Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Jesaja 45:22<br />
De eerste plaats waarop mijn aandacht valt, is Jesaja 45:22: “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle<br />
gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer.”<br />
Voordat ik tot deze tekst <strong>over</strong>ga, moet ik vooraf enkele opmerkingen maken die <strong>van</strong>zelf moeten leiden<br />
tot <strong>het</strong> rechte begrip <strong>van</strong> deze woorden.<br />
I. Het verband <strong>van</strong> de tekstwoorden<br />
Dit 45 e hoofdstuk bevat een profetie. In deze profetie komen de apostelen en eerste E<strong>van</strong>geliegezanten<br />
voor in hun twistgedingen met de heidenen, en wel hun filosofen, de voorstanders <strong>van</strong> de heidense<br />
afgodsdienst. Zij betogen hierin de nietigheid <strong>van</strong> die afgoden en hun dienst. Daartegen<strong>over</strong> stellen zij<br />
dat de God <strong>van</strong> Israël die zij verkondigden alleen de waarachtige en levende God is. Zij hadden dit in<br />
<strong>het</strong> 44 e hoofdstuk al sterk betoogd en in dit 45 e hoofdstuk vervolgen zij dit met een bewijs ontleend aan<br />
wat de ware God al lang geleden had voorzegd en door Kores uitgevoerd zou worden. Kores zou niet<br />
alleen de Babylonische monarchie ten onder brengen, maar ook de Joden verlossing uit Babel bezorgen<br />
of er de grond toe leggen. Wat als verleden zaken (volgens taalkundigen) in de grondtaal als de verleden<br />
tijd wordt voorgesteld, als zaken die bij de heidenen bekend waren. Waarop de ware verlossing door de<br />
Messias aangebracht onder de heidenen gepredikt wordt en zij genodigd worden, om daarin hun eeuwig<br />
heil te zoeken. Met de verzekering dat zij die dat doen, <strong>het</strong> ook zullen vinden.<br />
Wat betreft <strong>het</strong> verband waarin onze woorden voorkomen, daar<strong>over</strong> merk ik alleen op dat in dit<br />
hoofdstuk twee hoofddelen kunnen onderscheiden worden:<br />
Het eerste behelst <strong>het</strong> betoog <strong>van</strong> de eerste E<strong>van</strong>geliegezanten, zoals reeds gemeld bij <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> Kores.<br />
Dat betoog moet begrepen worden uit hun prediking <strong>van</strong> <strong>het</strong> E<strong>van</strong>gelie onder de heidenen. Hier<strong>van</strong><br />
komt een kort bewijs voor in <strong>het</strong> 17 e vers: “Maar Israël wordt verlost met een eeuwige verlossing door de<br />
Jehova.” Dit alles komt voor in vers 1-17.<br />
Het tweede hoofddeel behelst een aanspraak in zich tot diegenen uit de heidenen die hun oren<br />
begonnen te neigen tot wat hen door die E<strong>van</strong>geliegezanten was bekend gemaakt. Zij waren tevens<br />
begerig geworden om alleen de waarachtige en levendige God te dienen en om ook deel te krijgen aan<br />
die eeuwige verlossing waarmee Israël verlost wordt. Vanaf vers 18 tot <strong>het</strong> einde komt een<br />
allernadrukkelijkste uiteenzetting voor, waarin de gezanten <strong>van</strong> God en <strong>van</strong> Christus, de ware God of de<br />
Jehova, de verlosser <strong>van</strong> Zijn volk, de Messias, sprekende invoeren. Zij verklaren dat Hij niet alleen was<br />
de Schepper <strong>van</strong> hemel en aarde. Tegelijk wijzen zij <strong>het</strong> einde aan waartoe Hij hen geschapen had. Maar<br />
zij wijzen ook aan dat Hij de ware Leraar der Gerechtigheid is en dat Hij zich door <strong>het</strong> heilbegerig zaad<br />
<strong>van</strong> Jacob nooit tevergeefs heeft laten zoeken, volgens <strong>het</strong> 18 e en 19 e vers.<br />
Daarop volgt de aanspraak tot die gemelden uit de heidenen zelf, vers 20-25. Waarin aan duidelijk<br />
bepaalde hoorders, na voorafgaande opwekking tot aandacht op <strong>het</strong>geen die Jehova door de mond <strong>van</strong><br />
Zijn gezanten hun te zeggen had, enkele belangrijke zaken nader bekend worden gemaakt die zij nodig<br />
hadden afzonderlijk te weten, vers 20, 21.<br />
Die opwekking tot aandacht aan bepaalde hoorders komt voor in vers 20, eerste lid. Daar worden de<br />
bepaalde hoorders tot wie de aanspraak in dit deel en in <strong>het</strong> vervolg gericht wordt, tot <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> dit<br />
hoofdstuk genoemd: “Gijlieden die <strong>van</strong> de heidenen ontkomen zijt”. En de opwekking tot aandacht op<br />
<strong>het</strong>geen Jehova door de mond <strong>van</strong> Zijn gezanten te zeggen had, wordt voorgesteld: “Verzamelt u en<br />
komt, treedt hier toe te zamen.”<br />
De zaken zelf, die Jehova hun tot nadere onderrichting wilde bekend maken, of dadelijk aan hen bekend<br />
maakt, worden hun voorgehouden in vers 20b en 21. Waarin hun eerst onder <strong>het</strong> oog wordt gebracht<br />
<strong>het</strong> redeloze bestaan <strong>van</strong> hen die hun heil en behoudenis zochten bij de afgoden, die hen niet konden<br />
verlossen, vers 20, tweede lid: “Zij weten niets, die hun houten gesnedene beelden dragen, en een god<br />
aanbidden die niet verlossen kan.” Vervolgens worden zij nader onderwezen, aangaande Jehova de ware<br />
verlosser <strong>van</strong> Zijn volk, in vers 21. En wel dat Hij is de waarachtige en enige Jehova, die al die<br />
40