09.09.2013 Views

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

2010 – 2011, nummer 1 - Thauma

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

thau<br />

ma<br />

jr.10/11 nr.01<br />

school<br />

filosofie en<br />

het middelbaar<br />

onderwijs


Inhoud<br />

5<br />

Interview<br />

“Philosophy is not science’s underlabourer”<br />

An interview with Ray Brassier<br />

Nikola Andonovski<br />

13<br />

Thema<br />

Sijmen Bastmeijer over de noodzaak<br />

van filosofie<br />

Naomi Boekwijt<br />

19<br />

Thema<br />

LAPP-Top-programma Wijsbegeerte<br />

Jordy Hesseling<br />

22<br />

Thema<br />

Filosofie als studiekeuze<br />

Channa van Dijk<br />

24<br />

Brief<br />

Aan de eerstejaars<br />

Jojanneke Scheepers<br />

26<br />

Recensie<br />

Det Sjunde inseglet<br />

Ingmar Bergman<br />

Erik Weynschenk<br />

28<br />

Recensie<br />

Heideggers Welt-analyse<br />

Auke Briek<br />

33<br />

Het beslissende boek<br />

Wittgenstein’s Tractatus<br />

Logico-Philosophicus<br />

Göran Sundholm<br />

34<br />

Recensie<br />

Les Stratégies Fatales<br />

Baudrillard<br />

Klaas de Pater<br />

School / 3<br />

37<br />

Recensie<br />

The new best thing in town: empathy<br />

Anne van Zilfhout<br />

40<br />

Polemiek<br />

You never monkey with the truth<br />

Norbert Peeters<br />

47<br />

Polemiek<br />

‘Killing an Arab’<br />

Bart Karstens<br />

53<br />

Polemiek<br />

De krachtmeting tussen de westerse<br />

cultuur en de islam<br />

Een vervolg<br />

Rado Vleugel<br />

59<br />

Verhalen uit het Verre<br />

Studeren in het buitenland: University<br />

of California <strong>–</strong> Santa Cruz<br />

Esther de Pauw<br />

62<br />

Verhalen uit het Verre<br />

Na je studie: interview met Deborah<br />

Klaassen<br />

Anne van der Horst<br />

64<br />

Vrolijke Verhalen<br />

Ein Herumspringen im Dunkel<br />

Naomi Boekwijt<br />

68<br />

Vrolijke Verhalen<br />

Tante Sophia weet raad


Van de redactie<br />

<strong>Thauma</strong> vernieuwd<br />

Lectori salutem,<br />

De <strong>Thauma</strong> is vanaf heden geheel<br />

vernieuwd. Niet alleen het schitterende<br />

design is nieuw, met dank aan Miriam<br />

Tijs en Marius Grootveld, ook de opbouw<br />

is anders geworden. De <strong>Thauma</strong> heeft<br />

een hoofdartikel en thema gekregen.<br />

Het hoofdartikel in dit <strong>nummer</strong> is een<br />

interview met filosoof Ray Brassier over<br />

het speculatief realisme. Dank aan Nikola<br />

Andonovski voor zijn prestatie in deze!<br />

We hopen nog veel te kunnen verwachten<br />

van dit talent. Het thema van deze editie<br />

is ‘filosofie op de middelbare school’.<br />

Zo is er een interview met Sijmen<br />

Bastmeijer, docent filosofie aan een<br />

middelbare school, alsmede een artikel<br />

van Channa van Dijk, een middelbare<br />

scholier, over hun favoriete vak ‘filosofie’.<br />

Samen met een verslag van Jordy Hesselink,<br />

deelnemer aan het LAPP-Top programma<br />

van de Universiteit Leiden, ontstaat er een<br />

beeld van filosofie op de middelbare school<br />

- evenals de overgang naar filosofie op de<br />

universiteit.<br />

Voor al diegenen die deze overgang al<br />

hebben gemaakt, heeft Jojanneke Scheepers<br />

een brief geschreven aan de eerstejaars.<br />

Haar brief wordt gevolgd door de afdeling<br />

‘recensies en boekbesprekingen’. Erik<br />

Weynschenk heeft een filosofische recensie<br />

geschreven van de film ‘Det sjunde<br />

inseglet’ van Ingmar Bergman. Daarnaast<br />

heeft Auke Briek een verhandeling over<br />

Heideggers Sein und Zeit ingestuurd. Dit<br />

betekent dat ook de serieuze filosofie - als<br />

vanouds - niet zal worden geschuwd in<br />

de <strong>Thauma</strong>. Een oude <strong>Thauma</strong>-traditie<br />

die ook deze editie weer wordt voortgezet,<br />

is de rubriek “Het beslissende boek”. Deze<br />

rubriek is ditmaal verzorgd door dr. Göran<br />

Sundholm, die - hoe kan het ook anders<br />

- Wittgenstein’s Tractatus behandelt.<br />

Tenslotte valt te lezen wat Klaas de Pater<br />

van Baudrillard vindt, en wat Anne van<br />

Zilfhout’s gedachte is over het nieuwe boek<br />

van Frans de Waal: Een tijd voor empathie.<br />

Het darwinisme vormt in deze <strong>Thauma</strong> een<br />

subthema, want ook de eerste polemische<br />

tekst, van de hand van Norbert Peeters,<br />

betreft het darwinisme. Killing an Arab van<br />

aio Bart Karstens, en de reactie van Rado<br />

Vleugel op Aziz Abdalli's artikel in de vorige<br />

<strong>Thauma</strong>, zijn eveneens polemisch van<br />

aard. Polemos pater pantóon moet men<br />

maar denken. Iets luchtiger van aard<br />

is de berichtgeving uit den verre: Esther<br />

de Paauw vertelt over haar studietijd in<br />

Amerika, en Deborah Klaassen deelt ons<br />

mee wat haar inspireerde tot het schrijven<br />

van haar eerste boek: een roman die zich<br />

afspeelt in Londen. <strong>Thauma</strong> feliciteert<br />

Deborah - oud <strong>Thauma</strong>-hoofdredactrice<br />

- met haar debuut! Het nieuwe verhaal<br />

van Naomi Boekwijt, het schrijftalent<br />

dat de tweede prijs behaalde in de<br />

kerstverhalenwedstrijd van Mare, heet:<br />

Herumspringen. De sublieme waanzin van<br />

Tante Sophia is het laatste artikel in de rij,<br />

en het gedicht Dämmerung van Trakl sluit<br />

deze <strong>Thauma</strong> stemmig af.<br />

De redactie wenst eenieder veel leesplezier!<br />

Interview<br />

“Philosophy is not science’s under-labourer”<br />

An interview with Ray Brassier<br />

Nikola Andonovski<br />

“Speculative realism” is the buzzword<br />

reverberating in Continental philosophy<br />

circles with a vigor unseen since the era<br />

of ‘deconstruction’. Originally coined for a<br />

2007 conference at Goldsmith’s, Speculative<br />

Realism (SR) is less a designation for a<br />

homogeneous philosophical movement<br />

than an umbrella term for a<br />

group of closely related<br />

philosophical projects<br />

sharing a common<br />

enemy. The enemy <strong>–</strong><br />

picturesquely dubbed<br />

‘correlationism’ by<br />

SR pioneer Quentin<br />

Meillassoux <strong>–</strong> is “the<br />

idea according to<br />

which we only ever<br />

have access to the<br />

correlation between<br />

thinking and being,<br />

and never to either<br />

term considered apart<br />

from the other” 1. This (on<br />

SR accounts) standard position<br />

has been the reigning dogma of<br />

20th century Continental philosophy, from<br />

post-Kantian philosophies of representation<br />

to Heideggerian ontologizations of the<br />

human ‘lifeworld’. Taking its cue from the<br />

paralyzing impasses of this standard view,<br />

Speculative Realism defines itself as an<br />

attempt to step out of that “correlationist<br />

deadlock” and question both the Kantian<br />

restrictions of philosophical access and<br />

the phenomenological privileging of<br />

human experience. This imperative has<br />

been a shibboleth of the philosophies of<br />

SR’s front row quartet: of the speculative<br />

overcoming of correlationism in the works<br />

of Meillassoux and Ian Hamilton Grant, of<br />

the resolute nihilism of Ray Brassier, as<br />

well as of the object-oriented ontology of<br />

Graham Harman.<br />

Here we welcome Ray Brassier, the<br />

‘godfather’ of Speculative Realism and the<br />

author of Nihil Unbound: Enlightenment<br />

and Extinction (2007). Brassier,<br />

currently a professor at the<br />

American University in<br />

Beirut, has been a staunch<br />

defender of metaphysical<br />

realism and one of the<br />

most vocal advocates<br />

of the scientific<br />

disenchantment<br />

of the world. In<br />

his debut book, a<br />

fascinating dialogue<br />

with philosophers<br />

as diverse as Sellars,<br />

Churchland and<br />

Gilles Deleuze, he<br />

champions nihilism as<br />

“a necessary consequence<br />

of the coruscating potency of<br />

reason, and hence an invigorating<br />

vector of intellectual discovery” 2.<br />

Brassier’s re-thinking of the relationship<br />

between thought and reality is as much<br />

of a challenge to cognitive “radical<br />

embodiment” theories as it is to<br />

Continental orthodoxy. We asked Ray about<br />

his general views on philosophy, as well as<br />

about some of the specific aspects of his<br />

work.<br />

Ray, the last 150 years can easily be seen<br />

as a process of gradual relinquishing of<br />

philosophical territory. First, ontology to<br />

physics, then (naturalized) epistemology<br />

to psychology, and most recently even<br />

ethics to the proponents of the new neo-


“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />

Darwinian consensus in evolutionary<br />

theory. What are the consequences of this<br />

handing over? What, in your view, is the<br />

role of philosophy today? Is the minimal<br />

task of conceptual clarification still the<br />

benchmark for philosophizing? Or is there<br />

something more? (Out of all the “speculative<br />

realists” you were arguably the least eager<br />

to ‘speculate’.)<br />

I don’t see the process as one of unilateral<br />

relinquishment on philosophy’s part. And<br />

although I think philosophy’s historical<br />

development is necessarily bound up with<br />

that of the sciences, I don’t accept the<br />

Lockean ‘underlabourer’ conception of<br />

the relation between philosophy and<br />

science, according to which the telos of<br />

all philosophical enquiry is to reach the<br />

point at which conceptual analysis can<br />

be supplanted by empirical investigation.<br />

Certainly, philosophy has had to give up<br />

its naïve pretension to legislate about<br />

everything, and this relinquishment has<br />

been part of the process of its historical<br />

unfolding. But I think this pruning process<br />

is fundamentally conducive to philosophy’s<br />

growth. Philosophy is peculiar in that<br />

it grows intensively, not extensively. It<br />

progresses by refining and sharpening the<br />

scope of certain persistent yet empirically<br />

intractable questions, into which every<br />

sustained attempt at thinking, whether<br />

empirical or a priori, runs into sooner or<br />

later. Cynics like to depict the history of<br />

philosophy as the sterile reiteration of<br />

conceptual confusion. This disparagement<br />

of philosophy is common to both skeptics<br />

and positivists. Unlike these cynics, I<br />

do perceive a kind of progress in the<br />

history of philosophy, but it’s one that<br />

is not straightforwardly linear. It’s the<br />

‘progress’ of waves wearing away rock. The<br />

history of philosophy is the progressive<br />

unfolding of the conceptual labyrinths<br />

implicit in apparently simple questions<br />

about knowledge, truth, and thought. I’m<br />

struck by the underlying continuity of<br />

this fundamental problematic, however<br />

convoluted its historical windings, from<br />

Plato and Aristotle, through Kant and Hegel,<br />

right up to contemporaries like Brandom<br />

and Badiou.<br />

So while I remain committed to the idea<br />

that philosophical theorizing cannot<br />

afford to ignore the findings of the best<br />

contemporary science, I don’t believe<br />

philosophy is merely the handmaid of<br />

empirical science either. Philosophy’s<br />

relation to science is neither one of<br />

grounding nor one of subordination.<br />

Philosophy is at once continuous and<br />

discontinuous with the sciences. One the<br />

one hand, it cannot afford to ignore the<br />

ways in which biology and physics have<br />

reconfigured basic conceptual categories<br />

like species, individual, space, time, and<br />

causation; on the other hand, philosophy’s<br />

essentially abstract conceptual subject<br />

matter is not such as could ever be farmed<br />

out to empirical science.<br />

So in answer to your question: yes,<br />

conceptual analysis is the minimal<br />

benchmark for philosophizing, the very<br />

least one has to do in order to qualify<br />

as engaging in philosophy. But although<br />

conceptual clarification is necessary,<br />

it is not a sufficient condition for<br />

philosophizing. The analysis of conceptual<br />

structure remains the prerequisite for<br />

constructing a bridging theory of the<br />

divide between conceptualization and<br />

reality. Thus I don’t believe philosophy<br />

is or ought to be essentially speculative.<br />

Speculation can be given a positive valence,<br />

if it means a theorizing uninhibited by<br />

utilitarian constraints. But even the most<br />

abstract speculative register, harbours<br />

latent ideological implications; the question<br />

being whether or not those implications<br />

are predictable. More often however,<br />

speculation serves as a pretext for arbitrary,<br />

self-indulgent fancy.<br />

Ultimately, philosophy is at<br />

once analytic and synthetic.<br />

It analyses in order to<br />

synthesize. This is not<br />

an original definition;<br />

it is venerable, perhaps<br />

even hackneyed, but<br />

it’s one I believe to<br />

be essentially correct.<br />

The role of philosophy<br />

today is to reformulate<br />

venerable questions about<br />

the nature of mind, meaning,<br />

and reality not only in light<br />

of physics, biology, and cognitive<br />

science, but also taking into account the<br />

most theoretically sophisticated varieties<br />

of social theory, particularly in the Marxist<br />

tradition.<br />

You are particularly interested in the<br />

fit between human experience and the<br />

scientific understanding of the world.<br />

In an interview with Bram Ieven, you<br />

characterized the issue in terms of a<br />

decision: “Contemporary philosophers can<br />

be sorted into two basic camps: in the<br />

first, there are those who want to explain<br />

science in terms of human experience;<br />

in the second, there are those who want<br />

to explain human experience in terms of<br />

science…I side with those in the second<br />

camp”. 3<br />

Nothing<br />

is ever black<br />

and white, but<br />

sometimes it is<br />

philosophically<br />

necessary to<br />

render it so.<br />

School / 7<br />

But is the situation really this blackand-white?<br />

The last two decades saw<br />

the emergence of movements such as<br />

enactivism, for example, which attempt<br />

to steer clear from the pitfalls of both<br />

extreme positions. Does your adherence to<br />

naturalism necessarily commit you to a full<br />

abandonment of folk theorizing?<br />

Nothing is ever black and<br />

white, but sometimes it is<br />

philosophically necessary<br />

to render it so. I am<br />

aware of enactivism,<br />

embodied cognition,<br />

and the extended mind<br />

hypothesis, and while I<br />

think these approaches<br />

perform a philosophical<br />

service by pointing out the<br />

explanatory deficiencies of<br />

a certain representationalist<br />

orthodoxy in the philosophy<br />

of mind, I find claims about<br />

enactivism’s philosophical radicality to<br />

be much exaggerated. Much of it strikes<br />

me as Aristotelianism in a cognitive<br />

scientific dress. Enactivist critiques<br />

of representationalism are certainly<br />

instructive, but their proposed alternative<br />

is all too familiar. Enactivism invites us<br />

“to understand the regularity of the world<br />

we are experiencing at every moment,<br />

but without any point of reference<br />

independent of ourselves that would give<br />

certainty to our descriptions and cognitive<br />

assertions. Indeed the whole mechanism<br />

of generating ourselves, as describers<br />

and observers tells us that our world, as<br />

the world which we bring forth in our<br />

coexistence with others, will always have<br />

precisely that mixture of regularity and


“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />

mutability, that combination of solidity<br />

and shifting sand, so typical of human<br />

experience when we look at it up close.” 4<br />

This is as succinct an encapsulation of the<br />

correlationist credo as one could wish for. I<br />

confess I fail to see what is philosophically<br />

challenging about it. Certainly, it challenges<br />

Cartesian dualism, but is this really still<br />

the hallmark of contemporary philosophical<br />

radicality? The enactivist critique of<br />

representationalism is too easily co-opted<br />

by the brand of tubthumping anti-dualism<br />

whose affinities with new-age spiritualism<br />

have been rightly denounced by Zizek<br />

and others. I don’t find it coincidental<br />

that a philosophical ideology that<br />

places such a metaphysical premium<br />

on embodiment and affect should<br />

arise precisely at that juncture where the<br />

full spectrum dominance of neoliberal<br />

capitalism has successfully extirpated the<br />

ideals of rationalist universalism both in<br />

theory and in practice. A metaphysics of<br />

embodied affect is a retreat rather than<br />

an advance from the impasses of subjectobject<br />

dualism. I think the challenge now<br />

is to re-conceive the theory and practice<br />

of rationalist universalism in postcomputational<br />

(i.e. non-anthropological)<br />

terms. Inferentialism provides some<br />

of the resources required to do just<br />

this. It preserves the normative kernel<br />

of rationalism, while discarding its<br />

metaphysical shell. This is to say that<br />

Sellars and Brandom retain Hegel’s<br />

insight into the historicity of reason,<br />

while jettisoning the neo-Aristotelian<br />

substantialization of mind which mired<br />

orthodox Hegelianism in theology.<br />

So in answer to your question: my<br />

adherence to methodological naturalism<br />

commits me to discriminating between<br />

epistemically perspicuous accounts of the<br />

structural links between phenomenology<br />

and folk theorizing, as exemplified<br />

by Metzinger’s self-model theory of<br />

subjectivity, or Pascal Boyer’s work on folk<br />

metaphysics, and the metaphysical inflation<br />

of phenomenological experience that leads<br />

philosophers like Maturana, Varela, and<br />

Thompson to promote a kind of new-age<br />

Protagoreanism.<br />

In the humanities, it has almost become a<br />

cliché to lament the three big blows to the<br />

“primary narcissism” of man: Copernicus,<br />

Darwin and Freud. But, you have been<br />

a staunch defender of the traumatic<br />

disenchantment of the world. In Nihil<br />

Unbound you propose a view that can<br />

perhaps best be captured by the slogan<br />

“the primacy of the theoretical”. You write:<br />

“Nihilism is not an existential quandary<br />

but a speculative opportunity. Thinking has<br />

interests that do not coincide with those<br />

of living” 5. Why exactly does nihilism carry<br />

this liberating potential?<br />

Because it’s not possible to carry on making<br />

sense of ourselves or the world in the way<br />

we have been for the past two and half<br />

thousand years. Or rather, it’s no longer<br />

possible to do so in good intellectual<br />

conscience. Of course, one can always<br />

silence the latter by abandoning reason<br />

and truth in name of sensation and life.<br />

I’ve tried to show why the attempt to do<br />

so generates incoherences that stymie<br />

philosophical thought altogether. But even<br />

for those who are unwilling to forego truth<br />

in the name of life, the question is whether<br />

philosophy is to be mere nostalgia for some<br />

supposedly prelapsarian harmony between<br />

man and world, or whether on the contrary<br />

it should reassert its originary kinship<br />

with the sciences and strive to push our<br />

cognitive capacities to their limits in order<br />

to test the grip of our organic equilibrium.<br />

Obviously, this assumes that thought can be<br />

compelled by interests that transcend those<br />

of the organism, and this is of course an<br />

idealist—ultimately Platonist—trope, which<br />

I not only admit but embrace, since I hold,<br />

along with Plato and Hegel, that<br />

the compulsion of the concept<br />

allows reason to incorporate<br />

death. But Nihil Unbound<br />

only skims the surface of<br />

the underlying issue: if<br />

one believes, as I do, that<br />

the imperative to think is<br />

compelled by irrecusable<br />

rational obligations,<br />

then the acknowledgment<br />

that the validity of the<br />

categories of sense that have<br />

been available to us for two<br />

millennia have now lapsed irrevocably,<br />

carries with it the injunction to transform<br />

the structure of sense. However, I now<br />

realize the issue is more dialectical than<br />

I thought in Nihil Unbound, because the<br />

boundary between sense and senselessness<br />

is historically determined and the formal<br />

structure of sense allows for a fundamental<br />

reconfiguration in what can and cannot<br />

be meaningfully experienced. What is<br />

conspicuously absent from Nihil Unbound,<br />

but what I am currently trying to elaborate,<br />

is an account of the generative status of<br />

the negative that would not lapse back<br />

into some sort of dubious emanationism.<br />

The problem consists in articulating the<br />

relation between the dialectical structure<br />

of conceptual discourse and the nondialectical<br />

status of the real, in such a<br />

School / 9<br />

as to explain how real negativity fuels<br />

dialectics even as it prevents dialectics<br />

from incorporating its own negativity. Real<br />

negativity splits the logos from within,<br />

while from without it splits signification<br />

from reality. The goal is to understand<br />

how non-conceptual negativity determines<br />

dialectical negation, while preventing<br />

negation in the concept from fusing with<br />

real negativity.<br />

You end Nihil Unbound with<br />

an emphatic portrayal of<br />

philosophy as an “organon<br />

of extinction”. The “will<br />

to know”, marked by the<br />

trauma of extinction is,<br />

via philosophy, rendered<br />

commensurate with<br />

the objective reality of<br />

extinction. But, does this sort<br />

of position not simply echo the<br />

Heideggerian pathos of finitude?<br />

Aren’t you proposing here a form of<br />

authenticity of the disappearing self - an<br />

ethics of nihilism, perhaps?<br />

Yes and no. Yes, if by ‘authenticity’ one<br />

understands the rationalist imperative<br />

to transform the structure of sense<br />

in accordance with the norm of truth,<br />

according to an impersonal ideal of<br />

collective cognitive authenticity that would<br />

be Hegelian rather than Heideggerian.<br />

No, if ‘authenticity’ is understood in a<br />

personal-existential register in terms of<br />

the ontological propriety of the individual<br />

self. Extinction is not just the cosmological<br />

transcoding of Heideggerian finitude, but<br />

its speculative sublation in the form of a<br />

new synthesis of thought and object, or<br />

subject and death—a dead subject. This


“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />

I mean by ‘binding extinction’. But such<br />

binding can only be collectively realized at<br />

the level of rational reflection, this being<br />

understood not in terms of individual<br />

consciousness, but as the conceptual<br />

explicitation of the implicit content of<br />

impersonal rational norms. (I<br />

owe this insight to Robert<br />

Brandom’s brilliantly<br />

reconstructive reading of<br />

Hegel.) The suggestion<br />

is that the ‘subjectof-death’<br />

emerges<br />

as the historically<br />

appropriate form<br />

for contemporary<br />

rational collectivity.<br />

How this ‘subjectof-death’<br />

might be<br />

collectively realized<br />

as a new form of<br />

reason is what I am<br />

currently trying to<br />

elaborate by examining<br />

what Hegel, Sellars, and<br />

Brandom have to say about the<br />

link between reason, nature, and history.<br />

In the past few years, you have been<br />

increasingly engaged with the work of<br />

Wilfrid Sellars. Why is he so important for<br />

your developing system? And, concurrently,<br />

what is your take on the possible<br />

idealistic resonances of Sellars’ rejection<br />

of the ‘given’? How do you combine the<br />

unavoidable entrapment in discourse<br />

with the claim that you’ve defended so<br />

adamantly: the scientific uncovering of<br />

truth?<br />

Only belatedly have I come to realize how<br />

indispensable Sellars’ work is for my<br />

Because<br />

it’s not<br />

possible to carry<br />

on making sense of<br />

ourselves or the world<br />

in the way we have<br />

been for the past two<br />

and half thousand<br />

years.<br />

project. Sellars helped me realize that the<br />

autonomy of conceptual rationality is the<br />

indispensable precondition for defending<br />

the truth of nihilism and hence for<br />

prosecuting the kind of radical conceptual<br />

revision which I believe nihilism entails.<br />

What is most important for me in<br />

Sellars’ thought, but what<br />

I’m still trying to properly<br />

grasp, is his two-tiered<br />

account of the relation<br />

between mind<br />

and world. What<br />

prevents Sellars’<br />

rejection of the<br />

given from lapsing<br />

into conceptual<br />

idealism is his<br />

difficult but crucial<br />

account of the<br />

interplay between<br />

the normative,<br />

rule-governed<br />

domain of linguistic<br />

signification and the causal/<br />

neurophysiological dimension of<br />

what Brandom calls ‘reliable differential<br />

responsive dispositions’. Like Kant before<br />

him, Sellars synthesizes insights from<br />

rationalism and empiricism. His emphasis<br />

on the autonomy of the conceptual aligns<br />

him with rationalism, but it is tempered<br />

by a naturalistic acknowledgement of the<br />

mind’s evolved status. This has important<br />

consequences for his conception of<br />

truth. Sellars believes it is possible to<br />

reconcile truth as coherence, which in his<br />

system amounts to rationally warranted<br />

assertibility, with truth as correspondence,<br />

which he describes in terms of the relation<br />

of ‘picturing’ between linguistic utterances<br />

construed as ‘natural linguistic objects’<br />

and the empirical events or objects to<br />

which they are causally connected and<br />

which the signifying counterparts of these<br />

natural linguistic objects are about. Thus,<br />

Sellars maintains, one can dispense with<br />

any invocation of the empirically given<br />

while preserving the representational<br />

link between linguistic assertion and<br />

empirical reality. Obviously I’m caricaturing<br />

what is in fact an exceptionally subtle<br />

and complex theory, but I take Sellars’<br />

crucial proposal to be that it is possible<br />

to abjure all recourse to the given while<br />

acknowledging the mind’s determination<br />

by the physical order. I hope to be able<br />

to do justice to the power and subtlety<br />

of Sellars’ thought in the future, if only<br />

to amend for my woefully inadequate<br />

treatment of him in Nihil Unbound. He is<br />

an extraordinary philosopher and the full<br />

extent of his philosophical achievement has<br />

yet to be realized.<br />

The criticism of speculative realism very<br />

often revolves around a single issue, the<br />

idea that the general antipathy towards<br />

‘correlationism’ entails a concomitant<br />

antipathy towards any form of critique,<br />

a price that many contemporary<br />

philosophers are unwilling to pay. What<br />

is your view on this? Is the project of<br />

‘de-transcendentalization’ in danger of<br />

restoring some sort of speculative naiveté?<br />

I find the expression ‘speculative realism’<br />

increasingly meaningless. What I admire<br />

about Meillassoux’s After Finitude is<br />

the challenge it sets out to continental<br />

philosophers who think Kant resolved the<br />

issue of the relation between philosophy<br />

and the natural sciences and who continue<br />

to invoke Kant as their excuse for ignoring<br />

School / 11<br />

the latter. Thus I wholeheartedly applaud<br />

Meillassoux’s attempt to wake continental<br />

philosophers from their “correlationist<br />

slumber”. But I think it would be a grave<br />

mistake to throw out the baby of Critique<br />

with the correlationist bathwater. In fact,<br />

I think the proper import of the critique<br />

of correlationism has been misunderstood<br />

(perhaps even by Meillassoux himself?). In<br />

my eyes, it is not Kant but rather the neopragmatist<br />

and post-Heideggerian strains<br />

of contemporary anti-Kantianism that<br />

exemplify what is most objectionable about<br />

correlationism.<br />

After Finitude is a philosophical<br />

intervention, not a historical treatise,<br />

and so to complain that its account of<br />

post-Kantian philosophy is somewhat<br />

cavalier would be to completely miss the<br />

point. Nevertheless, it would be fair to say<br />

that the book is not sufficiently attentive<br />

to the question that precipitated Critical<br />

philosophy—namely, “What is the root<br />

of the relation between representation<br />

and reality?” This inattentiveness tends<br />

to vitiate the credibility of Meillassoux’<br />

own speculative solution to the problem of<br />

ancestrality, given that the latter essentially<br />

recapitulates Kant’s original question, viz.,<br />

“How is mathematized natural science able<br />

to tell the truth about reality?” I now believe<br />

that Kant’s ‘weak’ or purely epistemic<br />

correlationism is, ironically enough, far<br />

stronger than its ‘strong correlationist’<br />

successor, which presumes to be able to<br />

dispense with the problem of the ‘in-itself’<br />

altogether. In this regard, Sellars’ critical<br />

reconstruction of Kantianism is exemplary<br />

precisely insofar as it revises Kant’s ‘weak’<br />

empirical realism by according science<br />

access to noumena, while avoiding the<br />

difficulties that dog Meillassoux’s own


Liberalen en de sollicitatieplicht / Simon Otjes Thema<br />

Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie<br />

Naomi Boekwijt<br />

resort to ‘dianoetic intuition’.<br />

These reservations notwithstanding,<br />

Meillassoux’s speculative materialism<br />

is in no way naïve—on the contrary, it<br />

is an exemplary tour de force of critical<br />

rationality. However much one might<br />

want to take issue with their contentions,<br />

it would be absurd to accuse thinkers<br />

like Meillassoux or Iain Grant of being<br />

‘uncritical’. Perhaps those leveling the<br />

charge are hoping it will absolve them<br />

of the obligation to produce convincing<br />

rebuttals of Meillassoux’s critique of<br />

fideism or of Grant’s critique of practicism.<br />

But Meillassoux and Grant have been<br />

commendably circumspect in relation<br />

to the blather surrounding ‘speculative<br />

realism’. The trouble is that those who<br />

have seized upon the label to promote their<br />

own work are precisely those who have<br />

been most vocal about their antipathy to<br />

critique. Their chief inspiration is Bruno<br />

Latour (see Latour’s ‘Why Has Critique Run<br />

Out of Steam?’). The brand of Latourian<br />

metaphysics advertising itself under the<br />

banner of ‘speculative realism’ strikes me<br />

not only as confused but as profoundly<br />

regressive. Those who, unlike Meillassoux<br />

or Grant, think they can afford to sidestep<br />

the Kantian problem of the relation between<br />

conceptualization and reality are peddling<br />

cartoon metaphysics for a philosophically<br />

benighted readership. Theirs is a<br />

‘realism’ about anything and everything,<br />

as indiscriminate as it is inane. It is<br />

‘speculative’ in the worst sense: arbitrary,<br />

self-indulgent, and frivolous.<br />

Ray, thank you very much for your time. In<br />

the end, a more fun question: if you had<br />

to choose five philosophical books you wish<br />

you had written, what would they be? Any<br />

contemporaries on that list?<br />

Thanks for the questions… I’ll pass on the<br />

final question—there are plenty of books<br />

I admire but none I wish I’d written. What<br />

I fervently do wish is that I’d written a<br />

better book and that the next one will be far<br />

superior.<br />

Notes<br />

1.Quentin Meillassoux, After Finitude (2008, p.5), London:<br />

Continuum<br />

2.Ray Brassier, Nihil Unbound: Enlightenment and Extinction<br />

(2007, p.xi), NY: Palgrave Macmillan<br />

3.Ieven, B. Against an Aesthetic of Noise: An Interview with<br />

Ray Brassier<br />

Available at: http://www.ny-web.be/transitzone/againstaesthetics-noise.html<br />

