31.07.2013 Views

Nota van wijziging

Nota van wijziging

Nota van wijziging

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ZITTING 1962—1963 — 6471<br />

Fiscale faciliteiten voor bezitsvorming met betrekking<br />

tot effecten<br />

NOTA VAN WIJZIGING<br />

(Ingezonden 18 december 1962)<br />

Nr. 9<br />

In het ontwerp <strong>van</strong> wet worden de volgende <strong>wijziging</strong>en aangebracht.<br />

A. In de artikelen I tot en met IV <strong>van</strong> het ontwerp <strong>van</strong><br />

wet wordt telkens „uitsluitend kunnen worden uitgegeven tegen<br />

betaling ten laste <strong>van</strong> een spaartegoed dat gevormd is in het<br />

kader <strong>van</strong> een spaarregeling vallende onder de wet <strong>van</strong> 26<br />

oktober 1961 (Stb. 459), houdende voorzieningen met betrekking<br />

tot premiespaarregelingen en winstdelingsspaarregelingen<br />

voor werknemers" ver<strong>van</strong>gen door: uitsluitend kunnen worden<br />

uitgegeven aan binnen het Rijk wonende natuurlijke personen<br />

wier zuiver inkomen in de zin <strong>van</strong> het Besluit op de Inkomstenbelasting<br />

1941 in het kalenderjaar voorafgaande aan dat <strong>van</strong> de<br />

uitgifte, niet meer heeft bedragen dan een bij algemene maatregel<br />

<strong>van</strong> bestuur te bepalen bedrag.<br />

B. In de artikelen I tot en met IV wordt telkens aan „niet<br />

duurzaam gehouden kunnen worden door een ander dan degene<br />

aan wie zij zijn uitgegeven" toegevoegd: , of, na de ontbinding<br />

<strong>van</strong> het huwelijk, door diens gewezen echtgenoot.<br />

C. Artikel V wordt ver<strong>van</strong>gen door:<br />

Artikel V<br />

De Minister <strong>van</strong> Financiën kan onder door hem te stellen<br />

voorwaarden toestaan, dat tijdelijk wordt afgeweken <strong>van</strong> artikel<br />

5, eerste lid, onderdeel 4, letter a, <strong>van</strong> het Besluit <strong>van</strong> Vennootschapsbelasting<br />

1942.<br />

Toelichting<br />

Tijdens het mondeling overleg op 25 september 1962 tussen<br />

de bijzondere commissie voor wetsontwerp 6471 (Fiscale faciliteiten<br />

voor bezitsvorming met betrekking tot effecten) en<br />

ondergetekenden is, naar aanleiding <strong>van</strong> de door vele leden<br />

geuite bezwaren tegen de afbakening <strong>van</strong> het begrip kleine<br />

spaarder door middel <strong>van</strong> de koppeling <strong>van</strong> de fiscale faciliteiten<br />

<strong>van</strong> dit wetsontwerp aan bepaalde spaarregelingen, door<br />

de ondergetekenden toegezegd de regeling op dit punt opnieuw<br />

te overwegen. Het nadere beraad heeft er toe geleid, dat de<br />

ondergetekenden besloten hebben deze koppeling los te laten<br />

en in de plaats daar<strong>van</strong> het begrip „kleine spaarder" af te bakenen<br />

door het stellen <strong>van</strong> een inkomensgrens.<br />

Zoals reeds werd opgemerkt in het verslag <strong>van</strong> het mondeling<br />

overleg (stuk nr. 8, blz. 5, linkerkolom) is bij het opstellen<br />

<strong>van</strong> de onderhavige regeling uitgegaan <strong>van</strong> de tot dan toe met<br />

werknemersspaarregelingen opgedane ervaring, dat effecten<br />

steeds worden gekocht ten laste <strong>van</strong> een in het kader <strong>van</strong> een<br />

spaarregeling gevormd spaartegoed. En bij aankoop ten laste<br />

<strong>van</strong> een dergelijk spaartegoed levert het voor een bijzondere<br />

beleggingsinstelling geen enkele moeite op om te zorgen, dat<br />

haar aandelen of deelnemingsbewijzen alleen in handen <strong>van</strong><br />

kleine spaarders komen. Een verklaring <strong>van</strong> de bank die bij<br />

de aankoop <strong>van</strong> een dergelijk stuk haar bemiddeling verleent,<br />

omtrent de herkomst <strong>van</strong> het aankoopbedrag is daartoe voldoende.<br />

