You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
COLOFON<br />
<strong>Thauma</strong><br />
Blad voor de Faculteit der Wijsbegeerte,<br />
Universiteit Leiden<br />
Postadres<br />
Faculteit der Wijsbegeerte<br />
Postbus 9515<br />
2300 RA Leiden<br />
o.v.v ‘<strong>Thauma</strong>’<br />
Internet<br />
www.filosofie.leidenuniv.nl<br />
Redactie<br />
Jasper Doomen, Deborah Klaassen,<br />
Hans-Peter van Burg, Eveline van Trigt,<br />
Gerard Visser<br />
Aan dit <strong>nummer</strong> werkten mee<br />
Thomas Brouwer, Anne ter Horst,<br />
Pauline Kleingeld, Bart Labuschagne,<br />
Symposion, Bruno Verbeek.<br />
Opmaakredactie<br />
Deborah Klaassen<br />
Druk<br />
Labor Vincit, Leiden<br />
Oplage<br />
450<br />
Adreswijzigingen<br />
Gelieve oud en nieuw adres op te geven,<br />
met vermelding van postcodes.<br />
Omslag<br />
Amber van der Sar, Nickie Theunissen,<br />
Hans-Peter van Burg en Deborah<br />
Klaassen<br />
Het logo op de voorzijde van de omslag<br />
is een bewerking van een tetradachme.<br />
Deze munt was in omloop in Athene, in<br />
de eerste bloeitijd van de filosofie (400-<br />
500 v.C).<br />
[1]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Inhoud<br />
ARTIKELEN<br />
Het eerstejaarsweekend ’04 vanuit verschillende<br />
perspectieven,<br />
Anne ter Horst 4<br />
De gevaren van religieuze ontworteling voor de politiek.<br />
Over de religieuze dimensie van politiek en de politieke<br />
dimensie van religie,<br />
Bart Labuschagne 13<br />
RUBRIEKEN<br />
Wist je dat…? 7<br />
Het beslissende boek Gödel, Escher, Bach<br />
of mijn Werdegang zur Philosophie,<br />
Bruno Verbeek 10<br />
Over droogkloten en een ravenzwarte sfeer: een<br />
vraaggesprek met Bas over de perifere kenmerken van de<br />
filosoof,<br />
Thomas Brouwer 8<br />
Filosofie met sociale consequenties. Interview met prof.<br />
dr. Pauline Kleingeld<br />
Hans-Peter van Burg en Deborah Klaassen 18<br />
BOEKBESPREKING<br />
Recensie Freedom evolves, D.C. Dennett,<br />
Jasper Doomen 15
VOORWOORD VAN DE REDACTIE<br />
In deze <strong>Thauma</strong> is er voor elk wat wils, van<br />
de onvolledigheidstelling tot de positie van<br />
de vrouw in de filosofie en van nachtelijke<br />
droppings tot praktische rationaliteit.<br />
Anne van der Horst geeft een indruk van het<br />
eerstejaarsweekend en Thomas Brouwer maakt<br />
duidelijk hoe een filosoof zich kan manifesteren.<br />
Het beslissende boek is ditmaal Gödel, Escher,<br />
Bach, dat op Bruno Verbeek een grote indruk<br />
heeft gemaakt. Bart Labuschagne levert een<br />
boeiende bijdrage over de gevaren van religieuze<br />
ontworteling. De recensie betreft ditmaal<br />
Dennett’s Freedom evolves. Ten slotte vertelt de<br />
nieuwe hoogleraar, Pauline Kleingeld, over haar<br />
wijsgerige belangstelling en haar band met<br />
Leiden.<br />
[2]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Twee nieuwe leden hebben de redactie inmiddels<br />
verrijkt. Deborah Klaassen en Hans-Peter van<br />
Burg. Onze bijzondere dank gaat uit naar<br />
Deborah, die ook de opmaak op zich heeft<br />
genomen. Ondertussen heeft Suzanne de Werd<br />
ons verlaten; we zullen haar organisatietalent en<br />
zeker ook haar waardevolle – kritische – bijdrage<br />
missen.<br />
<strong>Thauma</strong> acht het van belang de met de filosofie<br />
(noodzakelijk) verbonden discussies een podium<br />
te bieden en roept lezers dan ook op te reageren<br />
op geplaatste bijdragen en/of eigen stukken op<br />
te sturen. Het e-mail-adres is<br />
thaumaadres@yahoo.com. <strong>Thauma</strong> heeft ook een<br />
postvakje bij het secretariaat van Wijsbegeerte.
HET EERSTEJAARSWEEKEND ’04 VANUIT<br />
VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN<br />
Anne van der Horst<br />
Vrijdag<br />
1. Anne<br />
Mijn tas is te zwaar. Gelukkig ben ik bijna bij<br />
gebouw 1173, het verzamelpunt. Ik weet nog<br />
steeds niet of ik het grijze gebouwencomplex<br />
met de ronde zuilen en balkons nou erg lelijk<br />
vind, wel vind meevallen, of misschien zelfs op<br />
een bepaalde manier mooi vind. Het weer<br />
vandaag is redelijk goed, voor gebouw 1173 tref<br />
ik wat mensen aan die net als ik weekendtassen<br />
bij zich hebben. Een paar ervan herken ik van de<br />
El Cid-week. Een jongen vraagt zich verbaasd af<br />
wat iedereen hier doet, hij weet kennelijk niks<br />
van het introductieweekend af en is op weg naar<br />
een college moderne wijsbegeerte, dat tot zijn<br />
verbazing niet doorgaat. Had hij maar op<br />
Internet of op de posters moeten kijken. Ik ga<br />
op de grond zitten bij een groepje medereizigers.<br />
Een jongen zegt tegen een meisje dat hij vindt<br />
dat ze leuke balletschoentjes aanheeft. Ik vind<br />
dat ook. Het lijkt me alleen niet praktisch voor<br />
de dropping, die we schijnen te gaan lopen,<br />
zulke dunne schoentjes. Het meisje zegt dat ze<br />
juist lekker lopen. De medereizigers om mij heen<br />
blijken Renske, Bas en Thomas te heten – en<br />
Anke, die kende ik al. Thomas heeft het<br />
weekend mede georganiseerd en is nu een hele<br />
uitleg aan het geven over een reisschema en een<br />
alternatief reisschema. Het komt neer op: lopen,<br />
trein, bus, boot, bus, lopen. Onze bagage zou<br />
voor ons vervoerd worden in een busje, maar<br />
dat gaat helaas niet door. Omdat we uiteindelijk<br />
toch voor het eerste reisschema kiezen, moeten<br />
we nu weg. Ik sta op en begin met mijn bagage<br />
te sjouwen.<br />
2. De zakenman<br />
Net nu ik blij ben dat het eindelijk wat rustiger is<br />
geworden in de trein, komt een groep jongeren<br />
met veel tassen mijn wagon ingelopen. Alle lege<br />
stoelen in dit gedeelte van de wagon zijn in korte<br />
tijd bezet. De jongeren proppen hun bagage weg<br />
onder stoelen en in bagagerekken, kennelijk<br />
hebben ze nog een hele reis voor de boeg. Ze<br />
gaan naar Ameland, op introductiekamp, vang ik<br />
op. In de trein is het haast onmogelijk om<br />
gesprekken van mensen niet af te luisteren. Zo<br />
[3]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
ook het gesprek dat het meisje en de jongen<br />
tegenover me hebben. Het meisje heeft een boek<br />
bij zich over verschillende manieren om dood te<br />
gaan: door verdrinking, door hoogteziekte<br />
enzovoorts. Op een gegeven moment ontdekt<br />
het meisje dat haar fles zonnebrandcrème heeft<br />
gelekt. Haar rode ruitjestas is nu van binnen<br />
besmeurd met witte crème. Omdat het meisje<br />
geen zakdoeken heeft bied ik haar mijn pakje<br />
zakdoeken aan om haar tas schoon te maken.<br />
Dankbaar neemt ze het pakje aan, pakt er één<br />
zakdoek uit en legt het pakje op de tafel bij het<br />
raam. Een paar stations verder moet de groep<br />
jongeren er kennelijk uit. Snel pakt iedereen zijn<br />
spullen in. In haar haast doet het meisje mijn<br />
pakje zakdoeken in haar tas. Ik zeg er niets van,<br />
en zeg haar gedag.<br />
3. De muis<br />
De groep die dit weekend mijn habitat, de oude<br />
kampeerboerderij, komt bevolken, is een redelijk<br />
bonte verzameling mensen. Het zijn filosofiestudenten,<br />
dat verklaart. Muizen zijn niet zo dom<br />
als meestal gedacht wordt. De meeste van deze<br />
studenten zijn nu hun bagage naar de slaapzaal<br />
aan het brengen. Ik sneak er ook heen en zie ze<br />
de stapelbedden opmaken met hun slaapzakken.<br />
Gelukkig maken ze geen ruzie over wie waar<br />
slaapt. Dat is namelijk wel eens anders. Een<br />
blond meisje, dat kennelijk Anne heet, haalt een<br />
pakje zakdoeken uit haar tas en roept lachend<br />
iets over ‘per ongeluk meegenomen’. Jaja. De<br />
groep gaat avondeten. Ze laten ook wat voor mij<br />
over op de grond – wat aardig van ze. Er staat<br />
een busje buiten waarvan de ramen geblindeerd<br />
zijn. Dit betekent dat er straks een dropping is,<br />
weet ik uit ervaring. De eerste groep studenten<br />
wordt nu naar het busje geleid en stapt achterin.<br />
Had ik het niet gezegd! Na een tijd komt het<br />
busje weer terug, leeg. De volgende groep is aan<br />
de beurt. Ik haast me naar de eetruimte, waar ik<br />
