Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis
Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis
Rondom bestand van 1998 15-4 dd 30-6-09 - Atlantis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>1998</strong> <strong>15</strong>/4 RONDOM DEN HERDENBERGH<br />
Tijdschrift <strong>van</strong> de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving.<br />
Lidmaatschap f. <strong>30</strong>,00 per kalenderjaar.<br />
Secretariaat:<br />
Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat<br />
34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624<br />
Bestuur:<br />
Mevr. H. v.d. Anker-v.d. Brand, voorzitter, Herenstraat 86, Slagharen, tel.: 0523-681935.<br />
W.B. Meijer, secretaris, Sportstraat 14, Kloosterhaar, tel.: 0523-241249.<br />
H. Hoving, penningmeester, Boslaan 34, Hardenberg, tel.: 0523-262048.<br />
L. Timmerman, Tweede Elsweg 2, Mariënberg.<br />
J. Hofsink, Hessenweg 2a, Hardenberg, tel.: 0523-260444<br />
Mevr. D. Hesselink-Zweers, Pinksterbloem 7, Hardenberg, tel.: 0523-272484.<br />
R. Westerman, Klaproos 34, Hardenberg.<br />
Mevr. J. Luisman-de Jonge, Klaproos 51, Hardenberg.<br />
Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, Hardenberg.<br />
Mevr. G. Stoel-Sierink, Krüserbrink 1, Hardenberg<br />
ST. Vasse, Ds. P.H. Wolfertstraat 4, Mariënberg<br />
Redactiecommissie:<br />
Redactieadres:<br />
Bankrelatie:<br />
Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg.<br />
(Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK<br />
rekeningnr. 29855<strong>15</strong>.<br />
ISSN: 1380-3921<br />
J.G.W. te Bokkel.<br />
Mevr. D. Hesselink-Zweers.<br />
Mevr. A. Blankemeijer-Jansen.<br />
Mevr. J. Luisman-de Jonge.<br />
K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104.<br />
Beekberg 82, 7772 DS Hardenberg<br />
Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg.<br />
Inhoud pag<br />
Van de redactie 1<br />
Boeren op de grens K. Oosterkamp 2<br />
De dieren (naar A. <strong>van</strong> der Leeuw) J. Luisman-de Jonge 21<br />
Het Bergentheimerveen, een boerengebied J. te Bokkel 22<br />
Ora et Labora (huizen <strong>van</strong> naam 2) K. Oosterkamp <strong>30</strong><br />
Landbouwverslag Ambt Hardenberg 1850-1851 D. Hesselink-Zweers 31<br />
Vaders erf (huizen <strong>van</strong> naam 3) K. Oosterkamp 36<br />
Geert Reinders en de runderpest G.J. lemhoff 37<br />
"Onderdeurtjesproat" J. Luisman-de Jonge 41<br />
Boerderijbranden J. Luisman-de Jonge 42<br />
Oogstlied (vrij naar A.C.W. Staring) J. Luisman-de Jonge 50<br />
Het boerenleven in Oostloorn J. te Bokkel 51<br />
Vredehoeve (huizen <strong>van</strong> naam 4) K. Oosterkamp 55<br />
De boerin: zij ploegde voort A. Blankemeijer-Jansen 56<br />
De ossenploeg J. Luisman-de Jonge 62<br />
<strong>Rondom</strong> gezien J. te Bokkel 63<br />
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 19 februari 1999 inleveren.<br />
Het overnemen <strong>van</strong> artikelen of gedeelten daar<strong>van</strong> uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen<br />
toestemming <strong>van</strong> de redactie.
Van de redactie<br />
In het centrum <strong>van</strong> Hardenberg staat <strong>van</strong> de hand <strong>van</strong> de beeldhouwster Kiny Copinga<br />
een langgerekt beeld dat op fraaie wijze de ontwikkelingen in de landbouw uitbeeldt. Het<br />
onderstreept daarmee het grote aandeel <strong>van</strong> de agrarische sector in de gemeenschap<br />
<strong>van</strong> Hardenberg en omstreken.<br />
Met deze special wil de redactie ook een poging wagen om enkele aspecten <strong>van</strong> deze ontwikkeling<br />
te verwoorden. In een aantal artikelen wordt niet alleen ingegaan op de feitelijke<br />
veranderingen, maar er is ook geprobeerd om onder woorden te brengen welke invloed<br />
deze ontwikkelingen hebben gehad op de mens die in de landbouw zijn bestaan had en<br />
heeft gevonden: de boer en de boerin. Het agrarisch gebied en de mensen die er wonen<br />
en werken staan al enige tijd in de belangstelling <strong>van</strong> politiek en media, wat tamelijk recent<br />
heeft geleid tot nogal negatieve beeldvorming ten aanzien <strong>van</strong> het platteland. Wij zullen<br />
niet proberen hier verder op deze discussie in te gaan: daarvoor zijn andere kanalen. Ook<br />
is het agrarisch land in Nederland al vele malen beschreven. Het leek ons echter aardig<br />
om enkele facetten <strong>van</strong> het grote complex <strong>van</strong> veranderingen uit het verleden en het heden<br />
toe te spitsen op onze eigen regio.<br />
De wat langere artikelen worden afgewisseld door wat kleiner "strooigoed", waardoor,<br />
naar wij hopen, het nummer een gevarieerde en boeiende samenstelling heeft gekregen.<br />
De redactie wil deze special opdragen aan alle werkers in de agrarische sector en wenst<br />
ieder veel leesplezier.<br />
Oproep<br />
Ook een redactie moet vooruitzien. Op de laatstgehouden vergadering is brainstormenderwijze<br />
het plan ontstaan om eind 1999 een special samen te stellen over landverhuizers:<br />
die mensen die indertijd Hardenberg en omgeving hebben verlaten om in den<br />
vreemde een nieuw bestaan op te bouwen. Wie waren zij, waarom gingen ze weg, hoe is<br />
het hen vergaan, zijn ze ooit terug geweest: allerlei vragen kunnen worden gesteld. De redactie<br />
wil graag in contact komen met mensen die op enige manier iets zouden willen bijdragen<br />
om antwoorden te vinden op die vragen. Uw informatie kan bijdragen tot een boeiende<br />
aflevering volgend jaar over dit onderwerp.<br />
1
Boeren op de grens K.Oosterkamp<br />
Inleiding<br />
In 1936 verhuisde Johan Herman Knol als zesjarig jongetje naar "de Tippe". Zijn ouders<br />
ha<strong>dd</strong>en daar, in deze buurtschap achterin Radewijk, een boerenbedrijf gepacht. Johan<br />
herinnert zich nog de tocht: <strong>van</strong>af Den Velde waar hij was geboren, in een koets met een<br />
paard ervoor en omringd met potten, pannen en ander huisgerei. Op de grens zou hij verder<br />
opgroeien en later zijn vader opvolgen in het boerenbedrijf tot hij begin jaren 60 in<br />
Ebbenbroek aan de Grote Kattendijk een moderner bedrijf opzette. Nu, eind <strong>1998</strong> en ruim<br />
60 jaar later, vertelt hij zijn verhaal met als kern het boeren in de jaren vijftig, soms met<br />
een terugblik naar de periode <strong>van</strong> voor de oorlog, soms wordt de lijn doorgetrokken naar<br />
de jaren 60, 70 en daarna. We proberen zoveel mogelijk de particuliere herinnering te<br />
generaliseren naar het boerenleven in het algemeen. We spreken over grenzen: tussen<br />
de traditionele bedrijfsvoering en de modernisering <strong>van</strong> na de oorlog, tussen melkbus en<br />
melktank, tussen paard en tractor, tussen rogge en maïs, tussen economie en milieu. De<br />
terugblik vervult ons met verbazing: er is zoveel veranderd, tot in de kleine details, de<br />
plattelandsbevolking <strong>van</strong> na de oorlog maakt het mee en door, maar menige ontwikkeling<br />
wordt pas ervaren in een terugblik. In de gesprekken komt <strong>van</strong> alles boven: de goede<br />
momenten <strong>van</strong> succes, medeleven, menselijke warmte in familie en buurt-verband, tijd die<br />
men nog had voor elkaar, maar ook het zware werk, de lange werkdagen, het moeizaam<br />
veroveren <strong>van</strong> een beetje produktiviteit op de natuur die soms meewerkte, maar ook vaak<br />
grillig en onwillig was, <strong>van</strong> misoogst en ziekte onder het vee.<br />
Een gemengd bedrijf .....<br />
Het waren allemaal gemengde bedrijven: melkvee, wat jongvee, als het kon een paard,<br />
wat varkens en kippen, akkerbouw met aardappelen, voederbieten en graan. Veel <strong>van</strong> de<br />
opbrengst <strong>van</strong> de akkerbouw was bestemd voor veevoer op het eigen bedrijf. Een al aardig<br />
bedrijf waarop je als boerengezin een inkomen kon verwerven had een grootte <strong>van</strong><br />
acht a negen hectare - dat waren de kleinste in de Tippe - , een mi<strong>dd</strong>elgroot bedrijf besloeg<br />
al gauw <strong>15</strong> hectare, terwijl je met 20 hectare aan cultuurgrond "groot boer" was. Niet<br />
alle grond was in cultuur gebracht, er waren nog grote stukken heidegrond die wel in eigendom<br />
<strong>van</strong> de boeren waren. Meestal had men enkele bijenvolken om honing uit de heide<br />
te winnen, in hoofdzaak voor eigen gebruik.<br />
In de ogen <strong>van</strong> de huidige<br />
natuurontwikkelaars moet het een prachtig<br />
gebied zijn geweest: kleinschaligheid met<br />
een grote diversiteit aan soorten planten en<br />
dieren. Johan herinnert zich nog dat de korhoenders<br />
op de heide achter de boerderij<br />
balderden, hij ziet ze nog 's avonds zitten in<br />
de bomen waar ze overnachtten. Het was<br />
toen niets bijzonders: het waren gewoon<br />
grote zwarte "wilde kippen", die daar hoorden.<br />
Binnen een kwart eeuw waren ze verdwenen,<br />
samen met de heide, op enkele<br />
zwaar gesubsidieerde exemplaren op de Korhoenders, toen nog gewone, wilde kip-<br />
Sallandse Heuvelrug na.<br />
pen.<br />
2
Het landbouwareaal werd vooral <strong>van</strong>af begin jaren 50 uitgebreid: de heide ging op de<br />
schop. Letterlijk met de hand, de schop, de kruiwagen en de zere rug. Het was De<br />
Nederlandse Heidemij die zich beijverde om de woeste gronden rendabel te maken: de<br />
heide werd ondergespit, stalmest eronder, kunstmest erover. Het was vooral de kunstmest<br />
die het mogelijk maakte om dit werk op grote schaal te doen. Voor de oorlog had<br />
men daar niet in die mate de beschikking over en de hoeveelheid stalmest was ontoereikend<br />
om het nieuwe land vruchtbaar te maken. Lange tijd had men schapen op de heide<br />
gehouden, terwille <strong>van</strong> de wol maar vooral terwille <strong>van</strong> de mest. Daarom moesten de dieren<br />
's nachts op stal of in de schaapskooi. Met hun mest konden de akkers worden bemest.<br />
Er was een zeker evenwicht tussen de hoeveelheid cultuurgrond die moest worden<br />
bemest en het aantal schapen dat gehouden werd op de heidegrond en de mest moest leveren.<br />
De komst <strong>van</strong> de kunstmest verstoorde dat evenwicht en maakte het schaap als<br />
mestleverancier op termijn overbodig. Eind jaren <strong>30</strong> werden er in de Tippe al nauwelijks<br />
meer schapen gehouden.<br />
In de oorlog hield men nog wel enige schapen voor de wol. Hoewel de bezetter eiste dat<br />
de geschoren vliezen werden ingeleverd, werd er vaak "iets" achtergehouden. Het gebeurde<br />
nogal eens dat de dieren zodanig met prikkeldraad in aanraking waren gekomen,<br />
dat grote stukken wol uit het vlies ontbraken. "Dankzij" dat prikkeldraad had men dan wol<br />
om te spinnen en te breien.<br />
Je moest op het pas ontgonnen land wel alert zijn op de groei <strong>van</strong> de gewassen. Johan<br />
herinnert zich dat eens de haver massaal het kopje, de groeischeut, liet hangen. Het werd<br />
"vlaggetjesziekte" genoemd, een typische ontginningsziekte als gevolg <strong>van</strong> kopergebrek.<br />
In allerijl haalde men, op de fiets, bij de kunstmesthandel een baaltje kopersulfaat <strong>van</strong> 25<br />
kilo dat moest worden uitgestrooid over ca een hectare. Dat moest dus wel zeer breedwerpig<br />
gebeuren. De inspanning werd beloond, het gewas herstelde zich en de oogst viel<br />
naderhand niet eens tegen - een "boerenuitdrukking" voor een goede oogst!<br />
Het boerenwerk was handwerk, menselijke spieren geassisteerd door een paardenkracht.<br />
Johan herinnert zich nog dat een boer zich bediende <strong>van</strong> een os. Het moet in de late jaren<br />
<strong>30</strong> zijn geweest. Voor schooltijd zagen ze hem al met os en wagen onderweg om turf te<br />
halen <strong>van</strong> een schip dat in het kanaal lag afgemeerd. Het vroege tijdstip was noodzaak: later<br />
op de dag was het beest nauwelijks te houden als de horzels vlogen. Als het<br />
enigszins kon, hield men een paard, op een bedrijf <strong>van</strong> ca vijf hectare was het al<br />
rendabel. Een grote boer was ook een<br />
tweepaardsboer.<br />
De boer en de boerin ha<strong>dd</strong>en alletwee<br />
hun werkzame aandeel in het bedrijf, een<br />
soort <strong>van</strong> arbeidsmaatschap met verschillende,<br />
soms zelfs gescheiden taken,<br />
maar wel altijd op basis <strong>van</strong> gelijkwaardigheid<br />
en wederzijdse erkenning. De<br />
waardering voor de belangrijke taak <strong>van</strong><br />
de boerin kwam in de oostelijke dialecten<br />
tot uiting dat ze met "hij" en "hem" werd Het melken was zowel mannen- als vrouwen-<br />
. werk<br />
3
aangeduid: de boerin stond haar mannetje. Op de kleinere bedrijven was dit ongeveer de<br />
gehele personele bezetting, ook al staken opgroeiende kinderen vaak mee de hand uit de<br />
mouwen en ha<strong>dd</strong>en inwonende (groot)ouders enkele vaste, wat lichtere werkzaamheden.<br />
Het drie-generatie-gezin was gewoon op het platteland. Een grote boer had een vaste arbeider<br />
en een of twee meiden in dienst. Op momenten <strong>van</strong> grote drukte, zoals de hooitijd,<br />
waren er ook losse arbeiders die meehielpen. Dezen ha<strong>dd</strong>en het vaak niet breed: onzeker<br />
wat betreft looninkomsten en een nauwelijks lonend eigen bedoeninkje. Het gebruik <strong>van</strong><br />
de cultuurgrond lag tot de oorlog vast: wat grasland was, bleef grasland, wat bouwland<br />
was, bleef bouwland. Pas in de oorlog werd op last <strong>van</strong> de bezetter grasland gescheurd. Er<br />
was meer bouwland nodig om de voedselproduktie te vergroten, er was vooral behoefte<br />
aan aardappelen, granen en ook koolzaad. De ondergeploegde zode diende als<br />
bemesting en verbeterde de grondstructuur. Bovendien verbeterde de gras-oogst<br />
aanzienlijk als men later het gescheurde land opnieuw inzaaide.<br />
Koeien en gras....<br />
De veestapel was niet uniform: er liepen zwartbonte naast roodbonte koeien in de wei. In<br />
het algemeen stond het zwartbonte vee beter bekend als melkkoe, terwijl de roodbonte<br />
meer een vleeskoe was; het was maar net waar de prioriteit werd gelegd. Een stier werd<br />
op de boerderij zelf gehouden. Als je ongeveer vijftien koeien had, twee paarden, een<br />
knecht, een meid en een stier, had je het als boer mooi voor elkaar. Tegen een geringe<br />
vergoeding kon ook een kleinere boer voor zijn koeien gebruik maken <strong>van</strong> de diensten <strong>van</strong><br />
zo'n stier. De dekking kostte een gulden, waarbij eventuele herhalingsbe-zoeken waren<br />
inbegrepen.<br />
De koeien stonden in een zog. grupstal, vastgebonden met een touw om de hals aan een<br />
paal, een voergang soms met een voergoot liep voor de koeien langs, achterlangs was er<br />
de grup waarin de uitwerpselen terecht kwamen. Er was toen nog geen waterleiding, het<br />
drinkwater voor de beesten werd in emmers aangedragen <strong>van</strong> buiten, soms opgepompt<br />
<strong>van</strong>uit een put, soms met puthaak en -emmer opgetakeld. Een dorstige koe kon wel ruim<br />
twee emmers per keer leegdrinken: er moest dus vaak gesjouwd worden. Het<br />
belangrijkste stalvoer was hooi. Daarnaast werden ook niet uitgedorste roggegarven,<br />
fijngehakseld en vermengd met lijnmeel en water aangeboden. Na de oorlog waren lijnkoeken,<br />
in onregelmatige brokken samengeperst lijnzaad, welkom als krachtvoer.<br />
Voederbieten stonden voor de oorlog al op het menu, ze werden in stukjes gehakseld. In<br />
het najaar kwamen daar als groenvoer de stoppelknollen en de spurrie bij. Hier<strong>van</strong> kon je<br />
gebruik maken tot de eerste echte nachtvorst. Opvallend is dat er geen vers gemaaid gras<br />
als stalvoedering werd gebruikt.<br />
Voor de oorlog werd gras ook al wel ingekuild, maar na de oorlog werd deze conserveringsmethode<br />
algemener. Het versgemaaide gras werd in een hoop gezet en bedolven<br />
met een dikke laag grond, die moest dienen als persgewicht. Het resultaat was zure kuil:<br />
prima stalvoer, maar met een sterke, doordringende geur. Om deze reden werd de kuil<br />
meestal maar een keer per etmaal aangeboden, 's morgens na het melken. Melk neemt<br />
snel omgevingsgeur aan en kuilgeur maakt melk al snel onbruikbaar. De komst <strong>van</strong> de<br />
tractor in de jaren 60 maakte de techniek voor voordroogkuil mogelijk. Enigszins aangedroogd<br />
gras werd in een langwerpige hoop gereden en met de tractor zo stijf mogelijk rijdend<br />
samengeperst. Dit vergde nogal wat behendigheid in het manoeuvreren en ongeluk-<br />
4
ken bleven dan ook helaas niet uit. De persbuit werd afgedekt met zwart landbouwplastic,<br />
vaak verzwaard met oude autobanden. De geur <strong>van</strong> de kuil was aanzienlijk aangenamer<br />
en de koeien vonden het lekker.<br />
De mest met stro werd uit de grup geschept in<br />
een kruiwagen en naar de mestvaalt gereden<br />
waar het geheel kon composteren tot<br />
bruikbare strooi-mest. De<br />
achtergebleven gier liep door de<br />
enigszins hellende grup via roosters<br />
naar de gierkelder. Er moest geen of<br />
zo weinig mogelijk stro en andere vaste<br />
stof in zitten, omdat de gier later werd<br />
opgepompt. Er was maar weinig voor<br />
nodig om de pomp verstopt te krijgen.<br />
De mest <strong>van</strong> de vaalt werd in het<br />
najaar uitgereden op het land waar<br />
rogge zou worden gezaaid. Met de<br />
greep werd de mest op een wagen<br />
geladen, gereden naar Kuilladen<br />
het land en met een speciale mestvork met grote haakse tanden <strong>van</strong> de wagen getrokken<br />
op kleine hoopjes.<br />
Naderhand werden deze hoopjes over de akker verspreid door de mest met een riek uit te<br />
strooien en schu<strong>dd</strong>en. De rest <strong>van</strong> de mestvaalt werd op gelijke wijze in het voorjaar ver-<br />
werkt. Het mestrijden -strooien was zwaar werk: je ontdekte op <strong>09</strong><br />
pijnlijk wijze het<br />
bestaan <strong>van</strong> allerlei spieren.<br />
De gier werd opgepompt in een grote, ijzeren ton, die op een soort <strong>van</strong> wagenframe was<br />
gemonteerd en daarna verspreid over het grasland. Ook de zogenaamde korte mest: kippenmest<br />
en de inhoud <strong>van</strong> het "huussien" kwam terecht op het grasland. Het werd fijn over<br />
het land verdeeld met een eg aan de onderkant voorzien <strong>van</strong> enkele wat zwaardere takken.<br />
Het grasland dat het dichtst bij de boerderij lag, werd het meest bemest. Hier liepen<br />
de koeien 's zomers ook te grazen. Verder <strong>van</strong> de boerderij lag het hooiland, meestal ook<br />
wat lager gelegen en daarom ook wel aangeduid met broekland. In voorkomende gevallen<br />
kon er twee keer worden gehooid, ook werd "het tweede gras", het zogenaamde etgroen,<br />
wel door koeien begraasd. Ze werden dan losgelaten in het broek en kwamen 's nachts op<br />
stal. Het - sterke - verhaal werd voor de oorlog eens verteld over een koe die 's avonds<br />
geen melk gaf, maar 's morgens de normale hoeveelheid. Op een dag volgde de boer het<br />
doen en laten <strong>van</strong> het beest en zag tot zijn verbijstering een slang uit de bosjes komen, die<br />
zich omhoogkronkelde om een poot en de koe leegzoog. Uiteraard greep de boer in en<br />
roeide het kwaad uit.<br />
Enige tijd voor het maaien moet dit hooi- of broekland voor het natuurminnend oog een<br />
lust zijn geweest: zo rijk geschakeerd in kleur en soort aan bloemen des velds dat het ooit<br />
lyrisch is beschreven door Jac.P.Thijsse in zijn Verkade-album De bonte wei (1911). Deze<br />
bonte veelkleurigheid heeft standgehouden tot in de jaren 50. Intensivering <strong>van</strong> de veeteelt<br />
en dus ook <strong>van</strong> de bemesting maakte het grasland uniformer en dus groener: koekoeksbloemen,<br />
boter- en dotterbloemen, pinksterbloemen en margrieten, ratelaars en<br />
5
misschien zelfs orchideetjes verdwenen tussen het gras, zochten asiel aan de slootkanten<br />
of belan<strong>dd</strong>en in De bonte berm (1979) <strong>van</strong> P.Zonderwijk. De boer veroorzaakte het allemaal<br />
met droge ogen: zijn grasoogst verbeterde aanzienlijk na het scheuren en het bemesten<br />
met kali, slakkenmeel en stikstof. Op het bouwland moesten deze meststoffen<br />
aan<strong>van</strong>kelijk met de hand worden uitgestrooid <strong>van</strong>uit het zaaivat dat de boer met een riem<br />
om de schouders voor de buik hield. Op het egaler grasland strooide men liever <strong>van</strong>af de<br />
wagen, totdat ook vindingrijke geesten hiervoor een machine ha<strong>dd</strong>en ontwikkeld. Echt<br />
ongewenste onkruiden waren de vertegenwoordigers <strong>van</strong> de russenfamilie. Een aardige<br />
manier <strong>van</strong> "natuurlijke" bestrijding was de bemesting met varkensmest: de russen<br />
hielden daar niet <strong>van</strong> en kwijnden weg. Distels werden meestal afgemaaid en ook wel uitgestoken.<br />
Toch waren deze planten niet echt gehaat.<br />
Het verhaal gaat dat eens een blinde een stuk goede weidegrond wilde kopen. Hij gaf zijn<br />
knecht de opdracht zijn paard vast te maken aan de grootste distel die hij kon vinden en<br />
om dat stuk land te kopen. Met andere woorden: waar distels groeien, is de grond niet<br />
slecht.<br />
Paard...<br />
Behalve een werkpaard had een mi<strong>dd</strong>elgro<br />
te boer er vaak nog een jong paard bij, op<br />
"aanwas". Begin jaren 50 bestond het "wa<br />
gen - en machinepark" uit een boerenwagen<br />
met houten wielen, een wipkar, een ploeg,<br />
een eg, een cultivator, een maaimachine en<br />
een harkmachine voor het hooi. De geme<br />
chaniseerde paardenkracht deed in 1965<br />
zijn intrede in het bedrijf: een tractor, een<br />
Deutz met een vermogen <strong>van</strong> 25 pk met een<br />
hefinrichting en een maaibalk. Het paard<br />
moest weg; de economische bedrijfsmarges<br />
waren te klein om het dier op de boerderij te<br />
houden uiteen gevoel <strong>van</strong> sentiment of nos-<br />
talgie. Maaien met de<br />
. paardenmaaimachine.<br />
Maaien, hooien en kuilen .....<br />
Johans vader had nog veel met de zeis gemaaid. Eens had hij zes weken achtereen zich<br />
bij boeren verhuurd om te maaien of "in het zwad te staan". Later had de zoon het eens gepresteerd<br />
om in een dag een oppervlakte <strong>van</strong> <strong>30</strong> are met de hand te maaien: bij onvoldoende<br />
training een uitstekende manier om later des te meer <strong>van</strong> de mechanische vooruitgang<br />
te genieten. Pas ingezaaid gras werd nogal eens met de zeis gemaaid: er had zich<br />