Er heeft zich echter na de indiening <strong>van</strong> het wetsontwerp<br />

een nieuwe ontwikkeling voorgedaan, waardoor twijfel is ont-<br />

I 6471 9


staan of de koppeling wel de meest juiste wijze <strong>van</strong> afbakening<br />

<strong>van</strong> het begrip kleine spaarder is. Het Besluit prcmicspai:rrcgclingen<br />

en winstdelingsspaarrcgelingcn heeft namelijk intussen<br />

de mogelijkheid geopend, dat werknemers rechtstreeks periodieke<br />

betalingen verrichten, betalingen dus die, hoewel niet<br />

afkomstig uit een spaartegoed, toch voor een werkgeverspremie<br />

in aanmerking komen. Nu is het weliswaar niet met zekerheid<br />

te voorspellen, dat deze rechtstreekse betalingen ook voor de<br />

aankoop <strong>van</strong> aandelen en dee'.nemingsbewijzen in bijzondere<br />

beleggingsinstellingen een grote vlucht zullen nemen, doch wel<br />

is gebleken, dat in de kringen <strong>van</strong> de nog op te richten bijzondere<br />

beleggingsinstellingen grote belangstelling voor deze mogelijkheid<br />

bestaat.<br />

De ondergetekenden zijn <strong>van</strong> oordcel, dat de in het wetsontwerp<br />

neergelegde koppeling een rem zou kunnen vormen voor<br />

een ontwikkeling in deze richting, en daarmede voor de zozeer<br />

wenselijke ontplooiing <strong>van</strong> de bijzondere beleggingsinstellingen.<br />

Immers met betrekking tot dergelijke rechtstreekse betalingen,<br />

kan de beleggingsinstelling — anders dan bij betalingen ten<br />

laste <strong>van</strong> een spaartegoed — niet op eenvoudige wijze vaststellen<br />

of de betaling geschiedt binnen het kader <strong>van</strong> een spaarregeling.<br />

Hiertoe zou zij zelf een onderzoek moeten instellen,<br />

hetgeen o.m. inhoudt, dat zij op de hoogte moet zijn <strong>van</strong> alle<br />

werknemersspaarregelingcn, welke voor haar deelnemers gelden.<br />

Daarnaast staat dan nog de moeilijkheid, dat de deelnemers<br />

— anders dan bij betalingen ten laste <strong>van</strong> een spaartegoed<br />

•—• wel eens grotere periodieke betalingen zouden kunnen<br />

doen dan die, welke in het kader <strong>van</strong> de werknemersspaarregeling<br />

passen. De instellingen mogen dan voor het meerdere<br />

geen stukken afgeven waaraan de faciliteiten verbonden<br />

zijn. Een en ander zou er toe kunnen leiden, dat de bijzondere<br />

beleggingsinstellingen formeel wel, doch in feite niet zouden<br />

kunnen worden gevoed door middel <strong>van</strong> rechtstreekse betalingen.<br />

Dit betekent, dat het sparen in de vorm <strong>van</strong> specifieke<br />

aandelen en deelnemingsbewijzen in feite ten achter zou staan<br />

o.m. bij het sparen in de vorm <strong>van</strong> gewone effecten. Deze overwegingen<br />

hebben de ondergetekenden tot de conclusie gebracht,<br />

dat in het licht <strong>van</strong> de gewijzigde omstandigheden niet<br />

langer kan worden vastgehouden aan de stelling, dat de koppeling<br />

de eenvoudigst mogelijke oplossing geeft voor de vraag<br />

hoe de faciliteiten in beginsel worden voorbehouden aan de<br />

kleine spaarder.<br />

Als nieuwe afbakening <strong>van</strong> het begTip kleine spaarder stellen<br />

de ondergetekenden een inkomensgrens voor. Bij hun besluitvorming<br />

hieromtrent hebben zij mede overwogen, dat een inkomensgrens<br />

tegenover de twee in de memorie <strong>van</strong> antwoord vermelde<br />

nadelen — namelijk de noodzaak <strong>van</strong> medewerking <strong>van</strong><br />

de belastingdienst en de wisselvalligheid <strong>van</strong> het inkomen —<br />

toch ook niet geringe voordelen biedt.<br />

In de eerste plaats denken zij daarbij aan de ruimere kring<br />

<strong>van</strong> kleine spaarders die <strong>van</strong> de faciliteiten kunnen profiteren.<br />

