09.09.2013 Views

2006-2007 nummer 1 - Thauma

2006-2007 nummer 1 - Thauma

2006-2007 nummer 1 - Thauma

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

COLOFON<br />

<strong>Thauma</strong><br />

Blad voor de Faculteit der Wijsbegeerte,<br />

Universiteit Leiden<br />

Postadres<br />

Faculteit der Wijsbegeerte<br />

Postbus 9515<br />

2300 RA Leiden<br />

o.v.v ‘<strong>Thauma</strong>’<br />

Internet<br />

www.filosofie.leidenuniv.nl<br />

E-mail<br />

thaumaadres@yahoo.com<br />

Hoofdredacteur<br />

Deborah Klaassen<br />

Redactie<br />

Thomas Brouwer, Hans-Peter van Burg, Rob<br />

Zandvliet<br />

Aan dit <strong>nummer</strong> werkten mee<br />

Menno Boogaard, Hanneke Eggels, Victor<br />

Gijsbers, Robbert Hoogstraat, Sam Krelage,<br />

Marietje van der Schaar, Judith van<br />

Werkhoven, Coen Zimmerman.<br />

Opmaakredactie<br />

Deborah Klaassen<br />

Druk<br />

Labor Vincit, Leiden<br />

Oplage<br />

500<br />

Adreswijzigingen<br />

Gelieve oud en nieuw adres door te geven<br />

aan het secretariaat, met vermelding van<br />

postcodes.<br />

Omslag<br />

Amber van der Sar, Nickie Theunissen,<br />

Deborah Klaassen<br />

Het logo op de voorzijde van het omslag is<br />

een bewerking van een tetradachme. Deze<br />

munt was in omloop in Athene, in de eerste<br />

bloeitijd van de filosofie (400-500 v.C).<br />

[2] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

INHOUD<br />

ARTIKELEN<br />

Filosofie als Opvoeding<br />

Victor Gijsbers 4<br />

Haring en Homo’s<br />

Sam Krelage 8<br />

Biografie: Spinoza’s Lijden<br />

Robbert Hoogstraat 12<br />

Van Bayreuth tot Biddinghuizen,<br />

een mars tegen het muziekrelativisme<br />

Menno Boogaard en Sam Krelage 16<br />

Martha Nussbaum<br />

Judith van Werkhoven 21<br />

RUBRIEKEN<br />

Wist je dat …?<br />

Thomas Brouwer 13<br />

Het beslissende boek: Jorge Luis Borges<br />

Marietje van der Schaar 14<br />

Recensie: De Belediging<br />

Deborah Klaassen 20<br />

Erläuterung van The Pussucat Dolls – ‘Beep’<br />

Sam Krelage 22<br />

EN VERDER<br />

Reactie op: ‘De Filosofische Relevantie van<br />

Hölderlin’<br />

Hanneke Eggels 19<br />

Enkele minder bekende werken van beruchte<br />

filosofen<br />

Coen Zimmerman 19


VOORWOORD VAN DE REDACTIE<br />

“In der Beschränkung zeigt sich erst der<br />

Meister.”<br />

Deze regel uit Goethe’s sonnet Natur und Kunst<br />

heeft wat faam betreft het gedicht zelf veruit<br />

overtroffen.<br />

In de afgelopen editie van <strong>Thauma</strong> stonden<br />

wij stil bij de bijzondere verhouding van denken<br />

en dichten. Daarom zal het u, trouwe lezer,<br />

misschien niet verwonderen hoe dit citaat juist<br />

filosofen treft.<br />

<strong>Thauma</strong> geeft nu, zowel qua jaargangen als qua<br />

omvang, gehoor aan deze vermaning. De<br />

Grootste Filosoof heeft zich teruggetrokken in<br />

het gebergte, het gedicht op de achterpagina<br />

moet u zelf erläuteren en u zult dit keer ook geen<br />

human interest vinden in de vorm van een<br />

interview.<br />

Overvloed is de dood van het kostbare.<br />

De deadline voor het volgende <strong>nummer</strong> is:<br />

1 februari <strong>2007</strong><br />

Kopij sturen aan: thaumaadres@yahoo.com<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [3]


FILOSOFIE ALS OPVOEDING<br />

Victor Gijsbers<br />

Naar een lezing op het<br />

eerstejaarsweekend over het<br />

waarom van deze studie<br />

Inleidingen tot de filosofie hebben de neiging te<br />

beginnen met de vraag wat filosofie nu eigenlijk<br />

is. Maar voor de beginnende student<br />

wijsbegeerte is een andere vraag veel pertinenter:<br />

niet de vraag naar het wat, maar die naar het<br />

waarom van de filosofie, en met name de vraag<br />

waarom men filosofie zou gaan studeren – want<br />

dat is uiteraard niet de enige manier om met haar<br />

bezig te zijn.<br />

In deze lezing zal ik Nietzsches derde<br />

Oneigentijdse beschouwing bespreken, een essay uit<br />

1874 getiteld Schopenhauer als opvoeder. Hierin stelt<br />

Nietzsche deze vraag naar het waarom van de<br />

filosofie centraal, eerst voor de filosofie in het<br />

algemeen en later voor de filosofie als<br />

universitaire studie. Nu is het onwaarschijnlijk<br />

dat de redenen die Nietzsche aanvoert voor en<br />

tegen het bestuderen van de wijsbegeerte precies<br />

ook de redenen zijn die in jouw hart het zwaarst<br />

als voors en tegens wegen; maar door het<br />

Victor Gijsbers vertelt, © Deborah Klaassen<br />

[4] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

bestuderen van zijn antwoord kunnen we allicht<br />

iets leren over onze eigen gronden en motivaties.<br />

Dit is van het grootste belang – want hoe<br />

zouden wij onze studie vruchtbaar kunnen<br />

maken voor onszelf wanneer wij niet eens weten<br />

waarom we hem in de eerste plaats zijn<br />

begonnen?<br />

Nietzsche geeft twee redenen om de<br />

filosofie te bestuderen. Ten eerste is het een<br />

manier om autonoom te worden. Ten tweede is de<br />

filosofie een middel om een cultuur gezond en<br />

levenskrachtig te houden. Nu kunnen deze twee<br />

denkbeelden bij Nietzsche niet gescheiden<br />

worden, omdat ze verbonden zijn door het idee<br />

van het genie. Het doel van de cultuur is, aldus<br />

Nietzsche, het voortbrengen van scheppende<br />

geesten, grootse mensen die zichzelf de wet<br />

stellen en door middel van hun creaties de<br />

samenleving rechtvaardigen. Dit zijn de genieën.<br />

Aangezien de filosofie voor de eenling een<br />

manier is om meer autonoom te worden, en dus<br />

om in het meest gunstige geval tot een genie te<br />

worden, is zij eo ipso een middel voor de<br />

samenleving om haar hoogste doel te bereiken.<br />

Wat is nu autonomie? Nietzsche schrijft het<br />

volgende:<br />

“Wij hebben ons tegenover onszelf voor ons<br />

bestaan te verantwoorden; bijgevolg willen<br />

wij ook de werkelijke stuurman van dit<br />

bestaan zijn en niet dulden dat onze<br />

existentie op een gedachteloze toevalligheid<br />

gaat rusten.” (p. 179) 1<br />

Het gaat er om de stuurman van je eigen bestaan<br />

te worden, zodat je leven niet meer door het<br />

toeval geregeerd wordt. Dit betekent dat je jezelf<br />

de wet moet stellen (auto-nomie). Hoe kan het<br />

bestuderen van oude teksten – toch de<br />

hoofdbezigheid van een filosoof – ons ooit<br />

helpen bij het bereiken van autonomie?<br />

Ten eerste zou het zo kunnen zijn dat het<br />

bestuderen van deze teksten ons kennis verleent<br />

die we nodig hebben om onze eigen keuzes te<br />

1 Alle verwijzingen zijn naar Friedrich Nietzsche,<br />

“Oneigentijdse beschouwingen”, vertaald door<br />

Thomas Graftdijk, herzien door Paul Beers; de<br />

Arbeiderspers, Amsterdam, 1998.


maken. Dat kennis deze rol kan spelen lijkt<br />

duidelijk: iemand die in een afgezonderd<br />

bergdorp leeft en geen weet heeft van de<br />

gedachten en gebruiken buiten zijn directe<br />

omgeving zal niet in een positie verkeren waarin<br />

hij kritisch tegenover zijn omgeving kan staan,<br />

en het valt dus niet te verwachten dat hij deze<br />

ooit aan de kant zal zetten om zijn eigen wetten<br />

te ontdekken of te scheppen.<br />

Nu valt het niet te ontkennen dat de<br />

filosofie mensen in contact brengt met<br />

denkbeelden die zij nog niet kenden en zo hun<br />

keuze aan levensbeschouwingen vergroot, maar<br />

hier kan toch niet de essentie van haar<br />

autonomiserende taak liggen. Is het, in deze<br />

geglobaliseerde wereld, werkelijk nodig om<br />

filosofie te bestuderen om een groot scala aan<br />

mogelijke denkbeelden te leren kennen? En<br />

vallen de voorwaarden voor autonomie te<br />

reduceren tot het consumentistische ideaalbeeld<br />

van een grote hoeveelheid keuzemogelijkheden?<br />

Op beide vragen is het antwoord ontkennend.<br />

Ten tweede zou het zo kunnen zijn dat het<br />

bestuderen van oude teksten ons mentale<br />

procedures leert die nodig zijn om autonoom te<br />

worden. Dit lijkt de opvatting te zijn van hen die<br />

de studie filosofie roemen omdat zij haar<br />

studenten 'logisch redeneren' bijbrengt. Maar<br />

ook dit kan geen afdoende antwoord zijn, want<br />

ook al is logisch redeneren wellicht een handige<br />

vaardigheid wanneer het erom gaat de<br />

consequenties van ons denken in te zien, het<br />

leidt niet tot iets dat we zelf gemaakt hebben:<br />

uiteindelijk is het logische denken niet meer dan<br />

het volgen van een vast, voor iedereen gelijk<br />

schema, en daarmee weliswaar nog niet in<br />

tegenspraak met, maar zeker ook niet voldoende<br />

voor, autonomie.<br />

Ten derde – en hier keren wij terug naar de<br />

tekst van Nietzsche – zou het zo kunnen zijn dat<br />

het bestuderen van oude teksten ons toegang<br />

verleent tot een persoonlijke kern, die relatief<br />

onafhankelijk is van de dikke lagen culturele<br />

conditionering waarin zij gevangen wordt<br />

gehouden. De filosofie zou dan kunnen<br />

optreden als bevrijder. Nietzsche verbindt deze<br />

bevrijding met het thema opvoeding, en<br />

formuleert zijn these aldus:<br />

“Je ware opvoeders, zij die je vormen,<br />

maken je duidelijk wat de ware,<br />

oorspronkelijke betekenis en grondstof van<br />

je wezen is, iets dat volstrekt niet opgevoed<br />

of gevormd kan worden, maar hoe dan ook<br />

moeilijk toegankelijk, gebonden, verlamd is:<br />

je opvoeders kunnen niets anders zijn dan je<br />

bevrijders.” (p. 180)<br />

Hoe zou een filosoof je kunnen bevrijden? Niet<br />

door de leerstellingen die hij heeft geformuleerd;<br />

wanneer wij simpelweg een leer overnemen<br />

hebben wij de autonomie in het geheel niet<br />

bereikt, maar lopen wij slechts blindelings achter<br />

een oude man aan. Ook niet door ons zijn<br />

denkmethode aan te meten en op exact dezelfde<br />

wijze te filosoferen als hij dat deed; hiervoor<br />

geldt dezelfde tegenwerping. Nee, Nietzsche ziet<br />

de opvoedende taak van de filosoof in de eerste<br />

plaats in het voorbeeld dat zijn leven biedt, en<br />

dan met name in de deugden die uit zijn koene<br />

schrijven en handelen spreken, en uit de gevaren<br />

die hij in zijn leven heeft overwonnen. Door een<br />

filosoof te bestuderen kunnen wij ons dezelfde<br />

deugden eigen maken en ons wapenen tegen de<br />

gevaren die op de loer liggen.<br />

Maar waarom nu die oude teksten? Waarom<br />

zouden we ons laten opvoeden door de doden,<br />

in plaats van door de levenden? In de eerste<br />

plaats: omdat er slechts weinig genieën zijn,<br />

waarin de deugden en gevaren het helderst<br />

worden, en wij dus meer kans hebben opgevoed<br />

te worden wanneer we de genieën uit het<br />

verleden bestuderen dan wanneer we in het<br />

heden naar hen gaan zoeken. In de tweede<br />

plaats, aangezien autonomie slechts formeel voor<br />

allen hetzelfde is, maar in de invulling en de weg<br />

erheen van persoon tot persoon sterk verschilt,<br />

verschillen ook de deugden en gevaren sterk van<br />

persoon tot persoon. Zelfs als men in het heden<br />

een genie zou kunnen ontdekken, is het nog<br />

maar de vraag of deze van hetzelfde hout is<br />

gesneden als men zelf is. De kans om tussen alle<br />

grote filosofen uit het verleden een geschikte<br />

opvoeder te vinden is veel groter.<br />

Het is daarvoor niet eens zo belangrijk dat<br />

de filosoof daadwerkelijk de deugden heeft en<br />

door de gevaren werd geteisterd die wij in zijn<br />

leven en werk menen waar te nemen. Tussen de<br />

regels door wordt dit geïllustreerd in Nietzsches<br />

tekst, die voor een groot deel bestaat uit een<br />

analyse van de deugden en gevaren van<br />

Schopenhauer – waarbij de oplettende lezer al<br />

snel het idee krijgt dat hier veel meer een<br />

ideaalbeeld wordt ontworpen waar Nietzsche<br />

naar wil streven dan dat er nu werkelijk een juist<br />

beeld van Schopenhauer wordt geschetst.<br />

Welke deugden ziet Nietzsche in zijn<br />

opvoeder? Dat zijn eerlijkheid, monterheid en<br />

bestendigheid.<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [5]