nog onvoldoende een sterke zode gevormd om machinaal maaien te kunnen verdragen.<br />
Als je zelf geen paard had en dus ook geen maaimachine, zoals dat in 1936 het geval was,<br />
maaide de buurman het gras. Als vergoeding werd er bij de buurman later tegenarbeid<br />
verricht. Het was dan altijd wel de vraag of er in voldoende mate wederdienst werd gedaan.<br />
Als het eigenlijk niet genoeg zou zijn, werd het niet gezegd, maar later, soms veel later,<br />
wel voelbaar gemaakt. Het maaien met de zeis was een bepaalde slag en het was <strong>van</strong><br />
groot belang dat de zeis scherp gehaard was - een techniek apart. Desondanks was het<br />
zwaar werk. De machine was dus een aanzienlijke stap vooruit. Toch ging ook dit niet al-<br />
6
tijd probleemloos: regelmatig hoopte het gras zich voor de maaibalk op en raakten de<br />
messen verstopt en liepen vast. De machine moest met paard en al iets teruggetrokken<br />
worden, het machinemes vrij- en schoongeplukt en men kon weer verder. Het echte tempo<br />
kon pas gemaakt worden toen aan het eind <strong>van</strong> de jaren 60 de cyclomaaier kwam en<br />
het grasland na de maaibeurt de indruk maakte <strong>van</strong> een geschoren gazon.<br />
Met de eg, aan de onderkant voorzien <strong>van</strong> enkele zware takken werd het grasland enigszins<br />
geëgaliseerd, vooral de molshopen werden zo geslecht. Voor de afrastering gebruikte<br />
men palen, gehakt uit bomen in het bosje bij de boerderij, waaruit ook allerlei ander geriefhout<br />
werd gehaald, tot zelfs takkenbossen voor de bakkerij. Dikke stammen werden in<br />
gewenste lengtes gezaagd en gekloofd. De palen werden geplaatst in paalgaten met de<br />
schop gegraven en voorzien <strong>van</strong> twee rijen prikkeldraad. De grondboor kwam later in de<br />
jaren 60. Toen werden ook de mooie, rechte gecreoliseerde palen leverbaar. De afrastering<br />
werd strakker en rechter, toen zeker gewaardeerd als vooruitgang, nu getypeerd als<br />
minder rustiek. Graslanden die nu "aan de natuur teruggegeven worden" en extensief worden<br />
beweid, worden bij voorkeur "bepaald" door wat kromme, knoestige en gekloofde palen.<br />
In de jaren 50 werd een stroomapparaat aangeschaft voor schrikdraad. Elke paal<br />
werd voorzien <strong>van</strong> een "potje", een stenen of porceleinen isolator, waaraan de draad<br />
moest worden bevestigd. Er ontstond een veelvormigheid in "potjes", <strong>van</strong> porcelein tot<br />
kunststof, ze werden later zelfs verzameld. Het was verplicht om de stroomdraad langs de<br />
openbare weg te voorzien <strong>van</strong> een bordje met de waarschuwende tekst: Pas op!<br />
Schrikdraad. Regelmatig controleerde de boer of er nog wel stroom stond op de draad. De<br />
test werd heel voorzichtig uitgevoerd met een strootje of een grashalm, hoewel sommigen<br />
de controle heel manhaftig met de hand uitvoerden. Als de stroom heel zwak gevoeld<br />
werd, was er ergens een "lek": een plant die tegen de stroomdraad aangegroeid of -gewaaid<br />
was. De gehele omtrek moest worden afgezocht.<br />
Begin jaren 60 startte Johan met rantsoenbeweiding: de koeien kregen een beperkt stukje<br />
grasland toebedeeld. Het grote voordeel was de gelijkmatigheid <strong>van</strong> de graskwaliteit,<br />
het werd niet vertrapt en bevuild. Water dronken de koeien aan<strong>van</strong>kelijk uit een gegraven<br />
poel, een zoepgat. Vaak vertrapte het vee de kanten en bevuilden het water. Als het kon,<br />
schepte men liever water uit een sloot in een drinkton. Later werd er een put gegraven, de<br />
wanden opgezet met turf, waaruit water werd geschept in een ton of drinkbak. De betere<br />
kwaliteit <strong>van</strong> het drinkwater vertaalde zich meteen merkbaar in een betere melkgift. Nog<br />
later, begin jaren 60, kwamen de bekende<br />
weidepompjes waarbij de koeien zelf met hun<br />
snuit het water konden oppompen <strong>van</strong>uit een<br />
gespoten waterleiding. Ze dronken nu goed,<br />
schoon grondwater.<br />
Voor de oorlog werd de grasoogst geconserveerd<br />
tot hooi. Het gemaaide gras werd met<br />
de vork losgegooid en tijdens het drogen<br />
enige keren met de hooihark losgeslagen,<br />
steeds met handkracht. Als het droog genoeg<br />
was, dus hooi was geworden, werd het<br />
samengeschoven tot oppertjes, ook wel met Een sleephooihark<br />
7
paard, lange touwen en een dwarsbalkje samengesleept tot grote oppers. Ook maakte<br />
men wel gebruik <strong>van</strong> dakruiters: een palenconstructie waarop het hooi werd gestoken. Bij<br />
voorkeur zette men de ruiters zodanig op dat er a.h.w, een tunnel <strong>van</strong> hooi ontstond, waartussendoor<br />
de wind vrij spel had. Dit droogde prima en als de ruiter goed afwaterend was<br />
opgezet, kon men het geheel zonder bezwaar wel twee maanden op het land laten staan.<br />
Tenslotte werd het hooi opgeladen op een boerenwagen die met een houten frame iets<br />
was verbreed.<br />
Twee man staken met hooivorken het hooi omhoog en één man of vrouw op de wagen<br />
laa<strong>dd</strong>e het op. Hiervoor gold een vaste volgorde: eerst de hoeken, dan de kanten en tenslotte<br />
het mi<strong>dd</strong>en om de rest goed vast te zetten. Een goede opsteker zette het hooi meteen<br />
af op de goede plek.<br />
Bij de boerderij werd het hooi zoveel mogelijk binnen opgetast in het hooivak. De hooiblazer<br />
zou later ook dit werk verlichten. Wat men binnen niet kon bergen, kwam in de hooiberg<br />
buiten, in de miete: een constructie met vier palen waartussen een kap dankzij een<br />
speciale inrichting op en neer kon worden bewogen.<br />
Een enkele keer ging het mis en ontstond er<br />
hooibroei. Vooral hooi gewonnen <strong>van</strong> jong,<br />
rijkbemest gras vormde een risico. Een beetje<br />
broei kon geen kwaad, het kwam zelfs de<br />
smaak <strong>van</strong> het hooi ten goede. Als het echter<br />
te heet werd, ontstond er gevaar voor brand.<br />
In het mi<strong>dd</strong>en <strong>van</strong> het hooi werd er een gat<br />
gegraven om voor afkoeling te zorgen en in<br />
noodgevallen moest het hele hooivak worden<br />
ontruimd: het aangetaste hooi had een<br />
donkerbruine tot zwarte kleur. Vaak<br />
s<br />
tond men met de brandspuit in aanslag. In<br />
De hooioogst wordt binnengehaald. een aantal gevallen had men het, te laat in de<br />
gaten of had men te traag gereageerd en kraaide de rode haan in de buurt. Hevige hooibroei<br />
betekende paniek op het bedrijf, het was alle hens aan dek en ongevraagd stond de<br />
buurt paraat.<br />
Later werd het hooi op het land in pakjes geperst: deze waren gemakkelijk te hanteren en<br />
te stapelen, maar de timing <strong>van</strong> droog en persklaar zijn en <strong>van</strong> de komst <strong>van</strong> de loonwerker<br />
was wel eens problematisch. De boeren hooiden nagenoeg gelijktijdig, iedereen had<br />
haast, zeker als er regen of onweer was voorspeld.<br />
Ook tot in dit detail veranderde het landschapsbeeld: de pakjes maakten plaats voor grote<br />
rollen die ook nog eens werden verpakt in plastic: opvallend wit of lichtblauw of in de<br />
schutkleur <strong>van</strong> grasgroen: een agrarische variant <strong>van</strong> "landart a la Christo".<br />
Koeien en melk......<br />
De opkomst <strong>van</strong> de kunstmatige inseminatie direct na de oorlog betekende in snel tempo<br />
het einde <strong>van</strong> de particuliere stierenhouderij. Vrijwel alle boeren lieten zich zonder veel<br />
moeite overtuigen <strong>van</strong> de grote voordelen en sloten zich bij de K.l. aan. Een zoveelste bewijs<br />
dat in elk geval ten aanzien <strong>van</strong> de bedrijfsvoering de agrariër in het geheel niet conservatief<br />
is, maar juist is gespitst op de vooruitgang. Toch werden ook hier nieuwe ontwik-<br />
8
kelingen wel eens met argusogen gevolgd. Van een boer werd verteld dat hij ernstig bezwaar<br />
maakte dat de inseminator zijn bezoeken aan de boerderijen aflegde op een brommertje.<br />
Naar 's mans stellige overtuiging zouden de toekomstige kalveren er wild <strong>van</strong> worden.<br />
Er waren veel boeren die er een eer in stelden dat de koeien er netjes en schoon bij stonden<br />
op stal. Als er 's avonds visite was en de mannen tussen koffie en borrel in even naar<br />
achteren gingen om het vee te bekijken en vooral <strong>van</strong> uitgebreid commentaar te voorzien,<br />
was het prachtig als de dieren schoongeborsteld waren, met de poten in schoon, vers stro<br />
stonden, de staarten schoongewassen en netjes aangebonden. Natuurlijk waren er nuchtere<br />
cynici die beweerden dat je met al dat gepoets en geborstel geen cent meer verdiende,<br />
maar velen ha<strong>dd</strong>en het graag voor het oog over.<br />
Hygiëne was <strong>van</strong> groot belang bij het<br />
melken. De melk werd <strong>van</strong>uit de emmer<br />
in de melkzeef gegoten boven de<br />
melkbus. Vroeger werd de melk door<br />
twee linnen lappen gefilterd die in de<br />
zeef geklemd zaten. Van één boer<br />
werd het verhaal verteld dat hij altijd<br />
onderin de zeef een witte doek en<br />
bovenin een zwarte had. Toen men<br />
toch enigszins bevreemd hierover bij<br />
hem naar de reden informeerde, was<br />
het antwoord dat je een witte doek<br />
bovenin zo Melkerstijd moeilijk schoon kon<br />
krijgen!<br />
De koeien werden zo veel mogelijk op vaste tijden gemolken: 's morgens om ongeveer<br />
zes uur en 's avonds ook. Je kon daar niet al te veel <strong>van</strong> afwijken, niet alleen om het bioritme<br />
<strong>van</strong> de koe niet te verstoren, maar ook omdat de melkrijder op vaste tijden een vaste<br />
route reed door de buurtschap. De melkbussen moesten dan wel op tijd aan de weg<br />
staan.<br />
Het melken werd gedaan door de boer, eventueel bijgestaan door de knecht, en het was<br />
gewoon dat ook de boerin meehielp. De gemi<strong>dd</strong>elde melktijd varieerde <strong>van</strong> 7 tot 10 minuten:<br />
de ene koe molk makkelijker dan de andere. Behalve bij zeer makke koeien werden<br />
de achterpoten aangespannen met een touw, later werd daarvoor een spanketting of een<br />
spanbeugel gebruikt, dat ging sneller. De staart werd niet mee vastgebonden: de koe<br />
moest de vliegen kunnen blijven verjagen. Dat de melker of melkster daardoor wei eens<br />
een fikse draai om de oren kreeg, moest hij of zij maar op de koop toe nemen. In ieder geval<br />
motiveerde het risico wel om de staarten enigszins schoon te houden. Men zat op een<br />
melkkrukje te melken: een plankje met één poot eronder, ook wel met drie, dan zat het wat<br />
steviger. Later, toen er machinaal gemolken werd, schafte men zich een stoeltje aan dat<br />
met een riempje om het mi<strong>dd</strong>el vastgebonden kon worden: je had dan de handen vrij om<br />
de apparatuur te bedienen en je was wat mobieler bij het nameiken. Het ritme <strong>van</strong> de<br />
melktijden was het ritme <strong>van</strong> het boerenbestaan. Alle overige werkzaamheden werden<br />
daarop aangepast: voor of na het melken of er tussen in. Het was ook symbolisch: de<br />
melkgift was de economische kurk waarop de landbouw dreef en de andere<br />
werkzaamheden stonden voor het grootste deel in dienst <strong>van</strong> de melkproduktie.<br />
9
Begin jaren 60 kwam het machinale melken: er waren mobiele installaties die met het vee<br />
verweid konden worden, de meeste boeren probeerden het zo in te richten dat de melkinstallatie<br />
werd aangebracht in de boerderij en dat de koeien twee keer per dag werden uitgenodigd<br />
om langs te komen en de melk af te staan. Er werden padennetten gemaakt om<br />
de dieren daartoe in de gelegenheid te stellen. In de jaren 70 moesten de melkbussen<br />
worden ver<strong>van</strong>gen door een melktank. Deze installatie kreeg uiteraard een vaste plaats in<br />
de boerderij, zodat het noodzakelijk werd dat de koeien in de buurt <strong>van</strong> de boerderij wei<strong>dd</strong>en.<br />
De verdergaande perfectionering <strong>van</strong> het melksysteem lijkt het de laatste jaren rendabeler<br />
te maken om het gehele jaar door de koeien binnen te houden en ze daar o.a. gemaaid<br />
gras te voeren. Bovendien kun je in de moderne stallen meer doen aan<br />
klimaatbeheersing en het land wordt niet vertrapt. De Nederlander zal er echter wel even<br />
aan moeten wennen: een parklandschap of een polder zonder vee, tenzij we ook voor dat<br />
landschapselement weer subsidie over hebben.<br />
De invoering <strong>van</strong> de melktank lei<strong>dd</strong>e indertijd tot belangrijke investeringen en menige kleine<br />
boer die toch al geen opvolger had - in de meeste gevallen had hij zelf zijn opgroeiende<br />
kinderen het ook dringend ontraden - deed nu wat hij al een tijdje <strong>van</strong> plan was geweest:<br />
hij hield ermee op, m.a.w. hij maakte dankbaar gebruik <strong>van</strong> de saneringsmaatregelen.<br />
Wellicht is het woord dankbaar niet geheel terecht: zeker in de beslissingsfase<br />
en daarna zal er gewikt zijn en gewogen en zal er pijn geleden zijn in de boerderijtjes,<br />
geërfd <strong>van</strong> vader op zoon, het hele leven erop gewerkt, lief en leed gedeeld en nu<br />
niet meer rendabel. De tank werd om de andere dag geleegd, overgepompt in een grote<br />
tankauto die kwam voorrijden. De installatie moest dus ook voorzien zijn <strong>van</strong> een koelelement<br />
en een roerapparaat zorgde voor voortdurende beweging in de melk om ervoor te<br />
zorgen dat de <strong>bestand</strong>delen in de melk zich niet <strong>van</strong> elkaar schei<strong>dd</strong>en. Een spoelapparaat<br />
tenslotte moest ervoor zorgen dat de tank na het legen grondig gereinigd werd.<br />
De melkbussen die inmi<strong>dd</strong>els al dan niet beschilderd in gebruik zijn genomen als bloem<br />
of paraplubak, waren tot de jaren 60 beeldbepalend in het agrarisch gebied, 's Morgens<br />
werden ze opgehaald door de melkrijder, met een bepaalde slag in een keer op de wagen<br />
gezet en afgeleverd bij de zuivelfabriek, 's Mi<strong>dd</strong>ags om ca drie uur kregen de boeren de<br />
bussen terug, soms gevuld met ondermelk,<br />
een goedkoop restprodukt <strong>van</strong> de boterbe-<br />
reiding, zeer geschikt om het veevoer mee<br />
aan te maken. Omdat er in de zuivelfabriek<br />
Salland geen kaas werd gemaakt, kon er<br />
geen wei retourgegeven worden. Elke boer<br />
had zijn nummer op de bus staan ingeslagen<br />
in een messing plaatje. (Johan had nummer<br />
793). Het schoonmaken <strong>van</strong> de bussen was<br />
het werk <strong>van</strong> de boerin of de meid. Met een<br />
borstel en heet sodawater werden de bussen<br />
gereinigd en nagespoeld met schoon water.<br />
Op een rek tegen de muur konden ze uitlek<br />
ken en nadrogen. Regelmatig werd ook de<br />
buitenkant met fijn, wit zand geschuurd tot<br />
dat de bus glom <strong>van</strong> reinheid en de boerin<br />
<strong>van</strong> trots. Steeds moderner....<br />
10
Eén keer in de veertien dagen nam de melkrijder een klein kistje mee met kleine flesjes,<br />
een schepje en een boekje. Dan moest er <strong>van</strong> de melk <strong>van</strong> elke koe een monster worden<br />
genomen, nadat de melk eerst een keer <strong>van</strong> de emmer in de andere was "omgegooid".<br />
Het controlenummer <strong>van</strong> de koe werd op het etiketje geschreven en op het laboratorium<br />
<strong>van</strong> de zuivelfabriek werd dan proefondervindelijk het vetgehalte vastgesteld. De boer<br />
was zeer geïnteresseerd in de uitslag: het vetgehalte was immers medebepalend voor de<br />
melkprijs. Het streven was om de melk in de eerste klas te krijgen, want dan kreeg je een<br />
cent extra voor een liter. Pas in de jaren 70 werd ook het eiwitgehalte gemeten en vastgesteld.<br />
Uiteindelijk moest al het werk beloond worden en één keer in de twee weken nam de<br />
melkrijder het melkgeld mee. In een zakje werd het onder het deksel geschoven en als de<br />
boer wat verder <strong>van</strong> de weg woonde ook wel onder de bus gelegd. Meestal bleef het niet<br />
lang aan de weg liggen, want de boer en de boerin waren gretig genoeg om het te halen.<br />
Toch is dit enkele decennia later niet meer voor te stellen. In de loop <strong>van</strong> de jaren 60 werd<br />
het melkgeld overgemaakt op een bankrekening. Geld veranderde <strong>van</strong> bankbiljetten in<br />
een cijferreeks op een bankafschrift. De drempel <strong>van</strong> de bank werd lager en de geldbeleving<br />
veranderde. Het lenen werd ook emotioneel wat gemakkelijker.<br />
De draagtijd <strong>van</strong> een koe heeft iets menselijks: negen maanden. Voordat het kalf werd geboren,<br />
stond de koe twee maanden "droog". Ze werd dan niet meer gemolken. De meeste<br />
kalveren werden in de wintermaanden geboren. De bevruchting had meestal in de meimaand<br />
plaatsgevonden: de beesten kwamen dan in de wei en demonstreerden de hormonale<br />
werking dan het duidelijkst in "de nieuwsgierigheid naar het gras <strong>van</strong> de buren."<br />
Vastgebonden aan een touw in de rij op stal was tochtigheid veel moeilijker te constateren,<br />
hoewel de boer - en zeker de fabriek - er wel belang bij had om te komen tot een zekere<br />
kalvingsspreiding om zo een wat meer constante aanvoer <strong>van</strong> melk te verzekeren.<br />
Het stalsysteem <strong>van</strong> de ligboxenstallen maakte het pas goed mogelijk om deze spreiding<br />
te realiseren.<br />
De meeste bevallingen verliepen op de natuurlijke, dus normale manier. Meestal had de<br />
boer aan zichzelf en eigen volk voldoende om de klus te klaren. Als hij echter complicaties<br />
vreesde, was één woord in de buurt genoeg om zich te verzekeren <strong>van</strong> bijstand, ook als<br />
het plaatsvond in het holst <strong>van</strong> de nacht, een tijdstip waarvoor menig rund een merkwaardige<br />
voorkeur had ontwikkeld. In de meeste gevallen werd de bevalling bespoedigd door<br />
het kalf er af te trekken met behulp <strong>van</strong> een touwtje dat om de voorpootjes werd geknoopt.<br />
Kleine complicaties verhelpen zoals het kopje of de pootjes in de goede stand leggen,<br />
konden de meeste boeren zelf oplossen. In de praktijk had menigeen daarvoor een zekere<br />
feeling ontwikkeld. In een enkel geval loste men het niet op en moest de veearts komen.<br />
De laatste jaren kan men in moeilijke situaties de keizersnede toepassen. In de jaren 50<br />
gebeurde dat niet en moest het kalf in gedeelten uit de koe worden gehaald. Zo'n dag was<br />
niet de vrolijkste: het bleef een naar gezicht en hiervoor deed men het niet. De oorzaak<br />
<strong>van</strong> te zware kalveren werd vaak gezocht bij de stier: als dit enige regelmaat vertoonde,<br />
werd de stier voor het fokken afgedankt.<br />
Het pasgeboren kalfje werd droog en schoon gewreven met stro en gelegd in een apart<br />
hokje. De eerste dagen kreeg het de eerste melk <strong>van</strong> de moeder: de biest. Deze biest bevatte<br />
veel caseïne (kaasstof) en andere voor het kalf noodzakelijke stoffen om de spijsvertering<br />
op gang te brengen. De eerste dag kon de biestmelk wel eens enkel sporen<br />
bloed bevatten. Vroeger, nog voor de oorlog, werd er <strong>van</strong> de biest een soort <strong>van</strong> koek gemaakt.<br />
De melk werd met wat zout in de over verhit, waarna men het geheel liet afkoelen<br />
11
waardoor het stijf werd. In afgekoelde toestand werden er plakken <strong>van</strong> gesneden die als<br />
broodbeleg uitstekend smaakten. Je kon het enigszins vergelijken met zeer jonge, weke<br />
kaas. In andere streken <strong>van</strong> ons land voegde men er suiker aan toe en at men het gerecht<br />
als koek bij koffie of thee. Elders was de biestmelk in het bijzonder in trek om pannekoekbeslag<br />
mee aan te maken.<br />
De Burgerlijke Stand <strong>van</strong> Douwkje 25<br />
Een kalf moest ook worden ingeschreven in de Burgerlijke Stand, het moest worden geregistreerd.<br />
Vandaag de dag lopen onze koeien met grote oorflappen rond, in de jaren 50<br />
waren ze keurig geschetst: de vlektekening zwart - wit of rood - wit werd op een kaart vastgelegd,<br />
zowel de linker- als de rechterzijde. Elk dier kreeg een nummer, een naam en een<br />
status waarop o.a. aangetekend werd of ze t.b.c- en abortusvrij was. Voor de oorlog werden<br />
familieleden wel vernoemd, later werd gewoon doorgenummerd: Lieske 14 kreeg<br />
Lieske <strong>15</strong>, hetgeen de overzichtelijkheid ten goede kwam.<br />
Na de oorlog waren er tal <strong>van</strong> stimulansen om de kwaliteit <strong>van</strong> het rundvee te verbeteren.<br />
Zo waren er in Hardenberg de fokveedagen, aan<strong>van</strong>kelijk tegenover Koeslag en later op<br />
de Krüserbrink. Mooi opgepoetst, met schone poten en staarten stonden er dan <strong>15</strong>0 tot<br />
200 koeien in het stro te wachten tot ze langs een jury konden worden voorgeleid. De jury<br />
beoordeelde de beesten in bepaalde klassen. De mooiste en beste dieren kregen een lintje,<br />
de eigenaars de complimenten en de eer.<br />
Eens deed Johan ook weer mee met een viertal koeien. De dag tevoren waren de beesten<br />
mooi schoongeborsteld, de staarten hagelwit gewassen. Hij had er zelfs vlechtjes in gevlochten.<br />
De andere morgen poetste Jantsje de laatste vlekjes nog even weg met een<br />
vochtig petroleumlapje. De veewagen bracht ze naar Hardenberg. De dieren ha<strong>dd</strong>en kennelijk<br />
in de rats gezeten: ze ha<strong>dd</strong>en zich onderweg bevuild en onder de stront kwamen ze<br />
12
de treeplank af. Er werden nog wel pogingen gedaan om de zaak nog enigszins te re<strong>dd</strong>en,<br />
maar het felbegeerde lintje zat er niet meer in.<br />
Een krachtiger stimulans tot kwaliteitsbevordering vooral na de oorlog was het stamboek,<br />
een register waarin de kenmerken en de afstamming <strong>van</strong> de dieren waren opgenomen.<br />
Johan had al zijn koeien in het stamboek. Behalve de zekerheid dat hij daarmee goed<br />
melkvee op stal had, brachten de kalveren in de verkoop ook een hogere prijs op.<br />
Maar niet altijd ging het<br />
goed met het vee, soms<br />
kampte men met<br />
ziektes. Mond- en<br />
klauwzeer was erg:<br />
lastig te behandelen en<br />
pijnlijk voor het dier.<br />
Vooral op de natte<br />
gronden ha<strong>dd</strong>en de<br />
koeien last <strong>van</strong> uierontsteking:<br />
een uiterst<br />
pijnlijke aandoening en<br />
ook moeilijk te behandelen<br />
al werd het<br />
wel geprobeerd met<br />
penicilline. Meestal betekende het 't einde <strong>van</strong> de melkkoe. Al in 1936 was er het veefonds;<br />