Zoals het wetsontwerp tot nu toe luidde, konden alleen werknemers<br />

— en dan nog slechts die werknemers wier werkgever<br />

een spaarregeling had waarin het effecten-sparen werd mogelijk<br />

gemaakt — <strong>van</strong> de faciliteiten profiteren; thans kan iedere<br />

werknemer, en ook iedere zelfstandige met een inkomen bencden<br />

de inkomensgrens de faciliteiten deelachtig worden.<br />

Weliswaar betekent het invoeren <strong>van</strong> een inkomensgrens zoals<br />

ook verschillende leden in het mondeling overleg opmerkten,<br />

anderzijds een zekere verenging <strong>van</strong> de werkingssfeer <strong>van</strong> de<br />

wet, namelijk inzoverre de categorie werknemers met een inkomen<br />

boven de inkomensgrens wordt uitgesloten. Zulks had<br />

echter eigenlijk reeds in het huidige ontwerp het geval moeten<br />

zijn. Deze onvolkomenheid is destijds echter geaccepteerd terwille<br />

<strong>van</strong> een grotere overzichtelijkheid en hanteerbaarheid<br />

<strong>van</strong> de regeling als geheel.<br />

In de tweede plaats willen zij als voordeel noemen het gedeeltelijk<br />

overbodig worden <strong>van</strong> voorzieningen ter overbrugging<br />

<strong>van</strong> de aan<strong>van</strong>gsmoeilijkheden voor nieuw opgerichte<br />

beleggingsinstellingen. Was het in de oorspronkelijke opzet<br />

nog gewenst de mogelijkheid te openen een beroep te doen<br />

2<br />

op andere spaargelden <strong>van</strong> kleine spaarders dan die welke in<br />

het kader <strong>van</strong> een spaarregeling zijn gevormd, bij het loslaten<br />

<strong>van</strong> de koppeling der faciliteiten aan spaarregelingen<br />

is een dergelijke overgangsregeling uiteraard overbodig.<br />

In de derde plaats komt het de ondergetekenden voor, dat<br />

de regeling in de thans gewijzigde vorm voor de spaarders<br />

duidelijker zal zijn dan de eerst gekozen opzet. Zij wijzen er<br />

in dit verband voorts op dat het rechtstreeks contact tussen<br />

spaarder en beleggingsinstelling psychologisch gezien aantrekkelijk<br />

moet worden geacht.<br />

Wat voorts het aspect <strong>van</strong> de nieuwheid <strong>van</strong> de besparingen<br />

betreft, zij opgemerkt dat zekerheid dat de faciliteiten alleen<br />

aan nieuwe besparingen worden verbonden, alleen is te verkrijgen<br />

door middel <strong>van</strong> een algehele vermogensregistratie.<br />

Niet alleen een inkomensgrens, maar ook de in het wetsontwerp<br />

opgenomen koppeling laat een zekere mogelijkheid bestaan<br />

dat met oude besparingen <strong>van</strong> de tegemoetkomingen<br />

wordt geprofiteerd. Vooral spreekt zulks omdat het systeem<br />

<strong>van</strong> de koppeling moet worden aangevuld met een overgangsregeling<br />

voor niet in het kader <strong>van</strong> een spaarregeling gevormde<br />

besparingen <strong>van</strong> kleine spaarders. Ook echter indien<br />

zou moeten worden aangenomen dat een inkomensgrens in<br />

iets meerdere mate dan de koppeling zou leiden tot het begunstigen<br />

<strong>van</strong> oude besparingen, dan zou dit aspect alleen niet<br />

beslissend kunnen zijn voor de keus. Koppeling en inkomensgrens<br />

zijn beide een benaderingswijze <strong>van</strong> hetzelfde probleem.<br />

Aan elke benaderingswijze zijn echter voor- en nadelen verbonden,<br />

die tegen elkaar dienen te worden afgewogen. De<br />

ondergetekenden nu zijn <strong>van</strong> oordeel dat aan dit mogelijke<br />

nadeel <strong>van</strong> een inkomensgrens niet een zodanig gewicht kan<br />

worden toegekend dat daardoor de balans ten gunste <strong>van</strong> de<br />

koppeling zou doorslaan.<br />

De onderdelen A en C <strong>van</strong> de nota <strong>van</strong> <strong>wijziging</strong> strekken<br />

er dan ook toe de koppeling te ver<strong>van</strong>gen door een inkomensgrens,<br />

