. Het zijn dan twee<br />
totaal verschillende werelden en de drempel om die andere wereld in te stappen is te<br />
hoog. Je kunt als school niet volstaan met zeggen dat de deur <strong>op</strong>enstaat, <strong>het</strong> is volgens<br />
rector Scharff een belangrijke vraag of je extra inspanningen hiertoe wilt plegen.<br />
Een ongeschreven regel van <strong>het</strong> Erasmiaans is dat je moet uitstralen erbij te willen horen,<br />
dat je trots bent dat je erbij mag horen. Deze trots verbindt leerlingen met elkaar.<br />
Op school betekent <strong>het</strong> dat sommige leerlingen meer hun best (moeten) doen om erbij<br />
te blijven horen. Je mag jezelf zijn, maar je komt niet aan <strong>het</strong> fundament dat je erbij<br />
wilt horen. De school heeft geen cultuur van ‘ons soort mensen’ en kent een diverse<br />
leerlingenp<strong>op</strong>ulatie, maar leerlingen vinden elkaar in <strong>het</strong> ‘<strong>op</strong> deze school mogen zijn’.<br />
De code is dus meedoen. Dat vergt soms aanpassingen van leerlingen. Even extreem<br />
geformuleerd: als je een migrantenleerling bent én je presteert niet zo sterk én je zondert<br />
je af van de groep, dan hebt je <strong>het</strong> moeilijk <strong>op</strong> deze school.<br />
Hoewel de docenten van <strong>het</strong> Erasmiaans allemaal <strong>het</strong> motto van de school delen, geeft<br />
de rector aan dat de praktijk genuanceerder ligt en dat leraren (bewust of onbewust) al<br />
in een relatief vroeg stadium beelden van leerlingen vormen en hen dusdanig gaan benaderen.<br />
Het merendeel van de leerlingen is assertief. Maar als je de combinatie vertoont<br />
van minder goed presteren (met name <strong>op</strong> taalvaardigheid) en je vertoont zogenaamd<br />
‘losers-gedrag’ (in jezelf kruipen, afzonderen), dan zeggen leraren vrij snel dat<br />
je <strong>het</strong> niet zult redden <strong>op</strong> school. Ook is men huiverig voor <strong>het</strong> teveel ‘pamperen’ van<br />
leerlingen. In de eerste klas is <strong>het</strong> aanbieden van steunlessen, remedial teaching en andere<br />
ondersteuning volledig geaccepteerd. Maar vanaf de tweede klas ontstaan hierover<br />
discussies. Diverse docenten zijn van mening dat als leerlingen <strong>het</strong> hoogste niveau<br />
willen behalen, zij dit ook <strong>op</strong> eigen kracht moeten kunnen doen.<br />
71
De intercollegiale omgang tussen docenten karakteriseert de rector als ‘<strong>op</strong>pervlakkig<br />
collegiaal’. Er is wel onderling contact, maar dat blijft aan de <strong>op</strong>pervlakte. Overigens<br />
vindt de rector dat de docenten van <strong>het</strong> Erasmiaans daarin niet onderscheiden van anderen;<br />
dit is zijn ervaring <strong>op</strong> alle (zeven) scholen waar hij tot nu toe heeft gewerkt. Op<br />
<strong>het</strong> gebied van professionele samenwerking is <strong>het</strong> lastig om over docenten en vakken<br />
heen afspraken te maken. De vaksecties bepalen voor hun eigen vakgebieden de inhoud<br />
van <strong>het</strong> onderwijs en verder geven docenten hier hun eigen invulling aan. Om<br />
niveaus te borgen zijn enkele proefwerken centraal vastgesteld. Verder worden docenten<br />
(bewust) in hoge mate vrijgelaten, er is geen visie <strong>op</strong> een bepaald onderwijsconcept<br />
die wordt ‘voorgeschreven’. Zolang de resultaten goed zijn (qua examenresultaten,<br />
rapporten, uitvalcijfers) en de leerlingen tevreden zijn over <strong>het</strong> onderwijs, ziet de<br />
rector geen reden om docenten te ‘verplichten’ tot een nieuw onderwijsconcept. Naar<br />
zijn mening heeft de geschiedenis voldoende aangetoond dat onderwijsvernieuwingen<br />
vaak mislukken. De redenen hiervoor zijn dat leerlingen er over <strong>het</strong> algemeen niet <strong>op</strong><br />
zitten te wachten, ouders van kinderen in de leeftijd elf tot veertien ook niet (zeker niet<br />
<strong>op</strong> dit gymnasium; de ouders van deze leerlingen hebben allemaal goede carrières <strong>op</strong>gebouwd<br />
vanuit een traditioneel onderwijssysteem) en leraren staan huiverig en angstig<br />
tegenover experimenten. Deze factoren samen maken dat veranderingen van onderaf<br />
zelden tot stand komen. Bottom-up vernieuwen heeft echter ook geen zin en is<br />
kansloos. Dus zolang de resultaten goed zijn en de tevredenheid bij leerlingen voldoende,<br />
is <strong>het</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> aan de leraren zelf om hun onderwijs<br />
vorm te geven. Daardoor zijn er grote verschillen tussen docenten en hebben zij (nog)<br />
meer autonomie dan eerstegraadsleraren <strong>op</strong> andere scholen. En is <strong>het</strong> gevolg dat <strong>het</strong><br />
onderwijs relatief traditioneel blijft. Voor leerlingen van allochtone komaf lijkt de rector<br />
dit geen probleem te vormen. Veel van deze immigrantenkinderen hebben wel de<br />
intelligentie, maar minder taalvaardigheid en culturele bagage. Dan is <strong>het</strong> belangrijk<br />
dat er duidelijke instructie is en minder zelfwerkzaamheid verwacht wordt van de leerlingen.<br />
Dit type onderwijs is dus volgens Scharff in <strong>het</strong> algemeen in <strong>het</strong> belang van<br />
deze doelgroep.<br />
Evenals de leerlingen wijst rector Paul Scharff, gevraagd naar de redenen voor <strong>het</strong> relatief<br />
hoge percentage migrantenleerlingen, <strong>op</strong> de context van de stad Rotterdam. Rotterdam<br />
kent relatief veel Aziaten en (van oorsprong) economische vluchtelingen uit<br />
Afrika; deze doelgroepen sluiten over <strong>het</strong> algemeen gemakkelijker aan bij <strong>het</strong> gymnasium<br />
dan bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse leerlingen. Bovendien is integratie en<br />
gelijke kansen al jarenlang een belangrijk item in de stad.<br />
72
Enkele conclusies<br />
Zowel de leerlingen als de rector van <strong>het</strong> Erasmianum <strong>Gymnasium</strong> wijzen <strong>op</strong> <strong>het</strong> belang<br />
van de uitstraling van de school. Naast de <strong>op</strong>en benadering van de vertegenwoordigers<br />
van de school is ook de locatie en de inrichting van <strong>het</strong> gebouw relatief gunstig<br />
in <strong>het</strong> kader van de interculturele diversiteit. De uitstraling is niet typisch ‘gymnasiaal’<br />
en verlaagt daardoor de drempel voor migrantenleerlingen. Overigens is ook de context<br />
van de stad Rotterdam en de samenstelling van de migrantenp<strong>op</strong>ulatie van invloed<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> relatief hoge percentage migrantenleerlingen. Maar de indruk ontstaat, ook uit<br />
<strong>het</strong> panelgesprek met de leerlingen dat ‘de <strong>op</strong>en benadering’, de houding van de meeste<br />
docenten, <strong>het</strong> relatief minder ‘deftige’ karakter van de schoolcultuur belangrijke aspecten<br />
zijn van de deelnameproblematiek. Een <strong>op</strong>merkelijke ongeschreven regel <strong>op</strong><br />
deze school is verder ook weer dat je als (migranten)leerling meedoet, trots verbindt<br />
leerlingen. Docenten benaderen leerlingen over <strong>het</strong> algemeen gelijkwaardig, ook al<br />
ontstaan ook hier bij sommige docenten al vrij snel vooringenomenheden over bepaalde<br />
leerlingen. Ook staan sommige docenten huiverig ten <strong>op</strong>zichte van extra zorg voor<br />
migrantenleerlingen en willen zij voorkomen dat zij hen zouden ‘pamperen’.<br />
4.4.3 Interview met rector Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam<br />
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van een interview dat gehouden is met rector<br />
Martin Elkerbout van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> te Amsterdam.<br />
Dit gymnasium onderneemt diverse acties om (migranten)leerlingen te ondersteunen.<br />
Op cognitief niveau betekent dit dat de school leerlingen screent <strong>op</strong> leesvaardigheid en<br />
schrijfvaardigheid en aandacht besteedt aan de remediering daarvan. Acties vanuit de<br />
school <strong>op</strong> sociaal niveau richten zich vooral <strong>op</strong> <strong>het</strong> huiskamerproject, waar leerlingen<br />
die thuis niet goed kunnen werken, een aantal middagen naartoe kunnen gaan en rustig<br />
kunnen werken en hulp en ondersteuning krijgen bij <strong>het</strong> leren voor leerlingen die van<br />
thuis uit te weinig ondersteuning (kunnen) krijgen. Het is geen bijles of huiswerkles.<br />
De rol van de schoolcultuur<br />
Problemen die <strong>het</strong> Barleaus heeft met migrantenleerlingen betreffen moeilijkheden<br />
met de taal, studievaardigheden en ondersteuning vanuit thuis. Problemen die de<br />
school heeft met migrantenleerlingen betreffen ook de cultuurkant van <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium, wat kunnen we doen om de ‘impliciete’ aspecten, van hoe kunnen we -<br />
met inachtneming van onze culturele kenmerken van deze school- proberen ze te laten<br />
zien dat ze erbij horen en ‘hoe kunnen we dat sturen’. Dit laatste raakt mede de kern<br />
van <strong>het</strong> onderhavige onderzoek; welke impliciete factoren spelen een rol en hoe kun je<br />
via een doordacht schoolbeleid en overeenkomstige interventies daaraan een bepaalde<br />
wending geven? Een centraal punt hierbij is de vraag: “Hoe gesloten is onze cultuur<br />
73
als zelfstandig gymnasium en wat kunnen we doen om meer aan deze doelgroep van<br />
leerlingen toe te komen?”. Een andere belangrijke vraag is welke aankn<strong>op</strong>ingspunten<br />
de school als organisatie heeft om hier beleid <strong>op</strong> te maken. “Een groot deel van de cultuurkant<br />
speelt zich namelijk af in een gebied waar je als schoolorganisatie niet direct<br />
bij bent, <strong>op</strong> de gangen en in de vrije tijd en <strong>op</strong> excursies en <strong>op</strong> schoolreizen”.<br />
Als schoolorganisatie merk je wel dat er soms conflicten zijn. Als er ruzies zijn of escalaties<br />
worden er diepe gesprekken met de leerlingen gevoerd en wat je dan ziet is dat<br />
ze ook in de school gedrag ervaren dat zij als discriminatoir beleven. Dat bevestigt <strong>het</strong><br />
gevoel bij hen dat wat wij ‘buiten’ meemaken dat maken we ‘hier <strong>op</strong> school’ dus ook<br />
mee. “Wat ze vaak moeilijk vinden dat is om met die ervaringen iets te doen. Ik zeg<br />
dan vaak tegen die leerlingen dat ik niet kan garanderen dat individuen hier <strong>op</strong> school<br />
geen discriminatoir gedrag ten toon spreiden. Maar dat ik je wel kan garanderen dat<br />
we dat <strong>op</strong> school aan de kaak stellen en er werk van maken. We zijn nu bezig met de<br />
vraag: Hoe kunnen we migrantenleerlingen weerbaar maken. We moeten ervoor zorgen<br />
dat ze niet blijven denken ‘ja hier <strong>op</strong> school wordt je ook gediscrimineerd net zoals<br />
in de tram’ want dan gaan ze zich steeds verder terugtrekken van de school. We<br />
moeten ze stimuleren dat ze juist ermee naar de mentor gaan en dat wij er dan als<br />
school wat aan kunnen doen, voordat <strong>het</strong> escaleert”.<br />
Belangrijk in dit verband is ook de rol van de ouders. Er is een groot verschil tussen<br />
ouders. Er zijn ouders die bij <strong>het</strong> minste of geringste gelijk ook appelleren aan discriminatie.<br />
Als er iets gebeurd is met een leerling en wij leggen een disciplinaire straf <strong>op</strong>,<br />
zoals dat wel eens nodig is, dan wordt bijvoorbeeld gelijk gesteld: ‘u bent partijdig en<br />
u pakt mijn kind zwaarder aan dan andere kinderen’. Daarover moet meer duidelijkheid<br />
komen. Aan de voorkant betekent dit dat we ouders duidelijk moeten maken wat<br />
realistische verwachtingen zijn. Ouders weten bijvoorbeeld niet dat de school reageert<br />
<strong>op</strong> discriminatiekwesties <strong>op</strong> school en hoe dat dan gaat <strong>op</strong> zo’n school. Allochtone ouders<br />
weten vaak niet hoe de school als organisatie met dit soort zaken omgaat. Zij hebben<br />
daar moeite mee, vaak ook in <strong>het</strong> contact naar de school toe. Als er iets gebeurd is<br />
weten zij vaak niet hoe zij <strong>op</strong> de juiste wijze een weg in kunnen vinden in de school<br />
als organisatie. Zij schrijven dan bijvoorbeeld een ingewikkelde brief naar de rector, in<br />
plaats van eerst een gesprek te hebben met de mentor die er wel van weet. “Wij als<br />
school denken dat wij een duidelijke communicatielijn hebben, maar ik vermoed dat er<br />
toch sprake is van een culturele kloof”. Hoe kun je deze barrière <strong>op</strong>enbreken als<br />
school, dat is een belangrijke vraag.<br />
Bewust zijn van cultuurverschillen<br />
De school heeft ook een professionele mediator in huis gehad bij een bepaald geval.<br />
Een interculturele coach werkzaam bij Spirit wordt als herstelbemiddelaar ingeroepen<br />
74
in situaties waarin zaken geëscaleerd zijn. Die wees de school bijvoorbeeld <strong>op</strong> <strong>het</strong> volgende<br />
relevante cultuurverschil wat betreft <strong>het</strong> onderwijsondersteunend gedrag van<br />
allochtone ouders. Als kinderen van Marokkaanse afkomst na school thuiskomen en<br />
hen wordt gevraagd hoe was <strong>het</strong> <strong>op</strong> school dan zeggen die kinderen ‘goed’ en dan<br />
zeggen die ouders ‘mooi’ en dan is <strong>het</strong> klaar. Dit terwijl autochtone ouders veel meer<br />
vragen stellen, bijvoorbeeld ‘Wat heb je gedaan <strong>op</strong> school?’; ‘Oh dat?’; ‘Vond je <strong>het</strong><br />
leuk?’; ‘Bij welke docent was dat?’. Op deze wijze ontstaat er veel meer kennis bij ouders<br />
over wat er <strong>op</strong> school gaande is. Dit is inderdaad een belangrijk punt. De Engelse<br />
onderwijssocioloog Basil Bernstein heeft er indertijd al <strong>op</strong> gewezen dat dit een cruciaal<br />
cultureel aspect is van de linguïstische ‘restricted code’ (Bernstein, 1975a). Korte,<br />
grammaticaal eenvoudige zinnen geven weinig culturele informatie. De ouders die <strong>het</strong><br />
zelfstandig gymnasium niet van binnenuit kennen, stellen minder vragen dan de<br />
meestal hoog<strong>op</strong>geleide autochtone ouders en kunnen niet vanuit hun eigen referentiekader<br />
meedenken met hun kinderen over Grieks, Latijn, aspecten van de schoolcultuur<br />
(aandacht voor klassieke c.q. westerse kunst en cultuur en dergelijke.<br />
Als je als school <strong>op</strong> dit gebied <strong>het</strong> een en ander wil veranderen lo<strong>op</strong> je volgens de rector<br />
van <strong>het</strong> Barleus <strong>Gymnasium</strong> tegen twee problemen aan: <strong>het</strong> eerste probleem is om<br />
de goede doelgroep te identificeren. Het tweede probleem is om in de doelgroep mensen<br />
te vinden die bereid zijn om daarin te investeren, want ze moeten zelf ook wel wat<br />
doen dan, naar school komen bijvoorbeeld en gesprekken thuis aan tafel.<br />
Juiste verwachtingen creëren<br />
Bij intake gesprekken met alle leerlingen wordt altijd gevraagd: ‘Waarom kies je voor<br />
<strong>het</strong> Barlaeus?’. Dan zeggen ouders en kinderen die <strong>het</strong> systeem niet goed kennen: “dit<br />
is een goede school, dit geeft ons kansen”. Een ander antwoord luidt vaak: “Deze<br />
school is belangrijk voor je maatschappelijke status, dit is toch ongeveer wel de beste<br />
school waar<strong>op</strong> je terecht kunt komen”. Dit is voor hen belangrijker dan de cognitieve<br />
kant van de school. De ouders weten dat ze <strong>op</strong> die school moeten zijn, daar zitten ‘de<br />
slimmerds’ en als je kind dokter of advocaat moet worden, ‘moet je ze naar die school<br />
sturen’.<br />
Ouders die de school goed kennen weten dat <strong>het</strong> een beetje een informele school is en<br />
kennen ook andere kenmerken van de school en kunnen dan beter een afweging maken<br />
in de trant van ‘past die school ook bij mijn kind’. Voor allochtone ouders is dit<br />
veel moeilijker. Die kennen die kenmerken van de school niet en weten ook niet goed<br />
of dat ‘matcht’ met hun kind. In <strong>het</strong> ‘voortraject’ zouden basisscholen hier ook veel<br />
meer oog voor moeten hebben. Basisscholen zijn vooral bezig met ‘<strong>het</strong> niveau van de<br />
leerling’ en ‘de advisering van de leerling’. Ze betrekken te weinig de culturele of de<br />
zachte kant van de school bij hun advisering. Ze hebben daarover te weinig informatie.<br />
75
Daar moeten wij als gymnasia nog meer aan doen. Wat voor een school zijn wij en<br />
wat voor een type leerlingen zitten hier<strong>op</strong> school. Maar die basisscholen gaan er ook<br />
vanuit dat ouders zelf die informatie wel hebben en die ‘match’ wel kunnen maken.<br />
Een groot aantal van de zestig basisscholen in Amsterdam heeft nog nooit kinderen<br />
aan onze school geleverd en kent onze school dus ook niet. Vanuit de migranten oudergroep<br />
zou er meer aandacht moeten komen voor de vraag ‘waar moet ik nu <strong>op</strong> letten<br />
bij de schoolkeuze?’. Mede daarom heeft de school een hulpmiddel gemaakt met<br />
een aantal vragen om te kijken of de school bij je past en dat hebben we uitgereikt aan<br />
nieuwe leerlingen die een school gaan kiezen. Er wordt vaak heel erg intuïtief gekozen<br />
en <strong>op</strong> basis van eerste indrukken kunnen er vaak discrepanties ontstaan tussen verwachtingen<br />
en datgene wat de school te bieden heeft. Er zijn steeds meer verschillen<br />
tussen scholen en daarom is <strong>het</strong> van belang de specifieke kenmerken van scholen in<br />
kaart te brengen, zo meent de rector. Het zelfstandig gymnasium legt sterk de nadruk<br />
<strong>op</strong> klassieke talen en ouders die daar geen ervaring mee hebben weten eigenlijk niet<br />
goed wat dat voor de leerlingen al die jaren qua tijd en belasting betekent. Dat moet je<br />
als school goed duidelijk maken tijdens de werving van leerlingen. Daar wordt door<br />
ouders vaak te licht over gedacht, zo van dat is een van de veertien vakken. Je zou beter<br />
moeten onderzoeken of ouders een reëel beeld hebben van de school en wat ze<br />
kunnen verwachten van de school. We zijn de school die we zijn, en dat willen we <strong>op</strong><br />
een bepaalde manier ook zo houden, maar voor ons is een echt dilemma dat we graag<br />
hebben dat migrantenleerlingen <strong>het</strong> hier goed doen. Je ervaart als docenten allemaal<br />
dat de communicatie met leerlingen die een beetje allemaal <strong>het</strong>zelfde referentiekader<br />
hebben als achtergrond, soepeler en gemakkelijker is dan met migrantenleerlingen. Bij<br />
de intake moet je bijvoorbeeld gelijk al <strong>op</strong> een aantal dingen wijzen. “Een voorbeeld:<br />
bij de intake van mijn dochter <strong>op</strong> een andere school werd gelijk naar voren gebracht:<br />
wij hebben allerlei activiteiten en reizen waarbij de leerlingen ook moeten blijven<br />
overnachten. Is dat een probleem?”. Zoiets moet je niet pas vertellen <strong>op</strong> <strong>het</strong> moment<br />
dat <strong>het</strong> zich voordoet. Maar <strong>het</strong> blijft wel een probleem met dit soort zaken: “aan de<br />
ene kant wil je uitnodigend zijn bij de werving van migrantenleerlingen, aan de andere<br />
kant wil je ook eerlijk zijn”. Een ander fenomeen in deze sfeer betreft <strong>het</strong> informeren<br />
van ouders en nieuwe leerlingen over <strong>het</strong> ‘losse’ pedagogische klimaat <strong>op</strong> deze school.<br />
De zelfstandige gymnasia zijn niet echt strak geregelde scholen. Migrantenleerlingen<br />
kennen dit vanuit hun achtergrond minder en kunnen daar vaak veel minder gemakkelijk<br />
mee omgaan dan de andere leerlingen. Alle docenten hier <strong>op</strong> school gebruiken bijvoorbeeld<br />
altijd hun voornaam. Ook dat is iets dat in de werving altijd heel duidelijk<br />
verteld wordt. Het is belangrijk om te kijken in hoeverre kennis over hoe <strong>het</strong> er aan toe<br />