“Hij is eerlijk omdat hij tot zichzelf en voor<br />

zichzelf spreekt en schrijft, monter omdat<br />

hij door zijn denken over het moeilijkste<br />

heeft gezegevierd, en bestendig omdat hij zo<br />

zijn moet.” (p. 189)<br />

De gevaren die Nietzsche in het leven van<br />

Schopenhauer meent te ontwaren zijn:<br />

vereenzaming (iedereen die zich van de<br />

heersende gebruiken afwendt om autonomie na<br />

te streven loopt niet alleen de kans anderen van<br />

zich te vervreemden, maar zal bovendien lastig<br />

gelijkgestemde gesprekspartners kunnen vinden),<br />

wanhopen aan de waarheid (een gevaar dat in<br />

onze postmoderne tijd nog zeer actueel is) en<br />

verharding (een toestand waarin de eenzame<br />

denker zich afsluit voor de buitenwereld en aldus<br />

onvruchtbaar wordt voor de cultuur). Maar<br />

hoewel een verdere analyse van deze deugden en<br />

gevaren voor sommigen heel interessant zou<br />

kunnen zijn, zal ik dat nu niet doen en overgaan<br />

naar een vierde gevaar, een gevaar specifiek voor<br />

deze tijd, dat Nietzsche ziet wanneer hij zijn blik<br />

van de filosofie in het algemeen naar de<br />

universitaire studie filosofie wendt. Dit gevaar<br />

heet: academische filosofie.<br />

Ter inleiding hierop is het interessant iets te<br />

zeggen over Nietzsches eigen academische<br />

carrière. In tegenstelling tot wat zijn latere<br />

publicaties misschien doen vermoeden studeerde<br />

Nietzsche geen filosofie, maar filologie, waarin<br />

hij zo uitblonk dat hij al op vijfentwintigjarige<br />

leeftijd bijzonder hoogleraar in Basel werd. Deze<br />

jonge benoeming zette natuurlijk nogal wat<br />

kwaad bloed bij afgunstigen, en er werd dan ook<br />

reikhalzend uitgekeken naar zijn eerste boek,<br />

waarin hij zou moeten laten zien dat zijn<br />

benoeming terecht was.<br />

Maar Nietzsches interesse was ondertussen<br />

van de wetenschappelijke bestudering van<br />

klassieke teksten naar een filosofische cultuurhistorische<br />

interpretatie ervan verschoven, wat<br />

zeer duidelijk werd uit dit eerste boek, De geboorte<br />

van de tragedie. Hierin wordt nauwelijks een<br />

Griekse tekst geciteerd, en Nietzsche ontpopt<br />

zich als een radicale cultuurfilosoof die een haast<br />

Messiaanse verwachting koesterde omtrent de<br />

muziek van Richard Wagner. De geboorte van de<br />

tragedie werd dan ook zeer slecht ontvangen in de<br />

filologische gemeenschap, die het niet<br />

wetenschappelijk genoeg vindt. Toen Nietzsche<br />

niet veel later om gezondheidsredenen zijn<br />

ontslag aanbood, was men daar niet erg rouwig<br />

om.<br />

De vraag rijst waarom Nietzsche zich niet in<br />

de wetenschappelijke denk- en schrijfstructuren<br />

[6] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

wilde persen, ook al verlangde zijn omgeving dit<br />

van hem. Het antwoord hierop vinden we in<br />

Schopenhauer als opvoeder:<br />

“De wetenschap verhoudt zich tot de<br />

wijsheid als de deugdzaamheid tot de<br />

heiligheid: zij is koud en droog, zij heeft<br />

geen liefde, en een diep gevoel van<br />

ongenoegen en verlangen is haar volstrekt<br />

vreemd. [...] Laat men zich [...] maar eens<br />

aanwennen elke ervaring in een dialectisch<br />

vraag-en-antwoordspel, in een zuiver<br />

cerebrale kwestie om te zetten: het is<br />

verbazend in hoe korte tijd de mens<br />

zodoende uitdroogt, hoe vlug hij bijna alleen<br />

nog maar met zijn beenderen rammelt.<br />

Iedereen weet en ziet dit: hoe is het dan toch<br />

mogelijk dat de studerende jeugd zich totaal<br />

niet door deze beendermensen laat<br />

afschrikken en zich steeds weer opnieuw<br />

blindelings en op goed geluk en zonder zich<br />

te beperken aan de wetenschappen<br />

overgeeft? Dit kan toch niet door de<br />

zogenaamde 'waarheidsdrang' komen: want<br />

hoe zou er nu een drang naar koele, zuivere,<br />

vrijblijvende kennis kunnen bestaan!” (p.<br />

231)<br />

In plaats van de jongeling in staat te stellen zijn<br />

eigen kern te ontdekken en autonoom te<br />

worden, zuigt de studie van de wetenschap –<br />

aldus Nietzsche – juist zijn leven uit hem, als een<br />

vampier; van een goede opvoeding is hier zeker<br />

geen sprake. Maar als dit geldt voor de<br />

wetenschap, geldt het dan wellicht ook voor de<br />

filosofie? Kan filosofie eigenlijk wel op de<br />

universiteit gedoceerd worden en toch filosofie<br />

blijven?<br />

“Vraag: kan een filosoof zich eigenlijk met<br />

een goed geweten ertoe verplichten elke dag<br />

iets te doceren te hebben? En dat te doceren<br />

aan iedereen die maar wil luisteren? Moet hij<br />

zich niet het air geven meer te weten dan hij<br />

weet? Moet hij niet voor een onbekend<br />

auditorium over zaken spreken waar hij<br />

slechts met zijn intiemste vrienden zonder<br />

gevaar over zou kunnen praten?” (p. 252)<br />

Het ideaal van een opvoedende filosofie blijkt in<br />

strijd te zijn met het model van de universitair<br />

gedoceerde filosofie, aangezien een opvoeder<br />

heel persoonlijk betrokken moet zijn. Maar geldt<br />

dit niet alleen wanneer de docent in de rol van<br />

opvoeder gezien wordt, terwijl we toch eerder<br />

zagen dat het veel waarschijnlijker is dat die rol


gespeeld moet worden door een oude, in teksten<br />

sprekende denker?<br />

“Maar, zal men tegenwerpen, [de docent]<br />

hoeft ook helemaal geen denker te zijn,<br />

hoogstens een na- en overdenker, en vooral<br />

een erudiete kenner van alle vroegere<br />

denkers; over hen zal hij altijd wel iets<br />

kunnen vertellen dat zijn leerlingen niet<br />

weten. [Maar dit is nu juist het grootste<br />

gevaar voor de filosofie:] wanneer zij zich<br />

verplicht zich in de eerste plaats en<br />

voornamelijk als geleerdheid voor te doen.”<br />

(p. 252-253)<br />

Waarom is dit een gevaar? Welnu, precies omdat<br />

de filosofie dan een wetenschap dreigt te worden<br />

en dezelfde vampirische uitwerking op haar<br />

leerlingen zal hebben als deze. In plaats van een<br />

opvoeding wordt het filosofie-onderwijs een<br />

leren van feiten en procedures dat de geest<br />

uitdroogt en de heel eigen kern onbereikbaarder<br />

maakt dan ooit. Nietzsche illustreert dit aan de<br />

hand van het onderwijs in de geschiedenis van<br />

de filosofie, een illustratie die ik in dit laatste<br />

lange citaat zal presenteren:<br />

“En ten slotte, voor de drommel: wat voor<br />

belang heeft de geschiedenis van de filosofie<br />

voor onze jongeren? Moet de chaos van<br />

meningen hun de moed benemen er zelf<br />

meningen op na te houden? [...] Moeten zij<br />

misschien zelfs de filosofie leren haten of<br />

verachten? Bijna zou je het laatste gaan<br />

denken, als je weet hoe de studenten zich<br />

voor hun filosofische examens moeten<br />

afpijnigen om de krankzinnigste en puntigste<br />

invallen van de menselijke geest, benevens<br />

de meest grandioze en gecompliceerde, in<br />

hun arme brein te persen. De enige kritiek<br />

van een filosofie die mogelijk is en ook iets<br />

bewijst, namelijk te onderzoeken of men<br />

volgens die filosofie zou kunnen leven, is<br />

nooit op een universiteit gedoceerd [...]. En<br />

nu stelle men zich een jeugdig brein voor,<br />

zonder veel levenservaring, waarin vijftig<br />

stelsels in verbale vorm en vijftig kritieken<br />

daarvan naast en door elkaar liggen<br />

opgeslagen – wat een woestenij, wat een<br />

verwildering, wat een aanfluiting van de<br />

opvoeding tot filosofie!” (p. 253-254)<br />

Victor Gijsbers leest, © Deborah Klaassen<br />

Het zal niet verbazen dat Nietzsche later in het<br />

essay de conclusie trekt dat het maar beter zou<br />

zijn voor de filosofie wanneer zijn van de<br />

universiteiten verdween. Maar is het nu werkelijk<br />

zo erg gesteld met het onderwijs als Nietzsche<br />

zegt? Zal onze opleiding de studenten tot<br />

beendermensen maken, of kan zij juist toegang<br />

verlenen tot een autonomie die anders<br />

onbereikbaar zou zijn? Enige redenen om, pace<br />

Nietzsche, dit laatste te denken zijn er wel.<br />

Om in een filosoof een opvoeder te vinden<br />

die ons via zijn voorbeeld tot autonomie kan<br />

voeren is het nodig dat wij (1) die filosoof leren<br />

kennen, en (2) die filosoof vruchtbaar leren<br />

lezen. Deze twee voorwaarden zijn nog niet<br />

voldoende voor het bereiken van autonomie via<br />

de filosofie, maar ze zijn er wel noodzakelijk<br />

voor. En het zijn voorwaarden die de studie<br />

wijsbegeerte kan scheppen: juist door haar<br />

studenten met een breed scala aan filosofen te<br />

laten kennis maken; door hen op verschillende<br />

manieren filosofisch te leren nadenken; door hen<br />

te leren teksten scherp, met analytische blik en<br />

invoelingsvermogen te lezen; door hen te leren<br />

het gelezene te verwerken en met andere<br />

denkbeelden te verbinden – juist door al die<br />

zaken bij te brengen schept de studie<br />

wijsbegeerte de mogelijkheidsvoorwaarden van<br />

het bereiken van filosofische autonomie.<br />

De studie wijsbegeerte is niet voldoende. Je<br />

kan al je tentamens halen en cum laude afstuderen<br />

zonder ooit een stap in de richting van de<br />

autonomie te hebben gezet – en Nietzsche heeft<br />

gelijk wanneer hij erop wijst dat dit in de<br />

structuur van het academische onderwijs ligt<br />

besloten. Maar het volgt niet dat de studie het<br />

streven naar autonomie belemmert: integendeel.<br />

Voor hen die via de filosofie tot zichzelf willen<br />

komen kan zij buitengewoon nuttig zijn; maar<br />

daar moet de student dan wel zelf iets extra's<br />

voor doen, iets dat boven het gewone leren voor<br />

tentamens uitstijgt. Om het met Nietzsche te<br />

zeggen: de studente zal zelf een filosofie moeten<br />

ontdekken volgens welke zij kan leven.<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [7]


