03.09.2013 Views

Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis

Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis

Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>1998</strong> <strong>15</strong>/4 RONDOM DEN HERDENBERGH<br />

Tijdschrift <strong>van</strong> de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving.<br />

Lidmaatschap f. <strong>30</strong>,00 per kalenderjaar.<br />

Secretariaat:<br />

Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat<br />

34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624<br />

Bestuur:<br />

Mevr. H. v.d. Anker-v.d. Brand, voorzitter, Herenstraat 86, Slagharen, tel.: 0523-681935.<br />

W.B. Meijer, secretaris, Sportstraat 14, Kloosterhaar, tel.: 0523-241249.<br />

H. Hoving, penningmeester, Boslaan 34, Hardenberg, tel.: 0523-262048.<br />

L. Timmerman, Tweede Elsweg 2, Mariënberg.<br />

J. Hofsink, Hessenweg 2a, Hardenberg, tel.: 0523-260444<br />

Mevr. D. Hesselink-Zweers, Pinksterbloem 7, Hardenberg, tel.: 0523-272484.<br />

R. Westerman, Klaproos 34, Hardenberg.<br />

Mevr. J. Luisman-de Jonge, Klaproos 51, Hardenberg.<br />

Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, Hardenberg.<br />

Mevr. G. Stoel-Sierink, Krüserbrink 1, Hardenberg<br />

ST. Vasse, Ds. P.H. Wolfertstraat 4, Mariënberg<br />

Redactiecommissie:<br />

Redactieadres:<br />

Bankrelatie:<br />

Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg.<br />

(Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK<br />

rekeningnr. 29855<strong>15</strong>.<br />

ISSN: 1380-3921<br />

J.G.W. te Bokkel.<br />

Mevr. D. Hesselink-Zweers.<br />

Mevr. A. Blankemeijer-Jansen.<br />

Mevr. J. Luisman-de Jonge.<br />

K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104.<br />

Beekberg 82, 7772 DS Hardenberg<br />

Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg.<br />

Inhoud pag<br />

Van de redactie 1<br />

Boeren op de grens K. Oosterkamp 2<br />

De dieren (naar A. <strong>van</strong> der Leeuw) J. Luisman-de Jonge 21<br />

Het Bergentheimerveen, een boerengebied J. te Bokkel 22<br />

Ora et Labora (huizen <strong>van</strong> naam 2) K. Oosterkamp <strong>30</strong><br />

Landbouwverslag Ambt Hardenberg 1850-1851 D. Hesselink-Zweers 31<br />

Vaders erf (huizen <strong>van</strong> naam 3) K. Oosterkamp 36<br />

Geert Reinders en de runderpest G.J. lemhoff 37<br />

"Onderdeurtjesproat" J. Luisman-de Jonge 41<br />

Boerderijbranden J. Luisman-de Jonge 42<br />

Oogstlied (vrij naar A.C.W. Staring) J. Luisman-de Jonge 50<br />

Het boerenleven in Oostloorn J. te Bokkel 51<br />

Vredehoeve (huizen <strong>van</strong> naam 4) K. Oosterkamp 55<br />

De boerin: zij ploegde voort A. Blankemeijer-Jansen 56<br />

De ossenploeg J. Luisman-de Jonge 62<br />

<strong>Rondom</strong> gezien J. te Bokkel 63<br />

Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 19 februari 1999 inleveren.<br />

Het overnemen <strong>van</strong> artikelen of gedeelten daar<strong>van</strong> uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen<br />

toestemming <strong>van</strong> de redactie.


Van de redactie<br />

In het centrum <strong>van</strong> Hardenberg staat <strong>van</strong> de hand <strong>van</strong> de beeldhouwster Kiny Copinga<br />

een langgerekt beeld dat op fraaie wijze de ontwikkelingen in de landbouw uitbeeldt. Het<br />

onderstreept daarmee het grote aandeel <strong>van</strong> de agrarische sector in de gemeenschap<br />

<strong>van</strong> Hardenberg en omstreken.<br />

Met deze special wil de redactie ook een poging wagen om enkele aspecten <strong>van</strong> deze ontwikkeling<br />

te verwoorden. In een aantal artikelen wordt niet alleen ingegaan op de feitelijke<br />

veranderingen, maar er is ook geprobeerd om onder woorden te brengen welke invloed<br />

deze ontwikkelingen hebben gehad op de mens die in de landbouw zijn bestaan had en<br />

heeft gevonden: de boer en de boerin. Het agrarisch gebied en de mensen die er wonen<br />

en werken staan al enige tijd in de belangstelling <strong>van</strong> politiek en media, wat tamelijk recent<br />

heeft geleid tot nogal negatieve beeldvorming ten aanzien <strong>van</strong> het platteland. Wij zullen<br />

niet proberen hier verder op deze discussie in te gaan: daarvoor zijn andere kanalen. Ook<br />

is het agrarisch land in Nederland al vele malen beschreven. Het leek ons echter aardig<br />

om enkele facetten <strong>van</strong> het grote complex <strong>van</strong> veranderingen uit het verleden en het heden<br />

toe te spitsen op onze eigen regio.<br />

De wat langere artikelen worden afgewisseld door wat kleiner "strooigoed", waardoor,<br />

naar wij hopen, het nummer een gevarieerde en boeiende samenstelling heeft gekregen.<br />

De redactie wil deze special opdragen aan alle werkers in de agrarische sector en wenst<br />

ieder veel leesplezier.<br />

Oproep<br />

Ook een redactie moet vooruitzien. Op de laatstgehouden vergadering is brainstormenderwijze<br />

het plan ontstaan om eind 1999 een special samen te stellen over landverhuizers:<br />

die mensen die indertijd Hardenberg en omgeving hebben verlaten om in den<br />

vreemde een nieuw bestaan op te bouwen. Wie waren zij, waarom gingen ze weg, hoe is<br />

het hen vergaan, zijn ze ooit terug geweest: allerlei vragen kunnen worden gesteld. De redactie<br />

wil graag in contact komen met mensen die op enige manier iets zouden willen bijdragen<br />

om antwoorden te vinden op die vragen. Uw informatie kan bijdragen tot een boeiende<br />

aflevering volgend jaar over dit onderwerp.<br />

1


Boeren op de grens K.Oosterkamp<br />

Inleiding<br />

In 1936 verhuisde Johan Herman Knol als zesjarig jongetje naar "de Tippe". Zijn ouders<br />

ha<strong>dd</strong>en daar, in deze buurtschap achterin Radewijk, een boerenbedrijf gepacht. Johan<br />

herinnert zich nog de tocht: <strong>van</strong>af Den Velde waar hij was geboren, in een koets met een<br />

paard ervoor en omringd met potten, pannen en ander huisgerei. Op de grens zou hij verder<br />

opgroeien en later zijn vader opvolgen in het boerenbedrijf tot hij begin jaren 60 in<br />

Ebbenbroek aan de Grote Kattendijk een moderner bedrijf opzette. Nu, eind <strong>1998</strong> en ruim<br />

60 jaar later, vertelt hij zijn verhaal met als kern het boeren in de jaren vijftig, soms met<br />

een terugblik naar de periode <strong>van</strong> voor de oorlog, soms wordt de lijn doorgetrokken naar<br />

de jaren 60, 70 en daarna. We proberen zoveel mogelijk de particuliere herinnering te<br />

generaliseren naar het boerenleven in het algemeen. We spreken over grenzen: tussen<br />

de traditionele bedrijfsvoering en de modernisering <strong>van</strong> na de oorlog, tussen melkbus en<br />

melktank, tussen paard en tractor, tussen rogge en maïs, tussen economie en milieu. De<br />

terugblik vervult ons met verbazing: er is zoveel veranderd, tot in de kleine details, de<br />

plattelandsbevolking <strong>van</strong> na de oorlog maakt het mee en door, maar menige ontwikkeling<br />

wordt pas ervaren in een terugblik. In de gesprekken komt <strong>van</strong> alles boven: de goede<br />

momenten <strong>van</strong> succes, medeleven, menselijke warmte in familie en buurt-verband, tijd die<br />

men nog had voor elkaar, maar ook het zware werk, de lange werkdagen, het moeizaam<br />

veroveren <strong>van</strong> een beetje produktiviteit op de natuur die soms meewerkte, maar ook vaak<br />

grillig en onwillig was, <strong>van</strong> misoogst en ziekte onder het vee.<br />

Een gemengd bedrijf .....<br />

Het waren allemaal gemengde bedrijven: melkvee, wat jongvee, als het kon een paard,<br />

wat varkens en kippen, akkerbouw met aardappelen, voederbieten en graan. Veel <strong>van</strong> de<br />

opbrengst <strong>van</strong> de akkerbouw was bestemd voor veevoer op het eigen bedrijf. Een al aardig<br />

bedrijf waarop je als boerengezin een inkomen kon verwerven had een grootte <strong>van</strong><br />

acht a negen hectare - dat waren de kleinste in de Tippe - , een mi<strong>dd</strong>elgroot bedrijf besloeg<br />

al gauw <strong>15</strong> hectare, terwijl je met 20 hectare aan cultuurgrond "groot boer" was. Niet<br />

alle grond was in cultuur gebracht, er waren nog grote stukken heidegrond die wel in eigendom<br />

<strong>van</strong> de boeren waren. Meestal had men enkele bijenvolken om honing uit de heide<br />

te winnen, in hoofdzaak voor eigen gebruik.<br />

In de ogen <strong>van</strong> de huidige<br />

natuurontwikkelaars moet het een prachtig<br />

gebied zijn geweest: kleinschaligheid met<br />

een grote diversiteit aan soorten planten en<br />

dieren. Johan herinnert zich nog dat de korhoenders<br />

op de heide achter de boerderij<br />

balderden, hij ziet ze nog 's avonds zitten in<br />

de bomen waar ze overnachtten. Het was<br />

toen niets bijzonders: het waren gewoon<br />

grote zwarte "wilde kippen", die daar hoorden.<br />

Binnen een kwart eeuw waren ze verdwenen,<br />

samen met de heide, op enkele<br />

zwaar gesubsidieerde exemplaren op de Korhoenders, toen nog gewone, wilde kip-<br />

Sallandse Heuvelrug na.<br />

pen.<br />

2


Het landbouwareaal werd vooral <strong>van</strong>af begin jaren 50 uitgebreid: de heide ging op de<br />

schop. Letterlijk met de hand, de schop, de kruiwagen en de zere rug. Het was De<br />

Nederlandse Heidemij die zich beijverde om de woeste gronden rendabel te maken: de<br />

heide werd ondergespit, stalmest eronder, kunstmest erover. Het was vooral de kunstmest<br />

die het mogelijk maakte om dit werk op grote schaal te doen. Voor de oorlog had<br />

men daar niet in die mate de beschikking over en de hoeveelheid stalmest was ontoereikend<br />

om het nieuwe land vruchtbaar te maken. Lange tijd had men schapen op de heide<br />

gehouden, terwille <strong>van</strong> de wol maar vooral terwille <strong>van</strong> de mest. Daarom moesten de dieren<br />

's nachts op stal of in de schaapskooi. Met hun mest konden de akkers worden bemest.<br />

Er was een zeker evenwicht tussen de hoeveelheid cultuurgrond die moest worden<br />

bemest en het aantal schapen dat gehouden werd op de heidegrond en de mest moest leveren.<br />

De komst <strong>van</strong> de kunstmest verstoorde dat evenwicht en maakte het schaap als<br />

mestleverancier op termijn overbodig. Eind jaren <strong>30</strong> werden er in de Tippe al nauwelijks<br />

meer schapen gehouden.<br />

In de oorlog hield men nog wel enige schapen voor de wol. Hoewel de bezetter eiste dat<br />

de geschoren vliezen werden ingeleverd, werd er vaak "iets" achtergehouden. Het gebeurde<br />

nogal eens dat de dieren zodanig met prikkeldraad in aanraking waren gekomen,<br />

dat grote stukken wol uit het vlies ontbraken. "Dankzij" dat prikkeldraad had men dan wol<br />

om te spinnen en te breien.<br />

Je moest op het pas ontgonnen land wel alert zijn op de groei <strong>van</strong> de gewassen. Johan<br />

herinnert zich dat eens de haver massaal het kopje, de groeischeut, liet hangen. Het werd<br />

"vlaggetjesziekte" genoemd, een typische ontginningsziekte als gevolg <strong>van</strong> kopergebrek.<br />

In allerijl haalde men, op de fiets, bij de kunstmesthandel een baaltje kopersulfaat <strong>van</strong> 25<br />

kilo dat moest worden uitgestrooid over ca een hectare. Dat moest dus wel zeer breedwerpig<br />

gebeuren. De inspanning werd beloond, het gewas herstelde zich en de oogst viel<br />

naderhand niet eens tegen - een "boerenuitdrukking" voor een goede oogst!<br />

Het boerenwerk was handwerk, menselijke spieren geassisteerd door een paardenkracht.<br />

Johan herinnert zich nog dat een boer zich bediende <strong>van</strong> een os. Het moet in de late jaren<br />

<strong>30</strong> zijn geweest. Voor schooltijd zagen ze hem al met os en wagen onderweg om turf te<br />

halen <strong>van</strong> een schip dat in het kanaal lag afgemeerd. Het vroege tijdstip was noodzaak: later<br />

op de dag was het beest nauwelijks te houden als de horzels vlogen. Als het<br />

enigszins kon, hield men een paard, op een bedrijf <strong>van</strong> ca vijf hectare was het al<br />

rendabel. Een grote boer was ook een<br />

tweepaardsboer.<br />

De boer en de boerin ha<strong>dd</strong>en alletwee<br />

hun werkzame aandeel in het bedrijf, een<br />

soort <strong>van</strong> arbeidsmaatschap met verschillende,<br />

soms zelfs gescheiden taken,<br />

maar wel altijd op basis <strong>van</strong> gelijkwaardigheid<br />

en wederzijdse erkenning. De<br />

waardering voor de belangrijke taak <strong>van</strong><br />

de boerin kwam in de oostelijke dialecten<br />

tot uiting dat ze met "hij" en "hem" werd Het melken was zowel mannen- als vrouwen-<br />

. werk<br />

3


aangeduid: de boerin stond haar mannetje. Op de kleinere bedrijven was dit ongeveer de<br />

gehele personele bezetting, ook al staken opgroeiende kinderen vaak mee de hand uit de<br />

mouwen en ha<strong>dd</strong>en inwonende (groot)ouders enkele vaste, wat lichtere werkzaamheden.<br />

Het drie-generatie-gezin was gewoon op het platteland. Een grote boer had een vaste arbeider<br />

en een of twee meiden in dienst. Op momenten <strong>van</strong> grote drukte, zoals de hooitijd,<br />

waren er ook losse arbeiders die meehielpen. Dezen ha<strong>dd</strong>en het vaak niet breed: onzeker<br />

wat betreft looninkomsten en een nauwelijks lonend eigen bedoeninkje. Het gebruik <strong>van</strong><br />

de cultuurgrond lag tot de oorlog vast: wat grasland was, bleef grasland, wat bouwland<br />

was, bleef bouwland. Pas in de oorlog werd op last <strong>van</strong> de bezetter grasland gescheurd. Er<br />

was meer bouwland nodig om de voedselproduktie te vergroten, er was vooral behoefte<br />

aan aardappelen, granen en ook koolzaad. De ondergeploegde zode diende als<br />

bemesting en verbeterde de grondstructuur. Bovendien verbeterde de gras-oogst<br />

aanzienlijk als men later het gescheurde land opnieuw inzaaide.<br />

Koeien en gras....<br />

De veestapel was niet uniform: er liepen zwartbonte naast roodbonte koeien in de wei. In<br />

het algemeen stond het zwartbonte vee beter bekend als melkkoe, terwijl de roodbonte<br />

meer een vleeskoe was; het was maar net waar de prioriteit werd gelegd. Een stier werd<br />

op de boerderij zelf gehouden. Als je ongeveer vijftien koeien had, twee paarden, een<br />

knecht, een meid en een stier, had je het als boer mooi voor elkaar. Tegen een geringe<br />

vergoeding kon ook een kleinere boer voor zijn koeien gebruik maken <strong>van</strong> de diensten <strong>van</strong><br />

zo'n stier. De dekking kostte een gulden, waarbij eventuele herhalingsbe-zoeken waren<br />

inbegrepen.<br />

De koeien stonden in een zog. grupstal, vastgebonden met een touw om de hals aan een<br />

paal, een voergang soms met een voergoot liep voor de koeien langs, achterlangs was er<br />

de grup waarin de uitwerpselen terecht kwamen. Er was toen nog geen waterleiding, het<br />

drinkwater voor de beesten werd in emmers aangedragen <strong>van</strong> buiten, soms opgepompt<br />

<strong>van</strong>uit een put, soms met puthaak en -emmer opgetakeld. Een dorstige koe kon wel ruim<br />

twee emmers per keer leegdrinken: er moest dus vaak gesjouwd worden. Het<br />

belangrijkste stalvoer was hooi. Daarnaast werden ook niet uitgedorste roggegarven,<br />

fijngehakseld en vermengd met lijnmeel en water aangeboden. Na de oorlog waren lijnkoeken,<br />

in onregelmatige brokken samengeperst lijnzaad, welkom als krachtvoer.<br />

Voederbieten stonden voor de oorlog al op het menu, ze werden in stukjes gehakseld. In<br />

het najaar kwamen daar als groenvoer de stoppelknollen en de spurrie bij. Hier<strong>van</strong> kon je<br />

gebruik maken tot de eerste echte nachtvorst. Opvallend is dat er geen vers gemaaid gras<br />

als stalvoedering werd gebruikt.<br />

Voor de oorlog werd gras ook al wel ingekuild, maar na de oorlog werd deze conserveringsmethode<br />

algemener. Het versgemaaide gras werd in een hoop gezet en bedolven<br />

met een dikke laag grond, die moest dienen als persgewicht. Het resultaat was zure kuil:<br />

prima stalvoer, maar met een sterke, doordringende geur. Om deze reden werd de kuil<br />

meestal maar een keer per etmaal aangeboden, 's morgens na het melken. Melk neemt<br />

snel omgevingsgeur aan en kuilgeur maakt melk al snel onbruikbaar. De komst <strong>van</strong> de<br />

tractor in de jaren 60 maakte de techniek voor voordroogkuil mogelijk. Enigszins aangedroogd<br />

gras werd in een langwerpige hoop gereden en met de tractor zo stijf mogelijk rijdend<br />

samengeperst. Dit vergde nogal wat behendigheid in het manoeuvreren en ongeluk-<br />

4


ken bleven dan ook helaas niet uit. De persbuit werd afgedekt met zwart landbouwplastic,<br />

vaak verzwaard met oude autobanden. De geur <strong>van</strong> de kuil was aanzienlijk aangenamer<br />

en de koeien vonden het lekker.<br />

De mest met stro werd uit de grup geschept in<br />

een kruiwagen en naar de mestvaalt gereden<br />

waar het geheel kon composteren tot<br />

bruikbare strooi-mest. De<br />

achtergebleven gier liep door de<br />

enigszins hellende grup via roosters<br />

naar de gierkelder. Er moest geen of<br />

zo weinig mogelijk stro en andere vaste<br />

stof in zitten, omdat de gier later werd<br />

opgepompt. Er was maar weinig voor<br />

nodig om de pomp verstopt te krijgen.<br />

De mest <strong>van</strong> de vaalt werd in het<br />

najaar uitgereden op het land waar<br />

rogge zou worden gezaaid. Met de<br />

greep werd de mest op een wagen<br />

geladen, gereden naar Kuilladen<br />

het land en met een speciale mestvork met grote haakse tanden <strong>van</strong> de wagen getrokken<br />

op kleine hoopjes.<br />

Naderhand werden deze hoopjes over de akker verspreid door de mest met een riek uit te<br />

strooien en schu<strong>dd</strong>en. De rest <strong>van</strong> de mestvaalt werd op gelijke wijze in het voorjaar ver-<br />

werkt. Het mestrijden -strooien was zwaar werk: je ontdekte op <strong>09</strong><br />

pijnlijk wijze het<br />

bestaan <strong>van</strong> allerlei spieren.<br />

De gier werd opgepompt in een grote, ijzeren ton, die op een soort <strong>van</strong> wagenframe was<br />

gemonteerd en daarna verspreid over het grasland. Ook de zogenaamde korte mest: kippenmest<br />

en de inhoud <strong>van</strong> het "huussien" kwam terecht op het grasland. Het werd fijn over<br />

het land verdeeld met een eg aan de onderkant voorzien <strong>van</strong> enkele wat zwaardere takken.<br />

Het grasland dat het dichtst bij de boerderij lag, werd het meest bemest. Hier liepen<br />

de koeien 's zomers ook te grazen. Verder <strong>van</strong> de boerderij lag het hooiland, meestal ook<br />

wat lager gelegen en daarom ook wel aangeduid met broekland. In voorkomende gevallen<br />

kon er twee keer worden gehooid, ook werd "het tweede gras", het zogenaamde etgroen,<br />

wel door koeien begraasd. Ze werden dan losgelaten in het broek en kwamen 's nachts op<br />

stal. Het - sterke - verhaal werd voor de oorlog eens verteld over een koe die 's avonds<br />

geen melk gaf, maar 's morgens de normale hoeveelheid. Op een dag volgde de boer het<br />

doen en laten <strong>van</strong> het beest en zag tot zijn verbijstering een slang uit de bosjes komen, die<br />

zich omhoogkronkelde om een poot en de koe leegzoog. Uiteraard greep de boer in en<br />

roeide het kwaad uit.<br />

Enige tijd voor het maaien moet dit hooi- of broekland voor het natuurminnend oog een<br />

lust zijn geweest: zo rijk geschakeerd in kleur en soort aan bloemen des velds dat het ooit<br />

lyrisch is beschreven door Jac.P.Thijsse in zijn Verkade-album De bonte wei (1911). Deze<br />

bonte veelkleurigheid heeft standgehouden tot in de jaren 50. Intensivering <strong>van</strong> de veeteelt<br />

en dus ook <strong>van</strong> de bemesting maakte het grasland uniformer en dus groener: koekoeksbloemen,<br />

boter- en dotterbloemen, pinksterbloemen en margrieten, ratelaars en<br />

5


misschien zelfs orchideetjes verdwenen tussen het gras, zochten asiel aan de slootkanten<br />

of belan<strong>dd</strong>en in De bonte berm (1979) <strong>van</strong> P.Zonderwijk. De boer veroorzaakte het allemaal<br />

met droge ogen: zijn grasoogst verbeterde aanzienlijk na het scheuren en het bemesten<br />

met kali, slakkenmeel en stikstof. Op het bouwland moesten deze meststoffen<br />

aan<strong>van</strong>kelijk met de hand worden uitgestrooid <strong>van</strong>uit het zaaivat dat de boer met een riem<br />

om de schouders voor de buik hield. Op het egaler grasland strooide men liever <strong>van</strong>af de<br />

wagen, totdat ook vindingrijke geesten hiervoor een machine ha<strong>dd</strong>en ontwikkeld. Echt<br />

ongewenste onkruiden waren de vertegenwoordigers <strong>van</strong> de russenfamilie. Een aardige<br />

manier <strong>van</strong> "natuurlijke" bestrijding was de bemesting met varkensmest: de russen<br />

hielden daar niet <strong>van</strong> en kwijnden weg. Distels werden meestal afgemaaid en ook wel uitgestoken.<br />

Toch waren deze planten niet echt gehaat.<br />

Het verhaal gaat dat eens een blinde een stuk goede weidegrond wilde kopen. Hij gaf zijn<br />

knecht de opdracht zijn paard vast te maken aan de grootste distel die hij kon vinden en<br />

om dat stuk land te kopen. Met andere woorden: waar distels groeien, is de grond niet<br />

slecht.<br />

Paard...<br />

Behalve een werkpaard had een mi<strong>dd</strong>elgro<br />

te boer er vaak nog een jong paard bij, op<br />

"aanwas". Begin jaren 50 bestond het "wa<br />

gen - en machinepark" uit een boerenwagen<br />

met houten wielen, een wipkar, een ploeg,<br />

een eg, een cultivator, een maaimachine en<br />

een harkmachine voor het hooi. De geme<br />

chaniseerde paardenkracht deed in 1965<br />

zijn intrede in het bedrijf: een tractor, een<br />

Deutz met een vermogen <strong>van</strong> 25 pk met een<br />

hefinrichting en een maaibalk. Het paard<br />

moest weg; de economische bedrijfsmarges<br />

waren te klein om het dier op de boerderij te<br />

houden uiteen gevoel <strong>van</strong> sentiment of nos-<br />

talgie. Maaien met de<br />

. paardenmaaimachine.<br />

Maaien, hooien en kuilen .....<br />

Johans vader had nog veel met de zeis gemaaid. Eens had hij zes weken achtereen zich<br />

bij boeren verhuurd om te maaien of "in het zwad te staan". Later had de zoon het eens gepresteerd<br />

om in een dag een oppervlakte <strong>van</strong> <strong>30</strong> are met de hand te maaien: bij onvoldoende<br />

training een uitstekende manier om later des te meer <strong>van</strong> de mechanische vooruitgang<br />

te genieten. Pas ingezaaid gras werd nogal eens met de zeis gemaaid: er had zich<br />

nog onvoldoende een sterke zode gevormd om machinaal maaien te kunnen verdragen.<br />

Als je zelf geen paard had en dus ook geen maaimachine, zoals dat in 1936 het geval was,<br />

maaide de buurman het gras. Als vergoeding werd er bij de buurman later tegenarbeid<br />

verricht. Het was dan altijd wel de vraag of er in voldoende mate wederdienst werd gedaan.<br />

Als het eigenlijk niet genoeg zou zijn, werd het niet gezegd, maar later, soms veel later,<br />

wel voelbaar gemaakt. Het maaien met de zeis was een bepaalde slag en het was <strong>van</strong><br />

groot belang dat de zeis scherp gehaard was - een techniek apart. Desondanks was het<br />

zwaar werk. De machine was dus een aanzienlijke stap vooruit. Toch ging ook dit niet al-<br />