gaat <strong>op</strong> school bij ouders en leerlingen een rol speelt bij <strong>het</strong> schoolsucces van deze<br />
leerlingen. De migrantenleerlingen hebben een veel grotere ‘Alice in Wonderland er-<br />
76
varing’ dan de andere leerlingen die van huis uit de school al wat beter kennen. Dat<br />
maakt een groot verschil.<br />
Schoolbeleid en docenten<br />
Het percentage migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school is twintig procent, dat is voor een<br />
gymnasium heel hoog. “Dat is bewust beleid geweest in de werving omdat we vinden<br />
dat wij een maatschappelijke plicht hebben om leerlingen die getalenteerd genoeg zijn<br />
ook aan een gymnasiumdiploma te helpen”. Het is een beleid dat extra geëxpliciteerd<br />
is en dat in grote lijnen gedeeld wordt. Er zullen volgens de rector altijd docenten zijn<br />
die daar een eigen mening over hebben, die zullen dat nooit verwoorden vanwege een<br />
bepaalde mate van politieke correctheid, maar dit is gedeeld schoolbeleid. Grosso modo<br />
zijn de docenten toch wel erg betrokken bij <strong>het</strong> laten slagen van deze kinderen. Wel<br />
is er sprake van een gebrek aan begrip voor de kloof, dat docenten soms te weinig zien<br />
hoe moeilijk <strong>het</strong> is voor deze leerlingen. Wij hebben ook docenten die zeggen wij hebben<br />
een bepaald aanbod en als je <strong>het</strong> niet bevalt dan is dat jammer. Dat aanbod is goed<br />
en dat moeten we zo houden. Maar dat is zeker geen grote groep. “Maar er zijn wel<br />
nog steeds docenten die niet in de stand staan van: we moeten <strong>het</strong> goed doen bij de<br />
leerlingen die we binnen krijgen”. Als <strong>het</strong> niet zo goed gaat dan zeggen zij bijvoorbeeld<br />
al gauw “ja misschien moeten we wat strenger selecteren”. Maar in <strong>het</strong> algemeen<br />
is dat niet de houding. “Je ziet dat docenten <strong>het</strong> ook echt erg vinden als bepaalde<br />
leerlingen <strong>het</strong> niet redden en ze er dan extra dingen voor gaan doen”. Dat is toch wel<br />
een echte betrokkenheid bij die leerlingen. “Dit is niet een school die makkelijk zegt,<br />
oh je hoort hier niet thuis, ga maar naar de havo“. Docenten moeten ook de bereidheid<br />
hebben om te kijken naar wat de leerlingen kunnen. Ze moeten niet gelijk concluderen<br />
als leerlingen lagere cijfers behalen, “ja dan moeten ze maar harder werken”. Het probleem<br />
is dat die kinderen vaak best wel hard willen werken, maar niet weten hoe. Voor<br />
de doelgroepen waar<strong>op</strong> dit onderzoek gericht is, is dit fnuikender omdat die niet door<br />
thuis geholpen worden of niet naar bijles gaan, et cetera. Deze manieren waar<strong>op</strong> docenten<br />
reageren <strong>op</strong> zulke situaties zijn voorbeelden van ongeschreven regels van de<br />
school. De houding van ouders ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> gedrag van leerlingen in hun vrije<br />
tijd is ook zo’n voorbeeld. De ouders van de leerlingen zijn in <strong>het</strong> algemeen redelijk<br />
liberaal ten <strong>op</strong>zichte van bijvoorbeeld drankgebruik van de leerlingen, uitgaan, seksuele<br />
omgang van de kinderen onderling, et cetera. Op dat gebied is de thuiscultuur wat<br />
liberaal, - de kinderen mogen veel - en dat weerspiegelt zich ook wel in de schoolcultuur.<br />
Voor sommige immigrantenleerlingen is deze manier van omgaan met elkaar een<br />
erg grote kloof met <strong>het</strong> thuismilieu. Die mogen dat van thuis absoluut allemaal niet. Zij<br />
voelen zich echt in twee werelden. Dat vraagt van deze kinderen een grote mate van<br />
flexibiliteit want zij moeten telkens schakelen. Het zou interessant zijn om te weten in<br />
77
hoeverre de migrantenleerlingen zich hierbij gesteund voelen door de school. De<br />
school probeert wel een aantal dingen aan te sturen.<br />
Maatregelen<br />
Wat <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> onder andere doet is migrantenleerlingen stimuleren om<br />
buiten <strong>het</strong> curriculum dingen te laten doen die een hoge status hebben. Bijvoorbeeld<br />
een migrantenleerling uit de bovenbouw die een mentorfunctie vervult voor jongere<br />
leerlingen. Zo’n mentorleerling kan ook een modelfunctie vervullen naar jongere migrantenleerlingen<br />
en ook van betekenis zijn voor de onderlinge verhoudingen tussen<br />
verschillende groepen leerlingen. Dit zijn bijvoorbeeld mechanismen in de schoolorganisatie<br />
waar<strong>op</strong> je kunt gaan interveniëren. Een andere belangrijke sleutel is ook hoe<br />
je de migrantenkinderen zelf kunt betrekken bij <strong>het</strong> zich weerbaar maken in dat klimaat.<br />
Wat is effectief in <strong>het</strong> benaderen van die leerling om ze te helpen hun weg daarin<br />
beter te leren vinden? Wat zouden wij moeten doen <strong>op</strong> dit gebied? Je kunt kijken<br />
naar wat de organisatie kan bieden, maar je kunt ook kijken naar wat de leerlingen zelf<br />
vinden van de situatie waarin zij zitten en hen dan vragen: hoe kunnen we jullie daarbij<br />
helpen? Een ander punt is dat docenten zich ook bewust moeten zijn van de stijl<br />
van communiceren met de ouders en de leerlingen. “Wij hebben natuurlijk ook een<br />
stijl van communiceren die bij de elite hoort”. Een ander voorbeeld van een ongeschreven<br />
regel <strong>op</strong> deze school is de onderhandelingscultuur. “Wij hebben een pedagogisch<br />
klimaat waarin de leerlingen gewend zijn te onderhandelen. Om te zeggen ja<br />
maar, kan <strong>het</strong> ook niet een beetje zus of zo… En onze leerlingen zijn daarin ook nog<br />
eens zeer succesvol”. Migrantenleerlingen vinden dat veel moeilijker want die zijn dat<br />
van thuis uit niet gewend. Informele omgang tussen docent en leerlingen (binnen bepaalde<br />
grenzen) is een andere ongeschreven regel. Herhaaldelijk is de rector gevallen<br />
tegengekomen van migrantenouders die <strong>op</strong> een onaangename communiceren met een<br />
docent, via de mail bijvoorbeeld. Dan krijgt een docent bijvoorbeeld een lange mail<br />
waarin vreselijke dingen staan. De ouders weten dan vaak niet hoe ze de betreffende<br />
docent <strong>het</strong> beste kunnen bereiken en <strong>op</strong> welke wijze ze de dialoog <strong>het</strong> beste kunnen<br />
aangaan. De communicatiehandigheid en de juiste toonzetting ontbreekt vaak bij dit<br />
soort contacten.<br />
Wat is <strong>het</strong> meest kansrijk om aan te gaan werken <strong>op</strong> dit gebied. Welke variabelen zijn<br />
<strong>het</strong> meest van belang? “Ik denk dat <strong>het</strong> al belangrijk is als scholen weten wat er allemaal<br />
een rol speelt”, zo geeft de rector aan. Er is vaak niet bekend hoe ingewikkeld <strong>het</strong><br />
werkelijk is. Ook <strong>het</strong> invoelingsvermogen in deze leerlingen is belangrijk. De rector<br />
geeft een voorbeeld uit zijn vroegere ervaring in de leraren<strong>op</strong>leiding. Toen gaven zij<br />
een college in <strong>het</strong> Spaans om de leraren in <strong>op</strong>leiding te laten ervaren hoe dat is als je<br />
78
de taal niet goed beheerst. Deze ervaringskennis duidt inderdaad <strong>op</strong> een belangrijk aspect<br />
van de interculturele sensibiliteit waarover docenten moeten beschikken.<br />
Subgroepsvorming<br />
Met betrekking tot de onderlinge verhoudingen tussen autochtone en migrantenleerlingen<br />
merkt de rector <strong>op</strong> dat naarmate de groep migrantenleerlingen groter wordt, ze<br />
meer met elkaar <strong>op</strong>trekken. “Dat heeft te maken met <strong>het</strong> feit dat een immigrantenleerling<br />
die als eenling in de groep zit gemakkelijker met anderen contact heeft, dan wanneer<br />
er een groter groepje is waarin je je ook vanzelfsprekender terug kunt trekken”.<br />
Dat betekent dat er meer sprake is van allochtone subgroepsvorming naarmate <strong>het</strong> aantal<br />
migrantenleerlingen toeneemt volgens de rector. Dit is een interessante constatering<br />
voor nader empirisch onderzoek en ook van belang voor gerichte beleidsmatige reflectie.<br />
De rector vindt dit in een bepaald <strong>op</strong>zicht een zorgelijke ontwikkeling, want dat<br />
betekent ook dat er vaak een verkeerde dynamiek ontstaat. Scholen die van twee procent<br />
naar twintig procent gaan hebben in dit <strong>op</strong>zicht nog wel wat te verwachten. Soms<br />
leidt dit soort groepsvorming tot bepaalde kleine escalaties tussen met name groepjes<br />
van jongens, niet alleen <strong>op</strong> school maar ook vaak buiten <strong>het</strong> schoolleven. Via sociale<br />
media worden dit soort dingen ook sneller gecommuniceerd tegenwoordig. Wat betreft<br />
de <strong>op</strong>merking van de verkeerde dynamiek legt de rector uit dat “<strong>het</strong> enerzijds prettig is<br />
dat deze leerlingen zich kunnen terugtrekken en kunnen herkennen in de betreffende<br />
groep, anderzijds wordt de houding ten <strong>op</strong>zichte van <strong>het</strong> grotere geheel daardoor weer<br />
defensiever”. Dan wordt <strong>het</strong> ingroup-outgroup denken weer gestimuleerd. “Dan krijg<br />
je de houding van wij als groep zijn weer de club die er niet bij hoort. Terwijl als eenling<br />
krijg je veel meer de gemotiveerde houding om toch die brug te slaan”, zo merkt<br />
de rector <strong>op</strong>.<br />
Dit komt ook naar voren in de inhoudsanalyse van <strong>het</strong> audiovisuele materiaal, bijvoorbeeld<br />
in de televisiereportage met als titel: ‘De <strong>Nieuwe</strong> Elite’ over <strong>het</strong> Erasmiaans<br />
<strong>Gymnasium</strong> in Rotterdam, waar men ziet dat migrantenleerlingen de eerste schooldag<br />
vooral leerlingen <strong>op</strong>zoeken die <strong>op</strong> <strong>het</strong> oog ook uit migrantengezinnen komen.<br />
Enkele conclusies<br />
De rector van <strong>het</strong> Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam noemt in <strong>het</strong> gesprek een aantal<br />
aandachtspunten en concrete suggesties om de interculturele diversiteit <strong>op</strong> zelfstandige<br />
gymnasia te laten toenemen en de interculturele sensibiliteit te versterken:<br />
Zorg dat ouders (en leerlingen) al bij de werving en voorlichting een goed en realistisch<br />
beeld van de school ontwikkelen. Geef bijvoorbeeld expliciet aan hoe de<br />
school werkt, wat de relevantie en impact van de klassieke talen is, welke omgangsvormen<br />
en cultuur de school heeft en hoe de school omgaat met discrimina-<br />
79
tiekwesties en dergelijke. Als middel om in te schatten in hoeverre de school zal<br />
‘matchen’ bij je eigen <strong>op</strong>vattingen en verwachtingen heeft de school een instrument<br />
ontwikkeld met een aantal vragen, die hier inzicht in geven. Het blijft zoeken<br />
naar een goed evenwicht tussen uitnodigend en tegelijk eerlijk werven.<br />
Besteed expliciet aandacht aan <strong>het</strong> weerbaar maken van migrantenleerlingen. Bedenk<br />
ook maatregelen die statusverhogend voor hen zijn. Op deze school worden<br />
ouderejaars migrantenleerling bijvoorbeeld mentor van jongere leerlingen.<br />
Zorg voor een plaats waar leerlingen in een huiselijke en stimulerende omgeving<br />
hun huiswerk kunnen maken. Het Barlaeus <strong>Gymnasium</strong> heeft hiertoe <strong>het</strong> huiskamerproject<br />
<strong>op</strong>gezet.<br />
Spreek met docenten over <strong>het</strong> belang van de bereidheid om te kijken naar wat de<br />
(migranten)leerlingen kunnen en wat zij, met extra hulp, kunnen leren. In sommige<br />
gevallen hebben docenten te weinig begrip voor de kloof tussen twee werelden<br />
die leerlingen ervaren en zijn zij te weinig bereid extra hulp te bieden.<br />
Haal bij escalaties (of om meer inzicht te krijgen in culturele verschillen) een gespecialiseerde<br />
mediator in school.<br />
Blijf je bewust van subgroepsvorming. De verwachting is dat dit meer gaat ontstaan<br />
naarmate meer migrantenleerlingen deel uitmaken van de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie.<br />
4.5 Evaluatiebijeenkomst Vossius <strong>Gymnasium</strong> Amsterdam<br />
Een aantal zelfstandige gymnasia in Amsterdam hebben de contacten proberen aan te<br />
halen met ongeveer veertig basisscholen in Amsterdam om meer migrantenleerlingen<br />
richting zelfstandige gymnasia te krijgen. In de vergadering, die bijgewoond is door<br />
een van de onderzoekers, stond de evaluatie van de ondernomen activiteiten richting<br />
deze basisscholen <strong>op</strong> de agenda. Ten behoeve van <strong>het</strong> onderzoeksproject ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong>’ is <strong>op</strong> deze vergadering ook nog een ander aspect geagendeerd,<br />
namelijk de verschillende pogingen die ondernomen zijn om migrantenleerlingen<br />
die gekozen hadden voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium <strong>op</strong> deze school te behouden<br />
en schooluitval van deze leerlingen te voorkomen. Uiteraard hangt <strong>het</strong> aspect van<br />
de rekrutering en <strong>het</strong> aspect van <strong>het</strong> behoud sterk samen.<br />
Door de zelfstandige gymnasia in dit samenwerkingsverband zijn de afgel<strong>op</strong>en jaren<br />
een aantal promotieactiviteiten <strong>op</strong>gezet om meer migrantenleerlingen binnen te halen<br />
en schoolactiviteiten en projecten om migrantenleerlingen binnen te houden.<br />
80
De werving<br />
Een van de knelpunten die in de werving van migrantenleerlingen naar voren kwam<br />
aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> evaluatiegesprek was dat leerlingen die bijvoorbeeld in de Bijlmer<br />
wonen bij voorkeur in dezelfde buurt <strong>op</strong> school willen blijven ook als zij naar <strong>het</strong><br />
voortgezet onderwijs gaan. Zij leven daar in die buurt en kennen als <strong>het</strong> ware de stad<br />
Amsterdam niet, laat staan de zelfstandige gymnasia in die stad. Er gaan jaren overheen<br />
voordat zo’n cultuurpatroon veranderd is, zo wordt <strong>op</strong>gemerkt. In dit verband<br />
zijn ook contacten gelegd met de stadsdeelraden, omdat deze problematiek toch ook<br />
een regionaal aspect heeft. Belangrijk in dit verband is ook de constatering dat de onbekendheid<br />
met <strong>het</strong> gymnasium of de fysieke afstand tot de school niet de enige of<br />
voornaamste redenen hoeven te zijn voor <strong>het</strong> geringe aantal migrantenleerlingen <strong>op</strong> de<br />
zelfstandige gymnasia. Belangrijk is <strong>het</strong> om hierbij een onderscheid te maken tussen<br />
de ‘fysieke afstand’ die voorkomt dat migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
gaan en de ’psychologische afstand’ die wellicht verband houdt met de specifieke,<br />
gesloten gymnasiale cultuur.<br />
Daarnaast speelt ook nog een ander punt: <strong>het</strong> is moeilijk om <strong>op</strong> een structurele basis<br />
belangstelling te wekken bij allochtone ouders voor de zelfstandige gymnasia omdat<br />
ouders en kinderen in deze regio vaak verhuizen. Daardoor is <strong>het</strong> lastig om <strong>op</strong> een<br />
structurele wijze de belangstelling gaande te houden.<br />
Wat betreft de promotie-activiteiten om migrantenleerlingen binnen te halen zijn diverse<br />
aanpakken uitgevoerd.<br />
Er is een ronde gemaakt langs de vele basisscholen om de problematiek aan te<br />
kaarten en de zelfstandige gymnasia in de kijker te zetten.<br />
Er zijn uiteraard contacten gelegd met de directies van de betreffende basisscholen.<br />
Dat is onder andere gebeurt door <strong>het</strong> afleggen van schoolbezoeken en versteviging<br />
van de contacten vanuit andere samenwerkingsrelaties. Als een belangrijk<br />
aandachtspunt wordt genoemd <strong>het</strong> ook contact leggen over dit thema met de leerkrachten<br />
van groep acht <strong>op</strong> de betreffende basisscholen. Deze worden geïnformeerd<br />
over de meerwaarde van een gymnasium. Aan de orde komen onder andere<br />
<strong>het</strong> benoemen van <strong>het</strong> sociale kapitaal en ook de financieringsmogelijkheden binnen<br />
de school voor minder draagkrachtigen.<br />
Daarnaast zijn pogingen ondernomen om leerkrachten van <strong>het</strong> basisonderwijs <strong>op</strong><br />
de zelfstandige gymnasia te ontvangen voor een nadere kennismaking met deze<br />
scholen. Opgemerkt werd, dat als je via <strong>het</strong> leggen van zulke persoonlijke contacten<br />
werkt, er in een enkel geval wel vijf leerlingen komen kijken.<br />
Vermeldenswaard is ook dat er (twee)jaarlijkse overlegbijeenkomsten bestaan tussen<br />
<strong>het</strong> VO en <strong>het</strong> BO waar tegenwoordig ook wordt gesproken over <strong>het</strong> belang<br />
van talentontwikkeling en <strong>het</strong> bieden van uitdagingen aan getalenteerde leer-<br />
81
lingen. Dit kan er toe leiden dat ook de belangstelling voor activiteiten gericht <strong>op</strong><br />
de slimme leerlingen toeneemt en dat men daarvoor een beleid moet maken. Er is<br />
de afgel<strong>op</strong>en decennia in <strong>het</strong> onderwijsbeleid veel aandacht geweest voor achterblijvende<br />
leerlingen in <strong>het</strong> vmbo en dergelijke. Dat is belangrijk, maar er is ook<br />
een vraagstuk van wat te doen met potentieel slimme leerlingen uit etnische groepen<br />
of achterstandssituaties.<br />
Door een aantal zelfstandige gymnasia zijn blokboeken gemaakt bestaande uit<br />
voorbereidend studiemateriaal dat een indruk geeft van <strong>het</strong> onderwijs <strong>op</strong> de betreffende<br />
gymnasia.<br />
Leerlingen kunnen <strong>op</strong> een van de zelfstandige gymnasia in Amsterdam lessen<br />
volgen bijvoorbeeld in sterrenkunde en dergelijke. In de informatiebrochure van<br />
<strong>het</strong> Vossius valt in dit verband te lezen: ‘proef van de lessen al voor de zomervakantie’.<br />
Het is nuttig om (migranten- en arbeiderskinderen) van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
<strong>op</strong> een manifestatie voor basisschoolleerlingen te laten vertellen en zien wat voor<br />
een school hun zelfstandig gymnasium is.<br />
Kinderen die al <strong>op</strong> een gymnasium zitten worden aangespoord terug te gaan naar<br />
hun oude school om te vertellen over hun ervaringen.<br />
Ouders van leerlingen met een VWO-advies wordt voorlichting aangeboden. Deze<br />
ouders worden aangespoord tenminste één gymnasium te bezoeken om kennis te<br />
maken.<br />
Leerlingen in de vierde klas worden aangespoord om hun maatschappelijke stage<br />
te laten doen <strong>op</strong> een basisschool.<br />
Er wordt ook <strong>op</strong> bestuurlijk niveau contact gemaakt met basisscholen.<br />
Het is nuttig om te kijken naar mogelijkheden om doelgroepleerlingen van <strong>het</strong><br />
zelfstandig gymnasium ook via andere kanalen in te zetten om hun ervaringen en<br />
indrukken van relevante aspecten van de schoolcultuur kenbaar te maken <strong>op</strong> basisscholen<br />
en in te zetten bij de rekrutering van doelgroepleerlingen. Bij die relevante<br />
aspecten van de schoolcultuur kan gedacht worden aan: <strong>het</strong> schoolklimaat,<br />
<strong>het</strong> toekomstperspectief, <strong>het</strong> leren, de leerstof, de manier van kennisverwerving,<br />
de leerlingbegeleiding, de verschillende soorten docenten en ook de ‘vriendschapsnetwerken’<br />
bij hen <strong>op</strong> school.<br />
Opgemerkt wordt dat er de laatste jaren <strong>op</strong> de basisscholen soms wel gemiddeld vier<br />
migrantenleerlingen naar <strong>het</strong> vwo gingen, maar dat die dan niet richting zelfstandige<br />
gymnasia gingen. Een van de redenen was dat niet alleen de leerlingen maar ook de<br />
basisscholen vaak onbekend zijn met de zelfstandige gymnasia in de hoofdstad. Basisscholen<br />
in zuid-oost bijvoorbeeld kennen deze gymnasia niet.<br />
82
