Uitwerkingen Organisatie, leiding & management - Noordhoff ...
Uitwerkingen Organisatie, leiding & management - Noordhoff ...
Uitwerkingen Organisatie, leiding & management - Noordhoff ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
<strong>Uitwerkingen</strong><br />
J. Heijnsdijk en A.C. van der Sar<br />
1 e druk<br />
<strong>Noordhoff</strong> Uitgevers Groningen/Houten<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
1
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: <strong>Noordhoff</strong><br />
Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13, 9700 VB Groningen, e-mail:<br />
info@noordhoff.nl<br />
0 1 2 3 4 5 / 13 12 11 10 09<br />
© 2009 <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands.<br />
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit<br />
deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand<br />
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door<br />
fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen<br />
uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de<br />
daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060,<br />
2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/reprorecht). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit<br />
deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet<br />
1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten<br />
<strong>Organisatie</strong>, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).<br />
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval<br />
system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying,<br />
recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.<br />
2<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Inhoud<br />
Deel 1 <strong>Organisatie</strong> en omgeving<br />
1 <strong>Organisatie</strong>s 4<br />
2 Strategie 6<br />
Deel 2 <strong>Organisatie</strong> en mensen<br />
3 Mensen in de organisatie 8<br />
4 Leiding en <strong>management</strong> 10<br />
5 Besluitvorming 12<br />
Deel 3 <strong>Organisatie</strong> en structuur<br />
6 <strong>Organisatie</strong>structuur 14<br />
7 Planning en procesbeheersing 18<br />
Deel 4 <strong>Organisatie</strong> en processen<br />
8 Kwaliteits<strong>management</strong> 20<br />
9 Logistieke processen 21<br />
10 Informatievoorziening in de organisatie 23<br />
11 <strong>Organisatie</strong>s in beweging 24<br />
Cases<br />
Case 1 Geniet maar drink met mate 25<br />
Case 2 Koffiewinkel; van Hollandse gezelligheid naar koffie experience 28<br />
Case 3 Invito: jong, trendy en eigenzinnig 31<br />
Case 4 Inalfa en de automotive industry 33<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
3
Deel 1 <strong>Organisatie</strong> en omgeving<br />
Hoofdstuk 1 <strong>Organisatie</strong>s<br />
1.1a Taakcultuur; advocaten hebben een eigen verantwoordelijkheid hun klussen te<br />
klaren, i.c. goede resultaten te behalen voor hun klanten.<br />
b Strategische beslissingen worden in onderling overleg genomen. Deelnemers zijn de<br />
senior-advocaten van het betreffende kantoor. Dit is kenmerkend voor de<br />
ententestructuur.<br />
1.2a Complexiteit en dynamiek.<br />
b De omgeving van Philips is zowel dynamisch als complex. De dynamiek wordt<br />
veroorzaakt door korte levenscycli van nieuwe producten. Complexiteit wordt<br />
veroorzaakt door allerlei samenwerkingsverbanden/afspraken met concurrenten.<br />
1.3a Standaardisatie van output houdt in dat een divisiemanager volledig verantwoordelijk<br />
is voor de door de divisie te behalen resultaten. In ruil daarvoor krijgt hij een zekere<br />
mate van vrijheid om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen.<br />
b Dit past bij een divisiestructuur (P-indeling) omdat divisiemanagers volledig<br />
verantwoordelijk zijn voor de resultaten van hun divisie. Ze kunnen door eigen<br />
beslissingen die resultaten beïnvloeden.<br />
1.4a De klassieke school gaat uit van een rationele organisatie (regels en voorschriften) en<br />
een rationele mens die gemotiveerd wordt door salaris. Medewerkers zijn<br />
ondergeschikt aan het organisatiedoel en de organisatiestructuur is formeel en topdown.<br />
b De klassieke school gaat uit van een traditionele organisatie, die sterk hiërarchisch is<br />
opgebouwd. Medewerkers onderschikken zich aan het doel van de organisatie.<br />
Daarin past een bureaucratische structuur met veel regels en redelijk autoritair<br />
leiderschap.<br />
1.5a Verschillende divisies hebben verschillende producten met elk een eigen omgeving<br />
(markt). Daarom kan de ene divisie bijvoorbeeld meer bureaucratisch ingericht zijn<br />
dan de andere.<br />
b Hierbij is sprake van een contingentiebenadering. Afhankelijk van de aard van de<br />
omgeving variëren de organisatiestructuur en de wijze van <strong>leiding</strong>geven per divisie.<br />
1.6a Het <strong>management</strong> van een SBU heeft veel gedelegeerde bevoegdheden en is zelf<br />
verantwoordelijk voor het resultaat van zijn SBU. Een ‘normale’ middle manager is<br />
een schakel tussen strategisch <strong>management</strong> en operationeel <strong>management</strong>. Hij maakt<br />
slechts beleidskeuzes ter uitvoering van de opgelegde strategie. Hij neemt zelf geen<br />
strategische beslissingen.<br />
b Introductie van een divisiestructuur betekent dat er meer strategische beslissingen op<br />
middle <strong>management</strong>niveau worden genomen (door divisiemanagers). Het<br />
top<strong>management</strong> neemt strategische beslissingen ten aanzien van de verdeling van<br />
middelen over de divisies, die daarop de vrijheid krijgen om een eigen strategie te<br />
realiseren voor de betreffende product-marktcombinatie.<br />
1.7a Direct toezicht van de manager op zijn medewerkers, de manager is de ‘spin in het<br />
web’, weinig formalisatie en standaardisatie, welwillend autoritair leiderschap.<br />
b In een simpele structuur neemt het top<strong>management</strong> vrijwel alle strategische, tactische<br />
en ook een groot deel van de operationele beslissingen.<br />
4<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
1.8a De technostructuur omvat alle centrale stafafdelingen die regels en procedures<br />
ontwerpen en handhaven voor middle (lijn)managers; bijvoorbeeld Personeelszaken,<br />
Marketing en Juridische Zaken.<br />
b In bureaucratische organisatie zijn processen sterk gestandaardiseerd. Het is de<br />
technostructuur die deze standaardisatie verzorgt in de vorm onder andere van<br />
richtlijnen, procedures en functieomschrijvingen. Alles is geformaliseerd en ligt vast.<br />
Medewerkers zijn gemakkelijk vervangbaar en zijn slechts uitvoerders van<br />
voorgeschreven regels. Eigen initiatief wordt niet gewaardeerd.<br />
1.9 Directe omgeving. Indirecte omgeving en interne omgeving.<br />
1.10 Complexiteit en dynamiek van de omgeving.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
5
Hoofdstuk 2 Strategie<br />
2.1a De Abell-analyse is erop gericht tot een zo goed mogelijke businessdefinitie te<br />
komen. Daarbij onderscheidt hij drie dimensies: marktgroependimensie,<br />
probleemoplossende functie en technologiedimensie.<br />
b Leveranciers, substituutproducten, afnemers en nieuwe toetreders.<br />
2.2a Cash cow. De groei is er uit, maar bij goed beheersmatig <strong>management</strong> kan er nog<br />
winst behaald worden, die gebruikt wordt voor investeringen in ‘andere’ activiteiten.<br />
b Beheersmatig <strong>management</strong> is noodzakelijk (uitmelken). Management moet zoeken<br />
naar alternatieven (wild cats) om de winst uit de warenhuizen in te investeren.<br />
2.3a Het marktaandeel is nog redelijk klein, maar de verwachte marktgroei is groot. Dat<br />
zijn de kenmerken van ‘stars’.<br />
b Philips zal de winst uit andere divisisies (cash cows) aanwenden om meer te<br />
investeren in de medische sector. Immers, de verwachting is dat daar meer groei- en<br />
winstkansen zijn in de toekomst.<br />
2.4a Teleologisch: doel staat centraal, vanuit dat doel worden subdoelstellingen (beleid)<br />
afgeleid.<br />
Incrementeel: onderhandelend met stakeholders formuleert het <strong>management</strong><br />
doelstellingen en daarvan afgeleid beleid.<br />
b Teleologische planning. De omgeving is bij een bureaucratische organisatie redelijk<br />
stabiel. Doelen worden geformuleerd door het top<strong>management</strong> aannemende dat er<br />
weinig veranderingen zijn in de omgeving.<br />
2.5a Joint venture.<br />
b Het risico is te groot voor elk van beide partijen, ze kunnen gebruik maken van<br />
elkaars expertise. Risicospreiding.<br />
2.6a Lagere kosten, minder investeringen voor het bedrijf, betere afhandeling van zaken<br />
omdat het een professioneel transportbedrijf is.<br />
b Bedrijf heeft minder grip op de transportactiviteiten (is afhankelijk van<br />
transportbedrijf); geen reclame op ‘eigen’ vrachtwagens.<br />
2.7a Marktontwikkeling. Met bestaande producten zoekt het bedrijf een nieuwe markt op<br />
(Duitsland en Frankrijk).<br />
b Zijn de behoeften en voorkeuren van klanten in Duitsland en Frankrijk hetzelfde als in<br />
Nederland? Heeft het bedrijf voldoende gekwalificeerd personeel om de export tot<br />
een succes te maken?<br />
2.8a Productleadership betekent dat een bedrijf vooruit wil open op het gebied van nieuwe<br />
technologie en nieuwe producten. Nokia en Philips willen geen volgers zijn.<br />
Kernwaarden die daarbij horen zijn innovatie, bereidheid tot veranderen, en<br />
creativiteit. De levenscycli van de producten is vaak kort, wat vraagt om constante<br />
vernieuwing.<br />
b De afdeling Research en Ontwikkeling is in dit soort bedrijven de dominante afdeling.<br />
Daaruit moeten de impulsen komen tot vernieuwing.<br />
2.9a Bij een strategische alliantie werken bedrijven samen op een manier dat zij bepaalde<br />
