17.08.2013 Views

Testament rhetoricael

Testament rhetoricael

Testament rhetoricael

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

Eduard de Dene<br />

editie W. Waterschoot en D. Coigneau<br />

bron<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>, 3 delen (ed. W. Waterschoot, D. Coigneau et al.). In:<br />

Jaarboek ‘De Fonteine’ XXVI, XXVIII en XXX 1976-1980.<br />

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dene001test01_01/colofon.htm<br />

© 2003 dbnl / W. Waterschoot en D. Coigneau


Verantwoording<br />

5<br />

Het <strong>Testament</strong> Rhetoricael van Eduard de Dene (Gent, Universiteitsbibliotheek, hs.<br />

3330) wordt hierna door ons diplomatisch uitgegeven. Weliswaar betekenen sommige<br />

eigenaardigheden in de schrijfwijze van het Nederlands na het midden van de<br />

zestiende eeuw een grote belasting voor de moderne lezer, zodat wij er ons terdege<br />

van bewust zijn dat de aangeboden transcriptie enige eisen stelt aan het<br />

uithoudingsvermogen van eventuele belangstellenden. Het <strong>Testament</strong> Rhetoricael<br />

is literair en cultuurhistorisch van groot belang voor onze zestiende-eeuwse<br />

geschiedenis in het algemeen en voor de Brugse situatie in het bijzonder, zodat de<br />

uitgave van dit handschrift - een trouwens reeds lang gekoesterde wens van de<br />

Nederlandse filologie - ook een ruimer, historisch geïnteresseerd publiek zou kunnen<br />

aanspreken. Toch hebben wij de voorkeur gegeven aan de diplomatische<br />

uitgave-techniek, en wel om de volgende redenen:<br />

Vooreerst vereist de studie van het <strong>Testament</strong> Rhetoricael reeds een zekere<br />

vertrouwdheid met rederijkersteksten bij de lezer: De Dene is een moeilijk auteur,<br />

die vooral in zijn epitafen zulke staaltjes van ‘constighe’ stijl ten toon spreidt, vooral<br />

inzake woordvorming en syntaxis, dat hij zich zelf als het ware reserveert voor<br />

ervaren lezers, die de strikte eerbiediging van de authentieke tekstvorm wel op de<br />

koop toe zullen willen nemen.<br />

De tweede - en voornaamste - reden is dat wij hier staan voor de autograaf van een<br />

ervaren klerk. Het eerste element van dit argument zou reeds voldoende moeten zijn<br />

om bezwaren tegen de strikt diplomatische methode van de hand te wijzen: onze<br />

Nederlandse letterkunde is zo schaars gezegend met dergelijke exemplaren uit de<br />

pen van de auteur zelf, dat, bij eventuele uitgave, het respect voor de schrijver de<br />

voorrang verdient boven het gemak van moderne leesgewoonten. Daarbij komt nog<br />

in dit<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


6<br />

concrete geval dat De Dene zich bij het schrijven van zijn <strong>Testament</strong> Rhetoricael<br />

een waarachtig en onderlegd klerk ter vierschaar toont: de omvangrijke codex, die<br />

binnen een periode van acht maand voltooid werd, is een fraai voorbeeld van<br />

zestiende-eeuwse kopiistenarbeid: doorheen de 465 folio's heerst hetzelfde<br />

regelmatige, brede geschrift, zonder merkbare verschillen bij begin en einde van de<br />

schrijfarbeid. De Denes bedrevenheid uit zich het duidelijkst in de behandeling van<br />

schachten en staarten, niet enkel in de begin- en eindregel van een pagina, maar ook<br />

midden in de tekst, waar hun opneming in een vorige of volgende regel dikwijls zeer<br />

talentvol geschied is. Deze virtuositeit van de auteur als schrijver heeft ons mede<br />

genoopt om deze codex strikt diplomatisch uit te geven als specimen van<br />

zestiende-eeuwse schrijfkunst.<br />

Concreet betekent dit dat het schriftbeeld zo nauwkeurig mogelijk gereproduceerd<br />

wordt. Het gebruik van hoofd- en kleine letters, het aan- en vaneenschrijven van<br />

woorden is getrouw overgenomen. Vooral het behoud van de hoofdletters na een<br />

prefix midden in een samenstelling kan storend werken voor de moderne lezer. Toch<br />

is deze schrijfwijze vrij systematisch door De Dene gehandhaafd, en dus door ons<br />

gerespecteerd. Voor de interpretatie van I/J en i/j hebben wij de hoofdletter met<br />

bovenschacht, schuine dakstreep en tong als I weergegeven, en alle andere vormen<br />

als i. De spellingen u voor [v] en v voor [y] werden uiteraard gehandhaafd. Ook de<br />

interpunctie werd onveranderd overgenomen. Afkortingen zijn opgelost in cursief<br />

en letters in humanistisch schrift werden gespatieerd. In voetnoot staan paleografische<br />

en codicologische opmerkingen (aard van de correctie, toestand van het handschrift).<br />

Ook de oorspronkelijke bladspiegel is in de mate van het mogelijke gerespecteerd:<br />

elke nieuwe bladzijde is als lees-eenheid beschouwd, en de tekstregels zijn dan ook<br />

telkens opnieuw genummerd. Aangezien het notenapparaat hierbij onmiddellijk moet<br />

aansluiten, treft de lezer dit soms midden de huidige bladzijde aan. De eerbied voor<br />

de autograaf stoort ook hier alweer het gemak van de huidige leesgewoonten, maar<br />

wij hebben gemeend tot dit procédé te mogen overgaan om de reeds hiervoor<br />

uiteengezette redenen.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


7<br />

Als eerste inleiding bij deze tekstuitgave verwijzen wij naar ‘Eduard de Dene en zijn<br />

<strong>Testament</strong> Rhetoricael (1561)’ in Jaarboek De Fonteine 1969-1970, tevens verschenen<br />

als Rederijkers-studiën VII in de reeks Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent, nr. XVII. Thans bieden wij de tekst<br />

van fol. x 1 tot fol. 150. In twee volgende boekdelen nemen wij ons voor de resterende<br />

tekst te publiceren, waarna wij hopen als laatste aflevering de onontbeerlijke<br />

aantekeningen te laten verschijnen.<br />

Gent, september 1976.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


++<br />

// Myn <strong>Testament</strong>. //<br />

in Rhetorycken //<br />

Die zieckzondich stene //<br />

// yeghelick omtrent //<br />

5 Laettet blycken //<br />

// Elck hem zeluen wene //<br />

Die Rusten vpde eerdsche lene //<br />

muegher in speghelen //<br />

// hem daer naer Reghelen //<br />

10 Eer / den gheest verdwene. //<br />

Zonde stynct / als van tloock de kene //<br />

// Dat duechdelick smaect //<br />

Wilt niet Afvvycken. //<br />

ick die ter doodwaerts tcarreken Mene //<br />

15 // dicwils ghewaect //<br />

in tsconst practycken //<br />

Met Recht en Rene //<br />

// Kiest der huut tbeste //<br />

Laet vaeren de Reste //<br />

20 dat hinderlick schene //<br />

// Van hier totten hend //<br />

Binnen tsweerelts dycken //<br />

By my ghemaect //<br />

// Rasch. Vp. End//:<br />

25 .1561. // Hene. //<br />

[Metu et spe]<br />

Metu et spe<br />

occulta probantur<br />

+ Alle regels zijn onderstreept.<br />

8<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

[x 1 r]


+<br />

[Eerlicke hu Regiert]<br />

E erlicke hu Regiert<br />

D ies men hu gheest / Bewaert<br />

V roylick duecht hanthiert<br />

A nders goedynghen niet bezwaert<br />

5 R yplick toecommende dynghen anziet<br />

D e bedrieghlicheden vreesende zyt<br />

V leeschlicke begheerten vliedt<br />

S uverlicke Leeft altydt<br />

// D E s hu beuolen bewaeren es / Weder gheeft<br />

10 D och der neersticheyt volght met staeden<br />

E nde in Dronckenschap gheenssins Leeft<br />

N yemandt zo ne wilt versmaeden<br />

E lck die hem verheft zal dalen tot schaeden<br />

[Risus Nimius Cauendus]<br />

// R isus Nimius Cauendus<br />

15 A ge que Iusta sunt<br />

S aluta Libenter<br />

C ognosce te Ipsum.<br />

H umanarum Rerum Vicissitudo<br />

// V iolentiam oderis<br />

20 P acem Dilige<br />

// E xercitatio optimus Magister<br />

N e quid nimis<br />

// D onum quodcumque probato.<br />

E xperimento nihil certius<br />

25 N imia parcitas Vitanda<br />

// E ruditiores efficimur omnes Damno /<br />

9<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

[x 1 v]


10<br />

++<br />

Inde Capitale Lettren Daer<br />

thuvver Instrueringhe<br />

Vyndt Iuiste tIaer<br />

Deis boucx eerste componeringhe +<br />

5 M ortalia cogita //<br />

C ognatos Cole //<br />

C oncordiam sectare //<br />

// C ontemptio omnis stulta //<br />

C alumniam oderis //<br />

10 C onsilium post facta Inutile //<br />

L inguam Tempera //<br />

V ulgi Iudicium stultum. //<br />

I usticiam Colito //<br />

I ndustriam Adiuuat deus //<br />

[Seneca In libro]<br />

15 Seneca In libro<br />

De 4. or Virtutibus<br />

Si prudens es / Animus tuus Tribus temporibus<br />

Dispensetur<br />

.1. Presentia ordina //<br />

20 .2. Futura prouide. et //<br />

.3. Preterita Recordare //<br />

Doleo!/<br />

Quid de me / post fata / Dicent Homines<br />

Respondeo<br />

25 Intempestiua sollicitudo. / hoc a Iuuentute prouisum esse<br />

debuit / Qualis fere Vita hominum /<br />

Talis est Fama / //<br />

+ Alle regels van fol. x 1 v en fol. x 2 zijn onderstreept, behalve r. 18 van deze laatste bladzijde.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

[x 2 r]<br />

+<br />

Anno .1557.


++<br />

11<br />

[Pone domine Custodiam ori meo]<br />

// Pone domine Custodiam ori meo<br />

heere / Een bewarynghe mynen monde // stelt<br />

honor et gloria Soli deo //<br />

// Alleene tot god / Lof tallen stonde // helt<br />

5 als prinche der victoryen / die ons zonde // velt<br />

Medechynich gheneser / eer ons doodwonde // quelt<br />

// die tsmensschens / ghepeynsen oock totten gronde // telt<br />

Rechtueerdich Rechter / end om gheen Ronde // ghelt<br />

maer als hy wil wat Leift<br />

10 // Tvreest / Beift<br />

Ende / voor zyn woords / Faconde // smelt<br />

Totten Lecteur<br />

Bied saluut den Aucteur<br />

// Wat Componiste // yet speculeirt //<br />

15 ymaidgineirt //<br />

maect dicteirt // ofte fantazeirt<br />

preponeirt // sustineirt // Argueirt // solueirt<br />

concludeirt //<br />

Tsamen gheRammelt int vulbrynghen!<br />

20 // metter Dood / Wordet al ghepasseirt<br />

gheconsummeirt // Gheadnihileirt<br />

ghevilipendeirt // Ghesuppediteirt<br />

// Want zou es inne des weerelts omRynghen<br />

Dontbyndeghe / ende thende van allen dynghen<br />

25 .1561.<br />

[Got der almechtig hat mich erledigt]<br />

Got der almechtig hat mich erledigt<br />

Vser den gewalt meiner veindt /<br />

+ Fol. x 2 v, r. 1, 3, 12-16, 19, 23-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

[x 2 v]


12<br />

++<br />

Tafel of Regystre //<br />

Die tghetal Duerzoucke //<br />

Tinhoud by bewystre //<br />

Gheel Van Desen boucke //<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

. A .<br />

A.B.C. Vanden nieu ghehuwede<br />

A.B.C. Gheestelick / om Victorken<br />

myn Ioncxste zuene<br />

A r g ument van Socrates Ieghens eennen<br />

Ionckman / huwen ofte niet huwen<br />

A donis ionckman van vrau Venus bemindt<br />

A fgodisten Afgodrie / ende vanden beilden<br />

A nghaende den Beildemaeckers<br />

A enigma ofte Raetsele / Tweederhande<br />

Aduocaten ende Rechters<br />

Amoureuse Minnaers<br />

Amoureuse discrete liefde<br />

Amoureuse Meyelynghen *<br />

Alle amoureuse dierkens<br />

Amoureuse solutie<br />

Amoureux testament<br />

Alle Eerdsche slampampers<br />

Alle Crychslieden ende Capiteynen<br />

Argumentich proces tusschen soberheyt ende<br />

Den Dronckaert<br />

Aristoteles Leert Ieghens Gramschap<br />

Achte clausulen intricaet Vanden ghecleede beesten<br />

+<br />

[x 3 v]<br />

Achtien metren goede Leerynghe<br />

Achtien poincten teender schoone vrauwe dienende<br />

Aerbeydt ende Ledicheyt / twee contrarien<br />

Aucteur verhaelt wercken des vleeschs<br />

Ande ghehuwede vraukens / Exempel van Penelope<br />

Aucteur / Noteirt ghulseghe ouerdaet<br />

Aucteur / noteirt Vriendschap metter tonghe<br />

Aucteur Pryst de Romeynen ieghens ledicheyt<br />

Aucteur / noteirt Paulus Besicheyt te Corinthen<br />

Aucteur / Discribeirt Ledichede<br />

+ Fol. x 3 r, r. 1-4 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Meyerlynghen’; ‘r’ doorgehaald.<br />

folio.<br />

256.<br />

135.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

285.<br />

216 ende 218.<br />

219.<br />

181.<br />

200.<br />

287.<br />

296.<br />

300<br />

306.<br />

311.<br />

312<br />

340<br />

323.<br />

351<br />

319.<br />

f o 179<br />

.211.<br />

287.<br />

383.<br />

.243.<br />

252<br />

372.<br />

379<br />

381.<br />

381.<br />

+<br />

[x 3 r]


15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

13<br />

Aucteur noteirt Didimus neerstichede<br />

Aucteur vermaent te werckene schriftuerlick<br />

ende figuerlick<br />

Aucteur vermaent den slapaert Epimenides<br />

Aucteur vermaent tsmensschens verghanclick leuen<br />

Aucteur / Bidt god almachtich Refreynwys<br />

Aucteurs zekere goede vermaenynghe<br />

Aucteur verhaelt van heliogabalus cnaepen<br />

Aucteur Totten euangelyssche broeders<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

.B.<br />

Balade van thuuterste Oordeel<br />

Balade Amoureux testament<br />

Balade van twee amoureuse ghespeilneden<br />

Balade / de stadt sint quintins ghewonnen<br />

Balade / Slach te greuelynghe<br />

Balade / Argumentueux<br />

Balade / vanden hertoghe van bruunswyck<br />

Tzelfde in Walssche<br />

Balade intricaet Vanden ghecleede beesten<br />

+<br />

[x 4 r]<br />

Balade van tcakenbeen in tschotters hof handboghe<br />

Balade vanden dronckaerts<br />

Balade vanden Wyne<br />

Balade Vanden Landskermessen<br />

Balade / daer by den aucteur adieu neimt<br />

Bethanyen / Bekeerde zondaressen<br />

Bedynghe Refereynwys<br />

Bedynghe / Vpden witte donderdach<br />

Bedynghe / De profundis clamaui in Walssche<br />

Bedynghe Ieghens ghiericheyt<br />

Bedynghe tot god almachtich / om sterck ghelooue<br />

Bedynghwys / Prologue vanden Boucke<br />

Boghaerdsche schoolkyndren knechtkens ende<br />

meyskens<br />

Beghijnkens Ten Wynghaerde<br />

Benedicite ende gratie in Vlaemssche<br />

Baert Draeghers ende Baetzouckers<br />

Beneficianten Permuteirders<br />

Beildemaeckers ofte Beildesnyders<br />

Betrauwers vp Mensschen<br />

Boorghe Voor yemandt blyfuen<br />

382.<br />

383. ende 84.<br />

385.<br />

396<br />

436<br />

425.<br />

387<br />

409<br />

440<br />

438<br />

312.<br />

296<br />

331<br />

334<br />

274.<br />

277<br />

.280.<br />

179<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

118.<br />

336.<br />

344<br />

367.<br />

440.<br />

401<br />

423.<br />

418.<br />

160<br />

238.<br />

130<br />

Eerste blad<br />

52 ende 81<br />

59.<br />

56.<br />

286 ende 241.<br />

188.<br />

219<br />

222.<br />

203.


25<br />

30<br />

++<br />

5<br />

10<br />

20<br />

25<br />

C<br />

14<br />

Capelle Vanden helighen gheeste ende de xiij e<br />

Capelle sint iooris steghere Vpde marct<br />

Capelle vanden helsenaers Tsint saluators<br />

Capelle Sint amandts<br />

Capelle Vanden Schilders<br />

Capelle vanden Pypers<br />

Capelle Sint Loyshius<br />

Capelle Sint eeuwouds buten<br />

Capelle Vanden drie zanttinnen<br />

+<br />

[x 4 v]<br />

Capelle Sinter niclaeus<br />

Capelle vanden Backers / ende clerck aldaer<br />

Capelle ter Derder oordene<br />

Capelle vanden maeckeliers ten vlamyncdamme<br />

Capelle Vanden Schiplieden<br />

Capelle Vp den stuuenbergh gheseyt hemelRycke<br />

Capelle ter Calomme<br />

Capelleken van sinte maertins inde vulderstraete<br />

Capelle van iherusalem<br />

Capelle vanden clercken ende clercken vander Burch<br />

Capelleken van sint Erasmus Vp tproossche<br />

Carnation Conyngh vanden ouden boghe +<br />

Carnation Conyngh vanden ionghe boghe +<br />

Carnation Conyngh Vanden Ardchieren +<br />

Carnation Conyngh vanden Coluevryniers +<br />

28. ende 162.<br />

38<br />

40<br />

41.<br />

43.<br />

43<br />

45<br />

49<br />

89<br />

106.<br />

109<br />

112<br />

115<br />

125 ende 27<br />

116.<br />

117<br />

+ Gheeraerd Drael<br />

117<br />

+ P e . Dassonneville<br />

121<br />

+ glaude vander mandere /<br />

124<br />

Carnation doe ick ghevanghen was<br />

208<br />

Carnation Bourgoensch Crucewys<br />

324<br />

Carnation / Een herte inde middele<br />

325<br />

Carnation van Cleuen ende gheldersche<br />

326<br />

327 *<br />

Carnation groot / Van Buenen<br />

Carnation vanden Paeys / Oock een int zotte<br />

Carnations diueerssche van terwanen ende andere steden330<br />

Carnation van Conyngh philippus Victorie<br />

333<br />

Carnation als dit Rhetoricael testament vuldaen was 451.<br />

Capiteynen vanden zevene doodzonden<br />

389<br />

Christus / Waeromme eerst voor ons verResen 422<br />

Cleenmoedeghe in tribulatien<br />

395.<br />

Clappaerts Tusschen man ende wyf<br />

262<br />

+ Nota in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘326’; ‘6’ verbeterd in ‘7’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ M e . pauwels de graet


30<br />

Coppelessen ende Lichte vrauwen<br />

Cortsen broeders<br />

Corte beschryfuynghe vanden verwaende mensschen<br />

Cornelis breydel Refereyn<br />

Conyngh Philippus<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

285.<br />

309<br />

225.<br />

172<br />

187


35<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

15<br />

Credo in Deum in Vlaemssche<br />

Cypier ofte Steenwaerdere<br />

Colfdraeghers Dienaers<br />

Cloosters en kercken Graeu broerkens<br />

+<br />

[x 5 r]<br />

Ende Predicaren<br />

Clooster Augustynen broeders<br />

Clooster Caermers Broeders<br />

Cloostere Vanden Eechoutte<br />

Cloostere staelysers / Willemynen / Colletten<br />

Cellebroeders cloostere<br />

Costere van sint iacobs kercke<br />

Clusenaers<br />

Conclusie van desen boucke<br />

D<br />

Dauids zeuene psalmen<br />

Dauid strydBaer<br />

Dialogue vanden twee amoureuse ghespeilneden<br />

Descriptie Van vrau Venus<br />

Dienaers Colfdraeghers<br />

Dertien dach Refereyn<br />

Descriptie Vanden vleesschelicke Minnaers<br />

Duvelssche dochteren by onRechtueerdicheyt<br />

Doodslaeghers<br />

Dronckaerts Logende<br />

Dialogue van Soberheyt ende dronckaert<br />

E<br />

Epitaphium ende Clynckynghe .I. de scheereren<br />

Epita / Donaes van wambeke<br />

Epithaphium ende clyncken Andries de wilde<br />

Epi / ende clyncken M. e steuin vanden gheenste<br />

Epithaphium ian De stercke<br />

Epitaphium Cornelis Eueraert<br />

+<br />

[x 5 v]<br />

Epita / Dheer claeys Colue<br />

Epitaph / Pieter panne Ende<br />

van ian lyebaert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

134<br />

204<br />

15.<br />

17<br />

27<br />

48.<br />

49<br />

56<br />

73.<br />

397.<br />

451<br />

401<br />

323<br />

296<br />

283<br />

204<br />

186.<br />

283<br />

310<br />

320.<br />

342<br />

349<br />

151<br />

153<br />

154<br />

155<br />

158.<br />

158<br />

159.


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

16<br />

Epitaphium Landslood Blondeel<br />

Epitaphium Groot ende cleene Vanden aucteur<br />

Epygramma ofte .4. metren<br />

Euangelion Vanden vyf gheerste broeykens<br />

Euangelion vpden kerstdach<br />

Euangelion Vpden kerstnacht<br />

Euangelion 4. den zondach naer xiij dach<br />

Euangelion Vpden dertien dach<br />

Euangelion Van tvrauken van Cananee<br />

Euangelion .18. en zondach naer Trinitatis<br />

Euangelion zondachs daer naer<br />

Euangelion vpden paeschdach<br />

Euangelion Den tweeden Derden ende 4. den<br />

zondach inden aduent<br />

Eerdsche vvandelaers<br />

Eerghiereghe ende Eeghin baet zouckers<br />

Exempel vanden Ryckman tsnuchtens inbytende<br />

Exempel Totten ledighen mensschen<br />

F<br />

Figuere vanden getrauwen dienaere<br />

G<br />

Ghilde oude Cruusboghe<br />

Ghilde ionghe Cruusboghe<br />

Ghilde Vanden ardchieren / aldaer<br />

Ghilde Vanden Coluevryniers<br />

160<br />

447.<br />

353<br />

226.<br />

413 ende 415<br />

376<br />

416.<br />

417.<br />

318.<br />

422<br />

419.<br />

410.11.12.<br />

389.<br />

234 ende 241.<br />

346.<br />

387.<br />

386.<br />

117<br />

117<br />

123<br />

+<br />

[x 6 r]<br />

Ghilde Vanden hallebardiers<br />

Ghilde vanden Bollaerts<br />

Ghilde clercken vanden voornoomden ghezelschepen<br />

124<br />

Godshuus Sinte iulyens<br />

42.<br />

Godshuus Ten Magdaleenen<br />

Lazarus ziecken aldaer<br />

42<br />

Godshuus Sint ianshuus<br />

48<br />

Godshuus Sint iacobs sinte katherine p. 49<br />

ro<br />

Godshuus Sint ioob inde ezelstrate<br />

81<br />

Ghasthuus Ten blende lyeden<br />

73.<br />

Ghiericheyts Regiment<br />

225.<br />

Ghiericheyt contrarierende / Leerynghen<br />

228<br />

Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />

229<br />

Ghierich eerdsbusschop Te mens<br />

228.<br />

Ghierich Conynck Achab<br />

230.<br />

Ghiereghe Gheltgaerders<br />

231.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

17<br />

Ghiereghe Eerghiereghe<br />

Ghiericheyt / straft paulus<br />

Gheestlicke Leerynghen<br />

Gheestlicke hueverheyt<br />

Gheestelicke Liefde<br />

Gheestlicke amoureuse dhelighe scriftuere<br />

Ghehuwede<br />

Ghehuwede tyelick<br />

Ghevanghenen<br />

Ghetrauwe dienaere hoedaenich zyn moet<br />

Gods ghebod verachters<br />

Gramschaps Regiment<br />

Gramschap wraeckghierich<br />

Gramschaps Medechyne<br />

Gramme Roerzouckers<br />

Ghulsicheyt Regiment<br />

Ghulsich groot slockere<br />

+<br />

[x 6 v]<br />

Ghulseghen afgod Bel<br />

Groot dronckaert martialis<br />

Ghulsicheyts conclusie<br />

H<br />

Helighe scriftuere / gheestelick Lief<br />

Heliogabalus beual zyn knechten besicheyt<br />

Historie in walssche van Bruunswyck<br />

Historie dauids ten Augustynen<br />

Historie vanden verloren zuene Ten cellebroeders<br />

Historie van thobias int Corte<br />

Huwelicken staet<br />

Huusman ofte Vader des huusghezinde<br />

Houeerdicheyts Regiment<br />

Houerdicheyts descriptie / met huer .7. dochteren<br />

Houeerdicheyt / contrarie vyf metren in walssche<br />

I.<br />

In Principio erat verbum in Vlaemssche<br />

ionghe kynders leerynghe<br />

ionghe Minnaers<br />

Ionghers ende Mannen<br />

Ionghe Mannen<br />

Ionghe Dansserkens<br />

Ionghe ghehuwede Vraukens<br />

234<br />

241<br />

140<br />

182.<br />

244<br />

247.<br />

251<br />

256.<br />

204<br />

386.<br />

215.<br />

317.<br />

320<br />

320.<br />

321<br />

335.<br />

340<br />

340<br />

340<br />

373<br />

247<br />

387<br />

280<br />

17.<br />

56.<br />

251<br />

250<br />

253.<br />

209<br />

209<br />

211.<br />

415<br />

140<br />

289<br />

261<br />

259<br />

262<br />

266<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

ionghe Weduwen<br />

ionghe Rhetoricienen<br />

K +[x 7 r]<br />

18<br />

Kercke Sint donaes / Sint saluators<br />

Onser vrauwen ende Sint gillis<br />

voor vermaen midsgaders clocludere<br />

ende waswyf aldaer / Sint baselis<br />

tscepenhuus voor tvrye / ende nietken<br />

de naeysterghe Al tsaemen f o<br />

Kercke Sint saluators<br />

Kercke Onser vrauwen<br />

Kercke Onser vrauwen Organiste<br />

Kercke Sint iacobs ende Costere<br />

Kercke Sint Wouburghen<br />

Kercke Sint gillis<br />

Kercke Sinte Cruus<br />

Kercke Sinte Cruus costere<br />

Kercke Sint Anna<br />

Kercke sinte pieters / sint ians ende sinte kerst<br />

L<br />

Leerynghe omme ionghe kynders<br />

Leerynghe ieghens haet ende nydt<br />

Leerynghe Ieghens ghulsicheyt<br />

Ledicheyt moeder van allen quaede<br />

Legende vanden dronckaerts<br />

Landskermessen Regiment<br />

Liefde Bescryfuynghe<br />

Liedeken pater noster naer de lettre<br />

Liedeken Pater noster huutgheleydt<br />

Liedeken Salue Rex<br />

Liedeken Salue Regina<br />

Liedeken Aue Maria<br />

Liedekens<br />

+ [x 7 v]<br />

Lofzangh tot god almachtich<br />

in te domine speraui<br />

Dominus illuminatio mea<br />

verba mea auribus percipe<br />

Cantate domino canticum nouum<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

256<br />

175.<br />

37.<br />

38<br />

44<br />

47.<br />

73.<br />

86.<br />

87.<br />

106.<br />

109.<br />

112.<br />

38.<br />

140<br />

377.<br />

336<br />

382<br />

342.<br />

367.<br />

375.<br />

f o .2.<br />

133.<br />

3.<br />

4.<br />

3.<br />

f o 4.<br />

9.<br />

26<br />

79<br />

77


Ad te Leuaui oculos meos<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

83


10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

19<br />

Domine in virtute tua letabitur Rex<br />

Exultate iusti in Domino<br />

in te domine speraui dauids 70 Psalme<br />

Cum inuocarem te deus justicie mee<br />

Diligam te Domine<br />

Laudate pueri dominum<br />

Ad dominum cuum tribularer / Clamaui<br />

Deus laudem meam ne tacueris<br />

Dauids zeuene penitentiale Psalmen<br />

Liedeken van tsweerelts temptacien<br />

van thelich bloedt in walsche ende vlaemssche<br />

Een andere liedeken van theligh Bloedt<br />

vanden helighen Sacramente<br />

Liedekens Leyssewys<br />

Liedekens drie<br />

Andere Liedekens<br />

Liedeken gheestelick<br />

vanden helighen Cruce<br />

Liedeken vanden edelen handBoghe<br />

Drie gheestlicke Liedekens<br />

Liedeken gheestelick<br />

vander Benauthe / Boerdelick Liedeken<br />

Liedeken vanden ghevanghenen<br />

vanden zeeman<br />

Liedeken van Vecy Iehan<br />

Liedeken huut dauids Lxxxi. e psalme<br />

+<br />

[x 8 r]<br />

Ander Liedeken gheestelick<br />

Liedeken vanden hannekens<br />

Liedeken Alf walsch alf vlaemsch<br />

Liedeken van een ghehuwede<br />

Liedeken vanden Knispaert<br />

Liedeken Vander verRysenesse<br />

vanden Paeys<br />

Amoureux Liedeken<br />

vanden vreckaerts<br />

Gheestlick Meyliedeken<br />

Amoureux Meyliedeken<br />

Ander Meyliedeken<br />

Dansliedeken Vanden Mey<br />

Een ander Meyliedeken<br />

Liedeken Vpde nachtloopers<br />

Ander liedeken<br />

Dronckaerts zangh<br />

Liedeken vpden stoorm van Munster<br />

84<br />

90<br />

95.<br />

96<br />

100<br />

103<br />

104<br />

128<br />

401<br />

34<br />

54<br />

55.<br />

75.<br />

59 ende 65.<br />

67 ende 69<br />

80. 85 89. 91. 94.<br />

105<br />

109.<br />

120<br />

110. ende Cxi.<br />

149.<br />

142<br />

208<br />

232<br />

266.<br />

202<br />

192<br />

266<br />

tot 270<br />

420<br />

328<br />

271<br />

272<br />

300<br />

302<br />

303<br />

304<br />

306<br />

351<br />

352<br />

354<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

Een ander Liedeken<br />

VastenAvendt Liedeken<br />

Lof vander taerwe<br />

Lof vanden wyne<br />

M<br />

20<br />

Myn testaments beghin metter prologhe<br />

Myn begrauynghe en de vanden<br />

ouerleden wouckeraere<br />

Myn iaer ghetyde Beset / Crune lettre /<br />

pardoenbriefuen ende prochiepape tsamen<br />

Myn Weduwe ende alle andere weduwen<br />

Myn kynderen zuenen<br />

+<br />

[x 8 v]<br />

Myn drie Dochteren<br />

Myn Rhetoricale Componerynghe<br />

Bouxken Briefuen / Chaerters schilderyen<br />

inctpot / Pennen / Scriftooris / Comptoir<br />

inden burch ende anderssins<br />

Myn ghebuerschip<br />

Myn Bril ende Rapiere<br />

Myn boelken Eens was<br />

Mynen Langhen Adieu<br />

Myn Somme totale Van myn staet<br />

Myn ghereede ghelt Cleederen habyten /<br />

Barnynghe ende andere zaecken<br />

De Clynckynghe mynder venditie<br />

Myn <strong>Testament</strong>arissen<br />

Machteghe van goede<br />

Maegdelicke staet<br />

Mannen ende Vrauwen<br />

Maertsbier Drynckers<br />

Morael Totten ledeghen mensschen<br />

Morte Paeyen<br />

Mensschen Betrauwers<br />

Milde zeeman<br />

Meersmannekens<br />

Meyplantynghe Gheestelick<br />

Missiue an VastenAvendts discipelen<br />

Missiue An Poyknechten te hutrecht<br />

N.<br />

Nydicheyts Regiment ende diueerssche<br />

Leerynghen daer ieghens<br />

366.<br />

371<br />

342<br />

343.<br />

6<br />

12.<br />

13<br />

131<br />

131 tot 142.<br />

143.<br />

.143 ende 144<br />

144<br />

145.<br />

289<br />

440<br />

147<br />

146<br />

147<br />

146<br />

447<br />

227<br />

249<br />

261<br />

345.<br />

385.<br />

354<br />

222.<br />

232<br />

280<br />

305.<br />

370<br />

354.<br />

375.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

Nieumaer Vraeghers<br />

+<br />

[x 9 r]<br />

Nieuloopteghe Voyaidgiers<br />

Nachtloopers<br />

Nydeghe Grammoedeghe<br />

Nydicheyts Bescryfuynghe<br />

Nydeghe Tonghen<br />

O<br />

21<br />

Oncuuscheyts Regiment<br />

Ouerspeelders<br />

Obstinaete zondaeren<br />

Ongheoorsaemeghe<br />

Onderdaeneghe Mans<br />

Organiste Tonser vrauwen<br />

Oude vrauwen<br />

Oude weduwen<br />

Oorloghe om diueerssche zaecken te<br />

mueghen doene<br />

Oorloogshlieden<br />

P<br />

Paeschliedeken<br />

Paeys descriptie<br />

Paeyslick Rondeel<br />

Penitenten Clusenaers<br />

Processie generale<br />

Processie generale<br />

Poyknechten<br />

Poetich exemple ieghens Ledichede<br />

Pieter de zanghere Conynghfeeste Refereyn<br />

Policye Meesters<br />

Predicanten<br />

Procesvolghers<br />

Potdraeghers Vanden steene<br />

+<br />

[x 9 v]<br />

Platte Buersen<br />

Prologhe vanden zevene Doodzonden<br />

Permuteirders van Benefitien<br />

* Oorspronkelijk ‘212’; geschrapt en ‘179’ erboven geschreven.<br />

179 *<br />

223<br />

306<br />

376<br />

375<br />

380<br />

242<br />

273<br />

445.<br />

214<br />

255.<br />

47<br />

256<br />

323<br />

322<br />

420<br />

319<br />

324<br />

397<br />

326 ende 327<br />

333.<br />

347.<br />

383.<br />

171<br />

201.<br />

190<br />

203.<br />

208<br />

238<br />

208<br />

188.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

+<br />

5<br />

10<br />

Q<br />

22<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der scapen<br />

Quictancie Refreynwys die van damme<br />

Refereynen<br />

A<br />

Ad patres nostros Zyn dese vooren<br />

Alleene zy god Eere ende glorie<br />

Al dat zotten zien / dat es huerlieder gherief<br />

Ach lief hoe zoud ick hu cunnen alsoo vergheten<br />

Al datte en dynct my gheen Abelheyt wesen<br />

Afkeerende vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Al doode my god / Noch zalick hopen<br />

B<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

Bemint hem die hu bemint ghy zulles gheloont zyn<br />

Bedect my schoon Lief / inde gaeten huwer wonden<br />

C<br />

Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt An<br />

Comt al tsheeren tafel met hu bruloft cleed An<br />

+<br />

[x 10 r]<br />

Comt al tsamen huuten houcke der duusterheden<br />

Clouck en lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />

Christus / es ons paesschen gheoffert verResen<br />

D<br />

De duusterheden hebbent begrepen Niet +<br />

Die beloften Lief zalick nemmermeer vergheten<br />

Die niet ghewasschen es / en heeft gheen deel met my<br />

Dat hy paeyslick Regieren mach alle zyn landt<br />

De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />

De waerheyt des euangelys Laet by hu blyfuen<br />

Daghelicx verghanck schoonghenoughelick niet<br />

De daghelicxsche weerelt gheel int zotte speilt<br />

De Beildemaeckers zyn Al te gadre niet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

14.<br />

174.<br />

8<br />

28<br />

236<br />

291<br />

364<br />

390<br />

426<br />

132.<br />

242<br />

244<br />

30<br />

86<br />

115<br />

393<br />

397<br />

421<br />

f o primo<br />

+ In principio erat verbum<br />

70<br />

72<br />

187<br />

188<br />

190<br />

212<br />

213<br />

219


15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

23<br />

Daer en es gheen bermherticheyt Vpder eerden<br />

Dat waere wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />

Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />

Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

De vreese des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

Dies zalicker wel mede myn zinnen behouden<br />

Den boom van tcruce christi in therte plant<br />

DuerRyd vry den trypzack maer therte doch wacht<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt es<br />

Droncke man droncke dynck etc a<br />

Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />

Dan gruut my ieghens thuusewaert ghaen<br />

Dan zullen wy vanden slaep des doods etc a<br />

E<br />

Emanuel iesus christus onsen heere<br />

Een clappaert can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

233<br />

238<br />

239<br />

255<br />

259<br />

288<br />

295<br />

305<br />

309<br />

347<br />

* 353.<br />

362<br />

360<br />

435.<br />

74<br />

198<br />

+<br />

[x 10 v]<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf 264<br />

En waere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

294<br />

Een vreidzame tonghe es een boom des Leuens 321<br />

Eylaes / vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken 341<br />

Een lecker beitien es vullicx gheten<br />

356<br />

Een vrauwe / meest nood es / den dienst van een vuldere 357<br />

Een kynd es ons gheboren end onslieden ghegheuen 416<br />

F<br />

Fraeye bachus disciplen drynct een vroylicken dronck 361<br />

Felle pyne / zullen de quae ghezeyde Lyden<br />

445.<br />

G<br />

Ghy zyt petrus / en vp desen steen<br />

zalick myn kercke funderen<br />

Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect<br />

Ghij hebt my ghetraut lief wie zal my scheeden<br />

Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />

Gheen ander dan ghy Can my niet ghenesen<br />

Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken<br />

Godsvruchtich Regiment eendrachtich telcker stede<br />

39<br />

42<br />

97<br />

115.<br />

148<br />

177<br />

201<br />

* Oorspronkelijk ‘335’; laatste twee cijfers geschrapt en vervangen door ‘53’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


25<br />

++<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

24<br />

Gheenssins / want dier vp betrauwen / zyn vermalendyd222.<br />

Gheeft mildelick zo word hu oock milde ghegheuen 231<br />

Ghaet in hu buerse / en gheeft datie wilt<br />

240<br />

Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen 252<br />

Ghy ionghe Mannen ghehuwet ofte onghehuwt 261<br />

H.<br />

Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />

Helpt neerstich desen boghaerd der ionghe scholieren<br />

+<br />

[x 11 r]<br />

heere / ghy zult hu gheplantte wynghaerd bewaeren<br />

Hoe lief / eist mueghelick ghy ander beminnen mueght<br />

Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Huwen god huwen heere end hu naesten bemindt<br />

Huwen naesten wilt / als hu zeluen Beminnen<br />

heere wilt niet wasschen myn voeten alleene etc a<br />

Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />

Heere god beschermt ons van die eeuweghe doodt<br />

I<br />

36<br />

52<br />

58<br />

289<br />

291<br />

318<br />

378<br />

418<br />

425<br />

433<br />

In principio erat Verbum<br />

Refereynwys int<br />

eerste blad<br />

Iesus name / es ter weerelt veel eeren weerd 113.<br />

Ick wilde wel de weerelt alleene Regieren<br />

209<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden 247<br />

in een eerbaer wyse stercke vrauwe goet<br />

254<br />

Ick liet noch al goet zyn behild ick tmyne<br />

265.<br />

In myn kethel comt ghildekens cuusch ick net 308<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

358<br />

In een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden 413<br />

iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer 411<br />

In huwen handen heere beveel ick mynen gheest 448<br />

K<br />

Keert hu zinnen van alle Afgoderie<br />

Kir zie eir Liefken / ten mach niet al gheseyt zyn<br />

L<br />

Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />

Lof moeder maria vul gratien vloeyende<br />

daer of dhooftlettren van tRefereyn spellen<br />

+ Fol. x 11 r, r. 17-18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

216<br />

299.<br />

27<br />

16


30<br />

++<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

25<br />

het Aue maria in Latyne /<br />

Lief heb ick hu / in my niet ghegreffyt gheint<br />

Lof heligh gheest Alder wonderlicxst Werckende<br />

+<br />

[x 11 v]<br />

Lof van Dhelighe Drievuldicheyt +<br />

f o 245. *<br />

31<br />

33<br />

+Noteirt<br />

Lof Vanden helighen Sacramente<br />

44 ende 71.<br />

Lof wonderlick wonder noyndt wonder zoo groot 93.<br />

lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

98<br />

lof Crucen boom draeghende zalichste vrucht 106.<br />

Lof Barbara blynckende peerle vul duechden 123<br />

Lof Vander Edele Penne<br />

125.<br />

Lof onverwonnen Conyngh der Cuenynghen 186<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

342<br />

Lof dan wynghaerd / daer men zo goede wyn huutclaert 344<br />

Lief doet ghy myn beuel / ick zal hu beminnen 215<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn 262<br />

Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen 307<br />

M<br />

Magdalena lydsaemich duer tshelichs gheest wercken47<br />

Men zietter al duer brillen van yseren traelien 205.<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen 290<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene 359<br />

Machmen wel doen en vroylick gherustelick leuen 395<br />

Myn liefste vriendinne heb ick hu niet ghenesen 399<br />

N<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />

O<br />

Onghehoorzaemheyt / doet god meest de weerelt<br />

plaghen<br />

Onder hu / en laet gheen bedelaers wesen<br />

* Deze regel is later in grijzere inkt bijgevoegd.<br />

+ Fol. x 11 v, r. 8 ‘Vander... Penne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

194<br />

292<br />

214<br />

227


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

+<br />

26<br />

Och lief tes schande datmen hu die oneere doet<br />

+<br />

[x 12 r]<br />

Och zoud wel doen / hond zaegh ick myn wyf niet<br />

Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />

O hemelsch vadre verlost ons / van allen quaede<br />

P<br />

Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy<br />

zyt<br />

Q<br />

Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schapen14<br />

R<br />

Rechtueerdicheyt bemint ghy die de eerde Iugiert<br />

Reyn vrauwelick gheselschip verchiert een feeste<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

S<br />

Spes mea domine /A Iuuentute mea<br />

Stelt hu leuen voor de schaepen ghy die heerders zyt<br />

Steruen in Liefden dats tslot van Minnen<br />

Schict hu al tsheeren tafel in liefde verzaemt<br />

T<br />

Tytel doch van zaelicheden myn ziele verleent<br />

Twyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />

Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />

V<br />

Vrau Venus / der vleeschlicker liefden goddinne<br />

Gheel de weerelt Bedrieght<br />

vroylick inde harde Bolle continueirt<br />

+<br />

[x 12 v]<br />

van een vul vat zo had ick Liefuere<br />

Van zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />

vonnest my naer hu ghenaede / niet naer myn zonden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

247<br />

255.<br />

415.<br />

423.<br />

210<br />

184<br />

286<br />

370<br />

11.<br />

182<br />

311.<br />

88<br />

235<br />

275.<br />

387<br />

284<br />

354<br />

360<br />

365<br />

436


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

W<br />

27<br />

Wie boorghe blyft // zoorghe styft // ende vriendt word203<br />

vyand<br />

vvant also menich hooft Also menich zin<br />

196<br />

vvilt inden ghecruusten god gheloouende wesen 223<br />

Want wat philippus doen zou / wist hy de weten 226<br />

vvie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden 292<br />

vvel eens zo ghafseme vander taerte<br />

357<br />

Want liefde des naesten en werct gheen quaet 376<br />

Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut392<br />

Z<br />

Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />

Zalich zyn die ten avendmale des Lams<br />

82<br />

gheRoupen zyn<br />

107<br />

Zaelich zyn de dooden die inden heere steruen 160<br />

Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren 191<br />

Zulck zeght de waerheyt / tware beter gheloghen 197<br />

Zy hebben god Lief die zyn gheboden houden 215<br />

Zyn zy niet zot die hem daer up betrauwen<br />

220 ende 221<br />

Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een cant229<br />

heeft<br />

Zien commen in een Wolcke als god almachtich 410<br />

Zaelich die word niet gheschandaliseert in my 411<br />

Rondeelen<br />

Rondeel Vp gheen mensschen verlaeten<br />

+<br />

[x 13 r]<br />

Rondeel Der zotten ghetal<br />

Rondeelen viere ghekethent<br />

Rondeel Andre zin<br />

5 Rondeel by Equiuoque<br />

Rondeel AueRecht<br />

Rasch. Vp. En. Dene Refreynwys<br />

Rhetorica Wat zy<br />

Rhetorica Beminders *<br />

10 Rhetoricienen Poetich testament<br />

Rhetoricienen ionghers<br />

Rhetoricale intricate .4. Metren<br />

Rhetoricienen personnaidgen<br />

Rechters ende Aduocaten<br />

15 Refereyn gheestlick<br />

Reyne eerbaere Vrauwen<br />

* ‘Beminders’: oorspronkelijk ‘l’; ‘B’ erover geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

223<br />

237<br />

285<br />

310<br />

348<br />

351<br />

449.<br />

177<br />

177<br />

175.<br />

175.<br />

176<br />

176<br />

200.<br />

245<br />

286.


Rekenynghe ten huutersten oordeele<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

438.


20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

S<br />

28<br />

Salomons diueerssche prouerbien<br />

Saudeniere vander weerelt<br />

Sermoen volghers<br />

Sceppers huus<br />

Scrupuleuse gheesten<br />

Schriftlicke Leerynghen<br />

Splytemytbuersen<br />

Steenwaerdere ofte Cypier<br />

Soorte van volcke ghecoordt ghaende<br />

Socrates noteirt vanden Afgoden<br />

Socrates ander Leerynghe<br />

Supplicatie ionghe practizientiens ter<br />

+<br />

[x 13 v]<br />

burch omme vp Rosbayart te zittene<br />

Soberlick leuen verhaelt Boetius<br />

Socrates Leerynghe ieghens clappaerts<br />

Stryd inwendich<br />

T<br />

Traecheyts Regiment ende leerynghen<br />

daer Ieghens<br />

Terwane ghewonnen ende hueren oorspronck<br />

Twistmaeckers tusschen man ende wyf<br />

Tpruetelwyf Preuetelt<br />

Twee vier Regulen<br />

Twaelf clausulen van het Oordeel<br />

<strong>Testament</strong> Vander Doodt<br />

Troostynghe der zondaeren<br />

V<br />

Vaeder des huusghezin<br />

vlaendren verandert<br />

Vier zaecken contrarie der waerheyt<br />

vyf dieren den mensche in vyf zaecken te bouen<br />

ghaende<br />

victorie Leeu van iuda<br />

Victorie te greuelynghe<br />

Vlaemssche Franssoysen<br />

verwaende mensschen corte beschryfuynghe<br />

Verdoolde Mensschen<br />

Vrau Venus bescryfuynghe<br />

136<br />

212<br />

191<br />

250<br />

394<br />

249 ende 250<br />

240<br />

204<br />

218<br />

349<br />

127<br />

346<br />

322.<br />

322.<br />

380<br />

329<br />

262<br />

256<br />

238<br />

438<br />

427.<br />

399.<br />

253.<br />

234<br />

195.<br />

139<br />

219<br />

334<br />

328<br />

225<br />

339<br />

283.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

++<br />

5<br />

Vleesschelicke minne<br />

Venus Legisten<br />

Vier duechdelicke ymaidgen<br />

29<br />

+<br />

[x 14 r]<br />

vier metren Rhetoricale<br />

Vier metren walsch ende vlaemsch<br />

vier metren van venus werck<br />

Vetustina Een leelicke vrauwe<br />

vraeghe wat tslot van Minnen es<br />

vastenAvends disciplen<br />

Vier zonderlynghe quaetheden van Nero<br />

W<br />

Waerheyt heeft zonderlynghe vier partyen<br />

vvaeromme Christus eerst voor ons verresen<br />

vvat een weerd weerdt es<br />

vvie meest mindt man ofte twyf<br />

Weerelt Watse zy<br />

Walssche vyf metren ieghens hoveerdicheyt<br />

vvethouders <strong>Testament</strong><br />

Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

Wyn Refereyn<br />

Witdonderdach Refereynen.<br />

Eerst<br />

Tot Jan van oost<br />

Tot Mattheeus de Queestere<br />

Tot Andries de wilde<br />

Tot Gillis de Cuussche<br />

Tot Ghysbrecht buuck<br />

Wercken des gheests<br />

vvercken des vleeschs<br />

Weerlicke Regenten<br />

Wanckelbaere dwaesen<br />

vveerelts Abuusen<br />

Z +[x 14 v]<br />

Zeuene dauids psalmen<br />

Zeuene doodtzonden conclusie<br />

Zeuene Reglen die zulck clappaert zeght<br />

Zesse dynghen doen godlicken troost vercryghen<br />

Zondaers ende Zondaressen<br />

+ Fol. x 14 v, r. 23, 24, 26-27 onderstreept; r. 26 ‘p’ in ‘O’ geschreven.<br />

283<br />

274<br />

264<br />

265<br />

273<br />

274<br />

273<br />

311.<br />

369<br />

380<br />

195.<br />

222<br />

348<br />

274<br />

212<br />

211.<br />

199<br />

351<br />

343<br />

162<br />

164<br />

166<br />

167<br />

169<br />

243<br />

244<br />

184<br />

220<br />

230<br />

401<br />

391<br />

198<br />

400<br />

392<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


10<br />

15<br />

20<br />

++<br />

30<br />

Zondaeren Troostynghe<br />

Zot Vander handboghe <strong>Testament</strong><br />

Zotte boucken inde filosofollie<br />

Zotte Betrauwers<br />

Zotghiereghe Zotten<br />

Zoorgfuldeghe Ghiereghe<br />

Zusterkens van tshelichs gheesthuus<br />

Zusterkens of baghynkens ten wynghaerde<br />

Zusterkens ten Castaengneboome<br />

Zusterkens inden ouden zack<br />

Zusterkens buten der Ezelpoorte<br />

Zusterkens Carmelytessen ten vlamyncdamme<br />

Zusterkens tsinte claeren<br />

Zusterkens ter potterye<br />

Zusterkens Tsint obrechts<br />

T // S // R // al<br />

.I.<br />

eeuvvich inden. Al. hemel // S. //I<br />

25 // M //<br />

p<br />

Inder Weerelt. zyn Wy<br />

.1561.<br />

[Rhetorica. heeft thuerer adsistentie]<br />

399<br />

121<br />

122.<br />

221<br />

236<br />

229<br />

41<br />

58<br />

67<br />

73.<br />

82<br />

89<br />

92<br />

98<br />

110.<br />

+<br />

[x 15 r]<br />

[ingeplakt: middenstuk van de uitslaande plaat, behorende bij de Spelen van<br />

sinne... Ghespeelt... binnen der stadt van Andtwerpen... int Iaer ons Heeren M.D.LXI,<br />

Antwerpen, 1562. Afgebeeld is Rhetorica op een pedestal tussen Prudentia en<br />

Inventio.]<br />

Rhetorica. heeft thuerer adsistentie<br />

gheestighe vvysheyd ende inuentie<br />

Liefde Redene<br />

[Hieronder is een ingeplakt stuk verdwenen, en wel het resterende linker stuk van<br />

de voormelde plaat, voorstellende Pax, Caritas en Ratio.]<br />

+ Fol. x 15 r, r. 2 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


++<br />

Aucteur<br />

31<br />

In Recompense veel ydelheden<br />

In wulpsche sneden<br />

Voortyds by my ghedicteirt<br />

5 In vleeschlicke huutzichtynghe<br />

HebIckomden gheest stellen te Vreden<br />

met neersteghe zeden<br />

Dit testament gheordonneirt<br />

Tot betere stichtynghe<br />

[Exerce probitatem]<br />

10 Exerce probitatem Datum serua<br />

Vtere virtute Alienis abstine<br />

Respice futurum Dolum time<br />

Voluptatem tempera Sobrius esto<br />

DEpositum Redde<br />

15 Diligentiam adhibe Ebrietatem fuge<br />

NEminem vitupera<br />

Vnde. es. Redde. vade.<br />

In dese vier woorden lettre meer noch Min<br />

Es Iuist Eduardus de deene Der in<br />

20 . 1561 .<br />

+ Fol. x 15 v, r. 1-9, 19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

[x 15 v]


32<br />

+<br />

15 + 61<br />

Psal. 63.<br />

ExauDi. DEus oratioNEm. meam.<br />

De hooghste gheintroneirde Magnificentie<br />

5 drievuldeghe Preheminentie<br />

Eenvoudighe prouidentie<br />

God vader / god zuene / god helich gheest / almachtich<br />

als ouer al hebbende superintendentie<br />

Wien buugsaem vvesen moet / eerdsche prudentie<br />

10 Ornate / elegante / Ciceroneghe inuentie<br />

der athenen eloquentie<br />

der Legisperiten Reminiscentie<br />

al wat zy firmamentelic // Thuwer Reuerentie<br />

oock knyebuuglick zyn / hoe Edel wyscrachtich<br />

15 // O tdien f[i]ne * int hooghe // myn ooghe // Warachtich<br />

bem thuwaerts eendrachtich<br />

oetmoedich vpheffende / Thuwer ghenaede<br />

Iehouah zebaoth // zyt myns ghedachtich<br />

Trahe me //Post te.<br />

20 ick die Wandel duusternachtich<br />

vergheeft / Wordter yet meszeyt van blaede te blaede<br />

Fiat / hopende / Tmynder supplicatie verwachtich<br />

al Com ick spaede<br />

heere zult my verlossen vanden quaede<br />

[Vp tbetrauvven van dien zo wilick beghinnen]<br />

25 Vp tbetrauvven van dien zo wilick beghinnen<br />

mids tshelichs gheest gratie / en drie zantinnen<br />

Bede / Catherina / Barbara / Magdaleene<br />

Wiens ghildebroeder / huut een godsvruchtich beminnen<br />

ick zy onweerdich onReene<br />

++<br />

als simpel Archadiste Ruud plomp van zinnen /<br />

Myn Rhetoricael testamentken cleene<br />

Zynde oock Memoriael Bouck eene<br />

Maer eer ick my vvilde pooghen te begrypene yet<br />

5 voor een eerste beghin / ick eerdschCrupende woorme<br />

vvilde ter eeren gods (zonder wien / vermueghen Niet)<br />

Stellen naer de lettre / het Euangelion ziet<br />

In principio erat verbum<br />

* Gaatje in het papier (roest) op de plaats van de ‘i’.<br />

+ Fol. 1 v, r. 8 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

1 r<br />

+ 1 v


33<br />

Dies myn ooren sloughen storme *<br />

10 Begrypende gods eeuwicheyt / en zyn mensschelicke forme<br />

Refereyn.<br />

Inden beghinne Was twoord warachtich<br />

Ende twoord was by god ** ghebenedydt<br />

ende god was dat woord Almachtich<br />

15 dit was In tbeghinsel / By god altydt<br />

Alle dynghen / zyn duer hem ghemaect bevrydt<br />

en zonder hem esser niet ghemaect beseuen<br />

Een god in drie persoonen / diet al verblydt<br />

datter ghemaect es / in hem was tleuen<br />

20 ende tleuen was tlicht der mensschen ghebleuen<br />

ende tlicht schynt inne die duusterheyt ziet<br />

maer hoe claerlichtende / dit licht was ghegheuen<br />

de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />

Daer was een man ghezonden / van god Certeyn<br />

25 Wiens name Iohannes was zonder blame<br />

dees es ghecommen in een ghetughenesse Reyn<br />

om ghetughenesse gheuen / van tlicht Eersame<br />

++<br />

vp dat zy alle zouden / duer hem gheloouen bequame<br />

iohannes / die en was tlicht niet / maer<br />

om dat hy zoude / Tonslieder vrame<br />

ghetughenesse gheuen / vanden lichte claer<br />

5 het was / een warachtich licht voorwaer<br />

Twelck alle mensschen verlichten biedt<br />

die daer inder vveerelt comt / nochtans / daer<br />

de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />

Tvvas inde Weerelt / en de weerelt / es duer hem ghemaect<br />

10 En die Weerelt en heeft hem niet ghekendt<br />

hy es in zyn eeghin gheCommen naect<br />

en de zyne hebben hem niet ontfanghen omtrent<br />

Ende alle zo vele alsser hem Excellent<br />

hebben ontfanghen / dien ghegheuen heeft hy<br />

15 Macht omme gods kynderen te wordene gent<br />

desen / die in zyn name gheloouen vry<br />

dewelcke die niet huuten bloede zy<br />

noch hute den wille des vleeschs * gheschiet<br />

noch hute den wille des mans der by<br />

20 de duusterheden hebbent begrepen niet<br />

* Oorspronkelijk ‘stoorme’; tweede ‘o’ is doorgehaald.<br />

** Na ‘god’ is ‘altydt’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 2 r, r. 24 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘mans’; doorgehaald en ‘vleeschs’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 2 r


Prinche<br />

34<br />

Maer die huut god huer gheboorte begorden<br />

dien zal ghebueren / machtichste zede<br />

Ende Twoord es vleesch ghevvorden<br />

25 en ghewuendt in onslieden in deerdsche stede<br />

En wy hebben ghezien zyn glorie mede<br />

een glorie / als boetende / al ons verdriet<br />

van een eenighen gheboren / des vaders vrede<br />

vul gratien ende Warachtichede<br />

30 De duusterheden / hebbent begrepen Niet /<br />

[Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect]<br />

++ Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect<br />

de crachten mynder zielen poogder toe tdwynghene<br />

eer ick van myn voornemen yet hebbe ontdect<br />

Eerst god almachtich Pater noster te zynghene<br />

Vpden Voys<br />

het zat een sneewit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

Ons vader die in dhemelen zyt<br />

ghehelicht zy huwe name<br />

10 hu Rycke toecom ons ghebenedydt<br />

dat bidden vvy heer god Eersame<br />

Hu vville moet gheschieden daer<br />

heer god / als hooghst van weerden<br />

zoo inden hemel / Als oock der naer<br />

15 tsghelycx beneden inder Eerden<br />

End heere god die in ons noodt<br />

zyt ons vervvinder Coene<br />

gheeft ons doch hedent ons daeghlicx brood<br />

Alsoo ghy dat wel weit te doene /<br />

20 Vergheeft / wat wy hebben mesdaen<br />

hoe groot / hoe menichfuldich<br />

zoo wy vergheuen / ghewillich zaen<br />

de ghuene die ons oock zyn schuldich<br />

In gheen becuerynghen brynght ons niet<br />

25 Tot onser zielen schaede<br />

+ Fol. 2 v, r. 4 ‘Pater noster’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 2 v


35<br />

maer heere die blusschen muecht ons verdriet<br />

verlost ons doch vanden Quaede<br />

++ Want hu alleene toebehoort<br />

die Cracht end heerlichede<br />

die hemel end eerde / met hu Woord<br />

ghemaect hebt / naer hu wetenthede<br />

[Dheere iesu Christe huwe liefue zuene]<br />

5 Dheere iesu Christe huwe liefue zuene<br />

als victorieuste Cuenyngh der Cuenynghen<br />

hy duer zyn bitter dood / zynde de ghuene<br />

die ons (Bermhertich ghewuene)<br />

Erfghenamen * ghemaect heeft / ter hemelsscher wuenynghen<br />

10 Die wild Ick oock omme verIubileren<br />

hy die metten mensschen/ heeft willen verkeeren<br />

een Salue Rex / ghaen Componeren<br />

En zangh / zoo hier naervolght / tzynder eeren<br />

Vpden Voys<br />

het daeghet huuten oosten<br />

het Lichtet ouer al<br />

Ghegroet zyt heere der heeren<br />

iesu christe Een Cuenyngh goet<br />

bermhertich wilt tonsevvaerts keeren<br />

20 Ons Leuen / ons zoeticheyt zoet<br />

Ghegroet zyt zonder hende<br />

Ons hope / ons troost zeer groot<br />

tot hu / Roupen wy vul ellende<br />

als kyndren van Eua ter noodt<br />

25 Tot hu Roupen wy / En zuchten<br />

wy caermen hier ouer al<br />

wy weenen zeer / ende wy duchten<br />

hier inne der traenen dal<br />

+ Fol. 3 r, r. 12 ‘Salue Rex’, 14-16 onderstreept.<br />

* ‘Erfghenamen’: ‘f’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 3 r


+ Eya daer om alleene<br />

Ons voorspraeck end aduocaet<br />

hu ooghen Bermhertich ghemeene<br />

Tonsevvaerts nederslaet /<br />

5 Ende wyst ons daer bouen<br />

dyns hemels vaders aenschyn<br />

ghebenedyden / ende Louen<br />

zullen vvyt / eeuwich zyn<br />

O heere goedertiere<br />

10 O zoete christe die /<br />

bermhertich zyt in hu maniere<br />

O zuene der maeghet marie<br />

Princelic god ghepresen<br />

onse vrome verwinder Coen<br />

15 vvilt onslieden behulpich wesen<br />

vvant zonder hu / mueghwy niet doen<br />

[Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer]<br />

36<br />

Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer<br />

den tydt / en dochte my niet te langhe<br />

dat maria / gods helighe moedre eerbaer<br />

20 maeght voor tbaersen / int baersen / zuuer claer<br />

ende oock der naer<br />

ick groeten zou / met eenen Liefmoedighen zanghe /<br />

Aue Maria<br />

Vpden voys<br />

Gheldeloos ghy doet my Pyn<br />

ghy doet my pyne dooghen<br />

Maria speghel der oetmoedt<br />

ick nv te huwaerts keere<br />

die zyt vul gratien / Weist ghegroet<br />

30 Met hu / es den uppersten heere /<br />

+ Ghebenedydt zyt ghy Certeyn<br />

Bouen al ander vrauwen<br />

naer tbaersen / bleeft ghy maeght gheel Reyn<br />

gheen weedom / mocht hu dies verflauwen<br />

5 Ghebenedydt zy oock de vrucht<br />

in hu buucxken ghedreghen<br />

dats iesus Christus voor wien dat vlucht<br />

den helsschen vyandt / Tallen weghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 3 v<br />

+ 4 r


Salue Regina<br />

vpden voornoomden voys /<br />

Conyghinne Weest ghegroet<br />

der ontfermherticheden<br />

Ons leuen / zoetheyt / end hope goet<br />

ghegroet weist noch in eeuvvicheden<br />

15 Maria thuwaerts Roupen nv<br />

om met hu mueghen wuenen<br />

Wilt / voor ons bidden / Bidden wy hu<br />

wy ballynghen / als Eua zuenen<br />

Tot hu zuchtende Roupen noch<br />

20 met Weenende vermaenen<br />

Bidt voor ons huwen zuene doch<br />

die leuen hier int dal van traenen<br />

End ons aduocate weist<br />

keert tonswaerts huwen ooghen<br />

25 de vrucht dyns buucx diet al gheneist<br />

naer tsleuens hende wilt ons tooghen<br />

O goedertierenste marie<br />

O zachtmoedichste mede<br />

O zoetste bidt dat ons gheschie<br />

30 die alder meeste zaelichede /<br />

37<br />

++ Gods baerseghe Bidt clouck en fyn<br />

elck onser zonder tvvist // zy<br />

en tsaemen weerdich mueghen zyn<br />

der goe beloftenessen Christi<br />

[Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe]<br />

5 Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe<br />

wierd anderwaerf verwect / tvvilde zyn was myn dyncken<br />

dat ick dheere god / Binden eerdschen bevanghe<br />

zou Tnaeruolghende Kyrie eleyson / en Lof schyncken<br />

Vpden Voys<br />

Adieu ghenouchte solaes en vruecht<br />

met al dat ghij vermuecht /<br />

Lof god drievuldich almachtich eeuwich goet<br />

Wien dat elck louen moet<br />

groote ghenaede doet<br />

+ Fol. 4v, r. 8 ‘Kyrie eleyson’, 10-11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 4 v


15 ouer tgheel mensschelicke gheslachte<br />

hemel ende eerde ghy wel Regiert<br />

Bermhertich ghemaniert<br />

ghenaede ghy hanthiert<br />

Niet / en esser buten huwen machte<br />

20 vvie thuwaerts doet / om hulpe clachte<br />

met ghenadighen / crachte<br />

ghy die anhoordt<br />

En duer hu beloofde woordt<br />

ghenaedich Rechtevoort<br />

25 Eeuvvich ghy int ghedueren blyft<br />

eeuwich zonder tydt<br />

die alle dieren voedt en lyft<br />

God ghebenedydt<br />

38<br />

En ware duer hu groote ghenaede ziet<br />

30 die ghy daghelicx biedt /<br />

+<br />

wy waeren tsaemen niet<br />

heere god van israel groot eersame<br />

de zunne van gratien tonswaerts vpRyst<br />

den Rechten wech ons wyst<br />

5 dyn crachtich woordt ons spyst<br />

gheestlick en Lichaemlick duer huwen name<br />

Themelsch firmament alsoot betame<br />

tonser alder vrame<br />

vp dat de menssche zy<br />

10 zyn cours laet hebben ghy<br />

hu dies eeuwich Louen wy<br />

en waere duer hu Rechter handt<br />

die ons doet duecht<br />

Alle vleesch wierde zaen stof en zant<br />

15 Want ghyt vermueght<br />

Lof god der heyrCrachten van israel<br />

god der goden nyemandt el<br />

mach ons te doene wel<br />

zonder wien mach yemandt yet doende wesen<br />

20 duer huwer ghenaeden groot ghetal<br />

hier inder traenen dal<br />

vruchten der eerden al<br />

gheeft bloeysel en groeysel heer god ghepresen<br />

Wat ons noodzaeckelick bouen desen<br />

25 es tot ons ghenesen<br />

dat ghenaedich consenteert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 5 r


Wynter zomer passeert<br />

wederom nieu ordonneert<br />

met zonne mane ende sterren<br />

30 ghy dach en nacht verlicht<br />

Dus * lof van by end oock van verren<br />

zy hu ghesticht /<br />

39<br />

B. Godsvruchtich louen hu god almachtich sterck<br />

van al hu wonderlick werck<br />

35 ghedaen in tsweerelts Perck /<br />

+<br />

ende doet noch daghelicx in allen steden<br />

voor wien hemel eerde end helle vreest<br />

zonderlynghe hu louen meest<br />

Warachtich inden gheest<br />

5 O god ghy ons hooft zyt / en wy hu leden<br />

die ons ghestelt hebt in paeys en vreden<br />

duer veel ghenadicheden<br />

claer goddelick aenschyn<br />

die vp elck termyn<br />

10 Bouen al hu wercken zyn<br />

Christo huwen zuene wy danckynghe doen<br />

knyebughelick expres<br />

duer gods ghenaede onslieder Rendzoen<br />

int cruce worden es<br />

15 A. Die ons verleent ons daghelicx broodt<br />

huut huwer ghenaeden schoot<br />

vrouch en spaede tonser noodt<br />

ons hebbende hu zeluen voor ghifte ghegheuen<br />

gheene ghenaede tonswaerts vpspent<br />

20 Want tot des weerelts hend<br />

ghenadelick omtrent<br />

vvilt ons heer god zyn by ghebleuen<br />

Alleene wech waerheyt ende Leuen<br />

voor tsatanitich beuen<br />

25 ons vroom bystaet<br />

Lof bouen Lof ontfaet<br />

vergheuer onser mesdaet<br />

// duer Iesum christum hu zuene claer<br />

huwe Liefste bemint<br />

30 thuwer Rechter handt zittende daer<br />

huwe gramschap verwint<br />

* Hoofdletter ‘D’ over een eerste, doorgehaalde ‘dus’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 5 v


40<br />

Glorie danck eere end eeuvvich lof<br />

zonder scheeden der of<br />

bieden wy zondaers grof<br />

35 heere god vader almachtich eene<br />

++<br />

hu zuene die Christus name draeght<br />

zy glory oock ghewaeght<br />

en daer naer onversaeght<br />

den helighen gheest / hooghwyser gheene<br />

5 zoo die glorie was ghemeene<br />

eeuwich groot niet Cleene<br />

int hemelsch bevanck<br />

en blyft zoo eeuwich lanck<br />

eeuvvich zonder verghanck<br />

10 // Ghy die zyt Alpha end O<br />

zonder beghin<br />

Elck bughen moet thuwen ghebo // hoe edel zin /<br />

Ofte<br />

Heer god die ons voor plaeghen grief<br />

15 daeghelicx beschermt<br />

Alle die hu hebben met herten Lief<br />

doch vastgheloouich vermt /<br />

Myns testaments beghin<br />

zoot my Viel In.<br />

Woensdach 14 Meye<br />

Anno .1561.<br />

Nu neghene goddinnen musicale<br />

my adsisteert binder eerdsche pale<br />

dat ick voortghae in Rhetorycke<br />

25 zonder dyn hulpe speciale<br />

++<br />

ende Isocrates zoete strale<br />

ick moet bezwycken<br />

in myn betraepen<br />

Eschines Comt huut huwer zale<br />

5 Hyperides ende int generale<br />

Lelius Wilt my bestrycken<br />

Cicero Comt oock tmynen verhale<br />

Cerbo dat dyn vloeyende tale<br />

(eer dat ick fale)<br />

10 My hulpich mach blycken<br />

// Ach / anderssins zonder hulieden practycken<br />

+ Fol. 6 r, r. 18-21 onderstreept.<br />

+ Fol. 6 v, r. 1 ‘Isocrates’, 4-8 (beginwoord), 12 ‘Homerus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 6 r<br />

+ 6 v


41<br />

met my zo moet Homerus slaepen<br />

Nietmin als een van Rhetorica discipelCnaepen<br />

ongheleert brooschEerdich<br />

15 end als die naer de conste mach gaepen<br />

zalder naer tasten // Int Componeren<br />

al bem icx nochtans om die zyn anveerdich<br />

inEpt end onweerdich<br />

Ende naer den simpelen styl dicteren<br />

20 Elck mercurialiste / Mineruiste<br />

ende yeghelick Artiste<br />

daer Rhetorices gratien inne floreren<br />

Bidde dat zyt danckelick<br />

al crepelet manckelick<br />

25 Willen de ionste voor daet accepteren<br />

[Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele]<br />

Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele<br />

naer myn Lichaems custode / langhe ghekeken<br />

ick streeck myn ooghen met nuchter speexele<br />

ende hebbe my inde Luwers ghesteken<br />

30 de wel ghecleede / heeft noyndt pand bezweken<br />

Ick gaeptte ick gheeude ende ick greep<br />

myn angordynghe druckmoedich ghefaest<br />

++<br />

Myn maghe pufte en myn buuckvueghel peep<br />

zy hadde gheerne gheweist gheAest<br />

hy wuent wel / die den backer wuent naest<br />

Cort vpghespoelt zonder veel lanck gheslips<br />

5 zoud ic dronckaerts Pater nostre Lesen<br />

tvvas in myn buerse zulck wonder Eclips<br />

ken zacher een Cruce niet in / mids desen<br />

zo de zaecke ghebuert / zen mach anders wesen<br />

Hoe docht Ick niet te vyndene een Inckel placxken<br />

10 tvvas vp therte een pacxken // naer myn verstandt<br />

doe zocht ick naer myn Iaer almanachxken<br />

tot dat ict emmers ghecreegh in dhandt<br />

Tes te laete waeter ghebrocht naer Brandt<br />

Zouckende ghijnck icker toe zitten zaen<br />

15 om weten vermist inden gheest ghequelt<br />

in wat planete ick was vpghestaen<br />

Tvvas Woensdach xiiij. meye ghetelt<br />

Tes cranck betrau diet vp tmaneloop stelt<br />

+ Fol. 7 r, r. 17 ‘Woensdach... meye’, 27 ‘Brachius homo’, 28 ‘prope taurum’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 7 r


42<br />

Vp ascentioens avendt int iaer gheIuust<br />

20 XV c Eenentzestich ghescreuen<br />

ziende waer de mane was / ick was ontCruust<br />

Ick vandse int teeckene gemini bleuen<br />

Planeten zijn de qua quaet / en goet / die wel leuen<br />

De mane in Gemini ic creegher in verwaermen<br />

25 eylaes docht ick dits gheen planete goet<br />

en mids die planete meest Regiert de Aermen<br />

als Brachius homo vand ick my ghegroet<br />

wie prope taurum es / Es een aerm bloedt<br />

Doch gemini wel eens myn Aermen bedwanck<br />

30 Twas voor my een quaet planetich teecken<br />

++<br />

want al beyd ick totter zonnen onderghanck<br />

zen consten myn handen gheen ghelt doen Reecken<br />

Tes verloren gheschuuffelt / als tpeerd niet wil zeecken<br />

Flauhertich dies zynde alf leuende doodt<br />

5 weewytich my drie occasien deerden<br />

ken hadde in huus Ghelt bier noch broodt<br />

myn leden huer moeders buuck begheerden<br />

zulck zouct blaeu excusen van cleender weerden<br />

Ick weynsschte zoo de kynderen tzegghene pleghen<br />

10 verlost end int papen pitken te zyne<br />

fantazie bespranck my / en Ick vachtter tseghen<br />

pacientie trooste my inde Pyne<br />

Tscheipken moet volghen / de treckers lyne<br />

Diueersche ghepeynsen ieghens my vphiefuen<br />

15 ydelbuersich was / ick van twyf begreynst<br />

entwat zouckende / vand ick onder myn briefuen<br />

daer in stondt ghescreuen / Ick lyd ongheveynst<br />

Memorare nouissima / vp dyn huuterste peynst<br />

Ick beghonst om veel vreimde ghezellen // dyncken<br />

20 die zomtyds waeren / als ick waen bestreden<br />

dus peynsende / zo hoord ick de bellen // Clyncken<br />

datter een van dien was haest ouerleden<br />

de doodt spaert nyemandt / in tsweerelts steden<br />

Ende inden gheest wierd ick verwect mids dien<br />

25 huut Liefden om bede noch oock om ghiften<br />

+ Fol. 7 v, r. 6 ‘Ghelt ... broodt’, 29 ‘Heer ... Rubs’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 7 v


dat ick hadde ghekent menich goet ingien<br />

elck huerer poetich goet Rhetoricien<br />

die dus te stellene by gheschriften<br />

Refereyn<br />

43<br />

Heer gillis Rubs priester / der consten voedere<br />

30 ende Religieux Ten zoetendale<br />

++<br />

heer Ian de Rue / gheboren van eender moedere<br />

ghevppert binnen der Rhetorycken zale<br />

heer claeys bollaert / priester der kercke cathedrale<br />

van sint saluators gheestich zangher bekent<br />

5 Meester Steuin vanden gheenste / Int speciale<br />

goet componiste int moraliseren gent<br />

ian de scheerere Laureyns bardt waeren excellent<br />

dese consten de conste artistich oorbooren<br />

heer thilman samuel int graeu broers Convent<br />

10 vvandelde der consten een weynich omtrent<br />

Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Cornelis coolman Pieter de mil brugsche clercken<br />

cornelis eueraert Clerck vanden ardchieren<br />

Iacob kempe / andries de smet / dese deden wercken<br />

15 gheestich beraeyt met tshelichs gheest vlercken<br />

de conste consten zy Reynmatelick hanthieren<br />

Pieter maertins had oock gracieuse manieren<br />

die voor devyse schreef / Buerse zonder ghelt<br />

in Spaert niet meer / deed hy constich logieren<br />

20 niet een letter meer noch min / dan zyn name spelt<br />

Iooris hellinck heeft menich fraey liedeken ghestelt<br />

voysich / anghename van veel volcx int hooren<br />

Pieter vander helst / dient oock mede ghetelt<br />

maer hoe constich / de doodt heeft ze neder ghevelt<br />

25 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Boudevvyn van cokelare tegheldecker was hy<br />

een zeer goet florateur / ende bourdich mede<br />

guyoot vander Reviere / quam oock ter consten by<br />

ghestelt meneghe leysse / wel weten wy<br />

30 obseruerende maetlick de musicale snede<br />

ian moenaert clerck ten vryen zomtyts wat dede<br />

tsint donaes an Iooris verdonct cappelle daer<br />

hanght een lof / ter eeren vander drievuldichede<br />

Twelck by hem ghemaect es / ouer menich Iaer<br />

+ Fol. 8 r, r. 1, 3, 5, 7, 9, 12-14, 17, 21, 23, 26, 28, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 8 r


44<br />

++ Iacob huussins was een goet personnaidge / maer<br />

Alaerd appe / franssoys boucke / deden druck verstooren<br />

Wouter blasen / oock een Redenlick facteur voorwaer<br />

alst god belieft / als nuetien / moet Ick volghen naer<br />

5 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Prinche<br />

Daer was oock Claeys van belle<br />

goet musicien / zangher in diueerssche chooren<br />

al te bourdich cluchtich / was hij van voortstelle<br />

10 zo goet een theerknecht / maer watmer of Relle<br />

Ad patres nostros / Es hy oock vooren<br />

Doch om niet vergheten meester maertin de busere<br />

weert gheRegistreert tzyne in dese ferie<br />

hy wasser eens / Oock gheworden verhusere<br />

15 heeft me helpen spelen / menich schoon misterie<br />

gheschict bouchouder / verstaende zyn materie<br />

Weder docht ick zyn die zoo monster ghepasseirt *<br />

met dier laetst ghecloncken was / heb ick ghefantazeirt **<br />

omme naer mollengys legher te treckene<br />

20 hedent hem / moorghen my / (hoe langh gheRengneirt *** )<br />

mach my de doodt oock pynen te neckene<br />

ieghens tsdoods comste clynctmer gheen beckene<br />

Dus ghemerct dan / het zy gheen zeker Rentken<br />

ter weerelt Rusten / vp een onzeker Lene<br />

25 zo peynsd ick om stellen dit weeck testamentken<br />

ende nammer eennen moed in Rasch Vp // En // Dene //<br />

elck zie dat hy Rechte / zyn carreken mene<br />

Maer eer ick componerende zou voorder passeren<br />

nopende myn testaments ydele zaecken<br />

30 zo quam my zoo my docht den gheest inspireren<br />

dat ick met een oetmoedelick Contempleren<br />

noch / alder eerst zoude dit Liedeken maecken<br />

ende zynghende Craecken /<br />

+ Fol. 8 v, r. 1-3, 7 (namen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘ghepasseert’; veranderd in ‘ghepasseirt’.<br />

** Oorspronkelijk ‘ghefantazeert’; veranderd in ‘ghefantazeirt’.<br />

*** Oorspronkelijk ‘gheRengneert’; veranderd in ‘gheRengneirt’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 8 v


+<br />

In te domine speraui<br />

.Psal. 30<br />

Vpden Voys<br />

Och moeder zeyt zou moeder<br />

Ick comme / tot hu om Raedt /<br />

In hu heer hooghst van namen<br />

heb ick myn hope gheleyt<br />

en laet my niet beschamen<br />

doch inne der Eeuvvicheyt<br />

10 in hu Rechtueerdichede<br />

vvilt my verlossen vry<br />

om my verlossen mede<br />

comt haestelick tmynder vrede<br />

End hu ooren buught tot my<br />

15 Weist my heer god almachtich<br />

tot een beschermer gheplucht<br />

maect my behouden crachtich<br />

in een huus der toevlucht<br />

want myn stercte alleene<br />

20 ghy ende myn toevlucht zyt<br />

end om hu name Reene<br />

zult my leeden huut weene<br />

End vpvoeden talder tydt /<br />

Ende ghy zult my leeden<br />

25 duer hu hooghverRysen groot /<br />

huut dien streck tsvyands spreeden<br />

der onvoorzienegher doodt<br />

Twelck streck zy my met liste<br />

hebben verborghen daer<br />

30 maer zoo ick oyndt wel vviste<br />

eer ick verghae te quiste<br />

zyt ghy myn beschermere claer<br />

In huvven handen heere<br />

Beuelic dies mynen gheest<br />

+<br />

ghy hebt my verlost zeere<br />

god der warachticheyt meest<br />

// Ende ghy wilt versmaeden<br />

al ydelheyt onghemaniert<br />

5 die gheen proffyt Can Raeden<br />

maer Inbrynght groote schaeden<br />

Al de ghuene diese hanthiert<br />

45<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

9 r<br />

+ 9 v


Inden heere ghenaedich<br />

heb ick ghehoopt Clouck en fyn<br />

10 daer om zal ick ghestaedich<br />

verblyden en vroyelick zyn<br />

Dancbarich in myn daeghen<br />

in huwe bermherticheyt groot<br />

duer myn oetmoedich claeghen<br />

15 myn ziele naer hu behaeghen<br />

verlostet ghy huter noodt<br />

End hebt my niet besloten<br />

in mynder vyanden bewelt<br />

myn voeten / Onverdroten<br />

20 hebt / in een bree plaetse ghestelt<br />

vvilt myns ghenaedich wesen<br />

vvant worde ghequelt alsnv<br />

myn ooghe bouen desen<br />

toornich verstoort gheresen<br />

25 ziel en Lichaem Claegh Ick hu<br />

Want In tsdroufheyts omgorden<br />

zo esser myn Leuen verghaen<br />

myn cracht / es cranck gheworden<br />

verstoort dies myn beenen staen<br />

30 Bouen al myn vyanden<br />

gheel myn ghebuerschap omtrent<br />

Bem ick tot mynder schanden<br />

een vreese tallen Landen<br />

voor hemlieden nv bekent<br />

35 Die my van buten zaeghen<br />

die vloden van my terstondt<br />

vergheten tallen daeghen<br />

+<br />

gheel in huer hertsen grondt<br />

Ick bem worden versteken<br />

zoo een bedorfuen vat zy<br />

Want ick heb hooren spreken<br />

5 mesprysende ghebreken<br />

die veel waeren omtrent my<br />

Als zy my dus Anquamen<br />

hilden zy Ieghens my Raet<br />

en dochten al te zamen<br />

10 myn ziele / Te doene quaet<br />

in hu hoopt ick eenpaerlick<br />

en zeyde / ghy zyt myn god<br />

46<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 10 r


myn tyden openbaerlick<br />

zyn in hu handen claerlick<br />

15 Naer hu willende ghebod<br />

Lost my van die Booswichten<br />

en mynder vervolghers onRecht<br />

en laet hu aenschyn Lichten<br />

doch heer ouer huwen knecht<br />

20 duer hu Bermhertichede<br />

behoudt my alsoot betaemt<br />

want ick anRiep hu mede<br />

dies heere tmynder vrede<br />

Laet my worden / niet beschaemt<br />

25 Beschaemtheyt moet ghebueren<br />

gheel dongoddelicke Iacht<br />

end in thelssche besmueren<br />

daer worden gheleed mesAcht<br />

En stom moeten zy blycken<br />

30 de valssche lippen / die<br />

gherechtheyt veronghelycken<br />

en grootsch houeerdich strycken<br />

zynde vul / verRaederie<br />

Hoe groot es zonder zoorghen<br />

35 die veelheyt der zoeticheyt<br />

van die ghy hebt verboorghen<br />

+<br />

die vreesen hu Magesteyt<br />

En ghy hebt int anschauwen<br />

den kynderen ongheslaect<br />

der mensschen / zonder flauwen<br />

5 die in hu vast betrauwen<br />

dese zaelicheyt vulmaect /<br />

En ghy zultse bewaeren<br />

in huwe bewaerynghe wel<br />

van die verstoorde schaeren<br />

10 der mensschen quaet ende Rebel<br />

en ghy zultse beschermen<br />

van alle quae tonghen boos<br />

en my daer Ieghens vermen<br />

hoe spytich dat zy termen<br />

15 vvant ghij zyt myn hulpe altoos<br />

Ghebenedydt manierich<br />

zy dheere die eeuvvich leeft<br />

47<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 10 v


zyn bermherticheyt vierich<br />

my wonderlick ghemaect heeft<br />

20 Als therte was zvvaermoedich<br />

ick sprack verworpen ick bem<br />

daer om hebdy my spoedich<br />

verhoort gheweest behoedich<br />

heere van iherusalem<br />

25 Den heere wilt beminnen<br />

ghy helighen ouer al<br />

die ghelooueghe zinnen<br />

hy zelue behouden zal<br />

die houeerdicheyt pleghen<br />

30 die zal hy verghelden stranck<br />

en ghy die tallen weghen<br />

tot hope zyt gheneghen<br />

Mannelick werct / weest niet Cranck<br />

Glorie zy den vader<br />

35 oock zuene en dhelighen gheest<br />

Een god zoo allegader<br />

+<br />

waert ghy in glorien meest<br />

En zult eeuvvich Rengneren<br />

gheel eeuwelick zonder tydt<br />

de weerelt zal Cesseren<br />

5 maer eeuwich domineren<br />

Zult ghy god ghebenedydt /<br />

[Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille]<br />

48<br />

Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille<br />

myn wyf huut om zurckel ghynck als de ghestoorde<br />

ick screef / En dit es myn huuterste wille<br />

10 alsoo hier naer volght van woorde te woorde<br />

oock maeckende myn staet met goeden accoorde<br />

Eerst als Ick ter weerelt zy ouerleden<br />

myn ziele / can van niet veel duechts berommen<br />

ick beveelze naer de hemelssche steden<br />

15 An god almachtich van daer zes ghecommen<br />

vvien god behouden wil / vvie zal die verdommen<br />

Vast gheloofuich weet oock dat myn verlosser Leeft<br />

end als ick metten dooden huter eerden verRyse<br />

dat ick hem dan de ghuene / die zonden vergheeft<br />

20 zal zien // ick die worden moet woormen spyse<br />

die hopende vp god betraut / doet als de wyse<br />

Zoo ick vast betrauwende doe eeuwich eeuwich<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 11 r


49<br />

want heere ghy hebt my Noyndt * gheloghen<br />

maer tzelfde belydende thuwaerts fleeuwich<br />

25 waert oyndt myn hulpe / dies betrauwende Leeuwich<br />

Thuwaerts spreeck ick / metter herten knyen gheboghen<br />

Refereyn<br />

Heere god die zyt myn sterckheyt ick moet hu beminnen<br />

myn verlosser myn vasticheyt ende toevlucht<br />

30 die oock zyt / twelck ick kenne met herte met zinnen<br />

+<br />

vp dat ghy tgheslachte des mensschen mocht winnen<br />

en tsvyands cracht dinnen<br />

der bloedegher Crucen boom zalichste vrucht<br />

Al wat ghy wildet doen in hemel eerde lucht<br />

5 inde zee / end in alle diepgrondeghe gronden<br />

dat hebt ghy ghedaen / en vougsaemich gheplucht<br />

vvant wat ghy oyndt daet / was wel ghedaen bevonden<br />

alle dynck / es hu oock mueghelick tallen stonden<br />

en gheen macht en esser / dan van hu god alleene<br />

10 die ons brooscheyt kendt / en vergheeft onse zonden<br />

duer hu name iesu christe van nasareene<br />

ende / dat ghy dies vermueght ick woormken cleene<br />

betrauwes my / die noch in deerdsche ste // gha<br />

dies houd ick hu te zyne int dal van weene<br />

15 Spes mea deus / A iuuentute mea<br />

God ghenaedich wien myn herte dancbaricheyt biedt<br />

ghy en hebt doch ghezonden alsoo wy lesen<br />

Christum huwen eeghin zuene inder weerelt / niet<br />

vp dat hy zoude / de weerelt verdommen ziet<br />

20 maer ghenadelick gheschiet<br />

vp dat de weerelt duer hem zou behouden wesen<br />

oock es ghecommen de zuene des mensschen ghepresen<br />

om behouden / tvvelcke was verloren aldaer<br />

en heeft ons huut grooter liefden ter causen van desen<br />

25 Reyn ghewasschen van ons zonden in zyn bloedt voorwaer<br />

in hem leuen wy / Roeren / en zyn in hem dats * claer<br />

heere god die gheen lust hebt in ons bederfuen<br />

naer onweder / maect datter volght stillicheyt naer<br />

en naer weenynghen / doet ghy verhueghen verwerfuen<br />

30 gheeft my tydt en vermueghen in tsweerelts erfuen<br />

om tRedenlick vuldoen / wien dat ick oynd de // scha<br />

dat bid ick hu / Want ghy zyt tot ick zal sterfuen<br />

Spes mea domine / A iuuentute mea<br />

* ‘niet gh’ is doorgehaald; ‘Noyndt’ erna geschreven.<br />

* Oorspronkelijk ‘voorwaer’, dat doorgehaald is; ‘dats’ is erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 11 v


+<br />

50<br />

+ Heere wilt hu handwerck doch niet versteken<br />

hu bermherticheyt / die zal eeuwich ghedueren<br />

hu erfghename bem ick in dhemelsche Reken<br />

Vader anhoort hu zuene knyebughelick spreken<br />

5 doet gratie leken<br />

ende laet my hulpe duer huwen name ghebueren<br />

heere weist ghenaedich myns tooght ghenaedeghe Cueren<br />

gheen ander god / es in dhemel noch vpder Eerden<br />

dan ghy / die my mueght helpen huut tzondich Trueren *<br />

10 en my bewaeren / van die oyndt myn val begheerden<br />

doch de zonden mynder Ioncheyt / of my die deerden<br />

god der goden / Abrahams god ghebenedydt<br />

ghedynctse niet / duer huwe doodt hooghst van weerden<br />

maer laetse zyn vergheten / my die ghenadelick quyt<br />

15 dat my niet in dyns toornegher gramschaps tydt<br />

tzweerdt huwer iusticien scherpste sne // sla<br />

dat bid ick hu almachtich god / Want ghy zyt<br />

Spes mea domine / A iuuentute mea<br />

Prinche<br />

20 Heere god almachtich Conynck sterck ende groot<br />

ghy die cont den conynghen zalicheyt gheuen<br />

die dauid huwen knecht verlostet huter noodt<br />

vvilt my aermer snoo knecht / duer hu wonden Roodt<br />

ende crucen doodt<br />

25 weerdich maecken / tbouck des leuens tzyn inghescreuen<br />

want onder hu almachteghe handt verheuen<br />

vvil ick gheerne my voughen / als knecht oetmoedich<br />

ende daer ick can huutwortlen tgroenzondich leuen<br />

niet huut vreesen / maer liefden huwer passie bloedich<br />

30 doch heere god myn ziele vvilt vvesen behoedich<br />

dat die in hu oordeel / niet tmynder onvre // sta **<br />

doet zoo ick hu betrauwe / die blyft voorspoedich<br />

Spes mea Domine / A iuuentute mea.<br />

Begravynghe<br />

Myn dood lichaeme / zynde van weerden gheene<br />

datmer me bedryfue gheen pompeuse maniere<br />

maer commet zoo / begraue / met een costken cleene<br />

5 te wetene tsint ianshuus inde Carniere<br />

Tcruce christi / zy myn standaert / en voor Baniere<br />

* ‘sneuen’ is doorgehaald; ‘Trueren’ is erboven geschreven.<br />

** Twee letters zijn doorgehaald op het einde van het woord.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 12 r<br />

+<br />

12 v


51<br />

Ryck oom doodt zynde / een vanden brugsche publicanen<br />

Waer begraeven? / vp tghewyde niet / zoud Ic wanen +<br />

Neen waeromme / hy was openbaer wouckeraere<br />

10 Wats dan / de crucen / ghaen zomtyds wel voor de vanen<br />

Light hy inder eerden / hy heeft plaetse waert waere<br />

EerdeRycke / es god des heeren / gheel teenegaere<br />

en de vulheyt van dien Al ghelyck van weerden<br />

Laet de doo / de doo begrauen / int openbaere<br />

15 al hadhy gheweist symoniacq int Claere<br />

Giezite moordenaere // Afgodiste tooueraere<br />

of die metten ouerspeelders / hueren naesten deerden<br />

Tlichaem was huter eerden / tmoeste weder inder eerden<br />

Veel Eerdsche pomp ick niet en begheere<br />

20 Thelpt de Leuende meer dan de dooden ziet<br />

datmer eenne vroylicke maeltydt smeere<br />

dat bid ick te achterlatene emmers niet<br />

Behoudens / datmer den aermen metdeelne Biedt<br />

Sterf Ick vooren / zo en wordtter gheen kiesen<br />

25 en myn weduwe darf niet te min verhueghen<br />

Want zou en zal zekerlick niet meer verliesen<br />

Schick ick dan vier lieden draeghen mueghen<br />

Wat vviltse veel traenooghen Slomme tueghen<br />

Dectze my met fluweele / eens naer myn doodt<br />

30 gheen zarck of ander stoffe begheer ick vp tlyf<br />

Twaer gheel verloren cost / wat waert oock noodt<br />

naect quam ic ter weerelt / en scheeder huut bloodt<br />

Nietmin / stelt ter discretie van die eens was myn wyf /<br />

+ Zeere veel schuldenaeren om tzyne onverduldich<br />

en zullen myn / weduwe niet breken thooft<br />

als ick tghelt ghaf Betaeld ick ghehuldich<br />

ende dat ick oock bem niet vele schuldich<br />

5 dat comt by ick en was noyndt veel ghelooft<br />

Eeneghe zegghen Als de mensschen steruen<br />

hoe Rycke hoe machtich zy zyn voorwaer<br />

van goede van ghelde Van gronde van erfuen<br />

ter weerelt moeten zyt al laeten daer<br />

10 Tes al ghaet vooren / wy volghen naer<br />

Maer Ick hope tzal anders met my gheschien<br />

dat ick myn gheestlick ghelooue zal mede draeghen<br />

twelcke van gheenen menssche zal worden ghezien<br />

ende achterlaeten / noch meer bouen dien<br />

15 dan voor duust guldens iuweelen en baeghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .26. April 1558.<br />

+ 13 r


Iaerghetyde ende bezet<br />

52<br />

Gheen Iaerghetyden begheer ick noch eenich beset<br />

voor dat doude besetten / eerst zyn ghedaen<br />

end oock houd ick my An tghemeene ghebed<br />

20 zo wordter zonder dienst / Noodt gheen capellaen<br />

Tsterck ghelooue doet de menssche ouer twater ghaen<br />

en duer een vier zaen<br />

Crunelettre<br />

Dats waer * // bey twaer goet datment zoo // wiste<br />

25 myn Cruunlettre Light in een lere Custode<br />

doch datmense slute me in myn dookiste<br />

machse my helpen als ick comme voor gode<br />

wat beters? als icxse me draeghe als bode<br />

Pardoenbriefuen<br />

30 Van pardoenbriefuen doe ick te wetene<br />

hebbende macht om verlossen huut dhelle.<br />

+<br />

en tontbyndene / huut des vagheuiers kethene<br />

inde vasten vleesch bueter eyers mueghen tetene<br />

zultter niet een vynden zoo ick telle<br />

Verslytinghe van schoen / om der naer te loopene<br />

5 vermochte mynen staet niet Ick vertelt<br />

al had icxse oock weten / tmywaerts te hoopene<br />

Noyndt en vand icker toe ghoet ghelt<br />

ken hebber oock niet iuuste / tbetrau vp ghestelt<br />

Wat zoud ick oock dordonnantien der heligher kercken<br />

10 eenichsins Laetten alsoo alterneren<br />

die wel doet hem volghen weldaets wercken<br />

tghelt doetter vele dolen in tsweerelts percken<br />

Onder tschyn van duechden veel zonden passeren<br />

Prochiepape<br />

15 Nu naer oude testamentelicke manieren<br />

myn prochiepape zoud ick gheerne beghauen<br />

maer wat weet ic / hoe ick my noch mochte Regneren<br />

of my een van dander drie elementen schoffieren<br />

Zo en weet ick niet / Waer ick mach worden begrauen<br />

* Oorspronkelijk ‘was’; ‘as’ is doorgehaald en ‘aer’ is erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 13 v


20 Dus bid ick hertelic by deser theme<br />

ende datmen hem emmers doe tghezech<br />

indien dat ick huter prochie vervreme<br />

dat hy doch de pacientie neme<br />

met dat hy heeft tanderen tyden wech<br />

53<br />

25 Nietmin hem / end al dandre oock capellaenen<br />

huutReeckers der heligher sacramenten<br />

in myn testament Can ick hu niet huutplaenen<br />

maer schyncke met een Liefmoedich vermaenen<br />

Tnaervolghende Refereyn met hu Adherenten<br />

Refereyn<br />

Dyns naesten huus zult ghy gheenssins begheeren<br />

noch eenich dynck (zeght den heere) dat hem toebehoort /<br />

+<br />

maer hebbende voedsels tot tslichaems theerren<br />

ende dexsels / Laet hu daer me ghenoughen voort<br />

want alle wie Rycdom willen zeylen an tboordt<br />

vallen in tsvyands streck end in becuerynghen<br />

5 in hinderlicke begheerten / met zinnen ghestoort<br />

dan verdryncken Int verdommen zyn zulcx ghebuerynghen<br />

Begheerlicheyt / es wortel van qua besmuerynghen<br />

duer welcke zommich hebben van tghelooue ghegleden<br />

end hebben haer zeluen / voor zoetheyt bezuerynghen<br />

10 ghemynghelt / in veel en diueerssche droufheden<br />

Maer ghy O mensschen gods / schuut dese zeden<br />

volght Rechtueerdicheyt ende godsvruchticheyt naer<br />

de liefde / tghelooue / metten wercken / vul vreden<br />

zachtmoedicheyt / end alle verduldicheyt zwaer<br />

15 zouct dat bouen es / ende daer Christus voorwaer<br />

eeuvvich zittende es / An die gods Rechter handt<br />

vvant goud ende zeluere / dats warachtich claer<br />

heeft veel mensschen bedoruen / ouer zee ende zant<br />

ende wie tot eerdsche zaecken voughen haer verstandt<br />

20 end om hebben / onverzadelick Raepen en scraepen<br />

tzyn vyanden van gods cruce / dies in wat Landt<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />

Maer met gods woord / clouckmoedich dyn scaepkens bewaert<br />

om Rycke worden / Brynght hu in gheen verdriet<br />

25 Laet hu ooghen niet vlieghen duer ghiericheyts Aert<br />

tot Rycdom die ghy gheenssins mueght cryghen Niet<br />

Alle ghifte tonRechte te nemene vliedt<br />

in verzoenynghe van des doodslaeghers noodt<br />

duer ghiericheyt der afgoden dienst gheschiet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 14 r


54<br />

30 moeder es zou van veel wouckerynghen groot<br />

voesterghe van symonie / wiens diepgrondeghe schoot<br />

onverzaedich / Nemmermeer / zeght tes ghenouch<br />

tghelt es der buersen spyse / gheen vleesch noch Brood<br />

en ghiericheyt es hongher der herten spa en vrouch<br />

35 Priesters clercken costers / Boeren achter den plough<br />

+<br />

End alle die ter weerelt hebben Regiment<br />

Iudas buerse hemlieden noyndt en verwouch<br />

ghiericheyt es In thooft van hem allen bekendt<br />

Tfy zotten / die begheerd / dat hu hinderlick schendt<br />

5 als begheerlicheyt / ontfanghen heeft in huer gronden<br />

zulck wien zou es durstich by onghespent<br />

dien baerst zou / ende die brynghtse voort zonden<br />

En die zonden zynde vulbrocht bevonden<br />

die brynght voort de doodt in meesters en cnaepen<br />

10 dus / eer hu ter hellen weghen ghelt ghiereghe ponden<br />

Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />

Om hebben elcx handen staen open om ghierichst<br />

brynght ghelt brynght ghelt / al der zulcker bellen clyncken<br />

de lanckghehaerde en gheschoorne / zyn al om vierichst<br />

15 om schoon zwaergheRonde munte / es al huer dyncken<br />

Alsser bucht in dhandt es / ghewillich zy flyncken /<br />

gheerne tes al thuwen besten / zo zegghen zy dan<br />

en eist een schamel kyndsbedde / zonder beschyncken<br />

Ick zalt doen zegghen zy / en ick moete cryghen Can<br />

20 Och tot dese spreect dus god den heere An<br />

Wie esser onder hulieden die sluut de dueren<br />

end ontsteect myn outaer in myns tempels ghespan<br />

om niet / en zonder loon yet laeten ghebueren<br />

zelden yemandt / Want meest der mensschen Cueren<br />

25 houden in van vele nemen ende Lettel gheuen<br />

nochtans zalegher tallen tyden ende hueren *<br />

zal het gheuen zyn / bouen het nemen verheuen<br />

Wie tgoud lief heeft / wordt ongheRechtueerdicht bleuen<br />

vvant ghebreck laeten zy den behouueden Lyden<br />

30 goud en zeluer dwynghtse / tot een eerghierich leuen<br />

al zoudser omme thien peerden den hals ofRyden<br />

maer ouerdochten zy dese brooscheerdsche tyden<br />

naer Rycdom zouden zy niet zo ghulselick gaepen<br />

dies Raed ick dat hu ziele mach eeuvvich verblyden<br />

35 Quetst hu / met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen /<br />

* Oorspronkelijk ‘Tyden’, dat doorgehaald is; ‘hueren’ met grijzere inkt erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 14 v


++ Princhelicke<br />

55<br />

Heerders gheestelick weerlick<br />

ghiften die verblenden des Rechters ooghen<br />

om ghiften tontfanghene / weist niet begheerlick<br />

5 of ghy bedrieght hu zeluen end andere deerlick<br />

ghiften deden giesy Melaetscheyt ghedooghen +<br />

naer die ydelheyt vvilt hu gheenssins pooghen<br />

die hu baeten noch verlossen can / hoe ghyr om waect<br />

ziet dat ghy van tsheeren tempel in dyn ghierich tooghen<br />

10 gheen speloncke der moordenaeren en maect<br />

Coelt matelick den moet die zoo heet ghierich blaect<br />

tes beter een weynich met vreese des heeren<br />

dan een groot schat daer menich menssche naer haect<br />

en de welcke nochtans doet onRuste vermeeren<br />

15 maer hoort / te wat schat wy ons zullen keeren<br />

vergaedert hu schat in dhemelssche Erfuen<br />

dus heeft ons meester christus zekerst willen leeren<br />

schat / daer die Roest noch motten zullen bederfuen<br />

en daer diefuen gheen gravynghe naer verwerfuen<br />

20 en connen / om stelen / hoe datzyt betraepen<br />

ende Rycdom / die hu niet can afcoopen tsterfuen<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen<br />

Cloosters en kercken<br />

+<br />

Wat zoud ick veel stellen Cloosters of kercken<br />

25 naer myn doodt / eist myne niet / zoo zegghen zy<br />

gheef Ict in myn leuen / Tot een verstercken<br />

metter waermer handt / en esser twyf by<br />

Tbloedt vercruupt / dies vercoud tgheuen in my<br />

Nochtans om de maniere zal ick my vercoenen<br />

30 ende wil de vier oordenen zyn ghedachtich<br />

meer dan thien Iaeren / naer huerlieder sermoenen<br />

heb ick gheleeft / dat es waerachtich<br />

Al bem ick als menssche anders Lueghenachtich<br />

Graeu Broerkens<br />

Eerst de graeubroerkens ten brande stoutst<br />

naer Christus gheboorte Twaelf hondert zes Iaer<br />

wierd doorden inghestelt / dies zynse oudtst<br />

5 en der predicaeren oordene voorwaer<br />

Beghonste omtrent Elleuen Iaeren der naer<br />

+ Fol. 15 r, r. 6 ‘giesy’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 15 r<br />

+ .4. Regum 5.<br />

+<br />

15 v


56<br />

De oordene der Augustinen befaemt<br />

achtenveertich Iaeren doe naer dat pas<br />

de caermers oorden / onse vrauwe broeders ghenaemt<br />

10 Achtentvvyntich Iaer daer naer / zoot lest betaemt<br />

als de ioncxste van vieren doe inghestelt was<br />

Maer doordene des huwelicx bin tsweerelts bedelfue<br />

omme zaet vermenichfuldeghen zoo begrepen<br />

heeft god almachtich inghestelt / en ghemaect zelue<br />

15 (Vp datter veel oncuusscheyt by ommewelfue)<br />

Naer dat hy de weerelt wel hadde gheschepen<br />

Aluooren dies deerste ghedachtich / dander oock<br />

mids dat icker eens an deen zyde doock<br />

vp dat elck huerer tmywaerts claghe spaert<br />

20 es tmynent ghelt / dat noyndt haer handen Roock<br />

dat zyt Commen haelen voor een thonne Waghebaert /<br />

De predicaeren<br />

+<br />

Myn zeuen spelen vanden helighen sacramente<br />

By my Tanderen tyden gheComponeert<br />

25 ghedaen spelen binder voorkercke vanden convente<br />

heb ick hemlieden te gheuene gheordonneert<br />

indient myn weduwe Accoodeert<br />

Elck zonderlynghe spel staet ghecoteert<br />

zoo elck ghespeilt was in diueerssche iaeren<br />

30 Biddende als ick den weerelt zy ghepasseert<br />

Myn ziele in huer bedynghen me zullen paeren /<br />

Ghilde onser vrauvven hoeyken<br />

Dese ghilde daer ick bem ghildebroeder Inne<br />

int zelue convent tonser vrauwen outare<br />

gheef ick tnaeruolghende Lof met ionsteghen zinne<br />

5 Want ick huer om Christus name beminne<br />

Ghebenedydt bouen allen vrauwen vruchtbare<br />

Lof<br />

Van Maria diemen eeuwich moet prysen<br />

Want heeft voortbrocht tzondaers medechijne<br />

10 Alle dhooftletteren iuuste bewysen<br />

het gheheele Aue maria in Latijne<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

16 r


. 1544 .<br />

57<br />

Ave Ic groete / hu zoete // Boete // In Rauwen<br />

Maria vroedste // ghegroetste // ghemoetste // melodie<br />

15 Gracelick ghespruut // huut // iesse iuut // bouen vrauwen<br />

Ia zuver Reyne // Pleyne // fonteyne // Marie<br />

Puer ghewaecht // moeder maeght // die draeght // gods clercgie<br />

Lene alleene // in Weene // Eene // aduocate<br />

Als gheloont // gheCroont // ghetroont // in gods heerscappie<br />

20 Doch wiens Iuecht // vruecht // duecht // daer es vrouch en laete<br />

Machtich // waerachtich // ende Crachtich // in staete<br />

.I. Ryckelick // Blyckelick // onghelyckelick // schat<br />

Nu ghebenedydt // zijt // Talder tydt // ende daete<br />

Schoon vruchtbaerste // zebaerste // end eerbaerste // vat<br />

25 Tempel troon niet min // daer salomon wys zin // in// zat<br />

Cuusschende al wat // dat // brat // sneefde / zondich vp groeyende<br />

Lof moeder maria / vul gratien vloeyende /<br />

Vyolette // nette // zonder smette / oyndt bewaert<br />

Minlick fier // Roozier // en bestier // alder gratien<br />

30 Benemende groot // noodt // eer tvolck stoot // bezwaert<br />

Dicw ils verhit // dit // verbidt // tsweerelts statien<br />

Ta melick wondere // byzondere // ondere // Natien<br />

+<br />

Tresoor // oorboor // ende // oock Restoor // bedeghen<br />

Van al // ons mesval // in dit dal // van dolatien<br />

In weerde // vp deerde // gods begheerde // hier tieghen<br />

Mach niet // ziet //yet // thuwer ghelycke verweghen<br />

5 Vry spegle // zegle // ende Regle // om leuen<br />

Liefue vrauwe // ghetrauwe // ten flauwe gheneghen<br />

Raedt verwecxsels // dexels // of trecxsels // voor sneuen<br />

.I. olyfboom ghetelt // int velt // ghestelt verheuen<br />

Beseuen // ghescreuen // ghebleuen // Reyn bloeyende<br />

10 Lof moeder maria vul gratien vloeyende * /<br />

V gracieux // precieux // ende Amoureux // wesen<br />

Schoon Roede // van voorspoede // Tallen goede // gheport<br />

Et dwynght // tonderbrynght // ommeRynght // by desen<br />

Beneden wel // snel // tsvyands voortstel // vp en cort<br />

15 Dauids nichte // vroom ghestichte // met lichte // begord<br />

.I. slot // daer god // groot ghebod // dede huut Minnen<br />

Crachtich pylaer // daer // mesbaer // tzondaers by blyft gheschort<br />

Tusschen tsvaders Raedt // en adams quaet // zaet // Binnen<br />

Fraey lof van Cherubinnen // seraphinnen / zanttinnen<br />

* Oorspronkelijk ‘b’ voor ‘vloeyende’, die doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 16 v


58<br />

20 V dies ghebuert // onghetruert // twelck gheduert // zonder hendt<br />

Casteel // gheheel // Pryeel // ne gheenssins om winnen<br />

Touf gheseyt // die wel greyt // der triniteyt // omtrent<br />

Vwer vrucht // elck dynck ducht // eerde Lucht // firmament<br />

Soo gent // beghent // ghespent // was hu god bespoeyende<br />

25 Lof moeder maria / vul gratien vloeyende<br />

Vroyelick princesse // meestresse // voogdesse<br />

Eerzamer // bequamer // ghenamer // nye ghewrocht // was<br />

Natuerlick // figuerlick // schriftuerlick // Clercgesse<br />

Troost custode // die van gode // By bode // verzocht // was<br />

30 Iae dyn wesen // ghepresen // huutghelesen // bedocht // was<br />

Soo eer twoordt // Accoordt // brochte voort // Creatuere<br />

T doen dyn oetmoeds zede // dede // dat vrede // vulbrocht // was<br />

Vry wyse Sara // Rebecca // Saba // schoon natuere<br />

In dancke // vruchtbaer Rancke // neimt myn crancke // factuere /<br />

+<br />

Iesus voesterghe // Coesterghe // Bidt dat al wel zy<br />

Christus corporale // zale // principale // Partuere<br />

Als ghevonden // Tallen stonden // van zonden vry<br />

Maeght voor tbaersen // in tbaersen // en naer tbaersen // ghy<br />

5 En waer by // my // te dy // noch om zegghen bem moeyende<br />

Lof schoone maria / vul gratien vloeyende<br />

Augustinen broeders<br />

De Augustinen broeders datse duecht gheschie<br />

ende ouer my niet Te zeere te claghene<br />

10 gheef ick eennen vossesteert / ofte besemens drie<br />

Ten fine van huerlieder bestouen Librarie<br />

die Lettel betorden es / nochtans te vaeghene<br />

Maer ter eeren vanden convente aldaer<br />

ion ick hemlieden gheen pecuniel ghewin<br />

15 vvant icx niet en vermach huut myn buerse / maer<br />

vp dat ic stae in huerlieder bedynghe / beghin<br />

inden ommeghanck / zoo ghy tconvent comt In<br />

heb ick hemlieden eens gheConponeirt<br />

Bediet der glaseveynstren In Rhetorica zin<br />

20 zoo dauids historie schriftuerlick accordeirt<br />

Achterlatende Copie ieghens toude Corrumpeirt /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 17 r


Prologue<br />

59<br />

De Conyngh Dauid Een Reyn gheestelick legiste<br />

godsvruchtvoysich Psalmiste<br />

25 heeft ouer tvolck van Israel gheRengneert<br />

dwelck hy payslick zachtmoedich te Regierne wiste<br />

vry vranck van tvviste<br />

dies vanden Conyngh Saul vervolght ghepersequeert<br />

+<br />

Wreedzinnich ghevexeirt<br />

// Een voorbewys / wel wesen mach ghefigureirt<br />

den Regierders des gheestlick ende weerlick Regiment<br />

in zonden heeft hy ghevallen / maer niet gheperseuereirt<br />

5 zoo zyn historie accordeirt<br />

maer oetmoedich vpghestaen als warachtich penitent<br />

wyselick en duechdelick zyn leuen ghehendt<br />

als een ghetrauwe heerder / heeft zyn volck bemint<br />

hoogh prophete / in goddelicke zaecken bekent<br />

10 die Lydt verwint<br />

Een man naer gods herte / was hy ghezint<br />

Deerste glaseveynstre inhebbende<br />

drie parcken /<br />

Eerste parck<br />

15 Samuel quam ten huuse van isai / om daer<br />

Een van zyn kyndren / zaluen Conyngh ouer israel<br />

zeuen wierder hem ghepresenteert / vroom strydbaer<br />

ende gheene van dien / behaegde hem wel<br />

2. e parck<br />

20 Maer Dauid wachtende de schaepen int velt<br />

die wiertter toe gheRoupen ende ghehaelt<br />

Conyngh ghezalft / ouer israel ghestelt<br />

ende den gheest gods / Es vp hem ghedaelt<br />

3. e parck<br />

25 Dauid zynde oetmoedich met gheboghender knie<br />

van samuel ghezalft goethertich onversaeght<br />

duer tspelen zynder haerpe / zoete melodie<br />

heeft den quaden gheest van Saul veriaeght /<br />

+ Tvveetste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Saul met zyn heyrCracht sterck vergadert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 17 v<br />

+ 18 r


60<br />

ziende goliath de vrome Ruese groot<br />

5 die hem daer vertoogde vullyfuich gheAdert<br />

wierden van hem veruaert / noch zonder noodt<br />

2 e parck<br />

Dauid met victaelie / naer zyn broeders ghezonden<br />

es ghecommen int heyr / end heeft vernomen zaen<br />

10 Wat gaidgen dat zulcken tontfaene stonden<br />

die den grooten Ruese goliath / zoude verslaen<br />

3. e parck<br />

Totten Conyngh saul / dauid zynde ghebrocht<br />

heeft de wapenen saul / Anghedaen certeyn<br />

15 dies zynde onghewuene / heeft middel ghezocht<br />

dat hyse wederomme huut dede Reyn<br />

Derde veynstere<br />

.1. e parck<br />

Dauid huuter beke vyf keysteenen Nam<br />

20 een van dien / naer goliath slyngheren begheerde<br />

hy gherocht hem int voorhooft / hoe moedich gram<br />

Es duer dien worp / ghevallen ter Eerde<br />

2. e parck<br />

Dauid dus met zynen slynghersteene<br />

25 hebbende goliath ter neder ghecreghen<br />

heeft hem daer zelue / metter handt Alleene<br />

clouck met zyn selfs zvveerd thooft afghesleghen<br />

3. e parck<br />

Dauid commende met thooft te ierusalem binnen<br />

30 vanden dochterkens / es hem wellecomme gheIuust<br />

+<br />

spelende / zynghende / met louelicke zinnen<br />

Saul heefter duust versleghen / maer dauid tien duust<br />

Vierde veynstre<br />

.1. e Parck<br />

5 Dauid met zyn haerpe voor saul speilde<br />

omme den quaeden gheest van hem verdryfuen<br />

Saul meende dauid / (dies hem tspelen verveilde)<br />

met een lanche duersteken / ende zoo ontlyfuen<br />

.2. e parck<br />

10 Dauid metten Ruters knechten vanden zynen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 18 v


61<br />

daer theyrCracht vergadert was tdien steden *<br />

heeft versleghen Twee hondert Philistinen<br />

de welcke / die hy al heeft Besneden<br />

.3. e parck<br />

15 Dese voornoomde mannen besneden zynde<br />

naer manierlicke costume gheordonneert<br />

dauid die in een becken tdoen legghene Pynde<br />

den conyngh Saul / voor een ghifte ghepresenteert<br />

vyfste veynstre<br />

20 Eerste parck<br />

Ionatas / Saul zuene goederthiere<br />

Tot dauid goethertich gheneghen bedocht<br />

heeft dauid duer middel bequame maniere<br />

in zyn vaders gratie wederomme ghebrocht<br />

25 2. e parck<br />

Dauid ieghens de phylistinen vechtende<br />

heeft hem vroom geweert / ende niet gheducht<br />

zyn heercracht / was hy daer Ieghens vlechtende<br />

zommich heefter versleghen / ander namen de vlucht /<br />

+ 3. e parck<br />

Vanden knechten van Saul met hueren staeten<br />

wierd dauid in zyn huus / beleyd zeer nauwe<br />

maer heymelick ter veynsteren huut ghelaeten<br />

5 in een mande / van michol zyn huusvrauwe<br />

Zeste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Michol saul dochtre als voorzieneghe stoutte<br />

voor dauid hueren man / heeft den Raed bespiet<br />

10 Te legghen in zyn bedde / Een beilde van houtte<br />

de knechten daer zouckende / vonder dauid niet<br />

.2. e parck<br />

Saul / heeft dies michol zyn dochtere ontboden<br />

end huer straflick anghesproken tdien saeysoene<br />

15 dat dauid zynen knechten zoo was ontdoken<br />

duer de voornoomde veynstre / By hueren toedoene<br />

3. e parck<br />

Saul knechten quamen in Naioth bespieden<br />

* Oorspronkelijk ‘steeden’; de tweede ‘e’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 19 r


om dauid te vanghene wel ghemonteirt<br />

20 maer / den gheest gods / Es ouer hemlieden<br />

ghedaelt / Ende hebben ghepropheteirt<br />

Zeuenste veynstre<br />

62<br />

.1. e parck<br />

Saul zelue / daer commende propheteirde mede<br />

25 Ionatas / ende dauid hebben ten anschauvve<br />

Elck andren dhandt ghegheuen / met payslichede<br />

Minlick deen den andren belouende trauwe<br />

.2. e parck *<br />

Saul ter maeltydt An de tafel zittende<br />

30 met Abner ende Ionatam tsamen ghebleken<br />

heeft zyn zuene Ionatam / tzynwaerts verhittende<br />

willen grammoedich / met een lanche duersteken /<br />

+ .3. e parck<br />

Dauid en Ionatas / vriendhoudich alle bee<br />

omhelsende / hebben trauwe vernieut en vermeert<br />

dauid es gheghaen inder gods ghelee<br />

5 en ionatas / naer de stadt zijns vaders ghekeert<br />

Achtste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid Commende der stede van nobe in<br />

Achimelech upperpriester heeft hem ghegeuen broodt<br />

10 oock tzweerd van goliath / Doech / naer zynen zin<br />

heeft dit gheopenbaert / den conyngh saul / groot /<br />

.2. e parck<br />

Dauid voor den Conyngh Achys ghebrocht<br />

heeft hem ghelaeten / Als zot dul ende gheck<br />

15 spughende quylende / Als huten zinnen mesRocht<br />

ghelyck een beseten menssche hebbende ghebreck<br />

.3. de Parck<br />

Dauid inde speloncke van Odolla hem berghende<br />

zyn vader moeder ende maegscap mede<br />

20 met veel bedructe mannen hem Ionste verghende<br />

zyn tot hem ghecommen teender troostelichede<br />

* Inktvlek onder ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 19 v


Neghenste veynstre<br />

63<br />

Eerste parck<br />

Saul staend int busch / metter lanche int velt<br />

25 Doech / heeft themwaerts Reuerentie bedreuen<br />

hoe dat Achimelech (heeft hy hem daer vertelt)<br />

dauid ontfanghen hadde / en goliath zweerd ghegheuen<br />

.2. e parck<br />

+<br />

Saul tdeser causen / dit grammoedich anhoorende<br />

de achimelech verslaen / met al zyn priesters ghemeene<br />

Twelck te doene / hoe hem saul was verstoorende<br />

nyemandt doen en wilde dan Doech Alleene<br />

5 .3. e parck<br />

Elck van sauls knechten te beclemmene begheerde<br />

de ste van nobe / twelck de ste vanden priesters was<br />

hebbense gheRaseert Te viere te zvveerde<br />

met al tghuendt / datter in was / vp tzelue pas<br />

Tienste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid vp een bergh / van Saul hem beleyd vandt<br />

maer tydynghe heeft saul vanden bode ontfaen<br />

hoe dat de phylistinen waeren in zyn Landt<br />

15 dauid heeft hy daer ghelaeten / en track derwaerts zaen<br />

.2. e parck<br />

Saul inde speloncke zyn ghevouch maeckende<br />

daer dauid met zyn volck schuulde tdier steden<br />

dauid heeft Saul zoo naer gheweest naeckende<br />

20 dat hy hem heeft een stick van zyn manthel ghesneden<br />

.3. e parck<br />

Saul huuter speloncke der naer wech ghaende<br />

onwetende hebbende dit ghedooght<br />

dauid heeft achter hem gheRoupen staende<br />

25 ende hem tstick van zijnen manthel ghetooght<br />

Elleuenste veynstre<br />

.1. e parck<br />

Nabal houdende eenne maeltydt groot<br />

dauid heefter ghezonden zom van zyn knechten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 20 r


64<br />

+ Om spyse ende dranck / doe tzynder noodt<br />

spytlick was hem gheweyghert / yet van zyn gherechten<br />

2 e Parck<br />

Dauid zelue derwaerts ghaende gramlick ghemoet<br />

5 om dit te wrekene Abigail quam hem in staeden<br />

Nabals wyse voorzieneghe / huusvrauwe goet<br />

met spyse en dranck vp ezels ghelaeden<br />

.3. e Parck<br />

Nabal zynde ghestoruen / voormaels dauids pertie<br />

10 end abigail zittende inde Rauwe<br />

dauid heefter an ghezonden / van zyn knechten drie<br />

begheerende huer / ter huwelicker Trauwe<br />

Tvvaelfste veynstre<br />

Eerste parck<br />

15 Dauid Binnen behoorlicken tyde der naer<br />

Om zonderlynghe zaecken dier hem toeporden<br />

heeft thuwelicke ghenomen Abigail eerbaer<br />

end es zyn ghetrauwede huusvrauwe worden<br />

2 e Parck<br />

20 Saul met zyn heyrcracht slapende bekent<br />

dauid zyn tweetstre Clouck Int vervromen<br />

daer ghecommen / van Sauls bedde omtrent<br />

hebben zyn Lanche / ende Cop ghenomen<br />

.3. e Parck<br />

25 Dauid paeyslick wechghaende zonder Erch<br />

Saul wist niet / dat dauid hem gheweest hadde by<br />

ende dauid staende vp eennen hooghen Berch<br />

Sauls Lanche en zyn Cop / hem ghetooght heeft hy<br />

+ Dertienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Saul met zyn volck ende die hem diende<br />

hem sterckelick bystaende / om tzijne bewaert<br />

5 het heyrCracht der philistinen Anziende<br />

vvierdt zeere verscrict ende vervaert<br />

.2. e parck<br />

Saul der naer ghecommen teender plecken<br />

Tot een waerzeggheghe hem ghegreyt<br />

10 doet Samuel den prophete verwecken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 20 v<br />

+ 21 r


65<br />

de ghuene / die hem zyn doodt heeft voorseyt /<br />

.3. e Parck<br />

De amalechiten hebben dauids wuenste verbrandt<br />

kyndren vrauwen me gheleed / ende tgoedt Ontdreghen<br />

15 maer dauid thuus commende / met cloucker handt<br />

heeft hemlieden vervolght / ende tsamen versleghen<br />

veertienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Dauid met desen buyt eerlick leuende<br />

20 voorzienich discreit wys ende vroedt<br />

heeft die ghedeelt / Een yeghelick gheuende<br />

zyn huusvrauwe wedere / kyndren en goedt<br />

.2. e Parck<br />

Sauls zuenen zyn versleghen vanden philistinen<br />

25 end hy vanden schotters wesende duerwondt<br />

in zyn mes ghevallen wildhem doodlick Pynen<br />

Zoo zyn schiltdraegher oock dede daer terstondt /<br />

.3. e Parck<br />

+<br />

De philistinen pilgierende naer huer beste weten<br />

met wreede bloetghiericheyt zynde bevanghen<br />

Sauls hooft / hebben zy Ofghesmeten<br />

en tlichaeme ter poorten huutghehanghen<br />

vichtienste veynstre<br />

Eerste parck<br />

De mannen van iabes galaath ter wachte<br />

hebben met een goet Ionstich neerstich slauen<br />

Sauls Lichaem en zyn kyndren ofghedaen by nachte<br />

10 die verbrandt / ende de ghebeentten begrauen<br />

.2. e Parck<br />

Dauid / wien god dheere altyds gheleede<br />

naer zijne gheschicte mannelicke staet<br />

met zijne huusvrauwen alle Beede<br />

15 es ghecommen in hebron / naer tsheeren Raedt /<br />

.3. e parck<br />

Alle de goede notable mannen Certeyn<br />

van tgheslachte van Iuda tsaemen eendrachtich<br />

hebben dauid / doe zynde in hebron Reyn<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 21 v


66<br />

20 voor huerlieder Conyngh / ghezalft vvarachtich<br />

Zestienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Abner van Saul vpperveltheere<br />

voert Isboseth sauls zuene / gheRaeckende<br />

25 duer het heyr clouclic / en ten zeluen keere<br />

hem Conyngh ouer israel maeckende /<br />

+ .2. e Parck<br />

Twaelf vrome mannen van Abners volcke<br />

en twaelf van Ioab / huut heyr van dauid bescreuen<br />

Tsaemen schermutsende / onder tshemels wolcke<br />

5 zynder alle vierentwyntich ghebleuen<br />

.3. e Parck<br />

Abner vliende van ioab met zynder heyrCracht<br />

Asahel / Ioab broeder / heeft clouck abner bestreken<br />

maer hoe dapper hy hem hauwende keruende bevacht<br />

10 vvierdt hy zelue / met een lanche van achter duersteken<br />

Zeuentiende veynstere<br />

.1. e Parck<br />

Abner vpperveltheere van isboseth ghepresen<br />

presenteert dauid de Croone van israel<br />

15 de welcke heeft ioab verRaederlick naer desen<br />

An een poorte / van achter duersteken snel<br />

.2. e Parck<br />

Dauid eerlick heeft Abner begrauen doen<br />

zelue achter ghaende / hem eere bewysende<br />

20 zyn cleederen schuerende in een druckich saeysoen<br />

ende tfaict van ioab zeere mesprysende<br />

.3. e parck<br />

Isboseth Conynck van israel slaepende<br />

gheen quaet bemoedende Rechtevoort<br />

25 Banaa ende Rechab / hem zoo betraepende<br />

hebben hem moortdadich Vp zyn bedde vermoort<br />

Achtienste veynstre<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 22 r


67<br />

+ Eerste parck<br />

Tfaict hebbende ghedaen / end hemlieden beRommende<br />

als een vroom voortstel hebbende gheordonneert<br />

Naer dauid / neerstich In hebron Commende<br />

5 hebben hem daer / thooft van isboseth ghepresenteert<br />

.2. e parck<br />

Dauid tfaict mesprysende / dat zy waenden bezoeten<br />

hebben moeten smaecken der iusticien pine<br />

hy dedese ofslaen hals / handen / en voeten<br />

10 Ende hanghen an een ghalghe / omtrent de piscine<br />

.3. e Parck<br />

Dauid Bleef dominerende Ryckelick<br />

als van zynen volcke Bemindt zeer wel<br />

Wierdt derdewaerf Conyngh ghezalft baerblyckelick<br />

15 Ouer de twaelf gheslachten van israel<br />

Neghentiende veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Dauid met zyn volck heeft te winnene beghonnen<br />

Cloucbarich hierusalem die schoone stede<br />

20 Tcasteelken van Syon / heeft hy oock ghewonnen<br />

en den Conyngh iebuseum versleghen mede<br />

.2. e parck<br />

Dauid bloodshooft baervoets voor tsheeren aercke speilde<br />

danssende / van michol hy begheckynghe verwarf<br />

25 Oza slouch dhandt an daercke // Twelck dheere verveilde<br />

want wierd gheslegen daer / dat hy starf<br />

.3. e parck<br />

Dauid deuotelick met goeden verstande<br />

knielende voor de Aercke heeft<br />

+<br />

met zyn volck den heere ghedaen offrande<br />

van menich diueersch ghedierte dat leeft<br />

Tvvyntichste veynstre<br />

Eerste Parck<br />

5 Conyngh Annon de / de alfue baerden scheeren<br />

van dauid dienaers an hem ghezonden / En dede<br />

haer cleedren oock afsnyden / Naer zyn begheeren<br />

Tot schimpe van dauid / groote Cleenichede<br />

.2. e Parck<br />

10 Dauid duer beede zyn vrome Capiteynen<br />

Ioab en Abysai / heeft ghewroken zaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 22 v<br />

+ 23 r


68<br />

de voornoomde groote cleenicheyt / die (als metten vileynen)<br />

hem den Conyngh Annon hadde zoo ghedaen<br />

.3.. e parck<br />

15 Dauid huut zyn veynster bersabe ziende<br />

dhuusvrauwe van vrias / huer wasschende inde Lucht<br />

hy heeftze ontboden / ende Creeghse te vriende<br />

dat hyse maecte met eennen kynde bevrucht<br />

.21. e veynstre<br />

20 Eerste parck<br />

Dauid heeft vriam gheRoupen huut zyn heyr<br />

maect hem an zyn tafel droncke int ongheRief<br />

voor tpalaeys ghebleuen slaepen duer zulck ghedeer<br />

tsanderdaechs naer theyr ghezonden met eenen Brief<br />

25 .2. e parck<br />

In vvelck heyr Wierdt Vrias versleghen aldaer<br />

nathan de prophete wierdt ghezonden vanden heere<br />

om dauid te straffene van zyn ouerspel zwaer<br />

en vanden doodslach god meshaeghende zeere /<br />

++ 3. e Parck<br />

Dauid grootelicx bedruct ligghende ter eerde<br />

zyn dienaers hem vp theffene / deden vele<br />

Binder wyle starf tkyndeken (zoot dheere begheerde<br />

5 By bersabe ghewonnen in ouerspele<br />

.22. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Bersabe tsconyncx dauids Conyghinne<br />

Baerst een cnapelick kyndt Salomon ghenaemt<br />

10 dats de Beminde des heeren / met wysen zinne<br />

duer Nathan * de prophete / zoo de name verzaemt<br />

.2 e Parck<br />

Ammon dauid eerste zuene zyn zustere vercrachte<br />

Thamar ghenaemt end oock absolons zustere<br />

15 hy stacxse ten huus vut / doe van hem mesacht<br />

Absolon quam huer tghemoete / dies was te gheRustere<br />

.3. e Parck<br />

Ammon wierdt ter maeltydt van Absolon ghenoodt<br />

daer toe al tsconyncx kyndren gheRoupen waeren<br />

20 van absolons dienaers / es Ammon ghesleghen doodt<br />

dander vp huerlieder mulen zyn wech bevaeren<br />

+ Fol. 23 v, r. 27 ‘gessur’ onderstreept.<br />

* ‘Nathan’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 23 v


23 e veynstre<br />

69<br />

.1. e Parck<br />

Dauid meende / dat zyn kyndren al waeren versleghen<br />

25 zyn cleederen te schueren hy niet en zwichte<br />

maer quam thuus duer veel dolende weghen<br />

Absolon es ghevloden naer gessur Lichte /<br />

+ .2. e Parck<br />

Een vrauwe als weduwe bedrouft meslatelick<br />

van Ioab An dauid ghezonden mids dien<br />

heeft Absolons pays ghemaect zeer matelick<br />

5 ioab dancte dauid / vallende vp zyn knien<br />

.3. e Parck<br />

Ioab in hierusalem / niet vreesende met allen<br />

quam naer dauid / ende Absolon met hem gheghaen<br />

Absolon es zynen vadre te voeten ghevallen<br />

10 die hem met een Cussynghe heeft minlick ontfaen<br />

vierentvvintichste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Absolon staende groetende voor de poorte<br />

alle incommende mannen dhandt biedende / die<br />

15 es ghetrocken in hebron / met hem een groote soorte<br />

daer hy Conynck gheworden es by meuterie<br />

.2. e parck<br />

Onghecleedt heeft dauid moeten vut hierusalem vlieden<br />

Absolon der in te commen wildhem crachtelick Pynen<br />

20 Tpalays zyns vaders inghenomen / en voor al de Lieden<br />

daer mesdaen met zyn vaders thien Concubynen<br />

.3. e parck<br />

Dauids volck heeft absolons heyr tonder ghestreden<br />

Absolon vliende vp een mule / zoot heeft ghebleken<br />

25 verwarde an een eeckenboom / gheerne duere ghereden<br />

maer wierdt van ioab met drie Lanchen duersteken<br />

vyfuentvvyntichste veynstre<br />

++ Eerst parck<br />

Dauid tusschen twee poorten der steden zat<br />

verlanghende om thebben vut theyr niemare<br />

van Achimas heeft hy de tydynghe ghehadt<br />

+ Fol. 24 v, r. 14 ‘Sema’, r. 15 ‘Miphiboseth’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 24 r<br />

+ 24 v


70<br />

5 hoeder absolon ghebleuen was int openbare<br />

.2. e Parck<br />

Dauid zeere bedruct meer dan hy was ghewuene<br />

dit hoorende vertrack tot in een zale<br />

beweenende de dood van Absolon zyn zuene<br />

10 ioab heeft hem ghestraeft met dreeghende verhaele<br />

.3. e Parck<br />

Inde poorte der stadt / es dauid commen ghezeten<br />

tvolck van Iuda hem groetende deden ommaidge<br />

Sema viel hem te voeten / met voughelicker weten<br />

15 Miphiboseth saul zuene / ghemoet hem int passaidge<br />

.26. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid in zyn magesteyt ioab beual<br />

dat hy israel en Iuda tvolck tellen ghaet<br />

20 Twelck hy dede / ende dauid ontfanghende tghetal<br />

heeft gheclopt voor zyn herte bekende zyn mesdaet<br />

.2. e Parck<br />

Dauid moeste / een vanden drien plaeghen kiesen<br />

byden prophete gad / zand god dheere sentencie<br />

25 vp eenen dach zachmer van zijnen volcke verliesen<br />

Tzeuentich duust mannen by Pestilentie<br />

.3. e Parck<br />

++<br />

De prophete gad Comende tot dauid coene<br />

beual dat hy maecken zoude een outaer<br />

int neerhof van Areima / om daer offrande tdoene<br />

ende god zoude weeren zyn plaeghen zwaer<br />

.27. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Adonias een van dauid zuenen die heeft<br />

ghenomen een waghen van tryumphen wel ghemoet<br />

heefter me gheRengneert / end als Conyngh gheleeft<br />

10 voor hem volck loopende Te peerde te voet<br />

.2. e Parck<br />

Dauid Ligghende te bedde / Bersabe staetter by<br />

salomons moedre / en nathan oock in persoone<br />

+ Fol. 25 r, r. 3 ‘Areima’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 25 r


71<br />

voor huer zuene biddende / Begheerende dat hy<br />

15 Salomon gheuen zoude de Conynglicke Croone<br />

.3. e Parck<br />

Dauid Riep tot hem Sadoch den priestere Net<br />

Beual salomon te zaluene met een beminnen<br />

als conyngh / en wierd vp dauids mule ghezet<br />

20 met tryumphen zoo commende te hierusalem binnen<br />

.28. e ende laetste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid in zyn doodbedde Ligghende Cranck<br />

heeft salomon zynen zuene Onderwesen<br />

25 hem beuelende / tRycke / zyn leuen daghen Lanck<br />

met meer andre zonderlynghe zaecken naer desen /<br />

+ .2. e Parck<br />

Dauid zyn leuen hebbende ghehendt<br />

word eerlick begrauen te Bethlehem in tstede<br />

zyn Rauweghe bedructe waeren hem Omtrent<br />

5 Inden heere ghestoruen / hope der zalichede<br />

.3. e Parck<br />

Salomon vp zyn troon zittende Conynck bedeghen<br />

tot hem zyn ghecommen twee Lichte vrauwen<br />

om een leuende kyndt / hebben tvvist gheCreghen<br />

10 die hy wyselick middelde int Anschauwen<br />

Den Aucteur<br />

Ick doe ghewect zynde duer dauids historie<br />

Al was dheere god almachtich vp hem verbolghen<br />

heeft ghecreghen ghenaedeghe victorie<br />

15 hief vp een Liedeken Tot gods glorie<br />

als een van zyn psalmen / zoo hier naer zal volghen<br />

Dominus Illuminatio mea<br />

psal. 26.<br />

Vpden Voys<br />

Een goet nieu Lied heb ick ghedicht<br />

met alsoo drouven zinne<br />

Die heere es myn Licht myn zalicheyt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 25 v


72<br />

voor wien zoud ick dan beuen<br />

voor wien zoud ick oock gruwen / zyn Magesteyt<br />

25 die beschermt my int Leuen<br />

end als de boose commen ouer my<br />

als verslynghende ghezellen<br />

Cranck gheworden zo zyn zy<br />

ende gheuallen oock der by<br />

30 die my vyandich quellen /<br />

+ Al quame ieghens my een heyr zeer groot<br />

gheen vreese zal my nopen<br />

Al waert eennen strydt oock totter doodt<br />

daer in zo zal ick hopen<br />

5 Een dynck heb ick ghebeden int eerdsche dal<br />

end ick heessche zulck gheuens<br />

dat ick ten huuse bouen al<br />

van mynen heere leuen zal<br />

Al die daeghen myns Leuens<br />

10 Vp dat Ick zoude tsheeren vville zien<br />

zyn tempele Bezoucken<br />

zo heeft hy my verborghen bouen dien<br />

Beschermt in allen houcken<br />

Ende bin zynder vvuenste was ick vry<br />

15 inden dach mynder schanden<br />

vp eennen steen verhief hy my<br />

end heeft verheuen nv daer by<br />

Myn hooft vp myn Vyanden<br />

Ommegheghaen heb ick zyn wuenste goet<br />

20 ghebrocht met groot verlanghen<br />

myne offerhande met blyder spoet<br />

tgheRoup van myn Lofzanghen<br />

end Ick zal zijnghen noch een vroylick woordt<br />

myn heere god ghepresen<br />

25 heere myn stemme doch verhoort<br />

die ick thuwaerts Riep Rechtevoort<br />

vvilt myns ghenadich wesen<br />

Myn herteken dat heeft tot my gheseyt<br />

myn aenschyn zocht hu zeere<br />

30 end huwer aenschijns groote bermherticheyt<br />

zal ick verzoucken heere<br />

hu aenschyn wilt doch van my keeren Niet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 26 r


+ noch in hu Toornicheden<br />

van huwen knechte niet en vliedt<br />

versmaet my niet / maer my doch biedt<br />

hu * behulpzaemicheden<br />

5 Myn vader ende oock myn moeder waen<br />

die hebben my ghelaeten<br />

dheere die heeft my vp ghenomen zaen<br />

huut liefden tmynder baeten<br />

// in huwen wech stelt my een wet<br />

10 schict my buten gheschille<br />

inden Rechten wech onbesmet<br />

dat bid ick heere zuver net<br />

Om mynder vyanden wille<br />

Leuert my niet inne der zielen handt<br />

15 die my quellen tweedrachtich<br />

dat bid ick hu doch heere want<br />

valssche ghetughen iachtich<br />

de welcke meneghe versmaet<br />

zyn vpghestaen my tseghen<br />

20 end onRechtueerdichede quaet<br />

die es huer zeluen obstinaet<br />

Lueghenachtich bedeghen<br />

73<br />

End emmers zoo gheloof ick nv voorwaer<br />

dat ick zal zien in trauwen<br />

25 end in tlandt der Leuenden daer<br />

tsheeren goeden Anschauvven<br />

verwacht den heere dies clouckmoedich vast **<br />

vvilt mannelicke wercken<br />

verbeydt den heere Reyn ghepast<br />

30 en daer naer bouen alle Last<br />

dyn herte Laet verstercken<br />

Glorie Eeuwich zonder hendt<br />

den vader moet ghebueren<br />

++<br />

zyn zuene diemen god en menssche kendt<br />

danck lof oock tallen hueren<br />

// Tsghelycx mede den helighen gheest<br />

Noordwest totten zuudoosten<br />

5 als wy zyn in benauthe meest<br />

ende zwaergheestich zyn bevreest<br />

zo can hy ons vertroosten<br />

* Oorspronkelijk ‘huwe’, dat doorgehaald is; ‘hu’ erna geschreven.<br />

** ‘t’ gedeeltelijk bedekt door een inktvlek.<br />

+ Fol. 27 r, r. 17 ‘vul ... gratien’, r. 19 ‘de ... hu’, r. 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 26 v<br />

+ 27 r


Caermers broeders<br />

74<br />

De onser vrauwen broeders / diemen * caermers heet<br />

10 Ick hebber zomtyds ghebrast inde Reiftere<br />

doch dieder de beste kennesse weet<br />

dit lof van maria / naer myn dood ghereedt<br />

datmet daer zende / ofte Copie gheiftere<br />

Lof van Maria<br />

15 Myn ziele verhueght hu in contemplatien<br />

mediterende tlof gods moeder marie<br />

Als maeght begroet zynde vul van gratien<br />

huut gabriels monde met melodie<br />

de heere es met hu / binnen tsweerelts stie<br />

20 ghebenedydt zyt oock bouen alle vrauwen<br />

hu moesten ancleuen / dese gratien drie<br />

duer tgoddelick behaeghen in hu vul trauwen<br />

Bouen dese drie gratien int claer anschauwen<br />

onder meer ander gratien int generale<br />

25 ick vynder noch zeuene Reyn zuuer bedauwen<br />

die hu maria ancleuen als principale<br />

vercoorne gods moedre in dhemelsche zale<br />

die een speghel zonder vleck Reyn onbesmet<br />

waert oyndt bevonden<br />

30 Lof maria ghezuuert naer Moyses wet<br />

Niet by cause van zonden /<br />

+ Die eerste gratie O ghebenedydste +<br />

es / dat ghy ghescepen waert vanden beghinne<br />

in gods voorzienicheyt tzyne de blydste<br />

moedere zyns zuens Tot onsen ghewinne<br />

5 Ten tvveeden O hemelssche keyserinne +<br />

van conynclicken zaede zyt ghedescendeert<br />

huuter wortel van iesse / gods liefste vriendinne<br />

als edelste van bloede ghegenereert<br />

Ten Derden zo zyt ghy ghepreserueert +<br />

10 zuver van erfzonde gheel zonder smette<br />

god heeft zoo zyn wuenste gheordonneert<br />

myn Lief es gheel schoone / (zeght hy) vp tnette<br />

O maria als ick vp dese gratien Lette<br />

zo moet ick hu Lancx te meer louen bet<br />

15 dies tallen stonden<br />

Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />

* Oorspronkelijk ‘me’; ‘de’ is er doorheen geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 27 v<br />

+ .1.<br />

+ .2.<br />

+ .3.


Niet by cause van zonden<br />

75<br />

Lof maeght wiens zuuer oetmoedich consent<br />

hu heeft van god die gratie ghegheuen<br />

20 In hu buucxken ontfaende gheen weerlick Regent<br />

Maer god zelue nam in hu mensschelick Leuen +<br />

dies mueghen wel zegghen van hu ghescreuen<br />

in myn tabernakel hy zyn Ruste nam<br />

die my gheschepen heeft / zuver moeder verheuen<br />

25 noyndt zuuerder vul gratien ter weerelt quam<br />

Ten vyfsten O maria zuvermaegdelic dam +<br />

een gratie moest ghy noch van god verweruen<br />

als hu moederlick herte vul Rauwen zwam<br />

staende onder tcruce / hu kyndt ziende steruen<br />

30 hu leuen dat hadde daer moeten bederuen<br />

maer god was met hu / zuver maghet net<br />

kender tshertsen gronden<br />

Lof maria ghezuvert Naer moyses wet<br />

Niet by cause van zonden /<br />

+ Liefmoedeghe princhesse / wien gratie ancleeft +<br />

specialick De zeste moet ick belyden<br />

dats / dat hu god / By hem verheuen heeft<br />

met ziele met Lichaem / om eeuwich verblyden<br />

5 bouen allen inghelen / die zonder vermyden<br />

zynghen / vvie es dese die zo schoone vp staet<br />

ghelyck de dagheraet Tot allen tyden<br />

huutvercoren als de zunne / die zou voorghaet<br />

en schoonder dan de mane / O zuuermaegdelic zaet<br />

10 De zeuenste gratie om onslieden bewaeren +<br />

die hu god ghegheuen heeft / zonder verlaet<br />

dats aduocate tzyne van allen zondaeren<br />

de kerstene kercke doet ons dies tverclaeren<br />

zoo daghelicx zynghende in huer motet<br />

15 dies moet ick noch vermonden<br />

Lof maria ghezuvert / naer moyses wet<br />

Niet ter causen van zonden<br />

Cappelle vanden helighen<br />

gheeste Aldaer<br />

20 moet ick ghedachtich oock wesen<br />

voorwaer /<br />

Veel ghelts huutgheuen / my niet als de milde // quelt<br />

zo wil ick anderssins dese Cappelle ghedyncken<br />

Te meer by dat ick en ghaf noyndt ghilde ghelt<br />

25 daer driederhande Refereynen schyncken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .4.<br />

+ .5.<br />

+ 28 r<br />

+ .6.<br />

+ .7.


76<br />

Eerst ende aluooren / Een / god den vadere<br />

Touchierende / mueghende machtich groot<br />

die hemel end eerde Regiert algadere<br />

die ons verleendt heeft vleesch bloed end adere<br />

30 Ende die ons gheeft / ons daghelicx broodt /<br />

+<br />

Refereyn<br />

God Vadere<br />

Een god. esser / Een doopsels / ende Een ghelooue<br />

Een god die ons alder eerst wilde beminnen<br />

5 een god / die gheneest Blende Crepel en dooue<br />

een alleene god gheuer van onse vyf zinnen<br />

een god / die onse vyanden Can sterck verwinnen<br />

een god wiens wille wy niet mueghen wederstaen<br />

een Rycke gheuer wiens Rycdom blyft zonder dinnen<br />

10 een god / die int helich helighe / es eens ingheghaen<br />

een god van wien wy zullen tsamen oordeel ontfaen<br />

ofte vvy worden behouden / of verdomt ghescreuen<br />

Een god die ons zal ouercommen zaen<br />

een god die zal bouen Eeuvvicheyt Leuen<br />

15 een god voor wien hemel / eerdsch / end helsche beuen<br />

Ons hope stercte toevlucht / in al ons ghequel<br />

een god die al dat leeft / heeft tleuen ghegheuen<br />

een god diet al vuldaen heeft / ende nyemandt el<br />

Een god wien alle dynghen zyn mueghelick wel<br />

20 een god die metten mensschen heeft ter weerelt verkeert<br />

een god oetmoedich Totter crucen doodt niet Rebel<br />

vvech vvaerheyt ende Leuen / die ons vaderlick Leert<br />

Een god van neghen Chooren der inghelen gheEert<br />

Een god in Wiens handen zyn onse Tyden<br />

25 een god / wiens bermherticheyt / ouer ons es vermeert<br />

een god die voor ons de bitter doodt wilde Lyden<br />

een god daer alle Rechtueerdighe in verblyden<br />

Een god / die zeght / ick bem die heere / dats myn name<br />

vreest niet / betraut / met hu bem ick zonder vermyden<br />

30 gheen andren zal ick gheuen myn eere Eersame<br />

voor my en es gheen god ghemaect bequame<br />

en naer my en zal wesen gheen in memorie<br />

zyn dit de woorden gods dan Alsoot betame<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

+ Ghebenedydt zy dan god den heere almachtich<br />

danck grootheyt / eere / macht behoort hu alleene<br />

vvant watter zy in dhemel / Tes huwe hoe crachtich<br />

en watter oock vpder eerden es / groot ende Cleene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

28 v<br />

+ 29 r


77<br />

5 Bouen allen princhen / zyt ghy verheuen Reene<br />

alder dynghen ghebod / es gheel // in huwe handt<br />

ouer al hebt ghy die heerschappie ghemeene<br />

vvant hebbet al ghemaect / Eerde zee ende zant<br />

ghy zyt der zonden vergheuer / dit ken ick / want<br />

10 zyt alleene god der goden / daer elck naer haect<br />

gheen ander esser inden hemel / noch oock in tlandt<br />

god die ghesproken hebt / end alle dynck es ghemaect<br />

een ghetrauwe god / die tonswaerts Liefmoedich blaect<br />

god zachtmoedich ghenadich vul paeys en vrede<br />

15 een god Rechtueerdich / Want duer den psalmiste spraect<br />

Myn Rechter handt es vul Rechtueerdichede<br />

tsdoods macht hebt ghy alleene / ende tsleuens mede<br />

die wondren doet / en zyt in bermherticheyt Rycke<br />

die openbaer zult oordeelen / in tyden / en stede<br />

20 zoo ghy dat hebt voorzien / want gheen huwer ghelycke<br />

wie esser god dan / die zonder den heere Blycke<br />

of vvie esser god / Zonder onsen god voorwaer<br />

dan ghy / god vviens wille binden eerdschen dycke<br />

alsoo als inden hemel moet gheschieden daer<br />

25 En dien god die in onslieden werct eenpaer<br />

beede twillen / ende oock tvulbrynghen goet<br />

dus wat ghy doet in werck in woorden / menssche claer<br />

dat inden naeme des heeren iesu Christi doet<br />

gode danckende van zynder gracien vloedt<br />

30 Eerende zyn testaments Ciborie<br />

gheeft god dies bouen al eere / met cloucker moet<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

Hoe mueght ghylieden gheloouen / het es onmueghelick<br />

die glorie wilt van elck anderen ontfanghen<br />

35 En die glorie alleene / van gode hueghelick /<br />

+<br />

en zouct ghij niet / dies ghaet veel dolende ghanghen<br />

hoort dan / ghy vul wederspooricheyt bevanghen<br />

gode vreesen / Eeren / dienen / Alleene zult gy<br />

die naer ons zalicheyt durst / end heeft groot verlanghen<br />

5 en gheen ander god / dit zelue zo beveelt hy<br />

vvant met beschaemtheyt / beschaemt moeten worden zy<br />

die in ghegroufde en gheghoten afgoden betrauwen<br />

maer die belaeden zyt Roupt christus Comme tot my<br />

hulieden zal ick vermaecken in al dyn verflauvven<br />

10 deerste en de laetste zalmen my eeuvvich schauvven<br />

en behoudens my En esser gheenen god ziet<br />

keert hu tmywaerts / zalicheyt zal hu bedauvven<br />

verzucht / huwer zonden / zal ick meer ghedijncken niet<br />

van god den heere ons Lichamelick voedsel gheschiet<br />

15 al ons behouften ziet hy met een ooghemerck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 29 v


78<br />

ierusalem en syon / Lof dyn heere dan biedt<br />

vvant hy huwer poorten sloten / ghemaect heeft sterck<br />

vvie vp god niet en stelt zynder herten werck<br />

vp dat hy eere gheue / zynen name ghepresen<br />

20 zulcken zal hy Aermoe zenden in tsweerelts Perck<br />

end huer ghebenedyden zal vermalendydt vvesen<br />

vvant een menssche niet ontfanghen mach / zoo vvy lesen<br />

ten zy dat hem huten hemel ghegheuen word<br />

vves dan die in egipten zyt neder gheResen<br />

25 vp veel waghens ende peerden hu Betrau vpgheschort<br />

hulpe zouckende daer broosch onverghanghelick Cort<br />

ende niet ter ierusalemscher Consistorie<br />

vvant tmoet zyn (dat) wie doogoden met eere gordt<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

30 O god Vadre<br />

VVie hem verheft zal worden vernedert<br />

vvie hem vernedert verheuen zal tryumpheren<br />

end al waer een totten hemel om vlieghen ghevedert<br />

met Lucifer zal zulcx hooghvlieghen Cesseren<br />

35 vvant glorie int hooghste moetmen god ordonneren<br />

+<br />

en ghenedert zyn / die van hem zeluen beRommen<br />

dus betrauvvende in god / moeten wy Contempleren<br />

dat yet om dyncken / niet van ons zeluen mach Commen<br />

maer huut god gracygheuer der hooghster Rycdommen<br />

5 die ons zynen goeden inghel noch zendt omtrent<br />

die ons / die vroylick ten hemel es vpgheclommen<br />

bequame dienaers ghemaect heeft van tnieu testament<br />

Niet des letters verstaet / maer des gheests bekent<br />

vvant den gheest maect Leuendich / maer de lettre dood<br />

10 // dus ghy hooghmoedighe dit wel int herte prent<br />

en doet in huwen zin gheen houeerdich exploot<br />

vvilt hebben in hu woorden gheen heerschappie groot<br />

noch begheerlick zyt naer ydel glorie voort an<br />

houeerdicheyt / es tbeghinsel der zonden noodt<br />

15 vvant in houeerde deerste verdommenesse beghan<br />

end al waert dat yemandt onser vulbrynghen Can<br />

dat ons beuolen es / By gods bescreuen Rechten<br />

Ten baet niet / Oetmoedelicke moeten nochtan<br />

belyden / dat vvy zyn onproffytlicke knechten<br />

20 dus elck vville zyn handen te godewaerts vlechten * /<br />

dat hy ons ghenese voor dhelssche Mortorie<br />

vvy zegghen vastgheloofuich / al zoud wyr om vechten<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

* Oorspronkelijk ‘vpRechten’, dat doorgehaald is; ‘vlechten /’ werd erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 30 r


Refereyn<br />

God Zuene<br />

79<br />

God den vadre heeft Christum zyn zuene Lief +<br />

daer om heeft hyt al in zyn handt ghegheuen<br />

hy es onse behouder / En verlosser voor grief +<br />

zonder hem mach van ons niet zyn Bedreuen +<br />

30 daers / een middelaer gods / en der mensschen ghebleuen +<br />

en dats die menssche Christus ghewillich spoedich<br />

die hem zeluen gheoffert heeft / hier int Leuen<br />

++<br />

Tot verlossynghe voor allen mensschen oetmoedich<br />

ende met zyne dierbaere wonden Bloedich<br />

zyn wy ghecocht / met goude / noch met zeluere niet<br />

hy bemindt ons zoo / huut eender liefden gloedich<br />

5 hem zeluen heeft hy voor onslieden gheleuert ziet<br />

End indien wy zondighen hoe dicwils gheschiet<br />

By den vader es hy onse voorspraecke daer<br />

een verzoenynghe voor onser zonden verdriet<br />

es hy / end oock van alle der weerelt claer<br />

10 Al ons bequaemheyt die es huut god voorwaer<br />

die voortyds waeren kyndren zyns gramschaps verknesen<br />

zyn nv gods kyndren / en meErfghenamen der naer<br />

met christo zynen zuene / want zoo wy lesen<br />

Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

15 Dits ons fundament gheduerich inder eeuwicheyt<br />

ende nyemandt mach Legghen een ander fundament<br />

behaluen / het ghuene datter es gheleyt<br />

tvvelck Iesus christus es / zalichmaeckere bekent<br />

ende duer gheen ander name ghescreuen gheprent<br />

20 zo en mueghen wy zaelich worden Certeyn<br />

hy blyft ons tot thende der weerelt omtrent<br />

duer zyn bloedt zyn wy ghewasschen van zonden Reyn<br />

ende omme te Roupene in tsweerelts pleyn<br />

den Rechtueerdeghen / niet gheCommen es hy<br />

25 maer den zondaers / Want die zyn inder zonden treyn<br />

dien es van nooden den medechyn thebbene by<br />

hy heeft bezocht / en ghedaen verlossynghe vry<br />

zyns volcx / end en heefter niet vooren ghehadt<br />

maer huut Liefden/ zyn deelachtich hem worden wy +<br />

30 vvy / die al waeren ghevallen ghelyck een Blat +<br />

vvy wiens Rechtueerdicheden Wanckelbaerich glat<br />

zyn als een vraumaendtzuchtich Cleedt mespresen<br />

vvat hebwy tonsen trooste dan / anders dan dat /<br />

+ Fol. 30 v, r. 32 ‘vrau ... Cleedt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Iohan. 3.<br />

+<br />

daniel. 6.<br />

+<br />

Iohan. 15.<br />

+<br />

.l. thimo. 2<br />

+ 30 v<br />

+<br />

hebre / 3<br />

+<br />

Esai. 64.


80<br />

christus es ghestoruen / ende dat naer desen<br />

35 Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

Niet beters want god heeft ons niet ghestelt<br />

Tot zynder onghenaedegher Toornichede +<br />

+<br />

maer tot een vercryghen des zalicheyts velt<br />

duer Iesum Christum / die voor ons tsteruen dede<br />

vp weder dat wy waecken / ofte slaepen oock mede<br />

tsaemen met hem zouden leuen bequame<br />

5 vvant dheere es bermhertich Beminnende vrede<br />

end een vreeselick Liefhebber / es zijne Name<br />

verlaet hu clouck vp hem / zoo dat betame +<br />

ende niet vp huwe vvysheyt te gheender stondt<br />

vvy hadden al ghezondicht / dies tonser vrame +<br />

10 behoufden al gods glorye / om wesen ghezondt<br />

duer christum hebben wy den ghenadichsten vondt<br />

dat wy een toeghanck hebben tot zynen vadere +<br />

hy heeft hem voor ons zonden gheoffert duervvondt<br />

vp dat hy ons verlossen zou Allegadere<br />

15 van deser booser weerelt / als gheene quadere<br />

end oock van tvermalendyden des wets ghenesen +<br />

dese christus / elcker mensschen zonden ontladere<br />

zit ter Rechter handt zyns vaders in tgoddelic wesen<br />

Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

20 Prinche<br />

Christus / heeft ons god zynen vader eervveerdich +<br />

verzoent in zyn bloedt / als troost tonser noodt +<br />

voor donRechtueerdeghe / es hy ghestoruen Rechtueerdich<br />

Ouer ons es vast ghemaect / zyn bermherticheyt groot +<br />

25 ende Christus verwect zynde vander doodt +<br />

zal voort eeuvvelick leuen / ende niet meer steruen<br />

zyn helighe bloedeghe vyf wonden Roodt<br />

staen als een toevlucht open / om vrydom verweruen<br />

ende vp dat wy twyfelachtich niet zouden bederuen<br />

30 heeft ons ghelaeten / zyn eevvich claer blyfuende woord<br />

oock datmen allen creatueren in tsweerelts Eruen +<br />

warachtich zoude claerlick beCondeghen voort<br />

Wee hulieden dan / diet alsoo niet en oorboort<br />

maer liefuer schiet bewimpelt met Lueterpesen<br />

35 laet doch den volcke / alsoot dient / zyn ghehoort<br />

Dat christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .l.thessa/5.<br />

+ 31 r<br />

+ prouerbi. 3<br />

+ Roma/3.<br />

+ Ephe/2.<br />

+ Galath primo<br />

+ Apo/5<br />

+ .1. petri/3<br />

+<br />

Psal/116.<br />

+<br />

Roma/6.<br />

+ marci. 16


+<br />

Refereyn<br />

God helich Gheest<br />

81<br />

Lof zendynghe tsvaders in ghenadegher stonde<br />

vvesen onvullouelick zynde ten gronde<br />

5 O helich gheest Wonderlick dominerende<br />

gheestich Inspireirdere / die huten monde<br />

des vaders ende tzuens zyt procederende<br />

gheest die openbaert ende zyt instruerende<br />

den treyn onser zalicheyt ende memorie<br />

10 hertelick Leedsman / die zyt Arriuerende<br />

de zielen ten Rechten weghe en glorie<br />

omRynghen der Reyn Maegdelicxste ciborie<br />

de welcke maria was / vulmaecte oetmoedt<br />

in wien ghy god menssche / hielpt tonser victorie<br />

15 formeren / van huer hertsen zuverste bloedt<br />

gheest / die waer ghy wilt / huwe gheesticheyt doet<br />

ongrondelicke forme / als duue vlerckende +<br />

dies zegh ick hu / die dyn werck hemelick voedt<br />

Lof / helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />

20 Lof puer hulpsamich gheest van ons cranck wesen +<br />

ghy een van drien zynde / Noch bouen desen<br />

die inden hemel ghetughe zyn gheuende +<br />

gheest / die christum hebt vander doodt verResen +<br />

end ons * doo Lichaemen / zult oock maecken leuende<br />

25 gheest / daer ghy zyt / Es vryheyt Ancleuende +<br />

gheest zoeter dan huenich / miltste van gratien +<br />

voor wien dat Antechrist zal worden beuende +<br />

Lof gheest die vervult hebt des weerelts statien +<br />

gheest principael / gheest van Confortacien +<br />

30 gheest als zuver watere / die zonden verdryft +<br />

gheest in wiens name diueerssche natien<br />

men doopt / en ghedoopt zyn / twelck zonde Afwryft<br />

+ +<br />

Elcx apostel ingien hadt gheRynghe verstyft<br />

doe ghij quaemt in vieregher tonghen sperckende<br />

dies zegh Ick noch ter eeren / die waert end eeuvvich blyft<br />

Lof helich gheest Alder wonderlicxst werckende<br />

5 Lof gheest die alle quaede begheerten verdwynt<br />

die ons onwetentheyt Wetelick duerschynt<br />

die kendt alle dynghen wonderlick Artiste +<br />

Want dauid die was een vechtende kyndt<br />

* Oorspronkelijk ‘oock’, dat doorgehaald is; ‘ons’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

31 v<br />

+ Iohan/3<br />

+ Roma/8<br />

+<br />

Apo/5.<br />

+<br />

Roma/8<br />

+<br />

.2.corin. 3.<br />

+<br />

Eccli. 24.<br />

+<br />

.2. thessa/3<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+<br />

Psal. 50.<br />

+<br />

Ezech. 36<br />

+ 32 r<br />

+ Actuum. 2.<br />

+ Sapien 7 et 9.


82<br />

ghemaect hebt / der heligher kercke Psalmiste +*<br />

10 ende mattheum een groot Euangeliste<br />

die een publicaen was / voorts daniel mede<br />

Ionck Iuge / die wel te vonnessene wiste<br />

tonRecht / dwelcke men Susanna andede<br />

Amos den heerdere / van onwyser snede<br />

15 hebt ghij ghemaect Een prophete openbaerlick<br />

ende pieter die visscher was (in Ruder zede)<br />

ghemaect een prinche der apostolen claerlick<br />

Paulum der kercke persequeerdere zwaerlick<br />

een Leerare tsvolcx / en gods wet versterckende<br />

20 hier by ghemerct / moet ick noch zegghen Eenpaerlick<br />

Lof helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />

Princelick<br />

Ons ghegheuen gheest / duer wien ghereedt +<br />

gods Liefde / es in ons alder herte ghespreedt<br />

25 Bemindere die gods gheboden niet slaecken<br />

gheeft wien datmen vadere der aermen heet<br />

en zoetste vercoelen int onReynich Blaecken<br />

Bemindere voorts van die paeyselick waecken<br />

gheest die dhemelen ghesyn hebt verchierende<br />

30 gheest die ons tbezouck van mistaerlicke zaecken +<br />

end oock der diepten gods / zyt doen hanthierende<br />

gheest goedertiere / huwen voys stierende +<br />

+*<br />

duer Ezechiel / hoe ghy niet en begheerdt<br />

tsghuendts doodt die zondelick es Logierende<br />

maer meest dat hy hem om bekeeren gheneerdt<br />

Och gods Rechte vyngher dan / slaett tdoodelick zvveerd<br />

5 vvy willen bekeerlick zyn thuwaerts zwerckende<br />

noch oetmoedelick zegghende / als diet zyt weerd<br />

Lof helich gheest Alder wonderlicxt Werckende<br />

[Altydts helich gheest gheboghender knie]<br />

Altydts helich gheest gheboghender knie<br />

Bid ick om wel te leuene meest // Tydt<br />

10 weert huut mynen gheest vreimde fantazie<br />

Ghy die alder goeder gheesten gheest // zyt /<br />

Actum a o . 1530<br />

Refereyn<br />

Vander helighe Drievuldicheyt +<br />

* In de linker rand is een kronkelende lijn getrokken tot r. 18.<br />

* Fol. 32 v, r. 15-18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Gregorius super Ezechielem<br />

+ Roma/.5<br />

+ Iob/36 ende .37.<br />

+ 1. Corin. 5.<br />

+ 32 v<br />

+<br />

Anno .1558.


83<br />

15 Betvoorts om dat daer ghewyet es / den outaer<br />

Ter eeren gods drievuldich / vul menichfuldicheyt<br />

zo bem ick in advyse te ionnene hier naer<br />

Een Refereyn van dhelighe drievuldicheyt<br />

O Diepheyt. der Ryckdommen der hoogher wysheden<br />

20 ende der kennessen gods / die blyft onghehendt<br />

hoe onbegrypelick zyn / zyn oordeelende zeden<br />

ende gheel onhuutsprekenlick Tallen steden<br />

zynder wonderwercken / in hemelsch eerdsch Regiment<br />

// vvant wie zo heeft des heeren zin bekent<br />

25 oft wie es gheweest zyn Raedtsman vooren of naer<br />

oft wie heeft hem eerst / yet ghegheuen omtrent<br />

noyndt yemandt / dit es warachtelick claer<br />

Want huut hem / ende oock duer hem voorwaer<br />

+<br />

ende in hem Certeynlick zyn alle dynghen<br />

// hem zy glorie / eere inder eeuvvicheyt / daer<br />

hy / die bouen wysheyts troone heeft tgheel bedwynghen<br />

// Eer dat berghen waeren / en dheemlen crachten omRynghen<br />

5 vvierden van niet ghemaect ende gheordonneert<br />

eer anderstondt de weerelt hadde zyn vulbrynghen<br />

end yet wesenlicx / daer in mochte zyn gheformeert<br />

van eeuvve tot eeuvve / Eeuvvich ongheCesseert<br />

zonder beghin en hende / waert zyt ende ghebleuen<br />

10 ghy god wien hemel eerde end helle vreest<br />

al es den vyandt onverduldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader / God zuene / God helich gheest<br />

Een God Drievuldich<br />

15 De Vader Eeuwich / onverghanclick es onsteruelick<br />

onveranderlic / De zuene Eenich / van ghedaenten schoone<br />

machtich / vvy zyn meErfghenamen Eruelick<br />

Dhelighen gheest Es ons alle goet verweruelick<br />

Rechtueerdich zynde / Tsamen een god / drie in persoone<br />

20 Een helighe drievuldicheyt / ten hemelsschen Troone<br />

en god almachtich / van eender substancie int vvesen<br />

ende van eender macht / draeghende ghelycke Croone<br />

Vader / van hem zeluen / en niet / van een ander / gheResen<br />

de zuene vanden vadre / gheworden ghePresen<br />

25 warachtich god / van god warachtich / licht warachtich<br />

van twarachtich licht / nochtans bouen desen<br />

niet twee lichten zynde / maer een licht eendrachtich<br />

// den helighen gheest / vanden vadere Almachtich<br />

en vanden zuene / ghelyckelick voorCommende zy *<br />

* Oorspronkelijk ‘by’, dat doorgehaald is; ‘zy’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 33 r


84<br />

30 medewesenlic / medeEeuvvich / den vader / en zuene Crachtich<br />

de vadre / een vulle god / in hem zeluen es hij<br />

de zuene een vulle god / vanden vadre der by<br />

gheworden / een wesen ** alder wesenlicxste Leuen<br />

dhelich gheest / een vulle god / ghelyck al euen meest<br />

35 zoo wy gheloouen zyn schuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader / God zuene / God helich gheest<br />

Een god Drievuldich /<br />

+ Dhelighe gheest Een vulle god / vanden vadere<br />

ende zuene voortghaende / Nochtans drie goden niet<br />

maer een god almachtich / eeuvvich / onghemeten algadere<br />

onveranderlic / dan hy was / vrouch noch spadere<br />

5 vvant hy gheel alomme es / Ieghenwoordich ziet<br />

niet by deelen bedeelt / maer gheel al / in al / lof biedt<br />

niet plaetslic / maer machtlic / alomme zynde sterck<br />

die zonder veranderynghe / zyns selfs yet<br />

veranderlicheden heeft ghescepen / met zyn willende werck<br />

10 de gheschepene zaecken in hemel / eerdsche perck<br />

Regiert hy / Blyfuende dat hy es Altydt<br />

wien / niet toevallic wesen noch ghescieden mach / int bemerck<br />

vvant simpelick der godlicker natuere / ghebenedydt<br />

mach toeghedaen / noch vermindert worden / des zeker zijt<br />

15 vvant altyds es / dat es / onveranderlick zoot betame<br />

vvien eeghinlick es / wien eeuvvich / wien tzelfde es / Bevrydt<br />

Twesen / Leuen / verstaen / en deis drie / een god Eersame<br />

ende eene god dese drie by Name<br />

de zelue god ende heere / daer vooren beuen<br />

20 alle goden / zynde in tsweerelts forreest<br />

maer hoe die zyn menichfuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader god zuene God helich gheest<br />

Een god Drievuldich<br />

25 Prinche<br />

Deze vvarachteghe helighe drievuldicheyt<br />

es niet meerder in persoonen tsamen ghenoomt drie<br />

dan in een yeghelick / en byzonder persoon eens gheseyt<br />

vvant elck byzondre persoon inder Warachticheyt<br />

30 es vulle substantie / in hem zeluen hoet gheschie<br />

maer daeromme niet drie substantien zyn die<br />

maer god eenne substancie / mueghentheyt Eene<br />

** Oorspronkelijk ‘leuen’, geschrapt en ‘wesen’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 33 v


85<br />

een eeuvvicheyt / een grootheyt / een goetheyt / zonder fantazie<br />

als zuene / ofte helich gheest / Onverscheeden gheene<br />

+<br />

Noch gheen andre / en es de vadere Reene<br />

in nature / dan de zuene / ofte helighen gheest blycke<br />

noch yet anders de zuene / end helich gheest minder cleene<br />

dan de vader in nature / wien een nature / es int ghelycke<br />

5 // Maer een ander es de vadere Almachtich Rycke<br />

in persoone / een ander de zuene in persoone goet<br />

een ander dhelighen gheest in persoone tallen wycke<br />

inden vader eeuvvicheyt / inde zuene vroedt<br />

ghelyckheyt / inden helighen gheest wesen moet<br />

10 die eeuvvicheyt en ghelyckheyt / tsamenvoughynghe beseuen<br />

Al een in substancie / ende vvesen onbegrypelick keest<br />

almachticheyt ende godheyt / kennen wy ghehuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader God zuene God helich gheest.<br />

Aucteur<br />

Ick onvveerdich Eerdsche woormken Crupende<br />

wanckel stupende<br />

vulbrocht / de voornoomde gods Wonder zaecken<br />

tot tsgheests verlichten / Const icx zyn ontslupende<br />

20 mids tshelichs gratie my indrupende<br />

ick moeste tnaervolghende Liedeken maecken<br />

ende voysich craecken<br />

Zoo voorts en voorts / zul wy ten hende gheRaecken<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Meysken ick hebbe hu wel ghezien<br />

En hu tuutkens staen zo net /<br />

Heere god myns ghenaedich zyt<br />

hemel eerde / ghy Regiert<br />

+<br />

duer huwe name ghebenedydt<br />

ghy bermherticheyt hanthiert<br />

// Mynen gheest verhueght in hu heer goet<br />

Myn heere myn god ghy<br />

5 die wonder in hemel end eerde doet<br />

kennen wy // vranck en vry<br />

Lof eeuvvich hu zyn moet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 34 r<br />

+ 34 v


Al onsen troost gheel vp hu staet<br />

heere god ghenadich groot<br />

10 die thuwaerts keert / ghij Minnelick ontfaet<br />

in huwer gratien schoot<br />

// Mynen gheest verhueght in hu voorwaer<br />

myn zonderlynghe vruecht<br />

duer Iesum Christum hu zuene Claer<br />

15 By hu duecht // ghij vermuecht<br />

vveeren / ons zonden zwaer<br />

86<br />

Zonder hu mueghwy doen duechdlicx Niet<br />

wy die gheel broosch zondich zyn<br />

ons hulpe dies / end hu bystandt biedt<br />

20 Tooght ons hu blyde Aenschyn<br />

// Mynen gheest verhueght in hu zeer vast<br />

myn god int hemelsch Pleyn<br />

ghy weit ende kendt mynder herten last<br />

gheel onReyn // Bem Certeyn<br />

25 My niet grammoedich Tast<br />

Sathan Als eennen leeu zeer fel<br />

ommeRynght ons Nacht * en dach<br />

Loerende zouckende ghierich snel<br />

vvien dat hy verslynden mach<br />

30 // Mynen gheest verhueght // in hu ghelooft<br />

Tot inne tsdoods Perck<br />

heere zend my stercte / eer hy my verdooft<br />

al myn werck // Es onsterck<br />

heere god myn hueuerhooft<br />

+<br />

Onsen vleeschvyandt Quelt ons oock meest<br />

waer dat wy ghaen of staen<br />

vernieut in ons eennen vpRechten gheest<br />

Schept ons een Reyn herte zaen<br />

5 // Mynen gheest verhueght / die thuwaerts trect<br />

vpheft ons vanden val<br />

vvy slaperich in zonden onslieden wect<br />

in dit dal // Meestdeel al<br />

zyn wy met tvleesch bevlect /<br />

10 De vveerelt Belooft ons oock veel schoons<br />

met een smeeckende mondt<br />

vviese bemindt / veel ydel Loons<br />

gheeft zou / der zielen onghezondt<br />

Mynen gheest verhueght liefmoedich heet<br />

15 heer god in hu gheheel<br />

* ‘Nacht’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 35 r


Becleedt ons met huwer Liefden cleedt<br />

gheeft ons deel // int Pryeel<br />

Tvvelck ghy ons hebt bereedt<br />

87<br />

Die babylonsche draecke fier<br />

20 oock zeuenthoofdich naer my pooght<br />

gheerne brochtse my int dangier<br />

huer Cop my om dryncken tooght<br />

// Mynen gheest verhueght Liefuer ter noodt<br />

In hu Leeu van iuda<br />

25 den strydt wont ghy ieghens helle zonde doodt<br />

Waer ick gha // vooren na<br />

Zyt myn beschermer groot /<br />

Heere god des zalicheyts ghenaemt /<br />

zoo zyt ghy wel bekendt<br />

30 gheenssins en Laetse ghij niet beschaemt<br />

die hu hopen omtrent<br />

Mynen gheest verhueght in hu altoos<br />

myn leuens daeghen Lanck<br />

beschermt ons van becuerynghen boos<br />

35 in onsen ghanck // Broosch en Cranck<br />

Zyn wy gheel troosteloos /<br />

++<br />

Almachtich hemelsch vader tryumphant<br />

drievuldich Eennen god<br />

Biedt ons hu ghenaedeghe Rechter handt<br />

helpt ons vulbrynghen hu ghebod<br />

5 Mynen gheest verhueght te doene die<br />

zoo ick alder best Can<br />

huwe goede wille alsoo gheschie<br />

nv voort an // vvyf en man<br />

keert van Afgoderie<br />

10 Die dit liedeken heeft ghestelt<br />

heeft ouertorden huwe wet<br />

zynde noch metter Weerelt ghequelt<br />

schict hem doch te doene Bet<br />

zijnen gheest verhueght / en gheerne hoort<br />

15 zonder scheeden der of<br />

hu eeuwich helich Reyn crachtich woordt<br />

vvy eerdsch stof // Bieden Lof<br />

huwen name eeuwich voort /<br />

Aucteur<br />

20 Tliedeken was huut / den gheest wierd ghesust<br />

de mondt hadde gheerne Tcanneken gheCust<br />

+ Fol. 35 v, r. 26-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 35 v


88<br />

den Aeszeme zochte wat te vercoelene<br />

maer eer ick een van beeden de / zo had ick Lust<br />

Eerst met een Refereynken / den mondt te spoelene<br />

Refereyn<br />

Voor dhandt ghemaect<br />

Naer thende durstich ghehaect /<br />

O hemelsch vadere / Een god alleene machtich<br />

Rechtueerdich Bermhertich ouer israel crachtich<br />

30 hooghst dominateur in hemel ende eerde<br />

beghin onhendelick eeuvvich eeuvvich warachtich<br />

die oyndt duer hu zeluen / Bermherticheyt begheerde<br />

+<br />

Troonhouder drievuldich glorieux in weerde<br />

O myn ziele thuwaerts nv kniebughelick keert<br />

vp dat ick hu milde bermherticheyt Anveerde<br />

die bouen al hu wercken es wonderlick vermeert<br />

5 hu bermherticheyt te kennene / heere god Leert<br />

Insturt my den gheest / dat ick die wel can verstaen<br />

hu name wordtter by int ghelooue GheEert *<br />

Om ** vruchten der Liefden in my mueghen ontfaen<br />

hu bermherticheyt heere / ouer ons wel ghedaen<br />

10 Midswelcken In tbouck des leuens zyn ghescreuen<br />

bouen al dat bermhertich zy / zonder verghaen<br />

Hu bermherticheyt. heere / Es beter dan tleuen<br />

Hu Bermherticheyt heere Als gemme precieux<br />

es ouer ons blynckende claer victorieux ***<br />

15 ghenadichste verblydynghe ten hemel Binnen<br />

hu moeten eeuvvich louen / die blyft glorieux<br />

de hemelssche ierachie / metten seraphinnen<br />

O heere hu bermherticheyt Laet my ghewinnen<br />

die vergroodt **** verbreed es Totten hemele daer<br />

20 end huwe waerheyt / tot inde wolcken beghinnen<br />

hu bermherticheyt heere / volght ons eeuwelick naer<br />

met dauid wil ick dus vastgheloouich claer<br />

inder eeuvvicheyt hu Bermherticheyt zynghen<br />

myn herte esser gheel toe bereedt voorwaer<br />

25 als een van hu ierusalemsche ionghelynghen<br />

hu bermherticheyt heere Laet my die omRynghen<br />

al stonder Ieghens my duusent niet zal ick beuen<br />

hu bermherticheyt heere / Regiert alle dynghen<br />

Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />

30 Dauid de psalmiste neimt al zyn fundatie<br />

* Oorspronkelijk ‘vr’, waarover ‘G’ geschreven is.<br />

** Oorspronkelijk een tweede ‘om’, dat doorgehaald is.<br />

*** Inktvlek over ‘v’.<br />

**** ‘d’ is lichtjes doorgehaald met andere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 36 r


89<br />

heer vp hu Bermherticheyt speciael gratie<br />

als thende vander hope / hu wel eeuvvich by<br />

duer hu bermherticheyt hebben wy Regnatie<br />

heere / al doodet my / noch zal ic hopen vry<br />

35 myn leedsman myn toevlucht / en beschermer zyt ghy<br />

duer iesum Christum ghedaen veel bermherticheden<br />

+<br />

hu Bermherticheyt es cause / dit kennende vvy<br />

ghy ons hooft zyt / ende wy ghemaect hu leden<br />

erfghenamen dyns Rycke in dhemelssche steden<br />

om vervullen der verworpelynghen Ruine<br />

5 hu bermherticheyt schict ons inden wech der vreden<br />

naer hu bermherticheyt hopen tallen termine<br />

alwaer ick ghestelt hier om eeuvvich te zyne<br />

ende my de kiesynghe waere ghegheuen<br />

van hu bermherticheyt of tleuen / ziet ten fine<br />

10 Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />

Prinche<br />

Rechtueerdich Bermhertich god omnipotent<br />

die de herten der mensschen duerziet en kendt<br />

hu bermherticheyt inder eeuvvicheden gheduert<br />

15 duer hu bermherticheyt tgheheele firmament<br />

des hemels gheRegiert wordt zoo ghewilleCuert<br />

den Chyrographbrief es in sticken gheschuert<br />

die ieghens onslieden ghescreuen was breedt<br />

duer hu bermherticheyt ierusalem sterck bemuert<br />

20 duer hu bermherticheyt zyn ons veel wuensten bereedt<br />

duer hu bermherticheyt anghedaen tmensschelick Cleedt<br />

daer inne ghy onslieden vvildet maecken zaelich<br />

hu Bermherticheyt heere / wat gratien ick weet<br />

es beter / dan al watmen mach vvesen verhaelich<br />

25 Tonsen trooste / ende steruende principaelich<br />

hu Rechtueerde puniert / maer ieghens tzondich sneuen<br />

eer de schichten des doods / vp ons zyn nederdaelich<br />

Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />

[.Nu. Hoort.Hoort] +<br />

.Nu.<br />

30 Hoort.Hoort<br />

Myn testaments. Accoordt<br />

Voort.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 36 v<br />

+<br />

24. a iuny .1561.


+<br />

Prochiekercken<br />

90<br />

De acht brugsche prochykercken dienen oock verschoont<br />

mids datmer Inne doet / gods dienst warachtich<br />

diese wel doet / zal blyfuen niet ongheloont<br />

5 Tdien vpziene vvilicxse zyn ghedachtich<br />

Sint Donaes<br />

Achterlaet ick der musycken zanck<br />

Sint saluators<br />

Den Lusteghen ommeghanck<br />

Onser vrauvven<br />

De ghemaecte Thorre Lanck /<br />

Sint gillis<br />

Twel Ludende clocken gheclanck<br />

TWasvvyf tsint donaes<br />

15 Coster inghel twaswyf van sint donaes<br />

die zo moylick tIaer ouer daer de zantiens pareirt<br />

ion ick / om dat hy heeft een Costerlick faes<br />

(zyn ioncwyf kendt hem wel iaes?)<br />

Een pondt vyncoorde zaet / dan wel ghestoffeert<br />

20 van moy crudeken / end een Leere fraey ghemonteirt<br />

Clocludere<br />

+<br />

Dupperluder tsint donaes die witbrood kuwere<br />

Tmartiaen nat was noyndt gheen schuwere<br />

ick hebs hem tanderen tyden gheschoncken<br />

25 die ionick in tyds een onder Luwere<br />

principaelic als hy varsch bier heeft ghedroncken /<br />

Sint bazelis<br />

Ghemerct Ick niet begheere kerclicke proffyten<br />

maer Liefuer zelue daer of tghewin // sommen<br />

ion ick ionstich gheerne / al de offermyten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

37 r<br />

+<br />

37 v


5 die daer binden iaere / meer dan tsvrydachs incommen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


91<br />

Daerme bedelaers en truwelghen ghaende staende<br />

ter helich bloetsteegher Aelmoessen ontfaende<br />

Ligghende Cryolende / of zittende beneden<br />

of hemlieden nyemandt naer myn doodt vermaende<br />

10 de Corte Rente achterlaet ick by hemlieden ghebeden<br />

Scepen huus<br />

Voor tschepen huus / laetick doude keysers en grauen<br />

Alzoo zy staen in oorden vanden eersten Af<br />

dat god / de zielen (wien zy figureren) wil lauen<br />

15 oock ghedyncken / die de nieuwe keyser carolus ghaf<br />

Voor tvrye<br />

Den wel ghemaecten Adam / die vpden houck beclaeght<br />

dat daer ter plaetsen menich pacient moet steruen<br />

en tslands ouerdaet voorziende / twelck den landsman plaeght<br />

20 end hem zomtyds dolende huutlandsch Iaeght<br />

die ionick wel te bewaerne ieghens tbederuen<br />

Nietken de naeysterghe<br />

Van slicht nietien met huer hennen end haenghecraeysel<br />

Creigh ick oock gheerne Een gheRustich ghepaeysel<br />

25 by sint donaes wuenende in een cleen wynckelken<br />

Achterlaet ick veel diueersch moy duerbroddelt naeysel<br />

zomtyds Lippebribbelet / als een schemynckelken<br />

Sinte pieters<br />

kercke.<br />

+ Aldaer de ghilde / beneden onder inden Crocht<br />

ghehouden by tambocht van die maecken scheen<br />

Totten waslichtmaecker daer by ghewrocht<br />

al datter behouuen zal / hebIck ghedocht<br />

5 hemlieden te ionnene / Eer ick zal scheen<br />

Sintianskercke<br />

Zomtyts ghedient van schotsche beneficianten<br />

Bon enfanten<br />

daer dueverheyt * of toebehoort tsinte donaes<br />

10 de Rekenyngh draghers met veel magher calanten<br />

van tappoort van sint ians pelgrems / oft andre zanten **<br />

Ion ick hemlien tsint iansnacht tmeeste Cabaes<br />

* ‘heyt’ is interlineair bijgevoegd.<br />

** Een eerste ‘t’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 38 r


al slickzer vp goet aes // kercke zal niet verliesen<br />

daer de zant mirakel doet / zalmen plaetse verkiesen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


15 En daer schapen wandelen wassen vliesen<br />

Sint kerst Kercke<br />

92<br />

De schamel priesters daer / met wyf en kyndren belast<br />

hoord icxse Recommanderen zoo van een slim gast<br />

gheenen zekeren dienst hebbende in tiaer<br />

20 hadder zom tyelick dienst / hadde tyelick ghebreicvast<br />

doch dieser stelt te wercke eenen penninck ouerpast<br />

Tmoet zyn ghebrast<br />

Twee placxkens zyn vullicx vertheert voorwaer<br />

Byden outaer wandelt / Leeft by den outaer<br />

Sint iooris steegher Cappelle<br />

der bouen /<br />

Gheregiert zynde / ken weet van wat muenicken<br />

Omme dueverheyt wasser oyndt questie vry<br />

Tusschen hemlyen / en sinte Christoffels Canuenicken<br />

30 dies ion ick deene nederst / dander dupperste zy<br />

++<br />

Sint saluators kercke Episcopale<br />

daeromme icxse voor dander verhale /<br />

Dees kercke als busschoplicke kercke voorwaer<br />

Representerende thooft van andre kercken daer<br />

5 zynde onder der doornycxscher diocesen *<br />

ion ick een Refereyn datment openbaer<br />

inde voorkercke yeuwers mach schicken claer<br />

vp dat de godsvruchteghe mensschen Lesen<br />

hoe dhelighe kercke Als gods kercke ghepresen<br />

10 ghefondeert mach wesen /<br />

Refereyn<br />

Christus god almachtich / grootwonderlick in wercken +<br />

hueverhooft toeziender zynder heligher kercken<br />

mids tshelichs gheest bevlercken<br />

15 ghefondeert ghesticht / vp een vast ghelooue Reyn<br />

hy den verworp steen ghevveist / int openbaer mercken<br />

van dwase verblende Wanewyse clercken<br />

nv houcksteen int verstercken<br />

als fundament / daert al vp ghefondeert es Certeyn<br />

20 En gheen ander fundament buten dien treyn<br />

mach yemandt Legghen / om blyfuen staende eendrachtich<br />

Christus kercke / die es der vergaderynghe pleyn<br />

+ Fol. 38 v, r. 11 en datum in marge onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘diosen’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

38 v<br />

+ 26 iunij .1555.


93<br />

der standvastegher gheloouend in hem Warachtich<br />

vereenicht metter Liefde / duer tghelooue werckCrachtich<br />

25 Buten welcke christus kercke / gheen zalicheyt en zy<br />

heeft Petrum ghestelt / zynen stedehoudre machtich<br />

Als vadre ende prinche / zynder kercke gheel vry<br />

vvant hijs hem vast betraude / mids zyn sterck bely<br />

gheloofuich blyfuende by<br />

30 dat christus was / de leuende gods zuene / Maer een<br />

tsamen drievuldich int hemelsch domineren<br />

daer omme iesus Christus Tot petro sprack hy<br />

+<br />

Ghy zyt petrus / ende vp desen steen<br />

zal ick myn kercke funderen /<br />

Vp desen steen als sterckvast onRoerlick staende<br />

vp desen steen / niet wanckelbaerich ommeslaende<br />

5 noch twyfuelick verghaende<br />

vp desen steen petrus / als vp een fundament vast<br />

vp dees steen / want ghy petrus zyt Christus vermaende<br />

de sluetels des hemelRycx daer naer ontfaende<br />

wie anderssins waende<br />

10 heeft vp hem zyn kercke te stichtene ghepast.<br />

Als zynde een Columne / sterck onbuugsame mast +<br />

end een stercke vastheyt gheel des waerheyts openbaer<br />

dies petro als hooft / ghegheuen tspeciael Last<br />

zyn kercke te Regierne / en zyn schaepkens aldaer<br />

15 Tdien fine zegghende / wat ghy byndt vpder eerden / claer +<br />

dat zal hier bouen in dhemel ghebonden vvesen<br />

en Christus glorieux verResen / zynde der naer<br />

zo wierd petrus / beloofde macht / crachtich gheResen<br />

dies een generael heerder / der kercken mids desen<br />

20 alsdan zynde ghepresen<br />

Christus schaepkens te bewaerne / ouernam hy tleen<br />

als stedehouder gods ghestelt int possesseren<br />

vvant hy hem beminde / Christus sprack zoo vvy lesen<br />

Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />

25 Zal ick myn kercke funderen<br />

Christus schaepkens tbewaerne hadde petrus tlast groot<br />

zoo hem zyn vpperheerder god almachtich gheboodt<br />

voor tswulfs grypende noodt<br />

hem macht gheuende van bynden end ontbynden ziet<br />

30 Christus hadhem huutvercoren / bouen dandre / zoot<br />

claerlick bleeck / naer christus verRysen vander doodt<br />

dies de naecte waerheyt bloodt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 39 r<br />

+ .1. thimo. 2<br />

+ mathei. 18.


94<br />

de tot petro alleene / een zoorghfuldich bediet<br />

ick heb voor hu ghebeden / dat hu ghelooue Niet<br />

35 sprack hy (niet en verghae) ende ghy metter tydt<br />

+<br />

bekeert zynde / dyn mebroeders versterckynghe biedt<br />

end hemlieden alsdanne meversterckende zyt<br />

hier huut verstaen wy / dat christus ghebenedydt<br />

Pieter zoo ansprack / als prinche der disciplen vroedt<br />

5 vp dat hy naer zynder penitentien strydt<br />

zou dander schicken / want tbetaemt dat ghyt doet<br />

die naer my zyt den steen / ende tfundament goet<br />

der kercken wesen moet<br />

Twelck petrus oock wierd / naer veel Rauvvichs gheween<br />

10 voort an gheloofuich blyfuende int perseuereren<br />

wiens herte Christus kende / dies sprack met woorden zoet<br />

Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />

Zal ick myn kercke funderen<br />

Prinche<br />

Dese kercke duer Christus voorzienichede<br />

15 vp petrum ghefundeert / zyn sterck gheloouichede<br />

zonder wanckelbaerhede<br />

heeft Christus bezeghelt met diepwondeghe prenten<br />

als zyn strydende kercke van gheel kerstenhede<br />

een lichaeme zynde / zonder tweedrachtichede<br />

20 waer of in hueverhede<br />

Christus iesus thooft es / niet om verexcellenten<br />

die hy met zeuen helighe sacramenten<br />

voorzienlick tonser noodt / heeft eerzaemlick verchiert<br />

tot tsvyands confusie / met zynen adherenten<br />

25 Als doopsel / vermsel / oorden / huwelick / penitenten /<br />

Olysels * / maer bouen al Liefmoedich ghemaniert<br />

Tsacrament des outaers / weerdich datment Eert en viert<br />

vvantter Christus god en menssche / dits tprincipale<br />

onder tsbroods figuere / in dhelighe hostie logiert **<br />

30 in vleesch en bloede / zoo hy zat tzynen avendmale<br />

ons gheestlick voedtsel ieghens der zielen quale<br />

huut Liefden Liberale<br />

+<br />

zyn kercke ghelaeten <strong>Testament</strong>elicker gheen<br />

Alwelcke petrus oyndt eerweerdlic * wilde exalteren<br />

zonder Ieghenstuderen<br />

ende Christus dit voorziende / sprack hy int speciale<br />

* ‘O’ over oorspronkelijk ‘al’ geschreven.<br />

** Oorspronkelijk ‘Leg’, dat doorgehaald is.<br />

* Oorspronkelijk ‘eervveed’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 39 v<br />

+ 40 r


5 eer hy vertrack naer dhemelssche zale<br />

Ghy zyt petrus End vp desen steen<br />

zal ick myn kercke funderen<br />

[Die daer ieghens Erreren]<br />

95<br />

Die daer ieghens Erreren /<br />

gods kercke Perturberen<br />

10 Wiens gheest / tshelichs gheest / gheest contrarie dryft<br />

Laet hu niet verleeden int Argueren<br />

maer zonder Cesseren<br />

om hemelsch tryumpheren // Tot ghy wordt ontlyft<br />

in gods kercke Blyft /<br />

Ghilde vanden helsenaers<br />

aldaer /<br />

Tghezelschap vanden helsenaers zeere goe / Cnappers<br />

ken weet offer onder sorteren Schoelappers<br />

Tsint saluators kercke houdende statie<br />

20 die ion ick om lesen daer de mee // Clappers<br />

Een Refereyn Van onser vrauvven visitacie<br />

in wiens eere zy iaerlicx ter Capellen spatie<br />

doen decoratie<br />

Refereyn<br />

25 Maria vpRysende In dien daeghen +<br />

heeft totten gheberchten met haesten gheghaen +<br />

In die stede van Iuda / en zonder vertraeghen<br />

te zacharias huuse / Inghanck ghedaen<br />

ende heeft daer ghegroet Elysabeth zaen<br />

+<br />

Nu eist gheschiet dat elysabeth tdier tydt<br />

hoorde van maria tReyn groetende vermaen<br />

zo heeft dat kyndt in huer Lichame verblydt<br />

end Elysabeth / die es om vvesen bevrydt<br />

5 metten helighen gheest vervult gheworden Reyn<br />

// Onder die vrauwen / sprack zou / zyt ghy ghebenedydt<br />

zoo heeft Elysabeth / luudhuut gheroupen Certeyn<br />

ende oock es / Sprack zou int eerdsche pleyn<br />

die vrucht ghebenedydt van huwen Lichaeme<br />

10 te Rechte mocht zout zegghen / maria drouch tgreyn<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

En van Waer Comt my sprack elysabeth voort<br />

dat die moeder des heeren dus comt tot my<br />

vvant ziet als ick hu groetnesse hebbe ghehoort<br />

15 tkyndt heeft vervruecht in myn Lichaeme vry<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Luce primo<br />

+ A. o 1542.<br />

+ 40 v


96<br />

ende zaelich die daer ghelooft hebt ghy<br />

vvant die dynghen vanden heere ghesproken claer<br />

zullen worden warachtlick vulbrocht in dy<br />

en maria die heeft ghesproken der naer<br />

20 Myn ziele maect groot den heere voorwaer<br />

ende mynen gheest die heeft vroylick ghezyn<br />

in god myn zalicheyt / want hy heeft openbaer<br />

doetmoedt anghezien / zynder dienstmaeghts aenschyn<br />

dies huut desen ziet / zullen my vp elck termyn<br />

25 zaelich zegghen alle gheslachten Eersame<br />

vvant groote dynghen heeft hy my ghedaen fyn<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

En zyn bermherticheyt es van gheslachte gheacht<br />

den ghuenen die hem willen vreesende wesen<br />

30 in zynen Aerme heeft hy ghedaen Cracht<br />

end heeft verstroyt die houeerdeghe bouen desen<br />

in die ghedachten / huerlieder herten mespresen<br />

vanden stoel ofghestelt heeft hy de ghemoede<br />

doetmoedighe / die heeft hy verhooght gheResen<br />

+<br />

den honghereghen heeft hij vervult met goede<br />

en den Rycken die heeft hy thuerlieder onspoede<br />

ghelaeten ydel naer zyn willende zeden<br />

ysrael zyn kyndt ontfanghen heeft / als de vroede<br />

5 ghedachtich wesende zynder Bermherticheden<br />

ghelyck hy heeft ghesproken in deerdsche steden<br />

tot onsen vadre Abraham / en zyn zaet bequame<br />

inder eeuvvicheyt / hy god des paeysvul vreden<br />

die daer machtich end helich es in zyn name<br />

10 Prinche<br />

En Maria die Reyne gods moedre gheEert<br />

die bleef by elysabeth drie maenden omtrent<br />

daer naer es zou weder thueren huuse ghekeert<br />

dus den zin van thelich Euangelion ghehendt<br />

15 zoot de kerstene kercke gheloouelick kendt<br />

en zoomen dat costumelick te zynghene plach<br />

zoo gheordonneert By tgheestelick Regiment<br />

vp onser vrauwen visitacien dach<br />

God der goden onsen heere die veel vermach<br />

20 heeft dit al willen doen / Tot onser vraeme<br />

alle dyngh brynght hy tonder met een ooghvpslach<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 41 r


Tshelich gheesthuus<br />

Zusterkens<br />

++<br />

97<br />

25 Dese zusterkens die zomtyts by ziecken waecken<br />

Naer den dach haecken<br />

en tsnachts Laet vp zyn // Wier ieghens Rampte<br />

mids dat de keerssen zyn costlick / end om ander zaecken<br />

ion ick barnolye Elck in zyn Lampte /<br />

Sint Amands Capelle<br />

Ghehouden Byden crudeniers stercke spetie<br />

wel ghefondeert en Commodieus Esse<br />

omme de marctwyfs / elck tzynder discretie<br />

5 tsnuchtens tyelick commen hooren daer deerste messe<br />

hemlieden by expresse // zo langhe marctwyfs zyn<br />

ionicker thueren coste bezoorghen Brood en wyn<br />

Schilders Cappelle<br />

Oyndt heb Ick pictura goetionstich Bemint<br />

10 dies esser den gheest noch toe ghezint<br />

dat hemlieden oock een ghedyncken gheschie<br />

zoo men vander zeluerstrate incommen beghint<br />

Achterlaet ick daer veel schoone schilderie<br />

en tmynent te verheghene tafereelkens drie<br />

Pypers Capelle<br />

Vutgheblasen meer dan te vooren tachtere<br />

Nietmin die niet heeft Can lettel verliesen<br />

mynen voys Laet ick hemlieden achtere<br />

dat ze alle iaeren daer een nieu dekene kiesen<br />

20 en de goede costumen niet laeten vervriesen<br />

diese iaerlicx totten aermen daer onderhouden<br />

vermaen ict of zyt onthouden zouden<br />

Sint Loys godshuus<br />

ofte gasthuus<br />

25 Esser gheen beset huut een Ionstich ontfaermen<br />

daer by dat hem tswynterdaechs mueghen waermen<br />

de fielts Ionghe vervrosen Cackhieleghe slurfuen<br />

Clippertandende ydelbuucx ende daermen<br />

ongheschoeyt / zonder Lynwaedt / niet anden Aermen<br />

30 zo ion icker iaerlicx Een coppel last Turfuen<br />

+ Fol. 41 v, r. 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

41 v


+<br />

Sint iuliens godshuus<br />

98<br />

Die van tleylecker Euel zyn meest besmet<br />

daer te gaste tsnavents commen groot ende cleene<br />

Ion ick tzijne ghetouft te magher noch te vet<br />

5 maer emmers zonderlynghe hoemer anders vp Let<br />

dat mense doch goe herberghe verleene<br />

den pot van aelmoessen / behoort tzijne ghemeene<br />

Tgodshuus ten magdaleenen<br />

De kercke houd icker wel gheRepareert zynde<br />

10 zoo ick bevynde<br />

verchiert met sint quintins sint victors Cappellen<br />

deene heere vanden watre / en dander vanden wynde<br />

wien de muelnaers voor hueren patroon vpstellen<br />

ick schicke wyndt noch water zal tkerckwerck quellen<br />

15 zyn die twee beschermheeren ghelogiert der binnen<br />

het waere onmueghelick / ne doent ander ghezellen<br />

Een yeghelyck zal emmers zyn logyst beminnen<br />

Maria magdalena Cappelle<br />

Tot dhelighe magdalena wild ick oock keeren<br />

20 ter capellen dienst ion ick veel milde // voeders<br />

Ende bouen dien Een Refereyn / god ter eeren<br />

der helighe zanttinne / end huere ghildebroeders<br />

Refereyn *<br />

Doe god end als menssche quam mensschen verblyden<br />

25 Een vanden Pharizeeusen badt hem tdien tyden +<br />

als dat hy met hem zoude commen Eten<br />

dus in gheghaen zynde / naer lucas belyden<br />

heeft Christus an des Pharizeeus tafel ghezeten<br />

+<br />

Ende ziet / Een vrauwe / (huer onverweten)<br />

wesende Een zondaresse dier stede<br />

dit verstaende / quam viereghelick onghemeten<br />

en ghetooght heeft vulmaecte oetmoedeghe zede<br />

5 vvant een vat vul aelbaestren brochte zou mede<br />

ghevult met goeder zaluen / niet om verzoeten<br />

staende achter by zyn voeten met weerdichede<br />

met huer traenen beghonnen heeft wasschen zyn voeten<br />

* Oorspronkelijk ‘Den Lazarus ziecken’, dat doorgehaald is. Dit opschrift komt voor op folio<br />

43 v, r. 11.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

42 r<br />

+ Luce. 7. o<br />

+ 42 v


99<br />

end vp datse mochte huer goetwillicheyt boeten<br />

10 metten haere huers hoofts Christus voeten ghedrooght<br />

oock gheCust en ghezalft / met een eerlick groeten<br />

ende neerstich vp huer knyekens daer toe ghepooght<br />

Een vroom sterck ghelooue heeft zou wel ghetooght<br />

elcken zondaere wesende Een speghel schoone<br />

15 christus dit hebbende voorzienich gheOoght<br />

heeft huer naer huer wercken ghegheuen te Loone<br />

en sprack totter vrauwe / hy god in persoone<br />

ghezeghelde woorden daer zo menich naer haect<br />

Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

20 Maer den pharizeeus ziende een dusdanich exploot<br />

de ghuene die christum hadde tzynent ghenoodt<br />

in hem zeluen / Es dus een zegghen gheschiet<br />

Waert dat dese waere / Een prophete groot<br />

hy zou zeker wel weten het Rechte bediet<br />

25 Ia / en wat dat voor een wyf waere / of niet<br />

die hem Raect / want zes zondaresse mespresen<br />

Iesus hem andwoordende / zeyde Symon ziet<br />

ick hebbe wat / dat ick hu wil zegghende wesen<br />

vvel zeght meester / zeydhy / Christus sprack ten desen<br />

30 Van een Rentmeester waerer twee schuldenaeren<br />

deene schuldich in vyfhondert pennynghen gheResen<br />

en die ander maer vichtich zoo int verghaeren<br />

maer als zy niet machtich betaelynghe waeren<br />

Bee ghescholden heeft ze quycte / Ter laetster myte<br />

35 nv zeght my / welck van desen in tschults bezwaeren<br />

Bemint hem meerst / met viereghen Apetyte /<br />

+<br />

Symon sprack / dien hy meerst heeft ghescholden quyte<br />

bemindt hem meerst / dats een puer claer voortstel<br />

doe christus hem voughende Te gheenen Respyte<br />

sprack gherynghe / ghy hebt Rechte gheoordeelt en wel<br />

5 maer totter vrauwe sprack hy troostbarich snel<br />

daer huer ziele goet voetsels heeft huut ghesmaect<br />

Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Totter vrauwe zynde christus ghekeert ten anschauwe<br />

van symon / zey tot hem / ziet ghy wel dees vrauwe<br />

10 ick bem ghecommen in hu huus / maer ghy<br />

ghaeft tot mynen voeten gheen watre / vp trauwe<br />

maer dese heeft ghewasschen de voeten van my<br />

met huer traenen / en ghedrooght metten haere der by<br />

niet een Cussynghe en heb ick van hu ghecreghen<br />

15 maer zou hier ghecommen zonder vphouden vry<br />

es / om cussen mynder voeten ghewillich bedeghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 43 r


100<br />

myn hooft te zaluene waert ghij niet gheneghen<br />

maer dese heeft ghezalft myn voeten int Leuen<br />

daeromme Symon in dese eerdsche weghen<br />

20 zegh ick hu / huer worden veel zonden vergheuen<br />

want zou vele bemindt heeft warachtich ghebleuen<br />

maer wien lettel vergheuen wordt / teeneghen stonden<br />

die bemindt lettel / dies christus ditte beseuen<br />

sprack tot haer / hu worden vergheuen veel zonden<br />

25 die daer aten beghonsten in huer herten gronden<br />

zegghen / Wie es ditte die in zulck bestieren<br />

de zonden vergheeft / maer zylieden en vonden<br />

van christo gheen andwoorde in gheender manieren<br />

dan alleene totter vrauvve / doe spraecke hanthieren<br />

30 zegghende alsvooren / God diet mueghende spraect<br />

Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Princesselicke<br />

Vrauvve spyts elcken kettere<br />

al en vyndtmen hu name niet naer de Lettere<br />

35 des helich Euangelion warachtich bequame<br />

+<br />

gheen / dan helighe doctueren bescryfuent nettere<br />

dat maria magdalena was huwe name<br />

ghecoren mePatronesse Eerzame<br />

Als eenne van tbroederschap der drie zanttinnen<br />

5 ghehouden binnen brugghe Tes openbaer faeme<br />

By een partye die Rhetorycke beminnen<br />

die deuotelick bidden met herte met zinnen<br />

gode voor ons / om zalicheyt / tbidden niet slaect<br />

dat wy oock die troostbaereghe woordekens winnen<br />

10 Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Den Lazarus ziecken<br />

Wat. zoud ick dese vele te gheuene peynsen<br />

zyn al Redenlick voorzien bin hueren convente<br />

verclaerssende vermaenende / zonder veynsen<br />

15 thueren Lyfue / had ick ghelt / cocht ick gheerne Rente<br />

mids datse meest zieck zyn * en in tormente<br />

nietmin tmoet al ghestoruen zyn in tsweerelts Ronde<br />

gheltmen hemlieden yet Te zomer wynter Lente<br />

God verleense metten Rentier tsamen ghezonde<br />

Ghilde Sint eeuvvout<br />

// Buten //<br />

daer die van tleeuMout<br />

// Ruten //<br />

* ‘zyn’ interlineair toegevoegd met grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 43 v


+<br />

101<br />

In dese ghilde ten voorleden saeysoene<br />

25 Bem ghildbroeder gheweist / met veel oude vaderen<br />

huut ionsten ghildelick dies thueren verdoene<br />

Ionze onder alf thonne maertsbier int groene<br />

als de ghildebroeders tsamen eendrachtich vergaderen<br />

Behoudens datse scheeden metten vullen Aderen<br />

30 maer mueghen ** hemlieden / niet te zeere betrauwen<br />

vp de speyepachters alias verRaderen<br />

De Bancknechten heetense int Arragoens Cauwen /<br />

Onser vrauvven kercke<br />

Der ghilde van thelich sacrament wonderbaer<br />

ghehouden inde nieuwe Cappelle aldaer<br />

moet oock staen bekent in myn testaments ferie<br />

5 Ick ionder dit Lof goetionstich voorwaer<br />

By yemandt ghescreuen Correct en claer<br />

Ter eeren van Tsacrament hoogh misterie<br />

TLof A. o .1552.<br />

Lof Woord vanden vader / zonder beghin onghehendt<br />

10 vvelck woord dat onsen god es omnipotent<br />

al watter es present // heeft duer twoord zyn wesen<br />

dat woord es worden vleesch / in maria beghendt<br />

midsgaders huer Reyn / maegdlick oetmoedich consent<br />

duer twoord excellent // es ons zalicheyt gheresen<br />

15 dat tlicht des leuens / tsmensschen voedsel ghepresen<br />

maer de duusterheyt verknesen // heeft dat woord veracht<br />

daerom ghetuught iohannes / zoo wy schriftlic Lesen<br />

god quam in zyn eeghindom / prysweerdich in desen<br />

om zyn volck te verlossene huut tsvyands macht<br />

20 // dit woord es een spyse van zo grooter cracht<br />

zo dat straft / onderwysende den nacht der zonden<br />

een verzaetheyt voor den hongheren diet hopelick verwacht<br />

inder zielen ghenesende onReyne doodwonden<br />

ons daeghlicx broodt ghegheuen tot allen stonden<br />

25 vul smaecken der goeder onderwysynghe<br />

dies mueghen wel belyden dan met herten monden<br />

zuver onbevlect<br />

Lof brood der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />

god en menssche perfect<br />

30 Sacramentlick / onder een cleen hostie bedect<br />

Lof warachtich Brood / ons huten hemel ghedaelt<br />

** Oorspronkelijk ‘mach’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

44 r


102<br />

Lof voedtsel der zielen / die onse schult huutstraelt<br />

+<br />

van adam en betaelt // met huwer passyen stranck<br />

Lof warachteghen dranck // die niet en verschaelt<br />

Lof manna ouervloedich / dwelck nemmermeer en faelt<br />

maer vvie in zonden dvvaelt // gheeft kennesse eer Lanck<br />

5 Lof spyse der ghelooueghen om tzijne vry en vranck<br />

Lof dranck des nieuwen most / Christus precieux bloedt<br />

Lof vvarachtich god / onder spetie des broods ontfanck<br />

vvaer duer die sterflicheyt heeft eennen toeghanck<br />

onsterflick te verRysene / in dat eeuvvich goedt<br />

10 Lof aercke van noe / alder zaelichste behoedt<br />

waer by wy behouden zyn Al tsaemen ghemeene<br />

Lof Abrahams betrauwen / hope zin ende Moet<br />

lof toonbrood twelck dauid was nuttende Reene<br />

Lof warachtich god en menssche / onder dhostie cleene<br />

15 zuver paeschlam van israel dyns volcx verIolysynghe<br />

Lof zalichste voedsels / end anderssins gheene<br />

dies in alle Landt<br />

Lof broodt der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />

metter Liefden handt<br />

20 Sacramentlick ons ghegheuen bouen mensschens verstandt<br />

Al dat leeft ofte Roert inden name des heeren<br />

Inglen / mensschen dieren Leeuwen draken Beeren<br />

wilt Eeren // huwen scepper / dyn voeder int leuen<br />

vueglen visschen cruden helpt mynen lof vermeeren<br />

25 ghy zienlick onzienlicke creatueren wilt Leeren<br />

waer ghy mueght keeren // kennen dyn voedsel beseuen<br />

ziet pharao verhart / end israel es ghegheuen<br />

den wech duer twater der zee zeer Crachtich<br />

Samarien es verlost van des honghers sneuen<br />

30 helias coucxken es onverghanghelick bleuen<br />

totten hemel ontsloten wierd dit es warachtich<br />

Claer water huten steen es nv elck deelachtich<br />

Iherico onverwinlic light plats neder en bloodt<br />

duer de cracht dyns woords O god almachtich<br />

35 goliath es verwonnen en holofernis versmachtich<br />

met sisara Abimelech in schandelicker doodt /<br />

+<br />

ons vyanden zyn verwonnen Christus brekende tbroodt<br />

Int avendmael des nieu testaments vpRysynghe<br />

tot een eeuvvich voedsel / onser zielen ter noodt<br />

tot thende des weerelts huut veel Liefden groot<br />

5 dies mynen gheest noch vvect *<br />

Lof Brood der Inghelen onser zielen spysynghe<br />

god en menssche perfect /<br />

* ‘weere’ doorgehaald; ‘vvect’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 44 v<br />

+ 45 r


103<br />

Sacramentlic / onder een cleen hostie bedect /<br />

Lof Warachtich princhier bouen andre Regierende<br />

10 Lof princhelick Ioseph dyn volck dispensierende<br />

met dat onverganclic broodt der zielen voedsele<br />

Lof warachtich belyd / dwelck petrus was Cryhierende<br />

ghy zyt de zuene gods met cracht duervierende /<br />

en stierende // huwen gheest / vul duechdlicx bevroedsele<br />

15 vp allen vleessche / tot des mensschen verzoetsele<br />

waer duer hu menich groetsele // Es goddelick pylaer<br />

vvant wie hu warachtich belyd in tsvolcx ghemoetsele<br />

niet vreesende tvervolgh / of dafgodlick ghebroedsele<br />

dien zal ick belyden voor mynen vadre Eerbaer<br />

20 zeght christus en verzaet worden hier end hier naer<br />

helle doodt tsvyands ghebaer // met haer afgrysynghe<br />

zal de zulcke niet hindren / maer huut Liefden claer<br />

gheeft ghy ons hu eeghin zuene tot een spyse voorwaer<br />

Lof brood der inghelen / onser zielen spysynghe<br />

25 metter liefden handt<br />

Sacramentlick / ons ghegheuen / bouen mensschens verstandt<br />

Oratie /<br />

om gratie<br />

Heere god Becleed ons / die zyn de bloode<br />

30 met tcleed van liefden bermhertich goedertiere<br />

dat wy mueghen thuwer tafel zyn de ghenoode<br />

daer tbereedt es / in gheestlicker Maniere<br />

++<br />

spyst ons met huwen daghelicxsschen broode<br />

schijnct huwen nieuwen most / met liefden chiere<br />

die zult commen vonnessen Leuende en doode<br />

Ende de weerelt metten viere<br />

Drie zantinnen outaer<br />

Aldaer.<br />

Ick ghildebroeder zynde van blommekens drie<br />

Catherina / Barbara / en magdaleene<br />

zantinnen bleuen<br />

10 der Weerelt / vleesch en zonde / gheweist partie<br />

den tyrannen ghestraeft / huerer herezie<br />

Afgoderie // Ende mamettrie<br />

Maer zy beleden christum / openbaer ghemeene<br />

+ Fol. 45 v, r. 22-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 45 v


104<br />

dese zantinnen Reene<br />

15 Twee lietter omme tleuen<br />

Magdaleene / die wierdt veel zonden vergheuen<br />

veel hadse bemint<br />

Catherina Barbara inder passyen ancleuen<br />

zyn hemelssche plantsoenen gheInt<br />

20 Een Refereyn ion ick hemlieden toeghescreuen<br />

elck by een blomme gheleken verheuen<br />

Die Lydt Vervvint<br />

Refereyn<br />

Magdalena<br />

25 De vvitte Lelye groeyt wydt hooghe der eerde<br />

met blaeykens ande steele ghesloten beseuen<br />

Insghelycx katherina schoon Lelye weerde<br />

hu zuver herte noyndt eerdsche zaecken begheerde<br />

maer hopelic hebt dat te gode verheuen<br />

+<br />

de Lelye / Can duer huer vruchtbaricheyt gheuen<br />

Blommen Bladeren vruchten / Roke ende zaet<br />

wie van serpenten venyneghe beten Ancleuen<br />

metter Lelye / boete en tghenesen ontfaet<br />

5 Catherina tsghelycx in vruchtbaeregher daet<br />

hadt blommen van heligher gheneghentheyt groot<br />

Schoonbladeren van spraecke / des eerbaerheyts staet<br />

vruchten van goe ghewercken tot thende huwer doodt<br />

Roke van goeder fame / en zaet als goud Roodt<br />

10 van goddelicker leerynghe / tbleeck in hu preken<br />

Cloucklick vichtich wyse verwont ghy ter noodt<br />

vyandt vleesch Weerelt oock / vul venyneghe treken<br />

Lof moet ick hu spreken // Ter causen van desen<br />

Catherina Rechts witte Lelye int wesen<br />

15 Magdaleene als Roose Roodt gheef ick hu Prys<br />

want al huer natueren zyn thuwaerts ghekeert<br />

de Roose naer Naturalisten advys<br />

es thooft van allen blommen ghelyckerwys<br />

men hu thooft van claere penitencien Eerdt *<br />

20 de Roose es vul daus / ghy hebt traenen vermeert<br />

de Roose es zochte en teedere om gronden<br />

toetmoedich bekennen huwer zonden dit Leert<br />

dies wierden hu godlick vergheuen veel zonden<br />

vyf groenblaeykens / an der Roo Rooze bevonden<br />

25 zyn hu vyf offitien / van gode ghecreghen<br />

* Oorspronkelijk ‘heet’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 46 r


105<br />

Tresoriereghe / medichinesse by stonden<br />

secretareghe / dienstvvyf zyns moeders bedeghen<br />

oock zyn Apostolinne / die eerst ghynck beweghen<br />

zyn godlick verRysen / met vieregher moet<br />

30 zoo tzaeyken inde Roose / es vierich gheneghen<br />

wel wetende dat was allen mensschen zeer goet<br />

zyt louelick ghegroet // dan onbezvvyckelick<br />

Magdalena der Rooder Roose ghelycklick<br />

En ghy edel Barbara der biechten vrauwe<br />

35 Als zoetluchteghe gentyle zyt ghy vermaert /<br />

+<br />

wiens vadre hu dede besluten nauwe<br />

In een stercken thor buuten mans beschauwe<br />

zoo men de gentyle vander * straeten bewaert<br />

vvant in hu was Rechts alder schoonheden aerdt<br />

5 als schoone inde ziele end oock in Lichaeme<br />

dies heeft hu christus negheenssins ghespaert<br />

maer ghepluct als gentyle voor hem bequaeme<br />

en ghedect met een witte stole Eersame<br />

doe martianus hu waende doen gheesselen naect<br />

10 zoomen vpde gentyle voortyds voor onReyn blame<br />

een dexels van fyn wit papierken heeft ghemaect<br />

Alle ydel ghepeynsen hebt ghy oyndt ghestaect<br />

bekennende tsdrievuldicheyts wesen Almachtich<br />

zoo elck naer der gentylen zoetluchticheyt haect<br />

15 zo haect elck kersten menssche naer hu warachtich<br />

om biechte voordachtich // ghy Rechts in persoone<br />

Barbara zoetluchteghe gentyle schoone<br />

Edel Princessen die Christum beminnende Waert<br />

Waert mueghelick verbidt my deeuweghe vrede<br />

20 De se ghildebroeders / helpt oock tzyne Be Waert<br />

De beminders van Rhetorica Telcker ste De<br />

Ne gheenssins die laet / maer be Waert ze mede<br />

Clerck aldaer<br />

Roegier de trompes Clerck vanden drie zantinnen<br />

25 Teender ghedijnckenesse naer myn doodt<br />

of icker mochte Een pater noster An winnen<br />

als hy tsmoorghens comt ter Cappelle binnen<br />

gheef hem dit Refereynken huut milder schoot<br />

magdalena verstae ick draeght hy ionste groot<br />

30 Chrichhemich Ich ** broodt // met hem eten frisch // pleghe<br />

Als hem wat ouerschoot van zyn disch // weghe<br />

* Een eerste ‘va’ is doorgehaald.<br />

** ‘Ich’ is later bijgeschreven in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 46 v


Refereyn<br />

106<br />

+ Catherina Barbara en Magdaleene<br />

met Lydene zyn zy In gods Rycke gherocht<br />

tes waer / maer van drien wil ick nemen Eene<br />

daer den helighen gheest / meerst in heeft ghewrocht<br />

5 Ende dats magdalena / Schriftuerlick bezocht<br />

die met zeuen vyanden was eerst bezeten<br />

dats zeuen doodzonden / doe in huer gheCnocht<br />

die gheRasschelick wierden der huut ghesmeten<br />

By wien / duer tshelichs gheest stercke secreten<br />

10 die huer met zyn Raeyen verlicht heeft tverstandt<br />

vvant anders en hadse niet connen gheweten<br />

dat veel zondich besmetten in huer was gheplant<br />

dies blaecte in huer vierich der kennessen brandt<br />

ende volgde Christum / om gratie verstercken<br />

15 Magdalena Lydtsamich duer tshelichs gheest wercken<br />

Den helighen gheest hem meerst in huer moeyde<br />

zou die eerst was vloeyende vul der mesdaeden<br />

dat gratie daer naer in huer ouervloeyde<br />

zo datse verwarf gods groote ghenaeden<br />

20 vvant dhelighen gheest heeft huer gheRaeden<br />

te worpen af tsduusterheyts wercken zwaer<br />

dies huer leden ghevought / eerst tot tzondich verzaeden<br />

heeft die leden ghevought wel / tot duechden claer<br />

huer ooghen eerst kiesende wulpscheyt eenpaer<br />

25 die hebben beschuldeghe traenen ghegheuen<br />

end hoe zou hier mesdreghen heeft in huer haer<br />

heefter Christus voeten me ghedrooght int Leuen<br />

metter mondt eerst houeerdeghe spraecke bedreuen<br />

zyn voeten oetmoedich ghecust vvildhy mercken<br />

30 Magdalena lydzaemich duer tshelichs gheest wercken<br />

Huer ooren die gheerne eerst ydelheyt hoorden<br />

oft alle belemmerde eerdsche Treken<br />

die heeft ze gheopent / om hooren gods woorden<br />

en voor hem ghezeten / als hy wilde preken<br />

35 huer tonghe die zou voormaels de lichticheyt spreken<br />

die heeft zichtent gods name ghebenedydt<br />

der Apostelen apostolinne ghebleken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 47 r


107<br />

+ ia gheleerde predicante die eeuvvich verblydt<br />

huer handen die zou eerst in voorledene tydt<br />

tot pompeuse cleedynghen heeft ghehanthiert<br />

daer heeft ze ghewasschen me / zonder Respyt<br />

5 Christus bloote voeten / zebaer ghemaniert<br />

huer gheel Lichaeme heeft ze gheenssins gheviert<br />

maer weenende / vercoelt voor zondeghe spercken<br />

Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest Wercken<br />

Prinche<br />

10 Dhelighen gheest in dese princhesse<br />

heeft wel ouervloedich ghewrocht warachtich<br />

dat zou / die was openbaer zondaresse<br />

zo vierich liep naer christum / niet anders voordachtich<br />

bekennende dat hy was mueghende machtich<br />

15 huer zonden te vergheuene / hoe veel oft hoe quaet<br />

zoot ghebuerde duer zyne goe woorden Crachtich<br />

ende met penitentie ghecreegh zou Aflaet<br />

doe doende verblyden der inghelen staet<br />

vvant dInghels verblyden meer cleen ende groot<br />

20 vp een zondaere die penitentie Anghaet<br />

dan vp veel Rechtueerdeghe / die gheen hebbende noodt<br />

huers bekeeren / verclaerst Teuangelion bloodt<br />

ghehouden by ons moeder der heligher kercken<br />

Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest wercken<br />

Organiste<br />

Non priester ian drooghkele organiste<br />

goet weerdich artiste<br />

als hij niet vaste zit Comt hy als slaue // spelen<br />

groot mout docteur / savuerlick martianiste<br />

30 Lettel waghebaerdiste<br />

noyndt Veynoot int maertsbier zo zvvelgh ick laue // kelen<br />

Vp dat hy van my niet mach / ongaue // quelen<br />

+<br />

ion hem Camer / cuecken / Comptoir / metter vrauwe // blie<br />

tzynen Lyfue den cost in een maertsbier brauwerie /<br />

ick die als de flauwe // zie // gheen Roode noch bucht // wit<br />

Tbuers Eclips quelt hem dicwils / end * in zyn selfs lucht // zit<br />

Sint Ianshuus<br />

Wat zoud ick hier gheuen / ken weet watse begheeren<br />

zy hebben ghenouch om daeghelicx verteeren<br />

* Oorspronkelijk ‘dus’, dat doorgehald is; ‘end’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 47 v<br />

+ 48 r


108<br />

steruer veel gasthuus bouuen / zy deelen tgoedt<br />

Wat canmer meer dan thammeken vp smeeren<br />

10 tschimmel huut weeren<br />

Tes Reden zy wel brassen / om tzyne ghemoet<br />

elck huerder tbeste onder den aermen doet<br />

zy moeten zyn bewaert voor corruptien stanck<br />

daer Light menich artyckich ende pockich bloet<br />

15 voorwaer hemlien behouft wel / goe spys en dranck<br />

dan zyn dese broerkins in een groot bedwanck<br />

al wildenser voor gheuen veel pennyngh sommen<br />

alsser de sterfte es daer int bevanck<br />

Gheenssins mueghen zy dan by de zusterkens commen<br />

20 zoo wil icx my beRommen // al zou zulck troost verweruen<br />

ze zouden warachtich deen den andren bederuen<br />

Indien ick ter eerden daer worde ghebrocht<br />

daer Ick oyndt te ligghene hebbe ghedocht<br />

gheschiedet Ick zal te ghetrooster // slaepen<br />

25 voor datse my / een goe plecxken hebben ghezocht<br />

Een thunne biers ion ick aldaer de clooster // Cnaepen<br />

Abdie Vanden eechoute<br />

Die vanden eechoutte goe Religieusen<br />

die al te gheerne wel kuesemuesen<br />

30 tdyncken my Rechts meschverckens zynde gheleken<br />

van zynghene huerlieder Caecken bluesen<br />

Als zynder zom Ionghe mannen Als Ruesen<br />

+<br />

zaen Rechts ter stondt steruen zy / als zy preken<br />

dus Int bespreken<br />

zo Ion ick meestdeel de ionghelynghen<br />

Liefuer dan zy dood preictten / Liefuer zweetende zynghen<br />

5 zulck Last anveerd / doet by andre vulbrynghen<br />

Sint niclaeus capelle<br />

De ionghvreimd Coopmankins parochykerck es dit<br />

als Cramerkers meerssedraghers Tabelettieren<br />

Wiens theerghelt faelgiert / omme spaeren verhit<br />

10 ende wie hier van zulck incommende Bidt<br />

als schamel vpcommende zalmer Logieren<br />

Cueren ordonnantien vul goeder manieren<br />

moet zy daer onderhouden oft voor by passeren<br />

gheen theerlyncspel noch quaertspel machmer hanthieren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 48 v


15 dese ionick zo te wandelne int prospereren<br />

dat de meersse daghelicx mach dobbeleren<br />

Backers Capelle<br />

109<br />

De Capelle daer Inne men doet gods dientst<br />

om den Capellaen te wesene alder vriendst<br />

20 Ion ick hem / (daer moet of menich wyn ghelach)<br />

als de backers tbrood minderen / tdyncke my zientst<br />

dat den dientst vanden cappellaen meerssen mach<br />

Clerck<br />

Van elcke bruudt dier maeght incomt<br />

25 end elcke dier gheen maeght huut en ghaet<br />

Ionick een graeuwe dobbel stuuer ghesomt<br />

indien de clerck heeft voor tvleeschuus ghemomt<br />

mildelick hem te gheuene / ende die ontfaet //<br />

// Ende zo wie tsmoorghens voor de dagheraet<br />

30 Te Wetene de Brudecomme ofte de bruudt /<br />

+<br />

gheel vpghestreken ghecleedt alder eerst vpstaet<br />

van een placxken zal moeten spelen Leghuut<br />

En tvyncoorde cruudt // al zoudmer om Rampen<br />

De maegdekens ieghens den kynckhoest stampen<br />

Derder oordene<br />

Dit cloosterken zynde van een vreimt orduun<br />

es een oordene maer van een zuster lute<br />

waerer een paterken / Twaer goet messeliuun<br />

Sacrum in sacro / ende zwart met bruun<br />

10 omme tcapken te verwaeyene / achter den thuun<br />

Waer zuster celyke doodt twaerer al hute<br />

Staelysers<br />

Dese broederkens van sinte maertins oordene<br />

die cranckzinneghe mensschen zomtyts bewaeren<br />

15 Ion ick hemlieden zoo niet tontcoordene<br />

dat huerlieder pacienten niet huut bevaeren<br />

Willemynen<br />

Guillermiten meestdeel etende visch<br />

zomtyds ghedoende met een eyken nisch<br />

20 vleesch derfuen / maect edel / leeck / en notabel // flau<br />

dies ion icxse alle tIaer ouer wel frich<br />

voorzien te zijne / van goeden Cabeljau<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 49 r


Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


Sinte Catherine buten<br />

110<br />

Dese schamel kercke van Sinte Catherine<br />

25 Dicwils berooft in voorleden Termyne<br />

Ion ick emmers datmer toesteke dhandt<br />

Tesser al magher wee / elck pluctter om tzyne<br />

+<br />

Waen huter schrijne // doetse nyemandt bystandt<br />

// maer een Bierkercke staetter an tskerckhofs Cant<br />

daer de zantten Ligghen met houppels ghebonden<br />

men steltter de vanen hoogh Anden wand<br />

5 die word meerst bezocht // Tallen tyden en stonden<br />

Colletten cloostere<br />

Dees Collette zusterkens in oordene stranck<br />

vleesch derfuen / altyds baervoets ghaen / es dusanchie<br />

besloten blyfuende huerlieder Leuen Lanck<br />

10 zom ducht ick ieghens hueren danck<br />

als zy der nathueren bloeysels cryghen ontfanck<br />

dies ion icxse thebbene / stercke Constancie<br />

Sint Iacobs huus<br />

Logiertmen daer zomtyds schamel ghezellen<br />

15 dat my dochte noyndt van in myn Ioncheyts iuut<br />

zo Ion ick / die sint iacobs voyaidge vertellen<br />

minst lueghens voortstellen<br />

ende wien de belyttersche luus meest quellen<br />

Schyncke thueren vertreckene / elck eennen vlieghuut<br />

Schoolkyndren vanden<br />

Boghaerde<br />

Die Laet Ick achtere Eer ick in de * eerde zoke<br />

Myn zeuen staende spelen / de ghuene die<br />

tandren tyden ghespeilt zyn daer binder beloke<br />

25 zonderlynghe tspel der gheestelicker Loterie<br />

indien dat naermaels noch eens gheschie<br />

dat die anderwaerf speelwys vertooght mochten wesen<br />

doch een Aue maria gheboghender knie<br />

Bid ick dat zy ouer myn ziele Lesen /<br />

* ‘de’: ‘e’ licht doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 49 v


+<br />

Vlaemsche schole aldaer<br />

111<br />

Omme die Ionghe scholierkens te instruerene<br />

hopende in duechden der by te Beclyfuene<br />

gheef Ick dese materien Te incorporerene<br />

5 Omme naer den zin van dien te leeren scryfuene<br />

neerstich gheadert<br />

huut Salomons prouerbien tsamen vergadert<br />

Prouerbi .2 o .<br />

Eist dat ghy wysheyt neerstelick zaen<br />

10 Als ghelt / te zouckene wilt onderwynden<br />

dan zult ghy tsheeren vreese verstaen<br />

ende gods kennesse zult ghij vynden.<br />

Want dheere gheeft wysheyt Alleene<br />

diet al Regiert ouer zee ende zandt<br />

15 ende huut zynen monde Reene<br />

Comt kennesse ende verstandt<br />

Eist dat hu die wysheyt ter herten ghaet<br />

en hu leuen wilt tdier kennessen spoeden<br />

hu zal bewaeren dan / den Raedt<br />

20 En voorzieneghe wysheyt zal hu behoeden<br />

Dan zult ghy verstaen Rechtueerdicheyt<br />

eist dat ghy wysheyt hebt ghecreghen<br />

oock oordeel ende vpRechticheyt<br />

Verstaen zult / end alle goede weghen<br />

Ibidem .3. o Capi.<br />

Verlaet hu vp den heere van gheelder herten<br />

ende vp huwe voorzienicheyt Niet<br />

ghedijnct hem in voorspoet / end oock in smerten<br />

zo zal hy huwe / ghanghen spoedighen ziet<br />

+ By hu zeluen vvilt niet wys wesen<br />

Al wat ghy doet / doet dat by Raede<br />

van huwen goede / Eerdt dheere ghepresen<br />

vreest hem / ende wyct van Tquaede<br />

5 Zalich die wysheyt vyndt / ende ontfaet<br />

vvant zou / alle Ryckdommen te bouen ghaet<br />

Al datmen zou mueghen weynsschen int landt<br />

en es by huer te ghelyckene zeere<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

50 r<br />

+ 50 v


112<br />

Lanck leuen / es tot haerer Rechter handt<br />

10 ende tot haer slyncker handt Rycdom end Eere<br />

Haer Weghen schoone zyn / niet vul sneuens<br />

End alle huere padekens vredelick // zyn<br />

diese grypen / Es zij een boom des Leuens<br />

en zalich / diese houden / en bestedelic // zyn<br />

15 Want die heere Ongheslaect<br />

de eerde / duer wysheyt heeft ghefundeert<br />

En dhemelen / duer verstandt vastghemaect<br />

duer zyn wysheyt dafgronden ghesepareert /<br />

4. e Capi.<br />

20 Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />

Bewaert hu herte / met neersteghen Raede /<br />

Laetse niet bewaertse / vvant tes hu Leuen<br />

En ofkeert / huwen voet vanden quaede<br />

Zeste Capi<br />

+<br />

25 Ghaet totter miere / ghy traeghe bedeghen<br />

Leert wysheyt / Ende anmerct huere weghen<br />

Hoe Wel noch prinche noch meester noch heere<br />

en heeft / inden zomer haer spyse bereedt ze<br />

en vergadert / inden ougst neerstelick zeere<br />

30 haer eet werck / dese voorzienicheyt weetse /<br />

Prouerbi / Int achtste Capi /<br />

VVysheyt bemindt Alle die huer Beminnen<br />

En zy zullen huer vynden die naer huer haecken<br />

vvie wysheyt vvyndt / vyndt tleuen der binnen<br />

5 huer beminders / Can zou oock Rycke maecken<br />

Int 9. e Capi.<br />

Der Wysheyt beghin Es de vreese des heeren.<br />

zyt ghy wys / hu zeluen / zyt wys in hu daghen<br />

maer zyt ghij / een spotter in hu verkeeren<br />

10 Tquaet ongheluck / zult ghij Alleene draghen<br />

Int Tiende<br />

Haet doet twist Rysen // maer liefde dect zonden<br />

inde Lippen der wysen // Wordt wysheyt vonden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

51 r


Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


113<br />

Al vvaer datmen veel Woorden hanthiert<br />

15 daer en zal gheen zonde ghebreken<br />

Maer wie zyn Lippen wel Regiert<br />

die es dalder vroedste ghebleken<br />

Dongodlicke zullen voor by zyn ghaende<br />

ghelyck een onwedere wech Belendt<br />

20 Maer die gheRechteghe blyfuen staende<br />

ghelyck een eeuvvich vast fundament<br />

.12 e<br />

.13. e<br />

Valsche lippen zyn den heere Afgryselicheyt<br />

Maer die ghetraulic doen / een behaeghelicheyt<br />

Onder den houeerdighen / es altoos strydt<br />

maer die met Raedt alle dynghen hanthiert<br />

Zoo / een loos menssche / Te doene niet mist<br />

Die worden met wysheydt gheRegiert /<br />

+ Wie Castyende ondervvysynghe laet vaeren<br />

dien behoort / Aermoe / en schande in zyn iaeren<br />

Maer wie bewaert / der straffynghen zaecken<br />

zulck een / zal ter eeren gheRaecken<br />

5 Wie metten wysen Ommeghaet<br />

die zal wys worden / ende schuwen quaet<br />

Wie Roeden te spaerene es ghewuene<br />

die es de ghuene // die haet zyn zuene<br />

Maer die hem wil Liefmoedich spysen<br />

10 die zal hem neerstelick ondervvysen<br />

.14. e<br />

Een ghezondt herte / es tslichaems leuen<br />

maer nydicheyt Can etter tghebeentte gheuen<br />

Zo vvie verduldich es ghemaniert<br />

15 van grooter wysheyt word hij gheRegiert<br />

.17. e<br />

Een drooghe bete / met vroylicker feesten<br />

es beter / zeght salomon / en niet en mist //hy<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 51 v


Dan een huus vul gheslaeghender beesten<br />

20 en datter kyfuaige / gheschil en twist zy<br />

.18. e<br />

114<br />

Wat baet een zot thebbene Rycdom by hoopen<br />

Als hy gheene wysheyt / En can gheCoopen<br />

Zo VVie dat andwoordt / eer hy vulhoort<br />

25 Tooght zotheyt / en wordt beschaemt Rechtvoort<br />

.21. e<br />

Wie tot Lecker spyse zal zyn ghezint<br />

ghebreckelick Lyden zal hem begorden<br />

Wie wyn ende vetticheden Bemint<br />

30 die en zal niet Rycke Worden<br />

+ Wie vpRecht es / zijne weghen te beterne weet<br />

gheen wysheyt / helpt Ieghens den heere bedreuen<br />

De peerden worden wel ten stryde Bereedt<br />

maer god / moet die verwinnynghe gheuen<br />

23. e Capi /<br />

25. e<br />

Ontrect den Ionghelynck niet int goede<br />

maer onderwysynghe laet hem verweruen<br />

vvant al slaet ghij hem metter Roede<br />

hy en zal daer of niet steruen<br />

Die van veel sprekens niet Can ghedueren<br />

Es / ghelyck een open stadt zonder mueren<br />

Een woordt ghesproken / Tot zynder tydt<br />

Es als een ghulden appel / die den gheest verblydt<br />

29 e Capi<br />

Een Roede ende straffynghe wysheyt gheeft<br />

maer een kyndt dat hem zeluen es toeghelaeten<br />

zyn wille / te ghebruuckene / voorwaer het sneeft<br />

en tbeschaemt zyn moeder / Tzy van wat staeten<br />

Aucteur<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 52 r


Wie van dheere god almachtich schoolt<br />

ende tot andere goden ghaet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


115<br />

Warachtelick hy zeere doolt<br />

vvant hy wech W.aerheyt ende tleuen laet<br />

25 Dies moet hy wel hebben / eennen quaeden Raedt<br />

Een wel ghecleedt man / en daer toe zyn wete weet<br />

Al waer hy simpel leeck / word van menich ghelooft<br />

Maer en hy derft te wesene eerlick ghecleedt<br />

men acht hem niet / Al had hy veel wysheyt int hooft<br />

+ Wilt niet te vele Fortune gheloofuen<br />

noch oock der vrauvven zoete Prologhen<br />

Dese twee Connen veel volcx verdoofuen<br />

ende menich / Esser oock by Bedroghen<br />

Mannen vanden boghaerdisten<br />

datse die bewaeren met Listen<br />

Ion ick tnaervolghende / vergheeft / die misten<br />

God almachtich god der goden Abrahams god crachtich<br />

zal nyemandt ongheloont laeten tgheenen tyden<br />

10 die hem dienen in zyn ledekens vpRecht eendrachtich<br />

dats die den aermen bystandicheyt doen warachtich<br />

zal hy naermaels metten hemelsschen loon verblyden<br />

vvant Christus god en menssche wilde zelue belyden<br />

zo wat ghy een van dese myne minste doet<br />

15 Te wetene den Aermen in dit eerdsch stryden<br />

dat zyt ghy my doende / ende thuwer spoet<br />

Cleed of spyst ghy den aermen / my cleedt ghy ende voedt<br />

als bermhertich werck daer ick in neme behaeghen<br />

// vvant tes een werck der liefden / om winnen thooghste goedt<br />

20 daer christus int oordeel zal meerst naer vraeghen<br />

dus ouerghemerct dan / By nachten ende daeghen<br />

die mannen ghestelt zyt / tot tsboghaerds Regieren<br />

Clouck zonder versaeghen // In hu tyden en iaeren<br />

Helpt neerstich desen boghaerdt der ionghe scholieren<br />

25 Zoorghfuldich Bewaeren<br />

Tes hueghelick met een zoorghfuldelick pleghen<br />

den heere te dienene zoo in zyn Leden<br />

dat es tot zynen aermen goetionstich gheneghen<br />

vphelpende / huute veel dolende weghen<br />

30 en brynghende tot Christenlicke wetentheden<br />

den aermen scholierkens der brugscher steden<br />

zonderlynghe // doende behulpeghe Bystandt /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 52 v


116<br />

+ voor de welcke / huut ghemeene aelmoessenen ghebeden<br />

desen boghaerdt der Leerynghen es gheplant<br />

Begroet die der toe mueghen steken de handt<br />

verwect tot charitaten / Tvolck buten en binnen<br />

5 hebt sterck neerstich ooghenmerck an elcken Cant<br />

ende wat den boghaerd deeren mach helpet verwinnen<br />

Bemindt ghy christus leden / thooft zal hu beminnen<br />

ende naermaels met hemelsscher glorien verchieren<br />

dies met al hu zinnen // Als gods liefste Caeren<br />

10 Helpt neerstich den boghaerd der ionghe scholieren<br />

Zoorghfuldich Bewaeren /<br />

Om tsghebods wille doet den aermen duecht<br />

ende Laet der aermen kynderkens doch niet verghaen<br />

helptse vpspannen inne der Leerynghen Iuecht<br />

15 voorzietse en beschermtse Zoo ghylieden best muecht<br />

vvilt de ongheleerde dolende Liefmoedich bystaen<br />

laet therte van Compassyen zyn openghedaen<br />

hu herte zeghelt niet vpder Pennynghen scrine<br />

die wel dienen / verwerfuen huerer zielen zaen<br />

20 eennen goeden staet / ende groote vryheyt ten fine<br />

int ghelooue in iesu Christo te zyne<br />

groot verghelder watmen duer hem doet ghehuldich<br />

zyn dienst en mach nyemandt wesen gheen pyne<br />

vvant wy hem niet dan dienst huut Liefden zyn schuldich<br />

25 om secoursen zyne aerme Ledekens verduldich<br />

die schamel ongheghoedt * zyn / in tsweerelts duwieren<br />

dies menichfuldich // Voor tempeestich bezwaeren<br />

Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />

Zoorghfuldich bewaeren<br />

30 Princhelicke<br />

Fameuse Commysen bequame<br />

Rechtzinnich wel ghewillich zyt standvast bleuen<br />

+<br />

Anveerdt huwen dienst des boghaerds bequame<br />

naer dit leuen // zal ghescreuen zyn huwe Name<br />

claerlick int bouck des eeuwichs eeuwich leuen<br />

wilt den dienst metter herten gheenssins begheuen<br />

5 al eist dat dyn saeysoens dienst mach nemen hendt<br />

vermaent sticht Byden Redenen voorscreuen<br />

standvastlick den scholierkens te blyfuene omtrent<br />

Nv end eeuwich tallen tyden weest doch diligent<br />

om dees boghaerd met voorzieneghe discretie bespoeyen<br />

* Na ‘onghegoedt’ ‘in’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 53 r<br />

+ 53 v


117<br />

10 inde welcke mueghen / Als ter gods eere ghespent<br />

Rype vruchtbaer mannelicke boomen vpgroeyen<br />

ouerdynckende wie hem tdien vpziene moeyen<br />

ten zullen ongheloont blyfuen niet die manieren<br />

Laet charitate gloeyen // ende in dyn openbaeren<br />

15 Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />

Zoorgfuldich bewaeren<br />

Schoolkynders zynghende<br />

Gheestelick niet sprynghende<br />

Nv vvant dees schoolkyndren / naer tiaerlicx vseren<br />

20 de processie tsaemen helpen decoreren<br />

vpden helighen bloetdach / ende met oetmoede<br />

alsoo zy paer en paer in oordene passeren<br />

ende zynghen een Liedeken vanden helighen bloede<br />

tdien fine end een vanden costumen de goede<br />

25 vp dat die costume niet verachtert en blyfue<br />

Drie heb icker gheordonneert te dien voorspoede<br />

een walsch / en twee vlaemssche die ick hier naer scryfue<br />

maer vp datmer niet kyfue // zalmen de chooren //dwynghen<br />

best tmynen motyfue<br />

30 Datmen alf walsch alf vlaemsch / maer tvlaemsche vooren // zijnghen /<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

verIubileert hu nv ghy venus ionghen<br />

den mey die staettere lustich ghebloeyt<br />

5 Verblydt hu nv / die Christen name draeghen<br />

vveenende Inne der traenen dal<br />

thelich bloedt christi / eeuvvich tallen daeghen<br />

heeft ofghewasschen ons zonden al<br />

Int hout zo wast / dat adam eerst mesdede<br />

10 onghehoorzaemelicke verCoent<br />

An thout des crucen brocht ons Christus vrede<br />

ende zijnen vader zyn wy verzoent<br />

An thout des crucen duer liefue manieren<br />

ten berghe van Calvaryen Reyn<br />

15 Christus die schanck ons vyf bloedeghe Revieren<br />

Tonser zuverynghe / Groot ende cleyn<br />

Gheen bloedt van calueren ofte bucken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

54 r


en mocht ons helpen huut ons verdriet<br />

oock gheenderhande / eerdsche ghelucken<br />

20 die en mochten ons oock helpen niet<br />

118<br />

Maer thelich bloedt christi / milde * huutgheghoten<br />

totte de laetste druepel Roodt<br />

dat heeft den hemele gheheel ontsloten<br />

veel mensschen verlost / voor deeuweghe doodt<br />

25 Christus heet bloedt was onse offerhande<br />

die god den vadere wilde ontfaen<br />

an tcrucen hout / hyngh hy voor ons te pande<br />

steruende / Riep hy Tes al vuldaen<br />

Lof helich bloedt / wiens feestdach wy nv eeren<br />

30 Lof zy hu inne der Eeuwicheyt<br />

duer hu bloedt christe / wilt oorloghe keeren<br />

en bewaert / de Conynglicke magesteyt<br />

Beschermt van plaeghen / al die ons beminnen<br />

der stede van Brugghe verleent voorspoet<br />

35 datter mach / neerynghe gheRaecken Binnen<br />

daer wy scholierkens / zyn vpghevoedt /<br />

. 1546 .<br />

+<br />

Liedeken In Walssche<br />

Vpden voornoomden voys<br />

Reueilie vous en bonne ioyssance *<br />

ayant Le nom de Iesu Christ<br />

5 ayez de luy / loyale esperance<br />

Car nostre Redemption il fist<br />

Adam qui fust nostre premier pere<br />

mangeoit du fruict luy prohibe<br />

mais iesu christ en ce lieu de misere<br />

10 a tout en la Croix Restitue<br />

Nulles offrandes de la loy mosaicque<br />

ne fusrent pas digne nous Redimer<br />

mais iesu christ filz de dieu vnicque<br />

nostre salut vint concluder<br />

15 Dune amour ardante amiable<br />

nous vint partir son sang precieux<br />

* ‘milde’: ‘d’ geschreven bovenop een niet meer leesbare letter.<br />

* ‘esperance’ geschrapt; ‘ioyssance’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

54 v


A dieu son pere / fust Il aggreable<br />

dont a son dextre / sied glorieux<br />

Tout que home ne scauoit comprendre<br />

20 en dieu est la possibilite<br />

et Iesu christ / vouloit des cieulx descendre<br />

adfin de homme estre ne /<br />

Le sang de Iesu Christ en ce monde<br />

nous a lauez de tous Pechiez<br />

25 nostre aduersaire totallement confonde<br />

Auquel nous feusmes obligez<br />

Louange soit / aussy honneur et gloire<br />

a Iesu christ Perpetuellement<br />

cest nostre vie / et nostre victoire<br />

30 en la mort du croix tres humblement<br />

Resuscite est Iesu christ en terre<br />

a nostre iustification<br />

Lheritaige celeste vint conquerre<br />

sa mort est la Confirmation<br />

35 Vers dieu le pere / obtinez la grace<br />

que ceste ville voeult Preseruer<br />

et aussy noises et guerres efface<br />

et Roix et princes / bien accorder /<br />

119<br />

+<br />

Ander Vlaemsch liedeken<br />

Vpden voys<br />

vanden stoorm der stadt van munster<br />

Laets lof den heere zijnghen zaen<br />

5 want hy sterckelick heeft ghedaen<br />

Pharao heeft hy vertorden<br />

ter Roo zeediepte wildhem verlaen<br />

dheere es ons zaelicheyt gheworden<br />

Lof eere Danck Telcker stede +<br />

10 Reyn Christus bloedt<br />

huuter liefden vloedt<br />

Ghesturt tot tsmensschens zaelichede<br />

Christus dien pharao heeft ghevelt<br />

dhelsschen vyandt met zyn ghewelt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

55 r<br />

+ Repeticie/


120<br />

15 heeft hy int cruce versleghen<br />

met zijnen bloede / ende niet met ghelt<br />

zyn wy verlost zuuer bedeghen // Lof eere / :<br />

Voorvvaer al onse qualen vry<br />

en zelue onse smetten hy<br />

20 ghedreghen heeft zoo Liefmoedich<br />

om onse onRechticheden der by<br />

ghewond met diepe wonden bloedich // Lof eere / :<br />

Wy waeren al duer zonde doodt<br />

kynderen des gramschas groot<br />

25 ballynghen tsaemen quaetzondich<br />

maer christus heeft met zynen bloede Roodt<br />

ons paeys ghesloten / Eeuvvich stondich // Lof eere / :<br />

Es god voor ons ghebenedydt<br />

verwinder onser vyands strydt<br />

30 huut een Bermhertich begheeren<br />

Christus / By ons es talder tydt<br />

vvie zouder ons dan mueghen deeren<br />

Lof eere etc a /.<br />

+ God almachtich voor wient al beeft<br />

zyn eeghin zuene ghegheuen heeft<br />

voor ons allen gheel ouerghegheuen<br />

Totter crucen doodt / hy die eeuvvich Leeft<br />

5 wy sterflick hebber by nieu Leuen / Lof eere /<br />

Thout es ghebenedydt voorwaer<br />

daer duere Rechtueerdichede claer<br />

gheschiet gheel Principaelich<br />

Adam mesde int hout openbaer<br />

10 In tcruushout maect ons Christus zaelich<br />

Lof eere etc a<br />

Princhelick god paeyslick bewaert<br />

de brugsche ste / en zalich spaert<br />

Al die christus naeme draeghen<br />

15 ende duer huwen bermhertighen Aert<br />

Gheeft ons doch pays in onse daeghen / Lof eere /<br />

Dat bidden wy met herten goedt<br />

buugsamelicke met Oetmoedt<br />

Wy ionghe boghaerdsche scholieren<br />

20 heere huwe handt / niet en doet<br />

van die ons helpen en Regieren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 55 v


Buten schoolkyndren<br />

121<br />

De Ionghe Budsen tschole hebbende stacie<br />

die van buten om leeren commen Ingheghaen<br />

25 ion ick dese Benedicite ende gratie<br />

dat zy god vpofferen / mueghen dies verstaen<br />

De Benedicite<br />

+<br />

Gheloft ghedanct zy dheere / die ons heeft verlost<br />

met zynen bloede<br />

30 die ons cleed / en verleent de daghelicxsche Cost<br />

van zynen goede /<br />

Gratie ofte Danckzegghynghe<br />

Lof heere der heeren / groot god Almachtich<br />

dat wy zyn ghespyst<br />

doch in tghelooue vpRecht warachtich<br />

5 ende Eendrachtich<br />

Ons leert / en wyst<br />

Cellebroeders<br />

Mids dat dese broederkens zomtyts logieren<br />

zuentiens diemer leght te Castyemente<br />

10 hebze / een ordonnancie willen bestieren<br />

tot glaseveynsters percken daer binden convente<br />

ende ionner met Liberalen consente<br />

niet te mildelicke ghewuene<br />

dhistorie vanden verloren zuene<br />

15 in vlaemsch end in walsche / inde verzamynghen<br />

Commer waelkens / zo wel als vlamynghen +*<br />

[De Vader des huusghezins / hier int Leuen]<br />

Eerste parck<br />

De Vader des huusghezins / hier int Leuen<br />

heeft zyn zuene Tdeel van zyn goed ghegheuen<br />

20 God den heere zynen schepper heeft hy ghelaeten +<br />

en ghekeert van zyn zalicheyt Tzynder onbaeten<br />

Tweede parck<br />

Oneerbare loose vrauwen wildhy hanthieren<br />

huut begheerlicke vleesschelicke manieren<br />

* ‘Dynck Ic’ achteraf bijgeschreven in de marge.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

56 r<br />

+ Dynck Ic/<br />

+ deutero/.32.


