31.07.2013 Views

Artikel - Rotterdam

Artikel - Rotterdam

Artikel - Rotterdam

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

EEN ROTTERDAMSCHE MENAGERIE<br />

DOOR MR. H. C. HAZEWINKEL<br />

HET houden van volières en wildbanen behoorde van<br />

ouds tot de vorstelijke geneuchten, ook in de Nederlanden.<br />

De graven van Holland en de hertogen van<br />

Gelre hielden al in de 14de eeuw leeuwen en beren en zelfs<br />

de stad Kampen bezat een leeuwentoren. Toen later de<br />

scheepstochten naar vreemde werelddeelen de Nederlanders<br />

in aanraking brachten met de tropische fauna en zij er in<br />

slaagden, exemplaren van vreemde diersoorten levend naar<br />

hun vaderland over te brengen, ontwaakte ook onder de<br />

burgerij belangstelling in de natuurlijke historie, werden<br />

kabinetten aangelegd en trokken menagerieën de kermissen<br />

rond. Zoo zag Dr. Edward Brown in 1668 op de <strong>Rotterdam</strong>sche<br />

kermis „spellen met menigerlei vreemdigheden als leeuwen,<br />

luipaarden enz.".<br />

Tegen het eind van de 17de eeuw stichtte Jan Westerhoff<br />

alias Blaauw-Jan een diergaarde op de Kloveniersburgwal met<br />

annexe herberg, die onder den naam Blaauw-Jan bijna een<br />

eeuw lang (tot 1784) tot Amsterdam's bezienswaardigheden<br />

gerekend werd. De achtereenvolgende eigenaars<br />

dreven bovendien een handel in vreemde dieren en menig<br />

bezitter van buitenplaatsen aan Vecht of Amstel kon uit hun<br />

ruime sorteering een keus doen voor het aanvullen van zijn<br />

menagerie. Van die particuliere verzamelingen is die van<br />

Arnoldus Ameshoff op het buiten Amstelrust wel het meest<br />

bekend geworden naast de vermaarde wildbanen, die de prinsen<br />

van Oranje in Honselaarsdijk, 't Loo en Dieren hadden<br />

doen aanleggen.<br />

Toen Ameshoff in 1791 overleden was, ging de menagerie<br />

voor het overgroote gedeelte in <strong>Rotterdam</strong>sche handen over.<br />

Zekere Anthony van Aken kondigde in de <strong>Rotterdam</strong>sche<br />

Courant van 30 Augustus aan, dat hij door koop eigenaar<br />

was geworden van „de alom beroemde menagerie van het<br />

allerzeldzaamst gevogelte uit de drie deelen der weereld met<br />

groote moeite en kosten in Europa overgebragt en alles bijeen<br />

verzameld geweest door wijlen den heer Ameshoff.<br />

158


23. Antonie van Aken. Naar een schilderij in het bezit van<br />

Mevrouw Bitterlich te Innsbrück.


Bovendien had hij deze collectie zelf nog met verschillende<br />

vreemde vogels en viervoetige dieren uitgebreid. Trouwens<br />

reeds van 11 Augustus af was deze menagerie dagelijks van<br />

9 uur 's-ochtends tot 7 uur 's-avonds tegen betaling van<br />

entree te zien op zijn buitenplaats aan de Kerklaan in het<br />

ambacht Cool, die hij, met het illustere Amsterdamsche voorbeeld<br />

voor oogen „Blaauw-Jan" gedoopt had*).<br />

De eigenaar van dit etablissement was een zoon van Anthony<br />

van Aken en Catharina Ekelo. Zijn vader was in 1727<br />

te Culemborg geboren, zijn moeder afkomstig uit Dordrecht.<br />

Anthony Sr. had zich als poelier aan de Kaasmarkt gevestigd<br />

en was in 1773 overleden met achterlating van drie minderjarige<br />

kinderen. Zijn gelijknamige zoon zette de poelierszaak<br />

van zijn vader voort en handelde bovendien in levende dieren.<br />

In 1774 trouwde hij met Sophia Schouten, weduwe van<br />

Willem Dubbeld en na haar plotseling overlijden op 9 Maart<br />

1798 den ioen Juni van datzelfde jaar met Johanna Beekhuyzen,<br />

die hem tijdens zijn eerste echt reeds vier kinderen<br />

geschonken had: Anthony, Willem, Cornelia Wilhelmina en<br />

Herman. Na het wettigen van zijn verhouding met hun moeder<br />

werden nog drie kinderen geboren, die allen in de Remonstrantsche<br />

kerk gedoopt werden; ook Johanna Beekhuyzen<br />

was n.1. van Remonstrantschen huize.<br />

In 1790 kocht Anthony het stuk land in de Kerklaan,<br />

„bevorens geweest zijnde een tuin, met de tuinhuizinge en<br />

erve" van de stad <strong>Rotterdam</strong>, klaarblijkelijk al met de bedoeling<br />

er hokken te laten timmeren voor het levende gedeelte<br />

van zijn winkelinventaris.<br />

In de volgende jaren was de menagerie gedurende de<br />

zomermaanden steeds tegen betaling van 4 stuivers voor het<br />

publiek te bezichtigen, maar hoofdbron van inkomsten bleef<br />

de verkoop aan particulieren. De zaak mocht zich al spoedig<br />

in een nationale reputatie verheugen. Niemand minder dan<br />

de Prins vereerde Blaauwjan op 10 September 1792 met een<br />

bezoek en het jaar daarop herhaalde hij dit in gezelschap van<br />

zijn gemalin *). De Prinses schreef hierover aan haar dochter:<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 9 Augustus 1791; vgl. ook Rotterd. Courant d.d.<br />