4.Humberto Maturana & Francisco Varela, The Tree<br />

of Knowledge: the Biological Roots of Human<br />

Understanding (1992, p. 241). Shambhala; Rev Sub<br />

edition<br />

5.Ray Brassier, Nihil Unbound: Enlightenment and<br />

Extinction (2007, p.xi), NY: Palgrave Macmillan<br />

Steeds meer eerstejaars wijsbegeerte<br />

hebben op de middelbare school filosofie<br />

gehad als keuzevak. Op de universiteit lijkt<br />

er echter nog geen levendig beeld te zijn<br />

van deze filosofielessen. Ik sprak daarom<br />

met Sijmen Bastmeijer (27), docent filosofie<br />

en maatschappijleer aan het Ashram<br />

College te Alphen aan den Rijn. Naast de<br />

twaalf lesuren die hij elke week geeft is<br />

hij bezig met muziek maken in zijn band<br />

‘De Strohonden’ en met het afronden van<br />

zijn deeltijd bachelor Wijsbegeerte aan de<br />

UU. Sijmen heeft een bevlogen manier van<br />

lesgeven, die hij baseert op ‘de noodzaak<br />

om de lichtheid van het bestaan te leren<br />

dragen’.<br />

Filosofie op school<br />

Filosofie als keuzevak is twee jaar geleden<br />

op het VWO van 320 naar 480 lesuren<br />

gegaan, over de drie laatste leerjaren<br />

verspreid. Op dit moment bestaan de<br />

klassen uit 6 tot 18 mensen. Hier wordt het<br />

alleen op het VWO gegeven, waarschijnlijk<br />

omdat keuzevakken duur zijn door het<br />

relatief kleine aantal leerlingen in een klas.<br />

In het eerste jaar geef ik een historische<br />

inleiding in de filosofie, van de Presocraten<br />

tot aan de moderne filosofie. Er komt wat<br />

taalfilosofie van Wittgenstein voorbij.<br />

Allerlei filosofen komen kort langs. Er<br />

worden ook een aantal basisbegrippen en<br />

vaardigheden aangeleerd. Het thematische<br />

en het historische lopen dan nog wat door<br />

elkaar. Ik gebruik het boek Het oog in de<br />

storm van Ellen Geerlings. Niet meer dat<br />

oude boek van Huib Schwab, dat was een<br />

gek. Ik werk ook met tegenstellingen in<br />

de filosofie - bijvoorbeeld de vraag of de<br />

werkelijkheid iets buiten ons of in ons is<br />

- aan de hand van teksten uit Geluk en<br />

wijsheid voor beginners van Jos Kessels.<br />

In dat boek wordt in drie pagina’s een<br />

filosofisch probleem uitgelegd. Je kunt dan<br />

toch snel een inhoudelijk gesprek voeren<br />

met mensen die nog maar weinig van<br />

filosofie weten. Het moet een socratisch<br />

gesprek zijn, dus niet echt een discussie of<br />

een debat. Ze moeten leren om te luisteren<br />

naar wat een ander zegt en ze leren vragen<br />

te stellen om verder te komen, in plaats van<br />

hun eigen ideeën te roepen. Verder krijgen ze<br />

een inleiding in de retorica, logica, ethiek en<br />

metafysica.<br />

Waarom retorica? Wat is daar filosofisch<br />

aan?<br />

Dat is om de logica wat spannender<br />

te maken. Op het moment dat ik jou<br />

leer wat de retorische valkuilen zijn in<br />

je argumentatie, kun jij veel beter met de<br />

logica uit de voeten.<br />

Wat doe je dan precies qua logica?<br />

Niet die waarheidstafels en die<br />

predikatenlogica, maar het kunnen<br />

vinden van verborgen premissen, modus<br />

ponens, modus tollens, oftewel de als-dan<br />

constructie die vooral bij het argumenten<br />

nodig is. Tijdens die periode laat ik de<br />

leerlingen namelijk ook debatten voeren<br />

en dan is het de bedoeling dat ze de<br />

logica en de retorica daarbij toepassen.<br />

Ik probeer dus de praktijk aan de theorie<br />

te verbinden. De leerlingen gaan merken<br />

dat ze veel beter een debat kunnen voeren<br />

als ze weten hoe ze een argument kunnen<br />

opzetten en wat de retorische trucjes zijn.<br />

Bij het vak Nederlands merk je dat ze heel<br />

mooi debatten kunnen opzetten, maar ze<br />

begrijpen de structuur niet echt. Ik denk dat<br />

er op middelbare scholen vaardigheden van<br />

je worden verwacht die nooit concreet zijn<br />

aangeleerd. Op een zeker moment moet je


Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt<br />

kunnen presenteren, kunnen debatteren…<br />

Maar de basis daarvan is begrijpen hoe de<br />

argumentatiestructuur werkt. Iedere docent<br />

denkt dat dat wel een keer aangeleerd is in<br />

de mentoruren, maar dat is niet zo.<br />

Ik houd in principe de structuur aan van<br />

Het oog in de storm. Het boek is thematisch<br />

ingericht en per hoofdstuk historisch<br />

uitgewerkt. Dat is wel aardig. Af en toe vind<br />

ik wel dat de historische kennis die in het<br />

hoofdstuk staat soms wat in strijd is met<br />

het doel van het hoofdstuk, namelijk een<br />

verdieping in het thema. Op het moment dat<br />

je je gaat richten op de historische context<br />

komt dat in plaats van een inhoudelijke<br />

verdieping. Maar goed, dit is nog maar<br />

het eerste jaar natuurlijk.<br />

In de laatste periode van 4VWO geef ik<br />

kennistheorie en wetenschapsfilosofie. Wat<br />

onderschat wordt is hoeveel je moet weten<br />

bij ‘middelbare school-filosofie’. Er wordt<br />

toch wel van je verwacht dat je begrijpt wat<br />

woorden als ‘synthetisch’ en ‘a priori’ bij<br />

Kant betekenen.<br />

Behandel je op de middelbare school de<br />

dingen niet veeleer los van elkaar?<br />

Ik denk dat je in 480 uur filosofie met<br />

leerlingen toch best wel een niveau kunt<br />

bereiken. Drie uur in de week is net zo<br />

veel als een college dat studenten hebben<br />

voor één vak. Je hebt eigenlijk net zoveel<br />

contacturen voor een bepaald onderwerp<br />

als op de universiteit. Het hoeft daarom niet<br />

een ontzettende versimpeling te zijn van<br />

wat je op de universiteit krijgt. Natuurlijk<br />

is het een versimpeling, maar het gaat wel<br />

over dezelfde onderwerpen. Het is niet zo<br />

dat we in de les alleen maar bezig zijn met<br />

vragen als ‘Bestaat een steen nu echt of<br />

niet?’. Bij kennistheorie en metafysica wordt<br />

voor het eerst die inhoudelijke basis gelegd.<br />

Aanvankelijk ligt dus meer de nadruk op<br />

de vaardigheden met daarnaast een beetje<br />

kennis, daarna draait het zich om. In de<br />

vijfde klas geef ik ethiek, politieke- en<br />

sociale filosofie, filosofische antropologie en<br />

echte filosofie.<br />

Echte filosofie?!<br />

Zo noem ik het behandelen van primaire<br />

teksten. Ik laat de groep dan een thema<br />

kiezen en aan de hand daarvan kies ik<br />

de teksten. Een groep had bijvoorbeeld<br />

‘burgerschap’ gekozen. Daar heb ik teksten<br />

bij gezocht van denkers als John Gray,<br />

Kinneging, Taylor en Mill. Uiteindelijk<br />

moeten de leerlingen er zelf een<br />

visie over schrijven. Het einde van<br />

leerjaar vijf is eigenlijk het hoogtepunt<br />

wat betreft het niveau, want in leerjaar<br />

zes wordt het vooral een kwestie van<br />

voorbereiden op het eindexamen.<br />

Wat versta jij onder filosofische<br />

antropologie?<br />

Het gaat daar over mensbeelden. Is een<br />

mens bijvoorbeeld een wezen dat van nature<br />

geneigd is tot het goede of niet? In het boek<br />

van Ellen Geerlings is het laatste hoofdstuk<br />

het kroonstuk van de hele methode, daar<br />

valt alles samen en worden dit soort vragen<br />

gesteld. Alsof we dan alles gehad hebben en<br />

eindelijk naar de echte vragen toe kunnen.<br />

Uit nutteloze noodzaak<br />

Immers, misschien is het maar iets van onze<br />

Ellen, maar er wordt toch redelijk fanatiek<br />

gedacht dat de mens iets redelijks heeft<br />

en dat die rede niet los van de natuur is,<br />

maar…<br />

…er een beetje boven zweeft? Een<br />

epifenomeen ervan is?<br />

Dat is goed gezegd. Het is iets in een<br />

andere dimensie dan oorzaak en gevolg.<br />

Ik kan anticiperen, ik kan vooruit denken.<br />

Natuurlijk willen we graag dat de mens een<br />

bijzonder wezen is. Ergens zijn we ook wel<br />

bijzonder, omdat wij iets lijken te kunnen<br />

wat dieren minder goed kunnen. Laatst zag<br />

ik in nrc.next een foto van een zeearend die<br />

op een groep zwaluwen in vloog en<br />

precies op dat moment trokken<br />

die vogels naar elkaar toe.<br />

Hoe werkt dat? Ik kan niet<br />

in m’n eentje beslissen dat<br />

ik bij elkaar wil zijn. Dus<br />

het is toch een natuurlijk<br />

systeem. Denken die<br />

vogels ‘Oh jongens, bij<br />

elkaar, kom op!’?<br />

Zij anticiperen ook.<br />

En misschien wel veel<br />

intelligenter dan wij denken. Ik<br />

ben al lang af van het idee dat alleen<br />

de mens iets redelijks heeft. Maar ik denk<br />

niet dat het negatieve consequenties heeft<br />

op het moment dat we zeggen dat we<br />

niet bijzonder zijn. Als het leven zinloos<br />

is, betekent dat niet dat het niets meer<br />

waard is. Als het leven geen betekenis<br />

heeft - omdat er geen rede, geen echt<br />

‘goed’ en geen ‘zin’ is en omdat geluk ook<br />

maar een onderdeel van mijn natuurlijke<br />

overlevingsmechanisme is - als je alles<br />

onttovert, wat is er dan? Dan is er leegte,<br />

maar wij kunnen iets met die leegte, en dat<br />

is het mooie. Heb je dat gedicht van Ramsey<br />

Nasr gelezen, Uit nutteloze noodzaak? Dat<br />

vind ik wel mooi. Dat gedicht drukt precies<br />

uit wat kunst is en wat de enige plek van<br />

de mens kan zijn, namelijk: in de leegte die<br />

er is, ja, daar iets mee doen. Ik denk dat wij<br />

School / 15<br />

nooit onder die noodzaak van onze natuur<br />

uit kunnen komen. Maar we kunnen wel<br />

weten dat die noodzaak er is. Dat schept<br />

niet de mogelijkheid om te ontsnappen aan<br />

de wereld…<br />

…maar om er aan te beantwoorden.<br />

Precies! Als ik een liedje maak, dan is dat<br />

niet een poging om mezelf een andere weg<br />

op te krijgen, of om de wereld te<br />

veranderen, of aan die wereld te<br />

ontkomen. Het is een poging<br />

om er aan te beantwoorden,<br />

aan die leegte, aan de<br />

eeuwigheid. Dat zegt<br />

Nasr ook in dat gedicht.<br />

Wij hebben een blik op<br />

de eeuwigheid. Voor ons<br />

is er niet alleen het nu.<br />

Wij hebben een blik op<br />

ons vroeger, op ons later. Ik<br />

denk dat die last gedragen kan<br />

worden. Niet op het moment dat<br />

ik denk: ‘Ik doe met mijn leven wat ik<br />

wil’. Dat Amerikaanse idee dat je je leven<br />

moet maken, vind ik verschrikkelijk. Maar<br />

ik zie filosofie en kunst - voor mij is dat dan<br />

muziek maken, liedjes schrijven - als het<br />

kunnen beantwoorden aan de lichtheid van<br />

het bestaan.<br />

Om met Kundera te spreken!<br />

Ja, dat is het. Het dragen van die lichtheid.<br />

Goh, we worden wel poëtisch.<br />

Het onredelijke ‘ik’<br />

In het gedicht van Ramsey Nasr is de<br />

verveling misschien wel wat me het meest<br />

intrigeert. Verveling betekent niet dat je<br />

niets te doen hebt, maar dat je noodzakelijk<br />

niet kunt weten wat je moet. Ik denk dat<br />

Ellen Geerlings ook wel een punt heeft om


Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt<br />

zo’n praktische vraag aan het eind van het<br />

boek te stellen: wat moeten we nou? Ik denk<br />

niet dat we het nodig hebben om te denken<br />

dat de mens z’n eigen lot in handen heeft.<br />

De mens kan kiezen wat ie wil, maar hij kan<br />

niet bepalen wat ie wil. Daarom is de vrije<br />

wil een illusie. Het is noodzakelijk dat je<br />

kiest wat je wilt. Dat zegt Hume ook: er zijn<br />

in ons allerlei verlangens, hartstochten en<br />

emoties. Die dingen zijn niet redelijk, maar<br />

ze dwingen ons wel om iets te willen en om<br />

dat vervolgens te kiezen. Dat is een nogal<br />

deterministische gedachte.<br />

Dan ga je toch uit van een klassiek<br />

onderscheid tussen rede en emotie,<br />

terwijl dat er helemaal niet is?<br />

Laten we het dan zo zeggen: zoals<br />

wij denken dat de rede is, die verlichte,<br />

autonome rede heeft helemaal geen grip<br />

op de wil. In het boek De vrije wil bestaat<br />

niet benadert Victor Lamme alles vanuit<br />

de cognitiewetenschap. In de prefrontale<br />

hersenschors zetelt ons ‘ik’. De rest van onze<br />

hersenen bepaalt wat we doen en vervolgens<br />

gaan we er redenen bij bedenken, terwijl<br />

zo’n verantwoording achteraf nergens op<br />

slaat. Er is een verschil tussen het bewuste<br />

‘ik’ en het niet-bewuste ‘ik’.<br />

Het ‘ik’, daar hangen mensen hun hele zelf<br />

en al hun leuke jeugdsentimentjes aan op.<br />

Ik ben ook helemaal tegen die<br />

zelfverheerlijking, maar ik denk dat de<br />

cognitiewetenschap ons gaat bewijzen dat<br />

er een onderscheid is tussen het ‘ik’ in de<br />

hersenen - namelijk het bewuste deel van<br />

onszelf - en dat wat de drijfveren zijn in ons.<br />

Het feit dat je dat niet kunt labelen als rede<br />

en emotie ben ik met je eens.<br />

Stel dat 99% van jouw oordelen niet door<br />

jouw ‘bewuste ik’ gemaakt worden. Dan<br />

ga je er alsnog van uit dat je vrij kunt<br />

zijn. Dat is de uitdaging van filosofie. Het<br />

maakt de ethiek heel problematisch zodra<br />

een keuze niet bepaald wordt door jouw<br />

bewuste ik, maar door een heleboel andere<br />

factoren waar je helemaal geen controle<br />

over hebt. Maar dit maakt ook het leven<br />

problematisch. We zijn dan toch een gevolg<br />

van alles buiten ons en alles in ons. Als we<br />

ons daar bewust van worden, dan is dat<br />

een vorm van vrijheid, maar het blijft iets<br />

tragisch. We kunnen niet ontsnappen aan de<br />

onmogelijkheid om ons leven te beheersen.<br />

Kortom: als de vrije wil een illusie is, wat<br />

moeten we dan nog met de ethiek en met<br />

ons leven beginnen? Het bestaan is leeg,<br />

maar je moet er wel wat mee. Dat is toch<br />

een worsteling? Vind jij het makkelijk<br />

om te accepteren dat het gewoon niks is? Je<br />

leven heeft geen zin.<br />

Het heeft geen zin, nee, maar dat is toch<br />

niet erg?<br />

Nee, maar ondertussen hebben we wel<br />

de noodzaak in ons om iets te doen met<br />

onszelf. Schopenhauer zegt dat die wil<br />

om iets te doen er is, je kunt er niet aan<br />

ontkomen. Dat geeft aan dat je er slachtoffer<br />

van bent. Volgens Schopenhauer ligt bij de<br />

kunst de enige mogelijkheid om het leed te<br />

verzachten.<br />

Heeft de kunst echt zo’n grote rol?<br />

Voor mij wel.<br />

De status van filosofie en kunst<br />

Je hebt het vaak over filosofie en kunst<br />

tegelijk. Hebben die twee iets met elkaar te<br />

maken of is dat alleen bij jou zo?<br />

Dat is wel grappig, want het onderwerp<br />

esthetiek sla ik in de klas over omdat ik niet<br />

weet wat ik daarmee moet. Ik vind het er<br />

ook niet de juiste leeftijd voor. Ik wilde tien<br />

jaar geleden ook niet nadenken over kunst.<br />

In zijn gedicht schept Nasr een mensbeeld.<br />

De mens is het nog niet vastgestelde dier:<br />

hij heeft geen noodzaak om achter een hert<br />

aan te rennen. Wij hebben niet een echt<br />

doel in ons leven, denken wij natuurlijk. Dit<br />

is ook wel een geromantiseerd mensbeeld<br />

als je ervan uitgaat dat alles uiteindelijk<br />

evolutionair is en dat alles er is om zich te<br />

vermenigvuldigen. Ik weet het niet.<br />

Laat ik het dan ruwweg zo vragen: hoe is<br />

het met de filosofie gesteld?<br />

Ik zag laatst een boek staan: Het einde<br />

van de filosofie. De strekking was dat<br />

de filosofie uitgestorven is. Straks zijn we<br />

allemaal dood, dan is er niemand meer en<br />

is de filosofie weg. Hij heeft nog zo’n zelfde<br />

boek geschreven met ongeveer dezelfde titel.<br />

Ook daar was de gedachte dat de filosofie<br />

kapot is. Niet omdat er niemand meer is<br />

die het doet, maar omdat iedereen het is<br />

gaan doen. Filosofie is hip geworden. (stilte)<br />

Misschien is het doel van de filosofie en<br />

van de kunst om dingen ter discussie te<br />

blijven stellen en geen genoegen te nemen<br />

met antwoorden, ook al lijken ze nog zo<br />

aannemelijk.<br />

Is filosofie en kunst, behalve dingen<br />

ter discussie stellen, niet ook een<br />

beantwoorden aan of tenminste een<br />

verwoorden van wat er gaande is? Wat<br />

Ramsey Nasr omschrijft is in principe een<br />

soort beantwoorden aan wat hem omgeeft.<br />

Ik bedoel ook niet dat er altijd een filosoof<br />

bij een debat moet zijn omdat er dan<br />

tenminste nog iets goeds wordt gevraagd.<br />

School / 17<br />

De filosofie moet een op zichzelf staand iets<br />

zijn - ik zeg ‘iets’, want het is in ieder geval<br />

geen wetenschap. Juist op het moment dat<br />

filosofie alleen maar doelen gaat dienen,<br />

komt ze in dienst te staan van het nut. Dat<br />

mag niet zo zijn. Het mag ook niet zo zijn<br />

dat er alleen maar kunst bedreven wordt die<br />

in de stadsschouwburg komt.<br />

Dat is wel de kunst die overleeft. De rest zal<br />

uitsterven.<br />

Dat is de vraag. Is het zo dat je legitiem<br />

bent wanneer je jezelf kunt bedruipen?<br />

Dat denk ik niet. Ik denk ook niet dat er<br />

geen ideeën tot stand zouden komen als<br />

er helemaal geen subsidies waren. De<br />

filosofie zit in de mens. Het kan zich<br />

ook meer underground voordoen, het<br />

hoeft niet per se alleen op universiteiten te<br />

zijn. Ik vind dat iedereen voor zichzelf moet<br />

bepalen wat de filosofie met hem doet en<br />

wat hij met de filosofie doet. Overigens ben<br />

ik wel allergisch voor die sfeer van ‘ontdek<br />

je plekje, zoek jezelf en zoek de rust’, maar ik<br />

vind het beter dan die mensen die zichzelf<br />

verliezen in idealen van perfectie en mode.<br />

Uiteindelijk zijn we gewoon kuddedieren.<br />

Als de kudde filosofische trekjes gaat<br />

vertonen dan vind ik dat plezieriger dan<br />

als…<br />

Maar dat is toch geen echte filosofie?<br />

Om terug te komen op de kindjes die jij<br />

filosofisch denken aanleert: denk je dat<br />

dat ook echt goed of nuttig is? Het lukt je<br />

wel om elk jaar weer een afgezant naar de<br />

universiteit te sturen.<br />

Is dat dan mijn doel?<br />

Misschien wel, want daardoor overleef jij.


Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt Thema<br />

LAPP-Top-programma Wijsbegeerte<br />

Jordy Hesseling<br />

Het nut van filosofie voor scholieren<br />

Als te weinig mensen filosofie zouden<br />

kiezen, dan zou het verdwijnen van deze<br />

school. Ik moet het dus wel aantrekkelijk<br />

maken, maar niet te aantrekkelijk, want ik<br />

wil ook geen dertig mensen in een klas waar<br />

ik niet meer mee kan praten. Filosofisch<br />

naar de wereld kijken, dat is…<br />

…beter dan het niet doen?<br />

Maar dat is zo moeilijk, net alsof je een<br />

beter mens wordt als je filosoof bent. Dat<br />

denk ik eigenlijk ook. Ik denk dat als je<br />

met filosofie bezig bent, je je beter kunt<br />

verhouden tot jezelf in de wereld. Ik ken<br />

mensen van veertig of zelfs vijftig die<br />

nog steeds het idee hebben dat ze iets<br />

moeten bereiken. Dat mag van mij wel<br />

en ik zeg ook niet dat die leerlingen van mij<br />

niets meer willen bereiken, maar ik denk dat<br />

het toch iets teweeg moet brengen wanneer<br />

je iemand leert zichzelf te bevragen bij de<br />

beslissingen die hij neemt en bij de manier<br />

waarop hij naar de wereld kijkt. Als aan<br />

het begin van de filosofielessen dertig<br />

procent van de mensen zegt ‘PVV, daar kan<br />

ik wel wat mee’, dan zou ik het gewoon fijn<br />

vinden als ze aan het eind van 6VWO in<br />

ieder geval weten wat de retorische trucjes<br />

zijn die er spelen in Wilders’ spreken en<br />

dat niet zomaar gezegd kan worden dat er<br />

één cultuur is of dat het redelijke denken<br />

superieur is aan een religie. Dat is wat<br />

ze kritischer laat denken. Ze zijn beter in<br />

staat kritisch te kijken naar dingen die bij<br />

henzelf gebeuren en dingen die om hen<br />

heen gebeuren. Ik denk dat filosofie dat kan<br />

zijn. Ook al is alles een uitwerpsel van de<br />

evolutie.<br />

Dat was het. Of moet ik nog iets nuttigs<br />

zeggen?<br />

Ja, zeg nou eens iets nuttigs.<br />

Of iets zinloos. Filosofie is tegen het<br />

licht houden wat vanzelfsprekend lijkt.<br />

Wij worden opgevoed tot individuen die<br />

van het leven iets moeten maken, die<br />

verantwoordelijk zijn voor dat leven en die<br />

gelukkig moeten zijn. Er zijn een heleboel<br />

vanzelfsprekendheden in onze westerse<br />

wereld, bepaalde ideeën die heel erg waar<br />

lijken maar die toch wel ter discussie<br />

kunnen worden gesteld. Ik zie met hoeveel<br />

frustratie middelbare scholieren het idee<br />

hebben dat ze zichzelf moeten zijn en wij<br />

noemen dat puberteit, maar dat is helemaal<br />

niet zomaar de puberteit. Denk je dat<br />

mensen in India zo’n soort puberteit<br />

ervaren? Nee, want die hoeven niet<br />

uniek te zijn. We moeten af van dat idee<br />

van uniciteit, van ‘ontdek je plekje, ontdek<br />

jezelf’. De oplossing is niet dat je jezelf moet<br />

vinden of worden, maar dat je jezelf kunt<br />

vinden of worden. Dat werkt verzachtend,<br />

denk ik.<br />

Maar is er dan een zelf om te vinden? Je zit<br />

toch gewoon al jezelf te zijn, de hele tijd?<br />

Dacht jij dat ook toen je in leerjaar vier<br />

zat? Denk je dat iedereen dat inziet, ook de<br />

mensen die nu studeren?<br />

Nee, natuurlijk niet, waarom denk je dat<br />

de studentpsycholoog zo populair is?<br />

Filosofie moet geen psychologie worden. De<br />

taak van de filosoof is niet om mensen de<br />

grot uit te helpen. Hij onderscheidt zich niet<br />

door te weten hoe de werkelijkheid echt in<br />

elkaar zit. Uit noodzaak blijft hij in de grot,<br />

hoe zwaar en licht dit bestaan ook is.<br />

Afgelopen schooljaar heb ik deelgenomen<br />

aan het LAPP-Top-programma dat werd<br />

aangeboden door Universiteit Leiden. Ik<br />

heb 8 colleges mogen bijwonen om mij,<br />

samen met 30 anderen, in te wijden in de<br />

wijsbegeerte. Alle colleges werden gegeven<br />

door Jan Sleutels, universitair docent<br />

Metafysica.<br />

Het onderwerp waar wij ons op hebben<br />

toegelegd had alles te maken met “dingen”.<br />

Wat zijn dingen? Wat maakt het ene ding<br />

anders dan het andere ding? Bestaan dingen<br />

als je ze niet ziet, bestaat er bijvoorbeeld<br />

zoiets als een essentie van een ding,<br />

en kunnen we daar überhaupt wel<br />

achterkomen? Dit zijn zomaar enkele<br />

vragen die voorbijkwamen in de colleges.<br />

Door het lezen van filosofische teksten<br />

van onder andere René Descartes, Leibniz,<br />

Aristoteles, Spinoza, Putnam, en Pierre<br />

Lévy vormden we steeds meer een idee<br />

over het verloop van het denkproces met<br />

betrekking tot het ding door de eeuwen<br />

heen. We bespraken van alles en nog wat:<br />

de Scala Rerum van Aristoteles, St. Thomas<br />

van Aquino, tot het twijfelexperiment van<br />

Descartes.<br />

De colleges sloten deels aan bij de<br />

voorbereide teksten. Het eerste uur<br />

bespraken we de tekst en probeerden<br />

verschillende stukken nog helderder<br />

te krijgen, en daarna begon het college<br />

haar structuur te verliezen. Dit was<br />

echter geen probleem, want Jan Sleutels<br />

bleef ons tijdens elk zijpad dat we<br />

insloegen boeien met een goede dosis<br />

vermakelijke anekdotes: Super Mario,<br />

Geert Wilders, heiligverklaring, flitsdingen,<br />

grondeekhoorns, het positioneren van<br />

dingen, een moerasvolk in de bushbush van<br />

Nieuw-Guinea, bilocatie, et cetera et cetera!<br />

In grote lijnen hebben we drie onderwerpen<br />

behandeld: de definitie van het ding-zijn,<br />

de res extensa en de virtuele dingen. We<br />

begonnen met het vormen van een definitie<br />

van het ding, wat zijn de eisen die gesteld<br />

worden aan het ding-zijn?<br />

In het dagelijks leven zien we allerlei dingen<br />

die we misschien wel ten onrechte als ding<br />

beschouwen. Want waar moet iets nou aan<br />

voldoen om het een ding te kunnen noemen?<br />

Het eerste waar we op kwamen is dat een<br />

ding ruimte in moet nemen. Een ding moet<br />

zijn. Maar daar stuitten we al op het eerste<br />

probleem: hoe zit dat met bijvoorbeeld een<br />

telefoongesprek, is dat ook een ding? Is<br />

dat op dezelfde manier als de telefoon<br />

zelf?<br />

En is het niet zo, dat een ding wel<br />

hetzelfde ding moet blijven als het was,<br />

omdat het anders een ander ding is? Deze<br />

twee eisen zijn door Aristoteles al aan het<br />

licht gebracht: hij sprak over het τόδε τι<br />

en het τό τί ἦν εἶναι: het dit-hier-zijn en het<br />

dat-wat-het-was-zijn. Bij de eerste term<br />

dook al gelijk het probleem op dat niet<br />

alle dingen, die wij wel dingen vinden,<br />

hetzelfde kenmerk van stoffelijkheid<br />

hebben. Maar ook bij de tweede term zit er<br />

een addertje onder het gras. Immers, hoe<br />

kunnen we weten of de essentie van het<br />

ding wel hetzelfde blijft? Is het niet zo dat<br />

als een ding voor andere doeleinden wordt<br />

gebruikt de essentie ervan verandert? Of<br />

kunnen alleen de eigenschappen van een<br />

ding veranderen? Hierover zijn we weinig<br />

te weten gekomen, helaas, en dus is de<br />

definitie van een ding nogal onduidelijk<br />

gebleven.<br />

Toch hebben we geprobeerd met de<br />

Aristotelische criteria te werken.<br />

Met deze criteria kunnen we verder met


LAPP-Top-programma Wijsbegeerte / Jordy Hesseling<br />

de eerste groep dingen: de res extensa,<br />

ook wel de ruimte-innemende dingen<br />

genoemd. Stofzuigers, spelcomputers,<br />

de maan, een molecuul, een mens en een<br />

dier zijn voorbeelden van deze categorie.<br />

We waren het er al snel over eens dat al<br />

deze dingen echt dingen zijn en bovendien<br />

gemeenschappelijks hebben dat ze allemaal<br />

ruimte innemen. Maar is dat meteen een<br />

argument om al deze dingen onder dezelfde<br />

noemer te scharen? Ze hebben allemaal de<br />

essentie “het innemen van ruimte”. Maar<br />

hoe kan dezelfde essentie in verschillende<br />

existenties voorkomen?<br />

Is het zo omdat we alleen eigenschappen<br />

van dingen waarnemen? De essentie<br />

is dan als het ware verstopt achter de<br />

eigenschappen. Maar is het dan nog wel<br />

mogelijk de essentie, of zoals Immanuel<br />

Kant zegt, het ding an sich te kennen? Kant<br />

zegt hierover dat we het ding an sich nooit<br />

kunnen kennen omdat we met een bepaalde<br />

bril op naar de werkelijkheid en dus naar<br />

alle dingen kijken.<br />

We kunnen het ook op een andere manier<br />

bekijken: de kern van het ding-zijn is als het<br />

ware het kunnen dragen van eigenschappen.<br />

Hier krijgen we te maken met het Latijnse<br />

begrip substantia. Als een ding substantia<br />

heeft/is, betekent dat het volgende:<br />

Het ding heeft iets dat maakt dat het ding<br />

altijd hetzelfde ding blijft, ook als het<br />

eigenschappen verliest of verkrijgt.<br />

Datzelfde iets van dat ding zorgt ervoor dat<br />

het ding altijd gelijk is aan zichzelf, maar<br />

nooit tegelijk aan (precies dezelfde) dingen.<br />

Dit zou ook opgevat kunnen worden als de<br />

essentie van een ding: datgene wat ervoor<br />

zorgt dat het ding hetzelfde ding blijft, en<br />

dat het altijd anders blijft dan alle andere<br />

dingen. Ik beschouw het als een mooie<br />

definitie van de essentie van de res extensa.<br />

De tweede categorie dingen die we hebben<br />

besproken zijn de virtuele dingen. Om<br />

ons beter te kunnen identificeren (voor<br />

zover dat mogelijk is) met virtuele dingen,<br />

hebben we tijdens enkele colleges film<br />

gekeken: eXistenZ en The Matrix. Beide<br />

hadden te maken met de ‘brain in a vat’theorie<br />

van Hilary Putnam. De theorie stelt<br />

de mogelijkheid voor dat we ons leven<br />

inbeelden in plaats van zelf te leven. Dit<br />

ingebeelde leven wordt ingegeven door een<br />

kwade wetenschapper die onze hersenen op<br />

sterk water heeft gezet, en heeft aangesloten<br />

op een simulatieprogramma, waardoor<br />

het net lijkt dat we leven. Hoe kunnen<br />

we er ooit achter komen of dat waar is?<br />

De wetenschapper kan natuurlijk een<br />

idioot zijn geweest en ons de mogelijkheid<br />

hebben gegeven de theorie te bedenken,<br />

maar anders niet.<br />

Ook ging het over de verschillende<br />

lagen van het bewustzijn in combinatie<br />

met virtualiteit: stel dat je in een<br />

virtualrealityspel zit, dat zo goed is dat<br />

het net lijkt alsof je daar echt in leeft, en<br />

om het te spelen moet je jezelf aansluiten<br />

op een console en kan je in het ‘echte’<br />

leven niks doen. Leef je dan nog wel in die<br />

‘echte’ wereld, of bevind je je dan alleen<br />

in het spel? En wat nou als je in dat spel<br />

je nog eens in kan inpluggen in een spel?<br />

En wanneer weet je zeker of je echt uit het<br />

spel bent? Of is het echte leven toch ook<br />

een virtuele omgeving zonder dat je het<br />

doorhebt?<br />

Even terugkomend op de dingen: bestaan<br />

virtuele dingen? Neem Super Mario, het<br />

rode-hoed-dragende Italiaanse mannetje<br />

uit een van de meest populaire spellen van<br />

Nintendo, als voorbeeld. Bestaat hij of is<br />

Super Mario slechts een idee? Want het<br />

neemt geen ruimte in. Nou ja, het neemt<br />

virtuele ruimte in. Dat is toch ook ruimte?<br />

Of neem nou een database vol met boeken.<br />

Zijn die boeken dan nog dingen? Stel dat alle<br />

stoffelijke uitgaven van een boek vernietigd<br />

zouden worden, maar dat boek is nog wel op<br />

internet te lezen, bestaat het dan nog?<br />

Het is moeilijk te zeggen of een virtueel ding<br />

ruimte inneemt of niet. Aan de ene kant zou<br />

je kunnen zeggen van niet: het ding, als het<br />

al een ding is, verschijnt op iets stoffelijks,<br />

maar is/wordt het daarmee zelf stoffelijk?<br />

Of is het op dat moment een tijdelijke<br />

eigenschap van het stoffelijke?<br />

Maar is deze opvatting niet wat<br />

ouderwets? We leven nu immers in<br />

een tijd die gekenmerkt wordt door de<br />

virtualiteit. Internet, smartphones, virtualreality-spellen<br />

zijn allemaal dingen die we<br />

tegenwoordig vanzelfsprekend als dingen<br />

beschouwen. Wordt het geen tijd om onze<br />

geest wat meer open te stellen, en deze<br />

virtuele dingen dezelfde ‘status’ te geven als<br />

ruimte-innemende dingen? Ik bedoel hier<br />

niet mee dat we dezelfde definitie moeten<br />

hanteren voor twee toch zeer verschillende<br />

dingen. Wat ik er mee bedoel, is dat we<br />

virtuele dingen, dingen die we vaak als niet<br />

echt beschouwen, misschien wat meer als<br />

gelijke van de res extensa moeten gaan zien.<br />

Ik heb aan de lezer slechts een beknopte<br />

bloemlezing van wat er tijdens de colleges<br />

voorbij is gekomen kunnen weergeven.<br />

De colleges hebben me enerzijds een heel<br />

duidelijk beeld van bepaalde aspecten van<br />

het ding laten zien, en hebben me anderzijds<br />

steeds meer laten twijfelen aan of sommige<br />

dingen wel zijn wat wij denken dat ze zijn.<br />

Ik twijfel bijvoorbeeld zelfs aan het bestaan<br />

van dit artikel, het mag dan wel worden<br />

School / 21<br />

afgedrukt, maar het is in een virtuele<br />

omgeving op de computer gemaakt, en wie<br />

zegt me dat virtuele dingen echte dingen<br />

zijn?