25<br />

Begheerlicheyt / voortbrynght zonden groot +<br />

ende zonde / voortbrynght de doodt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ iacobi primo


Derde parck<br />

122<br />

Onnuttelick wildhy zyn goet vertheeren<br />

En Venus stond hem by / in zulcdanich gheneeren /<br />

+<br />

Wyn ende vrauwen Wien beuolen<br />

Doen de wyse in huerlieder wysheyt dolen +<br />

Vierde parck<br />

Hy aermelick dolende daeghen en nachten<br />

5 moest hy ten hende de zwynen wachten<br />

Des zondaers doodt / wil ick niet zecht den heere +<br />

maer dat hy leue / ende hem bekeere<br />

Vyfde parck<br />

Hem Ouerpeynsende / dus ten fine<br />

10 begheerdhy int huus / zyns vaders te zyne<br />

Als schaepken dolende in allen houcken +<br />

doch heere / wilt my hu dienstknecht zoucken<br />

Zeste parck<br />

Och vadere Ieghens hu heb ick mesdaen<br />

15 wilt my doch / in huwer ghenaede ontfaen<br />

Verblydt hu met my te desen stonden +<br />

tschaep dat verloren was / heb Ick ghevonden<br />

Zeuenst parck<br />

Verblydt laet tvette calf zyn ghesleghen<br />

20 want de verloren zuene heeft gratie vercreghen<br />

Tot droufheyt / gheeft niet hu herte nv +<br />

maer wilt die verre doen van hu<br />

Achtste parck<br />

Daer naer bekeert / Es hij ghestoruen<br />

25 zyn ziele heeft plaetse in dhemel verworuen<br />

Comt myn ghebenedyde myns vaders Iuweel +<br />

ghebruucken / en Bezitten hu erfuachtich deel<br />

Ionghers ziet in tyds toe / int eerdsche dal<br />

die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

56 v<br />

+<br />

Eccli. 19.<br />

+ Ezech. 18<br />

+ psal/19<br />

+ luce.10<br />

+ Eccli 38<br />

+ Mathei. 25


+<br />

Aucteur<br />

123<br />

Oft om dat zommich schaemt zijns moeders vlaemsch tale<br />

Maer wil franchoys Quansuus / als edel man spreken<br />

Tdier causen Ick hier in walssche verhaele<br />

5 den zin vanden voornoomde Tweendertich Reken<br />

[Le pere de vng Famille / A son filz donna]<br />

Premier parcquet<br />

Le pere de vng Famille / A son filz donna<br />

Le part de son bien / Qui tout Consumma<br />

Il. a. laisse dieu / son createur proprement<br />

10 et sen est alle de son sauluement<br />

.2. e<br />

Auecques Ribauldes print il soulas<br />

Car son desir Requiroit tel Cas<br />

Lhumain desir Pechiez amaine<br />

15 et pechiez Amainent mort incertaine<br />

.3. e<br />

Prodigualement ses biens despendoit<br />

Et dame Venus Luy adsistoit<br />

Vin et dames Cest commune sentence<br />

20 font errer saiges / de leur sapience<br />

.4 e .<br />

Fouruoiant pourement aprez tryumpher<br />

se mist subiect Les pourceaulx garder<br />

Ie ne voeul pas / dist christ / la mort du pecheur<br />

25 mais quil se Repent / et vifue en fleur<br />

.5. e<br />

Considerant Alors sa vie amere<br />

desiroit entrer / La maison de son pere<br />

Comme vng breby / perdu au mondain Lieu<br />

30 Cherchez vostre seruiteur seigneur dieu /<br />

+ Sixiesme parcquet<br />

Mon pere Iay vers vous offensez<br />

Ie prie / que en grace moy Rechepuez<br />

Iay trouue mon breby / qui fust en desuoy<br />

5 ReIouissez doncques Auecques moy<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

57 r<br />

+ 57 v


.7. e<br />

124<br />

ReIouissez vous / en / le gras veau mactant<br />

le pere a Recheu Le prodigue enffant<br />

Ne donnez pas vostre Coeur a tristresse<br />

10 mais faictes que Loing de vous sadresse<br />

.8 e .<br />

Lenfant prodigue mourust / et a este pourueu<br />

Car dieu le pere / a son ame Recheu<br />

Venez le bening de mon pere venez<br />

15 Et possession de vostre heritaige Prenez<br />

Aucteur<br />

Celluy qui se tourne vers le Seigneur<br />

vvie keert tot god / den heere der heeren<br />

il tournera vers luy / A son grand Eur<br />

20 Ter nood zal hy oock themwaerts keeren<br />

Ten Wynghaerde<br />

++<br />

Myn Iiffer moedre daer begrauen als woormen spyse<br />

Tes Redene dat icxse EereIonste bewyse<br />

vp dat huere ziele / doch mach naermaels verblyden<br />

25 Bid ick god almachtich / datse zaelich verRyse<br />

ende in des oordeels tyden<br />

Ter Rechter zyden // Onder zyn bevryden<br />

Te mueghen staene metten ghebenedyden /<br />

De Kercke aldaer<br />

Inde Kercke aldaer by voorme van bedynghe<br />

vp dat gods kercke / als gheestlick wynghaerdt certeyn<br />

Bewaert / beschermt zij Talder bevredynghe<br />

5 ion ick daer ter Eeren gods dit. //<br />

// Refereyn<br />

Heere god. Eerste schepper alder creatueren +<br />

vervaerlick sterck / ende Rechtueerdich Int ghedueren<br />

oock bermhertich / ende Alleene goet zyt ghy<br />

10 O god die heydenen / naer huer boos willeCueren<br />

In hu erfuenesse / zoo zyn gheCommen zy<br />

// huwen helighen tempel / ontzuvert gheel onvry<br />

en Ierusalem / zoo dauid de psalmiste vertelt<br />

+ Fol. 58 r, r. 27 ‘cleene voskens’, 29 ‘vvilde beeren’, 31 ‘OngheRynghelde verckens’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

58 r<br />

+ Psal/


125<br />

hebben zy / zoot noch daghelicx anmercken wy<br />

15 als tot een wachthutte / der fruutboomen ghestelt<br />

de doode lichaemen huwer dienaeren / Int velt<br />

tot een spyse der vueghelen / des luchts ghegheuen<br />

tvleesch van huwen helighen / die zy hebben ghequelt<br />

Es den beesten der eerden / ghestelt ghebleuen<br />

20 derfghename / huut zyn wynghaerdt ghedreuen<br />

hem hebbende / oock anghedaen groot bezwaeren<br />

maer watter ghedaen zy / Byden ghuenen voorscreuen<br />

Heere / Ghij zult hu gheplante Wy ngaerd bewaeren /<br />

Hu gheplante wynghaerd Als een wynghaerd des heeren<br />

25 die zult ghy vruchtbaerich int gheloofue vermeeren<br />

dats dhelighe Christen kercke houden bloeyende<br />

hoe wel datter cleene voskens omtrent verkeeren<br />

diese gheern bedorfuen / en maectten ongroeyende<br />

vvilde beeren / zynder hem oock omtrent Moeyende<br />

30 scrauende / hoe zy die Ontworttelen mochten<br />

OngheRynghelde verckens / die ontschoeyende<br />

vpdatse die gheerne huter planttynghe Brochten<br />

dit zyn de secten Sataniteghe ghedrochten<br />

+<br />

die de christene kercke gheerne wierpen in tzandt<br />

die oyndt huer fundamenten tonderworpene zochten<br />

heere / die ghy nochtans zelue / hebt ghesticht gheplant<br />

houffent / heghent / en Regiert met hu Rechter handt<br />

5 daer ghy meester of zyt / hu priesters de dienaeren<br />

de welcke sterck gheworttelt zal blyfuen staende / Want<br />

Heere / ghy zult / hu gheplante Wynghaerd Bewaeren<br />

Vp petrus vpden steen vastgheloouich fundament<br />

es desen wynghaerdt de helighe kercke gent<br />

10 ghesticht gheplant / Bewaert van vier Euangelisten<br />

Paulus staetter clouck met eennen zweerde omtrent<br />

dats met gods woord / om weeren alderhande Twisten<br />

end om der huutkeeren Quae venyneghe / Misten<br />

dats valssche leerynghen huer Contrarie meest<br />

15 de zonne van Rechtueerdicheyt / ieghens Sophisten<br />

beraeyt die / Mids gratie vanden helighen gheest<br />

Al mochte desen wynghaerdt ouercommen tempeest<br />

dongheRynghelde verckens / die waenden bederuen<br />

dats die de vryheyt des vleeschs zoucken onbevreest<br />

20 hoe meer bewroet / hoeze sterck groeysels zal verweruen<br />

en hoe daer zulcke een wynghaerd in wilden eruen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 58 v


126<br />

naer huer eeghin zins plantynghe int openbaeren<br />

hu wynghaerdt verwerpende / in sticx wilden kerfuen<br />

Heere / ghij zult hu ghePlante wynghaerd bewaeren<br />

25 Princhelick<br />

God almachtich / Neerstich Wynghaerdenier<br />

Daer zyn wroetende mollen die in hu vergier<br />

vander heligher kercke / mueghen doen groot quaet<br />

tzyn de ghuene die verblend zyn / in tverstandt schier<br />

30 als de zulcke / van wien dueverheyt word versmaet<br />

// Och dese gheenssins menichfuldeghen Laet<br />

de menichte mochten huwen Wynghaerd verdrooghen<br />

maer wy betrauwen / diese oyndt bystond / en staet<br />

+<br />

dat ghy huer bederfuen niet zult laeten ghedooghen<br />

heere god / dan slaet nederwaerts huwen ooghen<br />

en dese huwe Wynghaerd doch anmerckende zyt<br />

Dats hu helighe kercke Wilt bystandt tooghen<br />

5 vvantse an allen zyden groot anstootynghe Lydt<br />

huer inplanttynghe / es van zeer vele Benydt<br />

alsnv meer / dan in veel voorledene iaeren<br />

maer hoese bestoormt word / ende wiese bestrydt<br />

Heere / ghy zult hu / Gheplante wynghaerd bewaeren<br />

Baghynkens vanden Choore /<br />

De Ionghe baghynekens daer vanden choor<br />

die kerstdaeghe naer vespren doen debuoir<br />

om Leyssen / wieghende / iesum tkyndeken cleene<br />

daer menich comt ghewandelt om hebben ghehoor<br />

15 die ion ick myn Leyssebouck / end anders gheene<br />

ten dienste van die zynghen can / elck daer ghemeene<br />

maer stonder myn weduwe ieghens te kyfuene<br />

Ten minsten / omme dese drie huut te scryfuene<br />

hemlieden tbouck Leene /<br />

Deerste leysse<br />

Vpden Voys // het zat een sneewit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume /<br />

Staet vp ierusalem / wordt verlicht<br />

vvant hu licht es ghecommen<br />

25 en tsheeren heerlicheyt onghezwicht<br />

es ouer hu nv vpgheclommen<br />

Dies dochters van ierusalem<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 59 r


verhueght / want zonder Cesseren<br />

my dynck ick vruecht me / nv / na / bem<br />

30 in tgheestelick Reyn contempleren /<br />

+ Dochters van syon oock verhuecht<br />

verblydt in god almachtich heere<br />

die onslieden By zynder duecht<br />

es nv ghenaedich milde zeere<br />

5 Want hy heeft een nieuwe werck<br />

gheschepen vpder Eerden<br />

Een vrauvve heeft / eennen man sterck<br />

in huer omvanghen groot van weerden<br />

Een man ten tyden alsnv vervult<br />

10 gheeft hy huut tshertsen gronden<br />

Christum zyn zuene / die de schult<br />

betaelen quam / voor onse zonden<br />

Van maria ghebenedydt<br />

Bouen al andre vrauvven<br />

15 es dese zuene tsvyands spyt<br />

gheboren Reyn zonder verflauvven<br />

127<br />

Tvvas zoo voorsproken / moeder ghedwee<br />

Reyn maegdelicxst beclyfuen<br />

dat ghy zoud wesen zonder wee<br />

20 maeght vooren ende naer blyfuen<br />

Het tabernakel daer hy in quam<br />

vvilde helich maecken Reene<br />

vvant hy daer in zyn Ruste nam<br />

Christus als een kyndeken cleene<br />

25 Hy dalder stercxste spyts dhelssche quicx<br />

de vaste sterck motalen poorten<br />

ghesmeten heeft hij die in tsticx<br />

met al huerlieder toebehoorten<br />

Die inde duusterheyt vul noods<br />

30 aldaer ghevanghen zaeten<br />

oock in die schadewe des doods<br />

Christus heeft die los huutghelaeten<br />

Elck voor dies Christum bughen // moet<br />

helsch hemelsche / Eerdsche persoonen<br />

35 schriftuere dies tbetughen // doet<br />

end alle inghelicke Troonen /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 59 v


+ Als onsen toevlucht / dient hy gheEert<br />

met grootter danckbaerhede<br />

vvant inder eerden heeft hy verkeert<br />

als menssche / metten mensschen mede<br />

5 Manlicke wercken heeft hij ghedaen<br />

en gheenen strydt ontdoken<br />

Thooft onser pertye heeft hy zaen<br />

ghebryselt / end in tsticx ghebroken<br />

Noyndt voorvechter die bet ghenas<br />

10 Al ons benaude dolueren<br />

de Wetbrief die Ieghens ons was<br />

heeft hy in sticx oock willen schueren<br />

In teecken van victorien groot<br />

verwinder van onse Bedwanghen<br />

15 zo heeft hy die openbaer Bloodt<br />

An tcruce zelue ghehanghen<br />

Die alder ghiften gheuer zy<br />

daer ziel en Lichaem by Leuen<br />

es zelue nv zo ghenaedich hy<br />

20 een ghifte voor ons onslieden bleuen<br />

Looft Christum met dancbariche<br />

van maria menssche gheboren<br />

vp dat hy als menssche in deerdsche ste<br />

gheen mensschen laeten zou verloren<br />

25 Christen zyn moeder oock ghedynct<br />

tsghelycx te doene volgh ick me na<br />

end huer dat inghelick groetsel schynct<br />

Aue gratia plena<br />

128<br />

TWeede leysse<br />

Vpden Voys Dat ick om een schoon beeldeken zoet *<br />

zo langhe zyn moet // in ghetruere<br />

Nu mueghen wy duer een schoon beeldeken zoet<br />

niet langher wesen in ghetruere +<br />

die maeght Maria / duer huer oetmoedt /<br />

* ‘z’ op ‘g’, oorspronkelijk ‘goet’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 60 r<br />

+ A. o .1545.


129<br />

+<br />

heeft tonser spoedt<br />

een zuene ghebaerst bouen Natuere<br />

dhemelssche duere // Men open ziet +<br />

Zou brynght / ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />

5 Des vaders woordt es neder ghedaelt<br />

in maria zyn dienstmaeght * Cleene<br />

en vleesch gheworden daer onghefaelt<br />

goddelick duerstraelt<br />

ghenaemt iesus van Nasareene<br />

10 dinghel ghemeene // hem alsoo hiet +<br />

Duer hem / es gheel onsen paeys gheschiet<br />

15<br />

Dheere die alle dynck heeft vuldaen<br />

heeft / een nieu dynck om troost ontfanghen<br />

ons inder eerden gheschepen zaen<br />

Een vrauvvelick graen +<br />

die heeft een man in huer omvanghen<br />

onse bedwanghen // hij breken Liet +<br />

Zou brynght ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />

Dhemels en Constent begrypen daer<br />

20 dat maria begreep eendrachtich<br />

vvant in huer maegdelick buucxken vruchtbaer<br />

drough zou voorwaer<br />

van hemel eerde god almachtich<br />

menssche warachtich // Te minder niet +<br />

25 duer hem / es gheel onsen troost gheschiet<br />

Der gramschaps kynderen waeren wy al<br />

ballynghen huten hemel tsaemen<br />

zuchtende inne der traenen dal<br />

duer ons mesval<br />

30 maer maria vry los van blaemen<br />

tot onser vraemen // dits claer bediet +<br />

zou brynght ons vruecht / Voor eeuvvich verdriet<br />

Huut hu zal huutghaen staetter gheseyt<br />

die heere zal in israel vvesen +<br />

+<br />

en vanden daeghe der eeuvvicheyt<br />

met Magesteyt<br />

wordt zyn huutghanck / schoon maeght ghepresen<br />

vvy zyn ghenesen // Den Vyandt vliedt +<br />

5 Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />

* Na ‘dienstmaeght’: ‘schoone’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 60 v<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ iere.31<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Miche/.5.<br />

+ 61 r<br />

+ Repetitie


130<br />

Iesus Christus ghebenedydt<br />

huut een Liefmoedich vierich blaecken +<br />

die es ghecommen om ons proffyt<br />

en wan den strydt<br />

10 omme den zondaers zaelich maecken<br />

lof zonder slaecken // zyn moeder biedt +<br />

Zou brynght ons paeys / voor eeuwich verdriet<br />

Te Bethleem Als een huus des broods<br />

ons zaelich voedsel was gheboren<br />

15 die doolden inne die schaeuvve des doods<br />

zynde vul noods<br />

Te zouckene heeft hy vercoren<br />

Tschaepken verloren // heeft hy bespiet +*<br />

Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />

20 Princesselicke Reyn moeder goet<br />

gheel zuuer maghet hooghst verheuen<br />

die den godszuene hebt vpghevoedt<br />

moederlick vroedt<br />

end hem oetmoedich by ghebleuen<br />

25 Om ons troost gheuen // hu Consent Riedt +<br />

Ghy brynght ons vruecht / voor eeuwich verdriet /<br />

Derde leysse<br />

Vpden Voys<br />

Laetst omtrent den Avendt<br />

Alsoo my Rechts dochte<br />

Crachtich God ghepresen<br />

beghin zonder hende<br />

Als alle dynghen wel waeren ghestelt<br />

+<br />

in stillicheyt naer desen<br />

In deerdsche bende<br />

en den vulcommen tydt was ghetelt<br />

huut themelssche bewelt<br />

5 zondt ghy Rechtevoort<br />

om niet zonder ghelt<br />

hu crachtich woordt<br />

Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

10 es nv ghecommen vry<br />

* ‘Repetitie’: later bijgevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .1. thimo/primo<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ 61 v


131<br />

Dies wy // Waert zy<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

Eeuwich ghebenedydt // Eeuwich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt /<br />

15 Die ons vyandich porden<br />

snel int omRynghen +<br />

die heeft hij onder de voeten vercracht<br />

de dood wildhy verslynden<br />

dies wy nv zynghen<br />

20 hy es onsen god / die wy hebben verwacht<br />

dees zalichste dracht<br />

vp tghecoren // pas<br />

van maria kerstnacht<br />

gheboren // was<br />

25 Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

dies wy // waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

30 Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />

dhemelssche croone draeght<br />

Te Bethleem in tstede<br />

es hy gheworden<br />

der aermen sterckheyt en toeverlaet +<br />

35 ons broederlicxste vrede<br />

mids tommeghorden<br />

van onser mensschelicke staet /<br />

+<br />

ghenaedeghe daet<br />

huut Liefden sterck<br />

die ghaf den Raedt<br />

vuldoende Twerck<br />

5 Nu es gheschiet zaelicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv gheCommen vry<br />

vp dat wy ons verblyden / ende laeten fantazien<br />

Ende melancolien * // ende melancolien<br />

10 Allen druck moet van ons vlien<br />

In zyn eeghindom / es hij ghecommen vierich<br />

En de zyne hebben hem ontfanghen niet +<br />

maer tvvee beesten stom<br />

oetmoedich manierich<br />

15 Bekenden wel hueren heere ziet<br />

die goddelick ghebied<br />

* ‘melancolien’: eerste ‘l’ verbeterd uit ‘b’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 25<br />

+ Esai .25.<br />

+ 62 r<br />

+ Iohan/primo


ouer zee ende zandt<br />

de vyandt vliedt<br />

voor zyn Crachteghe handt<br />

132<br />

20 Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // waert zy<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

25 Eeuvvich ghebenedydt // eeuvvich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt<br />

Wie es ghelyck den heere<br />

onsen god van vveerden +<br />

die Int hooghste wuendt eeuvvich daer<br />

30 en ziet beneden zeere<br />

in hemel inder eerden<br />

Zyn Eere / es bouen die hemelen claer<br />

ende hy es voorwaer<br />

die sterckheyt groot +<br />

35 beschermer der naer<br />

zyns volcx ter noodt<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

+<br />

de zuene des mensschen hij<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // Waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

5 maria moeder maeght<br />

maria moeder maeght<br />

dhemelssche croone draeght<br />

Die motale poorten<br />

en grendelen tsaemen<br />

10 heeft hy in sticx ghebroken fyn<br />

dhelsche toebehoorten<br />

tot onser vraemen<br />

machteloos / voor hem gheworden zyn<br />

// Zyn goddelick aenschyn<br />

15 claer onghezvvicht<br />

heeft vp dat termyn<br />

doude vaders verlicht<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ psal/112.<br />

+ psal 27<br />

+ 62 v


133<br />

Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

20 es nv ghecommen vry<br />

vp dat vvy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />

ende melancolien // Ende melancolien<br />

Allen druck moet van ons vlien<br />

Vp dat hij ons ontfaerme<br />

25 huut een vast Beminnen<br />

die heere die heeft tonsvvaerts ontdect<br />

zyn helighen Aerme<br />

ons crachtich verwinnen<br />

onnoosel Lammeken onbevlect<br />

30 vvy doodzondich beplect<br />

Christe duer hu<br />

zyn gheestelick verwect<br />

ende Erboren nv<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

35 de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

dies wy // Waert zy<br />

+<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

Eeuvvich ghebenedydt // Eeuvvich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt<br />

Wilt nv lofzangh vermaenen<br />

5 den heere zachtmoedich<br />

vvant hy heerlicke heeft ghedaen<br />

Onse bedructe traenen<br />

met wonden bloedich<br />

heeft hy an tcruce Willen ofdwaen<br />

10 Den zondaers ontfaen<br />

es hy beReedt<br />

vvie tot hem ghaen<br />

hij thelpene weet<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

15 de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // Waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />

20 dhemelssche Croone draeght /<br />

PRinche<br />

Van Nasareene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 63 r


+<br />

Sterck god der goden<br />

god vader god zuene / god helich gheest<br />

25 drievuldich maer Eene<br />

Conyngh der Ioden<br />

voor wien herodes was zeere bevreest<br />

dafgoden tempeest<br />

huut kerstenheyt weert<br />

30 verleent ons meest<br />

dat ghij begheert<br />

134<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

35 vp * dat wy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />

ende melancolien // Ende melancolien<br />

Allen druck moet van ons vlien /<br />

1545.<br />

Aucteur<br />

Tsnavents naer maeltydt als doude baghynkens<br />

Iiffer margriete Catherine synkens<br />

Tcraem hebben te vierewaerts vpgherecht<br />

5 de zuster nellekens ende iaquemynkens<br />

een leysken te zynghene / dient wel fynkens<br />

vvat zynse beschaemt / daers vreimdt meysse noch knecht<br />

al es tleysken wat bourdich / zoo zommich zecht<br />

men mach wel bedryfuen goe ghenoughelicheden<br />

10 Myn ionste hemlieden twee Leyskens toelecht<br />

vp datse tkyndeken wieghen met vreden<br />

Zoo goe ouders deden //<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

La la Pierken metter bulte<br />

la la la [quaet hoerekyndt] *<br />

Van maria die zuver maeght<br />

es ons gheboren een kyndekyn<br />

gode ** heuet zoo behaeght<br />

20 Iesus es de name zyn<br />

La la kyndeken cleene +<br />

la la la cleen kyndekin<br />

* Vóór ‘vp’: ‘dies’ geschrapt.<br />

* De oorspronkelijke tekst is uitgekrabd (gat); in grijzere inkt zijn dezelfde woorden zeer<br />

onduidelijk eronder geschreven.<br />

** ‘gode’: ‘g’ verbeterd uit onleesbare letter (e?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

63 v<br />

+ Repetitie


la la maria Reene<br />

La la la Reyn moederkin<br />

25 Ioseph die vul vruechden wys<br />

Cooctte tkyndekin mortroel<br />

hy / Roerde hy pufte ende hy blies<br />

maer zou wierdt van passe coel // la la ./<br />

Als Iesus zyn gheboorte coos<br />

30 de Coude maecte menich mat<br />

vvant den pappot die vervroos<br />

Daer ioseph byden viere zat // La la /<br />

+ Tlogyst en ghaf gheen waerm ghewin<br />

van beesten stondt woest onbesuust<br />

de zwalevven vlogher huut end in<br />

want thadde gaeten menich duust // la la /<br />

5 Drie Conynghen Ionstich ghepynt<br />

maer deene die was een morIaen<br />

drie ghiften brochten zy daer tkyndt<br />

huut verre vreimde Landen zaen // La la /<br />

Herodes heeft gheRonst verdooft<br />

10 als hy van dit kyndt verstoet<br />

Int zoucken tleuen wierd beRooft<br />

van menich Ionck onnoosel bloedt / la la /<br />

Ioseph herodem heeft verlact<br />

doe dinghel gods hem tvlieden Riedt<br />

15 nochtans herodes vuyl beclact<br />

volgde tkyndt * Maer cnapter niet // la la /<br />

Want Naer egipten vloden dan<br />

moeder met tkyndt ioseph als post<br />

Ioseph / die was een themmerman<br />

20 hy maectter stoelkens om den cost // la la /<br />

135<br />

Laets louen eeren vp elck termyn<br />

met een zuuer hertken Reyn<br />

vvant desen schoonen Pappaerdyn<br />

Es ** tsmensschens behoudt Certeyn // La la /<br />

25 Oorlof dits gheleyst ghenouch<br />

Tot noch tiaerent ander tydt<br />

* Na ‘kyndt’ werd een ‘v’ geschrapt.<br />

** Oorspronkelijk ‘word’; geschrapt, en ‘Es’ in de marge bijgeschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 64 r


maria / die dit kyndt drough<br />

danck wy die ons heeft verblydt / la la /<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

huut huudt / ghezellekens huwt<br />

dat hu naermaels niet en gruwt / +<br />

+<br />

Te Bethleem tot onser baeten<br />

es ons gheboren zo schoon een smul<br />

In een huus met vele ghaeten<br />

de ste * / die wasser gheel of vul<br />

5 vvant van eender maghet Reene<br />

was gheboren tkyndeken Cleene<br />

Sus tsus kyndeken tsus +<br />

huwen wille die es aldus<br />

136<br />

Vp deerde sober binden dosse<br />

10 lach dees schoonen pappaerdyn<br />

eennen ezel end een osse<br />

verwaermden hem de leden zyn<br />

Tvroos / een man die mocht afgrysen<br />

turf fasseel wasser noch Rysen // Sus tsus /<br />

15 Tkyndt had hem wel willen waermen<br />

het woeyer Inne Butertier<br />

Ioseph slouch in bee zyn Aermen<br />

by ghebreke van goet vier<br />

Ioseph ghijnck huut metter mande<br />

20 houtIen Raepen achter lande / Sus tsus /<br />

Ioseph twonderlick mespaste<br />

int vriesen tweder was verhit<br />

tkyndeken dat speelde vaste<br />

an zyn morkens borstkens wit<br />

25 Ioseph ghijnck tkynds papken brocken<br />

tmocht te wyle een mamken locken // Sus tsus /<br />

Dheerders die te velde laeghen<br />

hoorden Inde lucht Iolyt<br />

naer tkyndeken ghynghen vraeghen<br />

30 by zyn moerken vonden zyt<br />

daer zout met huer borstkens paeyde<br />

* ‘de ste’ in de tekst tweemaal; tweede maal geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

A o .1532.<br />

+ 64 v<br />

+ Repeticie


137<br />

dus tkyndeken doe verfraeyde // Sus tsus /<br />

Maria die schoone vriendinne<br />

tkyndt heeft zou neerstich vpghequeect /<br />

+<br />

alst ontpaeyt was / morken minne<br />

hebt ghy hu borstkens huutgheReect<br />

end hem daer alle knyen voor bughen<br />

liet ghy paeyenesse zughen / Sus tsus /<br />

5 Tkyndt wierdt man / als den tydt quam<br />

die daer toe was Gheordonneert<br />

maer corts als onnoosel Lam<br />

vvierdt ter doodt gheaccuseert<br />

end es an tcrucen hout ghestoruen<br />

10 tleuen hebwyr by verworuen / Sus tsus /<br />

En laets daer omme niet trueren<br />

maer dancbaerich en blyde zyn<br />

iesus wil dat wy Creatueren<br />

duer zyn doodt behouden zyn<br />

15 vvant als dit kyndt was gheboren<br />

tsvyands proy was gheel verloren / Sus tsus /<br />

Princesse moeder maeght marie<br />

Ionne / Als aerm zondich knecht<br />

dat hu eeuvvich lof gheschie<br />

20 in hemel end eerde Tes wel Recht<br />

vvant bouen natuere onghewuene<br />

hebt ons ghebaerst Een Ionghe zuene<br />

Sus tsus kyndeken tsus<br />

huwen wille die was aldus /<br />

Aucteur<br />

Al bem Ick dan doodt / of in deerde doock<br />

Eer my tpapen pitken can ouerweluen<br />

als Ick dese voornoomde screef / wild ick oock<br />

een Leysse daer naer zynghen voor my zeluen<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

Daer liepen lancx de Canten<br />

Buffels end Elephanten /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 65 r


138<br />

+<br />

Nu als vulheyt des tyds / ghecommen es beseuen<br />

zo heeft god hier int leuen<br />

huut ghezonden zyn zuene<br />

ende ghemaect ghegheuen<br />

5 huut een vrauwe verheuen<br />

de wet tonderghedreuen<br />

vp dat hy al de ghuene<br />

zynde onder de wet<br />

verlossen zoude net<br />

10 ende wy onbesmet<br />

vercryghen zouden Bet<br />

TRecht vanden kyndren tsaemen<br />

tzyne meErfghenaemen<br />

belooft zoo tonser vraemen<br />

15 duer de propheten god / zoo ghyt voormaels spraect<br />

Danct christum Tallen tyden +<br />

die voor ons wilde lyden<br />

end om eeuvvich verblyden<br />

Die zonder ons verdienste / ons zaelich heeft ghemaect /<br />

20 Een die eerst zonder moeder / in dhemel nam beghinnen<br />

es nv ter weerelt binnen<br />

zonder vadre gheboren<br />

dwelck dhemels niet verzinnen<br />

mochten ter hoogher thinnen<br />

25 begrypen noch gheWinnen<br />

begreept ghy maeght vercoren<br />

vvant maria schoon greyn<br />

vruchtbarich baersdet Reyn<br />

god en menssche certeyn<br />

30 dies nv int eerdsche pleyn<br />

end in dhemelsche stede<br />

verdient es paeys en vrede<br />

om erfghenamen mede<br />

te zijne / zyns Rycke / daer tlicht van liefden blaect<br />

35 Danct Christum tallen tyden<br />

die voor ons wilde lyden etc a /<br />

+<br />

Zyne meErfghenamen zyn wy duer de ghenaede<br />

by goddelicken Raede<br />

en niet huut onse wercken<br />

hoe Rechtueerdich van daede<br />

5 ghedaen vrouch ofte spaede<br />

dus Ieghens allen quaede<br />

vvilt ons christus verstercken<br />

Es hy met ons nacht dach<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 65 v<br />

+ Repetitie<br />

+ 66 r


139<br />

nyemandt ons deeren mach<br />

10 maer zegghen zoo Iob plach<br />

doe hy bestoormet lach<br />

// heere god bystandt ghepresen<br />

vvilt my tot myns ghenesen<br />

by hu stellende wesen<br />

15 ken achts niet wat handt tmywaerts strydynghe maect<br />

Danct Christum etc a /<br />

Gheworden Christum by / zyn wy die verre waeren<br />

duer zyn bloeds openbaeren<br />

tschutsel heeft wech ghenomen<br />

20 duer twelcke Langhe Iaeren<br />

vvy creghen gheen verclaeren<br />

huut dhemelsche schaeren<br />

dat ons yet mochte vromen<br />

Tverloren schaep ghezocht<br />

25 heeft hy / en thuus ghebrocht<br />

end in zyn vleesch / ontCnocht<br />

tsvaders gramschap / die mocht<br />

ons zyn een groot beschaeder<br />

dies wy nv allegaeder<br />

30 een toeghanck totten vaeder<br />

hebben alle beede / in eennen gheest ghestaect /<br />

Danct Christum etc a /<br />

Dies zyn wy nv gheen gasten / noch vreimde ofghekeken<br />

maer meburghers ghebleken<br />

35 der helighen ghezeten<br />

+ *<br />

gods huusghezin gheleken<br />

ghethemmert onbezweken<br />

vp fundamentsche Reken<br />

Tsappostels en Propheten<br />

5 Ons aldere toevlucht<br />

christe zyt ghy gheplucht<br />

Wien hemel eerde ducht<br />

end al thelssche gheRucht<br />

ons leedsman ons behoeder<br />

10 zyt ghy end onse voeder<br />

gheworden onse Broeder<br />

dies ons meErfuenesse dyns vaders Rycke maect /<br />

Danct christum etc a /<br />

* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 66 v


+<br />

Princhelick<br />

140<br />

15 Christe Iesu / hebt neder willen daelen<br />

Ende ten principaelen<br />

den zondaers zaelich maecken<br />

gheleden onse quaelen<br />

ghewillich zonder faelen<br />

20 met wonden deit tbetalen<br />

onser boosheden zaecken<br />

Onttween ghewreuen waert<br />

om onser zonden Aert<br />

gheOffert onghespaert<br />

25 Als metter doodt bezwaert<br />

Danct christum Tallen tyden<br />

die voor ons wilde Lyden<br />

als zekerste verblyden<br />

daer doude vaders hebben Langhe naer ghehaect /<br />

30 God en menssche waerachtich<br />

mensch / end oock god crachtich<br />

en de zelue Almachtich<br />

Die zonder ons verdienste / ons zalich heeft ghemaect /<br />

Castaengeboome zusters<br />

Dese zusterkens vanden Castaengneboome<br />

helpen ziecken vertroosten verBedden verlegghen<br />

meer verdienende dan of zy ghynghen te Roome<br />

5 dach en nacht bystandt doende / zy nyemandt ontzegghen<br />

al vvilden nyders wegghen // Ieghens hemlieden tissen<br />

twaer onghelyck / lamme ziecken helpense pissen<br />

die huer zinnekens ghemissen / Cunnen zy oock bewaeren<br />

dus Ion icxse vroylicheyt in al huer Iaeren<br />

10 // En ghemerct icker hebbe twee oude Caeren<br />

tschoon zuster calleken / en tbrune zuster neelken<br />

die altemets gheerne een Liedeken claeren<br />

end alst pas gheeft / Spelen een tafelspeelken<br />

omme te verlichtene tclaervoysich keelken<br />

15 de drie Gheestlicke liedekens hier naer bescreuen<br />

vp dat de stemmekens snercken als een veelken<br />

vvil hemlieden die testamentelick gheuen<br />

Liedekin<br />

Vpden Nachtegale cleen vueghelken<br />

Voys vvilt ghij my leeren zijnghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

67 r


Louet den heere / ghy mensschen al<br />

Christum ons stercke zaelichede<br />

die ons vphief van adams val<br />

en maect ons paeys en vrede<br />

25 Twelck hy huut liefden dede<br />

Huten hemel ghedaelt es hy<br />

beneden in dit dal van weene<br />

Lof / Eere / danck bieden hem wy<br />

ons zaelicheyt Alleene<br />

30 iesus van Nasareene<br />

141<br />

In maria die zuuer maeght<br />

heeft menssche willen worden /<br />

+<br />

ons mensschelick cleedt Reyn onversaeght<br />

vvildhy zelue omgorden<br />

helle / zonde / doodt vertorden<br />

Als een onnoosel Lammeken goet<br />

5 oetmoedich Totter dood ghebleuen<br />

heeft huutghesturt zyn dierbaer bloedt<br />

an tcrucen hout verheuen<br />

Zyn doodt was ons nieu Leuen<br />

Oetmoedich totter Crucen dood<br />

10 wildhy voor allen mensschen Lyden<br />

zyn helighe vyf wonden Rood<br />

zyn ons een groot bevryden<br />

Eeuwich tot allen tyden<br />

Hy ons verwinder end adams zoen<br />

15 die onse schulden quam betaelen<br />

zonder hem mueghwy niet duechdlicx doen<br />

medechyn onser Qualen<br />

Es hy ten principaelen<br />

Den hemelsschen wech heeft hij bereed<br />

20 daer hy ons gheerne zoude brynghen<br />

Tonswaerts gheneghen huut liefden heet<br />

dies christen ionghelynghen<br />

vvilt hem nieu Lofzangh zynghen<br />

Te Rechterhandt zyns vaders zit<br />

25 Als onsen aduocaet eersame<br />

voor onslieden zondaers Bidt<br />

duer zyn helighe Name<br />

Twelck keert tot onser vraeme<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 67 v


Die dit Liedeken heeft ghestelt<br />

30 Bidt god almachtich zynen heere<br />

noch zynde metter weerelt ghequelt<br />

dat hy den zin verkeere<br />

Zyn gheloofue vermeere<br />

.1554.<br />

142<br />

+<br />

TWeede Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Meysken ick heb hu zo wel ghezien<br />

En hu tuutkens staen zo net /<br />

5 God die daer Rycke bermhertich leeft<br />

duer zyn stercke Liefde groot<br />

daer hy ons mede lief ghehadt heeft<br />

vvy gheweest /in zonden doodt<br />

heeft on[s] * nv met Christo ghebenedydt<br />

10 tsaemen leuendich ghemaect<br />

duer wiens ghenaede / wy zyn bevrydt<br />

naer hem haect // Bidt en waect<br />

Loft danct hem talder tydt<br />

Repetitie<br />

15 Danct iesum Christum hem eere draeght<br />

Maria kyndt Expres<br />

En zyn moeder maeght // die god behaeght<br />

Loft / die want Reden es /<br />

Christum zyn zuene liefmoedich ghezint<br />

20 heeft god ghezonden nederwaert<br />

om menssche worden / heeft veel mensschen bemindt<br />

end hem zeluen niet ghespaert<br />

Duer groote Liefde hem christus dwanck<br />

tot onser zalicheyt<br />

25 ghecommen hier beneden in tsweerelts bevanck<br />

Lof en danck // Eeuwich Lanck<br />

zy dancbarich hem gheseyt // Danct /<br />

Van maria zyn moeder tusschen twee beestkens them<br />

dees Christus gheboren was<br />

30 inden vredelicxsten tydt Te Bethleem<br />

veel zieck zondich hy ghenas<br />

onse qualen heeft hy gheleden voorwaer<br />

* Gat in het papier (roest).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

68 r


143<br />

+ end om onse zonden quaet<br />

ghewreuen ontween / met wiens bulen der naer<br />

duer liefden Raedt // Twelck ons baet<br />

vvy ghenesen zyn gheel claer / Danct /<br />

5 De Rechtueerdichste zuuerst Reynst onbesmet<br />

hy die twoordt des vaders zy<br />

als menssche Cranck onderdanich der wet<br />

gheel Rechtueerdich / zo heeft hy<br />

Rechtueerdeghe Iusticie gheleden ziet<br />

10 voor onse mensschen al<br />

Paeys in hemel inder eerden es ons gheschiet<br />

hy es die zal // Tcleen ghetal<br />

dhuutvercoren /dommen niet // Danct /<br />

Rechtueerdeghe Iusticie ons verwinder sterck<br />

15 huut grondelooser Liefden heet<br />

Totter dood voor ons gheleden der liefden werck<br />

Lam onderdaenich zoo Bereedt<br />

Twelck gheel des weerelts zonden of doet<br />

In ons zonden ghedient<br />

20 heeft hy en ghesturt zyn dierbaer bloedt<br />

gheingient // Als ons Vriendt // Danct /<br />

Troost alleene in ieghenspoet /<br />

Iustitie heeft zelue Iustitie hier<br />

Als oetmoedich onnoosel Lam<br />

25 Leden ghewillich inder Liefden vier<br />

Paeyende den vader gram<br />

den slaenders tooghdhy oetmoedich aenschyn<br />

voor ons onRechtheyt duerwondt<br />

vvant hyt alsoo wilde / tmoeste zyn<br />

30 herte mondt // Talder stondt<br />

danct hem vp elck termyn / Danct<br />

Princhelicke<br />

Christe ziet hier de man<br />

van hu Riepen zy heer god<br />

+<br />

Bespottende / doende een purpur cleedt an<br />

die ouer al hebt ghebod<br />

Ghy wien hemel eerde / end helle vreest<br />

wat ghy wildet hebt vuldaen<br />

5 Mensschelick becleedt Reyn goddelick keest<br />

Lof danck zaen // moet ontfaen<br />

vader zuene helich gheest<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 68 v<br />

+ 69 r


144<br />

Danct Iesum Christum / hem eere toedraeght<br />

Maria kyndt expres<br />

10 en zyn moeder maeght // die god behaeght<br />

loft / die Want Reden es<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Myn zinnekens zyn my ontvloghen<br />

Om een die alderliefste myn /<br />

Verblydt hu / en loft hem tsaemen<br />

want dheere heeft zyn volck vertroost<br />

Tot onser alder vraemen<br />

in tsweerelts henden zuud west / noord oost<br />

20 Myn volck wild ick anschauvven<br />

Bermhertelick zoo sprack hy<br />

vul vriendelicheyt daer by<br />

vvant huer clachtich benauwen<br />

int verflauwen<br />

25 dat es ghecommen gheel voor my<br />

Lof Iesu van Nasareene<br />

gheboren als menssche Cranck<br />

Als een kyndekin cleene<br />

dies huut weene<br />

30 Brocht ons / end huut tsvyands bedwanck<br />

Heere god des paeys en vreden<br />

als alle dynghen waeren ghestelt<br />

By ghenadegher vriendelicheden<br />

+<br />

en den vulcommen tydt was ghetelt<br />

Alsdoe zo wilde daelen<br />

huten hemel Rechtevoort<br />

In een drievuldich Accoordt<br />

5 binnen die eerdsche paelen<br />

zonder faelen<br />

hu hoogh almachtich crachtich woordt<br />

Dyn vriendelicheyt ghepresen +<br />

en tbermhertich bedauwen claer<br />

10 vvild onslieden ghenesen<br />

bouen desen<br />

ende zaelich maecken der naer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 69 v<br />

+ Repeticie


Gabriel die es ghevloghen<br />

tot maria die maeghet fyn<br />

15 huer knyekens heeft zou gheboghen<br />

vvant tsheeren dienstvvyf vvilde zou zyn<br />

Twoord es dies vleesch gheworden<br />

in maria die zuuer maeght<br />

die tshemels croone draeght<br />

20 huer oetmoedich beghorden<br />

onvertorden<br />

heeft god den vadre wel behaeght<br />

Eere zy hu tallen stonden +<br />

schoon maria ghebenedydt<br />

25 vul gratien bevonden<br />

zonder Erfzonden<br />

Ghy die moeder en maghet zyt /<br />

Tot onser zaelichede<br />

quam hy onslieden omtrent<br />

30 die onse verwinnynghe dede<br />

Ieghens tsatanitich serpent<br />

wildhyt doen tmoest ghebueren<br />

hem en es onmueghelick niet<br />

zonder hem vermueghwy yet<br />

35 zyn ghenadeghe Cueren<br />

int ghedueren<br />

hy Bermhertelick tonswaerts biedt / lof /<br />

+ Ghebenedydt zy dies den heere<br />

almachtich god van Israel<br />

vvant bezocht heeft hy zeere<br />

ende verlost zyn volck zeer wel<br />

5 duer iesum Reyn gheboren<br />

al binnen Nasareth<br />

van maria zyn moeder Reyn net<br />

zou wasser toe vercoren /<br />

Of verloren<br />

10 vvaeren wy doodzondich besmet /<br />

Aucteur *<br />

145<br />

Ghemerct dese zusterkens in huer profes<br />

gheestelick Christum als brudegomme trauwen<br />

myn Ionst hemlieden een Refereyn gheuende es<br />

15 daer zy contemplatyfuelick in mueghen schauvven<br />

hoe de brudegomme christus laet niet verflauvven<br />

de beloften belooft zyn Christelicke bruudt<br />

* Oorspronkelijk ‘t’ in plaats van ‘c’; bovenste helft van de schacht geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Repeticie<br />

+ 70 r


146<br />

prentse dies int herte troost zal hu bedauwen<br />

zyn beloften niet vergheit / zoo den stocReghel luudt /<br />

Refereyn<br />

O Lief brudegom der christenheyt Reynbeildich vpslach<br />

zonder wien de bruudt christi niet doen en mach<br />

myn god zalichmaecker Iesu christe Alleene<br />

ten berghe van syon contemplere nacht dach<br />

25 ouerdynckende dyn groote beloften Reene<br />

zonderlynghe ghy myn god zyt / en ander gheene<br />

een Conynck een ghenaeden troon / verlosser bekendt<br />

een groot vierich liefhebber vry niet Cleene<br />

Onse voorspraecke voor god den vadre omtrent /<br />

+<br />

ons verwinder ieghens tloos adamitich serpent<br />

een zuene der gherechticheyt tonswaerts bleuen<br />

die my zult byblyfuen tot tsweerelts hendt<br />

ende ghy die my zult een nieu herte gheuen<br />

5 In tbouck tsleuens ghescreuen // zoo tughen propheten<br />

Die beloften / lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Ghy gods vvysheyt / en deeuwich woord des vaders voorwaer<br />

Een erfghename ouer Alle dynck openbaer<br />

ons Rendzoen ofte losghelt hoogst zynde ghepresen<br />

10 tsweerelts licht / end ons verRysenesse daer naer<br />

een conynck der glorien Ten hemel gheresen<br />

dat ghy claerlick noch belooft hebt bouen desen<br />

dat ghy my mynen god en beschermer zult zyn<br />

my gheen weese laeten / maer daer ghy zult wesen<br />

15 een woonstadt bereeden huut veel drucx en ghepyn<br />

end alle die tot hu Roupt vp eenich termyn<br />

dat ghy die zult verhooren met bermhertichede<br />

ende traentkens ofdrooghen van huerlieder aenschyn<br />

ons duer ghenaede / verworfuen dhemelssche stede<br />

20 tzyn hu erfghename mede // hu zoo ghequeten<br />

Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Dat ghy hebt belooft / en claerlick toegheseyt my<br />

als een zuene des mensschen ghecommen gheel vry<br />

om zalich maecken dat verloren was / ende niet<br />

25 om der mensschen zielen verdommen / maer dat ghy<br />

ghecommen zyt / om te behoudene huut verdriet<br />

die ghetrauwe zyt / in al tghuendt dies hebt belooft ziet<br />

die tzondaers doodt en begheert te gheenen stonden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 70 v


147<br />

30 en zy leuendich voor huwen ooghen bevonden<br />

ghy die alleene vergheeft al alsulcke zonden<br />

als yeglick zondaere zou mueghen hebben mesdaen<br />

duer huwen name ende diepbloedighe wonden<br />

+<br />

en wie tot hu comt / zult hem In ghenaeden ontfaen<br />

den wech voorgheghaen // die my oock zult leeren Weten<br />

Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Prinche<br />

5 Christe Lief in dyn laetst avendmael hebt ghebroken<br />

de stranghe wet / en veel nieu beloften ontloken<br />

huwe liefue disciplen / end ons allen tdier tydt<br />

voorwaer / voorwaer / hebt ghy zelue alsdoe ghesproken<br />

ten zy dat ghy zult eten Tvleesch ghebenedydt<br />

10 vanden zuene des mensschen / ende zonder Respyt<br />

zyn bloedt drynct / in hu hebben zult gheen leuen crachtich<br />

maer die myn vleesch eit / en myn bloedt drynct / wordt verblydt<br />

ende zal inder eeuvvicheyt leuen eendrachtich<br />

hem verwecken / inden laetsten dach warachtich<br />

15 vvant myn vleesch es warachtich spyse / en myn bloedt<br />

vvarachtich dranck / dit zyn Christus woorden almachtich<br />

die al dat hy wil in hemel inder eerden doet<br />

dies bouen veel beloften zoet // Troostbaer secreten<br />

Die beloften lief Zal ick nemmermeer vergheten<br />

Aucteur<br />

Ter Eerweerdicheyt van thelighe sacrament<br />

zynde vul misterien hooghwonderlick<br />

de naervolghende vier clausulen / myn ionste zendt<br />

daer becondicht te zyne byzonderlick /<br />

Lof Vanden Helighen<br />

Sacramente<br />

Lof sacramentalic broodt Reyn onbesmet<br />

bouen alle tmanna in moyses wet<br />

ons bequaemste voedsel ghevolght der na<br />

+<br />

dies louen dancken eeren hu veel te bet<br />

zuuer ende net<br />

O salutaris hostia<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 71 r<br />

+ 71 v


Lof weerdighe hostie tonsen behoede<br />

5 daer Christus Rust in vleesch in bloede<br />

onbegrypelick voor onsen zinnen dom<br />

ghy zyt die ons maect de wel ghemoede<br />

tonsen voorspoede<br />

Qui celi pandis ostium<br />

10 Lof helich sacrament niet om vulPrysen<br />

twelck can de honghereghe ziele spysen<br />

ende therte Reyneghen van allen qua<br />

helpt ons behulpeghen troost bewysen<br />

zoud ons troost Rysen<br />

15 Bella premunt auxilia<br />

148<br />

Lof godlick sacrament ons princhelick ghegheuen<br />

tot onser nootdurst ter weerelt bleuen<br />

den ghuenen / niet ghaende in tghelooue Crom<br />

vpdat oorloghe peste / dierste zy verdreuen<br />

20 om paeyselick Leuen<br />

Da Robur / Fer auxilium<br />

Sint Iacobs kercke<br />

+<br />

Ter plaetsen daer men costumelick Eens * tsiairs<br />

het heligh weerdich sacrament Administreert<br />

25 den parochyanen in veel ghemeen verghairs<br />

Nuttende thelich sacrament des outairs<br />

heb ick / Tnaervolghende Refereyn gheordonneert<br />

in twelcke bewesen wordt ende ghenarreert<br />

vyf voorbewysen / die Christus tdoene wilde Rasschen<br />

30 Als hij wilde zyn discipulen voeten wasschen /<br />

Refereyn<br />

Iesus christus ghedaelt huut god zyns vaders schoot<br />

duer liefde / die met hem was Totter crucen dood<br />

eer ander stondt / hy wilde vander weerelt scheeden<br />

5 heeft zyn liefue discipelkens huut Liefden groot<br />

zyn laetste avendmael / doe Laeten bereeden<br />

die hy wilde / end onslieden tzynen vadre Leeden<br />

een Liefmoedich bewys / zelue heeft bewesen zaen<br />

zyn cleedren leydhy neder / int ghewillich ontcleeden<br />

10 van zyn avendmael vvesende eerst vpghestaen<br />

* ‘Eens’: ‘E’ op ‘ee’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

72 r


149<br />

en heeft hem zeluen der naer / tot een duechdich vermaen<br />

met eennen lynen douck vpgheschort voorwaer<br />

daer naer zo heeft hy watre int becken ghedaen<br />

en beghinnen wasschen / der disciplen voeten aldaer<br />

15 vyf voorbewysen / die wy behooren tvolghene naer<br />

heeft christus allen mensschen ghetooght mids desen<br />

die hy zelue Eerst ghedaen heeft / Eer hy openbaer<br />

tsacrament des outaers / vvild instellende wesen<br />

Eerst vpghestaen vanden tafel end oetmoedich gheresen<br />

20 bewysende Eer dat wy tzynder tafel zouden keeren<br />

dat wy zonden zouden laeten / werck dadelick mespresen<br />

end oock de wille van niet meer zonde vermeeren<br />

vvant gheenssins mueghen wy ter tafel des heeren<br />

ende des vyands tafel Tsaemen wesen deelachtich<br />

25 dies moeten wy / om ons wel te wasschene Leeren<br />

ter Iordanen vloedt te ghaene zeuenwaerf zyn ghedachtich<br />

end ons wasschen Reyn van zeuen doodzonden tweedrachtich<br />

die vleesschelick besmitten onsen gheest / dat wy<br />

niet hooren / Als tot petro / gheseyt warachtich<br />

30 Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Wie mach zegghen metter waerheyt int eerdsche pleyn<br />

Ick bem zuuer van zonden / en myn herte es Reyn<br />

gheene mensschen vermueghen dat tgheender tydt<br />

Ten tweeden christus dede zyn cleedren huut certeyn<br />

35 vp dat wy huutTrecken zouden toude zondich habyt<br />

der quaeder ghewuenten / en quaeder conversatien wydt /<br />

+<br />

van allen quaeden schyn hu nauwe vvachtende wel<br />

worpt of den ouden menssche / die altyds strydt<br />

met tvreimde vleesch zynde gheel den gheest Rebel<br />

behoud elck andren inde liefde / duer tghelooue snel<br />

5 deen den andren zyt bermhertich / zoot best betaeme<br />

den bevlecten Rock haetende / die vleesschelick es fel<br />

dan hebbende die ofgheleydt / vpschort hu bequame<br />

metten lynin douck / zoo christus de Ten derden eersame<br />

Bewysende / Dat hebbende ghelaeten doude zonden<br />

10 tzynder tafel mueghen wesen wel Anghename<br />

als met nieuwe witte Cleederen daer tallen stonden<br />

Dat vvy zonder bruloft cleedt niet en zyn bevonden<br />

tvvelck es tcleedt der liefden / voor vrauvve ende man<br />

dies als huutvercoren gods / huut Reyne zuver gronden<br />

15 doet leden der bermhertich en goedertierheyt An<br />

der oetmoedicheyt verduldicheyt / ende zoo elck best Can<br />

elck andren verdraeghende / end elck andren vergheuende<br />

zo ghaen wy tsheeren tafel voorts omme Alsdan *<br />

van hem worden ghespyst / diet al houd Leuende<br />

* ‘Alsdan’ oorspronkelijk met kleine ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 72 v


150<br />

20 daer wyr anders commen / mueghen wel vvesen beuende<br />

om anhooren christus woord / Comwyr onghewasschen by<br />

zoo hy zeyde tot petro / eist ons tsaemen Ancleuende<br />

Die / niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Iesus christus ten vierden heeft hem willen gheneeren<br />

25 in tbecken water te doene / Naer zyn begheeren<br />

ons bewysende / naer dat vvy zyn eeghinzondich ontcleedt<br />

dat vvy / om de leelicke vlecke / ouder zonden bet weeren<br />

huutsturten zullen traenen van berauvve heet<br />

Twater doen int becken / bewyst ons oock ghereed<br />

30 traenen huut te sturten / inder zonden Belydynghe<br />

end in teecken hu huwe ouertredynghen zyn Leedt<br />

sturt hu herte als water huut / met ghebenedydynghe<br />

voor tanschauvven des heeren / tword thuwer bevrydynghe<br />

brynght liefmoedeghe traenen als een beke voort<br />

35 vvant een ghebryselt herte / oetmoedich zonder vermydynghe<br />

+<br />

zal dheere god niet versteken maer dat gheerne anhoordt<br />

Ten vyfsten christus huut een oetmoedich Accoordt<br />

heeft ghewasschen zyn disciplen voeten ghemeene *<br />

ons bewysende dat naer berau in werck in woord<br />

5 vvy met traenen moeten wasschen ende maecken Reene<br />

al onse quaede gheneghentheden / groot ende Cleene<br />

Rust dies van tquaet te doene / doet wel daer ghy mueght<br />

dat hu voeten niet en slibberen / staet vast te beene<br />

dats ontwyfuelick gheloouende / blyft in hu Iuecht<br />

10 zuvert thooft / wascht dyn voeten vul alder onduecht<br />

Reynicht oock huut liefden hu inwendighe vyf zinnen<br />

om dat ghy te bet om tbesitten tdeel tshemels vruecht<br />

dese vyf bewysen muecht / om vuldoene beghinnen<br />

vvant dat besmet es / zalder niet inghaen binnen<br />

15 dies christus sprack tot petro / tzelfde zecht ons allen hy<br />

vp dat hy ons al zoude Tzynen erfdeele winnen<br />

Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Prinche<br />

Doende tbeste dies voorseyt es / laets tsheeren tafel Rasschen<br />

20 vvy die zyn een hoopken eerde / maer stof ende Asschen<br />

broosch zondighe ydel flasschen<br />

vp ons zeluen mueghen wy staen gheenssins yet<br />

iesus christus heeft ons in zyn bloedt ghewasschen<br />

Ia de eerde begoten met ouervloedeghe Plasschen<br />

25 vvaer duere onse zuuerynghe gheel es gheschiet<br />

voor gheel des weerelts zonden / en diet gheloouen Niet<br />

* Oorspronkelijk ‘Eersame’; geschrapt en ‘ghemeene’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 73 r


+<br />

151<br />

bloetzondich blyfuen / metten handen ongheloouich besmet<br />

en diet dancbaerich gheloouen Certeynelick ziet<br />

in dat gheloof duer iesum christum / blyft ghewasschen net<br />

30 vvant duer moysen / zo was ons ghegheuen de wet<br />

maer duer christum ghenaede die ons lost en maecte vry<br />

dies Roupt hy ons / duer tsturtten zyns bloeds te bet<br />

gheminde myns vaders comt / ick vvil dat zoo zy<br />

Comt bezitten tRycke dyn meErfdeel met my /<br />

Costere<br />

Die van sint Iacops kercke / binnen tskerckhofs parck<br />

van een myn oom ghecommen / vercochte vrieschlaecken<br />

Achterlaet gheerne daer / zyn ouden versleten zarck<br />

5 de Coster macher of een gothiersteen doen maecken<br />

Blende lien gasthuus<br />

De Cappelle inde lane vanden blende lien<br />

heeft my voormaels soberlick ghedocht voorzien<br />

nietmin / men zalder noch mueghen me Lyen<br />

10 de blende en connender niet wel naer zien<br />

ick hebber eens Een blende weten zien zien<br />

te wylent ick eyers daer zach / zien zien zien<br />

ende tzaeghen oock meer dan acht of thien lyen<br />

der Cappelle ionick voorzien van waslichte<br />

15 en de blende By donckere een sterck ghezichte<br />

Maer vp dat de ghasthuus blende lyen / zyn gheen claghers<br />

byder macht die ick hebbe vader Lantheerne<br />

Lichtelick mochtense ghecryghen wat maghers<br />

Ick gheef hemlieden tvrydom vanden zaeghers<br />

20 al zynder ledichaerts / zy zaghen gheerne<br />

Blenden oliuier dorganiste playsant<br />

naer tspelen onser vrauwen lof ter potterien<br />

een qua knecht stack hem eens een doo mol in dhandt<br />

hy greepse voor een muus / maer als hy creech verstandt<br />

25 zichtent dien tydt / mochte gheen quae knechten ghezien<br />

Graeu zusterhuus Inden<br />

ouden zack<br />

Inde kercke Een Refereyn ion ick daer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

73 v


+<br />

152<br />

Twelck de zusterkens zomtyds mueghen Lesen<br />

30 Ter eeren iesus Christus name vruchtbaer<br />

Name van * zaelicheden / voor ons ghepresen /<br />

Refereyn<br />

Een kyndt / Es onslieden gheboren vredelick<br />

end een zuene / Es onslieden ghegheuen +*<br />

vviens heerschappie / es vp zyn schouderen edelick<br />

5 hy heet wonderlic / Raet / crachtich beseuen<br />

eeuvvich vader / een vreedzaem prinche ghebleuen<br />

vp dat zyn heerschappie / worde groot de bekende<br />

vp dauids stoel / en zyn ConyncRycke verheuen<br />

ende des vaste paeys / en neme gheen hende<br />

10 vp dat hy bereede / ende sterckheyt zende<br />

met gherecht ende oock gherechticheyt mede<br />

als een eeuvvich priester naer melsichedechs legende<br />

van doe voort an Tot inne der eeuwichede +<br />

een brudegom der christenheyt / ons vaste vrede +<br />

15 die van beeden een ghemaect heeft Tonser leere<br />

Emanuel Iesus christus onsen heere<br />

Een conynck een ghenaeden troon / een verlosser vry<br />

een verzoenynghe voor gheel des weerelts zonden +<br />

onse voorspraecke / voor god den vadere by +<br />

20 deerste gheboren / onder veel broeders bevonden +<br />

ons heerder / ons broeder / ons hope tallen stonden +<br />

een duere totten schaepen / vpperste heerder goet +<br />

onse meester ghenesende al onse wonden +<br />

onse helicheyt gerechtheyt / onse wysheyt vroedt / +<br />

25 Tlam gods dwelck al der weerelt zonden ofdoet +<br />

gods knecht / dats dat hy ons dient / naer gods beuel +<br />

een brood des leuens // die ons al daghelicx voedt +<br />

onse wech waerheyt leuen / Een verlossynghe wel +<br />

een eenich middelaere / ende nyemandt el +<br />

30 tusschen god / en den menssche ghenaedich zeere<br />

Emanuel Iesus Christus onsen heere<br />

Een steen zonder handen vanden berch ghehauwen +<br />

gheel de eerde vervullende zo groot int wesen<br />

onser zonden ende schultoffer diet betrauwen +<br />

35 Rendsoen ofte losghelt hooghst zynde ghepresen +<br />

* Na ‘van’ volgt geschrapt ‘zaeli’, waarop inktvlek.<br />

* Verticale streep in de marge tot r. 12.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

74 r<br />

+ Esai.9 o<br />

+ Psal 110.<br />

+ Ephe/5 ende 2 o . Esai.7.<br />

+ zacha/9<br />

+<br />

.1. Iohan 2<br />

+<br />

Roma / 8<br />

+<br />

Iohan 10.<br />

+<br />

1.thimo primo/ 1 petri .5.<br />

+<br />

Iohan 13.<br />

+<br />

1.corin primo<br />

+<br />

Iohan primo<br />

+<br />

Esai 42.<br />

+<br />

Iohan .6.<br />

+<br />

Iohan/14. luce primo.<br />

+ 1 thimoth /2<br />

+ Daniel.2.<br />

+<br />

2.corin 2.<br />

+<br />

1. thimo /2


153<br />

+ des wets vervullynghe / ende noch bouen desen +<br />

tsweerelts licht / end ons verRysenesse der naer +<br />

een Conynck der gloryen / Ten hemel gheresen +<br />

gods wysheyt / en deeuvvich woord des vaders voorwaer +<br />

5 Een erfghename ouer alle dynck openbaer +<br />

een heere alder dynghen / Een woord int ghedueren +<br />

een speghel der vaderlicker heerlicheyt claer +<br />

Die eerste gheboren voor alle Creatueren +<br />

een warachteghe wynstock vul zoeter ghueren +<br />

10 een zone der gherechticheyt / wie themwaerts keere +<br />

Emanuel Iesus christus onsen heere +<br />

Prinche<br />

Emanuel es god met onslieden befaemt +<br />

die hope der heerlicheyt hooghst van weerden +<br />

15 iesus zalichmaecker / christus ghezalfde ghenaemt<br />

een prinche der conynghen / machtich vpder eerden +<br />

een hooft der christenheyt ieghens die ons oyndt deerden +<br />

een beilde des onzienlicken gods almachtich +<br />

een prinche des leuens / die oyndt begheerden +<br />

20 alle gheloofueghe in christo eendrachtich<br />

een beilde des vaderlicken wesens warachtich +<br />

tbeghin / en die gheboren vanden dooden Certeyn<br />

een Rechter der Leuender ende dooden crachtich<br />

een ghaue ende offer voor ons int hemelsch pleyn<br />

25 god den vadre tot eenne zoete Roke / Reyn +<br />

diet al vuldaen heeft / end vp dat ons quytschel vermeere<br />

Emanuel iesus christus onsen heere<br />

Aucteur<br />

Mids in huerlieder ghebuerschip en daer omtrent<br />

30 al tIaer ouere de sterfte Rengneert<br />

Ion ick / eer dat yemandt nuchter ghaet huut tconvent<br />

met vet bueterbrood datmer dumen in Prent /<br />

tsnuchtens tyelick daer mede zyn maghe lardeert * /<br />

+ Ende liefuer dan met ydelheyt gheoccupeert<br />

te zyne / ende quae ghepeynsen bedwynghen<br />

vierderhande Liedekens myn Ionst hemlyen accordeert<br />

Mueghen alst pas gheeft / altemets een zynghen<br />

Eerste Liedeken vanden<br />

helighen sacramente<br />

* ‘lardeert’: ‘l’ verbeterd uit bij vergissing geschreven ‘s’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

74 v<br />

+<br />

Roma/10<br />

+<br />

Iohan 12.<br />

+<br />

Psal 24<br />

+<br />

Iohan primo<br />

+ hebre/primo.<br />

+ Actuum 9 o . Iohan primo.<br />

+ hebre/primo.<br />

+ Coloss primo.<br />

+ Iohan 15.<br />

+ mala/4<br />

+ Esai 7<br />

+<br />

Esai 7<br />

+<br />

Colos primo<br />

+<br />

Apo Primo.<br />

+<br />

Ephe/ 5.<br />

+<br />

Col/ primo<br />

+<br />

Actuum 3.<br />

+ hebre primo.<br />

+ Ephe/4<br />

+ 75 r


154<br />

Vpden Voys verIubileert hu nv ghy venus Ionghen<br />

Inne desen Lustelicken Tydt /<br />

Louet ghy hemelen / nv god den heere<br />

10 Louet hem alle zyn inghelen zaen<br />

Louet hem mensschen / oock dancbarich zeere<br />

vvant hy hu bermherticheyt heeft ghedaen<br />

Christus ghenaedich bermhertich goederthiere<br />

huut grooter Liefden tonswaert duerstraelt<br />

15 als broodt des leuens / tonser blyder chiere<br />

huuten hooghen hemel / es hy ghedaelt<br />

Eer hy vertrack tzynen hemelschen vadre<br />

onslieden hy een ghedynckenesse schanck<br />

als tleuen der weerelt / en voor ons allegadre<br />

20 zyn vleesch voor spyse / zyn bloedt voor dranck<br />

25<br />

Voor onslieden teender offerhande<br />

hem zeluen hy ouerghegheuen heeft<br />

zyn vleesch en bloedt / Laet hy ons te pande<br />

Twelck hy ons In tsacrament gheel gheeft<br />

Zo vvie dat nutten zal zonder sneuen +*<br />

alsoot die heere wil laeten gheschien<br />

die zal ghewinnen dat eeuwich Leuen<br />

ende hy / en zal de doodt niet zien<br />

Onse voorvaders hebben manna gheEten<br />

30 twelcke was maer een figuerlick schyn<br />

hoe ouervloedich hemlieden twas ghemeten<br />

Al te zamen zy ghestoruen zyn /<br />

+ Maer zo wie nutten zal Christus lichaeme<br />

zynde waerachtich int Sacrament<br />

zoo hy hyngh / an tcruce Tonser vraeme<br />

het eeuwich leuen blyft in hem gheprent<br />

5 Lof zy dan thooghe misterie schoone<br />

daer christus Rust in vleesch ende bloedt<br />

verleent ons gratie / god in persoone<br />

voor wien hemelsch eerdsch helsche bughen moet /<br />

* Onleesbaar woord (‘sneuen’?) in andere (zeer zwarte) inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ ...<br />

+ 75 v


155<br />

Tvveede liedeken<br />

Cantate domino Canticum nouum<br />

Dauid x c v. e Psalme /<br />

Vpden Voys<br />

Fernandus wys van zinne<br />

gods gracie wil hem me<br />

Ofte<br />

Prinche de grand puissance<br />

Noble ducg de bourbon /<br />

Den Heere met een Beminnen<br />

zynght nv een nieuwe Liedt<br />

20 ons es ter weerelt Binnen<br />

zyn gratie gheschiet<br />

Al wat leeft vpder eerden<br />

zynght doch met weerdicheyt<br />

hoe christus hooghst van weerden<br />

25 Es onse Rechtueerdicheyt<br />

Dien Christum zynght Bequame<br />

ende oock ghebenedydt<br />

zyn helighe zoete name<br />

Becondicht talder tydt<br />

+<br />

zyn groote zaelichede<br />

gheIont zonder ons Cost<br />

en daer de weerelt mede<br />

gheheel by es verlost<br />

5 Oock die heydenssche bende<br />

dese vertellynghe doet<br />

en tot des weerelts hende<br />

maect alle volcken vroet<br />

zyn wonderen hooghghepresen<br />

10 en zyn gheboorte Claer<br />

hoe naer de doodt verResen<br />

vpgheclommen der naer<br />

Want groot es onsen heere<br />

en pryselick es hy ziet<br />

15 oock vreeselick es hy zeere<br />

al die hem vreesen niet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 78 r


Tsvolcx goden gheel onmachtich<br />

vyanden / zyn zaen gheslaect<br />

maer god den heere crachtich<br />

20 heeft dhemelen ghemaect /<br />

Tlof goddelick betooghen<br />

zal hem eeuvvich by zyn<br />

schoonheyt es in zyn ooghen<br />

claer als des hemels schyn<br />

25 zyn helicheyt int ghedueren<br />

en grootte miltheyt vry<br />

zal blyfuen tallen hueren<br />

zyn helichdom gheel by<br />

Ghy dan des volcx gheslachten<br />

30 duer zyn groote weldaet *<br />

wilt vpden heere achten<br />

brynght hem duecht / en gheen quaet<br />

zyn glorie wilt verstercken<br />

met duechden ommeRynght<br />

35 ende met goede wercken<br />

zyn name Eere brynght /<br />

Oetmoedich neimt offerande /<br />

Comt in tsheeren voorhof /<br />

+<br />

Anbidt hem goederhande<br />

biedt hem dancbarich lof<br />

Want alle eerdsche Rycken<br />

hoe Iuechdich int saeysoen<br />

5 beroert moeten zy wycken<br />

om dancbaerhede doen /<br />

Beroert van zyn Aenzichte<br />

word hy die zoo niet passeert<br />

den heydenen zeght Lichte<br />

10 dat hy heeft gheRengneert<br />

en tsvyands cracht benomen<br />

heeft an des Crucen hout<br />

dus wild ons dheere vromen<br />

huut liefden menichfout<br />

15 Vast wildhy eerdeRyck maecken<br />

met zyn euangelys Iuvveel<br />

dat gheen beroer zal smaecken<br />

156<br />

* Oorspronkelijk ‘mesdaet’; ‘mes’ geschrapt, ‘wel’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 78 v


van tRechte ghelooue gheel<br />

Twelck blyfuen zal by manieren<br />

20 tot de weerelt word doodt<br />

tvolck zal hy dan Iugieren<br />

in zyn Rechtueerde groot<br />

Die hemelen moeten verblyden<br />

de eerde zy verhueght<br />

25 de zee / An allen zyden<br />

die Ruussche huere Iuecht<br />

de velden groene Lustich<br />

end al wat daer vp es<br />

verblydt hu oock gheRustich<br />

30 Cleen crudeken en Cypres<br />

De buschboomen ghemeene<br />

die onghehouffent staen<br />

van tsheeren aenschyn Reene<br />

zullen oock vruecht ontfaen<br />

35 Om dat hy es ghecommen<br />

hy die dit eerdsche dal<br />

niet om ghelts groote sommen<br />

valsschelick oordeelen zal<br />

+ Oordeelen tsweerelts Ronde<br />

zal hy Rechtueerdich snel<br />

en gheuen oock tdier stonde<br />

zoo hy verdient heeft wel<br />

5 huutnemer van persoonen<br />

en was hy noyndt gheseyt<br />

maer zyn volck zal hy loonen<br />

naer zyn warachticheyt<br />

Gloria patri<br />

10 Glorye zy den vadre<br />

De zuene oock gheEert<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

een god eeuvvich vermeert<br />

Die zult zoo eeuvvich leuen<br />

15 zoo ghy zyt blyft en waert<br />

hemelsche / eerdsche beuen<br />

voor hu en dhelsschen Aert<br />

157<br />

Derde Liedeken<br />

Verba mea auribus percipe<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 79 r


158<br />

Dauids vyfste psalme /<br />

Vpden Voys ick ghynck ghister avendt<br />

zo heymelick eennen ghanck /<br />

Heere met huwen ooren<br />

myn woorden tdeser tydt<br />

25 verneimt zonder verstooren<br />

die inden hemel zyt<br />

verstaet oock myn Roupen zonder Respyt<br />

acht myn ghebeds oorbooren<br />

Myn god conynck ghebenedydt /<br />

+ Want tot hu met betrauwen<br />

zal ick bidden / en tsmoorghens snel<br />

myn stemmens groot benauwen<br />

zult ghy verhooren wel<br />

5 en tsmoorghens zal ick in hu beuel<br />

vast bystaen en anschauvven<br />

In hu diensten gheenssins Rebel<br />

Want gheen god zult ghy blycken<br />

wien dat boosheyt behaeght<br />

10 met hu zullen instrycken<br />

gheen mensschen quaet belaeght<br />

noch gheen onRechtueerdeghe hoe ghebaeght<br />

maer voor hu ooren wycken<br />

Als van hu zynde verIaeght<br />

15 Ghy haet die quaetheyt wercken<br />

En blyfuen gheduerich der by<br />

lueghensprekers int mercken<br />

Al * die verdoen zult ghy<br />

// die heere zal oock verachten vry<br />

20 die hem bloedghierich stercken<br />

ende wie bedrieghelick zy<br />

Maer ick duer hu ghenaede<br />

Ick zal in hu huus ghaen<br />

end oock vrouch ende spaede<br />

25 tot hu helighen tempele zaen<br />

en daer huwer vreesen gheel onderdaen<br />

Anroupen tmynen Raede<br />

om gracie mueghen ontfaen<br />

In hu gheRechtichede<br />

30 Leed my fraey ende fyn<br />

* ‘Al’: oorspronkelijk ‘al’; ‘A’ op ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 79 v


159<br />

heer god dat es myn Bede<br />

om die myn vyanden zyn<br />

Schict recht huwen wech / voor myn aenschyn<br />

end ick zal telcker stede<br />

35 Gheerne schuwen tquaet zondich venyn /<br />

+ Want ziet waerheyt Negheene<br />

en es In huerder mondt<br />

oock ydel end OnReene<br />

es huerder herten grondt<br />

5 Als een graf vul stancx end onghezondt<br />

huer keelgat es ghemeene<br />

dwelck tot lueghens oyndt open stondt<br />

Bedroch met huer quae tonghen<br />

zo deden zy metter spoet<br />

10 dies oude metten Ionghen<br />

oordeeltse zoot hu dynct goet<br />

vp dat zy dan mueghen wesen vroedt<br />

heer god alsoo bespronghen<br />

dat ghij oock Rechtueerdicheyt doet /<br />

15 Laetse vallen al tsaemen<br />

end al huer ghepeynsen zyn niet<br />

om huerder boosheyts blaemen<br />

huutworptse / zoo ghy ghebiedt<br />

vvant toornicheyt esser by hu gheschiet<br />

20 end hu woordt buten tbetamen<br />

versmaedde / dit wanckel Riedt<br />

Laetse verblyden heere<br />

doch die in hu hopen al<br />

inder eeuwicheyt zeere<br />

25 zullen maecken een vroylick gheschal<br />

ende / ghy zult in zulcx ghetal<br />

wel wuenen / En wie keere<br />

oock thuwaerts / huut eerdsche dal<br />

Dan zulzy gloryeren<br />

30 die hebben hu naeme bemint<br />

ghebenedydt Croneren<br />

zult ghyse diet al vervvint<br />

heer god die Rechtueerdelick zyn ghezint<br />

zullen dus Tryumpheren<br />

35 Daer nemmermeer vruecht en dint /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 80 r


160<br />

+ Heer god goet en Rechtueerdich<br />

ghy hebt ons Reyn gheCroont<br />

als metter schilt Eervveerdich<br />

van huwer goe wille verschoont<br />

5 maer huut ons Rechtueerden zoo niet gheloont<br />

vvant ghij kendt mensschen eerdich<br />

Cranck broosschelick ghepersoont<br />

Gloria patri<br />

Glorye zy den vadre<br />

10 zyn eeghin zuene der naer<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

drie / maer een god dats claer<br />

Alsoo die was int beghin voorwaer<br />

blyft hy / als gheen ghenadre<br />

15 Eeuvvich eeuvvich int hemelsch verghaer /<br />

Vierde Liedeken<br />

Vpden Voys De lustelicke mey<br />

met zijnen blaeden vey<br />

Alle tonghen verblydt +<br />

20 looft en ghebenedydt<br />

Christum tleuende Brood<br />

die in een bequamen tydt<br />

daelde / om slaen den strydt<br />

en starf voor ons de doodt<br />

25 met zynen bloede Rood<br />

Lost hy ons / met gheen goud<br />

Lof Eere prys en danck +<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

zy Christus menichfout<br />

30 Ghy ons heer god / zyt ghoet<br />

die tordt onder de voet<br />

helle dood vyandt quaet<br />

gheReynicht duer hu bloedt /<br />

+<br />

zyn wy lammeken zoet<br />

in druck ons Toeverlaet<br />

O houcksteen daert al vp staet<br />

ons stercte en zaelicheyt<br />

5 Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

Zy christus magesteyt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 80 v<br />

+ A o 1539.<br />

+ Repeticie<br />

+ 81 r


Sluetel diet al ontsluut<br />

alleene hebt ghij gheduut<br />

10 de parsse / en nyemandt el<br />

thandghescrift hebt ghij huut<br />

ghedaen / en tsvyands buut<br />

ghenomen / goedt heerder snel<br />

Christe Emanuel<br />

15 ghy heere van Saboth<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

zy Christus ons heer god<br />

Met leden huutghestrect<br />

20 en Aermen huutgheRect<br />

heeft hy de doodt ontfaen<br />

int graf gheleyt ghedect<br />

en vander doodt vervvect<br />

es hy clouck vpghestaen<br />

25 ons boosheden huutghedaen<br />

heeft hy diet al gheneist<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

die vander doodt verReist<br />

30 Leeu van Iuda playsant<br />

verResen tryumphant<br />

hebt Erfghenaem ghemaect<br />

Al die hu gheloouen want<br />

een god van troost bystandt<br />

35 zyt ghy daer elck naer snaect /<br />

+<br />

O myn ziele doch nv smaect<br />

hoe zoete / dat twoord es<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

5 Zy tlam Christus expres<br />

Prinche<br />

Die eeuwich leeft<br />

danck hebt dat ghy ons schreift<br />

in tbouck des leuens ziet<br />

10 wynstock daert al an cleift<br />

den dursteghen ghij gheift<br />

te drynckene om Niet<br />

O groen hout / ick aerm broosch Riet<br />

Bid huwer heerschappie<br />

15 Lof eere prys en danck<br />

161<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 81 v


eeuwich zonder verghanck<br />

dancbaerich hu gheschie<br />

Schamel maegdekens<br />

Inde Ezelstraete<br />

162<br />

20 De knechtkens der scholen vanden boghaerde<br />

en dees meyskens zyn van ghelycken Aerde<br />

myn ionste ick thuerwaerts verbreeden // moet<br />

Ion ick datse me deelen van Alle tvergaerde<br />

end ouerghespaerde<br />

25 My dyncke zy hebben doch / gheen verscheeden // goedt<br />

Sint Iooshuus<br />

De ionghe fieltiens Comtmer ten vesel // ghaete<br />

Alsser onmanierlick slaepen en vechten<br />

zoo ick verstae int gasthuus ter ezelstraete<br />

30 dies ionner BerckRysekens / voor die qua knechten<br />

Om pertie berechten /<br />

+<br />

Roode Zusterkens Buten<br />

Der Ezelpoorte /<br />

Dese zusterkens ghenaemt de Anuncianiten<br />

zom heetense zusterkens vanden distelvyncken<br />

5 om datse Rood vp thooft te draghene hem quyten *<br />

zoo de distelvyncke doet / wil ick oock ghedyncken<br />

ick ionze Abstinentie / als de paters wel dryncken<br />

Maer ter eeren gods den vadre int hemelsche pleyn<br />

vp datter goede herten by worden ghesticht<br />

10 omtrent den hooghen outaer ion ick dit Refereyn<br />

duer tshelichs gheest gratie By my ghedicht<br />

niet nauwe ghezicht /<br />

Refereyn<br />

Assuerus machtich Conynck in tyden voorleden<br />

15 Een hooghe maeltydt te bereedene gheboodt<br />

in tderde Iaer zyns Rycx / huut allen plaetsen en steden<br />

tot een Liefzaemich teecken / des paeys en vreden<br />

veel princhen ende heeren / zynder minnelick ghenoodt<br />

Maer christus ghedaelt huut zyn tsvaders schoot<br />

20 als conynck der glorien / diet paeyselicxst verblydt<br />

* Oorspronkelijk ‘quycten’; ‘c’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

82 r


163<br />

heeft ons een avendmael bereed / Cleen ende groot<br />

Wanneer / voor den feestdach voor paesschen ghestelde tydt +<br />

verwinnende weerelt doodt / end onsen vyandt sterck +<br />

Voor ** dien dach / eer hy wilde leueren den strydt +<br />

25 voor dien dach / hy ghecroont wierd / dheere ghebenedydt<br />

ouer hemel eerde ende thelssche duuster perck<br />

voor dien dach tonsewaerts nemende ooghemerck<br />

dat den tresoor onser verlossynghe ghewillich zaen<br />

by zyn bermherteghe ghenaede Inder liefden werck<br />

30 met longinus tsRudders lanche wierdt openghedaen<br />

voor dien dach wildhy / elcken tzynder tafel ontfaen<br />

daert bereed was al betaelt blyft / met milden advyse<br />

ons schynckende byblyfuich / zonder eenich ofghaen<br />

Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse /<br />

+ In tderde iaer zijns Rycx / es dit avendmael gheschiet<br />

dats inder tydt zynder ghenaeden Ouervloedich<br />

int eerste Iaer Te wetene / niet voor de wet ziet<br />

noch in tvveetste Iaer / dats inne de wet / oock niet<br />

5 maer in tderde Iaer / als tiaer naer de wet stranck spoedich<br />

heeft hy zyn princhelicke mannen ghenoodt Liefmoedich<br />

dats zyn Liefue disciplen / nv elck gheloouende Reene<br />

Een hemelsch broodt bereedt daer / der zielen voedich<br />

alle smaecke inhebbende voor elck end Eene<br />

10 diet gheloouende nutten sacramentalic ghemeene<br />

als christus vleesch ende bloedt zonder twyfels bezwaer<br />

die en zal wie hier leeft / in dit dal van weene<br />

de doodt niet zien / inder eeuvvicheyt dats voorwaer<br />

keert keert dan Sunamyte keert keert volght christum naer<br />

15 keert vierwaerf van huwe vierderhande zonden<br />

van zonden des ghepeyns / der ydel spraecken onvruchtbaer<br />

van zondeghe wercken wilt den wortle huutgronden<br />

keert van huwe qua ghewoonten / oock tallen stonden<br />

comt dan tsheeren tafel / met dancbareghen bewyse<br />

20 by hu wordt daer thuwer verzaedicheyt vonden<br />

Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />

Assuerus maeltydt gheduerde zeuen daeghen<br />

Open hof houdende vry ghaen commen en keeren<br />

maer christus lief avendmael vul minlicx behaeghen<br />

25 daer wy toe ghenoodt zyn Comwy zonder versaeghen<br />

gheduert den tydt * ons leuens Int vruchtbaer vermeeren<br />

maer alle die daer commen zonder bruloft Cleeren<br />

dats met werckende liefde / niet Reynhertich becleedt<br />

** ‘Voor’ waarschijnlijk verbeterd uit ‘Vp’.<br />

* ‘t’ verbeterd uit ‘s’ (oorspronkelijk ‘tyds’).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

A<br />

+<br />

C<br />

+<br />

B<br />

+ 82 v


164<br />

die sluut huut zyn avendmael Christus heer der heeren<br />

30 en diet anhebben / voor die es zyn avendmael Bereedt<br />

Comt al die belaeden zyt hongherdurstich bezweet<br />

tzynder tafel zyn spys en dranck zal hu vermaecken<br />

hy es de blyde milde weert / die niet theesschene weet<br />

anders dan huut liefden themwaerts dancbaerich waecken<br />

35 tswynters zomers vyndtghyr vrucht vul alderhande smaecken<br />

gheneselicxste medichine voor alle die zyn Cranck<br />

Wie tzynen avendtmale comt / Zyn nooddurst zal slaecken /<br />

+<br />

tesser al wel ghecommen / doofue Crepel Blende Manck<br />

gheen huutnemer van persoonen / blyft hy eeuvvich lanck<br />

hy anziet alleene therte / hoe zulck tlichaem mespryse<br />

comt aerme van gheeste Tot die ons schynct en schanck<br />

5 Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />

Princhelicke<br />

Ghenoode tsheeren tafel Eersaeme<br />

Comt spyst hu weist verzaet van godlicke gherechten<br />

maer Comtter met hu bruloft cleedt Liefde by naeme<br />

10 comtter anders niet ghecleedt / Twelck niet betame<br />

als duerhackelt duersneden / grammoedich om vechten<br />

Comtter oock niet gheschuerlapt / als bytende knechten<br />

vul nydicheyts / ende Comtter oock niet onweerdich<br />

in zydin purpur ghecleedt vul hooghmoedeghe vrechten<br />

15 toeghemaect pompeuselick vpgheblaesen houeerdich<br />

vul ydel glorien / Peynst van slycke eerdich<br />

zyt ghemaect / en van moeder naect gheboren / hoe fierich<br />

Comtter niet om bloedt te doen sturtene zweerdich<br />

comtter gheenssins ghecleedt metten zacke grondghierich<br />

20 zom comtter in onReyne cleedren onmanierich<br />

gheenssins om tzuver schoon bruloft cleedt dynckende<br />

besmatert beplect ontheghent Mispelschierich<br />

dat zyn de ghuene vul onReynicheyt stynckende<br />

zom wilder ducht ick vvesen den keilct daer drynckende<br />

25 maer te traeghlick hem zulck derwaerts vpRyse<br />

dies es christus / voor die / dander liefghecleede schijnckende<br />

Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />

Aucteur<br />

Ende omme gheestelick den zin verhueghen<br />

30 Ion icxse drie gheestlicke Liedekens wel<br />

die zy zomtyts strydende zynghen mueghen<br />

Als tvleesch valt ieghens den gheest Rebel /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 83 r


165<br />

+<br />

Deerste Liedeken<br />

Ad te leuaui oculos meos<br />

Dauids .122. e psalme<br />

Vpden. Voys het daeghet huuten oosten<br />

het Lichtet ouer Al<br />

Thuvvaerts hief ick myn ooghen<br />

(tvleesch ieghens den gheest meest stuent)<br />

wilt my hu zaelichede tooghen<br />

ghij die inden hemele wuendt<br />

10 Ziet zoo met Neerstichede<br />

Al omme een goet gheschien<br />

die ooghen der dienstknechten mede<br />

vp dhanden huers meesters zien<br />

Soo oock neerstich Anschauvven<br />

15 die ooghen van een dienstwyf<br />

al vp die handen huerder vrauwen<br />

ghestadelick int beclyf<br />

Ons ooghen zoo ghestadich<br />

zien vpden heer onsen god<br />

20 Tot dat hy ons worde ghenadich<br />

die staen onder zyn ghebod<br />

Weist ons ghenaedich heere<br />

Onslieden ghenaedich zyt<br />

want met versmadenesse zeere<br />

25 zyn wy vervult tdeser Tydt<br />

Want onse ziele Claerlick<br />

es zeere vervult Certeyn<br />

end een verwyt nv openbaerlick<br />

gheworden int eerdsche pleyn<br />

30 Gloria patri<br />

Glorye zy den vader<br />

de zuene / den helighen gheest<br />

zoo die was / Es / en blyft Algader<br />

Gheel onverghanghelick meest /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

83 v


166<br />

+<br />

TWeede Liedeken<br />

Dauids .20. e psalme<br />

Vpden Voys Myn zinnekens zyn my onttoghen<br />

Om een die alder liefste myn<br />

5 Die Cuenyngh zal hem verhueghen<br />

O heere god in huwe cracht<br />

zeer vroylick zyn / naer tvermueghen<br />

van huwer zaelicheden macht<br />

Zyns hertsen weynsch ghegheuen<br />

10 hebt ghy hem heere ziet // hebt ghy hem heere ziet<br />

end onghetroost verdreuen<br />

in zyn Leuen<br />

van alle zyn begheerten niet<br />

Want zyt hem voorcommen schoone<br />

15 In ghebenedydijnghe zoet<br />

ghestelt vp zyn hooft een Croone<br />

van dierbare ghesteentten goet<br />

End hy heeft hu ghebeden<br />

om lanck Leuen der naer // om lanck leuen der naer<br />

20 ghy ghauet hem in vreden<br />

(tzynder steden)<br />

Tot inder eeuvvicheyt voorwaer /<br />

In huvve zaelichede<br />

zyn eere / die es groot daer by<br />

25 Lof en groote schoonheyt mede<br />

zult noch vp hem stellen ghij<br />

Eeuvvich zonder verpercken<br />

ghy hem ghebenedydt // ghy hem ghebenedydt<br />

duer hu aenschyns Anmercken<br />

30 (int verstercken)<br />

zal hy met vruechden zyn verblydt<br />

Die Conynck hoopt inden heere<br />

end inne die bermherticheyt Al<br />

des alder hooghsten zeere<br />

35 dies hy beroert niet wesen zal<br />

+<br />

hu handt moet zyn bevonden<br />

van al hu vyanden quaet // van al hu vyanden quaet<br />

hu Rechter handt tallen stonden<br />

(int duergronden)<br />

5 moet vynden huwe benyders Raedt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

84 r<br />

+ 84 v


167<br />

Ghy zultse zyn Regierich<br />

met eennen fellen grammen moet<br />

ende als een ouen vierich<br />

zal god verschricken dit ghebroedt<br />

10 ende tvier zalse verslynden<br />

huer vruchten van EerdeRyck / huer vruchten van eerdeRyck /<br />

en zullen zy niet vynden<br />

(hoe zy pynden)<br />

huer zaet bederfuen alle ghelyck /<br />

15 Wat quaet zy hu toekeerden<br />

en hebben verziert / een boose last<br />

Veel Raedts zy oock vermeerden<br />

maer mochten die niet maecken vast<br />

Dus heere naer hu behaeghen<br />

20 ghy zultse ter Rugghe zaen // ghy zultse ter Rugghe zaen /<br />

met hu ghewelt veriaeghen<br />

(tallen daeghen)<br />

ende benautheyt / doen ontfaen<br />

Ghy zult o heere spannen +<br />

25 hu stercke pesen in hu aenschijn<br />

zijnt vrauwen ofte Mannen<br />

in huwe cracht / gherecht vvilt zyn<br />

verheuen in hu duechden<br />

dan zullen zynghen vvy // dan zullen zynghen wy /<br />

30 ende Louen met vruechden<br />

(in ons iuechden)<br />

Al huwe crachten / oock der by<br />

Gloria patri<br />

Glorie zy Almachtich<br />

35 god vader zuen / end helighen gheest<br />

+<br />

Alsoo die was eendrachtich<br />

zonder beroerelicke tempeest<br />

Ende zal zoo eeuvvich blyfuen<br />

eeuvvich zonder verghanck // eeuvvich zonder verghanck /<br />

5 eeuwich eeuvvich beclyfuen<br />

int verstyfuen<br />

in eeuwicheden eeuvvich Lanck /<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys Zou wandtter huer haerkin met zydin<br />

metten landsknecht wilde zou Rydin'<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Secundum hebreos.<br />

+ 85 r


Iherusalem wilt screyen niet<br />

want ic com hu verlossen ziet<br />

ende beschermen mede<br />

dus dheere god tRoupen dede<br />

15 Voormaels eeuwich int beghin<br />

end huut een Liefmoedeghen zin<br />

zand hy nedervvaerts tonser vrame<br />

zyn helich woord Eersame<br />

Die eeuvvich ongheloghen // leeft<br />

20 de hemelen gheboghen // heeft<br />

ende neder heeft willen daelen<br />

Binnen dees eerdsche paelen<br />

In maria die zuuer maeght<br />

die god den heere heeft behaeght<br />

25 duer tshelichs gheest omghorden<br />

Es twoord daer vleesch gheworden<br />

Iesus zoo mensschelick ghezuent<br />

end heeft in onslieden ghewuent<br />

end hebben ghezien warachtich<br />

30 zyn glorye Eendrachtich<br />

Een glorye claerlick certeyn<br />

des eenighen gheboren Reyn<br />

vul gracelicker zeden<br />

ende vul warachticheden /<br />

+ Tsvaders woord es hy voorwaer<br />

ghetrauwe in zyn woorden claer<br />

ende tot ons verstercken<br />

helich in zyn ghewercken<br />

5 Een brudegom der Christenheyt<br />

een vreedzaem prinche es hy ghezeyt<br />

een eenich middelaer bleuen<br />

Onse wech Waerheyt en Leuen<br />

Een Conyngh een ghenaeden troon<br />

10 der drievuldicheyt een persoon<br />

Ons hope Tot allen stonden<br />

een schultoffer / onser zonden<br />

168<br />

Tlam gods twelck tsweerelts zonden ofdoet<br />

ons helicheyt en gherechtheyt goet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 85 v


15 stercke diet al can dwynghen<br />

Een heere alder dynghen<br />

Onse voorspraecke zo es hy<br />

eeuwelick zynen vader by<br />

ons milde spysenesse<br />

20 End ons verRysenesse<br />

Wilt screyen niet Iherusalem<br />

gheen ander god dan ick en bem<br />

Roupt hy tot adams weesen<br />

vvilt hem Liefmoedich vreesen<br />

25 Lof dies den heere toebehoort<br />

in een godsvruchtelick Accoordt<br />

Looft blydelick ghewuene<br />

den Leuende gods zuene<br />

Danct zynder moeder als ghegroet<br />

30 een peerle vul alder oetmoedt<br />

vvant duer huer vrucht ghepresen<br />

zyn wy alle ghenesen<br />

Lof vader zuene helich gheest<br />

een god drievuldich crachtich meest<br />

35 hemel eerde zal ontstyfuen<br />

maer ghij zult eeuvvich blyfuen /<br />

+ Die dit heeft gheComponeirt<br />

vleesch weerelt zonde hem tribuleirt<br />

veel hoorende Als de doofue<br />

heere god sterct zyn gheloofue<br />

Sint Wouburghen kercke<br />

169<br />

Aldaer zoo icker eens hadde bemerck // of<br />

Light myn grootheers ooms broeder Rechtzweer begrauen<br />

ter hendel kercduere Buten vp tkerckhof<br />

Ion ick datter wylent myn voorders ghauen<br />

10 Maer om de godsvruchteghe in christo gheminde<br />

te sterckene / die ter tafel des heeren<br />

Iaerlicx commen ghelooueghe ghezinde<br />

zo heb ick my willen Liefmoedelick keeren<br />

omme goede deuotie oock vermeeren<br />

15 Omtrent de plaetse daer zy Communiceren<br />

een Refereyn te schickene gode ter eeren<br />

vp dat zy daer inne mueghen contempleren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 86 r


Refereyn<br />

170<br />

Comt Roupt christus Comt kerstene ziele vercoren<br />

20 inden gheest erboren<br />

Ten zal my niet berauvven al heb ick ghezworen +<br />

dat elck hu zal beminnen zonder eenich ofghaen<br />

myn ghelycknesse /wil ick niet laeten verloren<br />

al hebt ghy oncuusscheyt / met hu boeleirders ghedaen +<br />

25 vvilt vaste staen<br />

keert vveder tot my / end ick zal hu ontfaen<br />

staet * vp / ghenaect vriendinne / ende comt myn schoone<br />

tooght my taenschijn / Laet luden hu stemme zaen +<br />

in myn ooren / want zy es zo zoete van soone<br />

30 Comt ick zal hu gheuen des leuens Croone<br />

+<br />

Liefmoedich my ghetrauvve vveist totter doodt<br />

zouct my en ghy zult leuen ten hooghsten troone +<br />

vvie tot my comt / en zal hebben gheen honghers noodt +<br />

betraut / verwonnen heb ick de weerelt groot +<br />

5 Lief volght duer myn Liefde / die eerst thuwaerts beghan<br />

Ick bem een lely inde dalen Comt Rust in myn schoot<br />

huut Liefden comt niet blood<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftcleedt An<br />

Lief ick bem hu beschermer / en groot loon warachtich +<br />

10 alder mueghentheyt machtich<br />

voor my buught hemel eerde / en dhelle hoe Crachtich +<br />

naer hu Rechtueerdich ghelooue zal ict verghelden +<br />

Esser zvvaerheyt verzucht / niet meer word icx ghedachtich<br />

behoudens lief ghy Reynhertich wilt tmywaerts helden<br />

15 verloochenen die hu quelden<br />

vvilict / wee die ieghens hueren maeckere schelden<br />

ick bem een groot vierich liefhebber vry niet cleene +<br />

Lief ick bem hu toevlucht Comt doch metten ghetelden +<br />

zonder my en es gheen god / Want bem god Alleene +<br />

20 god des paeys god der vreden / ouer al ghemeene +<br />

Comt ick nood hu myn lief / met myn doopsels gheprent<br />

die eens dood waert / end ouermids zonden in weene +<br />

heb hu leuendich in christo ghemaect Bekendt<br />

Comt myne naerghemaecte in myn bloedt vpghespent<br />

25 comt nut hemelssche spyse / vvilt ghy comt dan<br />

gheeft my hu herte ouer lief / Comt my omtrent<br />

ghedynckende myns avendmaels testament<br />

Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloftcleedt an<br />

Comt volght my huter herten / en bemint my met zinne +<br />

* Oorspronkelijk ‘staett’; laatste ‘t’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal cix o .<br />

+ iere/3.<br />

+ Canti 2 o .<br />

+<br />

86 v<br />

+<br />

Amos 6<br />

+<br />

Iohan .6.<br />

+ ioh 16<br />

+ genesi. 15<br />

+ philippen/2.<br />

+ 1 Regum 26<br />

+<br />

Exod / 34<br />

+<br />

Psal 45<br />

+<br />

Esai 45<br />

+<br />

2 corin .13.<br />

+ Ephe / 4<br />

+ Deute/13


171<br />

30 twordt thuwen ghewinne<br />

Ick die hu zo ouervloedelicke beminne<br />

dat ick quele van liefden / gheel thuwaerts voorwaer +<br />

zouct bethel niet / zouct my schoongheschepen vriendinne +<br />

die my volght wandelt in gheen duusterheyt daer<br />

35 comt ick nood hu openbaer +<br />

+ +<br />

vveist vulmaect voor my wandelt als speghel claer<br />

goeden Rechten wech zal ick hu leeren Certeyn +<br />

vvant ick bem de waerheyt tleuen en den * wech eenpaer +<br />

duer den welcken men bewandelt tlief hemelssche Pleyn<br />

5 Myn weghen zyn bermhertich ghenaedich en Reyn +<br />

Lief gheen mynder ghelycke Comt zonder draelen<br />

tmynder tafel zonder gheuen / zoorght niet lief greyn +<br />

want myn dierbaer bloedt heeft gheweist tbetaelen<br />

ghelooft niet alle gheesten / maer my zonder faelen<br />

10 ick bem voor hu / vvie esser die hu deeren can<br />

vreest niet wilt naer Babylonien neder daelen<br />

keert naer ierusalems paelen<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt an<br />

Doch Comt myne gheel Beminde Comt tesser al bereed<br />

15 huut voorzienegher Liefden heet<br />

maer comt Reynhertich met Liefden becleed<br />

deelachtich word ghy mynder Bermherticheden<br />

voor hu heb ick oetmoedich waterbloedich bezweet<br />

de parsse zonder hulpe Alleene ghetreden +<br />

20 voor hu zondeghe zeden<br />

Nv hebt ghy toeghanck tot die hemelssche steden +<br />

als in thuus myns vaders die glorieux Tryumpheert<br />

schepper hemel en der eerden / duer zyn woord vul vreden<br />

helich helich helich / eeuvvich / daer troonhouder domineert<br />

25 Comt vrylick het handschrift heb ick ghecasseert<br />

twelck Ieghens hu was ghescreuen wraeckghierich<br />

Paeys gheef ick hu Paeys laet ick hu gheconfirmeert +<br />

mynen helighen gheest blyf hu by Regierich<br />

Comt Comt godsvruchtelick verchiert manierich<br />

30 hebt hu inlandt / ghy voortyds in myn tsvaders Ban<br />

doe ghy vleesschelick wandeldet wulpsch mispelschierich<br />

blyft tmywaerts vierich<br />

Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloft cleedt an<br />

+ Princesselicke<br />

Beilde zo edel in Fatsoene<br />

hoort tmynen sermoene<br />

* ‘den’ verbeterd uit ‘dech’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Canti/2.<br />

+ Amos. 6.<br />

+<br />

iohan 8.<br />

+<br />

87 r<br />

+<br />

genesi 17<br />

+<br />

1 Regum 12<br />

+<br />

iohan 14<br />

+<br />

Psal .24.<br />

+ 1 parali .17.<br />

+ Esai 53.<br />

+ Ephe/3.<br />

+ Iohan 14<br />

+ 87 v


172<br />

vvat ick hu beloue / bem ick machtich te doene +<br />

5 In myn handen ziet zo heb ick hu ghescreuen<br />

die my bemint bewaer ick clouck als de Coene +<br />

Comt coopt wyn ende melck zonder zeluer gheuen +<br />

comt zonder beuen<br />

Comt stoutlick ick bem hu verlosser bleuen +<br />

10 naer hu durste my Eer ye beghinnen porden<br />

myn ghenoode / Vreest gheen quae bespieders int leuen<br />

Al tsaemen heb icxse onder voeten ghetorden<br />

helle doodt / Weerelt vleesch end al tzondich begorden<br />

lief tes al vuldaen dat vaste verzeker ick dy<br />

15 comt tmynen avendmaele wilt myn ghenoode worden +<br />

veel vermach ick niet onmueglic en es in my<br />

de wynter es gheleden Schoon gheminde comt by<br />

Ick bem de ghuene die thelssche serpent verwan<br />

god en menssche zynde ghelooft dit sterck vry<br />

20 vp dat ick by hu zy<br />

als my welghecommen ghy<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftCleedt An +<br />

Sint gillis kercke<br />

+<br />

Sint andries outaer//daer//ghecommen van myn voorders<br />

25 ken weet hoet myn naercommers hebben verbolghen<br />

tschynt dats een hoop aerbeyders / hem maecken toebehoorders<br />

nietmin scheedzyr of / myn deel laet * de kercke volghen<br />

Omtrent des helich sacraments Ciborie<br />

een gheestelick Refereyn ion ick aldaer<br />

30 Teender ghedynckenesse ende Memorie<br />

hoe Christus god ende menssche voorwaer<br />

Alle mensschen noodt tzynder tafele claer<br />

Elck schicker hem naer // end hem zeluen prouue<br />

Zyt sterck inden gheest / Tesser al thuwen behouue /<br />

Refereyn<br />

Comt Alle tsheeren tafel van Christo de ghenoode<br />

daer eten vanden Broode<br />

en dryncken huut des heeren keilct ghebenedydt<br />

5 Comt vroylick die mids zonden eens waert de ghedoodde<br />

nv leuendich ghemaect inden bequamen tydt<br />

christus heeft ons den wech gheel ghemaect bevrydt<br />

Comt alle wie ghy zyt<br />

ende wilt naer tsheeren tafel Recht nemen den ghanck<br />

10 hy es een milde gheuer Ouer al de weerelt wydt<br />

* Oorspronkelijk ‘laet ick’; ‘ick’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Roma 4<br />

+<br />

Esai 49<br />

+<br />

Esai 55.<br />

+ ioh 44<br />

+ iohan/19<br />

+ A o .1554.<br />

+<br />

88 r


173<br />

Comt paeyslick zonder nydt<br />

hoedanich ghepersoont Crepel Blende dooue manck<br />

den hemel es zyn stoel de eerde zyn voetbanck<br />

Comt alle mensschen Cranck<br />

15 tesser al by hem vuldaen / Zyn dood ghaf ons tleuen<br />

Comt Reynhertich tzynder tafel dryncken nieuwen dranck<br />

die hy mildelick schanck<br />

eer hy hem inder doodt wilde ouergheuen<br />

den Cyrograph gheschuert ieghens ons ghescreuen<br />

20 machtich ouer hemel eerde iesus christus ghenaemt<br />

hoogster dominatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Wie durst Roupt christus zelue Comme tot my<br />

25 en dryncke vranck en vry<br />

Comt alle die belaeden zyt mescomt hu yet /<br />

Ick bem tbrood des leuens hu gheel blyfuende by<br />

wie tot my comt / zal gheenssins hongheren Niet<br />

vvie in my ghelooft / zal nemmermeer dursten ziet<br />

30 hu themwaerts biedt<br />

zyn vleesch es die vpRechte spyse zoet<br />

wandelt vroom naer Ierusalem / huut babylon vliedt<br />

daer boosheyt gheschiet<br />

Comt Comt / Want vpRechten dranck / es zyn bloedt<br />

35 wie myn vleesch eit en myn bloedt drynct sprac christus goet<br />

word eeuwelick ghevoedt<br />

ende die blyft in my / end ick in hem warachtich<br />

+<br />

Comt dies tsheeren tafel vastgheloouende ghemoet<br />

tcleedt van liefden Andoet<br />

verzelschipt met hope en ghelooue eendrachtich<br />

zynder hoogher verdiensten word ghy mede deelachtich<br />

5 valt oetmoedich tzynder voeten / hem huwer zonden schaemt<br />

Ryst huut desperatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Een man een man hebben gheRoupen de propheten<br />

10 doet schriftuere weten<br />

en die heeft ghedreghen onser zonden lasten zwaer<br />

dats christus te zyn vaders Rechterhandt ghezeten<br />

eerst gheoffert voor ons zonden inder crucen outaer<br />

duer hem hebben wy den Rechten toeghanck openbaer<br />

15 beede in eenen gheest claer<br />

totten vadre god almachtich / dies wy vryheyt ontfaen<br />

vvant hy es duer zyn eeghin bloedt voorwaer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 88 v


174<br />

zonder ghespaer<br />

eens in dat helich helighe ingheghaen<br />

20 end * heeft een eeuweghe verlossynghe ghedaen<br />

Laets dies belyden zaen<br />

tot ghedachtenesse zyns hooghe testaments memorie<br />

eer wy tzynder tafel commen om zitten of staen<br />

doen dancbarich vermaen<br />

25 god zy ghelooft die ons heeft ghegheuen victorie<br />

duer Iesum christum / om mede bezitten zyn glorie<br />

als zyn meErfghenaemen Zoot heeft betaemt<br />

dies kersten generatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

30 duer tshelichs gheest gratie<br />

Laets princhelick hem louen met dancbareghe stemmen<br />

ons van zonden stremmen<br />

lof eere danck hem eeuvvich knyebughelick pleghen<br />

Comt en laet ons totten berch des heeren vpclemmen<br />

35 totten huse gods / end hy zal ons leeren zyn weghen<br />

+<br />

dat vvy in zyn toepaden zyn te wandlen gheneghen<br />

Liefue broeders bedeghen<br />

die totten Inghanck / in dat helighe des hemelssche stede<br />

duer zyn dierbaer bloedt hebben vryheyt vercreghen<br />

5 onsen doodvyandt versleghen<br />

ons god den vadre verzoent / en ghemaect onse vrede<br />

die ons ghetrocken heeft / huter macht der duusterhede<br />

end heeft onslieden mede<br />

in dat Rycke zyns liefue zuens ouerghestelt<br />

10 duer den welcken god de vader ons verlossynghe dede<br />

en met liefmoedegher zede<br />

onse zonden vergheuen / en zyn mebroeders ghetelt<br />

vvie hu dan totten babylonschen vleeschpot quelt<br />

dat ghy voedsel vander godloosen broodt daer naemt<br />

15 vliedt die telcker spatie<br />

Schict hu tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Makelaers Capelle<br />

Doude glasenveynsters waeren te verclaerene goet<br />

20 vvantse gheel doncker zyn van ouden tyden<br />

zo datmer tsdaeghs den dienst by keerslicht doet<br />

een dachuer ion icker toe naer myn ouerlyden<br />

* ‘end’: ‘d’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 89 r


Carmelitessen<br />

175<br />

Dese zusterkens al macht hemlieden verdrieten<br />

25 dat huer ghebuers zomtyds beroerlick schieten<br />

als zy zijnghen / of de mater doet haer sermoen<br />

Ion ick vp datse mochten te min verschieten<br />

ende der bussen Resonanche ghenieten<br />

huerlieder ooren te stoppene met vlaemsch Cotthoen<br />

30 maer betvoorts wil ick doen // daer ghedynckenesse<br />

met drie liedekens hemlieden Ionnen beschynckenesse /<br />

+<br />

Deerste Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Zo wie den keyser wilt dienen<br />

zal hebben drie maenden solt<br />

5 Ghedynct myn huutvercoren<br />

die kerstene name draeght<br />

hoe christus wierdt gheboren<br />

van maria die zuuer maeght<br />

// huer oetmoedt heeft god den heere behaeght<br />

10 zyn gramschap es van ons verIaeght<br />

dies tonser zalichede<br />

voortbrochtse paeys en vrede<br />

Den zondaers zaelich maecken<br />

dat wilde christus goet<br />

15 al onse onReyne zaecken<br />

ghewasschen heeft in zyn bloedt<br />

Als lam die tsweerelts zonden ofdoet<br />

hy allen mensschen bystandt spoet<br />

die vp hem vast betrauwen<br />

20 Toevlucht in ons benauwen<br />

Int hemelsch eerdsch omRynghen<br />

weet hy wat daer gheschiet<br />

wat wy wanen vulbrynghen<br />

zonder hem mueghwy / doen niet<br />

25 vvat duechdelicx te peynsene yet<br />

en hebwy huut ons zeluen ziet<br />

wy broosch zondeghe vaeten<br />

wie zou dan Christum laeten<br />

Met zyn bloedt ende wonden<br />

30 als alder dierbaerste iuweel<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

89 v


heeft christus onse zonden<br />

vp hem ghenomen gheheel<br />

bestoormt en ghebroken thelsche casteel<br />

de vaders ghebrocht in themelsch pryeel<br />

+<br />

daer wy oock al te zamen<br />

Zyn / zijne meErfghenamen<br />

Wildhyt doen tmoeste wesen<br />

want hem niet onmueghelick zy<br />

5 zyn ghenaede ghepresen<br />

die blyft ons eeuwelick by<br />

die dienlynghen waeren zyn worden vry<br />

en duer zyn verdiensten een toeghanck wy<br />

hebben nv allegadre<br />

10 Tzynen hemelsschen vadre<br />

Christus wild ons zoo vromen<br />

huut een Liefmoedich beghin<br />

Tsdoods cracht heeft hy benomen<br />

gheen strael en esser meer in<br />

15 dies mueghen belyden in onsen zin<br />

Christus es myn leuen / en steruen ghewin<br />

vvildhy ons dus verweeren<br />

Nyemandt en mach ons deeren<br />

176<br />

Een menssche wildhy worden<br />

20 met zyn bloedt heeft mensschen ghecocht<br />

helle / zonde / Weerelt vertorden<br />

heeft hy / ende tonderghebrocht<br />

Tverloren schaepken heeft hy ghezocht<br />

vp zyn schouders ghedreghen gheerne ghedocht<br />

25 end hoe zondich verlaeden<br />

Ghenomen in zyn ghenaeden<br />

Elck wil hem nv vernieuwen<br />

trect huut dyn zondich habyt<br />

van die quaet zaet huut zieuwen<br />

30 van dien hu wachtende zyt<br />

Loft danct den heere ghebenedydt<br />

keert themwaerts / ghy cryght gheteeckent Acquyt<br />

zo mildelick vergheuen<br />

van al hu zondich Leuen<br />

35 In christo onsen heere<br />

eenpaerlick vaste ghelooft<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 90 r


+ Al dhelssche crachten zeere<br />

heeft hy almachtich Berooft<br />

wy zyn zyn leden end hy ons hooft<br />

vliedt elcken die hu van hem verdooft<br />

5 want hoe gheveynsdelick scryfuen<br />

Gods woordt zal eeuvvich blyfuen<br />

Die dit liedeken stelde<br />

tot duechden was hy flau<br />

hoe hem de weerelt quelde<br />

10 vp christus was zyn betrau<br />

ooghemerck nemende ende Anschau<br />

wie oyndt van zonden hadde beRau<br />

hy wildese Mids * desen<br />

Niet meer ghedachtich vvesen<br />

177<br />

Tvveede Liedeken<br />

Dauids .32. e psalme Exultate iusti in Domino /<br />

Vpden Voys Tzoude een meysken ghaen om wyn<br />

Tsnavents inde mane<br />

Verhueghet inden heere hu<br />

20 ghy Rechtueerdeghe Coene<br />

vvant tbetaemt den vpRechten nv<br />

die Louynghe te doene<br />

End hem belydt // Ghebenedydt<br />

met haerpen Int openbaeren<br />

25 zynght hem een liedt // hem lofzanck biedt<br />

vpden Psaltere van thien snaeren<br />

Tsheeren woordt es Recht gheseyt<br />

zyn wercken zyn ghetrauwe<br />

hy bemindt bermherticheyt<br />

30 end oordeel oock zeer nauwe<br />

die eerde claer // es vul voorwaer<br />

zynder bermherticheyt Reene<br />

die hemelen zyn // duer zyn woord fyn<br />

vastghemaect alleene /<br />

+ Duer den gheest zijns monds ghedwee<br />

huer crachten oock voortquamen<br />

twater verghaerd hy inde zee<br />

als In een flassche tsamen<br />

* ‘Mids’: ‘M’ verbeterd uit ‘en’ of ‘an’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 90 v<br />

+ 91 r


5 die diepten snel // Besluut hy wel<br />

vreest hem dies hoogst van weerden<br />

wat Leuen voert // Tword al beroert<br />

voor hem hier vpder eerden<br />

Want hy sprack en tes gheschiet<br />

10 zoo hyt al heeft begrepen<br />

hy heeft gheboden / end huut Niet<br />

es alle dynck gheschepen<br />

Die heere goet // Te nieten doet<br />

Raedt der heydensscher zede<br />

15 oock hy versmaet // der mensschen Raedt<br />

end oock der princhen mede<br />

Maer tsheeren Raedt Reyn eeuvvich blyft<br />

en zyns herten ghedachten<br />

en voor tsweerelts beghin verstyft<br />

20 van gheslachte tot gheslachten<br />

zaelich voort an // es dat volck dan<br />

wien god es toeghezworen<br />

en wien dat hy // Eennen god zy<br />

Erfuachtich zoo vercoren<br />

25 Die heere neder heeft ghezien<br />

huut zyn hemelsschen troone<br />

kyndren der mensschen al mids dien<br />

Anzach hy in persoone<br />

end heeft ghestelt // in zyn bewelt<br />

30 elcx herten Int verstercken<br />

byzonderlick // Want wonderlick<br />

verstaet hy al huer wercken<br />

Een Conynck duer zyn groote macht<br />

zal niet behouden wesen<br />

35 noch duer zyn stercke vrome cracht<br />

een Ruese bouen desen<br />

end oock een peerdt // Bedrieglick deert /<br />

+<br />

dier vp betraut te zeere<br />

maer tonser noodt // zaelicheyt groot<br />

Comt ons van god den heere<br />

Ziet tsheeren ooghe die ziet certeyn<br />

5 vp die hem vreese tooghen<br />

en ziet oock vp die hopen Reyn<br />

vp zyn bermhertich ghedooghen<br />

vp dat hy waen // haer zielen zaen<br />

vander doodt mach bevryden<br />

178<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 91 v


10 en voedese voort // met zyn claer woordt<br />

Als zy den honghere lyden<br />

Ons ziele verbeydt den heere vast<br />

ons hulper oyndt ghebleuen<br />

dies zal ons herte zonder last<br />

15 in hem vroyelick Leuen<br />

end hopen dies // met een verkies<br />

in zyn helighe name<br />

hu goetheyts duecht // zend in ons Iuecht<br />

zo wy hopen bequame<br />

20 Glorie zy end eeuwich danck<br />

de vader tallen stonden<br />

Christum zyn zuene die ons schanck<br />

zyn doodt voor onse zonden<br />

dhelighen gheest // in dit forreest<br />

25 moet oock tsghelycx gheworden<br />

Alsoo die was // vp tzelue pas<br />

Eer ye beghinnen porden /<br />

179<br />

Derde liedeken<br />

Vpden Voys Margrietselinck esser zo huepsch een dier<br />

30 Ick zal hu verheffen tot alderst Tydt<br />

ghy die myn Conynck end heere zyt<br />

ghebenedydt<br />

End huwen name louen der naer<br />

nv end eeuwich zonder Respyt<br />

35 Zalick voorwaer /<br />

+ Daghelicx zal ick met grootter oedmoet<br />

ghedyncken de weldaeden die ghy my doet<br />

want dheere goet<br />

es pryselick ende zyn grootheyt ziet<br />

5 es nyemandt om begrypen vroedt<br />

hoe die gheschiet<br />

Tdeen gheslachte tot tdander certeyn<br />

die zullen prysen hu wercken Reyn<br />

int eerdsche pleyn<br />

10 belyden oock huwe macht zeer zaen<br />

die ghy ouer groot ende cleyn<br />

vvel hebt ghedaen<br />

Die mueghentheyt huwer heerlicheyt<br />

vertellen oock huwe wonderlicheyt<br />

15 en ghenaedicheyt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 92 r


zy zullen oock spreken dach ende nacht<br />

van huwer stercten grooticheyt<br />

end huwe macht<br />

180<br />

Zy zullen oock huutsprekende zyn<br />

20 tghedyncken der vele zoetheyt dyn<br />

en vroylick fyn<br />

verblyden Liefmoedich en maecken vruecht<br />

van hu Rechtueerde vp elck termyn<br />

die veel vermueght<br />

25 Want dheere ghenadich zo es hy<br />

ontfaermich Lancmoedich bermhertich der by<br />

en vriendelick vry<br />

Es hy allen mensschen int traenen dal<br />

vvant zyn ontfaermen bouen zy<br />

30 zyn wercken al<br />

Doch heere al huwer handen werck<br />

moeten hu dancken int eerdsche perck<br />

gheloofuelick sterck<br />

end hu helighen daer naer dan<br />

35 moeten hu Louen int bemerck<br />

zoo elck best Can<br />

+ Lof zal dies zynghen nv mynen mondt<br />

lof glorye hute myns hertsen grondt<br />

teeuwegher stondt<br />

en louen hem myn leefdaeghen lanck<br />

5 die voor veel mensschen was duerwondt<br />

Als menssche cranck<br />

Die voor ons smaecte die bitter doodt<br />

verzoenende Adams end onse noodt<br />

huut liefden groot<br />

10 Ten derden daeghe Reyn glorieux<br />

verRees hij zonder nederstoot<br />

victorieux<br />

Tonser Rechtueerdichede vailiant<br />

verRees hy laetende paeys int landt<br />

15 en brack den bandt<br />

daer wy zwaerzondich in waeren ghecnocht<br />

end heeft doodt weerelt en vyandt<br />

Tonderghebrocht<br />

Princelick heere des hemels bevanck<br />

20 lof glorye zy hu end eeuwich danck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 92 v


zonder verghanck<br />

vvilwy hu Louen oock zeere wel<br />

ghy die gheneest die waeren Cranck<br />

En nyemandt el<br />

Tsinte Claren<br />

181<br />

Daer ion ick twee bullen van ghezaegde Nuetelaers<br />

Om de siedgen te vermaeckene wiet berieuwen<br />

Ter eeren den dekene vanden Ruetelaers<br />

die zy Iaerlicx vpden kerstdach daer vernieuwen<br />

30 Maer ter plaetsen daer thelighe sacrament Rust<br />

vp datmer thoogh misterie zy ghedachtich<br />

huut een Liefmoedeghe ionsteghe Lust<br />

tnaervolghende Lof ionicker warachtich<br />

daer naer de zusterkens zyn verwachtich<br />

+<br />

drie gheestelicke liedekens om verblyden<br />

die zy tsaemen mueghen zynghen eendrachtich<br />

En tsheeren name der inne ghebenedyden<br />

Lof Vanden helighen<br />

Sacramente<br />

Lof broodt der inghelen / lof hemelssche spyse // vry<br />

lof helias coucxken van hoogher name // zoet<br />

lof hu wien eeuwich lof ToeRyse // by<br />

Lof zoeter dan huenich / hooghst van pryse // ghy<br />

10 Lof onslieden ghegheuen ter zielen vrame // goet<br />

Lof zuene des moeders maria Eersame // vroedt<br />

Lof vleesch lof bloedt / niet schynende dan brood // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

Lof die byder Aerck gheCompareirt // zyt<br />

15 Lof die zelue dit wondre / Eerst maeckende // maecte<br />

lof die van allen priesters gheconsacreirt // zyt<br />

Lof die onghemindert ende onghemineirt // zyt<br />

die in ons ooghen oyndt wonderlick daeckende // daecte<br />

wiens troostbaer gratie ons Annaeckende // naecte<br />

20 Lof die hem zeluen te nuttene gheboodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // niet<br />

Lof hu wien tmanna es figuere // ghelyckelick<br />

Lof die zyt des leuende waters fonteyne // Claer<br />

Lof voedsel die voedt de ziele puere // Ryckelick<br />

25 Lof die ontfynght mensschelicke natuere // blyckelick<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 93 r


182<br />

Lof god lof * menssche / dats vry niet cleyne ** // daer<br />

Lof zuuer Reynicheyt / noyndt nyemandt zo Reyne // naer<br />

Lof die ons thuwer tafel mildelick noodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

30 Lof Prinche<br />

Der hemelen Prinche der eerden // machtich<br />

Lof prinche die Conynclicke princhen Regiert // nv<br />

+<br />

Lof prinche / die prinslick camp wildet anveerden / crachtich<br />

Lof machtich prinche die wy zyn van weerden // Achtich<br />

Lof prinche wiens prinslicheyt dhemel verchiert // nv<br />

Lof prinche duer wien de kercke feestiert // nv<br />

5 Lof die der mensschen herten openbaer bloodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

Deerste liedeken<br />

Vpden Voys vander Buyssonnette<br />

Zynght. nieu lofzangh menschlick ghetal<br />

10 vvant ouer al<br />

int eerdsche dal<br />

god dheere Anziende ons Lyden daer<br />

hy zandt Liefvaderlick zoot heeft behoort<br />

zyn helich woordt<br />

15 twelck Rechtevoort<br />

Wierdt in maria vleesch en bloedt voorwaer<br />

Onse zaelichede die volgder naer<br />

zyn volck ghenas hy / en maecte ghezondt<br />

van al haer verderfuynghe zwaer<br />

20 hu louen wy Maria * Reyn zuver grondt<br />

Twoord hebt terstondt<br />

Gheconsenteert<br />

Maeght vruchtbaer die alle vrauwen passeert<br />

Inde schaeuwe tsdoods duusterheyt<br />

25 waeren gheleydt<br />

hebben verbeydt<br />

dit helich woord / gods zuene Eersame<br />

die van tzwaer verderuen ghenas<br />

daer doe vp tpas<br />

30 zyn volck in was<br />

* ‘lof’: ‘l’ verbeterd uit ‘g’.<br />

** ‘cleyne’ verbeterd uit ‘cleene’.<br />

* Na ‘Maria’ werd een half afgewerkte gevlekte hoofdletter ‘R’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 93 v


183<br />

iesus christus was twoord by Name<br />

god ende menssche in Lichame<br />

in hemel eerde zoo bequame gheen<br />

+<br />

onse verlosser tonser vrame<br />

hy die van beeden heeft ghemaect maer een<br />

In ons gheween<br />

die Roupt Altydt<br />

5 Comt al tot my die daer belaeden zyt<br />

Ghelyckervvys zoo voor veel grief<br />

moyses / tsvolcx Lief<br />

tserpent vphief<br />

inde woestine / was vpgheheuen<br />

10 Christus medichyn meester stout<br />

An tcrucen hout<br />

zeluer noch goud<br />

Const ons gheen ghenesynghe gheuen<br />

de wetbrief ieghens ons ghescreuen<br />

15 heeft hy gheweert / ende in sticx gheschuert<br />

helich woord Ons aduocaet bleuen<br />

dies zyn bermherticheyt eeuvvich gheduert<br />

ghewilleCuert<br />

heeft hy noch Bet *<br />

20 Ons los en vry ghemaect der strangher wet<br />

Van ghenesende Cruden ziet<br />

ne mocht ons yet<br />

ghenesen niet<br />

van ons doodwondich zwaer verderuen<br />

25 maer alleenlick in tsweerelts Pleyn<br />

hu woord gheel Reyn<br />

helich Certeyn<br />

deed ons ghenesynghe verweruen<br />

vp dat wy leefden quaemt ghy steruen<br />

30 als woord ghetrauwe zoo belouet vast<br />

met dyn bermherteghe Conseruen<br />

hebt gheel ghenesen onser qualen last<br />

want alsoo vvast<br />

in tsvaders zin<br />

35 voorzien / eer yet hadde beghin<br />

* ‘Bet’: ‘B’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 94 r


184<br />

+ Tsatanitich hoofdich serpent<br />

heeft hij gheschent<br />

onder omtrent<br />

zyn voeten / vertorden onmachtich<br />

5 Al zyn listich foortsich ghewelt<br />

neder ghevelt<br />

zyn Roof ontstelt<br />

Als conynck der gloryen crachtich<br />

O tsvaders helich woord warachtich<br />

10 die dhelssche poorten gheel in sticken braect<br />

ende dyns volcx zynde ghedachtich<br />

hebt ons tshemels erfgenamen ghemaect<br />

woord die oock spraect<br />

tot ons beschick<br />

15 Vreest niet / de weerelt verwonnen heb ick /<br />

Schoon maria lof ende danck<br />

hebt eeuwich danck<br />

duer tswoords ontfanck<br />

twelck in hu zand god hemelsch vadre<br />

20 en consenteerdet Reyn maeghet fyn<br />

de Liefste zyn<br />

vruchtbaer aenschyn<br />

hu looft hemel eerde Algadre<br />

Lof bouen lof / herte zin adre<br />

25 Biedt hu / Ter eeren van huwe vrucht<br />

voorspraeckich woord / zonden ontladre<br />

van elcken zondaere die Rauwich zucht<br />

lof zy gheplucht<br />

hu / en verclaerst<br />

30 die tsvaders woord hebt mensschelick ghebaerst<br />

Princhelick woord almachtich god<br />

der Iueden spot<br />

Wille / ghebod<br />

en macht / hebt ouer hemel eerde<br />

35 helich woord daert al vooren beift<br />

+<br />

watter begheift<br />

ghy blyft en leift<br />

Onse voorspraecke groot van weerde<br />

van doude vaders de begheerde<br />

5 Riepen / heer god zendt die ghy zenden zult<br />

Lydzaemich / tot dies // zyn volck deerde<br />

zendende / heeft zyne beloften vervult<br />

Betaelt ons schult<br />

dies louen meest<br />

10 God vader / zuene end helighen gheest<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 94 v<br />

+ 95 r


185<br />

Tvveede liedeken<br />

In te domine speraui<br />

Dauids lxx. e psalme<br />

Vpden Voys Als alle die crudekens spruten<br />

ende alle dynck verfraeyt<br />

Vp hu zo heb ick heere<br />

ghehoopt zoot wel betaemt<br />

Laet my te gheenen keere<br />

noch nemmermeer worden beschaemt<br />

20 duer hu Rechtueerdichede<br />

verlost my / end helpt my claer<br />

maect my oock zaelich mede<br />

hu ooren / Buught my bet naer<br />

Wilt my tot een god wesen<br />

25 end een beschermer ghepast<br />

maect my ghezondt mids desen<br />

In eenne plaetse vast<br />

myn vasticheyt Alleene<br />

zyt ghy ende toevlucht ziet<br />

30 want in dit dal van weene<br />

zonder hu mueghwy doen Niet /<br />

+ Huut der handt der zondaeren<br />

verlost my god onbesmet<br />

huut donRechtueerdeghe schaeren<br />

en die doen Ieghens hu wet<br />

5 want myn lydzaemheyt Crachtich<br />

zyt heere ghebenedydt<br />

myn hope god Almachtich<br />

van mynder Ioncheyts tydt<br />

Ick bem in hu bequame<br />

10 vastghemaect naer hu werck<br />

van huut myn moeders Lichaeme<br />

zyt ghy myn beschermere sterck<br />

in hu es al myn zijnghen<br />

spyts alle verwonderlick schyn<br />

15 vvant in tsvyands omRynghen<br />

zult myne sterckhulper zyn<br />

Wilt mynen mondt vervullen<br />

met lof dat ick zijnghen mach<br />

dyn lof dies zynghen zullen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 95 v


20 hu grootheyt den gheelen dach<br />

verworpt my niet tdier stonde<br />

als ick bem oudt ghemaniert<br />

verlaet my niet ten gronde<br />

Als my myn cracht faelgiert /<br />

25 Want myn vyanden spraecken<br />

tot my gheveynsdelick quaet<br />

die naer myn ziele haecken<br />

die hebben ghenomen Raedt<br />

En zegghen thuerer baeten<br />

30 vervolght hem / en grypt hem vry<br />

god die heeft hem verlaeten<br />

vvant daer gheen verlosser zy<br />

Dies god claer moorghen sterre<br />

ziet tmywaerts my helpen wilt<br />

35 en zyt van my niet verre<br />

met huwen goetwilleghen schilt<br />

vp dat zy beschaemt worden<br />

die ieghens myn ziele staen<br />

dat oock mach zyn vertorden<br />

40 zulcx achterclappich vermaen /<br />

+ Met schimp en versmaethede<br />

moeten zy worden ouerdect<br />

die myn ongheluchede<br />

zoucken zeer nydich bevlect<br />

5 // maer ick zal altoos hopen<br />

gheel thuwaerts vp elck saeysoen<br />

en zal word icx ontslopen<br />

Altoos thuwen loue meer doen<br />

End hu groote Rechtueerde<br />

10 vercondighen zal myn mondt<br />

oock daghelicx vp deerde<br />

de zalicheyt / die ghij ons vondt<br />

// En want ick niet en kende<br />

wysheyt tot houeerdie<br />

15 tes Recht dat ick my wende<br />

en naer gods warachticheyt zie<br />

Heer god ick zal ghedyncken<br />

alleen hu Rechtueerdeghe duecht<br />

Leerynghe wildet schyncken<br />

20 my van mynder Ioncheyts Iuecht<br />

hu wondren Topenbaeren<br />

heer god dats myn advys<br />

186<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 96 r


als ick bem oudt van Iaeren<br />

verlaet my niet word ick grys<br />

25 Tot dat ick huwen aerme<br />

dyns euangelyen woordt<br />

binnen des weerelts baerme<br />

zal hebben Becondicht voort<br />

oock hu machticheyt Rycke<br />

30 end hu wercken hooghst vulbrocht<br />

god wie es huwer ghelycke<br />

Aldermachtichste best bezocht /<br />

Hoe veel drucx quaet vermeeren<br />

my hebt vertooght ongheslaect<br />

35 maer tmywaerts vvillende keeren<br />

hebt leuende my ghemaect<br />

huut dafgronden der eerden<br />

dats huter diepzondicheyt breed<br />

die myns verslynden begheerden<br />

40 hebt my Wederomme gheleed<br />

+ Vermenich fuldicht beseuen<br />

hebt ghij huwe mildicheyt groot<br />

tmywaerts ghekeert int Leuen<br />

hebt my vertroost ter noodt<br />

5 dies zal ick oock Belyden<br />

inden Psalmen hu waerheyt wel<br />

Lof zynghen tallen tyden<br />

helich god van israel<br />

Myn lippen zullen verhueghen<br />

10 als ick hu Lof zijnghen zal<br />

myn ziele naer tvermueghen<br />

zal maecken oock blyde gheschal<br />

myn ziele thuwaerts welfue<br />

doch heere Bid ick doet<br />

15 diese verlost hebt zelue<br />

Met hu Reyn dierbaer bloedt<br />

Oock zal myn tonghe vruechdich<br />

In een ghedyncken Reyn<br />

wel ouffenen goetiuechdich<br />

20 huwe Rechtueerde Certeyn<br />

// Als zy beschaemt zyn zullen<br />

en wederom worden beschaemt<br />

die zoucken myn verdullen<br />

met quaet dwelck niet betaemt /<br />

187<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 96 v


25 Glorye zy den vader<br />

zyn zuene al euen meest<br />

end euen ghelyck algader<br />

oock mede den helighen gheest<br />

Alsoo vanden beghinne<br />

30 die zelfste glorie was<br />

huut Liefmoedeghen zinne<br />

Christus ons allen ghenas<br />

188<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys het daghet huuten oosten // het lichtet ouer al<br />

35 Als ick anRoupen dede<br />

Liefzaemich heeft my verhoort<br />

die god van myn Rechtueerdichede<br />

ende trooste my Rechtevoort /<br />

+ Ghy mannen zwaer van zinnen<br />

vvaeromme eist hu gherief<br />

dat ghy wilt ydelheyt beminnen<br />

end hebben die Lueghene Lief<br />

5 Bekend hoe god den zijnen<br />

zeer wonderlick heeft ghewrocht<br />

hy hoort my tot alle termynen<br />

vvanneer ick hem hebbe ghezocht<br />

Wordt gram en schuwet tquaede<br />

10 van huwer herten vermaen<br />

end hebt berau vrouch ende spaede<br />

van dies ghij mocht hebben mesdaen<br />

Gheeft god hu offerhande<br />

der Rechtueerdicheden voorwaer<br />

15 ende wilt hopen met verstanden<br />

inne den heere der Naer<br />

Veel zynder die daer spreken<br />

wie zal ons tooghen dat goet<br />

dyn licht es ouer ons ontsteken<br />

20 dies blyde / maect mynen moet<br />

Zy zyn naer haerlyen lusten<br />

met alle ghelucke verzaet<br />

in hu O heere wil ick Rusten<br />

myn hope myn toeverlaet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 97 r


25 Want ghy my hier O heere<br />

hoe my de weerelt quelt<br />

in hope tallen keere<br />

Zonderlynghe hebt ghestelt<br />

Glorie moet dies wesen<br />

30 vader zuene helich gheest<br />

zo die was * / Es / en bouen desen<br />

Eeuvvich blyft ende meest<br />

Aucteur<br />

+<br />

189<br />

Noch peynsd ick de zusterkens te stofferene<br />

35 met een Refereynken Ionstich feestelick<br />

om tzelue huutsprekende te contemplerene<br />

in christo huerlieder brugomme gheestelick<br />

Refereyn<br />

O Lief myn zalichmaecker bermhertich ghenaedich<br />

In de wet der gratien hebt ghy my ghestelt<br />

wie mach my deeren lief / wie wordt myns beschaedich<br />

5 nyemandt / want al myn vyanden hebt ghy ghevelt<br />

lief ghestadelic bem ic hu omtrent ghetelt +<br />

Liefmoedich ghy my by * mynder Rechter hand vaet<br />

ghy leed my naer huwe Raed in dyn bewelt<br />

ende naermaels met eeren / my thuwaerts ontfaet<br />

10 O lief myns hertsen stercte Liefste toeverlaet<br />

als my myn cracht ofneemt Lief verlaet my niet +<br />

ghy zyt myn goed myn erfdeel daer therte vp staet<br />

huut die poorten des doods verheft ghy my ziet<br />

Lof ghij zyt myn licht ende zaelicheyt gheschiet<br />

15 voor wien zoud ick dan vreesen / end in tsweerelts breeden<br />

Ghy hebt my ghetraut Lief / vvie zal my scheeden<br />

Myn ghetrauste liefmoedichste Liefste eerzaemste<br />

myns leuens cracht voor wien zoud ick dan beuen +<br />

Ick zal hu beminnen myne stercte Bequaemste<br />

20 mynen steen myn bolwerck / myn verlosser int leuen<br />

myn liefste lief almachtich / myn vasticheyt bleuen<br />

myn schilt ende hoorne mynder zaelichede<br />

myn beschutsel / al verhieffe dies sterck beseuen<br />

eennen stryd ieghens my teenegher stede<br />

25 vp hu zal ick my verlaeten met vaster zede<br />

want van myns moeders lichame an / ghy zyt +<br />

mynen god / myn toeverlaet / doe ick tmynder vrede<br />

* ‘was’: ‘w’ verbeterd uit ‘es’.<br />

* Oorspronkelijk ‘by huw’; ‘huw’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

97 v<br />

+ Psal. 73<br />

+ Psal. 71.<br />

+ Psal. 27.<br />

+ Psal 22


190<br />

noch an myn moeders borstkens was / ick kendt ic lydt<br />

waer es alsulck een lief / ghelyck ghy ghebenedydt<br />

30 dus al wilden my dongodloose van hu Leeden<br />

Ghij hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />

Ghy zyt de bermhertichste myn liefste gheminde<br />

die bermherticheyt ouer veel duusentich doet<br />

ghy hebt die oyndt de crachten mer ziele ** verzinde<br />

35 myn onReynheyt ofghewasschen in hu Reyn bloedt<br />

by hu / es die fonteyne des leuens zoet<br />

ghy Regiert my / ende niet en zal my ghebreken<br />

voor hu es al myn begheertte Lief heere goet<br />

mynen god myn brudegom / my noyndt bezweken<br />

40 Cleene tydt hebt my verlaeten / maer ghetrauwe ghebleken /<br />

+<br />

met grooter bermherticheyt tot hu vergaedert my<br />

myn crancheyt ghedreghen Ick doodwondich versteken +<br />

al myn smetten vp hu oock ghenomen hebt ghy<br />

om myn mesdaeden wille / gheel duerwondt der by<br />

5 en doe ghy hu metter mensscheyt hebt willen becleeden<br />

Ghy hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />

Prinche<br />

Lief mynder gherechticheyt ghenadichste bekende +<br />

in huwen handen bem ghescreuen gheteeckent claer +<br />

10 ghy die toeverlaet zyt alder weerelts hende<br />

tes my goet dat ick my thuwaerts houde voorwaer<br />

wie zal my van hu sceeden dan / Nyemandt openbaer +<br />

tribulatie / Ancxst / naectheyt /noch hongher ter noodt<br />

peryckel noch zvveerd / want bem zeker der naer<br />

15 dat noch Inghel noch ouerheyt / noch leuen noch doodt<br />

Ieghenwoordich noch toecommende noch hoocheyt hoe groot<br />

noch diepte noch ander Creatuere bevonden<br />

mach my scheeden van hu Liefde / die huut tsvaders schoot<br />

hebt neder ghedaelt / en myn banden ontbonden<br />

20 My * hu Liefde ghezeghelt / met bloedighe wonden<br />

ende want my wildet tshemels Rycke Bereeden<br />

Ghy hebt my ghetraut lief / wie zal my scheeden /<br />

Zusterkens ter potterie<br />

Ter eeren gods moedre maria die maeght<br />

25 ion ick in onser vrauwe Cappelle ghescreuen<br />

Een lof van maria Wantter Ionste toedraeght<br />

** Na ‘ziele’ ‘Re’ geschrapt.<br />

* ‘My’: oorspronkelijk ‘met’ doorgehaald, ‘Mij’ in de marge.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

98 r<br />

+<br />

Esai 53.<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Esai 49.<br />

+ Roma /8


191<br />

de zusterkens wil ic oock te zynghene gheuen<br />

vp datter fantazie worde by verdreuen<br />

ion icxse / ende omme schuwen qua temptacien<br />

30 naer tlof gheestlicke Liedekens drie verheuen<br />

huuten Psalmen van dauid By contemplatien<br />

Lof van maria +<br />

Maria hu louelicxste lof ende weerde<br />

huwe vryheyt eeuvvich zeker verzekert zy<br />

35 die en mach vullouen hemel noch Eerde<br />

+<br />

Achlacen / wat lof mach dan commen huut my<br />

want zoo heeft hem god vernedert in dy<br />

Ia in dyn wysoetmoedich Reyn lichaeme claer<br />

dat hy ziet zonder menssche / gheen god en zy<br />

5 noch oock menssche warachtich zonder god voorwaer<br />

oock zo en es de godheyt / dats wel openbaer<br />

de mensscheyt voorwaer niet Te gheenen zinne<br />

noch de menscheyt / en es oock / verre noch naer<br />

die eeuweghe godheyt niet / hoement beghinne /<br />

10 duer dit hoogh wondre Maria vriendinne<br />

schoonlouelicxst thuwaerts ter causen van desen<br />

zegghen wy dancbaerich Reyn thuwen ghewinne<br />

Lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Want Iahel / Es god verwachtende gheseyt<br />

15 maria / die heeft god den heere verwacht<br />

in viereghe ghedochten der oetmoedicheyt<br />

welck leuen zou leedde / bouen menschlicke cracht<br />

doe gabryel als bode der goddelicker macht<br />

tot huer quam / maria was gheel verheuen<br />

20 buten haer zeluen vougsamelick gheschacht<br />

in tghemeenschap des goddelicheyts beseuen<br />

vvant zou vervult was / end es alsnoch ghebleuen<br />

der zoeter goddelicker Liefzaemichede<br />

willende huer zeluen dienstmaegdelic gheuen<br />

25 in die goddelicke wille / Bequaemste zede<br />

tes zoo ghebleken / Als zou tspreken dede<br />

naer hu woordt / moet my gheschiedende wesen<br />

dies wy hu bieden Alle gheslachten mede<br />

Lof Maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

30 Mynen gheest (wilde zou goetIonstelic spreken)<br />

in god mynen zaelichmaeckere verblydt<br />

huer schynckende vulmaectelick onbezweken<br />

in gods vreese Reynvoorzienelick talder tydt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

1544 Typre<br />

+ 98 v


192<br />

en offerde huer den heere Ghebenedydt<br />

35 tot alder dancbaericheyt wel bequame<br />

dies by iahel wel gheleken Ter weerelt wyt<br />

want als god verwachtende Es iahels name<br />

maria die steld huer verwachtich eersame<br />

vast gheloouich cloucmoedich ten dienste des heeren<br />

+<br />

in hem zo vele vyndende zoot betame<br />

gheen tydelicheyt mochter huer Afkeeren<br />

voorspoet / mocht gheen verheffen in huer vermeeren<br />

vvant hoe beghift / Es niet hooghmoedich gheResen<br />

5 die waert bewacht voor ieghenspoedich verzeeren<br />

Lof maria Als Iahel wysCrachtich ghepresen<br />

Maria. Als Iahel wyscrachtich Bekent<br />

den vyandt te cranckene wilde huer stellen<br />

vp dat hy gods volck niet zou commen omtrent<br />

10 zoo sisara den velthooftman dat wilde quellen<br />

Sisara mach gheseyt zyn in ons vertellen<br />

een huutsluter van ghenouchten / die quellynghe biedt<br />

hy de welcke die als vyandt vander hellen<br />

es by hulpe van maria Onderworpen ziet<br />

15 Alsoo dat Sisara kreegh by iahel verdriet<br />

die hem onder huere voeten gheleydt heeft zaen<br />

een goeden strydt maria es by hu gheschiet<br />

zoo iahel den gods volcke clouck heeft ghedaen<br />

Te Rechte mueght dies eeuwich wel lof ontfaen<br />

20 die dhuutsluter der ghenouchten / dus hebt verknesen<br />

dies segghick thuwer eeren moeder maegdelick graen<br />

Lof maria Als iahel Wyscrachtich ghepresen<br />

Lof die gratie hebt byden heere ghevonden<br />

ghy voortbrocht ons tleuen / wy die waeren doodt<br />

25 onder tsvyands gorreel By cause van zonden<br />

als Iahel hebt verlost ons nv huuter Noodt<br />

vvant van hu voorseyt was / zoot dheere ghebood<br />

dat inne die handen van eender vrauwe<br />

Sisara zou gheleuert zyn / hoe sterck of groot<br />

30 onder wien gods volck was in grooten Rauwe<br />

Iahel wierd ghebenedydt / in deerdsche Landauwe<br />

naer tverlossen des volcx huuter ieghenspoet<br />

tsghelycx men hu maria / met Rechter trauwe<br />

Bouen alle vrauwen ghebenedyden moet<br />

35 want duer iesum / vrucht van dyn maegdelick bloedt<br />

zyn wy tsaemen verlost / alsoo wy claer lesen<br />

dies zegghen wy te Rechte met Aue ghegroet<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 99 r


193<br />

+ Die eere van iherusalem zyt ghy Certeyn<br />

oock die blydschap van israel ende vruecht<br />

die heerlicheyt ons volcx int eerdsche pleyn<br />

vvant mannelick ghedaen hebt by huwer duecht<br />

5 hu herte ghesterct es / By goddelicker Iuecht<br />

als Iahel ghy thuwen besten goetdynckene<br />

vp datter wy al mochten by worden verhueght<br />

ghaeft iesum een flassche melcx te drijnckene<br />

dyn borstkens pynden hem voedsels te schynckene<br />

10 twelck zoch hu wel was huuten hemel verleent<br />

als hu zuens Ioncxste cracht / beghonste te blynckene<br />

Sisara tsvolcx vyandt die wiertter by vercleent<br />

vpder eerden es niet zulck een vrauwe neent<br />

dan ghy maria ontbyndende dhelssche pesen<br />

15 dies zegh ick noch schoonlouelicxst zoo therte meent<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Princhesselicke<br />

Iahel gods moeder marie<br />

huut dheyrCracht van sisara hielpt ons ghenesen<br />

20 dies zegh ick hu noch gheboghender knie<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Rondeel<br />

Aue Maria Weest ghegroet<br />

Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />

25 moederlicxste bruud / duer hu oetmoedt<br />

Aue Maria Weest ghegroet<br />

van hu Reynmaegdelicxste bloedt<br />

duer tshelichs gheest omRynghen // gods moeder zyt<br />

Aue maria vveest ghegroet<br />

30 Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />

[Minsaemeghe moedere ende maeght]<br />

M insaemeghe moedere ende maeght<br />

A ls my den vyandt comt bestryden<br />

R echte alsdanne myn vane draeght<br />

I n hu tvermueghen es tdien tyden<br />

35 A ls naest god / ons beste verblyden /<br />

+<br />

Eerste Liedeken<br />

Diligam te domine Psal. .17.<br />

Vpden Voys Alle myn ghenouchte solaes en Vruecht<br />

met al dat ghij vermuecht /<br />

5 Ghy heere God die myn sterckheyt zyt<br />

ick zal hu talder tydt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 99 v<br />

+<br />

100 r


heere god ghebenedydt<br />

Beminnen die zyt / myn vastichede<br />

myn toevlucht / en myn verlosser goet<br />

10 myn god myn hulpe vroedt<br />

in hu ick hopen moet<br />

Beschermer en myn ontfangher mede<br />

ick zal hu AnRoupen tot elcker stede<br />

met louelicker zede<br />

15 end ick zal<br />

hier in dit eerdsche dal<br />

van myn vyanden al<br />

worden verlost en wesen gheel vry<br />

vvant pynen des doods<br />

20 grootelicx die omvynghen My<br />

die was vul noods<br />

194<br />

Die beken der quaetheyt Rasch onghespaert<br />

die hebben my vervaert<br />

en my hebben bezwaert<br />

25 pynen der hellen bevanghen zeere<br />

de stricken des doods oock openbaer<br />

verRaschten my der naer<br />

om my te deeren daer<br />

in mynen druck anRiep ick an god den heere<br />

30 wien ick eeuvvich Lof vermeere<br />

en met snellen keere<br />

heeft hy verhoort<br />

myn stemme Rechtevoort<br />

en myn Roupens Accoord<br />

35 es voor hem commen vp dat termyn<br />

diet bem onweerdt<br />

maer dheere wil ontfaermich zyn<br />

die zyns begheerdt<br />

De eerde die beefde voor hem ick kendt /<br />

+<br />

zondich was zou ghespent<br />

der berghen fundament<br />

es veruaert en beroert altsamen<br />

Want vp zulcke zo was hy gram<br />

5 als hy zeer wel vernam<br />

die te hooghmoedich clam<br />

houeerdelicke buten tbetamen<br />

maer traenich ghebed met een beschamen<br />

als Roock thuerer vramen<br />

10 es upgheghaen<br />

in zyne gramschap zaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 100 v


end hebben dies ontfaen<br />

tvier van Liefden ontsteken breed<br />

dat gheel huut was<br />

15 en die colen ghesprooct zyn heet<br />

Tot Liefde ghenas<br />

195<br />

Hy buugde den hemel / end heeft ghedaelt<br />

huut Liefden onghefaelt<br />

gheel tonsewaerts ghestraelt<br />

20 en schemerynghe der helsscher Luchten<br />

die des mensschen claeren zin<br />

verduusterheyt brynght in<br />

heeft hy eer meer dan Min<br />

onder zyn voeten willen pluchten<br />

25 ende naer zyn verRysens vruchten<br />

Clam hy zonder duchten<br />

In themelssche pleyn<br />

bouen Cherubin Reyn<br />

end hij vloogh Certeyn<br />

30 zulckerwys als noyndt gheschiet<br />

zeer tryumphant<br />

hy heeft hem upgheheuen ziet<br />

Buten ons verstandt /<br />

Die duusterheden heeft hy versnelt<br />

35 hem Rondsomme ghestelt<br />

als eenne thente int velt<br />

zyn mensschelick anNemen const men niet schauwen<br />

zyn wolcken verghijnghen naer zyn beuel<br />

dats zyn apostels wel /<br />

+<br />

ghijnghen zonder ghequel<br />

Preken gods woord Mans ende vrauwen<br />

en vanden hemel in deerdsche Landauwen<br />

up dat wy hem betrauwen<br />

5 die eeuwelick Leeft<br />

dheere ghedondert heeft<br />

die neemt / en weder gheeft<br />

end hy schoot zyn pylen huut<br />

zeer scherp ghevoormt<br />

10 en der blexemen virtuut<br />

heeft ze bestoormt /<br />

Doe zachmen die waterfonteynen groot<br />

om blusschen onsen noodt<br />

ende die gronden blood<br />

15 des eerdeRycx / zyn oock ontdect bekeken<br />

end heere duer hu berespen stranck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 101 r


ghedaen den zondaers Cranck *<br />

duer veel sermoenen lanck<br />

es dit by hu gheschiet ghebleken<br />

20 by tsgheests ingheuen Reyn onbezweken<br />

van hu grammoedich spreken<br />

twelck dient ghevreest<br />

eer volght meerder Tempeest<br />

hier in tsweerelts forreest<br />

25 Maer heere in al wat ghy bedryft<br />

Castydt en slaet<br />

die heft ghy up / en vromelick styft<br />

in beteren staet<br />

196<br />

Dheere zand huut vanden hoogsten grond<br />

30 en haelde my terstond<br />

oock nam hy my ghezond<br />

huut veel wateren tdien saeysoene<br />

hy verloste my oock my / zyn tselfs werck<br />

van myn Vyanden sterck<br />

35 die met quaet ooghemerck<br />

pooghden benydicheyt my te doene<br />

Bouen my versterct zeer Coene<br />

waeren zy ongroene<br />

van duechden dan<br />

+<br />

en quamen / zoo elck can<br />

in myn benautheyt An<br />

// Maer dheere die was myn hulpe by<br />

ghedaen niet Noo<br />

5 ende int Rume gheleedt heeft my<br />

vvant wildet zoo /<br />

En zal my Loonen in zyn pryeel<br />

naer myn Rechtueerdich deel<br />

betaelen my gheheel<br />

10 naer die Reynicheyt van myn handen<br />

vvant ick hebbe zyn weghen licht<br />

zeer neerstich onghezvvicht<br />

bewaert / en niet ghesticht<br />

ongoddelicke / tot zynder schanden<br />

15 vvant zyn oordeelen in allen Landen<br />

Buten ons verstanden<br />

zyn voor myn Aenschyn<br />

ende Rechtueerde fyn<br />

van god den heere myn<br />

* ‘stran’ doorgehaald voor ‘Cranck’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 101 v


20 verworp ick van my nemmermeer<br />

hoe den vyandt termt<br />

end ick zal brooschzondich teer<br />

zyn wel beschermt<br />

En dheere die zal my verghelden noch<br />

25 naer myn Rechtueerden doch<br />

niet wel / naer myn bedroch<br />

maer naer / mynder handen Reynichede<br />

metten helighen / zytier omtrent<br />

zult helich zyn Bekent<br />

30 en met donnoosel gent<br />

zult zyn oock in onnooselhede<br />

met dhuutvercoren minsaemichede<br />

thuwer vroylichede<br />

vercoren oock wordt<br />

35 wie metten quaeden port<br />

quaet wordt hy oock begordt<br />

vvant zult die Oetmoedich // zyn<br />

doen zaelicheyt<br />

en die hoogh voorspoedich // zyn<br />

doen daelicheyt /<br />

197<br />

+<br />

Want ghy verlicht myn kersse daer<br />

Myn heere god voorwaer<br />

de duusterheyt maect claer<br />

mynder herten / verdoolde zaecken +<br />

5 Want met hu can ick den crysman verslaen<br />

en met myn god zal zaen<br />

over de mueren ghaen<br />

wiens wech mach gheen vlecke maecken<br />

met vier zyn onderzocht zyn huutspraecken<br />

10 oock es hy zonder slaecken<br />

beschermer ghepast<br />

die in hem hopen vast<br />

vvie heefter anders Last<br />

dan ghy heere wiens ghebod<br />

15 dient wel gheviert<br />

Want wie es god / zonder onsen god<br />

die ons Regiert /<br />

God heeft. my ommegord met cracht<br />

myn weghen / duer zyn macht<br />

20 gheel onbevlect gheacht<br />

Snel vulmaect hy oock myne voeten<br />

uppe die hoocheyt steld hij My<br />

myn handt Leert stryden hy<br />

als staelen boghe vry<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 102 r<br />

+ Naer thebre/


25 steld hy myn aerme / by goeder moeten<br />

ende hebt my tot een verzoeten<br />

beschermt willen groeten<br />

in zaelicheyts Rynck<br />

en my voor tboose dynck<br />

30 dyn Rechter handt ontfynck<br />

en tmynder Bekeerynghe<br />

noch bouen al<br />

heere god hu tselfs Leerynghe<br />

My Leeren zal<br />

198<br />

35 Myn voortghaen hebt huut Liefden heet<br />

gheel onder my verbreed<br />

myn voetsteppen ghereedt<br />

zyn niet gheweest / in crancheyt cleene<br />

myn vyanden worden van my bespiet /<br />

+<br />

ick zals angrypen ziet<br />

end ommekeeren niet<br />

tot zy ghebreken / en zyn in weene<br />

oock zal icxse breken ontwee ghemeene<br />

5 ende dan niet Eene<br />

zal hebben vruecht<br />

noch om te staene iuecht<br />

maer zullen gheel onthueght<br />

Onder myn voeten vallen plat<br />

10 gheel troosteloos<br />

dus zal icxse maecken mat<br />

vyanden boos<br />

Heere ghy hebt my ick kendt ick Lydt<br />

Reyn upgheschort altydt<br />

15 met stercte totten strydt<br />

ende my zyn onderworpen bleuen<br />

die hem ieghens my hebben ghezet<br />

maer hebt ghedaen noch bet<br />

myn vyanden Besmet<br />

20 hebt ghy my teender Rugghe ghegheuen<br />

en die my benyden hier in tleuen<br />

zyn verstroyt verdreuen<br />

dies Riepen zy schier<br />

meest totten heere hier<br />

25 maer in Alsulck dangier<br />

vvas gheen / diese Rechtevoort<br />

maecte ghezondt<br />

noch den voys was niet ghehoort<br />

van huerer mondt /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 102 v


30 Maer ghelyck tstof voor de wyndt<br />

in tsticken vlieght zoot schijnt<br />

zullen zy zyn ghePyndt<br />

ick zalse vernielen als slyck der straeten<br />

ghy zult my van vpsprekers quaet<br />

35 ende volck obstinaet<br />

verlossen van zulck zaet<br />

ende my tot een hooft der heydenen laeten<br />

Een volck (heere der hoogster staeten)<br />

dat ick ter Rechter maeten<br />

+<br />

Niet hebbe ghekendt<br />

heeft my ghedient omtrent<br />

end in zyn Regiment<br />

Int hooren der ooren myn<br />

5 ghehoorzaem wel<br />

heuet my gheweest zeer fyn<br />

Ende niet Rebel<br />

Maer vreimde kynderen int verghaer<br />

die hebben my dats claer<br />

10 gheloghen openbaer<br />

ende veroudert zyn zy bezweken<br />

zy ghijnghen oock in huer weghen manck<br />

myn god zy lof en danck<br />

die Leeft eeuwelick Lanck<br />

15 ghy myns zalicheyts god ghebleken<br />

moet zyn verheuen in dhooghste Reken<br />

ghy die my gheeft twreken<br />

en voor my waect<br />

en die tvolck ongheslaect<br />

20 my onderdaenich maect<br />

van myn toorneghe vyanden<br />

verlosser groot<br />

zyt ghy noch tot huerer schanden<br />

Tmynder noodt /<br />

199<br />

25 Verlossen my vanden quaeden man<br />

zult ghy als diet wel Can<br />

en my beschermen dan<br />

van de ghuene / die my besprynghen<br />

daer omme zal ick zonder gru<br />

30 heere god bedancken hu<br />

end in hu name nv<br />

Oetmoedich dancbarich een Psalme zynghen<br />

die groot maect zaelicheyts dynghen<br />

met zyn omRynghen<br />

35 alsoo ghemoet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 103 r


van zynen Conynck goet<br />

end oock ontfaermen doet /<br />

+<br />

An David zijnen ghezalfden knecht<br />

ontfaermicheyt<br />

oock zijnen zaede gheel vpRecht<br />

In deeuvvicheyt /<br />

200<br />

Tvveede psalmliedeken<br />

Laudate pueri dominum psal. 112.<br />

Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />

Moy qui suis belle /<br />

10 Kynderen looft den heere nv<br />

zoo dat betame<br />

vastegheloouich / zonder gru<br />

om louen voughen hu<br />

oock tsheeren name<br />

15 Tsheeren name ghebenedydt<br />

moet die oock wesen<br />

van nv tot eeuwegher tydt<br />

ouer de weerelt wydt<br />

als hooghst ghepresen<br />

20 Vander zonnen claer vpghanck<br />

tot Tnederkeeren<br />

pryselick es gheel eeuvvich lanck<br />

van onse mensschen Cranck<br />

de naeme des heeren<br />

25 Ouer al diemen heydenen heet<br />

es dheere verheuen<br />

ende zyn eere wydt ghespreedt<br />

bouen dhemelen breedt<br />

vvordt eeuvvich bleuen<br />

30 VVie esser ghelyck ons heer ons god<br />

die wuendt almachtich<br />

int hooghste bouen der inghelen vlot<br />

daer elck naer zyn ghebod<br />

hem dient Eendrachtich<br />

+ Hy Die hier beneden ziet<br />

hooghste van weerden<br />

vvat in dhemele gheschiet<br />

ende te min oock Niet<br />

5 gheel inder Eerden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 103 v<br />

+ 104 r


Die huut der eerden upRecht snel<br />

Die aerme zyn vonden<br />

ende verhooght * ze zeere wel<br />

hy / ende nyemandt el<br />

10 huut tdreck der zonden<br />

Vp dat hy hem laet wuenen / by<br />

den princhen Reene<br />

by den princhen / zyns volcx vry<br />

end een verwinder zy<br />

15 huut allen weene<br />

Die donvruchtbaere wuenen doet<br />

ten huuse Binnen<br />

dat zy een kynder moeder goet<br />

zy vroyelick ghemoet<br />

20 om duecht ghewinnen<br />

Glorie moet den vader zyn<br />

daer naer zyn zuene<br />

en dhelighen gheest / up elck termyn<br />

in eeuvvicheden fyn<br />

25 Eeuwich ghewuene /<br />

201<br />

Derde liedeken<br />

Ad dominum cum tribularer /<br />

Psal. 119.<br />

Vpden Voys En hebdy niet ghezien cornelis neue<br />

die ghisteravendt vyf grooten verdranck /<br />

Wanneer ick was in druck in Pijne<br />

Riep Ic tot god gheel Rechtevoort<br />

end heeft certeyn met blyden Aenschijne<br />

Myn drouuich claeghen wel verhoort /<br />

+ O Heere myn ziele wilt doch bevryden<br />

Al vanden boose Lippen quaet<br />

en van een tonghe Tot allen tyden<br />

die niet dan boosheyt / huut en slaet /<br />

5 Wat dynghe word hu ghegeuen heere<br />

van eender tonghe Talder stondt<br />

de ghuene die bedrieght doch zeere<br />

en die de ziele quetst ende wondt<br />

* ‘verhoogst’ doorgehaald; ‘verhooght’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 104 v


Ghemerct zou es als scherpe pylen<br />

10 van een de ghuene die doet ghewelt<br />

venynich vlieghende oock by wylen<br />

daer by de paeyselicke zyn ghequelt<br />

202<br />

Eylaes eylaes eylaes ick mach wel claeghen<br />

als ballynck myn herte / daer Ieghens stuent<br />

15 dat hier verlanght worden myn daeghen<br />

in cedars thenten zo heb ick ghewuendt<br />

By hemlieden zy die benyden vrede<br />

daer leefd ick zeere vreedzaemich by<br />

end als ick thuerliedervvaerts tspreken dede<br />

20 ziet zonder Cause bevochtenze my<br />

Glorye zo moet god den vader wesen<br />

end oock zyn zuene Christus bekent<br />

den helighen gheest tsghelycx / naer desen<br />

zoo die was / es / en blyft oock zonder hendt /<br />

Aucteur<br />

Hebbende den zusterkens dus ghestoffeert<br />

om zynghen ghemoueert<br />

was gheneghen omme fantazie ouerweluen<br />

niet dat icker mede was ghevexeert<br />

30 maer metter Weerelt ghetribuleert<br />

die onghecesseert // Genereert<br />

al meer passien dan twee elfuen<br />

meer altoos meest /<br />

// een liedeken ghemaect eens huter gheest<br />

35 daer naer te zynghene voor my zeluen /<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Myn zoete liefueken / heeft my begheuen<br />

Een anders boelken / es zou voorwaer<br />

5 O god anhoort myn zuchten en myn Caermen<br />

Alle myn ghebeentten zyn onghezondt<br />

duer huwen name wilt my ontfaermen<br />

vvant totter doodt toe bem ick duerwondt<br />

Scept een Reyn herte in mynen grondt<br />

10 stelt een bewaerynghe mynder mondt<br />

dat ick myn ziele / en doe gheen schaeden<br />

om brynghen inne der hellen gloedt<br />

O heere god / verlost ons vanden quaeden<br />

vvant hu bermherticheyt / es eeuvvich goet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

105 r


203<br />

15 Heere god mynder zaelicheyts heere<br />

Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent<br />

vvilt dat ick huwe Rechten leere<br />

en myn ooghen van ydelheden wendt<br />

heere laet hu goetheyt my commen omtrent<br />

20 ende my dyn helighen gheest inzendt<br />

eer my den vyandt en tvleesch verRaeden<br />

dat icker Ieghens zy clouck ghemoet // O heere god /<br />

Heere tooght ons huwe groote goethede<br />

end gheeft ons huwe zaelicheyt<br />

25 neemt wech dyns volcx mesdadichede<br />

en bedect haerlieder zonden zwaricheyt<br />

gheeft huwen knecht huwe sterckicheyt<br />

duer huwe groote Bermherticheyt<br />

Leert my bewandelen huwe paeden<br />

30 een teecken an my doch ten besten doet // O heere god /<br />

Die princhen veruolghen my zonder zaecke<br />

meer mynder vervolghers / zeer vele zyn<br />

heere verlost my daer ick naer haecke<br />

vanden mensschen onRecht my doende ghepyn<br />

35 zy commen onder een duechdelick schyn<br />

Looselick schietende huer venyn<br />

+<br />

gheerne zouden zy my verlaeden<br />

en my van hu worpen / gheel onder de voet // O heere god.<br />

Alle heydenen heere god Eersame<br />

Die ghy ghemaect hebt / huut liefden wel<br />

5 zullen tot hu commen / om eeren huwen name<br />

vvant ghy zo groot zyt ghenaedich snel<br />

die wonder doet duer hu woords beuel<br />

die alleene god zyt / en nyemandt el<br />

vergheeft ons / Onse groote mesdaeden<br />

10 duer tmildelick huutsturten van christus bloedt // O heere /<br />

Heere weert Tweedracht huut allen Landen<br />

ende paeys in onse daeghen gheeft<br />

der Conynghen herten / zyn in hu handen<br />

hemel ende eerde / oock voor hu beeft<br />

15 Bekeert den zondaere die noch sneeft<br />

schict dat hy naer huwe wille Leeft<br />

met huwer Rechter handt staet hem in staeden<br />

dat hy thuwaerts keere met Liefden vroet // O heere god /<br />

Heere Iesu christe van Nasareene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 105 v


204<br />

20 vvilt my dyn handwerck by hu ontfaen<br />

ick kenne / hu heb ick ghezondicht Alleene<br />

en voor huwen ooghen veel quaets ghedaen<br />

heere tot wien zoud ick anders ghaen<br />

dan thuwaerts vaste / betrauwende zaen<br />

25 die gheenen zondaere wilt versmaeden<br />

maer keert hy thuwaerts / zyn lyden verzoet // O heere /<br />

Princhelick god Almachtich god der goden<br />

Alle dat zondich es / van my weert<br />

dat ick onderhoude dyn liefue gheboden<br />

30 sterct my daer Inne / want ick begheert<br />

keert van my doch dyn Rechtueerdich zweerd<br />

daer ghy de goddeloose mede deert<br />

ende ontfanght my in huwe ghenaeden<br />

bouen al hu wercken een vloeyende vloedt // O heere /<br />

35 Glorie moet god den vadere wesen<br />

en zyn zuene Christus ghebenedydt<br />

dhelighen gheest oock / Persoonen drie ghepresen<br />

maer eennen god almachtich teeuwegher Tydt /<br />

+<br />

Eeuwich int hemelssche eeuvvich iolyt<br />

Rengnerende die hemel end eerde verblydt<br />

wiens Rycke blyft eeuvvich zonder verspaeden<br />

bermherticheyt ouer den zondaers doet<br />

5 O heere god verlost ons vanden Quaeden<br />

vvant hu Bermherticheyt es eeuvvich goet<br />

Schiplieden Cappelle<br />

Dese ghildebroeders schippers ion ick aduantaige<br />

zeylende naer Bruaige<br />

10 niet meer in te laedene dan huerlieder peyl<br />

alomme vry te zyne van Pylotaige<br />

end als zy ter zeewaerts in doen voyaige<br />

beschermt voor naufraige<br />

end altyds thebbens goet wynd int zeyl<br />

15 zo wordtter keyl deyl // den pennyngh veyl<br />

om wel tonderhoudene de ghestichten<br />

En ter cappelle zalmer te bet mueghen Lichten<br />

Capelleken up stuuenbergh<br />

In dit Capelleken ghesticht vp stuuenberghs houck<br />

20 neffens vierentwyntich Rentkens staende in een Reke<br />

Orlementen ghebreecker ende Messebouck<br />

zoude zondach tsmesdaeghs wel hebben bezouck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 106 r


205<br />

indien datter Certeynelick messe bleke<br />

ick dyncker veel noodzaecken an ghebreke<br />

25 wilder dhandt toe steken vanden dunen prelaet<br />

van zyn ouerschots dienst / drie messen de weke<br />

Twaslicht met corte Raet<br />

vvierde by den ghebuerkens / wel ghevonden Iaet<br />

Sinte cruuskercke<br />

30 Thelich Cruus capelle ter kercke tsinte cruus<br />

daer ick deel / Eens hadde an tkerchof<br />

+<br />

als Icker In de prochie wuende en lagh thuus<br />

gheef Ick Ionstelick dit simpel Clerck // lof<br />

Lof Vanden helighen Cruce<br />

Verre moet van my zyn zoud ick verblyden +<br />

5 dan In tcruce Iesu christi tot allen tyden<br />

in twelck al ons verlossynghe es gheschiet<br />

ons toevlucht in ons broosch Lichaemlick Lyden<br />

vroom standaert wien dhelssche legher ontziet<br />

dies hu tanbeden christe / en laeten wy niet<br />

10 vvant in hu helich cruce dat weerdich Iuweel<br />

zonder thebben onvuldaen ghelaeten yet<br />

hebt met hu bloedt verlost de weerelt gheheel<br />

voor teecken des Crucen groot of cleen deel<br />

de vyandt met al zyn foortsen vlucht<br />

15 dies segghick ter eeren dit troostbaer percheel<br />

Lof crucen boom. draeghende zaelichste vrucht<br />

Lof glorieux Cruce ons handstock bleuen<br />

hooghst bouen alle Cederhoutten verheuen<br />

Reyn vveerdich helich cruce ghebenedydt<br />

20 Christus an hu steruende / Creghen wy leuen<br />

in hu wierdt hy verwinder der vroomster stryd<br />

Want helle weerelt dood / hoet den vyandt spyt<br />

die heeft hy al onder de voeten ghetorden<br />

end hy onsteruelick heere der weerelt wydt<br />

25 ghewillich wildhy sterflick int cruce worden<br />

hy die was eer dat ye beghinnen porden<br />

ghaf an tcruce zynen gheest / tusschen hemel eerde lucht<br />

Dies mueghen wy te zegghene wel beghorden<br />

Lof crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />

30 Dies zyn meErfghenamen zyn wy bedeghen<br />

vvant christus heeft onse mesdaeden ghedreghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 106 v<br />

+ A o 1543.


206<br />

vp thoudt des crucen in zyn Lichaeme<br />

vp dat wy der zonde ghestoruen int pleghen<br />

der Rechtueerdicheyt zouden Leuen bequame /<br />

+<br />

Christus es voor onslieden zyn vader eersame<br />

onderdaenich gheworden oock totter doodt<br />

Iae totter doodt des crucen Tot onser vrame<br />

an twelck hy ontfynck zyn vyf wonden Roodt<br />

5 Cruussluetel die ons den hemel ontsloot<br />

helech cruce troostbaer leuen wie Crancklick zucht<br />

Lof bouen lof / Lof bouen prys / en tonser noodt<br />

Lof Crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />

Prinche<br />

10 Het teecken des Crucen Eerweerdich ghepresen<br />

dat zal openbaer inden hemel wesen<br />

als dheere de weerelt zal commen Iugieren<br />

Cruce bouen alle Crucen edelst huutghelesen<br />

boom bouen alle boomen van wat manieren<br />

15 Reyn zoetste cruce Bouen alle balsemieren<br />

verheuen vp Caluaryen gheel tonser spoet<br />

vruchtbaer cruce Twelck alle christene vieren<br />

daer christus an sturte zyn precieux bloedt<br />

niet alleene sturtte / maer een vloeyende vloedt<br />

20 heeft hij Ryfstroomich voor ons zonden gheplucht<br />

Tdeser causen cruce christi zyt minlick ghegroet<br />

en met grooter oetmoet // Lyd ick zonder ducht // Lof etc a<br />

[Omtrent de plaetse gode ter eeren]<br />

+<br />

Omtrent de plaetse gode ter eeren<br />

daer de parochyaenen ter tafel ons heeren<br />

25 deuotelick commen Ter paesschen hooghtydt<br />

ion ick een Refereyn / Om de simpele Leeren<br />

ende van mesbruuck afkeeren<br />

dat daer nyemandt mach commen in tzondich habyt<br />

maer Reden datter hem een yeghelick quyt<br />

30 om daer te commene met Reuerentie<br />

Dus elck wiet Lese / dat wel smaeckende zyt<br />

inden gheest verblydt<br />

int wel ouerLesen verstaetmen dintencie<br />

ende tsticx sententie<br />

35 Tmisterie te bouen ghaet mensschens scientie /<br />

Refereyn<br />

Christus alder mensschen troost / huut Liefmoedeghe aders<br />

ghedaelt huten schoot zyns hemelsche vaders<br />

tonser verlossynghe in dit dal van weene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 107 r<br />

+<br />

107 v


207<br />

5 es hy menssche gheworden aldaer / midsgaders<br />

datter toe andre bequame was gheene<br />

dan hij alleene<br />

end eer hy wilde Lyden voor ons tsamen ghemeene<br />

hilt zyn Avendmael met zyn Apostolen blyde<br />

10 My heeft hertlick verlanght / sprack hy tot groot en Cleene<br />

dit paeschlam met hu tetene / Eer dat ick Lyde<br />

vvelck avendmael in zekeren voorleden tyde<br />

figuerlick by het Paesschelam wordt gheleken<br />

twelck die Iueden aten / thuerlieder bevryde<br />

15 als zy waeren verlost huut Egypten ghebleken<br />

end oock als de heere ghetraulick onbezweken<br />

verlossen wilde de kynderen van israel<br />

van Pharaos macht / beual hy zonder eenich ghebreken<br />

dat zy zouden nemen / Een zuuer lammeken snel<br />

20 en dat eten ghebraeden Byden viere wel<br />

// By welcken israheliten verstaen wy / nyemandt el<br />

dan tsmensschelick gheslachte / in groot bezwaeren<br />

twelck onder den prinche der duusterheden fel<br />

ghevanghen hadde gheweest / meer dan vyf duust iaeren<br />

25 en by nyemandt verlosselic / maer huut dhemelssche schaeren<br />

vvas dheere god ghenaedich / als bermhertich ghewuene<br />

ende tonser verlossynghe Claer int openbaeren<br />

heeft ons tpaeschlam / ghezonden / dats zyn eeghin zuene<br />

die ons alleene quam lossen Was hy de ghuene<br />

30 medechyne en ghenesynghe van Adams<br />

doodzondich venyn<br />

Zalich zynse die ten avendmale des Lams +<br />

GheRoupen zyn<br />

Christus es dit Paeschlam vercocht tot schanden<br />

35 en gheleuert gheCoordt inder Ioden handen<br />

hebbende ghedaentte / noch ook schoonhede +<br />

ghesleghen ghesteken voortghetrocken met banden<br />

+<br />

Als een dalder verachtste end onweerdste mede<br />

naer Iuedsche zede<br />

ende was also veracht Tot elcker stede<br />

datmen taenschyn voor hem decte / wier leed voor by<br />

5 voorwaer / nochtans drough hij al onse Cranchede<br />

ende al onse smerten vp hem zo nam hy<br />

om ons mesdaeden wille / ghewondt was vry<br />

duersleghen scherp duergheesselt om onse zonden<br />

vp dat al te saemen vrede mochten hebben wy<br />

10 gheheel zyn wy ghenesen duer zyne wonden<br />

Als dolende schaepen / ghijnghen wy veel stonden<br />

een yeghelick zach vp zyn wech flau zeere<br />

maer ten Rechten weghe / By hem zyn ghevonden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Apo/19.<br />

+ Esai .53.<br />

+ 108 r


208<br />

vvant onse zonden wierp vp hem god den heere<br />

15 vp datter ons verlossynghe by vermeere<br />

// Ghestraft end ontEerdt zynde te gheenen keere<br />

zo en deedhij niet opene zynen mondt zoet<br />

maer ghelyck een Lammeken / tot onser leere<br />

dat totten slachbanck gheleed wesen moet<br />

20 en ghelyck als een schaep zachtmoedich goet<br />

dat voor zynen scheerdere es / stom beseuen<br />

ende dat zynen mondt niet opene en doet<br />

Liet christus dit Lammeken voor onslieden tleuen<br />

ons hem zeluen teender gheestelicker spyse ghegheuen<br />

25 waer in was bevonden niet stuerich niet grams<br />

vp gheen termyn.<br />

Zalich zynse die * ten avendtmale des Lams<br />

GheRoupen zyn<br />

Maer om gheestlick eten dit paeschlam daer<br />

30 duer liefden ghebraeden inder Crucen outaer<br />

tes Reden datter elck hem wel toe Bereede<br />

vvant in zyn avendmael / An een tafel voorwaer<br />

en van eennen broode By hem ghehelicht der naer<br />

Aten pieter ende Iudas wel alle beede<br />

35 aldaer int breede<br />

pieter tzijnen behoude / ende iudas tzynen Leede<br />

dies elck menssche hem prouue /es wel van noode /<br />

+<br />

dat hy niet onweerdich blycke / ende dan by bescheede<br />

dryncke vanden keilct / ende ete vanden Broode<br />

vvant wie onweerdich eit en drynct / als menssche snoode<br />

die eit en drynct hem zeluen / dat oordeel warachtich *<br />

5 vvie onweerdich tsheeren tafel comt / als zondeghe ghedoode<br />

es een verRaeder van tpaeschlam / gods zuene Almachtich<br />

en hoe meshaghelick dat hem zy blyct crachtich<br />

An oza / die an daercke wilde tastynghe maecken +<br />

daer tmanna in was / huut goe meenynghe bewachtich<br />

10 es terstondet nederzoncken / ende starf om dees zaecken<br />

dat hy tsnachts zyn huusvrauwe hadde willen ghenaecken<br />

Twelcke dauid ziende was bevreest tdier tydt<br />

de aercke nochtans met een Liefmoedich blaecken<br />

te brynghene / Binnen zynder wuensten bevrydt<br />

15 die dan Christum thelich paeschlam ghebenedydt<br />

tzynder tafel commen nutten onweerdich onbequame<br />

Och die mesdoen dan grootelicx gregorius belydt<br />

naer dat Oza ghenaecte / de aercke eersame<br />

zynde maer een figuere van Christus Lichaeme<br />

20 ende hy daer ter steden niet en ontquams<br />

* ‘d’ doorgehaald.<br />

* ‘alm’ doorgehaald, ‘wa’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 108 v<br />

+ .2.Regum.6.


209<br />

zonder plaeghe ghepyn<br />

Zalich zynse die ten avendmale des Lams<br />

gheRoupen zyn<br />

Prinche<br />

25 Was dauid dus bevreest dan bouen sommen<br />

dat hy daercke in zyn huus niet dorste laeten commen<br />

die nochtans duechdlic goet was int eerdsche pleyn<br />

vvant dheere van hem tzegghene wildhy Berommen<br />

ick heb een man ghevonden naer myn herte Certeyn<br />

30 Te meer dan wy kersten in zonden vuyl onReyn<br />

zullen vreesen tlichaem christi in ons mondt tontfaene<br />

Centurio oetmoedich sprack / heere zuver greyn<br />

niet vveerdich bem ick ghy myn huus in te ghaene<br />

Sint ian baptiste dalder helichste in wesen en ghedaene<br />

35 onder alle gheborene van vrauwen ziet<br />

hy vreesde ende dorste gheenssins te bestaene<br />

thooft christi te ghenaeckene / zoo eist gheschiet /<br />

+<br />

Niet min / al zyn wy zondaers Wanckelbaer als Riet<br />

schict hu altyds oetmoedich tsheeren avendtmale<br />

hebt ghy berau / naer tbelyden / en wanhoopt niet<br />

dat in hu ghebreict / zal christus vuldoen int principale<br />

5 vought hu tsaemen dan godsvruchtich * in tgenerale<br />

Christus zal hu tzynder tafel ontfaen In gratien<br />

met ghelooue / hope / Liefde / Comt naer zyn zale<br />

blyde welghecommen word ghy zoo telcker spatien<br />

vvant christus heeft verzoent de mesdadeghe natien<br />

10 tonser exaltacien<br />

Ia meer dan der mesdaen was / Certeyn hy nams<br />

vp hem zeer fyn<br />

Zalich zynse die ten Avendmale Des Lams<br />

GheRoupen zyn.<br />

Aucteur<br />

De coster om zyn kele ter note te dwynghene<br />

Als maertianiste dicwils verCoud<br />

Gheef Ick vanden Cruce dit Liedeken tzynghene<br />

Tword hem beter dan plomp onhebbelicke Cout<br />

20 vvil hyt niet hebben / zelve Ic houd<br />

Liedeken<br />

Vp den Voys Ons pandekens blyfuen altemet<br />

int Cabaret /<br />

* Vóór ‘godsvruchtich’ is ‘h’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 109 r


Verhuecht<br />

25 die Christen name draeghen<br />

Ter duecht<br />

vvilt dancbaerheyt ghewaghen<br />

// Ende zonder vertraghen<br />

veel daeghen<br />

30 zynghen daer by<br />

Lof Cruce Reyn<br />

waer vp certeyn<br />

Ons toevlucht zy<br />

+ Hoe stout<br />

Adam In thoudt mesdede<br />

In thout<br />

zo brochte christus vrede<br />

5 duer zyn ghenaedichede<br />

Waer mede // vvy wierden vry<br />

Lof cruce /<br />

Toevlucht<br />

in tcruce al hu Lyden<br />

10 goe vrucht<br />

dier ons in quam verblyden<br />

* vvilt die ghebenedyden<br />

bevryden // in hebber wy // Lof cruce /<br />

210<br />

Maect moet<br />

15 vvil hu den vyandt tseghen<br />

in tbloedt<br />

Christi zyn wy ghedweghen<br />

ons lasten tallen weghen<br />

ghedreghen // Voor hu en my // Lof Cruce //<br />

20 Zyn doodt<br />

die ghaf ons tsamen tleuen<br />

Ter noodt<br />

Onslieden by ghebleuen<br />

de wetbrief straf ghescreuen<br />

25 ghewreuen // in sticx heeft hij // Lof Cruce /<br />

Cruusdach<br />

vvy Liefmoedich Eeren<br />

elck mach //<br />

Ten cruce christi keeren<br />

30 en daer in Lyden Leeren<br />

vermeeren // ick ende ghy // Lof Cruce<br />

* ‘be’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 109 v


Capelle ter Calomne<br />

+<br />

211<br />

De buerse vanden waghenaers hier omtrent gheschiet<br />

zomtyds thierende daer als onghebende Coeyen<br />

35 zou tcappelleken int ces vallen / datmer toeziet<br />

zy zyn Rasch te Lere / dus om schuwen verdriet<br />

ionick daer te bewaerne Twee drie paer boeyen /<br />

Zusterkens tsint obrechts<br />

Deze zusterkens dicwils derfuende vleesch<br />

Lettel berent / met naeyen en zyde wynden<br />

vvinnense de costkens naer hueren heesch<br />

5 doch zen mueghen leuen niet by de Wynden<br />

dus wil icx my onderwynden // ionne ze gheel<br />

van gheCapt vleesch een groot onderdeel<br />

of de Cockinne waer een handeloose<br />

Tsmaect wel inde mond van zommeghe tandeloose<br />

10 Ende Liefuer dan danssen eenegherhande poose<br />

Ion icxse drie liedekens gheestelick ghezint<br />

die mueghen zy elck als vailiande Roose<br />

zynghen / verIaghen dat dvleesch bemint<br />

Deerste Liedeken<br />

Vp den Voys Die dit Liedeken dichte<br />

dat wasser een Ionghelynck /<br />

Verblydt hu inden heere<br />

ende wederomme verblydt<br />

zo wie dat themwaerts keere<br />

20 hy wordt hem bermhertich zeere<br />

Omme cryghen der zonden acquyt<br />

Nu onder de ghenaede<br />

zyn wy gheworden bet<br />

gheboren huut adams zaede<br />

25 Beschermt van allen quaede<br />

verlost van die stranghe wet<br />

Tscaepken dat was verloren<br />

heeft Christus In zyn behoed<br />

Paeys es ons toeghezworen<br />

30 vvy zyn tsamen erboren<br />

Ghezuvert Reyn In zyn bloed<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

110 r


Des oude wets figuere<br />

es ons nv openbaer<br />

gheopent / es ter Cuere<br />

35 deerste ghesloten duere<br />

dat duuster was / es gheel Claer /<br />

+ O god hemelssche vadre<br />

Alle dyngh huut liefden beghost<br />

Christus huut Liefden adre<br />

Veel * Mensschen teenegadre<br />

5 heeft met zynen bloede verlost<br />

212<br />

Tvveede Liedeken<br />

Vp den Voys Rycke van hauen // Vyndtmer vele<br />

Wy tsamen Adams vveesen<br />

hoe hoogh in eerdsche staeten<br />

10 onslieden es / vvilt niet vreesen<br />

gheboren / Tonser baeten<br />

// Een zalichmaecker crachtich<br />

voor onse schult de schat<br />

gheboren es hij waerachtich<br />

15 Christus / in dauids stadt /<br />

Daer zal eenne Roede<br />

huutghaen by Expresse<br />

sprack Esayas de vroede<br />

van die wortel iesse<br />

20 End een blomme zal upclemmen<br />

van huerer wortel zaen<br />

daer doude vaders stemmen<br />

of deden groot vermaen<br />

Den heleghen gheest des heeren<br />

25 zal Rusten op dees Blomme<br />

int hof daer wy verkeeren<br />

moet die zyn Wellecomme<br />

den gheest der wetenthede<br />

en des verstands gheel vry<br />

30 den gheest des stercheyts mede<br />

zalder vp Rusten by<br />

Huut tRoedeken Buugsame<br />

Teer gracelic ghepresen<br />

dats huut marie Bequame<br />

35 vvilde huutghaende vvesen<br />

huut des vvortels natuere<br />

* ‘Veel’ in de marge genoteerd in lichtere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 110 v


een blomme van Roken zoet<br />

dats Christus menssche puere<br />

van huer zuverste Bloedt /<br />

+ Christus zoot baerblycke<br />

ghewillich en manierich<br />

es huut zyn hemelrycke<br />

voortghecommen vierich<br />

5 zoo tblomken in deerdsche plecke<br />

Reyn huuter eerden spruut<br />

Als brudegom zonder vlecke<br />

Te zynder Cameren huut<br />

Christus Es de schoone<br />

10 Blomme alder duechden<br />

der Inghelen Crans en Croone<br />

gheen blomme zoo vul Iuechden<br />

van hem wildhy verhaelen<br />

Soo salomon vertelt<br />

15 Een Lelye inden daelen<br />

Bem Ick / en blomme int velt<br />

Een blomme vul van paeyse<br />

vul Liefuelicker Roken<br />

ten hemelsschen Palaeyse<br />

20 voor onslieden ontloken<br />

vviens Roke tallen fine<br />

god den vadre heeft behaeght<br />

als beste Medechine<br />

Die zyn gramschap verIaeght<br />

25 Dees blomme Die wy nomen<br />

Christus tallen stonden<br />

de Roke heeft Benomen<br />

den stanck ons alder zonden<br />

Als die vulgroeyt algadre<br />

30 en Rype was voorwaer<br />

gheoffert zynen vadre<br />

up der Crucen outaer<br />

Christus blomme vul weerden<br />

Tsvaders groot verlanghen<br />

35 die bloeyde inder Eerden<br />

als hy was ontfanghen<br />

van zyne moeder blyde<br />

213<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 111 r


om vpqueecken ghepooght<br />

Te zijns gheboortens tyde<br />

40 heeft huer vulmaect ghetooght /<br />

+ End als hij wilde steruen<br />

Int mensschelick beghorden<br />

als blomme tonser Erfuen<br />

es dorre / dan gheworden<br />

5 maer iuechdich in zyn verRysen<br />

heeft die wederghebloeyt<br />

die blomme christi prysen<br />

meest hu oetmoedich moeyt<br />

Alle kerstene Lieden<br />

10 tqua Cruudt tallen Cantten<br />

wilt huut dyn houeken wieden<br />

en daer dees blomme plantten<br />

vvant ten eerdschen bedelue<br />

vvat blomme daer Logiert<br />

15 dees blomme Christus zelue<br />

Gheel tkersten hof verchiert /<br />

214<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />

Moy / qui suis Belle /<br />

20 Die eerst zonder moedre gheboren es +<br />

Binnen tshemels wycke<br />

es nv zonder vadre / gheboren Expres<br />

in eerdeRycke<br />

Schriftuere auctentycke // Claer dit verclaerst<br />

25 maer van eender maeghet ghebaerst<br />

O buucxken Reyn // Begrypelicker zyt<br />

dan dhemels Certeyn // Puer vat ghebenedydt<br />

dies men hu belydt // Lof ende danck +<br />

gods melodie<br />

30 oock breedere / dan der elementen bevanck<br />

zyt ghy marie // Dies /<br />

Want dhemels ne mochten begrypen den keest<br />

noch eerdsche moten<br />

dat ghy duer twerck vanden helighen gheest<br />

35 goddelick beghoten<br />

Besloten // hebt in huwen buuck<br />

Maria vruchtbarich beluuck /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 111 v<br />

+ A o . 1529.<br />

+ // Reprinse


215<br />

+<br />

tsvaders bruudt // Tzuens moedre gent<br />

tshelichs gheest // end instrument<br />

// van mans zaet absent // al dit wrocht vry +<br />

Maria doe ghy // fyn<br />

5 spraect Ancilla domini<br />

Naer hu woordt moet my // zyn / Van mans /<br />

Dyn maegdelicke vruchtbaerheyt heeft gheoorcondt<br />

Rechts Aarons Roede<br />

die onghehouffent iuegdelick stondt<br />

10 ghy Reynste van Bloede<br />

Debora vroede // En salomons troon<br />

ons aduocatichste soon<br />

Moederlicxt van zoghe // oetmoedich ghevough<br />

Roe die den hertoghe // van moab slough<br />

15 // hoe zoud ick ghenough // nv bieden lof<br />

hu vruchtbareghe Cueren<br />

daer noyndt Leeraers vulscreuen of<br />

noch oock doctueren // hoe zoudick)<br />

Abigahel die dauids euelen moet<br />

20 en gramschap zvvichte<br />

Reyn voesterghe die huwen god hebt ghevoedt<br />

ghy dauids nichte<br />

Onwinnelick ghestichte // Salomons palaeys<br />

des vaders vrede en Paeys<br />

25 zuver beloke // Wellustich Pryeel<br />

dyn zoete Roke // ghaet bouen Canneel<br />

// en balseme gheel // Speghel onbesmet<br />

Ezechiels poorte<br />

Tafel daer god in screef de wet<br />

30 Tonsen confoorte / En balseme //<br />

Reviere daer huenich en melck huut vloeyt<br />

zeesterre clare<br />

eerde daer moyses op tarde ontschoeyt<br />

zyt ghy zebare<br />

35 gods care // gheconsacreerde maeght<br />

die zoo vruchtbaerich ghelaeght<br />

Onsen hals zyt nv // En tkyndeken thooft<br />

tserpent voor hu // vloot gheel verdooft<br />

// oorspronc dat berooft // vvas zynen schat +<br />

40 maegdeken Reene<br />

noyndt maegdelicker vruchtbaregher vat<br />

dan ghy Alleene // Oorspronck /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 112 r<br />

+ Repetitio<br />

+ Repetitio


216<br />

+<br />

Iherusalem gods stadt eerdsch paradys<br />

goddelicke scaprade<br />

vruchtbarich moederlick maegdelick Rys<br />

van Iessens zaede<br />

5 vruchtbaregher in daede // noyndt en wies<br />

ghy bedaude nat gedeons vlies<br />

noyndt huwer maer een // int eerdsche dal<br />

noch nemmermeer gheen // zulck wesen zal<br />

// tsInghels ghetal // hu weerde Reyn graen +<br />

10 en cunnen gheweten<br />

vvant ghy waert zonder erfzonde ontfaen<br />

duer gods secreten // Tsinghels<br />

Lof mensschelick kyndt / ende god niet min<br />

Wech Waerheyt en Leuen<br />

15 daer de propheten van tsweerelts beghin<br />

of hebben ghescreuen<br />

ghegheuen // hebt hu int eerdsche bestier<br />

duer huwer ghenaeden vier<br />

als heerder vercoren // gheen ander doen mocht<br />

20 die tschaepken verloren // hebt neerstich ghezocht<br />

maer iammerlick becocht // ghyt met wonden Roodt +<br />

dies onghewuene<br />

An tcruce storft ghy die bitterste doodt<br />

heere dauids zuene / Maer //<br />

Sint maertins cappelleken<br />

inde Vulderstraete.<br />

In Dit Capelleken dynct my ick noyndt en was<br />

van dat ick hadde mynen vullen was<br />

tghaet verloren dies hebber vp deernesse<br />

30 Ick gheloofter kerckwydynghe noyndt en was<br />

Nietmin Ic ionder al het offerwas<br />

datmer zal slyten / tsdaeghs naer de keermesse<br />

Sint anna kercke /<br />

Ter eeren der helighe zoete iesus name<br />

35 vp dat hy myns duer die name ghedyncke<br />

+<br />

ten outare tzelfste broederschip eersame<br />

Tnaeruolghende Refereyn ick aldaer schyncke<br />

Refereyn vanden Name<br />

Iesus<br />

5 Doch heere hoe wonderlick es huwe Name<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 112 v<br />

+ Repetitio<br />

+ //Repetitio/<br />

+ 113 r


217<br />

In alle dat gheel eerdeRycke beseuen<br />

vvant huwe groote miltheyt Tot onser vrame<br />

tot bouen den hemelen es die verheuen<br />

heere Iesu christe oetmoedich ghebleuen<br />

10 Totter dood toe / iae totte der crucen doodt<br />

daer om heeft hu god / hu verheffende ghegheuen<br />

Een name zynde bouen allen namen groot<br />

zoo dat in die name iesu / zoo god ghebood<br />

hem alle knye bughe Als name vruchtbaer<br />

15 hemelssche / eerdsche / End al thelssche ConRoot<br />

end alle tonghen zouden belyden der naer<br />

dat die heere iesus christus es voorwaer<br />

in glorien gods zyns vaders eeuvvich onghehendt<br />

vviens name men oock eeuvvich es Eerende daer<br />

20 daer de chooren der inghelen zyn eeuvvich omtrent<br />

Ons hulpe es inden name des heeren Bekent<br />

die hemel eerde ghemaect heeft / dus wie dat deert<br />

Laet ons zyn name verheffen / vvant ongheschent /<br />

Iesus name Es ter Weerelt veel eeren weert<br />

25 Ghebenedydt zy den name des heeren<br />

van nv voortan Tot inder eeuwicheden<br />

pryselick moet die zelfste name vermeeren<br />

vander zonnen vpghanck tot zou ghaet Beneden<br />

vvant zaelich es die man tot elcker steden<br />

30 vviens hope / es inden name des heeren Crachtich<br />

Christus es een name der gracien zeden<br />

maer iesus es een name der glorien machtich<br />

daer en es gheen andere name warachtich<br />

den mensschen ghegheuen onder dhemele * / Niet<br />

35 dan iesus van nasareth daer wy eendrachtich<br />

in zaelich moeten worden / in gheen andere ziet /<br />

+<br />

tRycke deser weerelt / es iesu christo gheschiet<br />

want naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />

datmen tkyndt zoude besnyden Alsoot de wet Riedt<br />

zo hoorde men zyn name iesus ghewaeghen<br />

5 eer hy int Lichaem ontfaen was zonder vertraeghen<br />

heeft hem dIngel die name te nomene gheneert<br />

dus dit ghemerct zeghwy Clouck zonder versaeghen<br />

Iesus name es ter weerelt veel eeren weert<br />

Vp dat hy zyn volck zoude maecken zaelich<br />

10 van huerlieder menichfuldeghe zwaere zonden<br />

daer omme heet hy iesus alsvooren verhaelich<br />

als zuene des alderhooghsten god bevonden<br />

ende zoo van god ghenoomt / eeuvvich zonder gronden<br />

* Oorspronkelijk ‘dhemelen’; ‘n’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 113 v


218<br />

dat hy vrede zou des Rechtueerdicheyts wesen<br />

15 ende als eennen vasten thor Tallen stonden<br />

een Eere zyn / der goedertierenheyt ghepresen<br />

Eeuwelick huwe name gheduert mids desen<br />

name alder hoogst diemen can zyn huutdynckende<br />

wortel ende gheslachte van dauid wy Lesen<br />

20 zyt ghy / ende claer moorghensterre Blynckende<br />

heere iesu des weerelts zonden mynckende<br />

om huwer naeme wille / alder zekerste pandt<br />

dies eere zyn wy gheel huwe name schijnckende<br />

name inghestelt zoo / duer tshelichs gheest verstandt<br />

25 Name inder ghelooueghen herten diep gheplant<br />

vanden welcken es gheen andere name begheert<br />

* Brynght dies tot zynen name glorie / Want<br />

Iesus name Es ter weerelt veel eeren weerdt<br />

Prinche<br />

30 Iesus Nazarenus my ghezondt maecken wilt<br />

Rechts zoo ghy / duer dyn helighe name vermuecht<br />

Eerlick zyt ghy onse vaste beschermende schilt<br />

// Xpresselick ons toevlucht By huwer duecht<br />

Inwendich wilt doch maecken myn ziele verhuecht<br />

35 Van zwaer zondighe ziecten es zou Bedrouft<br />

Duer huwe name Iesu Laeft ze doch met hu Iuecht<br />

Emmers datse doch troostbarich mach wesen ghetouft<br />

++<br />

Ouer my menichfuldich zyn zonden vergrouft<br />

Rechts ken Ick dies ouer my dyn Iusticien zvveerd<br />

Van mensschen namen heb Ick noyndt troost gheprouft<br />

Macht wesen Ick zvveert<br />

5 maer duer iesus name Cryght wat den menssche behouft<br />

dies zegghick tdeser causen Tot my tbloedt huutTheert<br />

Iesus name / Es ter Weerelt Veel eeren Weerdt.<br />

[Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven]<br />

// Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven<br />

zo en word ghy nemmermeer thenden Raede<br />

10 // tsheeren ooghen / Alle plaetsen anschauvven +<br />

Alle beede / die goede / end oock die quaede<br />

[Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer]<br />

Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer<br />

die ter tafel des heeren eens commen int iaer<br />

up datmer vrydom / inne de Choor // mercke<br />

15 ende niet en belemmere omtrent den outaer<br />

* ‘beg’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 114 r, r. 26 ‘nitro’, r. 27 ‘borith’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 114 r<br />

+ prouerbi .15.