6


tijd probleemloos: regelmatig hoopte het gras zich voor de maaibalk op en raakten de<br />

messen verstopt en liepen vast. De machine moest met paard en al iets teruggetrokken<br />

worden, het machinemes vrij- en schoongeplukt en men kon weer verder. Het echte tempo<br />

kon pas gemaakt worden toen aan het eind <strong>van</strong> de jaren 60 de cyclomaaier kwam en<br />

het grasland na de maaibeurt de indruk maakte <strong>van</strong> een geschoren gazon.<br />

Met de eg, aan de onderkant voorzien <strong>van</strong> enkele zware takken werd het grasland enigszins<br />

geëgaliseerd, vooral de molshopen werden zo geslecht. Voor de afrastering gebruikte<br />

men palen, gehakt uit bomen in het bosje bij de boerderij, waaruit ook allerlei ander geriefhout<br />

werd gehaald, tot zelfs takkenbossen voor de bakkerij. Dikke stammen werden in<br />

gewenste lengtes gezaagd en gekloofd. De palen werden geplaatst in paalgaten met de<br />

schop gegraven en voorzien <strong>van</strong> twee rijen prikkeldraad. De grondboor kwam later in de<br />

jaren 60. Toen werden ook de mooie, rechte gecreoliseerde palen leverbaar. De afrastering<br />

werd strakker en rechter, toen zeker gewaardeerd als vooruitgang, nu getypeerd als<br />

minder rustiek. Graslanden die nu "aan de natuur teruggegeven worden" en extensief worden<br />

beweid, worden bij voorkeur "bepaald" door wat kromme, knoestige en gekloofde palen.<br />

In de jaren 50 werd een stroomapparaat aangeschaft voor schrikdraad. Elke paal<br />

werd voorzien <strong>van</strong> een "potje", een stenen of porceleinen isolator, waaraan de draad<br />

moest worden bevestigd. Er ontstond een veelvormigheid in "potjes", <strong>van</strong> porcelein tot<br />

kunststof, ze werden later zelfs verzameld. Het was verplicht om de stroomdraad langs de<br />

openbare weg te voorzien <strong>van</strong> een bordje met de waarschuwende tekst: Pas op!<br />

Schrikdraad. Regelmatig controleerde de boer of er nog wel stroom stond op de draad. De<br />

test werd heel voorzichtig uitgevoerd met een strootje of een grashalm, hoewel sommigen<br />

de controle heel manhaftig met de hand uitvoerden. Als de stroom heel zwak gevoeld<br />

werd, was er ergens een "lek": een plant die tegen de stroomdraad aangegroeid of -gewaaid<br />

was. De gehele omtrek moest worden afgezocht.<br />

Begin jaren 60 startte Johan met rantsoenbeweiding: de koeien kregen een beperkt stukje<br />

grasland toebedeeld. Het grote voordeel was de gelijkmatigheid <strong>van</strong> de graskwaliteit,<br />

het werd niet vertrapt en bevuild. Water dronken de koeien aan<strong>van</strong>kelijk uit een gegraven<br />

poel, een zoepgat. Vaak vertrapte het vee de kanten en bevuilden het water. Als het kon,<br />

schepte men liever water uit een sloot in een drinkton. Later werd er een put gegraven, de<br />

wanden opgezet met turf, waaruit water werd geschept in een ton of drinkbak. De betere<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het drinkwater vertaalde zich meteen merkbaar in een betere melkgift. Nog<br />

later, begin jaren 60, kwamen de bekende<br />

weidepompjes waarbij de koeien zelf met hun<br />

snuit het water konden oppompen <strong>van</strong>uit een<br />

gespoten waterleiding. Ze dronken nu goed,<br />

schoon grondwater.<br />

Voor de oorlog werd de grasoogst geconserveerd<br />

tot hooi. Het gemaaide gras werd met<br />

de vork losgegooid en tijdens het drogen<br />

enige keren met de hooihark losgeslagen,<br />

steeds met handkracht. Als het droog genoeg<br />

was, dus hooi was geworden, werd het<br />

samengeschoven tot oppertjes, ook wel met Een sleephooihark<br />

7


paard, lange touwen en een dwarsbalkje samengesleept tot grote oppers. Ook maakte<br />

men wel gebruik <strong>van</strong> dakruiters: een palenconstructie waarop het hooi werd gestoken. Bij<br />

voorkeur zette men de ruiters zodanig op dat er a.h.w, een tunnel <strong>van</strong> hooi ontstond, waartussendoor<br />

de wind vrij spel had. Dit droogde prima en als de ruiter goed afwaterend was<br />

opgezet, kon men het geheel zonder bezwaar wel twee maanden op het land laten staan.<br />

Tenslotte werd het hooi opgeladen op een boerenwagen die met een houten frame iets<br />

was verbreed.<br />

Twee man staken met hooivorken het hooi omhoog en één man of vrouw op de wagen<br />

laa<strong>dd</strong>e het op. Hiervoor gold een vaste volgorde: eerst de hoeken, dan de kanten en tenslotte<br />

het mi<strong>dd</strong>en om de rest goed vast te zetten. Een goede opsteker zette het hooi meteen<br />

af op de goede plek.<br />

Bij de boerderij werd het hooi zoveel mogelijk binnen opgetast in het hooivak. De hooiblazer<br />

zou later ook dit werk verlichten. Wat men binnen niet kon bergen, kwam in de hooiberg<br />

buiten, in de miete: een constructie met vier palen waartussen een kap dankzij een<br />

speciale inrichting op en neer kon worden bewogen.<br />

Een enkele keer ging het mis en ontstond er<br />

hooibroei. Vooral hooi gewonnen <strong>van</strong> jong,<br />

rijkbemest gras vormde een risico. Een beetje<br />

broei kon geen kwaad, het kwam zelfs de<br />

smaak <strong>van</strong> het hooi ten goede. Als het echter<br />

te heet werd, ontstond er gevaar voor brand.<br />

In het mi<strong>dd</strong>en <strong>van</strong> het hooi werd er een gat<br />

gegraven om voor afkoeling te zorgen en in<br />

noodgevallen moest het hele hooivak worden<br />

ontruimd: het aangetaste hooi had een<br />

donkerbruine tot zwarte kleur. Vaak<br />

s<br />

tond men met de brandspuit in aanslag. In<br />

De hooioogst wordt binnengehaald. een aantal gevallen had men het, te laat in de<br />

gaten of had men te traag gereageerd en kraaide de rode haan in de buurt. Hevige hooibroei<br />

betekende paniek op het bedrijf, het was alle hens aan dek en ongevraagd stond de<br />

buurt paraat.<br />

Later werd het hooi op het land in pakjes geperst: deze waren gemakkelijk te hanteren en<br />

te stapelen, maar de timing <strong>van</strong> droog en persklaar zijn en <strong>van</strong> de komst <strong>van</strong> de loonwerker<br />

was wel eens problematisch. De boeren hooiden nagenoeg gelijktijdig, iedereen had<br />

haast, zeker als er regen of onweer was voorspeld.<br />

Ook tot in dit detail veranderde het landschapsbeeld: de pakjes maakten plaats voor grote<br />

rollen die ook nog eens werden verpakt in plastic: opvallend wit of lichtblauw of in de<br />

schutkleur <strong>van</strong> grasgroen: een agrarische variant <strong>van</strong> "landart a la Christo".<br />

Koeien en melk......<br />

De opkomst <strong>van</strong> de kunstmatige inseminatie direct na de oorlog betekende in snel tempo<br />

het einde <strong>van</strong> de particuliere stierenhouderij. Vrijwel alle boeren lieten zich zonder veel<br />

moeite overtuigen <strong>van</strong> de grote voordelen en sloten zich bij de K.l. aan. Een zoveelste bewijs<br />

dat in elk geval ten aanzien <strong>van</strong> de bedrijfsvoering de agrariër in het geheel niet conservatief<br />

is, maar juist is gespitst op de vooruitgang. Toch werden ook hier nieuwe ontwik-<br />

8


kelingen wel eens met argusogen gevolgd. Van een boer werd verteld dat hij ernstig bezwaar<br />

maakte dat de inseminator zijn bezoeken aan de boerderijen aflegde op een brommertje.<br />

Naar 's mans stellige overtuiging zouden de toekomstige kalveren er wild <strong>van</strong> worden.<br />

Er waren veel boeren die er een eer in stelden dat de koeien er netjes en schoon bij stonden<br />

op stal. Als er 's avonds visite was en de mannen tussen koffie en borrel in even naar<br />

achteren gingen om het vee te bekijken en vooral <strong>van</strong> uitgebreid commentaar te voorzien,<br />

was het prachtig als de dieren schoongeborsteld waren, met de poten in schoon, vers stro<br />

stonden, de staarten schoongewassen en netjes aangebonden. Natuurlijk waren er nuchtere<br />

cynici die beweerden dat je met al dat gepoets en geborstel geen cent meer verdiende,<br />

maar velen ha<strong>dd</strong>en het graag voor het oog over.<br />

Hygiëne was <strong>van</strong> groot belang bij het<br />

melken. De melk werd <strong>van</strong>uit de emmer<br />

in de melkzeef gegoten boven de<br />

melkbus. Vroeger werd de melk door<br />

twee linnen lappen gefilterd die in de<br />

zeef geklemd zaten. Van één boer<br />

werd het verhaal verteld dat hij altijd<br />

onderin de zeef een witte doek en<br />

bovenin een zwarte had. Toen men<br />

toch enigszins bevreemd hierover bij<br />

hem naar de reden informeerde, was<br />

het antwoord dat je een witte doek<br />

bovenin zo Melkerstijd moeilijk schoon kon<br />

krijgen!<br />

De koeien werden zo veel mogelijk op vaste tijden gemolken: 's morgens om ongeveer<br />

zes uur en 's avonds ook. Je kon daar niet al te veel <strong>van</strong> afwijken, niet alleen om het bioritme<br />

<strong>van</strong> de koe niet te verstoren, maar ook omdat de melkrijder op vaste tijden een vaste<br />

route reed door de buurtschap. De melkbussen moesten dan wel op tijd aan de weg<br />

staan.<br />

Het melken werd gedaan door de boer, eventueel bijgestaan door de knecht, en het was<br />

gewoon dat ook de boerin meehielp. De gemi<strong>dd</strong>elde melktijd varieerde <strong>van</strong> 7 tot 10 minuten:<br />

de ene koe molk makkelijker dan de andere. Behalve bij zeer makke koeien werden<br />

de achterpoten aangespannen met een touw, later werd daarvoor een spanketting of een<br />

spanbeugel gebruikt, dat ging sneller. De staart werd niet mee vastgebonden: de koe<br />

moest de vliegen kunnen blijven verjagen. Dat de melker of melkster daardoor wei eens<br />

een fikse draai om de oren kreeg, moest hij of zij maar op de koop toe nemen. In ieder geval<br />

motiveerde het risico wel om de staarten enigszins schoon te houden. Men zat op een<br />

melkkrukje te melken: een plankje met één poot eronder, ook wel met drie, dan zat het wat<br />

steviger. Later, toen er machinaal gemolken werd, schafte men zich een stoeltje aan dat<br />

met een riempje om het mi<strong>dd</strong>el vastgebonden kon worden: je had dan de handen vrij om<br />

de apparatuur te bedienen en je was wat mobieler bij het nameiken. Het ritme <strong>van</strong> de<br />

melktijden was het ritme <strong>van</strong> het boerenbestaan. Alle overige werkzaamheden werden<br />

daarop aangepast: voor of na het melken of er tussen in. Het was ook symbolisch: de<br />

melkgift was de economische kurk waarop de landbouw dreef en de andere<br />

werkzaamheden stonden voor het grootste deel in dienst <strong>van</strong> de melkproduktie.<br />

9


Begin jaren 60 kwam het machinale melken: er waren mobiele installaties die met het vee<br />

verweid konden worden, de meeste boeren probeerden het zo in te richten dat de melkinstallatie<br />

werd aangebracht in de boerderij en dat de koeien twee keer per dag werden uitgenodigd<br />

om langs te komen en de melk af te staan. Er werden padennetten gemaakt om<br />

de dieren daartoe in de gelegenheid te stellen. In de jaren 70 moesten de melkbussen<br />

worden ver<strong>van</strong>gen door een melktank. Deze installatie kreeg uiteraard een vaste plaats in<br />

de boerderij, zodat het noodzakelijk werd dat de koeien in de buurt <strong>van</strong> de boerderij wei<strong>dd</strong>en.<br />

De verdergaande perfectionering <strong>van</strong> het melksysteem lijkt het de laatste jaren rendabeler<br />

te maken om het gehele jaar door de koeien binnen te houden en ze daar o.a. gemaaid<br />

gras te voeren. Bovendien kun je in de moderne stallen meer doen aan<br />

klimaatbeheersing en het land wordt niet vertrapt. De Nederlander zal er echter wel even<br />

aan moeten wennen: een parklandschap of een polder zonder vee, tenzij we ook voor dat<br />

landschapselement weer subsidie over hebben.<br />

De invoering <strong>van</strong> de melktank lei<strong>dd</strong>e indertijd tot belangrijke investeringen en menige kleine<br />

boer die toch al geen opvolger had - in de meeste gevallen had hij zelf zijn opgroeiende<br />

kinderen het ook dringend ontraden - deed nu wat hij al een tijdje <strong>van</strong> plan was geweest:<br />

hij hield ermee op, m.a.w. hij maakte dankbaar gebruik <strong>van</strong> de saneringsmaatregelen.<br />

Wellicht is het woord dankbaar niet geheel terecht: zeker in de beslissingsfase<br />

en daarna zal er gewikt zijn en gewogen en zal er pijn geleden zijn in de boerderijtjes,<br />

geërfd <strong>van</strong> vader op zoon, het hele leven erop gewerkt, lief en leed gedeeld en nu<br />

niet meer rendabel. De tank werd om de andere dag geleegd, overgepompt in een grote<br />

tankauto die kwam voorrijden. De installatie moest dus ook voorzien zijn <strong>van</strong> een koelelement<br />

en een roerapparaat zorgde voor voortdurende beweging in de melk om ervoor te<br />

zorgen dat de <strong>bestand</strong>delen in de melk zich niet <strong>van</strong> elkaar schei<strong>dd</strong>en. Een spoelapparaat<br />

tenslotte moest ervoor zorgen dat de tank na het legen grondig gereinigd werd.<br />

De melkbussen die inmi<strong>dd</strong>els al dan niet beschilderd in gebruik zijn genomen als bloem<br />

of paraplubak, waren tot de jaren 60 beeldbepalend in het agrarisch gebied, 's Morgens<br />

werden ze opgehaald door de melkrijder, met een bepaalde slag in een keer op de wagen<br />

gezet en afgeleverd bij de zuivelfabriek, 's Mi<strong>dd</strong>ags om ca drie uur kregen de boeren de<br />

bussen terug, soms gevuld met ondermelk,<br />

een goedkoop restprodukt <strong>van</strong> de boterbe-<br />

reiding, zeer geschikt om het veevoer mee<br />

aan te maken. Omdat er in de zuivelfabriek<br />

Salland geen kaas werd gemaakt, kon er<br />

geen wei retourgegeven worden. Elke boer<br />

had zijn nummer op de bus staan ingeslagen<br />

in een messing plaatje. (Johan had nummer<br />

793). Het schoonmaken <strong>van</strong> de bussen was<br />

het werk <strong>van</strong> de boerin of de meid. Met een<br />

borstel en heet sodawater werden de bussen<br />

gereinigd en nagespoeld met schoon water.<br />

Op een rek tegen de muur konden ze uitlek<br />

ken en nadrogen. Regelmatig werd ook de<br />

buitenkant met fijn, wit zand geschuurd tot<br />

dat de bus glom <strong>van</strong> reinheid en de boerin<br />

<strong>van</strong> trots. Steeds moderner....<br />

10


Eén keer in de veertien dagen nam de melkrijder een klein kistje mee met kleine flesjes,<br />

een schepje en een boekje. Dan moest er <strong>van</strong> de melk <strong>van</strong> elke koe een monster worden<br />

genomen, nadat de melk eerst een keer <strong>van</strong> de emmer in de andere was "omgegooid".<br />

Het controlenummer <strong>van</strong> de koe werd op het etiketje geschreven en op het laboratorium<br />

<strong>van</strong> de zuivelfabriek werd dan proefondervindelijk het vetgehalte vastgesteld. De boer<br />

was zeer geïnteresseerd in de uitslag: het vetgehalte was immers medebepalend voor de<br />

melkprijs. Het streven was om de melk in de eerste klas te krijgen, want dan kreeg je een<br />

cent extra voor een liter. Pas in de jaren 70 werd ook het eiwitgehalte gemeten en vastgesteld.<br />

Uiteindelijk moest al het werk beloond worden en één keer in de twee weken nam de<br />

melkrijder het melkgeld mee. In een zakje werd het onder het deksel geschoven en als de<br />

boer wat verder <strong>van</strong> de weg woonde ook wel onder de bus gelegd. Meestal bleef het niet<br />

lang aan de weg liggen, want de boer en de boerin waren gretig genoeg om het te halen.<br />

Toch is dit enkele decennia later niet meer voor te stellen. In de loop <strong>van</strong> de jaren 60 werd<br />

het melkgeld overgemaakt op een bankrekening. Geld veranderde <strong>van</strong> bankbiljetten in<br />

een cijferreeks op een bankafschrift. De drempel <strong>van</strong> de bank werd lager en de geldbeleving<br />

veranderde. Het lenen werd ook emotioneel wat gemakkelijker.<br />

De draagtijd <strong>van</strong> een koe heeft iets menselijks: negen maanden. Voordat het kalf werd geboren,<br />

stond de koe twee maanden "droog". Ze werd dan niet meer gemolken. De meeste<br />

kalveren werden in de wintermaanden geboren. De bevruchting had meestal in de meimaand<br />

plaatsgevonden: de beesten kwamen dan in de wei en demonstreerden de hormonale<br />

werking dan het duidelijkst in "de nieuwsgierigheid naar het gras <strong>van</strong> de buren."<br />

Vastgebonden aan een touw in de rij op stal was tochtigheid veel moeilijker te constateren,<br />

hoewel de boer - en zeker de fabriek - er wel belang bij had om te komen tot een zekere<br />

kalvingsspreiding om zo een wat meer constante aanvoer <strong>van</strong> melk te verzekeren.<br />

Het stalsysteem <strong>van</strong> de ligboxenstallen maakte het pas goed mogelijk om deze spreiding<br />

te realiseren.<br />

De meeste bevallingen verliepen op de natuurlijke, dus normale manier. Meestal had de<br />

boer aan zichzelf en eigen volk voldoende om de klus te klaren. Als hij echter complicaties<br />

vreesde, was één woord in de buurt genoeg om zich te verzekeren <strong>van</strong> bijstand, ook als<br />

het plaatsvond in het holst <strong>van</strong> de nacht, een tijdstip waarvoor menig rund een merkwaardige<br />

voorkeur had ontwikkeld. In de meeste gevallen werd de bevalling bespoedigd door<br />

het kalf er af te trekken met behulp <strong>van</strong> een touwtje dat om de voorpootjes werd geknoopt.<br />

Kleine complicaties verhelpen zoals het kopje of de pootjes in de goede stand leggen,<br />

konden de meeste boeren zelf oplossen. In de praktijk had menigeen daarvoor een zekere<br />

feeling ontwikkeld. In een enkel geval loste men het niet op en moest de veearts komen.<br />

De laatste jaren kan men in moeilijke situaties de keizersnede toepassen. In de jaren 50<br />

gebeurde dat niet en moest het kalf in gedeelten uit de koe worden gehaald. Zo'n dag was<br />

niet de vrolijkste: het bleef een naar gezicht en hiervoor deed men het niet. De oorzaak<br />

<strong>van</strong> te zware kalveren werd vaak gezocht bij de stier: als dit enige regelmaat vertoonde,<br />

werd de stier voor het fokken afgedankt.<br />

Het pasgeboren kalfje werd droog en schoon gewreven met stro en gelegd in een apart<br />

hokje. De eerste dagen kreeg het de eerste melk <strong>van</strong> de moeder: de biest. Deze biest bevatte<br />

veel caseïne (kaasstof) en andere voor het kalf noodzakelijke stoffen om de spijsvertering<br />

op gang te brengen. De eerste dag kon de biestmelk wel eens enkel sporen<br />

bloed bevatten. Vroeger, nog voor de oorlog, werd er <strong>van</strong> de biest een soort <strong>van</strong> koek gemaakt.<br />

De melk werd met wat zout in de over verhit, waarna men het geheel liet afkoelen<br />

11


waardoor het stijf werd. In afgekoelde toestand werden er plakken <strong>van</strong> gesneden die als<br />

broodbeleg uitstekend smaakten. Je kon het enigszins vergelijken met zeer jonge, weke<br />

kaas. In andere streken <strong>van</strong> ons land voegde men er suiker aan toe en at men het gerecht<br />

als koek bij koffie of thee. Elders was de biestmelk in het bijzonder in trek om pannekoekbeslag<br />

mee aan te maken.<br />

De Burgerlijke Stand <strong>van</strong> Douwkje 25<br />

Een kalf moest ook worden ingeschreven in de Burgerlijke Stand, het moest worden geregistreerd.<br />

Vandaag de dag lopen onze koeien met grote oorflappen rond, in de jaren 50<br />

waren ze keurig geschetst: de vlektekening zwart - wit of rood - wit werd op een kaart vastgelegd,<br />

zowel de linker- als de rechterzijde. Elk dier kreeg een nummer, een naam en een<br />

status waarop o.a. aangetekend werd of ze t.b.c- en abortusvrij was. Voor de oorlog werden<br />

familieleden wel vernoemd, later werd gewoon doorgenummerd: Lieske 14 kreeg<br />

Lieske <strong>15</strong>, hetgeen de overzichtelijkheid ten goede kwam.<br />

Na de oorlog waren er tal <strong>van</strong> stimulansen om de kwaliteit <strong>van</strong> het rundvee te verbeteren.<br />

Zo waren er in Hardenberg de fokveedagen, aan<strong>van</strong>kelijk tegenover Koeslag en later op<br />

de Krüserbrink. Mooi opgepoetst, met schone poten en staarten stonden er dan <strong>15</strong>0 tot<br />

200 koeien in het stro te wachten tot ze langs een jury konden worden voorgeleid. De jury<br />

beoordeelde de beesten in bepaalde klassen. De mooiste en beste dieren kregen een lintje,<br />

de eigenaars de complimenten en de eer.<br />

Eens deed Johan ook weer mee met een viertal koeien. De dag tevoren waren de beesten<br />

mooi schoongeborsteld, de staarten hagelwit gewassen. Hij had er zelfs vlechtjes in gevlochten.<br />

De andere morgen poetste Jantsje de laatste vlekjes nog even weg met een<br />

vochtig petroleumlapje. De veewagen bracht ze naar Hardenberg. De dieren ha<strong>dd</strong>en kennelijk<br />

in de rats gezeten: ze ha<strong>dd</strong>en zich onderweg bevuild en onder de stront kwamen ze<br />

12


de treeplank af. Er werden nog wel pogingen gedaan om de zaak nog enigszins te re<strong>dd</strong>en,<br />

maar het felbegeerde lintje zat er niet meer in.<br />

Een krachtiger stimulans tot kwaliteitsbevordering vooral na de oorlog was het stamboek,<br />

een register waarin de kenmerken en de afstamming <strong>van</strong> de dieren waren opgenomen.<br />

Johan had al zijn koeien in het stamboek. Behalve de zekerheid dat hij daarmee goed<br />

melkvee op stal had, brachten de kalveren in de verkoop ook een hogere prijs op.<br />

Maar niet altijd ging het<br />

goed met het vee, soms<br />

kampte men met<br />

ziektes. Mond- en<br />

klauwzeer was erg:<br />

lastig te behandelen en<br />

pijnlijk voor het dier.<br />

Vooral op de natte<br />

gronden ha<strong>dd</strong>en de<br />

koeien last <strong>van</strong> uierontsteking:<br />

een uiterst<br />

pijnlijke aandoening en<br />

ook moeilijk te behandelen<br />

al werd het<br />

wel geprobeerd met<br />

penicilline. Meestal betekende het 't einde <strong>van</strong> de melkkoe. Al in 1936 was er het veefonds;<br />

als men daar<strong>van</strong> lid werd, betaalde men een premiebedrag per koe en het fonds<br />

keerde 80% <strong>van</strong> de marktwaarde uit als het dier door ziekte of ongeluk stierf. Vooral na<br />

de oorlog werd de t.b.c, aangepakt. Als er bij een test bij een dier een positieve reactie<br />

werd waargenomen, werd de koe afgemaakt. Toen bleek dat deze werkwijze niet<br />

afdoende zou zijn, ging men over tot het zeer drastische mi<strong>dd</strong>el <strong>van</strong> ruiming <strong>van</strong> de gehele<br />

veestapel als er op een bedrijf de ziekte was geconstateerd. Uiteindelijk werd de<br />

Nederlandse veestapel t.b.c- vrij, een resultaat dat bereikt was met grote economische en<br />

emotionele offers. Later werd dit ook de manier <strong>van</strong> aanpak om de gevreesde abortusbang<br />

uit te bannen. Voor en tijdens de oorlog werd deze ziekte niet als zodanig benoemd,<br />

althans niet systematisch bestreden. Het kwam toen ook wel voor dat een koe vroegtijdig<br />

haar vrucht verloor. Omdat in de oorlog de kadavers niet werden opgehaald, moest men<br />

op het bedrijf zelf maatregelen nemen, meestal werden de dode dieren begraven. Toch<br />

ha<strong>dd</strong>en veel boeren een sterk vermoeden dat er wat meer mis kon zijn met een afgedreven<br />

kalf dan een enkel incident. Uit angst voor mogelijke besmetting en dus uitbreiding<br />

werd het afgedreven kalf niet begraven, maar overgoten met petroleum verbrand. Na de<br />

oorlog werd de verwerking <strong>van</strong> de kadavers beter geregeld. Op afroep kwam een<br />

vrachtauto de dode dieren ophalen, waarna ze in het destructiebedrijf te Bergum werden<br />

verwerkt.<br />

Alleen voor de huid ontving men nog een kleine vergoeding in voorkomende gevallen.<br />