Thema<br />

Filosofie als studiekeuze<br />

Channa van Dijk<br />

Ik ben Channa van Dijk en ik zit nu in<br />

6VWO op het Ashram College in Alphen aan<br />

den Rijn. Binnen mijn N&G-profiel heb ik<br />

filosofie als keuzevak. Zelf heb ik er nooit<br />

over getwijfeld of ik filosofie als keuzevak<br />

moest kiezen en niet een vak als economie.<br />

Filosofie leek mij het leukste en dat dit<br />

het leukste vak is, is zeker gebleken. Ik<br />

ga met erg veel plezier naar de lessen,<br />

wij hebben drie uur in de week<br />

filosofie.<br />

Wat we tijdens deze lessen<br />

doen verschilt erg per<br />

jaar en per periode. Zo<br />

hebben wij socratische<br />

gesprekken gevoerd,<br />

artikelen gelezen,<br />

oorspronkelijke teksten<br />

uitgeplozen, maar ook veel<br />

opdrachten gemaakt en<br />

deze besproken. Naast alleen<br />

het lezen over anderen en het<br />

vergaren van kennis hebben wij ook<br />

opdrachten gekregen om zelf een vraag te<br />

bedenken en deze uit te werken aan de hand<br />

van verschillende filosofen, om vervolgens<br />

te bekijken wiens ideeën jou het meest<br />

aannemelijk leken.<br />

Naast al deze bezigheden hebben wij aan<br />

het begin van ons eerste jaar filosofie de<br />

opdracht gekregen om De wereld van Sofie<br />

te lezen. Ik weet nog goed dat ik in de<br />

zomervakantie, voor het vak begon, alvast<br />

was gaan lezen en er niets van begreep. Wij<br />

werden vervolgens geacht een onderwerp<br />

uit te kiezen en dit uit te werken aan de<br />

hand van het boek. Ik koos metafysica en<br />

had de grootste moeite om te begrijpen<br />

wat al die denkers hier nu precies over<br />

te zeggen hadden. Hoewel ik erken dat de<br />

kennis die ik nu van filosofie heb nog niet<br />

erg verstrekkend is, kan ik me niet meer<br />

voorstellen dat ik destijds zoveel moeite heb<br />

gehad met de uitleg die in De wereld van<br />

Sofie gegeven werd. Nu ik enige kennis heb<br />

over de onderwerpen kom ik er namelijk<br />

achter dat alles in dit boek juist heel<br />

simpel en duidelijk uitgelegd wordt. Als ik<br />

dit verslag teruglees, merk ik dan ook<br />

hoeveel ik deze jaren al geleerd<br />

heb.<br />

Ik weet dat de filosofische<br />

kennis die je opdoet op de<br />

middelbare school slechts<br />

een basis is, toch heb ik<br />

dus het idee dat ik veel<br />

geleerd heb in de twee<br />

jaar dat ik nu filosofie<br />

heb gehad, daarnaast ben<br />

ik ook steeds meer van het<br />

vak gaan houden. Het is nu<br />

zelfs zover gekomen dat ik van<br />

toekomstig geneeskundestudent<br />

veranderd ben in een toekomstig<br />

filosofiestudent. Toen ik te horen kreeg<br />

dat er een stage gevolgd moest worden in<br />

6VWO, had ik dus ook vrij snel besloten<br />

dat dit over filosofie moest gaan en in het<br />

bijzonder over de vraag of filosofie studeren<br />

wel iets voor mij is en of ik het leuk genoeg<br />

vind om mijn verdere leven hier mee bezig te<br />

zijn. Uiteindelijk ben ik met twee studenten<br />

meegelopen en heb ik drie universitair<br />

docenten gesproken over filosofie als<br />

studie en als beroep. Hieruit bleek al snel<br />

dat ik écht filosofie wil gaan studeren. Ik<br />

heb meegelopen met een student die aan<br />

de Universiteit van Amsterdam studeert.<br />

Daarnaast ben ik ook twee dagen in Leiden<br />

geweest en heb ik meegelopen met Naomi<br />

Boekwijt, student aldaar. Beide zitten zij in<br />

hun tweede jaar. Ik vond het erg leuk om de<br />

colleges te volgen. Doordat dit geen open<br />

dag was, maar een gewone collegedag, heb<br />

ik het idee dat ik een veel beter beeld heb<br />

gekregen van de universiteiten en de studie<br />

zelf, dan wanneer er mensen vrolijk staan te<br />

kijken en je ballonnen geven om je naar hun<br />

universiteit te lokken. Ik vond het dus erg<br />

leuk om een keer een kijkje te nemen in het<br />

studentenleven van een student filosofie en<br />

mijn keuze om filosofie te gaan studeren is<br />

gedurende deze week alleen maar bevestigd.<br />

Op dit moment ben ik ook bezig met het<br />

schrijven van een onderzoek aan de<br />

Unversiteit van Leiden. Dit doe ik<br />

omdat ik het Pre-University college<br />

volg. Tijdens het eerste jaar van Pre-<br />

University hebben wij niet veel met filosofie<br />

gedaan, maar nu we met het vierde blok<br />

bezig zijn, was de onderwerpkeuze aan ons.<br />

Mijn onderzoek gaat over de vraag wat de<br />

grenzen aan de vrijheid van meningsuiting<br />

zijn, vanuit moreel perspectief. Ik merk dat<br />

het schrijven van een dergelijk onderzoek<br />

een stuk moeilijker is dan het schrijven van<br />

een vergelijkbare opdracht op school. Toch<br />

vind ik het leuk en uitdagend om aan dit<br />

onderzoek te werken.<br />

Alles wat ik tot nu toe heb gedaan heeft mij<br />

dichter tot de filosofie gebracht. Het liefste<br />

zou ik nu al beginnen met studeren, maar ik<br />

zal toch eerst mijn examens moeten maken.<br />

School / 23


Brief<br />

Aan de eerstejaars<br />

Jojanneke Scheepers<br />

Geachte eerstejaars,<br />

Jullie hebben nu ongeveer een half<br />

jaar mogen genieten van het wijsgerige<br />

onderwijs en als tweedejaars weet ik nog<br />

goed hoe het was om eerstejaars te zijn. Het<br />

verschil tussen de middelbare school en je<br />

eerste jaar op de universiteit is namelijk<br />

niet hetzelfde als dat tussen de leeftijden<br />

van 17 en 18 jaar. De verschillen tussen je<br />

oude en nieuwe leven konden niet groter<br />

zijn. Na 6 jaar op de middelbare school<br />

in een vertrouwde omgeving te hebben<br />

rondgewandeld, word je in een academische<br />

omgeving neergezet waar alles anders is:<br />

de mensen, de colleges, het ‘huiswerk’,<br />

de vrije tijd. En dan nog het feit dat je<br />

voor Wijsbegeerte hebt gekozen.<br />

Hoe kom je bij zo’n keuze? Er zullen wel<br />

heel wat gesprekken, open dagen, folders<br />

en internetuurtjes bij komen kijken,<br />

behalve voor die lucky few die het al heel<br />

snel weten. Ik hoorde daar niet bij. Ik ben<br />

vaak gewisseld van studiekeuze, vooral<br />

gedurende de laatste drie jaar van de<br />

middelbare school. Het was pas tijdens<br />

het laatste half jaar van de 6e klas dat ik<br />

de sprong in het diepe wilde wagen en<br />

Wijsbegeerte wilde gaan proberen. Tijdens<br />

de open dag in februari 2009 heb ik mogen<br />

genieten van een college taalfilosofie van<br />

mevrouw Van der Schaar, momenteel<br />

eveneens mijn docent. En ik was er wég van.<br />

Maar dan is het natuurlijk nog lang niet<br />

zover: eerst is het nog nagelbijten tijdens<br />

het Centraal Examen en tranen met tuiten<br />

huilen tijdens je diploma-uitreiking, voor je<br />

überhaupt mag dénken aan de universiteit<br />

(voor mij gold dat in ieder geval wel).<br />

Dan beginnen de voorbereidingen. Een<br />

kamer zoeken (mocht dat nodig zijn) en<br />

ondertussen dozen inpakken (terwijl je<br />

nog niet eens weet of die in de komende<br />

maanden het huis gaan verlaten). In<br />

augustus de EL CID. Dan nog een paar<br />

weken wachten en daar is hij: de eerste<br />

collegedag.<br />

7 september 2009, 11:15-13:00 uur: History<br />

of Modern Philosophy, van de heer Herman<br />

Siemens. Ik werd totaal overdonderd tijdens<br />

dat college. Ik zat helemaal achteraan met<br />

mijn notitieblok en pen en had niet eens<br />

een idee van wat er zou gaan gebeuren. Nu<br />

werd dit specifieke college in het Engels<br />

gegeven en ook dat was ik niet gewend. Dit<br />

vormde niet zo’n groot probleem, maar<br />

het was wel een kwestie van ‘de knop<br />

omzetten’ en dat ging niet vanzelf. Die<br />

hele week was trouwens overdonderend.<br />

Ik was zenuwachtig voor ieder college en<br />

werkte fanatiek aan mijn opdrachten. Al<br />

snel merk je welke vakken je liggen en door<br />

welke je je heen zult moeten slaan. In mijn<br />

geval kreeg ik door alle veranderingen al<br />

snel concentratieproblemen. Misschien dat<br />

jullie daar ook mee te maken krijgen, hoewel<br />

ik hoop van niet. Hoe graag ik ook filosofie<br />

wilde studeren, veel dingen leken ineens<br />

veel belangrijker te zijn dan datgene wat ik<br />

moest doen. Het tempo van een studiejaar<br />

aan de universiteit is ook iets waar je aan<br />

moet wennen. Het heet vakantie, ja, die<br />

paar weken tussendoor, maar dat is het<br />

niet! Het is studeren, aan één stuk door,<br />

en dan moet je maar zien waar je je vrije<br />

tijd inplant, zodat je niet doordraait van al<br />

die metafysische ideeën, logische zinnen,<br />

antieke filosofen en ethische overwegingen.<br />

Ik denk ook dat ze heel januari reserveren<br />

voor de eindtentamens van het eerste<br />

semester om het ons in te wrijven dat we<br />

niet kunnen plannen.<br />

Het tweede semester voelde al heel anders<br />

dan het eerste. Ik had al wat ‘bagage’,<br />

wist iets beter waar ik mee bezig was en<br />

voelde me iets meer ‘student’ (whatever<br />

that means). Nieuwe vakken, verse<br />

start. Als jullie dit lezen, zitten jullie<br />

waarschijnlijk net aan het begin van deze<br />

periode. Misschien ben je opgelucht dat je<br />

nog overeind staat, misschien zit je al te<br />

twijfelen aan je keuze. Maakt niet uit, dat<br />

hoort erbij. Ik heb ook mijn twijfels gehad,<br />

maar ik heb ervoor gekozen om door te gaan<br />

en dat was voor mij de juiste keuze.<br />

Tijdens de opening van het academisch jaar<br />

in 2009, weet ik nog dat iemand zei (ik denk<br />

dat het meneer Van Rijen was): ‘Deze<br />

studie zal je veranderen’. Dat is ook<br />

echt zo. Hier leer je dingen die je visie<br />

op de wereld veranderen. Hier maak je<br />

kennis met andermans visies, hoe bizar die<br />

soms ook zijn. Hier worden duizenden jaren<br />

aan filosofische ideeën op je overgebracht.<br />

Hier leer je discussiëren, argumenteren<br />

en de argumentaties van anderen te<br />

vernietigen. Hier leer je anders te denken<br />

dan je gewend was. Laat het over je heen<br />

komen, want het is iets unieks en het zal één<br />

van de belangrijkste ervaringen van je leven<br />

zijn.<br />

Heel veel succes met jullie universitaire<br />

opleiding en hopelijk tot ziens,<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Jojanneke M. Scheepers.<br />

School / 25


Recensie<br />

Det Sjunde inseglet<br />

Ingmar Bergman<br />

Erik Weynschenk<br />

“I met Death today. We are playing chess”<br />

Toen mij gevraagd werd om mijn liefde voor<br />

filosofie en film te combineren aarzelde<br />

ik geen moment. Maar hoe schrijf je een<br />

filosofisch stuk over een film? Een film kan<br />

uitstekend dienstbaar zijn in analogie met<br />

een filosofisch probleem maar<br />

dan houdt het ook op. De<br />

meeste regisseurs hebben,<br />

als ze al een opleiding<br />

gedaan hebben, alleen<br />

de filmacademie<br />

doorlopen. Mogen we<br />

dan verwachten dat<br />

ze iets interessants te<br />

melden hebben? Laat<br />

staan iets filosofisch<br />

interessants?<br />

Film is geen filosofie,<br />

zoals onlangs wel<br />

werd beweerd tijdens een<br />

Honours College. Daarom ga<br />

ik deze ruimte gebruiken om een<br />

klassieker uit de mottenballen te halen<br />

en wel Het zevende zegel, Det Sjunde<br />

inseglet, van de Zweedse regisseur Ingmar<br />

Bergman. Als er één film het recht heeft<br />

om de geschiedenisboeken in te gaan als<br />

filosofisch dan is het wel deze prachtige<br />

zwart-wit film uit 1957.<br />

Gesitueerd in de middeleeuwen ten<br />

tijde van ‘de zwarte dood’ volgen we<br />

de ridder Antonius Block en zijn squire<br />

Jons op hun weg naar huis na een lange<br />

kruisvaarderstocht van tien jaar. De film<br />

opent met een prachtige scene waarin de<br />

protagonist ontwaakt op het strand. Hij<br />

wordt al snel geconfronteerd door de Dood<br />

maar weet zijn vonnis voorlopig uit te<br />

stellen door de Dood uit te dagen voor een<br />

schaakpartij. De Dood speelt uiteraard met<br />

de zwarte stukken en alleen bij overwinning<br />

mag de ridder zijn leven behouden.<br />

Ondertussen vervolgen de twee gezellen<br />

hun reis en ze stoppen onderweg bij een<br />

dorpje. Aldaar, in wat misschien<br />

wel de indrukwekkendste<br />

scene van de film is, biecht<br />

Antonius zijn zonden op<br />

aan de priester van de<br />

kerk. Het wordt echter<br />

al snel duidelijk<br />

dat hij niet tegen<br />

de priester praat<br />

maar tegen de Dood.<br />

Antonius is bereid<br />

om te sterven maar<br />

zijn geloof in een God<br />

wordt steeds minder.<br />

“I want knowledge. Not<br />

faith or conjecture, but<br />

knowledge” zegt Antonius al<br />

knielende in de kerk . Hij snapt<br />

niet dat de mens God niet kan waarnemen<br />

en dat we maar moeten geloven in vage<br />

‘spookwerelden’. Antonius bekent dat hij af<br />

en toe het gevoel heeft dat er geen God is en<br />

de Dood antwoordt met een glimlach dat hij<br />

misschien wel gelijk heeft.<br />

Het cynische en nuchtere optreden van<br />

de schildknaap Jons zorgt ervoor dat de<br />

film niet te zwaar en somber wordt. In een<br />

imiddels klassiek geworden kroegscène<br />

klagen Jons en een smid onder invloed van<br />

alcohol over de vrouwen in hun leven. De<br />

verhaallijn van het reizende acteergezin<br />

zorgt voor de tweede luchtige noot en<br />

een sprankje hoop in de film. Jof en zijn<br />

vrouw Mia reizen met hun pasgeboren<br />

baby door het land om de dorpelingen te<br />

vermaken met toneelspel en liederen. Ze<br />

stellen geen lastige, existentiële vragen<br />

en worden vooral beziggehouden door de<br />

liefde voor elkaar, voor hun baby en voor<br />

toneel. Halverwege de film maken ze kennis<br />

met de ridder en zijn knecht maar toch<br />

blijven ze buitenstaanders. Mia en<br />

Jof hebben, net als wij, de rol<br />

van toeschouwer. Ze zijn<br />

niet moedig maar ook<br />

niet bang en daarom<br />

ontspringen ze de dans<br />

des doods.<br />

Er valt dus nog<br />

genoeg te lachen voor<br />

een film waarvan de<br />

titel verwijst naar<br />

een van de donkerste<br />

passages uit de Bijbel.<br />

In de Openbaringen van<br />

Johannes zit God op zijn<br />

troon en houdt in zijn rechterhand<br />

een boekrol met zeven zegels die alleen<br />

verbroken kunnen worden door een lam<br />

met zeven ogen en zeven hoorns. Bij het<br />

verbreken van de zegels daalt er steeds<br />

meer ellende neer op aarde en “bij het<br />

verbreken van het zevende zegel viel er een<br />

stilte in de hemel, wel een half uur lang.”.<br />

Het mag dan ook geen verrassing zijn dat de<br />

film geen vrolijk Hollywoodeinde kent.<br />

De angst voor de opdoemende pandemie in<br />

de film is niet los te zien van de dreiging<br />

van een allesvernietigende kernoorlog in de<br />

jaren 50 waarin de film uitgebracht werd.<br />

Ook de kritiek op religie zal veel te maken<br />

hebben met de opvoeding van Bergman, die<br />

als zoon van een strenge Lutherse predikant<br />

School / 27<br />

de donkere kant van religie goed kende.<br />

Dit alles geeft genoeg stof tot nadenken<br />

en de meeste scènes en dialogen lenen<br />

zich uitstekend voor verdere analyses en<br />

interpretaties. Die zijn dan ook in overvloed<br />

te vinden op het internet en daarom zal ik<br />

het hier bij houden wat betreft de symboliek<br />

van de film.<br />

De bedoeling van mijn<br />

filmbespreking was<br />

niet om een volledige<br />

en definitieve<br />

analyse te geven<br />

van deze film, want<br />

dat is simpelweg<br />

onmogelijk. Ik wil<br />

vooral deze film<br />

weer onder de<br />

aandacht brengen<br />

want ik merk om me<br />

heen dat de filmkennis<br />

van veel studenten erg<br />

beperkt is. Film wordt<br />

toch vaak beschouwd als een<br />

minderwaardig medium. De studenten die<br />

ik heb leren kennen in Leiden luisteren over<br />

het algemeen Spinvis in plaats van Borsato<br />

en lezen Dostojevsky in plaats van Dan<br />

Brown. De logische volgende stap is dan<br />

om Bergman te kijken in plaats van Michael<br />

Bay. Als je weet waar je moet zoeken gaat<br />

er een (film)wereld voor je open. Film is<br />

wellicht geen filosofie, maar dat filosofie<br />

wel degelijk vertaald kan worden naar het<br />

witte doek heeft Bergman laten zien met Det<br />

sjunde inseglet.


