Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
thau<br />
ma<br />
jr.10/11 nr.01<br />
school<br />
filosofie en<br />
het middelbaar<br />
onderwijs
Inhoud<br />
5<br />
Interview<br />
“Philosophy is not science’s underlabourer”<br />
An interview with Ray Brassier<br />
Nikola Andonovski<br />
13<br />
Thema<br />
Sijmen Bastmeijer over de noodzaak<br />
van filosofie<br />
Naomi Boekwijt<br />
19<br />
Thema<br />
LAPP-Top-programma Wijsbegeerte<br />
Jordy Hesseling<br />
22<br />
Thema<br />
Filosofie als studiekeuze<br />
Channa van Dijk<br />
24<br />
Brief<br />
Aan de eerstejaars<br />
Jojanneke Scheepers<br />
26<br />
Recensie<br />
Det Sjunde inseglet<br />
Ingmar Bergman<br />
Erik Weynschenk<br />
28<br />
Recensie<br />
Heideggers Welt-analyse<br />
Auke Briek<br />
33<br />
Het beslissende boek<br />
Wittgenstein’s Tractatus<br />
Logico-Philosophicus<br />
Göran Sundholm<br />
34<br />
Recensie<br />
Les Stratégies Fatales<br />
Baudrillard<br />
Klaas de Pater<br />
School / 3<br />
37<br />
Recensie<br />
The new best thing in town: empathy<br />
Anne van Zilfhout<br />
40<br />
Polemiek<br />
You never monkey with the truth<br />
Norbert Peeters<br />
47<br />
Polemiek<br />
‘Killing an Arab’<br />
Bart Karstens<br />
53<br />
Polemiek<br />
De krachtmeting tussen de westerse<br />
cultuur en de islam<br />
Een vervolg<br />
Rado Vleugel<br />
59<br />
Verhalen uit het Verre<br />
Studeren in het buitenland: University<br />
of California <strong>–</strong> Santa Cruz<br />
Esther de Pauw<br />
62<br />
Verhalen uit het Verre<br />
Na je studie: interview met Deborah<br />
Klaassen<br />
Anne van der Horst<br />
64<br />
Vrolijke Verhalen<br />
Ein Herumspringen im Dunkel<br />
Naomi Boekwijt<br />
68<br />
Vrolijke Verhalen<br />
Tante Sophia weet raad
Van de redactie<br />
<strong>Thauma</strong> vernieuwd<br />
Lectori salutem,<br />
De <strong>Thauma</strong> is vanaf heden geheel<br />
vernieuwd. Niet alleen het schitterende<br />
design is nieuw, met dank aan Miriam<br />
Tijs en Marius Grootveld, ook de opbouw<br />
is anders geworden. De <strong>Thauma</strong> heeft<br />
een hoofdartikel en thema gekregen.<br />
Het hoofdartikel in dit <strong>nummer</strong> is een<br />
interview met filosoof Ray Brassier over<br />
het speculatief realisme. Dank aan Nikola<br />
Andonovski voor zijn prestatie in deze!<br />
We hopen nog veel te kunnen verwachten<br />
van dit talent. Het thema van deze editie<br />
is ‘filosofie op de middelbare school’.<br />
Zo is er een interview met Sijmen<br />
Bastmeijer, docent filosofie aan een<br />
middelbare school, alsmede een artikel<br />
van Channa van Dijk, een middelbare<br />
scholier, over hun favoriete vak ‘filosofie’.<br />
Samen met een verslag van Jordy Hesselink,<br />
deelnemer aan het LAPP-Top programma<br />
van de Universiteit Leiden, ontstaat er een<br />
beeld van filosofie op de middelbare school<br />
- evenals de overgang naar filosofie op de<br />
universiteit.<br />
Voor al diegenen die deze overgang al<br />
hebben gemaakt, heeft Jojanneke Scheepers<br />
een brief geschreven aan de eerstejaars.<br />
Haar brief wordt gevolgd door de afdeling<br />
‘recensies en boekbesprekingen’. Erik<br />
Weynschenk heeft een filosofische recensie<br />
geschreven van de film ‘Det sjunde<br />
inseglet’ van Ingmar Bergman. Daarnaast<br />
heeft Auke Briek een verhandeling over<br />
Heideggers Sein und Zeit ingestuurd. Dit<br />
betekent dat ook de serieuze filosofie - als<br />
vanouds - niet zal worden geschuwd in<br />
de <strong>Thauma</strong>. Een oude <strong>Thauma</strong>-traditie<br />
die ook deze editie weer wordt voortgezet,<br />
is de rubriek “Het beslissende boek”. Deze<br />
rubriek is ditmaal verzorgd door dr. Göran<br />
Sundholm, die - hoe kan het ook anders<br />
- Wittgenstein’s Tractatus behandelt.<br />
Tenslotte valt te lezen wat Klaas de Pater<br />
van Baudrillard vindt, en wat Anne van<br />
Zilfhout’s gedachte is over het nieuwe boek<br />
van Frans de Waal: Een tijd voor empathie.<br />
Het darwinisme vormt in deze <strong>Thauma</strong> een<br />
subthema, want ook de eerste polemische<br />
tekst, van de hand van Norbert Peeters,<br />
betreft het darwinisme. Killing an Arab van<br />
aio Bart Karstens, en de reactie van Rado<br />
Vleugel op Aziz Abdalli's artikel in de vorige<br />
<strong>Thauma</strong>, zijn eveneens polemisch van<br />
aard. Polemos pater pantóon moet men<br />
maar denken. Iets luchtiger van aard<br />
is de berichtgeving uit den verre: Esther<br />
de Paauw vertelt over haar studietijd in<br />
Amerika, en Deborah Klaassen deelt ons<br />
mee wat haar inspireerde tot het schrijven<br />
van haar eerste boek: een roman die zich<br />
afspeelt in Londen. <strong>Thauma</strong> feliciteert<br />
Deborah - oud <strong>Thauma</strong>-hoofdredactrice<br />
- met haar debuut! Het nieuwe verhaal<br />
van Naomi Boekwijt, het schrijftalent<br />
dat de tweede prijs behaalde in de<br />
kerstverhalenwedstrijd van Mare, heet:<br />
Herumspringen. De sublieme waanzin van<br />
Tante Sophia is het laatste artikel in de rij,<br />
en het gedicht Dämmerung van Trakl sluit<br />
deze <strong>Thauma</strong> stemmig af.<br />
De redactie wenst eenieder veel leesplezier!<br />
Interview<br />
“Philosophy is not science’s under-labourer”<br />
An interview with Ray Brassier<br />
Nikola Andonovski<br />
“Speculative realism” is the buzzword<br />
reverberating in Continental philosophy<br />
circles with a vigor unseen since the era<br />
of ‘deconstruction’. Originally coined for a<br />
2007 conference at Goldsmith’s, Speculative<br />
Realism (SR) is less a designation for a<br />
homogeneous philosophical movement<br />
than an umbrella term for a<br />
group of closely related<br />
philosophical projects<br />
sharing a common<br />
enemy. The enemy <strong>–</strong><br />
picturesquely dubbed<br />
‘correlationism’ by<br />
SR pioneer Quentin<br />
Meillassoux <strong>–</strong> is “the<br />
idea according to<br />
which we only ever<br />
have access to the<br />
correlation between<br />
thinking and being,<br />
and never to either<br />
term considered apart<br />
from the other” 1. This (on<br />
SR accounts) standard position<br />
has been the reigning dogma of<br />
20th century Continental philosophy, from<br />
post-Kantian philosophies of representation<br />
to Heideggerian ontologizations of the<br />
human ‘lifeworld’. Taking its cue from the<br />
paralyzing impasses of this standard view,<br />
Speculative Realism defines itself as an<br />
attempt to step out of that “correlationist<br />
deadlock” and question both the Kantian<br />
restrictions of philosophical access and<br />
the phenomenological privileging of<br />
human experience. This imperative has<br />
been a shibboleth of the philosophies of<br />
SR’s front row quartet: of the speculative<br />
overcoming of correlationism in the works<br />
of Meillassoux and Ian Hamilton Grant, of<br />
the resolute nihilism of Ray Brassier, as<br />
well as of the object-oriented ontology of<br />
Graham Harman.<br />
Here we welcome Ray Brassier, the<br />
‘godfather’ of Speculative Realism and the<br />
author of Nihil Unbound: Enlightenment<br />
and Extinction (2007). Brassier,<br />
currently a professor at the<br />
American University in<br />
Beirut, has been a staunch<br />
defender of metaphysical<br />
realism and one of the<br />
most vocal advocates<br />
of the scientific<br />
disenchantment<br />
of the world. In<br />
his debut book, a<br />
fascinating dialogue<br />
with philosophers<br />
as diverse as Sellars,<br />
Churchland and<br />
Gilles Deleuze, he<br />
champions nihilism as<br />
“a necessary consequence<br />
of the coruscating potency of<br />
reason, and hence an invigorating<br />
vector of intellectual discovery” 2.<br />
Brassier’s re-thinking of the relationship<br />
between thought and reality is as much<br />
of a challenge to cognitive “radical<br />
embodiment” theories as it is to<br />
Continental orthodoxy. We asked Ray about<br />
his general views on philosophy, as well as<br />
about some of the specific aspects of his<br />
work.<br />
Ray, the last 150 years can easily be seen<br />
as a process of gradual relinquishing of<br />
philosophical territory. First, ontology to<br />
physics, then (naturalized) epistemology<br />
to psychology, and most recently even<br />
ethics to the proponents of the new neo-
“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />
Darwinian consensus in evolutionary<br />
theory. What are the consequences of this<br />
handing over? What, in your view, is the<br />
role of philosophy today? Is the minimal<br />
task of conceptual clarification still the<br />
benchmark for philosophizing? Or is there<br />
something more? (Out of all the “speculative<br />
realists” you were arguably the least eager<br />
to ‘speculate’.)<br />
I don’t see the process as one of unilateral<br />
relinquishment on philosophy’s part. And<br />
although I think philosophy’s historical<br />
development is necessarily bound up with<br />
that of the sciences, I don’t accept the<br />
Lockean ‘underlabourer’ conception of<br />
the relation between philosophy and<br />
science, according to which the telos of<br />
all philosophical enquiry is to reach the<br />
point at which conceptual analysis can<br />
be supplanted by empirical investigation.<br />
Certainly, philosophy has had to give up<br />
its naïve pretension to legislate about<br />
everything, and this relinquishment has<br />
been part of the process of its historical<br />
unfolding. But I think this pruning process<br />
is fundamentally conducive to philosophy’s<br />
growth. Philosophy is peculiar in that<br />
it grows intensively, not extensively. It<br />
progresses by refining and sharpening the<br />
scope of certain persistent yet empirically<br />
intractable questions, into which every<br />
sustained attempt at thinking, whether<br />
empirical or a priori, runs into sooner or<br />
later. Cynics like to depict the history of<br />
philosophy as the sterile reiteration of<br />
conceptual confusion. This disparagement<br />
of philosophy is common to both skeptics<br />
and positivists. Unlike these cynics, I<br />
do perceive a kind of progress in the<br />
history of philosophy, but it’s one that<br />
is not straightforwardly linear. It’s the<br />
‘progress’ of waves wearing away rock. The<br />
history of philosophy is the progressive<br />
unfolding of the conceptual labyrinths<br />
implicit in apparently simple questions<br />
about knowledge, truth, and thought. I’m<br />
struck by the underlying continuity of<br />
this fundamental problematic, however<br />
convoluted its historical windings, from<br />
Plato and Aristotle, through Kant and Hegel,<br />
right up to contemporaries like Brandom<br />
and Badiou.<br />
So while I remain committed to the idea<br />
that philosophical theorizing cannot<br />
afford to ignore the findings of the best<br />
contemporary science, I don’t believe<br />
philosophy is merely the handmaid of<br />
empirical science either. Philosophy’s<br />
relation to science is neither one of<br />
grounding nor one of subordination.<br />
Philosophy is at once continuous and<br />
discontinuous with the sciences. One the<br />
one hand, it cannot afford to ignore the<br />
ways in which biology and physics have<br />
reconfigured basic conceptual categories<br />
like species, individual, space, time, and<br />
causation; on the other hand, philosophy’s<br />
essentially abstract conceptual subject<br />
matter is not such as could ever be farmed<br />
out to empirical science.<br />
So in answer to your question: yes,<br />
conceptual analysis is the minimal<br />
benchmark for philosophizing, the very<br />
least one has to do in order to qualify<br />
as engaging in philosophy. But although<br />
conceptual clarification is necessary,<br />
it is not a sufficient condition for<br />
philosophizing. The analysis of conceptual<br />
structure remains the prerequisite for<br />
constructing a bridging theory of the<br />
divide between conceptualization and<br />
reality. Thus I don’t believe philosophy<br />
is or ought to be essentially speculative.<br />
Speculation can be given a positive valence,<br />
if it means a theorizing uninhibited by<br />
utilitarian constraints. But even the most<br />
abstract speculative register, harbours<br />
latent ideological implications; the question<br />
being whether or not those implications<br />
are predictable. More often however,<br />
speculation serves as a pretext for arbitrary,<br />
self-indulgent fancy.<br />
Ultimately, philosophy is at<br />
once analytic and synthetic.<br />
It analyses in order to<br />
synthesize. This is not<br />
an original definition;<br />
it is venerable, perhaps<br />
even hackneyed, but<br />
it’s one I believe to<br />
be essentially correct.<br />
The role of philosophy<br />
today is to reformulate<br />
venerable questions about<br />
the nature of mind, meaning,<br />
and reality not only in light<br />
of physics, biology, and cognitive<br />
science, but also taking into account the<br />
most theoretically sophisticated varieties<br />
of social theory, particularly in the Marxist<br />
tradition.<br />
You are particularly interested in the<br />
fit between human experience and the<br />
scientific understanding of the world.<br />
In an interview with Bram Ieven, you<br />
characterized the issue in terms of a<br />
decision: “Contemporary philosophers can<br />
be sorted into two basic camps: in the<br />
first, there are those who want to explain<br />
science in terms of human experience;<br />
in the second, there are those who want<br />
to explain human experience in terms of<br />
science…I side with those in the second<br />
camp”. 3<br />
Nothing<br />
is ever black<br />
and white, but<br />
sometimes it is<br />
philosophically<br />
necessary to<br />
render it so.<br />
School / 7<br />
But is the situation really this blackand-white?<br />
The last two decades saw<br />
the emergence of movements such as<br />
enactivism, for example, which attempt<br />
to steer clear from the pitfalls of both<br />
extreme positions. Does your adherence to<br />
naturalism necessarily commit you to a full<br />
abandonment of folk theorizing?<br />
Nothing is ever black and<br />
white, but sometimes it is<br />
philosophically necessary<br />
to render it so. I am<br />
aware of enactivism,<br />
embodied cognition,<br />
and the extended mind<br />
hypothesis, and while I<br />
think these approaches<br />
perform a philosophical<br />
service by pointing out the<br />
explanatory deficiencies of<br />
a certain representationalist<br />
orthodoxy in the philosophy<br />
of mind, I find claims about<br />
enactivism’s philosophical radicality to<br />
be much exaggerated. Much of it strikes<br />
me as Aristotelianism in a cognitive<br />
scientific dress. Enactivist critiques<br />
of representationalism are certainly<br />
instructive, but their proposed alternative<br />
is all too familiar. Enactivism invites us<br />
“to understand the regularity of the world<br />
we are experiencing at every moment,<br />
but without any point of reference<br />
independent of ourselves that would give<br />
certainty to our descriptions and cognitive<br />
assertions. Indeed the whole mechanism<br />
of generating ourselves, as describers<br />
and observers tells us that our world, as<br />
the world which we bring forth in our<br />
coexistence with others, will always have<br />
precisely that mixture of regularity and
“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />
mutability, that combination of solidity<br />
and shifting sand, so typical of human<br />
experience when we look at it up close.” 4<br />
This is as succinct an encapsulation of the<br />
correlationist credo as one could wish for. I<br />
confess I fail to see what is philosophically<br />
challenging about it. Certainly, it challenges<br />
Cartesian dualism, but is this really still<br />
the hallmark of contemporary philosophical<br />
radicality? The enactivist critique of<br />
representationalism is too easily co-opted<br />
by the brand of tubthumping anti-dualism<br />
whose affinities with new-age spiritualism<br />
have been rightly denounced by Zizek<br />
and others. I don’t find it coincidental<br />
that a philosophical ideology that<br />
places such a metaphysical premium<br />
on embodiment and affect should<br />
arise precisely at that juncture where the<br />
full spectrum dominance of neoliberal<br />
capitalism has successfully extirpated the<br />
ideals of rationalist universalism both in<br />
theory and in practice. A metaphysics of<br />
embodied affect is a retreat rather than<br />
an advance from the impasses of subjectobject<br />
dualism. I think the challenge now<br />
is to re-conceive the theory and practice<br />
of rationalist universalism in postcomputational<br />
(i.e. non-anthropological)<br />
terms. Inferentialism provides some<br />
of the resources required to do just<br />
this. It preserves the normative kernel<br />
of rationalism, while discarding its<br />
metaphysical shell. This is to say that<br />
Sellars and Brandom retain Hegel’s<br />
insight into the historicity of reason,<br />
while jettisoning the neo-Aristotelian<br />
substantialization of mind which mired<br />
orthodox Hegelianism in theology.<br />
So in answer to your question: my<br />
adherence to methodological naturalism<br />
commits me to discriminating between<br />
epistemically perspicuous accounts of the<br />
structural links between phenomenology<br />
and folk theorizing, as exemplified<br />
by Metzinger’s self-model theory of<br />
subjectivity, or Pascal Boyer’s work on folk<br />
metaphysics, and the metaphysical inflation<br />
of phenomenological experience that leads<br />
philosophers like Maturana, Varela, and<br />
Thompson to promote a kind of new-age<br />
Protagoreanism.<br />
In the humanities, it has almost become a<br />
cliché to lament the three big blows to the<br />
“primary narcissism” of man: Copernicus,<br />
Darwin and Freud. But, you have been<br />
a staunch defender of the traumatic<br />
disenchantment of the world. In Nihil<br />
Unbound you propose a view that can<br />
perhaps best be captured by the slogan<br />
“the primacy of the theoretical”. You write:<br />
“Nihilism is not an existential quandary<br />
but a speculative opportunity. Thinking has<br />
interests that do not coincide with those<br />
of living” 5. Why exactly does nihilism carry<br />
this liberating potential?<br />
Because it’s not possible to carry on making<br />
sense of ourselves or the world in the way<br />
we have been for the past two and half<br />
thousand years. Or rather, it’s no longer<br />
possible to do so in good intellectual<br />
conscience. Of course, one can always<br />
silence the latter by abandoning reason<br />
and truth in name of sensation and life.<br />
I’ve tried to show why the attempt to do<br />
so generates incoherences that stymie<br />
philosophical thought altogether. But even<br />
for those who are unwilling to forego truth<br />
in the name of life, the question is whether<br />
philosophy is to be mere nostalgia for some<br />
supposedly prelapsarian harmony between<br />
man and world, or whether on the contrary<br />
it should reassert its originary kinship<br />
with the sciences and strive to push our<br />
cognitive capacities to their limits in order<br />
to test the grip of our organic equilibrium.<br />
Obviously, this assumes that thought can be<br />
compelled by interests that transcend those<br />
of the organism, and this is of course an<br />
idealist—ultimately Platonist—trope, which<br />
I not only admit but embrace, since I hold,<br />
along with Plato and Hegel, that<br />
the compulsion of the concept<br />
allows reason to incorporate<br />
death. But Nihil Unbound<br />
only skims the surface of<br />
the underlying issue: if<br />
one believes, as I do, that<br />
the imperative to think is<br />
compelled by irrecusable<br />
rational obligations,<br />
then the acknowledgment<br />
that the validity of the<br />
categories of sense that have<br />
been available to us for two<br />
millennia have now lapsed irrevocably,<br />
carries with it the injunction to transform<br />
the structure of sense. However, I now<br />
realize the issue is more dialectical than<br />
I thought in Nihil Unbound, because the<br />
boundary between sense and senselessness<br />
is historically determined and the formal<br />
structure of sense allows for a fundamental<br />
reconfiguration in what can and cannot<br />
be meaningfully experienced. What is<br />
conspicuously absent from Nihil Unbound,<br />
but what I am currently trying to elaborate,<br />
is an account of the generative status of<br />
the negative that would not lapse back<br />
into some sort of dubious emanationism.<br />
The problem consists in articulating the<br />
relation between the dialectical structure<br />
of conceptual discourse and the nondialectical<br />
status of the real, in such a<br />
School / 9<br />
as to explain how real negativity fuels<br />
dialectics even as it prevents dialectics<br />
from incorporating its own negativity. Real<br />
negativity splits the logos from within,<br />
while from without it splits signification<br />
from reality. The goal is to understand<br />
how non-conceptual negativity determines<br />
dialectical negation, while preventing<br />
negation in the concept from fusing with<br />
real negativity.<br />
You end Nihil Unbound with<br />
an emphatic portrayal of<br />
philosophy as an “organon<br />
of extinction”. The “will<br />
to know”, marked by the<br />
trauma of extinction is,<br />
via philosophy, rendered<br />
commensurate with<br />
the objective reality of<br />
extinction. But, does this sort<br />
of position not simply echo the<br />
Heideggerian pathos of finitude?<br />
Aren’t you proposing here a form of<br />
authenticity of the disappearing self - an<br />
ethics of nihilism, perhaps?<br />
Yes and no. Yes, if by ‘authenticity’ one<br />
understands the rationalist imperative<br />
to transform the structure of sense<br />
in accordance with the norm of truth,<br />
according to an impersonal ideal of<br />
collective cognitive authenticity that would<br />
be Hegelian rather than Heideggerian.<br />
No, if ‘authenticity’ is understood in a<br />
personal-existential register in terms of<br />
the ontological propriety of the individual<br />
self. Extinction is not just the cosmological<br />
transcoding of Heideggerian finitude, but<br />
its speculative sublation in the form of a<br />
new synthesis of thought and object, or<br />
subject and death—a dead subject. This
“Philosophy is not science’s under-labourer” / Nikola Andonovski<br />
I mean by ‘binding extinction’. But such<br />
binding can only be collectively realized at<br />
the level of rational reflection, this being<br />
understood not in terms of individual<br />
consciousness, but as the conceptual<br />
explicitation of the implicit content of<br />
impersonal rational norms. (I<br />
owe this insight to Robert<br />
Brandom’s brilliantly<br />
reconstructive reading of<br />
Hegel.) The suggestion<br />
is that the ‘subjectof-death’<br />
emerges<br />
as the historically<br />
appropriate form<br />
for contemporary<br />
rational collectivity.<br />
How this ‘subjectof-death’<br />
might be<br />
collectively realized<br />
as a new form of<br />
reason is what I am<br />
currently trying to<br />
elaborate by examining<br />
what Hegel, Sellars, and<br />
Brandom have to say about the<br />
link between reason, nature, and history.<br />
In the past few years, you have been<br />
increasingly engaged with the work of<br />
Wilfrid Sellars. Why is he so important for<br />
your developing system? And, concurrently,<br />
what is your take on the possible<br />
idealistic resonances of Sellars’ rejection<br />
of the ‘given’? How do you combine the<br />
unavoidable entrapment in discourse<br />
with the claim that you’ve defended so<br />
adamantly: the scientific uncovering of<br />
truth?<br />
Only belatedly have I come to realize how<br />
indispensable Sellars’ work is for my<br />
Because<br />
it’s not<br />
possible to carry<br />
on making sense of<br />
ourselves or the world<br />
in the way we have<br />
been for the past two<br />
and half thousand<br />
years.<br />
project. Sellars helped me realize that the<br />
autonomy of conceptual rationality is the<br />
indispensable precondition for defending<br />
the truth of nihilism and hence for<br />
prosecuting the kind of radical conceptual<br />
revision which I believe nihilism entails.<br />
What is most important for me in<br />
Sellars’ thought, but what<br />
I’m still trying to properly<br />
grasp, is his two-tiered<br />
account of the relation<br />
between mind<br />
and world. What<br />
prevents Sellars’<br />
rejection of the<br />
given from lapsing<br />
into conceptual<br />
idealism is his<br />
difficult but crucial<br />
account of the<br />
interplay between<br />
the normative,<br />
rule-governed<br />
domain of linguistic<br />
signification and the causal/<br />
neurophysiological dimension of<br />
what Brandom calls ‘reliable differential<br />
responsive dispositions’. Like Kant before<br />
him, Sellars synthesizes insights from<br />
rationalism and empiricism. His emphasis<br />
on the autonomy of the conceptual aligns<br />
him with rationalism, but it is tempered<br />
by a naturalistic acknowledgement of the<br />
mind’s evolved status. This has important<br />
consequences for his conception of<br />
truth. Sellars believes it is possible to<br />
reconcile truth as coherence, which in his<br />
system amounts to rationally warranted<br />
assertibility, with truth as correspondence,<br />
which he describes in terms of the relation<br />
of ‘picturing’ between linguistic utterances<br />
construed as ‘natural linguistic objects’<br />
and the empirical events or objects to<br />
which they are causally connected and<br />
which the signifying counterparts of these<br />
natural linguistic objects are about. Thus,<br />
Sellars maintains, one can dispense with<br />
any invocation of the empirically given<br />
while preserving the representational<br />
link between linguistic assertion and<br />
empirical reality. Obviously I’m caricaturing<br />
what is in fact an exceptionally subtle<br />
and complex theory, but I take Sellars’<br />
crucial proposal to be that it is possible<br />
to abjure all recourse to the given while<br />
acknowledging the mind’s determination<br />
by the physical order. I hope to be able<br />
to do justice to the power and subtlety<br />
of Sellars’ thought in the future, if only<br />
to amend for my woefully inadequate<br />
treatment of him in Nihil Unbound. He is<br />
an extraordinary philosopher and the full<br />
extent of his philosophical achievement has<br />
yet to be realized.<br />
The criticism of speculative realism very<br />
often revolves around a single issue, the<br />
idea that the general antipathy towards<br />
‘correlationism’ entails a concomitant<br />
antipathy towards any form of critique,<br />
a price that many contemporary<br />
philosophers are unwilling to pay. What<br />
is your view on this? Is the project of<br />
‘de-transcendentalization’ in danger of<br />
restoring some sort of speculative naiveté?<br />
I find the expression ‘speculative realism’<br />
increasingly meaningless. What I admire<br />
about Meillassoux’s After Finitude is<br />
the challenge it sets out to continental<br />
philosophers who think Kant resolved the<br />
issue of the relation between philosophy<br />
and the natural sciences and who continue<br />
to invoke Kant as their excuse for ignoring<br />
School / 11<br />
the latter. Thus I wholeheartedly applaud<br />
Meillassoux’s attempt to wake continental<br />
philosophers from their “correlationist<br />
slumber”. But I think it would be a grave<br />
mistake to throw out the baby of Critique<br />
with the correlationist bathwater. In fact,<br />
I think the proper import of the critique<br />
of correlationism has been misunderstood<br />
(perhaps even by Meillassoux himself?). In<br />
my eyes, it is not Kant but rather the neopragmatist<br />
and post-Heideggerian strains<br />
of contemporary anti-Kantianism that<br />
exemplify what is most objectionable about<br />
correlationism.<br />
After Finitude is a philosophical<br />
intervention, not a historical treatise,<br />
and so to complain that its account of<br />
post-Kantian philosophy is somewhat<br />
cavalier would be to completely miss the<br />
point. Nevertheless, it would be fair to say<br />
that the book is not sufficiently attentive<br />
to the question that precipitated Critical<br />
philosophy—namely, “What is the root<br />
of the relation between representation<br />
and reality?” This inattentiveness tends<br />
to vitiate the credibility of Meillassoux’<br />
own speculative solution to the problem of<br />
ancestrality, given that the latter essentially<br />
recapitulates Kant’s original question, viz.,<br />
“How is mathematized natural science able<br />
to tell the truth about reality?” I now believe<br />
that Kant’s ‘weak’ or purely epistemic<br />
correlationism is, ironically enough, far<br />
stronger than its ‘strong correlationist’<br />
successor, which presumes to be able to<br />
dispense with the problem of the ‘in-itself’<br />
altogether. In this regard, Sellars’ critical<br />
reconstruction of Kantianism is exemplary<br />
precisely insofar as it revises Kant’s ‘weak’<br />
empirical realism by according science<br />
access to noumena, while avoiding the<br />
difficulties that dog Meillassoux’s own
Liberalen en de sollicitatieplicht / Simon Otjes Thema<br />
Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie<br />
Naomi Boekwijt<br />
resort to ‘dianoetic intuition’.<br />
These reservations notwithstanding,<br />
Meillassoux’s speculative materialism<br />
is in no way naïve—on the contrary, it<br />
is an exemplary tour de force of critical<br />
rationality. However much one might<br />
want to take issue with their contentions,<br />
it would be absurd to accuse thinkers<br />
like Meillassoux or Iain Grant of being<br />
‘uncritical’. Perhaps those leveling the<br />
charge are hoping it will absolve them<br />
of the obligation to produce convincing<br />
rebuttals of Meillassoux’s critique of<br />
fideism or of Grant’s critique of practicism.<br />
But Meillassoux and Grant have been<br />
commendably circumspect in relation<br />
to the blather surrounding ‘speculative<br />
realism’. The trouble is that those who<br />
have seized upon the label to promote their<br />
own work are precisely those who have<br />
been most vocal about their antipathy to<br />
critique. Their chief inspiration is Bruno<br />
Latour (see Latour’s ‘Why Has Critique Run<br />
Out of Steam?’). The brand of Latourian<br />
metaphysics advertising itself under the<br />
banner of ‘speculative realism’ strikes me<br />
not only as confused but as profoundly<br />
regressive. Those who, unlike Meillassoux<br />
or Grant, think they can afford to sidestep<br />
the Kantian problem of the relation between<br />
conceptualization and reality are peddling<br />
cartoon metaphysics for a philosophically<br />
benighted readership. Theirs is a<br />
‘realism’ about anything and everything,<br />
as indiscriminate as it is inane. It is<br />
‘speculative’ in the worst sense: arbitrary,<br />