219<br />

datser mueghen Inne contempleren voorwaer<br />

daer omme daer<br />

dit Refereyn Lesen mueghen inde voor // kercke<br />

ende een andre der by duer tghehoor // stercke<br />

Refereyn<br />

Wy Brooschzondeghe mensschen / Niet zuuer noch net +<br />

vvy zyn alle gheworden ghelyck besmet<br />

als een onReyn cleedt / zyn onse Rechtueerdicheden<br />

ghelyck een blat ghevallen / zyn wy niet bet<br />

25 wy dolen meest als schaepen / huuten vvech der vreden<br />

Al wascht ghy hu met nitro in deerdsche steden +<br />

en vermenichtfuldicht ghy dat cruud borith * claer<br />

nochtans / zyt besmet voor my / in hu boose zeden<br />

Dit zeght die heere huwen god / almachtich Voorwaer<br />

30 Besnydt hu dies den heere / Reyn oetmoedich eerbaer +<br />

Want wie Reyn es / diens werck es oock Rechte ghebleken +<br />

Wie Reynicheyt der herten Lief heeft eenpaer<br />

om die gracieusheyt zynder Lippen int spreken /<br />

++<br />

Den conyngh cryght hy tevriende Reyn onbezweken<br />

Cuenyngh der Cuenynghen die hemel eerde Regiert<br />

doch zondeghe mensschen vulderhande ghebreken +<br />

hu handen Reynicht vanden vvercken quaet onghemaniert<br />

5 maect hu herten Reyn / die dobbelheyt van zinnen hanthiert<br />

ghenaect god / end hy zal hu ghenaecken dan +<br />

Laet hu cleedren altoos wit zyn / Liefmoedich gheviert<br />

Comt al Tsheeren tafel / met hu Bruloftcleed An<br />

Eist dat ghy met gheelder herten / keert totten heere +<br />

10 doet van hu die vreimde goden / Tot elcken keere<br />

Baalim ende astaroth (iae laetse verdreuen<br />

bereed hu herten totten heere / Reynhertich zeere<br />

zouct ghy hem oetmoedelick ghy vyndt hem int Leuen +<br />

maer verlaet ghij hem / hy word oock van hu ghebleuen<br />

15 doch een yeghelick keere van zyn weghen quaet +<br />

keert keert / doet penitencie / van hu zondich sneuen +<br />

bryselt en vermuerwt hu herten in oetmoedicheyts staet<br />

Want verkeerde ghedochten hartneckich obstinaet +<br />

die verscheeden van gode / maer gheproufde duecht<br />

20 berespt die onwyse / Want die wysheyts Raedt<br />

zal niet inghaen in een ziele der quaetwillegher luecht<br />

noch in een Lichaem wuenen / vul der eerdscher vruecht<br />

* Onderstreping met donkere inkt.<br />

+ Fol. 114 v, r. 11 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai/64<br />

+ iere 2 o<br />

+ iere 4 o<br />

+ prouerbi 21. et 22<br />

+ 114 v<br />

+ Iacobi./4<br />

+ Ecles .9<br />

+ .1 Regum .7.<br />

+ 2 parali .15.<br />

+ iere/35<br />

+ Ezech .18<br />

+ Sapien primo


220<br />

ende twelcke dat es onderdaenich der zonden<br />

Rust dies van quaet te doene / doet wel daer ghy mueght +<br />

25 tsmensschens herte es aerch / men macht niet ondergronden +<br />

Beziet hu weghen / Reynicht hu in tyden en stonden +<br />

en weet / wat ghy ghedaen hebt Beede wyf en man<br />

keert weder totter herten / Ouertarders bevonden +<br />

Comt al tsheeren tafel met hu bruloftcleed An<br />

30 Tsheeren avendmael gheloofuich comt int vercloucken +<br />

Te wyle ghy hem vynden mueght / zo wilt hem zoucken +<br />

zouct den heere Alle zachtmoedeghe der eerden<br />

Aluooren tRycke gods wilt te * zouckene Roucken +<br />

zouct my / en zult leuen / zeght dheere hooghst van weerden +<br />

35 Wyct af / Raect gheen besmetheyt / dier vele deerden +<br />

staet vp / ende ghaet / zonder god / es Ruste gheene +<br />

vliedt huut babylonien / dier hem In gheneerden +<br />

maer comt in tsheeren Aenschyn niet ydel onReene +<br />

+ +<br />

Comt met tbruloft cleed an veroetmoedicht cleene<br />

vp dat hu byden heere ghevraeght worde niet<br />

vriendt hoe zyt ghy hier inghecommen Alleene<br />

ende tbruloft cleed en hebt ghy niet an / zoomen ziet<br />

5 huwe cleederen verandert Tcleed der zonden huutschiet<br />

ghaet henen wascht hu zeuenwaerf inder iordane<br />

zo word hu vleesch weder ghezondt / dit bediet<br />

zeuenwaerf / leert zeuen doodzonden / of te dwane<br />

Laets dan pynen / met een vast betrauwen te ghane<br />

10 totten stoel des heeren gratien / elck zoo hij best can<br />

comt vry / al die belaeden zyt / Comt tzijnen vermane<br />

Comt al Tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An<br />

Princhelicke christen<br />

Weist niet Wanhopich / eist dat ghy in zonden // sneeft<br />

15 worpt hu zoorghe inden heere / en tallen stonden // gheeft +<br />

ziet / die hem dienen / zyn niet standvastich gheresen +<br />

Want in zyn Inghelen hy quaetheyt ghevonden // heeft<br />

ende Eua zuenen zondich zyn wy mespresen<br />

Eist / dat wy ons zonden willen Belydende wesen +<br />

20 dheere es ghetrauwe / ende Rechtueerdich goet<br />

dat hy onse zonden / ons vergheeft mids desen<br />

ende Reynicht van alle onRechtueerdicheyt onvroedt<br />

Oock heeft hy ons ghewasschen In zyn dierbaer bloed +<br />

wordt gode veroetmoedicht / en verwacht zyn handen +<br />

25 hebt god Lief in al huwer daeghen spoet +<br />

* ‘R’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai primo<br />

+ iere 17<br />

+ iere/2.<br />

+ Esa/46<br />

+ Esai 55<br />

+ Soph/2<br />

+ Mathei/6.<br />

+<br />

Amos 5.<br />

+<br />

Esai 52<br />

+ Miche/2<br />

+ Iere 51<br />

+ Exod/23.<br />

+ 115 r<br />

+ Mathei. 22<br />

+ Psal .54.<br />

+ Iob 4<br />

+ 1 Iohan primo.<br />

+ Apo/ primo<br />

+<br />

Eccli 13<br />

+<br />

Ec .14.


+<br />

221<br />

tsmensschens neersticheyt bekent hy in allen Landen<br />

Wie den heere niet en zoucken / met goe verstanden +<br />

vanden minsten totten meesten zullen steruende verpercken<br />

laets hem dies belyden ons zielwondighe schanden<br />

30 ende laet ons elck anderen doch Anmercken +<br />

tot verweckynghe der Liefden / ende goede wercken<br />

niet verlaetende noch gheenssins der tscheedene van<br />

onser eendrachtegher vergaderynghen spercken<br />

maer duer tshelichs gheests bevlercken<br />

35 ende naer den Raedt ons moeder der heligher kercken<br />

eer ghy comt inden Ban<br />

Comt al tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An /<br />

Iherusalem Capelle<br />

Binnen deser beloke / een weduwen huus staet<br />

daer ierusalems pilgrems / eens tsiaers Compareren<br />

dees weeukens / zomtyds zittende desolaet<br />

5 traenooghende / zwaermoedich zonder Raedt<br />

Recommandeer Ick / de broerkens die contempleren<br />

dat zyse altemets inwendich Consoleren<br />

Refereyn / Mathei .21.<br />

In dien tyden / doe als iesus naer zyn willende pas<br />

10 Iherusalem / naeckende by was / int ghaen<br />

ende hy tot Bethphage / ghecommen was<br />

twelcke was een dorpken / daer by ghestaen<br />

Totten bergh van oliueten // heeft doe ghezonden zaen<br />

twee van zijnen discipulen / zegghende claer<br />

15 // Ghaet in tcasteelken / naer myn vermaen<br />

dat daer ieghens hulieden es openbaer<br />

en ter stondt een Ezelinne / zo zult ghy daer<br />

vynden ghebonden / end een voolken mede<br />

ontbyndse ende Leedse / tot my der naer<br />

20 ende of hu yemandt yet zeght tdier stede<br />

iesus tspreken dede<br />

zeght / dheere heeft dese van noode goet Rondt<br />

en ter stondt zal hij huer laeten / dees vvetenthede<br />

Gheel tonser Leerynghe / sprack Christus mondt<br />

25 Vpdat * zou worden vervult / es dit gheschiet<br />

dat ghesproken es / duer den prophete vroedich<br />

zegghende / zeght den dochters van syon ziet<br />

huwe Conynck die comt met hu zachtmoedich **<br />

zittende vp een ezelinne / die heere Liefgloedich<br />

30 en tionghe voolken mede / zoot hem heeft ghegreyt<br />

* Tweede ‘dat’ doorgehaald.<br />

** ‘oet’ doorgehaald; ‘zacht’ bovengeschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 2. para/15.<br />

+ hebre/10.<br />

+<br />

115 v


222<br />

en die discipulen ghaende / ghewillich spoedich<br />

hebben ghedaen zoo als iesus beuel heeft gheseyt /<br />

+<br />

en die ezelinne / daer hy naer hadde ghebeyt<br />

en tIonghe voolken hebben zy gebrocht te zamen<br />

en hebben huerlieder cleederen daer vp gheleydt<br />

ende hem daer vp doen zitten / naer tbeste betamen<br />

5 hy hooghst van namen<br />

en veel schaeren des volcx hebben huut ionsteghen grondt<br />

huer cleederen ghespreed / inden wech zoo zy quamen<br />

Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />

Ende dander tacken vanden boomen sneden<br />

10 ende spreedense inne den wech tdier tydt<br />

en de schaeren die voorghijnghen met dancbaerheden<br />

ende naervolghden / Riepen zegghende verblydt<br />

Osanna den zuene dauid ghebenedydt<br />

es hy / die daer comt inden name des heeren<br />

15 Osanna int alder hooghste / in themelssche iolyt<br />

ende als hy hem wilde in iherusalem keeren<br />

es alle de gheheele stadt int vermeeren<br />

beroert gheweest / zegghende groot en cleene<br />

Wie es dese? / en tvolck zey / zoot den gheest wilde leeren<br />

20 dit es iesus Een prophete van Nasareene<br />

in tghemeene<br />

van nazareth galile / (Te caluaryen duerwondt<br />

al wat ons oyndt mensschen leerden in tdal van weene<br />

Gheel tonser Leerynghe sprack Christus mondt<br />

25 Prinche<br />

Inden tempel gods es hij gheghaen naer desen<br />

en wierp huut die coopers en vercoopers terstondt<br />

en sprack / myn huus zal een huus van bedynghen vvesen<br />

als een moordenaers speloncke / hebbet ghy mespresen<br />

30 Gheel tonser Leerynghe / sprack christus mondt<br />

Sint erasmus Cappelleken<br />

vp tproossche daer by /<br />

Zynde der schotsscher papen groote Canosie<br />

van ouden tyden gheweest de bekende<br />

35 veel vertheerders / Vp lettel incommens zyn die<br />

+<br />

bouen gheCruunt / en gheCruunt voor de knie<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 116 r<br />

+ 116 v


223<br />

dies dobbel casule vermach de prebende<br />

Tesser al wellecomme watmer offert of zende<br />

Tghezelschip vander oude<br />

.Boghe.<br />

Die vander oude boghe / Sint iooris ghilde<br />

die gheef Ick gheerne naer dat ick vermach<br />

boghen en pylen / die ick achterlaeten wilde<br />

maer / datmen myn huutfaert / ter cappelle hilde<br />

10 vvild ick wel / met dander Alder zielen dach<br />

end om doen gheen gheclagh // datse vroylick savueren<br />

Laet icxse ghewillich achter Twee paer hueren<br />

End vp dat hem Regule in goeder vsancie<br />

elck ghildebroeder der tafel vp zale<br />

15 heb hemlieden ghestelt dese ordonnantie<br />

by consente van tghezelschap int generale<br />

Ordonnantie<br />

Hooftman Conyngh deken ende den ghemeenen Eedt<br />

Tghezelschaps der edel oude Cruusboghe eerbaer<br />

20 om voortstaene hier ter zale Discordia wreedt<br />

end vp dat elck wie hy zy / hem te wachtene weet<br />

van Leuen inciuil in tsghildebroeders verghaer<br />

// hebben zy / met goede deliberatie voorwaer<br />

tnaervolghende article / nieu ghestatueert / gheordonneert<br />

25 hanthiert den boghe / ende viert Bachum der naer<br />

maer wat ghy vseert<br />

Altyds met Temperantia wel Accordeert<br />

Zo vvie hier eenich drynckglas oft ander drynckvaeten<br />

breken / schenden / of worpen zal Onmanierich<br />

30 duer dronckenschap / hoe edel hy zy van staeten<br />

hy zy gheestlick / weerlick / tzal hem niet baeten<br />

al ghebuerdet de faict oock mispelschierich<br />

+<br />

die zal de weerde van dien / zoo gheweest hanthierich<br />

dobbel moeten betaelen / eer huut hof hy zal ghaen<br />

diet anders mesvalt / ongheluckich / niet dranckghierich<br />

hem Regierich<br />

5 die zal mids inckel weerde betaelende / ontstaen<br />

Elck wacht hem mids desen ghestelden contracte<br />

gheen ouertreder zal hebben gratie<br />

maer moeten obedieren / huut cracht deser acte<br />

te vergheefs hy om ander prouisie iacte<br />

10 tsorteert effect hier zonder dissimulatie<br />

Schuut murmuratie /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 117 r


224<br />

.21. Meye .1559. Carnation<br />

Gheeraerd Drael duer zijn pijls bijvloghe<br />

zoot vele vrij Anzach<br />

15 die Wierd Conijngh der oude Boghe<br />

In Meije Vp Triniteijts dach<br />

Iour de la tressaincte trinite<br />

Aprez paix entre philippe Roy despaigne Accorde<br />

Conte de flandres cree<br />

20 et henry de france Roy<br />

Gerard Drael A de telle sorte tire<br />

du arcg a la balaistre / compaingnie danchienne foy<br />

Que estre leur Roy / est alors fortune /<br />

Ionghe Cruusboghe<br />

25<br />

Ouerghemerct dat tsmensschens memorie +<br />

faelgiert / ende Langhe blyft / Tgheschrifte<br />

Tnaervolghende Carnation / tsghezelschaps glorie<br />

ion ick hemlieden / By testaments ghifte<br />

Carnation<br />

30 Den zondach naer twee tienen en zeuene in Meije<br />

Als die van douay deden huer intreije<br />

++ Pieter dassonneville / haddes fraey // lof<br />

Schoot doe / der Ionghe Cruusboghe gaey // of<br />

En franchois<br />

Le xxviij e de May // Quand ceulx de douay<br />

5 Sabmedi deuant<br />

feisrent leur entree / A cheual * habile<br />

de la iosne confrairie / A obtenu le gay<br />

du Arcg a Labalaistre tirant<br />

En bruges Pierre Dassonneville<br />

[Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen]<br />

10 Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen<br />

tot onderghanck der zonnen<br />

die van douay / met veertien boghen<br />

hebben die van Brugghe den wyn gheWonnen<br />

de Nymphen Wildent den ionghers ionnen<br />

15 Tot onderghanck der zonnen<br />

+ Fol. 117 v, r. 1, 9 (naam) onderstreept.<br />

* ‘ha’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .28. meye .1559.<br />

+ 117 v


zo schotterlick huerlieder pylen vloghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


.16. Wedemaent .1560.<br />

225<br />

Zestiene Wedemaendt. Aries int hooft dominerende<br />

doe wierd / als Conyngh end hooft Rengnerende<br />

20 Pieter dassonneville Eendrachtich<br />

Want hy alsdoe schotterlick persisterende<br />

der ionghe Cruusboghe gay / zoo Anverende<br />

Als tweedewaerf sequentelick ofschoot warachtich<br />

duer fatale septres derde croone verwachtich /<br />

Aerdchieren<br />

+<br />

Tghezelschap van myn heere sint sebastiaen<br />

Al en bem Icker ghildebroedere gheen<br />

Ick gheefze dat zyt dancklick ontfaen<br />

Tnaerghescreuen dicht van Tcaeckebeen<br />

30 ick hebber / meer bierkens ghedroncken dan een /<br />

Van Tcaeckebeen<br />

In tyden voorleden / Gheen twyntich duust iaeren<br />

Als de brutale dieren in tweedracht waeren<br />

naer Cineas verclaeren.<br />

5 als dalder stercxste van memorien befaemt<br />

Tusschen brugghe en damme / met Ruesachteghe schaeren<br />

zyn daer een Cudde / groot en cleene Ruesen verzaemt<br />

Briareus was huerlieder Capiteyn ghenaemt<br />

hebbende vichtich hoofden ende hondert handen<br />

10 een gheweldich schietspel / wasser beRoupen ongheblaemt<br />

van gyganteghe Ruesen / huut wilde waranden<br />

Neptunus quammer vp een walvisch huut zyn waterlanden<br />

met zyn gheschot / Quammer ieghens hercules Coene<br />

den walvisch wierd duerschoten daer tzynder schanden<br />

15 mids den bystandt van Apollo te dien saeysoene<br />

daer nv tcaeckenbeen staet hiltmer victorieuse Noene<br />

groot wasse van doene // dese walvisch fier<br />

grof lanck wydt buter maeten<br />

End in teecken van dien heeft Neptunus hier<br />

20 // dit cakenbeen ghelaeten<br />

Zoroastes nygromanchienich Int caboel<br />

vpder speypoorte brugghe Scictte deenen doel<br />

ouer twater coel<br />

daer men tdesen tyden ondervaert duer de Reye<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

118 r


226<br />

25 en den ander doel stondt sterckvast in tghevoel<br />

daer de brugghe nv staet voor de damsche speye<br />

Momchus de Centaure / quam duer de ghendsche Leye<br />

als willende hem oock ten schietspele Quyten<br />

duer twater ghestept hem behoufde schip noch seye<br />

30 Boomen schoot hy voor schichten ieghens de Lapythen<br />

Polyphemus die waender oock int hoopken smyten<br />

maer Apollo hem als constichste schotter duerschoot<br />

Bryareus der Ruesen capiteyn wilde splyten<br />

dat zyn vader tytan was gheschoten stercke doodt<br />

35 Typhon zyn broeder quam daer oock inden noodt<br />

groot grootter dan groot // die met zeuen steppen schier<br />

steptte over zeuen straeten<br />

End in teecken van dien heeft Neptunus hier<br />

dit Cakenbeen ghelaeten /<br />

++ Neptunus zwemmende vp zyn Walvisch ghereden<br />

mids gladius marinus scherpvisschich van sneden<br />

oock tzynder beden<br />

Nerides de goddinnen der diepgrondeghe Marine<br />

5 Sagittari zyn schotters / hem oock bystand deden<br />

Tryton zyn zeetrompetter quammer oock ten fine<br />

tzeewater duerRuusschende duer tempeesteghe bruwine<br />

Eolus die haddere een ooghe int zeyl<br />

al zyn waterheyr Cracht was huutghelaeten in schyne<br />

10 Ieghens tRuesich gheschot / diet al schictten keyl deyl<br />

hoe veel elck schieten zoude / elck wiste zynen peyl<br />

Neptunus zat ghedoken achter tswalvischs necke<br />

gheenssins mochtmhem gheraecken / maer den walvisch veyl<br />

creegh meneghen schicht / in tlyf daer ter plecke<br />

15 hercules die speelder huer de quaetste kecke<br />

hy ghaf ze een lecke // zou wierp huut een ghetier<br />

tot ze zvvalt tzynder baeten<br />

End In teecken Van dien / heeft Neptunus hier<br />

dit CaeckenBeen ghelaeten<br />

20 De eenoogheghe Cyclopen als Iupiters Artisten<br />

waeren dies tonvreden vul fulmineuse Twisten<br />

met Vulcaniteghe Listen<br />

inden bergh Aethna veel blexems Afgryselick<br />

hebben zy ghesmeit / en zoo zy de wraecke wisten<br />

25 wierpen die int hoopken van verre Lyselick<br />

Brontes wien Vulcanus als dienlynck es spyselick<br />

zyn donders huut te clateren / heeft hem ghemoeyt<br />

By steropes oock tzynen dienste vpRyselick<br />

vvaendet daer met zynen Blexems al hebben verbroeydt<br />

30 Pyracmon / met zyn hanebilt vierich duergloeydt<br />

+ Fol. 118 v, r. 1, 2, 23, 26, 28, 30 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 118 v


227<br />

vvaende zoo de stercxste commen te baeten daer<br />

hydra waer huut serpentich ghespuugsels vloeydt<br />

bleeffer oock duerschoten van hercules voorwaer<br />

Neptunus capiteyn / der walvisschen verghaer<br />

++<br />

Creegher oock gheen ghespaer // hoe hem tmeeste dier<br />

dede bystandt bevaeten<br />

End In teecken van dien / heeft Neptunus hier<br />

dit CaeckenBeen ghelaeten<br />

5 Eer dit gheweldich schietspel wierd vulhendt<br />

Apollo stercke god der handboghen bekent<br />

met Dyana gent<br />

zynder zuster Als der Reynder handboghen goddinne<br />

die waerer oock schotterlick met hercules omtrent<br />

10 Ieghens Ruesen / walvisschen steldhem elck ten beghinne<br />

Chyron hippocentaurus / hooghmoedich van zinne<br />

Wiltmanierich drauende als alf man alf peerdt<br />

hercules schoot hem tzijnen Lichame inne<br />

een schicht inden voet totter dood toe ghedeert<br />

15 Orion een ionckman wasser oock begheert<br />

inde wapen tdesen schietspele quam tryumpheren<br />

zyn Lief Dyana beschermdhy / die hem gheweert<br />

veel Ruesen gheerne hadden / om der Reynste vyoleren<br />

Avendtuerdhem daer schotterlick zonder Cesseren<br />

20 om scorpio mineren // Wien hy broght int dangier<br />

hoe hy mochte Tantgaeten<br />

End in teecken van dien heeft Neptunus hier<br />

dit Caeckenbeen ghelaeten<br />

De schichten vloghen duusentich snel allevot<br />

25 de Cyclopense gyganten / schoyden naer huer Rot<br />

metter boghen gheschot<br />

Apollo bleef victorieux / mids alcon van Creten<br />

Nabuzardan prinslick cock / bereeder den pot<br />

vp tcakenbeen tbancket / bereedt was om Eten<br />

30 neghen musicale goddinnen zynder ghezeten<br />

daer of melpomene / de tmelodieuselick zynghen<br />

Copia heeft huer int Tafeldienen ghequeten<br />

mids Ceres diese met huer me wilde brynghen<br />

flora ter eeren van veel nieu schotter ionghelynghen<br />

35 heeft de tafel met Rieckende blomkens bestroyt<br />

Terpsichore / naer tbancket / deder vroylick sprynghen<br />

+ Fol. 119 r, r. 6, 7, 9, 11, 15, 28, 31-34, 36 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 119 r


228<br />

++ naer dat bachus beuel ghaf datmer hadde ghepoyt<br />

discordia / wierdter by vesta huutgheghoyt<br />

Neptunus bleef verschoyt // huut tschotters vergier<br />

met al zyn zeestaeten<br />

5 End in teecken Van dien heeft Neptunus hier<br />

dit caeckenbeen ghelaeten<br />

Princhelicke<br />

Aerdchieren naer ghefingierde historie<br />

in dit schietspel ghebuerde groote mortorie<br />

10 victorieuse memorie<br />

creghen Arethusa Neaera ghepresen<br />

en Calysto die behaelder oock prys en glorie<br />

schotterlicke dochters van Dyana mids desen<br />

vvat zeemonstren ofte Ruesen ieghens hemlieden Resen<br />

15 hebbense vvederstaen metter handboghen Treyn<br />

zy en spaerden boghen pylen schichten noch Pesen<br />

zy brochtense al tondere Clouckmoedelick Reyn<br />

zonderlynghe Neptunus / god der zee / en Capiteyn<br />

zyn walvisch daer hy vpReed / esser bleuen tondere<br />

20 dies teender ghedynckenesse in dit handboghen pleyn<br />

was tcaeckenBeen ghebrocht voor tmeeste wondere<br />

zichtent dat hy der dat liet / bleef tonghezondere<br />

ghy alle goet Rondere // die om dryncken wyn of bier<br />

oyndt int cakenbeen zaeten<br />

25 In teecken van dien / heeft Neptunus hier<br />

dit caeckenbeen ghelaeten<br />

Aucteur<br />

Nu omme verblyden de Ionghe aerdchieren<br />

vp tcaecbeen zomtyts / ydelende Cannen //zaen<br />

30 ion hemlieden een Liedeken huut myn Papieren<br />

Want den boghe / mach altyds niet ghespannen // staen<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys Nieukercke gent<br />

.1549. Ghy hebbes wel van doene /<br />

Goetionstich Reyn +<br />

5 verblydt nv by manieren<br />

die in tdixmuudsche Pleyn<br />

+ Fol. 119 v, r. 2, 11, 12 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 119 v<br />

+<br />

120 r<br />

+ Tdixmude in tschietspel


229<br />

dedel handboghe hanthieren<br />

Elck waer een onser zy<br />

de die Lauderen wy<br />

10 ende tdier causen vry<br />

commen hulieden by<br />

notabel heeren ghy<br />

die vruecht doet multiplieren<br />

Dies Wy lauderen zaen +<br />

15 met ionsteghen vermoghe<br />

Sinte sebastiaen<br />

en dedelen handboghe<br />

vougsamelick Lof Prys<br />

wy nv alhier int Leuen<br />

20 Sint sebastiaen wys<br />

als gheestich Rudder gheuen<br />

// Clouck christen Rudder goet<br />

heeft hij ghesturt zyn bloedt<br />

Ter eeren Christus zoet<br />

25 voor tgheschot / vast ghemoet<br />

elcx schotters patroon vroedt<br />

om weeren onReyn sneuen // Dies vvy. /<br />

Apollo den afgod<br />

voormaels Clouck gheleken *<br />

30 der handboghen gheschot<br />

wiens schicht Conste duersteken<br />

Polyphemum ghereedt<br />

dien Ruese zeere wreedt<br />

wrekende zyn Leedt<br />

35 hy hem zo neder smeet<br />

victorieux becleedt<br />

Apollo doe ghebleken<br />

Dies Wy Lauderen zaen etc a<br />

+ Alcon bekent<br />

aerdich schotter van creten<br />

der handboghen gent<br />

had hij consteghe weten<br />

5 Alsoo een drake groot<br />

wech met zyn zuene vloodt<br />

de drake hy duerschoot<br />

zyn zuene / zonder noodt<br />

verlost hij vander doodt<br />

10 serpentich niet verbeten // Dies wy /<br />

* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Repeticie<br />

+ 120 v


Sebastianus snel<br />

zo gheestelick bequame<br />

hij heeft verwonnen wel<br />

gheloouelick Eersame<br />

15 // Al was hem gheschiet<br />

duer tgheschot verdriet<br />

alsdoe gheenssins ziet<br />

mocht hem dat deeren niet<br />

Lydzaemich hyt doen liet<br />

20 duer christus hooghe name // Dies wy /<br />

230<br />

Hercules sterck<br />

groot schotter in zyn tyden<br />

metter handboghen werck<br />

const hem zeluen bevryden<br />

25 Nessus centaurus stranck<br />

met zynen schichte dwanck<br />

tserpent hydra Lanck<br />

voor hem oock neder zanck<br />

en Chyron vroom / niet cranck<br />

30 die const hij oock bestryden // Dies wy /<br />

Oorlof alsnv<br />

Tot vp een wederkeeren<br />

nemen wy an hu<br />

edel notabel heeren<br />

35 // huut ionsten voorvvaer<br />

commen wy hier naer<br />

vvy van Brugghe daer<br />

++<br />

om met dhandboghe claer<br />

alhier Reyn openbaer<br />

bystandt / en vruecht vermeeren<br />

Dies vvy Lauderen zaen<br />

5 huut ionsteghen vermoghe<br />

Sinte sebastiaen<br />

en dedelen handboghe /<br />

Carnation +<br />

Apollo. VRaeght<br />

10 Wie / was expres / Bestschietende vry bouen dandere<br />

duer zynder handboghen / Reijn hanthieren<br />

Vp den vierden Iuni? /<br />

+ Fol. 121 r, r. 8-9, 10 ‘Wie’, 13-14, 16, 17 ‘Dy. Lequel’, 20, 22 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 121 r<br />

+<br />

.4. Iuni 1559.


231<br />

Diana. Andwoord.<br />

Glaude vander mandere.<br />

15 Want / Wierd doe Conijnck vanden Ardchieren<br />

En franchois<br />

Dy. Lequel / des archies de bonne foy<br />

En Iuing iours quatre<br />

Alors bien deseruist / estre leur Roy<br />

20 glaude Vander mandere / connoistre ie doy<br />

fort le gay scauoit Abastre /<br />

[Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers]<br />

++<br />

Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers<br />

gheiont vierwaerf conynck tzyne / tzynder Laudatie<br />

Conynck der oude boghe / van darchieren en / coluevryniers<br />

25 en tsghezelschaps tshelighs gheest dertiene numeratie<br />

Van als ghevveist doende / met gheschicte gratie<br />

Zot Vanden ardchieren<br />

Hanno huerlieder zotien / moet oock hebben wat<br />

gheef ick al de zotsCapproentiens vander stadt<br />

vviens zotkens huuter mauwe dicwils loeren<br />

5 dhuuterste voerynghe / daer de catte vp zat<br />

hij macher al tsaemen / een CortRocte plat<br />

frissche zomer Wynter nachtskeerle me voeren<br />

Om dat hy brocteur es inde filosofollie<br />

weet ick hem boucken Een cleen groote pertie<br />

10 daer of datter diueerssche veel int ghetel * is<br />

inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />

van meester megaston Rondibellis<br />

dat hy der naer hurcke te wyle hij wel is<br />

eerse van musen / Ratten / motten / worden verzwolghen<br />

15 dit zyn de principale die hier naer volghen<br />

Boucken inde filosofollie /<br />

Somme der ganscher theologastrie<br />

Speculum Lupanarizantium<br />

Iuramentum gansmachtidis<br />

20 Bribbelamentum Vetulorum Vetularum<br />

Lourdardus de vita Briguardorum<br />

Tartaretus de modo Caccandi<br />

Lapsimarsorium Iapsandi<br />

+ Fol. 121 v, r. 12 (naam), 17-27 (beginwoorden) onderstreept.<br />

* ‘e’ over oorspronkelijke ‘a’ (‘ghetal’) geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

121 v


232<br />

Horologium Quo eundi<br />

25 fierenbras super sartatecta Cusinarum<br />

Eit de molgie Musque Robi<br />

Decrotatorium Scholarium /<br />

++<br />

de Brodicorum vsu usque in prolio<br />

Ars honeste petandi / in Ebrietate<br />

TIntroiuit in tabernaCulo<br />

Lachrimante Oculo<br />

5 De Calcaribus Remouendis / decades .xi.<br />

per magistrum Albericumedas de Rozata<br />

In honorificabilitudinationibus / suffi /<br />

maneries Ramanandi et scopandi fundamenta<br />

clicque clacqui incerto auctore /<br />

10 Senechdochalia / sui ineptitudine philosoforum<br />

Poiltronismus Rerum italicarum / auctore<br />

malistro bruslefer /<br />

Caputium magistri Johannis lollardi<br />

Questio subtilissime Vtrum Chymera /<br />

15 in vacuo bombinans / possit comedere / Les<br />

secundas intentionas /<br />

Euticopion de seignor Myssaire<br />

Crommentaria Locquebaudi<br />

Messyre cathapulta Iouis Super<br />

20 domicilia smirmagh<br />

Albaribdim gotfano<br />

horas garlino Analiscomenon eme athios<br />

Athamusculus hyppocrytarum<br />

La cornamusa que non suena<br />

25 Tarraballationes broctorum drominorum<br />

colbibentium Aduersus Lyrippipium de obiectis<br />

hymeneis artibus et Rumpturis in maegdinalibus<br />

Walssche duudsche ende<br />

Vlaemsche Boucken<br />

Die ouerhoop thende<br />

zult mueghen zoucken<br />

++ De missewech Van hemeldycke<br />

Mostaertpot der Penitentien<br />

De gheconfyte Vastendagh.<br />

De zwynghelzwaf der duudsche pottaidge Broederen<br />

+ Fol. 122 r, r. 28-31 onderstreept.<br />

+ Fol. 122 v, r. 1-12, 15-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 122 r<br />

+ 122 v


233<br />

5 Der Baghutten preickstoel<br />

Den Rechten Wech naer Leedrobt.<br />

Raescops Calengier<br />

Tcabinet Der Oudbollegher Dynghen<br />

Tvergheef der maegdelicker verfommelynghe<br />

10 Tmaneloop van fouterghem<br />

Codicille der Nieuwe pompelbeeuwers<br />

De Vrbane quadriuie der latiale verbocinatie<br />

verclaersende de nocturne inquinamenten der Venereicque<br />

ende Nectareique collusien /<br />

15 Troozeblad in tbaghynen houeken<br />

De sommer potz felten Witdagh *<br />

A Dar Narren cofphen<br />

Tkemkeilcordelet Van pacientien<br />

Der platbroucx nastlynghghordel<br />

20 Den Libbezacq der Weycasen<br />

Broodcoorf Der SmickelBrocken<br />

Lucerne Der schaerwaecke<br />

Myffeldoze Der Trufatoryen<br />

Den pilgrem Drabbeduere<br />

25 Der Creuitsen Schemynckeldans mommerye<br />

Der olden fafphen souf<br />

het Salueatis Magistri nostri<br />

Le boutinet Des Vicontes<br />

Tmarmuzet Der houelynghen<br />

30 Tmiere nest der futselynghen<br />

++<br />

GardeRobe des finesses<br />

Les exhaustes de metalferrugine<br />

Tbreuier der narren Copscheerers<br />

Den tinteletin der Ionghferlynghen<br />

5 TWeyghernietien der cueckenmollen<br />

De groote Blaffe Van Wondeghem<br />

Tspectacle Van kyckicx Eerde<br />

Der galactipoten slabbedouck<br />

Het adulatoir der fleeuwerfletsynghen<br />

10 Tlaborinth Der superstitien<br />

De parsse der Aermen Bedelaers<br />

De Vernufte Blazenbalgh.<br />

Tpensecraem der mackelyfuen<br />

Ende veel meer andre cleen Copulaetiens<br />

15 hoe doude pupstekers hebben gheRueselt<br />

de zydweghe Lasciuie straetiens<br />

met vulle vaetiens // zeere DuerNueselt<br />

* Oorspronkelijk ‘Wuitdagh’; ‘u’ geschrapt.<br />

+ Fol. 123 r, r. 1-13 (beginwoorden), 18, 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 123 r


Coluevryniers<br />

234<br />

Vp dat Ick de Coluevryniers niet vergramme<br />

20 Gheef ze myn busse hoorne Cruud metten laetpoere<br />

int hof / hebbende staende ten vlamync damme<br />

de busse dieder hanght Tmynent binden vloere<br />

Gheef ick teender ghedynckenesse hannebroere<br />

Maer mids dat Barbara zy / oock van menich artiste<br />

25 patronesse / der hoogher Rhetoricale Consten<br />

Vp datment yeuwers wel te schickene wiste<br />

een Lof thuerer eeren / Vry vranck van twiste<br />

Gheef ick thuerer Cappelle huut goeder ionsten<br />

Lof Van Sinte Barbara<br />

30 Lof barbara Reyne godsvruchteghe figuere<br />

Wiens vleesschelicke brooscheyt naer der natuere<br />

+<br />

heeft een dierbare peerle ghegenereert<br />

Want ghelyck de peerle in precieusen viguere<br />

inde zee / Byden hemelschen dauwe puere<br />

huut een snoode schelpe descendeert<br />

5 zoo zyt ghij inwendelick gheExstimeert<br />

Een peerle vul goddelicx dau ghevoedt<br />

in tshemels iherusalem hooghst gheexalteert<br />

wiens poorten blyncken van margueriten goet<br />

moralick maect ons oock de wyse salomon vroedt<br />

10 datmen byder peerlen claerheyt vul vruechden<br />

huwer virtuten lucht Anmercken moet<br />

dies zeghick ionstelick huter ionsten gloedt<br />

Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />

zantinnelicke princhesse<br />

15 Der Brugsche Coluevryniers patronesse<br />

Wel mueght ghy barbara worden gheleydt<br />

Byder peerle net gheConterfeyt<br />

als orientale zuver dierbaerst ghepresen<br />

vvant ghemerct certeyn huwe Proprieteyt<br />

20 ghy zyt de peerle die hy verbeydt<br />

van wien wy int heligh Euangelion Lesen<br />

het Rycke der hemelen / es ghelyck bewesen<br />

den peerle / het zyn gods Parabelen<br />

huwe precieusheyt die maect gheresen<br />

25 als peerle tot Rycdom den onabelen<br />

in wiens ghebruuck Bouen goud of sabelen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 123 v


235<br />

alle besitters oyndt zaelichst verhuegden<br />

Barbara ghy verblydt alle zondeghe Culpabelen<br />

als peerle den vynghere / dies zonder fabelen<br />

30 Lof Barbara etc a / Ghedoctrineerde meestresse /<br />

Alzoo de peerle by schriftuerlick oorconden<br />

perfectelick gheneist melaetsche wonden<br />

zoo cunt ghy Cureren der zielen bevlecxsels<br />

ghy zyt bouen andre zanttinnen bevonden<br />

35 de biechtmueghenste van onsen zonden<br />

dierbaer peerle in een simpel bedecxsels<br />

++<br />

In tsdaus beuanghen tspeerelts oorspronck verghaet<br />

alsoo wierd hu naeckende tsdunders bestrecxsels<br />

vanden heydensschen tyrant Wreed obstinaet<br />

als ghy inden thorre Ordonnerende zaet<br />

5 het derde Lucht vul zalegher iuechden *<br />

hu peerlicke vrucht / nam doe den graet<br />

int beken / der waerheden dies noch ontfaet<br />

Lof Barbara etc a / En gheloouende kennesse /<br />

Princhesse<br />

10 Barbara goddinnens ghelycke<br />

Iubilerende int hemelsche eeuwich Rycke<br />

hoe zal ick hu lof singulierlick fonderen<br />

in my faelgiert verbale Practycke<br />

hoe wel icker ignorant naer kycke<br />

15 ick en can de diepte niet gronderen<br />

maer in tgenerale / mach ick vermonderen<br />

dat ghy zyt als peerle / Een eeneghe dracht<br />

Moeder der biechten int zondich Responderen<br />

ghepaert naer voormen / maer gheen zoo gheacht<br />

20 O peerle verlichtende / der fantazien nacht<br />

in tsbrudecoms Rynck die Catherinam ontwuechden<br />

hu biechtmueghentheyt / in onse crancheyt schacht<br />

dat wy zegghen mueghen / met alder macht<br />

Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />

25 By expresse<br />

Reyne maeght der Coluevryniers patronesse<br />

Carnation<br />

In Iunio Viere en Zeuene<br />

Meester pauvvels de graet / spaerde gheen cruud Loodt<br />

30 Als teerste Binnen zynen Leuene<br />

doe tscoluevryniers Eerengay ofschoot<br />

+ Fol. 124 r, r. 32 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijke beginletters ‘vr’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 124 r


.II. a . Wedemaent 1559.<br />

+<br />

Hallebaerdiers<br />

236<br />

Die metter alfue lanche gheerne spelende iocken<br />

Leerlynghen omme de Leden te vervarsschene<br />

Ion ick naer myn doodt Twee groene waterstocken<br />

5 Om elck andren naer tlyf te darsschene<br />

Bollaerts<br />

Ghildebroeder bem ick oock vanden Bollaerts<br />

van ghildeghelt ghaf ick noyndt eene myte<br />

en heesschen zyt noch niet / die goede Cnollaerts<br />

10 ick scheltze oock Van mynentweghe quyte<br />

De schotters Eer dat ic Reyse naer de woormen<br />

mids dat my noyndt huerlieder gheschot // deerde<br />

om schietbollen maecken in huerlieder voormen<br />

ion ick telken gaeydaghe Een Carre potEerde /<br />

Clercken vanden voornoomden ghilden<br />

Dese clercken gheef ick zes din platteelen<br />

ken weet naulick Waer zy noch te pande staen<br />

Connen zyse achterhaelen / tzyn zeer schoon Iuweelen *<br />

Rhetoryck ghewon percheelen<br />

20 gheef ick / dat zyse tsamen ghelyck mueghen deelen<br />

daer in begrepen / den dienst van elcx capellaen<br />

Tsdaeghs als zy de zielmessen hebben ghedaen<br />

niet eer mueghense ontfaen<br />

anders waert mesdaen<br />

25 Ende ghiericheyt mochtse inde boete beslaen<br />

Al het offerwas datter ouer zal schieten<br />

Bid ick datse daeromme doch niet en kyfuen<br />

Want ick ordonnere al zou twisselwas verdrieten<br />

datmer vyndt zal moeten ter plaetsen blyfuen /<br />

* ‘Iu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

124 v


237<br />

++<br />

Cappelle vanden Clercken<br />

inden Burch.<br />

Ick zynde onvveerdich clerck / daer inde ghilde<br />

van sint Laureyns / schuldich ghildeghelt kenne<br />

5 de welcke ick wel oock wat gheuen wilde<br />

up datmer myn Weduwe / me quyte hilde<br />

Tnaeruolghende Nieu Lof van dedel penne<br />

Refereyn Lof. +<br />

Mercurius quintus in egypten eerst vand<br />

10 de schryflettren / Als der memorien pand<br />

Cadmus broghter zestienne In griecken daer<br />

die hy zelue fantazeerde / naer zyn verstandt<br />

Melicus vandter viere / en noch naer der handt<br />

inde destructie van troyen / viere voorwaer<br />

15 die Palamedes ordonneerde zeer vruchtbaer<br />

dies der schriftelicke conste / wierd doen een formaet<br />

hermippus die vandt deerste grammarie claer<br />

hesiodus Parabelen Reyn intricaet<br />

Apollo heeft Tsmedechynen practycke ghevaet<br />

20 Socrates tot philosophie Accordeerde<br />

Chyron stelde Chirurgie in deersten staet<br />

Orpheus de poetrie / Eerst ordonneerde<br />

ende Moyses der metren zangh componeerde<br />

met meer inuentien in tbeghin tsweerelts gheschiet<br />

25 maer Anaxagoras weerdich datmen Croneirde<br />

deerste bouck / metter handt schreef polidorus bediet<br />

Abraham Inuenteur der Astronomie hiet<br />

Cratinus een Comedieschryfuer by stonden<br />

waere dit al niet bescreuen / wy en wistens niet<br />

30 Empedocles Const natuerlicke dynghen oorconden<br />

der visschen natuere inder zee diepgronden<br />

vvat den mensschen goet zy / oft verboden om eten<br />

ende wat god meshaeght<br />

Duer de Penne / es hier of claerheyt bevonden /<br />

++<br />

Lof edel penne / Waer duere wy Weten<br />

gheestlicke ende weerlicke secreten<br />

Dies De Croone Draeght.<br />

Lof Wel edel penne schriftlicke formerynghe<br />

5 duer dyn ghebruuck godlicke ordonnerynghe<br />

Liefmoedich allen mensschen wordt gheopenbaert<br />

+ Fol. 125 r, r. 9, 11, 13 (beginwoorden en noot in margine) onderstreept.<br />

+ Fol. 125 v, r. 31-35 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 125 v<br />

+<br />

125 r<br />

+<br />

22 a . Iuni 1561


238<br />

Regiereghe der lettren / duer wiens studerynghe<br />

de memorie der mensschelicker Tracterynghe<br />

vervarscht word / ende gheel sterckgheduerich bewaert<br />

10 hoe zoude ons wesen Warachtelick verclaert<br />

de wonderwercken gods / in hemel eerde ghedaen<br />

hoe wist ons gheneghentheyt / gheerne wetende Aert<br />

dat wy van hem alleene / zullen oordeel ontfaen<br />

zijne vaste beloften / zyn bermhertich vermaen<br />

15 hoe wy hem eeren zouden / ende dienen int Leuen<br />

huterlicke tot gheen andere goden ghaen<br />

dan tot hem / die een god word Alleene bleuen<br />

hoe hy ons heeft zyn woord / eeghin zuene ghegheuen<br />

omme menssche te wordene inder eerden hy<br />

20 Ware dit al niet / eerst byder penne bescreuen<br />

voorwaer / daer of yet certeynlick en wisten wy<br />

Watter in * toud en nieu testament begrepen zy<br />

tsconyncx Dauids / en der mannen gods victorien<br />

hoe dheere god almachtich / staet ons eeuwich by<br />

25 duer Christum / erfghenamen ghemaect tot glorien<br />

ne waere dit bescreuen / ons crancke memorien<br />

faelgierden / end ons naercommers zoudent vergheten<br />

alsser wierde naer ghevraeght<br />

dus tresoriereghe van Allen historien<br />

30 Lof edel penne etc a<br />

Hoe Wisten wy Salomons wyse scientie<br />

Tertullianus Cyprianus diligentie<br />

Dionisius Areopagita tschryfuen<br />

Firmianus Lactantius Adsistentie<br />

35 Clemens Deerste kercke scryfuers intentie<br />

Al zynde Orthodoxelicke operatyfuen<br />

+ *<br />

hoe zoud ons Certeyne wetentheyt Beclyfuen<br />

dat Christus kercke vastelick staet ghefondeert<br />

hoe petrus scheipken wagghelt / niet tonder zal blyfuen<br />

ten waer ons by schriftuere Al gheapprobeert<br />

5 hoe dhelighe hebben voortyds ghetryumpheert<br />

duer tghelooue / en verwonnen ConynckRycken vast<br />

de gheReprobeerde secten ghesuppediteert<br />

Welcken opynatyfuelick vernuftheyt Anwast<br />

end hoe wisten wy der thien gheboden gods Last<br />

10 waeren zy in moyses taflen niet schriftlick bleken<br />

de twaelf articlen des gheloofs die als staende mast<br />

vanden twaelf apostolen niet hebben bezweken<br />

Wat constwy van dhelighe sacramenten spreken<br />

die ons Christus heeft zeuenderhande ghelaeten<br />

* ‘tnieu’ doorgehaald.<br />

* ‘byblyfuen’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 126 r


239<br />

15 vvat vvist wy van in zyn avendmael tsbroods breken<br />

hem zelf ons daer in ghegheuen huut Charitaeten<br />

Wat wist wy vanden vier huterste tonser Baeten<br />

ons vader Adam / had in tsdoods appel ghebeten<br />

dan duer schriftuere ghewaeght<br />

20 die oock condich maect de pyne der disperaeten<br />

Lof edel Penne etc a<br />

Duer dedel penne Artificiael instrument<br />

es ons de wet der ghenaeden ghemaect Bekent<br />

bescreuen by vier heleghe Euangelisten<br />

25 en duer de penne verbreed / als gheworden gheprent<br />

al der Weerelt duere / iae de heydenen verblendt<br />

mueghen wetenlick worden dies zy niet en wisten<br />

des iurisperiten En Ciuile Legisten<br />

gheestlick weerlicke Rechten Costumen en zeden<br />

30 de bescryfuynghe alder Wyse Componisten<br />

duer de penne daer of hebben wy Wetentheden<br />

de Municipale Rechten Tot paeys en vreden<br />

de Repuplicque Mids politica Regieren<br />

duer de penne in ConyncRycken Landen steden<br />

35 gheadministreert iusticie tallen quartieren<br />

Consultacien Raedt van oude Costumieren<br />

++<br />

ende dies dient tonderhouden der goeder politie<br />

hoemen elck naer zyn meriten zal Rechtlick punieren<br />

Tmemoriaelbouck daer of es de penne die<br />

de Consten der Astronomie Geometrie<br />

5 dat der gheelder Weerelt een Cosmographie blycke<br />

Philosophie Poetrie Sophistrie harmonie<br />

matelicke Architecture Musycke<br />

de elegante Oratorie Rhetorycke<br />

Homerus styl Eloquent / Bouen veel poeten<br />

10 oock van Centona de maeght<br />

vvy vyndent al byder Penne practycke<br />

Lof edel penne etc a<br />

Philadelphus Ptholomeus Conyngh zynde<br />

van egypten / een Librarie te maecken pynde<br />

15 binder stadt van Alexandrien zeer groot<br />

zoo gheel neerstich was hy te dien onderwynde<br />

zoo ick by gheloofweerdeghe bescreuen vynde<br />

datse vichtich duusent boucken in huer besloot<br />

met voorder neersticheyt dede meerder exploot<br />

20 Moyses boucken de schryfuen huut dhebreeusche tale<br />

end ouerstellen int griexsche / hy die gheboodt<br />

+ Fol. 126 v, r. 33 ‘Martirilogium’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 126 v


240<br />

tzeuentich Interpreteerders By speciale<br />

Vincentius schreef den speghel historiale<br />

Augustinus oock metter Penne const wercken<br />

25 hooghst scryfuer in materien Theologale<br />

dexcellentste docteur inder heligher kercken<br />

veel philosophen int natuerlick Bemercken<br />

hebben wonderlick zaecken / oock scryfuende verbreedt<br />

vander pennen beghinsel / Clercken / tot hedent clercken /<br />

30 wat zy bescreuen / Al en wetentwij * / ander weet<br />

Al dat dese voornoomde dus hebben bezweet<br />

es duer de penne / meestdeel wetenlick int wesen<br />

het Martirilogium hoe elck ouerleedt<br />

inden heere ghestoruen / mueght daer in lesen<br />

35 hoe christus es gheboren / ghestoruen / ** verresen<br />

end hoe van hem voorsproken was Byden propheten<br />

de *** goe beschermt **** qua plaeght<br />

Vyndwy al byder penne/dus eeuwich ghepresen/ Lof edel /<br />

+ Iohannes deuangeliste in pathmos heeft<br />

het Apocalips bescreuen / daer elck voor beeft<br />

omme dat exponeren inden gheestlicken zin<br />

Twelck ons hooghemelick te kennen gheeft<br />

5 hy / die was / die es / zyn zal / end eeuwich Leeft<br />

Alpha end O / zonder hende ofte beghin<br />

veel goddelick secreits / esser besloten in<br />

gheschiet of tghesciedene / Ten ghestelde tyden<br />

Paulus scryfbriefuen brynghen ons groot ghewin<br />

10 Leertter by / hoe onsen gheest Ieghens tvleesch moet stryden<br />

hopen vp iesum Christum den ghebenedyden<br />

ons stichtende int ghelooue godsvruchtich accoord<br />

Petrus epistolen Cunnen ons oock verblyden<br />

ons totter liefden treckende voort ende voort<br />

15 duer de penne es ons openbaer gods crachtich woord<br />

daer al ons hope vp Rust Troost en ghelooue goet<br />

duer schriftuere / Wordt vanden predicanten ghehoort<br />

hoe christus voor ons ghesturt heeft / zyn dierbaer bloedt<br />

die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />

20 duer zyn verdiensten zyn wy in gratien ontfanghen<br />

ande ghalghe des crucen Totter doodt ghemoet<br />

tot tsmensschens zaelicheyt vulbrocht zyn verlanghen<br />

te nieten ghedaen der stranghe wets bedwanghen<br />

nv zynde ter Rechter handt zyns vaders ghezeten<br />

* ‘t’ doorgehaald.<br />

** ‘ghe’ doorgehaald.<br />

*** ‘qua’ doorgehaald; boven de regel ‘goe’ geschreven.<br />

**** Over ‘goe’ werd ‘qua’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 127 r


241<br />

25 gheern anhoorende die claeght<br />

dus ion ick hu verbalick ende met Lofzanghen<br />

Lof edel penne etc a /<br />

EDel penne / elcke schryfpenne Certeyn zoude<br />

Waert. mueghelick doen beslaen in fijnen goude<br />

30 De staeten / des Weerelts / zyn hu schuldich Eerynghe<br />

Duer hu / men het schriftelick Bewys onthoude<br />

Elck mueghende leeren / dat liefde niet vercoude<br />

Naer dhelighe schriften moetmen al doen keerynghe<br />

Ende wantse ghescreuen es Tonser Leerynghe<br />

35 zullen die naervolghen / eendrachtich onghespleten<br />

schoonste daer dach vp daeght /<br />

duer de penne Cryghtse noch daeghelicx vermeerynghe<br />

++<br />

Lof edel penne Waer duere wy weten<br />

gheestlicke ende weerlicke secreten<br />

dies de Croone draeght<br />

Clercken vander burch<br />

5 Myn medeghezellen der Brugscher penne<br />

wel voordachtich myns zins / zoot Redene zy<br />

consenteer Ick voluntairlick / die ick meest kenne<br />

daert hemlieden belieft Assyse vry<br />

Te haelne een zester Rynsch wyns vp my<br />

10 Datser vry bycommen manck Recht en Crepele<br />

Epicurieneghe brassers zonder faelen<br />

maer zoudmer vpscheppen metten grooten Lepele<br />

ende meer dan myn presentwyn doen haelen<br />

die tdeen betaelt / zal oock tdander betaelen /<br />

Ionghe practizientkens aldaer<br />

Ion Ick Ieghens dat noodt es / dese supplicatie<br />

datmer vreimde zou vp den Rosbayaert zetten<br />

dan eenich van hemlieden / AnRoupende gratie<br />

dat myn heeren vander wet / thuerer hulpe Beletten<br />

Supplicatie<br />

.1556.<br />

An Myn Heeren Vander Brugscher stede<br />

Om blyfuen in possessien naer doude zede<br />

dats ons bede<br />

Vertooghen onderdanich de ionghe brugsche practizientiens<br />

25 hoe zy gheweist zyn in possessien Van ouden tyden<br />

en gheen ander Ionghers / dan zy vpcommende ingientiens<br />

+ Fol. 127 v, r. 15 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 127 v


242<br />

om vpden helighbloetdach den Rosbaeyaert bescryden<br />

Nu want die tlast heeft / hemlieden zou gheerne ontvryden<br />

met vreimdelynghen Annemende naer zyn Intencie<br />

+<br />

De supplyanten zoudent niet gheerne laeten lyden<br />

om de consequentie<br />

vvaer by zy mochten verliesen huerlieder preheminentie<br />

// Dit ghemerct verzoucken hulieder heeren adsistentie<br />

5 Supplyerende met Reuerentie<br />

hem die tlast heeft / expresselick willende beuelen<br />

dat emmers de ydoonste / ende nutst in eloquentie<br />

vanden supplyanten / upden Roysbayaert voortan zullen spelen<br />

Indien ia / zoo zy hopen / zullen met Luder kelen<br />

10 huer figuerlick bewys / prompt ornaetlick Pronunchieren<br />

fraeylick agieren<br />

Mids ontfaende doude gaidgen / zonder eeneghe querelen<br />

zo mueghen zy ten dienste welghemoet obedieren<br />

en waerder yemandt die contradictie wilde verzieren<br />

15 ter voornoomde possessie / Esperant que nulz en treuue<br />

tsnoens ter maeltydt Lesschen costen / met blyde chieren<br />

End in tcas van Loochenynghe / Presenteren preuue /<br />

Aucteur<br />

Hebbende tvoornoomde Regiment gheabsolueert<br />

20 den zin gheperturbeert<br />

veel papiere minuutkens ghelacereert<br />

Wild ick ghaen touchieren myn eeghin dynghen<br />

qua boos omRynghen // heeft my ghevexeert<br />

Totter middelnacht heb ick gheoccupeert<br />

25 Maer tspyte // En ten verwyte<br />

die hem / als Inghele des lichts transfigureert<br />

ende menich gheest tempteert<br />

Beghonst ick met Dauid dit Psalmliedeken zynghen<br />

My verRoerende deed ick een Ratte versprynghen /<br />

Deus Laudem meam / ne<br />

tacueris //<br />

Dauids / .108. e Psalme /<br />

+<br />

Vpden Voys<br />

Ey oudt grysaert / al slaept ghy totter noene<br />

Ghy en hebt niet / dat my dient<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 128 r<br />

+<br />

128 v


Heere god / myn lof en zwyghet niet<br />

5 want die mondt der ongoddelichede<br />

es ouer my open ghedaen gheschiet<br />

die mondt oock der Bedrieghelichede<br />

En tseghen my spraecken zy mede<br />

met valssche tonghen / ende zy<br />

10 in alle plaetsen / ende telcker stede<br />

met nydeghe woorden / omRyngden my<br />

Zonder oorzaecke zoo ick besief<br />

streden zy Ieghens my Alleene<br />

daer vooren zy my zouden hebben lief<br />

15 verRieden my / maer ick badt in weene<br />

zy stelden ieghens my int ghemeene<br />

quaet voor goet alsdoe ter tydt<br />

en voor myn liefde / grootelicx niet Cleene<br />

stelden zy my / haet ende nydt<br />

20 Stelt ouer hem den zondaere zwaer<br />

ende Sathan bouen desen<br />

moet tzynder Rechter handt staen der naer<br />

tzijnen dienste gheheel gheresen<br />

Als hy ghevonnest word verwesen<br />

25 moet hy huutghaen verdomt versmacht<br />

en zyn ghebed als ydele mespresen<br />

moet hem tot zonden zyn gheAcht<br />

Zyn daeghen moeten weynich zyn<br />

zyn busschopdom / een ander daedich<br />

30 zyn kynderen weesen / vp zulck Termyn<br />

zyn wyf een weduwe Onberaedich<br />

zyn kynderen worden / oock onghestaedich<br />

broodbidden / zy haerlieder deel<br />

ende gheworpen troosteloos beschaedich<br />

35 huut al huer huusynghen gheheel<br />

243<br />

Die wouckeraere duerzoucken moet<br />

al zyn Ryckdom openbaerlick /<br />

+<br />

die Vreimde moeten oock metter spoet<br />

zyn aerbeyd / Beroouen zvvaerlick<br />

Ende daer naer / en moet eenpaerlick<br />

nyemandt zyn die hem bestaet<br />

5 en nyemand oock / en zy alsdan bewaerlick<br />

noch zynder Weesen toeverlaet<br />

Zyn naercommelynghen / hoe sterck ghezondt<br />

moeten te nieten zyn ghegheuen<br />

ende zyn name / die moet terstondt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 129 r


10 in een gheboorte / zyn huutghewreuen<br />

zyn vaders mesdaet / ghedachtich bleuen<br />

moet voor tsheeren aenschyn staen<br />

zyn moeders zonde / hoedaenich bedreuen<br />

moet worden oock / niet huutghedaen<br />

244<br />

15 Ieghens den heere / zyn altoos<br />

moeten zy worden / die my deerden<br />

end haerlieder ghedynckenesse boos<br />

huutegheRoeyt zyn vpder Eerden<br />

Want zy ghedachtich / Hem niet gheneerden<br />

20 zoot wel behoortste / vp elck saeysoen<br />

ende gheenssins / zy oock en begheerden<br />

dat zy bermherticheyt zouden doen<br />

Ende dallendeghe vp dat pas<br />

vervolghdy / ende den bedelaer tsaemen<br />

25 en die bedrouft van herten was<br />

zocht hy te doodene / Buten tbetamen<br />

tvloucken bemindhy zonder schaemen<br />

ende dat zal hem commen vrouch<br />

gheen ghebenedyden / wildhy tzynder vramen<br />

30 van hem wordse oock verre ghenouch<br />

Tvermalendyden dat track hy an<br />

ghelyck een cleedt in zyn omRynghen<br />

tvvelck zyn Inghewandt daer naer dan<br />

heeft als water connen duerdrynghen<br />

35 en tvermalendydens voortbrynghen /<br />

+<br />

dat hy tzynewaerts heeft gheReect<br />

als olye / (ofte alsulcke dynghen<br />

heeft hem zijn ghebeenten duerweect<br />

Laet hem wesen ghelyck een cleed<br />

5 daer hy hem mede zal moeten decken<br />

end als een gordel / daer by ghereed<br />

hem me gorden zal / Tallen plecken<br />

Dits twerck vanden ghuenen die my beghecken<br />

met haerlieder achterclap<br />

10 ende Roeren / haerlieder quaede becken<br />

ieghens myn ziele / met hueren snap<br />

Maer doet met my heere / heere sterck<br />

hu wille / duer huwe name Crachtich<br />

vvant huwe bermherticheyt / ende werck<br />

15 es zoete / verlost my doch eendrachtich<br />

Aerm bem ick ellendich / end onmachtich<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 129 v


zo langhe ick hier ziet wuenen zal<br />

ende myn herte / dat es nv warachtich<br />

in my beroert int eerdsche dal<br />

245<br />

20 Ghelyck een schaeuwe wech henenvaert<br />

bem wech ghenomen hoe hoogh ghezeten<br />

en byder doodt / die nyemandt spaert<br />

als die sprynchanen / worde huut ghesmeten<br />

Cranck end onsterck zyn myn knyen versleten<br />

25 van vastene / dies myn cracht begheeft<br />

ende myn vleesch / (zoo ick can zelue weten)<br />

es magher / Als dat gheen vet en heeft<br />

End Ick bem gheworden huerlieder spot<br />

zy schudden haer hooft / als zy my zaeghen<br />

30 staet my by heere Mynen god<br />

gheneest my / met hu bermherteghe vlaeghen<br />

en zy zullen weten tot allen daeghen<br />

// dat dit hu hand es (hoe bezocht)<br />

twelcke ghy heere / gheel naer hu behaeghen<br />

35 hebt ghedaen / ende in my vulbrocht /<br />

+ Vermalendyden zo zullen zy<br />

ende ghy zult ghebenedyden<br />

die Ieghens my vpstaen heere ghy<br />

Laetse beschaemt zyn Tallen tyden<br />

5 // Maer huwen knecht zal hem verblyden<br />

die achterclap my doen int woord<br />

met beschaemtheyt (als die my benyden)<br />

moeten zy Anghedaen zyn voort<br />

En met haerder schanden ghecleed ghegord<br />

10 als met een wambaeys ghelyck ghebleken<br />

Ick zal den heere neerstelick vp en Cort<br />

belyden / zyn prys onder vele spreken<br />

vanden aermen / es hy gheenssins gheweken<br />

maer stondze by ter Rechter handt<br />

15 vp dat hy vanden quae vervolghers treken<br />

zoude verlossen myn ziele Want /<br />

Glorie zy den vader groot<br />

zyn zuene / daer naer goederthierich<br />

dhelighe gheest / Troost tonser nood<br />

20 drievuldich tsaemen / end onfaelgierich<br />

Alsoo die glorie / Manierich<br />

Was / Es / ende blyft / zonder hendt<br />

in eeuwicheyt / Liefmoedich ende vierich<br />

in een / Eengoddelick Consent /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 130 r


Aucteur<br />

Lof<br />

246<br />

Inden gheest ghemaent / end oock zynde gheRoert<br />

eer ick in myn testament / voorder procedeirde<br />

In Contemplatien / Liefmoedich vpghevoert<br />

Tnaervolghende / Te godewaerts ordonneirde<br />

Lof heere god almachtich die eeuwich leeft<br />

daer hemel / eerde / ende helle voor Beeft<br />

+<br />

diet al voedsel gheeft<br />

hu dancken wy / huwer weldaeden groot<br />

alder zonden vergheuer / die hier zondich sneeft<br />

die thandschrift / dwelck Ieghens ons was / huutwreeft<br />

5 Tserpent satanitich dies tonderdreeft<br />

end hoe dats spyt heeft<br />

zyt mildelic * verleenende ons daghelicx brood<br />

huut huwer Liefden schoot /<br />

// die hu AnRoupen staetse by ter nood<br />

10 die in hu hopen / worden niet beschaemt ghebleuen<br />

ghenaedich heere iesu christe / duer huwe dood<br />

ende wonden Roodt<br />

zyn wy erboren / ende hebber by beseuen<br />

een nieuwe Leuen<br />

15 dies zy hu glorie alleene ghegheuen<br />

ieghens tzondich sneuen // Maect my de stercke<br />

zo en zal ick ieghens gheen heyrCracht beuen<br />

ghij myn hulper en vulbrynghen / Tallen goeden wercke<br />

Ic ghelooue in die helighe Christene kercke<br />

20 Loochenende alle gruwel der Afgoderie<br />

pompeuse houeerdie<br />

der euangelyssche waerheyts partie<br />

vliedende huuten Babylonschen percke<br />

te ierusalem kiesende my Poorterie<br />

25 verlaetende Alle heydensche Ceremonie<br />

metten gheschuerde duuster tempels gordynen<br />

Iesus christus gheboren vander maghet Marie<br />

als eeuvvich ** Licht heeft ons commen beschynen<br />

In onse zonden te dienene wildhij hem Pynen<br />

30 en voor alle de zonden / des weerelts ghestoruen<br />

Tvyandich zaet heeft hy zyn cracht doen verdwynen<br />

ende wy verbannen inde eerdsche termynen<br />

metten ouerspeelsterghe Concubynen<br />

iesus christus metten zynen<br />

35 heeft onslieden / den hemelsschen paeys verworuen /<br />

* ‘daghelicx’ doorgehaald; ‘mildelic’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘t’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 130 v


++<br />

Myn Weduwe<br />

247<br />

Goetionstich wil icxse niet wesen Contrarie<br />

ken maeck van tgoed gheen werck / ick spint al te vlasse<br />

Ick laet huer volghen / gheel huer duwarie<br />

5 Aluooren / datse eerst huer pennynghen passe<br />

vanden alder ghereedsten huut myn gheltCasse<br />

Alle Weduwen<br />

Midsgaders oock de myne der mede in begrepen<br />

gheef ick in testamente van nv voort An<br />

10 ghevoelense deerste nacht gheen doonepen<br />

voor tiaer / mueghen hebben / een ander man<br />

deen Rauwe zal dander vercoelen dan<br />

Myn kynderen<br />

Nu en Can ick my niet onvaderlick veynsen<br />

15 al es myn sterfhuus ghenough bezwaerst<br />

zo moet ick oock om myn kynderen peynsen<br />

dies gheefze / Al zouder zommich vp greynsen<br />

de schoone Partyen hier naer verclaerst<br />

Van drie groote Voluumboucken van Rhetorycken<br />

20 gheef ick elck van myn Ioncxste zuenen / eene<br />

den oudsten en Can ick niet veronghelycken<br />

gheef ick myn Viercantbouck minder Cleene<br />

houde die / wil hy van my te Leene<br />

vp datter tbeste by hem / zy huut ghesmaect<br />

25 dwelck ydel es / Thoudene van weerden gheene<br />

vvelck bouck / inhoud sticken / Al by my ghemaect<br />

Nu offer deis drie wilden twistich naer Rauelen<br />

datse elck naer zyn kiesynghe zou oorbooren<br />

neen / daer de .H vpstaet / zal hans zonder cauelen<br />

30 daer de .V. vincentken / achter en vooren<br />

en daer dees .v. vpstaet / victoorken toebehooren /<br />

+<br />

En staenze gheen van vieren an / de zulcke haect<br />

ende waect<br />

diese mueghelick naemen in dancke gheerne<br />

indien Ionste // totter conste // oock zy gheslaect<br />

5 maecker of al tsaemen Een keermes Lantheerne<br />

+ Fol. 131 r, r. 29-31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

131 r<br />

+ 131 v


248<br />

Elck naer zyn verstandt / maelt vp zyn Queerne<br />

Pieter myn oudste zuene<br />

<strong>Testament</strong>elick gheef ick myn oudste zuene<br />

vp dat hyr naer leue / binnen tsweerelts gheduene<br />

10 TRefereyn dat hier naer bescreuen staet<br />

zo word hy ghewapent ieghens al tghuene<br />

dat hem in ziel en Lyfue / zou mueghen doen quaet<br />

Refereyn<br />

Alleene god. lof danck ende glorie biedt +<br />

15 En ghebruuct In gheen ydelheyt zynen Name +<br />

naer dromers noch waerzegghers / vvilt hooren niet +<br />

Laet hu lenden vpgheschort zyn Alsoot betame +<br />

Stryd een goeden stryd des gheloofs bequame *+<br />

wie vervvint / zal niet steruen de tvveetste doodt +<br />

20 vvie ghelooft / zal zien gods glorie Eersame +<br />

Laet gheschieden / al hu dynghen met Liefden groot +<br />

metten hongherghen behoufteghen / eit zoo hu brood +<br />

vvilt gheloouich / ende niet ongheloouich wesen +<br />

vergheeft / en hu zal worden vergheuen ter noodt +<br />

25 den heere met vreesen dient hooghst ghepresen +<br />

vvie hem veroetmoedicht zal worden gheResen +<br />

vvie Rechtueerdicheyt volght / dheere zal hem beminnen +<br />

vonnest niet / niet ghevonnest word ghy mids desen +<br />

end hu herte wilt bewaeren / met neersteghe zinnen +<br />

30 weist verdraeghlic tot elck andren / ter weerelt binnen / +<br />

+ +<br />

ghebenedydse / die hu vermalendyden<br />

gheeft hu gelt tot woucker niet huut om winnen +<br />

Leent / maer daer van niet hopende / tgheenen tyden +<br />

vvacht hu / vvilt van alle ghiericheyt scryden +<br />

5 Benyd tquaede / ende tgoede bemint eerbaer +<br />

doet mannelick vveist sterck / ende met een verblyden +<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer / +<br />

Wilt dronckich worden / niet vanden wyne +<br />

end en wilt int hooghe niet zyn verheuen +<br />

10 ende wilt niet zoucken Rechter te zyne +<br />

noch hu begheerten / naer ydel glorie gheuen +<br />

ende weist by hu zeluen niet wys int Leuen +<br />

peynst der gheveynsder hope die zal verghaen +<br />

weist niet byden weghe / grammoedich beseuen +<br />

* ‘eersame’ doorgehaald; ‘bequame’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .1. thimo primo<br />

+ Exodi .20.<br />

+<br />

iere/27<br />

+<br />

Luce/12.<br />

+<br />

.1. thimo/3.<br />

+<br />

Apo .2<br />

+<br />

Iohan 11.<br />

+<br />

.1. corin .16.<br />

+<br />

Thobi/4.<br />

+<br />

Iohan/20.<br />

+<br />

Luce 9.<br />

+<br />

Psal .2.<br />

+<br />

Mathei 23.<br />

+ prouerbi/15.<br />

+ mathei 7.<br />

+ prouerbi/4<br />

+ .1. thessa .5.<br />

+<br />

132 r<br />

+<br />

luce .6.<br />

+<br />

Leviti .25<br />

+<br />

Luce/6<br />

+<br />

Luce/12<br />

+<br />

Amos/5.<br />

+<br />

.1 Corin/16<br />

+<br />

Mathei 22. et Deutero/6.<br />

+<br />

Ephe 5.<br />

+<br />

Luce 12<br />

+<br />

Eccli 7<br />

+ Gala/5<br />

+<br />

Roma 12<br />

+<br />

iob .8.<br />

+<br />

Genesi 45.


249<br />

15 verwaent hu in gheen cleederen by hu anghedaen +<br />

ghevvillich zult elck andren therberghene ontfaen +<br />

die naect zyn vvilt met hu cleederen decken +<br />

hebt ghy spyse / mededeelt den behoufteghen zaen +<br />

niet beters dan gods vreese Tot allen plecken +<br />

20 van een verchiert vvyf / vvilt hu aenschyn trecken +<br />

ende wilt den ouden vriendt niet verlaeten<br />

en bekyft den ouders niet / noch vviltter me ghecken<br />

hu spyse laet zyn In * ghewichte by maeten<br />

Neimt Raed an die wys zyn / Tword thuwer baeten +<br />

25 ende vveist zachtmoedich om hooren gods woord +<br />

en bewandelt Cayms noch iorams straeten +<br />

zyt gram / maer en wilt niet zondeghen voort +<br />

vveist elck andren bermhertich / ende niet ghestoort +<br />

En vermalendydt den doofuen negheenssins daer +<br />

30 vvilt de weerelt niet beminnen / maer zuene hoort +<br />

Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />

Schuut zotte / end al ongheleerde vraeghen +<br />

en verblydt hu inden heere tot alder stondt +<br />

+ +<br />

fame Roouer noch oorblaser vveist in hu daeghen<br />

Alle quaet / en ghae niet huut huwe mondt +<br />

schuut de menssche / die een ketter es in zynen grond +<br />

tghezelschap van een dansserghe vvilt niet hanthieren +<br />

5 vvilt gheenen Roof begheeren / noch zulcken vondt +<br />

zeght Ieghens twoord der waerheyt in gheender manieren +<br />

metten afgodisten dienaers vvilt niet Logieren +<br />

vvilt dalder hooghsten huwe beloften betaelen +<br />

wilt op deen den anderen gheen Lueghens verzieren +<br />

10 vvie lueghenen spreict zal verghaen en daelen +<br />

waer men goeden aerbeyd doet / daer zal niet faelen +<br />

vercoopt hu besittynghen / end aelmoessen doet +<br />

Als ghy gheEten hebt / vvilt tsheeren lof verhaelen +<br />

bedrouft negheenssins der vreimdelynghen moedt +<br />

15 vveist eendrachtelick in het ghelooue vroedt +<br />

die vader ende moeder vlouct die zal steruen +<br />

omme Rycke worden / hu niet werckende spoet +<br />

keert hu van Rycdom / die ghy niet mueght verweruen<br />

bezouct dat bouen es / smaect naer gheen eerdsche erfuen +<br />

20 zonder murmureren / doet al hu dynghen claer +<br />

Weist sobre ende vvilt gheen waeckynghe deruen +<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

* Oorspronkelijk stond er ‘by’; ‘i’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Eccli 11.<br />

+<br />

1 petri 4<br />

+<br />

Thobie .4.<br />

+<br />

Luce .3.<br />

+<br />

Eccli 23<br />

+ Ioh 9<br />

+ Thobi/4<br />

+<br />

Eccli 5.<br />

+<br />

Iude prima<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Ephe .4.<br />

+ Leui/19<br />

+ 1 iohan/2.<br />

+<br />

.2. thimo 2<br />

+<br />

Philip 4<br />

+<br />

132 v<br />

+<br />

leuiti/19<br />

+<br />

Ephes 4<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+<br />

Eccli 9.<br />

+<br />

Psal .61.<br />

+<br />

Eccli 4.<br />

+<br />

1 Corin .5.<br />

+<br />

Psal 49<br />

+<br />

Collos .3.<br />

+<br />

prouerbi .19.<br />

+ ioh .14.<br />

+<br />

Luce/12.<br />

+<br />

Deutero/.l8.<br />

+<br />

Exodi .22.<br />

+<br />

1 petri 3.<br />

+<br />

Exodi 21<br />

+<br />

prouerbi 23<br />

+<br />

Collos 3.<br />

+<br />

Philip 2.<br />

+<br />

1 petri 2


Prinche<br />

250<br />

Zaelich es de man / die hoopt inden heere +<br />

25 want hope was noyndt beschaemt ghebleken +<br />

vvacht hu vander Pharizeen deesseme zeere +<br />

twelck gheveynstheyt es / naer tschriftuerlick preken<br />

Een zochte andwoorde Can gramschap Breken +<br />

Laet doch gheen gramschap met hu vernachten +<br />

30 vvilt gheen bedroch met huwen naesten spreken +<br />

end hu vanden valsschen propheten wilt wachten +<br />

Ende nyemandt vvilt met ghewelt vercrachten +<br />

vvant den Roouers zal gods Rycke niet ghebueren +<br />

Een mondt die lieght / doet de ziele versmachten / +<br />

++ +<br />

Wee hu/twelck goet es/quaet zeght tzyne/tallen hueren<br />

vlied van alle Oncuusschelick besmueren +<br />

vveist god onderdaenich Staet den vyandt tseghen +<br />

ende laet ons god Lief hebben in een ghedueren +<br />

5 vvant ons eerst Lief thebbene / vvas hy gheneghen<br />

voor ons zonden es hy ghestoruen Bedeghen +<br />

veroetmoedicht hu onder zyn machteghe handt +<br />

Al hu zoorghe in hem worpende tallen weghen<br />

vvant hy heeft zoorghe voor hu / huut Liefden gheplant<br />

10 zouct ghy den heere / ghy vyndt hem clouck Tryumphant +<br />

vvie tot my comt / zal niet hongheren (zeght hy voorwaer +<br />

zouct aluooren tRycke gods / en met een goet verstandt +<br />

Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />

Victoorken Myn ioncxste zuene<br />

15 Dezen Mynen zuene twaelfiaerich gheiaert<br />

als den moorghenstond om vpstaen huer openbaert<br />

ion ick Leeren tionghe voyseken dwynghen<br />

nuchtermonds / met dhanden tsaemen ghepaert<br />

knyelende / dit vlaemsch pater noster zal zynghen<br />

20 ende verstaen leeren zoo hemelsche dynghen<br />

Daer naer oock mede alle iongheskens<br />

hebbende ghezonghen / gode ter eeren<br />

Binden daeghe zalmen ghewenen de tongheskens<br />

datse Credo in deum in vlaemssche Leeren<br />

25 verstaende / met verstandt mueghen tgodevvaerts keeren<br />

Pater noster<br />

Vpden Voys vanden stoorm voor Munster<br />

+ Fol. 133 r, r. 24: ‘Credo... deum’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Psal 33.<br />

+<br />

Roma 5.<br />

+<br />

Luce 12<br />

+ prouerbi 15<br />

+ Ephe/4<br />

+<br />

Leuiti 19<br />

+<br />

Mathei 7<br />

+<br />

Luce 3.<br />

+<br />

1 corin 6<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+<br />

133 r<br />

+<br />

Esai .5.<br />

+<br />

1 corin .6.<br />

+<br />

Iacobi .4.<br />

+<br />

1 Iohan 4<br />

+<br />

1 petri .3.<br />

+<br />

1 petri/.5.<br />

+<br />

2 parali/15<br />

+<br />

iohan .6.<br />

+<br />

Mathei .6.


Onse Vader. die dhooghste zyt<br />

in scheppynghe ghebenedydt /<br />

+<br />

in liefden zoetst beseuen<br />

Rycxst erfuachtich talder tydt<br />

vvech Waerheyt ende Leuen<br />

Die zyt in dhemelen voorwaer<br />

5 tsdrievuldicheyts schoon speghel claer<br />

end oock des blydschaps Croone<br />

des zalicheyts schat openbaer<br />

god ende menssche in persoone<br />

Hu name ghehelicht zy talder stondt<br />

10 datse ons huenich zy inden mondt<br />

een haerpe in onsen Ooren<br />

godsvruchticheyt in ons hertsen grondt<br />

Tot al dat wy Oorbooren<br />

Hu Rycke Toecomme / twelcke pleyn<br />

15 es eeuvvich zeker en certeyn<br />

zonder Beroerlicheden<br />

vul vruechts inder inghelen chooren Reyn<br />

vul paeys en vaste vreden<br />

Hu Wille gheschie / diet al doet<br />

20 zoo als in dhemel heere goet<br />

tsghelycx zoo vpder Eerden<br />

al wat ghy bemint met Liefden vroedt<br />

dat wy dat oock anveerden<br />

End oock al tghuendt dat hu meshaeght<br />

25 dat wy dat schuwen onversaeght<br />

eer tzy der zielen griefte<br />

en dat wy mueghen oock ongheplaeght<br />

vervullen huwe Beliefte<br />

251<br />

Gheeft ons hedent ons daghelicx broodt<br />

30 Brood der Leerynghen huut hu schoot<br />

oock brood des duechts Warachtich<br />

Brood van berauvve in dhuterste noodt<br />

Bidden wy god Almachtich<br />

En vergheeft onse schulden zaen<br />

35 ieghens hu hoogheyt meest mesdaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 133 v


Oock ieghens onsen naesten /<br />

+<br />

en ieghens ons zeluen hoe mesghaen<br />

heer god / vvilt hu doch haesten<br />

Al zoo vvy onse schuldenaers<br />

vergheuen mildelick niet schaers<br />

5 om tbroederlick verstercken<br />

al hadden zy ghedaen veel mesbaers<br />

met woorden ofte met Wercken<br />

End en brynght ons int verdriet<br />

van tbecuerlick sneuen niet<br />

10 des vleeschs noch eerdsch Beminnen<br />

noch dat vvy ons vanden vyandt yet<br />

noch gheel Laeten vervvinnen<br />

Maer heere duer de name dyn<br />

naer dat ghy wilt ons vader zyn<br />

15 dyn kyndren tooght Ghenaede<br />

des tyds voorleden / nv / totten fyn<br />

verlost ons vanden Quaede<br />

Want hu Alleene toebehoort<br />

De cracht end heerlichede voort<br />

20 Die hemel eerde mede<br />

ghemaect hebt met hu willende woord<br />

naer huwe mueghenthede<br />

Credo In Deum<br />

252<br />

Ick ghelooue in god den vader almachtich<br />

25 Schepper des hemels / en der eerden mede<br />

end in iesum Christum zyn eeghin zuene Crachtich<br />

onsen heere / die ontfanghen es Warachtich<br />

vanden helighen gheest / (duer gods voorzienichede<br />

gheboren huut der maeght Maria (tonser vrede /<br />

30 Onder Pontio pilato Veel lydens ontfaen<br />

ghestoruen en begrauen / En ter helsscher stede<br />

hy tnederdaelen dede<br />

vanden dooden / Ten derden daeghe vpghestaen /<br />

+<br />

Ende es vpghevaeren ten hemele zaen<br />

zit ter Rechter handt gods des vaders eersame<br />

van waer hy commen zal / om int huterste vermaen<br />

te oordeelen / Leuende ende doode bequame<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 134 r<br />

+ 134 v


253<br />

5 ick ghelooue inden heleghen gheest zoot betame<br />

de helighe Christenlicke ghemeente voorwaer<br />

de ghemeenschap der helighen duer christus Name<br />

vergheuenesse der zonden hoedanich hoe zvvaer<br />

de verRysenesse des vleeschs oock openbaer<br />

10 Ende dat eeuvvich leuen (Amen) der naer<br />

Tot Victoorken voornoomt<br />

Doe ick noch keerynghe<br />

vp dat zy ghevroomt<br />

En ghevppert met Leerynghe /<br />

15 Voort omme Leeren tscryfuene metter Penne<br />

vulbrynghe metten wercken tghescreuen alle bee<br />

ende tghuendt dat goet es / huut tquae wel kenne<br />

hebbe hem gheordonneert dit A: B: C<br />

Noch der naervolghende met claeren beschee<br />

20 diueerssche instructien om vvesen vailiandere<br />

huut Salomons prouerbien huuter wysheden zee<br />

ende van Leerynghen zaecken andere /<br />

A.B.C. Doctrinael<br />

Simpel Rhetoricael<br />

25 Alleene God Eere lof en glorie biedt<br />

god Vader / God zuene / God helich gheest<br />

een god drievuldich / ende drie goden niet<br />

Wien dat hemel eerde / ende helle vreest /<br />

+<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

doet alsoo ghy wildet datmen hu daede<br />

draeght hu godsvruchtelick ende Eerbaer<br />

doet nyemandt schande Leed noch schaede<br />

5 Clouckelick ieghens becuerynghen vecht /<br />

Laet hu * van tvleesch gheenssins verwinnen<br />

staet vroom clouck in tghelooue vpRecht<br />

ende vvilt de weerelt doch niet beminnen<br />

Dancbarich zyt van dies hu god verleent<br />

10 medeelt den aermen van huwen goede<br />

metten blyden verblyd / met die bedrouft zyn Mevveent<br />

Betraut inden heere met vasten moede<br />

Eere ionste vriendschap vader moeder gheeft<br />

doetse bystandt in dhuuterste noodt<br />

15 ieghens hemlieden Liefmoedich Leeft<br />

ende sluut gheenssins voor vrienden Broodt<br />

Flaumoedich te gods dienste niet en zyt<br />

maer zo wanneer ghy des moorghens vpstaet<br />

danct god Loft den heere ghebenedydt<br />

* ‘h’ over ‘v’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 135 r


254<br />

20 dan neerstich tot huwen affairen ghaet<br />

Ghiericheyt en zouct niet te zeere<br />

dan eerlick winnen den cost om Leuen<br />

hebt ghyt wel inden name van god den heere<br />

wilt den behoufteghen / medeelende gheuen<br />

25 Hebt dat ghy steruen moet voor ooghen<br />

Staet vp huwe ioncheyt gheenssins want<br />

als een blomme des ackers / moet ghy verdrooghen<br />

De mensch es niet dan stof / eerde / en zant<br />

In al huwe wercken zyt gheel Rechtueerdich<br />

30 onthoud den aerbeyder niet zynen Loon<br />

god huwen hemelsschen vadre eervveerdich<br />

zal ghebreckelick laeten niet / huwen persoon /<br />

+<br />

Kendt wat ghy zyt / ende wat ghij zult worden<br />

verhoueerdicht hu gheenssins vp hu goedt<br />

zo haestelick macht zyn nederghetorden<br />

Liefzamich de minste als de meeste groet<br />

5 Laet gramschap met hu niet vernachten *<br />

tempert hu zeluen / ende weest tevreden<br />

van haet ende nydt / Wilt hu oock wachten<br />

daer paeys es / god es daer teeuweghen steden<br />

Met dronckaerts snossers / quaet in tRegiment<br />

10 ende die niet dan zondich Leuen hanthieren<br />

schuwet die wandeltter niet omtrent<br />

maer metten godsvreesende zult Logieren<br />

Nyemands goed noch schat zult ghy begheeren<br />

noch yet dieftlick nemen / hoe cleen dat zy<br />

15 dat huwe es / mueght matelick wel vertheeren<br />

Ieghens den nood / houd een Pennyngh By<br />

Om goud zeluer / bede / vriendschap ghifte<br />

en zult ghy niet doen eennen valsschen Eedt<br />

houd als een zeghele dyn handgheschrifte<br />

20 ende naer huwen staet / hu Redenlick Cleed<br />

Pacientich lydzamich zyt ende verduldich<br />

als hu ancomt ziecte ofte Tribulatie<br />

peynst dat ghyt verdient hebt menichfuldich<br />

als hebbende grootlicx mesbruuct gods gratie<br />

25 Quetst nyemands eere Fame noch Name<br />

Loftuter noch oorblaeser vvilt niet vvesen<br />

Leeft met dyn huusghezin Reyn bequame<br />

houd maete in allen dynghen ghepresen<br />

Raedt ende advys vanden vvysen Neimt<br />

30 voorpeynst / ziet toe / eer ghy beghint<br />

van dwaese zotten altyds vervreimt<br />

* Eerste ‘n’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 135 v


255<br />

hanthiert die wys zyn / Wys wordt ghy ghezint<br />

Schoone woorden den vreimdelyngh en den Aermen<br />

zult altyds gheuen ende troosten ziet /<br />

+<br />

naer hu vermueghen Wiltse ontfaermen<br />

god almachtich zalt Loonen / en vergheten niet<br />

Tot huwen ghebuerkens Liefzaemich leeft<br />

staetse by in tyden en stonden<br />

5 als mueghelick hu naeste bloedt begheeft<br />

an dander zult bystandt dan hebben vonden<br />

Van boorghe voor yemandt Lichtueerdich tzyne<br />

excuseert hu wyslick comtter niet An<br />

tberaut / en tschaed dicvvils / dat byden wyne<br />

10 goethertich Lichtueerdich belooft een Man<br />

Wilt droncke dryncken altyds versmaeden<br />

met vriendekens machmen wel eerlick verblyden<br />

dronckenschap / es voesterghe van allen quaeden<br />

dwelck menich goet man heeft ghebrocht in Lyden<br />

15 Xpresselick schuut alle onEerbaer vrauwen<br />

hanthiert ghyse / hu in pericle stelt<br />

zy tooghen ghelaet / zoot schynt in trauwen<br />

maer de meeste Liefde trect naer hu ghelt<br />

Yeghelyck zult gheuen Andwoorde en tale<br />

20 naer datmen hu naer hu wetentheyt vraeght<br />

gheschicte Redenen / met corten verhaele<br />

zyn pryselick Want den anhoorders behaeght<br />

Zoorgfuldich zyt / ende niet en faelt<br />

thuus goet exemple tooghene / als thooft<br />

25 dyn schuldenaers eerlick en blyde betaelt<br />

zoo ontlast hu zeluen / en word weder ghelooft<br />

Tes goddelick duechdelick Pryselick<br />

dat de vadere des huusghezin<br />

hem blyde ghelaetich tooght altyds Wyselick<br />

30 al heeft hy nochtans groote zwaricheyt in<br />

Contrarie der waerheyt wilt nemmermeer spreken<br />

wacht hu van te belouene vele<br />

mesdoet hu yemandt / Laet dheere god Wreken<br />

Wacht hu van tuusschers / metten theerlynckspele /<br />

+<br />

Tytel van hooghe ende groote offitien<br />

te cryghene keertter of huwen Lust<br />

tschict den man zomtyds tot qua conditien<br />

peynst die Lettel Regiert / es meest gheRust<br />

5 Tra ghelick totten aermen schamel huusweecken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 136 r<br />

+ 136 v


256<br />

weest niet / maer vierich int visiteren<br />

god zal oock bermherticheyt thuwaerts huutReecken<br />

als ghy eens voor zyn oordeel zult Compareren<br />

Est mueghelick omme cryghen dhemelsche vruecht<br />

10 hu van zonden wacht / en keert van duecht niet of<br />

doetter hu beste toe / zoo ghy best mueght<br />

Alleene god almachtich / Biedt eere ende Lof<br />

Dit teender Leerynghe gheComponeert<br />

Es tot allen mensschen voor oude en Ionghe<br />

15 Nu eeuvvich tallen tyden zy ghelaudeert<br />

Elck die tot Leerynghe dwynght de tonghe /<br />

Leerynghen huten prouerbien<br />

Van Salomon/<br />

Prouerbi / primo<br />

20 Weert huwen voet / huut tzondaers paeden<br />

gheen wandelynghe / daer inne doet<br />

haer voeten Loopen totten quaeden<br />

ende haesten omme te sturtene bloedt<br />

.2. o<br />

Die upRechteghe zullen wuenen in tlandt<br />

25 En die onnoosel zyn / zullen daer in blyfuen<br />

maer dongodlicke zullender huut zyn gheplant<br />

en die quaet doen / zalmen der oock huut dryfuen /<br />

+ in tderde<br />

En zeght niet tot huwen vriendt int Leuen<br />

ghaet henen comt weder / moorghen zal ict hu gheuen<br />

Als ghyt nochtans mueght gheuen terstondt<br />

5 vvant / doet ghyt zoo / gheveynst / es huwen grond<br />

Niet quaets ieghens huwen vyandt velt<br />

als hy zyn trauwe vp hu heeft ghestelt<br />

Int 4. de<br />

Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />

10 Bewaert hu herte met neersteghen Raede<br />

Laetse niet bewaertse / vvant tes hu Leuen<br />

ende of keert huwen voet vanden quaede<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 137 r


In tvyfde<br />

257<br />

Der loozen vrauwen valscheyt zyt ouerdynckende<br />

15 vveister oock niet te naer een zittere<br />

Al zyn de Lipkens zoet / en tkeelken blynckende<br />

Thendeken word als alseme bittere<br />

Huer tonghen zyn scherp ghelyck een zweerdt<br />

Twelck an beeden zyden scherpsnydende deert<br />

20 Nedervvaerts ter dood zy haer voeten voortstellen<br />

huer ghanghen ghaen duere / Tot inder hellen<br />

Maect huwe weghen verre van haer<br />

Ter dueren huers huus / en comt niet naer<br />

in tzeuenste<br />

25 Schuut onEerbaer vrauwen tot zonden geneghen<br />

Al belouen zy hu veel schoons in groots<br />

vvant haerlieder huusen zyn helssche weghen<br />

daer men ondervaert inde Camer des doods<br />

int xi. e<br />

30 Wie Coorne verberght in zyn ghierich beghorden<br />

zal vanden volcke vermalendydt worden /<br />

+<br />

Een valsch ghevvichte / om claer ghewaeghen<br />

Es den heere een Afgryselichede<br />

end een vul ghewichte zyn wel behaeghen<br />

doet zoo ghy wildet datmen hu dede<br />

5 Een onderzoucker die naer qua vruchten pluct<br />

die zalder int hende / zyn mede bedruct<br />

int .12. e<br />

Wie zyn Landt houffent en beAerbeydt<br />

die zal hebben / Broods planteyt<br />

10 Maer een de ghuene die Ledich ghaet<br />

die es / die dalder zotste staet<br />

.14. e<br />

Waermen goeden aerbeydt te doene bestaet<br />

daer es ghenough / zonder veel bespreck<br />

15 maer waer men met veel woorden ommeghaet<br />

daer es ghemeenelicke ghebreck<br />

Die onverduldich es / zal zotticheyt doen<br />

maer die voordachtich es / haet dat / vp elck saeysoen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 137 v


.15. e<br />

20 Tes beter ghenoodt te zyne voorwaer<br />

tot waermoes met Liefzaemichede<br />

dan tot eennen vetten osse daer<br />

haet ende nyd es / en groot onvrede<br />

.17. e<br />

258<br />

25 Een vroylick herte / maect Lustich tleuen<br />

den drouuen gheest tghebeente verdrooght<br />

Een die een vriendt es / Bemint zonder sneuen<br />

en zyn broeder inder noodt ionste tooght /<br />

Een die verkeert van herten es / en vyndt niet goets<br />

30 een zot es gheboren tot zyn tselfs schande<br />

gherust te zyne / ende vroylick goet moeds<br />

es een daghelicx wel Leuen in allen Lande /<br />

+ Int .19. e<br />

Huus En goedt mach vanden ouders zyn bleuen<br />

maer een verstandich vvyf / Comt vanden heere ghegheuen<br />

20. e<br />

5 Den vvyn maect spotters / En stercken dranck<br />

maect wiltheyt / en ghetemperde zinnen Cranck /<br />

En bemindt doch den slaep niet te couverlick ziet<br />

vp dat hu Aermoede verdrucke niet<br />

.22. e<br />

10 VVilt zyn gheenen vriendt van een toorneghen man<br />

oock met eennen Raesende man niet ghaet<br />

vp dat ghy zijne weghen niet leert voort an<br />

end huwer zielen dies / een verarghen ontfaet<br />

Costelicker es / eenne goede name<br />

15 dan veel Ryckdommen / hoe Eersame<br />

End een gracelicke ionste menichfout<br />

veel beter dan zeluere ende goudt<br />

Hoe de Rycke ghecleed zyn / en die aerme zyn Naect<br />

god dheere / heeft ze alle beede ghemaect<br />

20 .21. e<br />

Ieghens god den heere Tzy in wat Landt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 138 r


259<br />

En helpt wysheyt / Raedt noch verstandt<br />

Ontfermherticheyt end oordeel doen binden lande<br />

es den heere Liefuer dan offerhande<br />

25 Verheffynghe der ooghen / en verbreedynghe der herten<br />

es zonde / en brynght de ziele in smerten<br />

Wie Rechtueerdicheyt volght / en Bermherticheyt zeere<br />

gheRechtheyt vyndhy / Leuen ende Eere<br />

Wie zyn mondt ende tonghe bewaert<br />

30 zyn ziele hy van benautheden spaert<br />

Een de ghuene die hem laet ghezegghen<br />

die mach met eeren oock spraecke huutlegghen /<br />

+<br />

TWeynschen van die Ley es / hem zeluen doodt<br />

Want zyn handen en wilden niet doen<br />

hy weynscht wel daghelicx in zyn noodt<br />

maer leght niet te wercke in zyn saeysoen<br />

5 in Txxiij. e<br />

En eit met een nydich menssche gheen brood<br />

hy zal wel zegghen / Eit ende drynct<br />

en zyn herte wilde mueghelick wel hu * doodt<br />

dat hy niet en weet / hy te vonnessene dynct<br />

10 24 e<br />

Gheen ghetughe zyt zonder oorzaecke<br />

ieghens huwen naesten / met gheender spraecke /<br />

vreest den heere / En den conyngh mede<br />

mynghelt hu met meutmaeckers / tgheender stede<br />

15 25. e<br />

En hu Vyandt honghert / spyst hem huut ionsteghe aderen<br />

durst hy / met drancke wilt tzynewaerts helden<br />

Want colen zult ghy vp zyn hooft vergaderen.<br />

en god den heere / die zalt hu verghelden<br />

20 Met huwen vriendt handelt hu zaecke ziet<br />

openbaert een vreimde / hu verholentheyt niet<br />

Vp dat hyt niet en verwyte voort<br />

als hy al hu secreet / zal hebben ghehoort<br />

26 e<br />

25 Alsser gheen hout / meer an tvier es by<br />

zo ghaet tvier huut / naer zyn ordonneren<br />

insghelycx als een oorblaeser oock wech zy<br />

* ‘zyn’ doorgehaald; ‘hu’ bovengeschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 138 v


den tvvist houd vp / ende zal cesseren<br />

260<br />

Esser yemandt die dynct / dat wys es hy<br />

30 An een zot / es meer hopen / dan alsulcke zy /<br />

+ Prouerbi / 27.<br />

Laet. hu / een ander prysen / niet huwe mondt<br />

een vreimde / niet hu Lippen / te gheender stondt<br />

Beter zyn de wonden / des Liefhebbers ziet<br />

5 dan een bedrieghelick cussen / met nyde gheschiet<br />

29. e<br />

Wie Leckerlick van ioncx zyn Knechten vpvoedt<br />

zalse naermaels vynden wederspannich ghemoet<br />

Den houeerdighen volght vernederynghe zaen<br />

10 doetmoedeghe van gheeste / zullen eere ontfaen<br />

Wie vvysheyt bemindt groote wysheyt doet<br />

en verblydt zijnen vader in dat gheual<br />

maer zo wie dat een hoere vpvoedt<br />

zyns ghelts hij quycte worden zal<br />

15 Een man die met harden necke versmaet<br />

den ghuenen die hem berispt ter noodt<br />

zonder hulpe ofte Toeverlaet<br />

zal dien ouercommen een haesteghe doodt<br />

Die den menssche vreest word tonderbleuen<br />

20 maer wie hem vpden heere verlaet<br />

die menssche zal worden vpgheheuen<br />

huut zyn verdoolde zondeghen staet /<br />

Inde dertichste prouerbi /<br />

Een Landt onRustich word duer drie dynghen<br />

25 ende dat vierde / macht niet ghehynghen<br />

Eerst een Landt onRuste beghord +<br />

duer een knecht / eist dat hy conynck word<br />

Ten tvveeden een landt cryght onRustich lot +<br />

duer eennen aelwaereghen Brood dronckeghen zot<br />

30 Ten derden men daer onRusticheyt schaut +<br />

duer een hatelicke vrauwe / als zou word ghetraut<br />

Ende ten vierden int landt eersame +<br />

daer tionc wyf wordt / der vrauwen Erfghename /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 139 r<br />

+ .1.<br />

+ .2.<br />

+ .3.<br />

+ .4.


Andre<br />

++ Int .31. e<br />

261<br />

Waer dronckenschap Rengneert huut bier ofte Wyn<br />

niet secreits / en can daer warachtelic zyn<br />

5 Alle dat god doet<br />

Es zyn muegentheyt / ende wille goet<br />

In vvien zyn drie dynghen diet al verhuecht<br />

Mueghentheyt / Wysheyt / ende Duecht<br />

Welcke drie dynghen Bouen al ghepresen<br />

10 zyn al een wesen / met gode / end in gode<br />

daer de weerelt gheheel mids desen<br />

mede gheRegiert es / tzynen ghebode<br />

Vyf dieren int Compareren<br />

vyf zins bouen de menssche domineren<br />

15 De menssche heeft vyf Redenlicke zinnen<br />

als zien / Riecken / ghevoelen / hooren / en smaecken<br />

maer vyf dieren zynder ter weerelt Binnen<br />

die de menssche tbouen ghaen in dese vyf zaecken<br />

Linx duerziet al / niet mach hem ontmaecken<br />

20 De ghier stercxt Riect / van verre Roke ontfaet<br />

Tschemynkel smaect licht / end als yet wil ghenaecken<br />

der Copspinne Ter stondt tghevoelen bevaet<br />

Den Euer subtyl int hooren verstaet<br />

Elck dier te bouen ghaet /<br />

Andre<br />

Vader ende moeder hem neerstich spoeden<br />

huer kyndt vphelpen ionck cranck ghestel<br />

de vader den cost wint / de moeder cant voeden<br />

Cryghtser naermaels duecht of / zoo schicket wel /<br />

++<br />

Tkyndt te iaere ghecommen gheworden man<br />

zulcke vader vpdraeght hem zyn goedt mids desen<br />

om gheRust ghemackelick Leuen voort An<br />

ende laet zyn kyndt zelue zyn vader vvesen<br />

5 Tkyndt dan aldus hebbende dueverhandt<br />

de vader word oud cranck ende versteken<br />

men wyst hem voorby / Tkyndt doet gheen bystandt<br />

de vader verghaet dies / duer noods ghebreken<br />

+ Fol. 139 v, r. 19-24 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 140r, r. 18, 20 ‘donnoosel’, 21 ‘Reden’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 139 v<br />

+ 140 r


Aucteur<br />

10 Vaders moeders hu zeluen quyt<br />

doet als de vroede<br />

met kynder Proffyt<br />

dyn kyndren Castydt<br />

Dats metter Roede<br />

15 zoo qua pertten weeren<br />

vry totten bloede<br />

Ten zal niet deeren<br />

262<br />

Den tydt Ieghenwoordich / duer alle quaet<br />

in tshuwelicx staet<br />

20 heeft qualick gheweint / donnoosel zyn kyndt<br />

naer Reden te hoorene / end hueren Raedt<br />

hebben zy versmaet<br />

Tkyndt vpgroeyende / dies talder boosheyt hem pyndt<br />

iusticie hem dan in zynen fluer vyndt<br />

25 en mids datter Recht en Redene om zende<br />

ghehanghen te drooghene word inden Wyndt<br />

zulck werck zulck loon Quaet leuen zulck hende<br />

En franchois<br />

Le tamps present / Par sa damne malice<br />

30 sans Raison ont instruict l * innocent<br />

dont est tombe a grand prejudice<br />

+<br />

es mains de la Rigoreuse iustice<br />

et est pendu seicher au vent<br />

Ander materien<br />

om naer te scryfuene<br />

Ter scholen ferien<br />

niet huut te Wryfuene /<br />

Ghenade en ghelooue purgieren de zonden<br />

duer iesum christum ghebenedydt<br />

onse ghenade / Rechtueerdich sterck bevonden<br />

10 zonder hem mueghwy niet doen / tgheender tydt<br />

Iesus christus es onse bermherteghe ghenaede<br />

die onslieden Ieghens god / zyn hemelschen vadre<br />

heeft verzoent / die waeren in mesdaede<br />

vvy hebbende / ghezondicht allegadere<br />

* ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 140 v


263<br />

15 Al onse Rechtueerdicheden die zyn<br />

als een vraumaendzuchtich vuyl onReyn cleed<br />

duer iesum Christum vp elck termyn<br />

Worden zonden vergheuen / als die zyn Leet<br />

Weerelt heeft hij verwonnen helle / dood / zonde<br />

20 tghuendt diesser te doene was heeft hy vuldaen<br />

Oud en nieu testament / Esser of oorconde<br />

die hy wil versteict hy / ofte mach ontfaen<br />

Een god der goden / god drievuldich in weerde<br />

Christus zyn zuene tzynder Rechter handt zit<br />

25 macht es hem ghegheuen in hemel end Eerde<br />

als onsen aduocaet voor onslieden Bidt<br />

Es hy met ons vvie mach ons deeren<br />

nyemandt / noch gheen tormenten zo groot<br />

Die tzynevvaerts keert / vvil hy oock begheren<br />

30 gheenssins willende der zondaeren doodt<br />

Maer dat hy bekeere omme eeuvvich Leuen<br />

ende met hem te zyne meErfghename /<br />

+<br />

zyns hemelssche Rycke / dwelck hij can gheuen<br />

die in hem gheloouen / duer zynen name<br />

Valerius maximus zoo heeft tbouck title<br />

daer dit verhaelt staet in tweede capitle<br />

inde zeuenste Bouck<br />

doet daer tbezouck<br />

zo dicwils ghy wilt tsiaers<br />

Breeder vyndt ghy verclaers<br />

Een ionckman zoude eens nemen Raedt<br />

10 An Socrates / Waddynghe dat hem goet dochte<br />

dat hy zou Annemen den huwelicken staet<br />

ofte niet huwen zoude / (hoe wel hyt vermochte<br />

Socrates Andwoordhem met woorden zochte<br />

welck ghij van beeden doet / tzal hu berauwen<br />

15 vvant huwt ghy niet / zooment manierlick plochte<br />

zult in eenicheyt leuen / tot een verflauwen<br />

gheen ghetraude generatie / zalmen van hu schauvven<br />

ende als hu afcomste / (Ter causen van desen<br />

zal hende nemen / Tzy mans ofte vrauwen<br />

20 vreimdelynghen zullen hu aeldynghers wesen<br />

End indien ghy hu ten huwelicke stelt<br />

in een eeuwich zoorghen / zyt nacht ende dach<br />

met claghijnghen daeghelicx zeere ghequelt<br />

hu wyf zal hu verwyten daer zou mach<br />

25 datse Rycker was dan ghy / ende met een gheclach<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 141 r


+<br />

264<br />

zalse cranckelick festieren hu vrienden en maghen<br />

ander mannen met een vriendelick ooghvpslach<br />

zullen om haer ghebruucken legghen Listich laghen<br />

onverzekert datse hu kynderen zal draeghen<br />

30 end al hadse kyndren / dit openbaer // es<br />

zo en zyt ghy niet verzekert / dit zyn de plaeghen<br />

of die huwe toebehooren / oft een ander de vaer // es /<br />

Aucteur<br />

Ionghe gheestkens moeten zomtyts den zin verscherpen<br />

naer wysheyt verblyden met een zotternie<br />

dies wil ick myn zuentken een Liedeken toewerpen<br />

5 om zomtyts te zynghene maer zonder partie<br />

Twelck ic wel wilde / dat meest gheschie<br />

principalick tsnavents alst vriest inde wynttere<br />

alsmer ghaet om keerssen of corte meersserie<br />

in huus niet alomme van als men vyndttere<br />

10 Altemets duer de wolcken de mane schynttere<br />

een Liedeken clynct dan zoo wel achter straeten<br />

menich goet theerknecht / gheweest een Pynttere<br />

thuus commende macher oock vruecht huut vaeten<br />

Liedeken Vander Benauthe<br />

Nieuvve Voys<br />

ghestelt. zonder verflauthe<br />

Naer myn Patoys.<br />

Ghy maendach drynckers groot ghetal<br />

danssende inde benauthe<br />

20 Als ghy sprynght zo waeghet al<br />

danst al huter benauthe ghezelle<br />

schoyt naer Ruetelaers cappelle<br />

Danst al huter benauthe<br />

Vrau Leghe die vpden Ruuckpot zit<br />

25 wacht hu vander benauthe<br />

van tlecker Ley Euel zyt besmit<br />

danst al huter benauthe Brunelle // schoyt etc a /<br />

Die tsmaendachs by een schaepshooft poyt<br />

zittende inde benauthe<br />

30 Tsdysendaeghs / naer myn oomken schoyt<br />

Danst al huter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />

+ Die tlaetste pandeken hebt verteert<br />

slumende inde benauthe<br />

en thammeken hebt gheel vpghesmeert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

141 v<br />

+ 142 r


265<br />

danst al huuter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />

5 Ian tylick ghuut die thuwe verloopt<br />

Commende inde benauthe<br />

thin vanden boorde ghreed ghelt vercoopt // danst etc a /<br />

Zoorgloose die boorgbier anden weegh clampt<br />

Loopende naer benauthe<br />

10 Tvleesch huter stande verslampampt<br />

danst al huter benauthe brunelle // Schoyt etc a<br />

Ghy niet in dhandt end al ghemist<br />

zittende inde Benauthe<br />

die hebt al ieghens de mane ghepist // danst etc a<br />

15 Quistegoeykens Die thuwe verdoet<br />

Wacht hu vander benauthe<br />

vileynich verpepert hu huwelick goedt // danst etc a<br />

Ioncxkens die Coopt een Iaerken dach<br />

zoo commende inde benauthe<br />

20 de winnynghe meer heescht danse vermach // danst etc a<br />

Ioncvvyfuekens schieloos zeere ghezint<br />

wacht hu vander benauthe<br />

vertoyende meer dan ghy tsiaers wint // danst etc a<br />

Die dickwils voor den droomstock claeght<br />

25 truerende inde benauthe<br />

eer datmen hu daer de mauwe vaeght // danst etc a<br />

Meyskens die gent vpghestreken ghaet<br />

gheschoeyt al inde Benauthe<br />

ter bruloft ghetoyt buten huwen staet // danst etc a<br />

30 Cockinnekens die de bruudt ghaet bezien<br />

gherocht inde Benauthe<br />

Commende maegdeken thuus messchien<br />

danst al huter benauthe brunelle // Schoyt // etc a /<br />

+<br />

Ionckers die boomkens tellen // ghaet<br />

gherocht inde Benauthe<br />

wacht hu van pouers fellen // Raet // danst etc a<br />

Sluperkens ghaende met tclocxken huut<br />

5 wacht hu vander benauthe<br />

Die knispaert ghaend houd vp tribuut // danst etc a<br />

Oorlof slampampers menich zot<br />

ghecommen inde Benauthe<br />

duer finanche en zwatelpot<br />

10 danst al huter benauthe ghezelle<br />

Schoyt naer Ruetelaers capelle<br />

danst al huter benauthe /<br />

Noteirt<br />

OmRynght hu hooft met Laurieren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 142 v


15 dect hu lyf / en wilt verchieren<br />

met ghesteentten / ende goud dierbaer<br />

// zyt ghy hedent in manieren<br />

eennen boer in dyn hanthieren<br />

Boer zyt ghy / en boer zult blyfuen claer<br />

20 Altyds voorwaer<br />

Myn .3. *<br />

Dochteren<br />

266<br />

Myne dochtren ghecommen eensdeels thueren Iaeren<br />

en const ick noyndt veel eerdsch schat vergaeren<br />

beveel hemlieden / dies spa ende vrough<br />

25 datse god beminnen / end huer eere bewaeren<br />

zo hebben zy schat ende goeds ghenough<br />

Van hemlieden drie / een / ofte twee<br />

als ick zal (hopick) zyn inder gods ghelee<br />

zullen huerlieder moeder bystaende blyfuen<br />

30 maer beveel hemlieden / By goeden beschee<br />

datser emmers achter niet en leeren kyfuen<br />

+ Ofte zynser inne te hooghe gheleert<br />

daeghelicx zynde / By huer ghezeten<br />

doch datter elck zynen zin Afkeert<br />

en datse die Lessen / eer zy worden vermeert<br />

5 Met myn Doodt // Beede tsaemen vergheten<br />

Componerynghe der Rhetorycken<br />

moet ick oock bezwycken /<br />

Van myn diueerssche spelen end Esbatementen<br />

zouder yemandt * nemen in gheen behaeghen<br />

10 dan dat hyder wilde zyn zeghel an Prenten<br />

Laetse dan Liefuer tscrudeniers draeghen<br />

en den versmader met sulpherhulst zyn poorte vaeghen<br />

Liefuer hy de conste / doch die OnEere // dede<br />

of gheue deerste die der naer commen vraeghen<br />

15 mueghelick wordttere verblydt zeere // mede<br />

Boucken en briefuen<br />

Boucken bullen ende ander diueerssche briefuen<br />

meest anghaende der prothocool practycke<br />

dat die anveerde diet mach Beliefuen<br />

20 diese oorbooren wil int ghelycke<br />

* ‘.4.’ doorgehaald; ‘.3.’ bovengeschreven.<br />

* Oorspronkelijk ‘nyemandt’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 143 r


ken schicker hem mede te wordene Rycke<br />

BeRompelde chaerters<br />

267<br />

Oude Chaerters gheteeckent by oude practizienen<br />

gheen Bartholus balduienen<br />

25 hoe zy voortyds vander penne de croone spienen<br />

betrautter gheen groot proffyt huut te vyndene<br />

vermangheltse / Wantse meersmannekens dienen<br />

omme huerlieder prondlynghe in te wyndene /<br />

+ Maer de alder claerste perfect ghescreuen<br />

die daer worden naer my ghebleuen<br />

Laet die doch / een poose tyds in wesene<br />

ende zomtyds den schamel schoolkyndren wilt gheuen<br />

5 omme der in huut te Leeren Lesene<br />

Oude prondelboucken tgheender aduantaigen<br />

ende diueerssche Papyraigen<br />

Veel / Lueremarcten van oude boucken<br />

hier ghebonden / daer ontbonden / verstroyt tallen houcken<br />

10 offer yet van proffytte waer in<br />

datmense nochtans touerziene wil Roucken<br />

spraeckense van baete / twaer alf ghewin<br />

En met diesser gheestlick in word bevonden<br />

zommich die macher hem stichten mede<br />

15 de Reste tsaemen ouer hoop ghebonden<br />

datment meestdeel schicke voor ydelhede<br />

houd tbeste // de Reste // ter heymelicker stede<br />

zend vry den prondel al te male<br />

om snuutcleers te zyne van Portegale<br />

Schilderyen<br />

Maect hu den prondel quyte ghereed<br />

de schilderyen mueghen Ionghe kynders verclampen<br />

oft tian vyndt ghy yemandt die abelheyt weet<br />

smedet yser te wyle tes heet<br />

25 doetter schoon wit varsch papier of stampen<br />

Gheen of lettel boucken heb ick in schriftuere<br />

die ick mochte iunnen In eenich Convent<br />

een deel van tleuen esser van Bonauentuere<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 143 v


268<br />

dien goeden ghemackelick vriendt bekent<br />

30 de Reste zyn meest onghescreuen gheprent /<br />

+ Pyndmer zommeghe boucxkens tontcoordene<br />

ghy zultter vynden / en twel zoucken gheschie<br />

dinstitutie van sinte franciscus oordene<br />

gheprent zonder preuilege / datmer mussels me zie<br />

5 Wie weet oft zulck hilde voor herezie<br />

ofte fantazie<br />

Inctpot pennen schriftooris<br />

Al myn pypers halaem Inctpot schriftooris<br />

// Pennen naer of ghesneden van myn broeders // tyde<br />

10 gheef Ick als dynckende / dat oorboor // is<br />

indiender in myn sterfhuus zo veel ghehoor // is<br />

Oudbolleghe clercken / van tsmoeders // zyde<br />

Comptoir inden burch<br />

Myn Comptoir inden burch (neen) gheleend comptoir<br />

15 ende my maer laeten ghebruucken by gratien<br />

gheef ick wederomme zyn naeste hoyr<br />

voor tbeseghen in myn Leuens spatien<br />

houd ick an my zeluen / de Reparatien<br />

Zitlys<br />

++<br />

20 Die en heb ick emmers niet te zeere versleten<br />

metten paidgen wasse dicwils becleedt<br />

gheduerich hebber niet altyds vpghezeten<br />

Cause / wel zom van myn mebroeders weet<br />

zomtyds barndemer hoorens / of tsteen wasser theet<br />

25 Hoort wat icker eens wiste te ghebuerene<br />

ende wat dese bouuekens hadden bedreuen<br />

dese wynckele es te huerene<br />

haddense vp het comptoir ghescreuen<br />

Tweewaerf vervarscht / ieghens eens huutghewreuen /<br />

Wassen schryftafele<br />

Buten In tpaeuken goedertiere weerdinne<br />

gheef Ic de wasse tafel inde voornoomde lys<br />

zou macher huer schuldenaers scryfuen inne<br />

5 zonder my / diese wille / ten eersten beghinne<br />

ende stae icker een Restken / ick schict grandmerchys<br />

+ Fol. 144 v, r. 27 ‘Vrau ... beschicx’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 144 r<br />

+<br />

144 v


Myn ghebuerkens<br />

269<br />

Myn liefue ghebuerkens zoot best betame<br />

inde straete daer ick wuenstich hebbe ghelogiert<br />

10 Laet ick die achter / Een goede name<br />

een minsame vriendhoudeghe fame<br />

zo eist dan / van my wel ghedrapiert<br />

Och inden hoop / had icker een voochdesse<br />

die voor my zoorgde spae ende vrouch<br />

15 of ick alle daeghe ghynck hooren messe<br />

Wanneer / ofte niet zou zoorghe drough<br />

ze was zo ghenoughelick alsse Louch<br />

Zou wachte myn huus met allen nauwe<br />

wiens tonghe ghenaecte gheen Copghespin<br />

20 tvvas zo neerstich een veynster iiffrauvve<br />

tsnuchtens tylick / tsnavents spa / zonder ghewin<br />

drougse zoorghe / wie tmynent ghijnck huut end in<br />

Voor datse dus wel heeft de waecke ghehouden<br />

icxse veel meer dan al dandere pryse<br />

25 end om dats eens myn wyf me hielp faelievouden<br />

gheef Icxse met dancbareghen bewyse<br />

Vrau al beschicx voor een devyse<br />

Myn bril<br />

Myn bril // ick wil // datmen die beweghe<br />

30 Want ict hooghe weghe<br />

den clerck vanden schout / Vp een goet gheschien<br />

hy caterooght zoo ick te merckene pleghe<br />

dats hem gheworde / Bid ick ter deghe<br />

Eer dat hy leert duer de vyngheren zien /<br />

+ Blaeu Ians stehouder / vp dat hy niet claeghe<br />

moet ick oock yeuwers me maecken verblydt<br />

die ion ick den pacht vanden Ouerdraeghe<br />

nv zynde ofte in toecommende tydt<br />

5 dat hy daer me doe / zyn meeste proffyt<br />

Rapiere<br />

Dats vvaer ende myn beRoeste Rapiere<br />

die gheloof ick noyndt gram menssche zach<br />

die gheef ick al staet ze my int deelen diere<br />

10 Crepelken / die ghelt te gaderne plach<br />

Banden an zyn gheltkiste / der of maecken mach<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 145 r


Aucteur<br />

270<br />

Om de Marctvvyfs end ander cleene tueterynghe<br />

wierd ick peynsende datse oock wat creghen<br />

15 maer vp datter zy gheen Ieghen Cnueterynghe<br />

de manshoofden dienende eere * ghedreghen<br />

zalmen eerst huerlieder testament Beweghen<br />

vleeschuus slutere<br />

Van vpden braembergh dien vleesschuus slutere<br />

20 die gheef ick tes een goet Cannetutere<br />

Al myn oude schoelaps Can hy der an gheraecken<br />

hy schanck my voortyds Coolbraeykens als goe Rutere<br />

hy zalder mueghen vlieghlappen of maecken<br />

Lapper vpden braembergh<br />

+<br />

25 Die gheerweerdighen persoon diemen halseken hiet<br />

die wist ick om wat te gheuene toevlechten<br />

dan deerste Reysse / datmen hem ziet<br />

vergheef ick hem dat hy my eens verRiedt<br />

van buten dryncken / met ander goe knechten /<br />

VischCoopers Cnapen<br />

Dese moutvlieghen / die vanden ghebreke<br />

der droogher crauwaidge Lyden benauwen<br />

datmen die twee ofte driewaerf de weke<br />

5 Tusschen de schoers met bercken zalue streke<br />

Tes zeere ghezondt ieghens tnecke crauwen<br />

Quackzalue<br />

Meester ian vaeret wel ioncker clucht<br />

de welcke trect tant al lachende huut<br />

10 die gheef ick myn speghele zonder Lucht<br />

hy ghafme eens poer ieghens de gheluzucht<br />

Als ict wel bezach / zo wast Rattecruudt<br />

Fielten<br />

Voor Sint iooris de fielten inde zunne<br />

15 Leylecker stercke bouuen / zouckende goe daeghen<br />

Bidde / zoo ict hemlieden testamentelick iunne<br />

* ‘nd’ doorgehaald; er stond ‘eerend’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

145 v


271<br />

datse huerlieden handen Rechte draeghen<br />

Eer ze meester malin den Rick comt vaghen<br />

Want die veel dyncx vyndt / eer datment verliest<br />

20 met houfysers Luudtmer ouer te peerde<br />

en clemt in zyn graf / eer hyt verkiest<br />

in tkemp ghecnocht / hy van achter niest<br />

Ende hend zyn leuen / tusschen hemel end eerde<br />

Trompers Vp dhalle<br />

25 An dese Ruters Begheer ick doch een zaecke<br />

die up dhalle tsnachts houden de Waecke<br />

als zy commen By Raepsolaesen<br />

hemlieden Rustende met ghemaecke<br />

datse dan daer veel wyns huutblaesen<br />

Marctvvyfs<br />

Dese quackeltonghen / van myn alder beste goedt<br />

daer mede ick voortyds plach zyn een Pyntere /<br />

+<br />

gheef ick ionstich van Backers colen een hoedt<br />

diemen te bamesse bezoorghen moet<br />

Omme huerlieder Ruuckepots ieghens de Wyntre<br />

Tryakelwyf<br />

5 Van emula Campana Een dick wortelstick<br />

Tryakelwyf onder dhalle gheef ick<br />

eer datse beschimmele ofte Bederue<br />

zou ghaf my eens poerken van Ryseprick<br />

en van myn ghifte machse maecken conserue<br />

10 Als icker omme peynse my dynck ick sterue<br />

Penscramer<br />

Ghy voor sinte christoffels kercke<br />

die de schaeps Aenzichten daer vercoopt<br />

de schamel ghilden ghaende te wercke<br />

15 gheeft ze wel penssen toe ouerghehoopt<br />

maect datter goe Fame achter hu Loopt /<br />

Fonteyne vpde marct<br />

Den scheppere die ter grooter marct Regiert<br />

de Cisteerne kelder ter ghemeender baete<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 146 r


272<br />

20 ten onderhoude van dien datse niet faelgiert<br />

en zo langhe alsse staet wel verchiert<br />

ick acht goudin Leeuwen tsiaers achterlaete<br />

Breykens<br />

Dese haestich drabbeduere elck winnebroodt gheseyt<br />

25 telcx gheriefue ter marct ende vleeschuse staende<br />

om eennen cleenen pennyngh doen ghewilleghen Aerbeydt<br />

zomtyts dient de Ronde schyfue Afgheleydt<br />

alsse om een cort huwelick huut zyn ghaende<br />

dese ionick zoo icxse voormaels vermaende<br />

30 vvaer zy ghaen / commen / keeren / ende wien omtrent /<br />

+<br />

hueren loon ontfaende<br />

zyn hoorende doof / ende ziende blendt /<br />

Aucteur<br />

Nu vvild Ick wel hoe icker noode an Comme<br />

5 maecken een staetken van myn eerdschen goede<br />

slaent tsaemen te hoope / in eenne Somme<br />

die wat verspaert / Leeft als de vroede<br />

maer noyndt en was ick waen van dien bloede<br />

Mynen staet<br />

GheReede ghelt<br />

Eerst als van myn ghereeden ghelde Anghaende<br />

nyemandt / nemer naer groote verzinnynghe<br />

zultter lettel vynden / oft yemandt vermaende<br />

Tes meest al huut / in diueersche winnynghe<br />

15 Al queterynghe / Eerdsch goeds beminnynghe<br />

Cleederen ende habyten<br />

Naer Al myn habyten / dient tzijne gheen zouckere<br />

of tgheboufte eens liepe / eennen quaeden loop *<br />

een pertie esser tot myn ooms inde Wouckere<br />

20 daer zynse bewaert / Byden grooten hoop<br />

Maer dhuushuere / esser niet zeere goe Coop<br />

Zeluervverck<br />

Zeluer croesen / vercreghen zonder veel ghepyns<br />

een schaele daer langhe was naer ghehaect<br />

25 tot hyse ghecreghen heeft Binnen zyns<br />

* ‘hoop’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 146 v


273<br />

en mids dats een man zomtyds costen veel wyns<br />

heb icxse my ouer Lanck quycte ghemaect<br />

Iuvveelen<br />

Myn vvyf weet ick wel van iuweelen en baeghen<br />

+<br />

heefter niet vele / zoo ick hebbe Bekeken<br />

pater nosters van zeluere / vuer langhe daeghen<br />

en heeft ze niet Connen Andoen om draeghen<br />

Want zen conste gheen zeluere met voeten ghesteken /<br />

HuusRaedt<br />

Coedsen tafels kisten ende tresooren<br />

maer emmers gheen soorte van houttin taeliooren<br />

als ick verhuuse alsulcke Parcheelen<br />

al tsamen Laet ick / die naer tbehooren<br />

10 den schrynewercker / ieghens zyn Cnaep of deelen<br />

Oude stoelen bancken stampers mortieren<br />

versleten blasebalghen quaede veynster verieren<br />

die gheef ick ende ick bespreict expres<br />

datmer mede zal vroyelick vieren<br />

15 Alst paeys tusschen de vier oordenen es<br />

Thin. yser motaelwerck<br />

Nu omtrent bet dan onder tpond Thins<br />

tRooctter inde Cuecken niet wel myns zins<br />

Romatyck / waer by yser motaelvverck Tduereit<br />

20 zo eist omme der of cryghen Te meer ghewins<br />

Ouer langhen tydt / tsaemen inden Broodkoorf besteit<br />

Eerdewerck<br />

Van potten Cannen teelen ende zulcke prondelynghe<br />

esser emmers ghenough / wat baetet te helene<br />

25 die gheef ick al tsaemen wechdraeghens mondelynghe<br />

den kynders / omme blendePot mede te spelene<br />

daer esser zo vele / niet om te vervelene<br />

Barnynghe<br />

Vanden barnynghoutte Turfuen ende Rys<br />

30 en zalmer vynden gheen groote hoopen<br />

Tverlaedt de zolders te zeere / naer myn Advys<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 147 r


274<br />

+ tfasseel datmer vynd om cryghen dhoogste prys<br />

Begheer ick datmen / dat zal metten stocke vercoopen<br />

Indien myn weduwe heeft een ander vpzet<br />

doe huer advys / en vercoopet al metter belle<br />

5 daer toe ic achterlaet Aldus een biliet<br />

de venditie becondighen huut mynen voortstelle<br />

Clynckynghe<br />

Men gheeft te kennen datmen moorghen ten neghen hueren<br />

zal alle maniere van huusRaedt vercoopen<br />

10 Thuutkercke tot Royaert daer binder dueren<br />

ghy vyndter gheen fouraidge / dan ydel schueren<br />

* veel vodden en Lueren / dus wilt derwaerts Loopen<br />

oock veel oude pallullen met grooten hoopen<br />

om ghelt tontfanghene heeftmer groote haeste<br />

15 ghy vyndter schoon eerdewerck / en Cannen van stoopen<br />

Meest daer omme biedende word de naeste<br />

Clynckers<br />

De vier clynckers der brugscher stede<br />

indien zy wilden beyaerden / ouer my<br />

20 naer myn doodt / gheef icxse tdraghene mede<br />

behoudens myn weduwe tconsent der toe dede<br />

de Belle die an myn voorduere zy<br />

Somme totale<br />

int generale<br />

Van mynen staet<br />

gheen goet / maer quaet<br />

Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

vand ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />

tpack was zo zwaer men mochter my onder versmooren<br />

30 Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

+<br />

myn WuenCasteel stondt oock vp crancke schooren<br />

Reparatie te doene ick om tghelts wille Liet<br />

Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

vand ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />

5 Mynen staet hebbende dus ouersleghen<br />

zoo tachter bevonden als vooren in tschryfuen<br />

* Een eerste ‘veel’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 147 v<br />

+ 148 r


275<br />

alf vand ick my zwaermoedich gheneghen<br />

doe docht ick wat wil ick droufheyt pleghen<br />

Tgoedt es ter weerelt / ende tmoetter blyfuen<br />

10 Zieck tzyne inde buerse docht ick es cleen zaecke<br />

maer zieck zyn inde ziele dats meeste smerte<br />

zo docht ick als te godewaerts / doende spraecke<br />

my ghevoelende zielwondich Tallen onghemaecke<br />

zegghende / Vphief ick themwaerts myn herte<br />

Refereyn<br />

Lof brudegom der christenheyt Liefzamich gloedich<br />

medechyn / elcken om ghenesen zachtmoedich<br />

kender alder ziecten zalichmaecker alleene<br />

heydenssche goddeloosheyt / dwaelende onspoedich<br />

20 iuedsche ongheloouicheyt / noch onReyn Bloedich<br />

moeten hu buugsaem zyn / iesu van nasareene<br />

O hooghste Liefde zeker ouer al ghemeene<br />

Ick zieckzondich melaetsch / vul maendzuchteghe sproeten<br />

bevlect metten vleessche / in my ghezondheyt gheene<br />

25 vanden toppe des hoofts / Belazert totten voeten<br />

Och wien zal ick om ghenesynghe ghaen begroeten<br />

al dat zonder hu hulpe es / mach my helpen niet<br />

dus heere keer ick thuwaerts / wilt my doch ghemoeten<br />

ghy kender alder gronden die de herten duerziet<br />

30 my ghenesynghe biedt // want hoe hooghe ghepresen<br />

Gheen ander * medechynmeester ** can my bet *** ghenesen<br />

Heere iesu Christe / god metter menscheyt becleedt<br />

doch nyemandt bet dan ghy / myn ghenesynghe weet<br />

duer hu / es onsen troost ouervloedich Bleuen<br />

+<br />

Abraham / huut zyn vaders landt Reysende bereed<br />

hebt hem menichwaerf vertroost by ende breed<br />

huut tzodomitich bederuen / hebt Loth gheheuen<br />

ghy zyt de wech de waerheyt end alleene tleuen<br />

5 heere / eist dat ghy wilt ghy my Reyneghen muecht<br />

die daer gheneest / die bedruct van herten beuen<br />

die al wat ghy wilt doet / gheeft my ghezonde vruecht<br />

heere duer huwe name verment myne Iuecht<br />

ghy die de heere god van allen vleessche zyt<br />

10 Raect my met dyn Liefuelicke Rechter hands duecht<br />

insturt my huwe gheest / my inwendich verblydt<br />

Lief heer ghebenedydt // van myn zieckzondich wesen<br />

* ‘dan ghij’ doorgehaald.<br />

** ‘en’ doorgehaald; ‘meester’ bovengeschreven in grijzere inkt.<br />

*** ‘niet’ doorgehaald; ‘bet’ overgeschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 148 v


276<br />

Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />

Gheen ander medechyn gheestlicke beminde<br />

15 en can my bet ghenesen Thuwaerts de ghezinde<br />

huut Liefden zoo gheneghen tot alder spatie<br />

die de liefde zyt / en waert / eer yet beghinde<br />

vvie zal ons vander liefde gods / vp dat die dinde<br />

scheeden / vervolghynghe / ofte Tribulatie<br />

20 hongher Peryckel ofte tzweerds martirizatie<br />

neen / vvant ick bem des zeker certeynlick claer<br />

dat noch dood / leuen / noch Inghelicke natie<br />

noch gheen ander creatuere vooren ofte naer<br />

En mach ons scheeden vander liefden gods / voorwaer<br />

25 die in christo iesu es / Onsen heere bekent<br />

tvvy zoud ick dan van hu lief medechyn vruchtbaer<br />

van hu scheeden / die vul cranctten hu comme omtrent<br />

vvant wie my elders zendt // Tot dien of tot desen<br />

Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />

30 Prinche<br />

Heere zulck wil my zenden totten mensschen om Raedt<br />

neen / zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />

Susanna / hebt verlost huutter schandelicke doodt<br />

vermalendydt / die vp mensschens betrauwen staet<br />

35 die hu afwyct / ende tot vreimde goden ghaet<br />

die hem zeluen cunnen helpen / huut gheender noodt /<br />

++<br />

heere thuwaerts com ick legghen thooft inde schoot<br />

Cruudt noch plaester / en mach my ghenesynghe verweruen<br />

maer hu Reyn woord / medechynmeester machtich groot<br />

can helpen / al myn crancten Ieghens teeuwich steruen<br />

5 Laeft my met huwe ghenaedeghe Conseruen<br />

inghiet olye van gratien in myne wonden<br />

heere mensschen Raedt / mocht ziel en Lichame bederuen<br />

maer hu com ick tooghen myn zielwondeghe gronden<br />

vvant ander tgheenen stonden // hoe stout int belesen<br />

10 Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen /<br />

Aucteur<br />

Omme voorts te weerene Fantazerynghe<br />

dede Componerynghe<br />

van een Liedeken zoot mynen gheest inzanck<br />

15 al vand ick my tachter / veel arguerynghe<br />

ydel vexerynghe<br />

ende tsgheests perturberynghe<br />

Weerd ick van my ende vroylick ick zangh<br />

+ Fol. 149 r, r. 20-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 149 r


277<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Tes goeyken van cleender baeten<br />

ken hadder myn daghen noyndt vrauken zo lief<br />

ick en hadse mueghen Laeten /<br />

O Heere god Almachtich<br />

hemelsch vader ghebenedydt<br />

25 sterct myn ghelooue crachtich<br />

staet my by in tsdoods strydt<br />

vvant die my zondich gheheel belydt<br />

// wil gheerne Laeten tleuen<br />

al hebbens de pharizeen groot spyt<br />

30 Willet hemlyen vergheuen /<br />

+ Hu Heere god Alleene<br />

heb ick ghezondicht zvvaer<br />

myn verdiensten zyn cleene<br />

bevlect onduechdlic onclaer<br />

5 // in zonden bem ick ontfanghen voorwaer<br />

heere god goederthiere<br />

ick bem een dorre boom onvruchtbaer<br />

Lost my van dhelsschen viere<br />

Veel grypwulfueghe caecken<br />

10 nv myne veruolghers zyn<br />

om barnen end om blaecken<br />

bloedsturtters vp elck termyn<br />

zupers der babylonssche wyn<br />

hebben tzvveerd vpgheheuen<br />

15 Al stroyen zy huerlieder venyn<br />

Willet hemlyen vergheuen<br />

Zy hebben my verboden<br />

Te lesene gods woordt<br />

als ick volgdhuer * Afgoden<br />

20 doe ghynct wel met my ** voort<br />

// Nu zynse nydich vp my ghestoort<br />

in deerdsche snoo duwiere<br />

hoe zy my leeden ghebonden gheCoordt<br />

Lost my van dhelsschen viere<br />

25 Tfy Weerelt vul van zonden<br />

hoe hebt ghy bedroghen my<br />

ghecreghen veel doodwonden<br />

* ‘y’ doorgehaald.<br />

** ‘woo’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 149 v


heb ick om de wille van dy<br />

niet langher wil ick hu blyfuen by<br />

30 die noch daer inne sneuen<br />

doch heere god / ghenaedich ghy<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

Weerelt Als ick hu laete /<br />

Scheed ick van een schoon niet<br />

35 maer volght my Charitate<br />

zo eist my wel gheschiet<br />

Tsweerelts vruecht als schaeuwe vliedt /<br />

+<br />

onder des doods baniere<br />

die kenne my als brooschzondich Riet<br />

Lost my van dhelsschen viere<br />

Veel huutwendeghe wercken<br />

5 zo heb ick meest ghedaen<br />

zullen my die verstercken<br />

ick dyncke wel neenze waen<br />

Tot christum alleene wil ick ghaen<br />

met een herte cleen ghewreuen<br />

10 Al die perrtyelick ieghens my staen<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

De babylonsche beeste<br />

hadde my gheern Ingheslict<br />

met gheveynsden tempeeste<br />

15 omRynghende my verdict<br />

om huer tanbeden tmywaerts gheknict<br />

maer ontzach die maniere<br />

doch heere god my te Rechte schict<br />

Lost my van dhelsschen viere<br />

20 Heere god in drie persoonen<br />

doet met my alsoo ghy wilt<br />

ghy die ons wildet Croonen<br />

met huwer goe wille schilt<br />

// gheerne drynck ick den bitteren kilt<br />

25 totter doodt toe ghebleuen<br />

die my gheern hadden ghevleghen ghevilt<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

Vp hu es al myn weynsschen<br />

heer god wien myn ziele betraut<br />

278<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 150 r


30 inzettynghen van meynsschen<br />

zyn gheel in my verflaut<br />

Myn zondich leuen my beraut<br />

ghevveist zo mispelschiere<br />

heere met gracien my bedaut<br />

35 Lost my van dhelsschen viere<br />

Myn god ick thuwaerts keere<br />

haelt my huut tsweerelts forreest<br />

+<br />

in huwen handen heere<br />

Beueelick nv mynen gheest<br />

Myn zalicheyt zyt ghy alder meest<br />

zoud ick voor zweerd vier beuen<br />

5 Neen ick / dies bid ick noch die hu vreest<br />

Myn zonden wilt vergheuen<br />

Princhelick god drievuldich<br />

al wat ghy wilt ghy doet<br />

Bermhertich menichfuldich<br />

10 men eeuvvich hu kennen moet<br />

Ghezuvert zyn wy in hu heet bloedt<br />

ghebrocht huuten dangiere<br />

duer tsturtten van huwer bloedeghe vloedt<br />

Lost my van dhelsschen viere<br />

279<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 150 v


Verantwoording<br />

5<br />

Dit tweede stuk van het <strong>Testament</strong> Rhetoricael van Eduard de Dene (Gent,<br />

Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) sluit onmiddellijk aan bij het eerste, gepubliceerd<br />

in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X<br />

in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie van de<br />

Rijksuniversiteit te Gent’, deel XX.<br />

Een algemene inleiding tot het <strong>Testament</strong> Rhetoricael met volledige inhoudsopgave<br />

verscheen in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp. 109-249, ook afzonderlijk<br />

verschenen als Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent'’, nr. XVII.<br />

Voor de uitgave-techniek verwijzen we naar de Verantwoording bij het vorige<br />

stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, pp.5-7. Thans bieden wij de tekst van<br />

fol. 150v tot fol. 317r.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


+<br />

Aucteur<br />

Procederende by oordene ten besten tzy doenlick<br />

ne wild ick van mynen testamente stateren<br />

maer eeneghe myn vriendekens ionstich Coenlick<br />

oock van Rhetorica wat mede stofferen<br />

20 daer naer testamentelick voorts Legateren<br />

ende ordonneren<br />

diueerssche staeten van mensschen / Elck een Refereyn<br />

vp datser inne mochten zomtyds Contempleren<br />

ende speculeren<br />

25 der naer wandelende naer den besten treyn<br />

Al ghemaect by my Binnen tbrugsche pleyn<br />

zom tanderen tyden in voorleden termyne<br />

maer omme den gheest verblyden certeyn<br />

meest nieuwe ghemaect Te desen fine<br />

30 ken hebbe niet om gheuen huut kiste of schryne<br />

van ghelde of ander testamentelicke iuweelen<br />

maer van Rhetorica conste al wast my Pine<br />

elck tzyne // By desen testamente zou deelen<br />

zo waer der yet crepelt / vvillet Rechtelick heelen /<br />

+ Eerst in memorien / wylent myne Beminde<br />

mebroeders / daer ick mede frequenteirde<br />

elck huerer / tot Rhetorica de ghezinde<br />

end in wien oock de conste / Constich floreirde<br />

5 Bem ghevveist daer toe de ghemoueirde<br />

eeneghe Een Epithaphium tschynckene<br />

elck in zyn oorden * / zoo hy der weerelt passeerde<br />

vpdatmen hemlieden / mach zyn ghedynckende<br />

Clynckynghe<br />

Ian de Scheerere<br />

.20. octobre xv. e xliij.<br />

Ian de scheerere. Wien blonckheyt heeft mesgreyt<br />

es an dolyebrugghe / nv ouerleden<br />

greffier ter munten der keyserlicker magesteyt<br />

15 Pensionaris vanden maeckelaers bekent gheseyt<br />

vvylent deelman oock binnen der brugscher steden<br />

Gheestich prinche der Rhetoricale sneden<br />

prompt eloquent / huutende Redenen woord<br />

paeyselick zyns byzyns / vul aerdicheden<br />

20 schuwende calaengne Tvvist en discoord<br />

Men zal hem begrauen als menssche voort<br />

* ‘oorden’: eerste ‘o’ over andere letter (r?).<br />

7<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 151 r<br />

+<br />

150 v


tsint gillis naer noene / met vigelyen daer<br />

en dysendach ter hooghmestydt zoo dat behoort<br />

zyn huutvaert doen in een vriendelick verghaer<br />

25 // hy behoorde inde ghilde / tbleeck openbaer<br />

van sint iooris der ionghe Cruusboghe gent<br />

en ghildebroeder ghevveest / oock menich iaer<br />

van sint sebastiaen / metten ardchieren bekent<br />

oock was hy ghildebroeder Reyn excellent<br />

30 tsghezelschaps tshelichs gheest constich bedauwen<br />

als drie zanttinder heeft hij oock veel iaeren vulhendt<br />

welcx broederschap / ghehouden es / Tonser vrauwen<br />

+<br />

God laet hem zyn hemelsch Rycke anschauwen<br />

als deeuweghe zekerste melodie<br />

ende ghy / die noch wandelt int eerdsche benauwen<br />

Leist zonder verflauvven<br />

5 dats hem / end alle zielen / doch wel gheschie<br />

Een Pater noster end een Aue marie<br />

Zyn Epitaphium /<br />

O Rasch slumende doodt / elck moet voor hu wycken<br />

consten noch practycken<br />

10 en mueghen huwen strael voor by doen strycken<br />

elck es hu subiect / hoe hooghe van weerden<br />

den gheest van onsen prinche der Rhetorycken<br />

berooft hebt / huut desen Center der eerden<br />

die wy noo ontbeerden<br />

15 veel gheesteghe verstanden zyns byzins begheerden<br />

ghemerct zyn Recreatyfue scientie<br />

tbegryp zwaermoedich / moest vruecht anveerden *<br />

waer voys zyns Rhetorycken creegh audientie<br />

standvast onbevlect der Tolutiloquentie<br />

20 beraetzaem toevluchten van veel RhetoriCienen<br />

welludende was zyn morale inuentie<br />

zulcx dat die prysvveerdicheyt conste verdienen<br />

oock zo was hij een van Carmentis ingienen<br />

Correct schryfuer in tghuendt dies men hem voortleyde<br />

25 met die constenaers der pennen oyndt croone spienen<br />

machmen oock vercombienen<br />

Ian de scheerere Wien Blonckheyt mesgreyde<br />

Manlick ghepersoont / zebaer in Couraidgen<br />

in tsweerelts passaigen<br />

30 hem eerlick draeghende in habituaigen<br />

* ‘anveerden’: ‘v’ over ‘r’.<br />

8<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 151 v


de mestrooste const hy Lydzaemich beraeden<br />

claer middelaere vredich van trubbel kyfuaigen<br />

ghehuldich beschermere voor grief en schaeden /<br />

++<br />

diet an hem baeden<br />

oock was desen scheerere vul aerdeghe daeden<br />

verEent metter complexie sanguine<br />

promptelic in Sinalimphen en Retrograden +<br />

5 in Vierlaeyen tripertiten quam oock ten fine +<br />

daer of hadhy de wete keest en doctrine +<br />

Als constich ghebruuck hem ghaf doccupatie +<br />

dies weerdich gheintroniseert te zyne<br />

inne der athenen diepconsteghe statie<br />

10 hy had een Angheboren speciale gratie<br />

tpeerd Pegasus bescryder / Twelck constelick neyde<br />

tot Armonie hadhy oock inclinatie<br />

ende Recreatie<br />

Ian de scheerere. Wien blonckheyt mesgreyde<br />

15 Schuvvende erreuren der looser sophistrie<br />

huerer groote partie<br />

gheheelick een mespryser alder Amphibologie<br />

maer aerdich Neotericoteroniste<br />

tformaet der Philosophale Phisiognomie<br />

20 iugierd hem te zyne een Mercurialiste<br />

end ortographiste<br />

zoo hy was end een vougsamich Aretalogiste<br />

gheen tragedyschryfuer onbequame manieren<br />

Redyten Langh verhaelen hy te middelen wiste<br />

25 Anacephaleosis styl Const hy hanthieren<br />

zyn Reden elegantelic gent Allegieren<br />

oock een bevallich boerdelick Reyn florateur<br />

Waer bellona was / maect hy gheen blyde Chieren<br />

maer pax en Concordia weerden hem ghetruer<br />

30 paysdurstich tallen fine was hy in zynen fluer<br />

Audiencygheuer waermen yet constichst zeyde<br />

oock wylent zyn ghebuerkens een minsaemich ghebuer<br />

schuwende Ranckuer<br />

Ian de scheerere Wien blonckheyt Mesgreyde<br />

35 Prinche<br />

9<br />

Princhelick Ingien in sneden Rhetoricale<br />

gemme orientale<br />

+ Fol. 152 r, r. 15, 17-22 (rijmwoorden), 23 ‘tragedyschryfuer’, 25 ‘Anacephaleosis’, 27<br />

‘florateur’, 28-29 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 152 r<br />

+<br />

A<br />

+<br />

C<br />

+<br />

B<br />

+<br />

D


10<br />

++ gaue let der Roomsscher kercken cathedrale<br />

huuter welcke hem wilde niet laeten verleeden<br />

hoogh Beminder der wercken Artificiale<br />

Rhetorica const hy ornatelicxst becleeden<br />

5 vvant zynen tweeden<br />

was zulck wetenlic niet inde Vlaemssche breeden<br />

van Minerua adoptyfue zuenen Eene<br />

October twyntich moest hy huut eerdsch clima sceeden<br />

Alsmen x v . C schreef drienveertich ghemeene<br />

10 poeten Nymphen artisten tzynder sepultueren steene<br />

druckmoedich comt met Lachrimeuse zinnen<br />

elck voughem zoot dient / dat hy beweene<br />

desen Laureatus tsgheselschaps der drie zantinnen<br />

God gheue dat de drie infernale goddinnen<br />

15 elck huerer zyn ziele niet en verbeyde<br />

maer abrahams Rusteghen schoot mach ghewinnen<br />

ten hemel binnen<br />

Ian de scheerere Wien blonckheyt mesgreyde /<br />

Een Andre Voor zyn Sepultueren<br />

ghestelt /<br />

Hier light tvleesch begrauen van weerden Cleene<br />

waer of god alleene // de ziele weet<br />

ian de scheerere zoo hietmen ghemeene<br />

Brugsch Rhetorizien / gheboren in weene<br />

25 duer adams mesdaet By eua bereedt<br />

october drienveertich Tdoodvaervvich cleedt<br />

vveder lief of leedt // dat moest hy antrecken<br />

God gheue zynder zielen een zaelich verwecken<br />

Epitaphium.<br />

Donaes Van Wambeke +<br />

+ Twy du valsche Chymera. Moortdaedich en quaet<br />

doobete venynich Wreed fel end obstinaet<br />

wat mach hu onsen medebroeder hebben mesdaen<br />

Al was zyn generatie Een zondich zaet<br />

5 vvas hy niet verzoenelick in dhuterste graedt<br />

eer ghy therte hem duerstraelt hebt / zo haestich zaen<br />

// O doodt mocht hy hu ontvlieden / ontduucken ontghaen<br />

ach neen hy lacen waen<br />

maer hebt hem van tleuen berooft doodwondelick<br />

+ Fol. 152 v, r. 29, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 152 v<br />

+<br />

26 nouember. .1553.<br />

+ 153 r


11<br />

10 gheenen gladiateur mocht hem hu wederstaen<br />

ghy hebt hem verRascht huut tleuen stondelick<br />

Elck menssche moet steruen duer cause zondelick<br />

dus eist oock gheen wondre / dat wel betame<br />

dat ghy ons ontgrepen hebt / openbaer Condelick<br />

15 naer Atropos feeste<br />

Donaes van Wambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder vanden helighen gheeste<br />

Brugghelyngh gheboren in tiaer van gratien<br />

hostelier maeckelaer in naercommende statien<br />

20 wethouder als Raedt oock der voornoomder stede<br />

Redenaere ten Proosschen * in zyn tyds spatien<br />

toeziende deelman in tfaict van ReEdificatien<br />

der aerme bogaerdsche kyndren / gouuerneur oock mede<br />

tfortunenwiel hem dalen ende Rysen dede<br />

25 naer huer wanckelbaer zede<br />

Enthimemaniste vp veel vraghen int Leven<br />

Ciuil Philoblite vul goeder wetenthede<br />

den galactopoten vvilde niet zitten beneuen<br />

het epicedium liedt / dient nv van hem ghescreuen<br />

30 wien zulck gheern had of ghesproken zyn goe fame<br />

ende gheerne met Rhamnusia tonderghedreuen<br />

inuidieuse beeste<br />

Donaes van vvambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder vanden helighen gheeste<br />

+ Goet schotter was oock int gheschot snel ter vloghe<br />

driewaerf conyngh gheweist vanden ouden Cruusboghe<br />

Inhebbende veel gracien Recreatyfue<br />

tsghezelschaps tshelichs gheest deken tzynen vermoghe<br />

5 inde ghendsche feest Rhetoricale prologhe<br />

daer doende brugsche bystandt met zinnen vyfue<br />

eerbaer ghenoughelick met al zynen bedryfue<br />

paeysdursteghe olyfue<br />

oock man * van Leene vander burch van brugghe gent<br />

10 deken vander neerynghe / men hem oock toescryfue<br />

vanden maeckelaers ghewilt / mids tghemeene consent<br />

ghestelt gheschict ghecoren / tot meer ander Regiment<br />

mids zyn goede gratien ende wesen bequame<br />

hem waeren Edel end onEdel zeer gheerne omtrent<br />

15 Rypverstandich ten keeste<br />

Donaes van Wambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder vanden helighen gheeste<br />

* ‘pros’ doorgestreept; ‘Proosschen’ erna geschreven.<br />

* ‘man’ oorspronkelijk tweemaal geschreven; eerste ‘man’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 153 v


Reyn Princhelick<br />

12<br />

Ingien / was hy gheel duerluchtich<br />

20 zyns byvvesens was puer gheestbourdich cluchtich<br />

alst pas ghaf Const hy zijne wysheyt pleghen<br />

eerbaer in conuersatien zebarich godsvruchtich<br />

Idropisis begreep hem / dies gheel waterzuchtich<br />

es hij zwaermoedelick doodzieck bedeghen<br />

25 xxvj. en nouembre Tsdoods nepe ghecreghen<br />

huut dees eerdsche weghen<br />

ghehaelt / in txv. C drienvichtichste iaer<br />

naer christus gheboorte tlichaem eerlick ghedreghen<br />

ter eerden wierd in sint donaes ommeghanck daer<br />

30 God gheef hem een zaelich verRysen vruchtbaer<br />

dat hy der zonde ghestoruen zy / metten Lichame<br />

al es hy vooren / doch wy moeten al volghen naer<br />

minst ende meeste<br />

Donaes van wambeke ianszuene by name<br />

35 gheestich ghildebroeder vanden helighen gheeste /<br />

+<br />

Clynckynghe<br />

Andries de *<br />

wilde<br />

.4. Septembre xv. C Liiij /<br />

ALzoot de doodt. Costumelick doen wilde<br />

5 By cause van zonden huer macht ghegheuen<br />

nv van tleuen berooft heeft Andries de wilde<br />

ten vlamyncdamme wuenende / zynde int leuen<br />

ghezworen clerck met dandre ten vryen beseuen<br />

ende inghescreuen<br />

10 Sint iooris ghildebroeder der oude boghe daer<br />

oock diseynier voorwaer<br />

en tsghezelschaps tshelichs gheest mebroeder bleuen<br />

wylent proost van dien dertienen bekent openbaer<br />

der drie zanttinnen ghildebroeder oock menich Iaer<br />

15 met een bystandelick verghaer<br />

tsint gillis zalmen tlichaeme gheuen zyn eerde<br />

ter hooghmestydt begrauen / god gheue der naer<br />

dat Abrahams schoot zynder ziele Anveerde<br />

goet paeyselick hanthieren hy noode ontbeerde<br />

20 ghildebroeder tsint eeuwout wild oock tzyne verweruen<br />

Corts wordende als woormen aes de verteerde<br />

bereed dyn huus mensschen / hoe hooghe Eerweerde<br />

Al dat Leuen ontfaen heeft / dat moet eens steruen<br />

* Oorspronkelijk ‘va’; ‘d’ er doorheen geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

154 r


Zyn Epitaphium<br />

13<br />

25 De Wille des heeren die onsteruelick Rengneert<br />

heeft ghestatueert<br />

dat elck menssche moet steruen / hoe constich wetich<br />

hoe pompeuselick in weelden ghetryumpheert<br />

ghezien / ghepasseert<br />

30 Luchtzinneghe comedien en tragedien Poetich<br />

elck smaecken tmorseel moet / zeer bitterbetich /<br />

+<br />

Mids welcken zulck therte ghecryght duerstralich<br />

noyndt yemandt voorzach huer toecomst prophetich<br />

zou heeft versletich<br />

veel mensschen gheweist oyndt puysoenich Regalich<br />

5 Wreedzinnich andaelich<br />

den schult der natueren moet elck wesen betaelich<br />

tzy edel onEdel vreckghierich of milde<br />

in tsweerelts erfuen<br />

vvant weder hyt wilde ofte niet en wilde<br />

10 Andries de vvilde moest oock eenssteruen<br />

Teeckenende ghezworen clerck int openbaere<br />

wylent ter vierschaere<br />

tslands vanden vryen neerstich practiquierende<br />

tsint iooris ghildebroeder ende dysenier te ghare<br />

15 noch ten voorleden iaere<br />

vander ouder Cruusboghe / die voortyds hanthierende<br />

oock was hy hem gheestich vriendhoudich manierende<br />

als tsgheselschaps tshelichs gheest mebroeder goet<br />

als proost van dien derthienen / eens tbeleed Regierende<br />

20 ter costumen furnierende<br />

van tiaerlicx mandaetbancket toufzamich ghemoet<br />

oock om tzyne ghespoet<br />

ghildebroeder der bloeyender drie blomkens zoet<br />

gheintituleert der drie zanttinnen ghilde<br />

25 maer wat mochter by verweruen<br />

vvant weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

Om ghildebroeder tzyne Sint eeuwoudt buten<br />

had den bouck doen ontsluten<br />

30 ende wilder voortyds wesen zoo Inghescreuen<br />

daer dicwils ReCreerende daghen hueren Minuten<br />

der ghilde goe statuten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 154 v


14<br />

helpend onderhouden naer tvermueghen int leuen<br />

dicwils quammer bewandlen de groen wilde dreuen<br />

35 verscherpende den gheest zoo speculatyfuich<br />

+<br />

als musicien / int wilde / den voys vpgheheuen<br />

zoo zomtyds beseuen<br />

hem willende mevoughen gheel Recreatyfuich<br />

schicbaer byblyfuich<br />

5 Alst pas ghaf / Prudent en contemplatyfuich<br />

vroylick tot Reden Riedt / datmen vphilde<br />

en nv tleuen moet deruen<br />

Want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

10 Princhelick<br />

God leuen / Leuende eeuwich<br />

wy bidden fleeuwich<br />

der ziele doch van onsen meBroeder ghedynct<br />

Septembre viere / Lagh dood ter eerden Reeuwich<br />

15 hoe moedich Leeuwich<br />

tiaer vierenvichtich heeft hem tsdoods grepe omRynght<br />

Mebroeders hem goetionsteghe bedynghe schynct /<br />

Datse hem troostbaerich commen te baeten<br />

Sint gillis begrauen light tvleesch en stynct<br />

20 den gheest die blynct<br />

hopen wy in die hooghemelssche staeten<br />

huut Charitaeten<br />

Elck bereede zyn huus / die bewandelt de straeten<br />

ende peynst wy tsamen zyn broosch en spilde<br />

25 weeck eerdsche scherfuen<br />

want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

Clynckynghe<br />

Meester steuin vanden gheenste +<br />

30 Meester steuin vanden gheenste / die light ouerleden *<br />

Ten magdaleenen / Rhetoricael artiste<br />

++<br />

prochiepape was hy ter voornoomde steden<br />

vul Ciuile zeden<br />

Eerweerdich priester vry vranck van twiste<br />

veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />

* Oorspronkelijk ‘begr’; doorgehaald en ‘ouerleden’ erna geschreven.<br />

+ Fol. 155 v, r. 21 ‘Ter...ste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 155 r<br />

+<br />

.22. sporcle .1555.<br />

+ 155 v


15<br />

5 inde Literale Lesende vpRechte doctrine<br />

hemlieden stylerende / als goet ortographiste<br />

eerlick in conuersatien / Poetich mineruiste<br />

gods woord becondigher was oock ten fine<br />

// nu es hy verlost vander eerdsche Pyne<br />

10 daer inne hy brooschmensschelick heeft moeten slauen<br />

end om van eerden in eerden wederom ghekeert te zyne<br />

zalmen hem ter hooghmestydt ten magdaleenen begrauen<br />

vvilt sint quintins ghildebroeder daer met bedynghen lauen<br />

zoo dat men voor hem doet tsghelycx tdoene wilden wy<br />

15 vul ornate elegante scientificque gauen<br />

ghildebroeder tsghezelschaps tshelichs gheest / was hy<br />

Lydende verwinder der drie zanttinnen vry<br />

hooghweerdich van pryse<br />

vanden coluevryniers Reyn barbariste ghestoruen zy<br />

20 schryfuende voor zyn devyse<br />

Ter weerelt gheen ste / blyfuende naer paulus bely<br />

tvleesch moet worden woormen spyse<br />

God gheue dat zyn ziele zaelich verRyse<br />

Aucteur<br />

25 Van ioncx gheweist myn handghezelle<br />

in meneghe goede ghenouchte en vruecht<br />

Dus was hij ghecloncken metter Belle<br />

Alomme bemindt om zyne duecht<br />

Tsaemen hebbende / dicwils ghetueght<br />

30 hy met my / ende ick met hem<br />

O heere god diet al vermueght<br />

Alst hu belieft / ick zyn naervolgher bem /<br />

++ Desen meester steuin vanden gheenste voornoomt<br />

als goede handghezellen in tyden voorleden<br />

hebben tlyf / dicwils tsamen ghesterct ghevroomt<br />

naer Cereuisialis cueren en zeden<br />

5 God wil zynder ziele eeuwich bevreden<br />

hy voortyds myns ghedachtich in zyn oratorie<br />

dienende van Reciproque ionstelicheden<br />

ion ick hem dit Epitaphium / teender memorie<br />

Zyn Epitaphium<br />

10 Taurus Regierende den hals firmamentelick<br />

mids luna der mane / zoo influentelick<br />

van elcken menssche / hier leuende beneden<br />

+ Fol. 156 r, r. 10, 11 (eigennamen), 13 ‘document ... athenen’, 19 (eigennamen), 21 ‘Twee ...<br />

sporcle’, 22 ‘meester ... gheenste’, 23 ‘in ... vyfuenvichtich’, 30 ‘Enthimemaniste’, 31<br />

‘Rhetorica discipel’ onderstreept met grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 156 r


16<br />

ons document van athenen / doch hoe eloquentelick<br />

schicbaer prudentelick<br />

15 hem draeghende sacerdotael Reuerentelick<br />

twoord gods pronunchierende danhoorders gentelick<br />

Eylaes // heeft oock moeten zyn * obedientelick<br />

den cours der planeten in deerdsche steden<br />

in teecken taurus heeft hem Atropos bestreden<br />

20 zyn Leuens draet ofghesneden<br />

Tweentvvyntich sporcle / vp dapostel petrus dach<br />

Wie ? / meester steuin vanden gheenste / onverbeden<br />

in tiaer vyfuenvichtich / met doodvaerweghe Leden<br />

eereweerdich in zeden // En ciuile wetentheden<br />

25 doodlick bestoormt // ontvoormt // doe vp tReeustroo lach<br />

**<br />

// Tsanderdaeghs hem zyne bystandt begrauen zach<br />

ter hooghmestydt ter plaetsen hy parochypaep was daer<br />

elck gheestich laureatus zuchtich suspireren mach<br />

doen weewytich gheclach /<br />

30 fraey Enthimemaniste vp diueersch ghevragh<br />

Ach // en Rhetorica discipel gheweest menich iaer<br />

++<br />

Ornate elocutie in hem was middelbaer<br />

amoureux alder artificiale doctrine<br />

stercke Reminiscentie In hem was voorwaer<br />

Aretalogiste claer<br />

5 een mespryser alder Amphibologie zwaer<br />

tbouck pandecta scheen thebben ouerlesen ten fine<br />

Als panegyricus weerdich ghepresen tzyne<br />

hooghverstandich in poetryen ende moralen<br />

nv worden woormen spyse<br />

10 end hoe neerstich student in Rhetorica cueren<br />

Meester steuin vanden gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

die Gheen ste ter Weerelt / schreef voor zyn devyse<br />

Eerevveerdich helich priester vry vranck van twiste<br />

15 veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />

in Leerynghen vpRecht goet<br />

hemlieden stylerende als goet ortographiste<br />

Poetich mineruiste<br />

niet als traubi in zyn vroylick diuiseren miste<br />

* ‘zyn’ interlineair toegevoegd.<br />

** Dubbele streep in zelfde grijze inkt als de onderstrepingen.<br />

+ Fol. 156 v, r. 3 ‘Reminiscentie’, 4, 5 ‘Amphibologie’, 6 ‘pandecta’, 7 ‘panegyricus’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 156 v


17<br />

20 der brugscher Coluevryniers barbariste<br />

ghildebroeder begroet<br />

altyds wel blydeghelatelick in ieghenspoet<br />

hoe hem voormaels fortune contrarieren wilde<br />

dies der naer artistich ghefortuneert ghemoet<br />

25 proost / prinche / tzyne der Rhetoricienen ghilde<br />

oyndt vlietende blydechierich Liberael niet te milde<br />

Eerbaer in conversatien hem draeghende matelick<br />

Reynlick hem onderhoudende hoet zoylus schilde<br />

onder Lazarus suppoosten hem scickende statelick<br />

30 troostbaer batelick<br />

seruil * bedienstich hemlieden blyde ghelatelick<br />

elleuen iaeren gheweest heerder ende pasteur<br />

ghespreeczaem voysich / alst pas gaf ornatelick<br />

godsvruchtich Charitatelick /<br />

++<br />

yeghelicx ghewillich bystandt was int gheduer<br />

O du terrible terrebunde tenebreux Riguer<br />

hoe hebt ghy hem vertorden onder tsdoods protectie<br />

in hem doen verdwenen zyn vegitatiue fluer<br />

5 zynde Epikeisateur<br />

dies zyns bywesens nam menich de electie<br />

niet als penesticus hadhy daffectie<br />

dies alomme wellecomme in houen ende zalen<br />

vriendhoudeghe ghyse<br />

10 nochtans al hadmhem mueghen sterckordunich bemueren<br />

Meester steuin vanden gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

die / gheen ste ter weerelt / schreef voor zyn devyse /<br />

Dezen gheenste was met tRechter been vacillerende<br />

15 schoon processien Rhetoricael ghevveist ordonnerende<br />

en nietmin laborerende<br />

als xenoprophite * / me doende personele bystandt<br />

vocael Psalmodianist gods dienst decorerende<br />

magdalena Lauderende<br />

20 in arithmetica const / smaldeelich Numererende<br />

menich schoon moraelspel ghevveist componerende<br />

historiael Reciteirder / men (daert diende) bevandt<br />

florerende olyfboom van Minerua gheplant<br />

gheen Pseudographiste want<br />

25 Orthodoxelicke waeren zyn operatyfuen<br />

oock diet an hem verzochten puurtuenlick elegant<br />

* Vóór ‘seruil’ staat ‘elleuen’ doorgestreept (cfr. r. 32).<br />

+ Fol. 157 r, r. 5 ‘Epikeisateur’, 7 ‘penesticus’, 17 ‘xenoprophite’, 18 ‘Psalmodianist’, 20<br />

‘arithmetica’, 23 ‘Minerua’, 24 ‘Pseudographiste’, 25 ‘Orthodoxelicke’, 27 ‘Carmentis’, 31<br />

‘Center’, 34 ‘iris’ onderstreept met grijze inkt.<br />

* ‘xenoprophite’: eerste ‘p’ over ‘t’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 157 r


18<br />

als Carmentis discipel conste properlic scryfuen<br />

dontbyndeghe alder dynghen / die niet laet blyfuen<br />

heeft hem commen ontlyfuen<br />

30 vehementelick voort dryfuen<br />

naer den Center der vermineuse habitacien<br />

Comt tzynder sepultuere Reyne fatale wyfuen<br />

comt echo claervoysich / met hu Nymphale generatien<br />

iris sturt traenen huut van Lamentacien<br />

++<br />

in deerdsche statien<br />

Atheniten comt hem oock by Lachrimeuselick<br />

Apollo bied hem den palmtack victorieuselick<br />

Croneert hem fameuselick<br />

5 Pictura leuert de behouuende * materialen<br />

met doloreusen advyse<br />

zyn taphos stofferende van doodvaerweghe Colueren<br />

Meester steuin vanden gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

10 die gheen ste ter Weerelt / screef voor zyn devyse /<br />

Princelick<br />

Artiste in veel Rhetoricale wercken<br />

gaue let buugsamich der Roomscher kercken<br />

vry ** warachtich bekent<br />

15 ghildebroeder / onder tshelichs gheest bevlercken<br />

Laetende vervlieghen / duusterwolckeghe zwercken<br />

maer viril vaste staende vp petrus fundament<br />

als aerdich Neotericoteroniste gent<br />

had die wete omtrent<br />

20 Anachephaleosis styl oock ingheprent<br />

Tragedyscryfuer tzyne / schicter toe gheen Couraidge<br />

van goe eerbaer ouders vpghevoed en ghespent<br />

hy niet Lichtghierich verblendt<br />

plucte Liefuer vruchten ter Rhetorycken busschaige<br />

25 // doch dat hy ghepasseert es Elisius passaige<br />

hopen wy / zonder eenich wederstoots Blamen<br />

nv becleedt metter Liefden habituaige<br />

duer veel paciente Lydzaemeghe braemen<br />

beschauwende de ymaige<br />

30 des vaders des zuens / des helichs gheest tsamen<br />

O heere god drievuldich / alsoo by namen<br />

+ Fol. 157 v, r. 2, 3, 5, 7 (eigennamen), 18 ‘Neotericoteroniste’, 20 ‘Anachephaleosis’, 21<br />

‘Tragedyscryfuer’ onderstreept.<br />

* Vlek op ‘d’.<br />

** ‘vry’: ‘ry’ over ‘an’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 157 v


19<br />

maer eennen god onhendich / god der goden bouen al<br />

die in hu ghehoopt heeft / Laet hem niet beschamen<br />

++<br />

maer tzynder zielen vraemen<br />

schryft hem in tbouck des Leuens dhuutvercoorne ghetal<br />

vpheft hem van zynen doodzondeghen val<br />

vp dat hy in hu oordeel ten Principalen<br />

5 erboren / zaelich verRyse<br />

vvant om gheraecken Binnen ierusalems dueren<br />

Meester steuin vanden gheenste heeft oock moeten betaelen<br />

den schult der natueren<br />

die Gheen ste ter Weerelt / Screef voor zyn devyse /<br />

Epitaphium<br />

Ian de Stercke +<br />

De doodelicxste stercte / in een Rasch bestoormen<br />

heeft stercklick Ian de stercke / doodwondich bestreden<br />

met een snelvlieghich schicht / tleuen willen ontvoormen<br />

15 die schotterlick ardchier was / nv spyse der woormen<br />

inden Center der eerden / Rustende beneden<br />

verwachtende tverandren zyr vleesschelicke Leden<br />

om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />

Sebastianus beminder vul Aerdicheden<br />

20 in schotterlicke zeden<br />

Reyn hanthierende den handboghe menich iaer<br />

den schult der natueren / nv betaelt heeft * voorwaer<br />

die elck Leuende noch schuldich es / wier ieghens vreest<br />

tiaer vyfuenvichtich xxviij maerte openbaer<br />

25 Beual hy tvleesch der eerden / En christo zynen gheest /<br />

De. dood. Verwint.<br />

// De. Stercke //<br />

+ Fol. 158 r, r. 24 ‘tiaer ... maerte’ onderstreept.<br />

* vlek op ‘ee’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 158 r<br />

+<br />

.28. maerte xv C Lv.


+<br />

Epitaphium<br />

Cornelis eueraerdt. +<br />

20<br />

TWy // ghy // die nv comt alhier ten beschauwe<br />

Als vrienden ghetrauwe<br />

5 ten graue / daer tvleesch light inder eerden beneden<br />

van Cornelis eueraerdt / met druck ende Rauwe<br />

Neen neen // die bewandelt noch deerdsche landauwe<br />

man ende vrauwe //<br />

ghetempert hu rauwe<br />

10 Elck menssche / moet steruen by natuerlicke zeden<br />

maer tes claeghlic / hy die was vul wetentheden<br />

claer Reyn / Lustich Rhetoricael mineruiste<br />

als vadre / met zyn consten es Ouerleden<br />

die vpghequeect heeft / menich aerdich Artiste<br />

15 Rhetorica veel spetien / hy zuver wiste<br />

vry vranck van twiste<br />

in morale spelen en goede floratien<br />

den inghesturten gheest Liet niet ghaen te quiste<br />

maer met neersteghen Liste<br />

20 ghebruuct hy die alst pas ghaf in Recreatien<br />

Eerde was hy / dies heeft eerdsche habitacien<br />

als der woormen spyse<br />

god gheue by zyne almachteghe gratien<br />

als tsweerelts spatien<br />

25 met vier verghaen zullen in Afgryse<br />

Zyn ziele in Christo dan zaelich verRyse<br />

Epitaphium<br />

Dheer Claeys Colue +<br />

Gheboren menssche / vander vrauwe Leeft corten tydt<br />

30 hier in eeuwegher strydt<br />

ende wordt vervult met veel ketyfuicheden<br />

+<br />

Als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglyd<br />

als een vluchtende schaeuwe hy voor by Lydt<br />

hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden<br />

niet dan hoy / zyn al onse vleeschlicke Leden<br />

5 vvant nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet<br />

Steruen moeten wy al by natuerlicke zeden<br />

als by cause van Adams onverhooricheyt quaet<br />

dheer claeys colue gheboren huut een sterflick zaet<br />

duer tsheeren mandaet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

158 v<br />

+<br />

.14. nouembre.<br />

.1556.<br />

+ 159 r<br />

+<br />

.21. nouembre .1557.


21<br />

10 heeft dies der natueren schult oock moeten betalen<br />

onser derthienen mebroeder elegant end ornaet<br />

inder elocutien graet<br />

Rhetoricael artiste matelick ten principalen<br />

Tsdoods Pestifere strael heeft hem commen duerstralen<br />

15 hem onslieden onthaelen<br />

haest beRoouende tleuen / onvoorzien voorwaer<br />

inden Center der eerden / heeft tvleesch moeten dalen<br />

om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />

Broeders hy es vooren / ende wy volghen naer<br />

20 steruen es den Loon der zonden / wier ieghens vreest<br />

tjaer Lvij Eenentwyntich Nouembre * openbaer<br />

in dit eerdsche bezwaer<br />

voortyds Raedt der brugscher sede / ghaf zynen gheest /<br />

Epitaphium<br />

Pieter panne +<br />

PAN. NE. Conste noyndt pypen met zyn fleuten accoord<br />

Als wylent onsen Pieter panne voysich dede<br />

dese hutede musicalic Puurtuenlic voort<br />

van Rhetorica tvvoord // Zoo Redene ghehoort<br />

30 dander wynd (zonder verstandt) blies in ydelhede<br />

zyns bywesens was goet inborstich / Paeys vrede<br />

+<br />

bemindt hy / ghenouch goet mineruiste gent<br />

inde fiscale styl prudent<br />

inde practicale studien / moeyder hem mede<br />

meest cereuisialis discipel bekent<br />

5 Nu heeft tleuen inder eerden ontAeszemt ghehendt<br />

als veertien maerte omtrent<br />

tiaer xv C Achtenvichtich was ghescreuen<br />

van moeder zondich gheboren / zondich vpghespent<br />

duer cause van zonden / dies steruende bleuen<br />

10 dheere god / Bidden wy // wil hem gratie gheuen<br />

den gheest tzynwaerts keere / Tvleesch es woormen spyse<br />

vp dat hy erboren duer christus dood mach Leuen<br />

end als meErfghename in christo verRyse<br />

die met deerdsche wyse<br />

15 y. hoeveel behouft. De panne. Schreef voor devyse.<br />

Epitaphium<br />

Ian Liebaert. +<br />

Ian Liebaert / gheweist een Reyn Carmentis ingien<br />

* ‘N’ van ‘Nouembre’ over een ‘o’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

.14. maerte xv c . Lviij.<br />

+ 159 v<br />

+<br />

.2. Wedemaent<br />

.1559.


22<br />

Puurtuenlick by wien<br />

20 Als ghezworen clerck / Binnen deser brugscher stede<br />

meneghe acte / om bedwynghen de friuole partien<br />

en beschermen de wel gheobtineerde by dien /<br />

ghegrosseert was / Naer der minuten snede<br />

practicale zede<br />

25 Ter greffe menich iaer gheweist in ghedienstichede<br />

van wylent Eerweerdighen greffier ciuil bekent<br />

maertin snouckaert doude die zyn debuoir wel dede<br />

int Recht municipael Tot populaire vrede<br />

presentabel / in elocutien / ornaet / excellent<br />

30 der naer noch consequentelick ghebleuen omtrent<br />

Tot meester maertin snouckaert / den tweeden tdesen tyden<br />

van dier name / oock greffier / in zyn dienst lettel absent<br />

+<br />

heeft hy tleuen ghehendt<br />

zebaer / Orthodoxelick / god wil hem verblyden<br />

den anderen in wedemaendt was zyn * ouerlyden<br />

naer tsdoods bestryden<br />

5 Alsmen screef tiaer vichtienhondert int eerdsche slauen<br />

en neghenenvichtich / in een godsvruchtich bevryden<br />

Es tvleesch als der vvoormen spyse begrauen<br />

Christen mensschen gheeft / zoo de goe voorders ghauen<br />

Bedynghen vpoffert / naer der kercken Raede<br />

10 dat duer Christum gods ghenaede<br />

zynder ziele / end alle kersten zielen wil Lauen<br />

doet / zoo ghy wildet / men hu insghelycx daede<br />

Epitaphium<br />

Landslood Blondeel +<br />

15 Hier light. tvleesch begrauen van Landslood blondeel<br />

voormaels werckman ghevveist / met maetsers truweel<br />

groot constenare / schilder gheworden der naer<br />

Reyn naervolgher in pictura Apelles pincheel<br />

vvetenlick inde Architecture gheheel<br />

20 Lxv iaer gheleeft onder tzweerelts gorreel<br />

viere maerte / Smaecte tsdoods morseel<br />

Alsmen screef duust vyfhondert ende tzestich iaer<br />

hy es vooren wy moeten al volghen naer<br />

al dat Leuen ontfaen heeft / moet zeker eens steruen<br />

25 god maecke zynder ziele in christo claer<br />

dat die mach zaelich verRysen vruchtbaer<br />

huut alle bezwaer<br />

Omme metten vercoorne Themelsch Rycke verweruen<br />

* ‘zyn’: ‘z’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 160 r<br />

+<br />

.4. Maerte xv C Lx /


+<br />

Refereyn<br />

23<br />

ALder mensschen zielen / ter weerelt ouerleden<br />

totten daeghe van heden<br />

heere wilt die doch deeuweghe Ruste gheuen<br />

5 en dat eeuweghe Licht / thuerlieder vreden<br />

huut donckere steden<br />

hemlieden mach beschynen int eeuvvich leuen<br />

zoo wy hopen ghy doet / want daer staet ghescreuen<br />

dat hoe wel wy al in adam steruende verghaen<br />

10 ter contrarien duer Christum / ons verlosser bleuen<br />

wy tsaemen wederomme al leuen ontfaen<br />

Christus es myn leuen / doet paulus vermaen<br />

ende steruen ghewin huut dit dal van weene<br />

ten Rechterstoele christi moeten wy al staen<br />

15 wy die in zyn bloedt zyn ghewasschen Reene<br />

ende die dit mesachten van weerden Cleene<br />

zullen metten onzaleghen gods Rycke derfuen<br />

stryd een goe stryd des gheloofs / want in tghemeene<br />

Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />

20 Ghedynct dyn huuterste in al huwe wercken<br />

wilt steruen Anmercken<br />

ende zult inder eeuvvicheyt zondighen niet<br />

want vele vanden ghuenen crancke metten stercken<br />

in deerdsche percken<br />

25 die daer slaepen in tstof der eerden ziet<br />

die zullen wacker worden / alst den heere ghebiedt<br />

die zommeghe tot eeuwich Leuen voorwaer<br />

ende zommich tot beschaemtheyt end eeuwich verdriet<br />

maer de ghuene die zullen gheleert zyn daer<br />

30 zullen blyncken als tfirmaments claerheyt claer<br />

huer zaet end huer eere zal niet worden verlaeten<br />

huer Lichaemen / zyn in vreden begrauen der naer<br />

gods ghenaede en bermherticheyt bouen maeten<br />

es tot zynen helighen / thuerlieder baeten<br />

+<br />

zyn anschauwen zullen zyn huutvercoorne verweruen<br />

de doo Rechtueerdich / verdomt donRechtueerdeghe staten<br />

Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />

Want zy en zullen voort an te gheenen tyden<br />

5 hongher noch durst Lyden<br />

noch de zonne vp hemlieden niet nederghaen zal<br />

vvant tonbevlecte Lammeken thuerlieder bevryden<br />

zal in eeuwich verblyden<br />

hemlieden Regieren inder zalighen ghetal<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 161 r<br />

+<br />

160 v


+<br />

24<br />

10 en tot die Leuende fonteyne daer leeden al<br />

ende god zal ofwasschen haer tranen gheheel<br />

van haerlieder ooghen / als in tdoncker dal<br />

druck en gheween word der onzaleghen deel<br />

de Rechtueerdeghe zullen leuen int eeuvvich parcheel<br />

15 huer loon es by den heere / end huer ghedochte Reyn<br />

es byden alder vppersten tschoonste iuweel<br />

hier om zullen zy tRycke der schoonheden pleyn<br />

en die croone der hopen voorwaer Certeyn<br />

cryghen vander handt des heeren in erfuen<br />

20 onzaelich al die steruen inder zonden treyn<br />

Zalich zyn die dooden die inden heere steruen<br />

Prinche<br />

Ick zal haer weenynghen zeght dheere / in blyschap verkeeren<br />

vertroosten en verblyden van hueren Rauwe<br />

25 god es een Rechtueerdich Rechter / sterck in zyn vermeeren<br />

ende Lydzaem ons god / die ons wilde Leeren<br />

vp dat elck menssche Leuendich vp hem betrauwe<br />

dus sterft inden heere / Tzy man of vrauwe<br />

hu Rekenynghe / wilt effen voor hem ofkerfuen<br />

30 zouct hem ghy zult leuen / want in deerdsche landauwe<br />

Zaelich zyn die dooden / die inden heere steruen /<br />

Credo Videre bono domini<br />

Ie Croy Que les biens ie verray<br />

de dieu / et de ses bons seruans<br />

aprez ma mort / que ie seray<br />

5 Mys en la terre // des viuans<br />

A porta inferi<br />

Dentrer / en la porte infernelle<br />

deliure / les ames des iustes<br />

Seigneur / de puissance eternelle<br />

10 Qui congnois iustes / et iniustes<br />

De profundis clamaui<br />

Des Lieux profundz / et plains dobscurite<br />

ou iay este<br />

et suis comme en prison<br />

15 de Coeur piteux deuant ta deite<br />

iay presente<br />

Tant yuer comme este<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

161 v


a ta bonte / faisant mon oraison<br />

Chief de Raison<br />

20 escoute mon blason<br />

de ta maison // ou tu es Roy des Roix<br />

Par ton plaisir / exaulce moy ma voix<br />

Aucteur<br />

25<br />

Nu Laet vvy de doode Rusten inden heere<br />

25 ende wesende den leuende voorts ghedachtich<br />

Totter consten beminders / ick dies eerst keere<br />

oock totten constenaers gheneghen zeere<br />

Elck zal testamentelick wat zyn verwachtich<br />

Eerst<br />

Dertienen Vanden helighen gheeste<br />

Iaerlicx houdende. een mandaetfeeste.<br />

+ Dees eervveerdeghe notable dertien ghildebroeders<br />

iaerlicx vpden wittendonderdach onderhouden zy<br />

tsheeren avendmaels ghedyncknesse milde // voeders<br />

daer Rhetoriciens begroet zyn tcommene by<br />

5 dese ion ick Refereynen ghemaect by my<br />

ende tanderen tyden tdien daeghen ghelesen<br />

ontfaetse danckelick myn mebroeders ghy<br />

meghildebroeder in tghemeene ghezelschap / vry<br />

metten andren / zalt een ghedynckenesse wesen<br />

Refereyn<br />

Euangelion Iohannis .13. o<br />

Voor den feestdach van paesschen / stonde ten * pas<br />

Iesus wetende / dat zyn huere ghecommen was<br />

dat hy ** huut dees weerelt zou / totten vadere ghaen<br />

15 en de zyne Liefhebbende / eensdeels ghenas<br />

oock alle die de weerelt mocht hebben bevaen<br />

tot thende toe / met liefden / by heeft ze ghestaen<br />

End alst maeltyd des avonds was worden beseuen<br />

doe de vyand had ghezonden int herte zaen<br />

20 van Iudas scharioth / zyn discipel ghescreuen<br />

dat hy iesum zyn meester / verRaen zou int leuen<br />

iesus wetende / dat de vadre / huut themelsche conduut<br />

alle dynck in zyn handen/ hem hadde ghegheuen<br />

* ‘t’ over een ‘n’ geschreven (oorspronkelijk: ‘stonden’).<br />

** ‘hy’: oorspronkelijk ‘hu’; laatste been van ‘u’ verlengd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 162 r


26<br />

ende dat hy vanden vadre gheghaen was huut<br />

25 en tot god ghaet / Es van tavondmael ouerluudt<br />

vpghestaen / en leyde neder zyn cleederen daer<br />

ende als hy / diet al tzynder wille besluut<br />

eennen Lynin douck/ hadde ghenomen voorwaer<br />

zo heeft iesus / hem willen schorten / der naer<br />

30 en watre int becken ghedaen naer tbetamen<br />

en beghonste oetmoedelick daer openbaer<br />

zyn disciplen voeten te wasschene tsamen<br />

+<br />

en te drooghene / hy hooghst bouen alle Namen<br />

met den Lynin douck / daer hy gheschort was mede<br />

tot symon petrus quam iesus / daer int verzamen<br />

ende pieter zeyd hem / met verwonderlichede<br />

5 heer / hoe wascht ghy my die voeten? / ick hebs onvrede<br />

pieter mochte dies dyncken / tzyn hooghe secreten<br />

iesus heeft gheandwoordt / en gheseyt hem tdier stede<br />

Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

Tot Iesum zey pieter / ghij en zult hoet gheschiet<br />

10 inder eeuwicheyt wasschen myn voeten niet<br />

ende iesus heeft gheandwoord / hem allen by<br />

pieter eist dat ick hu niet en wassche ziet<br />

gheen deel zo en zult ghy dan hebben met my<br />

Pieter zeyd hem / och heere Liefuer dant zoo zy<br />

15 wascht ooc handen end hooft / niet myn voeten alleene<br />

die ghewasschen es / die en behouft niet / dat hy<br />

zyn voeten wassche / zey iesus / maer es gheel Reene<br />

Ende ghy zyt Reyn / maer niet al int ghemeene<br />

hy wist vvie twas / die hem zou verRaeden eer lanck<br />

20 dies zey niet al Reyn zyt ghy / groot en cleene<br />

dus * naer twasschen haer voeten / hy god / en menssche Cranck<br />

heeft zyn cleedren ghenomen / Twas zoo zynen danck<br />

ende weder an die tafel / ghezeten almachtich<br />

heeft gheseyt wederomme / weit ghy vry en vranck<br />

25 vvat ick hu ghedaen hebbe / die my noomt eendrachtich<br />

meester heere / en ghy zeght wel / want ick bemt warachtich<br />

dies heb ick my int wasschen huwer voeten ghequyt<br />

heere en meester / zo weist oock elck andren indachtich<br />

dat ghy deen des anders voeten oock wasschende zyt<br />

30 vvant ick heb hu een exempel / ghegheuen ter tydt<br />

om zoo ick hebbe ghedaen / zoud doen neerstich zeere<br />

want voorwaer voorwaer / hu segh ick ter weerelt wydt<br />

die knecht es niet meerdere / dan zynen heere<br />

* Oorspronkelijk ‘duer’; ‘s’ over ‘e’, ‘r’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 162 v


27<br />

noch den apostel niet meerder es nemmermeere<br />

35 dan die hem ghezonden heeft / dus hoe ghezeten<br />

ouerpeynst iesus woorden / voornoomt tallen keere<br />

Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />

++ Eist dat ghy dit weit / heeft iesus ghesproken voort<br />

zalich zyt ghy / eist dat ghy dat doet / maer hoort<br />

Ick en zegghe niet van hu allen mids desen<br />

want ic weet myn huutvercoren / maer vp dat elck woord<br />

5 der heligher schriftueren vervult zoude wesen<br />

die brood met my eit / heeft Ieghens my vpgheresen<br />

zyn hielen / hu nv zegghict / eer dat gheschien zal<br />

vp dat / alst es gheschiet / vvie contrarie Lesen<br />

dat ict bem / ghy dan wel / mueght gheloouen al<br />

10 voorwaer voorwaer zey noch Iesus int eerdsche dal<br />

die daer ontfanct / wien dat ick zal zenden<br />

ontfanght my / en die my ontfanght in zyn ghetal<br />

ontfanght hem die my ghezonden heeft zonder henden<br />

zyn disciplen / tverstandt / hier of doncker noch kenden<br />

15 end als iesus dees woorden heeft willen ontlaeden<br />

als ghestoort inden gheest / heeft gheseyt tdier benden<br />

voorwaer voorwaer zegghick hu zonder verspaeden<br />

dat een van hulieden my zal verRaeden<br />

zyn disciplen/ viel dit int hooren onzochte<br />

20 elck andren anziende / verwondert zulcker daeden<br />

want twyffelden van wien dat hyt zegghen mochte<br />

dit te wetene inwendich / Beroert elck wrochte<br />

Nu daer was een van iesus discipelen goet<br />

die in iesus schoot Ruste / dies pietere dochte<br />

25 dien te wynckene / end heeft hem gheseyt metter spoet<br />

van wien eist / vanden welcken hy zegghynghe doet<br />

pieter hadde iesus woorden / noch niet vergheten<br />

maer onderzochtse / als hy sprack met woorden zoet<br />

Dat ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

30 Dus als dese / die vp iesus borst / Ruste inden schoot<br />

den welcken iesus lief hadde Tot inde doodt<br />

zeyd hem heere / wie eist / iesus andwoorde gent<br />

die eist / die ick zal Reecken dit ghedopt broodt<br />

end als hy tbroodt ghedopt hadde / zy al omtrent<br />

35 heeft ghegheuen iudas symon schariothis bekent<br />

maer naer de brocke vpquam hem een groot ghequel<br />

vvant in hem es Sathan / gheghaen en belendt<br />

dies zeyd hem iesus / dat ghy doet / doet haestelick snel<br />

+ Fol. 163 r, r. 35 ‘iudas ... schariothis’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 163 r


28<br />

+ van dier zaeten / Nyemandt verstondt dit wel<br />

waer om hyt zey / want zommeghe meenden dien dach<br />

mids dat iudas de buerse drough / en nyemandt el<br />

dat iesus hem zey / Coopt / datter behouuen mach<br />

5 totten feestdach / of dat hy / zoo hy meer plach<br />

den aermen zoude gheuen / wat / onghecesseert<br />

daer om als de brocke / in hem ontfanghen lach<br />

es huutgheghaen terstond / en twas nacht gheordonneert<br />

// Nu es de zuene des mensschen gheclarificeert<br />

10 en god oock / in hem zey Iesus vp dat termyn<br />

hy sprack voorts noch / die alle herten grondeert<br />

kynderkens een weynich / zal ick noch met hu zyn<br />

ghy zult my zoucken / maer zoo ick dat iuedsche venyn<br />

heb gheseyt / daer ick ghae / ghy niet commen en mueght<br />

15 En zeghu nv / een nieu ghebodt gheef ick hu fyn<br />

dat ghy elck andren lief hebt / huut tshertsen iuecht<br />

daer in zullen zy / al kennen By dier liefden duecht<br />

dat ghy zyt myn disciplen / voor de waerheyt ghesmeten<br />

end eist dat ghy deen den andren met Liefden verhueght<br />

20 Dat Ic doe / Weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

Prinche<br />

Als Iesus dus ghezaeyt hadde der Leerynghen zaet<br />

Symon pieter zeyd hem heere / waer eist dat ghy ghaet<br />

daer ic ghae / mueght ghy my / niet volghen nv<br />

25 zey iesus/ maer naermaels in een anderen staet<br />

zo zult ghy my volghen / dat belouick hu<br />

Pieter zey dies / met eenen ongheRusteghen gru<br />

Waeromme machic hu nv niet volghen dan<br />

clouck zal ick hu byblyfuen / niet vreeseloos schu<br />

30 maer myn leuen voor hu stellen / heere / daer ick can<br />

iesus heeft gheandwoord / hoe zult ghij Man<br />

hu leuen voor my stellen dat word noch wondre * /<br />

voorwaer voorwaer zey iesus / hu zegh ick An<br />

die haene zal niet craeyen / zyt dies oorcondre<br />

35 voor dat ghy my / zult Loochenen driewaerf byzondre<br />

Pieter mochte dies betruert zyn vul ouerghemeten<br />

++<br />

en den Reghel ouerpeynsen van bouen tot ondre<br />

Dat Ic doe weit gy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />

Ghelesen Witte donderdaghe .25. Maerte<br />

xv C neghenendertich Ten huuse<br />

5 van Ian Van oost. doe proost /<br />

* ‘re’ in ‘wondre’ is over ‘er’ geschreven.<br />

+ Fol. 164 r, r. 5 (naam), 28 ‘Dat ... Lichame’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 163 v<br />

+ 164 r


Ander Refereyn<br />

29<br />

In dien tyden iudas iscarioth gheNaemt<br />

een vanden twaelf disciplen iesu christi voorwaer<br />

ghijnck huut totten princhen der priesteren verzaemt<br />

10 vp dat hy iesum zoude verRaeden der naer<br />

en sprack wat wilt ghylieden my gheuen claer<br />

end ick zal hem hu leueren zonder Respyt<br />

zy boden hem dertich zelueren pennynghen daer<br />

belouende hem tghelt / ende worden verblydt<br />

15 Ende iudas voort an alsdoe van dier tydt<br />

zo zocht hy bequaemheyt omme dat hy<br />

zou verRaeden en leueren iesum ghebenedydt<br />

/ ende daer naer alst avendt gheworden * was by<br />

ende doe die huere gheCommen was vry<br />

20 iesus zat nedere int avendmael tdier stede<br />

voor zyn verscheeden wildhyt zoo doen / ende zy<br />

zyne twaelf apostolen zaeten met hem mede<br />

ende zeyde tot hemlieden huut een Liefmoedichede<br />

hertlick heeft my verlanght / tpaeschlam huut liefden groot<br />

25 met hulieden tetene / eer ick lyde / thuwer vrede<br />

hy nam tbrood / danckende / ende brack dat broodt<br />

hy ghaft hemlieden / ende zeyde zoot zyn wille ghebood<br />

Dat es myn Lichame / dat voor hu word ghegheuen<br />

neimt end eit sprack hy / voorziende tonser noodt<br />

30 en doet dat tmynder ghedynckenesse int leuen<br />

danckende heeft iesus den keilct vpgheheuen<br />

ende ghaf hemlieden dien / en zy droncker omtrent<br />

al te zamen daer huut / en zey hemlieden ghebleuen<br />

+<br />

dit es myn bloedt des nieuwe testament<br />

dat voor vele ghesturt word / diet gheloofuich kent<br />

als zy dus an tafel zaeten / beclaeghdhy huut ghenaeden<br />

en sprack / voorwaer zegh ick hu / dit int herte prent<br />

5 Een van hu / die myn brood eit / zal my verRaeden<br />

10<br />

Iesus christus kender huerlieder hertsen gronden<br />

wiste wel wie van hemlieden was den persoon<br />

Claeghlick mocht hy dies wel zegghen ten zeluen stonden<br />

Ick bem hu beschermer / ende zeer groote Loon +<br />

die almachteghe god vanden hemelsschen troon +<br />

god van Abraham van isaac / ende iacob ghepresen<br />

die heere god dyns vaders / ialours zonder gheCroon +<br />

voor my en es gheen god ghevveest gheresen +<br />

* ‘gheworden’: oorspronkelijk ‘ghecommen’; ‘commen’ is doorgehaald, ‘worden’ interlineair<br />

bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 164 v<br />

+<br />

Genesi 15.<br />

+<br />

Exodi 3. ende .20.<br />

+ Genesi 46<br />

+ Esai 43


30<br />

zo en zalder oock naer my gheen ander wesen<br />

15 ick ick bem die heere / die beveelt en ghebiedt<br />

Ick hebt vercondicht / end hu gheholpen bouen desen<br />

en behaluen my / en esser gheen zalichmaecker ziet<br />

gheen vreimde god / esser onder hulieden niet<br />

ghy zyt myne ghetughen / dat ick god bem ghebleken<br />

20 ick bem gheweest / eer dat den dach es gheschiet<br />

een gherechtich god / hulieden noyndt ter nood bezweken<br />

Al wat proffyttelick es Leer ick hulieden spreken +<br />

hulieden heb ick eennen cleenen tydt verlaeten<br />

maer met grooter bermherticheyt thuwaerts ghestreken<br />

25 wild ick hu tot my vergaderen huut Charitaeten<br />

ick hebbe een cleene tydt / hu mensschelicke staeten<br />

doe ick toornich was / iae maer een ooghenblick tyds<br />

myn aenschyn van hu verborghen / maer thuwer baeten<br />

met eeuwegher ghenaeden ontfaermt / dats meer proffyts<br />

30 die berghen zullen eer wycken wyts ende zyds<br />

eer myn goedertierenheyt zou van hu wycken crachtich<br />

vvant hebhu / hulieden om weeren veel haet ende Nyds<br />

met eeuwegher Liefden bemindt eendrachtich +<br />

ick verkiese hulieden / ende niet verworpe mesachtich<br />

35 Ic houd hu metter Rechter handt in myne paeden<br />

nochtans zweer ick by myzeluen / als god almachtich<br />

Een van hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />

+<br />

Contemplatiuelick mueghen wy voorts contempleren<br />

dat iesus dede zyn Apostolen menich goet vermaen<br />

te Rechte mueghende wel zegghen in tclachtich ordonneren<br />

O myn volck myn volck wat heb ick hu ghedaen +<br />

5 oft waer mede gheweist hu hinderlick zaen<br />

die peynse vp hu ghepeynsen der vreden Reene<br />

ghy zult my AnRoupen ende ghij zult ghaen +<br />

my bidden / end ick zal hu verhooren ghemeene<br />

ziet ick wil een nieuwe dyngh doen / vry niet cleene<br />

10 wat den menssche zy onmueghlic / ic dat al vermach +<br />

Ick bem deerste en die laetste / end eene god alleene<br />

zonder my mueght niet doen / doe ick hu ghewach<br />

bekent dan dat ick god bem / die alle dyngh oynd zach<br />

die bem hu zalicheyt hu deel / end hulieder Erfgoedt +<br />

15 die hu helicht / huwen troostere nacht ende dach +<br />

ick sterck hu ic help hu / wyct dies niet weist ghemoet +<br />

ick zegghe dat ghy goden zyt / ende thuwer spoet<br />

kyndren / der alderhooghsten bekent altemale +<br />

ick heb hulieden als kynderen vpghevoedt<br />

20 maer ick weet myn huutvercoorne in dhemelssche zale +<br />

Ghylieden die myn wet/ Tsaemen int generale<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 45. ende 48. .54.<br />

+ iere / 31<br />

+ 165 r<br />

+ Miche .6.<br />

+ iere 29<br />

+ Esai 43.<br />

+<br />

Psal 34<br />

+<br />

Nu / 18<br />

+<br />

Esai 51 .41.<br />

+ Psal .81.<br />

+ Esai primo


31<br />

in huwer herten draeght / blyft doch eendrachtelick voort<br />

ziet ick verbreede die vrede by hu / en tprincipale<br />

ick wil hu troosten / ghelyck die moeder onghestoort<br />

25 haer kyndt troost / zegh ick hu als warachtichste Woordt<br />

ick can dooden en Leuendich maecken groot ghetal<br />

int middel van hulieden bem ick / als die dient / hoort +<br />

groet elck andren met een paeyscussen int eerdsche dal +<br />

alle vleesch om my taenbedene Commen zal +<br />

30 Weist ghetrauwe totter dood dies / zonder verspaeden +<br />

Want noch eens zegh ick hu Myn apostolen al +<br />

Een van hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />

Prinche.<br />

++ E n met dat iesus christus hadde twoord ghesproken<br />

D at een van hemlieden hem zou verRaedende zyn<br />

E s inden disciplen worden droufheyt beloken<br />

W ant yeghelick beghonste spreken vp dat termyn<br />

5 A ls zegghende / heere Bem Ict / iesus andwoorde fyn<br />

E en eist vanden twaelfuen / die met my inden schuetel tast<br />

R echts tes waer / sprack iesus tgodlic claer aenschyn<br />

D us van hem ghescreuen staet / ghaet hy vast<br />

DE zuene des mensschen // maer wee quetslick dien ghast<br />

10 D uer welcken tsmensschen zuene ter iuedscher schare<br />

E erst verRaeden zal worden / Beter waert hem ghepast<br />

N oyndt dat die menssche gheboren en ware<br />

E n iudas andwoorde / die hem verRiedt int openbare<br />

stoutlick sprekende / Als een zonder mesdaeden<br />

15 ende sprack meester bem ict / iesus sprack in tclare<br />

ghy hebbet Recht gheseyt / dus voor den zondare<br />

Een van hu die myn broodt eit / Zal my verRaeden<br />

Ghelesen Witte donderdaeghe .28. Maerte<br />

xv c Zeuenenveertich Ten huuse<br />

20 van Matheeus De<br />

Queestere. /<br />

Ander Mandaet Refereyn<br />

ick witdonderdach Lesen wilde<br />

Ten huuse ionstich Certeyn<br />

van Andries De Wilde +<br />

Voor den Feestdach voor paesschen iesus christus almachtich<br />

wetende / dat zyn huere ghecommen was by<br />

dat hy ouerReysen zoude Liefmoedich eendrachtich<br />

huut deser weerelt / Totten vadere / Als * hij<br />

30 de zuene / hadde lief ghehad / de ghuene / zy<br />

+ Fol. 165 v, r. 24 jaartal in margine onderstreept.<br />

* ‘Als’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

deute /32<br />

+<br />

Luce 22<br />

+<br />

.2. corin vltimo<br />

+<br />

Esai 66<br />

+<br />

Apo / 2<br />

+ 165 v<br />

+<br />

Witdonderdach .3. a<br />

April .1549.


32<br />

die inder weerelt waeren / Liefmoedeghe leerynghe<br />

heeft hemlieden vercondicht / teender troostbaerheyt vry<br />

+<br />

om verlichten huerer herten huut benauder verzeerynghe<br />

Kynderkens noch een Lettel tyds in vermeerynghe<br />

sprack hij bem ick met hulieden / en zult my zoucken Reyn<br />

ghelyck Ic den Ioden zeyde / doe ick thuwaerts keerynghe<br />

5 daer ick henen ghae /en mueghdy niet commen Certeyn<br />

end hulieden zegh ick nv / int eerdsche Pleyn<br />

Een nieu ghebod gheef ick hu om voort an beghinnen<br />

ghelyck ick hu hebbe lief ghehad / naer den zelfsten treyn<br />

dat ghy zoo elck andren liefhebt / ende wilt Beminnen<br />

10 daer in zullen zy alle ter weerelt Binnen<br />

kennen dat ghy myn warachteghe disciplen zyt<br />

Laet hu herten niet ontstelt zyn / noch huwe zinnen<br />

ghelooft ghy in god / in my ghelooft ghy / oock talder tydt<br />

in thuus myns vaders groot almachtich ghebenedydt<br />

15 zyn veel wuenynghen / waert anders ick hadt hu gheseyt<br />

Want ick gha gheel Liefmoedelick zonder Respyt<br />

om hu plaetse te bereedene By dhooghste magesteyt<br />

ende eist dat ick wech ghae duer myn liefmoedicheyt<br />

end hu plaetse zal bereed hebben / thuwer vrede<br />

20 zo com ick wederomme / en zal zonder huwen aerbeydt<br />

hu nemen tot my zeluen / vp dat ghy in warachtichede<br />

mueght zyn / daer ick bem in die hemelssche stede<br />

zoo ick bem die wech de waerheyt ende tleuen mede<br />

nyemandt comt totten vader / dan duer my dats claer<br />

25 en duer ander gheene<br />

Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene<br />

Zonder my en es gheen god Want bem god der goden<br />

totten hende des weerelts word ick by hu bleuen<br />

30 eist dat ghy my lief hebt onderhoud myn gheboden<br />

ick zal den vader bidden duer myn name verheuen<br />

end hy zal hu eennen anderen troostere gheuen<br />

vp dat die met hulieden inder eeuvvicheit blyfue<br />

Ick en zal hu gheen weesen laeten / maer int Leuen<br />

35 zal ick tot hulieden commen in liefmoedeghen motyfue<br />

+<br />

den trooster end helighen gheest in bedryfue<br />

die den vader zenden zal in mynen name<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 166 r<br />

+ 166 v


33<br />

die zalt hu al leeren / end ingheuen / huwe zinnen vyfue<br />

dat ick gheseyt en becondicht hebbe / thuwer vrame<br />

5 Vrede laet ick hu / Vrede gheef ick hu Bequame<br />

ick ghae ende comme tot hulieden / Waert zaecke<br />

dat ghy my lief hadt / Alsoot wel betame<br />

zo zoud ghy hu verblyden in myne spraecke<br />

dat ick totten vader ghae / ick die in Liefden blaecke<br />

10 vvant de vader die es meerder / dan ick bekent<br />

Nu voortan / tot dat ick by myn vader gheraecke<br />

zal ick niet vele / met hulieden spreken omtrent<br />

Want de prinche deser weerelt comt duusterlick verblendt<br />

end in my en heeft hy niet / staet vp / laets van hier ghaen<br />

15 ick bem een warachtich wynstock / vruchtbarich ghespent<br />

ende mynen vader / es den ackerman zaen<br />

Alle Rancken die in my gheen vruchten ontfaen<br />

zal hy afnemen / end alle die vruchten voortbrynghen<br />

zal hij zuueren / vp datter worden meer vruchten ofghedaen<br />

20 ghylieden zyt nv zyne / om dat woordt int omRynghen<br />

dat ick hu ghesproken hebbe / onder andere dynghen<br />

blyft in my / en tot myn liefde wilt hu dwynghen<br />

ick bem den wynstock / en ghylieden de Rancken daer<br />

int dal van weene<br />

25 Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Om mynen name / sprack christus voort Liefmoedelick<br />

van allen mensschen Benydt en ghehaet zult wesen<br />

end een haer van huwen hoofde / ghelooft dat spoedelick<br />

30 en zal niet verloren ghaen beloof ick ic hu / mids desen<br />

in hu lydzaemheyt besitten zult / hu zielen ghepresen /<br />

ghedynct myns woords / dat ick hebbe ghesproken<br />

en nv ghae ick tot hem / groot in liefden gheResen<br />

die my heeft ghezonden huut zyn hemelssche beloken<br />

35 Tes oorboirlick dat ick ghae / hu leedt word ghewroken<br />

vvant eist * dat ick niet en ghae / om weerelt zonde dommen<br />

voorwaer zeghick hulieden / hoe sathans cracht ghebroken<br />

zo en zal den vertroostere / Tot hulieden niet commen /<br />

+<br />

maer eist dat ick wech ghae / en zynde vpgheclommen<br />

zo zal ick hem tot hulieden zenden ter noodt<br />

end als die zal ghecommen zyn / zyn last vulsommen<br />

zal hy de weerelt straffen / vander zonde groot<br />

5 Voorwaer ghylieden zult screyen / en weenen voor hu doodt<br />

en ghylieden zult bedrouft zyn die met my verhuegden<br />

* Vóór ‘eist’: ‘ick’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 167 r


34<br />

zonder my mueght ghy doen gheenderhande exploot<br />

maer huwe droufheyt die zal verkeeren in vruechden<br />

ick bem vanden vader vul Liefmoedeghe Iuechden<br />

10 huutgheghaen / en ghecommen inder weerelt Logieren<br />

wederom verlaet ick de weerelt / omme meer duechden<br />

ende ghae totten vadre huwe plaetse verchieren<br />

ziet de huere es ghecommen / by voorgheschicte * manieren<br />

dat ghy verstroyt zult worden / een yeghelick in tzyne<br />

15 my verlaeten alleene in hulieder hanthieren<br />

maer bem alleene niet / maer de vader es met my / Myne<br />

inder weerelt zult ghy hebben benautheyt / en Pyne<br />

maer betraut / de weerelt heb ick verwonnen ten fine<br />

dus vertroostende zyn disciplen / sprack openbaer<br />

20 iesus van Nasareene<br />

Dat Ic tot hulieden zegghe / Allen menschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Prinche<br />

Doe sprack christus Talder liefmoedicheyt ghewuene<br />

25 inden gheest verheuen Totter inghelen schare<br />

Vader / de huere es ghecommen / verclaert huwen zuene<br />

vp dat huwe zuene hu insghelycx verclare<br />

ghelyck ghy hem hebt ghegheuen int openbare<br />

macht ouer alle vleesch in EerdeRycke<br />

30 vp dat alle de ghuene tsaemen Teenegare<br />

die ghy hem ghegheuen hebt / nyemendt en bezwycke<br />

maer het eeuwich leuen gheue / vry van verzycke<br />

en dit es dat eeuvvich leuen / zonder eenich Cesseren<br />

dat zy hu bekennen / als gheen huwer ghelycke<br />

35 den eeneghen warachteghen god int domineren<br />

ende oock den ghuenen kennen int Accorderen<br />

+<br />

die ghy ghezonden hebt / iesum Christum goet<br />

helighe vader // zoo was christus godsvruchtich contempleren<br />

Bewaertse in huwen name / en de handt niet of en doet<br />

die ghy my ghegheuen hebt / vp dat zy thuwer spoet<br />

5 mueghen een ghelyck wy zyn / int toecommende termyn<br />

end heeft voorts gheseyt / tot zynen discipulen vroedt<br />

Ghy weit dat naer twee daeghen / zal paesschen zyn<br />

en de zuene des mensschen / om Lyden groot ghePyn<br />

zal gheleuert worden / om ghecruust tzyne pynlick zwaer<br />

10 ziet toe waect en bidt groot en cleene<br />

* Oorspronkelijk stond er alleen ‘gheschicte’; ‘voor’ is interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 167 v


35<br />

Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer *<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Ander Refereyn<br />

Ghelesen Witdonderdach 22. en in<br />

maerte A o xvC drienvichtich<br />

Ten Huse Van Gillis de Cuussche<br />

Iesus christus god en menssche hier inder eerden<br />

metten mensschen wandelende en frequenterende<br />

willende ons sterfmensschelick deed anveerden<br />

20 hy de hooghste van weerden<br />

in wien hemelsch eerdsche macht was dominerende<br />

Vp zyn avendmaels dach / was niet Cesserende<br />

zyn disciplen voeten te wasschene Liefmoedich<br />

Symon petrus / wildet niet wel zyn Accorderende<br />

25 huut een Eerebewysynghe / en Liefde gloedich<br />

vvant hy kende dat hy was / gheloouende vroedich<br />

de Leuende gods zuene ghebenedydt<br />

iesus heeft hem gheseyt voorzienich Reyn spoedich<br />

gheen deel cryght met my / en ghy niet ghewasschen zyt<br />

30 heere sprack dies petrus vierich inden gheest verblydt<br />

Wilt alsnv niet wasschen dan myn voeten Alleene<br />

maer oock handen end hooft / heere tdeser Tydt<br />

en dheere wiesch huer alder voeten int ghemeene<br />

+<br />

knyebughelick ter eerden voor groot ende cleene<br />

tot een voorbewys onslieden hier int eerdsche dal<br />

end hoe wel / daer onghewasschen en ghebrack gheene<br />

Iesus sprack / Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al +<br />

5 Ghylieden zyt Reyn / maer niet al / sprack iesus vry<br />

want wist wie twas / die hem zou verRaedende zyn<br />

daer met dandre Ieghenwoordich der wasschynghe by<br />

was ook me ghewasschen hy<br />

daer om sprack hy / niet al Reyn / zyt ghy vp dit termyn<br />

10 maer ghylieden / die my hebt by ghebleuen fyn<br />

in al myn temptacien / zyt Reyn nv warachtich<br />

om de woorden wille / die ick met een lief aenschyn<br />

hu hebbe ghesproken / daer ghylieden eendrachtich<br />

in gheloofdet / daer huut zyt ghylieden Reyn crachtich<br />

15 ghezuvert en gheReynicht / dus mocht hy doen vermaen<br />

en maecte hemlieden kenlick / zoo hyt was almachtich<br />

* Oorspronkelijk ‘ghemeene’ (cfr. r. 12); doorgehaald en ‘voorwaer’ interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 168 r<br />

+ Iohan / 13


36<br />

hoe hij hem zeluen wilde helich maecken ghaen<br />

dats hem zeluen vpofferen / om de doodt ontfaen<br />

voor hemlieden / vp dat zy zouden zyn Reyn bekent<br />

20 maer niet al / hier huut doende iesus christus verstaen<br />

dat een yeghelick van hem allen doe zynde present<br />

niet baeten zoude zynder passyen Nieu testament<br />

vvant hy wiste / Wie huut zynder disciplen ghetal<br />

hem zou verRaeden / daer om / hemlieden allen omtrent /<br />

25 Iesus sprack / ghylieden zyt Reyn / maer niet al<br />

Ghylieden die zyt myn discipelkens vercoren<br />

ghylieden die my wildet gheerne volghen naer<br />

ghylieden Wien ick hebbe myn Rycke toeghezworen<br />

maer een beter ongheboren<br />

30 waer onder hulieden ieghenwoordich int verghaer<br />

ghylieden / die noch Lyden zult veel pynen zwaer<br />

end om mynen name Lyden vervolghynghe groot<br />

ghylieden / Wien ick zal commen vertroosten openbaer<br />

naer dat ick zal wesen verResen vander doodt<br />

35 ghylieden / diet al achter liet / schip scharre / net / boot * /<br />

+<br />

Ende zyt my naerghevolght int eerdsche pleyn<br />

hongher durst met my gheleden / gheghaen naect en bloot<br />

ghylieden / die zyt zout der eerden Certeyn<br />

ghylieden / die verwinnen zult Onzuverheyt vileyn<br />

5 ghylieden / wien ick zal in myn Rechter handt scryfuen<br />

ghylieden / naermaels in my gheloouende Reyn<br />

in myn naeme zult ghylieden serpenten verdryfuen<br />

ghylieden / wien ick standvastelick zal byblyfuen<br />

tot thende des weerelts / end hu wel bewaeren zal<br />

10 tot hemlieden naer den gheest vanden contemplatyfuen<br />

Iesus sprack Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al<br />

Prinche<br />

Maer Wylieden vast gheloouende in christo eersame<br />

Als ghedoopt en ghewasschen in zyn dierbaer bloedt<br />

15 zyn al tsamen Reyn ghezuvert / elck worden Erfghename<br />

Tonser alder vrame<br />

zynder hemelsche stede deeuwich vpperste goedt<br />

van onse zonden gheel ghewasschen inder liefden vloedt<br />

ende vander wet des doods zyn wy los ontbonden<br />

20 Eere lof glorie / hem elck dies Anbrynghen moet<br />

die ghewillich wilde draeghen / tzwaer pack onser zonden<br />

hy in wien noyndt smette noch bedroch was bevonden<br />

* Oorspronkelijk ‘boodt’; ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 168 v


37<br />

als onnoosel Lam An tcruce ter dood ghesleghen<br />

de gheele weerelt wierd ghezuvert duer zyne wonden<br />

25 die Ryfstroomich huutvloeyden gheel tonswaerts gheneghen<br />

wy zyn al Reyn duer hem in zyn bloedt ghedweghen<br />

daer eene druepel bloeds wasser crachtich toe ghenouch<br />

Roupende / Tes al vuldaen Onsen paeys wierd vercreghen<br />

hy die oetmoedich totter doodt onse qualen drouch<br />

30 Laets ons zeluen zuuer schicken in al ons ghevough<br />

houden dhandt anden plough // van Lyden<br />

En besnyden<br />

Onse herten van alder onReynicheyt mespresen<br />

++<br />

Gheel in Liefden Laet inwendich schoon blycken vrouch<br />

De Cuussche Reyn van herten / zullen * zalich wesen<br />

en ten fine / Als wy worden vander doodt verResen<br />

vvy metten al nietzaleghen vallen inden helsschen wal<br />

5 ende daer openbaer dan / Ter causen van desen<br />

niet gheseyt / Ghylieden zyt Reyn / maer niet al.<br />

Refereyn in tmandaetbancket ghelesen<br />

van ghysbrecht buuck doe proost<br />

hebbende / der mede / myn oorlof Bewesen **<br />

vvie anders wedde Certeyn hy verloost<br />

maer mocht ghebueren / ende vroost<br />

eens zo stranghe/ dat de hateconsten faelgierden<br />

daer zyn ***<br />

noch consten inden gheest ghedoost<br />

die myne Musae / dan gheerne hanthierden<br />

ende ieghens Rhamnusia sterck Banierden /<br />

3. a april .1560.<br />

Refereyn. +<br />

Hoort ghy ghenoode Van christo ghebenedydt<br />

een yeghelick ziet toe in dees bequame tydt<br />

20 dat hy zyn vaetken bezitte / dats therte claer<br />

met helichmaeckynghe Prysweerdich verblydt<br />

ende niet met lust der begheerlicheyt zwaer<br />

ghelyck alsoo dat die heydenen volghden **** naer<br />

die god den heere / niet en hebben ghekendt<br />

25 god heeft ons niet gheRoupen in onReynicheyt / maer<br />

tot helichmaeckynghe / zuver Reyn vpghespent<br />

vvascht hu herte dies / eer ghij hem / comt omtrent<br />

word ghewasschen / maect hu weerdich zonder ofscheeden<br />

hu qua ghedochten (zeght dheere/) van myn ooghen zendt<br />

30 Rust van quaet te doene / Leert weldoen verbreeden<br />

+ Fol. 169 r, r. 15 en nota in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘zullich’; ‘ch’ doorgestreept, en uit ‘i’ ‘en’ gevormd.<br />

** Oorspronkelijk ‘wesen’; ‘Be’ interlineair bijgevoegd.<br />

*** Oorspronkelijk ‘es’, dat doorgehaald is; ‘zyn’ interlineair bijgevoegd.<br />

**** Oorspronkelijk ‘volghen’; ‘d’ bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 169 r<br />

+<br />

Dertich maerte metten<br />

Bril Dichtende ghevroomt<br />

Ende ghelesen / naer consts<br />

wetten drie april Ter feeste<br />

voornoomt / .1560.