Recensie<br />

Heideggers Welt-analyse<br />

Auke Briek<br />

Het zijn geeft z’n geheimen nog niet zo<br />

gemakkelijk prijs. Wel zijn we al op één<br />

of andere manier vertrouwd met het<br />

antwoord op de vraag naar het zijn, omdat<br />

we wel degelijk het vermogen hebben om<br />

het woordje ‘is’ te gebruiken en te<br />

begrijpen. 1 De klant snapt<br />

immers precies wat de<br />

kassajuffrouw bedoelt<br />

wanneer ze zegt: ‘Dat<br />

is dan vier euro en<br />

vijfendertig cent’.<br />

Helaas lijkt dit<br />

vermogen ons in<br />

eerste instantie<br />

nauwelijks<br />

vooruit te helpen<br />

met de vraag<br />

wat het zijn nu<br />

eigenlijk is. Deze<br />

vraag is nagenoeg<br />

ondoordringbaar<br />

in zijn bedrieglijke<br />

eenvoud, terwijl het<br />

vermogen waar ik zojuist<br />

over sprak, ons het antwoord<br />

als een ongrijpbare worst<br />

voorhoudt. Anders geformuleerd: we zitten<br />

met onze neus zo dicht op dit antwoord,<br />

dat onze blik er telkens weer overheen valt,<br />

net zoals de blik van de warrige professor<br />

die z’n leesbril ‘kwijt’ is. 2 Toch staat nu<br />

juist deze zijnsvraag centraal in Martin<br />

Heideggers hoofdwerk uit 1927 genaamd<br />

Sein und Zeit. Bij ons ligt vervolgens de<br />

niet geringe uitdaging om te proberen om<br />

Heideggers denkweg te volgen tot op de<br />

eenzame hoogten van Todtnauberg.<br />

Ogenschijnlijk is de zijnsvraag door en door<br />

metafysisch. Heideggers merkwaardige<br />

discours over het ‘zijn’ lijkt in ieder geval<br />

het toppunt van metafysische abstractie.<br />

Kassajuffrouw:<br />

‘Dat is dan vier euro<br />

en vijfendertig cent.’<br />

Klant:<br />

‘alstublieft’<br />

Kassajuffrouw:<br />

‘Wilt u er ook zegeltjes bij?’<br />

Klant:<br />

‘Nee dank u.’<br />

Kassajuffrouw:<br />

‘Oh ja… Wat is het zijn?’<br />

Klant:<br />

‘wablief?’<br />

Heidegger noemt zijn onderzoek dan ook<br />

Fundamental-ontologie. Bovendien heeft<br />

hij later zelf toegegeven dat het taalgebruik<br />

in Sein und Zeit nog te metafysisch is. De<br />

vraag in hoeverre dit boek metafysisch is<br />

wil ik hier niet aan de orde stellen.<br />

Maar, om niet te verdwalen in<br />

het zwarte woud van Sein<br />

und Zeit is het wel nodig<br />

om in te zien, dat de<br />

inzet ervan toch niet<br />

zo metafysisch als<br />

deze op het eerste<br />

gezicht lijkt.<br />

Heidegger noemt<br />

zijn onderzoek<br />

ook wel<br />

fenomenologische<br />

ontologie. De<br />

vraag naar het<br />

zijn heeft niet<br />

betrekking op het<br />

zijn in de metafysische<br />

zin van het woord: het<br />

gaat hier niet om het zijn<br />

of het bestaan van dingen an<br />

sich in een externe realiteit. Veeleer heeft<br />

Heideggers gebruik van het woord ‘zijn’ een<br />

fenomenologische zin: het gaat om het zijn<br />

dat zich van zich uit toont. Concreet blijkt<br />

deze fenomenologische inzet uit Heideggers<br />

gebruik van de hamer als het meest<br />

pregnante voorbeeld in zijn wereldanalyse.<br />

Het zijn bij Heidegger heeft meer te maken<br />

met onze alledaagse leefwereld (denk<br />

aan de Lebenswelt van Husserl), dan met<br />

metafysica. Tegelijkertijd moeten we deze<br />

fenomenologische nadruk op het ‘zich<br />

tonen’ niet overdrijven. Wanneer we spreken<br />

van het zich tonen van iets, dan drukken<br />

we ons strikt genomen nog te abstract, te<br />

metafysisch uit. Het zich tonen van iets<br />

roept onmiddellijk de associatie op van<br />

een subject waaraan het zich tonende zich<br />

toont, en van dit subject wil Heidegger nu<br />

juist af. Het zijnde toont zich niet, maar<br />

het is. Dat is, is het zijn, waar Heidegger<br />

naar op zoek is. 3 In dit artikel zal ik mij<br />

toespitsen op de Welt-analyse, die zelf een<br />

voorbereiding is op de zijnsvraag.<br />

De vraag naar het zijn kan niet rechtstreeks<br />

beantwoord worden. Allereerst vraagt<br />

Heidegger naar het zijn van Dasein (of erzijn).<br />

In een voorlopige oriëntatie kunnen<br />

we onder Dasein ‘mens’ verstaan, hoewel<br />

dit de lading uiteindelijk niet goed<br />

dekt. Het gaat hier namelijk niet om<br />

de mens die zich tegenover een wereld<br />

weet geplaatst, maar om een mens die<br />

altijd al in de wereld is: mens en wereld<br />

vormen een oorspronkelijke eenheid. Het<br />

zijn van Dasein blijkt uiteindelijk Sorge<br />

te zijn, waarvan het In-der-Welt-sein het<br />

meest cruciale structuurmoment is. Het<br />

In-der-Welt-sein kunnen we weliswaar<br />

in stukken opbreken zodat we ‘Welt’ en<br />

‘In-sein’ als aparte elementen kunnen<br />

ondervragen, maar dat neemt niet weg dat<br />

we hier met een oorspronkelijke eenheid<br />

van doen hebben. 4 De uitdaging is dus om<br />

enerzijds de fenomenologische ervaring<br />

waarin dit fenomeen een geheel is niet te<br />

laten ondermijnen door een afzonderlijke<br />

doordenking van de constitutieve<br />

structuurmomenten. Anderzijds moeten we<br />

ons ook realiseren, dat een afzonderlijke<br />

doordenking van deze structuurmomenten,<br />

noodzakelijk is om toegang te krijgen tot dit<br />

fenomeen. Onze beide hersenhelften worden<br />

hierbij in een vrijwel onmogelijke spagaat<br />

geforceerd.<br />

Het fenomeen Welt staat niet voor de<br />

ruimtelijke uitgebreidheid van de realiteit<br />

School / 29<br />

buiten ons. Ook is dit fenomeen nog niet<br />

getroffen wanneer we spreken over de<br />

‘wereld’ van de financiën of de literatuur,<br />

hoewel dit ons al dichter in de buurt brengt.<br />

Eerder kunnen we het fenomeen wereld<br />

ervaren in de voorbehouden mogelijkheid<br />

van het voltooide huis, die gestalte krijgt<br />

wanneer de eerste steen is gelegd, en in<br />

het licht waarvan die steen is. Wanneer<br />

we Welt niet alleen als fenomeen proberen<br />

te ervaren, maar dit fenomeen ook in<br />

zijn constitutieve structuurmomenten<br />

proberen te doordenken, dan komen we<br />

uiteindelijk terecht bij de ‘oerbetekenis’<br />

van de Bedeutsamkeit. Deze betekenis<br />

is niet een definitie die we in een<br />

woordenboek kunnen opzoeken, maar<br />

een betekenisgeheel dat wordt verstaan<br />

wanneer een timmerman een hamer optilt<br />

en vervolgens met grote precisie een spijker<br />

in het hout slaat, zonder dat hij hierbij<br />

zijn aandacht hoeft te houden. Uiteraard<br />

‘begrijpt’ de timmerman het één en ander<br />

wanneer hij dit kan doen, maar deze<br />

betekenis laat zich lastig verwoorden. In<br />

zekere zin kunnen we zeggen dat hij zich<br />

‘in’ die betekenis begeeft, wanneer hij met<br />

zijn (doorgaans prereflectief) handelen<br />

blijk geeft van het feit dat hij die betekenis<br />

verstaat. Die betekenis is noch iets wat<br />

de mens ‘er zelf bewust in heeft gelegd’<br />

(iets subjectiefs), noch een eigenschap<br />

van een ding (iets objectiefs). Het schema<br />

van subject en object schiet hier tekort. In<br />

plaats daarvan is de Bedeutsamkeit een<br />

betekenishorzion die zowel subject als<br />

object omvangt. Mens en wereld zijn niet<br />

twee totaal gescheiden elementen, want<br />

anders zou de mens voor altijd vervreemd<br />

blijven van zijn wereld. Tevens maken<br />

mens en wereld niet slechts ‘contact’ met<br />

elkaar. In dat geval zou de wereld immers


Heideggers Welt-analyse / Auke Briek<br />

nog steeds ‘daarbuiten’ zijn en bleven wij<br />

‘hierbinnen’. Dat strookt niet met onze<br />

ervaring, waarin van een dergelijke afstand<br />

tussen mens en wereld geen sprake is: wij<br />

hoeven er geen moeite voor te doen om<br />

‘buiten’ bij de dingen te zijn, want we zijn<br />

altijd al buiten, bij potten pindakaas, fietsen<br />

en andere mensen. 5 In plaats van ‘contact’<br />

tussen mens en wereld moeten we daarom<br />

juist spreken van een oorspronkelijke<br />

eenheid van mens en wereld. De wereld<br />

toont zich niet aan de mens, maar<br />

het Dasein is zelf een oorspronkelijke<br />

eenheid van mens en wereld die altijd<br />

al ontsloten is. Tegelijkertijd kan er bij<br />

deze ontslotenheid geen onderscheid<br />

gemaakt worden tussen het wat (de<br />

‘boodschap’) van de ontslotenheid<br />

en het waaraan (de ‘ontvanger’) van de<br />

ontslotenheid, want dan introduceren we<br />

weer het aloude onderscheid tussen subject<br />

en object. Het wat en het waaraan van de<br />

ontslotenheid vallen eveneens samen. Zo<br />

kan Heidegger zeggen: Das Dasein ist seine<br />

Erschlossenheit. 6<br />

De Bedeutsamkeit maakt het mogelijk dat<br />

het gebruiksvoorwerp is, niet als ding met<br />

bepaalde eigenschappen en een ruimtelijke<br />

uitgebreidheid (Vorhandenheit), maar in<br />

het licht van zijn specifieke bruikbaarheid<br />

(Zuhandenheit). Met andere woorden:<br />

Zuhandenheit is de zijnswijze van het<br />

gebruiksvoorwerp (Zeug). Een hamer of<br />

een tochtend raam ontmoeten we niet<br />

als ruimtelijk uitgebreide dingen, die we<br />

domweg aanstaren. Het tochtende raam is<br />

niet slechts vorhanden; het komt niet alleen<br />

maar voor. Bepalend is onze verhouding<br />

tot het raam. Deze verhouding is niet<br />

‘theoretisch neutraal’, maar gekleurd door<br />

de betekeniscontext van het alledaagse<br />

handelen. Het raam is in haar ogenschijnlijk<br />

ongeïnterpreteerde ‘aanwezigheid’, al<br />

doortrokken van een betekenis, namelijk<br />

die van een ‘om gesloten te worden’. De<br />

betekenis van het om-te, is een constitutief<br />

moment van het betekenisgeheel van<br />

de Bedeutsamkeit, waarmee Dasein op<br />

oorspronkelijke wijze vertrouwd is. De<br />

betekenis van het ‘om gesloten te worden’,<br />

heeft het raam en mijzelf al doortrokken,<br />

ruim voordat ik mij daar expliciet op had<br />

kunnen richten, waardoor van dit tochtend<br />

raam een ‘aanzuigende’ werking uitgaat<br />

en ik al lang en breed gestuurd ben in de<br />

richting ervan. Zo komt het regelmatig<br />

voor dat we al aanstalten maken om<br />

het raam te sluiten, terwijl de tocht<br />

überhaupt nog niet was opgevallen.<br />

Iets soortgelijks merken we in de auto,<br />

wanneer we ettelijke kilometers hebben<br />

afgelegd, terwijl we achteraf geen idee<br />

hebben wat er onderweg allemaal is<br />

gebeurd. Doorgaans gaan wij in onze wereld<br />

op, in plaats van dat wij onze aandacht<br />

op iets binnen die wereld richten. Dit<br />

opgaan in de wereld vereist dat we wereld<br />

niet langer verstaan als de dingwereld<br />

die we voor ons zien als we even stil<br />

staan en om ons heen kijken, maar als de<br />

betekenishorizon die ons handelen stuurt,<br />

en het zijnde zijn laat, terwijl we eerst en<br />

vooral niet kijken maar doen. Dat ‘niet<br />

kijken’ impliceert overigens geen blindheid:<br />

dit handelen wordt gestuurd door de<br />

Umsicht. Dit handelen is ‘omzichtig’: de<br />

timmerman slaat meestal raak vanuit zijn<br />

oorspronkelijke vertrouwdheid met de<br />

hamer. 7<br />

Zojuist hebben we gezien hoe het omte<br />

als een constitutief moment van de<br />

Bedeutsamkeit, bepalend is voor de<br />

zijnswijze van het gebruiksvoorwerp. Om<br />

te begrijpen wat het betekenisgeheel van<br />

de Bedeutsamkeit inhoudt, geef ik een<br />

voorbeeld van een timmerman die een huis<br />

voor zichzelf bouwt. Deze timmerman laat<br />

met een hamer (waarmee), een spijker bij<br />

twee stukken hout op zijn beloop (waarbij),<br />

teneinde deze twee stukken aan elkaar te<br />

bevestigen (daartoe), om een huis<br />

te bouwen (om-te), omwille<br />

van onderdak voor hemzelf<br />

(omwille-waarvan).<br />

De Bedeutsamkeit<br />

valt dan ook uiteen<br />

in een omwillewaarvan,<br />

die een<br />

om-te beduidt, die<br />

weer een daartoe<br />

beduidt, en deze<br />

weer een waarbij<br />

van het op zijn<br />

beloop laten, en deze<br />

op zijn beurt weer<br />

een waarmee van het<br />

op zijn beloop laten.<br />

Deze betekenisstructuur<br />

is bepalend voor de wijze<br />

waarop ieder gebruiksvoorwerp<br />

is en gaat als zodanig vooraf aan alle<br />

‘bewuste keuzes’ of ‘voorkeuren’ die wij met<br />

betrekking tot gebruiksvoorwerpen kunnen<br />

hebben. Er zijn vele voorbeelden of concrete<br />

invullingen van gebruiksvoorwerpen<br />

te geven (denk aan richtingaanwijzers,<br />

fietsen, etc.), waarin telkens dezelfde<br />

betekenismomenten van de Bedeutsamkeit<br />

(waarmee, waarbij etc.) terugkeren. Iedere<br />

concrete invulling van de Bedeutsamkeit<br />

correspondeert met een verwijzigingsgeheel,<br />

die Heidegger Bewandtnisganzheit noemt.<br />

Deze Bewandtnisganzheit is de zijnswijze<br />

van het geheel van de gebruiksvoorwerpen<br />

in een bepaalde gebruikscontext. Dit<br />

betekent dat de Zuhandenheit van een<br />

De<br />

vraag naar<br />

het zijn kan<br />

niet rechtstreeks<br />

beantwoord<br />

worden.<br />

School / 31<br />

individueel gebruiksvoorwerp afhankelijk<br />

is van het geheel van de specifieke<br />

gebruikscontext. De Zuhandenheid<br />

van de hamer, staat dus niet los van de<br />

Zuhandenheid van de gebruikte spijkers,<br />

maar beide zijn geworteld in één en dezelfde<br />

Bewandtnisganzheit. Het is telkens<br />

dezelfde Bedeutsamkeit<br />

die een specifieke<br />

Bewandtnisganzheit<br />

mogelijk maakt, en<br />

die op zijn beurt<br />

weer een geheel van<br />

gebruiksvoorwerpen<br />

zijn laat in het<br />

licht van hun<br />

bruikbaarheid. 8<br />

Je vraagt je wellicht<br />

waarom de hamer<br />

niet ‘gewoon’<br />

aanwezig is als ding<br />

met eigenschappen<br />

(metafysisch gezegd:<br />

als substantie met<br />

accidenten), in plaats van<br />

in het licht van ongrijpbare<br />

betekenisgehelen zoals de Bedeutsamkeit<br />

en de Bewandtnisganzheit. Is het<br />

niet hoogst speculatief om dergelijk<br />

betekenisgehelen te poneren, die strikt<br />

genomen ook nog eens onzichtbaar zijn?<br />

Impliceert onzichtbaarheid niet tevens<br />

ontoetsbaarheid? Laten we de zaak<br />

daarom eens van de andere kant bekijken.<br />

Als het zijn van de hamer inderdaad<br />

‘gewoon’ begrepen kon worden in termen<br />

van substantie en accident, dan zou de<br />

substantie de ruimtelijke uitgebreidheid<br />

(de Vorhandenheit) van de hamer<br />

representeren. De bruikbaarheid van de<br />

hamer, het om spijkers in twee stukken<br />

hout te slaan, zou dan een accident


Heideggers Welt-analyse / Auke Briek Het beslissende boek<br />

Wittgenstein’s Tractatus Logico-Philosophicus<br />

Göran Sundholm<br />

van de hamer zijn. Het probleem met<br />

deze substantivering is echter, dat de<br />

bruikbaarheid van de hamer afhankelijk is<br />

van de gebruikscontext. Wanneer we een<br />

huis bouwen, dan is een hamer inderdaad<br />

om spijkers in twee stukken hout te slaan.<br />

Wanneer we een houten tafel demonteren<br />

om het afval gemakkelijker te verwerken,<br />

dan blijkt de betekenis van die<br />

hamer in deze gebruikscontext<br />

omgedraaid te zijn. In dat<br />

laatste geval is de hamer<br />

namelijk om spijkers<br />

uit twee stukken<br />

hout te trekken. Dit<br />

eenvoudige voorbeeld<br />

laat zien dat de<br />

bruikbaarheid van een<br />

gebruiksvoorwerp niet<br />

iets van dit voorwerp<br />

zelf is, maar van de<br />

context waarin het<br />

gebruikt wordt. Het laat<br />

zien dat de wijze waarop de<br />

hamer aanwezig is (de zijnswijze<br />

van de hamer) niet begrepen kan worden<br />

in termen van substantie en accident. 9<br />

In plaats daarvan is de hamer aanwezig<br />

vanuit de gebruikscontext en bepalend<br />

voor deze context is het geheel van<br />

gebruiksmogelijkheden dat zich daarin<br />

ontvouwt. Heideggers analyse van de<br />

zijnswijze van gebruiksvoorwerpen in<br />

termen van betekenisgehelen blijkt dus lang<br />

zo gek nog niet.<br />

Das Dasein<br />

ist seine<br />

Erschlossenheit<br />

noten:<br />

1 M. Heidegger (1993), Sein und Zeit, Max Niemeyer Verlag,<br />

Tübingen, p. 1, 5.<br />

2 ibid., p. 107.<br />

3 A. Verbrugge (2001), De verwaarlozing van het zijnde:<br />

een ethologisch kritiek van Heideggers Sein und Zeit, SUN,<br />

Nijmegen, p. 29, 33-37.<br />

4 M. Heidegger, op.cit., p. 53.<br />

5 ibid., p. 62.<br />

6 ibid., p. 133.<br />

7 ibid., p. 69.<br />

8 ibid., p. 83-87.<br />

9 H. Dreyfus (1991), Being-in-the-world: a<br />

commentary on Heidegger’s Being and time,<br />

MIT press, New Baskerville, p.<br />

The teacher’s strike in Sweden, in the<br />

spring of 1971 - a true paradise for an<br />

academically inclined youngling. Six weeks<br />

of unadulterated freedom to read what one<br />

wanted, without straightjackets imposed<br />

either by the teachers or the examination<br />

schedules at the Gymnasium Beta, where I<br />

was then a pupil. The public library in my<br />

home city of Linköping was exceptionally<br />

good. It was one of four “Diocesan and<br />

Provincial” Libraries in Sweden. While<br />

not academic university libraries, these<br />

libraries still had scholarly and<br />

scientific pretensions, and, as<br />

we shall see, not without some<br />

justification.<br />

On a memorable day in March,<br />

as was my wont, I spent long<br />

hours in the library, reading<br />

whatever took my fancy; on a return<br />

trolley there was a row of books, bound<br />

in identical green, supposedly greaserepellent<br />

bindings, with titles in gold on the<br />

spines. I wished to pick up a volume <strong>–</strong> Rolig<br />

Astronomi (“Astronomy made fun”, on<br />

how to build one’s own reflection telescope)<br />

<strong>–</strong> when my hand shot miss and instead I<br />

picked up the book next to it, which proved<br />

to be the Swedish translation by Anders<br />

Wedberg of Wittgenstein’s Tractatus. I had<br />

had no previous exposure to philosophy,<br />

which was taught only in the final year<br />

of the Gymnasium. Nevertheless, its first<br />

strange sentence appealed to me: “Världen<br />

är allt som är fallet”. I borrowed the book,<br />

and the rest is history.<br />

Apart from this Swedish translation,<br />

the library also possessed the Pears-<br />

McGuinness parallel German-English<br />

edition from 1971, as well as commentaries<br />

in English by Erik Stenius and David<br />

Favrholdt. There were also books by<br />

Wittgenstein’s successor in Cambridge,<br />

the Finnish-Swedish philosopher Georg-<br />

Henrik von Wright, on Logical Empiricism<br />

and on Logic, Philosophy, and Language,<br />

that were written in a remarkably elegant<br />

Swedish. (The prose of the Swedish<br />

speaking minority in Finland is often of an<br />

outstanding quality.) I quickly worked my<br />

way through these works and moved on to<br />

logic. Regarding this subject I discovered<br />

that both Quine’s Methods of Logic and<br />

Mathematical Logic were to be found in<br />

the collection. Also Elliot Mendelson’s<br />

more advanced Introduction to<br />

Mathematical Logic could be found<br />

on the shelves for mathematics.<br />

When I left the gymnasium in 1972,<br />

in order to study Mathematics and<br />

Theoretical Philosophy at Lund, I<br />

had mastered these books and several<br />

others that I had bought; e.g. Tarski’s<br />

Logic, Semantics, and Metamathematics,<br />

and Carnap’s Logical Syntax of Language.<br />

Clearly I had found my proper field of study.<br />

Since then I have reread the Tractatus at<br />

least once a year, and I have often taught it.<br />

It remains the finest exposition of realism<br />

in logic, a realism, however, that I do not<br />

share. But, as Wittgenstein observed,<br />

apropos of Frege’s habit of attacking<br />

idealism where it was at its weakest, it is<br />

much better to attack it where it is at its<br />

strongest. In general, one’s own philosophy<br />

will only benefit from choosing worthy<br />

opponents. Thus, perhaps paradoxically,<br />

the arch-realists Bolzano, Frege, and the<br />

Wittgenstein of the Tractatus, are prime<br />

sources of inspiration, to which I return<br />

again and again, in order to feed my antirealism.<br />

And thus, still after forty years, the<br />

Tractatus remains my decisive book.