Belangrijk is ook de periode waarin men initiatieven neemt om bij de scholen meer<br />
bekend te worden. Dat moet men niet doen in de zogenaamde wervingsperiode, waarin<br />
tal van vo-scholen bezig zijn zich te profileren aan de leerlingen en de scholen voor<br />
basisonderwijs.<br />
Een punt van aandacht dat in <strong>het</strong> overleg tussen de vier scholen is afgesproken betreft<br />
de noodzaak van een zekere cultuuromslag. De gymnasiale schoolcultuur wordt door<br />
doelgroepleerlingen vaak als gesloten en elitair beschouwd. De schoolcultuur zou zodanig<br />
veranderd moeten worden dat kinderen uit de doelgroepen er werkelijk deel van<br />
gaan uitmaken en niet slechts “mogen meedoen”. Dit is wellicht de lastigste want<br />
meest ongrijpbare aanbeveling die veel tijd zal kosten.<br />
Afgesproken is ook dat deze cultuuromslag naar de buitenwereld gecommuniceerd<br />
gaat worden.<br />
Het binnenhouden<br />
In <strong>het</strong> overleg kwam naar voren dat bij de kwestie van <strong>het</strong> binnenhouden van doelgroepleerlingen<br />
een onderscheid gemaakt kan worden tussen ‘harde’ maatregelen en<br />
‘zachte’ maatregelen.<br />
De zachte maatregelen verwijzen vaak naar de ‘culturele aspecten’ zoals <strong>het</strong> letten <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> abstracte taalgebruik, <strong>het</strong> houden van socratische gesprekken en dergelijke.<br />
De harde maatregelen verwijzen naar de structurele extra-activiteiten die de school georganiseerd<br />
heeft. Op <strong>het</strong> Vossius hebben ze bijvoorbeeld een spitsklas, een huiskamer<br />
en een huiswerkklas. Ook wordt gesproken over leerplusleerlingen.<br />
De leerlingbegeleiding vindt niet alleen plaats via <strong>het</strong> mentoraat, maar ook via de juniorbegeleiders.<br />
Elke brugklas heeft twee juniorbegeleiders uit de vierde klas. Die staan<br />
leerlingen met raad en daad terzijde bij en assisteren bij feestjes, uitstapjes en toernooien<br />
en dergelijke. De mentor is de persoon die extra aandacht besteedt aan een klas<br />
en aan individuele leerlingen. Ook geeft de mentor studielessen waarin de leerlingen<br />
leren hoe ze moeten studeren. De mentor overlegt met andere docenten en zoekt voor<br />
de leerling uit welke extra begeleiding nodig is als <strong>het</strong> met een leerling wat minder<br />
goed gaat. Naast de regelmatige gesprekken, helpt de mentor dus ook bij problemen en<br />
is die er ook voor de leuke dingen als de klassenfeesten.<br />
De extra hulplessen zijn er voor leerlingen die extra tijd nodig hebben voor een vak of<br />
die lessen hebben gemist of problemen hebben met hun huiswerk. In deze hulplessen<br />
wordt in een rustig tempo in kleine groepjes de lesstof behandeld en hebben leerlingen<br />
vol<strong>op</strong> gelegenheid om vragen te stellen.<br />
De High Dosis Tutor (HDT) is een individuele coach die een leerling tijdelijk intensief<br />
begeleidt. Samen wordt gewerkt aan de verbetering van de resultaten van de leerling.<br />
83
Op advies van de mentor kan de leerling ook naar de huiswerkklas gaan, om te leren<br />
om <strong>op</strong> een goede manier met je huiswerk bezig te zijn. Op twee dagen in de week leert<br />
de leerling hoe deze onder begeleiding met veel tips <strong>op</strong> een goede manier <strong>het</strong> huiswerk<br />
kan plannen en maken.<br />
Als de leerling thuis een andere taal spreekt of als een leerling extra hulp wil krijgen<br />
bij <strong>het</strong> schoolwerk, kan deze leerling naar de ‘Huiskamer’ (buiten de school). De leerling<br />
krijgt daar huiswerkbegeleiding in een huiselijke ‘warm nest’ omgeving. Met name<br />
voor leerlingen van allochtone afkomst of uit achterstandswijken is deze voorziening<br />
vaak extra relevant.<br />
Leerlingen van groep 8 van de basisschool kunnen alvast van maart tot juni <strong>op</strong> dertien<br />
woensdagmiddagen naar de Spitsklas om hun Nederlands te verbreden en zich voor te<br />
bereiden <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. Voor leerlingen van migranten- en achterstandsdoelgroepen<br />
is de uitnodiging voor de spitsgroep waarschijnlijk extra relevant.<br />
Via de zogenaamde ‘Landingscursussen’ kunnen leerlingen bij de start <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius<br />
gymnasium extra vaardigheden leren om beter aan te sluiten <strong>op</strong> <strong>het</strong> gym. Na een paar<br />
inventarisatieweken kunnen zij bijvoorbeeld een cursus memoriseren, rekenen, planning<br />
of taal krijgen.<br />
De school stimuleert ook <strong>het</strong> contact met ouders in verband met <strong>het</strong> begeleiden van de<br />
leerlingen en de informatie uitwisseling daarover.<br />
Het overleg van de vier Amsterdamse zelfstandige gymnasia heeft geleid tot een serie<br />
aanbevelingen gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> binnenhouden van doelgroepleerlingen in de school.<br />
Daarbij is een onderscheid gemaakt in <strong>het</strong> aspect van de schoolcultuur en <strong>het</strong> aspect<br />
van de begeleiding.<br />
Schoolcultuur:<br />
Onderhoud intensieve contacten met de ouders van doelgroepleerlingen. Verlaag<br />
de drempel voor hen om actief bij de school betrokken te zijn.<br />
Maak beleid om kinderen van allerlei pluimage zich thuis te laten voelen. Betrek<br />
doelgroepleerlingen actief bij de leerlingenraad en de organisatie van schoolfeesten<br />
et cetera. Stimuleer hen en moedig hen aan tot <strong>het</strong> innemen van zichtbare sociale<br />
rollen/rolmodellen zoals de Bond (Vossius) of de Senaat (4 e gymnasium).<br />
Stimuleer leerlingen om hun culturele identiteit uit te dragen vanaf klas 1, ten behoeve<br />
van een <strong>op</strong>en schoolcultuur, diversiteit, culturele rijkdom. Organiseer multiculturele<br />
happenings, stimuleer leraren over de landen van herkomst te spreken<br />
(ak, gs en fi).<br />
Houd de vinger aan de pols. Wees alert <strong>op</strong> afhaakgedrag of signalen die er<strong>op</strong> wijzen<br />
dat doelgroepkinderen zich niet <strong>op</strong> hun plek voelen en doe in dit licht net-<br />
84
werkonderzoek in de klas. Reageer <strong>op</strong> pesterijen en discriminatie. Houd intervisiebijeenkomsten<br />
van doelgroepkinderen.<br />
Organiseer versterkende banden tussen doelgroepleerlingen en gewone leerlingen<br />
door de jaarlagen heen.<br />
Organiseer ontmoetingen met andere scholen die meer gemengd zijn, in de vorm<br />
van een socratisch gesprek of indianendiscussie. Ter relativering van een ’heersende’<br />
cultuur. Oftewel: als de culturele diversiteit nog niet in school aanwezig is,<br />
deze de school binnenhalen.<br />
Zorg voor diversiteit aan docenten.<br />
Begeleiding:<br />
Zorg voor een structuur van begeleiding gericht <strong>op</strong> de problemen van kinderen<br />
met een taalachterstand of een achterstand wat betreft algemene ontwikkeling en<br />
culturele bagage. Denk aan initiatieven zoals <strong>het</strong> Huiskamerproject en de Spitsklas,<br />
maar ook aan intensieve remedial teaching vanaf klas 1 <strong>op</strong> <strong>het</strong> gebied van<br />
passieve en actieve taalvaardigheid. Denk daarnaast ook bijvoorbeeld aan de mogelijkheid<br />
van een cultuurklas. Dit is een soort bijspijkerklas voor vergroting van<br />
de culturele bagage.<br />
Juniormentoren ook selecteren <strong>op</strong> diversiteit.<br />
Rol van de mentor: doelgroepleerlingen stimuleren om deel te nemen aan clubjes,<br />
<strong>het</strong> organiseren van feesten, aanspreken van ouders die minder/anders <strong>op</strong>geleid<br />
zijn (eventueel bijscholing hiervoor).<br />
Rolmodellen uitnodigen <strong>op</strong> school. Succesvolle figuren, met mogelijk een rol als<br />
mentor. Alumni hiervoor vragen.<br />
Wees alert <strong>op</strong> subtiele uitsluiting, draag ook binnen de school <strong>op</strong>enheid uit.<br />
Wees alert <strong>op</strong> een mogelijk andere pedagogische benadering. Eventuele bijscholing<br />
van mentoren.<br />
Vooral in de bovenbouw stuit de doelgroepleerling <strong>op</strong> bijvoorbeeld abstract taalgebruik<br />
en een algemeen gevoel van zich niet thuis voelen. Door begeleiding in de onderbouw<br />
en <strong>het</strong> <strong>op</strong>en breken van de bestaande schoolcultuur (met name ook in de bovenbouw)<br />
is hier wellicht verbetering in te brengen.<br />
Enkele conclusies<br />
Uit <strong>het</strong> evaluatiegesprek van Amsterdamse gymnasia, dat werd bijgewoond door een<br />
van de onderzoekers, kunnen een aantal concrete aanbevelingen en aandachtspunten<br />
afgeleid worden.<br />
85
Ten aanzien van de werving van migrantenleerlingen is <strong>het</strong> van belang om:<br />
de bekendheid met de zelfstandige gymnasia überhaupt te verhogen;<br />
de contacten met basisscholen (directies en leerkrachten, met name leerkrachten<br />
van groep acht) te intensiveren en ze <strong>op</strong> de gymnasia te ontvangen;<br />
<strong>het</strong> bewustzijn van leerkrachten in <strong>het</strong> basisonderwijs ten aanzien van <strong>het</strong> bieden<br />
van uitdagingen aan getalenteerde (immigranten- en arbeiders-)<br />
leerlingen te stimuleren;<br />
leerlingen uit <strong>het</strong> basisonderwijs zelf met <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium te laten kennismaken<br />
via bijvoorbeeld blokboeken of gastlessen;<br />
migranten- of arbeidersleerlingen zelf de voorlichting bij deze doelgroep te laten<br />
verzorgen en bijvoorbeeld hun rapportcijfers te laten zien en te vertellen wat zij<br />
vinden over <strong>het</strong> schoolklimaat, de vriendschapsnetwerken <strong>op</strong> school, <strong>het</strong> leren en<br />
de docenten en <strong>het</strong> toekomstperspectief;<br />
buiten de reguliere wervingsperiode om te werken.<br />
Met betrekking tot <strong>het</strong> ‘binnenhouden’ van de leerlingen als ze eenmaal <strong>op</strong> school zijn<br />
en <strong>het</strong> stimuleren van de interculturele diversiteit <strong>op</strong> de scholen zijn de volgende aanbevelingen<br />
te noemen:<br />
organiseer <strong>op</strong> school structurele extra-activiteiten: bijvoorbeeld leerling- mentoren<br />
(die ook worden geselecteerd <strong>op</strong> diversiteit), extra hulplessen, individuele coaching,<br />
huiswerkklas, huiskamer, spitsklas (voor groep-8-leerlingen) en landingscursussen<br />
bij de start van de eerste klas;<br />
onderhoud contact met ouders en zorg voor lage drempels;<br />
maak beleid ter bevordering van de participatie van migrantenleerlingen;<br />
blijf alert <strong>op</strong> afhaakgedrag of andere tekenen waaruit blijkt dat de leerlingen zich<br />
niet prettig voelen.<br />
Ten aanzien van de schoolcultuur en <strong>het</strong> verborgen curriculum is <strong>het</strong> van belang om:<br />
meer aandacht te hebben voor de ‘psychologische’ afstand ten aanzien van <strong>het</strong><br />
zelfstandig gymnasium die wellicht herleid kan worden tot de specifieke, gesloten<br />
en vaak ‘deftig’ geachte gymnasiale cultuur van deze scholen;<br />
meer aandacht te hebben voor daadwerkelijke deelname van doelgroepleerlingen<br />
aan de schoolcultuur, zodat zij niet slechts ‘mogen meedoen’.<br />
bij leerlingen <strong>het</strong> uitdragen van hun eigen culturele identiteit te stimuleren;<br />
ontmoetingen met andere (cultureel verschillende) scholen te organiseren;<br />
te letten <strong>op</strong> <strong>het</strong> abstracte taalgebruik door de docenten;<br />
<strong>het</strong> houden van socratische gesprekken te stimuleren;<br />
86
4.6 Inhoudsanalyse ‘Het Gym’<br />
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van een inhoudsanalyse van een literaire roman<br />
die inzicht geeft in de regels en patronen van <strong>het</strong> geschreven en <strong>het</strong> ongeschreven<br />
of verborgen curriculum van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium als specifieke school die <strong>op</strong>leidt<br />
voor <strong>het</strong> gaan behoren tot de intellectuele elite van de natie. Het betreft de roman<br />
van Karin Amatmoekrim met als titel: Het Gym. (Amsterdam: Prometheus, 2011).<br />
Niet alleen de schrijfster maar ook de hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek is afkomstig uit Suriname.<br />
De schrijfster woonde eerst in IJmuiden en is later verhuisd naar de Bijlmer en<br />
daarna leerlinge geworden <strong>op</strong> <strong>het</strong> Vossius <strong>Gymnasium</strong> in Amsterdam. Volgens de<br />
schrijfster is dit een elitair zelfstandig gymnasium. Over haar schoollo<strong>op</strong>baan <strong>op</strong> dit<br />
gymnasium heeft zij een boek geschreven waarin zij duidelijk laat zien hoe de werelden<br />
van de blanke en de zwarte leerlingen <strong>op</strong> deze school verschillen.<br />
Reden schoolkeuze<br />
Belangrijk is dat zij en haar moeder in <strong>het</strong> basisonderwijs nooit van <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium gehoord hadden. Haar zelfstandige, ambitieuze moeder koos volgens haar<br />
zonder meer voor de beste school die er was. Surinaamse moeders zijn meestal alleenstaand<br />
en daardoor natuurlijk ook erg zelfstandig. Dit werd onder andere uitgedrukt<br />
door de voor veel Surinaamse kinderen kennelijk bekende uitspraak: “Je diploma is je<br />
eerste man”. Dus als Surinaamse dochter wordt je geacht eerst voor je diploma te zorgen.<br />
Kloof<br />
De hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek heet Sandra. In <strong>het</strong> boek wordt vooral de culturele en<br />
maatschappelijke kloof beschreven tussen Sandra’s jeugd en die van haar klasgenoten.<br />
Zij had bijvoorbeeld geen idee wat die klasgenoten bedoelden met ‘wintersport’ en<br />
stelde dus na de voorjaarsvakantie vragen over de verkleurde gezichten en de ringen<br />
om de ogen van de skibrillen van haar klasgenoten.<br />
Typerend is dat Sandra, de hoofdpersoon in <strong>het</strong> boek, door <strong>het</strong> gebrek aan ‘sociaal en<br />
cultureel kapitaal’ niet <strong>op</strong> de hoogte was van dit soort culturele eigenaardigheden,<br />
maar ook door <strong>het</strong> tekort aan ‘financieel kapitaal’ niet in kon gaan <strong>op</strong> de positieve uitnodigingen<br />
van klasgenoten om “mee een ijsje te gaan eten” en zo. Daar was geen<br />
geld voor. Sandra moest haar eigen boontjes d<strong>op</strong>pen en schaamde zich ook voor haar<br />
financiële mogelijkheden. Zij had nauwelijks of geen geld om <strong>op</strong> haar vierdehands<br />
87
fiets mee te gaan naar de ijssalon. Zij moest thuis hard werken en had dus ook geen<br />
tijd voor dit soort zaken.<br />
Het ‘financieel’ kapitaal speelt volgens <strong>het</strong> boek in de praktijk van naar <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium kunnen gaan nog steeds een belangrijke rol, denk aan de kosten verbonden<br />
aan de aanschaf van allerlei boeken en andere spullen die een grote aanslag doen <strong>op</strong><br />
<strong>het</strong> gezinsbudget. Ook aan de impliciete eisen die vriendschapsnetwerken stellen,<br />
hangt dikwijls een prijskaartje. Denk aan de (merk)kleding van gymleerlingen en aan<br />
Sandra’s vierdehands fiets, die bij de medeleerlingen zeker ’out of tune’ is, ook al<br />
wordt dat door hen niet hard<strong>op</strong> gezegd. Toch wordt dit verzwegen aspect van <strong>het</strong> verborgen<br />
curriculum van de vriendenkring <strong>op</strong> deze school wel ‘aangevoeld’ door de migrantenleerling.<br />
Voor Sandra was de <strong>op</strong>name in een nieuwe ‘peer group’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium erg belangrijk in <strong>het</strong> aanpassingsproces aan de nieuwe cultuur van<br />
<strong>het</strong> zelfstandige gymnasium. De ‘accommodatie’ van <strong>op</strong>vattingen die bij Sandra<br />
plaatsvindt over bijvoorbeeld passende kleding en een passende nieuwe fiets voltrekt<br />
zich al snel binnen de eerste maanden van de intrede in <strong>het</strong> gym, zo laat <strong>het</strong> boek goed<br />
zien. De financiële mogelijkheden van haar familie en haarzelf vormen in deze zoals<br />
gezegd echter vaak een barrière.<br />
Drs. en de taal<br />
Het is belangrijk te vermelden dat de schrijfster van <strong>het</strong> boek Karin Amatmoekrim<br />
door haar volharding <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium haar diploma behaald heeft. Inmiddels is zij<br />
‘Drs.’, zij heeft zelfs twee verschillende universitaire studies gedaan en is een gewaardeerde<br />
schrijfster van Nederlandse literatuur. ‘Drs.’ was een afkorting die hoofdfiguur<br />
Sandra tegenkwam in een tekst die ze moest voorlezen in de eerste dagen dat ze <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
gym zat. Ze wist niet waar die afkorting voor stond en ook wist ze niet hoe je doctorandus<br />
moest uitspreken in <strong>het</strong> Nederlands. Dit is een typisch voorbeeld van de invloed<br />
van <strong>het</strong> verborgen curriculum. Er wordt in de gebruikte lesstof en literatuur zonder<br />
meer uitgegaan van de vanzelfsprekendheid dat iedere leerling bekend is met dit<br />
soort afkortingen. In een van de voorgaande hoofdstukken is dit aspect gerubriceerd<br />
onder ‘<strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalschat’.<br />
Ook een ander aspect, ‘<strong>het</strong> verborgen curriculum van de taalcode’, komt in <strong>het</strong> boek<br />
duidelijk naar voren. Het gaat hierbij om de taalcode die impliciet gehanteerd wordt in<br />
de klas en de peer group. In <strong>het</strong> boek worden daarvan duidelijke voorbeelden gegeven.<br />
Volgens Sandra praatte iedereen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium even keurig. Sandra’s taalgebruik<br />
verschilt hiervan wel eens. Zij wordt wat dit betreft ook wel gecorrigeerd door<br />
vriendinnen. Zo merkte een vriendin bijvoorbeeld <strong>op</strong> dat <strong>het</strong> woord auto uitgesproken<br />
moest worden als o-to. “Naar <strong>het</strong> Franse automobile… Het is gewoon niet netjes. Alleen<br />
aso’s zeggen au-to” (p. 57). Het hanteren van de verlangde taalcode wordt ook<br />
88
door de docenten gestimuleerd. Je mag niet ‘plat en stads’ praten want dan krijg je bijvoorbeeld<br />
van de docent te horen:”Bart, je praat als een dokwerker” (p. 66). Interessant<br />
is wat er vervolgens gebeurt. Bart wordt in <strong>het</strong> boek beschreven als een medeleerling<br />
die Sandra dikwijls pest en telkens weer stereotype en discriminerende <strong>op</strong>merkingen<br />
tegen haar maakt. Duidelijk wordt dit in de volgende situatiebeschrijving: “De<br />
klas gniffelde na die <strong>op</strong>merking van de docent”. Bart lacht mee en zegt dan met een<br />
overdreven dik stadsaccent: ”Ik ken d’r ook niks an doen dat ik so praat, ik sien alleen<br />
maar buitenlanders om me eige heen” (p. 66).<br />
Het verborgen curriculum in de leerstof<br />
Het verborgen curriculum treedt ook <strong>op</strong> de voorgrond in ‘de keuze van de leerstof, de<br />
wijze waar<strong>op</strong> met de leerstof omgegaan wordt en de interpretatie daarvan’. De culturele<br />
afstand tussen de schoolcultuur en de Surinaamse achtergrond, de culturele gewoonten<br />
en <strong>op</strong>vattingen verworven in <strong>het</strong> thuismilieu van Sandra komt <strong>op</strong> veel plaatsen in<br />
<strong>het</strong> boek naar voren. Meestal gebeurt dit in de vorm van een ervaren cultuurschok met<br />
de daarbij behorende onzekerheid en identiteitproblemen. In de eerste les van <strong>het</strong> vak<br />
Nederlands die in <strong>het</strong> boek beschreven wordt, krijgt Sandra te horen dat de eerste<br />
maanden in de lessen Nederlands een stripboek centraal zal staan en wel een stripboek<br />
over ene Olivier B. Bommel. Dit was wel een van de laatste dingen die Sandra verwacht<br />
had. Haar betekenisvolle reactie luidde dan ook: “Dieren verkleed als mensen<br />
die duur praten. Lekker belangrijk” (p. 52).<br />