23 Juni 1791.<br />

2) Rotterd. Courant d.d. 12 September 1792 en 30 Augustus 1793.<br />

139


„...J'ajoute qu'a <strong>Rotterdam</strong> les Bourgmaistres nous ont<br />

donné un dé jeune a la Menagerie nommé Blaeujan, que nous<br />

voulions voir et qui est la plus jolie chose du monde. Le fond<br />

de cette menagerie est celle d'Ameshof, mais je la crois plus<br />

considerable et l'arrangement infiniment plus jolie. D'ailleurs<br />

comme eet homme-ci fait négoce de ces animaux, on peut<br />

se les procurer et on y trouve une variation continuelle" *).<br />

Terecht kon Van Aken dan ook spreken van zijn „vorstelijke<br />

beroemde menagerie". Maar dat hooge boomen ook<br />

veel wind vangen moest hij in 1794 ondervinden, toen hem<br />

ter oore kwam, dat iemand „in een fatzoenlij k logement aan<br />

de publyke tafel" het verhaal had opgedischt, dat hij wegens<br />

gepleegde misdaden geboeid naar den Haag was gevoerd.<br />

Zoo iets kon hij onmogelijk op zich laten zitten en bij<br />

annonce in de courant loofde hij een belooning van f 500,uit<br />

voor dengene, die wist te vertellen, wie hem deze kool<br />

gestoofd had *).<br />

Op de steeds wisselende verscheidenheid die zijn dierenpark<br />

kenmerkte liet van Aken niet na herhaaldelijk de aandacht<br />

van het krantenlezend publiek te vestigen. Nu eens<br />

was het „een spierwitte spookaap, tot heden geen weerga<br />

bekend, geleed van handen en voeten als een mensch", die<br />

hij had weten te bemachtigen ^), dan weer waren het „13 stuks<br />

Oost-Indische getijgerde hertebeesten, bestaande in 9 wijfjes<br />

en 4 mannetjes daaruit voortgekweekt" *) of een buffelstier<br />

en - koe van de Kaap, allerlei soorten beren, een tijger &)<br />

en eens zelfs een oran-oetang of „boschmensch". Om dezen<br />

laatste aan het publiek te mogen vertoonen „in een huis aan<br />

den Visschersdijk achter de Beurs" vroeg en verkreeg hij<br />

op 30 October 1793 speciale toestemming van burgemeesteren<br />

mits hij geen „ergernis" gaf en tegen betaling van f 25.ten<br />

behoeve van de „Publicque Gereformeerde Nederduitse<br />

Armen".<br />

Vogels waren echter zijn specialiteit. In den zomer van<br />

1792 had hij in voorraad: „groote kroonkraanvogels, spring-<br />

1) Correspondentie van de Stadhouderlijke familie 1772-1795. Uitgegeven<br />

door Joh. W. A. Naber II, 74.<br />

2) Rotterd. Courant d.d. 26 Juli 1794. 3) id. 19 Mei 1792. 4) id. 25<br />

Augustus 1795. 5) id. 18 Mei 1793.<br />

140


24. Het bezoek van den stadhouder en zijn gemalin aan „Blauwjan" in de Kerklaan. Naar een<br />

anonyme aquarel in het Gemeente-archief.


kraanvogels, kroonduiven, Sagittarius, koningen van de wou<br />

wouwe, drie soorten van pauwiesen, bosch-physanten, gouden<br />

2Üver-lakensche Chineesche physanten, West-Indische<br />

Ring-physanten, Groenlandsche, Afrikasche en Kaapsche<br />

gansjes, enkelde waaierendjes, dito enkelde Tatarische, eenige<br />

paren Carolien eendjes, een paar Annaatjes, Kaapsche Hartjesduiven,<br />

St. Domingoduiven, zwarte Turksche duifjes met<br />

roode oogen, zeven soorten van wilde watereenden, witte,<br />

bonte en graauwe paauwen en paauwinnen, Chineesche mosjes,<br />

troepicaals, blaauwe nonpareljes, groene nonpareljes,<br />

roodhandvogeltjes, moniasjes met goude stipjes, een kardinaal-dominikaan,<br />

roode kardinaals, roode West-Indische<br />

raven, blaauwe dito, zwarte hoenders met witte kuiven, koekkoeksche<br />

dito, een spotvogel enz." *).<br />

Het volgend jaar bood hij niet minder dan 22 soorten<br />

„van vreemde groote land- en water ge vogelten" te koop<br />

aan en 11 soorten „van kleine vreemde vogeltjes, in hunnen<br />

couleuren, om in volières of kooitjes in huis te kunnen houden,<br />

alsmede West-Indische roode en blaauwe raven in haar<br />

volle veren". Alle bestellingen zouden prompt uitgevoerd<br />

en de dieren gezond en wel aan de huizen en buitenplaatsen<br />

van de koopers afgeleverd worden. Begeerde iemand levende<br />

dieren te verkoopen of te ruilen, ook dan was Anthonie van<br />

Aken zijn man *).<br />

Soms wist hij de hand te leggen op buitengewoon zeldzame<br />

exemplaren, zooals in de lente van 1795, toen er in<br />

Blaauwjan „een blaauw kakketoe, met een kroon op het<br />

hoofd, afkomstig uit de gebergten boven Batavia" te zien<br />

was. Om het bezoek te stimuleeren verzekerde de steller der<br />

advertentie, dat het beest zijn voedsel met den tong ophaalde<br />

zooals een olifant met zijn snuit en dat er in heel Europa<br />

geen tweede zoo te vinden was ^).<br />

In 1796 werd Van Aken eigenaar van de menagerie van<br />

Abraham Fok te Amsterdam, „bestaande in vreemde gevogelten<br />

uit alle gewesten als paauwiesen met de blaauwe steen<br />

voor het hoofd, bruine paauwiesen met de kroon op het<br />

hoofd, Tartaarsche eenden met blaauwe koppen, waayer-<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 23 Juni 1792. 2) id. 6 Juli 1793. 3) id. 16<br />

Mei 1795.<br />

141


eenden, kaauweliertjes, annastjes, carolinaeendjes, Kaapsche<br />

ganzen, goud- en zilverlakensche Chineesche faisanten, Boheems<br />

che tijger- en Tartaarsche faisanten, poelepentanaas,<br />

bonte paauwen en paauwinnen, Siamse wolhoenders, groene<br />

kolonieduiven met de platte kraag om den hals, Kaapsche<br />

kaneelduiven, West Indische pijlduiven, Sint Domingoduiven,<br />

Amerikaansche pagadetten enz." Amsterdammers, die<br />

zich er voor interesseerden, konden de prijslijst raadplegen<br />

bij J. C. Maltz in de Leidsche zaadwinkel op de Bloemmarkt<br />

aldaar*). Aan hetzelfde adres hadden alle reflectanten zich<br />

„gedurende den zomer van 1796 te vervoegen, toen Blaauwjan<br />

gesloten was, omdat Van Aken met zijn menagerie in Brabant<br />

den boer op was gegaan 2).<br />

Tot dergelijke middelen moest Van Aken wel zijn toevlucht<br />

nemen, om het hoofd boven water te kunnen houden.<br />

Wel waren de Franschen in 1795 door een deel van de bevolking<br />

met gejuich ingehaald, maar de meest verstokte<br />

patriotten moesten weldra inzien, dat ons bondgenootschap<br />

met het land van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap voor<br />

de nationale welvaart op den duur allerbedenkelijkste gevolgen<br />

zou hebben. Voor een stad als <strong>Rotterdam</strong>, die voor een<br />

zoo groot deel aangewezen was op den handel met Engeland,<br />

en nog daarenboven gebukt ging onder de Fransche requisities,<br />

gold dit in verhoogde mate. Van Aken ondervond de verminderde<br />

koopkracht van het publiek aan den lijve. Het is<br />

daarom niet te verwonderen, dat hij iedere gelegenheid aangreep<br />

om Blaauwjan productief te maken. In 1798 kon men<br />

er gedurende de kermisweek van 's-morgens 11 tot Vnachts<br />

2 uur tegen betaling van „twee zesthalven" (overdag één<br />

zesthalf) een grandioos schouwspel genieten: niet minder dan<br />

„15 chassinetten, door verscheiden leden van de Fransche<br />

Academie geschilderd, verbeeldende de vijf regerende directeurs<br />

of het Uitvoerend Bewind der Fransche Republiek in<br />

hunne volle kleeding, zooals zij lieden verschijnen in groote<br />

feestdagen, levensgroot en zoo gelijkend, dat diegeenen, die<br />

dezelve maar eenmaal gezien zoude hebben, hunlieden terstond<br />

zullen herkennen, negen van de beroemdste generaals,<br />

zoowel te paard als te voet, alsmede den beroemden generaal<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 21 April 1796. 2) id. 30 Juli 1796.<br />