het nu rijk voor me alleen heb en waar nog<br />
genoeg kruimels op de grond liggen. ‘Als de<br />
katten van huis zijn dan dansen de muizen op<br />
tafel’. Helaas waren de katten niet lang van huis,<br />
want korte tijd nadat de tweede groep<br />
vertrokken was om gedropt te worden, was de<br />
eerste groep alweer terug. Ik hoorde ze<br />
honderduit praten over hun dropping: ze werden<br />
uit het busje gezet op een duin tussen de
schapen. Ze dachten dat ze echt ‘in the middle<br />
of nowhere’ waren, en dat het ze misschien nog<br />
de hele nacht zou kosten om terug naar de<br />
kampeerboerderij te komen. Dat bleek mee te<br />
vallen, want na een paar honderd meter in<br />
dezelfde richting te hebben gelopen als waarheen<br />
de bus was weggereden, kwamen ze zo’n<br />
befaamde ANWB-paddestoel tegen, met daarop<br />
de tekst: Buren 1,3 km. en een pijltje in een<br />
bepaalde richting. Ze liepen in die richting, en<br />
kwamen in korte tijd in Buren aan. De<br />
kampeerboerderij was toen zo gevonden.<br />
Jammer voor mij. Oh, nu komt het busje weer<br />
terug. De chauffeurs ervan kijken verbaasd als ze<br />
merken dat de eerste groep al weer terug is. Ze<br />
vragen hoe ze het zo snel hebben gelopen, en na<br />
het antwoord stellen ze voor de eerste groep<br />
opnieuw te gaan droppen. De meeste mensen uit<br />
het groepje gaan hiermee akkoord en stappen<br />
opnieuw in de bus. Het lijkt erop dat ik mijn<br />
avondmaal toch nog kan voortzetten.<br />
4. Het meisje<br />
Wat is het koud buiten! Dat is ook niet zo gek,<br />
zo rond middernacht. Voor mij loopt een groep<br />
jongeren, zeker op weg naar de kermis. Terwijl ik<br />
langs ze fiets spreken ze me aan. Ik stop en stap<br />
af. Ze willen weten waar ze zijn. Eerst begrijp ik<br />
ze niet, totdat ze uitleggen dat ze bezig zijn met<br />
een dropping. Ik vertel ze dat dit Hollum is. Ze<br />
moeten naar Buren, zeggen ze. Dan hebben ze<br />
nog wel even een wandelingetje voor de boeg. Ik<br />
leg ze de weg uit, maar vertel ook bij dat er hier<br />
ergens in de buurt nu een kermis gaande is. Dat<br />
lijkt ze wel wat, en ik leg hen daarom ook de<br />
route naar de kermis uit. Deze is iets<br />
ingewikkelder, misschien dat ze het verderop<br />
nog maar een keer moeten vragen. Ik heb in<br />
ieder geval al genoeg geholpen, ik stap weer op<br />
mijn fiets en fiets snel verder.<br />
5. De muis<br />
De tweede groep is nu net teruggekeerd van de<br />
dropping. Gelukkig heb ik in de tussentijd mijn<br />
buikje al helemaal rond gegeten. Ik hoor ze<br />
praten over mensen bij wie ze hebben aangebeld<br />
en wat ze allemaal nog meer hebben<br />
uitgespookt. Ik ben benieuwd hoe het de eerste<br />
groep vergaat. Om ongeveer een uur of vier is de<br />
eerste groep ook weer terug. Het blijkt dat de<br />
mensen uit deze groep naar een kermis zijn<br />
gegaan, die niet veel voorstelde, maar waar wel<br />
een grote partytent bij was met een vreselijk<br />
slechte coverband. Ze hadden zich onder de<br />
dronken Amelanders gemengd en waren er een<br />
paar uur gebleven. Omdat ze in die tent de<br />
chauffeurs waren tegengekomen, zijn ze met het<br />
busje mee teruggereden naar de kampeer-<br />
[4]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
boerderij. Ze hebben dus alsnog niet veel<br />
gelopen. Omdat het al erg laat is en iedereen<br />
moe begint te worden of het zo te zien al lang is,<br />
gaan de meeste studenten nu slapen – en ik ook.<br />
Zaterdag<br />
6. Anne<br />
Eerst een paar minuten lopen om warm te<br />
worden. Ik loop Buren uit, langs een<br />
kinderkledingzaak, en richting de zee. Daar<br />
aangekomen begin ik te joggen over het voetpad<br />
bovenop de duin of dam, of hoe deze<br />
heuvelstrook ook heet. De omgeving is prachtig;<br />
aan mijn linkerkant de zee, aan mijn rechterkant<br />
allemaal weilanden. Ik jog verder, en op een<br />
gegeven moment zie ik een paar honderd meter<br />
voor me de haven waar de veerboten van en<br />
naar het vaste land aankomen en weer<br />
vertrekken. Gek, de afstand van de haven naar<br />
de kampeerboerderij leek met de bus best lang,<br />
maar het valt te joggen in nog geen twintig<br />
minuten. Ameland is kleiner dan ik dacht. Voor<br />
de haven ga ik rechts, en kom langs een gebouw<br />
van de Amelander Postduifvereniging. Ik wist<br />
niet dat ze die hier hadden. Bij de VVV ga ik<br />
even naar binnen, om kitscherige Amelandsouvenirs<br />
te bekijken en te leren dat er vandaag<br />
op Ameland een molen open dag houdt.<br />
Interessant. Helaas begint het te regenen, steeds<br />
harder, en tegen de tijd dat ik weer bij de<br />
kampeerboerderij aankom ben ik redelijk<br />
doorweekt. Wie gaat er dan ook om tien uur ’s<br />
ochtends joggen?<br />
7. De muis<br />
De studenten worden langzamerhand wakker, en<br />
beginnen aan hun ontbijt. De rest van de<br />
ochtend en middag vullen ze met tafelvoetballen<br />
(waarbij het hard tegen hard gaat en zowaar hele<br />
competities worden gehouden), handballen<br />
(waar ze echt helemaal niks van bakken…) en<br />
voetballen op het grasveld (met veel te weinig<br />
mensen). Een grote groep vertrekt ’s middags<br />
om een strandwandeling te gaan maken. Ik hoor<br />
veel studenten al praten over een bonte avond,<br />
die kennelijk deze avond gehouden gaat<br />
worden.<br />
8. De wandelaar<br />
Ik loop arm in arm met mijn vrouw over een<br />
pad langs de duinen. We genieten van de rust en<br />
van het landschap. De stilte wordt verstoord<br />
door een groep jongeren die vanuit de duinen<br />
naar het pad toe komt gelopen. Terwijl ze ons<br />
passeren vang ik flarden van hun gesprekken op,
die bijna allemaal over toneelstukjes gaan die ze<br />
die avond willen gaan opvoeren.<br />
9. De muis<br />
Hahaha. De bonte avond is inmiddels begonnen.<br />
Wat mensen toch niet voor rare hersenspinsels<br />
kunnen hebben. De eerste studenten die<br />
moesten ‘optreden’ hebben in hun eentje een<br />
kort praatje gehouden. Een meisje had een nogal<br />
merkwaardig dansje als act, waarbij iedereen mee<br />
moest doen. Daarna kwamen de groepen: vier<br />
studenten die een <strong>nummer</strong> a capella zongen, een<br />
groep studenten die een filosofische quiz hadden<br />
bedacht en bij ieder goed antwoord iets liet<br />
veranderen aan het stilleven dat ze vormden<br />
(waarom kunnen twee pannendeksels toch<br />
zoveel lawaai maken?) en een groep die een<br />
toneelstukje opvoerde waarvan het publiek de<br />
setting mocht bepalen en op kartonnen kaartjes<br />
zinnen hadden geschreven die de groep in hun<br />
toneelstukje moest verwerken. De rest van de<br />
avond vullen de studenten met toneelsport,<br />
waarin ze bijvoorbeeld spelen dat ze een<br />
terroristische aanslag aan het beramen zijn,<br />
borsten krijgen of basisschooljongetjes<br />
intimideren. Nu houden ze, gedwongen door het<br />
te felle tl-licht, een donkere disco in het<br />
[5]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
tafelvoetbalhok. Het is een erg raar gezicht, al<br />
die figuren dansend in een kamer die erg donker<br />
is. Gelukkig hebben wij muizen een goed<br />
nachtzicht.<br />
Zondag<br />
10. De vrouw<br />
In de coupés naast mij en achter mij zit een<br />
groep studenten die kennelijk op de terugreis<br />
zijn van een kamp. Ik hoor ze praten over van<br />
alles, vang dingen op als ‘dropping’ en<br />
‘toneelstukjes’. Na een tijdje zijn ze kennelijk<br />
uitgepraat, want ze beginnen tijdverdrijvende<br />
spelletjes te doen. In een coupé doen ze<br />
kennelijk een spelletje met bandnamen, iedereen<br />
moet een bandnaam noemen die begint met de<br />
letter waarmee de vorige bandnaam eindigde. Ze<br />
lijken tot in het eeuwige door te kunnen gaan<br />
hiermee. In een andere coupé doen ze een ander<br />
spelletje: op een blad papier iets schrijven, het<br />
blad dubbelvouwen en doorgeven. Toen het<br />
papier kennelijk vol was, vouwden ze het open<br />
en begonnen ze de geschreven verhalen voor te<br />
lezen. Ze kwamen tot mijn ergernis niet meer bij<br />
van het lachen. Wat kunnen jongeren toch<br />
vermoeiend zijn.