als men daar<strong>van</strong> lid werd, betaalde men een premiebedrag per koe en het fonds<br />
keerde 80% <strong>van</strong> de marktwaarde uit als het dier door ziekte of ongeluk stierf. Vooral na<br />
de oorlog werd de t.b.c, aangepakt. Als er bij een test bij een dier een positieve reactie<br />
werd waargenomen, werd de koe afgemaakt. Toen bleek dat deze werkwijze niet<br />
afdoende zou zijn, ging men over tot het zeer drastische mi<strong>dd</strong>el <strong>van</strong> ruiming <strong>van</strong> de gehele<br />
veestapel als er op een bedrijf de ziekte was geconstateerd. Uiteindelijk werd de<br />
Nederlandse veestapel t.b.c- vrij, een resultaat dat bereikt was met grote economische en<br />
emotionele offers. Later werd dit ook de manier <strong>van</strong> aanpak om de gevreesde abortusbang<br />
uit te bannen. Voor en tijdens de oorlog werd deze ziekte niet als zodanig benoemd,<br />
althans niet systematisch bestreden. Het kwam toen ook wel voor dat een koe vroegtijdig<br />
haar vrucht verloor. Omdat in de oorlog de kadavers niet werden opgehaald, moest men<br />
op het bedrijf zelf maatregelen nemen, meestal werden de dode dieren begraven. Toch<br />
ha<strong>dd</strong>en veel boeren een sterk vermoeden dat er wat meer mis kon zijn met een afgedreven<br />
kalf dan een enkel incident. Uit angst voor mogelijke besmetting en dus uitbreiding<br />
werd het afgedreven kalf niet begraven, maar overgoten met petroleum verbrand. Na de<br />
oorlog werd de verwerking <strong>van</strong> de kadavers beter geregeld. Op afroep kwam een<br />
vrachtauto de dode dieren ophalen, waarna ze in het destructiebedrijf te Bergum werden<br />
verwerkt.<br />
Alleen voor de huid ontving men nog een kleine vergoeding in voorkomende gevallen.<br />
Het kopen en verkopen <strong>van</strong> vee gebeurde meestal op de wekelijkse veemarkt. De boeren<br />
in onze streek waren vooral georiënteerd op de Zwolse veemarkt, maar ook in<br />
Hardenberg werd gehandeld. Een enkele keer kocht men een koe <strong>van</strong> een collegaboer in<br />
de buurt, maar het was niet gebruikelijk. Het sociale netwerk kon gemakkelijk beschadigd<br />
worden als er later wat aan de koe bleek te mankeren.<br />
13
Varkens<br />
In vijf hokken hield Johan zeugen met biggetjes. De biggen werden, zodra ze bij de zeug<br />
<strong>van</strong>daan konden, verkocht aan handelaren. Er waren niet zo heel veel berenhouders, zodat<br />
je met de zeug wel steeds heen en weer moest rijden. Doorgaans verliep de biggenfokkerij<br />
zonder al te veel problemen.<br />
Het vereiste echter wel een minimum aan deskundigheid. Het verhaal werd verteld <strong>van</strong><br />
een onderduiker, niet opgegroeid op de boerderij, wist niets af <strong>van</strong> het boerenwerk, maar<br />
wilde graag iets doen. Hij zou op de biggende zeug passen, zodat de boer en de boerin<br />
rustig op visite konden gaan. Na de visite kwamen ze op kraamvisite in het varkenshok.<br />
Juist op dat moment werd er een biggetje geboren, de zeug kwam met een grom overeind<br />
en verslond in enkele happen haar jong. De boer schreeuwde dat de oppas moest ingrijpen,<br />
de zeug moest tegenhouden, waarop de stadsmens doodleuk antwoor<strong>dd</strong>e:'Vat geeft<br />
niet, hij komt zo weer, dit is al de tiende keer".<br />
Een enkele keer echter trof je een kwade zeug, die geen mensen verdroeg in de buurt <strong>van</strong><br />
haar biggen. Ze kon dan gevaarlijk en agressief te keer gaan. Elke boer die zeugen hield,<br />
had <strong>van</strong> dergelijke verhalen.<br />
Ook werden jonge varkens gemest voor de slacht. Als deze zouters een gewicht ha<strong>dd</strong>en<br />
<strong>van</strong> ongeveer 70 kilo werden ze door handelaren opgekocht ten behoeve <strong>van</strong> de slagers.<br />
Uiteraard werd er ook een varken bestemd voor eigen kuip en wieme.<br />
Kippen<br />
Johan hield ongeveer honderd legkippen. Eigenlijk had men de kippen er een beetje voor<br />
de aardigheid bij, het leverde altijd nog een kleinigheid op en je had zelf ook altijd eieren<br />
en slachtkippen.<br />
De eieren werden opgehaald, o.a. door<br />
"Eierhakkert" in opdracht <strong>van</strong> de firma Bruins. De<br />
algemene legkip in de jaren 50 was de witte<br />
Leghorn. Daarnaast hield men ook wel de vleziger<br />
Bamevelders. De kippen in de jaren 50 waren<br />
met recht en reden scharrelkippen: ze ha<strong>dd</strong>en<br />
de ruimte en soms scharrelden ze geheel<br />
vrij rond op het erf. Dat kon echter ook betekenen<br />
dat de eieren soms echt gezocht moesten<br />
worden. In de jaren 50 schommelde de eierprijs<br />
tussen de tien en vijftien cent. Gelet op de inflatie<br />
sindsdien zou een tegenwoordig ei we! een<br />
gulden moeten kosten. Dat dit niet zo is, is het<br />
resultaat <strong>van</strong> voerverbetering en een giganti- Echte scharrelkippen. sche intensivering<br />
<strong>van</strong> de pluimveehouderij: één <strong>van</strong> de vele ingrijpende veranderingen op het platteland.<br />
Akkerbouw: aardappelen<br />
Een gemengd bedrijf kende naast het grasland het bouwland. De gewassen werden in<br />
wisselteelt verbouwd: een deel aardappelen, een deel graan, meestal rogge, en een deel<br />
voederbieten. Men wist dat dat nodig was <strong>van</strong>wege de kwetsbaarheid <strong>van</strong> zich herhalende<br />
monocultures. Vooral de aardappelmoeheid was een beruchte ziekte die met wisselteelt<br />
redelijk goed bestreden kon worden. Na een lange dag op het veld aardappelen rooi-<br />
14
en ha<strong>dd</strong>en sommige boeren en arbeiders het gevoel dat ook mensen er last <strong>van</strong> konden<br />
krijgen. Het pootgoed werd voor een deel gekocht bij de zaad- en pootgoedhandel, ook<br />
selecteerde men tijdens het rooien wel zelf <strong>van</strong> de beste stammen. De poters werden uitgezet<br />
in gaten met de pootstok gestoken. Voordat het loof tegen elkaar was gegroeid<br />
aar<strong>dd</strong>e men de rijen aan. Zo werd voor het laatst het onkruid bestreden, maar de belangrijkste<br />
reden <strong>van</strong> het aanaarden was dat de bovenste aardappelen met aarde werden bedekt,<br />
zodat ze niet groen werden. Een aardappel is namelijk een stengelknol en kan in het<br />
licht bladgroen maken. Bovendien waren de aangeaarde rijen makkelijker te rooien. De<br />
stammen werden opgelicht en met de handen werden de aardappelen bij elkaar "gekrabd".<br />
Op de vingertoppen droeg men metalen dopjes, want het was bijzonder pijnlijk om<br />
bij het rapen mis te tasten met je nagel. De bijeengeraapte aardappelen werden in een tenen<br />
korf gedaan die de raper met een draaiende beweging met zich meetrok. Als de mand<br />
vol was, werd de inhoud geleegd op rilletjes, of ook wel direct op de kar. Ze werden bewaard<br />
in een ondiepe kuil en bedekt met stro en een laagje aarde. Bovenop kwam een<br />
laag oud aardappelloof te liggen zonder aardebedekking: de hoop moest kunnen ventileren.<br />
Later moesten de aardappelen klaargemaakt worden voor aflevering. Op een sorteerbak<br />
werden de kleintjes eruit gezocht en de grote werden in zakken gedaan. Op een<br />
goede, liever gezegd een kwade, dag begon het vrij plotseling hevig te vriezen. Het was<br />
18 november en de aardappelen moesten worden geleverd. De hoop buiten werd in allerijl<br />
met meer grond bedekt. De vorst hield echter een week aan. De aardappelen op de deel<br />
waren ongeschonden, maar in de kuil was een gedeelte toch aangetast.<br />
Voederbieten<br />
Voederbieten werden in deze streek mangelwortels genoemd. Om ze mooi op rijtjes te<br />
zaaien, gebruikte met een handig zaaiapparaat op een wieltje dat de zaden regelmatig in<br />
de rij kon zaaien. Na de kieming kwam het werk: schoffelen met de hand en uitdunnen,<br />
ook met de hand en op de knieën. Als het een beetje meezat, leverde de oogst een prima<br />
produkt op. De bieten werden met de hand - en met de rug! - opgetrokken en het loof werd<br />
losgehakt of gesneden. Zo lang het goed bleef, werd het bietenloof als stalvoer gebruikt.<br />
Als er teveel was of er dreigde vorst, werd de rest <strong>van</strong> het loof ingekuild onder een dikke<br />
laag grond, zodat het flink samengeperst werd. Het resultaat was een zeer compacte, boterzachte<br />
kuil en de koeien vonden het lekker. De bieten werden in een kuil opgeslagen en<br />
bedekt met een laag stro en grond. Ze werden in de loop <strong>van</strong> de winter de koeien in gehakselde<br />
vorm aangeboden.<br />
Het beeld <strong>van</strong> menige aardappel- en bietenakker werd in de nazomer bepaald door hoogopschietend<br />
onkruid. Vooral meidesoorten konden hoog uitgroeien. Een kenmerkend onkruid<br />
<strong>van</strong> deze akkers was ook het "krallenroet" (zwarte nachtschade): een plant die wat<br />
later in het seizoen ontkiemde en zo de schoffel was ontkomen. Ook "reek" (perzikkruid)<br />
kon op deze akkers als onkruid massaal voorkomen. Het werd wel verzameld en grof gesneden<br />
als varkensvoer gebruikt.<br />
Koren<br />
Het meest geteelde koren was rogge, daarnaast werd ook haver verbouwd. Het breedbladige<br />
onkruid kon al bemestend bestreden worden met kalkstikstof. Daarnaast werden de<br />
roggeakkers opgesierd met o.a. de prachtige blauwe korenbloemen. Een oud dialectwoord<br />
voor dit akkeronkruid was "tremse", dat in het Nedersaksisch het betekeniselement<br />
<strong>15</strong>
"schitteren" of "stralen" in zich draagt. De positieve waardering voor dit mooie kruid zal niet<br />
door elke boer zijn gedeeld, voor hem was het onkruid dat groeide op de plaats <strong>van</strong> zijn<br />
koren.<br />
Het rijpe koren werd met de zeis gemaaid, de halmen bijeen geweld met de welhaak en tot<br />
bossen gebonden met een bosje halmen. Bossen met lange halmen, zoals rogge, werden<br />
meestal gebonden met twee banden. Daarna werden de bossen of garven in hokken gezet<br />
om te drogen en na te rijpen. Na enige tijd tastte men de garven op in de miete. Tot in<br />
de vijftiger jaren werd gedorst met dorsstokken, dus op handkracht. Het was winterwerk<br />
tussen het melken door op de deel. Het mooiste stro, lang en stevig, werd apart gehouden<br />
en was bestemd voor dakbedekking, als een soort riet. Sommige huisjes en schuren ha<strong>dd</strong>en<br />
tot in de jaren 50 nog zo'n dak <strong>van</strong> stro.<br />
Het uitgedorste graan werd gezuiverd in een kafmolen. Als je draaide aan de slinger veroorzaakte<br />
je in het apparaat een wind die het kaf tussen de vallende graankorrels weg<br />
blies. Meestal ha<strong>dd</strong>en een aantal boeren in de buurt zo'n kafmolen gezamenlijk. Het graan<br />
werd aan de molenaar geleverd.<br />
In de loop <strong>van</strong> de jaren 50 begon ook op dit terrein de mechanisatie en kwam de loonwerker<br />
naar de Tippe met de dorsmachine. Ook dan maakten veel burenhanden licht werk.<br />
Nog later werden verschillende oogstfuncties gecombineerd in één grote machine: de<br />
combine. De moderne loonwerker doet nu een veelvoud <strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> vroeger in een<br />
fractie <strong>van</strong> de tijd <strong>van</strong> toen.<br />
Er is geen facet <strong>van</strong> het boerenwerk als het oogsten <strong>van</strong> koren te bedenken dat zich zo<br />
heeft vastgezet op het netvlies <strong>van</strong> de generatie die het nog heeft meegemaakt. Het heeft<br />
m.a.w. een hoog nostalgisch en folkloristisch gehalte. Talrijk zijn de door de plaatselijke<br />
VVV's georganiseerde oogstfeesten, waarbij vooral rogge wordt gemaaid, samengebonden<br />
en eventueel met de vlegel gedorst door lieden in een boers uitziende klederdracht<br />
die de boeren <strong>van</strong> toen nooit gedragen hebben. De meest voor de hand liggende reden<br />
<strong>van</strong> de populariteit zal wel zijn dat de oogstfeesten nog net binnen de vakantieperiode<br />
kunnen worden gepland. Toch kunnen we ons nostalgische aardappelkrab- en bietenrooifeesten<br />
moeilijk voorstellen, ook wanneer ze in de vakantieperiode zouden vallen.<br />
Nateelten: spurrie en knollen<br />
Rogge rijpt relatief vroeg in het seizoen, in augustus al kon er worden geoogst. Het loonde<br />
de moeite om nog een gewas op dezelfde akker te telen. De hokken met de garven werden<br />
in dat geval bij voorkeur aan het eind <strong>van</strong> het perceel geplaatst waarna de stoppel<br />
werd ondergeploegd. Als nateeltgewassen werden vooral spurrie en knollen gezaaid.<br />
Voor de spurrie moest de grond schol geploegd worden, ondiep. Het gekochte zaad werd<br />
breedwerpig gezaaid,waarna het met een brede plank achter het paard werd "ingesleept".<br />
Zo'n plank had een lengte <strong>van</strong> een paar meter en een breedte <strong>van</strong> ca dertig centimeter.<br />
De boer stond op de plank en maakte zo dat het zaad werd bedekt en het land mooi vlak<br />
werd gesleept. Soms mochten een paar kinderen "meerijden" op de plank, op voorwaarde<br />
dat ze niet naar voren leunden want dan boorde de plank zichzelf de grond in. Het voordeel<br />
<strong>van</strong> het vlakslepen werd duidelijk bij het maaien. Spurrie was een zeer fijn vertakt gewas<br />
dat hecht in elkaar groeide. Het werd met de zeis gemaaid, het was zo mals: aanraken<br />
was al haast voldoende. De koeien kregen het op stal als bijvoer en vonden het lekker.<br />
Toch was het watergehalte in spurrie erg hoog en erg veel voedingswaarde bevatte de<br />
16
plant niet. Dat merkte de boer als hij overging op het voeren <strong>van</strong><br />
stoppelknollen: de melkgift nam meteen toe. Het grote voordeel<br />
<strong>van</strong> spurrie als landbouwgewas op de zandgronden was dat het<br />
geen bemesting behoefde. Spurrie is één <strong>van</strong> de weinige echt<br />
inheemse landbouwgewassen. Hoewel er weinig is gedaan om de<br />
plant echt te veredelen, had de cultuurplant meestal wat vleziger<br />
blad dan de wilde. Eind jaren 50 kwam er een einde aan de<br />
spurrieteelt. De plant komt nu nog vrij algemeen voor als tuin- en<br />
akkeronkruid.<br />
Stoppelknollen werden wel bemest, met gier. De grond werd<br />
ook wat dieper geploegd. Knollenzaad werd wel zelf gewon<br />
nen. Daartoe liet men een gedeelte staan om te overwinteren.<br />
Het volgend voorjaar kwam het tot bloeien en<br />
zaadvorming. Meestal teelde men de langwerpige witte knol<br />
len met paarse kop; ook werden wel gele knolletjes, boter-<br />
knollen, geteeld. Deze laatste dienden ook wel voor menselij<br />
ke consumptie. Het zaaien <strong>van</strong> knollen was een techniek op<br />
zich: het moest zeer dun en breedwerpig worden gezaaid.<br />
Johan kreeg het advies <strong>van</strong> zijn vader om het zaad zover <strong>van</strong><br />
zich te gooien alsof hij het nooit weer wilde zien. Als hulpmid<br />
del deed men het zaad wel in een etensbord. Vanuit dat bord<br />
werd dan gezaaid, waarbij je het zaad in kleine hoeveelheden<br />
tussen duim en vingers kon vastpakken. Spurrie "die op de akkers<br />
groeit" (Spergula arven-<br />
Maïs sis)<br />
De komst <strong>van</strong> de snijmaïs in het begin <strong>van</strong> de jaren 70 veranderde de aanblik <strong>van</strong> het boerenlandschap.<br />
Daarvoor waren er pogingen geweest om korrelmaïs te telen. Het was<br />
geen succes geworden: de mais werd niet rijp en het nadrogen leverde toch ook niet een<br />
gewenst resultaat op. Snijmaïs was een ideaal gewas dat stormenderhand de akkers op<br />
de zandgronden veroverde. Het verdroeg een zware bemesting en drijfmest had men tengevolge<br />
<strong>van</strong> de groeiende veestapel genoeg. Later zou dat een <strong>van</strong> de grote problemen<br />
<strong>van</strong> de landbouw worden. Het gewas leverde een flinke massa op. Gehakseld en ingekuild<br />
vormde het een hoogwaardig veevoer dat ook door de koeien werd gewaardeerd. De<br />
melkgift nam toe en dankzij de mais konden er nog meer koeien per hectare worden gehouden.<br />
De recreërende wandelaar en fietser zag het weggetje tussen het koren veranderen<br />
in het pad tussen de maïs. De plattelandsjeugd waardeerde het gewas als een<br />
ideale leverancier voor de katapult.<br />
Om de boerderij<br />
Rond de boerderij lag het erf, meestal onverhard. Het was het werkterrein, maar zaterdag<br />
werd er opgeruimd, geveegd en geharkt, zodat het er voor de zondag netjes bijlag.Nog in<br />
de jaren 50 was de bloementuin, de siertuin <strong>van</strong> weinig belang. Een enkele sering en boerenjasmijn<br />
zorgden in de meimaand voor geur en fleur. Vaak stonden er enige buxusboompjes,<br />
netjes in bolvorm geknipt. Dahlia's, Oostindische kers (staartpannegies) en<br />
afrikaantjes waren favoriete bloemplanten, waarschijnlijk omdat de teelt er<strong>van</strong> weinig problemen<br />
ondervond en de vermeerdering meestal zeer voorspoedig verliep. Planten voor<br />
17
de siertuin werden nooit gekocht, in voorkomende<br />
gevallen ruilde men onderling of<br />
deelde uit <strong>van</strong> eigen overvloed. Belangrijker<br />
was de moestuin. Geliefde groenten waren:<br />
worteltjes, rode bietjes, sla, koolsoorten,<br />
waaronder vooral boerenkool, en boontjes.<br />
Het spitten <strong>van</strong> de tuin was mannenwerk, het<br />
zaaien, verzorgen en oogsten was het werk<br />
<strong>van</strong> de boerin. Er werd speciaal geteeld voor<br />
de weck, een bewerkelijke manier <strong>van</strong><br />
conserveren met vaak wisselend resultaat.<br />
Soms gingen de weckflessen weer open en<br />
bedierf de inhoud. Er was niet zoveel<br />
aandrang voor nodig om in de jaren 60 de<br />
boerinnen massaal over te la- Moderne boerentrots: een Deutz ten stappen op een meer<br />
moderne en efficiënte manier <strong>van</strong> conserveren: het diepvriezen. Eerst kon men een kist in<br />
een gemeenschappelijke buurtruimte huren, al gauw kwam de eigen vriezer binnen<br />
ieders bereik. De weckfles onderging hetzelfde lot als de melkbus, werd overbodig en<br />
belan<strong>dd</strong>e tenslotte in dozen vol op rommelmarkten. De boomgaard was beplant met<br />
appel-, peren- en pruimenbomen. Vaak had men de appels een soort <strong>van</strong> huisnaam<br />
gegeven, omdat de echte rasnaam onbekend was. Johan herinnerde zich de smaak <strong>van</strong><br />
zijn schapenkoppen: een grote appel met een streep over de schil, zodat het enigszins<br />
deed denken aan een schapenkop. De meeste peren waren stoofperen. Er stonden ook<br />
een drietal pruimensoorten: een witte "roggepruim", een kleine, blauwe pruim, :de affies"<br />
en "kreken", ook klein en blauw. Meestal kregen de bomen niet de vereiste vakkundige<br />
verzorging in de vorm <strong>van</strong> snoeien en gewasbescherming. Pas in de jaren 60 werd er wat<br />
meer aandacht aan besteed. De opbrengst was voor eigen gebruik en werd weggegeven<br />
als relatiegeschenk aan buren, familieleden en kennissen.<br />
Toen er een tractor werd aangeschaft, werd erfverharding noodzakelijk. Daarvoor bestond<br />
de werkruimte op het erf uit zand, in natte perioden uit mo<strong>dd</strong>er, soms gedeeltelijk verhard<br />
met afbraakpuin. Ook de openbare weg in de Tippe was tot in de jaren 50 niet bestraat of<br />
geasfalteerd, maar bedekt met sintels. Een welkom aanbod kwam <strong>van</strong> de betonfabrieken<br />
in Hardenberg: voor een geringe vergoeding kon men aan het eind <strong>van</strong> de werkdag restbeton<br />
en afval ophalen. Als je dat opnieuw goed nat maakte en op het erf stortte, kreeg je<br />
een "ideaal" wegdek. De tankauto <strong>van</strong> de zuivelfabriek maakte het naderhand ook nodig<br />
dat het erf doelmatig werd bestraat. Ook werd er steeds meer aandacht besteed aan erfbeplanting<br />
en windsingels. De representatieve waarde <strong>van</strong> de siertuin werd door steeds<br />
meer boeren en vooral boerinnen onderkend: talrijke boerenerven kregen fraaie bordertuinen,<br />
waarvoor men nu wel sierplanten en -heesters had gekocht.<br />
Buurtschap<br />
In de Tippe woonden zes families. Ze vormde samen een buurtschap. Dat betekende dat<br />
je accepteerde dat je op elkaar was aangewezen en dat je op elkaar kon rekenen. Het was<br />
volkomen <strong>van</strong>zelfsprekend dat je elkaar "voorthielp" in tijden <strong>van</strong> nood. Je kwam als er<br />
complicaties dreigden bij het kalven <strong>van</strong> een koe, ook mi<strong>dd</strong>en in de nacht, je sprong bij bij<br />
het aardappelkrabben als je zelf klaar was en de buurman nog niet. Je leende <strong>van</strong> elkaar<br />
18
als je even iets tekort kwam. In tijden <strong>van</strong> ziekte stond je elkaar bij. De verzorging en organisatie<br />
in de dagen <strong>van</strong> rouw nam de buurt voor haar rekening. Zo was er een harmonie<br />
gegroeid, ontstaan <strong>van</strong>uit de sociale behoefte en noodzaak: niemand kon zich onenigheid<br />
of ruzie veroorloven. Als een bepaalde opmerking of handelwijze wat verkeerd overkwam,<br />
werd er niet op gereageerd. Het ene woord zou het andere uitlokken en voor je het wist,<br />
was het sociale weefsel beschadigd. Liever slikte je je reactie dan maar in: er werd regelmatig<br />
geslikt.<br />
Optocht ter gelegenheid <strong>van</strong> de bestrating <strong>van</strong> de zandwegen in Radewijk eind jaren 50.<br />
Van links naar rechts: mw.G.Woertel, mw.F.Knol, mw.F.Bril, mw.J.Knol, mw.J.Bril,<br />
hr.H.Huisjes, hr.J.Knol, J.Bril jr., E.Bril jr, hr.H.Lichtenberg, hr.K.Knol, hr.J.Bril, hr.<br />
G.J. Lichtenberg, hr. H. Huisjes.<br />
Toen later sommige boeren hun bedrijf beëindigden, "import" zich in de buurtschappen<br />
vestigde, mensen zich onafhankelijker ten opzichte <strong>van</strong> elkaar konden en gingen opstellen,<br />
begon het leven in de buurtschappen langzaam te veranderen. Mensen die het nog<br />
kenden uit de tijd <strong>van</strong> direct na de oorlog zeiden dat het de echte buurt niet meer was.<br />
De grens werd pas in oorlogstijd een grens. Daarvoor ha<strong>dd</strong>en er gewone, menselijke en<br />
collegiale contacten bestaan. Vaak waren families aan weerszijden <strong>van</strong> de grens aan elkaar<br />
verwant. De grote politiek maakte, gedurende een aantal angstige jaren, dat contact<br />
feitelijk onmogelijk, althans illegaal.<br />
Het gehele leven speelde zich op het bedrijf en in de buurtschap af. Vakantie was in de jaren<br />
50 voor boeren een begrip waarbij ze geen eigen beleving ha<strong>dd</strong>en. Hoogstens ging<br />
men een dagje uit, met een standsorganisatie. Ook dan verenigde men het aangename<br />
nog met het nuttige en werd er een excursief en voorlichtend element ingebouwd in de<br />