self-indulgent, and frivolous.<br />
Ray, thank you very much for your time. In<br />
the end, a more fun question: if you had<br />
to choose five philosophical books you wish<br />
you had written, what would they be? Any<br />
contemporaries on that list?<br />
Thanks for the questions… I’ll pass on the<br />
final question—there are plenty of books<br />
I admire but none I wish I’d written. What<br />
I fervently do wish is that I’d written a<br />
better book and that the next one will be far<br />
superior.<br />
Notes<br />
1.Quentin Meillassoux, After Finitude (2008, p.5), London:<br />
Continuum<br />
2.Ray Brassier, Nihil Unbound: Enlightenment and Extinction<br />
(2007, p.xi), NY: Palgrave Macmillan<br />
3.Ieven, B. Against an Aesthetic of Noise: An Interview with<br />
Ray Brassier<br />
Available at: http://www.ny-web.be/transitzone/againstaesthetics-noise.html<br />
4.Humberto Maturana & Francisco Varela, The Tree<br />
of Knowledge: the Biological Roots of Human<br />
Understanding (1992, p. 241). Shambhala; Rev Sub<br />
edition<br />
5.Ray Brassier, Nihil Unbound: Enlightenment and<br />
Extinction (2007, p.xi), NY: Palgrave Macmillan<br />
Steeds meer eerstejaars wijsbegeerte<br />
hebben op de middelbare school filosofie<br />
gehad als keuzevak. Op de universiteit lijkt<br />
er echter nog geen levendig beeld te zijn<br />
van deze filosofielessen. Ik sprak daarom<br />
met Sijmen Bastmeijer (27), docent filosofie<br />
en maatschappijleer aan het Ashram<br />
College te Alphen aan den Rijn. Naast de<br />
twaalf lesuren die hij elke week geeft is<br />
hij bezig met muziek maken in zijn band<br />
‘De Strohonden’ en met het afronden van<br />
zijn deeltijd bachelor Wijsbegeerte aan de<br />
UU. Sijmen heeft een bevlogen manier van<br />
lesgeven, die hij baseert op ‘de noodzaak<br />
om de lichtheid van het bestaan te leren<br />
dragen’.<br />
Filosofie op school<br />
Filosofie als keuzevak is twee jaar geleden<br />
op het VWO van 320 naar 480 lesuren<br />
gegaan, over de drie laatste leerjaren<br />
verspreid. Op dit moment bestaan de<br />
klassen uit 6 tot 18 mensen. Hier wordt het<br />
alleen op het VWO gegeven, waarschijnlijk<br />
omdat keuzevakken duur zijn door het<br />
relatief kleine aantal leerlingen in een klas.<br />
In het eerste jaar geef ik een historische<br />
inleiding in de filosofie, van de Presocraten<br />
tot aan de moderne filosofie. Er komt wat<br />
taalfilosofie van Wittgenstein voorbij.<br />
Allerlei filosofen komen kort langs. Er<br />
worden ook een aantal basisbegrippen en<br />
vaardigheden aangeleerd. Het thematische<br />
en het historische lopen dan nog wat door<br />
elkaar. Ik gebruik het boek Het oog in de<br />
storm van Ellen Geerlings. Niet meer dat<br />
oude boek van Huib Schwab, dat was een<br />
gek. Ik werk ook met tegenstellingen in<br />
de filosofie - bijvoorbeeld de vraag of de<br />
werkelijkheid iets buiten ons of in ons is<br />
- aan de hand van teksten uit Geluk en<br />
wijsheid voor beginners van Jos Kessels.<br />
In dat boek wordt in drie pagina’s een<br />
filosofisch probleem uitgelegd. Je kunt dan<br />
toch snel een inhoudelijk gesprek voeren<br />
met mensen die nog maar weinig van<br />
filosofie weten. Het moet een socratisch<br />
gesprek zijn, dus niet echt een discussie of<br />
een debat. Ze moeten leren om te luisteren<br />
naar wat een ander zegt en ze leren vragen<br />
te stellen om verder te komen, in plaats van<br />
hun eigen ideeën te roepen. Verder krijgen ze<br />
een inleiding in de retorica, logica, ethiek en<br />
metafysica.<br />
Waarom retorica? Wat is daar filosofisch<br />
aan?<br />
Dat is om de logica wat spannender<br />
te maken. Op het moment dat ik jou<br />
leer wat de retorische valkuilen zijn in<br />
je argumentatie, kun jij veel beter met de<br />
logica uit de voeten.<br />
Wat doe je dan precies qua logica?<br />
Niet die waarheidstafels en die<br />
predikatenlogica, maar het kunnen<br />
vinden van verborgen premissen, modus<br />
ponens, modus tollens, oftewel de als-dan<br />
constructie die vooral bij het argumenten<br />
nodig is. Tijdens die periode laat ik de<br />
leerlingen namelijk ook debatten voeren<br />
en dan is het de bedoeling dat ze de<br />
logica en de retorica daarbij toepassen.<br />
Ik probeer dus de praktijk aan de theorie<br />
te verbinden. De leerlingen gaan merken<br />
dat ze veel beter een debat kunnen voeren<br />
als ze weten hoe ze een argument kunnen<br />
opzetten en wat de retorische trucjes zijn.<br />
Bij het vak Nederlands merk je dat ze heel<br />
mooi debatten kunnen opzetten, maar ze<br />
begrijpen de structuur niet echt. Ik denk dat<br />
er op middelbare scholen vaardigheden van<br />
je worden verwacht die nooit concreet zijn<br />
aangeleerd. Op een zeker moment moet je
Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt<br />
kunnen presenteren, kunnen debatteren…<br />
Maar de basis daarvan is begrijpen hoe de<br />
argumentatiestructuur werkt. Iedere docent<br />
denkt dat dat wel een keer aangeleerd is in<br />
de mentoruren, maar dat is niet zo.<br />
Ik houd in principe de structuur aan van<br />
Het oog in de storm. Het boek is thematisch<br />
ingericht en per hoofdstuk historisch<br />
uitgewerkt. Dat is wel aardig. Af en toe vind<br />
ik wel dat de historische kennis die in het<br />
hoofdstuk staat soms wat in strijd is met<br />
het doel van het hoofdstuk, namelijk een<br />
verdieping in het thema. Op het moment dat<br />
je je gaat richten op de historische context<br />
komt dat in plaats van een inhoudelijke<br />
verdieping. Maar goed, dit is nog maar<br />
het eerste jaar natuurlijk.<br />
In de laatste periode van 4VWO geef ik<br />
kennistheorie en wetenschapsfilosofie. Wat<br />
onderschat wordt is hoeveel je moet weten<br />
bij ‘middelbare school-filosofie’. Er wordt<br />
toch wel van je verwacht dat je begrijpt wat<br />
woorden als ‘synthetisch’ en ‘a priori’ bij<br />
Kant betekenen.<br />
Behandel je op de middelbare school de<br />
dingen niet veeleer los van elkaar?<br />
Ik denk dat je in 480 uur filosofie met<br />
leerlingen toch best wel een niveau kunt<br />
bereiken. Drie uur in de week is net zo<br />
veel als een college dat studenten hebben<br />
voor één vak. Je hebt eigenlijk net zoveel<br />
contacturen voor een bepaald onderwerp<br />
als op de universiteit. Het hoeft daarom niet<br />
een ontzettende versimpeling te zijn van<br />
wat je op de universiteit krijgt. Natuurlijk<br />
is het een versimpeling, maar het gaat wel<br />
over dezelfde onderwerpen. Het is niet zo<br />
dat we in de les alleen maar bezig zijn met<br />
vragen als ‘Bestaat een steen nu echt of<br />
niet?’. Bij kennistheorie en metafysica wordt<br />
voor het eerst die inhoudelijke basis gelegd.<br />
Aanvankelijk ligt dus meer de nadruk op<br />
de vaardigheden met daarnaast een beetje<br />
kennis, daarna draait het zich om. In de<br />
vijfde klas geef ik ethiek, politieke- en<br />
sociale filosofie, filosofische antropologie en<br />
echte filosofie.<br />
Echte filosofie?!<br />
Zo noem ik het behandelen van primaire<br />
teksten. Ik laat de groep dan een thema<br />
kiezen en aan de hand daarvan kies ik<br />
de teksten. Een groep had bijvoorbeeld<br />
‘burgerschap’ gekozen. Daar heb ik teksten<br />
bij gezocht van denkers als John Gray,<br />
Kinneging, Taylor en Mill. Uiteindelijk<br />
moeten de leerlingen er zelf een<br />
visie over schrijven. Het einde van<br />
leerjaar vijf is eigenlijk het hoogtepunt<br />
wat betreft het niveau, want in leerjaar<br />
zes wordt het vooral een kwestie van<br />
voorbereiden op het eindexamen.<br />
Wat versta jij onder filosofische<br />
antropologie?<br />
Het gaat daar over mensbeelden. Is een<br />
mens bijvoorbeeld een wezen dat van nature<br />
geneigd is tot het goede of niet? In het boek<br />
van Ellen Geerlings is het laatste hoofdstuk<br />
het kroonstuk van de hele methode, daar<br />
valt alles samen en worden dit soort vragen<br />
gesteld. Alsof we dan alles gehad hebben en<br />
eindelijk naar de echte vragen toe kunnen.<br />
Uit nutteloze noodzaak<br />
Immers, misschien is het maar iets van onze<br />
Ellen, maar er wordt toch redelijk fanatiek<br />
gedacht dat de mens iets redelijks heeft<br />
en dat die rede niet los van de natuur is,<br />
maar…<br />
…er een beetje boven zweeft? Een<br />
epifenomeen ervan is?<br />
Dat is goed gezegd. Het is iets in een<br />
andere dimensie dan oorzaak en gevolg.<br />
Ik kan anticiperen, ik kan vooruit denken.<br />
Natuurlijk willen we graag dat de mens een<br />
bijzonder wezen is. Ergens zijn we ook wel<br />
bijzonder, omdat wij iets lijken te kunnen<br />
wat dieren minder goed kunnen. Laatst zag<br />
ik in nrc.next een foto van een zeearend die<br />
op een groep zwaluwen in vloog en<br />
precies op dat moment trokken<br />
die vogels naar elkaar toe.<br />
Hoe werkt dat? Ik kan niet<br />
in m’n eentje beslissen dat<br />
ik bij elkaar wil zijn. Dus<br />
het is toch een natuurlijk<br />
systeem. Denken die<br />
vogels ‘Oh jongens, bij<br />
elkaar, kom op!’?<br />
Zij anticiperen ook.<br />
En misschien wel veel<br />
intelligenter dan wij denken. Ik<br />
ben al lang af van het idee dat alleen<br />
de mens iets redelijks heeft. Maar ik denk<br />
niet dat het negatieve consequenties heeft<br />
op het moment dat we zeggen dat we<br />
niet bijzonder zijn. Als het leven zinloos<br />
is, betekent dat niet dat het niets meer<br />
waard is. Als het leven geen betekenis<br />
heeft - omdat er geen rede, geen echt<br />
‘goed’ en geen ‘zin’ is en omdat geluk ook<br />
maar een onderdeel van mijn natuurlijke<br />
overlevingsmechanisme is - als je alles<br />
onttovert, wat is er dan? Dan is er leegte,<br />
maar wij kunnen iets met die leegte, en dat<br />
is het mooie. Heb je dat gedicht van Ramsey<br />
Nasr gelezen, Uit nutteloze noodzaak? Dat<br />
vind ik wel mooi. Dat gedicht drukt precies<br />
uit wat kunst is en wat de enige plek van<br />
de mens kan zijn, namelijk: in de leegte die<br />
er is, ja, daar iets mee doen. Ik denk dat wij<br />
School / 15<br />
nooit onder die noodzaak van onze natuur<br />
uit kunnen komen. Maar we kunnen wel<br />
weten dat die noodzaak er is. Dat schept<br />
niet de mogelijkheid om te ontsnappen aan<br />
de wereld…<br />
…maar om er aan te beantwoorden.<br />
Precies! Als ik een liedje maak, dan is dat<br />
niet een poging om mezelf een andere weg<br />
op te krijgen, of om de wereld te<br />
veranderen, of aan die wereld te<br />
ontkomen. Het is een poging<br />
om er aan te beantwoorden,<br />
aan die leegte, aan de<br />
eeuwigheid. Dat zegt<br />
Nasr ook in dat gedicht.<br />
Wij hebben een blik op<br />
de eeuwigheid. Voor ons<br />
is er niet alleen het nu.<br />
Wij hebben een blik op<br />
ons vroeger, op ons later. Ik<br />
denk dat die last gedragen kan<br />
worden. Niet op het moment dat<br />
ik denk: ‘Ik doe met mijn leven wat ik<br />
wil’. Dat Amerikaanse idee dat je je leven<br />
moet maken, vind ik verschrikkelijk. Maar<br />
ik zie filosofie en kunst - voor mij is dat dan<br />
muziek maken, liedjes schrijven - als het<br />
kunnen beantwoorden aan de lichtheid van<br />
het bestaan.<br />
Om met Kundera te spreken!<br />
Ja, dat is het. Het dragen van die lichtheid.<br />
Goh, we worden wel poëtisch.<br />
Het onredelijke ‘ik’<br />
In het gedicht van Ramsey Nasr is de<br />
verveling misschien wel wat me het meest<br />
intrigeert. Verveling betekent niet dat je<br />
niets te doen hebt, maar dat je noodzakelijk<br />
niet kunt weten wat je moet. Ik denk dat<br />
Ellen Geerlings ook wel een punt heeft om
Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt<br />
zo’n praktische vraag aan het eind van het<br />
boek te stellen: wat moeten we nou? Ik denk<br />
niet dat we het nodig hebben om te denken<br />
dat de mens z’n eigen lot in handen heeft.<br />
De mens kan kiezen wat ie wil, maar hij kan<br />
niet bepalen wat ie wil. Daarom is de vrije<br />
wil een illusie. Het is noodzakelijk dat je<br />
kiest wat je wilt. Dat zegt Hume ook: er zijn<br />
in ons allerlei verlangens, hartstochten en<br />
emoties. Die dingen zijn niet redelijk, maar<br />
ze dwingen ons wel om iets te willen en om<br />
dat vervolgens te kiezen. Dat is een nogal<br />
deterministische gedachte.<br />
Dan ga je toch uit van een klassiek<br />
onderscheid tussen rede en emotie,<br />
terwijl dat er helemaal niet is?<br />
Laten we het dan zo zeggen: zoals<br />
wij denken dat de rede is, die verlichte,<br />
autonome rede heeft helemaal geen grip<br />
op de wil. In het boek De vrije wil bestaat<br />
niet benadert Victor Lamme alles vanuit<br />
de cognitiewetenschap. In de prefrontale<br />
hersenschors zetelt ons ‘ik’. De rest van onze<br />
hersenen bepaalt wat we doen en vervolgens<br />
gaan we er redenen bij bedenken, terwijl<br />
zo’n verantwoording achteraf nergens op<br />
slaat. Er is een verschil tussen het bewuste<br />
‘ik’ en het niet-bewuste ‘ik’.<br />
Het ‘ik’, daar hangen mensen hun hele zelf<br />
en al hun leuke jeugdsentimentjes aan op.<br />
Ik ben ook helemaal tegen die<br />
zelfverheerlijking, maar ik denk dat de<br />
cognitiewetenschap ons gaat bewijzen dat<br />
er een onderscheid is tussen het ‘ik’ in de<br />
hersenen - namelijk het bewuste deel van<br />
onszelf - en dat wat de drijfveren zijn in ons.<br />
Het feit dat je dat niet kunt labelen als rede<br />
en emotie ben ik met je eens.<br />
Stel dat 99% van jouw oordelen niet door<br />
jouw ‘bewuste ik’ gemaakt worden. Dan<br />
ga je er alsnog van uit dat je vrij kunt<br />
zijn. Dat is de uitdaging van filosofie. Het<br />
maakt de ethiek heel problematisch zodra<br />
een keuze niet bepaald wordt door jouw<br />
bewuste ik, maar door een heleboel andere<br />
factoren waar je helemaal geen controle<br />
over hebt. Maar dit maakt ook het leven<br />
problematisch. We zijn dan toch een gevolg<br />
van alles buiten ons en alles in ons. Als we<br />
ons daar bewust van worden, dan is dat<br />
een vorm van vrijheid, maar het blijft iets<br />
tragisch. We kunnen niet ontsnappen aan de<br />
onmogelijkheid om ons leven te beheersen.<br />
Kortom: als de vrije wil een illusie is, wat<br />
moeten we dan nog met de ethiek en met<br />
ons leven beginnen? Het bestaan is leeg,<br />
maar je moet er wel wat mee. Dat is toch<br />
een worsteling? Vind jij het makkelijk<br />
om te accepteren dat het gewoon niks is? Je<br />
leven heeft geen zin.<br />
Het heeft geen zin, nee, maar dat is toch<br />
niet erg?<br />
Nee, maar ondertussen hebben we wel<br />
de noodzaak in ons om iets te doen met<br />
onszelf. Schopenhauer zegt dat die wil<br />
om iets te doen er is, je kunt er niet aan<br />
ontkomen. Dat geeft aan dat je er slachtoffer<br />
van bent. Volgens Schopenhauer ligt bij de<br />
kunst de enige mogelijkheid om het leed te<br />
verzachten.<br />
Heeft de kunst echt zo’n grote rol?<br />
Voor mij wel.<br />
De status van filosofie en kunst<br />
Je hebt het vaak over filosofie en kunst<br />
tegelijk. Hebben die twee iets met elkaar te<br />
maken of is dat alleen bij jou zo?<br />
Dat is wel grappig, want het onderwerp<br />
esthetiek sla ik in de klas over omdat ik niet<br />
weet wat ik daarmee moet. Ik vind het er<br />
ook niet de juiste leeftijd voor. Ik wilde tien<br />
jaar geleden ook niet nadenken over kunst.<br />
In zijn gedicht schept Nasr een mensbeeld.<br />
De mens is het nog niet vastgestelde dier:<br />
hij heeft geen noodzaak om achter een hert<br />
aan te rennen. Wij hebben niet een echt<br />
doel in ons leven, denken wij natuurlijk. Dit<br />
is ook wel een geromantiseerd mensbeeld<br />
als je ervan uitgaat dat alles uiteindelijk<br />
evolutionair is en dat alles er is om zich te<br />
vermenigvuldigen. Ik weet het niet.<br />
Laat ik het dan ruwweg zo vragen: hoe is<br />
het met de filosofie gesteld?<br />
Ik zag laatst een boek staan: Het einde<br />
van de filosofie. De strekking was dat<br />
de filosofie uitgestorven is. Straks zijn we<br />
allemaal dood, dan is er niemand meer en<br />
is de filosofie weg. Hij heeft nog zo’n zelfde<br />
boek geschreven met ongeveer dezelfde titel.<br />
Ook daar was de gedachte dat de filosofie<br />
kapot is. Niet omdat er niemand meer is<br />
die het doet, maar omdat iedereen het is<br />
gaan doen. Filosofie is hip geworden. (stilte)<br />
Misschien is het doel van de filosofie en<br />
van de kunst om dingen ter discussie te<br />
blijven stellen en geen genoegen te nemen<br />
met antwoorden, ook al lijken ze nog zo<br />
aannemelijk.<br />
Is filosofie en kunst, behalve dingen<br />
ter discussie stellen, niet ook een<br />
beantwoorden aan of tenminste een<br />
verwoorden van wat er gaande is? Wat<br />
Ramsey Nasr omschrijft is in principe een<br />
soort beantwoorden aan wat hem omgeeft.<br />
Ik bedoel ook niet dat er altijd een filosoof<br />
bij een debat moet zijn omdat er dan<br />
tenminste nog iets goeds wordt gevraagd.<br />
School / 17<br />
De filosofie moet een op zichzelf staand iets<br />
zijn - ik zeg ‘iets’, want het is in ieder geval<br />
geen wetenschap. Juist op het moment dat<br />
filosofie alleen maar doelen gaat dienen,<br />
komt ze in dienst te staan van het nut. Dat<br />
mag niet zo zijn. Het mag ook niet zo zijn<br />
dat er alleen maar kunst bedreven wordt die<br />
in de stadsschouwburg komt.<br />
Dat is wel de kunst die overleeft. De rest zal<br />
uitsterven.<br />
Dat is de vraag. Is het zo dat je legitiem<br />
bent wanneer je jezelf kunt bedruipen?<br />
Dat denk ik niet. Ik denk ook niet dat er<br />
geen ideeën tot stand zouden komen als<br />
er helemaal geen subsidies waren. De<br />
filosofie zit in de mens. Het kan zich<br />
ook meer underground voordoen, het<br />
hoeft niet per se alleen op universiteiten te<br />
zijn. Ik vind dat iedereen voor zichzelf moet<br />
bepalen wat de filosofie met hem doet en<br />
wat hij met de filosofie doet. Overigens ben<br />
ik wel allergisch voor die sfeer van ‘ontdek<br />
je plekje, zoek jezelf en zoek de rust’, maar ik<br />
vind het beter dan die mensen die zichzelf<br />
verliezen in idealen van perfectie en mode.<br />
Uiteindelijk zijn we gewoon kuddedieren.<br />
Als de kudde filosofische trekjes gaat<br />
vertonen dan vind ik dat plezieriger dan<br />
als…<br />
Maar dat is toch geen echte filosofie?<br />
Om terug te komen op de kindjes die jij<br />
filosofisch denken aanleert: denk je dat<br />
dat ook echt goed of nuttig is? Het lukt je<br />
wel om elk jaar weer een afgezant naar de<br />
universiteit te sturen.<br />
Is dat dan mijn doel?<br />
Misschien wel, want daardoor overleef jij.
Sijmen Bastmeijer over de noodzaak van filosofie / Naomi Boekwijt Thema<br />
LAPP-Top-programma Wijsbegeerte<br />
Jordy Hesseling<br />
Het nut van filosofie voor scholieren<br />
Als te weinig mensen filosofie zouden<br />
kiezen, dan zou het verdwijnen van deze<br />
school. Ik moet het dus wel aantrekkelijk<br />
maken, maar niet te aantrekkelijk, want ik<br />
wil ook geen dertig mensen in een klas waar<br />
ik niet meer mee kan praten. Filosofisch<br />
naar de wereld kijken, dat is…<br />
…beter dan het niet doen?<br />
Maar dat is zo moeilijk, net alsof je een<br />
beter mens wordt als je filosoof bent. Dat<br />
denk ik eigenlijk ook. Ik denk dat als je<br />
met filosofie bezig bent, je je beter kunt<br />
verhouden tot jezelf in de wereld. Ik ken<br />
mensen van veertig of zelfs vijftig die<br />
nog steeds het idee hebben dat ze iets<br />
moeten bereiken. Dat mag van mij wel<br />
en ik zeg ook niet dat die leerlingen van mij<br />
niets meer willen bereiken, maar ik denk dat<br />
het toch iets teweeg moet brengen wanneer<br />
je iemand leert zichzelf te bevragen bij de<br />
beslissingen die hij neemt en bij de manier<br />
waarop hij naar de wereld kijkt. Als aan<br />
het begin van de filosofielessen dertig<br />
procent van de mensen zegt ‘PVV, daar kan<br />
ik wel wat mee’, dan zou ik het gewoon fijn<br />
vinden als ze aan het eind van 6VWO in<br />
ieder geval weten wat de retorische trucjes<br />
zijn die er spelen in Wilders’ spreken en<br />
dat niet zomaar gezegd kan worden dat er<br />
één cultuur is of dat het redelijke denken<br />
superieur is aan een religie. Dat is wat<br />
ze kritischer laat denken. Ze zijn beter in<br />
staat kritisch te kijken naar dingen die bij<br />
henzelf gebeuren en dingen die om hen<br />
heen gebeuren. Ik denk dat filosofie dat kan<br />
zijn. Ook al is alles een uitwerpsel van de<br />
evolutie.<br />
Dat was het. Of moet ik nog iets nuttigs<br />
zeggen?<br />
Ja, zeg nou eens iets nuttigs.<br />
Of iets zinloos. Filosofie is tegen het<br />
licht houden wat vanzelfsprekend lijkt.<br />
Wij worden opgevoed tot individuen die<br />
van het leven iets moeten maken, die<br />
verantwoordelijk zijn voor dat leven en die<br />
gelukkig moeten zijn. Er zijn een heleboel<br />
vanzelfsprekendheden in onze westerse<br />
wereld, bepaalde ideeën die heel erg waar<br />
lijken maar die toch wel ter discussie<br />
kunnen worden gesteld. Ik zie met hoeveel<br />
frustratie middelbare scholieren het idee<br />
hebben dat ze zichzelf moeten zijn en wij<br />
noemen dat puberteit, maar dat is helemaal<br />
niet zomaar de puberteit. Denk je dat<br />
mensen in India zo’n soort puberteit<br />
ervaren? Nee, want die hoeven niet<br />
uniek te zijn. We moeten af van dat idee<br />
van uniciteit, van ‘ontdek je plekje, ontdek<br />
jezelf’. De oplossing is niet dat je jezelf moet<br />
vinden of worden, maar dat je jezelf kunt<br />
vinden of worden. Dat werkt verzachtend,<br />
denk ik.<br />
Maar is er dan een zelf om te vinden? Je zit<br />
toch gewoon al jezelf te zijn, de hele tijd?<br />
Dacht jij dat ook toen je in leerjaar vier<br />
zat? Denk je dat iedereen dat inziet, ook de<br />
mensen die nu studeren?<br />
Nee, natuurlijk niet, waarom denk je dat<br />
de studentpsycholoog zo populair is?<br />
Filosofie moet geen psychologie worden. De<br />
taak van de filosoof is niet om mensen de<br />
grot uit te helpen. Hij onderscheidt zich niet<br />
door te weten hoe de werkelijkheid echt in<br />
elkaar zit. Uit noodzaak blijft hij in de grot,<br />
hoe zwaar en licht dit bestaan ook is.<br />
Afgelopen schooljaar heb ik deelgenomen<br />
aan het LAPP-Top-programma dat werd<br />
aangeboden door Universiteit Leiden. Ik<br />
heb 8 colleges mogen bijwonen om mij,<br />
samen met 30 anderen, in te wijden in de<br />
wijsbegeerte. Alle colleges werden gegeven<br />
door Jan Sleutels, universitair docent<br />
Metafysica.<br />
Het onderwerp waar wij ons op hebben<br />
toegelegd had alles te maken met “dingen”.<br />
Wat zijn dingen? Wat maakt het ene ding<br />
anders dan het andere ding? Bestaan dingen<br />
als je ze niet ziet, bestaat er bijvoorbeeld<br />
zoiets als een essentie van een ding,<br />
en kunnen we daar überhaupt wel<br />
achterkomen? Dit zijn zomaar enkele<br />
vragen die voorbijkwamen in de colleges.<br />
Door het lezen van filosofische teksten<br />
van onder andere René Descartes, Leibniz,<br />
Aristoteles, Spinoza, Putnam, en Pierre<br />
Lévy vormden we steeds meer een idee<br />
over het verloop van het denkproces met<br />
betrekking tot het ding door de eeuwen<br />
heen. We bespraken van alles en nog wat:<br />
de Scala Rerum van Aristoteles, St. Thomas<br />
van Aquino, tot het twijfelexperiment van<br />
Descartes.<br />
De colleges sloten deels aan bij de<br />
voorbereide teksten. Het eerste uur<br />
bespraken we de tekst en probeerden<br />
verschillende stukken nog helderder<br />
te krijgen, en daarna begon het college<br />
haar structuur te verliezen. Dit was<br />
echter geen probleem, want Jan Sleutels<br />
bleef ons tijdens elk zijpad dat we<br />
insloegen boeien met een goede dosis<br />
vermakelijke anekdotes: Super Mario,<br />
Geert Wilders, heiligverklaring, flitsdingen,<br />
grondeekhoorns, het positioneren van<br />
dingen, een moerasvolk in de bushbush van<br />
Nieuw-Guinea, bilocatie, et cetera et cetera!<br />
In grote lijnen hebben we drie onderwerpen<br />
behandeld: de definitie van het ding-zijn,<br />
de res extensa en de virtuele dingen. We<br />
begonnen met het vormen van een definitie<br />
van het ding, wat zijn de eisen die gesteld<br />
worden aan het ding-zijn?<br />
In het dagelijks leven zien we allerlei dingen<br />
die we misschien wel ten onrechte als ding<br />
beschouwen. Want waar moet iets nou aan<br />
voldoen om het een ding te kunnen noemen?<br />
Het eerste waar we op kwamen is dat een<br />
ding ruimte in moet nemen. Een ding moet<br />
zijn. Maar daar stuitten we al op het eerste<br />
probleem: hoe zit dat met bijvoorbeeld een<br />
telefoongesprek, is dat ook een ding? Is<br />
dat op dezelfde manier als de telefoon<br />
zelf?<br />
En is het niet zo, dat een ding wel<br />
hetzelfde ding moet blijven als het was,<br />
omdat het anders een ander ding is? Deze<br />
twee eisen zijn door Aristoteles al aan het<br />
licht gebracht: hij sprak over het τόδε τι<br />
en het τό τί ἦν εἶναι: het dit-hier-zijn en het<br />
dat-wat-het-was-zijn. Bij de eerste term<br />
dook al gelijk het probleem op dat niet<br />
alle dingen, die wij wel dingen vinden,<br />
hetzelfde kenmerk van stoffelijkheid<br />
hebben. Maar ook bij de tweede term zit er<br />
een addertje onder het gras. Immers, hoe<br />
kunnen we weten of de essentie van het<br />
ding wel hetzelfde blijft? Is het niet zo dat<br />
als een ding voor andere doeleinden wordt<br />
gebruikt de essentie ervan verandert? Of<br />
kunnen alleen de eigenschappen van een<br />
ding veranderen? Hierover zijn we weinig<br />
te weten gekomen, helaas, en dus is de<br />
definitie van een ding nogal onduidelijk<br />
gebleven.<br />
Toch hebben we geprobeerd met de<br />
Aristotelische criteria te werken.<br />
Met deze criteria kunnen we verder met
LAPP-Top-programma Wijsbegeerte / Jordy Hesseling<br />
de eerste groep dingen: de res extensa,<br />
ook wel de ruimte-innemende dingen<br />
genoemd. Stofzuigers, spelcomputers,<br />
de maan, een molecuul, een mens en een<br />
dier zijn voorbeelden van deze categorie.<br />
We waren het er al snel over eens dat al<br />
deze dingen echt dingen zijn en bovendien<br />
gemeenschappelijks hebben dat ze allemaal<br />
ruimte innemen. Maar is dat meteen een<br />
argument om al deze dingen onder dezelfde<br />
noemer te scharen? Ze hebben allemaal de<br />
essentie “het innemen van ruimte”. Maar<br />
hoe kan dezelfde essentie in verschillende<br />
existenties voorkomen?<br />
Is het zo omdat we alleen eigenschappen<br />
van dingen waarnemen? De essentie<br />
is dan als het ware verstopt achter de<br />
eigenschappen. Maar is het dan nog wel<br />
mogelijk de essentie, of zoals Immanuel<br />
Kant zegt, het ding an sich te kennen? Kant<br />
zegt hierover dat we het ding an sich nooit<br />
kunnen kennen omdat we met een bepaalde<br />
bril op naar de werkelijkheid en dus naar<br />
alle dingen kijken.<br />
We kunnen het ook op een andere manier<br />
bekijken: de kern van het ding-zijn is als het<br />
ware het kunnen dragen van eigenschappen.<br />
Hier krijgen we te maken met het Latijnse<br />
begrip substantia. Als een ding substantia<br />
heeft/is, betekent dat het volgende:<br />
Het ding heeft iets dat maakt dat het ding<br />
altijd hetzelfde ding blijft, ook als het<br />
eigenschappen verliest of verkrijgt.<br />
Datzelfde iets van dat ding zorgt ervoor dat<br />
het ding altijd gelijk is aan zichzelf, maar<br />
nooit tegelijk aan (precies dezelfde) dingen.<br />
Dit zou ook opgevat kunnen worden als de<br />
essentie van een ding: datgene wat ervoor<br />
zorgt dat het ding hetzelfde ding blijft, en<br />
dat het altijd anders blijft dan alle andere<br />
dingen. Ik beschouw het als een mooie<br />
definitie van de essentie van de res extensa.<br />
De tweede categorie dingen die we hebben<br />
besproken zijn de virtuele dingen. Om<br />
ons beter te kunnen identificeren (voor<br />
zover dat mogelijk is) met virtuele dingen,<br />
hebben we tijdens enkele colleges film<br />
gekeken: eXistenZ en The Matrix. Beide<br />
hadden te maken met de ‘brain in a vat’theorie<br />
van Hilary Putnam. De theorie stelt<br />
de mogelijkheid voor dat we ons leven<br />
inbeelden in plaats van zelf te leven. Dit<br />
ingebeelde leven wordt ingegeven door een<br />
kwade wetenschapper die onze hersenen op<br />
sterk water heeft gezet, en heeft aangesloten<br />
op een simulatieprogramma, waardoor<br />
het net lijkt dat we leven. Hoe kunnen<br />
we er ooit achter komen of dat waar is?<br />
De wetenschapper kan natuurlijk een<br />
idioot zijn geweest en ons de mogelijkheid<br />
hebben gegeven de theorie te bedenken,<br />
maar anders niet.<br />
Ook ging het over de verschillende<br />
lagen van het bewustzijn in combinatie<br />
met virtualiteit: stel dat je in een<br />
virtualrealityspel zit, dat zo goed is dat<br />
het net lijkt alsof je daar echt in leeft, en<br />
om het te spelen moet je jezelf aansluiten<br />
op een console en kan je in het ‘echte’<br />
leven niks doen. Leef je dan nog wel in die<br />
‘echte’ wereld, of bevind je je dan alleen<br />
in het spel? En wat nou als je in dat spel<br />
je nog eens in kan inpluggen in een spel?<br />
En wanneer weet je zeker of je echt uit het<br />
spel bent? Of is het echte leven toch ook<br />
een virtuele omgeving zonder dat je het<br />
doorhebt?<br />
Even terugkomend op de dingen: bestaan<br />
virtuele dingen? Neem Super Mario, het<br />
rode-hoed-dragende Italiaanse mannetje<br />
uit een van de meest populaire spellen van<br />
Nintendo, als voorbeeld. Bestaat hij of is<br />
Super Mario slechts een idee? Want het<br />
neemt geen ruimte in. Nou ja, het neemt<br />
virtuele ruimte in. Dat is toch ook ruimte?<br />
Of neem nou een database vol met boeken.<br />
Zijn die boeken dan nog dingen? Stel dat alle<br />
stoffelijke uitgaven van een boek vernietigd<br />
zouden worden, maar dat boek is nog wel op<br />
internet te lezen, bestaat het dan nog?<br />
Het is moeilijk te zeggen of een virtueel ding<br />
ruimte inneemt of niet. Aan de ene kant zou<br />
je kunnen zeggen van niet: het ding, als het<br />
al een ding is, verschijnt op iets stoffelijks,<br />
maar is/wordt het daarmee zelf stoffelijk?<br />
Of is het op dat moment een tijdelijke<br />
eigenschap van het stoffelijke?<br />
Maar is deze opvatting niet wat<br />
ouderwets? We leven nu immers in<br />
een tijd die gekenmerkt wordt door de<br />
virtualiteit. Internet, smartphones, virtualreality-spellen<br />
zijn allemaal dingen die we<br />
tegenwoordig vanzelfsprekend als dingen<br />
beschouwen. Wordt het geen tijd om onze<br />
geest wat meer open te stellen, en deze<br />
virtuele dingen dezelfde ‘status’ te geven als<br />
ruimte-innemende dingen? Ik bedoel hier<br />
niet mee dat we dezelfde definitie moeten<br />
hanteren voor twee toch zeer verschillende<br />
dingen. Wat ik er mee bedoel, is dat we<br />
virtuele dingen, dingen die we vaak als niet<br />
echt beschouwen, misschien wat meer als<br />
gelijke van de res extensa moeten gaan zien.<br />
Ik heb aan de lezer slechts een beknopte<br />
bloemlezing van wat er tijdens de colleges<br />
voorbij is gekomen kunnen weergeven.<br />
De colleges hebben me enerzijds een heel<br />
duidelijk beeld van bepaalde aspecten van<br />
het ding laten zien, en hebben me anderzijds<br />
steeds meer laten twijfelen aan of sommige<br />
dingen wel zijn wat wij denken dat ze zijn.<br />
Ik twijfel bijvoorbeeld zelfs aan het bestaan<br />
van dit artikel, het mag dan wel worden<br />
School / 21<br />
afgedrukt, maar het is in een virtuele<br />
omgeving op de computer gemaakt, en wie<br />
zegt me dat virtuele dingen echte dingen<br />
zijn?