Recensie<br />

Les Stratégies Fatales<br />

Baudrillard<br />

Klaas de Pater<br />

Laatst heb ik zo´n mooi boek gelezen... Les<br />

Stratégies Fatales van Jean Baudrillard.<br />

Een boek met ogenschijnlijk niets op de<br />

kaft: het blijkt braille te zijn. Ik had me de<br />

moeite van het vertalen kunnen besparen,<br />

want het bleek dezelfde tekst te zijn als op<br />

de binnenflap was afgedrukt. Goed, never<br />

judge a book by its cover, maar ik was<br />

meteen gefascineerd. De eerste paragraaf<br />

kwam echter hard aan:<br />

De dingen hebben wegen gevonden om<br />

te ontkomen aan de dialectiek van de<br />

zin, waar ze genoeg van hadden: de<br />

oneindige proliferatie, de potentiëring,<br />

het opdrijven van hun essentie, in een<br />

stijgende extremiteit, in een obsceniteit<br />

die van nu af aan fungeert als hun<br />

immanente finaliteit en hun onzinnige<br />

rede.<br />

Daar heb ik nu de schurft aan:<br />

postmodernistische woordenbrij. Wie kan<br />

ooit chocolade maken van zo'n paragraaf,<br />

waar meteen allerlei technische termen<br />

als 'potentiëring' en 'immanente finaliteit'<br />

worden gehanteerd zonder adequate<br />

inleiding? Volstrekt obscuur. Maar alle<br />

begin is moeilijk, en we gaan moedig<br />

voorwaarts:<br />

Het is niet ondenkbaar dat dezelfde<br />

effecten kunnen optreden in de<br />

tegengestelde orde van de verleiding<br />

<strong>–</strong> opnieuw een onzinnigheid, even<br />

onweerstaanbaar. Het onzinnige is in alle<br />

opzichten onweerstaanbaar <strong>–</strong> dat is het<br />

principe van het Kwaad.<br />

Het universum is niet dialectisch <strong>–</strong> het<br />

is gewijd aan de extremen, niet aan het<br />

evenwicht. Aan het radicale antagonisme,<br />

niet aan de verzoening of de synthese. Ook<br />

dat is het principe van het Kwaad, en het<br />

komt tot uiting in het kwaadaardig genie<br />

van het pure object, in zijn strategie die<br />

triomfeert over de strategie van het subject.<br />

Het wordt er zo niet beter op. Wat ik echter<br />

geleerd heb van het lezen van Sartre, is<br />

dat je Franse schrijvers altijd wat krediet<br />

moet geven: lees eerst een stukje verder.<br />

Dat heb ik gedaan en ik moet zeggen, het<br />

boek heeft me verleid. Nog nooit heb ik<br />

een boek gelezen dat er zo voor uitkwam<br />

dat het onzinnig, onwaar, leugenachtig,<br />

ja, kwaadaardig is. Dat leidt tot mooie<br />

uitspraken:<br />

De verhalen over onomkeerbaarheid<br />

zijn altijd het grappigst. Bijvoorbeeld<br />

dat van de rat en de psycholoog: de rat<br />

vertelt hoe hij de psycholoog tenslotte zo<br />

volmaakt heeft weten te conditioneren dat<br />

deze telkens als hij de klep van zijn kooi<br />

omhoog duwt, een stukje brood geeft. Met<br />

dit verhaal als voorbeeld, zou men zich<br />

kunnen voorstellen dat alle experimenten<br />

op het vlak van de wetenschappelijke<br />

waarneming getruqueerd zijn geweest<br />

<strong>–</strong> niet ongewild vervormd door de<br />

waarneming maar getruqueerd door<br />

het object, met de bedoeling om zich te<br />

amuseren of zich te wreken (vandaar de<br />

onbegrijpelijke banen van de deeltjes), of<br />

beter: dat het object slechts doet alsof het<br />

gehoorzaamt aan de wetten van de fysica<br />

omdat dit de waarnemer zoveel plezier<br />

doet.<br />

Schitterende waanzin. Het doet mij denken<br />

aan de die knettergekke mathematica van<br />

Lacan: √-1 = het gesteven mannelijk lid.<br />

Een uitspraak waardoor de analytische<br />

vakbroeders nog steeds niet helemaal<br />

bijgekomen zijn van het lachen. Wat zou<br />

hier aan de hand zijn? Een korte zoektocht<br />

op Wikipedia levert het volgende op:<br />

Baudrillard was, behalve professor Duits,<br />

sociologie en filosofie, ook satraap van het<br />

gezelschap voor 'patafysica, een denken dat<br />

boven de metafysica uit gaat, dus 'epi ta<br />

meta ta fysika'. De apostrof voor 'patafysica<br />

is overigens verplicht. In plaats van fysica<br />

te bedrijven, wat de wetenschap doet, en in<br />

plaats van metafysica te bedrijven, wat ooit<br />

de filosofie zich inbeeldde te doen, bedrijft<br />

Baudrillard 'patafysica: hij gaat boven de<br />

metafysica uit, hij overbiedt haar. Van<br />

Dijk - ooit professor hier in Leiden<br />

- sprak daarom van het Baudrillardeffect,<br />

als iemand uit een nare situatie<br />

wilde komen door de zaken nóg erger te<br />

maken.<br />

Baudrillard spreekt hyperbolisch en wat hij<br />

bespreekt, is ook hyperbolisch. Hij spreekt<br />

van de hyperrealiteit. Deze hyperrealiteit,<br />

als de huidige consumptiemaatschappij of<br />

wetenschappelijke wereldconstructie, is<br />

alleen te bespreken door iemand die zelf<br />

over the top is: tegenover wat waarder<br />

dan waar is, de simulatie, het wereldbeeld,<br />

staat Baudrillard <strong>–</strong> hij die onwaarder is<br />

dan onwaar. Tegenover wat gewelddadiger<br />

dan gewelddadig is, de terreur, komt wat<br />

vreedzamer is dan vreedzaam: de verleiding.<br />

Het gaat er voor Baudrillard niet om om<br />

onware uitspraken te doen <strong>–</strong> dat kan<br />

iedereen <strong>–</strong>, het gaat erom uitspraken te doen<br />

die onwaarder zijn dan onwaar, om zo te<br />

verleiden en de terreur te confronteren.<br />

De metafysica was het er altijd om te doen<br />

datgene uit te leggen dat aan zowel object<br />

als subject vooraf gaat: eerste filosofie, die<br />

zich betrekt op het a priori. De waarheid<br />

School / 35<br />

van alle metafysica berust op de a priori<br />

overeenstemming tussen object en subject:<br />

het object is er voor het subject om gekend<br />

te worden. Dat is de banale strategie van<br />

de metafysica. De fatale strategie van de<br />

'patafysica gaat er van uit dat een dergelijke<br />

harmonie er juist niet is: de relatie tussen<br />

subject en object is een slecht huwelijk.<br />

De partners zijn er niet voor elkaar, maar<br />

zijn toch tot elkaar veroordeeld. Dat is het<br />

fatale ervan. Het object faket het om het<br />

subject een plezier te doen, om het subject<br />

te verleiden. In het Frans is de betekenis<br />

daarvan duidelijker: seducer, ergens van<br />

weg leiden. Het subject wordt steeds van<br />

zijn grootse plannen weggeleid, met<br />

een kluitje het riet in gestuurd door het<br />

object. Het is niet toevallig dat objet in<br />

het Frans ook doel kan betekenen, net als in<br />

het Engels: object.<br />

Zo wordt het toch een beetje duidelijk<br />

waarom in de als eerste geciteerde<br />

paragraaf het de dingen zijn die iets doen,<br />

niet de mensen. De mensen zijn trouwens<br />

ook dingen: ze zijn de massa, die als<br />

ironisch object alle statistici steeds weer<br />

om de tuin leidt met haar willekeurige<br />

en wispelturige antwoorden op enquêtes.<br />

Maar dat terzijde. De dingen hebben lak<br />

aan de dialectiek, omdat er geen synthese<br />

zelfs maar mogelijk is tussen subject en<br />

object. Zonder synthese zou er eigenlijk<br />

niets moeten zijn, geen contact tussen beide.<br />

Maar er is toch iets: de verleiding van het<br />

subject door het object, die ten grondslag<br />

ligt aan de extreme 'potentiëring' van het<br />

subject. Het subject beantwoordt aan de<br />

verleiding van het object met exces, zoals<br />

ieder mannetjesdier: Hegel als haantje. Denk<br />

maar aan de uitspraak van Hegel bij zijn<br />

inauguratie: geen object kan mijn vermogen


Les Stratégies Fatales / Klaas de Pater Recensie<br />

The new best thing in town: empathy<br />

Anne van Zilfhout<br />

tot kennen weerstaan. Ondertussen was de<br />

goeierd al lang verleid.<br />

Baudrillard nu deserteert als subject: niet<br />

langer wenst hij het object in zijn greep<br />

te krijgen. Andersom, namens het object,<br />

versterkt hij de verleidelijke strategieën<br />

van het object. Zo maakt hij ze merkbaar<br />

voor het subject, waardoor hij het object<br />

toch weer verraad. Het spel is uit, als het<br />

aan Baudrillard ligt. Of biedt zijn rijke<br />

leugenachtigheid juist een pleitora aan<br />

nieuwe wegen om het spel tussen object<br />

en subject te spelen? Het zal dan eerst<br />

noodzakelijk zijn wat zout op de wat<br />

grotere slakken te leggen.<br />

Om te beginnen zit je als 'patafysicus<br />

nog vast aan de metafysica, juist omdat<br />

je haar omdraait, en daardoor dus nog<br />

steeds, maar nu negatief, afhankelijk<br />

bent. Je kan, als je niet meer weet wat<br />

object en subject te betekenen hebben, ook<br />

Baudrillards omkering van die woorden<br />

niet meer begrijpen. De reddingssloep van<br />

de 'patafysica gaat met de Titanic van de<br />

metafysica ten onder. De woorden van<br />

de metafysica zijn al geïmplodeerd. De<br />

oorspronkelijke, metafysische betekenis<br />

is weggevallen en heeft slechts sporen in<br />

ons taalgebruik achtergelaten. Ik denk te<br />

weten wat subject en object zijn, omdat<br />

ik die woorden nog wel eens gebruik:<br />

objectief wetenschappelijk staat tegenover<br />

subjectieve onzin, of 'vrije expressie'. Dat<br />

onderscheid blijft, al is het bouwwerk van<br />

de metafysica eromheen ingestort. Ooit was<br />

het subject datgene dat ten grondslag lag<br />

aan alles wat aan mij verscheen: het was<br />

de grond voor de verhouding: zijn denken.<br />

Dat is nu onnavolgbaar. Wat Baudrillard<br />

zegt maakt niets duidelijk, want het kan<br />

geen betekenis meer hebben.<br />

Grappig genoeg is dat precies wat<br />

Baudrillard zelf zegt: de zin heeft zich<br />

teruggetrokken, of beter gezegd, zij komt<br />

steeds te laat. De dingen zijn zodanig<br />

versneld dat de zin ze niet meer bij kan<br />

houden. Zin in dialectische zin: zin als<br />

synthese tussen subject en object. De<br />

implosie van de zin van de metafysica is<br />

dus allerminst aan hem voorbijgegaan: hij<br />

wordt er juist door gedreven.<br />

Het valt niet te ontkennen: Baudrillard is<br />

een smerige postmodernist. Welke school<br />

wordt tegenwoordig meer gehaat? Welke<br />

school werd ooit zo terecht gehaat?<br />

Toch, Baudrillard heeft iets. Ondanks het<br />

soms hinderlijke gebrek aan ernst, ondanks<br />

de fixatie op het verleden van het Westen,<br />

in plaats van haar mogelijkheid, weet hij<br />

toch te fascineren voor de catastrofe van<br />

de filosofie, op ironische, diabolische wijze.<br />

Als een De Sade, Macchiavelli of Petronius<br />

schept hij een uitsparing in de waanzin<br />

die hem omgeeft, als het oog van een<br />

wervelstorm.<br />

Eén van de kleine geneugtes van het leven<br />

bestaat eruit om stiekem Undercover Boss<br />

te volgen op RTL4, terwijl ik op dat moment<br />

geacht word te kijken naar highbrow<br />

programma’s als Nieuwsuur en Zembla.<br />

In Undercover Boss zien we namelijk hoe<br />

de directeur van een miljoenenbedrijf zijn<br />

pak in de kast hangt en zich incognito op de<br />

werkvloer begeeft. Op deze manier kan hij<br />

ongemerkt bekijken hoe zijn medewerkers<br />

werkelijk hun werkzaamheden uitvoeren en<br />

hoort hij hoe zij hun werkgever beoordelen.<br />

Aan het eind van het programma realiseert<br />

de directeur zich <strong>–</strong> vaak in tranen <strong>–</strong> hoe<br />

hard zijn werknemers zich voor hem<br />

inzetten en hoe weinig waardering<br />

hij daar in het verleden voor heeft<br />

laten blijken. In de slotscène, waarin<br />

hij zijn ware identiteit aan het personeel<br />

openbaart, toont hij berouw en zet hij<br />

een nieuwe koers uit met ruimte voor<br />

kinderdagopvang, bonusregelingen<br />

en betere arbeidsomstandigheden. De<br />

vioolmuziek van RTL4 omlijst de boodschap<br />

nog eens: de directeur ziet niet langer de<br />

cijfers, maar de mensen erachter. Hebzucht<br />

is uit, empathie is in.<br />

De bedenkers van Undercover Boss hebben<br />

goed geluisterd naar de centrale boodschap<br />

die Frans de Waal verkondigt in zijn<br />

nieuwste boek: Een tijd voor empathie.<br />

Wat de natuur ons leert over een betere<br />

samenleving. In dit boek, in het Engels<br />

verschenen onder de titel The Age of<br />

Empathy: Nature's Lessons for a Kinder<br />

Society, onderzoekt De Waal wat voor<br />

licht de biologie werpt op de voorwaarden<br />

voor een humane samenleving. Welke<br />

samenleving past het beste bij de mens,<br />

gekeken naar onze biologische constitutie?<br />

Het uitgangspunt dat De Waal hierin<br />

aanhoudt, is zijn overtuiging dat het<br />

juristen, economen en politicologen aan<br />

methoden ontbreekt om objectief naar<br />

hun eigen samenleving te kijken. De<br />

enige manier om na te denken over een<br />

samenleving die recht doet aan ons als<br />

menssoort, is door gebruik te maken van<br />

de kennis die bijeengebracht is door de<br />

psychologie, biologie en neurowetenschap.<br />

De Waal - van origine bioloog en nu<br />

hoogleraar psychologie aan de Emory<br />

University in Atlanta en directeur van<br />

Living Links (onderdeel van het Yerkes<br />

National Primate Research Center) <strong>–</strong><br />

behandelt in dit boek voor deze vraag<br />

de disciplines waar hij thuis in is: de<br />

biologie en de psychologie.<br />

Het is erg interessant om een politieke<br />

theorie onderbouwd te zien worden aan<br />

de hand van wetenschappelijke resultaten<br />

over de biologische constitutie van de<br />

mens. De Waal, die al dertig jaar onderzoek<br />

doet naar het gedrag van mensapen en op<br />

basis hiervan parallellen met het gedrag<br />

van de mens onderzoekt, geeft in ieder<br />

hoofdstuk overtuigende voorbeelden voor<br />

zijn belangrijkste stelling: de mens is een<br />

groepsdier, uiterst coöperatief, gevoelig<br />

voor onrecht en soms oorlogszuchtig,<br />

maar meestal vredelievend. Het type<br />

samenleving dat het meest recht doet aan<br />

deze natuur, is een samenleving waarin<br />

empathie, het zich verplaatsen in de emoties<br />

van andere mensen en op basis daarvan<br />

gehoor geven aan emotionele banden, als<br />

essentieel gezien wordt in de omgang<br />

tussen mensen. De reden dat onze huidige<br />

Westerse samenleving in plaats daarvan<br />

gevoed wordt door opvattingen dat de mens<br />

‘van nature’ oorlogszuchtig, zelfzuchtig<br />

en uiterst individueel is aangelegd en


The new best thing in town: empathy / Anne van Zilfhout<br />

daarom een samenleving propageert waarin<br />

economische onafhankelijkheid en jacht<br />

naar status als hoogste deugden gezien<br />

worden, komt voort uit wat De Waal drie<br />

‘oorsprongsmythen’ noemt.<br />

De eerste onjuiste mythe over onze<br />

natuurlijke staat beschrijft hoe onze<br />

voorouders over de savanne heersten. Uit<br />

deze opvatting komt de gedachte voort<br />

dat de mens van nature gewend<br />

is bovenaan de voedselketen<br />

te staan en geen rekening te<br />

houden met ondergeschikten.<br />

In werkelijkheid, zo toont de<br />

Waal in drie hoofdstukken<br />

aan, moeten primaten als<br />

groep opereren en constant<br />

rekening houden met elkaars<br />

behoeften om te kunnen<br />

overleven. Deze reflexen gaan<br />

terug tot de diepste en oudste<br />

lagen van onze hersenen die we met<br />

veel dieren gemeen hebben, niet alleen met<br />

zoogdieren (denk aan de scholen waarin<br />

vissen leven). Veiligheid, aldus de Waal, is<br />

de allerbelangrijkste reden voor iedere vorm<br />

van een sociaal leven, en kan alleen bereikt<br />

wordt door uit te gaan van andermans<br />

fysieke en geestelijke behoeften. Het moge<br />

duidelijk zijn dat de aanname van Thomas<br />

Hobbes, homo homini lupus, bij De Waal<br />

zou moeten veranderen in homo homini<br />

homo.<br />

De tweede oorsprongsmythe houdt<br />

in dat de menselijke samenleving een<br />

vrijwillige schepping is van de autonome<br />

mens. Zo wordt het ‘sociale contract’ van<br />

Rousseau, waarin de samenleving wordt<br />

voorgesteld als een door onderhandeling<br />

geregeld compromis, door De Waal in twee<br />

hoofdstukken verpulverd: het gedachtegoed<br />

dat aan deze stelling voorafgaat, berust in<br />

het geheel niet op feiten. In werkelijkheid<br />

zijn alle primaten voor hun overleving<br />

volstrekt van elkaar afhankelijk en zouden<br />

zij niet eens iets kúnnen uitruilen, laat<br />

staan hierover kunnen discussiëren. Sterker<br />

nog, hoe groter het samenlevingsverband<br />

waarin dieren leven (zoals de mens nu doet),<br />

hoe kwetsbaarder de soort.<br />

De derde onjuiste<br />

oorsprongsmythe houdt in<br />

dat onze soort al zolang hij<br />

bestaat, oorlog voert. De<br />

Waal ziet in een marcherend<br />

leger echter geen agressie<br />

tot uiting komen, maar<br />

een illustratie van het<br />

instinct van de kudde in<br />

uiterste staat van paraatheid.<br />

Onderzoek van de antropologe<br />

Elizabeth Marshall Thomas naar de<br />

zogenaamde ‘Bosjesmannen’ in Zuidwest-<br />

Afrika (een groep mensen die al duizenden<br />

jaren op dezelfde manier leeft in een<br />

grasrijk, open ecosysteem en als zodanig<br />

te vergelijken is met hoe onze voorouders<br />

op de savannes geleefd moeten hebben)<br />

wijst uit dat zij voedsel en water delen<br />

met andere stammen, hun kinderen<br />

uithuwelijken aan naburige groepen en geen<br />

wapens vervaardigen. Gecombineerd met<br />

De Waals eigen onderzoek naar agressie<br />

onder primaten (dat zeker voorkomt, maar<br />

nooit als allesbepalend fundament in de<br />

onderlinge omgang) vermoedt hij dat de<br />

voorouders van de mens lange perioden<br />

van vrede en harmonie kenden, afgewisseld<br />

met korte intervallen van gewelddadige<br />

confrontatie. De tegenovergestelde visie,<br />

zoals verwoord door Winston Churchill na<br />

afloop van de Tweede Wereldoorlog (‘Het<br />

verhaal van het menselijk ras is een verhaal<br />

van oorlog. Afgezien van korte, onbestendige<br />

intervallen is er nooit vrede op de wereld<br />

geweest’) houdt voor De Waal dan ook geen<br />

stand: ‘Je eigen verwanten doden brengt<br />

op de lange duur nooit succes.’ De vorige<br />

Amerikaanse regering met haar war on<br />

terror komt er in dit boek dan ook bekaaid<br />

vanaf.<br />

Nadat deze drie stellingen zijn geponeerd,<br />

is het tijd om De Waals eigen visie op een<br />

goede samenleving voor de mens naar voren<br />

te brengen: om recht te doen aan wat ons<br />

definieert als nazaat van de primaten,<br />

is het essentieel dat iedere vorm van<br />

samenleven tussen mensen gestuurd<br />

wordt vanuit de opvatting dat wij alleen in<br />

combinatie met de ander kunnen overleven.<br />

Uit ieder onderzoek onder mensen komt dan<br />

ook naar voren dat men niet in de rijkste<br />

landen het gelukkigst is, maar in landen<br />

waar het meeste vertrouwen onder burgers<br />

heerst. De ‘onzichtbare hand’ van de vrije<br />

markt is dan geen helper van de mens om<br />

zijn leven onder optimale omstandigheden<br />

te kunnen leiden, maar juist een<br />

verstikkende vuist die onze menselijke<br />

natuur onderdrukt. Alleen een samenleving<br />

waarin ieder individu met elkaar verbonden<br />

is en in onderlinge afhankelijkheid<br />

samenleeft, kan een samenleving zijn<br />

waarin aan onze diepste behoeften voldaan<br />

wordt.<br />

De kracht van dit boek schuilt in de drift<br />

en overtuigingskracht van de auteur<br />

en het enthousiasme waarmee hij zijn<br />

redeneringen illustreert met aansprekende<br />

parallellen uit het dierenrijk. Tegelijkertijd<br />

moet de lezer het boek om dezelfde reden<br />

School / 39<br />

een paar keer wegleggen: De Waal slaat zijn<br />

publiek soms bijna murw met zijn krachtige<br />

optreden en gepassioneerde manier van<br />

redeneren. Daarnaast maakt hij weliswaar<br />

gebruik van onderzoeken die zijn eigen<br />

uitkomsten ondersteunen, maar lezen we<br />

weinig andere biologen over bovenstaande<br />

resultaten, ook niet als onderdeel van de<br />

redenering om aan te tonen dat zijn stelling<br />

hier juist boven staat. Hij haalt alleen<br />

Richard Dawkins aan, die ooit over De Waal<br />

zei dat deze zich ‘dichterlijke vrijheden<br />

permitteerde ten aanzien van dierlijke<br />

vriendelijkheid’. Afgezien hiervan echter, is<br />

Een tijd voor empathie een prachtig boek<br />

om met kerst (de enige periode die in de<br />

buurt komt van de ideale samenleving<br />

voor de mens!) aan een bevriende jurist,<br />

econoom of filosoof te geven. Gecombineerd<br />

met een seizoen van Undercover Boss,<br />

natuurlijk.<br />

Frans de Waal, Een tijd voor empathie. Wat de natuur ons leert<br />

over een betere samenleving, uitgeverij Contact, Amsterdam/<br />

Antwerpen 2009, 302 blz., € 24,95. Oorspronkelijke titel:<br />

The Age of Empathy: Nature's Lessons for a Kinder Society<br />

Nederlandse vertaling: Guus Houtzager.