vorm <strong>van</strong> bv. een bezoek aan een proefboerderij. Het moest allemaal plaatsvinden tussen<br />
het melken in.<br />
19
Grenzen in zicht?<br />
Als we terugkijken op de situatie op het platteland, kunnen we zeggen dat er zich een revolutie<br />
heeft voltrokken. De verbazing daarover is <strong>van</strong> verschillende zijde de laatste jaren<br />
treffend verwoord. We hoeven alleen maar te verwijzen naar de ongekende populariteit<br />
<strong>van</strong> het boek <strong>van</strong> Geert Mak over het Friese plaatsje Jorwerd. De verbazing betreft vooral<br />
de ingrijpendheid, het tempo en de relatieve geruisloosheid waarmee de veranderingen<br />
zich voltrokken. Trefwoorden waarmee de veranderingen kunnen worden aangegeven<br />
zijn schaalvergroting, produktiviteitsstijging, mechanisatie. De nationale en vooral de<br />
Europese politiek, voorlichting en onderwijs stimuleerden de boeren en ze werkten eraan<br />
mee, meestal ook <strong>van</strong> harte. Een ondernemer, ook een agrarische, wil wel investeren als<br />
het rendement oplevert, wil wel groter groeien als de mi<strong>dd</strong>elen daartoe aanwezig zijn, wil<br />
wel de veestapel uitbreiden, meer varkens houden, meer kippen, meer .... , het beantwoordt<br />
allemaal aan de ziel <strong>van</strong> de ondernemer. De boer volgde met argusogen het landbouwoverleg<br />
<strong>van</strong> de ministers te Brussel en reageerde op de politieke besluitvorming, samen<br />
met de bank. Totdat steeds meer mensen vonden dat er grenzen aan dit soort groei<br />
begonnen te komen. Grenzen gesteld door het milieu, door ethiek in de omgang met dieren,<br />
door benutting en beheer <strong>van</strong> het landschap, door gezondheidsrisico's in de levensmi<strong>dd</strong>elen.<br />
De boer raakte steeds meer ingeklemd tussen economie en milieu, kreeg<br />
steeds meer het gevoel dat hij de zwarte piet kreeg toegespeeld.<br />
Moest hij gewoon maar doorgaan, met nog meer investeringen? Was het niet verstandiger<br />
de steeds strenger wordende milieuwetgeving in Nederland te ontwijken door naar het<br />
buitenland te gaan? Was het niet verstandiger om bij gebrek aan opvolger het bedrijf maar<br />
te beëindigen? Moest hij gaan boeren op de alternatieve, biologische methode? Moest hij<br />
het individuele economisch risico te lijf gaan met een soort <strong>van</strong> maatschapconstructie?<br />
Moest hij allerlei nevenactiviteiten ondernemen om zijn inkomen te vergroten: toeristen<br />
houden op een minicamping? Werd zijn land natuurgebied, decor voor de recreërende<br />
burger, en hij landschapsbeheerder?<br />
Een handvol vragen uit een grote hoeveelheid. Boeren bevinden zich ook in dit opzicht op<br />
de grens. Wij wensen onze agrarische lezers inventiviteit, creativiteit en wijsheid toe om<br />
wegen te vinden uit wat dilemma's lijken te zijn. De veerkracht door boeren in het verleden<br />
getoond geeft vertrouwen dat ze erin zullen slagen.<br />
Ik dank Johan en Jantsje Knol voor de aangename wijze waarop ze mij deelgenoot <strong>van</strong><br />
hun herinneringen aan het boerenleven hebben willen maken en voorde toestemming om<br />
deze te gebruiken en te verwerken in dit artikel.<br />
20
De dieren gedicht <strong>van</strong> Aart <strong>van</strong> der Leeuw<br />
vertaald door J. Luisman-de Jonge<br />
De laandman giet, nou d'oamd is evallen en de<br />
arbeid slop, veur 't lest zien hoeve rond; hi-j keurt<br />
het wark <strong>van</strong> knechts in schuur en stallen, en as<br />
een schaduw volgt hum trouw de hond.<br />
Hi-j toeft bi-j 't vee, en lustert hoe het oademt; rond<br />
schoft en hoorns hangt een warme daamp, die met<br />
een geur <strong>van</strong> zomer hum bewoasemt, en in 'n<br />
lichtkraans nevelt urn de laamp'.<br />
Dan löp hi-j langs de reupe <strong>van</strong> de peerden,<br />
verwelkomd deur een dreunend hoef geklop; hi-j<br />
sprek heur an, en streelt een ruugbehoarden, een<br />
speuls hum toegesteuken manenkop.<br />
En as e eindlijk, rustig noa 't volbrachte, de<br />
haanden boven 't vlammend holtvuur heft,<br />
vervult hum nog d'ontroerende gedachte, an<br />
wat rondum 'm leeft en 't niet beseft.<br />
Hi-j peinst, en les in 't boek met keupren sloten, het<br />
hoofdstuk uut, dat Noachs tocht beschref. Hoe<br />
d'arke met heur simp'le reisgenoten, lang op de<br />
oeverloze zundvloed dref.<br />
Geheel in 't wonderbaar verhaal verleuren,<br />
terwijl hi-j denkend in de heerdgloed staart, lek<br />
het hum of, deur God doartoe verkeuren hi-j<br />
met zien dieren over 't water vaart.<br />
Vrij vertaald in dialect.<br />
21
Het Bergentheimer veen, een boerengebied J te Bokkel<br />
Inleiding<br />
Als iemand mij zou vragen wat "Hollandse luchten" zijn, dan zou ik hem meenemen naar<br />
de Van Royensweg, tussen Bergentheim en Kloosterhaar. Tussen de soms statige boerderijen<br />
door kun je kilometers ver kijken over het vlakke land en daarboven, daar ziet het<br />
er elke dag anders uit.<br />
Altijd raak ik daar weer onder de indruk <strong>van</strong> die steeds weer andere luchten boven de akkers.<br />
Hoe is dit boerenlandschap ontstaan, op de kaart aangeduid met "Bergentheimer<br />
veen"?<br />
E<br />
e<br />
n<br />
v<br />
e<br />
r<br />
r<br />
e<br />
b<br />
l<br />
i<br />
k<br />
n<br />
a<br />
a<br />
r<br />
het westen <strong>van</strong>af de Van Royensweg<br />
Marke Bergentheim<br />
We beginnen meer dan duizend jaar geleden in een woest, onherbergzaam veengebied.<br />
Een dikke veenvlaag met hier en daar gevaarlijke mo<strong>dd</strong>er- en waterpoelen en een rijke<br />
plantengroei. Van menselijke activiteit is hier tot de twaalfde eeuw nauwelijks sprake geweest.<br />
Vanaf de twaalfde eeuw vestigen zich echter mensen permanent in de nederzetting<br />
Bergentheim, op een hoogte dicht langs de Vecht, daar waar nu Oud-Bergentheim<br />
ligt. Ook al liggen de boerderijen dan ver weg <strong>van</strong> het Bergentheimer veen, de boeren<br />
ha<strong>dd</strong>en dit gebied met zijn plantengroei wel nodig. Om de akkers, die ze dicht bij hun nederzetting<br />
ontgonnen ha<strong>dd</strong>en, vruchtbaar te houden, ha<strong>dd</strong>en ze mest nodig. Door schapen<br />
te houden en die in de wijde omgeving te laten grazen, konden ze mest verzamelen.<br />
Die mest werd vermengd met heideplaggen (gestoken uit het tussenliggende<br />
Bergentheimer veld) en zo was het mogelijk om elk jaar weer een beroep te doen op hetzelfde<br />
stuk grond, zonder het uit te putten. Zo was deze boerengemeenschap in staat om<br />
met rogge als basisvoedsel alle monden te voeden. Het was in zekere zin een kwetsbaar<br />
systeem. Om voldoende mest te krijgen, moesten er<br />
22
voldoende schapen gehouden worden en daar waren zowel voldoende voedsel voor<br />
deze schapen als voldoende heidevelden voor nodig (de schapen konden dus niet onbeperkt<br />
in de heide losgelaten worden). Om deze zaken binnen de eigen boerengemeenschappen,<br />
maar ook met de naburige gemeenschappen, zoals Beerze en Brucht, te regelen,<br />
werd in 1404 de marke Bergentheim opgericht.<br />
De Vecht in het noorden en de zandgronden <strong>van</strong> Sibculo in het zuiden waren de natuurlijke<br />
grenzen <strong>van</strong> dit gebied.<br />
Een tegenwerping die iemand kan maken: "Dat veen is toch geen plek om schapen te<br />
hoeden. Dat is toch veel te onherbergzaam en te gevaarlijk! Wat moeten die schapen<br />
daar?" Ik denk persoonlijk dat er wel schapen kwamen. De literatuur die ik geraadpleegd<br />
heb is niet altijd even helder en volledig op dit gebied en daarom zal ik mijn ideeën hierover<br />
uit de doeken doen.<br />
Alle bronnen spreken over een woest en onherbergzaam gebied en gevaarlijk voor wie er<br />
niet bekend is. Nooit stevige grond onder de voeten en voor je het weet zit je in een moerassig<br />
stuk, waar je niet meer uitkomt.<br />
De plantengroei wordt vaak wel verschillend beschreven: Van alleen heide als bovenlaag<br />
tot een gevarieerde vegetatie. Naar mijn idee zullen in de natte tijden <strong>van</strong> het jaar de<br />
schapen zo dicht mogelijk bij huis gebleven zijn. In de winter en grote delen <strong>van</strong> het najaar<br />
en voorjaar zag men in de omgeving misschien meer water (of ijs) dan land. De boeren<br />
moesten vast terdege rekening houden met het onbereikbaar zijn <strong>van</strong> voedsel in de omtrek,<br />
dus had men vast hooi en stro verzameld. Dat isoleert de boerderij in koude tijden<br />
ook nog eens!<br />
Maar de schapen waren wel de eerste beesten die men bij het zakken <strong>van</strong> het water er op<br />
uit kon sturen.<br />
In een droge periode in de zomer, dan werd het veen interessant. Dat had het vocht lang<br />
vastgehouden, ook al was nu in grote gedeelten de bovenlaag inmi<strong>dd</strong>els droog. Hier konden<br />
de schapen nog lang groene planten vinden, terwijl de weiden en het hele<br />
Bergentheimer veld stonden te verdrogen. Door elke dag andere plekken op te zoeken,<br />
voorkwam men ook overbegrazing. De planten kregen voldoende tijd om te herstellen, 's<br />
Avonds zocht de herder, een of enkele flinke jongen(s), met zijn ku<strong>dd</strong>e de nederzetting<br />
weer op en bracht zo de mest mee, waar de gemeenschap zo'n behoefte aan had. Voor<br />
dit voedselsysteem had men dat hele Bergentheimer veen hard nodig. Als men alleen uit<br />
geweest zou zijn op turf en turfstrooisel, zou men met een klein stukje tevreden geweest<br />
zijn, maar de marke-boeken getuigen <strong>van</strong> de noodzaak het hele gebied te bezitten met<br />
duidelijke afspraken daarover met de buren.<br />
In de zestiende eeuw werd in deze streken boekweit geintroduceerd. Het kon worden gezaaid<br />
in een rogge-akker, zonder deze te bemesten of op een stuk veenbodem, waar<strong>van</strong><br />
de bovenlaag verbrand was. De bovenlaag moest voldoende aangedroogd zijn om weg<br />
te kunnen smeulen.<br />
De boekweitplant moest na het zaaien in de aslaag nog voldoende tijd hebben om tot volle<br />
rijping komen. Dikke, smerige rookwolken zullen dan boven het gebied en de verre omtrek<br />
gehangen hebben.<br />
Deze boekweitteelt bood de mogelijkheid om de voedselproductie te laten toenemen.<br />
Ook het ontdekken <strong>van</strong> de aardappelteelt, na 1800, betekende dat er meer menselijk<br />
voedsel geproduceerd kon worden.<br />
23
Bergentheim en omgeving aan het eind <strong>van</strong> de mi<strong>dd</strong>eleeuwen (<strong>15</strong>00)<br />
Deze ontwikkelingen zorgden er voor dat de boeren meer grond konden ontginnen, zonder<br />
dat daardoor de mest- en daarmee de voedselproductie in gevaar kwam. Maar het<br />
Bergentheimer veen komt niet als eerste voor deze ontginning in aanmerking. Het gebied<br />
lag veel te ver <strong>van</strong> de bewoonbare wereld om deze gronden intensief te kunnen bewerken.<br />
Turfwinning<br />
Dat verandert in het begin <strong>van</strong> de negentiende eeuw. De opkomende industrie heeft turf<br />
nodig als brandstof. Economisch gezien levert turf veel meer op dan schapen houden.<br />
Ook de Bergentheimse boeren beseffen dat. Na 1825 worden de rechten op de gronden<br />
24
verdeeld en kan er begonnen worden met het winnen <strong>van</strong> turf. Maar daar blijkt tevens een<br />
grondige verandering <strong>van</strong> de infrastructuur <strong>van</strong> deze streek voor nodig. In 1856 komt het<br />
Overijssels kanaal gereed en Van Roijen laat loodrecht op dat kanaal de Van Roijenswijk<br />
aanleggen. Met dwarswijken en sloten wordt er zo gezorgd dat het Bergentheimse veen<br />
volledig ontsloten wordt.<br />
Van Roijen heeft dan al lang de veenlaag <strong>van</strong> de Bergentheimse boeren opgekocht. De<br />
turfwinning kan beginnen en zal tot de tweede wereldoorlog in dit gebied plaatsvinden.<br />
Het knooppunt <strong>van</strong> het Overijssels kanaal en de Van Roijenswijk wordt een plek <strong>van</strong> bedrijvigheid<br />
rond de turfwinning, onder andere met een turfstrooiselfabriek. In eerste instantie<br />
wordt deze woon- en werkplaats Kanaalbuurt genoemd, maar gaandeweg steeds<br />
meer Bergentheim. De oorspronkelijke plaats Bergentheim krijgt ter onderscheiding het<br />
voorvoegsel 'Oud-'.<br />
Bergentheim en omgeving aan het eind <strong>van</strong> de twintigste eeuw<br />
25
Ontginning<br />
Op de plaatsen waar het veen is weggegraven, kwamen zandgronden - dalgronden of<br />
dallen - vrij. Deze moesten echter nog wel ontgonnen worden, geschikt gemaakt voor<br />
agrarische doeleinden. Dat deed men door de bovenste laag <strong>van</strong> het veen - bonkaarde,<br />
bonksel of bolster - te vermengen met de bovenste laag zand. Echter, rond Bergentheim<br />
was de meeste bolster afgevoerd naar de turfstrooiselfabriek.<br />
De heer K. Pouwels uit Bergentheim heeft met de ontginning <strong>van</strong> landbouwgronden meegeholpen.<br />
Via de werkverschaffing in de crisisjaren, maar ook wel bij individuele boeren<br />
die een stuk wilden aanpakken. Het stuk land werd eerlijk verdeeld over de aanwezige arbeidskrachten<br />
en dan stond je bijvoorbeeld met tien man aan de schop om het land grondig<br />
om te keren. En reken maar dat sommige boeren met een duimstok na kwamen meten<br />
of je wel diep genoeg gegraven had!<br />
Sommige arbeiders grepen de kans aan om via de landarbeidersstichting "Het belang<br />
<strong>van</strong> den landarbeider te Ambt-Hardenberg" zich als boer te vestigen. Deze stichting kocht<br />
gronden op, zette eenvoudige woningen en de arbeider werd eigenaar door ruim dertig<br />
jaar de schuld af te betalen. Voor de daadwerkelijke ontginning kreeg men dan subsidie.<br />
Het mes sneed hier aan twee kanten, het leverde werk op in een tijd <strong>van</strong> werkloosheid en<br />
er werd weer een stuk land in cultuur genomen, dat anders braak zou blijven liggen. Er<br />
waren slechts weinigen die de benodigde investeringen konden ophoesten. De heer<br />
Pouwels heeft het Bergentheimerveen meestal overgeslagen, zowel bij het turf-steken<br />
als de ontginning. Turf stak hij wel aan de Paterswal en hij spitte heel wat grond om,<br />
onder andere in Lutten. Hij kan zich nog wel herinneren dat hij in 1936 in Dedemsvaart<br />
aan het werk was, samen met vijf anderen. De baas kwam bij hem en zei: "Doe je jas<br />
maar aan en ga maar mee". Ze gingen naar Bergentheim en in Moskou moesten bomen<br />
geplant worden. De eerste groef een gat, de tweede zette er een boompje in en de derde<br />
gooide het gat weer dicht. Zo werd het bos daar aangeplant.<br />
26
De gebroeders Salomons, bijgenaamd 'De<br />
drie baarden', wonend in De Krim, kochten in<br />
de jaren twintig grond voor hun kinderen aan<br />
de Van Royenswijk <strong>van</strong> de Bergentheimse<br />
boeren Scholten, Herbert en Reinders. In<br />
1925 is mijn schoonvader begonnen, vertelt<br />
mevrouw E. Te Rietstap-Van der Vinne. Zij<br />
woonde en werkte jarenlang in de boerderij<br />
aan de Van Royensweg 63. Deze boerderij is<br />
in 1933 gebouwd door een <strong>van</strong> de broers<br />
Salomons en staat vlak bij het hiervoor<br />
genoemde landarbeidershuisje. De<br />
Een schilderijtje <strong>van</strong> een landarbeiders-<br />
nieuwelingen werden allemaal 'Groningers'<br />
huisje zoals het vroeger was. (Van<br />
genoemd. Zij brachten een nieuwe manier<br />
Roijensweg 61)<br />
<strong>van</strong> boeren mee. In de marke was het<br />
boerenbedrijf meer een vorm <strong>van</strong> samenleven geweest, waarin bepaalde individuele<br />
wensen (bijvoorbeeld meer schapen houden en meer grond ontginnen) gezamenlijk<br />
besproken werden. De 'Groningers' waren meer ondernemers. Zij brachten daadkracht<br />
mee en konden investeren. Dat kun je nog zien aan diverse boerderijen aan de Van<br />
Royensweg, hun bouwstijl sluit aan bij de import <strong>van</strong>uit het noorden. De Van Royenswijk<br />
had dienst gedaan om turf te vervoeren, maar de hoeveelheid werd steeds minder. Met<br />
de ontginning <strong>van</strong> de gronden ontstond er echter grote behoefte aan compost en<br />
meststoffen. Het water was ook nu weer het belangrijkste aanvoerkanaal. Ook de<br />
landbouwproducten vonden met scheepsladingen vol hun weg. Maar er was een<br />
belangrijk nadeel aan de Van Royenswijk, dat steeds sterker gevoeld<br />
Een voorbeeld <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de oudste "Groningse" boerderijen in het Bergentheimer veen<br />
(Van Roijensweg 48)<br />
27
werd: Het verval was groot. In Kloosterhaar sta je op de begane grond net zo hoog als het<br />
puntje <strong>van</strong> de kerktoren in Bergentheim en daarom waren er op de afstand <strong>van</strong> vijf kilometer<br />
vier sluizen nodig. Dat vertraagde het transport aanzienlijk.<br />
Het wegverkeer nam daarbij toe. Dat vergde meer onderhoud aan de wegen langs de<br />
wijk. Vooral aan de westkant werd de weg slecht, maar de firma Van Roijen kon het onderhoud<br />
niet bekostigen. Daarom kreeg de gemeente Hardenberg in 1939 de wijk en de<br />
bijbehorende wegen om niet. In 1950 werd het kanaal gedempt en de Van Roijensweg<br />
aangelegd.<br />
In 1964 vond er een ruilverkaveling plaats. Inmi<strong>dd</strong>els was de mechanisatie zo ver gevorderd<br />
dat het spitwerk grondig overgedaan kon worden. Er werd anderhalve meter diep<br />
geploegd.<br />
Hier kijken we over het Overijssels Kanaal de Van Royenswijk op, richting Kloosterhaar.<br />
Vooraan is de Scholte te zien, een drijvende smalle brug die ook verderop diverse malen<br />
voorkwam. Zo kon men <strong>van</strong> de ene naar de andere kant. Ook paarden moesten soms<br />
naar de overkant. Dat kon het best in vliegende vaart, dan had het dier de minste tijd om<br />
zich bang te maken op het wiebelige, smalle brugje. Rechts verderop zien we het tolhek.<br />
Men moest betalen voor het gebruik <strong>van</strong> de weg. Er was behoorlijk wat onderhoud nodig,<br />
want door de zachte veenondergrond vielen de gaten soms zomaar in het wegdek. In de<br />
glorietijd <strong>van</strong> de firma Van Roijen was dat geen probleem, toen lag de weg er netjes bij.<br />
"Nu ben ik een echte zandboer", verzuchtte een <strong>van</strong> de boeren, maar het bleek een zinvolle<br />
maatregel: De opbrengst nam toe.<br />
De mechanisatie had wel een keerzijde. Er waren minder handen nodig. Een zestienjarige<br />
boerenzoon kon zo de leiding <strong>van</strong> een ploeg <strong>van</strong> dertien aardappelrooiers toegeschoven<br />
krijgen. Toen was het ook heel gewoon dat bezoekers tegen de boerin zeiden: "Wat<br />
28
Zo kijken we nu over het Overijssels kanaal, richting Kloosterhaar.<br />
veel mensen hier op de boerderij! Achter elke deur komt er wel een te voorschijn!" Vooral<br />
koffie-tijd bleek uitermate populair te zijn.<br />
De grote machines die tegenwoordig gebruikt worden, kunnen het werk <strong>van</strong> vele handen<br />
aan. Daarom worden de boerenzonen <strong>van</strong> tegenwoordig bijvoorbeeld al vroeg ingewijd<br />
in het vakkundig kunnen omgaan met een aardappelrooimachine achter een grote trekker.<br />
Tot slot<br />
Het Bergentheimer veen was eeuwenlang een onveranderlijk onderdeel <strong>van</strong> het boerenbedrijf.<br />
Het afgraven <strong>van</strong> het veen betekende niet het einde, maar gaf juist een nieuwe impuls<br />
- samen met andere ontwikkelingen - aan het uitbreiden <strong>van</strong> de agrarische productie.<br />
Gebruikte literatuur<br />
600 jaar Bergentheim / door HJ. Hilberink. -1985<br />
Kuierroute Mariënberg, Oud-Bergentheim, Bergentheim.-1995<br />
Jaarkalender <strong>1998</strong>/ Museumboerderij 'Den Hof'<br />
Geschiedenis in turf / C.P. Jongman. -1978<br />
Ontstaansgeschiedenis <strong>van</strong> Westerhaar-Vriezenveensewijk / Gerrit de Witte. -199?<br />
Het bruine goud / Sietse <strong>van</strong> der Hoek. -1984<br />
Zwerftochten door Drenthe, Overijssel en Gelderland / H. Wonink. -1980<br />
Met dank aan mw. E. Te Rietstap-Van der Vinne en dhr. K. Pouwels.<br />
29
Ora et labora (huizen <strong>van</strong> naam 2) K.Oosterkamp<br />
Ora et labora (Latijn voor bid en werk) staat op de gevel <strong>van</strong> de boerderij aan de<br />
Ommerweg nr.11. De derde generatie Ter Wielen woont er nu.<br />
In 1913 werd de boerderij gebouwd in opdracht <strong>van</strong> A.A.Oostenbrink, manufacturier te<br />
Hardenberg, maar vooral ondernemer "projectontwikkelaar" zouden we nu zeggen. Hij<br />
had de zandige heidegrond laten ontginnen en liet daar op een kavel <strong>van</strong> ca. 10 hectare<br />
deze boerderij bouwen. In 1916 kocht Berend ter Wielen uit Gramsbergen dit geheel om er<br />
zijn boerenbedrijf uit te oefenen: een gemengd bedrijf <strong>van</strong> ongeveer zes koeien, wat varkens<br />
en kippen en op het akkerland rogge en aardappelen. Het was vooral de komst <strong>van</strong><br />
de kunstmest die het mogelijk maakte op deze <strong>van</strong> nature niet erg vruchtbare zandgrond<br />
er een enigszins rendabel boerenbedrijf <strong>van</strong> te maken. Daarvoor moest er wel hard gewerkt<br />
worden, dus met het laborare (=werken) zat het wel goed. Maar ook het orare (=bi<strong>dd</strong>en)<br />
voor gewas en arbeid zal menigeen als noodzakelijke voorwaarde hebben gevoeld<br />
en geloofd.<br />
De spreuk ora et labora is verbonden aan de katholieke kloosterorde <strong>van</strong> de<br />
Benedictijnen. Het doel <strong>van</strong> deze orde was om zo consequent mogelijk het e<strong>van</strong>gelische<br />
ideaal <strong>van</strong> de navolging <strong>van</strong> Christus in praktijk te brengen en elkaar daarbij te ondersteunen<br />
in een gemeenschappelijk leven <strong>van</strong> gebed en arbeid. Voor de ontwikkelingsgeschiedenis<br />
<strong>van</strong> West-Europa in de mi<strong>dd</strong>eleeuwen is deze orde <strong>van</strong> nauwelijks te overschatten<br />
betekenis geweest.<br />
Ora et labora is een geliefde boerderijnaam in Nederland geworden. Zij gaf uitdrukking<br />
aan het besef <strong>van</strong> afhankelijkheid en eigen verantwoordelijkheid. Het is ook een naam die<br />
alleen op boerderijen voorkomt; burgerwoningen missen het bedrijfsmatige aspect <strong>van</strong> het<br />
laborare.<br />
(met dank aan de heer B. ter Wielen)
Landbouwverslag Ambt Hardenberg 1850-1851<br />
Dinah Hesselink-Zweers<br />
De ingezetenen <strong>van</strong> Ambt Hardenberg ha<strong>dd</strong>en anderhalve eeuw geleden als voornaamste<br />
takken <strong>van</strong> bestaan: De landbouw in het algemeen, de cultuur <strong>van</strong> boekweit in de venen,<br />