Thema<br />
Filosofie als studiekeuze<br />
Channa van Dijk<br />
Ik ben Channa van Dijk en ik zit nu in<br />
6VWO op het Ashram College in Alphen aan<br />
den Rijn. Binnen mijn N&G-profiel heb ik<br />
filosofie als keuzevak. Zelf heb ik er nooit<br />
over getwijfeld of ik filosofie als keuzevak<br />
moest kiezen en niet een vak als economie.<br />
Filosofie leek mij het leukste en dat dit<br />
het leukste vak is, is zeker gebleken. Ik<br />
ga met erg veel plezier naar de lessen,<br />
wij hebben drie uur in de week<br />
filosofie.<br />
Wat we tijdens deze lessen<br />
doen verschilt erg per<br />
jaar en per periode. Zo<br />
hebben wij socratische<br />
gesprekken gevoerd,<br />
artikelen gelezen,<br />
oorspronkelijke teksten<br />
uitgeplozen, maar ook veel<br />
opdrachten gemaakt en<br />
deze besproken. Naast alleen<br />
het lezen over anderen en het<br />
vergaren van kennis hebben wij ook<br />
opdrachten gekregen om zelf een vraag te<br />
bedenken en deze uit te werken aan de hand<br />
van verschillende filosofen, om vervolgens<br />
te bekijken wiens ideeën jou het meest<br />
aannemelijk leken.<br />
Naast al deze bezigheden hebben wij aan<br />
het begin van ons eerste jaar filosofie de<br />
opdracht gekregen om De wereld van Sofie<br />
te lezen. Ik weet nog goed dat ik in de<br />
zomervakantie, voor het vak begon, alvast<br />
was gaan lezen en er niets van begreep. Wij<br />
werden vervolgens geacht een onderwerp<br />
uit te kiezen en dit uit te werken aan de<br />
hand van het boek. Ik koos metafysica en<br />
had de grootste moeite om te begrijpen<br />
wat al die denkers hier nu precies over<br />
te zeggen hadden. Hoewel ik erken dat de<br />
kennis die ik nu van filosofie heb nog niet<br />
erg verstrekkend is, kan ik me niet meer<br />
voorstellen dat ik destijds zoveel moeite heb<br />
gehad met de uitleg die in De wereld van<br />
Sofie gegeven werd. Nu ik enige kennis heb<br />
over de onderwerpen kom ik er namelijk<br />
achter dat alles in dit boek juist heel<br />
simpel en duidelijk uitgelegd wordt. Als ik<br />
dit verslag teruglees, merk ik dan ook<br />
hoeveel ik deze jaren al geleerd<br />
heb.<br />
Ik weet dat de filosofische<br />
kennis die je opdoet op de<br />
middelbare school slechts<br />
een basis is, toch heb ik<br />
dus het idee dat ik veel<br />
geleerd heb in de twee<br />
jaar dat ik nu filosofie<br />
heb gehad, daarnaast ben<br />
ik ook steeds meer van het<br />
vak gaan houden. Het is nu<br />
zelfs zover gekomen dat ik van<br />
toekomstig geneeskundestudent<br />
veranderd ben in een toekomstig<br />
filosofiestudent. Toen ik te horen kreeg<br />
dat er een stage gevolgd moest worden in<br />
6VWO, had ik dus ook vrij snel besloten<br />
dat dit over filosofie moest gaan en in het<br />
bijzonder over de vraag of filosofie studeren<br />
wel iets voor mij is en of ik het leuk genoeg<br />
vind om mijn verdere leven hier mee bezig te<br />
zijn. Uiteindelijk ben ik met twee studenten<br />
meegelopen en heb ik drie universitair<br />
docenten gesproken over filosofie als<br />
studie en als beroep. Hieruit bleek al snel<br />
dat ik écht filosofie wil gaan studeren. Ik<br />
heb meegelopen met een student die aan<br />
de Universiteit van Amsterdam studeert.<br />
Daarnaast ben ik ook twee dagen in Leiden<br />
geweest en heb ik meegelopen met Naomi<br />
Boekwijt, student aldaar. Beide zitten zij in<br />
hun tweede jaar. Ik vond het erg leuk om de<br />
colleges te volgen. Doordat dit geen open<br />
dag was, maar een gewone collegedag, heb<br />
ik het idee dat ik een veel beter beeld heb<br />
gekregen van de universiteiten en de studie<br />
zelf, dan wanneer er mensen vrolijk staan te<br />
kijken en je ballonnen geven om je naar hun<br />
universiteit te lokken. Ik vond het dus erg<br />
leuk om een keer een kijkje te nemen in het<br />
studentenleven van een student filosofie en<br />
mijn keuze om filosofie te gaan studeren is<br />
gedurende deze week alleen maar bevestigd.<br />
Op dit moment ben ik ook bezig met het<br />
schrijven van een onderzoek aan de<br />
Unversiteit van Leiden. Dit doe ik<br />
omdat ik het Pre-University college<br />
volg. Tijdens het eerste jaar van Pre-<br />
University hebben wij niet veel met filosofie<br />
gedaan, maar nu we met het vierde blok<br />
bezig zijn, was de onderwerpkeuze aan ons.<br />
Mijn onderzoek gaat over de vraag wat de<br />
grenzen aan de vrijheid van meningsuiting<br />
zijn, vanuit moreel perspectief. Ik merk dat<br />
het schrijven van een dergelijk onderzoek<br />
een stuk moeilijker is dan het schrijven van<br />
een vergelijkbare opdracht op school. Toch<br />
vind ik het leuk en uitdagend om aan dit<br />
onderzoek te werken.<br />
Alles wat ik tot nu toe heb gedaan heeft mij<br />
dichter tot de filosofie gebracht. Het liefste<br />
zou ik nu al beginnen met studeren, maar ik<br />
zal toch eerst mijn examens moeten maken.<br />
School / 23
Brief<br />
Aan de eerstejaars<br />
Jojanneke Scheepers<br />
Geachte eerstejaars,<br />
Jullie hebben nu ongeveer een half<br />
jaar mogen genieten van het wijsgerige<br />
onderwijs en als tweedejaars weet ik nog<br />
goed hoe het was om eerstejaars te zijn. Het<br />
verschil tussen de middelbare school en je<br />
eerste jaar op de universiteit is namelijk<br />
niet hetzelfde als dat tussen de leeftijden<br />
van 17 en 18 jaar. De verschillen tussen je<br />
oude en nieuwe leven konden niet groter<br />
zijn. Na 6 jaar op de middelbare school<br />
in een vertrouwde omgeving te hebben<br />
rondgewandeld, word je in een academische<br />
omgeving neergezet waar alles anders is:<br />
de mensen, de colleges, het ‘huiswerk’,<br />
de vrije tijd. En dan nog het feit dat je<br />
voor Wijsbegeerte hebt gekozen.<br />
Hoe kom je bij zo’n keuze? Er zullen wel<br />
heel wat gesprekken, open dagen, folders<br />
en internetuurtjes bij komen kijken,<br />
behalve voor die lucky few die het al heel<br />
snel weten. Ik hoorde daar niet bij. Ik ben<br />
vaak gewisseld van studiekeuze, vooral<br />
gedurende de laatste drie jaar van de<br />
middelbare school. Het was pas tijdens<br />
het laatste half jaar van de 6e klas dat ik<br />
de sprong in het diepe wilde wagen en<br />
Wijsbegeerte wilde gaan proberen. Tijdens<br />
de open dag in februari 2009 heb ik mogen<br />
genieten van een college taalfilosofie van<br />
mevrouw Van der Schaar, momenteel<br />
eveneens mijn docent. En ik was er wég van.<br />
Maar dan is het natuurlijk nog lang niet<br />
zover: eerst is het nog nagelbijten tijdens<br />
het Centraal Examen en tranen met tuiten<br />
huilen tijdens je diploma-uitreiking, voor je<br />
überhaupt mag dénken aan de universiteit<br />
(voor mij gold dat in ieder geval wel).<br />
Dan beginnen de voorbereidingen. Een<br />
kamer zoeken (mocht dat nodig zijn) en<br />
ondertussen dozen inpakken (terwijl je<br />
nog niet eens weet of die in de komende<br />
maanden het huis gaan verlaten). In<br />
augustus de EL CID. Dan nog een paar<br />
weken wachten en daar is hij: de eerste<br />
collegedag.<br />
7 september 2009, 11:15-13:00 uur: History<br />
of Modern Philosophy, van de heer Herman<br />
Siemens. Ik werd totaal overdonderd tijdens<br />
dat college. Ik zat helemaal achteraan met<br />
mijn notitieblok en pen en had niet eens<br />
een idee van wat er zou gaan gebeuren. Nu<br />
werd dit specifieke college in het Engels<br />
gegeven en ook dat was ik niet gewend. Dit<br />
vormde niet zo’n groot probleem, maar<br />
het was wel een kwestie van ‘de knop<br />
omzetten’ en dat ging niet vanzelf. Die<br />
hele week was trouwens overdonderend.<br />
Ik was zenuwachtig voor ieder college en<br />
werkte fanatiek aan mijn opdrachten. Al<br />
snel merk je welke vakken je liggen en door<br />
welke je je heen zult moeten slaan. In mijn<br />
geval kreeg ik door alle veranderingen al<br />
snel concentratieproblemen. Misschien dat<br />
jullie daar ook mee te maken krijgen, hoewel<br />
ik hoop van niet. Hoe graag ik ook filosofie<br />
wilde studeren, veel dingen leken ineens<br />
veel belangrijker te zijn dan datgene wat ik<br />
moest doen. Het tempo van een studiejaar<br />
aan de universiteit is ook iets waar je aan<br />
moet wennen. Het heet vakantie, ja, die<br />
paar weken tussendoor, maar dat is het<br />
niet! Het is studeren, aan één stuk door,<br />
en dan moet je maar zien waar je je vrije<br />
tijd inplant, zodat je niet doordraait van al<br />
die metafysische ideeën, logische zinnen,<br />
antieke filosofen en ethische overwegingen.<br />
Ik denk ook dat ze heel januari reserveren<br />
voor de eindtentamens van het eerste<br />
semester om het ons in te wrijven dat we<br />
niet kunnen plannen.<br />
Het tweede semester voelde al heel anders<br />
dan het eerste. Ik had al wat ‘bagage’,<br />
wist iets beter waar ik mee bezig was en<br />
voelde me iets meer ‘student’ (whatever<br />
that means). Nieuwe vakken, verse<br />
start. Als jullie dit lezen, zitten jullie<br />
waarschijnlijk net aan het begin van deze<br />
periode. Misschien ben je opgelucht dat je<br />
nog overeind staat, misschien zit je al te<br />
twijfelen aan je keuze. Maakt niet uit, dat<br />
hoort erbij. Ik heb ook mijn twijfels gehad,<br />
maar ik heb ervoor gekozen om door te gaan<br />
en dat was voor mij de juiste keuze.<br />
Tijdens de opening van het academisch jaar<br />
in 2009, weet ik nog dat iemand zei (ik denk<br />
dat het meneer Van Rijen was): ‘Deze<br />
studie zal je veranderen’. Dat is ook<br />
echt zo. Hier leer je dingen die je visie<br />
op de wereld veranderen. Hier maak je<br />
kennis met andermans visies, hoe bizar die<br />
soms ook zijn. Hier worden duizenden jaren<br />
aan filosofische ideeën op je overgebracht.<br />
Hier leer je discussiëren, argumenteren<br />
en de argumentaties van anderen te<br />
vernietigen. Hier leer je anders te denken<br />
dan je gewend was. Laat het over je heen<br />
komen, want het is iets unieks en het zal één<br />
van de belangrijkste ervaringen van je leven<br />
zijn.<br />
Heel veel succes met jullie universitaire<br />
opleiding en hopelijk tot ziens,<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Jojanneke M. Scheepers.<br />
School / 25
Recensie<br />
Det Sjunde inseglet<br />
Ingmar Bergman<br />
Erik Weynschenk<br />
“I met Death today. We are playing chess”<br />
Toen mij gevraagd werd om mijn liefde voor<br />
filosofie en film te combineren aarzelde<br />
ik geen moment. Maar hoe schrijf je een<br />
filosofisch stuk over een film? Een film kan<br />
uitstekend dienstbaar zijn in analogie met<br />
een filosofisch probleem maar<br />
dan houdt het ook op. De<br />
meeste regisseurs hebben,<br />
als ze al een opleiding<br />
gedaan hebben, alleen<br />
de filmacademie<br />
doorlopen. Mogen we<br />
dan verwachten dat<br />
ze iets interessants te<br />
melden hebben? Laat<br />
staan iets filosofisch<br />
interessants?<br />
Film is geen filosofie,<br />
zoals onlangs wel<br />
werd beweerd tijdens een<br />
Honours College. Daarom ga<br />
ik deze ruimte gebruiken om een<br />
klassieker uit de mottenballen te halen<br />
en wel Het zevende zegel, Det Sjunde<br />
inseglet, van de Zweedse regisseur Ingmar<br />
Bergman. Als er één film het recht heeft<br />
om de geschiedenisboeken in te gaan als<br />
filosofisch dan is het wel deze prachtige<br />
zwart-wit film uit 1957.<br />
Gesitueerd in de middeleeuwen ten<br />
tijde van ‘de zwarte dood’ volgen we<br />
de ridder Antonius Block en zijn squire<br />
Jons op hun weg naar huis na een lange<br />
kruisvaarderstocht van tien jaar. De film<br />
opent met een prachtige scene waarin de<br />
protagonist ontwaakt op het strand. Hij<br />
wordt al snel geconfronteerd door de Dood<br />
maar weet zijn vonnis voorlopig uit te<br />
stellen door de Dood uit te dagen voor een<br />
schaakpartij. De Dood speelt uiteraard met<br />
de zwarte stukken en alleen bij overwinning<br />
mag de ridder zijn leven behouden.<br />
Ondertussen vervolgen de twee gezellen<br />
hun reis en ze stoppen onderweg bij een<br />
dorpje. Aldaar, in wat misschien<br />
wel de indrukwekkendste<br />
scene van de film is, biecht<br />
Antonius zijn zonden op<br />
aan de priester van de<br />
kerk. Het wordt echter<br />
al snel duidelijk<br />
dat hij niet tegen<br />
de priester praat<br />
maar tegen de Dood.<br />
Antonius is bereid<br />
om te sterven maar<br />
zijn geloof in een God<br />
wordt steeds minder.<br />
“I want knowledge. Not<br />
faith or conjecture, but<br />
knowledge” zegt Antonius al<br />
knielende in de kerk . Hij snapt<br />
niet dat de mens God niet kan waarnemen<br />
en dat we maar moeten geloven in vage<br />
‘spookwerelden’. Antonius bekent dat hij af<br />
en toe het gevoel heeft dat er geen God is en<br />
de Dood antwoordt met een glimlach dat hij<br />
misschien wel gelijk heeft.<br />
Het cynische en nuchtere optreden van<br />
de schildknaap Jons zorgt ervoor dat de<br />
film niet te zwaar en somber wordt. In een<br />
imiddels klassiek geworden kroegscène<br />
klagen Jons en een smid onder invloed van<br />
alcohol over de vrouwen in hun leven. De<br />
verhaallijn van het reizende acteergezin<br />
zorgt voor de tweede luchtige noot en<br />
een sprankje hoop in de film. Jof en zijn<br />
vrouw Mia reizen met hun pasgeboren<br />
baby door het land om de dorpelingen te<br />
vermaken met toneelspel en liederen. Ze<br />
stellen geen lastige, existentiële vragen<br />
en worden vooral beziggehouden door de<br />
liefde voor elkaar, voor hun baby en voor<br />
toneel. Halverwege de film maken ze kennis<br />
met de ridder en zijn knecht maar toch<br />
blijven ze buitenstaanders. Mia en<br />
Jof hebben, net als wij, de rol<br />
van toeschouwer. Ze zijn<br />
niet moedig maar ook<br />
niet bang en daarom<br />
ontspringen ze de dans<br />
des doods.<br />
Er valt dus nog<br />
genoeg te lachen voor<br />
een film waarvan de<br />
titel verwijst naar<br />
een van de donkerste<br />
passages uit de Bijbel.<br />
In de Openbaringen van<br />
Johannes zit God op zijn<br />
troon en houdt in zijn rechterhand<br />
een boekrol met zeven zegels die alleen<br />
verbroken kunnen worden door een lam<br />
met zeven ogen en zeven hoorns. Bij het<br />
verbreken van de zegels daalt er steeds<br />
meer ellende neer op aarde en “bij het<br />
verbreken van het zevende zegel viel er een<br />
stilte in de hemel, wel een half uur lang.”.<br />
Het mag dan ook geen verrassing zijn dat de<br />
film geen vrolijk Hollywoodeinde kent.<br />
De angst voor de opdoemende pandemie in<br />
de film is niet los te zien van de dreiging<br />
van een allesvernietigende kernoorlog in de<br />
jaren 50 waarin de film uitgebracht werd.<br />
Ook de kritiek op religie zal veel te maken<br />
hebben met de opvoeding van Bergman, die<br />
als zoon van een strenge Lutherse predikant<br />
School / 27<br />
de donkere kant van religie goed kende.<br />
Dit alles geeft genoeg stof tot nadenken<br />
en de meeste scènes en dialogen lenen<br />
zich uitstekend voor verdere analyses en<br />
interpretaties. Die zijn dan ook in overvloed<br />
te vinden op het internet en daarom zal ik<br />
het hier bij houden wat betreft de symboliek<br />
van de film.<br />
De bedoeling van mijn<br />
filmbespreking was<br />
niet om een volledige<br />
en definitieve<br />
analyse te geven<br />
van deze film, want<br />
dat is simpelweg<br />
onmogelijk. Ik wil<br />
vooral deze film<br />
weer onder de<br />
aandacht brengen<br />
want ik merk om me<br />
heen dat de filmkennis<br />
van veel studenten erg<br />
beperkt is. Film wordt<br />
toch vaak beschouwd als een<br />
minderwaardig medium. De studenten die<br />
ik heb leren kennen in Leiden luisteren over<br />
het algemeen Spinvis in plaats van Borsato<br />
en lezen Dostojevsky in plaats van Dan<br />
Brown. De logische volgende stap is dan<br />
om Bergman te kijken in plaats van Michael<br />
Bay. Als je weet waar je moet zoeken gaat<br />
er een (film)wereld voor je open. Film is<br />
wellicht geen filosofie, maar dat filosofie<br />
wel degelijk vertaald kan worden naar het<br />
witte doek heeft Bergman laten zien met Det<br />
sjunde inseglet.
Recensie<br />
Heideggers Welt-analyse<br />
Auke Briek<br />
Het zijn geeft z’n geheimen nog niet zo<br />
gemakkelijk prijs. Wel zijn we al op één<br />
of andere manier vertrouwd met het<br />
antwoord op de vraag naar het zijn, omdat<br />
we wel degelijk het vermogen hebben om<br />
het woordje ‘is’ te gebruiken en te<br />
begrijpen. 1 De klant snapt<br />
immers precies wat de<br />
kassajuffrouw bedoelt<br />
wanneer ze zegt: ‘Dat<br />
is dan vier euro en<br />
vijfendertig cent’.<br />
Helaas lijkt dit<br />
vermogen ons in<br />
eerste instantie<br />
nauwelijks<br />
vooruit te helpen<br />
met de vraag<br />
wat het zijn nu<br />
eigenlijk is. Deze<br />
vraag is nagenoeg<br />
ondoordringbaar<br />
in zijn bedrieglijke<br />
eenvoud, terwijl het<br />
vermogen waar ik zojuist<br />
over sprak, ons het antwoord<br />
als een ongrijpbare worst<br />
voorhoudt. Anders geformuleerd: we zitten<br />
met onze neus zo dicht op dit antwoord,<br />
dat onze blik er telkens weer overheen valt,<br />
net zoals de blik van de warrige professor<br />
die z’n leesbril ‘kwijt’ is. 2 Toch staat nu<br />
juist deze zijnsvraag centraal in Martin<br />
Heideggers hoofdwerk uit 1927 genaamd<br />
Sein und Zeit. Bij ons ligt vervolgens de<br />
niet geringe uitdaging om te proberen om<br />
Heideggers denkweg te volgen tot op de<br />
eenzame hoogten van Todtnauberg.<br />
Ogenschijnlijk is de zijnsvraag door en door<br />
metafysisch. Heideggers merkwaardige<br />
discours over het ‘zijn’ lijkt in ieder geval<br />
het toppunt van metafysische abstractie.<br />
Kassajuffrouw:<br />
‘Dat is dan vier euro<br />
en vijfendertig cent.’<br />
Klant:<br />
‘alstublieft’<br />
Kassajuffrouw:<br />
‘Wilt u er ook zegeltjes bij?’<br />
Klant:<br />
‘Nee dank u.’<br />
Kassajuffrouw:<br />
‘Oh ja… Wat is het zijn?’<br />
Klant:<br />
‘wablief?’<br />
Heidegger noemt zijn onderzoek dan ook<br />
Fundamental-ontologie. Bovendien heeft<br />
hij later zelf toegegeven dat het taalgebruik<br />
in Sein und Zeit nog te metafysisch is. De<br />
vraag in hoeverre dit boek metafysisch is<br />
wil ik hier niet aan de orde stellen.<br />
Maar, om niet te verdwalen in<br />
het zwarte woud van Sein<br />
und Zeit is het wel nodig<br />
om in te zien, dat de<br />
inzet ervan toch niet<br />
zo metafysisch als<br />
deze op het eerste<br />
gezicht lijkt.<br />
Heidegger noemt<br />
zijn onderzoek<br />
ook wel<br />
fenomenologische<br />
ontologie. De<br />
vraag naar het<br />
zijn heeft niet<br />
betrekking op het<br />
zijn in de metafysische<br />
zin van het woord: het<br />
gaat hier niet om het zijn<br />
of het bestaan van dingen an<br />
sich in een externe realiteit. Veeleer heeft<br />
Heideggers gebruik van het woord ‘zijn’ een<br />
fenomenologische zin: het gaat om het zijn<br />
dat zich van zich uit toont. Concreet blijkt<br />
deze fenomenologische inzet uit Heideggers<br />
gebruik van de hamer als het meest<br />
pregnante voorbeeld in zijn wereldanalyse.<br />
Het zijn bij Heidegger heeft meer te maken<br />
met onze alledaagse leefwereld (denk<br />
aan de Lebenswelt van Husserl), dan met<br />
metafysica. Tegelijkertijd moeten we deze<br />
fenomenologische nadruk op het ‘zich<br />
tonen’ niet overdrijven. Wanneer we spreken<br />
van het zich tonen van iets, dan drukken<br />
we ons strikt genomen nog te abstract, te<br />
metafysisch uit. Het zich tonen van iets<br />
roept onmiddellijk de associatie op van<br />
een subject waaraan het zich tonende zich<br />
toont, en van dit subject wil Heidegger nu<br />
juist af. Het zijnde toont zich niet, maar<br />
het is. Dat is, is het zijn, waar Heidegger<br />
naar op zoek is. 3 In dit artikel zal ik mij<br />
toespitsen op de Welt-analyse, die zelf een<br />
voorbereiding is op de zijnsvraag.<br />
De vraag naar het zijn kan niet rechtstreeks<br />
beantwoord worden. Allereerst vraagt<br />
Heidegger naar het zijn van Dasein (of erzijn).<br />
In een voorlopige oriëntatie kunnen<br />
we onder Dasein ‘mens’ verstaan, hoewel<br />
dit de lading uiteindelijk niet goed<br />
dekt. Het gaat hier namelijk niet om<br />
de mens die zich tegenover een wereld<br />
weet geplaatst, maar om een mens die<br />
altijd al in de wereld is: mens en wereld<br />
vormen een oorspronkelijke eenheid. Het<br />
zijn van Dasein blijkt uiteindelijk Sorge<br />
te zijn, waarvan het In-der-Welt-sein het<br />
meest cruciale structuurmoment is. Het<br />
In-der-Welt-sein kunnen we weliswaar<br />
in stukken opbreken zodat we ‘Welt’ en<br />
‘In-sein’ als aparte elementen kunnen<br />
ondervragen, maar dat neemt niet weg dat<br />
we hier met een oorspronkelijke eenheid<br />
van doen hebben. 4 De uitdaging is dus om<br />
enerzijds de fenomenologische ervaring<br />
waarin dit fenomeen een geheel is niet te<br />
laten ondermijnen door een afzonderlijke<br />
doordenking van de constitutieve<br />
structuurmomenten. Anderzijds moeten we<br />
ons ook realiseren, dat een afzonderlijke<br />
doordenking van deze structuurmomenten,<br />
noodzakelijk is om toegang te krijgen tot dit<br />
fenomeen. Onze beide hersenhelften worden<br />
hierbij in een vrijwel onmogelijke spagaat<br />
geforceerd.<br />
Het fenomeen Welt staat niet voor de<br />
ruimtelijke uitgebreidheid van de realiteit<br />
School / 29<br />
buiten ons. Ook is dit fenomeen nog niet<br />
getroffen wanneer we spreken over de<br />
‘wereld’ van de financiën of de literatuur,<br />
hoewel dit ons al dichter in de buurt brengt.<br />
Eerder kunnen we het fenomeen wereld<br />
ervaren in de voorbehouden mogelijkheid<br />
van het voltooide huis, die gestalte krijgt<br />
wanneer de eerste steen is gelegd, en in<br />
het licht waarvan die steen is. Wanneer<br />
we Welt niet alleen als fenomeen proberen<br />
te ervaren, maar dit fenomeen ook in<br />
zijn constitutieve structuurmomenten<br />
proberen te doordenken, dan komen we<br />
uiteindelijk terecht bij de ‘oerbetekenis’<br />
van de Bedeutsamkeit. Deze betekenis<br />
is niet een definitie die we in een<br />
woordenboek kunnen opzoeken, maar<br />
een betekenisgeheel dat wordt verstaan<br />
wanneer een timmerman een hamer optilt<br />
en vervolgens met grote precisie een spijker<br />
in het hout slaat, zonder dat hij hierbij<br />
zijn aandacht hoeft te houden. Uiteraard<br />
‘begrijpt’ de timmerman het één en ander<br />
wanneer hij dit kan doen, maar deze<br />
betekenis laat zich lastig verwoorden. In<br />
zekere zin kunnen we zeggen dat hij zich<br />
‘in’ die betekenis begeeft, wanneer hij met<br />
zijn (doorgaans prereflectief) handelen<br />
blijk geeft van het feit dat hij die betekenis<br />
verstaat. Die betekenis is noch iets wat<br />
de mens ‘er zelf bewust in heeft gelegd’<br />
(iets subjectiefs), noch een eigenschap<br />
van een ding (iets objectiefs). Het schema<br />
van subject en object schiet hier tekort. In<br />
plaats daarvan is de Bedeutsamkeit een<br />
betekenishorzion die zowel subject als<br />
object omvangt. Mens en wereld zijn niet<br />
twee totaal gescheiden elementen, want<br />
anders zou de mens voor altijd vervreemd<br />
blijven van zijn wereld. Tevens maken<br />
mens en wereld niet slechts ‘contact’ met<br />
elkaar. In dat geval zou de wereld immers
Heideggers Welt-analyse / Auke Briek<br />
nog steeds ‘daarbuiten’ zijn en bleven wij<br />
‘hierbinnen’. Dat strookt niet met onze<br />
ervaring, waarin van een dergelijke afstand<br />
tussen mens en wereld geen sprake is: wij<br />
hoeven er geen moeite voor te doen om<br />
‘buiten’ bij de dingen te zijn, want we zijn<br />
altijd al buiten, bij potten pindakaas, fietsen<br />
en andere mensen. 5 In plaats van ‘contact’<br />
tussen mens en wereld moeten we daarom<br />
juist spreken van een oorspronkelijke<br />
eenheid van mens en wereld. De wereld<br />
toont zich niet aan de mens, maar<br />
het Dasein is zelf een oorspronkelijke<br />
eenheid van mens en wereld die altijd<br />
al ontsloten is. Tegelijkertijd kan er bij<br />
deze ontslotenheid geen onderscheid<br />
gemaakt worden tussen het wat (de<br />
‘boodschap’) van de ontslotenheid<br />
en het waaraan (de ‘ontvanger’) van de<br />
ontslotenheid, want dan introduceren we<br />
weer het aloude onderscheid tussen subject<br />
en object. Het wat en het waaraan van de<br />
ontslotenheid vallen eveneens samen. Zo<br />
kan Heidegger zeggen: Das Dasein ist seine<br />
Erschlossenheit. 6<br />
De Bedeutsamkeit maakt het mogelijk dat<br />
het gebruiksvoorwerp is, niet als ding met<br />
bepaalde eigenschappen en een ruimtelijke<br />
uitgebreidheid (Vorhandenheit), maar in<br />
het licht van zijn specifieke bruikbaarheid<br />
(Zuhandenheit). Met andere woorden:<br />
Zuhandenheit is de zijnswijze van het<br />
gebruiksvoorwerp (Zeug). Een hamer of<br />
een tochtend raam ontmoeten we niet<br />
als ruimtelijk uitgebreide dingen, die we<br />
domweg aanstaren. Het tochtende raam is<br />
niet slechts vorhanden; het komt niet alleen<br />
maar voor. Bepalend is onze verhouding<br />
tot het raam. Deze verhouding is niet<br />
‘theoretisch neutraal’, maar gekleurd door<br />
de betekeniscontext van het alledaagse<br />
handelen. Het raam is in haar ogenschijnlijk<br />
ongeïnterpreteerde ‘aanwezigheid’, al<br />
doortrokken van een betekenis, namelijk<br />
die van een ‘om gesloten te worden’. De<br />
betekenis van het om-te, is een constitutief<br />
moment van het betekenisgeheel van<br />
de Bedeutsamkeit, waarmee Dasein op<br />
oorspronkelijke wijze vertrouwd is. De<br />
betekenis van het ‘om gesloten te worden’,<br />
heeft het raam en mijzelf al doortrokken,<br />
ruim voordat ik mij daar expliciet op had<br />
kunnen richten, waardoor van dit tochtend<br />
raam een ‘aanzuigende’ werking uitgaat<br />
en ik al lang en breed gestuurd ben in de<br />
richting ervan. Zo komt het regelmatig<br />
voor dat we al aanstalten maken om<br />
het raam te sluiten, terwijl de tocht<br />
überhaupt nog niet was opgevallen.<br />
Iets soortgelijks merken we in de auto,<br />
wanneer we ettelijke kilometers hebben<br />
afgelegd, terwijl we achteraf geen idee<br />
hebben wat er onderweg allemaal is<br />
gebeurd. Doorgaans gaan wij in onze wereld<br />
op, in plaats van dat wij onze aandacht<br />
op iets binnen die wereld richten. Dit<br />
opgaan in de wereld vereist dat we wereld<br />
niet langer verstaan als de dingwereld<br />
die we voor ons zien als we even stil<br />
staan en om ons heen kijken, maar als de<br />
betekenishorizon die ons handelen stuurt,<br />
en het zijnde zijn laat, terwijl we eerst en<br />
vooral niet kijken maar doen. Dat ‘niet<br />
kijken’ impliceert overigens geen blindheid:<br />
dit handelen wordt gestuurd door de<br />
Umsicht. Dit handelen is ‘omzichtig’: de<br />
timmerman slaat meestal raak vanuit zijn<br />
oorspronkelijke vertrouwdheid met de<br />
hamer. 7<br />
Zojuist hebben we gezien hoe het omte<br />
als een constitutief moment van de<br />
Bedeutsamkeit, bepalend is voor de<br />
zijnswijze van het gebruiksvoorwerp. Om<br />
te begrijpen wat het betekenisgeheel van<br />
de Bedeutsamkeit inhoudt, geef ik een<br />
voorbeeld van een timmerman die een huis<br />
voor zichzelf bouwt. Deze timmerman laat<br />
met een hamer (waarmee), een spijker bij<br />
twee stukken hout op zijn beloop (waarbij),<br />
teneinde deze twee stukken aan elkaar te<br />
bevestigen (daartoe), om een huis<br />
te bouwen (om-te), omwille<br />
van onderdak voor hemzelf<br />
(omwille-waarvan).<br />
De Bedeutsamkeit<br />
valt dan ook uiteen<br />
in een omwillewaarvan,<br />
die een<br />
om-te beduidt, die<br />
weer een daartoe<br />
beduidt, en deze<br />
weer een waarbij<br />
van het op zijn<br />
beloop laten, en deze<br />
op zijn beurt weer<br />
een waarmee van het<br />
op zijn beloop laten.<br />
Deze betekenisstructuur<br />
is bepalend voor de wijze<br />
waarop ieder gebruiksvoorwerp<br />
is en gaat als zodanig vooraf aan alle<br />
‘bewuste keuzes’ of ‘voorkeuren’ die wij met<br />
betrekking tot gebruiksvoorwerpen kunnen<br />
hebben. Er zijn vele voorbeelden of concrete<br />
invullingen van gebruiksvoorwerpen<br />
te geven (denk aan richtingaanwijzers,<br />
fietsen, etc.), waarin telkens dezelfde<br />
betekenismomenten van de Bedeutsamkeit<br />