activiteiten gezamenlijk uitvoeren.<br />
b Gezamenlijk uitvoeren van onderhoud, hogere bezettingsgraad omdat klanten van de<br />
ene naar de andere maatschappij kunnen worden overgeboekt.<br />
6<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
2.10a De hoofddoelstelling van een bedrijf wordt geconcretiseerd in subdoelstellingen. En<br />
die op hun beurt worden weer geconcretiseerd in sub-subdoelstellingen. Zo ontstaat<br />
een hiërarchie van doelstellingen. Daarbij leidt realisatie van de sub-subdoelstellingen<br />
tot realisatie van de subdoelstellingen. Deze laatste op hun beurt leiden weer tot<br />
realisatie van de hoofddoelstelling van het bedrijf.<br />
b Informatie-uitwisseling tussen degenen die verantwoordelijk zijn voor de realisatie van<br />
de sub- en sub-subdoelstellingen is belangrijk. Wanneer één van de partijen zijn<br />
subdoelstelling niet dreigt te realiseren, moeten andere daarvan tijdig op de hoogte<br />
worden gebracht. Wanneer bijvoorbeeld de geplande verkopen niet gehaald worden,<br />
dient de inkoop- en productieafdeling dit tijdig te weten. Anders blijft het bedrijf achter<br />
met onverkochte voorraden.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
7
Deel 2 <strong>Organisatie</strong> en mensen<br />
Hoofdstuk 3 Mensen in de organisatie<br />
3.1a Fysiologische behoeften, behoefte aan veiligheid, sociale acceptatie, waardering en<br />
erkenning en zelfrealisatie.<br />
b Bij zelfrealisatie kan een medewerker zijn behoeften en wensen volledig kwijt in zijn<br />
werk. Hierbij past participatie en/of delegatie naar die medewerker. Hij kan dan in<br />
vrijheid werken, dan wel zijn eigen werksituatie beïnvloeden.<br />
3.2a Motivatoren verlagen de motivatie van medewerkers wanneer de <strong>leiding</strong> er niet aan<br />
voldoet evenals dissatisfiers. Omgekeerd verhogen motivatoren de motivatie van<br />
medewerkers wanneer de <strong>leiding</strong> er wel aan voldoet. Bij dissatisfiers neemt in dit<br />
geval de motivatie niet toe. Medewerkers vinden het normaal wanneer de <strong>leiding</strong> hen<br />
in die zaken tegemoet komt.<br />
b Motivatoren: verantwoordelijkheid, groeimogelijkheden in het werk, erkenning en<br />
waardering.<br />
Dissatisfiers: salaris, werkomstandigheden en wijze van <strong>leiding</strong>geven.<br />
3.3a Theorie Y: medewerker wil verantwoordelijkheid, is bereid zich in te zetten in het<br />
bedrijf en wil uitdaging en creativiteit in zijn werksituatie.<br />
b Participatief leiderschap, omdat de medewerker dan meer invloed heeft op de eigen<br />
werksituatie en er beter ‘zijn ei in kwijt kan’ dan wanneer hij precies moet doen wat<br />
zijn manager zegt.<br />
3.4a Bij een beoordelingsgesprek is de manager leidend. Hij geeft zijn oordeel over het<br />
functioneren van zijn medewerker in dit gesprek.<br />
Een functioneringsgesprek is een tweezijdige vorm van communicatie, waarbij de<br />
manager en zijn medewerker samen proberen de werksituatie en -omstandigheden<br />
voor de medewerker optimaal te maken. Het gesprek is gericht op<br />
probleemoplossing.<br />
b In een beoordelingsgesprek spreekt de manager als ‘baas’ van zijn ondergeschikte.<br />
Het is dus een formeel gesprek waarbij de manager de zaken bepaalt en de<br />
medewerker het min of meer ‘ondergaat’.<br />
3.5a Bij tijdloon is het salaris van een medewerker afhankelijk van de loonschaal en het<br />
aantal gewerkte uren.<br />
b Wanneer het werk niet ‘haastig’ mag gebeuren, precisie belangrijk is of wanneer een<br />
medewerker het werktempo zelf niet of nauwelijks kan beïnvloeden.<br />
c Tijdloon zet niet aan tot hogere prestaties. Wanneer een collega die minder presteert<br />
en toch evenveel verdient, kan dit leiden tot demotivatie.<br />
3.6a Voordeel: Medewerker krijgt loon naar prestatie, meer productiviteit.<br />
Nadeel: kan leiden tot slordig werken, opjagen van medewerkers, onregelmatig<br />
salaris.<br />
b Bij werk waar nauwkeurigheid belangrijker is dan snelheid; research,<br />
ruimtevaartprojecten, klantenservice (klachtenbehandeling).<br />
3.7a Bij merit rating krijgt een medewerker bovenop zijn standaardbeloning een extra<br />
beloning voor zijn ‘verdienstelijkheid’ voor het bedrijf. Bijvoorbeeld hulp aan nieuwe<br />
medewerkers, inzet voor personeelsvereniging of veel goede bijdragen tijdens<br />
werkoverleg.<br />
8<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Volgens Herzberg is het een dissatifier, omdat extra beloning niet zou motiveren. Het<br />
kan ook een motivator zijn wanneer de medewerker dit extra loon ziet als een<br />
waardering of erkenning voor zijn verdienstelijkheid. Beide antwoorden zijn goed, mits<br />
gemotiveerd.<br />
3.8a Meer nadruk op prestaties van medewerkers, efficiënt werken door medewerkers,<br />
‘strengere’ beoordeling van medewerkers, meer externe werving (ook medewerkers<br />
die uit de commerciële sector komen).<br />
b De afdeling Personeelszaken levert een bijdrage aan de verzakelijking van de NS<br />
(ontbureaucratisering) door gerichte <strong>management</strong>planning, ontwikkeling van<br />
beoordelingssystemen en personele informatiesystemen.<br />
3.9a Managementplanning (welke managers zijn er in de toekomst nodig op welke<br />
posities) aan de hand van strategische doelen. Informatie over kwaliteiten en<br />
kenmerken van bestaande managers en medewerkers (kunnen zij de toekomstige<br />
<strong>management</strong>functies vervullen of is op<strong>leiding</strong> dan wel externe werving noodzakelijk?).<br />
b Inventarisatie van kwaliteiten van medewerkers en hun groeiwensen en<br />
-mogelijkheden. Ontwikkeling van functieprofielen voor (toekomstige) managers en<br />
medewerkers. Op<strong>leiding</strong>strajecten voor managers en medewerkers (loopbaanbeleid).<br />
3.10a Veiligheid, gezondheid en welzijn van medewerkers.<br />
b Heeft een medewerker plezier en uitdaging in zijn werk (werkintrinsieke motivatie),<br />
dan zal hij zich minder snel ziek melden.<br />
c Risico-inventarisatie, verzuimbege<strong>leiding</strong>, inschakelen van Arbo-dienst, creëren van<br />
een motiverende werksituatie.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
9
Hoofdstuk 4 Leiding en <strong>management</strong><br />
4.1a Management by Direction is een autoritaire <strong>management</strong>stijl. Medewerkers hebben<br />
geen inspraak in de besluitvorming van hun manager. Management by Objectives<br />
betekent dat managers afspraken maken over te behalen doelstellingen en een<br />
zekere mate van vrijheid krijgen om deze op een eigen wijze te realiseren.<br />
b Management by Direction past in een ‘simpel structure’ en in een bureaucratische<br />
organisatie. Management by Objectives past bij een divisiestructuur waar<br />
top<strong>management</strong> en divisie<strong>management</strong> doelen afspreken die divisiemanagers<br />
moeten realiseren.<br />
4.2a Bij consultatief leiderschap overlegt een manager eerst met zijn medewerkers voor hij<br />
een beslissing neemt. Daarna neemt de manager zelf de beslissing en houdt daarbij<br />
al dan niet rekening met de mening van zijn medewerkers. Bij participatief<br />
leiderschap beslissen medewerkers mee met hun manager.<br />
b In een ententestructuur past participatief leiderschap. Er vindt veel<br />
groepsbesluitvorming plaats en zelfs de topmanager (voorzitter) kan niet zelf<br />
besluiten zonder instemming van zijn ‘belangrijke’ kantoorgenoten.<br />
4.3a Hiërarchische macht betekent dat een manager zijn macht naar medewerkers<br />
ontleent aan zijn hiërarchische (hogere) plaats. Expertmacht heeft iemand die een<br />
bepaald specialisme beheerst waardoor anderen van hem afhankelijk zijn.<br />
b Hiërarchische macht staat centraal in bureaucratische organisaties. Daarin bepaalt de<br />
manager wat gedaan moet worden wanneer zijn medewerkers ergens een probleem<br />
mee hebben.<br />
4.4a Een autocratisch leider schenkt veel aandacht aan de taak (productie) en weinig aan<br />
de mens (zijn medewerkers).<br />
b Nee. Volgens de theorie van Blake en Mouton is er maar één ideale leider; deze<br />
scoort in de buurt van 9.9 in de managerial grid. Hij heeft veel aandacht voor de taak<br />
en ook veel aandacht voor zijn medewerkers.<br />
4.5a Reddin geeft in zijn theorie aan dat alle leiderschapsstijlen van Blake en Mouton<br />
effectief kunnen zijn. Dat hangt af van de omstandigheden, organisatiefilosofie,<br />
technologie en aard van de medewerkers in het bedrijf.<br />
b De 3-D theorie is een contingentiebenadering. De ideale leiderschapsstijl hangt af<br />
van de situatie. Er is niet één beste manier van <strong>leiding</strong>geven in alle situaties.<br />
4.6a Het top<strong>management</strong> stelt doelstellingen op. Via beleid, planning, organiseren en<br />
<strong>leiding</strong>geven aan medewerkers leidt dit tot activiteiten in het primaire proces. De<br />
resultaten van het primaire proces (output) worden vergeleken met de opgestelde<br />
normen.<br />
b De norm is het verwachte resultaat van de bedrijfsprocessen. Wijken de resultaten af<br />
van de gestelde norm, dan zal het <strong>management</strong> tot correctieve acties overgaan.<br />
4.7a Taakinstructie, functiebeschrijvingen, direct toezicht, richtlijnen en werkprocedures.<br />
b Bureaucratische organisatie. Daarin zijn de processen nauwkeurig omschreven en<br />
genormeerd. Medewerkers moeten zich aan veel richtlijnen houden.<br />
4.8a Bij sturen op input speelt het <strong>management</strong> een belangrijke rol bij de selectie en<br />
op<strong>leiding</strong> van medewerkers. Zijn de medewerkers eenmaal werkzaam in het bedrijf,<br />
dan is de controle op hun werk minimaal (vaak wel op hun resultaat).<br />
10<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Het is moeilijk om professionals (chirurgen, belastingadviseurs, accountants,<br />