142


Buonaparte, in zijn volle montering gesteld, zooals hij in het<br />

het veld commandeerd en na het leven zoo getroffen, dat<br />

een kind hem zoude erkennen", benevens nog verschillende<br />

andere „decoratiën", te veel om op te sommen, en dit alles<br />

's-avonds naar de nieuwste smaak geïllumineerd door Parijssche<br />

kunstenaars *).<br />

Het jaar daarop hield de burger Maffey, die zich „eenigste<br />

opvolger van den burger Caarlo Perico, eerste uitvinder van<br />

het beroemde spectakel van de Fantoxiene Italien" noemde,<br />

zijn voorstellingen in Blaauwjan 2). Men kon daar toen bewonderen<br />

„De wedergekende onschuld, groot tooneelstuk, vercierd<br />

met dans, ballets jpanthomimes en vertooveringen tot verwondering<br />

der aanschouwers en de verandering der decoratiën<br />

in het gezigt" of „Het groote gastmaal van Petrus, groot tooneelspel,<br />

alwaar Don Johan in de vlammen geworpen word",<br />

dan wel kluchten als „De losbol of de bedroge minnaar".<br />

Tijdens de kermis had Van Aken dat jaar voor een speciale<br />

attractie gezorgd. Behalve zijn collectie vogels en viervoetige<br />

dieren, onlangs nog vermeerderd door aankoop van de menagerie<br />

van den heer G. Lups te Velsen, was er een stel dwergen<br />

te zien, „tweelingen, een zoon en dochter, oud 5 maanden<br />

en gezond van herten; eten en drinken zoo veel als kinderen,<br />

die 6 jaar oud zijn, de zoon is lang 21 duimen en zwaar nog<br />

geen 6 ponden, de dochter is lang 19 duimen en zwaar 5 ponden".<br />

Dit natuurwonder kon men ook 's-avonds bij kunstlicht<br />

bewonderen *).<br />

In 1801 wist de eigenaar van Blaauwjan de hand te leggen<br />

op een „allerzeldzaamst koebeestje, 4 jaren oud, wegende<br />

300 ponden, geboren met een vijfde poot; hoewel natuurkenners<br />

elkander beweeren willen, de eene, dat het een poot<br />

is en den anderen, dat het een menschenarm zoude zijn".<br />

Maar afgezien van deze buitenissigheden had Van Aken in<br />

deze jaren moeite genoeg om zijn menagerie aan te vullen<br />

en hij maakte daar geen geheim van; in de courant van<br />

25 Juni 1801 laat hij bekend maken, dat hij bereid is, vreemde<br />

vogels van particulieren op te koopen tegen daarbij vastgestelde<br />

prijzen „om reden dat er geen zeevaart van vreemde<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 30 Augustus, 1 en 11 September 1798. 2) id.<br />

11, 13, 27 en 29 Juni, 6 en 20 Juli 1799. 3) id. 27 Juli en 27 Aug. 1799.<br />

145


colonies in teegenwoordige tijd plaats heeft, daar hij dezelve<br />

voorheen van plegt te hebben en om thans zijn plaats Blaauwjan<br />

te kunen vullen, steld hij hier zijn adres, waar hij woonagtig<br />

is: A. van Aken in Blaaujan in de Kerklaan te <strong>Rotterdam</strong>,<br />

waar zij hun kunnen addresseeren met de onderstaande<br />

vogels en bij de leveransie contante kunnen bekoomen; en<br />

vinden de lieden gevaar eenigsints om op te vangen of te<br />

transporteeren om op <strong>Rotterdam</strong> te besorgen, zal ik een<br />

comptoor opgeven te Amsterdam en anders in de menagerien<br />

in persoon zal koomen opvangen voor rekening van den<br />

kooper. Apen koop ik van deese soomer niet omdat ik se<br />

van de winter over moet houden en het brood is te duur<br />

of het moest der een zijn die bruyn van coeleur is en breed<br />

van gesigt en moet aderen van binnen en de voor- en agterpooten<br />

hebben, men kan de plaat in de beschrijving vinden<br />

voor een lamponderaap". Daarop volgt een specificatie, waaruit<br />

blijkt, dat Van Aken de hoogste prijzen biedt voor kroonkraanvogels<br />

(f400.- het paar), bruine pauwiesen (f 350.- het<br />

paar), springkraanvogels, mediejuffers, blauwe kroonduiven<br />

en groene kolonieduiven „met het knobbeltje voor de neus"<br />

( 300.- het paar); een groote kakatoe met de roode kuif is<br />

hem f 150.- waard, een met de geele kuif f75.- en een met<br />

de witte kuif slechts f 50.-; voor waaiereendjes en „annatjeseendjes"<br />

geeft hij f25.- het paar, mits ze van „'t regte soort"<br />

zijn, voor zilver- en goudlakensche fasanten van 1 jaar oud<br />

resp. f 30.- en f 20.- het paar enz.<br />

Mocht Van Aken er door deze royale aanbieding en de<br />

faciliteiten waartoe hij zich bereid verklaarde, al in geslaagd<br />

zijn, zijn eigen collectie te completeeren, dan zullen het geringe<br />

debiet en de hooge onderhoudskosten hem toch verhinderd<br />

hebben, daarvan het gewenschte profijt te trekken.<br />

In 1802 geraakte hij in finantieele moeilijkheden; de curatoren<br />

over zijn insolventen boedel droegen den 4den September<br />

van dat jaar het voormalige Blaauwjan aan zekeren<br />

Jacobus Thompson in eigendom over.<br />

Van toen af verdween Anthony Sr. van het tooneel en traden<br />

zijn kinderen op den voorgrond. Anthony, de oudste<br />

zoon, en Willem bezaten blijkens het kohier van het patentrecht<br />

in 1809 ieder een poelierszaak in de binnenstad; die<br />

144


25. Hermann van Aken. Naar een lithographie in het bezit<br />

van Mevrouw Bitterlich te Innsbrück.