Het kopen en verkopen <strong>van</strong> vee gebeurde meestal op de wekelijkse veemarkt. De boeren<br />

in onze streek waren vooral georiënteerd op de Zwolse veemarkt, maar ook in<br />

Hardenberg werd gehandeld. Een enkele keer kocht men een koe <strong>van</strong> een collegaboer in<br />

de buurt, maar het was niet gebruikelijk. Het sociale netwerk kon gemakkelijk beschadigd<br />

worden als er later wat aan de koe bleek te mankeren.<br />

13


Varkens<br />

In vijf hokken hield Johan zeugen met biggetjes. De biggen werden, zodra ze bij de zeug<br />

<strong>van</strong>daan konden, verkocht aan handelaren. Er waren niet zo heel veel berenhouders, zodat<br />

je met de zeug wel steeds heen en weer moest rijden. Doorgaans verliep de biggenfokkerij<br />

zonder al te veel problemen.<br />

Het vereiste echter wel een minimum aan deskundigheid. Het verhaal werd verteld <strong>van</strong><br />

een onderduiker, niet opgegroeid op de boerderij, wist niets af <strong>van</strong> het boerenwerk, maar<br />

wilde graag iets doen. Hij zou op de biggende zeug passen, zodat de boer en de boerin<br />

rustig op visite konden gaan. Na de visite kwamen ze op kraamvisite in het varkenshok.<br />

Juist op dat moment werd er een biggetje geboren, de zeug kwam met een grom overeind<br />

en verslond in enkele happen haar jong. De boer schreeuwde dat de oppas moest ingrijpen,<br />

de zeug moest tegenhouden, waarop de stadsmens doodleuk antwoor<strong>dd</strong>e:'Vat geeft<br />

niet, hij komt zo weer, dit is al de tiende keer".<br />

Een enkele keer echter trof je een kwade zeug, die geen mensen verdroeg in de buurt <strong>van</strong><br />

haar biggen. Ze kon dan gevaarlijk en agressief te keer gaan. Elke boer die zeugen hield,<br />

had <strong>van</strong> dergelijke verhalen.<br />

Ook werden jonge varkens gemest voor de slacht. Als deze zouters een gewicht ha<strong>dd</strong>en<br />

<strong>van</strong> ongeveer 70 kilo werden ze door handelaren opgekocht ten behoeve <strong>van</strong> de slagers.<br />

Uiteraard werd er ook een varken bestemd voor eigen kuip en wieme.<br />

Kippen<br />

Johan hield ongeveer honderd legkippen. Eigenlijk had men de kippen er een beetje voor<br />

de aardigheid bij, het leverde altijd nog een kleinigheid op en je had zelf ook altijd eieren<br />

en slachtkippen.<br />

De eieren werden opgehaald, o.a. door<br />

"Eierhakkert" in opdracht <strong>van</strong> de firma Bruins. De<br />

algemene legkip in de jaren 50 was de witte<br />

Leghorn. Daarnaast hield men ook wel de vleziger<br />

Bamevelders. De kippen in de jaren 50 waren<br />

met recht en reden scharrelkippen: ze ha<strong>dd</strong>en<br />

de ruimte en soms scharrelden ze geheel<br />

vrij rond op het erf. Dat kon echter ook betekenen<br />

dat de eieren soms echt gezocht moesten<br />

worden. In de jaren 50 schommelde de eierprijs<br />

tussen de tien en vijftien cent. Gelet op de inflatie<br />

sindsdien zou een tegenwoordig ei we! een<br />

gulden moeten kosten. Dat dit niet zo is, is het<br />

resultaat <strong>van</strong> voerverbetering en een giganti- Echte scharrelkippen. sche intensivering<br />

<strong>van</strong> de pluimveehouderij: één <strong>van</strong> de vele ingrijpende veranderingen op het platteland.<br />

Akkerbouw: aardappelen<br />

Een gemengd bedrijf kende naast het grasland het bouwland. De gewassen werden in<br />

wisselteelt verbouwd: een deel aardappelen, een deel graan, meestal rogge, en een deel<br />

voederbieten. Men wist dat dat nodig was <strong>van</strong>wege de kwetsbaarheid <strong>van</strong> zich herhalende<br />

monocultures. Vooral de aardappelmoeheid was een beruchte ziekte die met wisselteelt<br />

redelijk goed bestreden kon worden. Na een lange dag op het veld aardappelen rooi-<br />

14


en ha<strong>dd</strong>en sommige boeren en arbeiders het gevoel dat ook mensen er last <strong>van</strong> konden<br />

krijgen. Het pootgoed werd voor een deel gekocht bij de zaad- en pootgoedhandel, ook<br />

selecteerde men tijdens het rooien wel zelf <strong>van</strong> de beste stammen. De poters werden uitgezet<br />

in gaten met de pootstok gestoken. Voordat het loof tegen elkaar was gegroeid<br />

aar<strong>dd</strong>e men de rijen aan. Zo werd voor het laatst het onkruid bestreden, maar de belangrijkste<br />

reden <strong>van</strong> het aanaarden was dat de bovenste aardappelen met aarde werden bedekt,<br />

zodat ze niet groen werden. Een aardappel is namelijk een stengelknol en kan in het<br />

licht bladgroen maken. Bovendien waren de aangeaarde rijen makkelijker te rooien. De<br />

stammen werden opgelicht en met de handen werden de aardappelen bij elkaar "gekrabd".<br />

Op de vingertoppen droeg men metalen dopjes, want het was bijzonder pijnlijk om<br />

bij het rapen mis te tasten met je nagel. De bijeengeraapte aardappelen werden in een tenen<br />

korf gedaan die de raper met een draaiende beweging met zich meetrok. Als de mand<br />

vol was, werd de inhoud geleegd op rilletjes, of ook wel direct op de kar. Ze werden bewaard<br />

in een ondiepe kuil en bedekt met stro en een laagje aarde. Bovenop kwam een<br />

laag oud aardappelloof te liggen zonder aardebedekking: de hoop moest kunnen ventileren.<br />

Later moesten de aardappelen klaargemaakt worden voor aflevering. Op een sorteerbak<br />

werden de kleintjes eruit gezocht en de grote werden in zakken gedaan. Op een<br />

goede, liever gezegd een kwade, dag begon het vrij plotseling hevig te vriezen. Het was<br />

18 november en de aardappelen moesten worden geleverd. De hoop buiten werd in allerijl<br />

met meer grond bedekt. De vorst hield echter een week aan. De aardappelen op de deel<br />

waren ongeschonden, maar in de kuil was een gedeelte toch aangetast.<br />

Voederbieten<br />

Voederbieten werden in deze streek mangelwortels genoemd. Om ze mooi op rijtjes te<br />

zaaien, gebruikte met een handig zaaiapparaat op een wieltje dat de zaden regelmatig in<br />

de rij kon zaaien. Na de kieming kwam het werk: schoffelen met de hand en uitdunnen,<br />

ook met de hand en op de knieën. Als het een beetje meezat, leverde de oogst een prima<br />

produkt op. De bieten werden met de hand - en met de rug! - opgetrokken en het loof werd<br />

losgehakt of gesneden. Zo lang het goed bleef, werd het bietenloof als stalvoer gebruikt.<br />

Als er teveel was of er dreigde vorst, werd de rest <strong>van</strong> het loof ingekuild onder een dikke<br />

laag grond, zodat het flink samengeperst werd. Het resultaat was een zeer compacte, boterzachte<br />

kuil en de koeien vonden het lekker. De bieten werden in een kuil opgeslagen en<br />

bedekt met een laag stro en grond. Ze werden in de loop <strong>van</strong> de winter de koeien in gehakselde<br />

vorm aangeboden.<br />

Het beeld <strong>van</strong> menige aardappel- en bietenakker werd in de nazomer bepaald door hoogopschietend<br />

onkruid. Vooral meidesoorten konden hoog uitgroeien. Een kenmerkend onkruid<br />

<strong>van</strong> deze akkers was ook het "krallenroet" (zwarte nachtschade): een plant die wat<br />

later in het seizoen ontkiemde en zo de schoffel was ontkomen. Ook "reek" (perzikkruid)<br />

kon op deze akkers als onkruid massaal voorkomen. Het werd wel verzameld en grof gesneden<br />

als varkensvoer gebruikt.<br />

Koren<br />

Het meest geteelde koren was rogge, daarnaast werd ook haver verbouwd. Het breedbladige<br />

onkruid kon al bemestend bestreden worden met kalkstikstof. Daarnaast werden de<br />

roggeakkers opgesierd met o.a. de prachtige blauwe korenbloemen. Een oud dialectwoord<br />

voor dit akkeronkruid was "tremse", dat in het Nedersaksisch het betekeniselement<br />

<strong>15</strong>


"schitteren" of "stralen" in zich draagt. De positieve waardering voor dit mooie kruid zal niet<br />

door elke boer zijn gedeeld, voor hem was het onkruid dat groeide op de plaats <strong>van</strong> zijn<br />

koren.<br />

Het rijpe koren werd met de zeis gemaaid, de halmen bijeen geweld met de welhaak en tot<br />

bossen gebonden met een bosje halmen. Bossen met lange halmen, zoals rogge, werden<br />

meestal gebonden met twee banden. Daarna werden de bossen of garven in hokken gezet<br />

om te drogen en na te rijpen. Na enige tijd tastte men de garven op in de miete. Tot in<br />

de vijftiger jaren werd gedorst met dorsstokken, dus op handkracht. Het was winterwerk<br />

tussen het melken door op de deel. Het mooiste stro, lang en stevig, werd apart gehouden<br />

en was bestemd voor dakbedekking, als een soort riet. Sommige huisjes en schuren ha<strong>dd</strong>en<br />

tot in de jaren 50 nog zo'n dak <strong>van</strong> stro.<br />

Het uitgedorste graan werd gezuiverd in een kafmolen. Als je draaide aan de slinger veroorzaakte<br />

je in het apparaat een wind die het kaf tussen de vallende graankorrels weg<br />

blies. Meestal ha<strong>dd</strong>en een aantal boeren in de buurt zo'n kafmolen gezamenlijk. Het graan<br />

werd aan de molenaar geleverd.<br />

In de loop <strong>van</strong> de jaren 50 begon ook op dit terrein de mechanisatie en kwam de loonwerker<br />

naar de Tippe met de dorsmachine. Ook dan maakten veel burenhanden licht werk.<br />

Nog later werden verschillende oogstfuncties gecombineerd in één grote machine: de<br />

combine. De moderne loonwerker doet nu een veelvoud <strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> vroeger in een<br />

fractie <strong>van</strong> de tijd <strong>van</strong> toen.<br />

Er is geen facet <strong>van</strong> het boerenwerk als het oogsten <strong>van</strong> koren te bedenken dat zich zo<br />

heeft vastgezet op het netvlies <strong>van</strong> de generatie die het nog heeft meegemaakt. Het heeft<br />

m.a.w. een hoog nostalgisch en folkloristisch gehalte. Talrijk zijn de door de plaatselijke<br />

VVV's georganiseerde oogstfeesten, waarbij vooral rogge wordt gemaaid, samengebonden<br />

en eventueel met de vlegel gedorst door lieden in een boers uitziende klederdracht<br />

die de boeren <strong>van</strong> toen nooit gedragen hebben. De meest voor de hand liggende reden<br />

<strong>van</strong> de populariteit zal wel zijn dat de oogstfeesten nog net binnen de vakantieperiode<br />

kunnen worden gepland. Toch kunnen we ons nostalgische aardappelkrab- en bietenrooifeesten<br />

moeilijk voorstellen, ook wanneer ze in de vakantieperiode zouden vallen.<br />

Nateelten: spurrie en knollen<br />

Rogge rijpt relatief vroeg in het seizoen, in augustus al kon er worden geoogst. Het loonde<br />

de moeite om nog een gewas op dezelfde akker te telen. De hokken met de garven werden<br />

in dat geval bij voorkeur aan het eind <strong>van</strong> het perceel geplaatst waarna de stoppel<br />

werd ondergeploegd. Als nateeltgewassen werden vooral spurrie en knollen gezaaid.<br />

Voor de spurrie moest de grond schol geploegd worden, ondiep. Het gekochte zaad werd<br />

breedwerpig gezaaid,waarna het met een brede plank achter het paard werd "ingesleept".<br />

Zo'n plank had een lengte <strong>van</strong> een paar meter en een breedte <strong>van</strong> ca dertig centimeter.<br />

De boer stond op de plank en maakte zo dat het zaad werd bedekt en het land mooi vlak<br />

werd gesleept. Soms mochten een paar kinderen "meerijden" op de plank, op voorwaarde<br />

dat ze niet naar voren leunden want dan boorde de plank zichzelf de grond in. Het voordeel<br />

<strong>van</strong> het vlakslepen werd duidelijk bij het maaien. Spurrie was een zeer fijn vertakt gewas<br />

dat hecht in elkaar groeide. Het werd met de zeis gemaaid, het was zo mals: aanraken<br />

was al haast voldoende. De koeien kregen het op stal als bijvoer en vonden het lekker.<br />

Toch was het watergehalte in spurrie erg hoog en erg veel voedingswaarde bevatte de<br />

16


plant niet. Dat merkte de boer als hij overging op het voeren <strong>van</strong><br />

stoppelknollen: de melkgift nam meteen toe. Het grote voordeel<br />

<strong>van</strong> spurrie als landbouwgewas op de zandgronden was dat het<br />

geen bemesting behoefde. Spurrie is één <strong>van</strong> de weinige echt<br />

inheemse landbouwgewassen. Hoewel er weinig is gedaan om de<br />

plant echt te veredelen, had de cultuurplant meestal wat vleziger<br />

blad dan de wilde. Eind jaren 50 kwam er een einde aan de<br />

spurrieteelt. De plant komt nu nog vrij algemeen voor als tuin- en<br />

akkeronkruid.<br />

Stoppelknollen werden wel bemest, met gier. De grond werd<br />

ook wat dieper geploegd. Knollenzaad werd wel zelf gewon<br />

nen. Daartoe liet men een gedeelte staan om te overwinteren.<br />

Het volgend voorjaar kwam het tot bloeien en<br />

zaadvorming. Meestal teelde men de langwerpige witte knol<br />

len met paarse kop; ook werden wel gele knolletjes, boter-<br />

knollen, geteeld. Deze laatste dienden ook wel voor menselij<br />

ke consumptie. Het zaaien <strong>van</strong> knollen was een techniek op<br />

zich: het moest zeer dun en breedwerpig worden gezaaid.<br />

Johan kreeg het advies <strong>van</strong> zijn vader om het zaad zover <strong>van</strong><br />

zich te gooien alsof hij het nooit weer wilde zien. Als hulpmid<br />

del deed men het zaad wel in een etensbord. Vanuit dat bord<br />

werd dan gezaaid, waarbij je het zaad in kleine hoeveelheden<br />

tussen duim en vingers kon vastpakken. Spurrie "die op de akkers<br />

groeit" (Spergula arven-<br />

Maïs sis)<br />

De komst <strong>van</strong> de snijmaïs in het begin <strong>van</strong> de jaren 70 veranderde de aanblik <strong>van</strong> het boerenlandschap.<br />

Daarvoor waren er pogingen geweest om korrelmaïs te telen. Het was<br />

geen succes geworden: de mais werd niet rijp en het nadrogen leverde toch ook niet een<br />

gewenst resultaat op. Snijmaïs was een ideaal gewas dat stormenderhand de akkers op<br />

de zandgronden veroverde. Het verdroeg een zware bemesting en drijfmest had men tengevolge<br />

<strong>van</strong> de groeiende veestapel genoeg. Later zou dat een <strong>van</strong> de grote problemen<br />

<strong>van</strong> de landbouw worden. Het gewas leverde een flinke massa op. Gehakseld en ingekuild<br />

vormde het een hoogwaardig veevoer dat ook door de koeien werd gewaardeerd. De<br />

melkgift nam toe en dankzij de mais konden er nog meer koeien per hectare worden gehouden.<br />

De recreërende wandelaar en fietser zag het weggetje tussen het koren veranderen<br />

in het pad tussen de maïs. De plattelandsjeugd waardeerde het gewas als een<br />

ideale leverancier voor de katapult.<br />

Om de boerderij<br />

Rond de boerderij lag het erf, meestal onverhard. Het was het werkterrein, maar zaterdag<br />

werd er opgeruimd, geveegd en geharkt, zodat het er voor de zondag netjes bijlag.Nog in<br />

de jaren 50 was de bloementuin, de siertuin <strong>van</strong> weinig belang. Een enkele sering en boerenjasmijn<br />

zorgden in de meimaand voor geur en fleur. Vaak stonden er enige buxusboompjes,<br />

netjes in bolvorm geknipt. Dahlia's, Oostindische kers (staartpannegies) en<br />

afrikaantjes waren favoriete bloemplanten, waarschijnlijk omdat de teelt er<strong>van</strong> weinig problemen<br />

ondervond en de vermeerdering meestal zeer voorspoedig verliep. Planten voor<br />

17


de siertuin werden nooit gekocht, in voorkomende<br />

gevallen ruilde men onderling of<br />

deelde uit <strong>van</strong> eigen overvloed. Belangrijker<br />

was de moestuin. Geliefde groenten waren:<br />

worteltjes, rode bietjes, sla, koolsoorten,<br />

waaronder vooral boerenkool, en boontjes.<br />

Het spitten <strong>van</strong> de tuin was mannenwerk, het<br />

zaaien, verzorgen en oogsten was het werk<br />

<strong>van</strong> de boerin. Er werd speciaal geteeld voor<br />

de weck, een bewerkelijke manier <strong>van</strong><br />

conserveren met vaak wisselend resultaat.<br />

Soms gingen de weckflessen weer open en<br />

bedierf de inhoud. Er was niet zoveel<br />

aandrang voor nodig om in de jaren 60 de<br />

boerinnen massaal over te la- Moderne boerentrots: een Deutz ten stappen op een meer<br />

moderne en efficiënte manier <strong>van</strong> conserveren: het diepvriezen. Eerst kon men een kist in<br />

een gemeenschappelijke buurtruimte huren, al gauw kwam de eigen vriezer binnen<br />

ieders bereik. De weckfles onderging hetzelfde lot als de melkbus, werd overbodig en<br />

belan<strong>dd</strong>e tenslotte in dozen vol op rommelmarkten. De boomgaard was beplant met<br />

appel-, peren- en pruimenbomen. Vaak had men de appels een soort <strong>van</strong> huisnaam<br />

gegeven, omdat de echte rasnaam onbekend was. Johan herinnerde zich de smaak <strong>van</strong><br />

zijn schapenkoppen: een grote appel met een streep over de schil, zodat het enigszins<br />

deed denken aan een schapenkop. De meeste peren waren stoofperen. Er stonden ook<br />

een drietal pruimensoorten: een witte "roggepruim", een kleine, blauwe pruim, :de affies"<br />

en "kreken", ook klein en blauw. Meestal kregen de bomen niet de vereiste vakkundige<br />

verzorging in de vorm <strong>van</strong> snoeien en gewasbescherming. Pas in de jaren 60 werd er wat<br />

meer aandacht aan besteed. De opbrengst was voor eigen gebruik en werd weggegeven<br />

als relatiegeschenk aan buren, familieleden en kennissen.<br />

Toen er een tractor werd aangeschaft, werd erfverharding noodzakelijk. Daarvoor bestond<br />

de werkruimte op het erf uit zand, in natte perioden uit mo<strong>dd</strong>er, soms gedeeltelijk verhard<br />

met afbraakpuin. Ook de openbare weg in de Tippe was tot in de jaren 50 niet bestraat of<br />

geasfalteerd, maar bedekt met sintels. Een welkom aanbod kwam <strong>van</strong> de betonfabrieken<br />

in Hardenberg: voor een geringe vergoeding kon men aan het eind <strong>van</strong> de werkdag restbeton<br />

en afval ophalen. Als je dat opnieuw goed nat maakte en op het erf stortte, kreeg je<br />

een "ideaal" wegdek. De tankauto <strong>van</strong> de zuivelfabriek maakte het naderhand ook nodig<br />

dat het erf doelmatig werd bestraat. Ook werd er steeds meer aandacht besteed aan erfbeplanting<br />

en windsingels. De representatieve waarde <strong>van</strong> de siertuin werd door steeds<br />

meer boeren en vooral boerinnen onderkend: talrijke boerenerven kregen fraaie bordertuinen,<br />

waarvoor men nu wel sierplanten en -heesters had gekocht.<br />

Buurtschap<br />

In de Tippe woonden zes families. Ze vormde samen een buurtschap. Dat betekende dat<br />

je accepteerde dat je op elkaar was aangewezen en dat je op elkaar kon rekenen. Het was<br />

volkomen <strong>van</strong>zelfsprekend dat je elkaar "voorthielp" in tijden <strong>van</strong> nood. Je kwam als er<br />

complicaties dreigden bij het kalven <strong>van</strong> een koe, ook mi<strong>dd</strong>en in de nacht, je sprong bij bij<br />

het aardappelkrabben als je zelf klaar was en de buurman nog niet. Je leende <strong>van</strong> elkaar<br />

18


als je even iets tekort kwam. In tijden <strong>van</strong> ziekte stond je elkaar bij. De verzorging en organisatie<br />

in de dagen <strong>van</strong> rouw nam de buurt voor haar rekening. Zo was er een harmonie<br />

gegroeid, ontstaan <strong>van</strong>uit de sociale behoefte en noodzaak: niemand kon zich onenigheid<br />

of ruzie veroorloven. Als een bepaalde opmerking of handelwijze wat verkeerd overkwam,<br />

werd er niet op gereageerd. Het ene woord zou het andere uitlokken en voor je het wist,<br />

was het sociale weefsel beschadigd. Liever slikte je je reactie dan maar in: er werd regelmatig<br />

geslikt.<br />

Optocht ter gelegenheid <strong>van</strong> de bestrating <strong>van</strong> de zandwegen in Radewijk eind jaren 50.<br />

Van links naar rechts: mw.G.Woertel, mw.F.Knol, mw.F.Bril, mw.J.Knol, mw.J.Bril,<br />

hr.H.Huisjes, hr.J.Knol, J.Bril jr., E.Bril jr, hr.H.Lichtenberg, hr.K.Knol, hr.J.Bril, hr.<br />

G.J. Lichtenberg, hr. H. Huisjes.<br />

Toen later sommige boeren hun bedrijf beëindigden, "import" zich in de buurtschappen<br />

vestigde, mensen zich onafhankelijker ten opzichte <strong>van</strong> elkaar konden en gingen opstellen,<br />

begon het leven in de buurtschappen langzaam te veranderen. Mensen die het nog<br />

kenden uit de tijd <strong>van</strong> direct na de oorlog zeiden dat het de echte buurt niet meer was.<br />

De grens werd pas in oorlogstijd een grens. Daarvoor ha<strong>dd</strong>en er gewone, menselijke en<br />

collegiale contacten bestaan. Vaak waren families aan weerszijden <strong>van</strong> de grens aan elkaar<br />

verwant. De grote politiek maakte, gedurende een aantal angstige jaren, dat contact<br />

feitelijk onmogelijk, althans illegaal.<br />

Het gehele leven speelde zich op het bedrijf en in de buurtschap af. Vakantie was in de jaren<br />

50 voor boeren een begrip waarbij ze geen eigen beleving ha<strong>dd</strong>en. Hoogstens ging<br />

men een dagje uit, met een standsorganisatie. Ook dan verenigde men het aangename<br />

nog met het nuttige en werd er een excursief en voorlichtend element ingebouwd in de<br />

vorm <strong>van</strong> bv. een bezoek aan een proefboerderij. Het moest allemaal plaatsvinden tussen<br />

het melken in.<br />

19


Grenzen in zicht?<br />

Als we terugkijken op de situatie op het platteland, kunnen we zeggen dat er zich een revolutie<br />

heeft voltrokken. De verbazing daarover is <strong>van</strong> verschillende zijde de laatste jaren<br />

treffend verwoord. We hoeven alleen maar te verwijzen naar de ongekende populariteit<br />

<strong>van</strong> het boek <strong>van</strong> Geert Mak over het Friese plaatsje Jorwerd. De verbazing betreft vooral<br />

de ingrijpendheid, het tempo en de relatieve geruisloosheid waarmee de veranderingen<br />

zich voltrokken. Trefwoorden waarmee de veranderingen kunnen worden aangegeven<br />

zijn schaalvergroting, produktiviteitsstijging, mechanisatie. De nationale en vooral de<br />

Europese politiek, voorlichting en onderwijs stimuleerden de boeren en ze werkten eraan<br />

mee, meestal ook <strong>van</strong> harte. Een ondernemer, ook een agrarische, wil wel investeren als<br />

het rendement oplevert, wil wel groter groeien als de mi<strong>dd</strong>elen daartoe aanwezig zijn, wil<br />

wel de veestapel uitbreiden, meer varkens houden, meer kippen, meer .... , het beantwoordt<br />

allemaal aan de ziel <strong>van</strong> de ondernemer. De boer volgde met argusogen het landbouwoverleg<br />

<strong>van</strong> de ministers te Brussel en reageerde op de politieke besluitvorming, samen<br />

met de bank. Totdat steeds meer mensen vonden dat er grenzen aan dit soort groei<br />

begonnen te komen. Grenzen gesteld door het milieu, door ethiek in de omgang met dieren,<br />

door benutting en beheer <strong>van</strong> het landschap, door gezondheidsrisico's in de levensmi<strong>dd</strong>elen.<br />