advocaten) te controleren tijdens hun werkzaamheden. Het <strong>management</strong> kan slechts<br />
voorwaarden scheppen, zodat zij hun werk zo goed mogelijk uitvoeren.<br />
4.9a Fusie van het bedrijf, grote reorganisatie en benoeming van bestuurders.<br />
b Leden van de OR zijn gekozen door medewerkers. Via de door hen gekozen leden<br />
van de OR hebben zij inspraak in het bedrijfsbeleid.<br />
4.10a Elke manager maakt deel uit van twee <strong>management</strong>teams. Het hogere team waarvan<br />
hij lid is en het team onder hem waarvan hij de leider is. De manager is de<br />
verbindende schakel tussen beide teams.<br />
b Participatief en/of ondersteunend leiderschap. In beide teams is de manager een<br />
‘teamplayer’ en speelt daarin een volwaardige rol. Ook zijn medewerkers laat hij<br />
participeren, anders identificeert hij zich te sterk met het ‘hogere’ <strong>management</strong>team.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
11
Hoofdstuk 5 Besluitvorming<br />
5.1 Strategische, tactische en dirigerende beslissingen.<br />
5.2a Het belangrijkste kenmerk van strategische beslissingen is dat zij van invloed zijn op<br />
de product-marktcombinatie van een bedrijf.<br />
b Vestigingsplaats van hoofdkantoor of sluiten van een fabriek. Dat zijn<br />
langetermijnbeslissingen, die geen invloed hebben op de manier waarop een bedrijf<br />
zich met zijn product in de markt positioneert. Toch zijn het belangrijke beslissingen,<br />
die langetermijngevolgen hebben.<br />
5.3 Op alle niveaus in een bedrijf geven managers <strong>leiding</strong> aan anderen, van hoog tot<br />
laag. Daarbij geven ze bijvoorbeeld werkopdrachten, die zijn dirigerend en niet<br />
tactisch of strategisch omdat ze te maken hebben met het direct <strong>leiding</strong>geven aan<br />
medewerkers.<br />
5.4 Fasen van ene rationeel besluitvormingsproces zijn: probleemstelling, formuleren van<br />
criteria, formuleren van alternatieven, afwegen van alternatieven en keuze van een<br />
alternatief.<br />
5.5a Bij rationele besluitvorming is er geen onzekerheid, dat betekent dat alle informatie<br />
die nodig is om een beslissing te nemen aanwezig is en niet voor verschillende uitleg<br />
vatbaar.<br />
b Bij rationele besluitvorming zijn alle mogelijke alternatieven bekend en de gevolgen<br />
die deze hebben voor de oplossing van een probleem.<br />
5.6 Beslissingsoverdracht, beslissingsuitvoering en beslissingsverificatie.<br />
5.7a Bij satisfying gedrag zoekt het <strong>management</strong> niet naar de ultieme allerbeste oplossing,<br />
omdat dit te lang duurt of te veel kost. Wanneer men een alternatief ontdekt dat een<br />
redelijke oplossing biedt voor een probleem, dan neemt men dat alternatief. Dat<br />
noemen we een bevredigende oplossing.<br />
b Hoe hoger het aspiratieniveau van een <strong>management</strong>team dat een beslissing moet<br />
nemen, des te moeilijker het zal zijn om bevredigende alternatieven te vinden.<br />
Verlaagt men het aspiratieniveau, dan komen er eerder en misschien meerdere<br />
alternatieven in aanmerking.<br />
5.8a Voordelen van groepsbesluitvorming zijn dat een probleem van meerdere kanten<br />
wordt bekeken en er meer expertise aanwezig is.<br />
b Nadeel kan zijn dat de besluitvorming traag verloopt of dat er ‘zoutloze’<br />
compromissen worden gesloten.<br />
5.9a Onder de consentregel verstaan we dat een meerderheid van een <strong>management</strong>team<br />
de beslissing steunt en de rest er zich bij neerlegt (zich niet verzet).<br />
b Bij een veto kan één deelnemer aan de besluitvorming een besluit tegen houden. Hij<br />
spreekt zijn veto uit.<br />
12<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
5.10a Strategische beslissing. Het betreft een verandering in de product-marktcombinatie<br />
(marktontwikkeling).<br />
b Tactische of organisatorische beslissing. Het betreft een beslissing met een lange<br />
werkingsduur die een kader schept voor operationele beslissingen. Het is een<br />
beleidsbeslissing.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
13
Deel 3 <strong>Organisatie</strong> en structuur<br />
Hoofdstuk 6 <strong>Organisatie</strong>structuur<br />
6.1a Een organisatieschema is een visuele weergave van de taakverdeling over personen<br />
en/of afdelingen in een bedrijf.<br />
b Bevoegdheden, stijlen van <strong>leiding</strong>geven en organisatiecultuur zijn wel onderdeel van<br />
de organisatiestructuur, maar zijn niet af te lezen uit een organisatieschema.<br />
6.2a Voordeel: De organisatiestructuur is zo ingericht dat maximaal tegemoet kan worden<br />
gekomen aan specifieke wensen van klanten.<br />
Nadeel: Geen gebruik van voordelen van ‘economies of scale’, overlap en/of<br />
onderbezetting van stafdiensten.<br />
b Bij een horizontale taakverdeling naar product vindt coördinatie van bedrijfsfuncties<br />
plaats op divisieniveau (P-afdeling). Daardoor hebben divisiemanagers een integrale<br />
verantwoordelijkheid. Bij een F-indeling vindt integratie van bedrijfsfuncties plaats op<br />
een hoger niveau (meestal bij het top<strong>management</strong>). Dit laatste leidt tot een<br />
centralistische organisatiestructuur met weinig mogelijkheden tot delegatie.<br />
6.3a Taakverruiming betreft uitbreiding van de functie met gelijkwaardige taken.<br />
Taakverrijking geeft een medewerker meer verantwoordelijkheid wat betreft planning<br />
van het werk en controle op de eigen activiteiten.<br />
b Voordeel is dat medewerkers meer verantwoordelijkheid voelen en daardoor meer<br />
binding met het resultaat. Daardoor kan de motivatie stijgen.<br />
Nadeel is dat autonome groepen een eigen leven gaan leiden, elkaar gaan<br />
beconcurreren en eigen normen stellen.<br />
6.4a Het kostenmotief heeft betrekking op een efficiënte uitvoering van werkzaamheden<br />
door medewerkers binnen hun functie. In extremo leidt dit ertoe dat ‘denkwerk’ in een<br />
functie wordt geëlimineerd.<br />
b Nadeel van teveel aandacht voor het kostenmotief is dat er saai en eentonig werk<br />
wordt verricht door medewerkers. Dat kan ten koste gaan van hun motivatie. De<br />
lopende band is daarvan een extreem voorbeeld.<br />
6.5a Matrixorganisatie is permanent en een projectorganisatie is tijdelijk. Matrixorganisatie<br />
is een vaste duale structuur, terwijl in een projectorganisatie meerdere<br />
functionarissen zitting hebben. Matrixorganisatie is onderdeel van de permanente<br />
organisatiestructuur, de projectorganisatie staat daarnaast.<br />
b Voordeel: Medewerkers worden langs twee lijnen gecoördineerd.<br />
Nadeel: Duaal leiderschap en gevaar voor doorbreking van de eenheid van <strong>leiding</strong>.<br />
6.6a Personeelszaken, winkelinrichting en reclame.<br />
b Top<strong>management</strong> heeft minder coördinerende taken omdat de functionele relaties op<br />
bepaalde functiegebieden eenheid van beleid realiseren.<br />
c Hoe meer functionele relaties van het hoofdkantoor, des te meer de vrijheid van<br />
handelen van middle managers wordt beperkt. Daardoor kunnen zij maar ten dele<br />
hun eigen resultaten beïnvloeden. In feite kan het top<strong>management</strong> hen alleen maar<br />
verantwoordelijk stellen voor de zaken waarbij zij zelf hun eigen resultaten kunnen<br />
beïnvloeden.<br />
14<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
6.7a Weinig aandacht voor medewerkers, maken van fouten en stress door te grote<br />
spanwijdte die zijn omspanningsvermogen te boven gaat.<br />
b Door delegatie neemt het omspanningsvermogen van een leider toe. Delegatie heeft<br />
geen invloed op de spanwijdte van een manager.<br />
6.8a Partners in een accountantskantoor communiceren op voet van gelijkwaardigheid<br />
binnen een zogenaamde ententestructuur. Dit is een voorbeeld van een<br />
openkringstructuur.<br />
b Alle communicatie verloopt vanuit één centraal punt, de entrepreneur. Dat is de<br />
wielstructuur.<br />
c Voordeel van de openkringstructuur is dat er weloverwogen besluiten worden<br />
genomen. Nadeel is dat het lang kan duren omdat veel partijen in de besluitvorming<br />
een rol spelen.<br />
Voordeel van de wielstructuur is de snelheid. De entrepreneur hoeft niemand te<br />
raadplegen. Nadeel is dat medewerkers niet in de besluitvorming zijn betrokken. Dat<br />
kan leiden tot minder motivatie en minder samenwerking tussen medewerkers.<br />
6.9a Technische oorzaken als onduidelijke boodschap van de zender. Onbegrip van<br />
medewerkers die de informatie die ze krijgen verkeerd interpreteren. Onwil van de<br />
medewerkers omdat ze het niet eens zijn met de informatie.<br />
b Door een duidelijke organisatiecultuur hebben medewerkers een idee waar het<br />
<strong>management</strong> heen wil en wat het van hen verwacht. Dat maakt de kans kleiner dat<br />
informatie verkeerd wordt geïnterpreteerd door medewerkers.<br />
6.10a <strong>Organisatie</strong>schema Sjoka<br />
b<br />
1. Van een lijnrelatie is sprake als er tussen twee personen een hiërarchische relatie<br />
bestaat. De ene is de baas of chef van de andere. Zo nodig kan de baas ‘op zijn<br />
strepen gaan staan'; in de praktijk zullen binnen de hiërarchische relatie allerlei<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
15
vormen van overleg voorkomen. De lijnrelatie en daarmee de lijnmanagers vormen<br />
het hart van elke organisatie.<br />
2. Van een stafrelatie is sprake als een persoon of afdeling adviserende of<br />
beleidsvoorbereidende bevoegdheden heeft. Het advies wordt uitgebracht naar de<br />
chef, die dit als lijnmanager verwerkt in zijn besluitvorming.<br />
Stafafdelingen nemen dus een deel van het werk over van de lijnmanager aan wie zij<br />
zijn toegevoegd. De verantwoordelijkheid voor de besluitvorming blijft bij de<br />
lijnmanager.<br />