HARING EN HOMO’S<br />

Sam Krelage<br />

Inleiding<br />

Zelfs de <strong>Thauma</strong> kan niet ontkomen aan Bas<br />

Haring als mediagenieke filosoof. Twee uitgaven<br />

terug deed ik nog haast forensisch onderzoek<br />

naar zijn achtergrond. Toen bleek dat Haring<br />

weliswaar geen all-round filosoof is, hij noemde<br />

zichzelf zelfs een nepfilosoof. In het interview<br />

met hem in de vorige uitgave van <strong>Thauma</strong> bleek<br />

echter dat hij precies weet welke gedachten er<br />

toe doen in de vakgebieden waar hij zelf actief is.<br />

Een van die gebieden is het darwinisme.<br />

Niet voor niets heette zijn eerste boek Kaas en de<br />

evolutietheorie. “Ik probeer de meeste dingen dus,”<br />

bekent Haring, “via de evolutie te verklaren.”<br />

Vervolgens signaleert Haring een probleem met<br />

deze wijze van explanatie, en het is dat deel van<br />

het interview waar ik mij nu op wil concentreren.<br />

Er is nog veel homofobie in onze<br />

samenleving en mensen proberen hun afkeer<br />

voor homo’s vaak te rechtvaardigen door te<br />

zeggen dat homofilie ‘onnatuurlijk’ is. Zo’n<br />

excuus voor homohaat bevat volgens Haring<br />

echter een verkapte aanname, waar hij het niet<br />

mee eens kan zijn. Die aanname is dat er<br />

“überhaupt een bedoeling zou zijn achter<br />

dingen”. De evolutieleer leert ons, impliceert Bas<br />

blijkbaar, dat er geen purposeful creator is. God<br />

heeft niet bedacht hoe de dingen horen te zijn<br />

(wat hun ‘natuur’ is), en daarom kan er ook niets<br />

tegen die natuur indruisen. Er is alleen maar een<br />

dom mechanisme, dat dingen maakt zonder<br />

daarmee ooit iets mee beoogd te hebben.<br />

Maar er komt nog iets anders bij kijken. Ook<br />

met de evolutieleer in de hand zou je homofilie<br />

kunnen afkeuren, want het verschijnsel is nou<br />

niet bepaald een survivor. Als je je seksueel<br />

aangetrokken voelt tot leden van je eigen<br />

geslacht, komen er geen kindertjes voort uit die<br />

gemeenschap. En geen nageslacht betekent nul<br />

overlevingskans. Homo-genen zijn dus gedoemd<br />

om binnen één generatie ten onder te gaan. Ze<br />

lijken niet erg geschikt voor evolutionair succes.<br />

Maar dat homofilie darwinistisch gezien geen<br />

survivor is, betekent niet dat het slecht is. Er is<br />

een fundamenteel verschil tussen goed zijn en de<br />

kwaliteit om te overleven, als ik Haring zo even<br />

mag parafraseren.<br />

[8] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

Atheense vaas uit de 6e eeuw v. Chr.<br />

Haring heeft in het voorbijgaande al heel wat<br />

controversiële uitspraken gedaan. Zo staat zijn<br />

bewering dat de evolutie geen doel heeft op<br />

gespannen voet met de ‘intentionaliteit van<br />

algoritmen’ waar hij het even later over heeft.<br />

Ook op het punt dat er geen goed of slecht is in<br />

de evolutie zou ik hem graag een keer aanvallen.<br />

Vandaag gaat het echter over iets anders,<br />

namelijk het archetype van verklaring dat Haring<br />

over homofilie uitlegt. Bas probeert de meeste<br />

dingen, zoals ik eerder al aanhaalde, “via de<br />

evolutie te verklaren.” Maar een darwinistische<br />

explanatie van homoseksualiteit is niet de enig<br />

mogelijke en zeker niet de beste. Laten we<br />

daarom eerst Harings evolutionaire standaardverklaring<br />

van gelijkgeaarde liefde onder de loep<br />

nemen. Daarna zal ik een alternatief presenteren,<br />

dat oog heeft voor aspecten van het organische<br />

leven die de darwinist snel over het hoofd ziet.


De Helpende Oom<br />

Het heeft alleen zin om te spreken over de<br />

overlevingskansen van homoseksualiteit als het<br />

een eigenschap is die wordt bepaald door de<br />

genen. Dit is bijvoorbeeld in contrast met vroeg<br />

twintigste-eeuwse zielenartsen, die homofilie nog<br />

als geestesziekte kwalificeerden. Nu beweert<br />

Haring niet alleen dat je seksuele geaardheid ‘in<br />

de genen zit’, maar bovendien dat homo’s zich<br />

niet voortplanten. De genetische eigenschap van<br />

homofilie kan dus niet van ouder op kind<br />

worden overgegeven, maar moet voor elke<br />

homo weer opnieuw ontstaan. Er zijn<br />

verschillende manier te bedenken waarop dit zou<br />

kunnen gebeuren. Een mutatie, of een ‘fatale<br />

combinatie’ van vaderlijke en moederlijke genen.<br />

Het is voor veel darwinisten echter moeilijk<br />

te geloven dat alle homo’s hun bestaan te<br />

danken hebben aan zo ’n ‘ongelukje van de<br />

natuur’. In dat geval zou deze eigenschap<br />

namelijk veel schaarser moeten zijn dan hij nu in<br />

feite is. Daarom willen ze van homofilie wel een<br />

overerfbare eigenschap maken. De theorie van<br />

de kin selection komt hen hierbij te hulp.<br />

Een gezin bestaat uit een aantal kinderen,<br />

die alle volle broers en zussen van elkaar zijn<br />

(verwantschap gemiddeld 25%). Eén van die<br />

broers nu is homo. Zelf zal hij geen kinderen<br />

produceren, maar hij is wel uitgerust met de<br />

moedergevoelens die ieder mens heeft. Daarom<br />

gaat hij helpen bij de opvoeding van de kinderen<br />

van zijn broers en zussen, ook wel neefjes en<br />

nichtjes genoemd (verwantschap gemiddeld<br />

12,5%). Die telgen delen dus ook het genetisch<br />

materiaal van onze homo, zij het dan slechts<br />

voor één achtste. Door de overlevingskans van<br />

die kinderen te vergroten, werken de homogenen<br />

dus ook aan hun eigen voortbestaan. Ze<br />

overleven dus niet door zelf kinderen te maken,<br />

maar via de kinderen van anderen. Gezinnen<br />

met zo’n ‘helpende oom’ hebben blijkbaar meer<br />

succes gehad dan andere, en daarom zijn er<br />

homo’s.<br />

Als ik lees over de biologische achtergrond<br />

van homofilie, duikt steevast deze theorie op.<br />

Waarom deze zo ’n aantrekkingskracht heeft laat<br />

zich raden: hij sluit mooi aan bij het overheersende<br />

darwinistische paradigma. Als je een<br />

beetje slap evolutionistisch kunt lullen, hoef je<br />

niks extra’s te onthouden. Professionele<br />

biologen weten echter wel beter. Bij de uitleg<br />

van biologische verschijnselen komt vaak nog<br />

heel wat meer kijken, en homofilie is geen<br />

uitzondering. Daarom zal ik nu een alternatieve<br />

theorie presenteren, die juist aandacht heeft voor<br />

de niet-genetische factoren die kunnen bijdragen<br />

aan een homoseksuele geaardheid.<br />

Brain Sex Priming<br />

Wij als organismen zitten heel raar in elkaar. Zo<br />

weten onze hersenen van nature niet welk<br />

geslacht we zijn. En dat is behoorlijk lastig als je<br />

het seksuele gedrag moet bepalen! Het brein<br />

moet dus uitvogelen of het van een jongetje of<br />

een meisje is. Dit vindt bij mensen al drie<br />

maanden voor de geboorte plaats. Het embryo<br />

heeft zijn geslachtsklieren dan al gevormd en<br />

maakt de bijpassende hormonen aan. Het<br />

vaststellen van het geslacht gebeurt door het<br />

meten van die hormoonniveaus. Onze<br />

hormoonhuishouding is echter nogal wankel.<br />

Verstoringen kunnen makkelijk optreden. Stress<br />

bij de moeder, bijvoorbeeld, heeft invloed op<br />

haar hormoonspiegel en kan ook die van haar<br />

vrucht ontregelen. Met als gevolg dat het brein<br />

het verkeerde geslacht kiest. 2<br />

Bij ratten ligt het moment van de brain sex<br />

priming, zoals deze geslachtsbepaling van de<br />

hersenen heet, vijf dagen na de geboorte. Daar<br />

kun je als wetenschapper leuke dingen mee<br />

doen, zoals je wel begrijpt. Geef je een<br />

vrouwelijke rat op die dag namelijk een shot<br />

mannelijk hormoon, dan zal ze in haar latere<br />

leven louter met vrouwtjes proberen te paren.<br />

En als je de mannetjesratten op hun ‘dag der<br />

waarheid’ een injectie met rattenoestrogeen<br />

geeft, worden ze hun verdere leven zelfs door<br />

andere ratten voor vrouwtjes aangezien. De<br />

homoratjes zoeken dan andere mannetjes op,<br />

waar ze zich gewillig door laten bestijgen. Met<br />

mensen kun je deze experimenten helaas niet<br />

doen... of wel? In de jaren ’80 werd de stof diethylstilbestrol<br />

(DES), een synthetisch<br />

vrouwelijk geslachtshormoon, aan sommige<br />

vrouwen voorgeschreven om een miskraam te<br />

voorkomen. Onder de kinderen van deze DESmoeders<br />

blijkt zich een bovengemiddeld hoog<br />

percentage homofielen te bevinden.<br />

Deze uitleg doet geen beroep op een gen dat<br />

de homofilie zou veroorzaken, de genetische<br />

instructies zijn precies die welke het normaal<br />

gesproken zijn. Een foutje in de hormoonhuishouding<br />

leidt er echter toe dat de<br />

ontwikkeling, die strikt volgens de voorschriften<br />

verloopt, de verkeerde kant op gaat. Homofilie is<br />

volgens deze theorie geen kwestie van genetische<br />

aanleg (endownment), maar van een groeifoutje<br />

2 Frankenhuis, M. Th., Homoseksueel gedrag bij dieren in<br />

Van der Sijde (red.), Artis (1998, nr. 2)<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [9]