van Anthonie had een „Tafel-phaisant" als uithangteeken en<br />

was gevestigd op den hoek van Keizerstraat en Visschersdijk,<br />

Willem dreef zijn zaak in het „Dennehart" in de Kleine<br />

Draaisteeg. Beiden bezaten zij bovendien een ambulante<br />

menagerie, waarmee zij de kermissen rondtrokken. Zoo betaalde<br />

Willem in 1808 en 1809 een recognitie aan de stad<br />

voor het vertoonen van zijn beestenspul en stonden Anthony<br />

en zijn compagnon Willem Moll in 1814 met hun tent op<br />

de Vischmarkt *).<br />

Hun jongere broer Herman trok, zoodra er na den val<br />

van Napoleon geregelder politieke toestanden waren ingetreden,<br />

met een eigen menagerie op tournee door Europa<br />

en kwam alleen tegen kermistijd in zijn geboortestad, het<br />

eerst in 1815. In de <strong>Rotterdam</strong>sche courant van 15 Augustus<br />

van dat jaar kan men lezen „dat alhier is gearriveerd van Ierland<br />

H. van Aken met een Koninglij ke verzameling van over<br />

de 150 stuks vreemde levendige en zeer zeldzame gevogeltens<br />

en viervoetige dieren, welke zoo uitmuntend fraai van couleur<br />

en schoonheid zijn, dat zij de eenigste geweest hebben,<br />

die de eer en roem hebben weggedragen op de gepasseerde<br />

Haagsche kermis van de Koninglij ke Famillie van het Huis<br />

van Oranje, om daarvan bezigtigd te worden".<br />

Sedert 1817 stond Willem zijn broeder Herman ter zijde<br />

in het bestuur der menagerie, die het praedicaat,, Groote<br />

Koninglij ke" droeg. De dressuur en de voedering der wilde<br />

beesten speelden van toen af bij de vertooning een groote<br />

rol. In den tent op de Zeevischmarkt kon het publiek met<br />

eigen oogen zien, hoe de oppasser bij een leeuwenpaar uit<br />

Senegal in het hok stapte, de dieren op zijn bevel deed liggen<br />

en opstaan, hun kaken opensperde en ten slotte zelfs zijn<br />

hoofd in de muil van den leeuw stak en daar een leeuwengebrul<br />

nabootste. Ook andere viervoetige zoogdieren kon<br />

men er in levenden lijve aanschouwen: een Afrikaansche<br />

panther-tijger, een ijsbeer uit de Noordelijke ijszee, een<br />

papion uit Madagascar, een mandril, een langgearmde gibbon<br />

en twaalf verschillende soorten van kleine aapjes, „alle mak<br />

en handelbaar ter amusement van het gezelschap, benevens<br />

eene collectie van vreemde gevogeltens, van het nieuw uit-<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 20 Augustus 1814.<br />

145


gevonden eiland Botthaynes-baay *), Senegaal, Asia en Afrika,<br />

bijeen verzameld", een verzameling, die men in een dergelijke<br />

verscheidenheid en volledigheid nergens ter wereld zou aantreffen.<br />

De voedering had om 8 uur 's-avonds plaats en het<br />

publiek kreeg den wenk, de dieren dan, in den woesten<br />

natuurstaat, te komen bezichtigen en hen „de hardste beenen<br />

van een te zien verbrijzelen", temeer, omdat de toegangsprijzen<br />

(resp. 12, 8 en 4 stuiver) niet werden verhoogd *).<br />

In 1820 traden de gebroeders Van Aken in <strong>Rotterdam</strong> op<br />

met een nieuwe menagerie, grootendeels afkomstig van wijlen<br />

den koning van Wurtemberg en den groothertog van Baden.<br />

Tot dusverre waren zij steeds vergezeld geweest van hun<br />

zuster en medeeigenaresse in de onderneming Cornelia Wilhelmina.<br />

Maar deze was 20 Mei 1820 te Leipzig in het huwelijk<br />

getreden met een Marseillaan, den kunstspringer Henri<br />

Martin *). Het circus van Martin en de menagerie der Van<br />

Aken's waren op de kermissen vaak elkaar's buren. De knappe<br />

<strong>Rotterdam</strong>sche en de Fransche paardrijder hadden tijdens die<br />

herhaalde ontmoetingen een meer dan vluchtige genegenheid<br />

voor elkaar opgevat. Hoewel hij er haar nooit over sprak,<br />

was zij er achter gekomen, dat de finantieele toestand van<br />

zijn onderneming verre van rooskleurig was, ja dat hij in<br />

acute geldverlegenheid verkeerde. Door een van de rijderessen<br />

van het circus, die zij in vertrouwen genomen had, liet<br />

zij hem daarom een eigenhandig bewerkte gevulde beurs ter<br />

hand stellen. Maar Martin wilde van een onbekende geen<br />

weldaden aanvaarden, zoodat er voor het meisje niets anders<br />

opzat, dan zelf te trachten, zijn scrupules te overwinnen.<br />

Martin bleef standvastig: „Ik zou", sprak hij, „dit geld kunnen<br />

aannemen van een bloedverwant, maar niet van eene<br />

vriendin". Maar de vriendin was ad rem: „Als het anders<br />

niet is", riep zij stralend, „neem het dan gerust. Ik heb er<br />

niets op tegen, in uwe familie opgenomen te worden"!<br />

De familie Van Aken had er wel op tegen; ze was zelfs<br />

heelemaal niet gebrand op een huwelijk met den armen kunst-<br />

1) Vermoedelijk is bedoeld de Botanybaai (bij Sydney), in 1770 ontdekt.<br />

2) Rotterd. Courant d.d. 14 Augustus 1817.<br />

3) Pierre Henri Martin, geb. 9 Jan. 1793 te Marseille, zoon van Jean Baptista<br />