3. Van een functionele relatie is sprake als een persoon of afdeling aan een ander<br />
dwingende aanwijzingen kan geven op een bepaald terrein, zonder dat er tussen hen<br />
sprake is van een hiërarchische relatie.<br />
c Lijnrelaties komen bij Sjoka voor tussen Koopman en zijn afdelingsleiders (Dees, Van<br />
Strien enzoorvoorts).<br />
Op het niveau daaronder tussen Van Strien en zijn ploegbazen, tussen Oele en zijn<br />
filiaalchef en tussen Vermeiren en Kavelaar, respectievelijk BriI.<br />
Stafrelaties komen eveneens voor:<br />
Koopman Secretariaat en Personeelszaken.<br />
Van Strien Kwaliteitscontrole; Bedrijfsbureau.<br />
Oele Verkoopstatistiek;<br />
Verkoopbevordering;<br />
Winkelinrichting.<br />
d<br />
16<br />
Het werk van deze stafafdelingen is beleidsvoorbereidend van karakter. De volgende<br />
functionele relaties zijn denkbaar:<br />
• Personeelszaken naar alle afdelingen. Het zal voorschriften betreffen op de<br />
diverse terreinen van personeelsbeleid (arbeidscontracten, selectie van<br />
nieuwe medewerkers, beoordelingssystemen enz.).<br />
• Winkelinrichting en Verkoopbevordering naar alle filialen. Er zullen dwingende<br />
aanwijzingen worden gegeven over de wijze waarop winkels moeten worden<br />
ingericht. Dit alles om een bepaalde ‘huisfilosofie' te realiseren.<br />
• De afdeling Administratie/Financiën zal dwingende aanwijzingen geven op<br />
haar functionele gebied. Dit is noodzakelijk om de financiële informatie snel te<br />
kunnen verwerken. De aanwijzingen zullen met name betrekking hebben op<br />
de formulieren die ingevuld moeten worden ten behoeve van de financiële<br />
informatie.<br />
1. Op horizontaal niveau komen binnen Sjoka verschillende taakverdelingen voor:<br />
• Op het niveau direct onder Sjors Koopman is sprake van een F-indeling, met<br />
uitzondering van Chocola, wat een typische P-indeling heeft, voor wat betreft<br />
productie en verkoop.<br />
Op één niveau is er dus gebruik gemaakt van twee indelingscriteria, namelijk<br />
F en P.<br />
• De afdeling Verkoop beschikt over diverse filialen. Hier is dus sprake van een<br />
G-indeling.<br />
• Omdat er in ploegendiensten wordt gewerkt, komt er onder Van Strien nog<br />
een bijzondere soort taakverdeling voor. Deze is volgtijdelijk van aard.<br />
2. Hoe meer F-indelingen voorkomen, des te centralistischer het bedrijf is<br />
georganiseerd en geleid (‘verdeel en heers').<br />
Zonder verdere informatie kan worden gesteld dat de kans groot is dat bij Sjoka de<br />
afdelingsleiders en de niveaus daaronder weinig in te brengen hebben. Een<br />
uitzondering zou kunnen gelden voor de afdeling Chocola, omdat daar sprake is van<br />
een P-indeling. Vermeiren heeft dus meer kans macht op te bouwen. In hoeverre de<br />
filiaalchefs (G-indeling) vrijheden bezitten, zal afhangen van het aantal en de intensiteit<br />
van de functionele relaties die op hen afkomen.<br />
3. Belangrijke voordelen van de F-indeling zijn:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
• mogelijkheid tot opbouw van specialistische kennis;<br />
• de kans op onderbezetting (leegloop) is gering.<br />
De P- en G-indelingen kunnen bij onvoldoende omvang van het bedrijf hierin<br />
tekortschieten.<br />
Belangrijke voordelen van de P- en G-indelingen zijn:<br />
– Coördinatie van activiteiten vindt plaats op een laag niveau in de organisatie.<br />
Dat maakt decentralisatie mogelijk en voorkomt overbelasting van de top.<br />
– Inspelen op lokale behoeften of situaties is mogelijk.<br />
– Ontwikkelen van ‘general-<strong>management</strong>'-capaciteiten.<br />
6.11a Wanneer er meerdere afdelingen en/of kennisgebieden van belang zijn bij de<br />
oplossing van een probleem. Het is dan handiger om deze expertise in een<br />
projectteam bij elkaar te brengen in plaats van volgens de formele hiërarchische<br />
structuren te werk te gaan.<br />
b Afgebakende probleemstelling, goed voorzitterschap, vertegenwoordiging van alle<br />
betrokken kennisgebieden.<br />
6.12a Functionele relaties hevelen bevoegdheden over van middle managers naar centrale<br />
stafafdelingen. De delegatie naar hen vermindert daardoor.<br />
b Hun omspanningsvermogen neemt toe. Over een aantal zaken hoeven zij zich niet<br />
meer ‘druk te maken’. Die zijn al geregeld vanuit de centrale staven. Zij kunnen zich<br />
concentreren op hun kerntaken.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
17
Hoofdstuk 7 Planning en procesbeheersing<br />
7.1a Strategische planning; veranderingen in product-marktcombinatie.<br />
Tactische of organisatorische planning; personeels-, productie of inkoopbeleid.<br />
Operationele planning; bezettingsplanning, geven van werkopdrachten aan<br />
medewerkers.<br />
b Strategische planning geldt meestal voor de lange termijn. Maar ook tactische<br />
planning (vestiging van een fabriek) kan een langetermijnwerking hebben. In<br />
handelsbedrijven kunnen strategische beslissingen de korte of middellange termijn<br />
betreffen.<br />
7.2a Een budget is taakstellend wanneer het budget een output inhoudt die de<br />
budgethouder moet realiseren.<br />
b De mate van voorspelbaarheid kan variëren (onzekerheid), omgeving is dynamisch,<br />
budgethouder is voor zijn resultaat afhankelijk van prestaties van anderen of andere<br />
afdelingen.<br />
7.3a Tactische planning is de concretisering van strategisch planning in de vorm van<br />
beleid op verschillende deelgebieden; personeel, logistiek, marketing en verkoop.<br />
b <strong>Organisatie</strong>structuur van een bedrijf, beoordelings- en beloningssysteem, informatie-<br />
en budgetsysteem, marketingbeleid.<br />
7.4a Acties van concurrenten, ontwikkelingen van de economie, verandering van<br />
voorkeuren van consumenten, belasting- en subsidiebeleid van overheid,<br />
voorschriften van de EG.<br />
b Hoe meer informatie het <strong>management</strong> verzamelt, des te minder de onzekerheid is bij<br />
het nemen van strategische besluiten. Informatieverzameling is daarom gericht op<br />
beperking van de onzekerheid bij het nemen van besluiten.<br />
7.5a Aan de hand van de verwachte verkopen (op lange termijn) berekent het<br />
<strong>management</strong> welke productieomvang noodzakelijk is om die hoeveelheden te kunnen<br />
produceren.<br />
b Een capaciteitsplan is een voorbeeld van tactische planning. Een bezettingsplan is<br />
een vorm van operationele planning (korte termijn).<br />
7.6a Activiteiten, tijdsduur van de activiteiten en de samenhang (afhankelijkheid) tussen de<br />
activiteiten.<br />
b Het kritieke pad is een schakel van activiteiten binnen een netwerk, waarbij er geen<br />
speling is. Het kritieke pad bepaalt de projectduur. Speling daarom, zonder<br />
correctieve actie, leidt tot vertraging van het project.<br />
7.7a Bij MBO liggen in een budget de door een manager te behalen doelen vast. Hij is<br />
verantwoordelijk voor het realiseren daarvan. Dit budget komt in overleg met de<br />
‘meerdere’ tot stand.<br />
b Budgettering geeft een norm vooraf. Achteraf (feedback) controleert men via de<br />
nacalculatie of het budget is gerealiseerd. Afwijkingen leiden na afloop van de<br />
budgetperiode tot een bepaalde actie.<br />
7.8a Budgettering heeft een korte termijn werking (maximaal één jaar) en is gericht op het<br />
in gang zetten van activiteiten door de budgethouder.<br />
18<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Ligt een budgethouder in de loop van de budgetperiode ‘op schema’, dan kan<br />
afgesproken worden dat hij dan niet hoeft te rapporteren. Alleen wanneer hij meer of<br />
minder presteert, dan wel opmaakt, moet hij dit melden (MBE).<br />
c In mechanistische organisaties is veel voorspelbaar en zijn er weinig veranderingen<br />
en onzekerheden in het werk van managers/budgethouders. De kans dat er<br />
budgetafwijkingen komen is daardoor klein.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
19
Deel 4 <strong>Organisatie</strong> en processen<br />
Hoofdstuk 8 kwaliteits<strong>management</strong><br />
8.1 Kwaliteit is de mate waarin een product of dienst voldoet aan de wensen van de<br />
consument; ‘fitness for use’.<br />
8.2a Kwaliteitskringen zijn groepen medewerkers die samen overleggen hoe ze de<br />
kwaliteit van ‘hun’ processen kunnen verbeteren.<br />
b Ze lossen daarbij knelpunten en problemen op. Dit leidt tot een betere kwaliteit in de<br />
werkprocessen en ook meer motivatie bij de medewerkers omdat zij zich meer<br />
verantwoordelijk voelen.<br />
8.3 1 Mensen doen alleen dingen die zij graag doen.<br />
2 Mensen willen verantwoordelijkheid wanneer zij begrijpen wat zij doen en wat<br />
de gevolgen zijn voor het bedrijf.<br />
3 Mensen hebben duidelijke en consistente doelstellingen nodig.<br />
8.4a Waardering door klanten, waardering door maatschappij en waardering door<br />
medewerkers.<br />
b Management en medewerkers zijn gericht op continue verbetering, kwaliteit van<br />
processen wordt voortdurend gemeten, langetermijnbeleid is gericht op een brede<br />
maatschappelijke visie.<br />
8.5a Klant kan rekenen op een gegarandeerde kwaliteit, voor de ondernemer is het een<br />
extra marketinginstrument. Ook de veiligheid voor de consument is verzekerd.<br />
b ISO-normen zijn internationaal afgesproken kwaliteitsnormen, zowel met betrekking<br />
tot producten als processen.<br />
8.6 Plan, Do, Check, Act.<br />
8.7 Mensen, Materialen, Methoden en Machines.<br />
8.8 De 20-80 regel van Pareto houdt in dat 80% van de fouten in processen veroorzaakt<br />
worden door 20% van de mogelijke oorzaken. Worden die opgelost, dan is al 80%<br />
van de fouten voorkomen.<br />
8.9a Integrale kwaliteitszorg betekent dat <strong>management</strong> en medewerkers voortdurend<br />
bezig zijn met het verbeteren van de kwaliteit in alle processen. Daarbij gaat het niet<br />