De boer raakte steeds meer ingeklemd tussen economie en milieu, kreeg<br />

steeds meer het gevoel dat hij de zwarte piet kreeg toegespeeld.<br />

Moest hij gewoon maar doorgaan, met nog meer investeringen? Was het niet verstandiger<br />

de steeds strenger wordende milieuwetgeving in Nederland te ontwijken door naar het<br />

buitenland te gaan? Was het niet verstandiger om bij gebrek aan opvolger het bedrijf maar<br />

te beëindigen? Moest hij gaan boeren op de alternatieve, biologische methode? Moest hij<br />

het individuele economisch risico te lijf gaan met een soort <strong>van</strong> maatschapconstructie?<br />

Moest hij allerlei nevenactiviteiten ondernemen om zijn inkomen te vergroten: toeristen<br />

houden op een minicamping? Werd zijn land natuurgebied, decor voor de recreërende<br />

burger, en hij landschapsbeheerder?<br />

Een handvol vragen uit een grote hoeveelheid. Boeren bevinden zich ook in dit opzicht op<br />

de grens. Wij wensen onze agrarische lezers inventiviteit, creativiteit en wijsheid toe om<br />

wegen te vinden uit wat dilemma's lijken te zijn. De veerkracht door boeren in het verleden<br />

getoond geeft vertrouwen dat ze erin zullen slagen.<br />

Ik dank Johan en Jantsje Knol voor de aangename wijze waarop ze mij deelgenoot <strong>van</strong><br />

hun herinneringen aan het boerenleven hebben willen maken en voorde toestemming om<br />

deze te gebruiken en te verwerken in dit artikel.<br />

20


De dieren gedicht <strong>van</strong> Aart <strong>van</strong> der Leeuw<br />

vertaald door J. Luisman-de Jonge<br />

De laandman giet, nou d'oamd is evallen en de<br />

arbeid slop, veur 't lest zien hoeve rond; hi-j keurt<br />

het wark <strong>van</strong> knechts in schuur en stallen, en as<br />

een schaduw volgt hum trouw de hond.<br />

Hi-j toeft bi-j 't vee, en lustert hoe het oademt; rond<br />

schoft en hoorns hangt een warme daamp, die met<br />

een geur <strong>van</strong> zomer hum bewoasemt, en in 'n<br />

lichtkraans nevelt urn de laamp'.<br />

Dan löp hi-j langs de reupe <strong>van</strong> de peerden,<br />

verwelkomd deur een dreunend hoef geklop; hi-j<br />

sprek heur an, en streelt een ruugbehoarden, een<br />

speuls hum toegesteuken manenkop.<br />

En as e eindlijk, rustig noa 't volbrachte, de<br />

haanden boven 't vlammend holtvuur heft,<br />

vervult hum nog d'ontroerende gedachte, an<br />

wat rondum 'm leeft en 't niet beseft.<br />

Hi-j peinst, en les in 't boek met keupren sloten, het<br />

hoofdstuk uut, dat Noachs tocht beschref. Hoe<br />

d'arke met heur simp'le reisgenoten, lang op de<br />

oeverloze zundvloed dref.<br />

Geheel in 't wonderbaar verhaal verleuren,<br />

terwijl hi-j denkend in de heerdgloed staart, lek<br />

het hum of, deur God doartoe verkeuren hi-j<br />

met zien dieren over 't water vaart.<br />

Vrij vertaald in dialect.<br />

21


Het Bergentheimer veen, een boerengebied J te Bokkel<br />

Inleiding<br />

Als iemand mij zou vragen wat "Hollandse luchten" zijn, dan zou ik hem meenemen naar<br />

de Van Royensweg, tussen Bergentheim en Kloosterhaar. Tussen de soms statige boerderijen<br />

door kun je kilometers ver kijken over het vlakke land en daarboven, daar ziet het<br />

er elke dag anders uit.<br />

Altijd raak ik daar weer onder de indruk <strong>van</strong> die steeds weer andere luchten boven de akkers.<br />

Hoe is dit boerenlandschap ontstaan, op de kaart aangeduid met "Bergentheimer<br />

veen"?<br />

E<br />

e<br />

n<br />

v<br />

e<br />

r<br />

r<br />

e<br />

b<br />

l<br />

i<br />

k<br />

n<br />

a<br />

a<br />

r<br />

het westen <strong>van</strong>af de Van Royensweg<br />

Marke Bergentheim<br />

We beginnen meer dan duizend jaar geleden in een woest, onherbergzaam veengebied.<br />

Een dikke veenvlaag met hier en daar gevaarlijke mo<strong>dd</strong>er- en waterpoelen en een rijke<br />

plantengroei. Van menselijke activiteit is hier tot de twaalfde eeuw nauwelijks sprake geweest.<br />

Vanaf de twaalfde eeuw vestigen zich echter mensen permanent in de nederzetting<br />

Bergentheim, op een hoogte dicht langs de Vecht, daar waar nu Oud-Bergentheim<br />

ligt. Ook al liggen de boerderijen dan ver weg <strong>van</strong> het Bergentheimer veen, de boeren<br />

ha<strong>dd</strong>en dit gebied met zijn plantengroei wel nodig. Om de akkers, die ze dicht bij hun nederzetting<br />

ontgonnen ha<strong>dd</strong>en, vruchtbaar te houden, ha<strong>dd</strong>en ze mest nodig. Door schapen<br />

te houden en die in de wijde omgeving te laten grazen, konden ze mest verzamelen.<br />

Die mest werd vermengd met heideplaggen (gestoken uit het tussenliggende<br />

Bergentheimer veld) en zo was het mogelijk om elk jaar weer een beroep te doen op hetzelfde<br />

stuk grond, zonder het uit te putten. Zo was deze boerengemeenschap in staat om<br />

met rogge als basisvoedsel alle monden te voeden. Het was in zekere zin een kwetsbaar<br />

systeem. Om voldoende mest te krijgen, moesten er<br />

22


voldoende schapen gehouden worden en daar waren zowel voldoende voedsel voor<br />

deze schapen als voldoende heidevelden voor nodig (de schapen konden dus niet onbeperkt<br />

in de heide losgelaten worden). Om deze zaken binnen de eigen boerengemeenschappen,<br />

maar ook met de naburige gemeenschappen, zoals Beerze en Brucht, te regelen,<br />

werd in 1404 de marke Bergentheim opgericht.<br />

De Vecht in het noorden en de zandgronden <strong>van</strong> Sibculo in het zuiden waren de natuurlijke<br />

grenzen <strong>van</strong> dit gebied.<br />

Een tegenwerping die iemand kan maken: "Dat veen is toch geen plek om schapen te<br />

hoeden. Dat is toch veel te onherbergzaam en te gevaarlijk! Wat moeten die schapen<br />

daar?" Ik denk persoonlijk dat er wel schapen kwamen. De literatuur die ik geraadpleegd<br />

heb is niet altijd even helder en volledig op dit gebied en daarom zal ik mijn ideeën hierover<br />

uit de doeken doen.<br />

Alle bronnen spreken over een woest en onherbergzaam gebied en gevaarlijk voor wie er<br />

niet bekend is. Nooit stevige grond onder de voeten en voor je het weet zit je in een moerassig<br />

stuk, waar je niet meer uitkomt.<br />

De plantengroei wordt vaak wel verschillend beschreven: Van alleen heide als bovenlaag<br />

tot een gevarieerde vegetatie. Naar mijn idee zullen in de natte tijden <strong>van</strong> het jaar de<br />

schapen zo dicht mogelijk bij huis gebleven zijn. In de winter en grote delen <strong>van</strong> het najaar<br />

en voorjaar zag men in de omgeving misschien meer water (of ijs) dan land. De boeren<br />

moesten vast terdege rekening houden met het onbereikbaar zijn <strong>van</strong> voedsel in de omtrek,<br />

dus had men vast hooi en stro verzameld. Dat isoleert de boerderij in koude tijden<br />

ook nog eens!<br />

Maar de schapen waren wel de eerste beesten die men bij het zakken <strong>van</strong> het water er op<br />

uit kon sturen.<br />

In een droge periode in de zomer, dan werd het veen interessant. Dat had het vocht lang<br />

vastgehouden, ook al was nu in grote gedeelten de bovenlaag inmi<strong>dd</strong>els droog. Hier konden<br />

de schapen nog lang groene planten vinden, terwijl de weiden en het hele<br />

Bergentheimer veld stonden te verdrogen. Door elke dag andere plekken op te zoeken,<br />

voorkwam men ook overbegrazing. De planten kregen voldoende tijd om te herstellen, 's<br />

Avonds zocht de herder, een of enkele flinke jongen(s), met zijn ku<strong>dd</strong>e de nederzetting<br />

weer op en bracht zo de mest mee, waar de gemeenschap zo'n behoefte aan had. Voor<br />

dit voedselsysteem had men dat hele Bergentheimer veen hard nodig. Als men alleen uit<br />

geweest zou zijn op turf en turfstrooisel, zou men met een klein stukje tevreden geweest<br />

zijn, maar de marke-boeken getuigen <strong>van</strong> de noodzaak het hele gebied te bezitten met<br />

duidelijke afspraken daarover met de buren.<br />

In de zestiende eeuw werd in deze streken boekweit geintroduceerd. Het kon worden gezaaid<br />

in een rogge-akker, zonder deze te bemesten of op een stuk veenbodem, waar<strong>van</strong><br />

de bovenlaag verbrand was. De bovenlaag moest voldoende aangedroogd zijn om weg<br />

te kunnen smeulen.<br />

De boekweitplant moest na het zaaien in de aslaag nog voldoende tijd hebben om tot volle<br />

rijping komen. Dikke, smerige rookwolken zullen dan boven het gebied en de verre omtrek<br />

gehangen hebben.<br />

Deze boekweitteelt bood de mogelijkheid om de voedselproductie te laten toenemen.<br />

Ook het ontdekken <strong>van</strong> de aardappelteelt, na 1800, betekende dat er meer menselijk<br />

voedsel geproduceerd kon worden.<br />

23


Bergentheim en omgeving aan het eind <strong>van</strong> de mi<strong>dd</strong>eleeuwen (<strong>15</strong>00)<br />

Deze ontwikkelingen zorgden er voor dat de boeren meer grond konden ontginnen, zonder<br />

dat daardoor de mest- en daarmee de voedselproductie in gevaar kwam. Maar het<br />

Bergentheimer veen komt niet als eerste voor deze ontginning in aanmerking. Het gebied<br />

lag veel te ver <strong>van</strong> de bewoonbare wereld om deze gronden intensief te kunnen bewerken.<br />

Turfwinning<br />

Dat verandert in het begin <strong>van</strong> de negentiende eeuw. De opkomende industrie heeft turf<br />

nodig als brandstof. Economisch gezien levert turf veel meer op dan schapen houden.<br />

Ook de Bergentheimse boeren beseffen dat. Na 1825 worden de rechten op de gronden<br />

24


verdeeld en kan er begonnen worden met het winnen <strong>van</strong> turf. Maar daar blijkt tevens een<br />

grondige verandering <strong>van</strong> de infrastructuur <strong>van</strong> deze streek voor nodig. In 1856 komt het<br />

Overijssels kanaal gereed en Van Roijen laat loodrecht op dat kanaal de Van Roijenswijk<br />

aanleggen. Met dwarswijken en sloten wordt er zo gezorgd dat het Bergentheimse veen<br />

volledig ontsloten wordt.<br />

Van Roijen heeft dan al lang de veenlaag <strong>van</strong> de Bergentheimse boeren opgekocht. De<br />

turfwinning kan beginnen en zal tot de tweede wereldoorlog in dit gebied plaatsvinden.<br />

Het knooppunt <strong>van</strong> het Overijssels kanaal en de Van Roijenswijk wordt een plek <strong>van</strong> bedrijvigheid<br />

rond de turfwinning, onder andere met een turfstrooiselfabriek. In eerste instantie<br />

wordt deze woon- en werkplaats Kanaalbuurt genoemd, maar gaandeweg steeds<br />

meer Bergentheim. De oorspronkelijke plaats Bergentheim krijgt ter onderscheiding het<br />

voorvoegsel 'Oud-'.<br />

Bergentheim en omgeving aan het eind <strong>van</strong> de twintigste eeuw<br />

25


Ontginning<br />

Op de plaatsen waar het veen is weggegraven, kwamen zandgronden - dalgronden of<br />

dallen - vrij. Deze moesten echter nog wel ontgonnen worden, geschikt gemaakt voor<br />

agrarische doeleinden. Dat deed men door de bovenste laag <strong>van</strong> het veen - bonkaarde,<br />

bonksel of bolster - te vermengen met de bovenste laag zand. Echter, rond Bergentheim<br />

was de meeste bolster afgevoerd naar de turfstrooiselfabriek.<br />

De heer K. Pouwels uit Bergentheim heeft met de ontginning <strong>van</strong> landbouwgronden meegeholpen.<br />

Via de werkverschaffing in de crisisjaren, maar ook wel bij individuele boeren<br />

die een stuk wilden aanpakken. Het stuk land werd eerlijk verdeeld over de aanwezige arbeidskrachten<br />

en dan stond je bijvoorbeeld met tien man aan de schop om het land grondig<br />

om te keren. En reken maar dat sommige boeren met een duimstok na kwamen meten<br />

of je wel diep genoeg gegraven had!<br />

Sommige arbeiders grepen de kans aan om via de landarbeidersstichting "Het belang<br />

<strong>van</strong> den landarbeider te Ambt-Hardenberg" zich als boer te vestigen. Deze stichting kocht<br />

gronden op, zette eenvoudige woningen en de arbeider werd eigenaar door ruim dertig<br />

jaar de schuld af te betalen. Voor de daadwerkelijke ontginning kreeg men dan subsidie.<br />

Het mes sneed hier aan twee kanten, het leverde werk op in een tijd <strong>van</strong> werkloosheid en<br />

er werd weer een stuk land in cultuur genomen, dat anders braak zou blijven liggen. Er<br />

waren slechts weinigen die de benodigde investeringen konden ophoesten. De heer<br />

Pouwels heeft het Bergentheimerveen meestal overgeslagen, zowel bij het turf-steken<br />

als de ontginning. Turf stak hij wel aan de Paterswal en hij spitte heel wat grond om,<br />

onder andere in Lutten. Hij kan zich nog wel herinneren dat hij in 1936 in Dedemsvaart<br />

aan het werk was, samen met vijf anderen. De baas kwam bij hem en zei: "Doe je jas<br />

maar aan en ga maar mee". Ze gingen naar Bergentheim en in Moskou moesten bomen<br />

geplant worden. De eerste groef een gat, de tweede zette er een boompje in en de derde<br />

gooide het gat weer dicht. Zo werd het bos daar aangeplant.<br />

26


De gebroeders Salomons, bijgenaamd 'De<br />

drie baarden', wonend in De Krim, kochten in<br />

de jaren twintig grond voor hun kinderen aan<br />

de Van Royenswijk <strong>van</strong> de Bergentheimse<br />

boeren Scholten, Herbert en Reinders. In<br />

1925 is mijn schoonvader begonnen, vertelt<br />

mevrouw E. Te Rietstap-Van der Vinne. Zij<br />

woonde en werkte jarenlang in de boerderij<br />

aan de Van Royensweg 63. Deze boerderij is<br />

in 1933 gebouwd door een <strong>van</strong> de broers<br />

Salomons en staat vlak bij het hiervoor<br />

genoemde landarbeidershuisje. De<br />

Een schilderijtje <strong>van</strong> een landarbeiders-<br />

nieuwelingen werden allemaal 'Groningers'<br />

huisje zoals het vroeger was. (Van<br />

genoemd. Zij brachten een nieuwe manier<br />

Roijensweg 61)<br />

<strong>van</strong> boeren mee. In de marke was het<br />

boerenbedrijf meer een vorm <strong>van</strong> samenleven geweest, waarin bepaalde individuele<br />

wensen (bijvoorbeeld meer schapen houden en meer grond ontginnen) gezamenlijk<br />

besproken werden. De 'Groningers' waren meer ondernemers. Zij brachten daadkracht<br />

mee en konden investeren. Dat kun je nog zien aan diverse boerderijen aan de Van<br />

Royensweg, hun bouwstijl sluit aan bij de import <strong>van</strong>uit het noorden. De Van Royenswijk<br />

had dienst gedaan om turf te vervoeren, maar de hoeveelheid werd steeds minder. Met<br />

de ontginning <strong>van</strong> de gronden ontstond er echter grote behoefte aan compost en<br />

meststoffen. Het water was ook nu weer het belangrijkste aanvoerkanaal. Ook de<br />

landbouwproducten vonden met scheepsladingen vol hun weg. Maar er was een<br />

belangrijk nadeel aan de Van Royenswijk, dat steeds sterker gevoeld<br />

Een voorbeeld <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de oudste "Groningse" boerderijen in het Bergentheimer veen<br />

(Van Roijensweg 48)<br />

27


werd: Het verval was groot. In Kloosterhaar sta je op de begane grond net zo hoog als het<br />

puntje <strong>van</strong> de kerktoren in Bergentheim en daarom waren er op de afstand <strong>van</strong> vijf kilometer<br />

vier sluizen nodig. Dat vertraagde het transport aanzienlijk.<br />

Het wegverkeer nam daarbij toe. Dat vergde meer onderhoud aan de wegen langs de<br />

wijk. Vooral aan de westkant werd de weg slecht, maar de firma Van Roijen kon het onderhoud<br />

niet bekostigen. Daarom kreeg de gemeente Hardenberg in 1939 de wijk en de<br />

bijbehorende wegen om niet. In 1950 werd het kanaal gedempt en de Van Roijensweg<br />

aangelegd.<br />

In 1964 vond er een ruilverkaveling plaats. Inmi<strong>dd</strong>els was de mechanisatie zo ver gevorderd<br />

dat het spitwerk grondig overgedaan kon worden. Er werd anderhalve meter diep<br />

geploegd.<br />

Hier kijken we over het Overijssels Kanaal de Van Royenswijk op, richting Kloosterhaar.<br />

Vooraan is de Scholte te zien, een drijvende smalle brug die ook verderop diverse malen<br />

voorkwam. Zo kon men <strong>van</strong> de ene naar de andere kant. Ook paarden moesten soms<br />

naar de overkant. Dat kon het best in vliegende vaart, dan had het dier de minste tijd om<br />

zich bang te maken op het wiebelige, smalle brugje. Rechts verderop zien we het tolhek.<br />

Men moest betalen voor het gebruik <strong>van</strong> de weg. Er was behoorlijk wat onderhoud nodig,<br />

want door de zachte veenondergrond vielen de gaten soms zomaar in het wegdek. In de<br />

glorietijd <strong>van</strong> de firma Van Roijen was dat geen probleem, toen lag de weg er netjes bij.<br />

"Nu ben ik een echte zandboer", verzuchtte een <strong>van</strong> de boeren, maar het bleek een zinvolle<br />

maatregel: De opbrengst nam toe.<br />

De mechanisatie had wel een keerzijde. Er waren minder handen nodig. Een zestienjarige<br />

boerenzoon kon zo de leiding <strong>van</strong> een ploeg <strong>van</strong> dertien aardappelrooiers toegeschoven<br />

krijgen. Toen was het ook heel gewoon dat bezoekers tegen de boerin zeiden: "Wat<br />

28


Zo kijken we nu over het Overijssels kanaal, richting Kloosterhaar.<br />

veel mensen hier op de boerderij! Achter elke deur komt er wel een te voorschijn!" Vooral<br />

koffie-tijd bleek uitermate populair te zijn.<br />

De grote machines die tegenwoordig gebruikt worden, kunnen het werk <strong>van</strong> vele handen<br />

aan. Daarom worden de boerenzonen <strong>van</strong> tegenwoordig bijvoorbeeld al vroeg ingewijd<br />

in het vakkundig kunnen omgaan met een aardappelrooimachine achter een grote trekker.<br />

Tot slot<br />

Het Bergentheimer veen was eeuwenlang een onveranderlijk onderdeel <strong>van</strong> het boerenbedrijf.<br />

Het afgraven <strong>van</strong> het veen betekende niet het einde, maar gaf juist een nieuwe impuls<br />

- samen met andere ontwikkelingen - aan het uitbreiden <strong>van</strong> de agrarische productie.<br />

Gebruikte literatuur<br />

600 jaar Bergentheim / door HJ. Hilberink. -1985<br />

Kuierroute Mariënberg, Oud-Bergentheim, Bergentheim.-1995<br />

Jaarkalender <strong>1998</strong>/ Museumboerderij 'Den Hof'<br />

Geschiedenis in turf / C.P. Jongman. -1978<br />

Ontstaansgeschiedenis <strong>van</strong> Westerhaar-Vriezenveensewijk / Gerrit de Witte. -199?<br />

Het bruine goud / Sietse <strong>van</strong> der Hoek. -1984<br />

Zwerftochten door Drenthe, Overijssel en Gelderland / H. Wonink. -1980<br />

Met dank aan mw. E. Te Rietstap-Van der Vinne en dhr. K. Pouwels.<br />

29


Ora et labora (huizen <strong>van</strong> naam 2) K.Oosterkamp<br />

Ora et labora (Latijn voor bid en werk) staat op de gevel <strong>van</strong> de boerderij aan de<br />

Ommerweg nr.11. De derde generatie Ter Wielen woont er nu.<br />

In 1913 werd de boerderij gebouwd in opdracht <strong>van</strong> A.A.Oostenbrink, manufacturier te<br />

Hardenberg, maar vooral ondernemer "projectontwikkelaar" zouden we nu zeggen. Hij<br />

had de zandige heidegrond laten ontginnen en liet daar op een kavel <strong>van</strong> ca. 10 hectare<br />

deze boerderij bouwen. In 1916 kocht Berend ter Wielen uit Gramsbergen dit geheel om er<br />

zijn boerenbedrijf uit te oefenen: een gemengd bedrijf <strong>van</strong> ongeveer zes koeien, wat varkens<br />

en kippen en op het akkerland rogge en aardappelen. Het was vooral de komst <strong>van</strong><br />

de kunstmest die het mogelijk maakte op deze <strong>van</strong> nature niet erg vruchtbare zandgrond<br />

er een enigszins rendabel boerenbedrijf <strong>van</strong> te maken. Daarvoor moest er wel hard gewerkt<br />

worden, dus met het laborare (=werken) zat het wel goed. Maar ook het orare (=bi<strong>dd</strong>en)<br />

voor gewas en arbeid zal menigeen als noodzakelijke voorwaarde hebben gevoeld<br />

en geloofd.<br />

De spreuk ora et labora is verbonden aan de katholieke kloosterorde <strong>van</strong> de<br />

Benedictijnen. Het doel <strong>van</strong> deze orde was om zo consequent mogelijk het e<strong>van</strong>gelische<br />

ideaal <strong>van</strong> de navolging <strong>van</strong> Christus in praktijk te brengen en elkaar daarbij te ondersteunen<br />

in een gemeenschappelijk leven <strong>van</strong> gebed en arbeid. Voor de ontwikkelingsgeschiedenis<br />

<strong>van</strong> West-Europa in de mi<strong>dd</strong>eleeuwen is deze orde <strong>van</strong> nauwelijks te overschatten<br />

betekenis geweest.<br />

Ora et labora is een geliefde boerderijnaam in Nederland geworden. Zij gaf uitdrukking<br />

aan het besef <strong>van</strong> afhankelijkheid en eigen verantwoordelijkheid. Het is ook een naam die<br />

alleen op boerderijen voorkomt; burgerwoningen missen het bedrijfsmatige aspect <strong>van</strong> het<br />

laborare.<br />

(met dank aan de heer B. ter Wielen)


Landbouwverslag Ambt Hardenberg 1850-1851<br />

Dinah Hesselink-Zweers<br />

De ingezetenen <strong>van</strong> Ambt Hardenberg ha<strong>dd</strong>en anderhalve eeuw geleden als voornaamste<br />

takken <strong>van</strong> bestaan: De landbouw in het algemeen, de cultuur <strong>van</strong> boekweit in de venen,<br />

de vee- en bijenteelt, het graven en maken <strong>van</strong> turf en het mesten <strong>van</strong> varkens. De<br />

ontginning <strong>van</strong> woeste gronden begon meer en meer veld te winnen doordat verdeling <strong>van</strong><br />

diverse markegronden tot stand kwam. De uitgestrektheid der woeste gronden bedroeg<br />

ongeveer 3900 bunders. De veenderijen ha<strong>dd</strong>en een uitgestrektheid <strong>van</strong> ongeveer 2700<br />

bunder en de verveende hoeveelheid bedroeg <strong>van</strong> de 2de soort der 1ste klasse, <strong>15</strong>6.800<br />

ton en <strong>van</strong> de 2de soort der 3de klasse, 849.500 ton, de eigen consumptie daaronder begrepen.<br />

De afvoer <strong>van</strong> turf was vrij gunstig en voor de vet gemeste varkens en de verschillende<br />

voortbrengselen <strong>van</strong> de oogst werden mi<strong>dd</strong>elmatige prijzen bedongen. Over<br />

het algemeen bracht de grond goede producten voort, met name langs de oevers <strong>van</strong> de<br />

Vecht trof men beste landerijen en hooi-en weidelanden aan; natte zomers echter waren<br />

in deze streek zeer schadelijk.<br />

Men verbouwde onder anderen rogge, boekweit, haver, gerst, aardappelen, knollen, vlas<br />

enz. De oogst <strong>van</strong> 1850 was wat boekweit betreft ongunstig, hoewel niet zo erg mislukt als<br />

het voorgaande jaar. De rogge leverde een matig gewas, aardappelen ha<strong>dd</strong>en weer veel<br />

door de bekende ziekte geleden en in de voorzomer door nachtvorsten. De oogst <strong>van</strong><br />

knollen en haver was gunstig, die <strong>van</strong> de overige veldgewassen mi<strong>dd</strong>elmatig.<br />

Op de eerste dag <strong>van</strong> juni 1851 was de staat der veldgewassen als volgt:<br />