Martin en Marie Camille Aines.<br />

146


-'<br />

rijder met een zwervend leven vol zorg en ontbering in het<br />

vooruitzicht en maakte den jongen man duidelijk, dat hij<br />

niets te hopen had.<br />

Maar de liefde maakte Martin vindingrijk. Bergen zou hij<br />

kunnen verzetten, om zich als een goede partij voor de familie<br />

Van Aken aannemelijk te maken. Op een keer, toen hij peinzend<br />

op middelen om zijn doel te bereiken in de menagerie<br />

der Van Aken's rondslenterde en in het voorbijgaan een aap<br />

een vijg reikte, sloeg een tijger uit het hok er naast zijn<br />

klauw naar hem uit. Gewaarschuwd door den angstigen blik<br />

van den aap sprong Martin juist bijtijds achteruit. Maar hij<br />

zou den tijger mores leeren! Weer ging hij voor het hok<br />

van den aap staan, terwijl hij ondertusschen den tijger scherp<br />

in het oog hield. Toen deze weer zijn klauw door de tralies<br />

stak, had Martin de tegenwoodigheid van geest, het beest<br />

bliksemsnel met den looden knop van zijn stok op den poot<br />

te slaan, zoodat het brullend van woede achteruitsprong en<br />

met opgeheven poot achter in het hok bleef liggen. Uit vrees<br />

voor onaangenaamheden met de Van Aken's maakte Martin<br />

zich haastig uit de voeten, maar toen hij de volgende dagen<br />

langs de hokken wandelde, viel het hem op dat de tijger<br />

hem geen oogenblik uit het oog verloor. Dit blijk van begrip<br />

bij een verscheurend dier, bracht hem, die gewoon was paarden<br />

af te richten, op een idee. Zou het niet mogelijk wezen,<br />

zoo vroeg hij zich af, om ook wilde beesten aan mijn wil<br />

te onderwerpen en hen er toe te brengen, zich door mij te<br />

laten temmen?<br />

Zonder dat anderen er iets van merkten, begon hij zijn<br />

vijand dagelijks te observeeren en te trachten, met hem op<br />

een goeden voet te komen. Toen hij er na eenige maanden<br />

van proefnemingen in geslaagd was, den tijger met zijn gezelschap<br />

vertrouwd te maken, hem te streelen en zijn pooten<br />

te grijpen, besloot hij den Hollandschen oppasser, die het<br />

dier verzorgde, in vertrouwen te nemen, en dezen er toe te<br />

bewegen, hem in het hok te laten. Na veel moeite gelukte<br />

het hem inderdaad, den man er onder belofte van geheimhouding<br />

toe over te halen. Daar staat hij in de kooi, kalm,<br />

en vastberaden; tegenover hem de tijger, die van schrik opgestoven<br />

is, met trillende flanken, zwiepende staart en recht<br />

147


overeind staande knevels. Vriendelijk spreekt hij het dier<br />

toe, terwijl hij hem intusschen scherp in het vizier houdt.<br />

Door zooveel rustige zelfbeheersching geïmponeerd blijft de<br />

tijger, hoewel tot den sprong gereed, als vastgenageld in een<br />

hoek van de kooi staan.<br />

Na dit eerste bezoek, dat maar kort had geduurd, herhaalde<br />

de temmer aanvankelijk met langere, daarna met kortere<br />

tusschenpoozen zijn pogingen, tot de tijger allengs bedaarder<br />

werd en geen uiterlijke teekenen van onrust meer vertoonde;<br />

zelfs liet hij zich er toe brengen om te gaan liggen, welke<br />

gehoorzaamheid Martin met een stuk vleesch beloonde. Ten<br />

slotte vleide het beest zich uit eigen beweging neer, zoodra<br />

de man het hok betrad. Toen was het oogenblik gekomen,<br />

om de familie Van Aken van dit staaltje van dressuur getuige<br />

te doen zijn. Niet anders denkend, dan dat er een vreeselij k<br />

ongeluk gebeurd was, kwamen de Van Aken's toesnellen op<br />

het opgewonden verhaal van den oppasser, dat mijnheer<br />

Henri in het hok van den tijger was, maar zij zagen een<br />

Martin, die rustig lachend rechtop in de kooi stond met het<br />

dier aan zijn voeten. „Gelooft gij nu," zei hij na het verlaten<br />

van het hok, „dat ik in staat ben mijn brood te verdienen<br />

en voor vrouw en kinderen te zorgen"? Hiermee had hij<br />

het pleit gewonnen: het meisje viel hem snikkend om den<br />

hals en ook de broers waren zichtbaar aangedaan. Het huwelijk<br />

werd kort daarop gesloten en Martin voorloopig als<br />

rijder verbonden aan het Cirque Olympique van Blondin.<br />

Toen zijn overeenkomst met Blondin afgeloopen was, werd<br />

hij deelgenoot in de zaak van zijn zwager Herman, die hem<br />

met het bestuur van zijn menagerie belastte, terwijl Van Aken<br />

zelf de Engelsche havensteden langs reisde om de verzameling<br />

voortdurend aan te vullen met nieuwe exemplaren van<br />

wilde dieren.<br />

Herman had inmiddels ook een buitenlandsch huwelijk<br />

gesloten: zijn vrouw, Catharina Tobski, freule von Widenau,<br />

had hem vier zoons geschonken: Hermann, Georg, Carl en<br />

Franz. Van dezen was Hermann, in 1829 te Praag geboren,<br />

en officier in het Oostenrij ksche leger, de vader van Mevrouw<br />

Frieda Göhlert-Van Aken te Innsbruck, die de vriendelijkheid<br />

had de hierbij gereproduceerde foto's van haar voor-<br />

148


ouders naar schilderijen in familiebezit ten behoeve van de<br />

portretverzameling van het gemeente-archief af te staan. Haar<br />

kleindochter is de begaafde jonge kunstenares Roswitha<br />

Bitterlich, wier teeken- en schilderwerk twee jaren geleden<br />

(16-22 Febr. 1957) in de zalen van de <strong>Rotterdam</strong>sche Kunstkring<br />

tentoongesteld was.<br />

2 November 1826 overleed in den ouderdom van 73 jaar<br />

de oude Anthonie van Aken, de stichter van de menagerie.<br />

Zijn weduwe, Johanna Beekhuyzen, stierf 12 Januari 1833<br />

op een buitenlandsche reis te Heidelberg. In 1836, toen haar<br />

nalatenschap verdeeld werd, waren van haar kinderen nog<br />

in leven: Anthonie Jr., poelier op de Visschersdijk, Willem,<br />

poelier in de Kleine Draaisteeg, Cornelia Wilhelmina, Cornelis<br />

en Johanna (gehuwd met den <strong>Rotterdam</strong>schen winkelier<br />

A. Th. van den Hamer) *), Herman was 2 December 1834<br />

te Hamburg overleden. Vermoedelijk werd hij in het bestuur<br />

van zijn menagerie door zijn jongsten broeder Cornelis opgevolgd.<br />

Cornelis had met zijn „Koninklijke Diergaarde" het eerst<br />

een bezoek gebracht aan <strong>Rotterdam</strong> tijdens de kermis in<br />

Augustus 1829, tegelijk met zijn broer Willem. Beider tenten<br />

stonden op de Groote Markt, die van Willem tegenover the<br />

Great Hotel of England (het voormalige Zwijnshoofd) en<br />

Cornelis dicht bij het Westnieuwland *). Cornelis had de aandacht<br />

van het publiek op zijn etablissement gevestigd door<br />

een advertentie van den volgenden inhoud: „De ondergeteekende,<br />

steeds bemoedigd door verscheiden Natuurkundigen<br />

gedurende zijne reis door de Nederlanden, gelijk onlangs te<br />

Leiden en nu laatstelijk te Utrecht door alle de Professoren<br />

en Kweekelingen van de Vee-Artsenij School, met hunne<br />

goedkeuring en tegenwoordigheid vereerd, was reeds lang<br />

bedacht dit jaar in zijne Geboortestad een of ander byzonder<br />

voorwerp ten toon te stellen, zoowel tot nut als vermaak van<br />

den Natuurkennner, en om tevens bij het geëerd Publiek<br />

1) Protocol notaris C. H. van der Looy 29 Maart, 28 Juli en 24 Aug. 1836,<br />

Inv. Nos. 215 en 216, Nos. 76, 177 en 192.<br />

2) Rotterd. Courant d.d. 11 Augustus 1829, Bijvoegsel. Westnieuwland<br />

heette destijds ook het gedeelte van de Groote Markt Z.z. tot het standbeeld<br />