Impliciet heeft Sandra een beeld van wat valide schoolse leerstof zou moeten zijn en<br />
hoe <strong>op</strong> school serieus geleerd zou moeten worden uit leerboeken.<br />
Discrepantie ten aanzien van leraar-leerling-contact<br />
Ook heeft Sandra voor zichzelf een beeld van wat een adequate houding van de docent<br />
als leermeester zou moeten zijn. De verwachtingen die zij <strong>op</strong> dit gebied heeft stroken<br />
niet geheel met de alledaagse praktijken en omgangsvormen van de zelfstandige gymnasia.<br />
Duidelijk wordt dit wanneer we kijken naar de interactie tussen docent en leerlingen.<br />
Daar worden in <strong>het</strong> boek ook enige tekenende voorbeelden van gegeven. Opmerkelijk<br />
is bijvoorbeeld <strong>het</strong> jongensachtige, al te relaxte en enigszins buitenissige gedrag<br />
van die leraar, die met de benen <strong>op</strong> tafel, allerlei vreemde <strong>op</strong>merkingen de klas in<br />
slingerde die iemand als Sandra niet zou verwachten <strong>op</strong> zo’n goede school of eigenlijk<br />
<strong>op</strong> geen enkele school. De vorm van humor van de docent sluit niet goed aan bij Sandra’s<br />
verwachtingen, zoals blijkt wanneer hij vol afgrijzen de klas in kijkt en “stelletje<br />
bakvissen, stelletje walgelijke pubers” roept. Betekenisvol is ook de uitspraak van<br />
hem: “Ik heb de ondankbare taak om jullie te vormen tot de intellectuele elite van ons<br />
land” (p. 52).<br />
89
Rituelen en cultuur<br />
Het verborgen curriculum van een school kent verschillende ‘betekenislagen’. Een van<br />
die lagen betreft de ‘rituelen’ die kenmerkend zijn voor de school. In <strong>het</strong> boek van Karin<br />
Amatmoekrim wordt dit geïllustreerd aan de hand van <strong>het</strong> belang dat <strong>op</strong> Sandra”s<br />
school gehecht werd aan <strong>het</strong> <strong>op</strong>zetten en uitvoeren van een jaarlijkse toneelvoorstelling<br />
door de leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> afsluitingsfeest. Een leerling merkt daarover tegen Sandra<br />
<strong>op</strong>: “Als je <strong>op</strong> deze school niet aan toneel doet, dan mis je echt wat. Het is ab-soluut<br />
onmisbaar voor je algemene ontwikkeling” (p. 83). Voor Sandra kwam hier weer<br />
een serie cultuurverschillen om de hoek kijken. Toneel was iets voor ‘watjes’ vond zij<br />
eigenlijk. Haar oude vriendinnen in haar woonwijk zouden haar uitlachen als zij <strong>het</strong><br />
hoorden. Dit jaar zou <strong>het</strong> toneelstuk ‘Faust’ van Goethe <strong>op</strong>gevoerd worden. Sandra<br />
had geen idee waar ze <strong>het</strong> over hadden. Toch heeft zij zich aangemeld voor een auditie.<br />
De regisseur was een leerling van de school. Deze zei tegen haar:“Als ik je aanwijs,<br />
ga je in <strong>het</strong> midden van de kring staan en dan doe je een augurk na” (p. 85).<br />
Sandra heeft ‘Faust’ later <strong>op</strong>gezocht in de encycl<strong>op</strong>edie. Zij heeft ook meegedaan ondanks<br />
<strong>het</strong> schaars geklede kostuum dat zij behoorde aan te trekken bij <strong>het</strong> spelen van<br />
haar rol.<br />
Twee werelden<br />
Een van de problemen waar Sandra tegen aanliep, was ook dat haar oude omgeving<br />
<strong>het</strong> niet altijd goed accepteerde dat zij erin slaagde om <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
zich te handhaven. Op een vraag: “Hoe gaat <strong>het</strong> eigenlijk <strong>op</strong> school? Niet te moeilijk?”,<br />
antwoordde zij “Nee”. Toen keek men haar aan alsof men haar niet geloofde.<br />
Een verwante ervaring deed zij <strong>op</strong> toen een van haar vrienden uit de achterstandswijk<br />
waar zij woonde, <strong>op</strong>merkte: “Iemand uit deze wijk <strong>op</strong> die school, dat kl<strong>op</strong>t gewoon<br />
niet. Laat staan een Surinaamse” (p. 155). Voor Sandra was <strong>het</strong> moeilijk om daaraan<br />
weerstand te bieden en stug door te gaan met haar best te doen <strong>op</strong> school en tegelijkertijd<br />
meer zelfvertrouwen en een eigen identiteit, leefwijze en leefwereld <strong>op</strong> te bouwen.<br />
Culturele verschillen die de identiteit van migrantenleerlingen als Sandra bepalen hebben,<br />
zoals gesteld, ook vaak te maken met de achtergrond van verschillen in ‘financieel<br />
kapitaal’ in <strong>het</strong> thuismilieu. Zo wijst Sandra bijvoorbeeld <strong>op</strong> de manier waar<strong>op</strong><br />
‘kakkers’ <strong>op</strong> een heel gemakkelijke, ‘normale’ wijze over ‘grote bedragen’ praten, bijvoorbeeld<br />
over een halve ton aan Euro’s. “Zij praten over de gekste dingen alsof <strong>het</strong><br />
heel normaal is”: Over de grote boot die de vader van een vriendin heeft gekocht of<br />
over drie keer per jaar <strong>op</strong> vakantie gaan en dan ook nog naar Amerika gaan.<br />
Materiële en culturele verschillen in thuissituaties worden in <strong>het</strong> boek nadrukkelijk beschreven.<br />
De gezinnen van de autochtone <strong>Nederlanders</strong> wonen in indrukwekkende<br />
90
huizen (al dan niet met zwembad). In deze gezinnen wordt er bijvoorbeeld van uitgegaan<br />
dat ieder kind een eigen kamer moet hebben, dat alle kinderen van <strong>het</strong> gezin naar<br />
<strong>het</strong> gymnasium gaan, dat deze kinderen een sterk en autonoom karakter hebben, dat de<br />
kinderen wel mogen zittenblijven <strong>op</strong> school als zij uiteindelijk hun diploma maar halen,<br />
dat zij hockey spelen of paardrijden, <strong>op</strong> muziekles gaan en ook een aantal verschillende<br />
muziekinstrumenten kunnen bespelen.<br />
Het thuismilieu van Sandra staat in schril contrast met de zojuist beschreven gezinsituatie.<br />
Bij haar is er geen sprake van hoog<strong>op</strong>geleide ouders met dure banen. Zij woont in<br />
een achterstandswijk en thuis zijn er allerlei problemen. Zij wordt geconfronteerd met<br />
discriminatie en met denigrerende <strong>op</strong>merkingen over buitenlanders (hoofddoekjes, uitkeringstrekkers,<br />
ritueel slachten, etcetera). Zij schaamt zich voor sommige aspecten<br />
van de thuiscultuur, voor de armoede thuis en ook voor de flat en de wijk waarin zij<br />
woont. Zij wilde bij slecht weer niet door de moeder van een vriendin met de auto<br />
thuis afgezet worden en schaamt zich voor een hele ho<strong>op</strong> dingen in de eigen omgeving.<br />
Een van haar nieuwe vriendinnen vraagt: “Waarom mogen we nooit bij jou thuis<br />
komen? We maken eigenlijk altijd huiswerk bij een van ons. Nooit bij jou” (p. 249).<br />
Invloed van de peer group<br />
De schrijfster laat zeer goed zien dat de culturele socialisatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> Gym met name<br />
ook geschiedt via de latente processen die zich afspelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> niveau van de peer<br />
group. De tolerante en respectvolle acceptatie van Sandra door de nieuwe gymvriendinnen<br />
en haar aanpassingsproces aan de schoolcultuur en aan de medeleerlingen<br />
lijken mede van doorslaggevende betekenis te zijn voor <strong>het</strong> welbevinden en schoolsucces.<br />
In <strong>het</strong> boek wordt nadrukkelijk de groeiende discrepantie beschreven tussen<br />
<strong>het</strong> oude vriendinnennetwerk uit de achterstandwijk en <strong>het</strong> nieuwe vriendinnennetwerk<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. De leeftijdgenoten van de oude vriendschapskring beschouwen<br />
Sandra steeds meer als ‘een stuudje’ omdat Sandra andere voorkeuren en<br />
gedragingen laat zien die deels met school te maken hebben. Zo vindt Sandra leren en<br />
de school erg belangrijk, terwijl haar oude vriendinnen in haar woonwijk juist negatief<br />
staan ten <strong>op</strong>zichte van leren en de school. Deze vriendinnen willen <strong>het</strong> liefst zo snel<br />
mogelijk zonder diploma aan <strong>het</strong> werk gaan. Sandra ziet en ervaart ook duidelijke verschillen<br />
tussen de twee peer groups. Zij hebben verschillende interesses, vinden andere<br />
dingen leuk, lezen andere jeugdbladen, luisteren naar andere muziek, kijken naar andere<br />
programma’s en hebben voorkeuren voor andere p<strong>op</strong>sterren.<br />
Dubbele loyaliteit<br />
In Sandra’s biografische sc<strong>het</strong>s van haar levensfase <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium gaat<br />
zij niet alleen in <strong>op</strong> de discrepantie en dilemma’s die zij ervaart in de omgang met<br />
91
twee verschillende peer groups die van invloed is <strong>op</strong> haar schoolcarrière. Op verschillende<br />
plaatsen in <strong>het</strong> boek komt ook de ervaren discrepantie tussen schoolcultuur en<br />
thuiscultuur aan de orde. Sandra had aanvankelijk nogal moeite met de ongedwongen,<br />
liberale sfeer <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium en <strong>het</strong> soms wat eigenzinnige, humoristische<br />
of non-conformistische gedrag van docenten <strong>op</strong> deze school. Langzamerhand<br />
lijkt zij hieraan te wennen en zich er goed bij te voelen. Ook al gaat <strong>het</strong> er thuis in veel<br />
<strong>op</strong>zichten geheel anders aan toe. Het is duidelijk dat van ‘<strong>het</strong> leven in twee culturen’<br />
ook leidt ook tot <strong>het</strong> ‘dilemma of divided loyalties’.<br />
Duidelijk komt de verlangde aanpassing van de migrantenleerling ook naar voren in de<br />
impliciete ‘schoolse habitus’ (Bourdieu) die <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium verlangt. Van<br />
de leerling wordt bijvoorbeeld autonomie gevraagd en voorondersteld. Dit is iets wat<br />
in de thuissituatie niet erg gestimuleerd wordt omdat <strong>het</strong> als ‘brutaal’ en als ‘verzet tegen<br />
de ouder’ gezien wordt. Voor migrantenleerlingen is <strong>het</strong> vaak erg moeilijk om met<br />
dit soort discrepanties om te gaan. Haar ambitieuze moeder wil niet alleen <strong>het</strong> beste<br />
voor haar begaafde dochter, maar heeft er ook moeite mee dat zij en haar veranderende<br />
dochter vaak moeilijk contact kunnen maken. De culturele kloof tussen haar en haar<br />
dochter is een realiteit aan <strong>het</strong> worden waarmee beiden moeten leren leven, zo lijkt <strong>het</strong>.<br />
Sandra vertelt haar moeder veel over hoe <strong>het</strong> er in haar nieuwe leefwereld <strong>op</strong> school<br />
aan toe gaat: “Op mijn school dragen ze heel andere kleren”. Maar haar moeder, die<br />
<strong>op</strong> bijstandsniveau met haar gezin moet zien rond te komen, kan ondanks haar ambitie,<br />
maar in beperkte mate tot steun fungeren. Sandra vertelt haar bijvoorbeeld dat haar<br />
vriendinnen <strong>het</strong> gewoon vinden om thuis een hele verzameling boeken te hebben. Haar<br />
moeder wijst er<strong>op</strong> dat boeken niet alleen duur zijn, maar dat <strong>het</strong> ook onzin is om boeken<br />
te k<strong>op</strong>en want die lees je maar één keer en daarom is <strong>het</strong> beter om boeken te lenen<br />
bij de bibliotheek. Ook mocht Sandra van haar moeder bepaalde boeken niet lezen<br />
omdat er volgens haar moeder te veel seks in zou staan.<br />
Je ziet bij Sandra een ontwikkeling waarbij de normen, waarden en gedragspatronen<br />
die ze van huis uit, van haar moeder of van haar oorspronkelijke vriendinnennetwerk<br />
heeft meegekregen, langzamerhand veranderen. Op een brugklasfeestje heeft zij in<br />
eerste instantie lippenstift <strong>op</strong>gedaan, maar toen toch maar weer afgeveegd. Immers,<br />
haar nieuwe vriendinnen deden dat ook niet. Zij mochten van thuis geen lippenstift<br />
<strong>op</strong>doen, want hun moeders vonden dat ordinair, hoorde ze. Toch blijft ze aanl<strong>op</strong>en tegen<br />
zowel interculturele en subculturele verschillen tussen haar identiteit en die van de<br />
blanke gymnasiumgezinnen. Een voorbeeld uit <strong>het</strong> alledaagse leven met meerdere betekenislagen<br />
is <strong>het</strong> volgende: Sandra gaat bij Renske, een van haar nieuwe vriendinnen,<br />
<strong>op</strong> verjaardagsvisite. Binnengekomen in <strong>het</strong> grote mooie huis waarin haar vriendin<br />
woont, komt ze een kamer binnen vol met visite. De moeder van Renske wil haar<br />
aan de familie voorstellen en zegt: “Ze komt uit Suriname, maar ze zit bij Renske <strong>op</strong><br />
92
<strong>het</strong> gymnasium. Knap hè” (p.168). Vervolgens gaan alle tantes applaudisseren. Even<br />
later volgt een gelukkig iets minder navrante ervaring: als cadeautje geeft Sandra aan<br />
Renske een CD met de t<strong>op</strong> honderd nummers van de p<strong>op</strong>muziek. Maar toen hoorde ze<br />
een zusje aan de jarige vragen: “Van wie heb je die kermismuziek gekregen?”.<br />
Wereldvreemde gymnasiasten<br />
Op een aantal plaatsen komt in <strong>het</strong> boek naar voren dat Sandra haar medeleerlingen<br />
soms toch wel een beetje wereldvreemd vond. Haar klasgenoten waren bijvoorbeeld<br />
niet goed <strong>op</strong> de hoogte van voor haar duidelijke sociale verschijnselen en ervaringen<br />
als armoede, inkomensverschillen, afhankelijk zijn van uitkeringen, leven in een andere<br />
cultuur, et cetera. Daarover hadden haar klasgenoten thuis waarschijnlijk nooit iets<br />
gehoord, zo constateerde Sandra. Op sommige momenten dacht ze dat haar klasgenoten<br />
“dom en wereldvreemd waren en deden alsof ze alles wisten terwijl ze helemaal<br />
niks wisten. Niks van de echte wereld, daarbuiten, buiten <strong>het</strong> schoolplein van <strong>het</strong> gym,<br />
buiten <strong>het</strong> hockeyveld. Buiten de stukjes die ze lazen achter<strong>op</strong> de VPRO Gids. Ja ik<br />
heb <strong>het</strong> ook over jullie, zou ze tegen haar vriendinnen willen zeggen. Jullie zijn wel lief<br />
hoor, maar jullie weten ook geen ene moer” (p. 186).<br />
In Sandra’s beleving is de bedoelde wereldvreemdheid nog breder van aard dan alleen<br />
de verschillen in ‘cultureel kapitaal’, zoals duidelijk wordt wanneer bijvoorbeeld verschillen<br />
in etniciteit naar voren komen: “Op <strong>het</strong> gymnasium weten ze niets van zwarte<br />
mensen”. Veel klasgenoten wisten niets van de Ku Klux Klan en hun gewoonte om<br />
zwarte mannen <strong>op</strong> te jagen en af te schieten”. Sandra snapte eigenlijk niet goed dat<br />
haar medeleerlingen hierover thuis nooit iets gehoord hadden. Wellicht dat kenmerken<br />
van <strong>het</strong> beschermde thuismilieu en de traditionele, ietwat naar binnen gerichte cultuur<br />
van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium hierbij een rol spelen, zo lijkt zij te denken, zonder <strong>het</strong><br />
hard<strong>op</strong> te zeggen. Betekenisvol is de volgende <strong>op</strong>merking van haar vriendin: “Ik kan<br />
me gewoon niet voorstellen, dat er zulke mensen zijn. Jij wel?”. Het antwoord laat zich<br />
raden: Sandra kon dat wel, maar ging er verder maar niet <strong>op</strong> in. In dit verband is ook<br />
een ander aspect dat licht werpt <strong>op</strong> de etnisch-culturele verschillen en dilemma’s vermeldenswaard.<br />
Sandra hoorde heel vaak van haar gymnasiumvriendinnen dat zij niet<br />
bij kleur stilstonden en dat ze geen verschil zagen. Sandra geloofde hen <strong>op</strong>recht en ervaarde<br />
ook dat dit overeenkwam met <strong>het</strong> tolerante en sociale karakter van <strong>het</strong> zelfstandige<br />
gymnasium waar zij zich in <strong>het</strong> algemeen veilig en geborgen voelde. Zij had ook<br />
een andere ervaring. In de achterstandswijk waar zij woonde, waren er veel blanke<br />
mensen die heel anders dachten over ‘zwarten en buitenlanders’. Die witte wijkbewoners<br />
maakten zich druk over kleurverschillen en keken heel anders aan tegen ‘de buitenlanders’<br />
dan haar gymnasiumvriendinnen. Sandra duidt deze blanke wijkbewoners<br />
aan als ‘kortzichtige en volkse mensen’. Sandra ervaarde dit verschil in benadering en<br />
93
de <strong>op</strong>rechte mening van haar vriendinnen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gym als een rare dubbele boodschap:<br />
“Alsof alleen zij met huidskleur bezig was”.<br />
Discriminatie<br />
Op school hoort Sandra klasgenoten meerdere keren denigrerende of discriminerende<br />
<strong>op</strong>merkingen maken over buitenlanders, hoofddoekjes, ritueel slachten en <strong>het</strong> profiteren<br />
van grote uitkeringen. Sandra wordt in <strong>het</strong> boek voortdurend gepest en gediscrimineerd<br />
door Bart, een jongen in haar klas, die haar onder andere ‘negertje’ noemt. Deze<br />
Bart kwam haar iedere keer vertellen “dat ze arm en zwart was en niets te zoeken had<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium”. Over <strong>het</strong> feit dat zij door haar vriendinnen in de klas geaccepteerd<br />
was, kreeg zij te horen: “Ze doen alleen maar aardig tegen je omdat je zwart bent.<br />
Een excuusneger noemen ze dat”. Sandra had erg veel last van <strong>het</strong> voortdurende racistische<br />
gepest door deze jongen, maar ze ging met dit probleem niet naar de rector. In<br />
haar oude peer group stond immers de gedachte centraal; “je verraadt zo iemand niet<br />
bij je leraar”. Zij verkoos een andere <strong>op</strong>lossing, namelijk om hem een paar klappen uit<br />
te delen: “Dan zijn we meteen klaar” (p. 277) en hoefde ze niet alles uitgebreid en<br />
wellicht emotioneel aan de leraren uit te leggen en te illustreren. De vriendinnen in<br />
haar klas snapten hier niets van. Op <strong>het</strong> gymnasium waren de regels immers anders. Je<br />
moest <strong>het</strong> melden bij de leraar en de rector als je racistisch benaderd werd.<br />
Relaxhouding<br />
In <strong>het</strong> boek komen duidelijk aspecten naar voren die specifiek zijn voor migrantenleerlingen<br />
die naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium gaan en daarna naar de universiteit. Maar<br />
wat <strong>op</strong>valt is dat er ook een aantal overeenkomsten zijn met leerlingen uit arbeidersmilieus<br />
die doorstromen naar de universiteit. Daarover is zoals eerder aangegeven uit onderzoek<br />
ook <strong>het</strong> nodige bekend geworden.<br />
Het boek geeft een levensecht beeld van de verschillen in leefcultuur. Het gaat om andere<br />
leefomstandigheden, andere gezinsnormen, andere interesses, tijdsbesteding,<br />
sporten en muziekvoorkeuren.<br />
De leerlingen uit migrantengezinnen of arbeidersmilieus die naar <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
gaan moeten allerhande verborgen codes leren in de omgang met medeleerlingen<br />
en met name de rituelen en de non-verbale codes leren te ontcijferen. Maar dat<br />
is niet <strong>het</strong> enige. Zij moeten om <strong>op</strong> deze school geaccepteerd te worden en zich thuis te<br />
voelen ook de ‘losse’ omgangsvormen eigen maken en een ‘relaxte’ houding aanleren<br />
in de klas en de omgang met <strong>het</strong> nieuwe vriendschapsnetwerk <strong>op</strong> school. Dat is een<br />
houding die ze van huis uit dikwijls niet meegekregen hebben en die ze eigenlijk toch<br />
moeten integreren in hun gedrag. Van huis uit hebben zij vaak de boodschap meegekregen<br />
dat <strong>het</strong> leren en ook <strong>het</strong> leven in <strong>het</strong> algemeen een serieuze aangelegenheid is,<br />
94
waar je niet te gemakkelijk over moet doen, maar waarvoor voortdurend ‘geknokt’<br />
moet worden. Een relaxte houding, losse gedrag- en omgangsvormen en een navenante<br />
‘uitstraling’ - zo belangrijk in <strong>het</strong> habitusdenken van Bourdieu (1979) - staan haaks<br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong>geen in de thuiscultuur zo vaak onderstreept is. De ernst van Sandra’s moeder<br />
over <strong>het</strong> belang van een goede <strong>op</strong>leiding spreekt wat dit betreft boekdelen. Op verschillende<br />