(waarmee, waarbij etc.) terugkeren. Iedere<br />
concrete invulling van de Bedeutsamkeit<br />
correspondeert met een verwijzigingsgeheel,<br />
die Heidegger Bewandtnisganzheit noemt.<br />
Deze Bewandtnisganzheit is de zijnswijze<br />
van het geheel van de gebruiksvoorwerpen<br />
in een bepaalde gebruikscontext. Dit<br />
betekent dat de Zuhandenheit van een<br />
De<br />
vraag naar<br />
het zijn kan<br />
niet rechtstreeks<br />
beantwoord<br />
worden.<br />
School / 31<br />
individueel gebruiksvoorwerp afhankelijk<br />
is van het geheel van de specifieke<br />
gebruikscontext. De Zuhandenheid<br />
van de hamer, staat dus niet los van de<br />
Zuhandenheid van de gebruikte spijkers,<br />
maar beide zijn geworteld in één en dezelfde<br />
Bewandtnisganzheit. Het is telkens<br />
dezelfde Bedeutsamkeit<br />
die een specifieke<br />
Bewandtnisganzheit<br />
mogelijk maakt, en<br />
die op zijn beurt<br />
weer een geheel van<br />
gebruiksvoorwerpen<br />
zijn laat in het<br />
licht van hun<br />
bruikbaarheid. 8<br />
Je vraagt je wellicht<br />
waarom de hamer<br />
niet ‘gewoon’<br />
aanwezig is als ding<br />
met eigenschappen<br />
(metafysisch gezegd:<br />
als substantie met<br />
accidenten), in plaats van<br />
in het licht van ongrijpbare<br />
betekenisgehelen zoals de Bedeutsamkeit<br />
en de Bewandtnisganzheit. Is het<br />
niet hoogst speculatief om dergelijk<br />
betekenisgehelen te poneren, die strikt<br />
genomen ook nog eens onzichtbaar zijn?<br />
Impliceert onzichtbaarheid niet tevens<br />
ontoetsbaarheid? Laten we de zaak<br />
daarom eens van de andere kant bekijken.<br />
Als het zijn van de hamer inderdaad<br />
‘gewoon’ begrepen kon worden in termen<br />
van substantie en accident, dan zou de<br />
substantie de ruimtelijke uitgebreidheid<br />
(de Vorhandenheit) van de hamer<br />
representeren. De bruikbaarheid van de<br />
hamer, het om spijkers in twee stukken<br />
hout te slaan, zou dan een accident
Heideggers Welt-analyse / Auke Briek Het beslissende boek<br />
Wittgenstein’s Tractatus Logico-Philosophicus<br />
Göran Sundholm<br />
van de hamer zijn. Het probleem met<br />
deze substantivering is echter, dat de<br />
bruikbaarheid van de hamer afhankelijk is<br />
van de gebruikscontext. Wanneer we een<br />
huis bouwen, dan is een hamer inderdaad<br />
om spijkers in twee stukken hout te slaan.<br />
Wanneer we een houten tafel demonteren<br />
om het afval gemakkelijker te verwerken,<br />
dan blijkt de betekenis van die<br />
hamer in deze gebruikscontext<br />
omgedraaid te zijn. In dat<br />
laatste geval is de hamer<br />
namelijk om spijkers<br />
uit twee stukken<br />
hout te trekken. Dit<br />
eenvoudige voorbeeld<br />
laat zien dat de<br />
bruikbaarheid van een<br />
gebruiksvoorwerp niet<br />
iets van dit voorwerp<br />
zelf is, maar van de<br />
context waarin het<br />
gebruikt wordt. Het laat<br />
zien dat de wijze waarop de<br />
hamer aanwezig is (de zijnswijze<br />
van de hamer) niet begrepen kan worden<br />
in termen van substantie en accident. 9<br />
In plaats daarvan is de hamer aanwezig<br />
vanuit de gebruikscontext en bepalend<br />
voor deze context is het geheel van<br />
gebruiksmogelijkheden dat zich daarin<br />
ontvouwt. Heideggers analyse van de<br />
zijnswijze van gebruiksvoorwerpen in<br />
termen van betekenisgehelen blijkt dus lang<br />
zo gek nog niet.<br />
Das Dasein<br />
ist seine<br />
Erschlossenheit<br />
noten:<br />
1 M. Heidegger (1993), Sein und Zeit, Max Niemeyer Verlag,<br />
Tübingen, p. 1, 5.<br />
2 ibid., p. 107.<br />
3 A. Verbrugge (2001), De verwaarlozing van het zijnde:<br />
een ethologisch kritiek van Heideggers Sein und Zeit, SUN,<br />
Nijmegen, p. 29, 33-37.<br />
4 M. Heidegger, op.cit., p. 53.<br />
5 ibid., p. 62.<br />
6 ibid., p. 133.<br />
7 ibid., p. 69.<br />
8 ibid., p. 83-87.<br />
9 H. Dreyfus (1991), Being-in-the-world: a<br />
commentary on Heidegger’s Being and time,<br />
MIT press, New Baskerville, p.<br />
The teacher’s strike in Sweden, in the<br />
spring of 1971 - a true paradise for an<br />
academically inclined youngling. Six weeks<br />
of unadulterated freedom to read what one<br />
wanted, without straightjackets imposed<br />
either by the teachers or the examination<br />
schedules at the Gymnasium Beta, where I<br />
was then a pupil. The public library in my<br />
home city of Linköping was exceptionally<br />
good. It was one of four “Diocesan and<br />
Provincial” Libraries in Sweden. While<br />
not academic university libraries, these<br />
libraries still had scholarly and<br />
scientific pretensions, and, as<br />
we shall see, not without some<br />
justification.<br />
On a memorable day in March,<br />
as was my wont, I spent long<br />
hours in the library, reading<br />
whatever took my fancy; on a return<br />
trolley there was a row of books, bound<br />
in identical green, supposedly greaserepellent<br />
bindings, with titles in gold on the<br />
spines. I wished to pick up a volume <strong>–</strong> Rolig<br />
Astronomi (“Astronomy made fun”, on<br />
how to build one’s own reflection telescope)<br />
<strong>–</strong> when my hand shot miss and instead I<br />
picked up the book next to it, which proved<br />
to be the Swedish translation by Anders<br />
Wedberg of Wittgenstein’s Tractatus. I had<br />
had no previous exposure to philosophy,<br />
which was taught only in the final year<br />
of the Gymnasium. Nevertheless, its first<br />
strange sentence appealed to me: “Världen<br />
är allt som är fallet”. I borrowed the book,<br />
and the rest is history.<br />
Apart from this Swedish translation,<br />
the library also possessed the Pears-<br />
McGuinness parallel German-English<br />
edition from 1971, as well as commentaries<br />
in English by Erik Stenius and David<br />
Favrholdt. There were also books by<br />
Wittgenstein’s successor in Cambridge,<br />
the Finnish-Swedish philosopher Georg-<br />
Henrik von Wright, on Logical Empiricism<br />
and on Logic, Philosophy, and Language,<br />
that were written in a remarkably elegant<br />
Swedish. (The prose of the Swedish<br />
speaking minority in Finland is often of an<br />
outstanding quality.) I quickly worked my<br />
way through these works and moved on to<br />
logic. Regarding this subject I discovered<br />
that both Quine’s Methods of Logic and<br />
Mathematical Logic were to be found in<br />
the collection. Also Elliot Mendelson’s<br />
more advanced Introduction to<br />
Mathematical Logic could be found<br />
on the shelves for mathematics.<br />
When I left the gymnasium in 1972,<br />
in order to study Mathematics and<br />
Theoretical Philosophy at Lund, I<br />
had mastered these books and several<br />
others that I had bought; e.g. Tarski’s<br />
Logic, Semantics, and Metamathematics,<br />
and Carnap’s Logical Syntax of Language.<br />
Clearly I had found my proper field of study.<br />
Since then I have reread the Tractatus at<br />
least once a year, and I have often taught it.<br />
It remains the finest exposition of realism<br />
in logic, a realism, however, that I do not<br />
share. But, as Wittgenstein observed,<br />
apropos of Frege’s habit of attacking<br />
idealism where it was at its weakest, it is<br />
much better to attack it where it is at its<br />
strongest. In general, one’s own philosophy<br />
will only benefit from choosing worthy<br />
opponents. Thus, perhaps paradoxically,<br />
the arch-realists Bolzano, Frege, and the<br />
Wittgenstein of the Tractatus, are prime<br />
sources of inspiration, to which I return<br />
again and again, in order to feed my antirealism.<br />
And thus, still after forty years, the<br />
Tractatus remains my decisive book.
Recensie<br />
Les Stratégies Fatales<br />
Baudrillard<br />
Klaas de Pater<br />
Laatst heb ik zo´n mooi boek gelezen... Les<br />
Stratégies Fatales van Jean Baudrillard.<br />
Een boek met ogenschijnlijk niets op de<br />
kaft: het blijkt braille te zijn. Ik had me de<br />
moeite van het vertalen kunnen besparen,<br />
want het bleek dezelfde tekst te zijn als op<br />
de binnenflap was afgedrukt. Goed, never<br />
judge a book by its cover, maar ik was<br />
meteen gefascineerd. De eerste paragraaf<br />
kwam echter hard aan:<br />
De dingen hebben wegen gevonden om<br />
te ontkomen aan de dialectiek van de<br />
zin, waar ze genoeg van hadden: de<br />
oneindige proliferatie, de potentiëring,<br />
het opdrijven van hun essentie, in een<br />
stijgende extremiteit, in een obsceniteit<br />
die van nu af aan fungeert als hun<br />
immanente finaliteit en hun onzinnige<br />
rede.<br />
Daar heb ik nu de schurft aan:<br />
postmodernistische woordenbrij. Wie kan<br />
ooit chocolade maken van zo'n paragraaf,<br />
waar meteen allerlei technische termen<br />
als 'potentiëring' en 'immanente finaliteit'<br />
worden gehanteerd zonder adequate<br />
inleiding? Volstrekt obscuur. Maar alle<br />
begin is moeilijk, en we gaan moedig<br />
voorwaarts:<br />
Het is niet ondenkbaar dat dezelfde<br />
effecten kunnen optreden in de<br />
tegengestelde orde van de verleiding<br />
<strong>–</strong> opnieuw een onzinnigheid, even<br />
onweerstaanbaar. Het onzinnige is in alle<br />
opzichten onweerstaanbaar <strong>–</strong> dat is het<br />
principe van het Kwaad.<br />
Het universum is niet dialectisch <strong>–</strong> het<br />
is gewijd aan de extremen, niet aan het<br />
evenwicht. Aan het radicale antagonisme,<br />
niet aan de verzoening of de synthese. Ook<br />
dat is het principe van het Kwaad, en het<br />
komt tot uiting in het kwaadaardig genie<br />
van het pure object, in zijn strategie die<br />
triomfeert over de strategie van het subject.<br />
Het wordt er zo niet beter op. Wat ik echter<br />
geleerd heb van het lezen van Sartre, is<br />
dat je Franse schrijvers altijd wat krediet<br />
moet geven: lees eerst een stukje verder.<br />
Dat heb ik gedaan en ik moet zeggen, het<br />
boek heeft me verleid. Nog nooit heb ik<br />
een boek gelezen dat er zo voor uitkwam<br />
dat het onzinnig, onwaar, leugenachtig,<br />
ja, kwaadaardig is. Dat leidt tot mooie<br />
uitspraken:<br />
De verhalen over onomkeerbaarheid<br />
zijn altijd het grappigst. Bijvoorbeeld<br />
dat van de rat en de psycholoog: de rat<br />
vertelt hoe hij de psycholoog tenslotte zo<br />
volmaakt heeft weten te conditioneren dat<br />
deze telkens als hij de klep van zijn kooi<br />
omhoog duwt, een stukje brood geeft. Met<br />
dit verhaal als voorbeeld, zou men zich<br />
kunnen voorstellen dat alle experimenten<br />
op het vlak van de wetenschappelijke<br />
waarneming getruqueerd zijn geweest<br />
<strong>–</strong> niet ongewild vervormd door de<br />
waarneming maar getruqueerd door<br />
het object, met de bedoeling om zich te<br />
amuseren of zich te wreken (vandaar de<br />
onbegrijpelijke banen van de deeltjes), of<br />
beter: dat het object slechts doet alsof het<br />
gehoorzaamt aan de wetten van de fysica<br />
omdat dit de waarnemer zoveel plezier<br />
doet.<br />
Schitterende waanzin. Het doet mij denken<br />
aan de die knettergekke mathematica van<br />
Lacan: √-1 = het gesteven mannelijk lid.<br />
Een uitspraak waardoor de analytische<br />
vakbroeders nog steeds niet helemaal<br />
bijgekomen zijn van het lachen. Wat zou<br />
hier aan de hand zijn? Een korte zoektocht<br />
op Wikipedia levert het volgende op:<br />
Baudrillard was, behalve professor Duits,<br />
sociologie en filosofie, ook satraap van het<br />
gezelschap voor 'patafysica, een denken dat<br />
boven de metafysica uit gaat, dus 'epi ta<br />
meta ta fysika'. De apostrof voor 'patafysica<br />
is overigens verplicht. In plaats van fysica<br />
te bedrijven, wat de wetenschap doet, en in<br />
plaats van metafysica te bedrijven, wat ooit<br />
de filosofie zich inbeeldde te doen, bedrijft<br />
Baudrillard 'patafysica: hij gaat boven de<br />
metafysica uit, hij overbiedt haar. Van<br />
Dijk - ooit professor hier in Leiden<br />
- sprak daarom van het Baudrillardeffect,<br />
als iemand uit een nare situatie<br />
wilde komen door de zaken nóg erger te<br />
maken.<br />
Baudrillard spreekt hyperbolisch en wat hij<br />
bespreekt, is ook hyperbolisch. Hij spreekt<br />
van de hyperrealiteit. Deze hyperrealiteit,<br />
als de huidige consumptiemaatschappij of<br />
wetenschappelijke wereldconstructie, is<br />
alleen te bespreken door iemand die zelf<br />
over the top is: tegenover wat waarder<br />
dan waar is, de simulatie, het wereldbeeld,<br />
staat Baudrillard <strong>–</strong> hij die onwaarder is<br />
dan onwaar. Tegenover wat gewelddadiger<br />
dan gewelddadig is, de terreur, komt wat<br />
vreedzamer is dan vreedzaam: de verleiding.<br />
Het gaat er voor Baudrillard niet om om<br />
onware uitspraken te doen <strong>–</strong> dat kan<br />
iedereen <strong>–</strong>, het gaat erom uitspraken te doen<br />
die onwaarder zijn dan onwaar, om zo te<br />
verleiden en de terreur te confronteren.<br />
De metafysica was het er altijd om te doen<br />
datgene uit te leggen dat aan zowel object<br />
als subject vooraf gaat: eerste filosofie, die<br />
zich betrekt op het a priori. De waarheid<br />
School / 35<br />
van alle metafysica berust op de a priori<br />
overeenstemming tussen object en subject:<br />
het object is er voor het subject om gekend<br />
te worden. Dat is de banale strategie van<br />
de metafysica. De fatale strategie van de<br />
'patafysica gaat er van uit dat een dergelijke<br />
harmonie er juist niet is: de relatie tussen<br />
subject en object is een slecht huwelijk.<br />
De partners zijn er niet voor elkaar, maar<br />
zijn toch tot elkaar veroordeeld. Dat is het<br />
fatale ervan. Het object faket het om het<br />
subject een plezier te doen, om het subject<br />
te verleiden. In het Frans is de betekenis<br />
daarvan duidelijker: seducer, ergens van<br />
weg leiden. Het subject wordt steeds van<br />
zijn grootse plannen weggeleid, met<br />
een kluitje het riet in gestuurd door het<br />
object. Het is niet toevallig dat objet in<br />
het Frans ook doel kan betekenen, net als in<br />
het Engels: object.<br />
Zo wordt het toch een beetje duidelijk<br />
waarom in de als eerste geciteerde<br />
paragraaf het de dingen zijn die iets doen,<br />
niet de mensen. De mensen zijn trouwens<br />
ook dingen: ze zijn de massa, die als<br />
ironisch object alle statistici steeds weer<br />
om de tuin leidt met haar willekeurige<br />
en wispelturige antwoorden op enquêtes.<br />
Maar dat terzijde. De dingen hebben lak<br />
aan de dialectiek, omdat er geen synthese<br />
zelfs maar mogelijk is tussen subject en<br />
object. Zonder synthese zou er eigenlijk<br />
niets moeten zijn, geen contact tussen beide.<br />
Maar er is toch iets: de verleiding van het<br />
subject door het object, die ten grondslag<br />
ligt aan de extreme 'potentiëring' van het<br />
subject. Het subject beantwoordt aan de<br />
verleiding van het object met exces, zoals<br />
ieder mannetjesdier: Hegel als haantje. Denk<br />
maar aan de uitspraak van Hegel bij zijn<br />
inauguratie: geen object kan mijn vermogen
Les Stratégies Fatales / Klaas de Pater Recensie<br />
The new best thing in town: empathy<br />
Anne van Zilfhout<br />
tot kennen weerstaan. Ondertussen was de<br />
goeierd al lang verleid.<br />
Baudrillard nu deserteert als subject: niet<br />
langer wenst hij het object in zijn greep<br />
te krijgen. Andersom, namens het object,<br />
versterkt hij de verleidelijke strategieën<br />
van het object. Zo maakt hij ze merkbaar<br />
voor het subject, waardoor hij het object<br />
toch weer verraad. Het spel is uit, als het<br />
aan Baudrillard ligt. Of biedt zijn rijke<br />
leugenachtigheid juist een pleitora aan<br />
nieuwe wegen om het spel tussen object<br />
en subject te spelen? Het zal dan eerst<br />
noodzakelijk zijn wat zout op de wat<br />
grotere slakken te leggen.<br />
Om te beginnen zit je als 'patafysicus<br />
nog vast aan de metafysica, juist omdat<br />
je haar omdraait, en daardoor dus nog<br />
steeds, maar nu negatief, afhankelijk<br />
bent. Je kan, als je niet meer weet wat<br />
object en subject te betekenen hebben, ook<br />
Baudrillards omkering van die woorden<br />
niet meer begrijpen. De reddingssloep van<br />
de 'patafysica gaat met de Titanic van de<br />
metafysica ten onder. De woorden van<br />
de metafysica zijn al geïmplodeerd. De<br />
oorspronkelijke, metafysische betekenis<br />
is weggevallen en heeft slechts sporen in<br />
ons taalgebruik achtergelaten. Ik denk te<br />
weten wat subject en object zijn, omdat<br />
ik die woorden nog wel eens gebruik:<br />
objectief wetenschappelijk staat tegenover<br />
subjectieve onzin, of 'vrije expressie'. Dat<br />
onderscheid blijft, al is het bouwwerk van<br />
de metafysica eromheen ingestort. Ooit was<br />
het subject datgene dat ten grondslag lag<br />
aan alles wat aan mij verscheen: het was<br />
de grond voor de verhouding: zijn denken.<br />
Dat is nu onnavolgbaar. Wat Baudrillard<br />
zegt maakt niets duidelijk, want het kan<br />
geen betekenis meer hebben.<br />
Grappig genoeg is dat precies wat<br />
Baudrillard zelf zegt: de zin heeft zich<br />
teruggetrokken, of beter gezegd, zij komt<br />
steeds te laat. De dingen zijn zodanig<br />
versneld dat de zin ze niet meer bij kan<br />
houden. Zin in dialectische zin: zin als<br />
synthese tussen subject en object. De<br />
implosie van de zin van de metafysica is<br />
dus allerminst aan hem voorbijgegaan: hij<br />
wordt er juist door gedreven.<br />
Het valt niet te ontkennen: Baudrillard is<br />
een smerige postmodernist. Welke school<br />
wordt tegenwoordig meer gehaat? Welke<br />
school werd ooit zo terecht gehaat?<br />
Toch, Baudrillard heeft iets. Ondanks het<br />
soms hinderlijke gebrek aan ernst, ondanks<br />
de fixatie op het verleden van het Westen,<br />
in plaats van haar mogelijkheid, weet hij<br />
toch te fascineren voor de catastrofe van<br />
de filosofie, op ironische, diabolische wijze.<br />
Als een De Sade, Macchiavelli of Petronius<br />
schept hij een uitsparing in de waanzin<br />
die hem omgeeft, als het oog van een<br />
wervelstorm.<br />
Eén van de kleine geneugtes van het leven<br />
bestaat eruit om stiekem Undercover Boss<br />
te volgen op RTL4, terwijl ik op dat moment<br />
geacht word te kijken naar highbrow<br />
programma’s als Nieuwsuur en Zembla.<br />
In Undercover Boss zien we namelijk hoe<br />
de directeur van een miljoenenbedrijf zijn<br />
pak in de kast hangt en zich incognito op de<br />
werkvloer begeeft. Op deze manier kan hij<br />
ongemerkt bekijken hoe zijn medewerkers<br />
werkelijk hun werkzaamheden uitvoeren en<br />
hoort hij hoe zij hun werkgever beoordelen.<br />
Aan het eind van het programma realiseert<br />
de directeur zich <strong>–</strong> vaak in tranen <strong>–</strong> hoe<br />
hard zijn werknemers zich voor hem<br />
inzetten en hoe weinig waardering<br />
hij daar in het verleden voor heeft<br />
laten blijken. In de slotscène, waarin<br />
hij zijn ware identiteit aan het personeel<br />
openbaart, toont hij berouw en zet hij<br />
een nieuwe koers uit met ruimte voor<br />
kinderdagopvang, bonusregelingen<br />
en betere arbeidsomstandigheden. De<br />
vioolmuziek van RTL4 omlijst de boodschap<br />
nog eens: de directeur ziet niet langer de<br />
cijfers, maar de mensen erachter. Hebzucht<br />
is uit, empathie is in.<br />
De bedenkers van Undercover Boss hebben<br />
goed geluisterd naar de centrale boodschap<br />
die Frans de Waal verkondigt in zijn<br />
nieuwste boek: Een tijd voor empathie.<br />
Wat de natuur ons leert over een betere<br />
samenleving. In dit boek, in het Engels<br />
verschenen onder de titel The Age of<br />
Empathy: Nature's Lessons for a Kinder<br />
Society, onderzoekt De Waal wat voor<br />
licht de biologie werpt op de voorwaarden<br />
voor een humane samenleving. Welke<br />
samenleving past het beste bij de mens,<br />
gekeken naar onze biologische constitutie?<br />
Het uitgangspunt dat De Waal hierin<br />
aanhoudt, is zijn overtuiging dat het<br />
juristen, economen en politicologen aan<br />
methoden ontbreekt om objectief naar<br />
hun eigen samenleving te kijken. De<br />
enige manier om na te denken over een<br />
samenleving die recht doet aan ons als<br />
menssoort, is door gebruik te maken van<br />
de kennis die bijeengebracht is door de<br />
psychologie, biologie en neurowetenschap.<br />
De Waal - van origine bioloog en nu<br />
hoogleraar psychologie aan de Emory<br />
University in Atlanta en directeur van<br />
Living Links (onderdeel van het Yerkes<br />
National Primate Research Center) <strong>–</strong><br />
behandelt in dit boek voor deze vraag<br />
de disciplines waar hij thuis in is: de<br />
biologie en de psychologie.<br />
Het is erg interessant om een politieke<br />
theorie onderbouwd te zien worden aan<br />
de hand van wetenschappelijke resultaten<br />
over de biologische constitutie van de<br />
mens. De Waal, die al dertig jaar onderzoek<br />
doet naar het gedrag van mensapen en op<br />
basis hiervan parallellen met het gedrag<br />
van de mens onderzoekt, geeft in ieder<br />
hoofdstuk overtuigende voorbeelden voor<br />
zijn belangrijkste stelling: de mens is een<br />
groepsdier, uiterst coöperatief, gevoelig<br />
voor onrecht en soms oorlogszuchtig,<br />
maar meestal vredelievend. Het type<br />
samenleving dat het meest recht doet aan<br />
deze natuur, is een samenleving waarin<br />
empathie, het zich verplaatsen in de emoties<br />
van andere mensen en op basis daarvan<br />
gehoor geven aan emotionele banden, als<br />
essentieel gezien wordt in de omgang<br />
tussen mensen. De reden dat onze huidige<br />
Westerse samenleving in plaats daarvan<br />
gevoed wordt door opvattingen dat de mens<br />
‘van nature’ oorlogszuchtig, zelfzuchtig<br />
en uiterst individueel is aangelegd en
The new best thing in town: empathy / Anne van Zilfhout<br />
daarom een samenleving propageert waarin<br />
economische onafhankelijkheid en jacht<br />
naar status als hoogste deugden gezien<br />
worden, komt voort uit wat De Waal drie<br />
‘oorsprongsmythen’ noemt.<br />
De eerste onjuiste mythe over onze<br />
natuurlijke staat beschrijft hoe onze<br />
voorouders over de savanne heersten. Uit<br />
deze opvatting komt de gedachte voort<br />
dat de mens van nature gewend<br />
is bovenaan de voedselketen<br />
te staan en geen rekening te<br />
houden met ondergeschikten.<br />
In werkelijkheid, zo toont de<br />
Waal in drie hoofdstukken<br />
aan, moeten primaten als<br />
groep opereren en constant<br />
rekening houden met elkaars<br />
behoeften om te kunnen<br />
overleven. Deze reflexen gaan<br />
terug tot de diepste en oudste<br />
lagen van onze hersenen die we met<br />
veel dieren gemeen hebben, niet alleen met<br />
zoogdieren (denk aan de scholen waarin<br />
vissen leven). Veiligheid, aldus de Waal, is<br />
de allerbelangrijkste reden voor iedere vorm<br />
van een sociaal leven, en kan alleen bereikt<br />
wordt door uit te gaan van andermans<br />
fysieke en geestelijke behoeften. Het moge<br />
duidelijk zijn dat de aanname van Thomas<br />
Hobbes, homo homini lupus, bij De Waal<br />
zou moeten veranderen in homo homini<br />
homo.<br />
De tweede oorsprongsmythe houdt<br />
in dat de menselijke samenleving een<br />
vrijwillige schepping is van de autonome<br />
mens. Zo wordt het ‘sociale contract’ van<br />
Rousseau, waarin de samenleving wordt<br />
voorgesteld als een door onderhandeling<br />
geregeld compromis, door De Waal in twee<br />
hoofdstukken verpulverd: het gedachtegoed<br />
dat aan deze stelling voorafgaat, berust in<br />
het geheel niet op feiten. In werkelijkheid<br />
zijn alle primaten voor hun overleving<br />
volstrekt van elkaar afhankelijk en zouden<br />
zij niet eens iets kúnnen uitruilen, laat<br />
staan hierover kunnen discussiëren. Sterker<br />
nog, hoe groter het samenlevingsverband<br />
waarin dieren leven (zoals de mens nu doet),<br />
hoe kwetsbaarder de soort.<br />
De derde onjuiste<br />
oorsprongsmythe houdt in<br />
dat onze soort al zolang hij<br />
bestaat, oorlog voert. De<br />
Waal ziet in een marcherend<br />
leger echter geen agressie<br />
tot uiting komen, maar<br />
een illustratie van het<br />
instinct van de kudde in<br />
uiterste staat van paraatheid.<br />
Onderzoek van de antropologe<br />
Elizabeth Marshall Thomas naar de<br />
zogenaamde ‘Bosjesmannen’ in Zuidwest-<br />
Afrika (een groep mensen die al duizenden<br />
jaren op dezelfde manier leeft in een<br />
grasrijk, open ecosysteem en als zodanig<br />
te vergelijken is met hoe onze voorouders<br />
op de savannes geleefd moeten hebben)<br />
wijst uit dat zij voedsel en water delen<br />
met andere stammen, hun kinderen<br />
uithuwelijken aan naburige groepen en geen<br />
wapens vervaardigen. Gecombineerd met<br />
De Waals eigen onderzoek naar agressie<br />
onder primaten (dat zeker voorkomt, maar<br />
nooit als allesbepalend fundament in de<br />
onderlinge omgang) vermoedt hij dat de<br />
voorouders van de mens lange perioden<br />
van vrede en harmonie kenden, afgewisseld<br />
met korte intervallen van gewelddadige<br />
confrontatie. De tegenovergestelde visie,<br />
zoals verwoord door Winston Churchill na<br />
afloop van de Tweede Wereldoorlog (‘Het<br />
verhaal van het menselijk ras is een verhaal<br />
van oorlog. Afgezien van korte, onbestendige<br />
intervallen is er nooit vrede op de wereld<br />
geweest’) houdt voor De Waal dan ook geen<br />
stand: ‘Je eigen verwanten doden brengt<br />
op de lange duur nooit succes.’ De vorige<br />
Amerikaanse regering met haar war on<br />
terror komt er in dit boek dan ook bekaaid<br />
vanaf.<br />
Nadat deze drie stellingen zijn geponeerd,<br />
is het tijd om De Waals eigen visie op een<br />
goede samenleving voor de mens naar voren<br />
te brengen: om recht te doen aan wat ons<br />
definieert als nazaat van de primaten,<br />
is het essentieel dat iedere vorm van<br />
samenleven tussen mensen gestuurd<br />
wordt vanuit de opvatting dat wij alleen in<br />
combinatie met de ander kunnen overleven.<br />
Uit ieder onderzoek onder mensen komt dan<br />
ook naar voren dat men niet in de rijkste<br />
landen het gelukkigst is, maar in landen<br />
waar het meeste vertrouwen onder burgers<br />
heerst. De ‘onzichtbare hand’ van de vrije<br />
markt is dan geen helper van de mens om<br />
zijn leven onder optimale omstandigheden<br />
te kunnen leiden, maar juist een<br />
verstikkende vuist die onze menselijke<br />
natuur onderdrukt. Alleen een samenleving<br />
waarin ieder individu met elkaar verbonden<br />
is en in onderlinge afhankelijkheid<br />
samenleeft, kan een samenleving zijn<br />
waarin aan onze diepste behoeften voldaan<br />
wordt.<br />
De kracht van dit boek schuilt in de drift<br />
en overtuigingskracht van de auteur<br />
en het enthousiasme waarmee hij zijn<br />
redeneringen illustreert met aansprekende<br />
parallellen uit het dierenrijk. Tegelijkertijd<br />
moet de lezer het boek om dezelfde reden<br />
School / 39<br />
een paar keer wegleggen: De Waal slaat zijn<br />
publiek soms bijna murw met zijn krachtige<br />
optreden en gepassioneerde manier van<br />
redeneren. Daarnaast maakt hij weliswaar<br />
gebruik van onderzoeken die zijn eigen<br />
uitkomsten ondersteunen, maar lezen we<br />
weinig andere biologen over bovenstaande<br />
resultaten, ook niet als onderdeel van de<br />
redenering om aan te tonen dat zijn stelling<br />
hier juist boven staat. Hij haalt alleen<br />
Richard Dawkins aan, die ooit over De Waal<br />
zei dat deze zich ‘dichterlijke vrijheden<br />
permitteerde ten aanzien van dierlijke<br />
vriendelijkheid’. Afgezien hiervan echter, is<br />
Een tijd voor empathie een prachtig boek<br />
om met kerst (de enige periode die in de<br />
buurt komt van de ideale samenleving<br />
voor de mens!) aan een bevriende jurist,<br />
econoom of filosoof te geven. Gecombineerd<br />
met een seizoen van Undercover Boss,<br />
natuurlijk.<br />
Frans de Waal, Een tijd voor empathie. Wat de natuur ons leert<br />
over een betere samenleving, uitgeverij Contact, Amsterdam/<br />
Antwerpen 2009, 302 blz., € 24,95. Oorspronkelijke titel:<br />
The Age of Empathy: Nature's Lessons for a Kinder Society<br />
Nederlandse vertaling: Guus Houtzager.