(development). Je kunt het in dat geval vergelijken<br />

met een litteken, een moedervlek of zogenaamd<br />

‘wild vlees’.<br />

Een gen voor homofilie<br />

Er is een voor de hand liggende tegenwerping<br />

voor deze theorie. Hormoonniveaus worden<br />

immers mede door genetische instructies<br />

bepaald. Er kan nu een gen komen dat de<br />

boodschapperstoffen op het doorslaggevende<br />

meetmoment zo opvoert, dat geheid het<br />

verkeerde geslacht wordt gekozen. Met andere<br />

woorden, het is en effect een gen voor homofilie.<br />

In dat geval, zou iemand kunnen zeggen, heeft<br />

homofilie toch een genetische oorzaak.<br />

Natuurlijk zijn er combinaties van genen die<br />

de hormoonhuishouding zo manipuleren dat dit<br />

leidt tot de verkeerde geslachtskeuze. Maar we<br />

moeten voorzichtig zijn met het spreken over<br />

een ‘gen voor ...’, want dat is potentieel<br />

misleidend. Ook Dawkins spreekt vaak van een<br />

‘gen voor ...’, maar hij legt wel eerst uit wat hij<br />

daarmee bedoelt. “Een gen voor lange benen,”<br />

zegt hij, 3 “is een gen waarvan de organismen<br />

wanneer het in hen aanwezig is gemiddeld<br />

langere benen krijgen dan wanneer het gen niet<br />

in hen aanwezig is.” Nu is een wijdverbreide<br />

volkswijsheid dat mannen die langere benen<br />

hebben, ook langere tampelorissen hebben. Een<br />

gen voor lange benen is dus ook altijd een gen<br />

voor een lang geslacht. Zo beïnvloed elk gen<br />

ontiegelijk veel variabelen. Veel darwinisten<br />

zullen zeggen dat er daarbij geen onderscheid is<br />

tussen ‘eigenlijke’ en ‘bijkomstige’ functies van<br />

een gen, omdat dat riekt naar essentialisme.<br />

Selectie, zegt Dawkins, vindt plaats tussen<br />

genen. Het zijn niet de organismen waarvan<br />

sommige wel overleven en andere niet, maar de<br />

genen in de organismen die via hen behouden<br />

blijven en ingeselecteerd worden. Nu heeft ieder<br />

gen op vele manieren invloed op de opbouw van<br />

het organisme. Sommige van die effecten zullen<br />

positieve, andere negatieve gevolgen hebben<br />

voor de overlevingskansen van het gen. Het zijn<br />

nu een paar bepaalde positieve effecten waaraan<br />

het gen het te danken heeft dat het<br />

ingeselecteerd wordt. Het gen dat de groei van je<br />

hoofdhaar bepaalt heeft misschien ook wel<br />

invloed op de lengte van je wimpers, maar dat is<br />

niet de reden dat het wordt ingeselecteerd.<br />

Natuurlijk kan een gen eerst worden<br />

ingeselecteerd omdat het de ene eigenschap<br />

voortbrengt, waarna de nadruk over miljoenen<br />

3 Dawkins, R., The Selfish Gene (Oxford, 1989) p37<br />

[10] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

jaren langzaam verschuift en het uiteindelijk<br />

wordt ingeselecteerd vanwege een andere<br />

eigenschap, die eerst slechts bijkomstig was. Dit<br />

verschijnsel heet exaptatie. Een bestaand<br />

lichaamsdeel wordt dan omgevormd tot iets<br />

anders, zoals de voorpootjes van een muis tot de<br />

vlerken van een vleermuis. Dit doet niets af aan<br />

het onderscheid tussen fenotypische effecten<br />

waardoor een gen ingeselecteerd wordt, en<br />

uiterlijke kenmerken die niet tot de selectie van<br />

een gen bijdragen. Elk gen heeft namelijk<br />

ontelbare bijeffecten. Het gen dat de lengte van<br />

onze armen veroorzaakt, heeft ook tot gevolg<br />

dat we onze elleboog niet kunnen likken. Dit gen<br />

is wel, in Dawkins’ zwakke zin, een gen voor<br />

niet-aan-je-elleboog-kunnen-likken, maar het is<br />

niet, in mijn sterke zin, een gen dat daarom<br />

wordt ingeselecteerd.<br />

Om even terug te komen bij de homo’s.<br />

Misschien is er wel een gen dat via hormonale<br />

veranderingen de kans zijn drager homofiel te<br />

maken sterk vergroot, oftewel een gen voor<br />

homoseksualiteit in Dawkins’ zwakke zin. Toch<br />

betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat dit gen<br />

dan ook ingeselecteerd is omdat het zijn drager<br />

homofiel maakt. Daar is nog de bijkomstige<br />

‘helpende oom’-hypothese voor nodig, maar de<br />

rekensom van het voordeel dat de genen van de<br />

oom behalen door kinderen van zijn broers en<br />

zussen vooruit te helpen, ziet er niet rooskleurig<br />

uit. Hij moet de overlevingskans van zijn neefjes<br />

en nichtjes met maar liefst een factor vier<br />

vergroten, wil dit gelijk staan aan één kind van<br />

hemzelf. Oftewel: zijn broers en zussen moeten<br />

vier keer zo veel kinderen krijgen als normaal.<br />

Endowment, development,<br />

environment<br />

Er zijn echter nog ander omstandigheden<br />

waaronder dieren zich bekeren tot de<br />

herenliefde. Bij mantelbavianen werkt het<br />

bijvoorbeeld zo: één mannetje heeft alle<br />

vrouwtjes, de andere mannetjes hebben niks. Die<br />

mannen lager in de pikorde moeten echter toch<br />

wat aan met hun natuurlijke lusten, dus leven ze<br />

die maar op elkaar uit. Zodra deze heren zelf<br />

echter een dominante positie bestijgen, houdt<br />

hun homoseksuele gedrag direct op. Doet dit<br />

ons niet een beetje denken aan de situatie in<br />

kostscholen, gevangenissen en dergelijke? Deze<br />

homofiele gedragingen hebben helemaal niets te<br />

maken met een genetisch aangelegde neiging<br />

(endowment). Onder bepaalde omstandigheden<br />

(environment) vindt er alleen een misfire plaats van<br />

anderszins totaal functioneel gedrag.