plaatsen in <strong>het</strong> boek komt naar voren dat Sandra moeite heeft met de ‘vrijblijvende’<br />
houding van haar nieuwe klasgenoten. Een houding die door de sociale en<br />
intellectuele thuiscultuur van haar blanke klasgenoten geaccepteerd en aangeleerd is.<br />
Zo wordt een tijdlang onderpresteren door een van de kinderen niet altijd heel erg gevonden.<br />
Als een leerling een jaar blijft zitten en de studie even niet al te serieus <strong>op</strong>gevat<br />
heeft, wordt er toch vanuit gegaan dat dit maar heel tijdelijk en een ‘no-problem’<br />
situatie is en <strong>het</strong> diploma dan maar een jaar later behaald gaat worden. De gedachte vat<br />
dan post dat <strong>het</strong> anderen veel gemakkelijker afgaat, zeker als zij de kunst van <strong>het</strong> leidinggeven,<br />
strategische vaardigheden, de ‘small talk’ en de relaxte gedrag- en omgangsvormen<br />
van huis uit meegekregen hebben. Bij Sandra leidde dit type verschillen<br />
in houding en gedrag van haar nieuwe klasgenoten dikwijls tot een angst om ‘voor<br />
schut gezet te worden’. Daarnaast is er ook sprake van een angst dat er <strong>op</strong> haar neergekeken<br />
wordt, door sommige klasgenoten -vanwege haar ‘zwarte kleur’ en afkomst-,<br />
maar ook door de oude vriendenkring, die haar als een ‘stuudje’ zijn gaan beschouwen<br />
en vinden dat zij ‘er nu eigenlijk niet meer bij hoort’.<br />
Vervreemding en verbazing<br />
Uit de roman maar ook uit ander onderzoek komt naar voren dat in <strong>het</strong> onderwijstraject<br />
van deze leerlingen moeilijke dilemmasituaties en sterke emoties een rol spelen. In<br />
<strong>het</strong> boek over Sandra wordt niet alleen een goed beeld gegeven van de dilemma’s<br />
waarmee zij geconfronteerd werd en waarmee zij moest leren omgaan, maar <strong>het</strong> is ook<br />
een prachtig boek omdat <strong>het</strong> tevens een levensecht beeld geeft van de wegen en werking<br />
van pestgedrag en discriminatie. Het boek laat goed zien dat de discrepanties tussen<br />
<strong>het</strong> thuis- en schoolmilieu voor Sandra ook een zekere mate van vervreemding <strong>op</strong>roepen.<br />
Een goed voorbeeld daarvan is de confrontatie tussen de oude en de nieuwe<br />
vriendenkring van Sandra. In <strong>het</strong> boek wordt <strong>op</strong> indringende wijze de ‘clash’ beschreven<br />
van Sandra die met haar oude vriendinnen in een winkelcentrum ‘rondhangt’ en<br />
daar een ‘nieuwe’ vriendin van school met haar moeder tegenkomt.<br />
Opmerkelijk voor dit onderzoek is ook de ‘verbazing’ over de vreemde gewoonten die<br />
migrantenleerlingen als Sandra aantreffen <strong>op</strong> zelfstandige gymnasia: De rector die toch<br />
wel graag met de voornaam aangesproken wil worden; de vriendin die haar handen<br />
niet wast na de toiletgang. Nog aansprekender is de impliciete ‘culture shock’ wanneer<br />
95
Sandra aan haar moeder <strong>het</strong> verhaal vertelt van hoe <strong>het</strong> er thuis aan toe gaat bij een van<br />
haar nieuwe vriendinnen.<br />
Rol van de ouders<br />
Van belang voor dit onderzoek is niet alleen de analyse van de betekenis van de ‘peer<br />
group’, maar ook de analyse van de positie van de moeder van Sandra in de roman en<br />
meer in <strong>het</strong> algemeen van ouders uit de genoemde doelgroepen wiens kinderen <strong>op</strong> een<br />
zelfstandig gymnasium hebben gezeten en een academische <strong>op</strong>leiding zijn gaan volgen.<br />
Sandra’s moeder heeft een duidelijk normen en waardenstelsel en is erg gesteldheid <strong>op</strong><br />
net gedrag en zo. Bepaalde zaken worden daarom thuis maar niet met haar moeder besproken.<br />
Sandra vindt <strong>het</strong> erg moeilijk om bijvoorbeeld <strong>het</strong> gesprek aan te gaan over<br />
de confrontatie met de (liberale) thuiscultuur van een van haar nieuwe vriendinnen die<br />
een hippiemoeder had, muntthee drinkt en haar dochter af en toe een stickie laat roken.<br />
Ouders uit de doelgroepen en ook Sandra’s moeder blijken wel degelijk geïnteresseerd<br />
in de prestaties en de cijfers die hun kinderen behalen. Maar zoals ook uit de gehouden<br />
interviews in <strong>het</strong> kader van dit onderzoek herhaaldelijk naar voren komt, houdt de discussie<br />
over school en de ervaring daarvan dikwijls al snel <strong>op</strong>. Dit betekent dat hun<br />
kennis over <strong>het</strong> onderwijs <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium ook gering blijft. Opvallend is, dat zij<br />
minder geïnteresseerd lijken te zijn in de inspanningen die <strong>het</strong> hun kind gekost heeft en<br />
wat <strong>het</strong> naar deze school gaan voor hun kind als persoon <strong>op</strong>geleverd heeft. Dit terwijl<br />
de gang naar <strong>het</strong> gymnasium voornamelijk leidt tot een transitie in levensstijl. Dat betekent<br />
dat je als doelgroepleerling door deze nieuwe school gesocialiseerd wordt in een<br />
andere sociale en persoonlijke werkelijkheid. Ook de moeder van Sandra wist uiteindelijk<br />
niet waar haar kind mee bezig was. Dit terwijl Sandra wel degelijk haar best<br />
deed om haar moeder te introduceren in en te interesseren voor de nieuwe wereld van<br />
haar dochter. Maar in <strong>het</strong> boek komt ook goed naar voren dat deze ouders niet in de<br />
nieuwe leefwereld van hun kind kunnen kijken (en hun kind andersom wel). Deze ouders<br />
hebben vaak ook niet de taal om <strong>het</strong> kind <strong>op</strong> dit gebied goed te bevragen. Dat onvermogen<br />
wordt wellicht ook nog beïnvloed door de visie die ouders hebben <strong>op</strong> <strong>het</strong><br />
elite onderwijs. Zij zijn vooral georiënteerd <strong>op</strong> de hogere maatschappelijke status die<br />
een gymnasium diploma met zich meebrengt en zijn minder georiënteerd <strong>op</strong> <strong>het</strong> verschil<br />
in leefpatroon, in levensstijl of ‘habitus’ dat veelal gepaard gaat met een hogere<br />
<strong>op</strong>leiding. Zij willen enerzijds hun kinderen stimuleren tot een hogere <strong>op</strong>leiding, maar<br />
maken zich wellicht anderzijds ook wel zorgen om hun kind tot <strong>op</strong> zekere hoogte als<br />
<strong>het</strong> ware te verliezen.<br />
96
Enkele conclusies<br />
Hoewel de inhoudsanalyse van de literaire (deels fictieve) roman vanzelfsprekend<br />
geen empirische betekenis kan worden toegekend, levert deze wel een aantal interessante<br />
aandachtspunten in <strong>het</strong> kader van de onderzoeksthematiek <strong>op</strong>. De roman maakt<br />
duidelijk dat de overgang naar <strong>het</strong> gymnasium voor een migrantenleerling de nodige<br />
schokeffecten met zich mee kan brengen. Zo kunnen deze leerlingen sterke kloven ervaren<br />
ten aanzien van <strong>het</strong> sociaal, cultureel èn financieel kapitaal. Ze kunnen worden<br />
geconfronteerd met de (verborgen) invloeden van de gehanteerde taalschat, de taalcode,<br />
de leerstof, onverwachte docentgedragingen en de heersende ‘relax-cultuur’ die in<br />
contrast kan staan met de meer <strong>op</strong> ‘knokken’ gerichte instelling die zij van huis uit<br />
hebben meegekregen. Sommige leerlingen zullen hun weg moeten vinden in twee duidelijk<br />
verschillende werelden en bijvoorbeeld twee verschillende peer groups (waarvan<br />
uit dit boek de grote socialiserende invloed duidelijk wordt). In dat proces zullen<br />
zij moeten worstelen met dubbele loyaliteiten en verschuivende denk- en leefpatronen.<br />
Complicerend daarbij is dat ouders van migrantenleerlingen dikwijls niet in staat en<br />
gewend zullen zijn om daadwerkelijk mee te leven met wat er gebeurt in <strong>het</strong> leven van<br />
hun kind en zelf ook niet in die nieuwe leefwereld kunnen kijken. Al met al kunnen<br />
zich veel zaken voordoen die leiden tot vervreemding en verbazing. Het is goed om je<br />
hier als school bewust van te zijn en, indien nodig en mogelijk, kritisch je eigen onderwijs<br />
en verborgen curriculum onder de loep te nemen. Het is te prijzen aan <strong>het</strong><br />
CGU dat deze school deze uitdaging aandurft en aangaat.<br />
97
5 Conclusies en discussie<br />
- Om de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie van <strong>het</strong> gymnasium meer een afspiegeling te laten zijn<br />
van de maatschappij, moeten deze volgens sommigen ‘deftige’ elitescholen extra<br />
inspanningen plegen om meer arbeiderskinderen en migrantenkinderen te werven.<br />
Een aantal zelfstandige gymnasia tracht daartoe de contacten met de basisscholen<br />
als leveranciers van begaafde doelgroepleerlingen te verstevigen.<br />
- Veel basisscholen ‘kennen’ <strong>het</strong> zelfstandige gymnasium als schooltype helemaal<br />
niet en denken er niet aan begaafde kinderen daar<strong>op</strong> te wijzen. Aan de basisscholen<br />
wordt daarom gevraagd mogelijk geschikte leerlingen te monitoren en deze<br />
basisschoolleerlingen de mogelijkheid te geven om in hun vrije tijd al reeds extra<br />
lessen te laten volgen <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. Ze maken dan kennis met dit<br />
‘onbekende’ en ‘aparte’ type onderwijs en krijgen dan bijvoorbeeld lessen in ‘algemene<br />
vorming’ en ‘taalvaardigheid’.<br />
- Door migrantenleerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium wordt <strong>op</strong>gemerkt dat de leerkrachten<br />
in <strong>het</strong> basisonderwijs deze leerlingen qua begaafdheid in <strong>het</strong> algemeen onderschatten.<br />
Deze leerlingen worden volgens hen vaak naar een ‘lager’ onderwijsniveau<br />
verwezen.<br />
- Kenmerkend voor <strong>het</strong> gymnasium met de meeste migrantenleerlingen is <strong>het</strong> <strong>op</strong>en<br />
karakter van de school en <strong>het</strong> gegeven dat arbeidersleerlingen en migrantenleerlingen<br />
duidelijk met <strong>op</strong>en armen ontvangen worden. Het is belangrijk om deze<br />
leerlingen niet als (potentieel) probleem te benaderen, maar als normaal te zien.<br />
- Kenmerkend voor <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium is niet alleen dat er extra vakken<br />
zijn en <strong>het</strong> niveau erg hoog ligt, maar dat de prioriteiten in <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong><br />
rooster en de aard van de leerstof en de rol<strong>op</strong>vatting van de docenten soms duidelijk<br />
verschillen van andere schooltypen. Analyse van <strong>het</strong> verborgen curriculum<br />
laat specifieke schoolculturele ‘neveneffecten’ zien.<br />
- Over de problemen voor doelgroepleerlingen voortvloeiend uit <strong>het</strong> ‘highbrow’<br />
culturele taalgebruik, de verschillen in taalcodes en de vooronderstelde culturele<br />
bagage van de leerlingen zijn in <strong>het</strong> onderzoek en met name ook in de inhoudsanalyse<br />
van de literaire roman ‘Het Gym’ vele voorbeelden voorbij gekomen. Zo was<br />
in deze roman een leerlinge niet <strong>op</strong> de hoogte hoe de afkortingen van academische<br />
titels uitgesproken moesten worden en had zij geen idee waarom collega leerlingen<br />
van die randen om hun ogen hadden als zij terugkwamen van ‘wintersport’<br />
(“wat voor een sport is dat dan?”).<br />
99
- Een ander belangrijk aspect van <strong>het</strong> verborgen curriculum betreft de schoolse ‘rituelen’<br />
van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium die verschillende vormen kennen zoals ‘de<br />
klassieke reis naar o.a. Rome; de oriëntatie <strong>op</strong> kunst en cultuur; de individuele afscheidsspeech<br />
bij de diploma uitreiking et cetera. Daarnaast spelen de alledaagse<br />
‘routines’ die kenmerkend zijn voor <strong>het</strong> gymnasium ook een duidelijke rol. Daartoe<br />
behoren ook de aard van de ongedwongen docent-leerling relatie en <strong>het</strong> docentengedrag<br />
en de intercollegiale verhoudingen onder de docenten in dit schooltype.<br />
- Uit <strong>het</strong> onderzoek komt naar voren dat met name de ‘peer group’ <strong>op</strong> school en in<br />
de klas zeer belangrijk is voor <strong>het</strong> welbevinden en de gymnasiale <strong>op</strong>vang van de<br />
doelgroepleerlingen. Deze leerlingen staan voor de zware psychologische <strong>op</strong>gave<br />
om zich te integreren in een voor hen vreemde, nieuwe sociale en cognitieve wereld<br />
waarbij zij vaak zelfstandig ‘meervoudige identiteiten’ moeten ontwikkelen<br />
naar aanleiding van allerlei belangrijke dilemmasituaties.<br />
- De leerlingen <strong>op</strong> de onderzochte scholen typeren de sfeer als ‘gezellig’. De docenten<br />
zijn <strong>op</strong>en en eerlijk. Zij maken volgens de CGU-leerlingen geen onderscheid<br />
naar afkomst en benaderen iedereen <strong>het</strong>zelfde. Zowel <strong>het</strong> gedrag van docenten als<br />
leerlingen wordt gekenmerkt door een ‘ongedwongen’ sfeer en ‘losse’ omgangsvormen.<br />
De zelfstandige gymnasia zijn niet echt strak gereguleerde scholen. Toch<br />
is <strong>het</strong> speciaal voor doelgroepleerlingen van belang om inzicht te krijgen in de<br />
door hen ‘niet verwachte’ en ‘onduidelijke’ regels en gedragspatronen van de<br />
school. Explicitering van deze aspecten is een belangrijke <strong>op</strong>gave voor <strong>het</strong><br />
schoolbeleid en dienen naar de doelgroepleerlingen en hun achterban beter gecommuniceerd<br />
te worden.<br />
- Leerlingen <strong>op</strong> <strong>het</strong> onderzochte gymnasium met de meeste migrantenleerlingen<br />
merken volgens hen niets van racisme <strong>op</strong> school. Door een van de rectoren wordt<br />
<strong>op</strong>gemerkt dat racistische <strong>op</strong>merkingen in principe niet te vermijden zijn, maar dat<br />
<strong>het</strong> beleid er<strong>op</strong> gericht moet zijn dat leerlingen leren om dit dan te melden, dat dit<br />
door de school verwerpelijk gevonden wordt en dat zij ook weten dat er dan door<br />
de school nadrukkelijk actie ondernomen wordt.<br />
- Zelfstandige gymnasia worden over <strong>het</strong> algemeen gezien en gepresenteerd als beschutte,<br />
beschermde omgevingen en dat is in principe gunstig voor <strong>het</strong> leerproces<br />
van de leerlingen, maar kan volgens diverse respondenten ook leiden tot een zekere<br />
wereldvreemdheid bij de meerderheid van de leerlingen afkomstig uit intellectuele<br />
of hoger sociale milieus. Opgemerkt wordt dat deze leerlingen wellicht niet<br />
al te veel weten van concrete sociale problemen van leerlingen uit migrantengezinnen<br />
of uit de ’lower class’. Zij zijn vaak minder <strong>op</strong> de hoogte van de ervaren<br />
werkelijkheid van maatschappelijke tegenstellingen, structuren en processen en<br />
wat er ‘in de wereld buiten hun directe milieu concreet aan de hand’ is. Voor ar-<br />
100
eiderskinderen en migrantenleerlingen, zo komt in dit onderzoek naar voren, kan<br />
dit een belangrijk aspect zijn in hun ‘c<strong>op</strong>ing’ met de nieuwe gymnasium realiteit<br />
en hun identiteitsproblematiek.<br />
- In <strong>het</strong> algemeen lijken docenten <strong>op</strong> de betreffende gymnasia volgens dit onderzoek<br />
als ‘gemene deler’ te hebben dat zij <strong>op</strong> de beste scholen van <strong>het</strong> land werken,<br />
de meest excellente leerlingen hebben en bezig zijn met de vorming van de nieuwe<br />
elite die <strong>het</strong> land nodig heeft. Zij stellen daartoe ‘erg hoge eisen’ aan de leerlingen,<br />
maar ook aan zichzelf, zo is duidelijk <strong>op</strong>gevallen tijdens de observaties, interviews,<br />
panelgesprekken en inhoudsanalyses. Daartegenover lijken docenten,<br />
leidinggevenden en leerlingen ook enorm veel energie <strong>op</strong> te doen vanwege de uitstraling<br />
en <strong>het</strong> sociale klimaat van dit schooltype waar zij trots en zuinig <strong>op</strong> zijn.<br />
Uiteraard is dit een belangrijk aspect van ‘<strong>het</strong> ongeschreven curriculum’ van de<br />
school.<br />
- Tot <strong>het</strong> verborgen curriculum van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium behoren ook de vanzelfsprekendheden<br />
die er zijn in de standaard leeractiviteiten, de didactiek en de<br />
legitimering daarvan. Via uiteenl<strong>op</strong>ende methoden is getracht hiervan een ‘beeld’<br />
te krijgen. Tussen de 38 zelfstandige gymnasia in Nederland zijn er volgens onze<br />
respondenten kennelijk erg veel overeenkomsten. Het onderwijs vindt bij veel docenten<br />
grotendeels <strong>op</strong> een traditionele wijze ‘klassikaal’ plaats met veel uitleg<br />
door de docent. De ondervraagde leerlingen denken dat docenten dit doen om zo<br />
meer ‘theorie’ te behandelen en betere resultaten te kunnen bereiken.<br />
- Uit de reacties van geïnterviewde rectoren komt <strong>het</strong> beeld naar voren dat <strong>op</strong> dit<br />
schooltype in <strong>het</strong> algemeen geen ‘specifiek onderwijsconcept’ wordt voorgeschreven.<br />
Docenten zijn meer autonoom dan <strong>op</strong> andere scholen. Zolang de resultaten<br />
goed zijn en de leerlingen en hun ouders tevreden worden er <strong>op</strong> deze zelfstandige<br />
gymnasia eigenlijk nooit ‘experimenten’ aangegaan. Zowel ‘t<strong>op</strong>-down’ als ‘bottom-up’<br />
innovaties lijken <strong>op</strong> de werkvloer geen kans te maken. Daardoor blijft <strong>het</strong><br />
onderwijs relatief traditioneel. Maar volgens de ondervraagde respondenten is dit<br />
juist <strong>het</strong> sterke punt van deze scholen. Volgens hen vinden veel leerlingen dit ook,<br />
evenals hun ouders die voor een groot deel ook <strong>op</strong> zo’n school gezeten hebben en<br />
<strong>op</strong> basis van die <strong>op</strong>leiding allemaal goede carrières hebben <strong>op</strong>gebouwd.<br />
- In <strong>het</strong> onderzoek is ook aandacht besteed aan de interculturele sensibiliteit van de<br />
respondenten <strong>op</strong> affectief, cognitief en gedragsniveau. Het lijkt er<strong>op</strong> dat <strong>op</strong> de<br />
scholen met meer migrantenleerlingen docenten en leerlingen beter <strong>op</strong> de hoogte<br />
zijn van de dilemma’s en spanningsverhoudingen waarmee de doelgroep leerlingen<br />
geconfronteerd worden zoals a) de spanningsverhouding van <strong>het</strong> leven in<br />
twee culturen: De wereld van thuis en de herkomstcultuur en de Nederlandse buitenwereld;<br />
b) de spanningsverhouding tussen de thuiswereld en de leerwereld; c)<br />
101
De spanningsverhouding tussen thuiscultuur en schoolcultuur; d) de spanningsverhouding<br />
van <strong>het</strong> leven in twee verschillende ‘peergroups’ die van school en die<br />
van thuis.; e) de spanningsverhouding tussen binnenschools functioneren (denk<br />
aan de ‘onderhandelingshuishouding’) en de buitenschoolse wereld (‘gezagshuishouding’<br />
en andere autoriteitsverhoudingen in <strong>het</strong> thuismilieu).<br />
- Wat betreft de intercollegiale omgang tussen docenten is de ‘ongeschreven regel’<br />
dat de professionele autonomie van de individuele docent eigenlijk centraal staat.<br />
Samenwerking vindt vooral plaats binnen vaksecties en verder geven docenten<br />
een eigen invulling aan hun taak.<br />
- Uit <strong>het</strong> onderzoek komt ook naar voren dat <strong>het</strong> contact met ouders vaak bemoeilijkt<br />
wordt, niet alleen door gebrekkige taalkwesties, maar ook door taalcode problemen.<br />
De ouders weten niet hoe ze de school <strong>op</strong> een goede wijze moeten aanspreken<br />
als er problemen zijn die besproken moeten worden. Meer aandacht voor<br />
<strong>het</strong> stimuleren van de pedagogische en interculturele sensibiliteit van docenten en<br />
<strong>het</strong> verminderen van de ‘naar binnen gerichtheid’ van <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium<br />
kan wellicht in dit soort zaken tot verbetering leiden. Een ander belangrijk aandachtspunt<br />
voor de school in dit verband is <strong>het</strong> gesignaleerde onvermogen van<br />
