30.08.2013 Views

3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen

3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen

3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BEPLANTINGSPLAN<br />

WADDENKUST<br />

WEIWERD<br />

3 X <strong>NOORD</strong> - <strong>GRONINGEN</strong>


3x Noord <strong>Groningen</strong> is in opdracht van de <strong>Provincie</strong><br />

<strong>Groningen</strong> opgesteld door Bosch Slabbers tuin- en<br />

landschapsarchitecten.<br />

September 2004<br />

1


Fysische geografie van <strong>Groningen</strong>


1. INLEIDING<br />

1.1 Inleiding 5<br />

1.2 Verhouding tot overige plandocumenten 5<br />

1.3 Opbouw van het rapport 6<br />

2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

2.1 Inleiding 9<br />

2.2 Wordingsgeschiedenis 10<br />

2.3 Het landschap van nu 12<br />

3. BEPLANTINGSPLAN<br />

3.1 Inleiding 21<br />

3.2 Uitgangspunten 23<br />

3.3 Wegbeplantingen 28<br />

3.4 Grote groengebieden 34<br />

3.5 Beplantingen bij dorpen 38<br />

3.6 Erfbeplantingen 48<br />

3.7 Bijzondere elementen 52<br />

3.8 Beplantingen langs watergangen 56<br />

3.9 Aandachtspunten per landschapstype 59<br />

4. WADDENKUST<br />

4.1 Inleiding 60<br />

4.2 Geschiedenis 62<br />

4.3 Kwaliteiten 65<br />

4.4 Knelpunten 68<br />

4.5 Opgave 70<br />

4.6 Zienswijze 71<br />

4.7 Vertaling zienswijze tot landschapsplan 73<br />

4.8 Conclusies 81<br />

5. WEIWERD<br />

5.1 Inleiding 82<br />

5.2 Opgave 88<br />

5.3 Strategie 89<br />

5.4 Mogelijk beeld toekomstig landschap 92<br />

5.5 Deeluitwerkingen 94<br />

5.6 Uitvoeringsaspecten 99<br />

6. VERVOLG 101<br />

0. INHOUD<br />

3


De intensiteit van het licht...


1.1 Inleiding<br />

Nu het Landschappelijk Raamwerk en de gebiedsuitwerking<br />

Noord <strong>Groningen</strong> gereed zijn, is de tijd daar om een meer<br />

concrete invulling te geven aan de ontwikkelingsrichtingen die<br />

in deze rapportages zijn opgenomen. Daartoe is in het najaar<br />

van 2003 gestart met het opstellen van een “landschapsontwikkelingsplan<br />

Noord <strong>Groningen</strong>”. Als eerste stap hierin is<br />

een aantal deelstudies verricht. Naast de Identiteitsvisie<br />

Damsterdiep, welke in juni 2004 is afgerond, zijn een<br />

thematische en twee gebiedsmatige verkenningen opgesteld.<br />

Dit betreft:<br />

< Visie landschappelijke beplantingen Noord <strong>Groningen</strong><br />

< Landschapsplan Waddenkust<br />

< Landschapsplan Weiwerd<br />

De resultaten van deze drie deelstudies zijn in onderhavige nota<br />

vastgelegd. Naast bovengenoemde verkenningen zullen in het<br />

vervolgtraject nog twee ontwerpopgaven voor Noord-<strong>Groningen</strong><br />

worden uitgewerkt: de Fivel en Middag-Humsterland.<br />

De deelstudies leveren bouwstenen aan voor het op te stellen<br />

Landschapsontwikkelingsplan. In dit LOP worden de verschillende<br />

deelopgaven samengebracht en geïntegreerd in een<br />

uitvoeringsgerichte visie op het landschap van Noord-<strong>Groningen</strong>.<br />

In het LOP zullen daartoe thema’s worden benoemd en<br />

uitgewerkt in concrete acties en projecten.<br />

Het Landschapsontwikkelingsplan zal meer zijn dan de som der<br />

delen; het behelst een totaalvisie op het landschap van Noord-<br />

<strong>Groningen</strong> waarbij de verschillende deelopgaven in hun<br />

samenhang worden beschouwd. Dit betekent dat de hier<br />

gepresenteerde voorstellen niet noodzakelijkerwijs straks ook<br />

één op één in het LOP zijn terug te vinden. Voortschrijdend<br />

inzicht en afstemming met andere ontwerpopgaven (bijvoorbeeld<br />

op het gebied van water) kan leiden tot aanpassingen of<br />

aanvullingen.<br />

De verkenningen hebben als doel de ontwerpopgaven in beeld te<br />

brengen en oplossingsrichtingen te formuleren. Ze hebben<br />

daarmee het karakter van tussenrapportage; de eerste stap<br />

richting een Landschapsontwikkelingsplan voor Noord-<strong>Groningen</strong>.<br />

1. INLEIDING<br />

5


1.2 Verhouding tot overige plandocumenten.<br />

Recent heeft de provincie <strong>Groningen</strong> samen met 8 Noord-<br />

Groningse gemeenten en het waterschap Noorderzijlvest -<br />

verenigd in de stuurgroep Noord- een uitwerking vastgesteld<br />

van het Provinciaal Omgevingsplan, de gebiedsuitwerking Noord<br />

geheten. Voor de uitvoering daarvan hebben de partijen in<br />

februari 2004 een convenant gesloten. Aan de basis van de<br />

gebiedsuitwerking Noord staat de notie dat het bijzondere<br />

waardevolle landschap vertrekpunt moet zijn voor de vormgeving<br />

en inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De stuurgroep Noord<br />

streeft niet naar een museumlandschap maar naar een<br />

dynamisch, leefbaar Noord-<strong>Groningen</strong> met een landschap van<br />

hoge kwaliteit. Omdat in de praktijk nieuwe ontwikkelingen vaak<br />

afbreuk doen aan het landschap heeft de stuurgroep Noord het<br />

Landschappelijk Raamwerk opgesteld. Dat geeft een<br />

benadering om nieuwe ontwikkelingen zo uit te voeren dat het<br />

landschap er op zijn minst niet minder van wordt, liefst beter.<br />

Het Landschappelijk Raamwerk is nog niet uitvoeringsgericht.<br />

Daarom heeft de stuurgroep Noord besloten na een<br />

consultatieronde met bewoners en maatschappelijke organisaties<br />

in juni 2003 om het Landschappelijk Raamwerk uit te werken tot<br />

een Landschapsontwikkelingsplan (LOP). De uitgangspunten<br />

voor dit LOP liggen vast in het POP, de gebiedsuitwerking Noord<br />

en een aantal overige beleidsnota’s zoals de recent<br />

geactualiseerde Regiovisie <strong>Groningen</strong>-Assen en de<br />

stroomgebiedsvisie “Over leven met Water” (2002).<br />

De drie thans gepresenteerde ontwerpopgaven vormen<br />

uitwerkingen van de opgaven zoals die al in het Landschappelijk<br />

Raamwerk waren benoemd. Daarmee vormt het LOP de<br />

ontbrekende schakel tussen plannen en uitvoering.<br />

1.3 Opbouw van het rapport<br />

Hoofdstuk 2 schetst een beeld van het landschap van Noord<br />

<strong>Groningen</strong>, van haar geschiedenis en van de huidige landschappelijke<br />

opbouw. Deze informatie vormt de onderlegger voor de<br />

drie ontwerpopgaven, welke in de hoofdstukken 3, 4 en 5 aan de<br />

orde zijn. In hoofdstuk 3 staan de beplantingen in Noord<br />

<strong>Groningen</strong> centraal. Op welke wijze kan men met beplanting de<br />

karakteristieken van dit open landschap versterken? Waar zijn<br />

Deze pagina: kaften van het POP, het landschappelijk raamwerk en<br />

de gebiedsuitwerking Noord <strong>Groningen</strong><br />

Rechter pagina: collage van beelden waaruit het landschap van<br />

Noord <strong>Groningen</strong> is opgebouwd.<br />

beplantingen gewenst, waar niet, en aan welke voorwaarden<br />

moeten die beplantingen voldoen? Hoofdstuk 4 geeft aan op<br />

welke wijze men de agrarische schaalvergroting kan afstemmen<br />

op de kwaliteiten van het landschap in de Waddenkust.<br />

Hoofdstuk 5 betreft de polder Weiwerd, zonder twijfel het meest<br />

verguisde landschap van Noord <strong>Groningen</strong>, terwijl dit landschap<br />

over verborgen kwaliteiten beschikt. Het hoofdstuk brengt de<br />

bijzondere kwaliteiten van dit gebied voor het voetlicht en<br />

presenteert een aanpak waarmee dit gebied uit haar negatieve<br />

spiraal zou kunnen worden verlost.


INLEIDING<br />

7


Rijk aan relicten en contrasten...


2.1 INLEIDING<br />

Noord <strong>Groningen</strong> kent een interessante verscheidenheid aan<br />

landschapstypen. Op hoofdlijnen worden de volgende gebieden<br />

onderscheiden:<br />

< De Waddenkust<br />

- Aandijkingen en inpolderingen<br />

- Lauwersmeergebied<br />

< Het Wierdenlandschap<br />

- Oude kwelderrug<br />

- Jonge kwelderrug<br />

- Middag-Humsterland<br />

- Woldstreek<br />

- Weiwerd<br />

< Het landschap van de oude stroomgeulen<br />

- Reitdiep<br />

- Fivel<br />

- Land van Aagt<br />

Binnen deze deelgebieden zijn kenmerkende landschapselementen<br />

aanwezig, zoals wierden, maren, dijken, dobbe en<br />

eendenkooien. Genoemde gebieden verschillen ruimtelijk sterk<br />

van elkaar. Deze verschillen zijn terug te voeren op verschillen in<br />

ondergrond en verschillen in occupatiegeschiedenis.<br />

Paragraaf 2.2 geeft in het kort de wordingsgeschiedenis van<br />

Noord <strong>Groningen</strong> weer. Paragraaf 2.3 deelt het landschap van<br />

nu in op basis van een interpretatie van de geomorfologische<br />

kaart en verricht veldwerk. Per landschapstype worden de<br />

belangrijkste karakteristieken kort benoemd.<br />

Kaartuitsnedes landschapselementen: dobbe, maar, eendenkooi.<br />

2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

9


2.2 WORDINGSGESCHIEDENIS<br />

Prehistorie<br />

De geschiedenis van het Noord Groninger landschap begint<br />

omstreeks het einde van de ijstijden, circa 10.000 jaar voor<br />

Christus. Door het vochtige klimaat en het stijgen van de<br />

zeespiegel ontstaat, achter een gesloten duinenrij, een<br />

uitgestrekt veenmoeras. De afwatering van dit veenmoeras<br />

vindt plaats via de riviertjes Fivel en Hunze (het huidige<br />

Reitdiep).<br />

1000 voor Christus.<br />

Omstreeks 1000 jaar voor aanvang van onze jaartelling<br />

ontwikkelt zich tussen de Fivel- en de Hunzeboezem een<br />

kleikwelder, die aan de zeezijde wordt omringd door een hoger<br />

gelegen kwelderwal. Deze kwelderwal wordt, evenals de hoge<br />

oeverwallen langs de Fivel en Reitdiep, vanaf ongeveer 650 voor<br />

Christus bewoond. Omdat deze gebieden bij hoge vloeden nog<br />

regelmatig overstromen leggen de bewoners verhoogde<br />

woonplaatsen aan. Deze opgeworpen heuvels zijn nog als<br />

‘wierden’ in het landschap herkenbaar. Doordat de eerste<br />

bewoning juist op de relatief smalle kwelderwal plaatsvindt<br />

ontstaat een kenmerkende wierdenreeks.<br />

Rond het begin van de jaartelling<br />

Omstreeks het begin van de jaartelling ontstaat ter hoogte van<br />

Usquert, onder invloed van het stromingspatroon aan de<br />

noordoostzijde van de kwelderwal, een haakvormige strandwal<br />

die zich geleidelijk in oostelijke richting ontwikkelt. Op deze<br />

strandwal ontstaan later de dorpen Oldörp, Uithuizen en<br />

Uithuizermeeden. In de luwte van deze strandwal vindt<br />

opslibbing plaats. Doordat de opslibbing van west naar oost<br />

verloopt, als gevolg van stromingspatronen in de Fivelboezem,<br />

ontstaat een afwateringspatroon in dezelfde richting. Dit<br />

verklaart dat alle oude maren hun oorsprong ergens op de oude<br />

kleikwelder vinden en van daaruit in oostelijke richting afwateren.<br />

Tussen de maren ontstaan, op de hogere delen van de kwelders,<br />

de voorlopers van de huidige wegen, de ‘veedriften’.<br />

Ontwikkeling van Noord <strong>Groningen</strong> in 5 schema’s.<br />

Bron: het Groninger landschap


Vanaf het jaar 1000<br />

Rond het einde van het eerste millennium wordt het gebied<br />

gekerstend. Noord <strong>Groningen</strong> komt onder invloed van het<br />

Christendom, de eerste monniken doen hun intrede. Een groot<br />

aantal kloosterrestanten herinnert aan hun aanwezigheid (zoals<br />

de voormalige kloosters te Usquert, Rottum, Warffum, Thesinge,<br />

Wittewierum en Appingedam). Hiermee ontstaat de<br />

organisatiestructuur die de voorwaarde vormt voor de<br />

systematische ontginning van het land, een proces dat tot ver in<br />

de 20 e eeuw zal voortduren. Het zijn dan ook zeer waarschijnlijk<br />

de monniken die hebben zorg gedragen voor de aanleg van de<br />

eerste dijk. Deze Oldiek, ofwel Oude dijk, is aangelegd in de<br />

Fivelboezem. Omstreeks 1250 omsluit deze dijk <strong>Groningen</strong> aan<br />

de waddenzijde (direct boven Warffum, Usquert en Uithuizen).<br />

Ondanks de aanleg van deze dijk heeft de zee, via de maren<br />

nog altijd invloed op het binnendijks gelegen gebied.<br />

Vanaf de dertiende eeuw worden dijken aangelegd om<br />

woonplaatsen en landbouwgebieden tegen overstroming te<br />

beschermen. Daarnaast worden dijken aangelegd om opgeslibde<br />

gebieden langs de noordkust van <strong>Groningen</strong>, rond de<br />

Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep, in te dijken.<br />

De kwelders groeien verder aan. Rond de uiterdijkselanden en<br />

de meeden wordt eerst een lage zomerkade aangelegd, de<br />

feitelijke bedijking vindt pas enkele eeuwen later plaats. De<br />

middeleeuwse bedijkingsactiviteit eindigt met het afsluiten van<br />

de Fivelboezem.<br />

De Fivel mag nu dan een onbeduidend stroompje zijn, ten tijde<br />

van de Middeleeuwen was het een machtig brede rivier, en<br />

tevens belangrijke verbindingsweg. Aan de Fivel lagen de<br />

belangrijkste kloostercomplexen en kastelen van het noorden.<br />

Deze kloosters en kastelen moesten de plaatselijke bevolking<br />

beschermen tegen plunderingen, bijvoorbeeld door de<br />

noormannen, die over de Fivel en de Maren vanaf de Noordzee<br />

het land binnen drongen.<br />

Lange tijd verliep vrijwel al het transport over het water. Vrijwel<br />

iedere kern lag aan een maar, en had zijn eigen haven. Langs<br />

de maren liepen jaagpaden. Over de maren en diepen werd het<br />

transport naar de stad <strong>Groningen</strong> verzorgd. Op de Grote Markt<br />

kwamen de dorpen en hun producten samen.<br />

18 e eeuw-heden<br />

De ontwikkelingen in de Waddenkust hebben sinds de 18 e eeuw<br />

een grote vaart genomen. Deze inpolderingsgeschiedenis wordt<br />

beschreven in hoofdstuk 4.<br />

KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

11


2.3 HET LANDSCHAP VAN NU<br />

De rijkdom aan landschapstypen in Noord <strong>Groningen</strong> is op<br />

verschillende manieren te typeren. Op het hoogste schaalniveau<br />

is er onderscheid tussen het oude en het nieuwe land, waarbij<br />

de Oldiek op de kwelderwal van Uithuizen de scheidslijn vormt.<br />

Ten zuiden hiervan bevindt zich het oude land met kronkelende<br />

maren en een overwegend onregelmatige verkavelingsstructuur.<br />

Ten noorden van de Oldiek ligt het nieuwe land met een rechte,<br />

noord-zuid gerichte verkaveling, ontstaan vanuit de<br />

landaanwinning en het recht van opstrek.<br />

In deze paragraaf wordt, op basis van een interpretatie van de<br />

geomorfologische kaart en verricht veldwerk, deze hoofdindeling<br />

verfijnd tot de volgende landschapstypen:<br />

1. De Waddenkust, met de verbijzonderingen:<br />

a) Aandijkingen en inpolderingen<br />

b) Lauwersmeergebied<br />

2. Het Wierdenlandschap, met de verbijzonderingen:<br />

a) Oude kwelderrug<br />

b) Jonge kwelderrug<br />

c) Middag-Humsterland<br />

d) De Woldstreek<br />

e) Polder Weiwerd<br />

3. Het landschap van de oude stroomgeulen, met de<br />

verbijzonderingen:<br />

a) Fivelboezem<br />

b) Reitdiepdal<br />

c) Het land van Aagt<br />

Aandijkingen en inpolderingen<br />

Lauwersmeergebied<br />

Land van Aagt<br />

Reitdiepdal<br />

Middag-(Humsterland)<br />

Woldstreek


Fivelboezem<br />

Oude kwelderruggen<br />

Jonge kwelderruggen<br />

Polder Weiwerd<br />

Schematische weergave van onderscheiden landschapstypen in Noord <strong>Groningen</strong>.<br />

KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

13


De Waddenkust<br />

Aandijkingen en inpolderingen<br />

Het landschap van de Waddenkust is een weids en open<br />

landschap, met een kenmerkende opeenvolging van dijken.<br />

Lange, nagenoeg kaarsrechte dijken liggen parallel aan de<br />

kustlijn en scheiden de verschillende perioden van<br />

landaanwinning. Middels het recht van opstrek zijn veelal oude<br />

zomerkaden opgehoogd tot nieuwe winterdijken, waarna het<br />

achterliggende land is ingepolderd. Zo is de karakteristieke<br />

reeks van dijken ontstaan, die in het Oldambt de slaper, de<br />

dromer en de waker worden genoemd. Op enkele plaatsen vindt<br />

men nog relicten van de oude dijklichamen<br />

De Waddenkust is een agrarisch productielandschap in optima<br />

forma. Alles in dit gebied heeft maat, dat geldt zowel de<br />

polders, als de boerenbedrijven en de boerderijen zelf. Het<br />

landschap kent hier een monumentale openheid. Binnen het<br />

gebied liggen verschillende waardevolle kleine landschapselementen<br />

zoals, dobben, eendenkooien, coupures. Buitendijks<br />

liggen belangrijke natuurwaarden. Op de kwelders is de<br />

vogelrichtlijn van toepassing.<br />

Het Lauwersmeergebied<br />

Het Lauwersmeergebied ligt aan de monding van het Reitdiepdal<br />

en vormt een groot aaneengesloten natuurgebied met aan<br />

de randen landbouwgebied. De natuurwaarde van het gebied is<br />

groot en geniet dan ook een landelijk beschermde status. Op<br />

enkele recreatiedorpen en de landbouw na is het gebied in<br />

beheer bij Staatsbosbeheer en defensie. Het vissersdorp<br />

Zoutkamp ligt op de overgang van het Reitdiep naar het<br />

Lauwersmeer.<br />

Bovenste rij afbeeldingen vlnr: gedeeltelijk vergraven dijk, informatiebord<br />

over vogels en de rode baksteen als kleur van het noorden.<br />

Onderste rij afbeeldingen vlnr: agrarisch productielandschap in optima<br />

forma, de haven van Zoutkamp en het Lauwersmeergebied.


KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

15


Het Wierdenlandschap<br />

Oude kwelderrug<br />

De oude kwelderrug vormt het hoogste deel van het Wierdenlandschap.<br />

Deze wordt gemarkeerd door de dorpskernen op de<br />

rug en de monumentale boerderijen die op de overgang van de<br />

rug naar het Waddenlandschap liggen. Van een afstand<br />

verschaffen deze dorpssilhouetten het wierdenlandschap haar<br />

karakteristiek aanzien.<br />

Bij de wierden is er onderscheid in:<br />

S Ronde wierden met een ringweg en ossengang, met aan<br />

de voet een radiale verkaveling zoals Eenrum, Biessum of<br />

Groot Maarslag.<br />

S Hoekige wierden met een blokvormige verkaveling en<br />

paden tussen de erven, zoals bijvoorbeeld Leens. Deze<br />

liggen meestal op de smallere kwelderruggen.<br />

Jonge kwelderrug<br />

Op de jonge kwelderrug zijn de maten van de wierden minder<br />

spectaculair dan op de oude kwelderrug. Het betreft hier<br />

voornamelijk kleine en lage wierden waarop zich een of enkele<br />

boerderijen hebben gevestigd. Deze wierden liggen verspreid<br />

als groene eilanden in het open landschap. Voor het overige<br />

wordt het landschap gekenmerkt door kronkelende maren, een<br />

onregelmatige verkavelingsstructuur en verspreid liggende<br />

waardevolle landschapselementen.<br />

Middag - Humsterland<br />

Het landschap van Middag - Humsterland vormt binnen het<br />

wierdenlandschap een bijzonderheid. Middag en Humsterland<br />

vormden vroeger een schiereiland respectievelijk in de monding<br />

van de Hunze. Het gebied is al in de Middeleeuwen ontgonnen,<br />

en sedertdien is het verkavelingspatroon nauwelijks veranderd.<br />

Het verkavelingspatroon is hier dermate gaaf behouden dat het<br />

gebied is voorgedragen om te worden opgenomen op de UNESCO<br />

werelderfgoedlijst.<br />

De Woldstreek<br />

De Woldstreek vormt vanwege de afwijkende<br />

ontginningsgeschiedenis een apart gebied binnen het Noord<br />

Groningse landschap. De naamgeving duidt op het tijdperk waarin<br />

het gebied was bedekt met een uitgestrekt moerasbos. Dit bos is<br />

vanaf de randen naar binnen toe ontgonnen. De Wolddijk vormt<br />

een ringdijk die is aangelegd om bescherming te bieden tegen het<br />

water dat van alle kanten naar het gebied toestroomde.<br />

De lage ligging maakt het gebied tot een van de natste delen<br />

van Noord <strong>Groningen</strong>. Midden 19 e eeuw wordt het<br />

landschapsbeeld van dit woudgebied dan ook beheerst door<br />

meer dan 150 windmolens die langs de boezemkaden staan. Nu<br />

vormt de zwaar beplante Wolddijk een krans om dit laag<br />

gelegen open weideland, en wordt de openheid binnen de<br />

Ringdijk verbijzonderd door de aanwezigheid van enkele<br />

monumentaal beplante erven.<br />

Polder Weiwerd<br />

Ook polder Weiwerd vormt een verbijzondering binnen het<br />

Wierdenlandschap. De reden hiervoor ligt in het spanningsveld<br />

tussen enerzijds de oude structuurlijnen en anderzijds de<br />

jonge, voornamelijk industriele ontwikkelingen. Dit<br />

spanningsveld levert interessante contrasten op, zoals het beeld<br />

van het kerkje van Heveskes tegen de achtergrond van de<br />

chemische industrie van Delfzijl.<br />

Bovenste rij afbeeldingen vlnr: zicht op kerk van wierdedorp en authentiek<br />

verkavelingspatroon in Middag.<br />

Onderste rij afbeeldingen vlnr: wierdedorp Saaksum en boerenerven als<br />

groen eilanden in de open Woldstreek.


Het landschap van de oude stroomgeulen<br />

Fivelboezem<br />

De Fivelboezem vormt een apart landschapstype. Lange tijd<br />

vormde dit een open inbraakgebied, waar de zee vrij spel had.<br />

Hier werd het kenmerkende patroon van kwelderruggen en<br />

maren doorbroken. Deze inbraak van de zee is in een aantal<br />

fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand voor de<br />

oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor ontstond een<br />

ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn de dijken<br />

afgegraven, maar de lange rechte wegen herinneren nog aan dit<br />

patroon. De Fivelboezem vormt nog altijd een meer open<br />

landschap.<br />

Het Reitdiepdal<br />

Het Reitdiepdal vormt het voormalige stroomdal van de Hunze<br />

en wordt omsloten door oude zeedijken. Doordat de loop van de<br />

Hunze zich herhaaldelijk heeft verlegd is een tamelijk breed en<br />

open stroomdallandschap ontstaan met een fijnmazig mozaïek<br />

van verlaten stroomdraden, oude meanderbochten en voormalige<br />

oeverwallen. Het Reitdiepdal wordt recreatief gewaardeerd,<br />

vanuit de stad <strong>Groningen</strong> wordt het gebied intensief bezocht om<br />

te wandelen of te fietsen.<br />

Het land van Aagt<br />

Ook het Land van Aagt vormt een oud inbraakgebied van de<br />

zee, waarmee het kenmerkende patroon van kwelderruggen en<br />

maren wordt doorbroken. Nog altijd wordt het Land van Aagt<br />

gekenmerkt door openheid.<br />

Deze pagina: fysisch geografische kaartuitsnede van het inbraakgebied<br />

het Land van Aagt.<br />

Rechter pagina, bovenste rij afbeeldingen vlnr: het Fivelboezem en een<br />

nevengeul in het Reitdiepdal.<br />

Onderste rij afbeeldingen vlnr: kaartfragment van middeleeuwse<br />

bedijkingen in het Fivelboezem en oude meanders langs de voormalige<br />

loop van de Hunze.


KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />

19


Het verschil tussen open en kaal...


3.1 INLEIDING<br />

Introductie<br />

Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is vooral een open<br />

landschap. Weids en stoer. Juist in open landschappen zijn de<br />

aanwezige beplantingen van bijzondere betekenis. Zij maken<br />

het verschil tussen een ‘open’ landschap en een ‘kaal’<br />

landschap, tussen soberheid en armoede.<br />

Wegbeplantingen zorgen voor contrast tussen beslotenheid en<br />

openheid. Vanuit de intimiteit van de beplante weg ziet men uit<br />

over het open polderland. De bomen langs de weg bieden het<br />

zicht op de openheid een voorgrond, en geven het perspectief<br />

daarmee diepte, gelijk de zuilen van een kloostergang.<br />

Beplante boerenerven vormen in die openheid weldadige groene<br />

eilanden, omspoeld door ruimte. Zij geven ‘maat’ aan de<br />

openheid, en vormen refugia voor mens en dier.<br />

Beplantingen kunnen verborgen structuren, zoals verschillen in<br />

de bodem of verschillen in ontginningsgeschiedenis, zichtbaar<br />

maken. Zij kunnen landschappen een eigen sfeer en ‘couleur<br />

locale’ verschaffen en daarmee belangrijk bijdragen aan de<br />

eigen ruimtelijke identiteit.<br />

In het open landschap ‘tekenen’ beplantingen als het ware de<br />

horizon. Denk aan de monumentale beplanting langs wegen en<br />

dijken, of aan het zwaar geboomte in de oude dorpskernen.<br />

Tegelijkertijd kan men constateren dat de kwaliteit van de<br />

beplantingen onder druk staat. Iepziekte en essensterven<br />

hebben ook in Noord <strong>Groningen</strong> hun tol geëist.<br />

Wegverbredingen maken dat er steeds minder ruimte rest voor<br />

een vitale wegbeplanting. Het resultaat is een fragmentatie van<br />

de groenstructuur. Waar eens monumentale lanen het<br />

landschapsbeeld bepaalden, staan nu verspreid nog enkele<br />

solitairen langs de weg, verloren in de ruimte.<br />

Boeren hebben vaak niet meer de middelen, de tijd of de<br />

interesse voor erfbeplanting, waardoor ook de erfbeplantingen<br />

aan kracht inboeten. Daarentegen verschijnen er steeds meer<br />

beplantingen die afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van<br />

het landschap. In de drang om de recreatieve<br />

uitloopmogelijkheden te vergroten of ontwikkelingen ‘in te<br />

passen’ of aan het oog te onttrekken ontstaan beplantingen die:<br />

3. BEPLANTINGSPLAN<br />

21


de zo gewaardeerde openheid van het landschap<br />

aantasten,<br />

< niet passen bij de maat en schaal van het landschap,<br />

< afbreuk doen aan de leesbaarheid van het landschap.<br />

Beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het landschap<br />

toevoegen. Maar verkeerd toegepast kunnen zij evenzeer<br />

afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit.<br />

Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is als een schilderij uit de<br />

Gouden Eeuw. Het herkrijgt haar glans wanneer het weer eens<br />

grondig wordt schoongemaakt. Plots herkent men in het schilderij<br />

weer tekening en nuances, die onder de grauwsluier zoek<br />

waren geraakt, onzichtbaar waren geworden. Wellicht moet ook<br />

het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> soms wel worden ontdaan<br />

van haar groensluier, opdat het beeld weer helder, de nuance<br />

weer zichtbaar wordt.<br />

Opgave<br />

Opgave bij het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> is een uitvoeringsgerichte<br />

visie te ontwikkelen op hoe om te gaan met<br />

beplantingen in een landschap dat haar kracht mede aan haar<br />

openheid ontleent. Het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> wil<br />

spelregels formuleren over hoe om te gaan met beplantingen.<br />

Daarbij zijn vragen aan de orde als “hoe kunnen we beplantingen<br />

herstellen?”, maar ook “hoe gaan we om met beplantingen<br />

die structuren verstoren, die de eigenheid van het landschap<br />

geweld aan doen?”<br />

Kanttekening<br />

Het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> formuleert spelregels over<br />

hoe om te gaan met beplantingen. Het reikt, op het<br />

schaalniveau van Noord <strong>Groningen</strong>, keuzes op hoofdlijnen aan.<br />

De daadwerkelijke uitwerking van beplantingsplan tot concreet<br />

uitvoeringsplan vereist maatwerk. Dit maatwerk, waarbij<br />

gedetailleerd wordt bepaald waar beplanting wenselijk is, en in<br />

welk sortiment, en waar niet, zal plaatsvinden in<br />

vervolguitwerking. Bij die vertaling van de thans aangereikte<br />

hoofdlijnen naar concrete maatregelen zal meer in detail naar<br />

de kenmerken van de plek moeten worden gekeken. De thans<br />

aangereikte structuur draagt primair zorg voor samenhang<br />

tussen de toekomstige deeluitwerkingen.


3.2 UITGANGSPUNTEN<br />

Versterken van de karakteristiek van het open landschap.<br />

Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is bovenal een open<br />

landschap. Beplantingen maken hier het verschil tussen ‘open’<br />

en ‘kaal’. Openheid is een kwaliteit, maar dit mag niet omslaan<br />

in een kaal landschap. Insteek bij het beplantingsplan is het<br />

versterken van de karakteristiek van het open landschap.<br />

Versterken onderscheid in landschapstypen<br />

Beplantingen kunnen verborgen verschillen in het landschap<br />

zichtbaar maken. Het gaat hierbij om verschillen in bodemopbouw<br />

en occupatiegeschiedenis. Het beplantingsplan hanteert de<br />

verschillende landschapstypen als onderlegger. De volgende<br />

landschapstypen zijn onderscheiden:<br />

< De Waddenkust<br />

- Aandijkingen en inpolderingen<br />

- Lauwersmeergebied<br />

< Het Wierdenlandschap<br />

- Oude kwelderrug<br />

- Jonge kwelderrug<br />

- Middag-Humsterland<br />

- Woldstreek<br />

- Weiwerd<br />

< Het landschap van de oude stroomgeulen<br />

- Reitdiep<br />

- Fivel<br />

- Land van Aagt<br />

Deze landschapstypen verschillen in bodemopbouw, landbouwkundig<br />

gebruik, bebouwingsdichtheid en mate van openheid.<br />

Het gaat niet alleen om verschillen binnen het hoofdtype, zoals<br />

bijvoorbeeld tussen de Wadden- en Wierdenlandschap, maar<br />

ook en soms juist om de verschillen tussen bijvoorbeeld de<br />

Oude en Jonge kwelderrug in het Wierdenlandschap.<br />

Boven: links wegbeplantingen als kwaliteit, rechts als knelpunt.<br />

Onder: links erfbeplanting als kwaliteit, rechts als knelpunt.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

23


Voor het zorgvuldig omgaan met beplantingen zijn de verschillen<br />

in mate van openheid het meest bepalend. De Waddenkust vormt<br />

het meest open en het Wierdenlandschap, in het bijzonder de<br />

oude kwelderrug, relatief het meest besloten landschap.<br />

Wanneer men echter de kaart met de huidige beplantingen over<br />

de kaart met de landschapstypen legt, dan blijkt een sterke<br />

nivellering. Het onderscheid tussen de verschillende<br />

landschapstypen vervaagt. De Waddenkust manifesteert zich<br />

weliswaar nog altijd als het meest open landschap, maar het<br />

onderscheid tussen de Woldstreek en de jonge kwelderrug in<br />

het Wierdenlandschap is nauwelijks meer herkenbaar. Het<br />

Reitdiep toont zich nog als een open stroomdal; de voormalige<br />

Fivelboezem raakt echter ruimtelijk verdicht.<br />

Links: de landschapstypen van Noord <strong>Groningen</strong> ingedeeld op basis van de relatieve openheid. Hoe groter het vierkant,<br />

hoe groter de openheid binnen het landschapstype.<br />

Rechts: Huidige beplantingen geprojecteerd over de landschapstypen van Noord <strong>Groningen</strong>.


BEPLANTINGSPLAN<br />

25


Het is de ambitie om met het beplantingsplan, vanuit de generale<br />

karakteristiek van een open landschap, het onderscheid tussen<br />

de verschillende landschapstypen te versterken.<br />

Hiertoe wordt ingezet op de ontwikkeling van de volgende 6<br />

thema’s:<br />

1. Wegbeplantingen<br />

2. Grote groenprojecten<br />

3. Beplanting bij dorpen<br />

4. Erfbeplantingen<br />

5. Bijzondere beplantingen (borgen, begraafplaatsen,<br />

Wolddijk, Stadsweg, bakenbomen)<br />

6. Beplantingen langs waterlopen (maren, diepen, kanalen)<br />

In het vervolg wordt per thema een benaderingswijze<br />

ontwikkeld, wordt aangegeven hoe structuren en elementen<br />

door beplantingen kunnen worden versterkt.


Boven: het totale beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> opgebouwd uit 6<br />

thema’s, samengevoegd in een kaart.<br />

1. Wegbeplantingen<br />

2. Grote groengebieden<br />

3. Beplantingen bij dorpen<br />

4. Erfbeplantingen<br />

5. Bijzondere beplantingen<br />

6. Beplantingen langs<br />

watergangen<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

27


3.3 WEGBEPLANTINGEN<br />

Eenduidigheid<br />

De kracht van de oude wegbeplantingen is dat zij een<br />

verbindingslijn van het begin tot het eind van een eenduidige<br />

beplanting voorzien. Eenduidig in de zin van 1 soort, 1 leeftijd,<br />

1 habitus. Dit verschaft deze beplantingen een ijzersterke<br />

ritmiek, vergelijkbaar met de zuilen van een kloostergalerij, en<br />

een welhaast ongekende monumentaliteit.<br />

Wie nu door het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> gaat, wordt<br />

vooral geconfronteerd met een verbrokkelde groenstructuur. Als<br />

gevolg van ouderdom en ziekten zijn grote gaten in de<br />

wegbeplantingen geslagen. Van het sterke gebit van weleer<br />

resten nu nog slechts enkele tanden. Door <strong>Provincie</strong>, gemeenten<br />

en wegbeheerders wordt wel geïnvesteerd in wegbeplantingen,<br />

getuigen de vele nieuwe aanplantingen, maar het lijkt of men<br />

angst heeft voor de grote lijnen. Het is alsof men in plaats van<br />

het ‘gebit’ juist de ‘tanden’, als eindfase van een proces van<br />

verval, als referentie verkiest. In plaats van de gehele lijn, van<br />

begin tot eind, van een eenduidige beplanting te voorzien<br />

worden verspreid korte rijen, vaak afgewisseld met struweelbeplanting,<br />

aangeplant, als morse-tekens in het landschap.<br />

Insteek van het beplantingsplan is dat men bij wegbeplantingen<br />

durft te kiezen. Helemaal of helemaal niet beplanten.<br />

Inzetten op een krachtig groen raamwerk<br />

Het zijn vooral de wegbeplantingen en in mindere mate de<br />

beplantingen langs waterlopen (zie 3.8) die een krachtig groen<br />

raamwerk vormen. Binnen dit raamwerk hebben de overige<br />

beplantingsthema’s een meer eigenstandige plek.<br />

Onbeplante wegen<br />

Om het onderscheid in landschapstypen te versterken worden<br />

niet in alle landschapstypen de wegen beplant. Hierdoor<br />

ontstaat weer verschil tussen ‘weidse landschappen’ en meer<br />

besloten landschappen. In de volgende landschapstypen zijn de<br />

wegen bij voorkeur niet beplant<br />

< De aandijkingen en inpolderingen van de Waddenkust<br />

< De Woldstreek binnen het Wierdenlandschap<br />

< Het Reitdiepdal, de Fivelboezem en het land van Aagt


Boven: wegbeplantingen onderverdeeld in 3 niveaus.<br />

Rechts, boven: restant van beplantingen langs een oude weg door het<br />

landschap; onder: ontbreken van een eenduidig beplantingsbeeld.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

29


(met uitzondering van de oude verbindingsweg Wehe den<br />

Hoorn - Mensingeweer) binnen het landschap van de oude<br />

stroomgeulen.<br />

De Woldstreek<br />

In het geval van de Woldstreek ontbreekt een eenduidige<br />

cultuurhistorische referentie waar het de beplantingen betreft.<br />

Zoals de naam al aangeeft is het van oorsprong een bosgebied.<br />

In de Middeleeuwen is deze laagte omdijkt, en vanaf de Wolddijk<br />

naar het midden toe ontgonnen. Midden 19 e eeuw is het<br />

een uitzonderlijk open landschap, waar het landschapsbeeld<br />

wordt bepaald door de meer dan 150 windmolens die nodig zijn<br />

om dit laaggelegen gebied droog te malen. Nu vormt de zwaar<br />

beplante Wolddijk een krans om dit laag gelegen open weideland,<br />

en wordt de openheid binnen de Wolddijk verbijzonderd<br />

door de aanwezigheid van monumentaal beplante erven. Voor<br />

de Woldstreek is gekozen voor het versterken van de beplanting<br />

rond de dijk (zie ook 3.7), waarbij het overige gebied zo open<br />

mogelijk wordt gehouden. De openheid krijgt extra cachet door<br />

het stimuleren van erfbeplantingen (zie 3.6)<br />

Fivelboezem<br />

In geval van de Fivelboezem gold een afweging. Lange tijd<br />

vormde dit een inbraakgebied van de zee, waarbij het patroon<br />

van de kwelderruggen werd doorbroken. De Fivelboezem is in<br />

een aantal fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand<br />

voor de oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor<br />

ontstond een ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn<br />

de oude dijken afgegraven. De lange rechte wegen herinneren<br />

nog aan dit patroon. Het was denkbaar om er voor te kiezen<br />

deze ritmiek zichtbaar te maken door deze lange wegen op een<br />

afwijkende manier te beplanten, bijvoorbeeld als transparante<br />

populieren-lanen. Deze ritmiek van transparante schermen zou<br />

tot een herkenbaar en ongetwijfeld ongemeen fraai<br />

landschapsbeeld leiden. Anderzijds zou hiermee de maat van<br />

het landschap worden genivelleerd. Vanuit de doelstelling van<br />

behoud van de openheid is er voor gekozen de wegen binnen<br />

het gebied van de Fivelboezem niet te beplanten. Daarmee<br />

wordt het meest herkenbaar dat dit een inbraakgebied betreft<br />

waarmee het patroon van kwelderruggen is onderbroken.<br />

Weg door de Woldstreek<br />

Beplant erf in de Fivelboezem


Monumentale wegbeplanting langs hoofd-kwelderrug (niveau 1)<br />

Beplanting langs belangrijke structuurlijn (niveau 2 )<br />

Beplanten wegen<br />

Het wierdenlandschap onderscheid zich van de omliggende<br />

‘weidse’ landschapen door haar relatief ‘besloten’ karakter. Er<br />

wordt beplanting voorgesteld langs de volgende wegen:<br />

1. Wegen die over de twee belangrijkste kwelderruggen voeren:<br />

S de kwelderrug van <strong>Groningen</strong> naar Roodeschool<br />

S de kwelderrug die daar min of meer haaks op staat van<br />

Baflo naar Ulrum<br />

2. Wegen over de kleinere oude kwelderruggen.<br />

3. Voor de overige wegen is de keuze om deze in hun geheel<br />

wel, of in hun geheel niet te beplanten. Deze keuze zal<br />

worden ingegeven door de kwaliteit en kwantiteit van de<br />

beplantingen die reeds aanwezig zijn; fraaie beplantingen<br />

langs wegen blijven behouden en worden zonodig versterkt,<br />

onbeplante wegen laat men in eerste instantie ongemoeid<br />

Verschil in hiërarchie<br />

Er wordt een verschil in hiërarchie bepleit. Langs de wegen over<br />

de hoofd-kwelderruggen wordt een zwaardere beplantingsvorm<br />

nagestreefd dan langs de overige kwelderruggen.<br />

Niveau 1: hoofdstructuur<br />

Dit betreft met name de doorgaande historische verbindingen<br />

over de oude kwelderruggen. Het aanzetten van deze lijnen door<br />

middel van monumentale wegbeplanting draagt bij aan de<br />

markering van de hoge rand van de kwelderrug en versterkt het<br />

contrast tussen de openheid van het Reitdiep/Fivelboezem/<br />

Waddenkust en het Wierdenlandschap. Soms vallen historische<br />

verbinding en nieuwe N-weg vrijwel samen op de kwelderruggen;<br />

soms parallel en volgt de N-weg een tracé buiten de dorpen<br />

om. Beide wegen worden beplant, dit versterkt het effect van de<br />

kwelderrug. Het onderscheid tussen beiden (bijvoorbeeld in<br />

sortiment) is hierbij aandachtspunt.<br />

Niveau 2: belangrijke structuurlijnen<br />

Dit betreft vooral de kleinere kwelderruggen. Het gaat hierbij om:<br />

- Het markeren van de randen; het aanzetten van wegbeplantingen<br />

langs de rand van het Wierdenlandschap;<br />

overgang naar het Reitdiep, land van Aagt en Fivelboezem.<br />

- Het versterken van de interne structuur.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