WIST JE DAT…?<br />
Om de filosofie niet (of tenminste niet<br />
steeds) een droge bezigheid te laten zijn,<br />
wordt ter afwisseling een en ander wat de<br />
zuiver academisch geïnteresseerde weinig<br />
zal verrijken, maar voor anderen wellicht als<br />
welkome aanvulling op hun algemene<br />
kennis van de wijsbegeerte zal dienen in de<br />
rubriek “Wist je dat?” op luchtige wijze<br />
verhaald over het leven van verscheidene<br />
denkers.<br />
Wist je dat..<br />
-Denkers als Newton, Hegel en Einstein slechts<br />
matige leerlingen waren en Thomas van Aquino<br />
als student bekend stond als een domme os (er is<br />
nog hoop!)?<br />
-Kierkegaard 10 jaar over zijn studie deed (er is<br />
nog hoop!)?<br />
-Pythagoras, toen hij werd achtervolgd door zijn<br />
vijanden, vanwege zijn aversie jegens tuinbonen,<br />
de dood verkoos boven te vluchten door een<br />
tuinbonenveld (een consequente leer kan een<br />
mens beroemd maken)?<br />
-Anaxagoras, doordat hij meemaakte dat een<br />
meteoriet neerkwam (in 467 v. Chr.), ervan<br />
overtuigd raakte dat de hemellichamen geen<br />
goddelijke wezens waren (de invloed van de<br />
natuurwetenschap op de religieuze houding al<br />
‘enkele’ jaren voor de verlichting)?<br />
-Fichte misschien wel niet zo bekend zou zijn<br />
geworden als nu het geval is als de uitgever van<br />
zijn eerste grote werk die verantwoordelijk was<br />
voor de oplage buiten Koningsbergen niet<br />
Fichtes naam abusievelijk achterwege had<br />
gelaten (en men dacht dat het van Kant was)<br />
(onderschat nooit de waarde van een goede<br />
nachtrust)?<br />
-Berkeley het tweede deel van zijn Principles of<br />
human knowledge wel geschreven heeft, maar<br />
[6]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
tijdens een reis in Italië verloren heeft, en er<br />
daarna geen zin in had een tweede maal over<br />
hetzelfde te schrijven (dit voor de (ongetwijfeld<br />
grote groep) lezers die zich afvroegen waarom<br />
dit werk alleen een deel één bevat)?<br />
-Chrysippus (een stoïcijn, nota bene) stierf van<br />
het lachen nadat hij een ezel, die wijn had<br />
gedronken, had zien zwalken en omvallen van<br />
dronkenschap (dit voor degenen met objecties<br />
jegens Plato omdat deze kennelijk nooit in het<br />
openbaar lachte)?<br />
-Heidegger als docent zo vroeg mogelijk college<br />
wilde geven, zodat hij de rest van de dag overhad<br />
om te gaan skiën (het bekende Duitse<br />
arbeidsethos wordt bevestigd)?<br />
George Berkeley, hier poserend met een<br />
geschrift dat wél is verschenen
INTERVIEW OVER DROOGKLOTEN EN<br />
EEN RAVENZWARTE SFEER<br />
Thomas Brouwer<br />
Een vraaggesprek met Bas over de<br />
perifere kenmerken van de filosoof<br />
Thomas: Slaapgewoonten variëren onder<br />
filosofen. Descartes lag lang in bed, dat is<br />
bekend. Hij stond nooit voor twaalven op. Niet<br />
dat hij dan ook tot twaalf uur sliep; hij lag<br />
gewoonlijk een paar uur wakker in bed, terwijl<br />
hij in zijn hoofd wiskundige problemen oploste<br />
en theoretische vraagstukken overdacht. Hij<br />
noemde dit ‘mediteren’.<br />
Kant echter bracht geen minuut langer door in<br />
bed dan nodig en probeerde de tijd die hij er wel<br />
doorbracht zo nuttig mogelijk door te brengen:<br />
hij wikkelde zich ’s avonds als een mummie in,<br />
sliep dan direct en werd ’s ochtends in alle<br />
vroegte door zijn knecht wakker gemaakt.<br />
Hoe verhoud jij je tot het vraagstuk van het<br />
slapen, Bas, in theorie en praktijk?<br />
Bas: In de praktijk bezit ik geen slaapritme; het<br />
komt zoals het komt. Soms sla ik nachten over;<br />
soms twee. Maar soms slaap ik dan weer twaalf<br />
uur aan één stuk. Maar ook heb ik een theorie<br />
over het slapen: ik ben er namelijk van overtuigd<br />
dat de westerse mens te lang aan een stuk door<br />
slaapt: de gemiddelde slaapduur in het westen is<br />
8 uur. Stiekem denk ik zelfs dat hier iets<br />
christelijks in zit. Zo’n ritme maakt je<br />
dagindeling mooi zwart-wit: het verdeelt je tijd<br />
ondubbelzinnig in dag en nacht.<br />
Het slechtste is regelmatig veel slapen, dat maakt<br />
je tot een geestdood wezen. Het beste is nog om<br />
nooit langer dan vier uur aan één stuk door te<br />
slapen. Soms doe ik dat ook wel eens: dan voel<br />
ik uitzonderlijk helder. Wat een dergelijk ritme<br />
echter onmogelijk maakt, is het dagritme dat<br />
overal gebruikt wordt. Je wordt bijvoorbeeld<br />
geacht de hele dag naar school te gaan.<br />
(opheldering: Bas noemt de universiteit ‘school’).<br />
Zo word je in een ‘christelijk’ ritme geduwd.<br />
De kunst van dit (vier-uurs)ritme is namelijk niet<br />
al te veel uren achter elkaar wakker te blijven:<br />
dan is het prima vol te houden. Het heeft ook<br />
een waanzinnig bijeffect: je onthoudt heel goed<br />
je dromen. Ik geloof niet in een radicaal<br />
onderscheid tussen bewust en onbewust, dus dat<br />
is beter gespendeerde tijd.<br />
[7]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Thomas: Veel filosofen waren gewoontedieren;<br />
sommigen, zoals Kant, stonden zelfs bekend om<br />
de nauwgezetheid van hun routine. Anderen,<br />
zoals bijvoorbeeld Descartes, Leibniz en<br />
Nietzsche, waren minder voorspelbaar; ze<br />
reisden veel, verhuisden vaak, veranderden van<br />
gewoonten en bezigheden. Maar zij vormen een<br />
kleine minderheid binnen het pantheon; waarom<br />
waren de anderen zo nauwgezet? Laten we, met<br />
het oog op eerbiedigheid, zeggen dat ze veel<br />
werk gedaan moesten krijgen en zodoende<br />
weinig tijd te verspillen hadden en het<br />
vermoeden voor ons houden dat veel van deze<br />
mensen feitelijk bijzonder saai en droogkloterig<br />
waren.<br />
Waar sta jij in deze controverse?<br />
Bas: Ik moet onmiddellijk toegeven dat ik in de<br />
hoek van Nietzsche val, de hoek van de chaoten.<br />
Grappig genoeg is ‘gewoonte’ ook een categorie<br />
van Aristoteles. Een gewoonte is feitelijk iets dat<br />
ingesleten is en in dat, ruimere opzicht ben ik<br />
juist een waanzinnig gewoontedier. Ik heb<br />
namelijk de gewoonte om op mijn bank te<br />
hangen, harde muziek te luisteren en sjekkies te<br />
roken. Je kunt je afvragen of het begrip<br />
gewoonte daar ophoudt: een bepaalde trant van<br />
denken is namelijk ook een gewoonte te<br />
noemen. Want volgens mij moet een mens<br />
meester van zijn gewoontes zijn. Omdat<br />
gewoontes manieren van doen zijn, bepalen de<br />
gewoontes hoe wij zijn. En in dat opzicht hef ik<br />
het verschil op tussen de chaoten en de<br />
droogkloten. Nietzsche zag er in zijn laatste tien<br />
jaar ook uit als een droogkloot, omdat hij<br />
permanent aan het schrijven was. Stiekem zit<br />
hier het metafysisch onderscheid in van orde en<br />
chaos: dat is in zichzelf een denkgewoonte.<br />
Thomas: Filosofie staat niet bekend als een vak<br />
dat haar beoefenaars van een rijk inkomen<br />
voorziet, uitzonderingen (zoals David Hume)<br />
daargelaten. Veel filosofen hadden hun eigen<br />
geld, sommigen werden onderhouden en<br />
sommigen moesten gewoon een baantje erbij<br />
nemen. Lenzen slijpen, zoals Spinoza,<br />
bladmuziek kopiëren, zoals Rousseau, of privéleraar<br />
worden. Wat vind je, Bas? Mag je, kun je<br />
en wil jij je brood verdienen met filosofie?<br />
Bas: Maar dan moet ik je eerst vragen: is Marx<br />
een filosoof (Thomas: ja.) Is Lenin dan ook een
filosoof? (Thomas: oké, maar daar houdt het<br />
op). Dezelfde vragen kan ik stellen bij<br />
Aristoteles en Alexander. Een filosoof houdt<br />
zich namelijk bezig met het wezen en het wezen<br />
dicteert de wording van de wereld. Dus ‘je brood<br />
verdienen met filosofie’ zou dan zijn: het<br />
dicteren van het worden van de wereld. Omdat<br />
zij die het wezen van de wereld bepalen, de<br />
dictators van ieders daden en gedachten zijn.<br />
Maar in de regel zou ik hen (Marx, Lenin,<br />
Alexander) ook geen filosoof noemen. Een<br />
filosoof is dan echter enkel en alleen beperkt tot<br />
het schrijven: hij is een verteller. Hij verhoudt<br />
zich geheel machteloos tegenover het wezen van<br />
de wereld, en moet dus ergens anders zijn brood<br />
mee verdienen: met een wetenschap of een vak.<br />
Daarom is de beste houding denk ik die van<br />
Spinoza: om niet met de filosofie de roem na te<br />
jagen. Want als er roem te vergaren is met de<br />
filosofie, dan zal de wereld jou daar vanzelf voor<br />
opvorderen.<br />
Thomas: Vrouwelijke filosofen vormen,<br />
historisch gezien, een bijna onzichtbare<br />
minderheid binnen het vakgebied.<br />
Filosofenvrouwen, echter, zijn makkelijker te<br />
vinden. Voor een groep van zulke ‘vrije geesten’<br />
was een verdacht groot percentage van filosofen<br />
heel gewoon getrouwd; anderen, zoals Descartes<br />
of Rousseau, hielden er een vaste minnares op<br />
na. Weer anderen, zoals Kant en Nietzsche,<br />
kwamen nooit aan de vrouw. Vertel eens hoe het<br />
zit hiermee, Bas: is de vrouw een<br />
onoverkomelijke hindernis in de filosofie, of<br />
kent de filosofie ook haar muzen?<br />
Bas: De filosofie verhoudt zich ronduit<br />
problematisch tot de vrouw. Ik ben er namelijk<br />
van overtuigd dat de vrouw aangetrokken wordt<br />
door een bepaalde sfeer die ik de ‘roze sfeer’<br />
noem. Dat is de gezellige, romantische,<br />
uitzonderlijke gang van zaken die men aantreft<br />
in een café op zaterdagavond. Vrouwen voelen<br />
dat aan en gaan erin mee. Filosofie is de absolute<br />
dood daarvan. Nu ik toch in kleurensymboliek<br />
spreek, zal ik de filosofie typeren als ravenzwart.<br />
Daarmee heeft het de eigenschap dat het alle<br />
psychologische schema’s, gangen van situaties,<br />
denktranten en gewoontes opbreekt en uit elkaar<br />
haalt, wat de onvermijdelijke dood is voor de<br />
‘roze sfeer’. Een vriend van mij vertelde mij nog<br />
hoe hij vroeger lange avonden met een meisje<br />
kon keuvelen over Iets en Niets, en of er een<br />
einde aan de wereld was. Dit soort gesprekken<br />
wordt meteen monddood gemaakt door de<br />
filosofie.<br />
Wil de filosoof zich nog goed verhouden tot de<br />
vrouw, dan moet hij hypocriet zijn. Hij moet de<br />
kunst verstaan de sfeer te spelen. In het<br />
[8]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
dagelijkse taalgebruik noemt men zo iemand een<br />
‘player’ of ‘pimp’.<br />
Maar hoe verhoudt de vrouw zich tot de<br />
filosofie? Dit is eigenlijk een heel interessante<br />
vraag. Volgens mij is het dezelfde vraag als hoe<br />
de vrouw zich verhoudt tot de psychologie, of<br />
de wetenschap in het algemeen, of in ieder geval<br />
de hogere functies in de geschiedenis. Het zal<br />
opvallen dat de vrouw zich ronduit slecht<br />
verhoudt tot deze zaken. Het is pas recent dat de<br />
mens tot het inzicht komt dat de vrouw niet<br />
werkelijk dommer is dan de man. Ik wijt dit aan<br />