- rogge zeer gunstig<br />

- oliezaad zeer gunstig<br />

- aardappelen achterlijk, wegens het aanhoudend koude natte weder; op enige lage ak-<br />

kers is deze veldvrucht zelfs nog niet te voorschijn gekomen<br />

- gras en hooilanden hebben over het algemeen een treurig aanzien, wegens de koude<br />

natte weersgesteldheid die eerst onlangs door schrale droogte is opgevolgd en wel bepaaldelijk<br />

die groengronden welke aan de oevers der Vecht en Radewijkerbeek liggen<br />

en eerst voor weinige dagen <strong>van</strong> het water zijn bevrijd geworden.<br />

- de hogere groengronden welke gemest zijn kan men ook nog niet gunstig noemen, en<br />

leveren nog weinig gras op; alzo de winter voorraad reeds lang verteerd is leed het vee<br />

in de afgelopen maand gebrek, hier en daar zijn gehele stukken rogge tot voedsel voor<br />

het vee afgemaaid; en men stelt zich ook niet anders voor dan dat de zomer <strong>van</strong> 1851<br />

een zeer ongunstig gras- en hooigewas zal opleveren.<br />

- de boekweit is men op de zandgronden begonnen te zaaien; men maakt zich zeer bezorgd<br />

dat het zaaien <strong>van</strong> boekweit in de venen dat voor een groot gedeelte <strong>van</strong> de bevolking<br />

dezer gemeente een levenskwestie is, eerst heel laat zou kunnen plaats hebben,<br />

daar er een langdurige droogte gevorderd wordt om de veenakkers tot branden<br />

geschikt te maken. De droogte welke voor enige dagen is ingevallen heeft de moed echter<br />

weder doen herleven.<br />

- omtrent andere gewassen als haver, gerst enz. valt op dit ogenblik nog niets op te merken<br />

daar deze nu eerst gezaaid worden.<br />

- tot heden toe is er nog gene ziekte in enig veldgewas bespeurd.<br />

31


In de "Oald Ni'js -Courant" <strong>van</strong> <strong>30</strong> augustus 1851 stond het volgende artikel:<br />

Voorlopig verslag <strong>van</strong> den landbouw in den gemeente Ambt Hardenberg: In het algemeen<br />

hebben de veldgewassen die reeds binnen zijn geoogst een vrij gunstig resultaat<br />

opgeleverd en beloven de nog te velde staande gewassen ook een goede opbrengst.<br />

Dat de oogst gunstig is uitgevallen heeft men aan een buitengewoon vruchtbaren nazomer<br />

te danken, terwijl men zich in den voorzoomer die vochtig en schraal was over den staat<br />

<strong>van</strong> sommige gewassen eenigszins bezorgd maakte. Van ieder voortbrengst <strong>van</strong><br />

landbouw volgt hier onder eene afzonderlijke beknopte opgave.<br />

1. tarwe, wordt in deze gemeente wegens de mindere geschiktheid <strong>van</strong> den grond weinig<br />

verbouwd; de tarwe die men hier vindt is echter vrij gunstig uitgevallen.<br />

2. rogge, heeft een overvloedigen oogst opgeleverd; de aar was eenigszins holgeladen<br />

maar zulks werd door de menige halmen welke op het land stonden ruim vergoed; de<br />

hoedanigheid is uitmuntend, daar tusschen het maaijen en binnenhalen niets geen re<br />

gen is gevallen.<br />

3. garst, levert dit jaar mede een goed gewas op; dit product wordt in deze streek echter<br />

weinig verbouwd.<br />

4. haver, wordt ook weinig verbouwd,,doch is mede gunstig uitgevallen.<br />

5. boekweit, men is thans bezig met het maaijen der zandboekweit, die goed geladen is<br />

en ook veel stroo oplevert; de veenboekweit bloeit nog, doch belooft ook een rijken<br />

oogst, waarop echter niet met zekerheid kan gerekend worden, wegens het gevaar<br />

voor nachtvorsten die de maand september doorgaans oplevert; wegens de vochtigheid<br />

der veenen in den maand mei heeft men dezelve eerst laat kunnen branden,<br />

zoodat een aanhoudende warme en vruchtbare nazomer werd vereischt om de boekweit<br />

behoorlijk te doen rijpen.<br />

6. koolzaad, het winter-koolzaad heeft een goed gewas opgeleverd en het zomerzaad<br />

ziet men ook een gunstigen oogst te gemoet.<br />

7. vlas, hetgeen <strong>van</strong> het land reeds is afgevoerd heeft gedurende dezen zomer des lands<br />

man een blij vooruitzicht opgeleverd en men heeft alle grond dat hetzelve onder de<br />

verdere behandeling wat de deugelijkheid aanbelangt, den landbouwer geene te leur-<br />

stelling zal aanbrengen. .<br />

8. hen nip, wordt in 't geheel of ten minsten bij zodanige geringheid alhier verbouwd, dat<br />

men daarnaar niet eene maatstaf over het wel of niet gelukken <strong>van</strong> dit gewas kan nee-<br />

men.<br />

9. erwten, worden hier weinig en alleen voor eigen gebruik verbouwd, doch hebben dit<br />

jaar veel opgeleverd.<br />

10. paardeboonen, met dit gewas zijn slechts hier en daar eenige hoekjes gronds bezaaid<br />

en schijnen dezelve ook niet ongunstig te zijn.<br />

32


Bestuur<br />

Postbus<br />

Het postbusnummer vervalt per 1 juni 1999.<br />

Correspondentie-adres: Voorstraat 34, 7772 AD<br />

Hardenberg<br />

Historiekamer<br />

De studiezaal is op maandag,dinsdag,donderdag<br />

en vrijdag geopend <strong>van</strong> 9.00 -12.00 uur De<br />

werkgroep genealogie ont<strong>van</strong>gt u graag iedere<br />

1 e zaterdag <strong>van</strong> de maand <strong>van</strong> 10.00 -12.<strong>30</strong> uur<br />

en iedere dinsdagavond <strong>van</strong> de even weken <strong>van</strong><br />

20.00 - 22.00 uur. Vanaf 21 december <strong>1998</strong> tot 4<br />

januari 1999 is de Historiekamer gesloten.<br />

Contributie <strong>1998</strong><br />

Leden die hun contributie <strong>1998</strong> nog niet hebben<br />

betaald, worden verzocht zo spoedig mogelijk f.<br />

<strong>30</strong>,00 op bankrekening 3849.47.824 Rabobank<br />

of Postbank 29855<strong>15</strong> over te maken.<br />

Activiteitenkalender<br />

16 februari 1999 Archeologie. Een lezing met<br />

dia's en met door hemzelf in het Vechtdal<br />

gevonden voorwerpen door de heer<br />

Goutbeek uit Dalfsen.<br />

16 maart 1999 Kermis door de eeuwen heen. De<br />

heer Kleerebezem uit Borne, laat ons met<br />

dia's<br />

Stephanoten<br />

Mededelingen <strong>van</strong> het bestuur en werkgroepen<br />

Bijlage <strong>Rondom</strong> den Herdenbergh december <strong>1998</strong><br />

zien hoe de kermis in vroeger eeuwen te<br />

beleven viel in Nederland en in West-Europa.<br />

Ook de ontwikkelingen in de laatste decennia<br />

krijgen de aandacht.<br />

20 april 1999 Jaarvergadering. Dia-klankbeeld<br />

over de Vecht <strong>van</strong> bron tot IJsselmeer.<br />

Gemaakt door de heer Verkade uit<br />

Hardenberg. Boeiende beelden met veel<br />

muziek.<br />

12 juni 1999 Zomerexcursie. In de<br />

eerstvolgende Stephanoten nadere<br />

informatie.<br />

Nr. 13<br />

Alle lezingen worden gehouden in<br />

Schakel, Wilhelminaplein Hardenberg. De<br />

aan<strong>van</strong>g is telkens 20.00 uur.<br />

Vertellers gezocht!<br />

Schrijven over geschiedenis kan niet zonder<br />

bronnen.<br />

Een rijke bron die in onze vereniging nog<br />

nauwelijks is aangeboord, zijn de mondelinge<br />

verhalen over vroeger.<br />

Niet zelden ontmoeten we oudere mensen die<br />

bijna feilloos de gebeurtenissen uit hun jeugd<br />

kunnen vertellen.<br />

Die verhalen over vroeger mogen niet verloren<br />

gaan.<br />

de<br />

Een nieuwe werkgroep, bestaande uit de dames<br />

Te Rietstap, Teuben en Vasse, wil graag in<br />

contact komen met deze kenners <strong>van</strong> het<br />

verleden om hun verhalen, al of niet in het


dialect. vast te leggen. Een lezenswaardig artikel<br />

in ons tijdschrift zou een mooie bekroning<br />

kunnen zijn.<br />

Als u in uw omgeving mensen kent die een<br />

stukje streekgeschiedenis (<strong>van</strong> Schuinesloot tot<br />

Sibculo) tot leven kunnen brengen, horen we<br />

dat graag.<br />

Mensen bedankt!<br />

Het is goed om eens per jaar een avond te<br />

organiseren voor alle (ca 50) medewerkers. Uit<br />

dank voor hun belangeloze inzet bij het<br />

uitvoeren <strong>van</strong> allerlei activiteiten. Dat betreft niet<br />

alleen de leden <strong>van</strong> diverse werkgroepen (die<br />

naar buiten treden) maar ook de stille (?)<br />

werkers die historische bronnen verzamelen,<br />

registreren en toegankelijk maken. Zo heeft elke<br />

dag zijn eigen 'koffie-groep'. Maar eens per jaar<br />

komen al deze werkgroepen bij elkaar en dan is<br />

er uiteraard meer dan koffie.<br />

Deskundigheid<br />

Meer kennis <strong>van</strong> zaken, meer kwaliteit. Er is veel<br />

te doen, maar hoe doe je dat? Gelukkig zijn er<br />

diverse cursussen op het gebied <strong>van</strong> musea en<br />

geschiedbeoefening. Regelmatig laat een aantal<br />

medewerkers zich bijscholen.<br />

Hoe moet een collectie-registratie worden<br />

opgezet, hoe moeten textiel en/of houten<br />

voorwerpen worden geconserveerd, hoe pak je<br />

historisch onderzoek aan?<br />

Een 'kale stamboom <strong>van</strong> je familie opzetten, met<br />

behulp <strong>van</strong> doop-,trouw- en begraafboeken kan<br />

veel voldoening geven. Maar boeiend wordt het<br />

als de stamboom verder wordt 'aangekleed'. Dan<br />

kan het nuttig zijn wegwijs te worden in bronnen<br />

als rechterlijke, kerkelijke en notariële<br />

archieven. In memories <strong>van</strong> successie,<br />

leenregisters en kadaster.<br />

Het is uiteraard de bedoeling dat de opgedane<br />

kennis 'thuis weer wordt overgedragen aan<br />

anderen.<br />

Uitgave Indië-boek<br />

Over Hardenbergers en Indië gaat dit boekwerk<br />

(ca <strong>15</strong>0 pagina's) Hierin is materiaal te lezen<br />

dat eerder gepubliceerd werd in enkele<br />

weekbladen. Maar ook de Indië-tentoonstelling,<br />

het Indië-monument en nog niet eerder<br />

gepubliceerde verhalen en verslagen komen<br />

aan bod, zoals brieven naar en uit Indië.<br />

Gedichten <strong>van</strong> onder andere H.<strong>van</strong> Laar en<br />

A.Kremer, fragmenten uit dagboeken en foto's<br />

zullen er in verschijnen.<br />

De samenstellers D.J.Telman, H.J.Borneman en<br />

G <strong>van</strong> Faassen zijn met de Indië- en Nieuw<br />

Guinea-veteranen en de ex-geintemeerden <strong>van</strong><br />

de Jappenkampen <strong>van</strong> mening dat de Indiëperiode<br />

niet vergeten mag worden. Daarom is<br />

er besloten een boekwerk uit te geven. Om in<br />

het bezit <strong>van</strong> dit boek te komen dient men f.<br />

<strong>15</strong>,00 te storten op bankrekening 38.46.13.500,<br />

met vermelding Boek Tempo Doeloe.<br />

Vooraf graag contact opnemen met D.J.Telman<br />

(0523-231704) of G. <strong>van</strong> Faassen (0523-<br />

2666194). De oplage is beperkt; wacht dus niet<br />

te lang.<br />

De samenstellers.<br />

Nieuwe leden<br />

J. Botter,<br />

Broekdijk 40, 7695 TE Bruchterveld<br />

J. Breukelman,<br />

Kerkuil 2, 7827 GC Emmen<br />

Mw G.A. Dam-Waterink,<br />

Meulenbeldlaan 123, 7602 XK Almelo<br />

Mw H. Ensing-ten Brinke,<br />

Esweg 9, 7771 CP Hardenberg<br />

0. Gjaltema,<br />

Jan <strong>van</strong> Arkelstraat 28,7772 AP Hardenberg


W. Grendelman,<br />

Radewijkerweg 28, 7791 RG Radewijk<br />

G. Hans,<br />

Hardenbergerveldweg 5, 7793 HE Hoogenweg<br />

H. Hans,<br />

Jan Weitkamplaan 3, 7772 SC Hardenberg<br />

Mw G. Hans-Zandman,<br />

Nieuweweg 5,7692 AG Mariënberg<br />

Mw H. Nijmeijer-Waterink,<br />

Gramsbergerstaete 25, 7783 AZ Gramsbergen<br />

W. Oosterom,<br />

Vechtvoorde 52,7772 VC Hardenberg<br />

G.J. Plaggenmarsch,<br />

Wilgenstuk 33, 7772 JL Hardenberg<br />

H.J.Smit,<br />

A.Risaeusstraat <strong>15</strong>,7772 AT Hardenberg<br />

G. Veltink,<br />

Hardenbergerweg 11, 7692 PA Mariënberg<br />

J.H. Veltink,<br />

Jachthuisweg 13, 7798 CM Collendoorn<br />

M.Veltink, *<br />

Hardenbergerweg 9, 7692 PA Mariënberg<br />

D. Warmink,<br />

Zandpad 8, 4184 Opijnen<br />

G.J.J. Weegink,<br />

Steenbok 31, 2221 PX Katwijk aan Zee<br />

G. Zweers,<br />

Burg.Schuitestraat 12, 7772 BT Hardenberg<br />

Mw H. Pullen-Bakker,<br />

vd D <strong>van</strong> Maasdamstraat 48, 7691 AD<br />

Bergentheim<br />

Oproep<br />

De expositie-werkgroep is bezig met de<br />

voorbereidingen voor de wisseltentoonstelling<br />

1999 met als voorlopige titel "Van baker tot<br />

aanzegger".<br />

Bent u in het bezit <strong>van</strong> kleding en voorwerpen<br />

<strong>van</strong> niet meer bestaande beroepen en bedrijven<br />

en u bent bereid dat in bruikleen geven dan<br />

horen we dit graag. Met dank voor uw<br />

medewerking.<br />

Aanwinsten Bibliotheek<br />

'Drenthe's veste 1<br />

Geschiedenis <strong>van</strong> Coevorden. Redactie: H.Gras<br />

e.a., 424 blz (<strong>1998</strong>)<br />

Een historisch werk gebaseerd op grondig<br />

onderzoek en aantrekkelijk om te lezen Deze<br />

geschiedenis heeft uiteraard ook raakvlakken<br />

met Noordoost-Overijssel<br />

'Soldaat E.Kerkdijk (uit Bergentheim) 1<br />

Zoon Gerrit heeft de dagboeken <strong>van</strong> zijn vader<br />

uit de Indië-tijd ( 7 december divisie) verzameld,<br />

bewerkt en in boekvorm (192 blz) uitgegeven.<br />

(<strong>1998</strong>)<br />

Uitgever: G-Kerkdijk, Eibergseweg 62, 7273 SR<br />

Haarlo (0545-261604)<br />

Genealogie<br />

Voor de vierde keer hield de werkgroep<br />

Genealogie onlangs haar 'voorouderdag". Geen<br />

plek in de Historiekamer was onbezet. Niet<br />

alleen aan de vele bezoekers kan men merken<br />

dat stamboomonderzoek in trek is. De grote<br />

belangstelling is ook merkbaar tijdens de tweewekelijkse<br />

bijeenkomsten, alsook aan een pas<br />

gegeven cursus voor beginnners. Uit de<br />

ont<strong>van</strong>gen reacties blijkt dat er grote behoefte is<br />

aan een vervolg.<br />

De werkgroep doet haar best om belangstellenden<br />

zoveel mogelijk <strong>van</strong> dienst te zijn. Dat geldt<br />

ook voor oud-Hardenbergers in Canada, Nieuw-<br />

Zeeland of in welk land dan ook, die op zoek zijn<br />

naar hun wortels. Vragen via e-mail worden zo<br />

goed mogelijk beantwoord.<br />

Speciale Genalogie uurtjes. U bent welkom op de<br />

1 e zaterdag <strong>van</strong> de maand (10.00-12.<strong>30</strong>.uur) (za<br />

2/1 gesloten) en op de even dinsdagen (20.00 -<br />

22.00 uur)


Radewijk<br />

Een werkgroep <strong>van</strong> 10 personen is begonnen<br />

met het schrijven <strong>van</strong> een boek over de<br />

geschiedenis (<strong>van</strong>af 1384 tot heden) <strong>van</strong><br />

Radewijk. Aan de hand <strong>van</strong> de oudste<br />

boerderijen (Hanekamp, Bosman, Broekroelofs,<br />

Takman, Klinge, Stobben, Mas, Snijders en<br />

Veldmans) wordt de historie <strong>van</strong> deze oude<br />

buurtschap in kaart gebracht. Onderwerpen als<br />

de molen Windlust, de jacht, smokkelverhalen,<br />

de vliegtuigcrash tijdens W.O.II, buurtwinkels,<br />

school en het dorpshuis komen eveneens aan<br />

bod.<br />

In een tweede boekwerk (een chronologisch<br />

naslagwerk) zijn zoveel mogelijk kopieën <strong>van</strong><br />

origineel archiefmateriaal opgenomen, zoals<br />

doop-, trouw- en begraafdata, huwelijkse<br />

voorwaarden, testamenten, hypotheken,<br />

momberstellinpen, afrekeningen, boedelbeschrijvingen,<br />

overdrachten, enzovoort. Beide<br />

boeken worden voorzien <strong>van</strong> vele foto's. Mocht u<br />

gegevens en/of foto's in uw bezit hebben, die<br />

voor de schrijvers <strong>van</strong> belang kunnen zijn, dan<br />

vragen we u contact op te nemen met één <strong>van</strong><br />

onderstaande personen. Mocht u geïnteresseerd<br />

91<br />

zijn in deze boeken, dan kunt u zich<br />

eveneens tot onderstaande personen<br />

wenden. U krijgt dan een inschrijfformulier<br />

toegezonden.<br />

Grietje Jonkhans, Stobbenhaarweg 20, 7791<br />

HE Radewijk, 0523-216227<br />

Jan & Janny Woertel, Radewijkerweg 23, 7791<br />

RJ Radewijk, 0523-216374<br />

Erwin Wolbink, Hofweg 31, 7772 GS<br />

Hardenberg, 0523-268400


11. aardappelen, de vroege aardappelen zijn uitmuntend uitgevallen zoo wel wat hoeveelheid<br />

als hoedanigheid betreft; weliswaar heeft zich daarin wederom de bekende ziekte<br />

vertoond, doch is de knol verschoond gebleven; bij de late aardappelen heeft zich<br />

de ziekte ook hier en daar beginnen te vertonen echter alleen in het loof en vleit men<br />

zich dat bij den langzamen voortgang der ziekte de vrucht zelve weinig nadeel daar<strong>van</strong><br />

zal ondervinden.<br />

12. knollen, zijn eerst dezer dagen opgekomen en laten zich goed aanzien.<br />

13. wortelgewassen, deze gewassen worden hier niet aangetroffen dan voor eigen gebruik,<br />

belovende zogenaamde winterwortelen alhier overigens een gunstigen oogst.<br />

14. spurrie, heeft zich na de in de laatste dagen gevallen regen geheel hersteld.<br />

<strong>15</strong>. klaver, dit paarde- en beestenvoeder heeft dit jaar ook het hare wederom ruimschoots<br />

bijgedragen om in derzelver voeding te kunnen voorzien.<br />

16. gras en hooi, het hooi was dit jaar <strong>van</strong> uitmuntende qualiteit, en heeft een vrij voordeeling<br />

gewas opgeleverd; de hooge groengronden waren dit jaar bij uitzondering beter<br />

dan de lage, welk laatste door den langdurigen hoogen waterstand <strong>van</strong> de rivier de<br />

Vecht zeer achterlijk waren.<br />

17. rundvee, niet bijzonder voordeelig, in den voorzomer vond het vee weinig voedsel wegens<br />

de schrale koude weersgesteldheid die den groei <strong>van</strong> het gras zeer tegenhield;<br />

de prijs <strong>van</strong> het vee was in den voorzomer laag wegens gebrek aan voeding, later<br />

werd het vee williger.<br />

18. boter, de boter is ook dit jaar niet ongunstig geweest en is dezelve altijd nog al prijshoudende<br />

geweest.<br />

19. paarden, de paardenfokkerij, hoeveel alhier niet in 't groote plaats vindende, is ook dit<br />

jaar niet ongunstig; en wat de gezondheidstoestand betreft heeft men alle redenen om<br />

daarover te vreeden te zijn.<br />

20. schapen en wol, buitengewone sterfte heeft er dit jaar onder dit diersoorte niet plaatsgehad<br />

en heeft hetzelve eene voldoende hoeveelheid wol opgeleverd.<br />

21. varkens, de prijzen der varkens waren in het voorjaar laag, edoch oogenblikkelijk naar<br />

men zegt, dat zij tegen hoogen prijs worden verhandeld; ziekte in derzelven heeft men<br />

ook alhier niet opgemerkt en begint de tijd om dezelve te mesten alhans eerst aan te<br />

<strong>van</strong>gen.<br />

22. gevogelte, niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

23. bijen, de bijenteelt waar<strong>van</strong> in den streek wegens de uitgestrekte boekweite en heidevelden<br />

veel werk wordt gemaakt, heeft een goed gewin opgeleverd; in den voorzomer<br />

liet het zich met deze tak <strong>van</strong> nijverheid zeer ongunstig aanzien; de nazomer, vooral<br />

de maand augustus, was echter bij uitstek gunstig.<br />

33


"Een goed gewin aan heidehoning"<br />

24. warmoezerijen, wordt hier weinig aangedaan; groenten hebben dit jaar over het algemeen<br />

wel willen groeijen.<br />

25. vruchtboomen, worden hier zeer weinig gevonden; de appel- en pereboomen zijn ongelijk<br />

geladen; de opbrengst zal mi<strong>dd</strong>elmatig zijn; andere vruchtboomen vindt men<br />

hier nagenoeg in het geheel niet.<br />

26. opgaande boomen, worden hier weinig gepoot; voor zoover men kan nagaan is deze<br />

zomer voor het opgaande hout niet ongunstig geweest.<br />

27. akkermaalshout en run, akkermaalshout wordt hier zeer weinig gevonden; er is in dit<br />

jaar hier en daar een weinig gehakt hetwelk even als de run die daar<strong>van</strong> kwam <strong>van</strong><br />

goede hoedanigheid is geweest; hetjaars-lot was buitengewoon gunstig, het eerste lot<br />

daarentegen <strong>van</strong> weinig betekenis.<br />

28. winterhakhout, wordt hier mede weinig of niet gecultiveerd; wegens de goedkoopheid<br />

<strong>van</strong> den turf.<br />

29. twieg en riesweerden, zijn hier niet aanwezig.<br />

<strong>30</strong>. riet en biezen, evenmin.<br />

31. woeste gronden, zijn in dit jaar bijna niet ontgonnen; zullende hier achter spoedig over<br />

een aantal <strong>van</strong> 257 bunders een aan<strong>van</strong>g worden gemaakt, waarvoor de eerste aangifte<br />

onlangs heeft plaats gehad.<br />

34


32. veenderijen, er is dit jaar aan en bij de Dedemsvaart veel turf gegraven, ook sponturf is<br />

wel een derde meer dan vorige jaaren gemaakt; <strong>van</strong> de prijzen valt nog niets bepaalds<br />

te zeggen, doch waarschijnlijk zullen deze nagenoeg dezelfde zijn als het vorige jaar.<br />

33. toestand en verbetering <strong>van</strong> wegen en vaarten, de weg <strong>van</strong> Heemse langs<br />