31


Niveau 3: ondersteunende lijnen<br />

Onder deze categorie vallen wegbeplantingen die mogelijk bij<br />

kunnen dragen aan het versterken van het groen raamwerk,<br />

maar daartoe niet essentieel zijn. Reeds fraai beplante wegen<br />

blijven gehandhaafd en worden zo nodig versterkt (beplanten<br />

van begin tot eind). Voor nieuwe aanplant zijn dit geen<br />

prioritaire gebieden. Specifieke lokale motieven zoals de<br />

historische betekenis van een weg, een bijzonderheid is de<br />

geomorfologische ondergrond of het reeds bestaande<br />

landschapsbeeld kunnen een aanleiding vormen om een weg te<br />

beplanten. In elk geval is maatwerk vereist en moet de<br />

beplanting geen afbreuk doen aan de zo gewenste openheid.<br />

Per wegvak moet bekeken worden of beplanting bijdraagt aan<br />

het vergroten van de leesbaarheid van het landschap<br />

Uitvoeringsaspecten<br />

Probleem bij de wegbeplantingen, met name langs de oude<br />

wegen, is dat hiertoe de benodigde ruimte veelal nauwelijks<br />

meer voorhanden is. Door wegverbreding zijn de bermen sterk<br />

versmald, hetgeen de groeiplaats niet ten goede komt.<br />

Daarnaast worden bermen niet zelden intensief benut voor het<br />

leggen van kabels en leidingen. Er is een aantal mogelijkheden,<br />

die van geval tot geval in overweging moeten worden genomen:<br />

1. Het versmallen van de weg, bijvoorbeeld door het instellen<br />

van 1 richtingsverkeer, of toepassen van passeerstroken;<br />

2. Het verbreden van de bermen, waarbij bijvoorbeeld een vrij<br />

liggend fietspad kan worden gerealiseerd. Bij deze<br />

oplossing, die onder meer in Middag is toegepast,<br />

verandert het profiel beperkt.<br />

3. Het aanbrengen van beplanting aan de overzijde van de<br />

sloot. Hiermee verandert het ruimtelijk beeld van het profiel<br />

ingrijpend en moet met tal van grondeigenaren en<br />

gebruikers tot overeenstemming worden gekomen;<br />

4. De aanleg van een geheel nieuwe weg, teneinde de oude<br />

weg ‘vrij te spelen’.<br />

Oorspronkelijk wegprofiel<br />

Optie 1: wegversmalling, 1 richtingsverkeer, passeerstroken<br />

Optie 2: verbreden bermen, realisatie vrijliggend fietspad<br />

Optie 3: beplanting aan overzijde van de sloot<br />

Optie 4: aanleg geheel nieuwe weg, oude weg komt vrij


Beeld van uitgangssituatie waarbij het wegprofiel verbreed is<br />

Optie 3: verbreden berm waarbij vrijliggend fietspad is gerealiseerd<br />

Reduceren beplantingen<br />

Zoals gezegd, beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het<br />

landschap toevoegen, maar verkeerd toegepast kunnen zij<br />

evenzeer afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit.<br />

Geadviseerd wordt de nieuwe N46 zoveel mogelijk als een open<br />

structuurlijn in het landschap te behandelen. Aan deze weg is,<br />

vooral bij kruisingen en viaducten, relatief veel beplanting<br />

aanwezig. Dat hangt deels samen met het aspect veiligheid.<br />

Toch doen deze beplantingen afbreuk aan de openheid en de<br />

leesbaarheid van het landschap. Viaducten doemen nu als forse<br />

boscomplexen in het open landschap op, en suggereren van<br />

afstand eerder de nadering van een recreatiegebied of een<br />

landgoed dan van een kruispunt. Voorgesteld wordt om, met in<br />

acht name van het veiligheidsaspect, te onderzoeken wat de<br />

mogelijkheden zijn deze beplantingen meer transparant te maken<br />

of op termijn te verwijderen.<br />

Zwaar beplant knooppunt aan N-weg<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

33


3.4 GROTE GROENGEBIEDEN<br />

Teloorgang openbaarheid van het landelijk gebied.<br />

Begin negentiende eeuw was het landschap van Noord <strong>Groningen</strong><br />

een openbaar toegankelijk landschap. Het landelijk gebied was<br />

intensief ontsloten middels veedriften, kerkepaden en stenen<br />

paden. Die vormden ‘Swiebertjes-paden’ door het landschap,<br />

waar men kon land-lopen.<br />

In de na-oorlogse periode zijn veel van deze paden ‘in cultuur<br />

gebracht’, letterlijk bij het korenveld of het veld met pootaardappels<br />

getrokken. Daarmee is de toegankelijkheid van het<br />

landelijk gebied voor de burger gereduceerd. Het landelijk gebied<br />

ging in figuurlijke zin ‘op-slot’. Dat is eens te meer te betreuren,<br />

nu blijkt dat de rol van het landelijk gebied zich steeds meer<br />

ontwikkelt van productiegebied, via uitloopgebied tot<br />

gebruiksgebied. Wil het deze twee laatste rollen kunnen<br />

vervullen, dan moet het landelijk gebied tenminste ‘ont-sloten’<br />

worden.


Boven: de 3 grote groengebieden, vlnr Natuurgroen Lauwersmeergebied,<br />

Stedelijk groen <strong>Groningen</strong>, Stedelijk groen Eemsmond.<br />

Linker pagina: ontsluiting van het landelijk gebied middels ‘Swiebertjespaden’.<br />

In de na-oorlogse periode is wel gepoogd om aan die uitloopfunctie<br />

van het landelijk gebied, als tegenhanger van het<br />

stedelijk gebied, tegemoet te komen, maar daarbij is tegelijkertijd<br />

een ontkoppeling met het agrarisch gebied tot stand<br />

gebracht. In het kader van de ruilverkaveling zijn bij dorpen de<br />

zogenaamde ‘dorpsbosjes’ aangeplant, waar de burger kon<br />

wandelen. Verspreid over het Groninger landschap ontstonden<br />

groene vlekken. Bossen die in maat en schaal niet passen bij<br />

het Groninger land, en afbreuk doen aan de kenmerkende<br />

openheid van dit gebied. Overwogen moet worden of het niet<br />

beter is afscheid te nemen van deze ruimtelijke dwaling. In<br />

plaats van overal een dorpsbos verdient het aanbeveling te<br />

streven naar:<br />

< een concentratie van enkele grote groen-projecten,<br />

passend bij de maat en schaal van het landschap en / of<br />

passend bij de maat en schaal van de ontwikkelingen in<br />

het landschap;<br />

< een verbeterde recreatieve ontsluiting van het landelijk<br />

gebied, opdat men in Noord <strong>Groningen</strong> niet alleen kan<br />

‘wad-lopen’ maar ook weer kan ‘land-lopen’.<br />

< het door-ontwikkelen van bestaande dorpsbossen, hierop<br />

wordt nader ingegaan in paragraaf 3.5.<br />

Visie<br />

De volgende Grote Groengebieden worden onderscheiden:<br />

1. Natuurgroen Lauwersmeergebied<br />

2. Stedelijk groen <strong>Groningen</strong><br />

3. Stedelijk groen Eemsmond (Appingedam / Delfzijl /<br />

Eemshaven).<br />

Ad 1 Natuurgroen Lauwersmeer<br />

Dit betreft een uitgestrekt gebied dat wordt gekenmerkt door<br />

een afwisseling van open water, kreken, open riet- en<br />

moeraslanden, struweel en bos. Het gebied is vanwege haar<br />

natuurwaarden aangeduid als Nationaal Park. Inmiddels heeft het<br />

gebied zich, mede door de aanleg van een bungalow-park,<br />

ontwikkeld tot een belangrijk toeristisch gebied. De schaal van<br />

het gebied leent zich voor de ontwikkeling van ‘struinnatuur’,<br />

waar de ontwikkeling van natuur en recreatie hand in hand gaan.<br />

Voorgesteld wordt hier robuuste natuur te ontwikkelen; natuur<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

35


‘die tegen een stootje kan’. Hier treft de recreant een essentieel<br />

andere recreatieomgeving. In plaats van een aangeharkt<br />

recreatiegebied treft hij natuur die uitnodigt om van de<br />

gebaande paden af te wijken, om zelf het gebied te gaan<br />

verkennen. Hier treedt men een essentieel andere wereld<br />

binnen dan men gewend is, met een ander soort van ordening<br />

dan men gewoon is. Hier kan men dwalen, bijna verdwalen,<br />

waant men zich ver van de hectiek van de stad verwijderd.<br />

Eenvoudige knuppelpaden ontsluiten de natste delen, aan de<br />

oevers van de kreken kan men vlotten bouwen en vogels<br />

bekijken.<br />

Middels een zonering kan men een diversiteit in<br />

gebruiksintensiteit bewerkstelligen, waarbij de randen van het<br />

gebied het meest intensief worden gebruikt, en het centrale<br />

deel een extensiever gebruik kent. Maar ook in het centrale deel<br />

gaat het om natuur die door mensen gebruikt, beleefd en<br />

genoten kan worden.<br />

Bovenstaande ideëen kunnen worden uitgewerkt in het kader van<br />

het inrichtings- en beheersplan voor het nationale park<br />

Lauwersmeer.<br />

Ad 2 Stedelijk groen <strong>Groningen</strong><br />

Rond de stad <strong>Groningen</strong> is een aantal recreatie- en<br />

natuurgebieden aangelegd. Tezamen met het landelijk gebied<br />

vormen zij een overgangsgebied van ‘stad’ naar zuiver landelijk<br />

gebied. Dergelijke overgangsgebieden kunnen worden uitgebouwd<br />

tot attractieve uitloopgebieden waar open weidelandschappen<br />

worden afgewisseld met bos- en natuurgebieden van formaat.<br />

Willen deze gebieden een succes worden dan moet aan een<br />

aantal voorwaarden worden voldaan:<br />

< Er moet sprake zijn van een sterke onderlinge samenhang<br />

tussen de verschillende elementen waaruit het gebied is<br />

opgebouwd, het geheel moet meer zijn dan de som der<br />

delen.<br />

< Er moet sprake zijn van afwisseling tussen openheid en<br />

beslotenheid,<br />

< Het gebied moet beschikken over interessante doorzichten,<br />

met lange en korte zichtlijnen<br />

Rechts: referentiebeelden Natuurgroen Lauwersmeergebied.


Er moet een goede recreatieve routestructuur zijn die de<br />

verschillende elementen met elkaar koppelt en die vanuit de<br />

stad tot ver in het landelijk gebied reikt.<br />

Dit komt grotendeels overeen met het huidige beleid van de<br />

gemeente <strong>Groningen</strong> en de door hun gevolgde aanpak voor het<br />

recreatiegebied Kardinge aan de oostkant van de stad.<br />

Ad 3 Stedelijk groen Eemsmond, Polder Weiwerd<br />

Polder Weiwerd is een bijzonder geval. In het Landschappelijk<br />

Raamwerk worden vooral de negatieve kanten benadrukt.<br />

Daarmee dreigt het gebied verder in een negatieve spiraal te<br />

worden gedrukt. Men kan de polder Weiwerd ook zien als een van<br />

de boeiendste Groninger landschappen, waar oude structuren en<br />

nieuwe ontwikkelingen tot fascinerende contrasten leiden.<br />

In de polder Weiwerd zijn de afgelopen decennia tal van<br />

ontwikkelingen, waarvoor elders geen plaats meer was, geland,<br />

van crossterrein tot stortplaats, van baggerdepot tot<br />

rioolzuivering. Het negatieve imago van Weiwerd is hier<br />

ongetwijfeld mede debet aan. Vanuit de gedachte dat hier een<br />

blind paard nog geen schade kan aanrichten heeft Weiwerd zich<br />

ontwikkeld tot ‘grabbelton van <strong>Groningen</strong>’.<br />

Daarnaast is in de polder de afgelopen twintig jaar zo’n 500 ha<br />

bos aangeplant. Dit hangt samen met de onzekere<br />

landbouwkundige positie. Er is veelvuldig gebruik gemaakt van<br />

stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc. Dit bos<br />

heeft zich caleidoscopisch over het gebied verspreid. Er is geen<br />

structuur in te onderkennen, en dat is jammer, omdat het<br />

Landschappelijk Raamwerk vooral benadrukt dat Weiwerd een<br />

structuurarm landschap is. De inzet van die 500 ha was, in<br />

retrospectie, een middel geweest om deze structuur te<br />

ontwikkelen, in plaats van bij te dragen aan een verdere<br />

ruimtelijke fragmentatie.<br />

In hoofdstuk 5 wordt voor Weiwerd een herstructurering<br />

voorgesteld. Bestaande groenelementen worden ‘hergroepeerd’<br />

tot een structuur waarbinnen zich tal van ontwikkelingen<br />

kunnen settelen.<br />

Links: referentiebeelden Stedelijkgroen <strong>Groningen</strong> en Eemsmond.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

37


3.5 BEPLANTINGEN BIJ DORPEN<br />

Introductie<br />

Belangrijke kwaliteit van het Noord Groninger landschap is het<br />

contrast in maatvoering. Naast weidsheid is er intimiteit, naast<br />

de grote structuren zijn er de kleine details.<br />

In het uitgestrekte Groninger land liggen de dorpen als kleine<br />

enclaves, van een essentieel andere maat en schaal dan het<br />

aanliggend landschap. Hier vindt men de menselijke schaal en<br />

geborgenheid. Beplanting en bebouwing vormen samen veelal<br />

prachtige dorpssilhouetten, die van verre zichtbaar zijn in het<br />

open landschap. De torenspits die uitpriemt boven het<br />

monumentale geboomte vormt een van de iconen van het<br />

Groninger landschap.<br />

Optuigen van het dorpssilhouet<br />

Nieuwe dorpsuitbreidingen en recente dorpsbossen doen veelal<br />

afbreuk aan het karakter van het dorpssilhouet. Het<br />

beplantingsplan stelt voor om de kwaliteiten van het<br />

dorpssilhouet te versterken middels:<br />

< Het versterken van het monumentale geboomte in de kern.<br />

< Het beplanten van de ‘poorten’ tot het dorp; de<br />

belangrijkste toegangswegen.<br />

< Het verwijderen danwel transformeren van de<br />

dorpsbossen<br />

< Het vormgeven van de nieuwe dorpsranden<br />

Versterken monumentaal geboomte in de kern<br />

In de beschutting van de dorpskern is vaak nog een<br />

monumentale beplanting aanwezig. Deze tekenen letterlijk het<br />

dorpssilhouet. Voorgesteld wordt om het geboomte verder aan te<br />

vullen, ook met het oog op toekomst; beplanting heeft pas over<br />

zo’n 50 tot 100 jaar een monumentaal karakter.<br />

Het beplanten van de ‘poorten’ van het dorp<br />

Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en<br />

‘ommeland’ te versterken wordt voorgesteld om de entrees tot<br />

het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen. De uitvalswegen van het<br />

dorp worden daartoe over enige honderden meters beplant.


Boven: dorpen waarop beplantingen van toepassing zijn.<br />

Rechts: 6 topkaartfragmenten van huidige dorpen met dorpsbossen.<br />

Transformatie van dorpsbossen<br />

Veel dorpen hebben nog een prachtig dorpsgezicht. Soms gaan<br />

ze echter schuil achter recent aangelegde dorpsbossen. Niet<br />

alleen wordt door deze bossen het zicht op het dorp ontnomen,<br />

ook de historisch-functionele relatie wordt verstoord. De kern<br />

wordt als het ware losgesneden van het agrarisch achterland,<br />

daar waar zij historisch een twee-eenheid vormen.<br />

Voorgesteld wordt het ruimtelijk beeld en het gebruik van de<br />

dorpsbosjes te heroverwegen. Daar waar zij een ongewenste<br />

ruimtelijk scheiding tussen dorp en dorpsgebied teweeg brengen<br />

wordt bepleit deze bossen transparanter te maken (evt.<br />

gedeeltelijk te verwijderen), en zichtlijnen te ontwikkelen die de<br />

samenhang tussen dorpskern en dorps-gebied herstellen.<br />

Veel dorpsbossen kennen een eenzijdige samenstelling, met een<br />

groot aandeel snelgroeiende soorten, en een beperkt gebruik.<br />

Hierdoor zijn zij maar beperkt interessant. Tegelijkertijd bieden<br />

zij, nu veel van deze bossen tot wasdom zijn gekomen, wel een<br />

beschut milieu. Dit voegt een kwaliteit toe. Bezien moet worden<br />

wat de mogelijkheden zijn deze bossen zodanig door te ontwikkelen<br />

dat zij ruimtelijk en functioneel interessanter worden,<br />

bijvoorbeeld door er programma aan toe te voegen (wonen in<br />

lage dichtheid, golfbaan, begraafpark). In die zin kunnen deze<br />

bossen in beginsel een aantrekkelijk casco vormen waarbinnen<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

39


een tweede generatie ontwikkeling denkbaar is. De omvorming<br />

van het dorpsbos van Ten Boer tot een begraafbos is hiervan<br />

een voorbeeld.<br />

Vormgeving van de nieuwe dorpsrand<br />

Een deel van de dorpen is recentelijk sterk uitgegroeid, waarbij<br />

de nieuwe wijken nauwelijks een samenhang vertonen met de<br />

oude kern. De locatie is veelal niet bepaald op basis van een<br />

analyse van hoe de structuur van het dorp is opgebouwd en hoe<br />

daar op kan worden ingespeeld, maar lijkt veeleer ingegeven door<br />

de beschikbaarheid cq de verwerfbaarheid van gronden.<br />

Hierdoor tonen deze wijken zich als wonderlijke uitstulpingen aan<br />

een historisch gegroeid dorp. Daarbij reageren deze<br />

nieuwbouwwijken in hun interne structuur nauwelijks op de<br />

kenmerken van de plek. Kenmerken als kavelrichting, ritmiek,<br />

aanwezigheid van elementen als sloten of houtsingels worden in<br />

het stedenbouwkundig plan niet opgenomen. Hierdoor ontstaan<br />

anonieme wijken, die feitelijk overal hadden kunnen liggen.<br />

De opgave kan nooit beperkt blijven tot het bouwen van<br />

woningen. De opgave is een woonomgeving te ontwikkelen, waar<br />

woningen deel van uitmaken. De vraag van de ontwikkelaar<br />

“hoeveel woningen kan ik hier bouwen” dient dan ook gepareerd<br />

te worden met de wedervraag “hoeveel woonomgeving denkt u<br />

hier te kunnen ontwikkelen?” Dit impliceert dat naast woningen<br />

ook groen moet worden ontwikkeld.<br />

Helling van wierde<br />

Zowel de locatiekeuze van de nieuwe uitbreidingswijken als de<br />

stedenbouwkundige uitwerking van de wijk dient gebaseerd te<br />

zijn op een heldere analyse van de structuur van het dorp.<br />

Bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk behoeft de overgang<br />

naar het landelijk gebied bijzondere aandacht. Met de<br />

ontwikkeling van de nieuwe wijk moet de overgang dorpaanliggend<br />

landelijk gebied opnieuw worden gedefinieerd.<br />

Anders dan in de oude kern zijn de woningen in de uitbreiding<br />

geen familie van elkaar en is er geen samenhang in dakvorm,<br />

maat- en schaal, materiaalgebruik, nokrichting of oriëntatie.<br />

Waar de historisch bebouwingsrand van het landschap uit gezien<br />

vaak rust, ingetogenheid en samenhang toont, wordt de rand<br />

van de nieuwbouw gekenmerkt door onrust en opzichtigheid. Geboomte in historische kern<br />