Polemiek<br />

You never monkey with the truth<br />

Norbert Peeters<br />

In dit artikel bespreek ik het interview met<br />

Bruno Verbeek, verschenen in <strong>Thauma</strong> nr. 2,<br />

jaargang 2009 <strong>–</strong> <strong>2010</strong><br />

Inleiding<br />

Twee eeuwen geleden bracht Darwin The<br />

Origin of Species uit. Sinds die tijd is<br />

de biologie uitgegroeid tot de op één na<br />

grootste wetenschap na de informatica. 1<br />

Het darwinisme trad buiten de oevers<br />

van de biologie en beïnvloedde<br />

verschillende wetenschappen,<br />

waaronder de archeologie en de<br />

psychologie. De academische<br />

filosofie liet het darwinisme<br />

echter links liggen. Ook<br />

Verbeek constateert deze<br />

nalatigheid en zegt in het<br />

voetspoor van Dawkins: 2<br />

“De evolutietheorie is nog niet<br />

goed verwerkt in de filosofie.” 3<br />

In deze reactie op Verbeek zal ik mij richten<br />

op de betekenis van het darwinisme voor de<br />

filosofie, met name voor de ethiek.<br />

1. Economie en verzet<br />

Darwinisme en filosofie<br />

Darwins reductie van het leven tot<br />

mechanica riep in zijn tijd al het nodige<br />

verzet op. Zelfs zijn rechterhand, Thomas<br />

Huxley, zette zich ertegen af. Hij zag het<br />

als taak van de mens om in het ethisch<br />

handelen de werkingen van de natuur niet<br />

te volgen, ze ook niet te ontvluchten, maar<br />

ertegen ten strijde te trekken.<br />

Bij Verbeek bespeur ik een gelijksoortige<br />

houding ten opzichte van het<br />

neodarwinisme van Dawkins en Dennett.<br />

Hij vindt ze populair wetenschappelijk,<br />

vanwege hun “zeer reductionistische<br />

opvatting over evolutietheorie”. 4 Die<br />

reductionische opvatting leidt volgens<br />

Verbeek tot moreel scepticisme, en daarmee<br />

het faillissement van de ethiek. Verbeeks<br />

ethiek wordt door dit reductionisme<br />

bedreigd. Hij heeft daarom tegengif nodig<br />

tegen deze ‘populaire wetenschap’:<br />

“Zo zijn er volgens Verbeek<br />

in biologisch onderzoek<br />

verschillende voorbeelden<br />

te vinden die als<br />

‘tegengif’ werken voor het<br />

populairwetenschappelijke<br />

beeld van evolutie dat<br />

Dawkins heeft gecreëerd.” 5<br />

Adaptatie<br />

Het eerste ‘tegengif’ dat wij krijgen<br />

toegediend is een artikel van Gould en<br />

Lewontin, genaamd ‘The spandrels of San<br />

Marco and the Panglossian paradigm.’<br />

6 Dit artikel bekritiseert de reductie van<br />

fenotypische kenmerken zoals het hart,<br />

het oog of de duim tot economische<br />

rationaliteit. Een fenotypische eigenschap<br />

is volgens Dennett het product van een<br />

kosten-batenanalyse. Dat Dennett alles als<br />

aanpassing ziet, zou komen door zijn manier<br />

van kijken, die Gould, Lewontin en Verbeek<br />

vereenzelvigen met die van Dr. Pangloss.<br />

Homeopathie 1: Cinuforce neusspray 7<br />

Dr. Pangloss is een personage uit het<br />

boek Candide van Voltaire. Verbeek over<br />

Pangloss:<br />

“Hij vraagt zich hierin af waar de neus toe<br />

dient. Het antwoord luidt dat de neus een<br />

prachtige plek is om de bril op te zetten.” 8<br />

Aanpassingen zien leidt volgens Gould en<br />

Lewontin tot de gedachte dat alles ergens<br />

voor dient, dat alles een doel heeft. Dit is<br />

de aristotelische doeloorzaak, waarmee<br />

ons denken nog altijd geïnfecteerd is. 9 Op<br />

het eerste gezicht is deze beneveling<br />

van het denken niet vreemd, zij<br />

dient immers het overleven. Zo<br />

bleek het voor Nederlanders<br />

van groot belang om een<br />

basaltblok te zien als<br />

dijkverzwaring. Het zien<br />

van doelmatigheid is<br />

een overlevingsstrategie,<br />

maar is een doel hetzelfde<br />

als een adaptatie?<br />

De gelijkstelling van<br />

adaptatie aan een doel komt<br />

voort uit een onjuiste lezing van<br />

het woord adaptatie of aanpassing.<br />

Dit probleem doet zich al voor bij Darwin.<br />

In latere edities van The Origin of Species<br />

neemt hij de uitdrukking “survival of the<br />

fittest” over van Herbert Spencer. Ook deze<br />

uitdrukking wordt al snel onjuist gelezen.<br />

Het woord fit kan worden vertaald met<br />

passend of overeenkomstig met, maar<br />

kan ook geschikt betekenen. Als je het<br />

vertaalt met geschikt, is er geen sprake<br />

van doelmatigheid. Je zegt dan enkel dat<br />

een organisme geschikt of capabel is in<br />

de confrontatie met zijn leefomgeving.<br />

Daarbij moet de mate van geschiktheid niet<br />

overdreven worden. Er is niet zoiets als een<br />

perfect fit:<br />

“It is notorious that each species is adapted<br />

to the climate of its home… but the degree<br />

De<br />

kern van<br />

economie is<br />

de ervaring van<br />

schaarste, en een<br />

concurrerend<br />

antwoord op deze<br />

schaarste.<br />

School / 41<br />

of adaptation of species to climates under<br />

which they live is often overrated.”(The<br />

Origin of Species, p. 139)<br />

Homeopathie 2: Famosan druppels 10<br />

De tweede kritiek van Gould en Lewontin<br />

betreft de reductie van fenotypische<br />

kenmerken tot het product van een kostenbatenanalyse.<br />

Om hierop antwoord<br />

te kunnen geven moeten we<br />

eerst kijken hoe een complex<br />

fenotypisch kenmerk, zoals<br />

het oog, kan ontstaan uit<br />

variatie en selectie.<br />

De kern van economie<br />

is de ervaring van<br />

schaarste, en een<br />

concurrerend antwoord<br />

op deze schaarste.<br />

Schaarste ontstaat<br />

wanneer organismen zich<br />

vermenigvuldigen binnen een<br />

eindige leefwereld. Zodra organismen<br />

tegen grenzen aanlopen, kan een kleine<br />

variatie al een overlevingsverschil<br />

teweegbrengen. Zo kan er toevallig een cel<br />

ontstaan die het verschil tussen donker<br />

en licht kan waarnemen. Dit kan een<br />

overlevingsvoordeel opleveren wanneer<br />

de baten hiervan hoger zijn dan de kosten.<br />

Het organisme met de lichtgevoeilige cel<br />

heeft dan meer kans om te overleven in de<br />

concurrentiestrijd.<br />

“Evolution cannot see down the road, so<br />

anything it builds must have an immediate<br />

payoff to counterbalance the cost.”(Darwin’s<br />

Dangerous Idea, p. 76)<br />

Na verloop van tijd ontstaan er weer nieuwe


You never monkey with the truth / Norbert Peeters<br />

variaties, die op hun beurt uitgeselecteerd<br />

worden. Hoewel evolutie blind is heeft dit<br />

cumulatieve proces geleid tot complexe<br />

fenotypische kenmerken zoals het oog of het<br />

hart. Deze fenotypische kenmerken zijn een<br />

economisch antwoord op een toestand van<br />

schaarste.<br />

Verbeek zegt over fenotypische kenmerken<br />

het volgende:<br />

“Maar zoals we weten is dat<br />

(de neus een prachtige plek<br />

is om een bril op te zetten)<br />

niet de reden waartoe de<br />

neus is geselecteerd in het<br />

evolutieproces.” 11<br />

Verbeek maakt hier twee<br />

fouten.<br />

Ten eerste is het<br />

evolutieproces blind en<br />

is er geen doel waarvoor<br />

iets geselecteerd is. 12 We kunnen<br />

enkel zeggen dat het onderscheiden van<br />

geuren een overlevingsvoordeel met zich<br />

meebracht.<br />

Ten tweede kunnen we zeggen dat de neus<br />

geschikt is om een bril op te zetten, hoewel<br />

er hierbij geen sprake is van doelmatigheid.<br />

En soms geven kenmerken geen<br />

overlevingsvoordeel meer, terwijl ze dat in<br />

het verleden wel hadden. Denk bijvoorbeeld<br />

aan de kleine teen of de blinde darm.<br />

De ethiek aan een hemels haakje<br />

Gould en Lewontin beroepen zich op de<br />

spandrels in de San Marco om aan te<br />

tonen dat niet élk kenmerk een economisch<br />

antwoord is. Boogpilaren dragen een koepel<br />

en creëren boogvullingen (spandrels) als ze<br />

bij elkaar komen. Deze boogvullingen zijn<br />

vervolgens versierd met mozaïeken. Het<br />

De<br />

reductie<br />

van de ethiek<br />

tot economie<br />

betekent dat er voor<br />

filosofische ethiek<br />

geen plaats<br />

meer is.<br />

ontstaan van de boogvullingen is volgens<br />

Gould en Lewontin noodzakelijk - en geen<br />

product van variatie en selectie. Dennett<br />

daarentegen bestrijdt dat hier van noodzaak<br />

sprake is: er zijn namelijk allerlei andere<br />

manieren waarop boogpilaren bij elkaar<br />

kunnen komen. 13 Ook wijst Dennett erop dat<br />

er wel degelijk aanleiding is om te denken<br />

dat deze ruimtes zo zijn vormgegeven<br />

dat mozaïeken goed konden worden<br />

aangebracht.<br />

Verbeek schaart zich achter<br />

Gould en Lewontin om zijn<br />

ethiek van de ondergang te<br />

redden:<br />

“Mensen kunnen bepaalde<br />

karakteristieke functies<br />

hebben waar niet voor is<br />

geselecteerd. Zou dat niet ook<br />

zo kunnen zijn bij ons moreel<br />

oordeelsvermogen?”<br />

De ethiek, iets typisch menselijks, zou<br />

volgens Verbeek niet opgekomen zijn door<br />

een proces van blinde variatie en selectie.<br />

Maar waar komt dit kenmerk vandaan,<br />

als het niet opkomt door blinde variatie<br />

en selectie? Als dergelijke kenmerken geen<br />

product zijn van evolutie, hangen ze aan<br />

een skyhook. 14 Oftewel: Verbeek heeft een<br />

hemelse haak nodig om het ontstaan van<br />

het oordeelsvermogen te verklaren.<br />

De reductie van de ethiek tot economie<br />

betekent dat er voor filosofische ethiek geen<br />

plaats meer is. Verbeek verzet zich hiertegen<br />

in de strijd om zijn eigen bestaan als docent<br />

filosofische ethiek. In het volgende stuk zal<br />

ik duidelijk maken dat de reductionistische<br />

kijk van Dawkins en Dennett niet leidt tot<br />

moreel scepticisme.<br />

2. Altruïsme en het gen<br />

Onduidelijkheid<br />

Voordat ik kan spreken over de reductie<br />

van de ethiek tot economie, zal ik eerst<br />

een misverstand uit de weg ruimen.<br />

Verbeek zegt dat Dawkins niet duidelijk<br />

kan definiëren wat een gen is. Dawkins<br />

zou volgens Verbeek het gen zien als een<br />

stuk informatie op het DNA en als één stuk<br />

DNA, een ‘codon’. 15 Dat zorgt er volgens<br />

Verbeek voor dat het darwinisme<br />

van Dawkins op een ‘ontologische of<br />

metafysische theorie’ begint te lijken. De<br />

onduidelijkheid zit evenwel aan de kant<br />

van Verbeek. Het is hem niet duidelijk wat<br />

een gen is.<br />

The Selfish Gene<br />

Wat is een gen, en waarom kunnen we<br />

spreken van één gen? Het gen is de eenheid<br />

van vermenigvuldiging en selectie. Dit<br />

vereist stabiliteit. Dawkins leest survival of<br />

the fittest als onderdeel van een algemenere<br />

regel, genaamd survival of the stable.<br />

Stabiliteit duidt op identiteit: iets is stabiel<br />

genoeg om een naam of betekenis te krijgen.<br />

Kijk bijvoorbeeld naar de stabiliteit van<br />

het kristal: het ontstaat, het bestaat een<br />

tijd, en vervolgens vergaat het. Er is echter<br />

nog een stabiliteit, en dat is de stabiliteit<br />

van het gen. 16 Een gen is niet het eenmalige<br />

optreden van een discrete eenheid. Een<br />

gen is stabiel omdat het bestaat in zijn<br />

herhaling, maar in die herhaling qua<br />

betekenis hetzelfde blijft: 17<br />

“One gene may be regarded as a unit<br />

School / 43<br />

that survives through a large number of<br />

successive individual bodies.” (The Selfish<br />

Gene, p. 25)<br />

We zeggen dat één gen in verschillende<br />

lichamen voorkomt. Een gen wordt<br />

gekopieerd, maar deze kopie is hetzelfde<br />

gen, qua betekenis. De stabiliteit of<br />

eenheid van het gen is afhankelijk van de<br />

vermenigvuldiging van dit gen door een<br />

groot aantal opeenvolgende organismen. 18<br />

Hier gaat het om een eenheid van betekenis,<br />

ofwel een replicatieve identiteit:<br />

“Genes are pure information <strong>–</strong><br />

information that can be encoded,<br />

recoded and decoded, without any<br />

degradation or change of meaning.” (River<br />

out of Eden, p. 19)<br />

Een gen is voor Dawkins een syntactische<br />

eenheid die in de confrontatie met de<br />

werkelijkheid verschil maakt, en dus<br />

semantisch is.<br />

Omdat het gen doorgaat met<br />

vermenigvuldigen loopt het al snel<br />

tegen grenzen aan. 19 Op dat moment<br />

begint een essentiële eigenschap van<br />

het kopieerproces een belangrijke rol te<br />

spelen: het kopieerproces is niet perfect, er<br />

ontstaan fouten. 20 Deze fouten zijn het best<br />

te begrijpen als fouten in een recept van een<br />

cake. In veel gevallen zullen fouten van de<br />

cake een smerige cake maken. Er zijn echter<br />

fouten denkbaar die de cake verbeteren. Dit<br />

zijn mutaties die behouden blijven, en zich<br />

verspreiden door de kookwereld.<br />

De ene variant zal het beter doen dan de<br />

andere in deze eindige wereld. De betere


You never monkey with the truth / Norbert Peeters<br />

variant zal zich verspreiden door de<br />

genepool, tot er een nieuwe variant opkomt<br />

die weer beter is uitgerust. Zo ontstaat er<br />

cumulatieve selectie. De mutaties stapelen<br />

zich op, en organismen gaan steeds meer<br />

van elkaar verschillen. De genen coderen<br />

voor vehikels. Deze lichamen zijn naast<br />

het product van ook de gastheer voor een<br />

concentraat aan genen. 21 Als gastheer dient<br />

het vehikel de vermenigvuldiging van de<br />

genen.<br />

Fallacy?<br />

Nu de onduidelijkheid m.b.t. het gen uit de<br />

weg is geruimd, gaan we terug naar de<br />

ethiek. Huxley was de eerste die schreef<br />

over ethiek en evolutie. Hij spreekt<br />

van een fallacy genaamd “ethics of<br />

evolution.” Huxley:<br />

“Fittest’ has a connotation of ‘best’; and<br />

about ‘best’ there hangs a moral flavour.”<br />

(Evolution and Ethics, p. 80)<br />

Er hangt inderdaad een morele lucht aan<br />

het feit dat het ene concentraat aan genen<br />

zich via een vehikel beter voortplant dan<br />

het andere. Huxley noemt dit een fallacy,<br />

maar is het dat ook? De vermenigvuldiger<br />

repliceert zich via lichamen tot hij een<br />

grens tegenkomt. Op het moment dat er<br />

grenzen zijn, gaan variaties een rol spelen.<br />

Er ontstaat een onvermijdelijke strijd tussen<br />

concurrerende vermenigvuldigers. Een<br />

kleine adaptatie kan beslissend zijn in deze<br />

concurrentiestrijd. 22<br />

Evolutie en ethiek<br />

Zowel Verbeek als Dawkins onderzoeken de<br />

biologie van zelfzuchtigheid en altruïsme. 23<br />

Dawkins kenmerkt een altruïstische daad<br />

als een daad die de altruïst in meerdere<br />

of mindere mate schaadt, en de ontvanger<br />

een overlevingsvoordeel geeft. 24 Hoe<br />

zou altruïsme kunnen bestaan in de<br />

concurrentiestrijd om de schaarste aan<br />

ruimte en voedselbronnen? Een echte<br />

altruïst snijdt zichzelf in de vingers.<br />

Dawkins laat zien dat altruïsme in<br />

werkelijkheid verborgen zelfzuchtigheid<br />

is. 25 Ogenschijnlijk altruïstische daden,<br />

zoals moederliefde of opoffering voor<br />

familieleden, zijn uiteindelijk zelfzuchtig.<br />

Familieleden hebben deels dezelfde genen.<br />

Aangezien organismen enkel vehikels zijn<br />

voor het overleven van deze genen, blijkt<br />

dit gedrag uiteindelijk in het voordeel<br />

van de genen te zijn.<br />

Verbeek betwijfelt dit feit niet alleen, maar<br />

begaat vervolgens een grove fout door te<br />

zeggen dat Dawkins enkel van zogenaamd<br />

verwantschapsaltruïsme kan spreken:<br />

“Echter heeft het verwantschapsaltruïsme<br />

van Dawkins geen verklaring voor het<br />

optreden van zogeheten symbiotische<br />

relaties.” 26<br />

Een symbiotische relatie betreft een<br />

samenwerking tussen twee (of meer) nietverwante<br />

organismen waarbij beide profijt<br />

hebben van de samenwerking. Dergelijke<br />

samenwerkingsverbanden worden<br />

uitgebreid besproken in The Selfish Gene.<br />

Hoe kunnen ogenschijnlijk altruïstische<br />

daden tussen organismen die niet genetisch<br />

verwant zijn opkomen?<br />

Prisoner’s dilemma<br />

Als organismen zelfzuchtig zijn, loopt<br />

samenwerking tussen niet-verwante<br />

organismen uit op het prisoner’s dilemma.<br />

Neem bijvoorbeeld een prisoner’s dilemma<br />

tussen vlooiende apen. Hier zullen zich<br />

de volgende opties voordoen. (1) Beide<br />

apen weigeren elkaar te vlooien: hier is de<br />

nettowinst voor beide het laagst. (2) Beide<br />

apen vlooien elkaar: hier is er sprake van<br />

winst voor beide. De grootste winst wordt<br />

echter behaald als (3) aap A wordt gevlooid,<br />

maar vervolgens het vlooien van aap<br />

B verzuimt. Deze laatstgenoemde<br />

situatie creëert de hoogste<br />

winst voor aap A, maar aap<br />

B staat in dit scenario met<br />

lege handen. 27 Zelfzuchtige<br />

organismen zouden in<br />

het prisoner’s dilemma<br />

dezelfde strategie kiezen,<br />

om een zo hoog mogelijke<br />

winst na te streven. Beide<br />

gaan voor optie één, en<br />

zullen kiezen om niets te doen.<br />

Samenwerking zou dan niet kunnen<br />

opkomen, en organismen zouden verstrikt<br />

raken in een oorlog van allen tegen allen.<br />

Toch zien we dat de meeste apen<br />

samenwerken. Dawkins geeft verschillende<br />

redenen voor het opkomen van<br />

samenwerking.<br />

Herhaling, herkenning en non-zero-sum games<br />

Allereerst wijst Dawkins erop dat vlooien<br />

niet éénmalig is: apen moeten constant<br />

worden gevlooid. 28<br />

“Selfishness was not the rational thing to<br />

do after all - so long as the game is played<br />

more than once.” (The Origin of Virtue, p. 58)<br />

Als het prisoner’s dilemma verschillende<br />

Er<br />

hangt<br />

inderdaad een<br />

morele lucht aan<br />

het feit dat het ene<br />

concentraat aan genen<br />

zich via een vehikel<br />

beter voortplant dan<br />

het andere.<br />

School / 45<br />

keren wordt gespeeld, laat dit ruimte<br />

voor wraak en beloning. In de herhaling<br />

blijkt tit for tat de strategie die de meeste<br />

winst tussen niet-verwante individuen<br />

genereert. 29, 30 Vlooit aap A aap B, dan kan<br />

hij verwachten op zijn beurt te worden<br />

terugbetaald. Op het moment dat hij niet<br />

wordt teruggevlooid zal hij wraak moeten<br />

nemen op aap B. Maar hoe weet aap A welke<br />

apen bereid zijn tot samenwerking, en<br />

welke de kluit zullen belazeren?<br />

Dawkins zegt hier: voor<br />

samenwerking moet er sprake<br />

zijn van herkenning: zowel<br />

van de apen die hebben<br />

samengewerkt, als van de<br />

apen die bedrog hebben<br />

gepleegd.<br />

Herhaling en geheugen<br />

zijn daarom nodig om te<br />

komen tot een dergelijke<br />

samenwerking. 31<br />

De echte stok achter de deur is<br />

het feit dat dergelijke symbiotische relatie<br />

een non-zero-sum game, oftewel een winwinsituatie<br />

creëert. 32 Beide organismen<br />

halen op de lange termijn meer winst uit<br />

de samenwerking dan zij ieder afzonderlijk<br />

zouden behalen. Winst moet hier worden<br />

gelezen als betere vermenigvuldiging<br />

van de genen. 33 Een kanttekening hierbij:<br />

deze samenwerking wordt altijd bedreigd.<br />

Vrijbuiters en bedriegers kunnen ieder<br />

moment opkomen en de samenwerking<br />

verstoren.<br />

Kan in er in een onderlinge<br />

concurrentiestrijd ooit plaats zijn voor<br />

een altruïst die zich zonder mokken laat<br />

uitbuiten door anderen?<br />

Conclusie<br />

Uit het reductionisme van Dawkins en


You never monkey with the truth / Norbert Peeters Polemiek<br />

‘Killing an Arab’<br />

Bart Karstens<br />

Dennett volgt geen moreel scepticisme.<br />

Maar: de moraliteit die - wel degelijk -<br />

bestaat is gereduceerd tot een economische<br />

kosten-batenanalyse, in het teken van het<br />

voortbestaan van de vermenigvuldiger.<br />

Het feit dat wij iets kunnen duiden als<br />

goed of slecht, vindt zijn grond in het<br />

differentieel overleven van het gen via<br />

fenotypische effecten. Een status aparte<br />

voor de ethiek is daarom ondenkbaar,<br />

aangezien de ethiek zich beroept op<br />

een skyhook. Het ontstaan van<br />

altruïsme in de strijd om het<br />

bestaan is uitgesloten - tenzij<br />

er zelfzuchtigheid achter<br />

schuilgaat. Zo is Verbeek een<br />

moraalridder die door zijn<br />

gesloten vizier niet ziet dat<br />

de reductie hem de pas heeft<br />

afgesneden.<br />

1 Biology is now bigger than physics, as<br />

measured by the size of budgets, by the size of<br />

the workforce, or by the output of major discoveries…<br />

(Freeman Dyson - Our Biotech Future, p. 1)<br />

2 Philosophy and the subjects known as ‘humanities’ are still<br />

taught almost as if Darwin had never lived. (The Selfish Gene,<br />

p. 1)<br />

3 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

4 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie: “Voor<br />

iedereen die zich mengt in het debat over ethiek en evolutie<br />

is het allereerst belangrijk goed geïnformeerd te zijn. Dit lijkt<br />

vanzelfsprekend, maar het omvat volgens Verbeek meer dan<br />

alleen populairwetenschappelijke literatuur van Richard<br />

Dawkins of Daniel Dennett…”<br />

5 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

6 Gould, S.J., Lewontin, R.C., (1979) The Spandrels of San<br />

Marco and the Panglossian Paradigm: A Critique of the<br />

Adaptationist Programme.<br />

7 Cinuforce van A.Vogel is een homeopathisch<br />

geneesmiddel dat wordt toegepast bij bijholteontsteking,<br />

voorhoofdsholteontsteking en neusverkoudheid.<br />

8 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

9 We humans have purpose on the brain. We find it hard to<br />

look at anything without wondering what it is “for”…(River<br />

out of Eden, p. 96)<br />

10 Famosan van A.Vogel is een homeopathisch geneesmiddel<br />

dat overgangsklachten op een natuurlijke manier helpt<br />

verminderen.<br />

11 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

12 Evolution has no long-term goal. There is no long distance<br />

target, no final perfection to serve as a criterion for selection.<br />

(The Blind Watchmaker, p. 50)<br />

13 …but there are in fact indefinitely many ways that those<br />

spaces could be filled with masonry. (Darwin’s Dangerous<br />

Idea, p. 271).<br />

14 It is time for some more careful definitions. Let us<br />

understand that a skyhook is a “mind-first” force or power<br />

Het<br />

feit dat<br />

wij iets kunnen<br />

duiden als goed of<br />

slecht, vindt zijn grond<br />

in het differentieel<br />

overleven van het gen<br />

via fenotypische<br />

effecten.<br />

or process, an exception to the principle that all design,<br />

and apparent design, is ultimately the result of mindless,<br />

motiveless mechanicity. (Darwin’s Dangerous Idea, p. 76)<br />

15 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

16 What does matter is that suddenly a new kind of ‘stability’<br />

came into the world. (The Selfish Gene, p. 16)<br />

17 …but it has the extraordinary property of being able to<br />

create copies of itself. (Ibid., p. 15)<br />

18 “Alleen binnen de vermenigvuldiging komt de eenheid<br />

ervan op. Maar die is veranderlijk en gebroken.” (Echte<br />

filosofie, p. 139)<br />

19 For one the earth’s size is finite, but other limiting factors<br />

must also have been important. (The Selfish Gene, p.18)<br />

20 But now we must mention an important property of any<br />

copying process: it is not perfect. Mistakes will happen. (Ibid.,<br />

p. 16)<br />

21 Now they swarm in huge colonies, safe inside gigantic<br />

lumbering robots, sealed off from the outside world,<br />

communicating with it by tortuous indirect routes,<br />

manipulating it by remote control. They are<br />

in you and in me; they created us, body and<br />

mind; and their preservation is the ultimate<br />

rationale for our existence. (Ibid., p. 20)<br />

22 ‘…extremely slight modifications in<br />

the structure or habits of one inhabitant<br />

would often give it an advantage over<br />

others; and still further modifications of<br />

the same kind would often still further<br />

increase the advantage.’ (The Origin of<br />

Species, p. 142)<br />

23 My purpose is to examine the biology of<br />

selfishness and altruism. (The Selfish Gene,<br />

p. 1)<br />

24 An apparently altruistic act is one that<br />

looks, superficially, as if it must tend to make<br />

the altruist more likely (however slightly) to die,<br />

and the recipient more likely to survive. (Ibid., p. 4)<br />

25 It often turns out on closer inspection that acts of<br />

apparent altruism are really selfishness in disguise. (Ibid., p. 4)<br />

26 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />

27 Is there any way out of the dilemma? Both players know<br />

that, whatever their opponent does, they themselves cannot do<br />

better than Defect (The Selfish Gene, p. 207)<br />

28 But there is another version of the game. It is called the<br />

‘Iterated’ or ‘Repeated’ Prisoner’s Dilemma.. (The Selfish Gene,<br />

p. 206)<br />

29 The winning strategy, remarkably, was the simplest and<br />

superficially least ingenious of all. It was called Tit for Tat.<br />

(Ibid., p. 210)<br />

30 Tit-for-tat is a mechanism for generating cooperation<br />

between unrelated individuals. (The Origin of Virtue, p. 63)<br />

31 To play the reciprocity game, they need to recognize each<br />

other, remember who repaid a favour and who did not.(Ibid.,<br />

p. 69)<br />

32 Life, it believes, is not a zero-sum game: my success need<br />

not be at your expense; two can ‘win’ at once. (Ibid., p.73)<br />

33 But always, without exception, living things are designed<br />

to do things that enhance the chances of their genes or copies<br />

of their genes surviving and replicating. (Ibid., p. 18)<br />

Het is zover. De vreemdelingenhaat is<br />

in Nederland aan de macht. Waar de<br />

Tweede Kamer in de jaren ’80 nog leegliep<br />

als Hans Janmaat van de Centrum<br />

Democraten het woord ging voeren, neemt<br />

nu dezelfde manier van denken deel aan<br />

de regering. Dit gebeurt weliswaar via een<br />

gedoogconstructie, (overigens niet eens<br />

uniek meer in Europa!), maar dat is slechts<br />

uiterlijk vertoon. De verantwoordelijkheid<br />

voor het beleid berust wel degelijk bij de<br />

populisten.<br />

Vreemdelingenhaat is van alle tijden. Dat<br />

komt door twee sentimenten. Ten eerste<br />

wordt het andere, het onbekende,<br />

als bedreigend ervaren en moet<br />

daarom buitengesloten worden. Ten<br />

tweede definiëren mensen zich, als groep<br />

maar ook als individu, ten opzichte van<br />

anderen. Als anderen er slecht uitzien<br />

ga je er zelf beter uitzien. Die slechte<br />

Ander kan vele gedaanten aannemen:<br />

een ‘linkse’kunstenaar, een Nederlander<br />

van autochtone afkomst (bij voorkeur<br />

een moslim), of een Griek zonder geld.<br />

In tijden van tegenspoed treedt vrijwel<br />

altijd een mechanisme in werking waarin<br />

er een gezamenlijke tegenstander wordt<br />

aangewezen zodat onderling de rijen<br />

gesloten blijven.<br />

De Nederlander heeft lang gedacht boven<br />

deze primitieve sentimenten verheven<br />

te zijn. Nederland heeft zich daarom<br />

nadrukkelijk gepositioneerd als gidsland<br />

in de wereld. Een land dat opkomt voor de<br />

hulpbehoevende medemens, waar vrijheid<br />

van meningsuiting hoog in het vaandel<br />

staat en waar mensenrechten tot elke<br />

prijs verdedigd worden. De opkomst van<br />

het populisme toont echter aan dat ook<br />

de Nederlander niets menselijks vreemd<br />

is als het gaat om de verhouding tot wat<br />

‘anders’ is. Dat komt als een schok voor<br />

velen die deze val richting onderbuik nooit<br />

voor mogelijk hadden gehouden. Zij voelen<br />

zich daardoor vreemd in eigen land. Het<br />

blijkt dus om meerdere redenen nodig ons<br />

opnieuw af te vragen wie de Ander of wat<br />

‘het andere’ is. Paradoxaal gesteld: wat is<br />

het vreemde eigen?<br />

Om die vraag te beantwoorden wil ik kijken<br />

naar de roman De Vreemdeling van Albert<br />

Camus en de filosofische achtergrond die<br />

daarbij hoort. Die achtergrond is Camus’<br />

‘absurdisme’ dat hij het duidelijkst<br />

verwoord heeft in De Mythe van Sisyfus.<br />

De roman bestaat uit twee delen. Het<br />

eerste deel beschrijft het leven van een man,<br />

Meursault genaamd, in een stad ergens in<br />

Noord-Afrika. Meursault leidt een simpel en<br />

overzichtelijk leven. Hij toont geen enkele<br />

ambitie om zijn leven te veranderen. Hij<br />

streeft er niet naar hogerop te komen. Er<br />

spreekt geluk uit de regelmaat van zijn<br />

leven. Bevangen door een combinatie van<br />

hitte, waanzin en wraak schiet hij op het<br />

strand echter een Arabier dood en vuurt<br />

daarna nog viermaal in diens lichaam. 1<br />

Met deze dramatische gebeurtenis begint<br />

het tweede deel van het boek. Meursault<br />

moet terecht staan voor zijn daad. Dit deel<br />

is duidelijk geënt op Het Proces van Franz<br />

Kafka. Ook daarin staat de hoofdpersoon<br />

terecht om zichzelf. Tijdens het proces<br />

wordt namelijk het hele leven van Meursault<br />

meegenomen. Hij wordt geconfronteerd met<br />

al zijn daden. Vooral zijn emotionele reacties<br />

op deze daden worden beoordeeld. Hij toont<br />

geen berouw over de moord, net zoals hij<br />

geen emotionele betrokkenheid toonde


‘Killing an Arab’ / Bart Karstens<br />

bij de dood van zijn moeder. Dat moet<br />

uiteindelijk tot de zwaarste veroordeling<br />

leiden: de doodstraf. Maar in het licht<br />

van deze dreiging verloochent Meursault<br />

zichzelf niet. Hij blijft zijn onverschilligheid<br />

trouw. Daarin schuilt de bevrijding voor<br />

hem als persoon.<br />

De moord op het strand is slechts<br />

een motief, zwaar aangezet om de<br />

onontkoombaarheid van de menselijke<br />

daden in het verhaal te brengen. Wat wil<br />

Camus nu precies duidelijk maken met deze<br />

roman? Hoe moeten we de onverschilligheid<br />

van de hoofdpersoon begrijpen? Het<br />

antwoord ligt besloten in de absurde<br />

redenering die opgezet wordt in De<br />

Mythe van Sisyfus.<br />

Net als wijlen Harry Mulisch, die ooit<br />

gezegd heeft dat de paradox de kern is<br />

van het heelal, zag Camus het leven als<br />

ten diepste paradoxaal. Aan de ene kant<br />

staat de mens die orde, rede en harmonie<br />

wil aanbrengen in het leven. Camus noemt<br />

dit ‘het nostalgische’. Aan de andere kant<br />

is er de hopeloos verbrokkelde wereld<br />

die deze pogingen weerstaat en waarin<br />

niets blijvend is. De dood is natuurlijk<br />

de sterkste uitdrukking van deze<br />

permanente ondergang. Camus noemt dit<br />

‘het irrationele’. Het absurde nu bevindt<br />

zich noch alleen in het nostalgische noch<br />

alleen in het irrationele maar ontstaat<br />

door de confrontatie tussen deze twee<br />

onverenigbare gebieden. Het absurde zal<br />

zich dus nooit ‘puur’ kunnen laten zien<br />

maar is wel degelijk een aparte toestand<br />

met eigen kenmerken. 2<br />

Het gaat er nu om te weigeren de absurde<br />

situatie te aanvaarden. Men mag er nooit<br />

in berusten en moet altijd de strijd ermee<br />

blijven aanbinden. Berusting staat gelijk<br />

aan opgeven en dan is de keuze voor<br />

zelfmoord nabij. Die keuze beschouwt<br />

Camus als de belangrijkste filosofische<br />

vraag. Juist het handhaven van de<br />

permanente crisis blokkeert de weg naar de<br />

zelfmoord. Het leven is inderdaad zinloos<br />

maar daarom nog niet zonder waarde. Aan<br />

de crisis moet de mens zijn drijfkracht<br />

ontlenen!<br />

Er is niets anders dat de weg naar de<br />

zelfmoord redelijkerwijs kan blokkeren.<br />

Alle manieren die zijn aangedragen om<br />

de crisis definitief op te lossen doet hij<br />

af als vluchtpogingen. Zij ontkennen de<br />

fundamentele paradox van het leven.<br />

Hieronder vallen alle vormen van religie<br />

maar ook geloof in Wetenschap of Kunst.<br />

Religies kunnen psychische en sociale<br />

functies hebben (moraliteit, antwoord op<br />

existentiële vragen etc.) en zo nuttig zijn<br />

voor het voortbestaan. Dat neemt niet weg<br />

dat een keuze voor een religie niet rationeel<br />

te verdedigen is. Het is begrijpelijk dat<br />

mensen religies aanhangen maar met<br />

redelijkheid heeft het niets te maken.<br />

Camus laat in De Mythe van Sisyfus<br />

zien dat andere wijsgeren zoals Husserl,<br />

Heidegger, Kierkegaard, Jaspers, Nietzsche<br />

en Sjestov dezelfde problemen als hij<br />

hebben aangekaart maar dat ze niet<br />

de logisch dwingende conclusie van de<br />

absurditeit hebben getrokken. Telkens<br />

vindt hij op het einde een noodsprong die<br />

niet op goede gronden gebaseerd is. Deze<br />

noodsprong lost één van de twee polen op<br />

waaruit het absurde ontstaat. Dat is precies<br />

wat bij Camus niet mag. Omdat er geen<br />

harmonie is in het leven streven we ernaar.<br />

Omdat we de waarheid niet kennen is er de<br />

wetenschap etc. 3<br />

Camus trekt drie dwingende conclusies uit<br />

de absurde toestand die uiteraard nauw<br />

met elkaar verweven zijn. Eentje hebben<br />

we al gezien: dat is het koppig blijven, het<br />

streven naar opstand en revolutie. Juist<br />

door de absurde toestand met hartstocht en<br />

volle overgave te bestrijden dient de crisis<br />

permanent in het leven gehouden te worden.<br />

De tweede conclusie lijkt daar op het eerste<br />

gezicht tegengesteld aan. Men moet volgens<br />

Camus niets meer omarmen, geen<br />

enkel moreel of rationeel richtsnoer<br />

of wat dan ook. Ook de dood<br />

omarmen zou een concessie aan<br />

het absurde zijn en een keuze<br />

inhouden voor het irrationele.<br />

Men moet dus onverschillig zijn.<br />

Uit het absurde volgt daarom<br />

ook dat de mens geen voorkeuren<br />

of waardeschalen moet hanteren: uit<br />

fatsoen moet hij onfatsoenlijk blijven.<br />

Wie eenmaal meegaat in deze draaikolk<br />

van paradoxale gedachten ziet geen<br />

tegenstelling meer tussen aan de ene kant<br />

hartstochtelijk zijn en aan de andere kant<br />

onverschillig zijn. Ook de onverschilligheid<br />

wordt namelijk als kracht ingezet!<br />

Camus trekt er zijn derde conclusie uit:<br />

zowel de permanente opstand als de<br />

onverschilligheid maken dat de mens<br />

vreemd ten opzichte van zijn eigen leven<br />

gaat staan. Dat maakt de mens los van<br />

zichzelf en alleen daarin kan hij bevrijding<br />

vinden. Meursault kan zijn toestand<br />

pas volledig aanvaarden als hij totaal<br />

onverschillig ten opzichte van de wereld<br />

is geworden. Voor hij zover komt wordt<br />

hij zeer kwaad op een priester die hem<br />

met de dood in de ogen wil bewegen zich<br />

alsnog te bekeren om zodoende zijn ziel te<br />

School / 49<br />

redden. Hij zegt dan: “Alsof die geweldige<br />

uitbarsting van woede alle kwaad uit mij<br />

had weggedreven, mij leeg had gemaakt<br />

van alle hoop, zo gaf ik mij tegenover deze<br />

nacht vol tekens en sterren voor het eerst<br />

over aan de tedere onverschilligheid voor<br />

de wereld.” 4 Zo verzoent hij zich met zijn<br />

leven en nadrukkelijk niet met zijn lot. Hij<br />

kan de volgende dag nog gratie krijgen. De<br />

strijd is nog niet gestreden maar hij staat<br />

onverschillig tegenover welke uitkomst<br />

dan ook. Deze levenshouding waarin<br />

opstand, onverschilligheid en<br />

bevrijding samenkomen is volgens<br />

Camus de enige juiste en brengt<br />

ons dicht bij een antwoord op de<br />

kernvraag van dit essay: wat is<br />

er eigen aan het vreemde?<br />

Meursault week af. Hij was, net als<br />

Camus zelf, een pied-noir, iemand<br />

van Europese afkomst die leefde in de<br />

Franse kolonies in Noord-Afrika. In die zin<br />

was hij letterlijk een vreemdeling en de<br />

Arabier dus juist niet. Maar ook zijn positie<br />

als de onbegrepen held maakt hem vreemd:<br />

zijn onverschilligheid en gevoel voor<br />

vrijheid volgen niet de gangbare normen.<br />

Dit doet denken aan Don Quichot van<br />

Cervantes en de geniale omkering die in dat<br />

boek plaatsvindt. Eerst lijkt Don Quichot<br />

gek omdat hij tegen molens wil vechten<br />

maar op een gegeven moment rijst de vraag<br />

wie er nu eigenlijk gek is: iedereen die in de<br />

mallemolen meedraait of de ene persoon die<br />

daar afstand van neemt, die zich vervreemdt<br />

en uit volle overtuiging afwijkt?<br />

Bij Camus vindt er echter wel een<br />

belangrijke omkering plaats: het gaat<br />

niet om vervreemding ten opzichte van<br />

de omgeving maar het gaat erom vreemd


‘Killing an Arab’ / Bart Karstens<br />

te staan ten opzichte van jezelf. Dat is de<br />

absurde uitdaging waarvoor het individu<br />

niet mag zwichten. Hij moet de strijd blijven<br />

aangaan en dat houdt vooral in dissident<br />

van jezelf zijn. 5 Er kan bij Camus nooit<br />

van enig essentialisme sprake zijn: jezelf<br />

zijn is jezelf onderuit halen. Iets anders<br />

is een noodsprong en miskent de absurde<br />

taakstelling.<br />

Het idee dat er nergens een noodsprong te<br />

maken valt waarmee de confrontatie uit<br />

de weg gegaan kan worden is bijzonder<br />

boeiend omdat het een radicaal idee is.<br />

Natuurlijk is het niet zo dat alleen<br />

radicale filosofie ertoe doet. Radicale<br />

posities verkrijgen soms pas hun volle<br />

waarde na bewerking door anderen.<br />

Radicale ideeën vormen echter wel de olie<br />

waardoor de lamp van de wijsbegeerte kan<br />

blijven branden.<br />

Camus gaat verder dan het opzoeken van<br />

de conversatie met een andersdenkende<br />

waar filosofen uit diverse richtingen<br />

zoals Gadamer (horizonverbreding),<br />

Rorty (‘edifying conversation’), Habermas<br />

(‘herrschaftsfreie Diskussion’) en Quine<br />

et. al. (‘principle of charity’) op zijn<br />

uitgekomen. Het openstellen voor de ander<br />

gebeurt bij deze filosofen altijd ten opzichte<br />

van het eigen denkkader. Vergeleken met<br />

Camus valt dat toch onder het kopje ‘thee<br />

drinken’. Het gaat een stap verder jezelf<br />

continu op losse schroeven te zetten en<br />

het eigen denkkader in de eerste plaats als<br />

vreemd te beschouwen. 6<br />

Camus zoekt daarmee nadrukkelijk de grens<br />

van de mogelijkheden van de geest op en<br />

vindt dat de mens daar een oordeel moet<br />

vellen. De roman eindigt niet voor niets met<br />

een proces en een beoordeling. Dit oordeel<br />

vellen is moeilijk en brengt een diepere<br />

paradox aan het licht. Het losmaken is<br />

nodig om bevrijding te verkrijgen, maar als<br />

iemand zich overal van heeft losgemaakt<br />

waarvoor is die bevrijding dan nog nodig?<br />

Van Camus moeten we alles proberen, en<br />

met vuur, maar ook moet er net zo makkelijk<br />

van de pogingen afstand gedaan worden.<br />

De echte paradox is niet eens de absurde<br />

toestand zelf maar dat die te lijf gegaan<br />

moet worden in de wetenschap dat hij nooit<br />

zal verdwijnen. De juiste levenshouding<br />

lijkt daarom bij Camus een doel op zich te<br />

worden in plaats van een middel om een<br />

doel te bereiken.<br />

Camus ziet het probleem en geeft in<br />

De Mythe van Sisyfus een aantal<br />

levensinvullingen die volgens hem het<br />

dichtst komen bij wat de mens met<br />

zijn absurde lot (nu wel!) aan moet. Eén<br />

daarvan is de Don Juan, die vrouw na<br />

vrouw verovert maar er nooit bij één zal<br />

blijven. Ook de politieke veroveraar moet<br />

na elke geslaagde revolutie door naar de<br />

volgende revolutie. De acteur speelt met<br />

volle overgave zijn rol maar moet telkens<br />

een nieuwe aannemen. Belangrijk is ook de<br />

reiziger die continu van omgeving wisselt.<br />

Het is niet verrassend dat Cees Nooteboom,<br />

Neerlands opperreiziger (pace Floortje<br />

Dessing), van harte met Camus’ observaties<br />

instemt: “Reizen is vluchtigheid en daar<br />

houd ik van, alle afscheid is een natuurlijke<br />

voorbereiding, men hoort zich niet te<br />

hechten, dat klopt niet met het lot.”7 De<br />

laatste levenshouding die in het licht van<br />

de absurde toestand als een rationele optie<br />

voor ons openstaat is die van de scheppende<br />

mens ofwel de kunstenaar. Hij moet streven<br />

naar het maken van een absurd kunstwerk<br />

waarin de diepste ironie gecombineerd<br />

dient te worden met de vurigste hartstocht.<br />

Hij moet ‘de leegte kleur geven’ zoals Camus<br />

het uitdrukt. 8<br />

Al deze levensinvullingen hebben een<br />

gemeenschappelijk kenmerk. De acties<br />

hebben een tijdelijk karakter maar er zit<br />

wél telkens het streven naar eeuwigheid<br />

in. 9 Dit moet in volle ernst gebeuren anders<br />

wordt alles letterlijk een karikatuur en dat<br />

wil Camus juist vermijden. Het beeld van<br />

de Sisyfusarbeid is treffend. De steen wordt<br />

de berg opgerold, in de vaste overtuiging<br />

dat het eens en voor altijd de laatste keer<br />

zal zijn. Maar telkens als Sisyfus boven is<br />

rolt de steen naar beneden en moet hij weer<br />

opnieuw beginnen. Deze herhaling is<br />

het enige eeuwige: iedere veldslag gaat<br />

verloren, de oorlog houdt echter nooit<br />

op. De enige juiste levenswijze is dus die<br />

levenswijze die zichzelf telkens opnieuw<br />

kan en moet overwinnen.<br />

Nu met deze voorbeelden de aard van het<br />

vreemde in kaart is gebracht wil ik tenslotte<br />

kijken wat het absurdisme voor betekenis<br />

heeft in relatie tot de huidige moderne<br />

samenleving. In een moderne samenleving<br />

vormen familie, clan, stad, volk, landstreek,<br />

koning of kerk in sterk toenemende mate<br />

niet meer het kader waaraan mensen<br />

hun loyaliteit betonen. De natiestaat,<br />

ondersteund door politieke ideologieën,<br />

is daarvoor in de plaats gekomen. In onze<br />

tijd verliest de natiestaat echter steeds<br />

meer grip. Na de val van de Muur zijn<br />

ideologische tegenstellingen verwaterd.<br />

De oude verdedigingslinie tegen de<br />

modernisering, de verzuiling, kruimelt sinds<br />

de jaren ‘60 langzaam weg. Overkoepelende<br />

verbanden als de EU en de NAVO<br />

worden steeds belangrijker en kwesties<br />

als de globalisering van de economie,<br />

klimaatverandering en terreurdreiging<br />

School / 51<br />

vragen om internationale aanpak.<br />

Al deze grotere verbanden dwingen niet de<br />

loyaliteit af zoals traditionele verbanden<br />

dat doen. Terugverlangen naar oude<br />

verbanden, te zien van Rousseau tot aan<br />

de laatste Tinbergenlezing van Sarah B.<br />

Hrdy, heeft weinig zin en is zelfs gevaarlijk<br />

omdat het de uitdaging ontkent waarvoor<br />

de moderniteit ons plaatst. De moderniteit<br />

breekt pas echt door als de mens volledig<br />

op zichzelf wordt teruggeworpen.10 Camus<br />

is interessant omdat hij deze moderne<br />

levensconditie tot zijn radicale einde heeft<br />

doordacht.11 De absurde toestand laat<br />

zich daarin pas in zijn volle hevigheid<br />

zien. Media als internet, reality tv<br />

en GPS-toepassingen als street view<br />

dragen er inderdaad toe bij dat niets meer<br />

kan worden toegedekt.12 Alles wordt exact<br />

uitgemeten maar alles wordt tegelijk ook<br />

vluchtiger. Dit past bij Camus die vindt<br />

dat de absurde mens niets moet willen<br />

verhullen. Alles moet in het volle licht<br />

getoond worden. Hulde aan Wikileaks!<br />

Hoe in dit volle licht de dreiging van de<br />

schreeuwende afgrond van platheid en<br />

hedonisme af te wenden? Hoe politiek<br />

te bedrijven zonder ideologie? Verwordt<br />

de samenleving niet tot een keiharde<br />

meritocratie? Is de markt niet het enige<br />

dat overblijft, zoals literair is uitgedrukt<br />

in het werk van Houllebecq (Elementaire<br />

Deeltjes, De Wereld als Markt en Strijd) en<br />

hier te lande door Grunberg (laatstelijk<br />

Huid en Haar)? In deze werken worden<br />

de effecten van de onverschilligheid ten<br />

volle getoond maar zij zijn ontdaan van<br />

de hartstocht. Daardoor wordt alles een<br />

karikatuur en blijft er slechts leegte over.<br />

Zonder de hartstocht is het inderdaad


‘Killing an Arab’ / Bart Karstens Polemiek<br />

De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam<br />

Een vervolg<br />

Rado Vleugel<br />

beter er een einde aan te maken. Misschien<br />

moet de oplossing daarom komen van het<br />

nogmaals doordenken van de implicaties<br />

van het absurdisme. De confrontatie in<br />

onszelf zoeken leidt daarin niet tot zelfhaat.<br />

De absurde toestand moet juist opgezocht<br />

worden om deze valkuil te vermijden.<br />

Maar stelt de absurde levenshouding geen<br />

eisen die voor veel mensen te hoog gegrepen<br />

zijn? Is het niet alleen een verlichte<br />

elite die de hoge mate van onthechting<br />

aankan of moet geprobeerd worden zoveel<br />

mogelijk mensen ermee in aanraking te<br />

laten komen?13 Zulk elitarisme klinkt<br />

eng maar als we kijken naar de<br />

‘absurde’ levensinvullingen (acteur,<br />

veroveraar, kunstenaar, wereldreiziger,<br />

wetenschapper) dan is duidelijk dat die<br />

niet zo snel voor de bakker op de hoek zijn<br />

weggelegd. Laten we het erop houden dat<br />

iedereen in principe de absurde houding<br />

zou kunnen aannemen. Voor wie zich tot<br />

de intellectuele elite rekent moet het in<br />

ieder geval als eis (gaan) gelden. Er zit<br />

gelukkig een ingebouwde check tegen het<br />

elitaire in het absurdisme: elke positie die<br />

aanleiding zou geven tot een gevoel van<br />

superioriteit moet ook weer worden verlaten<br />

onder dwang van de eis van permanente<br />

vervreemding. In extremis werkt dit<br />

natuurlijk niet maar ik merkte reeds op dat<br />

de waarde van radicale ideeën niet hoeft<br />

te liggen in hun pure uitvoering. Om de<br />

vreemdeling niet meer te haten moet de<br />

vreemde in jezelf gezocht worden. Wanneer<br />

de Arabier in het verhaal van Camus juist<br />

staat voor het gewone is het inderdaad de<br />

Arabier die omgebracht moet worden. Alleen<br />

vervreemding geeft bevrijding. Xenofobie<br />

kan niet de juiste reactie zijn: het houdt een<br />

ontkenning in van de absurde uitdaging<br />

die juist in onze tijd voorligt. Uiteindelijk<br />

betekent vreemdelingenhaat daarom niets<br />

anders dan zelfhaat.<br />

Burrow, J.W., The Crisis of Reason. European Thought, 1848-<br />

1914 (Londen 2000)<br />

Camus, Albert, De Vreemdeling (oorspr. L Étranger) (1942)<br />

Camus, Albert, De Mythe van Sisyfus (oorspr. Le Mythe de<br />

Sisyphe) (1942)<br />

Cervantes, Miquel de, Don Quichot (1605)<br />

Derrida, Jacques, Différance , in Alan Bass red., Margins of<br />

Philosophy, (Chicago1982)<br />

Houllebecq, Michel, De Wereld als Markt en Strijd (Amsterdam<br />

1994)<br />

Houllebecq, Michel, Elementaire Deeltjes (Amsterdam 1999)<br />

Grunberg, Arnon, Huid en Haar (Amsterdam <strong>2010</strong>)<br />

Kafka, Franz, Brief an den Vater (1919)<br />

Kafka, Franz, Der Prozess (1925)<br />

Mulisch, Harry, De Compositie van de Wereld (Amsterdam<br />

1980)<br />

Nooteboom, Cees, De Omweg naar Santiago (Amsterdam 1992)<br />

Schopenhauer, Arthur, De kunst van het gelijk krijgen<br />

(Nijmegen 1997)<br />

Stuurman, Siep, De uitvinding van de mensheid. Korte<br />

wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en<br />

cultuurverschil (Amsterdam 2009).<br />

Visser, Gerard, Niets Cadeau. Een filosofisch essay over de<br />

ziel (Nijmegen 2009)<br />

1 The Cure heeft hier een song over gemaakt. De titel daarvan<br />

heb ik gebruikt voor de titel van dit essay.<br />

2 Vgl. Heideggers uitspraak: ‘Der Unterschied kann nicht als<br />

Unterschied erscheinen.’<br />

3 In het boeiende essay Niets Cadeau gaat Gerard Visser ook<br />

een heel eind deze kant op. Hij laat zien dat diverse filosofen<br />

het zielsbegrip teveel op één aspect hebben willen vastleggen<br />

en neemt daar afstand van. Toch lijkt ook zijn pleidooi voor<br />

de caritas aan het einde van het essay verdacht veel op wat<br />

Camus een noodsprong zou noemen…<br />

4 De Vreemdeling, laatste pagina.<br />

5 ‘Dissident’ betekent ‘andersdenkende’. Het was dus een zeer<br />

toepasselijk woord voor de CDA’ers Klink, Ferrier en Koppejan<br />

ook al wilden ze liever niet zo genoemd worden…<br />

6 Fascinerend historisch materiaal is bijeengebracht door<br />

Siep Stuurman dat laat zien dat bij culturele botsingen<br />

mensen zich spiegelen in de ogen van de vreemdeling als<br />

een vreemdeling. Stuurman noemt dit ‘de antropologische<br />

wending’.<br />

7 Uit: Cees Nooteboom, De omweg naar Santiago p.342.<br />

8 Een van de interessantste kunstenaars die de confrontatie<br />

van de mens met zichzelf als grondthema heeft is Joseph<br />

Beuyz. Denk bijvoorbeeld aan zijn bekende uitspraak: ‘Die<br />

Revolution sind wir’.<br />

9 De wetenschapper en de sporter zijn nog aan het rijtje toe<br />

te voegen. In wetenschap zit immers permanente zelfkritiek<br />

ingebakken en de sporter streeft naar eeuwige roem maar<br />

moet telkens opnieuw de arena in.<br />

10 Huwelijk en gezin horen mogelijk ook tot ‘zichzelf’. Kafka,<br />

één van de favoriete auteurs van Camus, zag overigens ook de<br />

weg daar naartoe geblokkeerd. Zie diens aangrijpende Brief<br />

an den Vater.<br />

11 Een historische kadering van het verband tussen<br />

permanente crisis en de moderne samenleving is te vinden<br />

in J.W. Burrow, The Crisis of Reason. European Thought 1848-<br />

1914 (Londen 2000).<br />

12 En wat bedoelt de nieuwe zender PowNed met zijn slogan<br />

‘Wees Onverschillig’?<br />

13 Maar kan de massa dat? “Want zij haten in de<br />

andersdenkende niet alleen de andere mening die hij<br />

aanhangt, maar ook de stoutmoedigheid om zelf te kunnen<br />

oordelen.” Arthur Schopenhauer, De kunst van het gelijk<br />

In zijn Reactie op “De krachtmeting tussen<br />

de westerse cultuur en de islam” stelt Aziz<br />

Abdalli mij “een aantal ongemakkelijke<br />

vragen”. Ik zal enkele van deze vragen<br />

onvervaard proberen te beantwoorden.<br />

Maar ik zal ook niet nalaten om Abdalli het<br />

darwinistische zuur na aan de schenen te<br />

leggen.<br />

Wie zal zegevieren?<br />

Abdalli’s lezing van mijn<br />

artikel is dat ik de nabije<br />

toekomst somber inzie,<br />

maar dat het Westen de<br />

islamitische uitdaging<br />

te boven zal komen<br />

en uiteindelijk zal<br />

zegevieren. 1 Hier ben ik<br />

helemaal niet zo zeker<br />

van! 2 Waarschijnlijk heb<br />

ik het onderscheid dat<br />

ik zie tussen de “globale<br />

economie” en “de westerse<br />

cultuur” niet scherp genoeg<br />

weergegeven. Het globale en het<br />

westerse zijn geen synoniemen. De globale<br />

economie vindt wel haar wortels in het<br />

Westen, maar zij is zelfstandig geworden.<br />

Mijn voorbeeld van China had dit duidelijk<br />

moeten maken:<br />

“Het doeltreffend functioneren van de<br />

vrije markteconomie in China zonder dit<br />

westerse sausje [van vrijheid, gelijkheid en<br />

democratie] laat al zien dat de economische<br />

ontsluiting van de wereld ook best mogelijk<br />

is zonder dat men er westerse normen en<br />

waarden op na houdt.” (De krachtmeting<br />

tussen de westerse cultuur en de islam p.4)<br />

Omdat ik de globale economie als een blinde<br />

kracht zie, kon ik ook zeggen dat het voor de<br />

voortgang van de economie niet uitmaakt of<br />

er “hoofddoekjes dan wel minirokjes in de<br />

Het<br />

woord<br />

‘westerse<br />

cultuur’ is ambigu<br />

en in de mechanischmathematisch<br />

ingedeelde wereld<br />

volledig<br />

genivelleerd.<br />

schappen komen te liggen”. 3 Of het Westen<br />

<strong>–</strong> en dan met name Europa <strong>–</strong> de islamitische<br />