van Erasmus.<br />

149


uit te munten en zich interessant te maken., gelijk gepasseerde<br />

jaar, toen hij het tweeslachtig dier de Gnoe, of het Gehorende<br />

Paard, voor de eerste maal ten toon stelde, meent, dat hij<br />

aan den wensch van zijne stadgenooten is te gemoet gekomen,<br />

daar hij door een Kunstenaar uit Weenen een Natuur gelijkend<br />

en wel in natuurlijke grootte zeer behendig Afbeeldsel<br />

heeft doen vervaardigen van het Dier, hetwelk in het afgeloopen<br />

jaar een even zeldzaam voorwerp der algemeene<br />

nieuwsgierigheid was in de Hoofd- en Residentiesteden Parijs<br />

en Weenen, als een geschenk van Hunnen Majesteiten van<br />

den Onderkoning van Egypte, genaamd de G/Vv^fc. Hoewel<br />

men het als een ongewone onderneming zoude kunnen aanmerken,<br />

hetzelve in een Diergaarde nevens levende Dieren<br />

te plaatsen, zoo mag men toch bij de omstandigheid, dat het<br />

den Ondergeteekende tot nu toe niet heeft mogen gelukken<br />

eene levende Giraffe te bekomen eene diergelijke onderneming<br />

te meer regtvaardigen, daar het tegenwoordige Afbeeldsel<br />

zoo gelijkend is, dat diegenen, welke het origineel<br />

in Parijs of Weenen hebben gezien, zeker verrast zullen zijn,<br />

en diegenen, welke niet in de gelegenheid waren dit Dier<br />

levend te zien, in zoo verre aan hun wensch voldaan wordt,<br />

daar zij op deze wijze in staat zijn zich een juist denkbeeld<br />

van dit zoo bijzonder zeldzaam dier te kunnen vormen. Hierbij<br />

hoopt de Eigenaar zijn goede wil zal erkend worden en<br />

het geëerd Publiek hem met een talrijk bezoek vereeren zal.<br />

Hetzelve is geplaatst in zijne Diergaarde, waarbij uitmunt<br />

een schoone groote driejarige y4^w//j"^ Lu/w; eene Dito<br />

Lii#»70 van hetzelfde ras, de eenigste, welke tegenwoordig<br />

in de Nederlanden aanwezig is; een extra groote vreemde<br />

R/wjvjwfo? jBft?r; de G#Ö//, of het Gehorende paard, hetwelk<br />

bijzonder in grootte en zwaarte is toegenomen; verscheiden<br />

soorten van groote zware J7*7«g


,'Xi- J L*.<br />

D E E E I W I \<br />

MET HAR E<br />

DIERGAARDE van H. VAN AKEN EN MARTIN.<br />

»»»•••>»«<br />

YV ie nadert zonder schrik, in de Afrikaansche holen<br />

De vurige Leeuwin, die hare Welpen hoedt?<br />

Wie heeft de plaats bezocht daar zij, met zorg verscholen ,<br />

Haar lecfgd&ffla dragt uit wiltlc »pecnen voedt f<br />

Der Dieren Koningin zou zich vernederd keuren,<br />

Dorst ii'iii.ind haar hespien waar zij haar' zetel VMtj<br />

En hem van lid tot lid in razernij verscheuren ;<br />

En met zijn gudsend bloed werd hare dorst gclescht.<br />

't Werd voor onze eeuw bewaard en Nederland moest toonen<br />

Hoe boven woeste kracht de wijsheid zich verhoogt:<br />

Het leert verscheurend ras in stille tenten wonen;<br />

Kn toont hoc een Leeuwin haar dartle welpen zoogt.<br />

Wij nadren tot haar nest met kalmte en zelfvertrouwen ,<br />

Zij liefkoost haren teelt , door menschen hand gewenkt,<br />

Kn 't achtbaar schouwspel biedt aan de tcedre vrouwen,<br />

Hoe zelfs liet bosrhgcdrochl het kroost met liefde drenkt ,<br />

Viert Nederlanders vrij den Leeuw in 't blinkend wapen :<br />

Ja , gij hebt d'overhnnd behaald op woeste kracht;<br />

Gij mogt d'ontembren aard door wijsheid in doen slapen,<br />

En ziet Snturnus Eeuw lot u terug gebragt.<br />

Laat dan in bange tuist de volkrcn rtistloos woelen ;<br />

En 't land door werkzaamheid ontwockerd aan den vloei ,<br />

Ziet zirli het volk , in staat zijn voorregt te gevoelen,<br />

Wat aan de kracht ontbreekt door wijsheid ruim vergoed.<br />

26. Dichterlijke uitnoodiging aan het publiek tot bezichtiging van de in<br />

gevangenschap geboren welpen.


aangewezen het Nieuwe plein bij de Schiebrug, d.w.z. het<br />

Hofplein *).<br />

Door een annonce in de courant vestigt hij er de aandacht<br />

van het publiek op, „dat eiken avond, bij de voeding der<br />

Dieren, verschillende waarnemingen door Natuurkundigen<br />

en Liefhebbers genomen kunnen worden, daar men juist bij<br />

de voeding der Dieren in de gelegenheid is om zoowel van<br />

de natuurlijke woestheid als van hunne volkomene ondergeschiktheid<br />

zich een juist denkbeeld te vormen".<br />

De voedering was als volgt over de verschillende dagen<br />

van de kermis week verdeeld:<br />

„Dingsdag den 15 Augustus, de Börf G?«j-/ra'/ör (sic!), bijgenaamd<br />

de Koning der Slangen, zal voor het eerst, na drie<br />

maanden gevast te hebben, een levenden Geiten-Bok inslikken.<br />

Woensdag den 14 dito, de J/jiwr, van Nova-Zembla, zal<br />

een groot Bad nemen, waarin levende Eenden zwemmen,<br />

waarop hij jagt maakt.<br />

Donderdag den 15 dito zullen alle vleeschvretende Dieren<br />

met levende Ge vogelten gevoed worden.<br />

Vrijdag, den 16 dito, de Egyptische Ifl&ffi##70ff, welke niet<br />

grooter dan een kleine Kat is, zal in weinige minuten een<br />

Kalkoenschen Haan dooden en daarna verslinden.<br />

Saturdag den 17 dito, het Bad van den<br />

De naam „Le Lion de Misore" wekt herinneringen op aan<br />

de triomftocht van Cornelis' zwager, Henri Martin. Deze was<br />

tijdens het uitbreken van de Juli-revolutie in 1850 met zijn<br />

menagerie in Parijs, waar hij met zijn staaltjes van dressuur<br />

grooten opg2ng maakte. Zijn tent bij de porte St. Denis was<br />

een tijdlang de verzamelplaats van de uitgaande wereld, want<br />

wat hij van wilde dieren gedaan wist te krijgen, was in Parijs<br />

toen nog nooit vertoond. Maar tengevolge van de politieke<br />

troebelen verflauwde de belangstelling aanmerkelijk, zoodat<br />

Martin er over begon te denken, een rustiger oord op te<br />

zoeken, toen de gebroeders Franconi, die daar in de buurt<br />

een prachtig nieuw circus bezaten, hem voorstelden, met zijn<br />

wilde cderen een rol te vervullen in hun militaire mimo-<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 13 Augustus 1839, Bijvoegsel.