migrantenouders om hun kinderen emotioneel en psychologisch te begeleiden in<br />
hun nieuwe sociale en intellectuele leefwereld <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium. De<br />
‘culturele’ kenmerken verbonden met de ‘restricted code’ (Bernstein) spelen hier<br />
een extra grote rol. Belangrijk is daarnaast ook dat scholen de doelgroepouders informeren<br />
over <strong>het</strong> doorstuderen aan de universiteit en de verschillende <strong>op</strong>leidingen<br />
aan de universiteit. Dat is vaak te weinig bekend of te ver van <strong>het</strong> bed. Ook is<br />
<strong>het</strong> van belang om ouders uit de doelgroepen al vroeg vertrouwd te maken met<br />
wat <strong>het</strong> betekent dat je kind een academicus kan worden of wordt. In dit verband<br />
kan bijvoorbeeld gewezen worden <strong>op</strong> de indicerende titel van <strong>het</strong> proefschrift van<br />
Jan Brands (1992) over academici afkomstig uit arbeidersmilieus: ”Die hoeft nooit<br />
meer iets te leren” , een gedachte die vaak leeft onder ouders uit de doelgroepen.<br />
Dit terwijl de kern van de transitie naar ‘de nieuwe wereld’ juist was en is dat je<br />
‘je hele leven lang moet blijven leren’ en vanuit jouw achtergrond ‘zeker niet <strong>op</strong> je<br />
lauweren kunt gaan rusten’, maar toch wel in meer of mindere mate ’blijvend’ <strong>het</strong><br />
gevecht zult moeten aangaan. Ouders uit de doelgroepgezinnen moeten hier veel<br />
meer van weten en er zo vroeg mogelijk mee vertrouwd raken. Extra ouder-school<br />
contact met deze doelgroepen over dit soort cultuuraspecten is belangrijk voor <strong>het</strong><br />
bereiken van de doelstellingen van de onderwijsinspanningen <strong>op</strong> dit gebied.<br />
- In feite is een van de sterke kanten van de zelfstandige gymnasia in Nederland -<br />
onderwijskundig en onderwijssociologisch gezien- dat zij intern in hoge mate voldoen<br />
aan <strong>het</strong> concept van ‘de school als sociale en morele leergemeenschap’. Dit<br />
102
wordt volgens dit onderzoek in hoge mate gerealiseerd via de ‘ongeschreven regels’<br />
van <strong>het</strong> verborgen curriculum. ‘Trots <strong>op</strong> de school’; ‘relaxte en losse omgangsvormen’;<br />
maar toch wel een ‘moreel’ gefundeerd en ‘veilig’ en soms een ‘te<br />
beschermd’ sociaal klimaat; zijn de centrale ‘denominators’ en ‘ongeschreven regels’<br />
die uit <strong>het</strong> onderzoek naar voren komen.<br />
- Belangrijk in verband met de onderzoeksvraag is ook de aard van de specifieke<br />
sociaal-culturele kenmerken die <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium kenmerken als organisatie.<br />
De scholen met een hoger percentage doelgroepleerlingen hebben volgens<br />
de bevindingen van dit onderzoek duidelijke <strong>op</strong>vattingen over hun doelstellingen<br />
<strong>op</strong> dit gebied. Zij vinden bijvoorbeeld ”dat wij een maatschappelijke plicht hebben<br />
om leerlingen die getalenteerd genoeg zijn ook aan een gymnasiumdiploma te<br />
helpen”.<br />
- Het verlangen om werk te maken van de emancipatorische functie van <strong>het</strong> zelfstandig<br />
gymnasium leeft niet bij alle docenten even sterk, zo blijkt uit verschillende<br />
interviews. Diverse docenten <strong>op</strong> <strong>het</strong> zelfstandig gymnasium zijn van mening<br />
dat doelgroepleerlingen niet teveel ‘gepamperd’ moeten worden. Zij moeten vooral<br />
‘<strong>op</strong> eigen kracht’ <strong>het</strong> hoogste niveau behalen.<br />
DISCUSSIE<br />
Tot zover de resultaten en conclusies van dit onderzoek. Ter afsluiting van deze rapportage<br />
is <strong>het</strong> wellicht nuttig om dit onderzoek te plaatsen in <strong>het</strong> perspectief van eerder<br />
verricht onderzoek <strong>op</strong> dit terrein.<br />
Onderzoekers van ‘de reproductie these’ hebben met name willen aantonen en interpreteren<br />
hoe <strong>het</strong> onderwijs bijdraagt aan de instandhouding van de maatschappelijke<br />
ongelijkheid.<br />
Zij zagen in <strong>het</strong> verborgen curriculum een belangrijk instrument voor dit proces. De<br />
uitkomst van dit onderwijssociologische debat was eigenlijk een ‘pessimistische’ <strong>op</strong>vatting.<br />
Het onderwijs was een instrument van <strong>het</strong> kapitalisme, <strong>het</strong> hield kinderen <strong>op</strong><br />
hun plaats en <strong>het</strong> verborgen curriculum was <strong>het</strong> belangrijkste vanzelfsprekende mechanisme.<br />
<strong>Nieuwe</strong> inzichten leiden tot de gedachte dat <strong>het</strong> goed is de aandacht ook met<br />
name te richten <strong>op</strong> de microsociologische aspecten zoals bijvoorbeeld <strong>op</strong> de wijze<br />
waar<strong>op</strong> concrete individuen zich een plaats weten te verwerven in de hogere regionen<br />
van de maatschappelijke structuur. Deze nieuwe visie gaat uit van <strong>het</strong> tegenwoordig in<br />
onderzoek en in wetenschappelijke en maatschappelijke analyses naar voren tredende<br />
beeld van <strong>het</strong> geïndividualiseerde individu als de vormgever van de eigen biografie,<br />
identiteit en levenswijze. Deze benadering onderzoekt hoe begaafde en talentvolle<br />
103
leerlingen uit achterstandsituaties of migrantenleerlingen via de best mogelijke <strong>op</strong>leidingen<br />
later maatschappelijk belangrijke en statusvolle posities zouden moeten kunnen<br />
bereiken. Inspanningen om deze problematiek aan te pakken richten zich vanuit dit<br />
(relatief) nieuwe gezichtspunt niet zozeer <strong>op</strong> ‘collectieve’ ongelijkheidsbenaderingen<br />
en didactische programma’s, maar kiest men eerder voor een <strong>op</strong> <strong>het</strong> individu gerichte<br />
‘maatwerk’ aanpak. Voor <strong>het</strong> aanboren van dit ‘latent talent’ wil men extra inspanningen<br />
doen, omdat men vanuit de huidige meritocratische onderwijsideologie vindt dat<br />
<strong>het</strong> onderwijs, zeker de excellente scholen een actieve bijdrage moeten leveren aan<br />
Nederland als ‘kennismaatschappij’.<br />
104
6 Literatuur<br />
Adler, S., E. Hughes & R. Scott (2006). Student ‘moles’: Revealing the hidden curriculum.<br />
Medical Education 40, pp. 463-464.<br />
Amatmoekrim, K. (2011). Het Gym. Amsterdam: Prometheus.<br />
Anderson, T, (2001). The hidden curriculum in distance education: an updated view.<br />
Change, 33, pp. 28-35.<br />
Anyon, J. (1980). Social class and the Hidden Curriculum of Work. Journal of Education.<br />
Vol 62, pp. 67-92.<br />
Anyon, J. (1981) Ideology and United States history textbooks, Harvard<br />
Educational Review, 49, pp. 361-386.<br />
Apple, M. and N. King (1983). “What Do Schools Teach?” in: Giroux, H. & D. Purpel<br />
(Eds). The Hidden Curriculum and Moral Education. Berkeley, California:<br />
McCutchan Publishing Corporation, pp. 82–99.<br />
Archer, L., (2006). Social Class and Higher Education. In: Archer, L., Hutchings,<br />
M., Ross, A., (Eds.). Higher Education and Social Class: Issues of exclusion and<br />
inclusion. London: Routledge-Falmer. 5-20.<br />
Archer, L., Hollingworth, S., Halsall, A., (2007). ‘University’s not for me – I’m a<br />
Nike Person’: Urban Working-Class Young Pe<strong>op</strong>le’s Negotiations of ‘Style’,<br />
Identity and Educational Engagement. Sociology, 41: 210-237.<br />
Ball, S.J., Reay, D., David, M., (2002). ‘Ethnic Choosing’: minority ethnic students,<br />
social class and higher education choice. Race, ethnicity and education, 5: 333-<br />
358.<br />
Ballentine, J. & F. Hammack (2012). The Sociology of Education. Boston: Pearson.<br />
Bernfeld, S. (1967). Sisyphos oder die Grenzen der Erziehung. Frankfurt: Suhrkamp.<br />
Bernstein, B. (1975). Ritual in Education. In: B. Bernstein, Class, Codes and Control.<br />
Vol III. London: Routledge and Kegan Paul.<br />
Bernstein, B. (1975a). Class, Codes and Control. Vol I. London: Routledge and<br />
Kegan Paul.<br />
105
Blumberg, A. and P. Blumberg (1994). The Unwritten Curriculum, Thousand Oaks,<br />
CA: Corwin.<br />
Bourdieu, P. (1973). Les Heretiers ; English: Bourdieu, P. (1979). The Inheretors :<br />
French students and their relations to culture. Chicago: University of Chicago<br />
Press.<br />
Bourdieu, P., (1979). La distinction: critique sociale du Jugement. Paris: Les éditions<br />
du Minuit ; English: Bourdieu, P. (1984). Distinction : A social critique of<br />
the judgment of taste. Cambridge, MA: Harvard University Press.<br />
Bourdieu, P., Passeron, J.-C. (1970). La reproduction: Eléments pour une theorie du<br />
système d’enseignement. Paris: Les Editons de Minuit; English: Bourdieu, P.<br />
(1977). Reproduction in Education, Society and Culture. Beverley Hills: Sage.<br />
Bowles, S. & H. Gintis (eds.), (1976). Schooling in Capitalist America. Educations<br />
and the contradictions of economic life. New York: Basic books.<br />
Brands, J. (1992). Die hoeft nooit meer wat te leren. Levensverhalen van academici<br />
met laaggeschoolde ouders. Nijmegen: SUN.<br />
Cornbleth, C. (1984). ‘Beyond Hidden Curriculum?’ Journal of Curriculum Studies.<br />
16.1: 29–36.<br />
Cornbleth, C. (1990). Curriculum in Context. Basingstoke: Falmer Press.<br />
Dewey, J. (1916, 1966) Democracy and Education. New York: Free Press.<br />
Dewey, J. (1938) Experiene and Education. London : Collier-Macmillan.<br />
Durkheim, E. (1925). L'Education Morale. Paris. Presses Universitaires. English:<br />
Durkheim, E. Moral Education (1961). New York: Free Press.<br />
Dreeben, R. (1968) On What is Learned in School. Massachusetts: Addison Wesley.<br />
Giroux, H. & A. Penna (1983). “Social Education in the Classroom: The Dynamics<br />
of the Hidden Curriculum.” The Hidden Curriculum and Moral Education. Ed.<br />
Giroux, Henry and David Purpel. Berkeley, California: McCutchan Publishing<br />
Corporation. 100–121.<br />
Giroux, H. & D. Purpel (eds.) (1983). The Hidden Curriculum and Moral Education.<br />
Berkeley CA: McCutchan Pubishing Corporation.<br />
Goodson , I. & C. Anstead (2012). The Life of a School, A Research Guide. New<br />
York: Peter Lang.<br />
106
Gordon, D. (1980). The Immorality of the Hidden Curriculum. Journal of moral<br />
education. 10,pp. 3-8.<br />
Gordon, D. (1996). The Concept of the Hidden Curriculum. Journal of Philos<strong>op</strong>hy<br />
of Education. pp. 187-198.<br />
Gordon, E., B. Bridglall, and Aundra Saa Meroe (2005). Preface. In: Supplemental<br />
Education: The Hidden Curriculum of High Academic Achievement. Lanham,<br />
Maryland: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. ix–x.<br />
Eisner, E. (1985). The Educational Imagination: On the Design and Evaluation of<br />
School Programs, 2nd edition, New York: Macmillan.<br />
Hafferty, F. (1988). Beyond Curriculum Reform: Confronting medicine’s hidden<br />
curriculum. Academic Medicine, 73. pp. 403-407.<br />
Hafferty, F. & R. Franks (1994). The hidden curriculum, ethics teaching, and the<br />
structure of medical education. Academic Medicine, 69. pp. 861-871.<br />
Halstead, M. & J. Xiao (2010). Values Education and the hidden curriculum. In T.<br />
Lovat et al. (eds.), International Research Handbook on Values Education and<br />
student wellbeing. Dordrecht: Springer Science + Business B. V. pp. 303-317.<br />
Hamilton, L. & B. Powell (2007). Hidden Curriculum. In G. Ritzer (Ed.), Blackwell<br />
encycl<strong>op</strong>edia of sociology (Vol. 5). London: Wiley-Blackwell.<br />
Haralambos, M. (1991). Sociology: Themes and Perspectives. London: University<br />
Tutorial Press.<br />
Hurst, A. (2012). College and the working class. What it takes to make it. Rotterdam,<br />
Boston, Taipei: Sense Publishers<br />
Jackson, P. (1968). Life in Classrooms. New York: Holt, Rinehart and Winston.<br />
Jackson, P., Boostrom & D. Hansen (1993). The moral life of schools. San Francisco:<br />
Jossey Bass.<br />
Kaufman, P. (2003). Learning to not labor: How Working-Class Individuals Construct<br />
Middle-Class Identities. The Sociological Quarterly, 44: 481-504.<br />
Klaassen, C. (1981). Sociologie van de persoonlijkheidsontwikkeling. Verkenningen<br />
in de socialisatietheorie. Deventer: Van Loghum Slaterus. pp. 301.<br />
107
Klaassen, C. (1992). The Latent Initiation. The Hidden curriculum as an Instrument<br />
of Indirect Political Socialization. In: Politics and the Individual. International<br />
Journal of Political Socialization and Political Psychology, 2, p. 41-64.<br />
Klaassen, C. (1996). Socialisatie en Moraal. Onderwijs en waarden in een laatmoderne<br />
tijd. Leuven-Apeldoorn: Garant. pp.212.<br />
Klaassen, C. (2002). Teacher pedagogical competence and sensibility. Teaching and<br />
Teacher Education.18. p.151-158.<br />
Klaassen, C. (2012). Just a Teacher or also a Moral Example? In: Alt, D. & R.<br />
Reingold: Changes in Teachers’ Moral Role. From Passive Observers to Moral<br />
and Democratic Leaders. Rotterdam, Boston, Taipeh: Sense Publishers. p. 13-<br />
30.<br />
Klaassen, C. (2012a). De Pedagogische Voorbeeldfunctie van de Leerkracht. Nijmegen:<br />
Radboud Universiteit.<br />
Klaassen, C. & N. Maslovaty (2010). Moral courage and the Normative Professionalism<br />
of Teachers. Rotterdam, Boston, Taipei: Sense Publishers.<br />
Kohlberg, L. (1983). “The Moral Atmosphere of the School.” In: Giroux, H. & D.<br />
Purpel (Eds.): The Hidden Curriculum and Moral Education. Berkeley, California:<br />
McCutchan Publishing Corporation, pp. 61–81.<br />
Loewen, J. (1995). Lies My Teacher Told Me: Everything Your American History<br />
Textbook Got Wrong. New York: Simon & Schuster, 1995.<br />
Lynch, K. (1989). The Hidden Curriculum: Reproduction in Education, a Reappraisal.<br />
London: Falmer Press.<br />
Martin, J. (1983). “What Should We Do with a Hidden Curriculum When We Find<br />
One?” In: The Hidden Curriculum and Moral Education. Ed. Giroux, Henry and<br />
David Purpel. Berkeley, California: McCutchan Publishing Corporation. pp.<br />
122–139.<br />
Matthys, M., (2010). Doorzetters. Een onderzoek naar de betekenis van arbeidersafkomst<br />
voor de levenslo<strong>op</strong> en lo<strong>op</strong>baan van universitair afgestudeerden. Amsterdam:<br />
Aksant.<br />
Meighan, R.(1981). (First edition). A Sociology of Educating. London:Holt, Rinehart<br />
& Winston.<br />
108
Meighan, R. & I. Siraj-Blatchford (2003). (Fourth edition). A Sociology of Educating.<br />
London: Continuum.<br />
Onderwijsraad (2011). Vrijheid maakt <strong>het</strong> verschil. Jaarboek 2011 Onderwijsraad.<br />
Den Haag: Onderwijsraad.<br />
Parsons, T. (1964). The Social System. New York: The Free Press.<br />
Parsons, T. (1970). Social Structure and Personality. New York: The free Press.<br />
Portelli, J. (1993). ‘Exposing the hidden curriculum’, Journal of Curriculum Studies,<br />
25, 4, pp. 343-58.<br />
Reay, D., Davies, J. , David, M., Ball, S.J., (2001). Choices of Degree or Degrees of<br />
Choice? Class, ‘Race’ and the Higher Education Choice Process. Sociology, 35:<br />
855-874.<br />
Ryan, J., Sackrey, C., (Eds.), (1996). Strangers in Paradise: Academics from the<br />
Working Class. Boston: South End Press.<br />
Sennett, R., Cobb, J., (1972). The Hidden Injuries of Class. New York:<br />
Kn<strong>op</strong>f/Vintage Books.<br />
Skelton, A. (1997). Studying Hidden Curricula: Devel<strong>op</strong>ing a Perspective in the<br />
Light of Postmodern Insights. Curriculum Studies, Vol.5. No. 2. pp. 177-193.<br />
Snyder, B. (1971). The Hidden Curriculum. New York: Kn<strong>op</strong>f.<br />
Vallance, E. (1983). “Hiding the Hidden Curriculum: An Interpretation of the Language<br />
of Justification in Nineteenth-Century Educational Reform”. In: The Hidden<br />
Curriculum and Moral Education. Giroux, H. and D. Purpel (Eds). Berkeley,<br />
California: McCutchan Publishing Corporation. pp. 9-27.<br />
Wear, D. & J. Skillicorn (2009). Hidden in Plain Sight: The Formal, Informal and<br />
Hidden Curricula of a Psychiatry Clerkship. Academic Medicine, 84. pp.451-<br />
458.<br />
Whitty, G. and M. Young (1976). Society, State and Schooling. Brighton: Falmer<br />
Press.<br />
Willis, P. (1977). Learning to Labour. London: Saxon House.<br />
109
Bijlage 1 Instrument schoolklasobservatie<br />
Aandachtspunten:<br />
Is er sprake van taalgebruik van docent dat voor nieuwkomers en lager sociaal milieu<br />
kinderen erg moeilijk of niet begrijpelijk is?<br />
Worden er verwijzingen gemaakt naar kenmerken van elites en andere bevolkingsgroepen?<br />
Wordt er een apart stempel gedrukt <strong>op</strong> bepaalde leerlingen?<br />
Is er sprake van een culturele afstand tussen verschillende groepen leerlingen?<br />
Is er sprake van een veilig klimaat in de klas?<br />
Welke impliciete waarden en normen draagt de docent over?<br />
Welke waarden en normen komen expliciet en welke impliciet naar voren in de<br />
lesstof?<br />
Welke waarden en normen komen expliciet en welke impliciet naar voren in <strong>het</strong><br />
leerkrachtgedrag en in de manier waar<strong>op</strong> leren (leerlingen) en onderwijzen (docent-e)<br />
gestalte krijgt?<br />
111
Bijlage 2 Instrument observatie informatiebijeenkomst<br />
potentiële leerlingen en ouders<br />
Wat wordt er gezegd over <strong>het</strong> ‘mission statement’ van de school?<br />
Komt <strong>het</strong> probleem van <strong>het</strong> percentage migrantenleerlingen naar voren?<br />
Hoe wordt de specifieke schoolCULTUUR gepresenteerd?<br />
Hoe komt dit over bij verschillende groepen ouders?<br />
Praten migrantenouders ook met docenten?<br />
Wat wordt gezegd over <strong>het</strong> presteren en <strong>het</strong> prestatieniveau van de school?<br />
Wordt er ook ingegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> fenomeen ‘intellectuele elite’?<br />
Wat wordt er gezegd over de impliciete regels en gedragscodes van de school?<br />
Wat is de normatieve aard van <strong>het</strong> informatiemateriaal dat meegegeven wordt?<br />
113
Bijlage 3 Semi-gestructureerde interviewleidraad<br />
gesprek met rector CGU<br />
1) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />
2) Wat zijn volgens u typische ‘ongeschreven regels’ van uw school? En andere aspecten<br />
van <strong>het</strong> meer ‘verborgen curriculum’ die typerend zijn voor <strong>het</strong> CGU?<br />
3) Hoe typeert u uw eigen manier van leiding geven?<br />
4) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />
5) Hoe typeert u de leerlingen van <strong>het</strong> CGU? Welke diversiteit aan leerlingen is<br />
aanwezig? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />
6) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU?<br />
Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee om?<br />
7) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />
8) Wat is uw beeld van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens van docenten ten aanzien van<br />
een groter aantal ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong>’ <strong>op</strong> <strong>het</strong> CGU?<br />
9) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />
van <strong>het</strong> CGU?<br />
115
Bijlage 4 Interviewleidraad rectoren andere zelfstandige<br />
gymnasia<br />
Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek schoolleiders project ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’ – andere gymnasia<br />
1) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />
2) Wat zijn volgens u typische ‘ongeschreven regels’ van uw school? En andere aspecten<br />
van <strong>het</strong> meer ‘verborgen curriculum’ die typerend zijn voor uw school?<br />
3) Hoe typeert u uw eigen manier van leiding geven?<br />
4) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />
5) Hoe typeert u de intercollegiale omgang tussen de docenten <strong>op</strong> deze school?<br />
(sfeer, mate van samenwerking, onderlinge verhoudingen, mate van veiligheid)<br />
6) Hoe typeert u de leerlingen van uw school? Welke diversiteit aan leerlingen is<br />