en de daarmede overbodig wordende overgangsregeling<br />

te doen vervallen.<br />

Wat de hoogte <strong>van</strong> de inkomensgrens betreft waarmede het<br />

begrip „kleine spaarder" zo goed mogelijk kan worden benaderd<br />

— een objectieve exacte aanduiding lijkt niet wel<br />

mogelijk — ligt het voor de hand deze in het onderhavige<br />

geval en in de algemene premiespaarregeling op eenzelfde<br />

bedrag vast te stellen. Nu echter de parlementaire behandeling<br />

<strong>van</strong> het binnenkort in te dienen ontwerp <strong>van</strong> een algemene<br />

premiespaarregeling nog moet volgen, is nog niet bekend op<br />

welk bedrag de inkomensgrens in deze spaarregeling zal worden<br />

bepaald. Aangezien de ondergetekenden aannemen dat<br />

ook het Parlement er de voorkeur aan zal geven deze aangeiegenheid<br />

in breder verband te bezien, stellen zij voor de inkomensgrens<br />

in het onderhavige geval bij algemene maatregel<br />

<strong>van</strong> bestuur vast te stellen.<br />

Inmiddels laat het zich aanzien dat het voorliggende ontwerp<br />

<strong>van</strong> wet eerder kracht <strong>van</strong> wet zal verkrijgen dan het<br />

nog in te dienen ontwerp <strong>van</strong> de algemene spaarregeling. De<br />

ondergetekenden zijn daarom voornemens te bevorderen dat<br />

direct na het tot stand komen <strong>van</strong> het thans aanhangige<br />

voorstel deze grens wordt bepaald op f 12 000. Voor de keuze<br />

<strong>van</strong> dit bedrag vinden zij steun in de suggestie <strong>van</strong> die leden<br />

<strong>van</strong> de Commissie Algemene Premiespaarregeling <strong>van</strong> de<br />

Sociaal-Economische Raad die zich in het concept-advies,<br />

opgesteld naar aanleiding <strong>van</strong> de adviesaanvrage <strong>van</strong> de eerste<br />

ondergetekende, voorstander <strong>van</strong> de inkomensgrens in de algemene<br />

premiespaarregeling betoonden.<br />

Deze leden noemen namelijk eveneens een inkomensgrens<br />

<strong>van</strong> f 12 000 en de ondergetekenden zijn <strong>van</strong> oordeel dat hiermede<br />

onder de huidige omstandigheden stellig een redelijke<br />

benadering <strong>van</strong> het begrip „kleine spaarder" wordt bereikt.<br />

Tenslotte hebben de ondergetekenden het zowel in het voorlopig<br />

verslag (blz. 4, rechterkolom, vraag 7) als in het mondeling<br />

overleg (verslag, blz. 5, rechterkolom) ter sprake gebrachtc<br />

punt <strong>van</strong> de overgang <strong>van</strong> de effecten na overlijden


<strong>van</strong> de houder op diens weduwe, nader overwogen. Zij zijn<br />

daarbij tot de conclusie gekomen dat de wet niet noodzakelijk<br />

een bescherming behoeft te bevatten <strong>van</strong> de bijzondere belcggingsinstellingen<br />

tegen de moeilijkheden welke aan een<br />

dergelijke overgang zijn verbonden, doch dat het anderzijds<br />

niet juist zou zijn de bijzondere beleggingsinstellingen er toe<br />

te dwingen die overgang mogelijk te maken. De onder 13 opgenomen<br />

<strong>wijziging</strong> laat derhalve de bijzondere belcggingsinstellingcn<br />

de mogelijkheid in hun statuten of reglementen<br />

te bepalen dat bij beëindiging <strong>van</strong> het huwelijk het aandeel<br />

of dcelncmingsbewijs zo nodig wordt overgeschreven op naam<br />

<strong>van</strong> de andere echtgenoot. Dit geldt zowel bij beëindiging <strong>van</strong><br />

3<br />

het huwelijk door overlijden, als bij beëindiging door een andere<br />

oorzaak. Voorts laat de tekst ruimte zowel voor een<br />

overgang <strong>van</strong> de aandelen of deeincmingsbewijzen <strong>van</strong> de<br />

man op de vrouw, als omgekeerd.<br />

De Staatssecretaris <strong>van</strong> Algemene Zaken,<br />

N. SCHMELZER.<br />

De Staatssecretaris <strong>van</strong> Financiën,<br />

VAN DEN BERGE.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!