Besloten wereld


Situatie 1900<br />

Situatie 2000<br />

Teneinde alsnog rust en samenhang te bewerkstelligen,<br />

elementen ‘onder een noemer te plaatsen’ wordt voorgesteld<br />

langs de nieuwe dorpsrand bomen in een los verband te strooien.<br />

Van onder de bomen geniet men een doorzicht op het landelijk<br />

gebied. Vanuit het landelijk gebied bezien vormt het loverdak een<br />

samenbindende paraplu. Gekoppeld aan het verspreide<br />

bomenpatroon kunnen wandelpaden worden aangelegd waarmee<br />

de mogelijkheden om vanuit de kern een ommetje te maken<br />

toenemen.<br />

I Vingeroefening Leens<br />

Situatie<br />

Leens is een haakvormig wierdedorp gelegen op de meest<br />

noordelijk smalle kwelderrug, Parallel aan de oude hoofdontsluiting<br />

ligt op enige afstand de Provinciale weg. Deze staat<br />

zwaar in de boombeplanting, met een dichte onderbeplanting<br />

van heesters. De ligging van Provinciale weg valt ongeveer<br />

samen met de plaats tot waar vroeger de kwelder reikte. Lange<br />

tijd was dit landschap half zee, half land, en stroomde het bij<br />

hoogwater onder.<br />

De historische kern ligt hoog op de kwelderrug. Het relief is hier<br />

nadrukkelijk aanwezig. Binnen de oude dorpskern is zwaar<br />

geboomte aanwezig. De westelijke dorpsrand kent een fraaie<br />

overgang naar de wierde en is aangemerkt als beschermd<br />

dorpsgezicht. De oude kern ligt aan het einde van een maar.<br />

Zoals vrijwel alle dorpen had ook Leens een haventje. Tot ver in<br />

de twintigste eeuw verliep vrijwel al het transport over water.<br />

Inmiddels is de haven gedempt. Dit heeft geleid tot een bovenmaats<br />

profiel, hetgeen slechts te begrijpen is wanneer men<br />

weet dat hier ooit een haven heeft gelegen. Tussen de kern en<br />

de Provinciale weg loopt, aan de voet van de wierde, de<br />

Achtervalge. Op enige afstand van het dorp ligt de borg<br />

Verhilder-sum. Deze wordt door een carré van zwaar geboomte<br />

omgeven. Binnen dit carré ligt een siertuin.<br />

Tegen de oude kern zijn recent nieuwbouwwijken ontwikkeld.<br />

Deze vertonen ruimtelijk geen relatie met de oude kern.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

41


Westelijke entree Leens<br />

Borg Verhildersum<br />

Buitenruimte borg Verhildersum<br />

Zicht over Achtervalge herstellen door verwijderen<br />

onderbeplanting priovinciale weg.<br />

Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.<br />

Silhouet historische dorpskern<br />

benadrukken door geboomte.<br />

Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.


Borg Verhildersum als autonoom element zichtbaar.<br />

Aanleg wandelpad om een ommetje te kunnen maken in<br />

combinatie met de aanleg van een boomweide die de<br />

overgang van de uitbreidingswijk naar het landelijk gebied<br />

rust en samenhang geeft.<br />

Visiekaart beplantingen in en om wierdedorp Leens<br />

Strategie<br />

C Voorgesteld wordt het oude centrum te benadrukken door<br />

het toevoegen van solitaire bomen, die op termijn kunnen<br />

uitgroeien tot ‘zwaar geboomte dat het silhouet van het<br />

dorp tekent’.<br />

C Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en<br />

‘landelijk gebied’ te versterken wordt voorgesteld om de<br />

entrees tot het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen.<br />

Voorgesteld wordt langs deze entrees laanbomen aan te<br />

brengen.<br />

C Voorgesteld wordt de provinciale weg van haar<br />

onderbeplanting te ontdoen. Hierdoor wordt de weg weer<br />

‘transparant’ beplant en geniet men vanaf de weg naar het<br />

noorden weer het zicht op de ‘zee van ruimte’, kan men<br />

zich weer voorstellen hoe vroeger de zee tot aan de weg<br />

reikte. Tegelijkertijd wordt met het wegnemen van de<br />

onderbeplanting de Verhildersumborg als autonoom<br />

groenelement, dat vrij in de ruimte ligt, weer herkenbaar.<br />

C De ruimte tussen Provinciale weg en kern wordt open<br />

gehouden, opdat men vanaf de weg een vrij zicht behoudt<br />

op de kenmerkende reliëf-vorm van de wierde.<br />

C Op de overgang van uitbreidingswijken naar landelijk<br />

gebied wordt de aanleg van een in los verband verstrooide<br />

bomengroep voorgesteld. Deze brengt rust en samenhang<br />

in de rand.<br />

C In combinatie met de aanleg van deze boomweide wordt<br />

een wandelpad aangelegd, waardoor de mogelijkheden om<br />

vanuit de kern een ommetje te maken toenemen.<br />

Doorsnede door wierdedorp<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

43


Vingeroefening II, Biessum<br />

Situatie<br />

Biessum is een schoolvoorbeeld van een radiaal Wierdedorp. Met<br />

de groei van Delfzijl is het dorp onder stedelijke invloedssfeer<br />

geraakt. Het is letterlijk een ‘wierdedorp in de overgang’. Naar<br />

het oosten grenst het aan de uitbreidingswijken van Delfzijl, naar<br />

het westen aan het landbouwgebied.<br />

Langs de Uitwierdermaar is, mogelijk met de bedoeling de<br />

radiale structuur in de derde dimensie meer zichtbaar te maken,<br />

een natuurgebied met opgaande beplanting aangelegd. Dit<br />

scheidt het dorp van het dorpsgebied en ontneemt het zicht op<br />

het dorp.<br />

Strategie<br />

C Voorgesteld wordt het vrij dichte natuurgebied om te<br />

vormen tot een meer open, transparant natuurgebied<br />

samengesteld uit water, riet, moeras- en<br />

schraallandvegetaties. Situatie 1900<br />

Schematische weergaven radiaal wierdedorp<br />

Situatie 2000


Situatie 1900<br />

Situatie 2000<br />

Vingeroefening III, Middelstum<br />

Situatie<br />

Ook Middelstum is een voorbeeld van een radiaal opgebouwd<br />

Wierdedorp, dat bij nadering volledig schuil gaat achter een<br />

dorpsbos. Pas op het laatste moment ontwaart men het dorp.<br />

Even benoorden Middelstum ligt een van de charmantste<br />

borgcomplexen van Noord <strong>Groningen</strong>: Ewsum, met haar<br />

prachtige oprijlaan van opgekroonde linden.<br />

Met de aanleg van het dorpsbos is een schijnrelatie aangegaan<br />

met het borg-complex, door in het verlengde van de oprijlaan<br />

een boslaan aan te leggen. Hiermee wordt een samenhang<br />

tussen borg en bos gesuggereerd die nooit bestaan heeft.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

45


Strategie<br />

C Voorgesteld wordt de poorten tot het dorp als lanen te<br />

beplanten<br />

C Voorgesteld wordt de samenhang tussen dorpskern en<br />

landelijk gebied te versterken door de overgangen naar<br />

het aanliggend landelijk gebied zo transparant mogelijk te<br />

maken;<br />

C Voorgesteld wordt het bos van een massieve massa om te<br />

vormen tot een meer transparante vitrage.<br />

C Binnen de te handhaven boscompartimenten kunnen<br />

nieuwe, aanvullende recreatieve functies worden<br />

ontwikkeld<br />

C Borgcomplex en boscomplex worden ruimtelijk van elkaar<br />

ontkoppeld.<br />

Beplantingsstrategie in 5 stappen voor wierdedorp Middelstum:<br />

0. Uitgangssituatie<br />

1. Poorten tot het dorp als lanen beplanten<br />

2.&3. Transparante overgangen tussen dorpskern en landelijk gebied<br />

4. Ruimtelijk ontkoppeling borg en boscomplex<br />

5. Ontwikkeling nieuwe functies in gehandhaafde boscompartimenten.<br />

0. 1. 2. 3. 4.<br />

5.


Huidig dorpsbos Middelstum<br />

Buitenruimte borg Ewsum<br />

Borg Ewsum.<br />

Buitenruimte borg Ewsum<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

47


3.6 ERVEN<br />

Introductie<br />

Noord <strong>Groningen</strong> is rijk aan monumentale boerderijen met even zo<br />

monumentale erven. De rand van het Hoge Land is in dit opzicht<br />

befaamd. De kapitale boerderijen, symbool van het vruchtbare<br />

Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de<br />

machtige herenboeren. Hier, op de rand van het oude land,<br />

hadden de Mansholts, Bierema’s en Westerhuizen boerde-rijen<br />

met parken, ingericht met een ook voor die tijd ongekende<br />

pracht. Met hun pronkkamers, ingelegd parket, kristallen<br />

kroonluchters, zilverwerk en porseleinen serviezen waren dit de<br />

paleizen van het boerenland.<br />

Ook buiten de Waddenkust zijn de boerenerven, die zich als<br />

groene eilanden in de enorme open ruimten manifesteren, in<br />

belangrijke mate bepalend voor het landschapsbeeld. Zij geven<br />

cachet aan de openheid. De beplanting bij de boerderijen<br />

diende meerdere doelen.<br />

< Op de eerste plaats was de beplanting windvanger. Vaak<br />

werd het erf afgeschermd door een dubbel carré bomen.<br />

< Een deel van de boombeplanting had een nutsfunctie,<br />

denk aan de fruit- en notenbomen.<br />

< Tot slot diende de erfinrichting het plezier en was het een<br />

teken van status. Een deel van de tuinen groeide uit tot<br />

fraaie parken, veelal geïnspireerd op de Engelse<br />

landschapsstijl, met slingerende vijverpartijen, licht<br />

glooiende gazons bekroond door een elegante theekoepel,<br />

en solitaire parkbomen als treurbeuken en goudiepen.<br />

Er is een grote variatie aan typen erfbeplanting. In de Waddenkust<br />

bestaat de erfbeplanting uit een min of meer gesloten<br />

singel, waarbij de vierde wand van het carré ‘de weg over<br />

steekt’. Dit heeft ruimtelijk een interessant effect. Van verre ziet<br />

men een poort. De weg loopt als het ware ‘over’ het erf, en<br />

vanaf de weg heeft men zicht op de boerderij en alles wat daar<br />

bij hoort. De boerderijen op de rand van het Hoge Land zijn vaak<br />

de boven beschreven ‘paleizen van het boerenland’, met<br />

weelderige parken. Soms zijn het ook slechts enkele monumentaal<br />

uitgegroeide bomen, die het erf tekenen. Tussen de bomen


Boven: erfbeplantingen.<br />

Rechts: de tijd heeft de boerenschuur gekleurd.<br />

door ziet men de vaak rijk gedetailleerde boerderij en zijn<br />

opstallen. Met name in het wierdenlandschap komen deze erven<br />

veelvuldig voor.<br />

Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem hoorden grote<br />

schuren. Het land was niet ondankbaar. De gulle gaven van het<br />

land moesten worden binnengehaald. Op weinig plaatsen in<br />

Nederland zijn de boerenschuren zo monumentaal in het<br />

landschap aanwezig als in Noord-<strong>Groningen</strong>. Het zijn prachtige<br />

schuren, mooi van verhoudingen, stoer, en vaak goed geïntegreerd<br />

op het erf. Ze zijn sober en doelmatig, maar desondanks<br />

is er veel aan te zien, ze vertellen hun verhaal. Daarbij zijn ze<br />

gebouwd ‘voor de eeuwigheid’ en opgetrokken uit materialen die<br />

mooi verouderen. De tijd heeft er zijn patina aan toegevoegd.<br />

Tijden veranderen<br />

Erfbeplantingen zijn in verval. Veel boerderijen liggen nagenoeg<br />

nakend in het landschap. De ontwikkelingen in de landbouw gaan<br />

snel. Bedrijven worden groter, de opbrengsten per hectare<br />

nemen, althans in hoeveelheden, toe. Met de schaalvergroting in<br />

de landbouw worden ook de schuren groter. Anders dan in de<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

49


vorige eeuw worden schuren niet meer voor de eeuwigheid<br />

gebouwd. Het zijn slechts tijdelijke omhulsels, bedoeld om de<br />

oogst op te slaan en droog te houden. Aan de ene kant houden<br />

we van die agrarische paleizen met hun imposante schuren en<br />

parkachtige tuinen, en willen we aan dat beeld vasthouden.<br />

Tegelijkertijd beseffen we dat dat uitingen zijn die bij andere<br />

tijden horen. De boer van vandaag heeft niet meer de tijd, de<br />

middelen of domweg de interesse om dergelijke fenomenen te<br />

ontwikkelen. De moderne Groninger boer is op de eerste plaats<br />

vrije ondernemer, wars van ingewikkeldheid. Hij is bereid te<br />

investeren in zijn bedrijf, maar die investering moet wel<br />

renderen.<br />

Knelpunt<br />

De landschappelijke knelpunten ten aanzien van de nieuw<br />

ontwikkelde schuren schuilen zelden in de maatvoering. In het<br />

Groninger land is een schuur niet snel te groot. Een grote<br />

schuur is een verwijzing naar een rijke oogst, en daarmee het<br />

symbool van noeste arbeid en vruchtbaar land. De schuur vormt<br />

de belichaming van het adagio dat bij uitstek op het Groninger<br />

land van toepassing is; ‘Arbeid adelt’.<br />

De knelpunten hebben over het algemeen meer van doen met:<br />

< De ongenaakbare wijze waarop zij in het landschap zijn<br />

geplaatst. Vaak staan de schuren kaal in het landschap,<br />

zonder enige vorm van beplanting. Dat is minder<br />

bezwaarlijk naarmate de schuur van een grotere<br />

schoonheid is. Maar juist die schoonheid laat veelal te<br />

wensen over.<br />

< Een onnodig ingewikkelde vormgeving, waardoor zij meer<br />

aandacht vragen dan nodig is. Om welke reden ook wordt<br />

bij moderne schuren vaak de eenvoudige hoofdvorm<br />

verlaten en ontstaan schuren met dak-overstekken of een<br />

soort van champignon-achtige dakconstructies.<br />

< Een opzichtig kleur- en materiaalgebruik. Sommige moderne<br />

schuren kennen een uitbundig kleurgebruik. In een poging<br />

te verwijzen naar de bakstenen schuur wordt de schuur<br />

steenrood geverfd, waardoor deze juist de aandacht op<br />

zich vestigt. Vaak blijkt dat schuren door een te licht<br />

kleurgebruik, met name waar het de dakplaten betreft,<br />

Erfbeplanting als groen eiland in de ruimte<br />

Rijk gedecoreerde schuur


Erfbeplanting in povere staat<br />

Krampachtig vormgegeven nieuwe schuur<br />

extra veel licht reflecteren waardoor ze onnodig veel<br />

opvallen. Een enkele keer heeft men zozeer zijn best<br />

gedaan op architectuur en materiaalgebruik, dat de nieuwe<br />

boerderij haar stoere inborst verliest en meer weg heeft<br />

van een kinderboerderij.<br />

Twee strategieën<br />

Ten aanzien van de erfbeplantingen bij boerderijen die nog in<br />

bedrijf zijn, zijn op hoofdlijnen twee strategieën denkbaar:<br />

< Ofwel zet in op de ontwikkeling van een sterk ruimtelijk<br />

kader (gevormd door beplanting), en laat daarbinnen grote<br />

vrijheden ten aanzien van architectuur, kleur en<br />

materiaalgebruik.<br />

Deze strategie lijkt met name kansrijk voor de Waddenkust,<br />

omdat daar de grootste dynamiek in de landbouw aanwezig<br />

is, met een sterke schaalvergroting en het samenvoegen<br />

van boerderijen. In paragraaf 4.7.3 is deze strategie voor<br />

de erven inhet landschap van de waddenkust verder<br />

uitgewerkt.<br />

< Ofwel zet in op een hoogwaardige architectuur, die zo mooi<br />

is dat men met graagte wil dat die architectuur gezien kan<br />

worden. In dit geval worden strenge voorwaarden gesteld<br />

aan de architectuur, en wordt de boerderij verbijzonderd<br />

door de aanwezigheid van enkele monumentale bomen. De<br />

aanwezig-heid van enkele volgroeide eiken, linden of<br />

kastanjes kan een boerderij al heel bijzonder maken. Deze<br />

bomen verankeren de boerderij als het ware in het<br />

landschap, maken dat de boerderij ruimtelijk gezien niet<br />

gaat zweven. Bij boerderijen die niet meer als zodanig in<br />

bedrijf zijn moet worden ingezet op het herstel en behoud<br />

van de cultuurhistorisch bepaalde erfinrichting.<br />

Welke strategie ook gekozen wordt maatwerk blijft een vereiste.<br />

De uitwerking daarvan is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.<br />

In overleg met de gemeente en met boeren en<br />

bewoners wil de provincie <strong>Groningen</strong> in het kader van het POP de<br />

aanpak verder ontwikkelen.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

51


3.7 BIJZONDERE ELEMENTEN<br />

Binnen het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is een aantal<br />

bijzondere landschaps-elementen aanwezig, die welhaast<br />

onderscheidend zijn voor dit gebied. Dit zijn:<br />

< De borgen<br />

< De begraafplaatsen in het open land<br />

< De Stadsweg van <strong>Groningen</strong> naar Termunterzijl<br />

< De Wolddijk<br />

< De bakenbomen bij de coupures in de Waddijken.<br />

Borgen<br />

De borgen zijn de ‘bloemen in het Groninger landschap’. Hier dient<br />

het beleid te zijn gericht op behoud en herstel. De provincie<br />

<strong>Groningen</strong> telt zestien borgen, negen hiervan liggen binnen Noord<br />

<strong>Groningen</strong>. Het is van belang dat de borg als duidelijke eenheid in<br />

het landschap herkenbaar is. Het veelal groene kader moet niet<br />

samenvallen met wegbeplanting of andere beplante structuurlijn,<br />

waardoor haar zelfstandige ligging in het landschap wordt<br />

ondermijnd. De borgen worden gekenmerkt door een zekere<br />

ingetogenheid. Bij de doorontwikkeling moet worden voorkomen<br />

dat zij ‘te mooi, te overdadig’ worden. Het zijn rijke, doch<br />

nuchtere huizen, wars van overdreven opsmuk. Dit erfgoed mag<br />

zich in een groeiende recreatief toeristische belangstelling<br />

verheugen.