een heel diepe metafysica, die al in de oudheid<br />
kan worden gevonden. De man is namelijk het<br />
actieve van de mensheid: het doen en het<br />
denken. De vrouw is het passieve: het<br />
onderhoudende en daarmee ook het begeerde.<br />
De vrouw bezit de seksualiteit; de man wil de<br />
seksualiteit. Dit is de reden dat je nooit<br />
mannenhandel zult zien. Een interessant<br />
psychologisch onderzoek is te vragen aan<br />
vrouwen wie er een mooier lichaam heeft: de<br />
man of de vrouw. Tot mijn verbazing zeggen de<br />
meeste vrouwen: de vrouw, maar ik val op<br />
mannen. Daarmee zal ze aangeven dat ze meer<br />
op de actieve delen van de man valt: ik bedoel<br />
daarmee niet datgene dat nu onmiddellijk bij<br />
jullie in gedachten springt: eerder het karakter.<br />
Het karakter wordt meestal gesymboliseerd door<br />
hoe de ogen en de handen eruit zien. Dit is de<br />
oude middeleeuwse symboliek van de ogen als<br />
spiegels van de ziel, en de handen als het contact<br />
met de aarde, hoewel ze zelf niet eens bekend<br />
zijn met middeleeuwse symboliek. Mijn<br />
voorspelling is dan ook dat de vrouw zich beter<br />
zal gaan verhouden tot de filosofie, net zoals dat<br />
de vrouw zich in de hogere maatschappelijke<br />
posities beter zal gaan handhaven. Dit is de<br />
teloorgang van die oude metafysica. Het enig<br />
wat mij daar nog steeds bij verwondert, is<br />
waarom dit gepaard gaat met een verlies van<br />
kwaliteit.<br />
Thomas: Al eerder noemde ik dat redelijk wat<br />
filosofen uit de geschiedenis in de gelegenheid<br />
waren zich te wijden aan filosofie, omdat ze hun<br />
eigen geld hadden (neem een Montaigne, een<br />
Descartes, een Plato). Veel van dit geld was ook<br />
‘oud geld’. Waar ik naar toe wil, is dat adellijk<br />
bloed veel filosofen van zuurstof heeft voorzien.<br />
Nu weten we dat jij ook uit een oud en<br />
eerbiedwaardig geslacht stamt; hoe schat je de<br />
waarde hiervan in met betrekking tot het<br />
bedrijven van filosofie? Is een eerbiedwaardige<br />
afkomst alleen van nut als het verbonden zit aan<br />
een eerbiedwaardige portemonnee, of bevordert<br />
het ook het gewicht van de gedachten?<br />
Bas: Mijn eerbiedwaardige geslacht is<br />
ondertussen ingekacheld. De rederij is na het
opheffen van de slavenwet en de vraag om<br />
specerijen geheel opgeheven. Restanten zie je<br />
alleen nog aan het dierenpark, wat ook privébezit<br />
was, en een vergeten standbeeld. Maar het<br />
is zeker waar: je hebt een waanzinnige<br />
hoeveelheid welvaart nodig om filosofie te<br />
kunnen hebben. Zoals een adelaar een bos vol<br />
konijnen nodig heeft, heeft een filosoof een<br />
waanzinnige basis geld nodig. Gelukkig voor mij<br />
leef ik in het neo-kapitalisme. Ik werk ook niet,<br />
ik ben ronduit een parasiet op de maatschappij<br />
en dat ben ik altijd geweest. En met mijn<br />
parasiteren ben ik prima in staat om de godganse<br />
tijd aan filosofie te wijden, en aan alles wat maar<br />
in mij opkomt. Af en toe beslaat deze situatie mij<br />
met koud zweet, en denk ik dat ik min of meer<br />
verplicht ben om ooit wat toe te voegen aan<br />
deze wereld. Dat zul je mij in een koortsige roes<br />
op wetenschappelijke faculteiten vinden, en op<br />
arbeidsbureaus: gelukkig kalmeer ik hier altijd<br />
weer snel van. Ben ik uniek in deze situatie?<br />
Volgens mij is iedereen uit mijn omgeving zo’n<br />
parasiet. Hier en daar af en toe een simpel<br />
baantje, maar het staat niet in verhouding tot wat<br />
die mensen kosten.<br />
Thomas: Roem bereikt de meeste filosofen pas<br />
na hun dood; enkelen behalen al tijdens hun<br />
leven enige bekendheid. Sommigen daarvan zien<br />
hun boeken goed verkopen, zoals Hume en<br />
Kant. Anderen worden ware cultfiguren: denk<br />
aan Sartre, Hegel of Abelard. Wat vind je, Bas,<br />
past roem een filosoof? Of is het feitelijk beter<br />
om in obscuriteit te ploeteren?<br />
Bas: Ik denk dat het ronduit beter is om in zo<br />
groot mogelijke obscuriteit te ploeteren. Als een<br />
boek wil verkopen dan doet het dat wel; daar<br />
moet je je niet druk om maken. Het is veel<br />
belangrijker om wat ik ‘je ware wil’ noem na te<br />
volgen. Hiervoor hoef je simpel en alleen je<br />
geheugen na te gaan. Stiekem is het geheugen<br />
streng selectief: je onthoudt alleen die dingen die<br />
je boeien. Je kunt je wel vermoeien met het<br />
proberen een goed verhaal te onthouden, dat<br />
consistent is, maar je geest zal zich daar van<br />
nature tegen verzetten. Daarom ben ik ervan<br />
overtuigd dat iedereen min of meer weet wat hij<br />
wil, met zijn bestaan en zijn bestaan in het<br />
universum en noem nog maar een paar van die<br />
grote vragen. Consequentie hiervan is dat je<br />
radicaal schijt moet hebben aan alles en iedereen,<br />
om dit te kunnen uitvoeren. Dit is je enige<br />
mogelijkheid als filosoof, omdat filosofie niet<br />
gaan om het louter lezen van verhaaltjes. Het is<br />
de sport om telkens je eigen denken open te<br />
breken, om toe te treden tot deze ravenzwarte<br />
sfeer. En daarom zul je altijd in een<br />
ondergrondse, ongeaccepteerde obscuriteit<br />
eindigen met je werk. Daar moet je je niet druk<br />
over maken: ik denk bijvoorbeeld dat tijdens het<br />
leven van Nietzsche de mensen om hem heen<br />
niet veel anders over hem spraken.<br />
Schluss.<br />
HET BESLISSENDE BOEK<br />
GÖDEL, ESCHER, BACH<br />
Bruno Verbeek<br />
of mijn Werdegang zur Philosophie<br />
In 1979 verscheen Gödel, Escher, Bach: an<br />
eternal golden braid, van de hand van<br />
Douglas Hofstadter. Het boek werd een<br />
bestseller en bracht maanden door op de<br />
New York Times bestseller list. Tot op heb<br />
je van dit boek gehoord en het gelezen.<br />
Alleen heeft vrijwel niemand het helemaal<br />
gelezen en een niet onaanzienlijk aantal<br />
exemplaren heeft het nooit verder dan<br />
koffietafelboek geschopt. Het is een kleine<br />
900 bladzijden lang en je moet wel erg<br />
geobsedeerd zijn wil je die tot een goed<br />
einde brengen.<br />
[9]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1
In 1984 was ik zo geobsedeerd. Heden is het een<br />
boek dat een bepaalde generatie kenmerkt: als je<br />
voor 1970 geboren bent, dan kun je met een<br />
gerust hart zeggen dat het door dit boek komt<br />
dat ik filosofie ben gaan studeren. Maar laat ik<br />
eerst wat vertellen over het boek, alvorens ik u<br />
deelgenoot maak van mijn eigen “Werdegang<br />
zur Philosophie”. Gödel, Escher, Bach (GEB vanaf<br />
nu) werd onder meer met de Pulitzer Prize<br />
bekroond en is in vele talen vertaald, waaronder<br />
een werkelijk sublieme vertaling in het<br />
Nederlands van Ronald Jonker uit 1985. In 1999<br />
is het boek opnieuw uitgegeven met een<br />
voorwoord van Hofstadter waarin hij opnieuw<br />
probeert zijn achterliggende bedoeling van het<br />
boek uit te leggen.<br />
Oppervlakkig bekeken gaat GEB over de<br />
creatieve prestaties van respectievelijk de Duitse<br />
logicus Kurt Gödel, de kunstenaar M.C. Escher<br />
en Johann Sebastian Bach. Het gaat uitgebreid in<br />
op de ontstaansgeschiedenis en inhoud van<br />
Gödels onvolledigheidstelling, de “logisch<br />
onmogelijke” grafieken van Escher en de fuga’s<br />
van Bach. Maar schijn bedriegt:<br />
Ik heb getracht een Eeuwige Gouden Band te<br />
vlechten van deze drie strengen: Gödel, Escher,<br />
Bach. Toen ik begon wilde ik een essay schrijven<br />
met als kernthema de Stelling van Gödel. Ik had<br />
niet meer dan een pamfletachtig geschrift voor<br />
ogen. Maar mijn gedachten dijden uit als een bol<br />
en al gauw stuitte ik op Bach en Escher. Het<br />
kostte enige tijd voor ik besloot deze band ook<br />
uit te spreken, in plaats van haar alleen als en<br />
motiverende kracht voor mijzelf te beschouwen.<br />
Maar ten slotte drong het tot mij door dat Gödel<br />
en Escher en Bach voor mij niet meer dan<br />
schaduwen waren die door een of andere<br />
centraal, essentieel object in verschillende<br />
richtingen werden geworpen. Ik probeerde dat<br />
centrale object te reconstrueren en dat leverde<br />
dit boek op. (GEB, blz. 34. Alle<br />
bladzijdenverwijzingen zijn naar de Nederlandse<br />
paperback editie uit 1988).<br />
Maar al lezende blijkt dat het boek eigenlijk deze<br />
drie artiesten alleen gebruikt om een centrale<br />
vraag te beantwoorden en wel de vraag of<br />
woorden en gedachten formele regels volgen. In<br />
[10]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Het beslissende boek: Gödel, Escher, Bach<br />
het voorwoord van de 1999-editie gaat<br />
Hofstadter nog verder: “GEB is a very personal<br />
attempt to say how it is that animate beings can<br />
come out of inanimate matter. What is a self,<br />
and how can a self come out of stuff that is as<br />
selfless as a stone or a puddle?”<br />
Het eerste deel van GEB (getiteld GEB)<br />
illustreert aan de hand van puzzels en<br />
onverwachte analogieën uit de biologie, evolutie,<br />
wiskunde, het Zen boeddhisme en de kunst, het<br />
gebruik van formele systemen. Elk hoofdstuk<br />
wordt afgewisseld met een dialoog tussen<br />
Achilles, de Schildpad (Tortoise in het Engels),<br />
een krab (Crab) en Genie. Daarnaast is<br />
Hofstadter voortdurend bezig met<br />
woordspelingen en andere taalgrapjes. Zo zijn de<br />
eerste letters van zijn antagonisten, A, T, C, en<br />
G, de base-paren van het DNA en is de ‘Theoria<br />
Numerorum Typografica’ (TNT) explosief zodra<br />
deze iets over zichzelf probeert te zeggen.<br />
Sommige grapjes zijn nogal gezocht, maar zijn<br />
juist heel verhelderend vanwege de onverwachte<br />
dwarsverbanden die ze leggen. Ik heb zowel de<br />
Engelse als de Nederlandse editie gelezen.<br />
Hofstadter heeft intensief meegewerkt aan de<br />
Nederlandse vertaling gezien het belang dat hij<br />
hechtte aan deze woordspelingen. De<br />
Nederlandse editie is (daardoor?) op sommige<br />
punten beter dan het origineel. Aan het einde<br />
van het eerste deel wordt met de aldus<br />
ontwikkelde formele denkpatronen de<br />
onvolledigheidstelling van Gödel uitgelegd –<br />
zonder meer het belangrijkste resultaat van de<br />
twintigste-eeuwse formele logica.<br />
In het tweede deel (getiteld EGB) komt de aap<br />
uit de mouw, want daarin behandelt Hofstadter<br />
de kernideeën van kunstmatige intelligentie en<br />
de pogingen om machines, computers, te leren<br />
denken. Hofstadter verwoordt hierin een “strong<br />
AI” standpunt: het menselijk denken is niets<br />
anders dan een activiteit van het brein die een<br />
strikt systeem van formele regels volgt. Het moet<br />
derhalve goed mogelijk zijn om dit systeem op<br />
een computer te simuleren, waarna we<br />
gedwongen zijn te erkennen dat deze computers<br />
kunnen denken.