drama's, die toen erg in den smaak van het publiek vielen.<br />

Voor Martin opende dit voorstel geheel nieuwe perspectieven.<br />

In een speciaal voor dit doel geschreven spektakelstuk,<br />

de Leeuwen van Mysore, speelde hij de hoofdrol van Sadhusing,<br />

nabob van Bengalore, wiens bezittingen zijn verwoest<br />

door Hyder Ali, sultan van Mysore. Na verwoeden<br />

tegenstand geboden te hebben, is Sadhusing in gevangenschap<br />

van den sultan geraakt en veroordeeld om voor de<br />

wilde dieren geworpen te worden. Maar de sultan is bezweken<br />

voor de bekoorlijkheden van Delhi, Sadhusing's schoone<br />

dochter en zwicht in zooverre voor haar smeekbeden, het<br />

leven van haar vader te sparen, dat hij er in toestemt, genade<br />

voor recht te zullen laten gaan, als Sadhusing in een strijd<br />

tegen een leeuw overwinnaar blijft. Nu heeft de gevangen<br />

vorst tijdens een verblijf in het oerwoud een geheimzinnige<br />

macht over de wilde dieren verkregen, zoodat hij inderdaad<br />

als overwinnaar uit het strijdperk treedt. De sultan doet zijn<br />

gelofte gestand en verzoent zich met zijn vijand en de temmer<br />

wordt met den leeuw aan zijn voeten in de slotapotheose<br />

rondgedragen, gevolgd door olifanten en andere viervoeters.<br />

De eerste opvoeringen van de Leeuwen van Mysore hadden<br />

in Frankrijk plaats, maar in Londen vierde Martin zijn grootste<br />

triumfen. Hij werd er ontvangen in de hoogste kringen<br />

en aangebeden door het schoone geslacht. „Martin was",<br />

zegt zijn biograaf, „toen acht en dertig jaar en in den vollen<br />

bloei en kracht van echt mannelijke schoonheid. Zijn gestalte<br />

vertoonde een van die bewonderenswaardige modellen, waar<br />

de beeldhouwer met zoo veel zorg naar zoekt, maar die hij<br />

zoo noode vindt, daarbij had hij een fijn gelaat vol uitdrukking,<br />

waar inzonderheid de prachtige oogen een bijzondere<br />

bekoorlijkheid aan bijzetten" *).<br />

Toen Londen zich verzadigd had aan de romantiek van de<br />

Leeuwen van Mysore, kwamen de provinciesteden van Engeland<br />

aan de beurt, in 1832 Frankrijk en ten slotte Duitschland.<br />

Overal waar hij kwam, werd Martin als de held van den dag<br />

gevierd. In 1836 begon hij er over te denken, de menagerie<br />

aan kant te doen en rustig te gaan leven van de rente van<br />

zijn overgespaarde kapitaal. Hij gaf afscheidsvoorstellingen<br />

1) P. A. Pichot, Leven en lotgevallen van Henri Martin. Deventer, 1877.


in Belgische en Nederlandsche steden, het laatst in den Haag,<br />

waar hij zijn zwager (Cornells?) ontmoette met zijn reizende<br />

menagerie. Aan hem stond hij zijn dieren af, om de rest van<br />

zijn leven ver van alle beslommeringen in Marseille te kunnen<br />

doorbrengen. Maar het vooruitzicht, haar laatste levensjaren<br />

na een vermoeiend leven van reizen en trekken in het buitenland<br />

te zullen doorbrengen, stond zijn vrouw heelemaal niet<br />

aan. Om harentwille vestigde hij zich daarom in de nabijheid<br />

van <strong>Rotterdam</strong>^ waar haar familie woonde en kocht hij een<br />

huis met grooten tuin in Kralingen *). „Kralingen", aldus<br />

zijn levensbeschrijver, „was toen de meest aristokratische<br />

en rijke buurt in de omgeving van <strong>Rotterdam</strong>; onderscheidene<br />