alleen om de kwaliteit van het eindproduct, maar ook kwaliteit van de werkomgeving,<br />
de stijl van <strong>leiding</strong>geven en interne procedures.<br />
b Bij kwaliteitskringen praten medewerkers in groepen over problemen die ze ervaren,<br />
en proberen zij tot oplossingen te komen. Daardoor helpen ze elkaar en komt er ook<br />
een beter onderling begrip en afstemming van processen. Dat bevordert de integrale<br />
kwaliteit.<br />
8.10a MANS richt zich op de kwaliteit van processen, kwaliteit moet zichtbaar worden<br />
gemaakt, verantwoordelijkheid voor kwaliteit ligt niet bij een stafafdeling, maar bij de<br />
medewerkers zelf. Dat zijn ook de basisgedachten van het later ontstane IKZ.<br />
b Participatief <strong>management</strong> en/of delegatie.<br />
20<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Hoofdstuk 9 Logistieke processen<br />
9.1a De melk is voor de zuivelfabriek een flow resource; het is een primaire inputfactor in<br />
het productieproces.<br />
b Materials <strong>management</strong> heeft betrekking op de verwerking van de melk tot<br />
eindproducten. Physical distribution heeft betrekking op alle activiteiten van het<br />
‘magazijn eindproducten’ tot de artikelen bij de klant zijn.<br />
9.2 Betere bereikbaarheid, meer parkeerruimte, goedkopere grond, meer ruimte voor<br />
(uit)bouw van het pand.<br />
9.3a IKEA produceert op voorraad. De klant kan er kopen wat in de zaak fysiek aanwezig<br />
is. Het KOOP ligt dus ver ‘stroomafwaarts’. Bij de gespecialiseerde meubelzaak in<br />
Zoeterwoude kan de klant aan de hand van informatie kiezen welk bankstel en met<br />
welke bekleding hij precies wil. Pas na zijn bestelling wordt het bankstel<br />
geproduceerd. Het KOOP ligt in dit geval ver ‘stroomopwaarts’.<br />
b Bij IKEA is de levertijd korter en de keuzemogelijkheid beperkter dan bij de<br />
gespecialiseerde meubelzaak in Zoeterwoude.<br />
9.4a Een processchema geeft aan welke bewerkingen in welke volgorde moeten<br />
plaatsvinden tijdens een productieproces. Routing heeft betrekking op de gang van<br />
een te produceren product in de fabricageafdeling.<br />
b Productlay-out. De schoenen doorlopen een traject waarbij verschillende<br />
bewerkingen worden uitgevoerd (lopende band).<br />
9.5a Goede doorstroming van auto’s, optimaal gebruik van de beschikbare ruimte, goede<br />
werkomstandigheden voor de monteurs, minimale transportkosten (van de ene naar<br />
de andere locatie).<br />
b Vaste positielay-out. De auto blijft tijdens de reparatie op dezelfde plaats. Alle<br />
noodzakelijke bewerkingen vinden daar plaats.<br />
9.6 Een grote voorraad brengt hoge kosten met zich mee (kapitaal zit in voorraad), maar<br />
tegelijkertijd is de kans op ‘nee-verkopen’ minimaal. Voor een (te) lage voorraad geldt<br />
het omgekeerde. Het <strong>management</strong> moet daartussen een optimum vinden.<br />
9.7a Uitstippelen van de route voor chauffeurs is een vorm van operationele planning.<br />
b Opslagplaats maken voor eindproducten is tactische/organisatorische planning.<br />
c Uitbreiding van het fabriekspand is een vorm van tactische planning.<br />
d Uitbesteding van transport is een tactische beslissing. De product-marktcombinatie<br />
verandert niet.<br />
9.8a Voordelen van uitbesteding zijn lagere kosten, minder investering in<br />
productiemiddelen en meer expertise bij de transporteur.<br />
b Nadelen van uitbesteding zijn dat het bedrijf geen invloed meer heeft op het directe<br />
contact met klanten bij aflevering, geen reclamemogelijkheden op ‘eigen’<br />
vrachtwagens.<br />
9.9a Bij de bouw van woningen ligt het KOOP stroomopwaarts. Er wordt niet op voorraad<br />
geproduceerd en de klant kan zijn wensen zien ingewilligd.<br />
b Bij huizenbouw is de lay-out by fixed position meer voor de hand liggend. Het<br />
productieproces vindt noodzakelijkerwijs plaats op de locatie van het huis. Auto’s<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
21
worden gemaakt op ‘banden’, waarbij aan het eind van de band – na vele<br />
bewerkingen – een complete auto van de band rolt.<br />
9.10a Materials <strong>management</strong> vindt plaats in een restaurant. Inkoop, koeling, opslag en<br />
bewerking van fysieke producten leiden tot een te presenteren diner of lunch.<br />
b In een restaurant vindt geen fysieke distributie plaats. Er is geen opslag van<br />
eindproducten en deze worden ook niet getransporteerd naar de klant. Uitzondering<br />
is het pizzarestaurant dat thuis bezorgt.<br />
c Uitbreiding van de keuken is een tactische beslissing.<br />
d Vaste positie lay out. Op een plateau staan borden die vanuit meerdere kanten<br />
worden gevuld om tot een ‘gang’ van het menu te komen.<br />
22<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Hoofdstuk 10 Informatievoorziening in de organisatie<br />
10.1a De syntaxis van de boodschap over het referendum is de manier waarop de<br />
enquêtevraag is gesteld. De inwoners verwerken deze ‘impuls’ in het kader van wat<br />
zij al weten van de plannen van de gemeente (semantiek).<br />
b Pragmatiek betekent in dit geval dat de gemeente van de inwoners vraagt om een<br />
antwoord te geven op de vraag in het referendum (actie).<br />
10.2a Strategisch. Het <strong>management</strong> denkt er over na welke soorten sneeuwvakanties aan<br />
welk soort mensen moeten worden aangeboden.<br />
b Kenmerken van informatie: extern (uit de markt), veel onzekerheid<br />
(consumentenvoorkeuren), weinig gedetailleerd, weinig gestandaardiseerd en vaak<br />
onvolledig.<br />
10.3a In de jaarrekening staan de balans en resultatenrekening, toelichting van de directie,<br />
goedkeuring van de accountant.<br />
b Kapitaalverschaffers/aandeelhouders (hebben ze winst gemaakt), baken (is het<br />
bedrijf solvabel), vakbonden en medewerkers (werkgelegenheid), toeleveranciers<br />
(kan het bedrijf in de toekomst aan zijn verplichtingen voldoen), overheid (belasting).<br />
c Het publiceren van een sociaal jaarverslag is erg belangrijk omdat dit aangeeft hoe<br />
een bedrijf met zijn medewerkers en managers omgaat. Heeft het bedrijf een sociaal<br />
gezicht of vinden er alleen maar ‘snij-operaties’ plaats ten koste van medewerkers om<br />
de winst zo hoog mogelijk te maken. Sociaal jaarverslag geeft voor medewerkers aan<br />
of dit een bedrijf is waar zij in de toekomst graag willen (blijven) werken.<br />
10.4a Taken van een stuurgroep: beoordelen van plannen van werkgroepen, bewaken van<br />
de planning van het project, doen van voorstellen aan het <strong>management</strong> en geven van<br />
opdrachten aan werkgroepen.<br />
b Disciplines in deze projectgroep betreffen administratie, automatisering, financiën,<br />
informatiesystemen, personeelszaken en vertegenwoordigers uit enkele<br />
bedrijfsfuncties (inkoop, productie).<br />
c Startklaar maken van het nieuwe systeem, introductie bij medewerkers, proef- en<br />
schaduwdraaien.<br />
d Invoering van een geautomatiseerd systeem kan leiden tot meer delegatie, minder<br />
verticale communicatie, andere samenwerkingsverbanden tussen collega’s en<br />
duidelijker verantwoordelijkheid voor medewerkers ten aanzien van de te behalen<br />
resultaten.<br />
10.5a In een machinebureaucratie is de informatiestroom vooral schriftelijk en verticaal (todown).<br />
In een professionele organisatie is er een eilandstructuur van informatie, elke<br />
professional heeft zijn eigen intern en extern informatiesysteem. De richting van<br />
communicatie is horizontaal en diagonaal.<br />
b In een simpele structuur is de informatie mondeling en veelal informeel (er staat<br />
weinig op papier), de communicatie komt vanuit één punt, de topmanager en is top<br />
down. In een machinebureaucratie komt de informatie ook vanuit staven en is<br />
formeel.<br />
10.6 IT-projecten raken alle onderdelen van een organisatie. Daarom is het belangrijk dat<br />
alle afdelingen die er mee te maken hebben hun zegje kunnen doen in de<br />
ontwikkeling en invoering van een IT-systeem.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
23
Hoofdstuk 11 <strong>Organisatie</strong>s in beweging<br />
11.1a Groeifasen van Greiner: Creativiteit, Leiding, Delegatie, Coördinatie en<br />
samenwerking.<br />
b Groei door creativiteit. Marlo is innovatief begonnen en zijn formule slaat aan.<br />
c Crisis van het leiderschap. Mario kan de zaken niet meer overzien en beheersen.<br />
d Groei door <strong>leiding</strong>.<br />
11.2a Lewin: Unfreezing, Moving en Freezing.<br />
b Unfreezing: Medewerkers moeten enthousiast gemaakt worden voor verandering.<br />
Angst voor hun positie kan weerstand opleveren.<br />
Moving: Tijdens de daadwerkelijke verandering kunnen medewerkers en managers<br />
‘door de mand vallen’. Kunnen/durven ze de nieuwe verantwoordelijkheid aan.<br />
Freezing: De nieuwe structuur en cultuur ‘zet zich’. Sommigen kunnen hier nog<br />
proberen tegen te werken en vast te houden aan de oude situatie.<br />
11.3 Een proeftuin heeft niet direct gevolgen voor het hele bedrijf als het niet lukt. Dankzij<br />
een proeftuin die wel lukt, kan bij verdere veranderingen op dat succes worden<br />
gewezen.<br />
11.4a Diagnostisch onderzoek wil de ‘gezondheid’ van een bedrijf vaststellen/meten. Dit is<br />
vergelijkbaar met een periodieke check-up bij mensen.<br />
b Voorlopige probleemstelling, die na informatieverzameling uitmondt in een definitieve<br />
probleemstelling, alternatieve oplossingen, creëren van draagvlak, keuze en evaluatie<br />
van de genomen beslissing.<br />
11.5a Bij een schriftelijke enquête kunnen mensen langer nadenken en bewust antwoorden,<br />
bij een mondelinge enquête kan de situatie mensen niet bevallen en willen er snel<br />
vanaf zijn.<br />
b Nadelen van een schriftelijke enquête zijn dat men niet kan doorvragen en niet de<br />