Polemiek<br />
You never monkey with the truth<br />
Norbert Peeters<br />
In dit artikel bespreek ik het interview met<br />
Bruno Verbeek, verschenen in <strong>Thauma</strong> nr. 2,<br />
jaargang 2009 <strong>–</strong> <strong>2010</strong><br />
Inleiding<br />
Twee eeuwen geleden bracht Darwin The<br />
Origin of Species uit. Sinds die tijd is<br />
de biologie uitgegroeid tot de op één na<br />
grootste wetenschap na de informatica. 1<br />
Het darwinisme trad buiten de oevers<br />
van de biologie en beïnvloedde<br />
verschillende wetenschappen,<br />
waaronder de archeologie en de<br />
psychologie. De academische<br />
filosofie liet het darwinisme<br />
echter links liggen. Ook<br />
Verbeek constateert deze<br />
nalatigheid en zegt in het<br />
voetspoor van Dawkins: 2<br />
“De evolutietheorie is nog niet<br />
goed verwerkt in de filosofie.” 3<br />
In deze reactie op Verbeek zal ik mij richten<br />
op de betekenis van het darwinisme voor de<br />
filosofie, met name voor de ethiek.<br />
1. Economie en verzet<br />
Darwinisme en filosofie<br />
Darwins reductie van het leven tot<br />
mechanica riep in zijn tijd al het nodige<br />
verzet op. Zelfs zijn rechterhand, Thomas<br />
Huxley, zette zich ertegen af. Hij zag het<br />
als taak van de mens om in het ethisch<br />
handelen de werkingen van de natuur niet<br />
te volgen, ze ook niet te ontvluchten, maar<br />
ertegen ten strijde te trekken.<br />
Bij Verbeek bespeur ik een gelijksoortige<br />
houding ten opzichte van het<br />
neodarwinisme van Dawkins en Dennett.<br />
Hij vindt ze populair wetenschappelijk,<br />
vanwege hun “zeer reductionistische<br />
opvatting over evolutietheorie”. 4 Die<br />
reductionische opvatting leidt volgens<br />
Verbeek tot moreel scepticisme, en daarmee<br />
het faillissement van de ethiek. Verbeeks<br />
ethiek wordt door dit reductionisme<br />
bedreigd. Hij heeft daarom tegengif nodig<br />
tegen deze ‘populaire wetenschap’:<br />
“Zo zijn er volgens Verbeek<br />
in biologisch onderzoek<br />
verschillende voorbeelden<br />
te vinden die als<br />
‘tegengif’ werken voor het<br />
populairwetenschappelijke<br />
beeld van evolutie dat<br />
Dawkins heeft gecreëerd.” 5<br />
Adaptatie<br />
Het eerste ‘tegengif’ dat wij krijgen<br />
toegediend is een artikel van Gould en<br />
Lewontin, genaamd ‘The spandrels of San<br />
Marco and the Panglossian paradigm.’<br />
6 Dit artikel bekritiseert de reductie van<br />
fenotypische kenmerken zoals het hart,<br />
het oog of de duim tot economische<br />
rationaliteit. Een fenotypische eigenschap<br />
is volgens Dennett het product van een<br />
kosten-batenanalyse. Dat Dennett alles als<br />
aanpassing ziet, zou komen door zijn manier<br />
van kijken, die Gould, Lewontin en Verbeek<br />
vereenzelvigen met die van Dr. Pangloss.<br />
Homeopathie 1: Cinuforce neusspray 7<br />
Dr. Pangloss is een personage uit het<br />
boek Candide van Voltaire. Verbeek over<br />
Pangloss:<br />
“Hij vraagt zich hierin af waar de neus toe<br />
dient. Het antwoord luidt dat de neus een<br />
prachtige plek is om de bril op te zetten.” 8<br />
Aanpassingen zien leidt volgens Gould en<br />
Lewontin tot de gedachte dat alles ergens<br />
voor dient, dat alles een doel heeft. Dit is<br />
de aristotelische doeloorzaak, waarmee<br />
ons denken nog altijd geïnfecteerd is. 9 Op<br />
het eerste gezicht is deze beneveling<br />
van het denken niet vreemd, zij<br />
dient immers het overleven. Zo<br />
bleek het voor Nederlanders<br />
van groot belang om een<br />
basaltblok te zien als<br />
dijkverzwaring. Het zien<br />
van doelmatigheid is<br />
een overlevingsstrategie,<br />
maar is een doel hetzelfde<br />
als een adaptatie?<br />
De gelijkstelling van<br />
adaptatie aan een doel komt<br />
voort uit een onjuiste lezing van<br />
het woord adaptatie of aanpassing.<br />
Dit probleem doet zich al voor bij Darwin.<br />
In latere edities van The Origin of Species<br />
neemt hij de uitdrukking “survival of the<br />
fittest” over van Herbert Spencer. Ook deze<br />
uitdrukking wordt al snel onjuist gelezen.<br />
Het woord fit kan worden vertaald met<br />
passend of overeenkomstig met, maar<br />
kan ook geschikt betekenen. Als je het<br />
vertaalt met geschikt, is er geen sprake<br />
van doelmatigheid. Je zegt dan enkel dat<br />
een organisme geschikt of capabel is in<br />
de confrontatie met zijn leefomgeving.<br />
Daarbij moet de mate van geschiktheid niet<br />
overdreven worden. Er is niet zoiets als een<br />
perfect fit:<br />
“It is notorious that each species is adapted<br />
to the climate of its home… but the degree<br />
De<br />
kern van<br />
economie is<br />
de ervaring van<br />
schaarste, en een<br />
concurrerend<br />
antwoord op deze<br />
schaarste.<br />
School / 41<br />
of adaptation of species to climates under<br />
which they live is often overrated.”(The<br />
Origin of Species, p. 139)<br />
Homeopathie 2: Famosan druppels 10<br />
De tweede kritiek van Gould en Lewontin<br />
betreft de reductie van fenotypische<br />
kenmerken tot het product van een kostenbatenanalyse.<br />
Om hierop antwoord<br />
te kunnen geven moeten we<br />
eerst kijken hoe een complex<br />
fenotypisch kenmerk, zoals<br />
het oog, kan ontstaan uit<br />
variatie en selectie.<br />
De kern van economie<br />
is de ervaring van<br />
schaarste, en een<br />
concurrerend antwoord<br />
op deze schaarste.<br />
Schaarste ontstaat<br />
wanneer organismen zich<br />
vermenigvuldigen binnen een<br />
eindige leefwereld. Zodra organismen<br />
tegen grenzen aanlopen, kan een kleine<br />
variatie al een overlevingsverschil<br />
teweegbrengen. Zo kan er toevallig een cel<br />
ontstaan die het verschil tussen donker<br />
en licht kan waarnemen. Dit kan een<br />
overlevingsvoordeel opleveren wanneer<br />
de baten hiervan hoger zijn dan de kosten.<br />
Het organisme met de lichtgevoeilige cel<br />
heeft dan meer kans om te overleven in de<br />
concurrentiestrijd.<br />
“Evolution cannot see down the road, so<br />
anything it builds must have an immediate<br />
payoff to counterbalance the cost.”(Darwin’s<br />
Dangerous Idea, p. 76)<br />
Na verloop van tijd ontstaan er weer nieuwe
You never monkey with the truth / Norbert Peeters<br />
variaties, die op hun beurt uitgeselecteerd<br />
worden. Hoewel evolutie blind is heeft dit<br />
cumulatieve proces geleid tot complexe<br />
fenotypische kenmerken zoals het oog of het<br />
hart. Deze fenotypische kenmerken zijn een<br />
economisch antwoord op een toestand van<br />
schaarste.<br />
Verbeek zegt over fenotypische kenmerken<br />
het volgende:<br />
“Maar zoals we weten is dat<br />
(de neus een prachtige plek<br />
is om een bril op te zetten)<br />
niet de reden waartoe de<br />
neus is geselecteerd in het<br />
evolutieproces.” 11<br />
Verbeek maakt hier twee<br />
fouten.<br />
Ten eerste is het<br />
evolutieproces blind en<br />
is er geen doel waarvoor<br />
iets geselecteerd is. 12 We kunnen<br />
enkel zeggen dat het onderscheiden van<br />
geuren een overlevingsvoordeel met zich<br />
meebracht.<br />
Ten tweede kunnen we zeggen dat de neus<br />
geschikt is om een bril op te zetten, hoewel<br />
er hierbij geen sprake is van doelmatigheid.<br />
En soms geven kenmerken geen<br />
overlevingsvoordeel meer, terwijl ze dat in<br />
het verleden wel hadden. Denk bijvoorbeeld<br />
aan de kleine teen of de blinde darm.<br />
De ethiek aan een hemels haakje<br />
Gould en Lewontin beroepen zich op de<br />
spandrels in de San Marco om aan te<br />
tonen dat niet élk kenmerk een economisch<br />
antwoord is. Boogpilaren dragen een koepel<br />
en creëren boogvullingen (spandrels) als ze<br />
bij elkaar komen. Deze boogvullingen zijn<br />
vervolgens versierd met mozaïeken. Het<br />
De<br />
reductie<br />
van de ethiek<br />
tot economie<br />
betekent dat er voor<br />
filosofische ethiek<br />
geen plaats<br />
meer is.<br />
ontstaan van de boogvullingen is volgens<br />
Gould en Lewontin noodzakelijk - en geen<br />
product van variatie en selectie. Dennett<br />
daarentegen bestrijdt dat hier van noodzaak<br />
sprake is: er zijn namelijk allerlei andere<br />
manieren waarop boogpilaren bij elkaar<br />
kunnen komen. 13 Ook wijst Dennett erop dat<br />
er wel degelijk aanleiding is om te denken<br />
dat deze ruimtes zo zijn vormgegeven<br />
dat mozaïeken goed konden worden<br />
aangebracht.<br />
Verbeek schaart zich achter<br />
Gould en Lewontin om zijn<br />
ethiek van de ondergang te<br />
redden:<br />
“Mensen kunnen bepaalde<br />
karakteristieke functies<br />
hebben waar niet voor is<br />
geselecteerd. Zou dat niet ook<br />
zo kunnen zijn bij ons moreel<br />
oordeelsvermogen?”<br />
De ethiek, iets typisch menselijks, zou<br />
volgens Verbeek niet opgekomen zijn door<br />
een proces van blinde variatie en selectie.<br />
Maar waar komt dit kenmerk vandaan,<br />
als het niet opkomt door blinde variatie<br />
en selectie? Als dergelijke kenmerken geen<br />
product zijn van evolutie, hangen ze aan<br />
een skyhook. 14 Oftewel: Verbeek heeft een<br />
hemelse haak nodig om het ontstaan van<br />
het oordeelsvermogen te verklaren.<br />
De reductie van de ethiek tot economie<br />
betekent dat er voor filosofische ethiek geen<br />
plaats meer is. Verbeek verzet zich hiertegen<br />
in de strijd om zijn eigen bestaan als docent<br />
filosofische ethiek. In het volgende stuk zal<br />
ik duidelijk maken dat de reductionistische<br />
kijk van Dawkins en Dennett niet leidt tot<br />
moreel scepticisme.<br />
2. Altruïsme en het gen<br />
Onduidelijkheid<br />
Voordat ik kan spreken over de reductie<br />
van de ethiek tot economie, zal ik eerst<br />
een misverstand uit de weg ruimen.<br />
Verbeek zegt dat Dawkins niet duidelijk<br />
kan definiëren wat een gen is. Dawkins<br />
zou volgens Verbeek het gen zien als een<br />
stuk informatie op het DNA en als één stuk<br />
DNA, een ‘codon’. 15 Dat zorgt er volgens<br />
Verbeek voor dat het darwinisme<br />
van Dawkins op een ‘ontologische of<br />
metafysische theorie’ begint te lijken. De<br />
onduidelijkheid zit evenwel aan de kant<br />
van Verbeek. Het is hem niet duidelijk wat<br />
een gen is.<br />
The Selfish Gene<br />
Wat is een gen, en waarom kunnen we<br />
spreken van één gen? Het gen is de eenheid<br />
van vermenigvuldiging en selectie. Dit<br />
vereist stabiliteit. Dawkins leest survival of<br />
the fittest als onderdeel van een algemenere<br />
regel, genaamd survival of the stable.<br />
Stabiliteit duidt op identiteit: iets is stabiel<br />
genoeg om een naam of betekenis te krijgen.<br />
Kijk bijvoorbeeld naar de stabiliteit van<br />
het kristal: het ontstaat, het bestaat een<br />
tijd, en vervolgens vergaat het. Er is echter<br />
nog een stabiliteit, en dat is de stabiliteit<br />
van het gen. 16 Een gen is niet het eenmalige<br />
optreden van een discrete eenheid. Een<br />
gen is stabiel omdat het bestaat in zijn<br />
herhaling, maar in die herhaling qua<br />
betekenis hetzelfde blijft: 17<br />
“One gene may be regarded as a unit<br />
School / 43<br />
that survives through a large number of<br />
successive individual bodies.” (The Selfish<br />
Gene, p. 25)<br />
We zeggen dat één gen in verschillende<br />
lichamen voorkomt. Een gen wordt<br />
gekopieerd, maar deze kopie is hetzelfde<br />
gen, qua betekenis. De stabiliteit of<br />
eenheid van het gen is afhankelijk van de<br />
vermenigvuldiging van dit gen door een<br />
groot aantal opeenvolgende organismen. 18<br />
Hier gaat het om een eenheid van betekenis,<br />
ofwel een replicatieve identiteit:<br />
“Genes are pure information <strong>–</strong><br />
information that can be encoded,<br />
recoded and decoded, without any<br />
degradation or change of meaning.” (River<br />
out of Eden, p. 19)<br />
Een gen is voor Dawkins een syntactische<br />
eenheid die in de confrontatie met de<br />
werkelijkheid verschil maakt, en dus<br />
semantisch is.<br />
Omdat het gen doorgaat met<br />
vermenigvuldigen loopt het al snel<br />
tegen grenzen aan. 19 Op dat moment<br />
begint een essentiële eigenschap van<br />
het kopieerproces een belangrijke rol te<br />
spelen: het kopieerproces is niet perfect, er<br />
ontstaan fouten. 20 Deze fouten zijn het best<br />
te begrijpen als fouten in een recept van een<br />
cake. In veel gevallen zullen fouten van de<br />
cake een smerige cake maken. Er zijn echter<br />
fouten denkbaar die de cake verbeteren. Dit<br />
zijn mutaties die behouden blijven, en zich<br />
verspreiden door de kookwereld.<br />
De ene variant zal het beter doen dan de<br />
andere in deze eindige wereld. De betere
You never monkey with the truth / Norbert Peeters<br />
variant zal zich verspreiden door de<br />
genepool, tot er een nieuwe variant opkomt<br />
die weer beter is uitgerust. Zo ontstaat er<br />
cumulatieve selectie. De mutaties stapelen<br />
zich op, en organismen gaan steeds meer<br />
van elkaar verschillen. De genen coderen<br />
voor vehikels. Deze lichamen zijn naast<br />
het product van ook de gastheer voor een<br />
concentraat aan genen. 21 Als gastheer dient<br />
het vehikel de vermenigvuldiging van de<br />
genen.<br />
Fallacy?<br />
Nu de onduidelijkheid m.b.t. het gen uit de<br />
weg is geruimd, gaan we terug naar de<br />
ethiek. Huxley was de eerste die schreef<br />
over ethiek en evolutie. Hij spreekt<br />
van een fallacy genaamd “ethics of<br />
evolution.” Huxley:<br />
“Fittest’ has a connotation of ‘best’; and<br />
about ‘best’ there hangs a moral flavour.”<br />
(Evolution and Ethics, p. 80)<br />
Er hangt inderdaad een morele lucht aan<br />
het feit dat het ene concentraat aan genen<br />
zich via een vehikel beter voortplant dan<br />
het andere. Huxley noemt dit een fallacy,<br />
maar is het dat ook? De vermenigvuldiger<br />
repliceert zich via lichamen tot hij een<br />
grens tegenkomt. Op het moment dat er<br />
grenzen zijn, gaan variaties een rol spelen.<br />
Er ontstaat een onvermijdelijke strijd tussen<br />
concurrerende vermenigvuldigers. Een<br />
kleine adaptatie kan beslissend zijn in deze<br />
concurrentiestrijd. 22<br />
Evolutie en ethiek<br />
Zowel Verbeek als Dawkins onderzoeken de<br />
biologie van zelfzuchtigheid en altruïsme. 23<br />
Dawkins kenmerkt een altruïstische daad<br />
als een daad die de altruïst in meerdere<br />
of mindere mate schaadt, en de ontvanger<br />
een overlevingsvoordeel geeft. 24 Hoe<br />
zou altruïsme kunnen bestaan in de<br />
concurrentiestrijd om de schaarste aan<br />
ruimte en voedselbronnen? Een echte<br />
altruïst snijdt zichzelf in de vingers.<br />
Dawkins laat zien dat altruïsme in<br />
werkelijkheid verborgen zelfzuchtigheid<br />
is. 25 Ogenschijnlijk altruïstische daden,<br />
zoals moederliefde of opoffering voor<br />
familieleden, zijn uiteindelijk zelfzuchtig.<br />
Familieleden hebben deels dezelfde genen.<br />
Aangezien organismen enkel vehikels zijn<br />
voor het overleven van deze genen, blijkt<br />
dit gedrag uiteindelijk in het voordeel<br />
van de genen te zijn.<br />
Verbeek betwijfelt dit feit niet alleen, maar<br />
begaat vervolgens een grove fout door te<br />
zeggen dat Dawkins enkel van zogenaamd<br />
verwantschapsaltruïsme kan spreken:<br />
“Echter heeft het verwantschapsaltruïsme<br />
van Dawkins geen verklaring voor het<br />
optreden van zogeheten symbiotische<br />
relaties.” 26<br />
Een symbiotische relatie betreft een<br />
samenwerking tussen twee (of meer) nietverwante<br />
organismen waarbij beide profijt<br />
hebben van de samenwerking. Dergelijke<br />
samenwerkingsverbanden worden<br />
uitgebreid besproken in The Selfish Gene.<br />
Hoe kunnen ogenschijnlijk altruïstische<br />
daden tussen organismen die niet genetisch<br />
verwant zijn opkomen?<br />
Prisoner’s dilemma<br />
Als organismen zelfzuchtig zijn, loopt<br />
samenwerking tussen niet-verwante<br />
organismen uit op het prisoner’s dilemma.<br />
Neem bijvoorbeeld een prisoner’s dilemma<br />
tussen vlooiende apen. Hier zullen zich<br />
de volgende opties voordoen. (1) Beide<br />
apen weigeren elkaar te vlooien: hier is de<br />
nettowinst voor beide het laagst. (2) Beide<br />
apen vlooien elkaar: hier is er sprake van<br />
winst voor beide. De grootste winst wordt<br />
echter behaald als (3) aap A wordt gevlooid,<br />
maar vervolgens het vlooien van aap<br />
B verzuimt. Deze laatstgenoemde<br />
situatie creëert de hoogste<br />
winst voor aap A, maar aap<br />
B staat in dit scenario met<br />
lege handen. 27 Zelfzuchtige<br />
organismen zouden in<br />
het prisoner’s dilemma<br />
dezelfde strategie kiezen,<br />
om een zo hoog mogelijke<br />
winst na te streven. Beide<br />
gaan voor optie één, en<br />
zullen kiezen om niets te doen.<br />
Samenwerking zou dan niet kunnen<br />
opkomen, en organismen zouden verstrikt<br />
raken in een oorlog van allen tegen allen.<br />
Toch zien we dat de meeste apen<br />
samenwerken. Dawkins geeft verschillende<br />
redenen voor het opkomen van<br />
samenwerking.<br />
Herhaling, herkenning en non-zero-sum games<br />
Allereerst wijst Dawkins erop dat vlooien<br />
niet éénmalig is: apen moeten constant<br />
worden gevlooid. 28<br />
“Selfishness was not the rational thing to<br />
do after all - so long as the game is played<br />
more than once.” (The Origin of Virtue, p. 58)<br />
Als het prisoner’s dilemma verschillende<br />
Er<br />
hangt<br />
inderdaad een<br />
morele lucht aan<br />
het feit dat het ene<br />
concentraat aan genen<br />
zich via een vehikel<br />
beter voortplant dan<br />
het andere.<br />
School / 45<br />
keren wordt gespeeld, laat dit ruimte<br />
voor wraak en beloning. In de herhaling<br />
blijkt tit for tat de strategie die de meeste<br />
winst tussen niet-verwante individuen<br />
genereert. 29, 30 Vlooit aap A aap B, dan kan<br />
hij verwachten op zijn beurt te worden<br />
terugbetaald. Op het moment dat hij niet<br />
wordt teruggevlooid zal hij wraak moeten<br />
nemen op aap B. Maar hoe weet aap A welke<br />
apen bereid zijn tot samenwerking, en<br />
welke de kluit zullen belazeren?<br />
Dawkins zegt hier: voor<br />
samenwerking moet er sprake<br />
zijn van herkenning: zowel<br />
van de apen die hebben<br />
samengewerkt, als van de<br />
apen die bedrog hebben<br />
gepleegd.<br />
Herhaling en geheugen<br />
zijn daarom nodig om te<br />
komen tot een dergelijke<br />
samenwerking. 31<br />
De echte stok achter de deur is<br />
het feit dat dergelijke symbiotische relatie<br />
een non-zero-sum game, oftewel een winwinsituatie<br />
creëert. 32 Beide organismen<br />
halen op de lange termijn meer winst uit<br />
de samenwerking dan zij ieder afzonderlijk<br />
zouden behalen. Winst moet hier worden<br />
gelezen als betere vermenigvuldiging<br />
van de genen. 33 Een kanttekening hierbij:<br />
deze samenwerking wordt altijd bedreigd.<br />
Vrijbuiters en bedriegers kunnen ieder<br />
moment opkomen en de samenwerking<br />
verstoren.<br />
Kan in er in een onderlinge<br />
concurrentiestrijd ooit plaats zijn voor<br />
een altruïst die zich zonder mokken laat<br />
uitbuiten door anderen?<br />
Conclusie<br />
Uit het reductionisme van Dawkins en
You never monkey with the truth / Norbert Peeters Polemiek<br />
‘Killing an Arab’<br />
Bart Karstens<br />
Dennett volgt geen moreel scepticisme.<br />
Maar: de moraliteit die - wel degelijk -<br />
bestaat is gereduceerd tot een economische<br />
kosten-batenanalyse, in het teken van het<br />
voortbestaan van de vermenigvuldiger.<br />
Het feit dat wij iets kunnen duiden als<br />
goed of slecht, vindt zijn grond in het<br />
differentieel overleven van het gen via<br />
fenotypische effecten. Een status aparte<br />
voor de ethiek is daarom ondenkbaar,<br />
aangezien de ethiek zich beroept op<br />
een skyhook. Het ontstaan van<br />
altruïsme in de strijd om het<br />
bestaan is uitgesloten - tenzij<br />
er zelfzuchtigheid achter<br />
schuilgaat. Zo is Verbeek een<br />
moraalridder die door zijn<br />
gesloten vizier niet ziet dat<br />
de reductie hem de pas heeft<br />
afgesneden.<br />
1 Biology is now bigger than physics, as<br />
measured by the size of budgets, by the size of<br />
the workforce, or by the output of major discoveries…<br />
(Freeman Dyson - Our Biotech Future, p. 1)<br />
2 Philosophy and the subjects known as ‘humanities’ are still<br />
taught almost as if Darwin had never lived. (The Selfish Gene,<br />
p. 1)<br />
3 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
4 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie: “Voor<br />
iedereen die zich mengt in het debat over ethiek en evolutie<br />
is het allereerst belangrijk goed geïnformeerd te zijn. Dit lijkt<br />
vanzelfsprekend, maar het omvat volgens Verbeek meer dan<br />
alleen populairwetenschappelijke literatuur van Richard<br />
Dawkins of Daniel Dennett…”<br />
5 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
6 Gould, S.J., Lewontin, R.C., (1979) The Spandrels of San<br />
Marco and the Panglossian Paradigm: A Critique of the<br />
Adaptationist Programme.<br />
7 Cinuforce van A.Vogel is een homeopathisch<br />
geneesmiddel dat wordt toegepast bij bijholteontsteking,<br />
voorhoofdsholteontsteking en neusverkoudheid.<br />
8 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
9 We humans have purpose on the brain. We find it hard to<br />
look at anything without wondering what it is “for”…(River<br />
out of Eden, p. 96)<br />
10 Famosan van A.Vogel is een homeopathisch geneesmiddel<br />
dat overgangsklachten op een natuurlijke manier helpt<br />
verminderen.<br />
11 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
12 Evolution has no long-term goal. There is no long distance<br />
target, no final perfection to serve as a criterion for selection.<br />
(The Blind Watchmaker, p. 50)<br />
13 …but there are in fact indefinitely many ways that those<br />
spaces could be filled with masonry. (Darwin’s Dangerous<br />
Idea, p. 271).<br />
14 It is time for some more careful definitions. Let us<br />
understand that a skyhook is a “mind-first” force or power<br />
Het<br />
feit dat<br />
wij iets kunnen<br />
duiden als goed of<br />
slecht, vindt zijn grond<br />
in het differentieel<br />
overleven van het gen<br />
via fenotypische<br />
effecten.<br />
or process, an exception to the principle that all design,<br />
and apparent design, is ultimately the result of mindless,<br />
motiveless mechanicity. (Darwin’s Dangerous Idea, p. 76)<br />
15 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
16 What does matter is that suddenly a new kind of ‘stability’<br />
came into the world. (The Selfish Gene, p. 16)<br />
17 …but it has the extraordinary property of being able to<br />
create copies of itself. (Ibid., p. 15)<br />
18 “Alleen binnen de vermenigvuldiging komt de eenheid<br />
ervan op. Maar die is veranderlijk en gebroken.” (Echte<br />
filosofie, p. 139)<br />
19 For one the earth’s size is finite, but other limiting factors<br />
must also have been important. (The Selfish Gene, p.18)<br />
20 But now we must mention an important property of any<br />
copying process: it is not perfect. Mistakes will happen. (Ibid.,<br />
p. 16)<br />
21 Now they swarm in huge colonies, safe inside gigantic<br />
lumbering robots, sealed off from the outside world,<br />
communicating with it by tortuous indirect routes,<br />
manipulating it by remote control. They are<br />
in you and in me; they created us, body and<br />
mind; and their preservation is the ultimate<br />
rationale for our existence. (Ibid., p. 20)<br />
22 ‘…extremely slight modifications in<br />
the structure or habits of one inhabitant<br />
would often give it an advantage over<br />
others; and still further modifications of<br />
the same kind would often still further<br />
increase the advantage.’ (The Origin of<br />
Species, p. 142)<br />
23 My purpose is to examine the biology of<br />
selfishness and altruism. (The Selfish Gene,<br />
p. 1)<br />
24 An apparently altruistic act is one that<br />
looks, superficially, as if it must tend to make<br />
the altruist more likely (however slightly) to die,<br />
and the recipient more likely to survive. (Ibid., p. 4)<br />
25 It often turns out on closer inspection that acts of<br />
apparent altruism are really selfishness in disguise. (Ibid., p. 4)<br />
26 Interview met Bruno Verbeek over de evolutietheorie.<br />
27 Is there any way out of the dilemma? Both players know<br />
that, whatever their opponent does, they themselves cannot do<br />
better than Defect (The Selfish Gene, p. 207)<br />
28 But there is another version of the game. It is called the<br />
‘Iterated’ or ‘Repeated’ Prisoner’s Dilemma.. (The Selfish Gene,<br />
p. 206)<br />
29 The winning strategy, remarkably, was the simplest and<br />
superficially least ingenious of all. It was called Tit for Tat.<br />
(Ibid., p. 210)<br />
30 Tit-for-tat is a mechanism for generating cooperation<br />
between unrelated individuals. (The Origin of Virtue, p. 63)<br />
31 To play the reciprocity game, they need to recognize each<br />
other, remember who repaid a favour and who did not.(Ibid.,<br />
p. 69)<br />
32 Life, it believes, is not a zero-sum game: my success need<br />
not be at your expense; two can ‘win’ at once. (Ibid., p.73)<br />
33 But always, without exception, living things are designed<br />
to do things that enhance the chances of their genes or copies<br />
of their genes surviving and replicating. (Ibid., p. 18)<br />
Het is zover. De vreemdelingenhaat is<br />
in Nederland aan de macht. Waar de<br />
Tweede Kamer in de jaren ’80 nog leegliep<br />
als Hans Janmaat van de Centrum<br />
Democraten het woord ging voeren, neemt<br />
nu dezelfde manier van denken deel aan<br />
de regering. Dit gebeurt weliswaar via een<br />
gedoogconstructie, (overigens niet eens<br />
uniek meer in Europa!), maar dat is slechts<br />
uiterlijk vertoon. De verantwoordelijkheid<br />
voor het beleid berust wel degelijk bij de<br />
populisten.<br />
Vreemdelingenhaat is van alle tijden. Dat<br />
komt door twee sentimenten. Ten eerste<br />
wordt het andere, het onbekende,<br />
als bedreigend ervaren en moet<br />
daarom buitengesloten worden. Ten<br />
tweede definiëren mensen zich, als groep<br />
maar ook als individu, ten opzichte van<br />
anderen. Als anderen er slecht uitzien<br />
ga je er zelf beter uitzien. Die slechte<br />
Ander kan vele gedaanten aannemen:<br />
een ‘linkse’kunstenaar, een Nederlander<br />
van autochtone afkomst (bij voorkeur<br />