Heemserveen naar de Dedemsvaart, welke dit jaar als een weg <strong>van</strong> de 3e classe op<br />

het tableau <strong>van</strong> de wegen is gebragt, heeft een vrij aannemelijke verbetering ondergaan<br />

en zal vóór den winter nog verdere verbeteringen bekomen; de dijk te Slagharen,<br />

welke loodregt op de Lutter Hoofdwijk aanschiet is mede merkelijk verbeterd; behalve<br />

de Dedemsvaart en daartoe behoorende wijken zijn in deze gemeente geen kanalen<br />

of vaarten aanwezig.<br />

34. gesteldheid <strong>van</strong> het weder, de weersgesteldheid was in den afgeloopen winter zacht;<br />

de lente en de voorzomer waren vochtig en koud; de maanden juli en augustus bij uitstek<br />

vruchtbaar, zoodat alle gewassen die het vroegere ongunstige weder ha<strong>dd</strong>en geleden,<br />

zich konden herstellen.<br />

35. mest en bemesting, de groote grondeigenaaren aan de Dedemsvaart laten veel mest<br />

per schip <strong>van</strong> elders komen; in de buurtschappen kan men niet dezelve zoo gemakkelijk<br />

aanschaffen en zoude men meer mest kunnen aanwenden dan men thans bij magte<br />

is voort te brengen.<br />

Bron:<br />

Gemeente Archief Hardenberg: In- en uitgaande stukken Ambt Hardenberg.<br />

35


Vaders Erf (huizen <strong>van</strong> naam 3) K.Oosterkamp<br />

Aan de Jachthuisweg, halverwege tussen Hardenberg en Lutten, staat in de driesprong de<br />

grote, mooie boerderij met de naam Vaders erf, met het jaartal 1950<br />

Al <strong>van</strong>af eind negentiende<br />

eeuw woonde daar een familie<br />

Odink, maar pas in<br />

1950 noemde Egbert Odink<br />

zijn boerderij Vaders erf,<br />

waarmee hij dankbaar verwees<br />

naar zijn vader Albert<br />

Lubertus Odink. Ook toen in<br />

1974 de boerderij overging in<br />

handen <strong>van</strong> de familie<br />

Veltink, bleef de boerderij zo<br />

heten.<br />

Het is een echte boerderijnaam.<br />

Immers het was (en<br />

is) voor een boer uiterst belangrijk<br />

dat hij een erfopvolger<br />

had. Daarmee bleven de<br />

bedrijfsinvesteringen in familiebanden:<br />

dan "wist je<br />

waarvoor je werkte". Zo bleven<br />

veel boerderijen generaties achtereen in een en dezelfde familiehand. Op veel boerderijen<br />

in Nederland, en ook aan de Jachthuisweg, werd deze continuïteit met deze naam<br />

uitgedrukt.<br />

Een enkele keer krijgt een<br />

boerderijnaam de functie <strong>van</strong><br />

een toponiem: een aardrijkskundige<br />

naam. Het wordt dan<br />

ook de aanduiding <strong>van</strong> de omgeving,<br />

de streek, de buurt.<br />

Vaders erf is daar een voorbeeld<br />

<strong>van</strong>: de ligging in de driesprong<br />

zal er wel de reden <strong>van</strong><br />

zijn dat de driesprong de naam<br />

<strong>van</strong> de boerderij heeft gekregen.<br />

Op de toeristenkaart <strong>van</strong><br />

Hardenberg en omgeving kunnen<br />

we de naam in deze functie<br />

aantreffen.<br />

36<br />

(met dank<br />

J.H.Veltink)<br />

aan de heer


Geert Reinders en de runderpest G.J. lemhoff<br />

Een werkgroep <strong>van</strong> de Historische Vereniging Winsum-Obergum (Gr.) heeft een boek geschreven<br />

en uitgegeven getiteld 'De levensschets <strong>van</strong> Geert Reinders'. Geert Reinders<br />

was een Groninger boer die gewoond en geleefd heeft te Winsum <strong>van</strong> 1737 tot 18<strong>15</strong>.<br />

Er waren reeds eerder publicaties over de activiteiten <strong>van</strong> Geert Reinders verschenen,<br />

maar de werkgroep heeft ze nog eens goed leesbaar op een rij gezet. Geert Reinders<br />

kreeg destijds vooral bekendheid als bestrijder <strong>van</strong> de runderpest en grondlegger <strong>van</strong> de<br />

immunologie in de dierziektebestrijding.<br />

Wat varkenspest is, zal de lezer wel bekend zijn. Ook welk een ramp dat verleden jaar<br />

heeft veroorzaakt.<br />

Maar eeuwen geleden had men te kampen met runderpest.<br />

De historicus <strong>van</strong> Muilwijk schrijft daarover het volgende: 'In 1713 valt de veepest Holland<br />

binnen. In Noord-Holland bezwijkt tussen 1744 en 1756 tweederde <strong>van</strong> de veestapel en in<br />

Friesland meer dan 100.000 stuks! Bij de veetelling in 1800 zijn in het hele land nog maar<br />

261.000 stuks rundvee over!'.<br />

Ter vergelijking: in 1939 bedroeg het totaal aantal melkkoeien in ons land 1.443.000! Wat<br />

is nu vooral de verdienste geweest <strong>van</strong> Geert Reinders als bestrijder <strong>van</strong> de runderpest?<br />

Hij wist na langdurige praktijkproeven, ook op zijn eigen bedrijf een effectieve methode<br />

<strong>van</strong> voorbehoedende inenting te ontwikkelen.<br />

In de medische wereld was immunologie destijds wel bekend, maar Reinders wist een<br />

praktisch toepasbare methode te vinden die het vee onvatbaar maakte voor runderpest.<br />

Nu denkt men misschien dat hij bij zijn pioniersarbeid veel enthousiasme en medewerking<br />

zal hebben ondervonden. Het tegendeel is waar. Er bestond in die eeuwen over ziekte<br />

en ziektebestrij-ding nog veel onwetendheid en conservatief begrip. Men vond het<br />

helemaal ontoelaatbaar om ziekte te gaan bestrijden<br />

nog voor die was uitgebroken. Toch wist Geert<br />

Reinders met de taaiheid en vasthoudendheid een<br />

Groninger boer eigen, door te zetten en te slagen.<br />

Bij bovenstaande weergave <strong>van</strong> runderpest in het<br />

Noorden en Westen <strong>van</strong> ons land, komt de vraag op:<br />

'Heeft deze ziekte ook in het Oosten <strong>van</strong> ons land<br />

geheerst?'.<br />

In 't bijzonder ook in N.O.-Overijssel? Zoals zovaak<br />

stuiten we hier weer op het grote manco aan<br />

historische gegevens over deze streken. In de oude<br />

markeboeken bijv. is er vrijwel niets over te vinden en<br />

ook verschillende schrijvers over die periode<br />

vertellen er slechts terloops iets over. Misschien<br />

moeten we daarbij in aanmerking nemen, dat in de<br />

18 e eeuw schapenteelt hier op de bedrijven hoofdzaak<br />

was en de rundveehouderij nog weinig te betekenen<br />

had.<br />

Anonieme en niet gedateerde lithografie<br />

<strong>van</strong> geert Reinders naar<br />

het geschilderde portret <strong>van</strong><br />

Cornelis Cuylenburg (1797).<br />

(Familie-archief Mi<strong>dd</strong>elstum. Foto<br />

F. Lemstra).<br />

37


Zelfs bij de veetelling in 1800 bedroeg het gemi<strong>dd</strong>elde aantal rundvee in het Schoutambt<br />

Hardenberg nog maar vier tot zes stuks per bedrijf, jongvee inbegrepen! De kans op<br />

besmetting was niet zo groot als in het noorden en westen waar veel meer veehandel<br />

was en ook import.<br />

Toch dient ook hier de zoektocht niet te snel te worden opgegeven. In het boek 'Heemse',<br />

(Hof-Bosch-en Veldzangen) <strong>van</strong> de bekende dichteres <strong>van</strong> Heemse Clara Feyoena <strong>van</strong><br />

Raesfelt-<strong>van</strong> Sytzama, in 1990 heruitgegeven door onze Historische Vereniging met inleiding<br />

en aantekeningen door K. Oosterkamp, wordt melding gemaakt <strong>van</strong> deze ziekte en<br />

haar vreselijke gevolgen.<br />

In dit boek geeft Clara Feyoena (een tijdgenote <strong>van</strong> Geert Reinders!) haar treurnis over de<br />

runderpest weer met de volgende dichtregels:<br />

Maar ach! ik denk met schrik aan die geduchte kwaal<br />

Die onze rund'ren trof, nu reeds zo meenigmaal<br />

Daar nimmer artzenij haar woeden kon verzagten.<br />

Hoe dikwijls hoorde 't veld de bittre jammerklachten<br />

Des armen landmans, die zijn rijkdom, zijn gewin,<br />

Bij 't aaklig kermen <strong>van</strong> zijn schreiend huisgezin,<br />

Met eigen handen moest in kuil bij kuil begraven,<br />

Daar niets hem overbleef om 't kwijnend kroost te laven,<br />

Dan scheen het menigmaal, of 't redeloze vee,<br />

In 't kermend loeien, om zijn doodlijk hartewee,<br />

Ons toeriep: menschen, 't zijn uw schulden die ons plagen!<br />

't Is uwe dertelheid, daar wij de straf <strong>van</strong> dragen!<br />

Och had die jammertaal <strong>van</strong> 't schuldverwijtend beest,<br />

Een hoorend oor verwekt, en een verslagen geest!<br />

Daar Gods Barmhartigheid den mensch noch wou verschoonen<br />

Schoon hij zijn heilig recht wilde aan ons vee betoonen.<br />

Wie kent de plagen die Hij in zijn schatten bergt,<br />

Voor hem die snood verhard zijn heilige oogen tergt!<br />

Hoe schielijk kon die pest ons onze weelde ontleeren!<br />

Hoe schielijk overvloed in woest gebrek verkeeren!<br />

Derde zang vs 205-224<br />

38<br />

Tafereel <strong>van</strong> de runderpest<br />

in 1745. Naar een<br />

gravure <strong>van</strong> Jan Smit.


Ook in het boek over Geert Reinders wordt Clara Feyoena aangehaald als de Winsumer<br />

dichteres, ook i.v.m. de runderpest. Zij heeft nl. <strong>van</strong> 1732 tot 1750 gewoond op de<br />

Tammingaborg te Bellingeweer dat in de buurt <strong>van</strong> Winsum ligt voordat zij naar Heemse<br />

ging-Maar er is nog een bron die ons iets vertelt over deze runderziekte. De familie<br />

Habers-Lambers te Ane en de familie Snijders-Lambers te Den Velde hebben een kopie<br />

<strong>van</strong> een oud geschrift in hun bezit.<br />

(Het origineel is blijkbaar verloren gegaan) Afkomstig <strong>van</strong> Jan Hermsen Zwijze, boer op<br />

het Odink te Den Velde in de 18 e eeuw.<br />

Deze Jan Zwijze is een telg uit één <strong>van</strong> de oudste boerengeslachten in deze omgeving.<br />

Al in het jaar <strong>15</strong>00 deden de Zwijzes als vrije boeren zaken met de monniken <strong>van</strong> het<br />

klooster Sibculo.<br />

In bovengenoemd geschrift begint Jan Zwijze in 1745 met allerlei aantekeningen over zijn<br />

familie en zijn bedrijf. Hij schrijft dan o.a.:<br />

'In de maant Augusti (1752) 12 biesten afstorven aan de besmettelijke ziekte - 6 koebeesten<br />

1 os en 5 kalver-de eerste dik weer koft kost <strong>30</strong> gulden 1 koe <strong>van</strong> onze volk te Lozen<br />

koste 38 gulden <strong>van</strong> Andries op de brink was gebetert kost 86 gulden op Ulzer laatze<br />

markt koft ik een sterken biest kost 14 gulden.<br />

Doe ik wer kwam wiren alde biesten hyer aan de ziekte storven kregen wi 3 weer 1 koe koft<br />

wi <strong>van</strong> Stoeten Hendrik koste 40 gulden. Haden wi 3 weken storven alle 3 weer'.<br />

In 1778 blijkt op zijn boerderij de ziekte opnieuw te zijn uitgebroken en hij schrijft daarover<br />

het volgende:<br />

'1778 huyr (hier) de ziekte onder de bieste 4 enterkalver en 1 kalf en half jaar out afstorven<br />

en 1 koe. 1 koe 1 sterke 1 osbiest 1<br />

bülkalf 1 sterkenkalf <strong>van</strong> Hendrik<br />

Bosscher koft kost 12 gulden in de<br />

maant meert'.<br />

Wat opvalt in de aantekeningen <strong>van</strong><br />

Jan Zwijze is dat hij voor die tijd al een<br />

behoorlijke rundveestapel bezit.<br />

Verder dat hij het woord pest niet<br />

noemt. Toch is het vrijwel zeker dat die<br />

besmettelijke ziekte runderpest is<br />

geweest. Zowel in 1752 als in 1778<br />

heerste er in Nederland runderpest.<br />

Dat hij het woord pest niet noemt, kon<br />

wel eens te maken hebben met een<br />

zeker taboe op dat woord. Tot voor<br />

kort kenden we hier ook zoiets. Bij<br />

ernstige ziekten of gebeurtenissen<br />

werd daar dan verhullend over<br />

gesproken. Bij een ziekte als kanker<br />

bijv. werd angstvallig het woord De gang <strong>van</strong> zaken en hulpmi<strong>dd</strong>elen bij een inen-<br />

'kanker' vermeden maar men zei: 'Hi-j ting tegen de runderpest, uit een te Berlijn ver-<br />

hef de verkeerde kwoale'.<br />

schenen publicatie <strong>van</strong> W. Schumacher uit 1793.<br />

3<br />

9


De methode om door mi<strong>dd</strong>el <strong>van</strong> voorbehoedende inenting runderpest te bestrijden, blijkt<br />

ook in de overige delen <strong>van</strong> het land, zoals in Overijssel maar heel langzaam ingang te<br />

vinden.<br />

De bezwaren die er in Groningen tegenin werden gebracht hebben ook in Overijssel dezelfde<br />

achtergrond.<br />

In de 19 e eeuw breekt in Overijssel nog herhaaldelijk pest uit. Volgens het Gemeentearchief<br />

krijgt ook Hardenberg daar<strong>van</strong> zijn deel.<br />

De overheid blijkt tenslotte maatregelen te nemen. Bij constatering <strong>van</strong> pest wordt de hele<br />

rundveestapel op de boerderij afgemaakt en verspreiding <strong>van</strong> de ziekte tegengegaan<br />

"door wachters rondom het boerenerve te plaatsen" (!) Verder wordt de invoer <strong>van</strong> vee<br />

verboden.<br />

Mede door de pioniersarbeid <strong>van</strong> Geert Reinders is ons land al meer dan een eeuw vrij<br />

<strong>van</strong> runderpest.<br />

Geert Reinders ligt begraven op het kerkhof bij de hervormde kerk in Winsum.<br />

Op zijn grafsteen staat o.a.:<br />

Hier rust die <strong>van</strong> zijn vroegsten tijd<br />

Naar wijsheid zocht door eigen vlijt<br />

Die reeds als boer zijn kundigheen<br />

Steeds dienstbaar maakt' aan 't Algemeen<br />

Vooral toen tegen pest en dood<br />

Hij 't kostlijk rund zijn bijstand bood<br />

Die elk in vreugd of droeven staat<br />

Belangloos hielp met raad en daad.<br />

En naderhand in eiken stand<br />

en sieraad was <strong>van</strong> 't Vaderland.<br />

Bron:<br />

De levensschets <strong>van</strong> Geert Reinders 1737-18<strong>15</strong> Uitg.<br />

Werkgroep 'Winsumer schrijvers en schrijfsters'.<br />

40


'Onderdeurtiesproat' J. Luisman-de Jonge<br />

Roggeriempie:<br />

Veertien wekke gruien,<br />

veertien dage bluien<br />

veertien dage riepen<br />

veertien dage striepen<br />

Op Oanerveense boeren: 'D'r komp een<br />

schoer', zee Drentenboer 'D'r komp niks<br />

<strong>van</strong>', zee Bongeljan 't Is verteerd', zee<br />

Stroevengeert<br />

Van boer noar borger<br />

dat giet as een orgel<br />

Van borger noar boer<br />

dat giet zoer!<br />

Op Old-Banthemse inwoners:<br />

Waterinks Jan die telt zien geld Doar is<br />

Bouwsboer ok op gesteld Kelder Roelf<br />

woont an de Steege Woestkaamp<br />

woont 'n bettien leger Oalbersboer met<br />

't dikke lief Meesters Evertjan die löp zo<br />

stief Kasper zien Jans dat is een snieder<br />

Ni-jman is 'n krubbenbieter Kampman<br />

zien Hendek is kort en bundig Bakker<br />

zien Derk is onbenundig Olsman<br />

Hendek is netties en secuur Bekman<br />

Berend Jan zit graag bi-j 't vuur Mölink<br />

Geert Jan met zien grote klompe<br />

Mansboer die woont an de pompe<br />

41


Boerderijbranden J. Luisman-de Jonge<br />

Boerderijbrand te Sibculo in 1829<br />

Ter voldoening <strong>van</strong> een besluit door de gouverneur <strong>van</strong> de provincie Overijssel, genomen<br />

op <strong>30</strong> april 1817 om calamiteiten direct te melden, schrijft Jan Odink Dzn op 7 mei 1829<br />

een brief naar Zwolle.<br />

Eén dag na de fatale brand in Sibculo, waarbij een boerengezin ternauwernood aan de<br />

vlammen ontkwam.<br />

Jan Odink, assessor (wethouder) <strong>van</strong> de gemeente Ambt Hardenbergh is hiertoe gemachtigd<br />

omdat burgemeester Anthonie <strong>van</strong> Riemsdijk afwezig is. Aan de hand <strong>van</strong> deze<br />

uitvoerige brief, die in het gemeentelijk archief <strong>van</strong> Hardenberg bewaard ligt, is de<br />

geschiedenis <strong>van</strong> die noodlottige brand tot in details te reconstrueren:<br />

Het is een mooie voorjaarsavond in het begin <strong>van</strong> mei.<br />

Martinus <strong>van</strong> Tongeren, commies te voet der 3 e klasse is in de omgeving <strong>van</strong> Sibculo op<br />

surveillance. Nadat de zon achter de glooiingen <strong>van</strong> het landschap verdwenen is, gaat<br />

langzamerhand de schemering over in nachtelijk donker. De commies zal na z'n diensturen<br />

zijn slaapvertrek bij het boerengezin Mollen in de buurtschap Sibculo weer op kunnen<br />

zoeken. Hij heeft een goed kosthuis getroffen bij Hendrik Mollen, die een boerderij,<br />

het erve Hekgeerts, pacht <strong>van</strong> Berend Venebrugge, grootgrondbezitter uit Venebrugge<br />

aan de grens. Hendrik en z'n vrouw Berendina Meijer en hun drie jonge kinderen, Hermen<br />

<strong>van</strong> zes, Diena <strong>van</strong> vier en de kleine<br />

Mannes <strong>van</strong> een half jaar bewonen<br />

deze boerderij. Op stal hebben ze<br />

twee paarden, drie koebeesten, twee<br />

vaarzen, een kalf en een ku<strong>dd</strong>e schapen.<br />

't Is stil in de omgeving <strong>van</strong> Sibculo.<br />

Iedereen heeft zich op dit uur ter ruste<br />

begeven. Alleen de commies doet z'n<br />

werk. Ook in het donker <strong>van</strong> de nacht<br />

kent hij elk weggetje, elke boomen<br />

elke veenplas. Soms staat hij even stil<br />

als hij meent iets verdachts te horen.<br />

Dan loopt hij weer verder. De rust is<br />

volmaakt in deze zachte meinacht.<br />

Toch voelt hij zich niet op z'n gemak.<br />

Hij heeft een gevoel of er ergens<br />

onraad is. Weer staat hij even stil.<br />

Uit Kadastr. Atlas: De Kern <strong>van</strong> Sibculo in 1832<br />

Al z'n zintuigen staan op scherp, 't Is of<br />

Mi<strong>dd</strong>enonder 't Hekgeerts. Aan de vorm <strong>van</strong> de<br />

er een brandlucht hangt. Hij probeert<br />

huizen (gestreepte blokjes) is te zien dat ze<br />

de duisternis te doorboren en als hij<br />

allemaal een 'onderschoer' ha<strong>dd</strong>en. De daken<br />

zich omkeert ontdekt hij achter het<br />

waren met stro gedekt. Landschappelijk moet het<br />

dennebos het schijnsel <strong>van</strong> een<br />

een prachtig geheel geweest zijn.<br />

flauwrode gloed.<br />

42


Er is brand! Het wordt hem angstig te moede als hij hard lopend de richting bepaald<br />

heeft... Buiten adem komt hij aan bij de boerderij <strong>van</strong> Hendrik Mollen. Rook walmt hem tegemoet.<br />

In het achterhuis ziet hij vlammen.<br />

Maar er is geen mens te zien. Martinus weet precies bij welk raampje hij moet zijn om de<br />

boer te wekken. Hij bonst met beide vuisten op het kleine venster, al schreeuwend:<br />

'Brand! Brand!' Hij trapt met al z'n kracht de zijdeur in en vliegt naar binnen. Het achterhuis<br />

brandt als een fakkel.<br />

Inmi<strong>dd</strong>els zijn Hendrik en z'n vrouw Berendina klaar wakker uit de bedstee gesprongen en<br />

in één enkel ogenblik heeft Hendrik de beide kinderen Hermen en Diena onder de arm terwijl<br />

z'n vrouw de kleine Mannes uit de wieg grijpt. Martinus doet bliksemsnel de voordeur<br />

wijd open waarna hij naar het dicht bij de boerderij staande schapenschot vliegt om de<br />

grendel <strong>van</strong> de deur te doen. Berendina staat in haar nachthemd met de huilende kinderen<br />

op een afstand radeloos toe te zien. De schuur en het schapenschot hebben nu ook<br />

vlam gevat en Hendrik doet vergeefse pogingen het loeiende vee te re<strong>dd</strong>en. De schapen<br />

zijn in grote verwarring de heide op gerend.<br />

Voor de paarden, de koeien en het kalf komt re<strong>dd</strong>ing te laat. Ze komen jammerlijk om in de<br />

vuurzee.<br />

Nog voordat er hulp <strong>van</strong> buitenaf komt is de boerenwoning, de schuur en het schapenschot<br />

een prooi der vlammen. Hendrik loopt vertwijfeld rond. Bij zijn pogingen het vee te<br />

re<strong>dd</strong>en heeft hij zijn ledematen ernstig verbrand. Het gezin wordt bij buren en familie ondergebracht.<br />

Martinus <strong>van</strong> Tongeren is na zijn moedig optreden op veilige afstand <strong>van</strong> het brandende<br />

huis met bonzend hart op de grond gaan zitten. Hij verbergt z'n gezicht in z'n handen en<br />

bedenkt dat hij bij dit ongeluk zijn hele bezit is kwijtgeraakt. Zijn koffer, zijn kleren en lijfstoebehoren,<br />

zijn wapens, zijn akte <strong>van</strong> aanstelling en wetboeken, zijn meubels, alles is<br />

verbrand.<br />

Omtrent de oorzaak <strong>van</strong> de brand tast men in het duister. Waarschijnlijk is ze in het achterhuis<br />

ontstaan.<br />

Hendrik Mollen weet zeker dat hij geen lamp of licht ontstoken heeft en helemaal niet met<br />

vuur op de deele geweest is voordat ze naar bed gingen.<br />

De volgende morgen bij het opkomen <strong>van</strong> de zon staan er slechts enkele stukken muur<br />

overeind. Niets is er <strong>van</strong> de gebouwen behouden gebleven.<br />

Met uitzondering <strong>van</strong> de schapen is Hendrik Mollen al z'n have en goed kwijt. Z'n voorraad<br />

boekweit, rogge, garst, zaaylijnzaad, haver, dakschoven, stroo, klopgarven en allerlei<br />

soorten mondbehoeften.<br />

Reeds op 7 mei, de dag na de brand schrijft Jan Odink, de wethouder <strong>van</strong> de gemeente<br />

Ambt Hardenbergh aan de heer Gouverneur <strong>van</strong> Overijssel te Zwolle de brief met alle bijzonderheden<br />

over de brand.<br />

Ook dat de commies te voet Martinus <strong>van</strong> Tongeren aldaar gestationeerd is en een kamer<br />

<strong>van</strong> het bedoelde huis bewoonde en bij deze brand het grootste gedeelte <strong>van</strong> zijn lijfstoebehoren,<br />

alsook zijn akte <strong>van</strong> aanstelling kwijt is.<br />

Odink stelt vast dat de gebouwen vermoedelijk voor brandschade verzekerd zijn maar omdat<br />

Berend Venebrugge niet te bereiken was, kon hij zich daar<strong>van</strong> niet vergewissen. Het<br />

huisgezin <strong>van</strong> Hendrik Mollen is echter niet tegen brand verzekerd en is daardoor in de<br />

43


grootste armoede gedompeld. Met eigen mi<strong>dd</strong>elen komen ze deze ramp niet te boven.<br />

Odink vraagt vermindering <strong>van</strong> belasting aan en tegemoetkoming in de geleden verliezen<br />

uit de daartoe bestaande Fondsen.<br />

Ook belooft hij de gouverneur dat, zodra het vereiste proces-verbaal opgemaakt is, hij dit<br />

aan hem verzenden zal.<br />

Jan Odink eindigt de brief met: 'Bevelende de schade intussen ten zeerste in Uwe<br />

Excellentie's Protectie aan. Waartoe en waarmede ik de Eer hebbe gehoorzaamst te verblijven'.<br />

Proces verbaal <strong>van</strong> de schade<br />

De heer Voorthuisz <strong>van</strong> het arrondissement Deventer, controleur der directe belastingen<br />

in- en uitgaande regten en accijnsen in de divisie Ommen gaat op 9 mei samen met Jan<br />

Odink assessor bij het gemeentebestuur <strong>van</strong> Ambt Hardenbergh, wonende te Heemse (bij<br />

absentie <strong>van</strong> burgemeerster <strong>van</strong> Riemsdijk) naar de verbrande gebouwen op het erve<br />

Hekgeerts nr. 5 ter buurtschap Sibculo, toebehorende aan de heer Berend Venebrugge<br />

Carels zoon, koopman, wonende op de Venebrugge.<br />

Samen stellen ze de schade vast <strong>van</strong> de brand op 6 mei, tengevolge waar<strong>van</strong> 'hetzelve<br />

woonhuis, schuur en schapeschot benevens alle zich aldaar in bevindende goederen door<br />

de vlam verteerd geworden is'.<br />

De controleur schrijft: 'Gemelden Heer assessor mij derwaards vergezeld hebbende zo<br />

zijn wij tot de waardering <strong>van</strong> hetgeen voor den eigenaar en bewoners ten deezen verloren<br />

is, overgegaan en hebben het verlies als volgd vastgesteld'.<br />

Voor den Heer Venebrugge Czn.<br />

Een Huis, zijnde eene boerenwoning Nr. 5 gewaardeerd op f. 1450,00<br />

Een Schuur gewaardeerd op f. 250,00<br />

Een Schapeschot op f. <strong>15</strong>0,00<br />

44<br />

Aan de Paterswal nr.<br />

1 te Sibculo staat op<br />

de plaats <strong>van</strong> het<br />

vroegere 'Hekgeerts'<br />

dit huis, bewoond<br />

door familie Kwakkel.