de vee- en bijenteelt, het graven en maken <strong>van</strong> turf en het mesten <strong>van</strong> varkens. De<br />
ontginning <strong>van</strong> woeste gronden begon meer en meer veld te winnen doordat verdeling <strong>van</strong><br />
diverse markegronden tot stand kwam. De uitgestrektheid der woeste gronden bedroeg<br />
ongeveer 3900 bunders. De veenderijen ha<strong>dd</strong>en een uitgestrektheid <strong>van</strong> ongeveer 2700<br />
bunder en de verveende hoeveelheid bedroeg <strong>van</strong> de 2de soort der 1ste klasse, <strong>15</strong>6.800<br />
ton en <strong>van</strong> de 2de soort der 3de klasse, 849.500 ton, de eigen consumptie daaronder begrepen.<br />
De afvoer <strong>van</strong> turf was vrij gunstig en voor de vet gemeste varkens en de verschillende<br />
voortbrengselen <strong>van</strong> de oogst werden mi<strong>dd</strong>elmatige prijzen bedongen. Over<br />
het algemeen bracht de grond goede producten voort, met name langs de oevers <strong>van</strong> de<br />
Vecht trof men beste landerijen en hooi-en weidelanden aan; natte zomers echter waren<br />
in deze streek zeer schadelijk.<br />
Men verbouwde onder anderen rogge, boekweit, haver, gerst, aardappelen, knollen, vlas<br />
enz. De oogst <strong>van</strong> 1850 was wat boekweit betreft ongunstig, hoewel niet zo erg mislukt als<br />
het voorgaande jaar. De rogge leverde een matig gewas, aardappelen ha<strong>dd</strong>en weer veel<br />
door de bekende ziekte geleden en in de voorzomer door nachtvorsten. De oogst <strong>van</strong><br />
knollen en haver was gunstig, die <strong>van</strong> de overige veldgewassen mi<strong>dd</strong>elmatig.<br />
Op de eerste dag <strong>van</strong> juni 1851 was de staat der veldgewassen als volgt:<br />
- rogge zeer gunstig<br />
- oliezaad zeer gunstig<br />
- aardappelen achterlijk, wegens het aanhoudend koude natte weder; op enige lage ak-<br />
kers is deze veldvrucht zelfs nog niet te voorschijn gekomen<br />
- gras en hooilanden hebben over het algemeen een treurig aanzien, wegens de koude<br />
natte weersgesteldheid die eerst onlangs door schrale droogte is opgevolgd en wel bepaaldelijk<br />
die groengronden welke aan de oevers der Vecht en Radewijkerbeek liggen<br />
en eerst voor weinige dagen <strong>van</strong> het water zijn bevrijd geworden.<br />
- de hogere groengronden welke gemest zijn kan men ook nog niet gunstig noemen, en<br />
leveren nog weinig gras op; alzo de winter voorraad reeds lang verteerd is leed het vee<br />
in de afgelopen maand gebrek, hier en daar zijn gehele stukken rogge tot voedsel voor<br />
het vee afgemaaid; en men stelt zich ook niet anders voor dan dat de zomer <strong>van</strong> 1851<br />
een zeer ongunstig gras- en hooigewas zal opleveren.<br />
- de boekweit is men op de zandgronden begonnen te zaaien; men maakt zich zeer bezorgd<br />
dat het zaaien <strong>van</strong> boekweit in de venen dat voor een groot gedeelte <strong>van</strong> de bevolking<br />
dezer gemeente een levenskwestie is, eerst heel laat zou kunnen plaats hebben,<br />
daar er een langdurige droogte gevorderd wordt om de veenakkers tot branden<br />
geschikt te maken. De droogte welke voor enige dagen is ingevallen heeft de moed echter<br />
weder doen herleven.<br />
- omtrent andere gewassen als haver, gerst enz. valt op dit ogenblik nog niets op te merken<br />
daar deze nu eerst gezaaid worden.<br />
- tot heden toe is er nog gene ziekte in enig veldgewas bespeurd.<br />
31
In de "Oald Ni'js -Courant" <strong>van</strong> <strong>30</strong> augustus 1851 stond het volgende artikel:<br />
Voorlopig verslag <strong>van</strong> den landbouw in den gemeente Ambt Hardenberg: In het algemeen<br />
hebben de veldgewassen die reeds binnen zijn geoogst een vrij gunstig resultaat<br />
opgeleverd en beloven de nog te velde staande gewassen ook een goede opbrengst.<br />
Dat de oogst gunstig is uitgevallen heeft men aan een buitengewoon vruchtbaren nazomer<br />
te danken, terwijl men zich in den voorzoomer die vochtig en schraal was over den staat<br />
<strong>van</strong> sommige gewassen eenigszins bezorgd maakte. Van ieder voortbrengst <strong>van</strong><br />
landbouw volgt hier onder eene afzonderlijke beknopte opgave.<br />
1. tarwe, wordt in deze gemeente wegens de mindere geschiktheid <strong>van</strong> den grond weinig<br />
verbouwd; de tarwe die men hier vindt is echter vrij gunstig uitgevallen.<br />
2. rogge, heeft een overvloedigen oogst opgeleverd; de aar was eenigszins holgeladen<br />
maar zulks werd door de menige halmen welke op het land stonden ruim vergoed; de<br />
hoedanigheid is uitmuntend, daar tusschen het maaijen en binnenhalen niets geen re<br />
gen is gevallen.<br />
3. garst, levert dit jaar mede een goed gewas op; dit product wordt in deze streek echter<br />
weinig verbouwd.<br />
4. haver, wordt ook weinig verbouwd,,doch is mede gunstig uitgevallen.<br />
5. boekweit, men is thans bezig met het maaijen der zandboekweit, die goed geladen is<br />
en ook veel stroo oplevert; de veenboekweit bloeit nog, doch belooft ook een rijken<br />
oogst, waarop echter niet met zekerheid kan gerekend worden, wegens het gevaar<br />
voor nachtvorsten die de maand september doorgaans oplevert; wegens de vochtigheid<br />
der veenen in den maand mei heeft men dezelve eerst laat kunnen branden,<br />
zoodat een aanhoudende warme en vruchtbare nazomer werd vereischt om de boekweit<br />
behoorlijk te doen rijpen.<br />
6. koolzaad, het winter-koolzaad heeft een goed gewas opgeleverd en het zomerzaad<br />
ziet men ook een gunstigen oogst te gemoet.<br />
7. vlas, hetgeen <strong>van</strong> het land reeds is afgevoerd heeft gedurende dezen zomer des lands<br />
man een blij vooruitzicht opgeleverd en men heeft alle grond dat hetzelve onder de<br />
verdere behandeling wat de deugelijkheid aanbelangt, den landbouwer geene te leur-<br />
stelling zal aanbrengen. .<br />
8. hen nip, wordt in 't geheel of ten minsten bij zodanige geringheid alhier verbouwd, dat<br />
men daarnaar niet eene maatstaf over het wel of niet gelukken <strong>van</strong> dit gewas kan nee-<br />
men.<br />
9. erwten, worden hier weinig en alleen voor eigen gebruik verbouwd, doch hebben dit<br />
jaar veel opgeleverd.<br />
10. paardeboonen, met dit gewas zijn slechts hier en daar eenige hoekjes gronds bezaaid<br />
en schijnen dezelve ook niet ongunstig te zijn.<br />
32
Bestuur<br />
Postbus<br />
Het postbusnummer vervalt per 1 juni 1999.<br />
Correspondentie-adres: Voorstraat 34, 7772 AD<br />
Hardenberg<br />
Historiekamer<br />
De studiezaal is op maandag,dinsdag,donderdag<br />
en vrijdag geopend <strong>van</strong> 9.00 -12.00 uur De<br />
werkgroep genealogie ont<strong>van</strong>gt u graag iedere<br />
1 e zaterdag <strong>van</strong> de maand <strong>van</strong> 10.00 -12.<strong>30</strong> uur<br />
en iedere dinsdagavond <strong>van</strong> de even weken <strong>van</strong><br />
20.00 - 22.00 uur. Vanaf 21 december <strong>1998</strong> tot 4<br />
januari 1999 is de Historiekamer gesloten.<br />
Contributie <strong>1998</strong><br />
Leden die hun contributie <strong>1998</strong> nog niet hebben<br />
betaald, worden verzocht zo spoedig mogelijk f.<br />
<strong>30</strong>,00 op bankrekening 3849.47.824 Rabobank<br />
of Postbank 29855<strong>15</strong> over te maken.<br />
Activiteitenkalender<br />
16 februari 1999 Archeologie. Een lezing met<br />
dia's en met door hemzelf in het Vechtdal<br />
gevonden voorwerpen door de heer<br />
Goutbeek uit Dalfsen.<br />
16 maart 1999 Kermis door de eeuwen heen. De<br />
heer Kleerebezem uit Borne, laat ons met<br />
dia's<br />
Stephanoten<br />
Mededelingen <strong>van</strong> het bestuur en werkgroepen<br />
Bijlage <strong>Rondom</strong> den Herdenbergh december <strong>1998</strong><br />
zien hoe de kermis in vroeger eeuwen te<br />
beleven viel in Nederland en in West-Europa.<br />
Ook de ontwikkelingen in de laatste decennia<br />
krijgen de aandacht.<br />
20 april 1999 Jaarvergadering. Dia-klankbeeld<br />
over de Vecht <strong>van</strong> bron tot IJsselmeer.<br />
Gemaakt door de heer Verkade uit<br />
Hardenberg. Boeiende beelden met veel<br />
muziek.<br />
12 juni 1999 Zomerexcursie. In de<br />
eerstvolgende Stephanoten nadere<br />
informatie.<br />
Nr. 13<br />
Alle lezingen worden gehouden in<br />
Schakel, Wilhelminaplein Hardenberg. De<br />
aan<strong>van</strong>g is telkens 20.00 uur.<br />
Vertellers gezocht!<br />
Schrijven over geschiedenis kan niet zonder<br />
bronnen.<br />
Een rijke bron die in onze vereniging nog<br />
nauwelijks is aangeboord, zijn de mondelinge<br />
verhalen over vroeger.<br />
Niet zelden ontmoeten we oudere mensen die<br />
bijna feilloos de gebeurtenissen uit hun jeugd<br />
kunnen vertellen.<br />
Die verhalen over vroeger mogen niet verloren<br />
gaan.<br />
de<br />
Een nieuwe werkgroep, bestaande uit de dames<br />
Te Rietstap, Teuben en Vasse, wil graag in<br />
contact komen met deze kenners <strong>van</strong> het<br />
verleden om hun verhalen, al of niet in het
dialect. vast te leggen. Een lezenswaardig artikel<br />
in ons tijdschrift zou een mooie bekroning<br />
kunnen zijn.<br />
Als u in uw omgeving mensen kent die een<br />
stukje streekgeschiedenis (<strong>van</strong> Schuinesloot tot<br />
Sibculo) tot leven kunnen brengen, horen we<br />
dat graag.<br />
Mensen bedankt!<br />
Het is goed om eens per jaar een avond te<br />
organiseren voor alle (ca 50) medewerkers. Uit<br />
dank voor hun belangeloze inzet bij het<br />
uitvoeren <strong>van</strong> allerlei activiteiten. Dat betreft niet<br />
alleen de leden <strong>van</strong> diverse werkgroepen (die<br />
naar buiten treden) maar ook de stille (?)<br />
werkers die historische bronnen verzamelen,<br />
registreren en toegankelijk maken. Zo heeft elke<br />
dag zijn eigen 'koffie-groep'. Maar eens per jaar<br />
komen al deze werkgroepen bij elkaar en dan is<br />
er uiteraard meer dan koffie.<br />
Deskundigheid<br />
Meer kennis <strong>van</strong> zaken, meer kwaliteit. Er is veel<br />
te doen, maar hoe doe je dat? Gelukkig zijn er<br />
diverse cursussen op het gebied <strong>van</strong> musea en<br />
geschiedbeoefening. Regelmatig laat een aantal<br />
medewerkers zich bijscholen.<br />
Hoe moet een collectie-registratie worden<br />
opgezet, hoe moeten textiel en/of houten<br />
voorwerpen worden geconserveerd, hoe pak je<br />
historisch onderzoek aan?<br />
Een 'kale stamboom <strong>van</strong> je familie opzetten, met<br />
behulp <strong>van</strong> doop-,trouw- en begraafboeken kan<br />
veel voldoening geven. Maar boeiend wordt het<br />
als de stamboom verder wordt 'aangekleed'. Dan<br />
kan het nuttig zijn wegwijs te worden in bronnen<br />
als rechterlijke, kerkelijke en notariële<br />
archieven. In memories <strong>van</strong> successie,<br />
leenregisters en kadaster.<br />
Het is uiteraard de bedoeling dat de opgedane<br />
kennis 'thuis weer wordt overgedragen aan<br />
anderen.<br />
Uitgave Indië-boek<br />
Over Hardenbergers en Indië gaat dit boekwerk<br />
(ca <strong>15</strong>0 pagina's) Hierin is materiaal te lezen<br />
dat eerder gepubliceerd werd in enkele<br />
weekbladen. Maar ook de Indië-tentoonstelling,<br />
het Indië-monument en nog niet eerder<br />
gepubliceerde verhalen en verslagen komen<br />
aan bod, zoals brieven naar en uit Indië.<br />
Gedichten <strong>van</strong> onder andere H.<strong>van</strong> Laar en<br />
A.Kremer, fragmenten uit dagboeken en foto's<br />
zullen er in verschijnen.<br />
De samenstellers D.J.Telman, H.J.Borneman en<br />
G <strong>van</strong> Faassen zijn met de Indië- en Nieuw<br />
Guinea-veteranen en de ex-geintemeerden <strong>van</strong><br />
de Jappenkampen <strong>van</strong> mening dat de Indiëperiode<br />
niet vergeten mag worden. Daarom is<br />
er besloten een boekwerk uit te geven. Om in<br />
het bezit <strong>van</strong> dit boek te komen dient men f.<br />
<strong>15</strong>,00 te storten op bankrekening 38.46.13.500,<br />
met vermelding Boek Tempo Doeloe.<br />
Vooraf graag contact opnemen met D.J.Telman<br />
(0523-231704) of G. <strong>van</strong> Faassen (0523-<br />
2666194). De oplage is beperkt; wacht dus niet<br />
te lang.<br />
De samenstellers.<br />
Nieuwe leden<br />
J. Botter,<br />
Broekdijk 40, 7695 TE Bruchterveld<br />
J. Breukelman,<br />
Kerkuil 2, 7827 GC Emmen<br />
Mw G.A. Dam-Waterink,<br />
Meulenbeldlaan 123, 7602 XK Almelo<br />
Mw H. Ensing-ten Brinke,<br />
Esweg 9, 7771 CP Hardenberg<br />
0. Gjaltema,<br />
Jan <strong>van</strong> Arkelstraat 28,7772 AP Hardenberg
W. Grendelman,<br />
Radewijkerweg 28, 7791 RG Radewijk<br />
G. Hans,<br />
Hardenbergerveldweg 5, 7793 HE Hoogenweg<br />
H. Hans,<br />
Jan Weitkamplaan 3, 7772 SC Hardenberg<br />
Mw G. Hans-Zandman,<br />
Nieuweweg 5,7692 AG Mariënberg<br />
Mw H. Nijmeijer-Waterink,<br />
Gramsbergerstaete 25, 7783 AZ Gramsbergen<br />
W. Oosterom,<br />
Vechtvoorde 52,7772 VC Hardenberg<br />
G.J. Plaggenmarsch,<br />
Wilgenstuk 33, 7772 JL Hardenberg<br />
H.J.Smit,<br />
A.Risaeusstraat <strong>15</strong>,7772 AT Hardenberg<br />
G. Veltink,<br />
Hardenbergerweg 11, 7692 PA Mariënberg<br />
J.H. Veltink,<br />
Jachthuisweg 13, 7798 CM Collendoorn<br />
M.Veltink, *<br />
Hardenbergerweg 9, 7692 PA Mariënberg<br />
D. Warmink,<br />
Zandpad 8, 4184 Opijnen<br />
G.J.J. Weegink,<br />
Steenbok 31, 2221 PX Katwijk aan Zee<br />
G. Zweers,<br />
Burg.Schuitestraat 12, 7772 BT Hardenberg<br />
Mw H. Pullen-Bakker,<br />
vd D <strong>van</strong> Maasdamstraat 48, 7691 AD<br />
Bergentheim<br />
Oproep<br />
De expositie-werkgroep is bezig met de<br />
voorbereidingen voor de wisseltentoonstelling<br />
1999 met als voorlopige titel "Van baker tot<br />
aanzegger".<br />
Bent u in het bezit <strong>van</strong> kleding en voorwerpen<br />
<strong>van</strong> niet meer bestaande beroepen en bedrijven<br />
en u bent bereid dat in bruikleen geven dan<br />
horen we dit graag. Met dank voor uw<br />
medewerking.<br />
Aanwinsten Bibliotheek<br />
'Drenthe's veste 1<br />
Geschiedenis <strong>van</strong> Coevorden. Redactie: H.Gras<br />
e.a., 424 blz (<strong>1998</strong>)<br />
Een historisch werk gebaseerd op grondig<br />
onderzoek en aantrekkelijk om te lezen Deze<br />
geschiedenis heeft uiteraard ook raakvlakken<br />
met Noordoost-Overijssel<br />
'Soldaat E.Kerkdijk (uit Bergentheim) 1<br />
Zoon Gerrit heeft de dagboeken <strong>van</strong> zijn vader<br />
uit de Indië-tijd ( 7 december divisie) verzameld,<br />
bewerkt en in boekvorm (192 blz) uitgegeven.<br />
(<strong>1998</strong>)<br />
Uitgever: G-Kerkdijk, Eibergseweg 62, 7273 SR<br />
Haarlo (0545-261604)<br />
Genealogie<br />
Voor de vierde keer hield de werkgroep<br />
Genealogie onlangs haar 'voorouderdag". Geen<br />
plek in de Historiekamer was onbezet. Niet<br />
alleen aan de vele bezoekers kan men merken<br />
dat stamboomonderzoek in trek is. De grote<br />
belangstelling is ook merkbaar tijdens de tweewekelijkse<br />
bijeenkomsten, alsook aan een pas<br />
gegeven cursus voor beginnners. Uit de<br />
ont<strong>van</strong>gen reacties blijkt dat er grote behoefte is<br />
aan een vervolg.<br />
De werkgroep doet haar best om belangstellenden<br />
zoveel mogelijk <strong>van</strong> dienst te zijn. Dat geldt<br />
ook voor oud-Hardenbergers in Canada, Nieuw-<br />
Zeeland of in welk land dan ook, die op zoek zijn<br />
naar hun wortels. Vragen via e-mail worden zo<br />
goed mogelijk beantwoord.<br />
Speciale Genalogie uurtjes. U bent welkom op de<br />
1 e zaterdag <strong>van</strong> de maand (10.00-12.<strong>30</strong>.uur) (za<br />
2/1 gesloten) en op de even dinsdagen (20.00 -<br />
22.00 uur)
Radewijk<br />
Een werkgroep <strong>van</strong> 10 personen is begonnen<br />
met het schrijven <strong>van</strong> een boek over de<br />
geschiedenis (<strong>van</strong>af 1384 tot heden) <strong>van</strong><br />
Radewijk. Aan de hand <strong>van</strong> de oudste<br />
boerderijen (Hanekamp, Bosman, Broekroelofs,<br />
Takman, Klinge, Stobben, Mas, Snijders en<br />
Veldmans) wordt de historie <strong>van</strong> deze oude<br />
buurtschap in kaart gebracht. Onderwerpen als<br />
de molen Windlust, de jacht, smokkelverhalen,<br />
de vliegtuigcrash tijdens W.O.II, buurtwinkels,<br />
school en het dorpshuis komen eveneens aan<br />
bod.<br />
In een tweede boekwerk (een chronologisch<br />
naslagwerk) zijn zoveel mogelijk kopieën <strong>van</strong><br />
origineel archiefmateriaal opgenomen, zoals<br />
doop-, trouw- en begraafdata, huwelijkse<br />
voorwaarden, testamenten, hypotheken,<br />
momberstellinpen, afrekeningen, boedelbeschrijvingen,<br />
overdrachten, enzovoort. Beide<br />
boeken worden voorzien <strong>van</strong> vele foto's. Mocht u<br />
gegevens en/of foto's in uw bezit hebben, die<br />
voor de schrijvers <strong>van</strong> belang kunnen zijn, dan<br />
vragen we u contact op te nemen met één <strong>van</strong><br />
onderstaande personen. Mocht u geïnteresseerd<br />
91<br />
zijn in deze boeken, dan kunt u zich<br />
eveneens tot onderstaande personen<br />
wenden. U krijgt dan een inschrijfformulier<br />
toegezonden.<br />
Grietje Jonkhans, Stobbenhaarweg 20, 7791<br />
HE Radewijk, 0523-216227<br />
Jan & Janny Woertel, Radewijkerweg 23, 7791<br />
RJ Radewijk, 0523-216374<br />
Erwin Wolbink, Hofweg 31, 7772 GS<br />
Hardenberg, 0523-268400
11. aardappelen, de vroege aardappelen zijn uitmuntend uitgevallen zoo wel wat hoeveelheid<br />
als hoedanigheid betreft; weliswaar heeft zich daarin wederom de bekende ziekte<br />
vertoond, doch is de knol verschoond gebleven; bij de late aardappelen heeft zich<br />
de ziekte ook hier en daar beginnen te vertonen echter alleen in het loof en vleit men<br />
zich dat bij den langzamen voortgang der ziekte de vrucht zelve weinig nadeel daar<strong>van</strong><br />
zal ondervinden.<br />
12. knollen, zijn eerst dezer dagen opgekomen en laten zich goed aanzien.<br />
13. wortelgewassen, deze gewassen worden hier niet aangetroffen dan voor eigen gebruik,<br />
belovende zogenaamde winterwortelen alhier overigens een gunstigen oogst.<br />
14. spurrie, heeft zich na de in de laatste dagen gevallen regen geheel hersteld.<br />
<strong>15</strong>. klaver, dit paarde- en beestenvoeder heeft dit jaar ook het hare wederom ruimschoots<br />
bijgedragen om in derzelver voeding te kunnen voorzien.<br />
16. gras en hooi, het hooi was dit jaar <strong>van</strong> uitmuntende qualiteit, en heeft een vrij voordeeling<br />
gewas opgeleverd; de hooge groengronden waren dit jaar bij uitzondering beter<br />
dan de lage, welk laatste door den langdurigen hoogen waterstand <strong>van</strong> de rivier de<br />
Vecht zeer achterlijk waren.<br />
17. rundvee, niet bijzonder voordeelig, in den voorzomer vond het vee weinig voedsel wegens<br />
de schrale koude weersgesteldheid die den groei <strong>van</strong> het gras zeer tegenhield;<br />
de prijs <strong>van</strong> het vee was in den voorzomer laag wegens gebrek aan voeding, later<br />
werd het vee williger.<br />
18. boter, de boter is ook dit jaar niet ongunstig geweest en is dezelve altijd nog al prijshoudende<br />
geweest.<br />
19. paarden, de paardenfokkerij, hoeveel alhier niet in 't groote plaats vindende, is ook dit<br />
jaar niet ongunstig; en wat de gezondheidstoestand betreft heeft men alle redenen om<br />
daarover te vreeden te zijn.<br />
20. schapen en wol, buitengewone sterfte heeft er dit jaar onder dit diersoorte niet plaatsgehad<br />
en heeft hetzelve eene voldoende hoeveelheid wol opgeleverd.<br />
21. varkens, de prijzen der varkens waren in het voorjaar laag, edoch oogenblikkelijk naar<br />
men zegt, dat zij tegen hoogen prijs worden verhandeld; ziekte in derzelven heeft men<br />
ook alhier niet opgemerkt en begint de tijd om dezelve te mesten alhans eerst aan te<br />
<strong>van</strong>gen.<br />
22. gevogelte, niet <strong>van</strong> toepassing.<br />
23. bijen, de bijenteelt waar<strong>van</strong> in den streek wegens de uitgestrekte boekweite en heidevelden<br />
veel werk wordt gemaakt, heeft een goed gewin opgeleverd; in den voorzomer<br />
liet het zich met deze tak <strong>van</strong> nijverheid zeer ongunstig aanzien; de nazomer, vooral<br />
de maand augustus, was echter bij uitstek gunstig.<br />
33
"Een goed gewin aan heidehoning"<br />
24. warmoezerijen, wordt hier weinig aangedaan; groenten hebben dit jaar over het algemeen<br />
wel willen groeijen.<br />
25. vruchtboomen, worden hier zeer weinig gevonden; de appel- en pereboomen zijn ongelijk<br />
geladen; de opbrengst zal mi<strong>dd</strong>elmatig zijn; andere vruchtboomen vindt men<br />
hier nagenoeg in het geheel niet.<br />
26. opgaande boomen, worden hier weinig gepoot; voor zoover men kan nagaan is deze<br />
zomer voor het opgaande hout niet ongunstig geweest.<br />
27. akkermaalshout en run, akkermaalshout wordt hier zeer weinig gevonden; er is in dit<br />
jaar hier en daar een weinig gehakt hetwelk even als de run die daar<strong>van</strong> kwam <strong>van</strong><br />
goede hoedanigheid is geweest; hetjaars-lot was buitengewoon gunstig, het eerste lot<br />
daarentegen <strong>van</strong> weinig betekenis.<br />
28. winterhakhout, wordt hier mede weinig of niet gecultiveerd; wegens de goedkoopheid<br />
<strong>van</strong> den turf.<br />
29. twieg en riesweerden, zijn hier niet aanwezig.<br />
<strong>30</strong>. riet en biezen, evenmin.<br />
31. woeste gronden, zijn in dit jaar bijna niet ontgonnen; zullende hier achter spoedig over<br />
een aantal <strong>van</strong> 257 bunders een aan<strong>van</strong>g worden gemaakt, waarvoor de eerste aangifte<br />
onlangs heeft plaats gehad.<br />
34
32. veenderijen, er is dit jaar aan en bij de Dedemsvaart veel turf gegraven, ook sponturf is<br />
wel een derde meer dan vorige jaaren gemaakt; <strong>van</strong> de prijzen valt nog niets bepaalds<br />
te zeggen, doch waarschijnlijk zullen deze nagenoeg dezelfde zijn als het vorige jaar.<br />
33. toestand en verbetering <strong>van</strong> wegen en vaarten, de weg <strong>van</strong> Heemse langs<br />
Heemserveen naar de Dedemsvaart, welke dit jaar als een weg <strong>van</strong> de 3e classe op<br />
het tableau <strong>van</strong> de wegen is gebragt, heeft een vrij aannemelijke verbetering ondergaan<br />
en zal vóór den winter nog verdere verbeteringen bekomen; de dijk te Slagharen,<br />
welke loodregt op de Lutter Hoofdwijk aanschiet is mede merkelijk verbeterd; behalve<br />
de Dedemsvaart en daartoe behoorende wijken zijn in deze gemeente geen kanalen<br />
of vaarten aanwezig.<br />
34. gesteldheid <strong>van</strong> het weder, de weersgesteldheid was in den afgeloopen winter zacht;<br />