aanwezig? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />
7) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond <strong>op</strong> dit gymnasium?<br />
Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee om?<br />
8) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />
9) Wat is uw beeld van de <strong>op</strong>vattingen en gevoelens van docenten ten aanzien van<br />
<strong>het</strong> interculturele karakter van uw gymnasium?<br />
10) Welke waarden komen naar voren in <strong>het</strong> alledaagse gedrag en in de lesstof van de<br />
gemiddelde gymnasium docent?<br />
11) Waarom denkt u dat uw school er in is geslaagd relatief veel ‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’<br />
te trekken? Waarom zou dit bijvoorbeeld bij <strong>het</strong> CGU tot <strong>op</strong> heden minder<br />
goed geslaagd zijn?<br />
12) Kunt u iets vertellen over de wijze waar<strong>op</strong> uw school aandacht besteedt aan<br />
‘nieuwe <strong>Nederlanders</strong>’ in de:<br />
a) Voorlichting<br />
b) Introductie van nieuwe leerlingen<br />
c) Opvang van migrantenleerlingen<br />
d) Aandacht <strong>op</strong> school voor andere culturen<br />
13) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />
van uw school en andere gymnasia?<br />
117
Bijlage 5 Interviewleidraad individuele gesprekken<br />
docenten CGU<br />
Semi-gestructureerde interviewleidraad gesprek individuele docenten project ‘<strong>Nieuwe</strong><br />
<strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’<br />
1) Welk vak doceert u? Aan welke klassen?<br />
2) Hoe typeert u de leerlingen aan wie u lesgeeft? (achtergrond, gedrag, karakters)<br />
a) Is er verschil tussen binnenschools en buitenschools gedrag?<br />
b) Wat is <strong>het</strong> belangrijkste verschil met bijvoorbeeld vmbo-leerlingen volgens<br />
u?<br />
c) Waar leren de leerlingen dat specifieke gedrag?<br />
d) Hoe leren deze leerlingen dat specifieke gedrag?<br />
e) Kent u voorbeelden van racistische of seksistische taal die u wel eens van<br />
leerlingen gehoord heeft?<br />
f) Hoe gaan de blanke/autochtone leerlingen om met ‘nieuwkomer-leerlingen’?<br />
3) Wat zijn voor u de meest <strong>op</strong>vallende kenmerken van dit gymnasium?<br />
4) Hoe typeert u uw eigen manier van lesgeven?<br />
5) Hoe typeert u uw pedagogisch <strong>op</strong>treden?<br />
6) Hoe komen bij u waarden en normen naar voren in de lesstof of de lessen? Kunt u<br />
bepaalde waarden noemen die in uw lesstof wel naar voren komen en die moeilijk<br />
zouden kunnen zijn voor nieuwkomer-leerlingen?<br />
7) In hoeverre vindt u uw leerstof Eurocentrisch gericht? En wordt er <strong>op</strong> school gepraat<br />
over westerse en niet-westerse waarden?<br />
8) Hoe karakteriseert u de onderlinge verstandhouding tussen u en uw leerlingen?<br />
9) Hoe gaat u om met de diversiteit in de leergroep? Kunt u daar voorbeelden van<br />
noemen?<br />
10) Hoe beleeft u de intercollegiale omgang?<br />
11) Hoeveel collega’s <strong>op</strong> school kent u die meermalen weinig tactvol of niet pr<strong>op</strong>ortioneel<br />
<strong>op</strong> leerlingen reageren?<br />
12) Op welke manier is de onderlinge samenwerking tussen docenten <strong>het</strong> best te karakteriseren?<br />
a) Regelmatig elkaars verzoeken <strong>op</strong> feedback en elkaars functioneren bespreken<br />
b) Regelmatig ideeën en methoden uitwisselen, zelden elkaars functioneren bespreken<br />
c) Elkaar (alleen) hulp bieden als <strong>het</strong> wordt gevraagd<br />
119
d) Het is hier iedere leraar voor zich<br />
13) Hoe ervaart u over <strong>het</strong> algemeen de participatie van leerlingen in uw lessen? Ziet<br />
u hierin verschillen tussen leerlingen? Hoe verklaart u deze evt. verschillen?<br />
14) Hoe probeert u de betrokkenheid van de leerlingen te stimuleren in en buiten de<br />
lessen?<br />
15) Hoe functioneren leerlingen met een andere culturele achtergrond bij uw vak/in<br />
uw lessen? Welke moeilijkheden en mogelijkheden ziet u? Hoe gaat u hiermee<br />
om?<br />
16) Welke communicatieproblemen ervaart u met migrantenleerlingen of met hun ouders?<br />
17) Welke suggesties heeft u voor de verdere ontwikkeling van <strong>het</strong> interculturele karakter<br />
van <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong>?<br />
120
Bijlage 6 Gespreksleidraad panelgesprek docenten CGU<br />
Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek docenten project ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium’<br />
Introductie: we willen met elkaar <strong>op</strong> zoek gaan naar mogelijkheden om <strong>het</strong> onderwijs<br />
en de cultuur <strong>op</strong> <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> zodanig te verbeteren, dat <strong>het</strong> goed onderwijs<br />
in een fijne sfeer is voor alle leerlingen. Daarbij ligt de focus <strong>op</strong> <strong>het</strong> verbeteren<br />
van de participatie van migrantenleerlingen. Spreek vrij en <strong>op</strong>en; er wordt een<br />
verslag van deze gesprekken gemaakt, maar namen zullen worden geanonimiseerd.<br />
1) Als <strong>op</strong>warmer mag u eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. U ziet twee vellen papier hangen,<br />
één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuitief,<br />
<strong>op</strong> wat u resp. positief en negatief vindt aan de (cultuur van deze) school.<br />
Niet <strong>op</strong> elkaar reageren, evt. wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als u<br />
<strong>het</strong>zelfde ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />
(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />
Schoolcultuur<br />
2) Waarin komt volgens u de waardevolheid van <strong>het</strong> zelfstandig Christelijk gymnasium<br />
tot uitdrukking?<br />
3) Hoe karakteriseert u in <strong>het</strong> algemeen de omgang tussen leerlingen onderling in de<br />
klas? En buiten de lessen om?<br />
4) Hoe ervaart u in <strong>het</strong> algemeen de omgang met uw leerlingen tijdens de lessen? En<br />
buiten de lessen om?<br />
5) Welke waarden en normen vindt u belangrijk om bij leerlingen te stimuleren?<br />
6) Hoe karakteriseert u de leerlingenp<strong>op</strong>ulatie <strong>op</strong> <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong>? Wat<br />
voor type leerlingen ziet u?<br />
7) Waarom zouden migrantenleerlingen zich mogelijkerwijs minder <strong>op</strong> hun gemak<br />
voelen <strong>op</strong> <strong>het</strong> gymnasium (in <strong>het</strong> algemeen) en <strong>op</strong> dit gymnasium (in <strong>het</strong> bijzonder)?<br />
Lessen/didactiek<br />
8) Hoe komen bij u waarden en normen naar voren in uw dagelijkse handelen en pedagogische<br />
houding?<br />
121
9) Hoe ervaart u de participatie van leerlingen tijdens uw lessen? Ziet u verschillen<br />
hierin tussen leerlingen? Hoe verklaart u deze verschillen? Hoe gaat u om met de<br />
diversiteit? Hoe probeert u de participatie van alle leerlingen te bevorderen? (concreet<br />
laten maken)<br />
10) Welke extra eisen stelt <strong>het</strong> begeleiden van leerlingen in een multi-etnische klas<br />
aan u als docenten?<br />
11) Hoe organiseert en geeft u uw lessen? Welke methodieken/didactische werkvormen<br />
gebruikt u daarbij? Hoe reageren de (verschillende) leerlingen hier<strong>op</strong>?<br />
12) Hoe stimuleert u tijdens de lessen de reflectie <strong>op</strong> waarden en normen door de leerlingen<br />
en <strong>het</strong> waarderen van waarden door de leerlingen?<br />
13) Brainstormronde: Nu gaan we nogmaals aan de slag met pen en papier. We zijn<br />
<strong>op</strong> zoek naar <strong>op</strong>eningen, mogelijkheden om <strong>het</strong> interculturele karakter en actieve<br />
participatie van alle leerlingen te bevorderen. U ziet drie vellen papier: 1 betreft<br />
‘schoolcultuur’, 1 betreft ‘didactiek/leerstof’ en 1 de categorie ‘overige ideeën’.<br />
Schrijf in een brainstormronde <strong>op</strong> welke mogelijkheden u t.a.v. deze onderwerpen<br />
ziet om <strong>het</strong> interculturele karakter van de school verder te ontwikkelen. U mag<br />
niet reageren <strong>op</strong> elkaar, wel evt. doorgaan/aanvullen <strong>op</strong> een <strong>op</strong>geschreven idee.<br />
14) Toelichtingsronde: ideeën langsl<strong>op</strong>en, vragen om evt. toelichting<br />
15) Stickerronde: Welke ideeën zijn naar uw mening <strong>het</strong> meest kansrijk? Plak een<br />
groen stickertje bij kansrijke ideeën, een oranje sticker wanneer u twijfelt en een<br />
rood stickertje bij ideeën die naar uw idee weinig kans van slagen hebben of weinig<br />
resultaat zullen <strong>op</strong>leveren.<br />
16) Conclusieronde: Gezamenlijk tot enkele conclusies komen.<br />
122
Bijlage 7 Gespreksleidraad panelgesprek met leerlingen<br />
CGU<br />
Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek met leerlingen:<br />
Introductie: voor een onderzoek vanuit de Radboud Universiteit willen wij graag met<br />
jullie in gesprek over hoe jullie de school ervaren. Dan gaat <strong>het</strong> vooral over de sfeer<br />
of school, de cultuur <strong>op</strong> deze school en waarom er weinig migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze<br />
school zitten. Hoe gaan leerlingen met elkaar om, wat voor sfeer hangt er <strong>op</strong> school en<br />
dergelijke. Spreek <strong>op</strong>en en vrij; er wordt een verslag van dit gesprek gemaakt, maar je<br />
naam zal niet terug te vinden zijn.<br />
Als <strong>op</strong>warmer mogen jullie eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. Je ziet twee vellen papier<br />
hangen, één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuïtief,<br />
<strong>op</strong> wat jij positief en wat jij negatief vindt aan de (cultuur van deze) school. Niet <strong>op</strong><br />
elkaar reageren, je mag wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als jij <strong>het</strong>zelfde<br />
ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />
(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />
1) Zijn jullie trots dat jullie <strong>op</strong> deze school zitten? Zo ja, waarom?<br />
2) Hoe ervaren jullie de omgang tussen docenten en leerlingen tijdens de lessen? En<br />
buiten de lessen?<br />
3) Hoe denk je dat de docenten jullie zien? Wat vinden zij van jullie, denk je? Denk<br />
je dat jullie docenten trots zijn dat ze <strong>op</strong> deze school werken? Waarom is dat dan,<br />
denken jullie?<br />
4) Hoe geven jullie docenten les? Hoe zien de lessen er over <strong>het</strong> algemeen uit? (betreft<br />
dus vraag naar didactiek)<br />
5) Hoe ervaren jullie de leerstof die jullie wordt aangeboden? Vertel er eens iets<br />
over.<br />
6) Op welke manier worden jullie als leerlingen betrokken bij de les?<br />
7) In welke mate en zo ja, hoe, maken docenten onderscheid tussen leerlingen?<br />
8) Wat voor ‘soort leerlingen’ zit hier <strong>op</strong> school? Wat is volgens jullie <strong>het</strong> verschil<br />
tussen leerlingen van jullie gymnasium en leerlingen van andere scholen voor<br />
voortgezet onderwijs hier in Utrecht?<br />
9) Hoeveel migrantenleerlingen zitten hier volgens jullie <strong>op</strong> school? Vind je dat weinig/gek?<br />
Hoe komt <strong>het</strong> denk je? Vinden jullie dat er meer migrantenleerlingen<br />
123
hier<strong>op</strong> school zouden moeten kunnen zitten? Wat denk je dat verschillen zijn tussen<br />
‘witte’ en migrantenleerlingen? Vind je <strong>het</strong> nodig om ook om te gaan met migrantenleerlingen<br />
of leerlingen uit achterstandswijken? En denken jullie dat <strong>het</strong><br />
nut heeft om <strong>op</strong> school ook meer te leren over mensen afkomstig uit andere culturen?<br />
10) Hoe gaan docenten met jullie om?<br />
11) Hoe gaan docenten met migrantenleerlingen om? Wordt er wel aandacht besteed<br />
aan mensen van andere culturen <strong>op</strong> school (bijv. Ramadan)?<br />
12) Er wordt tegenwoordig <strong>op</strong> televisie en in andere media nogal veel gepraat over<br />
waarden en normen (‘Fatsoen moet je doen’ bijvoorbeeld). Merk je daar wel eens<br />
wat van bij jullie docenten?<br />
13) Wat zijn nu de echte normen en waarden die ze bij jullie <strong>op</strong> school belangrijk vinden?<br />
Hoe leer je die normen en waarden dan? Wat zeggen docenten bijvoorbeeld<br />
dat je niet moet doen of juist wel?<br />
14) Hoe ervaren jullie de omgang tussen leerlingen onderling in de klas? (Vragen<br />
naar voorbeelden e.d.)<br />
15) Hoe is de sfeer buiten de lessen om (pauzes, leswisselingen, andere activiteiten,<br />
schoolfeesten etc.) te karakteriseren?<br />
16) Expres <strong>op</strong>en formuleren Op welke manier/volgens welke criteria vormen zich<br />
groepjes? In welke mate en hoe gaan verschillende ‘soorten’ leerlingen met elkaar<br />
om?<br />
17) Welke tips zou je aan de school mee willen geven om ervoor te zorgen dat alle<br />
leerlingen <strong>het</strong> hier goed hebben: goed onderwijs in een goede sfeer?<br />
124
Bijlage 8 Interviewleidraad panelgesprek leerlingen<br />
Erasmiaans <strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />
Semi-gestructureerde interviewleidraad groepsgesprek met leerlingen Erasmiaans<br />
<strong>Gymnasium</strong> Rotterdam<br />
Introductie: voor een onderzoek vanuit de Radboud Universiteit willen wij graag met<br />
jullie in gesprek over hoe jullie de school ervaren. Dan gaat <strong>het</strong> vooral over de sfeer<br />
of school, de cultuur <strong>op</strong> deze school en waarom er migrantenleerlingen <strong>op</strong> deze school<br />
zitten. Hoe gaan leerlingen met elkaar om, wat voor sfeer hangt er <strong>op</strong> school en dergelijke.<br />
Spreek <strong>op</strong>en en vrij; er wordt een verslag van dit gesprek gemaakt, maar je<br />
naam zal niet terug te vinden zijn.<br />
Als <strong>op</strong>warmer mogen jullie eerst wat kreten <strong>op</strong>schrijven. Je ziet twee vellen papier<br />
hangen, één met een + en één met een – er<strong>op</strong>. Pak een stift en schrijf, gewoon intuïtief,<br />
<strong>op</strong> wat jij positief en wat jij negatief vindt aan de (cultuur van deze) school. Niet <strong>op</strong><br />
elkaar reageren, je mag wel aanvullen of een uitroepteken erbij zetten als jij <strong>het</strong>zelfde<br />
ervaart als wat een ander <strong>op</strong>schrijft.<br />
(Na aflo<strong>op</strong> even over doorpraten, evt. wat verduidelijkende vragen stellen)<br />
1) Zijn jullie trots dat jullie <strong>op</strong> deze school zitten? Zo ja, waarom?<br />
2) Hoe ervaren jullie de omgang tussen docenten en leerlingen tijdens de lessen? En<br />
buiten de lessen?<br />
3) Hoe denk je dat de docenten jullie zien? Wat vinden zij van jullie, denk je? Denk<br />
je dat jullie docenten trots zijn dat ze <strong>op</strong> deze school werken? Waarom is dat dan,<br />
denken jullie?<br />
4) Hoe geven jullie docenten les? Hoe zien de lessen er over <strong>het</strong> algemeen uit? (betreft<br />
dus vraag naar didactiek)<br />
5) Hoe ervaren jullie de leerstof die jullie wordt aangeboden? Vertel er eens iets<br />
over.<br />
6) In welke mate en zo ja, hoe, maken docenten onderscheid tussen leerlingen?<br />
7) Wat voor ‘soort leerlingen’ zit hier <strong>op</strong> school? Wat is volgens jullie <strong>het</strong> verschil<br />
tussen leerlingen van jullie gymnasium en leerlingen van andere scholen voor<br />
voortgezet onderwijs hier in resp. Rotterdam en Amsterdam?<br />
8) Hoeveel migrantenleerlingen zitten hier volgens jullie <strong>op</strong> school? Vind je dat weinig/gek?<br />
Hoe komt <strong>het</strong> denk je? Vinden jullie dat er meer migranten leerlingen<br />
125
hier<strong>op</strong> school zouden moeten kunnen zitten? Wat denk je dat verschillen zijn tussen<br />
‘witte’ en migrantenleerlingen? Vind je <strong>het</strong> nodig om ook om te gaan met migrantenleerlingen<br />
of leerlingen uit achterstandswijken? En denken jullie dat <strong>het</strong><br />
nut heeft om <strong>op</strong> school ook meer te leren over mensen afkomstig uit andere culturen?<br />
9) Hoe gaan docenten met jullie om? (Zowel vragen aan autochtone als aan allochtone<br />
leerlingen in <strong>het</strong> groepje)<br />
10) Wordt er aandacht besteed aan mensen van andere culturen <strong>op</strong> school (bijv. Ramadan)?<br />
11) Er wordt tegenwoordig <strong>op</strong> televisie en in andere media nogal veel gepraat over<br />
waarden en normen (‘Fatsoen moet je doen’ bijvoorbeeld). Merk je daar wel eens<br />
wat van bij jullie docenten?<br />
12) Wat zijn nu de echte normen en waarden die ze bij jullie <strong>op</strong> school belangrijk vinden?<br />
Hoe leer je die normen en waarden dan? Wat zeggen docenten bijvoorbeeld<br />
dat je niet moet doen of juist wel?<br />
13) Hoe ervaren jullie de omgang tussen leerlingen onderling in de klas? (Vragen<br />
naar voorbeelden e.d.)<br />
14) Hoe is de sfeer buiten de lessen om (pauzes, leswisselingen, andere activiteiten,<br />
schoolfeesten etc.) te karakteriseren?<br />
15) Expres <strong>op</strong>en formuleren Op welke manier/volgens welke criteria vormen zich<br />
groepjes? In welke mate en hoe gaan verschillende ‘soorten’ leerlingen met elkaar<br />
om?<br />
16) Welke tips zou je voor (andere) scholen kunnen bedenken om een <strong>op</strong>en school te<br />
zijn voor leerlingen die <strong>het</strong> gymnasium aankunnen, welke achtergrond zij ook<br />
hebben?<br />
126
Publicaties in de reeks ‘De Pedagogische Dimensie’<br />
Roede, E. (1999). Geweld, wat kan de school? De Pedagogische Dimensie, nr 1,<br />
Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Roede, E., Klaassen, C., Veugelers, W., Derriks, M. & Schouten, C. (1999). Andere<br />
kwaliteiten van de school. De Pedagogische Dimensie, nr 2 , Amsterdam: SCO-<br />
Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Derriks, M. & de Kat, E. (1999). Mij maakt <strong>het</strong> niets uit, Homo- en vrouwonvriendelijk<br />
gedrag in <strong>het</strong> voortgezet <strong>op</strong>enbaar onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 3,<br />
Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C., Schouten, C. & Leeferink, H. (1999). Werken aan de School als<br />
Gemeenschap. Ontwerp voor een pedagogisch en levensbeschouwelijk.<br />
Schoolbeleid voor scholen voor voortgezet onderwijs. De Pedagogische Dimensie,<br />
nr 5, Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C., Theunissen, M., van Veen, K. & Sleegers, P. (1999). Het is bijna je<br />
Hoofdtaak. De Pedagogische Dimensie, nr 6, Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />
Educatie, KUN.<br />
Vogel, L. Klaassen, C., Dam, G. ten & Veugelers, W. (1999). Pedagogische waarden<br />
in <strong>het</strong> basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr 7, Amsterdam: Instituut voor<br />
de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W. & Kat, E. de. (2000). De ideale leraar. Leerlingen als spiegel voor <strong>het</strong><br />
pedagogisch handelen. De Pedagogische Dimensie, nr. 8, Amsterdam: Instituut<br />
voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W. (1999). De waarde van een mentor-mentee relatie. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr 9, Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Leeferink H. & Klaassen C. (2000). De waardevolle leerling. Leerlingen van<br />
katholieke scholen over waarden, levensbeschouwing en <strong>op</strong>voeding <strong>op</strong> school. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr 10. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen C. & Schouten C.(2000). Leerlingen over <strong>het</strong> nieuwe leren. Een onderzoek<br />
door leerlingen naar de beleving van <strong>het</strong> studiehuis. De Pedagogische Dimensie,<br />
nr. 11. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
127
Roede E. & Derriks M. (2000). Dat maak ik zelf wel uit.Ontwikkelen van<br />