een moslim), of een Griek zonder geld.<br />
In tijden van tegenspoed treedt vrijwel<br />
altijd een mechanisme in werking waarin<br />
er een gezamenlijke tegenstander wordt<br />
aangewezen zodat onderling de rijen<br />
gesloten blijven.<br />
De Nederlander heeft lang gedacht boven<br />
deze primitieve sentimenten verheven<br />
te zijn. Nederland heeft zich daarom<br />
nadrukkelijk gepositioneerd als gidsland<br />
in de wereld. Een land dat opkomt voor de<br />
hulpbehoevende medemens, waar vrijheid<br />
van meningsuiting hoog in het vaandel<br />
staat en waar mensenrechten tot elke<br />
prijs verdedigd worden. De opkomst van<br />
het populisme toont echter aan dat ook<br />
de Nederlander niets menselijks vreemd<br />
is als het gaat om de verhouding tot wat<br />
‘anders’ is. Dat komt als een schok voor<br />
velen die deze val richting onderbuik nooit<br />
voor mogelijk hadden gehouden. Zij voelen<br />
zich daardoor vreemd in eigen land. Het<br />
blijkt dus om meerdere redenen nodig ons<br />
opnieuw af te vragen wie de Ander of wat<br />
‘het andere’ is. Paradoxaal gesteld: wat is<br />
het vreemde eigen?<br />
Om die vraag te beantwoorden wil ik kijken<br />
naar de roman De Vreemdeling van Albert<br />
Camus en de filosofische achtergrond die<br />
daarbij hoort. Die achtergrond is Camus’<br />
‘absurdisme’ dat hij het duidelijkst<br />
verwoord heeft in De Mythe van Sisyfus.<br />
De roman bestaat uit twee delen. Het<br />
eerste deel beschrijft het leven van een man,<br />
Meursault genaamd, in een stad ergens in<br />
Noord-Afrika. Meursault leidt een simpel en<br />
overzichtelijk leven. Hij toont geen enkele<br />
ambitie om zijn leven te veranderen. Hij<br />
streeft er niet naar hogerop te komen. Er<br />
spreekt geluk uit de regelmaat van zijn<br />
leven. Bevangen door een combinatie van<br />
hitte, waanzin en wraak schiet hij op het<br />
strand echter een Arabier dood en vuurt<br />
daarna nog viermaal in diens lichaam. 1<br />
Met deze dramatische gebeurtenis begint<br />
het tweede deel van het boek. Meursault<br />
moet terecht staan voor zijn daad. Dit deel<br />
is duidelijk geënt op Het Proces van Franz<br />
Kafka. Ook daarin staat de hoofdpersoon<br />
terecht om zichzelf. Tijdens het proces<br />
wordt namelijk het hele leven van Meursault<br />
meegenomen. Hij wordt geconfronteerd met<br />
al zijn daden. Vooral zijn emotionele reacties<br />
op deze daden worden beoordeeld. Hij toont<br />
geen berouw over de moord, net zoals hij<br />
geen emotionele betrokkenheid toonde
‘Killing an Arab’ / Bart Karstens<br />
bij de dood van zijn moeder. Dat moet<br />
uiteindelijk tot de zwaarste veroordeling<br />
leiden: de doodstraf. Maar in het licht<br />
van deze dreiging verloochent Meursault<br />
zichzelf niet. Hij blijft zijn onverschilligheid<br />
trouw. Daarin schuilt de bevrijding voor<br />
hem als persoon.<br />
De moord op het strand is slechts<br />
een motief, zwaar aangezet om de<br />
onontkoombaarheid van de menselijke<br />
daden in het verhaal te brengen. Wat wil<br />
Camus nu precies duidelijk maken met deze<br />
roman? Hoe moeten we de onverschilligheid<br />
van de hoofdpersoon begrijpen? Het<br />
antwoord ligt besloten in de absurde<br />
redenering die opgezet wordt in De<br />
Mythe van Sisyfus.<br />
Net als wijlen Harry Mulisch, die ooit<br />
gezegd heeft dat de paradox de kern is<br />
van het heelal, zag Camus het leven als<br />
ten diepste paradoxaal. Aan de ene kant<br />
staat de mens die orde, rede en harmonie<br />
wil aanbrengen in het leven. Camus noemt<br />
dit ‘het nostalgische’. Aan de andere kant<br />
is er de hopeloos verbrokkelde wereld<br />
die deze pogingen weerstaat en waarin<br />
niets blijvend is. De dood is natuurlijk<br />
de sterkste uitdrukking van deze<br />
permanente ondergang. Camus noemt dit<br />
‘het irrationele’. Het absurde nu bevindt<br />
zich noch alleen in het nostalgische noch<br />
alleen in het irrationele maar ontstaat<br />
door de confrontatie tussen deze twee<br />
onverenigbare gebieden. Het absurde zal<br />
zich dus nooit ‘puur’ kunnen laten zien<br />
maar is wel degelijk een aparte toestand<br />
met eigen kenmerken. 2<br />
Het gaat er nu om te weigeren de absurde<br />
situatie te aanvaarden. Men mag er nooit<br />
in berusten en moet altijd de strijd ermee<br />
blijven aanbinden. Berusting staat gelijk<br />
aan opgeven en dan is de keuze voor<br />
zelfmoord nabij. Die keuze beschouwt<br />
Camus als de belangrijkste filosofische<br />
vraag. Juist het handhaven van de<br />
permanente crisis blokkeert de weg naar de<br />
zelfmoord. Het leven is inderdaad zinloos<br />
maar daarom nog niet zonder waarde. Aan<br />
de crisis moet de mens zijn drijfkracht<br />
ontlenen!<br />
Er is niets anders dat de weg naar de<br />
zelfmoord redelijkerwijs kan blokkeren.<br />
Alle manieren die zijn aangedragen om<br />
de crisis definitief op te lossen doet hij<br />
af als vluchtpogingen. Zij ontkennen de<br />
fundamentele paradox van het leven.<br />
Hieronder vallen alle vormen van religie<br />
maar ook geloof in Wetenschap of Kunst.<br />
Religies kunnen psychische en sociale<br />
functies hebben (moraliteit, antwoord op<br />
existentiële vragen etc.) en zo nuttig zijn<br />
voor het voortbestaan. Dat neemt niet weg<br />
dat een keuze voor een religie niet rationeel<br />
te verdedigen is. Het is begrijpelijk dat<br />
mensen religies aanhangen maar met<br />
redelijkheid heeft het niets te maken.<br />
Camus laat in De Mythe van Sisyfus<br />
zien dat andere wijsgeren zoals Husserl,<br />
Heidegger, Kierkegaard, Jaspers, Nietzsche<br />
en Sjestov dezelfde problemen als hij<br />
hebben aangekaart maar dat ze niet<br />
de logisch dwingende conclusie van de<br />
absurditeit hebben getrokken. Telkens<br />
vindt hij op het einde een noodsprong die<br />
niet op goede gronden gebaseerd is. Deze<br />
noodsprong lost één van de twee polen op<br />
waaruit het absurde ontstaat. Dat is precies<br />
wat bij Camus niet mag. Omdat er geen<br />
harmonie is in het leven streven we ernaar.<br />
Omdat we de waarheid niet kennen is er de<br />
wetenschap etc. 3<br />
Camus trekt drie dwingende conclusies uit<br />
de absurde toestand die uiteraard nauw<br />
met elkaar verweven zijn. Eentje hebben<br />
we al gezien: dat is het koppig blijven, het<br />
streven naar opstand en revolutie. Juist<br />
door de absurde toestand met hartstocht en<br />
volle overgave te bestrijden dient de crisis<br />
permanent in het leven gehouden te worden.<br />
De tweede conclusie lijkt daar op het eerste<br />
gezicht tegengesteld aan. Men moet volgens<br />
Camus niets meer omarmen, geen<br />
enkel moreel of rationeel richtsnoer<br />
of wat dan ook. Ook de dood<br />
omarmen zou een concessie aan<br />
het absurde zijn en een keuze<br />
inhouden voor het irrationele.<br />
Men moet dus onverschillig zijn.<br />
Uit het absurde volgt daarom<br />
ook dat de mens geen voorkeuren<br />
of waardeschalen moet hanteren: uit<br />
fatsoen moet hij onfatsoenlijk blijven.<br />
Wie eenmaal meegaat in deze draaikolk<br />
van paradoxale gedachten ziet geen<br />
tegenstelling meer tussen aan de ene kant<br />
hartstochtelijk zijn en aan de andere kant<br />
onverschillig zijn. Ook de onverschilligheid<br />
wordt namelijk als kracht ingezet!<br />
Camus trekt er zijn derde conclusie uit:<br />
zowel de permanente opstand als de<br />
onverschilligheid maken dat de mens<br />
vreemd ten opzichte van zijn eigen leven<br />
gaat staan. Dat maakt de mens los van<br />
zichzelf en alleen daarin kan hij bevrijding<br />
vinden. Meursault kan zijn toestand<br />
pas volledig aanvaarden als hij totaal<br />
onverschillig ten opzichte van de wereld<br />
is geworden. Voor hij zover komt wordt<br />
hij zeer kwaad op een priester die hem<br />
met de dood in de ogen wil bewegen zich<br />
alsnog te bekeren om zodoende zijn ziel te<br />
School / 49<br />
redden. Hij zegt dan: “Alsof die geweldige<br />
uitbarsting van woede alle kwaad uit mij<br />
had weggedreven, mij leeg had gemaakt<br />
van alle hoop, zo gaf ik mij tegenover deze<br />
nacht vol tekens en sterren voor het eerst<br />
over aan de tedere onverschilligheid voor<br />
de wereld.” 4 Zo verzoent hij zich met zijn<br />
leven en nadrukkelijk niet met zijn lot. Hij<br />
kan de volgende dag nog gratie krijgen. De<br />
strijd is nog niet gestreden maar hij staat<br />
onverschillig tegenover welke uitkomst<br />
dan ook. Deze levenshouding waarin<br />
opstand, onverschilligheid en<br />
bevrijding samenkomen is volgens<br />
Camus de enige juiste en brengt<br />
ons dicht bij een antwoord op de<br />
kernvraag van dit essay: wat is<br />
er eigen aan het vreemde?<br />
Meursault week af. Hij was, net als<br />
Camus zelf, een pied-noir, iemand<br />
van Europese afkomst die leefde in de<br />
Franse kolonies in Noord-Afrika. In die zin<br />
was hij letterlijk een vreemdeling en de<br />
Arabier dus juist niet. Maar ook zijn positie<br />
als de onbegrepen held maakt hem vreemd:<br />
zijn onverschilligheid en gevoel voor<br />
vrijheid volgen niet de gangbare normen.<br />
Dit doet denken aan Don Quichot van<br />
Cervantes en de geniale omkering die in dat<br />
boek plaatsvindt. Eerst lijkt Don Quichot<br />
gek omdat hij tegen molens wil vechten<br />
maar op een gegeven moment rijst de vraag<br />
wie er nu eigenlijk gek is: iedereen die in de<br />
mallemolen meedraait of de ene persoon die<br />
daar afstand van neemt, die zich vervreemdt<br />
en uit volle overtuiging afwijkt?<br />
Bij Camus vindt er echter wel een<br />
belangrijke omkering plaats: het gaat<br />
niet om vervreemding ten opzichte van<br />
de omgeving maar het gaat erom vreemd
‘Killing an Arab’ / Bart Karstens<br />
te staan ten opzichte van jezelf. Dat is de<br />
absurde uitdaging waarvoor het individu<br />
niet mag zwichten. Hij moet de strijd blijven<br />
aangaan en dat houdt vooral in dissident<br />
van jezelf zijn. 5 Er kan bij Camus nooit<br />
van enig essentialisme sprake zijn: jezelf<br />
zijn is jezelf onderuit halen. Iets anders<br />
is een noodsprong en miskent de absurde<br />
taakstelling.<br />
Het idee dat er nergens een noodsprong te<br />
maken valt waarmee de confrontatie uit<br />
de weg gegaan kan worden is bijzonder<br />
boeiend omdat het een radicaal idee is.<br />
Natuurlijk is het niet zo dat alleen<br />
radicale filosofie ertoe doet. Radicale<br />
posities verkrijgen soms pas hun volle<br />
waarde na bewerking door anderen.<br />
Radicale ideeën vormen echter wel de olie<br />
waardoor de lamp van de wijsbegeerte kan<br />
blijven branden.<br />
Camus gaat verder dan het opzoeken van<br />
de conversatie met een andersdenkende<br />
waar filosofen uit diverse richtingen<br />
zoals Gadamer (horizonverbreding),<br />
Rorty (‘edifying conversation’), Habermas<br />
(‘herrschaftsfreie Diskussion’) en Quine<br />
et. al. (‘principle of charity’) op zijn<br />
uitgekomen. Het openstellen voor de ander<br />
gebeurt bij deze filosofen altijd ten opzichte<br />
van het eigen denkkader. Vergeleken met<br />
Camus valt dat toch onder het kopje ‘thee<br />
drinken’. Het gaat een stap verder jezelf<br />
continu op losse schroeven te zetten en<br />
het eigen denkkader in de eerste plaats als<br />
vreemd te beschouwen. 6<br />
Camus zoekt daarmee nadrukkelijk de grens<br />
van de mogelijkheden van de geest op en<br />
vindt dat de mens daar een oordeel moet<br />
vellen. De roman eindigt niet voor niets met<br />
een proces en een beoordeling. Dit oordeel<br />
vellen is moeilijk en brengt een diepere<br />
paradox aan het licht. Het losmaken is<br />
nodig om bevrijding te verkrijgen, maar als<br />
iemand zich overal van heeft losgemaakt<br />
waarvoor is die bevrijding dan nog nodig?<br />
Van Camus moeten we alles proberen, en<br />
met vuur, maar ook moet er net zo makkelijk<br />
van de pogingen afstand gedaan worden.<br />
De echte paradox is niet eens de absurde<br />
toestand zelf maar dat die te lijf gegaan<br />
moet worden in de wetenschap dat hij nooit<br />
zal verdwijnen. De juiste levenshouding<br />
lijkt daarom bij Camus een doel op zich te<br />
worden in plaats van een middel om een<br />
doel te bereiken.<br />
Camus ziet het probleem en geeft in<br />
De Mythe van Sisyfus een aantal<br />
levensinvullingen die volgens hem het<br />
dichtst komen bij wat de mens met<br />
zijn absurde lot (nu wel!) aan moet. Eén<br />
daarvan is de Don Juan, die vrouw na<br />
vrouw verovert maar er nooit bij één zal<br />
blijven. Ook de politieke veroveraar moet<br />
na elke geslaagde revolutie door naar de<br />
volgende revolutie. De acteur speelt met<br />
volle overgave zijn rol maar moet telkens<br />
een nieuwe aannemen. Belangrijk is ook de<br />
reiziger die continu van omgeving wisselt.<br />
Het is niet verrassend dat Cees Nooteboom,<br />
Neerlands opperreiziger (pace Floortje<br />
Dessing), van harte met Camus’ observaties<br />
instemt: “Reizen is vluchtigheid en daar<br />
houd ik van, alle afscheid is een natuurlijke<br />
voorbereiding, men hoort zich niet te<br />
hechten, dat klopt niet met het lot.”7 De<br />
laatste levenshouding die in het licht van<br />
de absurde toestand als een rationele optie<br />
voor ons openstaat is die van de scheppende<br />
mens ofwel de kunstenaar. Hij moet streven<br />
naar het maken van een absurd kunstwerk<br />
waarin de diepste ironie gecombineerd<br />
dient te worden met de vurigste hartstocht.<br />
Hij moet ‘de leegte kleur geven’ zoals Camus<br />
het uitdrukt. 8<br />
Al deze levensinvullingen hebben een<br />
gemeenschappelijk kenmerk. De acties<br />
hebben een tijdelijk karakter maar er zit<br />
wél telkens het streven naar eeuwigheid<br />
in. 9 Dit moet in volle ernst gebeuren anders<br />
wordt alles letterlijk een karikatuur en dat<br />
wil Camus juist vermijden. Het beeld van<br />
de Sisyfusarbeid is treffend. De steen wordt<br />
de berg opgerold, in de vaste overtuiging<br />
dat het eens en voor altijd de laatste keer<br />
zal zijn. Maar telkens als Sisyfus boven is<br />
rolt de steen naar beneden en moet hij weer<br />
opnieuw beginnen. Deze herhaling is<br />
het enige eeuwige: iedere veldslag gaat<br />
verloren, de oorlog houdt echter nooit<br />
op. De enige juiste levenswijze is dus die<br />
levenswijze die zichzelf telkens opnieuw<br />
kan en moet overwinnen.<br />
Nu met deze voorbeelden de aard van het<br />
vreemde in kaart is gebracht wil ik tenslotte<br />
kijken wat het absurdisme voor betekenis<br />
heeft in relatie tot de huidige moderne<br />
samenleving. In een moderne samenleving<br />
vormen familie, clan, stad, volk, landstreek,<br />
koning of kerk in sterk toenemende mate<br />
niet meer het kader waaraan mensen<br />
hun loyaliteit betonen. De natiestaat,<br />
ondersteund door politieke ideologieën,<br />
is daarvoor in de plaats gekomen. In onze<br />
tijd verliest de natiestaat echter steeds<br />
meer grip. Na de val van de Muur zijn<br />
ideologische tegenstellingen verwaterd.<br />
De oude verdedigingslinie tegen de<br />
modernisering, de verzuiling, kruimelt sinds<br />
de jaren ‘60 langzaam weg. Overkoepelende<br />
verbanden als de EU en de NAVO<br />
worden steeds belangrijker en kwesties<br />
als de globalisering van de economie,<br />
klimaatverandering en terreurdreiging<br />
School / 51<br />
vragen om internationale aanpak.<br />
Al deze grotere verbanden dwingen niet de<br />
loyaliteit af zoals traditionele verbanden<br />
dat doen. Terugverlangen naar oude<br />
verbanden, te zien van Rousseau tot aan<br />
de laatste Tinbergenlezing van Sarah B.<br />
Hrdy, heeft weinig zin en is zelfs gevaarlijk<br />
omdat het de uitdaging ontkent waarvoor<br />
de moderniteit ons plaatst. De moderniteit<br />
breekt pas echt door als de mens volledig<br />
op zichzelf wordt teruggeworpen.10 Camus<br />
is interessant omdat hij deze moderne<br />
levensconditie tot zijn radicale einde heeft<br />
doordacht.11 De absurde toestand laat<br />
zich daarin pas in zijn volle hevigheid<br />
zien. Media als internet, reality tv<br />
en GPS-toepassingen als street view<br />
dragen er inderdaad toe bij dat niets meer<br />
kan worden toegedekt.12 Alles wordt exact<br />
uitgemeten maar alles wordt tegelijk ook<br />
vluchtiger. Dit past bij Camus die vindt<br />
dat de absurde mens niets moet willen<br />
verhullen. Alles moet in het volle licht<br />
getoond worden. Hulde aan Wikileaks!<br />
Hoe in dit volle licht de dreiging van de<br />
schreeuwende afgrond van platheid en<br />
hedonisme af te wenden? Hoe politiek<br />
te bedrijven zonder ideologie? Verwordt<br />
de samenleving niet tot een keiharde<br />
meritocratie? Is de markt niet het enige<br />
dat overblijft, zoals literair is uitgedrukt<br />
in het werk van Houllebecq (Elementaire<br />
Deeltjes, De Wereld als Markt en Strijd) en<br />
hier te lande door Grunberg (laatstelijk<br />
Huid en Haar)? In deze werken worden<br />
de effecten van de onverschilligheid ten<br />
volle getoond maar zij zijn ontdaan van<br />
de hartstocht. Daardoor wordt alles een<br />
karikatuur en blijft er slechts leegte over.<br />
Zonder de hartstocht is het inderdaad
‘Killing an Arab’ / Bart Karstens Polemiek<br />
De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam<br />
Een vervolg<br />
Rado Vleugel<br />
beter er een einde aan te maken. Misschien<br />
moet de oplossing daarom komen van het<br />
nogmaals doordenken van de implicaties<br />
van het absurdisme. De confrontatie in<br />
onszelf zoeken leidt daarin niet tot zelfhaat.<br />
De absurde toestand moet juist opgezocht<br />
worden om deze valkuil te vermijden.<br />
Maar stelt de absurde levenshouding geen<br />
eisen die voor veel mensen te hoog gegrepen<br />
zijn? Is het niet alleen een verlichte<br />
elite die de hoge mate van onthechting<br />
aankan of moet geprobeerd worden zoveel<br />
mogelijk mensen ermee in aanraking te<br />
laten komen?13 Zulk elitarisme klinkt<br />
eng maar als we kijken naar de<br />
‘absurde’ levensinvullingen (acteur,<br />
veroveraar, kunstenaar, wereldreiziger,<br />
wetenschapper) dan is duidelijk dat die<br />
niet zo snel voor de bakker op de hoek zijn<br />
weggelegd. Laten we het erop houden dat<br />
iedereen in principe de absurde houding<br />
zou kunnen aannemen. Voor wie zich tot<br />
de intellectuele elite rekent moet het in<br />
ieder geval als eis (gaan) gelden. Er zit<br />
gelukkig een ingebouwde check tegen het<br />
elitaire in het absurdisme: elke positie die<br />
aanleiding zou geven tot een gevoel van<br />
superioriteit moet ook weer worden verlaten<br />
onder dwang van de eis van permanente<br />
vervreemding. In extremis werkt dit<br />
natuurlijk niet maar ik merkte reeds op dat<br />
de waarde van radicale ideeën niet hoeft<br />
te liggen in hun pure uitvoering. Om de<br />
vreemdeling niet meer te haten moet de<br />
vreemde in jezelf gezocht worden. Wanneer<br />
de Arabier in het verhaal van Camus juist<br />
staat voor het gewone is het inderdaad de<br />
Arabier die omgebracht moet worden. Alleen<br />
vervreemding geeft bevrijding. Xenofobie<br />
kan niet de juiste reactie zijn: het houdt een<br />
ontkenning in van de absurde uitdaging<br />
die juist in onze tijd voorligt. Uiteindelijk<br />
betekent vreemdelingenhaat daarom niets<br />
anders dan zelfhaat.<br />
Burrow, J.W., The Crisis of Reason. European Thought, 1848-<br />
1914 (Londen 2000)<br />
Camus, Albert, De Vreemdeling (oorspr. L Étranger) (1942)<br />
Camus, Albert, De Mythe van Sisyfus (oorspr. Le Mythe de<br />
Sisyphe) (1942)<br />
Cervantes, Miquel de, Don Quichot (1605)<br />
Derrida, Jacques, Différance , in Alan Bass red., Margins of<br />
Philosophy, (Chicago1982)<br />
Houllebecq, Michel, De Wereld als Markt en Strijd (Amsterdam<br />
1994)<br />
Houllebecq, Michel, Elementaire Deeltjes (Amsterdam 1999)<br />
Grunberg, Arnon, Huid en Haar (Amsterdam <strong>2010</strong>)<br />
Kafka, Franz, Brief an den Vater (1919)<br />
Kafka, Franz, Der Prozess (1925)<br />
Mulisch, Harry, De Compositie van de Wereld (Amsterdam<br />
1980)<br />
Nooteboom, Cees, De Omweg naar Santiago (Amsterdam 1992)<br />
Schopenhauer, Arthur, De kunst van het gelijk krijgen<br />
(Nijmegen 1997)<br />
Stuurman, Siep, De uitvinding van de mensheid. Korte<br />
wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en<br />
cultuurverschil (Amsterdam 2009).<br />
Visser, Gerard, Niets Cadeau. Een filosofisch essay over de<br />
ziel (Nijmegen 2009)<br />
1 The Cure heeft hier een song over gemaakt. De titel daarvan<br />
heb ik gebruikt voor de titel van dit essay.<br />
2 Vgl. Heideggers uitspraak: ‘Der Unterschied kann nicht als<br />
Unterschied erscheinen.’<br />
3 In het boeiende essay Niets Cadeau gaat Gerard Visser ook<br />
een heel eind deze kant op. Hij laat zien dat diverse filosofen<br />
het zielsbegrip teveel op één aspect hebben willen vastleggen<br />
en neemt daar afstand van. Toch lijkt ook zijn pleidooi voor<br />
de caritas aan het einde van het essay verdacht veel op wat<br />
Camus een noodsprong zou noemen…<br />
4 De Vreemdeling, laatste pagina.<br />
5 ‘Dissident’ betekent ‘andersdenkende’. Het was dus een zeer<br />
toepasselijk woord voor de CDA’ers Klink, Ferrier en Koppejan<br />
ook al wilden ze liever niet zo genoemd worden…<br />
6 Fascinerend historisch materiaal is bijeengebracht door<br />
Siep Stuurman dat laat zien dat bij culturele botsingen<br />
mensen zich spiegelen in de ogen van de vreemdeling als<br />
een vreemdeling. Stuurman noemt dit ‘de antropologische<br />
wending’.<br />
7 Uit: Cees Nooteboom, De omweg naar Santiago p.342.<br />
8 Een van de interessantste kunstenaars die de confrontatie<br />
van de mens met zichzelf als grondthema heeft is Joseph<br />
Beuyz. Denk bijvoorbeeld aan zijn bekende uitspraak: ‘Die<br />
Revolution sind wir’.<br />
9 De wetenschapper en de sporter zijn nog aan het rijtje toe<br />
te voegen. In wetenschap zit immers permanente zelfkritiek<br />
ingebakken en de sporter streeft naar eeuwige roem maar<br />
moet telkens opnieuw de arena in.<br />
10 Huwelijk en gezin horen mogelijk ook tot ‘zichzelf’. Kafka,<br />
één van de favoriete auteurs van Camus, zag overigens ook de<br />
weg daar naartoe geblokkeerd. Zie diens aangrijpende Brief<br />
an den Vater.<br />
11 Een historische kadering van het verband tussen<br />
permanente crisis en de moderne samenleving is te vinden<br />
in J.W. Burrow, The Crisis of Reason. European Thought 1848-<br />
1914 (Londen 2000).<br />
12 En wat bedoelt de nieuwe zender PowNed met zijn slogan<br />
‘Wees Onverschillig’?<br />
13 Maar kan de massa dat? “Want zij haten in de<br />
andersdenkende niet alleen de andere mening die hij<br />
aanhangt, maar ook de stoutmoedigheid om zelf te kunnen<br />
oordelen.” Arthur Schopenhauer, De kunst van het gelijk<br />
In zijn Reactie op “De krachtmeting tussen<br />
de westerse cultuur en de islam” stelt Aziz<br />
Abdalli mij “een aantal ongemakkelijke<br />
vragen”. Ik zal enkele van deze vragen<br />
onvervaard proberen te beantwoorden.<br />
Maar ik zal ook niet nalaten om Abdalli het<br />
darwinistische zuur na aan de schenen te<br />
leggen.<br />
Wie zal zegevieren?<br />
Abdalli’s lezing van mijn<br />
artikel is dat ik de nabije<br />
toekomst somber inzie,<br />
maar dat het Westen de<br />
islamitische uitdaging<br />
te boven zal komen<br />
en uiteindelijk zal<br />
zegevieren. 1 Hier ben ik<br />
helemaal niet zo zeker<br />
van! 2 Waarschijnlijk heb<br />
ik het onderscheid dat<br />
ik zie tussen de “globale<br />
economie” en “de westerse<br />
cultuur” niet scherp genoeg<br />
weergegeven. Het globale en het<br />
westerse zijn geen synoniemen. De globale<br />
economie vindt wel haar wortels in het<br />
Westen, maar zij is zelfstandig geworden.<br />
Mijn voorbeeld van China had dit duidelijk<br />
moeten maken:<br />
“Het doeltreffend functioneren van de<br />
vrije markteconomie in China zonder dit<br />
westerse sausje [van vrijheid, gelijkheid en<br />
democratie] laat al zien dat de economische<br />
ontsluiting van de wereld ook best mogelijk<br />
is zonder dat men er westerse normen en<br />
waarden op na houdt.” (De krachtmeting<br />
tussen de westerse cultuur en de islam p.4)<br />
Omdat ik de globale economie als een blinde<br />
kracht zie, kon ik ook zeggen dat het voor de<br />
voortgang van de economie niet uitmaakt of<br />
er “hoofddoekjes dan wel minirokjes in de<br />
Het<br />
woord<br />
‘westerse<br />
cultuur’ is ambigu<br />
en in de mechanischmathematisch<br />
ingedeelde wereld<br />
volledig<br />
genivelleerd.<br />
schappen komen te liggen”. 3 Of het Westen<br />
<strong>–</strong> en dan met name Europa <strong>–</strong> de islamitische<br />
uitdaging te boven zal komen; de tijd zal het<br />
leren.<br />
Abdalli vraagt met betrekking tot mijn<br />
gebruik van het woord ‘krachtmeting’:<br />
“Waarom meet Vleugel, met welke maat en is<br />
deze geschikt?” 4 Van Dale geeft de volgende<br />
definitie van ‘krachtmeting’: “een<br />
ontmoeting waarbij zal blijken<br />
wie het sterkst is”. Meer<br />
had ik met dit woord niet<br />
willen aangeven. Omdat<br />
ik niet de hoofdactor ben<br />
in deze krachtmeting,<br />
zal ik hier verder niet<br />
op ingaan.<br />
Europa’s<br />
identiteitsprobleem<br />
Ik kan er niet omheen<br />
wat Abdalli zegt over de<br />
“cruciale rol” 5 die het woord<br />
‘cultuur’ speelt in mijn artikel.<br />
Ik ben niet erg duidelijk geweest wat<br />
de westerse cultuur is en hoe ik mij tot<br />
deze cultuur verhoud. 6 Het woord ‘westerse<br />
cultuur’ is ambigu en in de mechanischmathematisch<br />
ingedeelde wereld volledig<br />
genivelleerd. Daarom is het volgens<br />
Abdalli vreemd dat ik nog zorg heb voor<br />
de westerse cultuur. Hij stelt terecht de<br />
vraag: “Waar maakt u zich druk om? Wat<br />
is het dat u wilt behouden?” 7 Het westen<br />
heeft inderdaad een “eigen probleem”. Dit<br />
probleem is een identiteitsprobleem. Of dit<br />
identiteitsprobleem geheel “los staat van<br />
de aan- of afwezigheid van de islam”, valt<br />
nog te bezien. Het demografische probleem<br />
dat Europa heeft <strong>–</strong> een geboortedaling<br />
onder Europeanen en een geboortestijging<br />
onder de moslimbevolking <strong>–</strong> maakt het
De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel<br />
identiteitsprobleem alleen maar groter.<br />
De ondertitel van Caldwells boek, dat ik<br />
de vorige keer veelvuldig heb aangehaald,<br />