Werdegang zur Philosophie<br />
Als ik het boek zo beschrijf, is het waarschijnlijk<br />
uiterst merkwaardig dat zoiets mij tot de filosofie<br />
heeft gedreven, en als u mij dit twintig jaar<br />
geleden had verteld had ik u uitgelachen. Ook<br />
nu, althans in mijn meer lucide momenten, vind<br />
ik het nogal vreemd dat ik zo geobsedeerd raakte<br />
door het boek. Ik zat toen, in 1984, op de<br />
brokstukken van een mislukte studie<br />
bestuurskunde, waar ik na mijn kandidaats de<br />
brui aan gegeven had. Het was een tijd van<br />
economische crisis en ik zat in de bijstand en<br />
probeerde vergeefs allerlei baantjes te krijgen.<br />
Uiteindelijk heb ik een aantal maanden in een<br />
slachthuis gewerkt waar ik wagentjes met<br />
slachtafval van A naar B mocht duwen en ander<br />
smerig werk. Mijn leven leek mislukt – en ik zat<br />
hopeloos vast. Om uit de zinloze cyclus te<br />
komen van slachtafval, werkloosheid en<br />
ontloopgedrag, besloot ik iets geks te doen: ik<br />
schreef naar het leger dat ik gauw mijn<br />
dienstplicht wilde vervullen…<br />
Zo kwam het dat ik in het voorjaar van 1984 mij<br />
meldde in Breda op de Chassékazerne alwaar ik<br />
in vijf maanden tijd in een ‘wachtmeester<br />
vuurregelaar tweede klas’ werd omgeschoold.<br />
(De Chassékazerne is inmiddels gesloopt en er<br />
staan nu leuke huizen en een mooi theater.)<br />
Vervolgens mocht ik 12 maanden bij de<br />
‘rijdende artillerie’ doorbrengen. Het leger was<br />
(en is?) een organisatie van werklozen. Het<br />
‘bedrijf’ hoeft nooit te presteren, de fabriek<br />
hoeft nooit te produceren, omdat er geen vraag<br />
is naar haar product: het tijdig afleveren van<br />
kogels, granaten en andere projectielen om<br />
zoveel mogelijk soldaatjes van de andere kant<br />
om zeep te helpen. We waren daar waarschijnlijk<br />
best wel goed in, alleen hoefden we ons kunstje<br />
nooit te vertonen. We brachten daarom onze<br />
dagen door met poetsen, drinken, sporten en<br />
vooral veel blowen. ’s Avonds lag ik in mijn bed<br />
en las het ene boek na het andere – alles wat me<br />
maar enige intellectuele afleiding kon geven van<br />
de zinloze tijd. In die omgeving begon ik aan<br />
GEB…<br />
Ik was meteen gegrepen. Hofstadter voert de<br />
ene puzzel na de andere paradox op om de lezer<br />
ontvankelijk te maken voor de kracht van<br />
formele regels. Avond aan avond zat ik aan een<br />
tafeltje in het onderofficierenhotel met het boek,<br />
ongehinderd door de spottende opmerkingen<br />
van mijn ‘dienstmakkers’, terwijl ik<br />
aantekeningen maakte en probeerde de<br />
verschillende uitdagingen die het boek poseerde<br />
aan te gaan. Zo heb ik drie schriftjes vol met nu<br />
onbegrijpelijke aantekeningen over Hofstadters<br />
illustratie van de onvolledigheidstelling en<br />
uitwerkingen van de diverse puzzels en formele<br />
[11]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
systemen. Ik heb me twee maanden lang iedere<br />
avond over dit boek gebogen. Toen ik het<br />
uiteindelijk dichtsloeg wist ik twee dingen. Op de<br />
eerste plaats wilde ik nooit meer werkloos zijn,<br />
zelfs niet als ik ervoor betaald zou worden zoals<br />
in het leger. Op de tweede plaats wilde ik alles<br />
weten over kunstmatige intelligentie, logica en de<br />
onvolledigheidstelling. Omdat dit nog geen<br />
zelfstandig vak was (tegenwoordig is het een<br />
volwaardige studie in Amsterdam en Utrecht),<br />
schreef ik me in voor wat er het meest in de<br />
buurt kwam: de moeder van alle wetenschappen,<br />
de filosofie. Zo belangrijk is dat boek dus<br />
gebleken.<br />
Toegift: de MU-puzzel<br />
Nou, vooruit, laat ik dan een voorbeeld geven<br />
van zo’n formeel systeem van Hofstadter dat mij<br />
een week heeft bezig gehouden. Ik ben<br />
benieuwd of het dit effect ook op een van u<br />
heeft. In hoofdstuk 1 introduceert Hofstadter<br />
het MIU systeem. Dit is een formeel systeem dat<br />
bewerking op strengen van letters beschrijft. Het<br />
systeem kent slechts drie letters: M, I en U. Een<br />
streng is een rijtje van letters met een vaste<br />
volgorde: MIU is een andere streng dan IMU.<br />
Het systeem wordt gekenmerkt door vier<br />
‘productieregels’ – veranderingen die een streng<br />
mag ondergaan:<br />
1. Als u over een streng beschikt waarvan<br />
de laatste letter een I is kunt u een U aan<br />
het einde toevoegen. (Dus van MI mag<br />
u MIU maken.)<br />
2. Stel: u heeft Mx, dan mag u Mxx<br />
maken. (Dus van MIU mag u MIUIU<br />
maken.)<br />
3. Als III in uw streng voorkomt, dan mag<br />
u deze vervangen door U. (Dus van<br />
MIIII mag u MIU of MUI maken. Let<br />
wel, dit mag niet omgekeerd, dus van<br />
MU mag u niet MIII maken.)<br />
4. Als UU in uw streng voorkomt, mag u<br />
deze wegstrepen. (Dus van UUU maakt<br />
u U en van MUUUIII maakt u MUIII.)<br />
U krijgt als beginstreng MI en de opdracht is na<br />
te gaan óf het mogelijk is om de streng MU te<br />
maken – en zo ja, hoe. Het antwoord staat in<br />
GEB blz. 300-303. (Als u het boek dan toch ter<br />
hand neemt, kijk dan ook naar het hoofdstuk<br />
waarin Hofstadter uitlegt wat de puzzel te maken<br />
heeft met de koans van de zen-boeddhist<br />
meester Mumon. Kijk vervolgens ook naar de<br />
stukken over zelf-referentie en zelf-productie, of<br />
het prachtige stuk over recursie, of…, of…).
ESSAY DE GEVAREN VAN RELIGIEUZE<br />
ONTWORTELING VOOR DE POLITIEK<br />
Bart Labuschagne, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden<br />
Over de religieuze dimensie van<br />
politiek en de politieke dimensie van<br />
religie<br />
‘Wie religie en politiek van elkaar wil scheiden,<br />
heeft van beide niets begrepen.’ - Ghandi<br />
Minstens vanuit twee vraagstukken binnen<br />
de filosofie blijkt er een intrinsiek verband te<br />
bestaan tussen religie en politiek die pas<br />
recentelijk herontdekt wordt. 1 Vanuit de<br />
vraag naar macht bezien: wat zijn de<br />
uiteindelijke machten, wat is het ultieme<br />
waar mensen zich door laten leiden?<br />
Omgaan met macht, omgaan met het<br />
absolute, in harmonie proberen te leven met<br />
wat voor de mens uiteindelijk bepalend is, is<br />
niets anders dan religie. Zoals Luther dat al<br />
zei: “Worauf du nun (sage ich) dein Herz<br />
hängst und verlässest, das ist eigentlich dein<br />
Gott.” 2 Vanuit de vraag naar zin, zingeving<br />
bezien: binnen de politieke gemeenschap<br />
moet er over ultieme grenssituaties beslist<br />
worden zoals omgaan met ziekte, lijden,<br />
nood, gebrek, bedreigingen en moet er<br />
collectief een repertoire bestaan om hiermee<br />
om te gaan op een zodanige wijze dat de<br />
genomen maatregelen legitiem én effectief<br />
zijn. Van oudsher was, om met Hegel te<br />
spreken, “(d)ie Religion […] der Ort, wo ein<br />
Volk sich die Definition dessen gibt, was es<br />
für das Wahre hält.” 3 Omgaan met macht en<br />
zingeving op collectief niveau toont ons een<br />
diepe verwantschap tussen het religieuze en<br />
het politieke. Maar er is meer dat hen bindt.<br />
Moderne (en zéker postmoderne) samenlevingen<br />
worden gekenmerkt door drie problemen die<br />
allemaal te maken hebben met orde. Er is ten<br />
eerste een integratieprobleem. Dat wil zeggen: op<br />
welke wijze kan de samenleving zichzelf, en<br />
kunnen de leden ervan die samenleving zien als<br />
één geheel? Waar zijn wij burger van? Wat is het<br />
dèmos waar wij deel van uitmaken? Democratie<br />
en burgerschap zijn zielloze begrippen als de<br />
subjecten ervan individueel en collectief zich niet<br />
ten diepste verbonden weten met dit geheel. Ten<br />
tweede is er het legitimiteitsprobleem. De<br />
[12]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
democratisch genomen besluiten door de staat<br />
moeten door de inwoners van het land als<br />
rechtvaardig ervaren kunnen worden. Maar aan<br />
welk criterium dient dit rechtvaardigheidsgevoel<br />
zélf getoetst te worden? Waaraan kunnen de<br />
burgers meten of de staat bepaalde<br />
rechtsstatelijke beginselen heeft eerbiedigd?<br />
Weten de burgers zélf wel wat ‘eerbied’ is? 4<br />
Vanuit de staat bezien: is élke uitkomst van een<br />
proceduralistisch opgevatte rechtvaardigheid<br />
legitiem? Of moet er vastgesteld worden dat<br />
democratische rechtsstaten leven vanuit<br />
voorwaarden die ze zelf niet kunnen garanderen?<br />
Ten slotte wordt de (post)moderne samenleving<br />
geplaagd door een identiteitsprobleem. Dit houdt in<br />
dat het tegenwoordig bijzonder fragwürdig is<br />
geworden een antwoord te kunnen geven op de<br />
vraag: wie zijn wij? Traditioneel werd daar op<br />
geantwoord met drie wedervragen die relatief<br />
gemakkelijk te beantwoorden waren, namelijk:<br />
waar komen wij vandaan? Waar zijn we nu? En:<br />
waar gaan we naar toe? De joods-christelijke<br />
traditie leverde van oudsher hier de antwoorden<br />
op. Daarin werden de Grote Verhalen van wie<br />
de mens is en waar hij naar toe gaat van<br />
generatie op generatie doorverteld, en heeft dit<br />
een moreel en spiritueel kapitaal gegenereerd in<br />
het Westen, waar we nu nog steeds als high-trust<br />
societies de vruchten van plukken. 5 Maar deze<br />
grote traditie lijkt sinds de Verlichting bij het<br />
grof vuil gezet te zijn, afgedankt te zijn. Niet met<br />
argumenten is dit gebeurd, maar door spot, hoon<br />
en ridiculisering.<br />
De Oostenrijks-Amerikaanse politiek filosoof<br />
Eric Voegelin (1901-1985) heeft in een klein<br />
meesterwerk, Die politischen Religionen, geschreven<br />
in 1938 vlak vóór de Anschluß, de diepere wortels<br />
van ondermeer deze problemen beschreven.<br />
Zijn analyse daarin van het 20e eeuwse<br />
totalitarisme – met name het Nationaalsocialisme<br />
– als een Ersatz-Religion, is dermate<br />
indringend en juist, dat de Nazi’s vlak ná de<br />
inlijving van Oostenrijk toen dit werkje van krap<br />
84 pagina’s gepubliceerd werd, jacht op de<br />
auteur ervan hebben gemaakt. Toen de Gestapo<br />
– nadat Voegelin al ontslagen was aan de<br />
Weense Universiteit (waar hij eerder assistent<br />