Boven: bijzondere beplantingen gerelateerd aan bijzondere elementen<br />

en structuren.<br />

Linkerpagina: twee sluitstenen in de latei van een buitengoed.<br />

Rechts: begraafplaats Woltersum.<br />

Deze belangstelling kan worden benut, denk aan de Piloersemaborg,<br />

maar mag niet leiden tot een kermisachtige ontwikkeling, of<br />

tot een te rijke tuinaanleg. Eenvoud is het kenmerk van het<br />

ware. In die zin kan de tuinaanleg van de Verhildersumborg als<br />

‘te overdadig’ worden gekenschetst, en neigt de ontwikkeling<br />

rond de Menkemaborg naar te veel kermis.<br />

Begraafplaatsen<br />

Noord <strong>Groningen</strong> is rijk aan begraafplaatsen, die welhaast<br />

verlaten in het landschap liggen. Het zijn vaak prachtige<br />

verstilde plekken. Ook hier geldt dat rust en ingetogenheid de<br />

leidraad dienen te zijn bij de ontwikkeling.<br />

Stadsweg<br />

Herstel van de Stadsweg is een thema dat in de identiteitsvisie<br />

Damsterdiep wordt meegenomen. Het gaat daarbij meer om het<br />

herkenbaar maken van de continuïteit dan om het versterken<br />

van het beplantingsbeeld. Zoals het nu is, een lint door een<br />

open landschap, met in de berm af en toe een meidoorn of een<br />

els, wordt als optimaal ervaren.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

53


Wolddijk<br />

De Wolddijk vormt een bijzondere historische structuurlijn in het<br />

Noord Groningse landschap. Het vormt een ringdijk in de<br />

Woldstreek. Een streek die zoals de naam al aangeeft ooit met<br />

bos bedekt was. Het vormde een veengebied met een klein<br />

kleidek. De ontginningsassen zijn nog in de verkaveling terug te<br />

vinden. De Wolddijk vormt een markante structuur dat<br />

meerdere gezichten kent. Plaatselijk manifesteert het zich als<br />

een dijk, aan weerszijden omgeven door dichte beplanting,<br />

waardoor het is alsof men door een groene tunnel gaat.<br />

Plaatselijk is alleen aan de buitenzijde beplanting aanwezig,<br />

waardoor men een weids zicht op het open middengebied geniet.<br />

Plaatselijk is de dijk geheel afgegraven en herkent men het tracé<br />

alleen nog in de aanwezigheid van de weg.<br />

Voorgesteld wordt de Wolddijk zwaarder in de onregelmatige<br />

beplanting te zetten. Door de Wolddijk afwisselend een- en<br />

tweezijdig te beplanten, soms met struweel, ontstaat een<br />

afwisseling tussen meer dichte en meer transparante delen,<br />

wordt beslotenheid afgewisseld met trajecten waar verre<br />

doorzichten mogelijk zijn.<br />

Beplante Wolddijk


De borgen van Noord <strong>Groningen</strong>.<br />

De bovenste vier vlnr: Verhildersum, Breedenborg, Menkemaborg,<br />

Rensumaborg.<br />

De onderste vijf vlnr: Piloersma, Allersmaborg, Ewsum, Rusthoven,<br />

Ekenstein.<br />

Bakenbomen<br />

Vroeger vormden de coupures in de dijk helder tegen de horizon<br />

aftekenende toegangspoorten tot de volgende polder. De<br />

zogenaamde bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk<br />

mee te dichten vormden een ensemble die passanten door het<br />

landschap navigeerden. De bakenbomen zijn bijna allemaal in<br />

de loop van de tijd verdwenen. Onderzocht moet worden of deze<br />

weer kunnen worden aangeplant.<br />

Op plaatsen waar de weg niet door de dijk maar over de dijk<br />

gaat, werd de weg omhoog gevoerd, begeleid door meidoornstruweel.<br />

Ook hiervoor moet worden onderzocht of dit weer<br />

aangeplant en beheerd kan worden (zie ook Landschapsplan<br />

Waddenkust). Stichting Landschapsbeheer werkt op het moment<br />

aan een project over het herstel van de bakenbomen.<br />

Bakenbomen<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

55


3.8 WATERGANGEN<br />

De watergangen vormen naast de wegbeplantingen de<br />

belangrijkste structuurdragers van het groene raamwerk voor<br />

het Groninger landschap. Net als bij de wegbeplantingen is een<br />

hierarchie te onderscheiden in de aard van de beplantingen.<br />

Deze hierarchie is gekoppeld aan het type watergang. De<br />

kanalen vormen het hoogste niveau, gevolgd door de diepen.<br />

De maren vormen het laagste niveau.<br />

Kanalen<br />

Bij de kanalen onderscheiden we het Eemskanaal en het Van<br />

Starkenborghkanaal. Kanalen zijn autonome lijnen die los over<br />

het bestaande landschap zijn gelegd. Voorkomen moet worden<br />

dat er schijnrelaties ontstaan tussen kanaal en onderliggend<br />

landschap. Dit pleit er voor om het kanaal als autonoom<br />

element te behandelen. Daarbij is de keuze om het kanaal in<br />

haar geheel te beplanten, of in het geheel onbeplant te laten.<br />

Het Eemskanaal staat eenduidig in de beplanting. Ter weerszijden<br />

van het kanaal staan hoge populierenschermen.<br />

Ook het van Starkenborghkanaal heeft vroeger waarschijnlijk in<br />

haar geheel in de beplanting gestaan. Plaatselijk zijn nog korte<br />

rijen populier aanwezig. Het Eemskanaal maakt deel uit van de<br />

Damsterdiepzone. Deze zone is in de identiteitsvisie gekenschetst<br />

als ‘de geheime tuin van het noorden’. Voor deze zone<br />

wordt gestreefd naar versterking van het groene karakter. Om<br />

die reden wordt voor het Eemskanaal ingezet op het integraal<br />

beplanten van de kaden. Bij het van Starkenborghkanaal is er<br />

voor gekozen deze onbeplant te laten. Door de verschillende<br />

ontwikkelingen op de oever van het Van Starkenborghkanaal is<br />

een volledige beplanting van begin tot eind niet mogelijk.<br />

Diepen<br />

We onderscheiden het Reitdiep, gegraven, het Damsterdiep, het<br />

Boterdiep en het Aduarderdiep / voormalig Peizerdiep. Bij het<br />

Rietdiep wordt ingezet op de ontwikkeling van een open uiterwaardlandschap,<br />

met aan de oevers van het diep rietvegetatie.<br />

Bij het Damsterdiep is onderscheid tussen het ‘arcadische<br />

meanderende Damsterdiep’ en het ‘lineaire Damsterdiep’. Bij het<br />

meanderende deel wordt ingezet op versterking van het groene<br />

karakter.


Boven: beplantingen langs kanalen, diepen en maren.<br />

Rechts; boven: Van Starckenborgkanaal, onder: de weg langs het Boterdiep.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

57


Het Boterdiep is aan het begin van de zeventiende eeuw, toen<br />

de stad <strong>Groningen</strong> zich uitbreidde, gegraven. Hierbij zijn de<br />

Cleysloot (een waterweg die oostelijk van het Selwerderdiep<br />

lag) en het zuidelijk gedeelte van het Selwerderdiep<br />

samengevoegd, om het achterland beter met <strong>Groningen</strong> te<br />

verbinden. Het huidige beeld voldoet en moet behouden blijven.<br />

Hierbij bestaat de beplanting uit een enkelzijdige beplanting<br />

langs de weg die parallel aan het Boterdiep loopt. De strook<br />

tussen weg (het oude jaagpad) en diep blijft gevrijwaard van<br />

beplanting om zicht over het diep te behouden.<br />

Fivel en Aduarderdiep vormen relicten van oude rivieren. In het<br />

kader van het verruimen van de mogelijkheden voor waterberging<br />

wordt voorgesteld de benedenloop van de Fivel en het<br />

Aduarderdiep te verbreden, opdat deze weer als structuurlijnen<br />

in het landschap herkenbaar worden. Ofschoon deze gebieden<br />

relatief hoog liggen, kunnen zij wel een bijdrage leveren aan de<br />

kleinschalige waterberging. Hier wordt een open uiterwaardenlandschap<br />

nagestreefd met brede rietkragen langs de oevers<br />

van het diep.<br />

Daarbij zijn er tevens mogelijkheden om langs deze watergangen<br />

‘swiebertjes-paden’ aan te leggen. Op deze wijze kunnen<br />

verruiming van de waterberging, natuurwaarden, versterking van<br />

de cultuurhistorie en het vergroten van de recreatiemogelijkheden<br />

hand-in-hand gaan. Hieraan wordt middels het lopende<br />

Marenproject al uitvoering gegeven.<br />

Maren<br />

Maren zijn natuurlijke waterlopen in het open dijken- en<br />

wierdenlandschap. Als voormalige kweldergeulen en prielen zijn<br />

het karakteristieke landschapselementen die nog getuigen van<br />

de ontstaansgeschiedenis van dit gebied. Eerst voerden ze het<br />

zoute water af en aan. Later, na de aanleg van de dijken, zijn<br />

veel maren aangepast en vergraven en werden ze gebruikt voor<br />

de afwatering van zoet water en als transportweg door de mens.<br />

Lange tijd vond het transport vooral over water plaats, en kende<br />

vrijwel ieder dorp zijn eigen haventje. Voorgesteld wordt de<br />

maren als open lijnen te ontwikkelen, gemarkeerd met riet in de<br />

oevers. Aan deze slingerende lijnen liggen vaak andere karakteristieke<br />

landschapselementen als wierden en wierdedorpen,<br />

(voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven.


3.9 AANDACHTSPUNTEN PER LANDSCHAPSTYPE<br />

De visie op de beplantingen laat zich op hoofdlijnen als volgt<br />

samenvatten. Gebruik de geomorfologische kaart als<br />

onderlegger, maak open gebieden weer open, en besloten<br />

gebieden weer besloten, laat erven weer als groene eilanden<br />

cachet aan de openheid geven, roep een halt toe aan het<br />

‘verstop’groen, en koester bijzondere elementen als<br />

begraafplaatsen, borgen en bakenbomen. Zij vormen ‘bloemen<br />

in het landschap’. Per landschapstype zijn de volgende<br />

aandachtspunten voor de planvorming te formuleren.<br />

Wierdenlandschap<br />

Beplanten oude verbindingswegen<br />

Versterken van de beplanting rondom de dorpen<br />

Aandacht voor beplanting en architectuur van het boerenerf<br />

Riet langs de maren<br />

Waddenkust<br />

Wegen in polders onbeplant laten (waar nodig verwijderen)<br />

Versterken beplantingen op de kwelderrug<br />

Stimuleren beplantingen bij erven<br />

Herstel dijkdoorgangen, terugbrengen bakenbomen<br />

Reitdiep en land van Aagt<br />

Open houden van het stroomdal<br />

Stimuleren erfbeplanting<br />

Aanbrengen riet in binnenbochten meanders<br />

Fivel<br />

Wegen en dijken in het boezem niet beplanten<br />

Wegbeplanting op kwelderruggen langs rand versterken<br />

Riet langs de oude loop van de fivel<br />

Woldstreek<br />

Onregelmatige beplanting langs de Wolddijk<br />

Versterken van de erfbeplanting<br />

Voor het overige versterken openheid binnen de Woldstreek<br />

Boven; links: het Eemskanaal, rechts: de Thesingermaar.<br />

Onder; links: het Damsterdiep, rechts: de Broekstermaar.<br />

BEPLANTINGSPLAN<br />

59


Landbouwproductiegebied pur sang...


4.1 INLEIDING<br />

Kenschets<br />

Dit gebied strekt zich uit van het Lauwersmeer tot aan de Eems<br />

onder de Eemshaven. Naar het noorden wordt het begrensd door<br />

de Waddenzee, naar het zuiden door de hoge kwelderruggen die<br />

de rand van het oude land markeren. De oude kwelderrug met<br />

de dorpen Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden vormt de<br />

markante afbakening tussen de Waddenkust in het noorden en<br />

het Wierdenlandschap in het zuiden.<br />

Het landschap van de Waddenkust is gevormd door het<br />

herhaaldelijk aandijken van stukken van de Waddenzee, waarbij<br />

de buitendijkse gelegen kwelders door de aanleg van een<br />

nieuwe zeedijk op enige afstand voor de oude zeedijk zijn<br />

ingepolderd. Hierdoor is een buitengewoon grootschalig en<br />

regelmatig landschap ontstaan, met een opstrekkende noordzuid<br />

gerichte verkaveling en een regelmatig patroon van<br />

overwegend oost-west georiënteerde zeedijken. Lange,<br />

kaarsrechte wegen strekken zich van het oude land uit tot aan<br />

de Waddenzee, daarbij letterlijk de opeenvolging van dijken<br />

doorklievend. Zware dijkdeuren keren bij hoogwater de zee.<br />

Het gebied kenmerkt zich door een grootschalige akkerbouw. De<br />

Groningse Waddenkust is een van de meest grootschalige<br />

landbouwgebieden van ons land. Het is een monumentaal<br />

productielandschap met een bijzondere gelaagdheid. Oude<br />

kreken kronkelen nog door het relatief jong ontgonnen<br />

aandijkingslandschap. Achter de zeedijken herinneren dobben<br />

aan oude dijkdoorbraken.<br />

De indrukwekkende boerderijen, symbool van het vruchtbare<br />

Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de<br />

machtige herenboeren. Op de rand van het oude land, hadden<br />

de Mansholts, Bierema’s en Westerhuizen boerderijen met<br />

parken. Maar ook de boerderijen in het gebied zelf zijn<br />

imposant. Bepalend voor het aanzien van de landbouwpolders<br />

van de Waddenkust zijn de boerenbedrijven die zich als groene<br />

eilanden in de enorme open ruimten manifesteren.<br />

4. WADDENKUST<br />

61


4.2 GESCHIEDENIS<br />

Bewoningsgeschiedenis<br />

De eerste bewoning vindt plaats op de kwelderrug die loopt van<br />

Warfhuizen via Zuurdijk en Ewer naar Panser. Vanaf 700 worden<br />

de kwelderruggen die zich uitstrekken van de wierden van<br />

Wehe, Leens, Ulrum, Elens en Menneweer tot Vierhuizen<br />

bewoond. De kwelderrug langs de dorpen Hornhuizen, Kruisweg,<br />

Kloosterburen en Molenrij wordt omstreeks 1100 bewoond. Met<br />

uitzondering van de dorpen Houwerzijl en Schouwerzijl, die zich<br />

bij een sluis ontwikkelen, Zoutkamp dat bij een militaire vesting<br />

ontstaat en Kloosterburen dat bij een klooster ontstaat worden<br />

de dorpen op wierden gebouwd.<br />

Op de jongere, noordelijk gelegen kwelderruggen, ontstaan in<br />

de 11e en 12e eeuw kleine wierden, ook wel ‘groene wierden’<br />

genoemd. Aan het eind van de 13e eeuw heeft de Lauwerszee<br />

haar grootste omvang. Op het Marne-eiland liggen de wierden<br />

Lydense (Leens), Werfhusen (Warfhuizen), Oldrum (Ulrum),<br />

Hoorhusen (Hornhuizen), Oldenclooster (Kloosterburen),<br />

Wherahusen, (Wierhuizen), Weij (Wehe), Sutherdicke (Zuurdijk)<br />

en Fledorp (Vliedorp). Op een tweede eiland (Halve Ambt)<br />

liggen onder andere Eendrum (Eenrum) en Maarhusen<br />

(Maarhuizen). Door de eeuwen heen raakt de bewoning, met het<br />

naar het noorden verschuiven van de zeewering, meer verbreid.<br />

Inpolderingsgeschiedenis<br />

Gedurende eeuwen leven de bewoners rond het verdronken land<br />

van de Lauwerszee op wierden en kwelderruggen, die bij<br />

hoogwater nog regelmatig overstromen. Pas tegen het einde van<br />

het eerste millenium, wanneer het Christendom in Noord<br />

<strong>Groningen</strong> zijn intrede doet, bindt men de strijd aan met het<br />

wassende water. In een proces van eeuwen worden de<br />

opgeslibde gebieden langs de noordkust van <strong>Groningen</strong>, rondom<br />

de Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep ingedijkt.<br />

Waarschijnlijk hebben de monniken het initiatief tot de indijking<br />

genomen. Zij beschikten over de kennis, de organisatiegraad en<br />

de menskracht om een dergelijk omvangrijk werk letterlijk ter<br />

hand te nemen. Bij Usquert, Rottum, Warffum, Wittewierum,<br />

Thesinge en Appingedam lagen belangrijke kloostercomplexen.<br />

Eerste bewoningsfase<br />

Tweede bewoningsfase en aanleg Oldiek<br />

Inpolderingen tot 1870 en ontwikkelde kernen op kreekruggen<br />

Totale inpolderingen, ontwikkeling windmolenpark en aanleg N-wegen


Inbraakgebied polder de Breebaart<br />

Inpoldering langs de Noord Groningse Waddenkust<br />

De eerste dijken zijn slechts kaden van circa één tot anderhalve<br />

meter hoogte. Zij verminderen het overstromingsrisico van de<br />

grazige kwelderweiden, maar sluiten dit niet uit. De eerste dijk<br />

van enige betekenis en omvang is de Oldijk. Deze loopt globaal<br />

van Uithuizen via Oldenzijl met een grote boog om Garsthuizen<br />

en verder door naar Westeremden. In het veld is deze oude dijk<br />

niet meer terug te vinden, maar namen als Balkjepad, Oldenzijl,<br />

Dijkumerweg en Fiveldijk herinneren nog aan de aanwezigheid<br />

van de Oldijk. Ondanks de aanwezigheid van de Oldijk had de<br />

zee, met name in de winter, via de maren nog steeds invloed op<br />

het binnendijks gelegen gebied. Halverwege de vijftiende eeuw<br />

wordt de eerste ringdijk aangelegd, de “Oude Dijk”. Deze loopt<br />

via Kolhol en sluit ter hoogte van Godlinze aan op de bestaande<br />

dijk in het zuidoostelijk deel van de Fivelboezem. De aanleg van<br />

deze dijk maakt een eind aan de invloed van de zee op het<br />

binnendijkse deel van de Fivelboezem. Deze dijk biedt<br />

bescherming aan vrijwel het gehele toenmalige Groninger<br />

Hoogeland. Restanten van de Oude Dijk zijn nog terug te vinden<br />

ten noorden van Warffum, Usquert, Uithuizen, Uithuizermeeden<br />

en in Oosternieland.<br />

De Oude Dijk doet tot circa 1750 dienst. Na doorbraken door de<br />

Sint Maartensvloed (1686) en de Kerstvloed (1717) is de Oude<br />

Dijk dermate zwaar beschadigd dat men besluit deze niet meer<br />

te repareren. Door het ophogen van oude zomerkaden ontstaat<br />

in 1718 de Middendijk. Deze is nog altijd in het landschap<br />

aanwezig.<br />

Sedertdien heeft de inpoldering een grote vlucht genomen en,<br />

via het recht van opstrek, een reeks van polders ingedijkt:<br />

Vierhuisterpolder (770-1807), Zevenboerenpolder (1802),<br />

Feddemapolder (1804), Hornhuisterpolder (1806), Noordpolder<br />

(1811), Bocumer Ikemapolder (1809-1815), Uithuizerpolder<br />

(1827), Oostpolder (1840), Lauwerpolder (1872),<br />

Negenboerenpolder (1873), Westpolder (1875), Eemspolder<br />

(1878), Julianapolder (1923), Kerkvoogdijpolder (1927),<br />

Linthorst Homanpolder (1940), Emmapolder (1944) en tenslotte<br />

de Eemshaven 1972.<br />

WADDENKUST<br />

63


De kavels zijn steeds bijna haaks op de ontginningsbasis gesteld.<br />

Hierbij ontstaat het kenmerkende patroon van zeer lange, rechte<br />

kavels. Bij de afwatering is gebruik gemaakt van de oude kreken.<br />

Met de inpoldering en daarmee samenhangend het verschuiven<br />

van de kustlijn is ook de bebouwing, in reeksen, naar het<br />

noorden opgeschoven. Een voorbeeld hiervan is de Hefswal ten<br />

noorden van Uithuizermeeden. Tot 1717 lag hier de Ommelander<br />

zeedijk. Na de indijking van de Uithuizerpolder en de Oostpolder<br />

(1718-1719) schoof de bebouwing op naar de Middendijk met<br />

gehuchten als Koningsoord en Oudeschip, waar Valom aan het<br />

einde van de negentiende eeuw als meest noordelijke<br />

bewoningsas tot ontwikkeling kwam.<br />

Voor de Noordpolder zijn de extreem lange opstrekkende<br />

heerden, met polderboerderijen die elk een eigen brug over het<br />

Noordpolderkanaal hebben, kenmerkend. Groot en Klein<br />

Zeewijk, in de Noordpolder, zijn verhoogde woonplaatsen. Deze<br />

‘halligen’ vormen, samen met enkele kwelderkreken, elementen<br />

van voor de bedijking. De jongste polders zijn geheel zonder<br />

bebouwing.