38<br />

+<br />

Wilt gheen Iock metten onweerdeghen leeden<br />

want wat ghemeenschap / es der Rechtueerdichede<br />

dats huer met onRechtueerdicheyt mach becleeden<br />

of wat ghemeenschap heeft tlicht met duusterheyts zede<br />

5 oft wat ouereencommen heeft Christus mede<br />

met Belial inde diephelssche duwieren<br />

of wat deel es den ghelooueghen in huer vrede<br />

met der onghelooueghen onweerdich hanthieren<br />

Gheenssins! / Elck es partyelick des anders manieren<br />

10 wie onweerdich wandelt / zal besmettynghe winnen<br />

nyemandt mach twee heeren dienen in zyn Regieren<br />

oft zal den eennen haeten ende dander beminnen<br />

ghy en mueght god niet dienen gheRust van zinnen +<br />

en den vyandt tsRycdoms / zoo tzynder tafel keren +<br />

15 zoo hyt willende ghebood +<br />

daer ghy tbrood des leuens / bereed vyndt binnen +<br />

dus schict hu weerdich Want van int beghinnen<br />

Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen dood<br />

Naer Paulus Leeren<br />

20 Als ghy dit Brood eit / om Christus dood ghedyncken<br />

ghy en mueght den keilct des heeren niet dryncken<br />

ende den keilct des vyands / oock ne gheenssins ziet<br />

schuut babylons dranck Christus zal hu schyncken<br />

in tsacramentalic brood / zyn vleesch en bloedt om niet<br />

25 Laet hu lendenen zyn Reyn vpgheschort gheschiet<br />

end huwe Lantheerne in dhandt wilt brynghen<br />

met tclaer lichtende licht van Liefden / En vliedt<br />

van die quaet doen / Want zy smeden quaede dynghen<br />

vvilt hu weerdichlick dan tsheeren tafele dwynghen<br />

30 maer comtter niet als Oza / te gheenen stonden<br />

de Aercke wildhy met onzuver handen OmRynghen<br />

dies wierd vanden heere Rasch versleghen bevonden<br />

Te meer/ eist dan om vreesen / huuter Liefden gronden<br />

onweerdich te nuttene Ondancbaerich ghemoet<br />

35 met bevlecter conscientie verhart in zonden<br />

tlichaem christi in tbrood / zynde zyn vleesch en bloedt /<br />

+<br />

Want zo wie zoo ons paulus vvaerschuwynghe doet<br />

dat / eit of drynct onweerdich / niet naer den betame<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 169 v<br />

+<br />

.A.<br />

+<br />

.C.<br />

+<br />

.B.<br />

+<br />

.D.<br />

+ 170 r


die/ eit en drynct hem zeluen / dat oordeel onvroedt<br />

en zal schuldich zyn des bloeds ende tsheeren Lichame<br />

5 dus elck menssche prouf hem zeluen Alvooren bequame<br />

eer hy zal willen weerdich tot tsheeren tafle ghaen<br />

en nutte dan vanden broode / duer christus Name<br />

en dryncke vanden keilcte / om zonden quyctschel ontfaen<br />

daer ghy anderssins onweerdich / als hooghlic mesdaen<br />

10 comt zo zwaer zondich groot<br />

En ghelooue hope Liefde / in hu niet vermeeren<br />

als onweerdich ten Rechterstoele christi zult staen<br />

vvant van stonden an gheRynghe haestelic zaen<br />

Wie onvveerdich dit Brood eit / oordeele hem zeluen doodt // naer etc a<br />

39<br />

15 Vp dat. elck om dit brood eten best weerdich zy<br />

bouen allen wercken die huutwendich doen wy<br />

zo moeten wy ons zeluen inwendich ontwercken<br />

ons tselfs te buten ghaende / als eeghin onvry<br />

ons Rekende / en maeckende / een niet tallen percken<br />

20 vp dat wy Christo in tgheloofuich verstercken<br />

anghevesticht worden / end in hem gheEenicht wesen<br />

tzynder tafele duerlaeyt metter Liefden spercken<br />

Om tsacramentalic brood daer eten / naer desen<br />

Als weerdich zyn ghenoode vercoorne ghepresen<br />

25 niet hooghmoedich maer soberlick wys te zyne<br />

altyds zynde bezoorghsaem / inden gheest gheresen<br />

met die eenicheyt des gheests tot allen fine<br />

inden bandt der liefden met werckende Aenschine<br />

onslieden te houdene godsvruchtich eendrachtich<br />

30 vp dat wy ons zeluen tooghen zonder Pyne<br />

als schaepkens christi in ootmoedicheyt warachtich<br />

der welcker schaepkens eeghinheyt sterckcrachtich<br />

es / dat zylieden volghen in werck ende woordt<br />

hueren heerdre ende Leedsman huut weghen duusternachtich<br />

35 maer in tlicht vvandelende / hem volghen Rechtevoort /<br />

++<br />

Ghedynct oock O mensschen / en Redene oorboort<br />

dat hu leden zyn Een tempel vanden helighen gheest<br />

die in hu es / en van god hebt / huut liefden Accoord<br />

end en zyt hu tselfs niet / dus huut Liefden vreest<br />

5 vvant ghy zyt ghecocht / Tsamen minst ende meest<br />

om bezitten Abrahams schoot<br />

met eennen grooten prys / Wilt god dan weerdich Eeren<br />

draeght hem in hu Lichaem / schuut onweerdich tempeest<br />

want tbrood van tsheeren tafel / Als een Leuende keest<br />

10 Wie onvveerdich dit brood eit / Oordeele hem zeluen dood<br />

+ Fol. 170 v, r. 13, 16 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 170 v


Naer paulus Leeren<br />

Princhelicke Derthiene<br />

40<br />

Christus God ende menssche / wech waerheyt en Leuen<br />

word gheheeten ende es onslieden ghegheuen<br />

15 als een offrande Tweetzins tonsen onderstande<br />

Te wetene Bebloed ende Onbebloed beseuen<br />

tonsen eeuweghen trooste ghelaeten te Pande<br />

Eerst / heeft hy hem zeluen Een bebloede offerhande<br />

voor ons gheoffert / in tcruce als onnoosel Lam<br />

20 zonder smette / voor onslieden gheleden schande<br />

daer in hy de figuere des paeschlams vulquam<br />

verzoenende zynen vadre / duer tsmensschens val / gram<br />

maer in zyn avendmael / eer hy de dood wilde steruen<br />

heeft ghewilt / dat tzelfde / zoo hy tbrood nam<br />

25 Een onbebloede Offerhande zoude verweruen<br />

vp dat melchisedech offrande in tsweerelts eruen<br />

onder ghedaente des broods en wyn ghecelebreert<br />

haer vulmaectheyt ontfaen zoude / zonder bederuen<br />

en christus blyfuen warachtich priester gheconsacreert<br />

30 naer doordene van melchisedech gheordonneert<br />

eens ghestoruen / end int heleghe gheghaen Certeyn<br />

vp een plaetse in tIuedsche landt / zyn gheest gheExpireert<br />

zyn bebloede offrande / daer vulbrocht gheel Reyn /<br />

++<br />

maer hier word menichwaerf in tsweerelts pleyn<br />

zyn onbebloede offrande Gheoffert om Eten<br />

Eens dood gheoffert inde dood des crucen treyn<br />

nv daeglicx / dat wy zyn doods ghedyncken zouden weten<br />

5 Tot mededeelynghe der zaleghe secreten<br />

onzienlick in tbroodt<br />

Buten mensschens verstandt / machtich heere der heeren<br />

in vleesch en bloedt god en menssche onghespleten<br />

menssche prouft hu dies / om tzynder tafel zyn ghezeten<br />

10 Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen doodt<br />

Naer Paulus Leeren /<br />

Aucteur<br />

Pieter dezanghere Myn goet Lief ghebuer<br />

Als ick by den Castaengneboome was wuenachtich<br />

15 ion ick een Refereynken / die van in zynen fluer<br />

Taelman tslands vanden vryen was int gheduer<br />

+ Fol. 171 r, r. 16 ‘Taelman ... vanden’, 25 ‘Supremo ... Regi’, jaartal in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 171 r


41<br />

ende goet onderlyngh payslick eendrachtich<br />

tsghezelschap tshelichs gheest Conyngh gheweest warachtich<br />

daer ick tnaeruolghende te zynder eeren stelde<br />

20 tes Redene ick zyns zy oock ghedachtich<br />

Der xiij. en tshelichs gheests / was een medeghetelde<br />

Refereyn +<br />

Verblydt hu // tes tydt nv // elck gheestich artiste<br />

Iubileert // tryumpheert // met dauid den psalmiste<br />

25 Supremo psallite Regi / dheere lofzangh Biedt<br />

hem vreest // alle gheest // vry vranck van twiste<br />

hy weet // ghereedt // wat in hemel end eerde gheschiet<br />

dat begrepen // en gheschepen * // in tbeghin van niet<br />

god drievuldich // die wy schuldich // zyn tanbedene ghemeene<br />

30 duer de wolcken // tallen volcken // hy de herten duerziet<br />

++<br />

god vader / god zuene / god helich gheest / drie / Eene<br />

almachtich // warachtich / Crachtich / zuuer ende Reene<br />

dies mueghen // int verhueghen // wel zegghen telcken keere<br />

wy van ons zeluen cleene // vul zonden zwaer<br />

5 Supremo psallite Regi / Zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen Ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tIaer /<br />

Hem pryst // die ons wyst // spyst // en daghelicx voedt<br />

die wondere // Ondere // alle natien doet<br />

10 die // onse partie // heeft verwonnen en bedwonghen<br />

Biedt hem danck // met Lofzangh // huter herten goet<br />

Supremo psallite Regi / looft dheere alle tonghen<br />

Gloria in excelsis deo / dinghelen zonghen<br />

hemel eerde // tzynder weerde // en de helsche mede<br />

15 moeten hem // oetmoedich them // knyebughen oude metten Ionghen<br />

want hy es // expres // daer hy wil telcker stede<br />

vry // es hij // ons verlosser end alleene zaelichede<br />

wy zyn knechten // met Rechten // vp dat zyn lof vermeere<br />

mueghen wel tonser vrede // metten conyngh segghen claer<br />

20 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer.<br />

Supremo psallite Regi Es tsconyncx devyse<br />

tsghezelschaps tshelichs gheest // meest // datmense pryse<br />

* ‘gheschepen’: tweede ‘h’ over andere letter.<br />

+ Fol. 171 v, r. 5, 12, 23, ‘Supremo ... Regi’, 6 (tekst in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Anno .1551.<br />

+ 171 v


42<br />

25 Supremo psallite Regi / ziet // ghebiedt // zyn onderzaeten<br />

int spoeden // altyds teenen goeden //onderwyse<br />

elcken // by den welcken // men zal wel doen / en tqua laeten<br />

Int beghinnen // alle zinnen // Aerm ende Rycke staeten<br />

Supremo psallite Regi / dhooghsten heere lof zynght<br />

30 hy zal hu // al nv // eeuwich eeuwich thuwer baeten<br />

ghedyncken // int blyncken // daer hem dhemele omRynght<br />

Biedt hem lof // Of // ten minsten hem dancbaerheyt toebrynght<br />

mensschen eerdich // hy eist weerdich // ende pryst hem zeere<br />

wiens wille dat al dwynght // Alle gheesten openbaer<br />

35 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer /<br />

++ Princhelick.<br />

Conyngh een huwer esser Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Supremo psallite Regi / in dhemelsche wuenynghen<br />

Supremo psallite Regi / neghen Inghelen Chooren<br />

5 Supremo psallite Regi / zonder Ieghenstuenynghen<br />

alle die // ende wie // al dat zyne es oorbooren<br />

Supremo psallite Regi / huwe voysekens laet hooren<br />

dieren visschen / en van vueghelen / ghy Nachtegale<br />

Supremo psallite Regi / indianiteghe mooren<br />

10 niet mondich // oorcondich // maer met therte int principale<br />

Supremo psallite Regi / Alle Conynglicke zale<br />

ende by speciale // vp datmer duecht an Leere<br />

al dat aessem heeft inder heligher kercken verghaer<br />

Supremo psallite Regi // zynght lof den heere<br />

15 En bes pieter. Die. zaen. ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer //<br />

Dheer Cornelis breydel<br />

In zynen tyden dekene<br />

Tghezelschaps vanden helighen gheeste drie Iaer<br />

20 Rhetorica beminder / was oyndt de gheblekene<br />

goet man van eeren / om Ieghens te sprekene<br />

Blydechierich inne der Constenaers verghaer<br />

Te dien vpziene / oock als myn goet vriendt<br />

testamentelick teender ghedynckenesse<br />

25 van een Refereyn By my gheRhetoricient<br />

inder beste voughen zoot schickelicxst dient<br />

doe hem der mede Ionsteghe schynckenesse<br />

+ Fol. 172 r, r. 3-5, 7, 9, 11 ‘Supremo ... Regi’, 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 172 r


43<br />

Refereyn<br />

CORt. Nu. En LIStich BREYDELt hu.<br />

30 Zaelich / es die man die becuerynghe verdraeght +<br />

want als hy zal wesen gheprouft onversaeght /<br />

+<br />

des leuens croone zal hy ontfanghen voorwaer<br />

hier omme / doodt hu leden / zoot den heere behaeght<br />

die vp der eerden zyn vul onCuusscheyt zwaer<br />

schuut / onReynicheyts Lusten / qua begheerten daer naer<br />

5 wandelt naer den gheest clouckgheloouich vailiant<br />

ende die begheerlicheyt des vleeschs / dats claer<br />

die en zult ghy alsdan niet vulbrynghen / want<br />

het vleesch begheert ieghens den gheest in elck landt<br />

en de wysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />

10 wilt worden / niet als beesten dies zonder verstandt<br />

maer bewaert hu zeluen Reyn / ieghens tsvleeschs wederstoot<br />

waect / vp dat ghy valt in gheen temptacien groot<br />

vvant eist dat ghy naer tvleesch leift / zo zult ghy steruen<br />

neimt tquade huut hu zeluen wech / zoot word noodt<br />

15 die in tvleesch zyn / zullen gods Rycke niet verweruen<br />

vliedt al oncuussche zeden / in tsweerelts erfuen<br />

Alle zonde / de welcke (hoe buten betame)<br />

die den menssche dood / Tot een anders bederuen<br />

es buten tlichame / maer die oncuusheyts blame<br />

20 doet // die zondicht in zyn eeghin Lichame<br />

werct en staet dies int ghelooue / naer paulus heesch<br />

wie inden vleessche zyn / zyn god niet anghename<br />

Dies Cort nv en listich Breydelt hu ieghens Tvleesch<br />

EerdeRycke zal met verquistende Rauwynghe +<br />

25 verquist worden Ancxstelick met verflauwynghe<br />

ende met beRoouynghe / Berooft wesen<br />

inder weerelt / zult ghy hebben benauwynghe +<br />

wilt worden niet / ghelyck deser weerelt mids desen +<br />

vvant vriendschap deser weerelt / die es mespresen +<br />

30 als vyandschap voor god den heere almachtich<br />

en wie vriendt deser weerelt wil zyn gheResen<br />

wordt ghestelt te wesene gods vyandt tweedrachtich<br />

Wilt de weerelt niet beminnen noch wesen achtich +<br />

oock al tghuene dat inne der weerelt es / ziet<br />

35 eist dat yemandt Lief heeft / de weerelt / warachtich<br />

de liefde god des vaders / en es in hem niet /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ iacobi 4<br />

+ 172 v<br />

+ Esai 24<br />

+<br />

iohan 16<br />

+<br />

Roma .12<br />

+<br />

iacobi .4<br />

+ 1 Iohan 2


44<br />

+ Want al dat in de weerelt es / ende gheschiet +<br />

es Begheerlicheyt des vleeschs / en der ooghen mede<br />

hooghmoedicheyt des leuens / dwelck niet / en es yet<br />

huut den vadere / maer hute des weerelts zede<br />

5 de weerelt verghaet / end huer begheerlichede<br />

Maer die de wille gods doet / blyft eeuwich ghemoet<br />

staet vp ende ghaet / hier es Ruste noch vrede<br />

Wyct naer gheen ydelheyt / die gheen baete doet +<br />

maer ghaet duer den wech / der voorzienicheyt goet +<br />

10 ommeghord hu met wysheyt / niet eerdsch bepeerelt<br />

al de weerelt es in tquaede ghestelt onvroedt<br />

Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens de Weerelt.<br />

Laet houeerdicheyt Regieren niet huwen zin<br />

houeerdicheyt es van allen zonden tbeghin<br />

15 haet en nydt / zullen wesen verghanghelick zaen<br />

vergheeft / en vergheuynghe wordt hu ghewin<br />

haet dat quaet es / en Bemindt alle goet vermaen<br />

Laet de zonne vp hu gramschap niet onderghaen<br />

want eennen man die gram es / tvvist ontsteict hy<br />

20 wilt den slaep niet beminnen / maer waeckende staen +<br />

wie Ledich es / Aermoe staet hem altoos by<br />

en werct niet / vp datter hu Rycdom huut zy<br />

Begheerlicheyt / es wortele van allen quaeden<br />

vergadert huwe schatten inden hemele vry<br />

25 ghulsicheyt en droncke dryncken wilt oock versmaeden<br />

Laet hu cleedren altoos wit zyn in zuverheyts daeden<br />

Laet hu herte onbesmet zyn / staet den vyandt tseghen<br />

vvant dheere god Rechtueerdich / oock vul der ghenaeden<br />

zal huwe beschaemtheyt openbaeren en weghen<br />

30 die der weerelt ghehoorzaem niet zyn bedeghen +<br />

maer onRechticheyt gheloouen tot allen tyden<br />

dien zal gramschap ouercommen thuerlieder onzeghen<br />

ende Tribulatie zonder vermyden<br />

Ouer alle zielen der mensschen dan Lyden<br />

++<br />

die quaet doen / En dheere zalder ouer tdien stonde<br />

vier en sulpher laeten Reynen / An allen zyden<br />

Dies Cort en listich Breydelt hu ieghens de zonde<br />

5<br />

Prinche<br />

Wy steruen Alle gader hoe hooghe van weerden +<br />

end als water vallen wy inne der Eerden<br />

twelcke dat niet weder en comt noch en keert<br />

wel leuen doet wel steruen die hem zoo gheneerden<br />

maer der zondaeren doodt / es de quaetste vermeert /<br />

+ Fol. 173 v, r. 10-12, 14: eigennamen onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 173 r<br />

+ .1. Iohan 2.<br />

+<br />

Miche /.2<br />

+<br />

.1. Regum 2.<br />

+ prouerbi 20 21<br />

+ Roma 20<br />

+ 173 v<br />

+ .2. Regum. 14


45<br />

10 Caym wierd van Lamech versleghen ontEert<br />

ende Abel zynen broeder es ghestoruen wel<br />

de Ionghe thobias in gods vreese gheleert<br />

esser wel in ghestoruen vastbetrauwende snel<br />

Pharao versmoorde met zyn heyrcracht Rebel<br />

15 wiens herte gheel verhart was / Tzynder onbaeten<br />

Chore / dathan / en Abyron / die leden ghequel<br />

verzoncken inder hellen / duer de eerdsche straeten<br />

de menssche weet zyn hende niet / tzy van wat staeten<br />

Als een schaeuwe vp der eerden / zoo es ons leuen<br />

20 daer en es gheen vphouden / tpasseert zonder verlaeten<br />

want den byl / es ande wortel des booms vpgheheuen<br />

hier omme waect ende zyt bereedt ghebleuen<br />

want ghy de huere niet en weit Certeyn<br />

dat de zuene des mensschen / onvoorzien beseuen<br />

25 commen zal / en vonnessen gheel tsweerelts pleyn<br />

sterft eer ghy sterft / en maect hu met duechden Reyn<br />

bezitten mueght ghy Abrahams Rusteghen schoot<br />

Vleesch. Weerelt. Zonde. / houden ieghens hu ghemeyn<br />

Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens De doodt.<br />

Die van Damme<br />

Myn meesters van damme die ick voortyds diende<br />

Alst hemlieden beliefde / ter brugscher Conynghfeeste<br />

++<br />

die wil ick zoot Reden es / houden te vriende<br />

Al wes Ick oyndt voor hemlieden Rhetoriciende<br />

hebben my vuldaen met Liberalen gheeste<br />

Maer vp datse te bet mochten wesen bewaert<br />

5 van dontfangh nv de Laetsleden gheIaert<br />

van myn Iaerlicx pensyoen / nae doude * vsancie<br />

zo gheef ick hemlieden / hier naer verclaert<br />

By myn eeghin handschrift / generael Quictancie<br />

RefereynWys Quictancie<br />

10 Gheesteghe ghezinde // beminde // ghildebroeders<br />

Artisten // Mineruisten // der Anuntiatien<br />

niet tmywaert // ghy spaert // tzyne milde // voeders<br />

Int openbaere // ghewaere // der voorleden gratien<br />

Paeys vrede // thuwer stede // ionne voor salutacien<br />

15 der naer // tiaer // vruchtbaer // mids dinwoonders neerynghe<br />

daghelicxsche weerelt stept voorts in dominatien<br />

+ Fol. 174 r, r. 23, 24 ‘Van Damme’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘naer’; ‘d’ bijgevoegd, gedeeltelijk over ‘nae’, en ‘o’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 174 r


46<br />

bezouckende Luxurieuse habitacien<br />

al doet de gheluferde groote hertzweerynghe<br />

Nietmin / van dien propooste doen voorts dontbeerynghe<br />

20 maer zendhu quictancie zoot wel es Rene<br />

huut goeder inborst / met ionsteghe vlamme<br />

dus ludende / altyds thuwen dienste gheen spaerlynck<br />

Ontfaen by my Rasch Vp En // Dene //<br />

van hulieden dralaerts Van Damme<br />

25 Myn pensyoen vanden ghezonden haerynck<br />

Aluooren Bedanckende myn heeren vander wet<br />

daer naer huerlieder / pensionnaris De Smet.<br />

niet gheerne vulcanitich / hopick tmywaerts tsmedene<br />

al heeft zulck myn esbatement tspelene belet<br />

30 zonder schimp / tgoeder meenynghe was tvpzet<br />

indien de zulcke wel verstonde Redene<br />

Deken ioos Wittebrood ion ick oock te bevredene<br />

+<br />

Wien ick betrauwe myn excuse thebbene ghedaen<br />

der naer Iaques de Cuenync / vruecht te bestedene<br />

als hij blootshooft int vleeschuus zal willen staen<br />

gheerne laet hy de conste Audientie ontfaen<br />

5 gheIonstich / datmer andre tsghelycx naer wene<br />

niet spelende als Lunatyck Smet int gramme<br />

my kennende vernought / van alsmen tzee daer vynck<br />

Ontfaen by my Rasch. Vp. En. Dene<br />

van hulieden dralaerts van damme<br />

10 Myn pensyoen vanden ghezonden haerynck<br />

Elck ornaet gestich voysich personnaige<br />

Ruistich fraey ghemoet ghecommen vp tstaige<br />

om vander daghelicxsche weerelt spelen Tesbatement<br />

die bedanck ick hertelick in tdamssche passaige<br />

15 voorts huerlieder welwillende thuerer advantaige<br />

die ter Conynghfeesten gheern hadden zyn omtrent<br />

Wanen wys zyn / es oock wel een wonderlick student<br />

dat hy tsweerelts bedryf / wil verstaen naer zyn zin<br />

zulck trect * hem an / een zaecke / waer by men kendt<br />

20 dat een es / datmen niet zou betrauwen / zyn der in<br />

Nietmin // daeromme Lietick niet Roeren den kin<br />

om tRynssche Nat ** souffen / wier Ieghens stene<br />

die my gheerne / ten vpstaene gheestich Camme<br />

therte myn / oyndt mesprysende zwaer // dynck<br />

25 Ontfaen by my etc a /<br />

* ‘trect’: ‘t’ over andere letter.<br />

** ‘Nat’: ‘N’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 174 v


Princhelick<br />

47<br />

Schippermaet danck hu dancbaerich groot<br />

die myn ghezonden haerynck broght met huwen Boot<br />

wel mueght certeyn Een dralaert van damme wesen<br />

30 Ick plachse voor vastenavendt hebben tmynder noodt<br />

Broghtse nv inde vasten / maer ghiet gheen zwaerheyts Lood<br />

in tyds was die welghecommen tmynen huse ghepresen<br />

Als hy wil / zal ick helpen zynen durst ghenesen<br />

+<br />

met een drafwaterken goet van ghebrauwe<br />

daer Ruebrecht een kender of es van desen<br />

dier ons an zal helpen zoo ick best betrauwe<br />

hope hulieden visiteren / naermaels ten anschauwe<br />

5 Rustende gheestich vp de hemelssche Lene<br />

ten avendmale vanden Apocalipsen Lamme<br />

twelck voor ons inder crucen dood openbaer // ghynck<br />

Ontfaen by my Rasch Vp. En. Dene<br />

van hulieden dralaerts van damme<br />

10 vanden Laetsten ende andren ghezonden haerynck<br />

Superscriptie<br />

Eersame wyse discrete Cousyn vriend gheminde<br />

Ioos vvittebrood deken ter damsche statien<br />

tsgheselschaps tsheligh gheests Rhetoricale ghezinde<br />

15 gheseyt / maria ghildebroeders der Anunciatien<br />

dees quictancie / ontfaet by huwer gratien<br />

RhetoriCienen<br />

De gheesten der hoogher Rhetoricale conste<br />

in gheschicter doctrine ofte poetrie<br />

20 huut goeder inborst / en met grooter ionste<br />

vanden tydt dat ick Rhetoriceren beghonste<br />

wes ick componeirde / Laet ick achtere die<br />

Dat zy ouer my offeren / ick niet en heessche<br />

hoe zoud icker hemlieden oock toe doen vermaen<br />

25 want ick ter weerelt zynde in leuenden vleessche<br />

heb ict niet eens ouer hemlieden ghedaen<br />

Nietmin doen zyt / danck moeten zy ontfaen<br />

ende zonder bezwaer<br />

Ion ick elck zonderlynghe waer zy ghaen of staen<br />

30 Tnaerghescreuen dichtken te volghene naer<br />

in tleuen Claer /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 175 r


48<br />

[Mindt Als deucalion Rechtueerdichede]<br />

++ Mindt Als deucalion Rechtueerdichede<br />

Leeft naer dyana / zuuerheyt pachtende<br />

vreest Lycaons wreedheyt / Eerd Ruste en vrede<br />

slacht Argus / met hondert ooghen wachtende<br />

5 vveist in huwe domheit niet Phaeton slachtende<br />

Aglauros afionsticheyt / wilt van hu stieren<br />

vp Cadmus vromicheyt / zyt gheestlick achtende<br />

verCrachtende<br />

Tsatanitich serpent / der helsscher duwieren<br />

10 Wapent hu ieghens Cupido banieren<br />

dat ghy Narcissus niet en ghelyct<br />

vvilt altyds Bachus Redenmatelick vieren<br />

dat hu Mars Lanche doch niet bestryct<br />

Ceres hu voedsel by maeten bedyct<br />

15 Regiert als Phoebus * huwe waghene wel<br />

ende niet als Bathon ghierigh verRyct<br />

vliedt Jupiters blexeme Ten es gheen spel<br />

Want Charons sceepken / es wachtende snel<br />

om hu by Plutho met blyder Mare<br />

20 ouer te voerene / Noyndt zaecke zo fel<br />

dan te commene in dhelssche vierschare<br />

Schuut duusternachticheyt. Wandelt int clare<br />

Ionghe RhetoriCienen<br />

Ghy edelionghe gheesten ingenieuselick<br />

25 Rhetorica disciplen Amoureuselick<br />

volght herodotus ende Tucidides naer<br />

wint den Laurier palmtack victorieuselick<br />

stelt Liefuelick hoosch Reyn curieuselick<br />

zoo Callisthenes als goet mercuriste claer<br />

30 isocrates / ende Naucrates voorwaer<br />

consten huerlieder Reden gheestich fraey Couchieren<br />

Lysippus inde oratorie was Cloucbaer<br />

zo was oock Policletus in zyn hanthieren<br />

// ziet wat ghy dicht / end in wat Manieren<br />

++<br />

ende waer / Voorpeynsende / Eer ghy concludeert<br />

matelick in Langde / dyn sillaben Regieren<br />

Leert obedieren<br />

Tluud inEptelick / wie daer in ouer passeert<br />

5 naer tbevyndt ghedescribeirt<br />

van die voortyds hebben gheRhetoriceirt<br />

Dat een Reghel dicht / wel zo Langh mach wesen<br />

+ Fol. 175 v, r. 1-7, 9-18, 26, 29, 30, 32, 33 (eigennamen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Phebus’, ‘o’ tussengevoegd.<br />

+ Fol. 176 r, r. 7, 8, 19-21, 24-29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 175 v<br />

+ 176 r


49<br />

zo langh. Als een aessem tverdraeghen consenteert<br />

Byden ouden poeten / en wast noyndt Mespresen<br />

10 huut ionsten // beghonsten // mynder aderen pesen<br />

thuwaerts te bughene dit aduertissement<br />

al hebick zelue dickmaels ghefaelt in al desen<br />

Nyemandt es met consten gheboren omtrent<br />

maer onconstich vpghespent<br />

15 Elck Leert tot inden hendt /<br />

4 Reglen begripende goet dicht goet zin<br />

.daer gods mueghentheyt begrepen es in.<br />

++<br />

I.S.<br />

Al. hertich. Drachtich<br />

20 n.d. nd. nd. nd. cleen Noch<br />

Gheen. ander. machtich<br />

M<br />

.N.<br />

.S. Zon. D. Dood.<br />

25 Declaratie<br />

hvv. fs. bpxfn. bl. ffnhfrtkch. ffndrbchtkch<br />

xkfrfndf. ffn. Clffn. npch. grppt.<br />

Bpxfn. hfm. ghffn. bndfr. mbchtkch.<br />

fn. pndfr. hfm. fs. zpndf. dppd. /<br />

Spelende personnaigen<br />

ELoquente // gente // Rhetoricale personnaigen<br />

om Rhetorica huuten Commende vp staidgen<br />

hoe In habituaigen<br />

5 Weest als Gracchus in huwe gesten ghemoet<br />

niet als Eschylus commende met fauvisaigen<br />

tooght tleuende aenschyn / met gheschicter Couraidgen<br />

Ciuil / stampende / noch wagghelende metten voet<br />

behendich als Roscius personnaidge goet<br />

10 zomtyds weenen/ dan alst pas gheeft Blyde<br />

Als ghy yet drouue speilt / Als gracchus doet<br />

hy zuchte / stelder de ooghen naer / tdien tyde<br />

als hy yet drouuelicxt * / speilde int wyde<br />

dat hy zyne vyanden weenen dede<br />

15 alst pas ghaf scheen hy zaen nathuerlick blyde<br />

naer den heesch der materien / schictter hem mede<br />

Leert Reden pronunchieren naer de matichede<br />

niet veel maroten noch grimmaidgen te vserene<br />

+ Fol. 176 v, r. 2 ‘Eloquente’, 5, 6, 9 (eigennamen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘drouuelicxst’; voorlaatste letter ‘s’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

176 v


50<br />

maer metten ooghen schicbaer Telcker stede<br />

20 es te Lauderene<br />

zonder Reden ende gesten te interRumperene<br />

dit iondick testamentlick te Legaterene<br />

Wien men yet speelwys pleight te Rollerene /<br />

Aucteur<br />

++<br />

25 Van mensschen machmen varyncx niet speelwys hanthieren<br />

ofte zulcke zouder me / stoken zynen tant<br />

zalmen / dan best mueghen / van Beesten agieren<br />

Neent! / Beter ghezweghen / en duumken in dhand<br />

Maer in alle Landt<br />

30 Als Loos Quant<br />

eer den gheest word terstond moe<br />

houd buerse toe mond // toe /<br />

Rhetorica blameirders<br />

De hateconsten. ende zulcke kerchulen<br />

pylaerbyters / die huter vruechden perck // schulen<br />

zonderlynghe / van Rhetorica zegghen Blamatie<br />

5 die gheef Ick almochtse tmywaerts sterck // mulen<br />

dit Refereyn te Lesene By huerer gratie<br />

Alle eeghin Liefhebbers / zulcke generatie<br />

Refereyn<br />

Wreeder dan Nero. / du ypocritich groetsele<br />

10 den consten wechwroetsele // Eriphysas ghebroedsele<br />

zyt ghy smadeghe tonghen<br />

der broederlicke liefde speciaelste boetsele<br />

daer dyn ghemoetsele *<br />

Ophiogenus vpvoedsele<br />

15 Comt anghespronghen<br />

huut Erichto der tooueresse ghewronghen<br />

dy weynssch ic gheclonghen // Rechte belials ionghen<br />

den Antropophagen<br />

tzijne der trogloditen Lackaeyen en paidgen<br />

20 dan voor hu gaidgen // Tantalus torment<br />

ghij van xantippe ghespent<br />

der Essenen / vrauwe ghebruuck en payment<br />

dessedones dyn herte te schossene by Reken<br />

Radamanthus helsch iuge zoo sentencie zendt<br />

+ Fol. 177 r, r. 10, 14, 16-22 (eigennamen) onderstreept.<br />

* ‘daer...’ links in margine bijgeschreven, met verwijzingsteken naar de juiste plaats na<br />

‘boetsele’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

177 r


51<br />

25 dat oock schorpioenich speecxsels vp hu zoude leken<br />

Ghy alle die blaemtte van Rhetorica spreken<br />

Voort wyst hij hu van Monocheros ghegrepen<br />

of vanden Catoblepen // wiens stercziende strepen<br />

Tvolck tleuen ontscrauen<br />

30 van Circes als een Cadauer spetie gheschepen<br />

daer thenden dy slepen<br />

om tzyne gheNepen<br />

van craeyen en Rauen<br />

++<br />

of met Vrias briefuen moest haestelick drauen<br />

in tdurstich slauen // hu in gallus vloed dan Lauen<br />

volck verwaeten<br />

Tghequel van alcman wien de Lusen aten<br />

5 zo mocht ghy laeten // varyabel oorconden<br />

dyn melaetsche gronden<br />

oft als Euripedes gheschuert van zyn honden<br />

ofte van tserpent Amphisibenam bestreken<br />

oft an Ixions wiel Eenpaerlick ghebonden<br />

10 hoordyt / dat hu de plaeghe van gauere moet steken<br />

Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken<br />

End ick weynsch hu bloedzughich Nypsele<br />

Methifonies pypsele // ghy drooghende tRypsele<br />

der Constegher stale<br />

15 En perillus gheProuf / straetCroonghich zypsele<br />

plompt hu tonghich gheslypsele<br />

ofte twist begrypsele<br />

hebt Linxsche straele<br />

dat den beer van Calidonyen dy hale<br />

20 moortdadeghe male // ghevult met Regale<br />

ghy snoo Lusich ghevort<br />

Nessus hemde an tlyf / voort dy weyns ick gheschort<br />

daer mede trecken cort // met mydas weynssche begordt<br />

ten Centauren scholen<br />

25 donRuste Aletho / en Phrahetes beuolen<br />

Monichus gheschot dooghende een paer weken<br />

ontRaect ghy dies zo moet ghy verdolen<br />

byden Gymnosophisten / den hals daer breken<br />

Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken<br />

30 Poliphemus die moet hu Regieren styf<br />

+ Fol. 177 v, r. 1, 2, 4, 7-9, 13, 15, 18, 19, 22, 24-26, 28, 30-33 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 177 v


52<br />

vuyl tonghe ghedryf // en Anveerden pentheus ghekyf<br />

ghy Archadisten bleue<br />

Euridices orpheus boel te halene twyf<br />

om zyn beclyf<br />

35 mids draeghende Sisiphus steen vp tlyf<br />

huter helsscher dreue<br />

oock Titius plaeghe ick hulieden gheue<br />

+<br />

Raedslieden eue // hebt canckereghe screue<br />

duer huwen Longhere<br />

dy gheiaerde famedronckich dyn naercommers ionghere<br />

alle Erisitons honghere // oft in corten daeghen<br />

5 met Actaeon Iaeghen<br />

hu zeluen als zoylus / totten beene vercnaghen<br />

oft hu zien an modecacx calchouen Peken<br />

ghy blameirders der consten / hebt dusentich plaghen<br />

hu gheRyngher vpcommende dan Loopende Beken<br />

10 Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken<br />

Onprinchelicke vileynen<br />

Oft moest ghy den troyaen dolon volghen<br />

oft had Ie ten tyden van deucalion versmoort<br />

oft als Curtius vander Roomsscher eerde verzwolghen<br />

15 of van Charon gheworpen Rasch ouer tboordt<br />

als ganymedes vanden Aerne vpgheschoort<br />

of met gyges den grootsten Ruese wat stryden<br />

die wreedzinnich met hondert handen comt voort<br />

ofte water te scheppene metten Belyden<br />

20 vp tmonster higia huut Affricqua Ryden<br />

of zwemmen in Phlegetons vloedt moedernaect<br />

zo mocht ghy wel lesen hu laetste ghetyden<br />

ghy alle die partyelick Ieghens conste waect<br />

den hals gheCraect<br />

25 dyn vrauwen mesbruuct dyn dochteren ontschaect<br />

In tghat van trysmaron zynde ghekeken<br />

dits hu testament nv thuwaerts ghemaect<br />

Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken<br />

[Elegante ghebleken // zynde een meestresse]<br />

Elegante ghebleken // zynde een meestresse<br />

30 der andre zes Liberale consten / Clercgesse<br />

Musica zustere // Myn zin vpRustere<br />

Want een princhesse<br />

der poeten secreten oratueren voogdesse<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 178 r


53<br />

++ Van exordien / positien / diuisien / Narratien<br />

wel Redenen met matelicke conclusien<br />

zonder Confusien<br />

in wel Ludende gratien<br />

5 Reyn / by expresse<br />

Rhetorica<br />

Dat / in huer zeluen / Esse<br />

Ande Voornoomde Ende dier ghelycke<br />

zend ick dit Refereyn met een Langhe Pycke<br />

Emmers een Balade<br />

ghereect huut myn testaments scaprade<br />

Curieuze sophisten donnoosel aermen vexeirders<br />

eeghin baete studeirders<br />

hoort cnuvelt / en verstaet wel dies ick ionne dy<br />

15 Ick heb in dhanden van alsulcke persequeirders<br />

eens ghevallen gheweist / ongodlicke questeirders<br />

Boose trompeirdes<br />

Naer huer eeghin zin argueirders<br />

dits ghescreuen van my<br />

20 interpreteirt // ymagineirt //<br />

Wat verstandt dat zy<br />

Balade<br />

A o .1559.<br />

Onlancx / meer / dan omtrent / den bergh van Bramen<br />

25 Een ghepolysterden hoop / ghecleede beesten tsamen<br />

dats mannen zonder Redene / Alsulcke die<br />

hebben ghelucifereirt / Bouen tbetamen<br />

End hem Ieghens den Eerdwoorm / ghedreghen partie<br />

om den eerdwoorm verterden / met grooter Inuie *<br />

30 die nochtans an hemlieden secours vynden dochte<br />

++<br />

maer dees gheCleede beesten vul alder tyrannie<br />

Sophistrie / en baetzouckende Clercgie<br />

en verstonden niet Redenlicx watmer voortbrochte<br />

elck hem zeluen zochte<br />

5 dan dat den eerdwoorm zyn possessie vercochte<br />

end hem daer mede hielpe / huut zynder noodt<br />

doch eer dies den eerdwoorm An secours gheRochte<br />

+ Fol. 178 r, r. 7-9, 22-23, 24 ‘den ... Bramen’, 25 ‘ghepolysterden hoop’, 27 ‘ghelucifereirt’,<br />

28 ‘Eerdwoorm’ onderstreept.<br />

* Vóór ‘Inuie’ staat de beginhaal van een ‘E’, die doorgestreept is.<br />

+ Fol. 179 r, r. 12 ‘NamlooC’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 178 v<br />

+ 179 r


54<br />

greep hem vueghel gryp / en Liep wulfaert inden schoot<br />

den hoop ghecleede beesten vanden eerdwoorm vloodt<br />

10 ende hebben hem troosteloos zoo ghelaeten<br />

Wulfaert / die sloucher by vp zynen poot<br />

maer dier Ieghens quam NamlooC / met liefden groot<br />

wilder dhandt an vaeten<br />

Quam als gheestelick menssche den eerdwoorm te baeten<br />

15 Den eerdvvoorm deder een magher petitie<br />

meest tzynder PreIuditie<br />

meenende zoo plucken troostbareghe vrucht<br />

maer dees ghecleede beesten vul alder malitie<br />

doende Philautia meest Sacrifitie<br />

20 en bleef verduustert als speghele zonder Lucht<br />

hoe den eerdwoorm heeft ghebeden ghestopen verzucht<br />

voor hemlieden gheknyebood * by / als Afgodiste<br />

duer den Raedt van Longue Robe / en gheveynsde clucht<br />

voor wien Redene vlucht<br />

25 hebbent den eerdwoorm ontzeyt / met singulieren Liste<br />

Mammon hiltter therte ghesloten inde kiste<br />

als sathanitich artiste<br />

daer mochte wel veel in / maer commen niet huut<br />

zoo hem elck ypocritelick te verbeildene wiste<br />

30 den eerdwoorm heeft clocke voor Statua gheluudt<br />

tcost vele te toyene de Babylonsche bruudt<br />

daer onder meest verwyft zyn dees ghecleede beesten<br />

des eerdwoorms Requeste was zonder virtuut<br />

inde marge apostillaire stond Nichil ghetuut<br />

35 dies pacientye Cruudt<br />

Mocht den eerdwoorm plucken / ter magher feesten /<br />

++<br />

Den Eerdvvoorm ziende dese moy ghepareirde<br />

quasi gheglorificeirde<br />

het dochtede hem / eerdsche goden te zyne<br />

deen Voorderde dander / ende Cortelick studeirde<br />

5 zoot Morosophorous speculeirde<br />

om des eerdwoorms possessie ghecryghen in tscryne<br />

maer dees ghecleede beesten * in mensschelicken schijne<br />

vernuft inden gheest En verduustert in tverstandt<br />

den eerdwoorm tanhoorene tot proffyctelicker fine<br />

10 mochten quaelick de pyne<br />

dies men hem van Cayphas tot Pylatum zandt<br />

Scheipsbrake Lydende / vandt nieuwers Landt<br />

de ooren van Compassien ghesloten waeren daer<br />

zulck meester zulck cnape / zulck schoof zulck bandt<br />

* ‘gheknyebood’: ‘b’ over ‘l’.<br />

+ Fol. 179 v, r. 5 ‘Morosophorous’ onderstreept.<br />

* ‘beesten’: ‘be’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 179 v


55<br />

15 als ghezworen vpden tant<br />

eeghin liefde bleef den afgod van hueren outaer<br />

vvit beschilderde grauen / Boomen onvruchtbaer<br />

eeghin volck / als alleene voor hem zeluen ghemaect<br />

Ghecleede beesten dies / ende gheen mannen voorwaer<br />

20 vvant waeren in huer verghaer<br />

inwendich van Compassie ende Redene Naect<br />

De vloerduue hadder gheerne tusschen ghewandelt<br />

om tot voordeel vanden eerdWoorm te cryghene spoet<br />

Mids der consanguiniteyt/ maer wierd niet ghehandelt<br />

25 wierden methamorphoselick verandert ghemoet<br />

vpden staende voet<br />

van Redenlick In onRedenlick ghecleede beesten onvroedt<br />

Een nachtscraeye diemen zeght dats veel verwint<br />

Lagh hueren hane ten halse / maer waen hoe Begroet<br />

30 Ieghens vleesch en bloedt<br />

Bleuen opinatyfuelick onRedenlick ghezint<br />

tschemynckel verwerrende datmer payslick spint<br />

heefter Rudelick ghebeyaerd vp des eerdwoorms thorre<br />

voorleden vriendschap wierdter an allen zyden ghedint<br />

35 Eeghin liefde wierdt bemint<br />

++<br />

Casandt / wasser dies qualick bedyct ieghens tschorre<br />

de ghecleede beesten schieden in partie schorre morre<br />

van mesyen vlooghher tusschen een groot ghecriel<br />

de eerdpadde zwal verspaect ghierigh dorre<br />

5 graeu vyleyneghe Corre<br />

de mol mochts niet zien / dies in een flaute viel<br />

En de Cocquetryse / wierper een stock int wiel<br />

Een vette Coe vanden berghe van Samarien<br />

Loopende naer moyses calfs Electuarien<br />

10 hadde den eerdwoorm By in zyn pastuere verbeten<br />

de spiteghe vasti / Riedt hem veel Contrarien<br />

ten voordeele meest van huerer duwarien<br />

maer al veel Liefuer hadde clauerghars Gheten *<br />

gheeft / tpapegaeyken Leck / heeft hem zwyghende ghequeten<br />

15 Susurro den vleermuus quammer inne ghevloghen<br />

die hilt de waecke / ende wilde nieuwers of weten<br />

die nochtans veel secreten<br />

heeft tandren tyden huut des kerchuuls Lampte ghezoghen<br />

Et pourtant zey de wale / heeftmer ydel prologhen<br />

20 vpde zaecke vanden eerdwoorm ghaen dobbel blaeuwen<br />

+ Fol. 180 r, r. 22 ‘haeuwen’, 26 ‘een ... vel’, 28 ‘Belle’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Gheeten’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 180 r


56<br />

zulck met een blaeu excuse / dade gheern zyn vermoghen<br />

maer tzijnent waeren gheel huutghedorsschen de haeuwen<br />

ionste bleef coud / nyemandt wilde Liefde Laeuwen<br />

en zoo vpvlederen de paeuwen<br />

25 den ghier pooghde den eerdwoorm tverwoedt vp te tyghene<br />

hebbende een schaeps vel subiect in zyn claeuwen<br />

Tusschen twee zunne schynen schaeuwen<br />

hoe de Belle clanck wast daer niet huut te cryghene<br />

Zoo tduueken lyd last / end onghequelt blyfuen Rauen<br />

30 den eerdwoorm en creegh gheen bermhertich lauen<br />

de ghecleede beesten waerent niet ter herten treckers<br />

Liefde was in hemlieden doodt ende begrauen<br />

phylacteria draghers / metten eerdwoorm gheckers<br />

Epicurieneghe gasten / Egypsche potleckers<br />

++ *<br />

verwyfde mannen / spinRockdraghers / ende zie tzweerd<br />

huer lysten verbreeders / nyemands eere deckers<br />

eerdsche neckers<br />

Schadelicke matrimoniale twistverweckers<br />

5 Broeders in kiste / dwelck den eerdwoorm meest deert<br />

Crassus Rycdom / elck huerer Rapen scrapen begheert<br />

mydas weynsch in hemlieden doch vulcommen zy<br />

werckhelighen die hu meest met Lippelesen gheneert<br />

therte verre van god zynde / maer mammon naer by<br />

10 Lettel mensschelick verstandt zo comt huut dy<br />

als mannen die hem connen met gheen Redenen vromen<br />

zyn niet weerdich mannen theetene al dyncket zulck vry<br />

maer met Socrates dynct my<br />

de zulcke machmen wel ghecleede beesten nomen<br />

15 Min gheacht / dan de Pantagruelsche dromen<br />

Den tvveedracht dus Ieghens den eerdwoorm gheresen<br />

Philargiria es meest waen de cause van desen<br />

ende dat Philantropia niet en can floreren<br />

veel den futselbouck / end in tboucxken van .2. blaeykens lesen<br />

20 daer Ouidius ons vele heeft of bewesen<br />

doet oock Liefde tot god / en des naesten Alterneren<br />

doch Ryckghiereghe (Augustinus) vraeght int mediteren<br />

Wat es dese hu ouervloedighe Begheerlichede<br />

als nochtans de wilde dieren / in tnatuerlick ordonneren<br />

25 hier mate in houden / en niet verslynden / tgheender stede<br />

dan als zy hongher lyden / En vervult der mede<br />

+ Fol. 180 v, r. 17 ‘Philargiria’, 18 ‘Philantropia’ onderstreept.<br />

* ‘tzweerd’: ‘z’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 180 v


57<br />

spaeren yeghelick bermhertich / zonder mesdoen yet<br />

maer alleene de Ryckghiereghe / met zelden vrede<br />

wordt nemmermeer zat / grypt al wat mer ziet<br />

30 gheen menssche iondt hy bystand / noch vreest god niet<br />

spaert zyn / vader / noch zyn moeder hy niet en kendt<br />

weduwen verdruct hy / weesen doet hy verdriet<br />

den eerdwoorm gheen troost Biedt<br />

doch datmen zulck met een proscript huutzendt<br />

+<br />

metten ghecleede beesten gent<br />

Wonachtich den Gymnosophisten omtrent<br />

Concluderende<br />

De ghecleede beesten vertrocken al<br />

5 naer huerlieder wellusten in prospere fortune<br />

den eerdwoorm bleef wroetende int eerdsche dal<br />

met zynder aduerse in pouren ordune<br />

die gheen witbroodt heeft / ghedoet met tbrune<br />

wat yeghelick ghebueren mach / Nyemandt en weet<br />

10 zy en zyn / niet al helich die draeghen Crune<br />

onder schaeps wulle / ghaet wel een wulf ghecleedt<br />

Wel hem die met tliefden cleed comt Bereed<br />

Als dupperste iuge zal houden oordeels statie<br />

ende daer elck zal moeten / wient Lief zy * of Leed<br />

15 Rekenynghe gheuen van zynder villicatie<br />

de wel ghecleede zuller hebben / meer voordeels gratie<br />

dan die metten eerdwoorm hebben naect soberlick gheghaen<br />

naer dat wy scheeden huuter wellusten habitacie<br />

Ten Rechterstoele Christi moeten wy al staen<br />

20 om oordeel ontfaen<br />

hebwy dan Liefbermherteghe wercken ghedaen<br />

zo vaeren wy in Rusten buuten alle dangier **<br />

daer neen / zo hooren wy daer tstranghe vermaen<br />

der sentencie zaen<br />

25 Ghaet ghy vermalendyde int eeuwich Vier.<br />

Aucteur<br />

Dees Nuerswys Argumentueuse studenten<br />

vul provts en contraen met hueren hadde Renten<br />

van sillogismen niet te verzaedene<br />

30 die gheefick met haer Vniuersele Regenten<br />

De naervolghende twee Raedsels te Raedene<br />

* ‘zy’: ‘z’ over ‘o’.<br />

** Oorspronkelijk ‘allen dangiere’; de laatste letter van elk woord is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 181 r


++ In sley ouer handt dicht<br />

Sley slicht ghewaeght<br />

Es dit // wient meszit<br />

verhit / ghevraeght<br />

AEnigma ofte Raedzele<br />

58<br />

Hy es Ghecommen / ende noyndt ghezien<br />

hy es ghevonnest / hoort dit bedien<br />

hy en dede noyndt zonde / Tes vreimt om horen<br />

Eeuwelick / es hij nochtans verloren<br />

10 van Achtere<br />

Etehcs. nee.<br />

TDander Raedsel.<br />

+<br />

De moedre Es in tvelt / en de zuene inde steden<br />

de zuene es sterck / de moeder vul Crancheden<br />

15 als zou bevrucht es / zou heeft tdraghen zo groot<br />

datse stock in dhandt te angrypene heeft noodt<br />

inde zomer ghecleed / maer inde wynter gheel naect<br />

de moedre wast / maer de zuene Laect<br />

de moeder es int Rume / en de zuene Light besloten<br />

20 hy crachtich zynde / duer hem zyn oorloghen ghesproten<br />

men trect hem van zyn moer / hem byndende ghePynd<br />

maer dicwils duer zyn cracht / hem alleene ontbynd<br />

groot gheworden zynde / es hy gracelick behoedich<br />

maer corts daer naer es hij sterck grammoedich<br />

25 Ia zo sterck dat hy eerdeRycke Leuende<br />

hem onderdaenich maect / oorspronck van quade gheuende<br />

zo zaen hij int waeter comt veraerghert hy<br />

bleeckvaerwich / ende wortter oock gheel flau by<br />

ziet daer hoe te bouen ghaet / een vrauwe ghenaemt<br />

30 de ghuene die veel verwaende maecken beschaemt<br />

Ned dreagnyW ne * .nyW.<br />

Aucteur<br />

Nu keeren vvy betvoorts in myn testaments bevaeten<br />

eerst an tgheestlick / en tweerlick Regiment der naer<br />

+ Fol. 181 v, r. 5, 11, 31 onderstreept.<br />

* ‘ne’: ‘n’ over andere letter (e?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 181 v<br />

+<br />

182 r


59<br />

zo wel Conyngh prinche Als gheestlicke prelaeten<br />

5 dan an tghemeene peuple Volck van allen staeten<br />

al meest subiect alderhande zonden voorwaer<br />

zom met een Refereynken Waerschuwende claer<br />

en zom met andre Rhetoricale Leerynghe<br />

goede cordiale ionste ende Liefde openbaer<br />

10 Es cause themliederwaerts tdoene keerynghe<br />

Biedende hemlieden gheschicte Eerynghe<br />

Met * goeder affectie<br />

vvatter zy mesbruuct ick stelt ter Correctie<br />

Gheestelicke hueuerheyt<br />

15 Paeus Cardinalen busschoppen prelaeten mede<br />

Regierders ghestelt in dhelighe kercke<br />

hulieder ion ick Liefde Gheene ghierichede<br />

ende goet voorbewys / an hulieden mercke<br />

Beschermt huwe schaepkens wel als de stercke<br />

20 eer den wulf binden percke // die comt omRynghen<br />

vvilt hem zelue besprynghen<br />

Ende cloucklick met tzweerd van gods woord huutdwynghen<br />

Refereyn<br />

Gheeft ghehoor ghy die menichte houd in handen +<br />

25 end in die schaeren der natien neemt behaeghen<br />

dat hu es ghegheuen macht / om met goe verstanden<br />

te bewachtene dyn volck voor griefuen en schanden<br />

Want dalder hooghste zal naer hu wercken vraeghen<br />

+ +*<br />

Onderzouckende ghepeynsen dyns Regiments daeghen<br />

of ghy / Als ghy heerders zynder scaepen waert<br />

Rechtueerdich hebt gheoordeelt / zonder vertraeghen<br />

en ghewandelt naer zyn wille / zoo zyn wet verclaert<br />

5 hulieden word hy haestelick gheopenbaert<br />

end een dat alder hartste oordeel / zal dan ghebueren<br />

vp de ghuene die de hueuerste blycken gheIaert<br />

den cleenen zullen worden bermherticheyts Cueren<br />

maer die machteghe in machtich ghepyn ghedueren<br />

10 god zal nyemandt ontzien / hy zy cleen ofte groot<br />

want groot ende cleene / Binnen tsweerelts mueren<br />

heeft hij zelue ghemaect / en verlost met zyn doodt<br />

en euen ghelyck draeght hy zoorghe in huere noodt<br />

dus heerders end andre die Regiment pachten<br />

15 vulbrynght doch huwen dienst / die hu god ghebood +<br />

* Oorspronkelijk ‘niet’; doorgehaald en ‘Met’ erna geschreven.<br />

* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 13.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Sapien vi/<br />

+ 182 v<br />

+ Sapien .6.<br />

+ Collos .4.


60<br />

ende neerstelick vp huwe schaepen wilt Achten +<br />

wilt niet den onachtsameghen huerlyngh slachten +<br />

die ziet commen den wulf / met een ghulselick gaepen<br />

de schaepen laet hy / ende vliedt van tbewachten<br />

20 dies grypt de wulf / ende verstroyt al de schaepen<br />

Maer een goet heerder / die en zal gheenssins slaepen<br />

maer vroom stellen zyn leuen / met een vercloucken<br />

voor zyn schaepen / als dhuerlynghen ende Cnaepen<br />

hem zeluen zullen / ende niet de schaepen zoucken<br />

25 wilt grammelick dyn schaepkens oock niet vervloucken<br />

noch wilt gheene versteken duer haet ende Nydt<br />

bemindtse ghelyck Brynghtse huut dolende houcken<br />

Stelt. hu leuen voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Bereedt. hu schaepen den wech / Maect effen den pat +<br />

30 Recht gheen Columpnen vp / die den heere versmaet +<br />

doet nyemandt ghewelt / om te cryghene schat<br />

wacht hu van yemandt / tonRechte te nemene wat +<br />

maer zyt tevreden met hu gaidgen / naer huwen staet<br />

doet weduwen noch weesen / gheen hinderlick quaet +<br />

35 vvant eist dat ghyse quetst voorwaer Rechtevoort<br />

zy zullen tot my Roupen / ende zonder verlaet<br />

zal ick haeren Roup anhooren ende claeghende woordt<br />

en myn thoorne (zeght de heere/) zal wesen ghestoort /<br />

+<br />

ende zulcke zal ick doen metten zweerde steruen<br />

Want tot stichtynghe des volcx zoo dat behoort +<br />

zyt ghy ghestelt / ende niet tot tsvolcx verderfuen<br />

maect den wech / laet nyemandt anstootynghe verweruen +<br />

5 noch met crachte dyn schaepen gheen ouerlast doet +<br />

laet nyemandt onbehoorlick ontgoeden ontErfuen<br />

Stryd totter doodt voor de gherechticheyt goet +<br />

om dyn schaepen te beschermene weist clouck ghemoet<br />

Anveerdt oock tonRechte besittynghen gheene<br />

10 eist dat ghyt doet / zo eit ghy zulcx vleesch ende bloedt<br />

en die wraecke behoort gode toe Alleene +<br />

Rechtueerdicht euen ghelyck / groot ende cleene<br />

Want wee den heerderen / die daer verstroyen zeere<br />

en verschueren de Cudde ghulsich totten Beene +<br />

15 van mynder goeder weedynghe / zeght de heere<br />

Laet gramschap hu niet verwinnen / te gheenen keere +<br />

maer den bedructen bystaet in huer onghelucken +<br />

end vp dat hu name als een goet heerder vermeere<br />

om ghelts wille / nyemandt en wilt verdrucken<br />

20 willen zomtyds de scaepen / wederspoorich tucken<br />

met wyse zoete schoone woorden hemlieden Castydt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ prouerbi/27<br />

+ iohan/10.<br />

+ Esai 62<br />

+ Deu/16<br />

+ Luce .3.<br />

+ Exod / 22<br />

+<br />

183 r<br />

+<br />

2 corin 10<br />

+<br />

Esai 57<br />

+<br />

Leuiti /25.<br />

+ Eccli 14<br />

+ Deu / 32<br />

+ iere 23.<br />

+<br />

Iob 36<br />

+<br />

Esai primo


61<br />

end eer datse de wulfuen verschueren ende plucken<br />

Stelt hu leuen / Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Huvve scaepkens Bid ick doch heerders elcken<br />

25 mensschelick hanthieren vvilt ende feestelick<br />

ende neimt gheen occasie / By den welcken<br />

dat ghy die zoudt scheeren ende mueghen huutMelcken<br />

maer voedse neerstich / met goeder spysen gheestelick<br />

end eer datse de wulfuen in tbusch forreestelick<br />

30 van deser weerelt Briesschende omRynghen<br />

om die te verslyndene Roupt trompt Tempeestelick +<br />

om hulpe / diese huut tswulfs grepe dwynghen<br />

zouct te zeere niet tplacebo noch het offermyt zynghen<br />

maer becondicht neerstich der euangelien Iuecht<br />

35 Leeft Als ghetrauwe dienaers in allen dynghen +<br />

end als ghy tverloren schaep vynd inwendich verhueght<br />

Wee zeght de heere / die zochtelick int bedde zueght / +<br />

+<br />

die eit tschaep huter cudden / en Wyn drynct huut schaelen<br />

end hu met costelicke zalue / zoo ghy best mueght<br />

smeert / ghy Regierders Rycke in Syons paelen<br />

keert hu / die dus tryumpheert inder weelden zaelen<br />

5 end en verliest niet / met hu Bancketeerlick brassen +<br />

voor wien christus ghestoruen es / zonder faelen<br />

Scheert gheen schaepen / eer huer wulleken es vulwassen<br />

zouct oock niet te zeere Tgheldeken binder Cassen<br />

maer zouct der schaepen proffyt / In tzoorghfuldich pleghen<br />

10 zyn zy bespiet van wulfuen / vvilt cloucklick Bassen<br />

vreest noch vlucht / voughtter hu metten lyfue tseghen +<br />

dat ieremias prophecie / mach worden verzweghen<br />

vanden minsten totten meesten / vyndtmen daghelicx Noch<br />

die neerstich tot ghiericheyt zyn gheneghen<br />

15 van propheten / totten priesteren / al doen zy bedroch<br />

en zy zoucken al hem zeluen / Ende niet och +<br />

dat iesu christi es. / dies de wulf schaepen verbyt<br />

dus ten fine / dat zy mueghen bewaert zyn / doch.<br />

Stelt hu leuen Voor de schaepen / Ghij die heerders zyt<br />

20 Prinche<br />

Zyt niet als heerders Te gheender steden<br />

daer Esayas of doet veel wetentheden +<br />

die blend zyn / ende en hebben niet gheweten<br />

zy zyn al stomme honden / in haerlieder zeden<br />

25 zy en Connen niet bassen / zy zien ydelheden<br />

zy beminnen den slaep Tweldryncken ende Eten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 58<br />

+ 2 corin .6.<br />

+ Amos .6.<br />

+ 183 v<br />

+ Roma 14.<br />

+ iere vi<br />

+ Philip 2<br />

+ Esai 56


62<br />

zy bewimplen der heligher schriftueren secreten<br />

en zyn hoorende doof in haerlieder Regieren<br />

ende al afgheweken / van dupperste ghezeten<br />

30 totten laetsten / elck tot zyn ghierich hanthieren<br />

dan beclaeght dit god de heere in deser manieren<br />

Myn volck es gheworden een Cudde verloren +<br />

haer heerders hebbense verleed als grypende ghieren<br />

ende om der wullen wille / myn schaepen gheCoren<br />

35 Wee dien heerderen dan / datse zyn gheboren<br />

+ +*<br />

die hem zeluen zoo voeden tot alder stondt<br />

end hu cleedet metter wulle naer ofgheschoren<br />

tscaep dat zieck was / en maecte ghy niet ghezondt<br />

dat vet was / Spreict de heere duer ezechiels mondt<br />

5 slought ghy dood / maer myn cudde en voedet ghij niet<br />

en dat cranck was onvermueghen in tshertsen grondt<br />

By hu en es hem gheen verstercken gheschiet<br />

maer also langhe alsser was te melckene yet<br />

dien melck ghulsich te zupene waert ghy bedocht<br />

10 dat ghebroken was / hebdy ** niet ghebonden ziet<br />

ende dat verloren ghynck en hebdy niet ghezocht<br />

dat verworpen was / En hebt ghy niet thuus ghebrocht<br />

maer met felheyt / Myn schaepen ghesproken An<br />

En mids dat zy zyn al tsamen verstroyt gherocht<br />

15 end hu zeluen voedet / ende myn Cudde niet dan<br />

zo zal ick / zeght de heere / Alsoo ick can<br />

Myn Cudde van hulieder handen Begheeren<br />

end ick zalse doen vphouden / in myn ghespan<br />

dat ghyse niet meer zult voeden om twullescheeren<br />

20 dus heerders Eer hu god mach dus dreeghende deeren<br />

Voorziet hier inne zouct der scaepen ziele proffyt<br />

end hebbende decxels en cost tot tslichaems theeren +<br />

Stelt hu leuen Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Weerlicke hueuerheyt<br />

25 Keyser Conynghen Princhen hertoghen en Grauen<br />

ouer Rycke ende Slauen<br />

Weerlicke hueverheyt / iugen doende Recht<br />

hemlieden zoud ick oock gheerne beghauen<br />

ick huerlieder onderdaenich dienare en knecht<br />

30 Neimt danckelick dat den gheest huutleght<br />

gheeft Rechtueerdich vonnesse zonder vitie<br />

Doet ouer diet verdienen discrete punitie<br />

voorpeynst dyn offitie /<br />

* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 19.<br />

** ‘hebdy’: ‘d’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ iere 50<br />

+ 184 r<br />

+ Ezech 34<br />

+ .1. thimo 6.


++<br />

Diligite iustitiam<br />

Qui iudicatis terram<br />

Refereyn. +<br />

63<br />

Ghy Rechtueerdighe Verhueght hu inden heere +<br />

5 verblyd vp hu zien tsheeren ooghen / By wien +<br />

ouervloedich de Rechtueerdicheyt bemint es zeere<br />

En zyn aenschyn heeft Rechtueerdicheyt Anghezien +<br />

huwe offrande / Neimt hy in dancke mids dien +<br />

vvant den Rechtueerdighen es een claer licht vpgheghaen +<br />

10 als een palmboom zal hulieden bloeyssels gheschien +<br />

end in eeuvvich ghedyncken / zult ghylieden staen +<br />

Beuelende huwen kyndren / doet oock vermaen<br />

dat zy doen oock gherechticheyt thuerer baeten +<br />

Maer ziet / dat die te godewaerts zy ghedaen +<br />

15 en wacht die te doene / voor mensschelicke staeten +<br />

zaeyt in Rechtueerdicheyt zonder oflaeten +<br />

ende wilt inden mondt der bermherticheyt maeyen +<br />

der zielen zalicheyt esser inne bouen maeten<br />

maer voor de doodt / en toordeel wilt die huutzaeyen +<br />

20 Tword hu beter dan goud / Cont ghyt zoo paeyen<br />

vvant die Rechtueerdighe binnen haer tsvaders Rycke<br />

zullen blyncken daer Alse der zunnen Raeyen +<br />

end eeuwich leuen binnen dien hemelsschen wycke +<br />

Met lofzangh ghetouft word daer huwer ghelycke +<br />

25 end als verheuen gheworden // Wordt ghij ghefestiert +<br />

dus ghehoort / dat dit zoo schriftuerlick blycke<br />

Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de Eerde Iugiert +<br />

Want. Rechtueerdicheyt die verlost vander doodt +<br />

den Rechtueerdighen word dat hy begheert ghegheuen +<br />

30 huere lippen mercken / wat wel behaeght ter noodt<br />

ende wysheyt wordt huut huerlieder mondt beseuen<br />

huer tonghe / Es als costelick zeluer verheuen<br />

+ +<br />

ende blydschap zal worden haerlieder verwachten<br />

als eeuwich fundament / zyn zy staende ghebleuen<br />

en verlost huute der Banghicheden Crachten +<br />

Watmen hemlieden doet / zyt bedrouft niet achten<br />

5 duer Rechtueerdeghe zo word verheuen een stede +<br />

en met hem gheen woorden Lueghenachtich vernachten +<br />

die Rechtueerdeghe hoopt in zyn doodt oock mede +<br />

Twerck der Rechtueerdicheyt zal wesen vrede +<br />

+ Fol. 184 v, r. 1-3, 4 ‘Ghy Rechtueerdighe’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

184 v<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ Psal 32.<br />

+ 33.<br />

+ Psal 10<br />

+<br />

50<br />

+<br />

96<br />

+<br />

.91.<br />

+ Psal Cxi.<br />

+ thobi/14<br />

+ 13.<br />

+<br />

Mathei 6<br />

+<br />

Ose / 10<br />

+<br />

Eccli .30.<br />

+ Eccli .14.<br />

+ mathei.13<br />

+<br />

sapien 5<br />

+<br />

prouerbi 10<br />

+ Eccli 2.<br />

+ Sapien primo<br />

+ prouerbi 10<br />

+ ende .11.<br />

+ 185 r<br />

+ prouerbi.10<br />

+ 11<br />

+<br />

10<br />

+<br />

13.<br />

+<br />

14.<br />

+ Esai 32.


64<br />

ende hueren dienst die zal zwyghijnghe wesen<br />

10 Leght gheen laghen noch zouct gheen ongodlichede +<br />

in thuus der Rechtueerdeghen / noch bouen desen<br />

En verwoest zyn Ruste niet / want zoo wy Lesen<br />

een Rechtueerdich zal zeuenwaerf binden daeghe<br />

vallen / ende staen wederomme vpgheResen<br />

15 dynct datmen dat tsmensschens broosscheyt toedraghe<br />

huerer huus blyfuen staende zal thueren behaeghe<br />

end huerlieder wortel zyn onbeRoert ghehanthiert<br />

ouermerct dit / ende voor donRechtueerdeghe plaeghe<br />

Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de eerde iugiert<br />

20 Der Rechtueerdegher zielen / zyn in gods handt +<br />

end anRoeren en zalse niet des doods Pyne<br />

die Rechtueerdeghe zullen BeErfuen tlandt +<br />

vvant zy ontfaermen / en wedergheuen ten fine<br />

ende huute der zondigher mensschen Bruwine<br />

25 zalse helpen en verlossen de heere goet<br />

ende zaelich maecken Want tallen termine<br />

zy hebben ghehoopt / in hem cloucklick ghemoet<br />

die Rechtueerdicheyt in zyn bewaerynghe doet +<br />

Rechtueerdich oordeel zal den zulcken ghebueren<br />

30 en die Rechtueerdeghe dynghen gheleert zyn vroedt<br />

Vynden / wat zy mueghen andwoorden tallen hueren<br />

die ongodlicke vreeseloos vlucht int ghedueren<br />

als hem nyemandt en Iaeght / ende cryght verflauwen +<br />

maer die Rechtueerdeghe als staende mueren<br />

35 zal ghelyck een leeu moedich zyn ende betrauwen<br />

Rechtueerdicheyt zalmen eeuwich onsterflick schauwen<br />

++<br />

Rechtueerdicheyt in alle dat goet es verhuecht<br />

end in een ouervloedich Rechtueerdich Bedauwen<br />

Certeyn / daer es bevonden dalder meeste duecht<br />

Want huerer vrucht Een boom es des Leuens Iuecht +<br />

5 wie onRechtueerdich es Wordt ongheacht ongheviert<br />

dus ghy O menssche gods volght Rechtueerdicheyts vruecht<br />

Rechtueerdicheyt bemindt ghy die de Eerde iugiert<br />

Prinche<br />

Want eist dat Rechtueerdichede volght ghij +<br />

10 zo zult ghyse vercryghen ende zultse Andoen<br />

als een Reyn ghestaedich cleedt der eeren vry<br />

ende zult met haer inwonen met herten Coen<br />

ende zou zal hu beschermen in elck saeysoen<br />

inder eeuwicheyt / ende zult vasticheyt vynden +<br />

15 inden dach der kennessen / ende als blat groen<br />

+ Fol. 185 v, r. 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ prouerbi 24<br />

+ Sapien 3<br />

+ Psal 36<br />

+ Sapien.6.<br />

+ prouerbi.28.<br />

+ 185 v<br />

+ prouerbi 11<br />

+ Eccli 27<br />

+ prouerbi/11


+<br />

65<br />

zult om vruchten voortbrynghen / hu dan bewynden<br />

Aaron die liet hem / omgordende Bynden +<br />

metten gordel der Rechtueerdicheden dats claer<br />

van ghelycken hu gord wie contrarie pynden<br />

20 hem te gordene / metter onRechtueerdicheyt zwaer<br />

wie ouertard van gherechtheyt tot zonden daer +<br />

den zulcken heeft god Totten zweerde bereed<br />

Weist vroom / trect an den nieuwen menssche voorwaer +<br />

die naer god gheschepen es / zoo paulus heet<br />

25 in Rechtueerde en helicheyt des waerheyts ghespreedt<br />

duer tghelooue de Rechtueerde Leeft in persoone +<br />

met tpanssier der Rechtueerdicheyt staet Anghecleedt +<br />

vp dat ghy mueght zegghen schriftuerlick schoone<br />

Voort an es my vpgheleydt der Rechtueerden Croone +<br />

30 doet ghy anders / metten helsschen wordt ghy ghelogiert<br />

maer gods Rycke onverghanclick Cryght ghy te Loone<br />

Hebt ghy Rechtueerdicheyt Lief / die de eerde iugiert +<br />

Refereyn<br />

Eerdsche conynghen. verstaet / ende word ondervvesen<br />

ghy de ghuene die oordeelt dat eerdeRycke<br />

dient den heere in vreesen / Ende bouen desen<br />

5 verblydt hu in hem / met een beuynghe ghepresen<br />

die een Conyngh was gheboren binden eerdschen wycke<br />

Een conyngh der glorien gheen zynder ghelycke<br />

heere der crachten sterck ende machtich Acquyt<br />

stercte van zynen volcke / te gheenen bezwycke<br />

10 der Ioden Conyngh iesus christus ghebenedydt<br />

hy zal zitten een Conyngh / eeuwich zonder tydt<br />

zyn volck cracht gheuen / ghebenedyden met vrede<br />

tot an des weerelts hende / heeft hy den stryd<br />

ende stryden wech ghenomen / ons verlost der mede<br />

15 van god den vadre ghezonden tonser zaelichede<br />

om dat wy duer hem zouden / gheloouen god zaen<br />

Een verwinder des doods / en der helsscher stede<br />

dat hy in ons zou de wercken des vyands ontslaen<br />

wiens Rycke blyft eeuwich / eeuwich zonder verghaen<br />

20 dominerende binnen die hemelssche wuenynghen<br />

diet al onderhoud<br />

dies belyden tzynder eeren / zoot goede verstanden // plochten<br />

Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Wien Cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />

25 Mirre / WieRoock en Goud<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 45<br />

+ Eccli 26<br />

+ Ephe / 4<br />

+ Abacuc / 2<br />

+ Ephe / 6<br />

+ 2 thimo / 4<br />

+ Sapien/ primo/<br />

+<br />

186 r


66<br />

Desen Cuenyngh / ghaet al tsweerelts cuenynghen te bouen<br />

want die al ketyfuich worden gheboren aldaer<br />

den conyngh dauid zangh dies / om desen Cuenyngh louen<br />

ick bem ketyfuich worden / ende zondich bestouen<br />

30 want myn moeder heeft ontfaen my in zonden zwaer<br />

Christus gheboren cuenyngh / blyft een cuenyngh vruchtbaer<br />

al dijngh mueghende in dhemelsche en tsweerelts Ronde<br />

onse helicheyt Rechtueerdicheyt / es hij voorwaer<br />

in wiens mondt noyndt bedroch was / noch eeneghe zonde<br />

35 ghehelicht van zynder ontfanghenesse stonde<br />

Ander Cuenynghen worden van hem oock inghestelt /<br />

+<br />

ende zy instellen hem niet / dats clare oorconde<br />

want duer hem Rengneren Cuenynghen / Salomon vertelt<br />

van god den vadre gheschict / die alle onRecht velt<br />

duer hem ghebieden princhen in tsweerelts omRynghen<br />

5 Alder cuenynghen ende princhen cracht voor hem smelt<br />

vvant hy heeft die ouerheyt in alle dynghen<br />

zyn septer / dats zyn cruce / ieghens tsvyands bedwynghen<br />

dier bughende voor voud<br />

ende vleesch noch bloedt macher doen ieghenstuenynghen<br />

10 dies metten ghuenen / die hem huut verre landen // zochten<br />

Lof onvewonnen Cuenyngh etc a /<br />

Eerdsche Cuenynghen gheuen van huer Rycke een deel<br />

vp dat zy wat behouden / mueghent niet gheel gheuen<br />

Christus onsen cuenyngh / gheeft ons themelssche parcheel<br />

15 comt zeght hy Comt bezit dat Rycke gheheel<br />

twelck hu bereed es / van tbeghin des weerelts beseuen<br />

Comt stoutlick ghij zyt myn MeErfghenamen bleuen<br />

die heere heeft zynen stoel inden hemel Bereed<br />

en zyn heligh CuenynghRycke / int eeuwich Leuen<br />

20 zal heerschappie hebben ouer al by en Breed<br />

ander Cuenynghen Rengneren onlancx hoe machtich ghecleed<br />

hedent Leuende Conyngh / ende zaen moorghen dood<br />

maer Christus onsen Conyngh die elcx sterfdach weet<br />

zal eeuwich Rengneren onverwinlick conyngh groot<br />

25 zyns Rycke wordt gheen hende / dwelck zonder beghin sproot<br />

als de menssche vuldaen heeft / zal hy eerst beghinnen<br />

zyn wapenen zyn zyn helighe vyf wonden Roodt<br />

daer hy dhelsschen conyngh pharao me conste verwinnen<br />

en tsatanytich serpent vercorten wy zyn vinnen<br />

30 vast gheloouelick stout<br />

met tzweerd van gods woord gheefwhem veel cluenynghen<br />

vp dat wy niet vallen Tusschen zyn tanden // mochten<br />

Lof onvervvonnen cuenyngh. etc a /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 186 v


67<br />

Keyser prinslick Conyngh dit liet hy al gheschieden<br />

35 vp dat de prophecie onvervult niet en keere<br />

zy alle van Saba zullen commen ende bieden<br />

++<br />

hem / eere goud zeluer ende Wyeroock zylieden<br />

hem brynghende / Louen ende dancken den heere<br />

end alle cuenynghen / zullen hem anbeden zeere<br />

// Byden welcken drie cuenynghen / Reyn huutvercoren<br />

5 verstaen wy / tmensschelick gheslachte tonser Leere<br />

twelck van drie zuenen Noe / es ofgheboren<br />

tgoud beteeckent Christus conynghscap eeuwich toeghezworen<br />

Twieroock de godheyt / wien men sacrifitie doet<br />

die Mirre Tevergheefs was niet ghegheuen verloren<br />

10 Beteeckent christus steruelicke menscheyt goet<br />

van maria gheboren / Alder zuuerste Bloedt<br />

Lydende heet en Coud<br />

om ghenesen onser doodwondeghe Bluenynghen<br />

eer die in ons veel stynckende schanden // wrochten<br />

15 Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Wien cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />

Mirre. Wyeroock en Goud.<br />

Conynck philippus<br />

Duerluchtich hooghgheboren spaensch conynck / en graue<br />

20 van vlaendren vermeerder tsRycx groot dominateur<br />

Tzynewaerts ghedienstich ick simpel slaue<br />

draegh hem by desen / Goet inborstich faveur<br />

end in teecken van dien / omme paeyselick gheduer<br />

ion hem dit cleen dichtken By voorme van Bedynghe<br />

25 An god almachtich / Tzynder landen bevredynghe /<br />

Refereyn<br />

God / Die Dauid nam / in zynder hoeden<br />

voor golyaths Vreeselick quaet verwoeden<br />

ende Sauls nydt<br />

30 ende Voor Absolon / zyns zuens ontvroeden<br />

++<br />

die zyn Croone wilde tontnemene spoeden<br />

straffelick int Berydt<br />

die oock iason met Victorien hebt bevrydt<br />

by schoon teeckenen An tghulden vlies ghezien<br />

+ Fol. 187 r, r. 7 ‘tgoud’, ‘Christus conynghscap’, 8 ‘Twieroock ... godheyt’, 27-30 (eigennamen)<br />

onderstreept.<br />

+ Fol. 187 v, r. 13 ‘Conyngh Philippum’, 28, 30 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 187 r<br />

+ 187 v


68<br />

5 die de israelsche kyndren / gheleeddet eenen Tydt<br />

in viereghen schyne omme Pharoo ontvlien<br />

// Heere wilt zoo gheleeden ons Conynglick ingien<br />

bewaerende als dede dinghel Raphael<br />

den ionghen thobias voor aercheyts gheschien<br />

10 dat bid ick hu heer god / met goeder herten snel<br />

Anhoordt myn bede met dauid / die by nathans beuel<br />

huwen thoorne verbadt / An elcken cant<br />

schict den Conyngh Philippum / oock alsoo wel<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />

15 Zoo de bruudt Als in Canticis staet ghescreuen<br />

haeren vriendt zochte met weenen zuchten Beuen<br />

end huut Liefden sprack<br />

Myn ziele begheerd hem / Bouen al die leuen<br />

zo ion ick altydts tzyne Onsen conyngh verheuen<br />

20 int paeyselick ghemack<br />

doch heere doet Tryphon van hem / die hem wrack<br />

an de israelsche / met verRaedschap groot /<br />

noch dat guwylion doch comme niet onder tdack<br />

zyns logyst / hem daer doen eeneghe Noodt<br />

25 Maer laet hem vry Reysen zonder wederstoot<br />

Alsoo iosue passeerde de iordane<br />

ende vvederkeerde met vruechden groot<br />

neimt onsen Philippum Alsoo by te staene<br />

doch heere maect hem Ioabs moortdaet tontghaene<br />

30 die Abner van achter duerstack metter handt<br />

Laet sinte Michiel zoo draeghen zyn vane<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />

Duerluchteghe vorsten des arendts vlercken<br />

Edel wyse heeren der Leeuwen percken<br />

35 Nederlanders Reyn<br />

++<br />

Gheestelick ende Weerlick der Roomsscher kercken<br />

met bedynghen wilt godsvruchtelick wercken<br />

voor ons Conynglick greyn<br />

helpt moyses zynen aerme vphouden Certeyn<br />

5 ghy wordt als israel verlost huut Rauwe<br />

Begheert den cloucken Abraham / ghy cryght hem int pleyn<br />

die melchisedech beschanck als prinche ghetrauwe<br />

Bidt dat helizeus. zydy man ofte vrauwe<br />

wederkeere vp dat wy worden verhueght<br />

10 Bidt dat onsen conyngh comme niet inde Landauwe<br />

der ismaheliten Als ioseph ontwueght<br />

+ Fol. 188 r, r. 5-7, 14 (namen), 31 ‘Viue bourgoengne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 188 r


++<br />

69<br />

heere god hoort ons bede Want al ons vruecht<br />

staet alleene naest hu / An zyn onderstandt<br />

schict doch onsen philippum want ghyt vermueght<br />

15 Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt<br />

Godlick Prinche<br />

Der inghelen iubilatie<br />

Boet tghemeene verlanghen / weert murmuratie<br />

ende duchten zwaer<br />

20 zoo een ziecke verlanght naar Confortacie<br />

des medechyns / zoo verlanghen wy telcker spatie<br />

naer paeys vruchtbaer<br />

heere zend onsen conyngh salomons wysheyt Claer *<br />

Moyses en Calephs ghezonde zyn Leuen lanck<br />

25 duer hu name zyn macht sterct verre en naer<br />

oost / zuud / noord / west / Totter zonnen onderghanck<br />

fameuselick Regieren mach vry ende vranck<br />

Als bloeyende blomme der christenen princhieren<br />

zyn welwillende zy eere prys ende danck<br />

30 end hem ghetrauwe dienen met opene banieren<br />

duer hem wy leeuwen Viue bourgoengne Cryhieren<br />

als die met Lyf en goedt zyn in zyn verbandt<br />

god der vreden Laet hem huwen gheest zoo Regieren<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt /<br />

Aucteur<br />

Dat der gheestlicke hueuerheyt mach voorts touchieren<br />

zonderlynghe den stehouders end officieren<br />

vvild ick gheerne <strong>Testament</strong>elick oock stofferen<br />

5 hoe zylieden de Waerheyt zullen hanthieren<br />

ende twoord des euangelion multiplieren<br />

in allen quartieren<br />

zal elck hier naer in zyn oordene passeren<br />

de waerheyt prysen / ende Lueghens confunderen<br />

Beneficianten permuteirders<br />

Eerevveerdeghe beminde die de pastorie<br />

van andren ouerneimt / ghenaemt Permutacie<br />

hulieden ion ick / end alle de ghuene / die<br />

beneficianten zom zyt / zonder Clercgie<br />

15 tnaeruolghende Refereyn tontfane by gratie<br />

* Oorspronkelijk ‘Naer’; ‘Cl’ is door de ‘N’ geschreven.<br />

+ Fol. 188 v, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

188 v


Tquam huut een goet ionsteghe fantisatie<br />

Schuut murmuratie<br />

Refereyn<br />

70<br />

De Weerelt ghaet manck<br />

20 mids groote onghelucken<br />

Thooft es Cranck +<br />

de pylaeren hucken<br />

hedent tsdaeghs vyndt men minst schaepen meest bucken<br />

die van thienen vieren<br />

25 goet voortstel verzieren<br />

Weduwen en weesen<br />

ziet mense plucken<br />

en zyn zonder vreesen<br />

die gods volck verdrucken<br />

+<br />

de schaepen zom ieghens de heerders tucken<br />

de honghereghe ghieren<br />

dees aercheyt furnieren<br />

den schaepen / dient hulpe men hoortse niet tieren<br />

5 dies moeten logieren // metten wulfuen by Paeren<br />

van prelatueren Cryghen zom kynders Regieren<br />

die noch zyn scholieren // van volo de Caeren<br />

hoe zou zulck een ioncheyt veel zielen bewaeren<br />

trauwen douders verhaeren // ionghers cryghen eens macht<br />

10 interim schaepen dolen Tzyn daghelicxsche maeren<br />

De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />

Goe herten nv zien<br />

diueerssche temptacien<br />

thuutdraeghende ingien<br />

15 draeyt zonder turbatien<br />

Tgenerale Consilium cort gheen dolatien<br />

Oude duecht cesseert<br />

en nieu quaet Rengneert<br />

// Meest volghtmen tvleesch<br />

20 naer zyn inclinatien<br />

minst naer den heesch<br />

Van Baptisatien<br />

couver adulterie Cracht in defloratien<br />

noch augmenteert<br />

25 blyfuende onghevexeert<br />

Asmodeus heeft elcken zoo gheinflammeert<br />

dat den meester vzeirt //vvillen oock zyn paidgen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ A o 1532<br />

+ 189 r


71<br />

dan word tvleesch ghespleten datmer duere speculeert<br />

Leyaert tryumpheert // vp des aerbeyders gaidgen<br />

30 in pompeuse cleedynghen doende oultraigen<br />

houden Concubinaigen // dach ende nacht<br />

ducht ick zyn de causen / dat tallen passaidgen<br />

De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />

Gheestelicke instrumenten<br />

35 van hoogher faemen<br />

weerlicke Regenten<br />

Thuwer schaepen vraemen/<br />

+<br />

ghij zyt als wachters ghestelt te zaemen<br />

dese wete doet<br />

Ezechiel Vroedt<br />

om trompene vast<br />

5 alsser vyanden Quamen<br />

en ghy slaperich wast<br />

wel mueght ghy hu schaemen<br />

vvant heerders des volcx / zoo zyn hu Naemen<br />

of Cryghense onspoet<br />

10 gods equiteyt goet<br />

zal van huwen handen heesschen haer bloedt<br />

achlacen wesen moet // zoo hy sprack hebt gheschoren<br />

de schapen / niet gheweed / maer hu zeluen ghevoedt<br />

doch dien ghiereghen vloed // laet vloeyen verloren<br />

15 Peynst wat ghy hebt thuwen staete bezworen<br />

en ghecoren // dies dyn schaepen zalicheyt wacht<br />

of tvolck zeyde noch variabel gheboren<br />

De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />

Prinche<br />

20 Hemelsch Vermaert<br />

Recht heerder der schaepen<br />

ons Bid ick bewaert<br />

wulfuen naer ons gaepen<br />

die tvleesch willen metter wulle vpRaepen<br />

25 och hooghste van staeten<br />

nv en voor tsweerelts daeten<br />

wilt ons byBlyfuen<br />

Als ons heerders slaepen<br />

oock mede verdryfuen<br />

30 des vyands Cnaepen<br />

die Roupen blasphemye den prochiepapen<br />

datse donderzaeten<br />

quaet exempel Laeten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 189 v


72<br />

en zelue zynt horribel stynckende vaten<br />

35 doch liet elck by maeten // zyn zondeghe zeden<br />

+<br />

god verwecte wel goe heerders tonser baeten<br />

maer in alle straeten // Es duecht ontgleden<br />

het hooft es zieck / end alle de Leden<br />

vyndt doch Remeden // heerders hu vailiant // biedt<br />

5 valscht gheenssins gods woordt om ghiften of beden<br />

Sophistrie // poetrie // Laet versneden // Want // ziet /<br />

Wy aerme scaepen En hebben tverstand // Niet<br />

Predicanten<br />

Gheestlicke Mannen die twoord gods becondeghen<br />

10 Weist clouck ghemoet in predicatien<br />

Straft abusen Vp datmen te min mach zondeghen<br />

hu ion ick dit Refereynken met Salutacien<br />

Refereyn<br />

Ghy Van Wien den stoel van Moyses es bezeten<br />

15 Roupt / end en houd niet vp / zoo deden de propheten<br />

verheft hu stemme als een trompet tallen stonden<br />

vercondicht mynen volcke / ende laetse weten<br />

haer ouertredynghe / en Iacobs huus haer zonden<br />

Schaemt hu niet theligh euangelion vermonden<br />

20 als ghetrauwe legaet / willet claer huut preken<br />

als ghezonden predicanten / helpt de waerheyt oorconden<br />

straft allen mensschen / haer zondeghe ghebreken<br />

schuut oudewyfsche fabulen wilt waerheyt spreken<br />

tooght dat huwe wysheyt in werck ende woord<br />

25 tot een yeghelicx stichtynghe Reyn onbezweken<br />

meerder zy / dan de fame diemen van hu hoort<br />

houd huwe wysheyt gheenssins verborghen voort<br />

Laet hu niet verleeden om tafelvriendt beclyfuen<br />

werct manlick ende in een godsvruchtich Accoord<br />

30 De Waerheyt des Euangelys Laet by hu blyfuen /<br />

+<br />

Doch heere god almachtich int hemelssche pleyn<br />

hoe schoone zyn die voeten vpde berghen Certeyn +<br />

der ghuenen die vercondeghen en preken vrede +<br />

oock der ghuenen die goet vercondeghen Reyn<br />

5 oock tsghelycx der ghuenen die preken zalichede<br />

maer den euangelie warachtichste zede<br />

zo en zyn zy niet alle ghehoorzaem ziet<br />

zommeghe preken Christum in dees eerdsche stede<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 190 r<br />

+<br />

190 v<br />

+<br />

Esai 52<br />

+ Roma.10.


73<br />

duer eenne goede wille / en de zommeghe Niet +<br />

10 maer vercondeghen Christum / huut een tvvistich bediet<br />

en niet Reynlick dus dan ghylieden eersame<br />

die zyt een huutvercoren gheslachte gheschiet +<br />

Conynclick priesterschap / helich volck bequame<br />

Bereedt den volcke den wech dan alsoot Betame +<br />

15 dat zylieden An gheen anstootynghe wryfuen<br />

maect effen den pat / End om christus name<br />

De Waerheyt des euangelys laet by hu blyfuen<br />

Maer mesbruuctter huwe macht niet in / naer desen<br />

Laet huwe Lendenen vpgheschort wesen +<br />

20 In die waerheyt in eenne Bereedynghe claer +<br />

van het Euangelion der vreden ghepresen<br />

Quetst den knecht niet / die werct inder waerheyt daer<br />

god zal met hu zyn dats warachtelick waer +*<br />

zyt ghy den volcke inden dynghen die god anghaen +<br />

25 en tooght ghy hemlieden / de manieren openbaer<br />

hoe zy god anbeden zullen / met een eerlick vermaen<br />

doet alle dynghen zonder murmureren zaen +<br />

alsoo dat nyemandt van hu en mach claeghen<br />

voedt gods kercke / niet om schandelick ghewin ontfaen +<br />

30 maer met eennen toegheneygden moet tallen daeghen<br />

wacht hu voor quaeden schyn / vliedt oncuusheyts plaeghen +<br />

onderhoud twoord des leuens / zonder twistich kyfuen +<br />

Schuut nieuwicheyt der woorden / maer zonder versaeghen +<br />

De vvaerheyt des euangelys / laet by hu blyfuen<br />

35 Ghaet al de weerelt duere tghelooue vermeeren<br />

ende preict het Euangelion zonder ommekeeren +<br />

Allen creatueren die ter weerelt Leuen<br />

++<br />

den ghuenen die thelich euangelion leeren<br />

dheere zal dat woord / met grooten crachten gheuen +<br />

tes nood / Wantter staet byden Psalmiste ghescreuen<br />

de waerheden zyn vermindert zoo zynght hy clachtich<br />

5 vanden kyndren der mensschen / en nieuwers es beseuen +<br />

inder eerden bermherticheyt / noch waerheyt Crachtich<br />

schaemt hu niet tghetughenesse christi warachtich +<br />

maer werct met euangelion / naer gods cracht groot +<br />

die ons heeft verlost / en gheRoupen almachtich +<br />

10 met die helighe Roupynghe Troost tonser noodt<br />

naer ons wercken niet / maer naer zyn gracien exploot<br />

ons duer christum ghegheuen / Allen mannen en wyfuen<br />

voor die tyden der weerelt / dus bid ick totter doodt<br />

De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />

* ‘waer’ oorspronkelijk ‘claer’; ‘w’ door ‘cl’ geschreven.<br />

+ Fol. 191 r, r. 15, 25 (beginwoord) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ philip primo.<br />

+ .1.petri.2.<br />

+ Esai/62.<br />

+ 1 corin / 9<br />

+ Ephes 6<br />

+<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

Exodi /18.<br />

+ philip / 2.<br />

+ .1.petri.5.<br />

+ .1.thessa/ 5.<br />

+<br />

philip .2.<br />

+<br />

1 thimo.6<br />

+ Marci vltimo.<br />

+<br />

191 r<br />

+<br />

Psal 67.<br />

+ Psal.11<br />

+ Ose / 4.<br />

+ .2.<br />

+ Timoth. .1.


15 Princhelicke<br />

74<br />

Predicanten dier toe ghestelt // zyt<br />

in tsweerelts velt // vvydt /<br />

hu niet alleene om lof prys of ghelt // quyt<br />

maer preict twaerachtich woord / naar tschriftuerlic scryfuen<br />

20 al zoudmen hu ontLyfuen<br />

maect dat ghy metten goe heerders ghetelt // zyt<br />

voor de waerheyt ghequelt // strydt<br />

laet den gheest Recht dryfuen<br />

De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />

Godsvruchteghe sermoenvolghers.<br />

+<br />

Alle goe deuote mensschen tsaemen merckelick<br />

die gheerne het heligh woordt gods hooren preken<br />

deuotarissen vraukens weduwen kerckelick<br />

hulieden ion ick al staettet niet clerckelick<br />

30 (noch Rhetoricael Werckelick)<br />

dit Refereyn zyt hoorders en doende ghebleken /<br />

Refereyn<br />

Broers / als alder liefste kyndren / gods naeruolghers zyt +*<br />

inde liefde wandelt / ghelyck christus / langhen tydt<br />

ons oock lief ghehadt heeft // end hem ouerghegheuen<br />

5 voor onslieden / Tot een ghifte / der weerelt wydt<br />

en offrande / god in een goe Roke ghebleuen<br />

voort oncuusscheyt OnReynicheyt / en ghierich Leuen<br />

Alst den helighen betaemt / onder hu en zy niet<br />

Leelicheyt / zotteclap noch bouverye bedreuen<br />

10 die niet betaemen / maer Liefuer dancbaricheyt biedt<br />

Want weit / dat alle oncuussche / OnReyne ziet<br />

noch ghiereghe // welck es dienst der afgoden quaet<br />

in christus en gods Rycke / gheen erfue gheschiet<br />

dus met ydel woorden / nyemandt bedrieghen hu laet<br />

15 dat gods gramschap / vp hu niet als wantrauweghe slaet<br />

vvilt hu haerder dies deelachtich niet bezwaeren<br />

ghy voortyds doncker / nv als Licht inden heere staet<br />

Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

In dien tyden / doe Iesus veel mensschen ghenas<br />

20 hy eennen stommen vyandt huutworpende was +**<br />

end als hy huutgheworpen was naer tbetamen<br />

zo heeft de stomme ghesproken vp tzelue pas<br />

* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />

** Verticale streep onder noot tot r. 35.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

191 v<br />

+ Ephes.5.<br />

+ Luce xi o .


dies de schaeren tsvolcx hebben verwondert al tsamen<br />

in Beelzebub prinche der vyanden namen<br />

25 huutworpt hy vyanden / zeyden zy zom tweedrachtich<br />

en andre die iesum tempterende Anquamen<br />

begheerden een teecken vanden hemel warachtich<br />

maer kennende huer ghepeynsen / zey / al dyngh machtich<br />

Alle Rycke ghedeelt ieghens hem zeluen / zal<br />

30 verghaen / en tdeen huus vallen vp tdander onCrachtich<br />

Es den vyandt dan ghedeelt / ieghens hem zeluen Al<br />

hoe mach zyn Rycke blyfuen staende dan / zonder val?<br />

vvant ghy zeght dat ick vyanden nv zonder spaeren<br />

huutworpe duer beelzebub / hoort int eerdsche dal<br />

35 Zaelich zyn die hooren tvvoord gods. / En dat bewaeren /<br />

75<br />

+ Worp ick vyanden duer Beelzebub huut / ouerluudt +*<br />

zey iesus / in wien werpense hu kynderen huut<br />

daer omme zullen zy huwe Rechteren wesen<br />

en huutworp icxse / duer gods vynghers cracht en virtuut<br />

5 zo es in hu ghecommen gods Rycke ghepresen<br />

Als een sterck ghewapent wacht zyn voorhuus mids desen<br />

al de dynghen die hy bezit / zyn dan in vreden<br />

maer es daer een ouercommende gheResen<br />

stercker dan hy es / en verwint zyn Clouckheden<br />

10 al zyn wapenen ontneimt hy hem dan tdier steden<br />

inde welcke hy hem was Betrauvvende vry<br />

en deelt zyne Roouen / naer zyn beste zeden<br />

tzynder wille / voort zey iesus den volcke by<br />

die met my niet en es / die es ieghens my<br />

15 en die met my niet verghaert // in dhemelsche schaeren<br />

die verstroyt / dus hoortter wel naer mensschen ghy<br />

Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

Prinche<br />

Wanneer van een menssche / eennen gheest onReene +**<br />

20 huutgheghaen es / zo wandelt hy int ghemeene<br />

duer plaetsen zonder watre / Ruste zouckende zaen<br />

niet vyndende / ick zal zeght hy groot of Cleene<br />

wederkeeren in myn huus / daer ick bem huut gheghaen<br />

als hy comt / met besems vyndt hyt verchiert Reyn ghedaen<br />

25 dan zo ghaet hy ende neimt met hem daer naer<br />

zeuen ander gheesten / quaeder dan hy dan ghestaen<br />

ende ingheghaen vvesende Wuenen zy daer<br />

* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />

** Verticale streep onder noot tot r. 34.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 192 r<br />

+ Luce xi o<br />

+ Luce xi o .


++<br />

76<br />

dies het laetste dan / van dien menssche voorwaer<br />

wordt aerghere dan dat eerste bedeghen<br />

30 Nu es gheschiet / doe iesus dese woorden sprack claer<br />

Een vrauwe vpheffende huer voys *** onverzweghen<br />

zeyd hem / Zaelich es dien buuck / die hu heeft ghedreghen<br />

en borsten die ghezoghen hebt / ghy (in hu iaeren)<br />

het es alsoo zey iesus / dus tallen weghen<br />

35 Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

Aucteur<br />

Ghemerct / dat zangh den gheest verblyd<br />

zwaermoedicheyt quyt<br />

heb ick vroylick Een liedeken vpgheheuen<br />

5 Ter eeren twoord gods ghebenedyd<br />

Twelcke talder tydt<br />

hoet den vyandt spyt // Onslieden proffyt<br />

Ende troost can gheuen<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden soltz +<br />

Al die gods vvoordt beminnen<br />

hooren / En bewaeren der naer +<br />

zalicheyt / zy ghewinnen<br />

15 dits Christus belofte claer<br />

de waerheyt des euangelys voorwaer<br />

Laet by hu blyfuen / crachtich / maer<br />

ydel ongheleerde vraeghen<br />

wilt die van hu verIaeghen +<br />

20 Tallen daeghen /<br />

Die hu willen verdoofuen<br />

met menich bewimpelt woordt<br />

vvilt die gheenssins gheloofuen<br />

maer schuutse Rechtevoort<br />

25 zy houden de waerheyt ghebonden gheCoordt<br />

zyt gram / maer zondich hu niet en stoort<br />

Want hoe vernuftich schryfuen +<br />

gods woordt zal eeuwich blyfuen<br />

en beclyfuen<br />

*** Na ‘voys’ is ‘vpgheheven’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 192 v, jaartal in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

192 v<br />

+<br />

.10.meye 1545.<br />

+ Luce .11.<br />

+ 2.thimo.2<br />

+ Psal .4.


30 Christus wech Waerheyt en tleuen +*<br />

zyn woordt hij te houden ghebiedt +<br />

wat hy ons wilde gheuen<br />

es duer zyn woordt gheschiet<br />

+<br />

de waerheyt des euangelys ziet<br />

Laet by hu blyfuen ende vliedt<br />

die dat zaeyen tweedrachtich<br />

Mensschen zyn Lueghenachtich +<br />

5 God warachtich<br />

Om niet hebt ghij ontfanghen +<br />

der euangelyen grondt<br />

al wie daer naer verlanghen<br />

om niet gheuet / maectse ghezondt<br />

10 Leeft / datmen zegghe / Tot alder stondt<br />

de wet des waerheyt was in zyn Mondt +<br />

end heeft veel mensschen mede<br />

afghekeert van Booshede<br />

Thuerer vrede /<br />

15 O ghy slanghen gheslachte +<br />

hoe mueght ghij ghespreken goet<br />

als ghy in hu ghedachte<br />

quaet zyt / en zondich ghevoedt<br />

de waerheyt des euangelys zoet<br />

20 Laet by hu blyfuen sterck ghemoet<br />

en schuut oft zhu mespasten<br />

die babylonsche ghasten<br />

metten Lasten<br />

Zy leeren thuerer baeten<br />

25 Om den schandelicken ghewin +<br />

gheel huusen achter straeten<br />

verkeeren naer hueren zin<br />

gheboden der mensschen stellen zy in<br />

en gods gheboden achtmen min<br />

30 die leeren totter waerheyt<br />

doch heere keert dees zwaerheyt<br />

gheeftze claerheyt<br />

Zoo ons paulus wil Leeren<br />

een tydt zalder wesen zeght hy +<br />

35 gheel vander waerheyt keeren<br />

* ‘Iohan’: ‘a’ over ‘en’.<br />

77<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Iohan 14<br />

+<br />

Psal .18.<br />

+ 193 r<br />

+ Psal .115.<br />

+ Mathei.10<br />

+ malach .2<br />

+ mathei / 12<br />

+ Tytum primo<br />

+ 2 thimo / 4


+ huer ooren zullen zy<br />

// de waerheyt des euangelys vry<br />

Laet die altyds hu blyfuen by<br />

Laetter hu niet of verleeden<br />

5 noch wiltter oock niet ofscheeden<br />

maer verbreeden<br />

Apollo duer gods ghiften +<br />

die was een welsprekende man<br />

machtich inde gheschriften<br />

10 dies was onderwesen dan<br />

inden wech des heeren / zoo hyt ghewan<br />

en leerde neerstich van doe voort an<br />

al tghuene dat mids desen<br />

van iesu was ghepresen<br />

15 zoo wy lesen<br />

Het euangelion schoone +<br />

en schaem ick my in gheen pleyn<br />

sprack paulus in persoone<br />

spyts den benyders vileyn<br />

20 de waerheyt des euangelys Certeyn<br />

Laet by hu blyfuen int herte Reyn<br />

vviet waent in sticken teesen<br />

Leert weduwen ende vveesen<br />

zonder vreezen<br />

25 Wachters des volcx al tsaemen<br />

zyt neerstich int ooghemerck<br />

Roupt trompt / wilt hu niet schaemen<br />

bewaert der schaepen Perck<br />

vuldoet der Euangelisten werck +<br />

30 doet huwen dienst vulcommelick sterck<br />

gods woordt es niet ghebonden +<br />

gheneest der schaepen wonden<br />

om gheen Ronden<br />

Reyn Princhelicke gheesten<br />

35 Werct mannelick ende strydt /<br />

++<br />

Ieghens des vleeschs tempeesten<br />

elck andren sticht / waer ghy zyt<br />

die Waerheyt des euangelys wydt<br />

Laet by hu blyfuen Talder tydt<br />

5 Tzweerd van gods woord Angorden<br />

vvilt zoo ghewapent worden<br />

vvier vp Cnorden /<br />

78<br />

+ Fol. 194 r, r. 16, 17, 26 ‘vleesschelicke ... ghiericheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 193 v<br />

+ Actuum.18.<br />

+ Roma primo<br />

+ .2. thimo 4<br />

+ 2. thimo 2.<br />

+ 194 r


Lueghenaers<br />

En zulcke brabbelaers<br />

79<br />

Lueghensprekers mondspeilders ende lueghenconfyters<br />

10 wiens prasynghen schynen bynaest waer te zyne<br />

contrarie der waerheyt Tonghe verslyters<br />

gheef Ick dit Refereyn tallen termyne<br />

Als een huut mynder Rhetorica schryne *<br />

Teender discipline // die zomtyds voor ooghen<br />

15 Lueghens lieght / men zouder zacken by drooghen<br />

Refereyn<br />

Nolite mentiri inuicem +<br />

Christe ghy zyt alleene wech waerheyt en tleuen +<br />

maer lueghenachtich zyn alle mensschen ghebleuen +<br />

20 hoe Rycke hoe mueghende sterck wys voordachtich<br />

ghy heere wiens wet / es de waerheyt beseuen +<br />

hebt verlost my heer god des waerheyts almachtich +<br />

ziet de waerheyt / hebt ghij zelue bemint warachtich +<br />

dies ydelheyt en Lueghenen doet verre van my +<br />

25 oock drie partyen der waerheyt / doet van my crachtich<br />

dats vleesschelicke liefde / Vreese / ghiericheyt vry<br />

huwe waerheyt zeere thoudne gheboden hebt ghy +<br />

+<br />

Want hu waerheyt van gheslacht tot gheslachte gheduert<br />

end hu woord blyft eeuwich staende den hemel by<br />

in hu waerheyt veroetmoedicht hebt my ghenatuert<br />

Neimt van myn mondt niet twoord des waerheyts gheCuert +<br />

5 want mondt die lieght Certeynlick de ziele doodt +<br />

hu mesaecht oock tonghe lueghenAchtich besmuert +<br />

dies zulwy waerheyt beminnen / ende paeys ter noodt<br />

end hebben lief gheen Lueghenachtich ConRoot<br />

maer vpRecht ongheveynst zyn huut tshertsen grondt<br />

10 zulcx zoo dat van ons zegghe Cleen ende groot<br />

Wet ende waerheyt heeft gheweist in huerer mondt<br />

ende datmen niet en zegghe te gheender stondt<br />

gheen Rechtueerde noch waerheyt es in huer bedryfuen<br />

want al wierdt ghy voor de waerheyt ter dood ghewondt<br />

15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Vp die gherechteghe zien die ooghen des heeren<br />

Rechtueerde zal in eeuwich ghedyncken verkeeren +<br />

* ‘schryne’: ‘r’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Ad Collos .3. o<br />

+<br />

Iohan /14<br />

+<br />

Psal. 115<br />

+ Psal. 118<br />

+<br />

30<br />

+<br />

50<br />

+ prouerbi .30.<br />

+ psal.18.<br />

+ 194 v<br />

+<br />

Psal 18<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ prouerbi.6.<br />

+ psal 33.


80<br />

en der Rechtueerden huus zal blyfuen staende ziet +<br />

huerer wortel zal gheenssins beroersel vermeeren<br />

20 gheen Rechtueerdeghe bedrouft hem wats hem gheschiet<br />

wee hu dan die van diepten der herten hebt yet +<br />

vp dat ghylieden zoud verborghen des heeren Raedt<br />

of doet open huwen mondt / ende lueghenen vliedt<br />

ende oordeelt dat Rechtueerdich warachtlick staet<br />

25 want zo wie dat de waerheyt verborghen laet<br />

daer die dient tot ghelooue of tot zaelicheyt voedt<br />

vp hem Roupt hy gods gramschap / dus dan zulck quaet<br />

noch beminsel gheender Lueghens / met dyn broeder doet<br />

Want haere ghewoonte die en es niet goet +<br />

30 en wie int oordeel ghelt kendt / en doet niet wel<br />

vvant contrarie der waerheyt / word hy ghemoet<br />

end om een bete broods valt hy waerheyt Rebel<br />

nochtans de waerheyt / zou vonnest elcken snel +<br />

en ghevonnest en zal zou nemmermeer blycken<br />

35 zalich dan wie dat een vriendt vynd in zyn voortstel<br />

warachtich zynde themwaerts zonder bezwycken<br />

noch de waerheyt niet vercoopt / met valssche practycken<br />

om vette Lecker morseelen oft om Ronde schyfuen<br />

+<br />

want als zulck dat begheuen zal / als broossche dycken<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Der lueghenachteghen scriben greffie zwaer<br />

lueghenen zo heeft die gewrocht voor waer +<br />

5 doch van waerheyt noch oock der Bermhertichede<br />

noch gods kennesse word vaeryncx vp deerde claer +<br />

doch elck andren belieght niet / maer sticht vrede +<br />

want den Rechtueerdighen te gheender stede +<br />

gheen wet es ghestelt / Maer den lueghenaers al<br />

10 verheft hu niet in lueghenachtegher zede +<br />

der waerheyt contrarie / groot breed noch smal<br />

want den heere verdoen zal int eerdsche dal<br />

alle die Lueghens zullen sprekende wesen<br />

En tdeel / alder Lueghenachteghen wesen zal<br />

15 inden poel van tbernende vier bouen desen +<br />

en sulpher / Als ter tweeder doodt verknesen<br />

Dies gheenssins onbewaert dan / laet tsheeren woord<br />

Gods gracy kendtmen duer de waerheyt ghepresen +<br />

zyn begheeren / ende zyn goede wille voort<br />

20 doch wie esser zo vermetenlick dan nv ghestoort<br />

die verwinnen mach waerheyts Recht zoet bedauwen<br />

nyemandt / noch tgheenen daeghen es gheweist ghehoort<br />

sterck es den wyn / de Conynck stercker in trauwen +<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Cxi<br />

+ Esai 29<br />

+ Eccli 7<br />

+ Augusti /<br />

+ 195 r<br />

+ iere 8<br />

+<br />

Oze 4<br />

+<br />

Collos .3.<br />

+<br />

1 thimo/ primo<br />

+ iacobi/3<br />

+ Apo 21<br />

+ Collos primo.<br />

+ 3 esdre .3.


81<br />

ende daer naer zyn noch veel stercker de vrauwen<br />

25 zoo de schriftgheleerde ende oock Poeten scryfuen<br />

maer de waerheyt verwinnet al / zonder verflauwen<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Princhelick God<br />

Doet open huwe poorten / ende laet inghaen +<br />

30 tRechtueerdich volck / zoo doet esayas vermaen<br />

de welcke die bewaeren warachticheyt<br />

Al wie lueghen doet / en Lief heeft moet buten staen +<br />

want wie hem keert tot Lueghens te vergheefs hy aerbeydt +<br />

valssche Lippen zyn den heere Afgryselicheyt +<br />

35 zeght ieghens twoordt der waerheyt in gheender manieren<br />

vliedt / wie Lueghenachteghen eedt heeft gheseyt +<br />

strydt totter doodt omme gheRechtheyt hanthieren +<br />

en god zal hu vry los buten alle dangieren<br />

++<br />

vechtende voor hu / hu vyanden verwinnen<br />

zaelich die om Rechtueerdicheyt vervolgh obedieren +<br />

dus lueghens ofleght / spreect de waerheyt huut Minnen<br />

elck met zynen naesten / en met Rechtueerdeghe zinnen +<br />

5 volght dat Recht es / zo bezit ghij tlandt tsheeren weghen +<br />

ende mids dat de waerheyt vaeryncx buten en Binnen<br />

By gheheel vergheten es / ende verzweghen +<br />

Laets zyn totter eeuwegher waerheyt gheneghen<br />

ende schuwen / die altyds Leerende waecken<br />

10 maer nemmermeer / hoe neerstich zy zyn bedeghen +<br />

ter kennessen der waerheyt / niet en gheRaecken<br />

Schuut / leert paulus zulcdaneghe in huere zaecken<br />

ende laet christus woorden int herte beclyfuen<br />

vvant als de weerelt verghaen zal / met tvierich blaecken<br />

15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Aucteur<br />

Vleeschlick zin / Opinie / verblendt in tverstandt<br />

midsgaders vernuft inden gheest / wilt Luusteren<br />

dese viere gheuen Raedt / en bieden dhandt<br />

20 Omme de waerheyt verborghen en verduusteren<br />

Tghaetter Al auerecht meest ghekeerelt<br />

Opinien der mensschen Regieren de<br />

Refereyn<br />

De Weerelt zynde gheel nv int quaede ghestelt<br />

+ Fol. 195 v, r. 17, 18 ‘vernuft ... gheest’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 26<br />

+<br />

Apo 22<br />

+<br />

prouerbi 10<br />

+ idem 12<br />

+<br />

Eccli .4<br />

+<br />

Zacha / 8<br />

+<br />

195 v<br />

+<br />

mathei .5<br />

+ Ephe / 4<br />

+ deute/16<br />

+ Esai 59<br />

+ 2 thimo 3.


82<br />

25 onderdaenich tghelt<br />

als wanckelbaer zynde ydel gheManiert<br />

veel houdense daeghelicx in huer bewelt<br />

dies Redene smelt<br />

Want gheel by opinien schyntse gheRegiert<br />

30 dedel waerheyt Light openbaer gheschoffiert<br />

van Wanen wys zyn / ende eeghin goetdyncken<br />

Redenen zyn nauwelick yeuwers ghehanthiert<br />

++<br />

Opinien / zietmen voor de waerheyt blyncken<br />

wanen wys zyn doet dargumenten clyncken<br />

opinatiuelick zoo ghehoort studieux<br />

Barthol caetst den bal voort / met een ooghen wyncken<br />

5 opinien voortbrynghen bezouck Curieux<br />

in hemelssche zaecken zeere scrupuleux<br />

om duer opinien ghecryghen ghewin<br />

zulck Regiert de weerelt met wille Rigoreux<br />

Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />

10 Doch vp mensschelicke wysheyt / en sophistrie<br />

gheel der waerheyts partie<br />

zo staet trubbel meest / nv al tsweerelts Regiment<br />

Opinyen zaeyer in groote herezie<br />

mids ydel Clercgie<br />

15 en zulck hooft / zulck zin / gheuen tsamen tconsent<br />

deen eerdt beilden / van andere zynse gheschent<br />

Opinyen ieghens Recht en Redene stryden<br />

in eerghiereghe ouerheyt / es zulck verblendt<br />

Tzyn antechrist voorbareghe boose tyden<br />

20 Opinyen doender vele tonRechte Lyden<br />

als verduustert perplex int Redenlick verstandt<br />

deene Roupt / doet wech . dander wil hem bevryden<br />

opinyen der mensschen hebben douerhandt<br />

dedel Redene Light metter waerheyt in tzandt<br />

25 zulck dood / of gheeft tleuen / Alsoot hem valt in<br />

opinyen / Rengneren nv in alle Landt<br />

Want alzo menich hooft Also menich zin<br />

By natuerlicke Redenen zietment blycken<br />

dat duer practycken<br />

30 van opinyen / de weerelt gheRegiert zy<br />

als oorspronck van tweedracht in veel ConyncRycken<br />

zulck doende Afwycken<br />

van theligh ghelooue / daer wy onder zyn vry<br />

Want zulcx opinien / willen dat Leuen wy<br />

+ Fol. 196 r, r. 1 ‘Opinien’, 2 ‘wanen ... zyn’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 196 r


83<br />

35 naer huerer inzettynghen gheheel voorwaer<br />

ende zulck by opinyen Brynghent anders by<br />

huerer ordonnantien te volghene Naer<br />

+<br />

zulck ghebenedyd / dander wil verdommen zwaer<br />

deen es christen / en dander heretycq befaemt<br />

desen strydt der opinyen zo wanckelbaer<br />

maect de Weerelt met huer Regierders beschaemt<br />

5 Tghaetter meest al by opinyen / dat zulcke Raemt<br />

als Chistoffels / draeghtter zulck vp / noch zijnen kin<br />

opinyen der mensschen zyn twistich verzaemt<br />

Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />

Prinche<br />

10 Alzo menigh zin Alzo menigh hooft<br />

de weerelt ghelooft<br />

zulck alsmen leert / Blyft in alsulck beclyfuen<br />

zulck met opinyen tleeck volcxken verdooft<br />

die bedect ouerslooft<br />

15 Wanen wys zyn doctrine / van Mans en wyfuen<br />

met opinyen / de zulcke wil tRecht ontkyfuen<br />

dies Reden ende waerheyt zyn Rechtueerdich verstoort<br />

deen wil den gheest vpwaerts / dander nederdryfuen<br />

de weerelt gheRegiert met opinyen voort<br />

20 Contrary van opinyen in tclare gods woord<br />

elck wil zyn opinye hebben verheuen<br />

Opinyen zyn vanden Loftuters ghehoort<br />

om blyfuen in leylecker ghemackelick Leuen<br />

en die zeker waerheyt in Christo bescreuen<br />

25 bevlecken met opinyen / Eer meer dan min<br />

elck doetter vanden zynen toe / int vutgheuen<br />

Want alzo menich hooft Alzo menich zin<br />

Prouerbi .29.<br />

Een prinche de ghuene die gheerne hoort<br />

30 der lueghenen vvoordt<br />

Al zyn dienaers zal hij hebben ongodlick voort<br />

Magister senten /<br />

Tes beter om de Waerheyt tormentelick wyghen<br />

dan veel beneficien / duer fletsynghe Cryghen /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 196 v


84<br />

+ Een verRaeder der Waerheyt / en es hy Niet<br />

Alleene / die int spreken lueghens hanthiert<br />

Maer oock es hy / een verraeder alst zoo gheschiet /<br />

die de waerheyt niet Vry en vranck pronunchiert * /<br />

5 De ghuene die tdeegh der pharizeen kneden<br />

en mueghen de Waerheyt gheenssins gheluchten<br />

Thooft zweert hemlieden / dies trueren de leden<br />

ende deen noch dander / Brynght voort goe vruchten<br />

NieuMaer vraghers<br />

10 OnRuste gheesten / vul onbeschaemt verstouten<br />

die gheen vreimde passanten mueght zien passeren<br />

zoud ie te vreden zyn / ghy moetse Becouten<br />

ghy meenende dat waer es / datshu Responderen<br />

en ghenomen dat zo ware / ne wiltter vp gloseren **<br />

15 tcomt zomtyds huut corderen // zulcx Nieumare ***<br />

ende beter gheloghen dan oft waer vvare<br />

dit Refereyn ion ick hu tdesen Iaere<br />

Refereyn<br />

Inder Weerelt. Es een eeghin volck alsoo zulck zecht<br />

20 die der weduwen huusen eten bouen Recht +<br />

Lueghenen voorzegghen zy ende zien ydelheden +<br />

zy mesleeden de schamele / meester en knecht<br />

onder tbedecxsels van Langhe ghebeden<br />

huer water zullen dryncken dies / in drouue zeden<br />

25 end in zoorghen zullen eten haerlieder broodt +<br />

zulck zecht datter veel zyn in deerdsche steden<br />

onghehoorzaem ydel clappers / en verleeders groot +<br />

Leerende om schandelick ghewin / zonder noodt<br />

tghuendt dat niet behoort / noch en dient gheploghen<br />

30 maer wat esser of / al zeght zulck Liefde es doodt<br />

Zulck zeght. de waerheyt Tware beter gheloghen /<br />

+<br />

Dit volck heeft nochtans vander Liefde gods yet<br />

maer naer der wetentheyt warachtelick niet +<br />

Besmet es conscientie / end huerlieder verstandt +<br />

zy zoucken al huer eeghin Rechtueerdicheyt ziet<br />

5 en der Rechtueerdicheyt gods / onderdanich niet / Want<br />

* Oorspronkelijk ‘pronunchieren’ in zeer zwarte inkt; gewijzigd in ‘pronunchiert’.<br />

** ‘gloseren’: ‘g’ over ‘p’.<br />

*** Oorspronkelijk ‘niemeru’ doorgehaald; ‘Nieumare’ interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 197 r<br />

+<br />

marci 12<br />

+<br />

Ezech 13<br />

+ Ezech 12<br />

+ Tytum primo<br />

+<br />

197 v<br />

+<br />

Roma / 10<br />

+<br />

Tytum primo


85<br />

zy verkeeren / die Redenen in alle Landt +<br />

in eennen zangh van huerlieder mondt dats claer +<br />

de wet des heeren hebben zy verworpen in tzandt +<br />

ende haerlieder herte * volght huer ghiericheyt naer +<br />

10 zulck zeght zy hebben tbegheerlicke landt voorvvaer +<br />

ghestelt in een wildernesse / en tvolck bedroghen<br />

Lueghenachtich zyn de kyndren der mensschen / Maer +<br />

Zulc zeght de Waerheyt tware beter gheloghen<br />

Zulc zeght daer esser noch te deser tydt<br />

15 zy commen simpelick ghecleed in een schaeps habyt +<br />

en van binnen zynt strafgrypende wulfuen quaet<br />

als niet hebbende schynt elck ghedoogsamich Lydt<br />

nochtans alle dyngh bezittende in hueren staet +<br />

vanden minsten totten meesten in Raedt ende daet +<br />

20 tot ghiericheden zyn zy al neerstich ghemoedt<br />

als een spyse broods verslynden zy tvolck onverzaed +<br />

end haer voeten / die zyn snel om te sturtene bloedt +<br />

in huerlieder mondt / en es oock gheen waerheyt goet<br />

zulck zeght hebben / lettel gheuen / zyn haer prologhen<br />

25 de waerheyt gods / es voor huer ooghen niet / dus hoe vroedt +<br />

Zulck zeght de Waerheyt Tware beter gheloghen<br />

Prinche<br />

Zulck zeght warachtelick vp zommich termyn +<br />

huer princhen int middel van hemlieden zyn<br />

30 als wulfuen die haerlieder Roof beiaeghen<br />

om zielen te verderfuen met haerlieder venyn<br />

en gheveynsdelick ** schijn<br />

ende naer te volghene ghierich ghewin tallen daeghen<br />

stomme honden zynt / waert dat zy wulfuen zaeghen<br />

35 zy en connen niet bassen / en zyn blendt van binnen<br />

zulck zeght / dat zy hueren kin / vp huer helicheyt draeghen +<br />

+<br />

zy zien ydelheyt zy slaepen / en den slaep beminnen<br />

zyn wetmaeckers en verbrekers / naer huer eeghin zinnen<br />

zulck zeght zom wil gheEert zyn / met knyen gheboghen<br />

zulck zeght wieder verliest / dat zy altoos winnen<br />

5 Zulc zeght de waerheyt Tware betere gheloghen<br />

Zulc Clappaert<br />

zeght<br />

* Oorspronkelijk ‘herten’; ‘n’ is doorgehaald.<br />

** ‘gheveynsdelick’: ‘h’ over een eerste, enigszins mislukte ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Roma / 10<br />

+<br />

Ezech 33.<br />

+<br />

Esai / 5.<br />

+<br />

Ezech .33.<br />

+<br />

zacha / 7/<br />

+ Psalm 61.<br />

+ mathei / 7.<br />

+ .1.Corinth. 6<br />

+ Iere / 6.<br />

+<br />

Psal/13.<br />

+<br />

Psal.4.<br />

+ Psal / 13.<br />

+ Ezech 22<br />

+ Esai / 56.<br />

+ 198 r


+<br />

86<br />

De Wachters der schaepen zyn stomme honden<br />

Elck vreest verliezen zyn Lecker beten<br />

10 Eeghin baete heeft nieuwicheyt vonden<br />

En die waerheyt zeght / Word ghesmeten<br />

Tghelt heeft ouer al meest macht<br />

Wille es Raedtsman tzommegher stede<br />

Recht / es bynaest gheworden Cracht<br />

15 Men vyndt veel gheveynsde helichede<br />

Liefde tot god Totten naesten der naer<br />

die zyn beede / onder de voeten ghetorden<br />

Symonnie en wouckere gheel openbaer<br />

zyn troonhouders / in haer plaetse gheworden<br />

20 De mesye wil nv den Arendt ghelycken *<br />

men acht belofte zeghel noch Eedt<br />

de wyse ploughen / Boeren weten practycken<br />

de groote dief Tcleene ter ghalghewaerts Leed<br />

Zulck die paeys stichten zou / zaeyt discoord<br />

25 de wet es tzommeghen plaetsen als Copghespin<br />

Tdeen Rycke es ieghens tdander ghestoort<br />

Elck Leuen wil naer zyn eeghin zin<br />

Die ons willen wasschen zyn zelue besmuert<br />

die ons willen wysen zyn stekeblendt<br />

30 De Leye sloct / dat den aerbeyder bezuerct<br />

dan datter gheleydt es / stichtmen ander fundament<br />

Princhelick god Regierder ouer alle Landt +<br />

thuwaerts claeghende / hert ende zin // es<br />

Voorziet hier inne / doch Bid ick Want<br />

35 De Weerelt suckelt / met al datter in // es /<br />

Aucteur<br />

Omme verblyden Een weynich de zinnen<br />

ende int wyse langhe ghestudeert<br />

Alle de ghuene die clappaerts Beminnen<br />

5 heb ick een zot Refereynken gheordonneert<br />

Zot Refereyn<br />

Een Clapmond vvys / een nuerswys / nv onlancx leden<br />

vander spanhaere zynde / wel eens ghesneden<br />

ouerdeken vanden queeckers / en Clappaerts bekent<br />

10 vpden brugschen clapbanck / Tzittene ghebeden<br />

daer oud en Ionghe clappaerts hem quamen omtrent<br />

Twas wonder wat hy doe slouch huut zyn bollement<br />

end al wast hem verboden / vpde boete zwaer<br />

* Oorspronkelijk ‘Regieren’ doorgehaald; ‘ghelycken’ is erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Anno .1537.<br />

+<br />

198 v


87<br />

hy clapte mondwyselick / ia zeyde twas gheprent<br />

15 dat de meeste bouuen / zyn meest gheEert voorwaer<br />

ende met dat het zomtyds word scrickel iaer<br />

verzworen maendach zal dan vp een dysendagh sprynghen<br />

kaerleken zatter by / en zey tot een oud vaer /<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen! /<br />

20 Veel oude patroontiens nieu vander oude wet<br />

hoorden desen clappaert Clapspelen vp trompet<br />

van zyn tongheblat Clynckende als een Belle<br />

en zeyde / dat hy (om naer hem te hoorene Bet)<br />

in zyn tydt hadde Ledich weten staende de .L.<br />

25 Ia zey kaerleken / dat Riect naer tloock ghezelle<br />

Cooctter mussels me / Sprack hy ten onghelycke<br />

hoort voort Twee wyfs hoordent oock daer ten Relle<br />

ick heb eens sprack hy / gheslaepen in hemelRycke<br />

hoort an sprack kaerleken / ia wel wat Practycke<br />

30 een clappaert en heilt niet / al weet hy wonder dynghen<br />

hoe? / al zoudmen duersteken met een Luucksche * pycke<br />

Een clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen /<br />

++ Kaerleken vertrack doe met zynder prologhen<br />

doe quammer ouer dweers / een Clapcauwe ghevloghen<br />

stampende smoorende die Claptter wondere<br />

deen zey dat hy onder den bercken busch gheboghen<br />

5 wat Laps hadde creghen tzynen hemde ondere<br />

had ghys zo * veel sprack hy / waert te ghezondere<br />

doe heeft desen eerst mondwys clappaert Recht vpghestaen<br />

en sprack stoutlick als dan dander goet Rondere<br />

kir daer den thuun neirst es / zietmen meest ouerghaen<br />

10 och hoe vele esser sprack hy die onder tdeckspaen<br />

van ghelaghnoot tzyne zommich volck ouerbrynghen<br />

ia sprack een vanden watre / ghequelt zynde zaen<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

Prinche<br />

15 Een besnotte ionghMelckmule zeyde tes gheck<br />

diet een Letsken Redenlick had inden Beck<br />

die wildhem daer onder de Clappaerts moeyen<br />

en zeyde dat zulck mondwys hadde groot ghebreck<br />

vanden key / int plecxken daer men slaet de Coeyen<br />

20 kir zey een oudt baersken / zwyght tot ghy mueght schoeyen<br />

huut tbreydelstraetken daer men de kynderschoen maect<br />

myn Ionghen schoyde ende ghijngh ouer hende groeyen<br />

* ‘Luucksche’: ‘k’ over ‘x’.<br />

+ Fol. 199 r, r. 12 ‘vanden watre’, 29-33 onderstreept.<br />

* ‘zo’ oorspronkelijk tweemaal; de tweede maal doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 199 r


88<br />

den clapbanck ydelder / en tclappen wierd ghestaect<br />

daer wierd een gheheynsselt ghebrocht / die hadde gheCaect<br />

25 zey een clappaert veel buersen met langhe strynghen<br />

de Cretser hoordet / Tfy zey hy die dat spraect<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

Aucteur<br />

++<br />

Van tgheestlick Regiment<br />

30 Es hier ghehendt<br />

Van die int Recht zyn ghezint<br />

hier naer Beghint<br />

Zoo voorts En ** voort myn voorNemen dint /<br />

Wethouders<br />

// Edel heeren vander Wet<br />

Eer tvonnesse gheschie<br />

Wel Vpde zaecken Let<br />

5 Hoort eerst Wederpartie<br />

// Ouerghifte noch inuie<br />

Den persoon ofte bede<br />

Maer Want god al zie<br />

Doet Rechtueerdichede<br />

10 // Goet oordeel telcker stede<br />

Zoo ghy Wildet zyn ghedaen<br />

Doet ghy anders zo mist ghi<br />

Ten Rechter stoele Christi<br />

// Zullen al moeten staen<br />

15 Om eens oordeel Ontfaen<br />

Naer tvverck bedreuen hier<br />

Rysen ten hemele zaen<br />

Oft dalen int helsche vier<br />

Metten verdomden schier<br />

Ander maniere<br />

Rechters ende aduocaten<br />

.2. Parali / 19 / deutero / 16.<br />

Ghy Iugen Anmerct doch wat ghy doet zaen<br />

want dat Recht der mensschen en doet ghy Niet<br />

25 maer van god / van wien hu zal worden ghedaen<br />

** ‘En’: ‘E’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 199 v, r. 1-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

199 v


89<br />

++ naer de gheIugierde zaecke by hu gheschiet<br />

// ghij en zult gheen presenten oock nemen ziet<br />

vvant die verblenden des Rechters ooghen voorwaer<br />

Anzien totten persoon hebt oock gheenssins yet<br />

5 Maer<br />

Ghy zult in al / ende ouer al Recht volghen Naer<br />

zoo doende verdient ghy den Loon vruchtbaer<br />

daer<br />

God dhemelssche iuge hu zal loonen claer<br />

Politiemeesters<br />

Ten fine tstads Regierders / Ende tghemeente<br />

Mueghen tsaemen leuen wel binden Lande<br />

deen den andren in Liefden doen gheen vercleente<br />

maer ghezaemdelick zyn Telcx onderstande<br />

15 zo heb ick ghedocht / en stelder tlyf voor te pande<br />

dat furnierende ter stockReghel naer ghescreuen<br />

de ouerheyt met tghemeente als vailiande<br />

zullen paeyselick Leuen<br />

God almachtich gheEerdt end elck tzyne ghegheuen /<br />

Refereyn +<br />

Daer de conynck een kyndt zy / Wee dat landt<br />

en wiens princhen / de ghuene / die daer vrouch eten<br />

wanneer dongodlicke Cryghen oock dueuerhandt<br />

zal tvolck zuchten / doet ons Salomon weten<br />

25 En daer tgodsvruchtich Regiment / word gheel vergheten +<br />

de Municipale Rechten en vseirtmen Niet<br />

discoort / vploop / beroer / zyn troonhouders ghezeten<br />

dies consequentelick den landen word schaedelick verdriet<br />

Philautia / met huer septer men domineren ziet<br />

30 Tslands hulpe / meest naer vreimde zinnen verkeert /<br />

++<br />

// Maer alsser godsvruchtich Regiment gheschiet<br />

groot proffyt voor den Landen wordter by vermeert<br />

end eendrachticheyt den styl der Republycque leert<br />

causerende / Zoo tslands proffytelicxste zede<br />

5 Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede<br />

Duer godsvruchtich Regiment / Eendrachtich ghecnocht<br />

zo zullen de landen zyn in voorspoet vruchtbaer<br />

+ Fol. 200 r, r. 26 ‘Municipale’, 27 ‘discoort ... beroer’, 29 ‘Philautia’ en marginalia<br />

onderstreept.<br />

+ Fol. 200 v, r. 29 ‘zalich ... leuen’, 30 ‘een ... Rycke’, 31 ‘Een ... heyrcracht’, 32 ‘ghetrauwe<br />

... volck’, 33 ‘gheRuste weerelt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 200 r<br />

+<br />

Tardenburch Voor die<br />

vander wet 7 a septembris A o<br />

1558<br />

+ Myns Waeren Vanden<br />

Claeren .6. stede Cannen<br />

Wyns /<br />

+ 200 v


90<br />

ende tmeeste proffyt wordter by inghebrocht<br />

Ionste tot ghemeenen oorboir / zalder volghen Naer<br />

10 Ouervloedich proffyt vpder neerynghen Pylaer<br />

zal met paeyse en goe politie dan floreren<br />

schaedlicke inventien Perturberende zwaer<br />

der landen proffyt / zal Redenlick Cesseren<br />

de Landzaeten met dueverheyt wel Accorderen<br />

15 // maer ouercomtter dongodlick tweedrachtich tempeest<br />

Opinie / bouen Redene wil domineren<br />

zo zal tvleesch verwinnen verre bouen den gheest<br />

tslands proffyt dies faelgieren / dus proffytelicxst meest<br />

es voor de Landen / inder warachtichede<br />

20 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede<br />

Salustius doet ons een warachtich vermaen<br />

dat eendrachticheyt / Cleen zaecken augmenteren doet<br />

en by tweedracht groote zaecken te nieten ghaen<br />

TRycke dat tweedrachtich es / dese leren moet<br />

25 Maer duer godsvruchtich Regiment / eendrachteghe spoet<br />

Aluooren gods Rycke neerstich zouckende Reyn<br />

alle vredeghe proffyten / ende Ryckdommen goedt<br />

zullen voor de landen augmenteren Certeyn<br />

// der Ouerheyt word een zalich lanck leuen int pleyn<br />

30 ende vreidzaem paeyselick / een bevrydt Rycke<br />

Een bewaert huus Stercke heyrcracht int ghemeyn<br />

een ghetrauwe * Raedt / een eerlick volck tallen wycke<br />

een gheRuste weerelt / Alsser niet en Bezwycke<br />

(als zynde tmeeste proffyt / voor de Landen mede)<br />

35 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede /<br />

++ Prinche<br />

Duer dongodlicheyt en tweedracht Landen proffyt smelt<br />

elck voedt hem meest met eeghin zinlicker spysen<br />

om ghebruuckende bezittynghen meest van het ghelt<br />

5 den landen schaedlicke tweedrachten vpRysen<br />

zy dolen dies versuckelt metten onwysen<br />

als vernuft in tverstandt / ende zom ziende blendt<br />

Philantropia daelt / Philargiria can bysen<br />

elck schict hem strydbaer onder Mammons Regiment<br />

10 schalcke boosheyt Wordt onder veel natyen bekent<br />

Tdeen Rycke wordt ieghens tdandere ghestoort<br />

de landen dies onbewaert / en schaedlick gheschent<br />

* ‘ghetrau’ geschrapt vóór ‘ghetrauwe’.<br />

+ Fol. 202 r, r. 24, 26, 27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 202 r


91<br />

vanden godloosen end eeghin baete / Liefde vermoort<br />

schadelicxst voor de Landen / maer voorspoedich Rechtvoort<br />

15 es tmeest proffyt voor de landen zoot voormaels dede<br />

Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede /<br />

Booze Rechters<br />

De alzulcke ter weerelt ducht ick noch presentelick<br />

en wist ick hemlieden wat voortbrynghen<br />

20 dan ouerpeynsende / ende consequentelick<br />

dat zylieden / By my ghedicht / testamentelick<br />

Tnaervolghende Dauids Psalm liedeken zynghen<br />

Liedeken<br />

Deus stetit in synagoga Deorum<br />

Vpden Voys<br />

het zat een snee wit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume +<br />

God in die Sinagogue stondt<br />

der goden / maer thuerlieder blaemen<br />

30 int middel oordeeldhy tshertsen grondt<br />

van hemlieden / daer al te zamen /<br />

+ Hoe Langhe zult ghylieden onRecht<br />

duer ghiften valsschelick iugieren<br />

en taenschyn Annemen vanden knecht<br />

vul alder zondeghe manieren<br />

5 Oordeelt die weesen in huere noodt<br />

die oock behouftich thuwaerts Caermen<br />

doet Recht / ziet naer gheen ghiften groot /<br />

doetmoedeghe / end oock den Aermen<br />

Verlost den aermen vanden tyrant<br />

10 diese doet ouerlastichede<br />

verlost oock hute des zondaers handt<br />

Alle * nootdursteghe der mede<br />

Dit wisten zy / noch verstondens niet<br />

die daer als goden doe zaeten<br />

15 want huere groote quaetheyt ziet<br />

verblendese gheel bouen maeten<br />

* ‘Alle’: eerste ‘l’ over dezelfde letter in humanistisch schrift.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Psal .81.<br />

+ 202 v


In Duusterheyt wandelden zy<br />

onwetenlick in hueren zonden<br />

Tslands fundamenten dies daer by<br />

20 die zullen beRoert wesen vanden<br />

Ick god der goden hebbe gheseyt<br />

tot hu ghy Rechters / ghy zyt goden<br />

kyndren der alder Hooghsten maiesteyt<br />

vp dat ghij houd al myn gheboden<br />

25 Nochtans Ghylieden / die anders doet<br />

zult oock als mensschen steruen<br />

end als een van thoueerdich bloedt<br />

der princhen / vallen en Bederuen<br />

Staet vp heer god ghebenedydt<br />

30 ghy ziet den Rechters onRechtueerdich<br />

Vonnest tlandt zelue / Tes meer dan tydt<br />

ende bekeertse / god Eerweerdich /<br />

Want ouerhandt ghy hebben zult<br />

ouer die heydenen ghemeene<br />

35 onse verlosser van Adams schult<br />

die zyt een Conyngh groot alleene /<br />

++ God Vader zuene end heligh gheest<br />

moet tsamen glorye wesen<br />

zoo die was vanden beghinne meest<br />

En blyft noch eeuvvich bouen desen /<br />

92<br />

Proces volghers zelden Rycke<br />

Lueteraers en dier ghelycke<br />

Drie zacxkens Ionicxse met goeder intencie<br />

die onnooselick hebben een brocke ghezwolghen<br />

Een zacxken met ghelde / Een met patientie<br />

10 ende daer naer een met diligentie<br />

Wiens hoofden vul processen zyn/ om die vervolghen<br />

Boorgheblyfuers<br />

Eens vrienden / daer naer kyfuers<br />

Ghylieden die zyt goet inborstich ghegrondt<br />

15 Tot yeghelicx vriendschap ghereed terstondt<br />

met een woordt laet ghy hu een verbandt ontvlieghen<br />

+ Fol. 203 r, r. 9 ‘met ghelde’, ‘patientie’, 10 ‘diligentie’, 12 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 203 r


93<br />

niet te lichtueerdich boorghe blyft / tes ghezondt<br />

theefter zommich van drucke / doen sluten den mondt<br />

of duer schade / ander schadelick helpen bedrieghen<br />

20 om Rustelick wieghen // ziet toe in tyts<br />

dit Refereynken Leist ghy met meer proffyts<br />

pryst liefuer wat wyts // passeert ouer zyds<br />

maect hu zeluen niet tachtere<br />

Wacht hu de dienaers volghen hier achtere<br />

25 dan de ghevanghenen / met huerlieder steenwachtere /<br />

Refereyn<br />

De fortuneuze keerynghe in tsweerelts Rengnatien<br />

by permutacien<br />

schicken de zommeghe tot dominatien<br />

30 den andren ieghenspoedich doende nederdaelen<br />

+<br />

diet dan nood heeft / Totten andren doet inclinatien<br />

tot hulpe ende bystandt verzouckende gratien<br />

boorghe tzijne / dicwils keerende ten principalen<br />

Vriendschap / deen dandre tdoene / inde noods qualen<br />

5 es godlick en duechdlick / voor meerder schaede<br />

// maer de ghuene die vriendschap / moet schadelick betalen<br />

Tes niet zoo zulcke wilde / dat men hem daede<br />

Als boorghe voor een andre / blyfuen vrough en spaede<br />

es dhuterste vriendschap/ in * ghetrauwe Bystandt<br />

10 die deen dander biedt<br />

elck wachter hem vooren / met voorzieneghen Raede<br />

Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft.<br />

ende Vriendt word vyandt<br />

men daeghelicx ziet<br />

15 Zommigh duer boorghtucht moet ligghen ghevanghen<br />

zonder troost ontfanghen<br />

voor ander Lieden schult in groote bedwanghen<br />

daer interrestz Lydende / ende schaede groot<br />

verbeydende garand / met zwaermoedich verlanghen<br />

20 de principale debiteur Loopt zomtyds zyn ghanghen<br />

de boorghe blyft zelue / dan gheel inden noodt<br />

zoudhy ontRaecken / diemen eerst binder dueren sloot<br />

hy moet Leeren huutTellen / daer int openbaere<br />

(Al zoudhy zelue niet houden / om te Coopene broodt)<br />

25 totter laetster myte / als oft voor zyn eeghin schult waere<br />

die ghekist doncker laeghen / Blyncken dan int Claere<br />

om de boorghtucht purgieren / voor alsulck vry // Quant<br />

* ‘in’: ‘i’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 203 v


94<br />

doch boorghtucht vliedt<br />

tes qua tydynghe / die om boorghe zyn / hoort Nieumare<br />

30 Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft // etc a /<br />

Franciscus petrarcha. Reyn poete Eersame<br />

van hoogher fame<br />

considererende / dat boorghtucht brynght onvrame<br />

Ter ieghenspoedigher fortune / gheeft ons doctrine<br />

+<br />

Tes ghenoughelick zeght hij / en gheRustich bequame<br />

ongheboeyt voor andre / Tzijne in Lichame<br />

dies ontRaedt / naer tgoetdyncken gheen boorghe tzijne<br />

Bezicht hu eeghindom / Leert hy tallen fine<br />

5 heeft hu boorghtucht / doen vercoopen matrimoniale eruen<br />

wachtes voort / helpt schamel vrienden huut noods pyne<br />

medeeltse / goud / zeluer / wyn / eer zylieden bederuen<br />

Oly graen wuenste cleedren / en troost verweruen<br />

gheeft ze goeden Raedt / datse oock ghesticht ghij // plant<br />

10 en mestroost ze niet<br />

maect zoo vrienden / schuut boorghe zyn / want tot tsteruen<br />

Wie boorghe blyft // zoorghe styft etc a<br />

Prinche<br />

Dus Raedt. dees ornaet elegant poete voort<br />

15 in een beRaedtzaem Accoord<br />

andewaerf met hu Vriendekens / zult onghestoort<br />

hemlyen / medeelich maecken in al hu goedt<br />

Liefuer dan ghy voor boorghtucht / in tspreken twoordt<br />

voor andre wierdt beschaedicht ghebonden ghecoordt<br />

20 ghevanghen / en voor andre / zoo schuldenaer blycken moet<br />

hebt hu zeluen eennen vriendt / ende die ionste doet<br />

huut dyn tselfs vry eeghin onbedwonghen wille<br />

ouergheeft hu vryheyt nyemandt / ofte vleesch ende bloedt<br />

zalt hu costen / ende commen by in gheschille<br />

25 zulck duer boorghtucht / kyct duer eennen yseren brille<br />

ende machter al vertheeren / zo langhe der zy // pandt<br />

dit dicwils gheschiet<br />

Die boorghe blyft // zoorghe // styft<br />

ende vriendt wordt vyandt<br />

30 Men daeghelicx ziet /<br />

Dienaers<br />

Thien officieren / diemen colfdraghers heet<br />

die gheef ick elcken ter goeder trauwe.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 204 r


95<br />

+ een nieuwe Cleerbeseme / oft een snuutcleedt<br />

als zy der lieden Cuusscheyt bemercken / ghereedt<br />

datse der mede vaeghen / huerlieder mauwe<br />

Steenvvaerdere ofte Cypier<br />

dan daer / Liefuer hier /<br />

Anden steenwaerder wild ick wel verwerfuen<br />

myn supplicatie te Anhoorene zaen<br />

dats / dat de ghevanghenen / naer myn steruen<br />

mochten al tsaemen metten Lycke ghaen<br />

10 maer ick duchte/ ken zal niet verhoort zyn waen<br />

Zo bid Ick hem dan / eist hem Anghenamere<br />

Ick laetter te pande voor scrynen en Cofferen<br />

daer ick ghepoot bem / Tdynct my bequamere<br />

dat alleenlick de ghevanghen vander doncker Camere<br />

15 Deen vooren / dander naer mochten commen offeren /<br />

Aucteur<br />

Ter Weerelt. es volck vry ghaende / nochtans zynde ghecoord<br />

men gheeft ze veel / en van thuere gheuen zy Niet<br />

zy hooren tsvolcx secreit / nyemandt thuerlieder hoort<br />

20 zy ghebruucken vrauwen / ende nyemandt dhuerlieder ziet<br />

huer kyndren worden ghehouden / zonder daer toe gheuen yet<br />

ende nyemands kyndren thoudene / zyn zy beluuckende<br />

ghewilleghe Aermoe / hebben zy Bespiet<br />

Schynende niet hebben / maer alle Dyngh ghebruuckende<br />

Ghevanghenen<br />

Maer ander volck meen ick onghecoordt en ghevanghen<br />

niet mueghende eylacen Alomme wandelen<br />

die eist Redene / dat zy van my wat ontfanghen<br />

Ghedynckende hoemer my eens conste handelen /<br />

++ Onder daer de vaentiens waeyen huten Noordoosten<br />

zy wel vryne maecken / en zyn in steens bedwynghen<br />

gheef ick vp datse mochten hem zeluen troosten<br />

Een Refereynken // ende Liedeken om zynghen<br />

Refereyn<br />

Wie tsmoorghens vpstaet / ne gheenssins en weet<br />

wat hem eer den avendt comt mach ghebueren<br />

zulck wordt ghehapt / van diemen heynsselaers heet<br />

ende Listelick ghevaeght An zyn vppercleedt<br />

+ Fol. 205 r, r. 12 ‘faulte dargent’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 204 v<br />

+ 205 r


96<br />

10 twelck menich goet Ruter dan moet betrueren<br />

end es hy dan gheghelt Als de freer Minueren<br />

faulte dargent / Als een poose zwaer<br />

die moet hy te danssene dan labueren<br />

daer men steegher pottaidge eit openbaer<br />

15 trauwen / dats een cleen zake / warachtelick daer<br />

en hoemer oock ghedoken Light / onder de schaelien<br />

tesser claer om Ruum danssen / warachtelick / maer<br />

Men zietter Al duer brillen van yseren traelien<br />

Menich fyn Ruter te zynen ondancke<br />

20 die zitter ende Lighter ghequelt vanden steene<br />

al waere zyn buerse flau als de Crancke<br />

men zoudhem gheloofuen een inckel blancke<br />

hoe durstich hy zaete daer int ghemeene<br />

end al waer hy nochtans zeere Rasch te beene<br />

25 zy weten wel datmer niet ontloopen en mach<br />

vvant al betaeltmer huushuere / daer en es maer eene<br />

die daer de sluetels draeght alsoomen plach<br />

ick wane men noyndt zulck Logyst en zach<br />

men macher quaelick steken binnen venus baelien<br />

30 end hoe Lustich de zunne / daer schynt vpden dach<br />

Men zietter al duer brillen / van yseren traelien /<br />

++ Liefuer waer ick ghequelt vanden quaetsten graveele<br />

dan van desen steene te zyne ghequelt<br />

men snydtter een man / hy cryghter of Beele<br />

ende Lettel ghelycx cryght hy ten deele<br />

5 de meester gheeft een drancxken niet zonder ghelt<br />

eer de pacient ghelaeft es / men Rouptter telt Telt<br />

ick wasser eens besneden met cleenen solaese<br />

eer dat ick was vry vranck vp myn voeten ghestelt<br />

hy sneedt my inde buerse / niet inde blaese<br />

10 Liefuer aet ick bueterbrood met schaepen Caese<br />

dan daer te zyne Een vanden Caelien<br />

hoe sterck een van ghezicht es / hier in ick Raeze<br />

Men zietter Al duer brillen van yseren traelien<br />

Prinche<br />

15 Van Cruusbroers Renten /zynder lettel ontfanghers<br />

om pilgrimaedge ghaen / zynder groote verlanghers<br />

wieder sterft nyemandt / macher metten lycke ghaen<br />

Tlof wordter meest ghezonghen met bouen zanghers<br />

ende den Bailiu Die esser Capellaen<br />

+ Fol. 205 v, r. 29 ‘Toosthende ... brauwen’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 205 v


97<br />

20 Ende also gheRynghe als dat es ghedaen<br />

de coraelkens naer de vierschaere schoyen<br />

dan wordt dan een houtken ontsteken zaen<br />

daer elck mach vooren verwaermen zyn ployen<br />

verwaermt zynde / Zomtyds de graeuwe vloyen<br />

25 duer Ryden tlyf om huer victuaelien<br />

eer zulcx lucht ghebroken es / hoe zy Canoyen<br />

Men zietter al duer brillen van yseren traelien<br />

Tliedeken<br />

Vpden voys Toosthende in tstadt // Eylaes wat zullen wy brauwen<br />

/<br />

30 Al ligghen wy hier<br />

ten steene nv ghevanghen<br />

onse paymenten * schier<br />

die mueghen wy verlanghen /<br />

+<br />

voor een eecken vier<br />

dryncken wy gheloyt bier<br />

zonder dangier<br />

vanden vueghelgryp fier<br />

5 van zyn Bestier<br />

Hebben wy gheen bedwanghen<br />

Spyts ons herte daer<br />

spelen wy alle daeghe<br />

men wintter niet voorwaer<br />

10 dan een groot ydel maghe<br />

Poy poy Rouptmer claer<br />

maer / daer es een maer<br />

gheen dranck volghter naer<br />

tgheldeken openbaer<br />

15 moetter blycken al tiaer<br />

dats ons de meeste plaeghe<br />

Faulte dargent<br />

meest wy die poose danssen<br />

inde buerse Blendt<br />

20 zyn wy die gheerne schranssen<br />

An een tafelment<br />

der goeder cost omtrent<br />

vvie daer meest zendt<br />

men wellecomme kendt<br />

25 in ons magher convent<br />

Mueghwy niet slyngherCanssen<br />

* ‘paymenten’: ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 206 r


Meest vreck en vroedt<br />

zyn wy aldaer beseuen<br />

om hebben wel ghemoet<br />

30 maer flau om vele gheuen<br />

Elck hier zyn selfs cost doet<br />

alsoo hem dat dynct goet<br />

wie hem best voedt<br />

versterct vleesch ende bloedt<br />

35 en peynsen hoe ghegoedt<br />

Tmoet hier al zyn ghebleuen /<br />

+ Laets zoorghen niet<br />

Laet deyns en vreckaerts spaeren<br />

tcomt al euen eens ziet<br />

doch ouer hondert Iaeren<br />

5 Quae ghepeynsen vliedt<br />

doet een gheestich bediedt<br />

wat hu gheschiedt<br />

bezwaert hu gheenssins yet<br />

zynght een vroylick Liedt<br />

10 En laet fantazien vaeren<br />

Ons schuldenaeren stranck<br />

bewandelen de straeten<br />

als wy gheel daeghen Lanck<br />

fraey / de Biercanne vaeten<br />

15 ieghens huerlieder danck<br />

zitten wy vp den Banck<br />

spys ende dranck<br />

Cryghen wy int bevanck<br />

vry ende vranck<br />

20 ons nv dheynselaers Laeten /<br />

Drouftroostich kycken wy<br />

duer brillen van yser traelien<br />

nyemandt en esser vry<br />

al waer hy vanden Caelien<br />

25 deen blyft den ander by<br />

zoot de costume zy<br />

Exempel doch an my<br />

oock me goe broerken ghy<br />

want tgroot proffyt van dy<br />

30 Light niet / onder de schaelien<br />

de Princhelicke loy<br />

als ons die mach ghebueren<br />

hebbende de Quoy<br />

zo mueghen wy savueren<br />

98<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 206 v


35 van tueghen gheeft den ghoy<br />

Ons princhelicken Roy<br />

++<br />

Roupende Poy Poy<br />

wie hem heescht tes al hoy<br />

wie hier wil spelen schoy<br />

Tghelt opent al de dueren<br />

99<br />

[De princhelicke loy hier bouen vermaent]<br />

5 De princhelicke loy hier bouen vermaent<br />

dats een bierCruucke van zes stoopen<br />

Als die vul byden ghevanghenen traent<br />

Eer datser beCaent // zietmer varsch huutloopen /<br />

Een ander Liedeken<br />

Vpden Voys Zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden soltz<br />

Laet ons met vruechden leuen<br />

en vroylick zyn talder tydt<br />

die niet heeft zal niet gheuen<br />

15 maer blyfuen van ghiften bevrydt<br />

Laets dancken den heere ghebenedydt<br />

die ons van onse mesdaeden quyt<br />

die ons hier bouen Boorghen<br />

Laet die daer vooren zoorghen<br />

20 Niet beters in saeysoene<br />

en esser vp gheen termyn<br />

dan altyds wel te doene<br />

en daer naer blyde zyn<br />

tooght metten bedructen drouf aenschyn<br />

25 met die verblyden / drynct bier en wyn<br />

acht vp gheen vreimde goden<br />

Goe blydschap es niet verboden<br />

Van vloucken ende zweeren<br />

breydelt vast huwen mondt<br />

30 wilt vroyelicke teeren<br />

end houdet tlyf ghezondt<br />

// draeght gheenen nydt in tshertsen grondt /<br />

+ Fol. 207 r, r. 5-8, 10 ‘wie ... dienen’, 11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 207 r


+ vergheeft / vergheuen word hu ter stondt<br />

van god den vader Crachtich<br />

die alle dynck es machtich<br />

Met huwen euen naesten<br />

5 schimpt ghect noch en spot<br />

en wilt hu oock niet haesten<br />

met hem te maecken den zot<br />

drynct hem liefuer toe /eennen vullen pot<br />

elck houd hem paeyselick in zyn Rot<br />

10 vvant daer paeys mach ghebueren<br />

Mars Briefuen moetmer schueren<br />

Laet vry den teerlyngh drauen<br />

om tydt corten / ende Cleen ghelt<br />

den dursteghen wilt Lauen<br />

15 eer hy van drooghtten bezwelt<br />

ghezaemdelick / vry een canneken velt<br />

een oortien / een derde / ofte den helt<br />

elck anderen wilt brynghen<br />

maer dronckenschap bedwynghen /<br />

20 Dat vvy veel zouden trueren<br />

daer mede Cryghwyt niet claer<br />

zyn dus ons Avonthueren<br />

tmoet zyn gheleden voorwaer<br />

Laets zoorghen / Die niet een inckel haer<br />

25 tcomt al euen eens / ouer hondert iaer<br />

Naer dit/ es ons BeRommen<br />

zal eens / een beter Commen<br />

Nyemandt hoe wys gheboren<br />

en weet zyn fortunen int landt<br />

30 gheeft gheenen moet verloren<br />

Laet scryfuen hoogh anden wandt<br />

zyt wys / en houd hu duumken in dhandt<br />

alst pas gheeft / vry hu moeye Pandt<br />

ghy weet bynaest myn meenen<br />

35 Tmach wesen zou zal hu Leenen<br />

++ Princhelicke teerknechten<br />

die hier ghevanghen Light<br />

zyt vroylick zonder vechten<br />

maer alle ghenouchte sticht<br />

5 // zynght sprynght danst speelt ende dicht<br />

maer doch van alle schimpslaeghen zwicht<br />

100<br />

+ Fol. 208 r, r. 14 ‘twyntich grooten’, 15 ‘Rasch ... hene’, 18-22, 23 ‘Potdraghers’ en marginalia<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 207 v<br />

+ 208 r


zwaermoedicheyt van gheeste<br />

iaeght huut al huwer feeste<br />

Aucteur<br />

101<br />

10 Doe Icker huushuere ghaf / en gheen sluetels en drough<br />

ende daer men van huushuere nyemandt en pandt<br />

den tydt / end hoe langhe / my myn elder verwough<br />

huut tnaervolghende carnation / cryght ghij tverstandt<br />

TWee daeghen ghevanghen / voor twyntich grooten<br />

15 Rasch.vp end.hene/ maeckende chiere<br />

Tiaer zult ghy in dese naer vier Reglen begrooten<br />

de costen bedroughen Een scellyngh / en viere /<br />

Carnation +<br />

Gheeft hu / en elcken nv tzijne<br />

20 Weest clouck ghemoet<br />

Eer dat hu ten fijne /<br />

steeghercost van binnen voedt<br />

Potdraghers vanden steene<br />

Alias schumers / zoo ick meene<br />

25 Dese gasten die tsteegher waermoes beweghen<br />

daer maer een de sluetels draeght vanden convente<br />

ouer lanck hebicxse goe ionste ghedreghen<br />

ick schyncze elck een vischspaen te <strong>Testament</strong>e<br />

vp tbeset van schuumtueghe / hebben zy Rente /<br />

++<br />

Aucteur<br />

passeert // contempleert<br />

voort in zyn Labuer<br />

Want vvy daeghlicx meest / als brooschzondeghe vaeten<br />

5 dheleghe kercke gods themple laeten<br />

en bezoucken zeuen tempels / Vul zonden binnen<br />

Eerst den tempel van Remon daer voortyds in zaeten<br />

alle houeerdighe hooghmoedighe zinnen<br />

Den tempel Baal vul ghierighs ghewinnen<br />

10 Den tempel van Astaroth vul onCuuschede<br />

Belis tempel vul Nydicheyt int beghinnen<br />

den tempel van Dyana vul ghulseghe zede<br />

Dagons tempel vul gramschap end onvrede<br />

+ Fol. 208 v, r. 7, 9, 11, 13, 14 (namen), 15 ‘zeuen doodzonden’, 30 ‘Momus’, 32-33<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

27.Wedemaent. 1545.<br />

+<br />

208 v


102<br />

ende den tempel Nesrath vul Ledicheyt vermaert<br />

15 Subiect zeuen doodzonden / wy in tsweerelts stede<br />

als daer toe gheneghen / huuter natueren Aert<br />

Liefuer onder den prinche deser weerelts standaert<br />

te volghene / dan tcruce christi sterckcrachtich<br />

te dier oorzaecke /worden hier naer gheopenbaert<br />

20 diueerssche Refereynen der ieghens bewachtich<br />

Zultse met verstande dies lesen voordachtich<br />

elck diese touchieren / wiltter niet of vervremen<br />

Theeft my labuer ghecost donckernachtich<br />

huut liefden warachtich<br />

25 doch wiltter Leerende tbeste huut Nemen<br />

Eerst Roeren wy van die houeerdich bremen<br />

huut onconsteghe lemen // vergadert onplaysant // ziet<br />

my docht curieuse conste / diend int gheestlick verstand // niet<br />

daer ick inne crepele Rasch my de Handt // biedt<br />

30 Van Momus dien quant // Vliedt<br />

Want als berespere venyneghen brandt // schiet<br />

Houeerdicheyt met huer grootsche paidgen<br />

ouermoedeghe ghepareerde Couraidgen<br />

Vut een van myn spelen vanden zeuen doodzonden<br />

35 hoe dat houeerdich herte beromt en vermeit /<br />

++<br />

wil yeghlick Refereynwys gheerne oorconden<br />

vp dat ghy der houeerdicheyt condicien weit<br />

als den paeu ghaende vpghestreken gheleidt *<br />

Referen<br />

Van. Houeerdicheyt<br />

Ryfstroomich Corageuselick myn houeerdich herte<br />

blaect ** nv tot alder hoogheyt barnende gloedich<br />

Als myn wille faelgiert / het valt my smertich<br />

hooft vander weerelt waer ick gheerne voorspoedich<br />

10 Noch heb ick zeuen dochteren pruetsch ouervloedich<br />

die neim Ick ter hulpe van myn verchieren<br />

want al vought hem zommich buugsamich oetmoedich<br />

Ick Wilde Wel de Weerelt Alleene Regieren<br />

Eerghiericheyt es deerste die wil tryumpheren +<br />

15 huer volghen veel beminders int eerdsche besluut<br />

Bouen allen staeten wil zou domineren<br />

+ Fol. 209 r, r. 5 ‘Houeerdicheyt’, 13 ‘Ick ... Wel’, 14 ‘Eerghiericheyt’, 18 ‘Versmaetheyt’,<br />

22 ‘Eyghin’, 26 ‘vervvaentheyt’ onderstreept.<br />

* ‘gheleidt’: oorspronkelijk ‘gheleeidt’ ‘e’ na ‘l’ geschrapt met zeer zwarte inkt.<br />

** ‘blaect’: ‘c’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 209 r<br />

+ 1


103<br />

dies met gheestelick en weerlick es zou nv de bruudt<br />

Versmaetheyt die steict de cleen cruuskens huut +<br />

huer dynct huers ghelycke es niet int hanthieren<br />

20 met dees tweetste Liefste dochtre / gheseyt ouerluudt<br />

ick Wilde Wel / de weerelt alleene Regieren<br />

Eyghin goetdyncken zoo es de derde ghenaemt +<br />

al datse zeght / het zy goet ofte quaet<br />

huer dynct dat alsoo best betaemt<br />

25 end zou volght ghemeenlick huer eeghin Raedt<br />

de vierde heet vervvaentheyt die houd oock staet +<br />

hebbende veel grootsch gracieuse manieren<br />

zou dynct datse Leeft van huer zeluen ontfaet<br />

Ick Wilde Wel de weerelt alleene Regieren /<br />

++ Princesselicke<br />

Berommynghe volght daer naer Certeyn<br />

die vertooght ende pryst huer zeluen openbaer<br />

Ouermoedicheyt myn zeste dochtere Reyn<br />

5 zeght huer thebbene / datse niet en heeft voorwaer<br />

ydel glorie de laetste watse doet in tiaer<br />

om daer of ghepresen zyn / es al huer verzieren<br />

met dees myn zeuen dochteren zonder ghespaer<br />

Ick Wilde Wel de Weerelt alleene Regieren<br />

Aucteur<br />

Dhoueerdighe natie ende groote Monseurs<br />

douermoedeghe Rycke als vpghezwollen teken<br />

verachtende huerlieder schamel simpel ghebuers<br />

wien zy knickende groeten / als zylieden spreken<br />

15 Thuerlieder waerts / es oock myn Ionste ghebleken<br />

dit Refereyn schynckende onbezweken<br />

als tsamen ghelapt met een grouue smeithamere<br />

om als een speghel tzyne in huerlieder EitCamere<br />

Refereyn gheordonneert<br />

Bevonden<br />

Twelcke aduerteert<br />

Twachtene van zonden<br />

+ Fol. 209 v, r. 1, 2, 4 (beginwoorden), 19-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 2<br />

+ 3.<br />

+ 4<br />

+ 209 v


104<br />

Wat houeerdicht ghy hu mensschen asschen eerdich stof +<br />

die nochtans min dan niet van hu zeluen vermueght<br />

25 als ypocriten zo zouct ghy des weerelts Lof<br />

vvilt ghy wel doen / ghaet dese ydel glorien of<br />

en volght oetmoedicheyt / moeder van alder duecht<br />

Peynst als een blomme des ackers verdrooght dyn Iuecht<br />

comt niet zoo vpgheblasen verwaent ter baene<br />

30 hoort zachtmoedelick twoord gods / en daer in verhueght +<br />

die alomme houeerdich wilt maecken den hane<br />

hoort wat god den heere / doet thuwen vermane<br />

+ +<br />

Alwaert dat ghij waert als een Arendt verheuen<br />

end hu voughdet onder de sterren te staene<br />

zo zal ick daer of trecken dyn houeerdich leuen<br />

alle tghuendt dat den mensschen es hooghe beseuen<br />

5 dat es gheel verworpen / voor god Almachtich +<br />

vvilt in hu zin houeerde gheen heerschappie gheuen +<br />

verlaet hu vpden heere / met herten eendrachtich<br />

ende niet vp hu verwaentheyt / zen es niet crachtich +<br />

maer wanckelbaerder dan een teerbughende Riet<br />

10 om cryghen hooghe staeten Loopt gheenssins iachtich<br />

peynst daer en es gheen grootter dan die god ontziet +<br />

hooghberommen in dyn moye Cleedynghen vliedt +<br />

want hoe ghetoyt / altoos moet ghy menssche ghelycken<br />

dies verheft hu inden dach huwer eeren Niet<br />

15 dynct zaelich / die aerme van gheeste blycken +<br />

doch onderzouckers van alle grootsche practycken<br />

bezicht Redene / eer ghij van houeerdicheyt splyt<br />

end als ghy vp tschamel volcxken / niet en wilt kycken<br />

Peynst doch wat ghij waert / wat ghy word / Wat ghy zyt<br />

20 Verheft hu niet te hooghe in huwe ghepeynsen<br />

vp dat hu cracht en worde niet neder ghesteken +<br />

vvilt vp tschaemel ghemeente / niet bytende greynsen<br />

Laetse thueren nood durste wat pachten ende cheynsen<br />

ouervaltse met gheen smaedich houeerdich spreken<br />

25 vveist elck andren zachtmoedich schuut verwaende treken +<br />

houd hu metten hooghmoedeghe / niet ghetelt<br />

vvant Christus heeft verheuen doetmoedeghe Reken +<br />

en die moghende heeft hy van huer stoelen ghestelt<br />

god wederstaet / den houeerdighen in huer bewelt +<br />

30 ende gratie gheeft hy / die zyn oetmoedich<br />

verhoueerdicht hu niet vp hu goedt ofte ghelt<br />

Rasch stellet hu een keerslicht in brande gloedich<br />

iesus christus zelue / met wonden diepbloedich<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 10<br />

+ Eccli .5.<br />

+ 210 r<br />

+ Abdie primo.<br />

+<br />

Luce 16.<br />

+<br />

Thobie 4<br />

+ prouerbi/ .3.<br />

+ Eccli 10.<br />

+ .11.<br />

+ mathei .5.<br />

+ Eccli 5.<br />

+ Ephes 4<br />

+ luce primo<br />

+ iacobi.4.


105<br />

heeft oetmoedich gheweest totter crucen doodt<br />

35 end hem tonswaerts vernedert ghewillich spoedich / +<br />

+<br />

ons menschlicheyt tanNemene / dien heere groot<br />

den oetmoedighen verleendt hy huer daghelicx brood<br />

als ghy houeerdeghe hemlieden gheel ofghaet<br />

als ghy niet en wilt anhooren / huer claeghende noodt<br />

5 doch verspughende / dat ghyse niet en versmaet<br />

Wie hem verblydt in zynen houeerdighen staet +<br />

zulcx verblyden es quaet Onmanierich in zeden<br />

Want wy zyn een Aes der woormen / een stynckende zaet<br />

anders niet dan een zack vul vuylicheden<br />

10 vvandelaers onRustich in deerdsche steden<br />

onverzekert ghebruucken wy tsaemen den tydt<br />

dus baldadighe couraidgen duerhackelt duersneden<br />

Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />

Houeerdicheyt den mensschen es niet ghescepen +<br />

15 noch gramschepe oock / den gheslachte der vrauwen<br />

maer ouervloedich Rycdom / ende cleedren die slepen<br />

dees gheuen tsmensschens herte / de moedeghe Nepen<br />

dat die Edel oetmoedicheyt moet verflauwen<br />

dan Ryster vp houeerdicheyt int anschauwen<br />

20 diese in hooghmoedicheyt zoo verblendt<br />

dat zulcke in tgrootdurstich noods benauwen<br />

zomtyds vader moeder broeder noch zuster en kendt<br />

Lucifer die claerlustich stondt an tfirmament<br />

die bouen gods sterren wilde zyn ghezeten +<br />

25 es ghevallen inder eerden verduustert gheschent<br />

zyn houeerde heeft hem huten hemel ghesmeten<br />

en dat adam heeft inden Appel ghebeten<br />

vvat deet hem anders doen / dan Rechte houeerdie<br />

om dat hy ziet goed ende quaet zoude weten<br />

30 en dan hebben mueghen ouer al heerschappie<br />

houeerdicheyt voor gode stynct als een prie<br />

zonder stemme zal hy de vpgheblaesne verschueren<br />

zy zullen zuchten in grooter melancolie +<br />

end huerlieder ghedyncken zal niet ghedueren<br />

+<br />

zy zullen oock met een vreeselick trueren<br />

in ghedachtenesse commen van hueren zonden<br />

welcke wroughynghe zal van hem zeluen ghebueren<br />

met goudin schat onlosselick noch zeluer ponden<br />

5 weert de sulcke * doch eerst in hu ooghen bevonden<br />

eer ghy cleene cruuskens tstof in huer ooghen verwyt<br />

ende bouen al houeerdeghe Tallen stonden<br />

Peynst. doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy zyt<br />

* ‘sulcke’: ‘su’ over ‘ba’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ philip.2.<br />

+ 210 v<br />

+ Iacobi 4<br />

+ Eccli .10.<br />

+ Esai 14<br />

+ Sapien.4.<br />

+ 211 r


Prinche<br />

106<br />

10 Vernedert hu oetmoedich tot allen daeghen<br />

hoe hooghe gheboren nochtans van kynds beene +<br />

den oorspronck zult ghy van veel zonden dwynghen<br />

en ghenaede die zal hu voor god omRynghen<br />

vvant die hooghe macht die es god Alleene<br />

15 Ten zy dat ghy word (zeght christus) als kyndren cleene<br />

dats oetmoedicheyt ongheveynst volghende naer +<br />

ende ghy niet bekeert word / zo blyft ghy in weene<br />

vvant zult in tRycke der heemlen niet inghaen daer<br />

ghedynct der dynghen die hu god heeft gheboden claer<br />

20 end hu vermeten van hemelssche dynghen wilt slaecken<br />

bezouct gheen Curieusheyt weest veel t ** eerbaer<br />

in gods wercken ende zyn diepgrondlicke zaecken<br />

laet dyn hoffen dyn boffen / end hu Blaescaecken<br />

kendt also wel den aermen / als Rycke van hauen<br />

25 laet hu niet te lichte te naer ghenaecken<br />

danct god zyt ghy in staete vul eerdsche ghauen<br />

peynst paeus keyser Conyngh hertoghen grauen<br />

huerer alder ghecryght vander doodt gheen Respyt<br />

dus eer ghy versteict aerme bluts aerme slauen<br />

30 Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />

ysidorus<br />

+<br />

Die gheen Lof begheert<br />

gheenssins *** hem oock versmaetheyt deert /<br />

Aucteur<br />

Xerses de Conyngh van Perssen crachtich<br />

dhoueerdichste de Rycxste de machtichste machtich<br />

ten voorleden termyne<br />

5 was oetmoedigher dan nv veel mensschen * warachtich<br />

vvant zyns zynde ghedachtich // sprack al wast hem pyne<br />

Een Conyngh ken ick my / stof end asschen te zyne<br />

P a**<br />

petri .2. a<br />

Weist onderdanich alle mensschelicke creatueren<br />

10 om gods wille / Eert elcken wyf ende man<br />

Bemindt dat broederschap / in een minlick ghedueren<br />

Vreest god/ Eert daer naer den Conyngh dan<br />

Elck zoo hij best can /<br />

** ‘t’: oorspronkelijk ‘te’, ‘e’ geschrapt.<br />

*** Vóór ‘gheenssins’ ‘hem’ geschrapt.<br />

* ‘mensschen’: eerste ‘e’ over ‘a’.<br />

** ‘P a ’: ‘P’ over ‘.2.’; exponent ‘a’ is abusievelijk gehandhaafd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 10<br />

+ mathei 18<br />

+<br />

211 v


107<br />

Ghy Die hu daghelicx houeerdigh speghelt<br />

15 Laet den speghel des doods / by hu zyn bleuen<br />

want hoe hem zulck ouermoedich Reghelt<br />

een Blase vul wynds / es tsmensschens Leuen<br />

Vullicx ter nedre / hoe hooghe verheuen<br />

En franchois<br />

20 Vous oultrecuidans haultains et preux<br />

Speculez au miroir de la mort certaine<br />

Soyez humil / et a tous gracieux<br />

non orgueilleux<br />

Car comme vent / passe pompe mondaine<br />

Saudenieren Vander<br />

Weerelt /<br />

Ghy saudenieren wellustich pompeuslick ghekeerelt<br />

in zeuenzondighe dienst vanden prinche der weerelt<br />

huut Liefden thuwaerts zo gheef ick dy<br />

30 Een cleen slicht dichtken / niet constich bepeerelt /<br />

+<br />

maer nochtans ghy<br />

vyndtter int corte wat de weerelt zy<br />

Refereyn<br />

Ons Leuen inder Weerelt es een kiste vul Aerbeydts<br />

5 een worstelynghe vul ancxsten vul zwaerheyts<br />

een plaetse vul dolynghen Tallen beschauwe<br />

een duustere speloncke / met niet veel claerheyts<br />

een gheschuerde bergh / een doornachteghe landauwe<br />

ongheluckeghe eerde / vul verdriets en Rauwe<br />

10 een Rieckende onvruchtbaer hof tallen steden<br />

een beroerte des volcx vul alder ontrauwe<br />

dal der traenen / ende zee der ketyfuicheden<br />

een ghezichte des droufheyts / vul quader zeden<br />

een vreeselicke wildernesse / es de weerelt ziet<br />

15 een crancke mueghentheyt / vul alder onvreden<br />

Daghelicx verghanck Schoon ghenoughelick niet<br />

Een heetblaeckende busch / wuenste der wreede dieren<br />

fonteyne der zoorghen van menegher manieren<br />

een ydelheyt ende valssche blysschap voorwaer<br />

20 steenachtich velt vul moortdadeghe duwieren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 212 r


108<br />

een zoet venyn / onzaelich last om draeghen zwaer<br />

verzierde boerde / onEerlicke vreese der naer<br />

een gheduereghe ziecte Tot alder tydt<br />

een onberaeden zekerheyt / vul bedrochs openbaer<br />

25 een onbegheerlicke aerbeydt / elck anders verwyt<br />

een zelden paeys / maer eenne eeuweghe strydt<br />

die gheveynsdelick lacht / loose grynynghe biedt<br />

een Laborinthof / vul haet ende Nydt<br />

Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />

30 Onproffyct elicke weenynghe ydel verzuchten<br />

Palaeys vul alder boose gheruchten<br />

+<br />

schieloose tryumphe Bedrieghende moortdadich<br />

vul schoonder beloften Ten hende al cluchten<br />

een eeuweghe besicheyt onghenaedich<br />

een beschaemde schickynghe onghestaedich<br />

5 aerme ouervloedicheyt / een Rycke aermoede<br />

een beroerlicke schande / onproffytich beschaedich<br />

een beuende cracht vul quaeden bloede<br />

Tresoor meest vul van ieghenspoede<br />

zondich verkies / daer lettel duechts gheschiet<br />

10 wats de weerelt anders / dan zoo ick ghevroede<br />

Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />

Prinche<br />

De Weerelt es meest vul ghepyns<br />

voor een druepel zoetheyts / een vat Azyns<br />

15 bitter galleghe traenen / zyn de Conseruen<br />

peryckel des doods / met veel samblantich schyns<br />

van datmer inne comt / Beghintmer steruen<br />

nyemandt en heefter verzekerde Erfuen<br />

Tes al zotte Wysheyt / meest datter blycke<br />

20 hoemer langher Leeft / machmer meer zonden verweruen<br />

maer een Lydende schaeuwe / es tsweerelts Rycke<br />

al watter in es / moet ten eerdschen slycke<br />

de doodt esser heere / wien nyemandt ontvliedt<br />

de weerelt es dies / hoe datmer naer kycke<br />

25 Daghelicx verghanck schoon ghenoughelick Niet<br />

Ander Refereyn *<br />

De daghelicxsche Weerelt met zyn wanckelbaer plume<br />

Baldadich duerweect als brooddronckeghe Crume<br />

houeerdich splytende prume<br />

30 met vernuft in tverstandt zietmen hem tryumpheren<br />

* ‘Refereyn’: ‘y’ over ‘n’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 212 v


109<br />

Loftuter zyn tafelvriendt / draeyt hem vp zyn dume<br />

met leckplatteel / en oorblaeser wandelt int Rume<br />

willende voort an met vrau venus ghaen boeleren /<br />

++<br />

in tboucxken van twee bladeren meest studeren<br />

wanen wys zyn die gheefter hem oock toe den Raedt<br />

met drie vrauwen ten hende wil hy MarIoleren<br />

ende zonder cesseren<br />

5 daer me houden dominatie / ende hooghen staet<br />

deerste Wellust tsvleechs / vanden gheluferde ghehaet<br />

dander eerghiericheyt / die doch nyemandt en verveilt<br />

de derde Begheerlicheyt der ooghen / diet al vaet<br />

daeghelicxssche weerelt neimtter vp zyn toeverlaet<br />

10 De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Maer om dese drie vrauwen mueghen te Cryghene<br />

neimt Raedt an Loftuter zyn tafelvriendt ghetrauwe<br />

Loftuter voor de weerelt pyndt tstupen te Nyghene<br />

fletsblaescaeckich te hyghene<br />

15 hem excuserende in alsulck faict zeer nauwe<br />

maer vp dat de daghelicxsche weerelt anschauwe<br />

en ghebruucke der voornoomde schoone vraukens drie<br />

Capiteyn drabber / heyle Coppelleers zyn lauwe<br />

tzynen dienste neerstelick beschict hy de die<br />

20 de magher ghecleedde drabber / maecter in fantazie<br />

niet min gheen partie<br />

word hy der daghelicxsche weerelt dies tbeste doet<br />

hij draeft duere vp datter hem proffyt by geschie<br />

tes al Eens hoe menich leckplatteel gheraect an goedt<br />

25 heyle Coppelleers zyn wyf / wordter oock by ghevoedt<br />

al eist datse moet zwyghen dicwils / dat dient gheheilt<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Deze capiteyn drabber gheel tot tsweerelts bystandt<br />

Loopt duere Rasch / al waert eenen helsschen Vyandt<br />

30 zouckende de drie vrauwen vooren verhaelt<br />

Eerghiericheyt die hy ten eersten niet vry // vandt<br />

zat vp een zeuenhoofdeghe beeste hoogh * ghezaelt<br />

met paeuws ** plumen verchiert / eer hy langher heeft ghedraelt<br />

wellust des vleeschs quam oock ten houe gheReden<br />

35 vp een zueghe met zeuen mammen vlammich bestraelt<br />

ghehaerde en gheschoorne hebben huer niet ghefaelt<br />

+ Fol. 213 r, r. 6 ‘Wellust tsvleechs’, 7 ‘eerghiericheyt’, 8 ‘Begheerlicheyt der ooghen’, 18<br />

‘Capiteyn drabber’, 31 ‘Eerghiericheyt’ onderstreept.<br />

* ‘hoogh’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘paeuws’: ‘w’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 213 r


110<br />

+ zyn nevens huer ghepaelt<br />

en volgdense met hoopen vierich tallen steden<br />

huer by willende Anbeden<br />

doch twas wondere / Wat dese twee vraukens deden<br />

5 eerghiericheyt hadder menich vet schaep ghekeilt<br />

ende wellust des vleeschs noch ten daeghe van heden<br />

maect groote beroerte Tusschen de vier Leden<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel in tzotte speilt<br />

Prinche<br />

10 Begheerlicheyt der ooghen liep int wilde ghemeene<br />

Rasch te beene<br />

snellick elck end een Lieper met open zacken naer<br />

drabber vandse noyndt / een alf huerken alleene<br />

vp een vlieghende peerd zomtyds zittende Reene<br />

15 styf grepevast / met eennen mol in dhand voorwaer<br />

ende drabber de zyn beste / vry zonder ghespaer<br />

om de daeghelicxssche weerelt te beliefuene wel<br />

heyle coppelleers hilt de waecke wackerlick maer<br />

zou ontzettede hemlieden zaen / al Rydende snel<br />

20 gheerende niet el<br />

dan datset al ghecreghe naer huer voortstel<br />

Loerooghende west oost Ten zuden int noorde<br />

drabber quam onghecust thuus / Weerelt valt hem Rebel<br />

end ongheloont tzynwaerts bleef hy de ghestoorde<br />

25 als daghelicxssche weerelt hoorde<br />

van dabsentie der schoon drie vraukens Reyn ghebeild<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Den ongheoorzameghe<br />

O ypocriteghe Obstinaete verblende<br />

30 hartneckeghe als de israelssche Bende<br />

quaet onghebondelick<br />

duer adams bete Quam tsleuens hende<br />

+<br />

om Cayns mesdaet / die heere zende<br />

maledictie ongrondelick<br />

der deluvyen vloedt/ Voorsprack god mondelick<br />

tot Noe alleene<br />

5 voort plaeghdhy de gheheele weerelt zondelick<br />

groot ende Cleene<br />

zodoma Gomorra verzoncken in Weene<br />

al tsamen ghemeene<br />

duer tzondich beiach<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 213 v<br />

+ 214 r


111<br />

10 Loths wyf veranderde in eennen steene<br />

die omme zach<br />

Sichem ghenaecte groot handgheslach<br />

duer tontschaecken van Dyna in corten daeghen<br />

ten baet geen claeghen<br />

15 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />

Schuut ydolatrie ende Baals offranden<br />

eer ghylieden gheRaect in madians Banden<br />

fel ende wreedt<br />

Vreest doch Abymelech moortdadighe handen<br />

20 eer dat mars zyn bloedtghiereghe Tanden<br />

tot wraecken bereedt<br />

Want god sloot den hemel duer tzondich beleedt<br />

van Achab en iesabel<br />

duer ieroboams zonden zyn plaeghen ghespreet<br />

25 ouer israel<br />

merct zambry duersteken int ouerspel<br />

onghehoorzaem snel<br />

met Corby bloodt<br />

Anziet de bloedtghiereghe Athalia fel<br />

30 schoffierlick ghedoodt<br />

voor Chore / dathan / Abyron / de eerde ontsloot *<br />

en zonckender ** duere daert meneghe zaeghen<br />

dus om cort ghewaeghen<br />

Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />

+ Doch zondighe melaetsche sturt Rauweghe traenen<br />

ghaet wascht hu met Naaman ter Iordanen<br />

ghy wordt ghezondt<br />

merct giesy ghierich gheveynst meswaenen<br />

5 gheplaeght wierdt / naer helyseus vermaenen<br />

melaetsch ter stondt<br />

Tweenveertich kynderen die waeren verslondt<br />

heliseum begheckende<br />

vreest zondelick tontstoppene dan huwen mondt<br />

10 gods gramschap weckende<br />

Absalon ieghens zynen vader huutTreckende<br />

hem zoo bevleckende<br />

twas zyns mesvals<br />

en hely tquaet zynder zuenen bedeckende<br />

15 Brack dies den hals /<br />

ende beede zyn zuenen met vele ghetals<br />

* ‘ontsloot’: ‘ont’ interlineair.<br />

** ‘zonckender’: boogje boven de eerste ‘n’ doorgestreept (oorspronkelijk foutief ‘u’).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 214 v


112<br />

bleuen doodt / dies was gods aercke ontdraeghen<br />

dus tallen daeghen<br />

Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />

20 Prinche<br />

Om Holofernes peynst telcken keere<br />

by iudith onthooft / dus volght gods Leere<br />

in allen weghen<br />

Sennacherib god blameerde zeere<br />

25 hondert Lxxxv duust / mensschen den heere<br />

heeft dies versleghen<br />

voort duer israels ongheoorzaemich pleghen<br />

viereghe serpenten hemlieden omlaeghen<br />

dies zeghick tot alle grootshmoedeghe gheneghen<br />

30 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />

Gods ghebod verachters<br />

Hoort Christene ziele wat ick hu beuele<br />

dus Roupt christus Lief wilt myn wetten bewaeren<br />

+<br />

keert tmywaerts zeght hij die van Liefden quele<br />

een vreeslick Liefhebber Bem ick zonder spaeren +<br />

die bezoucke tsvaders mesdaet van veel iaeren +<br />

Anden kyndren van tderde tot int vierde Let<br />

5 der ghuenen die my haeteden int openbaeren<br />

maer ick doe oock myne bermherticheyt bet<br />

ouer veel duusenden / zy die myn wet<br />

en gheboden houden / met herte met zinnen<br />

en die my Lief hebben vpRecht onbesmet<br />

10 dus myn schoon Naerghemaecte Reyn zuvere net<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Wandelt ghy in myn gheboden ghestaedich bleuen<br />

Reyn zal ick hu dan gheuen tot zynder tydt<br />

en daer naer / Tlandt zal zyn groeysels gheuen +<br />

15 en de boomen des velts worden vruchtbaer verblydt<br />

den darschvloer zal ghedueren oock zonder Respyt<br />

tot datmen den wynghaerdt zal lesende wesen<br />

ende totter zaeytydt Breed ende wydt<br />

zo zal zyn gheduerich het Wynghaerdt Lesen<br />

20 ende ghy zult dan / Lief bouen desen<br />

van huwen broode verzaetheyt ghewinnen<br />

ende zult zonder zoorghe myn Lief ghepresen<br />

binnen hu landt wuenen / dies hoe gheResen<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

215 r<br />

+<br />

Leuiti .19<br />

+<br />

Exod / 20<br />

+ Leuuti/26


113<br />

25 Hu vyanden zullen voor hu vallen in tzweerd<br />

en verdryfuen hu vyanden in corten daeghen +<br />

huwer vyfue myn Liefste lief / want ick begheert<br />

die zullen der vreimder een hondert verIaeghen<br />

ende huwer hondert / Clouck zonder versaeghen<br />

30 zullen der vreimder thien duusent verdryfuen<br />

ick zal hu laeten machtich zyn Ieghens huer slaeghen<br />

ende zal hu anzien lief / ende by hu blyfuen<br />

myn wuenynghen zal ick met hu verstyfuen<br />

end ick zal hu god zyn / myn Lief ghy der binnen<br />

35 maer doet ghy myn beuel niet / ick zal hu ontlyfuen<br />

ende by die ick bem zonder achterblyfuen<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen /<br />

+ Princhesse<br />

Eist dat ghy my lief hebt / bewaert myn gheboden<br />

zoorght niet Ick en zal hu gheen weesen Laeten +<br />

ende zouct gheenssins bouen my ander goden<br />

5 eist dat my yemandt lief heeft / zal myn woorden vaeten<br />

ende die my lief heeft / in dhemelssche staeten<br />

zal van mynen vader lief worden ghebleken<br />

en wy zullen tot hem commen / Lief thuwer baeten<br />

en by hem een woonstadt maecken / daer onbezweken<br />

10 Lief blyft doch in myn liefde / Wie anders preken<br />

ende Liefde thuwen naesten laet gheenssins dinnen<br />

ghy zyt myn lief doet ghy / dat ick thuwaerts wil spreken<br />

dus die wilde den septer huwer vyanden breken<br />

Lief doet ghy Myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Ander Refereyn<br />

Ghy zult huwen heere huwen god beminnen<br />

gheel huut huwer herten end oock int leuen<br />

liefzaemich thuwen naesten oock voughen hu zinnen<br />

duer moyses heeft ons god / Dees gheboden ghegheuen<br />

20 hy die ons heeft huut tsduusterheyts macht gheheuen<br />

Begheert en wil dat die zoo zyn ghedaen +<br />

inder eeuvvicheyt zullen zy zyn ghebleuen<br />

alle die de wille gods te doene Ontfaen<br />

zyn woordt zal blyfuen / hemel eerde zullen verghaen<br />

25 zyn Iock es licht om draeghen / zyn gheboden niet zwaer<br />

nochtans zom liefuer onder tsvolcx ydel wetten staen<br />

met verslytinghe van schoens Loopende openbaer<br />

al oft zy vanden outaer // god haelen zouden<br />

doch hebben dese god lief / neen zy dynck my / Maer<br />

30 Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Leuitici vt supra<br />

+ 215 v<br />

+ Iohan / 14<br />

+ Collos primo


114<br />

Leert ende onderhoudse dies tsamen eendrachtich<br />

alleene / metten woorde ofte tonghe Niet +<br />

+<br />

maer / met een ghelooue Werckende crachtich<br />

dat christus thuwaerts zegghe niet / wel toe ziet<br />

dit volck eist dwelck my Eere / metten Lippen biedt<br />

ende huerlieder herte es verre van my<br />

5 te vergheefs es my dan zulcke eere gheschiet<br />

vvant gheboden der mensschen zo leeren zy<br />

Wie ouertard / en niet blyft christus leerynghen by<br />

die en houden gods ghebod niet / int herte gheplant<br />

dus behoud elck andren in die gods liefde vry<br />

10 En veroetmoedicht hu onder zyn mueghende handt +<br />

houd zyn gheboden in tlandt // elck zonder verconden<br />

zo word ghy bekent / met zyne Liefhebbers / Want<br />

Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />

vvant niet die de wet hooren daer onbesmet +<br />

15 ne zullen zyn Liefzaem by god bevonden<br />

maer de doenders ende werckers inne der wet<br />

zullen wesen gheRechtueerdicht tot zulcken stonden<br />

daer omme ghy alle Pharizeeusche gronden<br />

hoe mueght ghy hebben god Lief den heere ghepresen<br />

20 heere heere Roupt ghylieden met gheveynsde Monden *<br />

en van dat hy ghebiedt doet tminste van desen +<br />

ghy preict niet tontvreimdene / ghy willet doende wesen<br />

en ghy zeght dat men doen gheen ouerspel moet +<br />

en zelue doet ghyt / vp hu hoogheyt gheResen<br />

25 ghy versmaet afgoden / zelue god onEere doet<br />

zonder doen gods wille goet // wilt zyn wet ontvouden<br />

dies hebdy god niet lief / neen ghy / maer metter spoet<br />

Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />

Prinche<br />

30 Gods Liefde es een heerlicke wysheyt fyn<br />

en die byblyfuich hem in gods woorden Regieren +<br />

dees zeght Christus myn warachteghe disciplen zyn<br />

en zyn kynderen des Lichts by zulcke manieren +<br />

++<br />

maer die hem in gods gheboden niet en hanthieren<br />

ende dat een zulcke zegghe / dat hy god kendt<br />

die es een / vanden lueghenachteghe scholieren<br />

en de waerheyt / die en es hem negheenssins omtrent<br />

* ‘Monden’: oorspronkelijk ‘gronden’; ‘M’ over ‘gr’.<br />

+ Fol. 216 v, r. 24-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

deu / 5.<br />

1 iohan 3.<br />

+<br />

216 r<br />

+ 1 petri .5.<br />

+ Roma 2.<br />

+ Luce.6.<br />

+ Roma 2.<br />

+ Eccli primo<br />

+ iohan .8.<br />

+ 216 v


115<br />

5 dus gods gheboden vast gheloouich int herte prent *<br />

en begheerter zoo met dauid in gheleert te zyne<br />

Gods gheboden die bemindhy tot in zynen hendt +<br />

gheel bouen alle goude Costelicke mine<br />

hy hadde god lief / dies wast hem cleene Pyne<br />

10 dat hy in gods gheboden hem wilde verbouden<br />

end hem van zonden wachten / Want tallen fine<br />

Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />

Afgodisten<br />

Den afgodisten ende ydel pilgrimaige loopers<br />

15 vp tverre wandelen huer goedt vercoopers<br />

Gheef ick tnaervolghende Refereyn te Lesene<br />

die hem der ydelheyt zyn Ancnoopers<br />

ende vlieden van Christo de verResene<br />

Met dat ick schicke wil / metten mespresene<br />

20 helighe plaetsen te bezouckene quaet // zy<br />

maer te duchten es / zonder niet te wesene<br />

daer en vlieght onder tusschen Afgoderie zaet // by<br />

Nyemandt zo vaste / zaen wanckelbaer staet // hy<br />

[Conuertimini / et Recedite]<br />

+<br />

Conuertimini / et Recedite<br />

25 ab ydolis Vestris Ezech. 14.<br />

Conuertimini aD Dominum Vestrum<br />

Quia benignus et misericors est /<br />

iohel .2.<br />

Refereyn<br />

Ick bem zeght die heere / Een god almachtich +<br />

die hu huut Egipten gheleed heeft crachtich<br />

vp dat ghy haerlieder knechten zoud wesen niet<br />

5 end vp dat ghy zoud / voortghaen VpRecht warachtich<br />

zo hebIck ghebroken (dyns zynde ghedachtich)<br />

den septer der kethenen van hulieder Iock ziet +<br />

voor my en es / gheenen god ghemaect gheschiet<br />

en naer my zal zyn gheen bouen my gheResen<br />

10 ick bem die heere die blusschen can alle verdriet +<br />

en zonder my / en can gheen zalichmaecker wesen<br />

ick bem tlicht des weerelts / ende bouen desen<br />

die verRysenesse / ende dat eeuwich Leuen +<br />

Myn gheboden houd dies bouen al ghepresen +<br />

15 Want der voloken wetten zyn ydel beseuen +<br />

* ‘prent’: na ‘n’ ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal C.18.<br />

+<br />

217 r<br />

+ Genesi .17.<br />

+ Leuiti .26.<br />

+ Esai 43.<br />

+ Iohan 8<br />

+ .11.<br />

+ iere 10


116<br />

Betraut vp my ick bem hu verlosser ghebleuen<br />

dies gheen ander goden hebben zult bouen my +<br />

noch ghelycknessen maecken / Bouen my verheuen +<br />

van dat bouen in dhemel / onder vp der eerden zy<br />

20 noch van datter int waeter / onder de eerde es by<br />

en anbidse noch en dientse in gheender manieren<br />

maer zouct my / en ghylieden zult wesen vry<br />

ick leere hu behoorlicke dynghen hanthieren<br />

Metten Afgodistendienaers wilt niet Logieren +<br />

25 welcker voortstel es ghebuezelde fantazie +<br />

maer doch myn alder Liefste Als goede scholieren<br />

Keert hu zinnen van alle Afgoderie<br />

Onsen god es inden hemel doet dauid verstaen<br />

al wat hem belieft heeft / vulbrocht heeft hyt zaen +<br />

30 en der heydenen Afgoykens / zyn niet dan wercken<br />

van goud en zeluer / van mensschens handen ghedaen<br />

zy hebben monden / end en zullen doen gheen vermaen<br />

zy hebben ooghen / ende zy zullen niet Anmercken<br />

zhebben ooren / maer en hooren in gheene Percken<br />

35 zy hebben nuersen / ende zullen niet Riecken voorwaer /<br />

+<br />

zhebben handen / maer om tastene gheen verstercken<br />

zhebben voeten / maer zy wandelen hier noch daer<br />

en niet en zulzy Roupen / duer huer kelen dats claer<br />

dus die zulcke goykens maecken / tot tsvolcx anschauwen<br />

5 moeten worden ooc alsoo / warachtich der naer<br />

end oock alle de ghuene die daer vp betrauwen<br />

keert hu van zulcke goykens dan / mans ende vrauwen +<br />

tspreken met die zonder ziele zyn wilt hu schaemen<br />

ghy bidt den crancken om ghezondheyt / in dyn benauwen<br />

10 den dooden bidt ghy om Leuen / Tot huwer blaemen<br />

ghy AnRoupt hu tot een hulpe Buten tbetaemen<br />

Die zelfue onNut es / Zoo zyn ghelycke plach<br />

ghy bidt om den wech / dolende in hu verzaemen<br />

An hem / hy die doch zelue niet wandelen mach<br />

15 an een beilde / daer zaelicheyt noyndt in en Lach<br />

ghemaect van mensschens handen / doe alle wie<br />

vp dese en dier ghelycke / betrauwen nacht dach<br />

Keert hu zinnen van alle Afgoderie<br />

Houd hu an petrus scheepken gheloofuelick vast<br />

20 twyfelt gheenssins / Al mach bughen wat zynen mast<br />

weest clouck / eer hu dus tsheeren woord * comt omRynghen<br />

myn volck heeft zyn eere veranderlick ghepast +<br />

in een onhulpelick dynck / dies gheef ick Last<br />

ghy hemelen wilt hu tot verwonderen dwynghen<br />

* Vóór ‘woord’ ‘Raedt’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Esai 43.<br />

+<br />

Exod 2.<br />

+<br />

Esai .48.<br />

+<br />

1 corin .5.<br />

+ Psal 113 et C 34<br />

+ 217 v<br />

+ Sapien 13.<br />

+ iere .2.


117<br />

25 want myn volck heeft ghedaen twee quade dynghen<br />

zy hebben my verlaeten die in tdurstich slauen<br />

als fonteyne laette Leuende waeter huutsprynghen<br />

en zy hebben hem ghebroken putten ghegrauen<br />

putten / die gheen water houden / end hem niet Lauen<br />

30 weit ende beziet dan / hoe quaet dat blycke<br />

dat ghy den heere / en zyn goddelicke ghauen<br />

verlaeten hebt / ende zyns ** vreesens practycke<br />

keert te godewaerts / eer hu den tydt bezwycke<br />

hemel alder heemlen hemele eerde en grondt<br />

35 behoort den heere / dyns gods bermhertelick Rycke<br />

die hy slaet en castyd / maect hy weder ghezondt /<br />

+<br />

gheen kieser van persoonen / die tot ghiften noyndt stond<br />

weesen weduwen doet hy huer Recht vermeeren +<br />

god der goden / onsen alder ghenaedichsten vondt<br />

de vreimdelynghen / gheeft hy spys ende Cleeren<br />

5 onse hulpe staet dies inden naeme des heeren<br />

die hemel eerde ghemaect heeft / ende die<br />

ons noch daeghelicx voedt / dus wilt ghy wel keeren<br />

Keert hu zinnen van alle Afgoderie<br />

Prinche<br />

10 Elck keere weder van al zyne weghen quaet<br />

tonswaerts Roupende es dus des heeren Raedt +<br />

keert oock van huwer zeer quaeder ghedochten tydt<br />

ziet dat ghy naer gheen vreimde goden en ghaet<br />

Want dafgod die met handen (die meer schaedt dan baet)<br />

15 word ghemaect / die es zelue vermalendydt +<br />

en des ouerspels beghin / zoo schriftuere Belydt<br />

dat es / Tverzoucken vanden afgoden hoort<br />

groote ydelheyt der mensschen dynckick om proffyt<br />

hebben die in eerdeRycke ghevonden voort<br />

20 Men draeghtse vp de schouderen / die niet een woord<br />

van paeyse vermueghen / maer wel van gheschille<br />

ende waer dat zy neder ghestelt zyn gheschoort<br />

in die plaetse daer blyfuen zy staende stille<br />

// dus ghaet dese af / Ende stelt huwen wille<br />

25 in dien god / die hem An * tcruce Liet Recken<br />

en smaecte voor veel mensschen tsdoods bitterste pille<br />

maer eert wel zyn figueren / zonder beghecken<br />

vvant die schaeuwe des doods zoude ons Bedecken<br />

en wy tot een vreimden god vphieffen ons handen<br />

** ‘zyns’: ‘s’ over andere letter.<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

218 r<br />

+<br />

deutero .10.<br />

+ iere 25<br />

+ Sapien 14


++<br />

118<br />

30 of verghaeten wy zyn name / die doode can wecken<br />

die Reyn en drooghte gheeft als hy wil in zyn landen<br />

en ghelooft gheen Afgodisten die tghelt ofblanden<br />

vp dat gy zyt gheen cause van huerer Symonie<br />

Bidt god / end eert zyn helighen met goe verstanden<br />

35 Keert hu zinnen Van alle Afgoderie /<br />

Aucteur<br />

Ghy lippelezers knyebughers popelaers mede<br />

voor alle beilden streckende By ghewuenthede<br />

Vraukens die de moye mannekemaeliekens groet<br />

5 ziet voor hu / tmach wesen / God der hemelsscher stede<br />

Berooft ghy / zyn eere / end afgoderie doet<br />

Tes vvel / Beilden zyn / der leecken boucken vermeert<br />

zulcken god eist / zulck als hu de beilde leert<br />

maer tbeild es god niet / die wonderlick werct<br />

10 dus als ghy tbeild anschaut / dat niet hoogher Eert<br />

dan / dat ghy / Een indachticheyt in tzelfde merct /<br />

Noteirt<br />

Socrates / heeft den volcke van Athenen gheleert<br />

dat zy / van byden goden / zouden zweeren gheene<br />

15 Noch oock by veel goden / ofte hildze ontEerdt<br />

Want kende / datter was / maer een god Alleene<br />

Ende dat alle goden van houtte en van steene<br />

niet dan figueren ende ydolen waeren<br />

Wierd dies ghevanghen / en ghedwonghen / onReene<br />

20 Venyn te drynckene / en starf wys van iaeren<br />

Iere / .50.<br />

Babylon es ghewonnen / Bel wordt beschaemt<br />

ende Merodach es versleghen<br />

haer godekens Commen tot schanden gheblaemt<br />

25 ende haer beilden zyn tot puluer bedeghen<br />

Iere .2.<br />

O Iuda zo meneghe stadt ghy hebt<br />

Also meneghen Afgod / zo hebt ghy oock<br />

Dies christen mensschen te godewaerts stept<br />

30 oft anders / sterft ghy de tweetste doodt /<br />

+ Fol. 218 v, r. 22 ‘Babylon’, 23 ‘Merodach’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

218 v


119<br />

+ De Leeu van Iuda heeft zyn cracht gheopenbaert<br />

tbouck / dat ghesloten was Es openghedaen<br />

het Lammeken / duer wiens bloedt wy zyn bewaert<br />

dat heeft / duer zyn weerdicheyt tbouck ontdaen<br />

5 de zeghels gheopent / daer wy inghescreuen staen<br />

Beildemaeckers.<br />

Beildemaeckers schilders en die maecken afgoden<br />

daer by de simple mochten te verre Betrauwen<br />

ion ick oock een Refereynken / huut myn dicht custoden<br />

10 Tpincheelwerck / es cause van veel ydel Anschauvven<br />

Refereyn<br />

Zonder my en es gheen god / zeght die heere +*<br />

wie zynse dan die nv eennen god maecken<br />

end een beilde ghieten zullen neerstelick zeere<br />

15 die te gheennen proffyte / en zal gheRaecken<br />

// ziet alle haer ghezinne duer dese zaecken<br />

moet tot schande commen / warachtelick want<br />

tzyn meesters huuten mensschen / vul der lueghenen spraecken<br />

die beildesnyder die neimt een hout in dhandt<br />

20 hy metet met een Rechtsnoer An elcken Cant<br />

en met Rooder eerde zo teeckenet hy<br />

hy behauwet end hy metet / naer zyn verstandt<br />

naer die wynckelmaete / metten passer der by<br />

hy conterfeyttet naer een mans beilde vry<br />

25 naer een schoon menssche / die wuendt inden tempel ziet<br />

en hoe de smet een ysergoyken smedende zy<br />

Die beildemakers zyn al te gadere niet<br />

Die beildesnydere ghaet daer naer huut<br />

onder de boomen in twoudt ghestaen<br />

30 vp dat hy cederboomen ofhauwe Ruudt<br />

iae die hy zelue plantte / om proffyt ontfaen /<br />

++ +*<br />

Ende vanden Reyn zyn vp ghewassen zaen<br />

die oock den lieden dienen om te barnen der naer<br />

daer men by mach waermen / end als meer ghedaen<br />

dat men stooct / ende brood mede bact voorwaer<br />

5 van tzelue hout maect hy eennen god openbaer<br />

ende anbidt hem / zyn tselfs handghewerck<br />

hy maect daer een beild of / warachtelick claer<br />

* Verticale streep onder nota in margine tot r. 31.<br />

+ Fol. 219 v, r. 24 onderstreept.<br />

* Verticale streep onder de nota in margine tot r. 33.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 219 r<br />

+ Esai 44<br />

+ 219 v<br />

+ Esai 44


120<br />

ende knielt daer vooren nedere Int ooghemerck<br />

deen helt verbrandt hy int vier hoe sterck<br />

10 en by die ander helt / dits vreimdt bediet<br />

cooct hy zyn vleesch end etet / in tsweerelts perck /<br />

De beildemaeckers zyn Al te gadere niet<br />

Hy braedter zyn ghebraedt by zoo ick verstae<br />

ende hy verzaet hem van dien zeer snel<br />

15 hy waermt hem der by oock / ende zecht Eyda<br />

ick hebbe my der by ghewaermt zo wel<br />

by tvier heb ick gheweest / vry zonder ghequel<br />

ende van tdander deel datter es ouerbleuen<br />

maect hy eennen god / met zynder handen voortstel<br />

20 vp dattet zy zyn godeken of beilde verheuen<br />

hy knielt daer vooren neder / dus in zyn leuen<br />

ende doetter zyn ghebed vooren zonder Respyt<br />

ende spreict metter herten daertoe ghedreuen<br />

verlost my want claerlick myn god ghy zyt<br />

25 zy en weten noch verstaen niet te gheender tydt<br />

vvant zy zyn dus verblendt / daert zoo gheschiet<br />

dat haer ooghen niet en zien / naer god ghebenedydt<br />

Die beildemaeckers zyn al te gadere niet<br />

Prinche<br />

30 Zy en ghaen In haer herten niet claerlick binnen<br />

daer en es gheen verstandt in noch wetenthede<br />

dat zy wel ouerzochten met voorzieneghe zinnen<br />

Ick hebbe deen helt verbrandt tmynder vrede /<br />

+<br />

en broodt ghebacken / ouer de colen mede<br />

vleesch ghebraeden / ende zoud ick dat ouerschot fyn<br />

my tot een gruwel maecken in deerdsche stede<br />

end ick voor eennen block zoude knielende zyn<br />

5 het zyn asschen / En bedrieghen vp elck termyn<br />

therte vanden ghuenen / die hem derwaerts spoet<br />

tzyn gheltgoykens / niet dan een duechdelick schyn<br />

duer welcke Babels buucken worden vp ghevoedt<br />

de beste huerer alder gheen verlossynghe doet<br />

10 vvildse dan niet anbeden / maer daer of vliedt<br />

keert hu tot my zeght christus / die bem teeuwich goedt<br />

Die beildemaeckers zyn al te gadere Niet /<br />

Wanckelbaere Dvvaezen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 220 r


121<br />

Deser ghelycke vyndtmer vele Eylaes<br />

15 hebbende twanckelbaer zogh ghezoghen<br />

dat kieckens hoy eten zommich faes<br />

mids der blaescaecken stout gheRaes<br />

ende meer dan zom die gheloofuent iaes<br />

doch die Lichtlick ghelooft / word zaen bedroghen<br />

20 vp dat wy den gheest wat verblyden moghen<br />

(naer twyse gheploghen)<br />

ende die zwaermoedich / niet gheel verbotte<br />

dese ion ick goethertich thuerlieder waerts gheboghen<br />

zonder Langher prologhen<br />

25 huut ghenouchten Twee Refereynkens int zotte /<br />

Zot Refereyn<br />

Veel afgryselicker zot /dan Corebus zyn zy<br />

die hem vp zotte kyndren der mensschen verlaeten<br />

die verre ghaen ligghen wachten / dat zy hebben by<br />

30 met verslytynghe van schoens / maecken huer selfs onvry<br />

zotte bloessem verbeyders / van boonen met gaeten<br />

+<br />

die tot tsmekens loopen / en den grooten smet laeten<br />

huer secreit openbaeren / die voortzegghen dat zy weten<br />

processen betrauwen vp droncke Aduocaten<br />

met pachters van ouerdraeghen daeghelicx Eten<br />

5 vpde ghuene / die zyn met een smeecker bezeten<br />

veel zupen en Lecken / met die vaeghen de mauwen<br />

vp vraukens die tlynwaed / met corter mate meten<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Die verre willen zwemmen met duergaette blasen<br />

10 of met een lack schip duervaeren den zeeusschen Cant<br />

huerlier tresoriers maecken / van die gheerne Cabasen<br />

oft hem betrauwen / vp die huut end in Raesen<br />

die maetsen oft themmeren vp een stuvende zant<br />

die degyptenaers doen bezien huerlieder handt<br />

15 vp een zotte medechyns Raedt / derfuen bier en brood<br />

vp vreimde quackzaluen van verre buten tlandt<br />

vp vortte coorden danssen / gheheel zonder noodt<br />

vp vergheuenes bidders schynt met Leedschap groot<br />

ende daer naer / een man Teerssenbecken afhauwen<br />

20 zyn zy niet zot / die alsoo Loopen in haer doodt<br />

Zyn zy niet zot / die hem daer vp Betrauwen<br />

Die de Cadiaenen een bierghelach schyncken<br />

betrauwende te brynghene Bier van buten in<br />

oft daer vp te stoutelicker ghaen buten dryncken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 220 v


122<br />

25 oft al huerlieder betrauwen tstellene dyncken<br />

vp fietsers end oorblaesers Om eeghin ghewin<br />

vp grynders twelck niet ghaet beneden den kin<br />

vp een scrauende peerdt / Twelck al bytende lacht<br />

of de ghuene die zyn van zulck eennen zin<br />

30 dat zy hem betrauwen tghaene / vp thys vander nacht<br />

vp zotten die zyn zoo dwaeszinnich gheacht<br />

dat zy gheloouen twanckelbaer spreken van vrauwen<br />

vetzacx die ghaen danssen vp zolders ongheschacht<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen /<br />

++ Prinche<br />

Die hem betrauvven vp meneghe stonden<br />

vp tvueghelgheRoup of tghecraey vanden haene<br />

vp waerzegghers mensschen vul lueghens bevonden<br />

5 vp sterrekyckers / die stranghe wynters oorconden<br />

vp een crepel peerd Commende ghewapent ter baene<br />

vp inckel zuelde schoens Pilgrimaidgen te ghaene<br />

vp iudas cauwen die heymelick tvolck ouerbrynghen<br />

die waenen dranck inhouden vp een Lekende Craene<br />

10 Crepels die vp woormgaeteghe cricken sprynghen<br />

Maegden vp tveel belouen van ionghelynghen<br />

vp * ontfanghers cnaepen die de necke Crauwen<br />

die naer der manen loop / doen natuerlicke dynghen<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauvven<br />

Andre zot Refereyn // Certeyn<br />

vanden verflauwers<br />

Zotte Betrauvvers<br />

In Maegdoms droom / nv onlancx verwortelt gheleghen<br />

peerds pyne Lydende / onghevoelich bedeghen<br />

20 met dat ick trubbel dooldranck hadde ghedroncken<br />

wierd van een Cabouterken Rasch wech ghedreghen<br />

tot in tlandt van Buusbaurea daer cauwen proncken<br />

ick wierd ontwaecken / mids de zotsbellen dier cloncken<br />

van dier vp de weirhane dansten ouer tey<br />

25 hem betrauwende / dat zy niet nedervvaerts zoncken<br />

met datse waeren ghezeynt metten grooten key<br />

ick dit ziende / doe ieghens my zeluen zey<br />

naer dat hemlieden volgden veel zotte vroevrauwen<br />

yy. / y ghans gheberghten zulcke dasaerts vey<br />

30 Zyn zy niet zot / Die hem daer vp betrauwen<br />

Meester scrobbe / die dochter my wesen heere<br />

Ick zacher een Cafcoenvaegher zonder leere /<br />

+ Fol. 221 r, r. 15-17 onderstreept.<br />

* ‘vp’: ‘v’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 221 r


123<br />

+ van tdeen cafcoen in tdander vlieghen aldaer<br />

en betraudhem vp een Rynghesken te groot niet zeere<br />

daer een cleen ghewyd steentien in stond zeer claer<br />

een peckzwarte vandoyse die volgdhem naer<br />

5 met zout water bespeerst / en besteken met ians Cruudt<br />

maer tian hadse niet belesen gheweist voorwaer<br />

schrobbe hadse Certeynlic min dan penssen ghetruut<br />

ick zacher veel ontcleeden / Naecter dan een Puut<br />

elck docht hy ghynck onzienlick / nyemandt mochtse scauwen<br />

10 elck had een briefken anden hals / dies Riep ouerluudt<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Noch zach icker zommich betrauwen byzondere<br />

dat dochte my wesen tmeest zotste wondere<br />

tslot van dronckenborch beclommen daer de boeren<br />

15 end in ste van Leeren van bouen tot ondere<br />

craeckelynghen vlochten zy / om der vp Remoeren<br />

huerlieder harnasch daer zy me tstoorme voeren<br />

vvaeren gheCrude wafelkens an tlyf ghebacken<br />

ende ieghens tgheschot van die brandeghe Roeren<br />

20 clommen zy vp boomen / met de brooschste tacken<br />

en zom quammer gheReden vp wulle zacken<br />

duer vier en waeter / wanende zoo wonder brauwen<br />

tfy tfy / docht ick verlaeders van groote packen<br />

Zyn zy niet zot. / die hem daer vp betrauwen<br />

25 Prinche<br />

Noch Wasser een zotte soorte<br />

by Rae van Wanen wys zyn beclommen de poorte<br />

vp glasen plattynen / met zwaer ghepeicte stocken<br />

die van binnen schoten treffelick naer de behoorte<br />

30 hemlieden vp tlyf sulferpondeghe brocken<br />

die van buten vp clommen met vulbuspoers zocken<br />

daer zy hem vp betrauden / die van binnen deeren<br />

stelden hem in gloeysels zelue / dies zy vertrocken<br />

haelende voor dronckenburch zo veel appels als Peeren /<br />

+<br />

naer een sterrekyckers Raedt was huerlieder begheeren<br />

te doene / die voorzien hadde tsanders benauwen<br />

maer tviel gheel anders / Och zeyd ick / hoe zy zweeren<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Betrauvvers vp mensschen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 221 v<br />

+ 222 r


124<br />

Menigh simpel volcxken mestroost zouckende Raedt<br />

alf desolaet // disperaet<br />

zonder toeverlaet<br />

An mensschen / daer zy certeynlick faelgieren<br />

10 alsulck Refereynken hier naer ghescreuen staet<br />

huut myn Rapiamus Rhetoricale Papieren<br />

by manieren // zoot ionstichst mach gheschieden<br />

omme Wederionste bieden<br />

Ion ick hemlieden /<br />

Refereynken<br />

Die heere god Almachtich alder hoogst in weerden +*<br />

heeft neder ghezien Vanden hemele voorwaer<br />

vp de kyndren der mensschen hier inder eerden<br />

de welcke zyn van hem Afgheweken aldaer<br />

20 al tsaemen onproffytelick gheworden der naer<br />

daer en was oock niet eenne / dier yet goets dede<br />

niet een nochte gheen / huerer kelen openbaer<br />

als een opene graf vulderhande booshede<br />

Bedrieglicheyt was / huerlieder tonghen snede<br />

25 onder huere lippen draeghende venynich quaet<br />

huere mondt vul bitterheyts / Lueghenachtich mede<br />

hoe zalmen vp den mensschen dan nemen toeverlaet<br />

emmers mueghen gheloouen / die mids lueghens Raedt<br />

hueren naesten zom verdoouen / Te menegher tydt /<br />

30 Gheenssins! Want dier vp betrauwen / zyn vermalendydt /<br />

+ De mensschen zyn der ydelheyt ghelyck gheworden +<br />

niet dan ydelheyt zyn alle mensschen die Leuen +<br />

gheneghen talder quaetheyt van Ioncheyts omghorden +<br />

Ieghens een weldaet menichfuldelick sneuen +<br />

5 Want vanden propheten of / staetter ghescreuen<br />

totten priesteren toe / al bedroch doen zylieden +<br />

vvie ziet men deen den anderen elck tzyne gheuen<br />

en van dat zy belouen vulcommynghe Bieden<br />

om eerghiericheyt zietmen daeghelicx ghescieden<br />

10 dat zulcke mensschen volghen / ende god Afghaen<br />

hoe zalmense gheloouen dan / die liefuer verRieden<br />

hueren naesten / dan hem zouden ghetrauwich bystaen<br />

alle dynghen zyn den ghelde meest onderdaen<br />

dus den mensschen gheloouen / machmen in tsweerelts lydt +<br />

15 Gheenssins / Want dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />

Hoe zalmen den mensschen dan gheloouen mueghen<br />

vele mensschen die zyn wel Bermhertich ghenaemt +<br />

maer eennen man tot zyn euen naesten verhueghen<br />

* Streep onder de nota in margine tot r. 26.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal .13.<br />

+ 222 v<br />

+ Psal 143.<br />

+ .38.<br />

+ Genesi 6<br />

+<br />

et .8.<br />

+<br />

iere 6<br />

+ Eccles.10<br />

+ prouerbi 20


125<br />

vvie zal zulck eennen vynden ghetrauwelick verzaemt<br />

20 Alle mensschen die zyn lueghenachtich befaemt<br />

ende van des mensschen kyndren tot allen keere +<br />

hoe zalmense gheloouen dan (twelck niet en betaemt)<br />

zyn vermindert en vercleent de warachticheden zeere<br />

end een groote walghynghe zyn god den heere<br />

25 Lueghenachteghe tonghen / thueren naesten bevonden<br />

end ons ghelooue zal wesen / Naer paulus Leere +<br />

niet in wysheyt der mensschen / te gheenen stonden<br />

maer inde cracht gods / Alle mensschen zyn vul zonden<br />

dies hoemense gheloouen zal / dynckmy wient spyt /<br />

30 Gheensins / Want dier vp betrauvven zyn vermalendydt<br />

Prinche<br />

Hoort my mannen van iuda / spreict god almachtich<br />

ende ghy iherusalemsche bewuenders Reyn +<br />

ghelooft in huwen heere god Warachtich<br />

++<br />

ende ghylieden / zult zeker wesen Certeyn<br />

hoe zalmen dan mueghen in tsweerelts pleyn<br />

den mensschen gheloouen / die om eeghin proffyt<br />

hueren naesten zom verdoouen / mids der lueghenen treyn<br />

5 Gheensins! Want / dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />

Rondeel<br />

Hoe zal Ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />

zy zoucken huer proffyt / minst huwer zielen baeten<br />

10 hoe zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

huwen Christum wilt gheloofuich in therte vaeten<br />

de mensschen decken waerheyt om een bete broods<br />

hoe? / zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

Neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />

Aucteur<br />

Nieuloopteghe voyaidgiers te water te lande<br />

omme doen offrande<br />

bezouckende veel plaetsen / ende offertter ghelt<br />

Anbidt god int herte thuwen onderstande<br />

20 Eert zyne helighen goederhande<br />

vp god almachtich alleene hu hope stelt<br />

Tdier causen vp datter den gheest zy toeghehelt<br />

eer hu Afgodrie quelt<br />

Slutende mids desen<br />

+ Fol. 223 r, r. 26-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal 115.<br />

+ 1 corin .2.<br />

+ 2. paral/20<br />

+ 223 r


25 ion hu dit Refereyn om goethertelick Lesen<br />

126<br />

[Credite in Domino Deo vestro]<br />

+<br />

Credite in Domino Deo vestro<br />

et securi eritis<br />

.2. parali .20.<br />

Refereyn<br />

Ghelyckerwys zoo Moyses in tyden voorleden +<br />

Tserpent heeft inder woestine verheuen<br />

zoo moet de zuene des mensschen met dancbaerheden<br />

5 verheuen worden eeuwich ende eere ghegheuen<br />

vp dat alle de ghuene die zyn ghebleuen<br />

in hem gheloouende / wel Eendrachtich<br />

niet verghaen zouden / maer hebben teeuvvich Leuen<br />

vvant zoo heeft god de weerelt bemindt warachtich<br />

10 dat hy zyn eeghin gheboren zuene machtich +<br />

ons ghegheuen heeft / die ons zoo wilde beminnen<br />

vp dat de ghuene in hem gheloouende Crachtich<br />

niet verghaen zouden / maer teeuvvich leuen ghewinnen<br />

wie in hem ghelooft met vast ghestaedeghe zinnen<br />

15 die en zal niet worden gheoordeelt daer<br />

ende teeuwich leuen wordt hy te binnen<br />

die ghelooft in gods zuene warachtelick claer<br />

wie hem niet ghelooft zal tleuen niet zien voorwaer<br />

maer gods toornicheyt / zal vpde zulcke blyfuen<br />

20 En die gheloouen zullen teeckenen volghen naer +<br />

met nieuwe tonghen spreken / en serpenten verdryfuen<br />

ende naer christus woorden tot huer beclyfuen<br />

al vvaert zoo dat yet doodelicx droncken zy<br />

niet schaedlick en zal dat hemlieden ontlyfuen<br />

25 maer huutworpen duvels duer zyn name vry<br />

die in gods name gheloofuen / ghegheuen heeft hy +<br />

macht omme dan kynderen gods te zyne<br />

huer handen zullen zy legghen vp ziecken by<br />

en zullen wel te passe wesen huut huerer pyne<br />

30 dus waect staet int ghelooue met cloucken schijne<br />

doet manlick al hu dynghen met liefden ghepresen<br />

end al tooghdemen hu goden van eerdscher Mine<br />

Wilt inden ghecruusten god / gheloouende wesen /<br />

+ Abraham die gheloofde an gode zeere +<br />

en tword hem tot gherechtheyt gherekent zaen<br />

pieter sprack ghy hebt woorden des leuens heere<br />

tot wien zouden wy anders dan mueghen ghaen +<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

223 v<br />

+ iohan/ vi<br />

+ Iohan 3.<br />

+ Marci 16<br />

+ iohan primo.<br />

+ 224 r<br />

+ Genesi 15<br />

+ iohan .6.


