TOENEMENDE VERGRIJZING EN DE GEVOLGEN VOOR ...
TOENEMENDE VERGRIJZING EN DE GEVOLGEN VOOR ...
TOENEMENDE VERGRIJZING EN DE GEVOLGEN VOOR ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
9<br />
Aanleiding<br />
scheiding tussen werk en privé is niet meer zo strikt als voorheen. Echter, we dienen niet<br />
voorbij te gaan aan de keuze die ieder individu maakt voor de indeling werktijd - vrije tijd: tijd is<br />
een schaars goed dat maar eenmaal gebruikt kan worden. Wordt tijd ingezet om betaalde<br />
arbeid te verrichten of wordt tijd besteed aan zorgtaken of andere sociaal-maatschappelijke<br />
activiteiten?<br />
Deze maatschappelijke ontwikkelingen spelen een belangrijke rol op de arbeidsmarkt en<br />
hebben vanzelfsprekend ook betrekking op de verhouding tussen vraag en aanbod op de inen<br />
externe arbeidsmarkt van gemeenten.<br />
Wetenschappelijke relevantie<br />
Niet alleen in het maatschappelijke, maar ook in het wetenschappelijke discours is er veel<br />
aandacht voor de vergrijzing. Er is reeds veel literatuur gepubliceerd over de vergrijzing en de<br />
gevolgen die dat kan hebben voor de betaalbaarheid en beheersbaarheid van bijvoorbeeld<br />
allerlei zorgvoorzieningen en de AOW. Het accent ligt vooral op de financieel-economische<br />
aspecten. Maar onderbelicht tot nu toe blijven de gevolgen voor de arbeidsmarkt. Er wordt wel<br />
verondersteld dat er krapte zal ontstaan en in sommige sectoren wordt meer krapte verwacht<br />
dan in andere, maar veel verder gaat het discours op dit aspect nog niet. Door allerlei<br />
taakstellingen en bezuinigingsoperaties zijn veel overheidswerkgevers nu nog bezig met het<br />
zoveel en zo snel mogelijk laten afvloeien van personeel. Vanuit bestuurskundig perspectief<br />
willen wij deze problematiek beschouwen. Wij willen onderzoeken of bij ongewijzigd beleid de<br />
overheidswerkgevers niet tijdig zullen anticiperen op de demografische ontwikkelingen en zich<br />
binnen afzienbare tijd geconfronteerd zullen zien met kwantitatieve en kwalitatieve krapte op<br />
de arbeidsmarkt, waardoor ze aan hun vervangingsvraag niet in voldoende mate zullen<br />
kunnen voldoen. Deze effecten van de vergrijzing zijn de werkgevers in de publieke sector nog<br />
niet voldoende helder. Terwijl zij niet alleen vandaag, maar ook in de toekomst een goed<br />
toegerust ambtelijk apparaat nodig hebben om de publieke taken adequaat te kunnen<br />
uitvoeren.<br />
1.6 Methodologische verantwoording<br />
De benadering die gebruikt wordt in deze scriptie is de descriptieve benadering. Er wordt<br />
beschrijvend onderzoek gedaan naar de vergrijzingsgevolgen voor de arbeidsmarkt van<br />
gemeenten. Het onderzoek is vooral descriptief van aard, omdat er nog weinig gemeenten zijn<br />
die levensfasebewust personeelsbeleid daadwerkelijk geïmplementeerd hebben 6 . Van het<br />
meten van de effecten van dit beleid is vanwege de korte termijn dan ook nog geen sprake.<br />
Daarom is het ook nog niet mogelijk om de theorieën te toetsen aan de praktijk.<br />
Wel zijn er verwachtingen geformuleerd dat met het inzetten van een dergelijk<br />
personeelsbeleid gemeenten hun ambtenaren gezonder en duurzamer voor hun organisatie<br />
kunnen behouden. Daarmee zullen gemeenten in staat zijn de uitstroom naar inactiviteit af te<br />
remmen. Bijkomend positief neveneffect wordt verwacht van de uitstraling naar de<br />
arbeidsmarkt als gemeenten daadwerkelijk een levensfasebewust personeelsbeleid gaan<br />
voeren. De assumptie is dat gemeenten zich hiermee als een aantrekkelijke werkgever zullen<br />
kunnen profileren, wat hun imago op de arbeidsmarkt ten goede kan komen.<br />
Wij willen nagaan of er daadwerkelijk negatieve gevolgen van de vergrijzing zullen optreden,<br />
waardoor gemeenten risico's gaan lopen voor wat betreft hun bedrijfsvoering. En of<br />
levensfasebewust personeelsbeleid een middel kan zijn om deze problematiek te kunnen<br />
oplossen of minstens beperken. De onderzoeksopzet wordt in hoofdstuk vijf besproken.<br />
6 Bron: A&O fonds Gemeent en, Personeelsmonitor 2006, p 10.