4.3 KWALITEITEN<br />

Van Waddenzee tot Kwelderrug<br />

Het polderlandschap van de Waddenkust ligt opgespannen<br />

tussen de jonge kwelders langs de Waddenkust en de oude<br />

kwelderrug die als een baken hoog in het landschap ligt. De<br />

dorpen en boerderijen op deze kwelderrug tekenen het oude<br />

land. Tussen de zeedijk en de kwelderrug ligt thans een weids<br />

en open landschap, een ‘zee aan ruimte’.<br />

Monumentale openheid<br />

Het landschap van de Waddenkust is van een monumentale<br />

openheid. De ruimtelijkheid van dit landschap is uniek. Hier<br />

treft men maten aan die men vrijwel nergens elders in<br />

Nederland vindt. Het is daarbij een productielandschap pur<br />

sang. De landbouwkundige productiefunctie, met als<br />

hoofdproducten graan en aardappelen, is bepalend voor deze zo<br />

gewaardeerde openheid.<br />

Vitaliteit<br />

Het landschap van de Waddenkust oogt nog altijd vitaal. Het<br />

gebied heeft ogenschijnlijk nog niet aan kracht ingeboet. Het<br />

landschap is hier nog altijd van een majestueuze weidsheid. De<br />

verpaupering heeft op dit gebied nog nauwelijks vat gehad.<br />

Heldere structuurlijnen<br />

Lange wegen voeren van de kwelderrug, waar de oudste<br />

bewoning heeft plaatsgevonden, in een vrijwel rechte lijn door<br />

de verschillende polders naar de buitenste dijk. Waar een dijk<br />

wordt gekruist gaat de weg ofwel omhoog of snijdt deze dwars<br />

door de dijk. Deze heeft dan vaak deuren die het achterliggende<br />

land tegen overstromingen beschermen.<br />

De aanwezigheid van deze lange kaarsrechte lijnen, die dijken<br />

doorklieven, is uniek voor de Waddenkust. De verkaveling in de<br />

vorm van de zogenaamde opstrekkende heerden verschaft het<br />

landschap een kenmerkend strak geometrisch patroon.<br />

Afbeeldingen vlnr: haven Noordpolderzijl, monumentaal open landbouwgebied,<br />

heldere structuurlijnen en dobbe.<br />

WADDENKUST<br />

65


Een gelaagd landschap<br />

Het landschap van de Waddenkust is het resultaat van een<br />

eeuwenlange ontwikkeling. De meeste vroegere veranderingen<br />

hebben iets aan het landschap toegevoegd, zonder het voorgaande<br />

weg te vagen. Zo ontstond een complex en intrigerend<br />

mengsel van kleine en grote elementen en structuren uit allerlei<br />

perioden. Zij maken dat de ontwikkelings-geschiedenis aan het<br />

landschap afleesbaar is. Dit verschaft het landschap een sterk<br />

historisch perspectief. Het heden kan worden herkend als het<br />

resultaat van een lange ontwikkeling.<br />

Contrastrijk<br />

Het landschap van de Waddenkust is rijk aan contrasten.<br />

- cultuurlijk naast natuurlijk<br />

- open naast besloten<br />

- groot naast klein<br />

Strak geregisseerde kavels binnen een regelmatig systeem van<br />

dijken geven orde aan dit ‘handmade’ landschap. Toch is ook de<br />

natuurlijke dynamiek aan het landschap afleesbaar in de vorm<br />

van dobben en kreken. Deze elementen verschaffen het landschap<br />

een sterk contrast, het sterk cultuurlijk bepaalde naast<br />

het natuurlijk gegroeide landschap. De beslotenheid op de<br />

kwelderrug naast de immense openheid van het productiegebied<br />

is een tweede markant contrast. Het landschap van de<br />

Waddenkust is een landschap waarvan men in eerste instantie<br />

denkt het in zijn geheel te kunnen overzien en te begrijpen.<br />

Maar wanneer men het gebied in gaat, blijkt dat het op een<br />

schaalniveau lager tal van verrassingen in petto heeft. Gaande<br />

door het gebied stuit men telkens weer op kleine<br />

bijzonderheden, als prielen, geulen, maren, dobben en poelen,<br />

waarmee het gebied nieuwe informatie, ook over zijn<br />

ontwikkelingsgeschiedenis, prijsgeeft.<br />

Dijken<br />

Het beeld van op zee gewonnen landbouwpolders wordt mede<br />

bepaald door de dijken uit de verschillende inpolderingsperioden.<br />

De dijken maken de landschapsbeleving spannend. Bij het<br />

naderen van een dijk rijst telkens weer de vraag: “is dit hem<br />

dan, ligt achter deze dijk dan eindelijk de zee?”. De dijken<br />

vormen lineaire elementen in die het landschap meetbaar<br />

maken.


Aan de dijken zijn bijzonderheden gekoppeld. De dijken hebben<br />

vaak een asymmetrisch profiel, aan de zijde die het laatst is<br />

ingepolderd en waar de opslibbing dus het langst is doorgegaan,<br />

ligt het land hoger. Waar wegen of watergangen door de<br />

dijk snijden zijn vaak deuren aanwezig. Soms worden deze<br />

plekken verbijzonderd door ‘bakenbomen’.<br />

Groene eilanden<br />

Naast de dijken zijn het de boerenerven die het landschap<br />

‘schaal’ geven. Van grote afstand zijn de erven herkenbaar als<br />

groene eilanden in een zee aan ruimte. Zij geven maat aan de<br />

monumentale openheid van het landschap van de Groningse<br />

Waddenkust en bieden houvast aan de oriëntatie van de<br />

passant. Zij vormen refugia voor mensen en dier.<br />

Boerenschuren<br />

Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem horen grote<br />

schuren. Op weinig plaatsen in Nederland zijn de boerenschuren<br />

zo monumentaal in het landschap aanwezig als in de<br />

Waddenkust. Het zijn prachtige schuren, waar veel aan te zien<br />

is. Ze zijn sober en doelmatig, maar vertellen hun verhaal.<br />

Daarbij zijn ze mooi van verhoudingen, stoer en vaak goed<br />

geïntegreerd op het erf.<br />

De intensiteit van het licht<br />

De openheid en de ligging direct achter de zeedijk verschaffen<br />

dit landschap nog een uitzonderlijke kwaliteit; de intensiteit van<br />

het licht.<br />

Rijk geestelijk leven<br />

Het overwegend protestantse <strong>Groningen</strong> kent vele mooie<br />

kerken. Tot de verbeelding spreken bijvoorbeeld de kerktorens<br />

van Uithuizen en Zandeweer. De kerken zijn te vinden op de<br />

kwelderruggen, als middelpunt van een wierde.<br />

Afbeeldingen vlnr: coupure in dijk, erf als groen eiland, boerderij met<br />

schuur op wierde, rijk geestelijk leven.<br />

WADDENKUST<br />

67


4.4 KNELPUNTEN<br />

Verrommeling<br />

Openheid is een kwetsbare kwaliteit. Alles wat men bouwt of<br />

aan het landschap toevoegt ziet men al van verre. In het meest<br />

oostelijk deel dreigt het landschap van de Waddenkust te<br />

verrommelen. Hier wordt het landschap veelvuldig door bovenlokale<br />

infrastructuur (wegen, hoogspanningsleidingen,<br />

windmolenpark) doorsneden en is het havengebied aan de<br />

Eemsmond nadrukkelijk aanwezig. Ook de veelheid aan kleine<br />

beplantingselementen in het oostelijk deel doet afbreuk aan de<br />

openheid van het landschap en de helderheid van de<br />

basisstructuur.<br />

Beperkte toegankelijkheid<br />

Het landschap van de Waddenkust is voor de recreant maar<br />

beperkt ontsloten. De wegen die vanaf de kwelderrug de polder<br />

in voeren zijn vrijwel allemaal eigen-wegen van de boeren.<br />

Hierdoor wordt de weg naar de zeedijk, naar het panorama over<br />

het Wad, voor de recreant afgesneden. Ondanks dat het landschap<br />

met name een productie-landschap is zou een recreatieve<br />

beleving een meerwaarde zijn. Ook de dijken zijn (met<br />

uitzondering van een aantal plekken van het waterschap, zoals<br />

bij het gemaal Noordpolderzijl) niet toegankelijk.<br />

Erven<br />

De kwaliteit van de erven staat onder druk. Een goed verzorgd<br />

erf is een uiting van welstand. Maar in deze tijden is welstand in<br />

de agrarische sector geen vanzelfsprekendheid meer. Met het<br />

economisch minder gedijen van de landbouw nemen de tijd, de<br />

middelen en/of de belangstelling voor de erfbeplantingen af. Er<br />

treedt verwildering op. In een aantal gevallen is zelfs sprake<br />

van kaalslag op de erven.<br />

Daarbij is ook een wisselwerking met de vernieuwing van de<br />

schuren. Met de schaalvergroting moeten meer schuren en<br />

loodsen een plaats vinden op het erf. Daarmee resteert minder<br />

ruimte voor een robuuste erfbeplanting. Bij nieuwe schuren in<br />

het veld wordt helemaal geen erfbeplanting meer aangebracht.


Boerenschuren<br />

Met de schaalvergroting worden de schuren nog altijd groter.<br />

Daar is niets mis mee. Wat jammer is, is dat deze nieuwe<br />

schuren niet meer die welhaast vanzelfsprekende kwaliteit halen<br />

die de oude schuren kenmerkt. Het probleem zit hem niet zo<br />

zeer in de nieuwe maat van de schuren, als wel in de wijze<br />

waarop de schuur in haar geheel is vorm gegeven en op het erf<br />

is gesitueerd. Anders dan de oude schuren ademen ze geen<br />

trots en zelfbewustzijn uit, anders dan bij de oude schuren valt<br />

er aan de nieuwe schuren weinig te zien, weinig te herleiden.<br />

De nieuwe boerenschuren zijn nadrukkelijk in het landschap<br />

zichtbaar. Zij bepalen in belangrijke mate mede het<br />

landschapsbeeld. Dat betekent dat hoge eisen mogen<br />

worden gesteld aan kleurgebruik, materialisering en<br />

vormgeving.<br />

Leegstand<br />

De schaalvergroting binnen de landbouw impliceert ook dat<br />

bedrijven worden beëindigd. Soms worden de vrijkomende<br />

bedrijfsgebouwen in gebruik genomen door de nieuwe eigenaar,<br />

soms ook niet. Dit leidt er toe dat bedrijfsgebouwen en erven<br />

verpauperen. In een aantal gevallen wordt de oude boerderij<br />

gesloopt en vervangen door schuren die moederziel alleen in<br />

het landschap staan.<br />

Coupures incompleet<br />

De dijkdoorgangen ofwel coupures waren vroeger bakens in het<br />

landschap. Deze toegangspoorten tot de volgende polder<br />

tekenden zich helder af tegen de horizon. De zogenaamde<br />

bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk mee te<br />

dichten vormden een ensemble die passanten door het<br />

landschap navigeerden. Met de voortschrijdende<br />

landaanwinning is het belang van de veiligheidsfunctie van de<br />

oude dijken steeds meer afgenomen. Hiermee is ook de<br />

degradatie van de coupures in gang gezet. Het aanzien van veel<br />

coupures is incompleet geraakt. De bakens zijn letterlijk verzet<br />

en het verval is ingetreden.<br />

Afbeeldingen vlnr: verrommeling op boerenerf, ontoegankelijkheid,<br />

nieuw schuren, incomplete coupure in dijk.<br />

WADDENKUST<br />

69


Spanning tussen vernieuwing en behoud<br />

De landbouw in het Waddengebied is gelukkig nog vitaal en<br />

ontwikkelt zich nog steeds. Het proces van schaalvergroting<br />

gaat door. Dat kan in de toekomst tot een spanning leiden<br />

tussen de wens van de landbouw om zich te vernieuwen en<br />

grotere bedrijven te maken, en de wens om kwetsbare<br />

landschappelijke structuren en elementen (denk aan oude<br />

kreken, dobben, dijken die hun functie hebben verloren) te<br />

behouden. Elders in Noord <strong>Groningen</strong> zijn in het verleden, onder<br />

