boek 8 nieuw burgerlijk wetboek van suriname - Gov.sr
boek 8 nieuw burgerlijk wetboek van suriname - Gov.sr
boek 8 nieuw burgerlijk wetboek van suriname - Gov.sr
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
het eerste lid genoemde overeenkomsten. De keten <strong>van</strong> exploitatieovereenkomsten wordt gevormd door de<br />
bevrachtingsovereenkomsten en vervoerovereenkomsten. De wet gaat uit <strong>van</strong> de reder en bepaalt dat vervolgens voor de<br />
volgorde <strong>van</strong> de overeenkomsten binnen de keten geldt de volgorde waarin de bevrachters de bevoegdheid om over het<br />
schip te beschikken <strong>van</strong> elkaar afleiden. Wanneer de reder het schip in tijdbevrachting geeft aan A, zal A doorgaans<br />
bevoegd zijn het schip in onderbevrachting aan B te geven . Dit kan dan een tijd- of reisbevrachting zijn. B leidt dan zijn<br />
bevoegdheid over het schip te beschikken af <strong>van</strong> A. Wanneer A het schip voor een kortere tijd dan zijn eigen<br />
tijdbevrachtingovereenkomst aan B heeft vervracht, kan B het schip in reisbevrachting aan C geven, die zijn bevoegdheid<br />
<strong>van</strong> B afleidt. Zo ontstaat de keten Reder - A (tijdbevrachter) - B (tijdbevrachter) - C (reisbevrachter) - D (vervoerder) -<br />
E (afzender). Wanneer het schip in rompbevrachting is uitgegeven komt deze overeenkomst als eerste in de keten. Het<br />
eerste lid, onderdeel b, houdt in dat ook vervoerovereenkomsten en ondervervoerovereenkomsten deel uitmaken <strong>van</strong> de<br />
exploitatieketen.<br />
In artikel 362 gaat het om samenloop tussen de exploitatieovereenkomst en een vordering uit onrechtmatige daad. Hier<br />
geldt hetzelfde beginsel als is te vinden in artikel 70.<br />
In Artikel 363 komt het beginsel <strong>van</strong> het <strong>nieuw</strong>e systeem het duidelijkst naar voren: wanneer een contractueel bij de<br />
exploitatieovereenkomst betrokken partij een ander <strong>van</strong> de keten deel uitmakende partij aanspreekt, kan de<br />
aangesprokene zich beroepen op de door de aanvaller zelf gesloten overeenkomst. Daarbij is het <strong>van</strong> belang de<br />
rangschikking <strong>van</strong> de overeenkomsten zoals vermeld in artikel 361 voor ogen te houden.<br />
Artikel 364<br />
Het door Boek 8 gehuldigde principe (de aangevallene kan zich beroepen op de door de aanvaller zelf gesloten<br />
overeenkomst) brengt mee dat dit in beginsel slechts functioneert binnen de keten der exploitatieovereenkomsten (de<br />
artikelen 361 tot en met 363). Boek 8 beperkt zich daartoe echter niet. Uitdrukkelijk worden ook vorderingen <strong>van</strong> niet tot<br />
de exploitatieketen behorende 'buitenstaanders' door artikel 364 bestreken. Het eerste lid bepaalt dat een delictuele<br />
vordering niettemin door overeenkomst kan worden beteugeld. Het tweede tot en met het vijfde lid bepalen welke<br />
overeenkomst daarvoor in aanmerking komt. Anders dan de voorgaande artikelen werkt artikel 364 eenzijdig. Zij geldt<br />
uitsluitend ter bescherming <strong>van</strong> de door de buitenstaander aangevallene (reder, vervoerder, ondergeschikte). De door een<br />
partij bij de exploitatieketen aangevallen buitenstaander vindt geen bescherming bij de onderhavige bepaling.<br />
De strekking <strong>van</strong> artikel 365 is dat de aanvaller niet alsnog buiten overeenkomst bij de ondergeschikte <strong>van</strong> een tot de<br />
exploitatieketen behorende persoon kan verkrijgen wat hij op grond <strong>van</strong> het tot dusver bepaalde niet kon verkrijgen.<br />
Tevens wordt de ondergeschikte tegen delictuele aanspraken beschermd, voor zover deze althans niet verder reiken dan<br />
de aansprakelijkheid <strong>van</strong> zijn principaal. Voor artikel 366 zie bij artikel 73.<br />
Afdeling 2 Overeenkomst <strong>van</strong> goederenvervoer over zee<br />
Inleidende opmerkingen<br />
In deze afdeling is de overeenkomst <strong>van</strong> goederenvervoer over zee geregeld. Als vervoerovereenkomst over zee worden<br />
beschouwd zowel de gewone vervoerovereenkomst over zee als de vervoerovereenkomst onder cognossement. Ook de<br />
tijd- en reisbevrachting zijn in deze afdeling geregeld. In deze afdeling zijn de zgn. Hague-Visby Rules geïncorporeerd<br />
(gewijzigd Verdrag <strong>van</strong> Brussel <strong>van</strong> 25 augustus 1924 ter vaststelling <strong>van</strong> enige eenvormige regelen betreffende het<br />
cognossement, ook wel genoemd: Cognossementverdrag). Het Nederlandse artikel 371 is niet overgenomen, aangezien<br />
het verdrag, indien toepasselijk, direct kan werken.<br />
Artikel 370 omschrijft het begrip vervoerovereenkomst over zee en sluit daarbij aan bij de omschrijving <strong>van</strong> de<br />
vervoerovereenkomst in het algemeen, met de voor de hand liggende uitzondering, dat het moet gaan om vervoer<br />
uitsluitend over zee. Het artikel geeft aan, dat ook tijd- en reisbevrachting vervoerovereenkomsten zijn. Omdat het artikel<br />
de eis stelt, dat het vervoer plaats moet vinden aan boord <strong>van</strong> het schip, valt het slepen of duwen <strong>van</strong> bakken niet onder<br />
deze afdeling.<br />
De in artikel 372 genoemde titel 7 regelt de beperking <strong>van</strong> aansprakelijkheid <strong>van</strong> exploitanten <strong>van</strong> zeeschepen. Deze<br />
exploitanten kunnen hun aansprakelijkheid voor in die titel genoemde zeerechtelijke vorderingen beperken. Voor zover<br />
de vorderingen die op grond <strong>van</strong> deze afdeling ontstaan ook gelden als zeerechtelijke vorderingen in de zin <strong>van</strong> titel 7, is<br />
titel 7 daarop <strong>van</strong> toepassing. Op vorderingen wegens ladingschade is zowel de globale beperking <strong>van</strong> titel 7 als de<br />
bijzondere beperking <strong>van</strong> artikel 388 <strong>van</strong> toepassing.<br />
24