van de beroemde rechtsfilosoof Hans Kelsen
was geweest) – zijn paspoort probeerde te<br />
bemachtigen en hem thuis opwachtte om hem in<br />
te rekenen, vluchtte Voegelin in alle haast via<br />
Zwitserland naar de VS waar hij verder kon<br />
werken aan zijn oeuvre. Een vergelijkbaar lot dat<br />
ook Hannah Arendt en Leo Strauss trof, en met<br />
wiens werk dat van Voegelin overigens een<br />
zekere verwantschap bezit.<br />
Wat was er zo voor de Nazi’s aanstootgevend en<br />
ook zo juist in dat werkje? Voegelin stelt hierin<br />
dat de opkomst van de ideologische<br />
massabewegingen begrepen moet worden als<br />
uitdrukking en symptoom van een zware<br />
geestelijke, spirituele crisis waar de Westerse<br />
beschaving in is komen te verkeren sinds de<br />
Verlichting. In essentie is dit een “(P)rozeß des<br />
Verdorrens, der seine Ursache in der<br />
Säkularisierung des Geistes, in der Trennung<br />
eines dadurch nur weltlichen Geistes von seinen<br />
Wurzeln in der Religiosität (ist).” 6 Voegelins<br />
werk is goed te begrijpen als een antithese bij het<br />
werk van Max Weber, wiens leerstoel in<br />
München Voegelin overigens eind jaren ’50 zou<br />
innemen nadat deze vele decennia vacant was<br />
gebleven. Sprak Weber in zijn onttoveringsthese<br />
van een “Entzauberung” van de wereld, en een<br />
toenemende rationalisering van alle<br />
maatschappelijke processen, Voegelin stelde daar<br />
zijn substitutiethese tegenover, waarin hij de<br />
totalitaire ideologie interpreteert als een<br />
immanent substituut voor eerdere religieuze, op<br />
transcendentie gerichte symbolen. In het werk<br />
van Voegelin wordt dan ook uitvoerig<br />
geanalyseerd hoe de omzetting van een<br />
transcendente betekenis van symbolen een<br />
totalitaire dynamiek ontketent. 7 In zekere zin<br />
loopt dit inzicht parallel aan dat van Carl<br />
Schmitt, ook één van de weinige politieke<br />
filosofen die nog wisten van de diepe<br />
verwantschap tussen religie en politiek, die in<br />
Politische Theologie stelde dat “(a)lle prägnanten<br />
Begriffe der modernen Staatslehre (…)<br />
säkularisierte theologische Begriffe (sind).” 8<br />
Deze analyses waren voor na-oorlogse<br />
intellectuelen onbegrijpelijk, omdat ze liever<br />
geloofden in de kracht van de rede en in de<br />
goedheid van de mens. Politiek- en<br />
rechtsfilosofisch waren Kantianen en<br />
Rousseauianen in de mode; het werk van Hart,<br />
Rawls, en Dworkin leverde voedsel voor deze<br />
liberale illusies, totdat de wereld werd<br />
opgeschrikt door 11 september 2001. Opeens<br />
was duidelijk dat religie een over het hoofd<br />
geziene factor was waar politiek handelen –<br />
irrationeel politiek handelen in het geval van Al<br />
Qaeda – ten diepste door bewogen wordt. Ook<br />
was – in elk geval voor de Verenigde Staten –<br />
helder dat wie jóu als vijand beschouwt, je<br />
[13]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
dwingt hem als vijand tegemoet te treden. “It is<br />
the enemy who defines us as his enemy, and in<br />
this definition he changes us, and he changes us<br />
whether we like it or not. (…) We are the enemy<br />
of those who killed us on 9/11. And if you are<br />
the enemy, then you have an enemy.” 9<br />
Het Westen, en zeker West-Europa, wordt<br />
gekweld door ernstig geheugenverlies. We weten<br />
niet meer hoe we moeten omgaan met de<br />
verhouding tussen religie en politiek. Op basis<br />
van de joods-christelijke traditie hebben wij hier<br />
een modus vivendi gekend tussen Kerk en staat die<br />
een welbepaalde verhouding tussen het geestelijk<br />
domein en het wereldlijk domein constitueerde.<br />
De staat was verantwoordelijk voor de politieke<br />
behartiging van het algemeen belang, de Kerk<br />
voor de geestelijke, spirituele en morele<br />
behartiging van het algemeen belang. De oude<br />
Nederlands-hervormde conceptie van de<br />
‘Volkskerk’ vormde de basis voor een vorm van<br />
civiele religie hier in Nederland die de gedachte<br />
levend hield dat de bevolking als geheel<br />
religieuze opvoeding en vorming van node had,<br />
en dat die niet ophield bij volwassenheid. Nu de<br />
secularisering dit model zelfs in het theologische<br />
hart van de opvolger van deze Kerk heeft<br />
getroffen (de PKN moet theologisch niets<br />
hebben van dit ‘ouderwetse’ idee) laat dit zien<br />
hoe weinig politiek oog kerkleiders hebben voor<br />
de betekenis van religie voor de samenleving,<br />
indachtig de woorden van Alexis de Tocqueville<br />
dat religie de belangrijkste politieke institutie in<br />
de samenleving is.<br />
Auteurs als Voegelin en Harris openen<br />
misschien ons wijsgerig de ogen om de bijzonder<br />
ernstige gevolgen van dit geheugenverlies en<br />
deze ontworteling – dat misschien een<br />
decadentieverschijnsel is – onder ogen te durven<br />
zien. Maar wie zegt ons niet dat wij – net als<br />
Kant vóór zijn grote kritieken – allemaal liever in<br />
een rationalistische dogmatische Schlummer verkeren<br />
van politiek correct multiculturalisme? Sapere<br />
aude!<br />
Noten<br />
1 Zo is er pas zeer recent aandacht binnen de<br />
politieke filosofie voor het voor dit thema belangrijke<br />
werk van bijvoorbeeld Eric Voegelin. Zie<br />
bijvoorbeeld G.J. Buijs, Tussen God en duivel.<br />
Totalitarisme, politiek en transcendentie bij Eric<br />
Voegelin, Amsterdam: Boom 1998<br />
2 Martin Luther, Das erste Gebot, oorspronkelijk<br />
verschenen in Der große Katechismus, (Deutsch<br />
Catechismus), 1529, URL:<br />
http://www.payer.de/fremd/luther.htm<br />
3 G.W.F. Hegel, Vorlesungen über die Philosophie<br />
der Geschichte, Werke, Bd. 12, Hrsg. Eva
Moldenhauer and Karl Markus Michel, Frankfurt am<br />
Main: Suhrkamp Verlag, 1970 e.v., p. 70.<br />
4 Over deze onmisbare pietas voor staat en<br />
samenleving: Govert J. Buijs, De zielen van Europa,<br />
in Trouw, Bijlage Letter en Geest, zaterdag 8 mei<br />
<strong>2004</strong>.<br />
5 Francis Fukuyama, Trust. The Social Virtues and<br />
the Creation of Prosperity, New York: Free Press<br />
Paperbacks 1996.<br />
6 Eric Voegelin, Die politischen Religionen. Oorspr.<br />
Wenen: Bermann-Fischer 1938, heruitgave<br />
Stockholm: Bermann-Fischer 1939. Het citaat is uit<br />
het woord vooraf bij deze heruitgave. Pas in 1993 is<br />
een recente heruitgave bezorgd door Peter J. Opitz,<br />
bij München: Fink Verlag, 2e oplage 1996, e.v. ,<br />
p. 6.<br />
7 Het integrale oeuvre van Voegelin wordt sedert<br />
enkele jaren uitgegeven bij de University of Missouri<br />
Press: Columbia.<br />
8 Carl Schmitt, Politische Theologie. Vier Kapitel zur<br />
Lehre von der Souveränität. Berlijn: Duncker &<br />
Humblot 1922. Geciteerd is uit de zevende oplage<br />
uit 1996, p. 43.<br />
9 Lee Harris, Civilization and its enemies. The next<br />
stage of history. New York: The Free Press <strong>2004</strong>,<br />
Preface p. xii.<br />
RECENSIE<br />
FREEDOM EVOLVES, D.C. DENNETT<br />
Jasper Doomen<br />
De kwestie hoe menselijke wilsvrijheid<br />
mogelijk is, is een vraagstuk dat de filosofie<br />
plaagt vanaf het moment dat men serieus is<br />
gaan overwegen wat het inhoudt<br />
handelingen te verrichten en hoe ze tot<br />
stand komen. Met Freedom evolves levert<br />
Daniel Dennett een bijdrage aan een<br />
discussie die nog altijd relevant is voor onder<br />
meer de ethiek en de cognitiefilosofie.<br />
In zijn boek geeft Dennett er blijk van een groot<br />
aantal onderwerpen die relevant zijn voor de<br />
vraag of en, zo ja, hoe menselijke vrijheid<br />
mogelijk is, verwerkt te hebben. Desalniettemin<br />
gaan belangrijke problemen gepaard met de<br />
manier waarop de uiteindelijke conclusies bereikt<br />
worden. Dennett is, zoals hij zelf aangeeft<br />
(Freedom evolves, blz. 98), compatibilist: het feit dat<br />
de wereld zich gedetermineerd volgens bepaalde<br />
(natuur)wetten ontwikkelt, neemt niet weg dat<br />
mensen beschikken over een vrije wil.<br />
Dennett verzet zich met name tegen twee andere<br />
benaderingen, die beide een uiterste positie<br />
innemen in het domein van mogelijkheden<br />
waarbinnen de zijne een duidelijke tussenpositie<br />
is. Zijn weerstand tegen het ‘libertarianisme’, dat<br />
determinisme ontkent, wordt vormgegeven door<br />
zijn kritiek op ‘agent causation’: men mag er,<br />
aldus Dennett, niet vanuit gaan dat een zelf, als<br />
geïsoleerd aan te duiden entiteit, zijn eigen<br />
handelen bepaalt. Dit is echter een opvatting die<br />
[14]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
op grote schaal is verdedigd; Descartes is de<br />
belangrijkste steen des aanstoots. Het “Cartesian<br />
Theater, the imaginary place in the center of the<br />
brain ‘where it all comes together’” (FE, blz.<br />
123), bestaat niet.<br />
Hoe men hier ook over wil denken, Dennett’s<br />
stelling dat ‘agent causation’ een ‘mysterious<br />
doctrine’ is (FE, blz. 100), lijkt me in elk geval<br />
terecht. De voorstanders ervan doen een beroep<br />
op een notie die verder uitgewerkt moet worden<br />
om betekenis te kunnen verkrijgen en op<br />
overtuigende wijze verdedigd te kunnen worden.<br />
Het andere standpunt dat door Dennett<br />
bestreden wordt is het radicale determinisme 1,<br />
dat het bestaan van een vrije wil ontkent. Het<br />
probleem hiermee is volgens Dennett dat het<br />
radicale determinisme twee zaken verwart,<br />
namelijk het bepaald zijn van iets door<br />
voorafgaande oorzaken en de onvermijdelijkheid<br />
van een vervolgens op te treden gebeurtenis. Uit<br />
het feit dat iets door het verleden wordt bepaald<br />
volgt, met andere woorden, nog niet dat het zich<br />
op onvermijdelijke wijze zal ontwikkelen. Sterker<br />
nog: het feit dat er een bepaalde<br />
voorgeschiedenis, een bepaald karakter, bestaat,<br />
zorgt er juist voor dat in elk geval de mens zich<br />
op zijn mogelijkheden kan oriënteren en kan<br />
beslissen. Vandaar dat Dennett kan stellen:<br />
“Determinism is the friend, not the foe, of those<br />
who dislike inevitability.” (FE, blz. 60).