druk van de schaalvergroting en mechanisatie in de landbouw,<br />

wierden en dijken afgegraven, waardoor het landschap aan<br />

informatiewaarde heeft ingeboet, minder bij machte is haar zo<br />

interessante verhaal te vertellen.<br />

4.5 OPGAVE<br />

De landbouw is de grote drager achter de landschappelijke<br />

kwaliteit. Die landbouw moet zich vitaal kunnen ontwikkelen.<br />

Waar het om gaat is dat die landbouw zich zodanig ontwikkelt<br />

dat dat niet leidt tot een nivellering van historisch gegroeide<br />

structuren of een verrommeling van het open landschap.<br />

De opgave is een plan te ontwikkelen waarin:<br />

1. de landbouw ruimte krijgt zich verder te ontwikkelen,<br />

2. tegelijkertijd wordt aangegeven hoe bestaande kwaliteiten<br />

afdoende beschermd kunnen worden en mogelijks zelfs<br />

verbeterd kunnen worden,<br />

3. wordt aangegeven waar knelpunten tot een oplossing<br />

kunnen worden gebracht (denk aan het verwijderen van de<br />

bosjes in het oostelijk deel).<br />

4. wordt aangegeven hoe nieuwe kwaliteiten kunnen worden<br />

ontwikkeld (denk aan het vergroten van de<br />

toegankelijkheid).<br />

Topografische situatie Noord <strong>Groningen</strong><br />

Visie op de Waddenkust


4.6 ZIENSWIJZE<br />

Aan het begin van de 21 e eeuw verkeert de landbouw in Europa,<br />

en zeker de akkerbouw in Nederland, in een economisch<br />

moeilijke situatie. In veel gebieden verschuift de rol van de<br />

landbouw van voedselproducent naar landschapsbeheerder. Met<br />

name in verstedelijkende gebieden wordt de landbouw in<br />

toenemende mate ingezet als beheerder van het<br />

landschapsbeeld, teneinde een bepaald ideaalbeeld van het<br />

agrarisch landschap in stand te houden.<br />

Een dergelijke krampachtigheid past het landschap van de<br />

Waddenkust niet. Dit is vanouds een productielandschap ‘pur<br />

sang’. Waarbij juist die productie heeft geleid tot bijzondere<br />

natuur- en landschapswaarden. Het kompas voor de ruimtelijke<br />

ontwikkeling van de Waddenkust moet ondubbelzinnig zijn<br />

gericht op “behoud door vernieuwing”.<br />

Men kan niet in heel Nederland de landbouw, in afwachting van<br />

betere tijden, aan het infuus leggen. Er zijn gebieden waar niet<br />

alleen de landbouw, maar ook het landschap, gebaat is bij een<br />

krachtige vernieuwing van de landbouw als productiefunctie. Dit<br />

geldt zeker voor de Groningse Waddenkust, waar de landbouw<br />

de drijvende kracht is achter de openheid en de<br />

monumentaliteit van dit landschap en waar de landbouw<br />

beroemde vernieuwers heeft voortgebracht, denk aan de reeds<br />

genoemde Mansholt. Uit de laatste ‘meitellingen’ van Alterra<br />

komt de Groningse Waddenkust bovendien als landbouwgebied<br />

met een relatief gunstig toekomstperspectief naar voren,<br />

waarbij de strategie moet zijn gericht op schaalvergroting.<br />

Bij de uitwerking van de agrarische vernieuwing behoeven vijf<br />

aspecten bijzondere aandacht:<br />

I het vergroten van de toegankelijkheid van het landelijk<br />

gebied,<br />

II aandacht voor kleine elementen,<br />

III erfinrichting,<br />

IV vormgeving schuren en loodsen,<br />

V de vraag hoe om te gaan met kwetsbare structuren.<br />

WADDENKUST<br />

71


Ad I Het vergroten van de toegankelijkheid<br />

Het landschap van de Waddenkust is een intrigerend landschap.<br />

Het is in zijn weidsheid en helderheid uniek voor Nederland.<br />

Tegelijkertijd is het gebied maar beperkt toegankelijk. Het blijft<br />

daarmee een verborgen schat. Meer mensen moeten kunnen<br />

genieten van de weidsheid van dit landschap, van de intensiteit<br />

van de kleuren, van de helderheid van het licht.<br />

Ad II Aandacht voor het ‘kleine’<br />

Juist in een landschap waar de maat zo overweldigend is, is het<br />

essentieel dat er ook aandacht voor ‘het kleine’ is. Het gaat<br />

daarbij om de kleine nuance. Het herstel van de bakenbomen<br />

kan daarvan een voorbeeld zijn.<br />

Ad III Erfinrichting<br />

De boerenerven liggen als groene eilanden in de ruimte. De<br />

erven, met hun zware geboomte, maken de schaal van het<br />

landschap zichtbaar. Daarbij zijn zij refugia voor mens en dier.<br />

Ook de nieuwe erven behoeven een zorgvuldige inrichting,<br />

opnieuw passend bij de maat van het landschap.<br />

Ad IV Vormgeving schuren en loodsen<br />

De nieuwe, welhaast industriële schaal van de bedrijfsvoering<br />

vraagt om loodsen en schuren van een andere schaal dan men<br />

vanouds gewoon is. Dat betekent dat naar nieuwe vormen,<br />

nieuwe materialen en ook een nieuwe architectonische<br />

expressie moet worden gezocht.<br />

Ad V Omgaan met oude structuren<br />

Kenmerkend voor het landschap van de Waddenkust is dat de<br />

vroegere ontwikkelingen het bestaande landschap niet hebben<br />

weggevaagd, maar er nieuwe elementen en structuren aan<br />

hebben toegevoegd. Zo mag ook de schaalvergroting geen<br />

vrijbrief zijn om hier tot een ‘tabula rasa’ te komen. Het proces<br />

van schaalvergroting moet zijn geënt op bestaande patronen en<br />

structuren.<br />

Boven: kaart met 6 kansrijke transecten.<br />

Onder: algemene aanleidingen voor het ontwikkelen van transecten.<br />

Vlnr: Menkemaborg, Gronings’goed’route, kerk en haven te Eenrum.<br />

Transect 1<br />

Transect 2<br />

Transect 3 & 4


Transect 5<br />

Transect 6<br />

4.7 VERTALING ZIENSWIJZE TOT LANDSCHAPSPLAN<br />

4.7.1 Verbeteren toegankelijkheid landelijk gebied<br />

Transecten<br />

Het landschap van de Waddenkust is, met haar monumentale<br />

openheid, haar rijkdom aan details, haar bijzondere lichtval, de<br />

afleesbaarheid van de geschiedenis, wellicht een van de meest<br />

markante landschappen van ons land. Maar deze bijzondere<br />

kwaliteiten zijn nauwelijks te ervaren omdat het gebied<br />

nagenoeg niet openbaar is ontsloten. Om het bijzondere<br />

landschap van de Waddenkust ‘van binnenuit’ te kunnen<br />

beleven moet het beter voor de bezoeker worden ontsloten.<br />

Voorgesteld wordt een aantal noord-zuidroutes (transecten)<br />

door het gebied te ontwikkelen, die vanaf de kwelderrug naar<br />

de zeedijk voeren en weer terug. Vanaf deze transecten ervaart<br />

men de doorsneden over dit landschap. Verschillende plekken<br />

op de kwelderrug bieden aanleidingen om een startpunt voor<br />

een dergelijk transect te ontwikkelen. Met de ontwikkeling van<br />

de transecten moet worden aangesloten op hetgeen reeds<br />

aanwezig is. Het landschap biedt tal van aanleidingen, waar met<br />

de ontwikkeling van het transect op kan worden aangesloten.<br />

Deze aanleidingen kunnen landschappelijk van aard zijn, zoals<br />

een oude kreek, maar ook bouwkundig zoals een borg, of<br />

toeristisch recreatief zoals een picknickplaats.<br />

In een aantal gevallen ligt het transect er al bijna, maar is haar<br />

aanwezigheid alleen bij ingewijden bekend, moet men al een<br />

kenner van het gebied zijn om te weten waar en hoe men vanaf<br />

de kwelderrug tot aan zee kan komen. In die gevallen kan het<br />

duiden van de mogelijkheden, bijvoorbeeld door een<br />

eenvoudige bewegwijzering, al veel doen.<br />

Ofschoon de visiekaart een vijftal thematische doorsneden<br />

toont, en per route de concrete aanleidingen benoemt, is het<br />

niet de ambitie om precies deze routes te ontwikkelen. De visie<br />

geeft aan waar kansen liggen om interessante doorsneden<br />

vanuit uiteenlopende thema’s te ontwikkelen. De werkelijke<br />

kansrijkheid van het realiseren van een doorsnede wordt<br />

bepaald door de daadwerkelijke mogelijkheden om fysieke<br />

WADDENKUST<br />

73


ingrepen te realiseren (voor zover deze natuurlijk vereist zijn<br />

voor het functioneren van het transect). Denk aan de aanleg<br />

van een geasfalteerd fietspad, of de ontwikkeling van een<br />

markant eindpunt. In overleg met de belanghebbenden moet<br />

gekeken worden naar wat en waar de mogelijkheden zijn.<br />

Uitwerking transecten<br />

De vijf gesuggereerde transecten (waarvan een dubbeltransect)<br />

tonen verschillende doorsneden over het landschap<br />

van de Waddenkust.<br />

< Het meest westelijke transect toont de geomorfologische<br />

doorsnede. Deze start al bij Wehe den Hoorn, en<br />

doorsnijdt eerst de opeenvolging aan kwelderruggen.<br />

Hierbij is de route vooral gekoppeld aan de Broekstermaar.<br />

Pas vanaf de Oldiek gaat men door het feitelijke landschap<br />

van de Waddenkust.<br />

< Een tweede mogelijk transect voert van Den Andel naar de<br />

Waddendijk. Ook daar zijn in het eerste deel van het<br />

traject mogelijkheden om het pad deels langs een oude<br />

maar, het Oude Riet, te leggen.<br />

< Het derde transect toont de mogelijkheden om middels de<br />

ontwikkeling van een dubbel-transect een lus te maken,<br />

waarbij de heenweg een andere doorsnede toont dan de<br />

terugweg. Dit transect start op het hoge land bij Wadwerd,<br />

en voert vandaar door het waddenlandschap naar het<br />

haventje van Noordpolderzijl. Daarbij passeert men een<br />

aantal interessante dijkcoupures, en beleeft men de<br />

openheid van dit landschap ‘van binnen uit’. Vanaf<br />

Noordpolderzijl gaat men over de zeedijk in oostelijke<br />

richting, om dan vervolgens in een rechte strek terug te<br />

keren naar de hereboerderijen aan de Streek, nabij<br />

Usquert. Dit transect is daarmee ook per trein bereikbaar.<br />

Deze pagina: transect 1 op topkaart met 4 aanleidingen.<br />

Rechter pagina: vlnr transecten 2 t/m 6 met per transect een weergegeven<br />

aanleiding.<br />

Transect 1<br />

Andorra’s autonome landloop<br />

Broekstermaar<br />

Picknickplaats langs maar<br />

Dijkpassage mogelijkheid


Transect 2 Transect 3 & 4 Transect 5 Transect 6<br />

De vier winden De streek Coupure<br />

De laatste dijk<br />

WADDENKUST<br />

75


Het vierde transect voert van Uithuizen naar de zeedijk. Dit<br />

transect sluit aan op het treinstation Uithuizen en op de<br />

Menkemaborg.<br />

< Het meest oostelijk transect voert van Uithuizermeeden<br />

naar de zeedijk. Toonde het meest westelijke transect de<br />

geomorfologische doorsnede, dit transect toont vooral de<br />

doorsnede van inpolderingsgeschiedenis. Onderweg<br />

passeert men een opeenvolging aan dijklichamen, met een<br />

aantal fraaie coupures, ziet men de Eemshaven in de verte<br />

liggen en kruist men het windmolenpark.<br />

Lussen en oost-west verbindingen<br />

Bij het ontwikkelen van de transecten moet ook worden bezien<br />

wat de mogelijkheden zijn om lussen te maken, opdat de<br />

terugweg langs een andere route voert dan de heenweg. Naast<br />

het accent op de lang gestrekte noord-zuid bewegingen moet<br />

ook de mogelijkheid geboden worden om kortere ommetjes te<br />

maken en ook in oost-west het gebied te kruisen. Het<br />

toegankelijk maken van de dijken voor fietsers en voetgangers<br />

biedt daartoe mogelijkheden. De Middendijk is al geschikt<br />

gemaakt voor gebruik door voetgangers.<br />

Collage kwelder<br />

Wervend eindpunt<br />

Uit recreatieonderzoek blijkt dat de Nederlander best bereid is<br />

een flinke wandeling te maken, wanneer aan het eindpunt maar<br />

de beloning wacht. Die beloning kan een goed restaurant of<br />

tenminste een aangenaam terras zijn. Voorgesteld wordt de<br />

eindpunten van de transecten te markeren met een bijzonder<br />

element, een element dat als het ware ‘haar vinger opsteekt’,<br />

en daarmee aangeeft ‘hier is de zee’.<br />

Deze kustmarkeringen vormen unieke uitzichtpunten. Vanaf<br />

deze punten ziet men zowel terug op de wandeling, kijkt men<br />

over de polders uit op het Hoge Land met het silhouet van<br />

Wadwerd, Usquert en Uithuizen, als wel geniet men een<br />

panorama over het wad en ziet men in de verte<br />

Schiermonnikoog, Rottum en Rottumeroog liggen.<br />

Aan deze markeringen kunnen functies worden gekoppeld.<br />

Gedacht kan worden aan een restaurant met bijzondere logies<br />

mogelijkheid (vergelijkbaar met overnachten in de vuurtoren),<br />

een vogelobservatiehut, een informatiecentrum. Observatiehut Nieuw Statenzijl<br />

Camperen


Observatiehut Fochteloerveen<br />

Parkeren<br />

De voorgestelde transecten vormen fiets- en wandelpaden door<br />

de leegte, door wellicht het meest ruimtelijke landschap dat<br />

Nederland te bieden heeft. Het vormen flinke tochten, die voor<br />

een beperkte doelgroep bijzonder interessant zijn. Maar het is<br />

een illusie om te denken dat een ieder het enthousiasme of de<br />

moed kan opbrengen om dit hele transect te voet of per fiets af<br />

te leggen. De realiteit zal zijn dat menig bezoeker met de auto<br />

komt.<br />

Dat impliceert dat bij de eindpunten parkeergelegenheid moet<br />

worden geboden, zonder dat dit afbreuk doet aan het gevoel dat<br />

men ‘naar de uiterste rand van bewoond Nederland gaat’, dat<br />

men de ultieme leegte opzoekt. Dergelijke parkeerterreinen<br />

moeten zorgvuldig worden ingepast, opdat het blik de bezoeker<br />

niet al van kilometers afstand in het zonlicht tegemoet schittert.<br />

Het zal om slechts enkele parkeerplaatsen gaan bij een<br />

eindpunt dat ook daadwerkelijk een parkeerplaats nodig heeft.<br />

De plompe toren - Schouwen Uitkijktoren - afsluitdijk Bezoekerscentrum polder Breebaartpolder<br />

WADDENKUST<br />

77


4.7.2 Aandacht voor kleine elementen<br />

Coupures in de dijk<br />

De dijkcoupures zijn in de oriëntatie en de beleving van de<br />

Waddenkust van bijzondere betekenis. Zij maken dat er op een<br />

lager schaalniveau iets te zien is. De coupures openen ook nu<br />

nog de poorten naar een andere wereld, naar een jongere<br />

polder. Achter iedere dijk schuilt een nieuwe wereld. Is men<br />

eenmaal bij de laatste dijk dan ligt daar, eindelijk, de zee.<br />

De coupures zijn cultuurhistorisch waardevol. Zij maken de<br />

geschiedenis van het gebied inzichtelijk, verschaffen informatie<br />

over hoe dit landschap is ontstaan. Voorgesteld wordt deze<br />

coupures zoveel mogelijk te herstellen. Het gaat daarbij niet<br />

alleen om het terugbrengen van de bakenbomen, maar ook om<br />

het terugbrengen van de deuren en de huisjes waarin de deuren<br />

werden opgeborgen.<br />

Kreken, dobben en maren<br />

Verspreid over het landschap van de Waddenkust liggen<br />

waterelementen als dobben, kreken en maren. De kreken en<br />

maren dateren uit de periode van voor de inpoldering, uit de<br />

tijd waarin de zee nog vrij spel had. De grillige vormen staan in<br />

een sterk contrast tot de geometrische verkaveling die er nadien<br />

over heen is gelegd. De dobben zijn ontstaan bij dijkdoorbraken,<br />

vergelijkbaar met de wielen in het rivierenlandschap. Bij<br />

het herstel van de dijk is de dijk om de dobbe gelegd, waarbij in<br />

de rechte dijk markante verdraaiingen zijn ontstaan. Dit zijn<br />

elementen die tot de verbeelding spreken en in het landschap<br />

zichtbaar moeten blijven.<br />

De maren zijn nu nog nauwelijks zichtbare watergangen in het<br />

landschap. Ze vinden hun beginpunt veelal in de kleine<br />

wierdedorpen van het Hoge Land. De maren vormen in potentie<br />

recreatief aantrekkelijke lijnen die vanaf het Hoge Land tot diep<br />

in het landschap van de Waddenkust doordringen. De kreken,<br />

dobben en maren maken dat in het landschap van de<br />

Waddenkust op een lager schaalniveau veel te zien is. Daarbij<br />

maken zij de geschiedenis van het gebied inzichtelijk. Bij de<br />

verdere ontwikkeling van het landschap dienen deze elementen<br />

tenminste behouden te blijven. Door de maren met riet te<br />

beplanten worden ze ruimtelijk meer manifest.<br />

Coupure in de dijk<br />

Traditionele schuur


Ontsluiting langs kleine landschapselementen<br />

Nieuwe schuur gerealiseerd door stichting Wierde en dijk<br />

Daarnaast moet worden nagegaan of zij bij de toekomstige<br />

ontwikkeling aan betekenis en zichtbaarheid kunnen winnen,<br />

bijvoorbeeld door deze elementen te verbreden of aan deze<br />

elementen een eenvoudig fiets- en wandelpad (de<br />

Swiebertjespaden) te verbinden.<br />

4.7.3 Inrichting boerenerven, vormgeving loodsen en<br />

schuren.<br />

Het traditionele boerenerf voldoet voor veel bedrijven niet meer,<br />

daartoe is de bedrijfsvoering te zeer veranderd. De laatste tijd<br />

is de agrarische bedrijfsvoering in het landschap van de<br />

Waddenkust sterk veranderd. Er heeft een flinke schaalvergroting<br />

plaatsgevonden, waarbij ook bedrijven zijn samengevoegd.<br />

Het proces van schaalvergroting is nog niet ten einde.<br />

Schaalvergroting impliceert dat een groter machinepark is<br />

vereist en dat de opbrengsten per bedrijf toenemen. Dit vergt<br />

aanzienlijk grotere schuren en opslagruimten. Daarnaast vindt<br />

ook in delen van de Waddenkust de omschakeling van<br />

akkerbouw naar veeteelt plaats. Pootaardappels en korenvelden<br />

maken plaats voor weilanden. Ook dit zal leiden tot een<br />

veranderende erfinrichting.<br />

Voor boerderijen die niet meer in productie zijn, en zijn gekocht<br />

door liefhebbers die daar ruim en vrij willen wonen, is herstel<br />

van het traditionele erf een optie. Voor de boerderijen die in<br />

bedrijf zijn moet gezocht worden naar nieuwe concepten. Om<br />

een economische rendabele boerenbedrijfsvoering te kunnen<br />

handhaven moeten de boeren grotere erven kunnen<br />

ontwikkelen. Deze erven moeten de ruimte bieden om schuren<br />

te bouwen die passen bij de aard van het bedrijf.<br />

Voorgesteld wordt om de bedrijven de beschikking te geven<br />

over een royaal bouwblok, een kavel van ca 125 x 125 meter.<br />

Deze kavel wordt door een sloot, met aan weerszijden een<br />

bomenrij, omgeven. Aan de zuidwestzijde wordt, als extra<br />

windscherm, onderbegroeiing in de vorm van gesloten<br />

bosstruweel aangeplant. Aldus ontstaat een stevig carré, dat<br />

zich in de toekomst als groen eiland in de ruimte kan<br />

manifesteren. Waar het carré aan de doorgaande weg ligt, ligt<br />

een van de vier wanden aan de overzijde van de weg.<br />

WADDENKUST<br />

79


Hierdoor ontstaat, analoog aan de historische beelden, een<br />

poortwerking.<br />

Binnen dit carré worden beperkt voorwaarden gesteld aan de<br />

architectuur van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Deze hebben<br />

betrekking op een eenvoudige hoofdvorm, een eenvoudig<br />

materiaalgebruik en een terughoudend, donker kleurgebruik.<br />

Mocht in de toekomst het geboden carré toch nog te klein<br />

blijken, dan kan aan het eerste carré een tweede worden<br />

toegevoegd. De boer krijgt dus meer vrijheid wat betreft de<br />

vorm, omvang en oriëntatie van de bedrijfsgebouwen, maar<br />

daar staat tegen over dat er specifiekere eisen worden gesteld<br />

aan het erf. Dit neemt niet weg dat ook in de architectuur van<br />

de bedrijfsgebouwen kwaliteit wordt nagestreefd. Waar mogelijk<br />

moet de boer worden verleid om ook binnen het carré tot een<br />

hoogwaardige architectuur te komen.<br />

Een tweede mogelijkheid, zoals ook in paragraaf 3.6 beschreven<br />

(beplantingsplan) is dat de boer werkelijk gebouwen ontwikkelt<br />

die gezien mogen worden, gebouwen die dermate esthetisch zijn<br />

dat het zonde is om ze achter dichte beplanting ‘te verstoppen’.<br />

In die gevallen kan worden ingezet op een meer transparante<br />

erfinrichting, waarbij enkele trefzeker geplaatste solitairen zorgen<br />

voor het verschil tussen kaal en transparant, maken dat de<br />

bouwwerken in hun omgeving worden verankerd. Een voorbeeld<br />

van deze benaderingswijze is de recent gerealiseerde schuur te<br />

Godlinze, die vrijwel vanzelfsprekend in het landschap opgaat.


4.7.4 Omgaan met kwetsbare structuren<br />

Naast de boerenerven is het landschap rijk aan kleine elementen<br />

die kleur geven aan het landschap, die nuance aanbrengen in<br />

haar tekening. Met de voortgaande schaalvergroting in de<br />

landbouw bestaat het gevaar dat dergelijk kleine elementen<br />

sluipenderwijs verdwijnen. De meeste dijken hebben hun<br />

zeekerende functie verloren. Plaatselijk zijn dijken afgegraven<br />

waarbij het vrijkomende oppervlak bij het productiegebied is<br />

getrokken. Daarmee verliest het landschap aan zeggingskracht,<br />

is het minder in staat ‘zijn verhaal’ te vertellen. Daarmee boet<br />

het landschap aan eigenheid, aan identiteit in. Bij de<br />

schaalvergroting moeten de kwetsbare structuren, elementen die<br />

hun directe nut hebben verloren maar nog wel altijd hun functie<br />

in het landschap vervullen (recreatieve, cultuurhistorische,<br />

ecologische) nadrukkelijk worden beschermd. Dit betreft onder<br />

meer de kreken, maren en dobben, dijken die hun zeekerende<br />

functie hebben verloren.<br />

4.8 Conclusie<br />

Het landschap van de waddenkust is een grootschalig, helder<br />

gestructureerd landschap. De problematiek doet zich met name<br />

voor op een lager niveau. De huidige boerenerven dreigen hun<br />

‘grandeur’ te verliezen, kleine landschapselementen als dobben,<br />

maren en oude coupures zijn niet altijd herkenbaar in het<br />

landschap en het agrarisch landschap is slecht toegankelijk voor<br />

recreanten.<br />

De volgende fase van het LOP moet leiden tot concrete<br />

projecten ten aanzien van het herkenbaar maken van kleine<br />

landschapselementen, vormgeving van boerenerven en het<br />

verbeteren van de recreatieve ontsluiting. Dit vergt een<br />

intensieve samenwerking tussen <strong>Provincie</strong>, gemeenten, boeren,<br />

andere gebruikers en instanties als Landschapsbeheer <strong>Groningen</strong>,<br />

Staatsbosbeheer, Stichting Wierde en Dijk etc.<br />

Enkele beelden uit het van onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling<br />

van boerenerven zoals dat in opdracht van het Libau is<br />

uitgevoerd door drie bureaus. De bevindingen zijn gebundeld in<br />

het rapport ‘t Hogeland Opnieuw. Het 125 bij 125 m erfmodel is<br />

hier gepresenteerd als onafhankelijk model naast de modellen uit<br />

de genoemde studie.<br />

81


Oud naast nieuw...


5.1 INLEIDING<br />

Kenschets<br />

Weiwerd vormt één van de meest dynamische landschappen van<br />

Noord <strong>Groningen</strong>. Waar elders het landschap wordt gekenmerkt<br />

door ruimte en een lage ontwikkelingsdynamiek lijken hier juist<br />

alle ontwikkelingen samen te komen.<br />

De afgelopen decennia is er een aanzienlijk programma<br />

neergedaald. Grootschalige elementen als de havenindustrie<br />

rond Delfzijl, baggerdepots, gasinstallaties, stortplaatsen,<br />

bossen, autowegen, crossplaatsen en hoogspanningsleidingen<br />

hebben het oorspronkelijke agrarische landschap ‘overruled.’ Als<br />

gevolg van deze ontwikkelingen is Weiwerd waarschijnlijk het<br />

meest verguisde, maar tegelijkertijd misschien ook wel een van<br />

de meest fascinerende landschappen van Noord <strong>Groningen</strong>.<br />

Nergens anders zijn de contrasten tussen het oude landschap en<br />

de recent toegevoegde elementen zo sterk aanwezig als hier.<br />

5. WEIWERD<br />

83


Een onbemind landschap<br />

De boeiende contrasten tussen oud en nieuw worden maar door<br />

weinigen als zodanig ervaren. In de ogen van veel mensen<br />

wordt het gebied juist ontsierd door industrie en infrastructuur.<br />

Het landschappelijk raamwerk spreekt zelfs van ‘een structuurarm<br />

landschap zonder kwaliteiten.’<br />

Inderdaad valt de negatieve impact van de recente ontwikkelingen<br />

op het landschap niet te ontkennen. Doordat de nieuwe<br />

toevoegingen letterlijk als losse elementen in het landschap zijn<br />

neergedaald, waarbij geen balans is gevonden tussen de<br />

historische en de nieuwe laag, zijn er kwaliteiten van het<br />

landschap verloren gegaan.<br />

Voorbeelden van de teloorgang van het oude landschap zijn de<br />

historische wierdedorpen Heveskes en Weiwerd. Deze dorpen<br />

zijn als het ware overruled door de ontwikkelingen van de<br />

moderne tijd. Weggedrukt door de industrie zijn ze goeddeels<br />

verdwenen. Daarnaast is het landschap versnipperd door<br />

bossen, gasinstallaties en hoogspanningsleidingen die zonder<br />

enige ordening in het gebied zijn geland. Waardevolle relicten<br />

als wierden, maren, een kloosterterrein en een molen liggen<br />

verstopt in het landschap. Ze zijn als fragmenten van het oude<br />

landschap nog net herkenbaar, maar de grotere structuren<br />

waarvan ze ooit deel uitmaakten zijn volledig ondergesneeuwd.<br />

Het landschap van Weiwerd is weinig geliefd. Doordat er weinig<br />

affiniteit met dit gebied bestaat, ontwikkelt Weiwerd zich tot ‘de<br />

grabbelton van <strong>Groningen</strong>’. Vanuit de gedachte dat<br />

ontwikkelingen hier weinig schade aan kunnen richten dreigt de<br />

polder Weiwerd de vergaarbak te worden voor allerlei geplande<br />

en ongeplande ontwikkelingen welke men elders niet wenst. Het<br />

gebied lijkt hiermee in een negatieve spiraal te zijn beland<br />

waaruit het niet meer kan ontsnappen.