Verder volgt hier een gedeelte <strong>van</strong> de originele lijst <strong>van</strong> goederen en gebruiksvoorwerpen<br />

die 170 jaar geleden tot de inboedel <strong>van</strong> een doorsnee boerengezin behoorden.<br />

Nadat de burgemeester een afschrift ont<strong>van</strong>gen had <strong>van</strong> het proces-verbaal maakte hij<br />

een staat op <strong>van</strong> 'Verliezen die door onvoorziene Rampen geleden zijn in de Gemeente<br />

<strong>van</strong> het Ambt Hardenberg'.<br />

Hierop staat nog eens uitvoerig vermeld wat de aard en de bedragen <strong>van</strong> de verliezen waren.<br />

Berend Venebrugge was verzekerd tegen deze schade, maar Hendrik Mollen en de commies<br />

moesten maar afwachten wat ze uitgekeerd zouden krijgen uit 'de daartoe bestemde<br />

Fondsen'.<br />

45


Boerderijbrand te Wielen in 1854 (2)<br />

Het is in de maand juli <strong>van</strong> het jaar 1854. In de keuken <strong>van</strong> boerderij lemhoff te Wielen (D)<br />

is een dienstbode bezig in een pan boven het vuur vet te smelten. Plotseling krijgt ze de<br />

vlam in de pan. In paniek rent ze met de brandende pan de deel op. Op dat moment zijn<br />

daar enkele knechten bezig met een dorsstok aan het dorsen. Daardoor hangt er een<br />

dichte mist <strong>van</strong> stof.<br />

Als de dienstbode met die brandende pan vet de deel opvliegt, vat dat stof onmi<strong>dd</strong>ellijk<br />

vlam, gevolgd door een stofexplosie. Al het stro op de vloer, het hooi op de 'slieten' boven<br />

de deel, alles wat branden wil vat ogenblikkelijk vlam. In razend tempo verspreidt zich het<br />

vuur zodat in een ommezien de hele boerderij in lichter laaie staat. Iedereen rent hevig geschrokken<br />

door die plotselinge brand naar buiten. Aan blussen valt niet te denken.<br />

Omdat de boer en de boerin die dag niet thuis zijn heeft een oudere dienstbode de zorg<br />

over hun drie kleine kinderen. Zij is ook met de anderen naar buiten gevlucht. In de paniek<br />

en verwarring realiseert ze zich opeens dat het jongste kind nog binnen in één <strong>van</strong> de kamers<br />

ligt te slapen. Met gevaar voor eigen leven rent ze weer naar binnen en weet het kind<br />

op het nippertje uit de vlammen <strong>van</strong> de brandende boerderij te re<strong>dd</strong>en. De overlevering<br />

vertelt verder dat deze dienstbode voor haar dappere daad later bij haar huwelijk <strong>van</strong> de<br />

dankbare ouders haar gehele uitzet cadeau kreeg.<br />

De boerderijbrand is in de omgeving het gesprek <strong>van</strong> de dag. Naar later blijkt, zelfs in de<br />

verre omtrek want de brand heeft nog een minder mooi staartje gekregen.<br />

De boerderij in Wielen (D)<br />

± 1920.<br />

In het gemeentearchief <strong>van</strong> Hardenberg is over deze historie een interessante correspondentie<br />

bewaard gebleven.<br />

De Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus, de heer Lampert schrijft in een brief aan burgemeester Van<br />

Delden <strong>van</strong> Stad Hardenberg het volgende:<br />

'De in Hardenbergh wonende ds. Bosch heeft bij zijn laatste bezoek aan zijn broer in<br />

Uelsen verteld, dat enige tijd geleden twee mannen die zich voor afgevaardigden <strong>van</strong><br />

Neuenhaus uitgegeven hebben en zich legitimeerden met een overheidsbewijs, een aanzienlijke<br />

som geld ingezameld hebben in de omgeving <strong>van</strong> Zwolle. Ze gaven zich uit alscollectanten<br />

ten behoeve <strong>van</strong> de door brand getroffen landbouwer lemhoff in Wielen.<br />

Nadat ik dit gerucht vernomen had <strong>van</strong> de broer <strong>van</strong> ds. Bosch heb ik navraag gedaan bij<br />

de burgemeester in Zwolle. Die berichtte mij dat daar geen inzameling had plaats gevon-<br />

48


den. Het vermoeden bestond echter dat dit in Zuthum geweest was. Ik verzoek U Welgeboren<br />

bij ds. Bosch over de toedracht nadere inlichtingen in te winnen en mij het resultaat<br />

te melden.<br />

Ik wil nog opmerken dat de bewuste vergunning en legitimatiebewijzen voor die inzameling<br />

hier niet afgegeven zijn, en dat dus als toch dergelijke papieren vertoond worden, de<br />

vervaardigers er<strong>van</strong> bedriegers geweest moeten zijn.'<br />

Burgemeester Van Delden <strong>van</strong> Stad en Ambt Hardenberg moet wel even verbaasd gekeken<br />

hebben na het lezen <strong>van</strong> dit epistel. Hij schrijft vlug een briefje naar ds. Bosch:<br />

Heemse, 12 augustus 1854 Weleerwaarde Heer en Vriend.<br />

Bijgaande brief ontving ik heden <strong>van</strong> de heer Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus. Een paar woorden<br />

<strong>van</strong> opheldering zouden mij hoogstaangenaam zijn. Hebt U Ed lust om morgenavond<br />

een kopje thee bij mij te komen gebruiken? Dan kunnen wij die zaak mondeling behandelen.<br />

Morgennami<strong>dd</strong>ag in de kerk alhier kan ik in persoon het antwoord op deze vraag vernemen.<br />

Na vriendelijke groet, ook aan de geachte familie noem ik mij Uw Vriend.<br />

J. <strong>van</strong> Delden.<br />

Als ds. Bosch 's zondagsavonds bij burgemeester Van Delden 'op de thee' komt vertelt hij<br />

het volgende verhaal:<br />

'Ik was voor enige tijd mij te Zwolle bevindende met het voornemen om per diligence naar<br />

Hardenberg te vertrekken.<br />

De logementhouder Reyerink op Den Dijk te Zwolle bij wien de diligence afrijdt sprak mij<br />

aan over de brand bij lemhoff te Wielen. Hij vertelde dat er in Zwolle en omgeving een collecte<br />

was gehouden ten behoeve <strong>van</strong> den landbouwer lemhoff welke door dien brand alles<br />

zoude hebben verloren en dat die collecte een niet onbeduidende som zoude hebben<br />

opgebracht. De heer Reyerink noemde iemand die door medelijden bewogen een milde<br />

bijdrage gegeven had.'<br />

De burgemeester en de dominee vonden dit een hoogstmerkwaardige zaak en zullen er<br />

onder het genot <strong>van</strong> een kopje thee nog wel<br />

een poosje over doorgeboomd hebben. Nog<br />

diezelfde avond zet de burgemeester zich aan<br />

z'n bureau om de Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus te<br />

antwoorden op zijn brief. Hij schrijft o.a.<br />

Ik ben er <strong>van</strong> overtuigd dat enkele bedriegers,<br />

zoals meer gebeurt, geprobeerd hebben <strong>van</strong><br />

die ramp te profiteren. Indien U Edelgeboren<br />

een onderzoek naar die zaak mocht gelieven<br />

te doen zoude het mij wen-schelijk voorkomen<br />

dat U Edelgeboren zich wendt tot den heer<br />

Commissaris <strong>van</strong> Policie<br />

te Zwolle. Het ware te hopen dat de bedrie-<br />

gers werden opgespoord. met het voornemen om per diligence .<br />

naar Hardenberg te vertrekken<br />

49


Oogstlied Vrij naar A.C.W. Staring door J. Luisman-de Jonge<br />

50<br />

Sikkels blinken Sikkels<br />

klinken Ruisend valt het<br />

graan Zie de bindsters<br />

garen Zie in lange<br />

scharen Garf bij garven<br />

staan<br />

Trekkers blinken<br />

Trekkers klinken Sneller<br />

valt het graan Zie de<br />

raad'ren pakken En de<br />

bundels smakken Langs<br />

de brede baan<br />

Trekkers blinken<br />

Trekkers klinken De<br />

bestuurder zweet Laat<br />

de tractor zwenken<br />

Onder 't vrolijk denken<br />

Dat dit oogsten heet<br />

Combines grommen<br />

Combines brommen In<br />

gezwinde maat Zie de<br />

halmen komen In de<br />

dorsbak stromen<br />

Oogsten in 't kwadraat<br />

Combines brommen<br />

Combines grommen<br />

Alles loopt gesmeerd<br />

Dankzij de computer<br />

Nooit meer dat geploeter<br />

De techniek regeert


Het boerenleven in Oostloorn J. te<br />

Bokkel<br />

Honderd jaar geleden schreef ds. Sibold Ulfers het boek "Oostloorn". In geromantiseerde<br />

dorpsschetsen krijgen we een beeld voorgeschoteld <strong>van</strong> personen en hun belevenissen in<br />

de plaats Hardenberg. Ds. Ulfers heeft als predikant onder andere in Oldemarkt gestaan<br />

en hij bezocht <strong>van</strong> daaruit regelmatig een bevriende dominee in Hardenberg. In dit artikel<br />

kijken we naar een aantal opvallende aspecten <strong>van</strong> het<br />

boerenleven, waarbij we steeds moeten bedenken dat<br />

we door de bril <strong>van</strong> ds. Ulfers naar Hardenberg<br />

kijken.<br />

"Ik heb de schoonheid gezien <strong>van</strong> het leven der land<br />

bouwers tussen hun akkers en korenvelden onder de<br />

wolkenhemel. Ook heb ik de schoonheid gezien <strong>van</strong> het<br />

leraarsambt onder die lieden. En <strong>van</strong> die schoonheid ga<br />

ik hier vertellen. Als er moraal ligt in de vertelling, wel<br />

nu...!" (p. 6)<br />

Toen ik op de bibliotheekacademie in Deventer vertelde<br />

dat ik in Hardenberg woonde, declameerde de toenmali<br />

ge directeur, de heer Tj. Meijer, spontaan deze regels.<br />

Hij wees mij zo op het bestaan <strong>van</strong> het boek "Oostloorn".<br />

Wat hebben de boeren toch een prachtig beroep - en do<br />

centen niet minder, al zal Ulfers hier het predikantsbe<br />

roep op het oog gehad hebben - roepen deze regels ons<br />

luide toe als motto vooraf. kopie voorplaat<br />

"De rijkste boerderij in Oostloorn was die <strong>van</strong> Harders." (p. 55)<br />

Drie pagina's lang heeft Ulfers nodig om de boerderij <strong>van</strong> Harders te beschrijven. Hij laat<br />

ds. Walter naar de boerderij wandelen en deze komt eerst langs prachtig groene weilanden<br />

met veel vette koeien. Vervolgens ziet hij akkers met koren, klaver, aardappelen en<br />

rogge. De oogst wordt natuurlijk overvloedig! De boerderij wordt omringd door koele bomen<br />

en frisse, goed onderhouden schuren voor vee en voorraden. En wat een knechts en<br />

meiden lopen er rond, allemaal druk bezig met hun eigen taak. Eindelijk komen we in het<br />

rustig zenuwcentrum in de mooie kamer <strong>van</strong> de boerderij: Boer Harders zelf. Natuurlijk<br />

raakt iedereen <strong>van</strong> zoveel rijkdom onder de indruk, ook de dominee. Maar omdat een<br />

dominee geen onderscheid mag maken tussen mensen, rijk of arm, krijgt ds. Walter het<br />

er moeilijk mee. Zeker als boer Harders later een knecht beschuldigt <strong>van</strong> diefstal en hem<br />

meent te moeten ontslaan. De knecht komt letterlijk met zijn hele gezin op straat te<br />

staan en ds. Walter neemt het, tevergeefs, op voor de knecht. Na weken komt boer<br />

Harders er achter dat het ontslag onterecht geweest is; zijn knecht gaat vrijuit. Maar dan<br />

komt de werkelijke grootsheid <strong>van</strong> de boer over het voetlicht: De boer gaat eerst naar de<br />

dominee, zijn criticus, om zijn ongelijk te bekennen. Vervolgens spreekt hij na de<br />

kerkdienst de bevolking toe. Harders rust niet voor de knecht is teruggehaald en bij<br />

iedereen in ere is hersteld.<br />

Een boer moet streng zijn, eerlijk en rechtvaardig, maar hij moet ook zijn fouten oprecht<br />

onder ogen durven zien, wat daar de consequenties ook <strong>van</strong> zijn. Niemand lijkt Harders<br />

echt te kunnen helpen, want praktisch nooit laten mensen hun gevoelens <strong>van</strong> goed- of af-<br />

51


keuring rechtstreeks zien. De knecht wordt hoog op de wagen <strong>van</strong> de boer teruggehaald,<br />

met de boer lopende er naast. Iedereen ziet het, maar doet juist of hij/zij niets in de gaten<br />

heeft. Pas als er later een nieuwe burgemeester moet komen, dan wil men Harders, want<br />

men is zeer tevreden over zijn aanpak <strong>van</strong> deze zaak.<br />

Zo'n grote boer wil iedereen wel worden. Maar het openlijk laten merken <strong>van</strong> die ambitie<br />

wordt niet gewaardeerd.<br />

Het verhaal over llting, de klokkenluider, vertelt dat llting met een vriend een stuk hei koopt<br />

om te ontginnen. Dat moet het begin worden <strong>van</strong> een welvarende boerderij <strong>van</strong> het formaat<br />

<strong>van</strong> boer Harders, dat is de droom <strong>van</strong> llting.<br />

Maar ach, hij had beter moeten weten! De hei wint het steeds weer <strong>van</strong> het grasland. Als<br />

het echt gekund had, had de vorige eigenaar - een boer - het al lang gedaan. Nu raken<br />

llting en zijn vriend hun geïnvesteerde geld kwijt. Je moet niet teveel willen, hou je ambitie<br />

in toom, lijkt de moraal <strong>van</strong> dit verhaal te zijn.<br />

Als Edo, een jongen uit Oostloorn, zendeling wil worden, lijkt dat ook een gevaarlijk ambitie.<br />

Grootheidswaanzin, waar niets goeds uit<br />

voort kan komen, is het oordeel <strong>van</strong> sommige<br />

dorpsgenoten.<br />

Maar als blijkt dat Edo ook gewoon gebleven is,<br />

zijn ouders niet laat verkommeren en zijn afkomst<br />

niet te min acht, slaat het oordeel om. Edo wordt,<br />

ook als zendeling, geaccepteerd en gewaardeerd.<br />

Al mag niemand die waardering al te expliciet<br />

uitspreken, dan word je al gauw voor trots<br />

versleten. Maar wat is het ondertussen plezierig<br />

als Oostloorn kan bogen op een dorpeling die ver<br />

weg goede daden verricht en een naburig dorp<br />

(Zuidloorn) niet.<br />

In het verhaal <strong>van</strong> Edo zit nog een uitgebreid<br />

voorbeeld <strong>van</strong> hoe je, door dingen niet rechtstreeks<br />

te noemen, zaken toch duidelijk maakt in<br />

deze gemeenschap. Ds. Walter moet het bericht<br />

<strong>van</strong> overlijden <strong>van</strong> Edo overbrengen aan Edo's<br />

ouders. We zijn getuige <strong>van</strong> een bladzijdenlange<br />

conversatie, die pas aan het eind uitmondt in het<br />

Wiegen met paarden en ploeg (p.29)<br />

verschrikkelijke bericht.<br />

Hoe word je dan wel boer?<br />

Natuurlijk spelen afkomst en kapitaal een rol, maar eerst en vooral: Je moet het leren in de<br />

praktijk. Kleine jongens gaan naar school, daarna kunnen ze schapenhoeden. Maar uiterlijk<br />

op je zestiende ga je als knecht bij een vreemde boer wonen en werken. Wiegen is al<br />

achttien jaar, als de dominee tegen hem zegt:<br />

"Wiegen, je moet dat schapenhoeden nu eens aan kleinere jongens overlaten; het is hoog<br />

tijd, dat je arbeider gaat worden. Je verdwaalt hier op de heide; je moet naar het werkelij<br />

ke leven terug!" (P- 23)<br />

Wiegen heeft het nodig om door hard te werken en alle aspecten <strong>van</strong> het boerenwerk te le<br />

ren kennen, een nuchtere kijk op het leven op te bouwen.<br />

52


pasen is de tijd dat er gewisseld kan worden <strong>van</strong> werkkring. De besluiten daarover vallen<br />

op de Brink. De Brink, het centrale punt <strong>van</strong> het dorp, waar de kerk omringd wordt door<br />

oude bomen, waar de meisjes water halen uit de put en de jongens elkaar treffen bij de<br />

bank, daar komen ook de oude, wijze mannen <strong>van</strong> het dorp bij elkaar.<br />

"In de vergadering der oudsten, des avonds op de Brink, werd veel behandeld, dat later in<br />

daad werd omgezet, en dat goede daden werden." (p. 25)<br />

Hier worden alle zaken <strong>van</strong> het dorp doorgesproken en er is geen aangelegenheid <strong>van</strong><br />

kerk of gemeente, die niet voorgekookt of besproken wordt in deze bijeenkomst. De werkelijke<br />

besluiten die het dorp aangaan, vallen hier, op de Brink. Natuurlijk moet je het<br />

woord kunnen voeren en tonen dat je over wijsheid beschikt, maar je hebt meer vaardigheden<br />

nodig om je in deze kring te kunnen handhaven:<br />

" Meteen haalde hij zijn tabakszak uit de zak, en stopte opnieuw zijn pijp. Hij stak die aan,<br />

terwijl de schijn <strong>van</strong> zijn brandende lucifer de gezichten deed uitkomen <strong>van</strong> de mannen om<br />

hem heen in het donker onder de bomen. Tegelijk spuwde hij op de grond, eenmaal en<br />

tweemalen. Dat was een sterke gewoonte onder de lieden <strong>van</strong> het dorp. De andere man<br />

nen deden het ook altijd, en ha<strong>dd</strong>en grote vaardigheid om het niet op elkanders schoenen<br />

te doen, al stonden zij dicht op elkander. Onder de jongens was het zelfs een soort eer om<br />

het ook al zo te kunnen doen als de grote mannen." (p. 168)<br />

Niet iedereen is blij met het spuwen <strong>van</strong> de mannen. Er hangen bordjes bij de kerk: leder<br />

wordt verzocht om het onvoegzaam spuwen te laten.<br />

Een echte inwoner <strong>van</strong> Oostloorn heeft op de juiste momenten ook een forse portie berusting<br />

nodig.<br />

"En toen was het veenbranden begonnen, op zijn hoogveen, en op het hoogveen <strong>van</strong> de<br />

andere boeren, die boekweit verbouwden. Met de oostenwind waren de rookwolken over<br />

het dorp gedreven, aldoor, de gehele dag; en ook de volgende dagen; zodat het soms ver<br />

stikkend was in de straten en in de huizen. Maar daar was niemand in Oostloorn, die over<br />

de grote rook morde; dat hoorde bij het doen in het dorp. Zij ha<strong>dd</strong>en gehoord, dat de men<br />

sen daar ver in Holland, - want tot zover kwam de rook, - het afschuwelijk vonden, maar<br />

zij<br />

konden dat <strong>van</strong> die mensen in Holland niet begrijpen. De zon stond grijs aan de hemel.<br />

Daar was schaduw over het hele land." (p. 92)<br />

Je kunt nog zo hard werken - en natuurlijk ben je daarbij niet kieskeurig en klaag je niet<br />

over vuile lucht - maar als de natuur niet meewerkt, dan is al het werk voor niets. Als de regen<br />

uitblijft, dan mislukt de oogst, daar kan niemand wat aan doen en dan moet je je schikken<br />

in je lot. Dan blijkt ook dat Oostloorn een hechte gemeenschap is, waar, als de nood<br />

het hoogst is, ook een vorm <strong>van</strong> re<strong>dd</strong>ing nabij is:<br />

"... want op de tafel lag tussen de centen <strong>van</strong> de collecte een bankbiljet <strong>van</strong> duizend gul<br />

den." (p. 116).<br />

Je straalt rust uit, want ook al moet je hard werken en nog veel doen, je hebt de tijd: "Wat<br />

een haast! Vroeger, als wij de oude dominee eens naar de omnibus reden in de stad, had<br />

den wij altijd nog een half uur over voor de omnibus ging; maar nu met die spoor gaat alles<br />

zo vlug; je hebt niet eens de tijd om rond te kijken, of je moet al weg!" (p. 169)<br />

Of de oogst nou nog zo overvloedig geweest is, een echte boer is zuinig op de producten,<br />

tot aan de laatste korrel toe.<br />

"Moet niet zo aan die halmen staan trekken en plukken," durfde Goesting haar zeggen;<br />

"daar moeten wij eten <strong>van</strong> hebben." (p. 2<strong>09</strong>)<br />

53


Voorzichtig en bescheiden brengt boer Goesting zijn wens naar voren. Er spreekt een eerbied<br />

uit voor de producten <strong>van</strong> het land, die ons moeten voeden.<br />

Frits Meijler vertelt in zijn boekje "Kun je een aardappel maken?" over boer Weerts in<br />

Kloosterhaar, die al een overvolle kar heeft en toch moeite doet voor nog een aardappel.<br />

Misschien moet je weet hebben <strong>van</strong> de mogelijke mislukking <strong>van</strong> een oogst of <strong>van</strong> alle<br />

voorafgaande inspanningen, om deze zorg voor de kleinste details te kunnen begrijpen.<br />

Kun je ook minder mooie kanten aan het leven in Oostloorn ontdekken? Jazeker.<br />

Ulfers beschrijft het heel kort, maar er is niet veel fantasie voor nodig hoe onstuimig wild<br />

het op een boerenkermis toe kan gaan, zeker als de mensen maandenlang in spanning<br />

geleefd hebben over mislukken <strong>van</strong> de oogst. Als dan het bier rijkelijk vloeit, slaat de vlam<br />

gemakkelijk in de pan...<br />

Uitvoeriger wordt stilgestaan bij Joop, de nietsnut, die zich vergrijpt aan de mooie zuster<br />

<strong>van</strong> Garst. Voor de laatste is het simpel: Zijn zus moet gewroken worden en hij zorgt daar<br />

ook voor. Hij kan zijn leven daardoor niet voortzetten in het dorp en moet elders zijn heil<br />

zoeken. Dat heeft hij er voor over. Aan deze zaken komt geen rechter of rechtspraak te<br />

pas...<br />

Tenslotte: De kerk en het geloof spelen in Oostloorn een grote rol. Hier zal ongetwijfeld<br />

ook de bril <strong>van</strong> ds. Ulfers zijn werk doen, daardoor kijken we mee. Maar we moeten niet<br />

vergeten dat de ontwikkelingen, die Geert Mak beschrijft in "Hoe God verdween uit<br />

Jorwerd", in Oostloorn nog niet hebben plaatsgevonden. De kerk en de godsdienst zijn<br />

voortdurend aanwezig in alle facetten <strong>van</strong> het dorpsleven.<br />

Ds. Ulfers zag honderd jaar geleden in Hardenberg een dorpsgemeenschap, die sterk het<br />

karakter droeg <strong>van</strong> het boerenleven. Hij zag mensen die hard werkten en met eigenschappen<br />

als eerlijkheid, rustige bescheidenheid en eerbied voor andere mensen en de<br />

producten <strong>van</strong> het land een onvergetelijke indruk op de auteur <strong>van</strong> "Oostloorn" maakten.<br />

Oostloorn : dorpsschetsen / door S. Ulfers. -1e druk: 1903<br />

54


Vredehoeve (huizen <strong>van</strong> naam 4) K.Oosterkamp<br />

Aan de Van Royensweg tussen Bergentheim en Kloosterhaar staat een aantal boerderijen<br />

<strong>van</strong> ongeveer hetzelfde type: voornaam voorhuis, grote schuur en tuin en vooral veel<br />

ruimte. Zeven <strong>van</strong> deze boerderijen werden ooit bewoond door leden <strong>van</strong> de familie<br />

Salomons, een zeer ondernemend boerengeslacht <strong>van</strong> Groningse herkomst. De combinatie<br />

<strong>van</strong> dezelfde achternaam en tamelijk dicht bijelkaar wonend kon gemakkelijk tot verwarring<br />

en vergissingen leiden. Daarom werden deze boerderijen voorzien <strong>van</strong> een naam:<br />

Sale: een naam die samengesteld is uit Sa(lomons) en Le(ffers): boer en boerin samen op<br />

de gevel als uitdrukking <strong>van</strong> een geëmancipeerd partnerschap.<br />

Ruimzicht, Veldzicht, Zonnehoeve en Zon <strong>Rondom</strong>: namen die de ligging in de ruimte <strong>van</strong><br />

het landschap accentueren. Wenny. de boerderij werd "vernoemd" naar de dochter.<br />

Tenslotte Vredehoeve.<br />

De schuur werd in<br />

1927 gebouwd<br />

door L.Salomons<br />

uit De Krim, oorspronkelijk<br />

kwam<br />

hij uit Gasselternijveen.<br />

Zijn zoon<br />

Hendrik zou later<br />

er een boerenbedrijf<br />

uitoefenen,<br />

nadat er in 1934<br />

een woonhuis voor<br />

de schuur was<br />

gebouwd. Intussen<br />

was ook het land<br />

verder ontgonnen<br />

en in cultuur<br />

gebracht.<br />

De suggestie dat de naam Vredehoeve pas na de oorlog op de boerderij werd geplaatst, is<br />

niet juist. Het is zeker dat de boerderij in de oorlog al zo heette, misschien droeg de boerderij<br />

al voor de oorlog deze naam. In beide gevallen bevestigde de naam de moed en het<br />

vertrouwen <strong>van</strong> de bewoners. Het geven <strong>van</strong> deze naam in een tijd <strong>van</strong> oorlogsdreiging of<br />