Als men het laat bij een eenvoudige ‘common<br />
sense’-benadering (de mens kan een aantal opties<br />
overwegen en vervolgens beslissen wat te doen),<br />
kan men deze overweging accepteren en op het<br />
eerste gezicht lijkt ze overtuigend. Het lijkt er<br />
echter op dat Dennett de kwestie niet voldoende<br />
heeft doorgrond om de werkelijke vraag die hij<br />
op zich heeft genomen, namelijk of er<br />
(menselijke) wilsvrijheid bestaat, te kunnen<br />
beantwoorden. Zo stelt hij: “In general, there is<br />
no paradox in the observation that certain<br />
phenomena are determined to be changeable,<br />
chaotic, and unpredictable, an obvious and<br />
important fact that philosophers have curiously<br />
ignored.” (FE, blz. 90).<br />
Zo merkwaardig als Dennett het hier doet<br />
voorkomen is dat echter niet. Uit het feit dat iets<br />
onvoorspelbaar is kan men immers niet afleiden<br />
dat er sprake is van vrijheid, tenzij een groot<br />
aantal stappen wordt overgeslagen, wat Dennett<br />
dan ook doet. Hij onderzoekt niet wat ‘vrijheid’<br />
inhoudt en is al tevreden wanneer hij<br />
aangetoond heeft dat een (grote)<br />
voorspelbaarheid niet mogelijk is. Dit blijkt het<br />
duidelijkst uit de manier waarop hij met de<br />
resultaten van het onderzoek van Benjamin<br />
Libet omgaat. Uit diens experimenten blijkt dat<br />
er een ‘readiness potential’ bestaat: voordat men<br />
bewust een handeling verricht, is men er<br />
onbewust al op ingesteld. Hieruit zou men<br />
kunnen afleiden dat er niet zoiets als een vrije wil<br />
kan bestaan: op een niveau dat men niet beheerst<br />
wordt de handeling eigenlijk voorbereid en zelfs<br />
bepaald; hooguit zou men het proces, wanneer<br />
men zich ervan bewust wordt welke handeling<br />
men wil verrichten, in de laatste 150 (eig. 100)<br />
milliseconden voorafgaand aan de handeling nog<br />
kunnen stoppen; dan lijkt, zoals de<br />
neurowetenschapper Vilayanur Ramachandran<br />
stelt, eerder sprake van ‘free won’t’. (FE, blz.<br />
231). (Of op dat moment, wanneer men zijn<br />
‘veto’ uitspreekt, van vrijheid sprake is, laat<br />
Dennett in het midden, maar het lijkt erop dat<br />
hij dit wel zou beamen.)<br />
Dennett lijkt de mogelijkheid te bieden te<br />
ontkomen aan de conclusie dat Libet’s<br />
bevindingen de mogelijkheid dat een vrije wil<br />
bestaat uitsluiten. Het ‘Cartesiaanse theater’<br />
wordt erdoor getroffen: “Libet’s data (…) rule<br />
out one hypothesis (…): Self-contained You,<br />
[15]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Recensie: Freedom Evolves, D.C. Dennet<br />
according to which all the brain’s chores are<br />
gathered into one compact location, where<br />
everything could happen at once in one place<br />
(…).” (FE, blz. 237, 238). Dennett’s opvatting<br />
van het zelf geeft een andere interpretatie van<br />
‘vrije wil’: “Our free will, like all our other<br />
mental powers, has to be smeared out over time,<br />
not measured at instants.” (FE, blz. 242). Er is<br />
niet pas sprake van een vrije wil als de<br />
afgezonderde geprivilegieerde ziel volledig<br />
bewust handelt, maar in het gehele proces speelt<br />
het een rol.<br />
Dennett’s benadering voorkomt dat zijn vrijewilsopvatting<br />
op dezelfde wijze wordt getroffen<br />
als die van de verdedigers van een geïsoleerd<br />
zelf. Toch is het moeilijk, zijn conclusie te<br />
accepteren zolang aanvullende overwegingen<br />
achterwege blijven. Hij maakt niet duidelijk hoe<br />
wilsvrijheid mogelijk is. Wel geeft hij aan hoe<br />
vrijheid zich volgens hem ontwikkeld heeft,<br />
waarbij hij zijn toevlucht neemt tot Darwin’s<br />
evolutietheorie. Vrijheid heeft zich ontwikkeld<br />
met het ontstaan van een wereld waarin wezens<br />
niet langer ‘automatisch’ konden leven, maar het,<br />
omdat ze met elkaar gingen communiceren,<br />
nodig was dat ze hun eigen gedrag konden<br />
beschouwen.<br />
Dit klinkt niet ongeloofwaardig en is als<br />
hypothese verdedigbaar, maar Dennett lijkt hier<br />
toch wat onvoorzichtig de evolutietheorie als de<br />
enige mogelijkheid te kunnen accepteren. In een<br />
ander boek wordt dit nog duidelijker. Hij gaat<br />
daar wel in op de objecties van sceptici, maar het<br />
blijft verrassend om het volgende te lezen: “To<br />
put it bluntly but fairly, anyone today who<br />
doubts that the variety of life on this planet was<br />
produced by a process of evolution is simply<br />
ignorant – inexcusably ignorant, in a world<br />
where three out of four people have learned to<br />
read and write.” (Darwin’s dangerous idea, blz. 46).<br />
Waar het hier echter om gaat is dat Dennett’s<br />
uiteenzetting, zelfs als deze juist is, op niets<br />
anders wijst dan bewegingsvrijheid. Dit is<br />
evenwel iets anders dan wilsvrijheid, om de<br />
aanwezigheid waarvan het Dennett te doen is.<br />
Hij geeft de vraag als volgt vorm: “(…) The<br />
question is whether you are responsible for the<br />
act committed. We may frame this as the<br />
question “Could you have done otherwise?” (…)<br />
We would seek specific evidence of your
competence, or extenuating circumstances.”<br />
(FE, blz. 298). Voor Dennett is een<br />
beantwoording van deze vraag voldoende om te<br />
beslissen of sprake is van wilsvrijheid. Om dit te<br />
kunnen beslissen is echter de aanvullende vraag<br />
nodig: bepaalt men zelf hoe men handelt?<br />
Dennett problematiseert dit onvoldoende; voor<br />
hem gaat het erom dat sommigen beseffen hoe<br />
ze handelen; een langzaam bij de mensheid<br />
gerijpt inzicht is bepalend. Weten hoe men<br />
handelt betekent echter niet dat men zelf af had<br />
kunnen wijken van de handeling. Men handelt<br />
immers (in dit geval) op grond van de rede en de<br />
afweging is al gemaakt als men handelt.<br />
Dennett’s strategie, om het zelf zodanig uit te<br />
breiden dat alle afwegingen op grond van een<br />
vrije wil plaatsvinden, is hier zonder succes.<br />
Hiervoor zou, door de rede als onderdeel van<br />
het zelf te kenmerken, een beroep gedaan<br />
moeten worden op zelfwetgeving, die niet<br />
inzichtelijk is.<br />
Het is dus van belang wilsvrijheid van<br />
bewegingsvrijheid te onderscheiden. De<br />
aanwezigheid van bewegingsvrijheid bij de mens<br />
kan afgeleid worden uit het feit dat men af kan<br />
zien van een handeling die men aanvankelijk<br />
wilde verrichten. De aanwezigheid van<br />
wilsvrijheid is hiermee evenwel niet gegeven,<br />
omdat voor een demonstratie hiervan<br />
aangegeven zou moeten worden hoe men zijn<br />
wil zelf bepaalt. Het is misschien onmogelijk, dit<br />
aan te tonen; in elk geval slaagt Dennett er niet<br />
in dit te doen. Hij behandelt de kwestie zelfs in<br />
de verkeerde volgorde: “If you want to be free,<br />
you must take responsibility.” (FE, blz. 292). Het<br />
antwoord op de vraag hoe men op grond van<br />
een vrije wil verantwoordelijkheid op zich zou<br />
kunnen nemen, de vraag waar het juist om gaat,<br />
blijft echter achterwege.<br />
Deze inhoudelijke problemen plagen Dennett en<br />
zorgen ervoor dat ik me niet bij de belangrijkste<br />
conclusies kan aansluiten. Positief is wel dat hij<br />
niet dogmatisch te werk gaat en ‘Conrad’<br />
introduceert, een personage dat objecties<br />
presenteert waar Dennett op ingaat. (Met<br />
betrekking tot de vraag in hoeverre Dennett de<br />
objecties werkelijk overweegt en niet slechts<br />
datgene presenteert wat hij al verdisconteerd<br />
heeft en wat zijn theorie, doordat deze zo<br />
explicieter wordt, overtuigender naar de lezer<br />
zou kunnen maken, geef ik hem het voordeel<br />
van de twijfel.) Ook uit andere elementen blijkt<br />
dat hij voorzichtig te werk gaat, hetgeen te<br />
prijzen valt (en ook een eerste voorwaarde is<br />
wanneer men een wijsgerig vraagstuk op zich<br />
[16]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
neemt). Ondertussen is deze voorzichtigheid niet<br />
steeds aanwezig. Zijn onkritische houding ten<br />
aanzien van de evolutietheorie, die overtuigende<br />
maar geen zekere resultaten oplevert, verzwakt<br />
