22.08.2013 Views

Hoofdstuk 3 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Hoofdstuk 3 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Hoofdstuk 3 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

52<br />

—<br />

slaan, is dat men er niet vanuit kan gaan dat een<br />

landweer inderdaad een landweer is. Uit historische<br />

bronnen blijkt namelijk dat de benaming<br />

‘landweer’ niet <strong>voor</strong>behouden was aan robuuste<br />

meestal veertiende/vijftiende-eeuwse walsystemen<br />

met een defensieve, boven-lokale functie<br />

(Groenewoudt 2009). Er kon ook een simpele<br />

markewal, een grenswal tussen twee marken<br />

mee worden bedoeld, zoals die tussen Holten en<br />

Bathmen (De Graaf 1918, 3 – 4). Overigens kan<br />

<strong>het</strong> ook nog zo zijn dat een ‘defensieve’ landweer<br />

tegelijkertijd de grens werd tussen twee<br />

marken. Mogelijk lag die grens tot de aanleg van<br />

de landweer nog niet helemaal vast, of leidde de<br />

aanleg van een dergelijke barrière tot een grenswijziging.<br />

Dit zou bij<strong>voor</strong>beeld <strong>het</strong> geval kunnen<br />

zijn bij de landweer op de grens van Azelo en<br />

Zenderen.<br />

3.6 Conclusies: datering<br />

De datering van de hier behandelde wallen blijkt<br />

in <strong>het</strong> algemeen een lastige zaak. Dat zelfde geldt<br />

overigens <strong>voor</strong> bos- en wildwallen. Probleem is<br />

dat we bijna altijd te maken hebben met off-site<br />

verschijnselen, dat wil zeggen met fenomenen<br />

die op enige afstand van nederzettingen lagen.<br />

Daardoor is de kans dat wallen gedateerd kunnen<br />

worden aan de hand van archeologisch<br />

vondstmateriaal zeer gering. Hooguit zal uit <strong>het</strong><br />

oorspronkelijke maaiveldniveau onder een wal<br />

enig houtskool verzameld kunnen worden <strong>voor</strong><br />

C14 datering. Het probleem daarbij is dan wel,<br />

dat <strong>het</strong> onzeker is of men met die houtskool de<br />

aanleg van de wal dateert of een (veel) eerdere<br />

gebeurtenis waar vuur aan te pas kwam. In de<br />

meeste gevallen is optically stimulated luminescence<br />

(OSL) waarschijnlijk de best bruikbare techniek<br />

om een wal te dateren. Deze techniek meet de<br />

tijd die is verlopen sinds de bodem onder de wal<br />

heeft blootgestaan aan zonlicht.<br />

Akkerwallen blijken over <strong>het</strong> algemeen relatief<br />

jong. Overzien we de archeologische dateringen<br />

die hier boven de revue passeerden, dan is<br />

duidelijk dat akkerwallen een laat- en postmiddeleeuws<br />

verschijnsel zijn. Incidentele uitzonderingen<br />

daargelaten, lijken ze in de Zuid-<br />

Nederlandse zandgebieden vanaf (of <strong>voor</strong>al in?)<br />

de veertiende-vijftiende eeuw te worden opgeworpen.<br />

Noordelijker gebeurt dat blijkbaar later,<br />

vanaf de zestiende eeuw. Deze datering stemt<br />

prima overeen met de resultaten van historischgeografisch<br />

onderzoek in Drenthe. Daar blijken<br />

wallen en hagen vanaf <strong>het</strong> eind van de zestiende<br />

eeuw te verschijnen in stroomdalen en rond essen<br />

en kampontginningen (Spek 2004, 699-723).<br />

De meeste van de talloze wallen die we op oude<br />

topografische kaarten uit <strong>het</strong> eind van de negentiende<br />

en <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw zien,<br />

zijn aanzienlijk jonger. Veel wallen blijken zich te<br />

bevinden op <strong>voor</strong>malige gemeenschappelijke<br />

weidegronden. Ze zijn aangelegd ten tijde van<br />

de verdeling en verkaveling van deze gronden in<br />

de negentiende eeuw (zie ook bijdrage Renes),<br />

of zelfs nog daarna (afb. 3.11). Het is overigens<br />

interessant dat <strong>het</strong> verschijnen van (hout) wallen<br />

in Nederlandse zandlandschappen samenvalt<br />

met <strong>het</strong> moment waarop daar bijna overal <strong>het</strong><br />

laatste bos uit de ‘gemene’ gronden verdwijnt<br />

(o.a. Venner 1985, 212-262; Dirkx 1998). Dit feit<br />

doet vermoeden dat de houtproductie op wallen<br />

(en houtsingels) van cruciale betekenis was en<br />

misschien wel de keuze <strong>voor</strong> een houtwal in<br />

plaats van een heg bepaalde. Houtopstanden<br />

rondom cultuurgrond werden hier en daar ook<br />

<strong>voor</strong> de productie van houtskool gebruikt. Tot<br />

<strong>het</strong> eind van de 19e eeuw gebeurde dat bij<strong>voor</strong>beeld<br />

in de ‘elsweiden’ (‘bosweiden’) bij<br />

Winterwijk (Boxem 1914).<br />

3.7 Conclusies: verspreiding<br />

De aanleg van akkerwallen (en houtsingels en<br />

hagen) brengt een artificiële compartimentering<br />

van <strong>het</strong> landschap met zich mee. Ze maken <strong>het</strong><br />

landschap kleinschalig. Zoals we al hebben gezien<br />

zijn niet alleen verdwenen wallen, maar ook<br />

heggen en singels in veel gevallen archeologisch<br />

zichtbaar in de vorm van twee parallelle greppels<br />

of een greppel met een sloot.<br />

De beschikbare archeologische gegevens leveren<br />

geen enkele aanwijzing op dat hedendaagse<br />

kleinschalige wallen- en heggenlandschappen<br />

rechtstreeks teruggaan tot in de late prehistorie,<br />

zoals door de stichting ‘Nederland weer mooi’<br />

(Dirkmaat 2005) wordt verkondigd. Het feit dat<br />

(vrijwel) alle wallen laat- of postmiddeleeuws<br />

zijn impliceert dat ook kleinschalige landschappen<br />

met wallen en hagen een relatief recent verschijnsel<br />

zijn, althans in Nederland. De stelsels<br />

van wallen in <strong>het</strong> akkerland van oude dorpen, de

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!