zelfbeschikking bij seksuele vorming in <strong>het</strong> onderwijs. De Pedagogische Dimensie,<br />
nr 12. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Roede E., Derriks M. & Klaassen C. (2000). Montessori Gemeten? De Pedagogische<br />
Dimensie, nr 13. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Vogel L. & Veugelers W. (2000). Culturele en kunstzinnige vorming als vak in havo<br />
en vwo. Ervaringen van docenten en leerlingen met CKV 1. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr 14. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W & Kat, E. de (2001). De Pedagogische Opdracht van <strong>het</strong> Studiehuis. De<br />
Pedagogische Dimensie nr 15. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />
UvA.<br />
Roede, E., Bijstra, J.O., Derriks, M. & Moorlag, H. (2001). Cool-down en RAM; Twee<br />
programma’s voor <strong>het</strong> verminderen van agressie bij kinderen. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr 16. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Leeferink H. (2001). Waarden <strong>op</strong> school, een onderzoek onder ouders en docenten. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr 17. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Veugelers, W. & Kat, E. de (2001). De pedagogische identiteit van de <strong>op</strong>enbare en<br />
algemeen toegankelijke school, een verkenning van relevante elementen en<br />
procedures. De Pedagogische Dimensie, nr 18. Amsterdam: Instituut voor de<br />
Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Derriks, M. & Roede, E. (2001).Observeren & registreren, invoering en gebruik van<br />
<strong>het</strong> Montessori kindvolgsysteem. De Pedagogische Dimensie, nr 19. Amsterdam:<br />
SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C., Tolsma, B. & Veugelers, W. (2002). "Hier is de start van je toekomst”.<br />
Een onderzoek naar de relatie tussen jeugdcultuur en zelfsturing in <strong>het</strong> onderwijs<br />
<strong>op</strong> ROC Drenthe-College. De Pedagogische Dimensie, nr. 20. Nijmegen: Sectie<br />
Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Roede, E. & Gijtenbeek, J. (2002). Zelfstandigheid en mondigheid; ook <strong>op</strong> islamitische<br />
basisscholen. De Pedagogische Dimensie, nr 21. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />
Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W. & Zwaans, A. (2002). Pedagogisch handelen van docenten en<br />
waardenontwikkeling van leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 22.<br />
Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
128
Klaassen, C. & Linden, P. van der. (2002). De pedagogische schoolleider;<br />
schoolleiders basisonderwijs over <strong>het</strong> pedagogische beleid. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 23. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2002). Samenwerkingsscholen,van<br />
richtingenbundeling tot verantwoorde identiteit. De Pedagogische Dimensie, nr 24.<br />
Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Roede, E., Derriks, M. & Veugelers, W. (2003). De inbedding van waarden in de<br />
school. De Pedagogische Dimensie, nr 25. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />
Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C. & Linders, W. (2003). Religie <strong>op</strong> school, een exploratief onderzoek naar<br />
<strong>het</strong> functioneren van docenten godsdienst/levensbeschouwing in <strong>het</strong> voortgezet<br />
onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 26. Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />
Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C. (2003). Het beroepsethos van de docent. De Pedagogische Dimensie,<br />
nr. 27. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Veugelers, W., Kat, E. de & Roede, E. (2003). Het beoordelen van waarden en<br />
normen. De Pedagogische Dimensie, nr. 28. Amsterdam: Instituut voor de<br />
Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Roede, E. (2003). Emoties van leerlingen en de rol van de school. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr 29. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Derriks, M., Roede, E. & Veugelers, W. (2003). Betekenisvol leren in <strong>het</strong> lwoo. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr 30. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Onderwijs en ingrijpende<br />
maatschappelijke gebeurtenissen; 11 september en <strong>het</strong> onderwijs. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr. 31. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />
UvA.<br />
Roede, E. (2004). De ontwikkeling van respect bij dove leerlingen, wat kan een leraar<br />
<strong>op</strong> school? De Pedagogische Dimensie, nr 32. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />
Instituut, UvA<br />
Klaassen, C. (2004). Waardengestuurd handelen van docenten. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 33. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
129
Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2004). Aandacht voor geestelijke<br />
stromingen in <strong>het</strong> <strong>op</strong>enbaar basisonderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 34.<br />
Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Derriks, M.& Roede, E. (2004). Sociaal leren in praktijk. De Pedagogische Dimensie,<br />
nr 35. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C. (2005). Identiteit en diversiteit. Een onderzoek naar de pedagogische,<br />
levensbeschouwelijke en interculturele identiteit van een school. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 36. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C. (2005). Leren in een waarde(n)volle schoolcontext. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 37. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C. & Moll, B. (2005). Kwaliteitsbeleid montessori onderwijs.<br />
Uitgangspunten, kenmerken, procedures. De Pedagogische Dimensie, nr. 38.<br />
Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Emans, B.& Roede, E. (2005). Hoe katholiek zijn katholieke scholen? Specifiek<br />
katholieke accenten in beleid, praktijken en activiteiten <strong>op</strong> katholieke scholen. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr 39. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Blok, H., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Werken aan een veilige school; vereisen<br />
homodiscriminatie en antisemitisme afzonderlijk beleid? De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 40. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2005). Actieve participatie leerlingen en<br />
burgerschapsvorming. De Pedagogische Dimensie, nr. 41. Amsterdam: Instituut<br />
voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E. de & Leenders H.. (2005). Burgerschapsvorming<br />
in <strong>het</strong> algemeen bijzonder onderwijs. De Pedagogische Dimensie, nr. 42.<br />
Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Klaassen, C. & Huwaë, S. (2006). Scholen die werken aan burgerschap. Een<br />
verkenning van inspanningen en leerlingvolgsystemen. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 43. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C. & Van der Linden, W. (2006). Waardengericht Onderwijs in Authentieke<br />
Contexten. De Pedagogische Dimensie, nr. 44. Nijmegen: Sectie Onderwijs en<br />
Educatie, KUN.<br />
130
Emans, B. & Roede, E.. (2006). Sanctioneren of argumenteren? Onderzoek naar de<br />
beleving van schoolregels en normoverschrijdend gedrag <strong>op</strong> school. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr. 45. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W. (2006). Docenten en waardenvormende dialogen. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 46. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Boogaard, M. & Roede, E. (2006). Het meten van waarden en normen in<br />
interculturele context. De Pedagogische Dimensie, nr. 47. Amsterdam: SCO-<br />
Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C. (2007). Morele moed. Een onderzoek onder ROC-docenten.. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr. 48. Nijmegen: Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Klaassen, C. (2007). Pedagogische <strong>op</strong>vang. Een studie naar pedagogische aspecten<br />
van de buitenschoolse <strong>op</strong>vang.. De Pedagogische Dimensie, nr. 49. Nijmegen:<br />
Sectie Onderwijs en Educatie, KUN.<br />
Veugelers, W., Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Gevoel van erkenning en binding bij<br />
leerlingen. Leerlingen en leraren over school en de identiteitsontwikkeling van<br />
leerlingen. De Pedagogische Dimensie, nr. 50. Amsterdam: Instituut voor de<br />
Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W., Derriks, M., Kat, E. de & Leenders, H. (2007). Dimensies van morele<br />
ontwikkeling. De Pedagogische Dimensie, nr. 51. Amsterdam: Instituut voor de<br />
Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Veugelers, W., & Klaassen, C. (2007). Burgerschapsvorming in <strong>het</strong> basisonderwijs.<br />
De Pedagogische Dimensie, nr. 52. Amsterdam: Instituut voor de<br />
Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Derriks, M. & Kat, E. de. (2007). Leerlingen de baas; beginnende vrouwelijke<br />
docenten en orde in de klas. De Pedagogische Dimensie, nr. 53. Amsterdam: SCO-<br />
Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Roede, E.. (2007). Tijdig signaleren van gevaarlijk gedrag. Mogelijkheden voor<br />
leraren. De Pedagogische Dimensie, nr. 54. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />
Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W (2008). Levensbeschouwing en onderwijs, nieuwe ontwikkelingen en<br />
consequenties voor docenten godsdienst/levensbeschouwing. De Pedagogische<br />
Dimensie, nr. 55. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
131
Roede, E.. & Derriks, M. (2008). Zijn Montessori scholen toekomstbestendig<br />
ingericht? De Pedagogische Dimensie, nr. 56. Amsterdam: SCO-Kohnstamm<br />
Instituut, UvA.<br />
Veugelers, W, Derriks M. & Kat, E. de (2008). Mondiale vorming en<br />
wereldburgerschap. De Pedagogische Dimensie, nr. 70. Amsterdam: Instituut voor<br />
de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Klaassen, C. (2008). Scholen <strong>op</strong> weg naar educatief partnerschap met ouders. De<br />
Pedagogische Dimensie, nr. 71. Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie Onderwijs<br />
en Educatie.<br />
Schuitema, J. & Veugelers W. (2008). Multiculturele contacten in <strong>het</strong> onderwijs.<br />
Leerlingen ontmoeten elkaar. Pedagogische Kwaliteit, nr. 72. Amsterdam: Instituut<br />
voor de Leraren<strong>op</strong>leiding, UvA.<br />
Klaassen, C. (2009). Begeleiden van waardegericht onderwijs. Uitdagingen en<br />
problemen in onder andere multiculturele settings. Pedagogische Kwaliteit, nr. 73.<br />
Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie Onderwijs en Educatie.<br />
Derriks, M. & Kat, E. de. (2009). Maatjesaanpak in een Jenaplanschool. Tutoring en<br />
mentoring in <strong>het</strong> basisonderwijs. Pedagogische Kwaliteit, nr. 74. Amsterdam:<br />
SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Veugelers W. & Schuitema, J. (2009). Leerlingen over burgerschapsvorming.<br />
Pedagogische Kwaliteit, nr. 75. Amsterdam: Instituut voor de Leraren<strong>op</strong>leiding,<br />
UvA.<br />
Derriks, M. & Roede, E. (2009). Verscheidenheid en uniformiteit. ‘Niet consequent’<br />
handelen van leerkrachten. Pedagogische Kwaliteit, nr. 76. Amsterdam: SCO-<br />
Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Roede E. & Felix, C. (2009). Het einde van pesten <strong>op</strong> school in zicht? De effectiviteit<br />
van antipestaanpakken <strong>op</strong> basisscholen. Pedagogische Kwaliteit, nr. 77.<br />
Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut, UvA.<br />
Klaassen, C. & Veugelers W. (2009). Verantwoording van waardegericht onderwijs.<br />
Pedagogische Kwaliteit, nr. 78. Nijmegen: Radboud Universiteit, sectie<br />
Pedagogiek en Onderwijskunde.<br />
Klaassen, C. & van den Broek A. (2009). Morele moed en de pedagogische taak van<br />
schoolleiders. Pedagogische Kwaliteit, nr. 79. Nijmegen: Radboud Universiteit,<br />
sectie Pedagogiek en Onderwijskunde.<br />
132
Veugelers W. & Schuitema J. (2010). Grenzen aan de pedagogische taak van de<br />
docent. Een verdeling van taken binnen de school en tussen school, ouders,<br />
jeugdzorg en politie. Pedagogische Kwaliteit, nr. 80. Universiteit van Amsterdam:<br />
Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education.<br />
Klaassen, C. & J. Wessels (MSc) (2010). De voorbeeldfunctie van de docent in <strong>het</strong><br />
vakcollege. Pedagogische Kwaliteit, nr. 81. Nijmegen: Radboud Universiteit.<br />
Derriks, M. & Vergeer, M. M. (2010). Doorstroom in <strong>het</strong> ROC. Een kwestie van goed<br />
kiezen en doorzetten? Pedagogische Kwaliteit, nr. 82. Amsterdam: Kohnstamm<br />
Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />
Derriks, M. & Vergeer, M. M. (2010). Van havo naar hbo. Ervaringen met <strong>het</strong><br />
programma Havisten Competent. Pedagogische Kwaliteit, nr. 83. Amsterdam:<br />
Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />
Klaassen, C. & Vreugdenhil, B. m.m.v. T. Visser (2011). Vakkenintegratie en<br />
godsdienst/levensbeschouwing. Pedagogische Kwaliteit, nr. 84. Nijmegen:<br />
Radboud Universiteit.<br />
Schuitema, J., Radstake, H. & Veugelers W. (2011). Docenten en de actieve<br />
participatie van leerlingen in klassikale discussies. Pedagogische Kwaliteit, nr. 85.<br />
Amsterdam: Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, Universiteit van<br />
Amsterdam.<br />
Oud, W. & Derriks M. (2011). Onderzoek naar effecten van de pilot ‘Trajectklas’.<br />
Onderwijs en samenleving nr. 86. Amsterdam: Kohnstamm Instituut, Universiteit<br />
van Amsterdam.<br />
Veugelers W. & Leeman Y. (2011). Culturele <strong>het</strong>erogeniteit en morele ontwikkeling<br />
van leerlingen in <strong>het</strong> Openbaar Onderwijs. Onderwijs en samenleving nr. 87.<br />
Amsterdam: Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, Universiteit van<br />
Amsterdam.<br />
Derriks, M., Vergeer, M., Roede, E. & Felix C. (2011). Preventie van pesten.<br />
Implementatie van de methode Leefstijl. Onderwijs en samenleving nr. 88.<br />
Amsterdam: Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam.<br />
Prins, G.T., Vos, M.A.J., Pilot, A. (2011). Leerlingpercepties van Onderzoek &<br />
Ontwerpen in <strong>het</strong> technasium. Onderwijs en samenleving nr. 89. Utrecht:<br />
Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen,<br />
Universteit Utrecht.<br />
133
Klaassen, C. (2012). De pedagogische voorbeeldfunctie van de leerkracht. Onderwijs<br />
en Samenleving nr. 90. Nijmegen: Vakgroep Sociologie, Radboud Universiteit.<br />
Klaassen, C., Vreugdenhil, B. & Boonk, L. (2012). Ouders en de lo<strong>op</strong>baanoriëntatie<br />
van hun kinderen. Onderwijs en Samenleving nr. 91. Nijmegen: Vakgroep<br />
Sociologie, Radboud Universiteit.<br />
Roman, B. & van Vijfeijken, M.M. (2012). Aan <strong>het</strong> werk in de Liemers. Onderzoek<br />
naar een netwerk gericht <strong>op</strong> <strong>het</strong> bewerkstelligen van duurzame arbeidsparticipatie<br />
van (oud-)leerlingen van <strong>het</strong> VSO en praktijkonderwijs. Onderwijs en<br />
Samenleving nr. 92. Tilburg: IVA.<br />
Vink & M. Dückers, (2012). Maatschappelijke legitimering door schoolbesturen. Een<br />
verkennende studie. Onderwijs en Samenleving nr. 93. Tilburg: IVA.<br />
Veugelers, W. & Derriks, M., (2012) Positieve emoties van de leraar. Bronnen van<br />
emoties in <strong>het</strong> lesgeven. Onderwijs en Samenleving nr. 94. Amsterdam:<br />
Department of Child Devel<strong>op</strong>ment and Education, i.s.m. Kohnstamm Instituut,<br />
Universiteit van Amsterdam.<br />
134
<strong>Nieuwe</strong> <strong>Nederlanders</strong> <strong>op</strong> <strong>het</strong> <strong>Gymnasium</strong><br />
Nederlandse zelfstandige gymnasia willen meer begaafde migrantenleerlingen en leerlingen<br />
uit achterstandswijken trekken. De Stichting <strong>het</strong> Zelfstandig <strong>Gymnasium</strong>, <strong>het</strong> samenwerkingsverband<br />
van zelfstandige gymnasia in Nederland, zegt af te willen van de situatie<br />
waarin leerlingen <strong>op</strong> de bij hen aangesloten middelbare scholen voor <strong>het</strong> grootste<br />
deel bestaan uit mensen van <strong>het</strong>zelfde milieu. Op de meeste zelfstandige gymnasia is <strong>het</strong><br />
percentage migrantenleerlingen beneden de twee procent. Ook <strong>het</strong> aantal leerlingen uit<br />
achterstandswijken is zeer gering. De Stichting streeft ernaar om begaafde leerlingen uit<br />
de genoemde doelgroepen de kans te geven ‘tot de intellectuele elite te gaan behoren’<br />
want de gymnasia geven kwalitatief goed onderwijs en ‘dat gunnen wij aan alle leerlingen’,<br />
zo is de gedachte. Op basis hiervan hebben scholen gezocht naar maatregelen om de<br />
instroom van de betreffende doelgroepleerlingen te bevorderen en te voorkomen dat<br />
zij <strong>het</strong> gymnasium voortijdig gaan verlaten, maar in plaats daarvan met hun gymnasium<br />
<strong>op</strong>leiding verder gaan studeren aan een universiteit. Voor meerdere zelfstandige gymnasia<br />
is deze redenering aanleiding geweest om projecten <strong>op</strong> te zetten om de instroom van<br />
leerlingen uit deze doelgroepen te bevorderen en de uitstroom te verminderen. Daarbij is<br />
ook <strong>het</strong> belang onderkend van eventuele binnensschoolse en schoolculturele aspecten die<br />
leiden tot een geringere participatie van begaafde doelgroepleerlingen aan de zelfstandige<br />
gymnasia. Vanuit dit perspectief heeft <strong>het</strong> Christelijk <strong>Gymnasium</strong> Utrecht (CGU) een aanvrage<br />
ingediend voor een Kortl<strong>op</strong>end Onderwijs Onderzoek naar te nemen maatregelen<br />
in dit verband, waarbij zij met name wil kijken naar de mogelijkheden in <strong>het</strong> veranderen<br />
van <strong>het</strong> ‘verborgen curriculum’, bijvoorbeeld in <strong>het</strong> pedagogisch-didactische handelen van<br />
docenten, <strong>het</strong> curriculum, <strong>het</strong> cultuurspecifi eke taalgebruik, de omgangsvormen, et cetera.<br />
Met <strong>het</strong> oog hier<strong>op</strong> is een analyse verricht via een ‘hernieuwde’ studie van de <strong>op</strong>brengsten<br />
van <strong>het</strong> onderzoek naar <strong>het</strong> verborgen curriculum. Daarbij is niet zozeer gekeken naar de<br />
inmiddels sterk gedateerde beschouwingen van macro-sociologische aard, maar met name<br />
de aandacht gericht <strong>op</strong> de micro-sociologische en onderwijskundig relevante empirische<br />
studies <strong>op</strong> dit gebied.<br />
Daarnaast wordt aandacht besteed aan de actuele ‘geïndividualiseerde’ benadering van<br />
de bevordering van ‘latent talent’ door de scholen. In <strong>het</strong> onderzoek is ditmaal gekozen<br />
voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak waarbij zoveel mogelijk ‘ingezoomd’ is <strong>op</strong> de<br />
verschillende ‘betekenissen’ die uiteenl<strong>op</strong>ende groepen van betrokkenen geven aan deze<br />
problematiek. In de resultatensectie van <strong>het</strong> onderzoek wordt uitvoerig en samenvattend<br />
ingegaan <strong>op</strong> <strong>het</strong> scala van inspanningen dat verricht kan worden om doelgroepleerlingen<br />
<strong>op</strong> deze scholen te krijgen en te behouden en <strong>op</strong> de specifi eke normatieve kenmerken van<br />
<strong>het</strong> zelfstandig gymnasium, de aanwezige waardegerichte <strong>op</strong>vattingen van docenten over<br />
bijvoorbeeld <strong>op</strong>voeden, sociaal gedrag en multiculturaliteit en sociaal-cultureel relevante<br />
praktijken in de school (<strong>het</strong> ongeschreven curriculum).