non-verbale communicatie waarneemt. Ook is de respons ongewis.<br />
11.6 Ergonomie is de wetenschap die zich bezig houdt met de aanpassing van de<br />
arbeidsomstandigheden aan anatomische, fysiologische en psychologische<br />
kenmerken van de mens.<br />
11.7 Probleem is geïsoleerd en duidelijk te definiëren, weinig participatie van medewerkers<br />
in het adviesproces, adviseur is vooral technisch-economisch, het top<strong>management</strong><br />
formuleert het probleem.<br />
11.8 Minder gestructureerd probleem, medewerkers worden betrokken in adviesproces,<br />
uitlokking van probleemherkenning door medewerkers, adviseur is vooral<br />
psychologisch/sociologisch bezig, probleemoplossend vermogen van medewerkers in<br />
het bedrijf neemt toe.<br />
11.9 Externe adviseur heeft expertise in probleemoplossing, is niet betrokken bij<br />
medewerkers of managers (wanneer hij harde beslissingen moet nemen) en ‘verlaat’<br />
de organisatie weer (harde ingrepen worden niet aan managers nagedragen).<br />
11.10 Wanneer er weinig tijd is voor oplossing van het probleem, wanneer het bedrijf grote<br />
verliezen maakt die snel moeten worden gestopt of wanneer er binnen de organisatie<br />
geen knowhow is om mee te werken aan de oplossing van het probleem.<br />
24<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Cases<br />
Case 1 Geniet maar drink met mate<br />
1a De introductie van Zinniz is een strategische beslissing.<br />
• Strategische beslissingen positioneren een bedrijf in de markt (omgeving).<br />
Zinniz is een antwoord op een vraag in de markt naar mixdrankjes voor<br />
jongeren.<br />
• Strategische beslissingen betreffen verandering in de productmarktcombinatie.<br />
Zinniz is een nieuw merk, een nieuwe productgroep. Het<br />
wijkt duidelijk af van Grolsch qua markt en marktbewerking.<br />
• Top<strong>leiding</strong> neemt strategische beslissingen. Het top<strong>management</strong> wil met<br />
Zinniz bewust inspelen op trends in de (bier)markt.<br />
b Ansoff matrix:<br />
Bestaande producten Nieuwe producten<br />
Bestaande markten 1. Marktpenetratie 3. Productontwikkeling<br />
Nieuwe markten 2. Marktontwikkeling 4. Diversificatie<br />
Met deze matrix kan een bedrijf dat wil groeien bestaande en nieuwe producten en<br />
markten bekijken.<br />
Marktpenetratie heeft als doel dieper door te dringen met bestaande producten op<br />
bestaande markten.<br />
Marktontwikkeling beoogt het vinden van nieuwe markten of nieuwe toepassingen<br />
voor bestaande producten.<br />
Productontwikkeling is een strategie waarbij de onderneming wil groeien door<br />
bestaande producten te vernieuwen of geheel nieuwe producten te introduceren.<br />
Diversificatie betekent dat een bedrijf een nieuw product op een voor het bedrijf<br />
nieuwe markt introduceert.<br />
c In de motivering moet de kandidaat beide dimensies van de Ansoff matrix toelichten.<br />
Zinniz is nieuw en afwijkend (freshbeer) en is daarom een nieuw product.<br />
De vraag uit de markt komt van jongeren; ze hebben een andere voorkeur en smaak<br />
dan de traditionele afnemers. Voor hen wordt dit nieuwe product speciaal ontwikkeld.<br />
Conclusie: productontwikkeling<br />
2a 1 Interne omgeving. Invloeden die een externe oorzaak hebben, maar waarmee<br />
het <strong>management</strong> intern in het bedrijf wordt geconfronteerd. Meestal heeft dit te<br />
maken met heersende normen en waarden van medewerkers.<br />
2 Directe externe omgeving. Hiertoe behoren alle externe belanghebbenden<br />
(stakeholders) van een bedrijf. Afnemers, leveranciers, kapitaalverschaffers<br />
vakbonden en concurrenten.<br />
3 Indirecte externe omgeving. Alle ontwikkelingen en organisaties die het<br />
<strong>management</strong> van een bedrijf niet of nauwelijks kan beïnvloeden.<br />
Economische, sociale, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen.<br />
b 1 Interne omgeving: medewerkers en Raad van Commissarissen.<br />
2 Directe externe omgeving: afnemers en concurrenten.<br />
3 Indirecte externe omgeving: technologische en maatschappelijke<br />
ontwikkelingen.<br />
3a<br />
• De mate van complexiteit. De omgeving van Grolsch is niet erg complex.<br />
Aantal producten is beperkt, er zijn geen samenwerkingsverbanden en de<br />
biermarkt is duidelijk afgebakend.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
25
• De mate van dynamiek. De omgeving van Grolsch is dynamischer geworden.<br />
Het <strong>management</strong> moet flexibel inspelen op veranderingen in de omgeving.<br />
Dat vraagt om creatief handelen.<br />
b Een mechanische organisatie heeft veel centrale planning, veel procedures en weinig<br />
vrijheid van handelen voor middle managers. Een organische organisatie is minder<br />
formeel. Er is minder vastgelegd, medewerkers en managers kunnen hun creativiteit<br />
benutten en inspelen op veranderingen.<br />
c Organisch c.q. organistisch.<br />
• Creatief handelen en innovatief karakter van bedrijf. Grolsch komt steeds met<br />
speciaal bieren.<br />
• Met Zinniz speelt Grolsch in op veranderingen in de omgeving. Het is een<br />
antwoord op de trendy markt met behulp van mixdrankjes,<br />
verpakkingsveranderingen en smaaktoevoegingen.<br />
4a<br />
• Gerichtheid op menselijke relaties; aandacht voor de mens.<br />
• Gerichtheid op de taken; aandacht voor productie.<br />
b Vijf leiderschapsstijlen:<br />
1.1 Deserteur; laissez faire of ‘impoverished’ leiderschap<br />
Zendeling: ‘country club’ manager<br />
Compromissenzoeker: status quo leider of ‘middle of the road’ leiderschap<br />
9.1 Autocraat; autoritair leiderschap of ‘task’ leider<br />
Doelmatige leider; teamleiderschap.<br />
c Doelmatige leider. Managers willen uitdagend werk aanbieden aan medewerkers.<br />
Zowel aandacht voor de medewerkers als voor het werk (taak) staan centraal.<br />
5a<br />
b<br />
• In een projectgroep zitten vertegenwoordigers van alle afdelingen en<br />
kennisgebieden, die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van een<br />
probleem.<br />
• Het komt de efficiëntie en effectiviteit ten goede omdat men zich bezig houdt<br />
met een specifiek omschreven probleem.<br />
• Te klein budget om het project goed te kunnen uitvoeren.<br />
• Taken en bevoegdheden zijn niet nauwkeurig omschreven.<br />
• Dominantie van één of meer partijen in de projectgroep.<br />
6a Bij integrale kwaliteitszorg is de bedrijfsvoering gericht op continu en systematisch<br />
verbeteren van de totale prestatie van het bedrijf. Kwaliteit is een integraal onderdeel<br />
van alle bedrijfsprocessen.<br />
b Kwaliteitskringen bestaan uit groepjes medewerkers die met elkaar problemen<br />
bespreken die ze in het werk tegenkomen en proberen deze voor en met elkaar op te<br />
lossen.<br />
c Twee voordelen voor Grolsch zijn:<br />
1. Medewerkers leren van elkaar en komen met verbetervoorstellen op het<br />
niveau van de werkorganisatie.<br />
2. Medewerkers voelen zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk. Dat<br />
werkt motiverend.<br />
d Bij IKZ staat de kwaliteit van de bedrijfsprocessen centraal. Daarbij past de<br />
contingentiebenadering omdat deze tracht de organisatiestructuur en de<br />
<strong>leiding</strong>gevende activiteiten zo in te richten dat het bedrijf de kwaliteit levert waar de<br />
omgeving om vraagt.<br />
26<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
7a Er is een divisiestructuur wanneer er onder het top<strong>management</strong> een horizontale<br />
taakverdeling naar product is en de divisiemanager verantwoordelijk is voor de<br />
resultaten en een zekere mate van vrijheid van handelen heeft.<br />
b Voordelen van divisiestructuur:<br />
• flexibiliteit; sneller reageren op veranderingen in de markt;<br />
• divisies worden op vergelijkbare elementen (winst, omzet) beoordeeld;<br />
• goede mogelijkheden voor <strong>management</strong> development en carrière voor<br />
managers.<br />
Nadelen van divisiestructuur:<br />
• hoge kosten door veel <strong>management</strong>functies;<br />
• onvoldoende benutting van capaciteiten door schaalverkleining;<br />
• mogelijke overcapaciteit en doublures in stafafdelingen.<br />
c Bij de F-indeling ligt de coördinatietaak bij het top<strong>management</strong>. Elke middle manager<br />
heeft slechts één deelverantwoordelijkheid. Daarom kent een dergelijk bedrijf veel<br />
macht in de top. Het top<strong>management</strong> verricht veel coördinerende werkzaamheden.<br />
Bij een P-indeling ligt een belangrijk deel van de coördinatietaak bij de middle<br />
managers (divisiedirecteuren). Bij een P-indeling coördineert een middle manager<br />
alle bedrijfsfuncties op zijn niveau. Daardoor vermindert de coördinerende taak van<br />
het top<strong>management</strong>; die betreft alleen nog de afstemming van de verschillende<br />
divisies.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
27
Case 2 Koffiewinkel; van Hollandse gezelligheid naar koffie experience<br />
1a De introductie van Café DE koffiewinkels is een strategische beslissing. Het betreft<br />
voor DE een nieuwe product-marktcombinatie. De exploitatie van koffiewinkels is een<br />
nieuwe tak van sport. De top<strong>leiding</strong> neemt dit soort beslissingen en die hebben een<br />
langetermijnwerking. Er is sprake van onzekerheid omdat de resultaten van de<br />
beslissing niet met zekerheid zijn te voorspellen.<br />
b Strenghts: Sterke merknaam en reputatie van DE. Grote financiële armslag en<br />
daadkracht. Ervaring in business-to-business sector.<br />
Weaknesses: Weinig expertise op retailniveau en imago bij jongeren is zwak.<br />
Opportunities: Toenemend ‘out-of-home’ gebruik, toenemende behoefte aan<br />
zelfontplooiing.<br />
Threats: Minder koffiedrinkers, vergrijzing van koffiedrinkers en concurrentie<br />
van Starbuck.<br />