de lente en de voorzomer waren vochtig en koud; de maanden juli en augustus bij uitstek<br />
vruchtbaar, zoodat alle gewassen die het vroegere ongunstige weder ha<strong>dd</strong>en geleden,<br />
zich konden herstellen.<br />
35. mest en bemesting, de groote grondeigenaaren aan de Dedemsvaart laten veel mest<br />
per schip <strong>van</strong> elders komen; in de buurtschappen kan men niet dezelve zoo gemakkelijk<br />
aanschaffen en zoude men meer mest kunnen aanwenden dan men thans bij magte<br />
is voort te brengen.<br />
Bron:<br />
Gemeente Archief Hardenberg: In- en uitgaande stukken Ambt Hardenberg.<br />
35
Vaders Erf (huizen <strong>van</strong> naam 3) K.Oosterkamp<br />
Aan de Jachthuisweg, halverwege tussen Hardenberg en Lutten, staat in de driesprong de<br />
grote, mooie boerderij met de naam Vaders erf, met het jaartal 1950<br />
Al <strong>van</strong>af eind negentiende<br />
eeuw woonde daar een familie<br />
Odink, maar pas in<br />
1950 noemde Egbert Odink<br />
zijn boerderij Vaders erf,<br />
waarmee hij dankbaar verwees<br />
naar zijn vader Albert<br />
Lubertus Odink. Ook toen in<br />
1974 de boerderij overging in<br />
handen <strong>van</strong> de familie<br />
Veltink, bleef de boerderij zo<br />
heten.<br />
Het is een echte boerderijnaam.<br />
Immers het was (en<br />
is) voor een boer uiterst belangrijk<br />
dat hij een erfopvolger<br />
had. Daarmee bleven de<br />
bedrijfsinvesteringen in familiebanden:<br />
dan "wist je<br />
waarvoor je werkte". Zo bleven<br />
veel boerderijen generaties achtereen in een en dezelfde familiehand. Op veel boerderijen<br />
in Nederland, en ook aan de Jachthuisweg, werd deze continuïteit met deze naam<br />
uitgedrukt.<br />
Een enkele keer krijgt een<br />
boerderijnaam de functie <strong>van</strong><br />
een toponiem: een aardrijkskundige<br />
naam. Het wordt dan<br />
ook de aanduiding <strong>van</strong> de omgeving,<br />
de streek, de buurt.<br />
Vaders erf is daar een voorbeeld<br />
<strong>van</strong>: de ligging in de driesprong<br />
zal er wel de reden <strong>van</strong><br />
zijn dat de driesprong de naam<br />
<strong>van</strong> de boerderij heeft gekregen.<br />
Op de toeristenkaart <strong>van</strong><br />
Hardenberg en omgeving kunnen<br />
we de naam in deze functie<br />
aantreffen.<br />
36<br />
(met dank<br />
J.H.Veltink)<br />
aan de heer
Geert Reinders en de runderpest G.J. lemhoff<br />
Een werkgroep <strong>van</strong> de Historische Vereniging Winsum-Obergum (Gr.) heeft een boek geschreven<br />
en uitgegeven getiteld 'De levensschets <strong>van</strong> Geert Reinders'. Geert Reinders<br />
was een Groninger boer die gewoond en geleefd heeft te Winsum <strong>van</strong> 1737 tot 18<strong>15</strong>.<br />
Er waren reeds eerder publicaties over de activiteiten <strong>van</strong> Geert Reinders verschenen,<br />
maar de werkgroep heeft ze nog eens goed leesbaar op een rij gezet. Geert Reinders<br />
kreeg destijds vooral bekendheid als bestrijder <strong>van</strong> de runderpest en grondlegger <strong>van</strong> de<br />
immunologie in de dierziektebestrijding.<br />
Wat varkenspest is, zal de lezer wel bekend zijn. Ook welk een ramp dat verleden jaar<br />
heeft veroorzaakt.<br />
Maar eeuwen geleden had men te kampen met runderpest.<br />
De historicus <strong>van</strong> Muilwijk schrijft daarover het volgende: 'In 1713 valt de veepest Holland<br />
binnen. In Noord-Holland bezwijkt tussen 1744 en 1756 tweederde <strong>van</strong> de veestapel en in<br />
Friesland meer dan 100.000 stuks! Bij de veetelling in 1800 zijn in het hele land nog maar<br />
261.000 stuks rundvee over!'.<br />
Ter vergelijking: in 1939 bedroeg het totaal aantal melkkoeien in ons land 1.443.000! Wat<br />
is nu vooral de verdienste geweest <strong>van</strong> Geert Reinders als bestrijder <strong>van</strong> de runderpest?<br />
Hij wist na langdurige praktijkproeven, ook op zijn eigen bedrijf een effectieve methode<br />
<strong>van</strong> voorbehoedende inenting te ontwikkelen.<br />
In de medische wereld was immunologie destijds wel bekend, maar Reinders wist een<br />
praktisch toepasbare methode te vinden die het vee onvatbaar maakte voor runderpest.<br />
Nu denkt men misschien dat hij bij zijn pioniersarbeid veel enthousiasme en medewerking<br />
zal hebben ondervonden. Het tegendeel is waar. Er bestond in die eeuwen over ziekte<br />
en ziektebestrij-ding nog veel onwetendheid en conservatief begrip. Men vond het<br />
helemaal ontoelaatbaar om ziekte te gaan bestrijden<br />
nog voor die was uitgebroken. Toch wist Geert<br />
Reinders met de taaiheid en vasthoudendheid een<br />
Groninger boer eigen, door te zetten en te slagen.<br />
Bij bovenstaande weergave <strong>van</strong> runderpest in het<br />
Noorden en Westen <strong>van</strong> ons land, komt de vraag op:<br />
'Heeft deze ziekte ook in het Oosten <strong>van</strong> ons land<br />
geheerst?'.<br />
In 't bijzonder ook in N.O.-Overijssel? Zoals zovaak<br />
stuiten we hier weer op het grote manco aan<br />
historische gegevens over deze streken. In de oude<br />
markeboeken bijv. is er vrijwel niets over te vinden en<br />
ook verschillende schrijvers over die periode<br />
vertellen er slechts terloops iets over. Misschien<br />
moeten we daarbij in aanmerking nemen, dat in de<br />
18 e eeuw schapenteelt hier op de bedrijven hoofdzaak<br />
was en de rundveehouderij nog weinig te betekenen<br />
had.<br />
Anonieme en niet gedateerde lithografie<br />
<strong>van</strong> geert Reinders naar<br />
het geschilderde portret <strong>van</strong><br />
Cornelis Cuylenburg (1797).<br />
(Familie-archief Mi<strong>dd</strong>elstum. Foto<br />
F. Lemstra).<br />
37
Zelfs bij de veetelling in 1800 bedroeg het gemi<strong>dd</strong>elde aantal rundvee in het Schoutambt<br />
Hardenberg nog maar vier tot zes stuks per bedrijf, jongvee inbegrepen! De kans op<br />
besmetting was niet zo groot als in het noorden en westen waar veel meer veehandel<br />
was en ook import.<br />
Toch dient ook hier de zoektocht niet te snel te worden opgegeven. In het boek 'Heemse',<br />
(Hof-Bosch-en Veldzangen) <strong>van</strong> de bekende dichteres <strong>van</strong> Heemse Clara Feyoena <strong>van</strong><br />
Raesfelt-<strong>van</strong> Sytzama, in 1990 heruitgegeven door onze Historische Vereniging met inleiding<br />
en aantekeningen door K. Oosterkamp, wordt melding gemaakt <strong>van</strong> deze ziekte en<br />
haar vreselijke gevolgen.<br />
In dit boek geeft Clara Feyoena (een tijdgenote <strong>van</strong> Geert Reinders!) haar treurnis over de<br />
runderpest weer met de volgende dichtregels:<br />
Maar ach! ik denk met schrik aan die geduchte kwaal<br />
Die onze rund'ren trof, nu reeds zo meenigmaal<br />
Daar nimmer artzenij haar woeden kon verzagten.<br />
Hoe dikwijls hoorde 't veld de bittre jammerklachten<br />
Des armen landmans, die zijn rijkdom, zijn gewin,<br />
Bij 't aaklig kermen <strong>van</strong> zijn schreiend huisgezin,<br />
Met eigen handen moest in kuil bij kuil begraven,<br />
Daar niets hem overbleef om 't kwijnend kroost te laven,<br />
Dan scheen het menigmaal, of 't redeloze vee,<br />
In 't kermend loeien, om zijn doodlijk hartewee,<br />
Ons toeriep: menschen, 't zijn uw schulden die ons plagen!<br />
't Is uwe dertelheid, daar wij de straf <strong>van</strong> dragen!<br />
Och had die jammertaal <strong>van</strong> 't schuldverwijtend beest,<br />
Een hoorend oor verwekt, en een verslagen geest!<br />
Daar Gods Barmhartigheid den mensch noch wou verschoonen<br />
Schoon hij zijn heilig recht wilde aan ons vee betoonen.<br />
Wie kent de plagen die Hij in zijn schatten bergt,<br />
Voor hem die snood verhard zijn heilige oogen tergt!<br />
Hoe schielijk kon die pest ons onze weelde ontleeren!<br />
Hoe schielijk overvloed in woest gebrek verkeeren!<br />
Derde zang vs 205-224<br />
38<br />
Tafereel <strong>van</strong> de runderpest<br />
in 1745. Naar een<br />
gravure <strong>van</strong> Jan Smit.
Ook in het boek over Geert Reinders wordt Clara Feyoena aangehaald als de Winsumer<br />
dichteres, ook i.v.m. de runderpest. Zij heeft nl. <strong>van</strong> 1732 tot 1750 gewoond op de<br />
Tammingaborg te Bellingeweer dat in de buurt <strong>van</strong> Winsum ligt voordat zij naar Heemse<br />
ging-Maar er is nog een bron die ons iets vertelt over deze runderziekte. De familie<br />
Habers-Lambers te Ane en de familie Snijders-Lambers te Den Velde hebben een kopie<br />
<strong>van</strong> een oud geschrift in hun bezit.<br />
(Het origineel is blijkbaar verloren gegaan) Afkomstig <strong>van</strong> Jan Hermsen Zwijze, boer op<br />
het Odink te Den Velde in de 18 e eeuw.<br />
Deze Jan Zwijze is een telg uit één <strong>van</strong> de oudste boerengeslachten in deze omgeving.<br />
Al in het jaar <strong>15</strong>00 deden de Zwijzes als vrije boeren zaken met de monniken <strong>van</strong> het<br />
klooster Sibculo.<br />
In bovengenoemd geschrift begint Jan Zwijze in 1745 met allerlei aantekeningen over zijn<br />
familie en zijn bedrijf. Hij schrijft dan o.a.:<br />
'In de maant Augusti (1752) 12 biesten afstorven aan de besmettelijke ziekte - 6 koebeesten<br />
1 os en 5 kalver-de eerste dik weer koft kost <strong>30</strong> gulden 1 koe <strong>van</strong> onze volk te Lozen<br />
koste 38 gulden <strong>van</strong> Andries op de brink was gebetert kost 86 gulden op Ulzer laatze<br />
markt koft ik een sterken biest kost 14 gulden.<br />
Doe ik wer kwam wiren alde biesten hyer aan de ziekte storven kregen wi 3 weer 1 koe koft<br />
wi <strong>van</strong> Stoeten Hendrik koste 40 gulden. Haden wi 3 weken storven alle 3 weer'.<br />
In 1778 blijkt op zijn boerderij de ziekte opnieuw te zijn uitgebroken en hij schrijft daarover<br />
het volgende:<br />
'1778 huyr (hier) de ziekte onder de bieste 4 enterkalver en 1 kalf en half jaar out afstorven<br />
en 1 koe. 1 koe 1 sterke 1 osbiest 1<br />
bülkalf 1 sterkenkalf <strong>van</strong> Hendrik<br />
Bosscher koft kost 12 gulden in de<br />
maant meert'.<br />
Wat opvalt in de aantekeningen <strong>van</strong><br />
Jan Zwijze is dat hij voor die tijd al een<br />
behoorlijke rundveestapel bezit.<br />
Verder dat hij het woord pest niet<br />
noemt. Toch is het vrijwel zeker dat die<br />
besmettelijke ziekte runderpest is<br />
geweest. Zowel in 1752 als in 1778<br />
heerste er in Nederland runderpest.<br />
Dat hij het woord pest niet noemt, kon<br />
wel eens te maken hebben met een<br />
zeker taboe op dat woord. Tot voor<br />
kort kenden we hier ook zoiets. Bij<br />
ernstige ziekten of gebeurtenissen<br />
werd daar dan verhullend over<br />
gesproken. Bij een ziekte als kanker<br />
bijv. werd angstvallig het woord De gang <strong>van</strong> zaken en hulpmi<strong>dd</strong>elen bij een inen-<br />
'kanker' vermeden maar men zei: 'Hi-j ting tegen de runderpest, uit een te Berlijn ver-<br />
hef de verkeerde kwoale'.<br />
schenen publicatie <strong>van</strong> W. Schumacher uit 1793.<br />
3<br />
9
De methode om door mi<strong>dd</strong>el <strong>van</strong> voorbehoedende inenting runderpest te bestrijden, blijkt<br />
ook in de overige delen <strong>van</strong> het land, zoals in Overijssel maar heel langzaam ingang te<br />
vinden.<br />
De bezwaren die er in Groningen tegenin werden gebracht hebben ook in Overijssel dezelfde<br />
achtergrond.<br />
In de 19 e eeuw breekt in Overijssel nog herhaaldelijk pest uit. Volgens het Gemeentearchief<br />
krijgt ook Hardenberg daar<strong>van</strong> zijn deel.<br />
De overheid blijkt tenslotte maatregelen te nemen. Bij constatering <strong>van</strong> pest wordt de hele<br />
rundveestapel op de boerderij afgemaakt en verspreiding <strong>van</strong> de ziekte tegengegaan<br />
"door wachters rondom het boerenerve te plaatsen" (!) Verder wordt de invoer <strong>van</strong> vee<br />
verboden.<br />
Mede door de pioniersarbeid <strong>van</strong> Geert Reinders is ons land al meer dan een eeuw vrij<br />
<strong>van</strong> runderpest.<br />
Geert Reinders ligt begraven op het kerkhof bij de hervormde kerk in Winsum.<br />
Op zijn grafsteen staat o.a.:<br />
Hier rust die <strong>van</strong> zijn vroegsten tijd<br />
Naar wijsheid zocht door eigen vlijt<br />
Die reeds als boer zijn kundigheen<br />
Steeds dienstbaar maakt' aan 't Algemeen<br />
Vooral toen tegen pest en dood<br />
Hij 't kostlijk rund zijn bijstand bood<br />
Die elk in vreugd of droeven staat<br />
Belangloos hielp met raad en daad.<br />
En naderhand in eiken stand<br />
en sieraad was <strong>van</strong> 't Vaderland.<br />
Bron:<br />
De levensschets <strong>van</strong> Geert Reinders 1737-18<strong>15</strong> Uitg.<br />
Werkgroep 'Winsumer schrijvers en schrijfsters'.<br />
40
'Onderdeurtiesproat' J. Luisman-de Jonge<br />
Roggeriempie:<br />
Veertien wekke gruien,<br />
veertien dage bluien<br />
veertien dage riepen<br />
veertien dage striepen<br />
Op Oanerveense boeren: 'D'r komp een<br />
schoer', zee Drentenboer 'D'r komp niks<br />
<strong>van</strong>', zee Bongeljan 't Is verteerd', zee<br />
Stroevengeert<br />
Van boer noar borger<br />
dat giet as een orgel<br />
Van borger noar boer<br />
dat giet zoer!<br />
Op Old-Banthemse inwoners:<br />
Waterinks Jan die telt zien geld Doar is<br />
Bouwsboer ok op gesteld Kelder Roelf<br />
woont an de Steege Woestkaamp<br />
woont 'n bettien leger Oalbersboer met<br />
't dikke lief Meesters Evertjan die löp zo<br />
stief Kasper zien Jans dat is een snieder<br />
Ni-jman is 'n krubbenbieter Kampman<br />
zien Hendek is kort en bundig Bakker<br />
zien Derk is onbenundig Olsman<br />
Hendek is netties en secuur Bekman<br />
Berend Jan zit graag bi-j 't vuur Mölink<br />
Geert Jan met zien grote klompe<br />
Mansboer die woont an de pompe<br />
41
Boerderijbranden J. Luisman-de Jonge<br />
Boerderijbrand te Sibculo in 1829<br />
Ter voldoening <strong>van</strong> een besluit door de gouverneur <strong>van</strong> de provincie Overijssel, genomen<br />
op <strong>30</strong> april 1817 om calamiteiten direct te melden, schrijft Jan Odink Dzn op 7 mei 1829<br />
een brief naar Zwolle.<br />
Eén dag na de fatale brand in Sibculo, waarbij een boerengezin ternauwernood aan de<br />
vlammen ontkwam.<br />
Jan Odink, assessor (wethouder) <strong>van</strong> de gemeente Ambt Hardenbergh is hiertoe gemachtigd<br />
omdat burgemeester Anthonie <strong>van</strong> Riemsdijk afwezig is. Aan de hand <strong>van</strong> deze<br />
uitvoerige brief, die in het gemeentelijk archief <strong>van</strong> Hardenberg bewaard ligt, is de<br />
geschiedenis <strong>van</strong> die noodlottige brand tot in details te reconstrueren:<br />
Het is een mooie voorjaarsavond in het begin <strong>van</strong> mei.<br />
Martinus <strong>van</strong> Tongeren, commies te voet der 3 e klasse is in de omgeving <strong>van</strong> Sibculo op<br />
surveillance. Nadat de zon achter de glooiingen <strong>van</strong> het landschap verdwenen is, gaat<br />
langzamerhand de schemering over in nachtelijk donker. De commies zal na z'n diensturen<br />
zijn slaapvertrek bij het boerengezin Mollen in de buurtschap Sibculo weer op kunnen<br />
zoeken. Hij heeft een goed kosthuis getroffen bij Hendrik Mollen, die een boerderij,<br />
het erve Hekgeerts, pacht <strong>van</strong> Berend Venebrugge, grootgrondbezitter uit Venebrugge<br />
aan de grens. Hendrik en z'n vrouw Berendina Meijer en hun drie jonge kinderen, Hermen<br />
<strong>van</strong> zes, Diena <strong>van</strong> vier en de kleine<br />
Mannes <strong>van</strong> een half jaar bewonen<br />
deze boerderij. Op stal hebben ze<br />
twee paarden, drie koebeesten, twee<br />
vaarzen, een kalf en een ku<strong>dd</strong>e schapen.<br />
't Is stil in de omgeving <strong>van</strong> Sibculo.<br />
Iedereen heeft zich op dit uur ter ruste<br />
begeven. Alleen de commies doet z'n<br />
werk. Ook in het donker <strong>van</strong> de nacht<br />
kent hij elk weggetje, elke boomen<br />
elke veenplas. Soms staat hij even stil<br />
als hij meent iets verdachts te horen.<br />
Dan loopt hij weer verder. De rust is<br />
volmaakt in deze zachte meinacht.<br />
Toch voelt hij zich niet op z'n gemak.<br />
Hij heeft een gevoel of er ergens<br />
onraad is. Weer staat hij even stil.<br />
Uit Kadastr. Atlas: De Kern <strong>van</strong> Sibculo in 1832<br />
Al z'n zintuigen staan op scherp, 't Is of<br />
Mi<strong>dd</strong>enonder 't Hekgeerts. Aan de vorm <strong>van</strong> de<br />
er een brandlucht hangt. Hij probeert<br />
huizen (gestreepte blokjes) is te zien dat ze<br />
de duisternis te doorboren en als hij<br />
allemaal een 'onderschoer' ha<strong>dd</strong>en. De daken<br />
zich omkeert ontdekt hij achter het<br />
waren met stro gedekt. Landschappelijk moet het<br />
dennebos het schijnsel <strong>van</strong> een<br />
een prachtig geheel geweest zijn.<br />
flauwrode gloed.<br />
42
Er is brand! Het wordt hem angstig te moede als hij hard lopend de richting bepaald<br />
heeft... Buiten adem komt hij aan bij de boerderij <strong>van</strong> Hendrik Mollen. Rook walmt hem tegemoet.<br />
In het achterhuis ziet hij vlammen.<br />
Maar er is geen mens te zien. Martinus weet precies bij welk raampje hij moet zijn om de<br />
boer te wekken. Hij bonst met beide vuisten op het kleine venster, al schreeuwend:<br />
'Brand! Brand!' Hij trapt met al z'n kracht de zijdeur in en vliegt naar binnen. Het achterhuis<br />
brandt als een fakkel.<br />
Inmi<strong>dd</strong>els zijn Hendrik en z'n vrouw Berendina klaar wakker uit de bedstee gesprongen en<br />
in één enkel ogenblik heeft Hendrik de beide kinderen Hermen en Diena onder de arm terwijl<br />
z'n vrouw de kleine Mannes uit de wieg grijpt. Martinus doet bliksemsnel de voordeur<br />
wijd open waarna hij naar het dicht bij de boerderij staande schapenschot vliegt om de<br />
grendel <strong>van</strong> de deur te doen. Berendina staat in haar nachthemd met de huilende kinderen<br />
op een afstand radeloos toe te zien. De schuur en het schapenschot hebben nu ook<br />
vlam gevat en Hendrik doet vergeefse pogingen het loeiende vee te re<strong>dd</strong>en. De schapen<br />
zijn in grote verwarring de heide op gerend.<br />
Voor de paarden, de koeien en het kalf komt re<strong>dd</strong>ing te laat. Ze komen jammerlijk om in de<br />
vuurzee.<br />
Nog voordat er hulp <strong>van</strong> buitenaf komt is de boerenwoning, de schuur en het schapenschot<br />
een prooi der vlammen. Hendrik loopt vertwijfeld rond. Bij zijn pogingen het vee te<br />
re<strong>dd</strong>en heeft hij zijn ledematen ernstig verbrand. Het gezin wordt bij buren en familie ondergebracht.<br />
Martinus <strong>van</strong> Tongeren is na zijn moedig optreden op veilige afstand <strong>van</strong> het brandende<br />
huis met bonzend hart op de grond gaan zitten. Hij verbergt z'n gezicht in z'n handen en<br />
bedenkt dat hij bij dit ongeluk zijn hele bezit is kwijtgeraakt. Zijn koffer, zijn kleren en lijfstoebehoren,<br />
zijn wapens, zijn akte <strong>van</strong> aanstelling en wetboeken, zijn meubels, alles is<br />
verbrand.<br />
Omtrent de oorzaak <strong>van</strong> de brand tast men in het duister. Waarschijnlijk is ze in het achterhuis<br />
ontstaan.<br />
Hendrik Mollen weet zeker dat hij geen lamp of licht ontstoken heeft en helemaal niet met<br />
vuur op de deele geweest is voordat ze naar bed gingen.<br />
De volgende morgen bij het opkomen <strong>van</strong> de zon staan er slechts enkele stukken muur<br />
overeind. Niets is er <strong>van</strong> de gebouwen behouden gebleven.<br />
Met uitzondering <strong>van</strong> de schapen is Hendrik Mollen al z'n have en goed kwijt. Z'n voorraad<br />
boekweit, rogge, garst, zaaylijnzaad, haver, dakschoven, stroo, klopgarven en allerlei<br />
soorten mondbehoeften.<br />
Reeds op 7 mei, de dag na de brand schrijft Jan Odink, de wethouder <strong>van</strong> de gemeente<br />
Ambt Hardenbergh aan de heer Gouverneur <strong>van</strong> Overijssel te Zwolle de brief met alle bijzonderheden<br />
over de brand.<br />
Ook dat de commies te voet Martinus <strong>van</strong> Tongeren aldaar gestationeerd is en een kamer<br />
<strong>van</strong> het bedoelde huis bewoonde en bij deze brand het grootste gedeelte <strong>van</strong> zijn lijfstoebehoren,<br />
alsook zijn akte <strong>van</strong> aanstelling kwijt is.<br />
Odink stelt vast dat de gebouwen vermoedelijk voor brandschade verzekerd zijn maar omdat<br />
Berend Venebrugge niet te bereiken was, kon hij zich daar<strong>van</strong> niet vergewissen. Het<br />
huisgezin <strong>van</strong> Hendrik Mollen is echter niet tegen brand verzekerd en is daardoor in de<br />
43
grootste armoede gedompeld. Met eigen mi<strong>dd</strong>elen komen ze deze ramp niet te boven.<br />
Odink vraagt vermindering <strong>van</strong> belasting aan en tegemoetkoming in de geleden verliezen<br />
uit de daartoe bestaande Fondsen.<br />
Ook belooft hij de gouverneur dat, zodra het vereiste proces-verbaal opgemaakt is, hij dit<br />
aan hem verzenden zal.<br />
Jan Odink eindigt de brief met: 'Bevelende de schade intussen ten zeerste in Uwe<br />
Excellentie's Protectie aan. Waartoe en waarmede ik de Eer hebbe gehoorzaamst te verblijven'.<br />
Proces verbaal <strong>van</strong> de schade<br />
De heer Voorthuisz <strong>van</strong> het arrondissement Deventer, controleur der directe belastingen<br />
in- en uitgaande regten en accijnsen in de divisie Ommen gaat op 9 mei samen met Jan<br />
Odink assessor bij het gemeentebestuur <strong>van</strong> Ambt Hardenbergh, wonende te Heemse (bij<br />
absentie <strong>van</strong> burgemeerster <strong>van</strong> Riemsdijk) naar de verbrande gebouwen op het erve<br />
Hekgeerts nr. 5 ter buurtschap Sibculo, toebehorende aan de heer Berend Venebrugge<br />
Carels zoon, koopman, wonende op de Venebrugge.<br />
Samen stellen ze de schade vast <strong>van</strong> de brand op 6 mei, tengevolge waar<strong>van</strong> 'hetzelve<br />
woonhuis, schuur en schapeschot benevens alle zich aldaar in bevindende goederen door<br />
de vlam verteerd geworden is'.<br />
De controleur schrijft: 'Gemelden Heer assessor mij derwaards vergezeld hebbende zo<br />
zijn wij tot de waardering <strong>van</strong> hetgeen voor den eigenaar en bewoners ten deezen verloren<br />
is, overgegaan en hebben het verlies als volgd vastgesteld'.<br />
Voor den Heer Venebrugge Czn.<br />
Een Huis, zijnde eene boerenwoning Nr. 5 gewaardeerd op f. 1450,00<br />
Een Schuur gewaardeerd op f. 250,00<br />
Een Schapeschot op f. <strong>15</strong>0,00<br />
44<br />
Aan de Paterswal nr.<br />
1 te Sibculo staat op<br />
de plaats <strong>van</strong> het<br />
vroegere 'Hekgeerts'<br />
dit huis, bewoond<br />
door familie Kwakkel.