Laten we nu de balans opmaken. De darwinist<br />

die homofilie louter uit een genetische<br />

oorsprong wil verklaren is ‘overzealous’, zoals de<br />

Engelsen zeggen. Te devoot aan zijn theorie<br />

vliegt hij overenthousiast af op alles wat hij nog<br />

niet in het evolutionaire verklaringskader heeft<br />

geslagen. Niet alles aan het organische leven<br />

wordt echter bepaald door de genen, de<br />

endowment van het wezentje.<br />

Ieder dier moet zich vanaf zijn conceptie uit<br />

een eencellige ontwikkelen tot een volwassen<br />

organisme, zijn development. Hierbij kunnen, soms<br />

reeds in de moederschoot, groeifoutjes optreden<br />

waar het beestje mee zal moeten leven. Een<br />

Siamese tweeling ontstaat niet onder invloed van<br />

een gen, maar doordat een van de eerste<br />

celdelingen van het embryo verkeerd gaat.<br />

Daarnaast bevindt ieder wezen zich in een<br />

environment, waarin het zich primair moet zien<br />

Mantelbavianen, © Patricia van Casteren<br />

te redden. Dawkins beschrijft organismen<br />

daarom als op afstand bestuurde robots: 4 de<br />

genen kunnen slechts eenmalig bouwinstructies<br />

geven, terwijl hun vehikel geconfronteerd wordt<br />

met onvoorspelbare situaties. Ze hebben het<br />

beslissingen maken daarom ook overgelaten aan<br />

het centrale zenuwstelsel, dat snel op de<br />

veranderende omgeving kan reageren. Ook<br />

andere factoren uit de wereld om hen heen,<br />

zoals het beschikbare voedsel, oefenen een<br />

beslissende invloed uit op of en hoe genen tot<br />

uitdrukking komen.<br />

De darwinist heeft alleen oog voor de<br />

genetische endowment, en vergeet daarbij de<br />

development van het organisme binnen zijn leven<br />

en de environment waarin het zich bevindt. Terwijl<br />

die factoren juist in veel gevallen, zoals bij<br />

homofilie, de doorslag geven.<br />

4 Dawkins, op. cit., p53-55<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [11]


BIOGRAFIE SPINOZA’S LIJDEN<br />

Robbert Hoogstraat<br />

Spinoza (1632-1677) heeft als groot filosoof een<br />

alles behalve gelukkig leven gehad. Het begon al<br />

bij zijn familie. Vlak voor Spinoza zes jaar oud<br />

werd stierf zijn moeder. Drie jaar later trouwde<br />

zijn vader opnieuw, maar ook zijn stiefmoeder<br />

zag Spinoza op negentien jarige leeftijd sterven.<br />

In die tien jaar verloor Spinoza ook nog zijn<br />

halfbroer en zus.<br />

Hierna werd het voor Spinoza niet echt veel<br />

beter. Al op jonge leeftijd begon hij zich op<br />

intellectueel gebied sterk te ontwikkelen<br />

(geruchten gaan dat hij rond 1660 in Leiden<br />

filosofie studeerde). Hierdoor kreeg hij vele<br />

twijfels en afwijkende opvattingen over vooral<br />

het geloof. Dit leidde ertoe dat hij in 1656 werd<br />

verbannen uit de Joodse gemeenschap, een voor<br />

Spinoza zeer pijnlijke ervaring. Volgens een<br />

aantal vroege bibliografieën werd er zelfs vlak na<br />

zijn verbanning een aanslag op zijn leven<br />

gepleegd.<br />

Ook nu werd Spinoza's leven niet<br />

rooskleuriger. Hij heeft de rest van zijn vrij<br />

eenzame bestaan keihard gewerkt als<br />

lenzenslijper. Dit beroep heeft vast en zeker aan<br />

zijn vroege dood door longtuberculose<br />

meegewerkt. Als lenzenslijper ademde je<br />

constant zeer stoffige lucht in, wat niet<br />

bevorderlijk was voor zijn longen.<br />

Als filosoof kreeg Spinoza vast niet veel<br />

genoegdoening uit het slijpen van lenzen, maar<br />

natuurlijk wel uit zijn overpeinzingen. Alleen<br />

zagen de mensen om hem heen Spinoza liever<br />

niet als filosoof. Zijn eerste boek, de Tractatus<br />

theologico-politicus, bracht hij dan ook anoniem uit.<br />

Het werk werd verafschuwd, bespot en kwam op<br />

de lijst van verboden boeken terecht. Als hij het<br />

niet anoniem gepubliceerd had, was het maar de<br />

vraag geweest hoe lang Spinoza, na de publicatie<br />

in 1670, nog geleefd zou hebben.<br />

Zijn tweede grote werk, de meetkundig<br />

opgezette Ethica, is pas na zijn overlijden<br />

uitgebracht en tijdens zijn leven hield hij dit<br />

boek voornamelijk geheim. Maar ook na zijn<br />

dood heeft het lang geduurd voordat de Ethica<br />

de eer kreeg die het verdiende. De Duitsers<br />

Lessing en Johann Heinrich Jacobi waren de<br />

eersten die 100 jaar later openlijk hun lof<br />

uitspraken over de Ethica.<br />

[12] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

Maar ondanks al deze vervelende gebeurtenissen<br />

en zijn zware beroep, heeft Spinoza altijd stug<br />

doorgewerkt aan zijn geschriften. Uiteindelijk<br />

heeft hij dat ook niet voor niets gedaan. Herder<br />

en Goethe sloten zich openlijk aan bij zijn leer.<br />

Ook filosofen als Schopenhauer en Nietzsche<br />

zijn beïnvloed door Spinoza's werken. Zelfs nu<br />

nog wordt er op de faculteit, en daar buiten, veel<br />

over Spinoza's werken gesproken. Zijn<br />

doorzettingsvermogen en werken hebben, tot op<br />

de dag van vandaag, zichtbaar haar sporen achter<br />

gelaten in de wijsbegeerte.<br />

Uitgeverij Bert Bakker geeft Spinoza’s<br />

Ethica tweetalig uit. Op de linkerpagina staat<br />

het originele Latijn, ernaast de Nederlandse<br />

vertaling van dr. Henri Krop.<br />

De paperback editie van boek telt 629<br />

pagina’s en weegt bijna een kilo.<br />

ISBN: 9035126432<br />

Prijs: €29,90


WIST JE DAT...?<br />

Thomas Brouwer<br />

Toen Blaise Pascal nauwelijks een jaar oud was,<br />

werd hij getroffen door een vreemd syndroom.<br />

Telkens als hij zijn ouders samen zag, of als er<br />

voor zijn ogen water uit een kan in een andere<br />

gegoten werd, kreeg het kind de meest vreselijke<br />

stuipen. De buurt fluisterde dat het kind behekst<br />

was, maar de ouders van Blaise, verlichte<br />

geesten, wilden daar niets van weten. Pas toen de<br />

ziekte een jaar aanhield en de kleine eraan<br />

dreigde te bezwijken, ging vader Pascal voor de<br />

zekerheid toch maar een vermeende heks<br />

ondervragen. Deze gaf toe het kind behekst te<br />

hebben, na enig aandringen. De oude Pascal<br />

beval haar om het kind weer te genezen: ze<br />

gooide twee katten uit het raam en smeerde het<br />

kind in met een kruidenzalfje. Binnen drie weken<br />

was Blaise weer de oude.<br />

De term ‘internationaal’ is door Jeremy<br />

Bentham geïntroduceerd.<br />

In zijn tienerjaren was Franz Brentano idolaat<br />

van Thomas van Aquino. Hij had zich het<br />

denken van de Engelachtige Leraar dusdanig<br />

eigen gemaakt dat hij met diens argumenten erin<br />

slaagde een joodse leeftijdsgenoot te bekeren.<br />

Deze vriend trad vervolgens toe tot de<br />

Dominicanen en schopte het tot Prior, maar<br />

Franz viel op ten duur van zijn geloof.<br />

De grote Duitse verlichtingsdenker Christian<br />

Wolff, die vooral de geschiedenis in is gegaan als<br />

pleitbezorger van Leibniz en als schepper van<br />

een filosofische terminologie voor de Duitse<br />

taal, maakte in zijn tijd redelijk wat vijanden<br />

onder de wat conservatievere denkers in Pruisen.<br />

Men heeft hem aangevallen op bijna elke stelling<br />

waar men Leibniz niet meer op kon aanvallen.<br />

De Piëtisten hadden het vooral voorzien op zijn<br />

acceptatie van Leibniz’ harmonia praestabilita. Niet<br />

alleen betoogden ze dat een dergelijke opvatting<br />

zou leiden tot fatalisme (waar iets voor te zeggen<br />

valt) maar ze wisten het ook nog aannemelijk te<br />

maken dat een dergelijk fatalisme zou leiden tot<br />

een toename van desertie in het Pruisische leger.<br />

Dat gaf de doorslag, in ieder geval voor<br />

Frederik de Eerste: Wolff werd uit Pruisen<br />

verbannen.<br />

Het is al meer dan eens voorgekomen dat<br />

ontwikkelingen in de wetenschap ingezet worden<br />

bij verse pogingen om de waarheid van religieuze<br />

doctrines aan te tonen. Ook bisschop Berkeley<br />

heeft hieraan zijn steentje bijgedragen. Toen in<br />

het kielzog van Newton’s Principia de<br />

differentiaalrekening een hot item was, betoogde<br />

Berkeley dat iedereen die bereid was de<br />

tegenintuïtieve eigenschappen van deze leer te<br />

accepteren het recht verbeurde om te klagen<br />

over problemen met de heilige drie-eenheid of<br />

transsubstantiatie.<br />

Het theologische pamflet over de<br />

differentiaalrekening was overigens niet het<br />

vreemdste werk dat Berkeley publiceerde.<br />

Waarschijnlijk is dat Siris: a train of philosophical<br />

reflections and inquiries concerning the virtues of tarwater.<br />

In dat late werk, dat niet tot zijn beste<br />

wordt gerekend, vermengt Berkeley een betoog<br />

over de medicinale werking van ‘teerwater’ met<br />

een allegaar aan mystieke, neoplatoons<br />

geïnspireerde wijsheden<br />

Daniel Dennett,<br />

Amerikaans filosoof, is<br />

naar eigen zeggen<br />

degene geweest die de<br />

frisbee in Europa heeft<br />

geïntroduceerd.<br />

Dennett’s Dangerous Disc<br />

Tussen 1910 en 1913 verschenen de drie kloeke<br />

delen van de Principia Mathematica van Russell en<br />

Whitehead. Het werk was indrukwekkend maar<br />

kurkdroog, en slechts weinigen konden zich<br />

ertoe zetten om het hele boek te gaan lezen. Een<br />

Londense krant loofde uiteindelijk bij wijze van<br />

grap tien pond uit aan eenieder die wél kon<br />

zeggen dat hij of zij het gelezen had. Niemand<br />

kwam het geld opeisen, en het werd aan<br />

Whitehead gesuggereerd dat hij het dan maar<br />

moest ophalen. Dat kon niet, zei hij: hij had<br />

alleen de delen gelezen die hij zelf geschreven<br />

had.<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [13]


HET BESLISSENDE BOEK<br />

JORGE LUIS BORGES<br />

Marietje van der Schaar<br />

De Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges (1899<br />

- 1986) weet de filosofie met een speelse ernst te<br />

benaderen. In een van de verhalen uit Ficciones<br />

(1944) is het heelal een bibliotheek: ‘De<br />

Bibliotheek van Babel’. Het verhaal begint als<br />

volgt:<br />

“Het heelal (dat anderen de Bibliotheek<br />

noemen) bestaat uit een onbepaald, en<br />

misschien oneindig aantal zeshoekige<br />

galerijen, met in het midden immense<br />

luchtkokers die zijn omringd door zeer lage<br />

balustrades. Vanuit iedere zeshoek zijn de<br />

lagere en hogere verdiepingen te zien:<br />

eindeloos.”<br />

Verderop vinden we de uitspraak:<br />

“De Bibliotheek is een bol waarvan het<br />

precieze middelpunt iedere willekeurige<br />

rechthoek is en waarvan de omtrek<br />

onbereikbaar is.”<br />

“De mens, de onvolmaakte bibliothecaris,<br />

kan het werk zijn van het toeval of van<br />

kwaadwillende demiurgen; het heelal, met<br />

zijn elegante bemanning van boekenplanken,<br />

raadselachtige boekdelen, onvermoeibare<br />

trappen voor de reiziger en toiletgelegenheid<br />

voor de zittende bibliothecaris, kan alleen<br />

het werk zijn van een god.”<br />

De bibliotheek kunt u alleen begrijpen als u de<br />

twee axioma’s kent en de fundamentele wet van<br />

de bibliotheek. Het eerste axioma luidt: De<br />

Bibliotheek bestaat ab aeterno; het tweede: Het<br />

aantal orthografische symbolen bedraagt<br />

vijfentwintig (bestaande uit de tweeëntwintig<br />

letters van het alfabet, de komma, de punt en de<br />

ruimte). De fundamentele wet luidt: Er zijn, in<br />

de ontzaglijke Bibliotheek, geen twee boeken<br />

gelijk. Hieruit kan worden afgeleid dat de<br />

Bibliotheek alomvattend is: alle mogelijke<br />

combinaties van de symbolen zijn te vinden,<br />

alles wat uit te drukken valt in alle talen. In een<br />

noot staat:<br />

“Het is voldoende dat een boek mogelijk is<br />

teneinde te bestaan. Alleen het onmogelijke<br />

is uitgesloten. Bijvoorbeeld: geen enkel boek<br />

[14] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

is ook een trap, al zijn er ongetwijfeld<br />

boeken die die mogelijkheid behandelen,<br />

ontkennen en aantonen, en andere waarvan<br />

de structuur overeenkomt met die van een<br />

trap.”<br />

Toen bekend werd dat alles in de bibliotheek<br />

opgeslagen lag, realiseerde men zich dat ergens<br />

de rechtvaardiging van het heelal te vinden is, en<br />

ook dat voor iedere handeling van de mens een<br />

rechtvaardiging te vinden is. Na een eerste tijd<br />

van geluk en hoop, kwam men er achter dat de<br />

kans dat een mens zijn rechtvaardiging vindt, of<br />

een verraderlijk variatie hierop, uiterst klein is.<br />

Het resultaat was ketterse tweespalt, pelgrimages<br />

die tot banditisme voeren, moord en zelfmoord.<br />

“De zekerheid dat alles is geschreven doet<br />

ons teniet of maakt ons tot schimmen.”<br />

Borges is een verhalenverteller, hij neemt je mee<br />

in de wereld die hij opbouwt. Tegelijk schept hij<br />

ook een afstand door de filosofische vragen die<br />

het verhaal oproept. Als de boeken van de<br />

Bibliotheek het resultaat van toevallige<br />

lettercombinaties zijn, hoe kan het dat deze<br />

combinaties betekenis hebben? Wat maakt een<br />

bepaalde lettercombinatie tot een woord?<br />

Volgens het verhaal is het heelal, de bibliotheek,<br />

het werk van een god. Tegelijk wordt in het<br />

verhaal beweerd dat God een cyclisch boek is.<br />

God zou degene kunnen zijn die betekenis<br />

verleent aan de lettercombinaties, maar wat<br />

verleent betekenis aan de lettercombinaties van<br />

het cyclische boek dat God genoemd wordt?<br />

Het eerste verhaal uit Ficciones, ‘Tlön, Uqbar,<br />

Orbis Tertius,’ bevat aantekeningen bij een<br />

denkbeeldig boek, zoals Borges in het voorwoord<br />

schrijft. The Anglo-American Cyclopaeida,<br />

schrijft Borges, is een onzorgvuldige herdruk van<br />

de Encyclopaedia Brittannica van 1902. Hoewel de<br />

standaarduitgave van deel XXVI van de<br />

Cyclopaedia 917 bladzijden bevat, is er ook een<br />

exemplaar met 921 bladzijden. Op de vier extra<br />

bladzijden staat het lemma over Uqbar. Borges<br />

vertelt dat hij en zijn collega Bioy Casares<br />

zorgvuldig lazen maar dat zij onder het strenge<br />

proza een fundamentele vaagheid bespeurden.


Het leek of de grenzen van Uqbar precies<br />

aangegeven werden, maar van de veertien namen<br />

van plaatsen en rivieren die erin voorkwamen<br />

herkenden ze er maar drie. “Die avond<br />

bezochten we de Nationale Bibliotheek.<br />

Vergeefs bogen we ons over atlassen, catalogi,<br />

jaarboeken van aardrijkskundige gezelschappen,<br />

memoires van reizigers en geschiedschrijvers:<br />

niemand was ooit in Uqbar geweest.” Later vindt<br />

Borges een boek in groot-octavo over Uqbar,<br />

Tlön en Orbis Tertius. De kernvraag is: Wie<br />

hebben Tlön bedacht?<br />

“Hume heeft voor altijd opgemerkt dat<br />

Berkeley’s argumenten niet het geringste<br />

weerwoord toelieten maar evenmin de<br />

geringste overtuigingskracht bezaten. Dit<br />

oordeel is volledig juist als we het toepassen<br />

op de aarde, maar volledig onjuist bij Tlön.<br />

De volkeren van die planeet zijn – van<br />

nature – idealistisch. Hun taal en de<br />

afleidingen van hun taal – hun godsdienst,<br />

letteren, metafysica – vooronderstellen het<br />

idealisme.”<br />

“Er zijn geen zelfstandige naamwoorden in<br />

de veronderstelde Ursprache van Tlön.”<br />

In Tlön spreekt men schande van het<br />

materialisme. Een aartsketter uit de elfde eeuw<br />

bedacht het sofisme van de negen munten,<br />

waarmee hij de continuïteit van de materiële<br />

werkelijkheid tracht aan te tonen:<br />

“Dinsdag steekt X een verlaten weg over en<br />

verliest negen koperen munten. Donderdag<br />

vindt Y op de weg vier munten die een<br />

beetje verroest zijn door de regen van<br />

woensdag. Vrijdag ontdekt Z drie munten<br />

op de weg. Vrijdagmorgen vindt X twee<br />

munten in de gang van zijn huis. .. Het is<br />

absurd (stelde hij) van de veronderstelling<br />

uit te gaan dat vier van de munten niet<br />

hebben bestaan tussen dinsdag en<br />

donderdag, drie tussen dinsdag en<br />

vrijdagmiddag, twee tussen dinsdag en<br />

vrijdagochtend. Het is logisch te denken dat<br />

ze – al is het op een geheime wijze die het<br />

menselijk begrip te boven gaat – op alle<br />

momenten binnen die drie tijdsbestekken<br />

hebben bestaan.”<br />

De taal van Tlön verzette zich ertegen die<br />

paradox te verwoorden; de meesten begrepen<br />

hem niet eens. De verdedigers van het gezonde<br />

verstand zeiden dat de werkwoorden vinden en<br />

verliezen een petitio principii inhielden omdat ze<br />

de identiteit van de eerste negen en de laatste<br />

negen munten veronderstelden. Ze herinnerden<br />

eraan dat ieder zelfstandig naamwoord slechts<br />

een metaforische waarde heeft. Ze legden uit dat<br />

gelijkheid iets anders is dan identiteit. En<br />

“ze formuleerden een soort reductio ad<br />

absurdum, ofte wel het hypothetische geval<br />

van negen mannen die in negen<br />

achtereenvolgende nachten hevige pijn<br />

lijden. Zou het niet belachelijk zijn – luidde<br />

hun vraag – het te doen voorstellen dat die<br />

pijn hetzelfde is?”<br />

Eeuwen idealisme hebben niet nagelaten invloed<br />

op de werkelijkheid uit te oefenen. In de oudste<br />

streken van Tlön komt de verdubbeling van<br />

verloren voorwerpen voor. De dingen<br />

verdubbelen in Tlön; ook hebben ze de neiging<br />

te vervagen wanneer de mensen deze vergeten.<br />

Borges verwijst naar de werelden van Meinong,<br />

die hij vermoedelijk kende door het werk van<br />

Russell. De cultuur van Tlön kent maar één tak<br />

van wetenschap: de psychologie.<br />

Wat is een fundamentele vaagheid, waarover<br />

Borges spreekt aan het begin van zijn verhaal?<br />

Betekent deze vaagheid dat onbepaald is waar de<br />

namen naar verwijzen? Hoe denken mensen in<br />

een taal die geen zelfstandige naamwoorden<br />

kent? Wat is common sense in een idealistische<br />

wereld? Een heerlijke hoeveelheid filosofische<br />

vragen worden door Borges’ werk aangestipt.<br />

Wie wil er na het lezen van Borges niet meer<br />

weten over paradoxen, Meinong en Berkeley,<br />

maar vooral, wie wil er dan niet weten wat een<br />

vraag nu precies tot een filosofische vraag<br />

maakt?<br />

De Bezige Bij geeft het werk van Borges uit<br />

in de vertaling van Barber van de Pol. Ik<br />

heb de vijfdelige cassette gebruikt, die een<br />

paar jaar geleden voor 25 euro in de<br />

boekhandel lag. Destijds waren Borges’<br />

verhalen te vinden in de bundels ‘De Zahir’<br />

en ‘De Aleph’.<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [15]