uitdaging te boven zal komen; de tijd zal het<br />

leren.<br />

Abdalli vraagt met betrekking tot mijn<br />

gebruik van het woord ‘krachtmeting’:<br />

“Waarom meet Vleugel, met welke maat en is<br />

deze geschikt?” 4 Van Dale geeft de volgende<br />

definitie van ‘krachtmeting’: “een<br />

ontmoeting waarbij zal blijken<br />

wie het sterkst is”. Meer<br />

had ik met dit woord niet<br />

willen aangeven. Omdat<br />

ik niet de hoofdactor ben<br />

in deze krachtmeting,<br />

zal ik hier verder niet<br />

op ingaan.<br />

Europa’s<br />

identiteitsprobleem<br />

Ik kan er niet omheen<br />

wat Abdalli zegt over de<br />

“cruciale rol” 5 die het woord<br />

‘cultuur’ speelt in mijn artikel.<br />

Ik ben niet erg duidelijk geweest wat<br />

de westerse cultuur is en hoe ik mij tot<br />

deze cultuur verhoud. 6 Het woord ‘westerse<br />

cultuur’ is ambigu en in de mechanischmathematisch<br />

ingedeelde wereld volledig<br />

genivelleerd. Daarom is het volgens<br />

Abdalli vreemd dat ik nog zorg heb voor<br />

de westerse cultuur. Hij stelt terecht de<br />

vraag: “Waar maakt u zich druk om? Wat<br />

is het dat u wilt behouden?” 7 Het westen<br />

heeft inderdaad een “eigen probleem”. Dit<br />

probleem is een identiteitsprobleem. Of dit<br />

identiteitsprobleem geheel “los staat van<br />

de aan- of afwezigheid van de islam”, valt<br />

nog te bezien. Het demografische probleem<br />

dat Europa heeft <strong>–</strong> een geboortedaling<br />

onder Europeanen en een geboortestijging<br />

onder de moslimbevolking <strong>–</strong> maakt het


De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel<br />

identiteitsprobleem alleen maar groter.<br />

De ondertitel van Caldwells boek, dat ik<br />

de vorige keer veelvuldig heb aangehaald,<br />

laat dit dubbele probleem zien: Can<br />

Europe be the same with different people<br />

in it? In dit boek zegt Caldwell dat je<br />

een identiteit niet kan verdedigen als je<br />

deze niet weet te definiëren. 8 Een<br />

uitvoerige bespreking van<br />

Europa’s demografische- en<br />

identiteitsprobleem is<br />

in dit korte bestek niet<br />

mogelijk, maar ik wil<br />

wel een aanzet geven.<br />

Het darwinisme heeft<br />

duidelijk gemaakt dat<br />

vermenigvuldiging<br />

economische wetten<br />

volgt. Het leven dat<br />

het beste in staat is<br />

kosten en baten af<br />

te wegen, maakt het<br />

meest efficiënt gebruik<br />

van de aarde en haar<br />

hulpbronnen. Dit vertaalt zich<br />

in een rijk nakomelingschap. De mens<br />

is veel beter in staat gebleken de aarde<br />

te cultiveren en haar hulpbronnen in te<br />

zetten dan andere mensachtigen. Daarom<br />

zijn andere mensachtigen dan ook van de<br />

aardbodem verdwenen. Er was in de wereld<br />

ten tijde van de ambachten nog ruimte voor<br />

veelvormigheid. Een ambachtsman had<br />

genoeg aan een regionaal afzetgebied om<br />

succesvol een gezin te stichten. De tijd van<br />

de ambachten heeft plaatsgemaakt voor<br />

de tijd van de techniek. Net zoals het leven<br />

bestaat als vermenigvuldiging, zo bestaat<br />

techniek ook als vermenigvuldiging. Zoals<br />

de mens de aarde heeft gecultiveerd, zo<br />

cultiveert de techniek de mens. Cultiveren<br />

in het licht van vermenigvuldiging is niets<br />

De<br />

Europese<br />

mens die gelukkig<br />

is met zijn individuele<br />

vrijheden zal de islam niet<br />

zo snel als een bevrijding zien.<br />

Hoe illusoir en leugenachtig zij<br />

in vele gevallen ook zijn, de<br />

Europeaan houdt van zijn<br />

rechten terwijl in de islam<br />

juist plichten centraal<br />

staan.<br />

meer en niets minder dan het vormen en<br />

egaliseren met het oog op efficiënte en<br />

succesvolle replicatie. Voor veelvormigheid<br />

is er geen plaats meer. Eenvormigheid is<br />

de beste wijze om massaproductie (lees:<br />

succesvolle replicatie) kostenefficiënt uit te<br />

voeren. De vorige keer had ik al gezegd dat<br />

de globale economie gebaat is bij<br />

de “egalisering en vergroting<br />

van haar afzetgebied”. 9<br />

Het moge duidelijk zijn:<br />

de mens is datgene<br />

wat technologischeconomisch<br />

geëgaliseerd wordt<br />

ten behoeve van de<br />

massaproductie.<br />

Wat hebben Europa’s<br />

demografische- en<br />

identiteitsprobleem<br />

te maken met<br />

de technologischeconomisch<br />

ingedeelde<br />

wereld? De techniek moet<br />

het doen met de grond die zij<br />

cultiveert: de mens. De mens leent<br />

zich alleen als vruchtbare grond voor<br />

massaproductie wanneer de mens als<br />

individu daar beter van denkt te worden.<br />

Man en vrouw zijn bereid om te werken om<br />

de globale economie draaiende te houden.<br />

Met het verdiende geld koopt een individu<br />

van alles om een lang en gelukkig leven<br />

te leiden. Een individu is per definitie<br />

zelfzuchtig en wil met niemand delen.<br />

Individueel genot en geluk staan voorop.<br />

Er worden in de westerse wereld enorm<br />

veel artikelen geproduceerd over seks. Deze<br />

artikelen gaan met name over hoe je meer<br />

van seks kan genieten en hoe je dit veilig<br />

kan doen. Het veilig vrijen zorgt er voor<br />

dat het individu nog langer ongestoord<br />

van zijn of haar (seks-)leven kan genieten,<br />

maar het er wat betreft het zorgen voor<br />

nageslacht de kantjes van af kan lopen.<br />

Kinderen worden vaak gezien als domper<br />

op het individuele geluk, zeker als het er<br />

meer dan één zijn. De techniek biedt genoeg<br />

mogelijkheden voor geboortebeperking. Een<br />

geboortedaling onder Europeanen is direct<br />

terug te voeren op dit hedonisme. Voor de<br />

moslimbevolking - en dan met name voor<br />

de moslima´s - is zinnelijk genot niet het<br />

hoogste goed. Islamitische seks dient niet<br />

louter voor het genot van het individu,<br />

maar de seks dient met name voor de<br />

voortplanting van de ‘soort’. Hoe lang<br />

de islamitische mens de zoete appel<br />

van het hedonisme kan weerstaan,<br />

kan ik niet voorzien. Zolang zij dit vol<br />

kunnen houden heeft de islamitische mens<br />

een demografisch voordeel vanwege een<br />

stijgend geboortecijfer en een duidelijkere<br />

identiteit. Dit komt omdat religie een<br />

samenbindende functie vervult. Seks,<br />

oftewel vermenging, met een hedonistische<br />

westerling is not done. Dus blijft de<br />

islamitische identiteit gewaarborgd.<br />

Zouden de in Europa woonachtige moslims<br />

net zo individualistisch worden als de<br />

Europeanen, dan treedt er waarschijnlijk<br />

assimilatie op en gaat er identiteit<br />

verloren. Individualisering veroorzaakt<br />

dus een omgekeerd evenredige afname van<br />

identiteit.<br />

In zijn bespreking van mijn gebruik van het<br />

woord ‘autonomie’ zegt Abdalli:<br />

“Dat dit vaag moet blijven is begrijpelijk,<br />

want Vleugel kan het Westen terecht alleen<br />

een technologisch-economische kracht<br />

toeschrijven. ... Als het Westen het van de<br />

islam wint, dan houden we geen cultuur<br />

over maar slechts de machinerie en een<br />

way of life. Het vooruitzicht is dan de<br />

School / 55<br />

totale Vernichtung van mens en aarde” (De<br />

krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam p.10)<br />

Mijn vaagheid komt eerder voort uit een<br />

slordige schrijfstijl, dan uit een moedwillig<br />

verdonkeremanen van de feiten. Dat wat<br />

voor cultuur doorgaat noem ik niet voor<br />

niets “een warm sausje” dat over “de kille<br />

machinerie” van de globale economie wordt<br />

heen gegoten. Dit ‘sausje’ heeft misschien<br />

wel smaak, maar zij ontbeert autonome<br />

kracht. Hiermee wil ik zeggen dat het<br />

technologisch-economische het omgevende<br />

is. De techniek heeft de kracht om te<br />

‘cultiveren’. De hedonistische cultuur, die<br />

de techniek heeft voortgebracht , is dus<br />

niet autonoom. Zonder haar ‘schepper’<br />

is ze niets. Wel is deze cultuur voor velen<br />

een visitekaartje gebleken om ook op te<br />

gaan in de eenvormigheid die individueel<br />

genot en geluk mogelijk maakt.<br />

Ontgrenzende rechten tegenover<br />

begrenzende plichten<br />

Zal de hedonistische Europese mens de<br />

islam van binnenuit omarmen, zoals Abdalli<br />

voorspelt? Hij stelt mij gerust met de<br />

volgende gedachte:<br />

“Niet met de gedachte dat het Westen zal<br />

winnen zodat alleen nog maar machinerie<br />

overblijft, maar met de gedachte dat de<br />

islam als bedreiging tegelijk ook een<br />

bevrijding kan zijn. Het Westen hunkert<br />

naar een nieuwe zin en dit vertaalt zich in<br />

een toenadering tot de islam, alle politieke<br />

verzet ten spijt. Daarom voorspel ik dat de<br />

westerse mens, die geen kaas heeft gegeten<br />

van filosofie, de islam van binnenuit zal<br />

omarmen en het leugenachtige juk van de<br />

politiek van zich af zal werpen.” (Reactie<br />

op “De krachtmeting tussen de westerse<br />

cultuur en de islam” p.12)


De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel<br />

De Europese mens die gelukkig is met zijn<br />

individuele vrijheden zal de islam niet zo<br />

snel als een bevrijding zien. Hoe illusoir<br />

en leugenachtig zij in vele gevallen ook<br />

zijn, de Europeaan houdt van zijn rechten<br />

terwijl in de islam juist plichten centraal<br />

staan. Abdalli ontkent dit niet. Hij helpt mij<br />

duidelijk te maken waarin de kracht van<br />

de islam is gelegen door drie kenmerken te<br />

noemen: 10<br />

1) “Een eenvoudige geloofsleer...”<br />

Dit klopt, want de vele ongeletterde moslims<br />

weten ook wat er van hen verwacht wordt.<br />

“...die volledig in overeenstemming is met<br />

de menselijke aard.”<br />

Abdalli doelt hier met name op de<br />

‘spirituele aard’ van de mens en hij<br />

vergeet gemakshalve dat de mens naar<br />

zijn aard een seksueel wezen is. Om ook<br />

eens een niet-westers voorbeeld te noemen:<br />

waarom zijn de sensuele Bollywoodfilms<br />

zo populair in de islamitische<br />

onderstroom? Is dit niet omdat de vrouw<br />

daarin haar sensualiteit niet volledig hoeft<br />

te onderdrukken, dus dichter bij haar<br />

menselijke aard staat? Iemand met een<br />

homoseksuele geaardheid zal het ook niet<br />

snel met Abdalli eens zijn. Of valt deze<br />

geaardheid opeens onder ontaardheid?<br />

2) “Een subtiele, allesomvattende, en<br />

gedetailleerde wetgeving”<br />

De subtiliteit ontgaat mij nog, maar de<br />

woorden ‘allesomvattend’ en ‘gedetailleerd’<br />

wijzen duidelijk op het autoritaire karakter<br />

van de islam.<br />

3) “De nobelste zeden die deze wereld ooit<br />

heeft voortgebracht” 11<br />

Heb ik de Nobelprijsuitreiking voor de<br />

nobelste zeden gemist?<br />

De duidelijke, eenvoudig na te volgen<br />

plichten van de islam zijn begrenzend,<br />

dus identiteitbevorderend. Zij<br />

zijn begrenzend, omdat de regels<br />

allesomvattend en gedetailleerd zijn.<br />

De lijnen zijn duidelijk getrokken, wie<br />

deze lijnen overschrijdt valt buiten de<br />

groep. Zij zijn identiteitbevorderend<br />

omdat de plichten de groep hetzelfde<br />

doen belijden en afwijkend gedrag doen<br />

afkeuren. Rechten zijn ontgrenzend, dus<br />

individualiteitbevorderend maar deze<br />

verzwakken tegelijkertijd de identiteit van<br />

een volk. Zij zijn ontgrenzend, omdat deze<br />

rechten universeel zijn en voor eenieder<br />

individu open staan. Het individu staat<br />

centraal waardoor de noodzaak wegvalt<br />

om groepen radicaal te scheiden.<br />

Individualiteitbevorderend omdat<br />

eenieder zijn eigen genot en geluk mag<br />

nastreven. Identiteitverzwakkend omdat<br />

niets moet en alles mag. Het zelf verdrijft<br />

het samen.<br />

De islam zou de oplossing zijn voor het<br />

Westen dat “hunkert naar een nieuwe zin”.<br />

Omdat het nihilisme alle verschillen heeft<br />

geslecht, is de westerse mens onverschillig<br />

geworden. De westerse mens heeft daarom<br />

geen last van zijn nihilisme en hunkert al<br />

helemaal niet naar nieuwe zin. Smachten<br />

of hunkeren is de westerse mens al lang<br />

verleerd. Waar moet naar gehunkerd worden<br />

als alle behoeften direct bevredigd kunnen<br />

worden? Alles is te koop. Ook ‘zingeving’.<br />

Een cursus ‘zingeving’ is met een muisklik<br />

geregeld. Heeft men even genoeg van<br />

zingeving, dan danst men vrolijk verder op<br />

de vulkaan.<br />

Moslim en filosoof. Kan dat?<br />

In dit hedonistische Europa woont, schrijft<br />

en denkt de moslim Aziz Abdalli. In<br />

Leviathan ontmaskerd vraagt hij: 12 “Was<br />

in mijn vaderland Marokko mijn geest<br />

dusdanig verruimd dat ik in staat was<br />

geweest te zien wat ik nu zie?” Hij geeft het<br />

eerlijke antwoord dat dit niet waarschijnlijk<br />

geweest zou zijn. In zijn schrijven zoekt hij<br />

veelvuldig steun bij Heidegger:<br />

“Ik heb mijn getuige gevonden in de<br />

krachtigste geest van de twintigste eeuw:<br />

de Duitse filosoof Martin Heidegger.”<br />

(Leviathan ontmaskerd p.2)<br />

Hij ziet Heidegger als “de scherpste en<br />

meest bezonnen geest” die in staat<br />

is door te dringen tot het wezen<br />

van de Europese cultuur.<br />

In zijn reactie spreekt<br />

Abdalli over “de grootsheid<br />

van Heidegger” en zijn<br />

“islamitische verhouding<br />

tot Heidegger”. 13<br />

Heidegger ziet volgens<br />

Abdalli wel de “noodzaak<br />

van een radicaal andere<br />

weg”, maar Heidegger vindt<br />

deze volgens Abdalli niet.<br />

Heideggers onbegaanbare weg<br />

is een dwaalweg en dus biedt de<br />

islam de uitweg. Hij gebruikt Heidegger<br />

als een kronkelende ladder naar een hoger<br />

islamitisch doel. Is dat doel bereikt, dan<br />

dient de ladder alleen nog als “getuige”.<br />

Abdalli wil moslim en filosoof zijn. Kan dit<br />

wel?<br />

Ik ben een illustratie van de “schizofrenie<br />

die de Westerse mens sinds het instorten<br />

van het christendom in de greep houdt.” 14<br />

Abdalli is een illustratie van een moslim<br />

die Heidegger selectief inzet om het<br />

islamitische graniet te wapenen tegen<br />

het darwinistische zuur. De filosofische<br />

relevantie van Darwin verzwijgt hij echter<br />

angstvallig! Ook over de punten waar<br />

Heidegger en Darwin op elkaar aansluiten<br />

hoor je Abdalli niet, terwijl zijn oren daar<br />

bij de colleges van Oudemans tot vervelens<br />

Woorden<br />

nestelen zich<br />

waar zij maar<br />

kunnen en zij horen<br />

nergens thuis. Woorden<br />

‘scheppen’ het wezen<br />

van een cultuur, een<br />

ideologie of een<br />

religie.<br />

School / 57<br />

toe mee gewassen zijn. Dit kan geen toeval<br />

zijn. Durft Abdalli nietsontziend te zijn en<br />

zichzelf en dat wat hem na is (de koran en<br />

de islam) in de waagschaal te stellen? Daar<br />

heb ik tot nu toe nauwelijks wat van gezien.<br />

Impliciet erkent hij wel mechanismen<br />

die darwinistisch van aard zijn en waar<br />

Heideggers filosofie omdraait: de macht van<br />

woorden. In Leviathan ontmaskerd heeft<br />

Abdalli het over typisch westerse<br />

woorden zoals ‘ideologie’ en<br />

‘theorie’ die zich in het<br />

islamitische taalgebruik<br />

nestelen:<br />

“De macht van dit<br />

soort woorden is zo<br />

groot dat men zelfs in<br />

islamitische landen van<br />

een eigen ‘islamitische<br />

ideologie’ spreekt. ... Deze<br />

woorden horen thuis in de<br />

subject-object-grammatica,<br />

die wezensvreemd is aan het<br />

islamitische geloof.” (Leviathan<br />

ontmaskerd, noot 6)<br />

Woorden nestelen zich waar zij maar<br />

kunnen en zij horen nergens thuis. Woorden<br />

‘scheppen’ het wezen van een cultuur,<br />

een ideologie of een religie. Het wezen is<br />

slechts een poreuze vergaarbak voor deze<br />

woorden. De ene vergaarbak is poreuzer<br />

dan de andere. De westerse is zeer poreus<br />

en neemt alles in haar op, de islamitische is<br />

waarschijnlijk minder poreus <strong>–</strong> vandaar dat<br />

ik heb gezegd dat de “islam is opgebouwd<br />

uit het harde, meer zuurbestendige<br />

graniet.” 15 Een zuivere, islamitische taal is<br />

een illusie. Abdalli geeft dus onbedoeld zelf<br />

een voorbeeld van darwinistisch zuur dat<br />

de granietachtige islamitische fundamenten<br />

aanvreet.<br />

Abdalli citeert de volgende woorden van


De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel Verhalen uit het Verre<br />

Studeren in het buitenland: University of California <strong>–</strong> Santa Cruz<br />

Esther de Pauw<br />

mij:<br />

“Sinds de Nieuwe Tijd wordt de wereld<br />

niet meer metafysisch, maar mechanischmathematisch<br />

ingedeeld. Sinds Darwin is<br />

ook het leven gereduceerd tot mechanica.”<br />

(<strong>Thauma</strong>, pp.42-43)<br />

Na mij geciteerd te hebben zegt hij:<br />

“Deze dubbele destructie of reductie van al<br />

het metafysische tot het mechanische valt<br />

moeilijk te ontkennen. Zij beheerst voor het<br />

Westen hemel en aarde en alles en iedereen<br />

daartussen!” (Reactie op “De krachtmeting<br />

tussen de westerse cultuur en de islam” p.<br />

5 <strong>–</strong> mijn cursivering)<br />

Abdalli denkt Darwin makkelijk te<br />

ontlopen door de invloedsfeer van het<br />

darwinistische zuur tot het Westen<br />

te beperken. Het darwinistische zuur<br />

heeft volgens Abdalli “in de islam zijn<br />

antigif gevonden” 16 . Dit is wishful thinking.<br />

Wat Abdalli zegt over het darwinisme<br />

blijft begrijpelijkerwijs oppervlakkig en<br />

uitwendig. 17 Nergens gaat hij inhoudelijk<br />

op het darwinisme in. Hij loochent de<br />

allesomvattendheid van het darwinisme.<br />

Daarnaast houdt hij zichzelf voor dat het<br />

slechts een hersenspinsel van een bebaarde<br />

westerling is dat niet betekenisvol hoeft<br />

te zijn voor de wereld buiten het Westen.<br />

Net als zoveel andere gelovigen is hij bang<br />

voor verlies. Het zou van moed getuigen als<br />

Abdalli filosofische ernst durft te maken van<br />

het darwinisme. Durft hij dit niet, dan is er<br />

altijd wel een plaatsje vrij bij GroenLinks,<br />

PvdA of D66, waar hij politieke ernst kan<br />

maken met de verdediging van de islam in<br />

deze roerige tijden. En last but not least is<br />

er nog een geruststelling voor alle gelovigen<br />

die Abdalli zelf aanspreekt maar waarvan<br />

hij denkt dat het alleen betrekking heeft op<br />

de westerse God:<br />

“De ‘dood van God’ en de reductie van<br />

de metafysica betekenen niet zozeer het<br />

verdwijnen van gelovigen en metafysici<br />

maar van een zinvolle taal waarin God<br />

en metafysica ter sprake kunnen worden<br />

gebracht.” (Reactie op “De krachtmeting<br />

tussen de westerse cultuur en de islam” p.<br />

12)<br />

Abdalli eindigt zijn reactie met de woorden:<br />

“De islam is de oplossing”. 18 Ik wil eindigen<br />

met de woorden: En toch zal de islam<br />

opgelost worden in het darwinistische zuur.<br />

Hoe en wanneer dit precies zal gebeuren<br />

is voor mij een vraag en voor niemand een<br />

weet.<br />

1 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur<br />

en de islam” p. 1<br />

2 Als filosoof beschik je niet over een kristallen bol, dus<br />

het past om voorzichtig te zijn met voorspellingen.<br />

3 De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam<br />

p. 4<br />

4 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 1<br />

5 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 1<br />

6 In dit artikel zal ik daar nog geen bevredigend antwoord op<br />

geven. Wel zal ik de naam ‘Europa’ meer gaan gebruiken dan<br />

de woordcombinatie ‘westerse cultuur’. Europa, de bakermat<br />

van de ‘westerse cultuur’ heeft als onderdeel van ‘het Westen’<br />

duidelijk te maken met andere vraagstukken dan landen<br />

zoals de VS of Nieuw-Zeeland.<br />

7 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 4<br />

8 Reflections on the Revolution in Europe: can Europe be the<br />

same with different people in it? Christopher Caldwell, 2009,<br />

p. 282<br />

9 “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam”<br />

p. 3<br />

10 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 7<br />

11 Ik ben wel blij dat Abdalli schrijft dat de islamitische zeden<br />

een wereldse oorsprong hebben, al zal hij dit vast wel niet zo<br />

bedoeld hebben.<br />

12 Leviathan ontmaskerd, p.3<br />

13 Respectievelijk noot 26 en noot 9 in Reactie op “De<br />

krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam”<br />

14 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 5<br />

15 De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam p.4<br />

16 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 11<br />

17 Het enige ‘bewijs’ waar Abdalli mee komt is dat<br />

islamitische banken nauwelijks door de kredietcrisis zijn<br />

aangetast. Omdat deze banken slechts een zeer marginale<br />

rol spelen, doen zij nog nauwelijks mee in de survival of the<br />

fittest.<br />

18 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />

de islam” p. 12 <strong>–</strong> mijn cursivering.<br />

In warm gouden zonlicht zie ik vanuit<br />

het vliegtuig een sereen San Francisco<br />

liggen. Het is 20 september 2009 en mijn<br />

studieverblijf in Amerika is begonnen.<br />

Er vallen nog wat lichte strubbelingen te<br />

overwinnen, zoals het ellenlange wachten<br />

voor de Amerikaanse douane, en<br />

het regelen van vervoer naar<br />

de campus, maar dat mag<br />

de pret niet drukken.<br />

I’m here in California<br />

and I’m here to stay!<br />

Nouja, tenminste<br />

voor een maandje of<br />

zes dan.<br />

Het zijn zes<br />

briljante maanden<br />

geworden. De<br />

University of<br />

California <strong>–</strong> Santa<br />

Cruz is het einddoel<br />

van de reis en een<br />

einddoel dat er wezen<br />

mag. Gebouwd op een<br />

voormalige ranch is de<br />

campus zo’n 2000 acres groot<br />

en grenst direct aan een natuurpark. De<br />

gebouwen op de campus staan pittoresk<br />

gerangschikt in kleine groepjes tussen 50<br />

meter hoge eeuwenoude Redwoodbomen,<br />

zodat je jezelf onmiddellijk in een<br />

vakantiepark waant. Tientallen herten lopen<br />

rustig rond en laten zich naderen tot op zo’n<br />

anderhalve meter afstand. Eekhoorntjes<br />

spelen tikkertje over het gras en in de<br />

bomen. ’s Avonds komen de wasberen uit<br />

hun schuilplaatsen en rommelen gezellig<br />

bij de vuilnisbakken. En als we dan ook nog<br />

eens ontdekken dat je vanaf de campus op<br />

verschillende punten een prachtig uitzicht<br />

hebt over het lager gelegen Santa Cruz en<br />

de Monterey Bay (ofwel de Stille Oceaan)<br />

menen ik en mijn nieuw gemaakte vriendjes<br />

en vriendinnetjes dat wij het hier best een<br />

poosje kunnen uithouden.<br />

Maar genoeg fraaie schilderingen. Laat<br />

ik eens wat nader ingaan op American<br />

campuslife en de verschillen en<br />

overeenkomsten met de universiteit<br />

daar en hier. Zo is daar<br />

allereerst het campusleven.<br />

Het is natuurlijk best<br />

prettig dat je op de<br />

universiteit woont<br />

en gewoon in je<br />

trainingsbroek<br />

kunt gaan<br />

ontbijten, maar<br />

het nadeel is wel<br />

dat je op campus<br />

aanmerkelijk<br />

minder zelfstandig<br />

bent. Zo ben<br />

je verplicht een<br />

‘mealplan’ te nemen<br />

waarmee je in de<br />

dininghalls van ’s morgens<br />

vroeg tot ’s avonds laat kunt<br />

eten. Zelf woonde ik in een appartement<br />

waar we over een keuken beschikten, maar<br />

veel wooncomplexen op campus bevatten<br />

niet eens keukens, omdat men ervan<br />

uitgaat dat studenten niet kunnen koken<br />

en er geen tijd voor hebben. Ook delen<br />

veel studenten hun kamer met een of twee<br />

andere personen. Gezellig je kamer inrichten<br />

in je eigen stijl is er niet bij, want ze zijn<br />

al gemeubileerd (met een eenpersoonsbed<br />

uiteraard). Voor alcoholgebruik gelden<br />

strikte regels. Je mag in Amerika voor je<br />

21ste niet drinken en zelfs als je met een<br />

minderjarige samenwoont, mag je in je eigen<br />

kamer geen alcohol hebben. Natuurlijk<br />

wordt deze regel massaal ontdoken. Menige


Studeren in het buitenland: University of California <strong>–</strong> Santa Cruz / Esther de Pauw<br />