laat dit dubbele probleem zien: Can<br />
Europe be the same with different people<br />
in it? In dit boek zegt Caldwell dat je<br />
een identiteit niet kan verdedigen als je<br />
deze niet weet te definiëren. 8 Een<br />
uitvoerige bespreking van<br />
Europa’s demografische- en<br />
identiteitsprobleem is<br />
in dit korte bestek niet<br />
mogelijk, maar ik wil<br />
wel een aanzet geven.<br />
Het darwinisme heeft<br />
duidelijk gemaakt dat<br />
vermenigvuldiging<br />
economische wetten<br />
volgt. Het leven dat<br />
het beste in staat is<br />
kosten en baten af<br />
te wegen, maakt het<br />
meest efficiënt gebruik<br />
van de aarde en haar<br />
hulpbronnen. Dit vertaalt zich<br />
in een rijk nakomelingschap. De mens<br />
is veel beter in staat gebleken de aarde<br />
te cultiveren en haar hulpbronnen in te<br />
zetten dan andere mensachtigen. Daarom<br />
zijn andere mensachtigen dan ook van de<br />
aardbodem verdwenen. Er was in de wereld<br />
ten tijde van de ambachten nog ruimte voor<br />
veelvormigheid. Een ambachtsman had<br />
genoeg aan een regionaal afzetgebied om<br />
succesvol een gezin te stichten. De tijd van<br />
de ambachten heeft plaatsgemaakt voor<br />
de tijd van de techniek. Net zoals het leven<br />
bestaat als vermenigvuldiging, zo bestaat<br />
techniek ook als vermenigvuldiging. Zoals<br />
de mens de aarde heeft gecultiveerd, zo<br />
cultiveert de techniek de mens. Cultiveren<br />
in het licht van vermenigvuldiging is niets<br />
De<br />
Europese<br />
mens die gelukkig<br />
is met zijn individuele<br />
vrijheden zal de islam niet<br />
zo snel als een bevrijding zien.<br />
Hoe illusoir en leugenachtig zij<br />
in vele gevallen ook zijn, de<br />
Europeaan houdt van zijn<br />
rechten terwijl in de islam<br />
juist plichten centraal<br />
staan.<br />
meer en niets minder dan het vormen en<br />
egaliseren met het oog op efficiënte en<br />
succesvolle replicatie. Voor veelvormigheid<br />
is er geen plaats meer. Eenvormigheid is<br />
de beste wijze om massaproductie (lees:<br />
succesvolle replicatie) kostenefficiënt uit te<br />
voeren. De vorige keer had ik al gezegd dat<br />
de globale economie gebaat is bij<br />
de “egalisering en vergroting<br />
van haar afzetgebied”. 9<br />
Het moge duidelijk zijn:<br />
de mens is datgene<br />
wat technologischeconomisch<br />
geëgaliseerd wordt<br />
ten behoeve van de<br />
massaproductie.<br />
Wat hebben Europa’s<br />
demografische- en<br />
identiteitsprobleem<br />
te maken met<br />
de technologischeconomisch<br />
ingedeelde<br />
wereld? De techniek moet<br />
het doen met de grond die zij<br />
cultiveert: de mens. De mens leent<br />
zich alleen als vruchtbare grond voor<br />
massaproductie wanneer de mens als<br />
individu daar beter van denkt te worden.<br />
Man en vrouw zijn bereid om te werken om<br />
de globale economie draaiende te houden.<br />
Met het verdiende geld koopt een individu<br />
van alles om een lang en gelukkig leven<br />
te leiden. Een individu is per definitie<br />
zelfzuchtig en wil met niemand delen.<br />
Individueel genot en geluk staan voorop.<br />
Er worden in de westerse wereld enorm<br />
veel artikelen geproduceerd over seks. Deze<br />
artikelen gaan met name over hoe je meer<br />
van seks kan genieten en hoe je dit veilig<br />
kan doen. Het veilig vrijen zorgt er voor<br />
dat het individu nog langer ongestoord<br />
van zijn of haar (seks-)leven kan genieten,<br />
maar het er wat betreft het zorgen voor<br />
nageslacht de kantjes van af kan lopen.<br />
Kinderen worden vaak gezien als domper<br />
op het individuele geluk, zeker als het er<br />
meer dan één zijn. De techniek biedt genoeg<br />
mogelijkheden voor geboortebeperking. Een<br />
geboortedaling onder Europeanen is direct<br />
terug te voeren op dit hedonisme. Voor de<br />
moslimbevolking - en dan met name voor<br />
de moslima´s - is zinnelijk genot niet het<br />
hoogste goed. Islamitische seks dient niet<br />
louter voor het genot van het individu,<br />
maar de seks dient met name voor de<br />
voortplanting van de ‘soort’. Hoe lang<br />
de islamitische mens de zoete appel<br />
van het hedonisme kan weerstaan,<br />
kan ik niet voorzien. Zolang zij dit vol<br />
kunnen houden heeft de islamitische mens<br />
een demografisch voordeel vanwege een<br />
stijgend geboortecijfer en een duidelijkere<br />
identiteit. Dit komt omdat religie een<br />
samenbindende functie vervult. Seks,<br />
oftewel vermenging, met een hedonistische<br />
westerling is not done. Dus blijft de<br />
islamitische identiteit gewaarborgd.<br />
Zouden de in Europa woonachtige moslims<br />
net zo individualistisch worden als de<br />
Europeanen, dan treedt er waarschijnlijk<br />
assimilatie op en gaat er identiteit<br />
verloren. Individualisering veroorzaakt<br />
dus een omgekeerd evenredige afname van<br />
identiteit.<br />
In zijn bespreking van mijn gebruik van het<br />
woord ‘autonomie’ zegt Abdalli:<br />
“Dat dit vaag moet blijven is begrijpelijk,<br />
want Vleugel kan het Westen terecht alleen<br />
een technologisch-economische kracht<br />
toeschrijven. ... Als het Westen het van de<br />
islam wint, dan houden we geen cultuur<br />
over maar slechts de machinerie en een<br />
way of life. Het vooruitzicht is dan de<br />
School / 55<br />
totale Vernichtung van mens en aarde” (De<br />
krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam p.10)<br />
Mijn vaagheid komt eerder voort uit een<br />
slordige schrijfstijl, dan uit een moedwillig<br />
verdonkeremanen van de feiten. Dat wat<br />
voor cultuur doorgaat noem ik niet voor<br />
niets “een warm sausje” dat over “de kille<br />
machinerie” van de globale economie wordt<br />
heen gegoten. Dit ‘sausje’ heeft misschien<br />
wel smaak, maar zij ontbeert autonome<br />
kracht. Hiermee wil ik zeggen dat het<br />
technologisch-economische het omgevende<br />
is. De techniek heeft de kracht om te<br />
‘cultiveren’. De hedonistische cultuur, die<br />
de techniek heeft voortgebracht , is dus<br />
niet autonoom. Zonder haar ‘schepper’<br />
is ze niets. Wel is deze cultuur voor velen<br />
een visitekaartje gebleken om ook op te<br />
gaan in de eenvormigheid die individueel<br />
genot en geluk mogelijk maakt.<br />
Ontgrenzende rechten tegenover<br />
begrenzende plichten<br />
Zal de hedonistische Europese mens de<br />
islam van binnenuit omarmen, zoals Abdalli<br />
voorspelt? Hij stelt mij gerust met de<br />
volgende gedachte:<br />
“Niet met de gedachte dat het Westen zal<br />
winnen zodat alleen nog maar machinerie<br />
overblijft, maar met de gedachte dat de<br />
islam als bedreiging tegelijk ook een<br />
bevrijding kan zijn. Het Westen hunkert<br />
naar een nieuwe zin en dit vertaalt zich in<br />
een toenadering tot de islam, alle politieke<br />
verzet ten spijt. Daarom voorspel ik dat de<br />
westerse mens, die geen kaas heeft gegeten<br />
van filosofie, de islam van binnenuit zal<br />
omarmen en het leugenachtige juk van de<br />
politiek van zich af zal werpen.” (Reactie<br />
op “De krachtmeting tussen de westerse<br />
cultuur en de islam” p.12)
De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel<br />
De Europese mens die gelukkig is met zijn<br />
individuele vrijheden zal de islam niet zo<br />
snel als een bevrijding zien. Hoe illusoir<br />
en leugenachtig zij in vele gevallen ook<br />
zijn, de Europeaan houdt van zijn rechten<br />
terwijl in de islam juist plichten centraal<br />
staan. Abdalli ontkent dit niet. Hij helpt mij<br />
duidelijk te maken waarin de kracht van<br />
de islam is gelegen door drie kenmerken te<br />
noemen: 10<br />
1) “Een eenvoudige geloofsleer...”<br />
Dit klopt, want de vele ongeletterde moslims<br />
weten ook wat er van hen verwacht wordt.<br />
“...die volledig in overeenstemming is met<br />
de menselijke aard.”<br />
Abdalli doelt hier met name op de<br />
‘spirituele aard’ van de mens en hij<br />
vergeet gemakshalve dat de mens naar<br />
zijn aard een seksueel wezen is. Om ook<br />
eens een niet-westers voorbeeld te noemen:<br />
waarom zijn de sensuele Bollywoodfilms<br />
zo populair in de islamitische<br />
onderstroom? Is dit niet omdat de vrouw<br />
daarin haar sensualiteit niet volledig hoeft<br />
te onderdrukken, dus dichter bij haar<br />
menselijke aard staat? Iemand met een<br />
homoseksuele geaardheid zal het ook niet<br />
snel met Abdalli eens zijn. Of valt deze<br />
geaardheid opeens onder ontaardheid?<br />
2) “Een subtiele, allesomvattende, en<br />
gedetailleerde wetgeving”<br />
De subtiliteit ontgaat mij nog, maar de<br />
woorden ‘allesomvattend’ en ‘gedetailleerd’<br />
wijzen duidelijk op het autoritaire karakter<br />
van de islam.<br />
3) “De nobelste zeden die deze wereld ooit<br />
heeft voortgebracht” 11<br />
Heb ik de Nobelprijsuitreiking voor de<br />
nobelste zeden gemist?<br />
De duidelijke, eenvoudig na te volgen<br />
plichten van de islam zijn begrenzend,<br />
dus identiteitbevorderend. Zij<br />
zijn begrenzend, omdat de regels<br />
allesomvattend en gedetailleerd zijn.<br />
De lijnen zijn duidelijk getrokken, wie<br />
deze lijnen overschrijdt valt buiten de<br />
groep. Zij zijn identiteitbevorderend<br />
omdat de plichten de groep hetzelfde<br />
doen belijden en afwijkend gedrag doen<br />
afkeuren. Rechten zijn ontgrenzend, dus<br />
individualiteitbevorderend maar deze<br />
verzwakken tegelijkertijd de identiteit van<br />
een volk. Zij zijn ontgrenzend, omdat deze<br />
rechten universeel zijn en voor eenieder<br />
individu open staan. Het individu staat<br />
centraal waardoor de noodzaak wegvalt<br />
om groepen radicaal te scheiden.<br />
Individualiteitbevorderend omdat<br />
eenieder zijn eigen genot en geluk mag<br />
nastreven. Identiteitverzwakkend omdat<br />
niets moet en alles mag. Het zelf verdrijft<br />
het samen.<br />
De islam zou de oplossing zijn voor het<br />
Westen dat “hunkert naar een nieuwe zin”.<br />
Omdat het nihilisme alle verschillen heeft<br />
geslecht, is de westerse mens onverschillig<br />
geworden. De westerse mens heeft daarom<br />
geen last van zijn nihilisme en hunkert al<br />
helemaal niet naar nieuwe zin. Smachten<br />
of hunkeren is de westerse mens al lang<br />
verleerd. Waar moet naar gehunkerd worden<br />
als alle behoeften direct bevredigd kunnen<br />
worden? Alles is te koop. Ook ‘zingeving’.<br />
Een cursus ‘zingeving’ is met een muisklik<br />
geregeld. Heeft men even genoeg van<br />
zingeving, dan danst men vrolijk verder op<br />
de vulkaan.<br />
Moslim en filosoof. Kan dat?<br />
In dit hedonistische Europa woont, schrijft<br />
en denkt de moslim Aziz Abdalli. In<br />
Leviathan ontmaskerd vraagt hij: 12 “Was<br />
in mijn vaderland Marokko mijn geest<br />
dusdanig verruimd dat ik in staat was<br />
geweest te zien wat ik nu zie?” Hij geeft het<br />
eerlijke antwoord dat dit niet waarschijnlijk<br />
geweest zou zijn. In zijn schrijven zoekt hij<br />
veelvuldig steun bij Heidegger:<br />
“Ik heb mijn getuige gevonden in de<br />
krachtigste geest van de twintigste eeuw:<br />
de Duitse filosoof Martin Heidegger.”<br />
(Leviathan ontmaskerd p.2)<br />
Hij ziet Heidegger als “de scherpste en<br />
meest bezonnen geest” die in staat<br />
is door te dringen tot het wezen<br />
van de Europese cultuur.<br />
In zijn reactie spreekt<br />
Abdalli over “de grootsheid<br />
van Heidegger” en zijn<br />
“islamitische verhouding<br />
tot Heidegger”. 13<br />
Heidegger ziet volgens<br />
Abdalli wel de “noodzaak<br />
van een radicaal andere<br />
weg”, maar Heidegger vindt<br />
deze volgens Abdalli niet.<br />
Heideggers onbegaanbare weg<br />
is een dwaalweg en dus biedt de<br />
islam de uitweg. Hij gebruikt Heidegger<br />
als een kronkelende ladder naar een hoger<br />
islamitisch doel. Is dat doel bereikt, dan<br />
dient de ladder alleen nog als “getuige”.<br />
Abdalli wil moslim en filosoof zijn. Kan dit<br />
wel?<br />
Ik ben een illustratie van de “schizofrenie<br />
die de Westerse mens sinds het instorten<br />
van het christendom in de greep houdt.” 14<br />
Abdalli is een illustratie van een moslim<br />
die Heidegger selectief inzet om het<br />
islamitische graniet te wapenen tegen<br />
het darwinistische zuur. De filosofische<br />
relevantie van Darwin verzwijgt hij echter<br />
angstvallig! Ook over de punten waar<br />
Heidegger en Darwin op elkaar aansluiten<br />
hoor je Abdalli niet, terwijl zijn oren daar<br />
bij de colleges van Oudemans tot vervelens<br />
Woorden<br />
nestelen zich<br />
waar zij maar<br />
kunnen en zij horen<br />
nergens thuis. Woorden<br />
‘scheppen’ het wezen<br />
van een cultuur, een<br />
ideologie of een<br />
religie.<br />
School / 57<br />
toe mee gewassen zijn. Dit kan geen toeval<br />
zijn. Durft Abdalli nietsontziend te zijn en<br />
zichzelf en dat wat hem na is (de koran en<br />
de islam) in de waagschaal te stellen? Daar<br />
heb ik tot nu toe nauwelijks wat van gezien.<br />
Impliciet erkent hij wel mechanismen<br />
die darwinistisch van aard zijn en waar<br />
Heideggers filosofie omdraait: de macht van<br />
woorden. In Leviathan ontmaskerd heeft<br />
Abdalli het over typisch westerse<br />
woorden zoals ‘ideologie’ en<br />
‘theorie’ die zich in het<br />
islamitische taalgebruik<br />
nestelen:<br />
“De macht van dit<br />
soort woorden is zo<br />
groot dat men zelfs in<br />
islamitische landen van<br />
een eigen ‘islamitische<br />
ideologie’ spreekt. ... Deze<br />
woorden horen thuis in de<br />
subject-object-grammatica,<br />
die wezensvreemd is aan het<br />
islamitische geloof.” (Leviathan<br />
ontmaskerd, noot 6)<br />
Woorden nestelen zich waar zij maar<br />
kunnen en zij horen nergens thuis. Woorden<br />
‘scheppen’ het wezen van een cultuur,<br />
een ideologie of een religie. Het wezen is<br />
slechts een poreuze vergaarbak voor deze<br />
woorden. De ene vergaarbak is poreuzer<br />
dan de andere. De westerse is zeer poreus<br />
en neemt alles in haar op, de islamitische is<br />
waarschijnlijk minder poreus <strong>–</strong> vandaar dat<br />
ik heb gezegd dat de “islam is opgebouwd<br />
uit het harde, meer zuurbestendige<br />
graniet.” 15 Een zuivere, islamitische taal is<br />
een illusie. Abdalli geeft dus onbedoeld zelf<br />
een voorbeeld van darwinistisch zuur dat<br />
de granietachtige islamitische fundamenten<br />
aanvreet.<br />
Abdalli citeert de volgende woorden van
De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam <strong>–</strong> een vervolg / Rado Vleugel Verhalen uit het Verre<br />
Studeren in het buitenland: University of California <strong>–</strong> Santa Cruz<br />
Esther de Pauw<br />
mij:<br />
“Sinds de Nieuwe Tijd wordt de wereld<br />
niet meer metafysisch, maar mechanischmathematisch<br />
ingedeeld. Sinds Darwin is<br />
ook het leven gereduceerd tot mechanica.”<br />
(<strong>Thauma</strong>, pp.42-43)<br />
Na mij geciteerd te hebben zegt hij:<br />
“Deze dubbele destructie of reductie van al<br />
het metafysische tot het mechanische valt<br />
moeilijk te ontkennen. Zij beheerst voor het<br />
Westen hemel en aarde en alles en iedereen<br />
daartussen!” (Reactie op “De krachtmeting<br />
tussen de westerse cultuur en de islam” p.<br />
5 <strong>–</strong> mijn cursivering)<br />
Abdalli denkt Darwin makkelijk te<br />
ontlopen door de invloedsfeer van het<br />
darwinistische zuur tot het Westen<br />
te beperken. Het darwinistische zuur<br />
heeft volgens Abdalli “in de islam zijn<br />
antigif gevonden” 16 . Dit is wishful thinking.<br />
Wat Abdalli zegt over het darwinisme<br />
blijft begrijpelijkerwijs oppervlakkig en<br />
uitwendig. 17 Nergens gaat hij inhoudelijk<br />
op het darwinisme in. Hij loochent de<br />
allesomvattendheid van het darwinisme.<br />
Daarnaast houdt hij zichzelf voor dat het<br />
slechts een hersenspinsel van een bebaarde<br />
westerling is dat niet betekenisvol hoeft<br />
te zijn voor de wereld buiten het Westen.<br />
Net als zoveel andere gelovigen is hij bang<br />
voor verlies. Het zou van moed getuigen als<br />
Abdalli filosofische ernst durft te maken van<br />
het darwinisme. Durft hij dit niet, dan is er<br />
altijd wel een plaatsje vrij bij GroenLinks,<br />
PvdA of D66, waar hij politieke ernst kan<br />
maken met de verdediging van de islam in<br />
deze roerige tijden. En last but not least is<br />
er nog een geruststelling voor alle gelovigen<br />
die Abdalli zelf aanspreekt maar waarvan<br />
hij denkt dat het alleen betrekking heeft op<br />
de westerse God:<br />
“De ‘dood van God’ en de reductie van<br />
de metafysica betekenen niet zozeer het<br />
verdwijnen van gelovigen en metafysici<br />
maar van een zinvolle taal waarin God<br />
en metafysica ter sprake kunnen worden<br />
gebracht.” (Reactie op “De krachtmeting<br />
tussen de westerse cultuur en de islam” p.<br />
12)<br />
Abdalli eindigt zijn reactie met de woorden:<br />
“De islam is de oplossing”. 18 Ik wil eindigen<br />
met de woorden: En toch zal de islam<br />
opgelost worden in het darwinistische zuur.<br />
Hoe en wanneer dit precies zal gebeuren<br />
is voor mij een vraag en voor niemand een<br />
weet.<br />
1 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur<br />
en de islam” p. 1<br />
2 Als filosoof beschik je niet over een kristallen bol, dus<br />
het past om voorzichtig te zijn met voorspellingen.<br />
3 De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam<br />
p. 4<br />
4 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 1<br />
5 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 1<br />
6 In dit artikel zal ik daar nog geen bevredigend antwoord op<br />
geven. Wel zal ik de naam ‘Europa’ meer gaan gebruiken dan<br />
de woordcombinatie ‘westerse cultuur’. Europa, de bakermat<br />
van de ‘westerse cultuur’ heeft als onderdeel van ‘het Westen’<br />
duidelijk te maken met andere vraagstukken dan landen<br />
zoals de VS of Nieuw-Zeeland.<br />
7 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 4<br />
8 Reflections on the Revolution in Europe: can Europe be the<br />
same with different people in it? Christopher Caldwell, 2009,<br />
p. 282<br />
9 “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam”<br />
p. 3<br />
10 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 7<br />
11 Ik ben wel blij dat Abdalli schrijft dat de islamitische zeden<br />
een wereldse oorsprong hebben, al zal hij dit vast wel niet zo<br />
bedoeld hebben.<br />
12 Leviathan ontmaskerd, p.3<br />
13 Respectievelijk noot 26 en noot 9 in Reactie op “De<br />
krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam”<br />
14 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 5<br />
15 De krachtmeting tussen de westerse cultuur en de islam p.4<br />
16 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 11<br />
17 Het enige ‘bewijs’ waar Abdalli mee komt is dat<br />
islamitische banken nauwelijks door de kredietcrisis zijn<br />
aangetast. Omdat deze banken slechts een zeer marginale<br />
rol spelen, doen zij nog nauwelijks mee in de survival of the<br />
fittest.<br />
18 Reactie op “De krachtmeting tussen de westerse cultuur en<br />
de islam” p. 12 <strong>–</strong> mijn cursivering.<br />
In warm gouden zonlicht zie ik vanuit<br />
het vliegtuig een sereen San Francisco<br />
liggen. Het is 20 september 2009 en mijn<br />
studieverblijf in Amerika is begonnen.<br />
Er vallen nog wat lichte strubbelingen te<br />
overwinnen, zoals het ellenlange wachten<br />
voor de Amerikaanse douane, en<br />
het regelen van vervoer naar<br />
de campus, maar dat mag<br />
de pret niet drukken.<br />
I’m here in California<br />
and I’m here to stay!<br />
Nouja, tenminste<br />
voor een maandje of<br />
zes dan.<br />
Het zijn zes<br />
briljante maanden<br />
geworden. De<br />
University of<br />
California <strong>–</strong> Santa<br />
Cruz is het einddoel<br />
van de reis en een<br />
einddoel dat er wezen<br />
mag. Gebouwd op een<br />
voormalige ranch is de<br />
campus zo’n 2000 acres groot<br />
en grenst direct aan een natuurpark. De<br />
gebouwen op de campus staan pittoresk<br />
gerangschikt in kleine groepjes tussen 50<br />
meter hoge eeuwenoude Redwoodbomen,<br />
zodat je jezelf onmiddellijk in een<br />
vakantiepark waant. Tientallen herten lopen<br />
rustig rond en laten zich naderen tot op zo’n<br />
anderhalve meter afstand. Eekhoorntjes<br />
spelen tikkertje over het gras en in de<br />
bomen. ’s Avonds komen de wasberen uit<br />
hun schuilplaatsen en rommelen gezellig<br />
bij de vuilnisbakken. En als we dan ook nog<br />
eens ontdekken dat je vanaf de campus op<br />
verschillende punten een prachtig uitzicht<br />
hebt over het lager gelegen Santa Cruz en<br />
de Monterey Bay (ofwel de Stille Oceaan)<br />
menen ik en mijn nieuw gemaakte vriendjes<br />
en vriendinnetjes dat wij het hier best een<br />
poosje kunnen uithouden.<br />
Maar genoeg fraaie schilderingen. Laat<br />
ik eens wat nader ingaan op American<br />
campuslife en de verschillen en<br />
overeenkomsten met de universiteit<br />
daar en hier. Zo is daar<br />
allereerst het campusleven.<br />
Het is natuurlijk best<br />
prettig dat je op de<br />
universiteit woont<br />
en gewoon in je<br />
trainingsbroek<br />
kunt gaan<br />
ontbijten, maar<br />
het nadeel is wel<br />
dat je op campus<br />
aanmerkelijk<br />
minder zelfstandig<br />
bent. Zo ben<br />
je verplicht een<br />
‘mealplan’ te nemen<br />
waarmee je in de<br />
dininghalls van ’s morgens<br />
vroeg tot ’s avonds laat kunt<br />
eten. Zelf woonde ik in een appartement<br />
waar we over een keuken beschikten, maar<br />
veel wooncomplexen op campus bevatten<br />
niet eens keukens, omdat men ervan<br />
uitgaat dat studenten niet kunnen koken<br />
en er geen tijd voor hebben. Ook delen<br />
veel studenten hun kamer met een of twee<br />
andere personen. Gezellig je kamer inrichten<br />
in je eigen stijl is er niet bij, want ze zijn<br />
al gemeubileerd (met een eenpersoonsbed<br />
uiteraard). Voor alcoholgebruik gelden<br />
strikte regels. Je mag in Amerika voor je<br />
21ste niet drinken en zelfs als je met een<br />
minderjarige samenwoont, mag je in je eigen<br />
kamer geen alcohol hebben. Natuurlijk<br />
wordt deze regel massaal ontdoken. Menige
Studeren in het buitenland: University of California <strong>–</strong> Santa Cruz / Esther de Pauw<br />
doos colablikken bevatte in werkelijkheid<br />
sterke drank. En het gebeurde met<br />
regelmaat dat een stiekem feestje (want dat<br />
mag natuurlijk ook niet) plotseling werd<br />
onderbroken wanneer er op de deur werd<br />
geklopt door campuscontroleurs. Mensen<br />
vlogen dan alle kanten op, sloten zich op<br />
in kamers, onder bedden en in de toiletten,<br />
om als de controleurs weg waren weer te<br />
voorschijn te kruipen en het feest<br />
vrolijk voort te zetten.<br />
Wat betreft het studeren<br />
zelf zijn er ook opvallende<br />
verschillen met Nederland<br />
en Europa. Zo zou je<br />
kunnen zeggen dat Europa<br />
meer een schrijfcultuur<br />
heeft en Amerika een<br />
debatingcultuur. Je inbreng<br />
in de colleges is belangrijker<br />
dan hier, maar papers zijn<br />
minder omvangrijk en minder<br />
grondig. Het voelt soms als meer<br />
kwantiteit, maar minder kwaliteit. Zo had<br />
ik een college waar we er per week zo’n 300<br />
pagina’s Marx doorheen moesten stampen,<br />
wat je dan dus met geen mogelijkheid<br />
grondig kunt doen. Wat betreft de stijl en<br />
inhoud van de colleges, die week eigenlijk<br />
nauwelijks af van hier. Doorgaans leest<br />
men wel alle teksten in het Engels,<br />
maar de docenten zijn ook goed thuis in<br />
brontalen als Duits en Frans en brengen de<br />
belangrijke vertaalkwesties in de colleges<br />
ter sprake. Amerikanen hebben wel iets<br />
meer de neiging grote lijnen te trekken<br />
en daarbij soms de nuances wat uit het<br />
oog te verliezen, maar over het algemeen<br />
vond ik dat er absoluut goede filosofie<br />
wordt bedreven. De docenten waren zeer<br />
deskundig en zorgvuldig. De vakken die ik<br />
daar volgde sloten goed aan bij wat ik in<br />
Leiden heb gedaan.<br />
De werkdruk ligt in Amerika aanmerkelijk<br />
hoger en is er minder tijd voor sociale<br />
dingen. Waar je in Nederland toch al snel<br />
zo’n vijf avonden in de week best wat<br />
anders kunt doen, was ik in Amerika al<br />
blij als dat twee avonden in de week lukte.<br />
Het viel me op dat alle Europese studenten<br />
het jammer vonden dat er minder tijd was<br />
voor sociale dingen dan wij op dit<br />
continent gewend zijn, omdat<br />
je niet alleen voor de studie,<br />
maar zeker ook in het<br />
buitenland gaat studeren<br />
voor de social experience.<br />
In Amerika lijkt dat toch<br />
iets minder belangrijk te<br />
zijn. Contacten zijn snel<br />
gemaakt, maar vaak wat<br />
oppervlakkiger, omdat men<br />
weet dat de contacten toch<br />
maar tijdelijk zijn. Je merkt dat<br />
Amerika een hardere samenleving<br />
is, met meer onzekerheden in het leven en<br />
een hogere druk en noodzaak tot presteren.<br />
Menige relatie in Amerika loopt op de<br />
klippen omdat de één een baan krijgt aan de<br />
oostkust en de ander aan de westkust. Men<br />
is daar zeer realistisch in en het najagen<br />
van de eigen ontwikkeling en ambities<br />
worden belangrijker gevonden dan de liefde.<br />
Wat ik opvallend vond, is dat Amerika<br />
in veel opzichten minder modern is dan<br />
ik dacht, bijvoorbeeld qua mode, maar<br />
ook qua voorzieningen. Ook viel het me<br />
op dat Amerikanen vaak opkijken tegen<br />
Europa, met name als het gaat om cultuur<br />
en geschiedenis.. Nu is dat zeker in<br />
Californië goed te begrijpen, want daar<br />
is werkelijk alles gemaakt van plastic.<br />
Het enige authentieke in ´Callie´ zijn de<br />
zestiende en zeventiende-eeuwse Spaanse<br />
missieposten. Santa Cruz was bijvoorbeeld<br />
zo´n missiepost, evenals Santa Barbera, San<br />
Diego, San Francisco, Santa Maria en San<br />
Jose.<br />
Mocht je overwegen een tijdje in het<br />
buitenland te gaan studeren, dan raad ik je<br />
dat zeker aan. Begin op tijd met<br />
informatie verzamelen, want<br />
dat kost echt veel tijd.<br />
Het aanschrijven van<br />
fondsen is aardig wat<br />
werk, maar zeker de<br />
moeite waard. Zit je<br />
nog in je eerste of<br />
tweede jaar, dan<br />
is het handig om<br />
te beseffen dat<br />
je cijfers vooral<br />
voor fondsen erg<br />
belangrijk zijn. Veel<br />
fondsen financieren<br />
alleen zogenaamd<br />
‘toptalent’ en vragen<br />