127<br />

5 en wy bekennen / met een vast gheloofuich vermaen<br />

dat ghy Christus gods Leuende zuene zyt<br />

pieter wiste wel tghelooue zoude vastelick staen<br />

en wie niet gheloofde wel staen te gheender tydt +<br />

ghelooft ghy niet zeght christus Ghebenedydt +<br />

10 dat ict bem / ghy zult in hu zonden steruen<br />

maer die in my ghelooft / warachtelick zonder Respyt<br />

al waer hy doodt oock / Tleuen zal hy verweruen<br />

en ghy gheloofdet / zult zien de hemelssche eruen<br />

end en zult negheenssins worden beschaemt +<br />

15 dus wilt den schilt des gheloofs niet deruen +<br />

ieghens tqua vierich gheschot / dwelck niet en betaemt<br />

neimt met hu den helm des zalicheyts ghenaemt<br />

ende tzweerd des gheests dwelck es gods woord<br />

al wierde zonde vleesch weerelt thuwaert verzaemt<br />

20 om bevechten / worden zy zelue van hu vermoort<br />

Maer wat tghelooue es / Aluooren wel hoort<br />

Tghelooue es / een vvesen der dynghen ziet +<br />

die ghehoopt worden / met vast betrauwen voort<br />

end een bewys der dynghen / onzienelick yet<br />

25 vvat ghepeyns esser dan * onder hulieden gheschiet<br />

ghy die nv zyt van ghelooue zo cleene +<br />

zaelich zyn die gheloouen / ende en zien niet<br />

dus belydt met huwen mondt ouer al ghemeene +<br />

den heere iesum christum van Nasareene<br />

30 en ghelooft in hu herte dat god bouen desen +<br />

hem verwect heeft vander doodt // Ende thuwen Leene<br />

Wilt inden ghecruusten god / Gheloouende wesen +<br />

vvie ghelooft. hem en zal niet zyn onmueghelick<br />

zonder ghelooue eist onmueghlick god behaeghen +<br />

35 ghelooue zachtmoedicheyt / es gode hueghelick / +<br />

+ +<br />

huut tghelooue / de Rechtueerdeghe leeft veel daeghen<br />

voorwaer zeght christus / wie myn woord hoort ghewaeghen<br />

end hem ghelooft / die my ghezonden heeft thuwer noodt +<br />

niet en comt hy inder verdommenessen plaeghen<br />

5 maer zal in tleuen ghaen / voor de doodt<br />

dynct tes gods werck / die zoo ghelooft cleen en groot +<br />

in hem die hy ghezonden heeft zo ghenaedich<br />

vvant van ons zeluen hebben wy niet die zyn bloodt<br />

ten zy ons huuten hemel ghegheuen daedich<br />

10 duer gods gracy / zyn wy zaelich end onbeschaedich +<br />

duer tghelooue / ende niet huut ons verstercken<br />

tes gods ghifte / vp dat nyemandt vrouch of spaedich<br />

* Na ‘dan’: ‘h’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Esai .7.<br />

+<br />

iohan 8<br />

+ Roma/10<br />

+ Ephes .6.<br />

+ hebre xi<br />

+ mathei 16<br />

+ iohan 20<br />

+ Roma 10<br />

+ mathei 17 et marci .9.<br />

+<br />

hebre .11.<br />

+<br />

Eccli primo.<br />

+<br />

224 v<br />

+<br />

Abacuc .2.<br />

+ iohan 5<br />

+ iohan .6.<br />

+ Ephe / 2


128<br />

hem en zoude verwaenen vp zyne ghewercken<br />

Want als wy ons Rechtueerdicheyt ouerMercken<br />

15 doch als een vrauMaendzuchtich cleed zyn die bevonden +<br />

acht vp gheen gheltgoykens / noch oock vp clercken<br />

die met buesels waenen te Afnemene zonden<br />

maer ghelooft god ontwyfuelick tallen stonden<br />

end huwen loon zal worden niet ydel bekent +<br />

20 tsheeren ooghen anzien Alle landt ende gronden +<br />

en die an hem gheloofuen hy stercheyt zendt<br />

Elck huwer met thobias te zegghene inprent<br />

wy verwachten dat * leuen / dwelck god zo goet +<br />

dien zal gheuen / wiens ghelooue blyft ongheschent<br />

25 ende die daer in gheenssins veranderen doet<br />

van afgoden zeght iohannes / ghy hu wachten moet +<br />

vvant een vloobete cunnen zy niet ghenesen<br />

maer al zoudhet hu costen / dyns herten bloedt<br />

Wilt inden ghecruusten god gheloouende wesen<br />

30 Princhelicke<br />

Gheesten wilt gheenssins gheloouen<br />

wiens propheten ghepropheteert hebben om ghelt +<br />

die met handghewrochte goden / het volck verdoouen<br />

en wiens princhen oordeel / was tot ghiften ghehelt /<br />

+<br />

hu ghehoorzaem hu niet onder de zulcke stelt<br />

vviens priesters die hebben om loon gheleert<br />

peynst dat der volcken wetten zyn ydel ghetelt +<br />

der heyden goudin afgoykens oock niet en eert +<br />

5 maer ghelooft in iesum christum / en tzyne waerts keert<br />

die zecht wie dat my Loochent voor menschen / certeyn<br />

dat / dat Loochenen / vp zulcke zal worden vermeert +<br />

voor myn vader die daer es int hemelssche Pleyn<br />

ende voor huerlieder onghelooueghen treyn<br />

10 huer deel zal wesen / als zy scheeden van hier<br />

inden poel cryseltandich vul stancx onReyn +<br />

bernende van sulpher end onblusschelick vier<br />

dus zullen zy Logieren metten helsschen ghier<br />

inde tweede doodt / ende zonder steruen nochtans<br />

15 ghy vvederspannich / onghelooueghe schuut dit dangier<br />

eer dat ghy danst desen verdomlicken dans<br />

maer neimt huwen toevlucht vrauwen en Mans<br />

tot dien heleghen ghecruusten god / ende verResen<br />

daer naer ten derden daeghe dus vierich stappans<br />

20 Wilt inden ghecruusten god gheloouende vvesen<br />

* ‘dat’: ‘d’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 64<br />

+<br />

Eccli 2.<br />

+<br />

2 parali. .16.<br />

+ Thobi 2.<br />

+ 1 iohan 5.<br />

+ miche 3.<br />

+ 225 r<br />

+<br />

iere 10<br />

+<br />

Psal 134.<br />

+ mathei 10<br />

+ Apo .21.


129<br />

Den Verwaende Mensschen<br />

Corte bescryfuynghe<br />

van tsmensschens Lyfuynghe<br />

en broossche ontLyfuynghe<br />

Ter weerelt ketyfuich<br />

Corten tydt inblyfuich<br />

Considereirt. O. mensschen hier onsen corten tydt<br />

in ghedueregher strydt<br />

hoe hooghEdel gheboren / elck onser voor by Lydt<br />

30 als schaeuwe wynd en Roock in deerdsche landauwe<br />

++<br />

van duechden cleene // hoe sterck Rasch de flauwe<br />

gheboren in weene // van eender vrauwe<br />

vervult met veel ketyfuicheyt / die moeten vorten<br />

ons tselfs humueren / doen ons tleuen vercorten<br />

5 ons weedommen doen ons flauheyt ghedooghen<br />

ons hitte onnatuerlick / doet ons Iuecht verdrooghen<br />

veel spyse / doet zwellen / ons Lichaems bevanck<br />

vastynghe maghert ons / gramschap maect ons Cranck<br />

droufheyt doet ons verdwenen / ende zoorghe zwaer<br />

10 bedwynght ons / Rycdom doet ons berommen / der naer<br />

Aermoe doet ons mesacht zyn / verworpen mespresen<br />

Ionckheyt doet ons dolen / en oudheyt naer desen<br />

maect ons leden crom / en ziecte die breictse voort<br />

tbequelen maect ons thende / ende daer naer hoort<br />

15 Comt donvoorzieneghe dood die ons ommeRynght<br />

end al ons eerdsche ghenouchten gheel tonderbrynght<br />

dits twesen van een menssche / hoe schoon hy blynct<br />

dyn huuterste houeerdich verwaent vleesch ghedynct<br />

doodt zynde Snooder dan een prye ghy stynct /<br />

Ghierichede<br />

Ghiericheyts pleghen // met die onRustich slaepen<br />

dach en nacht gheneghen // om Raepen en scraepen /<br />

Aucteur<br />

Ghiericheyt dese duvelsche beminde madoone<br />

25 begheerlicke schoone<br />

naer der houeerdicheyt draeghende Croone<br />

Comt verzelschapt sterck als gheen Clouckere<br />

+ Fol. 225 v, r. 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 225 v


130<br />

++ met Eere en gheltghiericheyt in persoone<br />

onthoudeghen vanden zweeteghen aerbeyds Loone<br />

Midsgaders Roof/ diefte Bedroch / ende Wouckere<br />

meynEedicheyt ghewelt / Listich bezouckere<br />

5 ende hueren Raedtsman Singuliere Baete<br />

Mammon hueren afgod / en es gheen Rouckere<br />

van die milde zyn Te doene duecht Charitate<br />

maer alle de ghuene die vrouch ende Laete<br />

ghiericheyt hanthieren zonder ghenaede<br />

10 // keertter hu of / O mensschen van allen staete<br />

Begheerlicheyt / es wortle van allen quaede<br />

huer zeluen noch andre doetse duecht / maer schaede<br />

Auaro Nichil est scelestius<br />

Eccli . 10 .<br />

15 Dheere god almachtich heeft ghetooght ende tooght<br />

noch daeglicx tonswaerts milde liberaelichede<br />

vp dat wy ghiereghe mensschen in liefden verdrooght<br />

Tsghelycx zouden doen Tot onser zaelichede<br />

de naer verhaelichede // zalt bewysen<br />

20 hoe hy Liefmoedelick veel volcx wilde spysen<br />

Refereyn<br />

Vervolgh des euangelys naer iohannes leerynghe<br />

heere god / hu zy danck ende Eerynghe<br />

iohan / vi o . +<br />

25 Ouer zee van galileen tiberiadis ghenaemt<br />

in dien tyden zo es iesus wech gheghaen<br />

end hem volghden een groote schaere verzaemt<br />

want zaeghen zyn teeckenen / die hy dede zaen<br />

+<br />

Ande ghuene die waeren met ziecten bevaen<br />

Iesus teenen berghe vpgheclommen heeft hy<br />

ende zat by zyn disciplen als meer ghedaen<br />

dhooghtyd der Iueden paesschen was naeckende by<br />

5 daeromme als iesus zyn ooghen vry<br />

hadde ontfermhertelicke vpghesleghen<br />

ende hadde ghezien (Naer iohannes bely)<br />

dat comste van veel volcx vvas themwaerts gheneghen<br />

+ Fol. 226 r, r. 1 ‘Eere’, ‘gheltghiericheyt’, 3 (substantieven), 4 ‘meynEedicheyt ghewelt’, 5<br />

‘Singuliere Baete’, 13, 14, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 226 r<br />

+<br />

A o .1541.<br />

+ 226 v


131<br />

hy zeyde tot Philippum zyn discipel bedeghen<br />

10 waer coopen wy brood datse mueghen Eten<br />

dit zeyde iesus hem tempterende tseghen<br />

Want vvat philippus doen zou / vvist hy de weten<br />

Philippus die heeft hem gheandwoord vrouch<br />

meester voor twee hondert pennynghen broodt<br />

15 en word nieuwer naer desen volcke ghenouch<br />

vp dat elck ontfanghe wat tzynder noodt<br />

hier vp andreas dede een andwoordich exploot<br />

en sprack als symon petrus broedere beleeft<br />

hier es een kyndt goederthiere en mynioot<br />

20 dat vyf gheersten brooden ende twee visschen heeft<br />

maer wat voedsel dit onder zo vele gheeft<br />

iesus zey doet zitten de mensschen al<br />

hy beualt zoo / daer hemelsch eerdsch / helle voor beeft<br />

veel gars inde plaetse was daer groot of smal<br />

25 nederzeten zyn / By vyf duust mans int ghetal<br />

ende als zy al tsaemen zyn nederghezeten<br />

iesus nam de brooden / hier int eerdsche dal<br />

Want Wat philippus doen zou vvist hy de weten<br />

Iesus naer tdancken zynen hemelsschen vadere<br />

30 deelde alle die waeren ghezeten daer<br />

insghelycx oock van * den visschen algadere<br />

also vele als elck hebben wilde voorwaer<br />

ende dese verzaedich zynde der naer<br />

tot zynen disciplen sprack hy int leuen<br />

35 vp datter niet en verquiste (dats claer)<br />

vergaedert de brocken daer zynde ouerbleuen<br />

+<br />

zy hebben vergaedert dies vul beseuen<br />

twaelf manden vanden brocken daer hebben ghesyn<br />

huut vyf gheersten brooden / en twee visschen ghegheuen<br />

die daer ouerbleuen waeren vp dat Termyn<br />

5 den ghuenen die daer hadden gheEten fyn<br />

hier in toogde iesus zyn mueghende secreten<br />

al tooghdhy philippum een vraeghende Aenschyn<br />

vvant vvat philippus doen zou Wist hy de weten<br />

Prinche<br />

10 Als die mensschen hadden ghezien eendrachtich<br />

dat iesus zulck teeckene was vulsommende<br />

zo zeyden zy / dits de prophete warachtich<br />

die inder weerelt / daer es toecommende /<br />

* ‘van’ interlineair boven geschrapt ‘alle’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 227 r


Machteghe van goede<br />

132<br />

15 Ghy onverzaedeghe Rycke wien gheen Rycdom ghebreict<br />

Tsweerelts weelde bezittende met paeys en vrede<br />

hu Ion Ick ghy den aermen niet en versteict<br />

maer alsser eenich thuwaerts biddende spreict<br />

deeltse van huwen tydlicken goede mede<br />

20 en vp dat ghyse mocht hebben in ghedachtichede<br />

dit Refereyn gheef hu Nyemandt en zy vos<br />

ionstich by donatie diemen heet inter viuos /<br />

Refereyn<br />

Wel .an. ghy Rycke weent nv in deerdsche steden +<br />

25 huylt vp huwe toecommende ketyfuicheden<br />

hy Rycdommen zyn verRot in allen weghen<br />

hu cleederen zyn vanden motten duerReden<br />

hu goud ende zeluere es Roestich bedeghen<br />

eer tRoest hu word tot een ghetughe gheneghen<br />

30 end huutEten hu vleesch zal / als viereghe gloedt /<br />

+ +<br />

vpder eerden zyn nv gheen bermherteghe pleghen<br />

dies ontfaermen nv / met dyn aermen broedere doet +<br />

weist verchiert / met broederlicker liefden goet +<br />

vp dat de Liefde gods in hu blyfuen mach<br />

5 vvant wie tgoedt deser weerelt heeft vulle vloedt +<br />

en zyn behouueden broeder ziet in tgheclach<br />

en van hem sluut zyn inwendighe leden nacht dach<br />

hoe blyft in hem die Liefde gods gheresen<br />

gheenssins / nv Rycke dus dan / naer Christus ghewach<br />

10 Onder hu en Laet gheen Bedelaers wesen<br />

Niet zondegher dan een ghierich menssche beseuen +<br />

niet onRechtegher dan tghelt beminnen int Leuen<br />

gheeft vroylick langhe leeft hy die ghiericheyt vliedt<br />

hy heeftet verstroyt / en den aermen ghegheuen +<br />

15 word van hu gheseyt / end zoo van hu gheschiet +<br />

doch liefde eenne bandt des vulmaectheyts bediet<br />

ionste gracelick es betere dan goud ghetast +<br />

dies gheenssins en bedruct den behouueden Niet<br />

om dat hy aerm es doet den aermen gheen ouerlast<br />

20 die zyn broeder hulpich bystaet / es een stede vast +<br />

ende die an elck anderen * houdende zyn<br />

ghelycke grendelen Anne die stede ghepast<br />

dus Rycke quyt hu zeluen spaert zomtyds wyn<br />

dyn broeders lichtlick medeelt / met een milde aenschyn<br />

25 Beter es goe name / dan veel Rycdoms ghepresen<br />

* ‘h’ geschrapt vóór ‘anderen’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ iacobi 5.<br />

+<br />

227 v<br />

+<br />

Oze .4.<br />

+<br />

Zach .7<br />

+<br />

.1. petri / 3<br />

+<br />

1 iohan 3.<br />

+ Eccli 10<br />

+<br />

2 corin 9<br />

+<br />

prouer / 28.<br />

Psal C .ii<br />

Collos .3.<br />

+<br />

prouerbi .22.<br />

+ prouerbi / 18


133<br />

bezouct hu ghelyckenesse / maer als broeder fyn +<br />

Onder hu En laet gheen bedelaers wesen<br />

Dat hu broeder behouft / leent / zonder woucker ter noodt +<br />

doet in tyden dyn Rycdom / hem wel voor de dood +<br />

30 vvant in een huere verstroyt es / groot Rycdom / Cleene +<br />

metten honghereghen behouueden Eit hu Brood +<br />

Laet hu manieren blycken van vrecheden Reene +<br />

wie twee Rocx heeft / Gheeft den gheen hebbende / deene +<br />

ter herberghen oock elck andren ghewillich ontfaet +<br />

35 hu gherechticheyt bereedt voor toordeel ghemeene +<br />

honghert huwen vyandt / hem onghespyst niet laet +<br />

+ +<br />

ziet of alle dynck gheluckich met dyn broeder ghaet<br />

weest een bewys der gheloofueghen int woordt +<br />

end int verkeeren der broederlicker liefden staet<br />

dies inder Liefden wercken Brynght vruchten voort<br />

5 Peynst wee die hem verghaert / dat hem niet toebehoort<br />

den veel ghegheuen word vele gheheescht wy Lesen<br />

dus Rycke gheeft naer hu veelheyt / ende west noch noordt +<br />

Onder hu en laet gheen Bedelaers wesen +<br />

Prinche<br />

10 Als ghy Noenmael oft avendmael maect in hu daghen<br />

Roupt hu vrienden ghebuers niet / Rycke noch maeghen +<br />

vp datshu niet weder nooden / ende zoo betaelen<br />

maer als ghy houd maeltydt / naer andre wilt vraeghen<br />

Roupt crepele blende / aerme crancke vul quaelen<br />

15 zalicheyt zal hu / Doet ghyt met liefden / niet faelen<br />

vvant twederomme betaelen en mueghen zy<br />

maer wordt betaelt wederomme ten Principaelen<br />

inde verRysenesse der Rechtueerdeghen by<br />

hoort dit woord vp de berghen van samaryen ghij +<br />

20 vette coeyen den aermen met onRecht verstuuckende<br />

ghaert schat in dhemel vercoopt hu besittynghen vry<br />

want Rycdom baet niet zydie in deerde duuckende<br />

hy zal hu verbidden voor tquaede mids desen +<br />

25 ghy die niet hebben schynt / nochtans al dyngh ghebruuckende<br />

Onder hu en laet gheen bedelaers vvesen<br />

Aucteur<br />

Hatto Eerdschbusschop te mens in duudschlandt<br />

was ghierich ende zeere onghenaedich mede<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ iob 5.<br />

+ leuiti/25<br />

+<br />

eccli 14<br />

+<br />

Apo 18<br />

+<br />

Thobi/4<br />

+<br />

hebre/13<br />

+<br />

Luce 3.<br />

+<br />

1 petri 4<br />

+<br />

Eccli 18<br />

+ prouer/25.<br />

+<br />

228 r<br />

+<br />

genesi 37<br />

+<br />

1. thimo 4<br />

+ Luce 12<br />

+ deute/15.<br />

+ Luce .14.<br />

+ Amos 4<br />

+ Eccli 29


134<br />

30 inden dieren tydt / doe daer Anden Rynsschen Cant<br />

veynsende veel aerm volcx te doene bystandt<br />

in een schuere hy te hoope verbarnen dede<br />

+<br />

dheere god almachtich vul Rechtueerdichede<br />

Liet naermaels desen hatto onghenadich ghepyndt<br />

inden Ryn gheworpen Omtrent mens der stede<br />

zeghtmen / dat hem de musen hebben verslyndt<br />

Prouerbi .11.<br />

Die tcoorne verborghen houd / den desen<br />

vermalendyd / Onder de Lieden zyn zal<br />

ende snel zal die ghebenedydynghe wesen<br />

vp thooft / vanden ghuenen diet vercoopen al<br />

Prouer .14.<br />

Wie den behoufteghen Aermen leed doet<br />

die verwyt dat den heere Talsulcken keere<br />

Wie den heere ontfaermich es / ende goet<br />

die es de ghuene / die eert den heere<br />

prouerbi .11. Oze .10.<br />

De Ryckdommen zullen cleen noch groot<br />

inden dach der wraecken niet baeten<br />

Maer gherechticheyt / verlost vander doodt<br />

zaeyt dies in Rechtueerdicheyt zonder aflaeten<br />

Prouerbi.8. *<br />

VVysheyt heeft den wateren ghestelt een wet<br />

dat zy niet ouerghaen zouden haer paelen<br />

ghy Redenlicke ** mensschen Regiert hu bet<br />

in des heeren gheboden en wilt niet faelen<br />

25 Handelt als Minorite niet ghierich ghelt<br />

Weist als augustyn oock niet Luxurieux<br />

Als iacobite zoo niet ypocritich ghetelt<br />

end als Carmelyte niet presumptueux<br />

Eerdsch goedt vergaderen om Rycke tzyne<br />

30 Es anders niet dan druck en Pyne /<br />

* ‘Prouerbi’: tweede ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘Redenlicke’: ‘l’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 228 v


+*<br />

+<br />

Palladas.<br />

Tgoud opent Alle dynghen<br />

De poorten / oock der hellen<br />

tdoet int wilde sprynghen<br />

5 van mannen zonde vulbrynghen<br />

Vrauwen / Dochters / en Ionghe ghezellen<br />

Diet naermaels bequellen<br />

alst te Laete zy<br />

in Rycdom ghierich tellen<br />

10 Brynght cleen baete // by<br />

135<br />

Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />

Zoorghfuldeghe ghiereghe oude Patroonen<br />

hebbende den derden voet in vlaenderen<br />

hulieden wil ick oock testamentelick verschoonen<br />

5 die dynct nemmermeer in tyds vullen hu graenderen *<br />

vvillende gheel vullen kisten Couffers en Paenderen<br />

Tnaeruolghende Refereyn ick hulieden schyncke<br />

Bid ick dat elck huwer soorte ghedyncke /<br />

Refereyn +<br />

10 Ghy zoorghfuldeghe ghiereghe Als mammon een // was<br />

hoe muegdy naer tRycdom dus onverzaedich // Wroeten<br />

daer de weerelt nv / als een vertorden ontween // glas<br />

zo menichsins suckelt dit helpt beraedich // boeten<br />

Laet hu broosch zoorghen / dynct vp tonghenaedich // groeten<br />

15 des doods / ende vvat ghy alsdan zult mede // draeghen<br />

goud zeluer noch schat / maer van hier beschaedich // moeten<br />

daer woormen hu zullen naer tslichaems zede // Cnaeghen<br />

hu vrienden wien ghy liet in deerdsche stede // baeghen<br />

kisten vul Rycdoms / en groote diere // zaecken<br />

20 en zullen hu mueglick met messe noch bede // plaeghen<br />

maer dat zondich verdoen / en goede chiere // maecken<br />

dus die nacht ende dach met zulcken dangiere // waecken<br />

end hier voor ghebreck zoorght / dats elcken tant // beeft<br />

peynst tyds ghenouch mach tyds ghenouch my goedertiere // naecken<br />

25 voort ** dynct wat wil ick naer zoorghers maniere // blaecken<br />

Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een Cant // heeft<br />

* Ongenummerd blaadje tussenin gevoegd.<br />

* ‘graenderen’: ‘gr’ over ‘p’.<br />

** Een eerste ‘voo’, waarop inktvlek, is geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

228 + 1<br />

+<br />

229 r<br />

+<br />

Anno 1540.


136<br />

vvat vvil dy dan zoorghen goetgarende guten // Al<br />

of ghy touft taerme volcxken die groot ghebreck // lyden<br />

eer hu van godsweghe den helsschaert Cluten // zal<br />

30 en met viereghe wappers doen int vlammich peck // scryden<br />

hoort ghulseghe zoorghers / laet zulcdaen Leck // Ryden<br />

en zoorgheloos vvilt hu huut ghiericheyts Bende // gheuen<br />

ghenought hu / Van Creytene wilt huwen beck // Myden /<br />

+<br />

end acht eerdsch zoorghen / metten onghewende // scheuen<br />

vvant zoorgdy zonder noodt / ghy zult ten hende // Beuen<br />

voor dupperste Rechter die gheel tsmensschens staet // weet<br />

of waent ghij eeuwich als tsdoods ongheschende // Leuen<br />

5 Neen neen ghy / Al waert oock dyn naeste zaet // Leedt<br />

bezoorght tziels behoufte / niet naer tsweerelts Raedt // zweet<br />

in tghenoughen huwer nootdurst vredich playsant // Leeft<br />

peynst zoorghers bouen maeten omRynght sdoods quaet // cleedt<br />

also zaen als andre / Nietmin hoe haer die daet // Spreedt<br />

10 Zulck zoorght voor een broodt / die ghenouch an een cant // heeft<br />

Insghelycx ghy vreckaerts die tghelt in potten // Tassen<br />

volck die van habyten / zo menich Iuweel // hoopt<br />

en liefuer voor tdraeghen hebt / datse de motten // Brassen<br />

zommich die van wuensten zo menich parcheel // Coopt<br />

15 en taerme volcxken suptylick huut haerlieder deel // stroopt<br />

valtter by versteruen thuerlieder proffyte // yet<br />

bouen desen tsweerelts voorspoet thuwaerts gheheel // Loopt<br />

zoorghende / nochtans vp tverlies van een myte // ziet<br />

zoorght matelick ghiericheyt tsvyands spyte // vliedt<br />

20 voorpeynst gods oordeel / zyt niet buter maeten // brat<br />

vvant comtter yeuwers tvier in zytiet al quyte // Niet<br />

dan mueghelick zwelten ghy / vpder straeten // Pat<br />

vvat zal dan al hu Rycdom oft hu dan baeten // schat<br />

als ghy dus onvoorzien metter nuersen int zandt // sneeft<br />

25 niet anders dan tRusten in een van vier plaeten // vat<br />

dan dit ghemerct / zegh ick voor Alle staeten // dat /<br />

Zulck zoorght voor een broodt die ghenouch an een cant // heeft<br />

Prinche<br />

Wee hu Rycke / die hier hu vertroostynghen // hebt<br />

30 of de aermen me te deelene hu zinnen // helt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 229 v


137<br />

eer ghy duer ghiericheyt in dhelssche Roostynghen // stept<br />

vvant niet onRechtueerdigher dan beminnen // tghelt<br />

om tRycke der hemelen dies hu ghewinnen // stelt<br />

end eist dat veel Rycdoms men hu toevloeyen // ziet<br />

35 ende ghiericheyt om meer / hu noch van binnen // quelt /<br />

+<br />

therte daer vp te stellene / en vvilles hu moeyen // niet<br />

huut begheerlicheyts wortele Alle quaets groeyen // schiet<br />

ende Rycdom int oordeel zal ons niet mueghen // helpen<br />

Ia niet connen van duechden in ons doen bloeyen // yet<br />

5 noch oock tsbitterdoods dranckeghe tueghen // stelpen<br />

Stelpen<br />

vvilt hu dan alle wie ghierich in dhandt // cleeft<br />

Aucteur<br />

Conyngh achab/ hadde voormaels een wynghaerd<br />

10 neffens naboths wynghaerd / die hy gheerne ghepaert<br />

hadde An * zyn erfue / zoo hyt ghierich ordonneirde<br />

de quade felle iesabel / naer zulcker vrauwen Aerdt<br />

om hueren man gheliefuen / daer toe Conspireirde<br />

valsschen Raedt consenteirde<br />

15 Naboth teeghmen tverwoedt an Men hem persequeirde<br />

Listich creegh Achab / Naboths wynghaerdt goet<br />

iesabel schandeleuslick der weerelt passeerde<br />

zou brack den hals / en dhonden lecten haer bloedt<br />

// Doch mensschen draeght elck andren liefIonsteghen moedt<br />

20 zouct niet te zeere Erfue an erfue te palene<br />

zoo ghy wildet / dat men hu daede doet<br />

Liefde thuwen naesten voedt //<br />

hem niet gheveynsdelick groet<br />

Nyemandt hoe hooghghezeten keert wel te dalene<br />

25 doch veel palaeysen te houen te zalene<br />

end hier Rycdom vercryghen zyn verghanclicke zaecken<br />

als ons de doodt comt an te stralene<br />

omme der natueren schult te betalene<br />

in een wuenste moet wy dalen / der naer zonder slaecken<br />

30 daer onse nuerse den veurst zal gheraecken<br />

[Pieter Daelt]<br />

Pieter Daelt<br />

Symon paelt<br />

Loy declineirt<br />

Willeken Rengneirt /<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 230 r


++<br />

138<br />

Onghenadeghe ghiereghe<br />

Ghy gheltgaerders in couffers kisten thunnen<br />

wilt de schamel mede te deelene iunnen<br />

zyt zo nystich spaerich niet / als menich gheck<br />

5 diet naermaels zullen deelen / zullent verzunnen<br />

en zo langhe tgheduert voeden Leckerenbeck<br />

Ghy slacht den mol<br />

vvroetende inne der eerden hol<br />

ende nochtans eerde vreest thebbene ghebreck /<br />

10 Een voorbevvys gheef ick hu / vvant wie ghy zyt<br />

tschamel poeupel Twelcke inedie Lydt<br />

en de Rycke hemlieden niet zyn fauorable<br />

omme bystandt te doene / in Tyds * tzijnder ** tydt<br />

de alsulcke Rycke zyn inExorable<br />

15 Laet bermherticheyt hu met Liefden omRynghen<br />

end hu wilt van ouerghiericheyt Bedwynghen<br />

Dat bid ick hu by desen <strong>Testament</strong>elick<br />

hulieden gheuende / om tot kennesse brynghen<br />

Eer hu de doodt Rasschelick comt besprynghen<br />

20 Tnaeruolghende Refereyn ionstich presentelick /<br />

Refereyn<br />

Omni petenti te // Tribue<br />

Luce .6. o<br />

Waer zyt ghy princhen des volcx / en die heerschappie<br />

25 hebben / vpde beesten die zyn vpder eerden<br />

die daer spelen metten vueglen des Luchts / en die<br />

Tot schatten zeluere ende goud Anveerden<br />

ende daer vp betrauvven als hooghst van weerden<br />

dies haerer vercryghen / en es gheen hende<br />

30 Laet af / want die hem oyndt zulcx gheneerden<br />

+<br />

en verlieten daer vp / zyn ghevallen gheschende<br />

doet opene dyn ooghen kendt aerme Ellende<br />

ghevoelt niet te hooghe in dyn beRommen<br />

stelt gheen hope in zulck Rycdoms onzekere bende<br />

5 maer in christo die hoocheyt es alder Rycdommen<br />

+ Fol. 230 v, r. 21, 22 onderstreept.<br />

* ‘Tyds’: ‘s’ over ‘t’.<br />

** ‘tzijnder’ verbeterd uit ‘zonder’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

230 v<br />

+ 231 r


139<br />

die ons alle dyngh Ryckelick gheeft zonder sommen<br />

om ghebruucken met Liefuer dancbaerichede<br />

ghaert schat dies in dhemel daer vrucht of mach Commen<br />

want nyemandt mach god dienen / ende mammon mede +<br />

10 Christus sprack tzynen disciplen in deerdsche stede<br />

voorwaer zeghick hu Lichtelicker eist zaen +<br />

dat een cabel duer een naelden / ooghe tghaen dede<br />

dan een Rycke zou int Rycke der hemelen ghaen<br />

vvant de Rycke meest qualick zonder zonde staen +<br />

15 wee hulieden dan die Rycke in syon Blyct +<br />

ende stelt hu gheel betrauwen Als meer ghedaen<br />

vp tgheberghte van samaryen / tot tleuen bezwyct<br />

wee oock Rycke die hier hu vertroostynghe stryct +<br />

dynct zalegher es tgheuen / dan tnemen int leuen<br />

20 gheeft den aermen dies / ende wordt ghy gheel ouerRyct<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

Metter zelfuer maete ghy meit / wordt ghy ghemeten +<br />

den vroylicken gheuer wilt christus Beminnen<br />

Laet hu aelmoessens met gheen trompetten weten +<br />

25 maer doetse met zebaer Liefmoedeghe zinnen<br />

Ieghens huwen vyandt Cryght ghy Tverwinnen<br />

bouen den schilt van zulck eennen hoe Crachtich +<br />

en victorie bouen zyne glavye innen *<br />

dus gheeft vvel zyt ghy vele te gheuene machtich +<br />

30 Stelt hu schat in tghebodt des hooghsten voordachtich +<br />

ende tzal hu / en twyffels negheenssins / zyet<br />

al veel meer voorderen dan goud waerachtich<br />

maer en laettet dyn herte zyn gheen verdriet<br />

huwe handt zo en zult ghy toehouden niet +<br />

35 ieghens huwen aermen broedere te gheenen tyden<br />

maer doen hem die opene / ende Leenen yet /<br />

+<br />

Naer dat hy ghebreck heeft in zyn groot lyden<br />

deelt den aermen Afkeert gheen ooghen bezyden<br />

zo zullen gheel vul worden huwe schueren<br />

ende huwe wynParssen Tot dyns verblyden<br />

5 ouerloopynghe zullen met moste ghedueren<br />

Twater bluscht tbarnende vier in zyn Cueren +<br />

end aelmoessene wederstaet tzondich Laeyen<br />

ende god es haer anschauvver tot elcker hueren<br />

diese loonen zal / met zynder gratien Raeyen<br />

10 en ghedyncken / die hier den behouueden paeyen<br />

dat dien gheuer voor tvallen zy vastheyt ghebleuen<br />

maer die spaerlick zaeyt / die zal spaerlick maeyen / +<br />

* ‘winnen’ geschrapt vóór ‘innen’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Mathei 6<br />

+ mathei /19<br />

+<br />

Eccli 11<br />

+<br />

Amos 6<br />

+ Luce .6.<br />

+ luce /6<br />

+ Mathei .6<br />

+ Eccli 29<br />

+<br />

Thobi / 4<br />

+<br />

Eccli 29.<br />

+ deutero/15<br />

+ 231 v<br />

+ Eccli 3<br />

+ 2 corin 9


140<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock mildelick ghegheuen<br />

Een die tot Bermherticheyt es gheneghen<br />

15 zal ghebenedydt worden warachtelick vvant +<br />

van zyn broodt hebben * die aermen ghecreghen<br />

dus deelt van huwen goede / metter milde handt<br />

vrecke zullen niet beErfuen gods Rycke landt +<br />

vvie den aermen gheeft zal gheen ghebreck verstranghen<br />

20 dynct heere tes al huwe ouer zee ende zant +<br />

en dat vvy hebben van huwen handen ontfanghen<br />

hebben wy hu ghegheuen Als de bedwanghen<br />

der aermen aermoede ghesecourst hebben wy<br />

want christus zeght / vvat ghy doet in deerdsche ghanghen<br />

25 Een van desen mynen minsten / dat doet ghy my<br />

dus ontrect der aermen aelmoessen niet / wat tzy<br />

noch dat ghy oock hemlieden niet spytelick groet<br />

vvant zy zyn (al Rouper vp dhooghmoedeghe tfy)<br />

also wel ghecocht als zy met Christus heet bloedt<br />

30 Als dorcas goede wercken van aelmoessen doet<br />

metten honghereghen breict hu broodt tallen stonden<br />

vvant tbroodt den kyndren te nemene / en es niet goet<br />

ende datmen dat worpen zal voor den honden<br />

Medeelt dyn aermen broeder huut hertsen gronden<br />

35 slacht niet de Rycke vrecke int ghierich slauen<br />

die Lazarum ontzey tafelbrocxkens gheen ponden<br />

dies starf de Rycke en wierd in dhelle begrauen /<br />

++ +<br />

datmen den aermen / zou vanden maeltyden lauen<br />

mardocheus den ioden heeft ouer ghescreuen<br />

dit ghemerct dan / Raed ick hu Rycke van hauen<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

5 De prinche Christus zeght.<br />

Ghaet ende vercoopt al dat ghy mueght hebben<br />

indien dat ghylieden vulmaect mueght wesen<br />

pompeuse Iuweelen Riemen Rynghen en webben<br />

en gheuet den aermen ghy wordt ghenesen<br />

10 end een schat inden hemel cryght ghy mids desen<br />

vvant Rycdom verghaet met groot iammers plaeghe<br />

end hu zeluer end hu goud hoe dierbaer ghepresen<br />

en zal hu niet verlossen ten huutersten daeghe<br />

peynst ter weerelt ne brochten wy iuweel noch baeghe<br />

15 Ia veel min dan niet / en wyt Ouermercken<br />

dus eist Recht dat elck onser oock niet huutdraeghe<br />

voorwaer anders dan zynder ghedaen goe wercken<br />

Maer hebwy voedtsel en dexels naer Raedt der clercken<br />

* ‘hebben’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />

+ Fol. 232 r, r. 34 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ prouerbi 22<br />

+ 1 corin /6 o .<br />

+ 1 para /29<br />

+ 232 r<br />

+ hester .9.


+<br />

141<br />

Laets te vreden zyn Als gheen ziel besmittynghe<br />

20 vvant christus disciple / mach hy niet Percken<br />

Elck die niet te buten ghaet zyn Besittynghe<br />

Als zacheus ten minsten Cryght die verhittynghe<br />

die den aermen van zyn goed gaf den Rechten helt<br />

end indrynct dan huuter schriftueren Pittynghe<br />

25 niet ongheRechtegher danne beminnen tghelt<br />

Peynst Naaman was Rycke / maer melaetsch ghequelt<br />

ende christus heeft den Rycken ydele ghelaeten +<br />

den honghereghen heeft hy goeds vervulsel ghestelt<br />

vvant der aermen toevlucht / es hy bouen maeten<br />

30 deelt hu ouerschot den aermen / het zal hu baeten<br />

ende alle dynghen worden hu zuver beseuen<br />

dus Rycke als ghy doen wilt hu Charitaeten<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

Anno .1540.<br />

Den Milde zeeMan<br />

De zeemaets visschers metten leren hoozen<br />

die tempeestlick huut zeylen / metten vischboot<br />

om veel volcx te spysene / ende dicwils by poosen<br />

5 In stoorm van wynde Lyden peryckel groot<br />

Thuerlieder eeren noch voor myn doodt<br />

eer my den vaeck eens quam besprynghen<br />

gheoccupeert metten voornoomde dynghen<br />

Wild ick tnaeruolghende Liedeken zynghen<br />

Liedeken<br />

Vpden voys Naer den ouden aert // waen<br />

Als daer de kyndren me om mostaert // ghaen /<br />

De landsman Tallen stonden<br />

met moede leden Cranck<br />

15 hy es die voedt veel monden<br />

meest Ieghens zynen danck<br />

// de zeeman by Natueren<br />

tot elcken valt beLeeft<br />

vvant hoe hyt mach bezueren<br />

20 De zeeman milde gheeft<br />

van dat hy ghevanghen heeft /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ luce / primo<br />

+<br />

232 v


142<br />

De zeeman mat en moede<br />

ghecommen nat an tlandt<br />

man metter langhe Roede<br />

25 Cryght eerst een visch in dhandt<br />

die noch om hebben gaepen<br />

ghy niet van daer en dreeft<br />

Baetzouckers / en tsheeren Cnaepen // de zeeman etc a<br />

Broer lollaerts ende costers<br />

30 in tblanden zeere frisch<br />

met Lesen pater nosters<br />

ghecryghen zy tzeemans visch<br />

+<br />

zy Cryghense zonder dynghen<br />

hoe ghy daer Ieghens keeft<br />

Pypers ende die zynghen // den zeeman etc a /<br />

De vveerden zeere ghierich<br />

5 die commen oock an Tboordt<br />

de mynders oock zeer vierich<br />

die volghen Rechtevoort<br />

om hebben end om Cryghen<br />

elck anden vischboot cleeft<br />

10 tot dat zylieden zwyghen // de zeeman etc a<br />

Bancknechten in taveerne<br />

cryghen een visch zeer schoon<br />

met schuuftueghen gheerne<br />

wordt des zeemans Loon<br />

15 die Liefuer naeyen dan spinnen<br />

fraey vp tghetauwe weeft<br />

die zoo huer broyken winnen // de zeeman etc a<br />

Quaczaluen en zuster luten<br />

die Roupen liefue maet<br />

20 gheeft ons wat lecx om fruten<br />

kendt onsen Aermen staet<br />

hem blyft een magher Coopken<br />

die styf van Gouden beeft<br />

hoe cleen dat es zyn hoopken // de zeeman etc a /<br />

25 De clerck met zyn practycken<br />

Cryght Eilbut of pladys<br />

den zeeman zietmen strycken<br />

een magher grand merchys<br />

elck maectter of een Rente<br />

30 hoe hy tempeestich sneeft<br />

eer zyn visch comt ter vente // de zeeman etc a<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 233 r


Hy es die vischt om haeryngh<br />

duer haeghel ende dau<br />

hy en es oock gheen spaerlynck<br />

35 van zynen Cabeliau<br />

al waer hy hem maer voorziende<br />

van mussel gheernaert Creeft<br />

143<br />

het moet al gheuen thiende // de zeeman etc a /<br />

+ Van des zeemans spysen<br />

heeft menich man te bet<br />

dies moet ick eeuwich prysen<br />

schip visscher ende net<br />

5 god wacht hem dies van griefue<br />

al dat hem nicht of Neeft<br />

en brynghen thuus met Liefue<br />

Want hy zo milde gheeft<br />

van dat hy ghevanghen heeft<br />

Aucteur<br />

In Myn mole lagh<br />

by met een gheweentte<br />

tnaervolghende beclagh<br />

van tschamel ghemeentte<br />

15 dwelck totten ghebeentte<br />

zulck Rycke in // eit<br />

Met lettel woorden verstaende / den zin // weit<br />

Refereyn<br />

Wat zal tschamel ghemeentte varyncx ghaen maecken<br />

20 Tes al diere datmen te mondewaerts steict<br />

doet dit behoorlicke prouisie niet slaecken<br />

veel zal der ghaen slaepen met verhongherde caecken<br />

duer groote Noodzaecken<br />

doch tes een aerme bruloft daer broodt ghebreict<br />

25 tes meest al van ghebrecke dat tghemeentte spreict<br />

eerbaer herten / die en connen niet Lude thieren<br />

eist ons schult dat dierste dus vp ons Leict<br />

of zynt de schulden van die ons Regieren<br />

vvie weet de cause van deser manieren<br />

30 gheweist ghequelt met drie scerpsnydende zweerden<br />

+<br />

oorloghe / dierste / peste / en bouen dees dangieren<br />

Daer en Es * Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />

* ‘Es’: ‘E’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 233 v<br />

+ 234 r


144<br />

Tvolck es lastich vermoeyt<br />

en de spyse voor den beesten in tvelt ghegroeyt<br />

5 zietmen zommeghe mensschen duer Aermoe eten<br />

hoe vruchtbaer de ackeren hebben ghebloeyt<br />

de schueren zo vul zyn datter ouervloeydt<br />

Nyemandt wil zyn graen tzynder tydt huut Meten<br />

Symmonie die heeft gods Liefde verbeten<br />

10 ende wouckere heeft Liefde totten naesten doodt<br />

vueghelgryp die es nv int hooghste ghezeten<br />

ende tschamel ghemeentte Light inden noodt<br />

Thin yser motael / danst huut om broodt<br />

wy worden ouerReden met ghiereghe peerden<br />

15 maer al claeght zyn ghebreck zulck van honghere groot<br />

Daer en es Gheen bermherticheyt vpder ** eerden<br />

Tghemeentte vvint Lettel ende tmoet vele gheuen<br />

Tes Redene tribuut moet ghegheuen wesen<br />

maer alst al ghegheuen es / waer zalt by Leuen<br />

20 inden doobouck ghescreuen<br />

zommich drooghen broodt eit met Loocke ghewreuen<br />

want tzuvele es buten der Regule gheResen<br />

tghemeentte es thenden huutghemolcken mids desen<br />

ende vaeryncx nyemandt esser diet doet bystandt<br />

25 men zal der vaeryncx mueghen wel Requiem Lesen<br />

vvant machteloos ligghet metter nuersen int zandt<br />

de broodschapra heeft inghesloct tlaetste pandt<br />

ingheboren hulpe / es gheReyst zynder veerden<br />

de groote buersen hebben nv dueverhandt<br />

30 Daer en es Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />

Prinche<br />

Vpder eerden gheen vrede<br />

maer inder Eerden *** es wel bermhertichede<br />

vvant zoo die voormaels plach brynghtse vruchten voort /<br />

++<br />

god verleent spys en dranck zoo hy oyndt dede<br />

de vreimde gasten voeren onse Leeftocht mede<br />

Weynich esser die vp tRoupen vanden Aermen hoort<br />

Tdeen Rycke es ieghens tdandere verstoort<br />

5 dies broederlicke Liefde / die moet verghaen<br />

gods wet / en der natueren zyn in discoordt<br />

end om eeghin proffyt moeydt hem menich in tgraen<br />

** Vóór ‘vpder’ ‘inder’ geschrapt.<br />

*** ‘Eerden’: ‘E’ over ‘ee’.<br />

+ Fol. 234 v, r. 11, 14 ‘Vla andren’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 234 v


145<br />

menich zoude ter slachtydt een cleen beestken slaen<br />

dede Rycquaert bystandt / diet an hem begheerden<br />

10 maer neen hy warachtelick zekere Waen<br />

Daer en es gheen Bermherticheyt vpder eerden<br />

Noteirt<br />

Vlaendren ghy moet hu name verandren<br />

ghy mueght wel heeten voort an Vla andren<br />

15 vvant wie in vlaendren vvil zyn ghepresen<br />

moet vlaen ofte ghevleghen wesen /<br />

Eerghiereghe<br />

Ghylieden vul van eerghiereghe vitien<br />

gheerne tytel draeghende van veel offitien<br />

20 ende groote benefitien<br />

Omme moyses stoel bezitten / ofte salomons Lys<br />

laet af dat bid ick / maer doet Petitien<br />

an god verleender van zaleghe Conditien<br />

Zoo hu myn Refereyns stockReghel maect wys<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

Noli querere ab homine Ducatum<br />

Et a Rege cathedram honoris<br />

Refereyn<br />

Mynen god / vp hu heb ick ghehoopt vast zeere<br />

en laet my dies nemmermeer worden beschaemt +<br />

verlost my duer huwe Rechtueerdicheyt heere<br />

5 en my zaelich maect / die zyt een groot god ghenaemt<br />

my tot een god end een beschermer weist zoot betaemt<br />

vvant ghy zyt myn toevlucht ende vasticheyt goet * /<br />

verlost my huut tzondaers handen (doch ongheblaemt)<br />

der onRechtueerdighen / en die der wet Ieghens doet<br />

10 vvant van mynder Ioncheyt an / voorts vp ghevoedt<br />

heere zyt gheweist myn hope in alle myn noodt<br />

niet verre / dies van my weist / maer duer hu heet bloedt<br />

Laet my besitten Abrahams Rusteghen schoot<br />

hu bermherticheyt es tot anden hemele groot<br />

15 end huwe waerheyt es Totten wolcken beseuen +<br />

heere zyt myns ghenaedich / gheerne smaeck ick de doodt<br />

* ‘goet’ interlineair boven geschrapt ‘groot’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

235 r<br />

+ Psal .7.<br />

+ Psal 65.


146<br />

vvant hu bermherticheyt es veel beter dan tleuen +<br />

een groot conyngh zyt ghy ouer alle goden verheuen<br />

vvant in huwe handt zyn die handen der Eerden +<br />

20 hope van allen henden des weerelts ghescreuen<br />

verhoort my god / myn zaelichmaecker vul weerden +<br />

dat ick dancbaerich te zegghene mach anveerden<br />

gheloft zy god die afghekeert heeft niet myn ghebedt +<br />

noch zyn bermherticheyt / zoose myn crachten begheerden<br />

25 maer heeft my die ghegheuen Reyn zuuer onbesmet<br />

dat inder doodt / ick nemmermeer ontslaepe Belet<br />

verlicht myn ooghen zoo / god die weet vvat therte meent +<br />

bid ick hu / end alsmen slaen zal des oordeels trompet<br />

Tytel Doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

30 God maect my doch ghezond / vvant ick bem ghezoncken<br />

int vuyle slym der zondigher diepten voorwaer +<br />

gheenen grondt esser / Laet my dies niet verdroncken<br />

ghy weit al myn onwysheyt / Reyn goddelick pylaer<br />

Myn schulden zyn hu niet verborghen / maer openbaer<br />

35 verlost my van myn benyders Tot allen steden<br />

ende trect my huute die diepten onclaer<br />

der watren van des vleeschs wellusticheden<br />

om huwen name wille myn god vul vreden<br />

zult my ghenaedich wesen gheel mynder mesdaet<br />

+<br />

heere god ghy zyt ons hooft / ende wy hu leden<br />

dies doch huwe broossche ledekens niet en versmaet<br />

maer duer hu bitter Lyden die tsaemen bystaet<br />

heere god end heere der heyrcrachten Crachtich<br />

5 zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />

want heere wat ghy doen wilt ghy zyt Almachtich +<br />

heere / naer hu goede wille / zyt myns ghedachtich +**<br />

die thuwen volcke waerts oyndt ghedreghen hebt ghy<br />

met hu zaelicheyt wilt ons bezoucken eendrachtich<br />

dat wy beschauwen tgoed huwer huutvercoorne vry<br />

10 dat in die blyschap / ons oock een verblydynghe zy<br />

ende met hu erfdeel mueghen verhueghen wel<br />

met onsen vaderen hebben ghezondicht wy<br />

onRechtueerdelick ghedaen / en gheleeft Rebel<br />

ons vadren in egipten hu wonderlick voortstel<br />

15 niet verstonden zy / maer waeren hartneckich versteent<br />

niet min heere al blyck ick schuldich in alsulcdaen ghequel<br />

Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

Doet. van my heere / der onRechtueerdighen wech +***<br />

20 ende iont my huwe wet Tot myns verblyden<br />

oordent voor myn zinnen / een verstandich belegh<br />

** Verticale streep tot r. 12.<br />

*** Verticale streep tot r. 38.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .62.<br />

+ .49.<br />

+ 74<br />

+ 65.<br />

+ Psal .2<br />

+ Psal 68.<br />

+ 235 v<br />

+<br />

Psal 83<br />

+ e<br />

Psal C v.<br />

+ Psal C xviij e


147<br />

hertlick hu wet bewaeren zal ick tallen tyden<br />

ende heere myn ooghen wilt keeren Bezyden<br />

dat zy gheen ydelheden doch en Anschauvven<br />

25 heere laet hu bermherticheyt my bevryden<br />

want deerde es vul van dyn ontfaermich bedauwen<br />

Laet / al dat hu meshaeght in my verflauwen<br />

want ick begheerde / wat ghy hebt beuolen ziet<br />

neight myn herte zoo ick hu wel mach betrauwen<br />

30 tot hu ghetuughnessen / ende tot ghiericheyt Niet<br />

Myn maecxsels es van huwen handen gheschiet<br />

dat ick hu gheboden leere / gheeft my doch verstandt<br />

vvant myn deel eist heere / wie datter of vliedt<br />

dat ick houden zal hu * wet in myn herte gheplant<br />

35 heere naer myn ionstich beste vermueghen / Want<br />

myn eerdsche broossche cranckheyt es hu bekent<br />

de wet dyns monds / es my beter ouer alle Landt<br />

dan veel duusent sticken gouds of zeluer / my omtrent /<br />

+ +*<br />

Maect myn vleesch vast en met huwer vreesen prent<br />

verlicht hu aenschyn doch ouer huwen knecht<br />

naer hu bermherticheyt / my een leuen Inzendt<br />

en verlost my heere vander mensschen onRecht<br />

5 End als ick moet voor hu / ontlaeden myr zonden vrecht<br />

dat tpacxken niet van duechden / blycke zeere vercleent<br />

end hoe my den vyandt met eerghiericheyt bevecht<br />

Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

Prinche<br />

10 God Heere der ontfaermicheyt / god mynder vaderen +<br />

die Alle dynghen hebt ghemaect met hu woord<br />

tooght ons doch huwe bermherteghe Aderen<br />

ende wilt ons gheuen huwe zaelicheyt voort +<br />

hu toornicheyt afkeert / zyt zy tonswaerts ghestoort<br />

15 peynst ghepeynsen der paeys vp ons / niet van wraecken<br />

heere zyt bermhertich ende myn ghebedt verhoort +<br />

ende laet ons paeys duer huwe macht ghenaecken +<br />

in hu voetpaeden vvilt mynen ghanck vulmaecken +<br />

dat myn voetsteppen slibberen te gheender stondt<br />

20 heere wyct my van alle quaetdoenders zaecken<br />

want gheen waerheyt / en esser in huerlieder mondt<br />

als een open graf huer kele / ydel tshertsen grondt<br />

dies gheen vrede can in myn ghebeentte blyncken<br />

* ‘hu’ interlineair boven geschrapt ‘myn’.<br />

* Verticale streep tot r. 5.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 236 r<br />

+ Psal C 18<br />

+ Sapien .9.<br />

+ Psal 84.<br />

+<br />

iere 29<br />

+<br />

Psal 4.<br />

+ C 21.


148<br />

in myn vleesch daer en es niet met allen ghezondt<br />

25 ketyfuich bem ick gheworden / myn wonden styncken<br />

dus eer Ick doch flaumoedich mach nederzyncken<br />

maect my ghezondt / met hu Rechter handt / end ick zal +<br />

van gheslacht tot gheslachte / hu naeme ghedyncken +<br />

die myn conyngh zyt myn hulper / en myn god bouen al +<br />

30 gheneest myn begheerten zondich / groot in tghetal<br />

dies ick beschuldicht bem / word gheerne by my beweent<br />

end als Ick zal moeten sceeden huut eerdsche dal<br />

Tytel doch Van zaelicheden myn ziele verleent /<br />

+<br />

Zotghiereghe Zotten<br />

Refereyn<br />

Twee dvvaeze slimme zotten huut Corebus landt<br />

groot zot was deene / dander cleen zot ghenaemt<br />

5 zyn ghewandelt gheCommen gent hand en dhandt<br />

ouerkycken/ en beschicken de brugsche Pandt<br />

als veynstercauwen gaepende stout onbeschaemt<br />

ten hende zyn zy daer inde Reke verzaemt<br />

daer veel zotte schilderie hyngh te tooghe<br />

10 groot zot vpwaerts ziende / zoot veel zotten betaemt<br />

zat een oud zot / Ionghe zots broeden by ghedooghe<br />

hy clammer naer al was hem een letsken hooghe<br />

handt of sprack den coopman / laet wesen den Brief<br />

bey zietme doch dees zottebollen bee drooghe<br />

15 Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />

Cleen zot zacher dick zot met een sceeue bulte<br />

daer veel zotten huutkeken / elck met een Capproentien<br />

zot willeken hadde zyn tassche ter vulte<br />

van menich gheschoren zotyselick ghedrulte<br />

20 oock waerer zottinnekens / en menich zot floentien<br />

zottelick ghecleed naer tnieu zotte fatsoentien<br />

tscheen dat elck zonder vlercken zou huutvlieghen / Maer<br />

een gheschoren LancRockzotien tsnootste Cappoentien<br />

hilt de weerelt vp zyn duumken draeyende daer<br />

25 groot zot verhief hem zeluen / ende clauerder naer<br />

ola Riep den coopman / en zyn vossesteert vp hief<br />

bey wat zegghick van dese zots / nv zie ick wel claer<br />

Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />

Zy vreesden meer dien vossesteert dan stock of zwepe<br />

30 dies zyn zy ghewandelt / tot voor een ander stal<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal 59.<br />

+<br />

44.<br />

+<br />

43.<br />

+<br />

236 v


149<br />

groot zot / creegh een schilderye in zyn grepe<br />

daer scalck vondeken huut track om Coopmanschepe<br />

en twee zotte legisten speelder beertel en Bal<br />

Cleen zot greep een douck oock / de zotste van al<br />

+<br />

daer twee zotten in stonden als poorterssche slauen<br />

twee zulcke Ronde Controleurs / die zot ende mal<br />

vp tgraf danssen als huer meester light begrauen<br />

maer den coopman die moester tian achter drauen<br />

5 de zottinnen vochter omme / dies weerdhy tgrief<br />

ghans gheberghten Riep hy kyck hier / doch welcke ghauen<br />

Al dat zotten zien / dat es huerlieder gheRief<br />

Prinche<br />

Groot zot vertrack huuter pandt voor tschelleken<br />

10 achteromme naer de pottemarct doende vespreye<br />

Cleen zot dat volghdhem als slim ghezelleken<br />

ende Liep * duer de potten naer een waterbelleken<br />

tot ouer de caeye / twelck hy zach inde Reye<br />

wel Riep doe tpottewyf / hoe speilt ghy int keye<br />

15 wie zach noyndt dusdaneghe zotte begheerte<br />

groot zot spranck oock int waeter te zynen greye<br />

wanende een paelyngh grypen by den steerte<br />

vvanen wys zyn Anziende al dit zot gheveerte<br />

hoe zeyt hy end al quamer of gheen meskief<br />

20 warachtich end al waert oock een Leelicke beerte<br />

Al dat zotten zien / Dat es huerlieder gherief<br />

Rondeel<br />

Der zotten ghetal. Es menegherhande<br />

Binden lande<br />

25 die niet ** al Iuiste Capproentiens draeghen<br />

de cleeren zyn wys / zy van zotten verstande<br />

der zotten ghetal es menegherhande<br />

Binden Lande<br />

zulck zot maect eere / van zyn tselfs schande<br />

30 in zotheyts Rande<br />

Tastende / naer zyn schaeuwe veel daeghen<br />

der zotten ghetal Es menegherhande<br />

Binden lande<br />

Die niet al Iuiste Capproentiens draeghen /<br />

* Oorspronkelijk ‘Liepen’; ‘en’ geschrapt.<br />

** ‘niet’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 237 r


+<br />

Aucteur<br />

150<br />

Van ghiericheyt hebbende veel ouergheslommert<br />

peynsd ick om my zeluen Als een diet naerst // ghaet<br />

myn hertkin wierd oock zotbegheerlick Becommert<br />

5 Tot dies in tnaerRefereynken verclaerst // staet<br />

Refereynken<br />

Dat myn oomken Nu hadde een mildheyt vp handen<br />

dat hy alle der schamele ghilden panden<br />

gheel ghewilligh zonder ghelt ghynghe wedergheuen<br />

10 die best tzynder tafel zou Roeren de tanden<br />

ende wackerlicxst dryncken zou / zonder beuen<br />

ende dat dit eens tsiaers Rechts in zyn leuen<br />

vroylick mochte zoo ghebueren vreimdelick ghecleed<br />

end al dander die staen inden doobouck ghescreuen<br />

15 datse in stoue ghijnghen danssen nat onbezweet<br />

dat zy tbuucxken oock creghen al vul bereedt<br />

wat zeghtdys oft myn oomken zoo Avonthuerde<br />

waert niet wat vreimds / iaet zeker by myn eedt<br />

Dat vvaere Wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />

20 Dat de mans wiens wyfuekens quallicke * sluten<br />

zouden draeghen een baghijne met Langhe tuten<br />

ende zulcke vraukens omme de vreimdichede<br />

hemlieden wilden houden zo langhe in muten<br />

tot zy vergaedert waeren al vp een stede<br />

25 dat daer elck om best dan zyn dansken dede<br />

met een meercatte vp tschoere fraey ouer tey<br />

dan Coppelaere myne steert den ** speilman mede<br />

Coolkercx dansten of de Coeyen metten langhen Rey<br />

en wie hier in ghebraecke ofte waere te Ley<br />

30 datmen die peck wit zwart zyn troengne besmuerde<br />

tiacop thuene ioorinloyszin / alsoo ick eerst zey<br />

Dat waere vvat vreimds / End zoo ghebuerde /<br />

+ Dat alle kamuse ende keuerbecte<br />

deluwe besproette Bootzuese beplecte<br />

eens tsiaers metten buschop Reden / om een verblyden<br />

en wieder naer * himde / me hoyde oft ghecte<br />

5 datse properlick pronckende zouden Lyden<br />

dat oock zouden alderkynderdach ommeRyden<br />

* ‘quallicke’: ‘u’ over ‘e’.<br />

** ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

* ‘h’ geschrapt vóór ‘naer’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

237 v<br />

+ 238 r


151<br />

die quaet ghaerne spinnen / met een Lee vlas vp thooft<br />

ende alle venus maertelaers / Ten zeluen tyden<br />

in oorden ghynghen / met een Roo Capproen gheslooft **<br />

10 ende elck wien gheene Weerdinne ghelooft<br />

met een sulferpriem in dhandt achter straete truerde<br />

dats al auerecht ghynghen / wien de mudse verdooft<br />

Dat vvaere wat vreimds End zoo ghebuerde<br />

Prinche<br />

15 Dat zomtyds een man oock in tiaer<br />

al waer hy gheen beildsnyder bekent openbaer<br />

daer hy wilde mochte maecken Antycken en Ioyen<br />

en dat veel RauCapproenen / zom om draeghene zwaer<br />

frissche langhe keerels wierden vul Ployen<br />

20 dat veel huusen wierden elcx Ruetelaers vloyen<br />

dat broer dieryck wilde wel metten ouden man staen<br />

datmen den Rynsschen baey mocht assyse vry Poyen<br />

end altyds zonder ghiften ter bruloft stout ghaen<br />

datmen van goe oude schulden / dede gheen vermaen<br />

25 maer elck schultheesscher openbaer de briefuen schuerde<br />

end om ghelt deelen dede den trommel vpslaen<br />

Dat vvaere vvat vreimds / End zoo ghebuerde<br />

Aucteur<br />

Die vreimde vreimdtheyt Can brynghen voort<br />

30 vanden vreimden hy dicwils vreimdt ghelt ontfaet<br />

de vreimde vervreimen / meest buter poort<br />

Als huerlieder vreimde vreimdtheyt word versmaet /<br />

++ Al dat Crune scheert / Es meest al ghierich<br />

al dat manck ghaet / dat es fierich<br />

Al dat Crepel es / dat es fel<br />

En dat qualick spreict / zynght ghemeenlick wel<br />

Ieghens Ghiericheyt.<br />

Heere god verleent my Tmynen onghelucke<br />

zo veel goeds niet / dwelck doet hu gratie vergheten<br />

oock zo lettel niet / dat ick mynen naesten verdrucke<br />

maer tmynder nootdurst / Bid ick om dryncken end eten<br />

10 en cleedren om decken myn Lichaemlicke secreten /<br />

** ‘vp’ geschrapt vóór ‘gheslooft’.<br />

+ Fol. 238 v, r. 5 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 238 v


De plattebuerssen<br />

152<br />

Deze C aluwe knechten thuutkercke gheteert<br />

Al vp ghesmeert<br />

metter weerdinne ghelooft noch weert<br />

15 Wiens buerseken ydel es / ende meestdeel plat<br />

heb ick een Refereynken te ionne begheert<br />

Broeders anveerd<br />

beclaeght de cause dat hulieden deert<br />

ende fantazie weert<br />

20 dat ghylieden beRoyt zyt / en bachten nat<br />

Dan niet van my vercreghen / Es beter wat<br />

Ghehadt /<br />

Refereynken<br />

Vrau groote buerze van iudas gheslachte<br />

25 die heeft nv de weerelt gheheel in pachte<br />

waeckende zoorghfuldich als ander lyen slaepen<br />

Tdraeyt al vp huer duumken by daeghe by nachte<br />

Raepen ende scraepen zyn bee huer Cnaepen<br />

zien die yeuwers honghereghe vliegskens Gaepen * /<br />

++<br />

met duumCruudt wetense die te lockene<br />

vrau groote buerse / die ziet dan * huut om Raepen<br />

daer zou de honghereghe weet mede te Mockene **<br />

tdier causen dan / zonder der mede te Iockene<br />

5 dat vrau groote buerse weet dese pleghen<br />

en fyn hansken de duudsche / weet laken te slockene<br />

Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />

De gheldeloose plaeghe myn buerse induut<br />

omme dat vrau groote buersens / buerse sluut<br />

10 met twee stercke lere snoeren tot alder tydt<br />

tdeen heet groot ghewin / zonder dat comtter niet huut<br />

ende tdander snoer / dat es ghenaemt Eeghin proffyt<br />

en huer buerse niet eens noch van ghiericheyt splyt<br />

zo zal waen myn buerse / noch plat Langhe vouden<br />

15 vrau groote buers es dobbel gheboomt ende wydt<br />

want zou heefter vele dier dhandt an houden<br />

vrau groote buerse Laet charitate verCouden<br />

tot Raepen ende schraepen / zyn huer zinnen gheneghen<br />

end om datse me spelen / diet beteren zouden<br />

20 Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />

* ‘Gaepen’: ‘G’ over ‘R’.<br />

+ Fol. 239 r, r. 11 ‘groot ghewin’, 12 ‘Eeghin proffyt’ onderstreept.<br />

* ‘dan’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

** ‘Mockene’: ‘M’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 239 r


153<br />

Vrau groote buerse gheEerde playsante<br />

die wandelt ter buerse ten houcke Te cante<br />

zou heeft groot vervolgh huut allen steden<br />

zes quaelick om vanghen vry zonder wante<br />

25 mids dat Compassie langh es ouerleden<br />

zou Cnappetter al zulck zoudse by anbeden<br />

alsoo Looptter zulck aerm ende bystier naer<br />

ende my ian tachterszuene Laetmen met vreden<br />

tes in buers Eclips / en ten staetter niet claer<br />

30 waer tgheldeken om cryghen es / Tes openbaer<br />

men zalt tot vrau groote buerse beweghen<br />

trauwen tesser wel bewaert / wats daer of / Maer<br />

Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />

Prinche.<br />

++ Om dat Ick hebbe zomtyds oock zonder lust<br />

de iiffrauwe metter eender oore gheCust<br />

als dhauere in tlyf was ghedaen een quaet coopken<br />

int nieuwe leyleckerlandt te dicwils gheRust<br />

5 ende met vrau gaeuweloos gheloopen een Loopken<br />

zomtyds ghemaect oock een quaet hoopken<br />

end om dat ick in Euots fraey fraeyer dan fraey<br />

hebbe helpen verghieten zo menich stoopken<br />

van dien edelen wynghuereghen Rynsschen baey<br />

10 om dat ick oock gheerne ghedaen heb Assay<br />

van cleene Ionghe vueghelkens weeck ghebeent<br />

ende die gheCooct inne der keerssen Laey<br />

Alsoot de Cuere vander penssemarct verleent<br />

voorwaer ick meent // en tdyncke my ter deghen<br />

15 Daer om heb ick ic een plaghe in myn buerze Creghen<br />

Noteirt<br />

Zo vvie vp vrau groote buerse tamboert<br />

om leenen zonder Croys. Dats een slicht zouckere<br />

Zou es met Iudas buerse Dobbel ghevoert<br />

20 Hebbende .2. buerzekens symonie en vvouckere<br />

Refereyn<br />

Der Splytemytbuersen<br />

die zonder virtuut // Leuen<br />

+ Fol. 239 v, r. 7 ‘Euots’, 17-20, 22-25 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 239 v


ziende Lancx der nuersen<br />

Eer zy yet huut gheuen /<br />

154<br />

Ach goetherteghe ghevaere / elck letkin truert<br />

hu mette die es zo deerlicke gheschuert<br />

gheeft doch een pennyngsken thuerer ghezonde<br />

+<br />

ia wanneer quamt huer / Ey theeft langhe gheduert<br />

hu daeghen en zaeght ghy yselicker wonde<br />

Tesser al Raeu vleesch twee palmen int Ronde<br />

och ghevaere zaeght ghyse van ziecten hyghen<br />

5 zou gheeut en ze gaept tonsent weecxken vp tsponde<br />

niet Liefuelicx en canse in tdlyf ghecryghen<br />

zou heeft my dicwils gheclaeght dies moest Ict zwyghen<br />

dat huer en twat smerte onder therte hilt<br />

Twas ioncheyt docht ick dus ghevaere ick zal Nyghen<br />

10 Ghaet in hu buerse En gheeft Datie wilt<br />

Visiteirtze gheen meestre zeght hoet gheschiet<br />

Ba en zoud niet ghevaere / Anders waert al Niet<br />

maer tmeester ghelt dat moet Ick biddende wesen<br />

zou light zomtyds datmer gheen lyf an en ziet<br />

15 maer Ick hope den meester die zalse ghenesen<br />

vvant hy wordt met allen van huer ghepresen<br />

dats teeckene van ghevoelen tsghenesens Exploot<br />

oock zechtse fraey moedich vandse huer gheResen<br />

met dat hy huer deerste substantie in ghoot<br />

20 zalt veel costen ghevaere / ken weets vp myn dood<br />

diueerssche iunctuerkens heeft hy open ghedrilt<br />

of ick een Lipken ghaue / Tian ghevaerlick ghenoot<br />

Ghaet in hu buerze En gheeft datie wilt<br />

Tgoet datse gheluest heeft ghevaere dats wondre *<br />

25 By daeghe by nachte van bouen van Ondre<br />

en de meester zey Twas al beschimmelt zweet<br />

ghevaere zou wordes thien Iaer te ghezondre<br />

waen ghevaere Tmeysken es van natueren te heet<br />

heb icker cost en pyne mede / dats god diet weet<br />

30 dies weynschicxse dicwils in tskerchofs Paelen<br />

neen ghevaere dat ware hu ten minsten Leedt<br />

zou zalt noch naermaels metten Lyfue inhaelen<br />

zyt gheRust en gheeft wat om tsmeesters betaelen<br />

de Reste zal ick vuldoen al waert eennen schilt<br />

* Oorspronkelijk ‘wonder’; ‘e’ geschrapt en huidige eind-‘e’ toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 240 r


155<br />

++ hoe vele ghevaere / kir hoe mueght ie dus draelen<br />

Ghaet in hu buerze En gheeft dat ie wilt<br />

Prinche<br />

Ghevaere wat te gheuene wil ick gheerne doen<br />

5 hu hertelick bedanckende vp dit saeysoen<br />

oft anders waer ick van beleeftheden Rude<br />

maer ghevaere hu buerse heeft een vry fatsoen<br />

en tes noch myn bruudbuerse van als ick hude<br />

wa es / wa Iaet tian / al seghict hier Lude<br />

10 en hebse zichtent ghedreghen om datse wel stoet<br />

och myn man wast dier dicwils veel lecx in dude<br />

oock stoffeerdhyse met cnoppen dien goeden bloedt<br />

maer ghevaere ick bids hu met grooter oetmoedt<br />

vvat ghelieft hu dat ick gheue myn zinnen stilt<br />

15 bey ghevaere bem ick scheppeghe in hu goedt<br />

Ghaet in hu buerze / En gheeft Datie wilt<br />

Aucteur<br />

++<br />

Ande Eeghin Baetzouckers<br />

Niet dan huer staet Rouckers<br />

20 vvel Willende tsweerelts schat ouerwelfuen<br />

Peynsende voor nyemandt dan voor hem zelfuen<br />

Van Redenlicken dranck ende spyse om eten<br />

in tyds huwen huuse zoorghfuldich voorziet<br />

Ende huwe beesten wilt niet vergheten<br />

25 want zy hongheren / ende Connent heesschen Niet<br />

Costelick bruloft houden / es schae zonder eere<br />

maer tes eerlicke cost voor den Crych ghedaen<br />

Cost om vrienden thelpene es Redenlick zeere<br />

Cost an quistgoeykens ghehanghen es verloren waen<br />

.1. Thimo .6.<br />

Warachtich zeght paulus / goddelicke * eere<br />

niet te vreden te zyne / Es groot ghewin<br />

vvant van ons zeluen (gheel ketyfuich zeere)<br />

5 en hebben wy ter weerelt ghebrocht niet in<br />

Tes oock openbaer / naer ghelycken zin<br />

dat wyr niet huut en mueghen draeghen<br />

+ Fol. 240 v, r. 18-21 onderstreept.<br />

+ Fol. 241 r, r. 11-20, nota in margine naast r. 18 onderstreept.<br />

* Vóór ‘goddelicke’ ‘tes’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 240 v<br />

+<br />

241 r


dan onse naectheyt Zom een doodcleed min<br />

vvoormen aes wordende in corten daeghen<br />

10 die eens de weerelt zaeghen<br />

156<br />

[Oncuuscheyt met hueren staet]<br />

Oncuuscheyt met hueren staet<br />

dies de Liefde des vleeschs anghaet<br />

Ende die zijn ** bekent<br />

Als duer den schicht van Cupido verblendt<br />

15 Onder huer Regiment<br />

den Capiteyn Asmodeus omtrent /<br />

Aucteur aduerteirt<br />

die onCuusschelick zueghen<br />

By tnaervolghende ghenoteirt<br />

die schuwen Mueghen ++<br />

25<br />

O Mensschen gheschepen naer gods zuuer beilde<br />

vvacht hu van al oncuuscheyt / duer christus name<br />

ouerpeynst Tryumpherende in wellusts weilde<br />

hoe zou tleuen cort / ende bederft dat lichaeme<br />

schendt duechden / Breict de wet gods eersame +<br />

verteert Rycdom / dood de ziele / beneimt mensschens cracht<br />

cranct tghezichte / ende voor tydt onbequame<br />

Brynght den menssche tot ouderdom / dan mesAcht /<br />

++ +<br />

O vier van onCuusscheyt Een heet zondich vier slacht<br />

hu mondt es ghulsicheyt / de vlamme houeerdichede<br />

de spercken // der gheCorrumpeirde woorden Iacht<br />

de Roock een quade name Tot elcker stede<br />

5 Aermoede zyn de asschenen in grooter onvrede<br />

O ionghe * Creathueren mannelicke ** ghezellen<br />

vvacht *** hu voor oncuuscheyt der verkeeren mede<br />

huer hende / dat es die pyne der hellen<br />

[Allen mensschen ter weerelt binnen]<br />

Allen mensschen ter weerelt binnen<br />

10 in oncuuscheyts treyn<br />

die meer tvleesch dan den gheest beminnen<br />

ionick Een Cleyn /<br />

Refereyn<br />

** ‘zijn’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 241 v, r. 24, 25 onderstreept.<br />

* ‘ionghe’: ‘i’ over ‘n’.<br />

** ‘mannelicke’: ‘m’ over ‘p’.<br />

*** Vóór ‘vvacht’ ‘wasch’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Prudentia carnis<br />

mors est<br />

+<br />

Roma .8.<br />

+ Aristo/<br />

+ 241 v<br />

+ Bernardus


157<br />

[Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft]<br />

Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft<br />

15 Brandblaeckende iaqueloos suft ende draeft<br />

in vleesschelicke Liefde de zinnekens quist<br />

dwaes moe mat gheloopen vermoeyt verslaeft<br />

ten hende te vergheefs vvat ghy oyndt ghaeft<br />

en hopende den principalen Loon noch ghemist<br />

20 niet beters en wist / ick testamentelick<br />

hulieden gheuen Obedientelick<br />

om wandelen gentelick<br />

dan tnaervolghende Refereyn Presentelick<br />

[Fiat cor tuum immaculatum]<br />

25<br />

Fiat cor tuum immaculatum +<br />

Omni Vita tua dilige deum +<br />

[Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft]<br />

Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft<br />

Weerelt vleesch beminnende bouen maeten<br />

keert hu tot god den heere / end an hem ghelooft<br />

+<br />

Bemindt hem huut gheelder herten en zonder verlaeten<br />

keert hu tmywaerts Roupt hy tot onser baeten<br />

want Ick heb hu verlost in myn ordonneren<br />

met gheen ghelt / maer met bloedeghe wonden en ghaeten<br />

5 Comt dies in myn blydschap wilt my niet tempteren<br />

comt in iherusalem gods stadt doch tryumpheren<br />

daert nemmermeer nacht word noch licht zal ghebreken<br />

van Lanteerne noch zonne / Want hy zonder Cesseren<br />

als god zal verlichten die hemelssche Reken<br />

10 Een croone voor asschen wordt thuwaerts ghebleken<br />

voor weenen wordt hu olye / tsblydschaps bewesen *<br />

en lofzangh voor den gheest des droufheyts Treken<br />

smaect dat hemelsch niet dat eerdsch es / ziele ghepresen<br />

Comt my durst Roupt christus / myn durst wilt ghenesen<br />

15 en durst ghy Clopt en bidt vastgheloouich ghemoet<br />

milde zal ick hu tdrynckene gheuen mids desen<br />

huuter fonteynne des leuende watere zoet<br />

verwint ghy zult besitten myns vaders goedt<br />

ende metten Rechtueerdighen zult ghij ghecroont // zyn<br />

20 hu tot een god zyn / vleesschelicke Liefde Afdoet<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn.<br />

Comt. Roupt christus alle die zyt belaeden<br />

ende hulieder Last zal ick helpen draeghen<br />

* ‘bewesen’: in plaats van ‘w’ oorspronkelijk een andere letter (b?); bij de correctie is een vlek<br />

gemaakt; de eerste ‘e’ is overgehaald en de ‘w’ is moeilijk te ontcijferen.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal C.18.<br />

+ Eccli 13<br />

+ 242 r


158<br />

bemindt hem / wiens liefde / tonswaerts es zonder verzaeden<br />

25 Laets hem beminnen dan al ons Leuens daeghen<br />

want de Liefde gods naer salomons ghewaeghen<br />

es een heerlicke wysheyt vry van verzycke<br />

Bemindt hem vastgheloouich zonder versaeghen<br />

die god bouen in dhemel end vp deerde blycke +<br />

30 onder de wet gheuers es gheen zyns ghelycke +<br />

Tot wien es ghecommen ons claeghelick zuchten +<br />

in bermherticheden es hy zeere Rycke +<br />

vreest niet / met hu bem Ic zeght hij / wilt gheenssins duchten<br />

Totter crucen doodt oetmoedich hem wildhy pluchten<br />

35 als hy tonswaerts vanden vadre gheghaen was huut /<br />

+<br />

voor ons ghestoruen ghewillich / en zonder vluchten<br />

Als wy noch waeren onder Tzwaer zondich tribuut +<br />

voor ons gheoffert / want hyt wilde zonder gheluudt +<br />

pacientich stom / als tlam voor den ghuenen diet scheeren<br />

5 gheleden gheerne / voor alle zondaeren Ruudt<br />

ons smerten te draeghene was al zyn begheeren<br />

ghelooft hem / met gheen lueghens mach hy hem gheneeren<br />

die als god ende menssche wilde ghepersoont // zyn<br />

Dus bemindt god / nyemandt en zal hu deeren<br />

10 Bemindt hem die hu bemindt Ghy zulles gheloont // zyn<br />

Bemindt god huwen heere / ghy mensschen eerdich<br />

die ons met zynder Liefden eerst wilde omRynghen<br />

hy es ghenaedich goedertierich ende Rechtueerdich<br />

tes cracht dies dat wy voor alle dynghen<br />

15 duer zyn liefde / vvy ons liefde themwaerts dwynghen<br />

die al onse zonden can huutegronden<br />

end al mocht ons tvyandich ConRoot besprynghen<br />

oft bedrieghers ons volghen teeneghen stonden<br />

Laets vluchten in christus diepbloedighe wonden<br />

20 by hem / om ons onRechtueerdicheden ontfanghen<br />

Tlam gods es hy dwelck afdoet tsweerelts zonden<br />

voor ons ghetrocken gheCoort ghebonden ghevanghen<br />

en schandelick tusschen twee moordenaeren ghehanghen<br />

zyn lichaem den slaenders ghegheuen tdien tyden<br />

25 zendt hy ziecten/ laets ghaen gheen wanhopende ghanghen<br />

maer ontfaen huut Liefden tot een verblyden<br />

vvant die christus bemindt / straft hy / en wil castyden<br />

dus hebben wy tgoede ontfaen zonder sommen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

iosue /2<br />

+<br />

iob 36<br />

+<br />

1 Regum 9<br />

+<br />

Ephes .2.<br />

+<br />

242 v<br />

+<br />

Roma 5<br />

+<br />

Esai 53


159<br />

waer om zouden wy niet zomtyds wat mueghen lyden<br />

30 duer wien onser zonden quyctschel es Anghecommen<br />

vreest niet die tlichaem dooden / maer die verdommen<br />

ziel en lichaem mach / datse ter hellen ghetroont // zyn<br />

begheeft de liefde tsvleeschs / maer christene blommen<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn<br />

35 Prinche<br />

++ Gheestelicke prelaeten // Regierders der weerelt<br />

volck van allen staeten // hoe moylick ghekeerelt<br />

zouct god / end hu herte zal wesen verhueght<br />

en bemindt hem voor eerdsche Iuweelen bepeerelt<br />

5 end het zal hu inbrynghen de meeste duecht<br />

Bemindt oock huwen naesten / zoo ghy best mueght<br />

weist hem niet in zyne noodzaecken diere<br />

doch te wyle ghy zyt noch in huwe Iuecht<br />

Bemindt god den heere wiens edel maniere<br />

10 Bermhertich es en milde Vreidzaem huut dangiere<br />

een god end een vadre van allen mede<br />

Ouer al duer al in al zoo goedertiere<br />

Comt myn gheminde / Roupt hy comt maecken chiere<br />

in dat huus myns vaders der hemelsscher stede<br />

15 veel schoon wuensten zynder dats warachtichede<br />

gheen ooghe heeft ghezien / noch noyndt oore ghehoort<br />

noch mensschen herte noyndt tminste begrypen dede<br />

dies hy bereedt heeft die hem bemindt onghestoort<br />

ziet deerde zal verghaen / maer blyfuen zyn woordt<br />

20 met cleederen der zalicheyt wil hy ons cleeden<br />

keert doch totten aldermachtichsten dan Rechtevoort<br />

voor eerde / zo wil hy ons steenen bereeden<br />

en voor die steenen / Reyn gulden beken verbreeden<br />

vviens hemelssche glorie mach niet verschoont zyn<br />

25 God es tbeghinsel en thende dus zonder of scheeden<br />

end eer hu ouercommen waewyteghe weeden<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn /<br />

Aucteur<br />

Nu vp dat vvy hem beminnen / en tvleesch mochten haeten<br />

30 Oncuusscheyt Laeten<br />

als niet wel tsamen connende dienen twee heeren<br />

Ionick de vleeschghezinde Thuerlieder baeten<br />

de vvercken des gheests huut Charitaeten<br />

+ Fol. 243 r, r. 27-28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 243 r


160<br />

++ Int corte / doch hier naervolghende Leeren<br />

end vp dat zy vanden wercken des vleeschs mochten keeren<br />

zullen die oock vynden der naer ghescreuen<br />

Den gheest alleene Wat wy vermeeren<br />

5 hier in tdal van Weene<br />

Omme naermaels zyn verheuen<br />

Can tleuen // Gheuen /<br />

Wercken Des gheests<br />

Voormaels Paulus tot die van galathen briefde<br />

10 tzyne wercken des gheests Twaelfderhande manieren<br />

Deerste wortel van allen goede De Liefde +<br />

zonder welck / ander duechden hebben gheen verchieren<br />

De tvveede es blydschap gheuende tRegieren +<br />

dat een gheestlick menssche vroylick dapper god dienen zal<br />

15 De derde es Paeys / doende in tsweerelts hanthieren +<br />

de menssche / een gheRust herte houd bouen al<br />

De vierde Verduldicheyt verdraeght al ongheual +<br />

De vyfste vrucht des gheests es Langhmoedichede +<br />

bewyst die grootheyt des moeds int eerdsche dal<br />

20 om der toecommende goeden tverwachten mede<br />

De zeste. goetheyt / die nyemandt noyndt schade dede +<br />

maer allen mensschen wel wil / ende welvaeren Biedt<br />

De zeuenste / Goedertierheyt tot vriendscaps vrede +<br />

noodende / zoetspraeckich / maetich / van manieren ziet<br />

25 De achtste. zachtmoedicheyt Alle beroerten vliedt +<br />

der gramschap stillende / ende verzoetende snel<br />

De neghenste Ghetrauheyt * / zonder faelgieren yet +<br />

tonsen naesten / Beloften verbandt ** houdende wel<br />

+ +<br />

De tienste / manierlicheyt die alle voortstel<br />

der vpgheblaesen houeerdie huute sluten Can<br />

De elfste behendicheyt Waer by / in alle ghequel +<br />

hem can van alle Boosheyt wachten / wyf ende man<br />

5 De tvvaelfste / Reynicheyt / daer oyndt duecht by beghan +<br />

die een Reyn herte godsvruchtich zonder vercouden<br />

in een Reyn Lichaeme / neerstich onderhouden /<br />

Wercken des vleeschs /<br />

+ Fol. 243 v, r. 11, 13, 15, 17 (woorden in humanistisch schrift), 18 ‘Langhmoedichede’, 21<br />

‘De ... goetheyt’, 27 ‘Ghetrauheyt’ onderstreept.<br />

* ‘Ghetrauheyt’ interlineair boven rasuur.<br />

** Vóór ‘verbandt’ ‘en’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 243 v<br />

+ .1.<br />

+ 2<br />

+ 3.<br />

+<br />

4<br />

+<br />

5<br />

+ 6<br />

+ 7<br />

+ 8<br />

+ 9<br />

+ 244 r<br />

+<br />

10<br />

+<br />

11<br />

+ 12


161<br />

De vvercken des vleeschs die zyn openbaer<br />

10 Als hoererynghe / onsuuerheyt / onschamelheyt mede<br />

onCuuscheyt / Afgodrie / Toovrie / Vyandscap der naer<br />

strydynghe / Bitterheyt / gramschap / kyfuaidge zwaer<br />

Tweedracht / Secten / doodslaghen / Nydt end onvrede<br />

dronckschap / Brasseryen / en dier ghelyck wellustichede<br />

15 ghelyck ick voorzeyt hebbe Paulus tvermaen biedt<br />

die alsulcke sticken doen in des weerelts stede<br />

die en zullen naermaels tRycke gods hebben Niet<br />

// maer die christo toebehooren / zecht hy voorts ziet<br />

hebben haer vleesch ghecruust / metten begheerten der zonden<br />

20 die inden vleessche zyn / dats daer in wandlen yet<br />

Thuerlieder * verdriet<br />

dese mueghen god behaeghen te gheenen stonden /<br />

Gheestlicke Liefde<br />

Ghemerct yeghelick menssche ter weerelt moet stryden<br />

25 zonderlynghe ieghens zyn eeghin vleesch Cranck<br />

ouercommen hem temptacien ten diueersschen tyden<br />

zo moetter ieghens zyn Een gheestlick bevryden<br />

++<br />

maer an wiens hulpe zal zulck nemen den ghanck<br />

An Iesum christum Reyn brudegomme vry en vranck<br />

die zyn gheestlick amoureuse zal blydlick ontfaen<br />

zo wie tzynewaerts keert Twordt zynen danck<br />

5 metter herten zou tnaervolghende zegghende ghaen<br />

Als kerstene ziele zoo int verstaen /<br />

Refereyn<br />

O trauhertich. beminde in liefden ghezeghelt<br />

in wien huer de gheloouende ziele speghelt<br />

10 Christe Reyn brudegomme Lammeken onbevlect<br />

ghy wesende myn toevlucht Bermhertich gheReghelt<br />

vierich zynde thuwaerts inden gheest vpghewect<br />

onder de schaeuwe huwer vlueglen my bedect<br />

dat my myn ommestaenders in ghetaele groot<br />

15 (wiens netten ieghens my zyn zondich huutghestrect)<br />

Niet angrypen / zoo doende mynder zielen noodt<br />

doch schoon lief brudegomme / duer hu bloedighe doodt<br />

hebt myn vyanden onder dyn voeten vertorden<br />

Bedect ontfanght my in huwer ghenaeden schoot<br />

20 die een brudegom der Christenheyt zyt gheworden<br />

eer zy tmywaerts porden // die oyndt ieghens my stonden<br />

Bedect my schoon Lief inde ghaeten huwer wonden<br />

* Rasuur vóór ‘Thuerlieder’.<br />

+ Fol. 244 v, r. 23 ‘Contemplatyfuich’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 244 v


162<br />

Contemplatyfuich gheest eersame die Andwoord huut tsbrudegoms Name<br />

25 Edel christen ziele. Myn naerghemaecte beilde<br />

in de wet der gratien heb ick hu ghestelt<br />

wie mach hu dan deeren / die my noyndt verveilde<br />

nyemandt Roupt christus hu vyanden zyn ghevelt<br />

want heb ick hu niet / metten huutvercoorne ghetelt<br />

30 die my gheestelick by mynder Rechter handt vaet /<br />

+<br />

ende trect my naer hu / dies myn liefde thuwaerts smelt<br />

als erboren zynde / huut een onsteruelick zaet<br />

och lief heb ick hu / met een liefwerckende daet<br />

gheErft en ghemaect myn erfghename Niet<br />

5 dies hu als my / dhemelssche poorte open staet<br />

en huut die poorten des doods heb hu gheheuen ziet<br />

och lief wat mocht ick meer doen / ten es thuwaerts ghesciet<br />

en bouen al die van my waert verscheeden ghezint<br />

Lief / heb ick hu / in my niet ghegreffyt ghehint<br />

10<br />

Gheestlicke amoureuse<br />

Bedect my onder hu Rechter hands ghenaede<br />

bedect my schoon lief / doet met my vrouch en spaede<br />

huwe willende wille / zoot hu gheel dynct Goet *<br />

bedect my / my blootduechdich / huut adams zaede<br />

15 bedect my heere helpt my / schoon lief tmywaerts spoet<br />

een teecken an my bid ick doch ** ten besten doet<br />

bedect my / want Booslistelick bem ick bespiet<br />

van tsatanitich serpent Twelck onder de voet<br />

van hu my gheerne worpen zoude / schoon lief ziet<br />

20 Bedect my huerer thien duust zal ick vreesen niet<br />

al stonder meerder heyrcracht / oock ieghens my daer<br />

myn mesdaeden zyn ieghens huwe hoogheyt gheschiet<br />

veel meer dan der zyn zandekens / ter zee voorwaer<br />

maer al es tpack zwaer // duer hu oetmoedeghe gronden<br />

25 Bedect my schoon lief / inde ghaeten huwer wonden<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

In my ghegreffyt ghehint / dats in my gheEenicht<br />

als myn medeghetraude int gheloof eendrachtich<br />

end vp dat ghy mocht wesen / ghezuvert gheReenicht<br />

30 heb ick hu niet ghedweghen in myn heet bloedt crachtich<br />

* Vóór ‘Goet’ is ‘doet’, waarvan de ‘d’ tot ‘G’ gecorrigeerd werd, geschrapt.<br />

** ‘doch’: ‘d’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 245 r


163<br />

+ heb ick hu in my niet ghegreffyt Warachtich<br />

huwen paeys / en van beeden * ghemaect een Accoord<br />

ick die es / die was / en zal blyfuen / almachtich<br />

heb hu / huut tnederste / tot in dhemel niet anhoord<br />

5 end alst tyd was edel ziele / neder daelt Rechtvoort<br />

Ick onsterflick gheworden sterflick / twelck vp hu zient<br />

end ick helich in wercken / ghetrauwe in myn woord<br />

heb ick hu my zeluen niet ghemaect eennen vriendt<br />

die bem midden onder hu / als een die daer dient<br />

10 vp dat ick hu een god zy / die hu ziele bemint<br />

Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

Inde gaeten huwer wonden bedect my schoon lief<br />

dats duer hu bitter passie / al myn zondich grief<br />

15 zuvert ende vergheeft / alsoo bid ick hu dit<br />

ghedynct huwer beloften / in huwer Liefden brief<br />

Brudegomme die ter Rechter handt dyns vaders zit<br />

in tghelooue my ghetraut hebt Liefmoedich verhit<br />

Bedect my en becleedt my / met huwer liefden heet<br />

20 schoon lief bouen der snee/ zal ick dan worden ghewit<br />

bedect ghy myn boosheden ick dit ghelooflick weet<br />

bedect my die omghordt hebt tmensschelick cleedt<br />

daer in ghy der crucen doodt hebt willen steruen<br />

Bedect ontfanct anhoort my / Ten Rechten weghe leed<br />

25 Christe van nazareth Laet my toevlucht verwerfuen<br />

eer my bederfuen / verweghen zondighe ponden<br />

Bedect my schoon Lief // inde gaeten huwer wonden<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

Die eerst Wandeldet inne die schaeuwe des doods<br />

30 Als verdoolde schaepken heb ick hu niet ghezocht /<br />

+<br />

die waert doe sathanitich ommeRynght vul noods<br />

heb ick hu hem niet ontTrocken / en tmywaerts ghebrocht<br />

heb ick hu niet met my zeluen / steruende ghecocht<br />

vp dat ghy duer my / end ick in hu zoude leuen<br />

5 heb ick in die wynpersse niet alleene ghewrocht<br />

vuldoende twerck der Liefden daer / ziele verheuen<br />

hu verlosser zalichmaecker beschermere Bleuen<br />

end ick die des wets hende bem / heb ick hu niet gheel<br />

vry ghemaect / end in myn Rechter handt ghescreuen<br />

* ‘beeden’: ‘b’ over ‘bl’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 245 v<br />

+ 246 r


164<br />

10 omme mede mocht bezitten hu hemelsch Erfdeel<br />

ghy nv ontlast van babylons zwaerdienstich gorreel<br />

en sterck in my gheloouende veel foortsen verwint<br />

Lief hebick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

15 Princhelick Lief<br />

Hu bermherticheyt Es inder eeuwicheyt<br />

schoon schoonste Lief / myn god myns zalicheyts ghezeyt<br />

en vvilt doch niet versmaeden twerck van huwen handen<br />

laet my in hu hopen / die naer huwen toevlucht beydt<br />

20 bedect my omRynght my / eer ick comme tot schanden<br />

doch met myne voorvaders inde eerdsche Landen<br />

heb ghezondicht tot hemel eerde Luchts bestyncken<br />

almachtich lief die hebt ghebroken myn Banden<br />

myn voorleden mesdaeden wilt gheenssins ghedyncken<br />

25 bedect my vphoud my laet my niet neder zyncken<br />

ghedynct der bermherticheyt wanneer ghy toornich zyt<br />

Laet my tmantelCleedt / huwer ghenaeden Anblyncken<br />

bedect my / voor al dat ieghens huwe wille strydt<br />

end vp dat ick verblydt // by hu mach zyn ghevonden<br />

30 Bedect my schoon Lief. Inde gaeten huvver vvonden.<br />

++<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

Princhesse<br />

Ick Die de wortel (zeght christus) van dauid blycke<br />

hebick hu oock niet / als vruchtbaer plantsoen gheplant<br />

5 vp dat hu verEeneghen / van my niet Bezwycke<br />

tot tsweerelts hend end eeuwich blyf hu Liefste pandt<br />

edel ziele blyft in my dies / als ick in hu Want *<br />

ghelyck de wynRancke / can gheen vruchten voortbrynghen<br />

van huer zeluen / ten zy datse vast inden bandt<br />

10 vanden wynstock blyfue / Bouen ander dynghen<br />

alsoo noch ghy oock / mueght gheen vruchten omRynghen<br />

ten zy ghy in my Blyft vast gheloofuich omtrent<br />

Lief heb ick hier toe niet / Ieghens tsvyands besprynghen<br />

dyns te buten ghaende / hu wille in my gheprent<br />

15 End ** vp dat hu niet bedrieghe tlooslistich serpent /<br />

(dit kendt //) om hu te hebbene van my ghedint<br />

Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt gheint<br />

+ Fol. 246 v, r. 21 ‘Scriptura’ onderstreept.<br />

* Rasuur (gheplant) vóór ‘Want’.<br />

** Rasuur (dit kendt) vóór ‘End’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 246 v


Myn<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

+<br />

165<br />

20 Deze myn Amoureuse zeer verre befaemt<br />

dheleghe Reynne Scriptura ghenaemt<br />

oyndt ongheblaemt<br />

myn bemintste // verzintste // onder der zunnen<br />

die gheerne zom ontEerden / maer eer zelue beschaemt<br />

25 huut eennen goetinborstighen gheest gheRaemt<br />

zoot best betaemt<br />

Wil ick een Refereyn testamentelick iunnen /<br />

Refereyn<br />

O Hooghste lief beminde Reyn heleghe schriftuere<br />

varyncx bekent gheel der weerelt duere<br />

huut al myr zielen crachten ick hu Beminne<br />

5 der godlicker wercken ghestaedeghe figuere<br />

memoriaelbouck vanden eersten beghinne<br />

ghy myn troost myn toeverlaet / myn liefste vriendinne<br />

vul schoonder beloften zo tontfane als ontfaen<br />

toegheschict den gheloofueghen tot hueren ghewinne<br />

10 dies blyft myn Liefste gheminde zonder ofghaen<br />

och dat valssche verstanden Ieghens hu vpstaen<br />

ende daghelicx mesbruucken / naer huer zinlicheden<br />

och lief tes schande / en zeer onEerlick mesdaen<br />

ghy tshelighs gheest doctrine / vul zuuer zeden<br />

15 och lief vul vreden // wien dat hu therte zeere // groet<br />

Och lief tes schande / datmen hu die onEere // doet<br />

Och lief tes schande ia groote schande blamelick<br />

och datmen hu handelt zo onbetamelick<br />

hu als gemme des christenen ghelooue claer<br />

20 tresoriere der godlicker secreten namelick<br />

der Christen kercke vroom vast ghestaedich pylaer<br />

vvet / ordonnantie / gratie / ende der naer<br />

Regule / bewys / vpRechte Leerynghe Certeyn<br />

naer de welcke moeten wandelen en leuen voorwaer<br />

25 die hu beminnen / metter werckende liefde Reyn<br />

Och lief dat hu zo menich sophistich vileyn<br />

vvil handlen eeghinzinnich / die zyt puer onbevlect<br />

vul gheestlick verstands / zuuer keest zuuer greyn<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

247 r


166<br />

zonderlynghe de ghuene hu doctrine suspect<br />

30 hu vleeschlick ontdect // en daer toe tallen keere / spoet<br />

Och lief tes schande datmen hu die onEere // doet<br />

O Lief heleghe schriftuere in myn herte gheplant<br />

onverwinlick onbevlect als zuver dyamant<br />

in hu beslutende toude ende nieu testament<br />

35 vul gratien duer tshelighs gheest hooghemelsch verstandt /<br />

++<br />

onslieden ghelaeten tonsen trooste gheel omtrent<br />

in hu zyn drie goddelicke duechden bekent<br />

Ghelooue / Hope / Liefde ofte Charitaete<br />

alder philosophen conste hoe wys vp ghespent<br />

5 platonicque Tulliaensche Commen te Laete<br />

want meestdeel huerer / metten apocryfuen staete<br />

ontEeren hu / studenten der prophane Clercgie<br />

den gheest en tvleesch stryden / om singuliere baete<br />

Midswelcken consequentelick volght herezie<br />

10 O groote partie // dyns / wien ick vermeere / goet<br />

Och lief tes schande datmen hu die oneere // doet<br />

Princhesse<br />

Zulck morosophorous Wanen wys zyn Alleene +<br />

O helighe scriftuere wil hu stellen ghemeene<br />

15 subiect een eerdsch ydel Geographiste<br />

dyn verstandt huutlegghende vermeitlick onReene<br />

tzelf onclaer verduusterende als Alchemiste<br />

doch elck huwer beschermheere /es Euangeliste<br />

dat der Liefden ferie / en ghetughe zyt ghij<br />

20 van christus Liefde tonswaerts / eer wy te quiste<br />

sathanytich benydt waeren / wel weten wy<br />

oock dat gheboren / ghestoruen verResen es hy<br />

end vpgheclommen tzynen hemelsschen vadre<br />

zommeghe bevlecte secte Brynghent anders by<br />

25 elck waent thuwer onEere zyn schande ontladre<br />

maer bouen al es hy aergher dan verRadre<br />

zulck blasphemich bescadre // van huwer leere // zoet<br />

Och Lief tes schande / datmen hu die oneere // doet<br />

Aucteur<br />

30 Noch thuerer laudatie in een gheestlick verstandt<br />

moet ick myn voornoemde Amoureuse schyncken<br />

+ Fol. 247 v, r. 13 ‘morosophorous’ en nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 247 v<br />

+ grece


167<br />

++<br />

een middelbaer Refereynken ghemaect voor dhandt<br />

zynde inde west Cant<br />

omtrent ghistele moest ick huer ghedyncken<br />

Refereyn<br />

5 Myn trauhertichste Reyne gheschepene beilde<br />

wiens bywesen gheenssins my noyndt en verveilde<br />

zonderlynghe lief / duer huwen voys bequame<br />

waer in Ick gloryere / ende scheppe weilde<br />

als zynde bouen andre my Anghename<br />

10 Tresoriere myns gheests / zo verre dat betame<br />

en mids huwen voys / my luud zo zoet int hooren<br />

ick en can my hier in lief / Liefste eersame<br />

niet ghenough verblyden / doende druck verstooren<br />

dat ghy die zoo ornatelick cont oorbooren<br />

15 troostbarich zynde als hemelsch gheluud ghebleken<br />

ontslutende de alder best sprekende trezooren<br />

ynghelicke tonghe gheduerich in tspreken<br />

dies onbezweken // stellende twyffel bezyden<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenough verblyden<br />

20 Als Precieuse gemme schoon Orientale<br />

die zoo Reyn Liefvoyselick in tspeciale<br />

discretelick voorzienelicke tryumpheert<br />

verstandich punctuerende / dats tprincipale<br />

matich ortographistelick gheordonneert<br />

25 hier in heb ick verblyden / dwelck te bouen passeert<br />

alle verblydynghe / duer veel ander gratien<br />

ende dat Resonanche heeft vast gheconfirmeert<br />

huut een hertkin Reyn zuuerst in generatien<br />

Ick en can my hier in lief thuwer Laudatien<br />

30 inder waerheyt gheenssins ghenouch verblyden niet<br />

voys / die my den gheest duerdrynght telcker spatien<br />

++<br />

Wanneer der huutspraecke ieghens my duer gheschiet<br />

tdier causen ziet // Tmynder zinnen bevryden<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden<br />

Vroom ghestapeleert staende vpRecht in tverstandt<br />

5 vastgheloouich metten zweerde / van gods woord in dhandt<br />

Clouck ieghens den prinche der lueghenen strydbaer<br />

Rozier zoetluchtich * in iherico gheplant<br />

duer wiens voys / volght alle troostbaericheyt Naer<br />

+ Fol. 248 r, r. 5 ‘Myn trauhertichste’ onderstreept.<br />

+ Fol. 248 v, r. 29 ‘O ... schriftuere’ onderstreept.<br />

* ‘zoetluchtich’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 248 r<br />

+ 248 v


168<br />

O myn lief / dat ghy huwen voys Reynvoysich claer<br />

10 tmywaerts zo prysweerdelick cunt ontsluten<br />

ick en can my hier in lief Voorwaer Voorwaer<br />

ghenouch verblyden in myns zielen cracht conduten<br />

dat ghy duer huwen voys / O myn lief Cont huten<br />

al dat totten ghelooue dient / die secreten<br />

15 en wat wercken / dat oock huten ghelooue spruten<br />

zouckende dat hemelsch es / ydelheyt vergheten<br />

den wech der waerheyt weten / Leeren in myn tyden<br />

Ick en can my hier in lief / Niet ghenouch verblyden<br />

Princhesse<br />

20 Duer huvven ** voys Woorden spreict ghy<br />

waer by / der troostbaer beloften verzekert zy<br />

end in Christo betrauwen zal zonder Afscheeden<br />

huwen voys blyft gheel inder warachticheyt by<br />

huwen voys es vervloghen in tsweerelts breeden<br />

25 vvat gracien hu anderssins mueghen becleeden<br />

in huwen voys Can ick my niet verblyden ghenouch<br />

waer mede ghy Reynmatelick cunt beleeden<br />

Leerynghe ter zaelicheyt spa ende vrouch<br />

O helighe schriftuere / wien ick oyndt ionste drough<br />

30 als myn liefste beminde intherte Binnen<br />

+<br />

dyns inhouden als dalder troostbarichste ghevough<br />

doet my hu inwendich inden gheest Beminnen<br />

hier in lief metten zinnen // moet ick noch Belyden<br />

Ick en can my hier In lief / niet ghenouch verblyden.<br />

Aucteur<br />

Nu volghen vvy voort. // zoot best behoort<br />

vanden maegden oude vrauwen<br />

ende weduwen fyn<br />

Ende daer naer staphans // van vrauwen en Mans<br />

10 die mids tsamen trauwen<br />

inden huwelick zyn<br />

De ionghe ghezellen // Ende ionghe meyskens<br />

loopende Brat<br />

vrau venus brunellen // lyskens * en Leyskens<br />

15 en die huer wederpaer eennen trap OntTellen<br />

Zullen oock hebben Wat<br />

** ‘huvven’: oorspronkelijk ‘hiu...’, eerste ‘v’ over tweede been van ‘u’.<br />

* Vóór ‘lyskens’ ‘leys’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 249 r


MaegDelicke staet.<br />

169<br />

Paulus Exalteirt den maegdelicken staet<br />

Weerdicht verdiendlicxst / bouen al tes Recht<br />

20 maer die wil / mach huwen / hij doet gheen quaet<br />

Beter huwen dan barnen / als de zelue zeght /<br />

.1. Corinth .7.<br />

De ghuene die zyn dochter huwet wel doet<br />

maer doet beter / de ghuene diese huwet niet<br />

25 die ** niet ghehuwt es / heeft zoorghe der dynghen goet<br />

die van onsen heere zyn / omme die beliefuen vroed<br />

ende van die ghehuwet es / word anderssins gheschiet /<br />

++<br />

heeft zoorghe vanden dynghen deser weerelt ziet<br />

De man / hoe hy zyn huusvrauwe / zal behaeghen<br />

De vrauwe / zonder zonder voorder te peynsene yet<br />

dan om hueren man behaeghen oock tallen daeghen<br />

5 die tvleesch bemindt Can dheere god gheen liefde draghen<br />

Man ende vvyf zyn met thuwelick ghebonden<br />

Een maeght onghebonden / vry talder spatie<br />

Man en wyf zyn onder de wet tallen stonden<br />

maer / eenne maeght / die es onder de gratie<br />

10 Een maeght /die haer Reynicheyt god vpgheoffert heeft<br />

en ghewyelt es / van alsdoe dan voort An<br />

die Leeft ghetrauwet zo langhe zou Leeft<br />

end es ghetrauwet van een onsteruelicken man<br />

Eist zaecke nv dat zou daer naer dan<br />

15 vvil trauwen naer de wet des huwelicx zede<br />

zo doet zou ouerspel / ende niet ontghaen Can<br />

zou en word / een dienstmaeght des doods der mede<br />

Eccli .26.<br />

Bevvaert dyn zuverheyt van herten / met nauwen liste<br />

20 want die duecht en es te weerderen niet<br />

Daerom Matheus * apostel end Euangeliste<br />

liefuer hadde / dat hem tsteruen zoude zyn gheschiet<br />

dan dat de Conyghinne Ephigenia ziet<br />

(naer datse god / voor dhelighe kercke int leuen<br />

25 als bandt in hemel en der eerden / die nyemandt ontvliedt /<br />

** Vóór ‘die’ ‘die ghuene’ geschrapt.<br />

+ Fol. 249 v, r. 23 ‘Ephigenia’ onderstreept.<br />

* ‘Matheus’: ‘u’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 249 v


170<br />

huer trauwe en belofte / hadde ghegheuen)<br />

// zoude huwen metten conyngh Irtacus verheuen<br />

die nochtans beloofde hem van zyn wet tontgordene<br />

Ende met al zyn volck kersten te wordene<br />

Apoca. 14<br />

Die metten vrauwen niet besmet zyn / en maeght bleuen<br />

zonder vlecke / voor den troon gods / zulcke staet<br />

++<br />

zynghende / daer eenen nieuzangh vp gheheuen<br />

voor god / ende voor tlam / Int eeuwich leuen<br />

ende volghen dat lammeken waer dattet ghaet<br />

Huvvelicke Staet<br />

5 Thuwelick Es eerlick onder alle staeten +<br />

Ende dat bedde / zonder smette / Bouen al<br />

maer god zal / die oncuussche menshen * verlaeten<br />

ende die ouerspeelders hy oordeelen zal<br />

Teerste Religioen dats thuwelick bequame<br />

10 als heligh oorboirlick want god sprack wylent eer<br />

daer zy twee verzaemt zyn / in mynen name<br />

daer bem ick inden middel / wat wildy meer<br />

Adam end Eua wesen ons den wech<br />

datmen tmensschelicke gheslachte moet vermeeren<br />

15 zonder Redene / en voughter gheen ontzegh<br />

alsment mach doen met god / ende met eeren<br />

Naer dat adam end eua hadden ghezondicht<br />

Beetzeb theldimanim was thuerwaerts tverclaersen<br />

zoot huer teender penitentien was Becondicht<br />

20 Dats in pyne zult ghy huwe kynderen Baersen<br />

Huus Erfue ende Rycdom menichfout<br />

mach ons wel van ons ouders zyn bleuen<br />

maer een wys wyf Prysvveerdigher dan goudt<br />

Wordt alleenlick vanden heere ghegheuen<br />

Thobie<br />

Die thuvvelick Anveerden hier in tleuen<br />

ende god daer huut sluten / dach ende nacht<br />

end ** hemlieden der wellusticheyt ouergheuen<br />

+ Fol. 250 r, r. 4 onderstreept.<br />

* ‘oncuussche menshen’ (?) interlineair in zeer zwarte inkt boven rasuur.<br />

** ‘end’: oorspronkelijk ‘ende’, laatste ‘e’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 250 r<br />

+ hebre. 13.


Ouer zulcke / zo heeft de vyandt macht /<br />

171<br />

++ Goet es dat huwelick / daer de weerelt duere<br />

in generatien wordt vermenichtfuldicht by<br />

maer beter es tmaegdom / in zulcken viguere<br />

Waer duer dhemelssche glorie vercreghen zy<br />

5 In deerste eeuvve duer de gods gratie<br />

ghemerct zy natuere ghauen statie<br />

Onse voorders hebben gheweist vruchtbaer<br />

om vermeersen de mensschelicke generatie<br />

want zonder Seth abel ende Caym tdier spatie<br />

10 Adam hadde noch dertich kynderen voorwaer<br />

Iayr israels zeuenste Rechtere daer<br />

hadde oock tsghelycx dertich zuenen in tleuen<br />

Thespis van athenen die volghder naer<br />

van hem zyn vichtich dochteren ghebleuen<br />

15 maer tsghelycx noyndt dan van Roboam ghescreuen<br />

dese hadde Thien huusvrauwen ghepresen<br />

dertich Concubynen hem toeghegheuen<br />

xxviij zuenen / Veertich dochters bouen desen<br />

huuten welcken / es groote generatie gheResen<br />

20 deene tot tgoe / ende dandre tot quaede<br />

huut des huwelicx staet Comt tbeste wesen<br />

Met meerder zalicheyt / Eere / ende minst schaede<br />

Scheppers huus<br />

25 Te Wiens huse dat ick myn hudach * hilt<br />

heeft myn Ionste themlieder waerts ghewilt<br />

ion ick thobias historie By speciale<br />

dat men die / zoo icxse eens maecte ghebrilt<br />

in twaelf parcken doe schilderen in huerlieder zale<br />

ick consentere datmen den werckman betale<br />

Thobias historie<br />

By corter memorie.<br />

+ Fol. 250 v, r. 9-11, 13, 15 (namen in humanistisch schrift), 16 ‘Thien huusvrauwen’, 17<br />

‘Concubynen’, 18 ‘xxviij zuenen’ onderstreept.<br />

* Rasuur (brulo) vóór ‘hudach’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 250 v


172<br />

++ Thobias int slauen // Niet gheerne ghelaten<br />

vvilde doode begrauen // huut Charitaten<br />

Waerm zwaluwen dreck // viel in zyn ooghen<br />

Blendheyts ghebreck // moest hy ghedooghen<br />

5 De ionghe thobias vry // Met dinghel Raphael<br />

naer tstadt van meden zy // Beede wandelen wel<br />

By tygris vloedt // Een groote visch huutghynck<br />

Die thobias wel ghemoet // Byden wammen vynck<br />

Thobias in duechden // heeft Sara ghetraut<br />

10 Manierlicke vruechden // heeftmer Anschaut<br />

Thobias en Sara zaen // hebben met ghestadicheden<br />

Ter nacht beede vpghestaen // En god dheere ghebeden<br />

Raphael thobiam heeft // by Sara ghelaeten daer<br />

thobias hem thandschrift gheeft // te Rages Reysder mede naer<br />

15 Daer ontfaende de sommen // van gabelo ghetelt<br />

zyn tsaemen ghecommen // En ter bruloft ghestelt<br />

Dat thobias langhe toufde // eer hy wederomme keerde<br />

zynen vader hem bedroufde // en zoorghe in hem vermeerde<br />

Thuus Es hy gheRaect // met dinghel die hem diende<br />

20 en thobias die maect // zyn vader weder ziende /<br />

Raphael es wech ghevloghen // ter eerden vallende tdier tydt<br />

hebben zy met knyen gheboghen // dheere god ghebenedydt<br />

Inder hueren zynder doodt // thobias zyn zuene Riep<br />

god te vreesen hem ghebood // der naer hy in vreden sliep<br />

Ghehuvvede +<br />

Verstandich verstaet // ende vaste staet<br />

ghy Eersame wesende in tshuwelicx staet<br />

daer myn tydt oock in mede ten hende ghaet<br />

30 van my niet ghehaet<br />

als eenen staet van eeren louelick pryselick<br />

daer nyd end onEere niet es vpRyselick<br />

+<br />

van my testamentlick danckelick ontfaet<br />

onthoudende Vaet<br />

tghuendt dies hulieden paulus minlick Raed<br />

inder leerynghen graed<br />

5 myn naervolghende Refereyn es bewyselick<br />

die zyn huwelick zoo wel houd<br />

tot hy word oud<br />

Doet wyselick /<br />

+ Fol. 251 r, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 251 v<br />

+ 251 r<br />

+<br />

Aucteur


Refereyn<br />

173<br />

10 Ghy mannen hebt hu huusvrauwen lief int leuen<br />

zoo als christus zyn kercke ghehadt heeft lief +<br />

ende heeft hem zeluen voor haer ouerghegheuen<br />

vp dat hyse zoo helich te maeckene besief<br />

die mans zullen haer huusvrauwen in alle meschief<br />

15 Lief hebben / als huerlieder eeghin Lichaeme<br />

vvie zyn huusvrauwe bemindt naer paulus brief<br />

die bemint hem zeluen / Want zoot betame<br />

noyndt hadde yemandt zyn vleesch onbequame<br />

in haet / maer onderhoud / Als * dheere de kercke doet<br />

20 verzaemt met elckandren / naer vvetentheyt eersame +<br />

eere tot dyn wyf draeghende goethertich ghemoet<br />

Als ** tot een broossche vaetken / end huer vriendlick groet<br />

eere Reuerentie zult weder ghewinnen<br />

zoo weeren haet en Nydt<br />

25 Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />

En ghy vrauwen / huwe mans onderdanich zyt / +<br />

30<br />

Sara hueren man Abraham was onderdanich +<br />

hem heetende heere *** / met eerweerdichede<br />

tsghelycx zult naervolghen niet Bittertraenich<br />

want vander vrauwe / es die man thooft telcker stede +<br />

End alsoo iesus christus Onse paeys en vrede<br />

+ +<br />

Thooft vander kercken es Certeynlick claer<br />

ende ghelyck die kercke tsghelycx oock mede<br />

es onderdaenich / dheere iesu christo voorwaer<br />

dier ghelycke alle vrauwen zullen openbaer<br />

5 hueren mans onderdaenich zyn in allen dynghen<br />

ghy mannen zultter niet Ieghens zyn bittere / maer<br />

vriendlick / met elck andren goe liefde vulbrynghen<br />

van vpRysynghe der woorden / wilt hu bedwynghen<br />

weist tzynewaerts toufzaemich met herte en zinnen<br />

10 hem niet Lichte verwyt.<br />

Ghy Vrauvven wilt hulieder mannen beminnen<br />

en ghy mannen huwe huusvrauwen Vriendelick zyt<br />

Van haer lichaeme / heeft die vrauwe gheen macht +<br />

maer die man in behoorlicke tyden en stonden<br />

15 tsghelycx zo en heeft oock de man gheene cracht<br />

* Oorspronkelijk ‘als’; ‘A’ over ‘a’.<br />

** ‘Als’: ‘A’ over ‘al’.<br />

*** Rasuur (Eere?) vóór ‘heere’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Ephes. .5.<br />

+ .1. Petri .3.<br />

+ .1. petri .3.<br />

+ genesi. 18.<br />

+ Ephes. .5.<br />

+ 252 r<br />

+ Ephes. .5.<br />

+ .1. Corinth. 7


174<br />

maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />

ouer zyn lichaem / maer de vrauwe / zonder zonden<br />

ende in gheschicter ordonnantie bevonden<br />

vp dat ghy hulieden zomtyds schict in tghebed<br />

daer Naer * wederom verzaemt / huut eerbaer gronden<br />

20 dat hu Sathanas temptere niet / Pryslick belet<br />

om hu onCuusscheyts wille / die thuwelick besmet<br />

en dan walghelick voor den ooghen gods zou wesen<br />

maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />

als twee zielen in een Lichaeme ghepresen<br />

25 zult elck andren vriendhoudich zyn / en bouen desen<br />

deen den andren verlaeten noch hu trauwe dinnen<br />

maer in tshuwelicx tydt<br />

Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />

En ghy vrauwen huwe mans onderdaenich zyt<br />

30 Princhesselicke<br />

Vrauvven duer kyndren generatie +<br />

zult behouden worden / Vliedt murmuratie<br />

Blyft ghy int ghelooue / en der liefden treyn /<br />

+ +<br />

in helichmaeckynghe met manierlicke gratie<br />

niet quaet sprekende / ende zuver zynde Certeyn<br />

ghetrauwe in alle dynghen Lichaemelick Reyn<br />

Dyn huusghezinde bezoorgsamich hanthieren<br />

5 vvel vermueghende / als dyn mans wederpaer en greyn<br />

tzynder verblydynghe hu * eerlicke verchieren +<br />

maer niet in vlechten of gouds wellusteghe manieren<br />

maer in tzelue / dat behoorlick es den vrauwen<br />

zulckerwys men daer in en dyn eerlick Regieren<br />

10 die eere gods duer goede wercken mach schauvven +<br />

Schuut ialousie / ende wilt elck andren betrauwen<br />

met goeder ghenouchte thuwen huusen Binnen<br />

alst pas gheeft verblydt<br />

Ghy Vrauvven Wilt hulieder mannen beminnen<br />

15 En ghy mannen huwe huusvrauwen vriendelick zyt /<br />

Aucteur<br />

Zyt zuver / als Penelope icarus dochtre<br />

dhuusvrauwe van vlysses Reyn zuver Aerdt<br />

huer met ghiften te ontEerene menich zochtre<br />

* ‘N’ over andere letter.<br />

* ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .1. Timothe/ .2.<br />

+ 252 v<br />

+ .1. Timoth. .3.<br />

+ .1.Petri/ .3.<br />

+ .1. Timoth / .2.


175<br />

20 maer hoe ghesmeect / wat belooft / nyemandt an gherochtre<br />

huer man twyntich iaer ghederft / heeft haer eere bewaerdt /<br />

Doodt dies huwe leden die zyn vpder Eerden +<br />

oncuusscheyt / besmettynghen qua begheerlicheden<br />

vleesschelicke wellusten / wilt gheenssins Anveerden<br />

25 in zuuere ghepeynsen Bezit huwe Leden<br />

ende wilt niet hoereren te gheenen steden<br />

zoo als zommeghe hebben ghehoereirt / Ach<br />

ende wierden gheplaeght / om dat zy mesdeden +<br />

Omtrent xxiij duust / storuer vp eennen dach<br />

30 Nu voort myns Beghins<br />

ion ick ook wat Den Vader des huusghezins<br />

+ Al eist dat den staet / van alle weerlicke dynghen<br />

en den huutghanck van allen handel int omRynghen<br />

al meest zyn der fortunen / onderworpen bleuen<br />

gheenssins dies te min ne zalmen Afdwynghen<br />

5 en daer om achterlaeten / Een Regle van leuen<br />

Anghemerct dan hoe wel in een huus zy beseuen<br />

den cost en tghewin ghelyck te zyne daer<br />

zo mach nochtans duer een haest onghluc anghedreuen<br />

den staet van dien huuse verderuen openbaer<br />

10 Ende dus by consequentie zo volghter Naer<br />

een onachtzaem ende zoorgheloos mensschen staet<br />

es een gheel vervallende huus voorwaer<br />

midswelcken tgheheel huusghezinde te nieten ghaet<br />

Donachtzaemheyt des huus Regierders twelck zeere schaedt<br />

15 tes een gheweldich vier int huus ontsteken<br />

Onderzouct dies neerstelick vp dat hu baet<br />

tRegiment dyns huusghezins / zoo zoorgfuldich bleken<br />

vvant minst schande zo eist by maniere van spreken<br />

in tyds schaede te voorstaene met neerstichede<br />

20 dan by verzwymenessen onAchtsame ghebreken<br />

gheel te verghaene / Dan commen tot ketyfuichede<br />

Tes claerlick dies Een groote voorzienichede<br />

voor een vader des huusghezins dat dicwyls hy<br />

ouerzie al zyn dynghen / hoe dat daer mede<br />

25 ghestelt es / en claer wete / hoet met zynen staet zy<br />

zoo voorstaet hy in tyds schande / end eere blyft hem by<br />

Den huusman<br />

Aucteur<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Collos .3.<br />

+ .1. Corinthe. .10.<br />

+ 253 r


176<br />

Ghy ionghers noch ghecleed metten eersten wambaeyse<br />

30 ende gheerne ghecryghen zoud oock een wyf<br />

doch en haest hu niet wilt ghy leuen met Paeyse<br />

Anziet goed noch schoonheyt waen aerm ketyf<br />

+<br />

maer heeftze wysheyt discretie in tlyf<br />

om zulck eenne cryghen wilt stupen en nyghen<br />

dit ion ick hulieden en belouet hu styf<br />

Duecht eere / ende goedt zultter by vercryghen<br />

Refereyn<br />

Den huusman verblydt hem met gheest ende zinnen<br />

in paeyselicke neerynghe / ten lande Binnen<br />

in ieghenspoet vyndende troostbaerich vermaen<br />

dat hem fortune toevloeydt / tnoodzaeckelick winnen<br />

10 ende alle zyne zaecken voorspoedich voortghaen<br />

om proffyt ontfaen<br />

dat ieghens hem kyfuaigen noch tvvisten vpstaen<br />

maer elck hem eendrachtelick ieghens hem quyt<br />

zyn kynderkens hem zynde buughsaemich onderdaen<br />

15 met een duechdelick vpwassen tot alder tydt<br />

hier of heeft hy verblyden in zyn bevrydt<br />

Tes claer / kend en Lydt<br />

maer bouen veel verblydens hoe blyde ghemoet<br />

Den huusman Certeynelick alder meest verblydt<br />

20 al hadhy anderssins in alle zyn voorNemen spoet<br />

In een eerbaer Wyse / stercke huusvrauwe goet<br />

Zou es hem een verblyden in druck ende Rauwe<br />

maer wie zal ghevynden zulck een stercke vrauwe<br />

haer prys es verre / en vanden laetsten paelen<br />

25 haer mans herte verlaet hem / vp haer ter trauwe<br />

ende neerynghe zal hem ghebreken noch faelen<br />

en zonder draelen<br />

zou doet hem goet / ende gheen quaet verhaelen<br />

zyn leuen lanck / end aerbeydt met hueren handen<br />

30 ghelyck een Coopmans schip / in tghelyckelick taelen /<br />

+<br />

es zou / twelck zyn brood brynght huut verre landen<br />

zou staet tsnachts vp / ende met goe verstanden<br />

bin huer huusghezins Randen<br />

gheeft zou voedsel ende spyse / om tzyne ghevoedt<br />

5 dies zegh ick dat den huusman bouen Rycke panden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 253 v<br />

+ 254 r


177<br />

meest verblydt wat hem anders blydelick groet<br />

In een eerbaer Wyse stercke huusvrauwe goet<br />

Met sterckheyt can zou huer lendenen omRynghen<br />

huer handen huutstreckende / tot stercke dynghen<br />

10 end huer handen open doende totten aermen ziet<br />

totter spille can zou haer vyngheren dwynghen<br />

end en eit haer brood met Ledicheyt niet<br />

gheen wanckelbaer Riet<br />

gheen man wordt dies edel inder poorten gheschiet<br />

15 zou can huer zeluen maecken een Reyn verchieren<br />

witte zyde / twelck teecken der eerbaericheyt biedt<br />

ende purpur dats haer cleed in Liefde hanthieren<br />

stercheyt ende verchierynghe By manieren<br />

int huusghezins Regieren<br />

20 dats tvppercleedt van deser stercke vrauwe vroedt<br />

dus met goeder Redenen / die gheen lueghens vieren<br />

den huusman verblydt meest in vleesch ende bloedt<br />

In een eerbaer Wyze stercke huusvrauwe goet<br />

Prinche<br />

25 De zuenen van deser vrauwe fine<br />

stonden vp / ende presense zaelich te zyne<br />

end huer man die Loofdeze oock der naer<br />

zou mercte naer een acker te dien termine<br />

zou cochtse ende plantte der eennen wynbergh daer<br />

30 wyselick eerbaer<br />

vanden vruchten / van haer eeghin handen voorwaer<br />

en veel dochteren vergaderden thuerer vrede<br />

veel Rycdommen tsaemen warachtelick maer<br />

ghy ghaetse al te bouen in deerdsche stede<br />

35 ghy stercke wyse vrauwe dits warachtichede<br />

+<br />

want huere zede<br />

verwint Alle * zwaermoedicheyt onder de voet<br />

den huusman dies / al hadhyr cleen goeyken mede<br />

verblydt meest / als hy tcleedt van Redenen andoet<br />

5 In een eerbaer Wyse stercke huusvrauvve goet.<br />

Onderdaneghe mans<br />

Dusdanighe goe mensschen / wien noyndt goe dienst schilde<br />

goede Iobbers in Bonifacius ghilde<br />

* ‘Alle’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 254 v


178<br />

onderdaenich hueren vraukens By nachte by daeghe<br />

10 ick met een Refereynken oock voorzien wilde<br />

dat zyt zoo vulbrynghen ieghens qua wyfs plaeghe<br />

Refereyn<br />

Vrau stranghe Als baliuiinne van prochien drie<br />

die heeft voortgheRoupen huer liefste manneken<br />

15 Floen staessen Coppin ianssin ghenaemt / van Coxie<br />

maer van clein vps weghe scheltmen hanneken<br />

hoort / sprack zou / eer ghy ghaet om een Canneken<br />

myn gheboden tonderhouden / moet hu ghebueren<br />

Eerst moet ghy claer / ghelyck een Olypanneken<br />

20 telcken alst my goet dynct Myn cueckene schueren<br />

zomtydts tbouczack voor my draeghen een Coppel hueren<br />

pruetsch als een pronckcauken achter der straeten<br />

dit ghebied ick hu dus By myn nieuwe Cueren<br />

gheerne sprack hy wyfueken / al zoud ict bezueren<br />

25 Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

I Tem noch moet ghy wasschen ende water Pitten<br />

end haspen / als ghy hebt ghewrocht moe en mat<br />

oft ic zal ie Rasch in hu PaRuucke zitten<br />

en verluchten die Rechts vanden plumen wat<br />

30 als ghy niet en wint / zult ghy maer eten alf zat<br />

als ghy wel hebt ghewonnen / tghelt moet ie my gheuen<br />

ende vyndt ghy dan om poyen hu buerseken plat /<br />

++<br />

een placxken cryghtie zoo mueght ghy ieghens my leuen<br />

en ghy moet / eer ghy vp myn ghetauwe mueght weuen<br />

my cussen driewaerf / achter eens / tmynder baeten<br />

dus ziet voor hu / laet niet tghebod voorscreuen<br />

5 neen ick sprack den floen / om nichten noch om neven<br />

Dat ghy my ghebiedt Lief / En zal ick niet Laeten<br />

I Tem noch moet ie ick ghebiedt als vrau stranghe<br />

altoos alst my lust / oock slaepen met my ghaen<br />

ghy tyelick vpstaen / maer ick wel slaepen langhe<br />

10 vvant thuuswerck dat moet wesen by hu ghedaen<br />

steen ick zieck Loopen Rasch om den capellaen<br />

dat hy my commen doen wil zyn onderstandt<br />

gheuen dat myn hertien wil / naer myn vermaen<br />

verspaeret / en ghedoet ghy metten Rugghen cant<br />

15 tot myn oomkens beleendt vry hu laetste pandt<br />

+ Fol. 255 r, r. 33 ‘Dat... niet’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 255 r


+<br />

179<br />

dat ick wynken mach dryncken huut Rynssche vaeten<br />

oft doet ghyt niet ick geef hu de nuerse in dhandt<br />

och iae ick lief zey floen / ghewillich gheerne / want<br />

Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

20 Prinche<br />

Ende voorts noch manneken voor tlaetste artycle<br />

zal ick mueghen ghaen wandlen waer dat ick wille<br />

thuus moet ghy dan bewaeren van allen Perycle<br />

zoo dat ie niet een voetien tardt ouer de zille<br />

25 passeert hu tydt / an een ontheyterde ghaerne spille<br />

onthoud wel wat ick hu te doene Beual<br />

com ick late thuus / spreict schoone Los buten gheschille<br />

oft ick maecke van hu bolleken een Caetsebal<br />

al vough ick my dat ghy staet int ghetal<br />

30 vanden hoornebeesten / ofte hooghduudsche staeten<br />

weist verduldich in hu Lyden / Wel lief ick zal<br />

stelt hu zinnekens gheRust ick belouet hu Al<br />

Dat ghy my ghebied lief / en zal ick niet laeten<br />

Refereyn<br />

Onder een Roodtse in madocxol<br />

daer diueerssche beesten hadden den bol<br />

zoo noch veel Ezels doen by ghedooghe<br />

5 hilt groote feeste / Eennen noordschen drol<br />

Tschemynckel en hadder gheenen Lol<br />

omdat hem zyn wyf Rechts zat in de ooghe<br />

den hond die by hem zat ten tooghe<br />

sprack als een die veel mouts int lyf // ghiet<br />

10 Ick brynght hu Martico / myn kele es drooghe<br />

sus sprack tschemynckel / Eer icx my pooghe<br />

Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />

Al zoud icker om strecken al myn vinnen<br />

wy moeten ons vpvullen totten kinnen<br />

15 sprack den hond / wilt brassen en dryncken<br />

al ziet gy hu wyf daer zitten grimmen<br />

hier es tryumphe / ende Cuere van simmen<br />

grypt een ander / en ghaetter me flyncken<br />

zoetelick Canis ick zel my bedyncken<br />

20 om dat myn wyf vp my zo styf // ziet<br />

martico / Laet doch een bacxken zyncken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

255 v


+<br />

180<br />

verstaet (sprack dandre) woorden die clyncken<br />

Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />

Martico ghy hebt zo Reyn een Cransken<br />

25 al waert gheschoren vp een Balansken<br />

sprack den hond gheen gentere dan ghy<br />

ghy moet noch tavendt worpen een Cansken<br />

ende met wat nypens Reyen een dansken<br />

al tumelende maecken toer et demy<br />

30 belonct marmootken Cruupt tsimmeken by<br />

Ieghens de Iuecte haer hu ghewryf // Biedt<br />

doe sprack tschemynckel dits emmers vry<br />

vvant voor conclusie / noch seghick dy<br />

Ick zoud wel doen hond / zaegh ick myn wyf // niet<br />

35 Prinche<br />

Tschemynckel subtyl ende loos<br />

daer ic den hond by int ghekyf // liet<br />

met lachende caecxkens sprack altoos // ick zoud etc a /<br />

Den Oude vrauvven<br />

Alle oude matroonen / ende oude vrauwen<br />

zullen betamelick in cleedynghen wesen<br />

onderdanich / tot veel wyns / zalmense niet schauwen<br />

5 alle goet onderwysende / ter goeder trauwen<br />

gheen quaet van andren sprekende / tes mespresen<br />

vvyselick den Ionghen vrauwen naer desen<br />

Onderwysen / huer mans thebbene Lief voorwaer<br />

oock tot huer kyndren / tzyne met Liefden gheResen<br />

10 wys te zyne / zuver / Thuus bewaerende Eerbaer<br />

goet / onderdaenich / tot haer lieder mans der naer<br />

vp dat het woord gods niet en zy gheblameirt<br />

Paulus stelt desen Reghel aldus zeer claer<br />

duer den wille des heeren zoo * gheordonneirt<br />

15 Oude vrauwen testamentelick dit accepteirt /<br />

Oude Weduvven<br />

De ghuene die een weduwe zy waerachtich<br />

(hebbe hope in god) Alleene zynde ** ghelaeten<br />

zy gheduerich in bedynghen altyds eendrachtich<br />

20 nacht ende dach / wel huer zeluen bewachtich<br />

vvant die in wellusten es (tzy van wat staeten)<br />

die es leuende doodt Te zynder onbaeten<br />

* Vóór ‘zoo’ ‘d’ doorgestreept.<br />

** ‘zynde’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

256 r


Ionghe Weduvven<br />

+<br />

181<br />

Ghylieden zult altydts mans ghezelschap schuwen<br />

25 Ten zy als goe weduwen / zyt in dyn manieren<br />

daer neen / Paulus Raedt datse zullen huwen<br />

dat zy kyndren winnen / end haer huusRaedt Regieren<br />

ende gheene Ledicheyt en hanthieren<br />

noch van huuse te huuse in onledicheyt ghaen<br />

30 dat zy gheen clappeyen zyn / Lueghens verzieren<br />

clappende / de tonghe zy zeer gheneghen zaen<br />

Dynghen / die niet gheoorlooft tzyne dienen ghedaen /<br />

Tyelick ghehuvvede<br />

Ghy die tyelick ghehuwet zyt onder tiock ghedwee<br />

Alsmer thuwent niet langher onghelooft // smeere<br />

ick gheef hulieden ionstich dit A B C e e<br />

5 omme zomtyts te Lesene ieghens de hooftzweere<br />

A.<br />

Als Ick Was in myn Ionghe Iuecht<br />

oudt omtrent den achtiensten Iaere<br />

doe waend ick my ghaen stellen ter duecht<br />

10 end ick nam an / Een oordene zwaere<br />

Die thuwelick heet int openbaere<br />

B<br />

Blydelick zonder te ontziene yet<br />

zo ghyngh ick inne die oordene snel<br />

15 daer ick nv gheenen vruecht in / ziet //<br />

// en can ghecryghen / iolyt noch spel<br />

Thuwelick / valt my gheheel Rebel<br />

C.<br />

Claeghen drouuen zoorghen zuchten<br />

20 quelt my meest Tmynen onghemaecke<br />

hier vooren had ick lettel duchten<br />

alsmen van thuwelick my eerst de spraecke<br />

huwen / vp hu Roup ick nv Wraecke<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

256 v


D<br />

182<br />

25 Dat ick doch thuwelick niet meer ontzach<br />

dat alle wyse Lieden nochtans ontzien<br />

dies waer ick weerdich / dat ick nacht dach<br />

crupen moest ouer handen en knyen<br />

Thuwelick es een / van myn zvvaerste partyen<br />

30 E<br />

Eeuvvelick Raed ick onder tsweerelts bende<br />

thuwelick te schuwene / Elcken man /<br />

+<br />

want dese quae wyfs zyn donbekende<br />

dicwils verhaelense tsmans Legende<br />

my Raut dat ick thuwelick oyndt beghan<br />

.F.<br />

5 Frisch behaeghlick was ick eer ick quam<br />

Inne die oorden vul grooter Ellenden<br />

altyds blyde / zelden nemmermeer gram<br />

waer ick my nv keere / ofte my wil wenden<br />

Thuwelick doet myn vroylicheyt schenden<br />

10 .G.<br />

Ghierich ontschaemel ende vreck<br />

soberlick in eten ende dryncken blycken<br />

dus moeten zy doen die zyne * in tstreck<br />

inde oordene des huwelicx practycken<br />

15 Thuwelick doet my dolende strycken<br />

H.<br />

Huvven ghy slaet my zonder Roede<br />

huwen ghy maect my tleuen moede<br />

huwen ghy brynght niet dan Ieghenspoet<br />

20 huwen ghy maect my ontzint de verwoede<br />

huwen ghy houdt my onder de voet<br />

I<br />

Ick ghae ten spele my vertooghen<br />

vp dat ick my zoude mueghen vermaecken<br />

25 thuwelick brynght my dan voor ooghen<br />

* ‘zyne’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 257 r


183<br />

dat ick moet peynsen / om ander zaecken<br />

thuwelick maect my gheel maegher caecken<br />

K<br />

Kattyf. dynck ick in mynen moet<br />

30 nv bem ick alle de weerelt schuldich<br />

gheel tachtere / es gheghaen myn goedt<br />

dies bem ick zwaermoedich end onverduldich<br />

ick zitter inden middel in menichfuldich /<br />

+ L.<br />

Lacen nv moet ick nauwe obedieren<br />

ende legghen / Thooft inden schoot<br />

van die ick zelue plach voortyds Regieren<br />

5 myn herte es zvvaerder / dan een loodt<br />

ghaende / staende / Bem leuende doodt<br />

M<br />

Mocht. ick eens myn huwelick vercoopen<br />

al waert noch ouer zeuen Iaer<br />

10 ick zouder mede Ter marctwaerts loopen<br />

maer neen ick dit ghaet my veel te naer<br />

dus blyf icker by in Lydene zwaer<br />

N<br />

Nu zie ick wel ick bem bedwonghen<br />

15 in groot onRuste ende ongheual<br />

Ionghers / steken achter my huut de tonghen<br />

deen Roupt wyhotz / dander maect gheschal<br />

Bem ict niet / metter tydt / mueghlick worden zal<br />

.O.<br />

20 O Wonderlick huwelick bouen wondere<br />

met hu / es my niet veel vruechts gheschiet<br />

thuwelick houd myn ghenouchten tondere<br />

al dat ionck vermaecklic es / van my vliedt<br />

huwen / vvaer icker niet / ken quamer niet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 257 v


25 P<br />

184<br />

Pyne Ancxst vreese tot allen stonden<br />

Lyd ick aerm tyelick ghehuwet man<br />

Ick wild Ick waere / eens alf ontbonden<br />

ick hope der my voorts huut te cryghene dan<br />

30 maer nyemandt dan de doodt die breken Can<br />

Q<br />

Quellaige ghekyf pruetel Commerynghe<br />

hoor ick voor sermoenen meest alle daeghe<br />

creytynghe tot veel stofferynghe<br />

35 als andere zyn ter Tryumpherynghe<br />

zit ick thuus / met een ydel maeghe /<br />

+ R<br />

Ramp Roy euelen proncken ende vloucken<br />

dats den goeden dach diemen tmynent gheeft<br />

myn wyf zalt vp een stroyken zoucken<br />

5 om my te versnurckene / Man die leeft<br />

Ter weerelt / gheen meerdere Lyden heeft<br />

S<br />

Solaes iolyt vruecht en alle spel<br />

vrydom myns tselfs Te mynder vromen<br />

10 marIoleren / Bancketeren / vry zonder ghequel<br />

dat heeft my thuwelick al Benomen<br />

dies zwaere ghepeynsen my meest bedromen<br />

T.<br />

Troostbaer gheneghentheyt tzommeghe tyden<br />

15 ghebuert my van myn wederPaer<br />

thien duusent verdriets voor een verblyden<br />

zyn my dies ouervallende zwaer<br />

int huwelick volght alle zoorghe naer<br />

V<br />

20 Voor myn huwelick was ick bequame<br />

om talder vroylicheyt een te zyne<br />

ghehuwet keerle es nv myn Name<br />

veracht versteken Tallen termyne<br />

Thuwelick doet my hert zweerende Pyne<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 258 r


25 W<br />

185<br />

Weildich was ick voor myn huwen<br />

zeere fyn wellecomme Tot allen steden<br />

nv moet ick veel goet ghezelschap schuwen<br />

en de liefkens die my veel vriendschap deden<br />

30 met andren laeten in ghenoughelicheden<br />

X<br />

Xantippe socrates kyfachtichste wyf<br />

huerer ghelycke heefter zomtyds ghetraut<br />

vp een Inckel haer stichten een dobbel ghekyf<br />

35 de man word ghehoerezuent en gheRabaut<br />

zulck haestelick traut / dwelck langhe Raut /<br />

+ Y<br />

Yeghelick. die hem thuwelicke voughen<br />

moeten AnNemen * een zoorghfuldich leuen<br />

In gheenen vreimden ackere meer ploughen<br />

5 maer het tribuut matrimoniael gheuen<br />

den ghuenen / daer thuwelick / om es bedreuen<br />

Aucteur<br />

Zochtzinnich thuwen wyfue zonder quae bemoedynghen<br />

zyt zonder IalouzieEghe persequerynghe<br />

10 gheenssins huere parafranele goedynghen<br />

die doende Dilapederynghe<br />

maer brynghen neerstich ter Augmenterynghe<br />

Zes int huwelick te zyne goet<br />

als man ende wyf hem voughen Eendrachtich<br />

15 elck andren verdraeghende blyde ghemoet<br />

elck anders secreit nyemandt doende clachtich<br />

zulck huwelick es Prysweerdich warachtich<br />

Tyelick ghehuvvede<br />

Contrarie twiel van avonthueren draeyende<br />

20 vyndt ick my nv inden noordersschen wyndt<br />

tzoete zephyrus wyndeken es my ontwaeyende<br />

dies de felle discordia my therte pyndt<br />

Troostbaere fortune vp anderen gryndt<br />

* ‘AnNemen’: ‘A’ over ‘a’ en ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 258 v


186<br />

Title der amoureusheden Croone<br />

25 drough ick voortyds zeer victorieuselick<br />

thuwelick dwynght my in persoone<br />

die af te laeten vallen / hoe Amoureuselick<br />

ick die Liefmoedich drough / melodieuselick<br />

Tra ghelick eist nv te laete verzucht<br />

30 hoe ick myn ooghen / met traenen mach cleeden<br />

vvant hoe gheclaeght Bevreest beducht<br />

ten baet in dese eerdsche Breeden<br />

Die god tsaemen ghevought heeft / gheen menssche mach scheeden /<br />

+ Est mueghelick dan naer tbeste vermueghen<br />

zal int huwelick nemen elck Pacientie<br />

die hem can in zyn Lyden verhueghen<br />

Lyden zal hy zelue doen vyolentie<br />

5 ende god almachtich / word zyn adsistentie<br />

Aucteur<br />

Een maeght vp hueren huwedach meest simpel ghebleken<br />

gracelick in tspreken<br />

paeyselick zochtzinnich / oetmoedich ghedwee<br />

10 maer alsser den dam / word in ghesteken<br />

wordt ze / als een VpRysende beroerde zee<br />

met weewytegher wee // word de man dan bedaut<br />

Tschynt dat een man maer een Lammeken traut<br />

zoo zy ghaen steppende / Ter eerster messe<br />

15 Alst al bruud huut es / men naermaels schaut<br />

Dat zou word zyn meestresse // Voogdesse<br />

welsprekende Clercgesse<br />

Dus onder de man zaen / verandert esse /<br />

Den Ionghe Mannen<br />

20 Ghy Ionghe Mannen / den ouden onderdaenich zyt<br />

ende zynde onderdaenich / deen den anderen ghy<br />

hebt oetmoedicheyt in hu ghevesticht tdier tydt<br />

god almachtich dhoueerdighe wederstaet hy<br />

maar doetmoedeghe zendt hy gratie by<br />

25 weist sober wilt hu zeluen gheuende wesen<br />

in alle dynghen dat een goet Exemple zy<br />

in leerynghe / gheheelheyt weselick ghepresen<br />

in goede woorden / zonder verwyt naer desen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 259 r


+<br />

187<br />

end omme te commene in eenen wysen Treyn<br />

30 vreest god den heere / myn Refereyn wilt Lesen<br />

Dwelck ick hulieden ionnende bem Certeyn<br />

Refereyn<br />

Een es die hooghste maecker van allen dynghen<br />

zeere tontziene als Conyngh almachtich<br />

bouen der wysheyt troone heeft hy tbedwynghen<br />

5 een heerschappende god / groot in zyn omRynghen<br />

de welcke wy om vreesen / zyn moeten achtich<br />

vvant de vreese des heeren / die es warachtich<br />

een glorie / en bequamelicke blydschap mede<br />

een Croone der verhueghynghen / want eendrachtich<br />

10 tsheeren vreese / zal verhueghen der herten stede<br />

tes een Croone der wysheyt vervullende vrede<br />

vruecht can zou in Lancheyt der daeghen gheuen<br />

// dus wie den heere vreesen met dancbaerichede<br />

inden huutersten zal die zyn wel ghebleuen<br />

15 en ghebenedydt ten daeghe zyns doods verheuen<br />

want vreese des heeren can zonde verIaeghen<br />

die den heere vreest zalt wel verghaen int leuen<br />

vulle wysheyt eist / god vreesen tallen daeghen<br />

ghelooft in god end hoopt in hem dies / zonder versaeghen *<br />

20 houd zyn vreese vast / ende vercryghter in grysheyt<br />

want naer dheligher Schriftueren claer ghewaeghen<br />

De vreeze des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />

Zaelich es zulck vreesende menssche ghepresen<br />

in des heeren vreese / Es stercheyts betrauwen<br />

25 voor becuerynghen beschermt / worden wy ghenesen<br />

vreesen wy god / ons zullen veel goe dynghen wesen +<br />

en tsheeren inghel zal ons verlossen huut Rauwen<br />

ende ziet des heeren ooghe zal schauwen<br />

vpde ghuene die hem vreesen tot alder tydt<br />

30 ende die hopen vp dat bermhertich bedauwen<br />

des heeren iesu christi eeuwich ghebenedydt<br />

tot zulcken van gheslacht tot gheslachte wydt<br />

es zyne bermherticheyt zeere gheneghen<br />

vreest / die ziel en Lichaem zenden mach zonder Respyt<br />

35 ter hellen eeuwich onghenaedeghe weghen<br />

* ‘versaeghen’: ‘h’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

259 v<br />

+ Thobie /


188<br />

+ zyt vromelick ter eeren gods dan gheneghen<br />

eer dyn huus zy averecht ommegheworpen zaen<br />

niet beters esser / dan tsheeren vreese vercreghen<br />

want tsheeren inghel zal zulcken Rondtsomme staen<br />

5 dus vreest den heere vasticheyt zuldy ontfaen<br />

en gheen quaet zal hu ghemoeten / duer die advysheyt<br />

quaet te schuwen / es verstandt / maer hoe ghedaen<br />

De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />

Heere god vroom beschermer van adams weesen<br />

10 die veelheyt huwer goetheyt / die es zo groot<br />

die ghy verborghen hebt / den ghuenen die hu vreesen<br />

de chieraidge dyns huus vul claerlichtende Reesen<br />

heb ick lief ghehadt heere Troost mynder noodt<br />

ghelyck een vadre doet / een ontfaermich exploot<br />

15 ouer zyne kyndren tsghelycx heere ghy<br />

ontfaermt ghy die hu vreesen tot inder doodt<br />

want ghy kendt ons maecxsels hoe broosch dat zy<br />

ghy heere zyt myn zaelicheyt weet ick vry<br />

en myn licht / wien zoud ick anders vreesen dan<br />

20 vreesen die tlichaem dooden / zy verre van my<br />

maer god vrees ick / die ons allen behouden can<br />

vvant de wille zynder vreesers in tsweerelts ghespan<br />

zal god die heere doen onbezweken<br />

iob heeft zelue gheseyt als Rechtueerdich man<br />

25 als vpzwellende vloeden ouer my ghestreken<br />

heb ick god ghevreest daeghen maenden en weken<br />

dus dan wy grouue zondaers / en vul mesprysheyt<br />

laets god vreesen / en dolende dwaesheyt versteken<br />

De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />

30 Prinche<br />

Zaelich zyn al die den heere vreesen voorwaer +<br />

ende vp zyne weghen wandelen Claer<br />

vvant ghy zult van huwer handen aerbeydt eten<br />

zo zydy zaelich / end hu zal wel vvesen daer<br />

+ +**<br />

hu wyf zal zyn als een wynstock vruchtbaer<br />

ande weeghen dyns huus doet Dauid weten<br />

hu kyndren als nieu olyftackplanten ghezeten<br />

Rondtsomme huwer tafele Tallen keere<br />

5 ziet ghebenedydt word zoo dien man ghemeten<br />

** Verticale streep onder de nota in margine tot r. 11.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 260 r<br />

+ Psal C 27<br />

+ 260 v<br />

+ Psal C 27


189<br />

warachtich de ghuene die vreest den heere<br />

end vp dat hy noch meerder loon vermeere<br />

huut syon zal hy hu ghebenedyden<br />

tziene tgoedt van ierusalem / dit ghelooft zeere<br />

10 alle die daeghen dyns Leuens tyden<br />

en ziet huwer kyndren kyndren zonder vermyden<br />

paeys ouer israel met iolysheyt<br />

vreest den heere / en wilt voor de waerheyt stryden<br />

De vreeze des heeren / Es tbeghin der vvysheyt<br />

Prouerbi .15.<br />

Duer bermherticheyt ende ghelooue vermeeren<br />

worden de zonden ghezuuert verstaet<br />

maer ziet / duer die vreese des heeren<br />

zo wyct een yeghelick menssche van tquaet<br />

Mannen ende Ionghers<br />

+<br />

Ionghe mannen ghecommen in des huwelicx staet<br />

duer onEerbaer ghezelschap zomtyds verleed<br />

wacht hu naer / Tnaervolghende Refereyns Raedt<br />

met donCuussche wandelaers niet ommeghaet<br />

25 nyemandt zo wys die zyn ghebuerynghen weet<br />

Oock ghy Iongheskens met teerste wambaeys ghecleedt<br />

steppende ter weerelt maer ouer de zille<br />

wiens bloedt / es tot quaeder wulpsheyt heet *<br />

heb hulieden oock tzelfde Refereyn bereedt<br />

30 Ontfaettet in dancke de ghuene die wille<br />

zulck nut naer veel zoets / een bitterlicke pille /<br />

Refereyn<br />

Hoort alle Ionghe wulpsche noch groene van Iaeren<br />

schuut alle quaet ghezelschap Tot alder tydt<br />

Laet ydel ongoddelicke woorden vaeren<br />

5 maer wilt hu metten ghuenen voughelick paeren +<br />

die anRoupen met een herte Reyn / god ghebenedydt<br />

en ghelooft niet alle gheesten waer dat ghy zyt +<br />

van een menssche dat een ketter es / wilt afstaen +<br />

prouft alle gheesten / want inder weerelt wydt +<br />

10 veel valsche propheten zynder huutgheghaen<br />

* ‘bereed’ vóór ‘heet’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

261 r<br />

+ 2 thimoth .2<br />

+<br />

1 iohan 2<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+<br />

1. Iohan. 4


190<br />

vveist in als god den heere behaeghende zaen +<br />

end in alle goede wercken Brynght vruchten voort<br />

vvilt der weerelt niet beminnen / laet dat onghedaen +<br />

noch al tghuendt dat der weerelt oock toebehoort<br />

15 en laet hulieder herten niet worden ghestoort +<br />

schuut die van twist end aercheyt voortbrynghen yet +<br />

vvant alle die zodaenich zyn / naer paulus woordt<br />

dienen hueren buuck / en den heere Christo niet<br />

een lettel deessems verzuert / dat gheele deech ziet +<br />

20 end een schurft schaep / bederft de ghezonde schaepen<br />

wie metten quaeden wandelt / alle duecht van hem vliedt +<br />

maer metten helighen Zalmen hu helich betraepen<br />

vliedt alle baetzouckers naer tghulselick gaepen<br />

Die hoffen boffen ende quaet verwaendelick blaesen<br />

25 die van gods dienaers maecken ghulseghe paepen<br />

en die hem zeluen nochtans meest / met quaet aes Aesen<br />

quaet vercryghen / doet zulcx naercommers tgoed verdwaesen<br />

dan pluct iusticie huerlieder Ioncheyts iuut<br />

dies Raed ick hu / schuut zulcke Raepsblaesen<br />

30 end eer dat ghy griefuen / ende schanden besluut<br />

Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / end onEerbare vrauwen schuut<br />

Laet strydynghe der wet schuut ongheleerde vraeghen +<br />

kyfuaigen ende Rekenynghen der gheslachten +<br />

35 onproffytlick en ydel zyn zy Tallen daeghen<br />

maer groeyt in gods kennesse zonder versaeghen +<br />

god danckende den vadre huut al huwe Crachten<br />

+<br />

die ons weerdich heeft ghemaect / duer zijne machten<br />

tot erfdeel der helighen Int hemelsch licht claer<br />

zit niet inden Raedt van die ydelheyt pachten +<br />

end en ghaet niet in / metten quaetdoenders daer<br />

5 volght een ongherechtichs mensschen weghen niet Naer +<br />

ghaet van een wyse vrauwe wech tgheender hueren<br />

maer vliedt der valsscher vrauwen antrecken / want voorwaer<br />

die tpeck gheraect / die zalder hem an Besmueren<br />

die tperyckel schuut * / hem zal gheen peryckel ghebueren<br />

10 strydt met een vreimdt wyf oock niet inden wyn<br />

Neimt gheen Afgoden dienaers binnen huwer dueren<br />

maer laet gherechteghe mannen huwe gasten zyn<br />

en inder vreesen gods / verhueght hu fraey ende fyn<br />

ende gheenssins den ouden vriendt niet en verlaet<br />

15 wacht hu neerstelick van allen quaeden schyn +<br />

gheen vergaderynghe volght / om te doene quaet<br />

zaeyt huwen acker niet / met diueersschelick zaet<br />

* Vóór ‘schuut’ ‘bemint’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Collos primo.<br />

+ 1 Iohan. 2<br />

+<br />

Iohan/14<br />

+<br />

Roma/6.<br />

+ 1 corin .6<br />

+ Psal 17<br />

+<br />

2. thimo .2<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+ Collos primo<br />

+ 261 v<br />

+ psal 25.<br />

+ prouerbi 3.<br />

+ 1 thessa .5.


191<br />

schuut doch nieuheyt der woorden / die menich doen dolen<br />

zaelich zal hij zyn die simpelick henen ghaet<br />

20 Bewaerd wel gods gheboden / hu zynde Beuolen +<br />

Luxurieuse locketten ende tuyschdobbelscholen<br />

schuut die / want daer wortel des quaetheyts huutspruut<br />

quaet ghezelschap heeft god veel zielen ghestolen<br />

end eer ghy daer deelt der slaeghen wondighen Buut<br />

25 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />

Gheen gheschil ouer wech vvilt metten grammen maecken +<br />

vliedt der onCuusscher vrauwen OnRedenlick Ravot<br />

vvilt de duere van huer huus negheenssins ghenaecken<br />

30 oft als bitter alsem zult ghy thendeken smaecken<br />

haer ghanghen die ghaen duere tot in thelssche Cot<br />

maect hu weghen van huer verre / eer ghyr vp versnot<br />

vvant haer voeten loopen nedervvaerts Totter doodt<br />

haer voetsteppen / zyn zeer onghestaedich en zot<br />

35 toufzaemich tot ghedueren de schyfuekens Roodt<br />

huer tonghe / Es als een scherp zweerd doende noodt<br />

+<br />

dwelck dat an beeden zyden diepe snydynghe doet<br />

gheeft een wyf de macht dyns leuens niet / ofte bloodt<br />

word ghy / ende zou bouen hu / dan ghemoedt<br />

met gheene dansseresse gheerne stelt den voet<br />

5 ghaet metten stouten verre niet achter tlandt<br />

kyft met gheen quae ghetongde mensschen / ten es niet goedt<br />

hebt met gheen ongheleerde ghemeenschap / want<br />

Lichtelick mochten zy met hu stoken den tant<br />

al en zaeghen zy van hu nochtans niet dan dueght<br />

10 Oncuussche ouerspeilders / diefuen Roouers vailiant<br />

vvilt met dusdaneghe niet eten / daer ghyt vermueght<br />

noch met ghiereghe vervlouckers / oft ghy word onthueght<br />

noch oock metten onghelooueghen gheen Iock Leeden<br />

prouft alle dynck / houd tgoede / zo crygdy vruecht<br />

15 en wie ongheschict wandelt / van dien broer wilt scheeden<br />

ende wilt hu leuen niet / naer zulcx leuen Reeden<br />

vviens hendeclocken men met houfysers Luudt<br />

vvacht hu van qua Respeelen / die hem vreeseloos cleeden<br />

end eer hu den teerlyngh / maect naecter dan een puut<br />

20 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />

Prinche<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ prouerbi 28<br />

+ Eccli .8.<br />

+ 262 r


192<br />

Wacht hu voorzienlick wel vanden valssche propheten +<br />

die zomtyds in scaeps cleederen Commen tot dy<br />

25 end invvendich zo zynt / dit moet ghy weten<br />

grypende wulfuen die donnoosele Eten<br />

en van allen Lasten willen zy wesen vry<br />

wacht hu voor de scriben / die langh ghecleed commen by +<br />

die gheerne vp de marct zyn ghegroet / ghepresen<br />

30 die zoucken dat hem ter tafelen tvoorzitten zy<br />

en die ter synaguogen zoucken tzijne gheresen<br />

en de welcke dusdaenich verslynden int wesen<br />

der weduwen huusen met onRedenlicheden<br />

Ia mesleedense looselick bouen desen<br />

35 onder tbedecxsels van Langhe ghebeden<br />

++<br />

wacht hu oock vanden deessem tot elcker steden<br />

der pharizeen ypocritich gheveynst bedwanck<br />

oock van herodes deessem / wacht al hu Leden<br />

en van Loftuters / die gheerne dienen om danck<br />

5 den cleenmoedighen troost / end ontfanght die zyn Cranck +<br />

Laet gheen aerch huwen broeder int herte zyncken +<br />

schuut ghulseghe verquisters in heeten dranck<br />

ende wat ghy doet / hebt altoos een achterdyncken<br />

Schuut de spyteghe Vasti / laet brezaida flyncken<br />

10 end oock alle bachus / ende venus scholieren<br />

schuut snossen / die den laetsten pennyngh verdryncken<br />

nachtloopers Ledichghanghers oude Putieren<br />

end hoe ghy doolt ofte suckelt in hu Regieren<br />

ongheoorzaemich tast niet naer tverboden Fruut<br />

15 dats ouertard gods ghebod in gheender manieren<br />

end als ghy tsmoorghens ghaet thuwer dueren huut<br />

Ghy ionghe mannen ghehuvvet ofte onghehuvvt<br />

Quaet ghezelscap / End oneerbare vrauwen schuut<br />

Aucteur<br />

20 Ghy ionghe dansserkens weeck in tverstandt<br />

ziet in tyds toe / Wat hu gheschiet<br />

der hoeren eers / des dobbelaers handt<br />

Peerds voet / noch oock Wulfs tant<br />

Betrautter gheene van vieren niet<br />

25 Oft hu word schande / schae / of verdriet<br />

dies dees * Wyselick vliedt<br />

Worpt slaet / steict / tard / dreeght / eennen hondt<br />

zaen Rasch ter stondt<br />

+ Fol. 262 v, r. 22 ‘hoeren eers’, ‘dobbelaers handt’, 23 ‘Peerds voet’, ‘Wulfs tant’ onderstreept.<br />

* ‘dees’: ‘s’ over andere letter (b?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ mathei/7<br />

+ marci .12.<br />

+ 262 v<br />

+ 1 thessa 5 //<br />

+ zacha / 7


193<br />

zult hem verzoenen / met een Been<br />

30 hanght an een hoere vyf duusent pondt<br />

als zheeft ghepluystert huwer buersen grondt<br />

+<br />

al lacht hueren mondt<br />

ende deen ooghe weent // hoe ghy anders meent<br />

zen ghaef om hu voeren / niet eennen stront *<br />

Al zoud ghy vortten inden steen<br />

5 huerlieder ia / es een vullicx Neen<br />

Aucteur<br />

Clappaerts die list<br />

zoucken / Comt An<br />

Om maecken tvvist<br />

10 Tusschen wyf ende man<br />

Niet dan // tsRefereyns stocReghele +<br />

Als naervolghende speghele<br />

hu gheuen en Can<br />

Refereyn<br />

15 Ghy die den buck Rydt hoe muecht ghy de pyne<br />

daghelicx claeghende man ende wyfs daet<br />

zendt eerst om bekycken dyn trubbel Oryne<br />

Recht omme by dien gheIugiert te zyne<br />

hoe dat met hu eeghin affairen staet<br />

20 tschynt volght een man ghilden / ghy peynster huut quaet<br />

mids dat wyf dan onder ambochten verkeert<br />

vvats dan / wyf dat menich pennyngsken Baet<br />

zou heefter oock mede Tycketacken gheleert<br />

dies bid ick doch vriendelick Clappaerts / Eert<br />

25 mach thuwen laste / met veel gheweens // zyn<br />

mond toe end indien ghy wysheyt vermeert<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />

Doch al es wyf zomtyds int zwarte gherocht<br />

al en heeft ze nochtans gheen vriendt ouerleden<br />

30 al weynscht man niet een incker haerken ghewrocht<br />

al slact man den cnoop ter trauwe ghecnocht<br />

* ‘stront’: tweede ‘t’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 263 r<br />

+ .1533.


194<br />

+ in tknielen doende vrau venus ghebeden<br />

al weet man zynen vbi niet van leepe zeden<br />

wyf es daer of een Meestresse bekende<br />

al vought hem man tot diueerssche dwaesheden<br />

5 wyf doet als zantinne huuter gulden Legende<br />

al ketst wyf verscheeden / met andere Bende<br />

ghy zoorghende oft man mochte veel vercleens // zyn<br />

kir peynster niet omme / Want altoos ten hende<br />

Laet man ende vvyf doen zy zullens wel eens // zyn<br />

10 Of al ghaet wyf huut hueren huuse dryncken<br />

tIan mueghelick staen thuerent gheen tappen by<br />

dynct man ghaet oock / om zyn nootdurst wel flyncken<br />

al doet wyf dit grammelick om vulders dyncken<br />

die wel stille zwyght / Trompt huer des paeys ghecry<br />

15 al eist dat wyf zomtyds tantgaetende zy<br />

dat man de traenen ten hoofde huutleken<br />

al wil wyf / man parten spelen hu ofte my<br />

man zalt wyf gheheel huuter herten steken<br />

of al ghaet twyf zomtyts vrau al verneims spreken<br />

20 te wylen man een dichtkin dicht / al macht met Reens // zyn<br />

oft al waere wyf / alder spytichst ghebleken<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn<br />

Prinche<br />

Al es man en wyf zomtyds in gheschille<br />

25 dat man ziet met eennen donckeren Brille<br />

en dat wyf veel ghebreken oock binnen beens // zyn<br />

moeyes hu niet clappaerts / want thuerlieder wille<br />

als ghy zelue onpaeys zult hebben binder zille<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />

Andre Refereyn ghezonden Eens<br />

An een clappaert ionghers doende veel vercleens<br />

Ghy die hu vanteirt tzyne Recht ortographiste<br />

Rethoryckelick artiste // Prompt ende eloquent<br />

+ *<br />

twy ghy dyn discretie dus zwatelt te Quiste<br />

want voor een alghemiste // wel zyt ghy Bekent<br />

noch binden ghedynghe wordense hu omtrent<br />

van die ghy intituleert / danssers of Bynghelen<br />

5 en zullen hu snoo gutestick irreuerent<br />

* Vóór ‘Quiste’ ‘quistere’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 263 v<br />

+ 264 r


195<br />

by actie personnele wel Rynghelen<br />

al poyense buuscamp ten zyn gheen inghelen<br />

maer als ghy ghebreckelick vpsprekende ketyf<br />

verdraeghes hu / daer ghy dyn schimp waent mynghelen<br />

10 En laet Ionghers vpcommen / want ghy hebt een wyf<br />

Dyne phisiognomie gheeft merckelick hute<br />

dat ghy by tribute // ghebruuct hu zinnen<br />

staenze peyns ick te pande / voor tspel vander lute<br />

doen ghy laeght in mute // onder iobs vinnen<br />

15 Liet ick declaratie breedere ghevvinnen<br />

zoot met hu naer dyn Phisiognomie staet<br />

beter waert ghy metten Archadisten binnen<br />

vvant tes al schimpeghe boosheyt daer ghy me omghaet<br />

vpgheblaesen int Riemken droogh houeerdich zaet<br />

20 de Rauen of vulcanus stichten om hu ghekyf<br />

dus kyct vp hu zeluen desen speghel ontfaet<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />

Hoe draeyt hu grootsch vleesch vp der houeerden spille<br />

als ghy tart buter zille // om innewaerts passeren<br />

25 hu verwaent eerssenbecken / blyct zelden stille<br />

huut dwaezer wille // wilt alomme speculeren<br />

quansuus ick ghae hooghe lasten tracteren<br />

de simpel verachtende volghende de meeste<br />

die met wien ghy waent wel Accorderen<br />

30 hu houden als huerlieder zotken tdier feeste<br />

kir hoe mueghdy de pyne puer botte beeste<br />

ghy zoudes hu schaemen hadie eere int Lyf<br />

Leert eerst hu Ethimologie ten keeste<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />

35 Prinche<br />

++ Princhier vanden queeckers zyt vp elcx ghebreken<br />

baldadich int spreken // wiens trypzack bynaest splyt<br />

dat Ionghers bezoucken Consteghe treken<br />

ghy wetet hoe wreken // dit doet hu groot spyt<br />

5 dan melcMulen en danssers ghy die nomende zyt<br />

zom gheuende te zwelghene Lavueteghe brocken<br />

hoort doch wat ons een verbruudt keerle verwyt<br />

die zelue noch varsch quylt van tmammelocken<br />

tlavuet noch wel metter sausse zult slocken<br />

10 maar al mocht ghy duer zulck ondiscretich bedryf<br />

van huut brugghe te landewaerts zyn vpghetrocken<br />

+ Fol. 264 v, r. 14-18, 20 ‘voorzichtich’, 23, 26, 28, 33, 35 ‘ghetempert’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 264 v


196<br />

Laet ionghers Vpcommen Want ghy hebt een vvyf<br />

Aucteur<br />

Om leuen in Vruechden<br />

De Manlicke ingienen<br />

De naerghenoomde vier duechden<br />

Te Beminnene dienen<br />

++<br />

Prudentia<br />

Talder tydt<br />

20 voorzichtich Reene +<br />

Ende simpel zyt<br />

Als tduufken cleene<br />

Iustitia<br />

Telcker stede<br />

25 wys ghemaniert<br />

Gherechtichede +<br />

in als hanthiert<br />

Fortitudo<br />

Sterckheyt bevaet +<br />

30 met gheestlicke zinnen<br />

gheenssins hu laet<br />

van tvleesch verwinnen<br />

Temperantia<br />

Teenen voorbewyse<br />

35 ghetempert ghepresen +<br />

Laet hu dranck en spyse<br />

in ghewichte wesen<br />

Die dese * viere // duechdlicke ymaidgen<br />

Can volghen naer<br />

40 Als goedertiere // in alle passaidgen<br />

Es een vroom pylaer /<br />

Aucteur<br />

Tpruetelvvyf praetelt<br />

van hueren man<br />

met een oude Comere<br />

5 dat hy al verzwaetelt<br />

dat hy cryghen can<br />

van bouen Nere<br />

* ‘dese’: ‘s’ later ingelast.<br />

+ Fol. 265 r, r. 1 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 1.<br />

+ .2.<br />

+ 3.<br />

+ 4.<br />

+<br />

265 r


Den welcken // Telcken // elcken // stoffere<br />

Certeyn<br />

10 verhit // met dit<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


Refereyn<br />

197<br />

Ey ey ghevaerken Eylacen my gruut<br />

dat ick leue / Tes al quaet knye en Rebbe<br />

waeromme ghevaere zytie niet ghehuut<br />

15 kir ia ick in tsneckers name / om al dat icx hebbe<br />

myn man nam my ghistre myn beste webbe<br />

waer ghynck hy er me / in vreimde caboelen<br />

dan comt hy quaet zot / of droncken ter crebbe<br />

van zyn handelynghe heb ick hart ghevoelen /<br />

20 hy maeckes my al quycte / Bancken en stoelen<br />

ick en behoude vaeryncx hooftcleed noch Baghyne<br />

kir ghevaere laettet goet zyn / den pap zal Coelen<br />

wat hy dede ghevaere / al mueghdyer me loelen<br />

Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />

25 Maer neen Ick / ghy en zaeght noyndt vuylder snossere<br />

buten eist een weerelt / en thuus een Reghelaere<br />

tes een caetsere / een schietre / een Roldre / een clossere<br />

een myffelaere / een dronckaert / een tuusscher / een keghelaere<br />

een vrauwe Iaghere / een vloyere Een speghelaere<br />

30 diet al verquist dat ick hebbe verspaert<br />

ick zalt noch claeghen den gheestelicken zeghelaere<br />

en den promoteur / eer desen dach verIaert<br />

hy zal weten / waer dat myn goedt bevaert<br />

dat hy dus verloopt met zynder Concubyne<br />

+<br />

zo zal hy wech loopen / eist dat ghyt zoo claert<br />

men Roucx ghevaere / al liep hij ter ghalghewaert<br />

Ick liet noch al goet zyn / behild ick tmyne<br />

Kir iae ghy ghevaere dus zyt verduldich<br />

5 verduldich / hy es een vuyl belytre<br />

hy es zeck vaeryncx al de weerelt schuldich<br />

end ick moet betalen / wie werd myn scaloos quytre<br />

vp den wyn en bierbanck zyn tydt verslytre<br />

hy was eerghister ghepand / om schult van Renten<br />

10 ken gheloofs niet / hy was by willeboords mytre<br />

en by zyer croodse met al den Ornamenten<br />

Achaermen hu catheylen werden goet om venten<br />

ick zegghe hy Rumet al / Bee coffer en scryne<br />

kir laettet goet zyn ghevaere / wilt Ruste in hu prenten<br />

15 al liep hy int huterste van Occidenten<br />

Ick liet noch al goet zyn / Behild Ick tmyne<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 265 v


Princhesselicke<br />

198<br />

Gheuaere maect gheen obstacle<br />

Ieghens hem / en peynst dat ghy van nv voort an<br />

20 gherekent werd voor een oudt tabernacle<br />

en hy es wellustende // waddynghe eist dan<br />

ghy hebbes wel tachtentich ick en doe nochtan<br />

ghy doet / ghy lieght / bey hoe luud die snaere<br />

hadie niet inde spiersche Reyse / huwen zesten man<br />

25 En iaeick die starf daer maertelaere<br />

die liet * my veel goeds / dat was myn Caere<br />

maer dees bouue brynghet al ter Ruwyne<br />

ick werde bystier / ghyn werd / ick werde ghevaere<br />

al liep hy met aechte truwe ofte Claere<br />

30 Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />

[Van medechynen gheleert / als den wyse]<br />

+<br />

Van medechynen gheleert / als den wyse<br />

van tweemael gheCoocte spyse<br />

ende van eennen quaeden wyfue der me<br />

Libera nos Domine /<br />

Ionghe ghehuvvede vraukens<br />

De ionghe madoonties die wyfueroentiens<br />

vviens mannekens zyn goe laetelyen floentiens<br />

dat huerlieder vraukens een Liedeken Cnuelen<br />

5 nau steppende vp inckel ghezuelde schoentiens<br />

met hoye vullende tsmans Capproentiens<br />

comtmer an / thierende / of menze zou duerbuelen<br />

vpdat dese zulcke me mochten huelen<br />

Een Liedeken alf vlaemsch alf walsch ghescakiert<br />

10 dier voortyds plach me omtrent gheerne snuelen<br />

ion ick om zynghen Reynhertich ghemaniert<br />

Liedeken<br />

Tant que viuray<br />

zo bem ick noch niet doodt<br />

15 Ie seruiray<br />

tvrauken in hueren schoot<br />

iusques a tant<br />

dat huer buucxken word groot<br />

// Par son playsir<br />

20 nam icxse by der handt<br />

pour mon desir<br />

* Vóór ‘liet’ ‘v’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

266 r


Leed icxse an eennen Cant<br />

nous feismes bonne chiere<br />

wy screuent anden wandt<br />

25 // Son alyance<br />

was een dobbel kansse<br />

zou was by my<br />

end ick daer by<br />

en ma playsance<br />

30 was ick ten dansse<br />

Puys que ainsy // Doe waeren wy<br />

Par bon vouloir<br />

waeren wy vroylick daer<br />

gentil debuoir<br />

35 dede zou tmywaerts claer<br />

+ *<br />

Fort Amoureux<br />

Toufde zou my voorwaer<br />

Le bon accoeul<br />

huers Lichaem gracieux<br />

5 tristresse doeul<br />

verIough victorieux<br />

nous feismes bonne chiere<br />

met herten Coragieux<br />

// Son alyanche ** etc a /<br />

10 Du bon du Coeur<br />

goethertich ghemaniert<br />

Ioyeulx Labuer<br />

hebben wy ghehanthiert<br />

et gentillesse<br />

15 minsaemich daer verziert<br />

// Par hardiesse<br />

creegh ick van huer consent<br />

et sans Rudesse<br />

tusschen vier aermkens gent<br />

20 nous feismes bonne chiere<br />

an venus Tafelment<br />

Son alyanche etc a<br />

Princesse myn<br />

pour tousIours tryumpher<br />

25 dyn claer aenschyn<br />

me faict perseuerer<br />

in huwe liefde heet<br />

madame par Amours<br />

gheen ick en weet<br />

* ‘Amoureux’: ‘A’ over ‘am’.<br />

** ‘alyanche’: ‘y’ over andere letter (e?).<br />

199<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 266 v


30 de qui *** iattens secours<br />

dan van hu ghereed<br />

oft anders nuyct et Iours<br />

zo moest Ic draeghen tcleedt<br />

de doeul / en noir velours<br />

35 Son alyanche /<br />

+<br />

was een dobbel kansse<br />

zou was by my<br />

end ick daer by<br />

en ma playsanche<br />

5 vvas ick ten dansse<br />

Puys que ainsy / doe waeren wy /<br />

Andre liedeken<br />

Elas que ie me Mariay<br />

ie puis bien mauldier la Fortune<br />

10 Contenter ma femme ie ne scay<br />

car elle se donne a tous commune<br />

elle na iamais que vng au Cop<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />

200<br />

Al doen ick Int wercken myn debuoir<br />

15 zou zeght ten dooght al niet een luere<br />

al Rommel Ick zomtyds in haer Comptoir<br />

ten claertter niet / wat dat ick schuere<br />

zou zeght een ander weet bet den keer<br />

maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />

20 Elle me faict garder la maison<br />

disant Ie voy a les beghynes<br />

sen allant auecques vng Compaignon *<br />

elle me faict garder Les pattynes<br />

elle boyt du vin / elle faict grand gro<br />

25 mais ie ne suis point Tout seul wyho<br />

Dan ghaetse tsmoorghens ter kercken waert<br />

en comt niet thuus voor hoogher noene<br />

esse dan met huer ghezellen verghaert<br />

tes wonder vvatter es te doene<br />

30 zy ghelaet haer als een brudeken theer<br />

maer al heet ick hanneken / men vyndtter meer<br />

*** Oorspronkelijk ‘quoy’; ‘o’ is doorgehaald en nadien is de ‘y’ geschrapt, waarbij de (bredere)<br />

streep door ‘o’ als ‘i’ moet gelezen worden.<br />

* Vóór ‘Compaignon’ is het afkortingsteken voor ‘com’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 267 r


Quand ie luy blasme ce vylain faict<br />

par mon serment elle ne tient Compte<br />

+<br />

Disant veilIaert Layssez ce plaid<br />

vng aultre fera mieulx / que tu monte<br />

ie ne ouyz iamais vng aultre motz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />

201<br />

5 Och dat ick dit huwelick noyndt bestond<br />

de huere mach ick zeer wel Beclaeghen<br />

ander tasten de borstkens / en Cussen de mondt<br />

Ick ziet ick zwyghe ick moet verdraeghen<br />

ick stae en grolle ghelyck een beer<br />

10 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />

Elle hante gens de tous estatz<br />

chascun le baise et Accole<br />

soit gentil homme moysne ou prelatz<br />

elle est a tous chascun friuole<br />

15 elle boyt Le vin par demy potz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />

Al eist voor my een lyden zwaer<br />

men vyndter meer naer myn Bevoelen<br />

die hanneken heeten / hier en tdaer<br />

20 ghemeene Rauwe / doet wel Coelen<br />

zulck heet nv ian / hiet voortyds gheer<br />

Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />

Prince ie suis wyhotz connus<br />

Ce nest pas chose difficile<br />

25 Si ien suis vng Lon treuue plus<br />

de cha de la auant La ville<br />

on treuue des gens / bien ainsy sotz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />

Prinche<br />

30 De name ian es zeer goet<br />

men vyndter meer hier binder stede<br />

Iae deen helft meer / dan mer kersten doet<br />

tgheualt te brugghe / end elders mede<br />

hier mede schudicx mynen gheer<br />

35 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 267 v


+<br />

Ander liedeken<br />

202<br />

Ziet hier een manneken // al met twee tuten<br />

noyndt zulck een hanneken // het comt van Buten<br />

zyn wyfueken dynct ons quaelick sluten<br />

5 vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian que iayme tant /<br />

Moyses ymageken // hier in presente<br />

zulck personageken // maect hem zyn prente<br />

10 Tes vanden ouden testamente // Vecy etc a<br />

Dit goelick Ruterken // heeft die maniere<br />

als een Cornuterken // maect gheerne Chiere<br />

zyn wyfueken valt hem goedertiere // Vecy etc a<br />

Noyndt lacker velleken // es van bedryfue<br />

15 dan dit ghezelleken // heeft teennen wyfue<br />

Zou wint haer costiens metten lyfue // Vecy etc a<br />

Als dit lack doontien // speilt binder gordynen<br />

huer man Ieroontien // wacht de pattynen<br />

zyn hoornekens Lancx te meerder schynen // Vecy etc a<br />

20 Als iiffer cleyntien // Comt huut taveerne<br />

dit slimme veyntien // draeght de Lanteerne<br />

zyn wyfueken zoo vercnaepet gheerne // Vecy etc a<br />

Tsnuchtens tylick // ter eerster messe<br />

zoo gheerne vrylick // zyn vrauken esse<br />

25 daer of zou es gheel de voochdesse // Vecy etc a<br />

Alsmer ghaet poyen // en wesen blyde<br />

dit ghildeken schoyen // Can an deen zyde<br />

thuus commende te platteelkens tyde // Vecy etc a<br />

Oorlof adieukens // hebt ghoe betraukens<br />

30 die thuwent nieukens // hebt Ionghe vraukens<br />

Wiens wyfkens sluten niet al te Naukens<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian que iayme tant<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

268 r


+<br />

Een ander liedeken<br />

Myn Wyfueken Es myn wyfueken<br />

End ick bem hueren man<br />

Lack es in huer Bedryfueken<br />

5 waddynghe Lighter An<br />

// Onder eennen hoop gendaermen<br />

can zou huer wackerlick verwaermen<br />

dees neerynghe zou Can<br />

Zou ghaet als de pronckCaukens<br />

10 in een fraey clocxken // snel<br />

steppende zeer Naukens<br />

zulck kendt dit mocxken // wel<br />

Tsnuchtens tylick tsnavents laete<br />

RynckelRoyet achter straete<br />

15 Tes een Leylecker vel<br />

Garnaetiens en zulcke fruutiens<br />

zou huter mauwe gheeft<br />

met ionghe mispelghuutiens<br />

zou dicwils zondich sneeft<br />

20 Caerperkers metten wyn int zoken<br />

can zou meesterlicke coken<br />

dees gracyen zou heeft /<br />

Zou draeght trypen pantouffelkens<br />

omtrent een duumken breed<br />

25 met twee Fluweele mouffelkens<br />

huer handekens zyn Becleed<br />

Tsnuchtens vrough ter eerster messe<br />

vyndse huere Coppelesse<br />

die hueren Vbi weet<br />

30 Dit aerdich zoete doontien<br />

comt haestich Rechtevoort<br />

daer huer menich persoontien<br />

ontbiedt maer met een woord<br />

met hanneken pierken Copken claeyken<br />

35 wintse inden mey een zomer baeyken<br />

met fluweele gheboordt<br />

Ze doet wel huer besoengneken<br />

secretelick ghemaniert /<br />

203<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

268 v


++ tes Iammer dat dit schoon troengneken<br />

hem niet bet en Regiert<br />

tcan hem lodderlick pareren<br />

alst ter buersse wil passeren<br />

5 Tcomt amoureux verchiert<br />

Appelkens van Araengnen<br />

end ander liefuelick fruut<br />

Brynghtse dicwils huut spaengnen<br />

in hueren schoot gheduut<br />

10 van huer wercxken es zou milde<br />

zou gherieft een schaemel ghilde<br />

Om eennen vlieghuut<br />

Princhelicke mannen<br />

die dus meshuwet zyt<br />

15 wilt druck huut therte bannen<br />

en passeert huwen Tydt<br />

es hu wyfueken Lack van Aerde<br />

blyfter mede de ghepaerde<br />

Peynst hy verwint die Lydt /<br />

Een ander liet<br />

huut Rapiamus bondeken<br />

om der mede ziet<br />

danssen een Rondeken.<br />

Een Nieu huepssche ghehuwede vrauwe<br />

25 van eennen Rycquaert zeer bemint<br />

gheerne wouf hy vp haer ghetauwe<br />

dicwils wasser oock toe ghezint<br />

Omme tsaemen Marioleren<br />

ghijnghen wandelen huter ste<br />

30 end om tbancket daer fraey stofferen<br />

droughen den wyn met flasschen me<br />

Zelueren Croesen ende schaelen<br />

waerer oock ghebruneirt wit<br />

elck zochter venus cheyns betaelen<br />

35 in Liefden waeren zy bee verhit /<br />

+ Fol. 269 r, r. 20-23 onderstreept.<br />

204<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 269 r


+ Zy Reysden ter ghestelder hueren<br />

van spyse voorzien zonder bezwaer<br />

maer twee ghezellen van Avonthueren<br />

die volghdense van verre naer<br />

5 Omme dien Rycquaert minnen leeren<br />

end huutRechten die vrauwe Lack<br />

duvels hoofden en duvels Cleeren<br />

droughen zy me in eennen zack<br />

205<br />

Zy laeghen ghedoken achter een haeghe<br />

10 Te wylent dat Rycquaert besich was<br />

daer Rees vp een dondervlaeghe<br />

en tblexemde zeere vp dat pas<br />

Ieghens tempeest Luden de clocken<br />

dus hebben dees twee ghezellen zaen<br />

15 haer duvels hoofden Anghetrocken<br />

haer duvels cleeren oock anghedaen<br />

Daer dander twee laeghen dees ghezellen<br />

de bruloft ghynghen bestoormen zy<br />

duer dicke duer dinne met hueren bellen<br />

20 Rommelden totser quamen by<br />

Rycquaert hadde groote vaere<br />

duer dit duvelssche gheluudt<br />

zy liettent daer al Teenegaere<br />

en schoyde wech met zyn zoete bruudt<br />

25 Tvvas der ghezellen begheeren<br />

datse naemen zoo den vlucht<br />

zy ghynghen dryncken en vroylick smeeren<br />

zy vonder den haeszack metten bucht<br />

Rycquaerts keerle croesen en flasschen<br />

30 eer zy mochten zyn bekent<br />

eer mense mochte daer verRasschen<br />

staeckent In hueren zack al gent<br />

Anderssins ghijnghen zy hem vercleeden<br />

dander bleuen int Loopen moe<br />

35 met pack ende zack onder hem beeden<br />

Schoyden zy naer taveerne toe /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 269 v


+ De vveerdinne was goederhande<br />

zo was hy oock Ian goede weerdt<br />

Rycquaerts keerle bleeffer te pande<br />

voor zes guldens daer vertheert<br />

5 Waer zy met tzeluerwerck bevoeren<br />

en Rycquaerts tassche bezeluert wyt<br />

zullen wy hier naermaels Roeren<br />

ende vulzynghen / een ander tydt<br />

Oorlof elck amoureuse ghilde<br />

10 die venus wercxken meest behaeght<br />

als ghy wandelen ghaet int wilde<br />

Secretelicke te neste draeght /<br />

Een andere liedeken<br />

Tzoud Een meysken ghaen om wyn<br />

15 Tsnavents inde mane<br />

huer volgd eennen knispaert fyn<br />

Tot voor by de Craene<br />

verschiet niet hier // sprack knispaert fier<br />

maer vrauwelick dier<br />

20 pyndt doch tstille tstaene<br />

hu heb ick ghewacht // om dese nacht<br />

Schoon Lief met my te ghaene<br />

206<br />

Ten mach niet wesen tmeysken sprack<br />

myn morken zou my quellen<br />

25 knispaert * clouck naer zyn ghemack<br />

int wiel ghyngh hyse vellen<br />

Laet staen laet staen // Laet ghaen laet ghaen<br />

Riep tmeysken zaen<br />

ghy zoudt my zeker zeer doen<br />

30 mindt ghy my nv //zo zweer ick hu<br />

ien zullet my niet meer // doen<br />

Tschilde tmeysken niet een haer<br />

knispaerts frobbeleren<br />

Int wafelCraem ghijnghen der naer<br />

35 zeer vroylick Bancketeren /<br />

* Vóór ‘knispaert’ ‘cl’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 270 r


+<br />

den wyn gheCruud // droncken zy huut<br />

als een vrau Bruudt<br />

zat tmeysken goederhande<br />

An venus braem // int wafelCraem<br />

5 den wynstoop bleef te Pande<br />

Onder vveghe zoot gheviel<br />

naer amoureuse chieren<br />

in tvoornoomde Cranewiel<br />

ghynck hy tmeysken festieren<br />

10 ziet knispaert ziet // wats myns gheschiet<br />

aldus om Niet<br />

mueght ghy my ghaen te keere<br />

Twierd hueren danck // dies hyse schanck<br />

een stootter voor huer Eere<br />

15 Knispaert track van danen voort<br />

tot vp de vlamyncbrugghe<br />

tmeysken by huer selfs accoordt<br />

viel daer ouer Rugghe<br />

knispaert bezweet // ghaf huer ghereedt<br />

20 daer coud end heet<br />

en niet daer tseghen zeyse<br />

maer Liettet zaen // innewaerts ghaen<br />

Als voor de derde Reyse<br />

Cnispaert bleef dit meysken by<br />

25 zoot quam by ghevalle<br />

inde stoue ghynghen zy<br />

slaepen bachten walle<br />

Peynst hoe dat voer // dit meyskens moer<br />

die vp tclyncksnoer<br />

30 de duere heeft ghelaeten<br />

als tmeysken fraey // hilt huer labaey<br />

die zonder wyn daer zaeten<br />

Tmeysken was en bleef ghepropt<br />

met blyden vpzette<br />

35 voor tstoue heefter een gheclopt<br />

met een Ronde Bonnette<br />

end om ghewin // Lietmen hem in<br />

+<br />

naer zynen zin<br />

wild hy een vrauken hebben<br />

207<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 270 v<br />

+ 271 r


knispaert ter stondt // die was goet Rondt<br />

Liet tmeysken by hem Crebben<br />

5 Eerlick schietter knispaert of<br />

vvant zyn Lust Cesseirde<br />

dander sprack hem danck en Lof<br />

dat hy hem zoo stoffeirde<br />

eer knispaert ghijnck // den ionghelynck<br />

10 een gouden Rynck<br />

van zyn handt wildhy blooten<br />

en lietse daer // dits claer en waer<br />

Te pande voor twaelf grooten<br />

Princhelicke meyskens gent<br />

15 wackerlick te Beene<br />

alsmen hu tsnavents om wyn huutzendt<br />

en ghaet doch niet alleene<br />

Ia want knispaert // Clouck onvervaert<br />

naer zynen Aert<br />

20 zou tooghen oock zyn treken<br />

end in hu schilt // iae en ghy wilt<br />

zoud hy zyn Lanche steken<br />

Liedeken Amoureux<br />

Vpden voys Nieukercke gent<br />

25 Waer zyt ghy nv<br />

myn liefste lief ghebleken<br />

Ick comme tot hu<br />

alsnv om troost ghestreken<br />

Schynct my ter noodt<br />

30 doch troost huut huwen schoot<br />

Leuende doodt<br />

zo Lyd ick wederstoot<br />

groot // Onghevough<br />

doen my nyders gheRuchten /<br />

+<br />

Lief // ! Een troost es ghenouch<br />

voor dusentich verzuchten<br />

Troost. my schoon Lief<br />

den gheest die zal verfraeyen<br />

5 myn zuchtende grief<br />

mueght ghy Alleene paeyen<br />

// huwen troost goet<br />

myn alder Liefste zoet<br />

208<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 271 v


209<br />

vernieut myn bloedt<br />

10 iae tlichaem spyst en voedt<br />

doet // my doch huten plough<br />

die gheenen troost Can pluchten // Lief etc. a<br />

Lief Eennen troost certeyn<br />

myn zuchten mach ghenesen<br />

15 hu troostbaerhede Reyn<br />

die houd ick hoogst ghepresen<br />

// Bouen alle vruecht<br />

Iae gheel des zomers Iuecht<br />

Lief / diet vermueght<br />

20 troost my by huwer duecht<br />

verhueght // My vrough<br />

gheen zwaerheyt zal ick duchten // Lief etc. a<br />

Elck aderken dat gloost<br />

om troost van hu verweruen<br />

25 gheeft doch tionck herte troost<br />

of tmoet mestroostich steruen<br />

doch myn schoon Lief eerbaer<br />

voor duusent zuchten zwaer<br />

een troost van hu voorwaer<br />

30 es al ghenouch dats claer<br />

Maer // wien oyndt verwough<br />

vrau venus zware vruchten // Lief etc. a<br />

Vroom ende sterck<br />

zo zal ick hu byblyfuen<br />

35 tooght een ghenaedich werck<br />

Reyn fluer van allen wyfuen<br />

++<br />

Myn bede doch Anhoort<br />

end een troostelick woordt<br />

Iont my Rechtevoort<br />

duer tIonstelick accoordt<br />

5 verstoort // die drough<br />

tmywaerts / gheveynsde cluchten // Lief etc a<br />

Veel zuchtens en verdriet<br />

quellen my buter maeten<br />

end huwen troost ziet<br />

10 mach my alleene baeten<br />

Tzuchten my druckich dwynght<br />

als elck Lichtvroylick sprynght<br />

schoon lief doch myns ghedynct<br />

maer een inckel troost schynct<br />

15 vvynct // die doogskens dwough<br />

doe my nyders deen vluchten // Lief etc a .<br />

+ Fol. 272 r, r. 29 ‘Liedeken’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 272 r


Princhesse Fier<br />

zoetzinnich van manieren<br />

helpt huut dangier<br />

20 een van huwen scholieren<br />

// hu blyf ick onderdaen<br />

om troost vercryghen zaen<br />

menich zuchtende traen<br />

heb ick om hu ontfaen<br />

25 Waen // die voormaels Lough<br />

helpt my den gheest verluchten<br />

Lief! / Een troost es ghenough<br />

voor duusentich verzuchten /<br />

210<br />

Liedeken naer de Nieuwe patoys<br />

om zynghen met een sterck vpgheheuen voys<br />

Weist clouck myn huutvercoren<br />

die venus discipelen zyt<br />

gheeft den moet niet verloren<br />

vulbrynght des lusts apetyt /<br />

+<br />

ioncvraukens fraey gheboren<br />

hebt gheenen zoorghe noch ducht<br />

Commen ons nyders storen<br />

wy zetten die vreckaerts voren<br />

5 want zy iaeghen niet dan den bucht<br />

Maer tsmoorghens vrough te wyne<br />

naer dat god es ghegroet<br />

vulcomt venus doctrine<br />

dan tspreken ghaet tliefuerlynck zoet<br />

10 zulck heeft veel ghelts in tscryne<br />

daert zo menich Luchtzinnich verteert<br />

elck schuwe tsvreckaerts lyne<br />

al waerer een vulle dousyne<br />

zen zyn niet eennen Rutere weert /<br />

15 Als Vreckaert zit voor duere<br />

den Ruter drynct bier en wyn<br />

den vreckaert Biedtmen tzuere<br />

den Ruter / dat blyde aenschijn<br />

den Ruter es de Cuere<br />

20 daer de vreckaert moet achter staen<br />

met ghiereghen Labuere<br />

ghecryght hy zyn Coorne in tschuere<br />

daer de ghilden vp spelen ghaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 272 v


vreckaerts die Ruters schuwen<br />

25 zy maecken zo lettel solaes<br />

zy dryncken metten Puwen<br />

hueren cost / es vinneghen Caes<br />

tghelt zy in potten duwen<br />

dan comt die doodt / diese haestelick velt<br />

30 men laet corts of van Luwen<br />

de weduwen met Ruters huwen<br />

Aldus gheraecken de ghilden an ghelt<br />

vvy en willen voort an niet spaeren<br />

sprack tvrauken dat edel Iuweel<br />

35 zou haelde deyers by Paeren<br />

en maecte den Ruter Candeel<br />

+<br />

god wil den vreckaert bewaeren<br />

zelden wrocht hy naer myn ghevough<br />

speilt ghy wel vpde snaeren<br />

Laet wercken en zoorghen vaeren<br />

5 ick hebbe ghelt ende goeds ghenough<br />

wilt Ruistich hu gheneeren<br />

en goet fraey ghezelschap hanthiert<br />

wilt vloucken noch oock zweeren<br />

in tbeste wynt ende Biert<br />

10 vvilt stout alomme theeren<br />

den borst smeert / end en doet gheen quaet<br />

Cunt ghyt van my begheeren<br />

ick zal de ghelaegskens weeren<br />

vvant zyt myn troost en toeverlaet<br />

15 Die dit eerst zijnghen wilde<br />

dat was een huepsch vrauken fyn<br />

met Ruters zou gheerne Bilde<br />

elck vreckaert deed huer ghepyn<br />

van herten was zou milde<br />

20 vvant zou haddet zeer wel in dhandt<br />

een gulden huer weynich schilde<br />

zou schoyde metter ghilde<br />

En vercochte Landt ende Zandt /<br />

Aucteur<br />

211<br />

25 Zo vvie een schoon wyf heeft willen trauwen<br />

en niet can onderhouden / naer hueren heesch<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 273 r


212<br />

Dicwils heeftmen dit mueghen schauwen<br />

Noodt / stelt ter vente huer eeghin vleesch<br />

En Franchoys<br />

++<br />

30 Qui a espouse Belle femme et gente<br />

et na de quoy le nourir / est deceu<br />

Necessite meet chair humaine / en vente<br />

Comme pluiseurs lont souuent apperceu * /<br />

Ouerspeilders<br />

Onvulmaect zullen des ouerspeilders kyndren zyn<br />

en tzaet van dat boose bedde / zal zyn verdreuen<br />

end hoe wel zy mueghen langhe leuen fyn<br />

5 voor niet zullen zyn gheacht beseuen<br />

end huer laetste ouderdom / zonder eere bleuen<br />

Aucteur<br />

Dusdaneghe ouervlieghers ende Pupstekers<br />

ion ick thuerlieder Amoureuse // vveilde<br />

10 ouerspeilsteghe Ruwe Comptoiren vpBrekers<br />

de naerghenoomde mesmaecte Morueuse // Beilde<br />

Ex officina textoris<br />

Vander leelicke Vetustina es bescreuen<br />

Dat was / een schoon Leelicke vuyle zwadde<br />

15 hebbende drie tandekens hooghuut gheheuen<br />

maer drie haeren waeren inden Croock ghebleuen<br />

de borst als een crekele / graeu als een padde<br />

de beenen als een miere / ende bouen dien zhadde<br />

de borstkens als een waterzack / end een mondeken<br />

20 als een Cocodrille wytgaepende cladde<br />

een berompelt voorhooft / tscheen een Sulferbondeken *<br />

hueren zangh was / vp menich stondeken<br />

als puwen ofte mugghen / die tvolck tsnachts plaeghen<br />

tghezichte als een nachthuul / wie zou een zondeken<br />

25 met dees schoonleelke beilde auenthuerlick waeghen<br />

Als een stynckende buck ** Roocxse tallen daeghen<br />

en meer andre ghebreck moest thueren behouue // zyn<br />

zou was schoone van Leelicheyt bouen al huer maeghen<br />

* Oorspronkelijk ‘aperperceu’; afkortingsteken voor ‘per’ verbeterd tot ‘p’.<br />

+ Fol. 273 v, r. 13 ‘Vetustina’, 15 ‘drie tandekens’, 16 ‘drie haeren’, 17 ‘borst... padde’, 18<br />

‘beenen... miere’, 19 ‘borstkens... waterzack’, 20 ‘Cocodrille’, 21 ‘berompelt voorhooft’, 23<br />

‘puwen... mugghen’, 24 ‘tghezichte... nachthuul’ onderstreept.<br />

* Vóór ‘Sulferbondeken’: ‘supf’ doorgehaald.<br />

** ‘buck’: ‘b’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

273 v


++<br />

213<br />

Toncruudt hadmer mueghen met besems / of vaeghen<br />

30 die dit beildeken ontschaecken zou / moest wel een bouue // zyn<br />

en tzoude wesen drouue / zijn *** in tsneckers Name<br />

indient // Me Vriendt<br />

Den Promoteur vername /<br />

Venus legisten<br />

Legisten die in venus volume studeren<br />

met die Peripatetice Ambuleren<br />

maer zyn int Enbracheren // zonder syncopade<br />

5 vp dat ghyr mocht zelue bet of Argueren<br />

venerieren<br />

Gheef hulieden deis mixte theutonicque Balade<br />

Balade<br />

10 Scientie die es van ouds ghedescribeirt<br />

conste vercreghen by langher demonstratie<br />

vvete by Redenen gheprouft gheConfirmeirt<br />

elcx wetelicx twyfels / bewys ende declaratie<br />

By argumentacie // wiens Blamatie<br />

donwetende altyds meest Procureirt<br />

15 zy Ignorant / By puerer negatie<br />

ofte priuatie<br />

of anders tot haer onghedisponeirt<br />

// Ende ter contrarien die ghestilleirt<br />

gheindoctrineirt *<br />

20 practizien es / of clerck speculatyf<br />

zal dies vermonden / dus es van my gheproponeirt<br />

vvie dat meest mint / weder den man of tvvyf<br />

Minne / mach wesen dynct my gheinterpreteirt **<br />

vierich begheer / des herten delectacie<br />

25 of tziens / of tshoorens appetyt ongheordonneirt<br />

Blendt / onghenaedich / der mensschen tribulatie<br />

wiens molestatie // (Ter dolatie)<br />

den man zoetmondich meest seduceirt<br />

*** ‘zijn’: ‘z’ over ‘W’.<br />

+ Fol. 274 r, r. 24 ‘vierich begheer’, 27 ‘wiens molestatie’, 28, 32 ‘vierich begheer’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘gheindroctrineirt’; ‘r’ na ‘d’ is doorgehaald en voor de duidelijkheid is boven<br />

‘r’ na ‘t’, die bedekt wordt door de krul van het afkortingsteken voor con in r. 18, een andere<br />

‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘gheinterpreteirt’: ‘r’ na ‘p’ over ‘e’; de ‘e’ daarna is ingelast.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

274 r


214<br />

als nuttelicxste materie / tzynder estimatie<br />

30 ende generatie<br />

vvant de man in hitten *** twyf Excedeirt<br />

// als vierich begheer / dan solliciteirt<br />

ofte inquereirt<br />

te vyndene zyn nuttelicxste Combustyf<br />

ten manne / tbegheer meest inclineirt<br />

Dus schynt / dat meest / mint man / dan twyf /<br />

++ Tvvyf. Coud ende wack natuerlick gheformeirt<br />

es Repugnant / des viers Elementacie<br />

tvalt difficil / eer zou wordt gheinflammeirt<br />

vvant coud ende wack / schuwen een habitacie<br />

5 als qualificatie // By Combinatie<br />

der minnen / haer siedge Abandonneirt<br />

tswyfs zuvers / by tsviers euaporatie<br />

ende emundatie<br />

Minne es / ongheCorrumpeirt<br />

10 Venereicque legisten laet / Meest. / niet onghenoteirt<br />

tes gheEquiuoceirt<br />

ick neimt hier Aduerbie Comparatyf<br />

ten andren / wast dicwylst by my ghevseirt<br />

Zeerst / dan de man / schynt / minnende / Twyf<br />

15 Princhelicke<br />

Legisten ghy zyt Argumentatyf<br />

ende zeere actyf<br />

tes best van huwer Contemplatie<br />

hier of te gheuene diffinityf<br />

20 demonstratyf<br />

in wien zy tsminnen meeste inflammatie<br />

myne speculatie // ofte ymaginatie<br />

ne es dies te zyne indicatyf<br />

noch decisyf<br />

25 Odieux es alle comparatie<br />

*** ‘hitten’: ‘h’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 274 v, r. 10 ‘Meest’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 274 v


215<br />

want / indignatie<br />

spruut // huut // tsghelyckens negatyf<br />

Diffamatyf<br />

Ick en vveet wie meest / mint / Man of wyf /<br />

Aucteur<br />

+<br />

An tlyf gheheuen // den buuck ghewreuen<br />

in tlenden zweet<br />

zulcdaenich hanthieren // Zietmen faelgieren<br />

Eer datment weet //<br />

Refereyn<br />

Naer dien dat god / die heere almachtich +<br />

hadde den menssche ghescepen Crachtich<br />

en stelde int paradys * der wellusticheden<br />

5 ten es niet goet / zoo sprack hy warachtich<br />

dat de menssche zy alleene in tsweerelts steden<br />

Laet ons hem maecken / een hulpe der vreden<br />

ende god themmerde / doe ten beghinne<br />

Een wyf vander Rebbe / van adams leden<br />

10 twelcke wyf / was gheheeten Manninne<br />

om dat zou vanden man was ghecommen inne<br />

daeromme zal een man vader moeder verlaeten<br />

ende an zyn wyf houden / met vieregher minne<br />

en twee in een vleesch zyn / tot behulpeghe baeten<br />

15 dies zegh ick tdeser daeten // zoot dheere voorzach<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />

Die mensschen leuende in tsweerelts breeden<br />

mueghen vanden wyfue niet zyn verscheeden +<br />

maer met alder neersticheyt / die themwaerts brynghen<br />

20 vvaert dat een man goud en zeluer van Beeden<br />

end oock hadde vergaedert alle schoone dynghen<br />

ende zaeghe een wyf in huer omRynghen<br />

van gheschictheyt end oock van ghedaentten goet<br />

zo zal hyt al verlaeten / duer tswyfs bedwynghen<br />

25 ende zal mercken vp haer Reyn wesen vroedt<br />

en anschauvvense / met openen monde zoet<br />

ende zalse meer themwaerts Locken der by<br />

dan goud ende zeluer / dwelck nochtans veel doet<br />

en dan eenich costelick dynck wat het zy<br />

30 Dies segh ick vry // om van vrauwen doen gheclagh<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />

* ‘paradys’: tweede ‘a’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

275 r<br />

+ Genesi .2.<br />

+ .3. esdre .4.