Verder volgt hier een gedeelte <strong>van</strong> de originele lijst <strong>van</strong> goederen en gebruiksvoorwerpen<br />
die 170 jaar geleden tot de inboedel <strong>van</strong> een doorsnee boerengezin behoorden.<br />
Nadat de burgemeester een afschrift ont<strong>van</strong>gen had <strong>van</strong> het proces-verbaal maakte hij<br />
een staat op <strong>van</strong> 'Verliezen die door onvoorziene Rampen geleden zijn in de Gemeente<br />
<strong>van</strong> het Ambt Hardenberg'.<br />
Hierop staat nog eens uitvoerig vermeld wat de aard en de bedragen <strong>van</strong> de verliezen waren.<br />
Berend Venebrugge was verzekerd tegen deze schade, maar Hendrik Mollen en de commies<br />
moesten maar afwachten wat ze uitgekeerd zouden krijgen uit 'de daartoe bestemde<br />
Fondsen'.<br />
45
Boerderijbrand te Wielen in 1854 (2)<br />
Het is in de maand juli <strong>van</strong> het jaar 1854. In de keuken <strong>van</strong> boerderij lemhoff te Wielen (D)<br />
is een dienstbode bezig in een pan boven het vuur vet te smelten. Plotseling krijgt ze de<br />
vlam in de pan. In paniek rent ze met de brandende pan de deel op. Op dat moment zijn<br />
daar enkele knechten bezig met een dorsstok aan het dorsen. Daardoor hangt er een<br />
dichte mist <strong>van</strong> stof.<br />
Als de dienstbode met die brandende pan vet de deel opvliegt, vat dat stof onmi<strong>dd</strong>ellijk<br />
vlam, gevolgd door een stofexplosie. Al het stro op de vloer, het hooi op de 'slieten' boven<br />
de deel, alles wat branden wil vat ogenblikkelijk vlam. In razend tempo verspreidt zich het<br />
vuur zodat in een ommezien de hele boerderij in lichter laaie staat. Iedereen rent hevig geschrokken<br />
door die plotselinge brand naar buiten. Aan blussen valt niet te denken.<br />
Omdat de boer en de boerin die dag niet thuis zijn heeft een oudere dienstbode de zorg<br />
over hun drie kleine kinderen. Zij is ook met de anderen naar buiten gevlucht. In de paniek<br />
en verwarring realiseert ze zich opeens dat het jongste kind nog binnen in één <strong>van</strong> de kamers<br />
ligt te slapen. Met gevaar voor eigen leven rent ze weer naar binnen en weet het kind<br />
op het nippertje uit de vlammen <strong>van</strong> de brandende boerderij te re<strong>dd</strong>en. De overlevering<br />
vertelt verder dat deze dienstbode voor haar dappere daad later bij haar huwelijk <strong>van</strong> de<br />
dankbare ouders haar gehele uitzet cadeau kreeg.<br />
De boerderijbrand is in de omgeving het gesprek <strong>van</strong> de dag. Naar later blijkt, zelfs in de<br />
verre omtrek want de brand heeft nog een minder mooi staartje gekregen.<br />
De boerderij in Wielen (D)<br />
± 1920.<br />
In het gemeentearchief <strong>van</strong> Hardenberg is over deze historie een interessante correspondentie<br />
bewaard gebleven.<br />
De Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus, de heer Lampert schrijft in een brief aan burgemeester Van<br />
Delden <strong>van</strong> Stad Hardenberg het volgende:<br />
'De in Hardenbergh wonende ds. Bosch heeft bij zijn laatste bezoek aan zijn broer in<br />
Uelsen verteld, dat enige tijd geleden twee mannen die zich voor afgevaardigden <strong>van</strong><br />
Neuenhaus uitgegeven hebben en zich legitimeerden met een overheidsbewijs, een aanzienlijke<br />
som geld ingezameld hebben in de omgeving <strong>van</strong> Zwolle. Ze gaven zich uit alscollectanten<br />
ten behoeve <strong>van</strong> de door brand getroffen landbouwer lemhoff in Wielen.<br />
Nadat ik dit gerucht vernomen had <strong>van</strong> de broer <strong>van</strong> ds. Bosch heb ik navraag gedaan bij<br />
de burgemeester in Zwolle. Die berichtte mij dat daar geen inzameling had plaats gevon-<br />
48
den. Het vermoeden bestond echter dat dit in Zuthum geweest was. Ik verzoek U Welgeboren<br />
bij ds. Bosch over de toedracht nadere inlichtingen in te winnen en mij het resultaat<br />
te melden.<br />
Ik wil nog opmerken dat de bewuste vergunning en legitimatiebewijzen voor die inzameling<br />
hier niet afgegeven zijn, en dat dus als toch dergelijke papieren vertoond worden, de<br />
vervaardigers er<strong>van</strong> bedriegers geweest moeten zijn.'<br />
Burgemeester Van Delden <strong>van</strong> Stad en Ambt Hardenberg moet wel even verbaasd gekeken<br />
hebben na het lezen <strong>van</strong> dit epistel. Hij schrijft vlug een briefje naar ds. Bosch:<br />
Heemse, 12 augustus 1854 Weleerwaarde Heer en Vriend.<br />
Bijgaande brief ontving ik heden <strong>van</strong> de heer Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus. Een paar woorden<br />
<strong>van</strong> opheldering zouden mij hoogstaangenaam zijn. Hebt U Ed lust om morgenavond<br />
een kopje thee bij mij te komen gebruiken? Dan kunnen wij die zaak mondeling behandelen.<br />
Morgennami<strong>dd</strong>ag in de kerk alhier kan ik in persoon het antwoord op deze vraag vernemen.<br />
Na vriendelijke groet, ook aan de geachte familie noem ik mij Uw Vriend.<br />
J. <strong>van</strong> Delden.<br />
Als ds. Bosch 's zondagsavonds bij burgemeester Van Delden 'op de thee' komt vertelt hij<br />
het volgende verhaal:<br />
'Ik was voor enige tijd mij te Zwolle bevindende met het voornemen om per diligence naar<br />
Hardenberg te vertrekken.<br />
De logementhouder Reyerink op Den Dijk te Zwolle bij wien de diligence afrijdt sprak mij<br />
aan over de brand bij lemhoff te Wielen. Hij vertelde dat er in Zwolle en omgeving een collecte<br />
was gehouden ten behoeve <strong>van</strong> den landbouwer lemhoff welke door dien brand alles<br />
zoude hebben verloren en dat die collecte een niet onbeduidende som zoude hebben<br />
opgebracht. De heer Reyerink noemde iemand die door medelijden bewogen een milde<br />
bijdrage gegeven had.'<br />
De burgemeester en de dominee vonden dit een hoogstmerkwaardige zaak en zullen er<br />
onder het genot <strong>van</strong> een kopje thee nog wel<br />
een poosje over doorgeboomd hebben. Nog<br />
diezelfde avond zet de burgemeester zich aan<br />
z'n bureau om de Amtmann <strong>van</strong> Neuenhaus te<br />
antwoorden op zijn brief. Hij schrijft o.a.<br />
Ik ben er <strong>van</strong> overtuigd dat enkele bedriegers,<br />
zoals meer gebeurt, geprobeerd hebben <strong>van</strong><br />
die ramp te profiteren. Indien U Edelgeboren<br />
een onderzoek naar die zaak mocht gelieven<br />
te doen zoude het mij wen-schelijk voorkomen<br />
dat U Edelgeboren zich wendt tot den heer<br />
Commissaris <strong>van</strong> Policie<br />
te Zwolle. Het ware te hopen dat de bedrie-<br />
gers werden opgespoord. met het voornemen om per diligence .<br />
naar Hardenberg te vertrekken<br />
49
Oogstlied Vrij naar A.C.W. Staring door J. Luisman-de Jonge<br />
50<br />
Sikkels blinken Sikkels<br />
klinken Ruisend valt het<br />
graan Zie de bindsters<br />
garen Zie in lange<br />
scharen Garf bij garven<br />
staan<br />
Trekkers blinken<br />
Trekkers klinken Sneller<br />
valt het graan Zie de<br />
raad'ren pakken En de<br />
bundels smakken Langs<br />
de brede baan<br />
Trekkers blinken<br />
Trekkers klinken De<br />
bestuurder zweet Laat<br />
de tractor zwenken<br />
Onder 't vrolijk denken<br />
Dat dit oogsten heet<br />
Combines grommen<br />
Combines brommen In<br />
gezwinde maat Zie de<br />
halmen komen In de<br />
dorsbak stromen<br />
Oogsten in 't kwadraat<br />
Combines brommen<br />
Combines grommen<br />
Alles loopt gesmeerd<br />
Dankzij de computer<br />
Nooit meer dat geploeter<br />
De techniek regeert
Het boerenleven in Oostloorn J. te<br />
Bokkel<br />
Honderd jaar geleden schreef ds. Sibold Ulfers het boek "Oostloorn". In geromantiseerde<br />
dorpsschetsen krijgen we een beeld voorgeschoteld <strong>van</strong> personen en hun belevenissen in<br />
de plaats Hardenberg. Ds. Ulfers heeft als predikant onder andere in Oldemarkt gestaan<br />
en hij bezocht <strong>van</strong> daaruit regelmatig een bevriende dominee in Hardenberg. In dit artikel<br />
kijken we naar een aantal opvallende aspecten <strong>van</strong> het<br />
boerenleven, waarbij we steeds moeten bedenken dat<br />
we door de bril <strong>van</strong> ds. Ulfers naar Hardenberg<br />
kijken.<br />
"Ik heb de schoonheid gezien <strong>van</strong> het leven der land<br />
bouwers tussen hun akkers en korenvelden onder de<br />
wolkenhemel. Ook heb ik de schoonheid gezien <strong>van</strong> het<br />
leraarsambt onder die lieden. En <strong>van</strong> die schoonheid ga<br />
ik hier vertellen. Als er moraal ligt in de vertelling, wel<br />
nu...!" (p. 6)<br />
Toen ik op de bibliotheekacademie in Deventer vertelde<br />
dat ik in Hardenberg woonde, declameerde de toenmali<br />
ge directeur, de heer Tj. Meijer, spontaan deze regels.<br />
Hij wees mij zo op het bestaan <strong>van</strong> het boek "Oostloorn".<br />
Wat hebben de boeren toch een prachtig beroep - en do<br />
centen niet minder, al zal Ulfers hier het predikantsbe<br />
roep op het oog gehad hebben - roepen deze regels ons<br />
luide toe als motto vooraf. kopie voorplaat<br />
"De rijkste boerderij in Oostloorn was die <strong>van</strong> Harders." (p. 55)<br />
Drie pagina's lang heeft Ulfers nodig om de boerderij <strong>van</strong> Harders te beschrijven. Hij laat<br />
ds. Walter naar de boerderij wandelen en deze komt eerst langs prachtig groene weilanden<br />
met veel vette koeien. Vervolgens ziet hij akkers met koren, klaver, aardappelen en<br />
rogge. De oogst wordt natuurlijk overvloedig! De boerderij wordt omringd door koele bomen<br />
en frisse, goed onderhouden schuren voor vee en voorraden. En wat een knechts en<br />
meiden lopen er rond, allemaal druk bezig met hun eigen taak. Eindelijk komen we in het<br />
rustig zenuwcentrum in de mooie kamer <strong>van</strong> de boerderij: Boer Harders zelf. Natuurlijk<br />
raakt iedereen <strong>van</strong> zoveel rijkdom onder de indruk, ook de dominee. Maar omdat een<br />
dominee geen onderscheid mag maken tussen mensen, rijk of arm, krijgt ds. Walter het<br />
er moeilijk mee. Zeker als boer Harders later een knecht beschuldigt <strong>van</strong> diefstal en hem<br />
meent te moeten ontslaan. De knecht komt letterlijk met zijn hele gezin op straat te<br />
staan en ds. Walter neemt het, tevergeefs, op voor de knecht. Na weken komt boer<br />
Harders er achter dat het ontslag onterecht geweest is; zijn knecht gaat vrijuit. Maar dan<br />
komt de werkelijke grootsheid <strong>van</strong> de boer over het voetlicht: De boer gaat eerst naar de<br />
dominee, zijn criticus, om zijn ongelijk te bekennen. Vervolgens spreekt hij na de<br />
kerkdienst de bevolking toe. Harders rust niet voor de knecht is teruggehaald en bij<br />
iedereen in ere is hersteld.<br />
Een boer moet streng zijn, eerlijk en rechtvaardig, maar hij moet ook zijn fouten oprecht<br />
onder ogen durven zien, wat daar de consequenties ook <strong>van</strong> zijn. Niemand lijkt Harders<br />
echt te kunnen helpen, want praktisch nooit laten mensen hun gevoelens <strong>van</strong> goed- of af-<br />
51
keuring rechtstreeks zien. De knecht wordt hoog op de wagen <strong>van</strong> de boer teruggehaald,<br />
met de boer lopende er naast. Iedereen ziet het, maar doet juist of hij/zij niets in de gaten<br />
heeft. Pas als er later een nieuwe burgemeester moet komen, dan wil men Harders, want<br />
men is zeer tevreden over zijn aanpak <strong>van</strong> deze zaak.<br />
Zo'n grote boer wil iedereen wel worden. Maar het openlijk laten merken <strong>van</strong> die ambitie<br />
wordt niet gewaardeerd.<br />
Het verhaal over llting, de klokkenluider, vertelt dat llting met een vriend een stuk hei koopt<br />
om te ontginnen. Dat moet het begin worden <strong>van</strong> een welvarende boerderij <strong>van</strong> het formaat<br />
<strong>van</strong> boer Harders, dat is de droom <strong>van</strong> llting.<br />
Maar ach, hij had beter moeten weten! De hei wint het steeds weer <strong>van</strong> het grasland. Als<br />
het echt gekund had, had de vorige eigenaar - een boer - het al lang gedaan. Nu raken<br />
llting en zijn vriend hun geïnvesteerde geld kwijt. Je moet niet teveel willen, hou je ambitie<br />
in toom, lijkt de moraal <strong>van</strong> dit verhaal te zijn.<br />
Als Edo, een jongen uit Oostloorn, zendeling wil worden, lijkt dat ook een gevaarlijk ambitie.<br />
Grootheidswaanzin, waar niets goeds uit<br />
voort kan komen, is het oordeel <strong>van</strong> sommige<br />
dorpsgenoten.<br />
Maar als blijkt dat Edo ook gewoon gebleven is,<br />
zijn ouders niet laat verkommeren en zijn afkomst<br />
niet te min acht, slaat het oordeel om. Edo wordt,<br />
ook als zendeling, geaccepteerd en gewaardeerd.<br />
Al mag niemand die waardering al te expliciet<br />
uitspreken, dan word je al gauw voor trots<br />
versleten. Maar wat is het ondertussen plezierig<br />
als Oostloorn kan bogen op een dorpeling die ver<br />
weg goede daden verricht en een naburig dorp<br />
(Zuidloorn) niet.<br />
In het verhaal <strong>van</strong> Edo zit nog een uitgebreid<br />
voorbeeld <strong>van</strong> hoe je, door dingen niet rechtstreeks<br />
te noemen, zaken toch duidelijk maakt in<br />
deze gemeenschap. Ds. Walter moet het bericht<br />
<strong>van</strong> overlijden <strong>van</strong> Edo overbrengen aan Edo's<br />
ouders. We zijn getuige <strong>van</strong> een bladzijdenlange<br />
conversatie, die pas aan het eind uitmondt in het<br />
Wiegen met paarden en ploeg (p.29)<br />
verschrikkelijke bericht.<br />
Hoe word je dan wel boer?<br />
Natuurlijk spelen afkomst en kapitaal een rol, maar eerst en vooral: Je moet het leren in de<br />
praktijk. Kleine jongens gaan naar school, daarna kunnen ze schapenhoeden. Maar uiterlijk<br />
op je zestiende ga je als knecht bij een vreemde boer wonen en werken. Wiegen is al<br />
achttien jaar, als de dominee tegen hem zegt:<br />
"Wiegen, je moet dat schapenhoeden nu eens aan kleinere jongens overlaten; het is hoog<br />
tijd, dat je arbeider gaat worden. Je verdwaalt hier op de heide; je moet naar het werkelij<br />
ke leven terug!" (P- 23)<br />
Wiegen heeft het nodig om door hard te werken en alle aspecten <strong>van</strong> het boerenwerk te le<br />
ren kennen, een nuchtere kijk op het leven op te bouwen.<br />
52
pasen is de tijd dat er gewisseld kan worden <strong>van</strong> werkkring. De besluiten daarover vallen<br />
op de Brink. De Brink, het centrale punt <strong>van</strong> het dorp, waar de kerk omringd wordt door<br />
oude bomen, waar de meisjes water halen uit de put en de jongens elkaar treffen bij de<br />
bank, daar komen ook de oude, wijze mannen <strong>van</strong> het dorp bij elkaar.<br />
"In de vergadering der oudsten, des avonds op de Brink, werd veel behandeld, dat later in<br />
daad werd omgezet, en dat goede daden werden." (p. 25)<br />
Hier worden alle zaken <strong>van</strong> het dorp doorgesproken en er is geen aangelegenheid <strong>van</strong><br />
kerk of gemeente, die niet voorgekookt of besproken wordt in deze bijeenkomst. De werkelijke<br />
besluiten die het dorp aangaan, vallen hier, op de Brink. Natuurlijk moet je het<br />
woord kunnen voeren en tonen dat je over wijsheid beschikt, maar je hebt meer vaardigheden<br />
nodig om je in deze kring te kunnen handhaven:<br />
" Meteen haalde hij zijn tabakszak uit de zak, en stopte opnieuw zijn pijp. Hij stak die aan,<br />
terwijl de schijn <strong>van</strong> zijn brandende lucifer de gezichten deed uitkomen <strong>van</strong> de mannen om<br />
hem heen in het donker onder de bomen. Tegelijk spuwde hij op de grond, eenmaal en<br />
tweemalen. Dat was een sterke gewoonte onder de lieden <strong>van</strong> het dorp. De andere man<br />
nen deden het ook altijd, en ha<strong>dd</strong>en grote vaardigheid om het niet op elkanders schoenen<br />
te doen, al stonden zij dicht op elkander. Onder de jongens was het zelfs een soort eer om<br />
het ook al zo te kunnen doen als de grote mannen." (p. 168)<br />
Niet iedereen is blij met het spuwen <strong>van</strong> de mannen. Er hangen bordjes bij de kerk: leder<br />
wordt verzocht om het onvoegzaam spuwen te laten.<br />
Een echte inwoner <strong>van</strong> Oostloorn heeft op de juiste momenten ook een forse portie berusting<br />
nodig.<br />
"En toen was het veenbranden begonnen, op zijn hoogveen, en op het hoogveen <strong>van</strong> de<br />
andere boeren, die boekweit verbouwden. Met de oostenwind waren de rookwolken over<br />
het dorp gedreven, aldoor, de gehele dag; en ook de volgende dagen; zodat het soms ver<br />
stikkend was in de straten en in de huizen. Maar daar was niemand in Oostloorn, die over<br />
de grote rook morde; dat hoorde bij het doen in het dorp. Zij ha<strong>dd</strong>en gehoord, dat de men<br />
sen daar ver in Holland, - want tot zover kwam de rook, - het afschuwelijk vonden, maar<br />
zij<br />
konden dat <strong>van</strong> die mensen in Holland niet begrijpen. De zon stond grijs aan de hemel.<br />
Daar was schaduw over het hele land." (p. 92)<br />
Je kunt nog zo hard werken - en natuurlijk ben je daarbij niet kieskeurig en klaag je niet<br />
over vuile lucht - maar als de natuur niet meewerkt, dan is al het werk voor niets. Als de regen<br />
uitblijft, dan mislukt de oogst, daar kan niemand wat aan doen en dan moet je je schikken<br />
in je lot. Dan blijkt ook dat Oostloorn een hechte gemeenschap is, waar, als de nood<br />
het hoogst is, ook een vorm <strong>van</strong> re<strong>dd</strong>ing nabij is:<br />
"... want op de tafel lag tussen de centen <strong>van</strong> de collecte een bankbiljet <strong>van</strong> duizend gul<br />
den." (p. 116).<br />
Je straalt rust uit, want ook al moet je hard werken en nog veel doen, je hebt de tijd: "Wat<br />
een haast! Vroeger, als wij de oude dominee eens naar de omnibus reden in de stad, had<br />
den wij altijd nog een half uur over voor de omnibus ging; maar nu met die spoor gaat alles<br />
zo vlug; je hebt niet eens de tijd om rond te kijken, of je moet al weg!" (p. 169)<br />
Of de oogst nou nog zo overvloedig geweest is, een echte boer is zuinig op de producten,<br />
tot aan de laatste korrel toe.<br />
"Moet niet zo aan die halmen staan trekken en plukken," durfde Goesting haar zeggen;<br />
"daar moeten wij eten <strong>van</strong> hebben." (p. 2<strong>09</strong>)<br />
53
Voorzichtig en bescheiden brengt boer Goesting zijn wens naar voren. Er spreekt een eerbied<br />
uit voor de producten <strong>van</strong> het land, die ons moeten voeden.<br />
Frits Meijler vertelt in zijn boekje "Kun je een aardappel maken?" over boer Weerts in<br />
Kloosterhaar, die al een overvolle kar heeft en toch moeite doet voor nog een aardappel.<br />
Misschien moet je weet hebben <strong>van</strong> de mogelijke mislukking <strong>van</strong> een oogst of <strong>van</strong> alle<br />
voorafgaande inspanningen, om deze zorg voor de kleinste details te kunnen begrijpen.<br />
Kun je ook minder mooie kanten aan het leven in Oostloorn ontdekken? Jazeker.<br />
Ulfers beschrijft het heel kort, maar er is niet veel fantasie voor nodig hoe onstuimig wild<br />
het op een boerenkermis toe kan gaan, zeker als de mensen maandenlang in spanning<br />
geleefd hebben over mislukken <strong>van</strong> de oogst. Als dan het bier rijkelijk vloeit, slaat de vlam<br />
gemakkelijk in de pan...<br />
Uitvoeriger wordt stilgestaan bij Joop, de nietsnut, die zich vergrijpt aan de mooie zuster<br />
<strong>van</strong> Garst. Voor de laatste is het simpel: Zijn zus moet gewroken worden en hij zorgt daar<br />
ook voor. Hij kan zijn leven daardoor niet voortzetten in het dorp en moet elders zijn heil<br />
zoeken. Dat heeft hij er voor over. Aan deze zaken komt geen rechter of rechtspraak te<br />
pas...<br />
Tenslotte: De kerk en het geloof spelen in Oostloorn een grote rol. Hier zal ongetwijfeld<br />
ook de bril <strong>van</strong> ds. Ulfers zijn werk doen, daardoor kijken we mee. Maar we moeten niet<br />
vergeten dat de ontwikkelingen, die Geert Mak beschrijft in "Hoe God verdween uit<br />
Jorwerd", in Oostloorn nog niet hebben plaatsgevonden. De kerk en de godsdienst zijn<br />
voortdurend aanwezig in alle facetten <strong>van</strong> het dorpsleven.<br />
Ds. Ulfers zag honderd jaar geleden in Hardenberg een dorpsgemeenschap, die sterk het<br />
karakter droeg <strong>van</strong> het boerenleven. Hij zag mensen die hard werkten en met eigenschappen<br />
als eerlijkheid, rustige bescheidenheid en eerbied voor andere mensen en de<br />
producten <strong>van</strong> het land een onvergetelijke indruk op de auteur <strong>van</strong> "Oostloorn" maakten.<br />
Oostloorn : dorpsschetsen / door S. Ulfers. -1e druk: 1903<br />
54
Vredehoeve (huizen <strong>van</strong> naam 4) K.Oosterkamp<br />
Aan de Van Royensweg tussen Bergentheim en Kloosterhaar staat een aantal boerderijen<br />
<strong>van</strong> ongeveer hetzelfde type: voornaam voorhuis, grote schuur en tuin en vooral veel<br />
ruimte. Zeven <strong>van</strong> deze boerderijen werden ooit bewoond door leden <strong>van</strong> de familie<br />
Salomons, een zeer ondernemend boerengeslacht <strong>van</strong> Groningse herkomst. De combinatie<br />
<strong>van</strong> dezelfde achternaam en tamelijk dicht bijelkaar wonend kon gemakkelijk tot verwarring<br />
en vergissingen leiden. Daarom werden deze boerderijen voorzien <strong>van</strong> een naam:<br />
Sale: een naam die samengesteld is uit Sa(lomons) en Le(ffers): boer en boerin samen op<br />
de gevel als uitdrukking <strong>van</strong> een geëmancipeerd partnerschap.<br />
Ruimzicht, Veldzicht, Zonnehoeve en Zon <strong>Rondom</strong>: namen die de ligging in de ruimte <strong>van</strong><br />
het landschap accentueren. Wenny. de boerderij werd "vernoemd" naar de dochter.<br />
Tenslotte Vredehoeve.<br />
De schuur werd in<br />
1927 gebouwd<br />
door L.Salomons<br />
uit De Krim, oorspronkelijk<br />
kwam<br />
hij uit Gasselternijveen.<br />
Zijn zoon<br />
Hendrik zou later<br />
er een boerenbedrijf<br />
uitoefenen,<br />
nadat er in 1934<br />
een woonhuis voor<br />
de schuur was<br />
gebouwd. Intussen<br />
was ook het land<br />
verder ontgonnen<br />
en in cultuur<br />
gebracht.<br />
De suggestie dat de naam Vredehoeve pas na de oorlog op de boerderij werd geplaatst, is<br />
niet juist. Het is zeker dat de boerderij in de oorlog al zo heette, misschien droeg de boerderij<br />
al voor de oorlog deze naam. In beide gevallen bevestigde de naam de moed en het<br />