c Café DE concept is een voorbeeld van ‘conglomorate’ diversificatie. De koffiewinkel is<br />
iets totaal nieuws. Het is een nieuwe markt en de bezoeker van de Café DE heeft een<br />
ander kopersgedrag dan de traditionele ‘thuisdrinker’.<br />
2a Voorwaarden voor project<strong>management</strong>:<br />
• Taken en bevoegdheden van projectleden moeten goed omschreven zijn.<br />
• De projectgroep moet een goede afspiegeling zijn van de afdelingen en/of<br />
kennisgebieden binnen het bedrijf.<br />
b Kenmerkende verschillen:<br />
• Projectgroepen zijn meestal tijdelijk.<br />
• Projectgroep komt met een voorstel en het lijn<strong>management</strong> neemt de<br />
beslissing.<br />
3a De contingentiebenadering is een combinatie van de klassieke en situationele<br />
benadering. Men probeert wetmatigheden te ontdekken in het besef dat er niet een<br />
‘best way to organize’ is.<br />
Kernpunten van de contingentiebenadering zijn:<br />
• <strong>Organisatie</strong> en <strong>management</strong> hebben hun eigen omgeving.<br />
• Men probeert specificatie relaties te ontdekken tussen omgevingsfactoren en<br />
specifieke organisatiemethoden.<br />
• Men tracht te ontdekken hoe organisaties functioneren onder verschillende<br />
omgevingscondities.<br />
• Men tracht te komen tot een passend organisatieontwerp en manier van<br />
<strong>leiding</strong>geven bij bepaalde omstandigheden in de omgeving uit een oogpunt<br />
van doelrealisatie voor het bedrijf.<br />
Concluderend: <strong>Organisatie</strong>structuur en manier van <strong>leiding</strong>geven moeten passen bij<br />
de eisen die de omgeving stelt om de doelstellingen van het bedrijf te realiseren.<br />
b Klassieke school<br />
Visie op de organisatie: organisaties zijn instrumenten om doelen van het<br />
<strong>management</strong> (eigenaar) te bereiken. <strong>Organisatie</strong>s functioneren rationeel; uit de<br />
hoofddoelstelling worden rationeel subdoelstellingen afgeleid. Dit alles gericht op<br />
beheersing van medewerkers en processen ten dienste van de hoofddoelstelling van<br />
het bedrijf. Medewerkers zijn ondergeschikt aan de bedrijfsdoelen. De manier van<br />
besturen is top-down.<br />
Visie op de medewerkers: zij zijn rationeel en hebben de organisatie nodig om hun<br />
behoeften te bevredigen. Zij zijn met financiële prikkels te motiveren, ze zijn een<br />
productiemiddel en afhankelijk van het <strong>management</strong>.<br />
28<br />
Human Relations School<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
De medewerker en zijn doelstellingen staan centraal bij het bestuderen van gedrag in<br />
en van organisaties. Psychologie en sociologie zijn hierbij basiswetenschappen.<br />
Visie op de organisatie: organisatie is een harmonische werkgemeenschap, met<br />
tevreden en gemotiveerde medewerkers. Aan het werken in de groep ontlenen<br />
medewerkers arbeidsbevrediging. Dit leidt tot hogere productiviteit. Groepscontrole is<br />
belangrijker dan hiërarchie als stuurmechanisme.<br />
Visie op de medewerkers: medewerkers zijn complexe wezens met een veelheid aan<br />
behoeften. Het mensbeeld is positief (theorie Y). Passen de condities die een bedrijf<br />
creëert voor medewerkers bij zijn persoonlijke ambities, dan wil hij<br />
verantwoordelijkheid en uitdaging en zoekt creativiteit.<br />
Systeembenadering<br />
Deze benadering legt de benadering op de relatie tussen onderdelen van een<br />
organisatie en met de omgeving.<br />
Visie op de organisatie: een organisatie is onderdeel van een groter geheel, de<br />
omgeving. Het is een open systeem dat via input en output in verbinding staat met de<br />
omgeving. Het geheel is meer dan de som der delen (synergie) en in het<br />
bestuursproces vindt terugkoppeling (feedback) plaats.<br />
Visie op de medewerkers: medewerkers zijn complexe wezens die eigen<br />
doelstellingen proberen te realiseren. Het bestuursproces probeert de individuele en<br />
de organisatiedoelen te integreren.<br />
c Redenen voor hantering van contingentiebenadering door DE:<br />
• Café DE speelt in op veranderend gedrag van consumenten.<br />
• het gekozen organisatieontwerp van DE past bij de specifieke omgeving uit<br />
een oogpunt van doelrealisatie.<br />
4a We onderscheiden vijf soorten relaties.<br />
1. Lijnrelaties. Deze bestaat uit opdracht, verantwoording en controle.<br />
2. Stafrelaties. Geven van – gevraagd en ongevraagd – advies aan manager.<br />
3. Functionele relaties. Dwingende aanwijzingen op eigen expertiseterrein<br />
zonder hiërarchische relatie.<br />
4. Horizontale relaties. Communicatie tussen medewerkers en managers van<br />
eenzelfde hiërarchisch niveau.<br />
5. Diagonale of laterale relaties. Communicatie tussen medewerkers en<br />
managers van verschillende niveaus en verschillende afdelingen.<br />
b<br />
• Lijnrelatie; relatie tussen business unit manager en zijn ondergeschikten.<br />
• Stafrelatie; afdeling PR.<br />
• Functionele relatie; R&D met betrekking tot nieuwe koffievarianten.<br />
• Horizontale relatie; communicatie tussen brandmanagers.<br />
• Diagonale of laterale relatie; communicatie van managers en medewerkers<br />
van verschillende afdelingen en verschillend hiërarchisch niveau.<br />
5a Volgens Greiner zijn interne impulsen verantwoordelijk voor veranderingen in een<br />
organisatie. Deze pulsen kunnen niet binnen bestaande procedures en<br />
organisatiestructuur worden opgevangen. Groei doorloopt een aantal fasen, van<br />
elkaar gescheiden door crises.<br />
Onderscheiden worden:<br />
• Groei door creativiteit crisis van leiderschap<br />
• Groei door <strong>leiding</strong> crisis van de autonomie<br />
• Groei door delegatie crisis van de beheersing<br />
• Groei door coördinatie crisis van de bureaucratie (red tape)<br />
• Groei door samenwerking crisis van besluitvorming en snelheid<br />
daarvan<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
29
Twee mogelijke adviezen van de adviseur:<br />
1. meer coördinatie op centraal niveau: strakkere planning;<br />
2. meer stafafdelingen op het hoofdkantoor: centrale gegevensverwerking.<br />
6a Voordelen:<br />
• team is verantwoordelijk voor eindresultaat en daarop aanspreekbaar;<br />
• meer motivatie bij medewerkers vanwege relatie tussen hun inspanningen en<br />
het eindresultaat;<br />
• medewerkers staan dichter bij de markt en kunnen daarop inspelen;<br />
• vermindering van werkdruk en goed gebruik van competenties van<br />
medewerkers.<br />
Nadelen:<br />
• het kan leiden tot hogere kosten;<br />
• mogelijke problemen bij intern transport en bevoorrading;<br />
• te veel autonomie kan ertoe leiden dat de groep de bedrijfsdoelstellingen uit<br />
het oog verliest.<br />
b Merkenteams zijn verantwoordelijk voor de marketing van verschillende merken.<br />
c Taakverruiming: Een medewerker krijgt meerdere taken (van eenzelfde niveau) in zijn<br />
functie. Daardoor is hij minder specialistisch werkzaam.<br />
Taakverrijking: Medewerker is niet langer een pure uitvoerder. Hij mag ook zelf een<br />
deel van de plannings- en controletaak verrichten.<br />
Taakroulatie: Leden van een groep wisselen volgens een bepaald schema van taak<br />
en functie.<br />
d Taakcultuur past het beste bij zelfsturende teams. De reden daarvoor is dat deze past<br />
bij delegatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden; de klus moet<br />
geklaard worden.<br />
7a Horizontale taakverdeling betreft de taakverdeling tussen functionarissen op<br />
eenzelfde hiërarchisch niveau.<br />
G-indeling; indeling naar geografisch gebied. Men kan inspelen op lokale behoeften.<br />
De opbouw van specialistische kennis is beperkt, wat kan worden ondervangen door<br />
centrale stafafdelingen.<br />
F-indeling; indeling naar gelijksoortigheid van werkzaamheden. Voordelen zijn de<br />
routinevorming bij medewerkers, gebruik van ‘economies of scale’ en mogelijkheden<br />
tot specialisatie. Het kan leiden tot eentonig werk en afnemende motivatie. Het is<br />
geen ‘broedplaats’ voor general managers.<br />
P-indeling; indeling naar product. Korte communicatielijnen en gevoel bij<br />
medewerkers voor een eindproduct te werken. Voordelen van specialisatie worden<br />
gemist.<br />
M-indeling; indeling naar markt of doelgroep. Korte communicatielijnen en inspelen<br />
op specifieke klantenwensen. Is alleen toepasbaar bij een zekere omvang van<br />
activiteiten anders is het te duur door gebrek aan ‘economies of scale’.<br />
b Douwe Egberts kent een F-indeling. De afzonderlijke afdelingen zijn verantwoordelijk<br />
voor een bepaald soort werkzaamheden.<br />
30<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Case 3 Invito: jong, trendy en eigenzinnig<br />
1a/b<br />
Marktgroei<br />
M<br />
D<br />
I<br />
P<br />
Relatief marktaandeel<br />
Criteria per SBU:<br />
SBU Relatief marktaandeel Marktgroei Cirkelgrootte<br />
(bijdrage aan concernomzet)<br />
Dolcis Marktleider 0% 37%<br />
Mansfield 1 (net zo groot 2% 33%<br />
als concurrent)<br />
Pro Sport derde speler 0% 16%<br />
Invito Marktleider 12% 14%<br />
2a Interne omgeving, directe en indirecte externe omgeving.<br />
b Interne omgeving; HRG en moederbedrijf McIntosh. Knowhow, financiële middelen<br />
en distributiekantoor in Den Bosch. 36 Invito winkels met bijbehorend personeel,<br />
<strong>management</strong> en motivatie van medewerkers.<br />
Directe externe omgeving; concurrenten (Sacha, Dr. Adams en Tango), leveranciers,<br />
fabrikanten waarmee afspraken zijn gemaakt.<br />
Indirecte externe omgeving; demografische ontwikkelingen (vergrijzing, andere<br />
vormen van leven en samenleven), economie die enigszins stagneert.<br />
3a Twee antwoorden zijn mogelijk:<br />
F-indeling; stafdiensten van HRG op het hoofdkantoor (Personeel, Logistiek,<br />
Communicatie en Huisvesting).<br />