216<br />

Ende omme tswyfs wille al waer hy Can<br />

de man die verlaet zynen ** vader voort An +<br />

die hem heeft vpghevoedt / en zyn landschap der naer<br />

35 ende vought hem tsaemen an twyf Alsdan<br />

ende met twyf verlaet hy zyn ziele voorwaer.<br />

+<br />

hij en ghedynct vader noch moeder dats claer<br />

noch Landschap noch alle Ryckdom hoe groot<br />

Twyf es de mans hulpe / in alle Bezwaer<br />

zyn beghin. zyn leuen / ende hulpe totter doodt<br />

5 tsmans Ruste troostbaere / toufzaemeghe schoot<br />

speghel van vruechden / minnelicxsten ontfanck<br />

moederlick toevluchten in nathuerlicker noodt<br />

tsmans melyf / dwelck hem god den heere schanck<br />

dies int eerdsch bevanck // zegh ick zoo ick plach.<br />

10 Tvvyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />

Prinche<br />

Byden man verstaen wy Redene<br />

Ende byden wyfue de zinlichede<br />

om zyne ghenouchte me te bestedene<br />

15 hem zeluen der mede wel te bevredene<br />

zoo mueghzy tsamen winnen goe vruchten mede<br />

Twyf blyft tsmans hulpe van ouder zede<br />

als twee zielen in een Lichaemelick Lyf<br />

dies zegh ick ende tdynct my warachtichede<br />

20 Best zoude twyf de man derfuen / dan de man tvvyf<br />

Refereynvvys wie my versnacte<br />

int niet ghedooghen<br />

By deser naervolghende Acte<br />

Wilt zotlick betooghen / +<br />

25 De mutsebreyeghen van stuuenbergh bekent<br />

meest ziende Blendt<br />

die heb ick vooren gheleydt / een argument<br />

wie best deruen zou twyf de man / of de man twyf<br />

een oude Lossche babilte / die quam my omtrent<br />

30 in bouvrye vpghespent<br />

vooren crepel achter lam / inde Coppelynghe styf<br />

/ En zeyde / wieder ieghens stichte ghekyf<br />

dat de man tvvyf / negheenssins mach deruen<br />

vvant een man zonder wyf / es een versteken verblyf<br />

** ‘zynen’: ‘y’ verbeterd uit ‘n’ (tweede been verlengd).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 3. esdre 4<br />

+ 275 v<br />

+<br />

5 september .1545.<br />

Tardenburch


217<br />

+ maer een alf Lichaeme / om Venus werck verweruen<br />

een mes zonder schee / end in tsweerelts erfuen<br />

by een man zonder wyf / men ghemack noyndt en zach<br />

een man zonder wyf / Laet zyn Iueght afkeruen<br />

5 dies zegh ick spracxse / ende wilder vp steruen<br />

Tvvyf zou de man best deruen / dan de man tvvyf mach<br />

Een man zonder wyf die moet Iaqueloos schoyen<br />

en dooldranck poyen<br />

al waer hy eennen ghoock zo zietmer me hoyen<br />

10 kir een man zonder vvyf / die es nieuwers gheacht<br />

vvie zoude dan mueghen zyn keerleken ployen<br />

naer tspondeken schoyen<br />

hem daer helpen vercheynsen Vrau venus pacht<br />

end hoe zoudhy verweruen oock goeden nacht<br />

15 zo spracker een oude tantTreckeghe daer<br />

ende tvvyf de man als een Raeu eyken wacht<br />

vvant twyf es tsmans hulpe ghestelt voorwaer<br />

een man end een wyf dats een vriendelick paer<br />

twyf es tghetauwe / de man den inslach<br />

20 dies en mach deen zonder dander niet / maer<br />

int derfuen / zo zegh ick hier nv openbaer<br />

Twyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />

Tes onlancx ghebuert Bin de vlaemssche paelen<br />

spracxse zonder draelen<br />

25 dat een gentelman ghynck buter myle malen<br />

end een wyf an hem zeluen nochtans had hy<br />

van een ander mans wyf vvildhy niet faelen<br />

hy ghyncker in zaelen<br />

ende vandtter hem Ruistich ontcleedt der by<br />

30 tswyfs man die quammer te naerghanghe vry<br />

ende zach een ander tzijnent Lossen zyn graen<br />

hij hilt zyn ghedoogh / maer watter meer of zy<br />

des naecte mans cleederen heeft hy Anghedaen<br />

damaste keerle en Rock / docht hem moyelick staen<br />

35 zyn goudin kethen anden hals oock vp dien dach<br />

dus hadde dees man tvvee wyfs / naer myn vermaen /<br />

++<br />

zo blycket hier huute Certeynelick zaen<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />

Prinche<br />

Desen hans de duudsche Liet twyf marioleren<br />

5 hy ghynck tryumpheren<br />

+ Fol. 276 v, r. 20-30 en datum in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 276 r<br />

+ 276 v


218<br />

hy Ruusschte int damast clouck zonder cesseren<br />

en Liet den ander zyn wyfs Cappelle bezynghen<br />

hy schoyde naer taveerne dits om Corderen<br />

om vruecht stofferen<br />

10 zo deedhy als een heere daer halen en brynghen<br />

zyn ghebuers verwondert van zyn moye dynghen<br />

vraegden hem hoe dat hy zoo was ontslopen<br />

ick bem nv in hem sprack hy / int omRynghen<br />

van eennen die Light in myn wyf gheCropen<br />

15 den wyn wierd wel eens vp den lyfcoop ghezopen<br />

tdamaste cleedt bleeffer voor tgheele ghelach<br />

tdeser causen dan ende tvoorghaende nopen<br />

zo dynct my expresselick / en zoud oock hopen<br />

Tvvyf zou de man best dienen / dan de man twyf mach.<br />

[Vanden hertoghe van Bruunswyck / maer]<br />

20 Vanden hertoghe van Bruunswyck / maer<br />

Eist Lueghene of waer<br />

God verleen ons / een goet Coorne iaer<br />

hy als ghetrauwe standvastich pylaer +<br />

hadde bynaest duer ontrauwe wankelbaer<br />

25 Ontpaert ghevonden zyn wederpaer<br />

maer quam in tyds naer<br />

in tsbrulofts verghaer<br />

daer een ander schicte trauwe<br />

zynder huusvrauwe<br />

30 dhertoghe de naeste was dats claer<br />

Godsvruchteghe mensschen heeft men oyndt ghevonden<br />

Ter eeren gods gheReyst / ouer zee ende zandt /<br />

+<br />

een hertoghe van bruunswyck in voorleden stonden<br />

die vvilde ghaen bezoucken theligh landt<br />

oorlof nam hy an zyn edel vrauwe playsant<br />

huer bevelende / al zyns huus secreten<br />

5 Ende es om Reysen te peerde ghezeten<br />

VoortRydende zoo hy hadde inden zin<br />

zyn Cnaepe ende zyn volck tsamen<br />

zyn commen zo verre te Landewaerts in<br />

tot dat zylieden An de zee quamen<br />

10 daer ghynghen zy tschepe naer tbetamen<br />

inde zee zynde / zoot wilde wesen<br />

Esser een groot tempeest vpgheresen<br />

Dedel hertoghe maecte gheen gheschillen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Actum Anno .1543.<br />

+ 277 r


219<br />

dat * hem de benautheyt van zyn volck deerde +<br />

15 zyn cnaepe deedhy zyn peerdt villen<br />

en liet hem der in naeyen / zoo hyt begheerde<br />

hier in lach hy ghewapent / met zynen zweerde<br />

alsoo verbeydende goe Aventhuere<br />

Tzoete mocht commen / docht hy naer tzuere /<br />

20 Inde zee dryfuende mast cabels bezweken +<br />

veel daeghen victaelge faelgierde ter nood<br />

dies moesten de peerden den hals of steken<br />

ende aeten tvleesch van honghere groot<br />

tempeestich Lydende veel wederstoot<br />

25 in duusentich periclen vul ancxst en ducht<br />

anders niet ziende dan zeewaeter en Lucht /<br />

Zulcke ancxst ende vreese had hy noyndt gheploghen<br />

tschip bedarf om zyncken inden grondt<br />

Een vueghelgryp die quammer ghevloghen<br />

30 die den hertoghe greep ter stondt<br />

alsoo hy int vel lach ghenaeyt ghezondt<br />

end heeft hem ghevoert / huut dat passaige<br />

in een vreimdt landt / vul wilder busschaidge<br />

Als hem den vueghelgryp daer brochte<br />

35 zyn zweerd lach met hem int vel ghenaeyt<br />

met grootter subtylheyt hy huutgherochte<br />

hem ziende / de vueghelgryp wierdt ontpaeyt /<br />

+<br />

daer Ieghens te strydene / was hy verfraeyt<br />

ende heeft daer clouck zonder verflauwen<br />

vueghelgryps Rechter claeu ofghehauwen<br />

De vueghelgryp vervloogh thueren onghemaecke<br />

5 dhertoghe doe zynde int busch Alleene<br />

hy zach een leeu vechten Ieghens een draecke<br />

die fellick groot was / de Leeu te cleene<br />

dies hielp hy den leeu / daer huten weene<br />

ende dhertoghe / naer zyn Ridderlick pleghen<br />

10 heeft daer die felle draecke versleghen<br />

De leeu zynde verlost huut die tempeesten<br />

quam totten hertoghe ghedwee en vry<br />

hem tooghende alle toufzaemeghe feesten<br />

waer dat hy ghynck den leeu bleef hem by<br />

15 hoe Langhe dat int busch was hy<br />

* ‘dat’: ‘t’ over ‘n’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .B.<br />

+ .A.<br />

+ 277 v


daer of en vyndtmen gheen tydt bescreuen<br />

hoe langhe dat hy daer heeft ghebleuen<br />

220<br />

Maer dedel hertoghe voorzienich en stout<br />

die ouerdochte zeer vreimde zaecken<br />

20 met zijnen zweerde ofhieu hy hout<br />

dat hy huut tbusch mochte gheRaecken<br />

eennen hoirt ghyngh hy der of maecken<br />

daer hy me mochte zonder wee<br />

Eenichssins ouervaeren die wilde zee<br />

25 Den Leeu zyn aes zochte zonder verblaeuwen<br />

ende hielp zynen meestere neerstelick daer<br />

thout vergaderen met zyn Claeuwen<br />

ende was hem zeere bedienstich voorwaer<br />

dat ghedaen zynde / doe der naer<br />

30 thooft Leydhy nedere Te dien keere<br />

ende wierdt slaepende by zijnen heere<br />

Dhertoghe wilder niet langhe blyfuen<br />

int busch / dies was hy vanden zinne<br />

vpden hoirt te ghaene / ende laeten dryfuen<br />

35 inde gods ghelee te zijnen ghewinne<br />

+<br />

hy dochte den leeu was te busschewaerts inne<br />

zouckende wat hy mochte Eten<br />

ende dat hy zyn meester zoo zoude vergheten<br />

Eer dat dhertoghe vp dien dach<br />

5 teeneghaer ofvoer van die stede<br />

den leeu naer hem commen gheloopen zach<br />

ende broghte met hem een Conyn mede<br />

den leeu groote pooghernye dede<br />

als zyn meester steken zou vanden Cant<br />

10 hy spranck vp den hoirt / ende Liet het Landt<br />

Zo verre zo langhe dhertoghe voer<br />

vp zynen hoirt die in zee zwam<br />

met eennen stocke zo hilt hy tRoer<br />

tot dat hem een groot schip naer quam<br />

15 doe liet hy den hoirt / en daer in clam<br />

ende den leeu in tschip oock spranck<br />

zoo quamen zy ouer tzeewatre stranck<br />

Dhertoghe te lande gheArriueirt<br />

de leeu en deed hem gheen verlaet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 278 r


20 zoo hy duer tlandt es ghepasseirt<br />

wierdt hy bespronghen van Roouers quaet<br />

hy steldhem ter weere in cloucker daet<br />

en weerd hem zoo metten zweerde bloodt<br />

dat twee Roouers daer bleuen doodt<br />

221<br />

25 Dhertoghe voornoomt van edelen bloede<br />

met zynen Leeu / es duer een busch gheghaen<br />

hem luste te Rustene / want hy was moede<br />

dies vougdhem nedere ter eerden zaen<br />

den Leeu by hem / Clouck by ghestaen<br />

30 dhertoghe dochte zoo hy Lach en sliep<br />

dat dus een stemme themwaerts Riep<br />

Staet vp hertoghe / en thuuswaerts keert<br />

boodschap zo brynghick hu waerachtich<br />

blyft ghy hier langher hu druck vermeert<br />

35 hu wyf verliest ghy / end hu goedt machtich /<br />

+<br />

haest hu staet vp / zyt dit voordachtich<br />

vvant ick zeghu in goeder trauwe<br />

Corts zal erhuwen dyn edel huusvrauwe<br />

Dhertoghe stondt vp naer dat verstandt<br />

5 ende om schuwen meerdere dangier<br />

zynen leeu streeck hy metter handt<br />

aldus sprekende / Och edel dier<br />

Laet ons gherynghe scheeden van hier<br />

mynen moet es bedruct nv zeere<br />

10 Tot ick comme daer ick bem Landheere<br />

Al truerende ghynck hy naer de behoorte<br />

zyn zinnen die hadden Lettel ghepaeys<br />

totdat hy quam an deerste poorte<br />

van zynen slote ende palaeys<br />

15 tghepeyns maect hem veel hooftghedraeys<br />

hy clopter vooren styf ter Cuere<br />

zo datmen hem opene dede de duere<br />

Doe hy tusschen de tvveetste poorte quam<br />

Liet zynen druck wat neder zijncken<br />

20 troost in hem zeluen ter herten nam<br />

ende badt om eens te mueghen dryncken<br />

eennen Ionghelyngh wild hem schyncken<br />

ghewillich huut een ionsteghe grondt<br />

Een pot vul wyns haeldhy ter stond<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 278 v


25 Dhertoghe dranck al huter schaelen<br />

waer of hy lauenesse ontfynck<br />

daer naer Liet hy inden wyn daelen<br />

een alfuen schoonen vyngherlyngh<br />

hy verzochte anden Ionghelyngh<br />

30 dat hyse der bruud draeghen zoude<br />

zou was ghemaect van fynen goude<br />

Doe dhertoghinne den Rynck zach<br />

die den ionghelyngh huer quam draeghen<br />

versaeght beRoert / meer dan zou plach<br />

35 stack omme den tafel ende scraeghen<br />

+<br />

totten hertoghe / Es zou vpgheresen<br />

end als hueren man Vriendschap bewesen<br />

Dhertoghe die toogde oock zyn eere<br />

alle zwaermoedicheyt hy verghat<br />

5 vvant hy ghaf den Ionghen heere<br />

die zyn wyf zoude hebben ghehadt<br />

zyn eeghin dochtre / ende bouen dat<br />

goeds ghenough ghaf hy der mede<br />

Thuerer Ruste ende paeyselichede<br />

222<br />

10 Dhertoghe ghecreegh zyn landt en wyf<br />

elck was verwondert daer zynde verghaert<br />

ghezaemdelick Leefden voorts zonder ghekyf<br />

zyn vromicheyt wierd zeer verre vermaert<br />

van alle man Eere gheopenbaert<br />

15 Langhe wyle daer naer starf hy<br />

den Leeu die bleef hem altyds by<br />

In een tombe wierd hy begrauen<br />

der bouen hyngh vueghelgryps claeu en tzweerd<br />

den leeu en wilde van daer niet drauen<br />

20 vp tgraf te blyfuene heeft hij begheerd<br />

zyn meesters doodt heeft hem ghedeerd<br />

vvant at noch dranck van Rauwe groot<br />

naer tshertoghen zyns meesters doodt<br />

Dhertoghe van bruunswyck tzyn claere zaecken<br />

25 begheerde voor zyn doodt een Bede<br />

datmen een Pyroon zoude maecken<br />

ende stellen inde middel vander stede<br />

en daer vp zetten tzynder ghedachtichede<br />

eennen Leeu vp dat Fyne // was<br />

30 van goude zo groot / als de zyne // was<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 279 r


223<br />

Dhertoghinne vulquam dit al<br />

in eeuwegher memoryen gent<br />

hy wast weerdich int eerdsche dal<br />

van edelen huuse was hy Bekent /<br />

++<br />

aldus nam zynder Rengnatien hendt<br />

int tghetal hopen wy / die den heere dienden<br />

God werct wonderlick in zyn Vrienden<br />

Aucteur<br />

5 Om de meersman Waelkens oock wat te stofferene<br />

en te <strong>Testament</strong>erene<br />

van twondre in dit huwelick gheschiet<br />

heb Ick gheavonthuert slicht te Translaterene<br />

in een cuecken walschken tvoornoomde Bediet<br />

10 Al en accordeert den zin iuiste tsamen niet<br />

ende hebber wat waerschynich Anghelapt /<br />

Tot historyen dient zomtyds ghefingiert yet<br />

dat verwonderen biedt<br />

houdet voor een gheconfyte lueghene gheclapt /<br />

[Histoire Merueilieuse]<br />

15 Histoire Merueilieuse<br />

Du ducq de bruunswycq nommez<br />

Lequel par Fortune Fortuneuse<br />

en pluseurs perilz fust preseruez<br />

Aux lecteurs<br />

20 Fort Inconstante est Rengnation mondaine<br />

la fortune fameuse donne aulcuns plaine<br />

bonne Felicite<br />

aultres beaucop tribulations amaine<br />

Crainte / doeul / promesse incertaine<br />

25 et nulle prosperite<br />

Aulcuns Riches deuenir a mendicite<br />

et aultres poures paruenir a Richesse<br />

aulcuns mectant en paix et Tranquillite<br />

+<br />

Eulx veuliant enuironner de toutte Largesse<br />

aulcuns dominateurs en Royale noblesse<br />

aultres La face eulx Retourner<br />

+ Fol. 279 v, r. 15-19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 279 v<br />

+ 280 r


de sorte que telz totallement oppresse<br />

5 et comme bien inconstante deesse<br />

Eulx faire perir en abysme de mer<br />

224<br />

Dung amoureux de fortune auons en memoire<br />

Jadiz tryumphateur en haulte Victoire<br />

publicquement<br />

10 ayant Renommee selon Antycque histoire<br />

accoutrez de La belle fortuneuze gloire<br />

bien Richement<br />

Vng ducq de bruunswycq Cestoit alors present<br />

Lequel Fortune esleut tousiours preseruer<br />

15 de pluseurs perilz luy Liura pacificquement<br />

Dont victorieusement bien debuait tryumpher<br />

Auquel ducq vng lyon ensuiuist sans cesser<br />

par grande Fidelite que auoit vers luy<br />

a cause que Le dict ducq eust voullu Resister<br />

20 Le grand serpent / veuliant Le lyon suppediter<br />

Dont ce Lyon / son maistre preserua Aussy<br />

Le lyon Veult nature noble Naturer<br />

Lequel tous aultres Animaulx doibt passer<br />

fort et puissant<br />

25 maint noble prinche faict le lyon figurer<br />

et en ses armes Respectiuement blasonner<br />

comme noble playsant<br />

Le lyon en fidelite est Fort Constant<br />

a ses bienFacteurs aussy Amyable<br />

30 Que plus est iusques a la mort memorant<br />

que vers luy aulcun a este Pytoiable<br />

Le lyon / est entre les nobles Laudable<br />

comme de noble pardurant Couraige<br />

par nature aux nobles oncques Fauorable<br />

++<br />

parquoy le lyon est aggreable<br />

vers Roix et prinches en tout passaige<br />

Le lyon doncques bien doibt estre nomme<br />

Exemple de fort grande fidelite<br />

5 au mondain terroir<br />

Comme par Lhistoire vous sera demonstre<br />

son maistre Tant fidelement adsiste<br />

selon son pouoir<br />

iusques a la mort faisant tel debuoir<br />

10 comme de Raisonnable entendement<br />

Plus a plain sa fidelite polrez scauoir<br />

+ Fol. 280 v, r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 280 v


225<br />

si cest oeuure toy plaist Lysre diligentement<br />

dont aymez lecteurs lysez moy entierement<br />

vous y trouuerez grande fidelite ouyr<br />

15 ce sera bon passe temps Et finablement<br />

Pour Lesprit triste Au coeur ResIouir<br />

Lhistoire<br />

Commence<br />

En transitoire<br />

Eloquence<br />

Vng Ducq de bruunswycq entra en mer<br />

Adfin la terre saincte Visiter<br />

a sa dame doulce Amie<br />

Premierement prend le Congie<br />

25 par grandz tempestes luy arriuez<br />

fust sans Retour sept ans passez<br />

Le ducq soy meismes encloire fist<br />

en peau dung cheual Lequel acquist<br />

dung de ses cheuaulx par famine consommez<br />

30 son espee et coutiel luy myz Auprez<br />

Vng gryphon en La nauire Abordee<br />

La entierement prins / et sen est envolee /<br />

+ Ainsy en son nydz vouloit Enporter<br />

estant en vng isle / Encloz en mer<br />

Au boys de doeul / sans adsistence<br />

print Le dict ducq sa Pacience<br />

5 Audict peau se tient quoy / constant<br />

La bonne fortune illecq attendant /<br />

Sentant Que en bas la Reposoit<br />

auecq son couthiel le peau defaisoit<br />

hardiement soy en hault dressa<br />

10 Les pauillons du gryphon a mort frappa<br />

en main son espee print par Couraige<br />

entrant aucht boys / fist son passaige<br />

La / ou il entra bien incontinent<br />

trouua Le fort venineux serpent<br />

15 Lequel alencontre vng lyon cowbatoit<br />

Le ducq le Lyon lors adsistant<br />

de sorte que par sa hardiesse<br />

Le Combatz de entre eulcx Cesse<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 281 r


226<br />

Le Ducq par bien constante noblesse<br />

20 Ledict venineux serpent Oppresse<br />

que oultre les playes quil donna sans cesser<br />

Luy voulust La cheue Coupper<br />

Le lyon de ce luy veuliant * Recompenser<br />

vint le ducq doulcement Accoler<br />

25 Le ducq plus auant audict boys Retire<br />

voyant du loing flotter Nauire<br />

des abres pluseurs Rameaux couppa<br />

dont il vng flot de bois forma<br />

par lequel a la nauire venir pensa<br />

30 Le lyon Auprez de luy demoura<br />

Ainsy par fort grande diligence<br />

de parfaire le flot print Lexigence<br />

la nauire luy sembla plus pres venir<br />

dont se hastant a Lacomplir<br />

+<br />

lequel estoit par son souhaict<br />

incontinent totallement parfaict /<br />

Adfin de enuiron la nauire estre<br />

Ledict flot en la mer vouloit mectre<br />

5 Le lyon lest son maistre poursuiuy<br />

portant vng Conin auecques luy<br />

ainsy flotant Le ducq desole<br />

est a la deuantdicte nauire arriue<br />

De la nauire le gubernateur<br />

10 fust le dyable en forme dung nauieur<br />

connoissant que le ducq de bruunswycq cestoit<br />

luy dysant et finablement aduisoit<br />

depesche toy vers vostre maison sans tarder<br />

vostre dame se veult demain a aultre marier<br />

15 Le ducq entra en ceste Nauire<br />

esbahy de ce que le dyable ouyt dire<br />

Le dyable se veuliant entreprendre<br />

Ledict ducq en * sa maison Rendre<br />

et au meisme Iour la deliurer<br />

20 si luy vouloit son ame donner<br />

Le ducq et le dyable Finablement<br />

se sont accordez que le meisme Iour present<br />

* Gaatje (roest) net boven ‘l’.<br />

* ‘en’: ‘e’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 281 v


Le dyable le ducq deliurer debuoit<br />

deuant la porte / de la ville cestoit<br />

25 ainsy accorde / entre iceulx<br />

Asscauoir le ducq et le dyable eulx deux<br />

Saulf que le dyable / et par condition<br />

auecq le ducq deliuroit aussy son lyon<br />

et que plus est / en telle sorte<br />

30 Le ducq dormant / mectre deuant la porte<br />

le dyable pareillement tout Accorda<br />

auecq le ducq et Lyon alors enuola<br />

227<br />

Ainsy le dyable se veuliant entreprendre<br />

estoit daduys vers la ville condescendre<br />

35 mais le lyon voyant la terre son soulas<br />

salist parauant sus la terre en baz<br />

+<br />

veuliant selon sa nature gemir<br />

dont le ducq Reueilla de son dormir<br />

Le ducq libere / de la dyabolicque beste<br />

a son Lyon lors fist grand Feste<br />

5 vers la ville se sont ilz Allez<br />

dedens la ville ensemble Entrez<br />

Le ducq fort pensant Au Coeur<br />

entrer en la maison / Ou il fust seigneur<br />

Auecq son lyon fort Lamentant<br />

10 sont ilz tousIours allez Auant<br />

deuant son palais sont ilz Venuz<br />

ou ilz ne fusrent encoires Congnuz<br />

Illecq entendant (non a sa perte /)<br />

La porte luy / se fust ouuerte<br />

15 Vng iouuenceau venant a lhuys<br />

Au ducq nauoit nulle connoissance<br />

voyant le Lyon estoit confuz<br />

ayant de bon heur nulle esperance<br />

Le ducq a ce iouuenceau pria<br />

20 que vne fois de boire luy donna<br />

Le iouuenceau son messaige fist agreable<br />

a iceulx qui fusrent assiz a la table<br />

et chascun au Coeur Contristoit<br />

quand le iouuenceau du lyon parloit<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 282 r


25 mais non obstant / on luy commandoit<br />

Que le demandeur / a boire lon porteroit<br />

Le ducq du boire lequel on apportoit<br />

a son soulaz bon traict / Beuuoit<br />

et laissa a la Coupe tomber secretement<br />

30 moyctie dung anneau dor / non pas dargent<br />

Ledict iouuenceau Commandant Luy<br />

que a la dame des noepces porteroit Ainsy<br />

Quand la duchesse Icelluy anneau veist<br />

grande tremblance et melancolie feist<br />

35 debouta la table et le fist tomber<br />

incontinent vers la porte vouloit aller<br />

+<br />

a cause que par lanneau Congnoissoit<br />

que cestoit son mary quelle la trouueroit<br />

Le ducq son mary la vouloit Rechepuoir<br />

Luy monstrant Amoureux debuoir<br />

5 adsiste de noble Compaingnie<br />

alors cessa toutte melancolie<br />

et se sont ensemble au Palais entrez<br />

ou maintes tryumphes fusrent demenez<br />

Le ducq ayant entre sans blasme<br />

10 Le sire de noepces de sa dame<br />

trouua la en sa Presence<br />

Lequel au ducq fist Reuerence<br />

Ciudant que par sept ans Passez<br />

Le ducq eust este Trespassez<br />

15 Le ducq ne monstra nul Ranceur<br />

donna sa fille au iosne Seigneur<br />

Lequel a sa dame marier Ciuda<br />

desquelles deux amyablement la<br />

fusrent les noepces sollempnisez<br />

20 en haultes tryumphes lors preparez<br />

Le ducq En paix sans auoir guerre<br />

Reauoit sa dame Seignourie et terre<br />

dont chascun fust fort esbahy<br />

grande Renommee estoit de luy<br />

25 Long tamps aprez il trespassa<br />

Le lyon Auprez de luy demoura<br />

Le ducq ayant la mort souffri<br />

sa noble Lignaige deplouroit luy<br />

228<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 282 v


Seigneurs et dames fisrent complaintes<br />

30 deploure / des nobles maintes<br />

et specialement sa dame Samie<br />

Deuotement ayant fini la vie<br />

Selon lordonnance de saincte eglise<br />

fust le corps en honnourable guise<br />

35 enterre / comme nobles faire se soulloit<br />

chascun des adsistens doeul menoit<br />

Le lyon aussy present vouloit estre<br />

Car comme fidel / ne laissa son maistre /<br />

++ Vne tombe fust faicte en sa Memoire<br />

et en signe de sa noble victoire<br />

son escu et espee dessus luy<br />

Fusrent y myz alors Aussy<br />

5 et le lyon par fidele nature<br />

demoura la Sans prendre nourriture<br />

Le ducq de bruunswycq deuant sa mort<br />

demanda vngne chose Tresfort<br />

dung Pyron luy faire vouloir<br />

10 Au moyen de la ville / et selon le pouoir<br />

y mectre dor Vng semblable Lyon<br />

Comme il estoit vyfz / et de telle Fachon /<br />

Aucteur<br />

229<br />

Teender memorie // dese historie<br />

15 Danckelick ontfaet<br />

Man ende vrauwe // mesbruuckende trauwe<br />

in tshuwelicx staet<br />

Zoo gherynghe niet deerste trauwe verlaet<br />

en tot andre ghaet /<br />

Vleeschelicke minne<br />

daer menich naer loopt<br />

ende onder de kinne<br />

De mudse Cnoopt<br />

vele esser onder ghehoopt<br />

25 Vleesschelicke liefde Int wilde Regnerende<br />

onghebondene met die zyn onghebonden<br />

Onder Asmodeus standaert oock tryumpherende<br />

ende nochtans certeynelick niet zonder zonden<br />

+ Fol. 283 r, r. 20-24, 27 ‘Asmodeus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 283 r


230<br />

Onder dese zyn veel disciplen bevonden<br />

30 als hoereirders boeleirders Susanna bouuen<br />

putiers Roffyaenen vul onCuussche gronden<br />

Coppelaers Coppelessen die meneghe bedrouuen<br />

++ *<br />

pattynwachters die tswercx vulbrynghen vertouven<br />

platteeldraeghers die onvvetenlick vleesch tsamenbrynghen<br />

nachthulen / ouervlieghers / die gheerne prouuen<br />

omme ionghe zoldermeeryekens besprynghen<br />

5 ende daer toe zoucken alle Listeghe dynghen<br />

ten hende pockenaers iobpenaers vortericx groot<br />

in tgasthuus ligghende matten hooren zynghen<br />

keertter of Laet hu ander wysheyt omRynghen<br />

dochters ende ionghelynghen<br />

10 Want de vvysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />

Aucteur<br />

Refereyn Wys Waerschuvven<br />

vvil ick hulieden gheuen<br />

die zonder huwen<br />

15 in daghelicxsche OnCuuscheyt leuen<br />

Waer by de meneghe Comt in sneuen +<br />

die hem meest Venus onderdaenich gheuen /<br />

Refereyn<br />

Vrau venus vleeschlicke ghepareirde pompeuse<br />

20 vanden kyndren des weerelts de Amoureuse<br />

Lack humidieuse<br />

duer Saturnus vanden schuum der zee ghegenereirt<br />

mids huer zuene Cupido de Libidineuse<br />

beschietende straelich de Luxurieuse<br />

25 vele thuerer Liefden verhit inflammeirt<br />

de maegdelicke Reynicheyt schend en vyoleirt<br />

die venus met Ceston huer gordelken byndt styf<br />

huer ghebruucxsels de natuerlicke Iuecht Corrumpeirt<br />

verleedende zo menich Iongh man dochter wyf<br />

30 huer conditien Lichtueerdich zyn schieloos Lascyf<br />

mans begheerich baldaedich wacke substantie<br />

+ Fol. 283 v, r. 12-17, 19 ‘Vrau venus’, 22 ‘Saturnus’ en datum in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘verwachten’; ‘wachten’ doorgestreept, ‘touven’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 283 v<br />

+ Anno .1561. .24 ougst


231<br />

++<br />

gheen verkieseghe tspersoons Venus biedse al tlyf<br />

dies maect menich ketyf<br />

voortstellende onCuusschelicke Petulantie<br />

anziende gheen wettelicke ordonnantie<br />

5 maer helpt vulbrynghen / zoo zou theeft inden zinne<br />

dies mach zou wel ghenaemt zyn / naer haer vsancie<br />

snoo contenancie<br />

Vrau Venus der vleeschelicker liefde goddinne<br />

die ouer al vlieght<br />

10 met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />

Gheel de Weerelt bedrieght<br />

Tvvee duuekens voert venus in huer Banieren<br />

zoo de duufkens becken / gheerne zouctze tvertieren<br />

veel lacke Camerieren<br />

15 zyn huer subiect vleeschlick volghende naer<br />

onverzadeghe grondquelm / ghulsegher dan ghieren<br />

als zou teenegher tryumphen / huer wil verchieren<br />

van twee witte zwanen word ghevoert aldaer<br />

in teecken dat zou meest verwect es / dats claer<br />

20 tot alle schoone Mannelicke personnaidgen<br />

den boom Myrthus bemintse te ziene vruchtbaer<br />

in huer pryeel gheplant thuerer aduantaigen<br />

wiens Roke inflammeirt end ontsteict de Couraigen<br />

tot alle voluptueuse delectatien<br />

25 Biblis heeft dies ghetrocken onder huere gaidgen<br />

willich zonder oultraigen<br />

met huer broeder thebben vleeschlicke conuersatien<br />

Pasiphae doncuuschte van vrauwen natien<br />

om vulbrynghen tsvleeschs ghenouchte huer * de sluten inne<br />

30 Een ghemaecte houttin coe ** / dies blyft talder spatien<br />

vul onReyne gratien<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a /<br />

Dies Venus met hueren vleeschlicken Apetyte<br />

heefter menich bedroghen ghebrocht ten verwyte<br />

35 den hermophrodite<br />

mercurius maecte om huer vleeschlick behaeghen<br />

Butes wan Erix oock thuere lusts proffyte<br />

+ Fol. 284 r, r. 25 ‘Biblis’, 28 ‘Pasiphae’, 33 ‘Venus’, 35 ‘hermophrodite’, 36 ‘mercurius’, 37<br />

‘Butes’, ‘Erix’ onderstreept.<br />

* ‘huer’ is met grijzere inkt interlineair toegevoegd.<br />

** ‘binnen in een stier’: doorgehaald en met grijzere inkt (als r. 29 ‘huer’) boven geschreven:<br />

‘Een ghemaecte houttin coe’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 284 r


232<br />

++ om huer vleeschlick gheliefuen hy hem alsoo quyte<br />

midswelcken naermaels vele zyn commen In plaeghen<br />

Phyllis ontzint / verhyngh haer zonder vertraeghen<br />

Isiphile versmoorde / Dydo bleef te Brande<br />

5 Aminthas verdweinde duer tderfuen in zyn daeghen<br />

van dyana zyn liefste lief doe binden Lande<br />

Troylus liet inden strydt zyn manlick lyf te pande<br />

Orpheus zochte zyn lief in dhelle diligent<br />

Semiramis buten nathuerlicken verstande<br />

10 ontziende gheen schande<br />

verliefde vp haer kyndt / met een vleeschlick consent<br />

venus ende den wyn / maecken wijse verblendt<br />

gheel berooft int verstandt word hy diese beminne<br />

dies zo es ouer de gheheele weerelt Bekent<br />

15 en zal zyn totten hendt<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a .<br />

Prinche<br />

Veel oncuussche ghepeynsen brynght zou int ghedochte<br />

zo wie zou inden bandt huerer liefden eens Cnochte<br />

20 noyndt Lichte ontRochte<br />

hy wierdt hendelick tzynder schoffiericheyt ghequelt<br />

venus was die onCuussche practycken oyndt zochte<br />

die eerst int eylandt van Cypers inbrochte<br />

dat de maegden metten Lichame daer wonnen ghelt<br />

25 de indoysen onEerlick openbaer int velt<br />

hebben metten mannen onCuusschelick verkeert<br />

die van Trachyen ymaginatien * voortstelt<br />

end in onCuuscheyt veel Leelicheden gheleert<br />

de Agathyrsen in Lasciuien oock vermeert<br />

30 de Araboysen thanthierene ghemeene vrauwen<br />

dat ondre andre mensschen natuere wordt ontEert<br />

duer gheCorrumpeirde minne Cant venus brauwen<br />

hueren brandt es ontsteken in alle Landauwen<br />

elck zouctse te clokeren onder den kinne<br />

35 gheestlick weerlick oud ionck / eer tmach beRauwen<br />

+<br />

yeghelick wachtes hem wiltse niet betrauwen<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne<br />

die ouer al vlieght<br />

+ Fol. 284 v, r. 3-9, 23, 25, 27 (alle namen, behalve 4 ‘Dydo’) onderstreept.<br />

* Vóór ‘ymaginatien’ ‘i’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 284 v<br />

+ 285 r


233<br />

met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />

5 Gheel de weerelt Bedrieght /<br />

Aucteur<br />

Adonis in zyn ioncheyt schoon Amoureux<br />

Wien venus de goddinne drough liefde groot<br />

Een wilt euerzwyn Tzynewaerts furieux<br />

10 heeft hem in zyn Ionghe Iuecht ghedoodt<br />

Zulcke waent Rusten in vrau venus schoot<br />

end inde ionghe daeghen veel vruechts ghebruucken<br />

Wordt Rasschelick in Atropos * feeste ghenoodt<br />

die hem doodvaerwich doet de ooghen luucken<br />

Coppelessen<br />

Onder de dochteren van israel ghepresen<br />

zal gheen hoere wesen vp gheen termyn +<br />

Noch onder de zuenen van Israel naer desen<br />

zal gheenssins oock gheen hoerIaghere zyn<br />

20 Alle oude Coppelessen / en de ghuene die<br />

als sluperkens gheerne ouer Rugghe vielen<br />

vp dat mense hier vp de eerdsche stie<br />

in loon naer werck tryumpheren zie<br />

zo ion ick hemlieden Inde maeckerye<br />

25 Een schoon open osbaere met drie wielen<br />

Lichte Vraukens<br />

Den vraukens vanden Lichten leuene<br />

en wist Ick emmers wat te gheuene<br />

wuenende in twaelfuaert straetken<br />

30 dan weynsschen eens tzyne de wel ghewreuene<br />

omme daer naer niet meer te sneuene<br />

Liefuer te huwene / alsulck lack gaetken<br />

An Landsboer ofte zeeussche maetken<br />

+<br />

Vier Rondeelen gheketent<br />

Zoo meer zommeghe wetent /<br />

Thooft vul processen / Gheseyt hardebolle<br />

proces beghonnen heeft Ieghens Redene<br />

5 dat hy heeft ontghunnen zyn CueckenMolle<br />

thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />

* ‘Atropos’: ‘A’ over andere letter (h?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Deutero / .23.<br />

+<br />

285 v


++<br />

234<br />

wil niet betaelen van huer maegdelicken tholle<br />

nochtans consenteirder vp / zyn vleesch te bestedene<br />

Thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />

10 proces beghonnen heeft ieghens Redene<br />

Meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

heeft hem ghecoren voor huer middelaere<br />

End hy een ghelubde tzynen bevredene<br />

meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

15 hij es wat Ruudachtich de Besnedene<br />

Liefuer hadhy de ghelubde / omtrent huer waere<br />

meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

heeft hem ghecoren / voor huer middelaere<br />

In euots int gheweste omtrent sinte Claere<br />

20 daer zyn partyen an beeden zyden vergaedert<br />

Cuecken Molle met huer middelaere te ghaere<br />

in euots int gheweste Omtrent * sinte claere<br />

hy accordeerdese zhoorde noyndt beter nieuMaere<br />

met een vruchtken heeft zhem corts ghevaedert<br />

25 in Euots int gheweste / omtrent sinte claere<br />

Daer zyn partyen / an beeden zyden vergaedert<br />

Emmers hardebolle / en ghalt gheen pekele<br />

van zyn CueckenMolle es hys Afghebleuen<br />

Dicwils wierdtse daer naer Een garsCrekele<br />

30 Emmers hardebolle / en ghalt gheen Pekele<br />

noode zoudhy zyn Palullen slaen vp een hekele<br />

ende thien pondt van meesterye gheuen<br />

Emmers hardebolle en ghalt gheen pekele<br />

van zyn Cueckemolle / es hys afghebleuen<br />

Aucteur<br />

Alle Reyne Eerbaere Cuussche vrauwen ter eeren<br />

weerdich datmen in huerlieder ghezelscap mach verkeeren<br />

ende met gheschicte Redene vruecht hanthieren<br />

5 Ion ick een Refereyn om huerlieder prys vermeeren<br />

doncuussche laetende metten vileyns Logieren<br />

Refereyn<br />

Wech Cleopatra ghy luxurieuse // vrauwe<br />

Comt weerdeghe hester myn ferie verchieren<br />

* ‘Omtrent’: ‘O’ over ‘ve’.<br />

+ Fol. 286 r, r. 8-21, 23-33 (namen) en nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

286 r


235<br />

10 wech messalina / Periculeuse // trauwe<br />

Comt Rachel die ick als damoureuse schauwe<br />

wech wanckelbaer brezeda / vul van dangieren<br />

Comt edele Susanna Reyn van Manieren<br />

vvech Raab in iherico voor alle man<br />

15 comt iudith ghy doet ghenouchte hanthieren<br />

vvech helena die troyen brocht int schoffieren +<br />

Comt hier Abysach tmynder tafelen An<br />

vvech dina daer bloedsturtynghe by Beghan *<br />

comt by ons abygahel hopelick van gheeste<br />

20 wech spyteghe vasti / huut dit ghespan<br />

comt Sara al truert ghy / waddynghe eist dan<br />

Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />

Comt Arthemisia Reyn huutvercoren // Beilde<br />

wech Agar die sara eennen trap ontTelt<br />

25 comt Ruth want hu es Angheboren // weilde<br />

vp dat oock medea / van hier verloren // speilde<br />

Comt Creusa hu hier ter tafelen stelt<br />

vvech dalyda daer sampsons cracht by smelt<br />

Comt wyse Rebecca weist tonsen Raede<br />

30 vvech die virgilius inde mande heeft ghequelt<br />

comt Lucresia want eere hu tleuen ghelt<br />

vvech onEerbaer Phirne Lack van daede<br />

comt eerbaere Delbora van edelen zaede<br />

Wech iesabel quaede Venyneghe Beeste<br />

++<br />

Comt paeyselick mycol by huwer ghenaede<br />

wech valssche Athalia Bloedghiereghe quaede<br />

Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />

vvech Venus die vulcanus in truerynghen // steict<br />

5 Comt ghetrauwe Dydo dese feeste becleeden<br />

vvech policana die vul besmuerynghen // bleict<br />

wech oock Calphurnia die van zuerynghen // spreict<br />

comt wyse Cassandra wilt van ons niet scheeden<br />

vvech schimpeghe Echo / ghy moet my verleeden<br />

10 comt edel Polixena ons wellecomme zyt<br />

wech Proserpina by Plutho den wreeden<br />

Comt pallas wilt hu ter maeltydt bereeden<br />

wech puthifars wyf zouct elders iolyt<br />

Comt Philomena dit ghezelschap verblydt<br />

15 wech Circes vul van bedroghe de meeste<br />

comt by ons vrau Ceres Tes meer dan tydt<br />

* Vóór ‘Beghan’ is ‘g’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 286 v, r. 1-2, 4-16, 20, 21 (namen), 25-28, 32 ‘Busiris’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ media breuis<br />

+ 286 v


236<br />

wech Iuno al hebtdys int herte spyt<br />

Reyn Vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />

Princhesse<br />

20 Pandora Comt Reene // schoone<br />

wech xantippe ghy cryght hier gheene // Croone<br />

te kyfachtich zyt ghy vul quaeden tempeeste<br />

wech oock Bellona / niet weerdich Eene // boone<br />

Reyn vrauwelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />

Baertdraghers omme Venus gheliefuen<br />

het Oncuussche wicht<br />

huut myn verworpene Suckel Briefuen<br />

ion ick hu dit ghedicht /<br />

Ghy puppepareirders Al waert ghy de Bruudt<br />

30 verwyfde ghetuut<br />

veel voeren maeckende met hulieder Baerdt<br />

Busiris baerdt altyds beclact was Ruudt<br />

ende ghyncker langhe zoo mede gheiaert /<br />

++<br />

Van Euanders baerdt mochtmen zyn vervaert<br />

dats vp de eerde sleipte / zoo wasse Lanck<br />

vcalegons knevelbaerdt / was van zulcker Aerdt<br />

datse stack vul neten / vry ieghens zynen danck<br />

5 Iopas baert / als een ghevlochten thuun Int bevanck<br />

Mopsus wand den zynen driewaerf Rondsomme dhandt<br />

Charon had een gheeten baert / oud versleten cranck<br />

maer Entellus baert was vreimdcoluerich gheplant<br />

ghespekelt * en Rood / Bruun en wit / anden Cant<br />

10 hoe schoone of playsant // ghy daer toe vyndt weten<br />

omme die te doen groeyene int staen tryumphant<br />

werct manlick vveist verwyft zoo niet in tverstandt<br />

alle schoonheyts vermeten<br />

van Adams moer vvord alle schoonicheyt GheEten<br />

15 Byder doodt verbeten<br />

Damoureuze minnaers int schauwen<br />

metten vleeschlicke zinnen<br />

inde schoone vrauwen<br />

Achtien poincten Beminnen<br />

20 TWee wimbraeuwen bruun int zien // ghenoughelick<br />

es voor alle mannen / Tzy Ionck of oudt<br />

+ Fol. 287 r, r. 1, 3, 5-8 (namen), 16-19 onderstreept.<br />

* ‘ghespekelt’: ‘k’ over ‘gh’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 287 r


237<br />

een bruun blomken / tusschen witte dien // ghevoughelick<br />

verwect lust / van wys blood / Blonck of stout<br />

Tvvee bluesende caecxkens / als coluerich // Rood<br />

25 ende een Rood mondeken / dat blydelick // lacht<br />

dit maect tsmans gheest / zeere becuerich // groot<br />

dies hij hem ter liefden ghetydelick // schacht<br />

Tvvee harde borstkens / die zyn om Rusten // goet<br />

eennen harden liggher / Ter tycke // desen<br />

30 es pryselick alsmen vrau venus lusten // doet<br />

daer elck secreit mach / met zijns ghelycke // wesen<br />

Tvvee langhe zyden zyn ghepresen ** // staende<br />

ende eenen langhen hals / als de zwane // wit<br />

achter straeten zebaer en weselick // ghaende<br />

35 Eender vrauwe pleight wel te staene // dit /<br />

++ Tvvee zochte handekens / Een buucxken // zochte<br />

noyndt man / en verveilde tghevoelen // naect<br />

als hy vp tbuucxken int struucxken // wrochte<br />

daer viereghe Lust in zulck vercoelen // slaect<br />

5 Een cort kinneken te maeten // dallende<br />

es pryselick wier me te Brugghe // mallen<br />

Twee corte hielkens / ter baeten // vallende<br />

doen de meyskens / lichtelick ouer Rugghe // vallen<br />

An vvelcker vrauwe dees achtien punten // blycken<br />

10 es weerdich van mannen ghepresen // Tzyne<br />

maer zouder willen naer / boer oft clunten // kycken<br />

Eensdeels zoud my deeren / end eensdeels wesen // pijne<br />

Niet dat my by Afionsticheyt zoude // deeren<br />

quaemt zulck ter ooren zulck vp my Ronssen // mochte<br />

15 maer huut vreesen dat hyder al zoude // weeren<br />

en daerdeghe nichte Te zeere verslonssen // mochte<br />

Princhelicke<br />

Ruisteghe Venus scholieren // Reyn<br />

Wat vruechden ter weerelt hoe Rasch gheschiet // zaen<br />

20 tbewandlen der velden / en der Roozieren // pleyn<br />

En waeren gheen vrauwen / Ten waere al niet // waen<br />

** ‘ghepresen’: ‘l’ over ‘n’; nadien geschrapt en boogje boven ‘e’ geplaatst.<br />

+ Fol. 287 v, r. 24 ‘Hiera’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 287 v


Refereyn<br />

238<br />

In Reyn nette gheblanckette ghepincheelde beildekens<br />

als de schoone Hiera Van vpziene blydelick<br />

25 de manlicke Couraidgen anschicken weildekens<br />

diueersch vruechdelick int Leuen tydelick<br />

daer in vynd ick veel speculatyfuen strydelick<br />

my nopende therte Tot veel amoureusheden<br />

zwaer om verdraeghen en qualicker Lydelick<br />

30 de zinlicke crachten gheel maeckende tonvreden<br />

// maer als zy damoureuse vrauwelicke Leden<br />

zyn schickende / onderdaenich ghetrauwe den mans<br />

daer in vynd ick tresoor der amoureuser zeden<br />

+<br />

ende zulcx veruolghen niet ghelaeten ken Cans<br />

maer waeckende onRustich te verwerfuene stappans<br />

zo amoureux dat mense in als mach betrauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

5 Ghetrauvve in woorden noch veel ghetrauwer int werck<br />

ghetrauwe In tontlaedene vrau venus vrechten<br />

ghetrauwe / mispelschierich niet int ooghemerck<br />

ende niet doende Ieghens damoureuse Rechten<br />

Liefde met wederliefde tsaemen vaste vlechten<br />

10 ende datse troostbaerich oock zyn van manieren<br />

ionst bewysende damoureuse Ruters knechten<br />

veel amoureusheyt vynd ick in zulck hantieren<br />

datse blydghelatelick hemlieden verchieren<br />

zoete facondich Liefmoederlick van spraecken<br />

15 voorzienich belettende toecommende dangieren<br />

daer in vynd ick certeyn veel amoureuse zaecken<br />

maer wat amoureusheyt zy meer connen maecken *<br />

datmense als de ghetrauwe dydo mach schauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauvven<br />

20 Int Redenlick ghebruucken liefmoedich lichamelick<br />

vynd ick veel amoureuse Tryumpherynghen<br />

als icker zoo wesen mach mede verzaemelick<br />

Talder amoureusheyt zyn de studerynghen<br />

de lusten doen Rysen tot veel mariolerynghen<br />

25 daderkens ontsluutende der inwendigher Iuecht<br />

naer tvechten en stryden volghen Bancketerynghen<br />

eerst hebbende der amoureusen dranck ghetueght<br />

ick vynder inne diueersch amoureuse vruecht<br />

zonderlynghe in moederlicke vraukens vruchtbaer<br />

* ‘maecken’: oorspronkelijk ‘smaecken’, ‘s’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 288 r


239<br />

30 zo toufzaemich zynde huut Reynionstegher duecht<br />

datmer wacht naer tuutiens / noch tghesceelt ghepelhaer<br />

ick vyndt voor veel vrau Amoureusheden / maer<br />

alsser der ghetrauwicheden gheenssins verflauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

35 Prinche<br />

++ Princesselicke Reyn ghefatsoende wyfuekens<br />

gaeye fiermoedeghe vrauwen en vraukens<br />

den mans ontstellende fraey huere schyfuekens<br />

gente van lyfuekens // ende steppende Naukens<br />

5 al pronckende ghaende al waerent steenCaukens<br />

al iockende Roupende wacht doch ons doucxkens<br />

diese te naer comt gheuense snaukens<br />

dese bytebaukens // ende meneghe vloucxkens<br />

tastende stoutelick naer pryckende Broucxkens<br />

10 in zeer doncker houcxkens // zulcdaneghe dreelkens<br />

int danssen hem wrynghende al waerent snoucxkens<br />

int Ronde keerende als cleene Pimperneelkens<br />

Ick vynder inne veel amoureuse deelkens<br />

en bouen dien ghetrauwe zyn in al datse brauwen<br />

15 Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

Aucteur<br />

Van myn boelken eens was / trauwen eer ick hude<br />

daer ick voortyds Vrau Venus dienst ouer lude<br />

Ex Eerbaritate / niet in wulpscher glorie<br />

20 moet ick oock wat verhaelen / zoot ionste indude<br />

Met een Refereynken Teender memorie<br />

Refereynken<br />

Ghy Myn Nymphe schoone dyaniteghe beilde<br />

als Sophonisba myne ghestadichste weilde<br />

25 hu betrauwende een tweede Sulpitia te zyne<br />

met dydo verzelschipt die my noyndt en verveilde<br />

als my zeluen dyns vvesende / ende ghy my Myne<br />

hoe comt nv / twelck my doet zieckzuchteghe Pyne<br />

dat ghy andre bemindt / als wanckelbaerich Riet<br />

30 heeft hu Circes gheschoncken van hueren Venyne<br />

dat ghy als wanckelbaer brezaida nv omme ziet<br />

hoe lief eist doch mueghelick / dat dit zoo gheschiet<br />

+ Fol. 288 v, r. 16, 19 ‘Ex Eerbaritate’, 22, 23-26, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 288 v


240<br />

++ ende zal ick niet // meer van hu ghewinnen // vruecht<br />

hoe lief eist oock doenlick dat ghy liefde mesbiedt<br />

Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Hoe lief wien Ick tliefde cleedt oyndt wilde anstroopen<br />

5 vvien Ick alle goetionsticheyt wilde vphoopen<br />

ende tschynt dat ghy zoo my Argus doet verstaen<br />

metten stadiodromiten my wilt ontloopen<br />

Ia ofte mueghelick volghen Philippides zaen<br />

als voor hu myn proposita veel stryden ghedaen<br />

10 hu betrauwende als Daphne te zyne gent<br />

volght Rhodope niet / maer met penelope tghaen<br />

als Clitomachus zalick hu oock wesen omtrent<br />

inwendich ghevoelen / my oock tydynghe zendt<br />

dat ghy nv verblendt // wilt huut liefden dinnen // duecht<br />

15 hoe lief die in liefden zyn tsamen vpghespent<br />

Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Doch lief waer heb ick dit ghevveist verdienich<br />

heeft hu zoroastres peyns Ick nygromanchienich<br />

betoouert / Certeynlick bynaest ick ghelooft<br />

20 zo moet my als een verlaeten simpel ingienich<br />

Tserpent Dipsas Pinssen an handen voeten hooft<br />

doch Demogorgon my in huwen Center beRooft<br />

oft laet my metter leelicke Vetustina paeren<br />

Och lief vvie heeft hu dus ontweeffelt verdooft<br />

25 ghy scientificque goden vvilt dies verclaeren<br />

myn iuecht smelt / en my groeyer of gryse haeren<br />

als ick hoor openbaeren / ghy elders binnen // tueght<br />

zo hoor Ick wel hoe dat ick hebbe ghevaeren<br />

Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght /<br />

30 Princhesse<br />

Wien ick hilt als Biblia eersame<br />

standvastich gheduerich int beminnen bequame<br />

ghehuldich tmywaerts tzyne Tot inde doodt<br />

hoe lief eist mueghelick nv tmynder onvrame<br />

35 dat ghy andren beminnen mueght / huut liefden groot /<br />

+ Fol. 289 r, r. 6-8 (namen), 9 ‘proposita’, 10-12, 21-23 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 289 r


241<br />

++ tschynt iaet / die my voormaels zelue liefde boodt<br />

ende tooghdet my samblanteghe goede Manieren<br />

twy my Cupido alsdan niet gheel en duerschoot<br />

zo waer ick verlost huut al dese dangieren<br />

5 mesweeght duer de Laborinteghe duwieren<br />

verschuert vanden dieren // O al mynder zinnen // iueght<br />

hoe lief die my dus mesverght in Liefde hanthieren<br />

Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Aucteur<br />

10 Ionghe minnaers Tracterende venus materie<br />

Wiens zinnekens wanckelbaerich speculeren<br />

ghepeynsen studeren<br />

ion ick dese naervolghende Rethoricael Ferie<br />

van Refereynen Amoureux int ordonneren<br />

15 Lesende mueghter inne den tydt passeren<br />

Fantazien suppediteren<br />

end vp dat de Liefde blyfue / dier es beghunnen<br />

als ghy dyn Liefuerlynck ghaet visiteren<br />

Consoleren<br />

20 huuter mauwe mueght huer een dichtken iunnen<br />

Tes blood den ionghe minnaers / gheen abelheyt Cunnen /<br />

Refereyn<br />

Twy ghy Rhamnusia onweerdighe clercgesse<br />

mynder zinnen voogdesse<br />

25 van my zyt vervremende als Liefste bequame<br />

keert af anhoordt huer niet / myn edel Princesse<br />

zyt onderdaenich Venus en Cupido Lesse<br />

weest hu tselfs meestresse<br />

als brezaida crycht wanckelbaerich gheen fame<br />

30 Laet vervlieghen totten hemel huwe troostbaer Name<br />

neimt Euphrosyne thuwen amoureusen Raede<br />

Macht wesen Lief ontsluut huwen troost Eersame<br />

++<br />

doet tmywaerts lief / zoo ghy wildet men hu daede<br />

zyt niet versteent verhart vul grooter onghenaede<br />

macht vvesen beghint / Allyncx voort wilt beghinnen<br />

Leght ionst int werck / dynct oft hu pandora Baede<br />

5 dit bid ick doch / vp dat weedom in my mach dinnen<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

+ Fol. 289 v, r. 22, 29 ‘brezaida’ onderstreept.<br />

+ Fol. 290 r, r. 4 ‘pandora’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 289 v<br />

+ 290 r


242<br />

Macht vvezen / twy waer om zoud niet mueghen wesen<br />

myn meMaecxsels ghepresen<br />

als ick thuwen dienste zy van moedre gheboren<br />

10 Ick manlick ghy vraulick / deen om danders ghenesen<br />

huut een amoureusheyt Amoureux vpgheResen<br />

waer by mids desen<br />

Lief an hu te zoucken troost heb ick huutvercoren<br />

och laet my mestroostich niet gheel ghaen verloren<br />

15 vveist mynder ghenaedich Lofzame marioleyne<br />

want haecke naer troost By venus septer ghezworen<br />

Alsoo den hert haect naer de waterFonteyne<br />

macht vvesen Lief zyt my troostbarich ten pleyne<br />

mynder herten tresoriere / mynder vyf zinnen<br />

20 Wie * esser myn partie / in doodsmaeckeghen greyne<br />

ialouzie / end al waert zoo / doch om wedertroost innen<br />

Macht vvesen lief / Laet my huwen troost ghewinnen<br />

Macht vvesen lief Anhoordt myne supplicatien<br />

drouue Oratien<br />

25 macht wesen my huwen troost ghewinnen laet Lief<br />

zyt myns ghedachtich lief / By huwer gratien<br />

ick begheert duer alle de Nymphale natien<br />

die veel spatien<br />

hebben de mestroosteghe gheholpen huut meschief<br />

30 hertlick begheer zend hu Missiue en Brief<br />

duer damoureuse wient heeft ghecost vleesch en bloedt<br />

macht vvesen lief vvilt stelpen myn mestroostich grief<br />

Laet my huwen troost ghewinnen / wilt ghy twesen moet<br />

macht wesen lief / dus wanhope my twyfelen doet<br />

35 en vast betrauwen zeght iae / met thuwaerts Beminnen<br />

++<br />

doch om huwen troost vercryghen / hoe hu ander groet<br />

behoudens Eer end eed / Paert my int herte Binnen<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

Princhesse<br />

5 Ghevvinnen huwen troost my laet / lief wesen macht<br />

Troostbaerich acht<br />

damoureuse begheerte huut tshertsen gronde<br />

huwe oogskens van compassyen Tmywaerts schacht<br />

doch laet my dyn lief vvesen vander eerster dracht<br />

10 niet gheveynsdelick Lacht<br />

* ‘Wie’: ‘W’ over ‘vv’.<br />

+ Fol. 290 v, r. 21-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 290 v


243<br />

Laet my huwen troost ghewinnen huut huwen monde<br />

Anders crygh ick int herte diepwondichste Wonde<br />

en moeten leuen in vele ontroostbaerheden<br />

huwen troost lief es myne zekerste ghezonde<br />

15 huwen troost es mynder vyf zinnen een Bevreden<br />

huwen troost medeelt my inde eerdsche steden<br />

eer Atropos my Comt hier tleuen of spinnen<br />

eist mueghelick lief met alle Buugsaem leden<br />

Bid ick noch / och doch / ghelooft gheen qua zottinnen<br />

20 Macht vvesen Lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

Refereyn ghestaedich groot<br />

Amoureuselick<br />

Beclaeghende zyn Liefs doodt<br />

Lachrimeuselick<br />

25 Ach teedre Complexie Int leuen sanguine<br />

Ligghende verstoruen in doodvaerweghen schyne<br />

ghemerct deser weerelt hu ouerlydynghe<br />

gheel mynder liefden zoetheyt verkeert in Bryne<br />

want my wierd anwassende zieckzuchteghe Pyne<br />

30 als ick dyns sterfdach hoorde zeker Tydijnghe<br />

Nietmin / hoe huut tghezichte / myns zins bevrydynghe<br />

hu en zal ick vergheten niet nemmermeer / maer<br />

Lachrimeuslick beweenen / zonder verblydynghe /<br />

++<br />

al weygherdet / my Redene te doene openbaer<br />

Lief zoud ick hu vergheten / neen ick trauwen voorwaer<br />

Liefuer waer ick van tserpent hydra verbeten<br />

end hoe hu Lichaem ontvoormt zy / doodelick onclaer<br />

5 inden Center der eerden / moet volghen der naer<br />

Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten<br />

Zoud ick dyns vergheten neen ick om gheen glorien<br />

al light ghy vp tReeustroo der eerdscher mortorien<br />

ghelaeten van dyn naeste bloedtvrienden en maeghen<br />

10 want Mnemosyne goddinne der vaster memorien<br />

schonck ick Liefuer offrande thuerer Ciborien<br />

om tzyne dyns ghedachtich Ten eeuweghen daeghen<br />

end al moest ick hu zien wech ter eerdewaerts draeghen<br />

Liefuer bleef ick hu als tgrafs bewachter omtrent<br />

15 vvat goden oyndt wanckelbaer liefuers dryncken zaeghen<br />

huter Fonteyne Lethe Vul vergheetheyt Bekendt<br />

nemmermeer word dyns ghedyncken van my Absent<br />

+ Fol. 291 r, r. 10, 16, 18, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 291 r


244<br />

ghy die als Centona hadt consteghe weten<br />

end hoe voormaels de zulcke om pyne en torment<br />

20 huer lief verghaeten / in een oogheblicktyds ontwendt<br />

Ach lief hoe zoud Ick hu connen Alsoo vergheten<br />

Mocht Ick hu inde sneewitste snee begrauen<br />

om de Reynste ghecryghen lief / zoud ick noch slauen<br />

en hu bestroyen met penseen ghepeynsen bequame<br />

25 met vriendelick omRyngsels dyn lichaem begauen<br />

Met Ryfstroom huutsturtende traenen my Lauen<br />

Liefste lief zoetmondichste gheAeszemt eersame<br />

prysweerdichste amoureuste vrauwe name<br />

zoud ick hu vergheten / hoe zoud Liefde ghedooghen<br />

30 waere Zeusis leuendich hoogh constenaer by fame<br />

zoud ick hu Phisiognomie * tdoen maeckene Pooghen<br />

om figuere dyns aenschyns thebben voor ooghen<br />

want anzien doet ghedyncken Tzy waer ghezeten<br />

lief die noch in myn herte bloeydt zonder verdrooghen<br />

35 die my constet met alder troostbaericheyt zooghen<br />

Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten /<br />

+ Princesselick<br />

Lief in des weerelts forreest<br />

puer hert Ionstelick schynct hu adieu den gheest<br />

zonder oorlof / eens myn secourereghe Reale<br />

5 amoureuste Rycdom / mynder verkiesynghe meest<br />

wortel / plantte / boom / loof / Iuecht vrucht en keest<br />

Boetenesse / mynder benautheden quale<br />

troonhoudeghe tspaeys Ciceronich ter taele<br />

zebaerste * schoone maegdelicxste van vrauwen<br />

10 schicbaerichste ghelichaemt zoetluchtichste zaele<br />

der vruechden groeysels / verdwynsels van Rauwen<br />

onser beeder liefden Reynghuerichste bedauwen<br />

voormaels tresoriere / mynder herten secreten<br />

een glysterende gemme duerluchtich int schauwen<br />

15 zonder hu ghedyncken / die draeghe tcleedt van Rauwen<br />

Ach lief hoe zoud ick hu connen alsoo vergheten<br />

Refereyn strydende // ieghens nyders grief<br />

Venyneghe pille<br />

Eenpaer verblydende // in zyn Lief<br />

Om huer oogskens wille /<br />

* ‘Phisiognomie’: ‘h’ over ‘s’.<br />

* ‘zebaerste’: ‘b’ over ‘beb’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 291 v


245<br />

Noyndt. dieperdruckich was my den moedt<br />

myn vleesch ende bloedt // hertzweerynghe doet<br />

met dat dus de lieden myn daet Blameren<br />

om dat ick hebbe een vrauwelynck zoet<br />

25 van Ruder ofcomste iae en lettel ghegoedt<br />

myn trauwe ende Liefde ghaen Consenteren<br />

deen zeght wy en zullen niet Accorderen<br />

zou en es niet kybich noch gent van Leden<br />

tschynt blyde schoon oogskens huer wat stofferen<br />

30 dats oock de properheyt van al huer zeden<br />

dander zeght zou es vul Simpelheden<br />

huer wesen zal tot gheen vroylicheyt dueghen<br />

want alle amoureusheyt es huer ontgleden<br />

maer wat zy snappen / wel bem icx te vreden<br />

35 Huer blyde schoon oogskens / doen my verhueghen /<br />

+ Als minzaemich knecht / heb ick twerck vuldaen<br />

ende zondre ofghaen // Tot tsdoods vermaen<br />

zo zalse myn Lief huutvercoren blyfuen<br />

huer blyde schoon oogskens zo vriendelick staen<br />

5 al wilde my tzwaermoedich zweerd verslaen<br />

by foortse moet ick alle vruecht bedryfuen<br />

al heeft ze gheen gratie als andere wyfuen<br />

van veel bet te sprekene als menich man<br />

al esse oock gheen vrauwe int pruetselick kyfuen<br />

10 Iae / of vanden schoonsten niet / waddynghe eist dan<br />

al Canse huer niet voughen in tsweerelts ghespan<br />

ghetuut en ghetoyt / naer tbrugsche * vermueghen<br />

dit my gheen verleedynghe gheuen en Can<br />

vvant al hadse maer een nachtdoucxken An<br />

15 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Huer blyde schoon oogskens die Connen verchieren<br />

huer simpel manieren // ende my festieren<br />

vvant bruun ghenatuert vlieghenze in huer hooft<br />

zy dyncken my zynde Een hemelsch logieren<br />

20 veel claerder blynckende dan de saphieren<br />

oorspronck die hebben myn zinnen Berooft<br />

niet dat my leedt es / negheenssins ghelooft<br />

vvant noyndt en creegh icker schaede by / maer<br />

als ick duer Fantazien perplex zat verdooft<br />

25 hiltse my van alzulcke quellaigen Claer<br />

zom zegghense datse loopt hier en tdaer<br />

schossen brossen en Busen veel slomme tueghen<br />

wats dan ick en achte dat niet een haer<br />

* ‘tbrugsche’: ‘g’ over ‘y’ (of u?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 292 r


246<br />

vvant hoe ick ghestoort bem / altyds voorwaer<br />

30 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Prinche<br />

Noch zyn huer blyde schoon oogskens voorscreuen<br />

myn steruen en leuen // Toevlucht in sneuen<br />

al achtense zulcke niet zynde schoone<br />

35 al mochte my zyn de weerelt ghegheuen<br />

+<br />

met al den ghenouchten hier voortyds bedreuen<br />

al goeds ghenough heb ick huer oogskens te loone<br />

dies danck ick hu der fortunen matroone<br />

diese eerst hebt ghezonden An mynen Cant<br />

5 int herte myn spand se der liefden Croone<br />

dit vuest den nyders moortdadighen Brandt<br />

en zegghen noyndt was ongheweinder in tlandt<br />

zou can totter noene te bedde zueghen<br />

end al waert zoo / O goden doet my bystandt<br />

10 doch datse my nyemandt ontweldighe / Want<br />

Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Andere Amoureux Refereyn<br />

Alle Vueghelkens die inden mey mueghen Ruten<br />

wilt tsaemen paeren<br />

15 ende helpt my de liefde myns liefkens huten<br />

wilt hu melodieux gheclanck ontsluten<br />

haerpen ende luten // Laet vruecht huutspruten<br />

Rect vry nv dyn snaeren<br />

doch dat ick niet en hebbe in myn bewaeren<br />

20 der poeten eloquentie int openbaeren<br />

dat es my groot Leedt<br />

myn lief mocht ick vulPrysen in tlieflick verclaeren<br />

maer / wat zegh ick vulPrysen / dat Laet ick vaeren<br />

ick en zoude god weet<br />

25 al waere my een Inghelicke tonghe ghereedt<br />

twaere my onMueghelick want zoo ick besief<br />

zou es der liefden staple / dies huut liefden heet<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />

Thuerer wille zoud ick lyf ende goedt willeCueren<br />

30 want zou eist my weerd<br />

al doetse my mids liefde Liefmoedich trueren<br />

al can zou met woorden myn herte duerPueren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 292 v


247<br />

veel Lydens bezueren // den heesch der Natueren<br />

es diet al begheerdt<br />

35 ick vyndese zo eerbaer dat my gheenssins deert<br />

+<br />

vvat icker omme lyde / hoe huer therte ontbeert<br />

noch bem Icx te vreden<br />

Al worden de crachten mynder zielen vertheert<br />

duer haer absentie die als snydende zweerd<br />

5 duerwondt myn * leden<br />

tvliedt al / als ick dyncke vp haer schoonicheden<br />

gheen liefuer ter weerelt noyndt herte verhief<br />

want bouen allen vrauwen / als huer tallen steden<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zelven zo lief<br />

10 Noyndt prysweerdegher lief van my verheuen<br />

tot elcker stonde<br />

naer grooten druck Can zou my blydschap gheuen<br />

zonder haeren troost / zo en mach ick niet Leuen<br />

zou houd verdreuen // al myn ancxstelick beuen<br />

15 als myne ghezonde<br />

huer ieghenspoedt waere my een steruelicke wonde<br />

ende my helpt de spraecke van hueren monde<br />

huut tsdroufheyts ban<br />

al waert dies dat ick te weynsschene vonde<br />

20 een vpperConyghinne des weerelts Ronde<br />

in een gulden ghespan<br />

en ghebruucken wat dat oyndt alexander wan<br />

en myn lief niet / liefuer ledick duustwaerfuen grief<br />

want zoo myn liefde / myn lief / wel liefhebben Can<br />

25 Noyndt nyemandt en hadde / noch myn zeluen zo lief<br />

Prinche<br />

Myns liefs wesen heeft / een liefuelick antrecken<br />

In vougsamegher tydt<br />

maer de vermalendyde venyneghe becken<br />

30 die tallen saeysoene Reyn liefde beghecken<br />

ende list ontdecken // om spreeden huer strecken<br />

breedt ende wydt<br />

die zaeyen huer zaet huut / haet ende Nydt<br />

zegghende dat zou tmywaerts (dits dat my spyt)<br />

35 gheen Liefde draeght<br />

neen zou en es zulcx niet / maer huer Lyfzamich quyt /<br />

* ‘myn’: ‘m’ over andere letter (n?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 293 r


248<br />

++<br />

daer wil ick totter doodt toe om leuen strydt<br />

clouck end onversaeght<br />

zou es de liefmoedichste daer dach vp daeght<br />

dies in minnen verhit / huuter liefden brief<br />

5 zoo ick myn lief Lief hebbe / als vooren ghewaeght<br />

Noyndt nyemandt en hadde noch my zeluen zo lief<br />

Andre Refereyn<br />

Met zephyrus wyndeken zoetluchtich bewaeyt<br />

puer zocht Ick tverdwynen mynder fantazien<br />

10 dies heeft my Minerua Raedt inneghezaeyt<br />

tanRoupene Themis Tgoddinnelick ingien<br />

vruechtdurstich ter stondt met gheboghene knyen<br />

anRiep icxse / daer alle myn zinnen naer queilden<br />

eer ict wiste duer bede ter causen van dien<br />

15 vand ick my int eerdsche pryeel van weilden<br />

daer zach ick veel Liefuelicke schoone beilden<br />

elck hadder tryumphe byzondre Bequame<br />

de goden goddinnen puer hemelick speilden<br />

ten troone van vesta goddinne Eersame<br />

20 och docht Ick daer een Leeft dus zonder blame<br />

end alomme mach by zyn zonder ofscheeden<br />

Wie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden<br />

De neghene Musicale goddinnen<br />

bedreuen veel liefuelicheyt daer ten steden<br />

25 Eerst Clio deder veel gloryen winnen<br />

Euterpe bedreeffer de Lustelicheden<br />

Thalia ghaf alle Reyn groeyende zeden<br />

melpomene tmelodieuselick zynghen<br />

Eratho liet alle stuerheyt met vreden<br />

30 Terpsichore koos tliefuelick danssen en sprynghen<br />

Polymnia conste huer kele bedwynghen<br />

ter note / als der musycken Regente<br />

vrania was / als een hemelsch omRynghen<br />

Calliope eerdemen als dexcellente<br />

35 En van desen stondt ick dienstknecht ten Regimente<br />

ick deet oock ghewillich / Want ick moet Breeden<br />

vvie zoude zulck liefuelick byzyn verleeden /<br />

++ Pandora die vrauwe zo liefuelick schoone<br />

die zach ick van goden goddinnen verheuen<br />

+ Fol. 293 v, r. 8, 10, 11, 19, 25-31, 33-34 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 294 r, r. 4-7, 18, 20, 22, 28 (namen), 34 ‘Ruwyne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 293 v<br />

+ 294 r


249<br />

elck ghaf huer zyn eeghin ghiften te Loone<br />

Pallas / die zach ick huer / huer wysheyt gheuen<br />

5 venus die ghaf huer / huer schoonheyt int leuen<br />

Apollo den grondt vander Liefue musycke<br />

Mercurius / en heeft oock niet achter ghebleuen<br />

die ghaf huer zyn Eloquente practycke<br />

alle tLiefuelick by zyn van EerdeRycke<br />

10 wierdt daer doe vertooght Reynzienlick claer<br />

end als dat passeerde voorts vander ghelycke<br />

vernieude dat tsanderdaeghs weder voorwaer<br />

dus ter goeder trauwen verandwoordt my / daer<br />

zulck met zulck liefuelick byzyn mach weeden<br />

15 vvie zoude zulck Liefuelick bysyn verleeden<br />

Prinche<br />

Myns liefs liefuelick byzyn was daer niet gheRynghelt<br />

zou leede my naer Tagus die liefue vloedt<br />

die met goude zandekens es Ondermynghelt<br />

20 vp Veseuusbergh ghijnghen wy coelen den moet<br />

daer de wynen groeyen huuter maeten goedt<br />

die ons Euphrosyne quam blydelick schyncken<br />

als goddinne van gratien die droufheyt verzoet * /<br />

zou ghaf my al dat therte conste ghedyncken<br />

25 want wild ick huut venus cruucxken wel dryncken<br />

van tliefuelick ghevoel creegh ick tghebueren<br />

en mochten dan doogskens van moetheden Pyncken<br />

Aurora verlangde den nacht zeker hueren<br />

wie zou dan versmaeden zulcdaneghe Cueren<br />

30 daer liefuers zo Liefuelick zyn onder hem beeden<br />

vvie zoude zulck liefuelick bysyn verleeden<br />

Refereyn<br />

Duer liefde verdraeghter zo menich pyne<br />

quelende ghaende perplex ter Ruwyne / Ruine<br />

+<br />

mans ende Vrauwen<br />

en veel ongheRusteghen dranck ten fine +<br />

vvant dicwils tonRechte mesacht te zyne +<br />

Can liefde brauwen<br />

5 dolynghe ontweghen in vreimde landauwen<br />

hopen en duchten<br />

* Oorspronkelijk ‘verzoeten’, ‘en’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 294 v<br />

+<br />

.B.<br />

+<br />

.A.


250<br />

Lichtheyt van zinnen / zwaer last in Rauwen<br />

en zwaer verzuchten<br />

duer liefde pluct menich zulcdaneghe vruchten<br />

10 met zwaere ghepeynsen ende groot verdriet<br />

verdraeghende nyders valssche gheRuchten<br />

en al mueghelick ten hende verdreghen om niet<br />

maer al dit verdraeghen huut liefden gheschiet<br />

vvant anders die Creghe zulcdaenich plaeghen<br />

15 En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

Tzvvaer groot onghemack tmestroostich trueren<br />

voor lettel zoetdoms veel leeds bezueren<br />

eenne langhe tydt<br />

tnachtRustich verlies / twelck oock veel hueren<br />

20 menich verdraghelick int ghedueren<br />

duer Liefde Lydt<br />

end onlustich flaumoedich den gheest verslyt<br />

in melancolie<br />

of dat hem oock tzweerd diepwondich duersnydt<br />

25 van Ialouzie<br />

ghestaedich in liefden / al valt hem partie<br />

duer wien hy ghewilligh verdraeght dit claer<br />

dat meer es duer liefde / de ghuene die<br />

verdraeght zo veel Ieghenspoets menich Iaer<br />

30 zo dynck ick zo peyns Ick / ende tes oock waer<br />

al tbitterlick weenen ende tclaghelick claeghen<br />

En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

voor heete paeysdursticheyt inden noodt<br />

verdraeghende twistich drooghe exploot<br />

35 niet onverduldich<br />

thartneckich weygheren van tlieflick conRoot,<br />

daer ghewortelde liefde oyndt ionste Boodt /<br />

++<br />

Reyn menichfuldich<br />

by dien tot grooter beroerte baerschuldich<br />

tslyfs instrument<br />

nochtans ghebleuen discreit ghehuldich<br />

5 tot inden hendt<br />

als menich duer liefde / dit es omtrent<br />

Iae / ende duer liefde Cryght veel vercleens<br />

en dan lief duer liefde dit niet en kendt<br />

onverdraeghelick eist Certeyn ick meens<br />

10 en duer liefde verdraghelick / vvant meer dan eens<br />

het bysen het beersschen tketsen en tiaeghen<br />

En vvaere duer liefde vvie zoud verdraeghen<br />

+ Fol. 295 r, r. 27-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 295 r


Prinche<br />

251<br />

Duer liefde waeren oock zomtyds gheneghen<br />

15 end om verdraeghen ghewillich bedeghen<br />

zantten zantinnen<br />

en duer liefde hebben oock vele verdreghen<br />

naer poetryen in dese eerdsche weghen<br />

goden goddinnen<br />

20 Nymphen matroonen veel consteghe zinnen<br />

Leeck ende gheleert<br />

en zommich duer liefde / om liefde ghewinnen<br />

ontgoedt OntEert<br />

vvaeren dese al tsaemen hier weder ghekeert<br />

25 tnieu voorleden verdragh / dit moet ick vraeghen<br />

En vvaere duer liefde / wie zoud verdraeghen<br />

Refereyn lief amoureux zot<br />

hiernaer verclaert<br />

vp een zyn lief eens versnot<br />

Nu met andre Paert /<br />

Therte straelich duerpinst als van een vloo // Bete<br />

zonder hu eens lief / Ick niet gheerne Noo // schete<br />

ghy en zoud my zeluen moeten houden thooft<br />

Als ick Cattecruudt metten bueter en broo // Ete<br />

+<br />

dynck Ick in hu Minne te ligghene gheschooft<br />

hebt myn zinnen by van buten ende binnen berooft<br />

ghelyck een hoenderdief bezouct schuer en poeste<br />

een zotte baghijne hebt my ouergheslooft<br />

5 dies als ghy vooren niest ick van achter oeste<br />

ick verbarn in hu liefde / maer vond men / ick moeste /<br />

gheen ander dan ghy / Ande heyse verschouden<br />

iae iaet vry / daer mede ick vlieghe ten Roeste<br />

Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />

10 Een ander schynt iont ghy te bezittene tstoelken<br />

zyn schichten te schietene int amoureux doelken<br />

ende my met vyngheren / voor by te wysene<br />

van dyn gheveynsden aert heb ick een ghevoelken<br />

my biedende garnaetiens omme my te spysene<br />

15 kir tamoureux wyndeken staet hopick te Rysene<br />

dat twielken van fortunen / mach tmywaerts draeyen<br />

inden calueren beilck weynschick hu te bysene<br />

hu dan laeten met samblanteghe liefde Paeyen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 295 v


252<br />

al beraeyt ghy ander met huwer liefden Raeyen<br />

20 tRuboucxken met twee bladeren laeten ontvouden<br />

Ick vynde dyns ghelycke / om der mede Labaeyen<br />

Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />

Adieu eens myn lief adieu in vlaemssche oorlof<br />

van liefde weitier niet een Puncteloos boor // of<br />

25 innocente gheheel Van vrau venus doctrine<br />

besteidt ander zyn pryckmorseel in hu voorschof<br />

ghy mueght worden zyn / maer myn boel es myne<br />

dies scheed ick van hu finalick tallen fine<br />

zoo ghy te Raede zyt / nv voort an doet<br />

30 al waent ghy my paeyen met dobbelen gryne<br />

niet gheel thuwer wille zyt gheweist ghemoet<br />

therte zonder meenen / hu met een adieu groet<br />

Liefuer neen dan iae / dat wy eens verzaemen zouden<br />

een verloren twee vercoren / daer me deelick myn bloedt<br />

35 Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden /<br />

++ Princhesselicke<br />

Couraidge hooghmoedich spytich<br />

gheen liefde wil ick wesen thuwaerts verslytich<br />

daed ict / ick fondeirde vp een stuuende zandt<br />

5 Adieu die eens thuwaerts was Apetytich<br />

zo lief heb ick met hu onpaeys / als met hu bestandt<br />

wat waendy es niet dyns ghelycke in tlandt<br />

zyt ghy de gracieuste bouen allen vrauwen<br />

neen neen ghy / een andre heb ick vast by der handt<br />

10 mynder zinnen tresoriere / Reyn blydelicxst beschauwen<br />

zoud ick zonder hu waent ghy blyfuen in Rauwen<br />

neen ick trauwen // maer cloucklick daer in verbouden<br />

vvant vul vraulicke figueren / zyn tsweerelts Landauwen<br />

Dies zal icker wel mede myn zinnen behouden<br />

Rondeel<br />

Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

van de ghuene / die eens was myn Lief<br />

Al naer een andere wil ick my wenen<br />

ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

20 huer ghestichte staet vp wanckelbaer lenen<br />

stenen // zuchten voortyds / om huer besief<br />

Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

van de ghuene / die eens was myn lief<br />

+ Fol. 296 r, r. 26-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 296 r


253<br />

Discrete amoureuze liefde<br />

Balade<br />

Van ghespeilneden twee // Amoureux<br />

hebbende vp tfaict van minnen ghegloost<br />

Deene by in liefden verwonnen alRee<br />

Victorieux<br />

Es zou gheworden duer danders troost<br />

Aucteur<br />

Onlancx in tsdaeghs openbaerynghe<br />

als tschyn der zonnen Rees huten troone<br />

+<br />

hoord ick zo vriendelick een vergaerynghe<br />

van twee Liefue maegdekens schoone<br />

Ionck ende wellustende van persoone<br />

vvaeren zy beede Alsoo my dochte<br />

5 Ick begheerde niet meer goeds te Loone<br />

dan ick met hemlieden verzeylt zyn mochte<br />

Ick zaghse Beede zy en zaeghen my niet<br />

omme weldoen berghdick my zeluen daer<br />

zo mochten zy elck anderen claeghen vry // yet<br />

10 vvat hem ter herten ghyngh zo naer<br />

// deene sprack ghespeilne / ghy zyt zo zwaer<br />

hu oogskens die zyn bevaen met weene<br />

es hu yet lettende / druck ofte vaer<br />

Ontdecket wy zyn doch hier Alleene<br />

15 Dander sprack och liefue ghespeilne<br />

Ick kenne hu hertelick ende ghetrauwe<br />

dies stel Ick myn hertken thuwen beveilne<br />

helpt doch draeghen myne Rauwe<br />

de weerelt es my schier te nauwe<br />

20 myn Rocke wordt nemmermeer vulsponnen<br />

vvant venus Alder goddinnen Vrauwe<br />

heeft my gheheel end al verwonnen<br />

Deene amoureuze<br />

Ghespeilne zulck last heeft menich ghedreghen<br />

25 die thende ghecreghen goet ontlaeden<br />

maer diet niet wel te draeghene pleghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 296 v


werden wylent gheloont / met schaeden<br />

die yeuwers zwemmen wil of baeden<br />

moet vp stroom oft vp diepte gloosen<br />

30 die hem al willens laet verRaeden<br />

hem ghebuert Lyden Eer langhe poosen<br />

254<br />

Dandre<br />

Bem Ick bedroghen dats onverwoethede<br />

maer lacen tghezichte heeft my bedroghen<br />

+<br />

des wercx En heb ick gheen ghevroedhede<br />

want ick en hebbes noyndt eer gheploghen<br />

zoudhy my paeyen met looser prologhen<br />

zoo zegghende woorden van Confoorte<br />

5 wordt my nv hulpe van hu ontToghen<br />

Noyndt herte en leedt alsulcke verstoorte<br />

Deene<br />

Myn hulpe myn troost myn Raedt myn weten<br />

ghespeilne en zal hu niet faelgieren<br />

10 al zyt ghy in venus stock ghezeten<br />

vvilt dies niet onghetempert Tieren<br />

Pyndt dat ghy thertken van hem mueght stieren<br />

eist dat ghy ducht mesleedt te zyne<br />

die stede gheeft / de quaede manieren<br />

15 Tschynt hy bereed hem zeluen ter Pyne<br />

Dandre<br />

Hoe zoud ick myn hertken van hem ghedwynghen<br />

die my bemindt bouen alle die Leuen<br />

ende alle der weerelt chierlicke dynghen<br />

20 connen my voor hem gheen blydschap gheuen<br />

nochtans zo doet myn hertken Beuen<br />

vreese van bedrieghen ten Lesten<br />

dat traenen my dickwils in myn ooghen cleuen<br />

Maer hope / die slaetter toe ten Besten<br />

25<br />

Deene<br />

Tes beter met vreesen achter trecken<br />

dan by hope tian schaede beghaen<br />

te kennen zyn goet des vryers strecken<br />

an twerck can men haer minne verstaen<br />

30 Minnaers die trauwe zyn onderdaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 297 r


255<br />

zyn eerbaer schamele ende Reyn van herten<br />

vyndt ghy contrarie zyn vermaen<br />

En ghy / hem ghelooft / ghy comt in smerten<br />

Dandre<br />

35 Voorvvaer ken Can * my niet ghebreken<br />

therte es te zeere Tot hem gheneghen<br />

+<br />

zyn ghaen zyn keeren zyn zien zyn spreken<br />

schynt vul van liefden Tot my ghesleghen<br />

zyn zuchten zyn stenen / zyn zulcdaen pleghen<br />

ende zomtyds wat moys te gheuene my<br />

5 zyn schoon ghelaet dit moet ick weghen<br />

Certeyn ick bemder bedroghen by<br />

Deene<br />

Een maeght die ghifte gheeft die biedt // haer<br />

een maeght die ghifte neimt vercoopt // haer<br />

10 een maeght die schuwen wille verdriet // zwaer<br />

en zal nemen noch gheuen hoe dat mer loopt // naer<br />

een maeght die anders doet / die stroopt // haer<br />

in tstreck van lydene in tspot der Lieden<br />

een maeght die gheerne An eere Cnoopt // haer<br />

15 en zal ghifte nemen noch ghifte Bieden<br />

Dandre<br />

Onnooselheyt ende gheen mesdaet bewaenen<br />

doet dicwils doen twaere beter ghelaeten<br />

Ick dancke hu het duechdelick vermaenen<br />

20 alle wyse maegdekens zoudent vaeten<br />

Maer een dynck dyncke my buter maeten<br />

ende daer Ick in twyfele nacht ende dach<br />

dat es dat hy zouct Listen en gaeten<br />

my alleene / te sprekene / waer dat hy mach<br />

25<br />

Deene<br />

Schuut dat / of claerlick ghy comt in tnet<br />

alsoo dyna / iacobs dochtere dede<br />

de welcke van Sychem was besmet<br />

duer twandelen zonder voorzienichede<br />

* ‘Can’: ‘C’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 297 v


30 daer of vielen inder zuuerheden snede<br />

tbesneden volck ten derden daeghe<br />

wildy eere hebben / ende welvaert mede<br />

zo schuut des nyders listeghe laeghe<br />

256<br />

Dandere<br />

35 Hy zeght hy en can my voor alle meynsschen<br />

zyn herte ontdecken noch Openbaeren<br />

+<br />

maer al zyn Roupen Crysschen en weynsschen<br />

Es / dat wy tsaemen Alleene waeren<br />

zonder mesdoen / Es zyn verclaeren<br />

Eylacen ick en weet niet el dan duecht<br />

5 verstond ick van hem dorperghe Niemaeren<br />

zo en was noyndt therte alsoo onthueght<br />

Deene<br />

Thamar met Amon heymelick sprack<br />

zynder quaetheyt niet zynde vroedere<br />

10 diese naer tverCrachten van hem stack<br />

nochtans was hy haer alfue Broedere<br />

Laet wyshede wesen dyn behoedere<br />

Merct * hoe dese quamen in drucke<br />

volght Redene als twyse kyndt der moedere<br />

15 Of ghy comt al ten zeluen onghelucke<br />

Dandre<br />

Voorwaer myn herteken es verbolghen<br />

als ict mach zegghen onbeschaemt<br />

of hy my wille ter eeren volghen<br />

20 Twy ne doet hy my heesschen alsoot betaemt<br />

Een minnaere die naer eere Raemt<br />

zal den vrienden tooghen zyn meenynghe<br />

maer neen hy / dies my niet wel vraemt<br />

ick duchte hy staet naer myn vercleenynghe<br />

25<br />

Deene<br />

Ghespeilne hebdy zulcke kennesse<br />

dat ghy voor ooghen die faulte ziet<br />

merct dan den druck end oock de schennesse<br />

daer iason de schoone medea in liet<br />

30 merct oock de droufheyt ende tzwaer verdriet<br />

* Vóór ‘Merct’ ‘mect’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 298 r


dat helena by Paris verwarf<br />

maer wat zou leedt ick en claegse niet<br />

want zou huer zelfuen by weilden bedarf<br />

257<br />

Dandre.<br />

+<br />

Byder gods gracyen zo zoud ick hopen<br />

ick en zal my zeluen niet Bederuen<br />

maer venus strael gheeft my zulcke nopen<br />

Ick en can myns zins niet wel ontErfuen<br />

5 zoud ick onghetrauvvicheyt verweruen<br />

zo waere my daventuere te fel<br />

myn vrienden zaeghen my liefuer steruen<br />

dan dat ick anders voere dan wel<br />

Deene<br />

10 Hoe voer dido die Conyghinne<br />

die Eneam betraude eere ende trauwe<br />

hy lietse bedruct beschaemt van zinne<br />

zou doode haer zelfuen van grooter Rauwe<br />

Olimpias die hooghe mueghende vrauwe<br />

15 was duer tbetrauwen bedroghen Grootelick<br />

en wilt ghy zelue niet toezien nauwe<br />

ghy zult hu vynden int Lyden blootelick /<br />

Dandre<br />

Die niet te Raeden es / Es niet tehelpene<br />

20 dat es een zegghen van ouden Tyden<br />

Ick en zaeghe my zeluen niet te stelpene<br />

van hem ten waere duer hu * Castyden<br />

maer ouerghemerct dat bitter Lyden<br />

dat meneghe edele vrauwe ghewan<br />

25 by minnen zo wil icx my vermyden<br />

Of ten zy dat trauwe eerst wercken Can<br />

Deene<br />

Dats vvel gheseyt / ghij moest oock mercken<br />

Dat Minne vleesschelick zonder Bandt<br />

30 en can noch eere noch zaelicheyt wercken<br />

die zoo sterft / zyn loon es den helsschen Brandt<br />

dus houdt altoos den dinne in dhandt<br />

* ‘zyn’ doorgehaald en ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 298 v


trect weder dyn herte thuwaerts ghereedt<br />

Reynicheyt es Alzulck Een ** pandt<br />

35 datse zustere vanden inghelen heet /<br />

+<br />

Dandere<br />

Ghespelene By huwen advyse<br />

twelck alsoo duechdelick es ende goet<br />

zo bem ick van anderen onderwyse<br />

5 god gheue dat ict wel vesten moet<br />

Al zoudt my costen vleesch ende bloedt<br />

Ick zal myn hertken van hem keeren<br />

ende minnen een die my trauwe doet<br />

zo zal ick gode / en myn vrienden Eeren<br />

10<br />

Deene<br />

Die looze ommeslaeghen zouct<br />

en tghebod der helegher kercken spaert<br />

Certeyn zy werden zeere vervlouct<br />

eer den Candeeldach wordt verIaert<br />

15 ghespeilne by desen hu oock Bewaert<br />

Laet hu verschalcken noch versuptylen<br />

die hertelick mint / naer trauwen Aerdt<br />

zal trauwe vynden in alle wylen<br />

258<br />

Dandere<br />

20 Voor vvaer dat es een warachtich slot<br />

de ghetrauwe naer gheen huutwendicheyt vraeght<br />

huwe loon / zy die almueghende god<br />

ghy hebt myn Lyden gheheel verIaeght<br />

nv ghaen wy tsaemen onversaeght<br />

25 die naest gode zyt myn Confoort<br />

ick wilde dat elcke Reyne maeght<br />

Onser beeder questie hadde ghehoort<br />

Aucteur<br />

Dus ghynghen te gadre zy onder hem beeden<br />

30 heymelick bleef ick in dat Rozier<br />

ende ick en wilde van daenen niet scheeden<br />

ten waere beworpen in een Papier<br />

** Vóór ‘Een’ is een eerste ‘een’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 299 r


259<br />

ick wilde dat elcke maeghet schier<br />

Raedt name an die zou duechdelick kende<br />

35 daer comtter zo meneghe int dangier<br />

Ten waere gheen noodt / hier mede een hende /<br />

++<br />

Zot Refereyn<br />

Van tsheerders bedryf<br />

die Certeyn<br />

wat vreimds had in tlyf.<br />

5 Een amoureux Ioncxken van Venus baroentkens<br />

vryede een maegdeken zeer simpel van gronde<br />

en daer hy er me wandelde Twasser al groentkens<br />

zy zaeghen van varren tvvee landsche fatsoentkens<br />

een scaepheerder vryende een melckeghe int Ronde<br />

10 doe sprack dat meysken ick wil ment my ontbonde<br />

twy es ghuent heerder zo vul Iockender treken<br />

doe sprack dat Ioncxken zeer hoosch van monde<br />

Lief tsmelckeghers tubbe ware tsheerders ghezonde<br />

dies zoudhy er gheerne zyn holetken in steken<br />

15 Bey eire / en can huer de melckeghe niet wreken<br />

Ick en weets niet hij / laet zulck vraeghen verleydt // zyn<br />

Kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />

Wa hurtte hy my zeydse ick hurttede hem wedere<br />

waer naer zo mach de melckeghe haeyen<br />

20 can zou hem niet corten daer zynen vedere<br />

viele haer tubbe de melck sturte nedere<br />

zoude dan tongheluck niet thaerwaerts draeyen<br />

kir lief zeyd hy zy zullen elck andren wel paeyen<br />

haer beeder begheerte moet voor hu secreit // wesen<br />

25 de melckeghe es vroylick / en zoucket Labaeyen<br />

en theerderken wil haeren ackere Bezaeyen<br />

daer weit ghy tslot / zult ghyr me ghevreidt // wesen<br />

vvat zaller groeyen Laet in my tgheweit // wesen<br />

Ia ia / al hu vraeghen moet van my Becreyt // zyn<br />

30 Kir zie eir liefken / Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />

Neen macht niet gheseyt zyn / watter of zal groeyen // zaen<br />

zo wilt my tmotyf van dier melckeghe * verclaeren<br />

my wondert waer mede zou haer mach moeyen // ghaen<br />

want onghemolcken laetse al haer Coeyen // staen<br />

35 ende zou es in tsheirders scaeps cot bevaeren /<br />

+ Fol. 299 v, r. 1-4 onderstreept.<br />

* ‘melckeghe’: ‘l’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

299 v


260<br />

++ Lief zeyd hy dat zal ick hu ghaen openbaeren<br />

de melckeghe heeft al haer Lammeren doodt<br />

en zou heeft een zwart beytken van twyntich Iaeren<br />

dat vvil zou met tsheirders Ram doen paeren<br />

5 om der mede te commene huut huerer noodt<br />

Lief drough zou een beytken / kir iaes in haeren schoot<br />

hoe mach al dit vraeghen by hu ghepleyt // zyn<br />

kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />

Prinche.<br />

10 Tmaegdeken hadder of cleen verstandeken<br />

de melckeghe was in tsheerders Bandeken<br />

daer corts een vruchtken moest of verbeydt // zyn<br />

zou zachse wandelen ghaen hand an handeken<br />

sprack tmaegdeken / es nv bezaeyt haer Landeken<br />

15 kir zie eir liefken Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />

Amoureuze Meyelynghen *<br />

die hem zomtyds in tkeye // dwynghen<br />

Ghylieden die binder maendt van meye<br />

Meyliedekens gheerne zynght in tgroene<br />

20 vul dorperheden tot allen mesgreye<br />

als offer niet dan boosheyt ware in saeysoene<br />

Lust hu emmers zanghewys wat te doene<br />

zeker liedekens heb hulieden gheordonneirt<br />

gheestlick en weerlick der me Reynhertich Coene<br />

25 Te veldewaerts inne tsaemen tryumpheirt<br />

gheeft god eerst tzyne / dan eerlick ReCreeirt<br />

Liedeken<br />

Vp den voys<br />

Nieukercke gent<br />

Gheestelick nv plant<br />

30 mey van gheduericheden<br />

dats gods woord / Elcx bystandt<br />

stelt in dyns herten steden<br />

+<br />

maer houffent eerst hu landt<br />

gheloouich elcken Cant<br />

doch anden plough slaet dhandt<br />

+ Fol. 300 r, r. 16, 17 onderstreept.<br />

* ‘Meyelinghen’: na tweede ‘e’ ‘r’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 300 r<br />

+ 300 v


niet in tstuuende zant<br />

5 zaeyt niet gods * woorden want<br />

zoo wint ghy vrucht der vreden<br />

Gods woordt / es een verkandt<br />

zynder beloften zeden<br />

Plant nv int herte vast<br />

10 alsnv gods woordt waerachtich<br />

huwen grond wordt ontlast<br />

vanden quae Cruden crachtich<br />

vp deerdschen cheyns niet past<br />

hoe dat zulcx vp hu bast<br />

15 met tzweerd / dien helsschen gast<br />

van gods woord clouck toetast<br />

houd hu vroom anden mast<br />

van gods woord sterck almachtich<br />

dwelck hy verleent dat brast<br />

20 met dancbaerheyt eendrachtich<br />

Kendt huuten broode niet<br />

mueghwy alleene Leuen<br />

maer huut dien woorde ziet<br />

dwelck ons gods mondt wil gheuen<br />

25 vviens woord Rechtlick gheschiet<br />

vverct al dat hy ghebiedt<br />

gheenssins ghebonden yet<br />

en es zyns woords Bediet<br />

tsvolcx woordt es wanckel Riet<br />

30 gods woord word eeuwich bleuen<br />

tot troost in ons verdriet<br />

en Leerynghe ghescreuen<br />

VerRaeders van gods woordt<br />

zynt diet veronghelycken<br />

35 en wantrauvvich gheschoort<br />

staen zy / Die gods woordt wycken<br />

oetmoedich twoord Anhoordt /<br />

+<br />

Weist gram / maer niet ghestoort<br />

zeylt hu yemandt an Tboordt<br />

die gods woordt houd gheCoort<br />

Liefzaemich Rechtevoort<br />

5 trect hem van die Practycken<br />

vvie twoord gheveynst versmoort<br />

Tzal onverwonnen Blycken<br />

261<br />

* Begin van ‘w’ onmiddellijk na de ‘s’ van ‘gods’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 301 r


Elck wie huut gode zy<br />

staet gods woordt niet tontbeerne<br />

10 Twas dauids voeten vry<br />

een lichtende Lanteerne<br />

dus vrome Christen ghy<br />

blyft den gods woorde By<br />

vvant hu mensschen / en my<br />

15 ghewillich Christus hy<br />

met zyn claer woords bely<br />

vvild ons voortbrynghen gheerne<br />

dies zyn gheworden wy<br />

vry los huut dhelsche queerne<br />

20 Huut een ontsterflick zaet<br />

zyn wy wedergheboren<br />

duer gods woordt es de daet *<br />

van zekerheyt ghezworen<br />

Elck van zyn zondich quaet<br />

25 quytschel duer twoordt ontfaet<br />

vvant Dupperste prelaet<br />

die kendt der herten staet<br />

duer zyn tselfs woord en Raet<br />

schict hy nyemandt verloren<br />

30 al wie dat tot hem ghaet<br />

Ontfanght hij huutvercoren<br />

Plant gods woordt clouck ghemoet<br />

Laet dat in therte groeyen<br />

Christus vruchtbaerich bloedt<br />

35 zalt coeldauwich bespoeyen<br />

en doch den mey huut doet<br />

clouckhertich metter spoet<br />

die gheene vruchten goedt /<br />

+<br />

die gheene vruchten goet<br />

gheeft / maer huer zeluen voedt<br />

plant greffyt gods woord zoet<br />

dat mach vruchtbaerich bloeyen<br />

5 den stroom der helsscher gloedt<br />

zal hu niet ouervloeyen /<br />

Oorlof die minnaers zyt<br />

en gods woord gheerne lesen<br />

al hebbens nyders spyt<br />

10 gods woord zal eeuvvich vvesen<br />

* ‘daet’: ‘a’ over ‘e’.<br />

262<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 301 v


voor twoordt ghebenedydt<br />

als Christen Rudder strydt<br />

acht gheenen ypocryt<br />

zyn tonghe noch habyt<br />

15 hoe zommich twoordt Benydt<br />

bewimpelt bouen desen<br />

peynst hy verwint die Lydt<br />

Bewaert gods woordt ghepresen /<br />

Meyliedeken Amoureux<br />

263<br />

20 Ghelyck den Mey // met vulder vruecht<br />

es in zyn Iuecht<br />

naer onsen grey // zyt oock verhueght<br />

vp dat ghy mueght<br />

ghy vraukens zoet Reyn amoureux van zinnen<br />

25 den mey es nv in zyn saeysoen<br />

de spruutkens groen<br />

verhueghen doen<br />

Alsoo der blomkens Roke comt van binnen<br />

vrauwen tooghen looselick schyn van Minnen<br />

30 tgheschiet<br />

Ghetrau als wanckel Riet<br />

Hoe lustich staet // nv menich pleyn<br />

*<br />

met blomkens Reyn<br />

maer ** waeytter quaet // een wynd vileyn<br />

+<br />

tverderft certeyn<br />

de blomkens die zoo Iuechdelicke stonden<br />

tsghelycx zo keeren euen gaey<br />

de Vraukens fraey<br />

5 met eennen draey<br />

Wanneer zy een vernieuwen hebben vonden<br />

tooghen zy fier ghelaet met dobbel gronden<br />

tghebuert<br />

daer menich man om truert<br />

10 Elck lustich gheest // zynght fraey en fier<br />

int groen Roozier<br />

maer zwaer tempeest // Brynght in tdangier<br />

zo menich dier<br />

naer meye zwyght de zoete nachtegaele<br />

* ‘Int groen Roozier’ doorgehaald.<br />

** ‘zwaer tempeest’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 302 r


15 zulck zyn de vraukens meer dan zom<br />

van zinnen dom<br />

gheworden stom<br />

verzwyghende schoon amoureuse taele<br />

vergheten zy haer liefste principaele<br />

20 zeer Coel<br />

en kiesen een ander boel<br />

264<br />

Des meys Anschau // niet en vernoeyt<br />

die Lustich bloeyt<br />

den coelen dau // heeft oock bespoeyt<br />

25 al tcruudt dat groeyt<br />

De zonne tooght haer schoon claerlustich schynen<br />

maer duuster wolcken volgher naer<br />

die tschynsel claer<br />

benemen daer<br />

30 Sghelycx * de vrauwen onder loose grynen<br />

de fraeye Ruters doen haer vruecht verdwynen<br />

Tvermaen<br />

Es dan / ghy mueght wel ghaen<br />

Princesse vvie / my Ionstich dwangh<br />

35 tot desen zangh<br />

tsmeys melodie // zal nemen ghangh<br />

van hier eer langh<br />

Sghelycx zo zal ons iuecht en vruecht begheuen<br />

+<br />

Wanneer ons naect de wynter groot<br />

dat word ter noodt<br />

de bitter doodt<br />

verzekert eist ons allen toeghescreuen<br />

5 god wil ons dan verleenen teeuwich leuen<br />

Adieu<br />

dan werdet al een Nieu<br />

Een andre Meyliedeken<br />

Ghedanct gheloft zy god<br />

10 gheEerd zy zyn ghebod<br />

Talder tydt onvernoeyt<br />

By wien ghebenedydt<br />

tot tsmensschens Apetyt<br />

de veldekens staen duergroeyt<br />

15 En coeldauvvich bespoeyt<br />

* ‘Sghelycx’: ‘g’ later toegevoegd en ‘h’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 302 v


den bloessem waer huut spruut<br />

tliefbancketeirlick fruut *<br />

end alderhande Cruudt<br />

hem om best Riecken moeyt /<br />

20 Elck Vueghelken gent Net<br />

zyn zoete Becxken wet<br />

om zynghen huepsschen zangh<br />

de nachtegael houd Choor<br />

als zy doen huer debuoir<br />

25 nachten en daeghen Langh<br />

des wynters straf Bedwangh<br />

maect den mey los en vry<br />

en brynght daert doenlick zy<br />

tdeen boelken tdander by<br />

30 Tot Venus schoon ontfangh<br />

Hertkens dan Corageux<br />

huut Liefden Amoureux<br />

vroylick in tgroene ghaet<br />

elck andren zoot behouft<br />

35 minsaemelicke Touft<br />

naer amoureusen Raedt<br />

Vreest gheene nyders quaet<br />

+<br />

en schuut melancolie<br />

weert alle fantazie<br />

vp datter troost gheschie<br />

Die damoureuse baet<br />

5 Met dyn zoetmondich dreel<br />

int Lustelick pryeel<br />

toufzaemich Bancketeirt<br />

dyn wederpaer ghedynct<br />

end huer een zoentien schynct<br />

10 zoot liefde ordonneirt<br />

zynght sprynght en marIoleirt<br />

fraeymoedich onbevreest<br />

smaect daer der liefden keest<br />

met eennen blyden gheest<br />

15 Reynhertich Tryumpheirt<br />

Tooghtshu een blyde aenschyn<br />

schynct huer den coelen wyn<br />

265<br />

* Oorspronkelijk ‘Cruudt’; ‘C’ en ‘d’ doorgehaald, ‘f’ na ‘C’ toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 303 r


vvant die den gheest verhueght<br />

met amoureusen Rel<br />

20 touft oock hu moncxken wel<br />

ten besten / dat ghij mueght<br />

en zou by huerer duecht<br />

tloerooghen ouerzendt<br />

houd dat voor een Consent<br />

25 van liefden vast gheprent<br />

Ghebruuct Vrau venus iuecht<br />

Princhesse Reyn eerbaer<br />

dyn princhelick pylaer<br />

Liefde ghestaedich draeght<br />

30 om gheenderhande goedt<br />

dyn Lief ontrauwe doet<br />

elck minnaer dat behaeght<br />

en quaet ghepeyns verIaeght<br />

huut huwer hertsen grondt<br />

35 Draeght eennen hoosschen mondt<br />

ghij zult blyfuen ghezondt<br />

Als nyders zyn gheplaeght /<br />

++<br />

Meyliedeken Cluchtich<br />

naer tbanckets scranssen<br />

daer mede mueght Luchtich<br />

Een Rondeken danssen +<br />

266<br />

5 Ruterkens Coene // ontwect hu om verblyden<br />

In Saeysoene // den mey es nv ten Tyden<br />

dies wilt dan fier bescryden // der blommekens ghespruut<br />

in spyte diet benyden // Ghaet met hu boelken huut<br />

Verre buter paele<br />

10 Leedze in hu bestieren<br />

zouct der admirale<br />

welRieckende Roozieren<br />

// Daer ghylieden logieren<br />

mueght huut tsvolcx ghecraey<br />

15 elck anderen festieren<br />

inder natueren baey<br />

Opent binnen tpleynken // Amoureux omRynghen<br />

doet hu zoetmondich greynken // Een liedeken zynghen<br />

haer vyngherkens wilt wrynghen // ghy cryght loensschen ontfangh<br />

20 zucht niet comt hu besprynghen // Der zonnen onderghangh<br />

+ Fol. 303 v, r. 1-4 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

303 v<br />

+<br />

Anno .1547.


Want comt die een deelken<br />

vanden avendt schyncken<br />

berght hu int pryeelken<br />

wilt van huer niet flyncken<br />

25 al mochten doogskens pyncken<br />

neimt daer hu Ruste net<br />

zo hoordy tsmoorghens Clyncken<br />

tsnachteghaels mottet<br />

267<br />

Hu gente zoete moncxken // tooght amoureuse zeden<br />

30 Als een vrau venus ioncxken // wilt huwen tydt besteden<br />

En laetse niet met vreden // houd vp alst hu verveilt<br />

van bouen tot Beneden // Ioct Troetelt ende speilt<br />

Dect tRieckende serueetken<br />

spreed zeer dinne stuutiens<br />

35 daer toe dyn aerdich dreetken<br />

Schelt Liefuelicke fruutiens<br />

+<br />

vertelt haer vreimde Cluutiens<br />

met een gheestich Bediet<br />

vvacht ghepelhaer noch tuutiens<br />

doet dat tghepeyns hu Biedt<br />

5 Princesselicke Iuechden // van twee neghen iaeren<br />

vought hu tot venus vruechden // eer tleuen mach ontvaeren<br />

Laet deyns en danssers plaeren // drynct wyn helpt schueren thoen<br />

want in dit eerdsch bezwaeren // En muegdyt iongher doen<br />

Andre meyliedeken<br />

Voys Vpde buyssonnette<br />

Des meys saeysoen heeft nv Virtuut<br />

van tloof en Cruudt<br />

vvaer huut dat spruut<br />

groot menichte van blommekens Reyn<br />

15 ghy amoureux oock nv ontsluut<br />

dyn Reyn conduut<br />

met Venus iuut<br />

In tlustich liefuelick groene pleyn<br />

daer mueght ghy nv verblyden certeyn<br />

20 met dyn Loensch liefuelick wederpaer<br />

vvant zou es tamoureuste greyn<br />

bouen iuno of pallas eerbaer<br />

daer en es gheen maer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 304 r


speilt zoo ick hu zey<br />

25 Met dyn Liefueken inde coele mey<br />

268<br />

Tsmeys Iuecht verhueght elck lustich gheest<br />

in tgroen forreest<br />

want onbevreest<br />

zynght de nachtegale stercken zanck<br />

30 Tsmoorghens zeer vrough ter liefden keest<br />

Minsaemheyt teest<br />

minst ofte meest<br />

zynght oock tliedeken naer hu liefs danck<br />

de nachten zyn cort den dach es Lanck /<br />

+<br />

Bedryft iolyt huut liefden goet<br />

met Armonye snaerspel gheclanck<br />

pluct hu Liefste daer blommekens zoet<br />

dynen Lust dan boet<br />

5 en danst eennen Rey<br />

Met dyn liefueken inde coele Mey<br />

Tsmeys dau die nv ter tydt bespoeyt<br />

Al tcruudt dat groeyt<br />

en Lustich bloeydt<br />

10 alsoo men wel ziet An elcken cant<br />

den minnaer oock in Liefden vloeyt<br />

die als dan gloeyt<br />

hem niet vernoeyt<br />

tzyne by zyn Liefste tryumphant<br />

15 Amoureuslick gent ende playsant<br />

als meyerlynghen zyn Bekent<br />

margiolerende handt in dhandt<br />

elck ander schynckende een present<br />

van blommekens gent<br />

20 en zyt dan niet Ley<br />

Met dyn Liefueken inde Coele mey<br />

Prinche eer hu den mey ontglydt<br />

besicht dien tydt<br />

vvant gheen Respyt<br />

25 en zal hu noch my niet ghebueren<br />

hu princesse zal zyn verblydt<br />

en ghy hu quyt<br />

twordt hu proffyt<br />

zou en zalder niet omme trueren<br />

30 al eist datse hu comt beCueren<br />

met haer blomken amoureux fier<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 304 v


269<br />

en wilt huer daer om niet zueren<br />

bluscht fraeyelicke dan der minnen vier<br />

int groen Roozier<br />

35 weist oock niet te key<br />

Met dyn liefueken Inde Coele mey /<br />

++<br />

Gheestlicke amoureuse an allen canten<br />

in Christo Bemint<br />

Zalmen den naerghenoomde mey plantten<br />

gheestelick ghezint<br />

Refereyn +<br />

Verhuecht hu // ter duecht nv // in contemplatien<br />

nv in dit vruchtbaerich saeysoen van gratien<br />

duer den heere iesum chtistum ghebenedydt<br />

den wynter es gheleden Te deser spatien<br />

10 vul stranghe habitacien<br />

ons blomkens zyn voortcommen ouer al de weerelt vvydt<br />

Bermherticheden des heeren Bloeyen tdeser tydt<br />

als een zomer vul Lieflicke Roken zeere<br />

de vueghelkens des hemels die zynghen verblydt<br />

15 end alle dat aeszeme heeft looft den heere<br />

dus gheminde in christo / ick thuwaerts keere<br />

hu Ionnende met een gheestelick verstandt<br />

voor eenen mey groot<br />

Den boom van tcruce christi int herte gheplant<br />

20 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />

Met penseen en vyoletten van Roken zoet *<br />

Bid ick dat ghyr die an plantten moet<br />

dats om desen mey peynsen nacht en dach zult ghy<br />

wat vrucht ons daer an ghegroeyt es goet<br />

25 Christus duerwondt bebloedt<br />

een verlosser voor vele zo wel hu als my<br />

een vrucht / verzoende dat al hadden mesdaen wy<br />

als een blomme int velt an tcrucen hout verheuen<br />

bloeyende vul zoeter Roken zynen vader was hy<br />

30 als een offrande zoo voor onslieden bleuen<br />

dusdaneghen mey ion Ick hu ghegheuen<br />

end omme die ontfaen zuvert an elcken cant<br />

dyn houeken ter noodt<br />

den boom van tcruce christi int herte plant<br />

35 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />

+ Fol. 305 r, nota in margine onderstreept.<br />

* ‘zoet’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

305 r<br />

+<br />

A o .1559.


270<br />

++ Met vyfwondeghe Roosen Roodt int verchieren<br />

zoetgueregher in Roken dan vyolieren<br />

ofte Rieckende blomkens huuter eerden groeyende<br />

Cypres thymon balseme Lauwerieren<br />

5 Iuegdeghe Egglentieren<br />

hoe medicinael / hem in Roken moeyende<br />

den dau van gratien die esse bespoeyende<br />

de zonne der Rechtueerdicheyt esse Beschijnende<br />

maer tcruce christi / es zoetghuerichst bloeyende<br />

10 als florerende olyfboom niet verdwynende<br />

desen mey om plantten zyt oetmoedich Pynende<br />

die ontfaende godsvruchtelick met Reynder handt<br />

zonder wederstoot<br />

den Boom van tcruce christi in therte plant<br />

15 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />

Gheestlicke<br />

Princesse ontfanct met Reuerentien<br />

desen mey in hu camerken van conscientien<br />

ende zomtyds bespoeyt met hertRauweghe traenen<br />

20 ondervought hu Buugsamich met Obedientien *<br />

tot stichtende intencien<br />

huut Liefzaeme charitate doe hu dit vermaenen<br />

ydel plantynghe wilt huut dyn houeken Plaenen<br />

vviltter zaet van duechdlicker Roken in zaeyen<br />

25 zo zult ghy vast zekerlick zonder waenen<br />

thuwer zielen vercierynghe / goe vruchten maeyen<br />

verblydt inder Crucen mey / met een gheestlick verfraeyen<br />

Contempleirt daer in omRynght / metter liefden Bandt<br />

tot inde doodt<br />

30 den mey van tcruce christi in therte plant<br />

verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />

[Ghezonden An eenne Religieuse]<br />

++<br />

Ghezonden An eenne Religieuse<br />

van een gheestelick Amoureux<br />

in zulcker oordene zyn Amoureuse<br />

35 ghelyck als hy was Religieux /<br />

Aucteur<br />

Alle Reyne Amoureuse gente dierkens<br />

met opene ghemonstreirde Colierkens<br />

+ Fol. 305 v, r. 32-35 onderstreept.<br />

* Vóór ‘Obedientien’ is ‘Reuerentien’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 306 r, r. 17, 18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 305 v<br />

+<br />

306 r


271<br />

steppende drie stepkens in twee sauchierkens<br />

5 vp dat zy int verbeyden niet worden heynsch<br />

die ion ick voorspoet / om verhueghen de nierkens<br />

van huerlieder wederpaer / thebbene weynsch<br />

Nachtloopers<br />

Dusdanighe menich Iongh ghezelleken<br />

10 in peryckele wandelende tsnachts Tontyde<br />

liefuer in huus zyt / Eer luudt tschelleken<br />

zoo zyt binnen den goeden Bevryde<br />

zomtyds vp dat hu den gheest verblyde<br />

end als ghylieden by avende ghaet<br />

15 Om zynghen tnaervolghende Liedeken ontfaet /<br />

Liedeken<br />

Vpden voys Toosthende in tstadt<br />

Eylaes wat zullen wy brauwen /<br />

Huvven god kent<br />

20 die weildich zit voorspoedich<br />

hem lof danck eere zendt<br />

huut therte zeer Liefmoedich<br />

Peynst om den hendt<br />

waer ghy wandelt omtrent<br />

25 nyemands fame schendt<br />

maer vreest thelssche torment<br />

end hu van zonden spent<br />

duer zyn wonden diepbloedich<br />

Eer ghy huut ghaet<br />

30 wilt hu met tcruce vermen<br />

voor onvoorzienich quaet<br />

Christus zal hu beschermen<br />

end in huwen staet /<br />

+<br />

godsvruchticheyt niet laet<br />

noch oock en versmaet<br />

der Christen kercke Raedt<br />

zaeyt huut berauvvich zaet<br />

5 Christus zal dyns * ontfermen<br />

Cort es den tydt<br />

van elck menssche beseuen<br />

* ‘dyns’: ‘d’ over ‘z’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 306 v


als Roock zo Lydt<br />

hier / ons cranck broossche leuen<br />

10 Die draeghen haet en Nydt<br />

hu doch eendrachtich quyt<br />

eer ghy bestreden zyt<br />

van tsdoods slumende strydt<br />

vvant om ghelt gheen Respyt<br />

15 En can de doodt ghegheuen<br />

Leift Cleen en groot<br />

zoo ghij zoud willen steruen<br />

huwer zonden Noodt<br />

Rechtueerdich wilt afkerfuen<br />

20 doet wel voor de doodt<br />

wie hongher heeft / Breict broodt<br />

die ghaen naect en bloodt<br />

tooght ontfaermich exploot<br />

bezitten abrahams schoot<br />

25 Mueght ghy daer by verwerfuen /<br />

Zoo ghy wildet / doet<br />

dat hu een ander dede<br />

ende duer christus bloedt<br />

doet doch ontfaermichede<br />

30 zyt ghy wel gheghoedt<br />

den aermen medevoedt<br />

weist clouck ghemoedt<br />

troost dus dyn broeder zoet<br />

huwer plaeghen gloedt<br />

35 mueght ghy der blusschen mede<br />

Schuut alle dranck<br />

daer tvvist mach huute Rysen<br />

voedt hu / als ghy zyt Cranck<br />

met gheestelicker spysen<br />

++<br />

gheeft god den heere danck<br />

vreest hem dyns leuens lanck<br />

zynght hem Lofzangh<br />

in dyns herten Bevangh<br />

5 Vreest oock zyn oordeel stranck<br />

daer hy elck zal verwysen<br />

Quaet ghezelschap schuut<br />

pyndt in tyds of te staene<br />

272<br />

+ Fol. 307 r, r. 30 ‘clunten... caneghem’, 31 ‘pluentien’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 307 r


eer datter gramschap spruut<br />

10 daer ghy mueght Ruumt de baene<br />

met pacientich Cruudt<br />

dyn wreken inne duut<br />

Tvechten buten sluut<br />

tbeneimt zo menichs iuut<br />

15 en peynst met gheelder huudt *<br />

zo eist goet slaepen tghaene<br />

Princhelick pylaer<br />

ons hope en Toevluchten<br />

wien themelssche verghaer<br />

20 eerdsch ende helssche duchten<br />

doch vooren ende naer<br />

houd ons voor plaeghen zwaer **<br />

vvy zullen oock voorwaer<br />

gheerne wesen dancbaer<br />

25 beschermt ons leuens iaer<br />

Voor twisteghe gheRuchten<br />

Refereyn<br />

273<br />

VVel myn truete myn moncke myn liefste myn minne<br />

vvaer schoyt ghij zo neerstelick tstedewaerts inne<br />

30 sprack clunten van caneghem doe ouerluudt<br />

pluentien manckzet / ghemoetende zyn liefue vriendinne<br />

Ick ghae zey pluentien wandelen wat vp myn Cruudt<br />

neen neen / ten es dat niet / tschynt datie my schuut<br />

tIansoy Ick en doe niet / kyct welck een bescheet<br />

35 maer wie heeft my ghezeyt datIe zyt de Bruudt<br />

+<br />

tian die hu dat gheseyt heeft Lieghter an duer zyn zweet<br />

wa liefue pluentIen meentIe dat ick dat niet en weet<br />

och iae ick liefste schoone / zoetste bouen alle blommen<br />

nv wel myn lief / al waert zoo hebt ie me zo leedt<br />

5 Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Ter bruloft pluentien Lief / dat doet myn bloed verstooren<br />

Ick meende zelue brudecom tzyne aluooren<br />

hoe zytie de bruud dan / Bruud huut al met my<br />

Ia bruud ie vaer belouick zalder of hooren<br />

10 dat met een ander huwen bruutdach zult houden ghy<br />

* ‘huudt’: ‘d’ over ‘w’.<br />

** ‘zwaer’: ‘z’ over andere letter (I?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 307 v


274<br />

nv wel myn clunten lief / neimt dat alsoo zy<br />

ter bruloft te commen zultie daer om niet laeten<br />

neen tspyt my te zeere / spyt hu dat / Iaet dynct hu vry<br />

ick waende wel de naeste zyn / ouer twaelf straeten<br />

15 doch hoeneer es huwen bruutdach tmynder onbaeten<br />

tsmaendaeghs voor syncxen / zalmen elck de wete sommen<br />

dies zecht my clunten Lief alsdan huut Charitaeten<br />

Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Neen quaem icker het zoude my te zeere spyten<br />

20 het waere my een schande end in tverwyten<br />

elck end een mocht my worpen daer vp myn broodt<br />

kir tmocht een boone / vvilt vp hu lipkens byten<br />

Laet clappeyen commeren / en comt Light in myn schoot<br />

Ia tian dat waere proper ick waere Liefuer doodt<br />

25 wat zou de brucom zegghen van huwen hudaeghe<br />

niet een woordeken weet ick Comt tword zonder noodt<br />

ghy staet noch in myn gratie tmynen behaeghe<br />

och of ick hu dan myn bruud voor ander bruden zaeghe<br />

Ick zouder my als een dalder frayste Berommen<br />

30 nv dat mach niet wesen / dies ick hu noch eens vraeghe<br />

Lief als ick huwe / Zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Princesselick pluentien ia ick met meer hanssen<br />

ende commen een oorlof pooseken danssen<br />

maer veel Liefuer zelue zoud ick met hu huwen<br />

35 hu brocom es een quaet veynt van veel vrome Lanchen<br />

++<br />

hy sal hu noch al dromende thooft eens in duwen<br />

dan met Lere clocken ouer hu ziele Luwen<br />

dat ick niet anghaen zoude / had ick nemmermeer ghepeynst<br />

Nietmin pluentien ick wil * alle zwaricheyt schuwen **<br />

5 en kiesen een ander wat baet ghegrimt ghegreynst<br />

maer pluentien oft zoo quame / zeght my ongheveynst<br />

Ia dat mueghelick zal / om int vleeschuus mommen<br />

end vp dat hu liefde worde van my vercheynst<br />

Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Aucteur<br />

Venus Ianckerkens ketserkens drauerkens alomme<br />

vvitbeckich bestouen als de ionghe domme<br />

metter witte Cordtsen blomme<br />

thooft naer stekende / daer ghy vyndt open de pot<br />

15 ghylieden moet oock hebben wat huter somme<br />

van myn Refereynkens diemen heet zot<br />

+ Fol. 308 r, r. 25 ‘medea’, 26 ‘medusa’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘wilalle’; gescheiden door een dubbele streep.<br />

** ‘versteken’ is doorgehaald; ‘schuwen’ is interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 308 r


275<br />

Theeft Remedie / om cryghen nieu haer gheschot<br />

Calaengne meyskens dies niet Lichte begheerdse<br />

vvacht hu van tgheestelick gheetecot<br />

20 maegdekens van hu weertse<br />

maer als tgaeyken of es / schiet vry naer de peertse<br />

Zot Refereyn<br />

Hoort. al ghy ghildekens ende veel ioncwyfs hoort<br />

comt al in myn kethel / elck zeght anderen voort<br />

25 Roupt medea methamorphosighe goddinne<br />

Comt medusa word myn hulpe / met een inckel woordt<br />

mids den smeder Vulcanitich in heeter Minne<br />

comt ghildekens comt. Comt ten eersten beghinne<br />

senypoerken zult indryncken meer dan een Onche<br />

30 in myn kethel moetie zitten dan totten kinne<br />

end hu blootshooft ontdecken dan in myn Fronsse<br />

+<br />

ghy zult schynen vernischt duer apelles ponche<br />

comt al waert ghy vanden hoofde totten voeten besmet<br />

comt ghildekens in tyds Comt doch eer ick Ronsse<br />

In myn Ketel comt ghildekens Cuusch ick net<br />

5 Comt ghildekens comt / Comt al in myn kethele<br />

bezitten myn brandeghe heetcoeleghe zethele<br />

niet een haer zult ghy hebben / dat hu doet spyt<br />

van dat ick hu voorlichame wat benethele<br />

ghy wordtter gheel verauerecht in corter tydt<br />

10 Comt ghehaerde oft alf gheschoorne / wie dat ie zyt<br />

of die thaerken te crueckelen pleight vp stocxkens<br />

van die moeyte word verlost ghy / Comt hu zeluen quyt<br />

comt oock ghewimbraeude Corthieleghe * mocxkens<br />

Comt schoeliekens vanden Neapolitaenssche brocxkens<br />

15 al zyt ie onReyn besmatert oncuusschich onder zet<br />

Comt ick zal hu ouersloouen keelcoordeghe clocxkens<br />

In myn kethel comt ghildekens Cuuschick net<br />

Comt Alle wiltIaeghers in venus warandekens<br />

Comt ghildekens comt Ionghe Lammertandekens<br />

20 comt die zeer gheerne tRuwe schortcleedt Angord<br />

comt die den dach meest huutdraeghen met mandekens<br />

Comt / in myn kethel word ghy gheCuuscht vp en Cort<br />

* ‘Corthieleghe’: ‘C’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 308 v


276<br />

vp dat ghy myn laeuwenesse ghewaere wordt<br />

der huutcommende zult schynen nieuboren Ioncxkens<br />

25 comt oock paruucke draegherkers / naer myn kethel Port<br />

ick zal den busch ontsteken met heetdompeghe voncxkens<br />

comt oock schieloose ghetoyt ghepelhaerde moncxkens<br />

comt comt / oock ghenoodt / onder myn voysich trompet<br />

zonderlynghe ghy / om ** caelwe worden bloncxkens<br />

30 In myn kethel comt ghildekens Cuusch *** ick net<br />

Prinche<br />

Comt oock in myn kethel duer myn Voorduerken<br />

die te Roodtroengich draeght een Coluerken<br />

++<br />

twelck Roosproetich bemasschelt te oudbollich staet<br />

comt ick zalt hu wel beteren / min dan in een huerken<br />

zo vullicx ghy van myn sopelorien ontfaet<br />

comt ghildekens comt comt / doet eens mynen Raedt<br />

5 comt vry grouue craeghalsen / hoe vroom ghezwanst<br />

alle wie besloten cortsen hebt / hoe inghewortelt quaet<br />

comt worpt ghemoet in myn kethel bemommeCanst<br />

speilt Duuckerken met tbolleken / en binnen danst<br />

Comt ick zalt ie dan * vpden cam ofNypen Bet<br />

10 hoe dickhareghe toppen Ruloctich ghecranst<br />

In myn kethel comt ghildekens Cuusch Ick net<br />

Cortsen Broeders<br />

lam sluts end onsterck<br />

veel ziecten voeders<br />

Comt naer Venus werck<br />

Ghy die van fiebures quartaine ghequelt mocht wesen<br />

En acht vp senypoer Rute nasqua Nepte<br />

myn Refereyn alsse commen wilt Lesen<br />

alsse achter blyfuen / zult ter stondt ghenesen<br />

20 hebt ghevonden als een ongheordonneirde Recepte<br />

zo wie in zyn Ioncheyt oyndt gheerne stepte<br />

daer venus liefuerlynghen hadden verghaer<br />

voor een cleen vruecht volgder veel verdriets naer<br />

ende creegh voorwaer // zo wel huut als in brugghe<br />

25 drupende nuerzen / ooghen zypende onclaer<br />

ende cromme Rugghe /<br />

** Vóór ‘/ om’ is een eerste ‘om’ doorgestreept.<br />

*** ‘Cuusch’: ‘C’ over afkorting van etc.<br />

+ Fol. 309 r, r. 12-15 onderstreept.<br />

* ‘dan’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 309 r


277<br />

Refereyn van den Cortsen<br />

Tfy hu schieloose cortsen der ghulseghen Roede<br />

duernypende myn adren / hoe comt ghy my deeren<br />

30 huwen oorspronck / comt huut eenen quaeden bloede<br />

de Rassche te beene / maect ghy vluchs moede<br />

hu hygaeten int hooft / doet vloucken en zweeren /<br />

+<br />

wat ieghens natuere zy wilt ghy doen theeren<br />

huut end in Clappeye / die huut een vuylen crop spruut<br />

vervultheyt van maeghen / ende noch meer begheeren<br />

dit zyn hu Rechte zibbezacx gheseyt ouerluudt<br />

5 ghy zyt een quaede beeste / want myns leuens iuut<br />

duerRydt ghy snooBrandeghe slymeghe vinne<br />

tschynt oftmer ghebraen eyers in myn maeghe fruut<br />

zo hanthiert ghy my menichwaerf thuwen beghinne<br />

zomtyds / zendt ghy my in / de beuende Minne<br />

10 dan zonder coorde touter Ick / dach ende nacht<br />

nietmin / Niet gheachte dan voor een zottinne<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Als een onvoorzieneghe stranghe verRaedeghe<br />

zo zyt ghy my dapperlick gheCommen vp tlyf<br />

15 der huepscher cost doet ghy walghen versmaedeghe<br />

bottecakeghe zwelte / Twaer om hu beclyf<br />

ghy doet meest begheeren Tzy man ofte wyf<br />

zwabbelynghe smaeckende naer zout noch smout<br />

tot boomsnaetsynghe al waert der zwynen verblyf<br />

20 hier toe brynght ghy huwe cortseghe verweecte stout<br />

en begheeren zulck tpoyen van tIuegdeghe mout<br />

oock wyn / zoot zulck by potten glaeskens huutbliesen<br />

ghy doetser of vervreimden / ghy laf in ziecten oudt<br />

Ia my daet ghy wey voor bruschkeytien kiesen<br />

25 tscheen oft ghy my noch wildet inden ougst vervriesen<br />

zoo ghy my hebt Clippertandich vercracht<br />

al croopt ghy inden eersdaerm / om gheen plaetse verliesen<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Een onbeschaemde Lurpe zyt ende Rabrakeghe<br />

30 vanden ghaende leden / oock tstaende let naer dien<br />

der onghetempertheyt een tsaemen Raeckeghe<br />

Broeder dierycx ingien een slutse slaeckeghe<br />

dies zyn Fraterkens hanghen / Beneden zyn knyen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 309 v


++<br />

278<br />

+ tfy zieckzuchteghe lerwe / met hu Acxpartyen<br />

in beschimmelt zvveet / doet ghy de leuer verzyncken<br />

vveycaes Laffen Bru / blaeuwe pottagerien<br />

die wilt ghy meest tmynen banckette schyncken<br />

5 wech spys es huwen weynsch / huwen Roup comt dryncken<br />

tzy grusen bier cisteerne / ghy wordter me tevreden<br />

end om een goet morseel / doet ghy niet eens dyncken<br />

dan begheeren alderhande Aelwaericheden<br />

zommich wilt ghy doen dryncken van buter steden<br />

10 claer bekewaeter ende zom huut eender gracht<br />

maer cortsen al quelt ghy my in alle myn leden<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Princesse<br />

Van hooftzweere ende tantzweere fel<br />

15 Cortsen zyt ghy Contagieuse beeste<br />

vvie ouer hu claeght / met een beuende vel<br />

men achtes niet / zulck houdet voor kynder spel<br />

cortsen zuveren wel / ende doen groeyen snel<br />

zulcken troost gheuen my de ghezonde van gheeste<br />

20 maer of ick in mynder bonnetten Leeste<br />

zweerynghe lyde / Raescoppich bezwaer<br />

zal my nyemandt claeghen oock / minste noch meeste<br />

tiansoy zo zwygh ick dan huut causen eerbaer<br />

maer oft my dan de tantzweere quelt voorwaer<br />

25 es dat oock gheen pyne / spreict by ghevoelynghe<br />

Neent / zegghen de zulcke / eens de weke al tIaer<br />

tandzweere / dats maer een Caeckenspoelynghe<br />

een wyndeghe huutwoelynghe<br />

de cortsen schijnt Dats maer een leuervercoelynghe<br />

30 die veel end ander ziecten huut tlyf versmacht<br />

tian cortsen end alsoo zy / ziet zonder Loelynghe<br />

zoo ghezondt gheAcht<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht /<br />

Aucteur<br />

Myn daeghen en quelde my Felder //<br />

Cortse //<br />

Flauhertich was zou Myns //<br />

5 Be Rie Eghe //<br />

Comtse noch eens myn Elder //<br />

vortse //<br />

+ Fol. 310 v, r. 21-24, 29 ‘ypocrisie’, 32 ‘Symonie’, 33 ‘houeerdicheyt... zinne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 310 r<br />

+<br />

310 v


En thienmael tmywaerts Rebelder //<br />

wortse //<br />

10 Zou zat my vp tlyf als een zwyns //<br />

Bezie Eghe /<br />

Rondeel<br />

279<br />

Pocken masels Leimpten cancker tvlederchijn<br />

Cortsen hooftzweere Tandzweere mede<br />

15 Cyatica artycke Bleeckvaerwich int aenschyn<br />

Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />

Clapooren tethers en meer brandich Venyn<br />

hier of es de moeder meest ghulsichede<br />

Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />

20 Cortsen hooftzweere Tandzweere mede /<br />

Duuelsche generatie<br />

huut onRechtueerdichede<br />

Daer tsweerelts natie<br />

ghepaert es mede<br />

25 In Doude vaders exempelbouck vyndtmen bescreuen<br />

dat den duvel by onRechtueerdicheyt zyn Minne<br />

tien dochteren hadde Ter weerelt ghegheuen<br />

Tien soorten van volcke daer noch kyndren of leuen<br />

ypocrisie verheuen<br />

30 schicte hy Religieusen ten eersten beghinne<br />

Priesters ende clercken als huerlieder Vriendinne<br />

Iondhy Symonie zyn tvveetste dochtere<br />

Monseurs Ionckers / houeerdicheyt van zinne<br />

++<br />

gheene dan de die best gheuen mochtere<br />

De poortrye / om met minst verlies leuen zochtere<br />

Es wouckerye ghegheuen die begheerlicke schoone<br />

de Cooplieden met Loosheyt dieser an brochtere<br />

5 creghen tromperye ofte bedroch in persoone<br />

de ouderlynghen ghiericheyt noch spannende Croone<br />

hebben doudste dochtre ghecreghen onReene<br />

de aerbeyders al warenser niet iuist toe ydoone<br />

creghen maegtschendynghe / groot ende cleene<br />

10 ofte Sacrilege te Leene<br />

de dienstboden als Fynder dan dander gheene<br />

heeft hy onghetrauwe dienst gheiont voorwaer<br />

ydel glorie / end OnCuuscheyt / alle man ghemeene<br />

+ Fol. 311 r, r. 3, 5, 6, 9, 10, 12, 13 (namen van zonden), 20, 21, 29, 30 ‘Duerluchteghe’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 311 r


280<br />

heeft dese keten loopen int wilde openbaer<br />

15 noch daeghelicx Rengnerende hier en tdaer<br />

van elck end een Begheerlick zynse bekent<br />

talder onduecht gheneghen / dies voughen hem der naer<br />

onder tveendel van Asmodeus Regiment<br />

Die tot oncuussche begheerten veel mensschen verblendt /<br />

Amoureuse<br />

Argumentueuze<br />

TWy ghy // my vraegdet tanderen tyden<br />

in tnaervolghende Refereyn begrepen de vraeghe<br />

achterlaet hu inden stocReghel om verblyden<br />

25 Solucie / machse zyn thuwen behaeghe<br />

Daer neen / Leghter om weten toe ander laeghe<br />

of smact de prondelmarct achter een haeghe<br />

doet ghyt ick wildser tot domsdaeghe Laeghe<br />

Refereyn<br />

30 Duerluchteghe Minerua paysdursteghe Nichte<br />

my Venus scholier inzendt vanden Lichte<br />

++<br />

huwer scientificq minnelicxste bediet<br />

doch huwer consultacie niet tmywaerts zwichte<br />

vp dat ick mach weten int eerdsche ghestichte<br />

vvaddynghe welck dat es / tslot van minnen / ziet<br />

5 my huwe bystandt Biedt<br />

Reyn minnelick scholier / Vp dat ghy zoud niet<br />

onghedoctrineirt mestroost blyfuen / tdesen tyden<br />

vveist zinbuugsamich tmywaerts / troost word hu gheschiet<br />

vvant ick wil hu medeelich zyn ende verblyden *<br />

10 nv zonder afglyden<br />

hoort die hem Reyn minnelick willen bevryden<br />

Ick zegghe solueir hu / met amoureuse zinnen<br />

zoot de goden goddinnen ende Nymphen belyden<br />

Steruen in Liefden / dats tslot van Minnen<br />

15 De knye vander vrauwe minlick buugsamelick<br />

dat es de sluetel certeyn bequamelick<br />

tot minnelicke weilde doet die passeren<br />

Vrau venus document Vesta betamelick<br />

standvast totter dood toe zoo Anghenamelick<br />

+ Fol. 311 v, r. 18 ‘Vrau venus’, ‘Vesta’, 20 ‘euphrosine’, 23 ‘ghestadeghe minne’, 25<br />

‘vroedelick helen’, 33 ‘loon... minnen’ onderstreept.<br />

* ‘verblyden’; ‘v’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 311 v


281<br />

20 met euphrosine tsaemen dit accorderen<br />

end ordonneren<br />

Want tfondament / van dit slot om tryumpheren<br />

es ghestadeghe minne voor mannen en wyfuekens<br />

ende den muer / eer die nyders Razeren<br />

25 es vroedelick helen damoureuse bedryfuekens<br />

der vruechden schyfuekens<br />

end eer daer vp Resen diueerssche ghekyfuekens<br />

Vriendlick vpzien als schichten die cunnent verwinnen<br />

ende finaelick voor die gente van Lyfuekens<br />

30 Steruen in liefden / dats tslot van minnen<br />

In gheduereghe liefde Tbeddeken Reene<br />

Liefzaemelick elck anderen daer ghemene<br />

heet Loon van minnen Naer twillende Consent<br />

de wachters van tslot der minnen alleene<br />

35 int corageuselick voornemen niet Cleene<br />

++<br />

zyn / die hem standvastich houden in tRegiment<br />

hertwillich gent<br />

die zoo Reciprocelick zyn vpghespent<br />

winnen gaidgen van menich zoet zoentien aldaer<br />

5 maer Rhamnusia gheel de muraidgen schent<br />

causerende der minne tzyne wanckelbaer<br />

certeyn voorwaer<br />

Reyn amoureux scholier volght dese lesse naer<br />

hoe int leuen doet intreye ter staple binnen<br />

10 met beghin ende middele / tmach wel vvesen / maer<br />

Steruen in Liefden dats tslot van Minnen<br />

Amoureux voorspoedich Prinche in aerdicheden<br />

al wat oyndt damoureuse minnaers deden<br />

als een cort solaes eist al haestich verghaen<br />

15 Sophonisba / sulpitia zyn ouerleden<br />

Rhodope daphne dido zyn oock bestreden<br />

den doodlicken strael hebben zy moeten ontfaen<br />

hoe in minnen ghestaen<br />

oft in minlick solaes zyn debuoir elck ghedaen<br />

20 conclusiuelick was de minne niet gheel vulbrocht<br />

dan vanden ghuenen omRynght van tscheedende vermaen<br />

en ghebleuen totter dood toe in minnen ghecnocht<br />

standvastich bedocht<br />

+ Fol. 312 r, r. 15, 16 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 312 r


282<br />

tbeghinsel der minnen wel gheduerich wesen mocht<br />

25 tot de wanckelbaer brezeda keerde de zinnen<br />

minne Retrograderende / dus hoe minlick ghewrocht<br />

Steruen in Liefden dats tslot van Minnen<br />

Amoureux testament.<br />

Vpden natten men tlichtelick drupen // ziet<br />

30 anders en es my gheenen troost verschenen<br />

dan voor tzoete my het zuere om zupen // Biedt<br />

dies moet ick claeghen zuchten ende stenen /<br />

+<br />

ick en can myne waghene niet ghemenen<br />

hy en ontvalt my nv hier nv daer<br />

beroerte die wil my gheel omme lenen<br />

therte labuert om der Liefste eerbaer<br />

5 Ancxst Iaeght in my / zo groote vaer<br />

met vernoeye maeckende zulck een gheruchte<br />

dat ick altyds voor tsteruen duchte<br />

Alende vreese met drucke ghemynghelt<br />

besprynghen my gheenssins weet ick werwaert<br />

10 van Twyfele zo word ick gheRynghelt<br />

Ialousye die en heeft my oock niet ghespaert<br />

Envye met nyders wapene ghepaert<br />

zyn sterck voorzien met schimpers * Engiene<br />

in myn leuen / en was ick noyndt zoo vervaert<br />

15 elck van hemlieden pyndt my te bespiene<br />

zy mueghen wesen wel zy Achtiene<br />

vp my alleene dus staet my nauwe<br />

Ontfaermt zou myns niet de liefste vrauwe /<br />

Myn lyf dat vynd ick vul alenden // al<br />

20 vp dat hope tmywaerts niet en Arriueirt<br />

ken weet waer ick my keeren of wenden // zal<br />

want haerlieder stoormen niet en cesseirt<br />

eylacen word ick doch gheAccepteirt<br />

ghevanghen / zonder meer / ick en viele niet clachtich<br />

25 voorziet god niet / ick worde gheadnitseleirt<br />

vvant haerlieder slaeghen vallen my te machtich<br />

deen schiet / dander slaet / de derde warachtich<br />

steict / dus tschoonste dat my ghebuert<br />

dats / dat myn herte totter doodt toe truert<br />

* ‘nyders’ is doorgehaald en ‘schimpers’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 312 v


283<br />

30 Te godevvaert my therte ondanckelick valt<br />

mids wanhope / Twelck mynder zielen grieft<br />

myn bloedt duer dit zeer wanckelick walt<br />

dies ongheRusticheyt my therte duerclieft<br />

+<br />

maer tghuendt dat hem / ende haer ghelieft<br />

dat moet wel zyn Want ick hebbe bezworen<br />

haeren dienst / totter doodt / dies blyft loyael ghebrieft<br />

tlyf lustich thaerwaerts / als lief vercoren<br />

5 hoe ick eerst gherochte / minnaers wilt horen<br />

an tquelen / en waer my de Crancheyt beghan<br />

ende hoe my de zieckheyt eerst ghynck An<br />

Eerst schoot in tghezichte van mynen ooghen<br />

mids Venus zeer heet ende vierich Raeyende<br />

10 van daer zo zanck dallendich dooghen<br />

totter herten / en daer bleef vast Laeyende<br />

in grooter beRoerte en lemmer draeyende<br />

blyfuende ontRust / ende zeere onthueght<br />

myn ghepeynsen gheheelick thaerwaerts waeyende<br />

15 dat dede my schyn vander Reynder Iuecht<br />

int eten noch dryncken / zo en had ick vruecht<br />

als Ic * niet anschaude die blomme Lofzame<br />

die mynder herten Valt zo Bequame<br />

Flau zynde alendich ghetroost zeer weynich<br />

20 doe zo wierd ter stondt myn adren naeckende<br />

tghesichte der weerdigher blomme Reynich<br />

dat viereghe Ionste in my wierdt blaeckende<br />

int herte zo groote Vlamme maeckende<br />

dat peynsde om steruen / maer niet om leuen<br />

25 als yechticheyt myns zins In drucke waeckende<br />

zo moesten my / alle myn leden beuen<br />

hope en was my oock niet Beneuen<br />

met dauwe van trooste / duer zulcke smerte<br />

en mocht ick niet strycken / myn ziecke herte<br />

30 Vp haer zo Roup ick / die my verweruen // doet<br />

al desen druck die my comt omtrent<br />

eist oock haer gheliefte dat ick steruen // moet<br />

als Reyn subiect zo bem icx Content /<br />

* ‘Ic’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 313 r


284<br />

++ maer eerst wil ick maecken myn testament<br />

voorzienlick / ende elck daer in bescheeden<br />

naer zynder weerde / ende duer liefste gent<br />

my ghewilleghelick / te steruene ghereeden<br />

5 als secretareghe / zo wil ick oock Leeden<br />

memorye / met my zou wordes Bedanct<br />

Tes noodt / eer zieckheyt / my meer verCranct /<br />

Trueren verzuchten / peynsen merancolie<br />

in my en es anders gheene playsanche<br />

10 dit zyn nv myn beste Compaignie<br />

Ick en hebbe hier vruecht Iolyt noch sanche<br />

naer dat haer anders / niet en deert de kanche<br />

zo wil ick peynsen om my te hoedene<br />

ende maecken properlick myn ordonnanche<br />

15 alsoo ick best can / naer mynen bevroedene<br />

hoe ick ghestelt zy / es wel te Bemoedene<br />

in druck wroet ick als doen de vigghen<br />

Eerst ghyngh ick truerende / nv moet ick ligghen<br />

Mynen huutersten wille in goeder Redene<br />

20 zal ick hu openbaeren / met druckeghen zinne<br />

Alder eerst myn ziele om wel te bestedene<br />

schynck ick der hemelsscher Conyghinne<br />

dan bid ick trauwe / ende ghestadeghe Minne<br />

de keersse te houdene in myn ouerlyden<br />

25 en dat elck van hemlieden als goede vriendinne<br />

my pynen te cleedene / naer tsdoods bestryden<br />

zy weten myn secreit best / van ouden tyden<br />

ende zyn oock cause / dat moet men gheheel // weten<br />

dat ick nv moet / dat bitter morseel // Eten<br />

30 Voort gheef ick elcken die hem om my bedrouft<br />

troost van liefue / in gheRechteghen leene<br />

onbegrepen van schimpers alsoot behouft<br />

dan bid ick trauwe ende ghestadicheyt Reene<br />

dat zy my in een vat legghen / zoo iet meene<br />

35 ghewrocht van Palm bladeren puerlick<br />

++<br />

in teeckene / dat met grooten Weene<br />

zin verstannesse ende memorie Cuerlick<br />

myn vleesch been ende aderen stuerlick<br />

+ Fol. 313 v, r. 23 ‘trauwe’, ‘ghestadeghe Minne’, 31 ‘troost... liefue’ onderstreept.<br />

+ Fol. 314 r, r. 17 ‘Ghestadicheyt’, 18 ‘Reynicheyt’, 20 ‘Eere’, 22 ‘Simpelheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 313 v<br />

+ 314 r


waeren wynter ende zomer al euen wackere<br />

5 groene / als den pynboom inden Ackere<br />

285<br />

Wanneer Ick aldus Int vat ghebrocht // zy<br />

een Bare wil ick hebben naer myn behaeghen<br />

die begheer ick datse van pynboome ghewrocht // zy<br />

in teeckene dat pyne meest alle myn daeghen<br />

10 myn toespyse was / noch begheer ick int claeghen<br />

zes Rynghen ande Bare zwart Bewonden<br />

hier toe zo heb ick tspyte / van diet becnaghen<br />

om my te draeghene zes Vrauwen vonden<br />

ende voor haerlieder aerbeyd / in tyden en stonden<br />

15 elck een acoleyen hoedeken / twelck es verclaersende<br />

dat my duer ghestadicheyt / de dood was naersende<br />

Ghestadicheyt moet Anden eersten cant // staen<br />

ende Reynicheyt vul Eeren groeyende<br />

zal neffens haer Ter slyncker handt // ghaen<br />

20 Eere / De weerde vrauwe vul duechden bloeyende<br />

inden middel voor de baere / word zou haer moeyende<br />

te ghaene / maer Simpelheyt van zoeten ghelaete<br />

zal neffens haer commen / dus word men druck schoeyende<br />

dan comt achter hem vieren / met schoonen staete<br />

25 vrau Trauwe / hope wil Ick datse tsteertken * vate<br />

vvant tghuendt dat de eerste viere ordonneren<br />

dat moeten dandere twee Consenteren<br />

Simple vul eeren ende ghestaedich<br />

die minnen willen / moeten zy emmers wesen<br />

30 dus hebben zy tvooren ghaen dees vrauwen ghenaedich<br />

dan slaetter haer handt an / vrau trauwe ghepresen<br />

worden dan dees vyfue oock yet verknesen<br />

van twyfele / schendende alle duecht warachtich<br />

of word ialouzye ieghens hemlieden gheResen<br />

++<br />

vvillende beletten hemlieden zyn eendrachtich<br />

vrau hope / hem beeden vallende te machtich<br />

die Comtter stappans dan toe ghaende<br />

met zoeten trooste / houd zyse staende<br />

5 Cupido Raedt wel / al en es hy gheen // gheldre<br />

dat mach ick wel segghen in mynen last<br />

vp myn vat ghebreict dan / ziet noch een // Peldre<br />

* ‘tsteertken’: ‘r’ over ‘t’.<br />

+ Fol. 314 v, r. 2 ‘vrau hope’, 4 ‘zoeten trooste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 314 v


286<br />

die wil ick dat ghemaect zy / van graeu damast<br />

mids desen zo mach elck wesen vast<br />

10 dat van aerbeyde / zich tent ick haer eerst beghonste<br />

te kennene / myn leuen / was vul ghetast<br />

totten hende / Twelck dede myn groote ionste<br />

vvant graeu beteeckent aerbeydt / dies huut myn wonste<br />

in venus temple / zal ick worden ghedreghen<br />

15 daer gherechteghe Minnaers te Ligghene pleghen<br />

Dan Bid ick Venus die gheminde // Vrauwe<br />

dat zou met haeren zoeten mesnieden<br />

vvil achtere tlyck ghaen doch inde // Rauwe<br />

vvant vraeghter yemandt wat macht bedieden<br />

20 dat ziel ende Lichame zo haestelick schieden<br />

van dees Ionghen amoureux / ghy zullet berechten<br />

veel bet dan yemandt vanden anderen lieden<br />

dies zullen zy druck int herte vlechten<br />

Biddende ouer alle minnaers knechten<br />

25 hem zeluen elck wachtende van zulcken staete<br />

vvant alsmen der inne es / dan eist te laete<br />

Voort wil ick fonderen tot eeuweghen tyden<br />

een daeglicxsche dienst goet van manieren<br />

daer of bid ick dat venus tlast wil bevryden<br />

30 ende zelue oock metten lyfue bestieren<br />

voort zou end haer ghezinde / niet om verfieren<br />

die bid ick noch / ende tdyncke my tzienste<br />

dat zy alle * minnaers doen publihieren<br />

een pensee ** te offerne ten zeluen dienste<br />

++<br />

elcken wys maeckende Reyn gheingienste<br />

hoe dat ghestaedicheyt in my gheCnocht // was<br />

Ende mids Venus Totter doodt gherocht // was<br />

Elck laete om bidden / wel zyn verstandt // zyncken<br />

5 voor huwen aerbeydt Venus zoete ghezinde<br />

zo wil ick elcken eennen Dyamant // schyncken<br />

in teeckene dat myn liefste gheminde<br />

was hart van trooste / twelck myn Vruecht dinde<br />

maer de zesse die my zullen ter temple draghen<br />

10 wel te informerene ick my onderwinde<br />

myn graf te bestroyene wel behaghen<br />

met blomkens verdryfuende droufheyts plaghen<br />

* ‘alle’: tweede ‘l’ over andere letter (e?).<br />

** ‘myte’ doorgestreept; ‘pensee’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 315 r, r. 8 ‘hart... trooste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 315 r


Roozen Goudblommen Van allen contreyen<br />

Maer myn begheerte / es meest Acoleyen<br />

287<br />

15 Mids dat ghestadicheyt / meer ghevelt // heeft<br />

myn lyf ende oock tonder ghestreden<br />

dan eeneghe zieckheyt / die my ghequelt // heeft<br />

vvant al wildese gheenen troost in my kneden<br />

de liefste blomme zeere proper van zeden<br />

20 waer ick wys ick mochte eer lanck termyn<br />

een ander kyesen / ende wesen tevreden<br />

maer duer ghestadicheyt / en macht niet zyn<br />

ick en canse niet vergheten Want ghelyck den Robyn<br />

haer lipkens / eenpaerich an haeren mondt // blaecken<br />

25 zou mach my doen steruen / oft oock ghezondt // maecken<br />

Der liefster die vp my doet desen druck legghen<br />

twelcke zou lettel acht minnaers Loyale<br />

Ick moet verdraeghen danck wil ick tgheluck // zegghen<br />

haer schynck ick myn herte int speciale<br />

30 want van ghepeynsen dalder huterste pale<br />

es vul van zoetheden ende Reyne vigueren<br />

maer die van binnen wel kende myn zale<br />

hy en vonder niet inne dan allendeghe Cueren<br />

zuchten claeghen / zonder troost Beroerlick trueren<br />

+<br />

stenen Caermen / om Vruecht tontbeerne<br />

maer zulck alst es / ick gheeft haer gheerne<br />

Voort elcken minnaere die zonder veynsen<br />

ghetrauwelick mint / die wil Ick oock schyncken<br />

5 dat hy weten zal / alle zyns liefs ghepeynsen<br />

die zou in daeghen ofte weken mach dyncken<br />

noch alle ioncvrauwen / om tsdrucx ontflyncken<br />

die in minnen eenpaerich perseuereren<br />

end vpder liefste haer troosteghe oogskens quyncken<br />

10 die moet ick een ghifte / oock ordonneren<br />

den zangh vanden nachtegale die Conforteren<br />

(can druckeghe zinnen / zy in velden of straeten)<br />

die schynck Ick hemlieden tot haerer baeten<br />

Zo Wat minnaer met envie schimp of discoort // leift<br />

15 ialousye twyfle of Wanhope vileyn<br />

ende al dat Reyne minne ghestoort // heeft<br />

Ban ick eeuwich huut haeren ooghen Certeyn<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 315 v


288<br />

ghebiedende ter eeren myn liefste greyn<br />

den loosen minnaers tot elcker huere<br />

20 absent te blyfuene allen Vraukens Reyn<br />

ende voort ongheRust al haer leuen duere<br />

och zy stellen zo menich hertken ter luere<br />

want haerlieder dienst es al Bedrieghen<br />

Van hondert woorden / zy de Tachtentich lieghen<br />

25 Voort wat nyders om quaetheyt Roeren haer tonghen<br />

ende valscheyt stoken Binnen venus Baenen<br />

die wild ick wel datse in sticken spronghen<br />

als zy van onslieden yet willen vermaenen<br />

Noch weynsch ick hemlieden de ooghen vul traenen<br />

30 die met zulcker nydicheyt zyn tonswaerts ghehelt<br />

als dat zy ons yeuwers te wachtene wanen<br />

dat zy totter doodt toe moeten blyfuen ghequelt<br />

vvant mids nyders zyn minnaers zeere ontstelt<br />

zy cryghender int herte of quetselicke grouuen<br />

35 dat mueghen zy wel zegghen diet daghelicx prouuen /<br />

++ Alle Reyne minnaers die quaelick mueghen<br />

Ieghens dalder liefste / mids nyders gheruchten<br />

spreken / daer zy elck andren in verhueghen<br />

schynck Ick een vergier vul Reynder luchten<br />

5 met trauwe besloten vry voor nyders duchten<br />

daer zy ghenouchte spreken moghen en zwyghen<br />

duer tminnelick ooghen verzycken verzuchten<br />

van Rechter schaemte / elck andren nyghen<br />

tcoluer veranderen duer tminnelick wyghen<br />

10 elck andren om te vergrammene schuwen<br />

end huut Rechter liefden Tvyngherken duwen<br />

O ghy Nydeghe herten hu openbaeren // stilt<br />

ick bidde dan gode den vppersten wachtere<br />

dat hy dit vergier voor plaeghen bewaeren // wilt<br />

15 voor dorperheyt valscheyt oft eeneghen lachtere<br />

ende dat hy vry mach blyfuen der vruechden lachtere<br />

by zynder liefste duer tminnelick Pleghen<br />

och mocht ick noch zughen duer zulck een trachtere<br />

zo waere alle druck van my ghedweghen<br />

20 maer al esser natuere wel toe gheneghen<br />

ten ghelieft haer niet de vrauwe mynioot<br />

dus blyf ick allendich Tot in myn doodt<br />

Voort om tbeschudden van twyfelicke Banden<br />

ende dat mach vulhendt zyn al mynen wille<br />

+ Fol. 316 r, r. 27 ‘discretie’, 28 ‘Trauwe’, 30 ‘ghestadicheyt’, 31 ‘schamelheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 316 r


289<br />

25 zo wil ict vier vrauwen gheuen in handen<br />

als testamentaressen vry van gheschille<br />

Deerste es discretie Zebaerich ende stille<br />

dander es vrau Trauwe / niet om verbouden<br />

de derde es de weerdste Rechte als een spille<br />

30 ghestadicheyt gheheeten Ionstich zonder vphouden<br />

De vierde es schamelheyt die int verCouden<br />

my dicwils ghestelt heeft / duer tIonstelick ionnen<br />

Want zou heeft alle myn leden duerRonnen<br />

An hu alle viere die excellent // zyt<br />

35 begheer Ick ter eeren der liefster van al<br />

dat ghy int onderhouden doch diligent // zyt<br />

+<br />

van dat hier voorscreuen es / schuut Ledicheyts val<br />

ende in een ghedyncken myns drucx gheschal<br />

schynck ick hu blomkens van Colueren viere<br />

waer by elck claerlick wel weten zal<br />

5 van mynder zieckheyt al de maniere<br />

Eerst trauwe de Lelye wit / thuwen bestiere<br />

gheef ick hu in teeckene / Wie mint in trauwen<br />

Dat Reynicheyt in hem niet en mach verflauwen<br />

Ende ghy vrau schamelhede der herten dooze<br />

10 slutende de zinnen / met zwyghens Boeyen<br />

hu gheef Ick de Rieckende Roode Rooze<br />

mids dat ghy Roodvaerwich doet tlichaem bloeyen<br />

ghy vrau discretie / die hu wilt moeyen<br />

met helene / al dat den minnaere deert<br />

15 in hu mach Reynicheyt / ende schaemte oock groeyen<br />

dies gheef ick hu / de ghespekelde gentyle expeert<br />

Wit ende Rood / in teeckene wie hu begheerdt<br />

al waere zyn herte hart als den steene<br />

in hem es wel schaemte / ende Reynicheyt Reene<br />

20 Ick bidde Cupido dat hem vervelen // moet<br />

dat ick in myn leuen Eenpaerlick truere<br />

ghestadicheyt die my bouen al noch quelen // doet<br />

gheef ick de vyolette Blaeu van lazuere<br />

Want blaeu es van zo stercker natuere<br />

25 blyfuende gheduerich in elcken saeysoene<br />

insghelycx zo zal al myn leuen duere<br />

myn ionste altoos blyfuen oock euen groene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 316 v


290<br />

tzy tsnachts des moorghens / oft achter de noene<br />

ten betert met my niet van eennen haere<br />

30 Want ick moet steruen / der minnen maertelaere /<br />

Iae quame de doodt / maer neenze wachaermen<br />

dies ick veel te meer allenden dryncke *<br />

in drucke zo moet ick weenen en Caermen<br />

als ick om de hartheyt der liefster dyncke<br />

35 och wildese noch boeten myn quetselicke myncke<br />

ick wierde ghenesen ghezondt en Fraey<br />

+<br />

maer lacen al eist dat ick in drucke zyncke<br />

zou blyft in tleuen altyds euen gaey<br />

hope / zouct tmywaerts nv oock dilay<br />

die my plach te gheuene / goe discipline<br />

5 Aldus verliest myn herte al zyn medechine<br />

In dezer allende niet om verfellen<br />

weynsch ick der liefster acht daeghen lanck<br />

om weten / oft zou my dan zoude laeten quellen<br />

die om haeren wille / moet blyfuen dus Cranck<br />

10 niet dat ick beclaeghe myns lichaems Bedwanck<br />

zou eist wel weerdich / ende duustwaerf meer<br />

dus wil ict verdraeghen al vallet my stranck<br />

ende nemen tot hope vast mynen keer<br />

ick beuele Cupido myn bitter zeer<br />

15 int herte ghestaeckytst met Venus stylen<br />

dat hy haer wil loonen in tyden en wylen<br />

Manlicke minnaers hoe dit slicht in consten // es<br />

E lck keeret in tbeste ieghens schimpers nydt<br />

I n liefden het zeker ghestelt huut ionsten // es<br />

20 K endt eerbaer Reyne Liefde in alder tydt<br />

I n hu zal wel gheworden troostelick iolyt<br />

D ie eerst was mestroostich vul qualen ghesteken<br />

E erweerdeghe liefzame / zonder lanck Respyt<br />

Corte ionste laet vp huwen dienaere Leken<br />

25 EDel Waerd * mocht ick zwemmen inder vruechden beken<br />

De Re Dene schoone princhesse Vailiande<br />

Tuught hu wederliefde zy tmynen onderstande<br />

* ‘dryncke’: ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

* ‘EDel Waerd: ‘l’ in gotische cursief.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 317 r


Aucteur<br />

291<br />

Ghehendt es hier // Die int amoureux vier<br />

30 zom oncuusschelick Blaecken<br />

voorts zullen hier naer // volghen partich zwaer<br />

Grammoedicheyts zaecken<br />

Der naer tot ghulsicheyts Regiment gheraecken /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


Verantwoording<br />

5<br />

Dit derde stuk van het <strong>Testament</strong> Rhetoricael van Eduard de Dene (Gent,<br />

Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) bevat het laatste deel van de tekst (fol. 317v -<br />

451r). Het sluit aan bij het eerste (fol. x1r - 150v), gepubliceerd als Jaarboek ‘De<br />

Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X in de reeks ‘Uit<br />

het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent'’,<br />

nr. XX, en bij het tweede stuk (fol. 150v - 317r) in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1976-1977<br />

- Deel II, tevens Rederijkersstudiën XII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor<br />

Nederlandse Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XXII.<br />

Zoals in de Verantwoording van het tweede stuk verwijzen wij voor een algemene<br />

inleiding tot het <strong>Testament</strong> Rhetoricael naar Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp.<br />

109-249 (Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XVII) en voor de<br />

uitgave-techniek naar de Verantwoording bij het eerste stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’<br />

1975 - Deel II, pp. 5-7.<br />

In een volgend Jaarboek zullen de historische commentaar van de heer A. Schauteet<br />

en andere verklarende aantekeningen bij de tekst worden gepubliceerd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


++<br />

Gramschap<br />

Eccli .28.<br />

Homo Iracundus Incendit litem<br />

Psal .4.<br />

Irascimini/ Et nolite peccare<br />

Gramschap stranghe beerte<br />

om quaet te sprekene<br />

Es meest een Begheerte<br />

om een ander te Wrekene<br />

10 Vermalendyde dochters duuelssche ghelekene<br />

worden van huer gheboren / Eerst der herten hoveerdie<br />

kyfuaidge / spyticheyt / ander te verstekene<br />

onweerdicheyt / Roupen / Blasphemye / deis drie<br />

zyn oock van huer grammoedeghe Genealogie<br />

15 vploopende van zinnen / huut quaetheyt staen beuen<br />

huer zeluen gheel ontstellende / des paeys partie<br />

spyteghe woorden / schimptoenamen gheuen<br />

ghebreken verwyten / By anderen bedreuen<br />

als die gheenssins ghetempert es in werck noch Woord<br />

20 niet gherust tot ze zinneloos zy ghekeuen<br />

zulcx es gramschap met diesser toebehoort<br />

zouckende onpaeys Twist ende discoort<br />

Brandstichten moort // Oorlooghsche ghyse<br />

Sathan die tsmensschens bloedt verstoort<br />

25 ontsteket tot Tweedracht voort ende voort<br />

gheen Redene oorboort<br />

maer dat hy gheel de payslicke vrede mespryse<br />

Euelen ende Rampen zyn gramschaps * devyse<br />

Cabbelen vloucken pulckeren zweeren<br />

30 met Cnueterpoer Reedtmer de beCnorde spyse<br />

++<br />

en me ioncker van pronckenBurch schyncter muulpeeren<br />

Nisschebollen dulcops die commer teeren<br />

daer gramschap es als een verwyfde beeste<br />

Ronssenaers haselaers clemmers begheeren<br />

5 ende moeten oock wesen te deser feeste<br />

keert of met blyden gheeste // zouct tpayslick landt<br />

+ Fol. 317 v, r. 1-5, 6 ‘Gramschap’, 24 ‘Sathan’, 28 ‘Euelen’, ‘Rampen’ onderstreept.<br />

* ‘gramschaps’: ‘h’ over andere letter (beginhaal van k of s?).<br />

+ Fol. 318 r, r. 11-12 onderstreept.<br />

7<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

317 v<br />

+ 318 r


8<br />

ende laet de zunne met hartneckeghen tempeeste<br />

ouer huwe gramschap niet onderghaen Want<br />

Gramschap verstoort end ontstelt dat verstandt<br />

Refereyn<br />

Epistel Vpden .18. en . zondach<br />

Naer drievuldicheyts dach +<br />

Broeders / Voor hu danck ick myn god altydt<br />

van die gratie gods die hu es ghegheuen<br />

15 duer den heere iesum christum gheBenedydt<br />

dat ghylieden / in allen dynghen int leuen<br />

zyt in hem Rycke gheworden ghebleuen<br />

in alle woorden / ende alle kennesse mede<br />

ghelyckerwys tghetughe iesu christi verheuen<br />

20 in hu heeft ghevesticht gheweest / thuwer vrede<br />

Alsoo dat hu in eenegher gratien zede<br />

niet en ghebreict / dats wel ende warachtich<br />

verwachtende die claere openbaerichede<br />

ons heeren iesu christi / die hy eendrachtich<br />

25 zal vestighen oock / diet gheel es Almachtich<br />

gheel totten hende toe / zonder mesdaet<br />

inden daeghe des toecomst / die wy zyn verwachtich<br />

ons heeren iesu christi / Want zonder verlaet<br />

god es ghetrauwe / duer wien ghy gheRoupen staet<br />

30 in tghezelschap zyns zuens / daer alle droufheyt dint<br />

dies huut Liefden / niet huut vreesen / om schuwen quaet<br />

Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt /<br />

+ Euangelion matthei . 22 .<br />

Die pharizeen hoorende dat iesus tdien tyden<br />

den saduceen hadde ghestopt den mondt<br />

te zaemen gheloopen zyn zonder vermyden<br />

5 ende een huut hemlieden / met valsscher grondt<br />

welck een docteur des wets was / gheveynst onghezondt<br />

tempterende den heere iesum Reyn onbesmet<br />

heeft hem ghevraeght / Ende zeyde ter stondt<br />

Meester / Welck es dat meeste ghebod inder wet<br />

10 iesus sprack themwaerts Liefmoedelick net<br />

Ghy zult lief hebben huwen god huwen heere<br />

huut al huwer herten / huut al huwer zielen bet<br />

huut al huwe ghedachten Tot elcken keere<br />

Dats tmeeste en teerste ghebod thuwer leere<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

.1. Corin .1.<br />

+ 318 v


15 Ende dat tweede es oock der ghelycke<br />

ghy zult Liefhebben / ende Beminnen zeere<br />

huwen naesten als hu zeluen in EerdeRycke<br />

in dese twee gheboden zoot openbaer blycke<br />

hanght de gheele wet / ende propheten ghezint<br />

20 doch broeders eer den heere zyn oordeel strycke<br />

Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt<br />

Doe die pharizeen vergaedert in huerlieder secreten<br />

heeft iesus hemlieden ghevraeght een weten<br />

zegghende Wat dynct hu van christo ghepresen<br />

25 Wiens zuene eist / zylieden perplex onghemeten<br />

zy zeyden dauids zuene / dynct hy ons wesen<br />

iesus die sprack tot hemlieden mids desen<br />

hoe hiet dauid hem inden gheest heere / Claer<br />

zegghende die heere / (Alder hooghst gheresen)<br />

30 die heeft gheseyt tot mynen heere voorwaer *<br />

zit an mynder Rechterhandt openbaer<br />

Totter tydt dat ick stellen zal huwe vyanden<br />

een voetbanck huwer voeten / daer omme dan / daer<br />

eist dat dauid hem een heere noomt in zyn verstanden<br />

35 hoe eist dan zyn zuene bekent inde Landen<br />

ende nyemandt mochte iesum verandwoorden yet<br />

noch nyemandt huut hemlieden / thuerlieder schanden<br />

+<br />

dorst hem van dien dach voort / meer vraeghen niet<br />

// hoe wys gheleert zy schenen in huer Bediet<br />

tmoest al voor iesum bughen diet al verwint<br />

dus broeders wat Liefde / onder hulieden gheschiet<br />

5 Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />

Princelicke<br />

Liefhebbers der heligher Schriftueren<br />

Leist ouerleist Erleist / Tot alder hueren<br />

ghy vyndt als ghy gheestich te gronde thint<br />

10 dat den heere ghebiedt / ende gheeft in Cueren *<br />

zegghende die ontsloot dhemelssche Dueren<br />

den wetbrief wilde schueren<br />

Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />

Aucteur<br />

15 Grammoedeghe zachtmoedicheyt niet obedientelick<br />

vp dat gods gramschap niet vp hu daele<br />

9<br />

* ‘voorwaer’: ‘w’ over ‘n’.<br />

* ‘Cueren’: ‘C’ over een eerste, gevlekte ‘C’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 319 r


Paeys<br />

Myn voornoomde Refereyn <strong>Testament</strong>elick<br />

ion ick hulieden tsaemen int generaele<br />

20 Descriptie met hueren staet<br />

Gheel contrarie des gramschaps quaet<br />

Noteirt<br />

10<br />

Paeys / es een moeder der liefden of Minne<br />

Liefde / blydschap / paeys / ende Lydzaemhede<br />

25 zyn vier ghezusters vanden eersten beghinne<br />

als dochters tshelichs gheests / huut dhemelsche stede<br />

Paeys es een ioncvrauwe / vul vredegher zede<br />

die altyds metter minne wil Leuen<br />

met blydschap blyfuen / in eendrachtegher vrede<br />

30 En met Lydzaemheyt Wuenen zonder begheuen<br />

++<br />

TWistmaeckers ende zulcke ghasten<br />

Danof Bellona es voogdesse<br />

die oyndt zelden met vrede Brasten<br />

Ionick dees naervolghende lesse<br />

5 Zaelich zyn zy die zoucken en beminnen vrede<br />

schuut de plaetse daer ghy meent twist en tweedracht zy<br />

steken / Ieghens dyns ghelycke / es groot dwaeshede<br />

en Ieghens de ghuene / die grooter es / dan ghy<br />

es verwoetheyt / houdter hu dies of vry<br />

10 ende hem te stellene / met grammen verstande<br />

ieghens dien / die minder es dan ghy / Es schande<br />

Een huus / vernielen gramschap / end hoveerdie<br />

paeys en liefde / Brynghet vp met vruechden<br />

stryd Ieghens de onduecht / als oorloogsche partie<br />

15 end hebt altyds stercke paeys met duechden<br />

Grooter ConyncRycken voorwaer Regiert hy<br />

die zyn zinnen in vreden Regiert ten besten<br />

(inden gheest / moeten tsamen dit kennen wy)<br />

dan of hy Regierde / van oost totten westen<br />

20 Vrede Es zuuerheyt van verstande<br />

simpelherticheyt / Ruste des moeds vrouch laete<br />

De plaetse der Liefden Goederhande<br />

ende de ghezellinne van Charitate<br />

Aristo / libro primo Ethicorum<br />

+ Fol. 319 v, r. 20 ‘Vrede’, 21 ‘simpelherticheyt’, 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

319 v


25 Het es Betere iniurie verdraeghen<br />

dan yemandt hinderen teeneghen daeghen<br />

11<br />

De zelue tot zyn leerionghen Alexandrum /<br />

+<br />

Hoe groote ghestoortheyt dat hu herte bevaet<br />

dien niet Ieghenstaende / Nochtans behoort ghy<br />

30 voor alle mensschen te tooghene blyde ghelaet<br />

Tot allen tyden / ende waer dat zy<br />

Iacobi prima et 3. a Epist /<br />

Alle menssche / die zy haestich int hooren<br />

traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />

eist / dat yemandt met woorden / doet gheen verstooren<br />

5 Alsulck / es een vulmaect menssche ghebleken<br />

die zoo / als met een breydel / hem zeluen can breken /<br />

VVacht hu van murmuratie die niet en baet +<br />

ende spaert hu tonghe van achterclap Quaet<br />

.1. iohan 4<br />

10 Wie zeght. / thebbene god lief int openbaere<br />

ende haet zynen broeder / Tes een lueghenaere<br />

Matthei .6.<br />

VVie een ander zyn mesdaet vergheeft int leuen<br />

god dhemelsch vader / zal hem oock de zyne vergheuen<br />

Wraecghiereghe gramschap<br />

Dheere god zal hem wrekende niet onderwynden<br />

an zyne beminde huutvercoren ghebleken +<br />

Maer vanden heere zal hy wraecke vynden<br />

warachtich de ghuene / die zal willen wreken +<br />

Doodslaghers<br />

Gheen doodslaegher zult wesen vp eenich termyn +<br />

wie ghesturt zal hebben tbloed vanden mensche / alst * zy<br />

tonRechte // zyn bloedt zal ghesturt wordende zyn<br />

want god den menssche naer zyn beilde ghemaect heeft ** hy<br />

* ‘alst’: lange s over finale s.<br />

** Inktvlek op ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

320 r<br />

+ Sapien primo<br />

+ Luce 18<br />

+ Eccli 28<br />

+ Mathei 19


Broederlicke straffynghe /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


12<br />

Eyst dat hu Broeder Ieghens hu heeft ghezondicht +<br />

ghaet berespt hem tusschen hu end hem Alleene<br />

eyst dat hy hu hoort / dies ghij hem vermondicht<br />

end huut liefden becondicht<br />

30 dynen broeder zult ghy hebben ghewonnen Reene /<br />

+<br />

Maer hoort hy hu niet / noch niet wil Bughen<br />

Neimt dan noch een ofte twee hu by<br />

vp dat inde mondt van twee of drie ghetughen<br />

Alle woord blycke / en standvastich zy<br />

5 Eyst dat hy / die niet en hoort / zegghet der kercke *<br />

end eist / dat hy de kercke niet en hoort<br />

hij zal hu als een ongheloofuich Tallen percke<br />

en verclaerst / als een openbaer zondaere voort /<br />

Onzen hemelsschen vadre / die vader eerweerdeghe<br />

10 doet vpghaen zyn zonne / vp goe ende quaede<br />

Ende zendt zijnen Reghen vp die Rechtueerdeghe<br />

end onRechtueerdeghe / huut grooter ghenaede /<br />

Yeghelick menssche / ziet toe / en verstaet<br />

huut een cleen gramschap Comt dicwils groot quaet<br />

15 huut gramschap haet // ende onweerdichede<br />

Spruten tweedracht / Crych. end aercheyt mede<br />

Gramschap es verderfuenesse van allen duechden<br />

de menssche / Spade gram te wordene / Behoort<br />

ghereedt tot bermherticheyt / in al zyn iuechden<br />

20 standvast in ieghenspoet / tooghende Vruechden<br />

Wys ende ghemaetich in Voorspoet voort /<br />

Recepte ende medechine<br />

Ieghens Gramschap tallen fine<br />

Drie Remedien zyn / om gheen gramschap Cryghen<br />

25 Tscheeden van tbywesen / die gram zyn ghemoed<br />

zoet andwoorde gheuen / Bekyft men hu zwyghen<br />

zo zult ghy temperpaeyselick houden hu Bloed /<br />

Noteirt<br />

Byden hemel zweeren Wy gheenssins moeten<br />

30 want tes den troon gods / Noch by die eerde<br />

* Oorspronkelijk ‘kercken’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Mathei 18<br />

+ 320 v


13<br />

+ Want het es den voetstoel van zynen voeten<br />

noch by iherusalem / want tot ons verzoeten<br />

Tes de stadt vanden grooten God eerweerde<br />

By hu hooft en zult zweeren oock cleen noch groot<br />

5 want een haer mueght ghy wit maecken noch Roodt<br />

maer hu woord zy iae iae / ende neen neen altydt<br />

in gods name zult oock zweeren / in gheender noodt<br />

die heere leeft inder waerheyt gheBenedydt<br />

Aucteur<br />

10 Gramme verwarde Roerzouckers oud en ionghe<br />

twist verweckende Daer paeys was in tpleyn<br />

vp dat ghylieden Leert dwynghen de tonghe<br />

ion ick hulieden Tnaervolghende /<br />

Refereyn.<br />

15 Wie zal myne. Mondt een bewaerynghe gheuen<br />

ende vp myne lippen in dit broosch leuen<br />

een vaste zeker zeghele / doen verweruen<br />

vp dat ick niet vallende worde Beseuen<br />

ende myn tonghe my zoo zoude Bederfuen<br />

20 // heere ghy als Conyngh der hemelsscher Erfuen<br />

stelt doch een bewaerynghe mynen monde<br />

Twordt my tmedicinaelste Voor alle conseruen<br />

ende stelt mynder Lippen Een duere int Ronde<br />

want wie veel woorden besicht / als diepe ghewonde<br />

25 zal hy zyn ziele quetsen als de verwoedste<br />

waer veel woorden zyn zal ghebreken gheen zonde<br />

wie zyn Lippen wel Regiert / es dalder vroedste<br />

de doodt / en tsmensschens leuen zyn alder zoetste<br />

staet inder tonghen handt / tot Ruste of veel sneuens<br />

30 dies zoo de wyseman tuught de ghemoedste<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens /<br />

+ Alle natueren van beesten Vueglen serpenten<br />

worden ghetemt / van mensschen / iae d * Elementen<br />

elck huerer /onderdaenich den menssche bystaet<br />

maer gheen mensschen tzy buten of binnen Conventen<br />

5 Connen themmen die tonghe onRustelick quaet<br />

een oorblaeser ende der dobbel tonghen Raedt<br />

huerer loon es thebbene vermalendydhede<br />

want zou heefter met huer gheveynst zaeyende zaet<br />

verstoort vele / die waeren hebbende Vrede<br />

10 zaelich es hy dan die in de eerdsche stede<br />

* ‘d’: oorspronkelijk ‘de’; ‘e’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 321 r<br />

+ 321 v


14<br />

van een schalcke tonghe / Bedect can blycken<br />

vvie zyn mondt bewaert / bewaert zyn ziele mede<br />

een die zwyght / en wel ghezinde / zal eere strycken<br />

vvie eerdsch es / spreict gheerne van eerdsche wycken<br />

15 ontstichtende die hem zyn zittende nevens<br />

maer in alle Landauwen ende ConyncRycken<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des leuens<br />

Hoort paulus des apostels schoon declaratien<br />

Laet al huwe woorden wesen in gratien<br />

20 en met zoute ghemynghelt Waer dat het zy<br />

vp dat ghy mueght smaecken tot elcker spatien<br />

hoe een yeghelyck zult moeten andwoorden ghy<br />

gheene quaede woorden Laet ghaen huut dy<br />

Alle bitterheyt ende grammelick pleghen<br />

25 alle onweerdicheyt ende hooghRoupens vry<br />

en blasphemye laet zyn van hu verzweghen<br />

maer wilt ghy bewandlen Rechtueerdeghe weghen<br />

vvilt tot elck anderen Vriendelick wesen<br />

elck andren vergheuende gheerne gheneghen<br />

30 ghelyckerwys oock god heeft hulieden ghenesen<br />

en duer Christum hu vergheuen heeft / Bouen desen<br />

vergheeft / end hu zal gheworden vergheuens<br />

en dynct hoe datmen schriftuere mach ouerlesen<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens<br />

+ Prinche<br />

Wie schatten vergadert met lueghenen tonghen +<br />

es ydel zonder herte / Dies zal worden ghesteken<br />

tot die strecken des doods benaut bedwonghen<br />

5 end hem zullen ouercommen diueerssche ghebreken<br />

een die zynen gheest niet can houden Int spreken<br />

es ghelyck een opene stadt zonder mueren<br />

Laet murmurerynghe gheheel Bezweken<br />

spaert hu tonghe van achterclap Tallen hueren<br />

10 vvant Rekenynghe zalder moeten ghebueren<br />

van elcx ydel woordt vp des oordeels dach<br />

niet van een doncker Reden of des ghepeyns Cueren<br />

Alsdanne te vergheifs niet gheghaen en mach<br />

dus wat menssche wie om leuene zouct beIach<br />

15 en bemindt goede daeghen tanschauwene ziet<br />

verbiede zyn tonghe van tquaede ghewach<br />

noch dat gheen bedroch / zyn lippen spreken niet<br />

vought hu met achterclappers negheenssins yet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 322 r<br />

+ prouerbi


15<br />

haer ongheual zal Lichtlick vpstaen met veel beuens<br />

20 maer hoortse die doen in tspreken oorboirlick bediet<br />

Een Vreidzame tonghe / es een boom des Leuens<br />

Socrates<br />

De Menssche By natueren / heeft maer eenen mondt<br />

ende twee Ooren / daer by hy oorcondt<br />

25 dat de menssche zy tweewaerf hoorende ghebleken<br />

Ieghens dat hy / maer eens zal spreken<br />

dats / een Redenlick menssche zal toebehooren<br />

altyds / meer dan tsprekene / hy zal liefuer Ooren /<br />

Oorlooghslieden<br />

30 Mannen van Wapenen nyemandt tonRechte slaet<br />

Doet oock gheenssins gheen onghelyck tgheender tydt +<br />

met tghuendt dies ghy van hu soldye ontfaet<br />

payslick ghaet ende staet<br />

houd hu der mede ghepaeyt / en te vreden zyt /<br />

++<br />

InWendighen strydt<br />

Daer int eerdsche velt<br />

De mensche *<br />

Talder tydt<br />

Mede es gheQuelt<br />

5 Als een stryd inder eerden / zyn ons leuens tyden<br />

In al meest Lyden<br />

nemmermeer inden gheest / wel gheRust voorwaer<br />

vvy hebben altyds inwendighe vechtende stryden<br />

met Lettel bevryden<br />

10 TVleesch Ieghens den Gheest dats openbaer<br />

Strydt eeuwich eenpaer<br />

Groote miltheyt / wil vertheeren zonder ghespaer<br />

bouen den staet Tryumpheren / Bancketeren<br />

om gheEert gheacht te zyne / der naer<br />

15 Spareghe vreckheyt / Wil gheenssins Cesseren<br />

van Raepen ende scraepen / om tRycke domineren<br />

Oncuusscheyt wil Rusten in ghemacklicker zeden<br />

met alle solaesheyt Rustbaer Recreeren<br />

ymagineren<br />

20 om ghecryghen bet des vleeschs wellusticheden<br />

ghiericheyt wil slauen / aerbeyden tallen steden<br />

om Rycdoms schatten vergaderen zonder grondt<br />

De zoorgheloose ledeghe slaepen met vreden<br />

met slappe leden<br />

25 om niet vermoeyt te wordene te gheender stondt<br />

+ Fol. 322 v, r. 1-4, 10 ‘TVleesch’, ‘Gheest’, 12, 15, 17, 21, 23, 26, 28, 30, 32 (beginwoorden)<br />

onderstreept.<br />

* ‘De mensche’ later toegevoegd in lichtere inkt en niet onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Luce .3.<br />

+<br />

322 v


16<br />

Gramschap wil waecken / om vynden den vondt<br />

wraecke te doene / en zyn naesten verdriet<br />

Houeerdicheyt wil Rysen / met vpsprekender mondt<br />

om hebben heerschappye die ouer al ghebiedt<br />

30 Nydicheyt wil nederdalen / om drouuich tzijne ziet<br />

wien vruecht gheschiet<br />

Leckerghulsicheyt in spys en drancx ouerdaet<br />

sober maticheyt vliedt<br />

vvilt al verslynden zonder vermyden yet<br />

35 om der of vervult zyn onRedenlick verzaet /<br />

++<br />

gheveynstheyt wil abstineren / om niet tzijne versmaet<br />

Dus strydt elck tot tghuendt de menssche es gheneghen<br />

Van Ioncx beene gheinclineirt Tot alle quaet<br />

zulck dynct paeys thebbene in zijnen staet<br />

5 Daer hem zyn tselfs vleesch bestrydt in allen weghen<br />

vermydes hu O mensschen / eer ghy word ghesleghen<br />

met tzweerd van punitien / duer zonden plaeghe<br />

verwint tvleesch zoo hebbende Victorie vercreghen<br />

zult victorieux verRysen ten hutersten daeghe<br />

10 end hu vyanden hebben de nederlaeghe<br />

Allen CrychLieden<br />

Vorsten Capiteynen die hu ter oorloghe gheneert<br />

draeght Rechte tzweerd<br />

te haeste doet ommaidge niet in mars temple<br />

15 voorpeynst hu / eer ghy paeys ende vrede deert<br />

Eendrachticheyt / Coopmanschip neerynghe weert<br />

Neimt anden Conyngh dauid een voorExemple.<br />

Aucteur<br />

Dauid dheleghe Conyngh van israhel<br />

20 Tzynen volcke zachtmoedich ende niet Rebel<br />

van zynen vyandt Saul heeft veel moeten lyden<br />

ieghens den Ruese goliath dede oorloogschs vpstel<br />

al was hy groot fel<br />

die de israelyten dede groot ghequel<br />

25 maer om ghewin ofte Eere wilde dauid stryden<br />

dan om de eere gods / ende tsvolcx bevryden<br />

een voorbewys voor alle die oorloghe beghinnen<br />

dat zy anders te doene hemlieden vermyden<br />

+ Fol. 323 r, r. 1 ‘gheveynstheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 323 r


17<br />

in oorlooghs tyden<br />

30 maer zoo als dauid dede voughen de zinnen<br />

Al verliest ghy eerdeRycke / mueght dhemel winnen /<br />

++<br />

Aucteur<br />

Met goeder Cause en Rechte<br />

doet schriftuere verstaen<br />

machmen commen ten ghevechte<br />

end harnasch zyn Anghedaen<br />

Om oorloogsche ghyse<br />

als voorzieneghe vvyse<br />

ieghens den vyanden slaen /<br />

Inder helegher schriftueren Vyndtmen ghenarreirt<br />

10 tdien Tyden ghepasseirt<br />

Oorloghen zynde ghedaen duer diueerssche oorzaecken<br />

Twelck Recht en Reden daghelicx noch consenteirt<br />

Eerst ieghens tlandt / daer god word gheblasphemeirt +<br />

end ontEeren / duer die daer in Afgoderye waecken<br />

15 Daer men tvolck ziet van gods dienst Afkeeren en slaecken +<br />

daer de ghetrauheyt vanden weerlicken heere begheift<br />

dies ioram en Iosaphat oorlooghs Lanssen braecken +<br />

Ieghens den Conyngh Moab onRechtlick ghesneift<br />

daer tvolck wederspoorich in commotien Leift<br />

20 zoo als Ieghens siba oorloghe es vpgheResen +<br />

Tlandt daer men de quaetdoenders beschermt heeft<br />

dies ieghens Gabaa / strydt bereed moeste wesen +<br />

Ende daer men den prinche quaet doet / wy lesen<br />

met openbaer iniurie commende te Naer +<br />

25 zoo dauid heeft oorloghe ieghens * ammon ghepresen<br />

die dauids cnaepen baerden de scheeren OnEerbaer **<br />

tzynder cleenichede / Dies vervolgdhem dauid zwaer<br />

ende grootte heyrCracht ieghens Ammon zandt<br />

Dauid Ieghens isboseth maect oock groot verghaer +<br />

30 omme dat hy Bezat zyn eeghin Landt<br />

wederhiesch tconyncRycke met ghewapender handt<br />

Twelcke dauid van god den heere was ghegheuen<br />

om de vyanden tslands verdryfuen / Tot elcken Cant<br />

+ Fol. 323 v, r. 2-7, 13, 14 ‘duer ... waecken’, 15 ‘ziet ... dienst’, 16 ‘ghetrauheyt ... weerlicken’,<br />

17, 18, 20, 22, 25, 28, 29 (namen) onderstreept.<br />

* ‘ieghens’: ‘i’ over ‘R’.<br />

** Oorspronkelijk ‘openbaer’; ‘open’ doorgehaald en ‘OnEer’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

323 v<br />

+ deutero.12.<br />

+ deutero.13.<br />

+ 4 Regum .3.<br />

+ 2 Regum .20.<br />

+ iudicum .20.<br />

+ 2 Regum .10.<br />

+ .2.Regum.3


18<br />

++ mach den oorloogschen standaert zyn oock vpgheheuen +<br />

zoo Ieghens Philistynen dauid stelde tleuen<br />

oock omme den vyanden verdrucken en verIaeghen +<br />

die in yemands eeghindom gheern onghelyck Bedreuen<br />

5 zoo de kyndren van israhel deden in huer daeghen +<br />

Ieghens Seon ende og diemen hoorde ghewaeghen<br />

machtich conynghen der Amorreen te zyne<br />

ieghens die / die tslands vyanden ionst toedraeghen<br />

en hemlieden helpen stercken / ten oorloogschen fine<br />

10 zoo Dauid neerstich dede ten voorleden termine +<br />

Ieghens syriam damasci om dat hy zoo onvroedt<br />

met eennen gheveynsden onghetrauwen anschyne<br />

Tot Adadezer was behulpsaemich ghemoedt<br />

Om vanden vyanden tontnemene tslands vriend goet<br />

15 zalmen zulcken andoen oorloogsche Bedwanghen +<br />

zoo abraham ieghens vier Conynghen waegde Tbloedt<br />

de welcke Loth zynen neue hadden ghevanghen<br />

om dier ghelycke causen inde eerdsche ghanghen<br />

mach oorloghe wesen ghedaen en ghesticht<br />

20 niet om Rycdom vergadren / en dobbel sault ontfanghen<br />

daer peryckel der zielen en Lichaem in light<br />

Beter paeys gheobtineirt / en dat oorloghe zwicht<br />

Christus heeft ons pays ghelaeten / Pays es zyn ghebod<br />

daer oorloogschen twist zy vlieght tsvyands schicht<br />

25 Maer Voorwaer daer paeys es / daer es god<br />

Rondeel<br />

++<br />

Paeys es cause Van duecht en Vruecht<br />

Want daer paeys es daer es god<br />

Paeys verblydt elcx hertsen Iuecht<br />

30 paeys es cause van duecht en vruecht<br />

Christus die schanck ons by zynder duecht<br />

paeys / en ghaf ze voor een ghebod<br />

Paeys es cause van duecht en Vruecht<br />

Want daer paeys es / Daer es god /<br />

Contre Rondeel<br />

Ende die van onpaeys heeft beschot<br />

heynken peck wuentter met zyn ghezellen<br />

kyf kyf ende Ramp houder huer Ravot<br />

+ Fol. 324 r, r. 2 ‘Philistynen’, 3 ‘den ... verdrucken’, 4 ‘yemands eeghindom’, 5 ‘kyndren ...<br />

israhel’, 6 ‘Seon ... og’, 7 ‘conynghen ... Amorreen’, 10, 11, 13, 16 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 324 v, r. 11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

324 r<br />

+<br />

2 Regum .3.<br />

+<br />

2 Regum .8.<br />

+ Numeri .21.<br />

+ 2 Regum .8.<br />

+ Genesi 14<br />

+<br />

324 v


5 die van onpaeys heeft beschot<br />

Myn heere van grimberghe Roertter de Pot<br />

OnRuste comtter de oirloidge stellen<br />

Ende die van onpaeys heeft Beschot<br />

heynken peck wuentter met zyn ghezellen /<br />

19<br />

Aucteur<br />

De Bourgoensche natie<br />

Om voorleden tydt ghedyncken<br />

huut ionsteghe gratie<br />

Wil hemlieden de naervolghende sticken schicken<br />

Ende daer ghy de huutstekende lettren ziet<br />

zin alleene demonstratyfuelick Bediet +<br />

*<br />

C lemt Vroylick in Vruechden Vry bourgoenssche knechten<br />

A lderhande Iuecht die es noch In zynen ** fluer<br />

R uterlic hu Verwinnich NV laet niet bevechten<br />

20 O ntdoet vromlic Elck huwer Een / en wilt vpRechten<br />

L ustich Blyde Brugschen standaert int gheduer<br />

V oorziet hulieden Oock Openlick zonder ghetruer<br />

S oo ghy clouckelick Vry Vranck hu waent verweeren ***<br />

I nt harnasch CoRte knechten vought hu als staende muer<br />

25 M et macht moet Ghy Ghewillich Conyngh franssoys deeren<br />

P yliaidge moord end Ooc des Oorloghen gheneeren<br />

E s al zyn voortstel End Alle Moortdaedichede<br />

R echts als tweedeN Saul Nu es al zyn begheeren<br />

A ls die den Goeden Dauid de Groote onvrede<br />

30 T yrannelic Neimt hy in zyn Noothulpe mede<br />

O penbaErlick zeer veel turcken En zulck volc verwoet<br />

R aesende besprynght hy Casteel dorp en stede<br />

Als durstich (zoot schynt) naer der kerstenen Bloedt<br />

++<br />

Te coragieuser grammoedich dese dullicheyt doet<br />

om dat valssche wanenweters willen zegghen dit iaer<br />

dat ons keyser zoude doodt zyn / Neen vlamyngh zyt ghemoet<br />

V V ara c hti ch ons ke ij ser Leeft Clouck v oor v v aer<br />

5 M et gheen bez vv aer.<br />

Aucteur<br />

In tcruce Van bouen nederwaerts beghinnende<br />

* Van r. 17 tot en met 31 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: VIVE<br />

BOVRGOENGNE.<br />

** ‘zynen’: laatste ‘n’ verbeterd uit ‘r’.<br />

*** ‘verweeren’ over ‘Bewaeren’.<br />

+ Fol. 325 r, r. 14 ‘28 meye’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

A o .1543.<br />

+ 325 r


20<br />

zyt ghy Viue Bourgoengne verzinnende<br />

inde capitale lettren van Bouen neder ghaet<br />

10 Carolus imperator staet<br />

inde twee laetste Reglen // Cunt ghyt wel peghlen<br />

De M C .L. * W V ende i Al<br />

vanden iaere Bewysen tghetal<br />

.28 meye. Een andre. 1543.<br />

15 //I ammer cracht Roof ende groote moord Bloedeli C<br />

M ueghende kaerle / beschut word vroedeli C<br />

P uer dat wy hu noch cryghen int Ooghemer C<br />

E delick achtentwyntich in meye Behoedeli C<br />

R eyn te gennes (gode lof) Altyds voorspoedeli C<br />

20 A rriueirdet in hu stede end ytaliaensche per C<br />

T es wel gods gratie / ende oock zyn wer C<br />

O uer hu te tooghene zyn Bystandt zedeli C<br />

R echts een tweeden Dauid / blyct ghy verwinder ster C<br />

// C oenlick vanden heere veel gratien Bestedeli C<br />

25 A l hu voortstel es duechdich voorzienich Edeli C<br />

R egierende Plus oultre dyn landen zeer we L<br />

O ock huwen vervolghers hilt ghy gheerne vredeli C<br />

L iete Saul of van hu te doenne Gheque L<br />

V an mars banieren end oock van Bellona fe L<br />

30 S o hopen wy verlost noch te zyne by h u<br />

// Q uaemt ghy in huwe nederLanden Sne L<br />

V an ons wierde verIaeght ducht vreese Gr u<br />

I n langhe Iaeren niet zoo tghemeente Alsn V<br />

N aer hu Roupende verlangde dat kennen w ij<br />

35 T es Recht oock die van ons maect oorloghe sch u<br />

++<br />

v laendren dient ghy gheCommen nv thuerer nood b ij<br />

S oo voortyds huut spaengnen / eens waert commende gh ij<br />

I a vranck ende vr ij<br />

I n ende duer sauls dyns vyands pryee L<br />

5 I onstich wient tspyte z ij<br />

Danck zy god / en wel ghecommen keyserlick Iuwee L<br />

Carolus Comste heeft paeys gheplant<br />

huut spaengnen Commende in vlaender landt /<br />

* Carolus keyser Plus oultre inder gods ghelee<br />

10 Naer trubbel Veel Passaidgen En wyndich wederstoot<br />

V ry vranck zyt ghy IngheCommen Nu Duer de zee<br />

I n hu Landt Van vlaenderen Ghezondt / zonder noodt<br />

* ‘.L.’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 325 v, r. 34 onderstreept.<br />

* Van r. 9 tot en met 24 vormen de vet gedrukte letters een hart waarin het volgende te lezen<br />

is: bovenaan ‘Plus oultre’; van boven naar onder (links) en van onder naar boven (rechts)<br />

‘VIVE BOVRGOENGNE’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 325 v


<strong>Testament</strong> Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie van fol. 324 verso<br />

t.o. 20<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


<strong>Testament</strong> Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie van fol. 325 verso<br />

t.o. 21<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


21<br />

V eel venyneghE tonghen zeydeN ghy waert doodt<br />

E nde zommeghe Beliefdet te zegghenE voor waer<br />

15 L acen zeer Quae OnRendelick Roupend Oock die groot<br />

e s Cause nV gheweist van Groot drucx mesbaer<br />

M oord Cracht brandt Roof / ende AldeRhande Bezwaer<br />

P ooghde ons AfGryselick den Vransch conyngh te doene<br />

E nd es te velde Openbaerlick gheCOmmen dats claer<br />

20 R echts omme huwE landen Beschadeghen in saeysoene<br />

E nd of zyn tselfs volck Niet En waere zo Coene<br />

V an zyn gheel OnGodlic Voortstel thelpene vulcommen<br />

R aedt zo zocht hy An turckeN. In zyn dullicheydt groene<br />

End hy esser oock mEt. Vele te velde gheclommen<br />

25 Conyngh franchoys eens zynde EN. Dieu int vulsommen<br />

als alder christenlicxste Conyngh hu doe ziende toenyghen<br />

hoe bevlect ghy nv de Lelye zuverste der blommen<br />

dat ghy dus onbehoorlick wilt Cryghen ende wyghen<br />

Canse den arendt noch eens in zyn claeuwen ghecryghen<br />

30 hy zalse in zyn vlaemsch pryeel gheerne Ontfaen<br />

ziet toe dat ghy niet noch eens Roupt zonder zwyghen<br />

Clouc ke lic. vi nd ic Mij nv ghe v aen<br />

Dynct hoe ghy voor Pavia dien Roup hebt ghedaen<br />

Vp sinte mathys dach. .1524.<br />

[Tcarnation in zyn ghetal letters tot dertien en drie]<br />

++<br />

35 Tcarnation ** in zyn ghetal letters tot dertien en drie<br />

gheeft van tIaer ooghemerck<br />

dat franciscus fransch conyngh ghevanghen voor Pavie<br />

was / hoe beleghert sterck /<br />

Carnation<br />

Lustich achtentwijtich Meije // Reijn tscepe ghestoffeirt<br />

Es Carolus tonsen greije / vry te gennes ghearriueirt<br />

En den achtsten wedemaendt tot cloucker verblijdijnghe *<br />

5 Doe hadde brugghe de warachteghe Tijdijnghe<br />

Processye generale<br />

.17. Wedemaendt 1543.<br />

M erckelick es nv in tlandt van vlaenderen<br />

C ommende moeyte ende groote onvrede<br />

** Inktvlek over ‘r’.<br />

+ Fol. 326 r, r. 6, 7 onderstreept.<br />

* ‘verblijdijnghe’: ‘b’ over ‘v’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

326 r


22<br />

10 C onyngh franchoys wil ons slaen in spaenderen<br />

C racht doende zynen broeder ende zuster mede<br />

C onfuselick vernielende Casteel en stede<br />

L anghende gramMoedich naer der vlamynghen bloedt<br />

L acen het es doch wel eenne simpele zede<br />

15 V p volck te strydene / dat hem niet mesdoet<br />

v erghetende veel paeysen en beloften goet<br />

W reedelick die hem christenlicxste Cuenyngh scryft<br />

X pressellick met Turcken ende volck dul verwoedt<br />

W aerachtich hij nv zyne Armeye verstyft<br />

20 I ammer Cracht Brandt moordt / eist al dat hy bedryft<br />

I hesus Christus wil hem tot kennesse spaeren<br />

I n veel plaetsen es menich man om hem ontlyft<br />

En vyanden ghemaect / Die goede vrienden waeren<br />

Dus offer (zoo wy hopen) goe hertkens int verghaeren<br />

25 waeren / die verbaeden des oorlooghs stranghe torment<br />

nu zeuenthienne wedemaendt verwachtich ** goe niemaeren<br />

int openbaeren<br />

es processie ghedreghen ten Predicaeren // int convent<br />

Met theligh Sacrament /<br />

Carnation<br />

.6. octobre 1543.<br />

Den vorst van cleuen // wierdt paeys ghegheuen<br />

zesse in octobre<br />

naer tskeysers bevechten // Metten Landsknechten<br />

35 Zo hadhyt sobre /<br />

++<br />

Andre Carnation<br />

Dhertoghe van Cleuen // woudhem niet gheuen<br />

ten Bourgoensschen palaeyse<br />

den strydt hy verloos // dus Radeloos Coos<br />

5 Begheerte tot Payse<br />

Aucteur<br />

Waelken praelken die qualick verstaen de vlaeme<br />

moete zooc wats hebben en se Quoy<br />

zoud ic die oublye nennyn non nostre dame<br />

10 zy beminse par le corp bieu Leur Roy<br />

** ‘verwachtich’: ‘v’ over beginhaal van andere letter (h ?).<br />

+ Fol. 326 v, r. 23, 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

326 v


Zesse octobre 1543.<br />

23<br />

Le ducq des cleuois // Qui par franc chois<br />

en sa Aliance<br />

Cuidant conquerre // Ordonna guerre<br />

15 par crainte possible / ou doultrecuidance<br />

par lempereur charles / Chief en sa terre<br />

a obtenu paix et Accordance<br />

et humblement / a Laccord danche<br />

de La trompette imperiale<br />

20 Dont il ne Reste que auoir France<br />

et nauigation Orientale<br />

Pour causer vne paix generale<br />

La Voeult<br />

happe qui poeult<br />

++<br />

25 Suiuez Raison et Conseruez iustice<br />

Soyez humains a grandz et A petis<br />

Aprez le Coeur a Regir la pollice<br />

en Refrenant tous mondains Apetyz<br />

Au bien publicq soyez fort ententifz<br />

30 moderement faictes tout par Deliurance<br />

en vostres affaires ne soyes trop hastifz<br />

Par ce moyen Aurez vous paix en France /<br />

.Carnation.<br />

* R ust V redich weist bourgoensche n V nv Iuut mild E lick danC<br />

O otmoedich I nt herte god almacht I ch huut M I nnen<br />

T onser V rame zendt hy V rede onse daeghen L anck<br />

5 A ccorderend E den conynck E n om goe Paeys G hewinnen<br />

R oof Cracht B ataelge B loedich moet voort A N dinnen<br />

E nd Oorl O ghe O ock wreedzinnich E X preslick mede<br />

P aeys end Een V aste V rede Met verhueghend E zinnen<br />

M en openbaerlick R oupt nv met Ghe R ustichede<br />

10 I ammer / En G root G rief / gaf oorloghe meneghe S tede<br />

S chendende Gro O t O orboir in de V laemsche Cant<br />

V ranckerycke E s nv F oorts E lick by keyserli C ker zede<br />

L ustich ghedwo N ghen R asche N tot voor Parys I n tlandt<br />

O nderdanich G eel Fr A anciscus G heeft ** carolum t R yumphant<br />

15 R edenlick zy N begheerte N *** tsame N volghende N aer<br />

A lsdoe d E n inghelschen C onijnck d E n keyser D E bystandt<br />

C reegh ingheland buenen I n der vppe / Sc H ietende zwaer<br />

den andren in Octobre S o was Te Brugghe openbaer<br />

+ Fol. 327 r, r. 36 ‘In deerste’, ‘Carolus’, 37 ‘Henricus’, 38 ‘Franciscus ... Francie’ onderstreept.<br />

* Van r. 2 tot en met 16 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andrieskruis: VIVE<br />

BOVRGOENGNE.<br />

** Oorspronkelijk ‘leeft’; ‘h’ over ‘l’.<br />

*** Na ‘begheerteN’ is ‘volgh’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

327 r


24<br />

Paeys ter hallen C erteynelick huute ghelesen<br />

20 End omtrent oock **** V velcker tydt maer bet dan een iaer<br />

gheel ghelderlandt moe S te den keyser onderdanich wesen<br />

ghenade zy dies R iep E n E X presselick tot desen<br />

Al hadden zy den F ransschen Conyngh ter baete<br />

Carolus end hen R icus zyn payslick gheresen<br />

25 franciscus moet d A len tot mindren staete<br />

Tsmaendachs zeste N octobre tdier daete<br />

Tprysweerdich bloed C hristi wierdt ghedreghen<br />

tsint Saluators I n deuoten ghelaete<br />

danckbaer T E ***** gode gheneghen<br />

30 Dat wy // nu vry<br />

Eendrachtich<br />

hebben paeys<br />

6 a .. octobris. int vlaemsche palaeys 1544<br />

Vercreghen<br />

Aucteur<br />

In deerste Capitale lettren Carolus Ryst daer<br />

Thenden Reglen Henricus Ryst oock der naer<br />

maer Franciscus Rex Francie ****** in nedren graet<br />

Subiect hemlieden onder tbourgoensch Cruce staet<br />

++<br />

Carnation Vanden pays<br />

Ende<br />

Processie generale +<br />

5 M achtich kaerle keyser Vanden Roomsschen Rycke<br />

V ermeerder des Rycx tslands beschermer ghebleken<br />

C rachtich heeft ouervallen de vrancxsche practycke<br />

C louck hemlieden bespronghen / Bin hueren dycke<br />

V an lutsenburch tot voor Parys ghestreken<br />

10 C ouraidge heeft dies den vrancxschen conyngh bezweken<br />

v v ant vernemende tskeysers Armeye crachtich<br />

v ulstandelick begheerdhy / en deder om spreken<br />

v oortan paeys te zyne / met hem eendrachtich<br />

v v elcke paeys en vrede / Alsnv warachtich<br />

**** Middenin de tekst staat een kruis bestaande uit de hoofdletters (in vet) VSEFR (r. 20-24,<br />

vertikaal) en REX (r. 22, horizontaal).<br />

***** ‘TE’: ‘T’ over ‘te’.<br />

****** ‘desolae’ is doorgehaald.<br />

+ Fol. 327 v, r. 3 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

327 v<br />

+<br />

6 a october 1544


25<br />

15 v ast ghesloten es / met vrydom duer elck anders weghen<br />

W ij dies clemmende dancbaerich / tot god almachtich<br />

C hristus helich bloedt wierd tsint saluators ghedreghen<br />

v room te Blangy / hertoghe Maximiliaen gheleghen<br />

v echtende vpde Franchoysen victorie<br />

20 I nsghelycx daer oock ghedreghen / int deuotich pleghen<br />

I n tIaer neghenentzeuentich noch in memorie<br />

L of zy god den heere Danck ende glorie<br />

v v ant nyemandt bet dan hij voor onslieden strydt<br />

v alt hem bughelick ter eerden Eerdt zyn Ciborie<br />

25 v v ilt hem bidden om paeys / Onser daeghen tydt<br />

zouct tRycke gods aluooren / dan payselick verblydt<br />

Carnation alsdoe<br />

Wel Wat zeghtIe nv vanden paeis //<br />

Clais //<br />

30 Waen. Niet met alle //<br />

.Calle. //<br />

Aucteur<br />

+<br />

Ter eeren den pays // sprynghende int wambays<br />

Alsdoe met blydevoyseghe tonghen<br />

35 By tshelichs gheest broeders // Payslicke voeders<br />

Tnaervolghende Liedeken was ghezonghen<br />

Liedeken vanden paeys<br />

Vroylick vroylick // Blyde poylick<br />

nu verhueght gheest en verstant +*<br />

oorloghe moet wesen schoylick<br />

5 paeys es moylick<br />

Commen wederom int Landt<br />

ghezonden / Byder hoogher handt<br />

// dies zy god danck<br />

ons leuen Lanck<br />

10 zonder verghanck<br />

nv hopen wy<br />

dat ons den paeys zal blyfuen by<br />

Mars ouerdaet // en zynen Raedt<br />

Bellona die doet sturten bloedt<br />

15 Roof Cracht ende moortdaedich quaet<br />

met hueren staet<br />

* Nota in margine later toegevoegd in grijzere inkt en onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

328 r<br />

+ Ghemaect voor die vanden<br />

helighen gheeste ende<br />

ghezonghen Teender intreye<br />

vpden burch daer mede<br />

ghewonnen wierd den<br />

vvynPrys


heeft paeys gheworpen onder voet<br />

26<br />

Bourgoengnen weist nv clouck ghemoet // Dies zy etc a .<br />

De Vrancxsche macht // hooghe wyndt slacht<br />

20 die met een zoete Reynken daelt<br />

den keyser hebben zy veracht<br />

maer zyne Cracht<br />

heeft huer verdiensten nv betaelt<br />

zy die hadden zyn landt ontPaelt / Dies zy etc a .<br />

25 Doch nv voort an // zal den Coopman<br />

neerynghe gheel brynghen voort<br />

strydt en ghevecht die trecker van<br />

dit maecken can<br />

paeys end Eendrachtich Accoordt<br />

30 zulck cryght weir dat hem toebehoort // Dies zy etc a<br />

Taccorderen // doet cesseren<br />

ende maect oorloghe theer<br />

dat paeys nv wil domineren<br />

Tryumpheren<br />

35 gheen trommel slaet Alaerme meer<br />

Want paeys danst nv der vruechden keer //<br />

Dies zy god Danck etc a ./<br />

+ Nu mars zweerden // die ons deerden<br />

zullen tot ploughysers zyn<br />

Ruters met oorloogsche peerden<br />

die gheneerden hem Int harnasch clouck en fyn<br />

5 verkiesen nv Paysdurstich wyn // Dies zy /<br />

Thenten pauwelioenen pycken<br />

end artylierye int velt<br />

moeten nv ter neder wycken<br />

paeys practycken<br />

10 heeft ze an deen zyde ghestelt<br />

Paeys hebben wy int vlaemsch bewelt // dies zy /<br />

Prinslick Regent // keyser bekent<br />

vanden Roomsschen Rycke claer<br />

duer god eeuwich Omnipotent<br />

15 hebt hu Consent<br />

gheschict tot desen paeys voorwaer<br />

paysdurstich langder franchoys naer<br />

dies zy god danck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 328 v


ons leuen Lanck<br />

20 zonder verghanck<br />

Nu hopen wy<br />

dat ons den paeys zal blyfuen by<br />

Aucteur<br />

27<br />

Les vvalons de bruges / natifz franchois<br />

25 Adfin que en mon testament ayent Lieu<br />

Leur donne comme par aultre Fois<br />

considere que nay pas daultre Croix<br />

De deuant terwane mon Croix sainct Andrieu<br />

Vlaemsche Franchoysen<br />

30 Mids dat de letter moeder zy vander memorie<br />

van veel zaecken gheschiet onder der zonnen<br />

achterlaet ick hulieden / al eist hu gheen glorie<br />

den oorspronck van terwane / huer contrarie victorie<br />

En wanneer byden keyser Carolus ghewonnen /<br />

++<br />

Oock diueerssche carnations wil ick hu laeten<br />

die ghy voorts huwer neefkens huutdeelen mueght<br />

Wanneer hesdyn ghewonnen wierd vyndier de daeten<br />

zo wel Lesende / als in zijnghende vruecht<br />

5 Betvoorts te cleenen pryse zonder hu te verschattene<br />

als ghylieden vertrect van hulieder Clapbanck<br />

ion ick tsnavents hu te Lesene de drouue mattene<br />

die de ste van sinte Quintins ghewonnen zynde Zangh<br />

En noch teender ghedyncknesse ende conclusie<br />

10 hoe de vlamynghen es victorie gheschiet<br />

(ten franchoysen groote schae en Confusie<br />

int westlandt voor greuelynghe gheschiet<br />

Van TerWane<br />

TereWane Viue Viue Bourgoengne leift<br />

Claeghende / hueren oorspronck te kennen gheift<br />

Tes drie duust iaeren en hondert leden<br />

dat Ick ghenaemt was voor teerste beghin<br />

Morinum als eenne vul sterckicheden<br />

voorvechteghe / naer der troyanen zin<br />

20 de Conynck morineus / tot zyn ghewin<br />

heeft my doen stichten alsdoe vp tpas<br />

tzynder ghenouchte / ende stelder hem in<br />

eer datter een Conynck * van vranckeryck was<br />

+ Fol. 329 r, r. 29 ‘Aganipus’ onderstreept.<br />

* ‘i’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 329 r


28<br />

Roome en hadde alsdoe ten tyden<br />

25 Conynck keyser noch ander Regiment<br />

parys hadde gheen ouerhooft int bevryden<br />

ende onbewuendt was de stede van ghendt<br />

daer naer quam my / Een Regierder omtrent<br />

Aganipus ghenaemt / my welghecommen<br />

30 als myn beschermer sterckmoedich Bekent<br />

heeft my onderhouden van alle Rycdommen /<br />

++ Maer Brabanton van bretaengnen groot<br />

ziende my zoo hooghe Domineren<br />

heeft my ouervallen / dies leed Ick noodt<br />

commende om my Examineren<br />

5 ende heeft my ghedaen mineren Raseren<br />

bynaest verbrandt / maer tot zyn oorbooren<br />

Brunehault heeft my ghedaen Repareren<br />

stercker en schoonder dan noyndt te vooren<br />

Naer hem had ick een Conynck quenardus * ghenaemt<br />

10 die my onderhilt in grooter edelhede<br />

in tryumphen ende weelden verre befaemt<br />

in eeren met alder voorspoedichede<br />

Therulphus zyn zuene vul Ryckelichede<br />

heeft naer hem als Conynck my wys beraedich<br />

15 clouckzinnich gheRegiert / in paeys en vrede<br />

maer zyn ouerlyden was my beschaedich<br />

Corts daer naer zonder langhe Beyden<br />

quam Iulius Cesar met grooter macht<br />

zyn Crysvolck te beene zyn peerden neyden<br />

20 heeft my onder zyn subiectie gheBracht<br />

maer vreesende / of Ick hem / duer een anders cracht<br />

mochte zyn ghenomen / Tot zynder Blame<br />

my gheel te destruerene / heeft hy gheAcht<br />

en te heeten Terre vaine / ghaf my de Name<br />

25 Van vranckerycke diueerssche Cuenynghen<br />

hebben eerlick my wedervp ghemaect der naer<br />

maer vanden wandelen veel ieghenstuenynghen<br />

heb ick moeten Lyden / En groot Bezwaer<br />

veel van mynen kynderen vermoorden daer<br />

30 hebben my ghedestrueirt en ghepilgiert<br />

alsmen screef neghen hondert Lxxvi iaer<br />

was ick tmynder onwille zoo ghehanthiert<br />

+ Fol. 329 v, r. 24 ‘Terre vaine’ onderstreept.<br />

* ‘quenardus’: ‘n’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 329 v


<strong>Testament</strong> Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie van fol. 327 recto<br />

t.o. 28<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


<strong>Testament</strong> Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie van fol. 331 recto<br />

t.o. 29<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


29<br />

Dus anderwaerf ligghende dat vp dat nedere<br />

Clotarius Christenlick conyngh int leuen<br />

++<br />

dede my van nieus vpmaecken wedere<br />

ende in my een schoone kercke verheuen<br />

Mildelick tmynder Cyraidge ghegheuen<br />

veel schoonder iuweelen / zoot heeft ghebleken<br />

5 maer de vlamynghen hebben een nydt Bedreuen<br />

die schendense / en hebber tvier in ghesteken<br />

Ende Alsmen xv C. dertien Iaer screef<br />

quam voor my den Conynck van Inghelandt<br />

Keyser maximiliaen doe zyn bystandt bleef<br />

10 ende creghen ouer my de hueverhandt<br />

iaeren maenden en daeghen / hilden my vailiant<br />

maer vp zeker conditien / en bespreken vertelt<br />

wierd ick terwane Clouck tryumphant<br />

in handen vanden vrancxsschen Conynck ghestelt<br />

15 TIaer xv C. drienvichtich in april derthiene<br />

was byden bourgoensche wapenschauwen ghedaen<br />

trocken huut sint omaers met cloucken ingiene<br />

Carolo Roomsschen keyser zijnde onderdaen<br />

thenten pauwelioenen quamen voor my slaen<br />

20 voor my Terrewane Twelck my heeft mesgreyt<br />

van Ruters Landsknechten const ick niet ontghaen<br />

vvant sterckelick wierd ick Rondtsomme Beleydt<br />

Ick weerde my langhe zoo ick best mochte<br />

maer den Arendt heeft my ouervloghen sterck<br />

25 Carolus keysers armeye my tonderbrochte<br />

Twintich wedemaend Creegh ick loon naer werck<br />

doe wierd Ick ghewonnen int ooghemerck<br />

vanden duudschen ende vanden spaengIaerden<br />

Viue bourgoengne was den Roup in myn perck<br />

30 Perone myn zuster oock niet gheerne spaerden<br />

Carnation<br />

TWintigh Wedemaend onder de borgoensche vane<br />

Es ghewonnen clouckelick de stede Terrewane.<br />

.20. Wedemaendt .1553.<br />

+ Fol. 330 r, r. 18 ‘onderdaen’, 29, 34 (gespatieerde tekst) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 330 r


+<br />

Carnation<br />

van terwane En hesdyn<br />

Plus oultre. Bourgoengne viue<br />

viue lempreur viue / Adieu hesdin<br />

5 Soubz cesar / las terrevane Captiue<br />

du tout vous Ruiner aurez la Fin<br />

Een andre<br />

Tfij // Dij<br />

30<br />

Potz Elementen laet fellic strauen de loere walen<br />

10 dat wir balde in hesdeijn vrij Eijn goede Buut halen<br />

Een . andre<br />

Wat. woudes sint feltin tsa wel vp<br />

Fluchs en Feijn<br />

Potz martel dat dij bloede den Cup<br />

15 valt an op hesdeijn<br />

Carnation zynghende<br />

Schoon hesdijn en terrewane<br />

hoe sterck was hu Bewelt<br />

En maectet zeere den * hane<br />

20 licht neder nv nv ghevelt /<br />

Andre<br />

Quare Fremuerunt gentes<br />

Ter causen by dat terrewane waen / nv clouckelick ghehent // es<br />

Een andre<br />

25 A la mort vilains Tue tout Tue tous franchois<br />

Taratantara Ta // Tsa hesdijn tsa<br />

Rendez vous a Cesar charles Qui aultrefois<br />

Ta Fortresse gaingna /<br />

Noteirt<br />

30 De .M. de C. de vv. v. ende elck .i. der naer<br />

Altsamen ghegadert ** int ghetal maect tiaer /<br />

* ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

** Vóór ‘ghegadert’ is ‘gheg’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

330 v


Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong>


++<br />

Processie Generale<br />

.6. ougst 1553.<br />

31<br />

* V V eest danckbaer god almachtich V an zynder gratie<br />

Sinte L oys Fiertere Die v v as omme ghedreghen<br />

5 zesten in ougst C oenelick C laer was de statie<br />

in sint saluators kercke M et een godsvruchtelic pleghen<br />

Bourgoensche C lemt I n C ouraidgen te velde gheleghen<br />

Alsdoe v v as dyn heyr I nde vrancxsche L andauwen<br />

v an terwane Tot In hesdyn victorie v v el vercreghen /<br />

10 Doende voorts de vrancxsche macht gheel verflauwen<br />

Onsen keyser Plus oultre hopen wy noch schauwen<br />

wien wy als eennen Tweeden dauid ghelycken<br />

nyemandt zal zynen verzoenden vyandt Betrauwen<br />

dies comt hem daeglicx volck an huut veel ConyncRycken<br />

[Sinte quintin ste in Vreden]<br />

15 Sinte quintin ste in Vreden<br />

nv ghewonnen onderdanich<br />

Andre vrancxsche steden<br />

Essere oock toe vermanich<br />

Psal Cxxvi. o<br />

20 Nisi dominus custodierit Ciuitatem<br />

frustra vigilat qui custodit Eam<br />

.27 ougst .1557.<br />

Nisi / ten zy ziet moet ick als stede claeghen<br />

dat meer mynder ghelycke worden onderdaen<br />

25 philippum / nv mynen Conynck in zyne daeghen<br />

zy zullen ducht ick loon / als ick hebbe ontfaen<br />

Ick waende in myn vermeten zo sterckmoedich staen<br />

+<br />

beleghen zynde / zy die my meenden doen ontzet<br />

meest versleghen zyn / ghevanghen zeer lettel ontghaen<br />

thooft faelgierde my / dies beifde in my menich let<br />

vrienden twyntich duust mannen verloos icker of Bet<br />

+ Fol. 331 r, r. 1, 2 onderstreept.<br />

* Van r. 3 tot en met 9 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: van links boven<br />

naar rechts onder VLCMCL vv en van links onder naar rechts boven: v vv CMC vv V.<br />

Daarbij moeten de drie ‘I’'s geteld worden in r. 7-9, die hier eveneens vet gedrukt zijn.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

331 r<br />

+ 331 v


32<br />

5 Dominus doe myn Conynck end heere machtich<br />

schicte my nochtans wel commen te baeten<br />

met eender armeye sterckbeleghert crachtich<br />

gheadsisteirt metten fluer van zyn edele staeten<br />

maer eylaes onghetroost wierd ick ghelaeten<br />

10 tpassaige tmynen secourse / was hem benomen<br />

Ick wierd dies lancx zo flauwer / cranck buter maeten<br />

de bourgoenssche zach ick alle daeghe vervromen<br />

My dochte zy vermochten wel myn ommedromen<br />

Custodierit Bewaert hy niet bet zyn ander steden<br />

15 en wordense met huuterste ghewelt ghecreghen<br />

de zulcke mochte wel / gheel thuerer onvreden<br />

zo terwane Light / worden gheel tonder bedeghen<br />

Ick zieder veel welwillende zynde gheneghen<br />

desen Conynck Philippum van Inghelandt<br />

20 ende graue van vlaendren in alle zyn weghen<br />

te doene / met lyf ende goedt bystandt<br />

Al Rust den arendt / de leeu heeft den standaert in dhandt<br />

Ciuitatem gheen stede nochtans zo sterckelick<br />

dan Ick sint Quintin / stede der Frontieren<br />

25 van vranckerycke zynde / zoot wel was merckelick<br />

daer veel edelen hebben in ghecommen logieren<br />

wiens couraidgen / ghauen my een nieu fortifieren<br />

maer eylaes / dit claegd ick / dit heeft my verdroten<br />

van vrienden zach ick veendel standaert noch Banieren<br />

30 vvant gheel Rondtsomme lach ick besloten<br />

Beuende / es my dies therte verschoten<br />

// Frustra veel sticken te vergheefs gheleydt<br />

van grooter artilgerye Tmynder muraidge<br />

twasser al aprez boire de gratie gheseyt<br />

35 als myn vrienden was / gheel benomen Tpassaige<br />

++<br />

en tzwaerste / daer ick in verloos myn Couraidge<br />

eer zy waeren in oordene elck anderen By<br />

vanden bourgoensschen / in vechtender oultraige<br />

waeren straffelick gheel zelue ouervallen zy<br />

5 Le grand elaes mochten doe wel zynghen wy<br />

Vigilat hy waet noch slaepende gheel niet<br />

Carolus den keyser fortuneux gheluckich groot<br />

Abbeuille / Bapasme / monstreul / hem ontziet<br />

hesdyn brocht hij tondre inne dhuuterste noodt<br />

10 Och had ick eerst gheleyd thooft inden schoot<br />

my ouerghegheuen ghebeden om ghenaeden<br />

+ Fol. 332 r, r. 8 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 332 r


33<br />

Ick en waere dus ghequetst ghewondt totter doodt<br />

grootelicx ghekeert tmynder vrienden schaeden<br />

vreimde gasten ydelen tmynent de scapraeden<br />

15 Qui de ghuene die hem oyndt Rebelleirden<br />

Ieghens zyn hueuerhooft / die zachmen daelen<br />

twaer beter Pax / Concordia de zaecke tracteirden<br />

dat zy vrede mochten cryghen De vrancxsche waelen<br />

ofte commen de bourgoenssche voorder in huer paelen<br />

20 zoo ict zie / ghevoele / ende naer myn Advys<br />

zy zullender Redenlick tbancket Betaelen<br />

tlandt gheweldich ouerRydende tot voor Parys<br />

zynght da pacem nobis domine / zyt ghy wys<br />

Custodit Philippus noch ghepeynsen bewaert<br />

25 des ouerlast hem ghedaen te Lande ter zee<br />

dynct vooren ghewesen / naer gheleert onvervaert<br />

eens mynen conynck / heeft hu nv ghebonden alree<br />

my / hu stede was / gheel onder hem ghedwonghen ghedwee<br />

hij ghecommen huut eennen victorieusen bloede<br />

30 voor zyn eerste beghin / heeft hy tzweerd huter schee<br />

om zyn vyanden crancken / Can hy int goede<br />

hy volght Plus oultre / met cloucken moede<br />

Eam Perone myn zustere eylaes<br />

die Recommandeer ick nv in myn hende<br />

35 datse niet Rebellere / zalset doen hope iaes<br />

anders bleuese / gheel ghescoffiert de gheschende /<br />

+<br />

want indien mer de wacker spaengnaerts vp zende<br />

zy zullender vp doen oorloogsche Besoengne<br />

doch ghy Edel end OnEdele vrancxsche bende<br />

schict datse tot ghenaede keere de troengne<br />

5 Adieu France Myn Roup es nv Viue bourgoengne<br />

Viue bourgoengne Bourgoengne viue viue<br />

dat moet ick nv Roupen Te deser tydt<br />

onderdanich huwer maIesteyt / met goede met lyfue<br />

die Carolus des keysers eeghin zuene zyt<br />

10 ende gheel myn verwinder ick kendt ick Lydt<br />

dies mynen nieuwen heere / wien ick bezweere trauwe<br />

Viue bourgoengne met my tsaemen verblydt<br />

elck edel bourgoensch herte / inde vlaemssche landauwe<br />

goe onderzaeten zoucken / ghediensticheyt nauwe<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 332 v


Carnation +<br />

Deuant sainct quintin en vermandois<br />

Cuidant nous nous Liurer la guerre<br />

Fusrent tresbien frotte ses Franchois<br />

20 de par nostre philippe Roij dangleterre<br />

34<br />

Andere doe de stede ghewonnen was<br />

xxvij in ougst den Fransman Zvveegh<br />

Clouclick doe Quyntin een oorband creegh<br />

Ende nederneegh /<br />

Aucteur<br />

++<br />

Si dieu Ne garde La Cite<br />

Qui seullement dessus elle Regarde<br />

Comme prinche de haulte auctorite<br />

En vain veilie Celluy qui la garde<br />

30 Eerst ougst .1557.<br />

Processie generale<br />

Philippus onsen Conynck te velde gheleghen<br />

Eerst ougst processye generale ghedreghen<br />

met thelighe weerdeghe Sacrament<br />

5 vp dat gods gracie hem wierde vercreghen<br />

tot goeder victoryen in zyn strydende weghen<br />

De stacy was inder predicaeren Convent<br />

.10. a Augusti<br />

Voor sint quintins vp Laurentius dach<br />

10 Lietter meneghen fransman tleuen<br />

Philippus onsen Conynck wan den slach<br />

veel fransche edelen ghevanghen bleuen<br />

Carnation inde eerste Regle<br />

Clouckmoedich weist alsnv / nv bourgoensche thuwen weghen<br />

15 Vp sinte laureyns dach // menich franssoys Lach<br />

Tusschen sint quintins / ende La Fere versleghen<br />

+ Fol. 333 r, r. 14 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

.10. a Aougst .1557.<br />

+<br />

333 r


35<br />

Ander gheschiedenessen binder zelfster weken<br />

ion ick den Fransman in zyn mauwe steken /<br />

Corts daer naer by dholanders zeelanders in zee<br />

20 huutschietende ter weere veel frissche // Clooten<br />

franssoysen huut om visschen met huerlieder gheRee<br />

waeren huerer ghevanghen / wel hondert vissche Booten<br />

En zoo ick van een zeemaet verstondt int betrau<br />

voor waerachtich / dies wy hier preuue // spaeren<br />

25 dats huut waeren om vanghen nieuwen Cabeliau<br />

zoose iaerlicx costuumlick naer terre neuue // vaeren<br />

De vvelcke naer tzouttent tusschen paesschen en syncxen<br />

wel verzepen gheCooct in tdinne bueter zop<br />

men in vlaenderen smeert Byden edelen Rynsschen<br />

30 welcker tueghe / de graetten spoelt huten Crop<br />

Ick hebbese oock weten de zommeghe Brassende<br />

met een pierchelleken van groenen Aerde<br />

met een bieseloocxken / alst zoo es Passende<br />

oft oock wel huutghepuert / metten mostaerde /<br />

++<br />

Processie generale<br />

.24. ougst<br />

Sint berthelmeeus dach noch eens ghedreghen was<br />

processie generale int anschauwen<br />

5 daer menich in Bedynghe toe gheneghen was<br />

de statie ghehouden was Tonser vrauwen<br />

Memorie<br />

Eender victorieuse victorie<br />

P yndt god te danckene E nde gheeft hem de glorie<br />

10 H ebt moedt en Couraidge T ot huwen Conynck voorwaer<br />

I n ougst vp sint laureyns dach C reegh hij hooghe victorie<br />

L astich vallende den fransman O mtrent sint quintins daer<br />

I n handen ghevanghen M et meer edelen der naer<br />

P ooghdemen den Connestable E erst / van vranckRycke cryghen<br />

15 P ynlick bleeffer versleghen S oot wel es openbaer<br />

V an viellers de Graue F ransoysen moesten buugsaem nyghen<br />

S chendende darmeye totten L aetsten fraey int wyghen<br />

+ Fol. 333 v, r. 28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

333 v


36<br />

R uuterlick zoo volghden A ltyds de bourgoensche sterck an<br />

EX preslick nyemandt sparende N icht meer dan twee fyghen<br />

20 A l bynaest de vier D uust peerdevolcx bleeffer dan<br />

N och omtrent vichtich veendlen R utervoetknechts / en van<br />

G root artillerye xx. sticken I n ons bewelt ghecreghen<br />

Lie fue broeders voor de zielen E lck zy tbiddene gheneghen<br />

de groote lettren an beeden zyden bewysen<br />

25 Philippus Rex Anglie<br />

Et Comes FLandrie<br />

PSal .17.<br />

Per<br />

.8.<br />

+<br />

Wien wy bourgoensche eeren en Prysen<br />

Seq<br />

.10.<br />

Victorie<br />

Var<br />

.9.<br />

.7.<br />

Inimicos meos / etPre<br />

com<br />

.1.<br />

By greuelynghe in vlaendren gheschiet<br />

daer de vrancxsche legher huer heyrCracht liet /<br />

.13. Hoymaendt .1558.<br />

5 Dheere god almachtich hooghwonderlick in wercken<br />

Can de zyne verstercken<br />

om blydelick vertroosten die waeren in Rauwen<br />

de mestroosteghe binnen de vlaemssche percken<br />

ouerdect by onder de vrancxsche vlercken<br />

10 hebben de victorye int merckelick anschauwen<br />

dhoogmoedeghe franssoysen in groot benauwen<br />

Westvlaendren waenden zy hebben gheschoffiert<br />

maer dwaesen / duer een wanen wys zyn betrauwen<br />

zyn vechtender handt / versleghen ghepilgiert<br />

15 Waer? / Woensdach den xiij. en in hoymaendt voorleden<br />

tIaer achtenvichtich Deden<br />

de franssoysen beleghertheyt omtrent de Reviere<br />

van Greuelynghe met al huer sterckicheden<br />

meenden met vlaemssche bueter te maecken chiere<br />

Hendam<br />

.2.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

.6.5.<br />

ILlos<br />

.3.4.<br />

+<br />

334 r


37<br />

20 maer onsen Conynck philippus heeft zyn baniere<br />

zo vromelick ieghens hemlieden doen vp Rechten<br />

zijnen Capiteyn Egmont by oorloogsche maniere<br />

heeft vechtender handt hueren legher commen Bevechten<br />

al hadden zy veel vroom zwarte Ruters knechten<br />

25 De Francxsche legher was by een alf myle lanck<br />

ende hadden stranck<br />

vyf of zes gheschots ieghens onsen legher ghedaen<br />

Dheere van Nyeuer leedt van Reysen moe / niet Cranck<br />

maer vromelick heeft de Bourgoenssche by ghestaen<br />

30 onse peerden zyn duer de Reviere gheghaen<br />

totter zale int water / met eennen cloucken moede<br />

+<br />

naer werck zulck loon / moesten Franchoysen ontfaen<br />

meenende tryumpheren met quae Beroofden goede<br />

hebben de Reviere ghevaerwet met hueren bloede<br />

De bende van Lazarus zwendel clouck ghemoed<br />

5 en van Muenichouzen goet<br />

als duudsche / en waeren daer noch gheenen nood<br />

zy volgden achter om sturten tvranssche bloedt<br />

de Casselaers wierden oock te beene te voet<br />

vp gheRust end hebben hemlieden begroot<br />

10 Franssoysen hadden zy van huwer comsten exploot<br />

end huwer meenynghe yet gheweten<br />

dat moet ghylieden kennen yot inde Doodt<br />

ghy en waertter niet alleene treffelick ghesmeten<br />

Maer vrauwen kynders / hadden hu metten tanden ghEten *<br />

15 Eist nv niet te laete ghepilgiert gheRooft<br />

met hu hueverhooft<br />

dat ghyr brocht / dat ghyr haeldet / hebt zelue verloren<br />

hu ydel betrauwen heeft hu zelue verdooft<br />

tschaep ghy waendet scheeren blyft zelue gheschoren<br />

20 Tfy den verRaeder / hu es gheen voordeel vercoren<br />

schynct hem nv tbancket dat hij ouervlieghe<br />

de gheLapte schoen hebben tsaemen eedt ghezworen<br />

den franschman tcranckene / eer hy voorder bedrieghe<br />

wat faict eist / tkyndt te slaene inde wieghe<br />

25 Nu Francxsche Bende oorlof nemende<br />

niet langher hopen wy ghy Bremende<br />

met Calys / nichtmeer dan ghy met dunkercke daet<br />

huwen capiteyn de termes / es hu ontvremende<br />

hy es onsen ghevanghen / dwelck hu niet en baet<br />

30 de capiteyn hennebault Wreedt Franssoyselick zaet<br />

* Oorspronkelijk ‘gheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 334 v


38<br />

met meer andre zyn onder tbourgoenssche bewaeren<br />

dheere van villebon / die bourgoengne de veel quaet<br />

midsgaders sineerpont / die quam oock in tbezwaeren<br />

Duer gods gracie verbeydende betere Nieumaeren /<br />

+<br />

Van Ghulzichede quaet<br />

Noodende hueren dronckghulseghen staet /<br />

Waer zyt ghy nv alle vrome smetsers en brassers<br />

veel spysen vertassers // der kelen vulpassers<br />

5 moutvlieghe / mueghal / schossen ende Brossen<br />

venus ghepareirde lackghulseghe mossen<br />

droncke snossen<br />

Bebierde clossen // ende dursteghe Camerieren<br />

wyndrynckers end huutblasers van alfue bieren<br />

10 dan int Riemken logieren // onder Beelzebub Banieren<br />

vvaer zyt ghy die als meschverckens tleuen hanthieren<br />

veel spyse schoffieren // en niet anders verzieren<br />

dan metten buuck an tbardt te zittene<br />

driebuuckeghe knechten die weit te vittene<br />

15 om dranck huut te pittene // wien dat het deert<br />

die huut een thonne biers Rasch tschimmel weert<br />

* den borst clouck smeert // ende Luchtzinnich theert<br />

faictes moy Raison Comt oock ick begheert<br />

maer ie me plains / laet die achter bleuen<br />

20 al dat hem met gaepen ende ghieten gheneert<br />

comt alle lavekelen laets vroylick leuen<br />

comt laet ons wyn nemen zonder begheuen<br />

ende laet ons van dronckenschap worden vervult<br />

Lydt ghy durst Tword hu selfs schult<br />

25 Wat wilwy verspaeren wat wilwy zoorghen<br />

Laets dryncken / zoot nv es zo wordet moorghen<br />

comt cortiens end alf bieren / Te mynder vrede<br />

Comt zelden zat / Brynght Leckepynte mede<br />

eennen vullen die zal met ons Tryumpheren<br />

30 spys en dranck es ghemaect om tkeelgat passeren<br />

Waer staet verboden / dat wildick wel weten<br />

datmen niet vroylick zal dryncken end eten<br />

Comt alle Leckerbeten // laets couverlick ghebruucken<br />

* Grote vlek op de rechterhelft van de bladzijde, ter hoogte van r. 18 tot 22, die echter de<br />

leesbaarheid van de tekst niet wezenlijk hindert.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

335 r


39<br />

+ spys * en dranck beluucken // in onse Buucken<br />

Comt alle bancknechten Clouck hu spoet<br />

die nacht ende dach meest tlichaem voedt<br />

veel drancx in doet<br />

5 en de iiffrauwe met eender oore groet<br />

maect vleesch en bloedt<br />

niet voor een cort leuen / ende dat goet<br />

al waer den buuck ydel es moet men trueren<br />

daer de tafel ghedect es / daer can ick labueren<br />

10 en vroylick savueren // te biere te wyne<br />

Laets schyncken en dryncken naer Bachus Cueren<br />

Want tes zo langhe in de Eerde tzyne<br />

Aucteur Tot alle ghulseghe<br />

Ghy ghulseghe zacken naer ghetempertheyt keert<br />

15 hoort wat ons een heydensch philosophe Leert +<br />

tes wel een beeste zeght hy tdien stonde<br />

de ghuene die de wille volght van zynen monde<br />

ende wie hem vervult met spys ende dranck<br />

die zouct meer zyn dood / dan tleuen eer Lanck<br />

20 ypocras beschryft ons oock tonsen bewyse<br />

dat ouervloedicheyt van dranck ende spyse<br />

Bederft ziele Lichaem / end alle duechden<br />

En pytagoras Regule / in tsleuens iuechden<br />

was eten dryncken / ende spreken by maeten<br />

25 tfy hu ghulseghen buuck bespugher der straeten<br />

schaemt hu / die wilt nochtans christenlick leuen<br />

Talder eerste ghebod Ter weerelt beseuen<br />

dat god almachtich wilde den mensschen gheuen +<br />

verbood hy de ghulsicheyt zoo wy Lesen<br />

30 van alle boomen des paradys / sprack hy mids desen<br />

zult ghy etende wesen<br />

maer vanden boom der kennessen deedhy bediet<br />

des goets ende quaets zult ghy eten Niet<br />

+<br />

want wat dach / ghy daer of zult eten verwerfuen<br />

sprack god tot Adam de doodt zult ghy sterfuen<br />

maer adam en gheloofdet niet / als donwyse<br />

dies wierdt hy gheiaeght huten Paradyse<br />

5 vvant Ieghens god ghebod / hy ghulsich sneifde<br />

maer zo langhen tydt als hyder in Leifde<br />

in soberheyt / in gloryen was zyn besluut<br />

end als hy at van tsheeren verboden Fruut<br />

wasser huutgheworpen in tdal van weene<br />

10 Ouerpeynst dit ghulseghe int ghemeene<br />

* ‘spys’: roestvlek over ‘py’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 335 v<br />

+ Aristo<br />

+ Genesi.2.<br />

+ 336 r


Luce 21<br />

40<br />

VVacht dat huwe herten niet worden bezwaert<br />

met ghulsicheyt en dronckaerts beesteghen Aert<br />

vvilt oock niet ghierich in allen maeltyden wesen +<br />

15 vvant huut veel spysen Comt crancheyt gheresen<br />

Brassen ende dryncken es by Manieren<br />

te weten tot een nood Lichaemlick voedtsele<br />

vvie meer dan zyn behoufte neimt / veel dangieren<br />

ende meer zuers volghter naer dan verzoetsele<br />

Ambrosius libro de ieiunio<br />

Tbeghin des mensschens leuen / es water en brood<br />

ons voorvaeders waeren soberlick te vreden<br />

watter nv van visschen ter zee zwemt / hoe groot<br />

vvat vueghel inder Lucht vlieght in waerheden<br />

25 en wat etelick wilt inder eerden Beneden<br />

Wy Connent al in onsen Buuck besteden<br />

Aucteur<br />

Dronckenschap heefter vele ghebrocht int gheween<br />

dus alle dronckaerts my kennende beschuldich Een<br />

30 ion ick voor een testament / huuter liefden grondt /<br />

+<br />

te ouerlesen dees twaelf clausulen / Ander gheen<br />

Twordt der buersen proffyt / en der zielen ghezondt<br />

TWaelf Clausulen Vanden<br />

Dronckaerts /<br />

5 Wech ghy Marcus anthonisten wech baldadighe zacken<br />

snoode ghulseghe dronckaerts die groote Backen<br />

int Lichaem besteidt<br />

hu zeluen vptassende veel onghemacken<br />

duer hu ghieten gaepen ghulpen ende innesmacken<br />

10 ghy Redene ontvreidt<br />

huwer gheesteghe vyf zinnen beestelick ontLeidt<br />

die hu Redenlick zyn van gods gheest ghegheuen<br />

duer hu dronckeghe tonghe veil twisten smeidt<br />

alle tweedracht meit<br />

15 in onmatelicheyt talder quaetheyt ghedreuen<br />

hu vermoordende tleuen<br />

Beesten zonder name inder eerden ghescreuen<br />

Christum Loochent ghy // ende Bachus huwen Afgod<br />

drynckende dat zenuwen / ende aderen Beuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 37<br />

+ 336 v


41<br />

20 doet ghy sacrifitie metten vullen pot<br />

in tydt verlies hu scherp verstandt maeckende bot<br />

ghy wiens kermessen / zyn meest hauwen en kerfuen<br />

keert meschverckens keert / huut tbabylonsche Cot<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

25 Merct de boosheyt voortyds / duer dronckenscap gheschiet<br />

ende nuchter monds hu tot die Figueren Biedt<br />

van toude testament<br />

was Adam ende eua duer ghulsicheyt niet<br />

gheiaeght huten paradyse / end Anziet<br />

30 oock noe excellent<br />

Lach in zyn tabernakel gheel ontEert gheschent<br />

duer dronckenschap met zyne schamelheyt bloodt<br />

end onwetende heeft Loth bee zyn dochters Bekendt /<br />

+<br />

by drancke blendt<br />

droncke Absolon stack Ammon zijnen broeder doodt<br />

tzynder tafel ghenoodt<br />

Esau zyn eerste benedictie groot<br />

5 ende Leen vercocht hy duer ghulsichede<br />

de kyndren van israel van themelssche Broodt<br />

hadden de walghe inder woestynen stede<br />

begheerende vleesch huut Brooddronckegher zede<br />

ende tsheeren plaeghe es vp hemlieden gheResen<br />

10 dus dronckghulseghe buucken / eer ghyr deelt mede<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />

Ela een machtich Conynck van israel<br />

droncke zynde / was versleghen van zambry snel<br />

zynen dienaere<br />

15 den capiteyn Sisara vander vrauwe iahel<br />

wierdt totter dood thooft duernaeghelt fel<br />

int openbaere<br />

de princhen ende hoofden der wet int claere<br />

vergaedert inden thempel van dagon tsaemen<br />

20 Brassende drynckende Sampson met al tzwaere<br />

den tempel teenegaere<br />

vvierp hy omme / dies versmoorden daer int verzaemen<br />

confuus vul blaemen<br />

holofernis oock drynckende buten tbetaemen<br />

25 wierd van iudith in zyn thente thooft afghesleghen<br />

tfy walghelicke dronckaerts dan / wilt hu schaemen<br />

ghy waent dryncken / wordt zelue ghedroncken bedeghen<br />

hoe naer hadder nabal by / zynen doodt ghecreghen<br />

dronckenschap verquisten doet vaderlicke Erfuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 337 r


42<br />

30 dronckenschap weert de vreese gods Tallen weghen<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Hier Voortyds ghezonden een prophete des heeren<br />

anden conynck ieroboam / maer moeste wederkeeren<br />

zonder eten of dryncken /<br />

+<br />

ende hy en dedes niet / dus quam int verzeeren<br />

een Leeu verschuerd hem / * vpden wech inde Cleeren<br />

end als pryen die styncken<br />

was tlichaem vpden wech gheworpen / om ghedyncken<br />

5 hoet dheere meshaegde / dat hy hadde zoo mesdaen<br />

Iobs kyndren die quamen om dranck inzyncken<br />

ten huuse schyncken<br />

van hueren oudtsten broedere daghelicx gheghaen<br />

dies dheere zaen<br />

10 wierdt vergramt / ende wildese plaeghelick slaen<br />

brasserende tsaemen met dranck end ouerEten<br />

de vier weeghen vanden huuse / eerst Rechte ghestaen<br />

vvierden haestlick tempeestelick te gader ghesmeten<br />

thuus ommegheworpen / en dier waeren ghezeten<br />

15 ter tafel om schocken brocken / ter causen van desen<br />

zynder onder versmoort / dronckaerts laet ick hu weten<br />

Sober zyt / Ende wilt waeckende wesen<br />

Balthazar Conynck van babylonien crachtich<br />

hadde ghenoodt duusent edele machtich<br />

20 tzynder tafle breed<br />

met zyn wyfs ende Concubinen dronckiachtich<br />

drynckende den wyn ouervloedich versmachtich<br />

wierdt ontsteken heet<br />

in dronckenschap / dies goudin zeluer vaeten ghereed<br />

25 zyn cnaepen te halene alsdoe heeft bevolen<br />

die zyn vader Nabugodonosor wreedt<br />

zonder eenich bescheed<br />

hadde inden tempel te iherusalem ghestolen<br />

en droncker huut onverholen<br />

30 maer balthazar quammer corts daer naer in dolen<br />

een hand openbaerd hem daer binden wycke<br />

schreef Mane. thetel. phares tzynder droncker scholen<br />

Bediedende het haestich verghaen van zyn Rycke<br />

end hy vervult metten vuyldronckeghen slycke /<br />

* Na ‘hem’ fungeert de doorgestreepte schacht van een letter als schuine streep.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 337 v


43<br />

+ was inder nacht vermoort / ende moestet al derfuen<br />

tdeser causen dan dronckaerts / ende dier ghelycke<br />

Gheen Dronckaerts / zullen gods Rycke verwerfuen<br />

In tyden Noe zy aeten zy droncken<br />

5 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken<br />

en bedoruen terstondt<br />

in loths tyden aten droncken / zy / ende verzoncken<br />

Vier sulfer Reyndet huut dhemel by groote voncken<br />

hemlieden onghezondt<br />

10 zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />

want vyf steden verzoncken in Corter hueren<br />

Symon ende zyn twee zuenen dronckich duerwondt<br />

ter tafel buuckich Rondt<br />

moesten duer ptholomeus de doodt bezueren<br />

15 end in tdaeghelicx ghebueren /<br />

Cyrillus had een zuene / duer dronckeghe Cueren<br />

hy vercrachtede zyn moedere zynde bevrucht<br />

zyn vader / vermoord hy / ende wildhem Besmueren<br />

zyn zuster tvercrachtene zonder eeneghe ducht<br />

20 dies mochte wraecke Roupen wel / hemel eerde Lucht<br />

vvant twee zyn Ander * zusters / heeft hy zoo wy lesen<br />

totter dood toe ghequetst / dus dronckaerts verzucht<br />

Sober zyt Ende wilt waeckende wesen<br />

De Rycke Vrecke die daghelicx leckerlick at<br />

25 in Purpure ghecleed tzynder tafele zat<br />

word begrauen inder hellen<br />

vvant voor zyn duere Lazarus ligghende Badt<br />

om zyn tafel Crumen / ende nyemandt ghaf hem wat<br />

van zynen ghezellen<br />

30 metten ghulseghen dronckaerts machmen oock wel tellen<br />

den grooten keyser alexander / de welcke onverdient<br />

in dronckenschap onwetenlick in een quaet voortstellen<br />

duer tsvyands quellen<br />

Stack Clitum dood zynen alderen liefsten Vriendt /<br />

+<br />

twelck hem was verCombient<br />

zynde nuchtermonds Redenlick doe gheingient<br />

dit hoorende / verwonderdhy der felder mesdaet<br />

hem zeluen tleuen wildhy nemen / (die croone spient)<br />

5 dat hy hadde ghedaen / Alzulcdaenich groot quaet<br />

Metten dronckaerts niet te etene dies paulus Raedt<br />

tzyn vyanden van gods cruce / die dronckaerts sterfuen<br />

* ‘Ander’: ‘An’ over andere letter (l?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 338 r<br />

+ 338 v


44<br />

vvelcker god hueren buuck es / dus tdroncke dryncken laet<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

10 Alle dronckaerts worden van gode versteken<br />

versmaet vanden Inghelen in dhemelssche Reken<br />

vanden mensschen beghect<br />

gheconfundeirt vanden vyandt vul walghelicx spreken<br />

van duechdelicke wercken ghelaeten bezweken<br />

15 gheel vuylzondich beplect<br />

Bespoghen ghaende besmatert besmout en beplect<br />

ende dronckenschap es vaeder vander hoveerdie<br />

moeder van allen quaede die gheen Eere en dect<br />

alle gramschap wect<br />

20 zuster van ouerdaedicheyt ghulsichste prie<br />

soberheyts partye<br />

voesterghe van allen ziecten / ende der afgoderie<br />

dies huter stadt van sparta de Licurgus bannen<br />

alle ghulseghe cokers / ende bouen dien / vvie<br />

25 vynders waeren/ Van ouerdaets huutdrynckende Cannen<br />

en die nv niet droncke dryncken / achtmen voor gheen mannen<br />

metten zulcken ghenaemt / die oyndt dronckaerts presen<br />

doch eer tsheeren boghe wordt sterck thuwaerts ghespannen<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />

30 Dronckaerts maecken van hueren buuck een latrine<br />

de welcke gods themple behoorde te zyne<br />

tfy vuyle dronckaerts tfy<br />

ionadab verboodt zyn kyndren den dranck van Wyne<br />

+<br />

Benadab dranck droncke in Voorleden termine<br />

hem wesende by<br />

Tweendertich conynghen / en verwonnen zyn zy<br />

tzynder hulpe daer gheCommen met grooten liste<br />

5 wyn / noch crachteghen dranck gheenssins dranck hy<br />

de meeste vry<br />

onder vrauwen gheboren Sint ian baptiste<br />

want hy wel wiste<br />

dat dronckenschap was moeder van allen twiste<br />

10 waer by dat dedel Redene Light onder de voet<br />

wyn en vrauwen doen dolen menich Mineruiste<br />

Wyn veel ghedroncken Bitterheyt der zielen spoet<br />

ontstelt tlichaem / verliest Reynicheyt / doet sturten bloedt<br />

wynen ende bieren zyn meest dronckaerts conseruen<br />

15 en want dronckenschap der zielen groet onRecht doet<br />

Gheen Dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 339 r


45<br />

Pyttacus Mytilenus Een vanden zeuen wysen<br />

van griecken willende dronckenschap mesprysen<br />

die beesteghe conditie<br />

20 steld een wet / zo wie duer droncke ghysen<br />

yet mesdede / datmen die zou tot elcx afgrysen<br />

doen dobbel Punitie<br />

gheen dronckaert behoort thebben in wette officie<br />

oock een groote gramschap es een droncke vrauwe<br />

25 waeren zy zom gheen dronckaerts die doen Iusticie<br />

dese felle malitie<br />

wierde huterlick ghestraeft binnen tsweerelts Landauwe<br />

telcx Exempel nauwe<br />

want dronckenschap brynghtter zo menich in Rauwe<br />

30 beroert thooft / verstoormt de tonghe / verkeert de zinnen<br />

maect Roo ooghen / quaeden aeszem verbrekende trauwe<br />

dronckenschap vercranct tghezondt herte van Binnen<br />

oorspronck van zonde / scha en schandelick ghewinnen<br />

materie van veel ghebreken/ niet om ghenesen<br />

35 een zoete zonde / zoet venyn / diese Beminnen<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen /<br />

+ Wee hu die vrouch vpstaet om dronckaerts manieren<br />

tachteruolghene int dryncken wyn ende Bieren<br />

tot tsnavents laete<br />

ontsteken tot twalghelick onCuusschich hanthieren<br />

5 In hu maeltyden haerpen Tamboeren fluten lieren<br />

zyn van cleender baete<br />

in ydelheyt ghebruuct ghy den wyn zonder maete<br />

ende niet en ziet ghy an god des heeren wercken<br />

dies verdrynctter zom / zom dood ghesteken vp tstraete<br />

10 in dronckeghen staete<br />

versmoorende in zonden machment duchtende mercken<br />

zo wel Leecke als clercken<br />

die hem voeden dus in tslym der zonden als tvercken<br />

zyn wolcken zonder waeter in allen Landen<br />

15 wilde zeebaeren vul beRoerlick verstercken<br />

huutworpende huutschumende huer eeghin schanden<br />

duusterdolende sterren buten matelicke Randen<br />

dronckaerts die longher leuer daermen duerscherfuen<br />

murmureirders hooftclaghers ende zonder verstanden<br />

20 Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Prinche<br />

Hoort dronckaerts wat dexempelbouck thuwaerts belydt<br />

van eennen hert die tzyn meesters tafel tdier tydt<br />

de Croesen huut dranck<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 339 v


46<br />

25 als de maeltydt ghedaen was / eens ghedroncken heeft hyt<br />

dat hy droncke wierd / ende zoo zynde verblydt<br />

hy hubbelde en spranck<br />

en viel ouer een block ghestrect ligghende * lanck<br />

duer ** dronckenschap moest daer zyn been verstuucken<br />

30 daer naer wildhy van tselfs / noch duer eenich bedwanck<br />

dus hem vyndende Cranck<br />

gheen ander dryncken dan claer waeter ghebruucken<br />

hoort ghulseghe buucken<br />

die wyn bier by coppen glaesen schaelen en Cruucken<br />

+<br />

zo veel inneimt dat hu de ooghen huutweenen<br />

Laet huwen dranck ghetempert zyn / in dyn beluucken<br />

eer ghy drynct versmacht dat ghy breict hals ende beenen<br />

wilt ghy wys zyn Renunchiert alle Bachus leenen<br />

5 drynct niet dat dyn aders staen ghespannen als pesen<br />

end hoe hu ander * / dronckaerts verachten vercleenen<br />

Sober zyt ende Wilt Waeckende vvesen<br />

Aucteur<br />

Volght Martialis niet naer in tdronckich bedryf<br />

10 Beminde vyf vrauwen / welcker namen int bescryf<br />

hadden tsamen iuust vierentwyntich lettren inne<br />

also meneghe schaele wyns dranck hy int lyf<br />

thuerer eeren docht hy zoo tbetooghene Minne<br />

Silenus teeren drie gratien elck goddinne<br />

15 en de neghene musicale goddinnen weerde<br />

dranck .x ij. croesen in dies versmacht buten zinne<br />

viel van zynen ezel zandRudder in deerde<br />

Nouellius te drynckene oock hem gheneerde<br />

mids bachus Raed dranck altoos drie coppen zuver huut<br />

20 Waer by hy Tricongius te heetene anveerde<br />

Bonosus nam veel wyns in / in zyn besluut<br />

Doch yeghelick menssche alle dronckaerts schuut<br />

Van een ghulsich slockere<br />

Wy lesen van een groot ghulsich slockere<br />

25 gheen pottaidge brockere<br />

eens ter tafele van Aurelianus ghenood<br />

als vroylick smeerder vry gheen mammelockere<br />

binden daeghe Een gheel euerzwyn binnen schoot<br />

een weir / een middelbaer vercxken niet groot<br />

* Na ‘ligghende’ is ‘stranck’ doorgehaald.<br />

** ‘duer’ oorspronkelijk ‘dueer’; eerste ‘e’ geschrapt.<br />

* ‘ander’ oorspronkelijk ‘anders’; ‘s’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 340 r


47<br />

30 Met een groote Cruucke vvyns temperende de zinnen<br />

+<br />

zyn toespyse at hy vry niet zonder broodt<br />

vierwaerf .xxv. brooden speildhyder Binnen<br />

// Zoude yemandt an zulck een tafelvriendt winnen?<br />

daer men de maeltydt om twee placxkens theert<br />

5 Neent / niet gheerne zaegh ick hem oock lueterkinnen<br />

daer hy gast zoude wesen / end ick de weerd<br />

doch ghulsicheyt heefter menich ghedeert<br />

Vanden ghulseghen afgod<br />

Bel<br />

10 In babylonien was den grooten Afgod Bel<br />

daer tvolck hem groote feeste dede<br />

alle daeghe zo was hy voorzien zeer wel<br />

vp een groote tafel dede men hem voortstel<br />

van twaelf schoon brooden / end elleuen schaepen mede<br />

15 en zes groote cruucken wyns aldaer ter stede<br />

meenende dat al by hem wierdt vertheert<br />

maer de priesters des tempels duer looshede<br />

hebben tzelue thuerlieder verdoene gheanveerd<br />

dies wierden huutgherecht mids Punitien zweerd<br />

Aucteur<br />

Alle eerdsche slampampers int generale<br />

macke lyfuen inde Babylonssche zaele<br />

met Liefde dyns zelfs meest dominerende<br />

hulieden gheef Ick met Corten verhaele<br />

25 Tnaervolghende Refereyn zyn studerende<br />

Refereyn<br />

Naer tsteruen wy gheworden alder woormen spysen<br />

zullen oock al tsaemen metten dooden verRysen<br />

end int oordeel voor Christus Rechterstoel dan staen /<br />

+<br />

een yeghelick Rekenynghe daer moeten bewysen<br />

en naer zulck werckende leuen zulck loon ontfaen<br />

dit behooren zy ghedyncken / Eer trompet zal slaen<br />

Staet vp ghy dooden comt Comt ten oordeele daer<br />

5 Eerst de ghuene die ons behoortsten doen vermaen<br />

end alle gheslachten der mensschen voorts der naer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 340 v<br />

+ 341 r


48<br />

die als antechristianen wandlen openbaer<br />

zy die christus wet breken / inzetten nieu ghebod<br />

zy die andre verlaeden met groote packen zwaer<br />

10 als meschverckens maeckende van hueren buuck huer god<br />

broosch slymzondich wroetende int babylonssche Cot<br />

eeghin baetzouckers / willende Liefde vermyncken<br />

maer wat esser of / eylaes elck in zonden verRot<br />

Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />

15 Vp tverRysen eylaes niet en dyncken zy Certeyn<br />

zy de ghuene zoo voortsteppende int eerdsche pleyn<br />

Adamiten vruchtpluckers / naer huer eeghin zinnen<br />

zy die met bloedeghe handen ende voeten onReyn<br />

met Symonie / Woucker tghemacklick leuen winnen<br />

20 zy die den mensschen meer vreesen dan god beminnen<br />

oyndt gheerne vpden vleeschpot van egypten brasten<br />

zy die stoutlick tarden gods thempele Binnen<br />

met belazerde handen thelighe Antasten<br />

zy Sardanapaliteghe verwyfde gasten<br />

25 heliodorus disciplen tempel Roofghierich<br />

zy die weduwen weesen verdrucken verlasten<br />

naer huer eeghin goetdyncken / hem zeluen Regierich<br />

zy de ghuene Asmodeo volghende vierich<br />

bevleckende natuere / als bucken die styncken<br />

30 zy ende dier ghelycke Leuende onManierich<br />

Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />

Zy als ghevoede caluers van Samaryen vet<br />

wiens ooren verstopt zyn voor des oordeels trompet<br />

als verdoolt gheel int verstandt / en vernuft inden gheest<br />

+<br />

die hem zeluen ordonneren een vry eeghin wet<br />

offer gheen god en waere leuende onbeVreest<br />

zy die afgodisten naervolghen alder meest<br />

om tcouverlick slampampen gods woordt onachtzaem zyn<br />

5 dwelck donnoosel word ontTrocken ontpluct ontTeest<br />

Tongodlick brood etende onder tduechdelick schijn<br />

zy die tusschen broeders stroyen tweedrachts Venyn<br />

zy die liefde tonderhouden ende Charitate<br />

de waerheyt loochenen om lecker beten en wyn<br />

10 als dolende sterren zouckende eeghin baete<br />

zy alle eerghiereghe om commen tot staete<br />

daer zy als eerdsche goden gheerne zouden blyncken<br />

zonder achterdyncken / hier in dolende Laete<br />

Eylaes Vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken<br />

15 Prinche<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 341 v


49<br />

Zy alle Epicurieneghe vermeters<br />

schossers brossers onverzadeghe drynckers eters<br />

daer in stellende meest / schijnt huerlieder betrauwen<br />

als Saduceen * der verRysenesse vergheters<br />

20 eylaes tzal de zulcke ducht ick naermaels Rauwen<br />

als zy god almachtich als iuge zullen schauwen<br />

en me verRysende moeten Compareren zy<br />

daer een yeghelicx excuse zal moeten flauwen<br />

Ieghens duust woorden / niet een mueghen andwoorden wy<br />

25 tbouck onser conscientien zalder wesen by<br />

daer al ons Regiment wordt openbaer ghescreuen<br />

doch hebt ghy dies gheen achterdyncken / de ghuene ghy<br />

die hier zo ongodlick end onMensschelick leuen<br />

eylaes elck blyft verhart / al es tzweerd vpgheheuen<br />

30 als inder tyd Noe / alle vvellust indryncken<br />

huut causen en dat alle dees voornoomde sneuen<br />

voor gheen plaeghen beuen<br />

hebbende alle vreese huutghewreuen<br />

Eylaes Vp tverRysen Voorwaer zy niet en dyncken /<br />

++<br />

Dronckaerts legende ofte ferie<br />

inhoudende meest Potatiue materie<br />

Refereynlof vander taerwe<br />

Tmoet eerst zyn ghebrast<br />

dynct my / om gheuen vaerwe<br />

Eer men drynckdruepels tast +<br />

Lof edel taerwe graen tsvolcx begheerynghe<br />

dyns goetcoops cryghen paeyt sober neerynghe<br />

en dieren tydt<br />

10 maer als wy van hu cryghen Weerynghe<br />

hongher benaut ons dies een hertzweerynghe<br />

ons dan bestrydt<br />

den fluer den keest / en de blomme ghy zyt<br />

tot tslichaems vraeme<br />

15 ende dyn ouervloedicheyt therte verblydt<br />

der ghemeenten name<br />

graen bouen alle granen ter noodt bequame<br />

vvit brood Regiert brood / en den huusbacken Cant<br />

can men huut hu cryghen / Reyn graen eersame<br />

20 naer tsbackers verstandt<br />

den Coopman brynght hu ouer zee ende zandt<br />

bespeerst beclact<br />

om hu zou tvolck waeghen zyn laetste pandt om Roeren den tant *<br />

* Oorspronkelijk ‘Sas...’; ‘d’ over ‘s’.<br />

+ Fol. 342 r, r. 3-6 onderstreept.<br />

* ‘om Roeren den tant’ later toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

342 r<br />

+<br />

A o .1552.


Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

25 Daer men dat goede Brood of Bact<br />

50<br />

Cost bouen allen costen wat theercost wy cryghen<br />

ontbeeren wy broodt niet weert twee fyghen<br />

ander spyse zy<br />

Brood doet tgheroup der honghereghen zwyghen<br />

30 men zietter naer loopen met maeghen die hyghen<br />

es dit niet vry<br />

doch tes een aerme bruloft dit weten wy<br />

daer broodt ghebreict<br />

de Rugghe Cant staet den slavoenen by<br />

35 die weilde versteict /<br />

+<br />

Van taerwebrood Regiertbrood den ambochtsman spreict<br />

als hyt mach cryghen Van binnen of Buten<br />

van wittebroodt ende follaerts ter veynster gheReict<br />

spreed men kynder stuten<br />

5 ghewapende Rudders machmer oock of fruten<br />

met eyers ghepact<br />

maer ter schapra wy gheerne taerwen brood sluten<br />

Comt huter muten *<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

10 daer men dat goede broodt of bact<br />

De backer en muelnaer niet als de Domme<br />

dat zyn de verkiesers van taerwe Blomme<br />

in huer hanthieren<br />

zom bultse vpRechtich / zom staende vp tcromme<br />

15 hoet zy den crygher es tmeel wellecomme<br />

maer by manieren<br />

Och taerwe graen mueght ghy ons niet verdieren<br />

in dhuterste noodt<br />

zo mach hem tghemeente te bet pronunchieren<br />

20 van huusbacken broodt<br />

ende dies te bet den backer macht backen groot<br />

al woughet te zwaer oock ten word gheen zonde<br />

hy macht oock wel verandwoorden voor zyn dood<br />

vviet zoo bevonde<br />

25 doch taerwe graen / ghy zyt daer te menegher stonde<br />

menich Coopman om iact<br />

te peerde te voet / gheel tlandt int Ronde<br />

Dies ick vermonde *<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

30 Daer men dat goede broodt of Bact<br />

* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 342 v


Prinche<br />

51<br />

Edel taervve hoe verblydet ghy onsen moedt<br />

als wy hu cochten om een Croone thoedt<br />

zes placxkens de maete<br />

35 doe wierden de honghereghe buucken ghevoedt<br />

elck moeyt hem int graen nv / dies dynck ick dit doet<br />

+<br />

ons dese onbaete<br />

Tword varyncx verkutst van straete te straete<br />

om eeghin ghewin<br />

maer voorstept prouisye hier in niet te laete<br />

5 naer mynen zin<br />

vvy cryghen de taerwe noch dan die ghelt min<br />

want verwachten een vanden vruchtbaerichste iaeren<br />

de schueren * worden vul noch te Landewaerts in<br />

int openbaeren<br />

10 fyne cansterlyncbackers wilt gode danck paeren<br />

en als dierste slact<br />

Backers ende brauwers gheen graen wilt spaeren<br />

wilt hu eere bewaeren **<br />

Lof hebbe die edel taervve ghezact<br />

15 Daer men Dat goede *** brood of bact<br />

Lof Vanden Wyne<br />

Daer menich goet teerknecht<br />

Tallen Termine<br />

naer zyn begheer // Leght /<br />

20 Wech magher petauken zeere nisch van hoofde<br />

dyn dienaers zinnen maect ghy de verdoofde<br />

te vele ghesouft<br />

Comt hans van cuelne fraey venus gheloofde<br />

verweckende den zwans die qualicke sloofde<br />

25 claerlustich gheprouft<br />

vvant trubbelen petau most den gheest bedrouft<br />

en vult de maeghe<br />

maer eennen die tlyf metten Rynsschen most touft<br />

die schuert zyn Craeghe<br />

30 den Rynsschen claeren baey / By goeden ghelaeghe<br />

verwect den gheest ende scherpt tIngien<br />

Iae als zijnen dranck by nachte by daeghe<br />

mach maetich gheschien<br />

* Een eerste ‘sch’ is doorgehaald wegens vlek op de ‘h’.<br />

** Later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

*** ‘goede’: ‘d’ over een eerste (mislukte?) ‘d’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 343 r


+ Beane zuuer hoogh Checoluert mids dien<br />

prys Ick voor waghebaert<br />

end Asoye tsnuchtens een Canne met drien<br />

Lof Dan Wynghaert<br />

5 Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

52<br />

Naer datmen my tsmoorghens tvarsch eyken doppe<br />

in bastaert ick gheerne een Rosteyken zoppe<br />

vvant tmaect nieu bloedt<br />

Beoene ick niet gheerne int Lichaem proppe<br />

10 maer elzaeter / voor alle ghebrau van hoppe<br />

pryst mynen moedt<br />

huut een Ruemerken es zyn savueren goet<br />

voor qua luchts styncken<br />

Rommenye es godspennynck dies veel in doet<br />

15 van droncke dryncken<br />

maer die hem int inbyt can properlick schyncken<br />

by cleen zwalpkens innemen / dats tlyf ghezond<br />

al lietmer voor eecken vier oock inzyncken<br />

een bueterpondt<br />

20 zulck ghewichte in twee cannen dat maect den mondt<br />

voor qua misten bewaert *<br />

en tzuvert der aderen humuereghen grondt<br />

Lof dan Wynghaert<br />

Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

25 Een pilietken als magher sluts vrancxsch ardcierken<br />

ghelyck ick by zommich brugsche Bierken<br />

zeer din en plat<br />

maer maleveseye / naer leckaerts manierken<br />

ghecooct en ghebrandt met wit Papierken<br />

30 dat es goet nat<br />

tmaect tkeelgat ter spysen ontfangh zeer glat<br />

tdrooght flumen bellekens<br />

Spaensch wyn diemen brynght / om dat hy es brat<br />

in gheetevellekens<br />

35 die dient den ghebaerden gheen melck ghesellekens<br />

maer beter warachtich hemlieden gheweert<br />

+<br />

of zy wierden te nisch naer Venus cellekens<br />

in hueren steert<br />

garnate zoet wynken es van boeren begheert<br />

gheenssins ghespaert<br />

5 int zoppen elck huerer veel pyntiens vertheert<br />

Lof dan Wynghaert<br />

* Oorspronkelijk ‘bezwaert’; ‘z’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 343 v<br />

+ 344 r


Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

Prinche<br />

53<br />

Liefst drynct menich man Roowyntueghen styf<br />

10 maer twitte nat prysen de vrauwen int lyf<br />

alst mach ghebueren<br />

ick laets my zoo dyncken al en bem ick gheen wyf<br />

en gascoengne paeyselick zonder ghekyf<br />

zoud ick Liefst savueren<br />

15 of met wyn van Caniacke van goeder natueren<br />

de blaese spoelen<br />

wyn daniou schynt doet wel de maeghe schueren<br />

ende wel huutdroelen<br />

den aucherois die doet de leuer vercoelen<br />

20 zynde verhit<br />

ende griecke doet therte verwaermen ghevoelen<br />

Warachtich es dit<br />

Lecker wynken helpt menich cortsich besmit<br />

ende hoestich bezwaert<br />

25 Tfy dan galactipoten verre van my zit<br />

Ende Lof der Wynghaert<br />

Daer men zo goede wyn huutclaert<br />

Balade Vanden Wyn /<br />

Naer dat my laetswaerf een bachus knecht vraegde<br />

30 daer men den wyn dranck sterck ende styf<br />

Waeromme meest tbierdryncken my behaegde<br />

+<br />

zo zeyd ick hem de cause / naer myn motyf<br />

ghemaecte wynen van man ofte wyf<br />

die en zal ick ghieten niet in myn vel<br />

ze steken vul sulfers ende Corosyf<br />

5 Maer ghegroeyde Wyn drynck ick wel<br />

Een man zou wyn te drynckene verleeden<br />

mids de veel wynbrauwende Truwanten<br />

zou heeft zo veel te Lyden eer zyr of scheeden<br />

tmoetter al vp leuen / kelderknecht en serganten<br />

10 dies blyfuen een van Cereuisialis callanten<br />

en met waghebaert spoel ick de maghe * snel<br />

gheen ghezwabbelde wyn mach ick van allen Canten<br />

Maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

Alzoo hy savuerlick comt vanden stocke<br />

15 dats den knecht die de caecken duergloeyt<br />

* Oorspronkelijk ‘magheswel’; ‘swel’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 344 v


54<br />

voor wien ick gheerne den bucht huut docke<br />

en die zomtyds te drynckene my niet vermoeyt<br />

de ghemaecte wyn leuer ende longher verbroeyt<br />

des drynckers ghezondicheyt esse Rebel<br />

20 veel liefuer waer Icker mede bespoeyt<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

Ghegroeyde wyn Reynmatelick ghetueght<br />

en heeft noyndt yemandt quaet bedreuen<br />

maer ghemaecte wyn die nerghens toe duecht<br />

25 can gheenssins vp Venus ghetauwe doen weuen<br />

ick drancker eens Ieghens myn herte int leuen<br />

int voorghespan creegh ick een cranck ghestel<br />

men zoudder catten me hebben vergheuen<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

30 Tvvelcken tyden ick wil vroylick poyen<br />

de waghebaerts dranck es by my beghost<br />

tes een slaepzalue ieghens de vloyen<br />

ende bouen alle wynen de ** blaese best Lost<br />

de zulcke wyn drynct diemen heet most<br />

+<br />

tschynt zeepzop tzyne ende niet el<br />

ken machs niet al had icxse zonder myn cost<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

De vvynen zyn zomtyds gram vp huer Moer<br />

5 dies moetter den zwabbelaer tusschen plansschen<br />

die word wel ghedroncken van meneghen Boer<br />

dan esser noch wyn om de cleene hanssen<br />

daer wouter wynghaerds bastaerdekens in danssen<br />

hoe zoud ick die dryncken ten es gheen spel<br />

10 Liefuer zoud ick by gheloyden waghebaert schranssen<br />

maer ghegroeyden wyn drynck ick wel<br />

Princelicke fyne Bachus knechten<br />

drynct claeren ghegraenden dranck thuwer crebben<br />

zo wie tlichaeme zoo can bevrechten<br />

15 dranck die ghegraent es / Cleeft ande Rebben<br />

hy omgord de Lendenen met staende webben<br />

al cryghtter of zommich een Buuckich ghezwel<br />

voor ghemaecte wyn zoud ick die Liefuer hebben<br />

maer ghemaecte wyn drynck ick wel<br />

** ‘de’: ‘d’ over andere letter (e?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 345 r


Maertsbier Drynckers<br />

55<br />

Nu bem ick gheneghen hier naer ter stondt<br />

van veel goe theerknechten ick me vander Bende<br />

de maertianisten drie Buuckich Rondt<br />

te discriberene huerlieder legende<br />

25 Twelck ick Refereyn wys an hemlieden zende<br />

Refereyn<br />

Zom grootsche drooghe baldadighe snossen<br />

zom wreeuwers zom goede knechten en Ruters<br />

zom baetzouckers / om tvroylick schossen en brossen<br />

30 zom haghebynders / ende Lacke mossen<br />

+<br />

zom tuusschers zom Raescops zom groote Cornuters<br />

zom vreimde bubben zom wulpsche vermuters<br />

zom futselaers dichters van anders Cueren<br />

zom fletsers pluumstryckers ende loftuters<br />

5 ende zom wilde wouters van Aventhueren<br />

zom Rechts by ghelde ghelyck freer Minueren<br />

ende zom die naer tzeeussche gheberghte flyncken<br />

zom in wien bloeyen diueerssche humueren<br />

Zulck zynse die daeghelicx maertsbier Dryncken<br />

10 Zom teer zom vroom zom deluwe zom bluesende<br />

zom sluts van leden zom magher zom vet<br />

zom zoot wel blyct veel flumen luesende<br />

zom apetytelick kuesemuesende<br />

zom onghetempert en zom wesende bet<br />

15 zom ghaende besmatert zelden gent ende net<br />

zom beter in deerde waen dan in tzout<br />

zom dapper pupstekers naer doude wet<br />

zom cleenmoedich zebaer zom gheestich zom stout<br />

zom dinne van hoofde zom heesch en verCout<br />

20 meest die om zochte te Leuene dyncken<br />

Rechts bierbuucken weerende tschimmel huut tmout<br />

Zulck zynse die daghelicx maertsbier dryncken<br />

Zom quaede Betaelders zom lettel gheacht<br />

zom daer men mochte Cronycken of prenten<br />

25 zom fraeye beschermers eens anders vacht<br />

zom voor haer zeluen van cleender macht<br />

zom in groote tueghen vailiande studenten<br />

zom zelden vercryghers van erfue of Renten<br />

zom wys gheingient zom plomp van bestiere<br />

30 zom cooplyen die heymelick huer pandekens venten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 345 v


56<br />

zom mondspeilders ende zom van spraecke diere<br />

ghetrauwe bancknechten onder Bachus baniere<br />

daer men dassaulten / met thinne trompen doet clyncken<br />

ia walghers van dobbel ende inckelen biere<br />

35 Zulck zynse die daghelicx Maertsbier dryncken /<br />

+ Prinche<br />

Zom datse mueghen quaelick alomme ghaen<br />

al hebbense nochtans vrome stypers van beenen<br />

zom personnaidgen met veel volcx eerlick ontfaen<br />

5 int huus daer zessenveertich vaentiens vp staen<br />

oft eilmannen waeren / zou menich boer Meenen<br />

altyds durstich die gheen assyse vercleenen<br />

zom die zeer zelden in dhooghmesse clappen<br />

ten waere om tvrydom vanden groote steenen<br />

10 end om dat mense daer niet en zoude happen<br />

zom huut wiens troengnen men tbier zou tappen<br />

mids dat zyt elck andren zo couuerlick schyncken<br />

ende diet by alfue potten gheel inlappen // zulck etc a /<br />

Aucteur +<br />

+<br />

15 Inde eerste oudheyt des weerelts / leden lanck<br />

eer de diluvie was / en de weerelt verdranck<br />

De mensschen nemmermeer vleesch en Aeten<br />

noch wyn droncken / maer int eerdsche bevanck<br />

aeten alleene / hoe zy waeren van staeten<br />

20 Tghuendt dies de eerde / talle mensschen baeten<br />

huut huere eeghinne natuere voortbrochte<br />

die onghehouffent onbeAerbeydt was ghelaeten<br />

en vasteden totten avendt / zoo elck best mochte<br />

zonder eten ofte dryncken / ende dan elck zochte<br />

25 zyn avendmael te doene / maetich blyde fyn<br />

met eecklen en castaengnen / dus boetius dochte<br />

dat de mensschen zoo leuende / in tvoorleden termyn<br />

veel stercker vromer waeren / dan wylieden nv zyn<br />

Dronckaerts tleuen dyn // Tot soberhede keert<br />

30 Schuut alle ghulsichede Tes der zielen Venyn<br />

Ghy cranct hu zeluen / ende god almachtich ontEert<br />

Zoo scriftuere in diueerssche passaidgen Leert /<br />

Exemple<br />

Men leist van een Ryckman die niet en conste vasten<br />

want daeghelicx zo heeft hij een inbyt ghedaen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 346 r<br />

+<br />

Boetius de consolatione<br />

philosophie/<br />

+<br />

346 v


57<br />

maer tsnuchtens als hy at / veel aerme gasten<br />

5 deedhij / met hem tsghelycx oock eten zaen<br />

// Ziet heere god sprack hy / als ick zal staen<br />

ten oordeele / ende ghy my daer verwyt<br />

dat ick tsnuchtens hebbe gheten / zo zal ick doen vermaen<br />

dat ghy tsmoorghens tsghelycx hebt met my geinbyt<br />

10 Want zelue heere god ghebenedydt<br />

ghy hebt ghesproken zo wie dat den aermen voedt<br />

datment niet alleene doet / hemlieden tdier tydt<br />

Maer heere god datmen hu zeluen dat doet /<br />

Aucteur<br />

15 Die Rechtueerdeghe iob vreesde anders gods oordeel<br />

zo stout niet / als dese Rycke man ghebleken<br />

vvant hy sprack nyemandt zalder hebben voordeel<br />

noch een inckel woord / daer ieghens duusentich spreken *<br />

[De zulcke vast met verdiensten cleene]<br />

De zulcke vast met verdiensten cleene<br />

20 die hem zeluen eit totten Beene<br />

Poyknechten<br />

Theerknechten ende vpRechte bierloyers<br />

als zy hebben de hauere int Lyf<br />

ion ick een Refereynken / der mede schoyers<br />

25 Thuusewaerts elck naer zyn vraukin of wyf<br />

dat Lesende ieghens tpruetelghekyf<br />

Refereyn<br />

+ Myn ooghen laetswaerf twee lieden zaeghen // zaeghen<br />

daer mans wyfs by ten diueersschen stonden // stonden<br />

zy deden elck andren In corten daeghen // daeghen<br />

int busch daer Rysen by groote laeghen // laeghen<br />

5 ende die zy neerstich daer zom in bonden / Bonden<br />

eeneghe waerer die schalcke vonden // vonden<br />

verlanght niet / sprack deene dat ick hu laete // laete<br />

zom becrabbelt hemlieden met bloedeghe wonden // wonden<br />

met Iocken hilden zy buter Maete // maete<br />

10 doe peynsd ick oft * ick in een ander zaete // zaete<br />

daer brood Bier cost / van als planteyt // es<br />

* Oorspronkelijk ‘steken’; ‘pre’ over ‘te’ in zwartere inkt.<br />

* Vlek op ‘o’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 347 r


58<br />

vvant als ick daer tcanneken by den vaete // vaete<br />

dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Maer als veel blonckaerts met ezels // ooren // hooren<br />

15 dat Ruters onder de huepste daecken // daecken<br />

oft eennen zwalp wyns met gheiunde booren // booren<br />

end als liefs gheminde met guldene spooren // spooren<br />

van spyte zy beestich in deerdsche braecken // braecken<br />

Ick zacher eens twee / die met groene staecken // staecken<br />

20 elck wilder om prys daer de luudste thieren // thieren<br />

diet verlost zou nemmermeer nueten in craecken // craecken<br />

noch zyn mesdach zoudmen oock met gheen vieren // vieren<br />

maer wat acht icx / hoe herten hinden of zulcke dieren // dieren<br />

goeden dranck altyds in myn keelken ghespeyt // es<br />

25 meestdeel als ick mach by alfue Bieren // bieren<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Zaegh ick een weerd / bier / met ander weerdinnen // dinnen<br />

zyn onghelyck zoud ick in strangher taelen // taelen<br />

of ick dede hem te Rechte met blyden zinnen // Zinnen<br />

30 maer hielp hij eens lustich myn liefste minnen // Minnen<br />

met zwyghynghe zoud ick oock in zyn paelen // Paelen<br />

en niet gheerne ten kyfuachteghen daelen // daelen<br />

Al mochtet my meer dan coeyen ghelden // ghelden<br />

+<br />

maer my liefuer Vriendhoudich in huepsche zaelen // zaelen<br />

eer boeren Boomen in busschen of velden // velden<br />

al zaegh ick kyfuers straf ouer schelden // schelden<br />

niet een Inckel traentien dies van my ghescreyt // es<br />

5 maer hoe ick met myn conRoote mach zelden // zelden<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Prinche<br />

Om dat ghy zomtyts te bet dryncken zoud<br />

zo stroyt vp hu spyse goet varsch zout<br />

10 thuwer eeren desen Raedt thuwaerts gheleyd // es<br />

menich goet theerknecht / eist diet zoo houd<br />

al es hy van daeghen Oud<br />

ende by een eecken hout // met een vroylicken cout<br />

van wient becreyt // es<br />

15 alst weder es Coud<br />

Drynct dan zyn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 347 v


Rondeel by Equiuoquen<br />

59<br />

TDyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />

20 Leent my een pondeken ghy cryghet weir<br />

Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

Liefuer had ick een vet schaep / dan een blaeu weir<br />

oock waerer een man best mede ghevoed<br />

Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

25 Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />

Rethoricale // Equiuocale // vier // metren<br />

ghestelt vp papiereghe vier// sletren<br />

+<br />

Met // dat ick neder zat byden viere<br />

zochte // myn man Twee boomen snoucken<br />

30 Bet // dan naer de clocke viere<br />

Brochte // doe thuus / twee frissche snoucken /<br />

Weerden ende Weerdinnen<br />

Die hem hooghe Vermeten<br />

hem zeluen houdende groot van weerden<br />

gheef ick dit Refereynken zonder vergheten<br />

5 Biddende dat zyt danckelick Anveerden<br />

Refereyn.<br />

Een Weerd houdende wyn ofte Biertaveerne<br />

ofte daer de taveerne hem zeluen houden mach<br />

vercoelende den heeten dranck metter cisteerne<br />

10 zyn gasten ghewillich en bedienstich gheerne<br />

die doen maelen de Queerne<br />

als smetsers verdrynckende een goet ghelach<br />

diet zoo * daghelicx claerssen nacht ende dach<br />

die dienen van hem wel ghetouft met liste<br />

15 anders waer hy niet weerd weerdt tzyne int ghezach<br />

Indien hy zoo onweerdich als weerd zelue miste<br />

maer wat een weerd weerdt es zulck gheerne wiste<br />

die weerd es / en wel cunnende de gasten spysen<br />

hy en es / al zit hy de weerdinne vp haer kiste<br />

20 Niet een oortien meer weerd / dan hem de gasten prysen<br />

Maer es zulck weerd een blyde liberael gheselle<br />

zo es hy weerd weerdich inde ghilde ghescreuen<br />

die goe knechten houden in milde maertens Cappelle<br />

* ‘zoo’: ‘oo’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

348 r


60<br />

end al droncken end aten zy tot naer de schelle<br />

25 dat hy dan zyn Belle<br />

niet doet clyncken om gheldeken / daert niet es om gheuen<br />

maer boorghbier can tappen daer de Ruters by Leuen<br />

wel de veselynghe verstaet / van die willen boorghen<br />

doch dats een weerd / weerdich dat hy weerd es verheuen<br />

30 want de gasten laetter by vyoolken zoorghen<br />

maer als hy wilt betaelt zyn / eer comt den moorghen<br />

+<br />

zulcke gasten met vynghers dan achter hem wysen<br />

dies zegh ick eennen weerd es / al zoudhyr an verwoorghen<br />

Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />

Zomtyds heeft een weerd voor tvat tvooren dryncken<br />

5 heer weerd vooren en bachten totmer Rekenen ghaet<br />

deene biedt hem een mockaeyken / dander wil hem schyncken<br />

elck laetter couverlick den dranck inzyncken<br />

zonder achterdyncken<br />

watmer brynght tes al goedt zegghen zy heer weerd iaet<br />

10 ghelt hy me / dan eist een man die Redene verstaet<br />

maer tian haelt hy dicwils schuuftueghen te openbaer<br />

zo es hy / als van alle Bancknechten versmaet<br />

Rechts voor eennen platbrouck gheRekent daer<br />

al waert oock een dobbel ghilde / een milde vry haer<br />

15 end al schreif hy maer een bier voor twee eecken Rysen<br />

een weerdt en es van tnieuwe tot int oude iaer<br />

Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />

Prinche<br />

Al liep hem een weerd inder gasten dienst moe<br />

20 naer Venus vleeschuus wel doende een messaidge<br />

end al hietmen dobbel Ian dat keerende int goe<br />

hedent gheuende tvercken ende moorghen een Coe<br />

houdende mondt toe<br />

al zaeghy ligghen spelen twee huer personnaidge<br />

25 van zulcke vergaderynghe nemende gheen gaidge<br />

ende niet eer commende voor datmer Clopt<br />

Al * heeft hy oock nochtans die advantaidge<br />

dat hy zomtyts tioncwyf de weerdinne meest propt<br />

Ia al taptedhy de cannen vul ouerghezopt<br />

30 zomtyts doende de gasten vroylick verIolysen<br />

nochtans en es hy / al waer elck een varsch eyken ghedopt<br />

Niet een oortien meer weerd/ dan hem de gasten prysen /<br />

* ‘Al’: ‘A’ over ‘al’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 348 v


++<br />

Aucteur<br />

61<br />

Zulck zoorght in Wedemaendt naer Rype keerssekens<br />

zulck zoorght in hoymaendt om hoyen en ghecken<br />

zulck doet zynen ougst in met nissche Veerssekens<br />

5 zulck bewandelt in september sint aeckaerts plecken<br />

zulck zoorght in october om een Coeyken thuus trecken<br />

zulck zoorght in nouember om most dryncken ghepresen<br />

zulck peynst in december alder kynderdachs kecken<br />

zulck zoorght in Lauwe wieder conyngh zal wesen<br />

10 zulck es in sporcle met waslicht gheresen<br />

zulck zoorght in maerte / wie hem maertsbier schyncken // zal<br />

zulck zoorght in april / voor tverzenden naer desen<br />

Zulck zoorght in meye waer hy tswynterdaeghs dryncken // zal<br />

Socrates<br />

15 Droncke te drynckene doch ontbeert<br />

Want wiens zinnen in wyne wallen<br />

De zulcke es ghelyck een Peerdt<br />

dwelck van hem doet zyn meester vallen<br />

Argumentich proces<br />

ghestelt in Rethoricale snede<br />

Wie van hem beeden de beste es<br />

Dronckenscap ofte Soberhede<br />

Dronckaert<br />

Wech Soberheyt wech met al huwen bedryfue<br />

25 Ieghens hu word ick gheel in ghekyfue<br />

alle boosheyt es huut hu Rysende<br />

ghy doet fantazeren met drouuen lyfue<br />

ghy vyndt Loosheden meer dan vyfue<br />

daer ghy huwen naesten me zyt verknysende /<br />

+<br />

maer ick die tlyf bem vroylick spysende<br />

Ick ghae duer de weerelt / naer myn wellusten<br />

Als buucxken vul es / wil thoofdeken Rusten<br />

Soberheyt<br />

5 Al eist onbehoorlick Roosen voor vercken<br />

te stroyen/ zoomen an hu mach mercken<br />

+ Fol. 349 r, r. 2-13 (namen van maanden) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

349 r<br />

+ 349 v


62<br />

nochtans moet ick hu de waerheyt verclaeren<br />

schriftuere vermaent / zynt leecke of clercken<br />

wyn veel ghedroncken doet gramschap wercken<br />

10 en dronckaerts leuen zelden Langhe Iaeren<br />

Brooddroncke zot laet hu ghulsicheyt vaeren<br />

dronckaerts connen gheen wysheyt vulbrynghen<br />

die soberlick Leift / doet wyslick zyn dynghen<br />

Dronckaert<br />

15 Huvve wyshede / die comt huut soberhede<br />

zyn schalcke vonden ende nieuwichede<br />

ende singuliere Loose practycke<br />

daer ghy binnen des weerelts stede<br />

iammerlicke quelt donnoosele mede<br />

20 zy blyfuen tondere ende ghy word Rycke<br />

// maer ick die meest naer de Canne kycke<br />

myn ghepeynsen zyn daghelicx dat ick hyghe<br />

hoe ick wyn ende bier huten vaete Cryghe<br />

Soberheyt<br />

25 Ende als ghy tlyf hebt vul ghepoyt<br />

ghy potten cannen glaesen om verre ghoyt<br />

dan wilt ghy Potsmartelen ende Campen<br />

zomtyds vierich / naer venus tempele schoyt<br />

maeckende hu zeluen tachter ende BeRoyt<br />

30 mids hu dryncken ende lecker slampampen<br />

hu groetenessen zyn meestdeel euelen en Rampen<br />

Redene mach gheenssins dan by hu wuenen<br />

Zwatelpot en bottecroes Zyn bee hu zuenen<br />

+<br />

Dronckaert<br />

Maer al hebt ghij eennen ghetemperden gheest<br />

in tbouck der zuerynghen studeert ghy meest<br />

ketsende dravende omme tvolck bedrieghen<br />

5 ghy soberheyt beschoeyt der ghiericheyts Leest<br />

om scrapen ende Raepen / maect ghy tempeest<br />

al eit * ghy lettel slacht dhonghereghe vlieghen<br />

maer ick daghelicx zat / ken wil niet lieghen<br />

met gaepen ende ghieten es meest myn gheneeren<br />

10 Want bachus kyndren / mueghen gheen nat ontbeeren<br />

Soberheyt<br />

* ‘eit’: ‘i’ over ‘e’ in donkerder inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 350 r


63<br />

Te Rechte heeft Seneca gheleert onderwesen<br />

scryfuende Lucilio een propoost ghepresen<br />

hoe dronckenschap es ghewilleghe Raserye<br />

15 veel quaets by hoopen / zoo men mach lesen<br />

es huut dronckenschap oyndt gheResen<br />

ontschamelheyt ghekyf haet en partie<br />

voortbrynghende alle snoo Bouverie<br />

elck pryst nv ghulsicheyt ionck end oudt<br />

20 Liefde tot soberheyt / es gheel vercoud<br />

Dronckaert<br />

Zelue zyt ghy voesterghe van allen quaede<br />

meest doende huwen euen naesten schaede<br />

alle valssche treken ymaginerende<br />

25 met voorzieneghe loosheyt ghaet ghy te Raede<br />

nacht ende dach vrouch ende spaede<br />

als ick inder taveernen bem Mariolerende<br />

goe vruecht ende vroylicheyt ordonnerende<br />

end al ghae ick soberlick inde Cleeren<br />

30 dassyse / en den tapper / houd ick in eeren<br />

Soberheyt<br />

Dronckaert ghy zyt maer een zondeghen zack<br />

daer Redene noyndt noch verstandt in stack<br />

baldadicheyt ende onbesuuste gheruchten<br />

+<br />

Eeckeplancken dicke duerzittende vlack<br />

logierende zoorgheloos onder hu dack<br />

een dorre boom Rechts zonder vruchten<br />

gheen eere cauelen dan tkeelgat verluchten<br />

5 hu drynckende eerssenloos ende versmacht<br />

dat ghy dan vriendt noch vyandt wacht<br />

Dronckaert<br />

Soberheyt An hu mach nyemandt winnen<br />

die sober zyn hebben meest vrecke zinnen<br />

10 peynsende meer quaets dan zeuen schemynckels<br />

partye van weerden ende fraeye weerdinnen<br />

subtyle verRaedschap doet ghy beghinnen<br />

heymelick voortsteppende vp loose schynckels<br />

maer Ick die bezoucke meest bachus wynckels<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 350 v


15 dryncke thooft vul / tdoet wel slaepen Iaet<br />

ende die wel slaept / en doet gheen quaet<br />

64<br />

Soberheyt<br />

Als ghy versmacht droncke dan hebt ghetueght<br />

als een meschvercken light ghy en zueght<br />

20 zonder Redene ofte eenich verstandt<br />

voor tydt vermoordende tsleuens iuecht<br />

als ghy meer verdroncken hebt / dan tbetalen vermueght<br />

hu ghelooue ghescreuen wordt anden wandt<br />

schichten schiet ghy huut an elcken Cant<br />

25 walghelick vlieghende By groote brocken<br />

die de zwynen ende Beesten vpslocken<br />

Dronckaert<br />

Als ghy soberheyt thooft hebt ydel ghevast<br />

watmen hu doet / hu altyds mespast<br />

30 teerssenbecken verwart staet te zulcken tyden<br />

bullen briefuen visiteirt ghy tot anders Last<br />

thooft vul processen die vp elcken bast<br />

wordt ghy ghenaemt in tsvolcx vermalendyden<br />

++<br />

huut hu En comt doch gheen verblyden<br />

als ick vpden bierbanck Bem fraey ghezeten<br />

Peynst ghy hoe ghy zult tschamel volcxken eten<br />

Soberheyt<br />

5 Ghy zyt Rechts een driebuuckich vat<br />

Altyds durstich ende nemmermeer zat<br />

Bachus ende Cereuisialis onderzaeten<br />

den buuck drynct ghy dicke maer tbuerseken plat<br />

Leuer longher en daermen twordt al een gat<br />

10 zo drynct ghy hu te barsten zonder Aflaeten<br />

als tsvyands mommers suckelt dan achter straeten<br />

bewynt bebiert droncker dan een snippe<br />

hu bancket houdende dan in een grippe<br />

Dronckaert<br />

15 Dyonisius syracusanus machtich<br />

als hy met plato was worden tweedrachtich<br />

Anveerde dronckenscap voor Philosophie<br />

marcus antonius / was die niet Crachtich<br />

een dronckaert vernaemt / bouen ander warachtich<br />

+ Fol. 351 r, r. 15 ‘Dyonisius’, 18 ‘marcus antonius’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 351 r


+<br />

65<br />

20 een hooft / een prinche / Een speghel onser partie<br />

een bouck maect hy van tsdronckaerts melodie<br />

wech soberheyt Tkeelgat beghint my te iueckene<br />

Rasch schoy ick naer Bona dies Cueckene<br />

Soberheyt<br />

25 ADieu besmatert dronckaert end ick verhuse<br />

naer abstinentie myn oude Cluse<br />

hu ydel clap staet my niet langher An<br />

hu keelgat gaept als een watersluse<br />

de voorghuele es Rechts een CoorneMuse<br />

30 die elck van beeden niet verzaet wesen Can<br />

Een dronckaert es / daer me scheed icker van<br />

tsvyands instrument / clouck ende Coene<br />

Omme zyns onwetens / alle quaet te doene /<br />

Bancknechten<br />

Cornelis neuen // ende zulcke ghezellen<br />

die hemlieden begheuen // in Bachus cellen<br />

drynckende // Clynckende // Dronckaerts bellen<br />

5 gheef ick dit Rondeelken in tnaervolghende bescryf<br />

dat zyt punctueirlick doch lesen en spellen<br />

als zy hebben van deighs de hauer in tlyf<br />

Rondeel. +<br />

Culeg silenroC Gheluc cornelis<br />

10 Lew edeog team wel goede maet<br />

nait stad nee moC tIan dats een Com<br />

Culeg silenroC geluc cornelis<br />

coo edem NeppoC ooc mede Coppen<br />

ne eknord seam en dronke maes<br />

15 Culeg silenroC geluc cornelis<br />

Lew edeog team vvel goede maet /<br />

Droncke teneurs<br />

Die int Riemken slaepen<br />

slampampers Iongleurs ende schotsche paepen<br />

20 die tkeelgat weten niet te Bedwynghene<br />

dan zonder verdrieten // ghieten en gaepen<br />

Ieghens den vaeck diese mochte betraepen<br />

gheef hemlieden een Liedeken tzijnghene<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

351 v<br />

+<br />

A. Retro.


Liedeken<br />

66<br />

25 Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

en brynght ons goe Pottaige<br />

dat eerste bier was veel te plat<br />

ten hadde gheen Couraidge<br />

Weerdinneken etc a . +<br />

30 VVy hebben een durstich keelgat<br />

ten mach gheen drooghe fouraidge<br />

dus drynck wy daeglicx tbuucxken zat<br />

in bachus hermitaige // Weerdinneken etc. a /<br />

+<br />

De minste tueghe een claverblat<br />

Alsoo * es ons vsaige<br />

elck onser gaedert gheenen schat<br />

dan tslichaems avantaige // Weerdinneken etc a .<br />

5 Alst al ghepoyt es moe en mat<br />

gheworden pouers paidge<br />

naer thuseken metten cruce dat<br />

word dan ons pilgrimaidge // Weerdinneken etc a /<br />

Wy hebbens beter eens ghehad<br />

10 vraulicke personnaidge<br />

brynght ons van daer de cat vp zat<br />

schoon amoureux visaige // Weerdinneken etc a<br />

Zo langhe dat wy hebben wat<br />

van spaeren speelwy schuvaidge<br />

15 wy zitten eecke plancken glat<br />

met sober habituaidge // Weerdinneken etc a<br />

Wie vvast die laetst voor my bad<br />

hier an des tafels staidge<br />

Ick brynght den laetsten dieder at<br />

20 om winnen Bierbuucx gaidge // Weerdinneken etc a .<br />

Zomtyds bezoucken wy venus bat<br />

in een doncker passaidge<br />

al wordwyr omme bachten nat<br />

wy schoyen naer bruwaidge // Weerdinneken etc a .<br />

25 VVy hebben hier gheen zeker stad<br />

voor een vruecht veel quellaige<br />

Laets vroylick zyn / maer niet te brat<br />

doende Bachus hommaidge // Weerdinneken etc a .<br />

* ‘Alsoo’: ‘A’ over ‘al’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Reprinse<br />

+ 352 r


+<br />

67<br />

Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

30 en brynght ons goe Pottaige<br />

Dat eerste bier was veel te plat<br />

ten hadde gheen Couraidge<br />

Ander liedeken<br />

Laets maecken goede Chiere<br />

en zynghen ouerluudt<br />

tgraen es niet zo diere<br />

5 zoot was wylent schiere<br />

Poy poy manneken poy // Van desen biere +<br />

Poy poy manneken poy // de Canne al huut<br />

Zulck Deyn heeft die maniere<br />

dat hy de Canne schuut<br />

10 maer Venus Cameriere<br />

maect hem de bystiere // Poy poy etc a .<br />

Zo vvie den banck hanthiere<br />

niet voor een Bier * ghecruudt<br />

alsulck een Balsemiere<br />

15 helpt ons totter niere / Poy poy / etc a .<br />

Tsvvynters Byden viere<br />

tmaertsbier es de iuut<br />

drynct dat goederthiere<br />

en zoorght niet een ziere // Poy poy etc a<br />

20 Clouck. fraey als de fiere<br />

een alfuen pot in duut<br />

in Bachus duwiere<br />

slacht gheen vrecken ghiere // Poy poy etc a<br />

Prinche tiereliere<br />

25 Capean tuerlututuut<br />

eer tkeilgat cryght een cliere<br />

drynct ten besten Biere // Poy poy etc a<br />

Aucteur<br />

Als de maghe word vuchtich bespeyt<br />

30 omme den gheest wat mueghen verblyden<br />

Dientter wel een Refereynken gheseyt<br />

Tweerdinneken te hutene daer int bevryden /<br />

* ‘bruud’ geschrapt, ‘Bier’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

352 v<br />

+ Reprinse


+<br />

Refereyn<br />

68<br />

Lammin slutsen toors zuene gheboren van Cocxie<br />

weent traenen met tuten/ Duer groote fantazie<br />

dat hem zyn wyfueken meest daeghelicx verwyt<br />

5 dat hy droncker dan een snippe drynct / dies groote partie<br />

es zou themwaerts draeghende / ende hem Benydt<br />

dat ghebreck meshaeght huer meest / teeuwegher tydt<br />

ende zou verwytet hem / daert veel volcx hoort<br />

droncke snosse verslinnende myns wynckels proffyt<br />

10 ghulpende tulpende beestelick versmoort<br />

droncke teneur meest zynghende discoort<br />

Liefuer laeg ick by eennen zwyne gheplaeght<br />

dit verwytshem met handen ghewronghen verstoort<br />

want dit ghebreck meest der vrauwe meshaeght<br />

15 Droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght<br />

Tsmans droncke dryncken / es een meshaghende ghebreck<br />

dies de vrauwe doetter of huer voorBespreck<br />

eerst ende laetst / wat de man mach hanthieren<br />

zou verwyttet hem end houtter me hueren gheck<br />

20 vvant een dronckman Can gheen nuchter vrauwe festieren<br />

een droncke man loopt zomtyds dan elders Logieren<br />

huutzichtende zyn blomme / thuus brynghende tgruus<br />

en daeden die meshaeghende droncke Manieren<br />

besoorghen zoudhyt Liefuer zyn wyfueken thuus<br />

25 de vrauwe principalick dan duer dit abuus<br />

verwyttet den man ende ouer hem Claeght<br />

vvant het huer meshaeght / meest blyfuende confuus<br />

ende huer conscientie inwendich Cnaeght<br />

droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />

30 Een dronckaert es verzworen van allen vrauwen<br />

oud leder en can hy noch Iongh leder tauwen<br />

vvant heeft gheen vaste standt ouer hende<br />

zyn bollement suselt zyn leden verflauwen<br />

dies word hy huutghemonstert met slutsaerts bende<br />

35 ende de ghebreken van een dronckaerts Legende<br />

+<br />

bescreue men niet in veel handen papiers<br />

ende wat vrauwe eennen dronckaert voorkende<br />

zou hadder of meshaeghen zoo zynde vul biers<br />

een dronckaert es een casse Vulderhande dangiers<br />

5 die tgheender amoureusheyt Rechte ionste draeght<br />

onbeclokert zassaem met veel onbesuustich ghetiers<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 353 v<br />

+<br />

353 r


69<br />

daer de vrauwe pruetselick of es versaeght<br />

droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />

Prinche<br />

10 Een Dronckaert. die hem daghelicx droncke tueght<br />

als een meschvercken hy puffende blaesende Zueght<br />

Roupende tierende eueldaedich versmacht<br />

inde zake slack die gheenssins ter tycke dueght<br />

om als grondenaer vercheynsen vrau Venus pacht<br />

15 een dronckaert es een Afgod gheel zonder cracht<br />

die in Venus thempele niet offeren Can<br />

Tes een groot mans ghebreck Vanden vrauwen mesacht<br />

vvant een dronckaert vp tghetauwe Cander vp noch An *<br />

sluts in tweuen es hy / ende cranck in tvoorghespan<br />

20 prinche tzoud hu blycken indien ghyt zaeght<br />

die niet en schynt zulck een ghebreckelick man<br />

maect dat ghy inder vrauwen dienst niet vertraeght<br />

Droncke man droncke dynck daer gheen Vrauwe naer vraeght<br />

Epigra.<br />

25 De man die heeft ghebreken zom onbequame<br />

maer de vrauwe onvulmaect es (in tcluchtich spreken<br />

Want inde Rechte middle van hueren Lichaeme<br />

Certeynlick drie principale sticken ghebreken<br />

Bancliedeken / Voys Vpden stoorm<br />

Van munster /<br />

Wy schamel ghilden ouer al<br />

vynden niet dan groot ongheual<br />

+<br />

de ghilde ghaet gheel verloren<br />

Rycke caetst Ryckaert toe den bal<br />

Rut die es caluwe gheschoren<br />

Dier tydt heeft ons bystier ghepreict<br />

5 den drouuen stier light ons en steict<br />

hy steict ons duer de Rebben<br />

die bystier es hem vele ghebreict<br />

vvie zouder vruecht in hebben<br />

Den stier waer beter verre in ghuen velt<br />

10 dan wy bystier dus zyn ghequelt<br />

* ‘niet weuen en Can’ geschrapt, ‘Cander ... An’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 354 r


met verhongherde Caecken<br />

wy zouden brassen hadden wy ghelt<br />

wy cundere niet an gheRaecken<br />

Myne en tsyne zyn de bruudt<br />

15 Te bystier velde Comen zy huut<br />

daer danst elck zyne poose<br />

van gheldeken hoortmer gheen gheluudt<br />

Men speelttere de gheldeloose<br />

Vetman gille van ons vervreimt<br />

20 magherman gheschuerlapt breimt<br />

en niete dient ons ghetrauwe<br />

tes bystiers werck diet wel verneimt<br />

dats es gheworden vrauwe /<br />

Cranck loon heeft ons tachter gheteert<br />

25 daer es niet couders dan den eerdt<br />

ende stockvisch om Buecken<br />

al esser gaudeamus begheert<br />

Tes Requiem al inde Cuecken<br />

TVaert Lippen zeere datmer smal papt<br />

30 alle dynck mondt wel watmer Cnapt *<br />

Al eist gheen Leckaerts spyse<br />

tesser al van tgheetien dat burghe niet tapt<br />

Oomken heeft dies de Calandyse<br />

Roege bontamps wierd van ons schu<br />

35 en milde maertin ghecreegh den gru<br />

Mulum Labium was tonvreden /<br />

++<br />

ten es gheen wonder al trueren wy nv<br />

ian brassaert die es ouerleden<br />

Adieu sint maertins avendt haelt most<br />

adieu verzworen maendachs cost<br />

5 hadden wy meer wy Ghauent<br />

adieu Roy boyt gheRoupen gheschost<br />

vvaer houden wy nv vastenAvendt<br />

Leene heeft eens voor al gheseyt<br />

eist datmer niet pieter by pauwels Leyt<br />

10 zen wiltter niet meer zenden<br />

och waer wy ghepandt alsoot ons greyt<br />

Bystier te zyne zou wel henden<br />

70<br />

* ‘hapt’ doorgehaald, ‘Cnapt’ erna geschreven.<br />

+ Fol. 354 v, r. 27 ‘haulce Panche’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 354 v


Och edel arendt clouck ende fyn<br />

hu Roupwy an als Conynck dyn<br />

15 end hooft van allen Diere *<br />

vvilt ons doch nv ter noodt by zyn<br />

Ende lossen van desen stiere<br />

Die dit liedeken heeft ghedicht<br />

van ghelde was zyn buerse Licht<br />

20 hebbende groote gheschillen<br />

ieghens de cruusbroers / als aerm wicht<br />

keeck hy duer ysere Brillen<br />

Missiue<br />

71<br />

Bevveight hy mynen weynsch wilt quyten<br />

25 Alle diligentie nv int virtuut // leght<br />

maect hu bode / de snelste van den stadiadromiten<br />

Adresseirt hu an Seig. r haulce Panche Tuutrecht<br />

Saluut ionstelick ghescreuen liefue beminde<br />

in wien bachus preuilege noyndt en Dinde<br />

30 maer met Cereuisialis daeghelicx voorwaer<br />

de cueren en statuuten als dursteghe ghezinde<br />

wel clouck onderhoudende zonder bezwaer<br />

Respectiuelick claer /<br />

+<br />

te brugghe doen oock tbeste alst pas gheeft daer<br />

maer niet zoo ghylieden eendrachtich persisteirt<br />

den eennen dach vooren en den anderen naer<br />

Vroylick inde harde Bolle continueirt<br />

5 ende meest potatiue causen tracteirt<br />

Ian de zvvarte Als pater vanden daele<br />

groeten wy goetIonstich / ende bouen breeder spraecke<br />

dat hy hem van zyn Nonnekens / dats tprincipaele<br />

indien hy hem verstuucke inde Ruwe zaele<br />

10 wel coesteren doe / Tzyns lichaems ghemaecke<br />

eer hem onlust ghenaecke<br />

Verburch / ende haeghe / zomtyds houdende nachtwaecke<br />

Ionnen wy met Bachus croone tzyne gheCroneirt<br />

ghij beminnende de zwarte Cont en kenlicke zaecke<br />

15 vroylick inde hardebolle continueirt<br />

ende meest potatiue causen tracteirt<br />

* Oorspronkelijk ‘Dieren’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 355 r


72<br />

Ian Van Rauezvvan leghter oock goet fondament<br />

met heyndricke zyn proper meeght Bekent<br />

dat hy de zeepe doch niet verdiere<br />

20 Loopt hy huer bloodshoofts int vleeschuus omtrent<br />

huer valle ghenadich ende zy goederthiere<br />

hem zeluen viere<br />

Willem Van doornicke gheerne maeckende chiere<br />

omtrent tinghelssche mout ghestaedich bancketeirt<br />

25 ende zoo wy hopen / Naer daghelicxssche maniere<br />

Vroylick inde hardeBolle continueirt<br />

ende meest potatiue causen tracteirt<br />

Princhelicke<br />

Bernaerdt inde hardebolle weerdt<br />

30 hu groeten wy met helyken hu slachzweerdt<br />

datte wel smeert<br />

en Quyct doch hu constientie in bier ende wyn<br />

gheuet niet te sterck elck onser dat begheert<br />

de ghasten zullen te langher ghetempert nuchter zyn /<br />

+<br />

Want stercke dranck doet den hoofde ghepyn<br />

tdien vpziene dientter inne gheconsidereirt<br />

doet dat ghy prysweerdich een lanck termyn<br />

vroylick inde hardebolle continueirt<br />

5 Daer men thuwer Vierschaere<br />

Vpde Biersnaere<br />

meest potatiue causen tracteirt<br />

Superscriptie *<br />

De alhuwe / oetmoedich / als of ick een lam // bleke<br />

10 hu dienaere goetionstich iacob malebrancke<br />

Midsgaders oock Siluester Van Wambeke<br />

Wien ick te desen van zyn voortale // dancke<br />

Mortepaeyen<br />

TafelVrienden ende platteelvaeghers<br />

15 Broodcoorf Beencnaeghers<br />

in bona dies Cuecken den zot gheerne maecken<br />

Als lettel inbrynghers / meest veel huutdraeghers<br />

naer smickelbrockvraeghers<br />

Iae ghenouch pensseIaeghers<br />

20 die met cluchten en boerden gheerne spoelen de caecken<br />

// Ion ick vp datse te min mueghen vaecken<br />

* De tekst van r. 8-12 staat op een afzonderlijk blaadje papier, dat tussen fol. 355 en 356<br />

ingelast is (onglet zichtbaar tussen fol. 343 en 344).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 355 v


73<br />

dees naervolghende zot Refereynkens te leerne<br />

dan tspit te wendene / en twafelyser te keerne<br />

Refereyn<br />

25 Staes monckefroy met schoelie vrau Ruumscuetels paidge<br />

slock pensse ende Droncke oliuierken<br />

dese maecten int brassen ende etynghe Raidge<br />

ter bruloft van leckemytens cameRierken<br />

deen Ruumder een plattheel dander een sauchierken<br />

30 ande beste morseelen wildense hem pooghen<br />

ende die beghotense met een alf Bierken<br />

om datse inde maeghe niet zouden verdrooghen<br />

Corre wilde dit quaelicke ghedooghen<br />

end heeft hemlieden in dhoore gheBeten<br />

35 tast hebbelick toe vvilt schaemtte tooghen<br />

tian zeyden zy alsser wat Lecx staet voor ooghen<br />

Een lecker beetien / es vullicx gheten /<br />

+ Tslampamperken met zyn driehoucte stiltien<br />

Dat helt tsbruuds tafle zyn vroylick Labaey<br />

en knuvelder wackerlick van een ziltien<br />

zoo vercoelende / zyns leckers keelgats laey<br />

5 ende daer naer speeldet met eennen zwaey<br />

den pryckere van eennen Cappoene binnen<br />

Corre die zach dit / dies zeydshem fraey<br />

hoe? zullen wy niet een beetien ghewinnen<br />

hoe zeyde tslampamperken Rust doch hu zinnen<br />

10 ghy weit doch wel iae wilt ghyt weten<br />

dat / tzy van steedsche zotten of landsche zottinnen<br />

end oock van alle die Caerden en spinnen<br />

Een lecker beetien / es vullicx gheten<br />

Mueghal met zynder peersscher troengne<br />

15 pueselende van als hy zyn maegsken vulde<br />

meest wandeldhy an een ghebraeden loengne<br />

te wylent de muselaer speilman Rulde<br />

tslampamperken oock wel ter deghe smulde<br />

en pluysterde an een ghebraeden Cuentien<br />

20 de ghebraeden vellekens ende zulck verghulde<br />

ghaf hy bederft me dit zyn oudste zuentien<br />

dit loeroogde ouerdweers een pluentIen<br />

dat neffens tsbruuds blootvrauwen was ghezeten<br />

en tzeyde deelt ons mede / kyct welck een duentien<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 356 r


74<br />

25 tslampamperken sprack naer zyn oude ghewuentIen<br />

Een lecker beetien Es vullicx gheten<br />

Prinche<br />

Int Afdienen van tsbruuds tafele<br />

Een zeer cleen mandeken begreep touerschot<br />

30 de dienaers vonder in een drooghe wafele<br />

maer zy ghauense den schyncker voor zyn beschot<br />

de bottelgier en was int bezoucken niet bot<br />

offer gheen lecker beetIens en waeren in mandekens<br />

hy keerde duerNueselde en zochte allevot<br />

35 dat hy tsbruuds pryckmorseel vaette met zyn handekens<br />

+<br />

De binnen dienaers vul veel verstandekens<br />

hadhen by tpryckmorseel huut dhanden ghesmeten<br />

och zeydhy ghestolen brocxkens tusschen de tandekens<br />

die smaecken zeer wel / end in alle Landekens<br />

5 Een lecker beetien / Es vullicx gheten<br />

Andre Refereyn .1543.<br />

Van een vulders dienst heeft een vrauwe meest nood<br />

By cause groot<br />

vvant hy mach vullen haer ydele steden<br />

10 Lynwaetkiste Cleerscapra / oock wel vullen den schoot<br />

dit can hy al met zyn bequame zeden<br />

de buerse vullen dooghen vullen met wetentheden<br />

oock dhandvullen met veel goet dyncx dats claer<br />

de oore vullen alsoo zyn voorders deden<br />

15 de coedse vullen met zochte vulsels aldaer<br />

tcapproen oock met hoye vullen voorwaer<br />

dees dienst vermach alsulck een vuldere ziet<br />

en den buuck vullen dats tprincipaelste der naer<br />

doch als den buuck ydel blyft zo eist al niet<br />

20 dus als een vulders dienst zo bequame gheschiet<br />

al stond hy int werck met een lere Culdere<br />

bouen tscupers dienst hoe hy veel nats inghiet<br />

zo dynct my naer myn voornoomde Bediet<br />

Een vrauwe meest noodt es / de dienst van een vuldere<br />

25 VVant een huepsche fraeye vrauwe / een frissche tassche<br />

met een ydel flassche<br />

daer Rood ofte wit wyn mach inne ghebreken<br />

een Cuper die macher fraey als de Rassche<br />

huut tprime gaetien wat Laeten inleken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 356 v


75<br />

30 en macher een middelbaer tapken In steken<br />

naer dat hy te doene mach zyn ghecostuumt<br />

maer een vulder bequame die tooght zyn treken<br />

die stopt en vult de flassche dats ouerschuumt<br />

niet een haerken belet hem het wordter gheRuumt<br />

35 oock vult hy bet de pilse / dan oyndt voeraer plach<br />

+<br />

ende waer desen vulder int vleesschuus sluumt<br />

niet een mesye daer tusschen vlieghen en mach<br />

om vuldaen tzyne doet meest een vrauwe gheclach<br />

en tdeser nood vought hem thaerwaerts gheen cruldere<br />

5 dan een vulder / zyn dienst maect altoos werckendach<br />

vvant hy vult haer ydelheyt / dies doe ick ghewach<br />

Een vrauwe meest noodt es / de dienst van een vuldere<br />

Een polderclerck Bescryfuende parchemyn<br />

van noode zyn<br />

10 mach hy een vrauwe in huer waterconduten<br />

als toeziender van alsulcken wercke fyn<br />

waer slusen speyen Busen meest quaelick sluten<br />

maer als die duere draeghen van binnen of Buten<br />

huer es van nooden dan eennen vuldere Iaet<br />

15 die valtter met tlyf tseghen dat de ooren tuten<br />

en stackytst dien wacken grondt als bequaemste Raedt<br />

ghevoelt hy dat den quelm ghulsich open staet<br />

zo ordonneert hy datmer pylen in hyen moet<br />

de polderclerck mach kycken hoe twerck voortghaet<br />

20 maer de vulder es de ghuene die twerck vuldoet<br />

end alst dus dan ghevult es de Cuper verwoet<br />

en de polderclerck / die word zo lancx te duldere<br />

dat hem zyn dienst ghecost heeft vleesch ende bloedt<br />

end alsoo niet can vullen dus tdeser spoet<br />

25 Een vrauwe meest noodt es / de dienst van een vuldere<br />

Prinche<br />

Een Cupers dienst es wellecomme<br />

omtrent de Bomme<br />

met zyn Auegheer Redenlick doende zyn dynghen<br />

30 een voeraer duernaeyt wel de pilsen alomme<br />

hij ghispt en ghoyt datter de motten huutsprynghen<br />

maer wat dienst / ghebreictter ter noodt tvulbrynghen<br />

niet dan een beghunnen ydel onvulbrocht werck<br />

maer als de vulder comt twerck omRynghen<br />

35 vullende vuldoet hyt al styf ende sterck /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 357 r


76<br />

+ ende dat insghelycx oock een polderclerck<br />

een vrauwe ghedient heeft zyn leuen lanck<br />

end huer dynghen ongheheffent Int ooghemerck<br />

open blyfuen staende ieghens hueren danck<br />

5 zijnen dienst valt dies oock te huerwaerts cranck<br />

of tvuldoen moetter volghen van smetser of smuldere<br />

al es zyn huutgheuen grof / vanden vullen ontfanck<br />

wist oock een vrauwe gheerne / dies in huer bevanck<br />

Een vrauwe meest nood es de dienst van een vuldere /<br />

Refereyn Vander taerte +<br />

Raedt waer ick laetst braste veyndt zyt ie zo coene<br />

ien Raedet niet / wed ick hu om twee placken<br />

inde byter peyns ick of te gods Int groene<br />

15 Neen / twas tot milde martyne te doene<br />

die hadde een taerte inde zunne ghebacken<br />

Iae veyntIen hoe Cunt ghy my zoo verlacken<br />

Beyt / en in huer herte spien ick eens Croone<br />

en moest ick alsdoe bot huut Roelken packen<br />

20 tian dan es niet zoetiens / noch oock niet schoone<br />

hoe ghaf ze ie dan vander taerte in persoone<br />

maer wat ghy vraeght buter schieloose maerte<br />

Kir iaese doch eerre / dat icx huer loone<br />

vvel eens zo ghafseme vander Taerte<br />

25 Zou ghaf my dranck wel ghestoffeert met poere<br />

zou ghaf my tailioorken morseelwys Becleed<br />

men speelder met thooghe gheluudt vp tschoere<br />

vanden Ruusteghen tart van venus vloere<br />

daer of ghaf ze my een lesse huepsch * en ghereedt<br />

30 zou ghaf my ter deghe doe coud end heet<br />

zou ghaft my al toe al gheliet ick my mal<br />

maer wat zou my meer ghaf / dats ick diet weet<br />

Ia en wat zou my oock te doene Beual<br />

zou ghaf my lavuet lancx dweers en smal<br />

++<br />

maer tian ick en maecter in gheen bezwaerte<br />

en zou ghaf my veel lecx oock / maer bouen al<br />

vvel eens zo ghafzeme Vander taerte<br />

Zou ghaf my een garnaetien oock huter mauwe<br />

5 een ghebacken vischken oock moest ick ontfaen<br />

* Vóór ‘huepsch’ beginkrul van een andere letter.<br />

+ Fol. 358 r, r. 14 ‘quaerte’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 357 v<br />

+<br />

A o .1539.<br />

+ 358 r


77<br />

fygheskens huuter vuust ghaf my die vrauwe<br />

ghesuuckerde vlaeykens / oock vp myn trauwe<br />

ende zonder candeel Const ick gheenssins ontstaen<br />

zou ghaf my veel smeerpeerkens zonder vermaen<br />

10 zou ghaf my schoon woorden / ende niet te straf *<br />

doe zeyd ick ick wil in een cloosterken ghaen<br />

doe ghafzeme huut clucht een mandeken draf<br />

oock ghafzeme coel Roosewaeter / niet laf<br />

end om dit Refereyn / maecken / Een quaerte / Chaerte<br />

15 maer al watse my ghaf / ofte niet en ghaf<br />

vvel eens zo ghafzeme vander taerte<br />

Prinche<br />

Gheern had icxse oock tsmoorghens var taerte ghegheuen<br />

maer ze was gheten zhads gheten ** een goeden smul<br />

20 wel zeyd ick esser gheen Reste gheBleuen<br />

tian ziet de platteel Riect zes gheten Int leuen<br />

een end Ick hebbens gheten ons Buucxken *** vul<br />

oock hebber of / dat ghyt weit schoon Cadul<br />

veel wyfs gheten kynders gheten ende veel mans<br />

25 maer niet veel paps gheten / elck was te Crul<br />

dit mueghdy gheloouen Rasch ende stappans<br />

bey docht ick vander taerte huer ghegheuen ken cans<br />

of ken hadder zelue of ghedaen ghespaerte<br />

dus spytet my eeuwelick / ende nochtans<br />

30 Wel eens zo ghafzeme vander taerte<br />

Refereyn Vp verzenderkens dach<br />

Twelck den eersten April te zyne plach /<br />

++ Tsa LichtVoet myn lyfCnaepe fraey ende fier<br />

met beel beraus houd ick myn bruloft schier<br />

dies moet ie den boonacker up ghaen pleyen *<br />

Eerst wil ick hu zenden naer twestquartier<br />

5 Te Curtrycke zult ghy doen backen Pasteyen<br />

om Conynen moet ghy te dunkercke Reyen<br />

om drynckers te winnocxberghe der naer<br />

in thilleghembusch zult ghy hauwen de meyen<br />

Cappoenen moet ghy coopen te meessene zwaer<br />

10 te moerbeke vyndt ghy goe Room voorwaer<br />

bestiert my dit / ghy zult de bruloft wenden<br />

wel meester ghy zeght wel / maer daers een maer<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

* ‘Laf’ doorgehaald, ‘straf’ erna geschreven.<br />

** ‘gheten’: ‘n’ over ‘t’.<br />

*** ‘Buucxken’: ‘B’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 358 v, r. 5-10, 15-22, 28 (namen), 31 ‘hekelaers ... Ofstaede’, 32 ‘vuerne’, 33<br />

‘drooghaerts’ onderstreept.<br />

* ‘scheyen’ doorgehaald, ‘pleyen’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 358 v


78<br />

Neen Ick kir ick zond een quack Liefuer waer ick dood<br />

15 Reyst toosthende om mostaert / zou wordter noodt<br />

te dentelghem zult ghy de PapEters spreken<br />

bezoorght oock zout van biervliet in een sluussche boot<br />

laet my musselkens van Brugheers oock niet ghebreken<br />

noch blanckebergsche gheernaert Voor een paer weken<br />

20 brynght peperlooc van eecloo dat de bruud wel mach<br />

bespreict te Coolkercke waermoes Rasch onbezweken<br />

Raepen vyndt ghy in brabandt zoot voortyds plach<br />

// tian meester ick waen ick noyndt tsghelycx en zach<br />

end hier gheseyt / eer ick wil wech belenden<br />

25 met dat iuiste nv es verzenderkens dach<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

Voorvvaer / neen Ick lichtvoet houd dat in pachte<br />

meent ghy dat ick de lueghenaers van ardenburch slachte<br />

neen ick niet Twaere emmers quaelick ghedaen<br />

30 Dus hoort noch tmynder bruloft by daeghe by nachte<br />

en vvil ick hekelaers van Ofstaede ontfaen<br />

Laet de slaepers van vuerne / oock an deen zyde staen<br />

noodt oock gheen drooghaerts van Werueke Niet<br />

Tuusschers van theemseke Laet die voor by ghaen<br />

++<br />

oock de platte ghezellen van sledynghen ziet<br />

Douermoedeghe van Ronsse ooc voor by schiet<br />

zultie lichtvoet / en Casselsche vechtende Benden<br />

maer meester / in al wat ghy my te doene ghebiedt<br />

5 Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

Prinche<br />

Kir LichtVoet trect duere / ghewillich wilt schoyen<br />

te meenen daer zult ghy gheloyden Cnol poyen<br />

en van danen zult ie Reyen dit moet ie weten<br />

10 dat de kynders van ypre tghars commen stroyen<br />

de blootvrauwen Vyndt ghy in tstoue ghezeten<br />

Daryncbarners vanden vryen / Bidt die int vermeten<br />

gheen grootsprekers van thoroudt ofze maecten gheschil<br />

de Reppelmondsche tholnaers / zeght vry myn secreten<br />

15 om tsbrulofts thol ontfanghen / elck als hy wil<br />

tian meester doet dat zelue / vvant zonder Bril<br />

zaegh ick niet / hoe ick dit last zou vulhenden *<br />

dat meer es / Tes nv deersten dach van April<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

+ Fol. 359 r, r. 1 ‘sledynghen’, 2 ‘Douermoedeghe ... Ronsse’, 3 ‘Casselsche’, 8 ‘meenen’, 10<br />

‘kynders ... ypre’, 12 ‘Daryncbarners’, 13 ‘thoroudt’ onderstreept.<br />

* ‘vulhenden’: ‘l’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 359 r


79<br />

Refereyn<br />

Zulck dronckaert clynckende Bachus Belleken<br />

Doet vanden vraukens gheerne een Relleken /<br />

Een Vprecht man Wiens zaecke niet qualick staet<br />

die mach een vrauwe blydelick behaeghen<br />

25 een man daer de vrauwe goet payment of ontfaet<br />

en goet onderstandt doet int middelbaer claeghen<br />

een man die niet gheerne van huus zou draeghen<br />

datmen thuus wel besicht tot alder stondt<br />

een blyde man zonder drouftroosteghe plaeghen<br />

30 Clouck werckman vpder amoureusheden grondt /<br />

+<br />

aldusdanich een vulmaect man int lyf ghezondt<br />

mach een vrauwe wel verblyden dats claer en waer<br />

eenne man ter tycke goet zeeus goet Rondt<br />

en inder vrauwen taswerck zynde een vreimt haer<br />

5 hier me verblydmen al een vrauwe / dat ken ick maer<br />

meest machmense verblyden / om druck te bedwynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te Brynghene<br />

Tcloucboerdelick Rellen van Inghaende zaecken<br />

een vrauwe verweet tot verblyden Voort<br />

10 van eennen man huepsch en calaensch ter spraecken<br />

iae en van wien zou gheerne zeer dicwils hoort<br />

eenne man ghetrauwe zynde in werck ende woordt<br />

een schoone man / een gente man / een smul van een man<br />

een man die de voorme zoo can houden Accoord<br />

15 dat hy knechtkens met ghecrueckelt haerken maken Can<br />

een Ruters man / ende noyndt inder vrauwen Ban<br />

een man fraey gheschoeyt vpder steentarders leest<br />

een Liefuin en gheen slutsin int voorghespan<br />

dusdaneghe verblyden al der vrauwen gheest<br />

20 maer een vrauwe dynct my machmen verblyden meest<br />

al pynder om yemandt huut tvel te sprynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />

Dat een man Eene vrauwe amoureuselick pryst<br />

als moncke schoone prosse Myn Care myn Minne<br />

25 tzyn causen dat in huer verblydynghe Ryst<br />

datse stept auantgaerdich als een Leeuwinne<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 359 v


80<br />

en dat zulck een man van huer gheen floers en spinne<br />

noch datse frisch ghecleedt ghaet doet gheen quellaigen<br />

maer dat hy zelue verblydt met herte met zinne<br />

30 in haer nieuwe ghefatsoende habituaidgen<br />

de Cuecken wel voorziende voor ander passaigen<br />

van vleessche van smoutte ende van goet Nat<br />

twelthuusbrynghen verblydt der vrauwen Couraidgen<br />

in huer blende schuetel hebben zy gheerne wat /<br />

++<br />

vvant huerlyen hertken es begheerlick / dies dynct my dat /<br />

men vraukens meest verblydt / zonder veel te dynghene<br />

Met inde middel maete wel thuus te brynghene<br />

Prinche<br />

5 Dus verblydtmen meest een vrauwe zin ende moet<br />

Ia daert in deser maeten dus mildelick gheschiet<br />

vvant de middelmaete Es tallen spele goet<br />

dats touervloedich / maer doch veel te Lettel Niet<br />

dies inde middelmaete huwe ionsticheyt Biedt<br />

10 voorziet den vrauwen zoo / van * dies huer behouft<br />

vvant wat Blydschap zou hoort ofte ziet<br />

inde middelmaete zoo es zou blydst ghetouft<br />

al zaete zou zwaermoedich inwendich Bedrouft<br />

Touf inde middelmaete Cant meestdeel ghenesen<br />

15 ende daert dus gheschiet / heb ick dicwils gheprouft<br />

daer zal een gheel huus vul verblydynghe wesen<br />

dus concludeir ick noch ter causen van desen<br />

dat huer tmeeste verblyden staet te ghehynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts in haerlieder prologhen meest<br />

Maecken van drynckene ghulsich tempeest +<br />

Wel packebier hoe staet met huwen Bedryfue<br />

en hebt ghy noch tinbyt niet Binden lyfue<br />

25 zegt weit ghy niet hoe de waghebaert smaect<br />

wa ghildeken / al vande clocke vyfue<br />

twaelf pyntiens die heb ick voor tvat ghecraect<br />

myn Lipkens die heb ick Rechts nat ghemaect<br />

in alsulcke pottaidge bestier ick myn schat<br />

30 maer / brast ghy nemmermeer / wa tfy / diet spraect /<br />

+ Fol. 360 r, r. 20 en nota in margine onderstreept.<br />

* ‘van’: ‘v’ over andere letter (a?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 360 r<br />

+<br />

Nota .1. cleen manneken te<br />

brugghe zoo ghenaemt<br />

tbecken clynckende vanden<br />

verloren goederen achter<br />

tstraete Twelcke zeere<br />

dranck/Want als .7. zo achte<br />

pynten biers vp een corstken<br />

broods int lyf hadde/ zeyde<br />

alsdoe maer zyn tanden<br />

ghespoelt thebbene/


81<br />

+ oyndt heb Ick den brauwer te lief ghehadt<br />

Comt ghaenwe dan mede / noch weet ick wat<br />

van een cantkin maertsbier / weist myns gheriefuere<br />

van een Cantien zechtie / neen ghildeken * / Tnat<br />

5 van een vul vat dat had ick Liefuere<br />

VVats van een Cantien vul twee musselschelpen<br />

niet voor een vul vat knecht / dat mach helpen<br />

daer vloeyen de druepels in hueren fluer<br />

een cantien en zoude myn drooghte niet stelpen<br />

10 hoe creghe myn hertkin dan eenigh savuer<br />

maer packebier / theeft der balsemen ghuer<br />

ghaenwe doch omme doen ghaen den Bekere<br />

ken mach certeyn / Tes mueghelick al zuer<br />

ten es dat wed ick om eennen Clekere<br />

15 of hebt ghyr gheen zin toe / Neen ick pupstekere<br />

waeromme / tian tzou my zyn een griefuere<br />

want ghildeken Bier te drynckene zekere<br />

van een vul vat dat had ick Liefuere<br />

Iawel eerre Minne. BoI. moetie bedrouuen<br />

20 du bist een vry wyf En quaelick om touuen<br />

ghaenwe de man dan verbarnen zyn houtien<br />

tot Ioorkens van vyfuen den Iuecksteert prouuen<br />

hu daeghen en dronct ghy gheloyder moutien<br />

Bruun als een beyere Puer weresmoutien<br />

25 gheen betere / omme stoppen de motteghaeten<br />

maer essere een vul vat / kir welck een Coutien<br />

maer ghistere en wast metter Iueght ontlaeten **<br />

zo en eist niet vul dan / neent huuter maeten<br />

bey zal ict ie moeten wesen een Briefuere<br />

30 neen bier (Bouen bier huut ontghunnen vaeten<br />

van een vul vat dat had ick Liefuere<br />

Prinche<br />

Zo en vveet ick hu dan gheenen beteren Raedt<br />

dan packebier hebt ie wel Bucht dat ie ghaet /<br />

+<br />

in Blanckeberghe fraey spoelen hu Craeghe<br />

daer vynd ghy een vul vat / hu toeverlaet<br />

zoo hoord ick een wynRouper Roupen van daeghe<br />

* Oorspronkelijk ‘tghildeken’; ‘t’ geschrapt.<br />

** Oorspronkelijk ‘verlaeten’; ‘ver’ doorgehaald en ‘ont’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 360 v<br />

+ 361 r


82<br />

ende gheerne word ick van huwen ghelaeghe<br />

5 met dat ghy zo vroylick een Canneken velt<br />

Neen ghildeken ick hebbe een drooghe maeghe<br />

dies heb ick gheerne veel nats voor tghelt<br />

twy ghy dan altoos van een vul vat Relt<br />

// god ghedyncke de ziele van Paes de cliefuere<br />

10 al hadmen van Cantiens dranck vooren ghestelt<br />

van een vul vat hadhy oock Liefuere<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts omme dicwils doen wrynghen de Craenen<br />

van Bier ofte Wyn<br />

in alle feesten zy yeghelick vermaenen<br />

Tot zy drynckende zyn<br />

Spyts alle den Nymphen goddinnen en goden<br />

goede ghenouchte en es niet verboden<br />

in tsleuens iuecht<br />

20 goe theerCost ghebraeden ofte oock ghezoden<br />

bestroyt * huut poer de duucx Custoden<br />

den gheest verhueght<br />

ende daer vp eenen goeden zwalp wyns ghetueght<br />

het schimmel can die huuter maeghe weeren<br />

25 doch alle goe poyknechten / By ionstegher duecht<br />

zoot ghy vermueght // wilt blydelick theeren<br />

dats tsbrudecoms begheeren<br />

benyders deyns en vreckaerts die ghenouchte deeren<br />

ende vroylicheyt berespen van oudt ende ionck<br />

30 Schafter niet vp / maer om zwaericheyt weeren<br />

+<br />

in hu voortstel<br />

fraeye Bachus disciplen / drynct een vroylicken dronck<br />

De Bruudt en de brucomme ionnent hu wel<br />

Correghe vileynnen wien oyndt Mespasten<br />

5 daer waeren vergaedert Rechtzinneghe ghasten<br />

sterck ende styf<br />

ypocriten die eeuwelick willen doen vasten<br />

schuut die alst pas gheift / vvilt tlichaem ballasten<br />

en voedet tlyf<br />

10 smeert clouckelick den borst vry zonder ghekyf<br />

elck snyde een vinne in smaecx ghedueren<br />

wech van hier rabeeuwers / met hu tonghe ghedryf<br />

om vroylick beclyf // vvilt gheenssins Trueren<br />

* Oorspronkelijk ‘bestroeyt’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 361 v


83<br />

maer tdeser hueren<br />

15 elck anderen een droncxken wilt toesavueren<br />

Iont der goddinne Venus dan eennen lonck<br />

Laet vaeren beroerte twist ende Rancueren<br />

zulcdaenich ghequel<br />

fraye Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />

20 De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />

Snyder ende schyncker doch een goe mockaey snydt<br />

/ Esser yemandt nuchter / maect dat hy inbyt<br />

vvilt dyns ghedyncken<br />

tes hueghelick te brassene met Apetyt<br />

25 vp dat hier den brucom gheen durst en Lydt<br />

Schyncker wilt hem schyncken<br />

den Rynsschen claeren baey can hy wel dryncken<br />

wel vaer hy die tgoed ghebruuct in zyn leuen<br />

Laet smullen laet busen dat dooghen pyncken<br />

30 tcanneClyncken // es van Bachus verheuen<br />

Laet boeren weuen<br />

vvilt gheene zwaermoedicheyt plaetse gheuen<br />

licht vroylick den beker met eennen zwonck /<br />

+<br />

al zouder al onse benyders omme beuen<br />

valtse stoutlick Rebel<br />

fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />

De Bruud en de brucomme ionnent hu wel<br />

5 Princesse<br />

Vrau bruudt weert Melancolie<br />

stelt hope in deerre van huwer Partie<br />

Clouckmoedich staet<br />

handelt niet watter van benyders gheschie<br />

10 drynct vry een clauerblaeyken / weert fantasie<br />

en den durst verslaet<br />

Tspyts elcken die tcouverlick brassen versmaet<br />

end huut vinnicheyt boomkens meest tellen ghaen<br />

spys en dranck es voor den mensschen / voorwaer ten baet<br />

15 een chierken iaet // mach zomtyds wel wesen ghedaen<br />

doch brudecomme zaen<br />

en wilt ghy te couuerlick gheen dranck ontfaen<br />

maer maetelick verlucht den beschimmelden Ponck<br />

fraey fraey Laet gheen cannen doch ydel staen<br />

20 ghiet wyn int vel<br />

fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck /<br />

De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 362 r


84<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts Dursteghe lauekelen<br />

Brandich heet<br />

Gheennen dranck macher vervelen<br />

Tot datmer scheed /<br />

Huut crachte van vrau ghybens buersesnoer<br />

nv gracieux zynde hueren Onderzaeten<br />

30 Tzy flockemont drimmer eilman of Boer<br />

+<br />

oock alle wulpssche danssers vp Venus vloer<br />

doe ick gratie dat zy oyndt van huer verghaeten<br />

en milde zots gheuende tvolck garnaeten<br />

veel BanckeRompaeden in tyds bedocht<br />

5 Drynckers by ghehycte pynten en maeten<br />

oude dasaerts metter mudse gheCnocht<br />

slockPensse / meest van hu zeluen bezocht<br />

doe ick gracie / dat ghy metten ban ontstaet<br />

huut vlaendren / maer of ghy durst cryghen mocht<br />

10 Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet /<br />

VVachters van gheheele ofte alfue Cannen<br />

ende niet en paeyen huerlieder wederpartie<br />

doe ick gratie datmense niet en zal Bannen<br />

maer by tusschenspraecke van dronckabel Mannen<br />

15 zullen ontstaen mids poyende Pottekens drie<br />

voorts alle de ghuene / en de zelue wie<br />

ghecloostert gheCapt es / ghecryghe terstondt<br />

naer eten / gracie van vastene / en die<br />

zelue gracie / gheef ick oock Drooghemondt<br />

20 end als ghy wel brassen mueght / tlyf tzyne ghezondt<br />

dies moet ghy my haelen myn toeverlaet<br />

maer oft ghy onder weghe gheen herberghe vondt<br />

Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />

Ionghe meyskens huuthusich huutketsende vlugghe<br />

25 doe ick gracie voor alsulcdaenich mesbruuck *<br />

van niet ghecastyt tzyne ouer Rugghe<br />

behoudens datmense hier zynde te Brugghe<br />

met adams Roe goyen zal styf vp den buuck<br />

oock ion ick hu gratie droncke Luuck<br />

30 dat ghy langhe dicke tueghen noch ouergaept<br />

dies ** beveel ick vp tbeclemmen vanden Ruwen struuck<br />

dat ghy noch eer Avendt int Riemken slaept<br />

ghy tafelvrienden die den cost fletsich Raept ***<br />

* Oorspronkelijk ‘mesbruucken’; ‘en’ geschrapt.<br />

** ‘dies’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

*** ‘Raept’: ‘a’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 362 v


85<br />

+ alst tydt om ghaen es doet doch mynen Raedt<br />

end vp dat ghij gracelick pardoen betraept<br />

Drynct eens naer gratie Eer dat ghij ghaet<br />

Princhelicke<br />

5 Ruters die straffe busschen verkiest<br />

daer in ouerdaet doende foortse ende Cracht<br />

dat ghij by dien middele thooft niet en verliest<br />

doe ick grade warachtich / ia wordet beniest<br />

behoudens tian dat ghys hu voort an wacht<br />

10 en zo wie meest vulle backen acht<br />

vroylick huutdrynckende als Bachus maet<br />

waer ghy ter maeltydt zyt dach ende nacht<br />

Drynct eens naer gratie / Eer dat ghij ghaet /<br />

Aucteur<br />

15 Beuuez du vin si le vous plaist<br />

serez dehetz // En Vostre ingin<br />

Beuuez en hardiment vng bon traict<br />

cest mon souhaict // A toutte fin<br />

Responce<br />

20 Certes ie ne boy pas du vin<br />

sil ne me soit Certiffie naturel<br />

dont de la cereuoise / soir et matin<br />

ie me contente Sans vng vin tel<br />

[Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer]<br />

Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer<br />

25 huut Rommelen zomtyds Al clappende waer<br />

Refereyn<br />

Datmen een man met dobbel woorden beschaemt<br />

of datmen hem anders heet dan zoot betaemt<br />

Als zweper ghuut vetzack / blaeubeck en luere<br />

+<br />

of datmen de zulcke hatecousse naemt<br />

snosse dueghniet Clunten coelpap of sluere<br />

ian tartzochte melckmule van Iabbens partuere<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 363 r<br />

+ 363 v


86<br />

sloery tryse of platteellecker int Cot<br />

5 schoelie baetzouckere van duere te duere<br />

stamer Catte griele bottecroes zwatelpot<br />

Esele hannin schudde Bouue / en groot zot<br />

glorieux verwaent gheerne zynde ghepresen<br />

vlasteue of loetecaey / zo helpe my god<br />

10 Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Datmen vele belooft ende lettel vulcomt<br />

dat hem een van anders wercken beRomt<br />

en Remoeren en balghen wil Tallen tyden<br />

datmen vp sober knechten te groot last somt<br />

15 en datmense schict ande maegherste zyden<br />

dat zommeghe zo gheerne tbucxken Ryden<br />

en ghelagh doen betaelen / een die maer comt ghaende<br />

of gheesten doende zwaermoedeghe verblyden<br />

datmense beghect en veel schimps zyn ontfaende<br />

20 ende datmen eennen man zijnen Cop es ofslaende<br />

met dat hy Roupt heer ontfaermt myns te desen<br />

ofte eennen man gheesselt styf ghebonden staende<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Den Hond te vloyene Tcabaes te draeghene<br />

25 en de Leuer te slickene zonder zout<br />

Coram nobis eennen man te plaeghene<br />

Om * ander lyen schult een menssche te daeghene<br />

by mannen van machte ontschaemel en stout<br />

eennen banck te brekene Tzy steen ofte hout<br />

30 den buck te doen vystene groot van stancke<br />

het fovynken te maeckene menichfout<br />

vp tduumken te spelene / wien vallet te ** dancke<br />

baetzouckers Reghelaers vervult met drancke<br />

die vp haer poorterschip ghaen gheResen<br />

++<br />

maect driendertich myten een Ruters blancke<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Prinche<br />

PoortWachter tzyne de lieden wroughende<br />

5 van tbuten dryncken ende nemende Tnat<br />

vvit schepen tzyne den heere ghenoughende<br />

Tvolck accuserende dat hem es voughende<br />

int vechten / die schryft hy int quaetste blat<br />

* ‘Om’: ‘O’ over ‘ee’.<br />

** ‘te’: ‘t’ over ‘d’.<br />

+ Fol. 364 r, r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 364 r


87<br />

den hondslaegher hem dyncke hy es oock wat<br />

10 den beersteker / dat es een werckman bevonden<br />

den mueraere en houd ick voor dit noch voor dat<br />

belyters en ghyleghen gheveynst bewonden<br />

een wyf die langhe heeft gheloopen voor dhonden<br />

wel Connende schieten met Lueghen pesen<br />

15 die een man tuutkens stelt tallen stonden<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

[Dronckaerts met menich Rootroengich faes]<br />

Dronckaerts met menich Rootroengich faes<br />

vry * drynckende gheen Carperkeyte<br />

slaen altemets huut een vreimdt gheRaes<br />

20 daer tnat ten monde ter nuersen huutspeyte<br />

Refereyn<br />

Ghebuer tmynent wandelt al te vreimt een ghedrulte<br />

ende tes een Cabouterken zoo zeght myn wyf<br />

theeft vooren achter en ter zyden een Bulte<br />

25 tschynt proffytelick en schimpich es zyn bedryf<br />

tbrochte eens tmynent eennen zack vp tdlyf<br />

die was ghelaeden al vul goudin Reaelen<br />

om schults wille had ick noyndt zichtent ghekyf<br />

want tghynck zelue alomme voor my betaelen<br />

+<br />

tian ghebuerken dats goet macht hu niet faelen<br />

neent trauwen / dat weet ick wel want dits zyn woord<br />

als hu ghelt huut es ick zal nieuwe haelen<br />

brast stout en vruechdelick Leift onghestoort<br />

5 van zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />

Zomtyds mueghen wy quaelick secretelick clappen<br />

al hyngher lyf an tzoud elcken vertellen<br />

en myn wyf die waende laetst bier ghaen tappen<br />

de thonne was ghevult met ghebraen appelschellen<br />

10 oock ghynck zou eens twee hennen te vettene stellen<br />

tmaectter vp een nacht of Cabuus colen groot<br />

nv anderdaeghs hynghet veel handthauen van Bellen<br />

voor myn duere diet met twyntich sloten sloot<br />

tmaecte my eens twee zwarte schaepen Roodt<br />

15 van spyte dat ick hadde zyn weytien vermoort<br />

eist waer oock ghebuerken / tian iaet vp myn doodt<br />

dies weet ick wel / dat naer zulck een Accoord<br />

van zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />

* ‘vry’: ‘y’ over ‘o’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 364 v


88<br />

Doe Vp eennen tydt zo ghynck ick huut Eten<br />

20 thuus commende fyn goudin vand ick potten en Cannen<br />

kethelen standen en Cupen vul ghelts ghemeten<br />

al myn cameren met zydin lakene bespannen<br />

Cuere van spyse was binder beloke ghebannen<br />

gheen weildegher veyntIen dan Ick in tlandt<br />

25 theeft zovele ghedaen ande notable Mannen<br />

dat ick heere bem gheworden van Breskinszandt<br />

elck stof dat wordt tmynent eennen Dyamant<br />

ende wat ick begheere ick ghecryght Rechtevoort<br />

tian ghebuerken zo zweer ick vp mynen tant<br />

30 dat waer ick noyndt wandelde zuudt ofte Noordt<br />

van zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />

Prinche<br />

Myn vvyf liet eens tsnachts huer cleeren te bleeckene<br />

+<br />

ende tsmoorghens meende zou metten daeghe<br />

die omme te spoelene vp te Reeckene<br />

thadde baenst ghemaect van de meeste laeghe<br />

Papier vander Reste ick weynschtet de plaeghe<br />

5 doe keeck ick oft yeuwers mocht Ligghen in mute<br />

iaet inde beghietschuetel bachter haeghe<br />

zat het besich om tofstellen vander grute<br />

pact hu van hier Riept * / eer ick hu Clute<br />

maer met crucen heb icker my ieghens gheschoort<br />

10 dit ziende zo vlooght teenen clyncgate hute<br />

ende zichtent zwam aermoede An myn boort<br />

Van zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort /<br />

NachtDronckaerts<br />

De ghuene die gheerne Roeren de biersnaere<br />

15 vvaerme ghezeten vast in een vierschaere<br />

gheef ick dit Refereynken te Lesene<br />

Huut Recreatien ick gheen papier // spaere<br />

tware my leed ick een spaerich ghier // waere<br />

de ghespannen boghe / dient zomtyds tontpesene<br />

Refereyn<br />

In tlyf. en had ick noyndt vreese noch gru<br />

als ick mochte slampampen ten vullen brasse<br />

zo en doe ick oock noch ten tyde van nv<br />

ken maecke nieuwers werck of ick spint al te vlasse<br />

25 een moeseken etic theet waeterCasse<br />

* ‘Riept’: ‘R’ over ‘C’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 365 r


89<br />

dat can dus vercoelen myn gruwelick bloedt<br />

maer als daderen vul zyn / en tbuucxken te passe<br />

dat bancken voor lieden zyn van my ghegroet<br />

dan gruut my tian voor alsulcdaenich ghemoet /<br />

+<br />

zo dat ontloopt myn grouf vrine zaen<br />

en Iuiste Alst ghebuert dat den dranck my dit doet<br />

Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

Van quaetheden dan myn wyfs voorhooft fronst<br />

5 als zou my dus ziet commen zo dronckich beghaet<br />

ze knuetert ze Roupt zou thiert en zou Ronst<br />

met woorden fel word ick van huer verslonst<br />

ende wisselt my zonder payement een ducaet<br />

eist datse tsint Ians ten hoofde dan ghaet<br />

10 vuustpardoen deeltse my vp dat saeysoen<br />

dat ghebuert my iaerlicx meer dan eens Iaet<br />

maer lacen wat zoud icker omme doen<br />

Ick verdraeght als eennen onnooselen floen<br />

en ghaet ofspoelen metten edelen Rynsschen traen<br />

15 maer ghae ick Int scheeden niet Recht in myn schoen<br />

Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

Waerom eist dan dat Ick dus gru ghedooghe<br />

mochte yemandt vraeghen ter goeder trauwen<br />

VVaeromme / Myn wyf byndt my te tooghe<br />

20 vp een cussen voor duere in een zethel hooghe<br />

dat elck mynen droncken staet mach anschauwen<br />

dan heb ick tmynent overe veel veynstercauwen<br />

die begaepen my Lydende dursteghe weeden<br />

dies grypen my zomtyds By beede myn mauwen<br />

25 ende ghaen my weder naer der taveerne leeden<br />

dan ghaen wys van deighs om drynckene Reeden<br />

maer peyns ick dat de stock achter duere zal staen<br />

Ieghens dat ick thuus comme / als ick dan moet scheeden<br />

dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

30 Prinche<br />

Dese knechten die zitten my vp en vullen<br />

++<br />

by derdedeelen oortiens ende alfue bieren<br />

en te wylen zy dapperlick brassen en smullen<br />

wackerlick boes ick dan bachus Ampullen<br />

+ Fol. 366 r, r. 24-26 en datum in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 365 v<br />

+ 366 r


90<br />

om thuus ghaen en peyns Ick in gheender manieren<br />

5 dan ghae ick ter eeren den keysere vieren<br />

dat ick vooren ter zyden end achtere bluese<br />

dan zittense myn hooft zo duts en tieren<br />

dat ick averecht bynaest myn spyse luese<br />

ghevoel ick dan thebbene een langhe Nuese<br />

10 om thusewaert ghaen / doe ick dan gheen vermaen<br />

vvant als ick dus hebbe ghezien de Ruese<br />

Dan gruwet my tseghen thusewaert ghaen /<br />

Aucteur<br />

Dronckaerts omme den tydt ouerbrynghen<br />

15 Tlyf zynde ghevoed<br />

Altemets met dischCant een Liedeken zynghen<br />

van vreimder dynghen // Alf zot alf vroed<br />

dies ion ick hemlieden thuerlieder spoet<br />

een Liedeken omme den gheest verlichten<br />

20 twelck ick eens / van ardenburch commende te voet<br />

ghaende met een melckeghe / inwendich conste dichten<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys vanden stoorm van Munster // Ofte<br />

van meester ian van poucke<br />

Die den voys ghemist / dat hyse zoucke<br />

Binnen droncke tenuers zanghBoucke +<br />

O hooghste god die de liefde zyt<br />

die alle mestrooste verblydt<br />

In benautheyt ghezeten<br />

30 Liefde des naesten te deser tydt<br />

Die / es nv gheel vergheten /<br />

+ Liefde tot god light onder de voet<br />

Twelcke Symonie meest doet<br />

en onder tschyn int vervulen<br />

van helicheden gheveynst ghemoet<br />

5 vele boosheden schulen<br />

Liefde ten naesten Inde noodt<br />

es vaeryncx gheel ter weerelt doodt<br />

wouckerye es verheuen<br />

tword poorters neerynghe zulck exploot<br />

10 Daer veel eensdaeghs by leuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

.Anno. .1557.<br />

+ 366 v


Nyemandt vp gods gheboden acht<br />

vpRecht ghelooue light vercracht<br />

zulck wil ons twoord gods weeren<br />

de schaepen worden verkutst verpacht<br />

15 meest omme twulle scheeren<br />

De machteghe van goede meest<br />

zyn vanden aermen nv bevreest<br />

zy en mueghense niet anschauwen<br />

tvleesch verwint ieghens den gheest *<br />

20 Ouer mans ende vrauwen<br />

Zulck die gheveynsdelick sluumt<br />

den vleeschpot van Egypten schuumt<br />

ghemackelick byden viere<br />

Leckerlick leuen zyn zy ghecostuumt<br />

25 Minst zoorght die maect de beste chiere<br />

Der aermen Roup nyemandt Anhoort<br />

tdeen Ryck es Ieghens dander ghestoort<br />

tweedrachten Multiplieren<br />

Roouen brandschatten diefte moort<br />

30 ziet men noch daghelicx hanthieren<br />

Met graen verkutsen zommich sneeft<br />

end al daer de menssche by leeft<br />

verdierst in allen landen<br />

nyemandt tghemeente hulpe gheeft<br />

35 Ten heeft ghelt Brood noch panden /<br />

+ Zulck ydel buuckx en drooghen Mondt *<br />

wordt van ghebreken onghezondt<br />

dies zy naer tghasthuus Loopen<br />

Tesser al wech datter wel stondt<br />

5 Daers niet meer om vercoopen<br />

Al vvilden zy brood vvinnen ziet<br />

de neerynghe en esser Niet<br />

wat zullen de schaemel maecken<br />

mans wyfs en kynderen Lyden verdriet<br />

10 met verhongherde Caecken<br />

Coopmanscepe heeft cleen bestier<br />

elck wil nv worden een Rentier<br />

om ghemaclick leuen leeden<br />

daer vlieght zo meneghen ghulseghen ghier<br />

15 Binnen de weerelts Breeden<br />

* Vóór ‘gheest’ is ‘vleesch’ doorgehaald.<br />

* Vóór ‘Mondt’ is ‘b ... d’ doorgehaald.<br />

91<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 367 r


Nietmin hoet met de zulcke ghaet<br />

elck die zal kennen zijnen staet<br />

met dat hy heeft zyn tevreden<br />

gheestelick weerlick tdoolt al Iaet<br />

20 als thooft zieck es Trueren de Leden<br />

Princhelick god almachtich meest<br />

wien hemel eerde / end helle vreest<br />

de duusterheyt wilt verlichten<br />

zendt in ons Regierders vpRechten gheest<br />

25 Dat persecutie mach zwichten<br />

Dit ** liedeken ghemaect heeft hy<br />

die gheerne Christo waeren by<br />

verlost van tsvleeschs Lichaeme<br />

ontbonden / zo mocht hy wesen vry<br />

30 Duer zyn helighen Naeme<br />

Aucteur<br />

+<br />

92<br />

Keermeszouckers slampampers bekende<br />

huerer volght hier naer de legende /<br />

Vanden Landskeermessen<br />

Der landskeermessen Regiment<br />

In dies hier naervolght Totten hendt<br />

mueght ghy by goeder moeten lesen<br />

5 Ick ionnet hu voor een testament<br />

Maer wacht hu / ende van dryncken spent<br />

ofte cryght weedom der plaetsen omtrent<br />

daer men tcoeyken den hamer vpzendt<br />

die der best poyt wordtter ghepresen<br />

10 maer hoet mach wesen // drynct datie light<br />

Tbuucxken word zwaer / maer tbuerseken Licht /<br />

Balade<br />

Wel.hem. die wat gheluckich es gheboren<br />

den cost wordt zommeghe zuer ghewonnen<br />

15 Tes aerm landt daer vriendschap gheel es verloren<br />

naer staet zal vriendt eens vriendschap ionnen<br />

die niet en hebben ofte niet en Connen<br />

zullen volghen zoo de zulcke pleghen<br />

** ‘Dit’ verbeterd uit ‘De’ in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

367 v


93<br />

waer men comt onder tschyn der zonnen<br />

20 vergaederynghen vyndtmen in allen weghen<br />

naer dat prochien dorpen zyn gheleghen<br />

mids keermessen omghanck zoo mach den worp // zyn<br />

comt tlandsvolck deen den anderen tseghen<br />

Daer gheen keermes es / moet een aerm dorp // zyn<br />

25 Met dat de landslieden zelden verzaemen<br />

tbier int hooft Loopt buter Reghele<br />

ter keermesse durfuen zy dat niet schaemen<br />

oortiens alfbieren drynctmer zonder peghele<br />

dickwils blycket an de gheluwe zeghele<br />

30 die daer deene laet ende dander medraeght<br />

kyck inde Canne dats daer de speghele<br />

+<br />

ick brynght hu ick wachts wordtter meest ghewaeght<br />

esser tbier gheloyt tvolck zit onversaeght<br />

ende scheppen vp van vryer sticken tdier hueren<br />

zelden zat drynct / tot dat tsmoorghens daeght<br />

5 in landskeermessen zietmen wonder ghebueren<br />

Loopen en Caetsen clossen hubbelen sprynghen<br />

tkeelgat lauen en smetsen met grooten hoopen<br />

pypen en Reyen danssen discoort zynghen<br />

deene den anderen zyn keermesse Coopen<br />

10 Doerendey zietmer pluentien tschortcleed ontcnoopen<br />

ende vryen datse duere noch veynstere zien<br />

zomtyds ghaende verborghen tsaemen loopen<br />

de oogskens bedeckende met hueren knyen<br />

tes wondere watter al mach gheschien<br />

15 nyemandt wordtter ghequetst van venus slaeghen<br />

goe keermessen zynt certeynlick by wien<br />

Dat zy tbuucxken Rondt thuusewaerts draeghen<br />

Tes goede maniere voor vrauwen en mannen<br />

voor knechten ende meyskens menegherhande<br />

20 de keermessen clynctmer met ydele Cannen<br />

bezouckende elck ander Te watre te Lande<br />

zulcke haeltter eere / en de zulcke schande<br />

zulcke gheefter Raedt om schermutsen en vechten<br />

zulck esser ontsteken met zulcken Brande<br />

25 willende Venus tuutiens ontvlechten<br />

Ionghe meyskens tropplen naer de groote knechten<br />

daer tloerooghen ouerzendt de missiuekens<br />

tspit zy voor de Cueckene vpRechten<br />

men taster en wroetter naer de Ronde Schyfuekens<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 368 r


94<br />

30 Daer de tafel ghedect staet vul spys en dranck<br />

en vrau slampampeghe daer zit Bereedt<br />

zulck poyknecht becommert hem dan met zangh<br />

ander die verwyt De zulcke zyn Leedt /<br />

+<br />

den meesten Roup esser drynct huut doet bescheed<br />

tes zelden keermesse daer en ghebuert wat<br />

deen es zachtmoedich dander van bloede heet<br />

zulck dryncter den buuck vul maer tbuerseken plat<br />

5 Drynct vroylick de brauwer die haect naer tvat<br />

dats den Roup van weerdinne en weerdt<br />

zulck loopt hem ter bare moe ende mat<br />

Brassende dan / al waert van een peerdt /<br />

Als hannen en leyse dan tsnavents ghaen melcken<br />

10 ende moeten haer beestkens gaede slaen<br />

zo Iocken ende spelen zy daer oock telcken<br />

dat dicwils van vele wordt gheerne ghedaen<br />

eer tIaer / zietmer tcuersken pryckende staen<br />

tnuerseken wordt scherp / en tbuucxken Rondt<br />

15 dit comtter of van ter keermesse ghaen<br />

thuusewaerts tsnavents inden avendstondt<br />

den ionghe meyskens eist zeere ghezondt<br />

als hannen met leyse doen huer besoengneken<br />

Leyse cryght een vruchtien / een Cussemondt<br />

20 ende hannen cryght een vaderlick troengneken<br />

Deen dorp bezouct dander tzynder keermesse<br />

van ouer thien mylen verre ende naer<br />

om zynen vriendt touuen heeft elck begheernesse<br />

milde maertin tooghter hem gheel openbaer<br />

25 Pasteyen Roffoelen ende taerten aldaer<br />

hammen worsten baeckenspeck moetmer oock schauwen<br />

Zulck drynct hem zo dultotich int verghaer<br />

dat hy ieghens zyn vriendt wil een hauken hauwen<br />

zulck doet een coopken diet dicwils berauwen<br />

30 dan maectmer tsanderdaeghs een vuyl paeyseken<br />

zulck laetter cap en cuevel / ende voormauwen<br />

Thuusewaerts danssende int wambaeyseken<br />

Also langhe alsser tkeermesVaentien huutsteict<br />

acht daeghen gheduerende Binder octaue<br />

+<br />

tesser al van keermesse datmer spreict<br />

elck verhueghter hoe aerm een slaue<br />

tverghaertter al ziecke ghezonde en ghaue<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 368 v<br />

+ 369 r


zulck worper thuus ter veynster hute<br />

5 ende die daer best zyn keelgat laue<br />

die en esser gheacht vry met gheenen ghute<br />

de Rullepype prysense voor haerpe of lute<br />

Coolkercx danssende Vp dat saeysoen<br />

de coyen verwaeyen zy binder mute<br />

10 Meest liefuer in taveerne dan int sermoen<br />

Vastenavendts Disciplen<br />

95<br />

Deser vyndtmer vele end een groot ghetal<br />

Tydt verliesers in vleeschlicker wellusten<br />

hemlieden Ion ick dies hier naer volghen zal<br />

15 metten ghuenen / die dan gheerne tcanneken Custen<br />

hem zeluen Andoende veel onRusten<br />

Aucteur<br />

An alle Vastenavendt voeders<br />

Luxucrapuleuse studenten<br />

20 humidieuse masele Broeders<br />

metten slampampende adherenten<br />

zulck eens hadde Renten<br />

doende assaulten vp bachus thenten<br />

met capiteyn dotant zonder eeneghe gratie<br />

25 onder Beelzebub Veendels Regimenten<br />

thuwaerts ghebied ick Salutacie<br />

hu vergaederynghe es een ghulseghe Natie<br />

Refereyn<br />

Ghy vastenavendt Regierders vul alder baldadicheyt<br />

30 Tot soberheyts versmaedicheyt /<br />

+<br />

slampampende zoorgheloos oft waer den laetsten dach<br />

tschynt den buuck blyft ydel zonder verzaedicheyt<br />

natuere meer verlastende / dan die verdraghen mach<br />

tsa tsa tes vastenavendt / laets dryncken goet ghelach<br />

5 Roupt ghylieden en doet contrarie voorwaer<br />

hoe cant vastenavendt zyn wie noyndt slichter dijnck zach<br />

die eit en drynct den nacht ouer openbaer<br />

Tschynt oft al moest versloct zyn / verteert voor zyn iaer<br />

tsa tes al vastenAvendt inzwelght nv heetbroodt<br />

10 doch zommich als ghy groot ghebreck lydt der naer<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 369 v


96<br />

Laets schyncken laets dryncken tsa tes al vastenavendt<br />

hadwy meer wy ghauent<br />

Laet niet ouerschieten propt vul den penszack<br />

15 waerom zoudwyt niet doen / theerlynghen Beslauent<br />

Laet de buers huuttheeren in vastenavends ghemack<br />

schost brost / theert smeert / schynct drynct een vullen back<br />

vrau slampampeghe pyndt tbuerseken tontCnoopene<br />

tsa tes al vastenavendt / maect vry hu keelkens wack<br />

20 niet gheerne te pyntene veel liefuer te stoopene<br />

pyndt maeghen en daermen te ouerhoopene<br />

end alst al versmetst es goud zeluer thin lood<br />

niet hebbende om tsanderdaeghs een pekelhaerynck tcoopene<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

25 Als Vastenavendt heeft gheydelt meest de scapraeden<br />

thuwer grooter schaeden<br />

dat ghyr tsanderdaeghs in vyndt te brassene Niet<br />

daer ghy huwen schaemel nootdurst me mocht verzaeden<br />

en datmer den olybeker langhe ydel ziet<br />

30 Roupt dan vastenavendt datse hu troost biedt<br />

diet hu heeft helpen Iaeghen duer tkeelgat inde daermen<br />

als voor een doofmans duere / word hu Roupen gheschiet<br />

vvant vastenavendt can de zulcke niet ontfaermen<br />

doch die vastenavendt vierden binnen tsweerelts baermen<br />

35 tsanderdaeghs met ydel buucken lyden hongher groot /<br />

+<br />

daer hout noch turf in huus zy / om coken en waermen<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Als Vastenavendt hu heeft zoo bemommeCanst<br />

dat ghy int hemdeken danst<br />

5 niet wetende waer keeren / noch wetende waer wenden<br />

ende dhongerssche Ieghens hu ligghen * beschranst<br />

die hu huusghezinde van honghere schenden<br />

datter leene niet zonder pandt wil zenden<br />

keerle cuevel manthel cappe / naer myn oomkens neimt scoy<br />

10 als ghyr dus me vaert ghy vastenavendsche Benden<br />

Roupt dan naer vastenavendt steltter vp huwen foy<br />

Als ghy hu zom thuutkercke Vyndt tappende Roy<br />

ghequetst ghecrepelt ghehauwen duerwondt totter doodt<br />

end in huwen Roup anders niet en Riept dan poy poy<br />

15 Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt /<br />

Princhelicke<br />

Epicurieneghe slampampers<br />

veel spysen instampers<br />

* ‘ligghen’: eerste ‘g’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 370 r


97<br />

vastenavends disciplen bespoghen bebraect<br />

20 Raescoppeghe draeytops Twistvlouckeghe Rampers<br />

vviens maeghe niest van vooren dat dachterpoorte craect<br />

die vanden vastenavendt gheel huwen afgod maect<br />

van tafle ter tafle met cleenen Apetyte<br />

Twas al van eten dryncken dat ghy meest spraect<br />

25 tsnavents laete ten banckette / tsmoorghens vrouch ten inbyte<br />

vastenavendt vierende met soberen proffyte<br />

dat ghy tsanderdaeghs beschaemt staet met caken Root<br />

inde buerse niet Vyndende een inckele myte<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Aucteur<br />

Vastenavendt maect de zulcke zynen bucht quyte<br />

ende vele zo naer zonder schult te betalene<br />

dat zy niet en behouden een inckel myte<br />

om tsanderdaeghs een .†. voor thooft te halene<br />

+<br />

Vastenavends Disciplen ander aduerteren<br />

ende Animeren<br />

Tot Brassen ende busen doende electie<br />

dat zy insghelycx slampampen zonder cesseren<br />

Die willende brynghen onder huer protectie<br />

Saluut die altyds zyt durstich en wackere<br />

van weghen Vastenavendt nv huwen eerdschen god<br />

bespoeyt nv met drancke dyns lichaems Ackere<br />

Laet hu minste tueghe zyn een vullen pot<br />

10 brast ende smetst goe teercost nv allevot<br />

zyt vroylick vp Venus ghetauwe weuende<br />

schept vp van vryer sticken / schiet huwen zot<br />

vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Ruters die schendt menich cappoens craeghe<br />

15 ende den Rynsschen baey Clouckelick dryncken<br />

eecke plancken duerzittende tot tsmoorghens ten daeghe<br />

daer men dassaulten / met thinnen trompen doet clyncken<br />

wilt nv om Bachus preuilegen dyncken<br />

ter tafel ghemaetst als mueren leuende<br />

20 faictes moy Raison / dotant wilt schijncken<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

De ghuene die slyngheren menich Cansken<br />

ende metten theerlyngh tghelt verdoet<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

370 v


dat de zulcke * moet zoucken fynansken<br />

25 ende verpepert zyn parafernele goedt<br />

Clouckzinnich vry noch het beste doet<br />

zyt daeromme gheenssins sneuende<br />

maer weist als leeuwen clouck ghemoet<br />

vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

98<br />

30 Schuut nv Corre die twisteghe Rampeghe<br />

die met een lecker morseel darf theerren<br />

maer bezouct nv me vrau slampampeghe<br />

ende wilt den borst daer vettelick smeerren<br />

+<br />

Talder bancketerynghe wilt hu gheneeren<br />

die elck andren zyt nichtende of nevende<br />

helpter tschimmel huut alle vleeschspyse weeren<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn Begheuende<br />

5 Ghy Vander pensemarct edel greynen<br />

zwelght spierynghen van Cappoenen in<br />

buetertse dicke ende wiltse BeReynen<br />

met groote Rynssche backen / naer Bachus zin<br />

Laet in tkeelgat groeyen gheen Copghespin<br />

10 een wafelmeelken Laet zyn huutzeuende<br />

poyt clauerblaeykens / maer emmers niet min<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Ghy Die in Bona dies cueckene wuendt<br />

Besmout besmatert ghelyck een Beyte<br />

15 die meest Ieghens alle soberheyt stuent<br />

viert vastenavendt / wie dat becreyte<br />

maer emmers negheenssins drynct Carperkeyte<br />

doet zoo ghy oyndt waert de verheuende<br />

schost brost dat ter kelen en nuersen huutspeyte<br />

20 vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Paters nonnen baghijnkens ende zusterluten<br />

die de vynghers inde buetre te wasschene pleghen<br />

vvilt noch goe Lecker beetiens ter panne fruten<br />

bezouct elck anders caeren in allen weghen<br />

25 moutvlieghe altyds durstich gheneghen<br />

drynckende tbier ghebuetert Cleuende<br />

Lardeirt den peysterzack hoe ghecreghen<br />

vvoensdaeghe moettet ghy zyn begheuende<br />

* ‘zulcke’: ‘z’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 371 r


Princesselicke<br />

99<br />

30 Vraukens elck venus moncxken<br />

die gheerne een Billeken slyngheren fraey<br />

+<br />

huut caluwaerts mammeken drynct een droncxken<br />

van dien Rinsteghen natuerlicken baey<br />

Laet nv huutblusschen den brandighen laey<br />

ontfanct int vleeschuus clouck niet beuende<br />

5 den Rinsteghen dandeRick / want vraukens fraey<br />

VVoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Vastenavend Dansliedeken<br />

Met puffende maghen // droncke subbelen<br />

vastenavends daghen // muegher me hubbelen /<br />

10 Hoort alle die zyt van Bachus bende<br />

end hu naer vastenavendt dwynght<br />

eer datmen hu de zomer zende<br />

doch hu ghelt niet gheel verdrynct<br />

maer properlick by maeten schijnct<br />

15 fraey ghezondt wordt ghy ghepresen<br />

en wat ghy doet / dit ouerdynct<br />

Moorghen moet ghy sober wesen<br />

Die versmeert nv groot ghelach<br />

en metten theerlyngh tghelt verdoet<br />

20 daer ghy meer dan eennen dach<br />

thuwen huuse by leuen moet<br />

vroylick huwen durst nv boet<br />

theert vougsaemich bouen desen<br />

hoe ghy tdlyf baldadich voed<br />

25 Moorghen moet ghy sober wesen<br />

Drooghe kelen by Manieren<br />

die zo gheerne by pyntiens poyt<br />

souft noch hedent alfue Bieren<br />

vry deen danders keerleken ployt<br />

30 Rasch om bucht Tot myn oomkens schoyt<br />

+<br />

es hu Credo huutghelesen<br />

zwelghet tmaertsbier nv gheloyt // Moorghen etc a /<br />

Die noch Rycke zyt van hauen<br />

touft nv Venus moy gheCranst<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 371 v<br />

+ 372 r


5 Laet den theerlyngh dapper drauen<br />

huwer alder Lustich Canst<br />

Momt zynght sprynght hubbelt en danst<br />

Laet ghenouchte zyn gheResen<br />

100<br />

drynct bacxkens huut / Brast ende schranst // Moorghen etc a /<br />

10 Fraey Ioncvvyfuekens ende Cnaepen<br />

die gheerne vette morseelen smult<br />

vvilt alshedent wyde gaepen<br />

hu buucxkens voor zes weken vult<br />

dan natuerlicke blomme huutbult<br />

15 Laet hu helpen ende ghenesen<br />

doet ghyt niet tword hu tselfs schult // Moorghen etc a<br />

Pupstekers die om den naeycoorf vechten<br />

ende Venus zyn onderdaen<br />

vvilt den standaert vroylick Rechten<br />

20 en bloodshoofts noch int vleeschuus ghaen<br />

smetst saussyskens en Coolbraen<br />

Laet nv soberheyt verknesen<br />

drynct int Lyf den Rynsschen traen // Moorghen etc a<br />

Die om hebben doet den heesch<br />

25 en gheerne tlecker keelgat voert<br />

eer ghy eit hu laetste Vleesch<br />

Laet vp hu vleesch zyn ghetamboert<br />

end huwe Blende schuetel Roert<br />

nyemandt zalmer omme vesen<br />

30 hu dranck wel buetert ende poert // Moorghen etc a.<br />

Oorlof pier pauwels claeys en philips<br />

end elck wie hoort ons vroylick Liedt<br />

tes in ons buerse zeer groot Eclips<br />

+<br />

Want wy en zien der een cruce Niet<br />

nochtans al eist Dat zoo gheschiet<br />

crancken willen wy droufheyts pesen<br />

en wesen Rechts vroylick zoomen ziet<br />

5 Maer moorghen willen wy wyser wesen<br />

Aucteur<br />

Vpden vastenavendt laete vyndtmen zommeghe ghasten<br />

naer datse tlyf niet meer hebben connen Ballasten<br />

het ouerschot doen zy den Aermen gheuen<br />

10 My dyncke dat zulck naer de schaeuwe tasten<br />

van vpRecht aelmoessen thebbene bedreuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 372 v


101<br />

//Maer de ghuene die der lief de wil ancleuen<br />

gheuende den behoufteghen / met milder handt<br />

zyn nootdurst / en houde zelue tsoberlick leuen<br />

15 hy doet bet / dynct my in vpRechter verstandt /<br />

Noteirt<br />

Sober zyt ende Vigileirt<br />

Vp zommich Babylon feestdach die lecker beten<br />

Dier worden ghEten *+<br />

20 en groote backen huutghedroncken verweckende twist<br />

worden tsnavents al dronckich / meest huutghesmeten<br />

en den dranck onManierlick huutghepist<br />

//hebben dan die brasserdrynckers / Liefmoedich ghemist<br />

den aermen behoufteghen int ghedyncken<br />

25 ter nootdurst tschyncken<br />

Wiens herte traenooghich heescht zonder wyncken<br />

den bitteren galledranck Tot het onder ghist<br />

ducht ick zullen zy naermaels moeten huutdryncken<br />

ende metten quae ghezeyde nederwaerts zyncken<br />

30 want om zaelich blyncken<br />

Gods verleende goed / dient niet brooddronckich verquist /<br />

++ Schuut een medechyn in wysheyt vpgheblasen<br />

De ghuene die heeft Lettel Experientie<br />

een dronckaert zynde / dan veel Raesen en praesen<br />

die an hu verzoucken wil prouuens inventie<br />

5 hoe hy andren ghenesen zal Tdier intencie<br />

niet // ontbiedt // hem // ziet // vliedt // hem<br />

Als pestilentie<br />

Aucteur<br />

Nu vander ghulsicheyt Concluderende<br />

10 daer onder dronckenschap es Dominerende<br />

vp datter een yeghelick doe Afkeerynghe<br />

zo heb ick gheweist noch fantazerende<br />

een schriftelick Refereyn ordonnerende<br />

daer zy in mueghen zyn speculerende<br />

15 Elck dronckaert ionnende teender Leerynghe<br />

Refereyn +<br />

* Oorspronkelijk ‘GheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 373 r, r. 17 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 3. a May .1561.<br />

+ 373 r<br />

+<br />

.19. a octobris. 1541.


102<br />

Wee hu der houeerdigher Ephrayms croone +<br />

ende die afvallende blomme schoone<br />

20 der eeren / van al haerlieder verblydynghe<br />

die vp thooft des alder vetste dal in persoone<br />

doolden vanden wyne / daer zonder vermydynghe<br />

want metten voeten thuerlieder nederstrydynghe<br />

zal huerlieder Croone vertorden wesen<br />

25 vyndtmen dan noch zulcke mensschen voor douerlydynghe<br />

Laet tschossen brossen met tdroncke dryncken mespresen<br />

Tzyn vyanden van gods cruce alsoo wy lesen<br />

welcker god dat huerlieder buuck es bekent +<br />

den werckman en wordt ook niet Rycke gheresen<br />

30 hy / die van tdroncke dryncken hem niet en spent / +<br />

+ +<br />

maer groot ghebreck zal wesen hemlieden omtrent<br />

die wyn beminnen ende lecker morseelen daer<br />

Dronckenschap maect twist ende paeys zou schendt +<br />

huut dronckenschap volght alle onRedelicheyt naer<br />

5 en waer dronckenschap dueverhandt heeft dats claer<br />

daer en blyft niet secreits noch heymelick yet<br />

dies Raedt salomon om wysheyt winnen voorwaer<br />

wilt den conyngh wyn gheuen te drynckene Niet<br />

vp dat ter aventueren niet tdryncken gheschiet<br />

10 dat zy mochten ontdecken haerlieder secreten +<br />

der ellenden kyndren zaecken veranderen ziet<br />

noch oock dat zy den Rechten niet zouden vergheten<br />

in alle maeltyden ghierich weist niet ghezeten<br />

end en wiltter niet ouer alle spyse tasten +<br />

15 vvant daer huut / en droncke dryncken moetmen weten<br />

met ziecten zult ghy tlichaeme dan ouerlasten<br />

vvie heefter wee / wie zynt die wonden mespasten +<br />

die hemlieden zyn zonder oorzaecke ghegheuen<br />

en zynt niet zeght Salomon die zelfste ghasten<br />

20 die inden wyn thanthierne als dronckaerts Leuen<br />

ende dryncken dat zenuwen ende aderen Beuen<br />

dat de ooghen pulen laeten zy tnat inzyncken<br />

maer wilt ghy ghezondt zyn / ende zaelich ghescreuen<br />

Tfy Dronckaerts tfy Wacht hu van droncke dryncken<br />

25 VVant. tRycke gods / en zullen zy niet verweruen +<br />

die hem zeluen dus met droncke dryncken bederuen<br />

oock die brasseryen ende dier ghelycke hanthieren<br />

dronckenschap doetter vele in zonden steruen<br />

dus metten dronckaerts tetene wilt niet logieren +<br />

30 Wee hu die daer vrouch vpstaet / en dronckaerts manieren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai 28.<br />

+ Philip .3.<br />

+<br />

Eccli .19.<br />

+<br />

373 v<br />

+<br />

prouerbi .21.<br />

+ idem .31<br />

+ prouerbi .3.<br />

+ Eccli.37.<br />

+ prouerbi.23.<br />

+ galath.5 o .<br />

+ .1. Corinthe.5.


103<br />

naervolght / om dryncken tot tsnavendts laete +<br />

vp dat ghy mocht vanden wynen ende stercke bieren<br />

heet zyn / tot allen onCuusschen staete<br />

++ +<br />

In hu maeltyden haerpen zyn van cleender baete<br />

Lieren fleuten tamboeren / oock ende wyn dan<br />

in ydelheyt ghebruuct ghyt gheel zonder maete<br />

ende god des heeren wercken en ziet ghy niet an<br />

5 vvee hulieden oock tsaemen / tzy wyf ofte man +<br />

die zynen vriendt te drynckene gheeft / en plach<br />

doende daer in valscheyt // en zoo elck best Can<br />

maectzhem droncke / datmen zien zyn naectheyt mach<br />

Schuut deser ghezelschap doch nacht ende dach +<br />

10 end alle wie dat hem tot dronckenschap stelt<br />

die te vooren gheuen wynich oft een bierich ghelach<br />

Laetse met hu thuwer tafel niet wesen ghetelt<br />

ziet den wyn niet an hoe goeden coop dat hy ghelt /<br />

als hij Iuechdich es / ende van Coluere Roodt<br />

15 en tcoluer In glas of croes hem om blyncken versnelt +<br />

hij ghaet zocht in maer ten hende doet wederstoot<br />

ghelyck een slanghe zal hy hu doen bytende noodt<br />

end als tserpent Basiliscus huutsturten venyn<br />

Dronckenschap heeft menich duusent mensschen ghedoodt<br />

20 end haestich doodse / die noch droncke drynckende zyn<br />

Jonadab beual zyn kyndren / niet te drynckene wyn +<br />

of zy die dryncken wilden oock bouen tbetamen<br />

Benadab dranck droncke / met cuenynghen fijn +<br />

tot tweendertich / die hem te hulpe quaemen<br />

25 en zyn verwonnen ghebleuen / daer int verzaemen<br />

dus vp dese en meer andre exemplen wilt dyncken<br />

end eer hu ouervallen mach / eenich beschaemen<br />

Tfy dronckaerts tfy Wacht hu van droncke dryncken<br />

Inden tyden Noe zy aeten ende droncken<br />

30 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken +<br />

en die watervloedt heeft ze bedoruen ter stondt<br />

in loths tyden aeten droncken zy / ende verzoncken<br />

+<br />

vier sulfer Reyndet huten hemel hemlyen onghezondt<br />

zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />

dus mensschen wacht hu / dat hu herten by aventhueren +<br />

met dronckenscap niet bezwaert worden inden grondt<br />

5 dat hu dien dach onvoorzienich niet en doet trueren<br />

vvyn / tot vroylicheyt gheschepen es / in zyn ghueren +<br />

+ Fol. 374 r, r. 21, 23 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai .5.<br />

+ 374 r<br />

+ Esai 5.<br />

+ Abacuc/ 2<br />

+ prouerbi 23<br />

+ Ibidem<br />

+ iere 35.<br />

+ 3 Regum 20<br />

+ luce 17<br />

+ 374 v<br />

+ Luce.21.<br />

+ Eccli 31


104<br />

ende niet tot dronckenschap vanden beghinne<br />

wyn matelick ghedroncken alst zoo mach ghebueren<br />

Brynght verhueghen der zielen / en tslichaems inne<br />

10 en veel ghedroncken onMatelick niet met zinne<br />

maect creytynghe gramschap / en veel vallynghen doet<br />

Dronckenschap maect tverstandt / en de buerse dinne +<br />

duer dronckenschap zulck boomen voor mensschen groet<br />

dronckenschap heefter menich OntEert en ontgoedt<br />

15 die voormaels hooghbefaemt en ghepresen Bleken<br />

duer dronckenscap light wysheyt gheel onder de voet<br />

Laet dronckenschap Raet paulus dies van hu bezweken<br />

maer bidt dus god den heere der hemelssche Reken<br />

heere neimt van my des buucx begheerlicheden<br />

20 zo begheerdy meer gherustheyt dan men can spreken<br />

en zult mueghen ghetempert dan leuen met vreden<br />

want ouerdaet en dronckenschap tallen steden<br />

zyn tsvyands mommers / end alle des weerelts spot<br />

als de sobere castyden huer wulpssche leden<br />

25 als meschverckens / vetten de dronckaerts int cot<br />

huerer zangh es ick brynght hu ick wachs een vullen pot<br />

dus dryncken zy om prys ende schyncken om danck<br />

diet niet doen / es metten zulcken gherekent zot<br />

of nacht en dach moest hy zitten oock vp den Banck<br />

30 Sint ian baptista dranck gheen wyn noch crachteghen dranck +<br />

ghy zult waeter by maeten zeght ezechiel schyncken +<br />

te meer dan wyn / dus om tontghaene dhelsschen stanck /<br />

Tfy dronckaerts tfy / Wacht hu van droncke dryncken<br />

Prinche<br />

++ Hoort ghy dronckaerts al tsaemen ende wilt ontwaecken +<br />

weent en huylt die den wyn In zoeticheyt smaecken<br />

want van hu mondt es hy verghaen end ouerbrocht<br />

slacht niet zommeghe lecker wynghulseghe caecken<br />

5 die ionghe maegdekens hebben om wyn vercocht<br />

maer tot soberheyt van drynckene weist bedocht<br />

zo mueght ghy ten avendmaele christi blyncken<br />

Anschauwende die hemel end eerde heeft ghewrocht<br />

O menssche gods Wacht hu van droncke dryncken<br />

Nydicheyt<br />

Doende huer zeluen meest smerte<br />

willende wel Eten een anders herte<br />

Liefde noch Charitate mach zou gheluchten<br />

Leuiathan // huer inzaeyen can<br />

15 alle boose gramNydeghe vruchten<br />

+ Fol. 375 r, r. 17-19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Experientia<br />

+ Luce/primo<br />

+ Ezech 4<br />

+ 375 r<br />

+ Iohel primo


Eccles .9.<br />

Odium et Inuidia / simul<br />

peribunt //<br />

Aucteur<br />

105<br />

20 Nydicheit / es als een woorme int hout gheseten<br />

beroestheyt int ysere / als een motte Int Cleed<br />

want zoo dees hem zeluen inde materie Eten<br />

zoo eit de nydeghe menssche hem zeluen ghereed<br />

Nydicheyt heeft blydschap in ander lieden Leed<br />

25 ende Droufheyt inne haerlieder voorspoedt * /<br />

++<br />

Aldus benyde Caym / Abel dien hy dood smeet<br />

zynen Broeder zynde / sturtede zyn Bloedt<br />

ende Saul duer nydicheyt oock ghemoed<br />

vervolgde den helighen conyngh dauid zeere<br />

5 maer god dheere / heeft hem bewacht en behoedt<br />

Nydeghe dit gheef Ick thulieder Leere<br />

Liefde /<br />

Die noyndt yemandt griefde<br />

Die es Een Reviere des paeys of Vloed +<br />

10 zoete Reyn van charitaeten / ende dau van gratien<br />

zaet van eendrachticheyt / begheerte des volcx goedt<br />

ende vrucht der Minnen / tot elcker spatien<br />

huterlicke Liefde / onder alle Natien<br />

es god zelue / vul ghenaedich virtuut<br />

15 Daer alle Liefmoedicheyt es int besluut<br />

Sapien / 2 o .<br />

Dhelighe schriftuere straft de nydicheyt groot +<br />

want inder weerelt gheCommen es openbaer<br />

Duer nydicheyt des Vyands / de .Dood.<br />

20 en die van zynen deele zyn volghen hem naer<br />

Laets begheeren dies / gheen ydel glorye / Maer<br />

met elck andren zyn Liefmoedich verblydende<br />

zachtmoedich vriendhoudich zonder eenich bezwaer<br />

Elck andren niet terghende noch Benydende<br />

* Vóór ‘voorspoedt’ is ‘ieghe’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 375 v, nota in margine naast r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 375 v<br />

+ Augustinus .Ad Martianum/<br />

+ Noteirt Wel considereirt<br />

snel


Aucteur<br />

106<br />

Een nydich menssche die en heeft niet alleene Nydt<br />

Ieghens die grooter dan hy es Maer<br />

Ieghens alle de ghuene heeft hy oock spyt /<br />

++<br />

die zyns ghelycke / ende minder dan hij zyn / daer<br />

vp die meerder * dan hy zyn / draeght nyd dats claer<br />

om dat hy zo groot of zo machtich es Niet<br />

Ieghens zyns ghelycke draeght hy oock nyd voorwaer<br />

5 om dat hy niet meerder es dan zylieden / ziet<br />

vp die minder zyn dan hy / heeft oock nydich verdriet<br />

van zoorghen dat zy mochten worden ghelyck hy<br />

daer omme tot allen mensschen hy zyn nydicheyt biedt<br />

een nydich menssche barnt binnen en buten waer hy zy<br />

10 //Een nydich menssche es te vreden / dats vry<br />

dat hy zelue verlies heeft / Tes groote onghenaede<br />

omme eennen anderen te doene schaede<br />

Die tvat des nyds draeght teeneghen fine<br />

Die zelfste zal hebben eeuweghe Pine<br />

Aucteur<br />

Nydeghe grammoedeghe<br />

Als nyemandts Vriendt<br />

dynckende / als maer voor hu zeluen gheboren<br />

Ick bem hulieden gheuende twelck hu dient<br />

20 Dese twee naervolghende Refereynen vercoren<br />

Epist / Dominica 4 a . post Epipha /<br />

A o .1544.<br />

Ad Roma / 13.<br />

Beminde broeders / en zyt nyemandt yet schuldich<br />

25 dan dat ghy deen den anderen zult Beminnen<br />

wie zyn euen menssche lief heeft / goethertich ghehuldich<br />

die heeft de wet vervult in zulcdaenich beghinnen<br />

Want en ghy tot die Liefde Reyn vought hu zinnen /<br />

+ Fol. 376 r, r. 22 onderstreept.<br />

* ‘meerder’: ‘meer’ over ‘n...’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 376 r


107<br />

+ gheen ouerspel doen zult / noch oock gheen doodslach<br />

ghij en zult oock niet stelen / noch yemands goed dinnen<br />

noch gheen valsch ghetughe zegghen In hu ghewach<br />

huwer naesten dynck begheeren oock / nacht noch dach<br />

5 Ia / bemindt ghy huwen naesten zoo dat behoort<br />

end eist datter / noch een ander ghebod wesen mach<br />

dat word begrepen warachtelick in dat woordt<br />

huwen naesten zult beminnen als hu zeluen voort<br />

christus dupperste waerheyt gheeft ons dees Raet<br />

10 gheel tvulbrynghen des wets / Es tliefzaemich accoord<br />

Want Liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Euangelion Vpden zelfsten dach<br />

In dien tyden Iesus christus god en menssche voorwaer<br />

In een scheepken clemmende / oetmoedich ghepresen +<br />

15 hem zyn ghevolght zijne discipelkens naer<br />

ende ziet / Eenne groote beroerte naer desen<br />

die esser gheworden inder zee gheresen<br />

zoo / dat tscheepken wierdt bedect vander baeren vpslaen<br />

Iesus sliep / en die discipulen aldaer int wesen<br />

20 Commende tot hem / hebben hem ghewect zaen<br />

zegghende verlost ons heere / wy verghaen<br />

ende zeyd hemlieden daer int ghemeene<br />

vp dat zy zouden vast sterck gheloouende staen<br />

wat zyt ghy vreesende / ghy van ghelooue cleene<br />

25 doe vpstaende iesus christus van Nasareene<br />

beual den wynden / en der zee / als vpperste prelaet<br />

huut een Liefzaem beuel / ende anders gheene<br />

vvant liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Naer dat Iesus den wynden ghebood en der zee<br />

30 als god almachtich crachtich ende ghebenedydt<br />

een groote Rusticheyt esser gheworden alRee<br />

en die mensschen verwonderden hem tdier tydt<br />

++<br />

hoedaenich es dese / zeyden zy zonder Respyt<br />

vvant die wynden ende oock der zee der by<br />

die zyn hem ghehoorzaem breedt ende wydt<br />

dese mueghentheyt gods waeren ziende zy<br />

5 ende doen hy het waterken / es ouercommen vry<br />

//int landschap datmen gerasenorum heet<br />

daer / duer zyn liefmoedeghe wille heeft hy<br />

zyn liefmoedeghe ghenadicheyt milde verbreedt<br />

daer waeren vyanden zynde bouen maeten wreedt<br />

10 die beual hy inde verckers / zegghende ghaet<br />

+ Fol. 377 r, r. 19-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 376 v<br />

+ Matthei .8.<br />

+ 377 r


108<br />

en zy ghynghen /) mensschen trect an der liefden cleedt<br />

Want liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Princhelick<br />

Iesu Christe Conynck heere der heeren<br />

15 Liefzaemich wildet ghy inder weerelt verkeeren<br />

hu meest en minste ghebod / onder liefde staet<br />

Liefde thuwaerts / tonsen naesten oock / wildet ghy leeren<br />

vvant liefde des naesten / en werct gheen quaet /<br />

Rondeel<br />

oft viercante tafele<br />

Pryckmorseel<br />

der vp / noch Wafele.<br />

+<br />

Liefde die es ducht ick / ter weerelt dood<br />

ken ziese in kercken noch oock In clusen<br />

25 houdse yemandt in zyn singuliere schoot<br />

Liefde die * es ducht ick ter weerelt dood<br />

achlacen wy hebbense grooten nood<br />

haet ende nydt zaeyt veel Abusen<br />

Liefde / es ducht ick ter weerelt dood<br />

30 ken ziese in kercken / noch oock in clusen /<br />

Andvvoorde<br />

Woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />

by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />

ons daghelicxschen dranck zyn vreimde veriusen<br />

5 woucker heeft Liefde ghedaen verhuusen<br />

hadden wy meer / men zoude ons meer plusen<br />

maer om tlaetste pandt / tian zouden wy noch vechten<br />

woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />

by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />

Duesme mixte<br />

Hoet. ghaet // of staet // Ter weerelt binnen<br />

quaelic // Principaelic // leuende meest<br />

Ten zy // dat hy // huut een Beminnen<br />

god crachtich // almachtich // Tquae cruudt comt * dinnen<br />

15 men duchten moet // oock vruchten goet<br />

zullen lyden tempeest<br />

* Oorspronkelijk ‘dies’, ‘s’ doorgehaald.<br />

* ‘moet’ doorgehaald, ‘comt’ interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

377 v


109<br />

elck schict den gheest // om Raepen en scraepen<br />

Zulcx als den heerder es / zyn de schaepen /<br />

Aucteur<br />

+<br />

20 Gheen haet in dyn herte vrouch noch laete<br />

hebt Ieghens huwen broeder tzou de ziele schaeden<br />

haet verwect twist / maer die Charitate<br />

Can bedecken certeynlick alle mesdaeden<br />

VVie zyn broeder haet dat es een moordenaere<br />

25 wie hem zot heet zal weerdich zyn des viers pine<br />

hebt hu vyanden lief gheel int openbaere<br />

ghebenedydt die hu vloucken met blyden aenschine<br />

Bid voor die hu vervolghen Tallen termine<br />

vpdat ** ghylieden kynderen wordt der by<br />

30 van huwen vadere / Die inde hemelen zy /<br />

Refereyn<br />

Zoo ghy vvilt dat hu de mensschen zullen doen +<br />

zo doet hemlieden weder oock dies ghelycke<br />

helpt huwen naesten naer hu macht in elck saeysoen +<br />

5 verblydt van huwen dooden vyandt te gheenen wycke<br />

vveist elck andren ontfaermich hier vp eerdeRycke +<br />

zoo god ons alder vaeder es ontfaermich bekent<br />

oordeel niet / op dat gheen oordeel thuwaerts blycke<br />

vergheeft / vergheuenesse zal hu worden omtrent<br />

10 met zulcker maeten ghy meit in hu Regiment<br />

naermaels met zulcker maeten zult worden ghemeten<br />

ontfanct crancke / den cleenmoedeghe troostynghe zendt<br />

sticht deen den anderen waer dat ghy zyt ghezeten +<br />

hebt huwen heere huwen god lief vulmaect onghespleten<br />

15 end huwen naesten als hu zeluen metten wercken der naer +<br />

vvant mensschen de gheheele wet ende propheten<br />

in dese twee gheboden zo hanght die voorwaer<br />

een yeghelick zyn naesten helpen zal / hier en tdaer +<br />

ende zegghen zynen broedere dat hy vroom zy<br />

20 die niet lief en heeft / Blyft inde dood dats claer +<br />

en zo wie zyn broeder haet / Een doodslaegher es hy<br />

vvilt elck andren niet Lief hebben mensschen ghy<br />

metten woorde noch oock metter tonghen zede<br />

maer staet deen den anderen minsamelick by<br />

25 metten wercke ende oock metter waerheyt mede<br />

** ‘vpdat’: ‘d’ over een eerste, gevlekte ‘d’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

378 r<br />

+ luce .6.<br />

+ Eccli 29.<br />

+ Luce .7.<br />

+ .1. thessa.5.<br />

+ mathei 22.<br />

+ Esai 41<br />

+ 1 Iohan 2.


30<br />

110<br />

Doet dyn broeder gheen ouerlast tgheender stede +<br />

hebt lief huwen naesten met herte met zinnen<br />

want Liefde dect zonden / dus thuwer zaelichede +<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Leert van my zeght den heere die bem goethertich +<br />

oetmoedich en waerachtich in alle myn weghen<br />

wie zyn broeder haet / es In duusterheyt smertich +<br />

en wie hem lief heeft / blyft claer int licht bedeghen +<br />

oock wie minsaemich es tot zynen naesten ghenegen *<br />

+ +<br />

zo liefzaem als themzeluen / certeynlick meer es dat<br />

dan alle tgheel ghebrande offerhandich pleghen<br />

en sacrifitien ghedaen het zy in wat stadt<br />

Alder liefste zoo ons christus heeft lief ghehadt<br />

5 behooren wy elck andren lief thebbene zeere +*<br />

al wie lief heeft / es gheboren huut tgoddelick vat<br />

en die niet lief en heeft / kendt god te gheenen keere<br />

want god es die liefde / wien ick dies danck vermeere<br />

en gods liefde es zoo tonswaerts gheopenbaert<br />

10 dat hy zyn gheboren zuene christum den heere<br />

tonswaerts ter weerelt ghezonden heeft nederwaert<br />

om dat wy duer hem leuen zouden onbezwaert<br />

want die verzoenynghe es hy voor onse zonden<br />

hebben wy elck andren lief / huut Rechtionstegher Aerdt<br />

15 zo verblyd god in ons Tallen tyden en stonden<br />

en zyn Liefde es in ons vulmaect bevonden<br />

want duer liefde totten naesten Comt gods liefde an +<br />

En die menssche zuuert zynder ooghen gronden +<br />

om god te ziene / die zyn naesten beminnen Can<br />

20 Liefde / es der zonden dood / voor wyf ende Man +<br />

en liefde can duechdelick leuen ghewinnen<br />

Christen mensschen die zom nydich zyt Raed ick dan<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Christus heeft huut liefden tleuen voor ons ghestelt +<br />

25 dies zullen wy voor ons broeders oock stellen tleuen<br />

vvetende dat wy ouerghevoert zyn ghetelt<br />

vander doodt tot tleuen / die dus lieflick ancleuen +<br />

hebt lief dan huwen naesten gheel zonder begheuen<br />

alle dier met zyns ghelycke can Lieflick verblyden +<br />

30 Reden waert dies dat de mensschen niet achterbleuen +<br />

zy en hadden huers ghelycke lief oock tallen tyden<br />

wilt deen den andren doch niet vermalendyden<br />

Maer wilt verdraeghelick wesen tot allen zaecken +<br />

* Vóór ‘ghenegen’ is ‘bed’ doorgehaald.<br />

* Verticale streep in margine van r. 6 tot r. 16.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Leuiti 19<br />

+ prouerbi .10.<br />

+ Leuiti/19 et gala .5.<br />

+ Mathei.11<br />

+ .1. Iohan/2.<br />

+ 378 v<br />

+ marci/12<br />

+ .1. iohan .4.<br />

+<br />

gregorius<br />

+<br />

ysidorus<br />

+ propertius<br />

+ .1. iohan 2.<br />

+ 1 Iohan .3.<br />

+ mathei.5.<br />

+ Eccli 13.<br />

+ .1. thessa 5.


111<br />

+<br />

wilt oock gheen quaet voor quaet gheuen / vechten noch stryden<br />

maer wilt altyds dat goet es volghen ende ghenaken<br />

voor elck anderen Int bidden vromelick waecken<br />

Ia bidden voor de ghuene die hu doen quaet +<br />

5 en wilt wel doen die nydich nochtans thuwaerts blaecken *<br />

vp dat ghy tshemelsch vaders kyndren bescreuen staet<br />

want hy zyn zonne vp goe en quae schijnen laet<br />

en zend Reyn vpde Rechtueerde huut liefden vierich<br />

oock laet hy Reynen vp alle onRechtueerdich zaet<br />

10 vp dat wy allen mensschen zouden zyn goedertierich<br />

vveder zy leefden Ieghens ons Onmanierich<br />

ofte leefden Lieflick vreidzaemich onghestoort<br />

vvilt den mesdoenders niet berespen / met woorden schoffierich<br />

maer blameirt zulcke brooscheyt daert nyemandt en hoort +<br />

15 tusschen hu end hem alleene / zebaer Rechtevoort<br />

kennesse zal te zochtere in hem Beghinnen<br />

Laets doen als voor ons zeluen / want tes christus woordt<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Prinche<br />

20 Al spraeck Ick met mensschen en der inglen tonghen +<br />

end ick die Edel Liefde en hebbe niet<br />

als een clocke zonder clepel Bem ick bedwonghen<br />

(als een Psalter zonder deuotie ghezonghen)<br />

al wist Ick van alle verborghentheden tbediet<br />

25 al had ick al dat in prophecien es gheschiet<br />

en dat ick int ghelooue zoo waere ghemoet<br />

dat ick berghen mochte verstellen / nochtans ziet<br />

heb ick gheen liefde / als een niet ligh ick onder voet<br />

al ghaef Ick ten aermen voedsel oock alle myn goed<br />

30 ende lede tormenten oock zeer onghenaedich<br />

heb ick gheen liefde zo stryd ick al ieghenspoet /<br />

+<br />

en ten es my niet proffyctelick maer beschaedich<br />

want liefde es lydzaem vriendelick niet eueldaedich<br />

noch zou en zouct haer zeluen niet tgheenen daeghen<br />

niet vpgheblaesen eerghierich onverzaedich<br />

5 noch en verblydt huer niet in des boosheyts plaeghen<br />

maer als zou de waerheyt mach hooren ghewaeghen<br />

zo verblydt zou ende wordt inwendich verhueght<br />

al ghelooft zyt / alle dynghen can zou verdraeghen<br />

Al hoopt zyt / al lydt zyt / huut lieflicker duecht<br />

* ‘blaecken’: ‘bl’ over andere letter (w?).<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 379 r<br />

+ Mathei 5.<br />

+ Mathei 18.<br />

+ .1. Corin/13.<br />

+ 379 v


112<br />

10 dies mensschen dan te wylen ghy zyt in hu Iuecht<br />

vvint tshemels vruecht<br />

hebt liefde thuwen naesten Laet liefde niet dinnen<br />

maer zoo ghy best mueght<br />

Huvven naesten wilt / als hu zeluen beminnen<br />

Aucteur<br />

Veel vrienden metter tonghe ziet<br />

vynd ick / maer metten wercken gheene<br />

Wie eist / die nv zulck Vriendschap biedt<br />

dat vriendt voor andren Comt in weene<br />

20 of ter noodt yet Leene<br />

Vriendschap metter tonghe es zeere cleene<br />

een hondt biedt vriendschap met zijnen steert<br />

omme tcnaeghen maer van eennen drooghen beene<br />

zijns meesters Vriendtschap hy begheert<br />

25 //Die nv van mensschen vriendtschap ontbeerdt<br />

mach dies niet te wanhopich greynsen<br />

maer zy Lydzaemich * vp zynen heerd<br />

Ende keert fortune / macher dan om peynsen<br />

[Inuie/En Vie]<br />

Inuie / En Vie<br />

30 Par mort / se deslie /<br />

+<br />

Nydeghe Tonghen<br />

houden Liefde Bedwonghen<br />

Bemindt Ieghens huwen broeder gheen lueghens voor dhandt<br />

ende tot huwen Vriendt der ghelycke niet doet +<br />

5 en wilt niet lieghen van alle lueghenen want<br />

die ghewoonte van het zelue / en es niet goet<br />

.1. petri 3<br />

Zo vvie dat wel leuen te beminnene achte<br />

ende goede daeghen wil zien ghebleken<br />

10 dat hy van tquaet zyn tonghe wachte<br />

en zyn lippen / datse gheen bedroch en spreken<br />

Prouerbi .15.<br />

Die tonghe der wysen kennesse verchiert<br />

der zotten mondt schuumt altoos wysheyt huut<br />

* ‘Lydzaemich’: ‘z’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

380 r<br />

+ Eccli 7.


15<br />

int herte des verstandeghen wysheyt Logiert +<br />

wie straffynghe haet / Blyft een zot zeer Ruudt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ prouerbi 12 ende 14


En Franchois<br />

La langue des sages Orne la science<br />

La bouche des folz / iecte hors la follie<br />

20 Au Coeur du prudent / Repose sapience<br />

Qui hayt les corrections / il faict folie<br />

Nydeghe quaetheyt<br />

113<br />

Nero wesende Roomsch keyser int leuen<br />

heeft zonderlynghe vier quaetheden bedreuen<br />

25 Eerst Roome / met viere ghedaen ontsteken<br />

zeuen daeghen en nachten zoo barnende bleuen<br />

huut causen / zoo dhistoryescryfuers spreken<br />

dat hem by dien / zou kennesse zyn ghebleken<br />

++<br />

hoe groot dat tvier was onder der zonnen<br />

van als troyen barnde / doe zynde ghewonnen<br />

Daer naer vulbrynghende tweetste quaet<br />

dat hy tmeeste deel der senatueren Raedt<br />

5 dede dooden binnen der Roomsscher stede<br />

tderde zyn eeghin broedere / Als moordaet<br />

heeft hem vermoort / Ieghens nathuerlicke zede<br />

Tvierde / dat hy zyn eeghin moeder dooden dede<br />

vp dat hy wreedzinnich der toe gheneghen<br />

10 De plaetse zoude zien / daer hy hadde gheleghen /<br />

Traegheyt<br />

Traeghledicheyt van allen duechden treckende<br />

van Belial quaeden gheest gheinflammeirt<br />

int hende tot wanhopen verweckende<br />

15 Ledicheyt es moedre ghediscribeirt<br />

van alle quaetheyt / die zou genereirt<br />

Genesi. 3. o<br />

Inden zvveet dyns aenschijns zult hu brood eten<br />

Totter tydt weder inder eerden keert ghij<br />

20 vander eerden ghecommen zyt / moet ghy weten<br />

ende / om dat ghy stof zyt / daer by<br />

zult oock weder keeren in stof / alst zy<br />

Iob .5. .Ad thes / 3.<br />

Zoo hem vpheffen om vlieghen de vueghelkens ziet<br />

25 Es de menssche gheboren tot aerbeydt int leuen<br />

+ Fol. 380 v, r. 11-13 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 380 v


114<br />

eist datter yemandt zy / die wil aerbeyden niet<br />

dat hy oock niet en ete / heeft paulus bescreuen /<br />

++<br />

Augustinus de Ciuitate dei libro 4 o<br />

Capi /16.<br />

Voortyds merckende dedele Romeynen eendrachtich<br />

dat alle quaet voortbrocht wierd huut ledichede<br />

5 veel goden dies / die zy meenden warachtich<br />

den mensschen stierende tot besicheyt machtich<br />

ende werckene crachtich<br />

die hebben zy ontfanghen Binder Roomsscher stede<br />

En tot die zelfste goden / naer huerlieder zede<br />

10 als goden tot tghemeene oorboort ghekeert<br />

hemlieden templen ghesticht / in constegher snede<br />

ende met alder neersticheyt daer gheEert<br />

Maer de goddinne van Rusten die van besicheyt vliedt<br />

die wilden zy gheenssins ontfanghen niet<br />

15 Certeynlick binnen huerlieder stede / Maer<br />

buten der stede / zoo eist gheschiet<br />

Augustinus bediet<br />

wierd huer eennen tempel ghesticht aldaer<br />

gheen goden wilden zy hebben binnen voorwaer<br />

20 die de mensschen mochten tot Ruste trecken<br />

noch oock eeneghe andre claer openbaer<br />

diese tot Ledicheyt / mochte verwecken<br />

Ghemerct dies dan de Romeynen int leuen<br />

gheen ledeghe wilden hebben inbleuen<br />

25 Binnen huerlieder stede Te meer stercker hy<br />

god almachtich die ons heeft gratien ghegheuen<br />

zal de ledighe doen verworpen onvry<br />

ouerdynct dit alle Ledighe leyaerts ghy<br />

yeghelick wie hij zy<br />

30 zal huutghaen tzynen wercke leecken en clercken<br />

duer dauid den Psalmiste dit leeren wy +<br />

Dat de menssche / es gheboren * om wercken<br />

Prouerbi. vi o<br />

Ghy die gheenderhande werck wilt betraepen<br />

35 hoe langhe zult ghij traeghledighe slaepen<br />

+ Fol. 381 r, r. 33 onderstreept.<br />

* ‘gheboren’: ‘o’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

381 r<br />

+ Psal Ciij


115<br />

++<br />

Wanneer zult ghy van huwen slaep vpstaen<br />

noch een weynich zult ghy slumen / ende slaepen ghaen<br />

een weynich die handen slaen in malcanderen<br />

om een weynich te slapene / maer tzal veranderen<br />

5 in hu wercken snel zyt / met handen en voeten +<br />

ende hu en zal gheen ziecte ghemoeten<br />

Want allen mensschen int generaele +<br />

es ledicheyt / een ziecte pestilentiale<br />

Blyft ghy ledich dan / ziecte / die zal hu dommen<br />

10 Aermoede / die zal hu oock ouerCommen<br />

ghelyck een wandelaere nv voort * an<br />

en ghebreck ghelyck een ghewapent Man<br />

Ryst dies huten slaepe / zonder veel gheschals<br />

Eer zylieden alle drie / hu commen vpden hals<br />

Int Werck der apostolen<br />

Capi. 18.<br />

Ghy traeghledighe wilt hu neerstich bevroeden<br />

Paulus wildhem oock te werckene spoeden<br />

zoo hij voortyds van Athenen te Corinthen quam<br />

20 een iode ghenaemt aquila hy daer vernam<br />

mids dat hy van zijnen handwercke was<br />

thenten te maeckene / aldaer doe vp tpas<br />

Wrochte Paulus ende Aquila tsamen<br />

Twy wilt ghy hu dan Leyledighe schamen<br />

Aucteur<br />

Schuwet ledicheyt eer hu Ancomt verdriet<br />

Therte der ledighen Can anderssins peynsen niet<br />

dan dat den buuck anneghaet ende spyst<br />

die tdaeghelicx leckere etynghe pryst<br />

30 van Belial dies tot veel quaets ghestiert<br />

Als boose gheest van elcken die ledicheyt hanthiert<br />

++<br />

in tbedde hy der zulcken ghepeynsen Regiert<br />

tot onCuusscheyt / ende alle onEerbaere zeden<br />

voortleedende ter zaelen der ghulsicheden<br />

naer dronckaerts taveerne / dan oock gheschie<br />

5 vp tstraete zittende talder gheckernie<br />

+ Fol. 381 v, r. 9 ‘ziecte’, 10 ‘Aermoede’, 12 ‘ghebreck’, 30 ‘Belial’ onderstreept.<br />

* ‘voort’: ‘v’ over andere letter (e?).<br />

+ Fol. 382 r, r. 8 ‘confusie ... verstandt’, 9 ‘Poorte ... droufheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 381 v<br />

+ Eccli.31.<br />

+ Platho<br />

+ 382 r


116<br />

tvolck bespottende / dits dat zy Winnen<br />

vervreimdt hu van ledicheyt / met al huwe zinnen<br />

zou es confusie van des mensschen verstandt<br />

Poorte der droufheyt / die thuerwaerts tart binnen<br />

10 en wilt den slaep doch niet Beminnen<br />

dat aermoede thuwent niet worde gheplant<br />

zyt neerstich doet tbeste metter werckende handt<br />

neersticheyt es moeder van Rycdom dats claer<br />

de cloucke zyn in ouervloedicheyt vailiant<br />

15 maer een traeghe zal ghebreck lyden voorwaer<br />

tgheluck helpt hem zeluen certeynlick daer<br />

de ghuene hem zeluen helpt met neerstichede<br />

alle gheesteghe gheleerde bescryfuent / maer<br />

die ledich es / om aermoede / es zyn Bede<br />

Eccles .9<br />

Neerstich wesen zult tallen saeysoene<br />

Al wat hu voor handen comt te doene<br />

doet dat vroyelicke thuwer noodt<br />

ghaet dan met blydschap eten hu Broodt<br />

25 ende drynct huwen wyn met goeden moede<br />

zult wel doen / en bewacht zyn van ieghenspoede<br />

Aucteur<br />

Ledicheyt Maect van allen duechden Naect<br />

Ledicheyt van meneghe een Roouere maect<br />

30 een steyter Een blasere een dief een lieghere<br />

een Rommere een bottere / een volcx bedrieghere<br />

een verdoolt schaep / gheen goede Raet // kendere<br />

een Listich baetzouckere / thende een straetschendere<br />

++<br />

een ontzweerere Loosheyts studeirdere<br />

een putier / Bancbouue / een vertasseirdere<br />

een lutsere een boorghere // een quaet bedynckere<br />

een lettel zoorghere // daeghlicx droncke drynckere<br />

5 ghestolen schapen huut haerlieder vacht // stroopere<br />

een baldadich duegheniet ende een nachtloopere<br />

tontyde vp tsheeren straete maeckende Beroerte<br />

voortstellende twist ende alle Remoerte<br />

dusdaneghe disciplen becleedende eecken<br />

10 Raderen en ghalghen Can ledicheyt queecken<br />

eereloos vreeseloos / draghende tdieftlick cabaes<br />

+ Fol. 382 v, r. 26 en nota in margine naast r. 27-28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 382 v


117<br />

ten hende wordende Der woormen Aes<br />

die zwart ghepluumt vlieghen ouer den ackere<br />

ionghers wachttes hu / tot wercken zyt wackere<br />

15 eer iusticie pluct huwer ioncheyts greyn<br />

Want zeere goet eist / Bennen menssche certeyn +<br />

dat hy vp dat hij van gheen aerbeydt vervreme<br />

dat iock vander ionckheyt an / VpNeme<br />

Een werckman die es weerdich zynder spysen +<br />

20 Een leich sterck ghezondt bouue / zalmen voorby wesen<br />

Iacobi primo<br />

Alle menssche zy haestich int hooren ghebleken<br />

Traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />

zulckerwys ghy Ledege / die tot gheen wercken dooght<br />

25 wilt ghy ledigh wesen / daer in hu traecheyt tooght /<br />

Seneca Epist .88.<br />

++<br />

Wy Vynden dat didimus een goet latiniste +<br />

in Ledicheyt vry Lettel tyds verquiste<br />

Want zo neerstich was hij in zyn leuen<br />

30 Dat hy heeft vier duusent boucken ghescreuen /<br />

Aucteur<br />

Van Werckene mach nyemandt wesen onbeschuldich<br />

maer altyds der toe ghehuldich<br />

want de Elementen planeten menichfuldich<br />

5 zyn gheen tydt Ledich / maer altydt werckende<br />

elck in tzijne / den tydt versterckende<br />

als nacht ende dach / ons onderscheedende<br />

zonne ende mane / zyn ons Bereedende<br />

tydt / dat de vruchten groeyen ende bloeyen<br />

10 schaemt hu traeghledicheyt Laet hu vernoeyen<br />

maect * dat gheen van hulieden meer Ledich zy<br />

werckende zult quaede ghepeynsen vermoeyen<br />

ende van quae begheerten mueght oock worden vry<br />

Ongheluck comt dicwils by traeghledicheyt by<br />

15 maer zelden comt ongheluck / by neerstichede<br />

een traegh menssche / van god verwacht bystandt hij +<br />

daer wy / nochtans moeten wercken in deerdsche stede<br />

Anden plough moeten wy dhandt steken mede<br />

ende ons zoorghfuldelick neerstich gheneeren<br />

20 vvaect dies / en de zwaerheyt / van twinnen thuwer vrede<br />

Schict ieghens de Lichticheyt van tvertheerren<br />

+ Fol. 383 r, r. 16, 17 ‘nochtans ... stede’, 22, 23, 25 ‘aerbeydt’, 27 ‘murcea Plutho’, 29<br />

‘Aerbeydt’ onderstreept.<br />

* ‘maect’: ‘c’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Iere/in trenis 3 o<br />

+ mathei.10.<br />

+ Didimus neerstichede<br />

+<br />

383 r<br />

+ .N. o


Poetich Exemple<br />

Den intarders Murcea Temple<br />

118<br />

Anhoordt Doctrinale fictie / tot tzins behaeghen<br />

25 hoe aerbeydt hier voortyds in voorleden daeghen<br />

brudegomme ghemaect was / om leuen te zochtere<br />

metter schoone murcea Plutho Dochtere<br />

goddinne der Ledicheyt Miniootich playsant<br />

Welcke Aerbeydt huer by hercules tryumphant<br />

30 een tsweerelts slaue / vele Bruudsticken zandt<br />

Eerst drie vaeten vul zweets / Een ezel een hane<br />

Schilt ende zweerd / Twee spooren ick wane/<br />

+<br />

Een bouck / ende een thonne vul waeckynghen<br />

drie scrynen vul zoorghen zonder eeneghe slaeckynghen<br />

die thuerwaerts ghezonden al waeren ghebleken<br />

maer die Ledicheyts goddinne wildese versteken<br />

5 gheenssins * wildeser blyfuen wesich // mede<br />

Mids dat waeren alle ghiften van Besichede<br />

en zou Ledicheyts goddinne / niet zouckende tzuere<br />

meest tzoete zonder pyne / dats huer natuere<br />

zegghende dat aerbeyd alsdoe vp Tpas<br />

10 huer (die des Rycke plutho dochtre was)<br />

behoortste thebben ghezonden / duer dal en weghelkens<br />

zochte beddekens Snuutcleerkens speghelkens<br />

ghebrocquette verdegaerden Pompeuse Clieren **<br />

goetRokeghe zoetluchteghe fumieren<br />

15 Ia zochte handschoeykens Ryngheskens baegskens<br />

fyne hemdemaukens halscleerkens met gulden Craegskens<br />

en tdier ghelycke // Want hier inne faelgierde aerbeydt<br />

es hy vander goddinne der Ledicheyt ontzeyt<br />

ende Aerbeydt ghelaeten met verstoorden zinne<br />

20 Twelcke veel quaets brochte naermaels ter Weerelt inne<br />

zonder man zou bleuen / Rengneirde thueren heessche<br />

ter weerelt in weilden gheel naer den vleessche<br />

met hueren twee cnaepen thueren vermueghene<br />

deene Bedroch dander ghenaemt Lueghene<br />

25 met eender cameriere die zou hueren staet beual<br />

Ypocrisie ghenaemt de meeste van al<br />

waer mede zou haer behielp telcker spatien<br />

Ende aerbeyd staende buten Ledicheyts gratien<br />

bedruct zynde van huerer Repudiatie<br />

30 versmaedynghe ofte Refutacie<br />

es van huer zaen<br />

* ‘gheenssins’: ‘i’ over ‘e’.<br />

** ‘Clieren’: ‘i’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 383 v


119<br />

++ zonder veel dilaeys // Naer het pallaeys<br />

van pallas der wysheyts goddinne gheghaen<br />

in een voornemen met cloucken beschicke<br />

ende ghaf Aerbeydt daer ten huwelicke<br />

5 Agenoria goddinne der neerstichede<br />

mids tconsent van hueren vadere Bezichede *<br />

ende zoo hy der mede // int huwelick Bedeegh<br />

Aerbeydt by neersticheyt zyn wyf ghecreegh<br />

zeuen schoone dochteren daer of dient vermondicheyt<br />

10 Leuen / Victorie / Duecht / Ghezondicheyt<br />

Vruchtbaerheyt // Lusticheyt / ende Waerheyt der naer<br />

zoo dat Iupiter vpperst god / der goden voorwaer<br />

ziende tsweerelts staet Openbaer<br />

By ledicheyt alsoo tonder Bleuen<br />

15 heeft Aerbeydt in zynen staet verheuen<br />

hem gheuende tzynder hulpeghe begheerynghe<br />

Pales de goddinne die vandt de Landsneerynghe<br />

Larunda het thimmeren / Arachne tweuen certeyn<br />

Doris tschipmaecken waer hute Certeyn<br />

20 alder eerst den treyn // van coopmanschepe es gheresen<br />

Mineruam ghaf hy hem oock bouen desen<br />

goddinne der studerynghen de ingenieuse<br />

daer mede yeghelick wordt de fameuse<br />

Totten Ledighen Voort<br />

Dese Leerynghe behoort<br />

Hoort thuwer vermanynghen diesser best dient<br />

ghy traeghe ledighe quaet boos gheIngient<br />

werct aerbeydelicke zonder begheuen<br />

dat ghy mueght van tghuendt dat huwe es / leuen<br />

30 want alle Ledich menssche tot zynder schanden<br />

+<br />

die leeft meest huut diefachteghe handen<br />

Gheen excuse vyndt ghy in tsweerelts percken<br />

altyds esser werck / emmers als ghy wilt wercken<br />

Want Ledeghe zyt ghy om zeylen ghereed<br />

5 de zee light opene wydt ende Breed<br />

vought ghy tot Landsneerynghe hu verstandt<br />

verre lanck en by alomme vyndt ghy landt<br />

+ Fol. 384 r, r. 8 ‘Aerbeydt’, ‘neersticheyt’, 10, 11 ‘Vruchtbaerheyt’, ‘Lusticheyt’ onderstreept.<br />

* ‘Ledichede’ geschrapt, ‘Bezichede’ erna toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 384 r<br />

+ 384 v


120<br />

Deis leerynghe / heeft een griecx poete begrepen +<br />

Allen mensschen es oock groot onledicheyt ghescepen<br />

10 end vp alle adams kyndren een iock zwaer +<br />

vanden daeghe des huutghancx voorwaer<br />

van haerlieder moeders Lichaeme<br />

totten dach der begrauynghen bequame<br />

in alder creatueren eerdsche moedere<br />

15 Dats / vp dat elck mocht wesen vroedere<br />

van doe / dat wy gheboorte verwerfuen<br />

es ons twercken angheboren / tot dat wy sterfuen<br />

Ledicheyt es ziele ende lyf bedrieghende<br />

een vueghel inde Lucht wechvlieghende<br />

20 die es zekere emmers vanden Nette<br />

tsghelycx es de menssche vry van belette<br />

der zonden / die hem om wercken gheeft<br />

Sampson zoo dhelighe scriftuere inheeft<br />

vechtende verwan hy de Philistinen<br />

25 maer als hy hem ghyngh tot Ledicheyt Pinen<br />

Inden schoot slaepende van Dalyda<br />

schoerze hem zyn haer af / ende wierd der Na<br />

bedwonghen ghevanghen ende Blendt ghemaect<br />

vp wien oyndt Ledicheyt heeft ghedaect<br />

30 slaeperich onwetenlick zyn doodlick bleuen<br />

van vele diueerssche zo vyndtmer bescreuen<br />

Sisara wierdt slaepende van Iahel vermoort /<br />

+<br />

Isboseth van Rechab ende Banaa voort<br />

Holofernes inder nacht / was oock dood bevonden<br />

Maer dauid bleef onghequetst van zonden<br />

zo langhe hy wat goets te werckene plach<br />

5 ende als hy vp zyn veynstere Ledich lach<br />

ende bersabe zach // Wrocht hy ouerspel<br />

ende manslacht ieghens tsheeren gods beuel<br />

Niet beters dan waecken ende neerstich wesen<br />

figuere hebwyr of ten propooste van desen<br />

10 hoe Saul in zyn thente ten voorleden iaeren<br />

Abner / en zyn bewaerders slaepende waeren<br />

niet waeckende neerstich / maer Leich int vercouden<br />

dat zy Saul hueren Conyngh bewaeren zouden<br />

zo dat Dauid aldaer by nachte quam<br />

15 ende Sauls spietsen ende waterbeker nam<br />

alsdoe / doe dauid der mede wechghaende<br />

heeft van verre gheRoupen staende<br />

Zuenen des doods zyt ghylieden verclaert +<br />

Want ghy huwen heere Conyngh niet hebt bewaert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Phocylides<br />

+ Eccli 40/<br />

+ 385 r<br />

+ .1. Regum .26.


121<br />

20 Ghy ledighen Aerdt // Claer by deser figuere<br />

blyct / dat wy moeten waecken tot elcker huere +<br />

onsen conyngh te bewaerne / neerstich te zyne<br />

dat zyn de gratien met neerstegher Pine<br />

die ons verleendt heeft god Conyngh almachtich<br />

25 dat wy die ter perfectien brynghen warachtich<br />

Elck naer / dat hy ons gratien heeft ghegheuen<br />

deene / tot een Contemplatyfuelick Leuen<br />

dander tot alderhande handAerbeydelicks wercken<br />

naer dat elck inne des weerelts percken<br />

30 van gode vercoren word / zal hij neersticheyt doen<br />

neerstich zynde ter waecke vp elck saeysoen<br />

want tRegiment des weerelts / dat moet gheschieden<br />

+<br />

alsowel by ambochts als gheestelicke lieden<br />

ziet neerstelick toe dan dach ende nacht<br />

dat ghy den tydt waer neimt / en zoorgfuldicheyt acht<br />

dat ghy den traeghledeghen knecht niet en slacht<br />

5 die zyn meesters pennyngh inden eerden graefde<br />

ende tot ghewinne niet en beslaefde<br />

//Dats ghy alle mensschelicke generatien<br />

wien god heeft ghegheuen diueerssche gratien<br />

dat ghy die niet huut en deelende zyt<br />

10 Ter gods eeren / Tzynder tydt<br />

daer naer thuwen naesten / end hu tselfs proffyt<br />

besich zynde werckende / elck naer zyn ghauen<br />

deen int gheestlick / dander int ambachtlick slauen<br />

Eerlicxst winnende brood / zoo ghy best wetende // zyt<br />

15 Om dat ghy vanden aerbeydt etende // zyt<br />

van huwen handen / zo zal hu wel // zyn<br />

ende zaelicheyt / zal hu zonder ghequel // zyn<br />

dies yeghelick zy neerstich daer toe ghehult // vry<br />

int zweet van huwen handen zo zult ghy<br />

20 eten hu broodt Twordt bequame den heere<br />

Dat ziecte Aermoe en ghebreck van hu keere /<br />

Aucteur<br />

Vanden slapaert Epimenides vynden wy<br />

van zyn vader ghezonden In tvelt hem by<br />

25 om een schaep Rasschelick zonder spaeren<br />

onder weghe in een .Ol. verdoolde hy<br />

daer hy slaepen wierd / sliep .Lvij. Iaeren<br />

wordende ontwaect / maecte groot mesbaeren<br />

tschaep thuus te draeghene / heeft neerstich ghezocht<br />

30 meende maer een weynich naer zyn verclaeren<br />

gheslapen hebben / Dies maer hem zeluen thuus ghebrocht<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .Morael.<br />

+ 385 v


122<br />

++ daer naer / te philosopherene wierdt hij bedocht<br />

zoo eeneghe zegghen / anders / niet ick bescreift<br />

in doctrine zeere neerstich / metten zinnen ghewrocht<br />

Tsaemen hondert Lvij Iaeren gheleift<br />

[Een Vader met Liefmoedeghen vermane]<br />

5 Een Vader met Liefmoedeghen vermane<br />

voortyds tot zynen zuene / aldus sprack hy<br />

Zuene / ick bid hu ziet toe / dat den hane<br />

niet vrougher * wacker en worde dan ghy<br />

Figuere Vanden dienaere ghetrauwe<br />

hoe hy zynen meester zal dienen nauwe<br />

Een Die hem wil ten dienste gheuen<br />

moet wesen ghelyck / als hier naer bescreuen<br />

Vp dat een vader des huusghezins mach<br />

in behoorlicken tyden nacht ende dach<br />

15 van hem ghedient zyn wel ghepresen<br />

zo dat hy oock naermaels mach meester wesen<br />

Eerst die hem stelt een dienlyngh tzyne<br />

zal hebben den mondt van eennen zwyne<br />

vp dat hij eten mach te Bet<br />

20 watmen hem vooren stelt magher en vet<br />

gheen lecker morseelen / en zal hy prysen<br />

noch verkiesen oock Curieuse spysen<br />

wie Lecker spyse bemindt in zyn tyden<br />

die zal ** zeght salomon ghebreck Lyden +<br />

25 en wie vetticheyt bemindt oock ende wyn<br />

die en zal zeght hy oock niet Rycke zyn<br />

de ooren Van een ezel zal hy hebben voort<br />

als eenne die alle zaecken Anhoort<br />

en tsecreit van zyn meester niet openbaeren<br />

30 zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren +<br />

De Rugghe Vanden Ezel / om als de stercke /<br />

+<br />

onderdaenich te zijne tot allen wercke<br />

ghy alle die traegh zyt wilt hu keeren +<br />

ende ghaet totter miere zou zal hu leeren<br />

Laet al hu werck zyn met liefden Rechtueerdich +<br />

5 Want de werckman die es zynder spysen weerdich +<br />

werct te wylen ghy dach hebt / met een verhueghen<br />

den nacht zal commen als nyemandt zal wercken mueghen<br />

+ Fol. 386 r, r. 18 ‘mondt ... zwyne’ onderstreept.<br />

* ‘vrougher’: ‘v’ over ‘w’.<br />

** ‘zal’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 386 r<br />

+ prouerbi .21.<br />

+ Luce xi o .<br />

+ 386 v<br />

+ prouerbi.6.<br />

+ .1. Corin/16.<br />

+ matthei.10.


123<br />

De voeten Van een osse der naer anghedaen<br />

vp dat hy in zyn werck mach vulstandelick staen<br />

10 Betraut vp god / en blyft in hu plaetse claer +<br />

Want een zot / es als de mane wanckelbaer +<br />

maer wie totten hende ghestaedich blyfuen<br />

zaelicheydt zal de zulcke Beclyfuen +<br />

End een dienaere daer men zal neerstich naer vraeghen<br />

15 die moet zyn handen / zuuer ende Rechte draeghen<br />

die Rechtueerdicheyt * werct zal worden verheuen +<br />

en zaligher es tgheuen dan tnemen int leuen +<br />

end vpdat hy voort zy vpRecht Vonden<br />

zyn tonghe zal hij houden ghebonden<br />

20 ende als hy hem voughen zal willen ter spraecken<br />

zie voor wien / waer / ende van wat zaecken<br />

end vp dattet zijnen meester end elcken behaeght<br />

en spreke niet eer / voor datmen hem vraeght<br />

Want zoo dauid de Psalmiste ons doet bediet /<br />

25 een Clappaert word vpder eerden ghevoordert niet<br />

gheen twist binden huuse zal hij ** verwecken<br />

en ghetrauwelick zyns meesters eere decken<br />

oock mede tsghelycx ten gheenen saeysoene<br />

hem schaede doen / noch oock te laeten doene<br />

30 een dienaere die dit te doene acht<br />

tzal hem zeluen proffyt zyn / ende wesen gheacht<br />

met alle notable ende goe verstanden<br />

ende mueghen duerwandelen allen Landen<br />

++<br />

Want ghetrauwelick dienen tallen termine<br />

maect dicwils den dienaere meester te zyne<br />

Luce .12.<br />

De knecht die daer bekent heeft de wille zyns heeren<br />

5 ende hem niet bereedt en heeft tot die weghen<br />

Noch wilde / naer zijne wille keeren<br />

die zal met vele worden ghesleghen<br />

Exemple<br />

Voortyds heliogabalus hoe anders gheel zondich<br />

10 hadde vry ghemaecte slauen ten dienste staende<br />

die hy noode Ledich zach eenich stondich<br />

dies altyds hemlieden yet / te doene vermaende<br />

vp eennen tydt beual hy de twee huutghaende<br />

* Inktvlek over ‘he’.<br />

** ‘hij’: stipjes op de ‘ij’ in bruinere inkt.<br />

+ Fol. 387 r, r. 9 ‘heliogabalus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Eccli .11.<br />

+<br />

Eccli 17.<br />

+ Matthei.10.<br />

+<br />

Eccli 20<br />

+<br />

in actis/20.<br />

+ 387 r


124<br />

zyn beuel te doene met neersteghe zinnen<br />

15 van deen wildhy elleuen duust vlieghen zyn ontfaende<br />

dus ghebood hy die vergadren / om zyn vriendschap winnen<br />

Een andre also vele Coppe ghespinnen<br />

vp dat zy hem daer inne me mochten occuperen<br />

Liefuer dan ledich tzyne / tzynen dienste binnen<br />

20 was zoo zyn meenynghe int ordonneren<br />

hy vandtse Ledich eerst den tydt Passeren<br />

zegghende zy wisten niet te doene int bemerck<br />

dies omme dats hemlieden niet zouden excuseren<br />

heeftze huutghezonden te vuldoene tvoornoomde werck<br />

Aucteur<br />

Van hooghe end vpgheblasen herte den dienaere *<br />

van hu als toecommenden vyandt verIaeght<br />

oock die met hu fletsen waer dat waere<br />

versteict hem / ende naer zijnen dienst niet vraeght<br />

30 daer ghy huwen dienaer oft oock eenen ghebuer zaeght<br />

die hu zochte prysen in huwe presentie /<br />

+<br />

wederstaet de alsulcke / ende niet en traeght<br />

want dyncken hu bedrieghen met loos inuentie<br />

maer / naer der ouden philosophen sentencie<br />

eennen dienaere / die hem lichtelick schaemt<br />

5 ghelyck hu zuene Bemindt die alsoot betaempt /<br />

Aucteur<br />

Bouen alle de voornoomde goede bewysen<br />

vp dat ghy traeghledicheyt mocht mesprysen<br />

ende neersticheyt tot duechden by hu zy gheschiet<br />

10 midsgaders hu mochte gheestelick spysen<br />

omme huter weerelt ten hemele Rysen<br />

Myn ionste hu tnaervolghende Refereyn biedt<br />

testamentelick ziet<br />

Traghelick keert hu te godewaerts Niet<br />

Refereyn<br />

Non tardes conuerti ad Deum /<br />

Et ne differas de die in diem Eccli .5. +<br />

* Oorspronkelijk ‘der dienaeren’; ‘n’ over ‘r’ in ‘der’ en laatste ‘n’ in ‘dienaeren’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 387 v<br />

+<br />

Actum in die animarum<br />

post cenam A o .1541.


125<br />

Hoe groot zo es die ghenaede des heeren<br />

den ghuenen die ghewillich tot hem bekeeren +<br />

20 vvant die vpden heere hopen dien es hy goet +<br />

hy can ons behoorlicke dynghen Leeren<br />

zynder wysheyts ghetal en es nyemandt vroed +<br />

dus keert hu themwaerts / ende gheen zonden doet +<br />

ende voor hem doet Rechtueerdicheyts zede +<br />

25 gheloouende standvastelick clouck ghemoet<br />

dat hij met hu zal doen zyn ontfaermichede<br />

ick maecke licht / scheppe duusterheyt / ende vrede +<br />

ick die heere (zeght hij) doe al dese dynghen /<br />

+<br />

Mynen Raedt zal eeuwich staen / ende oock mede<br />

myn wille zal gheschieden / wat ick wil vulbrynghen<br />

Ick bem die stercke god / dyns vaders / elcx bedwynghen +<br />

Ick bem hu god (zeght hij) wilt niet Afwijcken<br />

5 ick heb u ghesterct als vrome ionghelynghen +<br />

keert hu tmywaerts / ende ghij zult zaelich blycken<br />

Alle henden der eerden / ende ConyncRycken +<br />

Want ick bem hu god / en daer en es ander gheene<br />

Ick bem die duere / die duer my in zullen strycken +<br />

10 die zullen zyn behouden met * my ghemeene<br />

een goet heerder bem ick iesus van Nasareene<br />

ick bem die moorghensterre / Blynckende claer +<br />

Broodt des leuens / ende dauids wortle alleene +<br />

ick bem die ick bem / onveranderlick voorwaer<br />

15 hu deel bem ick inden hemel / end hu erfgoed daer +<br />

End eer Abraham worde / zo bem ick ziet +<br />

dus mensschen zouct den heere / ende volght hem naer +<br />

wat dyns gheschiet +<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

20 Ghaet huut tmiddel dies van babylonien ach +<br />

zondaers / dat elck zijne ziele behouden mach<br />

vander gramschap des heeren gods thoorne groot<br />

ende comt / laet ons vpghaen zonder verdrach<br />

vpden bergh des heeren als troost tonser noodt +<br />

25 vereenicht hu met god / ghelooflick totter doodt<br />

ghij zultter by vercryghen de beste vruchten +<br />

neimt de wet van zijnen monde voor daghelicx broodt<br />

in hu herte stelt zyn Redenen zonder vluchten<br />

verblydt hu in hem met beuen ende duchten +<br />

30 hoopt in hem ende dient hem huut tshertsen iueght<br />

zouct zyn Rycke / ende wilt voor hu zonden zuchten +<br />

Offert hem offrande met Rechtueerdicheyts duecht +<br />

zouct den heere / Te wylen ghij hem vynden mueght +<br />

Ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet / +<br />

* Vóór ‘met’ ‘d’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Eccli .17<br />

+<br />

Trenorum 3.<br />

+<br />

psal 9.<br />

+<br />

Eccli .17.<br />

+ Thobie/13<br />

+ Esai/45.<br />

+ 388 r<br />

+ Genesi 46.<br />

+ Esai/41.<br />

+ idem 45.<br />

+ Iohan/10.<br />

+<br />

Apoca/<br />

+<br />

iohan/.6.<br />

+ Exodi/3.<br />

+ malach .3.<br />

+<br />

Nu / 18<br />

+<br />

iohan/ 8<br />

+ iere 51<br />

+ Esai.2.<br />

+ iob .22.<br />

+ Psal / 2.<br />

+<br />

Mathei .6.<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Esai 55<br />

+<br />

prouerbi .9.


126<br />

+ ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet +<br />

ende wyct vp dat ghy mueght wesen verhueght<br />

vanden thenten der ongoddelicke mensschen quaet<br />

ghaende totten dienste gods In Rechtueerdicheyt staet +<br />

5 wie vp hem betraut die zal de eerde beErfuen<br />

en wie den heere niet en zouct / maer blyft obstinaet +<br />

die zullen vanden minsten totten meesten sterfuen +<br />

tot wien zouden wy anders eer wy bederfuen<br />

mueghen ghaen / ende ons gheel in handen gheuen +<br />

10 dan tot christum / die ons zonden mach gheel ofkerfuen<br />

en die woorden heeft / des eeuwich onhendelick leuen<br />

Laet hu handen zyn te godewaerts vpgheheuen<br />

ende hem lof eere en dancbaericheyt biedt<br />

vp dat ghy mueght in tsleuens bouck zyn ghescreuen<br />

15 doch eer tydt ontvliedt<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Bekeert hu Roupt god huut bermherteghe gronden<br />

ende bewyst berau van al huwen zonden +<br />

en die boosheyt zal hu tot gheen vallynghe wesen<br />

20 maect dat in hu zy een nieu herte bevonden<br />

vvant tzondaers doodt en wil ick niet maer zyn ghenesen<br />

Bekeert hu tmywaerts Roupt hij noch bouen desen +<br />

gheel huut al huwer herten vroom zonder Afglyden<br />

met vasten weenen claeghen te mywaerts gheResen<br />

25 end hu cleedren niet / maer hu herten wilt snyden<br />

bekeert hu dies totten heere in tsleuens tyden<br />

hy es bermhertich lanckmoedich en goederthiere<br />

bouen tsmensschens vermueghen / laet hy nyemandt Lyden<br />

als milde zonden vergheuer es zyne maniere<br />

30 ons heeft hy bemindt / huut eeuwegher Liefden diere<br />

hier om zeght hy / ons zynde bermhertich * ghenaedich +<br />

heb ick hu tot my ghetrocken vanden helsschen ghiere<br />

en myn bloedt huutghesturt / voor hu leuen mesdaedich<br />

++<br />

Noch zeght hij / mach een vrauwe zo stuerberaedich<br />

huer kynderen vergheten / Buuten den betame +<br />

zoo dat zou niet ontfaerme vrouch ende spaedich<br />

de zuene van huer moederlicke Lichaeme<br />

5 end al verghaete zou hem oock dus onbequame<br />

ziet gheenssins zal ick hu zeght christus vergheten<br />

hy god almachtich / om de wille van zynen name<br />

Laet ons dese troostbaere belofte weten<br />

dies zondaers ontziet tzweerd / eer ghy wordt ghesmeten<br />

10 keert te godewaerts eer hu den vyandt bespiet<br />

* Vóór ‘bermhertich’ ‘ghenaedich’ geschrapt.<br />

+ Fol. 389 r, r. 17-25 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 388 v<br />

+ Nu / 16.<br />

+ Eccli 2.<br />

+<br />

Esai 55.<br />

+<br />

2 parali / 15.<br />

+ iohan .6.<br />

+ Ezech.18<br />

+ iohel .2.<br />

+ iere .3.<br />

+<br />

389 r<br />

+<br />

Esai 49.


127<br />

weist traghelick tot zonden / hoe hooghe ghezeten<br />

maer naer myn bediet<br />

Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Prinche<br />

15 Zouct den heere alle zachtmoedeghe der eerden +<br />

den Rechtueerdichsten zachtmoedichsten hooghst van weerden<br />

ende vliedt van lucifer houeerdighe zinnen<br />

keert hu tot die hem oyndt oetmoedich gheneerden<br />

Schuut Mammon en die ghierichede beminnen<br />

20 keert hu tot Eerdsch Versmaden van buten en binnen<br />

Schuut Asmodeus onCuusschelick bedryf<br />

keert hu tot zuuer leuen om dhemel ghewinnen<br />

Schuut Sathan die grammelick sticht ghekyf<br />

keert hu tot zachtmoedicheyt man ende wyf<br />

25 Schuut Beelzebub ghulsicheyt tallen hueren<br />

keert hu tot Abstinentien dwynght tvleesschelic lyf<br />

Schuut leuiathan met al zyn nydeghe Cueren<br />

keert hu tot gheen Wraecke laet die ghebueren<br />

naer de wille des heeren / Want zou hem toebehoort<br />

30 Schuut Belyals traecheyt ende Ledich besmueren<br />

ende keert hu tot gods dienste doch Rechtevoort<br />

Schuut iesabels venynicheyt twistich discoordt<br />

++<br />

volght de paeyselicke mycol deendrachteghe nichte<br />

schuut de valsche athalia / ende naer myn woord<br />

volght Abygahel die dauids gramschap zwichte<br />

//Maer bouen al omme commen ten hemelschen lichte<br />

5 volght christum den heere Int eerdsche dal<br />

ende helpt zyn cruce draeghen zoet van ghewichte<br />

keert hu themwaerts / ende thuwaerts hy oock keeren zal<br />

staet vp en keert van huwen zwaerzondeghen val<br />

eer ghy huten schoonhemelschen wech suckelt yet<br />

10 peynst die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />

end al lydt ghy verdriet<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Eerdsche Wandelaers<br />

Ghy fantasticque gheesten vernuft en verduustert<br />

15 die in verre landen Curieusheyt duerpluustert<br />

ende commende thuus metten zinnen verkeert<br />

verdraeght hu dies / zyt niet zo onghemuustert<br />

Bid dheere zoo / als hu dit Refereyn Leert<br />

+ Fol. 389 v, r. 20, 21 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Sopho.2.<br />

+ 389 v


128<br />

Refereyn<br />

Estote imitatores Christi<br />

Via Impiorum tenebrosa. +<br />

Wee hu ghy boose mannen van beeden staeten<br />

die huten Rechten weghe zyt dolende zeere +<br />

en bewandelt meestdeel Cayms en Iorams straeten<br />

25 ghy verdoolde die hebt gheel de wet verlaeten<br />

van huwen god die alder hoogsten heere<br />

keert themwaerts vp dat hy oock thuwaerts keere +<br />

Want hy ontfaermt / al wie huer zonden berauwen +<br />

+ +<br />

daelt van tquaede / maer clemt vp met weldaets leere<br />

maect hu een herte gheestich nieu zonder verflauwen<br />

der steruenden doodt wil god niet schauwen<br />

maer vvil dat hy keere ende weder mach leuen +<br />

5 zeght dies met een vastgheloouich betrauwen<br />

Vadre / voor wien hemelsch eerdsch helssche Beuen +<br />

hu zuene theetene / Bem ick niet weerdich beseuen<br />

vvant ghezondicht inden hemel heb ick menichfuldich<br />

en voor hu die my sceppenesse hebt ghegheuen<br />

10 keert tzijnewaerts * / hu kennende zoo beschuldich<br />

en zeght heere god ghenaedich vierich ghehuldich<br />

ick bem ghelyck een man zonder hulpe ghebleken +<br />

om hu Cranckheyt niet te zeere weist onverduldich<br />

Bidt den heere / en zyn gratie zal thuwaerts leken<br />

15 tooght hem claer hu quetsueren end huwe ghebreken<br />

die ** ghy hebt in quae dolende weghen ontfanghen<br />

vreest den heere huwen god volght hem onbezweken<br />

hij eist die hu mach helpen huut dolende ghanghen +<br />

zouct wysheyt huer Rechter handt Can tleuen verlanghen +<br />

20 laet kyndscheyt / ghaet den wech der voorzienicheden<br />

der ongherechteghen wech Schuut die als slanghen +<br />

ghaet Inden wech der heydenen / oock tgheenen steden +<br />

maer met dauid bidt thuwer zielen vreden +<br />

heere Leedt my in huwen wech ter deghe +<br />

25 dat ick Inghae in huwe warachteghe zeden<br />

zo en wandel ick niet meer met dolende Leden<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Christus es voor ons ghepassyt der naer ghestoruen<br />

ende dat wy zyn voetsteppen zouden volghen naer<br />

30 zulck een bewys hebben wy an hem verworuen<br />

der ongoddelicken wech zal wesen Bedoruen<br />

* ‘tzijnewaerts’: ‘ij’ verbeterd uit ‘n’.<br />

** ‘die’ in margine toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Ephes 5.<br />

prouerbi .4.<br />

+ Eccli 41<br />

+<br />

zach. primo<br />

+<br />

Eccli 12<br />

+<br />

390 r<br />

+<br />

Esai primo<br />

+ Ezech 18<br />

+ luce / 15.<br />

+ Psal 87<br />

+<br />

deu / 13<br />

+<br />

prouerbi .3.<br />

+<br />

.9.<br />

+<br />

.3.<br />

+<br />

Mathei.10<br />

+ Psal .85.


129<br />

maer wie christum volght wandelt in gheen duusterheyt daer +<br />

zyn weghen zyn vpRecht Waer inne voorwaer +<br />

+<br />

de Rechtueerdeghe zullen wandelen ziet<br />

der ongoddelicken wech / es doncker niet claer<br />

dus waer zy vallen zullen / en weten zy niet<br />

Wandelynghe es van Noe met gode gheschiet +<br />

5 als beminnende zyn heere huut liefden crachtich<br />

vvant hy wiste wel zonder te twyfuelen yet<br />

tsheeren weghen zynde Bermhertich warachtich +<br />

ghy hartneckeghe verdoolde / zyt dit wel achtich<br />

in al den weghen wandelen wilt zonder dolen<br />

10 (vp dat ghy mueght leuen in welvaeren machtich)<br />

die hu den heere huwen god heeft beuolen<br />

al hebben zieck ellendich hu ooghen ghequolen +<br />

ghelyct niet meer / die den effen wech voor by lyden<br />

ende ghaen duer doncker weghen naer valssche scholen<br />

15 maer naer den ouden bywech Vraeght tallen tyden<br />

es hy goet daer in wandelt / en niet bezyden<br />

ende zult huwer ziele vercoelynghe vynden<br />

vvilt inden boosen wech / niet behaeghlick verblyden<br />

vliedse ghaetter niet duere / wier hu toe pynden<br />

20 peynst der mensschen Iaeren lyden als vlieghende wynden<br />

en dat ghy wandelt eennen wech int zoete of tzuere<br />

daer ghy / tzy aerme of die noyndt Rycdommen schrynden +<br />

nemmermeer wederomme zult commen duere<br />

dus wy die hier als pelgrems zoucken avonthuere<br />

25 om verweruen zaelicheyts gheluck en zeghe<br />

den Rechten wech te ghaene / Es de beste cuere<br />

biddende / dat ons tsaemen gheenen wech ghebuere<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Comt alle die daer aerbeydt ende zyt verlaeden<br />

30 comt tmywaerts / zoo Roupt christus ick zal hu vermaecken<br />

keert betrauwelick ghewillich Rasch zonder verspaeden<br />

vvandelt simpelick als beschermt duer zyn ghenaeden<br />

zo mueght ghy dan ten hemelsschen weghe gheraeken<br />

Christus es den wech tleuen vul warachteghe zaecken +<br />

+<br />

en de weghen die ter Rechter handt zyn hy kendt<br />

ghedynct den heere dies in al hu weghen en spraecken<br />

om te spoedeghen hu weghen word hij oock omtrent<br />

metten zondaeren hu van te etene spent +<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal primo<br />

+ iohan/ 8<br />

+ 390 v<br />

+ Genesi .6.<br />

+ Psal/24<br />

+ Psal 87.<br />

+ iob .16.<br />

+ iohan .8.<br />

+ 391 r<br />

+ Thobie.4.


130<br />

5 ghy mensschen ghecocht / met christus heet bloedt<br />

wordt niet dienaers der mensschen / maer zonder hendt<br />

dienaers christi hem int volghen / met Rechter oetmoedt<br />

ziet voor hu in wat wech ghy wandelynghe doet<br />

vvandelt met die Rauwich zyn ende Bedrouft<br />

10 huwen naesten byden weghe troostbaerich groet<br />

ende vp den wech hu herte welschickende prouft<br />

ghaet met nyemandt wien mesleedynghe heeft ghetouft<br />

want met zulcke ghy wandelt / gheRekent ghy word<br />

maer zouct den heere Die weet wat den mensche behouft<br />

15 end hu voetsteppen van dolende weghen vpschort<br />

den byl es an den wortlen der boomen gheport<br />

vanden ghuenen die gheene goe vruchten voortbrynghen<br />

doet vruchten van berauwe / dies Rasch vp en Cort<br />

eer men hu als onvruchtbaer boom comt omRynghen<br />

20 end afhauwende zal moeten ten viere brynghen<br />

en verbarnen inder hellen diepste donckere stanck<br />

ghaet in duer de nauwe poorte voor alle dynghen<br />

niet duer de wyde poorte / wiens wech breed es Lanck<br />

vvant zou es leedende totten verdomlicken ghanck<br />

25 dies beraut my dat icker in te wandelen pleghe<br />

elck pryst tRume / en vryheyt tsvleeschs vry en vranck<br />

end ons Leedsmannen ducht ick ghaen zomtyds manck<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Prinche<br />

30 Clemt ten berghe des heeren met een herte net +<br />

ghaet daer / end en wilt niet meer zondeghen ghy<br />

zaelich zynse Die vpden wech onbesmet<br />

+<br />

ende wandelen Inne des heeren wet<br />

want den zulcken zal hy commen ghehulpich by<br />

wandelt Rechte Te wylen ghy tlicht hebt vry<br />

ghaet wascht hu ter Iordanen ghy wordt ghezondt +<br />

5 vp dat hu vleesch weederomme gheReynicht zy<br />

vanden hoofde totten voeten in dyns herten grondt<br />

staet vp ghy die daer slaept dan in corter stondt<br />

vvilt hu tot christum keeren / end hy zal hu verlichten<br />

ende bidden huut eenne dancbareghe mondt<br />

10 dat hy wil van hu zyne gramschap zwichten<br />

dat hy een Reyn herte in hu wilt stichten +<br />

end in hu Inghewandt vernieuwe / een vpRechten gheest<br />

dat hy hu niet verworpe van huwe ghezichten<br />

met dauid wilt zoo bidden / ghy van adam verweest<br />

15 dan zult ghy mueghen wandelen onbevreest<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Esai.2.<br />

+ 391 v<br />

+ 4 Regum .5.<br />

+ Psal 50


131<br />

dit Raed ick hu quaet waert dat ict verzweghe<br />

die noch dolende wandelt in tsweerelts forreest<br />

duer doncker valssche weghen Vul venynich Tempeest<br />

Afkeerende vanden schoonhemelschen Weghe<br />

Aucteur<br />

Vanden zevene doodzonden nv concluderende<br />

metten Circonstantien vul zondich quaet<br />

die daer ondere zyn Resorterende<br />

voorts heb ick gheweist ymaginerende<br />

25 om zondaers te schickene huten zondeghen staet<br />

huut liefden / den zulcken gheuende Raedt<br />

tot een contemplatyfuelick verwecken<br />

met zoet schriftlicker leerynghen / twelck menich baet<br />

eer zy worden desolaet<br />

30 Den zondaers / zalmen met zoeticheyt trecken /<br />

+<br />

huut tsvyandts strecken // eer god wierde verbolghen<br />

de Refereynen ionnende die hier naer volghen<br />

Zondaers ende Zondaressen<br />

Alle zondaers zondaeressen int generale<br />

5 omme naermaels besitten de hemelsche zale<br />

heb ick oock een testament willen bereeden<br />

tnaervolghende Refereyn met corten verhaele<br />

Twelck ick hulieden gheue voor myn scheeden<br />

Refereyn<br />

10 Zondaers wederkeert van al huwe quaetste weghen +<br />

end hu Rechtueerdicheyt voor god den heere doet +<br />

van dyn afgoden zyt oock te keerene gheneghen +<br />

hebt betrau en ghelooft Teuangelie goet +<br />

ghenaect god / ghy cryght zyn ghenaeckynghe zoet +<br />

15 keert hu themwaerts hy zal hu den gheest verlichten +<br />

vveist ghedachtich wat ghy zyt / weist clouck ghemoet +<br />

hoe ghy theyrcracht der zonden mueght gheestelick slichten<br />

weist sober ende wilt van gheen waeckynghe zwichten<br />

want den vyandt hu partie zouct * dyn omRynghen<br />

20 hoe hy metter macht zynder becuerynghen schichten<br />

hu onvoorzien mochte zielwondich besprynghen<br />

grypt tzweerd van gods woord in dhandt / vvilt hem daer me dwynghen<br />

sterct hu met zulcke dynghen // vecht voor gods liefste bruudt<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

* ‘zouct’: ‘c’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 392 r<br />

+ 4 Regum .17.<br />

+ iere .35.<br />

+ Thobi/13<br />

+ Ezech 14.<br />

+ Marci/primo<br />

+<br />

iacobi .4.<br />

+<br />

Psal .33.


132<br />

25 Worpt. heerschappie houeerdich eerst huut huwen zin +<br />

want zou es van god en den menssche ghehaet<br />

zouct niet dat hoogher hu es / zouct oetmoedich ghewin<br />

eer ghy word onderworpen met Lucifer quaet<br />

onder gods handt almachtich oetmoedich staet<br />

30 want zo wie hem veroetmoedicht zal worden verheuen<br />

en ghiericheyt hoe daenich die zyn mach versmaet /<br />

+ +<br />

niet onRechtegher dan tghelt beminnen int leuen<br />

en zalegher dan tnemen zo was oyndt tgheuen +<br />

zaelich es de Rycke / die naer tgoedt niet stryct by +<br />

verworpt ghulsicheyt end alle brooddronckich sneuen +<br />

5 ende dat dyn voedsels spyse By ghewichte zy +<br />

wacht hu oock wel Leckerwynghulseghe ghy<br />

maer wilt ghy zyn vry // van zulck zondich tribuut<br />

Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Weert. gramschaps dienst metten ghelooueghen schilt<br />

10 peynst zoete andwoorde doet gramschap breken +<br />

ende wordt ghij gram gheenssins zondighen wilt +<br />

volght moysen de zachtmoedichste oyndt ghebleken +<br />

weist zachtmoedich / als ghy gods woord hoort preken +<br />

gramschap doet verminderen des mensschens daeghen +<br />

15 vvilt traecheyts diensterghe van hu versteken<br />

en zyt tot goede wercken neerstich zonder vertraeghen<br />

en gheen ziecten zullen hu Anloopende plaeghen<br />

traeghe / ghaet dies totter miere / end huer leerynghe ziet<br />

ende vought hu Liefzaemich met een verdraeghen<br />

20 dat ghy dyn broeder / vvilt nydich ouerlasten niet<br />

vergheeft / vergheuenesse zal hu worden gheschiet +<br />

Bemindt tgoede tqua vliedt // grypt gheen verboden fruut +<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Princhelicke<br />

25 Couraidgen meest leuende naer tvleesch<br />

wacht hu van alle Oncuusschelicke zeden<br />

bewaert hu zeluen zuuerlick / es paulus heesch<br />

Castydt hu Lichaem / zoo hy en de zyne deden +<br />

doet versteruen huwe Leden vpde eerdsche steden +<br />

30 vvilt niet worden als beesten zonder verstandt +<br />

doncuussche ouerspeilders / zal in Rechtueerdicheden +<br />

god den heere vonnessen ouer alle Landt +<br />

sterft / eer ghy sterft / den sterfdach int herte plant /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 10 ende .3.<br />

+<br />

392 v<br />

+<br />

Eccli 10<br />

+<br />

Actuum .20.<br />

+<br />

Eccli .31.<br />

+<br />

Luce 21<br />

+<br />

Ezech 4.<br />

+ prouerbi 15.<br />

+ Psal 4<br />

+ Nume/12.<br />

+<br />

Eccli .5.<br />

+<br />

Eccli .30.<br />

+<br />

Luce .9.<br />

+<br />

Amos .5.<br />

+<br />

.1. thimo 5.<br />

+<br />

1 Corin .9<br />

+<br />

Collos 3.<br />

+<br />

Psal 31<br />

+<br />

1 corinthe 10.