vertrouwen <strong>van</strong> de bewoners. Het geven <strong>van</strong> deze naam in een tijd <strong>van</strong> oorlogsdreiging of<br />
<strong>van</strong> daadwerkelijke oorlog betekende meteen ook het uitspreken <strong>van</strong> een levensbeginsel.<br />
Daarom was Geert Salomons,die in 1941 de boerderij had overgenomen, in het verzet gegaan,<br />
daarom overleefden op zijn boerderij een aantal onderduikers. Helaas heeft hij de<br />
vrede die hij nastreefde niet mogen beleven. In 1945 werd hij samen met andere leden<br />
<strong>van</strong> de verzetsgroep Bergentheim in Varsseveld gefusilleerd.<br />
Het weten <strong>van</strong> deze achtergrond maakt de naam Vredehoeve tot een zeer bijzondere en<br />
indringende.<br />
(met dank aan de heer W.Salomons)<br />
55
De boerin: Zij ploegde voort A. Blankemeijer-Jansen<br />
Eerst vlas wieden, dan eelt op mijn handen. Ik<br />
Vlas trekken, dan binden ging naar het land <strong>van</strong><br />
En in schelven zetten. februari tot kerstdag en<br />
Ja dat heb ik allemaal ik was niet de enige,<br />
Gedaan. Als vrouw, jazeker. ochgot nee...<br />
Ik heb niet voor niks zoveel<br />
Het leven <strong>van</strong> veel plattelandsvrouwen in onze regio speelde zich in de vooroorlogse jaren<br />
af rond de boerderij. Veel verder <strong>van</strong> huis kwamen zij eigenlijk niet. Hun contacten beperkten<br />
zich voornamelijk tot de naaste familie en de noabers. Alleen bij bijzondere gelegenheden<br />
als bijvoorbeeld een bruiloft, begrafenis en een dorpsfeest verlieten zij de boerderij<br />
even alleen.<br />
Het leven op een boerenerf was hard en zwaar, vertellen Jantina <strong>van</strong> Laar-Dieters en Riek<br />
Roelofs-Boerrigter uit Brucht in een scriptie over de geschiedenis <strong>van</strong> Brucht. Ze hebben<br />
in hun jeugd veel verhalen gehoord over 'de goeie oude tijd' <strong>van</strong> hun grootouders die rond<br />
1860 waren geboren.<br />
Hoewel boer en boerin beiden verantwoordelijk waren voor het reilen en zeilen op het erf,<br />
had de boerin er naast het werk op de landerijen nog veel werk bij. Op de boerderij werd<br />
vroeg opgestaan, want tijdens het melken moest er eerst een 'legge' gedorst worden op<br />
de deel. Het stro dat voor de dakbedekking werd gebruikt, werd netjes uitgeschud en gebonden.<br />
Het koren werd in de 'wanne' geschud buiten in de wind. Daar werd het kaf <strong>van</strong><br />
het koren gescheiden, want pas in later jaren kwamen er kafmolens. Het koren werd gebruikt<br />
voor broodbakken, veevoer of later als zaai rogge of -haver. De kippen zaten 's<br />
nachts in de hilde boven de koeien, 's Morgens kakelden ze dat het een lieve lust was, want<br />
na het dorsen konden ze een graantje meepikken alvorens ze door het hoendergat naar<br />
buiten gingen.<br />
Na het dorsen, melken en voeren begaf iedereen zich naar de boerenkeuken waar de<br />
boerin de pannekoek of stip in de 'panne' klaar had staan.<br />
Vanaf het voorjaar tot in het najaar gingen de meeste gezinsleden naar het land waar alles<br />
met de hand of met het paard werd bewerkt.<br />
Eten werd door de boerin in die tijd nog op een openhaardvuur bereid. De boerenstoete<br />
werd nog in de trog gemengd en gebakken in het bakhuis dat ook nog op hout was warm<br />
gestookt. Er werd in een keer voor de hele week brood gebakken. Bij de aardappeloogst<br />
werd het hele gezin ingeschakeld. Jong en oud moest met de vingers in de grond woelen<br />
om de knollen op te zoeken. Elke aardappel was belangrijk, niet alleen voor de<br />
inkomsten. Hoe schoner het land, hoe minder last men had <strong>van</strong> opslag, de aardappels die<br />
het jaar erop weer een plant vormden.<br />
De winteravonden werden door boer en boerin rondom de kolomkachel doorgebracht<br />
waarin hout en turf werd gestookt. De inwonende opa zat meestal met de voeten in de<br />
oven <strong>van</strong> het fornuis aan zijn pijpje te lurken of vermaakte zich met zijn pruimtabak. De<br />
vrouw des huizes en dochters en inwonende meiden waren druk met het stoppen <strong>van</strong> sokken<br />
en kousen of het breien <strong>van</strong> onderjurken en borstrokken en voor de mannen nog vaak<br />
de bekende lange onderbroeken. Van Laar en Roelofs vertellen hierover: "De mannen wa-<br />
56
en 's winters druk met vreepeule kleuven of houtbossen binden. Dat hout ging naar de<br />
bakkers om de ovens te verwarmen en was ook bedoeld voor eigen gebruik in het bakhuis.<br />
De vrouwen die 's zomers ook veel op het land werkten, zaten dan achter het spinnewiel<br />
of deden verstelwerk wat 's zomers was blijven liggen."<br />
In Baalder was het vrouwvolk op de wintermi<strong>dd</strong>agen<br />
bezig om wol en vlas te<br />
spinnen. Het voordeligste was wol <strong>van</strong><br />
eigen schapen of er werd gekocht <strong>van</strong><br />
de schapenhouders. In ieder huis stond<br />
een spinnewiel. De mannen zaten rondom<br />
de kolomkachel, de vrouwen achter<br />
in de keuken om de hoge tafel. In vroeger<br />
tijden kregen ze een stoof met een<br />
kooltje vuur gepresenteerd om de voeten<br />
warm te houden, want achterin de<br />
keuken was het vaak koud. Ze ha<strong>dd</strong>en<br />
hun breiwerk meegenomen, want 'n<br />
vrouwluuhaand en 'n peerdetaand mögt<br />
immers nooit stille stoan.' En onder het<br />
getik <strong>van</strong> de breipennen werden de<br />
nieuwtjes <strong>van</strong> de buurt uitgewisseld en<br />
alle zieken besproken, maar met één HEEMSE. Geziena Rigterink-Godeke aan het<br />
oor luisterend naar wat de mannen te spinnen (Uit stap voor stap langs de Vecht<br />
bespreken ha<strong>dd</strong>en.<br />
In de tijd die over was, werd ook uitgebreid gewerkt aan de uitzet. Alle linnen of katoenen<br />
hemden werden geletterd, evenals lakens, slopen, tafellinnen en zakgoeken. De uitzet<br />
was voor het leven. Jakjes en rokken waren dan ook onverslijtbaar. Boerendochters gingen<br />
vaak naar familie om samen met nichtjes hun letterdoek te borduren. Rond de klok<br />
<strong>van</strong> negen ging men onder de veren om brandstof en petroleum te sparen<br />
Eind april begon de grote schoonmaak. Als de temperatuur wat hoger werd, was het tijd<br />
om de kachel schoon te maken. Deze werd uit het vertrek gehaald en ergens opgeborgen.<br />
De schoorsteenveger werd besteld, want dat was het eerste karwei dat vreselijk veel stof<br />
gaf. De kleren uit de kasten gingen naar buiten om te luchten en in de bedstee werd nieuw<br />
stro gelegd. Het kon wel eens gebeuren dat in het oude stro ook de muizen zich ha<strong>dd</strong>en<br />
genesteld. Onder de bedstee werd vroeger ook de wintervoorraad aardappelen vorstvrij<br />
bewaard, dus ook deze ruimte kon een goede schoonmaakbeurt gebruiken. Ook de rest<br />
<strong>van</strong> het huis werd onder handen genomen. Als de koeien begin mei voor dag en nacht de<br />
wei in gingen, werd ook het achterhuis onder handen genomen.<br />
Tijdens de slacht in november en december kwamen familie en buren langs om het vet te<br />
priezen. Voor boer en boerin een kwestie <strong>van</strong> trots: hoe dikker het spek hoe trotser boer<br />
en boerin. Men sprak dan ook wel <strong>van</strong> 'stientiesdik' spek. De buurvrouwen hielpen elkaar<br />
met het maken <strong>van</strong> de metworst, bloedworst en leverworst evenals met het schrapen <strong>van</strong><br />
de darmen en het maken <strong>van</strong> hoofdkaas. En natuurlijk werd er flink uitgedeeld.<br />
57
Burenhulp<br />
Naast het werk op de eigen boerderij ha<strong>dd</strong>en boer en boerin ook een grote taak als noaber.<br />
Voor de boerin betekende dit ondermeer dat ze bij hoogtijdagen <strong>van</strong> huwelijken en<br />
doopfeesten en in verdrietige tijden bij een overlijden een extra taak had in de verzorging<br />
<strong>van</strong> de maaltijden.<br />
Werd er een kind verwacht, dan gingen de twee naaste buurvrouwen <strong>van</strong> de kraamvrouw<br />
al voor de bevalling even op bezoek om te kijken of het 'kinderkörfke' in orde was. Als de<br />
geboorte op handen was, waarschuwde een <strong>van</strong> hen de dokter en ze stonden hem bij de<br />
geboorte zelf ter zijde. Zo zorgden ze voor heet water, koffie enz. De buurvrouwen hielpen<br />
de jonge moeder de eerste dagen en wasten het kind en legden het bij de moeder aan.<br />
Dat werd ook 's mi<strong>dd</strong>ags en 's avonds gedaan omdat de kraamvrouw de eerste tien dagen<br />
niet <strong>van</strong> haar bed af mocht.<br />
Ook bij de doop speelden de noabervrouwen een belangrijke rol. De eerste naaste noaber<br />
klee<strong>dd</strong>e het dopelingetje aan terwijl de tweede op het huis paste en voor de koffietafel<br />
zorgde als men terug kwam.<br />
Ook bij het overlijden waren er noaberplichten. Niet alleen het bekendmaken in de buurtschap,<br />
ook het afleggen en kisten was een taak <strong>van</strong> de buren, dit trouwens vooral <strong>van</strong> de<br />
mannen. Bij een overlijden namen de buurvrouwen kopjes, schoteltjes en messen <strong>van</strong><br />
huis mee. Voor de naaste familie die in de keuken zat waren er kopjes in een gedekte<br />
kleur, het liefst met een grijs randje. De overige genodigden zaten op de deel. De vrouwen<br />
<strong>van</strong> de noabers verzorgen de koffie.en koek op de dag <strong>van</strong> de begrafenis. Ook zorgden ze<br />
voor een broodmaaltijd na de begrafenis.<br />
Wanneer erop een boerderij werd ingetrouwd, bewonderden de gasten 's mi<strong>dd</strong>ags de uitzet,<br />
waaraan de bruid al ver voor haar huwelijk was begonnen.De linnenkast met inhoud<br />
werd bekeken, waarbij vroeger trouwens ook een doodshemd hoorde voor man, vrouw en<br />
kind. Dit werd achter het linnen in het kabinet bewaard. Daarna werden de meubels die<br />
meegebracht waren bekeken. Ook de meegebrachte bruidskoe werd met kennersblik gekeurd.<br />
Een bruidskoe of 'hoppe' koe symboliseerde hoop op een goede toekomst.<br />
58<br />
Ook koken bij een bruiloft<br />
behoorde tot de burenplichten.<br />
V.l.n.r.:<br />
Niesje Veurink,<br />
Annigje Snijders,<br />
Jennigje Bruggeman,<br />
Janna Richterink,<br />
Annigje v.d. Veen,<br />
Elsje Stroeve. Zittend:<br />
Gerritdina v.d. Haar.<br />
(Uit Boalder vertelt<br />
zien geschiedenis).
Bedrijfsopvolging<br />
De meeste jongelui bleven ook na het volwassen worden in de eigen omgeving wonen. De<br />
opvolging binnen het bedrijf en het verdelen <strong>van</strong> de erfenis was een kwestie die binnen familieverband<br />
opgelost moest worden. Vader, zoon, moeder, dochter, iedereen praatte<br />
mee over zijn of haar aandeel. Het opmaken <strong>van</strong> een testament was voor boer en boerin<br />
een gezamenlijke aangelegenheid. Er werd uitgebreid in opgeschreven hoe de boedel<br />
verdeeld diende te worden en het was niet de bedoeling dat de weduwe in behoeftige omstandigheden<br />
werd achtergelaten als dat enigszins kon worden voorkomen. Dat blijkt<br />
bijvoorbeeld uit de gegevens die boven water zijn gekomen tijdens het stamboomonderzoek<br />
naar de familie Hesselink. Daarbij kwamen veel testamenten, hypotheeken<br />
verkoopakten boven water die de basis vormden voor het boekje 'Hesselink: erf en familie'<br />
dat Gerrit Hesselink schreef over zijn familie.<br />
Hij vertelt daarin onder andere het verhaal rond de erfenis <strong>van</strong> de weduwe Fennegien<br />
Jansen, wonend op het erf Welink of Lamberts te Diffelen. Ze wil in april 1752 hertrouwen<br />
met Hendrik Jansen, maar voor het zover is, wel haar zaken goed op een rijtje hebben.<br />
Dat betekent het regelen <strong>van</strong> de erfrechten <strong>van</strong> haar twee kleine kinderen op de erfenis<br />
<strong>van</strong> hun overleden vader Jan Harmsen en de twee kinderen die hij uit een eerder huwelijk<br />
had.<br />
Fennegien regelt dat de kinderen 'mombers' ofwel voogden krijgen toegewezen. In de acten<br />
wordt de boedel verdeeld en krijgen de kinderen uit het eerste huwelijk <strong>van</strong> Jan een<br />
bedrag en goederen uitgekeerd als ze gaan trouwen. Haar eigen kinderen krijgen al hun<br />
kindsdeel uitgekeerd en worden door de bruidegom geëcht.<br />
Ook wordt afgesproken dat, mochten er uit de nieuwe verbintenis weer kinderen geboren<br />
worden, de twee anderen ook een gelijk erfdeel ont<strong>van</strong>gen. Mochten er geen kinderen<br />
meer komen, dan zijn de kinderen bij deze ook de algehele erfgenamen <strong>van</strong> de bruidegom.<br />
En mocht het verder zo zijn dat de twee kinderen uit het eerste huwelijk <strong>van</strong> Jan ziek<br />
en behoeftig worden, dan hebben ze altijd vrije toegang tot het ouderlijk huis waar ze verzorgd<br />
en verpleegd zullen worden.<br />
Als Fennegien in later jaren weer weduwe is en haar dochter Jennigen trouwt met Gerrit<br />
Willemsen, vermaakt zij de hele boedel en al de goederen <strong>van</strong> haar zelf en wijlen Hendrik<br />
met alle schulden en lasten aan het nieuwe bruidspaar. Die verplichten zich hiermee wel<br />
om Fennegien voor de rest <strong>van</strong> haar leven te onderhouden in kost en kleding. Ook moeten<br />
zij haar jaarlijks voor eigen gebruik een half mu<strong>dd</strong>e rogge geven, een spint lijnzaad zaaien<br />
en moet het vlas bij haar thuis worden gesponnen.<br />
Problemen rond de erfenis of bedrijfsopvolging ontstonden vaak als de kinderen volwassen<br />
werden en zelfstandig wilden werken of trouwen. Had een gezin meerdere zonen, dan<br />
bleef de oudste vaak op de ouderlijke stee. Konden de anderen niet ergens introuwen,<br />
dan kreeg men een gedeelte <strong>van</strong> de grond met een huis erop, als er tenminste niets te<br />
koop was. Het was het gebruikelijk dat broers en zusters geen aanspraak maakten op het<br />
bedrijf als een <strong>van</strong> de andere kinderen boer werd. De oudste zoon werd meestal bedrijfsopvolger<br />
en trouwde in, wat betekende dat het jonge stel helemaal in het gezin werd opgenomen.<br />
Vooral voor de schoondochter vaak een minst ideale toestand, omdat vader en<br />
moeder in de regel het heft en dan vooral de portemonnee in handen bleven houden. Een<br />
andere oplossing was het vinden <strong>van</strong> een stukje woeste grond waarop een nieuwe boerderij<br />
werd gebouwd. Een regeling die ook nogal eens werd toegepast, was het opdelen<br />
<strong>van</strong> de boerderij tussen<br />
59
de kinderen. Dit lei<strong>dd</strong>e nogal eens tot enorme schaalverkleining. Om te voorkomen dat<br />
een boerderij te klein werd, werd ook vaak gezorgd dat een huwelijk pas gesloten kon worden<br />
als er evenveel vermogen (aan grond) werd ingebracht als er eventueel zou uitgaan.<br />
Er moest dus in de eigen stand worden ingetrouwd, wat tot gevolg had dat nogal eens wat<br />
kinderen ongetrouwd bleven.<br />
Tegenwoordig wordt de waarde <strong>van</strong> de boerderij en de landerijen er om heen vaak gezien<br />
als een vermogen waarmee ook een eigen toekomst kan worden opgebouwd en wordt er<br />
vaker een financiële regeling getroffen.<br />
Opleiding en emancipatie<br />
"Tot aan de Tweede Wereldoorlog kwam het maar sporadisch voor dat hoerenkinderen<br />
een ander beroep kozen", vertelt Gerrard Johan lemhoff uit Radewijk in de kroniek <strong>van</strong> zijn<br />
geslacht 'Vier eeuwen lemhoff. De mogelijkheid om in de omgeving voortgezet onderwijs<br />
(beroepsonderwijs) te kiezen was nauwelijks aanwezig. De kinderen bleven na de lagere<br />
school op het ouderlijk bedrijf werken of bestee<strong>dd</strong>en zich uit als knecht of dienstbode op<br />
de grotere boerderijen.<br />
Sinds het einde <strong>van</strong> de 19 e eeuw werden overal in Overijssel landbouwwintercursussen<br />
georganiseerd door de overheid en uitgevoerd door de Overijsselse Landbouw<br />
Maatschappij. Deze waren niet alleen voor boeren en hun zonen, ook toekomstige boerinnen<br />
volgden de cursussen.<br />
Voor hen waren de cursussen bedoeld ter voorbereiding <strong>van</strong> hun taak in het voor- en achterhuis<br />
<strong>van</strong> de boerderij. Het volgende lespakket kwam daarbij aan de orde: '...het bereiden<br />
<strong>van</strong> verschillende spijzen,die geschikt zijn om de keuzen der gerechten der plattelandsbewoners<br />
op doelmatige wijze uit te breiden en te verbeteren, de grondbegrippen<br />
<strong>van</strong> de voedingsleer, gezondheidsleer in verband met huisvesting en kleeding, een en ander<br />
<strong>van</strong> het wasschen en opmaken <strong>van</strong> kleeren en huisgoed.' De lessen werden gegeven<br />
in een lokaal dat was voorzien <strong>van</strong> vuur en licht, stond er verder in de brochures te lezen.<br />
Boerenmeisjes moesten in die tijd een lesgeld betalen <strong>van</strong> drie gulden. Pas rondom het<br />
einde <strong>van</strong> de Eerste Wereldoorlog werd er echt dagonderwijs ingesteld, een initiatief dat<br />
niet gemakkelijk <strong>van</strong> de grond kwam omdat de potentiële leerlingen vooral in de zomer<br />
thuis niet gemist konden worden.<br />
Pas rond 1920 stichtten de landbouworganisaties de landbouwhuishoudscholen met speciale<br />
cursussen voor jonge boerinnen. Deze eerste stap naar ontsluiting <strong>van</strong> het platteland<br />
stuitte vooral in het begin op weerstand <strong>van</strong> de ouders: moeders gaven immers tot die tijd<br />
de kneepjes <strong>van</strong> het vak door en al die nieuw fratsen kostten alleen maar geld. Pas net<br />
voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er ook voor boerinnen eigen organisaties. Deze<br />
plattelandsvrouwenbonden hebben een belangrijke functie gehad binnen het emancipatieproces<br />
<strong>van</strong> boerinnen in de jaren vijftig <strong>van</strong> deze eeuw. Binnen de Bond vonden<br />
veel vrouwen ruimte om zichzelf te ontplooien en meer te zijn dan huisvrouw en moeder.<br />
Onderwerpen die op de bijeenkomsten aan de orde kwamen waren sexuele voorlichting,<br />
kinderopvoeding, luisteren naar muziek maar bijvoorbeeld ook schilderkunst, volksdansen<br />
en toneelkunst. In het begin werden de avonden vooral gehouden in de grote huiskamer<br />
<strong>van</strong> de boerderij of op de deel.<br />
60
Een oud bondslied <strong>van</strong> de Nederlandse Bond <strong>van</strong> Plattelandsvrouwen:<br />
'Wij vrouwen <strong>van</strong> het land, Zijn<br />
hecht aaneen verbonden, Wij<br />
streven hand aan hand En<br />
maken sterk onze bonden. Het<br />
heden roept ons op Om onze<br />
kracht te wijden, Te helpen op<br />
't platteland Naar hoger doel te<br />
leiden.'<br />
De organisaties hebben veel boerinnen buiten hun tot die tijd beperkte leefwereld <strong>van</strong><br />
boerderij, familie en buren gebracht. Maar het werken op de boerderij is er de afgelopen<br />
decennia niet makkelijker opgeworden. Veel boeren en boerinnen strijden een schijnbaar<br />
hopeloos gevecht om het hoofd boven water te houden. Dat emancipatie echter niet genoeg<br />
is blijkt wel uit de vele telefoontjes die bij de zogenaamde A-lijn in Zwolle binnenkomen.<br />
Daar is sinds september 1992 een SOS-telefonische Hulpdienst gevestigd, speciaal<br />
bedoeld voor boeren en boerinnen en wordt daarom ook wel de A-lijn genoemd, de agrarische<br />
hulplijn.<br />
De afgelopen vijf jaar zijn er dan ook meer dan 1000 gesprekken geweest. Een aantal verhalen<br />
staat opgetekend in het boekje' Een luisterend oor" waarin 23 gesprekken <strong>van</strong> boeren<br />
en boerinnen zijn opgetekend. Door veel boerinnen worden er ondanks het emancipatieproces<br />
nog steeds veel problemen over een gebrek aan tijd voor zichzelf,<br />
ontplooiingsmogelijkheden, knellende familiebanden, overnames, schuldgevoelens en<br />
gebrek aan sociale contacten gemeld.<br />
Bron vermelding<br />
De boer op in Overijssel, Uitgeverij Waanders, Zwolle 1988<br />
Hesselink: erf en familie, Gerrit Hesselink, 1990<br />
Boalder vertelt zien geschiedenis, Toneelvereniging 'Heisa Baalder', 1997<br />
Vier eeuwen lemhoff, G. J. lemhoff, Seinen 1988<br />
Een stukje geschiedenis <strong>van</strong> Brucht, Jantina <strong>van</strong> Laar-Dieters en Riek Roelofs-Boerrigter<br />
Stap voor stap langs de Vecht, J.R. Seinen en G. de Wit, Seinen 1985<br />
Landarbeiders; verhalen om te onthouden, K. Slager, Nijmegen 1981<br />
Een luisterend oor', RoodBont Uitgeverij, Zutphen <strong>1998</strong><br />
De boer op in Overijssel, Uitgeverij Waanders, Zwolle, 1988<br />
61
De ossenploeg J. Luisman-de Jonge<br />
Een foto <strong>van</strong> een driespan ossen bezig met het omploegen <strong>van</strong> het Hardenbergerveld,<br />
oostelijk <strong>van</strong> Hardenberg en eigendom <strong>van</strong> de gemeente Stad Hardenberg.<br />
De ossendrijver is Berend Jan Waterink, de latere dichter die geboren werd in 1897.<br />
Hij deed dit werk in opdracht<br />
<strong>van</strong> de Heide Maatschappij.<br />
De namen <strong>van</strong> de ossen waren<br />
v.l.n.r. Turk en Hector,<br />
Rosa (!) en Goliath, Kleine en<br />
Victor. Ook stond er altijd een<br />
os op reserve om in te vallen<br />
als er zich één verwond had<br />
aan de borst door het trekken.<br />
De zwaarsten (Turk en Hector)<br />
vormden het gespan direct voor de ploeg. De ploegbaas was zuinig op zijn ossen. Berend<br />
Jan mocht ze niet op hun rug slaan, maar wel boven de hielen. Zonder leidsels stuurde<br />
hij ze met de zweep naar links en naar rechts. Ook spande hij ze zelf in. Hij verdiende<br />
met dit werk drie gulden per week.<br />
Deze antieke ploeg, waarvoor de ossen trokken, is bewaard gebleven. Dit ijzeren werktuig<br />
lijkt hier te staan als een symbool <strong>van</strong> vlijt en wilskracht. Bewaard als een herinnering. Een<br />
bescheiden gedenkteken voor allen die <strong>van</strong> ruig en woest heideland vruchtbare grond<br />
maakten.<br />
We zien hem hier staan. Pensioengerechtigd.<br />
Rustend <strong>van</strong> het zware werk.<br />
Roestend <strong>van</strong> ouderdom.<br />
62
<strong>Rondom</strong> gezien J. te Bokkel<br />
Oogst '98<br />
<strong>1998</strong> is bijna voorbij en ook dit jaar hebben we weer geschiedenis geschreven. Wordt het<br />
afgelopen jaar het natste jaar <strong>van</strong> deze eeuw? Wat betekent dat voor het boerenbedrijf?<br />
Het is half november dat ik deze foto genomen heb en dit stukje schrijf. De mais staat veelal<br />
nog op het land, de aardappels zitten er nog in. Hier en daar zien we ze zitten, schoongespoeld<br />
door het vele water, dat er gevallen is.<br />
63
Hardenberg -Marktdag