aanzienlijke families hadden er hare buitenverblijven,<br />

allen getuigende van dien weelderigen, fijnen smaak, die<br />

de woningen der rijke Nederlanders kenmerkt... De komst<br />

van Martin in die buurt ging niet onopgemerkt voorbij, maar<br />

wekte aller belangstelling. De beroemde dierentemmer was<br />

overal bekend. Die hem nooit gezien hadden, hadden toch<br />

van hem gehoord en iedereen in Kralingen was er op gesteld,<br />

kennis met hem te maken."<br />

Reden om zich te beklagen over zijn vrijwillige ballingschap<br />

had hij niet. Een breede vriendenkring wist hij in het<br />

hem vreemde land in korten tijd om zich te verzamelen door<br />

zijn opgewekt gezelschap en verhalen uit zijn avontuurlijke<br />

loopbaan en de liefde voor de dieren bracht hij over op zijn<br />

rozenkweekerij. In zijn tuin had hij meer dan 2000 struiken<br />

„en zijn grootste lust was het, de dames die zijne schoone<br />

verzameling kwamen zien, een geurig bouquet uit zijn rijken<br />

schat aan te bieden".<br />

Toen zijn vrouw in 1848 overleed en hem geheel alleen<br />

achterliet (zijn eenige zoon was in 1826 te Bremen gestorven),<br />

had het verlangen naar het Zuiden zijn greep op hem verloren.<br />

Te midden van zijn rozen en zijn herinneringen leefde<br />

hij in Kralingen, totdat hij in 1857 als zestigjarige aan het<br />

hoofd werd geplaatst van de toen opgerichte <strong>Rotterdam</strong>sche<br />

Diergaarde. Hierdoor was hij genoodzaakt met zijn gezin<br />

(hij was inmiddels hertrouwd met Francine Louise Schot,<br />

1) 's-Gravenweg, hoek Esschenlaan.<br />

155


die hem twee dochters had geschonken) naar de nieuwe directeurswoning<br />

te verhuizen.<br />

„De Direktie van Martin" - en hiermee geven we weer<br />

het woord aan Pichot - „gaf al spoedig aan de Rotterd?msche<br />

Diergaarde een goeden naam. Jaren achtereen stond zijn gastvrije<br />

woning open voor alle beoeffenaars der natuurlijke historie<br />

en alle mannen van aanzien, die een bezoek brachten<br />

aan Nederland. De Direkteur nam zorgvuldig en bevallig<br />

de honneurs van zijn huis waar tot in de kleinste byzonderheden<br />

en de feesten, die er, meê onder zijn leiding, gegeven<br />

werden, waren even prachtvol, als zij getuigenis gaven van<br />

vernuft en verbeelding".<br />

In 1866 legde Martin de directie neer wegens oneenigheden<br />

met sommige bestuursleden en trok hij zich als ambteloos<br />

burger in het naburige Overschie terug. Hij behield<br />

echter den titel van honorair directeur en daarmee een geregeld<br />

contact met de instelling, waaraan hij zijn beste krachten<br />

gegeven had.<br />

Toen Martin zijn beesten aan zijn zwager Cornelis overgedaan<br />

had, bezat de familie Van Aken nog twee menagerieën:<br />

behalve die van Cornelis, die voortaan onder den beroemden<br />

naam Le Lion de Misore bekend stond, die van<br />

zijn neef Anthony, zoon van zijn broer Willem, „de Eendracht"<br />

geheeten. Ook Anthony stond in 1839 met zijn tent<br />

op het Hofplein, dicht bij den Oppert. Met leede oogen moet<br />

hij de nabijheid van zijn oom en concurrent met zijn beroemde<br />

menagerie aangezien hebben; maar ook hij had iets byzonders<br />

te bieden: „de leeuw Nero en de tijgerin Hectorine,<br />

waarvan een jong Leeuwen-tijger of bastaard geboren is en<br />

zich in één hok met zijne Pleegmoeder bevindt, zijnde eene<br />

kleine Spencer. Eiken avond na de voeding zal men de volgende<br />

dieren in de hokken vereenigen: de Leeuw Nero met<br />

de tijgerin Hectorine, een Afrikaansch Luipaard met eene<br />

Amerikaansche Leeuwin en andere vermakelijke gewaarwordingen"<br />

i). Een andere keer liet hij bekend maken, dat er<br />

op een bepaald uur een speciale voedering zou plaats hebben<br />

„voorstellende de duivenjacht, door het Afrikaansche<br />

Luipaard en de Amerikaansche Leeuwen, zeer interes-<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 13 Augustus 1839, Bijvoegsel.<br />

154


santé en verlustigende scene, nog nimmer alhier gezien" )<br />

Een directeur van een menagerie moest er steeds op uit<br />

zijn, om aan de behoefte aan sensatie van een in dit opzicht<br />

al verwend publiek tegemoet te komen; in vreemde en huiveringwekkende<br />

vertooningen zocht hij zijn mededingers op<br />

de kermissen te overtroeven en de oerwouden van Afrika<br />

en Amerika leverden weldra geen dieren meer op, die al niet<br />

eens in de groote steden van Europa te zien waren geweest.<br />

Willem, Anthonie's vader, was er indertijd in geslaagd, een<br />

leeuwenpaar zich in gevangenschap te doen voortplanten en<br />

hij had natuurlijk niet nagelaten, dit succes uit te buiten.<br />

De <strong>Rotterdam</strong>sche Courant van 26 Juni 1824 bevat het volgende<br />

„Merkwaardig Berigt": „Willem van Aken, wonende<br />

in de Kleine Draaisteeg... heeft het genoegen zijne Stadgenooten<br />

en verdere Natuurbeminnaren te verwittigen, dat<br />

zijne Leeuwin thans voor de derde maal binnen den tijd van<br />

negen maanden geworpen heeft en op gisteren binnen deze<br />

stad een Leeuw en twee Leeuwinnen, van welke laatste een<br />

dood, heeft ter wereld gebragt. Doordien de binnen de stad<br />

Leiden geworpen Leeuw en Leeuwin en binnen Utrecht ter<br />

wereld gebragte twee Leeuwen en eene Leeuwin, door de<br />

beangstheid der Oude Leeuwen (veroorzaakt door de tegenwoordigheid<br />

der aanschouwers) zijn omgekomen, vindt de<br />

bo vengen. Eigenaar, op raad van voorname Natuur kenners,<br />

zich genoodzaakt, deze nog twee in leven zijnde jonge Leeuw<br />

en Leeuwin niet te laten bezigtigen voor en aleer zij zonder<br />

gevaar hiertoe in staat zijn; hij rekent zich evenwel verpligt,<br />

uit achting voor zijne Stadgenooten en ten blijke, dat hij<br />

hunne belangstellende onderscheiding op prijs stelt, dit<br />

voorloopig berigt hun mede te deelen".<br />

Twee maanden later werden de welpen, met zorg door<br />

Willem van Aken opgefokt, voor het eerst tentoongesteld<br />

in een tent bij het Gemeenelandshuis: <strong>Rotterdam</strong> genoot de<br />

primeur van deze unieke gebeurtenis. Willem had zich toen<br />

geassocieerd met de eigenaresse van een andere menagerie,<br />

zekere Madame Tournière. Hun gezamenlijke verzameling<br />

was zoo uitgebreid, dat de groote tent naast het Schielandshuis<br />

haar niet kon bevatten. Een olifant en een rhinoceros<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 17 Augustus 1839.<br />

155


waren ondergebracht in een tent op de Zeevischmarkt. „Deze<br />

Dieren", aldus liet hij bekend maken," hoewel landgenooten,<br />

zijn in den vrijen Natuurstaat onverzoenlijke Vijanden en<br />

vormen alzoo, bij elkander ten toon gesteld, een merkwaardig<br />

geheel en kolossaal aanzien" *)<br />

Den 5den Augustus 1825 bracht de leeuwin te Utrecht<br />

wederom drie levende welpen ter wereld. Van Aken was<br />

ditmaal minder bezorgd voor hun welzijn als het vorige jaar,<br />

want voor ze twee weken oud waren mocht het <strong>Rotterdam</strong>sche<br />

publiek al getuige zijn van de moederweelde der leeuwin:<br />

„Is het door de zorg der Eigenaars niet meer zoo zeldzaam<br />

de Leeuw binnen deze gewesten te zien voortteelen, hoogst<br />

zeldzaam en zonder voorbeeld is het, de Leeuwin, ondanks<br />

den dwang en opsluiting, haar instinct niet te zien verzaken;<br />

de hoogstgespannen verwachting zal bij dit grootsch Natuurtooneel<br />

overtroffen worden" )<br />

De aan de stichting der dierentuinen voorafgaande jaren<br />

waren voor de Van Aken's en andere rondreizende menageriehouders<br />

de roemrijkste en menig geschrift uit dien tijd<br />

bewaart de herinnering aan hun optreden. „De tenten van<br />

Van Aken", aldus een <strong>Rotterdam</strong>sch periodiekje uit het derde<br />

decennium der vorige eeuw^), „moeten door ware liefhebbers<br />

niet eens maar dagelijks bezocht worden; zij zullen er<br />

telkens meer vermaakt en ook meer geleerd en kundig uittreden".<br />

En hij knoopt daar deze moraal aan vast: „dat alle<br />

Grooten der aarde, die slechts eene geleende of verleende<br />

magt bezitten, zich spiegelen aan de leeuwen, tijgers en beeren,<br />

die zij hier achter de traliën beschouwen kunnen; en uit<br />

hun voorbeeld leren, dat wanneer zelfs natuurlijke krachten<br />

zoodanig kunnen worden bedwongen, het voor hen van<br />

dubbel belang is, om van die magt, die hen slechts vergund<br />

wordt, geen mibruik te maken".<br />

En wie herinnert zich niet het gedicht van den Schoolmeester<br />

op de Olifant: „Als een olifant een ijsbeer of gildos<br />

ontmoet, vraagt hij doorgaands aan Van Aken: Wat is dat<br />

voor kleingoed?"<br />

1) Rotterd. Courant d.d. 7 Augustus 1824. 2) id. 13 Augustus 1825.<br />

3) Arlequin, op de <strong>Rotterdam</strong>sche kermis No. 1, p. 70.<br />

156

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!