133<br />

+ peynst wat ghij zyt stynckende zack vul zonden<br />

Bidt gheloouich al es onReyn hert end handt<br />

heere / en ghy wilt zuveren mueght ghy myn gronden<br />

neimt hu hope end hu troost Vp christus wonden<br />

5 end huut liefden tallen stonden // spyts dhelsschen druut<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Aucteur<br />

Tfirmamentich beleed<br />

gheen cours en houd<br />

10 de wynter word heet<br />

de zomer word Coud<br />

om zeluer en goud<br />

tghelooue Cranct<br />

Trauwe voudt<br />

15 cracht es stout<br />

paeys men ghemist<br />

Oorloghe Twist<br />

elck nv ontfanct<br />

Tvolck es versteent<br />

20 Eere vercleent<br />

dierste verlanct<br />

hoe comt dit by<br />

tdyncke my<br />

datter plaeghe zy<br />

25 Om datter lettel god van zyn * gratien danct /<br />

Verdoolde mensschen<br />

+<br />

Ghy versuckelde verdoolde die meest schuut tlicht<br />

keert keert ende laet huwe zonden berauwen<br />

schuut duusterheyt / int clare wandelt onghezwicht<br />

30 te wyle ghy tlicht hebt Willet anschauwen<br />

Myn Refereyn naervolght / ter goeder trauwen<br />

mans ende vrauwen // zoo goe christene deden<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden /<br />

Refereyn<br />

Ghy Duusterzondeghe mesdadich vul noods<br />

wiens vleesch den gheest doet veel wederstoots<br />

ons leuen vpder eerden es gheduereghen strydt<br />

5 vvy wandelen onder de schaeuwe des doodts<br />

* Vóór ‘zyn’ ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 393 r<br />

+<br />

393 v


134<br />

gheboren vander vrauwe / Leuende corten tydt<br />

Comt keert hu totten heere ghebenedydt<br />

end hij zal hu verlichten als god almachtich<br />

doet tcleed der Liefden an / als bruloft habyt<br />

10 keert huut babylonien tesser duusternachtich<br />

ende wandelt int licht / Liefmoedich eendrachtich<br />

te wyle ghy tlicht hebt in deerdsche steden<br />

Ryst huuten slaepe / werct mannelick crachtich<br />

Comt tsaemen huten houcke der duusterheden<br />

15 Hebt gheen quaede ghedochten inder herten custode<br />

vvant quaede ghedochten verscheeden van gode<br />

maer beproufde duecht berespt die onwyse zwaer<br />

mensschen wetten zyn ydel vought hu tsheeren ghebode<br />

die den wech es / Tleuen / en de waerheyt claer<br />

20 de doodt en heeft hy niet ghemaect voorwaer<br />

noch inder lenenden verghaen / en verblydt hij niet<br />

hy schiep alle dynghen duer zyn woordt * openbaer **<br />

vp datse wel wesen zouden beschut voor verdriet<br />

vvie den heere naervolght Certeynelick ziet<br />

25 die wandelt in gheen duusterheyt / maer ghaet in vreden<br />

clemt vp den bergh des heeren / ende die tlicht vliedt<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Om wel. leuen het onwetende wesen verlaet<br />

ende vpden wech der verstandenessen ghaet<br />

30 comt vpder goddeloosen wech gheenssins ghy<br />

vvant zy en slaepen niet / voor datse quaet<br />

hebben ghedaen / dit vaste weten wy<br />

wyct van hemlieden ghaet dien wech voor by<br />

vvant der goddeloosen wech die es doncker beseuen<br />

+<br />

ende weten niet waer zullen vallen zy<br />

maer der gherechtegher wech blynct int leuen<br />

ghelyck een licht dat vooren ghaet verheuen<br />

ende licht totten vullen dach toe es gheleden<br />

5 tsheeren weghen zyn bermhertich / dus alle die sneuen<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Prinche<br />

Wy hebben al tsaemen dits openbaerheyt<br />

ghedoolt en gheweken vanden wech der waerheyt<br />

10 en de zonne des verstands / es ons niet vpgheghaen<br />

* ‘woordt’: ‘t’ over ‘s’.<br />

** Oorspronkelijk ‘vermaen’ geschrapt; ‘openbaer’ erna toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 394 r


135<br />

wy zyn moede gheworden Mids zondeghe zwaerheyt<br />

inden wech der ongherechticheyt zaen<br />

vvy hebben zwaere weghen ghewandelt waen<br />

en tsheeren wech gheweten niet / om vruecht vermeeren<br />

15 ghy versuft in eeghin wysheyt dan / ende daer vp staen<br />

Laet of ende ten Rechten weghe wilt keeren<br />

had ghylieden ghewandelt vpden wech des heeren<br />

vroylick waert ghy ghebleuen end in zekere zeden<br />

der ongodlicken wech zal verghaen / dus om leeren<br />

20 Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Scrupuleuze gheesten<br />

Dusdaneghe hoe hemlieden gheleert wordt ghepreict<br />

Blyfuen altyds beroert ende ongheRust<br />

huut Liefden bid ick hulieden fantazien Breict<br />

25 naer dit Refereyn doende / hopick word ghesust<br />

Refereyn<br />

Hartneckeghe vernufte gheel van gode ghekeert<br />

bekeert hu totten heere end huwe zonden laet +<br />

eer dat doncker word hem loft danct ende Eert<br />

30 dan dees naervolghende zaecken te doene leert /<br />

+<br />

zo mueght ghy wel doen en leuen in vroylicheyts staet<br />

Vreest god / en zyn gheboden te doene ontfaet +<br />

betraut hu niet gheel vp huwe gherechticheden<br />

bidden end aelmoessen tdoene / niet en versmaet<br />

5 kyft ieghens een machtich menssche te gheenen steden +<br />

hebt zoorghe voor een goede naeme vul vreden +<br />

ende gheenssins den aermen doch ouerlast doet<br />

keert hu aenschyn van een verchierde wyfs leden<br />

openbaert niet elck hu herte / ten es niet goet<br />

10 hebt nemmermeer Raedt metten zotten onvroedt<br />

ende wilt naer hu vermueghen elck tzijne gheuen<br />

vvant dit / met Liefden doende goethertich ghemoet<br />

Machmen wel doen en vroylick gherustelick Leuen<br />

En vvilt dronckich worden niet inden wyn +<br />

15 daer oyndt tvvist end onCuusscheyt es huut gheschiet<br />

eer de ziele wordt ghequetst met zulcdanich Venyn<br />

voor de quale medechyne wilt doende zyn +<br />

end hu quetsuere tooght zonder te deckene yet<br />

versmaet huwen broedre om gouds wille niet<br />

20 en gheen zaecken belooft bouen huwe macht<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccli 17<br />

+<br />

394 v<br />

+<br />

Eccles vltimo<br />

+<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

idem 14<br />

+ Ephe.5.<br />

+ Eccli 18


136<br />

ghebruuct des leuens met huwen wyfue ziet +<br />

de welcke ghy bemindt naer huwe Cracht<br />

end hu wel vanden valsschen propheten wacht<br />

schuwet zotte end alle ongheleerde vraeghen +<br />

25 zonder tvvist al hu dynghen eendrachtelick schacht +<br />

datmen zelden behoorlick can over hu claeghen<br />

end hebt god lief geheel al dyns leuens daeghen<br />

daeghelicx belydt hem dyn zondich sneuen<br />

vvant warachtelick zoo zonder eenich versaeghen<br />

30 machmen wel doen / En vroylick gherustelick leuen<br />

Verblydt hu inden heere tot allen stonden +<br />

en wederomme segh ick hu wilt hu verblyden<br />

gheeft gheen wanhopende droufheyt dyns hertsen gronden<br />

als vander slanghen aenzichte vliedt van zonden +<br />

+ *<br />

zyt van eerdsch dynck zoorgfuldich te gheenen tyden<br />

maer eenen goeden stryd des gheloofs wilt stryden +<br />

hu spennende van vleesschelicke Manieren +<br />

oordeelt nyemandt / vvilt oock niet vermalendyden +<br />

5 maer volght altyds dat goet es in hu hanthieren +<br />

int zachtmoedich sober leuen wilt hu Regieren +<br />

hoopt ghestaedich inden heere / ende vp gods woordt<br />

vvilt ieghens de waerheyt gheen lueghens verzieren<br />

schuut alle vreimde nieuheyt der woorden voort +<br />

10 weist verdraeghende tot allen Leift onghestoort<br />

dan god gheuende dwelcke god es toeghescreuen<br />

oock gheuende den keyser dat hem toebehoort<br />

Mach men wel doen En vroylick gherustelick Leuen<br />

Prinche<br />

15 Doet zoo ghy wildet datmen hu daede<br />

ende helpt vougsaemelick de weerelt verstercken<br />

bewacht deen den andren voor schande en schaede<br />

vergheeft of yemandt dat an hu Baede<br />

haet nydt ende wraecke Laet van hu verpercken<br />

20 staet vast in tghelooue doet liefde wercken<br />

oft anders crancken loon zoudghyr of ghewinnen<br />

Leeft als ghetrauwe dienaer der heligher kercken<br />

Bid god Eert zyn heleghen met Redenlicke zinnen<br />

end huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

25 ende wilt al wat ghij zult nemen ter handt<br />

inden naeme iesu christi vulhenden beghinnen<br />

hebbende zyn hope int herte gheplant **<br />

van veel onderwyndens ontlast hu verstandt<br />

* Oorspronkelijk ‘stonden’ geschrapt; ‘tyden’ erna geschreven.<br />

** ‘gheplant’: ‘p’ over een eerste, mislukte ‘p’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Eccles .9<br />

+<br />

Mathei/ .7<br />

+<br />

.1. thimo.2<br />

+ philip/4<br />

+<br />

Eccli 21.<br />

+<br />

395 r<br />

+<br />

.1. thimo .6.<br />

+<br />

1. petri 2<br />

+<br />

Mathei .7.<br />

+<br />

.1. thessa .5.<br />

+<br />

Ad Titum 2.<br />

+ .1. thimo.4.


+<br />

137<br />

hooghe twyfelheyt houdende gheel verdreuen<br />

30 bewaerende dyn edel Christendoms pandt<br />

huut broederlicker liefden zoo Raed ick hu / Want<br />

zoo / machmen wel doen / En vroylick gherustelick Leuen /<br />

Aucteur<br />

Cleenmoedeghe in tribulatien zynde<br />

wien tsweerelts quellynghen dicwils ouerwaeyen<br />

Leist myn Refereyn / hoe ghequelt de ghepynde<br />

5 Ick hope ghy zultter hu zeluen mede paeyen<br />

wy die hier noch ploughen zaeyen ende Maeyen<br />

inden vredelicken tydt / noch (gode lof) voorspoedich<br />

moeten bet verdraeghen / dan die hebben connen zaeyen<br />

en vreimde de vruchten ghemaeyt ouervloedich<br />

Refereyn<br />

Ghy christene Natien an elcken cant<br />

ghy goddelicke vruchten elck In zyn Iuecht<br />

gheeft my ghehoor / end als een Roose gheplant<br />

up Reviere der wateren maect hu verhueght<br />

15 hebt Roke als Lybanus daer ghyt vermueght<br />

ghy blommen bloeyt naer der Lelyen zeden<br />

gheeft Roke ende by huwer duecht<br />

brynght bladeren voort van dancbaericheden<br />

danct eert god ontziet hem tot allen steden<br />

20 ende hem in zijne wercken ghebenedydt<br />

hy Rechtueerdich en ghenadich vul paeys en vreden<br />

hem in zijnen name grootmaeckende zyt<br />

end hem inde stemme huwer Lippen belydt<br />

dat oyndt al zyn wercken zyn goet ghebleuen<br />

25 die hem in onse noodzaecken noch daeghelicx quyt<br />

dies ken ick dan in desen nieuzondeghen tydt<br />

Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />

Stranghelick heeft god die van egypten gheplaeght<br />

om dat zylieden ieghens hem hadden mesdaen<br />

30 hy sprack / quaet ghewoormte heeft ze doe verIaeght<br />

en veranderde huer wateren in bloede zaen /<br />

+<br />

haer visschen doodende / ende moesten ontfaen<br />

haghel voor Reyn ende viervlammen groot<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

395 v<br />

+ 396 r


138<br />

haer wynstocken verslouch hy / en de boomen ghestaen<br />

bin haer paelen / die brack hy dus creghen noodt<br />

5 van huer eerste gheboorne / nyemandt ontvloot<br />

god den heere die slougse bin haerlieder lande<br />

haer vruchten zyn vanden sprynckhaenen ghedoodt<br />

end hadden benautheden menegherhande<br />

vvy mueghens ons dies wel spreken schande<br />

10 en god dancken die hebben veel zonden bedreuen<br />

ende nochtans ghespaert huut doodlicken bande<br />

dies zeg ick en stelder tlyf vooren te pande<br />

Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />

Punitien by plaeghen in tyden voorleden<br />

15 heeft god laeten gheschieden als zynde ghestoort<br />

Eerst Caym verslaegher zyns broeders leden<br />

wierd zelue daer naer van Lamech vermoort<br />

de steden zodoma Gomorra versmoort<br />

Sichen deerlick van Iacobs broeders versleghen<br />

20 al dat manlick in tstede was / daer naer voort<br />

zy zyn oock tot vermoordynghe gram * bedeghen<br />

Pharao hartneckich tot moysen gheneghen<br />

met zyn heyrCracht inder Roo zee verdranck<br />

Nadab Abihu Brandeghen doodt ghecreghen<br />

25 Chore dathan en abyron / ter hellen elck zanck<br />

iahel duernaeghelde Sysara stranck<br />

duer zyn heerssenen / dies heeft oock de doodt beseuen<br />

zo ken ick dan myns leuens daeghen lanck<br />

en zegghe / zyn dese dus ** huut tsweerelts ghanck<br />

30 Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />

Princhelick<br />

God heere ghij zyt *** de ghuene<br />

die hebt ouer tsteruen ende Leuen macht<br />

ons stercte onsen toevlucht oyndt zoo ghewuene<br />

+<br />

ghy zyt de god die wonderlicheden schacht<br />

ons tyden zyn in huwer handen Cracht<br />

hu macht hebt ghy den volcke ghemaect bekent<br />

en duer huwen name alder stercxst gheacht<br />

5 es verlossynghe hemlieden gheweist omtrent<br />

tes Redene dat wy dan tot inden hendt<br />

hem eere Lof ende dancbaericheyt gheuen<br />

* ‘gram’: ‘m’ over ‘n’.<br />

** Vóór ‘dus’ ‘h’ doorgehaald.<br />

*** ‘zyt’: ‘y’ over een eerste, gevlekte ‘y’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 396 v


139<br />

vvant wat gratie Ons den menssche toezendt<br />

ofte hoe tvolck deen den anderen schendt<br />

10 Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />

Aucteur<br />

TVerdriet my heere // zeere dit verghanglick leuen<br />

ende dese onghevalleghe Pilgrimaidge<br />

dit leuen als een aerm cort leuen bescreuen<br />

15 ommevallende ende zieckzuchtich beseuen<br />

onzeker aerbeydelick ende vul quellaige<br />

besmet bevlect onReyn in tsweerelts passaige<br />

Een leuen als een vrauwe des quaets ten fine<br />

conyghinne dhoueerdighen hooghe Couraidge<br />

20 vul dwalynghe ketyfuicheyt ellende Pine<br />

twelck gheen leuen behoorste gheseyt te zyne<br />

maer de doodt in welck Leuen al tsamen dat wy<br />

In een oogheblick tyds steruen / ghaen te Ruine<br />

duer veel diueerssche ghebreken ons tselfs onvry<br />

25 mids veel manieren des doods / ons commende by<br />

O menssche ghedynct lettel hebbende ghedaen // goet<br />

sterft eer ghy sterft / hoe iuechdich dyn vpgroeysel zy<br />

Ziet hoe dit leuen Als een blomme verghaen // moet<br />

Tsmensschens leuen vpder eerden es eenen stryd<br />

30 ghenought hu met nootdurst ende dexelcleeren<br />

Menssche ghedynct dat ghy asschene zyt<br />

Ende zult wederomme in asschene verkeeren /<br />

+ Daer en es niet zekerder dan de doodt<br />

gheen medelyden heeft ze metten Aermen<br />

de Rycke en bewystze gheen eere groot<br />

want vp gheen van beeden en heeftze ontfaermen<br />

Penitenten clusenaers<br />

Ghy die hu zeluen gheghaen zyt gheel te buten<br />

hu af wilt sluten<br />

van tsweerelts hanthierynghe in penitentien<br />

den vyandt met zyne tempterende guten<br />

10 light niet in muten<br />

maer om hu omRynghen doet diligentien<br />

dus ion ick hu Refereynwys adsistentien<br />

volght den stockReghel clouck inden gheest<br />

al doet hu tvleesch veel vyolentien<br />

15 hebt god voor ooghen met Reuerentien<br />

ende niet en vreest /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 397 r


Refereyn<br />

140<br />

Ghy Cleenmoedeghe in ieghenspoet onverduldich +<br />

waer es huwe vreese end hu stercte mede<br />

20 huwe lydzaemheyt die ghy gheerne ghehuldich +<br />

ghewillich om lyden ghehouden zyt schuldich<br />

ende vreest daer ieghens tot elcker stede<br />

Wee hem die heeft verloren ghedoogsaemheyts zede<br />

ende zaelich die man die becuerynghen verdraeght<br />

25 vvant als hy zal gheprouft zyn / dits warachtichede<br />

tsleuens croone tontfanghene wordt hy ghedaeght<br />

staet den vyandt ieghens clouckelick onversaeght<br />

maer ghenaect god ende hij zal hu ghenaecken<br />

vreest niet tverwyt der mensschen / noch daer naer vraeght +<br />

30 strydt een goe strydt des gheloofs voor alle zaecken +<br />

+ +<br />

volght verduldicheyt sober weist ende wilt waecken<br />

want die vyandt hu ieghenpartye ommeghaet<br />

als een briesschende leeu met ghulseghe Caecken<br />

om wien hy mach verslynden / zouct hy dus quaet<br />

5 den welcken vast int gheloof zynde wederstaet<br />

en die vp gods betrauwen meest * bouen al acht<br />

dus werct sterck inden heere naer paulus Raedt<br />

ende wilt antrecken duer zynder stercheyts macht +<br />

gods wapenynghe / vp dat ghy mueght staen gheschacht<br />

10 Ieghens die laeghen van alle tvyandich ConRoot<br />

metten zweerde des gheests / dats met gods woords cracht<br />

want ieghens bloed en vleesch es ons gheenen strydt noodt<br />

maer Ieghens die heerschappien ende machten groot<br />

dus vecht daer Ieghens vroomlick als ionghelynghen<br />

15 vecht oock strydbaerich al zoud ier voor blyfuen doodt<br />

ieghens gheestelicke schalcheyt in dhemelssche dynghen<br />

al wiltmen hu metter doodt van tghelooue brynghen<br />

vecht vroomlick / want christus es myn leuen zeght<br />

ende steruen myn ghewin / dus in wat omRynghen<br />

20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Verblydt hu inden heere altyds onghehendt<br />

ende wederomme zegh ick wilt hu verblyden<br />

hu manierlicheyt zy allen mensschen bekent<br />

die heere es nae by end onslieden omtrent<br />

25 Laet zoorgfuldeghe dynghen dies voor by scryden<br />

laet hu begheerten bekent zyn / by god in tyden<br />

ende weist vulstandich wie ieghens hu Resen<br />

vvant zo wat menssche die zonder Afglyden<br />

totten hende vulstandich blyft / zal zaelich wesen +<br />

* ‘meest’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Anno .1540.<br />

+ iob 4<br />

+<br />

Esai .51<br />

+<br />

.1. thimo.6.<br />

+ 397 v<br />

+ 1 petri.5.<br />

+ Ephes .6<br />

+ Matthei 10.


141<br />

30 ouervloedich zyt in tsheeren werck bouen desen<br />

vveist standvastich wat menschen werk thuwaerts keere<br />

wetende / dat hu aerbeydt tot dyns ghenesen<br />

doch niet te vergheifs en es inden heere<br />

+ +<br />

de lydzameghe die zal verdraeghen zeere<br />

tot inder tydt / ende naermaels voor zulck ghepyn<br />

zo zal hem vp dat hy goeden loon vermeere<br />

die wedergheldynghe goe vroylicheyt zyn<br />

5 dus lydt Lydsaemelick met een ghewillich aenschyn<br />

den thoorne en gramschap / die hu vpcommen zal<br />

vvant hu vyandt hu vervolght heeft met zyn Venyn +<br />

maer zult haestelick zien zijns verderfuens val<br />

Bid voor die hu doen verdriet an / in tsweerelts dal +<br />

10 ende neimt die propheten met een vierich verhitten<br />

voor een bewys des Lydens ende Lydsaemheyt al +<br />

die in tsheeren name spraecken zonder besmitten<br />

ende wilt dranck huut Iobs verdraeghlicheyt pitten<br />

die verdrough hoe hij ghequelt was versteken ontgoedt<br />

15 in verduldicheyt zult ghy hu ziele bezitten +<br />

In zwyghynghe ende hope huwe sterckheyt doet<br />

hoe veel quaets dat hu bestoormde weist clouck ghemoed<br />

niet inde menichte Light der victorien Recht<br />

maer in tvaste betrauwen / dus duer christus bloedt<br />

20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Staet / en wilt niet meer tiock des diensts anveerden +<br />

vvilt den vyanden gheenssins oock plaetse gheuen +<br />

den heere gheeftze sterckheyt hier vpder eerden +<br />

alle die oyndt huut gheelder herten begheerden<br />

25 an hem te gheloouene vroom clouck int Leuen<br />

Laet Lydzaemheyt in hu vernedren ancleuen +<br />

Van grooter wysheyt zo wordt ghy dan gheRegiert +<br />

ouervaltmen hu met onRecht / zeght zonder beuen<br />

totten gheesselen ziet bem ick bereedt ghemaniert<br />

30 vvant god die es ghetrauwe in wat hy hanthiert +<br />

dies en zal hy dats warachtich / en claer voor ooghen<br />

den menssche laeten becueren / hoe den vyandt hem stiert<br />

Niet voorder bouen dan hij zal connen ghedooghen +<br />

+ +<br />

maer wanneer hem een stercke wil ghewapent pooghen<br />

int bewaeren zyn voorzale / dats gheel therte vry<br />

alle dynghen hem vredich bezitten tooghen<br />

maer es hem een zyn stercker ouercommende by<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 398 r<br />

+ Eccli primo<br />

+ Baruch 4.<br />

+ Luce.6.<br />

+ iacobi.5.<br />

+ Luce.21.<br />

+ gala/5.<br />

+<br />

Ephe / 4<br />

+<br />

2 parali/ 6<br />

+<br />

Eccli.11.<br />

+<br />

prouerbi.14.<br />

+ Psal .37.<br />

+ .1. corin .10<br />

+ 398 v<br />

+ Luce.11.


142<br />

5 end hem verwint / dan zyn wapenen ontNeimt hy<br />

in welcke hy betraude / end hy deelt zyn Roouen<br />

dus ghy princhen staet vp / ende wilt grypen ghy<br />

In al huwe dynghen den schilt van tgheloofuen<br />

vvilt den helm des zalicheyts vp thooft sloofuen<br />

10 Laet hu ghewapent als tweselken met Rute schauwen<br />

Ieghens tserpent basiliscus / ghy zullet verdoofuen<br />

dat zyn ghezichte dyn leuen niet zal doen flauwen<br />

zyt vromer dan zulck een dierken in zyn benauwen<br />

quae serpenten te vercranckene / doet gheen ghespaer<br />

15 in Ieghenspoet weist Lydsaemich Mans ende vrauwen<br />

mans verdraeght tot allen zaecken hier ende daer +<br />

Betraut in god in hu plaetse blyft / als vroom pylaer +<br />

twyfelt niet met alle wynden / strydt als gods knecht +<br />

Laet hu gheenssins van tquaede verwinnen / Maer +<br />

20 Clouck en Lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />

Princhelicke<br />

Verwinders van veel Becuerynghen<br />

vvat christus hu belooft alsnv Anhoord +<br />

ick zal hu zeght hy blydelick zonder truerynghen<br />

25 te etene gheuen vul zoetter savuerynghen<br />

van dat hout des leuens Rasch Rechtevoort<br />

twelck es int middel des paradys onghestoort<br />

myns gods / end hu gheuen oock tsleuens croone<br />

wie verwint met een vastgheloouich Accoordt<br />

30 hemelsch brood te etene cryght hy te Loone<br />

end een blynckende steen hem gheuen schoone<br />

ende daer In ghescreuen een nieuwe Naeme<br />

welcke nyemandt en weet dan zulcke ydoone<br />

diese daer ontfanghen zal zoo Eersame<br />

35 die verwint met schoon witte cleedren bequame<br />

wordt cleedynghe tzynewaerts dan gheschiet +<br />

Ende zyn name zal ick zoot wel Betame<br />

+<br />

doen hute den bouck des leuens Niet<br />

end ick zal zynen naeme belyden ziet<br />

voor myn vadere ende voor zyn Inghelen Reyn<br />

end hy en zal voortan / niet buten ghaen yet<br />

5 maer hem maecken een Columne in myn troon certeyn<br />

en tzitten met my gheuen in myn gods tempel Pleyn<br />

Alsoo als Ick verwonnen hebbe / dit ouerlecht<br />

die verwint zalt al besitten / dus in wat ghemeyn +<br />

Spyts dhelsschen vileyn<br />

10 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ .1. thessa .5.<br />

+<br />

Eccli .11.<br />

+<br />

Eccli 5.<br />

+<br />

Roma .12.<br />

+ Apoca 2<br />

+ Apo 3.<br />

+ 399 r<br />

+ Apo .21.


Psalmo .70.<br />

Tu es patientia mea<br />

.Domine.<br />

Aucteur<br />

143<br />

15 Zyt sterck Lydtsaemich in alle verdriet<br />

hoopt standvastich niet haestelick ducht<br />

vveist als den haese flauhertich Niet<br />

die van tRuusschen van een Blaeyken vlucht<br />

Troostynghe ende Minlick verclaeren<br />

voor alle zieckzondeghe zondaeren<br />

+<br />

Hoort ghy melaetsche mensschen quaetgrondich<br />

die vertwyffelt staet in veel fantaserynghe<br />

quelt hu niet te zeere al leeft ghy doodzondich<br />

keert totten heere / Schict zoo hu ordonnerynghe<br />

5 gheeft den vyandt gheen stede noch zyn tempterynghe<br />

AnRoupt tshelichs gheest inspirerynghe<br />

hy es troostbaerich al dat Leift onder de zonne<br />

zoo myn Refereyn doet de instruerynghe<br />

Twelck ick alle Zondeghe ziecken Ionne<br />

30 Dheere god staetse by inder Noodt<br />

Die hem AnRoupen met betrauwen groot /<br />

Refereyn<br />

Ghy myn liefste vercoren Vriendinne eersame<br />

Myn meInghelichaemde tot huwer vrame<br />

myn eeghin naerghemaecte Reyn ghevoormde beilde<br />

Comt myn gheRopene bruudt Roupt christus bequame<br />

5 gheloouende ziele die my noyndt en verveilde<br />

noyndt lief Lieftallicker in liefden zoo queilde<br />

als ick om hu hebbe / ghequeilt totter doodt<br />

huwen soon die my lieflick int anhooren speilde<br />

heeft my ghetrocken thuwer dienst / huut myns vaders schoot<br />

10 om hu heb ick huutghesturt myn helich bloedt Roodt<br />

vp dat ghy end ick beede een wesen zouden<br />

duer huwe liefde tmywaerts / myn wederliefde groot<br />

en bermherticheyt blyft thuwaerts gheel zonder verCouden<br />

hu willende behouden // Ter causen van desen<br />

15 Myn liefste vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

399 v


144<br />

Myn liefste Vriendinne in tghelooue wilt sterck staen<br />

myn bermherticheyt en zal van hu niet wech ghaen<br />

die eens verre waert zyt my naer by gheworden +<br />

ghelyck een wolcke hebhu boosheden huutghedaen<br />

20 naer hu durste my / Eer ye beghinnen porden<br />

helle doodt (hoe sathan en de zyne Cnorden<br />

hu die weynich zyt minder dan dinghelen verschoont)<br />

heb ick hu die niet / onder myne voeten vertorden<br />

Ick god eeuwich en menssche doe sterflick ghepersoont<br />

25 heb ick hu niet metter schilt / mynder wille ghecroont<br />

huwen voorwech gheopent / naer tliefhemelsche pleyn<br />

zonder hu verdiensten hu niet zaelich ghetroont<br />

en dat meer es / dit moet ghy wel kennen Certeyn<br />

als ghy zondich waert onReyn // zieck melaetsch int wesen<br />

30 Myn liefste Vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />

Hu die dood dolende waert / nv leuendich vonden +<br />

die zieck totter dood waert / by cause van zonden<br />

heb ick hu niet ghenesen myn Liefste Vriendinne<br />

+<br />

Al hu smerten ghedreghen zwaerzondeghe ponden<br />

hu / die Ick om myn tselfs naeme zeere Beminne<br />

heb Ick hu niet vercoren vanden eersten beghinne<br />

hu wiens schulden ick hebbe ghequeten gheel claer<br />

5 heb Ick hu niet / Wien in eeuwicheden verzinne<br />

hu my zeluen ghetraut inder Crucen outaer<br />

hu die tdolende scaepken waert zo menich iaer<br />

als kyndt der hoogher gramschap / duer myns vaders ban<br />

heb Ick hu inlandt niet vercreghen / al was tstick zwaer<br />

10 vvant die hu Antast / Tast den appel mynder ooghen An<br />

vvat wilt ghy quellen dan // ick zynde verResen<br />

Myn liefste Vriendinne heb ick hu niet ghenesen<br />

Princesselicxste<br />

Liefste Vriendinne verheuen<br />

15 de wetbrief die Ieghens hu eerst was ghescreuen<br />

tot huwer ontlastynghe / heb Ick die niet gheschuert<br />

heb Ick niet mynen Rugghe den slaenders ghegheuen<br />

ghewillich gheerne huwe zoetenesse Bezuert<br />

heb Ick hu niet der ghenaeden wet ghewilleCuert<br />

20 voorwaer heb ick niet al huwe quaelen gheleden<br />

hu smerten zelue ghedreghen / my es voorts ghebuert<br />

ghewond tzyne om huwe onRechtueerdicheden<br />

Ick die hu lief des paeys zy Liefhebber vul vreden<br />

Ick met wiens bulen ghy gheheel al ghenesen zyt<br />

25 heb Ick hu niet / die van thooft totten voeten beneden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ B<br />

+ A<br />

+ 400 r


145<br />

in myn lichaem niet gheheels / en hadde tdier tydt<br />

hu ghezondt bevrydt // end als medechyn ghepresen<br />

Myn Liefste Vriendinne / heb Ick hu niet ghenesen<br />

Aucteur<br />

30 Zoo ons godsvruchteghe leeraers vermaenen<br />

By zes dynghen word godlicken troost vercreghen /<br />

+<br />

Eerst Byder vreese gods / By deuote traenen<br />

By tribulatien verdraghynghe tallen weghen<br />

By veroetmoedynghe zyns tselfs bedeghen<br />

By eerdschen troost te schuwene int omRynghen<br />

5 ende ten zesten / Tot contemplerynghe gheneghen<br />

Van goddelicke ende Vpperste dynghen<br />

Bekeerde Zondaeressen<br />

Te Bethanien<br />

Ghemerct dees zusterkens zyn hier vooren vergheten<br />

10 en byden andren ghemaect gheen mentie daer<br />

wil ick my thuerwaerts oock maecken ghequeten<br />

vp datse van myn testament tsghelycx weten<br />

Met dies van mynder factuere hier zal volghen Naer<br />

Aucteur<br />

.Ad. Collos.3.<br />

Leert ende vermaent hu zeluen tot zanghen<br />

Lofzangh ende gheestlicke Liedekens mede<br />

Inder ghenaeden / Laet die ontfanghen<br />

En den heere zijnght in huwer herten stede<br />

Dauids zeuen psalmen<br />

Penitentiale<br />

vp datse hemlieden contemplatyfuelick dwynghen<br />

ion ick / datse die deuotelick int speciale<br />

met punctueirlicken inwendighen verhaele<br />

25 zullen zomtyds inden gheest met dauid zynghen<br />

Ten fine gods Eere der inne Vulbrynghen /<br />

+<br />

Dauids eerste psalme der penitentien<br />

met dandre zesse in Consequentien<br />

Allen zondaers Tot adsistentien<br />

vul gheestlicke troostbaere excellentien<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 400 v<br />

+<br />

401 r


146<br />

Domine Ne In Furore Psal .6.<br />

Vpden voys Och light ghy nv en slaept<br />

myn Lief die Ick Beminne<br />

Och heere straft my Niet<br />

in huwer toornicheden<br />

10 noch my tcastyden Biedt<br />

god / in hu gramme zeden<br />

// Maer myns ghenaedich zyt<br />

ziecte wil my vercleenen<br />

maect my ghezondt bevrydt<br />

15 verstoort zyn alle myn Beenen<br />

En myn ziele die es voorwaer<br />

zeer verscrict / maer hoe langhe<br />

heere / zalt zyn der naer<br />

tot ick dyn troost ontfanghe<br />

20 heer god hu ommekeert<br />

verlost myn ziele / naer desen<br />

maect my ghezondt vermeert<br />

Duer hu bermhertich wesen<br />

Want heere al die zyn doodt<br />

25 end inder hellen zijncken<br />

hu sterckheerschappie groot<br />

mueghen zy niet ghedyncken<br />

Aerbeydt heb ick gheAcht<br />

tot zuchten wild ick my Rasschen<br />

30 myn beddeken telcker nacht<br />

zal ick byzondere wasschen<br />

Ende myn legher Reyn<br />

met traenen vuchtich maecken<br />

myn ooghe / die es certeyn<br />

35 beroert van toorneghe zaecken /<br />

+<br />

ick bem gheworden oudt<br />

Tusschen myns vyandts percken<br />

wyct al van my hoe stout<br />

Die daer boosheden wercken<br />

5 Want dheere die heeft verhoort<br />

myn weenende bedwanghen<br />

mynder ghebeden woordt<br />

heeft hy oock willen ontfanghen<br />

// in een beschaemt ghepyn<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 401 v


10 Laetse vervaert zyn zeere<br />

die myn vyanden zyn<br />

zeer haestelick / god heere<br />

Gloria patri<br />

Vader zuen helig gheest<br />

15 moet glorie ghebueren<br />

van oud ionck minst en meest<br />

eeuvvich tot allen hueren<br />

zoo dat was int beghin<br />

nv es / en zal beclyfuen<br />

20 tsghelycx eer meer dan min<br />

zal die gheduerich blyfuen<br />

147<br />

Tweede psalme<br />

Beati quorum Remisse sunt<br />

iniquitates Psal .31.<br />

Vpden voys<br />

vvilt al ter bruloft commen<br />

de brudegom / naer hu beyt<br />

Ofte<br />

Prinche de grand puissance<br />

Noble ducq de bourbon<br />

Zaelich zyn zy ghepresen<br />

wiens mesdaeden Bevlect<br />

vergheuen zyn bewesen<br />

+<br />

wiens zonden oock zyn bedect<br />

Die man es oock zaelich vonden<br />

de welcke den heere / doch<br />

niet en toeRekent zonden<br />

5 Noch inden gheest heeft Bedroch<br />

VVant Als ick zweegh god heere<br />

myn beenen veroudert zyn<br />

doe ick Riep dicwils zeere<br />

des gheele nachts Termyn<br />

10 vvant hu handt groot van machte<br />

ghevoel ick dat zoo zy<br />

by daeghe end oock by nachte<br />

Die es verzwaert vp my<br />

In myn ellendicheden<br />

15 bem ick ommeghekeert<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 402 r


o heere duer v bermherticheden<br />

syt myns ghenadich hoe sondich vermeert *<br />

Myn mesdaet hoe bedreuen<br />

ghaf Ick hu te kennen ziet<br />

20 myn onRechtueerdich Leuen<br />

En heb ick verborghen Niet<br />

Ick zal den heere almachtich<br />

Ieghens my (heb ick gheseyt<br />

Belyden / wel voordachtich<br />

25 al myn onRechtueerdicheyt<br />

En die boosheyt mynder zonden<br />

heere god hebt my ghequyt<br />

om twelcke / bidden bij stonden<br />

goe mensschen alst es Tydt<br />

30 Maer nochtans om dees zaecken<br />

wordt hem gheen Ieghenspoet<br />

hem zullen niet ghenaecken<br />

veel waeters Ouervloedt<br />

// van huut lydens verstranghen<br />

35 myn vruecht zyt en toevlucht<br />

van al die my omvanghen<br />

verlost my zonder ducht /<br />

+ Hu verstand zal ick Rysen<br />

heere / zoo doet ghy tvermaen<br />

end hu gheel onderwysen<br />

inden wech die ghy zult ghaen<br />

5 End ick zal oock myn ooghen<br />

vast thuwaerts voughen playsant<br />

// vvilt hu niet beestich tooghen<br />

In welcken es gheen Verstandt<br />

Metten thoom int Rasschen<br />

10 ende met des breydels gru<br />

dwynght men de Caeckharnasschen<br />

die niet en ghenaecken hu<br />

Veel gheesselen behooren<br />

dhartneckeghe zondaers / Maer<br />

15 die inden heer / Alsvooren<br />

hoopt / cryght bermherticheyt claer<br />

VVilt tsaemen hu verhueghen<br />

Rechtueerdeghe Bekent<br />

148<br />

* 16-17: deze verzen zijn in een heel onduidelijk geschrift en met zwartere inkt genoteerd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 402 v


weist vroylick naer tvermueghen<br />

20 Inden heere excellent<br />

Oock alle die van herten<br />

te zaemen zyn vpRecht<br />

gloryeert veriaeght smerten<br />

en den heere Lofzangh zeght /<br />

25 Gloria patri *<br />

Glorie zy ghewuene<br />

den vadre onbevreest<br />

end oock der naer zyn zuene<br />

en den helighen gheest<br />

30 Alsoo die glory schoone<br />

es / blyft / end eeuwich was<br />

eeuvvich ten hoogsten Troone<br />

naer themelssche Compas<br />

149<br />

Ofte oock vpden voys<br />

35 Fernandus wys van zinne // gods gracie wil hem Me /<br />

++<br />

Derde Psalme<br />

Domine ne in furore/<br />

Psal .37.<br />

Vpden voys Och! moeder zey zou moeder<br />

ghy weit hoet met my staet<br />

Ofte Vpden voys<br />

Den admirael zeer fyntich<br />

die zeylde der Rasschelick an +<br />

Wilt my niet straffen heere<br />

10 doch in huwer Toornicheyt<br />

berespt my oock niet zeere<br />

in huwer verbolghentheyt<br />

want huwe pylen crachtich<br />

die zyn my ghesteken by<br />

15 end huwe handt almachtich<br />

die hebt ghy oock warachtich<br />

vaste ghemaect ouer my<br />

In myn vleesch tdeser stede<br />

van hu grammoedich Aenschyn<br />

* ‘patri’: ‘r’ over andere letter<br />

+ Fol. 403 r, r. 4, 5, 7 en nota in margine, 8 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

403 r<br />

+<br />

Actum ann o .1542.


20 es gheen ghezondichede<br />

end inde ghebeenten myn<br />

duer myn broosch zondich wesen<br />

gheen vrede gheraecken en Can<br />

myn mesdaeden mespresen<br />

25 zyn ouer myn hooft gheresen<br />

ende vallen my Lastelick an<br />

Van myn dwaes achterdyncken<br />

zyn myne wonden onReyn<br />

gheworden / En zy styncken<br />

30 oock bem ick gheworden Certeyn<br />

ketyfuich / Crom / vul Rauwen<br />

dies bem Ick naer tsweerelts heesch<br />

bespot in myn Benauwen<br />

oock en can men Anschauwen<br />

35 gheen ghezondicheyt in myn vleesch<br />

Vernedert en vul smerten<br />

ghevoel ick my zondich zwaer<br />

+<br />

huut tzuchten mynder herten<br />

Riep Ick Lude tot hu voorwaer<br />

van tsnavents totten moorghen<br />

es al myn begheeren tot hu<br />

5 Myn zuchten en myn zoorghen<br />

es van hu niet verboorghen<br />

vvilt my dies vertroosten nv<br />

Myn cracht wil gheel verdrooghen<br />

Myn herte lydt ancxst en verdriet<br />

10 en dat Licht mynder ooghen<br />

Och .dat en es by my. Niet<br />

Myn Vrienden / en myn maeghen<br />

zyn ieghens my ghemaect<br />

end hoe dat ick mach claeghen<br />

15 veel nachten ende daeghen<br />

Gheenen troost heb ick ghesmaect /<br />

Die my bywesen mochten<br />

zyn verre van my ghaen staen<br />

en die myn ziele zochten<br />

20 die hebben ghewelt ghedaen<br />

End ydelheyt zy spraecken<br />

de ghuene die zochten quaet<br />

Bedrieghelicke zaecken<br />

150<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 403 v


te dynckene zonder slaecken<br />

25 hebben zy niet versmaet /<br />

Maer gheenssins wildick hooren<br />

als een dooue was Ick ghemoet<br />

end als een stomme vooren<br />

die zyn mond niet open en doet<br />

30 Andwoorde groot noch cleene<br />

ghecreghen zy huut myn mondt<br />

want heer in hu Alleene<br />

zo es myn hope Reene<br />

Te verhoorene my terstondt<br />

35 Ick sprack dat niet en moeten<br />

myn Vyanden wesen verblydt /<br />

+ *<br />

Al slibberen myn Voeten<br />

heer in huwe weghen wydt<br />

vvant ghecastydt te zyne<br />

daer toe bem ick bereed<br />

5 heer god tallen termine<br />

en gheerne Lyd ick Pine<br />

vvant myn zonden zyn my leed<br />

Myn onRechtueerdich sneuen<br />

zal ick hu verclaerssen snel<br />

10 ende myn zondich Leuen<br />

vvil ick oock bedyncken wel<br />

maer heere god ghehuldich<br />

myn leuende nyders stranck<br />

benyden my onbeschuldich<br />

15 en zy zyn menichfuldich<br />

Tmywaerts zeere Wreed ende wranck<br />

Die goet. met quaet betaelen<br />

dese deden my Achterclap<br />

om dat ick zonder Draelen<br />

20 tgoe volghde / niet hueren qua snap<br />

vvilt my dies niet verlaeten<br />

heer god zoo dat Betaemt<br />

maer my huut Charitaeten<br />

hulpsaemich / Comt te baeten<br />

25 heer god myns zaelicheyts ghenaemt /<br />

Gloria patri<br />

Glorye moet gheworden<br />

vaeder zuen / heligh gheest<br />

* ‘slibberen’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />

151<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 404 r


Eer.ye. beghinnen porden<br />

30 zo waert ghy in glorien meest<br />

en zult onhendich Leuen<br />

die goddelick Tryumpheirt<br />

Lof danck moet ick hu gheuen<br />

die waert / zyt / en ghebleuen<br />

35 End eeuwelick eeuvvich Rengneirt /<br />

152<br />

++<br />

Vierde psalme die dauid zangh<br />

Doe hy hem tot berauwe Dwangh.<br />

Miserere mei Deus /<br />

Psal .50.<br />

Vpden voys Zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden sault<br />

Heer god zyt myns ghenaedich<br />

naer huwe Bermherticheyt groot<br />

myn onRechtheyt Mesdaedich *<br />

10 vvilt die doch huutwasschen ter noodt<br />

naer hu menichfuldich ontfaermich exploot<br />

vvascht my doch heere (duer christus doodt<br />

van myn mesdaedeghe gronden **<br />

En Reynicht my van myn zonden<br />

15 VVant gheel claer onverzweghen<br />

myn quaetheyt beken ick vry<br />

en myn zonde Tallen weghen<br />

die es altoos ieghens my<br />

Alleene ghezondicht zo heb ick dy<br />

20 mesdaen voor hu ooghen / vp dat ghy<br />

duer dyn woord zoud verwinnen<br />

Toordeel van broossche zinnen<br />

Ziet Want in onRechtheden<br />

zo es myn bevanghen ghedaen<br />

25 end in zondeghe leden<br />

heeft my myn moeder ontfaen<br />

ziet heere / wiens waerheyt zal eeuwich staen<br />

de waerheyt bemindt ghy end huer vermaen<br />

diese ons wilt openbaeren<br />

30 end hu wysheyt bedect / verclaeren<br />

Met ysope zult my bespoeyen<br />

zuver worden / zal ick by dit /<br />

+ Fol. 404 v, r. 5-6 onderstreept.<br />

* Vóór ‘Mesdaedich’ is ‘v...’ doorgehaald.<br />

** Vóór ‘gronden’ is ‘zond’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

404 v


153<br />

+ oock my om wasschen moeyen<br />

ende bouen der snee ghewit<br />

zo zal ick dan worden Reyn onbesmit<br />

ghy zult myn ghehoor vruecht gheuen verhit<br />

5 en die beendren tallen tyden<br />

hu veroetmoedicht / verblyden<br />

Keert doch hu aenschyn heere<br />

van alle myr zonden gloedt<br />

dat scheppenesse vermeere<br />

10 in my een Reyn herte goedt<br />

end alle myn mesdaeden huut doet<br />

vernieut in myn Inghewand heere vroedt<br />

doch eennen gheest vpRechtich<br />

Dat bid ick met handen knechtich<br />

15 Van hu Reyn claer ghezichte<br />

verworpt my doch gheenssins yet<br />

hu helighen gheest Lichte<br />

vvilt die van my nemen oock niet<br />

gheeft my (dat bid ick) die vruechden ziet<br />

20 van huwer zaelicheyt / end inghiet<br />

my sterckheyt van dien gheeste<br />

die vpperst es / ende die meeste<br />

Dan myn heer god almachtich<br />

den mensschen fel end obstinaet<br />

25 zal ick leeren Eendrachtich<br />

huwe weghen end huwen / Raedt<br />

en mids dien zullen de zondaers quaet<br />

heer god myn beschermer en toeverlaet<br />

tot hu bekeert dan worden<br />

30 die eerst naer zonden porden<br />

Verlost my van zonden bloedich<br />

ghy die myn zaelicheyts god zyt<br />

myn tonghe zal oetmoedich<br />

verblydende zonder Respyt<br />

35 hu gherechticheyt louen / tot alder tydt /<br />

+<br />

Myn lippen heer god doet opene wydt<br />

Ende myn mondt met spraecken<br />

zal dyn lof kennelick maecken<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 405 r<br />

+ 405 v


VVant hadt ghy hier int leuen<br />

5 ghewilt ick had hu Certeyn<br />

een offerhande ghegheuen<br />

maer gheen brandoffer hoe Reyn<br />

heere god hu verblydt int eerdsche pleyn<br />

dan een herte ghebryselt oetmoedich cleyn<br />

10 en dien offer onbezweken<br />

zult ghy gheenssins versteken<br />

154<br />

Naer hu goet willeCueren<br />

doch heere doet syon wel<br />

vp dat iherusalems mueren<br />

15 mueghen worden ghethemmert snel<br />

dan zult danckelick nemen (ghy nyemandt el)<br />

gherechticheyts offer / dan doen vpstel<br />

dyns outaers (Tzulcken daeghen<br />

Caluers naer hu behaeghen<br />

20 Gloria patri<br />

Gheloft zy god den vadre<br />

en zyn eenighe zuene me<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

elck en tsaemen tot elcker ste<br />

25 zoo dat was / eer ye beghinnen de<br />

ende nv end eeuwich in eeuwegher vre<br />

onhendich naer tbetamen<br />

in eeuwicheden Amen<br />

Requiem eternam<br />

30 Heer al die hier zyn ghebleuen<br />

van leuende lyfue ter doodt<br />

die zielen wilt doch gheuen<br />

in Abrahams Rusteghen schoot /<br />

+<br />

voorts bidden wy heere almachtich groot<br />

dat teeuwich licht duer hu wonden Roodt<br />

huut donckere ghestichten<br />

huer zielen mach claer verlichten<br />

Vyfde psalme<br />

Domine exaudi, orationem meam<br />

Psal C.I.<br />

Vpden voys Hoe Lude Riep god met milden moe<br />

duer Esaias zinnen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 406 r


155<br />

Ofte<br />

Wanneer der die Ruter niet clappen en wil<br />

zo toght men an dat Cransken +<br />

Verhoort. myn ghebet doch heere god ghy<br />

Laet myn Roupen hu behaeghen<br />

15 ende dyn aenschyn keert niet van my<br />

in myn benaude daeghen<br />

vought tmywaerts hu ooren betvoort<br />

in wat dach ick mach claeghen<br />

doch haestelick my verhoort<br />

20 VVant myne daeghen die zyn verghaen<br />

ghelyck een Roock wech henen<br />

en myne ghebeentten / die zyn oock zaen<br />

verbrandt drooghe verschenen<br />

Als hoy ghesmeten bem bloodt<br />

25 myn hert es gheel verdwenen<br />

van drucke verghat ick myn Broodt<br />

En myn ghebeentte om dit verdriet<br />

an myn vleesch wilde Cleuen<br />

ghelyck een pellicaen / Bem Ick ziet<br />

30 ter woestinen beseuen<br />

oock als een huylvueghel der nacht<br />

inder wuenynghen bleuen<br />

Rechts tsghelycx bem Ick gheacht /<br />

+ Ick hebbe ghewaect en bem worden fyn<br />

als een mussche Binden daecke<br />

myn vyanden my bespottende zyn<br />

daeghelicx hoe ick waecke<br />

5 en die my bespotten der naer<br />

al had zy gheen Oorzaecke<br />

Ieghens my zweeren zy daer<br />

Met weenynghe myngheld ick mynen dranck<br />

ghelyck broodt at ick asschen<br />

10 Tgram * aenschyn huwer onghenaeden stranck<br />

dat wilde my verRasschen<br />

ende verworpen ter stondt<br />

heer wilt my zuver wasschen<br />

en weder maecken ghezondt<br />

15 Ghelyck een schaeuwe doet hueren schoy<br />

myn daeghen zyn gheweken<br />

ende gheel drooghe word ick als hoy<br />

* ‘Tgram’: ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 406 v<br />

+<br />

Actum Anno 10 .1542.


maer ghy heer god ghebleken<br />

blyft eeuwelick ghenatuert<br />

20 hu ghedyncken onbezweken<br />

Tallen gheslachte gheduert<br />

Ghy zult vp staen tes meer dan tydt<br />

ghy zult syon ontfaermen<br />

tes tydt dat ghy huer ghenaedich zyt<br />

25 want haer steenen bin huer Baermen<br />

behaeghen hu knechten wel<br />

al Roupt syon wachaermen<br />

Ontfaermen zult ghy huer snel<br />

Hu name die heydenen alle ghelyck<br />

30 zullen vreesende wesen<br />

end alle die princhen van EerdeRyck<br />

dyn glory hoogh Ghepresen<br />

want dheere ghethemmert heeft<br />

Syon / daer hy mids desen<br />

35 zienlick in gloryen leeft /<br />

+ Tot een oetmoedich ghebet zeer claer<br />

nederzaeght ghij van Bouen<br />

dies dienet ghescreuen openbaer<br />

inder gheslachten houen<br />

5 ende dat volck tsaemen al<br />

zal god den heere Louen<br />

datter noch gheschepen zyn zal<br />

VVant van zyn heligher hooghen troon<br />

can hy tanschau Anveerden<br />

10 dheere ziet oock huut zyn hemele schoon<br />

tot hier neder vpder eerden<br />

om hooren de gheboeyde vul noods<br />

en lossen by zyr weerden<br />

Die kynderen waeren des doods<br />

15 Vp dat zy becondeghen zouden certeyn<br />

in syon tsheeren name<br />

ende zyn Lof in iherusalem Reyn<br />

alsoo dat wel betame<br />

Tes groote Redene / want<br />

20 weerdich heer god Eersame<br />

zyt ghyt / in alle Landt<br />

156<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 407 r


157<br />

VVanneer dat tvolck quam met accoord<br />

en die Cuenynghen eendrachtich<br />

Louen en dienen Reyn onghestoort<br />

25 den heere god Almachtich .o.<br />

hy heeft hemlieden gheseyt<br />

Boodschapt my zydys machtich .o. +*<br />

Mynder daeghen Cleenicheyt<br />

Och heere int middel myns iaeren teer<br />

30 my Roupt niet / maer wilt spaeren<br />

voor alle gheslachten waert ghij Eer<br />

end eeuwich zyn hu Iaeren<br />

end eerdeRyck van tbeghin<br />

In tmaecken const verghaeren<br />

35 Oock dhemel / en datter es in /<br />

++ Zy zullen verghaen Rasch en ghereed<br />

buugsaem zoo wolcken dryfuen<br />

zy zullen verouden ghelyck een cleed<br />

maer ghy zult eeuwich blyfuen<br />

5 ende ghelyck een habyt<br />

veranderlick mesclyfuen<br />

zullen zy / metter tydt<br />

Ghy blyft den heere die wat ghy wilt doet<br />

wiens iaeren niet Cesseren<br />

10 de kynderen huwer knechten goet<br />

die zullen Tryumpheren<br />

tsghelycx oock haerlieder zaet<br />

want in hu ordonneren<br />

heere / dyn dienaers bystaet<br />

15 Gloria patri<br />

Glorye den Vadre onghehendt<br />

ende zyn eeghin zuene<br />

den helighen gheest tsghelycx omtrent<br />

van tbeghin zoo ghewuene<br />

20 zoot es / en blyft noch zoot plach<br />

In eeuweghen gheduene<br />

Rengnerende nacht en dach<br />

* Deze opmerking, die de rijmen in r. 25 en 27, aangeduid door het verwijzingsteken .o., betreft,<br />

is genoteerd in een kleiner geschrift en onderstreept.<br />

+ Fol. 407 v, r. 23, 24, 25 ‘te Domine’, 26, 27, 29, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ N o faulte / non excusable<br />

+ 407 v


158<br />

Zeste psalme<br />

De profundis Clamaui ad<br />

te Domine / psal C.29. *<br />

Vpden voys Christene wilt ommaidge doen<br />

des paesschens offerhande<br />

Ofte Vpden Voys<br />

Het zat een snee wit Vueghelkin<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

++ Huuter diepten tot hu heer goet<br />

heb Ick gheRoupen zeere<br />

dyn ooren doch tmywaerts opene doet<br />

myn stemme wilt anhooren heere<br />

5 Eist dat ghij heere wilt nemen waer<br />

al ons zondich meshaeghen<br />

dat zal ons vallen zo ouer zwaer<br />

heer god. Wie zalt mueghen verdraeghen<br />

Maer want ghenaede by hu zy<br />

10 end om huwer wets wille<br />

heere zo heb iet verdreghen vry<br />

int herte heymelick al stille<br />

Myn ziele verdrough in zyn woord<br />

Als vry warachtegher gheene<br />

15 myn ziele was oock hopende voort<br />

in myn ghetrauwen god Alleene<br />

Van als den dagheraet schynt wel<br />

tot men den nacht mach schauwen<br />

Alsoo wel neerstich moet israhel<br />

20 vp god den heere gheel Betrauwen<br />

Vvant by hem es ontfaermicheyt<br />

voor hem wie zondich Quele<br />

(en duer zyn dierbaer bloedt huutghespeyt)<br />

By hem es verlossynghe vele<br />

25 End hy god heere bouen al<br />

duer zyn veel groote ghenaeden<br />

hy israhel verlossen zal<br />

gheel huut alle zyne mesdaeden<br />

* ‘9’ over ‘4’.<br />

+ Fol. 408 r, r. 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 408 r


++<br />

Gloria patri<br />

30 Glorie moet den vader zyn<br />

Zuen / end heligh gheest mede<br />

zoot was int beghin / oock vp dit termyn<br />

en blyfuen zal in eeuwichede<br />

Actum Anno.1542.<br />

159<br />

Vpden zeluen Voys Requiem eternam etc a .<br />

Heer deeuweghe Rust hemlieden gheeft<br />

zynder zielen in Pynen<br />

en dat dyn licht dwelck eeuwelick Leeft<br />

5 hemlieden claerlick mach beschijnen<br />

Zeuenste psalme<br />

Psal.C42.<br />

Domine exaudi orationem<br />

meam / Auribus etc a /<br />

VpDen voys Vanden stoorm Van Munster<br />

Ofte<br />

Wie wil hooren een goet nieu Lied<br />

Van dat te ghendt corts es gheschiet<br />

Van Meester ian Van poucke /<br />

15 Heere doch myn ghebet verhoort<br />

verneimt myn clachtich bidden voort<br />

met huwen ooren heere<br />

end om dyn waer Rechtueerdich woordt<br />

hoort my / die thuwaerts keere<br />

20 End om huwer gherechticheyt<br />

inne dyns oordeels magesteyt<br />

vvilt met hu knecht niet strycken<br />

vvant al die daer leeft claer ghezeyt<br />

moet onRechtueerdich blycken<br />

25 Heer god wilt my dies bystaen want<br />

vervolght zo heeft / mynen vyandt<br />

myn ziele / groot van weerden<br />

end heeft myn leuen als wreed tyrant<br />

vernedert / totter eerden<br />

+ Fol. 408 v, r. 12, 13, 14 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

408 v


30 Hy stelde my naer zyn beiach<br />

zoo men ter weerelt dooden plach<br />

in eenne doncker stede<br />

+<br />

Myn gheest es benaut / Myn herte lach<br />

verstoort in groot onvrede<br />

Ghedachtich wierd ick voorleden tydt<br />

In al hu wercken Wierd ick verblydt<br />

5 ouerdocht met verstanden<br />

end Ick sprack die myn heere god zyt<br />

van tmaecsel mynder handen<br />

Myn clouck beschermer voor meskief<br />

Tot hu myn handen ick vphief<br />

10 myn ziel / es tot hu hooghe<br />

ghelyck een landt zoo ick besief<br />

gheel zonder water drooghe<br />

Heere vvilt my verhooren zaen<br />

want mynen gheest die es verghaen<br />

15 keert niet dyns aenschyns straelen<br />

dat ick niet worde als die ghedaen<br />

Ter hellen Nederdaelen<br />

Laet my vrough hooren bid Ick dy<br />

doch huwe bermherticheyt vry<br />

20 die in hope thuwaerts kniele<br />

myn wandelwech bekent maect my<br />

Tot hu hief ick myn ziele<br />

Trect my van myn vyanden boos<br />

tot hu heb ick toevlucht altoos<br />

25 Leert my doen naer hu wille<br />

vvant zyt myn god / die Ick oyndt vercoos<br />

heymlick int herte stille<br />

En my zal leeden huwen gheest<br />

In tRechte landt clouck onbevreest<br />

30 en bouen dese zaecken<br />

in hu Rechtueerde / duer hu name meest<br />

zult my Leuendich maecken<br />

Myn ziele zult ghy huut verdriet<br />

als my ancxst ende druck gheschiet /<br />

160<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 409 r


+ ghetrauwelick huutleeden<br />

end In huwe Bermherticheyt ziet<br />

Myn Vyanden verscheeden<br />

En ghy zultse vernielen al<br />

5 die myn ziele bieden mesval<br />

en stoormelick bevechten<br />

vvant heer Ick bem int eerdsche dal<br />

Doch een van huwen knechten<br />

Gloria patri<br />

10 Glorie zy den vader dan<br />

ende zyn zuene mensch en man<br />

den helighen gheest tsamen<br />

zoot was int beghin / en blyft voort an<br />

in eeuwicheden Amen<br />

Aucteur<br />

161<br />

Alle godsvruchteghe mensschen eendrachtich<br />

Euangelysche beminders in hope Crachtich<br />

Vpden steen christi Vastgheloouelick staende<br />

Bidick dies hier meer naervolght warachtich<br />

20 omme wandelen huut weghen duusternachtich<br />

teender memorie zyn willende ontfaende<br />

der inne contempleren inder eerden ghaende<br />

ydel clap schuwende telcker spatien *<br />

Dyn ** mebroeders stichtende / zoo paulus vermaende<br />

25 es hu gratie verleent / huutdeelt huwe gratien<br />

Liefmoedich verkeerende Onder alle natien<br />

zonder murmuratien // elck andren Beminnende /<br />

staet vaste wederstaet tsvleeschs temptacien<br />

met contemplatien // in schriftelicke Recreatien<br />

30 duer Tribulatien<br />

in dese eerdsche verghanclicke habitacien<br />

Tot Atropos word dyns leuens draet Afspinnende<br />

huut die turbatien<br />

Word ghy dhemelssche Croone Winnende /<br />

+<br />

Euangelien drie zondaghen inden aduent<br />

Danof tvierde hiervooren folio.115. *<br />

staet bekent/<br />

* Dit vers staat verticaal in margine links.<br />

** ‘Dyn’: ‘yn’ over andere letters.<br />

* Het cijfer ‘.115.’ is met blekere inkt later ingevuld.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 409 v<br />

+<br />

410 r


Vpden tvveeden zondach +<br />

162<br />

In dien tyden Alst iesus zoo wilde iunnen<br />

5 hy tot zyn liefue discipelkens tspreken dede<br />

daer zullen zeyt hy teeckenen zyn inder zunnen<br />

inde mane / ende oock inde sterren mede<br />

en verdriet der mensschen In deerdsche stede<br />

mids confusie ende ongheregheltheyt zwaer<br />

10 van tgheluudt der zee / en der vloeden onvrede<br />

diepgrondelick zynde beroert openbaer<br />

en die mensschen die zullen verdwynen der naer<br />

van vreesen ende verwachtynghe der Dynghen<br />

die der weerelt dan zullen ouercommen daer<br />

15 vvant die crachten der hemelen duer een bedwynghen<br />

ende gods ghehynghen<br />

zullen worden beroert in huerlieder omRynghen<br />

en dan zullen zy den zuene des mensschen crachtich<br />

met zyn magesteyt / die hy met hem zal brynghen<br />

20 Zien commen in een wolcke als god almachtich<br />

Als deis dynghen om gheschieden beghin zyn maeckende<br />

ziet vp / ende heft vp hu hoofden goet Rondt<br />

vvant huwe verlossynghe die es naeckende<br />

en zeyd hemlieden een ghelyckheyt / die warachtichste mondt<br />

25 Beziet den fygheboom gheplant inden eerdschen grondt<br />

ende alle boomen waer ghy wandelt ofte ghaet<br />

als zy vruchten voortbrynghen / alsdan ter stondt<br />

zo weit ghy dat den zomer te commene staet<br />

Alsoo / als ghy dese dynghen (naer christus Raet<br />

30 ziet gheschieden / zo zult dan weten ghy<br />

warachtich zonder twyfel / dat niet ongheloouich laet<br />

+<br />

dat dan het Rycke gods naer es by<br />

voorwaer zeg ick dy<br />

dit gheslachte zal niet voor by ghaen vry<br />

eer dees dynghen gheschiet zullen zyn eendrachtich<br />

5 den conyngh der conynghen dan zullen wy<br />

Zien commen in een wolcke / als god almachtich<br />

Hemel eerde verghaen zullen / maer myn woorden ziet<br />

zullen niet verghaen sprack christus verheuen<br />

wacht hu dat by aventhueren hu herten Niet<br />

10 bezwaert en worden met ghulsicheyts sneuen<br />

en dronckheyt en zoorgfuldicheyt van dit leuen<br />

dat hu onvoorzien niet ouercomme dien dach<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 410 v<br />

+<br />

Luce .21.


163<br />

vvant als een streck omRynghende beseuen<br />

zal hij ouercommen Rasch met een ooghvpslach<br />

15 vp alle die daer zitten / (doet christus ghewach<br />

vp taenschyn der eerden / hoedaenich gheresen<br />

daer om waect altyds biddende / elck zoo hy best mach<br />

vp dat ghy mueght weerdich ghevonden wesen<br />

tontvliene mids desen<br />

20 alle dese dynghen die als vooren ghelesen<br />

daer toecommende zyn / ende staen warachtich<br />

voor den zuene des mensschen / als zy hem ghepresen<br />

Zien commen in een wolcke Als god almachtich<br />

Naer dat die Prince christus die wy zyn eerende<br />

25 dit sprack tzynen disciplen Tot tsgheests verstyfuen<br />

tsdaeghs was hy inne den thempel Leerende<br />

maer huutghaende / tsnachts inden bergh wildhy blyfuen<br />

De welcke ghenaemt was Den bergh der olyfuen<br />

inden dagheraet quam tot hem al tvolck ghemeene<br />

30 vp dat zy hem inden thempel thuerlieder beclyfuen<br />

altsaemen hooren zouden groot ende Cleene<br />

Christen mensschen hier zynde noch int dal van weene<br />

+<br />

vveist sober bidt en waect / gheloofuich Voordachtich<br />

ten laetsten daeghe zult de zuene des mensschen Reene<br />

Zien commen in een wolcke Als god Almachtich *<br />

Euangelion VpDen<br />

Derden ZonDach inden<br />

ADuent / +<br />

In dien tyden als iohannes hadde ghehoort<br />

de wercken christi / Ligghende in banden smal<br />

zendende twee van zynen discipulen voort<br />

10 heeft hem gheseyt / zyt ghy de ghuene die commen zal<br />

of verbeyden wy een ander hier int eerdsche dal<br />

en iesus andwoordende zey hemlieden der naer<br />

ghaet ende wederbootschapt iohanni al<br />

tghuendt dat ghy ghehoort en ghezien hebt claer<br />

15 Blende zien Crepele wandelen voorwaer<br />

melaetsche worden ghezuvert / dooue hooren der by<br />

de dooden staen vp / en den aermen eenpaer<br />

vvordt ghebootschapt teuangelion openbaer<br />

Maer zaelich die niet wordt ghescandalizeirt in my<br />

20 Naer dat zylieden wech ghynghen zaen<br />

tot die schaeren des volcx daer zynde breed<br />

beghonste iesus van Iohannes te doene vermaen<br />

* ‘Almachtich’: ‘A’ over ‘w’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 411 r<br />

+<br />

Mathei .11. 5


164<br />

vvat zyt ghy in die woestyne huutgheghaen<br />

om zien een Riet gheroert Vanden wynde ghereet<br />

25 of te zien een menssche met zochte cleedren ghecleed<br />

zyt ghylieden huutgheghaen ter causen van desen<br />

ziet / die zochte ghecleede zoomen claerlick weet<br />

die zullen in die huusen der cuenynghen wesen<br />

maer wat zyt ghy huutgheghaen gheresen<br />

+<br />

te ziene / Een prophete / zeker zegh ick dy<br />

ende meer dan een prophete es hy ghepresen<br />

Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />

Dese es Vanden welcken datter es ghescreuen<br />

5 Ick zende myn bode Voor hu aenschyn ziet<br />

die huwen wech zal voor hu bereeden int leuen<br />

voorwaer zeghick hu dede christus bediet<br />

Onder die gheborene van vrauwen niet<br />

gheen meerder vp ghestaen es / zeghick certeyn<br />

10 dan iohannes baptista / warachtich gheschiet *<br />

nochtans die minste int Rycke der hemelen pleyn<br />

es grooter dan hy / En vander daeghen treyn<br />

van iohannes baptista Tot deser tydt vry<br />

ghewelt Lydt tRycke der hemelen Reyn<br />

15 en die gheweldeghe nement / in huerlieder ghemeyn<br />

Zaelich die niet word / ghescandaliseirt in my<br />

Prinche<br />

Want alle die propheten ende die wet<br />

hebben tot iohannem toe ghepropheteirt<br />

20 en eist dat ghyt ontfanghen wilt onbesmet<br />

hy es helyas die commen zal gheordonneirt<br />

wordt niet geschandaliseirt<br />

die ooren heeft om hooren / dat hy hoorende zy<br />

zoo sprack christus / hy die alle herten grondeirt<br />

25 Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />

Euangelion Vpden vierden<br />

zondach inden aduent / +<br />

Van ierusalem zonden die Iueden tdien tyden<br />

tot Iohannem priesters ende Leuiten ziet<br />

* Oorspronkelijk ‘Tot deser tyd / warachtich’; vóór ‘warachtich’ is ‘Tot deser tyd’ doorgehaald,<br />

en erna ‘gheschiet’ bijgevoegd; beide correcties in zwartere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 411 v<br />

+<br />

iohan / primo


165<br />

++ om hem te vraghen wie zyt ghy / end hy wilde belyden<br />

end en heuet niet gheloochent negheenssins yet<br />

en hy heeft beleden / ick en bem christus niet<br />

en zy hebben hem ghevraeght /Wat zyt dan ghy<br />

5 zyt ghy helyas / ick en bemt niet / sprack hy zyn bediet<br />

zyt ghy die prophete / neen / gheandwoord heeft hy<br />

daer om hebben zy hem gheseyt zeght vry<br />

wie zyt ghy / dat wy andwoorde mueghen gheuen<br />

den ghuenen van wien dat ghezonden zyn wy<br />

10 vvat zeght ghy van hu zeluen / hy sprack int leuen<br />

Een stemme bem Ick inder woestine ghebleuen<br />

van hem die Roupt / Schict den wech des heeren daer<br />

zoo Esaias de prophete gheseyt heeft ghescreuen<br />

Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt Naer<br />

15 En die ghezonden waeren ter causen van desen<br />

waeren huter bende der pharizeeusche zede<br />

hebben hem gheseyt waeromme / wilt ghy doopende wesen<br />

zyt ghy christus niet / helyas / noch prophete mede<br />

iohannes heeft gheandwoord / zegghende tdier stede<br />

20 Ick doope int water / maer int middel hy onder hu staet<br />

die ghylieden niet en kendt tot huwer vrede<br />

dat es de ghuene / die naer my zal commen iaet<br />

die voor my es gheweist / tsmensschens toeverlaet<br />

wiens ick niet weerdich / en bem Waerachtich<br />

25 tontbyndene de Riemen van zyn schoen waer hy ghaet<br />

in bethanyen dees dynghen gheschiet zyn eendrachtich<br />

ouer de iordane daer sint ian doopte crachtich<br />

ten anziene vanden volcke daer openbaer<br />

en duer gratie van god / den heere almachtich<br />

30 Iohannes Volghde christum in oetmoedicheyt naer<br />

Tsdaeghs daer naer / ziet iohannes iesum ghebenedyd<br />

tot hem commende / en heeft gheseyt metter spoet /<br />

+<br />

ziet dat lam gods / zeyt hy zynde verblydt<br />

ziet / die de zonde Des weerelts of doet<br />

dit es / daer Ick of zeyde zydes * ghylieden vroedt<br />

daer es / Een man naer my ghecommen ghebleken<br />

5 die voor my es gheweist / als een heere goet<br />

want hy was / eer dan ick / ende blyft onbezweken<br />

end ick en kenne hem niet / maer naer thuutwendich spreken<br />

vp dat hy openbaer mach worden in israhel<br />

bem Ick ghecommen doopende in tswaeters beken<br />

10 en iohannes ghetuught heeft zegghende snel<br />

+ Fol. 412 r, r. 12 ‘Schict ... daer’ onderstreept.<br />

* ‘zydes’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 412 r<br />

+ 412 v


166<br />

Want ick hebbe ghezien den gheest zeere wel<br />

inne die ghedaente Van een duue voorwaer<br />

vanden hemel nederdaelende / met een goet vpstel<br />

Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer<br />

15 Prinche<br />

En die gheest es vp hem ghebleuen omtrent<br />

sprack iohannes certeynlick en wilde verhaelen<br />

ende ick en hebbe hem niet ghekendt<br />

maer die my ghezonden heeft zonder faelen<br />

20 om te doopen int water / heeft my willen taelen<br />

en die heeft my gheseyt Binden eerdschen gheduene<br />

vp wien dat ghy den gheest / zult zien nederdaelen<br />

ende vp hem blyfuende dat es de ghuene<br />

die daer doopt metten helighen gheest ghewuene<br />

25 en ick hebt ghezien / ende ghetuught oock claer<br />

dat dit (sprack iohannes) es De gods Zuene<br />

wier ieghens stuene<br />

Iohannes volghde Christum in oetmoedicheyt Naer<br />

Aucteur<br />

30 Voorts volghen wy huutvercoren // om verzoenen adams Val<br />

hoe Christus wierdt gheboren // int eerdsche dal /<br />

++<br />

Epistolen ende euangelien<br />

Naer der lettren keest<br />

veel zoetRokegher dan bloeyende confelien<br />

verhueghende den gheest /<br />

Inder kerstnacht eerste Messe +<br />

Alder liefste broeders / die goddelicke gratie<br />

en van onsen zaelichmaecker die gratie mede<br />

es openbaer nv allen mensschen / Tot Recreatie<br />

die onslieden Leert Loochenende alle booshede<br />

10 ende weerlicke begheerlicheyt / Wy tonser vrede<br />

soberlick ende Rechtueerdelick beseuen<br />

ende oock zouden in vougsamegher zede<br />

godsdienstelick inne deser weerelt Leuen<br />

verwachtende die helighe hope verheuen<br />

15 en die toecomst der gloryen / Van onsen god groot<br />

end ons zalichmakers iesu Christi ghegheuen<br />

hem zeluen voor onslieden / als troost tonser noodt<br />

+ Fol. 413 r, r. 5 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

413 r<br />

+<br />

Epist.


167<br />

vp dat hy ons verlossen zoude met zynder doodt<br />

van alle ongheRechticheyt / zondich zwaer<br />

20 ende Reyneghen hem zeluen / met zyn bloed Root<br />

Een anghename volck / hem bequame der naer<br />

een naervolgher van goede wercken voorwaer<br />

zeght ende vermaent dit / in een lieflick omghorden<br />

In christo iesu onsen heere / die openbaer<br />

25 In een ghedaente des dienlyncx / Wilde menssche worden<br />

Euangelion<br />

Het es gheschiet daer es in dien daeghen<br />

Vanden keyser augusto Een ghebod huutgheghaen<br />

dat zoot gheordonneirt was / naer Lucas ghewaeghen<br />

30 de gheele Weerelt zoude worden bescreuen zaen<br />

// En dees eerste beschryfuynghe die es ghedaen<br />

+<br />

ende van Cyrino Rechter van siria gheschiet<br />

zy zyn alle gheghaen / naer tzelue vermaen<br />

om een yeghelick belyden in zyn stede ziet<br />

ende ioseph in ghebreke dies zynde niet<br />

5 heeft hij hute die galileesche Cant<br />

Neerstich vpgheclommen zonder letten yet<br />

van die stede nasareth Tot tiuedsche landt /<br />

in dauids stadt / ghenaemt Bethleem / Want<br />

hy van dauids huus / ende huusghezin was bekent<br />

10 vp dat hy oock daer zou belyden / naer tghebods verstandt<br />

met maria zyn ghetraude wyf / by hem omtrent<br />

De welcke daer al zwaer was / met een vrucht beglent<br />

in huer voorzien / eer ye beghinnen porden<br />

want christus was de vrucht / die mids huer consent<br />

15 in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />

En tes gheschiet doe in bethleem waeren zy<br />

dat die daeghen vervult zyn / om baersen ghewuene<br />

Maria wierdt daer moeder van smerten vry<br />

ende heeft ghebaerst huer eersten gheboren zuene<br />

20 end hem in doucxkens ghewonden de ghuene<br />

die als god ende menssche veel mensschen ghenas<br />

end hem gheleyd in een crebbe / Binden eerdschen gheduene<br />

mids dat in dherberghe / voor hem gheen plaetse was<br />

en daer waeren heerderkens Alsdoe vp tpas<br />

25 die daer in die contreye wilden waeckende wesen<br />

en die inghel des heeren ziet (zoo ick Las)<br />

heeft by hemlieden ghestaen gheResen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 413 v


168<br />

En die claerheyt des heeren heeftze bouen desen<br />

ommeschenen / ende hebben ghevreest tdier tydt<br />

30 met een groote vreese / ende dinghel ghepresen<br />

wilt niet vreesen / zeydhy hemlieden zonder Respyt<br />

maer te Rechte mochten zylieden wesen verblydt /<br />

++<br />

ende alle vreese zyn van hemlieden vertorden<br />

want in dier nacht / iesus christus ghebenedydt<br />

in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />

Prinche<br />

5 VVant ziet sprack dinghel ick boodschap hulieden vercoren<br />

een groote blydschap welcke alle volck wesen zal<br />

want hulieden es hedent Warachtich / gheboren<br />

een zalichmaecker christus / die heere bouen al<br />

inde stad van dauid / Binnen teerdsche dal<br />

10 ende dit zal hu wesen / tot een teeckene fyn<br />

ghij zult vynden een Ionck kyndeken / in doucxkens smal<br />

ghewonden / in een crebbe Byder moeder zyn<br />

en ter stondt esser gheweist vp tzelue termyn<br />

metten inghel / een menichte van een hemelsch heyrcracht<br />

15 god louende / en zegghende met een blyde aenschyn<br />

Glorie zy god In die Vpperste macht<br />

ende inne der eerden zy vrede gheschacht<br />

den mensschen die van goeden wille Blycken<br />

// iherusalem staet vp / wordt verlicht dies gheacht<br />

20 hu licht es voort ghecommen nv zonder bezwycken<br />

iesum christum Looft en danct in allen wycken<br />

die tot tsmensschens verlossen (hoe dhelssche Cnorden /<br />

oetmoedich totter dood / huut zyn hemelsche Rycken<br />

in een ghedaente des dienlyncx / wilde menssche worden /<br />

Inder moorghenstondt<br />

ofte Dagheraet messe. +<br />

Alder liefste broeders / die goedertiere vrede<br />

en die mensscheyt van god / ons zalichmaecker ziet /<br />

+<br />

es elcken openbaer nv in deerdsche stede<br />

maer huut die wercken der Rechtueerdicheyt niet<br />

die by onslieden ghedaen zyn gheschiet<br />

maer naer zyn bermherticheyt duer zyn name<br />

5 heeft hy ons zaelich ghemaect huut tverdriet<br />

+ Fol. 414 r, r. 16 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 414 r<br />

+<br />

Epist /<br />

+ 414 v


169<br />

duer tbadt der wedergheboorten bequame<br />

mids vernieuwynghe des helichs gheests eersame<br />

de welck hy ouervloedich huuter liefden vloedt<br />

in onslieden huutghesturt heeft tonser vraeme<br />

10 Duer iesum christum onsen zalichmaecker goet<br />

vp dat wy gherechtueerdicht / duer zyn gratie zoet<br />

erfghenamen tsamen / zouden worden beseuen<br />

naer die hope / die ons al tsaemen gheeft moed<br />

Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />

15 In dien tyden die heerderkens tsaemen spraecken +<br />

ende zeyden Laet ons tot Bethleem ghaen<br />

ende laet ons bezien / als wy daer ghenaken<br />

dat Woord / tghuene datter gheschiet es zaen<br />

Twelcke dheere ons vertooght heeft / ende ghedaen<br />

20 en zyn hemlieden haestende gheCommen aldaer<br />

ende hebben maria tmoedermaegdelick graen<br />

met ioseph te zaemen ghevonden der naer<br />

ende tkyndt in eenne Crebbe gheleydt voorwaer<br />

als zy dit zaeghen / zy hebben bekent van twoordt<br />

25 dat hemlieden van dit kyndt was gheseyt openbaer<br />

ende alle de ghuene diet hebben ghehoort<br />

die hebben hem verwondert daer Rechtevoort<br />

van tghuendt dies hem vanden heerders gheseyt was bleuen<br />

laets met christo onsen heere dan houden Accoord<br />

30 Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />

Ende naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />

+<br />

datmen zoude tkyndt besnyden / naer de wets bedwanghen<br />

iesus / zoo hoorde men zyn Name ghewaeghen<br />

twelck ghenoomt was vanden Inghel zonder vertraeghen<br />

eer hy inden Lichaeme was ontfanghen<br />

5 Dheere heeft ghehoort onse verzuchtende verlanghen +<br />

ende es zyn verbandt gheworden ghedachtich<br />

twelck hy huut Liefden / ende gheen verstranghen<br />

hadde ghemaect met Abraham crachtich<br />

met ysaac oock ende iacob eendrachtich<br />

10 en dheere ansach die kynderen van israel<br />

ende hy verlostese als god almachtich<br />

duer iesum christum zyn wy verlost nv oock wel<br />

dheere zandt zyn volck verlossynghe snel<br />

dauid heeft zyn liedeken zoo vpgheheuen +<br />

15 Christus drough al onse smerten / ende ons ghequel<br />

Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich Leuen +<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Euangelion<br />

+ 415 r<br />

+ Exodi .2.<br />

+ Psal .110. o<br />

+ Esai 53


Prinche<br />

170<br />

Daer in heeft gods Liefde Bermhertich * liefgloedich<br />

gheopenbaert in onslieden / huuter Liefden schoot<br />

20 dat god zyn eeghin zuene gheboren / oetmoedich +<br />

inder weerelt ghezonden heeft tonser noodt<br />

vp dat wy duer hem leuen zouden / cleen ende groot<br />

hy buugde den hemel ende es ghedaelt +<br />

ende met zyn dierbaer passye ende bitter doodt<br />

25 zynen vader ghepaeysiert / end ons schult Betaelt<br />

// hu herte zy niet versaeft / noch met vreesen duerstraelt<br />

beeft noch en gruwelt oock te gheenen Tyden<br />

wyct niet achterwaerts voor hem / als een die faelt +<br />

want die heere huwen god / tot dyn bevryden<br />

30 ghaet met hu / omme clouck voor hu stryden<br />

dees beloften / zyn al tonsen trooste ghescreuen<br />

iesus christus es gheboren / ende wilde Lyden<br />

Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />

+<br />

Euangelion vpden kerstdach<br />

Ter hooghmesse /<br />

In principio erat Verbum / dat hoogh misterie<br />

der menschwordynghe christi / den mensschen vruchtbaer +<br />

5 vooren in dese boucks tafel ferie<br />

Vyndt ghy waert int Langhe staet daer<br />

Naer de Lettre claer<br />

Aucteur<br />

Christus gheboorte was een Beghin<br />

10 Tot tsmensschens zaelicheyt ende vrede<br />

zyn leuen een leerynghe / zyn doodt ghewin<br />

die ons al tsaemen brocht tleuen in<br />

zyn vpvaert opende ons dhemelssche stede<br />

Euangelion ofte blyde<br />

tydynghe Vpden dertien dach<br />

Refereyn +<br />

In dien tyden als Iesus dan was gheboren<br />

te bethleem in tsconyncx herodes daeghen<br />

ziet conynghen gheCommen zyn huutvercoren<br />

* Oorspronkelijk ‘gheopenbaert’; doorgehaald en ‘Bermhertich’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 1. Iohan 4.<br />

+ Psal .17.<br />

+ Deutero.20.<br />

+<br />

415 v<br />

+ iohan primo<br />

+<br />

Matthei .2. o


171<br />

20 huut ooste / te iherusalem / zegghende int vraeghen<br />

waer es die / die wy zo gheerne zaeghen<br />

die gheboren es conyngh der ioden voorwaer<br />

ende zeyden stoutelick zonder vertraeghen<br />

want wy hebben ghezien zyn sterre claer<br />

25 int ooste schynende ende blynckende Eenpaer<br />

ende wy zyn ghecommen om hem Anbeden<br />

Herodes den conynck dit hoorende naer<br />

+<br />

was beroert / end al iherusalem met hem tonvreden<br />

vergaderende princhen der priesterlicker zeden<br />

en an gheleerde des volcx / onderzouck heeft ghedaen<br />

waer christus gheboren zou zyn in waerheden<br />

5 ende dese spraecken tot hem / naer zyn vermaen<br />

in bethleem iuda / naer onslieder verstaen<br />

vvant zoo eist duer den prophete ghescreuen<br />

maer al herodes voortstel / bleef tondere waen<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

10 En ghy Bethleem inne * dat iuedsche landt<br />

ghy zyt niet de minste in gheender manieren<br />

onder alle de princhen van iuda / Want<br />

huut hu zal huutghaen / een leedtsmans hanthieren<br />

die myn volck van israel zal Regieren<br />

15 herodes heymelick doe Roupende zonder Respyt<br />

de conynghen voornoomt / in een neerstich bestieren<br />

heeft hy onderzocht huerlieder sterre tydt<br />

die huer hadde gheopenbaert verre ende wydt<br />

dies herodes / wien therte int verlanghen pynde<br />

20 zandt den conynghen naer bethleem / zegghende verblydt /<br />

ghaet / ende vraeght neerstelick vanden kynde<br />

ende als ghyt ghevonden hebt / al waer zynde<br />

Laet my wederweten / en comt doets my Rappoort<br />

vp dat ick commende / end icker tkyndt vynde<br />

25 hem minnelick annebeden mach Rechtevoort<br />

welcke cuenynghen / hebbende herodes ghehoort<br />

hebben omme vertrecken ghereedschap Bedreuen<br />

maer hoe herodes fletse / om tkyndt thebben vermoort<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

30 Ende ziet de sterre die hadden ghezien<br />

de conynghen int ooste / Als blynckende glas<br />

voorghynck hemlieden / alsoo dat wilde gheschien<br />

tot dat zy commende stondt bouen / daer tkyndeken was<br />

* Vóór ‘inne’ is ‘Iuda’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 416 r


172<br />

++ die sterre ziende / elck doe van drucke ghenas<br />

en verblydt zyn gheweist met grootter Vruecht<br />

thuus inghaende / daer vonden zy vp tzelue pas<br />

tkyndt met maria zyn moeder / vul alder duecht<br />

5 nedervallende / anbaeden tkyndt goddelicke iuecht<br />

en hebbende gheopent huer schoot menichfout<br />

hebben tkyndt gheoffert ghiften / zoo elck heeft vermueght<br />

Te wetene Mirre Wieroock ende Goud<br />

en inden slaep / ontfanghende andwoordelicken Cout<br />

10 dat zy niet weder zouden tot herodes keeren<br />

duer een anderen wech Onbevreest ende stout<br />

zyn weder in huer Landschap ghekeert met Eeren<br />

in herodes moest doe groot verlanghen vermeeren<br />

die tkyndeken zochte / om beRoouen tleuen<br />

15 maer wat Raedt zyn princhen hem mochten leeren<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

Prinche<br />

Ghegheuen // ghebleuen // als tsmensschens behoedere<br />

vvaer // naer // doude vaders hadden langhe ghebeyt<br />

20 ghecoestert // ghevoestert // by maria zyn moedere<br />

diet cloucxkens // vp doucxkens // vp hoy heeft gheleydt<br />

god der goden // gheboden // milde end onbeCreyt<br />

minnelick // voorzinnelick // huer borstkens zoet<br />

Tzoch ghuesende // luesende // huuten borstkens voorseyt<br />

25 was byden welcken // Telcken // tskynds durst wierdt gheboet<br />

prophetelic // discretelic // zoo voorts vppeghevoedt<br />

dach en nacht // tkyndt bewacht // voor dangier of ghequel<br />

dicwils cussende // sussende // met grootter oetmoedt<br />

zoot behoufde // hem toufde // zou moederlick wel<br />

30 die vleesch doodt // weerelt groot // heeft verwonnen snel<br />

duer tlaeten // tonser baeten // zyn bloedt precieux<br />

dies wy // vry // huut een goetionstich voortstel<br />

+<br />

Bieden danck // eeuvvich lanck // der moeder amoureux<br />

die van tkyndt // naer tbevyndt // was zeer Curieux<br />

moeder maeght // onversaeght // Reyn van hem ghebleuen<br />

dies belyde // Tallen tyde // noch huut herten Coragieux<br />

5 Een kyndt es ons gheboren End onslieden ghegheuen<br />

Euangelion Vpden Tweetsten<br />

zondach inde Vastene<br />

Van tVrauken Van Cananee +<br />

+ Fol. 416 v, r. 8 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 416 v<br />

+ 417 r<br />

+<br />

Mathei .15.


173<br />

In dien tyden doe als iesus / nv was gheghaen<br />

10 huut Genesareth der galyleesche zee / der naer<br />

Quam In die landen tyri ende sydonis zaen<br />

ende ziet / een Cananeesche vrauwe voorwaer<br />

van dien henden ghecommen ter plaetsen daer<br />

zoo wy in dhelighe Euangelion lesen<br />

15 // heeft tot iesum gheRoupen / zegghende claer<br />

heere dauids zuene vvilt myns ghenadich wesen<br />

myn dochter / es vanden vyandt ghequelt mespresen<br />

end een woordt heeft huer iesus gheandwoord niet<br />

zyn disciplen tot hem ghaende / Baeden hem mids desen<br />

20 zegghende / ontslaetse! / vvant zou / naer ons Roupt / ziet<br />

en iesus andwoordende / Es zyn zegghen gheschiet<br />

Ick en bem niet ghezonden in deerdsche steden<br />

dan tot die verloren schaepen / gheenssins yet<br />

des huus van israel / thuerlieder vreden<br />

25 // En tvrauken es ghecommen / end heeft iesum anghebeden<br />

zegghende / heere helpt my / huut ghenadeghe * gronden<br />

iesus andwoorde / naer zyn vermueghende zeden<br />

ende zeyde / Ten es niet goet bevonden<br />

dat men tbroodt der kynderen teeneghen stonden<br />

++<br />

hemlieden zoude nemen / Tot eeneghen keere<br />

ende dat worpen zou / Voor den honden<br />

Tvrauken andwoorde / heeft gheseyt Emmers heere<br />

vvant dhondekens eten vanden cruumkens zeere<br />

5 die van huer tsheeren tafele vallende zyn<br />

doe heeft iesus gheandwoordt / tonser alder leere<br />

// O vrauwe hu ghelooue / es groot ende fyn<br />

hu gheschie / alsoo ghy wilt / Vp dit termyn<br />

en huer dochter wierd ghezond / van dier tydt Voort<br />

10 Mensschen Cranck int ghelooue / hier naer hoort<br />

Bemindt gods Woordt /<br />

Vpden VVittedonderdach<br />

Bedynghe /<br />

15 Heere god ick aerm zondaere zondich besmet +<br />

buugsamich val ick thuwen voeten Beneden<br />

eer ick thuwaerts vpoffere myn ghebet<br />

dien ick tzyne ghezuvert in dinwendeghe leden<br />

Biddende zoo myne goe ouders deden<br />

20 omme Rusten in Vreden /<br />

Refereyn<br />

* ‘ghenadeghe’: ‘enad’ over andere letters.<br />

+ Fol. 417 v, r. 12, 13 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 417 v<br />

+ Aucteur


174<br />

Heere wilt alshedent doch wasschen myn voeten<br />

die naer tzondich gheneghen daeghelicx wroeten<br />

als met eerdscher betardynghen * zynde besmuert<br />

25 ghy heere die betaelt hebt ons tvvisteghe boeten<br />

die wy hadden ieghens god huwen vadere verbuert<br />

ghy hebt ons een ghenadeghe gratie gheCuert<br />

+<br />

om schicken ons voeten inden wech der vreden<br />

end hu woordt dat eeuwich blyft ende gheduert<br />

es mynder voeten licht vul der claericheden<br />

heere treckt my huut tslyck der zondeghe steden<br />

5 vphoudt my dat icker niet in mach verzyncken<br />

By hu es die fonteyne des Leuens zeden<br />

doch dat ick die ancomme / wilt myns ghedyncken<br />

dus heere vvilt ghy my dyn wasschynghe schijncken<br />

Ick bid hu iesu christe Van Nasareene<br />

10 die bem zondich verdooft<br />

heere / wilt niet wasschen myn Voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft<br />

Ghy heere god breker onser zondegher banden<br />

ick bidhu vvilt wasschen oock beede myn handen<br />

15 vanden qua wercken ieghens hu / en myn naesten mesdaen<br />

Ick kenne my vul zonden / ende Leelicke schanden<br />

vvant myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />

om ghewasschen tzijne / mach ick nieuwers bet ghaen<br />

dan christe tot hu ick warachtelick weet<br />

20 myn Rechtueerdicheden Voor huwen ooghen staen<br />

onweerdich end onReynich / als een bevlect cleedt<br />

// heere dies duer hu ghenaedeghe liefde heet<br />

die ghy toogdet vp huwen avendtmaels dach<br />

zuvert mynder wercken zonden / zy zyn my leedt<br />

25 en wilder voorts of wachten zoo ick best mach<br />

begheerlick met petro noch doende ghewach<br />

eer myn ziele wordt hier int dal van weene<br />

vanden vyandt berooft<br />

heere wilt niet wasschen myn Voeten Alleene<br />

30 maer oock handen end hooft<br />

Heere helpt my end Ick zal worden ghezondt<br />

wascht oock thooft van mynder herten ghepeynsen grondt /<br />

* ‘betardynghen’: ‘r’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 418 r


175<br />

+ end oock al myn onReyne belemmerde zinnen<br />

stelt eenne bewaerynghe voor myn mondt<br />

dat Ick gheenssins mach twoord dyns waerheyts dinnen<br />

wascht myn conscientie buuten ende Binnen<br />

5 want alleene vermueght ghyt myn god ghepresen<br />

en wanneer ghy my wilt om wasschen beghinnen<br />

Ick zal bouen der snee ghewit Reyn wesen<br />

keert of hu aenschyn heere doch bouen desen<br />

van myn zonden / end al myn mesdaeden huutdoet<br />

10 Laet ontfanghelick myn stemme zyn thuwaerts gheresen<br />

Anhoordt my om de wille van hu name goet<br />

en christe duer thuutsturten dyns dierbaer bloedt<br />

Ick bidhu / ick wiens ziele met duechden gheene<br />

es ouerslooft<br />

15 Heere / wilt niet wasschen Myn Voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft<br />

Prinche<br />

Heere god wascht my ghy zyt dies machtich<br />

in hu heere gheloof ick end hope warachtich<br />

20 ghy myn god die behouft myne goedynghen niet<br />

ghy myn toevlucht ende myn beschermere crachtich<br />

als ick bem van myn ieghenpartyen bespiet<br />

myn scheppenesse / es van huwen handen gheschiet<br />

alsoo ghy my wildet ghemaect te zyne<br />

25 dies bid ick / doch dyn handwerck hu liefde biedt<br />

dat ick anschauwe / dyn hemelsch werck ten fine<br />

en zuvert my van misteghe doncker bruwine<br />

dat my claerlick huwe * weghen zyn mueghen bekent<br />

verlicht myn ziele van alle zwaermoedeghe Pine<br />

30 hu alleene heb ick ghezondicht in myn Regiment<br />

dus als ghy my wilt commen om wasschen omtrent /<br />

++<br />

ghy die zyt ons hooft / Wy hu ledekens cleene<br />

zoo elck onser ghelooft<br />

Heere Wilt niet Wasschen Myn voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft.<br />

Epistel ende Euangelion<br />

Vpden paesschenDach. +<br />

* Na ‘huwe’, en oorspronkelijk van dit woord deel uitmakend, is een letter (r?) geschrapt.<br />

+ Fol. 419 r, r. 10 ‘ons ... ghepresen’, 16 ‘Marci .16.’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 418 v<br />

+ 419 r<br />

+<br />

.1.Corin. .5.


176<br />

Broeders Reynicht den ouden deessem tdeser tydt<br />

vp dat ghy een nieuwe mynghelynghe mueght wesen<br />

ghelyck / zoo ghylieden onghedeessemt zyt<br />

10 Want ons paesschen / es christus gheoffert ghepresen<br />

aldus laets duechdelick maeltyden / mids desen<br />

niet inden ouden * deessem / noch der quaeden mede<br />

ende der schalckheyt / maer huut zonden verResen<br />

in onghedeesemde brooden / Tot onser vrede<br />

15 der Reynicheyt ende warachtichede /<br />

Euangelion Marci .16.<br />

Inne dien tyden. Maria Magdaleene<br />

maria Iacobi / ende salome tdier stede<br />

hebben cruden ghezocht / vp dat zy ghemeene<br />

20 Commen zouden / ende zaluen Iesum daer mede<br />

en zeer vrouch den eersten dach dits warachtichede<br />

des sabboths / totten graue gheCommen zyn zy<br />

als de zonne vpgheghaen was / naer huere zede<br />

ende zeyden / tot elck anderen / den graue by<br />

25 Wie zal ons den steen nv afRollen vry<br />

vander duere des grafs / en toeziende voorwaer<br />

zaeghen zy den steen ofgherolt / zeer groot was hy<br />

++<br />

end in tgraf gheghaen zynde / hebben der naer<br />

een Ionghelyngh ghezien Ter Rechter zyde / daer<br />

zittende ghecleedt (Doe alsoo eist gheschiet<br />

met een wit lanck blynckende cleedt zeer claer<br />

5 ende zyn veruaert gheworden / maer den inghele ziet<br />

sprack tot hemlieden / en vreest niet / zoo dedhy tbediet<br />

ghy zouct iesum van nasareth die ghecruust es bloot<br />

hy es vpghestaen / end hy en es hier Niet<br />

ziet de plaetse / daer zy hem hadden gheleyd doodt<br />

10 maer ghaet zeght zyn disciplen / en petro ter nood<br />

dat hy hulieden in galileen zal voorghaen<br />

daer zult ghy hem zien / Dheere almachtich groot<br />

Alsoo hy gheseyt heeft / zalt wesen ghedaen<br />

Paeschliedeken<br />

Victime paschali laudes<br />

Vpden voys Tze nuerenborch daer staet eyn hous<br />

Daer woont eyn schoon ioncvrauwe<br />

Ofte Vpden Voys<br />

Het zat een snee wit Vueghelkin<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

* ‘ouden’: schacht van ‘d’ overgehaald.<br />

+ Fol. 419 v, r. 14, 15, 16 ‘Tze ... hous’, 17, 19, 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 419 v


Christene wilt ommaidge doen<br />

des paesschens offerhande<br />

Tlam heeft de schaepen verlost zeer coen<br />

huut die vyandeghe vvarande<br />

25 VVant christus dat onnoosel bloedt<br />

ghewillich zynen Vadre<br />

als die des weerelts zonden of doet<br />

Den zondaers heeft verlost Algadre /<br />

+ De doodt en tleuen in strydt groot<br />

vechtende zynde Crachtich<br />

des leuens Leedsman eerst ghedoodt<br />

Rengneirt nv Leuende warachtich<br />

5 Zeght ons Maria wat hebt ghy<br />

in huwen wech zien verkeeren<br />

de inglen die waeren ghetughen vry<br />

met christus zweetdouck ende cleeren<br />

Christus graf van die eeuwich leift<br />

10 en die glorye schoone<br />

die int verRysen hy ghedaen heeft<br />

Anzien heb ick oock in persoone<br />

Christus myn hope es vp ghestaen<br />

tot tsmensschens zaelichede<br />

15 de zyne die es hy voorgheghaen<br />

in galyleen / met paeys en Vrede<br />

Dat christus weten wy ter tydt<br />

vander doodt es / verResen<br />

die ons verwinder en Conyngh zyt<br />

20 wilt ons dies ontfaermhertich wesen<br />

Meer te gheloouen es Marie<br />

als waerachtich ghewaeghen<br />

dan de schaepen der iueden die<br />

bedrieglick es / Tot allen daeghen<br />

25 Remis hebwy van allen qua<br />

christus / gheeft ons tbevryden<br />

dies zynghen wy nv Alleluya<br />

Dats looft den heere Tallen tyden<br />

177<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 420 r


Heydenen looft dies talder stondt<br />

30 den heere in zyn verRysen +<br />

ghy volck oock met dancbaregher mondt<br />

Den heere louen wilt en prysen<br />

+ Want zyn groote Bermherticheyt<br />

zo wie hem zondich speghelt<br />

ende des heeren Waerachticheyt<br />

Blyft ouer ons vaste ghezeghelt<br />

5 Die dit Liedeken heeft ghedicht<br />

die hoopt tot allen keere<br />

Vaste gheloouich onghezwicht<br />

in Christo iesu onsen heere<br />

Refereyn<br />

178<br />

10 Eist dat Wy zegghen / wy en hebben gheen zonde<br />

zo bedrieghen wy ons zeluen / tot alder tydt<br />

en die waerheyt en es in ons niet tzulcker stonde +<br />

zoo iohannes dien helighen Apostel belydt<br />

Daer en es oock gheen menssche ter weerelt wydt +<br />

15 Rechtueerdich / en die gheen zonde en doet<br />

vvant ons Rechtueerdicheden zyn een zondich habyt +<br />

als een maendzuchtich vraucleed verworpen onder voet<br />

Wanneer wy oock al tsaemen / met zinnen vroed<br />

dat ons beuolen es / mochten hebben ghedaen +<br />

20 elck onser nochtans segghen ende kennen moet<br />

hoe duechdelick goet<br />

dat wy noch als onproffytelicke knechten staen<br />

als maer ghedaen hebbende / naer tvermaen<br />

van dies wy te doene schuldich waeren<br />

25 wat zullen wy dan doen / Tot wien zullen wy ghaen<br />

om troost ontfaen<br />

Anders dan tot christum Voorspraecke der zondaeren +<br />

by zijnen vadre in dhemelsche schaeren<br />

en zonder wien Wy niet mueghen doende wesen<br />

30 maer vp dat hy ons Leuendich zoude spaeren<br />

Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />

+<br />

Vergheit die ionste van hu boorghe Niet<br />

want hy heeft zyn ziele voor hu ghegheuen +<br />

ghedynct den heere iesum christum ziet<br />

dat hy vanden dooden verResen es bleuen +<br />

5 huuten zaede van dauid / nv int eeuwich leuen<br />

ende welcke christus niet meer en zal steruen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal C xvj.<br />

+ 420 v<br />

+ .1. iohan primo.<br />

+ Eccles 7<br />

+ Esai 64<br />

+ Luce .17.<br />

+ .1. iohan 2<br />

+<br />

421 r<br />

+<br />

Eccli 29<br />

+ .2. thimoth 2


179<br />

de wetbrief die ieghens ons was ghescreuen +<br />

heeft hy ghecasseirt / ende willen bederuen<br />

zyn meErfghenamen tzyne wildhy verweruen<br />

10 gheuende zyn Leuen tdierbaerste iuweel +<br />

tot een verlossynghe / voor vele in tsweerelts erfuen<br />

om tzondich ofkerfuen<br />

als Lam of doende des weerelts zonden gheheel<br />

die voortyds mesdaedich waeren een groot Deel +<br />

15 zyn ofghewasschen helich ghemaect Bequame<br />

die waeren ghebannen huut themelsch pryeel<br />

onder tsvyands gorreel<br />

zyn Rechtueerdich ghemaect nv / duer christus name<br />

ende duer den gheest van onsen god Eersame<br />

20 vvant zoo wy wel vaste gheloouende Lesen<br />

Christus es ghestoruen / maer zoot betame<br />

Christus es ons paesschen gheoffert verResen<br />

Hoe omRynghende dat onsen vleeschvyandt waect<br />

Onse hulpe staet inden naeme des heeren +<br />

25 die hemel Eerde met datter in es / heeft ghemaect<br />

die ons daghelicx voedsel oock doet vermeeren<br />

die ons can alle Liefzaemicheyt Leeren<br />

hy wien Onser tyden zyn in zyn handen<br />

hy dalder Rechtueerdichste die hem wilde keeren +<br />

30 Totten onRechtueerdeghen in allen Landen<br />

ende boorghe willen blyfuen voor onse schanden<br />

iae boorghe niet alleene / maer tonser noodt<br />

+<br />

die ghijnghen als ghevanghen in dhelsche banden<br />

heeft hy onse panden<br />

zelue ghelost / en betaelt met zyn bitter doodt<br />

vvarachticheyt ende bermherticheyt groot<br />

5 elck andren te ghemoete gheghaen zy zy +<br />

Rechtueerdicheyt en vrede zoot dheere gheboodt<br />

huut dhemelssche schoot<br />

die hebben elck anderen ghecust der by<br />

in teeckene dat verzoent waeren wy<br />

10 Van god des vaders gramschap / en bouen desen<br />

vp dat wy zouden wesen zyn kyndren vry<br />

Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />

Prinche<br />

End hy zal gheRechtueerdicht worden Alleene +<br />

15 ende blyfuen inder eeuwegher eeuwichede<br />

een onverwonnen conyngh van Nasareene<br />

ons toevlucht ons behouder in vaster vrede<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Collos 2<br />

+ Matthei 20<br />

+ .1. corin/6<br />

+ Psal 123<br />

+ Psal 30<br />

+ 421 v<br />

+ Psal 84<br />

+ Eccli 18


180<br />

den streck die ons veel bedwanghen dede +<br />

heeft hy ghebroken / ende wy zyn los gheworden<br />

20 helle doodt zonde in deerdsche stede<br />

heeft christus gheel onder de voeten ghetorden<br />

het mensschelick cleed wildhy omghorden<br />

waer in hy ons doch wilde maecken zaelich<br />

huut liefden tonswaerts / eer ye beghinnen porden<br />

25 hoe dhelsche Cnorden<br />

huut zyn hemelsch Rycke was hy nederdaelich<br />

ende watmen van hem mochte wesen verhaelich<br />

dat heeft hy vervult end onslieden ghenesen<br />

ghewillich Liefzaem gheerne ende principaelich<br />

30 Christus es ons paesschen gheoffert / verResen /<br />

[Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen]<br />

++<br />

Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen<br />

En weit ghylieden niet dat wy alle tsaemen<br />

Die zyn ghedoopt in christo iesu ghebenedyd<br />

in zyn dood ghedoopt zyn / Als zyn meErfghenamen<br />

5 want tsaemen zyn / met hem begrauen ende bevryd<br />

Duer het doopsel / in die doodt / Teeuwegher tydt<br />

Vp / zoo christus vanden dooden es verResen claer<br />

duer die gloryen des vaders / huuter zonden stryd<br />

wy oock zouden verRysen / zoo Reyn Vruchtbaer<br />

10 in nieuwicheyt des leuens / hem wandelen naer<br />

want eist dat mede ingheplant zyn worden wy<br />

// ter ghelyckenessen / Van zynder dood voorwaer<br />

der verRysenessen worden ingheplant derby<br />

// Eist dat wy zyn ghestoruen / met christo vry<br />

15 zo gheloofwy tsamen / met christo zullen leuen<br />

Wetende / dat christus verRysende hy<br />

van die dooden / niet meer sterft / maer onsterflic bleuen<br />

Wien macht es in hemel ende eerde ghegheuen<br />

hy / die helle / dood / zonde / inden cruce verwan<br />

20 De dood en zal (voor wien hemelsch eerdsch helsche beuen<br />

ouer hem / gheen heerschappie / meer hebben voort An<br />

Want dat hy ghestoruen es / God menssche en man<br />

dat es hy / der zonden eens ghestoruen warachtich<br />

maer dat hy Leeft eeuwich / daer noyndt beghinsel beghan<br />

25 dat leift hy gode / eeuwich eeuwich Almachtich<br />

Alsoo ghylieden acht hu zeluen Eendrachtich<br />

ghestoruen der zonde / int ghelooue ghepresen<br />

Want! / Vp dat hy ouer doode en Leuende crachtich<br />

heerschappie zoude hebben / (zyt dit ghedachtich +<br />

30 Daeromme Es christus eerst / Voor ons verResen /<br />

+ Fol. 422 r, r. 28 ‘Vp ... crachtich’, 29 ‘heerschappie ... hebben’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Psal 123<br />

+ 422 r<br />

+ Noteirt


++<br />

Aucteur<br />

181<br />

Hemel ende eerde int gheloouende bevaeten<br />

Duer drievuldeghe liefden / dier godlick toeporden<br />

Christus tghedoode Lammeken / Tonser baeten<br />

5 heeft de doodt onder zyn voeten ghetorden<br />

dit kende firmianus / Liet dit meterken worden +<br />

als gheestich Rethoricien // Wy buerelende Boues<br />

Et de fauce lupi //<br />

// Subtrahit Agnus oues<br />

Euangelion<br />

Vpden xix. en zondach naer drievuldicheyts dach. +<br />

In dien tyden iesus in een scheipken clemmende<br />

Es ghecommen in zyn stede naer touervaeren<br />

daer te vooren veel vyanden inde verckens themmende<br />

15 daer eerst veel mensschen of bezeten waeren<br />

ende ziet / zy brochten tot hem int openbaeren<br />

eennen ichteghen int bedde ligghende cranck<br />

iesus ziende huer ghelooue / sprack zonder spaeren<br />

totten gichteghen / zuene / betraut in tbevanck<br />

20 hu zonden worden hu vergheuen eeuwich lanck<br />

Ende zommich vanden scriben ziet gheveynst ghepareirt<br />

als eeghin goetdynckers / om lof ende danck<br />

zeyden in haer zeluen Dese Blasphemeirt<br />

en als iesus ghezien hadde / diet al * grondeirt<br />

25 haerlieder quae ghedochten / doe gheseyt heeft hij<br />

waerom dynct ghy quaet in hu herten verstorbeirt<br />

welck zo es Lichtere te zegghene my<br />

die zonden die worden hu vergheuen vry<br />

+<br />

of te zegghen staet vp / ende wandelt int leuen<br />

dat ghy mueght weten / dat de zuene des menschen hier by<br />

macht heeft vpder eerden / om de zonden vergheuen<br />

doe zeyt hy tot den gichteghen / die heere verheuen<br />

5 Staet vp neimt hu bedde / ende in hu huus ghaet<br />

hy es vpghestaen / end in zyn huus gheghaen beseuen<br />

die schaeren dit anziende / hebben ghevreest die daet<br />

ende hebben god almachtich / daert al onder staet<br />

gheglorificeirt / die zodaneghe macht<br />

10 den menssche heeft ghegheuen / die bouen al baet<br />

want al dat buten god es / dats zonder cracht<br />

en ydel gheacht /<br />

+ Fol. 422 v, r. 8, 9 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk tweemaal ‘al’; eerste ‘al’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

422 v<br />

+ lactantius firmi/<br />

+ 423 r<br />

+<br />

Mathei .9.


182<br />

Rethoricale bedynghe<br />

huut ionsten ghemoet // Ter liefden verzoucke<br />

Tot yeghelicx bevredynghe<br />

Die den aucteur doet // van dese zijnen boucke<br />

Refereyn<br />

De zinnen en tghedochte In * tsmensschens Voetsteppen<br />

van ioncheyts tydt voort zyn meest tot quaet gheneghen<br />

20 heere / vvilt dies een herte Reyn in onse moet // scheppen<br />

vvant huut therte ghaen quae menichfuldeghe pleghen<br />

doodslaeghen / scalcheyt tot oncuuscheyt bedeghen<br />

blasphemien / Valsch ghetughen end ouerspel<br />

houeerdicheyt / ghiericheyt / bedroch int ontweghen<br />

25 dees / en meer andre / den menssche besmetten fel<br />

dies bid ick hu noch heere / end an nyemandt el<br />

vvilt niet verre van ons doen hu ontfaermicheden<br />

+<br />

want my hebben in een grof ontellick Voortstel<br />

veel quae dynghen ommevanghen in deerdsche steden<br />

myn mesdaeden zyn zulckerwys ouergleden<br />

dat zy myn duechts ghezichte gheel hebben ouerslooft<br />

5 ende zyn vermenichfuldicht / met alle myn leden<br />

al veel meer dan ick hayrs hebbe / vp myn hooft<br />

en myn herte heeft my gheel verlaeten verdooft<br />

dies my oordeelt / en myn zaecken wilt tusschen scheeden<br />

van dat onheleghe volck / dwelck gheenssins ghelooft<br />

10 en vanden valsch bedrieglicke mensschen wilt Leeden<br />

vvant ghelyck een hert / wil zyne begheerten Reeden<br />

totten waterfonteynen zeer viereghelick zaen<br />

zo heeft myn ziele / met een betrauwich verbreeden<br />

heere god / oyndt begheerynghe thuwaerts ghedaen<br />

15 de quaede ken ick zult ghy doen quaelick verghaen<br />

heere wilt ons dies verlossen Van zulcke schaede<br />

ende eer vvy zullen moeten ten oordeele staen<br />

O hemelsch Vadre verlost ons van allen quaede<br />

Een goet. menssche brynght huut goe scat vruchten // goet<br />

20 end een quaet / brynght huut qua schat Qua vruchten voort<br />

dies bid ick thuwaerts heere / wien dat ick duchten // moet<br />

dat ick wycke van tquaede / naer salomons woordt<br />

Laet my doch zonder zondeghen wesen ghestoort<br />

vpde ghuene die my hebben ghetorden te naer<br />

25 vvant wraecke hu alleene heere god toebehoort<br />

ghy die van allen quaeden verlost voorwaer<br />

* ‘In’: ‘I’ over ‘v’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 423 v


183<br />

al de ghuene wie quaet doet die haet tlicht claer<br />

dwelck christus es / Tlicht bouen lichten lichtende<br />

doen wy gheen quae zaecken in tgheele iaer<br />

30 der quae zaecken omRynghen / wordt van ons zwichtende<br />

zyn wy gheen quaeder dynghen zaet huutzichtende<br />

en dat inden acker niet der gherechticheyt zaeyen<br />

Dat quaet onser zielen zaelicheyt slichtende<br />

+<br />

zullen wy zeuenvoudich niet wederom maeyen<br />

maer wie onnooselick Leeft zonder ommewaeyen<br />

den heere zal beroouen zulcken van goeden niet<br />

heere zyt ons doch ghenaedich / ghy mueght ons paeyen<br />

5 vvant mensschens hulpe ydel es / hoe die gheschiet<br />

vvy weten / nyemandt en mach ons deeren yet<br />

zyt ghy heere met onslieden by huwer duecht<br />

Onsen toevlucht heere / zyt ghy gheworden ziet<br />

eer dan de berghen ghemaect waeren / end alle iuecht<br />

10 dies heere om besitten huwe hemelssche vruecht<br />

doch en verlaet ons niet / die zyn gheel thenden Raede<br />

maer bidden hu / ghy die al wat ghy wilt vermuecht<br />

O hemelsch Vadre verlost ons van allen Quaede<br />

Beminders quaeder dynghen die zyn de dood // weerdich<br />

15 verdoen zult ghyse heere / Die lueghenen spreken<br />

en die houeerdich Leifden in dit conRoot // eerdich<br />

zyn verstroyt in haer herten ghedochten ghebleken<br />

der ypocriten hope / word gheheel bezweken<br />

wee hemlieden die in Cayms wech zyn ghetorden<br />

20 haet en nydt zullen zyn als verghanglick versteken<br />

en gheen deel zal huer meer inder weerelt worden<br />

gramschap / en can gheen ghenaede beghorden<br />

verworpen zal zyn den onproffyctelicken knecht<br />

Wacht hu van ghiericheyt / wie hem daer oyndt toe porden<br />

25 tes de wortle van allen quaeden / zoo paulus zeght<br />

om wouckeren gheenssins huwe goedynghen inlecht<br />

noch met crachte doet dyn broedere gheen ouerlast<br />

neimt gheen ghiften / die crommen der iusticien Recht<br />

vvie hu aerbeydt / eer ghy slaept / zyn verdienden loon past<br />

30 met Nabuzardan negheenssins ghulselick brast<br />

houd hu oock van tghezelschap die zeere dryncken<br />

naer dhuusvrauwe van hu naesten / oock niet en tast<br />

vvilt traeghelick oock niet te godewaerts dyncken<br />

++<br />

schuut zonden / die Walghelick voor gode styncken<br />

en veronghelyct weduwen noch weesen gheene<br />

end en wilt nyemandts eere noch faeme vermyncken<br />

+ Fol. 424 v, r. 10 ‘Onse Vader’, 12 ‘die ... dhemelen’, 14 ‘hu ... ghehelicht’, 17 ‘hu ...<br />

toecomme’, 19, 23, 26 ‘En ... schulden’, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 424 r<br />

+ 424 v


184<br />

dit beveelt ons schriftuere ouer al ghemeene<br />

5 maer mids dat wy zondaers grof zyn Tot duechden cleene<br />

eer dat tonser begrauynghe Word te spaede<br />

wy bidden hu hier in dit dal van weene<br />

O hemelsch vadre verlost ons van allen quaede<br />

Prinche<br />

10 Onse Vader die dhooghste in sceppynghe zyt<br />

in liefden alder zoetst / ende Rycxst eruachtich<br />

die zyt in dhemelen / tsdrievuldicheyts speghel altydt<br />

Croone tsblydschaps / der zalicheyts schat warachtich<br />

hu name zy ghehelicht / heere god Almachtich<br />

15 dats ons huenich inden mond zy / een haerpe in de ooren<br />

een deuotie int herte / en thuwaerts eendrachtich<br />

hu Rycke toecomme / dwelck es zonder verstooren<br />

eeuwich zeker / en vul vruechts / duer dinghelen chooren<br />

hu wille gheschie / als in dhemel / zoo vpder eerden<br />

20 dat al wat hu meshaeght / dat wyt niet en oorbooren<br />

vvat ghy bemindt / wy met liefden dat oock anveerden<br />

end hu beliefte vervullen / god hoogst van weerden<br />

heere gheeft ons doch hedent ons daghelicx Brood<br />

Broodt der leerynghen / zoot hu naervolghers begheerden<br />

25 Brood des duechts / Brood van berauwe in dhuterste noodt<br />

En vergheeft ons onse schulden / die wy zo groot<br />

ieghens huwe hoocheyt dicwils hebben bedreuen<br />

oock ieghens onsen naesten int zondich exploot<br />

end oock ieghens ons zeluen in al ons Leuen<br />

30 Alsoo wy onse schuldenaeren vergheuen<br />

die ons hebben yet mesdaen met woorden of wercken<br />

End en brynght ons niet in tbecuerlick sneuen<br />

+<br />

des vleeschs / noch tot al tsweerelts ydel bemercken<br />

noch dat wy ons vanden Vyandt niet laeten verstercken<br />

maer bidde god almachtich duer huwe ghenaede<br />

Nu / in voorleden / oft in toecommende Percken<br />

5 O Hemelsch Vadre verlost ons van allen Quaede<br />

Aucteur<br />

O ghy al eerdsche catyfueghe mensschen leert<br />

Pooght alle zaecken wel / touerlegghene vry<br />

om ouerpeynsen / wat wy zyn / thuwaerts inkeert<br />

10 waer toe / dat altsaemen / oock gheboren zyn wy<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 425 r


++<br />

185<br />

hoedaneghen Reghel / dat ons inghestelt zy<br />

hoe Rasch dat gheel metten menssche / es ghedaen<br />

Dat de menssche zo snelhaestich sterft / hoe tcomt by<br />

hoemen schat goed / en ghelt zal employeren zaen<br />

15 Waer an / dat wy onse zinnen (zult oock verstaen /<br />

behoorden te legghene / Voor ander zaecken<br />

doch hoe zuer (dat een lettelken ghelts ontfaen<br />

den mensche word / om eerlick duergheraecken<br />

Leert oock * wat ghy / met een wysneerstich waecken<br />

20 van gods weghe / tghemeene welvaert talder tydt<br />

vader ende moedere / met werckende spraecken<br />

ende voorts alle die hu anghaen /) schuldich ** zyt<br />

Godsvruchtich zeere / hu oock te pooghene quyt<br />

Te wetene / wat van hu begheert god almachtich<br />

25 Ouerpeynst oock / eer ghy der weerelt ouerlydt<br />

tot wat staete ghy zyt gheRoupen eendrachtich<br />

vreest den dach duusternachtich // wandelt niet als Blende<br />

zulck werck zulck loon / zulck leuen zulck hende<br />

Hy doet wel die van zonden hem houd de ghespende /<br />

Aucteur<br />

Dus hebbende ghehendt myn contemplatie<br />

Moeten steruen / ende hopen / in corter spatie<br />

zyn my beede Sommierlick ghecommen omtrent<br />

5 Deen * bedroufde / en dander ghaf my confortacie<br />

Nochtans hopende / Ghaf ick tot tsteruen consent<br />

TVleesch Creegh by / ouer den gheest dominerynghe<br />

emmers den gheest obtineirde tryumpherynghe<br />

Belydende / en daer de conclusie vp bleef<br />

10 dat wy al moeten steruen / en doen passerynghe<br />

en want Litera scripta / manet / ick schreef<br />

Refereyn<br />

Gheboren menssche Vander vrauwe leift corten tydt<br />

ende word vervult met veel ketyfuicheden +<br />

15 als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglydt<br />

als een schadewe vluchtende hy voor by Lydt<br />

als hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden +<br />

niet dan hoy zyn al onse vleesschelicke Leden<br />

Want nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet +<br />

20 steruen moeten wy al by nathuerlicke zeden<br />

als by cause van adams onverhooricheyt quaet<br />

* ‘oock’: vlek over ‘k’.<br />

** ‘schuldich’: ‘d’ over een eerste, mislukte ‘d’.<br />

+ Fol. 425 v, r. 3 ‘Moeten ... hopen’ onderstreept.<br />

* ‘Deen’: oorspronkelijk ‘Deend’, ‘d’ doorgehaald en laatste been van ‘n’ verlengd.<br />

+ iob 14<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

425 v<br />

+ Iob 14<br />

+ hebre 13.


186<br />

dies elck onser voor der zonden loon / Tsteruen ontfaet<br />

asschen zyn wy / weder zullen wy in asschen verkeeren<br />

als Roock ende wyndt / gheel ons Leuen verghaet<br />

25 maer of wy leuen oft steruen wy zyn des heeren<br />

elck bereede doch zyn huus / om wel steruen leeren<br />

ende wandelt / ten tyden / ghy tlicht mueght schauwen<br />

laet wercken van liefden in hu meest vermeeren<br />

gheeft huwer dienst Rekenschap / ter goeder trauwen<br />

30 dies ghij mesRekent mesbruuct hebt / mans ende vrauwen<br />

want / naer tsteruen / en mueght ghij voorts meer Regieren /<br />

+<br />

Anden wortel / den byl es ghestelt om ofhauwen<br />

wiens boom gheen vruchten duechdlick brynght int verchieren<br />

menssche weist bereedt om steruen in al hu manieren<br />

vvant ter hueren / als ghy niet meent de doodt verweruen<br />

5 zal tsmensschens zuene commen / die nyemandt zal vieren<br />

dus om tsteruen peynst / want hoe wy tleuen hanthieren<br />

Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />

Contre Refereyn<br />

Ghebenedydt zy god die vader onsheeren +<br />

10 iesu christe / Een vader der bermherticheden<br />

een god der alder troost / tonswaerts willende keeren<br />

een Rycke god in alle bermherteghe zeden<br />

duer zyn groote liefde / als een god der vreden<br />

daer mede lief onslieden / zoo ghehadt heeft hy<br />

15 doe wy dood waeren / mids onse zondeghe leden<br />

heeft ons met christo leuendich ghemaect en vry<br />

Duer wiens ghenaede tsamen behouden zyn wy<br />

ghebenedyd zy god dan / hemelsch vader almachtich<br />

duer wiens ghenaede / onse wedergheboorte zy<br />

20 tot een leuende hope / zyn erfdeel verwachtich<br />

duer die verRysenesse iesu christi crachtich<br />

vanden dooden onsterflick onbevlect vpghestaen<br />

een beschermer die in hem ghelooft warachtich<br />

onderhoudende alle die daer vallen zaen<br />

25 al wilde my nv dies / een gheel heyrcracht verslaen<br />

thenden Raede ghevoelende wanhopende nopen<br />

standvastich wil ick blyfuen / want zonder ofghaen<br />

Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />

Tsteruen zyn wy zeker / maer den tydt onzekere<br />

30 vvant gheboren zynde beghinnen steruen wy<br />

De natuerlicke dood / es ons leuens brekere<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 426 r<br />

+ Hope


187<br />

+ elck onser dat es een lueghen sprekere<br />

dies der ydelheyt zyn wy gheleken by<br />

vvy zyn huut niet gheboren / der zonden onvry<br />

en niet worden wy / dan woormen aes ghebleuen<br />

5 hedent zyn die doodt mueghlick moorghen ick en ghy<br />

dits den troost die wy mueghen elck andren gheuen<br />

gheene zynder van mensschen / die eeuwelick Leuen<br />

hoe Rycke hoe mueghende hoe sterck van crachte<br />

al steruelicke mensschen zyn wy bescreuen<br />

10 als zynde gheboren huut een eerdsche gheslachte<br />

vpghevoedt met zoorghen / ende Rasch in onmachte<br />

Paeus keyser conyngh princhen hertoghen grauen<br />

hebben / gheen ander beghin der gheboorten in pachte<br />

dan die in tzweet huer aenschyns / den cost beslauen<br />

15 hier om hebben tsghelycx by nathuerlicke ghauen<br />

alle mensschen totten leuene eennen inghanck<br />

end een ghelycken huutghanck / hoe Rycke van hauen<br />

de gheleerde sterft / als dongheleerde Cranck<br />

wat menssche Leifter / die binnen tsweerelts bevanck<br />

20 de dood niet zal zien / Tot zyn leuens ofkerfuen<br />

nyemandt / al Leifden wy thien duusent iaeren Lanck<br />

vvant weder dat wyt willen / ofte Ieghens onsen danck<br />

Het moet eens zyn / Dat wy al steruen<br />

Ziet al doode my god in dit eerdsche schoon pleyn +<br />

25 nochtans zo zal ick hopen in hem alder meest<br />

die macht des doods en leuens heeft hy certeyn<br />

hy leed tot die poorten des doods onbevreest<br />

en wederomme der huut / contempleir ick inden gheest<br />

hy slaet castyd ende maect wederom ghezondt<br />

30 Rustbaer vrede gheeft hy / naer lydzaemich tempeest<br />

alle zondeghe ghevanghen ontbyndt hy ter stondt<br />

De blende maect hy ziende inder herten grondt /<br />

+<br />

ende heft wedervp die zyn nederghesleghen<br />

alleene goet // noyndt was bedroch in zyn mondt<br />

Al onse zondeghe smerten heeft hy ghedreghen<br />

in christo ons gheopent Die hemelsche weghen<br />

5 als toeghanck tonsen hemelschen vadere daer<br />

zyn bermherticheyt es groot tot an dhemel bedeghen<br />

hy ghedynct dat wy stof zyn onzuver vruchtbaer<br />

ziet al doode my god / met stranghe plaeghen zwaer<br />

Ick zynde vul zondeghe Lasarye duerdropen<br />

10 al spaerde my god dheere / ende bouen dien voorwaer<br />

Al doode my god Noch zal ick hopen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 426 v<br />

+ Hope<br />

+ 427 r


188<br />

O Doodt hoe bittere zo es hu ghedyncken<br />

zulck een menssche / wie vrede heeft in zyn goedt<br />

den gherusten man wiens weghen wel gheschict blyncken<br />

15 ende die noch mach blydelick eten en dryncken<br />

o dood / dien zyt ghy bitter zyn hertsen bloedt<br />

maer den behouueden mensschen vul noods flau ghemoet<br />

en vul zoorghen / Van oudheyt versuft crepel Blendt *<br />

ende wiens ketyfuich leuen / es al ieghenspoet<br />

20 O dood dien es hu oordeel al goet omtrent<br />

volcx Regierders huwen sterfdach int herte prent<br />

vvilt toordeel des doods ontzien gheenssins niet<br />

peynst wat ghy waert wat ghy zyt / Anziet den hendt<br />

dynct die voor hu gheweist zyn / es oock tsteruen gheschiet<br />

25 en wat van mensschen / naer hu mach commen yet<br />

tsdoods Raschslumende strael zalse oock verwinnen<br />

De dood es thende van alle eerdsche dynghen ziet<br />

end als de menssche vulhendt heeft / zal god beghinnen<br />

Alle dynck zynen tydt heeft ter weerelt Binnen<br />

30 maer twoordt des heeren dat blyft eeuwich gheplant<br />

vreest god houd zyn gheboden / met herte met zinnen<br />

Want dat den mensschen toebehoort in alle Landt<br />

+<br />

Dat de doodt oock niet en touft / hebt doch verstandt<br />

vveist doch vp huwe stercte wilt slapynghe derfuen<br />

sterft eer ghy sterft / ontgord den zondeghen Bandt<br />

end hu zonden voor de doodt / wilt belyden / Want<br />

5 het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />

Hopen zal ick vreesende voor gods aenschyn +<br />

vvant die ooghen des heeren zyn tallen tyden<br />

ouer al de ghuene die hem vreesende zyn<br />

een beschermer der mueghentheyt sterck bevryden<br />

10 een vasticheyt des crachts in alle Lyden<br />

bedecxsel der hitten / end een schadewe ziet<br />

des middachs / om contemplatyfuelick verblyden<br />

end een afbiddynghe des mesdaets om Niet<br />

een hulpe des vals / end huut alle verdriet<br />

15 verheffende de ziele verlichtende de ooghen<br />

gheuende ghezondheyt / ende tleuen gheschiet<br />

duer hem / ons doende ghebenedydynghe dooghen<br />

ghelyck een vruchtbaer olyfboom zonder verdrooghen<br />

inden huuse gods / zo hopick den heere omtrent<br />

20 betrauwende hy zal my zyn lief aenschyn tooghen<br />

hy die de broossche herten alder zondaeren kendt<br />

hopen zalick hoe dat my tsatanitich serpent<br />

* Vóór ‘Blendt’ is ‘manck’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 427 v<br />

+ Hope


189<br />

gheern hadde met Looser wanhope becropen<br />

ach neen dat zy verre / want in wat doodlick torment<br />

25 Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />

Prinche<br />

Ghedynct god huwen heere in dyn Ioncheyts daeghen<br />

eer die daeghen huwer quellynghen commen An<br />

werct gherechticheyt / eer hu de doodt comt Iaeghen<br />

30 want gheene spyse vyndtmer in dhelssche plaeghen<br />

waer mede den behouueden mocht helpen dan<br />

+<br />

schuut begheerlicheyt des vleeschs / elck zoo hy best can<br />

hooghmoedicheyt des leuens / begheerlicheyt der ooghen<br />

Werct duechdelick in tyds Beede wyf ende man<br />

eer hu daeghen als blomme des ackers verdrooghen<br />

5 dyns steruens tydt can hu gheen menssche betooghen<br />

vvant in gods handt zyn tsmensschens tyden claer<br />

ziet de Rechter staet voor duere / dus wilt hu pooghen<br />

dat hy wel mach commen / onder hu dack bet naer<br />

ende bidt met iob als vast vroom ghestaedich pylaer<br />

10 heere spaert my / myne daeghen zyn niet vp erfuen<br />

van gheduericheyt verzekert / dit ken ick voorwaer<br />

maer als ict ouermercke wy broossche scherfuen<br />

het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />

Prinche<br />

15 Doch eennen boom die hoopt al es hy ofghehauwen +<br />

zyn tacxkens spruten weder in een vpgroeyen<br />

tsghelycx wilick hopen / ende vastelick betrauwen<br />

end al doode my god / nochtans hopende bloeyen<br />

myn hope es inden heere / zonder vermoeyen<br />

20 vvant al wandeld ick int midden der schaeuwe des doodts<br />

quaet te vreesene zal ick my gheenssins moeyen<br />

want zyt met my / end hu bermherticheyt in groots<br />

zal my naervolghen / alle die daeghen myns noodts<br />

die ontfaermt alle mensschen huut liefden goet<br />

25 god der heyrcrachten beschermer voor veel wederstoots<br />

die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />

die de vremdelynghen daghelicx spyst ende voedt<br />

die wondre in Egipten heeft ghedaen bedreuen<br />

plaeghende pharao fel hartneckich verwoet<br />

30 inde Roo zee versmoorende lietter veel tleuen<br />

Al zaeghick gods iusticien zweerdt vpgheheuen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 428 r<br />

+ Hope


190<br />

+ gheenssins mueghelick tzyne van my ontslopen<br />

end In zynder gramschaps thoorne den slach wilde gheuen<br />

hoe int zondich sneuen<br />

Al doode my god noch zal ick hopen<br />

Aucteur<br />

Nu omme veel cleenmoedeghe te conforterene<br />

Vreesende de doodt alomme omtrent<br />

den gheest pynde voorts te Laborerene<br />

tnaervolghende sticxken / ick in zonden verblendt<br />

10 tzelf achterlaetende voor myn principael testament<br />

gheRammelt tsaemen van my leeck vlaemsch student<br />

<strong>Testament</strong> Vander Doodt<br />

Prologue<br />

Aerm ende Rycke // Tmoet al ten slycke<br />

15 naer Atropos erfuen<br />

Dus hoe ghecleedt // Dyn huus bereedt<br />

vvant ghy moet steruen<br />

Ende gheen delay machmer ieghens verweruen<br />

Alle Christene mensschen ende adams weesen<br />

20 die inne der weerelt alsnoch verkeeren<br />

vvilt doch te zeere de doodt niet vreesen<br />

vvant of wy leuen of steruen / wy zyn des heeren<br />

ende totten hebreen wilt ons paulus leeren<br />

dat den mensschen / eens te steruene es in ghestelt<br />

25 dus mensschen vliedt zonden laet tghelooue vermeeren<br />

Tghelooue / baet in tsteruen voor schat of ghelt /<br />

+ Myn Daeghen sprack voortyds iob Rechtueerdich<br />

zyn snelder dan een looper / voor by ghebleuen<br />

maer steruen wy / Wy steruen den heere weerdich<br />

ende leuen wy / oock wy den heere Leuen<br />

5 vvant onder zyn godlicke handt verheuen<br />

zo staen wy al tsaemen (die nyemandt grieft)<br />

omme met ons te doene / diet al can gheuen<br />

Tghuendt / dat zyn werckende wille belieft<br />

En daer moeten wy wesen gheel in ghetroost<br />

10 zonder murmureren met dancbareghe zeden<br />

vvant wat hy oyndt dede / zuud west / noord oost<br />

tbleeck oyndt wel ghedaen in Vougsaemicheden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 428 v<br />

+ 429 r


191<br />

Duer ieremiam spreict hy die heere der vreden<br />

ghelyck dat die poteerde / in allen Landen<br />

15 In tpottebackers handt es / tsghelycx tallen steden<br />

zyt ghy huus van israel in mynen handen<br />

TWeede bouck der conynghen onslieden Leert<br />

hoe hoogheboren oft hoe vaste wy staen<br />

dat ghelyck twaeter dat niet weder en keert<br />

20 wy insghelycx al steruen / en ter eerden verghaen<br />

Ende Dauid die doet ons oock een vermaen<br />

datter nyemandt en leift int eerdsche dal<br />

hoe sterck oock hy zyn mach / ofte hoe ghedaen<br />

de ghuene die de doodt niet steruen en zal<br />

25 Gheen blyfuende stadt maer een passaidge<br />

en es ons maer inder weerelt gheschiet<br />

in dit leuen ghaen wy al Pelgrimaidge<br />

end onslieden borgherschap / en es hier Niet<br />

maer inden hemele zoo ons paulus bediet<br />

30 van waer wy oock verwachten int openbaeren<br />

iesum christum ons behouder / en den heere ziet<br />

Die ons verworpen Lichaemen zal verclaeren<br />

Tot vvelck ons vaderlandt hemelssche Recht +<br />

wy niet commen / en mueghen dan duer de doodt +<br />

35 die den ghelooueghen nochtans / zoo christus zeght +<br />

gheen doodt maer eennen slaep es / by nathuerlicke Noodt *+<br />

Want christus duer zyn doodt / en vyf wonden Roodt / +<br />

+ +<br />

heeft de doodt gheheel huere cracht benomen<br />

ende zoo ghebroken tsdoods hart exploot +<br />

zoo dat de ghelooueghe int steruen vromen +<br />

Duer oseas den prophete / in tvoorleden termyn<br />

5 sprack hy O dood ick zal hu doodt wesen<br />

end O helle ick zal huwe bytynghe zyn<br />

ende ick zalse oock vander doodt ghenesen<br />

dies den ghelooueghen Ter causen van desen<br />

de doodt gheen doodt es / maer een duerghanck vry<br />

10 end een begheerlick verhuusen / waer by gheresen<br />

vander doodt / in tleuen verhuusen wy<br />

Voorwaer voorwaer spreict christus zegh ick hu<br />

wie myn woordt hoort / end hem ghelooft int beminnen +<br />

die my ghezonden heeft / heeft teeuwich leuen nv<br />

* Oorspronkelijk ‘doodt’; ‘N’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Mathei .9<br />

+<br />

Marci 5.<br />

+<br />

Luce 8<br />

+<br />

iohan .11.<br />

+<br />

.1. corin/15.<br />

+<br />

429 v<br />

+<br />

.1. thessa 4<br />

+<br />

.1. Regum 7<br />

+ Regum 2<br />

+ iohan 5.


192<br />

15 en der verdommenesse zal hy niet commen Binnen<br />

maer duer de doodt tsleuens inghanck winnen<br />

noch heeft hy voorts tonsen trooste gheseyt<br />

die daer leeft / end in my met herte met zinnen<br />

Ghelooft / zal niet steruen inder eeuwicheyt<br />

20 VVant dheere es vriendelick in al zyn wercken<br />

en zoo Dauid zynght Rechtueerdich in zyn manieren<br />

end een ongrondeerlick bermhertich verstercken<br />

blyct in al zyn werckende goet hanthieren<br />

vvie en zal dan in dit eerdsch broosch Regieren<br />

25 ghewillich zijnen sterfdach voughen inden zin<br />

ende segghen met paulo / spyts dhelssche ghieren<br />

Christus es myn leuen / ende tsteruen ghewin<br />

VVie zou tsteruen niet begheeren die noyndt Rustich sliep<br />

in dit ketyfuich leuen / dan vul wederstoots<br />

30 en Roupen ic allendich menssche / zoo paulus Riep<br />

wie zal my Lossen van desen Lichaeme des doods<br />

tverdroot oock dauid bedrouft in groots<br />

hier zo langhe te blyfuene in deerdsche bende<br />

Wee mynder / dat ick wuene / sprack hy vul noods<br />

35 in die hutten van Cedar dus in allende /<br />

+ TDynct my sprack hy mynder zielen een langhe tydt<br />

dat Ick ghehouden worde ieghens mynen danck<br />

onder den ghuenen / die der payslicheyt hebben nydt<br />

huut eerdsch beroeren tzyne had hy verlanck<br />

5 Laets ghewillich dies ontcleeden / ons Lichaem cranck<br />

laetende dees wuenste Daer menich in sneeft<br />

de weerelt es bedrieghelick / ende tes een inghanck<br />

daer / hoemer langher wuendt / meer in zonden wuendt<br />

Als ghebannen zyn wyr in een vreimt landt<br />

10 ghevanghen / om onse voorvaders zonden<br />

Der traenen dal / moet oock wel wesen want<br />

beroerte druck en ancxst wasser oyndt bevonden<br />

men cryghter niet dan zielwondeghe wonden<br />

tes de staple van alderhande ziecten plaeghen<br />

15 en die de weerelt wel ouerziet / Tallen stonden<br />

zach noyndt gheen schoonder niet in zyn daeghen<br />

Een menssche gheboren vander vrauwe<br />

die Leeft zoo iob zeght van tyde Cort<br />

met veel iammers wordt hy vervult met Rauwe<br />

20 die als een blomme verdwynt / en verdorfuen word<br />

teer zoorghlick int vpwassen / ende vullicx vort<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 430 r


193<br />

naect zyn wy gheboren / in tsweerelts Breeden<br />

ende wy zondich van onser moeder begord<br />

Naect moeten wy oock vander weerelt scheeden<br />

25 Wat zoud ons hier om blyfuen dan mueghen trecken<br />

Daer alle ghenouchte als Roock passeert<br />

Rycdom en can daer gheen doode verwecken<br />

maer Rycdom ziele ende Lyf Corrumpeirt<br />

Al hadwy alle tsweerelts schat ghesommeirt<br />

30 in tsteruen ziet macht ons gheenssins baeten<br />

end hoe eerghierich voortyds ghetryumpheirt<br />

Als hu maer gheleendt zynde / moet ghyt Laeten /<br />

+ Ouerpeynst dan wel eer ghy dyn ooghen luuct<br />

vermuerwet dyn herte eist zondich versteent<br />

of ghy dat goedt wel hebt ghebruuct<br />

dwelck hu god dheere heeft milde verleent<br />

5 vyndt ghy hu beschuldich tmesbruucken beweent<br />

ende voor Recht / Bidt hem om gratie<br />

eer dat hy comt / en Roupe eer dat ghyt Meent<br />

Gheeft Rekenschap van huwer villicatie<br />

Wat baeten hu dan baeghen ende gulden webben<br />

10 end huwer wille broodDronckich vulbrynghen<br />

veel iaeren die ghy gheleeft mueght hebben<br />

dyn Raepen scraepen ende tfortselick dwynghen<br />

en wat schaedet hu oock naer dese dynghen<br />

of ghy quyte waert worden al huwe schat<br />

15 dat Aermoe en lyden hu quame besprynghen<br />

Of versmaetheyt der weerelt gheleden hadt<br />

VVant al lyden wy in deser weerelt Pine<br />

mueghen niet daer omme wesen cleenmoedich bezwaert<br />

dit Lyden es niet weerdich der heerlicheyt tzyne<br />

20 die an ons wordt hier naermaels gheopenbaert<br />

vvant wy alle Leden in christo verghaert<br />

edel onEdel / boeren zo wel als Cuenynghen<br />

zullen zyn meErfghenaemen / met hem ghepaert<br />

vvant in zyn vaeders huus / zyn veel wuenynghen<br />

25 Zouden wy niet willen steruen dan allegadre<br />

als ons duer de doodt zal warachtich ghebueren<br />

tbesitten onser erfue daer dhemelsche vadre<br />

vvy ansien zullen zonder eenich besmueren<br />

nv zien wy duer een speghel te deser hueren<br />

30 in een doncker woord binnen tsweerelts ghestichte<br />

maer dan zullen wy duer gods willecueren<br />

zien / van aensichte tot Aenzichte /<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 430 v


194<br />

+ Dan zullen wy eerst kennen daer veel of bescreuen es<br />

die vulmaecte blydschap Bouen alle vruecht<br />

ende weten waddynghe dat teeuwich leuen es<br />

daer men eeuwelick onhendelick inne verhueght<br />

5 dan zullen wy eerst kennen die goddelicke duecht<br />

dat hy es alleene Een god warachtich<br />

die iesum christum zyn eeghin zuenlicke iuecht<br />

Ghezonden heeft ter weerelt huut liefden crachtich<br />

Die blydschap zal daer zo ouervloedich blycken<br />

10 zoo paulus zecht totten Corinthen voort<br />

dat noyndt oore hoorde / noyndt ooghe mocht kycken<br />

dwelck god heeft bereed duer zyn claer woord<br />

den ghuenen die hem lief hebben onghestoort<br />

noch noyndt es ghecommen in tsmensschens herte<br />

15 zulcke vruecht / dus hoe ghedood of vermoort<br />

wilt gheenssins vreesen Lichaemlicke smerte<br />

Want zoo dapostel petrus doet claerlick ghewach<br />

eenen dach es byden heere / als duusent iaer<br />

en duusent iaer es daer / als eennen dach<br />

20 vvant den gheuer der vruechden die wuenter claer<br />

dies zynght * dauid / dat veel beter es daer<br />

eenen dach te zyne in des heeren zaele<br />

dan duusent iaer in ander plaetsen voorwaer<br />

vvant daer es vulmaecte vruecht generale<br />

25 Die vruecht zal daer tot gheen faelgieren Rasschen<br />

gods vercoorne zulder hongheren noch durstich zyn<br />

de traenen zal hy van huer ooghen wasschen<br />

ende wesen vry en vranck huut tsdoods ghepyn<br />

Als de quagheseyde derfuende gods aenschyn<br />

30 zullen leuen zonder steruen in dhelsche mortorie<br />

de wel ghezeyde leuen / in eeuwich termyn<br />

daer weilde zonder schand es / end eeuweghe glorie<br />

Nu mochte vanden mensschen zyn vercombient<br />

hoe com ick daer / end hoe zal ick die vruecht ghenaken<br />

+<br />

Ick bem een zondich menssche / ken hebt niet verdient<br />

neen ghy / dat zyn der kennessen spraecken<br />

maer wie eist diet mach verdienen / om daer gheraecken<br />

nyemandt / dit zyn der schriftueren Rechten<br />

5 vvant al doen wy dat wy schuldich zyn / zonder slaecken<br />

zo zyn wy noch al tsaemen onnutte knechten<br />

* ‘zynght’: ‘y’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 431 r<br />

+ 431 v


195<br />

Oock spreict ons zaelichmaecker ons alder zoen<br />

hy die hem wil met gheen beRommen verstercken<br />

dat hy van hem zeluen niet can ghedoen<br />

10 maer de vader die in hem woondt / doet de wercken<br />

zeght dit christus van hem zeluen int oetmoedich mercken<br />

hy / in wiens mondt vonden was noyndt Bedroch<br />

wat wilwy ons berommen in tsweerelts percken<br />

wy die vpghevoedt zyn met zondich zoch.<br />

15 VVat zullen wy dan doen mensschen zondich<br />

ziet / oordeelen zelue ons hartneckich Leuen<br />

en zegghen liefue heere huut herten goetgrondich<br />

had ick naer myn verdienste / verdomt moest ick beuen<br />

want hu lichte gheboden / my om houden ghegheuen<br />

20 heb ick gheenssins ghehouden naer huwen heesch<br />

end hoe wel hu iock om draeghen / es zoete * ghebleuen<br />

ick heb gheleeft / naer de zinlicheyt van myn vleesch<br />

Maer hu godlick woord hebt ghy my ghelaeten<br />

ende dat huut onverdiender ghenaeden ** goet<br />

25 zonder welck woord ick eeuwelick tmynder onbaeten<br />

hadde moeten zyn verloren in dhelssche gloedt<br />

gods woordt es medechine / der zielen zoet<br />

vvant noch plaester noch cruudt can die ghenesen<br />

maer hu godlick woord heere / es dat al doet<br />

30 dat de belazerde ziele ghezond zal wesen<br />

Twoord gods es leuendich ende crachtich meest<br />

scherper dan tzweerd an beeden zyden snydende<br />

+<br />

tduersnydt tot tverscheeden des ziels ende gheest<br />

oock eist duer maerch ende zenuwen lydende<br />

dier vp betrauwen dien eist bevrydende<br />

gheen creatuere can der vooren onzienlick tooghen<br />

5 gods woord zal blyfuen eeuwich / gheenssins vermydende<br />

Ende alle dynck es bloote voor zynen ooghen<br />

Hebben wy dan hu goddelick woordt crachtich zeere<br />

waer duere wy ghetroost zyn oock principaelich<br />

oock verzekert dat ghy menssche zyt worden heere<br />

10 om dat ghy den zondaeren zoud maecken zaelich<br />

en van allen dooden / diemen mach zyn verhaelich<br />

sterft an tcrucen hout / die alder versmaetste<br />

met doornen ghecroont / thooft nederdaelich<br />

huutsturtende druepel dyns bloeds de laetste<br />

* ‘zoete’: ‘z’ over andere letter.<br />

** ‘ghenaeden’: vlek over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 432 r


196<br />

15 Eist zaecke dat ghy dan Reyn oetmoedich bekent<br />

dat ghy int ghetal der zondaeren staet<br />

en vast gheloouelick betraut tot inden hendt<br />

dat christus es ghestoruen voor huwe mesdaet<br />

Christus heeft vp hem ghenomen hoe groot ofte quaet<br />

20 dyn zonden mueghen wesen / ende zaelich word ghy<br />

want ghebenedydynghe / die man ontfaet<br />

die vp gode vastgheloouich vast betrauwende zy<br />

En die in christo niet betrauwen / doen hem veel vercleens<br />

hy die des doods / ende leuens heeft macht<br />

25 vvant voor onse zonden es hy ghestoruen eens<br />

esser yemandt die hem noch eens te steruene wacht<br />

dat zy verre / dus zyn doods offrande acht<br />

ofte es ons Rechtueerde / duer de wet verworuen<br />

die duer moysen was ghegheuen / nv zonder cracht<br />

30 zo es christus dan te vergheefs ghestoruen<br />

Ziet tonser Rechtueerdicheyt es christus verResen<br />

Christus ons behouder en verlosser mede<br />

ende zonder hem mueghen wy niet doende wesen<br />

hem es ghegheuen macht in hemel end eerdsche stede<br />

+<br />

god de vader heeft zyn zuene lief tonser vrede<br />

dat hy wil dat een yeghelick naer zyn ghebod // doe<br />

wy behooren christum toe / in warachtichede<br />

Ende christus behoort warachtelick god // toe<br />

5 Christus had ons lief eer ye beghinnen porden<br />

dien / diemen iesus van Nasareth heet<br />

onse Rechtueerdicheyt es hy gheworden<br />

ons verlossynghe ende helichmaeckynghe breed<br />

Dies / wy wiens Rechtueerden / zyn als onReyn cleed<br />

10 staen nv onder tscrucen standaert victorieux<br />

vvant christus die heeft ons ghewillich Bereedt<br />

gheRechtueerdicht in zyn bloedt precieux<br />

Vlied dies alle onghelooueghe besmettynghen<br />

worpt hu zoorghe inden heere hoe hu tvleesch tempteirt<br />

15 vvant thandgheschrifte der strangher inzettynghen<br />

dwelck ieghens onslieden was gheordonneirt<br />

heeft hy an tcruce ghevesticht / ende gheCasseirt<br />

iae an deen zyde ghenomen / dit claer ghelooft<br />

ende tonser victorie / zoo paulus accordeirt<br />

20 heeft hy dheerschappyen ende machten berooft<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 432 v


197<br />

Dien paulus als apostel huutvercoren vat<br />

die zo vastgheloouelicke conste stryden<br />

en doe gheenssins bevreest van een Ruusschende bladt<br />

die gheloofde dit zelfde zonder vermyden<br />

25 vvant vanden mond des leeus (zoo wildhy belyden<br />

bem ick verlost / ende duer tsheeren practycke<br />

van alle quaede wercken /ende tot een bevryden<br />

Onderhouden tot zyn hemelsche Rycke /<br />

Als hu de doodt dan comt bestoormen<br />

30 vveist hier inne ghetroost zoo dat betame<br />

peynst tlichaeme dat es spyse der woormen<br />

+<br />

maer de ziele die zal leuen duer christus name<br />

vvant hy es ghestoruen den vadre bequame<br />

vp dat tmensschelick gheslachte behouden blyfue<br />

en zoo vaste beseghelt tot onser vrame<br />

5 met zyn helighe bloedeghe wonden vyfue<br />

Wilt dan huwe ooghen te hemwaerts vpslaen<br />

die naer den zondaers durste ende hadde verlanghen<br />

als hy hyngh an thoud des crucen metten aermen ontdaen<br />

haeckende den mensschen te mueghen ontfanghen<br />

10 dus die noch betarden dees eerdsche ghanghen<br />

tghedyncken zynder passyen / met een verzuchten hout<br />

thooft buught hy thuwaerts in huwe bedwanghen<br />

met therte gheopent / om dat ghyr in vluchten zoud<br />

Hy es den wech het leuen ende waerheyt<br />

15 eeuwich dominateur in dhemelssche secreten<br />

nyemandt comt totten vader in deeuweghe claerheyt<br />

dan duer christum alleene / doet iohannes weten<br />

Christen mensschen ghelooft dan Reyn onghespleten<br />

zonder twyfelen eer hu den vyandt verdooue<br />

20 vp dat hu ten hende niet worde verweten<br />

Wat twyfelt ghylieden cleene van ghelooue<br />

Refereyn ghemaect by my<br />

Die eens Venus pachter // was<br />

doe de peste tmynent by<br />

ende oock tmynent achter // was +<br />

Heere god bermhertich ghenaedich lanckmoedich<br />

van grooter ghenaeden ende warachtich +<br />

ghy die bewaert ghenaede ghewillich spoedich<br />

30 int dusende Let / end huut liefden gloedich<br />

vergheeft die mesdaet ende zonden almachtich<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 433 r<br />

+<br />

Anno .48. .17. ougst<br />

+ Exodi 34


198<br />

+<br />

ick bidde dat ghy oock onse zonden crachtich<br />

ende mesdaeden Afneimt tallen tyden<br />

heere ghy zyt onse vaeder / ende wy eendrachtich<br />

zyn twerck van huwen handen zoo wy belyden +<br />

5 word niet zo zeere gram / maer tot ons bevryden<br />

en ghedynct onser onRechtueerdicheden niet<br />

ziet anschaut doch dat wy an allen zyden<br />

al hu volck zyn / maer wy hebben ghezondicht ziet +<br />

heere staet vp / end onslieden hu hulpe biedt<br />

10 en verlost ons om de wille van huwen name<br />

hu inder weerelt commen dat es gheschiet +<br />

Om den zondaers te Roupene thuerer vrame<br />

myn aenschyn thuwaerts vpheffen ick my nv schaeme<br />

ons mesdaet es ouer ons hooft / gheel bloodt +<br />

15 doodelick vermenicht / dies bidden wy eersame +<br />

Heere god beschermt ons Van die eeuweghe doodt<br />

Heere dit heeft elck zekerlick die hu dient +<br />

ende eist dat in prouuynghe zy zyn leuen<br />

zo zal hy dan worden gheCroont als vriendt<br />

20 maer eist in lyden zwaermoedich gheingient<br />

zo zal hy verlost worden zonder begheuen<br />

en eist dat zy in een mesdaedelick sneuen<br />

zo zal hy mueghen thuwer bermherticheyt commen<br />

vvant heere ghy en hebt gheenen lust verheuen<br />

25 in onse verderuenessen ende verdommen<br />

doch heere onse schulden zyn bouen sommen<br />

tot inden hemele ghewassen openbaer<br />

quaelick hebben wy ghedaen in ons beRommen<br />

ende hebben ofgheghaen hu gheboden der naer<br />

30 ontfaermt onser dies god alder dynghen voorwaer<br />

alle dynghen zyn hu mueghelick god der vreden<br />

Anziet ons ende tooght ons dat Licht zeer claer<br />

van huwe menichfuldeghe ontfaermicheden<br />

+<br />

heere god al zynder plaeghen inde eerdsche steden<br />

Laet die maer Lichaemelick wesen ter noodt<br />

end hoe haestich met sterften ghequelt zyn wy leden<br />

Heere god Beschermt ons van die eeuweghe doodt /<br />

5 Gheneest my heere / zo zal ick worden ghezondt<br />

maect my behouden end ick zal behouden wesen +<br />

heere god zyt myns ghenaedich Want ick oorcondt<br />

doodzondelick zyn wy al tsaemen ghewondt<br />

heere beschaemtheyt behoort ons mids desen +<br />

10 huwe knechten en propheten by hu ghepresen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 433 v<br />

+ Esai 64<br />

+ daniel 9<br />

+ Psal 43<br />

+<br />

Mathei 9<br />

+<br />

1 esdre 9<br />

+ Thobie 3.<br />

+ 434 r<br />

+ iere 17<br />

+ daniel 9


199<br />

Die ghesproken hebben in huwen name twoordt<br />

niet ghehoorzaem gheweist / maer veracht verknesen<br />

ende meer naer den valsschen propheten ghehoort<br />

Laet huwen thoorne wech ghaen doch Rechtevoort<br />

15 end heere wilt doch onse verwoestheyt anschauwen<br />

Laet hu verzoenen heere / hebben wy hu verstoort<br />

om hu tselfs wille beydt niet zoo wy betrauwen<br />

O myn god huwe name van mans ende vrauwen<br />

es angheRoupen Binnen der steden mueren<br />

20 ende duer gheen ander name / onder themelsch bedauwen<br />

noch vp eerden ne mach ons zaelicheyt ghebueren +<br />

weist ghenaedich onser zonden dat ter avonthueren<br />

dheydenen niet segghen / waer es nv hueren god groot +<br />

end al doet ons peste dierste end oorloghe trueren<br />

25 Heere god Beschermt ons van die eeuweghe doodt<br />

Princhelick god<br />

Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent +<br />

in zonden vpghespent<br />

doch een teecken heere an my int goede doet<br />

30 dat zyt zien die my haeten en benyden omtrent<br />

ende zelue beschaemt moeten worden verblendt +<br />

dat ghy my gheholpen hebt heere goet /<br />

++<br />

en my vertroost / want wat ghy wilt wesen tmoet<br />

vveist ghenaedich dies my menssche becleed zondich Ru<br />

Want vadre ick hebbe in vleesch ende Bloedt +<br />

zinnelick vpghevoedt<br />

5 ghezondicht inden hemele ende oock voor hu<br />

ick en bem niet weerdich / als gheel van duechden schu<br />

te heetene hu zuene Vader diet al verhueght<br />

maer maect my een van huwen huerlynghen nv<br />

eer bitter ghalle waeter wordt by my ghetueght<br />

10 Doch heere en ghy wilt / ghy my zuveren mueght +<br />

en by huwer duecht<br />

heere verleent ons doch Ons daghelicx brood<br />

huut huwen schoot<br />

ende bouen alle plaeghen / om winnen tshemels vruecht<br />

15 Heere god / Beschermt ons voor die eeuweghe doodt<br />

Aucteur<br />

Vreest Vyandt weerelt vleesch niet / noch tsweerelts lyden<br />

noch oock wat ziecten / die de Leden Crommen<br />

maer vreest hem huut liefden Tot allen tyden<br />

20 die de ziele behouden mach ofte verdommen<br />

+ Fol. 434 v, r. 21-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Actuum aposto /<br />

+ Psal 78<br />

+ Psal 87<br />

+ Psal 85<br />

+ 434 v<br />

+ Luce 18<br />

+ Mathei 18


Refereyn Troostbaerich<br />

om twyfel verdoofuen<br />

Allen mensschen eenpaerich<br />

Die vpRechtlick gheloofuen<br />

200<br />

25 Broeders nv es Christus vander dood verResen<br />

onder die slaepen / die eerstelynck gheworden daer<br />

want duer eenen menssche / die doodt / mids desen<br />

en duer een menssche verRysynghe des doods der naer<br />

vvant ghelyck zy alle steruen in adam voorwaer<br />

30 zullen Leuendich in christo ghemaect worden zy<br />

+<br />

in zynder ordonnantien een yeghelick claer<br />

Die eerstelynck christus Aluooren weten wy<br />

ende daer naer die christum toebehooren vry<br />

welcke zullen zyn tot zynder toecommender tydt<br />

5 daer naer / het hende / Wanneer het Rycke hy<br />

zal ouerleueren / god den vadere ghebenedydt<br />

tot hy alle zyn vyanden ter weerelt wyt<br />

Legghe onder zyn voeten / ende Tonderdreuen<br />

ghewelt end alle hueverheyt // Zonder Respyt<br />

10 en die laetste vyandt oock / dats de doodt onse stryd<br />

Dan zullen wy vanden slaep des doods ghaen in tleuen<br />

Dapostel paulus een vercoren vat tonser vrede<br />

doet ons van een verholentheyt / dus bediet<br />

wy zullen alle verRysen naer gods wetenthede<br />

15 maer al ghezaemdelick worden verandert niet<br />

ende dat word in een oogheblick tyds gheschiet /<br />

totter tydt dat het laetste trompet zal slaen<br />

want dat trompet zal zulck gheluud gheuen ziet<br />

de dooden zullen dan onverghanghelick vpstaen<br />

20 ende wy dan zullen worden verandert zaen<br />

vvant dese verghanghelicheyt anne doen moet<br />

dat onverghanglick es / en die sterflicheyt ontfaen<br />

ende andoen die onsteruelichede goet<br />

dan vervult worden / Twoord wel ghescreuen vroedt<br />

25 die doodt es verslonden in victorie bleuen<br />

ende wy dan ghewasschen in christus heet bloedt<br />

waer duere wy ghezuvert zyn huut liefden zoet<br />

dan zullen wy vanden slaep des doods ghaen int leuen<br />

Ons borgherschap es inden hemele bekent<br />

30 van welcken wy oock zyn gheel zeker verwachtich<br />

den behouder iesum christum des heeren zonder hendt<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 435 r


+<br />

201<br />

de welcke zal verclaeren / als mueghende machtich<br />

dat Lichaeme onser nieticheyt warachtich<br />

vp dat het dan ghelyck worde den Lichaeme<br />

+<br />

zynder claericheyt / naer der werckynghe crachtich<br />

daer hy oock mede can duer zyn stercke name<br />

alle dynghen onderworpen / naer zyn wille eersame<br />

eist dat dan den gheest des ghuens certeyn<br />

5 die iesum verwect heeft / Tonser alder vrame<br />

in hu woondt / zo zal oock de zelfste * die christum Reyn<br />

verwect heeft vander doodt / int eerdsche pleyn<br />

maecken Leuendich hu steruelick Lichaem beseuen<br />

en die nv zien in een speghel in een donckeren treyn<br />

10 dan van aenschyn zien tot aenschyn / en naer dit ghemeyn<br />

Dan zullen wy vanden slaep des doods ghaen in tleuen<br />

Prinche<br />

Wy christen al te saemen in christo Ghedoopt **<br />

moeten slaepen de doodt als Loon der zonden<br />

15 de strecken ons bedwancx zyn ghebryselt ontcnoopt<br />

hoe groote ouertredynghen mesdaedich ghehoopt<br />

christus heeftze verzoent met zyn bloedeghe wonden<br />

Tverloren dolende schaepken heeft hy ghevonden<br />

om dat beweghen / duer een bermhertich bedauwen<br />

20 int Rycke god zyns vaders ten eeuweghen stonden<br />

aldaer wy zullen thout des leuens anschauwen<br />

god almachtich met ons wuenen / dits ons betrauwen<br />

wy zullen zyn volck zyn / hy ons god der ghelycke<br />

Al onse traenen ofwasschen / van mans ende vrauwen<br />

25 en de doodt zal niet meer zyn Binnen dien wycke<br />

ende alse / die zonne / in huerlieder vaders Rycke<br />

zullen dan die Rechtueerdeghe blyncken verheuen<br />

dan wordt dat dhant des heeren bekenlick blycke<br />

den ghelooueghen / ende naer dat hy vonnesse strycke<br />

30 Dan zullen vvy Vanden slaep des doods ghaen int leuen /<br />

Aucteur<br />

O Heere god als Ick ligghen zal ouer Rick<br />

Strydende ieghens tsvyands verscrick<br />

gheeft my kennesse dat ick mach inwendich lesen<br />

* ‘zelfste’: ‘z’ over ‘e’.<br />

** Oorspronkelijk ‘eendrachtich’; geschrapt, en ‘Ghedoopt’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 435 v<br />

+<br />

436 r


202<br />

5 dit naervolghende Refereyn doch * dat bid ick<br />

oft yemandt huut mynder name / zoot best zal wesen<br />

Refereyn<br />

Doch in huwen thoorne straft my niet heere<br />

noch wilt my niet in huwe gramschap castyden<br />

10 maer bidde dat hu wille Te mywaerts keere<br />

dat ick duer hu bermherticheyt mach verblyden<br />

vvant inder doodt zyn gheene die hu belyden<br />

en wie zal hu inder hellen dan zyn ghedachtich<br />

maect my dies ghezond heere zonder vermyden<br />

15 dat ick met hu leue myn god warachtich<br />

myn vernedren ansiet onder myn vyanden crachtich<br />

ghy die my verheft huute die poorten des doods<br />

myn lydzaemheyt zyt ghy heere god almachtich<br />

hope van mynder ioncheyt / die bem vul noods<br />

20 myn beschermer zyt ghy voor veel wederstoots<br />

van huuten buuck van myn moeders Lichaeme<br />

verworpt my niet bid ick met begheerten in groots<br />

in myns ouderdoms tydt heere god eersaeme<br />

verlaet my niet als myn cracht cryght onvraeme<br />

25 hu groote miltheyt vermenichfuldicht hebt ghy<br />

myn goedynghen zyn hu / weet ick wel niet bequame<br />

dus met dancbaerheyt ick thuwaerts Roupende zy<br />

och god ontfaermt dies mynder dat bid ick dy<br />

want de menssche die heeft my gheheel vertorden<br />

30 alle den gheheelen dach stranck bevechtende my<br />

dies moedeloos en Raedeloos bem ick gheworden<br />

+<br />

verhoort my god in myn zondich ommeghorden<br />

tquaedt verweight myne duecht van ontellicke ponden<br />

dus met hope en liefde bid ick / dier my toeporden<br />

Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

5 God naer hu groote bermherticheyt zyt myns ghenaedich<br />

en naer die veelheyt der ontfaermicheden van hu<br />

doet of myn ongherechtheyt my zynde beschaedich<br />

ende wascht my van mynder mesdaet bid ick nv<br />

Reynicht my / van al myn zonden zo heb ick gru<br />

10 vvant ick bekenne myn quaetheyt groot ende cleene<br />

myn zonde ieghens my es / altoos grof en Ru<br />

ende heeft my ghevolght zoo / van kynds beene<br />

O god hu zo heb ick ghezondicht Alleene<br />

* Een eerste ‘doch’ is doorgehaald, en hetzelfde woord is interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 436 v


203<br />

en veel quaets heb ick voor huwen ooghen ghedaen<br />

15 ziet in onduechden Bem ick ontfanghen onReene<br />

ende myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />

ziet / lief hebt ghy ghehadt des waerheyts vermaen<br />

en my ghemaect hu verborghen wysheyt openbaer<br />

heere met ysope wilt / my bespeerssen zaen<br />

20 end ick zal zuver worden / my wasschen der naer<br />

end ick zal bouen der snee ghewit zyn daer<br />

myn ghehoor zult ghy vruecht en ghenouchte gheuen<br />

en den beendren veroetmoedicht / hem verblyden claer<br />

keert doch hu aenschyn of / van myn zondich sneuen<br />

25 doet alle die mesdaeden huut / By my bedreuen<br />

en god wilt in my scheppen doch een herte Reyn<br />

Laet in myn inghewandt eennen vpRechten gheest Leuen<br />

quaede mensschen zal ick Leeren hu weghen Certeyn<br />

verlost my vander bloedegher zonden Treyn<br />

30 god die zyt myns zaelicheyts god bevonden<br />

end als ghy metten viere vonnessen zult tsweerelts pleyn<br />

Vonnest my Naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden /<br />

+ Tot hu heb Ick myn ziele vpgheheuen noch<br />

myn god vp hu heb ick gheel myn betrauwen<br />

Laet my niet worden beschaemt / dat bid ick doch<br />

dat myn bespottende vyanden my niet verflauwen<br />

5 gheen beschaemtheyt / zullen hu belyders anschauwen<br />

hu voetsteppen leert my / wyst my huwe weghen<br />

myn god myn zaelichmaecker / toevlucht in Rauwen<br />

ghedynct dies heere vp dyn ontfaermich pleghen<br />

end vp hu ontfaermicheden tonswaerts gheneghen<br />

10 die gheweist zyn van des weerelts beghinne<br />

doch tghedyncken mynder zonden / houd dat verzweghen<br />

maer om hu goetheyts wille die ick beminne<br />

ghedynct myns met eenen ontfaermeghen zinne<br />

bewaert myn ziele / en vergheeft my / es noch myn Bede<br />

15 Myn zonden zyn dicke / en myn duechden zyn dinne<br />

zyt myns ghenaedich die aerme bem / eenich mede<br />

ghy zyt den heere mynen god des paeys en vrede<br />

een vreeslick Liefhebber die bezouct tsvaders mesdaet<br />

anden kyndren van int derde ten vierden Lede<br />

20 der ghuenen / alle die hu hebben versmaet<br />

maer doet oock met huwer bermherteghe Raedt<br />

ouer veel duusent huwe Bermherticheyt<br />

die hu beminnen / en wie vast gheloouende staet<br />

en ghewillich hu gheboden houden onbeCreyt<br />

25 duer Esayas den prophete / hebt zelue gheseyt<br />

ick bemt zelue / die hu zonden mach hutegronden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 437 r


204<br />

dus bid ick doch myns Roupen tanhoorene verbeydt<br />

Vonnest my naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

Princhelicken<br />

30 Ghecruusten god tonsewaerts vierich<br />

doch hoe wonderlick es huwen name bekent /<br />

+<br />

ouer al eerdeRycke zo goedertierich<br />

end hu groote mildheyt eeuwich onghehendt<br />

verheuen bouen themelssche firmament<br />

vp dat ghy zoud bederuen / den wraeckghiereghen grof<br />

5 huut den mondt der Ionghe kynderkens vpghespent<br />

ende zughelynghen hebt ghy vulmaect hu Lof<br />

Den mensschen broosch aerme droogh eerdsch zondich stof<br />

hebt ghy een weynich minder ghemaect verschoont<br />

dan den inghelen hu louende int hemelssche hof<br />

10 met verchiersels end eere hebt ghy hem ghecroont<br />

ende hem ghestelt zo edelick ghepersoont<br />

heere god ouer al huwer handen wercken<br />

die zo goethertich Leeft / ende Rechtueerdich ghetroont<br />

beschermt my doch altoos onder huwe vlercken<br />

15 dat ick by hu myn erfuenesse mach Anmercken<br />

ende dan in huwe zalicheyt wesen verhuecht<br />

tes in hu spyts alle ghestriepte clercken<br />

want niet onmueghlic es hu / maer al dynck vermueght<br />

heere wilt hu volck dan spaeren by huwer duecht<br />

20 die bermherticheyt wilt / ende niet offrande<br />

en gods kennesse liefuer huut gheloouende iuecht<br />

dan brandoffer voor al onser zonden schande<br />

myn hope en stercte zyt ghy in tsweerelts warande<br />

die bid alsvooren duer hu diepbloedeghe wonden<br />

25 heere die hu laete dit testament te pande<br />

Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

Aucteur<br />

Alle mensschen ter weerelt in weilden leuende<br />

in zonden sneuende<br />

++<br />

Vp datter goe vrucht mach hute dryfuen<br />

bem ick hemlieden met een adieu gheuende<br />

van toordeel / Myn naervolghende schryfuen<br />

Dan laet ick gods vrede By hemlieden blyfuen<br />

5 Beede mannen en wyfuen<br />

Tot datse de doodt zal commen ontlyfuen<br />

+ Fol. 438 r, r. 7-10 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 437 v<br />

+ 438 r


Van thuterste oordeel<br />

Eene Balaede<br />

Daer nyemandt Voordeel<br />

Zal hebben, Wiet baede +<br />

205<br />

O Mensschen Onachtsameghe Creathueren<br />

waent ghy gheen Rekenynghe gheuen speciaelick<br />

meent ghy min dan alle ontfanghers verbueren<br />

van gods ghiften by hu ghebruuct zo quaelick<br />

15 Ten oordeele zalmen niet dynghen verbaelick<br />

het wordter ghedaen zeer cort zonder Respyt<br />

ouerpeynst hu gherynghe want principaelick<br />

zult niet meer Regieren / dies hu zeluen quyt<br />

Rekenynghe van dyn ontfangh gheuende zyt<br />

20 voor des oordeels Tydt /<br />

Om Drie poincten / moet elck gods oordeel vreesen<br />

oudt ionck groot cleene nyemandt wordter ghespaert<br />

hoe edel hoe mueghende hoe Aerme weesen<br />

elcx Rekenynghe wordt daer gheheel verclaert<br />

25 van dies hem gods goetheyt heeft gheopenbaert<br />

in ziele in lyfue / ende van allen goede<br />

dus int effen calculeren hu zeluen bewaert<br />

neerstelick zynde altyds vp hu hoede<br />

eer dat hu god zende tsdoods viereghe Roede<br />

30 Zweerdich ten bloede /<br />

++<br />

Teerste poinct der vreesen van gods oordeele<br />

es Reden te bewysene groot ende smal<br />

van Zesse zaecken / Eerst vanden iuweile +<br />

huwer zielen / die ghy in dit eerdsche dal<br />

5 niet en hebt bewaert voor den zondeghen val<br />

maer tlichaem ghelaeten als vrauwe Domineren<br />

end hu ziele als slaue / in tslichaems stal<br />

peynst / dat al gheel tsweerelts tryumpheren<br />

mach / ter weerde niet ieghens een ziele proffiteren<br />

10 Om naermaels iubileren<br />

Ten tvveetsten zult ghy daer moeten bewysen +<br />

of ghy tslichaems esele onderdaenich der zielen<br />

ghecastydt / en ghevoedt hebt / met gheestlicker spysen<br />

ofte ghelaeft metter penitentien oetmoedich knielen *<br />

15 // ick duchte neen ghy / maer laeten vernielen<br />

van alle baldaedicheyt / dies traegh te gods dienste<br />

peynst / Rasch loopen tsdoods onghestaedeghe wielen<br />

+ Fol. 438 v, r. 3 ‘Zesse zaecken’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘gheCrielen’; doorgehaald, en ‘oetmoedich knielen’ interlineair toegevoegd<br />

in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 438 v<br />

+ 1<br />

+ 2<br />

+<br />

Anno .1549.


206<br />

dus hu zeluen stelt / niet als gods onvrientste<br />

maer beghint te Rekenen / het word hu tzientste<br />

20 gheestwyse gheingientste /<br />

De derde zaecke van Rekenynghe vry dies ghelooft +<br />

zult moeten van huwen euen menssche gheuen<br />

zonderlynghe die ghestelt zyt een hueverhooft<br />

int gheestelick end oock int weerlick Leuen<br />

25 ziet dat hu Regiment zoo blycke ghescreuen<br />

dat hu Rekenynghe mach huutCommen claer<br />

anders zult ghy oock in dhelssche pyne beuen<br />

doet gods wet onderhouden / ende volght die naer<br />

beschermt weduwen en weesen huut lasten zwaer<br />

30 als vroom clouck pylaer<br />

De Vierde wordt van al huwe ghewercken +<br />

van huwe ghepeynsen ende ydele woorden<br />

peynst hier vp achterclappers / leeck ende clercken<br />

die nauwelick naer gods ghebod noyndt hoorden<br />

+<br />

maer doet zo menich mensschens fame vermoorden<br />

hoe beclaetert zal hulieder Rekenynghe blycken<br />

steltse net met berauwe / Tot dyns accoorden<br />

ende wiltse wel neerstelick ouerkycken<br />

5 god zal zyn oordeel Rechtueerdelick strycken<br />

Van aerme totten Rycken<br />

Ten vyfsten zult niet gheuen Redene alleene +<br />

van al huwe quaede ghewercken en zonden<br />

maer van hu achterghelaeten duechden ghemeene<br />

10 die ghy hadt mueghen doen in tyden en stonden<br />

van hu verloren tydt / zalmen daer oock vermonden<br />

vvant ter weerelt niet weerdigher noch precieux<br />

nochtans minst gheacht in tsmensschens gronden<br />

dan den tydt es / dus peynster omme hoe Coragieux<br />

15 te wyle dat den iuge hu es gracieux<br />

Lydtsaem victorieux<br />

De zeste zaecke die ghy Rekenen moet +<br />

es van tinsturten der gheestelicker dynghen<br />

oock Lichaemlicke schoonheyt / ende tydelick goed<br />

20 ende dat hu god te Leuene laet ghehynghen<br />

ziet wat acquyten dat ghy hier of zult ouerbrynghen<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 3<br />

+ 4<br />

+ 439 r<br />

+ 5<br />

+ 6


207<br />

dat ghy hem hebt dancbaerich ghelooft ghedanct<br />

O mensschen / en laet hu gheen tydt ontsprynghen<br />

peynster omme / Eer hu de dood tleuen cranct<br />

25 want elck naer wercken / (daert al an hanght<br />

Daer / loon ontfanght /<br />

Tweetste Redene / der Vreesen / Worden controleurs<br />

tot zeuen toe / die elcken zullen Condemneren<br />

de conscientie / Vyandeghe Temptateurs<br />

30 de goe inghelen / zullen hem zeluen excuseren<br />

Dat wy / van zondighen / niet en wilden cesseren<br />

+<br />

Alle creatueren / Aerme onnoosel mede<br />

die veel iniurien moesten passeren<br />

onse zonden / en gods passyen tormentelichede<br />

zullen hu controlueren thuwer schaemten tdier stede<br />

5 end onzaelichede<br />

De derde Reden es / thooren der stranghe sentencie<br />

die totten zondaers zal wesen ghepronunchiert<br />

ghaet vermalendyde huut myn presentie<br />

int eeuwich vier dwelck hulieden es bestiert<br />

10 metten vyandt en zyn inglen blyft ghy ghelogiert<br />

Dus mensschen hu Rekenynghe ghereed wilt maecken<br />

eer hu deeuweghe dood zeer straflick hanthiert<br />

en steltse net zonder eenich cabaesen of caecken<br />

dat dander sentencie mach vp hu daecken<br />

15 Daer veel naer haecken<br />

Comt bezit end ontfanght myn ghebenedyde<br />

het Rycke myns vaders Twelck hu was bereedt<br />

van tbeghinsel des weerelts / Weist nv hier blyde<br />

vvant ick was gheel naect / en ghy hebt my ghecleed<br />

20 dat ghy myne minste weldaet / zoo ick wel weet<br />

mensschen dit zyn christus woorden / gheen ydel historie<br />

zyt dancbaerich Laet hu wesen dyn zonden Leed<br />

zo mueght ghy duer christus doods victorie<br />

als meErfghenaemen leuen ter eeuwegher glorie<br />

25 in dhemelssche consistorie<br />

EDel * prinche der hooghster onverghanclicxste staeten<br />

Waert / zyt / ende blyft / in eeuwicheden almachtich<br />

De Ontfaermeghe wercken zullen meest Baeten<br />

De behoufteghe / ghedaen huut Charitaeten<br />

30 Ne gheenssins die ongheloont laeten waerachtich<br />

zyt bermhertich dies deen andren huut liefden crachtich<br />

zoo Christus ons lief heeft ghehadt totter doodt /<br />

* ‘EDel’: oog van ‘e’ afgeschilferd; ‘l’ geschreven in gotische cursief.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 439 v


+ ghy zultter certeyn duere zyn verwachtich<br />

te besittene Abrahams Rusteghen schoot<br />

vry los huut alder noodt /<br />

Aucteur<br />

Mynen langhen adieu<br />

Niet oudgestich<br />

in tiaer ghemaect nieu<br />

xv. C ende tzestich +<br />

208<br />

Mynen langhen adieu neem ick nv end oorlof<br />

10 An een yeghelick menssche zoo men die heet<br />

ken weetter niet een inckel puncteloos boor // of<br />

VVanneer ick vertrecke / Een esser diet weet<br />

Elck menssche moet hem maecken om tsteruen bereed<br />

die hier noch Rusten vp tsweerelts broossche Lene<br />

15 dits den Adieu huut Recreatien becleedt<br />

gheRammelt tsamen By my Rasch Vp En // Dene<br />

Den adieu<br />

ADieu poorters van Brugghe Adieu heeren van ghendt<br />

Adieu kyndren van ypre wydt verre Bekent<br />

20 adieu daryncbarners vanden vryen mede<br />

Adieu schotters van douay ende daer omtrent<br />

adieu speerebrekers der Rysselsche stede<br />

notecraeckers van orchies / naer doude zede<br />

Ledichghanghers van Oudenaerde ghepresen<br />

25 adieu insghelycx oock zoo ick dandere dede<br />

pasteyEters van Curtrycke mids desen<br />

Adieu Cupers van damme / adieu moet wesen<br />

++<br />

witvoeten van aelst Beenhauwers van male<br />

hudevetters van gheerdsberghe hooghe gheresen<br />

voorvechters van Cassele int speciale<br />

Vachtpluckers van poperynghe Principale<br />

5 slaepers van vuerne hebt oock huwen toer<br />

RaepEters van waes / elck end int generale<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu Van dermonde mackeleters daer<br />

pilsnaeyers van nieneven openbaer<br />

10 drynckers van winnocxberghe / zoutzieders van biervliedt<br />

Rocheters van muenickeRee der naer<br />

adieu mostaert Eters diemen toosthende ziet<br />

+ Fol. 440 v, r. 1, 2 ‘hudevetters ... gheerdsberghe’, 3 ‘voorvechters ... Cassele’, 8 ‘Van ...<br />

mackeleters’, 9 ‘pilsnaeyers’, 10 ‘drynckers ... zoutzieders’, 25 ‘grootsprekers ... thorout’,<br />

26 ‘Lueghenaers ... ardenburch’, 27 ‘maldeghem’, ‘Candeeleters ... meenen’, 28 ‘ketelboeters<br />

... middelburch’, 29 ‘Crudeniers ... oostburch’, 30 ‘Lynwadiers ... thielt’, 31<br />

‘Rootbierdrynckers’, 32 ‘Peperloocketers .. eecloo’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 440 r<br />

+<br />

.1560.<br />

+ 440 v


209<br />

BueterEters van dixmude / en vergheet ick niet<br />

Adieu metten conynEters van dunkercke goet<br />

15 adieu drapeniers van Comene / myn ionste Biedt<br />

adieu oock ande vulders van Caperycke vroedt<br />

En den schipghaernemaeckers van oudenburch / moet<br />

oock adieu gheseyt zyn / ken cans my bedwynghen<br />

CabeliauEters van nieupoort / zyt oock ghegroet<br />

20 Saeyweuers van hondscote / ghistelsche houelynghen<br />

drooghaerts van werueke int ommeRynghen<br />

Caerdemaeckers van deynse / vp huerlieder vloer<br />

ghy saudeniers van greuelynghe / laet hu niet Besprijnghen *<br />

Adieu eer ick Reyse naer adams moer<br />

25 Adieu oock grootsprekers van thorout ghy<br />

Lueghenaers van ardenburch / den wiltiaghers by<br />

van maldeghem / Candeeleters van meenen voort<br />

ketelboeters van middelburch / Adieu van my<br />

Crudeniers van oostburch / insghelycx adieu hoort<br />

30 Lynwadiers van thielt / twelck menich oorboort<br />

oock mede Rootbierdrynckers van haerlebeke<br />

ghy Peperloocketers van eecloo verstoort /<br />

++ *<br />

keermeshouders van Rousselare meneghe weke<br />

Cappoen eters van meessene / waert nood tbleke<br />

met menich smetsere ende goet gheselle<br />

ande wynzupers van hulst ick adieu spreke<br />

5 Snoucketers van Acxele Caesmaeckers van belle<br />

de teghelbackers van stekene / oock mede thelle<br />

RoomEters van moerbeke / ghy zonder Poer<br />

ende WaermoesEters van coolkercke snelle<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

10 Adieu hoppewinders van okeghem sterck<br />

adieu ouermoedeghe van Ronsse int werck<br />

papEters van denterghem daer in onverzaet<br />

ganssedryfuers van laerne scherp int bemerck<br />

Te zele daer vyndtmen de vlasbooters iaet<br />

15 adieu stiermans van wendune / elck met zyn maet<br />

ende ghy musselEters van bouchoute Reyn<br />

* Oorspronkelijk ‘met huwe [...] dynghen’; doorgehaald en ‘laet .. Besprijnghen’ interlineair<br />

toegevoegd met donkerder inkt.<br />

+ Fol. 441 r, r. 1, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 15-18, 20, 21, 23 (woordgroep, bestaande uit spotnaam<br />

+ van/te (r. 18) + plaatsnaam) onderstreept, evenals r. 2 ‘Cappoen eters’, 8 ‘WaermoesEters’,<br />

13 ‘ganssedryfuers’, 14 ‘vlasbooters’, 19 ‘dienaers .. anne’, 22 ‘van ... steene’.<br />

* Oorspronkelijk ‘Ruyssele’; verbeterd tot ‘Rousselare’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 441 r


210<br />

Visschers van blanckeberghe / oock adieu ontfaet<br />

adieu putoorEters te waestene int pleyn<br />

Adieu dienaers van sint anne ter mude certeyn<br />

20 verzeylders van heyst ten zeeusschen gronde<br />

Cokermaeckers van Ruusle / van vlaeters tgreyn<br />

die van sint ians steene / oock adieu tallen stonde<br />

Compoosteters van loo Thoolnaers van Reppelmonde<br />

adieu eillynghen tsaemen / metten AckerBoer<br />

25 adieu dus namelicke Vlaendren int Ronde<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu voorts noch ende wederom oorlof adieu<br />

al dat oud was / ende zichtent gheworden nieu<br />

adieu an ** al dat zy binden brugsche Mueren<br />

30 adieu alle brauweryen / daer men goet mout brieu<br />

van tschoon schepminnewaeter duer de drie dueren<br />

adieu visschers die ter Reye / naer paelyngh Pueren<br />

++<br />

Adieu moeten oock binden vichtien daeghen ontfaen<br />

die vanden heligh bloetdach zoo langhe tzal ghedueren<br />

ghecleedt onghecleedt / ende baervoets ommeghaen<br />

adieu zomerkelder daer de acht Leeuwen vpstaen<br />

5 de Carperkeyte drynctmer vry van Assyse<br />

adieu / an alle de marctwyfs doende vermaen<br />

dats hemlieden clokeren met ghewoonlicker spyse<br />

oorlof nemen zo bem ick oock vanden advyse<br />

an dappelmanden Radys en menich musselvoer<br />

10 De vueghelmarct pottemarct ick insghelycx bewyse<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu tsint donaes an der musycken zanck<br />

sint saluators verchiert metten ommeghanck<br />

als busschoppelicke kercke / oock oorlof neem ick<br />

15 tonser vrauwen daer es de thorre lanck<br />

adieu van sint gillis der clocken gheclanck<br />

oock an alle die daer wuenen in tquartier stick<br />

och doch ick hebber voortyds verwaermt den Rick<br />

maer / dats al gheweist in diebus illis<br />

20 niet meer eylaes eylaes / doe ick derwaerts beschick<br />

vvant metten drie leden nv tmynent gheschil is<br />

An meester andries schoolmeester van sint gillis<br />

** ‘an’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 441 v, r. 22 ‘meester andries’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 441 v


211<br />

neem ick oock adieu eer ick zal moeten ghaen<br />

Summus amicus meus ex millis<br />

25 tandren tyden heeft my zomtyds boorghbier huutghedaen<br />

ick gheloofuer noch vyf of zes bierkens staen<br />

dat hy daer in maecke doch gheen Beroer<br />

ick zalse hem betaelen tmynder weircomste zaen<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

30 ADieu Alle Lapperdeys van vreimden ordune<br />

knyebooters meest voor knye draeghende Crune<br />

iabbens cloetens cluntens vodden Vrau vulen<br />

+<br />

ghesoffraende moriaenen wat streckende vp tbrune<br />

adieu Breebaerden maeckende groote Mulen<br />

adieu alle die onder tcloterspaen schulen<br />

wiens capeeukens zyn becleed met een bieseken wit<br />

5 adieu die by nachte gheerne steken Bulen<br />

metten vuusten weerende / daer zulck tsdaeghs vp zit<br />

adieu die met tleylecker euel zyt besmit<br />

adieu alle oude suffaerts / en Ionghe ghesellekens<br />

adieu cisteernen Daer men salus populi huutpit<br />

10 adieu alle kercken cloosters godshuusen Cappellekens<br />

adieu alle cortghehielde ende Lackevellekens<br />

die consenteert zwyghende / met eennen Loer<br />

ghy clappeykens wiens tonghen clyncken als Bellekens<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

15 ADieu Alle platbroucx ende walsche grauen<br />

aerme iosueen / Aerme bluts Aerme slauen<br />

popelaers kerckhuuls smadeghe verwyters<br />

Adieu an alle die oyndt liefuer namen dan ghauen<br />

vloerduven prachers ende Lyse verslyters<br />

20 adieu laete bancketeirders / ende vrough inbyters<br />

adieu zoldermeerykens / spaenssche ihennetiens<br />

adieu alle voorvechters hauwers ghoyers smyters<br />

alle pistaveernekens ende sluuplocketiens<br />

Adieu patouffelaers / met ghekeilcoorde bonnetiens<br />

25 adieu Ionghe gaepcaukens draeghende bandekens<br />

adieu lavuetgheuers huuter handt schufletiens<br />

adieu alle quistegoeykens ende Lammertandekens<br />

adieu stoffel duerdraegher in alle Landekens<br />

Bona dies Saluete Bonne vie Bon ioer<br />

30 tytiens die hebben huutgheleydt huer Randekens<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 442 r


212<br />

Adieu * alle clospoorten ende Rollebaenen<br />

adieu van allen thorren draeyende weirhaenen<br />

+<br />

Adieu mortepaeyen Loftuters en Fleeuwers<br />

alle maegher tueghen / die tbier laeten beCaenen<br />

adieu alle mallaerts schimpbecte gheeuwers<br />

adieu spaenssche wandelaers straete besneeuwers<br />

5 adieu an alle de bruudcommen ende die bruwen<br />

adieu vynckenaers vyncken / ende Rutsepeeuwers<br />

adieu ioncker post / met die huulkens schuwen<br />

adieu vul vreimde bubben ende Loose cockuwen<br />

adieu an alle waghenaers / elck met zyn Panneel<br />

10 adieu breykens / die ter bruloft zonder huwen<br />

zomtyds waerm vleesch tsaemen brynght zonder platteel<br />

adieu slockers van menich lecker pryckmorseel<br />

adieu maegdekens / tot tmaegdom ter nuersen steert huut zwoer<br />

adieu / alle die hebben int dulhuuseken deel<br />

15 Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />

ADieu adieu / adieu / An alle weerden weerdinnen<br />

die liefuer veel naeyen dan quaet ghaerne spinnen<br />

aechte kendt truwe wel met Loose iannekens<br />

oorlof alle hooghduudsche buten tslands of Binnen<br />

20 van huerlieder wyfs weghe heetende hannekens<br />

adieu alle speckspaen nieuwe verghoten mannekens<br />

die in venus fournoys / zyt zo zoetiens versmeit<br />

wiens dranck men verwaermt noch / in steenen Cannekens<br />

tot datse styfboorich worden weder gheleidt<br />

25 zulcke Liefuer noch een ghebraen appelken eit<br />

dan asenuetkens craecken noyndt zynde verkutst<br />

mids datse noch zo weecxkens zyn gheel ontvreidt<br />

dat tcaeckharnasch es gheel huter zwe ontschutst<br />

die delleboghe gheerne oyndt hebben ghelutst<br />

30 adieu oock an zo menich fraey hoppen Broer<br />

die inde wynter voor tvier gheerne tcanneken clutst<br />

Adieu / eer ick Reyse Naer adams moer<br />

+ Alle thorren adieu / Clippels clockstrynghen clocken<br />

adieu den auerechten BoI met al zyn pocken<br />

adieu van alle clapBancken de Relders<br />

adieu alle longue Roben / ende corte Rocken<br />

5 adieu an alle goede wyn ende coele Bierkelders<br />

adieu an alle die begrauen zyn zonder Pelders *<br />

adieu an alle goevpRechtzinneghe Ruters<br />

* ‘d’ over ‘ll’.<br />

* ‘Pelders’: ‘P’ over ‘k’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 442 v<br />

+ 443 r


213<br />

adieu an alle iobs boden veel Lieden quelders<br />

an alle Pannestokers ende keerssesnuters<br />

10 adieu / An alle bynghels ende groote Cornuters<br />

an alle schufelscapraen ende Pensseiaeghers<br />

adieu Rekenaers / huerlieder ghelagh infruters<br />

adieu LancRocx trysen ende Bouckzackdraghers<br />

schoelien ghuten lueren plattheel straetevaghers<br />

15 adieu die vpcoppelt zo menich Buersesnoer<br />

adieu vrau alverneims / ende ghy naer Niemaervraghers<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams Moer<br />

Adieu die voortyds Leeplick ter loidge Morelde<br />

adieu verheuen weduwe Vandenvelde<br />

20 driehouckich cuecken houdende ter Rauen cost<br />

adieu huse verkutsers volghers vanden wynghelde<br />

adieu wynterspreeuwen ghaende ghezoct en ghedost<br />

adieu die gheerne den besloten pennyngh verlost<br />

ende laeten hem verluchten Rasch onder den man<br />

25 adieu ioncker huulken gheseyt meester post<br />

die gheen lamptezughers kerckhuuls gheluchten Can<br />

adieu venus slutsepesen int voorghespan<br />

te wulpschelick huuthebbende gheschoten hu schichten<br />

adieu myn oom van Leentiens weghe / en adieu dan<br />

30 van adams weghe / al myn ooms moeyen neven nichten<br />

adieu constenaers die cappe ende kuevel verdichten<br />

adieu Reynhuut zeylders / adieu die zit an tRoer<br />

oock witmuenicken / die gheerne twafelmeil huutzichten<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer /<br />

++ Adieu an al die oyndt ieghens de mane pisten<br />

adieu brugsche stochouders vier gheef an vul listen<br />

die met Leuende ende doode hueren ougst in doen<br />

adieu die haer Parafernele goedynghen verquisten<br />

5 Adieu / meest thuus brynghende / verslytynghe van schoen<br />

adieu ghaernepotspinneghen oock int Cotthoen<br />

adieu die Iaerken dach liefst coopen dan vercoopen<br />

zottinnen die den stock volghen / meer dan tsermoen<br />

zottinnen doch wantter dhonden wech of Loopen<br />

10 adieu an al de bouenzanghers met grooten hoopen<br />

die ter besloten steenCappelle zyn in tbedwynghen<br />

adieu an al dhooghconters daer / die met ydel stoopen<br />

Liefuer zouden den baes / gheel plat beneden zynghen<br />

adieu visschers bachten nette die noyndt gheernaert vynghen<br />

15 crevitse dans danssers met een dobbelen toer<br />

en ghy hoofden vul processen die om een veiste dynghen<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

+ Fol. 443 v, r. 4 ‘Parafernele’, 21 ‘horologium ... eundi’, 23 ‘Albaribdim gotfano’, 24 ‘de ...<br />

trufatoryen’, 25 ‘le ... vicontes’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 443 v


214<br />

Adieu an alle morosophourous hadde Renten<br />

adieu an alle Epicurieneghe studenten<br />

20 inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />

horologium quo eundi noch niet in prenten<br />

adieu an dat edel boucxken bughender knie<br />

Albaribdim gotfano / en de ghuene Die<br />

de myfeldose der trufatoryen gheerne lesen<br />

25 le boutinet des vicontes der gheluferde partie<br />

adieu an dat Voluumken van menich ghepresen<br />

an tmiereNest der futselynghen naer desen<br />

an tkempkeilcordelet van Penitentien<br />

den Raescops calengier / moet oock adieu wesen<br />

30 oock an der beghutten preickstoel met diligentien<br />

dan esser noch een boucxken huut Reuerentien<br />

voor de buckvysteghen ende zom Ruud plomp loer<br />

Tartaretus de modo caccandi vul sentencien / Adieu etc a<br />

+ Adieu an alle doude ende nieuwe Cuenynghen<br />

de iongh end oude boghe metten houelicke wuenynghen<br />

der handboghen ardchieren metten Conynghlicke staeten<br />

An * tcaeckenbeen aldaer / mids des stoels ommestuenynghen<br />

5 met al dier in zitten zullen / ende oyndt in zaeten<br />

Coluevryniers halbardiers wil ick niet achterlaeten<br />

zonderlynghe an tscoluevryniers hof daer ick ghepoyt<br />

hebbe / ande steenen tafel / ander plaetsen ghelaeten<br />

mids dat icker theerknechten vand ghezeghelt gheloyt<br />

10 ande bollaerts / Voor wien hondt catte vueghel schoyt<br />

als zy schietende huutslynghren tsterck ghebolde clyt<br />

an Coram nobis houeken / al was icker noydt<br />

neem ick oorlof / daer men douervlieghers castyd<br />

adieu an tleeuken vander halle / twelck hoet zulck spyt<br />

15 ghetooght word / den coopers van het hitsico snoer<br />

en tbreydelstraetken / daer menich vreimd haer duerlydt **<br />

Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />

Adieu Alle die zyn hier vooren vergheten<br />

in alle de braryen pannen Drooplepels speten<br />

20 naer twithuus de daeghelicxsche voyaidgiers<br />

adieu an alle die dobbel practycke weten<br />

van buten in te brynghene Veel wyns en Biers<br />

adieu alle laetst huutghezonden Pyonniers<br />

adieu an elck die de luus in de oore heeft<br />

25 Adieu symoniaquen *** metten foenanchiers<br />

die vetbuuckich vp tzweet en bloedt van menich leeft<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘an’.<br />

** ‘duerlydt’: ‘lydt’ overgehaald (eerste versie in te bleke inkt).<br />

*** Oorspronkelijk ‘symoniacquen’; ‘c’ doorgestreept in donkerder inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 444 r


215<br />

adieu meester coster die tpaes van achter gheeft<br />

oock an zyn leerknecht die de hondscodde draeght<br />

adieu an alle dat gheerne vp tRu ghetauwe weeft<br />

30 adieu an alle wien de vpRechte artycke plaeght<br />

adieu zuuelhuus daer men de pupstekers daeght<br />

adieu an alle dat noyndt baerdt en schoer<br />

adieu blende / met die ghy liefuer ziende zaeght / Adieu /<br />

+ Princelicken<br />

ADieu An al de brugsche Brugghen<br />

aexterooghen vlieghuten hoornebeesten mugghen<br />

ande baervoete broederkens waerm ghaende ghezoct<br />

5 Adieu an alle ghebultte Cromme Rugghen<br />

adieu galactipoten al inden melck ghebroct<br />

adieu die dicwils tlavuet metter sausse insloct<br />

adieu eerbaer mannen die gheerne vaeghen de mauwen<br />

adieu an die tschemynckel thuus houden ghebloct<br />

10 adieu der fielten pachtgoed staende by onser vrauwen<br />

adieu ter straetewaerts werckers meest veynstercauwen<br />

daer een vueghel niet voor by vlieght Laetter een plume<br />

adieu gheetleeders die dicwils met beele berauwen<br />

adieu ghetrauwe biertappers vul metten schume<br />

15 adieu subtyle Ledersnyders metter Loo Dume<br />

adieu Cock crauwel pot lepel hanghel heyse<br />

adieu die noch weecken degypsche zoppen Crume<br />

adieu eer ick Rume<br />

Adieu eer ick naer * Adams moer<br />

20 Reyse.<br />

Aucteur<br />

Es ydelheyt hier Inne gheoorboort<br />

in werck ende woord // wilt het onydel vullen<br />

huut goeder meenynghe // tot nyemands vercleenynghe<br />

25 es tzelfde ghefaselt / om fantasie verdullen<br />

keeret ten besten diet leist of lesen zullen<br />

Den obstinaete zondaeren<br />

Dobstinaete onghelooueghe hartneckeghe zondaeren<br />

die wanhopen ende niet vastgheloouich staen<br />

* Vóór ‘naer’ ‘Reyse’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 444 v


+<br />

216<br />

30 gheef ick tnaervolghende in een testaments bewaeren<br />

Donghelooueghe / zullen zwaere pynen ontfaen /<br />

Refereyn<br />

God de heere die en heeft de doodt niet ghemaect +<br />

noch inder Leuenden verlies / en verblydt hy niet<br />

maer Roupt bekeert hu / en bewyst berau ongheslaect<br />

5 van al hu boosheden / daer ghy noch inne waect +<br />

worptse wech daer ghy in ouertorden hebt yet<br />

ten Rechtueerdighen es niet christus Roupen gheschiet<br />

maer ghecommen om te Roupene den zondaeren +<br />

zondaers keert dan / Christus zal thuwaerts keeren ziet<br />

10 of naermaels comt ghy in een onhendich bezwaeren<br />

en god als Iuge zal thuwen laste verclaeren<br />

ghaet ghy vermalendyde in dat eeuwich vier<br />

twelck den vyandt en zyn Inglen / eeuweghe iaeren +<br />

onblusschelick bereed es / heetbarnende schier<br />

15 thelsch fournoys zalder blaecken als ghulseghen ghier<br />

om nieuwe pynen te smedene den ghepynden<br />

en ghy mensschen die verhart ongheloouich bleeft hier +<br />

als een spyse des viers zal hu dhelle verslynden +<br />

ende nemmermeer ghenaede noch verlossen vynden<br />

20 Want iob zeght wie nedervaert inder hellen +<br />

om wedervpcommen mach hy hem niet bewynden<br />

noch in zyn huus of plaetse / eenen voet meer stellen<br />

maer men zalse met een yser Roede daer quellen<br />

en ghelyck een pottebackers pot dach en nacht<br />

25 zalmen in sticx smyten die quagheseyde ghezellen<br />

wiens aenschyn zwart word / als tpotgruusels ongheacht +<br />

Die de weerelt hier hadden alder machtichst ghepacht +<br />

zullen Lyden de machtichste pynen oock +<br />

en met pynen onhuutsprekenlick worden versmacht<br />

30 die oyndt wanckelbaerich ongheloofuich doock<br />

ouer hem zal vallen een colenvierich ghesproock<br />

vast besloten in dien caerckere zonder tyden<br />

ende eeuwich zonder henden inden helsschen Roock<br />

Felle pyne zullen de quaeghezeyde Lyden /<br />

+ Iae pyne bouen pyne / Pyne zonder Cesseren<br />

Den hemel zal ontdecken haerlieder zonden<br />

pyne die in nieuwe pynen zal Dobbeleren<br />

hulijnghe / gheween / en gheen ander tryumpheren<br />

5 zullen zy hebben in die peckdonckere gronden<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

445 r<br />

+ Sapien primo<br />

+ Ezech.18.<br />

+ Mathei .9.<br />

+ Mathei .25.<br />

+ Ezech.21<br />

+ Esai 9<br />

+ iob primo.<br />

+<br />

Naum 2<br />

+<br />

iohel 2<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ 445 v


217<br />

Als in een landt vul ketyfuicheden bevonden<br />

daer vervaerlicheyt word eeuwich binnen leuende<br />

een sterck vier zalse verslynden teeuweghen stonden +<br />

Blaeckende pynlick ende straf ancleuende +<br />

10 Nochtans zalt hemlieden gheen licht zyn gheuende +<br />

want zonne mane sterren daer niet helpen mach<br />

maer eeuwich in afgryslicheyt wesen Beuende<br />

vul weewyticheyt met een zwaerzuchtich gheclach<br />

duusent iaer zal zulck dyncken daer eenen dach<br />

15 elck zal Ieghens zynen naesten verwondert wesen +<br />

en diemen voormaels schoone wit int aenschyn zach<br />

zullen Rood dan als een vier zyn zonder ghenesen<br />

dat meer word en mestroostegher bouen desen<br />

zy zullen hongheren / ende gods knechten zullen eten<br />

20 durstich gaepende zullen zy zyn vpgheresen +<br />

maer gheen lauenesse zullen / dan gods knechten weten<br />

beschaemt worden de Quaeghezeyde ghezeten<br />

als gods knechten in gods aenschyn zyn zullen verhueght<br />

Den heere louende drievuldich end onghespleten<br />

25 als droufheyt tsgheests / word der onghelooueghen vruecht<br />

vuyl gallewatre wordt by hemlieden ghetueght +<br />

end huer spyse wordt alseme bittere quaet<br />

oft zen haddent bet verdient / met gheloouender duecht<br />

doe zy ter weerelt Leefden in huer zondighen staet<br />

30 dies Teuangelion ghelooft / en tot christum ghaet +<br />

zyn aenschyn en zal hy niet keeren bezyden<br />

keert te godewaerts ghelooflick / Want zonder aflaet<br />

Felle pyne zullen de Quaegheseyde Lyden /<br />

+ Huer beken zullen daer worden bekeert in peck +<br />

huer stof in sulpher in bernende peck haer landt<br />

onblusschelick zalt barnen in een eeuwich bespreck<br />

end hebben zy daer dan van durste ghebreck<br />

5 inne die helssche alderhittichste Brandt<br />

des vulle droufheyts keilct totten ghisteghen Cant<br />

die zullen zy moeten daer hute dryncken +<br />

Dies metten Rycken vrecken om onderstandt<br />

wel Roupen vader Abraham wilt ons ghedyncken<br />

10 doch lazarum te zendene wilt ons nv schyncken +<br />

dat hy zyn vynghere steke int watere vry<br />

om ons tonghen vercoelen die durstich styncken<br />

vvant ghepynicht in grooter vlammen zyn wy<br />

maer worden onghehoort / dies huer Roup word An my<br />

15 vermalendyd zy den dach daer ick in was gheboren +<br />

dat oock myn moeders Lichaeme vermalendydt zy<br />

dat ick daer in te versmoorene was niet gheCoren<br />

och bem icker huutghecommen / om tzyne verloren<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

Psal 20<br />

+<br />

2 Regum 23<br />

+ Sapien 17<br />

+ Esai .13.<br />

+ Esai 65<br />

+ iere 9.<br />

+ Marci primo.<br />

+ 446 r<br />

+ Esai 34<br />

+ Ezech 23.<br />

+ Luce 16<br />

+ iere 21


218<br />

als bewuender der helsscher diepdoncker stallynghen<br />

20 dies zullen claeghlick Roupen / als aerme verzworen<br />

berghen open ghaet dect ons met ouervallynghen +<br />

huerer pynen verbreeden daer zonder smallynghen<br />

end om steruen en zien zy daer nemmermeer doodt<br />

maer dat zy moeten wesen gods aenschyns ballynghen<br />

25 dat doetse pyne Bouen dalder pynlicxste noodt<br />

tvier des heeren es ontsteken duer thoorne groot +<br />

en tzal bernen inder hellen onderste steden<br />

dus ghedynct vp christus bloedeghe wonden Roodt<br />

zyt gheloofuich / keert hu van ongoddelicheden<br />

30 vvant doet ghyt niet / thuwer pynelicker onvreden<br />

met zulcx zalmen elck pynlick ter hellen bestryden +<br />

als hy bezondicht blyft / ende naer dhelssche zeden<br />

Felle pyne zullen de Quaeghezeyde Lyden /<br />

+ Prinche<br />

Dyn huterste ghedynct in al huwe wercken<br />

end in deeuwicheyt ghy niet zondighen zult +<br />

vreest den heere / zyn gheboden wilt ouermercken<br />

5 hem alleene dient / zyn voys hoort / hu ziele zalt stercken +<br />

hy Roupt thuwaerts dat den hemel mach worden vervult +<br />

doet van hu vreimde goden / eer ghy word verdult +<br />

end als ghy hem mueght vynden zouct god den heere +<br />

wordt verlicht / tot hem ghaet / end afquyt huwe schult +<br />

10 zouct doch aluooren tRycke gods tallen keere +<br />

hu ziele zal leuen ende steruen nemmermeere<br />

zouct ghy den heere met een vastgheloouich betrauwen +<br />

ghy zult hem vynden / zouct ghy hem neerstelick zeere<br />

dus bereedt daer hu herte toe zonder verflauwen +<br />

15 ende zouct ghy hem niet / het zal hu berauwen +<br />

want / vanden minsten totten meesten zult steruen<br />

ende metten quaeghezeyden gods aenschyn niet schauwen<br />

noch oock hebben deel in zyne hemelssche erfuen<br />

Doch mensschen wilt hu zeluen niet gheel bederfuen<br />

20 maer tzynder gratien stoel / zyt om ghaen gheneghen +<br />

vp dat ghy bermherticheyt mueght verwerfuen<br />

ende by hu zy Bequaeme hulpe vercreghen<br />

vvant blyft ghy in huwe quaetdolende weghen<br />

end hartneckich ondancbaer in hu zonden Leeft<br />

25 wel mueght peynsen dat god toornich vp hu bedeghen<br />

thuwaerts gramlick zyn zweerd vpgheheuen heeft +<br />

en zyn boghe ghespannen bereed / dus beeft<br />

end eer hy hu zyn plaeghen der zielen zend<br />

hu quaet leuen hem gheheel in zyn handen gheeft +<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ Osee 10<br />

+ deutero 32.<br />

+ Sapien.11.<br />

+ 446 v<br />

+ Eccli 7<br />

+ deutero/13<br />

+<br />

iob .33.<br />

+<br />

.1. Regum 7<br />

+<br />

Esai 55<br />

+<br />

Psal 33<br />

+<br />

Mathei 10<br />

+ Psal 68<br />

+<br />

.2. parali 15<br />

+<br />

.1. para/22<br />

+ hebre 4<br />

+ Psal 7<br />

+ Sapien primo


219<br />

30 en met simpelder herten hem wandelt omtrent<br />

tot inden hendt<br />

end hem bouen alle goden / den ghecruusten god kendt /<br />

+<br />

dat ghy metten welghezeyden mueght naermaels verblyden<br />

keert doch te wylent ghy Leeft / of int helssche torment<br />

Felle pyne zult met de Quaeghezeyde Lyden<br />

Aucteur<br />

5 Indien / eens myn wyf was / als ick wech bem / wild yet<br />

yeuwers doen stellen Teender memorie<br />

zo wild ick wel indien dat gheschiet<br />

dit Epithaphium en gheen andere Niet<br />

ghestelt zy / zonder pompeuse glorie<br />

Myn Epitaphium<br />

Hier light tvleesch begrauen / Van die eens was<br />

vul zondich ghebras<br />

nv gheworden / der woormen spyse voorwaer<br />

Tleuen wierd hem ontAeszemt / als vier in tvlas<br />

15 slymzondich ghevoormt / niet dan ydel gheblas<br />

in tleuen hebbende gheen zeker compas<br />

broosscher dan glas<br />

Masse van eerdsscher materie vergaedert zwaer<br />

Ter eerden / moet dies Tvleesch wederkeeren daer<br />

20 als tot zynder moeders buuck / tes natuerlicke Rene<br />

doch al wat tleuen ontfaen heeft / volght steruen naer<br />

hoe Liefzaemich paer<br />

als Roock verghaet oock / elcx leuen openbaer<br />

Rasch Vp End // Hene.<br />

Aucteur<br />

Ofte waere dit te lanck of te groote cost<br />

zo laet ict zonder veel meer ghebods // dryfuen<br />

Doet tnaeruolghende naglen / An muer of post /<br />

++<br />

tzal mueghlick yemandt / om de minne gods // schryfuen<br />

of laetment / thooft Rust ick met ander zots // lyfuen<br />

Myn ander Epitaphium<br />

Eduwaerd De Dene / heeft betaelt natueren schult<br />

5 Wanneer?<br />

+ Fol. 447 v, r. 10 (woorden in humanistisch schrift), 19 ‘Reden’, ‘discretie’, 20 ‘goetdyncken’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 447 r<br />

+ 447 v


220<br />

Int iaer maend dach / als zyn tydt was vervult<br />

Niet eer.<br />

Myn testamentarissen<br />

Hier naer / dient der conclusien spetie<br />

10 kiesende de testamentarissen Myn<br />

Redene / goetdyncken ende Discretie<br />

die bid ick om vulcommen myn testament fyn<br />

ick hope zy zullender Ten sterfhuuse zyn<br />

Voor moeyte sallaris tale wedertaele<br />

15 end van myne * weduwe te adsisterene<br />

gheef ze van nv / myn wyfs Bueterschaele<br />

Omme alle zaecken int generaele<br />

end speciale<br />

met Reden en discretie te balancherene<br />

20 Midsgaders met goetdyncken / oock taccorderene<br />

Aucteur<br />

+<br />

Dus commende ten hende daert al toe tendeirt<br />

van god almachtich wil ick niet vervremen<br />

den gheest / zinnen / herte / themwaerts concludeirt<br />

25 die eeuwich tryumpheirt<br />

inder naervolghender manieren gheComponeirt<br />

Wildick Eenen gheestelicken adieu Nemen<br />

Myn zonden weghen als Lood / myn duechden als Lemen /<br />

Vanden vlasse<br />

30 knyebughelick zonder offrande van Wasse<br />

Bidhu / dat my zaelich doen Anwasse **<br />

Refereyn<br />

Ick Weet dat myn verlosser Leeft bouen al +<br />

en dat ick zal ten huutersten daeghe zaen<br />

huuter eerden verRysen / ende wederomme zal<br />

5 met mynen velle worden ommevaen<br />

ende zal in myn vleesch alsoo ghedaen<br />

god zien / den welcken ick zelue voorwaer<br />

zal zien / en myn ooghen hem anschauwende staen<br />

en gheen ander god dit es zoo myn hope claer<br />

* ‘myne’ interlineair toegevoegd.<br />

** r. 29-31 later bijgevoegd; het schrift is anders, meer lopend, en de inkt is donkerder.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

448 r<br />

+ iob.


221<br />

10 want myne Rechtueerdeghe hulpe eenpaer<br />

es vanden heere / huut gheen mensschens Regieren<br />

doch straft my niet in huwe toornicheyt daer<br />

ghy god die onderzouct herten en Nieren<br />

die ons metter croone hebt willen verchieren<br />

15 alse metter schilt van huwer wille goet<br />

Ouer ons zy hu bermhertich hanthieren<br />

alsoo elck onser hope te huwaerts doet<br />

ghelyck een groen vruchtdraeghende olyfboom zoet<br />

inden huuse gods heb ick ghehoopt onbevreest<br />

20 in gods bermherticheyt eeuwich / dies clouck ghemoet<br />

ende zonder zwaerheyt<br />

in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />

Mensschens hulpen zyn ydel/ niet weerdich om prysen<br />

25 doet ons dies bystandt heere doch inden noodt<br />

In god zo willen wy sterckheyt bewysen<br />

end hy zal te nieten doen / onser vyanden stoot<br />

in my O god zyn huwe beloften groot<br />

Myn zaet zal hu dienen / myn ziele zal hu leuen<br />

30 de welcke ghy hebt verlost vander doodt<br />

en myn voeten hebt ghy vanden val vpgheheuen<br />

vp dat ick behaeglick zou worden ghebleuen<br />

inder leuenden Licht voor god almachtich<br />

ick ghelooue oock zonder twyfuelick sneuen<br />

+<br />

dat ick zien zal des heeren goeden warachtich<br />

in tlandt der leuenden / naer ons verwachtich<br />

want veel hemelssche wuensten zyn daer bereed<br />

myn hooft zyt ghy verheffende Crachtich<br />

5 heere god myn Liefhebber met Liefden heet<br />

hu aenschyn es vul gratien ick certeynlick weet<br />

in hu stel ick dies myn hope dan alder meest<br />

end als de ziele zal worden van tleuen ontcleedt<br />

huut tsweerelts aerbeydt<br />

10 in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />

die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />

Zaelich es de man die hoopt inden heere<br />

dus ghy alle die in hem hopende zyt<br />

werct manlick Laet therte ghesterct zyn zeere<br />

15 vvant zulcken zal omvanghen bermherticheyts tyd<br />

die heere god almachtich ghebenedydt<br />

zal verlossen de ziele van zynen knechten<br />

end alle die in hem hopen zonder Respyt<br />

zullen niet mesdoen tzyn gods ghescreuen Rechten<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 448 v


222<br />

20 eist dat wy onse hope te godewaerts vlechten<br />

wat ons de mensschen doen / zullen wy vreesen niet<br />

al wierde men ons Lastich / ghekethent in hechten<br />

huut tsheeren hope / en willen wy vlieden ziet<br />

Ontfaermicheyt es groot ouer ons gheschiet<br />

25 ghy heere abrahams god / stercxst ghenadich bedauwen<br />

myn zaelicheyt myn toevlucht in alle verdriet<br />

dus al doodet ghy my / in hu zalick betrauwen<br />

vvant een boom die hoopt / al es hy afghehauwen<br />

zyn tacxkens spruten weder / tblyct in tsweerelts forreest<br />

30 maer hoe der gheveynsder hope mach gheel verflauwen<br />

van deeuweghe claerheyt<br />

in huwen handen heere Beveelick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt myn god der waerheyt /<br />

+ Prinche<br />

Eist dat ons eerdsche huus weten wy vry<br />

deser eerdscher wuenynghen wordt ontbonden<br />

een themmeraidge huut god zo hebben wy<br />

5 een huus niet met handen ghemaect bevonden<br />

maer eeuwich inden hemel vp vaste gronden<br />

der beloften christi zekerlick ghefondeirt<br />

dus laets zyn dancbaerich ende schuwen zonden<br />

ende hopen inden heere vierich onghecesseirt<br />

10 der bedructen toevlucht es hy gheordonneirt<br />

end een hulper in onse Noodzaeckelicheden<br />

Vp tsheeren hope zyn ons vaders clouck ghepasseirt<br />

ende zy zyn verlost met ghezondicheden<br />

zy hebben ghehopet zonder twyfelicheden<br />

15 ende zy en zyn niet beschaemt ghevelt<br />

in vrede in dat zelfde met Rustelicheden<br />

zal ick slaepen // Want heere naer hu ghewelt<br />

hebt my zonderlynghe in hope ghestelt<br />

ende hope beschaemt niet voor eenich tempeest<br />

20 dus hoe dat my tvleesch of de weerelt quelt<br />

met openbaerheyt<br />

in huwen handen heere Beueelick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt Myn god der waerheyt /<br />

Aucteur<br />

25 Slutende Myn simpel Componerynghe<br />

als zynde / een van tsweerelts onwyse<br />

in teeckene myns wercx confirmerynghe<br />

naer myn vermueghende speculerynghe<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 449 r


+<br />

heb ick Aerm zondeghe woormen spyse<br />

30 Refereynsche ghyse<br />

Dit onderteeckent / met mynder devyse /<br />

Refereyn<br />

223<br />

EDEl * heere ghy Regiert my vast onbezweken<br />

in die plaetse der weydinghen ghestelt hebt my<br />

dies weet ick wel niet en zal my ghebreken<br />

5 vpder vermaeckynghen watren ick vpghevoedt zy<br />

ghy hebt bekeert myn ziele dit weet ick vry<br />

ende oock my gheleed zo wel bequame<br />

vp die weghen huwer Rechtueerdicheyt ghy<br />

om de wille van huwe Bermherteghe Name<br />

10 Dus al wandeld ick / myn heere god eersame<br />

al gheheel int middel mynder schaduwen doodt<br />

gheen quaet en zal ick vreesen / Te mynder onvrame<br />

want heere ghy zyt met my in alle myn noodt<br />

hu Roede end huwen stock van machte groot<br />

15 die hebben vertroostynghe my ghegheuen<br />

my een tafel in myn anzien / bereedt hebt Minioot **<br />

ieghens die my quellende zyn beseuen<br />

hu bermherticheyt / es myn naervolghen ghebleuen<br />

heere / alle die daeghen myns leuens Lanck<br />

20 in dyn huus zal ick wonen / end eeuwelick Leuen<br />

in lancheden der daeghen / huut eerdsche bevanck<br />

dus myn ziele zeght hu heere dies eeuwich danck<br />

en bidde gheeft my cracht ieghens huwe vyanden<br />

met Recht en Rene<br />

25 dat zy my niet en vanghen in huere waranden<br />

Rasch. Vp. End. Hene.<br />

WAERT den vyandt mach spyten / tot zyns bedwynghen<br />

Lof zalick god den heere in myn leuen lesen<br />

dien god / god ende menssche Lof zal ick oock zynghen<br />

30 also langhen tydt / als dat ick hier zal wesen<br />

ick wil my niet verlaeten vp princhen gheResen<br />

+<br />

Noch oock vp der mensschen kynderen mede<br />

inden welcken en es gheen troostich ghenesen<br />

anders dan huut zulcx betrau vermalendydhede<br />

maer vp hu heere god der Liefden en vrede<br />

* ‘EDEl’: ‘l’ in gotische cursief.<br />

** ‘Minioot’: oorspronkelijk ‘My...’; ‘y’ gewijzigd tot ‘i’ en eerste been van ‘n’.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

449 v<br />

+ 450 r


224<br />

5 ghy die de waerheyt / inder eeuwicheden bewaert<br />

die Recht doet / welcke Lyden tonRechte snede<br />

en die wie honghert / ghy spyse om etene ghaert<br />

die ontbyndt die ghevanghenen zynde bezwaert<br />

Och ghy heere die de blende maect ziende wel<br />

10 die den nederghesleghen vpRecht ende spaert<br />

die Rechtueerde bemindt gods ghenaedich voortstel<br />

ghy god die my verlost hebt huut tsdoods ghequel<br />

die bewaert vreimdelynghen ende weesen tsaemen<br />

die weduwen ontfanghen ghehulpich zult snel<br />

15 en negheenssins zult / die in hu hopen beschaemen<br />

heere iesu hu nv bid ick ghy hooghst van naemen<br />

diemen zou mueghen in dhemel oft eerde huutspreeden<br />

myn troostbaer Lene<br />

dat ghy myns zyt ghenaedich als ick moet scheeden<br />

20 Rasch. Vp. End. Hene<br />

DE stemme van my heere god wilt Anhooren<br />

daer ick mede gheroupen doch bem tot hu<br />

myns ghenaedich zyt / en wilt hu gheenssins verstooren<br />

noch myns straffen in dyns toornegher gramschaps gru<br />

25 keert hu aenschyn van my niet dat bid ick nv *<br />

ende van huwen knechte doch niet en ghaet<br />

inne huwer gramschap my dan maeckende schu<br />

maer wilt myn hulper wesen / zonder eenich verlaet<br />

doch huwer ghelyckenesse heere / niet en versmaet<br />

30 ghy god myn zalichmaecker vrouch ende spaede<br />

ghelaeten heeft my myn vaeder ende moederlick zaet<br />

maer ghy hebt vpghenomen my in ghenaede<br />

al verhief huer een strydt daer van eeneghen quaede<br />

ieghens my hopen zal ick vast inden heere<br />

+<br />

of al light ieghens my een heyr / als wel te Raede<br />

zal myn herte vreesen nochtans te gheenen keere<br />

want ghy heere zyt myn stercte / Bermhertich zeere<br />

Myn god in wiens handen zyn myne Tyden<br />

5 staet vp myn god / Wien ick nv dancbaerheyt vermeere<br />

en met huwer ghezonde wilt my verblyden<br />

vvilt huwe erfuenesse gheBenedyden<br />

Regiertse en verheftze tot in deeuwicheyt<br />

eer de vrucht verDweine<br />

10 en bewaert my duer dyn dierbaer bloedt huutghespreyt<br />

Rasch Vp End. Hene<br />

* Vóór ‘nv’ ‘hu’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 450 v


225<br />

NEimt myn zonden of Princelick god der goden<br />

myn ooghen zien thuwaerts met vasten betrauwe<br />

zoo de ooghen des Ioncwyfs end andre Dienstboden<br />

15 vpde handen zien van huerlieder vrauwe<br />

Tot dat ick ghenaede van hu Anschauwe<br />

want maer een Rechter esser / ende stelder der wet<br />

die my mach behouden huut alder Rauwe<br />

ofte zenden in dat verdommelick Net<br />

20 de wet die es duer moysen ghegheuen / maer bet<br />

Duer hu iesu christe gheschiet es gratie<br />

ende waerheyt gheduerich vry vranck onbelet<br />

die in traenendal waeren ghedoode natie<br />

gheen woord es hu onmueglick teenegher spatie<br />

25 ghy Abrahams god / alle dynck machtich en sterck<br />

Oordeelt my dies heere Tmynder Recreatie<br />

naer hu bermherticheden ende niet naer myn werck<br />

want als een onReyn cleedt in tsweerelts perck<br />

heere / al myn Rechtueerdicheden Blycken<br />

30 Waer vp wil ick dan aerm donckerzondich zwerck<br />

my verlaeten als ghy zult hu vonnesse strycken<br />

dan thuwaerts god heere der hoogster Rycken<br />

want hu alleene heere ken ick my beschuldich<br />

++<br />

die zondich stene<br />

maer die te beweenene bem ick ghehuldich<br />

Rasch. Vp End. Hene.<br />

Conclusie<br />

5 Aucteur<br />

Hier mede // tot vrede * // Myn testament ick slute<br />

Eer my de Dood myn Licht huutsnute<br />

Den tydt ghebruuck ick by Tribute<br />

schier<br />

10 zeker heb ick niet een Minute<br />

hier<br />

ghae ick stae ick hoe ick Rute<br />

ghaep ick slaep ick hoe ick ghute<br />

Lesende wysheyt / of zotte clute<br />

15 // zoet gheluud van schalmeye oft Lute<br />

my melodieuslick in de ooren tute<br />

eit ick stick ofte spreed ick stute<br />

ende wat vruecht ter weerelt sprute<br />

Tghaet eens // ick meens // al vp de grute<br />

20 Met een snick met een mist Vlieght tleuen hute<br />

+ Fol. 451 r, r. 21, 24, 25 onderstreept.<br />

* ‘tot’ later toegevoegd en ‘vrede’ verbeterd uit ‘mede’, beide in lichtere inkt.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+ 451 r


Carnation +<br />

226<br />

Corts vpden Woensdach kerstnacht elleuen hueren // bij<br />

Dit testament / vulhend was / int Labueren // vrij<br />

[EDElick. BeWAERD.]<br />

+<br />

EDElick. BeWAERD.<br />

25 DE.ReDENE<br />

+ Fol. 452 en 453, genummerd door dezelfde oude hand, bleven blanco.<br />

Eduard de Dene, <strong>Testament</strong> <strong>rhetoricael</strong><br />

+<br />

24 a December .1561.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!