Een fascinerend landschap<br />

Men kan de Polder Weiwerd ook zien als een van de boeiendste<br />

Groninger landschappen. Wie op zoek is naar de typische<br />

beelden behorend bij het idyllische wierdenlandschap zal deze in<br />

Weiwerd niet aantreffen. Maar wie open staat kan hier prachtige<br />

contrasten ontdekken tussen de relicten van het oude<br />

landschap en elementen van recente oorsprong. De verlaten<br />

wierde van Weiwerd en het eenzame kerkje van Heveskes, beide<br />

geprojecteerd tegen een achtergrond van stomende ketels en<br />

glimmende pijpen, zijn unieke beelden. De authenticiteit van het<br />

landschap die elders in Noord <strong>Groningen</strong> zo kenmerkend is heeft<br />

hier plaatsgemaakt voor scherpe contrasten tussen ‘oud’ en<br />

‘nieuw’.<br />

Afbeeldingen op deze en vorige pagina tonen de contrasten tussen ‘oud’<br />

en ‘nieuw’ zoals die in polder Weiwerd aanwezig zijn. Waardevolle<br />

historische relicten vormen fragmenten van het oude landschap die<br />

dapper weerstand bieden tegen de ontwikkelingen van de moderne tijd.<br />

WEIWERD<br />

85


Een landschap uit twee lagen<br />

Het landschap van Weiwerd kent twee lagen:<br />

- De eerste laag wordt gevormd door het agrarische<br />

landschap van voor de industriële expansie, met een heel<br />

fragiele maar historisch interessante structuur. Een<br />

landschap dat is geënt op de natuurlijke ondergrond en dat<br />

het resultaat is van een eeuwen durende geleidelijke<br />

ontwikkeling.<br />

- Hierover is de laag van de ‘nieuw toegevoegde<br />

ontwikkelingen’ gelegd, de laag van de havenindustrie, de<br />

baggerdepots, de hoogspanningsleidingen en straks wellicht<br />

het windmolenpark. Kenmerkend voor deze laag is de hoge<br />

ontwikkelingsdynamiek, ongekend voor het Groninger<br />

landschap.<br />

Het is deze dubbele gelaagdheid die het landschap van Weiwerd<br />

zo boeiend maakt. Het feit dat hier twee dermate<br />

contrasterende lagen, ieder in zijn eigen vorm en geaardheid,<br />

naast en door elkaar heen voorkomen is een interessant<br />

gegeven. In dit contrast kunnen bijzondere kwaliteiten schuilen.<br />

Maar tevens ligt hierin de kern van het probleem. In de huidige<br />

situatie dreigt de ‘nieuwe laag’ de ‘oude laag’ te verstikken. De<br />

dynamiek van de laatst genoemde laag is hoog en de<br />

ontwikkelingen hebben grotendeels een ‘foot-loose’ karakter,<br />

waardoor ze niet inspelen op de karakteristieken van de plek. De<br />

‘nieuwe laag’ vaagt daardoor de kenmerken van het historische<br />

landschap uit, terwijl ze zelf onvoldoende nieuwe kwaliteiten aan<br />

het landschap toevoegt.<br />

Linksboven topografische kaart 1900, rechtsonder geomorfologische<br />

kaart, rechter pagina topografische kaart 2000.<br />

De polder Weiwerd bevindt zich op de overgang van het Wierdenlandschap<br />

naar het Wolden/wegdorpen landschap. De eerste bewoning<br />

vond plaats op een reeks wierden in het noordelijk deel van het gebied<br />

(Weiwerd, Heveskes, Amsweer) en op een aantal glaciale dekzandruggen<br />

in het zuiden (de reeks van woldendorpen). Daartussen lagen<br />

uitgestrekte klei-op-veengronden, die vanuit de beide bewoningsassen<br />

werden ontgonnnen. Deze wijze van ontginnnig resulteerde in een<br />

agrarisch landschap met een sterk noord-zuid gerichte structuur van<br />

wegen, maren en verkaveling.


WEIWERD<br />

87


5.2 OPGAVE<br />

Voor het landschapsplan Weiwerd vormt het spanningsveld<br />

tussen beide lagen het centrale thema. De opgave is om de twee<br />

lagen met elkaar in evenwicht te brengen, zodanig dat de<br />

karakteristiek van elke laag tot expressie kan komen.<br />

Allereerst is het van belang dat de thans nog rudimentair<br />

aanwezige structuren behorend bij het agrarische landschap<br />

worden versterkt. Het proces van versnippering en verbrokkeling<br />

moet worden omgebogen. Er moet worden gezocht naar functies<br />

die oude patronen en structuren een nieuwe betekenis geven.<br />

De oorspronkelijke karakteristieken zouden opnieuw tot<br />

ontwikkeling moeten komen, opdat de historie van het landschap<br />

weer afleesbaar wordt.<br />

Daarnaast is het zaak nieuwe ‘foot-loose’ ontwikkelingen<br />

dusdanig te regisseren dat zij nieuwe kwaliteiten toevoegen aan<br />

het landschap.<br />

Verborgen programma<br />

Ten aanzien van het regisseren van nieuwe ontwikkelingen moet<br />

worden opgemerkt dat het benoemde programma voor polder<br />

Weiwerd uitermate beperkt is. Het Provinciaal Omgevingsplan<br />

heeft het over een windmolenpark, een ecologische verbinding<br />

en ruimte voor waterberging. Waarschijnlijk was deze situatie 20<br />

jaar geleden niet veel anders. Ook toen zal het benoemde<br />

programma beperkt zijn geweest. Maar desondanks hebben er tal<br />

van ontwikkelingen plaatsgevonden. Dat zal de komende jaren<br />

niet anders zijn. Kennelijk is er veel ‘verborgen programma’.<br />

Linksboven: Geland programma in de afgelopen decennia<br />

Linksonder: Indicatie van het ‘verborgen programma’.


5.3 STRATEGIE<br />

Een groen-blauw raamwerk<br />

Aan de ene kant moet een nog onbekend programma worden<br />

gefaciliteerd, tegelijkertijd moeten structuren worden versterkt<br />

en nieuwe kwaliteiten aan het gebied worden toegevoegd. De<br />

voorgestelde strategie zet in op de ontwikkeling van een<br />

robuust raamwerk, gevormd door beplantingen en watergangen.<br />

Door de situering van dit raamwerk te enten op historische<br />

patronen winnen oude structuren weer aan kracht.<br />

Diverse kwetsbare relicten zoals maren, zijlen en wierden worden<br />

opgenomen in het groen-blauwe casco. Het groene-blauwe<br />

raamwerk vormt de lijst waarbinnen deze elementen worden<br />

tentoongesteld. Het raamwerk brengt de historische laag van het<br />

landschap opnieuw tot expressie en brengt oud en nieuw met<br />

elkaar in evenwicht.<br />

Het raamwerk vormt een frame, waarbinnen zich grotere en<br />

kleinere ontwikkelingen kunnen vestigen. De aard van de<br />

functie bepaalt de positie binnen het raamwerk. Functies met<br />

een grotendeels ‘footloose’ karakter, zoals industrie en een<br />

windmolenpark vinden hun plek in de tussenruimten van het<br />

raamwerk. Functies met een lagere dynamiek, zoals natuurontwikkeling<br />

en recreatie, kortom functies die in kunnen spelen op<br />

de karakteristieken van het landschap, vinden een plek in het<br />

raamwerk(casco) zelf. Het raamwerk anticipeert op de ongewisse<br />

toekomst ten aanzien van het ‘verborgen programma’. Het<br />

biedt een robuust kader dat ongeacht de omvang en de aard<br />

van de toekomstige ontwikkelingen overeind blijft.<br />

Opbouw van het raamwerk<br />

Het raamwerk overspant de gehele polder Weiwerd. In het<br />

noordelijke deel wordt het raamwerk gevormd door een viertal<br />

grote noord-zuid gerichte groengebieden. Hierin zijn diverse<br />

kwetsbare relicten geïncorporeerd. Deze grote groengebieden<br />

liggen op korte afstand van de kernen Appingedam, Delfzijl en<br />

Termuntenzijl en bieden de inwoners van deze plaatsen een<br />

uitloopgebied. Met hun omvang van 50 tot 200 ha zijn deze<br />

gebieden van een maat en schaal die kan wedijveren met de<br />

schaal van de havenindustrie van Delfzijl.<br />

De basis voor het zuidelijk deel van het raamwerk wordt gevormd<br />

door de nog te realiseren ecologische verbinding tussen het<br />

Schildmeer en het Hondshalstermeer. De natte zone volgt<br />

bestaande waterlopen en markeert de overgang van het<br />

wierdenlandschap naar het wegdorpenlandschap. (zie<br />

geomorfologische kaart) De dorpen Wagenborgen, Meedhuizen en<br />

Tjuchem liggen als kralen aan een snoer langs deze zone.<br />

WEIWERD<br />

89


Realisatie van het raamwerk<br />

De afgelopen 20 jaar is er, mede onder invloed van braakregelingen<br />

en subsidieregeling snelgroeiend bos, in totaal 500 ha bos<br />

aangeplant. Deze boselementen zijn verspreid over het gebied<br />

aangelegd, waarbij een caleidoscopisch beeld is ontstaan. In<br />

plaats van bij te dragen aan het realiseren van nieuwe sterke<br />

structuren, heeft de aanleg van deze bossen geleid tot een<br />

verdere fragmentatie van het landschap. Met hun verspreide<br />

ligging in het gebied zijn de recreatieve en ecologische waarden<br />

van deze boscomplexen eveneens gering.<br />

Voorgesteld wordt om over te gaan tot een herordening van de<br />

bestaande boscomplexen. ‘Zwevende’ boscomplexen, dat wil<br />

zeggen bossen die niet zijn gekoppeld aan grotere landschappelijke<br />

structuren, worden op termijn gerooid.<br />

Hun plaats wordt ingenomen door eenzelfde areaal bos, dat<br />

wordt aangeplant op locaties die passen binnen het raamwerk,<br />

aansluitend op bestaande bossen. Natuurlijk is een dergelijke<br />

‘zoek en vervang-strategie’ een wat theoretisch model, maar het<br />

geeft wel goed aan hoe door hergroepering van de bestaande<br />

boscomplexen een aanzienlijk deel van het raamwerk kan worden<br />

gerealiseerd.<br />

Deze pagina<br />

boven: de ongestructureerde beplantingen die de afgelopen 20<br />

jaar zijn ontstaan.<br />

onder: de optelsom van de in de afgelopen 20 jaar ontstane beplantingen<br />

maakt 500 ha.<br />

Rechterpagina<br />

boven: beplanting in de huidige situatie; midden: verwijderde<br />

beplanting; onder: toegevoegde beplanting.


Dan nog is voor het ontwikkelen van het voorgestane raamwerk<br />

een uitbreiding van het totale oppervlakte bos nodig. Voor de<br />

financiering van deze nieuwe boscomplexen zijn verschillende<br />

mogelijkheden denkbaar.<br />

- Gedacht kan worden aan ‘rood voor groen’ combinaties<br />

waarbij bijvoorbeeld recreatieve ontwikkelingen ook<br />

financieel direct worden gekoppeld aan een stuk groen<br />

aanleg. Het is ook denkbaar dat uitbreiding van<br />

bedrijvigheid gepaard gaat met een bijdrage aan een<br />

groenfonds, van waaruit het raamwerk kan worden<br />

gefinancierd. Concreet voorbeeld hiervan is de aanleg van<br />

de Sloebossen nabij Vlissingen<br />

- De verwachting is dat de onzekere landbouwkundige positie<br />

de komende deccenia niet zal verbeteren. Het is niet<br />

ondenkbaar dat de komende 20 jaar opnieuw een<br />

substantiële hoeveelheid bos gerealiseerd zal worden<br />

volgens regelingen die vergelijkbaar zijn met de<br />

stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc.<br />

Naast boselementen maken wegbeplantingen en waterlopen deel<br />

uit van het raamwerk. Belangrijke lijnen zoals het Eemskanaal,<br />

het lint Steenhuizen-Tjuchem-Meedhuizen en de N362 worden<br />

aangezet. Overwogen moet worden om de beplanting langs de<br />

oost-west gerichte N992 te verwijderen.<br />

WEIWERD<br />

91


Mogelijk beeld toekomstig landschap.


5.4 MOGELIJK BEELD TOEKOMSTIG LANDSCHAP<br />

De kaart op de linker pagina geeft een mogelijk beeld van het<br />

toekomstige landschap. Bossen, lanen en natte verbindingszones<br />

vormen aaneengesloten structuren die verloren gewaande<br />

karakteristieken van het landschap opnieuw tot expressie<br />

brengen. De oorspronkelijk noord-zuid oriëntatie van het<br />

landschap wordt in het raamwerk opnieuw tot uiting gebracht.<br />

De overgang naar het Woldenlandschap wordt gemarkeerd door<br />

de ecologische verbindingszone. Diverse historische relicten als<br />

wierden, maren en oude wegen zijn opgenomen in het groeneblauwe<br />

casco, waardoor deze fragiele elementen beter worden<br />

beschermd tegen nadelige ontwikkelingen van buiten af.<br />

De boselementen liggen in de nabijheid van dorpen en steden,<br />

zodat ze een betekenis vervullen als uitloopgebied. De bossen<br />

aan weerszijde van de haven van Delfzijl zijn zwaar aangezet,<br />

opdat ze zich kunnen meten met de schaal van dit industriële<br />

landschap.<br />

93


5.5 DEELUITWERKINGEN<br />

Enkele onderdelen van het raamwerk zijn verder uitgewerkt. De<br />

uitwerkingen geven aan op welke wijze historische relicten<br />

kunnen worden opgenomen in het raamwerk. Daarnaast wordt<br />

geïllustreerd hoe nieuwe ontwikkelingen een bijdrage kunnen<br />

leveren aan het verbeteren van de kwaliteiten van het<br />

landschap.<br />

Groot Groengebied Weiwerd<br />

Ten zuiden van Delfzijl wordt een recreatief uitloopgebied<br />

voorgesteld met een omvang van circa 200 ha. De wierden<br />

Weiwerd en Geefsweer vormen bijzondere elementen in een<br />

parklandschap dat bestaat uit bossen, boomweiden en lanen.<br />

Langs een oude maar wordt een natte zone ontwikkeld; een<br />

langgerekte open ruimte dat een vizier richting het open<br />

landschap vormt. De zichten vanaf de wierde van Weiwerd op<br />

de chemische industrie worden met beplanting nog verder<br />

gedramatiseerd. De groenstructuur biedt ruimte aan recreatieve<br />

voorzieningen als sportvelden of een manege. Ook het<br />

bestaande motorcrossterrein aan de N362 kan deel uitmaken<br />

van dit groengebied.<br />

Collage Groot Groengebied Weiwerd<br />

Geefsweer<br />

Groot Groengebied Weiwerd<br />

Weiwerd<br />

Maar<br />

Chemische fabrieken<br />

Crossbaan


Koolzaadvelden op<br />

braakliggende<br />

gronden<br />

Energieplantage Termunterzijl - fase 1.<br />

Populieren plantage<br />

Borgsweer<br />

Termunten<br />

Termunterzijldiep<br />

Windmolenpark<br />

Energieplantage Termunterzijl - fase 2.<br />

Energieplantage Termuntenzijl<br />

Noord Weiwerd zou zich in de toekomst kunnen ontwikkelen tot<br />

de duurzame energieproducent van Nederland. Bestaande<br />

initiatieven zoals de plannen voor een biodieselfabriek en een<br />

windmolenpark kunnen de eerste aanzet vormen van een<br />

grootschalige ontwikkeling die van Weiwerd de ‘Witte motor van<br />

het noorden’ maakt.<br />

De beschikbare ruimte en de vruchtbare bodem maken Weiwerd<br />

geschikt om hier grote energieplantages (populier, koolzaad,<br />

grassen) te realiseren. Een eventuele biomassacentrale laat zich<br />

relatief eenvoudig aansluiten op het reeds aanwezig netwerk<br />

van hoogspannings-leidingen. De ontwikkeling van een<br />

grootschalige energie-plantage in combinatie met een<br />

windmolenpark kan leiden tot een eigentijds landschap, met<br />

nieuwe kwaliteiten.<br />

Collage energieplantage Termunterzijl<br />

WEIWERD<br />

95


Recreatieve zone Schildmeer-Appingedam<br />

Voorgesteld wordt de groene recreatieve ontwikkeling rond het<br />

Schildmeer te verbinden met het centrum van Appingedam.<br />

Langs de waterloop de Groeve wordt daartoe een natte open<br />

zone gerealiseerd. Langs het water kunnen zich omgeven door<br />

een stevig stelsel van lanen en singels, recreatieve<br />

voorzieningen als een jachthaven, een vakantiepark of golfbaan<br />

vestigen. Deze recreatieve ontwikkelingen moten een<br />

aanzienlijke bijdrage leveren aan de realisatie van het<br />

raamwerk. Het gebied kan uitgroeien tot het recreatieve<br />

zwaartepunt van de regio. Zowel de historische stad<br />

Appingedam, het arcadische gedeelte van het Damsterdiep en<br />

het Schildmeer met zijn watersportmogelijkheden liggen in de<br />

directe nabijheid.<br />

Collage recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.<br />

Schildmeer<br />

De Groeve<br />

Recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.<br />

Appingedam<br />

ruimte voor<br />

recreatieve<br />

ontwikkeling<br />

Steendam


voormalig Meedhuizermeer<br />

Tjuchem<br />

voormalig Proosmeer<br />

Wagenborgen<br />

Ecologische verbinding gecombineerd met waterberging<br />

Collage ecologische verbinding Schildmeer - Hondshalstermeer<br />

Ecologische verbinding Schildmeer-<br />

Hondshalstermeer<br />

De ecologische verbinding wordt gesitueerd langs<br />

bestaande waterlopen. Een natte strook bestaande uit<br />

riet,moerassen en hier en daar een drogere plek biedt<br />

migratie mogelijkheden voor plant en dier. De ecologische<br />

verbindingszone doorkruist een aantal drooggelegde<br />

meren (zie geomorfologische kaart) Dit zijn de diepste<br />

plekken in het landschap. Op termijn komen deze<br />

locaties in aanmerking als waterbergingsgebied.<br />

WEIWERD<br />

97


5.6 Uitvoeringsaspecten<br />

Het groene raamwerk dient een robuust kader te vormen dat<br />

ongeacht de omvang en aard van de toekomstige (industriele)<br />

ontwikkelingen overeind blijft.<br />

Het is daarom van belang nu reeds met de realisatie van het<br />

raamwerk te starten, beplanting heeft immers tijd nodig om uit te<br />

groeien tot een stevig ruimtelijk kader.<br />

Langs drie verschillende wegen kan er aan de uitvoering van het<br />

raamwerk worden gewerkt, namelijk:<br />

- Mogelijkheden voor herverkaveling van de bestaande<br />

bossen en landschapselementen onderzoeken<br />

- De visie van het raamwerk vastleggen in gemeentelijke<br />

bestemmingsplannen en de toekomstige ontwikkelingen<br />

daaraan toetsen. Daarmee wordt ook het nog onbekende<br />

programma gefaciliteerd.<br />

- Het beleid en de middelen van De Blauwe As (ecologische<br />

verbindingszone van Friesland naar Duitsland) benutten<br />

voor de zuidelijke arm van het voorgestelde raamwerk en<br />

nader onderzoeken of dit te combineren valt met een<br />

vaarverbinding en koppeling van het Damsterdiepcircuit.<br />

99


3 x Noord <strong>Groningen</strong> presenteert een visie op de ontwikkeling<br />

van de beplantingen in Noord <strong>Groningen</strong>, op de ontwikkeling<br />

van de Waddenkust en de ontwikkeling van de polder Weiwerd.<br />

Een visie is mooi, maar je hebt er niets aan zolang deze niet<br />

wordt uitgevoerd. Om met de oud staatssecretaris<br />

Volkshuisvesting Jan Schaeffer te spreken: “in een concept kun<br />

je niet wonen”.<br />

Tussen plan en uitvoering, tussen ‘droom’ en ‘daad’, zit nog een<br />

heel traject. Op de eerste plaats de acceptatie van de plannen.<br />

Dat vergt communicatie. Communicatie met direct betrokkenen;<br />

de bestuurders, de bewoners en de beheerders in en van het<br />

gebied.<br />

Eenmaal geaccepteerd moet de visie vervolgens worden<br />

vertaald in concrete inrichtingsprojecten. Inrichtingsprojecten<br />

waarvoor middelen moeten worden vrijgemaakt en waarvoor<br />

partijen moeten opstaan die zich bereid verklaren deze projecten<br />

uit te voeren. Die daadwerkelijk bereid zijn de schop de grond in<br />

te zetten. Want daar moet het met Noord <strong>Groningen</strong> naar toe:<br />

de schop moet de grond in, en een enkele keer moet de bijl uit<br />

de schuur worden gehaald.<br />

De verkenningen van Weiwerd, de Waddenkust en de<br />

beplantingen van Noord <strong>Groningen</strong> vormen hiertoe een eerste<br />

stap. De volgende stap die nu gezet wordt is het vertalen van<br />

de voorstellen uit de verkenningen naar een uitvoeringsgericht<br />

Landschapsontwikkelingsplan voor Noord <strong>Groningen</strong>. In dit LOP<br />

zullen de hier gepresenteerde voorstellen, aangevuld met de<br />

bevindingen uit andere studies en verkenningen worden<br />

geïntegreerd. In het Landschapsontwikkelingsplan zal de visie op<br />

het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> worden gekoppeld aan een<br />

uitvoeringsprogramma; concrete acties en projecten die de<br />

ambities van het LOP ten uitvoer brengen.<br />

6. VERVOLG<br />

101

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!