P-indeling; indeling naar winkelformules. Ze hebben elk een eigen productmarktcombinatie.<br />
b P-indeling is belangrijk bij onderscheid in dames- en herenschoenen. Ook is er een<br />
G-indeling; twee retailmanagers die <strong>leiding</strong>geven aan 36 filialen.<br />
4a<br />
• Management by Direction; autoritaire stijl van <strong>leiding</strong>geven, opdrachten en<br />
toezicht op uitvoering (mensbeeld X).<br />
• Management by Objectives; doelstellingen bepalen in onderling overleg,<br />
medewerker levert volwaardige bijdrage aan meetbare doelen.<br />
• Management by Exception; medewerkers hebben vrijheid van handelen<br />
binnen bepaalde marges.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
31
• Management by Walking Around; managers zijn niet afstandelijk maar zoeken<br />
contact met medewerkers.<br />
• Management by Delegation; taken en bevoegdheden overdragen aan<br />
medewerkers op een lager niveau in de hiërarchie.<br />
• Management by Objectives/Exception. Men is gewend aan een zekere vrijheid<br />
van handelen en werkt taakgericht (tekst ‘Invito is resultaatgericht’, ‘Het<br />
succes van Invito is teamwork’).<br />
• Management by Delegation; in de tekst wordt gesproken van teams die met<br />
nieuwe ideeën komen. Dit suggereert delegatie van taken en bevoegdheden.<br />
5a Machtscultuur, rolcultuur, taakcultuur en personencultuur.<br />
b Taakcultuur.<br />
Invito is resultaatgericht en probeert boven verwachting te presteren. Men is gericht<br />
op teamwerk en resultaat.<br />
6a Projectorganisatie, projectgroep.<br />
b In een projectgroep moeten leden zitten van alle afdelingen en/of kennisgebieden die<br />
een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van een vraagstuk. Dat zijn<br />
medewerkers van Communicatie (hoe zeggen we het?), verkoop (hoe bieden we het<br />
aan?) en logistiek (hoe zijn levertijden en -voorwaarden?).<br />
7a Materials <strong>management</strong>; het beheersen van goederenstromen en informatiesystemen<br />
vanaf de inkoop tot het gereedgekomen product.<br />
Physical distribution; alle logistieke processen na gereed komen van het product<br />
(transport en aflevering aan klant).<br />
b Het KOOP ligt bij de voorraad in de winkels van Invito. Het zijn standaardproducten<br />
die op voorraad worden geproduceerd en gehouden.<br />
c In eigen beheer; voorraad houden op hoofdkantoor.<br />
Uitbesteed; transport naar de winkels.<br />
32<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
Case 4 Inalfa en de automotive industry<br />
1a We onderscheiden drie planningniveaus.<br />
Strategische planning; dit is planning met grote gevolgen voor het bedrijf (producten<br />
en markten), opgesteld door het top<strong>management</strong> en meestal met een<br />
langetermijnwerking.<br />
Tactische of organisatorische planning; dit is planning gericht op realisatie van<br />
strategische doelen (beleidsniveau), meestal opgesteld door het middle <strong>management</strong><br />
en een middellangetermijnwerking.<br />
Operationele planning; dit is planning gericht op de daadwerkelijke uitvoering van<br />
activiteiten door medewerkers. Planning is gericht op korte termijn en wordt meestal<br />
opgesteld door het lager <strong>management</strong>.<br />
b Voorbeelden van planningniveaus.<br />
• strategisch; koerswijziging richting handelsbedrijf, productie van<br />
aluminiumproducten, haarden en daksystemen voor auto’s;<br />
• tactisch/organisatorisch; vestigingen in de hele wereld openen, aantrekken<br />
van kapitaal voor de noodzakelijke investeringen;<br />
• operationeel; intern op<strong>leiding</strong>sprogramma voor nieuwe medewerkers, fysieke<br />
distributie van daksystemen in accordeonvorm per vrachtwagen.<br />
c Invulling SWOT-analyse.<br />
Strenghts: betrouwbaarheid als leverancier, relatiegerichtheid, mondiale actieradius.<br />
Weaknesses: ‘Lange adem nodig’ in verband met duurzame relaties, verminderde<br />
flexibiliteit in relatie tot concurrenten terzake van prijscondities.<br />
Opportunities: belangstelling van consument voor memorabele ervaringen,<br />
belangstelling voor daksystemen voor auto’s die minder dan 20.000 euro kosten.<br />
Threats: prijsgerichtheid van inkopers, concurrentie van Webasto.<br />
2a Divisiestructuur is een onderverdeling in een aantal redelijk zelfstandige eenheden<br />
(SBU’s). Divisie<strong>management</strong> is verantwoordelijk voor de resultaten en heeft een<br />
zekere mate van vrijheid van handelen.<br />
b Voordelen: flexibiliteit, goede doorstroming en vervanging bij afwezigheid van<br />
managers, beoordeling van divisies op vergelijkbare factoren.<br />
Nadelen: hoge <strong>management</strong>kosten, onderbenutting van <strong>management</strong>capaciteiten<br />
door schaalverkleining, mogelijk overlap en overcapaciteit bij personele bezetting van<br />
stafdiensten.<br />
c Meest voor de hand liggende indeling voor Inalfa is een M-indeling. Elke markt is een<br />
autofabrikant, waarop het bedrijf op een specifieke manier inspeelt. Ontwerp,<br />
verkoop, productie en dienstverlening zijn dan volledig afgestemd op de klant.<br />
3a Veranderlijkheid of de mate van dynamiek in de omgeving. De markt voor<br />
personenauto’s is concurrentiegevoelig met alle gevolgen voor de leveranciers<br />
(verandernoodzaak).<br />
Complexiteit. Inalfa moet vanwege maatwerk actief zijn in vele<br />
samenwerkingsverbanden. Dat leidt tot een grote complexiteit van de omgeving.<br />
b Er zijn twee organisatiemodellen op basis van omgevingsclassificaties.<br />
1. Mechanistische organisatie of bureaucratie. Veel centrale planning, richtlijnen<br />
en procedures. Weinig vrijheid van handelen voor managers en medewerkers.<br />
2. Organistische organisatie. Weinig regels en procedures, ruimte voor creatief<br />
handelen, veel delegatie en projectmatige samenwerkingsverbanden.<br />
c De turbulente omgeving omschreven onder 10a past het best bij het organistisch<br />
organisatiemodel omschreven bij 10b.<br />
4a Materials <strong>management</strong>; activiteiten rond het transformatieproces, waarin grondstoffen<br />
worden omgezet in eindproducten.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
33
Physical distribution heeft betrekking op de activiteiten nadat het gereed eindproduct<br />
klaar is tot het bij de klant aankomt.<br />
b Materials <strong>management</strong>; Inalfa koopt zelf alles in en monteert de onderdelen tot een<br />
compleet daksysteem met behulp van robots en assemblagelijnen<br />
Physical distribution; geproduceerde daksystemen worden in accordeonvorm per<br />
vrachtwagen naar de montagelijnen van de autofabrikanten getransporteerd en<br />
gemonteerd.<br />
5a Communicatierichtingen.<br />
Verticale communicatie is informatieoverdracht via de hiërarchische lijnen.<br />
Horizontale communicatie is communicatie tussen afdelingen of medewerkers op<br />
eenzelfde hiërarchisch niveau.<br />
Diagonale of laterale communicatie is communicatie tussen medewerkers en<br />
managers op verschillende niveaus in de organisatie.<br />
Passarrelle (Fayol) is horizontale en diagonale communicatie (zoals boven<br />
beschreven) mits voldaan is aan specifieke voorwaarden (eenvoudig probleem, geen<br />
opdrachten, informatie-uitwisseling en managers achteraf informeren).<br />
b<br />
• Verticale communicatie; tussen verkoopdirecteur en accountmanager of<br />
tussen productiechef en productiemedewerker.<br />
• Horizontale communicatie; communicatie tussen business unit managers van<br />
Inalfa Metal en Inalfa After Markt Group.<br />
• Laterale communicatie; communicatie tussen accountmanager van Inalfa<br />
Sunroofs en de businessmanager Inalfa Roof systems over specificaties van<br />
een bepaald daksysteem.<br />
• Passarelle; informatie-uitwisseling tussen business unit managers van<br />
verschillende vestigingen.<br />
6a Projectorganisatie ligt het meest voor de hand. Ontwerp, ontwikkeling, productie en<br />
montage van daksystemen voor specifieke autofabrikanten is complex van aard. Het<br />
heeft ook een bepaalde tijdelijkheid. In een traditionele lijn- en staforganisatie zou<br />
zo’n project niet tot een goed einde komen.<br />
b Voordelen:<br />
• alle deskundigheid is in één team verzameld (ook de klant);<br />
• realisatie van synergie door bundeling van competenties.<br />
Nadelen:<br />
• conflict tussen projecttaak en ‘normale werk’ van leden;<br />
• competentiekwesties tussen lijnmanagers en projectmanagers.<br />
7a Kwaliteit is de mate waarin de kenmerken van een product overeenstemmen met de<br />
eisen die daaraan worden gesteld door afnemers.<br />
b Vier fasen in kwaliteitsdenken.<br />
1. Efficiency; technische oriëntatie op kwaliteit met nadruk op productie.<br />
2. Efficiency en kwaliteit; technische oriëntatie met steekproefcontrole achteraf<br />
om te bepalen of producten voldoen aan de technische specificaties.<br />
3. Efficiency, kwaliteit en flexibiliteit; dit betreft een marktoriëntatie (‘fitness for<br />
use’). Het productieprobleem met de markt staat nog centraal.<br />
4. Efficiency, kwaliteit, flexibiliteit en integrale kwaliteitszorg (1980 – 2006);<br />
kwaliteit is ene integraal onderdeel van alle bedrijfsprocessen, de<br />
<strong>management</strong>oriëntatie staat centraal.<br />
34<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong>
c Er is sprake van minimaal fase 3 zo blijkt uit de case. De markt stuurt de<br />
kwaliteitsbeheersing (klantenspecificaties). Assemblagelijnen kennen ‘advanced<br />
quality control systems’. Kwaliteitscertificaten zijn ook een indicatie voor fase 3 en<br />
wellicht een begin van fase 4.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> Uitgevers 2009, <strong>Uitwerkingen</strong> <strong>Organisatie</strong>, <strong>leiding</strong> & <strong>management</strong><br />
35