Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Zedige bedenkingen over het aanbod van genade - dewoesteweg.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Als we nu veronderstellen, dat de Goddelijke Spreker Zijn aanspraak richt tot diezelfde voorwerpen, die<br />
tevoren in vers 20 genoemd waren “ontkomenen uit de heidenen” (waartoe zij <strong>van</strong> nature behoorden),<br />
dan vinden we hier zulke mensen, waarin de Heilige Geest Zijn werk reeds begonnen is, wat toch zeker<br />
de aan<strong>van</strong>kelijke geestelijke levendmaking is. Dan vinden we mensen die de rechte en gepaste<br />
voorwerpen zijn, <strong>van</strong> wie de Heiland zulke daden eist, die zij uit kracht <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen in hen gewrocht<br />
was, konden beoefenen en <strong>van</strong> wie de Heiland <strong>het</strong> ook met alle recht kon eisen.<br />
Wanneer we stellen dat de toestand <strong>van</strong> zulke mensen noodzakelijk meebrengt, dat zij niet alleen <strong>het</strong><br />
gevaar zagen waarin zij zich moesten beschouwen zolang als zij door <strong>het</strong> geloof in Jezus en Zijne<br />
gerechtigheid geen deel hadden, maar ook dat die toestand hen noodzakelijk deed uitzien naar redding<br />
en ontkoming. En dat daarin zich al een wil en begeerte in hun ziel openbaarde om langs die hun nu<br />
bekend gemaakte weg <strong>van</strong> behoudenis, behouden te worden. Wat reeds al geloof was. Deze nodiging<br />
dient:<br />
• om hem aan te zetten om uit zichzelf uit te gaan en <strong>van</strong> alles wat buiten Jezus is af te zien en daar<br />
tegen<strong>over</strong> tot Hem de toevlucht te nemen, om Hem als de sterkte <strong>van</strong> Jehova aan te grijpen, om<br />
vrede met God te maken, Jes. 27:5.<br />
• om hen aan te zetten om dat “willen en begeren”, dat zij in zichzelf ontwaren, uit te oefenen in zulke<br />
geloofsdaden, waaruit de echtheid <strong>van</strong> hun willen en begeren moest openbaar worden, als een<br />
willen dat geen luiaardsbegeerte was, maar een willen dat hen werkzaam maakte, een willen, <strong>het</strong>welk<br />
door de beoefening <strong>van</strong> zulke daden openbaar maakte, dat <strong>het</strong> hen waarlijk ernst was. Dus <strong>van</strong> een<br />
geheel andere natuur dan dat flauwe en harteloze willen, dat wel eens bij mondbelijders plaats heeft.<br />
Ja een willen, waarin bleek dat <strong>het</strong> een werk Gods in hun was, omdat <strong>het</strong> hen werkzaam maakte om<br />
dadelijk tot Jezus te komen. Daar toch niemand tot Jezus kan komen, tenzij <strong>het</strong> hem <strong>van</strong> de Vader<br />
gegeven en hij <strong>van</strong> Hem getrokken wordt, Joh. 6:44 en 65.<br />
• om hen de dichtsbijzijnde en kortste weg aan te wijzen, tot de dadelijke vereniging met Hem. Om<br />
op goede gronden te kunnen vaststellen, <strong>het</strong> deelgenootschap aan Zijn verworven Heil, welke<br />
vereniging toch alleen door <strong>het</strong> geloof geschiedt, gelijke in <strong>het</strong> 24 e en 25 e vers duidelijke <strong>het</strong> één en<br />
ander aan dat komen tot Hem wordt vastgemaakt. Men zal <strong>van</strong> Mij zeggen: “Gewisselijk in de Heere<br />
zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen.” “In de Heere zullen gerechtvaardigd<br />
worden en zich beroemen <strong>het</strong> ganse zaad Israëls”, vergelijk Filip. 3:8-10.<br />
En als we nu <strong>het</strong> één en ander samenvatten, dan ligt er in deze nodiging: “Wendt u naar Mij toe”,<br />
meteen opgesloten, een verklaring <strong>van</strong> de bereidvaardige gewilligheid <strong>van</strong> Hem, die hen naar Zich<br />
toeroept. Dat is juist een recht gepast woord voor heilbegerige zielen, zoals volgens ons deze voorwerpen<br />
der nodiging moeten gezien worden. Want door zulk een nodiging staat de Heiland, als met uitgebreide<br />
handen en armen en roept: “Ziet op, naar Mij toe, komt en vlucht tot Mij.” Het behouden worden zal er<br />
<strong>het</strong> onafscheidelijk gevolg <strong>van</strong> zijn, zoals in de volgende woorden duidelijke gezegd wordt.<br />
Wat een gepast woord is dat voor bekommerde heilbegerige zielen. Te meer omdat er dat “Gij” en “U”<br />
in voorkomt. Hiermee wordt hun de heilige en veilige weg persoo<strong>nl</strong>ijk aangewezen. Hiermee worden zij<br />
<strong>over</strong>tuigd <strong>van</strong> de gewilligheid <strong>van</strong> Hem, die hen roept. Hiermee wordt aan alle redeneringen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
ongeloof de mond gestopt en alle inwerpingen <strong>van</strong> de leugengeest worden weerlegd. En dat is <strong>het</strong> juist<br />
dat de Heiland hun moest en wilde bekend maken, nadat Hij zichzelf als de enige Heiland, die alle<br />
volheid bezit, aan hun had bekend gemaakt, vers 21. Opdat zij niet alleen met de beschouwing <strong>van</strong> Hem<br />
zich zouden vergenoegen, maar ook om door dit zien op, en wenden naar Hem, <strong>van</strong> Hem gebruik te<br />
maken tot hun eeuwige behoudenis.<br />
De verzekering: Wordt behouden<br />
Zoals blijkt uit de verzekering die de Heiland er bij voegt: “Wordt behouden”, of “Gij zult behouden<br />
worden”. Waarbij we ons ten tweede bij moeten bepalen om aan te tonen dat deze nodiging bijzonder<br />
toepasselijk is op heilbegerige zielen. Ja tot hen alleen gericht is.<br />
Dat in deze woorden een duidelijke verzekering ligt opgesloten, is duidelijk te zien en behoeft daarom<br />
geen bewijs. Maar <strong>het</strong> is tevens een verzekering, die gebouwd wordt op die voorwaarde dat zij op gezegde<br />
wijze tot Hem moesten komen.<br />
44