HET WOORD Justin Hoek 19
In deze column stelt de schrijver zich een onmogelijke vraag af waarop hij nooit antwoord kan krijgen. In zijn zoektocht wordt hij altijd (en in ieder geval nu)bijgestaan door zijn eigen invulling van God. “One can never solve a problem on the same plane of consciousness as on which it was conceived” - Albert Einstein Ongeveer tweehonderdvijftigduizend jaar geleden ontstond de eerste mens. Geruchten gaan dat God een hele slechte dag had: hij zat op zijn bank in een varkensstal zo ranzig dat ‘t daar was vla te eten kut te roepen en een peuk te roken. Toen liet hij uit goddelijke verveling een hele harde scheet. Et voilà, de mens, jij en ik, Berlusconi en Pietje Bell. Of niet helemaal. Hoe dan ook, ongeveer heel lang (of kort) geleden was daar de Homo Sapiens. We gaan verder. Honderdvijfentwintigduizend jaar geleden hadden we (eindelijk) het vuur onder controle. We konden onze biefstuk bakken en ons warm houden bij het haardvuur. Onze tanden hoefden minder scherp, onze darmflora minder ingrijpend en onze dos haar minder dik. Op een avond keken Pietje Bell en Berlusconi naar de maan. De aarde stond op zo’n manier tussen zon en maan, dat er een mooie sikkel was weg gehapt. Naar boven turend verbaasden zij zich over de domheid van de mensen die ooit dachten dat de aarde plat was: het was immers toch zo duidelijk te zien dat de maan daar als een bol in de lucht hing? Waarom de maan rond en de aarde niet? Of was het hun kennis over de rondheid der dingen die zij konden opleggen aan hun perceptie, hiermee effectief bewerkstelligend dat zij inderdaad een balletje zagen hangen? Voltaire zei ooit: “Een vrouw is een wezen dat zich aankleedt, babbelt, en zich weer uitkleedt”. En alhoewel Voltaire misschien niet zoveel succes in de (heteroseksuele) liefde heeft gekend, werpt deze misplaatste uitspraak binnen het chronologisch perspectief van hierboven een interessante vraag op: vanaf wanneer is de mens gaan babbelen? Vanaf wanneer hebben we woorden gehad om ervaringen te delen, om te praten over de rondheid van de dingen, om te klagen over je biefstuk die niet gaar is, om te zingen bij het kampvuur? Ja.. Eh.. Dat weten we niet. Vele theorieën doen zich zo de ronde binnen de alom gerespecteerde farce die zich de wetenschap noemt, maar een aannemelijke tijdsindicatie ontbreekt. De vraag leek zelfs zo onbeantwoordbaar dat de linguïstische societeit van Parijs in 1866 alle discussie omtrent het onderwerp verbood. Als ik me het Wikipedia artikel goed kan herinneren kan er een tweedeling worden gemaakt. Aan de ene kant staat Noam Chomsky en de zijnen die zeggen dat de capaciteit voor taal ‘plotseling’ is ontstaan door een mutatie, die in filosofische termen neer komt op het volgende: de mens was in staat te tellen tot ‘N’, de mutatie stelde mensen in staat tot ‘discrete infinity’, het tellen tot ‘N+1’, hiermee konden ingewikkelde cognitieve structuren worden aangelegd noodzakelijk voor het formuleren van ingewikkelde, lange, nooit eindigende zinnen, zoals, deze (75 woorden, tel maar na). Aan de andere kant staat de continuïteitsopvatting, die stelt dat taal zich incrementeel heeft ontwikkeld gedurende een uitgestrekte periode. Charles Darwin zegt in zijn ‘The Descent of Man’: “ I cannot doubt that language owes its origin to the imitation and modification, aided by signs and gestures, of various natural sounds, the voices of other animals, and man’s own instinctive cries.” De mens is een lawaaierige Italiaanse papegaai die graag gehoord wordt. Een andere theorie die onder de continuïteitsopvatting valt is de ‘Putting the baby down theory’ (waarvan alleen de naam al een Nobelprijs verdient). Deze theorie stelt dat door het verdwijnen van een dikke vacht de moeder niet langer in staat was het kind op de rug te dragen, omdat het kind zich nergens meer aan vast kon houden. Hierdoor moest zij de ‘baby down putten’. Om het kind te overtuigen dat het niet werd verlaten moest er gecommuniceerd worden met “facial expressions, body language, touching, patting, caressing, laughter, tickling and emotionally expressive contact calls”. Hieruit zou vervolgens taal zijn voortgekomen. DE MENS IS EEN LAWAAIERIGE ITALI- AANSE PAPAGAAI DIE GRAAG GEHOORD WIL WORDEN. 20 Kortom, het ontstaan van taal, en taal zelf, is mysterieus. Tweehonderdvijftigduizend jaar geleden kon er niet gepraat worden over of de maan rond was. Maar werd er überhaupt nagedacht over de maan? Taal is ons mentaal gereedschap, het middel om de warrige oer essentie van ons brein mee vorm te geven. Taal is de mal waarin we onze emoties gieten. Taal is misschien wel het belangrijkste element achter de ontwikkeling van de moderne wereld, belangrijker nog dan biefstuk, en het stelt ons in staat om ingewikkelde concepten te construeren, om wetenschap en liefde na te jagen, om onszelf vorm te geven. Maar: hoe dacht de mens na voordat er taal was? En in hoeverre limiteert taal in haar huidige vorm ons denken? God mag het weten.