zijn beschouwing.<br />
Ten slotte kan Dennett’s aparte stijl niet<br />
onbelicht blijven. Het is op zichzelf niet alleen<br />
acceptabel maar zelfs te prijzen dat een<br />
boodschap op een begrijpelijke manier<br />
overgedragen wordt, maar dit mag niet ten koste<br />
gaan van de inhoud. Dennett benadert de<br />
kwesties veelal op te luchtige wijze, waarbij hij<br />
graag gebruik maakt van voorbeelden uit films<br />
en stripboeken. Het aangename van zijn<br />
populaire schrijfstijl is dat men op soepele wijze<br />
kennis maakt met zijn denkbeelden, maar deze<br />
benadering zorgt er wel voor dat hij zich vaak te<br />
gemakkelijk kwijt van de taak die hij op zich<br />
genomen heeft en de kwesties niet diepgravend<br />
genoeg onderzoekt.<br />
Freedom evolves is een interessant boek voor<br />
degene die zich wil oriënteren op het onderwerp<br />
van de wilsvrijheid en een aantal hiervoor<br />
relevante vragen uitvoerig behandeld wil zien;<br />
Dennett neemt als compatibilist een<br />
genuanceerde positie in. Hij slaagt er echter niet<br />
in zijn doel te bereiken en aan te tonen hoe een<br />
vrije wil zich (evolutionair) heeft ontwikkeld;<br />
daarvoor blijft zijn benadering te veel op de<br />
oppervlakte.<br />
Literatuur<br />
D.C. Dennett, Freedom evolves. New York: Viking,<br />
2003.<br />
D.C. Dennett, Darwin’s dangerous idea. Londen:<br />
Allen Lane, 1995.<br />
Noten<br />
1 Ik noem dit zo, omdat Dennett zelf ook<br />
determinist is, maar het bestaan van een vrije wil<br />
ermee verenigbaar (compatibel) acht.<br />
Een Engelse versie van deze bijdrage<br />
verschijnt in juni <strong>2005</strong> in het Australasian<br />
Journal of Philosophy (vol. 83).
INTERVIEW FILOSOFIE MET SOCIALE<br />
CONSEQUENTIES<br />
Hans-Peter van Burg en Deborah Klaassen<br />
Interview met prof. dr. Pauline<br />
Kleingeld<br />
“Alleen te eten is voor een filosoof heel<br />
slecht”, staat in de Antropologie van Kant.<br />
Wat dat betreft is de filosofe Pauline<br />
Kleingeld het geheel met hem eens. Ze ziet<br />
filosofie als een discipline van een aantal<br />
mensen die proberen over een aantal<br />
belangrijke vragen meer helderheid te<br />
verschaffen. “Dat moet je niet in je eentje<br />
willen doen, want dat kan helemaal niet.”<br />
Sinds 1 september <strong>2004</strong> is ze hoogleraar aan de<br />
Leidse faculteit der Wijsbegeerte. “Volgende<br />
week krijg ik misschien zelfs een bureau,” zegt<br />
Kleingeld lachend. “Ik hoop dat ik coherent ben,<br />
ik heb al de hele dag hard gewerkt en<br />
vergaderd.” Zij combineert dit jaar namelijk haar<br />
hoogleraarschap met een Fellowship aan het<br />
Netherlands Institute for Advanced Studies (in<br />
Wassenaar), waar zij een boek afrondt over 18 e<br />
eeuwse discussies over wereldburgerschap ofwel<br />
“cosmospolitanisme”. Haar onderzoek aan de<br />
Universiteit Leiden wil ze vooral richten op<br />
rationaliteit. Binnen de westerse filosofische<br />
traditie bestaat al heel lang een debat over de<br />
vraag of de praktische rede enkel het vermogen<br />
is om middelen bij onze doelen te verzinnen, of<br />
dat de rede ook zelf invloed kan hebben op de<br />
doelen die we ons stellen. Velen verdedigen<br />
alleen de eerste opvatting, met Hume die stelde<br />
dat de rede slechts de slaaf van de passies is, en<br />
tegen deze puur instrumentele opvatting van<br />
rationaliteit verzet Kleingeld zich. “Natuurlijk<br />
zijn er mensen die geld geven aan goede doelen<br />
uit eigenbelang, om een betere kans te maken als<br />
presidentskandidaat bijvoorbeeld. Ik heb mijn<br />
argumenten nog niet in detail uitgewerkt, maar ik<br />
vermoed dat het wijsgerig te verdedigen is dat<br />
mensen ook uit echt ethische redenen moreel<br />
kunnen handelen, dat wil zeggen zonder dat daar<br />
zelfbelang bij komt kijken.”<br />
Ze vertelt dat Kant ook al bestreed dat dat enige<br />
vorm van praktische rationaliteit is.<br />
Kant is een oude interesse van Kleingeld. Al<br />
tijdens haar studie in Leiden vond ze het<br />
leerzaam zijn systeem te doordenken. Zij<br />
promoveerde in Leiden met een proefschrift<br />
[17]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
waarin ze de rol analyseerde van Kants<br />
opvattingen over geschiedenis voor zijn<br />
theoretische en praktische filosofie.<br />
Haar leeropdracht in Leiden is de praktische<br />
filosofie en haar geschiedenis vanaf de<br />
vroegmoderne tijd. “Praktische filosofie is dat<br />
deel van de filosofie dat te maken heeft met het<br />
menselijk handelen. Ik vind ethische en politieke<br />
kwesties erg belangrijk.” Dat het praktische<br />
filosofie is wil overigens niet zeggen dat het ook<br />
meteen praktisch toepasbaar is. “Natuurlijk hoop<br />
je dat je filosofische verheldering uiteindelijk<br />
sociale consequenties heeft. Maar het gaat mij<br />
vooral ook om de filosofie zelf.”<br />
Ze wilde zich echter niet alleen met het<br />
bestuderen van historische teksten bezighouden.<br />
In ’87 is ze daarom voor het eerst naar Frankfurt<br />
gegaan. Daar leerde ze de hedendaagse discussies<br />
over rationaliteit kennen tijdens de colleges van<br />
Jürgen Habermas. Er kwamen heel veel mensen<br />
op zijn colleges af, de meeste probeerden<br />
Habermas echter te weerleggen. “Dat leverde<br />
fantastische discussies op. Ik was op dat<br />
moment vooral nieuwsgierig, ik kwam gewoon<br />
om colleges te volgen,” geeft Kleingeld toe.<br />
“Habermas is echt een heel inspirerend filosoof.<br />
En hij is niet alleen iemand die achter zijn<br />
bureau zit en goede boeken schrijft, hij kan ook<br />
in een groep goed debatteren.”<br />
Twee weken nadat ze haar dissertatie over Kant<br />
in Leiden inleverde kon ze in 1993 aan de slag<br />
aan de Washington University in St. Louis. Daar<br />
is ze doorgegroeid tot universitair hoofddocent.<br />
Toen ze in januari dit jaar in Nederland<br />
terugkwam, merkte Kleingeld dat ze eigenlijk wel<br />
wilde blijven. De aantrekkelijke baan als<br />
hoogleraar lonkte en ze had goede herinneringen<br />
aan Leiden.<br />
Als ze zich bezighoudt met de geschiedenis van<br />
de westerse wijsbegeerte werkt ze graag van twee<br />
kanten. Enerzijds houdt ze zich met de discussie<br />
van toen bezig en verdiept ze zich in hoe er toen<br />
werd geargumenteerd. Anderzijds wil ze dat later<br />
koppelen aan de hedendaagse discussies.<br />
Dat heeft ze bijvoorbeeld gedaan in een recente<br />
paper over Kant. Hij wordt vaak gezien als de<br />
vader van de volkenbond. Kant ziet de<br />
volkenbond volgens haar echter als een
tussenstadium, op weg naar iets anders.<br />
Hedendaagse filosofen als Habermas en Rawls<br />
gaan uit van de standaardinterpretatie die<br />
Kleingeld heeft bekritiseerd. Op deze manier<br />
komen de oude en de hedendaagse discussie<br />
samen. “Dat is eigenlijk mijn ideaal; dat je je<br />
verdiept in een filosoof uit de geschiedenis, maar<br />
dat je dan uiteindelijk toch uit komt op de<br />
hedendaagse discussie. Je hebt bepaalde vragen<br />
aan de oude tekst, op grond van de discussie die<br />
nu gevoerd wordt. Aan de andere kant kan het<br />
bestuderen van zo’n tekst weer wat opleveren<br />
voor de hedendaagse discussie.”<br />
Wat het onderwijs betreft is Kleingelds ideaal dat<br />
haar studenten kennis van de verschillende<br />
[18]<br />
THAUMA <strong>2004</strong>-<strong>2005</strong> NUMMER 1<br />
Prof. dr. Kleingeld<br />
filosofische standpunten en de argumenten<br />
ervoor krijgen, dat ze leren zelf een filosofische<br />
positie met argumenten te ontwikkelen en dat ze<br />
oude teksten leren lezen. “Ik hoop eigenlijk<br />
vooral dat ik de liefde voor het vak kan<br />
overbrengen.”<br />
Een naar binnen waaiend gordijn trekt de<br />
aandacht terug naar het kamertje.<br />
“Ik mocht uit drie kamers kiezen, dit was de<br />
enige die aan een binnenplaatsje lag. Dat was dus<br />
geen moeilijke keus.” Ze glimlacht als ze het<br />
pittoreske pleintje toont. “Om heel eerlijk te zijn<br />
ben ik er nog niet aan toegekomen hier te<br />
zitten.”