hoge cijfergemiddelden.<br />
Heb je die niet, dan is de<br />
financiering een stuk lastiger<br />
rond te krijgen en wordt vooral<br />
studeren buiten Europa een stuk moeilijker.<br />
School / 61
Verhalen uit het Verre<br />
Na je studie: interview met Deborah Klaassen<br />
Anne van der Horst<br />
Deborah Klaassen (26) is een alumnus<br />
van het Instituut voor Wijsbegeerte en zat<br />
enkele jaren in de redactie van <strong>Thauma</strong>. In<br />
2009 heeft zij een master ‘Creative Writing’<br />
afgerond in Londen. Het boek wat zij daar<br />
als afstudeerscriptie heeft geschreven, is<br />
in oktober <strong>2010</strong> verschenen bij Uitgeverij<br />
Prometheus onder de titel ‘Bek<br />
dicht en dooreten!’. Een kort<br />
vraaggesprek.<br />
Wat ben je na je studie<br />
gaan doen, en wat doe<br />
je nu?<br />
Na het afronden van<br />
mijn masters heb ik<br />
een aantal maanden<br />
in het centrum van<br />
Londen als copywriter<br />
gewerkt. Ik schreef<br />
reclameteksten voor<br />
allerlei bedrijven <strong>–</strong> misschien<br />
wel minder filosofisch werk dan<br />
vakken vullen. Ik moest bijvoorbeeld<br />
artikelen schrijven waarin de geest en de<br />
ziel veel werden genoemd, omdat dat helpt<br />
bij het verkopen van verzekeringen. Nu ben<br />
ik echter verhuisd naar Cardiff, en leef ik<br />
van mijn spaargeld, terwijl ik mijn tweede<br />
boek aan het schrijven ben.<br />
Hoe heb je ervoor gezorgd dat je boek is<br />
uitgegeven?<br />
Ik had al connecties bij Uitgeverij<br />
Prometheus, omdat ik daar ooit stage<br />
had gelopen, en er onder andere voor had<br />
gezorgd dat het boek ‘Echte Filosofie’ van<br />
dhr. Oudemans daar werd uitgegeven. Toen<br />
ik mijn boek af had heb ik het manuscript<br />
naar deze uitgeverij gemaild. Tot mijn grote<br />
vreugde kreeg ik binnen een week te horen:<br />
‘Wanneer ben je in Nederland om je contract<br />
te tekenen?’.<br />
Waar gaat je boek over?<br />
Mijn boek vertelt het verhaal van<br />
een achttienjarig Nederlands<br />
meisje, dat naar Londen<br />
gaat om als au pair te<br />
werken. Ze komt bij een<br />
joods gezin terecht,<br />
maar is zelf niet joods.<br />
Ze voelt zich al snel<br />
om twee redenen<br />
buitengesloten: omdat<br />
ze niet joods is, en<br />
omdat ze niet Brits<br />
is. Ze probeert zich de<br />
Engelse cultuur eigen<br />
te maken, maar merkt al<br />
snel dat niet zal lukken: ze<br />
zal altijd een buitenstaander<br />
blijven.<br />
Wat betekent de titel van het boek?<br />
‘Bek dicht en dooreten!’ kan op twee<br />
verschillende manieren gelezen worden.<br />
Enerzijds: het meisje komt als au pair<br />
terecht bij een gastgezin met een kind, en<br />
kinderen kunnen soms heel erg het bloed<br />
onder je nagels vandaan halen. Wat je dan<br />
geneigd bent tegen zo’n kind te zeggen, is:<br />
‘Hou je bek en eet door!’. Anderzijds slaat<br />
de titel ook op de lastige verhouding van de<br />
hoofdpersoon met haar tanden. Meer kan ik<br />
hier helaas niet over zeggen, omdat ik dan<br />
de plot van het boek zou verklappen.<br />
Je hebt je boek oorspronkelijk in het Engels<br />
geschreven, en zelf in het Nederlands<br />
vertaald. Hoe ging dat?<br />
Ik heb destijds mijn masterscriptie bij<br />
filosofie over vertalen geschreven, en<br />
merkte al snel: vertalen is iets wat ik niet<br />
kan. Daarom heb ik mijn boek als het ware<br />
herschreven in het Nederlands. Als je de<br />
twee versies van mijn boek <strong>–</strong> de Engelse en<br />
de Nederlandse <strong>–</strong> naast elkaar zou leggen,<br />
zou je kunnen zeggen: dit is misschien een<br />
beetje een ‘slordige’ vertaling. Een ‘nette’,<br />
meer woordelijke vertaling zou echter heel<br />
raar Nederlands hebben opgeleverd. Het<br />
boek is nu goed: het is een goed product.<br />
Hoe heeft datgene wat je hebt geleerd bij<br />
de opleiding Wijsbegeerte je geholpen bij<br />
het schrijven van dit boek?<br />
Het college over Hölderlin heeft me sterk<br />
beïnvloed. Wat ik daar heb geleerd naar<br />
aanleiding van de Gesetz der Heimkehr<br />
heeft me aangezet tot het schrijven van dit<br />
boek <strong>–</strong> ook al is dit geen filosofisch boek<br />
geworden, maar een roman. De Gesetz der<br />
Heimkehr wil zeggen dat je uitvaart om<br />
rijker terug te keren. Bijvoorbeeld: ik ga<br />
naar Londen en kom terug als de auteur<br />
van een roman die wordt geprezen door<br />
Fay Weldon. Hoe groter de risico’s van de<br />
onderneming, hoe groter de buit waar je<br />
mee thuis komt. Na de ‘vaterländische<br />
Umkehr’ ziet Hölderlin echter: dit gaat<br />
uiteindelijk niet, want als ik daadwerkelijk<br />
wil terugkeren naar mijn eigen oorsprong<br />
is dat niets anders dan simpelweg<br />
doodsverlangen. Om ook maar iets van<br />
belang te kunnen schrijven moet ik in de<br />
buurt blijven van waar ik vandaan kom,<br />
maar niet in die bron opgaan, en er ook niet<br />
School / 63<br />
naar terugverlangen.<br />
Wat is je advies aan mensen die ook graag<br />
een boek zouden willen schrijven?<br />
Wat ik gemerkt heb, is: als je een boek wil<br />
schrijven, moet je schrijven. Je kunt als een<br />
filosoof bij ieder woord stil blijven staan en<br />
vraagtekens zetten, maar uiteindelijk levert<br />
dat je geen product op <strong>–</strong> die roman komt<br />
er op die manier nooit. Ik heb er daarom<br />
bewust voor gekozen geen filosofische<br />
roman te schrijven. Het feit dat ik mijn<br />
roman oorspronkelijk in het Engels heb<br />
geschreven, heeft daarbij ook geholpen.<br />
Deborah Klaassen Bek dicht en dooreten!<br />
205 pagina’s € 16,95 Uitgeverij Prometheus
Vrolijke Verhalen<br />
Ein Herumspringen im Dunkel<br />
Naomi Boekwijt<br />
Het was op een zaterdagnacht in september<br />
dat wij terugkeerden. De eerste kilometers<br />
moesten we helemaal teruglopen, omdat<br />
het de Gemeenschap zo’n tien jaar geleden<br />
was gelukt om, binnen een bepaalde omtrek,<br />
een verbod op gemotoriseerd verkeer in te<br />
stellen. Nu was het er zo onherbergzaam<br />
donker dat we haastig in de berm sprongen<br />
toen er een paard met koets langs daverde.<br />
Het harde geklater van de hoeven op het<br />
daar nog verharde pad was veel beter<br />
hoorbaar dan het tafereel zichtbaar was:<br />
slechts de glanzende, vonkende ijzers van<br />
het paard en de lampen op de zijkanten van<br />
de koets lichtten langs flitsend op.<br />
De koetsier had ons niet opgemerkt.<br />
Voor Marten een opluchting, die zou<br />
wel eindeloos en onvermoeibaar kunnen<br />
blijven lopen, zolang het hem verzekerde<br />
van zo weinig mogelijk afhankelijkheid. Hij<br />
en ik liepen soms even naast elkaar, maar<br />
meestal liep hij voorop en ik een stuk achter<br />
hem. Tobias liep al de hele tijd zuchtend<br />
en sloffend achteraan. Het was vreemd en<br />
vanzelfsprekend tegelijk dat Marten veel<br />
voorop liep - vanzelfsprekend omdat hij<br />
wel wist waar-ie heen moest lopen, omdat<br />
we dezelfde weg terug moesten als dat we<br />
gekomen waren; vreemd omdat het niet zijn<br />
weg was, hij liep dat verrekte pad niet al z’n<br />
hele leven op en neer. Marten kwam dan ook<br />
niet uit de Gemeenschap. Het opmerkelijkste<br />
aan hem was dat hij alles unheimlich<br />
beter aanvoelde dan wij. De waanzinnige<br />
koelte in zijn houding leek elk aanvoelen te<br />
ontkennen, maar was er juist de bevestiging<br />
van.<br />
Wanneer ik To niet meer hoorde ging ik wat<br />
langzamer lopen, tot ik zijn geluiden weer<br />
kon onderscheiden. Zin om naast hem te<br />
hem te lopen had ik niet, ik wilde dat stuk<br />
alleen lopen, zoals ik vroeger ook altijd had<br />
gedaan op dagen dat ik in het naburige dorp<br />
iets moest halen voor mijn ouders. Ook nu<br />
nog, of juist nu, zag ik hem als de zwakste<br />
van ons twee, juist omdat hij zich altijd het<br />
sterkst had willen tonen in het onthouden<br />
van de Schrift en in de gehoorzaamheid aan<br />
moeder. In vergelijking met Marten stak zijn<br />
slappe houding des te meer af. Marten liep<br />
altijd zeer rechtop. Eigenlijk was alles recht<br />
aan hem: van de contouren van zijn gezicht<br />
tot aan de lijn van z’n schouders <strong>–</strong> als je een<br />
lat op die schouders zou leggen, dan zou-ie<br />
evenwijdig lopen met de horizon.<br />
We liepen nu al ruim een uur. Het<br />
was veel later dan we hadden berekend,<br />
natuurlijk omdat we er niet op gerekend<br />
hadden nog terug te moeten lopen. Ik liep<br />
inmiddels al door het zeer van mijn voeten<br />
heen, maar geen haar op m’n kop die<br />
eraan dacht om daarover te klagen, want<br />
Martens Härte kon zulk een klagen niet<br />
verdragen. Waarheen we liepen was mij nu<br />
niet meer duidelijk, maar het kon me ook<br />
niets schelen. Het duister was zo diep dat<br />
ik Marten niet voor mij zag lopen, terwijl<br />
er hooguit een paar meter tussen ons kon<br />
zijn, omdat de ontkenning van mijn pijn<br />
luid weerklonk in het ritme van zijn ferme<br />
passen. “Die vent loopt zó snel,” had Hans<br />
gezegd. Ik glimlachte toen ik er aan dacht.<br />
Hans was de enige die opmerkingen over<br />
Marten durfde te maken. Ik leed aan een<br />
quasi-neutrale beschrijvingsdwang, vond-ie.<br />
Op een afstandje van het huis waren we<br />
even blijven staan. In de keuken scheen<br />
nog licht. We konden de lichtbron zelf niet<br />
zien, omdat de keuken achter was, maar<br />
vanaf buiten was een in vier vierkanten<br />
flauw verlicht vlak op het gras te zien. Daar<br />
moesten ze zitten, achterin dat huis, aan<br />
die vervloekte keukentafel. Het huis kwam<br />
me nu niet meer voor als een huis, maar<br />
als moeder met een gebouw om zich heen,<br />
waar haar bewind zich in elk hoekje had<br />
genesteld.<br />
Marten knikte ons niet goedmoedig toe ter<br />
geruststelling voordat hij aan de laatste<br />
meters begon. Hij liep gewoon, of niet, en<br />
dan moest je maar volgen, of niet. Natuurlijk<br />
volgden we. We hadden geen angst meer,<br />
onverschillig geworden voor onze houding<br />
jegens moeder en voor moeders houding<br />
jegens ons. Het oude hout van de veranda<br />
kraakte, de buitendeur maakte nog<br />
precies hetzelfde hoge geluid. En hij<br />
beklom de Sinaï en naderde de donkerte<br />
waarin God was.<br />
Daar zaten ze. Een kaars in hun midden, de<br />
Schrift op een hoek van de tafel, door vaders<br />
neurotisch verlangen zo neergelegd. Het<br />
viel me nu op dat moeders haar grijs was,<br />
al was het dat vast ook al toen wij een jaar<br />
daarvoor waren vertrokken. Vader hing nog<br />
altijd in zijn gebogen denkende houding,<br />
zwaar op de tafel leunend, waar moeder<br />
altijd kaarsrecht zat en hem commanderend<br />
toesprak. De onderdanigheid droop nog<br />
steeds van hem af in de vorm van kleine<br />
zweetdruppels op zijn slapen. Ik keek de<br />
kamer rond, alles zwart, dat vond moeder<br />
‘stijlvol’. Ik haatte de stoelen met de houten<br />
spijlen als rugleuning waar ik zo vaak tot<br />
beursheid aan toe mijn ruggengraat precies<br />
tussen de middelste twee spijlen had<br />
gedrukt, wanneer moeder weer met het vuur<br />
van haar verbolgenheid aan het blazen was.<br />
Zonder een spoor van verbazing keken<br />
ze op. Daar stonden we, rechtop, lange<br />
School / 65<br />
smalle mensen als we alle drie waren.<br />
We stonden daar zwijgend, met onze<br />
mechanisch gereduceerde harten en het<br />
verlies aan Not dat vanuit die harten rustig<br />
door onze aderen vloeide. Het opkijken van<br />
vader was te vergelijken met dat van een<br />
sloom, gebroken dier; dat van moeder was<br />
meer zenuwachtig. De aanwezigheid van<br />
Marten werd niet opgemerkt. Het was of<br />
hij helemaal niet in het huis was, omdat de<br />
grens van zijn lichaam al genoeg huis was<br />
voor hem. Un-heim-lich, dat was-ie.<br />
Moeder zei toen met haar monotone,<br />
serieuze stem: “Kinderen, ga zitten, dan<br />
lezen wij tezamen de Schrift.”<br />
En wij gingen zitten. En vader begon<br />
te lezen wat hij al honderdmaal gelezen<br />
en nog steeds niet begrepen had. Moeder<br />
gaf bij elke zin een uitspraakverbetering,<br />
zoals altijd. Na een eerste passage stelde<br />
zij ons vragen over de Grote Woorden, die<br />
mij belachelijker dan ooit ter ore kwamen.<br />
Tobias, met zijn misselijkmakende drang<br />
naar ouderlijke liefde en goedkeuring,<br />
deed nog pogingen tot antwoord geven: “Is<br />
het iets met het…Im Ganzen?” Hij zei dat<br />
op zijn hakkelende, autistische toon, die<br />
vreemd weerklonk in de bedompte ruimte.<br />
Met minachting bekeek ik zijn gezicht, om<br />
daarna Martens gezicht te bekijken, met de<br />
felle ogen die compleet onverschillig naar<br />
de muur staarden. Niets-zeggend, maar niet<br />
nietszeggend, zo zat-ie daar naast mij aan<br />
die vervloekte keukentafel.<br />
Boven en om ons heen strekte de nacht<br />
zich sternenlos uit. Ik wist me door haar<br />
omringd en opgenomen tegelijk. Steeds<br />
herhaalde zich onvrijwillig die zin in mijn<br />
hoofd: En hij beklom de Sinaï, en naderde<br />
de donkerte waarin God was. Dan bedacht
Ein Herumspringen im Dunkel / Naomi Boekwijt<br />
ik ook steeds onvrijwillig dat er in die<br />
donkerte geen God was. De donkerte was<br />
gewoon de donkerte, een gebrek aan licht,<br />
net als het huis dat steeds verder achter ons<br />
kwam te liggen. In zich borg dat huis mijn<br />
vader en moeder: wachters van alles wat<br />
oud en verrot is, maar weigert te vergaan.<br />
Dat zag ik nu pas. Ik moest eerst terugkeren<br />
om het de rug toe te kunnen keren.<br />
“Psst!,” klonk het vanuit Martens richting,<br />
gesmoord sissend vanaf een eindje verderop.<br />
Ik holde meteen vooruit tot ik zijn gestalte<br />
kon onderscheiden en mijn pas vertraagde.<br />
Zijn hand omvatte mijn schouder en<br />
oefende een lichte druk uit, waardoor ik<br />
naar de kant van de berm draaide, zoals<br />
hij ook stond. “Kijk,” zei-ie zacht. Ik<br />
volgde het wijzen van zijn gestrekte arm en<br />
verwachtte van alles: een aangereden kat,<br />
het lijk van moeder, de incarnatie van een<br />
gewetenskwestie. Voor één keer was het<br />
echter niet de dood maar het leven zelf waar<br />
Marten op wees. Ongeveer twee meter van<br />
waar we stonden lagen een paar herten in<br />
een kuil in het gras te slapen, tegen elkaar<br />
aan. Ik keek even opzij naar Marten, hoe<br />
hij zo aandachtig stond te turen. Ik bleef<br />
maar kijken naar dat serieuze gezicht, bleek,<br />
scherp gelijnd, onwaar-achtig. Elk moment<br />
kon het in een cynische grimas trekken,<br />
maar dat gebeurde niet, het bleef ernstig.<br />
Ik herinnerde me dat ik de aansteker van<br />
Hans nog in mijn binnenzak had en haalde<br />
het ding te voorschijn. Toen liep ik zacht<br />
een paar passen het gras in en scheen met<br />
het vuur vlak voor de herten. Meteen volgde<br />
het onmetelijk snel op- en wegspringen<br />
van de vlugge dieren door het hoge gras.<br />
Zij haastten zich naar de bosrand die<br />
slechts enkele meters verderop lag. Ein<br />
Herumspringen im Dunkel, dacht ik. We<br />
keken ze na tot we ze al niet meer konden<br />
zien.<br />
“Waarom deed je dat?,” vroeg Marten kalm,<br />
niet-beschuldigend.<br />
“Zomaar.”<br />
“Ja,” zei hij, om maar wat te zeggen, terwijlie<br />
met een vlugge hoofdbeweging opzij<br />
keek omdat To zich inmiddels bij ons had<br />
gevoegd. Deze keek ons niet-begrijpend aan,<br />
tilde zijn handen vragend omhoog en liet<br />
ze, toen Marten zich al had omgekeerd om<br />
verder te lopen, luid weer tegen zijn lichaam<br />
vallen om maar van zijn ergernis blijk te<br />
kunnen geven. Hij bleef nu wel meer op<br />
ons tempo achter ons lopen. Marten en<br />
ik liepen weer een stuk zwijgend naast<br />
elkaar. Onze schaduwen lieten zich steeds<br />
kort zien doordat ik de aansteker aan en uit<br />
knipte, totdat Marten er een vernietigende<br />
blik op wierp en siste of ik dat laten kon.<br />
De samenkomst vergde van mij een<br />
constante alertheid. Alleen vader kon zich<br />
daar altijd gedeeltelijk aan ontrekken,<br />
zoals dat hem ook toen weer lukte in het<br />
dwangmatig rechtleggen van de Schrift.<br />
Marten zweeg nog altijd, ik ook. To diepte<br />
constant wijze uitspraken op uit de volheid<br />
zijns gemoeds, in antwoord op moeders<br />
vragen. Ik keek de hele tijd maar naar<br />
die kop van vader. De zweetdruppeltjes<br />
gleden onregelmatig langs zijn hals als<br />
regendruppels op een autoraam. Ik hoopte<br />
op een abrupt einde aan dit eindeloze, in de<br />
vorm van Marten die moeder zou fusilleren<br />
of een nihilistische apocalyps die zich zou<br />
voltrekken binnen de volledige omtrek van<br />
de Gemeenschap.<br />
Moeder riep mijn naam, ik schoot rechtop in<br />
de stoel.<br />
“En wat betekent dat hier, het woord Not?”<br />
“Nood? Niets. Er is geen nood. Ik voel geen<br />
nood,” zei ik monotoon en zonder na te<br />
denken.<br />
Moeder kwam opeens half uit haar<br />
stoel omhoog zetten en stak met wilde<br />
armgebaren een klaagzang tegen vader<br />
af, waarop deze van ellende nog dieper<br />
in zijn gebogen houding zakte dan hij al<br />
zat. To keek er verschrikt naar met grote<br />
ogen, schietend van de een naar de ander.<br />
Van opzij zag ik een glimlachende trek<br />
om Martens lippen verschijnen. Met<br />
ogen vol vermaak draaide-ie z’n hoofd<br />
vertrouwelijk naar me toe terwijl zijn<br />
lijf recht en onbewogen bleef, zijn<br />
handen doodstil in z’n schoot. Nog steeds<br />
zonder er bij na te denken stond ik op en<br />
schoof de stoel aan. Marten deed hetzelfde<br />
en greep in het weglopen zijn plunje van de<br />
tafel, waarbij de Schrift met een luide klap<br />
op de grond viel <strong>–</strong> wat echter net zomin als<br />
ons vertrek werd opgemerkt.<br />
We naderden het dorp. Kwamen we eindelijk<br />
lantaarns tegen, waren ze alweer aan<br />
het uitdoven. De lucht vertoonde aan de<br />
horizon vage lichtblauwe vegen, zodat het<br />
was alsof de nacht zich terugtrok als de<br />
branding. Op de hiel van mijn linkervoet<br />
moest inmiddels een open wond gekomen<br />
zijn, want ik voelde hoe mijn sok aan het<br />
vlees plakte. Marten liep een eind voor me,<br />
To niet ver achter me. Ik keek naar Martens<br />
rechte rug met de brede lange spieren<br />
aan de zijkanten, die leken te ademen als<br />
longen. Hij was meer mens dan ik, omdatie<br />
zo’n vanzelfsprekende tevredenheid had<br />
met z’n bestaan. Steeds opnieuw dacht ik<br />
aan de herten waar hij me op had gewezen.<br />
School / 67<br />
Hoe overweldigend levendig was hun<br />
Herumspringen im Dunkel, juist omdat God<br />
niet in die donkerte was!
Vrolijke Verhalen<br />
Tante Sophia weet raad<br />
Lieve Tante Sophia,<br />
Ik ben een student filosofie en wiskunde<br />
van 34 jaar. Ik woon al jaren gelukkig bij<br />
mijn moeder in de kelder. Mijn dagindeling<br />
is als volgt: elke ochtend wast mijn moeder<br />
me in de teil en smeert ze mijn bammetjes.<br />
Daarna heb ik alle tijd om me te richten op<br />
de twee grote liefdes van mijn leven: het<br />
theodiceeprobleem bij Leibniz, en World<br />
of Warcraft. Ik woon nog steeds bij mijn<br />
moeder, maar ben inmiddels een stuk<br />
minder gelukkig.<br />
Mijn ongeluk heeft de volgende reden. Op<br />
een kwade avond kwamen een paar oude<br />
vrienden die ik nog van de middelbare<br />
school kende onverwacht bij mij op<br />
bezoek. Ze beweerden dat ik eens ‘naar<br />
buiten moest gaan’. Tot mijn grote verdriet<br />
was mijn trouwe moesje het hier mee eens.<br />
Ik ben toen mijn grot uitgesleept om iets te<br />
aanschouwen wat nog stralender was dan<br />
de zon: een jonge vrouw.<br />
Nu is niets meer hetzelfde. Ik wil niet<br />
meer ’s ochtends in de teil, en noch World<br />
of Warcraft, noch het theodiceeprobleem<br />
kunnen me noch bekoren. Op één avond<br />
kwam het me zelfs toe dat met de dood van<br />
God alles geoorloofd is. Ik luister nu de<br />
hele dag naar sombere muziek, rook als een<br />
ketter en drink héél, héél erg veel. Dit alleen<br />
omdat ik denk de zon nooit te krijgen. Tante<br />
Sophia, is er nog hoop?<br />
In hartstochtelijke afwachting van uw<br />
antwoord,<br />
Jeffrey Lionel Dahmer<br />
Lieve Jeffrey,<br />
Je bent bij mij aan het juiste adres voor<br />
deze vraag. Ook ík verbleef ooit in een<br />
kelder, maar in een beduidend andere.<br />
Trage slierten mist trekken op boven het<br />
landschap van mijn herinnering.<br />
Een kelder in Parijs, in de nadagen van<br />
Proust, een chambre noir. Tijdens mijn<br />
verblijf daar was ik vastgebonden <strong>–</strong><br />
echter niet zo platvloers en onaangenaam<br />
zoals mensen heden ten dage plachten<br />
te doen. Nee, het was een fluweelachtige<br />
gebondenheid die mij geheel vrijwillig<br />
van mijn vrijheid ontdeed. Spannende<br />
tijden in het donker beleefde ik. Slechts<br />
het schijnsel van een enkel peertje,<br />
wierp schaduwen op de Papiertapeten met<br />
Biedermeierpatroon. Heerlijk bedwelmd was<br />
ik door Laudanum, terwijl pauwenveren<br />
mijn voeten streelden, en ik op precies de<br />
juiste momenten stevig werd aangepakt.<br />
Hoezeer ik ook opging in deze Heerlijckheid,<br />
toch moest mijn licht doorbroken worden<br />
door de grote schaduw van een grove<br />
gestalte. Deze gestalte, mijn lieve Jeffrey,<br />
bleek een Senegalneger te zijn die met zijn<br />
barbaric yawp de toon van mijn vie en rose<br />
doorbrak. Als een Houdini bevrijdde hij mij,<br />
zoals alleen kluge Tiere dat kunnen. Toen<br />
hij mij van mijn geliefde gordijnkoorden<br />
gescheiden had, zag ik opeens het verschil<br />
tussen het lage personeel - de gestalte van<br />
de arbeider - en de voorname vrouwen<br />
waarmee ik voorheen gebonden was. Het<br />
lage personeel had mijn aangename verblijf<br />
verzorgd! Hoe ik ook spartelde en kronkelde<br />
met mijn geoliede lichaam, toch werd ik uit<br />
mijn geliefde nachtclub gesleurd.<br />
Oh lieve Jeffrey, toen ik buiten stond<br />
had Parijs al haar charme verloren! De<br />
stadlichten schenen mij te schel; ik kon<br />
mijn blik daarom alleen maar werpen op de<br />
paardenschijt en de arbeidende mens - dit<br />
alles vergezeld door de geur van zoete<br />
kastanjes. Nog altijd getrokken<br />
door de Senegalneger,<br />
viel ik voorover in een<br />
plas, alwaar ik de<br />
vreemde schijnselen<br />
van lichten mocht<br />
ontdekken. Toen<br />
ik uiteindelijk<br />
mijn blik weer<br />
oprichtte, bleken<br />
deze schijnselen<br />
de lichten van<br />
de Moulin Rouge<br />
te zijn. Haar<br />
wieken malen weer,<br />
onverbiddelijk! Dit<br />
malen duizelde me,<br />
waardoor een parasiet<br />
in mijn hoofd de overhand<br />
kreeg. De glimworm sprak tot<br />
me:<br />
Het universum draait uit zichzelf en de<br />
eeuwige wetten die inherent zijn aan de<br />
natuur volstaan in het produceren van<br />
alles wat er is en alles wat we daarover<br />
kunnen weten; voortdurende beweging van<br />
materie verklaart alles; waarom zouden<br />
we datgene wat altijd al in beweging is<br />
voorzien van een motor? Het universum is<br />
een samenvoeging van ongelijke entiteiten<br />
die tezamen en successief handelen, en<br />
reageren met elkaar of tegen elkaar; ik<br />
bespeur geen begin geen einde en geen<br />
vaste omgrenzingen; dit universum zie<br />
ik enkel als een voortdurende overgang<br />
School / 69<br />
van één toestand in de andere, en daarin<br />
alleen specifieke wezens die voor altijd<br />
veranderen van verschijning en vorm.<br />
(Markies de Sade - Juliette)<br />
Daarom, Jeffrey, kan ik je vertellen:<br />
destructie behoort<br />
noodzakelijkerwijs tot de<br />
natuurlijke orde der<br />
dingen. De natuur<br />
schept alleen met<br />
de deuk van<br />
vernietiging. Zo is<br />
ook jouw liefde een<br />
glimworm in een<br />
uithoek van een<br />
heelal, een kelder<br />
nu toevallig,<br />
waar - als je er<br />
de oren voor had<br />
je gehoord zou<br />
kunnen hebben dat<br />
ook ik daar verschenen<br />
was. Nu is de keuze aan<br />
jou, Jeffrey: óf je legt deze<br />
goudgloeiende koorts voor<br />
eeuwig terzijde met mijn lichaam<br />
in de vrieskist, óf je onderneemt dezelfde<br />
opgang naar buiten, om je te meten aan<br />
het malen van de molen. De molen maalt<br />
Jeffrey, de molen maalt onverbiddelijk.<br />
Voor eeuwig <strong>–</strong> of nooit <strong>–</strong> de jouwe,<br />
Tante Sophia<br />
Naschrift<br />
Jeffrey keek nog een keer naar buiten. Iets<br />
gaat zijn gang, constateerde hij. Nadat<br />
hij zijn mes had geschoond, sloot hij de<br />
vrieskist.
Colofon<br />
<strong>Thauma</strong><br />
Blad van het Instituut voor Wijsbegeerte,<br />
Faculteit der Geesteswetenschappen,<br />
Universiteit Leiden<br />
Postadres<br />
Instituut voor Wijsbegeerte<br />
Postbus 9515<br />
2300 RA Leiden<br />
o.v.v. „<strong>Thauma</strong>”<br />
Internet<br />
www.thauma.plexus.leidenuniv.nl<br />
E-mail<br />
thaumaadres@yahoo.com<br />
Redactie<br />
Irene van de Beld, Naomi Boekwijt, Auke Briek,<br />
Anne van der Horst, Klaas de Pater (Hoofdredacteur),<br />
Emile Schols, Jojanneke Scheepers, Miriam Tijs<br />
Begeleidend docent: Jan Sleutels<br />
Aan dit <strong>nummer</strong> werkten mee:<br />
Nikola Andonovski, Channa van Dijk, Jordy Hesseling<br />
Bart Karstens, Esther de Pauw, Norbert Peeters,<br />
Göran Sundholm, Rado Vleugel, Erik Weynschenk,<br />
Anne van Zilfhout<br />
Grafische Vormgeving<br />
Marius Grootveld<br />
i: www.mariusgrootveld.nl<br />
e: info@mariusgrootveld.nl<br />
Opmaakredactie<br />
Miriam Tijs<br />
Druk<br />
Komplot, Rotterdam<br />
Oplage<br />
400
Gedicht<br />
Dämmerung<br />
Georg Trakl (1887-1915)<br />
Im Hof, verhext von milchigem Dämmerschein,<br />
Durch Herbstgebräuntes weiche Kranke gleiten.<br />
Ihr wächsern-runder Blick sinnt goldner Zeiten,<br />
Erfüllt von Träumerei und Ruh und Wein.<br />
Ihr Siechentum schließt geisterhaft sich ein.<br />
Die Sterne weiße Traurigkeit verbreiten.<br />
Im Grau, erfüllt von Täuschung und Geläuten,<br />
Sieh, wie die Schrecklichen sich wirr zerstreun.<br />
Formlose Spottgestalten huschen, kauern<br />
Und flattern sie auf schwarz-gekreuzten Pfaden.<br />
O! trauervolle Schatten an den Mauern.<br />
Die andern fliehn durch dunkelnde Arkaden;<br />
Und nächtens stürzen sie aus roten Schauern<br />
Des Sternenwinds, gleich rasenden Mänaden.<br />
Instituut voor Wijsbegeerte - Universiteit Leiden