VAN BAYREUTH TOT BIDDINGHUIZEN<br />

EEN MARS TEGEN HET MUZIEKRELATIVISME<br />

Menno Boogaard en Sam Krelage<br />

Inleiding<br />

Twee jaar geleden gebeurde er op het befaamde<br />

popfestival van Glastonbury in Engeland iets<br />

bijzonders. Niet al te lang voor het nu al<br />

legendarische optreden van Muse (toen op zijn<br />

voorlopige artistieke hoogtepunt) stond er een<br />

onverwachte support act op hetzelfde podium en<br />

voor hetzelfde publiek: een orkest dat de derde<br />

akte van Wagners opera Die Walküre uitvoerde.<br />

Je zou denken dat een dergelijk zware dosis<br />

klassieke muziek de Muse-fans en andere<br />

aanwezige festivalgangers schreeuwend weg had<br />

moeten jagen. De combinatie van hoog<br />

romantische negentiende-eeuwse opera met emorock<br />

bleek echter verbazend goed te werken. The<br />

Guardian sprak de dag erop al van Wagner als<br />

“our new rock and roll”.<br />

Wat Muse is voor een hedendaagse<br />

festivalganger op Glastonbury of Lowlands, dat<br />

was Wagner voor de jonge Friedrich Nietzsche.<br />

Deze vergelijking klinkt misschien opmerkelijk,<br />

Nietzsche had er waarschijnlijk geen problemen<br />

mee gehad. Zijn profeet, Schopenhauer, leerde<br />

hem immers dat alle muziek een uitdrukking of<br />

‘kopie’ was van de Wil. (Je weet wel, die ‘Wil’ die<br />

Schopenhauer in De Wereld als Wil en Voorstelling<br />

postuleerde als grondslag van de fenomenale<br />

werkelijkheid.) De scheiding van popmuziek en<br />

klassiek vinden wij bijna fundamenteel, maar zou<br />

voor Nietzsche waarschijnlijk van ondergeschikt<br />

belang zijn geweest. Muziek handelde volgens<br />

hem niet alleen over de essentie van de wereld,<br />

zij was bovendien als zodanig universeel<br />

toegankelijk: iedereen is in principe ook in staat<br />

om die diepere lading in de muziek terug te<br />

vinden.<br />

Onder musici is, al of niet onder invloed van<br />

een dergelijke opvattingen, de gedachte aan<br />

muziek als universele taal zoiets als een<br />

gemeenplaats geworden. In de huidige<br />

pluralistische cultuur brengt hun muziek dan<br />

tenminste nog iets gemeenschappelijks tot<br />

uitdrukking. Hedendaagse filosofen protesteren<br />

hiertegen, omdat ze er genoegen in scheppen om<br />

ons zulke troostrijke gedachten te ontnemen.<br />

Volgens hen is het alleen al een illusie dat<br />

[16] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

muziek voor iedereen hetzelfde klinkt. Zij weten<br />

beter, want zij zijn muziekrelativisten.<br />

Muziekrelativisme<br />

Waarschijnlijk heb je het argument dat we zodra<br />

gaan behandelen wel eens gehoord. Het is een<br />

redenering die onder filosofen tegenwoordig<br />

algemeen in oploop is, en wordt ingezet om<br />

bepaalde relativistische stellingen stand te doen<br />

houden. Als iemand tegenwerpt dat onze<br />

zintuigen toch een objectieve grond geven<br />

waarop mensen uit verschillende paradigmata<br />

elkaar kunnen ontmoeten, weert de relativist zich<br />

met de bewering dat er geen waardevrije<br />

waarneming bestaat.<br />

Er zijn namelijk culturen die gebruik maken<br />

van een ander toonsysteem dan de onze. In de<br />

Arabische toonladder, bijvoorbeeld, bevinden de<br />

twee voorlaatste noten zich een stuk lager dan<br />

wij zouden verwachten. In de Griekse muziek<br />

van de Oudheid onderscheidde men naast hele<br />

en halve noten zelfs kwarttonen. Ook<br />

traditionele Chinese muziek schijnt een ander<br />

notenstelsel te gebruiken. Het opmerkelijke is<br />

nu: die Arabische muziek klinkt voor ons lelijk,<br />

en we kunnen hem niet leren waarderen. En de<br />

kwarttonen, die de Grieken onderscheidden,<br />

kunnen wij niet eens meer horen. Sterker nog,<br />

we kunnen ze ook niet leren horen. Dat komt<br />

omdat de westerse notenbalk ons met de<br />

paplepel is ingegoten. En nu we daar eenmaal<br />

aan gewend zijn, zitten we vast aan deze indeling<br />

van de tonen. Als je uit een andere cultuur komt,<br />

hoor je muziek anders.<br />

Wij hebben dit argument het<br />

‘muziekrelativisme’ genoemd, en het moge<br />

inmiddels duidelijk zijn waarom. Muzikale<br />

appreciatie is volgens deze beweringen zo sterk<br />

afhankelijk van cultuur, dat dezelfde muziek<br />

aanhangers van verschillende notenstelsels<br />

anders in de oren klinkt. De waarnemingen van<br />

de gehoorzin vormen dus geen gedeelde grond<br />

waarop culturen vergeleken kunnen worden. Er<br />

is sprake van incommensurabiliteit op zintuiglijk<br />

niveau.<br />

Dat komt bij de meeste mensen aan als een<br />

bom. Toch getuigt dit argument van onkunde


omtrent de manier waarop mensen in<br />

werkelijkheid muziek maken en beluisteren. Tijd<br />

voor ons om u te verlichten.<br />

Wetenschappelijke en filosofische<br />

onderbouwing<br />

De muziekrelativist, die wij hierboven<br />

aanvoerden, heeft het over verschillende, al dan<br />

niet verenigbare notenstelsels. Het toonsysteem<br />

waarin muziek gecomponeerd is geeft niet veel<br />

meer dan de bouwstenen voor het stuk. De<br />

patronen en structuren die in het bouwwerk naar<br />

voren treden zijn echter veel belangrijker voor<br />

de appreciatie van muziek. Laten we beginnen<br />

met enkele opmerkelijke eigenschappen van die<br />

patronen.<br />

In 1993 onderzocht men of het luisteren<br />

naar bepaalde soorten muziek invloed heeft op<br />

onze intelligentie. Tijdens het luisteren naar<br />

Mozart bleek er bij de proefpersonen een<br />

significante stijging op te treden van het<br />

ruimtelijk IQ, en deze verhoogde intelligentie<br />

hield nog geruime tijd daarna aan. Dit fenomeen<br />

gaat sindsdien door het leven als het Mozart-effect.<br />

Later onderzoek bracht aan het licht dat als<br />

muziek in ons een bepaalde cognitieve of<br />

emotionele reactie teweeg brengt, de patronen in<br />

die muziek overeenstemmen met patronen in<br />

onze hersenactiviteit. Die hersenactiviteit heeft<br />

daarbij niet specifiek iets met het luisteren naar<br />

muziek te maken, het zijn de patronen van<br />

normale cognitieve handelingen en emotionele<br />

responsen.<br />

Deze resultaten zijn in harmonie met<br />

verschillende muziekfilosofische theorieën die in<br />

de loop van de afgelopen honderd jaar zijn<br />

ontwikkeld. Ernest Ansermet bedacht op basis<br />

van het wijsgerig bewustzijnsonderzoek van<br />

Husserl de muziekfenomenologie. Zijn ingang<br />

verschilt weliswaar radicaal met die van het<br />

neurologisch onderzoek dat we eerder<br />

aanhaalden, toch is er een interessante<br />

overeenkomst in hun resultaten. Ansermet zegt<br />

dat de basisfenomenen van het muzikale<br />

bewustzijn identiek zijn met de basisfenomenen<br />

van ons bewustzijn überhaupt. Of,<br />

fenomenologisch gezegd, muzikale fenomenen<br />

zijn identiek met de verschijnselen “die am<br />

Ursprung aller Grundstimmungen des Menschen in<br />

seiner Bezeihung zur Welt und zur menschlichen<br />

Gesellschaft stehen.” Het muzikale bewustzijn<br />

berust volgens Ansermet volledig op onze<br />

rationele en emotionele activiteit.<br />

Voor wie dit te vaag is, is er de op de vroege<br />

Wittgenstein gebaseerde muziekfilosofie van<br />

Suzanne Langer. Voor de Wittgenstein van de<br />

Tractatus werkt taal als een beeld van de<br />

werkelijkheid, omdat beiden formeel en<br />

structureel overeenkomen. Langer zegt, in het<br />

verlengde hiervan, dat de structuren die we in de<br />

muziek horen ‘isomorf’ zijn met<br />

gevoelspatronen: “Music can only reflect the<br />

morphology of feeling”. Deze overeenkonst in vorm<br />

ligt aan de basis van het feit dat we betekenis aan<br />

muziek toekennen. Iets vergelijkbaars is door<br />

ene Carroll Pratt geformuleerd in een in de<br />

muziekfilosofie befaamde frase: “Music sounds the<br />

way moods feel.”<br />

In onze respons op muziek worden wij dus<br />

vooral geleid door de patronen ervan, omdat wij<br />

daar de patronen van ons eigen denken en<br />

voelen in herkennen. Of de muziek geschreven<br />

is volgens een alternatieve toonladder, is op dat<br />

vlak volstrekt irrelevant. Op het eerste gehoor<br />

klinkt een Arabische elegie misschien vals,<br />

omdat de instrumenten op een afwijkende<br />

manier gestemd zijn, je kunt hem vanwege zijn<br />

ritmische en melodische structuur wel degelijk<br />

herkennen als klaagzang.<br />

Tussen verschillende muziekculturen en<br />

tussen verschillende genres binnen één cultuur,<br />

vertonen deze structuren van ritme en wijze een<br />

opmerkelijke overeenstemming. Zo vinden wij<br />

in de Indiase muziek de zogenaamde ‘heroïsche<br />

raga’, die moed en weerbaarheid in de luisteraar<br />

moet aanwakkeren. In deze raga kunnen we<br />

ritmische patronen aanwijzen die angstaanjagend<br />

veel lijken op de ritmen in de polonaises van<br />

Chopin. En die ‘poolse dansen’ zijn geen<br />

carnavalsmuziek, het zijn oorlogswalsen, die<br />

werden gecomponeerd in de tijd dat het Poolse<br />

volk zich moest verzetten tegen een invasie van<br />

de Russen.<br />

Wij kunnen met dit materiaal in handen<br />

misschien beter begrijpen waarom de fans van<br />

Muse niet gillend wegliepen bij Wagner. Niet<br />

alleen bracht die muziek hen, zoals Nietzsche<br />

dat geformuleerd zou hebben, in dezelfde<br />

dionysische vervoering. Meer concreet<br />

herkenden zij in de opera waarschijnlijk dezelfde<br />

muzikale gestes en gevoelspatronen als die hun<br />

vertrouwd waren van Matthew Bellamy en de<br />

zijnen.<br />

Blootstelling en gewenning<br />

Het is onmogelijk om in je latere leven een taal<br />

even vloeiend te leren spreken als je moedertaal.<br />

Daar staat tegenover dat zelfs het domste kind<br />

de taal waarin hij geboren wordt cadeau krijgt.<br />

Het hoeft geen moeite te doen om zijn<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [17]