<strong>van</strong> daadwerkelijke oorlog betekende meteen ook het uitspreken <strong>van</strong> een levensbeginsel.<br />

Daarom was Geert Salomons,die in 1941 de boerderij had overgenomen, in het verzet gegaan,<br />

daarom overleefden op zijn boerderij een aantal onderduikers. Helaas heeft hij de<br />

vrede die hij nastreefde niet mogen beleven. In 1945 werd hij samen met andere leden<br />

<strong>van</strong> de verzetsgroep Bergentheim in Varsseveld gefusilleerd.<br />

Het weten <strong>van</strong> deze achtergrond maakt de naam Vredehoeve tot een zeer bijzondere en<br />

indringende.<br />

(met dank aan de heer W.Salomons)<br />

55


De boerin: Zij ploegde voort A. Blankemeijer-Jansen<br />

Eerst vlas wieden, dan eelt op mijn handen. Ik<br />

Vlas trekken, dan binden ging naar het land <strong>van</strong><br />

En in schelven zetten. februari tot kerstdag en<br />

Ja dat heb ik allemaal ik was niet de enige,<br />

Gedaan. Als vrouw, jazeker. ochgot nee...<br />

Ik heb niet voor niks zoveel<br />

Het leven <strong>van</strong> veel plattelandsvrouwen in onze regio speelde zich in de vooroorlogse jaren<br />

af rond de boerderij. Veel verder <strong>van</strong> huis kwamen zij eigenlijk niet. Hun contacten beperkten<br />

zich voornamelijk tot de naaste familie en de noabers. Alleen bij bijzondere gelegenheden<br />

als bijvoorbeeld een bruiloft, begrafenis en een dorpsfeest verlieten zij de boerderij<br />

even alleen.<br />

Het leven op een boerenerf was hard en zwaar, vertellen Jantina <strong>van</strong> Laar-Dieters en Riek<br />

Roelofs-Boerrigter uit Brucht in een scriptie over de geschiedenis <strong>van</strong> Brucht. Ze hebben<br />

in hun jeugd veel verhalen gehoord over 'de goeie oude tijd' <strong>van</strong> hun grootouders die rond<br />

1860 waren geboren.<br />

Hoewel boer en boerin beiden verantwoordelijk waren voor het reilen en zeilen op het erf,<br />

had de boerin er naast het werk op de landerijen nog veel werk bij. Op de boerderij werd<br />

vroeg opgestaan, want tijdens het melken moest er eerst een 'legge' gedorst worden op<br />

de deel. Het stro dat voor de dakbedekking werd gebruikt, werd netjes uitgeschud en gebonden.<br />

Het koren werd in de 'wanne' geschud buiten in de wind. Daar werd het kaf <strong>van</strong><br />

het koren gescheiden, want pas in later jaren kwamen er kafmolens. Het koren werd gebruikt<br />

voor broodbakken, veevoer of later als zaai rogge of -haver. De kippen zaten 's<br />

nachts in de hilde boven de koeien, 's Morgens kakelden ze dat het een lieve lust was, want<br />

na het dorsen konden ze een graantje meepikken alvorens ze door het hoendergat naar<br />

buiten gingen.<br />

Na het dorsen, melken en voeren begaf iedereen zich naar de boerenkeuken waar de<br />

boerin de pannekoek of stip in de 'panne' klaar had staan.<br />

Vanaf het voorjaar tot in het najaar gingen de meeste gezinsleden naar het land waar alles<br />

met de hand of met het paard werd bewerkt.<br />

Eten werd door de boerin in die tijd nog op een openhaardvuur bereid. De boerenstoete<br />

werd nog in de trog gemengd en gebakken in het bakhuis dat ook nog op hout was warm<br />

gestookt. Er werd in een keer voor de hele week brood gebakken. Bij de aardappeloogst<br />

werd het hele gezin ingeschakeld. Jong en oud moest met de vingers in de grond woelen<br />

om de knollen op te zoeken. Elke aardappel was belangrijk, niet alleen voor de<br />

inkomsten. Hoe schoner het land, hoe minder last men had <strong>van</strong> opslag, de aardappels die<br />

het jaar erop weer een plant vormden.<br />

De winteravonden werden door boer en boerin rondom de kolomkachel doorgebracht<br />

waarin hout en turf werd gestookt. De inwonende opa zat meestal met de voeten in de<br />

oven <strong>van</strong> het fornuis aan zijn pijpje te lurken of vermaakte zich met zijn pruimtabak. De<br />

vrouw des huizes en dochters en inwonende meiden waren druk met het stoppen <strong>van</strong> sokken<br />

en kousen of het breien <strong>van</strong> onderjurken en borstrokken en voor de mannen nog vaak<br />

de bekende lange onderbroeken. Van Laar en Roelofs vertellen hierover: "De mannen wa-<br />

56


en 's winters druk met vreepeule kleuven of houtbossen binden. Dat hout ging naar de<br />

bakkers om de ovens te verwarmen en was ook bedoeld voor eigen gebruik in het bakhuis.<br />

De vrouwen die 's zomers ook veel op het land werkten, zaten dan achter het spinnewiel<br />

of deden verstelwerk wat 's zomers was blijven liggen."<br />

In Baalder was het vrouwvolk op de wintermi<strong>dd</strong>agen<br />

bezig om wol en vlas te<br />

spinnen. Het voordeligste was wol <strong>van</strong><br />

eigen schapen of er werd gekocht <strong>van</strong><br />

de schapenhouders. In ieder huis stond<br />

een spinnewiel. De mannen zaten rondom<br />

de kolomkachel, de vrouwen achter<br />

in de keuken om de hoge tafel. In vroeger<br />

tijden kregen ze een stoof met een<br />

kooltje vuur gepresenteerd om de voeten<br />

warm te houden, want achterin de<br />

keuken was het vaak koud. Ze ha<strong>dd</strong>en<br />

hun breiwerk meegenomen, want 'n<br />

vrouwluuhaand en 'n peerdetaand mögt<br />

immers nooit stille stoan.' En onder het<br />

getik <strong>van</strong> de breipennen werden de<br />

nieuwtjes <strong>van</strong> de buurt uitgewisseld en<br />

alle zieken besproken, maar met één HEEMSE. Geziena Rigterink-Godeke aan het<br />

oor luisterend naar wat de mannen te spinnen (Uit stap voor stap langs de Vecht<br />

bespreken ha<strong>dd</strong>en.<br />

In de tijd die over was, werd ook uitgebreid gewerkt aan de uitzet. Alle linnen of katoenen<br />

hemden werden geletterd, evenals lakens, slopen, tafellinnen en zakgoeken. De uitzet<br />

was voor het leven. Jakjes en rokken waren dan ook onverslijtbaar. Boerendochters gingen<br />

vaak naar familie om samen met nichtjes hun letterdoek te borduren. Rond de klok<br />

<strong>van</strong> negen ging men onder de veren om brandstof en petroleum te sparen<br />

Eind april begon de grote schoonmaak. Als de temperatuur wat hoger werd, was het tijd<br />

om de kachel schoon te maken. Deze werd uit het vertrek gehaald en ergens opgeborgen.<br />

De schoorsteenveger werd besteld, want dat was het eerste karwei dat vreselijk veel stof<br />

gaf. De kleren uit de kasten gingen naar buiten om te luchten en in de bedstee werd nieuw<br />

stro gelegd. Het kon wel eens gebeuren dat in het oude stro ook de muizen zich ha<strong>dd</strong>en<br />

genesteld. Onder de bedstee werd vroeger ook de wintervoorraad aardappelen vorstvrij<br />

bewaard, dus ook deze ruimte kon een goede schoonmaakbeurt gebruiken. Ook de rest<br />

<strong>van</strong> het huis werd onder handen genomen. Als de koeien begin mei voor dag en nacht de<br />

wei in gingen, werd ook het achterhuis onder handen genomen.<br />

Tijdens de slacht in november en december kwamen familie en buren langs om het vet te<br />

priezen. Voor boer en boerin een kwestie <strong>van</strong> trots: hoe dikker het spek hoe trotser boer<br />

en boerin. Men sprak dan ook wel <strong>van</strong> 'stientiesdik' spek. De buurvrouwen hielpen elkaar<br />

met het maken <strong>van</strong> de metworst, bloedworst en leverworst evenals met het schrapen <strong>van</strong><br />

de darmen en het maken <strong>van</strong> hoofdkaas. En natuurlijk werd er flink uitgedeeld.<br />

57


Burenhulp<br />

Naast het werk op de eigen boerderij ha<strong>dd</strong>en boer en boerin ook een grote taak als noaber.<br />

Voor de boerin betekende dit ondermeer dat ze bij hoogtijdagen <strong>van</strong> huwelijken en<br />

doopfeesten en in verdrietige tijden bij een overlijden een extra taak had in de verzorging<br />

<strong>van</strong> de maaltijden.<br />

Werd er een kind verwacht, dan gingen de twee naaste buurvrouwen <strong>van</strong> de kraamvrouw<br />

al voor de bevalling even op bezoek om te kijken of het 'kinderkörfke' in orde was. Als de<br />

geboorte op handen was, waarschuwde een <strong>van</strong> hen de dokter en ze stonden hem bij de<br />

geboorte zelf ter zijde. Zo zorgden ze voor heet water, koffie enz. De buurvrouwen hielpen<br />

de jonge moeder de eerste dagen en wasten het kind en legden het bij de moeder aan.<br />

Dat werd ook 's mi<strong>dd</strong>ags en 's avonds gedaan omdat de kraamvrouw de eerste tien dagen<br />

niet <strong>van</strong> haar bed af mocht.<br />

Ook bij de doop speelden de noabervrouwen een belangrijke rol. De eerste naaste noaber<br />

klee<strong>dd</strong>e het dopelingetje aan terwijl de tweede op het huis paste en voor de koffietafel<br />

zorgde als men terug kwam.<br />

Ook bij het overlijden waren er noaberplichten. Niet alleen het bekendmaken in de buurtschap,<br />

ook het afleggen en kisten was een taak <strong>van</strong> de buren, dit trouwens vooral <strong>van</strong> de<br />

mannen. Bij een overlijden namen de buurvrouwen kopjes, schoteltjes en messen <strong>van</strong><br />

huis mee. Voor de naaste familie die in de keuken zat waren er kopjes in een gedekte<br />

kleur, het liefst met een grijs randje. De overige genodigden zaten op de deel. De vrouwen<br />

<strong>van</strong> de noabers verzorgen de koffie.en koek op de dag <strong>van</strong> de begrafenis. Ook zorgden ze<br />

voor een broodmaaltijd na de begrafenis.<br />

Wanneer erop een boerderij werd ingetrouwd, bewonderden de gasten 's mi<strong>dd</strong>ags de uitzet,<br />

waaraan de bruid al ver voor haar huwelijk was begonnen.De linnenkast met inhoud<br />

werd bekeken, waarbij vroeger trouwens ook een doodshemd hoorde voor man, vrouw en<br />

kind. Dit werd achter het linnen in het kabinet bewaard. Daarna werden de meubels die<br />

meegebracht waren bekeken. Ook de meegebrachte bruidskoe werd met kennersblik gekeurd.<br />

Een bruidskoe of 'hoppe' koe symboliseerde hoop op een goede toekomst.<br />

58<br />

Ook koken bij een bruiloft<br />

behoorde tot de burenplichten.<br />

V.l.n.r.:<br />

Niesje Veurink,<br />

Annigje Snijders,<br />

Jennigje Bruggeman,<br />

Janna Richterink,<br />

Annigje v.d. Veen,<br />

Elsje Stroeve. Zittend:<br />

Gerritdina v.d. Haar.<br />

(Uit Boalder vertelt<br />

zien geschiedenis).


Bedrijfsopvolging<br />

De meeste jongelui bleven ook na het volwassen worden in de eigen omgeving wonen. De<br />

opvolging binnen het bedrijf en het verdelen <strong>van</strong> de erfenis was een kwestie die binnen familieverband<br />

opgelost moest worden. Vader, zoon, moeder, dochter, iedereen praatte<br />

mee over zijn of haar aandeel. Het opmaken <strong>van</strong> een testament was voor boer en boerin<br />

een gezamenlijke aangelegenheid. Er werd uitgebreid in opgeschreven hoe de boedel<br />

verdeeld diende te worden en het was niet de bedoeling dat de weduwe in behoeftige omstandigheden<br />

werd achtergelaten als dat enigszins kon worden voorkomen. Dat blijkt<br />

bijvoorbeeld uit de gegevens die boven water zijn gekomen tijdens het stamboomonderzoek<br />

naar de familie Hesselink. Daarbij kwamen veel testamenten, hypotheeken<br />

verkoopakten boven water die de basis vormden voor het boekje 'Hesselink: erf en familie'<br />

dat Gerrit Hesselink schreef over zijn familie.<br />

Hij vertelt daarin onder andere het verhaal rond de erfenis <strong>van</strong> de weduwe Fennegien<br />

Jansen, wonend op het erf Welink of Lamberts te Diffelen. Ze wil in april 1752 hertrouwen<br />

met Hendrik Jansen, maar voor het zover is, wel haar zaken goed op een rijtje hebben.<br />

Dat betekent het regelen <strong>van</strong> de erfrechten <strong>van</strong> haar twee kleine kinderen op de erfenis<br />

<strong>van</strong> hun overleden vader Jan Harmsen en de twee kinderen die hij uit een eerder huwelijk<br />

had.<br />

Fennegien regelt dat de kinderen 'mombers' ofwel voogden krijgen toegewezen. In de acten<br />

wordt de boedel verdeeld en krijgen de kinderen uit het eerste huwelijk <strong>van</strong> Jan een<br />

bedrag en goederen uitgekeerd als ze gaan trouwen. Haar eigen kinderen krijgen al hun<br />

kindsdeel uitgekeerd en worden door de bruidegom geëcht.<br />

Ook wordt afgesproken dat, mochten er uit de nieuwe verbintenis weer kinderen geboren<br />

worden, de twee anderen ook een gelijk erfdeel ont<strong>van</strong>gen. Mochten er geen kinderen<br />

meer komen, dan zijn de kinderen bij deze ook de algehele erfgenamen <strong>van</strong> de bruidegom.<br />

En mocht het verder zo zijn dat de twee kinderen uit het eerste huwelijk <strong>van</strong> Jan ziek<br />

en behoeftig worden, dan hebben ze altijd vrije toegang tot het ouderlijk huis waar ze verzorgd<br />

en verpleegd zullen worden.<br />

Als Fennegien in later jaren weer weduwe is en haar dochter Jennigen trouwt met Gerrit<br />

Willemsen, vermaakt zij de hele boedel en al de goederen <strong>van</strong> haar zelf en wijlen Hendrik<br />

met alle schulden en lasten aan het nieuwe bruidspaar. Die verplichten zich hiermee wel<br />

om Fennegien voor de rest <strong>van</strong> haar leven te onderhouden in kost en kleding. Ook moeten<br />

zij haar jaarlijks voor eigen gebruik een half mu<strong>dd</strong>e rogge geven, een spint lijnzaad zaaien<br />

en moet het vlas bij haar thuis worden gesponnen.<br />

Problemen rond de erfenis of bedrijfsopvolging ontstonden vaak als de kinderen volwassen<br />

werden en zelfstandig wilden werken of trouwen. Had een gezin meerdere zonen, dan<br />

bleef de oudste vaak op de ouderlijke stee. Konden de anderen niet ergens introuwen,<br />

dan kreeg men een gedeelte <strong>van</strong> de grond met een huis erop, als er tenminste niets te<br />

koop was. Het was het gebruikelijk dat broers en zusters geen aanspraak maakten op het<br />

bedrijf als een <strong>van</strong> de andere kinderen boer werd. De oudste zoon werd meestal bedrijfsopvolger<br />

en trouwde in, wat betekende dat het jonge stel helemaal in het gezin werd opgenomen.<br />

Vooral voor de schoondochter vaak een minst ideale toestand, omdat vader en<br />

moeder in de regel het heft en dan vooral de portemonnee in handen bleven houden. Een<br />

andere oplossing was het vinden <strong>van</strong> een stukje woeste grond waarop een nieuwe boerderij<br />

werd gebouwd. Een regeling die ook nogal eens werd toegepast, was het opdelen<br />

<strong>van</strong> de boerderij tussen<br />

59


de kinderen. Dit lei<strong>dd</strong>e nogal eens tot enorme schaalverkleining. Om te voorkomen dat<br />

een boerderij te klein werd, werd ook vaak gezorgd dat een huwelijk pas gesloten kon worden<br />

als er evenveel vermogen (aan grond) werd ingebracht als er eventueel zou uitgaan.<br />

Er moest dus in de eigen stand worden ingetrouwd, wat tot gevolg had dat nogal eens wat<br />

kinderen ongetrouwd bleven.<br />

Tegenwoordig wordt de waarde <strong>van</strong> de boerderij en de landerijen er om heen vaak gezien<br />

als een vermogen waarmee ook een eigen toekomst kan worden opgebouwd en wordt er<br />

vaker een financiële regeling getroffen.<br />

Opleiding en emancipatie<br />

"Tot aan de Tweede Wereldoorlog kwam het maar sporadisch voor dat hoerenkinderen<br />

een ander beroep kozen", vertelt Gerrard Johan lemhoff uit Radewijk in de kroniek <strong>van</strong> zijn<br />

geslacht 'Vier eeuwen lemhoff. De mogelijkheid om in de omgeving voortgezet onderwijs<br />

(beroepsonderwijs) te kiezen was nauwelijks aanwezig. De kinderen bleven na de lagere<br />

school op het ouderlijk bedrijf werken of bestee<strong>dd</strong>en zich uit als knecht of dienstbode op<br />

de grotere boerderijen.<br />

Sinds het einde <strong>van</strong> de 19 e eeuw werden overal in Overijssel landbouwwintercursussen<br />

georganiseerd door de overheid en uitgevoerd door de Overijsselse Landbouw<br />

Maatschappij. Deze waren niet alleen voor boeren en hun zonen, ook toekomstige boerinnen<br />

volgden de cursussen.<br />

Voor hen waren de cursussen bedoeld ter voorbereiding <strong>van</strong> hun taak in het voor- en achterhuis<br />

<strong>van</strong> de boerderij. Het volgende lespakket kwam daarbij aan de orde: '...het bereiden<br />

<strong>van</strong> verschillende spijzen,die geschikt zijn om de keuzen der gerechten der plattelandsbewoners<br />

op doelmatige wijze uit te breiden en te verbeteren, de grondbegrippen<br />

<strong>van</strong> de voedingsleer, gezondheidsleer in verband met huisvesting en kleeding, een en ander<br />

<strong>van</strong> het wasschen en opmaken <strong>van</strong> kleeren en huisgoed.' De lessen werden gegeven<br />

in een lokaal dat was voorzien <strong>van</strong> vuur en licht, stond er verder in de brochures te lezen.<br />

Boerenmeisjes moesten in die tijd een lesgeld betalen <strong>van</strong> drie gulden. Pas rondom het<br />

einde <strong>van</strong> de Eerste Wereldoorlog werd er echt dagonderwijs ingesteld, een initiatief dat<br />

niet gemakkelijk <strong>van</strong> de grond kwam omdat de potentiële leerlingen vooral in de zomer<br />

thuis niet gemist konden worden.<br />

Pas rond 1920 stichtten de landbouworganisaties de landbouwhuishoudscholen met speciale<br />

cursussen voor jonge boerinnen. Deze eerste stap naar ontsluiting <strong>van</strong> het platteland<br />

stuitte vooral in het begin op weerstand <strong>van</strong> de ouders: moeders gaven immers tot die tijd<br />

de kneepjes <strong>van</strong> het vak door en al die nieuw fratsen kostten alleen maar geld. Pas net<br />

voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er ook voor boerinnen eigen organisaties. Deze<br />

plattelandsvrouwenbonden hebben een belangrijke functie gehad binnen het emancipatieproces<br />

<strong>van</strong> boerinnen in de jaren vijftig <strong>van</strong> deze eeuw. Binnen de Bond vonden<br />

veel vrouwen ruimte om zichzelf te ontplooien en meer te zijn dan huisvrouw en moeder.<br />

Onderwerpen die op de bijeenkomsten aan de orde kwamen waren sexuele voorlichting,<br />

kinderopvoeding, luisteren naar muziek maar bijvoorbeeld ook schilderkunst, volksdansen<br />

en toneelkunst. In het begin werden de avonden vooral gehouden in de grote huiskamer<br />

<strong>van</strong> de boerderij of op de deel.<br />

60


Een oud bondslied <strong>van</strong> de Nederlandse Bond <strong>van</strong> Plattelandsvrouwen:<br />

'Wij vrouwen <strong>van</strong> het land, Zijn<br />

hecht aaneen verbonden, Wij<br />

streven hand aan hand En<br />

maken sterk onze bonden. Het<br />

heden roept ons op Om onze<br />

kracht te wijden, Te helpen op<br />

't platteland Naar hoger doel te<br />

leiden.'<br />

De organisaties hebben veel boerinnen buiten hun tot die tijd beperkte leefwereld <strong>van</strong><br />

boerderij, familie en buren gebracht. Maar het werken op de boerderij is er de afgelopen<br />

decennia niet makkelijker opgeworden. Veel boeren en boerinnen strijden een schijnbaar<br />

hopeloos gevecht om het hoofd boven water te houden. Dat emancipatie echter niet genoeg<br />

is blijkt wel uit de vele telefoontjes die bij de zogenaamde A-lijn in Zwolle binnenkomen.<br />

Daar is sinds september 1992 een SOS-telefonische Hulpdienst gevestigd, speciaal<br />

bedoeld voor boeren en boerinnen en wordt daarom ook wel de A-lijn genoemd, de agrarische<br />

hulplijn.<br />

De afgelopen vijf jaar zijn er dan ook meer dan 1000 gesprekken geweest. Een aantal verhalen<br />

staat opgetekend in het boekje' Een luisterend oor" waarin 23 gesprekken <strong>van</strong> boeren<br />

en boerinnen zijn opgetekend. Door veel boerinnen worden er ondanks het emancipatieproces<br />

nog steeds veel problemen over een gebrek aan tijd voor zichzelf,<br />

ontplooiingsmogelijkheden, knellende familiebanden, overnames, schuldgevoelens en<br />

gebrek aan sociale contacten gemeld.<br />

Bron vermelding<br />

De boer op in Overijssel, Uitgeverij Waanders, Zwolle 1988<br />

Hesselink: erf en familie, Gerrit Hesselink, 1990<br />

Boalder vertelt zien geschiedenis, Toneelvereniging 'Heisa Baalder', 1997<br />

Vier eeuwen lemhoff, G. J. lemhoff, Seinen 1988<br />

Een stukje geschiedenis <strong>van</strong> Brucht, Jantina <strong>van</strong> Laar-Dieters en Riek Roelofs-Boerrigter<br />

Stap voor stap langs de Vecht, J.R. Seinen en G. de Wit, Seinen 1985<br />

Landarbeiders; verhalen om te onthouden, K. Slager, Nijmegen 1981<br />

Een luisterend oor', RoodBont Uitgeverij, Zutphen <strong>1998</strong><br />

De boer op in Overijssel, Uitgeverij Waanders, Zwolle, 1988<br />

61


De ossenploeg J. Luisman-de Jonge<br />

Een foto <strong>van</strong> een driespan ossen bezig met het omploegen <strong>van</strong> het Hardenbergerveld,<br />

oostelijk <strong>van</strong> Hardenberg en eigendom <strong>van</strong> de gemeente Stad Hardenberg.<br />

De ossendrijver is Berend Jan Waterink, de latere dichter die geboren werd in 1897.<br />

Hij deed dit werk in opdracht<br />

<strong>van</strong> de Heide Maatschappij.<br />

De namen <strong>van</strong> de ossen waren<br />

v.l.n.r. Turk en Hector,<br />

Rosa (!) en Goliath, Kleine en<br />

Victor. Ook stond er altijd een<br />

os op reserve om in te vallen<br />

als er zich één verwond had<br />

aan de borst door het trekken.<br />

De zwaarsten (Turk en Hector)<br />

vormden het gespan direct voor de ploeg. De ploegbaas was zuinig op zijn ossen. Berend<br />

Jan mocht ze niet op hun rug slaan, maar wel boven de hielen. Zonder leidsels stuurde<br />

hij ze met de zweep naar links en naar rechts. Ook spande hij ze zelf in. Hij verdiende<br />

met dit werk drie gulden per week.<br />

Deze antieke ploeg, waarvoor de ossen trokken, is bewaard gebleven. Dit ijzeren werktuig<br />

lijkt hier te staan als een symbool <strong>van</strong> vlijt en wilskracht. Bewaard als een herinnering. Een<br />

bescheiden gedenkteken voor allen die <strong>van</strong> ruig en woest heideland vruchtbare grond<br />

maakten.<br />

We zien hem hier staan. Pensioengerechtigd.<br />

Rustend <strong>van</strong> het zware werk.<br />

Roestend <strong>van</strong> ouderdom.<br />

62


<strong>Rondom</strong> gezien J. te Bokkel<br />

Oogst '98<br />

<strong>1998</strong> is bijna voorbij en ook dit jaar hebben we weer geschiedenis geschreven. Wordt het<br />

afgelopen jaar het natste jaar <strong>van</strong> deze eeuw? Wat betekent dat voor het boerenbedrijf?<br />

Het is half november dat ik deze foto genomen heb en dit stukje schrijf. De mais staat veelal<br />

nog op het land, de aardappels zitten er nog in. Hier en daar zien we ze zitten, schoongespoeld<br />

door het vele water, dat er gevallen is.<br />

63


Hardenberg -Marktdag

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!