doos colablikken bevatte in werkelijkheid<br />

sterke drank. En het gebeurde met<br />

regelmaat dat een stiekem feestje (want dat<br />

mag natuurlijk ook niet) plotseling werd<br />

onderbroken wanneer er op de deur werd<br />

geklopt door campuscontroleurs. Mensen<br />

vlogen dan alle kanten op, sloten zich op<br />

in kamers, onder bedden en in de toiletten,<br />

om als de controleurs weg waren weer te<br />

voorschijn te kruipen en het feest<br />

vrolijk voort te zetten.<br />

Wat betreft het studeren<br />

zelf zijn er ook opvallende<br />

verschillen met Nederland<br />

en Europa. Zo zou je<br />

kunnen zeggen dat Europa<br />

meer een schrijfcultuur<br />

heeft en Amerika een<br />

debatingcultuur. Je inbreng<br />

in de colleges is belangrijker<br />

dan hier, maar papers zijn<br />

minder omvangrijk en minder<br />

grondig. Het voelt soms als meer<br />

kwantiteit, maar minder kwaliteit. Zo had<br />

ik een college waar we er per week zo’n 300<br />

pagina’s Marx doorheen moesten stampen,<br />

wat je dan dus met geen mogelijkheid<br />

grondig kunt doen. Wat betreft de stijl en<br />

inhoud van de colleges, die week eigenlijk<br />

nauwelijks af van hier. Doorgaans leest<br />

men wel alle teksten in het Engels,<br />

maar de docenten zijn ook goed thuis in<br />

brontalen als Duits en Frans en brengen de<br />

belangrijke vertaalkwesties in de colleges<br />

ter sprake. Amerikanen hebben wel iets<br />

meer de neiging grote lijnen te trekken<br />

en daarbij soms de nuances wat uit het<br />

oog te verliezen, maar over het algemeen<br />

vond ik dat er absoluut goede filosofie<br />

wordt bedreven. De docenten waren zeer<br />

deskundig en zorgvuldig. De vakken die ik<br />

daar volgde sloten goed aan bij wat ik in<br />

Leiden heb gedaan.<br />

De werkdruk ligt in Amerika aanmerkelijk<br />

hoger en is er minder tijd voor sociale<br />

dingen. Waar je in Nederland toch al snel<br />

zo’n vijf avonden in de week best wat<br />

anders kunt doen, was ik in Amerika al<br />

blij als dat twee avonden in de week lukte.<br />

Het viel me op dat alle Europese studenten<br />

het jammer vonden dat er minder tijd was<br />

voor sociale dingen dan wij op dit<br />

continent gewend zijn, omdat<br />

je niet alleen voor de studie,<br />

maar zeker ook in het<br />

buitenland gaat studeren<br />

voor de social experience.<br />

In Amerika lijkt dat toch<br />

iets minder belangrijk te<br />

zijn. Contacten zijn snel<br />

gemaakt, maar vaak wat<br />

oppervlakkiger, omdat men<br />

weet dat de contacten toch<br />

maar tijdelijk zijn. Je merkt dat<br />

Amerika een hardere samenleving<br />

is, met meer onzekerheden in het leven en<br />

een hogere druk en noodzaak tot presteren.<br />

Menige relatie in Amerika loopt op de<br />

klippen omdat de één een baan krijgt aan de<br />

oostkust en de ander aan de westkust. Men<br />

is daar zeer realistisch in en het najagen<br />

van de eigen ontwikkeling en ambities<br />

worden belangrijker gevonden dan de liefde.<br />

Wat ik opvallend vond, is dat Amerika<br />

in veel opzichten minder modern is dan<br />

ik dacht, bijvoorbeeld qua mode, maar<br />

ook qua voorzieningen. Ook viel het me<br />

op dat Amerikanen vaak opkijken tegen<br />

Europa, met name als het gaat om cultuur<br />

en geschiedenis.. Nu is dat zeker in<br />

Californië goed te begrijpen, want daar<br />

is werkelijk alles gemaakt van plastic.<br />

Het enige authentieke in ´Callie´ zijn de<br />

zestiende en zeventiende-eeuwse Spaanse<br />

missieposten. Santa Cruz was bijvoorbeeld<br />

zo´n missiepost, evenals Santa Barbera, San<br />

Diego, San Francisco, Santa Maria en San<br />

Jose.<br />

Mocht je overwegen een tijdje in het<br />

buitenland te gaan studeren, dan raad ik je<br />

dat zeker aan. Begin op tijd met<br />

informatie verzamelen, want<br />

dat kost echt veel tijd.<br />

Het aanschrijven van<br />

fondsen is aardig wat<br />

werk, maar zeker de<br />

moeite waard. Zit je<br />

nog in je eerste of<br />

tweede jaar, dan<br />

is het handig om<br />

te beseffen dat<br />

je cijfers vooral<br />

voor fondsen erg<br />

belangrijk zijn. Veel<br />

fondsen financieren<br />

alleen zogenaamd<br />

‘toptalent’ en vragen<br />

hoge cijfergemiddelden.<br />

Heb je die niet, dan is de<br />

financiering een stuk lastiger<br />

rond te krijgen en wordt vooral<br />

studeren buiten Europa een stuk moeilijker.<br />

School / 61


Verhalen uit het Verre<br />

Na je studie: interview met Deborah Klaassen<br />

Anne van der Horst<br />

Deborah Klaassen (26) is een alumnus<br />

van het Instituut voor Wijsbegeerte en zat<br />

enkele jaren in de redactie van <strong>Thauma</strong>. In<br />

2009 heeft zij een master ‘Creative Writing’<br />

afgerond in Londen. Het boek wat zij daar<br />

als afstudeerscriptie heeft geschreven, is<br />

in oktober <strong>2010</strong> verschenen bij Uitgeverij<br />

Prometheus onder de titel ‘Bek<br />

dicht en dooreten!’. Een kort<br />

vraaggesprek.<br />

Wat ben je na je studie<br />

gaan doen, en wat doe<br />

je nu?<br />

Na het afronden van<br />

mijn masters heb ik<br />

een aantal maanden<br />

in het centrum van<br />

Londen als copywriter<br />

gewerkt. Ik schreef<br />

reclameteksten voor<br />

allerlei bedrijven <strong>–</strong> misschien<br />

wel minder filosofisch werk dan<br />

vakken vullen. Ik moest bijvoorbeeld<br />

artikelen schrijven waarin de geest en de<br />

ziel veel werden genoemd, omdat dat helpt<br />

bij het verkopen van verzekeringen. Nu ben<br />

ik echter verhuisd naar Cardiff, en leef ik<br />

van mijn spaargeld, terwijl ik mijn tweede<br />

boek aan het schrijven ben.<br />

Hoe heb je ervoor gezorgd dat je boek is<br />

uitgegeven?<br />

Ik had al connecties bij Uitgeverij<br />

Prometheus, omdat ik daar ooit stage<br />

had gelopen, en er onder andere voor had<br />

gezorgd dat het boek ‘Echte Filosofie’ van<br />

dhr. Oudemans daar werd uitgegeven. Toen<br />

ik mijn boek af had heb ik het manuscript<br />

naar deze uitgeverij gemaild. Tot mijn grote<br />

vreugde kreeg ik binnen een week te horen:<br />

‘Wanneer ben je in Nederland om je contract<br />

te tekenen?’.<br />

Waar gaat je boek over?<br />

Mijn boek vertelt het verhaal van<br />

een achttienjarig Nederlands<br />

meisje, dat naar Londen<br />

gaat om als au pair te<br />

werken. Ze komt bij een<br />

joods gezin terecht,<br />

maar is zelf niet joods.<br />

Ze voelt zich al snel<br />

om twee redenen<br />

buitengesloten: omdat<br />

ze niet joods is, en<br />

omdat ze niet Brits<br />

is. Ze probeert zich de<br />

Engelse cultuur eigen<br />

te maken, maar merkt al<br />

snel dat niet zal lukken: ze<br />

zal altijd een buitenstaander<br />

blijven.<br />

Wat betekent de titel van het boek?<br />

‘Bek dicht en dooreten!’ kan op twee<br />

verschillende manieren gelezen worden.<br />

Enerzijds: het meisje komt als au pair<br />

terecht bij een gastgezin met een kind, en<br />

kinderen kunnen soms heel erg het bloed<br />

onder je nagels vandaan halen. Wat je dan<br />

geneigd bent tegen zo’n kind te zeggen, is:<br />

‘Hou je bek en eet door!’. Anderzijds slaat<br />

de titel ook op de lastige verhouding van de<br />

hoofdpersoon met haar tanden. Meer kan ik<br />

hier helaas niet over zeggen, omdat ik dan<br />

de plot van het boek zou verklappen.<br />

Je hebt je boek oorspronkelijk in het Engels<br />

geschreven, en zelf in het Nederlands<br />

vertaald. Hoe ging dat?<br />

Ik heb destijds mijn masterscriptie bij<br />

filosofie over vertalen geschreven, en<br />

merkte al snel: vertalen is iets wat ik niet<br />

kan. Daarom heb ik mijn boek als het ware<br />

herschreven in het Nederlands. Als je de<br />

twee versies van mijn boek <strong>–</strong> de Engelse en<br />

de Nederlandse <strong>–</strong> naast elkaar zou leggen,<br />

zou je kunnen zeggen: dit is misschien een<br />

beetje een ‘slordige’ vertaling. Een ‘nette’,<br />

meer woordelijke vertaling zou echter heel<br />

raar Nederlands hebben opgeleverd. Het<br />

boek is nu goed: het is een goed product.<br />

Hoe heeft datgene wat je hebt geleerd bij<br />

de opleiding Wijsbegeerte je geholpen bij<br />

het schrijven van dit boek?<br />

Het college over Hölderlin heeft me sterk<br />

beïnvloed. Wat ik daar heb geleerd naar<br />

aanleiding van de Gesetz der Heimkehr<br />

heeft me aangezet tot het schrijven van dit<br />

boek <strong>–</strong> ook al is dit geen filosofisch boek<br />

geworden, maar een roman. De Gesetz der<br />

Heimkehr wil zeggen dat je uitvaart om<br />

rijker terug te keren. Bijvoorbeeld: ik ga<br />

naar Londen en kom terug als de auteur<br />

van een roman die wordt geprezen door<br />

Fay Weldon. Hoe groter de risico’s van de<br />

onderneming, hoe groter de buit waar je<br />

mee thuis komt. Na de ‘vaterländische<br />

Umkehr’ ziet Hölderlin echter: dit gaat<br />

uiteindelijk niet, want als ik daadwerkelijk<br />

wil terugkeren naar mijn eigen oorsprong<br />

is dat niets anders dan simpelweg<br />

doodsverlangen. Om ook maar iets van<br />

belang te kunnen schrijven moet ik in de<br />

buurt blijven van waar ik vandaan kom,<br />

maar niet in die bron opgaan, en er ook niet<br />

School / 63<br />

naar terugverlangen.<br />

Wat is je advies aan mensen die ook graag<br />

een boek zouden willen schrijven?<br />

Wat ik gemerkt heb, is: als je een boek wil<br />

schrijven, moet je schrijven. Je kunt als een<br />

filosoof bij ieder woord stil blijven staan en<br />

vraagtekens zetten, maar uiteindelijk levert<br />

dat je geen product op <strong>–</strong> die roman komt<br />

er op die manier nooit. Ik heb er daarom<br />

bewust voor gekozen geen filosofische<br />

roman te schrijven. Het feit dat ik mijn<br />

roman oorspronkelijk in het Engels heb<br />

geschreven, heeft daarbij ook geholpen.<br />

Deborah Klaassen Bek dicht en dooreten!<br />

205 pagina’s € 16,95 Uitgeverij Prometheus


Vrolijke Verhalen<br />

Ein Herumspringen im Dunkel<br />

Naomi Boekwijt<br />

Het was op een zaterdagnacht in september<br />

dat wij terugkeerden. De eerste kilometers<br />

moesten we helemaal teruglopen, omdat<br />

het de Gemeenschap zo’n tien jaar geleden<br />

was gelukt om, binnen een bepaalde omtrek,<br />

een verbod op gemotoriseerd verkeer in te<br />

stellen. Nu was het er zo onherbergzaam<br />

donker dat we haastig in de berm sprongen<br />

toen er een paard met koets langs daverde.<br />

Het harde geklater van de hoeven op het<br />

daar nog verharde pad was veel beter<br />

hoorbaar dan het tafereel zichtbaar was:<br />

slechts de glanzende, vonkende ijzers van<br />

het paard en de lampen op de zijkanten van<br />

de koets lichtten langs flitsend op.<br />

De koetsier had ons niet opgemerkt.<br />

Voor Marten een opluchting, die zou<br />

wel eindeloos en onvermoeibaar kunnen<br />

blijven lopen, zolang het hem verzekerde<br />

van zo weinig mogelijk afhankelijkheid. Hij<br />

en ik liepen soms even naast elkaar, maar<br />

meestal liep hij voorop en ik een stuk achter<br />

hem. Tobias liep al de hele tijd zuchtend<br />

en sloffend achteraan. Het was vreemd en<br />

vanzelfsprekend tegelijk dat Marten veel<br />

voorop liep - vanzelfsprekend omdat hij<br />

wel wist waar-ie heen moest lopen, omdat<br />

we dezelfde weg terug moesten als dat we<br />

gekomen waren; vreemd omdat het niet zijn<br />

weg was, hij liep dat verrekte pad niet al z’n<br />

hele leven op en neer. Marten kwam dan ook<br />

niet uit de Gemeenschap. Het opmerkelijkste<br />

aan hem was dat hij alles unheimlich<br />

beter aanvoelde dan wij. De waanzinnige<br />

koelte in zijn houding leek elk aanvoelen te<br />

ontkennen, maar was er juist de bevestiging<br />

van.<br />

Wanneer ik To niet meer hoorde ging ik wat<br />

langzamer lopen, tot ik zijn geluiden weer<br />

kon onderscheiden. Zin om naast hem te<br />

hem te lopen had ik niet, ik wilde dat stuk<br />

alleen lopen, zoals ik vroeger ook altijd had<br />

gedaan op dagen dat ik in het naburige dorp<br />

iets moest halen voor mijn ouders. Ook nu<br />

nog, of juist nu, zag ik hem als de zwakste<br />

van ons twee, juist omdat hij zich altijd het<br />

sterkst had willen tonen in het onthouden<br />

van de Schrift en in de gehoorzaamheid aan<br />

moeder. In vergelijking met Marten stak zijn<br />

slappe houding des te meer af. Marten liep<br />

altijd zeer rechtop. Eigenlijk was alles recht<br />

aan hem: van de contouren van zijn gezicht<br />

tot aan de lijn van z’n schouders <strong>–</strong> als je een<br />

lat op die schouders zou leggen, dan zou-ie<br />

evenwijdig lopen met de horizon.<br />

We liepen nu al ruim een uur. Het<br />

was veel later dan we hadden berekend,<br />

natuurlijk omdat we er niet op gerekend<br />

hadden nog terug te moeten lopen. Ik liep<br />

inmiddels al door het zeer van mijn voeten<br />

heen, maar geen haar op m’n kop die<br />

eraan dacht om daarover te klagen, want<br />

Martens Härte kon zulk een klagen niet<br />

verdragen. Waarheen we liepen was mij nu<br />

niet meer duidelijk, maar het kon me ook<br />

niets schelen. Het duister was zo diep dat<br />

ik Marten niet voor mij zag lopen, terwijl<br />

er hooguit een paar meter tussen ons kon<br />

zijn, omdat de ontkenning van mijn pijn<br />

luid weerklonk in het ritme van zijn ferme<br />

passen. “Die vent loopt zó snel,” had Hans<br />

gezegd. Ik glimlachte toen ik er aan dacht.<br />

Hans was de enige die opmerkingen over<br />

Marten durfde te maken. Ik leed aan een<br />

quasi-neutrale beschrijvingsdwang, vond-ie.<br />

Op een afstandje van het huis waren we<br />

even blijven staan. In de keuken scheen<br />

nog licht. We konden de lichtbron zelf niet<br />

zien, omdat de keuken achter was, maar<br />

vanaf buiten was een in vier vierkanten<br />

flauw verlicht vlak op het gras te zien. Daar<br />

moesten ze zitten, achterin dat huis, aan<br />

die vervloekte keukentafel. Het huis kwam<br />

me nu niet meer voor als een huis, maar<br />

als moeder met een gebouw om zich heen,<br />

waar haar bewind zich in elk hoekje had<br />

genesteld.<br />

Marten knikte ons niet goedmoedig toe ter<br />

geruststelling voordat hij aan de laatste<br />

meters begon. Hij liep gewoon, of niet, en<br />

dan moest je maar volgen, of niet. Natuurlijk<br />

volgden we. We hadden geen angst meer,<br />

onverschillig geworden voor onze houding<br />

jegens moeder en voor moeders houding<br />

jegens ons. Het oude hout van de veranda<br />

kraakte, de buitendeur maakte nog<br />

precies hetzelfde hoge geluid. En hij<br />

beklom de Sinaï en naderde de donkerte<br />

waarin God was.<br />

Daar zaten ze. Een kaars in hun midden, de<br />

Schrift op een hoek van de tafel, door vaders<br />

neurotisch verlangen zo neergelegd. Het<br />

viel me nu op dat moeders haar grijs was,<br />

al was het dat vast ook al toen wij een jaar<br />

daarvoor waren vertrokken. Vader hing nog<br />

altijd in zijn gebogen denkende houding,<br />

zwaar op de tafel leunend, waar moeder<br />

altijd kaarsrecht zat en hem commanderend<br />

toesprak. De onderdanigheid droop nog<br />

steeds van hem af in de vorm van kleine<br />

zweetdruppels op zijn slapen. Ik keek de<br />

kamer rond, alles zwart, dat vond moeder<br />

‘stijlvol’. Ik haatte de stoelen met de houten<br />

spijlen als rugleuning waar ik zo vaak tot<br />

beursheid aan toe mijn ruggengraat precies<br />

tussen de middelste twee spijlen had<br />

gedrukt, wanneer moeder weer met het vuur<br />

van haar verbolgenheid aan het blazen was.<br />

Zonder een spoor van verbazing keken<br />

ze op. Daar stonden we, rechtop, lange<br />

School / 65<br />

smalle mensen als we alle drie waren.<br />

We stonden daar zwijgend, met onze<br />

mechanisch gereduceerde harten en het<br />

verlies aan Not dat vanuit die harten rustig<br />

door onze aderen vloeide. Het opkijken van<br />

vader was te vergelijken met dat van een<br />

sloom, gebroken dier; dat van moeder was<br />

meer zenuwachtig. De aanwezigheid van<br />

Marten werd niet opgemerkt. Het was of<br />

hij helemaal niet in het huis was, omdat de<br />

grens van zijn lichaam al genoeg huis was<br />

voor hem. Un-heim-lich, dat was-ie.<br />

Moeder zei toen met haar monotone,<br />

serieuze stem: “Kinderen, ga zitten, dan<br />

lezen wij tezamen de Schrift.”<br />

En wij gingen zitten. En vader begon<br />

te lezen wat hij al honderdmaal gelezen<br />

en nog steeds niet begrepen had. Moeder<br />

gaf bij elke zin een uitspraakverbetering,<br />

zoals altijd. Na een eerste passage stelde<br />

zij ons vragen over de Grote Woorden, die<br />

mij belachelijker dan ooit ter ore kwamen.<br />

Tobias, met zijn misselijkmakende drang<br />

naar ouderlijke liefde en goedkeuring,<br />

deed nog pogingen tot antwoord geven: “Is<br />

het iets met het…Im Ganzen?” Hij zei dat<br />

op zijn hakkelende, autistische toon, die<br />

vreemd weerklonk in de bedompte ruimte.<br />

Met minachting bekeek ik zijn gezicht, om<br />

daarna Martens gezicht te bekijken, met de<br />

felle ogen die compleet onverschillig naar<br />

de muur staarden. Niets-zeggend, maar niet<br />

nietszeggend, zo zat-ie daar naast mij aan<br />

die vervloekte keukentafel.<br />

Boven en om ons heen strekte de nacht<br />

zich sternenlos uit. Ik wist me door haar<br />

omringd en opgenomen tegelijk. Steeds<br />

herhaalde zich onvrijwillig die zin in mijn<br />

hoofd: En hij beklom de Sinaï, en naderde<br />

de donkerte waarin God was. Dan bedacht


Ein Herumspringen im Dunkel / Naomi Boekwijt<br />

ik ook steeds onvrijwillig dat er in die<br />

donkerte geen God was. De donkerte was<br />

gewoon de donkerte, een gebrek aan licht,<br />

net als het huis dat steeds verder achter ons<br />

kwam te liggen. In zich borg dat huis mijn<br />

vader en moeder: wachters van alles wat<br />

oud en verrot is, maar weigert te vergaan.<br />

Dat zag ik nu pas. Ik moest eerst terugkeren<br />

om het de rug toe te kunnen keren.<br />

“Psst!,” klonk het vanuit Martens richting,<br />

gesmoord sissend vanaf een eindje verderop.<br />

Ik holde meteen vooruit tot ik zijn gestalte<br />

kon onderscheiden en mijn pas vertraagde.<br />

Zijn hand omvatte mijn schouder en<br />

oefende een lichte druk uit, waardoor ik<br />

naar de kant van de berm draaide, zoals<br />

hij ook stond. “Kijk,” zei-ie zacht. Ik<br />

volgde het wijzen van zijn gestrekte arm en<br />

verwachtte van alles: een aangereden kat,<br />

het lijk van moeder, de incarnatie van een<br />

gewetenskwestie. Voor één keer was het<br />

echter niet de dood maar het leven zelf waar<br />

Marten op wees. Ongeveer twee meter van<br />

waar we stonden lagen een paar herten in<br />

een kuil in het gras te slapen, tegen elkaar<br />

aan. Ik keek even opzij naar Marten, hoe<br />

hij zo aandachtig stond te turen. Ik bleef<br />

maar kijken naar dat serieuze gezicht, bleek,<br />

scherp gelijnd, onwaar-achtig. Elk moment<br />

kon het in een cynische grimas trekken,<br />

maar dat gebeurde niet, het bleef ernstig.<br />

Ik herinnerde me dat ik de aansteker van<br />

Hans nog in mijn binnenzak had en haalde<br />

het ding te voorschijn. Toen liep ik zacht<br />

een paar passen het gras in en scheen met<br />

het vuur vlak voor de herten. Meteen volgde<br />

het onmetelijk snel op- en wegspringen<br />

van de vlugge dieren door het hoge gras.<br />

Zij haastten zich naar de bosrand die<br />

slechts enkele meters verderop lag. Ein<br />

Herumspringen im Dunkel, dacht ik. We<br />

keken ze na tot we ze al niet meer konden<br />

zien.<br />

“Waarom deed je dat?,” vroeg Marten kalm,<br />

niet-beschuldigend.<br />

“Zomaar.”<br />

“Ja,” zei hij, om maar wat te zeggen, terwijlie<br />

met een vlugge hoofdbeweging opzij<br />

keek omdat To zich inmiddels bij ons had<br />

gevoegd. Deze keek ons niet-begrijpend aan,<br />

tilde zijn handen vragend omhoog en liet<br />

ze, toen Marten zich al had omgekeerd om<br />

verder te lopen, luid weer tegen zijn lichaam<br />

vallen om maar van zijn ergernis blijk te<br />

kunnen geven. Hij bleef nu wel meer op<br />

ons tempo achter ons lopen. Marten en<br />

ik liepen weer een stuk zwijgend naast<br />

elkaar. Onze schaduwen lieten zich steeds<br />

kort zien doordat ik de aansteker aan en uit<br />

knipte, totdat Marten er een vernietigende<br />

blik op wierp en siste of ik dat laten kon.<br />

De samenkomst vergde van mij een<br />

constante alertheid. Alleen vader kon zich<br />

daar altijd gedeeltelijk aan ontrekken,<br />

zoals dat hem ook toen weer lukte in het<br />

dwangmatig rechtleggen van de Schrift.<br />

Marten zweeg nog altijd, ik ook. To diepte<br />

constant wijze uitspraken op uit de volheid<br />

zijns gemoeds, in antwoord op moeders<br />

vragen. Ik keek de hele tijd maar naar<br />

die kop van vader. De zweetdruppeltjes<br />

gleden onregelmatig langs zijn hals als<br />

regendruppels op een autoraam. Ik hoopte<br />

op een abrupt einde aan dit eindeloze, in de<br />

vorm van Marten die moeder zou fusilleren<br />

of een nihilistische apocalyps die zich zou<br />

voltrekken binnen de volledige omtrek van<br />

de Gemeenschap.<br />

Moeder riep mijn naam, ik schoot rechtop in<br />

de stoel.<br />

“En wat betekent dat hier, het woord Not?”<br />

“Nood? Niets. Er is geen nood. Ik voel geen<br />

nood,” zei ik monotoon en zonder na te<br />

denken.<br />

Moeder kwam opeens half uit haar<br />

stoel omhoog zetten en stak met wilde<br />

armgebaren een klaagzang tegen vader<br />

af, waarop deze van ellende nog dieper<br />

in zijn gebogen houding zakte dan hij al<br />

zat. To keek er verschrikt naar met grote<br />

ogen, schietend van de een naar de ander.<br />

Van opzij zag ik een glimlachende trek<br />

om Martens lippen verschijnen. Met<br />

ogen vol vermaak draaide-ie z’n hoofd<br />

vertrouwelijk naar me toe terwijl zijn<br />

lijf recht en onbewogen bleef, zijn<br />

handen doodstil in z’n schoot. Nog steeds<br />

zonder er bij na te denken stond ik op en<br />

schoof de stoel aan. Marten deed hetzelfde<br />

en greep in het weglopen zijn plunje van de<br />

tafel, waarbij de Schrift met een luide klap<br />

op de grond viel <strong>–</strong> wat echter net zomin als<br />

ons vertrek werd opgemerkt.<br />

We naderden het dorp. Kwamen we eindelijk<br />

lantaarns tegen, waren ze alweer aan<br />

het uitdoven. De lucht vertoonde aan de<br />

horizon vage lichtblauwe vegen, zodat het<br />

was alsof de nacht zich terugtrok als de<br />

branding. Op de hiel van mijn linkervoet<br />

moest inmiddels een open wond gekomen<br />

zijn, want ik voelde hoe mijn sok aan het<br />

vlees plakte. Marten liep een eind voor me,<br />

To niet ver achter me. Ik keek naar Martens<br />

rechte rug met de brede lange spieren<br />

aan de zijkanten, die leken te ademen als<br />

longen. Hij was meer mens dan ik, omdatie<br />

zo’n vanzelfsprekende tevredenheid had<br />

met z’n bestaan. Steeds opnieuw dacht ik<br />

aan de herten waar hij me op had gewezen.<br />

School / 67<br />

Hoe overweldigend levendig was hun<br />

Herumspringen im Dunkel, juist omdat God<br />

niet in die donkerte was!


Vrolijke Verhalen<br />

Tante Sophia weet raad<br />

Lieve Tante Sophia,<br />

Ik ben een student filosofie en wiskunde<br />

van 34 jaar. Ik woon al jaren gelukkig bij<br />

mijn moeder in de kelder. Mijn dagindeling<br />

is als volgt: elke ochtend wast mijn moeder<br />

me in de teil en smeert ze mijn bammetjes.<br />

Daarna heb ik alle tijd om me te richten op<br />

de twee grote liefdes van mijn leven: het<br />

theodiceeprobleem bij Leibniz, en World<br />

of Warcraft. Ik woon nog steeds bij mijn<br />

moeder, maar ben inmiddels een stuk<br />

minder gelukkig.<br />

Mijn ongeluk heeft de volgende reden. Op<br />

een kwade avond kwamen een paar oude<br />

vrienden die ik nog van de middelbare<br />

school kende onverwacht bij mij op<br />

bezoek. Ze beweerden dat ik eens ‘naar<br />

buiten moest gaan’. Tot mijn grote verdriet<br />

was mijn trouwe moesje het hier mee eens.<br />

Ik ben toen mijn grot uitgesleept om iets te<br />

aanschouwen wat nog stralender was dan<br />

de zon: een jonge vrouw.<br />

Nu is niets meer hetzelfde. Ik wil niet<br />

meer ’s ochtends in de teil, en noch World<br />

of Warcraft, noch het theodiceeprobleem<br />

kunnen me noch bekoren. Op één avond<br />

kwam het me zelfs toe dat met de dood van<br />

God alles geoorloofd is. Ik luister nu de<br />

hele dag naar sombere muziek, rook als een<br />

ketter en drink héél, héél erg veel. Dit alleen<br />

omdat ik denk de zon nooit te krijgen. Tante<br />

Sophia, is er nog hoop?<br />

In hartstochtelijke afwachting van uw<br />

antwoord,<br />

Jeffrey Lionel Dahmer<br />

Lieve Jeffrey,<br />

Je bent bij mij aan het juiste adres voor<br />

deze vraag. Ook ík verbleef ooit in een<br />

kelder, maar in een beduidend andere.<br />

Trage slierten mist trekken op boven het<br />

landschap van mijn herinnering.<br />

Een kelder in Parijs, in de nadagen van<br />

Proust, een chambre noir. Tijdens mijn<br />

verblijf daar was ik vastgebonden <strong>–</strong><br />

echter niet zo platvloers en onaangenaam<br />

zoals mensen heden ten dage plachten<br />

te doen. Nee, het was een fluweelachtige<br />

gebondenheid die mij geheel vrijwillig<br />

van mijn vrijheid ontdeed. Spannende<br />

tijden in het donker beleefde ik. Slechts<br />

het schijnsel van een enkel peertje,<br />

wierp schaduwen op de Papiertapeten met<br />

Biedermeierpatroon. Heerlijk bedwelmd was<br />

ik door Laudanum, terwijl pauwenveren<br />

mijn voeten streelden, en ik op precies de<br />

juiste momenten stevig werd aangepakt.<br />

Hoezeer ik ook opging in deze Heerlijckheid,<br />

toch moest mijn licht doorbroken worden<br />

door de grote schaduw van een grove<br />

gestalte. Deze gestalte, mijn lieve Jeffrey,<br />

bleek een Senegalneger te zijn die met zijn<br />

barbaric yawp de toon van mijn vie en rose<br />

doorbrak. Als een Houdini bevrijdde hij mij,<br />

zoals alleen kluge Tiere dat kunnen. Toen<br />

hij mij van mijn geliefde gordijnkoorden<br />

gescheiden had, zag ik opeens het verschil<br />

tussen het lage personeel - de gestalte van<br />

de arbeider - en de voorname vrouwen<br />

waarmee ik voorheen gebonden was. Het<br />

lage personeel had mijn aangename verblijf<br />

verzorgd! Hoe ik ook spartelde en kronkelde<br />

met mijn geoliede lichaam, toch werd ik uit<br />

mijn geliefde nachtclub gesleurd.<br />

Oh lieve Jeffrey, toen ik buiten stond<br />

had Parijs al haar charme verloren! De<br />

stadlichten schenen mij te schel; ik kon<br />

mijn blik daarom alleen maar werpen op de<br />

paardenschijt en de arbeidende mens - dit<br />

alles vergezeld door de geur van zoete<br />

kastanjes. Nog altijd getrokken<br />

door de Senegalneger,<br />

viel ik voorover in een<br />

plas, alwaar ik de<br />

vreemde schijnselen<br />

van lichten mocht<br />

ontdekken. Toen<br />

ik uiteindelijk<br />

mijn blik weer<br />

oprichtte, bleken<br />

deze schijnselen<br />

de lichten van<br />

de Moulin Rouge<br />

te zijn. Haar<br />

wieken malen weer,<br />

onverbiddelijk! Dit<br />

malen duizelde me,<br />

waardoor een parasiet<br />

in mijn hoofd de overhand<br />

kreeg. De glimworm sprak tot<br />

me:<br />

Het universum draait uit zichzelf en de<br />

eeuwige wetten die inherent zijn aan de<br />

natuur volstaan in het produceren van<br />

alles wat er is en alles wat we daarover<br />

kunnen weten; voortdurende beweging van<br />

materie verklaart alles; waarom zouden<br />

we datgene wat altijd al in beweging is<br />

voorzien van een motor? Het universum is<br />

een samenvoeging van ongelijke entiteiten<br />

die tezamen en successief handelen, en<br />

reageren met elkaar of tegen elkaar; ik<br />

bespeur geen begin geen einde en geen<br />

vaste omgrenzingen; dit universum zie<br />

ik enkel als een voortdurende overgang<br />

School / 69<br />

van één toestand in de andere, en daarin<br />

alleen specifieke wezens die voor altijd<br />

veranderen van verschijning en vorm.<br />

(Markies de Sade - Juliette)<br />

Daarom, Jeffrey, kan ik je vertellen:<br />

destructie behoort<br />

noodzakelijkerwijs tot de<br />

natuurlijke orde der<br />

dingen. De natuur<br />

schept alleen met<br />

de deuk van<br />

vernietiging. Zo is<br />

ook jouw liefde een<br />

glimworm in een<br />

uithoek van een<br />

heelal, een kelder<br />

nu toevallig,<br />

waar - als je er<br />

de oren voor had<br />

je gehoord zou<br />

kunnen hebben dat<br />

ook ik daar verschenen<br />

was. Nu is de keuze aan<br />

jou, Jeffrey: óf je legt deze<br />

goudgloeiende koorts voor<br />

eeuwig terzijde met mijn lichaam<br />

in de vrieskist, óf je onderneemt dezelfde<br />

opgang naar buiten, om je te meten aan<br />

het malen van de molen. De molen maalt<br />

Jeffrey, de molen maalt onverbiddelijk.<br />

Voor eeuwig <strong>–</strong> of nooit <strong>–</strong> de jouwe,<br />

Tante Sophia<br />

Naschrift<br />

Jeffrey keek nog een keer naar buiten. Iets<br />

gaat zijn gang, constateerde hij. Nadat<br />

hij zijn mes had geschoond, sloot hij de<br />

vrieskist.


Colofon<br />

<strong>Thauma</strong><br />

Blad van het Instituut voor Wijsbegeerte,<br />

Faculteit der Geesteswetenschappen,<br />

Universiteit Leiden<br />

Postadres<br />

Instituut voor Wijsbegeerte<br />

Postbus 9515<br />

2300 RA Leiden<br />

o.v.v. „<strong>Thauma</strong>”<br />

Internet<br />

www.thauma.plexus.leidenuniv.nl<br />

E-mail<br />

thaumaadres@yahoo.com<br />

Redactie<br />

Irene van de Beld, Naomi Boekwijt, Auke Briek,<br />

Anne van der Horst, Klaas de Pater (Hoofdredacteur),<br />

Emile Schols, Jojanneke Scheepers, Miriam Tijs<br />

Begeleidend docent: Jan Sleutels<br />

Aan dit <strong>nummer</strong> werkten mee:<br />

Nikola Andonovski, Channa van Dijk, Jordy Hesseling<br />

Bart Karstens, Esther de Pauw, Norbert Peeters,<br />

Göran Sundholm, Rado Vleugel, Erik Weynschenk,<br />

Anne van Zilfhout<br />

Grafische Vormgeving<br />

Marius Grootveld<br />

i: www.mariusgrootveld.nl<br />

e: info@mariusgrootveld.nl<br />

Opmaakredactie<br />

Miriam Tijs<br />

Druk<br />

Komplot, Rotterdam<br />

Oplage<br />

400


Gedicht<br />

Dämmerung<br />

Georg Trakl (1887-1915)<br />

Im Hof, verhext von milchigem Dämmerschein,<br />

Durch Herbstgebräuntes weiche Kranke gleiten.<br />

Ihr wächsern-runder Blick sinnt goldner Zeiten,<br />

Erfüllt von Träumerei und Ruh und Wein.<br />

Ihr Siechentum schließt geisterhaft sich ein.<br />

Die Sterne weiße Traurigkeit verbreiten.<br />

Im Grau, erfüllt von Täuschung und Geläuten,<br />

Sieh, wie die Schrecklichen sich wirr zerstreun.<br />

Formlose Spottgestalten huschen, kauern<br />

Und flattern sie auf schwarz-gekreuzten Pfaden.<br />

O! trauervolle Schatten an den Mauern.<br />

Die andern fliehn durch dunkelnde Arkaden;<br />

Und nächtens stürzen sie aus roten Schauern<br />

Des Sternenwinds, gleich rasenden Mänaden.<br />

Instituut voor Wijsbegeerte - Universiteit Leiden

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!