moederspraak te leren en te spreken zonder de<br />

minste hapering. Muziek waarderen, zeiden we,<br />

lijkt echter meer op een soort van herkenning.<br />

Daarom is het leren waarderen van een<br />

muziekgenre iets heel anders dan het leren van je<br />

moedertaal. Hoewel onze eerste kennismaking<br />

met muziek tamelijk ongemerkt was (op schoot<br />

bij onze respectievelijke moeders, die dan<br />

‘Dikkertje Dap zat op de trap’ zongen) kost het<br />

wel degelijk veel moeite en tijd om een<br />

muziekcultuur machtig te worden. Dat betekent<br />

ook dat we elk soort muziek in principe kunnen<br />

leren waarderen, ook later in ons leven. Want<br />

een taal krijgen we gratis, maar zitten er daarna<br />

aan vast. Appreciatie voor een bepaald soort<br />

muziek krijgen we niet gratis, en daarom zitten<br />

we ook niet aan één muziekcultuur vast.<br />

Om aan te tonen dat je ook buitenissige<br />

muziekgenres als traditionele Chinese muziek,<br />

klassiek of (ik noem maar een zijstraat) symphorock<br />

aan kunt leren, zullen we beroep moeten<br />

doen op een ervaringsargument. Eigen ervaring<br />

blijft nog steeds een van de zekerste peilers om<br />

je argumenten op te bouwen. De constructies<br />

van wetenschap en filosofie uit de vorige<br />

paragraaf hebben we hier even achter ons<br />

gelaten. Als je echter de ervaring die wij zodra<br />

zullen beschrijven niet herkent, dan gaat het<br />

betoog volledig langs je heen. Het is niet anders.<br />

Toch kent iedereen die zijn smaak op het gebied<br />

van muziek heeft ontwikkeld het volgende<br />

fenomeen.<br />

Als je voor het eerst Muse hoort, begrijp je<br />

er nog niets van (tenzij je toevallig bekend bent<br />

met Wagner, maar dat terzijde). Muziek uit een<br />

genre dat nieuw voor je is staat je in het begin<br />

vaak nog tegen. Meestal laat je die muziek dan<br />

liggen en ga je op zoek naar iets anders. Vroeg of<br />

laat kom je dingen tegen die je vanzelf wel<br />

bevallen, Ravel’s Bolero of de Pussycat Dolls<br />

misschien. Na een tijdje ben je dat weer zat en ga<br />

je naar iets anders zoeken, maar nu ben je al wel<br />

gewend aan een bepaald genre. Zo kom je op<br />

iets ingewikkeldere artiesten uit dat soort<br />

muziek, en zo raak je stapje voor stapje steeds<br />

meer aan muziek uit dat genre gewend. Zo gaat<br />

steeds meer en meer muziek uit dat genre je<br />

aanspreken. Na verloop van tijd hoor je Muse<br />

weer eens, en plots kun je de muziek die je eerst<br />

niet begreep wel waarderen. Uiteindelijk beland<br />

[18] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

je misschien bij iets echt weirds, zoals de Mars<br />

Volta.<br />

Wat je met het wennen aan een genre in het<br />

groot hebt, keert in het klein terug als je weer<br />

een nieuw muziekstuk uit het genre in handen<br />

krijgt. Een plaat van Deep Purple (de aartsvaders<br />

van de hardrock en daarmee van Muse)<br />

bijvoorbeeld is de eerste paar keer dat je hem<br />

luistert pure herrie. Pas daarna begin je de<br />

harmonieën en melodieën te horen. Bij<br />

moeilijkere artiesten, zoals King Crimson of<br />

Frank Zappa is deze gewenningsperiode nog<br />

langer. Ingewijden in de klassieke muziek<br />

hebben Schoenberg. Zijn composities zijn nog<br />

mateloos veel complexer dan welke popmuziek<br />

dan ook.<br />

Het punt mag duidelijk zijn. Om muziek van<br />

welk bizar genre dan ook te kunnen waarderen,<br />

is gewenning nodig. Deze gewenning is een<br />

langdurig proces en verloopt in kleine stapjes. In<br />

principe kun je echter aan alle muziek leren<br />

wennen, ook als het extreem complex is of<br />

gebruik maakt van een ander toonsysteem.<br />

De muziekrelativist heeft het dus mis als hij<br />

betoogt dat wij sommige klanken niet kunnen<br />

leren horen. Toch heeft hij ook niet helemaal<br />

ongelijk. Het is namelijk ook weer niet zo dat wij<br />

alle muziek die ons oor treft direct waarderen.<br />

We moeten eerst een afstand afleggen, een<br />

afstand van gewenning, om bij die muziek te<br />

kunnen. Maar als we ons eenmaal ergens hebben<br />

genesteld (we zijn van bijvoorbeeld klassieke<br />

muziek of sympho-rock gaan houden), dan zijn<br />

soorten muziek die we nog niet kennen voor ons<br />

verafgelegen en onaantrekkelijk. Er zijn dus geen<br />

afstanden tussen culturen, maar drempels binnen<br />

de wereld van de muziek. Doch over deze<br />

drempels kunnen wij, zij het met moeite, heen<br />

stappen. We zitten niet vast aan één bepaalde<br />

muziekcultuur, maar alle muziek is voor alle<br />

mensen bereikbaar.<br />

Van relativisme is hier dus geen sprake, en<br />

dat klinkt ons als muziek in de oren.<br />

Voor meer documentatie, zie:<br />

Heyermans, E., en Van der Schoot, A. (red.),<br />

Welke taal spreekt de muziek (Damon, 2005)


REACTIE OP ‘DE FILOSOFISCHE<br />

RELEVANTIE VAN HÖLDERLIN’<br />

Hanneke Eggels<br />

Aan de <strong>Thauma</strong>redactie,<br />

Hölderlins' 'Haelfte des Lebens'<br />

'Mit gelben Birnen haenget<br />

Und voll mit wilden Rosen<br />

Das Land in den See,'<br />

wekt de bevreemding op van <strong>Thauma</strong>redacteur<br />

Klaassen. “Peren zijn over het algemeen rijp in<br />

de herfst, terwijl rozen in de zomer bloeien. Het<br />

zal de bereisde Hölderlin niet meegevallen zijn<br />

een eiland te vinden met tegelijkertijd gele peren<br />

en bloeiende rozen,” schrijf zij.<br />

Het is elke augustusmaand - de maand van de<br />

wilde rozen en kweeperen - heerlijk om vanaf<br />

het terras van mijn koetshuis de<br />

prachtige bomen met grote gele peren te zien en<br />

de geur ervan op te snuiven. De kweeperen, de<br />

vruchten van de adel, waar onze baronnesse jam<br />

van maakt, en die ook wel op 17e eeuwse<br />

panelen van Adriaan Coorte te bewonderen zijn,<br />

zijn voor een bereisde dichter als Hölderlin -<br />

vertrouwd met adellijke behuizingen -<br />

gewoongoed. Hölderlin schreef dus precies op<br />

wat hij zag.<br />

Paarden... en zwanen hebben, als edele dieren<br />

Hoofden, geen koppen. Hölderlins’ weeklacht<br />

waar hij in de winter bloemen en zonneschijn<br />

vandaan moet halen is een retorische<br />

weekklacht, niet meer en niet minder.<br />

Als je een gedicht wilt interpreteren moet je<br />

gewoon goed lezen en allereerst op de hoogte<br />

raken van de intertekstuele achtergronden. Zoals<br />

dus in het geval van de grote gele peren, de<br />

kweeperen dus.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Hanneke Eggels<br />

www.eggels.com<br />

ENKELE MINDER BEKENDE WERKEN VAN<br />

BERUCHTE FILOSOFEN…<br />

Coen Zimmerman<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [19]


RECENSIE DE BELEDIGING<br />

Deborah Klaassen<br />

‘Filosofie in 30 dagen’ lees ik op het zonnige<br />

omslag van een boekje dat niet groter is dan<br />

een bouquetteroman. De ondertitel: ‘Leer<br />

binnen een maand alles wat je moet weten<br />

over filosofie.’ Een máánd? En daar doe ik<br />

vier, vijf jaar over?<br />

Ik voel me beledigd en ga direct in de aanval.<br />

Wat denkt die Janicaud wel? Je hóeft niets te<br />

weten over filosofie, dus meneer Janicaud heeft<br />

134 pagina’s teveel volgeschreven. En als je je<br />

dan toch aan de filosofie waagt, volstaat kennis<br />

óver de filosofie niet.<br />

Maar als ik beledigd word – zo zit in nu eenmaal<br />

in elkaar – wil ik precies weten hoe de vork in de<br />

steel zit en hoeveel spaghetti erop past. Daarom<br />

nam ik de lichtblauwe belediging mee naar huis,<br />

schortte mijn oordeel op en las.<br />

Het boek zelf bleek aanzienlijk minder<br />

aanstootgevend dan de omslag. “Het filosofisch<br />

denken belooft je niets en je kunt er geen<br />

rechten aan ontlenen. […] De filosofieleraar is<br />

geen ingewijde die je het heil predikt of een<br />

godswonder belooft. Als hij dat wél doet, moet<br />

je hem wantrouwen!” Tot zover de eerste les.<br />

Om niet ten prooi te vallen aan goeroes<br />

hebben wij een kritische geest nodig. Sowieso is<br />

die voor ons van fundamenteel belang. Maar het<br />

is niet filosofisch om te denken dat wij superieur<br />

zijn aan volkeren of beschavingen waarbij het<br />

ontwikkelen van een kritische geest algemeen als<br />

ongepast zou worden afgekeurd, als het zich<br />

voor zou doen. En, zo besluit les drie, met alleen<br />

een kritische geest ben je nog geen filosoof.<br />

Bij les zes, die verhaalt over het filosofische<br />

gehalte van een cafédiscussie over de<br />

schoonheid van Marilyn Monroe, begin ik te<br />

twijfelen aan de titel van het boekje. Stel dat je<br />

een boek moet schrijven waar alles in staat wat je<br />

moet weten over filosofie, en je hebt 30<br />

hoofdstukjes tot je beschikking. Lijkt het je dan<br />

wijs om een hele les te besteden aan de mening<br />

van je vriendin Judie? Misschien uit<br />

baldadigheid, omdat het een onhaalbare<br />

opdracht is, maar dat lijkt me hier niet de reden.<br />

Ik blader – nu pas – naar de copyrights voorin<br />

en staar ongelovig naar de oorspronkelijke titel:<br />

Les bonheurs de sophie. Une initiation à la philosophie<br />

[20] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

en 30 mini-leçons. ‘Leer alles wat je moet weten<br />

over filosofie’, als vertaling van ‘une initiation à la<br />

philosophie’? Ik zou hier graag nadrukken<br />

aanbrengen, maar kan niet kiezen waar. Het is<br />

helemaal, hélemaal verkeerd! Dat de vertaler,<br />

Théo Buckinx, of de uitgeverij, Bert Bakker, de<br />

lezer wijsmaakt dat de 30 minilessen binnen een<br />

maand geconsumeerd dienen te worden lijkt<br />

nauwelijks een misdrijf, zo schrijlings geplaatst<br />

naast deze totale misvatting van het hele boek.<br />

Wat denkt die Buckinx wel? Hij ‘vertaalde’<br />

de tekst niet alleen, maar voorzag het ook van<br />

een woord vooraf. Een citaatje van Kant, een<br />

citaatje van Plato en een belachelijke<br />

samenvatting: “Dat is wat Filosofie in dertig dagen<br />

ons leert: ons te verwonderen, na te denken,<br />

vragen te stellen, te argumenteren, te filosoferen.<br />

Van moraal tot politiek, van esthetiek tot religie,<br />

van wetenschap tot technologie blijft Filosofie in<br />

dertig dagen verwondering wekken en vragen<br />

stellen. Vragen die je niet kunt beantwoorden<br />

door in een multiplechoicetoets hokjes aan te<br />

kruisen.” Is dit plagiaat uit een studiegids of<br />

verbeeld ik me dat maar?<br />

En alsof hij niet al genoeg schade heeft<br />

gedaan gaat Buckinx vrolijk verder door<br />

Janicaud in verband te brengen met “de door de<br />

Nederlandse minister van Onderwijs op gang<br />

gebrachte discussie tussen aanhangers van het<br />

scheppingsverhaal en voorstanders van de<br />

evolutietheorie”.<br />

De vork blijkt los aan de steel te hangen en<br />

de spaghetti glijdt op mijn boekje. Voor ik het<br />

dichtvouw en in de vuilnisbak laat vallen lees ik<br />

nog net de laatste zin van het voorwoord: “Het<br />

zal dan ook zeker zijn weg naar tal van lezers<br />

weten te vinden.” De Franse tekst, ja, al is het<br />

maar omdat ik benieuwd ben wat er schuil gaat<br />

achter de strontsluiers van Buckinx.<br />

Titel: Filosofie in 30 dagen, Leer binnen een<br />

maand alles wat je moet weten over filosofie<br />

Auteur: Dominique Janicaud<br />

Uitgeverij: Bert Bakker<br />

Gedrukt: 2005<br />

Isbn: 9035128966


MARTHA NUSSBAUM<br />

Judith van Werkhoven<br />

Veel filosofen, waaronder Plato, Epicurus,<br />

Locke en Kant, zagen emoties als oordelen die<br />

rationeel inzicht verhinderen. Hierdoor zouden<br />

emoties het bereiken van het goede leven in de<br />

weg staan. Kant zag emoties als blinde krachten.<br />

Het ondergaan van emoties impliceerde volgens<br />

Kant passiviteit, en hierdoor ontbreekt het de<br />

mens aan controle. De Stoïcijnen meenden dat<br />

emoties nauw verbonden zijn met oordelen over<br />

de waarde van een object. Maar ook door hen<br />

werden emoties als irrationeel afgedaan. Door<br />

emoties hechten mensen zich aan externe<br />

objecten waar zij geen enkele vat op hebben.<br />

Hierdoor is het leven onvoorspelbaar. Terwijl<br />

het goede leven volgens de Stoïcijnen een<br />

gelijkmatig leven was.<br />

De laatste decennia wordt vaker een<br />

cognitieve opvatting van emoties aangehangen.<br />

Steeds meer filosofen en psychologen<br />

verdedigen deze positie. De cognitieve theorieën<br />

proberen een verband te leggen tussen emoties<br />

en cognitief inzicht. Hiermee wordt er gebroken<br />

met de traditionele tegenstelling tussen emotie<br />

en ratio. Martha Nussbaum is een vertegenwoordiger<br />

van de cognitieve opvatting van<br />

emoties.<br />

Martha Nussbaum is geboren in 1947.<br />

Momenteel is zij hoogleraar recht en ethiek aan<br />

de Universiteit van Chicago. Ze studeerde<br />

klassieke talen aan de Universiteit van New York<br />

en filosofie aan Harvard. In 1975 behaalde<br />

Nussbaum aan Harvard haar Ph.D. met een<br />

studie over De motu animalium van Aristoteles.<br />

Van 1975 tot 1983 gaf zij aan Harvard les in<br />

filosofie en klassieke talen. In 1984 verliet ze<br />

Harvard en ging ze werken aan de Brown<br />

Universiteit in Boston. Ze werd daar na enige<br />

jaren benoemd tot hoogleraar filosofie, klassieke<br />

talen en vergelijkende literatuurwetenschappen.<br />

Martha Nussbaum werd vooral bekend toen<br />

haar boek The fragility of goodness. Luck and ethics in<br />

Greek tragedy and philosophy verscheen. In dit boek<br />

staat de rol van emoties centraal. Er worden ook<br />

veel andere thema’s behandeld. Tal van deze<br />

thema’s komen in latere werken terug.<br />

Cognitieve emotietheoretici, zoals Martha<br />

Nussbaum, maken een onderscheid tussen<br />

driften, zoals honger en dorst, en emoties zoals<br />

angst of liefde. Alleen de emoties zijn op een<br />

specifiek (extern) object<br />

gericht. Ook zijn<br />

emoties over het object nauw verbonden met de<br />

cognitieve opvatting die de waarnemer van het<br />

object heeft. Sommige emotietheorieën stellen<br />

dat een noodzakelijke voorwaarde voor het<br />

ervaren van emotie deze cognitieve opvattingen<br />

zijn. Emoties zijn indicatoren voor de waarde die<br />

we hechten aan mensen, zaken en dingen die<br />

buiten ons liggen. Emoties maken ook duidelijk<br />

hoe wij van deze externe dingen afhankelijk zijn.<br />

Deze opvatting lijkt op de Stoïcijnse opvatting.<br />

Martha Nussbaum vindt echter dat we deze<br />

indicatoren juist niet moeten verwerpen, maar<br />

dat deze noodzakelijk zijn voor ons oordelen.<br />

Martha Nussbaum brengt de cognitieve<br />

theorieën over emotie in verband met de vraag<br />

“hoe moeten wij goed leven?” Volgens haar is<br />

zonder emotie het menselijke leven niet meer<br />

mogelijk. Afhankelijkheid en kwetsbaarheid zijn<br />

volgens haar belangrijk om goed te kunnen<br />

leven. Martha Nussbaum maakt echter wel een<br />

onderscheid tussen verschillende emoties, zij ziet<br />

niet alle emoties als even waardig. Bovendien<br />

acht zij het noodzakelijk dat er gereflecteerd<br />

wordt op de achtergrond en houdbaarheid van<br />

emoties. Emoties dragen niet automatisch bij aan<br />

het goede leven.<br />

Het thema emotie is slechts een van de<br />

velen thema’s die Martha Nussbaum in haar<br />

werk behandelt. Toch lijkt dit thema altijd<br />

overheersend te zijn in haar werk. Nussbaum<br />

heeft ook geschreven over het tragische karakter<br />

van het goede leven, het praktische karakter van<br />

de filosofie, de rol die filosofie samen met<br />

literatuur speelt in de opvoeding van een kind en<br />

het belang van stijl binnen de filosofie waarbij<br />

gekeken wordt naar de literatuurwetenschappen.<br />

Ze is erg geïnteresseerd in recht en politiek. In<br />

later werk zoals "Poetic Justice. The literary<br />

imagination and the public life" (1995) brengt zij<br />

haar interesses voor emotie, literatuur en recht<br />

samen.<br />

Bron: Nussbaum, M., Wat liefde weet,<br />

(vertaald uit het Engels door Frans van<br />

Zetten; Muntinga Amsterdam, 2002.)<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [21]


ERLÄUTERUNG VAN DE PUSSYCAT<br />

DOLLS – ‘BEEP’<br />

Sam Krelage<br />

De vorige editie van de <strong>Thauma</strong> stond vol met<br />

erläuterungen, en het zijn altijd weer gedichten van<br />

Hölderlin die er aan moeten geloven. In mijn<br />

erläuterung van Muse claimde ik dat je door deze<br />

oude meuk te bestuderen geen zier wijzer wordt<br />

aangaande wat er in onze tijd speelt. Daarvoor<br />

moet je juist niet de hoge cultuur bestuderen,<br />

maar popmuziek.<br />

Heel Gallië? Nee, niet alle popmuziek achtte<br />

ik geschikt om de toestand van onze cultuur aan<br />

af te lezen. “De meeste popliedjes laten zich<br />

maar al te makkelijk uitleggen in termen van het<br />

hedonisme,” zei ik toen. Nu zie ik in dat dat een<br />

enorme fout was. Want als de tendens tot<br />

genotszoekerij zo overheersend is, is dat dan niet<br />

precies datgene wat er nu gebeurt? Daarom<br />

moeten we ons niet ingraven in alternatieve<br />

rock, dat is nog veel te elitaristisch. We moeten<br />

opklimmen in de hitlijsten om uit te komen bij<br />

de lichtste muziek die daar boven komt drijven.<br />

Om mijn zonden uit het verleden recht te zetten<br />

presenteer ik u dus vandaag: the Pussycat Dolls met<br />

Beep, een wereldwijde hit. Ze maakten deze in<br />

samenwerking met Will.I.Am van de Black Eyed<br />

Peas, die de plaat ook produceerde.<br />

Muziek<br />

Will.I.Am mag dan ook de reden zijn waarom dit<br />

<strong>nummer</strong> toch zo verbazend goed ik elkaar zit.<br />

De sample van strijkers waar de plaat mee begint<br />

en die ook in de rest van de track regelmatig<br />

terug komt, is afkomstig van Evil Woman, een<br />

single van ELO. Dat is, voor de niet-ingewijden,<br />

the Electric Light Orchestra, een vroege en<br />

uiterst invloedrijke electroband die synthesizermuziek<br />

mengde met de klanken van klassieke<br />

instrumenten. Will heeft de sample aangekleed in<br />

een hip-pop jasje zodat het melodietje snel in je<br />

kop blijft hangen. Hij voegde nog een gimmick<br />

toe aan de plaat: aan het eind van elke regel uit<br />

het refrein is een woord ‘weggepiept’. Bij deze<br />

muziek is echter vooral de clip belangrijk. De<br />

Pussycat Dolls zijn immers bedoeld om naar te<br />

kijken, toch? Dus doe even lekker plat, zet je TV<br />

op the Box en vraag hem aan. Kijk dan vooral<br />

goed naar wat de Dolls doen op het moment dat<br />

je zo’n ‘piepje’ hoort. In de tekst heb ik ze<br />

aangegeven met sterretjes.<br />

[22] THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1<br />

De single ‘Beep’ van The Pussycat Dolls<br />

Will.I.Am<br />

It's funny how a man only thinks about the ***<br />

You got a real big heart, but I'm looking your ***<br />

You got real big brains, but I'm looking at your ***<br />

Girl, there ain't no pain in me looking at your ***<br />

De Pussycat Doll<br />

I don't give a ***<br />

Keep looking at my ***<br />

'Cause it don't mean a thing if you're looking at my ***<br />

I'm a do my thing while you're playing with your ***<br />

Ha, ha-ha, ha-ha, ha-ha<br />

Refrein<br />

Het refrein is een duetje tussen Will.I.Am en een<br />

Pussycat, die beiden iets anders te vertellen<br />

hebben. Laten we ze dus goed onderscheiden,<br />

te beginnen bij Will. Een man, zegt hij<br />

generaliserend, denkt alleen aan ***. Het woord<br />

waarvan we daarbij direct het gewicht moeten<br />

voelen is only. Dat is in zekere zin ook een<br />

generalisatie, want het sluit al het andere dan ***<br />

uit. Wat ‘***’ is kan pas duidelijk worden als we<br />

de rest van de tekst hebben gelezen. In de<br />

tweede regel wordt de *** in contrast gezet met<br />

een ‘groot hart’, in de derde met een ‘groot<br />

brein’. Bovendien komen we er achter dat je de<br />

*** kunt zien. Hart en hersenen zijn organen die<br />

traditioneel symbool staan voor iets dat je juist<br />

niet kunt zien, namelijk de gevoelens en


gedachten. De Pussycat Doll heeft, zegt hij, vast<br />

wel een diep gevoelsleven en een interessante<br />

persoonlijkheid. In het geval van de Pussycat<br />

Dolls kun je het oneens zijn met Will, maar denk<br />

er aan: hij spreekt generaliserend. Onder<br />

vrouwen in het algemeen zijn er zat gevoelig en<br />

slim. Maar “it’s funny”, begint Will. Hart en<br />

hersens zijn eigenschappen van een vrouw waar<br />

je op kunt vallen, maar er is iets raars aan de<br />

hand: Will heeft alleen maar oog voor haar<br />

lichaam, het zichtbare aan een vrouw.<br />

Uit de vorige erläuterung herinneren we ons<br />

nog dat Muse kampte met een zelfde gevoel: het<br />

onvermogen liefde te voelen en te blijven steken<br />

in lust. Will.I.Am laat die pijn echter niet toch<br />

zich toe. Want net als hij zich deze tekortkoming<br />

bijna beseft, probeert hij zijn meisje ervan te<br />

overtuigen dat het helemaal niet erg is dat hij<br />

alleen oog heeft voor haar lijf.<br />

Nu komt de Pussycat Doll aan het woord,<br />

maar het blijkt dat ze helemaal niet overtuigd<br />

hoeft te worden. Ze geeft er geen fluit om of hij<br />

naar haar lichaam kijkt, maar ze maakt ook<br />

duidelijk dat ze niet op zijn avances in zal gaan.<br />

Want zij gaat haar gang terwijl hij met zichzelf<br />

mag blijven spelen. Onder welke voorwaarden<br />

ze zijn ‘romantische’ verzoek wel in zou willigen,<br />

laat ze verder niet los. Waarschijnlijk speelt ze<br />

The Pussycat Dolls<br />

gewoon hard-to-get, en maakt zich zo nog<br />

begerenswaardiger.<br />

Conclusie<br />

Het is ondertussen wel duidelijk wat er steeds op<br />

de plaats van de *** moet staan. Als er op radio<br />

of TV iets weggepiept wordt, is dat steevast een<br />

obscene term. En die kan ook steeds op de ***<br />

worden ingevuld. Wij hebben gevonden dat ze<br />

hier staan voor het lichamelijke aan de liefde. Ik<br />

stel het nu wel tot mijn conclusie uit om dit te<br />

zeggen, maar het is voor de beluisteraar van de<br />

Pussycat Dolls al na één keer horen al duidelijk.<br />

De tekst is ongeveer even weinig verhullend als<br />

de stoeipakjes van de dames. En niet alleen de<br />

tekst, ook de muziek is opzwepend, evenals de<br />

dansjes en natuurlijk de Dolls zelf. Heel dit<br />

<strong>nummer</strong> gaat over seks, maar het mag niet<br />

gezegd worden!<br />

Zo hoeft er net geen sticker ‘parental advisory:<br />

explicit content’ op de cd-hoes, maar het uiterste<br />

van impliciteit is hier wel bereikt. Will kan het<br />

hoofd of hart van zijn Doll niet beminnen. Toch<br />

moet Will, zelfs als hij zijn Pussycat er van wil<br />

overtuigen dat dat helemaal niet erg is, spreken<br />

in een omfloerste taal. Seks heeft die minimale<br />

verhulling dus nog nodig. Liefde tot hoofd en<br />

hart verwisselen voor puur lichamelijk verlangen<br />

is dus toch niet geheel pijnloos.<br />

THAUMA <strong>2006</strong>-<strong>2007</strong> NUMMER 1 [23]

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!